„De adel ingelijst. “Adelslijsten” voor het graafschap Vlaanderen in...
Transcript of „De adel ingelijst. “Adelslijsten” voor het graafschap Vlaanderen in...
1
„De adel ingelijst. “Adelslijsten” voor het graafschap Vlaanderen in de
veertiende en vijftiende eeuw‟a
F. Buylaert, J. Dumolyn,b P. Donche, E. Balthau & H. Douxchamps (eds.)
INLEIDING
De Vlaamse adel als “historiografisch probleem”
Terwijl de edelen in het graafschap Vlaanderen in de hoge middeleeuwen reeds in 1968 het
onderwerp van een lijvige monografie werden,c is er voor hun veertiende en vijftiende eeuwse
opvolgers nog geen vergelijkbare synthese beschikbaar. Pas vanaf de zestiende eeuw vindt de
historicus weer een leidraad voor deze sociale groep met de inmiddels klassieke studie van
Janssens over de relatie tussen adel en staatsvorming in de vroegmoderne Zuidelijke
Nederlanden.d Die lacune is merkwaardig te noemen, omdat er bepaald geen gebrek aan
belangstelling voor het onderwerp bestaat. Bovendien zijn er voor naburige regio‟s recent
goede syntheses verschenen die, ondanks vanzelfsprekende verschillen, mogelijke
onderzoeksdomeinen en werkbare hypotheses aanreiken voor vergelijkbaar onderzoek naar de
adel in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen.e Historici zijn het er over eens dat de Vlaamse adel
in de late elfde en de vroege twaalfde eeuw een onbetwist economisch, sociaal, politiek en
militair dominante groep was. Dit veranderde drastisch in de twaalfde eeuw. Tijdens de
opvolgingscrisis na de moord op graaf Karel de Goede in 1127-1128 toonden de Vlaamse
steden hun machtige politieke positie bij het aanstellen van een nieuwe graaf van Vlaanderen.f
De plattelandsadel werd in de schaduw gesteld door de economische en politieke dynamiek
a De auteurs danken prof. dr. Thérèse de Hemptinne (Universiteit Gent) voor de niet aflatende steun aan dit
project. Ook zijn wij veel dank verschuldigd tegenover de andere leden van de leescommissie van de
Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, namelijk prof.dr.em. Walter Prevenier, dr. Pierre Cockshaw en prof.
dr. Jean-Marie Cauchies, voor hun buitengewone hulpvaardigheid. Commissielid prof.dr.em. Jean-Marie
Duvosquel was zo vriendelijk om eveneens deze uitgave na te lezen en vele suggesties en identificaties aan te
reiken. Ten slotte willen we ook onze erkentelijkheid uitspreken tegenover Lieve de Mey, prof. dr. Dirk
Heirbaut, prof. dr. Paul Janssens, prof. dr. Werner Paravicini, dr. Paul De Win, drs. Kristof Papin, dr. Jelle
Haemers, dra. Tjamke Snijders, dra. Nele Vanslembrouck, dr. Maurice Vandermaesen en drs. Pieter-Jan
Lachaert voor hun kritische bemerkingen en hulp. Mevr. Claudine Colyn stelde de index op. Alle fouten blijven
natuurlijk enkel voor rekening van de uitgevers. b Frederik Buylaert en dr. Jan Dumolyn zijn respectievelijk werkzaam als aspirant en postdoctoraal onderzoeker
van het F.W.O.-Vlaanderen. c E. Warlop, De Vlaamse adel vóór 1300, Handzame, 1968, 3 dln. (in Engelse vertaling: The Flemish Nobility
before 1300, Kortrijk, 1975-1976), 4 dln.. d P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel sinds de late middeleeuwen, Brussel, 1998 (in Franse vertaling:
L‟évolution de la noblesse belge depuis la fin du Moyen Age, Brussel, 1998) e Zie M.-Th. Caron, La noblesse dans le duché de Bourgogne 1315-1477, Rijsel, 1987; Ph. Contamine, La
noblesse au royaume de France de Philippe le Bel à Louis XII, Parijs, 1997; A. Janse, Ridderschap in Holland.
Portret van een adellijke elite in de late Middeleeuwen (Adelsgeschiedenis 1), Hilversum, 2001; K.-H. Spiess,
Familie und Verwantschaft im deutschen Hochadel des Spätmittelalters 13. bis Anfang 16. Jahrhunderts
(Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftgeschichte. Beihefte, nr. 111), Stuttgart, 1993; C. Given-Wilson,
The English Nobility in the Late Middle Ages, Londen-New York, 1987; P. De Win,
De adel in het hertogdom Brabant in de vijftiende eeuw (inzonderheid de periode 1430-1482), onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Ugent, Gent, 1979. f A. Demyttenaere e.a., De moord op Karel de Goede. Door Galbert van Brugge, Leuven, 1999.
2
van Gent, Brugge, Ieper en de kleinere steden.a Na de slag bij Kortrijk (1302) kwamen de met
de verstedelijking opkomende sociale klassen nog sterker voor het voetlicht: de patriciërs en
ambachtelijke middengroepen, die de autonome macht van de Vlaamse steden en hun
onafhankelijkheid van de heerlijk-feodale structuren beklemtoonden.b Daarna lijkt de adel
plots van het toneel verdwenen te zijn om pas in de vijftiende eeuw in volle glorie terug te
komen dankzij de impulsen van Bourgondisch-Habsburgse dynastie, althans, zo wil de
traditionele historiografische visie het.c Of er inderdaad sprake is van een „adellijke
restauratie‟ en hoe die tot stand is gekomen blijft een open vraag.
Afgezien van de problematiek van de veertiende en vijftiende eeuwse Vlaamse adel comme
problème en soi, is de adel ook discreet, maar steevast aanwezig in de grote naoorlogse
historische debatten. Vanaf de jaren 1950 barstte een felle discussie los over de
veronderstelde overgang van een versplinterde agrarisch-feodale samenleving naar een door
het Europese stedennetwerk gedragen kapitalistisch bestel, een beeld dat zijn wortels vond in
de klassiek-liberale commercialiseringsthese en het marxistische transitiedenken.d Daarbij
werden ook vraagtekens geplaatst bij de veronderstelde sociale pendant van die „historische
revolutie,‟ waarbij de door een crisis verzwakte adel gedwongen was om de fakkel door te
geven aan een burgerlijke elite van handelaren en technocraten. Onderzoek naar de
laatmiddeleeuwse crisis in het graafschap Vlaanderen reikte al snel nieuwe
onderzoekshypotheses aan. De enige beschikbare regionale studie over de landbouweconomie
voor het laatmiddeleeuwse Vlaanderen (in casu de kasselrijen Aalst en Oudenaarde)
bevestigde dat er in de veertiende eeuw een adellijke inkomstencrisis was. De rechtsheerlijke
rechtsmacht van de Vlaamse edelen - tot dan toe hun belangrijkste inkomstenbron - werd
gefnuikt toen de opkomende steden en de Vlaamse graaf erin slaagden om hun jurisdictie te
vestigen op het Vlaamse platteland.e
a W. Blockmans, G. Pieters, W. Prevenier & R. Van Schaïk, „Tussen crisis en welvaart: sociale veranderingen
1300-1500‟, in: Nieuwe Algemene Geschiedenis van de Nederlanden, IV, Haarlem, 1980, pp. 42-86; D.
Nicholas, Medieval Flanders, Londen-New York, 1992, p. 161; P. Stabel, De kleine stad in Vlaanderen:
bevolkingsdynamiek en economische functies van de kleine en secundaire stedelijke centra in het Gentse
kwartier (14de-16de eeuw), Brussel, 1995. b P. Trio e.a. (ed.), Omtrent 1302, Leuven, 2002; R.C. Van Caenegem (ed.), 1302: feiten en mythen van de
Guldensporenslag (in Franse vertaling: Le désastre de Courtrai. Mythe et réalité de la Bataille des Éperons d‟Or),
Antwerpen, 2002. c De klassieke formulering is afkomstig van H. Pirenne, Histoire de Belgique des origines à nos jours, Brussel,
1929, dl. II, pp. 23-24, die de laatmiddeleeuwse adel in de Zuidelijke Nederlanden gereduceerd zag tot „un
instrument docile du souverain‟ door de opkomst van de steden en de laatmiddeleeuwse crisis. d De belangrijkste publicaties in dit zeer uitgebreide debat over de crisis van het feodalisme zijn W. Abel,
Agrarkrisen und Agrarkonjunktur: eine Geschichte der Land- und Ernährungswirtschaft Mitteleuropas seit dem
hohen Mittelalter, Berlijn, 1935; R. H. Hilton, „Y eut-il une crise générale de la féodalité?‟, in: Annales.
Economies. Sociétés. Civilisations, 6, 1951, pp. 23-30; P. Sweezy, M. Dobb e.a., The transition from feudalism
to capitalism, Londen, 1987; T.H. Aston & C.H.E. Philpin (ed.), The Brenner Debate: Agrarian Class Structure
and Economic Development in Pre-Industrial Europe, Cambridge, 1988; G. Bois, Crise du féodalisme:
économie rurale et démographique en Normandie orientale du début du 14e siècle au milieu du 16e siècle,
Parijs, 1976; Id., La grande dépression médiévale: XIVe-XVe siècles: le précédent d'une crise systémique, Parijs,
2000. e E. Thoen, Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late Middeleeuwen en het begin van
de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen van Oudenaarde en Aalst (eind 13de - eerste helft 16de eeuw)
(Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 90), Gent, 1988, passim; Id., „A 'Commercial Survival
Economy' in Evolution. The Flemish Countryside and the Transition to Capitalism (Middle Ages - 19th
Century)‟, in: P. Hoppenbrouwers & J.L. Van Zanden (ed.), Peasants into Farmers? The Transformation of
Rural Economy and Society in the Low Countries (Middle Ages - 19th Century) in Light of the Brenner Debate
3
Thoen wees erop dat dit vastgestelde falen van de klassieke exploitatievormen echter niet
eenduidig geïnterpreteerd kan worden als een algemene neergang van de Vlaamse adel.
Verschillende adellijke families werden in de veertiende eeuw geruïneerd, maar de
vrijgekomen inkomstenbronnen bleken in belangrijke mate naar andere edelen te vloeien. In
de laatmiddeleeuwse crisis ontstond een groep edelen met een nieuw profiel, die men sinds
het boek van Thoen de „heerlijkhedenverzamelaars‟ noemt. Dit waren de edelen die niet
alleen hun inkomsten op peil wisten te houden, maar die bovendien ook aanwendden om hun
patrimonium sterk uit te breiden door het opkopen van lenen en heerlijkheden van hun in
geldnood geraakte standsgenoten. Kortom, verhalen over verarmde edelen en zich in het
platteland inkopende burgers zijn legio voor de veertiende eeuw, maar de kwantitatieve
betekenis van die vastgestelde tendensen voor de adellijke gemeenschap als geheel blijft een
vraagteken. Naast verliezers waren er ook winnaars. De Vlaamse adel veranderde in de
veertiende eeuw duidelijk van karakter en samenstelling, maar het is voorlopig niet mogelijk
om te bepalen hoezeer de adel als geheel door de crisis werd getroffen.a
Naast het transitiedebat bleef de laatmiddeleeuwse adel ook onderwerp van discussie in dat
andere grote naoorlogse historiografische debat, namelijk dat over de opkomst van de
vorstelijke macht als voorloper van de negentiende-eeuwse nationale staat.b Ook deze
discussie kwam in de tweede helft van de twintigste eeuw in een stroomversnelling. In plaats
vanuit het tot dan toe gangbare institutionele perspectief gingen historici op zoek naar het
sociale draagvlak van de staat. Er werd beklemtoond dat de vorstelijke staat zich slechts met
succes heeft kunnen vestigen omdat hij kon rekenen op de steun van welbepaalde groepen in
de samenleving. Het voortdurende en soms snel wisselende spel van gedeelde
belangenbehartiging of belangenconflicten tussen de vorst, de adel en de stedelijke elites
stond vanaf nu centraal. Vanuit een strikt politiek-institutioneel oogpunt is het verhaal van de
laatmiddeleeuwse Vlaamse adel snel geschetst. Warlop beklemtoonde dat de adel in
Vlaanderen reeds in de twaalfde eeuw door de graven werd uitgeschakeld als zelfstandige
politieke macht. De snelle verzwakking van de positie van de belangrijkste Vlaamse
leenmannen in de grafelijke curia ten voordele van de grafelijke raad (consilium) in de
veertiende eeuw geeft aan dat ook de positie van de adel aan het grafelijk hof niet langer door
(Corn Publication Series), Turnhout, 2001, pp. 102-157; Id., „Transitie en economische ontwikkeling in de
Nederlanden, met de nadruk op de agrarische maatschappij‟, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 28, 2002, pp.
147-174 a Hetzelfde probleem stelt zich ook in naburige regio‟s. Zie specifiek voor de adel W. Paravicini, „Die Krise der
fransösischen Gesellschaft im Zeitalter des Hundertjährigen Krieges‟, in : F. Seibt & W. Eberhard (eds.), Europa
1400. Die Krise des Spätmittelalters, Stuttgart, 1984, pp. 214-216; J.-M. Morsel, „Crise? Quelle crise?
Remarques à propos de la prétendue crise de la noblesse allemande à la fin du Moyen Âge‟, Sources. Travaux
historiques, 14, 1988, pp. 17-42. Een duidelijk voorbeeld van een dertiende-eeuwse familie van
heerlijkhedenverzamelaars is de familie Van Gistel. Zie hiervoor hun stamboom in Warlop, Flemish nobility, dl.
3, pp. 844-8. b F. Autrand, „Noblesse ancienne et nouvelle noblesse dans le service de l'Etat en France. Les tensions du début
du XVe siècle‟, in: Gerarchie economiche e gerarchie sociale, secoli XII-XVIII. Atti della Dodicesima Settimana
di studio (18-23 aprile 1980), Prato, 1982, pp. 611-632.J.-Ph. Genet & G. Lottes (ed.), L'Etat moderne et les
élites. XIIIe-XVIIIe siècles. Apports et limites de la méthode prosopographique (Actes du colloque international
CNRS Paris I, 16-19 octobre 1991), Parijs, 1996; W. Reinhard (ed.), Power Elites and State-Building (Origins of
the Modern State, D), Oxford, 1996 (in Franse vertaling Les élites du pouvoir et la construction de l‟État en
Europe, Parijs, 1996).
4
institutionele middelen afgeschermd werd.a Voor de Vlaamse representatieve instellingen kan
een soortgelijke vaststelling gelden. De veertiende- en vijftiende-eeuwse statenvergaderingen
werden volledig gedomineerd door de drie Vlaamse hoofdsteden (Gent, Brugge, Ieper) en het
Brugse Vrije, de zogenaamde Vier Leden van Vlaanderen, waarbij een convocatie van de drie
standen (met de clerus en adel als eerste en tweede stand) zeer zeldzaam was.b Die
vaststellingen zijn echter niet relevant voor de vraag in welke mate de Vlaamse adel als
sociale groep actief was in de zich vestigende vorstelijke staat. De krachtigste oproep tot
aandacht voor de betekenis van vorstelijke dienst voor het voortbestaan van de adel als sociale
groep kwam van Bartier, die beklemtoonde dat deze problematiek niet los gezien kon worden
van de veronderstelde gevolgen van de laatmiddeleeuwse economische crisis. Hij stelde dat
het overleven van grote segmenten van de traditionele dertiende- en veertiende-eeuwse adel in
de Bourgondisch-Habsburgse periode slechts te danken was aan vorstelijke begunstiging van
welbepaalde adellijke families, die zich bereid toonden om als ambtenaren in de
staatsinstellingen te werken. Bovendien werd de uitgedunde adel juist vanuit diezelfde
staatsinstellingen met het levensnoodzakelijke nieuwe bloed aangevuld door het klinkende
succes van burgerlijke technocraten, die hun enorme winsten onder meer investeerden in
allodiaal of feodaal grootgrondbezit.c Deze visie werd opnieuw geformuleerd in de recentste -
en eigenlijk enige - status quaestionis van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel.d De adel werd
in essentie geduid werd als een „staatsfeodale‟e adel van heterogene oorsprong. De vorstelijke
instellingen fungeerden als contactpunt van „oudadellijke‟ overlevers met ambitieuze juristen
en financiële ambtenaren.f
Deze invloedrijke stelling is ten dele bevestigd door recent onderzoek naar de samenstelling
van de belangrijkste Vlaamse staatsinstellingen, namelijk de Raad van Vlaanderen en de
Rijselse Rekenkamer (opgericht in 1386). De vijftiende-eeuwse Vlaamse ambtenaren
koesterden inderdaad sterke sociale ambities die ze vaak ook wisten te realiseren. Dit
gebeurde niet zelden in de vorm van veredeling van ambtenarenfamilies. Opvallend was dat
ambtenaren hier verschillende paden bewandelden. Zo is het typerend dat de voornaamste
begunstigden van de door de Bourgondische dynastie uitgevaardigde „lettres
d‟anoblissement‟ bijna zonder uitzondering financiële ambtenaren waren,g terwijl juristen
probeerden om in de adel op te klimmen door het aankopen van heerlijkheden, het huwen van
a M. Vandermaesen, „Curia comitis en grafelijke en hertogelijke raad (11
de eeuw- 1482)‟, in: W. Prevenier & B.
Augustyn (ed.), De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795 (Algemeen Rijksarchief
en Rijksarchief in de Provinciën, Studia, 72), Brussel, 1997, pp. 44-63. b W. Blockmans, De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen in de overgang van Middeleeuwen naar nieuwe
tijden (1384-1506), Brussel, 1978; Idem, „La représentation de la noblesse en Flandre au XVe siècle‟, in: J.
Paviot & J. Verger (eds.), Guerre, pouvoir et noblesse au Moyen Âge. Mélanges en l‟honneur de Philippe
Contamine (Cultures et civilisations médiévales, nr. 22), Parijs, 2000, pp. 93-99. Soortgelijke vaststellingen zijn
gemaakt voor het hertogdom Brabant. R. Van Uytven, „Vorst, adel en steden : een driehoeksverhouding in
Brabant van de twaalfde tot de zestiende eeuw‟, Bijdragen tot de Geschiedenis, 59, 1976, pp. 93-122. c J. Bartier, Légistes et gens de finances au XVe siècle: les conseillers des ducs de Bourgogne Philippe le Bon et
Charles le Téméraire, Brussel, 2 dln., 1952-1955. d J. Dumolyn & F. Van Tricht, „Adel en nobiliteringsprocessen in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen: een status
quaestionis‟, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis van de Nederlanden, 115, 2000, pp.
197-222. e Voor een definitie, zie J. Dumolyn, „The Political and Symbolic Economy of State Feudalism. The Case of
Late Medieval Flanders‟, Historical Materialism, 2007, ter perse. f J. Dumolyn & F. Van Tricht, „De sociaal-economische positie van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel: enkele
trends‟, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 137, 2000, pp. 3-46. g Dumolyn & Van Tricht, „Adel en nobiliteringsprocessen‟, pp. 203-4.
5
een edelvrouw of het ontvangen van de ridderslag na het ontplooien van militaire activiteiten,
kortom, door het volhardend imiteren van de adellijke levensstijl. Bovendien bleek een
adellijke status bijna onontbeerlijk voor een succesvolle carrière in de diplomatieke milieus
van de Bourgondische dynastie.a Onderzoek naar staatsvorming in het laatmiddeleeuwse
graafschap Vlaanderen en elders heeft dus de grote aantrekkingskracht en betekenis van de
adellijke status in sociale en politieke netwerken in de veertiende en vijftiende eeuw
bevestigd. Adeldom had als maatschappelijk ideaal in de late middeleeuwen nog niets aan
glans ingeboet en was - althans voor topambtenaren - kennelijk ook een haalbaar levensdoel
geworden.
Dat het staatsmilieu een van de bronnen was voor de voortdurende vernieuwing van de
laatmiddeleeuwse adel als sociale groep staat buiten kijf. Desalniettemin blijft het een open
vraag of de laatmiddeleeuwse adel inderdaad een „staatsadel‟ geworden was. De huidige stand
van het onderzoek geeft vermoedelijk niet de precieze betekenis weer van het vervullen van
overheidsambten voor het economische voortbestaan van de adel, omdat er tot nu toe
uitsluitend gefocust is op die edelen die ook inderdaad in staatsinstellingen werkzaam waren.
Alle beschikbare studies over individuele Vlaamse adellijke families - en dat zijn er slechts
een handvolb - zijn niet toevallig gewijd aan die geslachten die zich in vorstelijke dienst
hebben onderscheiden. Het aandeel van de Vlaamse adel in het Bourgondische hofmilieu en
in de Orde van het Gulden Vlies in het bijzonder was zeer gering.c De Vlamingen leverden
een aantal ambtenaren aan de Grote Raad. Zij waren echter zeker niet allemaal van adel en
bovendien ging het in totaal slechts om een zeer klein aantal personen.d In de Raad van
Vlaanderen en de Rekenkamer van Rijsel, de belangrijkste regionale staatsinstellingen,
vormden edelen en “overgangsfiguren” (in de adel opklimmende burgers) ongeveer een
derde tot de helft van het personeel, maar opnieuw blijft de vaststelling dat dergelijke
instellingen een vrij kleine staf hadden. Ook telden Raad en Rekenkamer een vrij belangrijke
a C. de Borchgrave, Diplomaten en diplomatie onder hertog Jan zonder Vrees, Standen & Landen, 95, Kortrijk-
Heule, 1992. b De belangrijkste beschikbare familiale monografieën zijn: R. de Liedekerke, La maison de Gavre et de
Liedekerke. I. Les Rasse, Brugge, 1961; E. Balthau, „La famille Van Massemen/De Masmines. Aspects sociaux
et matériels de la noblesse flamande ca. 1350 – ca. 1450‟, Publication du Centre Européen d‟Études
bourguignonnes, 37, 1997, pp. 173-194; M. Boone, „Une famille au service de l‟État bourguignon naissant.
Roland et Jean d‟Uutkerke, nobles flamands dans l‟entourage de Philippe le Bon‟, Revue du Nord, 77, 1995, pp.
233-255 ; F. Buylaert, „Sociale mobiliteit bij stedelijke elites in laatmiddeleeuws Vlaanderen. Een gevalstudie
over de Vlaamse familie De Baenst‟, in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis, 8, 2005, pp. 201-251; C.
D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het stadspatriciaat in de late middeleeuwen, de Brugse
familie de Vos‟, Castellum, 5, 1988, pp. 4-81; J. Van Acker, „De familie van Stavele (1289-1603) in de
kasselrijen van Veurne en Kortrijk‟, Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van
Kortrijk (nieuwe reeks), 54, 1988, pp. 5-242; H. Douxchamps, La famille de la Kethulle, 3 dln. (Recueil de
l‟Office généalogique et héraldique de Belgique, nr. 44-46), Brussel, 1996; E. Vercaemst, De adellijke familie
Vander Gracht van Moorsele (Kasselrij Kortrijk, 1220-1554), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Katholieke
Universiteit Leuven, 1985 en P. Donche, „De familie van Drincham, gezegd van Vlaanderen (ca 1350 tot het
einde van de 16de
eeuw)‟, Vlaamse stam, 42, 2006, pp. 548-580. Een monografie van de adellijke familie Van
Haveskerke is in voorbereiding door H. Douxchamps. c W. Paravicini, „Expansion et intégration. La noblesse des Pays-Bas à la cour de Philippe le Bon‟, in: Bijdragen
en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 95, 1980, pp. 289-314; J. Paviot, „Le
recrutement des chevaliers de l‟ordre de la Toison d‟or (1430-1505)‟, in: P. Cockshaw & C. Van den Bergen-
Pantens (eds.), L‟ordre de la Toison d‟or, de Philippe le Bon à Philippe le Beau (1430-1505): idéal ou reflet
d‟une société?, Brussel-Turnhout, 1996, pp. 75-79. d A.J.M. Kerckhoffs-De Hey, De Grote Raad en zijn functionarissen 1477-1531. Biografieën van raadsheren,
Amsterdam, 1980.
6
groep ambtenaren die zich in een tussenpositie tussen burgerij en adel bevonden, daar hun
familie juist door deze vorstelijke dienst geleidelijk tot de adel opkwam.a De kansen in de
Bourgondische legers waren vermoedelijk niet alleen wisselvallig door de risico‟s van het
krijgsbedrijf, maar ook hoofdzakelijk voor een relatief kleine groep edellieden gereserveerd.
De vraag blijft dan of de betrokkenheid van de adel in de lagere ambten, en dan met name
baljuws- en domaniale ambten, dermate groot en dermate lucratief was om het voortbestaan
van de traditionele veertiende-eeuwse adel in de daaropvolgende eeuw te verzekeren. Met de
huidige stand van het onderzoek was het nog onmogelijk het precieze aandeel van de adel in
deze lagere overheidsambten te berekenen, maar we hopen dat toekomstig onderzoek daarin
verandering brengt.b Ook het aandeel van de edellieden in de landelijke kasselrijbesturen is
nog niet goed gekend.c Het is duidelijk dat de opgang van de staat - in laatmiddeleeuws
Vlaanderen belichaamd door het bewind van Lodewijk van Male (1346-1384) en de
Bourgondisch-Habsburgse dynastie (1384-1506) - ingrijpende wijzigingen heeft veroorzaakt
in de hiërarchie van de adellijke gemeenschap door een kleine groep met uitzonderlijke macht
te belenen.d Desalniettemin blijft het een open vraag of de betrokkenheid van de Vlaamse adel
als groep in het staatsapparaat wel zo hoog ingeschat mag worden om de opkomst van de
vorstelijke staat als een reddingsboei voor de in de laatmiddeleeuwse crisis verdrinkende adel
te duiden. In elk geval moeten we vaststellen dat de lagere edellieden, zij die enkel op lokaal
en regionaal vlak actief waren, geen topfuncties in het staatsapparaat bekleedden of in een
neerwaartse spiraal van negatieve sociale mobiliteit terechtkwamen, nog al te weinig door
onderzoek werden belicht.
Adel en „adelslijsten‟ in het graafschap Vlaanderen: een overzicht
Dat noch de vraag naar de gevolgen van de laatmiddeleeuwse crisis voor de adel, noch de
relatie van de Vlaamse adel met de Bourgondisch-Habsburgse staat afdoende beantwoord kan
worden, is het rechtstreekse gevolg van het feit dat de sociale samenstelling van de Vlaamse
adel in de veertiende en vijftiende eeuw niet goed bekend is. Adel was in de
laatmiddeleeuwse Nederlanden immers een gewoonterechtelijk fenomeen. Men was edelman
als men door de samenleving - en dan in de eerste plaats door andere edelen - als dusdanig
werd erkend.e Pas in de laatste decennia van de zestiende eeuw werd adel – althans in de
Zuidelijke Nederlanden - geregeld door vorstelijke wetgeving.f Hoewel de laatmiddeleeuwse
a J. Dumolyn, Staatsvorming en vorstelijke ambtenaren in het graafschap Vlaanderen (1419-1477), Antwerpen-
Apeldoorn, 2003, pp. 152-153. Zie ook Idem, ‘De Vlaamse adel in de Late Middeleeuwen: staatsdienst en sociale
mobiliteit’, in: Centre de Recherches en Histoire du Droit et des Institutions. Cahiers, 16, Brussel, 2001, pp. 9-30. b Op basis van de lijsten in H. Nowé, Les baillis comtaux de Flandre, des origines à la fin du XIVe siècle,
Brussel, 1928, J. Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode,
Brussel, 1967 en T. Soens, De rentmeesters van de graaf van Vlaanderen: beheer en beheerders van het
grafelijk domein in de late Middeleeuwen, Brussel, 2002. c P. Donche, Schepenen-keurheren van Veurne-Ambacht, 1240-1586, Antwerpen, 2006; voor het Brugse Vrije is
een uitgave van de schepenlijst in voorbereiding door Jan Dumolyn, Naomi Hatta en Tim Soens. Zie ook J. De
Rock, Het bestuur van de kasselrij Kortrijk in de Bourgondische periode (1387-1453), onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2006. d H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de Bourgondisch-Habsburgse landen (1475-
1530), Zutphen, 2001 behandelt het ontstaan van een „bovengewestelijke aristocratie.‟ Meer specifiek voor
Vlaanderen, zie M. Boone, „Une famille au service de l‟État bourguignon‟ en op een lager niveau F. Buylaert,
„Sociale mobiliteit bij stedelijke elites in laatmiddeleeuws Vlaanderen.‟ e P. De Win, „Queeste naar de rechtspositie van de edelman in de Bourgondische Nederlanden‟, Tijdschrift voor
Rechtsgeschiedenis, 53, 1985, pp. 223-274. f P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel, passim.
7
samenleving zeer standsbewust was en de status van individuen en groepen voortdurend
uitgedrukt werd door de volgorde in processies, kledij en zelfs bij opsommingen in
documenten,a heeft die sociale consensus over wie van adel was slechts in geringe mate een
neerslag in het bewaarde bronnenmateriaal. Uitdrukkelijke vermeldingen van personen als
edellieden zijn zeldzaam, en vele - zoniet alle - elementen van de adellijke levensstijl waren
ook voor gefortuneerde niet-edelen toegankelijk. Verder onderzoek is daarom noodzakelijk
met betrekking tot voorschriften over kledingsstijl en wapendracht in het laatmiddeleeuwse
Vlaanderen.
De meest voor de hand liggende bron voor het traceren van laatmiddeleeuwse edelen zijn
zonder twijfel de bewaarde leenregisters van het graafschap, gezien de sterke band tussen
adellijke status en leen- of heerlijkhedenbezit. Desondanks is voorzichtigheid geboden,
omdat ook de gefortuneerde burgerlijke elites in Vlaanderen sinds de hoge middeleeuwen
leengoederen verwierven.b Zo verklaarde de Vlaamse edelman Roeland de Baenst in zijn uit
1480 daterende traktaat over leenrecht dat feodaal bezit de basis voor de adellijke status
vormde, om er meteen bij te verzuchten dat leenhouderschap reeds lang geüsurpeerd werd „bij
die schalke‟ waardoor de ware adel in het gedrang kwam.c De befaamde leenregisters die op
bevel van Karel de Stoute in de jaren 1470 werden opgesteld voor de gewesten van de
Nederlandend troffen niet alleen de adel, maar ook de stedelijke elites, die in deze poging om
consequent de vaak verwaterde feodale rechten te innen terecht een verkapte belasting
herkenden.e Om binnen de grote groep van leenhouders de adel uit te puren, moet de
historicus opnieuw beroep doen op andere indicatoren.f Leenhouderschap is dus geen
zelfstandig criterium voor het reconstrueren van de adel als sociale groep. Daarnaast moet
opgemerkt dat deze methode ook bemoeilijkt wordt door de complexiteit van de
laatmiddeleeuwse feodale structuren in dit graafschap. Naast de Wetachtige Kamer van
Vlaanderen en de kasselrijleenhoven telde het graafschap ook nog vele domein- en
abdijleenhoven.g Het bewaarde bronnenmateriaal voor elk van die leenhoven varieert niet
a R. Van Uytven, „Showing Off One‟s Rank in the Middle Ages‟, in: W. Blockmans & A. Janse (eds.), Showing
Status. Representations of Social Positions in the Late Middle Ages (Medieval Texts and Cultures of Northern
Europe, nr. 3), Turnhout, 1999, pp. 19-34. b D. Heirbaut, Over heren, vazallen en graven. Het persoonlijk leenrecht in Vlaanderen ca. 1000-1305, Brussel,
1997, pp. 79-86, met verwijzingen naar oudere literatuur. c Stadsbibliotheek Brugge, Hs. 442, f
o 15 r.; 31 r.
d R.-H. Bautier, J. Sornay & F. Muret, Les sources de l‟histoire économique et sociale du moyen âge. Les états
de la maison de Bourgogne. t. I. Archives des principautés territoriales. 2. Les principautés du Nord, Parijs,
1984, pp. 144-152. e J. Bartier, „Quelques réflexions à propos d‟un mémoire de Raymond de Marliano et de la fiscalité à l‟époque de
Charles le Téméraire,‟ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 95, 1980, pp.
349-51. Zie ook A. Janse, „Het leenbezit van de Hollandse ridderschap omstreeks 1475. Een analyse van het
register Valor Feodorum‟, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis, 1, 1998, pp. 163-204. f De enige bekende uitzondering hierop voor het graafschap Vlaanderen is een leenregister van omstreeks 1475
voor de kasselrij Kortrijk, waarbij de scribent zelf uitdrukkelijk aanduidde of de leenhouder in kwestie van adel
was of niet. Van de 165 hoofdleenhouders waren er slechts 44 van adel (Archives départementales du Nord,
Chambre des Comptes, B 4008/3). Ook moet opgemerkt dat de tijdgenoot de adel en leenhouders duidelijk van
elkaar onderscheidde. Molinet merkt op dat tijdens het beleg van Neuss in 1474 Karel de Stoute „gardoit nobles
et fievez et ceulx de son hostel …‟ G. Doutrepont & O. Jodogne (eds.), Chroniques de Jean Molinet, Parijs,
1935-1937, dl. I, p. 57. g Zie hiervoor de studie van R. Opsommer, “Omme dat leengoed es thoochste dinc van der weerelt.” Het
leenrecht in Vlaanderen in de 14de
en 15de
eeuw, Brussel, 1995, passim.
8
zelden behoorlijk in omvang en chronologie.a De vele achterlenen van de in de bewaarde
leenregisters vermelde hoofdlenen verschijnen bovendien niet of onvolledig in het blikveld
van de historicus, indien hij niet de vele bewaarde leendenombrementen en de rekeningen van
het verheffingsgeld bestudeert. Het zou een misvatting zijn te denken dat die achterlenen te
onbelangrijk zijn om de basis van een adellijke levensstijl te vormen. Ten slotte verschaffen
de feodale registers vaak slechts een momentopname, wat niet noodzakelijk veel licht werpt
op diachrone evoluties.b Het eerste centrale leenregister voor het graafschap Vlaanderen
dateert van 1366.c Pas de vroege jaren 1470 vormen een tweede mogelijke peilmoment.
In deze context kan er van een verantwoorde afbakening van de Vlaamse adel als
onderzoeksgroep op basis van één enkel criterium geen sprake zijn. Slechts door een
consequent onderzoek naar indicatoren van adellijke status, zoals uitdrukkelijke vermelding
van adeldom, het dragen van de riddertitel en adellijke predikaten (bijvoorbeeld „joncheere‟),
leenbezit, huwelijksnetwerken etc.d kan men hopen om deze groep - met alle bijbehorende
grijszonese - in kaart te brengen. Voor dit onderzoek naar de Vlaamse adel is de ontdekking
van enkele bewaarde „adelslijsten‟ van groot belang (zoals we verderop zullen
beargumenteren verdient de term „adelslijst‟ de nodige terughoudendheid). Documenten die
overzichten aanreiken van de edellieden van een bepaald gewest zijn relatief zeldzaam in de
laatmiddeleeuwse Nederlanden: er zijn er slechts enkele bekend. In het graafschap Holland
zijn er voor de late Middeleeuwen en vooral voor de zestiende en zeventiende eeuw
verschillende adelslijsten bekend, die reeds voorwerp waren van intensief onderzoek.f
Gelijkaardige lijsten voor het hertogdom Brabant bestaan voor 1355 en 1415.g Vooral het
zestiende-eeuwse afschrift van een convocatielijst voor de generale statenvergadering van de
Nederlanden in 1464 is belangrijk. Dit geeft voor verschillende gewesten een overzicht van de a Zie hiervoor bijvoorbeeld L.P. Gachard, Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé d‟une
notice historique sur ces anciennes institutions, dl. I, Brussel, 1837, nrs. 1059-152 voor het in het Algemeen
Rijksarchief Brussel bewaarde materiaal. b Een reconstructie van de adel van Waals-Vlaanderen aan de hand van het leenregister van Karel de Stoute is te
vinden bij H. Cools, „Le prince et la noblesse dans la châtellenie de Lille à la fin du XVe siècle: un exemple de la
plus grande emprise de l‟État sur les élites locales?‟, Revue du Nord, 77, 1995, pp. 387-406. Voor een aantal
Vlaamse leenhoven zijn bovendien rekeningen van de verheffingsgelden bewaard, die meer licht werpen op
diachrone evoluties. c Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3679; zie ook R. Opsommer, “Omme dat
leengoed …, p. 142; J.-F. Nieus, „Féodalité et écriture. Observations sur les plus anciens livres de fiefs en France
et dans l‟Empire (fin XIIe – milieu XIIIe siècle)‟, in: Guerre, pouvoir, principauté (Cahiers Centre de recherches
en histoire du droit et des institutions, 18), Brussel, 2002, pp. 15-31 en D. Heirbaut, „The quest for the sources of
a non-bureaucratic feudalism: Flemish feudalism during the High Middle Ages (1000-1300)‟, in: J.-F. Nieus
(ed.), Les sources féodales, ter perse. d W. Blockmans & A. Janse (eds.), Showing Status. Representation of Social Positions in the Late Middle Ages,
Turnhout, 1999. e Zie voor deze problematiek ook de bijdragen in K. Andermann & P. Johanek (eds.), Zwischen Nicht-Adel und
Adel, Stuttgart, 2001. f A. Janse, Ridderschap in Holland, pp. 102-103 voor diens bespreking van de Hollandse adelslijsten die in 1490
zijn opgesteld door Jan van Leiden en H. Van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de
zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw, Amsterdam, 1990. g A. Uyttebrouck, Le gouvernement du duché de Brabant au Bas Moyen Âge (1355-1430) (Université de
Bruxelles, Faculté de Philosophie et Lettres, nr. 59), Brussel, 1975, dl. 1, pp. 441-442 ; P. De Win, „De adel in
het hertogdom Brabant van de vijftiende eeuw. Een terreinverkenning‟, Tijdschrift voor Geschiedenis, 93, 1980,
pp. 391 (noot 4) en 409 met bijlage ; P. Avonds, Brabant tijdens de regering van hertog Jan III (1312-1356).
Land en instellingen (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone
Kunsten van België, Klasse der Letteren 53, nr. 136), Brussel, 1991, pp. 211-212; S. Boffa, Warfare in Medieval
Brabant 1356-1406, Woodbridge, 2004, pp. 126-127.
9
toen geconvoceerde edelen.a Voor het veertiende- en vijftiende eeuwse graafschap
Vlaanderen kan de lijst van 1464 nu met zeven andere lijsten van uiteenlopende datum
aangevuld worden:
1362-1363 200 nrs. Afschrift Ontstaanscontext onbekend
1384-1386 168 nrs. Origineel Ontstaanscontext onbekend
1405 25 nrs. Origineel Algemeen ontvanger van financiën
1410 470 nrs. Origineel Algemeen ontvanger van financiën
1425 113 nrs. Origineel Raad van Vlaanderen
1437 631 nrs. Afschrift Ontstaanscontext onbekend
1464 116 nrs. Afschrift Kanselarij Bourgondië-Vlaanderen
1481 192 nrs. Afschrift Ontstaanscontext onbekend
De sporadisch bekende voorlopers van dergelijke lijsten zijn ontstaan binnen de context van
het hof van de graven van Vlaanderen, zoals een lijst van edelen en ridders in dienst van
Gwijde van Dampierre uit 1299-1300,b en lijsten van Vlaamse edelen die zijn opgesteld
tijdens de politieke crisis van Vlaanderen in de periode 1297-1305.c Verder is er ook een lijst
van livreihouders uit 1331 bewaard, die tenminste gedeeltelijk uit een opsomming van de
Vlaamse adel onder Lodewijk van Nevers (1322-1346) bestaat, evenals een overzicht van het
leger van de Vlaamse graaf toen die deelnam aan een veldtocht van de Franse kroon in 1340.d
a W. Blockmans (ed.), „De samenstelling van de staten van de Bourgondische landsheerlijkheden omstreeks
1464‟, Standen en Landen, 47, Kortrijk-Heule, 1968, pp. 57-112. Zie ook R. Wellens, „Les États généraux des
Pays-Bas des origines à la fin du règne de Philippe le Beau (1464-1506)‟, Standen en Landen, 64, Heule, 1972,
pp. 421-525. b Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 1266, nr. 234. Dit is uitgegeven door L.A.
Gheldolf, Histoire de la Flandre et de ses institutions civiles et politiques jusqu‟à l‟année 1305, Brussel, 1836,
dl. 2, pp. 518-20 en heruitgegeven in Engelse vertaling door M. Vale, The Princely Court. Medieval Courts and
Culture in North-West Europe, Oxford, 2001, pp. 327-328. c Deze zijn uitgegeven in J.-F. Verbruggen, De Slag der Guldensporen. Bijdrage tot de geschiedenis van
Vlaanderens Vrijheidsoorlog. 1297-1305, Antwerpen-Amsterdam, 1952, 213-37 (Engelse vertaling door D.R.
Ferguson: The Battle of the Golden Spurs. Courtrai, 11 July 1302. A contribution to the history of Flanders‟ war
of liberation, 1297-1305, Woodbridge, 2002, pp. 162-82). Een oudere lijst van baanrotsen van Vlaanderen,
daterend van1204-1207, is terug te vinden bij J.W. Baldwin (ed.), Les registres de Philippe Auguste (Recueil des
historiens de la France. Documents financiers et administratifs, 7), Parijs, 1992, dl. 1, pp. 314-5 en J.-F.
Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305
(Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van
België – Klasse der Letteren, nr. 38), Brussel, 1960, pp. 74-5. d M. Vandermaesen, „Le droit de livrée à la cour de Louis, comte de Flandre, de Nevers et de Rethel en 1331', in
W. Blockmans, M. Boone & Th. de Hemptinne (eds.), Secretum Scriptorum. Liber alumnorum Walter
Prevenier, Leuven-Apeldoorn, 1999, pp. 279-306. De lijst van 1340 is tweemaal uitgegeven door J. Kervyn de
Lettenhove (ed.), Oeuvres de Froissart, dl. 21, pp. 211-247 en opnieuw als apart artikel „La bataille du comte de
Flandre au camp de Bouvines (1340)‟, Handelingen van het genootschap voor geschiedenis te Brugge, 24, 1874,
pp. 261-328. Hoewel Kervyn de Lettenhove geen verwijzing geeft naar de precieze herkomst van het door hem
uitgegeven document (hij vermeldt slechts dat hij het terugvond in de Bibliothèque Nationale de France), gaat
het vermoedelijk om een excerpt uit Bibliothèque Nationale de France, Collection Clairambault, nr. 846 (de
bewaarde rekening van ontvanger Olivier le Drach voor deze veldtocht). Ph. Lauer, Catalogue des manuscrits de
la collection Clairambault (Parijs, 1923-1924), dl. 2, p. 28. Voor het bewind van Lodewijk van Male moet
opgemerkt dat er rekeningen bewaard zijn voor zijn verblijf te Gent in 1380-1381, waarin ook de namen van 19
Vlaamse edelen uit zijn entourage terug te vinden zijn (Archives départementales du Nord, Chambre des
Comptes, B 3657). De bewaarde bronnen worden overvloedig voor het Bourgondische hof, maar met de opname
van Vlaanderen in een grote personele unie wordt het zeer moeilijk om te bepalen welke hofedelen uit
Vlaanderen afkomstig waren. Eerder onderzoek heeft overigens aangetoond dat de betrokkenheid van Vlaamse
10
De hier gepubliceerde lijsten vermelden gezamenlijk iets meer dan 1900 namen. Hoewel
slechts van vier lijsten de ontstaanscontext bekend is, is het duidelijk dat de bewaarde lijsten
sterk verschillen in omvang, opbouw en functie. De bewaarde convocatielijst van 1464 is
weliswaar niet in origineel bewaard, maar is vermoedelijk zeer betrouwbaar inzake het sociale
statuut van de vermelde personen. Alle personen werden immers opgeroepen om de Vlaamse
adel te vertegenwoordigen,a zodat het ook allemaal daadwerkelijk edellieden moeten geweest
zijn. De lijst vermeldt weliswaar uiteraard geen vrouwen, maar ook - en dit in tegenstelling tot
de andere lijsten - geen jongere broers of minderjarige kinderen. Bovendien is ook geopperd
dat vooral de vorstgezinde edellieden - dus in zekere zin de kerngroep van het adellijke
„staatsfeodale‟ milieu - door de vorst geconvoceerd werden. Typerend is bijvoorbeeld het feit
dat Pieter Bladelin,b een in de adel opgeklommen topambtenaar van zeer bescheiden
oorsprong, wel vermeld is maar dat leden van enkele van de belangrijkste adellijke geslachten
niet werden geconvoceerd.
De andere in origineel bewaarde lijsten en de lijst van 1481 (waarvan een eigentijds afschrift
bewaard is) onderscheiden zich van die convocatielijst door twee elementen. Eerst en vooral
zijn ze relatief gelijk in lengte, namelijk respectievelijk 168 (kort vóór 1386), 113 (1425) en
192 nummers (1481; in deze lijst zijn 49 ambtenaren opgenomen). Ten tweede zijn ze
vermoedelijk alledrie vanuit een militair oogpunt opgesteld. De lijst die in de jaren 1384-1386
gesitueerd moet worden, is ingedeeld in baenrache (baanrotsen)c en ruddren met ghesellen,
edelen aan het Bourgondische hof bijna verwaarloosbaar klein was (het Vlaamse aandeel in het hofpersoneel
schommelde tussen de 1 en 4 %): W. Paravicini, „Expansion et intégration. La noblesse des Pays-Bas à la cour
de Philippe le Bon‟, in: K. Krüger, H. Kruse & A. Ranft (eds.), Werner Paravicini. Menschen am Hof der
Herzöge von Burgund, Stuttgart, 2002, p. 441. Voor de lijsten van het hofpersoneel, zie W. Paravicini (ed.), „Die
Hofordnungen Herzog Philipps des Guten von Burgund. Edition‟, Francia, 10, 1982, pp. 131-66; 11, 1983, pp.
257-301; 13, 1985, pp. 191-211; 15, 1988, pp. 183-229; 18, 1991, pp. 111-23. Een belangrijke uitzondering is
het befaamde „Banquet du Faisan‟ in Rijsel, waarbij er in de lijst van edelen die de kruisvaarderseed aflegden
ook 54 namen voor het graafschap Vlaanderen zijn vermeld (8 maart 1454 n.s.). Voor een uitgave, zie M.-Th.
Caron (ed.), Les voeux du faisan, noblesse en fête, esprit de croisade. Le manuscrit français 11594 de la
Bibliothèque Nationale de France, Turnhout, 2003, pp. 163-7. a Er zijn ook – summiere – vermeldingen bekend voor Vlaamse edelen die geconvoceerd werden voor de
Vlaamse statenvergaderingen. Zie hiervoor A. Zoete (ed.), Handelingen van de Leden van de Staten van
Vlaanderen (1405-1419). Excerpten uit de rekeningen der steden, kasselrijen en vorstelijke ambtenaren, Brussel,
1982, dl. I, pp. 458 (30 mei 1410), 638-9 (2-3 juni 1412) 662-3 (15-16 september 1412), 719 (12 april 1413); dl.
II, pp. 714 (8-9 april 1413), 716 (24 maart 1413), 791 (15-19 februari 1414), 1348-9 (22 augustus en 2-3
december 1419); W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden van de Staten van Vlaanderen. Regering van
Filips de Goede (10 september 1419 - 15 juni 1467). Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden en
kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1990-1995, dl. I, pp. 35-6 (18 juli 1420), 133 (21 augustus
1422), 236 (21 december 1421), 442 (20 oktober 1429); dl. II, pp. 705 (10 december 1436), 751-2 (27 november
1437), 817 (11 september 1439); W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van
Vlaanderen (1467-1477). Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden, kasselrijen en vorstelijke
ambtenaren, Brussel, 1971, pp. 71 (juli 1469) 77-8 (14 september – 18 oktober 1469) 111-2 (20 - 23 januari
1471), 160-1, 343 (2-4 december 1472) 281, 342-3 (20 april – 2 mei 1476), 778 (14 september – 18 oktober
1469); W. Blockmans, W. (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van Vlaanderen. Regeringen van
Maria van Bourgondië en Filips de Schone (5 januari 1477 - 26 september 1506). Excerpten uit de rekeningen
van de Vlaamse steden en kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1973, dl. I, pp. 36-8 (3 augustus
1477), 49-50(25-31 januari 1477), 250-1 (2 oktober – 15 december 1482). b G. Proost, „Bladelin (Pieter), Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 2, Brussel, 1967, kol. 61-63; M.
Martens, Pieter Bladelin en Middelburg, Middelburg, 1994. c J.F. Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305
(Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van
België. Klasse der Letteren, nr. 38), Brussel, 1960, pp. 74 voor een lijst van baanderheren van Vlaanderen uit het
11
wat erop wijst dat hier de militaire elite van het graafschap wordt opgesomd, in een
hiërarchische volgorde. Het gebruik van de titel van baanrots en ridders en hun gezellen wijst
erop dat deze moest dienen om de Vlaamse ridderschap onder de wapens te kunnen roepen.
Hoogstwaarschijnlijk stamt deze in het Nederlands opgestelde lijst dan ook uit het grafelijke
milieu. De vastgestelde datering is in dit opzicht ook suggestief. Aan het begin van de jaren
1380 was graaf Lodewijk van Male immers in een oorlog tegen Gent verwikkeld. De
kroniekschrijver Jean Froissart vermeldt een mogelijke aanleiding voor het opstellen van
dergelijke overzichten van de Vlaamse adel, voor de periode 1379-1380: „Li conte de
Flandres se parti de Malle, et tous ses hostels, et s‟en vint à Lisle et manda là tous les
chevaliers de Flandres et les gentils hommes qui de li tenoient, pour avoir conseil comment il
se poroit maintenir de ces besongnes et contrevengier de chiaulx de Gand qui li avoient fait
tant de despis. Tout li gentil homme de Flandres li jurèrent à estre bon et loial, ensi que on
doit estre à son signeur sans nul moyen.‟a Het bewaarde document refereert zeker niet naar de
door Froissart beschreven convocatie (de lijst dateert immers tenminste van ná 9 maart 1384),
maar het geeft wel aan dat er inderdaad herhaaldelijk dergelijke oproepen aan de Vlaamse
adel plaatsvonden. Het is verder treffend dat de lijst geen militair onbekwame personen
(kinderen of vrouwen) vermeldt. Vermoedelijk zijn hier ook slechts vorstgezinde personen
vermeld. Zo komen er geen telgen van het geslacht Van Vaernewijck voor, een adellijke
familie uit Gent die in dit conflict de zijde van de Gent had gekozen.b
De lijst is dus niet exhaustief, maar alle vermelde personen waren ridders, en dus van adel. Er
zijn nog vermeldingen van niet-adellijke ridders bekend uit de vroege dertiende eeuw, maar
zeker vanaf het midden van de veertiende eeuw geldt dat alle Vlaamse „milites‟ ook van adel
waren.c Het verlenen van deze titel door een ridderslag (al dan niet op het slagveld) was in de
laatmiddeleeuwse periode de belangrijkste manier om formeel te worden opgenomen in de
adel.d Hiermee was er echter geen juridische afbakening voor de adel tot stand gekomen. Dat
was een ontwikkeling die pas in de late zestiende eeuw plaatsvond.e De vraag of die adellijke
status beperkt bleef tot de geridderde persoon, of dat ook zijn nakomelingen (al dan niet in
combinatie met andere factoren zoals het imiteren van de adellijke levensstijl) tot de adel
gingen behoren, moet dus geval per geval bestudeerd worden. Typerend in dit opzicht is dan
ook de vermelding in de lijst van geridderde leden van de families Metteneye, Braderic,
Damman of Rijm, alle belangrijke Brugse of Gentse patriciërsfamilies,f waarvan verscheidene
begin van de dertiende eeuw. Voor de term baanrots in het hertogdom Brabant zie A. Uyttebrouck, Le
gouvernement, dl. 1, pp. 439 en P. Avonds, Brabant tijdens de regering van hertog Jan III, pp. 208-210. a J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Oeuvres de Froissart. Chroniques, Brussel, 1873-1877, dl. 9, pp. 189-190.
b A. de Ghellinck d‟Elseghem & Vaernewyck (ed.), Chartes et documents concernant la famille van
Vaernewyck, 3 dln., Gent, 1899-1919. c Warlop, De Vlaamse adel, pp. 384-393 (met name noot 519) stelt terecht dat noblesse en chevalerie twee
verschillende zaken waren. Volgens deze auteur was de ridderschap in de dertiende eeuw nog steeds een klasse
van edelen en niet-edelen. Dit impliceert dat andere factoren dan de ridderschap, zoals de adellijke geboorte,
belangrijker waren om beschouwd te worden als edelman, terwijl anderzijds precies het formeel verkrijgen van
de riddertitel door leden van het stadspatriciaat, die er vaak een gelijkaardige levenswijze op na hielden als de
“oude” adel zorgde voor de – alleen al om biologische reden – noodzakelijke vernieuwing van de adel als sociale
groep. d W. Paravicini, „Soziale Schichtung und soziale Mobilität am Hof der Herzöge von Burgund‟, Francia, 5, 1977,
pp. 148. e P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel, pp. 123-125
f D. Nicholas, Town and Countryside. Social, Economic, and Political Tensions in Fourteenth-Century Flanders
(Rijksuniversiteit te Gent. Werken uitgegeven door de faculteit van de letteren en wijsbegeerte, 152), Brugge,
1971, pp. 259-263 vermeldt tientallen voorbeelden van leden van het Gentse en Brugse patriciaat die de
12
leden tenminste in de vijftiende eeuw tot de adel behoorden (bijvoorbeeld de Metteneye‟s en
de Braderics), maar van wie de adellijke status van andere telgen van die families in de jaren
1380 geenszins zeker is. Hier moet ook opgemerkt dat het veelgehoorde cliché dat het drie
generaties duurde vooraleer de familie volwaardig tot de adel gerekend werd voor het
graafschap Vlaanderen zeker foutief is. Verschillende kinderen van geridderde burgers zijn in
de bronnen al uitdrukkelijk als edellieden vermeld. Omgekeerd moet ook aangestipt worden
dat niet alle dragers van de klinkende adellijke namen (Van Massemen, Vilain, Van Gavere,
Van Gistel, Van Uutkerke, Van Leeuwergem...) noodzakelijk als edelen beschouwd werden.a
Alle vermelde personen op deze lijst waren ridders (uiteraard ook de baanderheren), en dus
edellieden, maar de adellijke status van de families van de betrokkenen blijft verder
onderzoek vergen.
