Jaarboek - FWOJaarboek 2010 04Woord van de voorzitter Paul Van Cauwenberge Geachte lezer, Naar goede...
Transcript of Jaarboek - FWOJaarboek 2010 04Woord van de voorzitter Paul Van Cauwenberge Geachte lezer, Naar goede...
JaarboekF o n d s W e t e n s c h a p p e l i j k O n d e r z o e k - V l a a n d e r e n
2010
In 2010 sleepten 13 beloftevolle onderzoekers in Vlaanderen, na een zeer strenge selectie, een Starting Independent Grant van de Europese Onderzoeksraad in de wacht. Met een return van meer dan 15%, behoorde Vlaanderen, net zoals in 2009, daarmee op-nieuw tot de beste leerlingen van de Europese klas. 11 van de laure-aten hadden bovendien een nauwe band met het FWO. De meesten deden voor de financiering van hun onderzoekscarrière immers een beroep op het FWO. Met deze prestigieuze Europese beurs toon-den deze jonge, beloftevolle onderzoekers aan dat een kleine regio als Vlaanderen toch groot kan zijn in wetenschap en innovatie. Het opent de poort naar Europees topniveau. In dit jaarboek 2010 wil het FWO hen extra in de bloemetjes zetten aan de hand van een aantal verhelderende interviews. Boeiende en stimulerende lectuur, naast het jaarlijkse overzicht van de gebeurtenissen, initiatieven, uit-dagingen en maatregelen waarmee het FWO in 2010 geconfronteerd werd om het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in Vlaande-ren in goede banen te leiden.
“Countries and regions that are able to sponsor leading-edge research at the forefront of know-ledge are the best positioned to maintain and advance their economies and, consequentially, the quality of their citizens’ lives.”
European Research Council
JaarboekInhoud
01 inleiding 04 woord van de voorzitter 06 woord van de
secretaris-generaal 09 interviews met laureaten Starting
Grant ERC 39 bijlagen: financiering en aanwending
49 bijlagen: fwo-overzicht 63 colofon
Jaarboek 2010 04
Woord van de voorzitterPaul Van Cauwenberge
Geachte lezer,
Naar goede gewoonte presenteert het FWO u
zijn jaarboek. Een gelegenheid om even terug te
blikken, maar evengoed om vooruit te kijken naar
belangrijke evoluties in het wetenschaps-
en innovatiebeleid.
Met spijt moeten wij vaststellen dat 2010, wat
het FWO betreft, de geschiedenis zal ingaan als
het jaar waarin het groeipad van het Vlaamse
wetenschapsbudget abrupt een halt werd toe-
geroepen. Na een gestage groei van meer dan
15 jaar, niet alleen in de budgetten, maar ook
en vooral in de productiviteit en de kwaliteit van
het Vlaams wetenschappelijk onderzoek, is het
dubbel jammer dat de budgetten de gestegen
onderzoekscapaciteit niet langer lijken te volgen.
Nochtans kunnen onze onderzoekers een uit-
stekend rapport voorleggen. Zoals het Vlaamse
indicatorenboek jaar na jaar aantoont, scoort
Vlaanderen qua impact van de publicaties in
zowat alle wetenschapsgebieden minstens even
goed als de wereldstandaard, en meestal ver
erboven.
Er kan worden opgeworpen dat publicaties in
vaktijdschriften wel een erg magere return zijn
Jaarboek 2010 05
voor zoveel belastingsgeld. Dit is echter perti-
nent onjuist, zoals verschillende studies hebben
aangetoond. Internationaal is het een verworven
gegeven dat landen en regio’s die opteren om
excellent kennisgrensverleggend onderzoek
voluit te ondersteunen, zich in een goede positie
plaatsen voor economische groei, een niet onbe-
langrijk gegeven in deze economische crisistijd.
Een groeiende welvaart én het welzijn van alle
burgers zijn daar onmiddellijk aan gekoppeld.
Het is dan ook cruciaal dat de overheid blijft
investeren in dit soort onderzoek, dat een rijke
voedingsbodem biedt voor innovatie. Het is zo
dat dit onderzoek inherent risicovoller is dan stra-
tegisch en toegepast onderzoek: het is immers
per definitie onmogelijk om te voorspellen waar
de grote doorbraken liggen, en wat de belof-
tevolle pistes zijn om tot nuttige toepassingen
te komen. Daarvoor hebben we fundamenteel
onderzoek precies zo hard nodig: als het op
voorhand duidelijk zou zijn waar we uitkomen,
dan betekent dit wellicht dat we niet diep
genoeg graven.
Er is al vaak gesteld dat de succesverhalen die
Vlaanderen vandaag kan voorleggen op vlak van
strategisch en gericht onderzoek – zoals o.m.
IMEC en VIB – slechts wortel hebben kunnen
schieten dankzij de financiering van fundamen-
teel onderzoek, gedreven door de nieuwsgierig-
heid van de wetenschappers, van decennia gele-
den. Laten we dus niet al onze eieren in de mand
van gericht onderzoek, speerpunten en clusters
leggen – die zijn er zeker nodig – maar er moet
ruimte blijven om in te spelen op toekomstige
ontwikkelingen die we nu nog niet kunnen voor-
zien. Het komt er dus op aan een stevige basis
te verzekeren.
Die basis kan er enkel zijn door het investe-
ringsniveau in niet-gericht onderzoek op peil te
houden en verder te versterken. We roepen de
overheid dus nogmaals op om dringend werk
te maken van een groeitraject voor de publieke
middelen voor onderzoek en ontwikkeling, om
het Europese streefdoel van 1% van het BBP te
halen. Willen we een Vlaanderen in Actie dat bij
de topregio’s in Europa hoort tegen 2020, dan
mogen we geen dag meer verliezen.
Paul Van Cauwenberge Voorzitter
Jaarboek 2010 06
Woord van de secretaris-generaal
Elisabeth MonardMet de publicatie van het Jaarboek 2010, sluit
het FWO het eerste decennium van de 21ste
eeuw nu ook officieel af.