De lijsten van 1405 en 1410 zijn „monsteringslijsten‟,b de schriftelijke neerslag van
troepenschouwingen voor de legers van Jan zonder Vrees in die jaren. Na het overlijden van
riddertitel verwierven in de veertiende eeuw. De omstandigheden waarin dit gebeurde, zijn echter in veel
gevallen duister. a Sommige leden van de familie van Massemen, die nochtans tot het midden van de vijftiende eeuw tot de hogere
adel van het graafschap Vlaanderen behoorde, werden wellicht niet of nog nauwelijks door hun tijdgenoten tot
de adel gerekend. Zie Balthau, „La famille Van Massemen/De Masmines.‟ Door hun naam en
verwantschapsbanden behoorden ze wel nog tot de sociale elite en konden ze terugvallen op de sociale
netwerken van hun adellijke familieleden en verwanten; zie M. Boone, „Élites urbaines, noblesse d‟État:
bourgeois et nobles dans la société des Pays-Bas bourguignons (principalement en Flandre et en Brabant), in: J.
Paviot (ed.), Liber amicorum Raphaël de Smedt. 3. Historia (Miscellanea Neerlandica, 25), Leuven, 2001, pp.
61-86. Een bekend voorbeeld is Georges Chastelain (geboren te Gent als Joris Kastelein), indiciaire van hertog
Filips de Goede, die ongetwijfeld zijn verwantschap met de familie van Massemen gebruikt heeft om toegang te
krijgen tot de hofkringen. Zie G. Small, George Chastelain and the Shaping of Valois Burgundy. Political and
Historical Culture at Court in the Fifteenth Century, Woodbridge, 1997, pp. 9-90. b Er is een oudere monsteringslijst bekend voor de troepenmacht van graaf Lodewijk van Male, bestaande uit
Vlaamse ridders en schildknapen, die geconvoceerd werden voor de veldtocht van de Franse koning Filips VI in
1340 (cfr. supra). Voor de navolgende periode zijn we systematisch op zoek gegaan in de militaire archieven van
de Bourgondisch-Habsburgse staat aan de hand van Bautier, Sornay & Muret, Les sources d‟histoire, dl. I, pp.
121-9, op zoek naar mogelijke lijsten van ridders en schildknapen. Hierbij kwamen verschillende types
documenten aan bod: vooreerst de rekeningen en kwitanties van de „tresorie générale de guerre‟ (Archives
départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3537-42, B 20169-72, Cumulus 16065) en de
monsteringslijsten van het garnizoen van het kasteel van Kortrijk in juli-november 1384 (B 3568-9). Met name
deze laatste monsteringslijsten zijn weliswaar wel van belang voor de studie van de Vlaamse adel, maar opname
in deze uitgave bleek niet gewettigd. Deze documenten ontbeerden een pretentie tot exhaustiviteit en vermelden
waarschijnlijk vele niet-Vlamingen. Voor dit archieffonds, zie ook P.-L. Garnier, „Les services de la Trésorerie
des guerres et de la Recette de l‟artillerie de Charles le Téméraire‟, Revue du Nord, 79, 1997, pp. 969-91. Dit
bronnentype is reeds uitvoerig geanalyseerd door B. Schnerb, „Le recrutement social et géographique des armées
des ducs de Bourgogne (1340-1477)‟, in: Guerre, pouvoir, principauté (Cahiers Centre de recherches en histoire
du droit et des institutions, 18), Brussel, 2002, pp. 55-67; Idem, „Les capitaines de Jean sans Peur, duc de
Bourgogne (1404-1419), in: A. Marchandisse, J.-L. Kupper (eds.), A l‟ombre du pouvoir. Les entourages
princiers au Moyen Âge (Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l‟Université de Liège, fasc.
283), Genève, 2003, pp. 330-42. De in deze uitgave aangereikte monsteringslijst van 1405 en 1410 zijn
afkomstig uit een reeks monsteringslijsten die bewaard zijn te Dijon in de Archives départementales de la Côte
d‟Or. Verschillende van de daar bewaarde monsteringsrollen werden reeds het voorwerp van een selectieve en
slordige uitgave door J. de la Chauvelays, „Les armées des trois premiers ducs de Bourgogne de la Maison de
Valois‟, Mémoires de l‟Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres de Dijon (3e série), 6, 1880, pp. 9-335 (met
een afzonderlijke uitgave onder dezelfde titel als boekwerk te Besançon, 1880) en „Les armées de Charles le
Téméraire dans les deux Bourgognes‟, Mémoires de l‟Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres de Dijon (3e
série), 5, 1878-1879, pp. 139-369 (met een afzonderlijke heruitgave onder dezelfde titel als boekwerk te Parijs,
1879). De meeste van deze documenten hebben betrekking op de convocaties uit het graafschap en hertogdom
Bourgondië. Slechts de met zekerheid van Vlaamse edellieden afkomstige monsteringsrollen van 1405 en 1410,
die nog niet door De la Chauvelays behandeld waren, zijn hier uitgegeven.
13
zijn vader Filips de Stoute in april 1404 lichtte Jan zonder Vrees troepen in de Nederlanden
om bij de leenhuldeceremonie te Parijs zijn militaire macht te etaleren tegenover Lodewijk
van Orléans, zijn tegenstander in de worsteling om de controle over het beleid van de
zwakzinnige Franse koning Karel VI. Een militair treffen met de troepen van Lodewijk
dreigde, maar beide partijen sloten uiteindelijk een vredesakkoord op 17 oktober 1405. Het
geconvoceerde leger van Jan zonder Vrees werd ontbonden en uitbetaald, zoals blijkt uit de
monsteringslijst van 1405. In september 1410 verzamelde Jan zonder Vrees opnieuw een
leger in de Nederlanden en Frankrijk om op te trekken tegen de zogenaamde „Armagnacs‟
(een anti-Bourgondische alliantie van de hertogen van Orléans en Bourbon en de graven van
Alençon en Armagnac). Door het verdrag van Bicêtre (2 november 1410) werd een open
oorlog opnieuw uitgesteld tot 1411-1412, waarbij Jan zonder Vrees uiteindelijk de Armagnacs
tot toegevingen dwong na een succesvolle veldtocht.a In beide jaren werden de hertogelijke
legers in belangrijke mate gevormd door het convoceren van de chevaliers bannerets
(baanderheren).b Deze baanderheren moesten elk een aantal eigen troepen lichten, bestaande
uit chevaliers bacheliers, escuyers en archiers (gewone ridders, schildknapen en
boogschutters). Deze namenlijsten, die het resultaat waren van deze lichting, werden
voorgelegd aan de algemene ontvanger van financiën teneinde de betaling van de gaiges te
verkrijgen. Deze lijsten weerspiegelen dus een militaire chevalereske hiërarchie. De archiers
of eventuele arbalestriers (boog- en kruisboogschutters) waren duidelijk niet van adel en zijn
dus niet opgenomen in de uitgave. De ridders waren ongetwijfeld allemaal edelen, maar voor
de schildknapen is het niet duidelijk of die allemaal tot de erfelijke adel behoorden. Dit
interpretatieprobleem rond de „escuiers‟ stelt zich ook voor de lijst van 1437.
De monsteringslijsten verschillen onderling sterk in lengte, waarbij met name de
monsteringslijst van Jan VI, heer van Gistel, de andere in lengte ver overtreft met een
opsomming van 42 ridders, 242 schildknapen en 85 boogschutters. Jan van Hembieze, zelf
slechts schildknaap, daarentegen kwam met de spreekwoordelijke twee man en een
paardenkop: een andere schildknaap en een boogschutter. Zelf stond hij overigens onder bevel
van de heer van Schorisse, een hoge Vlaamse edelman. Deze verschillen vormen echter geen
accurate afspiegeling van de financiële en militaire slagkracht. Jan van Gistel was als een van
de hoogste – zoniet de hoogste – Vlaamse edelen immers aangesteld tot aanvoerder van het
a Zie voor het leger van Jan zonder Vrees, B. Schnerb, „Un aspect de la politique financière de Jean sans Peur: la
question des dépenses de guerre‟, Publications du Centre Européen des Études bourguignonnes, 27, 1987, pp.
113-27. Voor de ontwikkelingen in 1405 en 1410 en de verwijzingen naar de convocaties, zie R. Vaughan, John
the Fearless. The Growth of Burgundian Power, Londen, 1966; L. Douet-d‟Arcq (ed.), Enguerran de Monstrelet.
Chroniques, Paris, 1857-1862, vol. II, pp. 80-89. Vele van de in 1410 geconvoceerde edelen sneuvelden
overigens kort nadien in de slag bij Azincourt (1415) tegen de Engelsen, zoals blijkt uit de lijsten van
gesneuvelden; G. Bacquet, Azincourt, Bellegarde, 1977. b Zie W. Meyer, „Bannerherr, Bannerträger‟, in: Lexikon des Mittelalters, vol. I, München-Zürich, 1980, kol.
1420. De lijst van baanderheren van Vlaanderen uit het begin van de 13de
eeuw is terug te vinden bij J.F.
Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305, Verhandelingen
van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse
der Letteren, nr. 38, Brussel, 1960, p. 74. Verschillende Vlaamse baanderheren en hun compagnieën traden in
het begin van de 13de
eeuw als huurlingen in dienst van de Engelse koning Jan zonder Land en komen voor in de
oudste Engelse monsterrol, uitgegeven door S.D. Church, „The Earliest English Muster Roll, 18/19 december
1215‟, Historical Research, LXVII, nr. 162, 1994, pp. 1-17. Zie ook G.G. Dept, Les influences anglaise et
française dans le comté de Flandre au début du XIIIme siècle, Universiteit Gent. Werken uitgegeven door de
faculteit der wijsbegeerte en letteren 59, Gent-Parijs, 1928, en S.D. Church, The Household Knights of King
John, Cambridge, 1999.
14
Vlaamse contingent.a Waarom enkele edelen zoals Jan van Hembieze dan een aparte rekening
hadden is niet helemaal duidelijk.
Al bij al leveren deze monsteringslijsten verder weinig interpretatieproblemen op. Enkele
steekproeven in de rekeningen van de recette générale de toutes les finances van de hertogen
van Bourgondië tonen aan dat deze registers gelijkaardige militaire mobilisaties van
baanderheren en hun achterban vermelden, zonder evenwel de namen te expliciteren. Dit wijst
erop dat de hier uitgegeven lijsten administratieve hulpdocumenten waren voor convocatie en
betaling van deze compagnieën.b
Er is ook veel informatie beschikbaar over een gelijkaardige militaire lijst, die van 16 februari
1425 n.s. dateert en afkomstig is uit de rekening van de ontvanger van de exploten van de
Raad van Vlaanderen. De aanleiding voor deze lijst was de oorlog van Filips de Goede tegen
Jacoba van Beieren en Humphrey van Gloucester over de opvolging van de overleden Jan van
Beieren als graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen.c In het kader van die
opvolgingsstrijd stuurde de Vlaamse Regentschapsraadd vanuit Gent vier bodes uit. Een ervan
trok naar Noordoost-Vlaanderen (het Gentse ommeland en de Vier Ambachten), een tweede
naar het Land van Waas en de streek rond Dendermonde, een derde zuidwestwaarts richting
Kortrijk en de kasselrij Kassel en tenslotte nog een laatste bode die Brugge en het Vrije
aandeed. Die boden brachten aan meer dan honderd personen een oproepingsbrief „que [...] ilz
se volsissent disposer et mettre sus et soubz et en la compaignie du seigneur de Commines,
capitaine general et souverain bailli de Flandres, les seigneurs de Steenhuuse, de Halewin,
d‟Uutkerke, messire Roland d‟Uutkerke, le seigneur de Masmines, messire Robbert et messire
Victor, bastars de Flandres ou autres gens et officiers de mondit seigneur de Bourgoingne de
par deca accoustuméz de mener gens, ilz se traissent par leur ordonnance et a tel jour qu‟ilz a J.-J. Lambin (ed.), Olivier van Dixmude: Merkwaerdige Gebeurtenissen vooral in Vlaenderen en Brabant en
ook in de aangrenzende landstreken, van 1377 tot 1443, Ieper, 1835, pp. 56-7. Item in dit jaer [1410], binden
maent van hoymaent, zo maecten deise heeren in Vrankeryke eene alyantse contrarie mynen heere van
Borgoingen … Myn heere van Borgoingen die dit verstoet,die was te Parys en hy zende alomme uut an sine
vrienden ende an sine landen ende bad elken te Parys te commene tser noot, want hy besief de alyantse van alle
die heeren ende dat zy met grooten hoopen ende macht up hem commen souden. Daer zoo ontboot hy myn heere
van Brabant, myn heere van Hollant, myn heere van Ludeke, duer wien hy vele ghedaen ense gheaventuert
hadde. Item dit zyn de heeren die myn heere van Borgoingen te hulpe quamen. Alvooren de coninc van Navere,
myn heere van Brabant, myn heere van Nevers, de grave van Savoyen ende menich groote heeren baenraetsen
met ruddren ende cnapen uut Bourgoingen ende uut Vlaendren menich rudder ende cnapen daer of dat hooft was
myn her Jan van Ghistele ende waren wel staerc de Vlaminghen van ruddren ende cnapen, vyf hondert glavien al
te scone een gheselscip ende wel upgheseten ende myn heere die ontboot sinen steiden van Vlaendren ende zy
maecten groote ghereeschepe te Brugge, tYpre ende int Vrye omme te Vrankeryke waert te treckene. […] ende
doe quammer Jan van Gistele metten Vlaminghen dat al te scone een volc was te siene buuten Parys, ende
quamen al logieren binder stede van Parys …‟ b Bijvoorbeeld Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 1931, f° 170r-171r; B 1957,
passim. De rekeningen van de recette générale de Flandre et d‟Artois leverden in dit opzicht niets op. We sluiten
de mogelijkheid niet uit dat in de te Rijsel bewaarde kwitantiebrieven bij de rekeningen en in de dienstbrieven
van de Rekenkamer nog meer dergelijke vermeldingen van chevaliers bannerets en hun gevolg te vinden zijn.
Daarnaast hebben wij een steekproef uitgevoerd in de „pièces comptables‟ (Archives départementales du Nord,
Chambre des Comptes, B 1958-62, B 2109). c R. Vaughan, Philip the Good. The apogee of Burgundy, Londen-New York, 1970, pp. 35-45. De convocatie
van deze Vlaamse edelen in 1425 wordt ook vermeld door de Ieperse kroniekschrijver Olivier van Dixmude.
Lambin (ed.), Olivier van Dixmude, p. 115
„… zo voer hy [Filips de Goede] alomme meest in zye steiden van Vlaendre ende van Artois, ende maecte een
groot mandement onder de eidele, omme te vaerne weider in Holland …‟ d J. Dumolyn, De Raad van Vlaanderen en de Rekenkamer van Rijsel. Gewestelijke overheidsinstellingen als
instrumenten van de centralisatie (1419-1477), Brussel, 2002, p. 119.
15
leur feroient savoir le mieulx monté, armé, habillié et accompagnié que pourroient pardevers
monseigneur de Brabant pour lui aidier a secourir a l‟encontre du duc de Glocestre sans en
faillir aucunement sur la foy et loyauté qu‟ilz devoient a mon dit seigneur de Bourgoingne et
quanques ilz amassent son honneur et le leur et lui desiroient aussi complaire.‟ Deze lijst is
interessant omwille van de klemtoon op de feodale verplichting van de geconvoceerde
personen om „auxilium‟ te verlenen aan de vorst. Een dergelijke militaire convocatie, waarvan
we weten dat die op kleinere schaal plaatsvond in de eerste maanden van 1422 naar aanleiding
van Filips de Goedes conflict met de Franse dauphin,a geeft ook duidelijk aan dat de
Bourgondisch-Vlaamse kanselarij en de Raad van Vlaanderen ook een dwingende reden
hadden om er een basislijst op na te houden, zoals de lijst van vóór 1386 er kennelijk ook een
was. Dergelijke vermeldingen van convocaties van edelen in de rekeningen van de exploten
van de Raad van Vlaanderen zijn allerminst zeldzaam. Er zijn tenminste 19 gelijkaardige
vermeldingen in deze bronnenreeks vermeld voor de periode 1416-1477. Wat de lijst van
1425 uitzonderlijk maakt is het feit dat bij deze lijst alle namen van aangeschreven edelen in
de rekeningen zijn opgenomen. Bij de andere convocaties werd slechts vermeld dat de edelen
per kasselrij werden aangeschreven, waarbij in het gunstigste geval alleen de belangrijkste
edelen in de rekening werden vermeld.b
Ook de lijst van februari 1481 diende vermoedelijk voor een militaire convocatie. Deze lijst is
afkomstig uit Filips Wielants voorbereidende aantekeningen voor diens Recueil des Antiquitez
de Flandres (de lijst is niet in het uiteindelijke werk opgenomen).c Wielant heeft zijn afschrift
in de jaren 1498-1500 opgetekend, zodat het als een eigentijdse kopie kan gelden. Hij geeft
geen enkele aanwijzing voor de herkomst of de functie van de lijst, die zelfs geen titel draagt.
Deze lijst bestaat uit een opsomming van personen voor elk van de drie grote invloedssferen
van het graafschap, namelijk Gent, Ieper en Brugge (met het „Brugssche‟, namelijk het
Brugse Vrije, dat in 1477 haar positie van Vierde Lid van Vlaanderen verloor). Deze personen
zijn vermoedelijk bijna zonder uitzondering van adel en zijn vaak vermeld met hun
belangrijkste feodale bezittingen. De eerst vermelde persoon, namelijk Jean de Melun,
burggraaf van Gent,d is ook uitdrukkelijk geduid als standaarddrager. Per kwartier wordt deze
eerste opsomming dan gevolgd door een opsomming van de „officiers‟ - dat wil zeggen
baljuws, ontvangers en de kapiteins van de kastelen - van die regio. Hun aanwezigheid in deze
lijst wordt vermoedelijk verklaard door het feit dat regionale ambtenaren de verplichting
hadden om in oorlogstijd een aantal kruisboogschutters of wapenlieden te betalen op basis van
hun ambtsinkomsten. Zo bestond het Vlaamse troepencontingent in het leger van Filips de
Goede tijdens een veldtocht in Frankrijk in 1422 uit een vijftiental van de belangrijkste
a Vaughan, Philip the Good, pp. 11-16; zie ook noot 49.
b Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, Rekeningen en registers, nr. 21797, fol. 29 r.-v. (12 augustus
1419), fol. 36 v. – 37 r. (11 december 1419); nr. 21798, fol. 27 v. – 28 r. (2-9 oktober 1420); nr. 21799, fol. 16 v.
– 17 r. (21 augustus 1422), fol. 20 r.-v. (21 september 1422), fol. 23 v. (27 oktober 1422); nr. 21800, fol. 25 r.-v.
(5 augustus 1424); nr. 21801, fol. 21 v. – 22 r. (juni 1426); nr. 21802, fol. 4 r.-v. (22 februari 1427 n.s.), fol. 7 r.-
v. (27 juli 1427); nr. 21804, fol. 7 v. (20 oktober 1429), fol. 8 r.-v. (3 december 1429); nr. 21807, fol. 7 v. (10
december 1436); nr. 21808, fol. 5 r.-v. (27 november 1437), fol. 5 v. (3 december 1437); fol. 9 r.-v. (11
september 1439); nr. 21814, fol. 6 v. – 7 r. (16 juli 1446); nr. 21819, fol. 7 v. – 8 r. (6 november 1451); nr.
21844, fol. 8 v. – 21 r. (vermeldingen van 1 mei 1475 tot 1 mei 1476). c J. Monballyu, „Een autograaf van Filips Wielant (1441-1520) met voorbereidende aantekeningen voor zijn
Recueil des Antiquitez de Flandre‟, Lias, 10, 1983, pp. 165-173. d J. Devaux, „Jean de Melun‟, in: R. De Smedt (ed.), Les chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe siècle.
Notices bio-bibliographiques (Kieler Werkstücke. Reihe D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten
Mittelalters, 3), Frankfurt, 20002, pp. 64-67.
16
Vlaamse edelen, hun gezellen (samen goed voor 109 personen) en een groep van 40
kruisboogschutters, die paarsgewijs bekostigd waren door de 20 baljuws van het graafschap.a
In februari 1481 waren de Nederlanden in oorlog met Frankrijk, wat erop wijst dat ook deze
lijst een militaire functie had. Op grond van deze vaststellingen kan vermoed worden dat
Wielant deze lijst heeft ontleend aan een stuk uit de administratie van de Raad van
Vlaanderen, de Rekenkamer te Rijsel of de Bourgondisch-Vlaamse kanselarij, instellingen
waar hij als topambtenaar (hij was raadsheer van de Grote Raad in de jaren 1498-1500)
toegang toe had. Ook is het mogelijk dat deze in het Nederlands opgestelde lijst is opgesteld
door Gent, Brugge en Ieper, die in 1481 nauw bij de oorlog tegen Frankrijk betrokken waren
en op dat moment in belangrijke mate de politieke macht in het graafschap in handen hadden.
Filips Wielant was in die tijd immers werkzaam als ontvanger voor het Brugse Vrije (dat toen
onder Brugge ressorteerde).b
Het is belangrijk om op te merken dat binnen elke lijst van de edelen per kwartier eerst alle
edellieden worden vermeld die het predikaat „mer‟ dragen (wat aangeeft dat zij ridders
waren), gevolgd door de edelen die dit niet hadden. Wat in deze lijst van 1481 verder ook
onmiddellijk de aandacht trekt is de aanwezigheid van vrouwen in het overzicht van edelen.
Voor Ieper zijn bijvoorbeeld „vrauwe Janne van der Clite, vrauwe van Comene‟ en „Adriane
van Halewin, vrauwe van Borre‟ vermeld. Deze vrouwen zullen ofwel mannen hebben
gestuurd (zogenaamde bezetmannen), ofwel het benodigde geld hebben gefourneerd om een
aantal mannen onder de wapens te roepen. Dit wijst erop dat het niet gaat om een strikte
opsomming van die personen die persoonlijk gewapend te velde moesten of wilden trekken,
maar van een aantal personen die heervaartplicht aan de vorst hadden.c Desalniettemin is het
ook duidelijk dat het niet gaat om een eenvoudige opsomming van alle personen die
leengoederen bezaten in Vlaanderen en daarom op feodale gronden dienst aan de vorst
verschuldigd waren (er waren veel meer dan 143 hoofdlenen in Vlaanderen). Er kan weinig
twijfel over bestaan dat bijna alle vermelde personen op die lijst daadwerkelijk edellieden
waren, duidelijk te onderscheiden van de veel grotere groep van burgers die in de jaren 1470
een feodale taks dienden te betalen voor hun leenbezit.d Slechts over enkele personen bestaat
enige twijfel. Zo is het treffend dat Jan Wielant, diens zoon Filips Wielant (de auteur zelf!)e
Jan van de Kethulle onder de vermelde edelen staan. De Van de Kethulles en de Wielants
waren typische ambtenarenfamilies, die hun fortuin hadden gemaakt in de Vlaamse
staatsinstellingen en dat in de loop van de vijftiende eeuw ook belegden in lenen en
heerlijkheden (Jan en Filips Wielant worden respectievelijk vermeld als heren van
Schoppegem en Landegem). Bovendien vonden zij ook een huwelijkspartner in het adellijk
a R. Vaughan, Philip the Good, pp. 11-16; B. de Lannoy, Hugues de Lannoy. Le bon seigneur de Santes, Brussel,
1957, pp. 201-221. Het document was reeds eerder vermeld door J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Chastellain,
Oeuvres, Brussel, 1863, dl. 1, p. 274 (noot 1). b W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van Vlaanderen. Regeringen van Maria van
Bourgondië en Filips de Schone (5 januari 1477 – 26 september 1506). Excerpten uit de rekeningen van de
steden van de Vlaamse steden en kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren (Koninklijke Commissie voor
Geschiedenis), dl. I, Brussel, 1973, pp. 103-109 (nrs. 117 en 118). De vergaderingen van de Vlaamse Leden van
25 januari tot 24 maart en die van 24 tot 28 februari waren gewijd aan de financiëring van de oorlog tegen
Frankrijk. c Opsommer, Omme dat leengoed es thoochste dinc, dl. 2, pp. 711-724.
d J. Bartier, „Quelques réflexions,‟ passim.
e Voor Jan Wielant, zie Dumolyn, Staatsvorming en vorstelijke ambtenaren, bijlage op CD-Rom (biografische
fiche); voor Filips Wielant, zie de biografische inleiding bij J. Monballyu (ed.), Filips Wielant.Verzameld werk.
I. Corte instructie in materie criminele, Brussel, 1995.
17
milieu. Filips Wielant, de auteur, was gehuwd met de edelvrouwe Johanna van Halewijn en
werd door de baljuw van een van zijn leengoederen als „eedelen ende waerden meester Philips
Wielant, raed mijns gheduchts heeren‟ vermeld, maar het blijft een open vraag of Wielant ook
in de ogen van de Vlaamse adel als edelman aanvaard werd.a Kortom, dit waren
overgangsfiguren die in de late vijftiende eeuw reeds in een veredelingsproces zaten, maar
waarvan de afstammelingen vermoedelijk pas in de zestiende eeuw onbetwist als edel werden
beschouwd.b
Algemeen genomen kan men de bovengenoemde lijsten van kort voor 1386, 1425 en 1481 als
„adelslijsten‟ duiden in die zin dat zij een opsomming geven van eigenlijke edellieden of
personen die men „overgangsfiguren‟ zou kunnen noemen: misschien nog niet van adel, maar
in elk geval met een zekere affiniteit met het adellijke milieu en de levensstijl. Of alle
vermelde schildknapen in de monsteringslijst van 1410 tot de Vlaamse adel behoorden, is al
heel wat minder duidelijk. Een soortgelijke vraag stelt zich ook voor twee andere lijsten die
niet in origineel zijn bewaard, namelijk die van 1362-1363 en 1437. Beide lijsten zijn slechts
bekend van laat-zestiende en zeventiende eeuwse afschriften van verzamelaars en genealogen
en zijn bijna steevast samen overgeleverd. Volgens bijna alle van de veertien bewaarde
afschriften waren de originele lijsten twee registers die op de zolder van de Rekenkamer van
Rijsel rustten (de lijst uit 1362-1363 was dan mogelijk overgebracht uit het grafelijk archief te
Rupelmonde na de oprichting van de rekenkamer in 1386). Deze twee lijsten laten zich niet
gemakkelijk interpreteren, niet in het minst omdat ze niet alleen door vele verschrijvingen in
de afschriften een hoge foutenlast torsen, maar ook omdat er interpolaties toegevoegd zijn
door latere kopiisten. Zo is het oudst bewaarde afschrift van deze lijsten (1565) van de hand
van een zekere Erasmus van Brakel, die niet aarzelde om zijn eigen familie aan de lijst van
1437 toe te voegen. Hoewel Erasmus‟ eigen adellijke status onbetwistbaar was, blijkt uit
onderzoek dat de Gentse familie van Brakel in het tweede kwart van de vijftiende eeuw
waarschijnlijk niet tot de Vlaamse adel behoorde. Ook de titel en de vermelde datering zijn
sterk vervormd overgeleverd. Bijna alle afschriften situeerden de eerste lijst van 200 namen in
het bewind van Lodewijk van Nevers (1322-1346), terwijl uit de oorsprongskritiek bleek dat
de lijst uit 1362-1363 dateerde. Iets soortgelijks was ook het geval voor de andere lijst, die
meer dan zeshonderd namen vermeldt en daarmee alle andere lijsten in lengte ver overtreft.
Deze dateert vermoedelijk uit 1437, maar wordt door bijna alle afschriften geduid als de lijst
van Vlamingen die in 1421 meetrokken op de veldtocht van Filips de Goede in Frankrijk. De
in later eeuwen gewijzigde titels vermelden ook meestal dat het gaat om de „nobles de
Flandres‟, maar het blijft een open vraag of de oorspronkelijke lijsten inderdaad als strikte
adelslijsten geduid werden.
De precieze ontstaanscontext en functie van de lijsten van 1362-1363 en 1437 blijft enigszins
onzeker. De oorspronkelijke registers kwamen duidelijk wel uit het milieu van de grafelijke
ambtenarij, en meer specifiek uit de Rekenkamer, maar details ontbreken. Het is vrijwel
uitgesloten dat het feodale registers waren of lijsten met een fiscaal oogmerk. Beide lijsten
a Rijksarchief Gent, Algemeen familiefonds, nr. 1306, ongefolieerd (rekening van 18 oktober 1485 tot 20 juni
1487 door Jan Butseel, baljuw van het hof Ten Poldere (Oostduinkerke) van Filips Wielant. De familie stierf
kort na 1500 uit, zodat het onduidelijk blijft of de familie inderdaad tot de adel is gaan behoren. De eerste
uitdrukkelijke vermelding van een Van de Kethulle als edelman dateert van 10 januari 1528 n.s. (het betreft de
zoon van de hier vermelde Jan van de Kethulle), Stadsarchief Gent, Reeks 330, register 50 (1528-1529), fol. 49
r.-v. b H. Douxchamps, La famille, dl. III, p. 223 e.v.
18
zijn niet ingedeeld per leenhof maar per kasselrij en er is geen enkele consequente vermelding
van leenbezit of een andere mogelijke fiscale aanslagvoet.a De eerste lijst blijft in omvang
relatief dicht bij de in origineel bewaarde lijsten en is per kasselrij ook min of meer
hiërarchisch opgebouwd. Voor de kasselrij Kortrijk wordt de heer van Halewijn als eerste
vermeld. Te Dendermonde zijn dat de heren van Massemen en in Veurne-ambacht de
burggraaf van Veurne (een telg van de familie van Stavele). Dit waren inderdaad de
belangrijkste adellijke families in die kasselrijen. De getraceerde interpolaties terzijde gelaten,
kan deze lijst als toch een betrouwbaar - zij het opnieuw niet exhaustiefb - overzicht van de
Vlaamse edelen en ridders in de jaren 1360 gelden.
Kaart: het graafschap Vlaanderen met de kasselrij-indelingen en de vier kwartieren (14e-15e eeuw), met
uitzondering van de kasselrij Waasten.c
a Een eventuele fiscale lijst met edelen die niet in de beden moesten bijdragen zou door elke kasselrij
afzonderlijk worden opgesteld en niet voor het hele graafschap: dergelijke lijsten zijn bewaard voor de kasselrij
Kortrijk; Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 42890-43099 (1387-1566). Enkele van die lijsten
zijn uitgegeven in J. Ferrant, „Lijst der edelen en goede lieden, bezitters van heerlijkheden in de kastelnie
gelegen, van 1387 tot 1633‟, in: Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 10,
1912-1913, pp. 227-278. Processen over de bijdrage van edelen in de beden vindt men terug in de registers van
de Raad van Vlaanderen; A. Zoete, De beden in het graafschap Vlaanderen onder de hertogen Jan zonder Vrees
en Filips de Goede (1405-1467), Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren
en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, 56, nr. 149, Brussel, 1994, p. 50, n. 35. Ook voor de Gentse
schepenen van de keure (Stadsarchief Gent, reeks 301) werden dergelijke processen gevoerd, hetgeen te
verklaren is door de functie van Gent als kwartierhoofd. b Na vergelijking met het leenregister van het graafschap Vlaanderen van 1366 (Archives départementales du
Nord, Chambre des Comptes, B 3679) bleek bijvoorbeeld de opvallende afwezigheid op deze lijst van telgen van
belangrijke adellijke families uit Waals-Vlaanderen (bijvoorbeeld de families Saint-Audegonde en Bailleul). c Blockmans, De volksvertegenwoordiging, p. 108
19
Meer problemen stellen zich voor de lijst van (vermoedelijk) 1437. In het meest volledige
afschrift wordt binnen elke kasselrij een hiërarchisch onderscheid gemaakt tussen de
„chevaliers‟ en de „escuyers.‟ Deze lijst vermeldt meer dan driemaal zoveel namen als enige
andere lijst. Slechts ten dele wordt dit verklaard door het feit dat de lijst van 1437 een groter
geografisch gebied bestrijkt. Als enige van alle lijsten worden ook Rijsel en zelfs de
heerlijkheid Mechelen vermeld, wat voor een surplus van respectievelijk 94 en 6 namen zorgt.
Desalniettemin is het duidelijk dat er per kasselrij veel meer personen en families worden
vermeld dan in de lijst van 1362-1363 en de andere lijsten. Dit wordt ten dele veroorzaakt
door het verhoudingsgewijs veelvuldig vermelden van lagere edelen en van jongere kinderen.
In essentie wordt de meerlast – zowel voor de lijst van 1437 als die van 1410 - echter
veroorzaakt door de vele vermelde „escuyers.‟ De vraag of alle schildknapen tot de adel
behoorden (zoals dat voor de riddertitel het geval was) laat zich bijzonder moeilijk
beantwoorden. Ten dele was schildknaap een gangbare titel voor jongere edelen uit
gevestigde adellijke geslachten die nog geen riddertitel hadden verworven. Vele lagere
edellieden bleven dan weer hun leven lang schildknaap, zonder ooit ridder te worden. Er kan
echter niet uitgesloten worden dat de titel van schildknaap in deze lijsten in zijn meest ruime
zin gelezen moet worden, namelijk om ondergeschikte, dienende personen in de militaire
hiërarchie aan te duiden.
De aanleiding voor het opstellen van de lijst van 1437 is onduidelijk. De ene mogelijkheid is
het losbarsten van een opstand van de Brugse ambachten in mei 1437. De kroniekschrijver
Olivier van Dixmude vermeldt dat de hertog toen in Rijsel verbleef „ende maecte groot
mandement in Artois ende Pikardien, ende ooc onder de eidele van Vlaendre.‟a Een andere
mogelijkheid is de dreiging van een oorlog met Engeland in die periode. De kroniekschrijver
Enguerrand de Monstrelet vermeldt dat de Bourgondische hertog in 1436-1437 herhaaldelijk
met de staten van zijn Nederlandse gewesten beraadslaagde om zich voor te bereiden op een
dreigende invasie van de Engelsen, wat dus mogelijk de directe aanleiding voor de lijst van
1437. De dreiging van een Engelse invasie is de meer plausibele aanleiding voor de lijst van
1437, omdat deze lijst immers ook een aanzienlijk aantal ridders en schildknapen uit het
Brugse Vrije vermeldt. De lijst is ook tenminste vóór 15 juni 1437 opgesteld, zodat een
convocatie van de Vlaamse adel naar aanleiding van het conflict met Brugge dan zeer snel
verlopen zou moeten zijn.
Hoewel de verhalende bronnen ons inlichten over de vermoedelijke aanleiding tot het
opstellen van die lijst, blijft ook hier de betekenis van de titel „schildknaap‟ onduidelijk.
Monstrelet vermeldt dat omwille van de Engelse dreiging een oproep werd gedaan „à tous les
nobles de sesdiz pays et aultres qui se avoient acoustumé de armer, qu'ilz fussent prestz toutes
les fois qu'on les manderoit pour aler avec les capitaines qui estoient commis pou la garde et
deffence des pays.‟b Worden met die „aultres qui se avoient acoustumé de armer‟ de
schildknapen bedoeld (en dus de bemiddelde burgers die ook militair actief waren) of werden
die schildknapen toch tot de adel gerekend? Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de
schildknapen uit de lijsten van 1410 en 1437 de onderlagen van de adel vormden of dat zij
eerder als een soort „bijna-edelen‟ of als de krijgshaftige leden van lokale dorpselites of
Vlaamse steden gezien moeten worden.c Vandaar ook onze reserves bij de term „adelslijsten‟,
a Lambin (ed.), Olivier van Dixmude, pp. 155-6.
b L. Douët-d‟Arcq (ed.), Enguerrand de Monstrelet. Chroniques, vol. V, Parijs, 1857-1862, p. 279.
c Wat mogelijk pleit voor de these dat niet alle schildknapen van adel waren is een rekening van 26 november
1384 (Archives départementales du Nord, Chambres des Comptes, B 3568/131968) van enkele hoge Vlaamse
edelen „ensamble XI aultres chevaliers bachelers de sa compaignie, VIxx et I escuiers hommes d‟armez, XXII
20
zeker voor wat deze specifieke reeks documenten van 1405, 1410 en 1437 betreft. Het valt
immers nog uit te maken of alle vermelde schildknapen ook daadwerkelijk tot de Vlaamse
adel behoorden.a Voor de andere lijsten is de zekerheid op dit vlak veel groter.
Adelslijsten als neerslag van de militaire functie van de Vlaamse adel
Algemeen genomen zijn er veel aanwijzingen dat de hier uitgegeven zeven lijsten zich van de
eerder bekende adelslijst van 1464 onderscheiden door hun militaire functie. De lijst van 1464
is opgesteld met het oogmerk de vertegenwoordigers van de Vlaamse adel op de
statenvergaderingen te convoceren. De andere lijsten lijken de schriftelijke neerslag te vormen
van de verschillende stadia van de procedure om de militaire verplichtingen van de Vlaamse
edelen aan hun vorst af te dwingen. De vermoedelijk uit het grafelijk archief afkomstige lijst
van vóór 1386 van de Vlaamse baanderheren en ridders vormde duidelijk een in de grafelijke
administratie bijgehouden formulierlijst van wie heervaartplicht diende te vervullen. Ook de
lijst van 1362-1363 lijkt een dergelijk document te zijn. Op dat moment was het relatief rustig
in het graafschap Vlaanderen (de Brabantse successieoorlog, waarin ook de Vlaamse adel
betrokken was, was reeds enkele jaren afgelopen), zodat een directe aanleiding voor het
convoceren van de Vlaamse edelen op dat moment lijkt te ontbreken.b De lijst was bovendien
hiërarchisch opgebouwd per kasselrij, waarbij de belangrijkste heren (dus vermoedelijk met
de grootste achterban aldaar) eerst vermeld worden. Tenslotte hoort ook de lijst van 1481,
zeer vermoedelijk afkomstig uit de centrale of gewestelijke administratie, in dit rijtje thuis, zij
het in dit geval aangevuld met de lijst van alle Vlaamse lokale ambtenaren die de verplichting
hadden om enkele kruisboogschutters te leveren bij conflicten (die ambtsverplichting is reeds
bekend in 1422). Dat de geografische indeling van deze lijst (per kwartier) afwijkt ten
opzichte van die van de jaren 1360 (per kasselrij) wordt verklaard door het feit dat de
staatsadministratie van Vlaanderen in 1481 in belangrijke mate gecontroleerd werd door de
drie Vlaamse hoofdsteden Gent, Brugge en Ieper. Op dat moment was Vlaanderen samen met
de andere Nederlandse gewesten in een oorlog met Frankrijk verwikkeld, wat die lijsten een
actuele betekenis verleent. Deze drie lijsten zijn gelijkaardig in opbouw (hiërarchische
opsommingen, al dan niet per kasselrij of kwartier) en lengte en kunnen als adelslijsten in
strikte zin getypeerd worden.
Aan de hand van die formulierlijsten werden dan bij een militair conflict convocatiebrieven
gestuurd naar die edelen door de Raad van Vlaanderen. Referenties naar dergelijke
convocaties in de bodenrekeningen van deze instellingen zijn legio. Een voorbeeld hiervan is
de lijst van 1425, waarbij de Raad een honderdtal ridders en de belangrijke schildknapen
aanschreef, in dit geval om deel te nemen aan de veldtocht van Filips de Goede tegen Jacoba
van Beieren. Deze ridders en belangrijke schildknapen, die we als de militaire top van de
Vlaamse adel kunnen aanmerken, waren dan verondersteld op de afgesproken plaats te
verschijnen met de aan hen ondergeschikte ridders, schildknapen, wapenlieden en
boogschutters. Na afloop van het conflict dienden deze compagnieleiders dan een lijst in van
hun troep ridders, schildknapen, wapenlieden en boogschutters bij de algemeen ontvanger van
archiers …‟ Men kan al of niet een komma plaatsen tussen „escuiers‟ en „hommes d‟armez‟, maar het blijft
opvallend dat de schildknapen en wapenlieden door de scribent zijn samengeteld. a Er moet aangestipt worden dat dit interpretatieprobleem zich niet alleen voor het graafschap Vlaanderen stelt.
Ook voor laatmiddeleeuwse Hollandse adel is de sociale status van de „cnapen‟ een groot vraagteken. Janse,
Ridderschap in Holland, pp. 87-92. b D. Nicholas, Medieval Flanders, Londen-New York, 1992, p. 226.
21
financiën van de vorst, die hen dan de verschuldigde vergoedingen uitbetaalde. De hier
uitgegeven lijsten van 1405 en 1410 zijn dergelijke ingediende lijsten met de eraan
vastgemaakte kwijtingen. Zij vermelden als zodanig niet alleen de belangrijke Vlaamse
edelen, maar ook alle onder hen ressorterende schildknapen en soldaten. Zoals we hebben
aangestipt is het nog niet duidelijk of die vele vermelde schildknapen dan ook alle edellieden
waren. Tenslotte is er de lijst van 1437 die de bovengenoemde formulierlijsten in lengte ver
overtrof door de lange opsommingen van schildknapen. Dit lijkt dan een soort schriftelijke
neerslag post factum te zijn van een algemene convocatie van alle Vlaamse ridders en
belangrijke schildknapen mét hun achterban (althans de schildknapen: de boogschutters zijn
niet vermeld). Dat deze lijst afkomstig lijkt te zijn uit de Rekenkamer (en niet uit de Raad van
Vlaanderen), wijst daarop. Deze convocatie situeert zich net na de mislukte veldtocht tegen
Calais (1436) (en tijdens de Brugse opstand van 1436 - januari 1438),a en was zoals gezegd
mogelijk afgekondigd vanwege de dreigende invasie van Engelse troepen.
We kunnen besluiten dat de voor Vlaanderen ontdekte adelslijsten ontstaan zijn vanuit een
specifieke functie van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel, namelijk militaire dienst aan de
vorst. Opsommer heeft aangetoond dat in het veertiende- en vijftiende-eeuwse Vlaanderen de
klassieke leenplicht (het auxilium), net zoals in andere delen van Europa, reeds in het begin
van de veertiende eeuw sterk verwaterd was. Slechts voor lenen waarbij militaire dienst
uitdrukkelijk in het leendenombrement was vermeld, werd verwacht dat de leenman in
kwestie militaire leenplicht vervulde.b Nochtans werden op bepaalde momenten de adellijke
leenhouders, of toch een deel ervan, voor militaire dienst opgeroepen, waarschijnlijk tegen
betaling van een soldij. Het bestaan van de hier uitgegeven convocatielijsten van edelen (als
onderscheiden van de veel grotere groep van alle Vlaamse leenhouders) geeft aan dat
Vlaamse edelen apart van de leenbezitters werden opgeroepen voor de strijd. Dit wijst erop
dat de band tussen adeldom en militaire dienst aan de vorst in dit graafschap toch nog
belangrijker was dan vaak verondersteld wordt.c Hoe het ook zij, deze mobilisaties van de
Vlaamse adel vereisten een uitgewerkte administratieve praktijk, die eerst door de grafelijke
administratie van Lodewijk van Male en vervolgens door de Raad van Vlaanderen en de
Rijselse Rekenkamer werd uitgeoefend. Dit heeft zijn weerslag gevonden in verschillende
types namenlijsten. Hoewel het mogelijk is dat – zeker voor de compagnielijsten – niet alle
vermelde personen van adel waren, is hun betrouwbaarheid hoog in te schatten. Hoewel vele
details nog ontbreken is hun ontstaanscontext bekend. Deze lijsten zijn duidelijk niet ontstaan
vanuit een genealogisch-historische preoccupatie, wat de betrouwbaarheid van vele andere
lijsten heeft gehypothekeerd.d Wel moet opgemerkt dat de overlevering van de twee niet in
origineel bewaarde lijsten (1362-1363 en 1437) wel door dat milieu gedragen is. Dit maakte
een kritische editie van de tekstvarianten noodzakelijk.
Beperkingen en mogelijke onderzoeksperspectieven
a J. Dumolyn, De Brugse opstand van 1436-1438 (Standen en Landen, 101), Kortrijk-Heule, 1997, passim.
b Opsommer, Omme dat leengoed, pp. 711-724.
c De poging van Karel de Stoute om in de jaren 1470 de leenplicht schijnbaar opnieuw te introduceren, was in
feite een fiscale operatie. d Bijvoorbeeld de in 1490 door Filips van Leiden opgestelde lijst van de Hollandse adel omstreeks 1300, die
besproken wordt door A. Janse, Ridderschap in Holland, p. 103 of de in 1596 opgestelde adelslijsten voor alle
Vlaamse graven tot en met Filips II in J. Marchantius, Flandria Commentariorum, Antwerpen, 1596, pp. 245-6,
248-9, 252-3, 258-60, 268-9, 278-9, 291-3, 307, 318-9, 323, 329-30.
22
Het is onzeker of de bewaarde lijsten een volledig overzicht van de Vlaamse adel aanreiken
en of alle vermelde personen van adel waren. Voor sommige personen zoals Filips Wielant en
vooral voor de vele „escuyers‟ blijft er twijfel bestaan over hun adellijke status. De
tekstoverlevering is voor sommige lijsten gecorrumpeerd. Bovendien moet nogmaals
beklemtoond dat deze documenten slechts met veel voorbehoud als „adelslijsten‟ te betitelen.
Deze lijsten maken immers geen onderscheid tussen personen die tot de erfelijke, oude
Vlaamse adel behoorden en zij die als ridder of eventueel als schildknaap persoonlijk tot de
adel werden gerekend. Of de nakomelingen van die tweede groep ook tot de adel behoorden,
hing af van hun levensstijl en de mate waarin zij met succes de sleutelelementen van adeldom
(riddertitels, feodaal bezit, heerlijke rechtsmacht, affiniteit met militaire activiteiten, adellijke
huwelijkspartners…) wisten te verzekeren. Kortom, verder onderzoek is nodig om de
oudadellijke families en succesvolle nieuwkomers binnen de door deze lijsten aangereikte
populatie te onderscheiden.
Ondanks deze beperkingen openen deze lijsten grote onderzoeksmogelijkheden. Eerst en
vooral laten deze adelslijsten toe om na kritische toetsing en aanvulling vanuit andere
primaire bronnen (oorkonden, leenregisters, grafschriften, kronieken...) een overzicht te
vormen van de Vlaamse adel als sociale groep voor een tijdperk waarin het al of niet tot de
adel behoren bepaald werd door sociale perceptie. Op dit moment hebben wij nog niet
gestreefd naar een exhaustieve identificatie van alle hier vermelde personen – we hebben ons
hierin enkel laten leiden door de doelstelling de lijsten indien nodig nauwkeuriger te dateren –
maar het spreekt vanzelf dat een uitgebreide prosopografie nu op de onderzoeksagenda staat.
De waarde van deze adelslijsten schuilt verder in de chronologische spreiding van deze
overzichten in de veertiende en vijftiende eeuw. Door de reconstructie van de adel op deze
verschillende „peilmomenten‟ kan onderzoek gedaan worden naar het mutatieritme binnen de
adel en de evolutie van het economische profiel en de sociaal-politieke positie van de adel in
het laatmiddeleeuwse Vlaanderen.a Met deze uitgave hopen we verder vooral ook nieuw
onderzoek naar adellijke families te stimuleren en een tot dan toe ontbrekend hulpmiddel te
bieden aan historici die onderzoek doen naar al dan niet „adellijke‟ gedragspatronen in
huwelijksnetwerken, giftpraktijken, religieuze schenkingen, universitaire opleiding,
boekenbezit…
Deze lijsten zijn ook waardevol voor onderzoek naar de adel in de zestiende en zeventiende
eeuw. In de zestiende eeuw veranderde de samenstelling van de Vlaamse adel vermoedelijk
sterk door de groeiende interactie met de onder de Habsburgers geïmmigreerde Duitse en
Spaanse aristocraten. Het blijft een open vraag of dit fenomeen zich ook voordeed bij de
lagere echelons van de adel.b De lijst van februari 1481 biedt een uitgangspunt voor het
broodnodige onderzoek naar deze ontwikkelingen. In de late zestiende eeuw wijzigden
bovendien de opvattingen over hoe bepaald werd wie van adel was. De vorst trok met name
na 1595 het recht naar zich toe om te bepalen wie tot de adel behoorde, zij het door het
toekennen van adelbrieven of het bevestigen van adellijke status door na onderzoek
a Dit onderzoek naar de laatmiddeleeuwse adel als sociale groep in het graafschap Vlaanderen is reeds aangevat
door F. Buylaert, die een doctoraatsverhandeling over de adel in het Vlaamse stedelijke netwerk voorbereidt
(Aspirant F.W.O.-Vlaanderen, Universiteit Gent). b F. Buylaert & J. Dumolyn, „L‟importance sociale, politique et culturelle de la haute noblesse dans les pays
Bourguignons et Habsbourgeois (1475-1526): un statut en question‟, in: J. Haemers, C. Van Hoorebeeck & H.
Wijsman (eds.), Entre la ville, la noblesse et l‟Etat. Philippe de Clèves (1456-1528), homme politique et
bibliophile (Burgundica XII), Turnhout, 2007, pp. 281-299.
23
uitgereikte certificaten. Het is interessant om vast te stellen dat er aanwijzingen zijn dat in
deze nieuwe, door de staat gemonopoliseerde adelsprocedure, de lijsten van 1362-1363 en
1437-1438 gebruikt zijn om adellijke status te bevestigen. Een afschrift van de twee lijsten
was in de zestiende eeuw in het bezit van Alexandre Leblancq, waarbij het document na diens
dood in het bezit kwam van zijn schoonzoon Ferdinand de Maubus, heer van Schoondorp, die
de lijsten in 1625 met toestemming van Filips-Lamoraal Vilain, gouverneur van de
Sommesteden, liet ratificeren door diens auditeurs. Ook in meer algemene zin is
wijdverbreide interesse van genealogen en verzamelaars in de late zestiende en zeventiende
eeuw (wat aanleiding gaf tot tenminste 18 afschriften van die lijsten) treffend te noemen. De
herhaalde interpolaties en al dan niet opzettelijke verschrijvingen wijzen erop dat de lijsten
gebruikt werden voor het heronderhandelen of legitimeren van de sociale status van de
kopiisten en hun families in hun sociale netwerken of tegenover de staat, die een sterke greep
op de samenstelling van de adel wenste te vestigen. In de vroegmoderne periode zijn deze
lijsten dus gebruikt op een manier die ver afstaat van hun oorspronkelijke, militaire functie.
Ook dit aspect van de bewaarde adelslijsten van het graafschap Vlaanderen wettigt verder
onderzoek. Met de uitgave van deze lijsten hopen wij al deze onderzoeksvelden een nieuwe
impuls te geven.
24
TEKSTUITGAVE
1. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 1384-1386
A ORIGINEEL.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Oorkonden van Vlaanderen, 2e reeks (doos 9), nr. 234
1
Deze lijst is een losse akte (papier zonder watermerk; dorsale notitie van latere hand: „Nobles‟). Er is geen
aantoonbaar verband met de andere akten uit dezelfde reeks. De akte is niet gedateerd, maar op
paleografische gronden in de late veertiende eeuw te plaatsen. De lijst is opgesteld in het Nederlands en is
onderverdeeld in baanderheren en ridders. Aanwijzingen over de ontstaanscontext, de gebruiksfunctie of
eventuele bronnen ontbreken. Deze lijst vermeldt 168 namen.
Nota over de datering
Uit biografisch onderzoek naar de in deze ongedateerde lijst vermelde personen blijkt dat dit document met
zekerheid na 9 maart 1384 en vóór 10 september 1386 is opgesteld. De in de lijst vermelde Gerard van
Massemen, heer van Massemen en Beerlegem („Den here van Masmine‟) overleed tussen 14 januari 1384 en 4
maart 1391, terwijl Jan Hauweel overleed vóór 10 september 1386. Een terminus post quem wordt aangereikt
door de in de lijst vermelde Roeland Hauweel, die kort na 9 maart 1384 zijn broer Ingelram Hauweel heeft
opgevolgd in diens leenbezit (de eerste van 19 verhefgeldbetalingen in de verhefrekeningen van de baljuw van
Ieper voor de termijn 9 maart 1384 - 1386). Deze datering is met ruimere marges bevestigd aan de hand van de
biografische gegevens van andere in de lijst vermelde personen (zie notenapparaat). Voor deze datering aan de
hand van persoonsgegevens is selectief gekozen voor families en personen waarover betrouwbare studies of
primaire bronnen voorhanden waren.
Namen van den ridders van Vlaendren
Baenrache
1 De here van Ghistele
2 De borchgrave van Dixmude
3 Mer Roeger van Ghistele
4 De here van Gruuthuse
5 De borchgrave van Veurne
6 de Haze2
7 Mer Gheraerd van Ghistele
8 De here van Haelwine
9 De here van Axele
10 Mer Gheraerd van Raissighem3
11 Mer Heinric van Antoeng4
12 Mer Colaerd van den Clite5
13 De here van Nevele
Ruddren met ghesellen
14 Mer Philips van Masmine6
15 Mer Jan Vylain
16 De borchgrave van Ypre
17 Mer Pieters van Belle
18 De here van Zweveghem
19 Mer Ghy van Ghistele
25
20 Mer Hector van Veurhoute
21 Mer Zegher van Ghend doude
22 Mer Joos van Haelwine
23 Mer Lodewijc de Bastaert
24 De here van Peenen
25 De here van Ekelsbeke
26 Mer Gheraerd van Uutkerkea
27 De here van der Capelle
28 De here van Scorsse
29 Mer Gheraerd van Spiere
30 De here van Leewerghem7
31 Mer Ghiselbrecht van Leewerghem8
32 De here van Erpe
33 Mer Jan uten Zwane
34 Mer Philips Vylein
35 Mer Philips de Jonghe
36 Mer Philips, zijn zone
37 Mer Gheraerd van Moerseke
38 Mer Gillis Scouteten
39 Mer Philips van der Couderborch
40 Mer Clais Vijd
41 Mer Kerstoffels Vijd
42 Mer Clais van Kets
43 De here van Boelaer9
44 De borchgrave van Aelst
45 Mer Jan Barnageb
46 Mer Zegher de Cortrisien
47 De here van Masmine10
48 Mer Jan van Masmine11
49 Mer Ghiselbrecht van Masmine12
50 Mer Wouter van Herzele
51 Mer Raes Mulaerd
52 Mer Philipsc van Steeland
53 Mer Zegher van Calkene
54 Mer Florens van Heule
55 Mer Wouter van Mulhem
56 Mer Roeland Hauweel13
57 Mer Wouter van Haelwine, sheren zone
58 Mer Wouter van Haelwine van Rosebeke
59 Mer Wouter van Haelwine van Calone
60 Mer Olivier van Haelwine
61 Mer Jan van Haelwine
62 Mer Willem van Haelwine
63 Mer Gheraerd van Haelwine
64 Mer Zegher van Ghend de jonghe
65 Mer Roeger Boetelin14
66 en hered van Yseghem
67 Mer Jan van Pouke
68 Mer Roeger de Tholnare
69 Mer Mathijs Scaec
70 Mer Jan Damman
71 Mer Jan Damman platvoeta
a Deze naam is doorstreept.
b Deze naam is doorstreept.
c Deze naam is doorstreept en vervangen door „Bouden.‟
d Dit is doorstreept en vervangen door „mer Roeger.‟
26
72 Mer Jan van Heyle
73 Mer Ghildolf van den Gruuthuse
74 Mer Gheraerd van Spiereb
75 Mer Roeland van Spiere
76 Mer Heinric van Spiere
77 Mer Goossin de Wilde
78 Mer Philips van Beukemare
79 Mer Philips van Zedelghem
80 Mer Montfrant van Eessine
81 Mer Roeger van Lichtervelde
82 Mer Maertin van Eessine
83 Mer Jan metten Eye
84 Mer Matheeus van Scathille
85 Mer Joris Braderic
86 Mer Bouden de Vos15
87 Mer Jan van Ghistele
88 Mer Jacop van der Haghe
89 Mer Philipsc Damman
90 De here van Moerkerke
91 Mer Philips Buuc
92 Mer Jan van Caedzand
93 Mer Ghy, mer Ghys zone
94 Mer Symoen van Brugdamme
95 Mer Gadifer van Hazebrouc
96 Mer Pieter van Wulpen
97 De here van Oorscamp
98 De here van der Gracht
99 Mer Diederic van Dixmude
100 Mer Jan van Dixmude
101 Mer Franchois van Haefskerke
102 Mer Radolf van Nevele
103 De here van Morslede
104 Mer Jan van Morslede
105 Mer Clais Belle
106 Mer Heinric van Holbeke
107 Mer Willem van den Clite
108 Mer Boudin van Oultre
109 Mer Jan van den Houte
110 Mer Fransois de Vischd
111 Mer Diederic de Visch
112 Mer Jan van Bambeke
113 Mer Diederic van Lenseele
114 Mer Jan Veinse
115 Mer Robrecht van Huchy
116 De here vane Rolleghem
117 Mer Riquaerd van der Berstf
118 Mer Jacop van Meetkerke
119 Mer Jan Hauweel16
120 Mer Willem van Ebblighem
121 De here van der Vichtea
a Doorstreept en vervangen door „lancvoet.‟
b Deze naam is doorstreept.
c Deze naam is doorstreept en vervangen door „Pieter.‟
d Deze naam is doorstreept.
e Doorstreept: „Rob.‟
f Deze naam is tweemaal vermeld.