De voorbije 10 jaar zijn voor het FWO bewogen
doch zeer boeiende jaren geweest.
Het voorbije decennium groeide in Vlaanderen
meer en meer het besef dat wetenschappelijk
onderzoek in het algemeen en kennis grensver-
leggend onderzoek in het bijzonder een be-
langrijke bijdrage leveren aan de economische,
maatschappelijke en culturele ontwikkeling van
een regio.
De Vlaamse regering zette de afgelopen 10 jaar
dan ook volop in op deze sector. Het budget van
het FWO kende meer dan een verdubbeling en vele
nieuwe initiatieven zoals Odysseus, Big Science
en andere programma’s gericht op internationale
samenwerking zagen het licht.
De Raad van Bestuur van het FWO, hierin
gesteund door de Vlaamse regering, trok ook
resoluut de kaart van de jonge onderzoekers.
Het aspirantenbestand van het FWO groeide van
576 in 2000 naar 844 tien jaar later. Ook het
postdoctorale onderzoekersbestand kende een
fikse toename. Daar waar er in het jaar 2000
400 postdoctorale FWO-mandaathouders in
dienst waren, liep dit aantal in 2010 op tot 778.
De FWO-financiering vormt dus meer dan ooit een
cruciale schakel in het uitbouwen van onder-
zoekscarrières aan de Vlaamse universiteiten.
De stijging van het aantal onderzoekers en de
professionalisering van de Vlaamse onderzoeks-
wereld, die steeds competitiever wordt, hebben
er echter ook voor gezorgd dat ondanks de
Jaarboek 2010 07
secretaris-generaal Elisabeth Monard
stijgende budgetten, de slaagkansen drastisch
zijn gedaald.
Waar predoctorale onderzoekers in 2000 een
slaagkans hadden van 44% en postdoctorale een
kans van maar liefst 49% lieten optekenen, viel dit
in 2010 terug tot respectievelijk 22 en 25%. Voor
de onderzoeksprojecten zakte het slaagpercen-
tage in 2010 zelfs beneden de 14%.
De toenemende druk op de slaagkansen wordt
één van de grote uitdagingen naar de toekomst
toe. De financiële en economische crisis heeft er
immers voor gezorgd dat in 2009 en 2010, voor
het eerst sinds lang, de budgetten van het FWO
gereduceerd werden. Wil men de investeringen
in wetenschappelijk onderzoek van de voorbije
10 jaar ten volle valoriseren, dan is het belang-
rijk dat er na het overgangsjaar 2011, opnieuw
aangeknoopt wordt met het vooropgestelde
groeitraject. Enkel op die manier kan het FWO er
mede met de andere stakeholders voor zorgen
dat het onderzoek, uitgevoerd aan de Vlaamse
universiteiten en wetenschappelijke instellingen,
blijvend de concurrentie kan aangaan op interna-
tionaal niveau.
Daarvoor is het niet alleen noodzakelijk om over
voldoende budgettaire ruimte te beschikken,
maar moeten ook de adequate structuren voor
handen zijn die verdere groei mogelijk maken
en stimuleren. Het FWO is dan ook trots op de
ingrijpende metamorphose die het FWO intern
heeft ondergaan. Het FWO is vandaag een
moderne organisatie, die nog steeds zijn hoge
reputatie van zeer performante, onderzoeker-
vriendelijke administratie blijft waarmaken.
Er werden belangrijke stappen gezet in de ver-
gaande informatisering van de aanvraagproce-
dures. Het e-loket dat in de loop van 2010 werd
voorgesteld, is de voorlopig laatste etappe van
een lange weg, waarbij vandaag meer dan 95%
van de aanvragen die het FWO voor zijn vele
programma’s ontvangt, online kunnen worden
ingediend. Daarenboven kunnen de aanvragers
de eigen personalia beheren.
Een performante structuur voor dossierbeheer-
ders werd ingevoerd, waarbij de onderzoekers,
op basis van het wetenschapsgebied waartoe ze
behoren, binnen het FWO een vast aanspreek-
punt kregen.
Het uitbouwen van een interne beleidscel, het
volledig digitaal afhandelen van dossiers en
briefwisseling, het uitbouwen van een modern
HR-beleid voor onderzoekers en personeels-
leden, zijn slechts enkele van de vele projecten
die de afgelopen jaren werden uitgewerkt.
Deze lijst van verwezenlijkingen betekent echter
niet dat het FWO nu op zijn lauweren zal gaan
rusten. Op dit ogenblik legt het FWO de laatste
hand aan een nieuw Beleidsplan 2012-2015, dat
in juni 2011 zal worden voorgesteld.
Dit plan bevat naast een 5-tal strategische doel-
stellingen, een aantal zeer concrete projecten
die het FWO de volgende jaren wil realiseren,
met de belangrijkste bedoeling het fundamenteel
wetenschappelijk onderzoek en de onderzoekers
optimaal te ondersteunen.
Het belooft opnieuw een boeiend decennium te
worden.
Elisabeth Monard Secretaris-generaal
Starting Grant ERC
Jaarboek 2010 10
Kevin VerstrepenGeboren op: 26 mei 1975
Diploma’s: Bio-Ingenieur in de Cel- en Gentechnologie
Huidig statuut: professor, KULeuven - groepsleider VIB
Titel van het project: Onstabiele tandemherhaling in het genoom
Gastinstelling: K.U.Leuven, VIB
Departement: K.U.Leuven Laboratorium voor Genetica en
Genomica + VIB Laboratorium voor Systeembiologie
Bedrag van de beurs: 1,753 miljoen euro
Looptijd: 2009-2014
E-mail: [email protected]
Kevin VerstrepenGeboren op: 26 mei 1975
Diploma’s: Bio-Ingenieur in de Cel- en Gentechnologie
Huidig statuut: professor, KULeuven - groepsleider VIB
Titel van het project: Onstabiele tandemherhaling in het genoom
Gastinstelling: K.U.Leuven, VIB
Departement: K.U.Leuven Laboratorium voor Genetica en
Genomica + VIB Laboratorium voor Systeembiologie
Bedrag van de beurs: 1,753 miljoen euro
Looptijd: 2009-2014
E-mail: [email protected]
Jaarboek 2010 11
“Doorstart van mijn labovanuit de States naar Vlaanderen”
Het onderzoeksterrein van Kevin Verstrepen ligt
in de systeembiologie. Een boomend vakge-
bied dat klassiek biologisch, biochemisch en
genetisch onderzoek koppelt aan wiskundige
analyses en modellen ontleend aan de fysica, de
elektronica en de informatica. Het voorwerp van
onderzoek is de cel. Maar daar waar de cel in de
genetica beschouwd wordt als een drager van
erfelijk materiaal, het DNA, dat je kunt knippen
en modificeren, kijkt men in de systeembiologie
naar de cel als een technisch geheel. Hoe groeit
een cel, hoe reageert ze, hoe gedraagt ze zich?
Uit onderzoek blijkt nu dat bepaalde stukjes DNA
in een gen veel minder stabiel zijn als ze telkens
opnieuw aan elkaar gekoppeld worden.
Kevin Verstrepen: “We willen weten welke me-
chanismen en principes er bij deze tandemherha-
lingen van toepassing zijn. Als modelorganisme
gebruiken we gistcellen. Ze zijn eenvoudiger dan
menselijke cellen, maar hebben dezelfde struc-
tuur en hun werkingsprincipes gelden ook voor
menselijke cellen. Je kunt er ook veel gemakke-
lijker mee experimenteren. Zo hebben we ons tot
nu toe toegelegd op het kleven van gisten aan
bepaalde substraten. Daar onderzoeken we hoe
fijn ze aan die substraten blijven kleven door de
werking van die tandemherhalingen in de betrok-
ken eiwitten”.
Cruciale verhuisVerstrepen had van het nieuwe initiatief van de
ERC om onderzoeksbeurzen toe te kennen aan
startende onderzoekers gehoord toen hij nog in
de V.S. zat. Hij deed een postdoc op M.I.T. en
had daarna een eigen laboratorium opgezet in
Harvard University, waar hij ook docent was.
“Ik was al aan het uitkijken om terug naar Europa
te keren. Maar een van de obstakels was het
gebrek aan een goede financiering om mijn acti-
viteiten verder te kunnen zetten”, vertelt Verstre-
pen. “De budgetten die de ERC aanbood waren
zeer aantrekkelijk. Ik waagde mijn kans bij de
eerste oproep van de ERC in 2007. Ik geraakte
Stukjes DNA die in een gen telkens opnieuw kop aan staart herhaald worden zijn vaak onstabiel. Dat heet tandemherhaling. Zulke onstabiele tandemherhaling zorgt ervoor dat zo’n gen veel sneller kan evolueren, waardoor ook bepaalde eigenschappen van het organisme veel sneller kunnen veranderen. Ontspoort die verandering in de tandemherhaling, dan kunnen ziekten ontstaan. Denk aan neurodegeneratieve aandoeningen zoals Kreutzfeld-Jacob en Huntington. Maar vanuit biolo-gische hoek gezien is het een opportuniteit van het organisme om zich snel te kunnen aanpassen aan een nieuwe omgeving. Voor dat onderzoek sleepte Kevin Verstrepen een ERC Starting Grant in de wacht van maar liefst 1,753 miljoen euro.
Jaarboek 2010 12
door de eerste ronde en werd ook uitgenodigd voor
het interview. Maar door een banaal administra-
tief probleem werd mijn aanvraag uiteindelijk niet
geselecteerd. Omdat de procedure voor de tweede
oproep gewijzigd was, heb ik mijn project volledig
moeten herschrijven. Dit keer met succes”.
Het grote probleem in Europa is volgens Verstrepen
dat je, om een labo draaiende te houden, verschillen-
de beurzen met heel wat kleinere budgetten en van
beperktere duur moet aanvragen en beheren. “Dat is
een enorme administratieve belasting”, onderstreept
hij. “Met de Starting Grants vangt de ERC dat
probleem op. Je krijgt een substantiële financiering
voor een lange periode”. Een tweede groot voordeel
van de ERC-grants is dat de voorstellen geëvalueerd
worden door een internationale jury van topexperts
die enkel uit zijn op hoge kwaliteit. Verstrepen: ”Lo-
kale politiek speelt hier geen rol. De keerzijde van de
medaille is de frustratie van uitstekende wetenschap-
pers die ernaast grijpen. Maar dat heeft volgens mij
te maken met het feit dat de ERC over te weinig geld
beschikt om alle topwetenschappers goede kansen
te geven. De competitie is dus enorm. Als je zo’n
grant binnenhaalt, is dat echt wel een prestatie die
je heel wat visibiliteit oplevert in wetenschappelijke
kringen.
Voor mij persoonlijk was het de ultieme duw in de
rug om naar Europa terug te keren”.
In 2009 hevelde Verstrepen zijn laboratorium van
Harvard over naar Leuven en in november 2009
startte hij met zijn onderzoeksproject. Drie Ameri-
kaanse onderzoekers kwamen mee over. Het grote
geld van de ERC grant gaat naar de salarissen van
een postdoc en drie doctoraatsstudenten.
De totale bezetting van Verstrepen’s ‘Laboratorium
voor Genetica en Genomica’ omvat nu veertien
onderzoekers. Het saldo is bestemd om zijn
laboratorium uit te rusten met nieuwe apparatuur
en voor de financiering van experimenten.
BureaucratieEen van de grote verbeterpunten die Verstrepen de
ERC wil meegeven is het wegwerken van de zware
bureaucratische hindernissen die met Europese
beurzen gepaard gaan. Gelukkig voor hem hebben
de K.U.Leuven en het VIB als onthaalinstellingen
veel van die bureaucratische last op hun schouders
genomen. Verstrepen: “Ze hebben me gecoacht
tijdens het uitschrijven van mijn aanvraag, vooral
bij de berekening van de kostprijs van het hele
project. Ook voor heel wat praktische taken krijg ik
ondersteuning. Zo moet je tijdstabellen bijhouden
Jaarboek 2010 13
van het aantal dagen en uren dat onderzoekers op
het project werken. Iedereen weet dat dat in een
onderzoeksomgeving totaal niet relevant is. Die taak,
evenals de boekhouding, neemt het VIB voor zijn
rekening”.