27
122 Mer Jan Fer, de Bastaert
123 De here van Moerbeke17
124 Mer Jan van Houthem
125 Mer Robbrecht de Marscalc
126 Mer Lodewijc de Panetier
127 De here van Maldeghem
128 Mer Aleames van Brekin
129 Mer Jan Sporkin
130 Mer Symoen Rijm
131 Mer Pieter van der Delft
132 Mer Boudin Rijm
133 Mer Jan Mulaerd
134 Mer Jan Parys
135 Mer Philips van Poelvoorde
136 Mer Jan van Meenine
137 Mer Jan van Gryspere
138 Mer Philips van Haefskerke
139 Mer Gheraerd Damman
140 Mer Heinric van Borseleb
141 Mer Jan van Borsele
142 Mer Olivier van Sconeveld
143 Mer Arend van den Ghewedde
144 De here van der Scheele18
145 Mer Renaut van Steenbeke
146 Mer Jan van der Molen
147 Mer Goossin uten Hove
148 Mer Goossin van der Reingherstede
149 Mer Pieter de Bastaerd
150 Mer Hellin van Steeland
151 De here van Marke
152 Mer Jan van Aa
153 Mer Robbrecht van Asschen
154 De here van den Wedergrate19
155 Mer Wouter van Hemsrode
156 De here van Assche20
157 Mer Diederic van Benseele
158 Mer Pieter van den Zijpe
159 Mer Clais Bele f.
160 Mer Joris Belle
161 Mer Jan Belle
162 Mer France van Belle
163 Mer Jan Rijcassez
164 Mer Olivier de Ruusse
165 Mer Olivier van Loo
166 De here van Watene
167 De here van der Scheele
168 Mer Jan Blankaert
2. Een monsteringslijst van enkele Vlaamse edellieden, daterend van 14 september – 20
oktober 1405
A ORIGINEEL.
a Deze naam is doorstreept.
b Deze naam is doorstreept.
28
Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11761.
Dit is een monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Schorisse,
baanderheer, bestaande uit twee andere ridders, 21 schildknapen en tien boogschutters,
daterend van 14 september 1405. Hieraan is nog een ontvangstbewijs (daterend van 21
oktober 1405) gehecht van de heer van Schorisse, waarin hij erkent dat hij 493 francs
ontvangen heeft van Jehan de Velery, penningmeester en gecommiteerd voor de
algemene ontvangerij van de financiën van de hertog, voor de vergoedingen voor hem
en de leden van zijn compagnie voor de periode 14 september tot 20 oktober [1405] (37
dagen). Er is ook nog een kopie van deze monsteringslijst aangehecht door Jehan de
Vergy, daterend van 18 oktober 1405.
La monstre du seigneur d‟Escornays, chevalier banneret, de deux autres chevaliers bacheliers et de XXI escuiers
et X archiers de sa compaignie receus aprés par messire Jehan de Vergy, seigneur de Fouvans et mareschal de
Bourgongne le XIIII jour de septembre l‟an mil CCCC cincq.
Chevaliers
169 Ledit seigneur d‟Escornayz, chevalier banneret
170 Messire Daniel de Herselle, chevalier bachelier
171 Messire Sohier de Lannoya
Escuiers
172 Jehan de Hambise
173 Guillaume de Hambise
174 Andrieu de la Nieve
175 Lancelot, bastart d‟Escornaiz
176 Francois de Melle
177 Huart de la Gliseules
178 Jehan d‟Arcie
179 Melsion, bastart d‟Escornaiz
180 Elnou, bastart d‟Escornaiz
181 Jehan, bastart d‟Escornaiz
182 Godeffroy de la Haie
183 Jehan de la Haye
184 Soye Utenhove
185 Jehan de Mote
186 Tiry de le Donch
187 Jaque de Donch
188 Gesswin de la Mote
189 Ernoul de Marez
190 Jehan Piestre
191 Jehan Blanchetrain
192 Daniel de la Mote
Archiers
193 […]
a Een accolade op de aangehechte kwijting geeft aan dat ook Sohier de Lannoy „chevalier banneret‟ was.
29
3. Tien monsteringslijsten van Vlaamse edellieden, daterend van 30 augustus, 11, 14, 15,
16 en 17 september 1410.
3a. Monsteringslijst van Jean de Tenremonde, daterend van 30 augustus 1410.
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Jean de Tenremonde,
schildknaap, bestaande uit nog één ridder, vijf schildknapen en 11 boogschutters,
daterend 30 augustus 1410.
C‟est la monstre de Jehan de Terremonde, escuier, d'un chevalier bachelier, de cinq escuiers et de onze archiers
de sa compaignie, venuz au mandement de monseigneur le duc de Bourgongne, veuz et passez a monstre lez
Paris le XXXe jour d‟aoust l‟an mil IIIIc et dix, par messire David de Brimeu, chevalier, conseillier et
chambellan de mondit seigneur et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
194 Le dit Jehan de Tenremonde, escuier
195 messire Jehan de Freville, chevalier baichelier
Escuiers
196 Amourri Rollantcourt
197 Lancelot du Harlin
198 Jehan du Vauhon
199 Jamot Pignoullet
200 Hannequin de Neveville
Archiers
201 […]
David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir
a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que presentement mondit seigneur a mandéz
venir devers lui pour servir le Roy, notre seigneur, et ledit seigneur en armes ou il lui plaira. Jehan de Noident,
receveur general des finances de mondit seigneur, nous vous envoyons cy dessus escripte la monstre de Jehan de
Terremonde, escuier, d‟un chevalier bachelier, de cinq escuiers et de onze archiers de sa compaignie venuz au
mandement de mondit seigneur, lesquelz sont souffisament montéz et arméz et iceulx avons au jour d‟uy veuz et
receuz et passéz a monstre lez Paris pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en ceste
presente armee. Si faites prest et paiement audit Jehan de Terremonde pour lui, pour ledit bachelier, pour les diz
cinq escuiers et pour les diz XI archiers dessus nomméz pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la
date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordenné. Donné le XXXe jour d‟aoust l‟an mil IIIIc et
dix.
3b. Monsteringslijst van de heer van Rosimbos, daterend van 11 september 1410.
A ORIGINEEL
Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Rosimbos, ridder,
bestaande uit nog vier schildknapen en vier boogschutters, daterend van 11 september
1410.
30
La monstre de monseigneur de Rosimbos, chevalier baicheler, quatre escuiers et quatre archiers de sa
compaignie, venuz au mandement de monseigneur le duc de Bourgongne, veuz et receuz a monstre lez Paris le
XIe jour de septembre M CCCC et dix par messire David de Brimeu, chevalier et chambellan de mondit seigneur
et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
202 Le dit monseigneur de Rosimbos, chevalier
Escuiers
203 Guerart Declenquemeure
204 Guerart du Bos
205 Hennequin Poiret
206 Martinet de Beaucamp
Archiers
207 […]
David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir
a monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandéz
venir devers lui pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en armes ou il lui plaira. Jehan de
Noident, receveur general des finances d‟icellui seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de
monseigneur de Rosimbos, de quatre escuiers et quatre archiers de sa compaignie venuz au mandement de
mondit seigneur le duc, lesquelz et chascun d‟eulx sont souffisament montéz et arméz et ceulx avons au jour
d‟uy veuz, receuz et passéz a monstre lez Paris pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en
ceste presente armee. Si faites prest et paiement audit seigneur de Rosimbos pour lui et les dessus nomméz pour
le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur le duc vous a
ordonné. Donné le XIe jour de septembre l‟an M CCCC et dix.
3c. Monsteringslijst van Hue de Lannoy, schildknaap, daterend van 14 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Hue de Lannoy, schildknaap,
bestaande uit nog 11 andere schildknapen en twee boogschutters, onder bevel van de
heer van Fontaines, daterend van 14 september 1410. Aan deze lijst is een tweede
perkament van 30 september 1410 gehecht, waarin Hue de Lannoy erkent dat hij 136
francs ontvangen heeft van Jehan de Noident, ontvanger-generaal van financiën van de
hertog van Bourgondië. Antoine van Haveskerke, heer van Fontaines, ridder, trad op als
getuige.
La monstre de Hue de Lannoy, escuier, onze aultrez escuierz et deux archiers, vues, receus et passés a monstre le
XIIIIe jour de septembre lan mil IIII et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier
et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, et commis a ce de par icellui seigneur, venuz soubz et en
la compaignie de monseigneur de Fontaines.
Et premierement
208 Lea Hue de Lannoy
209 George de Lannoy
210 Guillaume de Flechin
a Doorstreept: „b‟
31
211 Jehan de Rincq
212 Willemet du Crocq
213 Baude de Fernehen
214 Hinaut de Liesces
215 Le borgne Lobegois
Escuiers
216 Pierre de Liesces
217 Boulet de Fontaines
218 Pierre des Janvois
219 et Regnart de Fontaines
Archiers
220 […]
Nous David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne et commis de par icellui seigneur a veoir, recepvoir et
passer a monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a
mandés venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances
dudit seigneur. Nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Hue de Lannoy, escuier, XI aultres escuiers
et II archiers soubz et en la compaignie dudit Hue, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffissament montés et
armés et yceulx avons au jour d‟uy veus, receus et passes a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur et ledit
monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy veulliés faire prest et paiement audit Hue pour lui et les dessus
nommés pour le temps qu‟ilz serviront a compter de la date de ces presentez, ainsi que ledit seigneur vous a
ordonné. Donné soubz nostre seel le XIIIIe jour de septembre mil IIIIc et dix.
3d. Monsteringslijst van de heer van de Hameide, daterend van 15 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van de Hameide,
baanderheer, bestaande uit nog acht ridders, 64 schildknapen, 12 kruisboogschutters te
paard en 72 boogschutters, daterend van 15 september 1410.
La monstre de monseigneur de la Hamade, chevalier banneret, huit chevaliers baicheliers, soixante quatre
escuiers, douze arbalestriers a cheval et soixante douze archiers, veuz et receuz a monstre lez Paris le XVe jour
de septembre l‟an mil CCCC et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier,
conseillier et chambellan de mondit seigneur et lieutenant du mareschal de mondit seigneur le duc.
Et premierement
221 Le dit monseigneur de la Hamade
222 Messire Ernoul, son frere
223 Messire Willem de Haluin
224 Messire Colart de Fosseux
225 Monseigneur de Lannaiz
226 Monseigneur de Poctes
227 Monseigneur de Zanzberghe
228 Messire Mikiel de Castelle
229 Monseigneur de Morchin
Escuiers
230 Henriet le Machefflien
32
231 Jehan de le Loe
232 Rassequin de la Dause
233 Jaquemin Mathieu
234 Baudichon de Sennieres
235 Pieret de le Tendre
236 Bauduyn de Quinghien
237 Wateron, son frere
238 Ernoul Honyne
239 Jehan Steffrie
240 Maistre George
241 Maistre Gervaise
242 Le bastart d'Oisy
243 Le bastart du Castelle
244 Pierron du Moulin
245 Jehan du Moulin
246 Guillaume Dyen
247 Thierry Dyne
248 Colart de Vrach
249 Jehan Maure
250 Jehan du Buissot
251 Henry de Baudrenghien
252 Jacot Dubuz
253 Ernoul de Baudrenghien
254 Martin Dubuz
255 Riquart de Quinghiem
256 Colart de Brisseuil
257 Erart de Quinghiem
258 Ernoul Piechon
259 Robin du Bois
260 Loys de Fosseux
261 Hannequin Thurin
262 Jehan de Lannais
263 Jehan de Germe
264 Colin de Hyon
265 Bauderon Croy
266 Thierry le bastart
267 Jaquemart Colart
268 Gille de Waudripont
269 Adrian le Tolle
270 Huchon de Quartes
271 Guillaume de le Hove
272 Thomas Montoy
273 Thierry de Sontain
274 Ameux de Sontain
275 Jehan de Buillemont
276 Jehan Chezaire
277 Jehan Spillet
278 Willemet Cauffechier
279 Girart de Quinghiem
280 Jehan Maille
281 Jehan de Hon
282 Fastreignon de Juully
283 Jehan de le Porte
284 Simon Cloquentem
285 Willemet du Boz
286 Estienne de Sobrechies
287 Amoury Huart
33
288 Hannin de le Porte
289 Guillaume Maure
290 Le borigne de le Porte
291 Hannequin de le Porte
Arbalestiers a cheval
292 […]
Archiers a cheval
293 […]
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur de duc de Bourgongne, a Jehan de Noident,
receveur general des finances de mondit seigneur. Nous vous envoyons cy dessus escripte la monstre de
monseigneur de la Hamade, chevalier banneret, de huit autres chevaliers baicheliers, de soixante quatre escuiers,
de douze arbalestriers a cheval, et de soixante dix sept archiers de sa compaignie, venuz au mandement de
mondit seigneur, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffisamment montéz, arméz et habilléz et iceulx veuz et
passéz a monstre le XVe jour de septembre lan mil IIIIc et dix a Paris par nostre lieutenant messire David de
Brimeu, pour servir le Roy, nostre seigneur, et le dit monseigneur le duc en ceste presente armee. Si faites prest
et paiement audit seigneur de la Hamade pour lui et les dessus nomméz pour le temps et en la maniere que
mondit seigneur vous a ordonné. Donné soubz nostre seel ledit XVe jour de septembre mil IIIIc et dix.
3e. Monsteringslijst van de heer van Caloen, daterend van 15 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Caloen, ridder,
bestaande uit nog twee schildknapen en zeven boogschutters, daterend van 15
september 1410. Aan deze lijst is een kwijtschrift aangehecht, daterend van 16 oktober
1410, waarin Everard, heer van Caloen, erkent ontvangen te hebben van Jehan de
Noident, algemeen ontvanger van financiën van de hertog van Bourgondië, de som van
78 francs en 15 solz tournois.
La monstre de monseigneur de Calonne, chevalier bachelier, deux escuiers et sept archiers, veuz et receuz a
monstre lez Paris le XVe jour de septembre lan mil IIIIc et dix par messire David de Brimeu, seigneur de
Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui
seigneur.
Et premierement
294 Le dit monseigneur de Calonne, chevalier bachelier
Escuiers
295 Jaquemart le bastard
296 Willaume Croquevillain
Archiers
297 […]
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur le duc de Bourgongne. Jehan de Noident,
receveur general des finances dudit seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de monseigneur
de Calonne, chevalier bachelier, deux escuiers et sept archiers en la compaignie d‟icellui seigneur de Calonne,
souffisamment montéz et arméz, veuz, receuz et passéz a monstre par messire David de Brimeu, chevalier,
34
nostre lieutenant, pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc de Bourgongne en ceste
presente armee. Si vueillez faire prest et paiement audit seigneur de Calonne pour lui et les dessus nomméz pour
le temps que ledit monseigneur le duc vous a ordonné. Donné a Paris le dit XVe jour de septembre lan mil IIIIc
et dix.
3f. Monsteringslijst van de heer Eulard van Poeke, daterend van 16 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van schildknaap Eulard van Poeke,
bestaande uit nog zeven andere schildknapen en zes boogschutters, daterend van 16
september 1410. Aan deze lijst is een kwijtschrift aangehecht, daterend van 14 oktober
1410, waarin Eulard van Poeke erkent dat hij 115 francs ontvangen heeft van Jehan de
Noident, algemeen ontvanger van financiën van de hertog van Bourgondië.
La monstre de Alart de Pouques, escuier, sept autres escuiers et six archiers, veuz et receuz a
monstre lez Paris le XVIe jour de septembre l‟an mil IIIIc et dix, par messire David de
Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
298 Ledit Alart de Pouques
299 Rembaut de Merler
300 Jehan de Bruges
301 Jaques Forliguet
302 Alart le Sec
303 Bertin la Vout
304 Jehan de Rely
305 Pierre de Caventemont
Archiers
306 […]
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur le duc de Bourgongne. Jehan de Noident,
receveur general des finances dudit seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Alart de
Pouques, escuier, sept autres escuiers et six archiers soubz et en la compaignie dudit Alart, lesquelz et chascun
d‟eulx sont souffisamment montéz et arméz, veuz, receuz et passez a monstre par messire David de Brimeu,
chevalier, nostre lieutenant pour servir le Roy, nostre seigneur, et le dit monseigneur le duc de Bourgongne en
ceste presente armee. Si vueillez faire prest et paiement audit Alart de Pouques pour luy et les dessus nommez
pour le temps que ledit monseigneur vous a ordonné. Donné a Paris ledit XVIe jour de septembre lan mil IIIIc et
dix.
3g. Monsteringslijst van Robrecht van Vlaanderen, daterend van 16 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Robrecht van Vlaanderen,
baanderheer, bestaande uit nog twee andere ridders, 13 schildknapen en één
boogschutter, daterend van 16 september 1410.
La monstre de messire Robert de Flandres, chevalier bacelier, deux autres chevaliers baceliers, treze escuiers et I
archier, veus et receus a monstre lez Paris le XVIe jour de septembre l'an mil IIIIc dix, par messire David de
35
Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a
ce de par icellui seigneur.
Et premierement
307 Ledit messire Robert de Flandrez, chevalier bacelier
308 Messire Louys de Aefskerke, chevalier bacelier
309 Messire Francois de Pollinchove, chevalier bacelier
Escuiers
310 Jacques de Flandres
311 Philippe de Lensele
312 Andrieu de Zinnenbeke
313 Regnault Knibbe
314 Lievin de Gant
315 Jehan le Scerpon
316 Vincent Moriton
317 Colard Aket
318 Henry de Bovequerque
319 Galbein de Visch
320 Jaques de Linde
321 Pitier de Grave
322 Roland de Ram
Archiers
323 […]
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandrez, d'Artoiz et de Bourgogne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir a
monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandés
venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances dudit
seigneur. Nous vous envoions chy dessus escripte la monstre de messire Robert de Flandres, chevalier baceler,
deux aultres chevaliers baceliers, XIII escuiers et I archier soubz et en la compaignie d‟icellui messire Robert de
Flandrez, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffissament montés et armés et yceulx avons aujourd‟uy veus, receus
et passés a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy
veulliés faire prest et paiement audit messire Robert pour lui et les dessus nommés pour le temps qu‟ilz serviront
a compter du jour de la datte de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordonné. Donné le XVIe jour de
septembre l‟an mil IIIIc dix.
3h. Monsteringslijst van de heer van Axel, daterend van 16 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Axel, ridder,
bestaande uit nog 51 schildknapen en 29 boogschutters, onder bevel van de heer van
Gistel, daterend van 16 september 1410.
La monstre de monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier, cinquante et ung escuiers, vint neuf archiers soubz
monseigneur de Guistelle, veuz, receuz et passéz a monstre le XVIe jour de septembre l‟an mil CCCC et dix par
messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
36
324 Ledit monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier
Escuiers
325 Louys de Masminez
326 Jehan de Masminez
327 Jehan de Bailleul
328 Sohier du Pré
329 Guerin d‟Axele
330 Hoste du Birent
331 Andrieu le Nectre
332 Roland de le Ecoucte
333 Jehan de Flandres
334 Baudin de Bauront
335 Guerin Lamwes
336 Jehan Scanezune
337 Amand Bevelare
338 Henry Nathegale
339 Ligier du Quesne
340 Colart de Bullegen
341 Gille Caillel
342 Favis le Grote
343 Clays de Halluin
344 Rogier de Lesquetrevelle
345 Willem du Suit
346 Pierre Dumolin
347 Goscalc de Valmerbeque
348 Clays de Hurtre
349 Wautier Blandermonstre
350 Jehan Hanton
351 Jehan de le Hove
352 Pierre Dancart
353 Clays le Bourgois
354 Willem du Bus
355 Werin Knible
356 Josse Wilemsone
357 Gille Lamsebert
358 Jaquemart de le Piere
359 Pierre le Dentre
360 Jehan de Wisflet
361 Arnoul de Wisflet
362 Jehan de Zuevezeulle
363 Willem le May
364 Louys de Havesquerque
365 Jaquet de la Mote
366 Robert de Banement
Escuiersa
367 Jehan de le Woustine
368 Jehan Bellot
369 Mahieu de Blandain
370 Henry de Hellen
371 Jehan de Martre
372 Jehan de le Garesne
a Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom.
37
373 Willem de le Mote
374 Gillequin Lambresis
375 Pierre Sopart
Archiers
376 […]
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par mondit seigneur a veoir et recevoir
a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que premierement ledit seigneur a mandez
venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydant, receveur general des finances dudit
seigneur nous vous envoyons cy dessus escript la monstre de monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier de
cinquante et ung escuier (sic) et de vint neuf archiers soubz et en la compaignie de monseigneur de Guistelle,
lesquelz sont souffisament montez et armez et iceulx avons aujourd‟uy veuz, receuz et passéz a monstre pour
servir le Roy, nostre seigneur, et mondit seigneur le duc en ceste presente armee. Si vueillez faire prest et
paiement oudit seigneur d‟Axele pour lui et les dessus nomméz pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour
de la date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordonné. Donné le XVIe jour de septembre mil IIIIc
et dix.
3i. Monsteringslijst van Jan van Hembieze, daterend van 17 september 1410
A ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst op perkament van de compagnie van schildknaap Jan van Hembize,
bestaande uit nog één andere schildknaap en één boogschutter, onder bevel van de heer
van Schorisse, daterend van 17 september 1410.
La monstre de Jehain de Hembize, escuier, I aultre escuier et I archier soubz monseigneur
d‟Escornay, veus, receus et passés a monstre lez Paris le XVIIe jour de septembre l‟an mil
IIIIc et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan
de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
376 Ledit Jehan de Hembize
377 Colin de le Gliselle
Archiers
378 […]
Nous David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandrez, d'Artoiz et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir, recepvoir
et passer a monstre tous chevaliers, escuierz, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a
mandés venir deverz lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances
dudit seigneur. Nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Jehan de Hembize, escuier, de I aultre
escuier et I archier en sa compaignie et soubz ledit monseigneur d‟Escornay, lesquelx et chascun d‟eulx sont
souffissament montés et armés et les avons au jour d‟uy veus, receus et passés a monstre pour servir le Roy,
nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy veullez faire prest audit Jehan de
Hembize pour lui et les dessus nommés pour le temps qu‟ilz serviront a compter de la datte de ces presentes ainsi
que ledit seigneur vous a ordonné. Donné soubz nostre seel le XVIIe jour de septembre l‟an mil IIIIc et dix.
3j. Monsteringslijst van Jan van Gistel, daterend van september 1410
A ORIGINEEL.
38
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775.
Monsteringslijst van de compagnie van Jan VI, heer van Gistel en Reigaarsvliet,21
ridder, baanderheer, bestaande uit nog 42 ridders, 242 schildknapen en 85
boogschutters, daterend van september 1410. Deze monsteringsrol bestaat uit twee
aaneengenaaide folio‟s perkament, met de bovenzijde aan elkaar vastgemaakt en
slechts beschreven op de rectozijde in drie kolommen. De bovenzijde van het perkament
is gedeeltelijk weggerot, evenals een deel van de onderzijde. Door deze beschadiging is
de vermelde datum onvolledig: slechts de maandnaam „septembre‟ blijft leesbaar. Door
deze aantasting zijn tien namen van ridders en tien namen van schildknapen verloren
gegaan.
fo 1 r.
La monstre de messire […] quarante et deux escuiers […] de septembre l‟an mil IIII […] et chambellan de
monseigneur […]
Et premierement
379 Ledit messire Jehan de Guistelle, chevalier banneret
380 Messire Loys de Guistelle
381 Monseigneur de Duzelle
382 Messire Guillaume de Stavlez
383 Monseigneur de Stienuuse
384 Messire Jehan de Vommez
385 Messire Jehan de Stavles
386 Monseigneur d‟Eclebecque
387 Messire Lancelot de Liques
388 Messire Jehan Sporquin
389 Monseigneur de Caurmes
390 Messire Jehan de Postelles
391 Monseigneur de Merquem
392 Messire Loys de Mourqerque
393 Monseigneur d‟Orsquamp
394 Messire Loys de Wulfsberghe
395 Messire Jacques de la Cappelle
396 Messire Philippe de la Cappelle
397 Messire Clayze Belle
398 Messire Jaques Zebelle
399 Messire Michiel d‟Escortes
400 Monseigneur Robert de Leureghien
401 Messire Josse de Heulle
402 Messire Bauduin du Breuc
403 Messire Vit de Wisch
404 Messire Jehan de Haluin
405 Messire Louys d‟Essines
406 Messire Jehan d‟Ougerlande
407 Messire Jehan Blanquart
408 Messire Jehan de Grisepaire
409 Messire Jehan de le Visquete
410 Messire Jehan d‟Orsqueque
411 Messire Josse de Haluim
412 Messire Louys Scacq
413 Messire Jehan le Brune
414 Messire Laurens Belle
39
415 Messire George Belle
416 Messire Arnoul du Wes
417 Messire Arnoul de Zuevengien
418 Messire Jehan Bernage
419 Messire Roland de Wardenleque
420 Monseigneur de Drinquam
421 Messire Herlin de Stellant
Escuiers
422 Premierement Jehan de Messem
423 Phelippe le Bul
424 Jehan de Straictes
425 Jacques Robres
426 Henrry Mommin
427 Cassin Riquart
428 Pietre de Straictes
429 Martin de la Cappelle
430 Guillot du Fosse
431 Ettor du Fosse
432 Roland de le Grutuse
433 Jehan du Pré
434 Adrian de Straictes
435 Michiel Waie
436 Marquet de le Forge
437 Waultier Bernard
438 […]cuiersa
439 Premierement Jehan de Halluin
440 Phelippe de Cranne
441 Jehan de Wulfsb[…]e
442 Jehan du Fran[…]el
443 Gosset de Lannoy
444 Willem de Blequin
445 Jaspar de Quillan
446 Jehan Oendevelt
447 Jacques Oussin
448 Andrieu le Wes
449 Le bastart de Marchines
450 Baudin le Cot
451 Jehan Piersonne
452 Jehan Mectenaie
453 Louys de le Berghe
454 Enguerrand de le Walle
455 Jehan de Crovelt
456 Jehan Joris
457 Rique de le Haie
458 Rique Bieze
459 Jacques Teguelaire
460 Jaspar Lambrechs
461 Gillequin Zegles
462 Jehan Vainse
463 David Vainse
464 Ernoul de Heulle
a Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom.
40
465 Robert le Courtrisien
466 Robert de Teufliers
467 Jaquemin Caulier
468 Ogier de Mamines
469 Jehan de le Weste
470 Louys de Wonic
471 Jacquemart d‟Esine
472 Pertre Joris
473 Henry de la Chambre
474 Gilles Welle
475 Baudin le Mariscal
476 Pierre le Mariscal
477 Jacques de Bave
478 Jaques Helledebole
479 Jehan Dupont
480 Arnoul Brantin
481 Jehan Zeurin
482 Ywain de Straictes
483 Rogier Canin
484 Thierry de Straictes
485 Jehan de le Poulle
486 Olivier de Morbeque
487 Philippe d‟Artrique
488 Loys de Temzeque
489 Jehan, bastart de Temzeque
490 Rogier de Bul
491 Fransse Belle
492 Jehan Belle
493 Jehan de Mourselere
494 Jehan de Scortes
495 Jehan Railla[…]
496 Gilles de l[…]
497 Gilles d[…]
498 Coppin […]
499 Jehan B[…]quaert
500 […]of
Escuiersa
501 Jehan de Banest
502 Anthoine de Banest
503 Robert de Behont
504 Louys de le Walle
505 Jacques Scotelaire
506 Vitor Videgoet
507 Gadiffer Bone
508 Jehan Desneulle
509 Jehan de le Haie
510 Jehan de Rames
511 Olivier Salart
512 Roland le Zoarte
513 Gille Prost
514 Rolland du Bois
515 Blanquet de Lactree
516 Gille Loque
a Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom.
41
517 Jehan le Flamant
518 Pertre Alap
519 Galoys de Bannieque
520 Mataus de Teldere
521 Wautier de le Hoimille
522 Jehan de Oorloze
523 Thierry du Bois
524 Havel du Bois
525 Guillaume Minshere
526 Busart le Brune
527 Clays de Teldre
528 Fransse de Teldre
529 Charles du Bois
530 Jaques Lamot
531 Gilles Guebin
532 Jehan Gillon
533 Jehan de le Bouc
534 Carle de Belle
535 Marc d‟Iseghiem
536 Jehan de le Sande
537 Philippe Metenaye
538 Pierre le Visch
539 Jaques le Value
540 Wautier de Ram
541 Wincent de Ram
542 Jehan Host
543 Thierry le Roide
544 Guillaume de Melle
545 Henrry Belle
546 Victor de Stavlles
547 Loen de Stavles
548 Jehan le Clerc
549 Rolland le Josne
550 Baudin le Muth
551 Baudin de Bavencove
552 Pasques de Muth
553 Brigant de Stavles
554 Francois Heindois
555 Riques Couvent
556 Bernequin, bastart de Haluin
557 Oste de Heulle
558 Guildolf Dorwaerdre
559 Dierlay Galle
560 Oste du Castel
561 Hue, bastart de Haluin
562 Tristran de la Graitee
563 Wautier Despres
564 Guillaume de Stiennuse
565 Denis de Diquemue
fo 2 r.
Escuiersa
566 Michiel de Drinque
a Herneming vanwege het begin van een nieuw folio.
42
567 Rogier le Tolnare
568 Jehan du Bois
569 Climent de Heut
570 Guillaume de le Mote
571 Guillaume Bellout
572 Guillaume Peut
573 Guilllaume le Langue
574 Jehan de Zieulande
575 Richart du Fosse
576 Jehan Mont
577 Clays de Haule
578 Le bastard d‟Esquiervellede
579 Jaques Sepeere
580 Hellin de Rabeque
581 Jehan de le Wal
582 Jaques de Zielbeque
583 Colart du Camp
584 Jehan de le Clite
585 Chretien Ellenare
586 Jehan du Camp
587 Tristran de Commines
588 Olivier de Morbeque
589 Jaques But
590 Baudin d‟Assenere
591 Henry de Vieselle
592 Jehan Mas
593 Pertre Aquet
594 Jehan Rollof
595 Jehan Aquet
596 Gautier Oultersone
597 Jaques le Gaitres
598 Jehan de Versenare
599 Guillaume, bastard de Halluin
600 Jehan de Vauquemare
601 Jaques de Vauquemare
602 Mahieu de l'Espinecte
603 Pierre de le Belle
604 Rolland de Oninghem
605 Willem de le Brande
606 Philippe Lanart
607 Jaques Grutpot
608 Pierre Dammart
609 Tassin Marin
610 Jehan de le Walle
611 Jehan de Conames
612 Jehan Andrieu
613 Louys de Hultre
614 Jehan le But
615 Flouridas le Crene
616 Francois de Diquemue
617 Andrieu Palinc
618 Cornille le Saage
619 Louys le Blanc
620 Louys Paling
621 Pasquier le Tour
622 Jehan le Saage
623 George de Wes
43
624 Herron Tanay
625 Flouren de Selles
627 Guilfart de Oohigem
628 Jehan Thibert
629 Flourens du Mes
630 Jaques de Millan
Escu[…]a
631 Haine de Zuelne[…]
632 Guillaume du Bus
633 Flourien de Caples
634 Pertre de Zineghem
635 Jehan de le Tour
636 Jehan de Wisenelle
637 France Riquelan
638 Ernoult Raasin
639 Jehan de le Vest
640 France Robert
641 Ogier de Bruwere
642 Guerin de Zoonevellede
643 Wautier de Zoonevellede
644 Odin, bastart de Zuvinghem
645 Willem de le Hove
646 Rufflart, bastart de Havesquerque
647 Ector, bastart de Maminez
648 Hugue Bousart
649 France Pincalin
650 Jehan d‟Articre
651 Jehan de Douncamp
652 Abel de le Werve
653 France Pente
654 Olivier du Pré
655 Jehan Stevins
656 Jehan de Rainneghem
657 George de le Bourse
658 George de Lesque
659 Haine Dezwevelt
660 Olivier de Lannoys
661 Pierre de Rammeghen
662 Jacques de le Walle
Archiers
663 […]
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de
Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne et commis de par mondit seigneur de veoir et
recevoir a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre, que presente[…] mandéz venir par
devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noident r[…]nces dudit seigneur, nous vous
envoyons cy dessus escript la monstre de messire […] de quarante et trois autres chevaliers bacheliers, de deux
cens quarante et deux escuiers […] en la compaignie dudit seigneur de Guistelle, lesquelz sont souffisamm[…]ur
d‟uy veuz, receuz [...] monstre pour servir le Roy nostre […]. Si vueill[…] paiement audit seigneur de Guistelle
[…] presentes lettres que mondit seigneur […]
a Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom.
44
4. Adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 16 februari 1425 n.s.
A ORIGINEEL.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 21800, fo 45 v. - 46 r.
22
Deze lijst is gedateerd op 16 februari 1425 n.s. Het betreft een post uit een rekening van Médard Dael,
ontvanger van de exploten van de Raad van Vlaanderen (register in perkament), lopend van 1 mei 1423
tot 1 mei 1425. De volledige post is doorstreept.a Deze lijst vermeldt 136 namen.
B AFSCHRIFT.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, Acquiten van de Rijselse Rekenkamer, doos 233 B (dd.
28 februari 1425).
fo 45 v.
A Jehan le Raed, messagier de pié de mondit seigneur de Bourgoingne, pour avoir porté le XVIe jour dudit mois
de fevrier par commandement et ordonnance de mesdiz seigneurs du gouvernement certaines lettres closes de
mondit seigneur de Bourgoingne que Jehan Benoit, son chevaucheur, leur avoit paravant apportees de Dijon par
devers:
664 le seigneur de Boelers
665 le chastellain d‟Alost
666 messire Daniel de Herzelle
667 messire Philippe d‟Erpe
668 messire Guerrart et messire Pierre d‟Escournay, freres
669 messire Fransois de Marke
670 Wouter van Mullem
671 le seigneur de Zandberghe
672 le seigneur de le Vichte
673 messire Jehan de Halewin, seigneur de Tronchiennes
674 le seigneur d‟Eyne
675 messire Baudin de Vos
676 Philippe de Mullem
677 Jehan de Imbise, seigneur de Bracle
678 Oudart Blondeel, seigneur de Pamele en Audenarde
679 Arend de Marke
680 Jehan de Huerne
681 Lancelot de Huerne
682 messire Henry de la Chambre
683 Guillaume de la Chambre
684 Roegier van Aerseele
685 Jacop, seigneur d‟Olsene
686 et Jehan de le Delft, escuiers,
faisant mencion lesdites lettres en conclusion que incontinent icelles veues ilz se volsissent disposer et mettre sus
et soubz et en la compaignie du seigneur de Commines, capitaine general et souverain bailli de Flandres, les
seigneurs de Steenhuuse, de Halewin, d‟Uutkerke, messire Roland d‟Uutkerke, le seigneur de Masmines,
messire Robbert et messire Victor, bastars de Flandres ou autres gens et officiers de mondit seigneur de
Bourgoingne de par deca accoustuméz de mener gens, ilz se traïssent par leur ordonnance et a tel jour qu‟ilz leur
feroient savoir le mieulx monté, armé, habillié et accompagnié que pourroient, pardevers monseigneur de
Brabant pour lui aidier a secourir a l‟encontre du duc de Glocestre sans en faillir aucunement sur la foy et
loyauté qu‟ilz devoient a mon dit seigneur de Bourgoingne et quanques ilz amassent son honneur et le leur et lui
desiroient aussi complaire. Ouquel voyage le dit Jehan le Raed tant en alant esdiz lieux et retournant a Gand
chemina par XXIX lieues, valent si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle
l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte ledit darrain de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir.
XXIX s.
a De rekening is typografisch een doorlopende opeenvolging van namen, die in deze uitgave omwille van
gebruiksvriendelijkheid onder elkaar zijn geplaatst.
45
A Hanseel de Bruges pour avoir porté certaines samblables lettres closes que ledit Jehan le Raed avoit portees et
pour la dite cause ledit XVIe jour dudit mois du commandement expres de mesdiz seigneurs du gouvernement
par devers:
687 messire Jehan et messire Guy, chevaliers, et Charles de Guistelle, escuier, freres
688 messire Philippe de Steeland
689 Jehan de Steeland
690 Floreins, seigneur de Zamslacht
691 messire Wautier de Winghene
692 messire Jehan de Wilde
693 messire Adriaen Villain, messire Jehan Villain, chevaliers, Ector Villain, freres
694 Joris Braderic et Jacop Braderic, freres
695 Jehan de Masmines, seigneur de Calkene
696 messire Ghuerard de Maldeghem
697 messire Ghilain de Halewin
698 messire Olivier le Jaghere
699 messire Jehan de Pottelles
700 messire Fransois de Haveskerke
701 et Jehan Boccart,
ouquel voyage ledit Hanseel en alant et retournant chemina par XXXII lieues, valent si comme par la dite
certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte ledit darrain
jour dudit mois de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir.
XXXII s.
fo 46 r.
A Coppin Leepooghe, messagier de pié pour avoir porté certaines semblables lettres closes que ledit Jehan le
Raed avoit portees ledit XVIe jour dudit mois par devers
702 messire Louis Scaec
703 messire Guerard de Costre
704 messire Rogier de Tolnare, chevalier, Ghuerard et Daniel le Tolnare, escuiers, freres
705 Tierchelet de le Bare
706 messire Jehan de Halewin, seigneur de Zwevenghien
707 Ghildolf de Halewin
708 les seigneurs d‟Ysenghien, de le Gracht, de Halewin
709 Jehan de Morslede
710 Rogier de le Woestine, seigneur de Beselare
711 Tristran de le Woestine
712 messire Jehan de le Walle
713 les seigneurs de Lichtervelt, de Huele et de Rechem
714 Tiery Gheerbode
715 les enfans d‟Outerive
716 monseigneur de Commines, messire Colard son frere
717 le seigneur de Wartembeke
718 messire Gillis Walins
719 messire Pierre de le Delft
720 le seigneur d‟Ekelsbeke
721 messire Loys de Haveskerke
722 Henry de Steenbeke
723 Thiery de Hazebrouc
724 messire Jehan de le Houte
725 Guillaume de Rabeke
726 Jehan de Nieukerke
727 Jehan, seigneur de Moorbeke
728 Guy de le Val
729 Jacop de Halewin
46
730 Wouter van den Tomme
731 Ettor Rijm
732 messire Jehan Barnage
733 et Ghuerard de Ghuistele, filz messire Loys,
ouquel voyage ledit Coppin en alant es domicilles desdits chevaliers et escuiers et retournant a Gand chemina par
LI lieues, valent si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé
XII d. pour lieue escripte le dit darrain jour du dit mois de fevrier cy devant rendue a cour peut apparoir.
LI s.
A Piere le Mey, pour avoir porté certaines samblables lettres closes de mon dit seigneur de Bourgoingne par
commandement de mes diz seigneurs du gouvernement ledit XVIe jour dudit mois de fevrier pardevers:
734 le chastellain de Furnes
735 messire Wijd de Visch
736 messire Willem le Visch
737 Charles de Pollinchove
738 David Veyse
739 messire Josse de Brune
740 messire Hellin de Steeland
741 les seigneurs de Merkem et d‟Oostkerke
742 messire Wautier Blomme
743 Guy de Flandres
744 Jehan de Versenare
745 messire Loys de Wulfsberghe
746 les seigneurs d‟Uutkerke, de le Gruuthuse
747 le damoiseau de Dudzele
748 le seigneur de Steenhuuse
749 messire Loys de Themzeke
750 messire Jehan de Steenhuuse
751 messire Jehan Blanckaert
752 Wouter Blanckaert
753 Jehan de Baenst
754 Jehan Gherlof
755 Jehan Zuerinc
756 messire Victor, bastart de Flandres
757 Jehan de le Woestine, seigneur de Praet
758 messire Clays Uutenhove
759 Jehan van Score
760 Jan van Caloen
761 Rollant van Calon
762 Archilles van den Berghe
763 messire Robbert Canin
764 le seigneur de Boesinghe
765 messire Michiel de Scoten
766 Ghuerard d‟Axpoele
767 messire Sohier de Bailleul
768 Pierre de Bailleula
769 Olivier de Bavelare
770 Galois de Bambeke
771 Walrave van Huchin
772 Jaque de le Ouvre
773 Jacop de Teghelare
774 Jacop, seigneur de Waelscappele
775 George de le Ywedde
776 et messire Jehan de Grijspere,
a Deze naam ontbreekt in B.
47
ouquel voyage en alant aux domicelles desdiz chevaliers et eschuiers et retournant a Gand, ledit Pierre chemina
par LVI lieues, valent, si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a
tauxé XII d. pour lieue escripte le dit darrain jour dudit mois de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir.
LXI s.
5. Twee lijsten van Vlaamse edellieden, samen overgeleverd en vermoedelijk daterend van 1362-1363 en
143723
[A] ORIGINEEL niet voorhanden.
De datering van het origineel is niet bekend, maar het ging zonder twijfel om twee aparte registers die
op de zolder van de Rijselse rekenkamer aanwezig waren en na hun ontstaan steevast samen
overgeleverd zijn. Vermoedelijk waren de registers in het Frans opgesteld. Volgens de overleverde
afschriften werden de laatste bladzijden van het register van Filips de Goede op onbekende datum
afgescheurd.
[B] AFSCHRIFT Hs. van de Foreeste
Dit afschrift is in de late zestiende of vroege zeventiende eeuw door de auteur van D geduid als een
„seer haut bouxken,‟ dat toebehoorde aan Wouter fs. Josse (sic) van de Foreeste, wiens zoon Lieven
omstreeks 1600 baljuw van het leenhof van de Gentse Sint-Pietersabdij was. Het handschrift is bekend
door het afschrift van Karel Rijm (geboren ca. 1535-1540; zie [C]). Het handschrift moet in elk geval
volledig geweest zijn (zie D). Het was vermoedelijk in het Frans en was vermoedelijk ingedeeld per
kasselrij en binnen de kasselrijen werden de ridders en schildknapen onderscheiden. De auteur van D
heeft overigens abusievelijk Wouter van de Foreeste een zoon van Josse genoemd: hij was een zoon van
Adriaan van de Foreeste. Zijn grootvader was wel Josse van de Foreeste.24
[C] AFSCHRIFT Hs. Karel Rijm
Deze maakte een afschrift van [B]. Karel Rijm is in 1533 geboren als de zoon van van Gerard Rijm,
heer van Eekenbeke, advocaat-fiscaal bij de Raad van Vlaanderen, en Barbara Claissone.25
Op grond
hiervan kan vermoed worden dat deze kopie tussen 1550 en 1600 is opgesteld. Deze was vermoedelijk
in het Frans. Deze lijst is bekend door de vermelding van D, die deze lijst als bron heeft gebruikt.
D AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Lille, Hs. 631, fo 26 r. - f
o 31 v.
Op paleografische gronden is dit handschrift vermoedelijk op het einde van de zestiende of het begin
van de zeventiende eeuw te dateren. De twee lijsten hadden aanvankelijk een eigen foliëring (fo 1 r. tot 6
v.), die geschrapt werd ten gunste van een foliëring van de verzamelband waarin de lijsten werden
opgenomen (fo 26 r. - 31 v.). De inleidende opmerkingen zijn opgesteld in het Frans en het Nederlands,
de lijsten zelf zijn in het Frans. Het betreft een afschrift van Karel Rijms kopie van het Hs. van de
Foreeste, aangevuld met een afschrift van beide lijsten van Antoine de Mol en diens vrouw Maria de
Baenst (zie [E]). Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij. In de tweede lijst werd binnen elke kasselrij
worden ridders en schildknapen onderscheiden. Deze lijsten zijn volledig (algemene titel: „Extraict de
plusieurs nobles de Flandres, d‟une copie de mer Charles Rym, seigneur de Bellem, jadis extraict d‟un
viel livret appartenant au seigneur Antoine de Mol et de damoiselle Marie de Baenst filia Jean, et
d‟autres mémoires.‟; titel lijst Lodewijk van Male: „Nobles de Flandres au temps du comte Loys de
Male estans chevaliers environ l'an 1360', en verder vervolgd door „Nombre des nobles de Flandre du
temps du comte Loys de Nevers, quy commencha sa principauté anno 1322 et mourut la bataille de
Cressy anno 1346. Extraixt du rolle resposant en la chambre des comptes à Lille au grenier dessu la
chambre des renenghes,‟ eindigend met „Nulle mention de ceulx de Lille, Douay et Orchyes, quy lors
estoient immediatement soubz la couronne de France.‟; titel lijst Filips de Goede: „Extraixt van eender
copie ghemaect bij mer Charles Rym, ruddere, heere van Bellem voorseit, uuyt een anderen haudt
boucxken26
van jonker Anthonis de Mol also voorseit es. Ende uut een seer haut boucxken
toebehoorende wylent Wauter van den Foreeste Joos zone, nu mer Lieven zijn zone, bailliu van den
mannen van Sinte Pieters, vermeerdert uut den eenen dat int dander myn was, by mer Jan van
Pottelsberghe filius Joos‟ gevolgd door „Chevaliers, escuiers et autres gentilhommes et nobles de
Flaendres de l‟an M.o IIIIc.
o XXI.
o a, accompagnans le duc Philippe a la première journee qu‟il fit en
France pour la venganceb de son pere. Le rolle est reposant en la chambre des comptes a Lille au
a D vermeldde eerst „M.
o IIIIc.
o XXXVII,‟ wat werd doorstreept en overschreven met „XXI‟
b D vermeldde eerst „le duc Jean‟ maar dit is doorstreept.
48
grenier dessus la chambre des renenghes,‟ eindigend met „Fin des deux vieux registres‟). De lijst van
Lodewijk van Male vermeldt 211 namen, waarbij 6 emendaties uit andere afschriften moeten worden
toegevoegd. De lijst van Filips de Goede vermeldt 654 namen, waarbij 18 emendaties moeten worden
toegevoegd.
[E] AFSCHRIFT Hs. Antoine de Mol & Anna de Baenst
Dit afschrift werd in de late zestiende of vroege zeventiende eeuw geduid als een „houd boucxken‟ of
„un viel livret‟ en is omstreeks 1560-1600 gekopieerd door Karel Rijm (zie [C] en D). Het afschrift was
vermoedelijk in het Frans. Deze lijsten waren ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst was
vermoedelijk niet volledig. De door D vermelde „seigneur Antoine de Mol et de damoiselle Marie (sic)
de Baenst filia Jean‟ als bezitters van een handschrift met deze twee adelslijsten zijn in de tweede helft
van de zestiende eeuw te situeren. Anna de Baenst – de auteur van D vermeldt abusievelijk „Marie‟ -
was de tweede dochter van Jan de Baenst (overleden te Damme in 1571) en Elisa van Vyve. De familie
de Baenst behoorde tenminste sinds de vroege vijftiende eeuw tot de Vlaamse adel. Anna is in 1574-
1575 vermeld als echtgenote van Antoine de Mol (overleden in 1608) toen zij het leenverhef betaalde
voor een leen (gehouden van de Burg van Brugge) dat zij van haar moeder erfde. Zij is begraven in de
Gentse Augustijnerkerk (haar dochter Johanna de Mol betaalde in 1609-1610 het verheffingsgeld voor
een leen dat zij van haar moeder erfde).27
F AFSCHRIFT Stadsarchief Gent, Fonds Familiepapieren, nr. 800, fo 18 r. - f
o 27 r.
Deze kopie is opgesteld tussen 1565 en 1570, waarbij de opdrachtbrief van het werk, waarin de lijst is
opgenomen, dateert van 6 april 1565. Zowel de lijsten als het uitgebreide genealogische werk waarin ze
zijn opgenomen zijn in het Frans opgesteld, met uitzondering van de titel van de tweede lijst. Dit
afschrift is gemaakt door Erasmus van Brakel, heer van Varembeke en een jongere zoon van Raas van
Brakel, heer van Bois, Auterive, Morslede, Duffel etc. en Agnes van Kooigem, vrouwe van Varembeke,
Croÿ, Berles-de-Bouverie, Bassecourt etc. Blijkens de opdrachtbrief had Erasmus de uitdrukkelijke
motivatie om zijn adellijke tijdgenoot tot een groter adellijk standsbesef te stimuleren om zich te
wapenen tegen de door hem waargenomen toenemende usurpatie van de adellijke status en rechten28
Zeer opvallend aan dit afschrift is het stelselmatig ontbreken van vele namen die in de andere
afschriften wel voorkomen. Per kasselrij ontbreekt gemiddeld een vijfde van de namen, met
uitzondering van de Oudburg van Gent (dit was de thuisregio van de familie van Brakel). Bovendien
zijn de laatste en voorlaatste kasselrijen, namelijk Rijsel en Belle, weggelaten. Door de vermelding van
vele namen in deze lijst die verder slechts in D voorkomen blijkt echter dat dit afschrift althans ten dele
gebaseerd moet zijn op de meer volledige teksttraditie van [B], [C] en D. Er is geen duidelijke
verklaring waarom Erasmus van Brakel zoveel namen niet vermeldt ondanks zijn betrouwbare bron.
Die bron voor zijn afschrift was waarschijnlijk [C], het handschrift van Karel Rijm. De families Rijm en
Van Brakel kwamen allebei uit Gent en stonden in het midden van de zestiende eeuw met elkaar in
contact. Het handgeschreven boekwerk van Erasmus van Brakel waarin hij zijn afschrift F heeft
opgetekend, vermeldt het verslag van zijn oudere broer Jan van Brakel (overleden te Constantinopel in
1572) van diens reis naar Constantinopel. Jan van Brakel reisde samen met Karel Rijm, de auteur van
[C], die toen ambassadeur was van Maximiliaan II. Karel Rijm en Erasmus van Brakel waren
leeftijdsgenoten (ze zijn respectievelijk geboren in 1533 en 1538). In 1565 - het jaar waarin Erasmus
zijn handschrift van een opdrachtbrief voorzag – was Karel Rijm 32 jaar, wat hem niet te jong maakt
om door Erasmus van Brakel een afschrift van zijn eigen afschrift van de adelslijsten te laten maken
(titel lijst Lodewijk van Male: „Nobles de Flandres au temps du Loys de Male estans chevaliers‟a; titel
lijst Filips de Goede: „Edelen in Vlaenderen, rudders, heeren ende andere edelen sonder tytle anno
XIIIIc.o XXXVII‟).
G AFSCHRIFT Stadsbibliotheek Brugge, Hs. 442, fo 32 v., 33 r., 35 v., 36 r., 47 v., 48 r., 50 v., 51 r., 52 v.,
55 r., 56 v., 59 v., 131 r., 131 v., 132 r., 132 v., 133 r., 133 v., 134 r., 137 r., 137 v.
Dit afschrift bestaat uit aanvullingen uit de late zestiende of vroege zeventiende eeuw op eerder
beschreven bladzijden van een ouder handboek van Roeland I de Baenst (die zijn in dit werk
opgetekende traktaat over leenrecht op 4 april 1480 afwerkte) en diens zoon Antoine de Baenst (die
vanaf 10 januari 1487 n.s. zijn leendenombrementen optekende). Vermoedelijk gaat dit om een afschrift
van het handschrift van Antoine de Mol en Maria de Baenst (zie [E]): een geposeerde hand heeft in dit
handschrift herhaaldelijk „Baenst Mol‟ aangebracht, vaak in de nabijheid van de bladzijden die de
a In de rechtermarge is door dezelfde hand „1360' toegevoegd.
49
lijsten vermelden.a De vermelde Antoine de Baenst is de grootvader van Anna de Baenst, die samen met
met haar man Antoine de Mol een afschrift van deze lijsten bezat (zie [E]). Antoine‟s derde zoon was
Jan de Baenst, een vooraanstaand Brugs politicus omstreeks 1553-1565, die bij zijn vrouw Elisa van
Vyve zijn tweede dochter Anna de Baenst had. Het is ondanks deze filiatie uitgesloten dat G het niet
teruggevonden handschrift [E] van Anna de Baenst en Antoine de Mol is. De auteur van D refereert
naar hun afschrift van de lijsten als „viel livret‟ of een „bouxcken,‟ een omschrijving die maar moeilijk
rijmt met het zeer omvangrijke handboek van Roeland en Antoine dat verschillende honderden folio‟s
telt. Wel is het erfrechtelijk gezien goed mogelijk dat het register uiteindelijk in het bezit kwam van
Anna en Antoine, wat dan de marginalia zou verklaren. De lijsten van G zijn ingedeeld per kasselrij en
de tweede lijst is niet volledig (algemene titel: „Noms des nobles de Flandres du temps du compte Loys
de Nevers etc. Pareillement les noms des nobles du Flandres accompaignans l‟an 1421 le duc Philippe
de Bourgoigne, a la journee premiere qu‟il fist en France pour venger la mort du duc Jean, son pere,
dont les rolles reposant en la chambre des comptes a Lille‟; titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des
nobles de Flandres du temps du comte Loys etc.‟ eindigend met „Nobles de Flandres 1421 etc.
s‟ensuivent.‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompaignans le ducq Philippes à
la journee premiere qu‟il fist en France pour la vengeance de son pere‟ eindigend met „Les feuilets
restans estoient deschirees. Cecy est tiré hors de certaine roole des nobles de la compte de Flandres.