Maar wat na 2014? Verstrepen vreest dat hij na de
afloop van zijn ERC-financiering een serieuze duik
zal nemen in het budget van zijn labo. “In principe en
als je positief geëvalueerd wordt”, zo stelt hij, “kun
je inschrijven voor een ERC Advanced Grant voor
senioronderzoekers. Maar op dit ogenblik halen enkel
absolute toponderzoekers, de echte zwaargewichten
met een uitgebreide citation list en een gevestigde
reputatie, zo’n grant binnen.
Bitterweinig dus. De selectiecriteria zijn veel strenger
dan bij de Starting Grants. Ik vrees dat we tegen
2014 nog niet voldoende resultaten en reputatie zul-
len kunnen voorleggen om voor zo’n Advanced Grant
in aanmerking te kunnen komen. Tenzij de ERC iets
aan de formule wijzigt natuurlijk”.
In schril contrast met de ERC staat het FWO. Voor
Verstrepen is het FWO “een van de zaligste organi-
saties om als wetenschapper mee samen te werken.
Precies omdat het inzake bureaucratie net het te-
genovergestelde is van de ERC. De structuur is licht
en transparant. Dat geeft de mogelijkheid om zaken
en problemen snel en efficiënt aan te pakken”. Het
FWO is ook de vruchtbare bodem geweest waarop
Verstrepen zijn hele wetenschappelijke carrière
heeft kunnen bouwen. Een doctoraatsbeurs in de
beginjaren en een postdoctorale toelage tijdens zijn
verblijf in de V.S. “De ERC-beurs die daar naadloos
op aansloot, betekende voor mij de doorstart van
mijn labo vanuit de States naar Vlaanderen”, aldus
nog Verstrepen.
Jaarboek 2010 14
Eva BenkovaGeboren op: 15 december 1969
Diploma’s: dr. in de Biofysica (1998, Brno)
Huidig statuut: groepsleider VIB
Titel van het project: “Hormonal cross-talk
in plant organogenesis”
Gastinstelling: VIB
Departement: Plant Systems Biology
Bedrag van de beurs: 1,3 miljoen euro
Looptijd: 2008 - 2013
E-mail: [email protected]
Eva Benkova
Jaarboek 2010 15
De hormonen die planten doen groeien en zich
aanpassen zijn auxine, cytokinine, ethyleen,
gibberelline en jasmonaat. Elk hormoon heeft zo
zijn eigen rol en functie. Op bepaalde punten in
de plant interageren deze hormonen met elkaar.
Maar de moleculaire mechanismen achter deze
hormonale cross talk zijn nog grotendeels onbe-
kend. Met de zandraket of Arabidopsis thaliana
als modelsysteem wil Benkova deze blinde vlek
verkennen. In haar onderzoek richt ze zich vooral
op de zijwortelvorming. Zijwortelvorming is een
heel merkwaardig groeiproces omdat het gaat
om de aanmaak van een volledig nieuw orgaan,
vertrekkende van al gedifferentieerde cellen. Het
is een groeiproces dat gestuurd wordt door een
complex netwerk van hormonale interacties met
auxine als dominant hormoon. Inzicht in de ma-
nier waarop hormonen met elkaar omgaan, kan
belangrijke informatie opleveren om de ontwik-
keling van bepaalde plantenorganen gericht te
kunnen sturen.
Eva Benkova behaalde haar doctoraat aan het
Institute of Biophysics in Brno, Tsjechië. Haar
wetenschappelijke carrière begon in 1998, toen
ze als postdoc kon beginnen aan het Max-
Planck-Institut für Pflanzenzüchtungsforschung
in Keulen, Duitsland. In 2003 kreeg ze een
EMI-Fellowship en kon ze starten als associate
researcher aan het Zentrum für Molekularbiologie
der Pflanzen (ZMBP) in Tübingen, Duitsland. In
2007 zou haar contract aflopen. Maar ook in de
wetenschappelijke carrière van haar man kwam
verandering. Eva Benkova is namelijk gehuwd
met biotechnoloog Jiri Friml. Dankzij een Volks-
wagen Junior Research Grant was hij actief als
zelfstandig onderzoeker en groepsleider aan het
hetzelfde ZMBP in Tübingen. Toen zijn mandaat
ten einde liep, werd hij in 2007 met een Odys-
seusbeurs naar Vlaanderen gehaald. Sindsdien
werkt hij als onderzoeker in het departement
Plant Systems Biology van het VIB. En Eva? Ook
zij koos voor Gent. Zij diende een onderzoeks-
“Met zo’n grant kun je je eigen onderzoeksgroep starten zonder voortdurend te moeten jagen achter kleinere beurzen op korte termijn”.
Planten groeien continu en passen zich ook continu aan hun omgeving aan. Voor die voort-durende aanpassing beschikken ze over stamcelpopulaties. Die zorgen ervoor dat planten nieuwe organen aanmaken. Soms worden zijwortels gevormd en soms bladeren, naargelang van het nut of de noodzaak. De groei en aanpassing van planten wordt aangestuurd door specifieke hormonen die met elkaar interageren. Eva Benkova onderzoekt welke genetische en andere factoren een rol spelen in de manier waarop plantenhormonen met elkaar omgaan. Op basis van deze inzichten wil ze de hormonaal gestuurde orgaangroei in planten in kaart brengen en daarvoor modellen uitwerken. Goed voor 1,3 miljoen euro, oordeelde de ERC.
Jaarboek 2010 16
project in bij de ERC voor het bekomen van een
Starting Grant met het VIB als onthaalinstelling.