Fin.‟).
[H] AFSCHRIFT Hs. Bernard van der Straten
Bernard van der Straten (Brugge 1581 - Brugge, 1636) bezat een afschrift van de lijsten van Lodewijk
van Male en Filips de Goede, wat blijkt uit een overgeleverd uittreksel van 7 namen uit deze lijst:
„Extraict uyt de copie van [...] bevonden ten sterfhuyse van dheer Bernaert van der Straete tot Brugghe,
eertijden ghecoren herault d‟armes van Serenissime Infante Isabelle, van de welke copie de originele
rolle is rustende in de camer van rekeninghe tot Rissel intitulé: “Noms des nobles de Flandres du tems
du comte Louys de Nevers. Pareillement les noms de nobles de Flandres accompagnans l‟an 1421 le
ducq Phelippe de Bourgogne a la tournée permiere qu‟il fit en France pour venger la mort du duc Jean,
son pere, dont les rolles reposent en la chambre des comptes a Lille.”‟ Bij vergelijking blijkt deze lijst
volledig overeenkomstig met G.29
[I] AFSCHRIFT Hs. Alexandre Leblancq
Alexandre Leblancq, schildknaap en heer van Meurchin (1525 - Rijsel, 1575), had als verwoede
verzamelaar van genealogische bronnen een afschrift van de twee adelslijsten in zijn verzameling. Na
zijn dood in 1575 kwam die verzameling papieren in het bezit van zijn schoonzoon Ferdinand de
Maubus, heer van Schoondorp (zie J, K en L). Dit afschrift was vermoedelijk in het Frans. De lijsten
waren ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst was onvolledig.
[J] AFSCHRIFT Hs. Ferdinand de Maubus
Ferdinand de Maubus liet de in 1575 van zijn schoonvader geërfde adelslijsten (zie [I]) op 10 mei 1625
ratificeren door Martin de Blye en Louis Bouteleu, auditeurs van Filips-Lamoraal de Gand - dit Vilain,
graaf van Izegem en kapitein-generaal van Rijsel, Dowaai en Orchies.30
Dit document is niet bewaard,
maar er zijn wel twee afschriften van bewaard gebleven, namelijk K en L.31
K AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Merghelynck - aanvullingen, Hs. 111bis, fo 1 r. -
15 r.
Dit is een in het Frans opgesteld afschrift van de op verzoek van Ferdinand de Maubus geratificeerde
manuscript van Alexandre Leblancq (zie [I] en [J]), en moet dus tenminste van na 10 mei 1625 dateren.
Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (algemene titel: „Noms des
nobles de Flandres du temps du conte Louys de Nevers‟ met bijschrift: „On trouveres que du temps du
comte Louys de Nevers et du ducq Philippe de Bourgoigne sont esté plusieurs nobles qui ont
accompaigné leurs princes en [...] oultre quattre familles desquelles Jan de Yedeghem, baron de
Busbeke, gentilhomme de sa Bouche del sérenissime Archicq (sic) d‟Austriche, conte de Flandre, doit
faire preuve de noblesse pour recepvoir l‟habit de l‟Ordre militaire de Saint-Jacques del Espada,
duquel Sa Majesté Philippe IV de ce nom, Roy de „Espaigne, l‟at honoré.‟; titel lijst Lodewijk van
a „Baenst Mol‟ is in het handschrift 12 keer vermeld (f
o 33 r., 44 r., 45 v., 46 r., 47 r., 48 r., 51 r., 52 r., 54 r., 55
r., 55 v. en 57 v.). Bij vergelijking met de sterk over het handschrift verspreide adelslijsten (zie foliëring) blijkt
dus dat „Baenst Mol‟ dus zeker niet altijd in correlatie met die adelslijsten voorkomt. Wat wel voor een correlatie
tussen deze marginale aantekening en de adelslijsten pleit is dat de eerste vermelding van de adelslijst (fo 32 v.)
samenvalt met de eerste vermelding van „Baenst Mol‟ (fo 33 r.). Ook op paleografische gronden is er geen
uitsluitsel voor of tegen een mogelijke correlatie te geven.
50
Male: „Noms des nobles de Flandre du temps du comte Louis de Nevers‟; titel lijst Filips de Goede:
„Nobles de Flandres 1421 accompaignans le duc Philippe a la journee premiere qu‟il fit en France
pour la vengeance de son pere‟ eindigend met „Les foeuilets restans sont deschiréz.‟).
L AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Douai, Hs. 971, fo 1 r. - 24 v.
Dit is een in het Frans opgestelde kopie uit 1853 van de in 1625 geratificeerde lijst van Alexandre
Leblancq (zie [I], [J]), opgesteld door Eléonore Paul Constant du Chambge de Liessart (Dowaai, 1821 -
Dowaai 1859)32
(titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandre au temps du comte Louis
de Nevers‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompagnans le duc Philippes a la
journee premiere qu‟il fit en France pour la vengeance de son pere,‟ eindigend met „Les feuilets restans
sont deschiréz.‟).
M AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Lille, Hs. 321, fo 96 r. - 118 v.
Dit afschrift is opgesteld door F.C.G. Comte de Cuypers de Rymenam (1731 - 1798), maar
aanwijzingen over de gebruikte bron ontbreken. Het is opgesteld in het Frans. Beide lijsten zijn
ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles
de Flandre du temps du comte Loys de Nevers qui commenca la principauté l‟an 1322, mort à la
bataille de Cressi, l‟an 1346. Extrait du rolle reposant es (sic) la chambre des comptes à Lille, au
grenier dessues la chambre des renenghes‟ eindigend met „Nulle mention de ceulx de Lille, Douai et
Orchies, qui lors estoient immediatement soubs la couronne de France‟; titel lijst Filips de Goede:
„Nobles de Flandres 1421 accompaignans le ducq Philippes II en la journee premiere qu‟il feit en
France pour la vengeance de son pere.a Le rolle est reposant en la chambre des comptes a Lille la
grenier dessuz la chambre des renenghes,‟ eindigend met „Les fueilletz restans sont deschiréz.‟). De
lijst van Lodewijk van Male is eerder uitgegeven in AA.
N AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 1671, fo 299 r. - 308 r.
Dit afschrift is in het Latijn opgesteld door Christophe Butkens (1590 - 1650). Er zijn geen
aanwijzingen voor de gebruikte bron. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is
onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Rolle des nobles sive catalogus nobilium comitatus Flandrie,
jussu Luduici comitis Flandrie dicti de Neversb collectus circa annum 1340, cuius autographum
asservatur Insulis in camara computuum sive rationum aut grener dessus la chambre des renenges.‟;
titel lijst Filips de Goede: „Nobiles comitatus Flandrie qui anno 1421 pro Philippo bono duce
Burgundie militarunt contra Francos in prima expeditione quam pro vindicta patris suis suscepit,
autographum suus catalogi asservatur Insulis in camara rationum in granaria sur la chambre des
Renenghes,‟ eindigend met „Reliqua folia defunct et sunt lacera.‟).
[O] AFSCHRIFT Ongeïdentificeerde kopie van E: vier afschriften, namelijk P, Q, R en S bevatten sterk
overeenkomstige fouten, wat een gedeelde afstamming van een ouder, niet bewaard afschrift [O] doet
vermoeden.
P AFSCHRIFT A. Sanderus, Flandria Illustrata, Keulen-Amsterdam, 1641-1644, 3 delen, dl. II
(„Auctarium ad tomum primum‟), pp. 6-9 en opgenomen in de herdruk (Den Haag, 1732, dl. I, pp. 79-
84).
Beide lijsten zijn in 1641 in het Latijn uitgegeven door Antonius Sanderus. Aanwijzingen over de
gebruikte bron ontbreken. De lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig. De
eerste lijst is aangereikt als een addendum bij Sanderus‟ hoofdstuk van Lodewijk Male (dl. I, p. 52) en
de tweede lijst als addendum bij het leven van Filips de Goede (dl. I, p. 61). Hoewel er geen zekerheid
is, is het aannemelijk dat Sanderus zijn lijsten heeft ontleend aan het handschrift van Alexandre
Leblancq (zie [I]). Hij vermeldt immers de catalogus van Leblancqs handschriften in zijn Bibliotheca
belgica manuscripta,33
een werk dat hij gelijktijdig met zijn Flandria Illustrata publiceerde. Het is goed
mogelijk dat Alexandre Leblancqs exemplaar van de lijsten in een van de handschriften uit zijn
verzameling was opgenomen die in de catalogus slechts een vagere omschrijving kregen (titel lijst
Lodewijk van Male: „Elenchus virorum in Flandria, sub Ludovico Cressiaco, anno 1328. Ex archivis
camerae Insulensis.‟; titel lijst Filips de Goede: „Elenchus virorum in Flandria. Nobilium sub Philippo
Bono ad annum 1421 in Franciam ad ultionem paternae necis eunte,‟ eindigend met „Et alii plures,
quorum nomina ob laceras paginas legi non potuerunt.‟).
Q AFSCHRIFT Stadsarchief Ieper, Fonds Kasselrij Ieper, 3e reeks, nr. 30/19, f
o 1 r. - 4 r.
Paleografisch gezien is dit zwaar beschadigde handschrift vermoedelijk in de zeventiende eeuw te
plaatsen. Dit in het Nederlands opgestelde afschrift geeft slechts de lijst van Filips de Goede, ingedeeld
a Een latere hand voegde „1422' toe.
b „Nevers‟ is doorstreept met superscript: „Crecy‟
51
per kasselrij en onvolledig. Uit vergelijking bleek dat dit een afschrift was van P. Deze lijst is vrijwel
identiek aan die van Sanderus. Zelfs enkele zeer opvallende fouten uit P zijn overgenomen. Zo werden
enkele relatief bekende namen vervormd in Sanderus (bijvoorbeeld „de Demwaerdere‟ in plaats van „de
Duerwaerdere‟ en „de le Eenchoute‟ in plaats van „Eeckhoute‟) door zet- of leesfouten, die steevast ook
in dit afschrift voorkomen. Theoretisch is niet uitgesloten dat P en Q hun zeer sterke overeenkomsten te
danken hebben aan een gedeelde bron, maar een afschriftverwantschap is veruit de eenvoudigste
verklaring (titel lijst Filips de Goede: „Catalogue van de [...] die nu met Philips de Goede, hertoch van
Bourgondien int jaer 1421 op trocken naer Vranckerijc om te vrekene de doodt van syn vadere uuyt den
archief van den camer van rekeningen,‟ eindigend met „Ende veele andere wiens namen nie ghelesen en
connen worden in de gescheurde bladers.‟).
R AFSCHRIFT Rijksarchief Brugge, Fonds Thibault de Boesinghe, nr. 424b, ongefolieerd
Dit in het Frans opgestelde afschrift is paleografisch in de zeventiende eeuw te situeren. In hetzelfde
katern als het afschrift is ook een lijst van adelsverheffingen opgenomen door de dezelfde hand, waarbij
1623 het jongste vermelde jaartal is. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is
onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandres du temps du comte Louys de
Nevers, tirés de la chambre des comptes 1328 a Lille‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres
accompaignans le duc Philippe de Bourgogne a la journee 1ere qu‟il fit en France l‟an 1421 pour la
vengeance de son pere,‟ eindigend met „Les feuilles restans sont deschiréz.‟). Deze lijst is uitgegeven in
AC.
S AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 698, fo 7 r. - 10 v.
Paleografisch gezien stamt dit in het Frans opgestelde afschrift vermoedelijk uit de zeventiende eeuw.
Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male:
„Les noms des nobles de Flandre du temps du comte Louys de Nevers, tiréz hors des registres de la
chambre des comptes à Lille de anno 1328.‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres
accompagnant le duc Philippe de Bourgogne a la journee premiere qui fit en France l‟an 1421 pour
venger son pere,‟ eindigend met „Les fueilles restants sont deschirees.‟).
[T] AFSCHRIFT Ongeïdentificeerde notariële kopie
Dit afschrift dateert in elk geval van vóór 1688 en is vermoedelijk in het Frans opgesteld.
Waarschijnlijk betrof het slechts de lijst van Lodewijk van Male. Deze lijst heeft als bron gediend voor
U.
U AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 6540, fo 113 r. - 114 r.
Dit afschrift, in het Frans opgesteld door Jean-Baptiste Houwaert (overleden in 1688), is gebaseerd op
[T]. Het bevat slechts de lijst van Lodewijk van Male, hoewel er ook melding wordt gemaakt van de
lijst van Filips de Goede (algemene titel: „Noms des nobles de Flandre du comte Louys de Nevers et
d‟autres accompaignans le duc Philippe a la journee premiere qu‟il fist en France pour la vengeance
de son pere anno 1421.‟).
V AFSCHRIFT Archives départementales du Nord (Lille), B1283 (15450), fo 1 r. - 4 r.
Op paleografische gronden in de zeventiende eeuw te situeren. Het betreft een in het Frans opgesteld en
op familienaam geordende alfabetische lijst met bijbehorende folionummers van de lijst van Lodewijk
van Male en Filips de Goede. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron (titel: „Les noms de
ceulx qui en l‟an 1421 accompagnerent le bon duc Philippe pour venger l‟assinat (sic) de son pere, mis
en ordre d‟alfabet, et le chiffre des foeulletz ou ilz se trouvent en un registre reposant a la chambre des
comptes a Lille.‟).
W AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Goethals, nr. 1663, fo 274 r. - 283 r.
Op paleografische gronden in de zeventiende eeuw te plaatsen. Op de binnenkant van de kaft is „1663'
vermeld. Dit in het Frans opgestelde afschrift is een op familienaam geordende alfabetische lijst met
bijbehorende folionummers van de lijst van Lodewijk van Male en Filips de Goede. Er zijn geen
aanwijzingen over de gebruikte bron (titel: „Les noms de ceux qui en l‟an 1421 ont accompagné le bon
duc Philippe en France pour vanger l‟assasinat de son pere Jan, mis en ordre alphabetique et le chiffre
des foeilles ou ils se trouvent en un registre reposant en la chambre des comptes a Lille.‟).
[X] AFSCHRIFT: Bewerkt afschrift van V of W in het bezit van R. Groverman (Gent 1860 – Brugge 1951).34
Dit was een in het Frans opgestelde en alfabetisch herordende (op de eerste letter) weergave van de lijst
van Filips de Goede, zonder de kasselrij-indeling. Dit is uitgegeven in AB.
Gedeeltelijke handschriftelijke kopiën
Y AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Goethals, nr. 886
52
Dit is een deellijst voor de kasselrij Ieper uit de lijst van Filips de Goede (deze lijst situeert zich in
1437), in het Frans opgesteld door een lid van de familie van de Woestijne. Er zijn geen aanwijzingen
over de gebruikte bron.
Z AFSCHRIFT Kroniek van J.-F. de Castro
Dit is een deellijst voor het Land van Waas uit de lijst van Filips de Goede, in het Frans opgesteld door
F.-J. de Castro. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron. Deze lijst is gepubliceerd (zie AG)
(titel: „Den hertog Philips de Goede, om sijn vaders dood te wreken, was met een machtig leger tegen
den Dolphijn opgetrocken. Onder een groot getal van Vlaemsche edellieden die naar Vranckrijck mede
gegaen sijn, vind men die van het Landt van Waes, de naervolgende...‟).
UITGAVEN
AA E. Matthieu, „Noms des nobles de Flandres du temps du comte Louis de Nevers...‟, Jadis.
Questionnaire d‟Histoire et d‟Archéologie pour tout l‟ancien territoire de la Belgique féodale 17, 1913,
pp. 155-158. Dit is een zeer gebrekkige uitgave van de lijst van Lodewijk van Male uit Bibliothèque
municipale de Lille, Hs. 321 (zie M).
AB R. Groverman, „Les compagnons du duc de Bourgogne dans son expédition punitive de 1421', Le
Parchemin, 1965, pp. 211-217. Dit is een uitgave van [X], nu volledig alfabetisch geordend en postuum
uitgegeven.
AC W. Stevens, Analytische inventaris familiefonds de Thibault de Boesinghe, Knesselare, dl. II, 1991, pp.
118-137. Dit is een uitgave van R.
AD J.-M. van den Eeckhout, Le Grand Armorial équestre de la Toison d‟Or. L‟armorial de Flandre, Sint-
Niklaas, 1996, pp. 121-128. Dit is een alfabetische uitgave van de lijst van Filips de Goede.
GEDEELTELIJKE UITGAVEN
AE A. Sanderus, Flandria Illustrata, Keulen-Amsterdam, 1641-1644, 3 delen, dl. I, pp. 391. Naast de
volledige uitgave (zie P) geeft Sanderus ook een deeluitgave voor de kasselrij Ieper uit de lijst van
Filips de Goede (welke lijst in 1437 gesitueerd wordt).
AF Ch. Custis, Jaer-boecken der stadt Brugge, behelsende de gedenckweerdigste gheschiedenissen, de
welke soo binnen de selve stad, als daer-omtrent voorgevallen zyn, zedert haere eerste beginselen tot
den tegenwoordigen tyd toe, by-een vergadert uyt menigvuldige Autheurs, Brugge, 1738, 2 delen, pp.
340 e.v. Ook opgenomen in de heruitgave (Brugge, 1765, 3 delen). Dit is een gedeeltelijke uitgave van
Sanderus‟ uitgave van de lijst van Filips de Goede (zie P), meer bepaald voor het Brugse Vrije,
Oudenburg en Oostburg.
AG Kroniek van J.-F. de Castro (zie Z). De lijst voor het Land van Waas is uitgegeven in Annalen van de
Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 9, 1880, pp. 350 en overgenomen in L. de Groot,
„Overzicht van het leenwezen in Waasland vóór de 16de
eeuw‟, Annalen van de Oudheidkundige Kring
van het Land van Waas, 60, 1954, pp. 179-180.
Nota over de datering van het origineel [A]
De datering van het origineel van beide lijsten is omstreden. De eerste lijst wordt door bijna alle bewaarde
handschriften geduid als een lijst die de situatie onder het bewind van Lodewijk van Nevers (regnabat 1322-
1346) zou weergeven. Slechts D (die echter ook de datering van Lodewijk van Nevers vermeldt) en F reiken een
andere mogelijkheid aan, namelijk dat de lijst stamt uit het tijdperk van Lodewijk van Male (regnabat 1346-
1384), en dan meer bepaald uit 1360. Na onderzoek aan de hand van primair bronnenmateriaal blijkt deze laatste
datering de juiste. Vergelijking met het oudste leenregister voor het graafschap Vlaanderen uit 1366 en
leendenombrementen35
bevestigt dat de eerste lijst inderdaad personen uit de jaren 1360 vermeldt. Aan de hand
van persoonsgegevens van twee personen kon die datering verfijnd worden tot 1362-1363. De in de lijst
vermelde Jan van Oudenhove (kasselrij Aalst) is overleden op, of kort na, 15 juli 1362, terwijl Bernard van
Herzele (Oudburg) is overleden vóór 20 november 1363.
53
Voor de tweede lijst uit het tijdperk van Filips de Goede (1419-1467) stellen zich vergelijkbare problemen. Bijna
alle bewaarde afschriften vermelden dat deze lijst uit 1421 dateert en opgesteld zou zijn naar aanleiding van de
veldtocht van Filips de Goede in Frankrijk. Ook hier moet echter de voorkeur worden gegeven aan de andere
datering die opnieuw wordt aangereikt door de afschriften D, F en ook Y, die het jaar 1437 vermelden (in het
geval van D is deze oorspronkelijke datering weliswaar doorhaald en overschreven ten voordele van 1421, met
de gebruikelijke opgave van reden). Hoewel die veldtocht zeer vermoedelijk een historische realiteit was (er zijn
convocatielijsten voor Vlamingen bewaard uit het voorjaar van 1422), blijkt na toetsing aan primair
bronnenmateriaal dat 1421 onhoudbaar is als mogelijke datum voor deze lijst.36
Zo vermeldt de lijst bijvoorbeeld
niet de naam van Robert van Massemen, heer van de gelijknamige heerlijkheid en in 1421 een van de
allerbelangrijkste edelen van het graafschap. Hij was samen met Roeland van Uutkerke de enige Vlaamse
edelman die werd opgenomen in de Orde van Gulden Vlies. De lijst vermeldt echter wel diens schoonzoon
Andrieu de Mastaing als heer van Massemen (kasselrij Aalst), welke na de dood van Robert in september 1430
inderdaad de nieuwe heer van Massemen werd. Deze datering kon bevestigd worden aan de hand van de in de
lijst vermelde personen met een baljuwsfunctie, namelijk Jan Utenhove (baljuw van Oudenaarde van 27 oktober
1436 tot 13 april 1439), Simon Utenhove (baljuw van Eeklo van tenminste 14 april 1427 tot 7 mei 1438) en Jan
de Proost (baljuw van Dendermonde van 19 oktober 1436 tot 1 september 1453). Hieruit blijkt dat de lijst na 27
oktober 1436 en vóór 15 juni 1437. De terminus ante quem is ontleend aan het overlijden van de in de lijst
vermelde Jan van Massemen, heer van Kalken, tussen 6 februari 1437 en 15 juni 1437. Deze datering werd ook
bevestigd - zij het met ruimere marges - aan de hand van persoonsgegevens voor verschillende andere personen
(zie notenapparaat).
Nota over de stemma codicum van de bewaarde handschriften
Van alle bekende afschriften van de oorspronkelijke twee registers uit de Rekenkamer zijn er 3 in alfabetische
volgorde opgesteld, namelijk (V, W en [X]): voor deze drie afschriften ontbreekt informatie over de gebruikte
bron. Van de overige, per kasselrij geordende afschriften ([B] tot en met U) zijn er 12 bewaard. Binnen die groep
van 20 bekende afschriften onderscheiden zich twee grote overleveringstradities. De oudste traditie gaat terug op
het handschrift van Wouter van de Foreeste [B] en is ons overgeleverd via [C] en uiteindelijk D. In deze traditie
zijn beide originele registers integraal overgeleverd, waardoor ze zich onderscheiden van alle andere bewaarde
afschriften (met mogelijke uitzondering van F), die pas opgesteld zijn op een moment waarop de laatste folio‟s
van het tweede register, namelijk de lijst van 1437, waren afgescheurd. Al die onvolledige afschriften (G tot en
54
met U) bleken bij nauwkeurige vergelijking zeer gelijkaardig. Afgezien van hun gedeelde vermelding van de
afgescheurde laatste folio‟s van het origineel delen ze ook alle hun titel: al deze afschriften vermelden voor de
eerste lijst het bewind van Lodewijk van Nevers als ontstaansmoment, en alle situeren ze het ontstaan van de
tweede lijst in 1421, met vermelding van een wraakexpeditie van Filips de Goede tegen Frankrijk als aanleiding.
Ook een vergelijkende analyse bevestigde dat het - relatief kleine interpolaties en verschrijvingen daargelaten -
om lijsten uit eenzelfde afschriftentraditie gaat. Er zijn twee elementen die aangeven dat de oorsprong van deze
tweede traditie een afschrift van beide registers was dat in het bezit was van Antoine de Mol en Maria de Baenst,
wat kennelijk is opgesteld op een moment dat het origineel reeds beschadigd was (en dus van jongere datum dan
de eerste traditie van [B], [C] en D). Eerst moet opgemerkt dat er bij een later afschrift uit de tweede traditie,
namelijk G (ca. 1600-1650), vaak door een geposeerde hand „Baenst Mol‟ is toegevoegd, soms in nabijheid van
de adelslijsten: dit is dus slechts indicatief. Wel moet hier opgemerkt dat het erfrechtelijk zeer goed mogelijk
was dat Anna de Baenst en Antoine de Mol (ca. 1550-1600) dit register waarin G is ingeschreven in handen
hebben gekregen (cfr. supra). Ten tweede – en dit is belangrijker - wordt het handschrift van Antoine de Mol en
Maria de Baenst vermeld door de kopiist van D, die uitdrukkelijk stelt dat hij zijn afschrift van [B] en [C] heeft
aangevuld met het afschrift van Antoine de Mol en Maria de Baenst. Studie van de in D aangebrachte correcties
en doorhalingen bevestigt de verwantschap met G en de andere bewaarde afschriften. Belangrijk is vooral dat D
voor het eerste register de naam van Lodewijk van Male én die van Lodewijk van Nevers vermeldt en dat de
oorspronkelijke datering voor het tweede register, namelijk 1437, werd doorstreept en overschreven met 1421,
met opgave van de veldtocht van Filips de Goede, welke beide elementen we inderdaad ook in de afschriften G
tot en met U terugvinden. Op grond hiervan kan gesuggereerd worden – volmaakte zekerheid ontbreekt immers
– dat de afschriften G tot en met U inderdaad alle teruggaan op [E], het verloren gegane handschrift de Mol - de
Baenst. Binnen deze traditie kon nog een kleinere verwantschapsgroep geïdentificeerd worden. De handschriften
P, R en S hadden zeer overeenkomstige fouten. Zo bleek bijvoorbeeld voor de namenlijst van de kasselrij van het
land van Waas van 1437 dat P, R en S allen twee namen (namelijk „Jaques van Pottelsberghe‟ en „Gillis van
Coeleghem‟) misten en bovendien allen „Rijsselberghe‟ vervormden tot „Ristelberghe,‟ zodat een gedeelde
afstamming van [O] vermoed kan worden.37
Q is waarschijnlijk afgeschreven van P.
Tenslotte is er nog een afschrift dat een tussenpositie inneemt tussen de oude traditie ([B], [C] en D) en de Mol-
Baensttraditie (G tot en met U), namelijk F. Dit afschrift uit 1565 van de hand van Erasmus van Brakel heeft
opvallend veel namen weggelaten en eindigt als enige van alle afschriften van de lijst van 1437 met de kasselrij
Kassel (waarbij de kasselrijen Belle en Rijsel38
worden weggelaten), maar is wel duidelijk gebaseerd op beide
teksttradities. F geeft samen met D als enige van alle bewaarde afschriften de vermoedelijk correcte dateringen,
namelijk 1360 en 1437. Bovendien vermeldt F namen die uitsluitend in de oudere traditie terug te vinden zijn.
Om het voorbeeld van de kasselrij van Waas in 1437 te hernemen, slechts D en F vermelden Guyot Schouteete,
Gillis van Pottelsberge en Jean de Wytbaere/Wijwette en hebben bovendien samen een unieke volgorde in de
vermelde namen die niet in andere afschriften terug te vinden is. Er zijn aanwijzingen dat F zich heeft gebaseerd
op [C] (en dus niet van het oudere afschrift [B]). De families Rijm en Van Brakel kwamen allebei uit het Gentse.
Bovendien zijn er contacten bekend tussen Erasmus van Brakel en Karel Rijm (cfr. supra).
Op grond van dit stemma codicum is besloten tot een integrale uitgave van D, als weliswaar niet het oudste
afschrift, maar wel de enige integraal bewaarde neerslag van de oudere, volledige traditie van [B] en [C]. Deze
basistekst is aangevuld met met F (als onvolledig afschrift van de oudere traditie) en de belangrijkste
vertegenwoordigers uit de de Baenst- de Moltraditie, namelijk G, K, M, N, R en S.
3a. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, vermoedelijk daterend van 1362-1363
fo 26 r.
Extraict de plusieurs nobles de Flandres, d'une copie de messire Charles Rym, seigneur de
Bellem, jadis extraict d'un viel livret appertenant au seigneur Anthone de Mol et de damoiselle
Marie de Baenst filia Jean, et d'autres memoires.a
Nobles de Flandres au temps du comte Loys de Male estans chevaliers environ l'an 1360.
Nombre des nobles de Flandre du temps du Comte Loys de Nevers quy commencha sa
principauté‚ anno 1322 et mourut [a] la bataille de Cressy anno 1346.
Extraict du rolle resposant en la chambre des comptes a Lille au grenier dessu la chambre des
a D: in de linkermarge: „1360.‟
55
renenghes.
Gand
777 Le visconte de Ganda
778 Messire Gillesb de Pape
c
779 Messire Bauduin Rym
780 Messire Guilaume de Leeuwerghem39
781 Messire Jehan Parysd
782 Messire Sohier de Calckenee40
783 Messire Henryf de Jonghe
g
784 Messire Jehanh de Vaernewyc
785 Messire Simoni de Rycke
j
786 Messire Guillaume de Mellek
Oudenburgh
787 Monseigneur de Nevele
788 Messire Ywain de Vaernewyc
789 Messire Philippes de Jonghe
790 Messire Bernaerd de Herzele41
791 Le seigneur de Lovendeghem
792 [Messire Philippe de Jonghe]l
793 Messire Roelant de Pouckes
794 Messire Pierre Dammanm
795 Messire Gyselbrecht Utenhoven
Quatre Mestiers
796 Le seigneur d‟Axelles
797 Messire Philippes d‟Axelles
798 Le seigneur de Zaemslach
799 Messire Philippes Tollins Baensto
800 Messire Hellin de Steelant
801 Messire Guillaume, Baudinp et Philippes de Steelant, chevaliers
802 Messire Jehan de la Moere, filz de messire Jehanq
803 Messire Jean de la Moere, filz de Thiery
804 Messire Flouresr de Maelstede
a D: deze naam is onderstreept.
b R, S: „Guillaume.‟
c D: deze naam is onderstreept.
d M: „Paens‟; R: „de Paris.‟
e G: „Sohier Calonne‟; K, M, N, R: „de Calonne.‟
f S „Jehan.‟
g N vermeldt deze naam niet.
h R, S: „Bauduin.‟
i G: „Bauduyn‟; K: Baudin‟; M: „Boudin‟, R, S: „Bauduin.‟
j N vermeldt deze naam niet.
k F voegt „alias de Cortrosins‟ toe; N vermeldt deze naam niet.
l Deze naam is ermeld door G.
m D: deze naam is onderstreept.
n D: deze naam is onderstreept en doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
o D: „Baenst‟ is doorstreept; F vermeldt ook „Baenst.‟
p G, K, M, R, S vermelden „Baudin‟ niet.
q R vermeldt deze naam niet.
r F: „Florens‟; G, K, M, R,.S: „Florent‟; N: „Florentius.‟
56
805 Messire Oliver van den Hove
806 Messire Pierre Passcharisa
Waes
807 Messire Simon van den Coudenburchb
808 Messire Jehan Vilainc
809 Messire Wulfaert Vilaind
810 Messire Jehan Mulaert
811 Messire Gauthier van den Voorde
812 Messire Reme de Schouteeten
813 Messire Guillaume vanden Damme
814 Le seigneur Josse de Pottelsberghe, seigneur de Puveldef
815 Le seigneur de Stoppeleerg
816 Le seigneur Triesth
Dendermonde
817 Le seigneur de Mamisnes
818 Messire Philippes de Mamisnes
819 Messire Guilbert et messire Ywaini de Leeverghem
42
820 Messire Gerard, bastard de Moersekej
821 Messire Regnier de Veselek
Alost
822 Messire Henry de Flandres43
823 Messire Gerard de Rassenghien
824 Le seigneur de Maercke
825 Messire Jehan van Oudenhove44
826 Le seigneur d‟Escornay
827 Le seigneur de Leeverghem
828 Messire Guillaume de Reyngersvliete
829 Messire Loys d'Outrel
830 Messire Gerard de Mamisnes
831 Le seigneur de Herzele
832 Messire Raesse de Herzelem
833 Messire Hector de Gusancourtn
834 Messire Arnoult de Lumene
835 Messire Sohier van den Kerchove
836 Le seigneur de Herpea
a R: „Pascharus.‟
b N: „Couderborg.‟
c D: deze naam is onderstreept.
d D: deze naam is onderstreept.
e F: „Ruam‟; G: „Romein‟; F, M, R, S: „Romain‟; N: „Romanus‟
f D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
g D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
h D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
i S vermeldt „Ywein‟ niet.
j F: „Gherardt de Moerseke‟; G: „Geerard de Moerseke‟; K, R: „Gerard, bastard de Morsebeke‟; M, S: „Gerard de
Morsebeke.‟ k F: „de Viselin‟; G, N, S: Ursele.‟
l K, M, N, R, S: „Oultre.‟
m G vermeldt deze naam niet.
n K voegt „forte Gosaucourt‟ toe; M: „forte Gosancourt‟; R: „Ousancourt forte Gosancourt.‟
57
837 Messire Philippes de Herpeb
838 Le visconte d'Allost Tollin Baenstc
839 Messire Jehan van der A
840 Messire Henry van der Camere
841 Messire Jehan van den Abeele
842 Le seigneur de Liekerke
fo 26 v.
Audenarde
843 Le seigneur de Steenhuuse
844 Messire Joosd de Halewijn
845 Le seigneur de la Vichtee
846 Le seigneur def Rechem
g
847 Messire Sohierh van de Voorde
848 Messire Daniel de Hembyze
849 Le seigneur de Herinnesi
850 [Messire Baudewijn Passcharis]j
851 Messire Sohier Bornaigek
852 Messire Jehan van den Bosschel
853 Messire Jehan Cabillau
854 Messire Loysm Clocman
n
Courtray
855 Le seigneur de Halewijn
856 Messire Daniel, Jehan,o et Gauthier de Halewijn, chevaliers
857 [Messire Gaulthier de Halewijn]p [d‟Eecke]
q
858 Le seigneur de Poucke
859 Messire Eylaert de Poucker
860 Messire Jehan de Menin
861 Messire Rogier de Ghistelles
862 Messire Jehan de Mamisnes
863 Messire Loys de Roesselaeres
a S vermeldt deze naam niet.
b F, S vermelden deze naam niet; R: „Hersee.‟
c F voegt „Baenst‟ toe; G, K, M, N, R vermelden „Tollin‟ niet.
d S: „Jehan.‟
e G: „Vichele.‟
f D: doorstreept: „Reckem‟; G: „Messire Josse, le seigneur de Rechem‟
g F: „de Kerchem.‟
h G, K, M, R: „Philippe‟; S: „Philippe‟ met superscript „Sohier.‟
i F: „de Heyne‟; M, R, S: „Herinnes.‟
j Vermeld door F, K, M, R, S; G vermeldt „Messire Bauduyn Passchauxs‟; N: „Balduinus Pascharis, miles.‟
k F, M: „Bernage‟; R, S: „Bernaige.‟
l D: deze naam is onderstreept; F: „Jehan de Bracle dict van den Bossche.‟
m D: doorstreept: „C[...]n‟ (dit was onleesbaar).
n F: „Coeman‟; G: „Cloocmans‟; K, M, N: „Croockman‟; R: „Crockman.‟
o G vermeldt „Jehan‟ niet.
p Vermeld door F.
q Vermeld door G; K: „Gautier de Halewyn, Eeke‟; M: „Gautier de Hallewyn, Eecke‟; N: „Walterus de
Haelewyn, Eecke, miles‟; R: „Gauthier de Halewin, d‟Eke‟; S: „Gautier de Halewin, d‟Eecke.‟ r G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
s G: „de Roulers, Rousselaere‟; K: „Roulers‟ met toevoeging in andere hand: „Rousselaere‟; M, N, R: „Roullers
Rousselaere.‟
58
864 Messire Bauduin de la Woestijnne
865 Messire Soxhier et messire Rogiera Boetelin
b
866 Messire Gerard de Steenhuuse
867 Le seigneur de Haerlebecken
868 Messire Sohier de Gand
869 Messire Jehan d‟Outerivec
870 Messire Daneel de Pitthem
871 Messire Daneel de Meullem
872 [Messire Rogier de Steenhuuse]d
873 Le seigneur d'Axpoele
874 Messires Gerard ete Jehan
f Damman
875 Le seigneur de le Gracht
876 Messire Jehang Bornaige
h
877 Messire Loysi de le Walle
878 Messire Michel de Claerhoudt
879 Messire Guillaume van derj Straeten
880 Messire Henry van der Heyden
881 Messire Robert d‟Assche
Bruges
882 Le seigneur de Praet
883 Le seigneur de Dudsele
884 Messire Henry de Meetkeercke
885 Messire Jehan van de Poele
886 Messire Jehan van der Leyek
887 Le seigneur de Gruuthuusel
Terroir du Francq
888 Le seigneur de Ghistelle
889 Messire Jehan et Wulfaert de Ghistelle
890 Messire Ywainm de Vaersenare
891 Messire Inghelram Hauweel
892 Messire Goussinn de Wilde
893 Le seigneur de Reyngersvliet
894 Le seigneur de Maldeghem
895 Le seigneur de Moerkerkeo
896 Messire Vrancke de Moerkerkep
897 Messire Wulfaert de Moerkerkea
a G, M, N, R, S vermelden „Rogier niet.‟
b N: „Bottelin.‟
c F vermeldt deze naam niet; G: „Autrive‟; K, M, N, S: „Aultrive.‟
d Deze naam is vermeld door S.
e D: superscript: „messire.‟ Deze naam is onderstreept.
f G vermeldt „Jehan‟ niet.
g D: superscript: „de.‟
h F, G, K, M, N, R: „Bernaige.‟
i M: „Soyer.‟
j F: „van.‟
k S: „Lije.‟
l S voegt „Jean‟ toe.
m N: „Joannes.‟
n N: „Joannes.‟
o G: „Moerbeke.‟
p G: „Moerbeke‟; R, S vermelden deze naam niet.
59
898 Messire Guy, le bastaert de Flandreb
899 Messire Ricwaert,c bastard de Flandre
d
900 Messire Simoen de Brugdammee
901 Messire Jehan Tant de Santvoordef
902 Messire Jehang de Volmerbeke
903 Messire Philippes de le Poele
Le Franch
904 Messire Lieven de Huutkerckei
905 Messire Wauterman de Gandj
906 Messire Fleurdask de Gand
l
907 Messire Ryckewaert de Gand
908 Messire Daneel de Keukemarem
909 Messire Gerard le Moor
910 Messire Casin de Mol
911 Messire Jehan de Busere
912 Messire Thieryn de Eessene
o
913 Messire Thieryp de Watervliet
914 Le seigneur de Lichtervelde
915 Le seigneur de Coolscamp
916 Messire Jehan de Lichtervelde
917 Messire Jehan de Houdtvivre
918 Messire Philippes de le Berstq
919 Messire Jacques de Dudsele
920 Le borghgrave de Dixmude
921 Messire Jehan de Vos
922 Messire Wolfaert de Borsele
fo 27 r.
923 Messire Jehan van Heijle
924 Le seigneur de Merckem
925 Messire Rogier vanr Wommene
s
a G: „Moerbeke‟; R, S vermelden deze naam niet.
b F: „Guy le bastard.‟
c G, K: „Rufflaert‟; M: „Wulfaert‟; N: „Ruflardus.‟
d F, R vermelden deze naam niet.
e N: „Brigdam‟; R: „Brugdam.‟
f F, G, K, M, N, R, S vermelden „de Santvoorde‟ niet.
g G, K, M, R: „Josse.‟
h G, K, M, N, R, S maken geen onderscheid tussen „Terroir du Francq‟ en „Le Francq‟ maar geven één lijst onder
de hoofding „Francq.‟ i D: deze naam is reeds eerder geschreven als voorlaatste naam („Levin‟) onder „Terroir du Franq,‟ maar daar
doorstreept. j R vermeldt deze naam niet.
k F: „Fleurdal‟; G, K, M, N: „Floridas‟; S: „Floridus.‟
l D: deze naam is reeds eerder geschreven als laatste naam („Floridas‟) onder „Terroir du Francq,‟ maar daar
doorstreept. m G: „Beukemaere‟; K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
n F: „Henry‟; K, M, R: „Henry‟; S: „Jean.‟
o G: „Jean Iehene.‟
p G, K, M, R, S: „Henry.‟
q G, K, M, R: „Brecht‟; N: „Philippu de Beerst‟; S: „Brecht‟ met toevoeging door andere hand „alias Berst‟
r D: doorstreept: „de Women.‟
s F: „Women.‟
60
926 Messire Danckaert de Zedelghema
Ipre et Ipreambacht
927 Le viscomteb d‟Ipre
c
928 Messire Guillaume de Nevele
929 Le seigneur de Rolleghem
930 Messire Jehan de Morsleded
931 Messire Jehane de le Woestinne
f
932 Messire Guillaume de Vlenckeg
933 Messire Pierre de Belle
934 Messire Claeysh de Namur
935 Messire Bernaert de Nieuwekercke
936 Messire Philippes de Uppenbroucki
937 Messire Sohier de le Brouckej
Furnambacht
938 Le viscomte de Furnes
939 Messire Jehan de Lille45
940 Messire Guillaume de Nevele
941 Messire Baudin van der Burchtk
942 Messire Jacques de Hondeghem, seigneur de Commenel46
943 Messire Jehan de Baenstm
944 Messire Baudin de Heuchinn
945 Messire Vlaminc de Lokerneo
Berghambacht et Bourbourghambacht
946 Messire Jehan de la Plancke
947 Messire Guillaume Plateelp
948 Le seigneur d'Ekelsbeckeq
950 Messire Olivier de Jonghe
951 Messire Lauryns de Biere vel Bierner
952 Messire Lancelot Fenijss
953 Messire Jehan de Peenest
a G, K, M, N: „Ideghem‟; R: „Yedeghem‟; S: „IJdeghem‟ met superscript (door andere hand?): „alias
Zedelghem.‟ b D: doorstreept: „de Dixmude.‟
c F: „de Dixmude.‟
d M vermeldt deze naam niet.
e F: „Clays.‟
f D: doorstreept: „Loys‟ en in superscript: „Claeys.‟
g N voegt „aut Flenque‟ toe; S: „Vlancke‟ met toevoeging (door andere hand?): „alias Wincle.‟
h F, K, M, R, S: „Loys‟; N: „Luduvicus.‟
i S: „Oppenbrouck.‟
j K, S: „de Brouckere‟; M: „de la Brouckere‟; N: „van den Brouckere‟; R: „de le Brouckere.‟
k G, M, N, R, S: „Burch‟, K: „Burgh.‟
l G, M, N, R vermelden „seigneur de Commene‟ niet
m F: „Baen vel Baenst‟; K, M, N, R: „Baert‟; S: „Badt‟ met toevoeging (door andere hand?): „alias Bean.‟
n G: „Houchur.‟
o G, K, M, N, R, S: „Lokere.‟
p D: doorstreept: „ou Pradelles.‟; F: „Plattel.‟
q M: „Kelsbeke.‟
r G: „Messire Laidebers de [...]‟; K: „Lauwere de [...]‟; M: „Lauwers de [...]‟; N: „de Vierne‟; S: „Bierne.‟
s G, M: „Feys‟; K: „Feis‟; N: „Feuys‟; R, S vermelden deze naam niet.
t F: „Piennes.‟
61
954 Le seigneur de Drinckam
Casselambacht
955 Le seigneur de Borre
956 Messire Gilbert de Borre
957 [Messire Jehan de Priesmes]a
958 Le seigneur de Piesnesb
959 Messirec Tristram
d Hondeghem
960 Messire Roelant van Eecken
961 Messire Collaert de la Clitee
962 [Messire Guillebert de Saint Audegonde]f
963 Messire Gilbert, son fils
964 Le seigneur de Wateneg
965 Messire Francois de Havesquerke
966 Messire Hustin de Havesquerckeh
967 Messire Loys de Haveskeerckei
968 Messire Thiery de Haesbrouck
970 Messire Jehan, seigneur de Moerbekej
971 Le seigneur de Thiennesk
972 Messire Basin de Beauvall
973 Messire Baudin d'Ellinghenm
974 Messire Henry de Waescappelen
975 Messire Vlaminc de Berghes
976 Messire Percheval de Gusencourt
Nulle mention de ceulx de Lille, Douay et Orchyes, quy lors estoient immediatement soubz la
couronne de France.
3b. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 1437
fo 27 v.
Copie.
Extraict van eender copie ghemaect by mer Charles Rym ruddere, heere van Bellem
voorseit, uuyt een anderen haudt boucxken van jonker Anthonis de Mol also voorseit
es. Ende uut een seer haut boecxken toebehoorende wylent Wauter van den Foreste
Joos zone, nu meestere Lieven zijne zone, bailliu van de mannen van Sinte Pieters,
vermeerdert uut den eenen dat int dander myn was, bij mijnheer Jan van Pottelsberghe filius Joos.
a Vermeld door F, K („de Pienes.‟)
b F: „Priesmes.‟
c D: doorstreept: „Testaerd.‟
d F: „Testan‟; G, K, S: „Testart‟; M, R: „Testaert‟; N: „Testardus.‟
e Vermeld door F.
f Vermeld door F, G, K, M, R, S.
g D: doorstreept: „ou Watou‟; G, N, R: „Watou Watene‟; K: „Watou‟ met aanvulling door andere hand: „Watene.‟
h S vermeldt deze naam niet.
i G vermeldt deze naam niet.
j K, R: „Morbeke.‟
k R: „Thiens.‟
l G, K, M: „de Tauval ou Bauval‟; R vermeldt deze naam niet.
m G: „de Hallinghes‟; K, M, N, R, S: „de Hallinghe.‟
n F: „Westcapelle‟; S: „Waelscapelle.‟
62
Chevaliers, escuiers et autres gentilhommesa de Flaendres de l‟an M.
o IIIIc.
o XXI
b, accompagnans le duc
Philippe a la première journée qu‟il fit en France pour la vengancec de son pere. Le rolle est reposant en la
chambre des comptes a Lille au grenier dessus la chambre des renenghes
Gand
977 Messire Jehan de Potelles, seigneur d'Eecke
978 Messire Clais Utenhove, seigneur ded Bost
e
979 Messire Roelant d'Uutkerke, seigneur d'Eestretf
980 Messire Gauthier de Mullem
981 Messire Gilles de Grammezg
982 Messire Baudin de Vos, seigneur de Larne47
983 Messire Clais Triest
984 Messire Henry de la Chambre
Escuyersh
985 Jehan de Vaernewyc, seigneur d'Exarde
986 Gossin de Vaernewyc
987 Sanders de Vaernewyc, seigneur de Bosti
988 Yvain de Vaernewycj
989 Guilbert de Mamisnes
990 Louys de Mamisnesk
991 Jehan de Potelles, filz de messire Jehan, seigneur d'Eekel
992 Wulfaetm de Cuinghien
993 George de le Moere
994 Jacob de Winghene, seigneur de Coolscamp
995 Jehan de le Meerschn
996 Cornille de Jaghere
997 [Jacques de Jaghere]o
998 Jacques d‟Olsene
999 Jehan de la Kethulle, seigneur de la Haveryep
1000 Jan et Jacques de Berwaen,q freres
1001 Olivier van Bracle
1002 Jehan et Simon Clocman, freres
1003 Jacques et Guillaume de Raveschot, freres
1004 Jacques et Clays Utenhove, freres
a D: in de linkermarge werd „et nobles‟ toegevoegd.
b D vermeldde eerst „XXXVII,‟ wat werd doorstreept en overschreven met „XXI.‟
c D vermeldde eerst „le duc Jean‟ maar dit is doorstreept.
d D: oorspronkelijk „en‟ en overschreven met „de.‟
e M, R, S: „Borst.‟
f F: „Eestruyt‟; G: „Estruyt‟; K, M, N, R, S: „Eerstruyt.‟
g F, S: „Grammes.‟
h F vermeldt hier nogmaals „Gand.‟
i K: „Borst debet dicere Bost‟; M, S: „Borst.‟
j S voegt „seigneur d‟Exaerde‟ toe.
k F vermeldt deze naam niet.
l F, G, M, R, S vermeldt „seigneur d‟Eeke‟ niet.
m F: „Wulfert.‟
n N: „Mersch.‟
o Deze naam is vermeld door G.
p F: „de Kethulle‟, „Raverie.‟
q F: „Beverwane‟; G: „Berowaene‟; K: „Berewaene‟ met aanvulling door andere hand: „forte Beverwaen‟; M:
„Berewaene‟ zonder vermelding van „freres‟; N: „Berewaene, fratres, aut Beverwaene‟; R: „Berewaene, freres,
forte Beverwaen‟; S: „Bruwaen.‟
63
1005 Jehan Utenhove, fils Simoena
1006 Jehan Utenhove, bailly d'Audenardeb48
1007 Simon et Jehan Utenhove, freres
1008 Clays vander Zickele
1009 Simon de la Chambre
1010 George Utenhove
1011 Jehan et Guillaume de Herzele, freres
1012 Daneel de Bouchautec
1013 Daneel de le Werded, seigneur de Wedergraete
1014 Simoen Utenhove, bailly de Eekelooe49
1015 Symoen de Gravef
1016 Baudin Braem
1017 Daneel de Munteg
1018 Lievin Dammanh
1019 Gheeromi Borluut
1020 Rasse Onredens
1021 Pierre Sersymoens
1022 Jehan d'Hodenveldej
1023 Jehan et Daneel Sersanders, freres
1024 Symoen Bette
1025 Jehan de Gruutere
1026 Gyselbrecht de Gruuterek
1027 Joos Triest et Christofle Triest
1028 Baudin, Jehan et Daneel Rym, freres
1029 Jehan van Huussel
1030 Jehan et Estienne de Formelles,m freres
1031 Jehan vander Zype
Du balliaige des 4 mestiers
1032 Messire Guy de Ghistelles
1033 Messire Philippes de Mullem
Escuyers
1034 Le fils de messire Jehan de Ghistelles
1035 Gerard de Ghistelle
1036 Charles de Ghistelle, bastardn
1037 Floreyns de Zaemslach
1038 Hector Vilain
fo 28 r.
a S vermeldt het patronymicon niet.
b F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet
c K: „Bochoute ou Bouchoute.‟
d D: „Leeuwerde‟ is doorstreept en overschreven met „le Voorde.‟
e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f F, S: „Crane‟; K, M, N, R: „Craene.‟
g N: „vander Mote.‟
h G: „Daelman‟; K: „d‟Amman.‟
i F: „Gheerten‟; G: „Jerosmes.‟
j F: „Doedevelde‟; G: „d‟Odevelde‟; K, M, N, R: „d‟Oodevelde‟; S: „d‟Oedevelde.‟
k F, G, R, S vermelden deze naam niet.
l G, K, N: „Huysen.‟
m G: „Cormelles.‟
n F, M vermelden „bastard‟ niet.
64
1039 Roger Vilaina
1040 Loys de Steelant
1041 Jehan Hauweel
1042 Jehanb de Maldeghem
1043 Jacques de le Voorde, fils mer Restec
1044 Philippes Wielant, seigneur de Perboomed
1045 Clays de Pottelsberghe, seigneur de Perboome, fils Jacobe
Du baillage du paysf de Waesz
Chevaliers
1046 Messire Adrien Vilain
1047 Messire Jehan Vilain
1048 Messire Philippes de Steelant
1049 Messire Olivier de Jaeghere
Escuyers
1050 Hector van Vuerhoute
1051 Philippe Vilain
1052 Anthone de Roetselaerg
1053 Jehan de Steelant l‟aisné, fils Jan
1054 [Jehan de Steelandt fils Jans]h
1055 Jehan de Steelant, filz messire Philippes
1056 Baudin Schouteeten
1057 Guyot Schouteeteni
1058 Loys de le Moere
1059 George Braderic
1060 Rogier Bradericj
1061 Jehan Vyt et Loys Vyt
1062 Godewaert Braem
1063 Pieter van denk Bossche
1064 Philips de Vosl
1065 Gilles de Pottelsberghe, filsm Joos fils Zegher
n
1066 Guillaume de Pottelberghe, filso de Gilles
p
1067 Jaques de Pottelsberghe, filsq Jacob fils de Thiery filz de Jan fils de Zegher
r
a G vermeldt deze naam niet.
b M: „Jacques.‟
c F, G, K, M, N, R, S vermelden „fils mer ...‟ niet.
d M vermeldt de heerlijke titel niet.
e D: deze naam is driemaal doorstreept; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f D: „Du baillage du pays‟ is doorstreept.
g F, G, K, M, R: „de Rotselaere‟; S: „Rotselare.‟
h Deze naam is vermeld door F, G, K, M, N, R, S.
i G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
j F, M vermelden deze naam niet.
k M: „de Bossche.‟
l M: „Vis.‟
m D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand.
n F vermeldt het patronymicon niet; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet
o D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand.
p F vermeldt deze naam niet; G, K, M, N, R, S vermelden het patronymicon niet.
q D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand.
r F vermeldt slechts „filius Jacobs‟; G, K, M, R, S vermelden deze naam niet; N vermeldt het patronymicon niet.
65
1068 Bernaerd de Brakele
1069 Guillaume Sersanders
1070 Olivier Vaerkina
1071 Pieter Vaerkinb
1072 Robert de Meesterec
1073 Jacquesd de Duusse
1074 Geeraerd vander Helste
1075 Jehan metter Penninghen
1076 Gauthier de Carlebeke alias Cullebekef
1077 Jehan de Neveg
1078 Henry de Ameryckeh
1079 Pierre Porthals alias Danchalsi
1080 Lieven de Bugghenhout
1081 Jehan Dullaetj
1082 Jehan van Rysselberghek
1083 Olivier van Rysselberghe alias Rysbrugghel
1084 Thiery Jacobsm
1085 Gauthier de Ketsn
1086 Simon de Boulaero
1087 Henry de le Veldep
1088 Henry de Caluweq
1089 Le mayeur heeditabler (sic) de Sinay
s50
1090 Gilles de Coeleghent
1091 Gilles de Gavere
1092 Henry Plaschu
1093 Gilles Bertramv
1094 Jehan de Gand
1095 Jehan van Hapew
1096 Jehan d‟Exaerde
1097 Jehan Ruwelx
a D: de familienaam is doorstreept en gevolgd door „Vaentkin.‟; F: „Vaenkin‟; G: Vantkin‟; K, M, R, S:
„Vaentkin‟; N: „Vaintkin.‟ b F: „Vaenkin‟; G: „Vantkin‟; K, M, N, R, S: „Vaentkin.‟
c F: „le Moestier.‟
d K, M, N, R, S: „Jean.‟
e D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „Elst.‟; F: „Helst.‟
f D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „de Cruubeke.‟; F: „Carle[twee letters doorstreept]bekin‟;
G: „Cruubeke‟; N: „Crumbeke aut Cruubeke.‟ g G: „Jean Nevele‟; M: „Jehan Neve‟; N: „Joannes Neve‟; S: „Nevele.‟
h G: „Merycke.‟
i D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „Gouthals‟; F: „Corthals‟; R, S: „Goethals.‟
j F vermeldt deze naam niet; G: „Dullard‟; K: „Dullart‟; M, N, E, S: „Dullaert.‟
k G: „Reysberghe‟; R, S: „Ristelberghe.‟
l F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
m F vermeldt deze naam niet.
n F vermeldt deze naam niet.
o K: „Boulare.‟
p F vermeldt deze naam niet.
q K, M: „Calve.‟
r F, M: „heritier.‟
s G: „... hereditaire de Saman‟; N: „Meyer suis preter hereditarius in Sinay.‟
t G, R, S vermelden deze naam niet; N: „Toelegem aut Coelegem.‟
u F vermeldt deze naam niet; K: „Plasck.‟
v F vermeldt deze naam niet.
w D: deze naam is doorstreept. F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
x F vermeldt deze naam niet; K: „Ruweel.‟
66
1098 Philippes Lathouderea
1099 Jehan van Laneb
1100 Jehan de le Wytbaerec
1101 Jehan de Dansaertd
1102 Henry Beyaerte
Au balliage def Tenremonde
1103 Messire Gysling de Halewyn, seigneur de Bugghenhoute &
h
Escuyers
1104 Jehan de Mamisnes, seigneur de Calckenei51
1105 Louys de Mamisnesj
1106 Jehan de Mamisnes a Wetterek
1107 Ogierl de Mamisnes, seigneur d‟Huutberghe et d‟Overmeere
1108 Martin de Maldeghemm
1109 Gerard de Mamisnes
1110 Daneel de Calckene, Gislinn son filz
o
1111 Tristraen Uuterzwanep
1112 Gyslin son filzq
1113 Hector Uutenzwaener
1114 Jehan les Prost,
t baillu van
u Dendermonde
52
fo 28 v.
1115 Simon Bockaetv
1116 Reynier Bockaetw
1117 Jehan Godevartsx
1118 Jehan Pipenpoysy
1119 Jehan de Jonghe
a F vermeldt deze naam niet; S: „Lanthoudere.‟
b F vermeldt deze naam niet.
c F: „de Wijwette‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
d F: „Jehan Danssare.‟
e F vermeldt deze naam niet.
f D: „Au baillage de‟ is later toegevoegd.
g F: „Guilain‟; R: een andere hand vermeldt „Guillaume.‟
h D: „&‟ is vermoedelijk te lezen als „etc.‟
i F vermeldt „seigneur de Calckene‟ niet; N voegt „miles‟ toe.
j F vermeldt deze naam niet.
k F: „Jehan de Mamisnes a net a.‟
l S: „Egide de Masminses, seigneur d‟Uutberghe.‟
m S vermeldt deze naam niet.
n F: „Gelain.‟
o G, K, M, N, R, S vermelden „Gislin son filz‟ niet.
p K: andere hand voegde „Gislain son fils‟ toe.
q F vermeldt deze naam niet.
r K, R: „Uuterzwaene.‟
s D: „le‟ is overschreven met „de.‟
t K: „Proost.‟
u D: „van‟ is overschreven met „de.‟
v F vermeldt deze naam niet; G: „Bookaert‟; M, R, S: „Bockaert.‟
w F vermeldt deze naam niet; G: „Bookaert‟; M, R, S: „Bockaert.‟
x F vermeldt deze naam niet; K: „Godevaert.‟
y K: „Pipenpoy.‟
67
1120 Symon Arentsa
1121 Colin de le Mortieb
1122 Pierre de lec Driessche
d
1123 Pierre de lee Bossche
f
1124 Gilles de leg Bossche
h
1125 Guilbert et Loysi de Mamisnes
Pays d'Alost et des franq membres ensuivant Philippesj
1126 Messire Jehan de Luxembourg, seigneur de Roden et de Bornehemk
1127 Le seigneur d‟Antoing, seigneur de Zotteghenl
1128 Le seigneur de Rubaix,m seigneur de Herzelles
1129 Le seigneur de Croysilles,n seigneur d'Amougyes
o
1130 messire Guy Turpin, seigneur de Gavere
1131 L‟evesque de Cambray, seigneur de Liedekerke et de Rasseghem53
1132 messire Josse Tollin,p vicomte d‟Allost
1133 Le seigneur de Zandbergheq
1134 Le seigneur d‟Enghien et de Grameghenr
1135 Le seigneur d'Heyne
1136 messire Jaques Steemaer
1137 messire Gilbert de Steenhoutes
1138 messire Thieryt Danvain
u
1139 messire Gilles d‟Anghereelv
Escuyers
1140 Jacques de la Hamaide, seigneur de Renaixw
1141 Pierre de Boulers, seigneur dudit lieux
1142 Jehan de Jeumont, seigneur de Quaremont, Zulseke et Orresty
a F vermeldt deze naam niet.
b F vermeldt deze naam niet; G, K: „Gobin de la Mote‟; M: „Gobin de le Motte‟; N: „Gobinus de le Mets‟; R, S:
„Gosuin de le Mote.‟ c D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟
d F vermeldt deze naam niet.
e D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟
f F vermeldt deze naam niet.
g D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟
h F vermeldt deze naam niet.
i G vermeldt „Loys‟ niet; K: „Loys‟ op de navolgende regel met accolade om aan te duiden dat dit bij de
voorgaande naam hoort; M: „Loye [...] op de navolgende regel. j D: „Pays de‟ en „et des ... membres ...‟ is later bijgevoegd.
k F: „Bornem‟; G: „de Rodes et de Brouchel‟; K: „Borneham‟
l F: „Zotteghem‟; K: „Sottenghien‟
m F: „Roubais‟; K: „Robais‟; R: „Robaix‟
n N: „Croyelles.‟
o F: „d‟Aumoingnies.‟
p S: „Collins.‟
q R voegt „qui estoient de la famille de Dixmude‟ toe; S voegt „de la famille de Dixmude‟ toe.
r F: „Graveghem.‟
s F: „Guillame de Steenhaut‟; G, K, M, R: „Guillaume‟; N: „Willelmus‟; S: „Guillaume de Steenhuuse.‟
t G, K, M, R, S: „Henry‟; N: „Henricus.‟
u F: „Thiery Damiaen‟; R: „d‟Huvain.‟
v G, K, R, S: „Hanghereel.‟
w K: „Reny‟; M: „Renty‟; R: „Renay.‟
x K, R: „seigneur de Boulers.‟
y F: „Sulseke et Couroit‟; G, K, M, N vermelden de heerlijke titels niet; R, S: „seigneur de Quarmont.‟
68
1143 Oudarta Blondel, seigneur de Pamele
1144 Andrieu de Mastaing, seigneur de Mamisnes54
1145 Jehan d‟Oostquerke, seigneur de Voorde
1146 Percheval de Schoore,b seigneur d'Oultre
c
1147 Philippes, seigneur d‟Herped
1148 Josse d'Herpee
1149 Jehan de Steelant, seigneur de Piestre
1150 Philippes van der Meersch, seigneur d‟Oomberghef
1151 Jehan van Hembyze, seigneur d‟Upbracleg
1152 Jehan de le Bouverie, seigneur de Viane
1153 Arnoul de Gavre, seigneur d‟Escornay
1154 Jehan Tollin, filz de messire Josseh
1155 Wenselin de Santberghe, filz du seigneuri
1156 Christiaenj de le Gracht, seigneur de Melsene
1157 Jehan de Vos, seigneur de Pollaerek55
1158 Estienne de Liedekerke
1159 Guillame de le Dieuse,l seigneur d'Etichove
1160 Jehan de Grymberghe, filz au seigneur d‟Asschem
1161 Gillard, bastard d‟Axele,n seigneur de Lyefrynghe
1162 Jehan de Ydeghem, par sa seigneurie de Bieseo56
1163 Le filz du seigneur d‟Enghien, seigneur de Ackere
1164 Gyselbrecht de Luu
1165 Robert Bocaet alys Boeranp
1166 Jehan Godevartsq
1167 Francoisr des Prez
s
1168 Jehan du Forest
1169 Florens de Maercket
1170 Jehan d‟Yedeghemu a Grammont
1171 Jehan de Litsau est de Vilea
a G: „Omar.‟
b D: „Schoore‟ doorstreept met superscript „Schore Sone‟, welke laatste onderstreept is; F: „du Schore‟; G: „de
Somme‟; K, N: „de Sone‟; M: „de Zone.‟ c S: „Percheval, le fils du seigneur d‟Oultre.‟
d K: „Philippe d‟Erpe.‟
e G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f S: „Homberghe.‟
g F: „Bracle.‟
h F: „Jehan‟; G, K, M, R, S: „Jean‟; N: „Joannis.‟
i F, K, M, N, R, S vermelden „filz du seigneur‟ niet.
j K: „Chrétien.‟
k R: „Poulaere.‟
l D: „Dieuse‟ is doorstreept met superscript „Deuze‟; G, M, N, S : „de la Deuse‟; R: „de la Deuze.‟
m F: „Jehan de Grimberghen, seigneur d‟Assche.‟
n D: „d‟Assche‟ is doorstreept en overschreven met „‟d‟Assche.‟; F: „Gherart le d‟Assche, seigneur de
Liefrijnghe‟; G, K, M, R, S: „Gerard, bastard d‟Assche, seigneur de Liefinghe‟; N: „Gerardus, bastardus
d‟Assche, dominus de Liefringe aut Lieftnge.‟ o D: „par sa seigneurie de Biese‟ is doorstreept met superscript „seigneur de Renesse.‟; F: „Biest‟; G, K, M, N, R,
S: „Wiese.‟ p D: „alys Bouran‟ is in lichtere inkt en in kleinere letters toegevoegd; F vermeldt deze naam niet; G: „Vooran‟;
K, M, R, S: „Boerau‟; N: „Boera[...].‟ q F vermeldt deze naam niet.
r G, M: „Florens‟; N: „Florentius.‟
s R: „Florens d‟Espies‟; S: „Florens d‟Espierre alias Despretz.‟
t F vermeldt deze naam niet.
u F: „Dieghem‟, K: „d‟Yeghem.‟
69
1172 Gilles le Duvereb
1173 Denys Gilloenc
1174 Lancelot de Reyngersvliete
1175 Rogierd et Jehan
e d‟Escornay
1176 Jehan de Waesberghe
1177 Hector de le Berghe
1178 Hector uuter Wulghenf
1179 Adriaen vander Motte
1180 Henryg de Haec
h
1181 Rasse d‟Embyse
1182 Godevaert vander Hoyen
1183 Robrecht de le Gracht
1184 Collarti de Forest
j
1185 Cornille de Blaesvelt
1186 Jehan Hanghereelk
fo 29 r.
1187 Bon de Vile alys Vilainl
1188 Arnoul de Reystm
1189 Louys de Blaesvelt, seigneur de Zantberghen
1190 Jehan de Blaesvelt, son frere
Ninove et le pays
1191 Jehan de Wedergraete
1192 Loys de Montignyeso
1193 Lieven le Bruwere
Ville et chastelenie d'pAudenarde
1194 Le seigneur de Steenhuuse
1195 Messire Gerard d‟Escornay
1196 Messire Pierre de Gavre etq d‟Escornay
r
1197 Les seigneur de la Vichte
1198 Le seigneur de Rocquenghiena
a F vermeldt deze naam niet; G: „dict de Ville‟; K: „dict de Vile‟; M: „dit de Bilde‟; R: „dit de Vile‟; S: „dict le
Ville.‟ b F vermeldt deze naam niet.
c F vermeldt deze naam niet.
d F vermeldt „Rogier‟ niet.
e G, K, M, N, R, S vermelden „Jean‟ niet.
f F vermeldt deze naam niet
g D: doorstreept met superscript „Gilles‟; M: „Gileen.‟
h F vermeldt deze naam niet.
i G, K, M, R, S: „Colin‟; N: „Colinus.‟
j F vermeldt deze naam niet.
k F vermeldt deze naam niet; K, M, R, S: „Bon de Vilain‟; N: „Bonus de Vilain.‟
l F vermeldt deze naam niet; G: „de Vilain.‟
m F vermeldt deze naam niet; G, K, R, S: „de Reyse.‟
n F, K, M, N, R, S: „de Fanteghem.‟
o F: „Montoignies‟; G, K, M, R, S: „Montargis‟; N: „Montargys.‟
p D: „Ville et chastelenie de‟ is later toegevoegd.
q S: „dict.‟
r K vermeldt deze naam niet.
s D: sterk overschreven, mogelijk „Olivier.‟; F, G, K, M, S: „Olivier.‟
70
1199 Loys de Rocquenghien,b son frere
c
1200 Le seigneur de Maerke
Escuyers
1201 Arnoult, seigneur d‟Escornay
1202 Arnoul bastardd d‟Escornay
e
1203 Rogier d‟Escornayf
1204 Pierre d‟Escornay;g George bastard d'Escornais
h
1205 Guillaume de la Vichte
1206 Jacques de Hemsrode, seigneur de Landreghem
1207 Pierre de le Walle
1208 Bernaerdt de Maercke
1209 Jacques de Maerkei
1210 Jehan de Clessenairej
1211 Andrieu d‟Anvaingk
1212 George de Cordes
1213 Rasse de Cordesl
1214 Gerard de lem Motte
1214 Guillaume de len Motte, filz de Gauthier
o
1215 Collart de Croisp
1216 Arnoul Blanstrainq
1217 Josse et Jehan d‟Estrisser
1218 Arnoul de les Varent
t
1219 Josse de leu Vivere
v
1220 Robert Lodinsw
1221 Jehan lex Meere l‟aisné
y
1222 Jehan lez Meere le jeusne
a
a F: „Rokinghem‟; K, M: „Rockenghien‟; S: „Rockeghem.‟
b K, M: „Rockenghien‟, S: „Rockeghem.‟
c G vermeldt deze naam niet.
d D: „bastard‟ is later als superscript toegevoegd tussen naam en familienaam.
e F, G, R vermelden deze naam niet.
f M, R vermelden deze naam niet.
g R vermeldt deze naam niet.
h D: deze tweede naam is later toegevoegd. Deze lijst vermeldt deze naam tweemaal; F, S vermeldt „George,
bastard d‟Escornais‟ niet. i G vermeldt deze naam niet.
j K: „Clessener‟; M, N, R: „Clessenere‟; S: „Cuessenaere.‟
k G, K: „Adrien d‟Aubin‟; N: „Andries d‟Anvain‟; R: „d‟Auvin.‟
l S vermeldt deze naam niet.
m D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van de.‟
n D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van de.‟
o D: „filz de Gauthier‟ is vermoedelijk later toegevoegd; F vermeldt deze naam niet.
p F vermeldt deze naam niet; G: „Collart de Critz‟; K, M, N, R, S: „Crits.‟
q F vermeldt deze naam niet; G: „Blainestain‟; K, N, R: „Blancstain‟; M: „Blanckstain‟, S: „Blancsteyn‟
r F vermeldt deze naam niet; G: „Gossaert et de Clotissaert‟; K: „d‟Estotissart‟; M, S: „de Stotissaert‟; N:
„Gossardus et Joannes de Stotissaert‟; R: „Storissaert.‟ s D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
t F vermeldt deze naam niet.
u D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
v F vermeldt deze naam niet.
w F vermeldt deze naam niet.
x D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
y F vermeldt „l‟aisné‟ niet; M vermeldt deze naam niet.
z D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
71
1223 Gilles leb Meere
c
1224 Adriaen led Meere
e
1225 Adriaen et Danielf de le Bossche
1226 Jehan de Heurneg
1227 Andries vander Meereh
1228 Chambelin d‟Escornayi
1229 [Gillis de Bracle, seigneur du Bois en Bracle]j
1230 [Adrien de Bracle dict du Bois]k
Balliage del Courtray
1231 Le seigneur de Gruuthuusem
1232 Le seigneur de Halewyn
1233 Le seigneur de Lichtervelde
1234 Messire Gherard de Ghistelle
1235 Le seigneur d‟Isenghien
1236 Messire Jehan de le Walle
1237 Le seigneur de le Gracht
1238 Le seigneur de le Mouwe,n seigneur Jehan de Bornaige
o
1239 Messire Rogier de Tollenaere
1240 Messire Jehan d‟Uutkerke, seigneur de Desselghenp
1241 Messire Pierre d‟Espieresq
1242 Messire Gerard de Costere,r seigneur de Derlyke
s
Escuyers
1243 Wouter, Josset et Percheval de Halewyn, freres
1244 Rogier Botelin, seigneur de Heule
1245 Jehan Botelin,u seigneur de Verdbois,
v freres
1246 Jacques Estaimbourgw
a S vermeldt deze naam niet.
b D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
c F vermeldt deze naam niet.
d D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
e G, R vermeldt deze naam niet.
f G, M, R, S: „Andrieu et Gilles‟; K: „Adrien et Gilles‟; N: „Andries et Egidius.‟
g G, K, N, R, S: „de Plume‟; M vermeldt deze naam niet.
h D: Deze naam is doorstreept; K vermeldt deze naam niet; M, R, S: „Andrieu.‟
i F, K vermeldt deze naam niet.
j Deze naam is vermeld door F.
k Deze naam is vermeld door F.
l D: „Baillage de‟ is later toegevoegd.
m N voegt „dominus d‟Espieres‟ toe.
n F: „de Monde.‟
o G: „Messire Jean de Bornaige, seigneur de Moue‟; K, M, R: „Jean Bernage, seigneur de Moue‟; M: „Joannes de
Bernage, dominus de Moue, miles‟; S: „Jean Baronaige, seigneur de Mouwe.‟ p F heeft de heerlijke titel afgesplitst als een navolgende naam, namelijk „Le seigneur de Oesselghem.‟
q G: „Espere.‟
r G: „le Camere‟ en geen vermelding van „seigneur de Derlyke‟; K, M, N, R, S: „Coutere‟ en geen vermelding
van „seigneur de Derlyke.‟ s F: „de Coustre‟ en vermeldt „seigneur de Derlyke‟ niet.
t F, G, K, M, N, R vermelden „Josse‟ niet.
u F, G: „Jehan de Huele.‟
v K: „Verbois‟, M: „d‟Unberbois‟; N: „Joannes de Heule, dominus de Berbois, frater ejus‟; R, S: „Jean de Heule,
seigneur de Verbois, son frere.‟ w F: „Stainbourg‟; G, K: „d‟Estembourg‟; M: „d‟Esteinbourg/de Stembourg‟; R: „Esteinbourg‟, R: Estienbourg.‟
72
1247 Jan, seigneur de Poucques
1248 Bauduin de le Gracht
1249 Guillaume de le Gracht
1250 Olivier de le Gracht, freres
1251 Les 4 freres de Deurwaerdere: Guidolf, Louys, Jehan, et Oliviera
1252 Josse de Calonne
1253 Jehan Hadinb filius Willems
c
1254 Rogier de Halewyn,57
seigneur de Zweveghem et de Roesbeked
1255 Tiercelet de le Barre, seigneur de Mouscron
1256 Jehan de Leeuwergheme
1257 Roelant de Cuinghienf
1258 Jehan de le Hoveg
1259 Jacob Schaechh
1260 Rogier de le Brande, seigneur de Bavinchovei
1261 Loys de Cokerej
1262 Josse de Cokerk
1263 Gerard lel Tollenaere
1264 Eylart de Claerhoute
1265 Percheval de le Woestynne
1266 Guillaume de le Walle
1267 Jehan de Dadizeele
1268 Josse de Langhe, seigneur de Schiervellem
fo 29 v.
1269 Josse de len Stoct,
o seigneur de Gheluvelt
1270 Jan et Jacques de Moerkerke
1271 Roelant Luyxp
1272 Cornille de Eechoute, chastelin de Roullers ou visconteq
1273 Jacquesr et Josse de Gherbode
1274 Jacques de Lichtervelde
1275 Bauduin de Stavele
1276 Pierre et Wulfaert d‟Aultryves
1277 Louys de Valckenaeret et son frere
a
a D: Gidolf, Lodewijk, Jacob en Olivier de Deurwaerdere zijn tweemaal vermeld; F: „Les quatre freres des
Duerwaerders, Ghidolf, Loys, Jehan, Olivier de Courtray‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze namen niet. b G, K, N: „Adin.‟
c F, R, S vermelden deze naam niet.
d N, R: Roosbeke.‟
e F: „Leureghem.‟
f G: „Cainghien.‟
g D: Deze naam is tweemaal vermeld; G, K, M, N vermelden deze naam niet.
h F: „Schaec‟; G, K, M, N: „Smet‟; R: „Smet. Je treuve une Isabelle Smet, dame de la Douvie à Watou‟; S:
„[doorstreept: „Smet‟] Schaeck.‟ i K: „Bavichove.‟
j F vermeldt deze naam niet.
k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
l D: „le‟ is overschreven met „de.‟
m F, K, R: „Schiervelde.‟
n D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟
o F: „de le Scaec.‟
p F, G, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
q F, K, N, R vermelden „ou visconte‟ niet.
r F, G, K, M, N, R, S vermelden „Jacques‟ niet.
s F: „d‟Auterive.‟
t S: „Valckene.‟
73
1278 [...] de Calonneb
1279 Gauthier Oudonec
Bruges
1280 Le seigneur de Moerkerke,d Louys
e
1281 Messire Jehan de Flandres, seigneur de Praet et de le Woestynne
1282 Messire Josse de Halewyn, seigneur d‟Uutkercke
1283 Messire Jacques de Bevere, seigneur de Nivellef58
1284 Messire Louys de Themsekin
1285 Messire Jehan Witton,g seigneur d‟Oorscamp
h
1286 Messire Jehan d‟Ogierlande, seigneur de Vormiselle
1287 Le seigneur de Merckemi
1288 Messire Josse de Brunej
1289 Messire Jehan Blanckaert
Escuyers
1290 Jacob de Ghistelle, seigneur de Dudzelle et de Straeten
1291 Jehan de Aertrycke, seigneur de Tilleghem, fils Jeank
1292 Louys de Haveskercke
1293 Thiery de Halewyn
1294 Guillaume de Halewynl
1295 Jacques Boudins, Flandres bastardm
1296 Daneel de Themseken, filz de messire Loysn
1297 Roelant de Calonne
1298 Henry de Meetkerke et Jean, son filz
1299 Jehan de Varsenaereo
1300 Monfrant et Joris Wyts,p freres
q
1301 Josse de le Berghe filz de Jehan
1302 Collaet de Huele
1303 Lyonnelr Belle
1304 Jehan Boonin
1305 Clays de Hurteres
1306 Jacques Robbrechtsa
a F vermeldt deze naam niet.
b D: Deze naam is doorstreept. F: „Josse‟; G, K, M, N, R vermelden deze naam niet.
c S: „Gauthier Oudone alias Calonne.‟
d G vermeldde eerst „Moerkercke‟, maar dit is overschreven met „Moerbeke.‟
e D: Deze naam is tweemaal vermeld (als „messire Louys de Moerkeerke‟); M vermeldt „Loys‟ niet.
f D: Deze naam is later nogmaals vermeld onder „escuyers‟; F: „Jamelle‟; G, K, M, N, R vermelden deze naam
niet; S: „Jacques de Bevere, seigneur de [doorstreept: „Nivelle‟] Oevelles.‟ g G: „Wittoen ou Witthem‟; R: „Wittem‟; S: „Witt[doorstreept: „hem‟]oen.‟
h K: „Oostcamp‟, aangevuld met andere hand: „puto Wittem.‟
i F: „Marke.‟
j D: in de marge: „nota‟ toegevoegd door latere hand.
k F, G, K, N, R, S vermelden het patronymicon niet.
l F, G vermeldt deze naam niet.
m G: „Guillaume Bloudins‟, zonder vermelding van „Flandres bastard‟; K, M, N, R, S: „Jacques Boudins‟, zonder
vermelding van „Flandres bastard.‟ n M, R, S: „filz de messire Jehan.‟
o F: „Lieven.‟
p G: „Wils.‟
q F vermeldt deze naam niet.
r S: „Lioen.‟
s F vermeldt deze naam niet; G: „Quintere.‟
74
1307 Hector le Haseb
1308 Gautier de le Gatec
1309 Jehan, Guy, Anthone et Olivier de Baenst, freres
1310 Bauduin de Cotd
1311 Jacob Donsee
1312 Jehan de Ghistelle
1313 Jehan de Boonen,f le jeusne
1314 Josse de le Stichele Schietereg
1315 Martin Hooninh
1316 Josse Hoonin,i filz de Jehan.
Ardenburghj
1317 Charles de Jonghe
1318 Roelant de Cleynk
1319 Casin de Bovenkerckel
1320 Jehan de le Hove
Oostbourgh
1321 Michiel de Splectelinewerrem (sic)
1322 Wautier de Vrezen
1323 Victor de Straeteno
1324 Loys de Moerkerckep
1325 Jehan de Moerkerckeq
1326 [...]r
Nieuport
1327 Messire Regnault Knibbe
1328 Louys et Pierre de Bailleul, freress
1329 Jehan de Gand
1330 Jacques le Theeghelande alys Teghelaret
a F vermeldt deze naam niet.
b F vermeldt deze naam niet.
c D: in latere hand aangevuld met „alias [...]‟ (deze naam was onleesbaar).
d F vermeldt deze naam niet.
e F vermeldt deze naam niet; K, M, R, S: „Once‟; N: „Oncel.‟
f F, K, M: „Boonem‟; G, N: „Booneem‟; Q: „Bonem.‟
g D: in latere hand aangevuld met „nota‟; F, M, N, R, S vermelden „Schietere‟ niet; G: „de Schietere.‟
h D: „Hoonin‟ doorstreept met superscript „Bonijn‟; F: „Honin‟; K, M, N, R: Oonin‟; S: „Gobyn alias Honijn.‟
i D: „Hoonin‟ doorstreept met superscript „Bonijn‟; F: „Honin‟; K, M, N, R: „Oonin‟; S: „Gobijn filius Jean alias
Honijn.‟ j G, K, M: „Audenbourg‟; N: „Audenburgum‟; R: „Audenbourch‟; S: „Audenbourgh.‟
k F: „Cleyem‟; S; „[doorstreept: „Cleene‟] Weghem.‟
l G, K: „Bomkerke‟; M, N: „Boukercke.‟
m F: „Speerteliuwere‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
n D: „Vreze‟ doorstreept en vervangen door „Veyze‟; F: „Vreese.‟
o F: „Stralez‟; R: „Stralen.‟
p F vermeldt deze naam onder de aparte hoofding „Ardenburghambacht‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam
niet. q F vermeldt deze naam onder de aparte hoofding „Ardenburghambacht‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam
niet. r F vermeldt hier „Ardenburchambacht‟, met de laatste twee namen van Oostburgambacht.
s F vermeldt „freres‟ niet.
t F: „de Teeghelaer‟; G: „Tegelare‟; K: „Teghelare‟; M, R, S: „Teghelaere‟; N: „Tegelaere.‟
75
Furnes et le paysa
1331 Messire Wydt de Visch alias vander Cappelle, seigneur de Nieucapelleb
Escuyers
1332 Pierre de Stavele
1333 Charles, Louys, Jan et Christiaen de Pollinchove, freres
1334 Jehan de Pollinchove, filz de messire Francois
1335 Messire Francois Hustin Velle Hustin Vellec
1336 Pierre de le Burchtd
1337 Hustyn Belle
1338 Lancelot Veysee
1339 Achilles de le Berghe
1340 [Guillaume Voet]f
fo 30 r.
1341 Sohier de Visch alias vander Cappelleg
1342 Foriaen d‟Ekelsbecke,h bastard
1343 Hector de Stavele
1344 Lion de Stavelei
1345 Omaer, Regnaultj et Walrant Knibbe
1346 Thiery de Stavele
1347 Floridas de Crane
1348 Omar de Cranek
1349 Jehan Knibbel
1350 Jacques lem Bourg
n
1351 Sohiero de Craene
p
1352 Gilles de Piesnesq
1353 Thiery de la Thorr
1354 Tristiaens de Craene
1355 Robert de Waerhemt
1356 Jehan Boudinsa
a D: „et le pays‟ is later toegevoegd.
b F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle, seigneur de Nieucapelle‟ niet.
c D: deze naam is doorstreept; F heeft deze naam samengenomen met de voorgaande naam: „Jehan de
Polinchove, filz messire Franc Husten vell‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. d F: „Buuch‟, K: „Burgh‟, N, S: „Burch.‟
e G: „Doeise.‟
f Deze naam wordt vermeld door S.
g F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle‟ niet.
h N: „Florianus de Kelsbeke.‟
i G vermeldt deze naam niet.
j G, K, M, N, R, S vermelden „Regnault‟ niet.
k G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
l G vermeldt deze naam niet.
m F: „de le‟
n G vermeldt deze naam niet; N: „van der Bourch aut Bourg‟; R: „Burch‟; S: „de le Burch.‟
o F: „Christiaen.‟
p G vermeldt deze naam niet.
q F: „Piesmes.‟
r D: „Thor‟ is doorstreept en vervangen door „Thour.‟
s G: „Christiaen‟; R: „Tristram.‟
t G: Valkin‟; K, M: „Wackan‟, N, R: „Wacken.‟
76
1357 Jehan Bousseb
1358 Jehan Colinc
1359 George d‟Oyed
1360 Adrien Minnaerte
1361 Jehan et Louys de Wulfsberghe, freresf
1362 Guillaume de Melle alias Nelleg
1363 Jacques Zoetinh
1364 Wydt de Visch alias vander Capellei
1365 Vincent Veyse alys Wyschj
1366 Vigoureux de Crane
1367 Jehan Akel ou Akerek
1368 Hector de Reninghesl
1369 Paschierm Muts
n
1370 Jacques le Valeweo
1371 Wyd Belle
1372 Francois Hooft et Jehanp Hooft
q
1373 Willem de le Waller
1374 Christiaens Paeldinc
1375 Ebboudt van Ryselet
1376 Eboudt de le Bogdeu
1377 Guillaume Caesv
1378 Michiel de Jonghew
1379 Jehan Valckex
1380 Godefroy le Visscherey
1381 Jehan de le Weeges [...]z
1382 [[...] Donche]aa
1383 [[...] Clichthove]a
a F vermeldt deze naam niet.
b F vermeldt deze naam niet.
c F vermeldt deze naam niet; G: „Colon.‟
d F vermeldt deze naam niet.
e F vermeldt deze naam niet; G: „Minaere‟; K: „Mimaere‟; R: „Mimare‟, S: „Numaere.‟
f F, G, K, N, S: „Wulfberghe.‟
g F, R: „de Melle‟; G, K, N: „de Nelle‟; M: „de Melle [gevolgd door het doorstreepte: „Melle‟].
h D: deze naam is tussengevoegd; F vermeldt deze naam niet.
i F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle‟ niet.
j D: „alys Wysch‟ is later toegevoegd en doorstreept.
k F vermeldt deze naam niet; G: „Abel ou Ackere‟; K: „Akel‟ met toevoeging van latere hand: „ou Acquel‟; S:
„Ackere.‟ l D: deze naam stond na de vorige naam op de voorgaande regel; F: „Reeninghen‟; S: „Reneghem‟
m K, S: „Passchin‟; M: „Paschin‟; N: „Passchinus.‟
n F vermeldt deze naam niet; G: „Mitz.‟
o F vermeldt deze naam niet; N: „Valeue‟, S: „Valuwe.‟
p G, R, S vermelden „Jehan‟ niet.
q N vermeldt tweemaal „Heuft.‟
r G vermeldt deze naam niet.
s K: „Chrétien.‟
t D: „Rysele‟ is doorstreept en vervangen door „Ysele‟; F: „Rijssele; G, M, N, S: „Ewout van Yssele.‟
u D: Deze naam is doorstreept en vervangen door Ernoult de le Bogaerde‟; F vermeldt deze naam niet.
v F vermeldt deze naam niet.
w F vermeldt deze naam niet.
x F vermeldt deze naam niet.
y F vermeldt deze naam niet.
z D: laatste woorddeel is overschreven en onleesbaar; F: „de le Weghelshoede‟; G: „Weghelstelde‟; K, M, R:
„Weghesteede‟, S: „Weghestede.‟ aa
Deze naam is vermeld door G.
77
Berghes St Winocx
1384 Gauthier de Ghistelles, seigneur d‟Ekelsbekeb59
1385 Jacques Drincham, seigneurc60
1386 Pierred de Longpré
e
1387 Pierre ouf de Haveskeerke
1388 Jaecques de Waerhem
1389 Guillaume de Brouckerckeg
1390 Jehan de Hoymyleh
1391 Jehan de le Busschei
1392 Pierre du Buissonj
1393 Olivier de Bavelaere et Christoffle, son frerek
1394 Jehan filz d‟Olivier de Bavelaerel
1395 Adriaen de Bueres alias Bernesm
1396 [Gaultier de Hoymile]n
1397 George de Biereso
1398 Denys de Fiennes estp de Vielgay
q
1399 Jacques du Louvre
1400 Henry Walynsr
1401 Matthieu et Pierre Ghibbin,s freres
t
1402 Jacquesu Ghibbim
v
1403 Sohier Ghibbimw
1404 Thieryt Tantx
1405 Jehan Steelvoety
1406 Jehan de le Spicke
1407 Lauwereyns de Hoyrez
a Deze naam is vermeld door G.
b F, K, M: „Kelsbeke.‟
c G, K: „Jacques, seigneur de Drinckam‟; R, S: „Jean, seigneur de Drinckam.‟
d G: „Philippe.‟
e K, M, N, R, S: „Philippe de Lompré.‟
f D: Doorstreept en vervangen door „Philippes.‟
g K vermeldt deze naam niet.
h F: „Gaulthier de Hoymye.‟
i F vermeldt deze naam niet.
j F vermeldt deze naam niet.
k F vermeldt deze namen niet; G, K, M, R, S: „Olivier de Bavelare, et Jean son fils‟; N: „Oliverius de Bavelaere
et Joannes, filius ejus.‟ l F vermeldt deze naam niet; G, K, M, R, S: „Christophe de Bavelare, fils d‟Olivier‟; N: „Christophorus de
Bavelaere, filius Oliverij.‟ m F: „Andrieu de Bieres‟; G, K, R: „de Hermes‟; N: „Andreas de Hornes‟; S: „Hernes.‟
n Vermeld door G, K, M, S.
o G, K, N, R: „Biernes.‟
p M: „dit.‟
q F: „dict Vielghen‟; R: „dict de Bielgny‟; R vermeldt „Denys de Fiennes‟ niet en maakt een contractie met de
voorgaande naam: „George de Bierne dict de Rielgny.‟ r F vermeldt deze naam niet.
s D: „Ghibbin‟ is doorstreept met superscript „Gibben.‟
t F vermeldt deze namen niet.
u K, R, S: „Jean; N: „Joannes.‟
v F vermeldt deze naam niet; G: „Gibben.‟
w F, R, S vermelden deze naam niet.
x F vermeldt deze naam niet.
y G, K, M, R, S: „Stoclurel‟; N: „Stocvurel.‟
z F: „Hoijen‟; K, N, R, S: „Hoye.‟
78
1408 Francois de le Woestynnea
1409 Christien de Visschereb
1410 Francois Dringhamc
1411 Jehan Lamerd
1412 Francois et Guillaume de Zynneghene
1413 Francoisf de la Chapelle
1414 Marius de Zinnegheng
1415 Laurens Spreuweh
1416 Reynoult d‟Oyei
1417 Pierre le Schelewej
1418 Michiel le Visscherek
1419 [Michiel Strabout]l
1420 [M. [...] Masin]m
Bourbourg
1421 Jehan de Drincham
1422 Walrand de Heuchin
1423 George de Heuchin
1424 Jehan de Heuchin, freres
1425 George du Wezn
1426 Jacques et Pierre le Wickeo
fo 30 v.
Iperep
1427 Messire Jehan de Dixmude, bastardq
1428 Messire Olivier de Schoten
Escuyers
1429 Loys de Lichtervelde, seigneur de Stadenr
1430 Victor de Lichterveldes
1431 Jehan de Lichtervelde, freres
1432 Arturt de Lichtervelde
1433 Montfrant Belle, seigneur de Boesinghea
a F: „Wostine.‟
b F vermeldt deze naam niet.
c D: „Dringham‟ is doorstreept en vervangen door „Drincham.‟
d G, K: „Lame‟; N: „Lande‟; S: „Lamde.‟
e F: „Zommerghem‟; G: „Yveghem‟; K: „Syneghem‟; M: „Zyneghem.‟
f F: „Ferian‟; K: „Forian‟; M: Florian‟; N: „Florianus‟; R, S: „Floriaen.‟
g F,G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
h F vermeldt deze naam niet; G: „Specue‟; K, M, N, R: „Sprecuwe.‟
i F vermeldt deze naam niet.
j F vermeldt deze naam niet.
k F vermeldt deze naam niet.
l Deze naam is vermeld door G.
m Deze naam is vermeld door G.
n F: „Wede‟; G, M, R, S: „Wes‟; K, N: „du Wes.‟
o F: „Witte.‟
p F vermeldt de lijst voor Ieper tussen de lijst voor Kortrijk en Brugge.
q F vermeldt „bastard‟ niet.
r F vermeldt „seigneur de Staden‟ niet.
s F vermeldt deze naam niet.
t F, G, N, S: „Artus.‟
79
1434 [Walrave, son frere]b
1435 Willem Bellec
1436 Jehan Belle, freres
1437 Cornille de Dixmude
1438 Olivier de Dixmuded
1439 Jehan, seigneur de Morsledee
1440 Gauthier de Morslede, freres
1441 Gauthier Gilloenf
1442 [Josse Bride ou Breyels l‟aisné]g
1443 Josse Bridel le jeusneh
1444 Roelant Bridei
1445 Georgej Paeldinck
1446 Danckaert Belle
1447 Christofle le Maetsk
1448 Pierre le Brouckerel
1449 Jehan de le Vestem
1450 Olivier de le Woestinne, [seigneur de Becelaere]n
1451 Rogier de le Woestinneo
1452 Jehan le Picp
1453 Jehan de Langhemersch, seigneur de Rumbeke
1454 Oste de Cuinghien, seigneur de Roden61
1455 Loys de le Steenbrugghe, seigneur de Roden en partie62
1456 Godscalc de Valmerbeke, l‟aisnéq
1457 Seigneur de Volmerbeke
Warneston
1458 Pierre le Waghenare
1459 Wulfaert de Hollebecke
1460 Gerard de Flancquesr
1461 Guy de le Val
1462 Gerard de Houpliness
1463 Henryt de Vick
u
a G voegt „[et] Walrave, son frere‟ toe.
b Deze naam is vermeld door F, M, N, R, S.
c G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
d F vermeldt deze naam niet.
e G: „Morsele‟, waarbij de volgende naam bij deze naam is bijgeschreven.
f F vermeldt deze naam niet.
g Deze naam is vermeld door G; K: „Josse Bride „aisné‟, met toevoeging door andere hand: „Breyele‟; M: „Josse
Bride l‟aisné Breyele‟; N: „Judocus Bride, senior, Breydele‟; R: „Brijde‟; S: „Josse Brijde l‟aisné.‟ h F, S vermeldt deze naam niet; G: „Brikele‟; R: „Brijde.‟
i F vermeldt deze naam niet; R: „Brijde.‟
j M: „George [doorstreept: „Josse‟].‟
k F vermeldt deze naam niet; K: „Maetz.‟
l F vermeldt deze naam niet.
m G: „Jean le Vestere.‟
n Deze heerlijke titel is vermeld door K.
o G vermeldt deze naam niet.
p F vermeldt deze naam niet.
q F, G, K, M, N, R, S vermelden „l‟aisné‟ niet, maar wel „Goldschalc, seigneur de Volmerbeke,‟ waarbij de
volgende naam „Seigneur de Volmerbeke‟ weggelaten wordt. r G, N, R: „Flencques.
s G: „Huplenes.‟
t F: „Huery‟; S: „Jehan.‟
u D: „Vick‟ is doorstreept en vervangen door „Vicq.‟
80
1464 Roelant de Wartebeken,a seigneur de Linselles
b
1465 Pierre de Rabecque
Bailleulc
1466 Guillaume de le Houted
1467 Victor de Schotene
1468 Francois de Wulff
1469 Oreytg de le
h Ackere
i
1470 Jehanj Tasseel
k
1471 Ghislainl de Waghenare
m
1472 Jehan van der Coorunhuusen
1473 Martin de leo Houte
p
1474 George de le Niepeq
1475 Oreyt Walinsr
1476 Gauthier Mandekins
1477 George Anseelt
Cassel
Chevaliersu
1478 Messire Collart de Commines, seigneur de Ruwerschurev
1479 Messire Jehanw du Bois
1480 Messire Pierrex de le Delft
1481 [Jaques de le Delft]y
Escuyersz
a F: „Wachtenbeke‟; G, K, M, N, R, S: „Waterbeke.‟
b M: „Lenselle.‟
c F vermeldt „Bailleul‟ en de bijbehorende lijst niet en gaat meteen over naar Kassel.
d F vermeldt deze naam niet.
e D: „de Schoten‟ doorstreept en vervangen door „van Stockt‟; F vermeldt deze naam niet.
f G: „Wolf.‟; F vermeldt deze naam niet.
g K, Q: „Greit‟; S: „Gerard.‟
h D: „de le‟ doorstreept met superscript „van.‟
i G: „Greit van Ackere‟; F vermeldt deze naam niet.
j G, K, M, R, S: „Adam‟; N: „Adamus.‟
k F vermeldt deze naam niet.
l G, K, R, S: „Adam‟; N: „Adamus.‟
m F vermeldt deze naam niet.
n K: „Cornhuuse‟; F vermeldt deze naam niet.
o D: „de le‟ doorstreept met superscript „van.‟
p M, F vermelden deze naam niet.
q F, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet
r F vermeldt deze naam niet; G: „Greit Wallens‟; M: „Walens‟; S: „Greit.‟
s F vermeldt deze naam niet.
t F vermeldt deze naam niet.
u D: dit is later toegevoegd.
v D: „Ruwerschure‟ doorstreept met superscript „Renescure‟; F: „Runerschure‟;G: „Ruweschure, Gallion
Renescure‟; K: „Ruwerschuer‟, met toevoeging door andere hand: „gallice Renescure‟; M: „Ruwerscure gallico
Renescure‟; S: „Ruuscheure.‟ w G vermeldt „Jehan‟ niet.
x G: „Jacques.‟
y Vermeld door F, K, M, S; N: „Jacobus de le Delft sive van der Delft.‟
z D: dit is later toegevoegd.
81
1482 Jehan, seigneur de Morbekea
1483 Thiery de Haesbrouck
1484 Jehan de Staplesb
1486 Bauduin de Bavinchovec
1487 Jehan Lonisd
1488 Gilles Walinse
1489 Jacques et Christiaen de Vergelo,f freres
g
1490 Gilles Ghiselinh
1491 Jehan de Winnezeelei
1492 Henry de le Bryaerdej
1493 Pierre ouk de Coornhuuse
l
1494 Henry de Steenbeckem
1495 Ogier de Steenberghenn
1496 Francois et Hustin de Haveskercke, frereso
1497 Jacques de Waelscapellep
1498 Charle de Hondeghemq
1500 Ghilbertr de Zuutpienn
1501 Valentin et Guillaume de Zuutpene, freress
1502 Pierre de Penest
1503 Jehan de le Borreu
1504 Henry de le Torrev
1505 Gilles Hauweelw
1506 Hector du Brekinx
1507 Jacques de Cousencourt
fo 31 r.
a F: „Moerbeke.‟
b K: „Stapels.‟
c G: „Bruuchove.‟
d F vermeldt deze naam niet; K: „Loonis.‟
e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f S: „Viegelo.‟
g F vermeldt deze naam niet.
h F vermeldt deze naam niet.
i G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
j G, K vermelden deze naam niet.
k D: „Pierre ou‟ is doorstreept en vervangen door „Philippes.‟
l F: „Philippe de Coorenhuuse, Steenbeke, Westcapelle, Hondeghem, Zuutpeene‟; R: „Coorhuuse.‟
m F vermeldt deze naam niet.
n F vermeldt deze naam niet; G voegt deze naam samen met de vorige: „Henry et Ogier de Steenbeke‟; K: „Ogier
de Stenbeke‟; M, R, S: „Ogier de Steenbeke‟; N: „Rogerius de Steenbeke.‟ o F vermeldt deze namen niet.
p F vermeldt deze naam niet.
q F vermeldt deze naam niet.
r N: „Gerardus.‟
s D: deze regel is tussengevoegd; F vermeldt deze namen niet.
t D: deze naam is doorstreept; F, G, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
u F vermeldt deze naam niet; N: „Tauwe forte van der Tauwe.‟
v F vermeldt deze naam niet; G: „Touwe‟; K: „Jean de le Tauwe‟ met toevoeging van andere hand: „forte van der
Tauwe‟ en navolgend „Thierre de le Tauwe‟; M: „de le Tantre forte van der Tauwe‟; N: „Theodorus de le
Tauwe‟; R: „Jean de le Tauwe‟met navolgende naam „Thiery de le Tauwe‟; S: „Jean de le Tauwe‟ met
navolgende naam „Henry de le Tauwe.‟ w F vermeldt deze naam niet; G, K, M: „Trauweel.‟
x D: „Brekin‟ is doorstreept en vervangen door „Berquin‟; F: „de Berkin‟; G: „Becouin.‟
82
1508 Philippes de Waterleeta
1509 Pierre de Waterleetb
1510 Clays, bastard de Morbequec
1511 Gadifer Walins
1512 George de la Clited
1513 Sohier le Stocke
1514 Rolland du Quesnoytf
1515 Jehan Vlaminckg
1516 Pieterh Walins
i
1517 Reyne Maesj
1518 Guillaume Thoreelk
1519 Gauthier de Castrel
1520 Charles de Quienvillem
1521 Mouroy le Cerfn
1522 Vincent de Cortewilleo
1523 Jehan de Hondeghemp
1524 Bauduin de Teteghemq
Lille
1525 Le seigneur de Wavrinr
1526 Le seigneur de Lannoys
1527 Le seigneur de Roubaist
1528 Le seigneur de Rosimbosu
1529 Le seigneur des Aubeauxv
1530 Le seigneur de Croisillesw
1531 Le seigneur de Santesx
1532 Le seigneur de le Hovardriey
1533 Le seigneur de Landasz
a G: „Watervliet.‟
b G, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
c F: „Clays de Moerbeke‟; G: „Clays, bastard de Moerbeke.‟
d Dit is de laatste naam die vermeld wordt door F.
e F vermeldt deze naam niet.
f K: „Quesnoy‟; F vermeldt deze naam niet.
g F vermeldt deze naam niet.
h G: „Philippe‟ met toevoeging van „et Ricque‟; K, M, N: „Rique [...]‟; Q, R vermelden „Reyne Maes‟ of
„Ricque‟ niet i F vermeldt deze naam niet.
j F vermeldt deze naam niet.
k F vermeldt deze naam niet; G: „Tirel‟; K, M, N, R, S: „Thirel.‟
l F vermeldt deze naam niet; G, K, M, N, R vermelden „de Straselle‟ en S: „Strazeele‟
m F, G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam niet.
n F, G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam niet.
o F, M vermelden deze naam niet.
p F, M vermelden deze naam niet.
q G: „Guilinden‟; K: „Quilinde‟; F, M, R, S vermelden deze naam niet; N: „de Que[...].‟
r F vermeldt deze naam niet.
s F vermeldt deze naam niet.
t F vermeldt deze naam niet.
u F vermeldt deze naam niet; G: „Rosiners.‟
v F vermeldt deze naam niet; G, K, N: „Obeaux.‟
w F vermeldt deze naam niet.
x F vermeldt deze naam niet; G: „Santers.‟
y F vermeldt deze naam niet.
z F vermeldt deze naam niet.
83
1534 Le seigneur de Comminesa
1535 Le seigneur de Croixb
1536 Le seigneur d‟Anstaingc
1537 Le seigneur de Cauramesd
1538 messire Baudin de Lannoye
1539 Le seigneur de Hemf
1540 Le seigneur de Bondues, chevaliersg
Escuyers
1541 Pierre de Roubaish
1542 Jehan de Comminesi
1543 Hue de Hasmes,j seigneur de Bondues
k
1544 Jehan et George de Rosimbos, freres, alys Ramburesl
1545 Gringnaert de Landasm
1546 Jehan de Hingettesn
1547 Pierre de Fretino
1548 [Mahieu de la Madre]p
1549 Mahieu de Lannoyq
1550 Pierre de Lannoyr
1551 Jehan de Lannoys
1552 Jehan de Marchenellest
1553 Philips de Berniesu
1554 Anthone de Poucquesv
1555 Oste de Fosseuxw
1556 Baltazarx du Quesnoy
y
1557 [Pierre de Broukercke]a
a F vermeldt deze naam niet.
b F vermeldt deze naam niet.
c F, G, R vermelden deze naam niet.
d F, G, R vermeldt deze naam niet.
e F vermeldt deze naam niet.
f F vermeldt deze naam niet.
g D: een accolade duidt aan dat „chevaliers‟ op alle voorgaande namen betrekking heeft; F vermeldt deze naam
niet; h F vermeldt deze naam niet.
i F vermeldt deze naam niet.
j G: „Hughes de Hem‟; F vermeldt deze naam niet; K: „Hugues de Hem.‟
k F vermeldt deze naam niet; G: „Hughes de Hem‟; K, N, S: „Hugues de Hem,‟ zonder vermelding van „seigneur
de Bondues.‟ l D: „alys Rambures‟D: is toegevoegd in een kleiner handschrift; F vermeldt deze naam niet; G, K, M: „de
Rambures‟; N, R, S: „Rosimbos.‟ m F vermeldt deze naam niet; G, M: „Thibault‟; K: „Tibaut‟, N: „Theobaldus‟; S: „Thibaut.‟
n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
p Deze naam is vermeld door G, K, N.
q F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
s Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam.
t G: „Merchenelle‟; K, M: „Marchenelle‟ met toevoeging door latere hand: „Il y avoit Mattenelle‟; R: „Jean de
Marchenelle, il y avoit Mattenelle‟; S: „Marchenelle‟ u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
v F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
w F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
x G: „Roeland‟; N: „Mattenelles forte Marchenelle.‟
y K, M, N: „Roland du Quesnoit‟; R, S: „Rolandt du Quesnoy.‟
84
1558 [Jean de Saint Omer]b
1559 [Jacques de Carnin]c
1560 Gilles de Douvrind
1561 Jehan de Douvrine
1562 Porins de Douvrinf
1563 Guillaume de Preneghemg
1564 Pierre de Preneghemh
1565 Le bastard de Wavrini
1566 Le bastard de Hasmesj
1567 Hubert Gommetk
1568 Bauduin Gommetl
1569 Gerard de Hocronm
1570 Jehan de Hocronn
1571 Percheval de Hocrono
1572 Philips de Rassep
1573 Arnoultq de la Haye
1574 Jehan des Wastines est Weytensr
1575 Jehan des Wastines est Porinss
1576 Galois des Wastinest
1577 Robert de Lannoyu
1578 Colart du Busv
1579 Jehan de le Vingnew
1580 Jehan, seigneur d‟Escamaingx
1581 Robert d‟Ablaing, d‟argent à 3 lions de sinopley
1582 Huez du Bois
1583 Le seigneur de Dauehaing, escuyeraa
1584 Jacques de Calonnebb
1585 Le seigneur de Bruyelle, escuyera
a Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S.
b Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S.
c Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S.
d F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
g F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
h F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
i G: „Antoine, bastard de Baurin‟; K, M, R, S: „Antoine, bastard de Wavrin‟; N: „Antonius, bastardus de Wavrin.‟
j F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
l F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
m F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
p F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
q G: „Roeland‟, K, M: „Renault‟, N: „Renaldus‟; R: „Renaudt‟; S; „Regnaut.‟
r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
s F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
t F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
v G, K, N, R, S: „du Bois‟
w F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
x F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
y F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
z G, K, M, N, R, S: „Antoine.‟
aa F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
bb F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
85
1586 Le bastard de Hovardrieb
1587 Hues de Halewync
1588 Pouvins de Leauwed
1589 Jehan d‟Englose
1590 Rolant du Gardinf
1591 [Roeland de Croix]g
1592 Alart le Royh
1593 Jehan de Saint Aubyi
1594 Jehan le Boucqj
1595 Jehan du Forest k
1596 Loys du Forestl
1597 Robert du Chastelm
fo 31 v.
1598 Jehan d‟Escauberghesn
1599 Pierre de Tenremondeo
1600 Philippes Fremaultp
1601 Jehan et Guillaume de Rocquesq
En la seigneurie de Malines
Chevaliers
1602 Messire Jehan Baver
1603 messire Anthone de Aynghems
1604 messire Floris de Hemstelet
Escuyers
1605 Anthone Vlamyncku
1606 Arnoul de Voysdoncv
a F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
b F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
c Vermeld door K, M, N, R, S; G vermeldt „Servaes‟ als voornaam.
d F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
f G: „Jardin‟; K, M, R, S: „Gardin‟
g Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S.
h F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
i D: „Auby‟ is doorstreept en vervangen door „Aubin‟; G, K, M, N, R, S: „Aubin.‟ Dit is de laatste naam die
vermeld wordt door G, K, M, N, R, S. j F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
l D: deze naam is gevolgd door een schets van een wapenschild, voorstellend een schuinbalk met links en drie
rechts twee stippen; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. m F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
p F, G, K, M, N, R, s vermelden deze naam niet.
q F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
s F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
t F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
v F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
86
1607 Jehan de Schopfa
fin des deux vieux registres.
6. Een convocatielijst van de Vlaamse adel voor de generale statenvergadering van 1464
[A] ORIGINEEL: niet voorhanden.
Het origineel is vermoedelijk gebruikt als convocatielijst voor de generale statenvergadering van de
Bourgondische Nederlanden in 1464 en dus vermoedelijk opgesteld voor intern kanselarijgebruik.
B AFSCHRIFT Algemeen Rijksarchief Brussel, Staat en Audiëntie, nr. 1213, fo 44 v. - 45 r.
Een afschrift van [A] is bewaard in een papieren formulierboek dat zelf slechts gedeeltelijk bewaard is
gebleven (slechts fo
41 r. - 54 r.). Het bevat een volledig overzicht van alle leden van alle staten van de
Bourgondische landsheerlijkheden (slechts Lotharingen ontbreekt). Het document is ongedateerd, maar
op paleografische gronden in de zestiende eeuw te situeren. Deze lijst bevat 118 namen (83 voor het
graafschap Vlaanderen en 35voor de afzonderlijk vermelde kasselrij Rijsel).
UITGAVE
A W. Blockmans (ed.), „De samenstelling van de staten van de Bourgondische landsheerlijkheden
omstreeks 1464', Standen en Landen, 47, 1968, pp. 57-112.