En met succes. In 2007 werd ze groepsleider aan
het departement Plant Systems Biology van het
VIB-UGent. Hoe een dubbeltje rollen kan…
Spannende tijd“Het was een spannende tijd”, vertelt Benkova. “Zo-
wel Jiri als ikzelf waren druk bezig met het uitpluizen
van alle mogelijke mandaten en beurzen. 2007 was
de allereerste keer dat de ERC Starting Grants ter
beschikking stelde met individuele budgetten tot 2
miljoen euro. Ik besloot om ervoor te gaan. Tijdens
mijn mandaat in Tübingen kreeg ik de kans om mijn
eigen projecten te ontwikkelen en uit te werken. Voor
het uitschrijven van mijn project voor de ERC-grant
had ik al heel wat informatie en ideeën en hoefde
dus niet van nul af aan te beginnen. Dat was echt
een pluspunt. Tijdens de voorbereiding heb ik ook
veel kunnen opsteken van collega’s en vrienden. Ze
hebben mijn projectvoorstel gelezen en becommen-
tarieerd alvorens ik het heb ingediend. Ze hebben
me heel goed ondersteund tijdens het hele proces.
Wat de administratieve kant betreft, daar heb ik veel
ondersteuning gekregen van PSD en het VIB”.
Het schrijfproces zelf vond Benkova gemakkelijker
dan voor tal van andere, kleinere grants. Benkova:
“De procedure was zeer duidelijk. Een synthese van
je onderzoeksproject, met je curriculum en cita-
tion list en de instelling waar je het onderzoek wil
uitvoeren. Die werd geëvalueerd door externe peers.
En voorts een volledig uitgewerkt en gedetailleerd
voorstel met planning, methode en budgettering als
basis voor het interview met de experts. Verwach-
tingen en voorwaarden waren helder en nauwkeurig
geformuleerd. Bij kleinere grants is die duidelijkheid
er niet altijd. Vaak moet je gissen naar wat men van
de kandidaat wil. Hier was alles zeer rechtlijnig”.
Comfortabele uitgangspositie“Met zo’n grant kun je je eigen onderzoeksgroep
starten zonder voortdurend te moeten jagen achter
kleinere beurzen op korte termijn”. “Het is een zeer
comfortabele uitgangspositie”, getuigt Benkova. “ik
vind het een schitterende formule. Als je het geluk
hebt zo’n grant binnen te halen, dan ben je echt
onafhankelijk, heb je geen geldzorgen en kun je je
vijf jaar lang volledig op je onderzoek toeleggen”.
Benkova’s onderzoeksproject startte in september
2008. Haar project is dus ongeveer halfweg. Dankzij
de reputatie van het PSD in Tübingen en de ERC-
Starting Grant kon ze een sterk onderzoeksteam
uitbouwen met, naast haarzelf, een postdoctoraal
onderzoeker en drie PhD-studenten. Benkova vindt
dat een interessant neveneffect van zo’n prestigieuze
beurs als de ERC-Starting Grant. “Onderzoekers
geraken geïnteresseerd in je onderzoek en je kunt
kiezen wie je in je groep wilt hebben”.
Ze is in ieder geval erg opgetogen met de gang van
zaken. “Na tweeënhalf jaar kan ik zeggen dat ik heel
gelukkig ben met de onderzoeksgroep zoals hij nu
draait. In het begin weet je niet hoe zo’n project gaat
evolueren. Je start een groep, je bent gedreven. Je
deelt je kennis, ervaring en enthousiasme met de
mensen die de groep komen vervoegen. Die inte-
gratie is zeer goed gelukt. De manier waarop we nu
met elkaar communiceren, bevalt me sterk. Dat wist
ik in het begin uiteraard nog niet. Maar als ik nu naar
de groep kijk, dan ben ik zeer tevreden. Ik heb er
het volste vertrouwen in. We weten in welke richting
het onderzoek evolueert. We publiceren regelmatig
om ons werk kenbaar te maken en een bijdrage te
leveren aan het vakgebied”.
Toekomstverwachtingen na 2013? Benkova: “Als alles
naar wens verloopt en ik mijn onderzoeksniche voor
de toekomst goed kan afbakenen, dan is het zaak
om het onderzoek in dat gebied verder van nabij te
volgen, daarvoor de nodige fondsen te verzamelen en
mijn onderzoekscarrière verder te zetten op het niveau
van groepsleider of professor”.
Jaarboek 2010 17
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 18
Jo Van SteenbergenGeboren op: 7 maart 1975
Diploma’s: dr. Arabistiek en Islamkunde
KULeuven – 2003
Huidig statuut: Hoofddocent (BOF-ZAP) Universiteit Gent
Titel van het project: “The Mamlukisation of the Mamluk
Sultanate (MMS). Political Traditions and State Formation in
15th-century Egypt and Syria”.
Gastinstelling: Universiteit Gent
Departement: Talen en culturen van het
Nabije Oosten en Noord-Afrika
Bedrag van de beurs: 1,2 miljoen euro
Looptijd: oktober 2009 – oktober 2014
E-mail: [email protected]
Jaarboek 2010 02
Jo Van Steenbergen
Jaarboek 2010 19
“Een droom die plots realiteit wordt”
Dat de wereld van het oostelijke Middellandse Zeegebied in de late middeleeuwen in verval geraakte, is een wijd verspreide idee. Historicus Jo Van Steenbergen meent echter dat het om een diepgaande verandering gaat, een transitieperiode, die doet denken aan de processen van vroegmoderne staatsvorming zoals die ook in het Europa van de 15de eeuw plaatsvinden. Met een ERC Starting Grant van 1,2 miljoen euro wil hij zijn hypothese nu toetsen aan de waarheid.
Deze grant is voor Jo Van Steenbergen de kroon
op zijn onderzoekswerk van de afgelopen jaren.
Met een doctoraartsbeurs van het FWO en,
nadien, een éénjarige FWO-beurs als postdoc,
dompelde hij zich onder in de raadselachtige
domeinen van het middeleeuwse Egypte en
Syrië. Via informatie van de Universiteit Gent en
een collega uit Leiden kwam hij op het spoor
van de ERC Starting Grants. Hij verdiepte zich
in de wereld van de Mamelukse sultanaten en
vijlde en polijstte zijn onderwerp tot een werkstuk
waarmee hij zijn kans waagde. En met succes.