Nota
De uitgave van Blockmans geeft een geannoteerde editie van de volledige convocatielijst met een
herkomstkritiek.63
Omwille van de volledigheid en vanuit de wens om een gebruiksvriendelijk overzicht te
bieden van alle bewaarde overzichten van de edellieden van het laatmiddeleeuwse graafschap Vlaanderen is
ervoor gekozen om hier een heruitgave van B aan te reiken van het overzicht van de Vlaamse adellijke stand (fo
44 v. - 45 r.) en de edelen van de afzonderlijk vermelde kasselrij Rijsel. Voor de talrijke activiteiten van Vlaamse
edelen in de statenvergaderingen als vertegenwoordigers van Vlaamse steden of in de statenvergaderingen van
andere gewesten blijft de uitgave van Blockmans aangewezen.
De door Blockmans aangereikte terminus post quem (het aantreden van Wouter vander Gracht als nieuwe heer
van de gelijknamige heerlijkheid op 13 september 1463) voor deze lijst kan wel aangescherpt worden. De in de
lijst vermelde „Bauduin, bastard, seigneur de Somirghem‟, ontving als bastaard van Filips de Goede op 14
februari 1464 de heerlijkheden Zomergem en Lovendegem van zijn vader.64
fo 44 v.
Nobles du pays de Flandres
1608 Monseigneur de Ravestain
1609 Monseigneur de Marle
1610 Messire Bauduin, bastard, seigneur de Somirghem
1611 Monseigneur de la Gruithusent
1612 Monseigneur de Beaugny
1613 Monseigneur deb Commines
1614 Messire Josse de Halewin, souverain bailli de Flandres65
1615 Messire Wouter de Halewin, seigneur de Borre
1616 Monseigneur de Halewin
1617 Monseigneur de Maldeghem
1618 Messire Christoffe Vilain
1619 Messire Ghuy de le Gype, seigneur de Denterghem
1620 Monseigneur le bastard de Bourgoigne
1621 Messire Guilleme, seigneur de Heult
a F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet.
b „Des‟: door latere hand doorstreept.
87
1622 Messire Gaultier, seigneur de le Grach
1623 Messire Adryen de le Grach, son filz
1624 Messire Jehan de Halewin
1625 Jehan de Leverghem, escuyer
1626 Messire Jehan de Dadizelle
1627 Messire Rolant, seigneur de Pouckes, viscomte d‟Ypre
1628 Anthoine, seigneur de Derlicke
1629 Ector de Halewin, escuyer
1630 Jehan de Heule, seigneur de Lichtervelde, escuyer
1631 Messire Jaques de Heule, son filz
1632 Messire Felix de Gistelle
1633 Monseigneur d‟Yseghem, chevalier
1634 Loys Flandres, escuyer, bailli de Waze66
1635 Le seigneur d‟Axele, chevalier
1636 Le signeur de d‟Iscornay
1637 Monseigneur de Moerkerke
1638 Messire Charles de Flandres
1639 Jacques, seigneur de Dixmude, escuyer
1640 Messire Jehan de Baenst
1641 Jehan de Herzelles
1642 Cornille de le Barre, seigneur de Mosqueron
1643 Messire Rasse de Liekerke
1644 Messire Lievin Won Holle
1645 Messire Adrien de Clarout
1646 Messire Adrien de Werhout
fo 45 r.
1647 Messire Josse de Bailluel, chevalier
1648 Messire Jehan du Bos, bailly de Cassel
1649 Monseigneur de Steembecq
1650 Messire Robert de Lambist, chevalier
1651 Messire Piere le Cherf
1652 Elias de Castre, escuyer
1653 Messire Josse de Morbecke
1654 Jehan de le Briarde, escuyer
1655 Piere de Baillul, seigneur de Elle, escuyer
1656 Jaques et Tiery de Haesbourg, freres, escuyers
1657 Messire Piere Metteneye, escuyer
1658 Messire Estienene de Liekerke, chevalier
1659 Messire Loys d‟Escornay
1660 Jacques de Creyeghem, escuyer
1661 Philippe du Chigne
1662 Messire Gille Hagheline
1663 Messire Josse de Wassemire
1664 Le viscomte de Ghand
1665 Le seigneur de Duzeelle
1666 Le visconte du Furnes
1667 Messire Gerart de Creyghem
1668 Philippe d‟Escornay, escuyer
1669 George d‟Iscornay, escuyer
1670 Henry de Bie, escuyer
1671 Henry de Vues, escuyer
1672 Messire Omae de Crane, chevalier
1673 Guilleme du Bos et Guilleme, son filz, escuyers
1674 Monseigneur de Doinckem, chevalier
1675 Jehan du Cherf le joine, escuyer
88
1676 Monseigneur de Havesteke, escuyer
1677 Messire Blaix Triest
1678 Messire Josse Triest, chevalier
1679 Monseigneur de Pamele
1680 Messire Daniel de Morkerke, seigneur de le Merwede
1681 Guilleme et Jehan de Cornhuse, freres, escuyers
1682 Jehan de le Booedt, escuyer
1683 Le bastart du Brequin
1684 Messire Jehan de Hoynide
1685 Messire Josse de Heughem, chevalier
1686 Jehan de Henthin
1687 Piettre Bladelin
1688 Guilleme de le Chambre, escuyer
1689 [...]
fo
46 v.
Nobles de la chastellenie de Lisle
1690 Monseigneur Jacques de Saint Pol
1691 Monseigneur de Fiennes
1692 Monseigneur d‟Anthoinga
1693 Le signeur de Wavrin
1694 Le signeur de Forestel
1695 Le signeur de Santes
fo
47 r.
1696 Le signeur de Croisilles
1697 Le signeur de Roubaix
1698 Le signeur de Saint Venant
1699 [...]
fo
48 r.
1700 Le chastellerie de Lisle67
1701 [...]
Nobles
Les quattres haulx justiciers
1702 Monseigneur de Saint Pol
1703 Monseigneur le seneschal de Haynnau
1704 Messire Urbain, seigneur de Wavry
1705 Messire Jehan, seigneur de Communs
1706 Messire Piere, seigneur de Roubaix
1707 Messire Jehan, seigneur de Croix
1708 Messire Walleran, seigneur de Landas
1709 Messire Jehan, seigneur de Hem et des Obeaux
1710 Monseigneur de Croissilles, chevalier
1711 Messire Jehan de Waucrin, seigneur du Fo
a Een accolade verbindt de eerste 3 namen en vermeldt „cousins.‟
89
1712 Messire Anthoine de Verguigneul, seigneur de Beaufremez
1713 Messire Piere de Miraumont, seigneur de la Boutillerie
1714 Monseigneur de Halennes, chevalier
1715 Messire Jehan de Hinguettes, signeur de Fretin
1716 Messire Jehan, seigneur de Molinguehem
1717 Monseigneur de Scaubourg
1718 Piere de Fretin, seigneur de Peronne
1719 Anthoine, seigneur de Rosimbos
1720 Luuc de Hem, seigneur de Foricreulles
1721 Bauduin de Croix
1722 Jehan, signeur de Heingnies68
1723 Le signeur d‟Ostrrees
7. Een lijst van edelen en regionale ambtenaren uit het graafschap Vlaanderen in februari 1481 n.s.
[A] ORIGINEEL niet voorhanden
Dit was een verloren gegaan administratief document dat een overzicht gaf van de edelen en
voornaamste ambtenaren van het graafschap Vlaanderen in februari 1481. De precieze oorsprong van
het document is onzeker. De voornaamste mogelijkheden zijn de kanselarij van Vlaanderen-
Bourgondië, de Grote Raad, de Raad van Vlaanderen of de Rijselse rekenkamer. Het is ook mogelijk
dat dit document opgesteld is door de Drie Leden van Vlaanderen (Gent, Brugge en Ieper) die na 1477
voor enkele jaren vele bevoegdheden van de Bourgondische staatsinstellingen in het graafschap naar
zich toetrokken.
B AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hss. 20642-20668, fo 102 v. - 106 r.
Dit afschrift is afkomstig uit de autografe aantekeningen van Filips Wielant, de bekende Vlaamse jurist,
die hij maakte als voorbereiding van diens werk „Recueil des Antiquitez de Flandres.‟69
Deze codex
(179 folio‟s; het papier dateert uit de jaren 1468-1474) is beschreven door 3 handen, waarvan Wielant
de derde was. Het in de codex opgenomen afschrift is in zijn hand geschreven.70
Deze lijst van 192
namen is niet opgenomen in Filips‟ uiteindelijke werk. Er moet opgemerkt dat de lijst geen titel heeft.
Er worden slechts voor Gent, Ieper en Brugge en de ommelanden van de drie Vlaamse hoofdsteden een
reeks namen gegeven (impliciet een opsomming van edelen), gevolgd door een aantal vorstelijke
ambtenaren in die regio. Deze lijst geeft de namen van 143 edellieden met 49 ambtenaren. Ook de
namen van de ambtenaren zijn in de uitgave weerhouden, omdat velen van hen de riddertitel droegen
(en dus van adel waren) en de gecombineerde opsomming van edellieden en baljuws een essentieel
element is voor de correcte interpretatie van dit document als een militaire bron (cfr. Inleiding). Wielant
zelf geeft geen enkele informatie over de herkomst en functie van deze lijsten. Hij heeft het afschrift en
zijn andere aantekeningen gemaakt tussen 30 november 1498 en 24 maart 1500, dus tenminste
zeventien jaar na het origineel, dat de situatie van februari 1481 weergaf. De afwezigheid van
doorhalingen en de opvallende in het Latijn opgestelde datering wijzen erop dat Wielant zich gebaseerd
heeft op een document uit de administratie van de vorstelijke staat of van de Drie Leden. Hij had
toegang tot al deze instellingen. In 1478 en de navolgende jaren tot en met 1481 was hij immers
ontvanger van het Brugse Vrije, terwijl hij in de jaren 1498-1500 (dus tijdens de redactie van zijn
aantekeningen) raadsheer was in de Grote Raad.
fo 102 v.
Te Ghend ende int Ghendssche
Actum mense februarii annoa M
o. CCCC
o. LXXX
o
1724 Jan de Melun, buerchgrave van Ghend, die den standaert draghen moetb
1725 Hughen de Melun, zijn zone
a Doorstreept: „LXXX‟
b Elke naam wordt voorafgegaan door het opsommingsteken „+‟ wat echter zeker geen overlijden van de
vermelde persoon aanduidt.
90
1726 Mer Pieter van Luxenborch, grave van Saintpol etc., heere van Duunkerke, van Borborch, van den
lande van Roden, van Bornem, van den tol van Brugghe, van Ghistele, van Ghisen etc.
1727 Mer Jan van Luxenborch, heere van Zotteghema van Scorisse ex parte uxoris eius
1728 Mer Jacop van Luxenborg, heere van Fiesnes, van Vyane etc.
1729 Mer Phelips van Bourgoignen, mer Anthoine zone, heere van Bevere
1730 Min heere van Laval, heere van Gavere
1731 Mer Wolfaert van Borsele, heere van der Vere, grave van Bochem ende van Grantpré, heere van
Heemstede etc.
1732 Mer Jacop, heere van Mastaing,71
van Haishove, van Massemine etc.
1733 Mer Joost de Lalaing, heere van Montigny, Nederbrakele, Paerke, Salaerdinghe etc.
1734 Min heere den hertoghe van Cleven, heere van Inghelmunstre etc.
1735 Mer Phelips van Lannoy, heere van Dronghene
1736 Mer Jan Tollin, buerchgrave van Aelst
1737 Mer Godevaert Vilain, heere van Huusse, Borchiene, Zwijndrecht etc.
1738 Mer Wouter, heere van der Gracht, van Morslede etc., capitain van den casteele van Curtrike
1739 Mer Wouter van der Gracht, zijn zone, heere van Vollandreb
1740 Mer Willemc, heere van Huele, van Leeuwerghem, van Zelene ende van Cruusparc
1741 Mer Jan, heere van der Vichten, ervachtich marscalc van Vlaenderen
1742 Mer Roelant, heere van Pouke, van Tomme ende van Winghene
1743 Mer Adriaen, heere van Vuerhoute
1744 Mer Jan, heere van Dudzeele, heerd
1745 Mer Wencelin, heere van Zandberghe
1746 Mer Jacop van Halewin, heere van Zweveghem, van Rosbeke, van Meerkem etc.
1747 Mer Jan van Stavele, heere van Yseghem
1748 Mer Arnout van Scorisse, heere van Nokre
1749 Mer Adriaen van der Gracht, heere van Scardau
1750 Mer Daneel van Herseele, heere van Lielaer
1751 Mer Phelips van Digone, heere van Heyne, beer van Vlaenderen72
fo 103 r.
1752 Mer Jacop van der Hameyde, heere van Ronsse
1753 Mer Raesse van Liedekeerke
1754 Mer Adriaen Vilain, heere van Raesseghem, van Calkene etc.
1755 Mer Joos van Ghistele, heere van der Moere
1756 Mer Adriaen van Ravescote
1757 Mer Roelant de Baenst
1758 Mer Willem van Berchem
1759 Mer Hendric van Renesse
1760 Mer Clais van Reymerswale73
1761 Mer Gheraert Triest
1762 Mer Jan van Vaernewijc, heere van Exaerden
1763 Mer Maillart du Bacq, heere van Relenghes
1764 Mer Wijt van der Zipe, heere van Dentreghem
1765 Mer Jacop du Vinage, heere van Perenchies
1766 Mer Joos Blondeel, heere van Pamele, beer van Vlaenderen
1767 Mer Perchevael van Heemsrode
1768 Mer Jan van Cohem, heere van Axele
1769 Mer Anthonis, bastaerd van Brabant, heere van Crubeke
1770 Mer Phelips Vilain
a Superscript: „ende.‟
b Mogelijk ook Zelem.
c Superscript: „Boetelin.‟
d Deze naam is doorstreept. Deze man overleed in oktober 1481, wat suggereert dat het origineel een tijdlang is
bijgehouden.
91
1771 Jan van Bochoute, heere van den lande van Boulaer, beer van Vlaenderen
1772 Jan van Vaernewijc, heere van Bost
1773 Phelips van der Zickelen, heere van Nazareth
1774 Phelips uuter Zwane, heere van Wackene
1775 Jan van Claerhoud, heere van Pitthem, van Coolscamp, van Hardoye etc.
1776 Cornelis van den Barre, heere van Mosschroen
1777 Jan van der Kethulle, heere van der Haverie ende in Deerlike
1778 Meester Phelips Wielant, heere van Landreghem
1779 Jan Wielant, heere van Scoppeghem
1780 Robrecht van Rokeghem
1781 Olivier van Hembise, heere van Obbrakele
1782 Ogier van Massemine, heere van Overmeere
1783 Matheeus Scaec, heere van den Hamme
1784 Colaert van Coeyghem
1785 Gheeraert van Coyehema
fo 103 v.
1786 [...]b
1786 Rikewaert van der Gracht, heere van Zinnebeke
1787 Meester Jan van der Gracht, heere van Melsene
1787 Ghiselbert van der Gracht
1788 Adriane van der Gracht, vrauwe van Westoutere
1789 Willem van Stavele
1790 Jan van Halewin, Perchevaels zone
1791 Phelips van Scorisse
1792 Godefroy van Scorisse, heere van Zandvoorde
1793 Joose Triest
1794 Perchevael Triest
1795 Karele van Halewin, bastaerd van Bugghenhout
1796 Jooris van der Moere, heere van Laerne
1797 Geraert, heere van Axpoele
1798 Janc van Pooteelet, heere van Eeke
1799 Meester Pieter de Wale, heere van Hansbeke, ex parte uxoris
1800 Jan Hauweel, heere van Avesote in Lembeke
1801 Vrauwe Beatrice van den Rine, vrauwe van Zwevezeele
fo 104 r.
Officiers int Ghendsschen
1802 Mer Jacop van Ghistele, heere van der Moten, souverain bailliu van Vlaenderen74
1803 Mer Jan,d heere van Dadiseele, hoochbailliu van Ghend
75
1804 Jan van Pottelsberghe, onderbailliu van Ghend76
1805 Jan van Nieuwenhove Michielszone, watergrave van Vlaenderen77
1806 Roelant le Fevere, ontfanghere generael van Vlaenderen78
1807 Mer Jan van Formelis, bailliu van der Oudtbuerch79
1808 Jan,e heere van der Walle, hoochbailliu van Curtricke
80
1809 Willem van der Woestine, onderbailliu van Curtricke
1810 Mer Wouter, heere van der Gracht, capitaine van der casteele van Curtricke81
a Doorstreept: „seigneur‟, met toevoeging van dezelfde hand: „heere van Pech.‟
b Doorstreept: „Officies int Ghentsschen.‟
c „Jan‟ is doorstreept, gevolgd door superscript „Anthonis.‟
d Doorstreept: „van Dud.‟
e Doorstreept: „Dauye‟ (onzekere lezing door doorhaling.)
92
1811 Mer Pieter van Lannoy, hoochbailliu van den lande van Aelst82
1812 Jacop de Heere, bailliu van Vierambochten83
1813 Jan van Douvrin, bailliu van Audenaerde84
1814 Pieter Metteneye, capitaine van den casteele van Audenaerde85
1815 Jacop Donce, bailliu van Dendermonde86
1816 Jacop van der Moere, bailliu van den lande van Waes87
1817 Mer Jooris van Scorisse, heere van Muelenbeke, bailliu van Thielt88
1818 Colaert van Halewin, heere van Olsene, bailliu van Doinze ende van Peteghem89
1819 Roelant van Anvain, capitaine van den casteele van Peteghem binnen Audenaerde
1820 Joos de Baenst, capitaine van den casteele van Biervliet90
1821 Mer Jacop de Gouy, capitaine van den casteele van Rupelmonde91
1822 Mer Adriaen van Vuerhoute, capitaine van den casteele van Saeftinghe
1823 Jan van Fretin, bailliu van Meenen92
1824 [...],a bailliu van Weerveken
b93
1825 Jacop van der Straten, ontfanghere van den casselerie van Audenaerde
1826 Willem de Coninc, bailliu van Haerlebeke94
ende ontfanghere van den casselrie van Curtricke
fo 104 v.
Te Brugghe ende int Brugssche
1827 Mer Lodewijc van Brugghe, heere van Gruuthuse, prince van Steenhuse, grave van 1828 Winchestere,
here van Avelghemc, van Orscamp etc.
1829 Mer Lodewijc van Vlaendren, heere van Praet
1830 Mer Lodewijc, zijn zone
1831 Mer Jan van Brugghe, heere van Spiere, svoorseits mer Lodewijcx zone
1832 Jan van der Gruuthuuse, seneschal van Anjoud95
1833 Mer Jacop van Ghistele, heere van Dudzeele
1834 Mer Karele van Halewin, heere van Uutkerke
1835 Mer Archebout van Aveskeerke, heere van Dixmude
1836 Mer Jacop van Huele, heere van Lichtervelde
1837 Mer Jan de Baenst, heere van Sent Jooris
1838 Mer Jan de Baenst, heere van Lembeke
1839 Mer Joos van den Berghe, heere van Watervliet
1840 Mer Daneel van Moerkerke, heer van den Merwede, buerchmeestre van den Vryen96
1841 Mer Willem van Grijspeere, heere van Edeghem97
1842 Mer Cornelis van Boonem
1843 Mer Lodewijc de Baenst
1844 Mer Ancelmus Adorne
1845 Mer Joos van Varssenare
1846 Mer Adriaen van Haveskeerke
1847 Mer Jacop de Voocht
1848 Mer Phelips van Huerne, heere van Hondscote, burchgrave van Berghen etc.
1849 Mer Adolf van Cleven, heere van Ravestein etc., heere van Beselaere, van Winendale
1850 Mer Jooris Ghiselin, heere van der Bolle98
1851 Mer Lodewijc de Crane
1852 Jan de Baenst mer Jans zone, heere van Sent Jooris
1853 Meester Jan le Gros, tresorier van den orde van der toyson99
1854 Adriane van Stavele, burchgraefnede van Vuerne, vrauwe van Crombeke
1855 Martin Lem, buerchmeester van Brugghe100
a Deze naam was blanco gelaten en door eenlatere hand ingevuld: „Jan van [...]‟ (de familienaam was
onleesbaar). b Deze naam is doorstreept.
c Doorstreept: „etc.‟
d Deze regel is door dezelfde hand later tussengevoegd.
93
1856 Jan, heere van Heys, erfachtich marscalc van Vlaendren
1857 Min vrauwe van Watene, buerchgraefnede van Roesselare
fo 105 v.
Officiers int Brugssche
1858 Mer Roelant van Halewin, bastaerd, bailliu van Brugghe101
1859 Mer Anthoine van der Vichte, heere van Nieuwenhove, scouteet van Brugghe102
1860 Mer Joos de Lalaing, capitaine van den casteele ter Sluus103
1861 Jan de Voocht, capitaine van den torre van Bourgoignen ter Sluus
1862 Charles van Halewin, capitaine van Berghen
1863 Mer Daneel van Moerkerke, capitaine van Berchambacht ende van Vuernambachta
1864 Mer Jooris van Scorisse, capitaine van den lande vanden Vryen104
1865 Mer Arnoud van Huerne, heere van Brimeu, capitain van der Nieuwpoort
1866 Simon van Drincham, bailliu van Vuerne ende Vuernambacht105
1867 Joos van Halewin, bailliu van der Sluus106
1868 Mer Joos van Varssenare, bailliu van den watre
1869 [...],b bailliu van den Houdsschen
107
1870 Martin van Halewin, bailliu van Oostende108
1871 Jan de Vos, bailliu van Ardemburch
1872 [...],c bailliu van Oudembuerch
109
1873 Jan Reverday, bailliu van Eeclo, Caprike ende Lembeke110
1874 Hendric van der Camere, bailliu van Thorout ende van Winendale
1875 Joris van den Burch, ontfanghere van Vuernambacht
Officiers int Yperssche
1876 Mer Joos Cortewille, heere van Reyninghelst, hoochbailliu van Ypre111
1877 Oreit van Scoten, bailliu van den zale tYpre112
1878 Baudrain, heere van den Torre, hochbailliu van Cassele
1879 Jan Massiet, ontfanghere ter Cassele
1880 Cornelis Veranneman, bailliu van Oostyperambocht113
1881 [...],d bailliu van Weerveke
114
fo 106 r.
tYpre ende int Yperssche
1882 Mer Jan van Vlaendren, heere van Drincham
1883 Mer Lodewijc van Halewin, heere van Peene
1884 Mer Phelips van Comene, heere van der Ruwerscuere115
1885 Mer Jan van Halewin, heere van Boesinghe
1886 Mer Colaert van Halewin, zijn zone
1887 Mer Joos van Sentomaers, heere van Moerbeke
1888 Mer Jacop van Ghistele, heere van der Mote
1889 Mer Robrecht van Lombise, heere van Caestre
1890 Mer Karels van Vlaendren
1891 Mer Jan van Lichtervelde, Victors zone
1892 Mer Oudaert van Renty, heere van Hondeghem ex parte uxoris
1893 Mer Hector, heere van Hoolbeke
1894 Mer Jan van der Viesville, heere van Anvain
a Deze regel is doorstreept.
b Naam niet ingevuld.
c Naam niet ingevuld.
d Naam niet ingevuld.
94
1895 Charles Hughonet, buerchgrave van Ypre, heere van Middelbuerch
1896 Andries van der Woestene, heere van Beselaere
1897 Anthonis van den Houte, heere van Vleterne ende van Straseele
1898 Willem, heere van den Houte
1899 Mine vrauwe van Valmerbeke, Jans van Dixmude wijf
1900 Meester Joos Gilloen, heere van Coyeghem
1901 Meester Pauwels de Baenst, heere van Voormezeele, ex parte uxoris
1902 Jan, heere van Doingnies ende van Watene
1903 Jacop van Haesbrouc, heere van Oflande
1904 Meester Anthonis Haneron, heere van Steenvoorde
1905 Heudin van Belle, heere van Zoeterstede
1906 Anthonis de Elslande, heere van Winnezeele, ex parte uxoris
1907 Adriane van Halewin, vrauwe van Borre
1908 Pieter van Belle, heere van Eeke in Casselambacht
1909 [...],a vrauwe van Elverdinghe, van Vlamertinghe etc.
1910 Olivier van Vergelo, heere van Vlenerhoute
1911 [...]b van Staden
1912 Joos van der Poorte, heere van Morslede
1913 Jooris, heere van Halewin
1914 Vrauwe Janne van der Clite, vrauwe van Comene
1915 Robrecht van Scoonevelde, heere van der Potterie in Waestene
a Naam niet ingevuld.
b Naam niet ingevuld.
95
NAAMINDEX
[…] (Coppin), 323, 500, 1326, 1689, 1699, 1701, 1786, 1824, 1872, 1881, 1909, 1911
[…] (Gilles d), 418, 496, 497
A, zie Aa
Aa, A (Jan van), 152 ; (Jehan van der), 839
AALST, Aelst, Alost, Allost, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; -
baljuw van, 1811 ; – burggraaf van, 44, 838, 1132, 1736 ; - heer van, 665
AALST, LAND VAN, lande van Aelst, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst
; – opperbaljuw van het, 1811
AARDENBURG, Ardemburch, Nl., oud. gem., prov. Zeeuws-Vlaanderen, gem. Sluis ; – baljuw van, 1871
ARDOOIE, Hardoye, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van 1775
Aartrijke, Aertrycke, Articre, Artrique (Jehan d‟) ; 650 (Jehan de), 1231 ; (Ph(ilipp)e d‟), 487
Abeele (Jehan van den), 841
Ablaing (Robert d‟), 1581
Ackere – heer van 1163 ; (Oreyt de le), 1469
Adorne (Ancelmus), 1844
Andrieu (Jehan), 612
Aefskerke, zie HAVESKERKE
Aerseele (Roegier van), 684
Aertrycke, zie Aartrijke
AISHOVE, Haishove, heerlijkheid in de gem. Kruishoutem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer
van, 1732
Akel (Jehan), 1367
Akere, zie Akel
Aket, Aquet (Colard), 317 ; (Jehan), 595 ; (Pertre), 593
Aksel, zie AXEL
Alap (Pertre), 518
Allost, zie AALST
Alost, zie AALST
Amerycke (Henry de), 1078
Amougie, zie AMOUGIES
AMOUGIES, Amougie, Amougyes, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Mont de l‟Enclus ; –
heer van, 1129
Amougyes, zie AMOUGIES
Anghereel, Hanghereel (Gilles d‟), 1139 ; (Jehan), 1186
ANJOU, hertogdom in F.; – seneschalk van, 1832
Anseel (George), 1477
ANSTAING, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1536
ANTOING, Anthoing, Antoeng, Antoing, B., prov. Henegouwen, arr. Doornik ; - heer van, 1127, 1692 ; (Heinric
van), 11
Anthoing, zie ANTOING
Antoeng, zie ANTOING
ANVIN, Anvain, Anvaing, F., dept. du Pas de Calais, arr. Arras ; – heer van, 1894 ; (Andrieu d‟), 1211 ; (Roelant
van), 1819
Anvain, zie ANVIN
Anvaing, zie ANVIN
Aquet, zie Aket
Arcie (Jehan d‟), 178
Ardemburch, zie AARDENBURG
Arents (Symon), 1120
Articre, zie Aartrijke
Artrique, zie Aartrijke
Assche (Robbrecht van), 156 ; (Robert d‟), 881
Assche, zie ASSE
Asschen, zie ASSE
96
ASSE, Assche, Asschen, Asse te Deerlijk, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk; - heer van, 156
Assenere (Baudin d‟), 590
AUBEAUS, Aubeaux, heerlijkheid in de gem. Lens, F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens; – heer van, 1529
Aubeaux, zie AUBEAUS
Audenaerde, zie OUDENAARDE
Audenarde, zie OUDENAARDE
Aultryve, Outerive - kinderen van, 715 ; (Jehan d‟), 869 ; (Pierre d‟), 1276 ; (Wulfaert d‟), 1276
AVELGEM, Avelghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1828
Avelghem, zie AVELGEM
Aveskeerke, zie HAVESKERKE
AVESCHOOT, Avesote in Lembeke, heerlijkheid in de oud. gem. Lembeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo,
gem. Kaprijke ; - heer van, 1880
Avesote, zie AVESCHOOT
AXEL, Aksel, Axele, Axelles, Nl., prov. Zeeland ; - Gillard, bastaard van, 1161 ; – heer van, 9, 324, 796, 1635,
1768 ; (Guerin d‟), 329 ; (Philippes d‟), 797
Axele, zie AXEL
Axpoele (Ghuerard d‟), 766
AXPOELE, heerlijkheid in de gem. Ruiselede, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 875, 1797
Aynghem (Anthone de), 1603
B[…]quaert (Jehan), 499
Bacq (Maillart du), 1763
Baenst, Banest (Anthone de), 502, 1309 ; (Guy de), 1309 ; (Jan de), 1837, 1838 ; (Jan de, zijn zoon), 1852 ;
(Jehan de), 501, 753, 943, 1309, 1640 ; (Joos de), 1820 ; (Lodewijc de), 1843 ; (Marie de), (Olivier de), 1309 ;
(Pauwels de), 1901 ; (Philippes Tollins de), 799 ; (Roelant de), 1757 ; (Tollin de), 838
Bailleul, Bailluel, Baillul (Jehan de), 327 ; (Josse de), 1647 ; (Louys de), 1328 ; (Pierre de), 768, 1528, 1655 ;
(Sohier de), 767
bailliu van den watre, zie waterbaljuw
Bailluel, zie Bailleul
Baillul, zie Bailleul
Bambeke (Galois de), 770 ; (Jan van), 112
Banement (Robert de), 366
Banest, zie Baenst
Bannieque (Galoys de), 519
Bare, Barre (Cornelis de le), 1642, 1776 ; (Tiercelet de le), 705, 1255
Barnage, zie Bernage
Bastaard, Bastaerd, Bastaert (Jan-Fer de), 122 ; (Lodewijc de), 23 ; (Pieter de), 149
Bastaerd, zie Bastaard
Bastaert, zie Bastaard
Baudrenghien (Ernoul de), 253 ; (Henry de), 251
Bauront (Baudin de), 334
Bave (Jacques de), 477 ; (Jehan), 1602
Bavelaere, zie Bavelare
Bavelare, Bavelaere (Christoffle de), (Jehan de), 1394 ; (Olivier de), 769, 1393, 1394
Bavencove, zie BAVIKHOVE
BAVIKHOVE, Bavencove, Bavinchove, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk – heer van, 1260 ; (Baudin de),
551, 1486
Bavinchove, zie BAVIKHOVE
Beaucamp (Martinet de), 206
BEAUFREMEZ, heerlijkheid in de gem. Linselles, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1712
BEAUGNY – heer van, 1612
Beauval (Basin de), 972
Becelaere, zie BESELARE
Behont (Robert de), 503
Bele, zie Belle
BELLE, Bailleul, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, F., dept. du Nord, arr. Duin-kerke; – heer van
Belle (Carle de), 534 ; (Clais), 105 ; (Clayze), 397 ; (Danckaert), 1446 ; (France van), 162 ; (Fransse), 491 ;
(George), 415 ; (Henry), 545 ; (Heudin van), 1905 ; (Hustyn), 1337 ; (Jan), 161 ; (Jehan), 492, 1436 ; (Joris), 160
97
; (Laurens), 414 ; (Lyonnel), 1303 ; (Montfrant), 1433 ; (Pierre de la), 603 ; (Pierre de), 933 ; (Pieter van), 1908 ;
(Pieters van), 17 ; (Rique), ; (Walrave), ; (Willem), 1435 ; (Wyd), 1371
Bellot (Jehan), 368
Bellout (Guillaume), 571
Benseele (Diederic van), 157
Berchem (Willem van), 1758
Bergen, zie SINT-WINOKSBERGEN
Berghe, Berghen, Berghes (Achilles de le), 1339 ; (Archilles van den), 762 ; (Hector de le), 1177 ; (Jehan de le),
; (Joos van den), 1839 ; (Josse de le), 1301 ; (Louys de le), 459 ; (Vlaminck de), 975
Berchambocht, zie SINT-WINOKSBERGEN-AMBACHT
Berghen, zie SINT-WINOKSBERGEN
Berghes, zie SINT-WINOKSBERGEN
Berghes St Winocx, zie SINT-WINOKSBERGEN
Bernage, Barnage, Bornaige (Jan), 45 ; (Jehan), 418, 732, 876, 1238 ; (Sohier), 851
Bernard (Waultier), 437
Bernes (Adriaen de), 1395
Bernies (Philips de), 1553
BERQUIN, Brequin, heerlijkheid in de gemeenten Vieux-Berquin of Neuf-Berquin, F., arr. Duinkerke, dept. du
Nord ; – bastaard van, 1683
Berst (Philippes de le), 918 ; (Riquaerd van der), 117
Bertram (Gilles), 1093
Berwaen (Jacques de), 1000 ; (Jan), 1000
Beselaere, zie BESELARE
BESELARE, Becelaere, Beselaere, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer
van, 710, 1450, 1849, 1896
Bette (Symoen), 1024
Beukemare (Daneel de), ; (Philips van), 78
Bevelare (Amand), 337
Bevere (Jacques de), 1283
Bevere, zie BEVEREN
BEVEREN, Bevere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas; – heer van, 1729
Beyaert (Henry), 1102
Bie (Henry de), 1670
Biere vel Bierne (Lauryns de), 951
Bieres (George de), 1397
BIERVLIET, Nl., oud. gem., prov. Zeeland, gem. Terneuzen ; – kasteel van, 1820
BIESE, zie: WIEZE
Bieze (Rique), 458
Birent (Hoste du), 330
Blaesvelt (Cornille de), 1185 ; (Jehan de), 1190 ; (Louys de), 1189
Bladelin (Piettre), 1687
Blanc (Loys le), 619
Blanchetrain (Jehan), 191
Blanckaert, zie Blankaert
Blankaert, Blanckaert, Blanquaert (Jan), 168 ; (Jehan), 751, 1289 ; (Wouter), 752
Blandain (Mahieu de), 369
Blandermonstre (Wautier), 349
Blanquart, zie Blankaert
Blanstrain (Arnoul), 1216
Blequin (Willem de), 444
Blomme (Wautier), 742
Blondeel, Blondel (Joos), 1766 ; (Oudart), 678
Blondel, zie Blondeel
Bocaet, Boeran (Robert), 1165
Boccart (Jehan), 701
Bochem, zie BUCHAN
Bockaet (Reynier), 1116 ; (Simon), 1115
98
Bochoute, Bouchaute (Daneel de), 1012 ; (Jan van), 1771
Boelaer, zie BOELARE
Boelaere, zie BOELARE
Boelers, zie BOELARE
BOELARE, Boelaere, lande van Boulaer, Boulers, heerlijkheid in de gem. Geraardsbergen, B., prov. Oost-
Vlaanderen, arr. Aalst ; -heer van (Pierre de), 1141, 1771
BOELARE, LAND VAN, lande van Boulaer, zie BOELARE ; – heer van het, 1771
Boelers, zie BOELARE
Boulers, zie BOELARE
Boeran, zie Bocaet
Boesinghe, zie BOEZINGE
Boetelin, Botelin (Jehan), 1245 ; (Roeger), 65 ; (Rogier), 865, 1244 ; (Sohier),
BOEZINGE, Boesinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer van, 764, 1433,
1885
Bogde (Eboudt de le), 1376 Bois (Charles du), 529 ; (Havel du), 524 ; (Hue du), 1582 ; (Jehan du), 568, 1479 ; (Robin du), 259 ; (Rolland
du), 514 ; (Thierry du), 523
BOLLE – B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge; heer van - , zie Ghiselin
BONDUES, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1850
Bone (Gadiffer), 507
Booedt (Jehan de le), 1682
Boonem, Boonen (Cornelis van), 1842 ; (Jehan de), 1313
Boonen, zie Boonem
Boonin (Jehan), 1304
Borborch, zie BROEKBURG
Borchiene, zie BORCHT
BORCHT, Borchiene, de heerlijkheid Borcht en Zwijndrecht, B., prov. Antwerpen, arr. Antwerpen ; – heer van,
1737
Borluut (Gheerom), 1019
Bornaige, zie Bernage
BORNEM, B., prov. Antwerpen, arr. Mechelen ; – heer van, 1726
BORRE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 955 ; – vrouwe van, 1907
Borre (Gilbert de), 956 ; (Jehan de le), 1503
Borsele (Heinric van), 140 ; (Jan van), 141 ; (Wolfaert de), 922 ; (Wolfaert van), 1731
Bos, Boz (Guerat du), 204 ; (Guilleme du), 1678 ; (Jehan du), 1648 ; (Wilement du), 285
Bossche (Adriaen de le), 1225; (Daniel de le), 1225; (Gilles de le), 1124; (Jehan van den), 852; (Pierre de le),
1123; (Pieter van den), 1063
BOST, heerlijkheid in de oud. gem. Roborst, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Zwalm ; – heer
van, 978, 987, 1772
Botelin, zie Boetelin
Bouchaute, zie BOEKHOUTE
Boucq (Jehan le), 1594
Boudins (Jacques), 1295 ; (Jehan), 1356
Boulaer (Simon de), 1086
Bourbourg, zie BROEKBURG
Bourg (Jacques le), 1350
Bourgoigne, zie BOURGONDIË
Bourgoignen, zie BOURGONDIË
Bourgois (Clays le), 353
Bourgoignen (Phelip van), 1276 ; (Anthoine van), 1356
BOURGONDIË, Bourgoigne, Bourgoignen, hertogdom in F.;– de bastaard van, 1620
Bourse (George de le), 657
Bousart (Hugue), 648
Bousse (Jehan), 1347
BOUTILLERIE – heer van, 1713
Bouverie (Jehan de le), 1152 Bovenkercke, Bovequerque (Casin de), 1319 ; (Henry de), 318
99
Bovequerque, zie Bovenkerke
Boz, zie Bos
BRABANT, hertogdom – bastaard van, 1769
Bracle, zie BRAKEL
Braderic (George), 1059 ; (Jacop), 694 ; (Joris), 85, 694 ; (Rogier), 1060
Braem (Baudin), 1016 ; (Godewaert), 1062
BRAKEL, Bracle, Brakele, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 677 ; - heer van het bos,
1229
Brakel (Adrien de), 1230 ; (Bernaerd de), 1068 ; (Gillis de), 1289 ; (Olivier de), 1001
Brakele, zie Brakel
Brande (Rogier de le), 1260 ; (Willem de le), 605
Brantin (Arnoul), 480 Brequin, zie BERQUIN
Brekin (Aleames van), 128 ; (Hector du), 1506
Breuc (Bauduin du), 402
Briarde, Bryaerde (Henry de le), 1492 ; (Jehan de le), 1654
Bride (Josse), 1442 ; (Josse de jonge), 1443 ; (Roelant), 1444
Brimeu, zie BRIMEUX
BRIMEUX, F., dept. Pas-de-Calais, arr. Montreuil-sur-Mer ; – heer van, 1865
BROEKBURG, Borborch, Bourbourg, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke –
heer van, 1726
Broekkerke, Brouckercke, (Guillaume de), 1389
Broucke (Sohier de le), 937
Brouckercke, zie Broekkerke
Brouckere (Pierre le), 1448
Broukercke, zie Broekkerke
Brugdamme (Simoen de), 900 ; (Symoen van), 94
BRUGGE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – baljuw van, 1858 ; – burgemeester van, 1855 ; – heer van
de tol van, 1726 ; – schout van, 1859
Brugghe (Jan van), 1831 ; (Jehan de), 300 ; (Lodewijc van), 1827 ; (zie ook Gruuthuze)
BRUGSE VRIJE, lande vanden Vryen ; - burgemeester van het, 1840 ; – kapitein van het, 1864
Brune (Busart le), 526 ; (Jehan le), 413 ; (Josse de), 739, 1288
Bruwere (Lieven le), 1193 ; (Ogier de), 641
BRUYELLE, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Antoing ; – heer van, 1585
Bryaerde, zie Briarde
BUCHAN, graafschap in Schotland ; – graaf van, 1731
Bueres (Adriaen de), 1395
BUGGENHOUT, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – bastaard van, 1795 ; – heer van, 1103
Bugghenhout, Bugghenhoute, (Lieven de), 1080
Bugghenhoute, zie Bugghenhout
Buillemont (Jehan de), 275
Buisson (Pierre du), 1392
Buissot (Jehan du), 250
Bul (Philippe le), 423 ; (Rogier de), 490
Bullegen (Colart de), 340
Burch, Burcht (Baudin van der), 941 ; (Joris van den), 1875 ; (Pierre de le), 1336
Burcht, zie ook Burch
Bus (Colart du), 1578 ; (Guillaume du), 632 ; (Willem du), 354
Busere (Jehan de), 911 Bussche (Jehan de le), 1391
But (Jaques), 589 ; (Jehan le), 614
Buuc (Philips), 91
Cabillau (Jehan), 853
Caedzand (Jan van), 92
Caes (Guillaume), 1377
CAËSTRE, Caestre, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke – heer van, 1889
Caillel (Gille), 341
100
Calckene (Daneel de), 1110 ; (Gislin de), ; (Sohier de), 782 ; (Zegher van), 53
Caloen, Calon, Calone, Calonne, monseigneur de, 294 ; ([…] van), 1278 ; (Jacques de), 1584 ; (Jan van), 760 ;
(Josse de), 1252 ; (Roelant de), 1297 ; (Rollant van), 761 ; (Wouter van), 59
Calon, zie Caloen
Calone, zie Caloen
Calonne, zie Caloen
Caluwe (Henry de), 1088
Cambray, zie KAMERIJK
Camere, Chambre (Guillaume de la), 683 ; (Guillaume de le), 1688 ; (Hendric van der), ; (Henry de la), 473,
682, 984 ; (Henry van der), 840, 1874 ; (Simon de la), 1009
Camp (Colart du), 583 ; (Jehan du), 586
Canin (Robbert), 763 ; (Rogier), 483
CAPELLE, heerlijkheid in de oud. gem. Nieuwkapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem.
Diksmuide ; - heer van, 27
Caples (Flourien de), 633
Cappelle, Chapelle (Jacques de la), 395 ; (Francois de la), 1413; (Martin de le), 429 ; (Philippe de la), 396 ;
(Sohier vander), 1341 ; (Wydt vander), 1331
Caprike, zie KAPRIJKE
Carlebeke, zie Cullebeke
Carnin (Jacques de), 1553
Cassel, zie KASSEL
Casselambacht, zie KASSEL AMBACHT
Cassele, zie KASSEL
Castel, Chastel (Oste du), 560 ; (Robert du), 1597
Castelle - bastaard van, 243 ; (Mikiel de), 228
Castre (Elias de), 1652 ; (Gauthier de), 1519
Cauffechier (Willemet), 878
Caulier (Jacquemin), 467
Caurames, Caurmes – heer van, 389, 1537,
Caurmes, zie Caurames
Caventemont (Pierre de), 305
Cerf, Cherf (Jehan du), 1675 ; (Mouroy le), 1521 ; (Piere le), 1651
Chambre, zie Camere
Chapelle, zie Cappelle
Chastel, zie Castel
Cherf, zie Cerf
Chezaire (Jehan), 276
Chigne du, zie Uterzwane
Claerhoud, Claerhoute, Clarout (Adrien de), 1645 ; (Eylart de), 1264 ; (Jan van), 1775 ; (Michel de), 878
Claerhoute, zie Claerhoud
Clarout, zie Claerhoud
Clerc (Jehan le), 548
Clessenaire (Jehan de), 1210
Cleven, zie Kleef
Cleyn (Roelant de), 1318
Clichthove [...], 1383
Clite (Colaerd van den), 12 ; (Collaert de la), 961 ; (George de la), 1512 ; (Janne van der), 1914 ; (Jehan de le),
584 ; (Willem van den), 107
Clocman (Jehan), 1002 ; (Loys), 854 ; (Simon), 1002
Cloquentem (Simon), 284
Coeleghem, zie Kolegem
Coeyghem, zie Coyeghem
Cohem (Jan van), 1768
Cokere, Coker (Josse de), 1262 ; (Loys de), 1261
Colart (Jaquemart), 267
Colin (Jehan), 1358
Comene, zie Commines
101
Commene, zie Commines
Commines, Comene, Commene, Communs (Colard de), 716 ; (Collart de), 1478 ; (Jehan de), 1542 ; (Phelips
van), 1884 ; (Tristran de), 587
Commines, zie KOMEN
Communs, zie Commines
Conames (Jehan de), 611
Coninc (Willem de), 1826
Contrecœur, zie WEDERGRATE
Coolscamp, zie KOOLSKAMP
Coornhuuse, Coorunhuuse, Cornhuse (Guilleme de), 1681 ; (Jehan de), 1681 ; (Jehan van der), 1472 ; (Pierre ou
de), 1493
Coorunhuuse, zie Coornhuuse
Cordes (George de), 1212 ; (Rasse de), 1213 Cornhuse, zie Coornhuuse
Cortewille (Joos), 1876 ; (Vincent de), 1522
Cortrisien, Courtrisien (Robert le), 465 ; (Zegher de), 46
Costere (Gerard de), 1242 ; (Guerard de), 703
Cot (Baudin le), 450 ; (Bauduin de), 1310
Coudenburch (Philips van der), 39 ; (Simon van den), 807
Courtrisien, zie Cortrisien
Cousencourt, zie Gusancourt
Couvent (Riques), 555 Coyeghem, zie KOOIGEM
Coyeghem, Coeyghem, Cuinghien, Quinghien (Bauduyn de), 236 ; (Colard van), 1784 ; (Erart de), 257 ;
(Gheeraert van), 1785 ; (Girart de), 279 ; (Oste de), 1454 ; (Riquart de), 255; (Roelant de), 1257 ; (Wateron de),
; (Wulfraet de), 992
Craene, Crane, Crene (Floridas de), 1347 ; (Flouridas le), 615 ; (Lodewijc de), 1851 ; (Omae de), 1672 ; (Omar
de), 1348 ; (Sohier de), 1351 ; (Tristiaen de), 1354 ; (Vigoureux de), 1366
Crane, zie Craene
Crene, zie Craene
Creyeghem, Creyghem (Gerart de), 1667 ; (Jacques de), 1660
Creyghem, zie Creyeghem
Crocq (Willemet du), 212
Crois, Croix (Bauduin de), 1721 ; (Collart de), 1215 ; (Roeland de), 1591
CROISILLES, Croisilles, Croysilles, F., dept. du Pas-de-Calais, arr. Atrecht ; – heer van, 1129, 1530, 1696, 1710
Croissilles, zie CROISILLES
CROIX, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1535, 1707, 1803
Crombeke, zie KROMBEKE
Croquevillain (Willaume), 269
Crovelt (Jehan de), 455
Croy (Bauderon), 265
Croysilles, zie CROISILLES
Crubeke, zie KRUIBEKE
Cruusparc, zie KRUISPARK
Cuinghien, zie Coyeghem
Cullebeke, Carlebeke (Gauthier de), 1076
Curtricke, zie KORTRIJK
Dadiseele, zie DADIZELE
Dadizeele, zie DADIZELE
DADIZELE, Dadiseele, Dadizeele, Dadizelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1803 ; (Jan
van), 1803 ; (Jehan de), 1267, 1626
Dadizelle, zie DADIZELE
Damman (Gerard), 874 ; (Gheraerd), 139 ; (Jan), 70, 71 ; (Jehan), 874 ; (Lievin), 1018 ; (Philips), 89 ; (Pierre),
794
Dammart (Pierre), 608
Damme (Guillaume van den), 813
Dancart (Pierre), 352
102
Dansaert (Jehan de), 1101
Danvain (Thiery), 1138
DAUEHAING – heer van, 1583
Dause (Rassequin de la), 232
Declenquemeure (Guerart), 203
Deerlicke, zie DEERLIJK
DEERLIJK, Deerlicke, Deerlike Derlyke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; - heer van, 1777, 1242, 1628 ;
(Anthoine), 1628
Deerlike, zie DEERLIJK
DEINZE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – baljuw van, 1818
Delft (Jaques de le), 1481 ; (Jehand de le), 686 ; (Pierre de le), 719, 1480 ; (Pieter van der), 131
DENDERMONDE, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – baljuw
van 1114, 1815
DEN HOUTTE, heerlijkheid in de gemeente Kortrijk en de oude gemeenten Bellegem en Bissegem, B., prov.