Met zijn “Mamlukisation of the Mamluk Sulta-
nate” is hij de eerste Vlaamse onderzoeker in de
middeleeuwse islamitische geschiedenis die met
zo’n bedrag als zelfstandig onderzoeker aan de
slag kan gaan.
“Om een idee te krijgen van de politieke wereld
uit die tijd is uitgebreid prosopografisch onder-
zoek nodig”, zegt Van Steenbergen. “Het gaat
hoofdzakelijk om onderzoek van narratief bron-
nenmateriaal. Voor de verwerking daarvan zijn
we al gestart met de ontwikkeling van een zeer
complexe relationele database: MP3 (Mamluk
Political Prosopography Project). Op basis daar-
van kunnen we het reilen en zeilen blootleggen
van de sultan en zijn entourage, maar ook van de
vele andere politieke actoren (officieren [amirs],
bureaucraten, notabelen). Wie waren ze? Welke
politieke invloed hadden ze? Welk was hun
status? Tot welke huishoudens of netwerken be-
hoorden ze? Via deze database kunnen we dus
hun biografieën bevragen. En van daaruit kunnen
we meer inzicht verwerven in de sociale, culturele
en politieke processen in die regio”.
Jaarboek 2010 20
Boeiende ervaringVan Steenbergen houdt aan de hele procedure voor
de ERC Starting Grant goede herinneringen over.
“Als je naar het bedrag kijkt, dan was het de inspan-
ning echt wel waard”, onderstreept hij. “De criteria
voor het uitschrijven van je aanvraag dwingen je echt
om ambitieus te denken en ideeën naar voren te
schuiven die een grote impact kunnen hebben op de
ontwikkelingen in je vakgebied”. Om alles in goede
banen te leiden kon Van Steenbergen rekenen op
de ondersteuning van de EU-cel van de Gentse
universiteit en ook het proefinterview met leden van
de Onderzoeksraad als voorbereiding op het afslui-
tende interview bij de ERC was voor hem bijzonder
waardevol.
“Het interview op de zetel van het ERC in Brussel
zelf vond ik een heel positieve ervaring”, getuigt Van
Steenbergen. “Eerst je onderzoeksvoorstel verdedi-
gen gedurende 15 minuten en dan de discussie met
een panel van zo’n vijftien internationale experts die
je onderzoeksvoorstel grondig hebben doorgenomen
en je op de rooster leggen. Allemaal historici in on-
derzoeksgebieden gaande van de prehistorie tot de
20ste eeuw, van het ene uiteinde van de wereld tot
het andere. Ik denk dat de sterkte van mijn aanvraag
schuilde in het conceptuele karakter ervan en dat er
comparatieve vraagstellingen aan gekoppeld waren
die voor alle culturen en maatschappijen gelden.
Van processen van staatsvorming kan iedereen zich
immers toch wel een idee vormen, zeker in deze
periode waarin dat sterk aan de orde is”.
Eigen laboratoriumMet het geld kan Van Steenbergen de salarissen be-
talen van twee postdocs en een doctoraatsstudent
over een periode van vijf jaar. De Gentse universiteit
deed er nog een schep bovenop waardoor nog twee
bijkomende doctoraatsstudenten op het project
kunnen werken. De rest is gereserveerd voor de
aankoop van bronnenmateriaal, het uitbouwen van
de relationele database, internationale uitwisseling en
onderzoeksreizen.
“Ik ben me er hoe langer hoe meer van bewust dat
ik dankzij de financiële middelen van deze grant iets
kan realiseren in optimale omstandigheden.
Jaarboek 2010 21
Niet alleen het samenbrengen van een onderzoeksteam
rond een onderwerp dat mij nauw aan het hart ligt,
maar ook de uitbouw van een heus eigen virtueel
laboratorium, met een eigen database en eigen
bronnenmateriaal als basis. Het is een labo dat niet
alleen voor dit project van nut zal zijn, maar dat ook
zijn waarde zal kunnen blijven bewijzen voor de rest
van mijn onderzoekscarrière”.
Van Steenbergen is ambitieus en wil zijn huidige
onderzoek hoe dan ook verder uitbouwen. Zo speelt
hij met de idee om een groot comparatief onderzoek
op te zetten voor de analyse van staatsvormingspro-
cessen. Wat verandert er precies in die 15de eeuw?
Waarom vinden in die periode overal in Europa en in
de wereld veranderingen plaats? Wat is de impact
van dergelijke veranderingen op de organisatie van
een maatschappij, een religie, een cultuur? Hoe ver-
houden die systemen zich tegenover elkaar?
Te vroeg om daar nu al intensief mee bezig te zijn,
maar Van Steenbergen denkt er wel aan.
“Als jonge onderzoeker moet je durven ambitieus te
zijn en groot te denken”, stelt Van Steenbergen met
klem. “Zeker na een doctoraal onderzoek dat altijd
erg specifiek is. Het is heel belangrijk om dat open
te trekken naar ruimere ideeën waarvan de impact
dat specifieke karakter kan overstijgen. Een Starting
Grant biedt daar alle mogelijkheden toe. Als jonge
onderzoeker is dit voor mij een droom die plots
realiteit wordt”.