West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – Willem, heer van, 1898
DENTERGEM, Denterghem, Dentreghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1619, 1764
Denterghem, zie DENTERGEM
Dentre (Pierre le), 359
Dentreghem, zie DENTERGEM
Derebout (Jehan),
Derlicke, zie DEERLIJK
Derlyke, zie DEERLIJK
Desneulle (Jehan), 508
Despres (Wautier), 563
DESSELGEM, Desselghen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1240
Desselghen, zie DESSELGEM
Deurwaerdere, Dorwaerdre (Guidolf), 1251, 558 ; (Jehan), 1251 ; (Louys), 1251 ; (Olivier), 1251
Dezwevelt (Haine), 659
Dieuse (Guillame de le), 1159
Digone (Phelips van), 1751
DIKSMUIDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide ; – burggraaf van, 2, 920 ; – heer van, 1639, 1835
Diksmude, Diquemue (Cornille de), 1437 ; (Denis de), 565, 99 ; (Diederic van), 99; (Jan van), 100, 1899 ; (Jehan
van), 1427 ; (Francois de), 616 ; (Olivier de), 1438
Diquemue, zie Diksmude
Doinckem, zie DRINCHAM
Doingnies, zie OIGNIES
Doinze, zie DEINZE
Donce, zie Donche
Donch (Jaque de), 187 ; (Jehan de), ; (Tiry de le), 186
Donche, Donse, […], 1382 ; (Jacop), 1311
Dorwaerdre, zie Deurwaerdere
Douncamp (Jehan de), 651
Douvrin (Gilles de), 1560 ; (Jan van), 1813 ; (Jehan de), 1561 ; (Porins de), 1562
Driessche (Pierre de le), 1122
DRINCHAM, Drinquam, Doinckem, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 420, 1674, 1882
Drincham (Jacques), 1385 ; (Jehan de), 1421 ; (Francois), ; (Simon van), 1856
Drinquam, zie Drincham
Drinque (Michiel de), 566
DRONGEN, Dronghene, Tronchiennes, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent; – heer van, 673, 1735
Dubuz (Jacot), 252 ; (Martin), 254
DUDZELE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – heer van, 883, 1290, 1744, 1833 ; – vrouwe van, 747
Dudsele, Dudzeele, Dudzelle, (Jacques de), 919
Dudzeele, zie Dudsele
Dudzelle, zie Dudsele
DUINKERKE, Duunkerke, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1726
Dullaet (Jehan), 1081
Dumolin (Piere), 346
103
Dupont (Jehan), 479
Duunkerke, zie DUINKERKE
Duusse (Jacques de), 1073
Duvere (Gilles le), 1132
Duzeelle, zie DUDZELE
Dyen, Dyne (Guillaume), 246 ; (Thierry), 247
Ebblighem (Willem van), 120
Eclebecque, zie EKELSBEKE
Ecornayz, zie Schorisse
Ecoucte, zie Schouteeten
Edeghem, zie EGEM
EDINGEN, Enghien, B., prov. Henegouwen, arr. Soignies ; - heer van, 1134, 1163
Eechoute, zie Eekhoute
Eecke, Eecken, Eeke, (Roelant van), 960
Eecken, zie Eecke
Eeclo, zie EEKLO
Eeke, zie Eecke
Eekeloo, zie EEKLO
Eeckhoute (Cornille van), 1272
EEKLO, Eeclo, Eekeloo, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – baljuw van, 1014, 1873
Eessene, Eessine, Esine, Essines (Jacquemart de), 471 ; (Maertine van), 82 ; (Monfrant van), 80 ; (Louys d‟), 405
; (Thiery de), 912
Eessine, zie Eessene
Eestret, zie HEESTERT
EGEM, Edeghem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Pittem ; – heer van, 1841
EINE, Eyne, Heyne, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Oudenaarde ; – heer van 674,
1135, 1751
EKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 850, 977, 991, 1798, 1908
EKELSBEKE, Esquelbecq, Eclebecque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 25, 386, 720, 948, 1384
Ekelsbecke, (Floriaen d‟), 1342
EKSAARDE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Lokeren ; – heer van, 985, 1096
ELLE – heer van, 1655
Ellenare (Chretien), 585
Ellinghen (Baudin d‟), 973
Elslande (Anthonis de), 1906
ELVERDINGE, Elverdinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – vrouwe van, 1909
Elverdinghe, zie ELVERDINGE
Embyse, zie Hembiese
Enghien, zie EDINGEN
Englos (Jehan d‟), 1589
ERPE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Erpe-Mere ; - heer van, 32, 667, 836, 1947, 1948
ESCAMAING, heerlijkheid in de gem. Baisieux, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - heer van, 1580 ; (Jehan), 158
Escauberghes (Jehan d‟), 1598
Escornais, zie Schorisse
Escornaiz, zie Schorisse
Escornayz, zie Schorisse
Escortes (Michiel de), 399
Esine, zie Eessene
Espieres (Pierre d‟), 1241
Espinecte (Mahieu de l‟), 602
Esquelbecq, zie EKELSBEKE
Esquiervellede, zie SCHIERVELDE
Essines, zie Eessene
Estaimbourg (Jacques), 1246
Estrisse (Jehan d‟), 1217 ; (Josse d‟), 1217
ETIKHOVE, Etichove, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Maarkedal; – heer van, 1159
Exaerde, Exaerden, Exarde (Jehan d‟), 1096
104
Exaerden, zie EKSAARDE
Exarde, zie EKSAARDE
Eyne, zie EINE
Fenijs (Lancelot), 952
Fernehen (Baudin de), 213
Fevere (Roelant le), 1806
FIENNES, F., dept. Pas-de-Calais, arr. Calais ; – heer van, 1691
Fiesnes (Denys de), 1398
Flamant (Jehan le), 517
Flancques (Gerard de), 1460
Flandre, zie Vlaenderen
Flandres, zie Vlaenderen
Flechin (Guillaume de), 210
FO – heer van, 1711
Fontaines (Boulet de), 217 ; (Regnart de), 219
Forest (Collart de), 1184 ; (Jehan du), 1168, 1595 ; (Loys du), 1596
FORESTEL – heer van, 1720
Forge (Marquet de le), 436
FORICREULLES – heer van, 1720
Forliguet (Jaques), 301
Formelis, Formelles (Jan van), 1857 ; (Jehan), 1030 ; (Estienne), 1030
Formelles, zie Formelis
Fosseux (Colard de le), 224 ; (Loys de), 260 ; (Oste de), 1555
Fran[…]el (Jehan du), 442
Fremault (Philippes), 1600
FRETIN, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1715
Fretin (Jan van), 1823 ; (Pierre de), 1547, 1718
Freuille (Jehan de), 195
Furnes, zie VEURNE
Gaitres (Jaques le), 597
Galle (Dierlay), 597
Gand, Gant, Ghand, Ghend (Fleurdas de), 906 ; (Jehan de), 1094, 1329 ; (Lievin de), 314 ; (Ryckwaert de), 907 ;
(Sohier de), 868 ; (Wauterman de), 905 ; (Zegher van), 21, 64
Gant, zie Gand
Gardin (Rolant du), 1590
Garesne (Jehan de le), 372
Gate (Gautier de le), 1308
GAVERE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 1130, 1730
Gavre (Arnoul de), 1153 ; (Gilles de), 1091 ; (Pierre de), 1196
GELUVELD, Gheluvelt, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer van, 1269
GENT, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – burggraaf van, 777, 1664, 1764 ; – onderbaljuw van, 1804 ; –
opperbaljuw van, 1803
George ; - meester, 240
GERAARDSBERGEN, Grammont, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; (Jehan d‟Yedeghem a), 1170
Germe (Jehan de), 263
Gervaise ; -meester, 241
Ghand, zie Gand
Gheluvelt, zie GELUVELD
Ghend, zie Gand
Gherbode, Gheerbode (Jacques), 1273 ; (Josse de), 1273 ; (Tiery), 714
Gherlof (Jehan), 754
Ghewedde (Arend van den), 143
Ghibbin (Jacques), 1402 ; (Matthieu), 1401 ; (Pierre), 1401 ; (Sohier), 1403
Ghiselin (Gilles), 1490 ; (Jooris), 1850
Ghisen, zie GUISE
Ghistele, Ghistelle, Ghistelles,Ghuistelles, Guistelle (Charles de), 687, 1036 ; (Gautier de), 1384 ; (Gerard de),
1035 ; (Gheraard van), 7 ; (Gherard de), 1234 ; (Ghuerard de), 733 ; (Guy de), 687, 1032 ; (Ghy van), 19 ; (Jacop
105
de), 1802, 1833, 1888 ; (Jacop van), 1290 ; (Jan van), 87 ; (Jehan de), 379, 889, 1034, 1312 ; (Joos van), 755 ;
(Felix de), 1632 ; (Loys de), 380 ; (Roeger van), 3 ; (Rogier de), 861 ; (Wulfaert de), 889
Ghistelle, zie Ghistele
Ghistelles, zie Ghistele
Ghuistele, zie Ghistele
Ghy (zoon van Ghys), 93
Gilloen (Denys), 1173 ; (Gauthier), 1441 ; (Jehan), 532 ; (Joos), 1900
GISTEL, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – heer van, 1, 888, 1726
Gistelle, zie Ghistele
Gliselle (Colin de le), 377
Gliseules (Huart de la), 177
Godevarts (Jehan), 1117, 1166
Gommet (Bauduin), 1568 ; (Hubert), 1567
Gouy (Jacop de), 1821
Grach, zie Gracht
GRACHT, heerlijkheid in de gem. Moorsele, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; heer van de, 98, 708, 875,
1237, 1623, 1737, 1788, 1810
Gracht, Grach, Fosse, (Adriaan van de), 1749 ; (Adriane), 1788 ; (Adryen de le), 1623 ; (Bauduin de le), 1248 ;
(Christiaen de le), 1156 ; (Ettor du), 431 ; (Gautier) (Ghiselbert), 1787 ; (Guillaume de le), 1249 ; (Guillot du),
430 ; (Jan), 1787 ; (Olivier de le), 1250 ; (Richart du), 575 ; (Rikwaert van der), 1786 ; (Robrecht de le), 1183 ;
(Wouter), 1738, 1739, 1810
Graitee (Tristran de la), 562
GRAMEGHEN ; - heer van, 1134
Grammez (Gilles de), 981
Grammont, zie GERAARDSBERGEN
GRANDPRÉ, F., graafschap in de Champagne ; - graaf van, 1731
Grantpré, zie GRANDPRÉ
Grave (Pitier de), 321 ; (Symoen de), 1015
Grijspeere, Grisepaire, Gryspere (Jan van), 137 ; (Jehan de), 408 ; (Willem van), 1841
Grisepaire, zie Grijspeere
Gros (Jan le), 1853
Grote (Favis le), 342
Gruithusent, zie Gruuthuse
Grutpot (Jacques), 607
Grutuse, zie Gruuthuse
Gruuthuuse, zie Gruuthuse
Gruuthuse, Gruithusent, Grutuse, Gruuthuuse (Ghildolf van den), 73 ; (Jan van der), 1832 ; (Roland de le), 432
GRUUTHUZE, heerlijkheid in de oud. gem. Assebroek, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Brugge ; –
heer van, 4, 746, 887, 1231, 1611, 1827
Grymberghe (Jehan de), 1160
Gryspere, zie Grijspeere
Guebin (Gilles), 531
Guilleme, 1621, 1673, 1681, 1686
GUISE, Ghisen, F., graafschap in Picardië, 1726
Guistelle, zie Ghistele
Gusancourt, Cousencourt, (Hector de), 853 ; (Jacques de), 1507 ; (Percheval de), 976
Gype, zie Zijpe
Hadin (Jehan), 1253 ; (Willem), 1253
Haec (Henry de), 1180
Haefskerke, zie HAVESKERKE
Haelwine, zie Halewijn
Haerlebecken, zie HARELBEKE
Haerlebeke, zie HARELBEKE
Haesbourg (Jacques de), 1656 ; (Tiery de), 1556
Haesbrouc, zie HAZEBROEK
Haesbrouck, zie HAZEBROEK
Haghe (Jacop van der), 88
106
Hagheline (Gille), 1662
Haie, zie Haye
HALLENNES-LES-HAUBOURDIN, Halennes, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1714
HALEWIJN, Halluin, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - bastaard van, 556, 599, 599 ; - heer van, 8, 708, 855, 1232,
1616
Halewijn, Haelwine, Halewin, Halewyn Halluin, Haluin,Haluim (Adriaene van), 1907 ; (Bernequin de), 556 ;
(Charles van), 1862 ; (Clays de), 343 ; (Colaert van), 1818 ; (Daniel de), 856 ; (Ector de), 1629 ; (Gauthier de),
856, 857 ; (Ghilain de), 697 ; (Ghildolf de), 707 ; (Guillaume de), 1294 ; (Gyslin de), 1103 ; (Hues de), 561 ;
(Jacop de), 729 ; (Jacob van), 1746 ; (Jan van), 61, 1790, 1885 ; (Jehan de), 404, 439, 673, 706, 856, 1624 ;
(Jooris de), 844, 1913 ; (Joos van), 22, 1867 ; (Josse de), 411, 1281, 1614 ; (Gheraerd van), 63 ; (Karele van),
1795, 1834 ; (Lodewijc van), 1883 ; (Martine van), 1870 ; (Olivier van), 60 ; (Perchevael), 1243 ; (Rogier de),
1254 ; (Roelant van), 1858 ; (Thiery de), 1293 ; (Willem de), 223 ; (Willem van), 62 ; (Wouter van), 57, 58, 59 ;
(Wouter de), 1615
Halewin, zie Halewijn
Halewyn, zie Halewijn
Halluin, zie Halewijn
Haluin, zie Halewijn
Hamade, zie Hamaide
Hamaide, Hamade, Hameyde ; - heer van, 221 ; (Jacob van der), 1752 ; (Jacques de la), 1140
Hambise, zie Hembise
Hameyde, zie Hamaide
HAMME – heer van den, 1783
Haneron (Anthonis), 1904
Hanghereel, zie Anghereel
HANSBEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Nevele ; – heer van, 1799
Hanton (Jehan), 350
Hape (Jehan van), 1096
Hardoye, zie ARDOOIE
HARELBEKE, Haerlebecken, Haerlebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – baljuw van, 1826 ; - heer
van, 867
Harlin (Lancelot du), 197
Hase, Haze (de), 6 ; (Hector le), 1307
Hasmes ; bastaard van, 1566 ; (Hue de), 1543
Haule (Clays de), 577
Hauweel (Gilles), 1505 ; (Inghelram), 891 ; (Jan), 1800 ; (Jehan), 1041 ; (Roeland), 56
HAVERIJE, Haverie, Haverye, heerlijkheid in de oude gemeenten Ertvelde en Kluizen, B., prov. Oost-
Vlaanderen, arr. Gent, gem. Evergem ; - heer van, 999, 1777
HAVESKERKE, Haverskerque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - bastaard van, 646
Haveskerke, Aveskeerke, Haefskerke Haveskeerke, Havesquercke, Havesquerke Havesquerque (Adriaene van),
1846 ; (Archebaut van), 1835 ; (Francois de), 700, 965 ; (Francois van), 101 ; (Hustin de), 966 ; (Louys de), 308,
721 ; (Loys de), 364, 967 ; (Pierre de), 1387 ; (Philips van), 138 ; (Ruflart), 646
Haveskeerke, zie Haveskerke
Haveskercke, zie Haveskerke
Havesqerque, zie Haveskerke
Havesquercke, zie Haveskerke
Havesquerke, zie Haveskerke
Havesquerque, zie Haveskerke
Haye, Haie (Arnoult de la), 1573 ; (Godeffroy de la), 182 ; (Jehan de la), 183, 509 ; (Rique de le), 457
Haynnau, zie HENEGOUWEN
Hazebrouc, Haesbrouc, Haesbrouck, Hazebrouc (Gadifer van), 95 ; (Jacob van), 1903 ; (Jacques de), ; (Tiery
de), 1656 ; (Thiery de), 968, 1483, 723
Heemsrode, zie Hemsrode
HEEMSTEDE, Nl., prov. Noord-Holland ; – heer van, 1731
Heere (Jacop de), 1812
HEESTERT, Eestret, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Zwevegem ; - heer van, 979
Heijle, zie Heyle
Heindois (Francois), 554
107
HEINGNIES ; zie OIGNIES
Helledebole (Jaques), 478
Hellen (Henry de), 370
Helst (Geeraerd vander), 1074
HEM, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1599, 1709 ; (Jehan de), 1539, 1709 ; (Luuc de), 1720
Hembise, Hambise, Embyse, Hembize, Hembyze, Imbise (Daniel de), 818; (Ernout), (Guillaume de), 173 ; (Jehan
de), 172, 376, 677 ; (Jehan van), 1151 ; (Olivier van), 1781 ; (Rasse d‟), 1181
Hembize, zie Hembise
Hembyze, zie Hembise
Hemsrode, Heemsrode (Jacques de), 1206 ; (Perchevael van), 1767 ; (Wouter van), 155
Hemstele (Floris de), 1604
HENEGOUWEN, Haynnau ; graafschap, – seneschalk van, 1703
Henthin (Jehan de), 1686 Herinnes, zie HÉRINNES-LEZ-PECQ
HÉRINNES-LEZ-PECQ, Herinnes, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Pecq ; - heer van, 849
Herpe (Josse d‟), 1148 ; (Philippes d‟), 667, 1147 ; (Philippe de), 837
Herselle, Herzelles (Bernaerd de), 790 ; (Daniel de), 170 ; (Guillaume de), 1011 ; (Jehan de), 1011, 1641 ;
(Raesse de), 832 ; (Wouter van), 50
HERZELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst; - heer van, 831, 1128
Herzelles, zie Herselle
Heuchin (Baudin de), 944 ; (George de), 1423 ; (Jehan de), 1424 ; (Walrand de), 1422 ; (Walrave van), 771
Heughem (Josse de), 1685
HEULE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; – heer van, 1244, 713, 1740, 1621
Heule, Heulle, Huele, Heult (Collart de), 1302 ; (Jacob van), 1836 ; (Ernoul de), 464 ; (Florens van), 54 ;
(Jacques de), 1031 ; (Jehan de), 1630 ; (Josse de), 401 ; (Oste de), 557
Heulle, zie Huele
Heult, zie Huele
Heurne, Huerne (Arnoud van), 1865 ; (Jehan de), 680, 1226 ; (Lancelot de), 681 ; (Phelips de), 1848
Heut (Climent de), 569
Heyden (Henry van der), 880
Heyle, Heijle (Jan van), 72 ; (Jehan van), 923
Heyne, zie EINE
Heys, zie KNOKKE-HEIST
Hinguettes (Jehan de), 1546, 1715
Hocron (Gerard de), 1569 ; (Jehan de), 1570 ; (Percheval de), 1571
Hodenvelde (Jehan d‟), 1022
HOFLAND, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke, gem. Rubrouck ; - heer van, 1903
Hoimille, zie Hoymyle
Holbeke, zie Hollebecke
Holle, zie Won
Hollebecke, Holbeke, Hoolbeke, (Hector), 1893 ; (Heinric van), 106 ; (Wulfaert de), 1459
HOLLEBEKE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer van, 1893
Hon (Jehan de), 281
HONDEGHEM, Quienville, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1892 ; (Charle de), 1498 ; (Charles de),
1520 ; (Jacques de), 942 ; (Jean de), 1523 ; (Tristram), 959
HONDSCHOTE, Hondscote, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1848
Hondscote, zie HONDSCHOTE
Honyne, zie Hoonin
Hooft (Francois), 1372 ; (Jehan), 1372
Hoolbeke, zie Hollebecke
Hoonin, Honyne (Ernoul), 238 ; (Jehan), ; (Josse), 1316 ; (Martin), 1315
Host (Jehan), 542
HOUDSCHEN, heerlijkheid in de oude gemeenten Loppem, Oostkamp en Zedelgem B., prov. West-Vlaanderen,
arr. Brugge ; – baljuw van, 1869
Houdtvivre (Jehan de), 917
Houplines (Gerard de), 1462
HOUTE ; – heer van, 1898
108
Houte (Anthonis van den), 1897 ; (Guillaume de le), 1466 ; (Jan van den), 109 ; (Jehan de le), 724 ; (Martin de
le), 1473
Houtem, Houthem (Jan van), 124
Houthem, zie Houtem
Hovarderie, zie HOWARDRIES
HOWARDRIES, Hovardrie, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Brunehaut ; – heer van, 1532
Hove (Guillaume de le), 271 ; (Jehan de le), 351, 1258, 1320 ; (Oliver van den), 805 ; (Willem de le), 645
Hove, uten, zie Utenhove
Hoyen (Godevaert vander), 1182
Hoymyle, Hoimille (Gaultier de), 1396 ; (Jehan de), 1390 ; (Wautier de le), 521
Hoynide (Jehan de), 1684
Hoyre (Lauwereyns de), 1407
Huart (Amoury), 287
Huchin, zie Heuchin
Huchy (Robrecht van), 115
Huele, zie HEULE
Huerne, zie HEURNE
Hughonet (Charles), 1595
HUISE, Huusse, heerlijkheid in de gemeenten Kruishoutem en Zingem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr.
Oudenaarde ; – heer van, 1737
Hultre (Loys de), 613
HUMBERCOURT, F., dept. Somme, arr. Amiens ; -heer van,
Hurtere, Hurtre (Clays de), 348
Hurtre, zie Hurtere
Hustin (Francois), 1335 ; (Velle), 1335
Huusse, zie HUISE
Huusse (Jehan van), 1029
Huutberghe, zie UITBERGEN
Huutkercke, zie Uutkercke
Hyon (Colin de), 264
IEPER, Ipren, Ypre, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – baljuw van,
1877 ; – burggraaf van, 16, 1627, 1895 ; – opperbaljuw van, 1876
Imbise, zie Hembiese
INGELMUNSTER, Inghelmunstre, B, prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1794
Inghelmunstre, zie INGELMUNSTER
Ipren, zie IEPER
Iscornay, zie SCHORISSE
Iseghiem (Marc d‟), 535
IZEGEM, Isenghien, Yseghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 66, 1235, 1633, 1747
Jacobs (Thiery), 1084
Jaghere (Cornille de), 996 ; (Jacques de), 997 ; (Olivier le), 698
Janvois (Pierre des), 218
Jaquemart ; - bastaard, 295
Jeumont (Jehan de), 1142
Jonghe (Charles de), 1317 ; (Henry de), 783 ; (Jehan de), 1119 ; (Michiel de), 1378 ; (Olivier de), 950 ;
(Philippes de), 789 ; (Philips de), 35, 792
Joris (Jehan), 456 ; (Pertre), 472
Josne (Rolland le), 549
Juully (Fastreignon de), 282
KALKEN, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Laarne ; - baljuw van ; - heer van, 695,
1104, 1754
KAMERIJK, Cambray, Cambrai, F., dept. du Nord, arr. Kamerijk ; – bisschop van, 1131
KAPRIJKE, Caprike, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – baljuw van, 1873
KASSEL, Cassel, Cassele, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – baljuw van, 1648 ; – opperbaljuw van, 1878 ; –
ontvanger van, 1879
KASSEL AMBACHT, Casselambacht, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, 1908
Kerchove (Sohier van den), 835
109
Kethulle (Jan van der), 1777 ; (Jehan de la), 999
Kets (Clais van), 42 ; (Gauthier de), 1085
Keukemare, zie Beukemare
KLEEF, Cleven, hertogdom in Duitsland, Nordrhein-Westfalen ; – hertog van, 1734 ; (Adolf van), 1849
Knibbe, Knible (Jehan), 1349 ; (Omaer), 1345 ; (Regnault), 313, 1327, 1345 ; (Walrant), 1345 ; (Werin), 355
KNOKKE-HEIST, Heys, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge – heer van, 1856
KOMEN, Comene, Commene, Commines, Communs, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen, gem.
Komen-Waasten, evenals Comines, F, dept. du Nord, arr. Lille; – heer van, 716, 942, 1534, 1613, 1705 ; –
vrouw van, 1914
KOOIGEM, Coyeghem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; – heer van, 1900
KOOLSKAMP, Coolscamp, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Ardooie ; – heer van, 915, 994,
1775
KORTRIJK, Curtricke, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – kasteel
van, 1810 ; – onderbaljuw van, 1809 ; ontvanger van, 1826 ; – opperbaljuw van, 1808
KROMBEKE, Crombeke, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Poperinge ; - vrouwe van, 1854
KRUIBEKE, Crubeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas ; - heer van, 1769
KRUISPARK, Cruusparc, heer van -, 1740
KWAREMONT, Quaremont, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kluisbergen ; – heer
van, 1142
L[…] (Gilles de), 487, 496 LAARNE, Laerne, Larne, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – heer van, 982, 1796
Lactree (Blanquet de), 515
Laerne, zie LAARNE
Lalaing (Joos de), 1860 ; (Joost de), 1733
Lambist (Robert de), 1650
Lambrechs (Jaspar), 460
Lambresis (Guillequin), 374
Lamer (Jehan), 1411
Lamot (Jaques), 530
Lamsebert (Gille), 357
Lamwes (Guerin), 335
Lanart (Philippe), 606
LANDAS, F., dept. du Nord, arr. Dowaai ; – heer van, 1533, 1708
Landas (Gringnaert de), 1546 ; (Walteran), 1708
Lande van Aelst, zie AALST, LAND VAN
Lande van Boulaer, zie BOELARE
Lande van Roden, zie RODE, LAND VAN
Lande van Waes, zie WAAS, LAND VAN
Lande vanden Vrijen, zie BRUGSE VRIJE
LANDERGEM, Landreghem, heerlijkheid in de oude gem. Anzegem, Tiegem en Ingooigem, B., prov. West-
Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Anzegem ; – heer van, 1206, 1778
Landreghem, zie LANDERGEM
Lane (Jehan van), 1099
Langhemersch (Jehan de), 1453
Langhe (Josse de), 1268 Langue (Guilllaume le), 573
LANNAIS, Lannaiz ; - heer van, 225 ; (Jehan de), 262
Lannaiz, zie LANNAIS
Lannoy (Baudin de), 1538 ; (George de), 209 ; (Gosset de), 443 ; (Hue de), 208 ; (Jehan de), 1551 ; (Mahieu de),
1549 ; (Olivier de), 660 ; (Pierre de), 1550 ; (Phelips van), 1735 ; (Pieter van), 1811 ; (Robert de), 1577 ; (Sohier
de), 171
LANNOY, tegenwoordig Lannoy-du-Nord, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1526
Larne, zie LAARNE
Lathoudere (Philippes), 1098
LAVAL, F., dept. de la Mayenne, arr. Laval ; – heer van, 1790
Leauwe (Pouvins de), 1588
LEEUWERGEM, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Zottegem ; – heer van, 827, 1740
110
Leeuwerghem, Leewerghem, Leeverghem, Leverghem (Ghiselbrecht van), 31 ; (Guilaume de), 780 ; (Jehan de),
1256, 1625 ; (Robert de), 400 ; (Ywain de), 819
Leeverghem, zie Leeuwerghem
Leewerghem, zie Leeuwerghem
Lem (Martin), 1855
LEMBEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo, gem. Kaprijke ; – baljuw van, 1873
LEMBEKE, heerlijkheid in de oude gem. Oostkerke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Damme ; –
heer van, 1800, 1838
Lenseele, Lensele (Diederic van), 113 ; (Philippe de), 311
Lensele, zie Lenseele
Lesque (George de), 658
Lesquetrevelle (Rogier de), 344
Leureghien, zie Leeuwerghem
Leverghem, zie Leeuwergem
Leye (Jehan van der), 886
LICHTERVELDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 914, 1630, 1836
Lichtervelde (Arthur de), 1432 ; (Jacques de), 1272 ; (Jan van), 1891 ; (Jehan de), 916, 1233, 1431 ; (Loys de),
1429 ; (Roeger van), 81 ; (Victor de), 1430
LIEDEKERKE, B., prov. Vlaams-Brabant, arr. Halle-Vilvoorde ; - heer van, 842, 1131
Liedekerke, Liedekeerke, Liekerke (Estienne de), 1158, 1658 ; (Raesse van), 1753 ; (Rasse van), 1643
LIEFERINGE, Lyefrynghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; – heer van, bastaard
van Axele, 1161
Liekerke, zie LIEDEKERKE
Lielaer, zie LILARE
Liesces (Hinaut de), 214 ; (Pierre de), 216
LILARE, Lielaer, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Sint-Maria-Oudenhove); - heer van, 1750
Lille, zie RIJSEL
Linde (Jaques de), 320 Linselles, zie LINZELE
LINZELE, Linselles, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1464
Liques (Lancelot de), 387
Litsau est de Vile (Jehan de), 1171
Lobegois, 215
Lodins (Robert), 1220
Loe (Jehan de le), 231
Lokerne (Vlaminc de), 945
Lombise (Robrecht van), 1889
Longpré (Pierre de), 1386 Lonis (Jehan), 1487
Loo (Olivier van), 165
Loque (Gille), 516
Louvre (Jacques du), 1399
LOVENDEGEM, Lovendeghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 791
Lovendeghem, zie LOVENDEGEM
Lumene (Arnoult de), 834
Luu (Gyselbrecht de), 1164
Luxenborch (Jacop van), 1728 ; (Jan van), 1727 ; (Pieter van), 1726
Luyx (Roelant), 1271
Lyefrynghe, zie LIEFERINGE
Machefflien (Henriet le), 230
Madre (Mahieu de la), 1548
Maelstede (Floures de), 804
Maercke, Maerke (Arend de), 679 ; (Bernaerdt de), 1208 ; (Florens de), 1169 ; (Fransois de), 669 ; (Jacques de),
1209
Maerke, zie Maercke
Maes (Reyne), 1517
Maets (Christofle le), 1447
111
Maille (Jehan), 280
MALDEGEM, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – heer van, 127, 894, 1617
Maldeghem (Ghuerard de), 696 ; (Jehan de), 1042 ; (Martin de), 1108
Mamines, zie Massemine
Maminez, zie Massemine
Mamisnes, zie Massemine
Mandekin (Gauthier), 1476
Marchenelles (Jehan de), 1552
Marchines - bastaard van, 449
Marez (Ernoul de), 189
Marin (Tassin), 609
Mariscal (Baudin le), 475 ; (P(ier)re le), 476
MARKE, B, oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; - heer van, 151, 824, 1200
MARLE, F., dept. Aisne, arr. Laon ; – heer van, 1609
Marscalc (Robbrecht de), 125
Martre (Jehan de), 371
Mas (Jehan), 592
Masin (M.), 1420
Maminez, zie Massemine
Masmine, zie Massemine
Masmines, zie Massemine
Masminez, zie Massemine
MASSEMEN, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Wetteren ; – heer van, 47, 1732 ; -
bastaard van, 647 ; (Ector), 647
Massemine, Mamines, Maminez, Masmine, Masmines, Masminez, Massemine (Gerard de), 830, 1109 ;
(Ghiselbrecht van), 49 ; (Guilbert de), 989 ; (Jan van), 48 ; (Jehan de), 326, 695 ; (Louys de), 325 ; (Louys de),
325; (Ogier de), 468 ; (Ogier van), 1782 ; (Philippes), 818 ; (Philips van), 14
Massiet (Jan), 1879
MASTAING, F., dept. du Nord, arr. Valenciennes ; – heer van, 1732 ; (Andrieu de), 1144 ; (Jacob), 1732
Mathieu (Jaquemin), 233
Maure (Guillaume), 289 ; (Jehan), 249
May (Willem le), 363
Mectenaie, zie Metteneye
Meenen, zie MENEN
Meenine, Menin (Jan van), 136; (Jehan de), 860
Meere (Andries vander), 1227 ; (Adriaen le), 1224 ; (Gilles le), 1223 ; (Jehan le, de oude), 1221 ; (Jehan le, de
jonge), 1222
Meersch (Jehan de le), 995 ; (Philippes van der), 1150
Meestere (Robert de), 1072
Meetkeercke (Henry de), 884, 1298 ; (Jacop van), 118 ; (Jean de), 1298
Melle (Francois de), 176 ; (Guillaume de), 544, 786, 1362
MELSEN, Melsene, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Merelbeke ; - heer van, 1156
Melsene, zie MELSEN
Melun (Hughen de), 1725 ; (Jan de), 1724
MENEN, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – baljuw van, 1823
Merckem, zie MERKEM
Merquem, zie MERKEM
MERKEM, Merckem, Merquem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem. Houthulst ; – heer
van, 391, 741, 924, 1287
Merler (Rembaut de), 299
MERWEDE, heerlijkheid in het graafschap Holland, Nl., prov. Holland, land van Heusden; – heer van, 1680,
1840
Mes (Flourens du), 629
Messem (Jehan de), 422
Metenaye, zie Metteneye
Metteneye, Mectenaie, Metenaye, metten Eye (Jan), 83 ; (Jehan), 452 ; (Philippe), 537 ; (Piere), 1657 ; (Pieter),
1814
112
MEULEBEKE, Muelenbeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1817
Meullem, zie Mullem
MIDDELBURG-IN-VLAANDEREN, Middelbuerch, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Eeklo, gem.
Maldegem ; – heer van, 1895
Millan (Jaques de), 630
Minnaert (Adrien), 1360
Minshere (Guillaume), 525
Miraumont (Pierre de), 1713
MOEN, Mouwe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Zwevegem ; - heer van, 1238
MOERBEKE, Morbecque, F., arr. Duinkerke, dept. du Nord; – bastaard van, 1510
Moerbeke, Moorbeke, Morbecke, Morbeke, Morbeque (Clays de), 1510 ; (Jehan de), 1510 ; (Josse de), 1653 ;
(Olivier de), 486, 588 ; - heer van, 123
MOERE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende, gem. Gistel ; – heer van, 1755
Moere (Goerge de le), 993 ; (Jacop van der), 1816 ; (Jehan de la, zoon van Jehan), 802 ; (Jean de la, zoon van
Thiery), 803 ; (Jooris van der), 1796 ; (Loys de le), 1058
Moerkercke, zie MOERKERKE
MOERKERKE, B., oud. Gem., arr. Brugge, prov. West-Vlaanderen ; - heer van, 1324
Moerkerke, Moerkercke, Morkeke, Mourquerque (Daneel van), 1840, 1863 ; (Daniel de), 1680 ; (Jacques de),
1270 ; (Jan de), 1270 ; (Loys de), 1324 ; (Vrancke de), 896 ; (Wulfaert de), 897
Moerseke (Gerard de), 820; (Gheraerd van), 77
MOERZEKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, bastaard van -, 820
MOESKROEN, Mosqueron, Mosschroen, Mouscron, B., arr. Moeskroen, prov. Henegouwen; – heer van, 1642,
1776, 1255
Mol (Casin de), 910
Molen (Jan van der), 146
MOLINGHEM, Molinguehem, F., oud. gem., dept. Pas-de-Calais, arr. Béthune, gem. Isbergues ; - heer van, 1716 ;
(Jehan), 1716
Molinguehem, zie MOLINGHEM
Mommin (Henrry), 426 Mont (Jehan), 576
Montigny (Loys de), 1192
Montigny, zie MONTIGNIES-SAINT-CHRISTOPHE
MONTIGNIES-SAINT-CHRISTOPHE, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Thuin, gem. Erquelinnes ; – heer van,
1733
Montoy (Thomas), 272
Moor (Gerard le), 909
Moorbeke, zie MOERBEKE
MOORSLEDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 103, 1439, 1738, 1912
Morbecke, zie MOERBEKE
Morbeque, zie MOERBEKE
MORCHIN ; - heer van, 229
Moriton (Vincent), 316
Morkerke, zie MOERKERKE
Morslede (Gauthier de), 1440 ; (Jan van), 104 ; (Jehan de),709, 930
Mortie (Colin de le), 1121
Mosqueron, zie MOESKROEN
Mosschroen, zie MOESKROEN
Mote, zie MOTTE-AU-BOIS
Mote, Moten (Adriaen vander), 1179 ; (Daniel de la), 192 ; (Gauthier de le), 1214 ; (Gerard de le), 185 ;
(Gesswin de la), 188 ; (Guillaume de le), 570, 1214 ; (Jaquet de la), 365 ; (Jehan de), 185 ; (Willem de le) 373
Moten, zie Mote
MOTTE-AU-BOIS, Mote, heerlijkheid in de gem. Niepkerke (Nieppe), F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer
van, 1802, 1888
Moulin (Jehan du), 245 ; (Pieron du), 244
Mourquerque, zie MOERKERKE
Mourselere (Jehan de), 493
Mouscron, zie MOESKROEN
113
Mouwe, zie MOEN
Muelenbeke, zie MEULEBEKE
Mulaerd, Mulaert (Jan), 133 ; (Jehan), 810 ; (Raes), 51
Mulaert, zie Mulaerd
Mulhem, zie Mullem
Mullem, Meullem, Mulem, Mulhem (Daneel de), 871 ; (Gauthier de), 980 ; (Philippe de), 676 ; (Philippes de),
1033 ; (Wouter van), 55, 670
Munte (Daneel de), 1017
Muth, Muts (Baudin le), 550 ; (Paschier), 1369 ; (Pasques de), 552
Muts, zie Muth
Namur (Claeys de), 934
Nathegale (Henry), 338
NAZARETH, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – heer van, 1773
Nectre (Andrieu le), 331
NEDERBRAKEL, Nederbrakele, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Brakel ; – heer van, 1733
Nederbrakele, zie NEDERBRAKEL
Nelle, zie Melle
Neve (Jehan de), 1077
NEVELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 13, 787
Nevele (Guillaume de), 928, 940 ; (Radolf van), 102
Neveville (Hannequin de), 200
Niepe (George de le), 1474
Nieucapelle, zie NIEUWKAPELLE
Nieukerke, Nieuwekercke (Bernaert de), 935 ; (Jehan de), 726
Nieuwekercke, zie Nieukerke
NIEUWENHOVE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van, 1859
Nieuwenhove (Jan Michielszone van), 1805
NIEUWKAPELLE, Nieucapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem. Diksmuide ; – heer van, 1371
NIEUWPOORT, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Veurne ; – kapitein van, 1865
Nieve (Andrieu de la), 174
NIVELLE, - heer van, 1283
NOKERE, Nokre, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kruishoutem ; - heer van, 1748
Nokre, zie NOKERE
Obbrakele, zie OPBRAKEL
Noordpeene, zie PEENE
Obeaux, zie AUBEAUS
Oendevelt (Jehan), 446
Oflande, zie HOFLAND
Ogierlande, Ougerlande (Jehan d‟), 406, 1286
OIGNIES,Heingnies, Doingnies, F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens ; – heer van, 1722, 1902 ; (Jan van), 1902
Oisy, zie OISY-LE-VERGER
OISY-LE-VERGER, Oisy, F., dept. du Pas de Calais, arr. Atrecht ; – bastaard van, 242
OLSENE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Zulte ; – heer van, 685, 1818
Olsene (Jacob), 685 ; (Jacques d‟), 998
Oninghem (Rolland de), 604
Onredens (Rasse), 1020
Oohigem (Guilfart de), 627
OOMBERGEN, Oomberghe, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Zottegem ; – heer van, 1150
Oomberghe, zie OOMBERGEN
Oorloze (Jehan de), 522
Oorscamp, zie OOSTKAMP
OOSTENDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – baljuw van, 1870
OOSTKAMP, Oorscamp, Orscamp, Orsquamp, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – heer van, 37, 393,
1285, 1828
OOSTKERKE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Damme ; – heer van, 741
Oostkerke, Oostquerke, Orsquerque, (Jehan d‟), 1145
Oostquerke, zie Oostkerke
114
OOSTIEPERAMBACHT, Oostyperambocht, oostelijk deel van de kasselrij Ieper in Vlaanderen ; – baljuw van, 1880
Oostieperambocht, zie OOSTIEPERAMBACHT
OPBRAKEL, Obbrakele, Upbracle, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Brakel ; – heer
van, 1781, 1151
ORREST; - heer van, 1142
Orscamp, zie OOSTKAMP
Orsquamp, zie OOSTKAMP
Orsqueque, zie Oostkerke
OSTRREES – heer van, 1723
OUDBURG, Oudtbuerch, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, gebied rond Gent ; – baljuw van, 1807
Oudembuerch, zie OUDENBURG
OUDENAARDE, Audenaerde, Audenarde, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr.
Oudenaarde ; – baljuw van, 1006, 1813 ; – kasselrij, 1825 ; – kasteel van, 1814, 1819
OUDENBURG, Oudembuerch, Oudtbuerch, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – baljuw van, 1807, 1872
Oudenhove (Jehan van), 825
Oudone (Gauthier), 1279
Oudtbuerch, zie OUDBURG
Ougerlande, zie Ogierlande
Oultersone (Gautier), 596
Oultre (Boudin van), 108 ; (Loys d‟), 829
Ouvre (Jacque de le), 772
Oussin (Jacques), 447
OUTER, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; - heer van, 1146
Overmeere, zie OVERMERE
OVERMERE, Overmeere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Berlare ; – heer van, 1107, 1782
Oye (George d‟), 1359 ; (Reynoult d‟), 1416
Paeldinc Paeldinck (Christiaen), 1374 ; (George), 1445
Paerke, zie PARIKE
Palinc, Paling (Andrieu), 617 ; (Louys), 620
Paling, zie Palinc
PAMELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Oudenaarde ; – heer van, 678, 1143, 1679, 1760
Panetier (Lodewijc de), 126
Pape (Gilles de), 778
PARIKE, Paerke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Brakel ; – heer van, 1733
Parys (Jan), 134 ; (Jehan), 781
Passcharis (Baudewijn), 850 ; (Pierre), 806
PEENE, Peenen, Piesnes, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 24, 953, 958, 1883
Peene, Peenen, Peenes, Penes, Piesnes, Noordpeene, Zuutpeene, Zuytpeene, Zuutpienne (Ghilebert de), 1500
(Ghilles de), 1352 ; (Guillaume de), 1501 ; (Jehan de), 953 ; (Pierre de), 1502 ; (Valentin de), 1501
Peenen, zie Peene
Peenes, zie Peene
PEERBOOME, overstroomde heerlijkheid bij Axel, Nl., prov. Zeeland ; - heer van, 1044, 1045
Penes, zie Peene
Penninghen (Jehan metter), 1075 Pente (France), 653
Perboome (Jacob de), 1045
PERENCHIES, Perenchies, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1765
PERONNE, F., dept. du Somme, arr. Péronne ; – heer van, 1718
PETEGEM, Peteghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Wortegem-Petegem ; – baljuw van,
1818 ; – kasteel van, 1819
Peteghem, zie PETEGEM
Peut (Guillaume), 572
Pic (Jehan le), 1452
Piechon (Ernoul), 258
Piere (Jaquemart de le), 358
Piersonne (Jehan), 451
Piesnes, zie PEENE
115
Piesnes (Gilles de)
PIESTRE; - heer van, 1149
Piestre (Jehan), 190
Pignoullet (Jamot), 199
Pincalin (France), 653
Pipenpoys (Jehan), 1118
PITTEM, Pitthem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1, 1175
Pitthem (Daneel de), 1870
Plancke (Jehan de la), 946
Plasch (Henry), 1092
Plateel (Guillaume), 947
Poctes, zie Pouke
POEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Aalter ; – heer van, 226, 858, 1247, 1627, 1742
Poele, Poulle (Jehan de le), 485 ; (Jehan van de), 885 ; (Philippe de le), 903
Poelvoorde (Philips van), 135
Poiret (Hennequin), 205
POLLARE, Pollaere, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; – heer van, 1157
Pollinchove (Charles de), 737, 1333 ; (Christiaen), 1333 ; (Francois de), 309 ; (Jan de), 1333 ; (Jehan de), 1334 ;
(Louys de), 1333
Poorte, Porte (de le), 290 ; (Hannis de le), 291 ; (Hannequin de le), 291 ; (Hannin de le), 288 ; (Jehan de le),
283 ; (Joos van der), 1912
Pooteelet, zie Potelles
Porins, zie WASTINES
Porte, zie Poorte
Porthals (Pierre)
Potelles, Pooteelet, Pottelles (Jan van), 1798 ; (Jehan de), 977, 991, 699
Pottelles, zie Potelles
Pottelsberghe (Clays de), 1045 ; (Gilles de), 1065 ; (Guillaume de), 1066 ; (Jacob de), 1045 ; (Jacques de), 1067
; (Jan de), (Jan van), 1804 ; (Josse de), 814 ; (Thiery de), 1067 ; (Zegher de), 1067
POTTERIE, LA; een heerlijkheid te Waasten, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen - heer van de, 1915
Poucke, zie Pouke
Pouckes, zie Pouke
Poucques, zie Pouke
Pouke, Poctes, Poucke, Pouckes, Poucques, Pouques (Alaert de), 298 ; (Anthone de), 1554 ; (Eylaert de), 859 ;
(Roeland de), 793 ; (Jan van), 1247
Pouques, zie Pouke
PRAAT, Praet, heerlijkheid in de oude gem. Oedelem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Beernem ;
– heer van, 757, 882, 1281, 1829
Praet, zie PRAAT
Pre (Jehan du), 433 ; (Olivier du), 654 ; (Sohier du), 328
Preneghem (Guillaume de), 1563 ; (Pierre de), 1564
Prez (Francois des), 1167
Priesmes (Jehan de), 957
Prost (Gille), 513 ; (Jehan le), 1114
PUIVELDE, Puvelde, heerlijkheid die zich uitstrekte over de gemeenten Belsele, Lokeren en Kemzeke, B., prov.
Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Sint-Niklaas ; - heer van, 814
Puvelde, zie PUIVELDE
Quaremont, zie KWAREMONT
Quartes (Huchon de), 270
Quesne, du (Ligier), 339
Quesnoy, Quesnoyt (Baltazar du), 1556 ; (Rolland du), 1514
Quienville, zie HONDEGHEM
Quillan (Jaspar de), 445
Quinghien, zie Coyeghem
Raasin (Ernoult), 638
Rabecque, zie Rabeke
Rabeke, Rabecque, Rabeque (Guillaume de), 725 ; (Hellin de), 580 ; (Pierre de), 1465
116
Rabeque, zie Rabeke
Raesseghem, zie Rasseghem
Railla[…] (Jehan), 495
Raissighem, zie Rasseghem
Ram (Roland de), 322 ; (Waitier de), 540 ; (Wincent de), 541
Rambures, zie ROSIMBOS
Rames (Jehan de), 510
Rammeghen, Ranneghem (Jehan de), 656 ; (Pierre de), 661
Rasse (Philips de), 1572
Rasseghem, Raissighem, Rassenghien; (Gheraerd van), 10 ; (Gerard de), 823
Rassenghien, zie Rasseghem
RAVENSTEIN, Ravestain, heerlijkheid in de gem. Oss, Nl., prov. Noord-Brabant, gem. Oss ; – heer van, 1608
Raveschoot, Raveschot, Ravescote (Adriaen van), 1756 ; (Guillaume de), 1003 ; (Jacques de), 1003
Raveschot, zie Raveschoot
Ravescote, zie Raveschoot
Ravestain, zie RAVENSTEIN
Rechem zie REKKEM
REIGERSVLIET, heerlijkheid in oud. gem. Westkapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Knokke-
Heist ; – heer van, 893
Reimerswaal, Reymerswale (Clais van), 1760
Reingherstede (Goossin van der), 148
REKKEM, Rechem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Menen ; – heer van, 713, 846
Relenghes, zie: RENINGE
Rely (Jehan de), 304
Renaix, zie RONSE
Renescure, zie RUISCHEURE
Renesse (Hendric van), 1759
RENINGE, Relenghes, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide – heer van, 1763
RENINGELST, Reyninghelst, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Poperinge ; – heer van, 1876
Reninghes (Hector de), 1368
Renty (Oudaert van), 1892
RESSEGEM, Rasseghem, Raesseghem, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Herzele ; - heer van,
1131, 1754
Reverday (Jan), 1873 Reymerswale, zie Reimerswaal
Reyngersvliet, Reyngersvliete (Guillaume de), 828 ; (Lancelot de), 1174
Reyngersvliete, zie Reyngersvliet
Reyninghelst, zie RENINGELST
Reyst (Arnoul de), 1198
Rijcassez (Jan), 163
Rijm, Rym (Baudin), 1028 ; (Bauduin), 779 ; (Boudin), 132 ; (Daneel), 1028 ; (Ettor), 731 ; (Jehan), 1028 ;
(Symoen), 130
Lille (Jehan de), 939
Rincq (Jehan de), 211
Rine (Beatrice van den), 1801
Riquart (Cassim), 427
Riquelan (France), 637
Robbrechts (Jacques), 1306
Robert (France), 640
Robres (Jacques), 425
Rocquenghien, zie ROKEGEM
Rocques (Guillaume de), 1601 ; (Jehan de), 1601
RODE, LAND VAN, Land van Rode, heerlijkheid in de oud. gem. Schelderode en omgeving, B., prov. Oost-
Vlaanderen, arr. Gent, gem. Merelbeke ; – heer van, 1126, 1454, 1555, 1726
Roesbeke, zie ROZEBEKE
ROESELARE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare; – burggravin van, 1857 ; - heer van, 1272
Roesselaere, Roesselare, Roullers, (Loys de), 863
117
Roesselare, zie Roesselaere
Roetselaer, zie ROTSELAAR
Roide (Thierry de), 543
ROKEGEM, Rokeghem, Rocquenghien, B., arr. Oudenaarde, prov. Oost-Vlaanderen, gem. Sint-Maria-Horebeke; -
heer van, 1198
Rokeghem, (Loys de), 1199 ; (Robrecht van), 1780
Rollantcourt (Amourri), 196
ROLLEGEM, Rolleghem, heerlijkheid in de gem. Zonnebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper; – heer van,
116, 929
Rolleghem, zie ROLLEGEM
Rollof (Jehan), 594
RONSE, Renaix, Ronsse, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 1140, 1752
Ronsse, zie RONSE
Rosebeke, zie ROZEBEKE
ROSIMBOS, heerlijkheid in Fournes-en-Weppes , F., dept. du Nord, arr. Rijsel; – heer van, 202, 1528, 1719
Rosimbos (George de), 1544 ; (Jehan de), 1544
Rotselaar, Roetselaer (Anthone de), 1052
Roubais, Roubais, Rubaix (Pierre de), 1541
ROUBAIX, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1527, 1128
Roullers, zie Roesselaere
ROZEBEKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Zwalm ; - heer van, 1254
Rozebeke, Roesbeke, Rosebeke (Wouter van), 58
Roy (Alart le), 1592
Rubaix, zie Roubais
RUISCHEURE, Renescure, Ruwerschure, Ruwerscuere, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 1478, 1884
RUMBEKE, B., oud.gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare, gem. Roeselare ; – heer van, 1453
RUPELMONDE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Kruibeke ; – kasteel van, 1821
Ruusse (Olivier de), 164
Ruwel (Jehan), 1097
Ruwerschure, zie RUISCHEURE
Ruwerscuere, zie RUISCHEURE
Rycke (Simon de), 785
Rym, zie Rijm
Rysbrugghe, zie Rysselberghe
Rysele (Ebboudt van), 1375
Rysselberghe, Rysbrugghe (Jehan van), 1082 ; (Olivier van), 1083
SAAFTINGE, Saeftinghen, Nl., prov. Zeeland, gem. Sint-Laureins ; – kasteel van, 1822
Saage (Cornille le), 618 ; (Jehan le), 622
Saeftinghe, zie SAAFTINGE
Saint Auby (Jehan de), 1393
Saint Audegonde (Guillebert de), 962 ; (Gilbert de), 963
Saint Omer, Sentomaars (Jean de), 1558 ; (Joos van), 1887
SAINT-POL, Saintpol, F., graafschap in Artesië, nu Saint-Pol-sur-Ternoise, F., dept. du Pas-de-Calais, arr. Arras ;
– graaf van, 1726 ; – heer van, 1690, 1702
Saint Pol (Jacques de), 1690
SAINT-VENANT, F., dept. du Pas de Calais, arr. Béthune ; – heer van, 1698
Salaerdinghe, zie ZARLARDINGE
Salart (Olivier), 511 Sande (Jehan de le), 536
Santberghe (Wencelin de), 1745 ; (Wenselin de), 1155
SANTES, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1531, 1695
Scaec, Scacq, Schaech (Jacob), 1259 ; (Louis), 702 ; (Louys), 412 ; (Matheeus), 69 ; (Mathijs, heer van Den
Hamme), 1783
Scacq, zie Scaec
Scanezune (Jehan), 336
Scathille (Matheeus van), 84
SCAUBOURG – heer van, 1717
118
Scerpon (Jehan le), 315
Schaech, zie Scaec
SCHEELE - heer van, 144, 167
Schelewe (Pierre le), 1417
SCHIERVELDE, Esquiervellede, Schiervelle, heerlijkheid in de gem. Roeselare, B., prov. West-Vlaanderen, arr.
Roeselare ; – bastaard van, 578 ; – heer van, 1268
Schiervelle, zie SCHIERVELDE
Schietere (Josse), 1314
Schoonvelde, Sconeveld, Scoonevelde (Olivier van), 142 ; (Robbrecht van), 1915
Schopf (Jehan de), 1607
Schore, Schoore, Score (Jehan van), 759 ; (Percheval de), 1146
SCHORISSE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Maarkedal ; - bastaard van ; 175, 179,
180, 181, 1202 ; – heer van, 28, 169, 826, 1153, 1201, 1636, 1727
Schorisse, Scorisse, Scorsse, Escornay, Escornais, Escornaiz, Escournay, Ecornayz, Iscornay, (Arnoul d‟) 1202
; (Arnout van), 1748 ; (Chambelin d‟), 1228 ; (Elnou d‟), 180 ; (Georges d‟), 1669 ; (Gerard d‟), 1195 ;
(Godefroy van), 1792 ; (Guerrat d‟), ; (Jan van ), ; (Jehan d‟), 181, 1175 ; (Jehan de), 494, 1175 ; (Joris van),
1817, 1864 ; (Lancelot d‟), 175 ; (Loys d‟), 1659 ; (Melsion d‟), 179 ; (Philippe d‟), 1791 ; (Philips van), 1791 ;
(Pierre d‟), 1196, 1204 ; (Rogier d‟), 1175, 1203
Schoten, Scoten (Michiel de), 765 ; (Olivier de), 1428 ; (Oreit van), 1877 ; (Victor de), 1467
Schouteeten, Ecoucte, Scouteten (Baudin), 1056 ; (Gillis), 38 ; (Guyot), 1057 ; (Rem de), 812
Sconeveld, zie Schoonvelde
Scoonevelde, zie Schoonvelde
SCOPPEGHEM, heerlijkheid in de gem. Zwevegem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1779
Score, zie Schore
Scorisse, zie Schorisse
Scorsse, zie Schorisse
Scortes, zie Schorisse
Scotelaire (Jacques), 505
Scoten, zie Schoten
Sec (Alart le), 302
Selles (Flouren de), 625
Sennieres (Baudichon de), 234
Sent Jooris, zie SINT-JORIS-TEN-DISTEL
Sentomaers, zie Saint-Omer
Sepeere (Jacques), 579
Sersanders (Daneel), 1023 ; (Guillaume), 1069 ; (Jehan), 1023
Sersymoens (Pierre), 1021
SINAAI, Sinay, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Sint-Niklaas ; – meier van, 1089
Sinay, zie SINAAI
SINT-JORIS-TEN-DISTEL, Sent Jooris, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Beernem ; – heer van, 1837,
1852
SINT-WINOKSBERGEN, Berghues-Saint-Winoc, Bergues, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – burggraaf van ; –
kapitein van,
SINT-WINOKSBERGEN-AMBACHT, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – kapitein van
SLUIS, Sluus, Nl., prov. Zeeland ; – baljuw van, 1867; – kasteel van, 1860, 1861
Sluus, zie SLUIS
Sobrechies (Estienne de), 286
Somirghem, zie ZOMERGEM
Sontain (Ameux de), 274 ; (Thierry de), 273
Sopart (Pierre), 375
Spicke (Jehan de le), 1406
SPIERE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Spiere-Helkijn ; - heer van, 1831
Spiere, Espieres (Gheraerd van), 29, 74 ; (Heinric van), 76 ; (Roeland van), 75
Spillet (Jehan), 227
Splectelinewerre (Michiel de), 1321
Sporkin, Sporquin (Jan), 129 ; (Jehan), 388
Sporquin, zie Sporkin
119
Spreuwe (Laurens), 1415
STADEN, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1429, 1911
Staples (Jehan de), 1484
Stavele, Stavles, Stavelez, Stavlles (Adriane van), 1854 ; (Bauduin de), 1275 ; (Brigant de), 553 ; (Guillaume de),
382 ; (Hector de), 1343 ; (Jan van), 1747 ; (Jehan de), 385 ; (Lion de), 1344 ; (Loen de), 547 ; (Pierre de), 1332 ;
(Thiery de), 1346 ; (Victor de), 546 ; (Willem van), 1789
Stavles, zie Stavele
Stavelez, zie Stavele
Stavlles, zie Stavele
Steeland, Steelant, Stellant (Baudin de), 801 ; (Guillaume de), 801 ; (Hellin de), 150, 740, 800 ; (Herlin de), 421
; (Jan de), 1053, 1054 ; (Jehan de), 689, 1054, 1059, 1055, 1149 ; (Loys de), 1040 ; (Philips van), 52 ; (Philippes
de), 801, 1048
Steelant, zie Steeland
Steelvoet (Jehan), 1405
Steemaer (Jaques), 1136
Steembecq, zie STEENBEKE
Steenbecke, zie Steenbeke
STEENBEKE, Steembecq, Steenbecque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1649
Steenbeke, Steenbecken (Henry de), 722, 1494 ; (Renaut van), 145
Steenberghen (Ogier de), 1495
Steenbrugghe (Loys de le), 1455
Steenhoute (Gilbert de), 1137
STEENHUIZE, B., prov. West-Vlaanderen, gem. Avelgem ; – heer van, 383, 748, 843, 1194, 1827
Steenhuse, zie Steenhuuse
Steenhuuse, Stiennuse Stienuse, Stienuuse (Gerard de), 866 ; (Guillaume de), 564 ; (Rogier de), 872 ; (Jehan de),
750
STEENVOORDE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1904
Steffrie (Jehan), 239
Stellant, zie Steeland
Stevins (Jehan), 655
Stichele (Josse de le), 1314
Stiennuse, zie Steenhuuse
Stienuse, zie Steenhuuse
Stienuuse, zie Steenhuuse
Stock (Sohier le), 1513
Stoct (Josse de le), 1269
STOPPELEER – heer van, 815
Strabout (Michiel), 1419
Straeten, zie STRATEN
Straeten, Straictes (Adriaen de), 434 ; (Guillaume van der), 879 ; (Jacop van der), 1290 ; (Jehan de), 424 ; (Pietre
de), 428 ; (Thierry de), 484 ; (Victor de), 1323 ; (Ywain de), 482
Straictes, zie Straeten
Straseele, zie STRAZELE
STRATEN, Straeten, heerlijkheid in de oude gem. Sint-Andries, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem.
Brugge ;– heer van, 1290
STRAZELE, Straseele, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 1897
Suit (Willem du), 345
Tanay (Herron), 624
Tant, Tand (Jehan de), 901 ; (Thiery), 1404
Tasseel (Jehan), 1470
Teghelare, Theeghelande, Teguelaire (Jacop de), 773 ; (Jacques), 459 ; (Jacques le), 1330 ; (Jehan),
Teldere, Teldre (Mataus de), 520 ; (Clays de), 527 ; (Fransse de), 528
Teldre, zie Teldere
Temzeque ; bastaard van, 489
TEN HOUTE, heerlijkheid in de (oude) gemeenten Kortrijk, Bellegem en Bissegem, B., prov. West-Vlaanderen,
arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; - heer van, 1898
Tendre (Pieret de le), 235
120
Tenremonde (Jehan de), 194 ; (Pierre de), 1599
Teteghem (Bauduin de), 1524
Teufliers (Robert de), 466
Theeghelande, zie Teghelare
Themseken, Temzeque, Themsekin, Themzeke ; (Daneel de), 1296 ; (Jehan de), 489 ; (Loys de), 488, 749 ;
(Louys de), 1284
Themsekin, zie Themseken
Themzeke, zie Themseken
Thibert (Jehan), 628
Thielt, zie TIELT
THIENNES, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 971
Thierry – bastaard, 266
Tholnare, zie Tollenaere
Thor (Thiery de la), 1353
Thoreel (Guillaume), 1518
Thorout, zie TORHOUT
Thurin (Hannequin), 261
TIELT, Thielt, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – baljuw van, 1817
TILLEGEM, Tilleghem, heerlijkheid in de oude gem. Sint-Michiels, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem.