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 22
Helga de ValkGeboren op: 7 juni 1972
Diploma’s: PhD in Sociology
Huidig statuut: ZAP (Vrije Universiteit Brussel) + senior
onderzoeker (NIDI, Nederlands Interdisciplinair Demo-
grafisch Instituut, Den Haag, Nederland)
Titel van het project: Families of migrant origin: a life
course perspective
Gastinstelling: NIDI
Departement: Prognoses, Migration and Health (PMH)
Bedrag van de beurs: 1,0 miljoen euro
Looptijd: 2011-2016
E-mail: [email protected]
mig
rant
sge
nera
tion
mig
ratio
npo
pula
tion
diffe
rentlif
e
orig
in cour
sesettlement
second
nativ
e
cour
se
dyna
mic
s
Jaarboek 2010 02
Helga de Valk
Jaarboek 2010 23
“Een unieke kans om wetenschappelijke en maatschappe-lijke kennis op een hoger peil te brengen”
Migratie en migranten zijn politiek en maatschappelijk gevoelige thema’s. De discussies laaien vaak hoog op, maar het is tegelijk verbazingwekkend hoe weinig we er echt over weten. Het debat wordt meestal gevoerd op basis van gevoelens en niet op basis van feiten en cijfers. In het vergrijzende en toenemend diverse Europa van vandaag is een heldere, wetenschappelijke kijk op migranten en hun levenslopen dus meer dan welkom. Voor Helga de Valk’s onderzoeks-voorstel naar migratie en aanverwante thema’s zoals familierelaties en levenslopen had de ERC 1,0 miljoen euro veil.
De Valk kreeg haar ERC Starting Grant in de
zomer van 2010 toegekend. Met het binnenhalen
van de Grant maakte ze tevens een transfer van
de VUB naar het NIDI, het Nederlands Interdis-
ciplinair Demografisch Instituut in Den Haag. Het
onderzoek waarvoor ze de grant gekregen heeft,
verhuist dus mee naar Nederland, al komt De
Valk een dag per week naar de VUB in het kader
van haar onderwijs- en onderzoeksopdracht
aldaar. 1,0 miljoen euro voor sociologisch onder-
zoek is een smak geld. “Zeker als je het integraal
mag besteden aan onderzoek en dan nog op de
manier die je zelf bepaalt binnen het onderzoeks-
voorstel”, aldus De Valk. Je kunt er echt iets
substantieels mee opbouwen wat met andere
financiering veel moeilijker is omdat de bedragen
veel kleiner zijn en de projecten vaak van kortere
duur. Hier krijg je meteen de kans om een echte
onderzoeksgroep uit te bouwen”.
De Valk’s projectaanvraag werd beoordeeld door
zeven internationale referenten en het interview in
de tweede ronde moest ze doen voor een panel
van tien experten. “Ik kreeg tien minuten de tijd
om mijn onderzoek voor te stellen. In de discus-
sie nadien werd ik behoorlijk aan de tand ge-
voeld”, vertelt ze. “Toen ik met de auto terug naar
de VUB reed, dacht ik: neen, dit haal ik nooit.
Ik ben dit punt vergeten en daar had ik meer
moeten over uitwijden en dat verband heb ik
niet gelegd, enzovoort, enzovoort... Twijfel alom.
Plots besef je dat je weinig kans maakt, dat je
slechts een van de vele kandidaten bent die een
aanvraag hebben ingediend en voor het interview
uitgenodigd zijn... Ik hoef u niet te vertellen hoe
blij ik was toen ik het positieve bericht in mijn
brievenbus kreeg!”.
Jaarboek 2010 24
Drie componentenLevensloop, familie en migratie zijn de drie kernbe-
grippen van De Valk’s onderzoeksproject. Hoe zien
de levenslopen van jongvolwassen migranten in Euro-
pa eruit, en dan vooral ook migranten van de tweede
generatie? Hoe verhouden zich hun levenslopen met
die van de autochtone bevolking? Dat is de eerste
component. De tweede component kijkt meer speci-
fiek naar familierelaties. Welke invloed heeft migratie
op familierelaties, zowel in de jongvolwassenheid
als bij het ouder worden? En de derde component
betreft een specifieke vergelijking met de landen van
herkomst. Wat gebeurt er met de jongvolwassenen
en de andere familieleden die achtergebleven zijn in
het land van herkomst? In hoeverre bepaalt migratie
hun levensloop? Hoe zien de zorgarrangementen, de
levenspatronen er uit binnen migrantenfamilies? “De
veranderingen waaraan die families onderhevig zijn,
worden vaak toegeschreven aan migratie, maar het
kan net zo goed een proces zijn dat zich ook in de
landen van herkomst afspeelt”, aldus De Valk.
Op het complexe fenomeen van migratie wil De Valk
met haar onderzoek een beter, maar ook een breder
zicht krijgen. “We willen niet alleen kijken naar de
traditionele arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko
van de jaren ’60, maar ook uit landen zoals Polen
en andere Oost-Europese landen. We willen kijken
hoe verschillende types van migranten en verschil-
lende redenen voor migratie invloed hebben op de
levenslopen van die personen en hun families. Het is
dus echt comparatief onderzoek waarbij we ener-
zijds verschillende herkomstgroepen vergelijken in
verschillende bestemmingslanden en liefst ook nog
in vergelijking met de landen van herkomst”.
Met de 1,0 miljoen euro van haar ERC grant wil De
Valk in de eerste plaats investeren in training van
jonge onderzoekers: twee PhD-studenten en een
postdoc over vijf jaar, plus een deel van haar eigen
onderzoekssalaris. Veel geld om eigen databanken
op te zetten schiet er dan niet meer over. Dus werkt
De Valk met bestaande data om deze ten volle te be-
nutten. De Valk: “Met een aantal landen zitten we in
dezelfde demografische databanken. Maar we gaan
ook naar andere landen kijken. Spanje, bijvoorbeeld,
heeft onlangs een migratie-enquète gehouden. Dat
kan een interessante bron zijn. Maar we kunnen ook
een beroep doen op gegevensmateriaal uit registers.
De Skandinavische landen bijvoorbeeld houden
registers bij van hun hele bevolking. Ook in Neder-
land is dat zo. Daarmee kun je de hele bevolking
onderzoeken. Ze hebben echter het nadeel van een
Jaarboek 2010 25
gebrek aan achtergronddetails over bijvoorbeeld fa-
milierelaties. Enquêtes hebben dan weer het nadeel
dat de steekproeven niet altijd voldoende migranten
omvatten. Door een combinatie van verschillende
databronnen in verschillende landen proberen we
dus een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de
situatie en de evolutie”.