Brugge ; – heer van, 1291
Tilleghem, zie TILLEGEM
Tolle (Adrian le), 269
Tollenaere, Tolnare, Tholnare (Gerard le), 1263; (Roeger de), 168; (Rogier de), 1239; (Daniel de), 704 ;
(Ghuerard de), 704 ; (Rogier de), 567; (Rogier le), 567
Tollin (Jan), burggraaf van Aalst, 1736; (Jehan), 1154 ; (Josse), 1132
Tollins, zie Baenst
Tolnare, zie Tollenaere
TOMME, heerlijkheid in de gem. Tielt, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1742
Tomme (Wouter van den), 730
TORHOUT, Thorout, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – baljuw van, 1874
TORRE ; - Baudrain, heer van, 1878
Torre (Henry de le), 1504
torre van Bourgoignen ter Sluus, fortificatie te Sluis, Nl, prov. Zeeland, kapitein van, 1860
Tour (Jehan de le), 635 ; (Pasquier le), 621
Triest (Blaix), 1677 ; (Christofle), 1027 ; (Clais), 983 ; (Gheraert), 1761 ; (Joose), 1793 ; (Joos), 1027 ; (Josse),
1687 ; (Perchevael), 1794 ; („le seigneur‟), 816
Tronchiennes, zie DRONGEN
Turpin (Guy)`, 1130
UITBERGEN, Huutberghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Berlare ; – heer van,
1107
UITKERKE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Blankenberge ; – heer van, 746, 1834
Upbracle, zie OPBRAKEL
Uppenbrouck (Philippe de), 936
Utenhove, Uutenhove, Hove (Clais), 978 ; (Clays), 758, 1004 ; (George), 1010 ; (Goossin uten), 147 ;
(Gyselbrecht), 795 ; (Jacques), 1004 ; (Jehan), 1005, 1006, 1007 ; (Simoen), 1007, 1014 ; (Soye), 184
Uterwulgen, Wulghen (Hector uuter), 1178
Uterzwane, Chigne, Uuterzwane, Zwane (Gyslin), 1112 ; (Hector), 1113 ; (Jan uten), 33 ; (Phelips uuter), 1774 ;
(Philippe du), 1661 ; (Tristraen), 1111
Uutkercke, Huutkercke (Gheraerd van), 26 ; (Jehan d‟), 1240 ; (Lieven de), 904 ; (Roelant d‟), 979
Vaarnewijk, Vaernewijc (Gossin de), 986 ; (Jan van), 1762, 1772 ; (Jehan de), 985 ; (Sanders de), 987 ; (Yvain
de), 988 ; (Ywain de), 788
Vaerkin (Olivier), 1070 ; (Pieter), 1071
Vaernewijc, zie Vaarnewijk
Vaersenare, zie Varsenare
Vainse (David), 463 ; (Jehan), 462
Val (Guy de le), 728, 1461
Valcke (Jehan), 1379
121
Valckenaere (Louys de), 1277 ; (zijn broer), 1277
Valewe (Jacques le), 1370
Valmerbeke, zie VOLMERBEKE
Value (Jaques le), 539
Varent (Arnoul de le), 1218
Varsenaere, zie Varsenare
Varsenare, Vaersenare, Varssenare, Versenare (Jehan de), 598, 744 ; (Joos van), 1845, 1868 ; (Ywain de), 890
Varssenare, zie Varsenare
Vauhon (Jehan du), 198
Vauquemare (Jaques de), 601 ; (Jehan de), 600
Vere, zie VEERE
Veinse (Jan), 114
Velde (Henry de le), 1087
Velle, zie Hustin
Veranneman (Cornelis), 1880
Verdbois, zie VERT-BOIS
VEERE, Vere, Nl., prov. Zeeland, gem. Veere ; – heer van, 1731
Vergelo (Christiaen de), 1489 ; (Jacques de), 1489 ; (Olivier van), 1910
Verguigneul (Anthoine de), 1712
Versenare, zie VARSENARE
VERT-BOIS, heerlijkheid in de gemeenten Bondues en Marcq-en-Baroeul, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - heer
van, 1245
Vesele (Regnier de), 821
Vest, Veste, Weste (Jehan de le), 469, 639, 1449
Veste (Jehan de le), 1449
Veurhoute, Vuerhoute, Werhout ; - heer van, 1743 ; (Adrien de), 1646 ; (Adriaen van), 1743, 1822 ; (Hector
van), 20, 1050
VEURNE, Furnes, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Veurne ; – baljuw van, 1866 ; - burggraaf van, 5, 734, 938,
1666, 1854
VEURNE AMBACHT, Vuernambacht, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van, 1866 ; – kapitein van,
1863 ; – ontvanger van, 1875
Veyse (David), 738 ; (Lancelot), 1338 ; (Vincent), 1365
VIANE, Vyane, B, oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van, 1152, 1728
VICHTE, B, oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Anzegem ; – heer van, 121, 672, 845, 1197,
1741
Vichte (Anthoine van der), 1859 ; (Guillaume de la), 1205
Vick (Henry de), 1463
Videgoet (Vitor), 506
Vielgay (Denys de), 1398
VIER AMBACHTEN, Vierambochten, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van, 1812
Vierambochten, zie VIER AMBACHTEN
Vieselle (Henry de), 591
Viesville (Jan van der), 1894
Vijd, Wijts (Clais), 40 ; (Joris), 1300 ; (Kerstoffels), 41 ; (Montfrant), 1300
Vilain, Vylain, Vylein (Adriaen), 1754 ; (Adrien), 1046 ; (Christoffe), 1618 ; (Ector), 693 ; (Godevaert), 1737 ;
(Hector), 1038 ; (Jan), 15 ; (Jean), ; (Jehan), 808, 1047 ; (Phelips), 1770 ; (Philippe), 1051 ; (Philips), 34 ;
(Philips de jonge), 35, 36 ; (Roger), 1039 ; (Wulfaert), 809
Vinage (Jacop du), 1765
Vingne (Jehan de le), 409, 1579
Visch, Wisch, Wysch (Diederik de), 111 ; (Fransois de), 110 ; (Galvein de), 319 ; (Pierre le), 538 ; (Sohier de),
1341 ; (Vincent de), 1365 ; (Vit de), 403 (Wijd de), 735 ; (Willem le), 736 ; (Wydt de), 1331, 1364
Visquete (Jehan de le), 409
Visschere (Christien de), 1409 ; (Godefroy le), 1380 ; (Michiel le), 1418
Vivere (Josse de le), 1219
VLAANDEREN, graafschap ; – algemeen ontvanger van, 1806 ; – bastaard van, 756, 898, 1295 ; – heer van, 1751,
1766, 1771 ; erfachtige maarschalk van, 1741, 1856 ; - souverein baljuw van, 1614, 1802 ; - watergraaf van,
1805
122
Vlaenderen, Vlaendren, Flandre, Flandres (Charles van), 1638 ; (Guy van), 743 ; (Henry van), 822 ; (Jacques
van), 310 ; (Jan van), 1882 ; (Jehan van), 333, 1281 ; (Karels van), 1890 ; (Lodewijc van), 1829 ; (Lodewijc van,
zijn zoon), 1830 ; (Loys van), 1634 ; (Robert de), 307
Vlaendren, zie Vlaenderen
VLAMERTINGE, Vlamertinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – vrouwe van, 1909
Vlamertinghe, zie VLAMERTINGE
Vlaminck, Vlamynck (Anthone), 1605 ; (Jehan), 1515
Vlamynck, zie Vlaminck
Vlencke (Guillaume de), 932
VLENERHOUTE, – heer van, 1910
VLETEREN, Vleterne, Flêtre, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1897
Vleterne, zie VLETEREN
Voet (Guillaume), 1340
VOLANDERE, Vollandre, heerlijkheid in de gemeente Wevelgem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; - heer
van, 1739
Vollandre, zie VOLANDERE
VOLMERBEKE, Valmerbeke, Valmerbeque, heerlijkheid in de gemeente Hooglede, B., prov. West-Vlaanderen,
arr. Roeselare ; – heer van, 1457 ; – vrouwe van, 1899 ; (Godscalc de), 1456 ; (Jehan de), 902
Vommez (Jehan de), 384
Voocht (Jacop de), 1847 ; (Jan de), 1861
VOORDE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; - heer van, 1145
Voorde (Gauthier van den), 811 ; (Jacques de le), 1043 ; (Reste de le), ; (Sohier van de), 847
VOORHOUTE, Veurhoute, Vuerhoute, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Stekene ; - heer van,
1743
Voormezeele, zie VOORMEZELE
VOORMEZELE, Voormezeele, Vormiselle, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer
van, 1286, 1901
Vormiselle, zie VOORMEZELE
Vos (Baudin de), 675, 982 ; (Bouden de), 86 ; (Jan de), 1871 ; (Jehan de), 921, 1157 ; (Philips de), 1064
Vout (Bertin la), 303
Voysdonc (Arnoul de), 1606
Vrach (Colart de), 248
Vreze (Wautier de), 1322
Vuerhoute, zie VOORHOUTE
Vuernambacht, zie VEURNE AMBACHT
Vuerne, zie VEURNE
Vues (Henry de), 1671
Vylain, zie Vilain
Vylein, zie Vilain
Vyt (Jehan), 1061 ; (Loys), 1061
Waas, Waze, zie LAND VAN WAAS
WAASTEN, Waestene, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen, ge. Komen-Waasten ; 1915
Wackene, zie WAKKEN
WAALSKAPPEL, Wallon-Cappel, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 774
WAAS, LAND VAN, lande van Waes, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van het, 1816
Waelscapelle, Waelscappele, Wallon Cappel (Henry de), 974 ; (Jacop de), 774 ; (Jacques de), 1497
Waelscappele, zie Waelscapelle
Waerhem (Jacques de), 1388 ; (Robert de), 1355
Waesberghe (Jehan de), 1176
Waestene, zie WAASTEN
Waghenare (Ghilain de), 1471 ; (Pierre le), 1458
Waie (Michiel), 435
WAKKEN, Wackene, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Dentergem ; – heer van, 1774
Wal (Jehan de le), 581
Wale (Pieter de), 1799
Walins (Gadifer), 1511 ; (Gilles), 718 ; (Oreyt), 1475 ; (Pieter), 1516
WALLE ; – heer van, 1808
123
Walle (Enguerrand de le), 454 ; (Guillaume de le), 1266 ; (Jacques de le), 662 ; (Jan), 1808 ; (Jehan de le), 610,
712, 1236 ; (Louys de le), 504 ; (Loys de le), 877 ; (Pierre de le), 1207 ; (Willem de le), 1373
Wallon Cappel, zie Waescapelle
Walyns (Henry), 1400
Wardenleque (Roland de), 419
Wartebeke, zie Wartembeke
Wartembeke,Wartebeken (Roelant de), 1464
WARTENBEKE, heerlijkheid in de gem. Komen-Waasten, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen ; - heer van, 717
Wassemire (Josse de), 1663
Wastines, zie Woestine
Watene, zie WATTEN
Waterleet (Pierre de), 1509 ; (Philippes de), 1508
WATERVLIET, B., heerlijkheid te Handzame, B., gem. Kortemark, arr. Diksmuide, prov. West-Vlaanderen – heer
van, 1839
Watervliet (Thiery de), 913
WATTEN, Watene, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 166, 964, 1902 ; – vrouwe van, 1857
Waucrin (Jehan de), 1711
Waudripont (Gille de), 268
WAVRIN, Wavry, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; bastaard van, 1565 ; – heer van, 1525, 1693, 1704 ; (Urbain),
1704
Waze, zie WAAS
Wedergraete, zie Wedergrate
WEDERGRATE, heerlijkheid in de gem. Denderwindeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; - heer van, 1013
Wedergrate, Contrecoeur, Wedergraete (Jehan de), 1191
Weeges (Jehan de le), 1381
Weerveke, zie WERVIK
Weerveken, zie WERVIK
Welle (Gilles), 474
Werde (Daneel de le), 652
Werhout, zie Veurhoute
Werve (Abel de le), 652
WERVIK, Weerveke, Weerveken, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper; – baljuw van, 1824, 1881
Wes (Andrieu le), 448 ; (Arnoul du), 416 ; (George de), 623
Weste, zie Vest
WESTOUTER, Westoutere, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Heuvelland ; - vrouwe van,
1788
WETTEREN, Wettere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; 1106
Weytens, zie WASTINES
Wez (George du), 1425
Wicke (Jacque le), 1426 ; (Pierre le), 1426
Wielant (Jan), 1779 ; (Phelips), 1778 ; (Philippes), 1044
WIEZE, Biese, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst; - heer van, 1162
WIJNENDALE, Winendale, B., heerlijkheid in de gem., Torhout, prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge; – baljuw
van, 1874 ; – heer van, 1849
Wilde (Goossin de), 77 ; (Goussin de), 892 ; (Jehan de), 692
Wilemsone (Josse), 356
WINCHESTER, Winchestere, graafschap in Engeland ; – graaf van, 1828
Winchestere, zie WINCHESTER
WINGENE, Winghene, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; - heer van, 1742
Winghene (Jacob de), 994 ; (Wautier de), 691
WINNEZELE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1906
Winnezeele (Jehan de), 1491
Wisch, zie Visch
Wisenelle (Jehan de), 636
Wisflet (Arnoul de), 361 ; (Jehan de), 360
Witton (Jehan), 1285
124
WOESTIJNE, heerlijkheid te Aalter, Knesselare, Ursel, Ruiselede, Tielt, Zomergem, Bellem, Lotenhulle,
Waarschoot en Beernem , B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent - heer van, 1281
Woestijnne, zie Woestine
Woestine, Wastines, Woestene,Woestijnne, Woestinne, Woestynne, Woustine (Andries van der), 1896 ;
(Baudouin de la), 864 ; (Galois des), 1576) ; (Jehan de le), 757, 931 ; (Jehan des), 1574, 1575 ; (Francois de le),
1408 ; (Olivier de le), 1450 ; (Percheval de le), 1265 ; (Rogier de le), 710, 1451 ; (Tristran de le), 711 ; (Willem
van der), 1809
Woestinne, zie Woestine
Woestynne, zie Woestine
Wommene (Rogier van), 925 Won Holle (Lievin), 1644
Wonic (Louys de), 470
Woustine, zie Woestine
Wulf (Francois de), 1468
Wulfsb[…]e, zie Wulfsberghe
Wulfsberghe, Wulfsb[…] (Jehan de), 441, 1361 ; (Louys de), 1361 ; (Loys de), 394, 745
Wulghen, zie Uterwulgen
Wulpen (Pieter van), 96
Wysch, zie Visch
Wytbaere (Jehan de le), 1100
Wyts, zie Vijd
Yedeghem (Jehan de), 1170
Ypre, zie IEPER
Yseghem, zie IZEGEM
Ysenghien (d‟), zie IZEGEM
Ywedde (George de le), 775
ZAAMSLAG, Nl., oud. gem., prov. Zeeland, gem. Terneuzen ; – heer van, 798
Zaemslach (Floreyns de), 1037
ZANDBERGEN, Zandberghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van,
671, 1133, 1745
ZANDVOORDE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer van, 1792
ZARLARDINGE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van
Zebelle (Jaques), 398
Zedelghem (Danckaert de), 926 ; (Philips van), 79
Zegles (Gillequin), 461
ZELE, Zelene, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; heer van -, 1740
Zelene, zie ZELE
Zeurin (Jehan), 481
Zickele, zie Zickelen
Zickelen, Zickele (Clays vander), 1008 ; (Phelips van der), 1773
Zielbeque (Jacques de), 582
Zieulande (Jehan de), 574
Zijpe, Zipe, Zype (Jehan van der), 1031 ; (Pieter van den), 158 ; (Wijt van der), 1764
Zineghem, zie Zinneghem
Zinnebeke, zie ZONNEBEKE
Zinneghem, Zineghem, Zynneghem (Francois de), 1412 ; (Guillaume), 1412 ; (Marius de), 1414 ; (Pertre de), 634
Zinnenbeke, zie ZONNEBEKE
Zipe, zie Zijpe
Zoarte (Roland le), 512
ZOETERSTEDE, Le Doulieu, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1905
Zoetin (Jacques), 1363 ZOMERGEM, Somirghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – heer van, 1610 ; (Bauduin), 1610
ZONNEBEKE, Zinnebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – heer van, 1786 ; (Andrieu de), 312
Zoonevellede (Guerin de), 642 ; (Wautier de), 643
ZOTTEGEM, Zotteghem, Zotteghen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; – heer van, 1127, 1727
Zotteghem, zie ZOTTEGEM
Zotteghen, zie ZOTTEGEM
125
Zuelne[…] (Haine de), 631
Zuerinc (Jehan), 755
Zuevengien, zie Zweveghem
Zuevezeulle (Jehan de), 362
Zulseke, zie ZULZEKE
ZULZEKE, Zulseke, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kluisbergen ; - heer van,
1142
Zuutpeene, zie Peene
Zuutpienne, zie Peene
Zuvinghem ; - bastaard van, 644 ; (Odin), 644
Zuytpeene, zie Peene
ZWEVEGEM, Zweveghem, Zwevenghien, Zuevengien, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van,
18, 1254, 1746
Zuevengien (Arnould de), 417
Zwevenghien, zie Zweveghem
ZWEVEZELE, Zwevezeele, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Wingene ; – vrouwe van, 1801
ZWIJNDRECHT, B., prov. Antwerpen, arr. Antwerpen ; – heer van, 1737
Zynneghem, zie Zinneghem
Zype, zie Zijpe
126
1. Dit document is vermeld in R.-H. Bautier, J. Sornay & F. Muret, Les sources de l‟histoire économique et
sociale du moyen âge. Les États de la maison de Bourgogne. t. I. Archives des principautés territoriales. 2. Les
principautés du Nord, Parijs, 1984, p. 144 (noot 2).
2. Lodewijk de Haze, bastaard van de graaf van Vlaanderen, sneuvelde in de veldslag bij Nicopolis op 25
september 1396. (P. Rogghé, „Gent in de 14e en 15
e eeuw‟, Appeltjes van het Meetjesland, 19, 1968, p. 252. Hij
was ook heer van Wessegem (bij Ursel), R. Moelaert, „Wessegem en zijn heren‟, Appeltjes van het Meetjesland,
24, 1973, pp. 206-38. Voor de grafelijke bastaarden, zie ook. P. de Lichtervelde, „Les bâtards de Louis de Male‟,
Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 78, 1935, pp. 48-58).
3. Gerard van Ressegem, heer van Baasrode, is vermeld in primaire bronnen vanaf 4 september 1349 en overleed
vermoedelijk kort na oktober 1393 (T. de Limburg-Stirum, Cartulaire de Louis de Male, comte de Flandre,
Brugge, 1898, dl. 1, pp. 121-122; J. Buntinx, De audientie, pp. 85-87; A. Le Glay, Inventaire sommaire des
Archives Départementales antérieures à 1790. Nord. Archives civiles. Série B. Chambre des comptes de Lille,
Rijsel, 1863, pp. 234).
4. Hendrik van Antoing is vermeld in november 1388 (Buntinx, De audientie van de graven van Vlaanderen.
Studie over het centraal grafelijk gerecht (c. 1330 – c. 1409) (Verhandelingen van de Koninklijke Academie
voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, Klasse der Letteren, 24), Brussel, 1949, pp. 414).
5. Colard de la Clite, heer van Nieuwenhove, Renescure en Komen, is vermeld van 1351 tot 1391 (Buntinx, De
audientie, pp. 78-80).
6. Filips van Massemen, heer van Eke, Hundelgem en Sint-Joris-ten-Distel, is vermeld vanaf 7 februari 1346 en
overleed op 18 april of 6 juni 1391 (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 1, 1345-1346, fo 20 v.; A. De Vlaminck,
L‟église collégiale Notre-Dame à Termonde et son ancien obituaire (Gedenkschriften van de Oudheidkundige
Kring der stad en des voormaligen Lands van Dendermonde. Buitengewone uitgaven 8), Gent, 1900, dl. 2, p.
70).
7. Goessin van Leeuwergem, heer van Leeuwergem, is in 1381 vermeld (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 12
(1389-1390), fo 53 r.).
8. Giselbrecht van Leeuwergem, heer van Leeuwergem, souverein-baljuw van Vlaanderen van 10 oktober 1390
tot 9 oktober 1396 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 614). In opdracht van Filips de Stoute vertrok
hij samen met Jean de Vergy en Robert Dangeul op 20 januari 1397 naar het hof van sultan Bayazit om Jan van
Nevers (de latere hertog Jan zonder Vrees) vrij te kopen uit gevangenschap na de nederlaag in de slag bij
Nicopolis in 1397. Hij overleed tijdens de terugreis in de zomer van 1397 bij Mytilene (Lesbos, Griekenland) (R.
Vaughan, Philip the Bold. The Formation of the Burgundian State, Woodbridge, 20022, pp. 76).
9. Lodewijk van Reigersvliet, heer van Boelare, is vermeld van 1378 tot na 1431 (M. Van Trimpont, Het Land
en de Baronie van Boelare, Geraardsbergen, 1998, pp. 142-147).
10. Gerard van Massemen werd heer van Massemen en Beerlegem na het overlijden van zijn vader Gerard in
1374. Hij overleed tussen 14 januari 1384 en 4 maart 1391 (A. Verkooren, Inventaire des Chartes et Cartulaires
des duchés de Brabant et de Limbourg et des Pays d‟Outre-Meuse, Brussel, 1961; Stadsarchief Gent, Reeks 330,
nr. 9, 1390-1391, fo 30 v.).
11. Jan van Massemen, heer van Kalken, is vermeld vanaf 18 oktober 1357 als minderjarige en overleed tussen
25 februari en 3 juni 1399 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 2, 1357-1358, fo 116 r.; nr. 11, 1398-1399, f
o 37
v., fo 64 v.).
12. Giselbrecht van Massemen, heer van Hollebeke, is als minderjarige vermeld op 18 oktober 1357 en overleed
op 12 juli 1402 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 2, 1357-1358, fo 116 r.; J. Béthune, Épitaphes et monuments
des églises de la Flandre au XVIe siècle d‟après les manuscrits de Corneille Gaillard et d‟autres auteurs,
Brugge, 1900, p. 93).
13. L. Van Hollebeke (ed.), „Un rôle des feudataires du comté de Flandre, dans la châtellenie d‟Ypres, redigé
vers la fin du XVIe siècle‟, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 19, 1867, p. 329:
„messire Rollant Hauwel‟ verhief kort na 9 maart 1384 de lenen die hem toevielen door de dood van „Engherran
Hauwel, sen frere‟ in de parochie Beselare (leenhof Ieper): het was de eerste van 19 inschrijvingen in de
rekening die liep van 9 maart 1384 tot 1386).
14. Rogier Boetelin is vermeld als heer van Heule en raadsheer van Lodewijk van Male in mei 1388 (Buntinx,
De audientie, pp. 389).
15. Boudewijn II de Vos, heer van Pollare, is voor het eerst vermeld als ridder in 1380 en hij overleed op 5
januari 1424 (Algemeen Rijksarchief Brugge, Oud Kerkarchief, nr. 341, Cartularium van de Kartuizerinnen, fo
11 v.; Béthune, Épitaphes et monuments, p. 306).
16. Jan Hauweel overleed vóór 10 september 1386 (Buntinx, De audientie, p. 309).
127
17. Moerbeke of Morbecque (arr. Dunkerque, dept. du Nord, F.), niet te verwarren met Moerbeke (arr. Aalst,
prov. Oost-Vlaanderen).
18. Mogelijk Scheel in Kalmthout (A. Houet & R. Cleeren, Dictionnaire moderne géographique, administratif,
statistique des communes belges. Modern woordenboek, aardrijkskundig, administratief, statistisch der
Belgische gemeenten, Brussel, 1967, p. 696).
19. Wedergrate (Fr. „Contrecoeur‟), een leengoed te Aarsele dat Meerbeke, Neigem, Denderwindeke en
Appelterre-Eighem omvatte (arr. Tielt, prov. West-Vlaanderen) (J. Van Twembeke, Lijst der heerlijkheden van
het Land van Aalst, Gent, s.d., pp. 287-290. Hoste V de Trazegnies, heer van Wedergrate, overleed tussen 27
september 1383 en 10 juni 1388 (D. van de Perre & R. Van Hauwe, „De geschiedenis van Denderwindeke. Deel
II: de middeleeuwse heren (ca. 1100-1487)‟, Het Land van Aalst, 44, 1992, pp. 36; Stadsarchief Gent, Reeks
301, nr. 11, 1387-1388, fo 84 r.).
20. Het betreft Asse te Deerlijk (arr. Kortrijk, prov. West-Vlaanderen), niet de gelijknamige heerlijkheid Asse in
hertogdom Brabant (prov. Vlaams-Brabant, arr. Brussel) (Douxchamps, La famille, II, pp. 333-50).
21. J. Van Acker, „Bijdragen tot de geschiedenis der heren van Gistel‟, in: M. Denduyver, A Ghyselbrecht, O.
Titeca (eds.), Gestella 1988: duizend jaar Gistel: bijdragen tot de geschiedenis, archeologie en genealogie van
Gistel, Gistel, 1988, pp. 165-225.
22. Deze lijst en het afschrift worden vermeld door P. de Lichtervelde, Un grand commis des ducs de
Bourgogne. Jacques de Lichtervelde,sSeigneur de Coolscamp, Brussel, 1943, pp. 306.
23. In deze uitgave is ervoor gekozen om deze lijsten als één geheel uit te geven. Het onstane verlies van de
chronologische volgorde van de bewaarde lijsten wordt gewettigd door de onderzoekswaarde van de gedeelde
overleveringstraditie van deze adelslijsten in de navolgende eeuwen.
24. Stadsarchief Gent, Fonds Familiepapieren, nr. 2241 (leendenombrement van de heerlijkheid Mullem te
Dadizele van 4 februari 1534 n.s.).
25. P. van Peteghem, De Raad van Vlaanderen en staatsvorming onder Karel V (1515-1555). Een
publiekrechtelijk onderzoek naar centralisatiestreven in de XVII Provinciën, Nijmegen, 1990, pp. 328; J.
Christiaens, De Vlaamse staatsman en humanist Karel Rym (1533-1584) (onuitgegeven licentiaatsverhandeling
Universiteit Gent), 1980 (zie ook diens lemma over Karel Rijm in het Nationaal Biografisch Woordenboek, 10,
1983, kol. 559-565).
26. De uitdrukking „een anderen haudt bouxcken van jonker Anthonis de Mol also voorseit es,‟ lijkt te
suggereren dat deze tweede lijst van Filips de Goede uit een ander boek van Antoine de Mol komt dan het eerder
vermelde „viel livret appertenant au seigneur Anthone de Mol‟ dat de lijst van Lodewijk van Male bevatte.
„Anderen‟ moet hier echter gelezen worden in de betekenis van „naastvolgend‟ gezien de uitdrukking „also
voorseit es.‟ Het gaat dus wel degelijk om slechts één boekje van Antoine de Mol en Maria de Baenst dat
kennelijk beide lijsten bevatte (Verwijs & Verdam, dl. 1, kol. 408-411).
27. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nrs. 17719, 17723, 17750 (denombrementen leenhof Burg
van Veurne); J.-J. Gailliard, Bruges et le Franc, ou leur magistrature et leur noblesse avec des données
historiques et généalogiques sur chaque famille, Brugge, 1857, dl. 1, pp. 22 en volgende („De Baenst‟)
28. SAG, FP, nr. 800, f° 34r°-f° 35r°: „En recommandation de la presente Genealogie Jodocus a Bracle.
Philippe, Catholicis Hispanae Regis in Flandria Consiliarius anno 1570. Combien que pour le jourdhui voyons
l‟estat de la noblesse par nonchalantes et maulvaisses conduits tant bas et derrye que a grandt peyne en on le
puisse decerner du mechanique et que samble quasi a ung chascun estre licite de sugerer es rancx des nobles, se
forger des armes et sa poste, usurper et rober secretement leurs privileges. Ce neantmoings ce doit estre chose
bien aggreable a tout homme aymant la vertu de ses predecesseurs, de trouver par les histoires conservees leurs
preudhommes, de veoir les eglises parees de leurs belles sepultures, et anchiens lettres et inscriptions et les
fenestres remplus de leurs quartiers et alliances, d‟aultant que de nous mesmes. Samblons naturellement estre
inclus a cognoistre et estimer les faicts nobles, vies exemplaires, dicts, et aultre choses notables des Grecqz,
Romains ou altres nations estrangieres, pourquoy a plus forte raison ne conserverons nous les exemples
domestiques advenus es personnes de noz anchestres propres. Lesquels nous propose la presente deduction,
genealogie ou histoire de la maison de Courtreij, et nous monstrer a l‟eoil de degré en degré l‟affection que les
personaiges de ladite maison ont tousiours eult envers nostre religion Catholique par leurs fondations
d‟abbayes, cloystres, cappelryes, messes, anniversaires etc. Item leurs faicts d‟armes, alliantses et plusieurs
autres actes et exemples nobles dignes de recrit pour leur posterité. Ilz declairent assés a leurs continuelz
partaiges faicts a leurs descendants passe d‟eulx rend aux successivement jusques au jour present 1569 le
virtueulx song qu‟ilz ont eult de conserver leur maison et maintenir leurdicts hoir et successeurs en toute paix,
unio et concorde ...‟ De auteur beklemtoont nogmaals de stichtelijke betekenis van „ce tresor de recuil‟ en tekent
met: „Erasme de Bracle, Seigneur de Varembeke et donné grandement sa vraye magnanimité et bon zele envers
128
ses hoirs et successeurs leur ayant remijs en lumiere ce que desia par la grande nonchalance des ancestres,
estoit quasi mort, oublié et ensevely, affin que animés et incitéz par telz exemples ilz seoynt d‟aultant plus
prompté et deliberés a les ensuivre a quoy je prie que jamais ilz ne feront faulte.‟ De tekst wordt vervolgens
afgesloten met een hele reeks „bon mots‟ en aan klassieke auteurs ontleende uitspraken over adeldom. De
inleiding werd afgerond met een opdracht (f° 38r°-f° 39r°): „Lettre dedicatoire Erasme de Bracle, sr. de
Varembeke, auteur de ce present recueil. A Messeigneurs ses freres et autres bons amys, lecteurs d‟icelui.‟ Het
werk werd opgedragen aan „a voz nobles et vertueuses personnes‟, die afstammen van het huis van Kortrijk-Van
Brakel. Deze opdrachtbrief dateert van 6 april 1565 en is getekend te Gent.
29. Rijksarchief Brugge, Fonds de Thibault de Boesinghe, nr. 42a. De titels van [H] en G zijn volledig
overeenkomstig, ook met het gebruik van „pareillement,‟ wat in geen enkel ander bekend afschrift gebruikt is.
Bovendien deelden beide versies specifieke naamvarianten (bijvoorbeeld „Houchur‟ in plaats van „Heuchin‟).
30. De ratificatieformule is bewaard: Bibliothèque Municipale de Douai, Hs. 971, f° 23 r. - 24 v.: „A tous ceux
qui ces presentes lettres verront ou arront, messire Philippes Lamoral de Gand dit Vilain, comte d‟Isenghien etc,
conseiller du Roy, nostre sire, gouverneur et capitaine general des villes et chastellenie de Lille, Douay et
Orchis, et des appartenances salut. Scavoir faisons que pardevant Martin de Blie et Loys le Bouteleu, auditeurs
commis et deputez de par nous au nom dudit sieur Roy aprendre, ouir et recevoir les contrats, convenances,
marchez et obligations qui se font et passent sous le seel de souveain baillage dudit ville comparut en sa
personne messire Ferdinand de Maubie, chevalier, sieur de Schoondorp etc., lequel a declaré et pour verité
afirmé que s‟estant allié par mariage en l‟an quinze cens nonante quatre a la fille de lors decedée Alexandre le
Blancq escuyer sieur de Meurchin etc., le sieur de Meurchin son beaufrere luy montra et laissa quelques temps
entre mains divers recueils de genealogies et antiquitéz dont ledit feu avoit esté studieux merveilleusement et au
moyen de cela ledit sieur comparant s‟affectionna a cet estude genealogies et antiquitez qu‟il a continué jusques
a peu d‟annees en ça que l‟age et les maladies l‟en ont retiré ayant tandis qu‟il sy occupoit en delai
conversation et correspondances au ce divers autres embrassans mesme plaisir, des papiers desquels et de ceux
de sondit beaufrere de genealogies, et des notes et extraits qu‟il a de la son advis plus de dix rames de papier
tirés des registres et papiers reposant en la chambre des comptes du Roy a Lille, gouvernance, baillage et halle
d‟icelle ville, halle de Tournay, et d‟autres fermes de lieux pieux et quelques maisons principalles registres des
nottaires epitaphes etc. lesquels extraits et nots il a trouvé par experience avoir etés faits fidellement a
chacunefois que ses amis et autres ayans besoing de quelque titre y mentionné l‟ont fait recherchier la part
qu‟ils renvoyent, parmy lequel amas de notices et extrait est la coppie du roole des nobles du comté de flandre
au temps du comte Louis de Nevers et d‟un autre dont la fin estoit dechiree des nobles de Fandre qui en l‟an mil
quatre cens vingt un accompagnans le Duc Philippe de Bourgogne a la journée premiere qu‟il fit en France
pour vengier la mort du duc Jean son pere, desquels deux roles les originaux doivent estre parmy lesdits papiers
reposant en laditte chambre des Comptes a laquelle copie desdits deux roles reposans en mains dudit sieur de
Schoondorp la copie cy dessus transcrite a esté collationnee de mot a autre et trouvee concorder par les dits
auditeurs en tesmoing de ce nous a la relacion desdits auditeurs par leurs seings manuels apposé a ces
presentes, avons icelle fait sceller du scel dudit souverain baillage, sauf le droit dudit sieur Roy eslantré en tout
ce fut ainsy affirmé et collationné ce dixieme jour du mois de may mil six cens vingt cinq signé Schapelinck, M.
De Blie, L. Boutelers, et seelé d‟un seel pandant en cire verte.‟
31. Het is uitgesloten dat K het in 1625 geratificeerde document is, aangezien in de opdrachtbrief in L
uitdrukkelijk is vermeld dat de ratificatie bevestigd werd met een groen zegel, en K geen enkel spoor van een
aangehecht zegel vertoont.
32. Blijkens diens Notes historiques relatives aux offices et aux officiers du Bureau des finances de la généralité
de Lille, Rijsel, 1855 was deze goed vertrouwd met het bewaarde archiefmateriaal te Rijsel.
33. A. Sanderus, Bibliotheca belgica manuscripta, Rijsel, 1641-1643.
34. G. de Haveskercke, „Propos généalogiques autour de Robert Groverman (1860-1951)‟, Recueil de l‟Office
généalogique et héraldique de Belgique, 36, 1986, pp. 161-180.
35. Archives départementales du Nord, B 3679. Verder werd ook een vergelijking uitgevoerd met E. de
Coussemaker, „Fiefs et feudataires de la Flandre Maritime‟, Annales du Comité Flamand de France, 5, 1860, pp.
279-383; 13, 1875-1877, pp. 17-157, welke reeksen leenhouders bevat voor de late 13e en 14
e eeuw.
36.B. de Lannoy, Hugues de Lannoy. Le bon seigneur de Santes, Brussel, 1957, pp. 201-211.
37. Het is uiteraard niet uitgesloten dat [O] uiteindelijk een van de vier afschriften P, Q, R of S is, maar hierover
valt geen uitsluitsel te geven.
38. De kasselrijen Rijsel, Dowaai en Orchies werden opnieuw onderdeel van het graafschap Vlaanderen in 1369.
A.G. Jongkees, „Vorming van de Bourgondische staat‟; in: Nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl.
4, Haarlem, 1980, pp. 184-200.
129
39. Willem van Leeuwergem was baljuw van Aalst in 1348 (Nowé, Les baillis comtaux, pp. 393).
40. Zeger van Kalken is vermeld in primaire bronnen vanaf 23 juli 1361 en hij overleed in 1401 of 1402
(Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 1, 1360-1361, fo 46 r.).
41. Bernard van Herzele overleed na 26 september 1357 en vóór 20 november 1363 (Stadsarchief Gent, Reeks
330, nr. 2, 1357-1358, fo 113 v.; nr. 3, 1363-1364, f
o 258 r.).
42. Iwein van Leeuwergem overleed vóór 10 januari 1366 (Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijk Archief
Brabant, nr. 4629, Cartularium van de abdij van Affligem, pp. 441-445).
43. Hendrik van Vlaanderen overleed vóór 14 juni 1367 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 4, 1366-1367, fo 23
r.).
44. Jan van Oudenhove overleed tussen 15 juli 1362 en 19 december 1365 (C. Vleeschouwers, Het archief van
de abdij van Boudelo te Sinaai-Waas en te Gent. Deel II. Regesten der oorkonden, Brussel, 1983, dl. 2, pp. 534,
546-547).
45. „Jan van Ryssele, rudder‟, was baljuw van Veurne van 23 september 1351 tot 14 juli 1356 (Nowé, Les baillis
comtaux, pp. 390) Hij overleed vóór 1366-1367 (Algemeen Rijksarchief Brugge, Rolrekeningen, nr. 1880
vermeldt „mins vrauwe mins heere Jhans van Risle wedewe‟ in de leenverheffingen van 24 juni 1366 tot 23 juni
1367.
46. Het gaat vrijwel zeker niet om Komen of Comines (arr. Mouscron-Comines, prov. Henegouwen): de
heerlijkheid Komen is immers nooit in bezit geweest van de familie Van Hondegem.
47. Boudewijn IV de Vos werd heer van Laarne na de dood van zijn vader Boudewijn III, heer van Lovendegem,
Laarne en Pollare, op 3 juli 1432 (C. D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het stadspatriciaat
in de late Middeleeuwen: de Brugse familie de Vos in de 14de-15de eeuw‟, Castellum, 6, 1989, p. 31.
48. „Jehan Utenhove filz Jehan‟ was baljuw van Oudenaarde van 27 oktober 1436 tot 13 april 1439 (Van
Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 640).
49. Simon Utenhove was baljuw van Eeklo, Kaprijke en Lembeke van 10 mei 1429 tot 7 mei 1438 (Van
Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 625).
50. In 1435 waren de twee terzake doende geïnfeodeerde ambten, namelijk de meierei van Sinaai en Belzele op
de lenen en de meierij van Sinaai en Belzele op de erven, in bezit van Pieter de Zaman fs. Jan. Deze familie had
deze ambten in bezit tenminste vanaf 1383 en tenminste tot 1528 (A. de Schoutheete de Tervarent, Inventaire
général et analytique des archives de la ville et de l‟église de St.-Nicolas (Waes), Brussel, 1872, nr. 28, pp. 21;
Idem, Livre des Feudataires des Comtes de Flandre au Pays de Waes aux XIVe, XVe et XVIe siècles
(Publications extraordinaires du Cercle archéologique du Pays de Waes, 9), Sint-Niklaas, 1873, pp. 24, 80).
51. Jan van Massemen, heer van Kalken, overleed tussen 6 februari 1437 en 15 juni 1437 (Stadsarchief Gent,
Reeks 301, nr. 34, 1436-1437, fo 83 r.; Reeks 330, nr. 21, 1436-1437, f
o 65 r.).
52. Jan de Proost was baljuw van Dendermonde van 19 oktober 1436 tot 1 september1453 (Van Rompaey, Het
grafelijk baljuwsambt, pp. 623).
53. Jan van Gavere, heer van Liedekerke, was bisschop van Kamerijk van 5 juli 1412 tot zijn overlijden op 30
maart 1439 (E.I. Strubbe & L. Voet, De chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de de
Nederlanden, Antwerpen-Amsterdam, 1960, p. 266).
54. Andrieu de Jauche, heer van Mastaing, werd in september 1430 heer van Massemen na het overlijden van
zijn schoonvader Robrecht van Massemen, heer van Massemen. Hij overleed in 1456 en werd met zijn
echtgenote Margaretha van Massemen begraven in de kerk van Brugelette (E. Balthau, „Robert de Masmines‟,
in: R. De Smedt (ed.), Les Chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe siècle. Notices bio-bibliographiques
(Kieler Werkstücke. Reihe D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten Mittelalters 3), Frankfurt, 2000,
pp. 39-42; H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de Bourgondisch-Habsburgse
landen (1475-1530), Zutphen, 2001, pp. 238 en E. Balthau, „La famille van Massemen/de Masmines. Aspects
sociaux et matériels de la noblesse flamande ca. 1350 - ca. 1450', in: J.-M. Cauchies (ed.), Images et
représentations princières et nobiliaires dans les Pays-Bas bourguignons et quelques régions voisines (XIVe -
XVe s.) (Publication du Centre européen d‟Études bourguignonnes (XIVe-XVIe s.), nr. 37), Neuchâtel, 1997, pp.
173-193.
55. Jan de Vos werd heer van Pollare na de dood van zijn vader Boudewijn III de Vos, heer van Lovendegem,
Laarne en Pollare, op 3 juli 1432 (C. D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het
stadspatriciaat‟, p. 31).
56. Dit is een verschrijving voor Wieze (arr. Aalst, prov. Oost-Vlaanderen). SAG, Reeks 330, 17 (1421), fol. 335
v. en ARA, RK, nr. 1068, fol. 149 r. vermelden respectievelijk voor de jaren 1421 en 1473 een Robrecht van
Idegem als heer van Wieze.
130
57. Rogier van Halewijn kocht in 1437 de heerlijkheid Zwevegem (leenhof Kasteel van Kortrijk) van Gerard van
Gavere-Schorisse. Van zijn vader, Jan van Halewijn, had hij de heerlijkheid Zwevegem-ter-Kerken (leenhof
Dendermonde) geërfd, maar gezien het feit dat Rogier onder de kasselrij Kortrijk vermeld is, zal met Zwevegem
wel degelijk de in 1437 aangekochte heerlijkheid bedoeld worden (A. Ovaere, Sprokkelingen uit Zwevegem‟s
verleden, Zwevegem, 1968-1970, pp. 34; G. Gesquiere, De Roede van Tielt, Kasselrij Kortrijk (XIVde eeuw -
1502): heerlijkheden en lenen gehouden van het kasteel van Kortrijk en leenhof van Tielt, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, 1982, pp. 324; P. Hellin, De heerlijkheden Ten Assche
in Deerlijk en Ten Kastele in Zwevegem (1365-1502); met een uitweiding over de heerlijke rechten in het
graafschap Vlaanderen, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, 1990, pp. 157-
158).
58. Het betreft zeker niet de heerlijkheid Nevele (arr. Gent, prov. Oost-Vlaanderen), die tenminste vanaf 1422 tot
ver in de zestiende eeuw in bezit was van de familie De Montmorency, niet van de familie Van Beveren.
59. Wouter van Gistel, heer van Ekelsbeke, La Motte, Beveren en Proven, volgde zijn vader Jan van Gistel op
als heer van Ekelsbeke na diens dood op 22 september 1434 (Gailliard, Bruges et le Franc, I, pp. 100-101; D.
Schwennicke, Europaïsche Stammtafeln, dl. VIII, 1979, nr. 98).
60. Uit primaire bronnen blijkt dat het ging om „Jehan, seigneur de Dryncham et de Scuervelt, fils feu messire
Jehan, seigneur de Dryncham.‟ Zijn broer Jacob is nooit heer van deze heerlijkheid geworden (P. Donche, De
familie van Drincham, gezegd van Vlaanderen, ca. 1350 tot eind 16de
eeuw, Vlaamse Stam, 42, 2006, pp. 453-
459; 495-511).
61. Het Hof van Roden in Kachtem (J. Catteau, Ieperse lenen en heerlijkheden in Oostieperambacht (1365-
1515), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven, 1995.
62. Lodewijk van Steenbrugge verkocht zijn derde van het Hof van Rode (leenhof Zaal van Ieper) aan Gerard
van Kooigem, wat werd genoteerd als 14e van 17 posten in de leenverheffingsrekening van de Zaal van Ieper van
7-15 juli 1437 tot 7-15 juli 1438. De verkoop vond dus vermoedelijk plaats in mei of juni en in elk geval vóór
juli 1438 (J. Catteau, Ieperse lenen, pp. 75-77).
63. W. Blockmans, „De samenstelling van de staten‟, pp. 60.
64. Het gaat hier niet om Boudewijn IV de Vos, heer van Lovendegem, Laarne en Zomergem, zoals Blockmans,
„De samenstelling van de staten‟, pp. 64, 78 beweerde, gezien deze Boudewijn IV reeds kort vóór 27 juli 1454
was overleden (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 26, 1453-1454, fo 24 r.). Wel gaat het om Boudewijn, bastaard
van Bourgondië en heer van Zomergem sinds 14 februari 1464 (J.-M. Cauchies, „Baudouin de Bourgogne (v.
1446 – 1508), bâtard, militaire et diplomate. Une carrière exemplaire?‟, Revue du Nord, 77, 1995, p. 274).
65. Josse van Halewijn, ridder, heer van Peene, Buggenhout en Baasrode, was souverein-baljuw van Vlaanderen
van 1 maart 1454 tot 6 juni 1472 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 615).
66. „Loys de Flandres‟ was baljuw van Waas van 30 november 1453 tot 1 april 1469 (Van Rompaey, Het
grafelijk baljuwsambt, pp. 650).
67. De adel van de kasselrij Rijsel is in dit document twee maal vermeld, namelijk bij Vlaanderen en bij
Picardië, wat vermoedelijk het gevolg is van het feit dat kleinere deellijsten de basis hebben gevormd van deze
algemene convocatielijst.
68. Het betreft waarschijnlijk Oignies (F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens).
69. Er is een gebrekkige uitgave voorhanden. J.-J. De Smet, Recueil des chroniques de Flandre, IV, Brussel,
1865, welke gebaseerd is op latere afschriften, zodat men beter de autograaf raadpleegt. Zie ook de bespreking
van dit handschrift door J. Monballyu, „Een autograaf van Filips Wielant (1441-1520) met voorbereidende
aantekeningen voor zijn Recueil des Antiquitez de Flandre‟, Lias, 10, 1983, pp. 165-173. 70. Dit werk is voor het eerst beschreven door L.Th. Maes & G. Dogaer, „De oudste tekst van de stichtingsakte
van het Parlement van Mechelen (1473)‟, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren
en Kunsten te Mechelen, 76, 1972, pp. 42-44.
71. Jacques de Jauche, heer van Mastaing, Hérimez, Brugelette, Massemen en Sint-Martens-Lierde, was een
zoon van Andrieu de Jauche en Margaretha van Massemen. Hij overleed in 1499 of 1500 en werd zoals zijn
ouders begraven in de kerk van Brugelette (H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de
Bourgondisch-Habsburgse landen (1475-1530), Zutphen, 2001, pp. 238).
72. Dit is vermoedelijk de Bourgondisch-Franse edelman Filips Damas, zoon van de in 1481 overleden
Vliesridder Jean Damas, heer van Digoine, Clessy en Saint-Amour. J. Richard, „Jean Damas, seigneur de
Digoine, Clessy et Saint-Amour‟, in: R. de Smedt (ed.), Les Chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe
siècle. Notices bio-bibliographiques publiées sous la direction de Raphaël de Smedt (Kieler Werkstücke, Reihe
D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten Mittelalters, 3), Frankfurt-am-Main, 1994, p. 137
131
73. Nicolaas van Reimerswaal is een Zeeuwse edelman die de heerlijkheden Lodijk (op Zuid-Beveland),
Reimerswaal en Yerseke bezat, evenals verschillende goederen in het graafschap Vlaanderen. Hij was gehuwd
met Antoinette vander Zickelen, een Gentse patriciërsdochter. P. De Win en F. Van der Jeught, „De grafzerk van
Josine van Reimerswaal (+ 1528) te Mechelen. Een luisterrijke grafsteen voor een eigengereide schoonboeder‟,
Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 109, 2005, pp. 217
en 223-224. Voor de huwelijksbanden met andere Zeeuwse adellijke geslachten, zie A.W.E. Dek, De heren van
Reimerswaal en het Zeeuwse geslacht Blok, Den Haag, 1957, pp. 15-29.
74. Zie J. Proost, „Recherches historiques sur le souverain bailliage de Flandre,‟ Messager des Sciences
Historiques, 1876, p. 296.
75. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan, heer van Dadizele, van 8 september 1478 tot 20
oktober 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 384.
76. Er is een rekening van het onderbaljuwschap van Jan van Pottelsberge bewaard van 15 oktober 1485 tot 26
juni 1486 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 384. Zie ook J. Kervyn de
Lettenhove (ed.), Gedenckschriften van mer Jan, heer van Dadizeele, Brugge, 1850.
77. Zie ook Archives départementales du Nord, B 5346-7.
78. Er is een rekening bewaard van Roeland de Fever als algemeen-ontvanger van Vlaanderen en Mechelen van
1 januari tot 31 december 1487 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 500). De
rekeningen van februari 1481 n.s. zijn niet bewaard.
79. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan van Formelis, ridder, heer van Oostkerke, van 6
maart 1479 tot 22 juni 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 387).
80. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan van de Walle, schildknaap, van 2 april 1477 tot 1
januari 1481 en van 1 januari 1481 tot 10 februari 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des
comptes, dl. II, pp. 367).
81. Zie ook J. Dumolyn, Het hogere personeel van de hertogen van Bourgondië in het graafschap Vlaanderen
(1419-1477), ongepubliceerde doctoraatsvehandeling Universiteit Gent, 2001, pp. 1029
82.Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Pierre de Lannoy, ridder, heer van Fresnoy, van 15
september 1477 tot 21 april 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 348).
83. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jacob de Heere, raadsheer, „écuyer domestique‟ van
Maximiliaan van 9 september 1480 tot 1 april 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des
comptes, dl. II, pp. 408).
84. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jean de Douvrin van 6 maart 1480 tot 29 mei 1483
(Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 352).
85. Zie ook G. Doutrepont & O. Jodogne (eds.), Chroniques de Jean Molinet, Parijs, 1935-1937, dl. I, pp. 440
86. Blijkens de baljuwsrekeningen was Zeger de Spot baljuw van Dendermonde van 18 september 1479 tot 13
februari 1481, om dan opgevolgd te worden door Jan van Idegem van 13 februari 1481 tot 17 juli 1483. De
rekeningen van Jacob Donche als baljuw van Dendermonde zijn bewaard, maar bestrijken de periode van 1
januari 1486 tot 13 november 1487 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 413).
87. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jacob van der Moere van 2 april 1477 tot 15 april 1483
(Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 418).
88.De rekeningen van het baljuwschap van Tielt zijn niet bewaard voor de betreffende periode.
89. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Colard van Halewijn, schildknaap, van 1478 tot 16 april
1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 373).
90. Zie ook F. Buylaert, Crisis en continuïteit. De strategie van adellijke staatsfeodale families in de crisis van
de late vijftiende eeuw in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden (1477-1492). Een vergelijkende case-study
van de Vlaamse familie de Baenst en de Hollandse familie van Boschuysen, ongepubliceerde
licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2003, dl. II, fiche XXXV.
91. Zie ook Rijksarchief Gent, Archief van de Raad van Vlaanderen, nr. 34315, fo. 27 v. en 29 v.
92. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jean de Fretin van 9 maart 1481 tot 23 maart 1484. De
voorgaande baljuw, met een baljuwsrekening van 3 november 1480 tot 8 maart 1481 was Mathieu Vitse
(Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 398).
93. Er zijn baljuwsrekeningen bewaard van Jean de Commynes, schildknaap, baljuw van Wervik van 1 februari
1481 tot 31 januari 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 421).
94. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Harelbeke van Willem de Coninc van 24 november
1479 tot 1 augustus 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 391).
95. Zie Cools, Mannen met macht, pp. 179.
132
96. Hij is in september 1480 tot burgemeester benoemd (F. Priem & O. Delepierre, Précis analytique des
documents que renferme le dépôt des archives de la Flandre occidentale à Bruges, Brugge, 1840-1842, dl. 10,
pp. 164.
97. Het betreft Egem (oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Pittem), niet te verwarren met Edegem
(arr. Antwerpen, prov. Antwerpen)
98. In 1432 kocht Matthias Giselin, griffier van de Brugse Vierschaar, het Hof ten Hille, een goed te Sijsele met
een omvang van 182 gemet, waarbij niet duidelijk is of dit een feodaal goed was, van het O.L.V.-kapittel van
Brugge. Dit goed droeg vaak de naam „Ter Bolle‟ in de vijftiende eeuw, wat verwees naar het vlakbij gelegen
Hof Ter Bolle lag in de parochie Sijsele. Of de in 1479 geridderde Joris Giselin aan dit goed Ten Hille zijn titel
van „heer van Bolle‟ ontleende of ook dat eigenlijke Hof Ter Bolle bezat is niet duidelijk (D. Verstraete, „Het
Hof “Ten Hille” op Sijsele‟, Bos- en Beverveld 7 (1973), pp. 7-15).
99. Jean le Gros was in 1481 inderdaad tresorier van deze ridderorde (F. Koller, Au service de la Toison d‟Or:
les officiers, Dison, 1971, pp. 65-67).
100.Maarten Lem was burgemeester van de schepenen van Brugge van 2 september 1480 tot 1 september 1481
(Databank Wetsvernieuwingen Stadsarchief Brugge).
101.Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Roeland van Halewijn, van 15 september 1479 tot 1
mei 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 360)
102. Er zijn rekeningen bewaard voor het schoutschap van Antoine van der Vichte van 3 februari 1480 tot 3
februari 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 363).
103. Zie M.J. Van Gent, „Een middeleeuwse crisismanager: Joost van Lalaing, stadhouder van Holland en
Zeeland, 1480-1483‟, in: J. Paviot (ed.), Liber Amicorum Raphaël De Smedt. 3. Historia (Miscellanea
Neerlandica, XXV) Leuven, 2001, pp. 165-181.
104. Zie ook Doutrepont & Jodogne, Chroniques de Jean Molinet, dl. I, pp. 303, en Rijksarchief Brugge, Fonds
Brugse Vrije, Registers, nr. 217, fo 179 v.
105. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Simon van Drincham, schildknaap, van 1 april 1477
tot 12 januari 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 380).
106. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Josse van Halewijn van 19 april 1477 tot 14
december 1483 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 377).
107. De baljuw van het Houtse was in februari 1481 Jan de Laubeel (Archives départementales du Nord, B 33,
nr. 602).
108.Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Martin van Halewijn, schildknaap, van 22 maart 1478
tot 11 september 1484 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 404).
109.Uit de bewaarde baljuwsrekeningen blijkt dat Donaas de Coene baljuw van Oudenburg was van 29 augustus
1480 tot 3 juli 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 406).
110. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jan Reverdinc, schildknaap, van 16 augustus 1480 tot
16 september 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 376).
111. Uit de bewaarde baljuwsrekeningen van de stad Ieper blijkt dat deze functie achtereenvolgens werd
uitgeoefend door Gillis Ghiselin (van 16 juli 1479 tot 9 februari 1481) en door Adriaan de Wale (van 9 februari
1481 tot 29 december 1484). Josse de Cortewille, schildknaap en heer van Reningelst, was blijkens bewaarde
rekeningen baljuw van 6 juni 1477 tot 16 juli 1479 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes,
dl. II, pp. 425).
112. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van „Isaure Descotes‟ van 9 april 1477 tot 1 september
1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 428).
113. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Cornelis Verranneman van 1 april 1477 tot 16 oktober
1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 430).
114.Uit bewaarde rekeningen blijkt dat Jean de Commynes, schildknaap, baljuw van Wervik was van 1 februari
1481 tot 31 januari 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 421).
115. De literatuur over de befaamde kroniekschrijver Philippe de Commynes is overvloedig. Een inleiding wordt
aangereikt door J. Blanchard, Philippe de Commynes, Parijs, 2006.