Dubbel doelDe Valk wil met haar wetenschappelijke bevindingen
niet wachten tot het einde van het project om een
lijvig rapport te publiceren. Neen, ze wil vooral kort
op de bal spelen en artikels publiceren in vakbladen
en andere tijdschriften. Waarom? “Enerzijds om
de theorievorming rond deze thematiek verder te
ontwikkelen, maar anderzijds ook om nuttige en inte-
ressante informatie te bezorgen aan beleidsmakers”,
stelt De Valk. “Want migratie is een gebied met heel
wat beleidsrelevantie en dat mag je als socioloog niet
uit de weg gaan. In dat verband is Population Europe
een heel interessant kanaal. Het is een samenwer-
kingsverband tussen alle demografische instituten in
Europa dat gericht is op het vertalen van demogra-
fisch onderzoek naar beleidsmakers”.
Deze ERC Starting Grant vindt De Valk een unieke
kans om de wetenschappelijke en maatschappelijke
kennis in het gebied van de migratie en migranten-
populaties op een hoger peil te brengen. “Deze grant
geeft me de gelegenheid om vijf jaar lang uitsluitend
bezig te zijn met onderzoek dat zowel wetenschap-
pelijk als maatschappelijk zeer relevant is. Het is
bovendien de bedoeling van zo’n Starting Grant
om een onderzoeksinitiatief op te starten en verder
te kunnen uitbouwen, ook nadat het project op z’n
einde loopt. Dankzij deze grant kan ik jonge onder-
zoekers de kans geven om door te groeien en suc-
ces te boeken en tegelijk een bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van de discipline. Het is een grote stap
in mijn carrière”, aldus nog De Valk.
mig
rant
sge
nera
tion
mig
ratio
npo
pula
tion
diffe
rentlife
orig
in cour
se
settlement
second
nativ
e
cour
se
dyna
mic
s
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 26
Philippe LemeyGeboren op: 10 augustus 1977
Diploma’s: dr. in de Medische Wetenschappen
(KULeuven, 2005)
Huidig statuut: Docent K.U.Leuven
Titel van het project: “Evolutionaire reconstructie van
virale verspreiding in tijd en ruimte”
Gastinstelling: K.U.Leuven
Groep: Biomedische wetenschappen
Departement: Microbiologie en Immunologie
Bedrag van de beurs: 1,5 miljoen euro
Looptijd: Oktober 2010 – Oktober 2015
E-mail: [email protected]
Jaarboek 2010 02
Philippe Lemey
Jaarboek 2010 27
Veel virussen evolueren zo snel, dat hun versprei-
dingsgeschiedenis – zelfs al omvat die maar en-
kele jaren – toch een genetisch spoor van muta-
ties nalaat in hun genoom. Dat spoor valt echter
niet altijd zo eenvoudig af te lezen. Meestal is het
gefragmenteerd of verborgen. Om die evolutie-
geschiedenis te reconstrueren zijn wiskundige
modellen onontbeerlijk. Philippe Lemey vergelijkt
zijn onderzoek graag met het opmaken van een
stamboom. Met een stamboom kun je immers
zien hoe virussen zich doorheen de geschiedenis
van plaats tot plaats verspreid hebben.
“Het doel”, zo zegt Lemey, “is statistische
technieken ontwikkelen en toepassen op ver-
schillende virussen om te achterhalen hoe ze
epidemische dimensies kunnen aannemen. We
willen testen welke epidemische barrières gelden
voor virussen en welke predictoren van toepas-
sing zijn voor hun ruimtelijke verspreiding. En de
ideale informatie om dergelijke predictoren uit te
testen is terug te vinden in het genoom van virus-
sen. De rol van het internationaal luchtverkeer
bij de verspreiding van griep bijvoorbeeld is een
voor de handliggende predictor, maar hij is nog
nooit formeel uitgetest. Zo willen we nog andere
predictoren achterhalen en de virale transmis-
siedynamiek in kaart brengen. Op basis daarvan
kan er dan aan interventie en preventie gedaan
worden. Denk aan het sluiten van luchthavens
om de internationale trafiek van pandemische
griepvirussen te doorbreken”.
“Van postdoctoraal medewerker naar onafhankelijk onderzoeker is de ultieme stap voor wie wetenschappelijk gedreven is”
Om de mechanismen te identificeren die leiden tot de opkomst, de instandhouding en de epidemische verspreiding van infectieuze ziekten, zouden epidemiologen bijzonder gebaat zijn bij een volledige karakterisering van de verspreiding van ziektekiemen of virussen in tijd en in ruimte. Het wetenschappelijk onderzoek naar de supersnelle en wereldwijde verspreiding van het griepvirus, bijvoorbeeld, bewees dat analyses van virale genetische gegevens uiterst nuttige infor-matiebronnen zijn voor epidemiologen. Want, ze kunnen de basis vormen voor efficiënte interven-tie- en preventiestrategieën. Dat soort van strategieën wil Philippe Lemey mee vorm geven door het ontwikkelen van statistische methoden om de tijds- en ruimtedynamica van virale genomen in kaart te brengen. Lemey kreeg er van de ERC 1,5 miljoen voor.
Jaarboek 2010 28
Belangrijkste stapHet binnenhalen van deze ERC Starting Grant is
voor Lemey tot nu toe de belangrijkste stap in zijn
onderzoekscarrière. “De stap van postdoctoraal
medewerker naar onafhankelijk onderzoeker is de ul-
tieme stap voor wie wetenschappelijk gedreven is en
wetenschappelijke expertise nastreeft”, aldus Lemey.
“De start van mijn ERC-project viel ook samen met
mijn aanstelling als ZAP-lid aan de K.U.Leuven. Op
zich biedt zo’n aanstelling de kans om onafhankelijk
onderzoek te doen, maar ik vind dat je pas echt
onafhankelijk wordt, als je ook de nodige financiering
zoekt en vindt om je ideeën uit te werken”.
Toch verliep zijn zoektocht niet rimpelloos. Met een
FWO-mandaat als postdoctoraal onderzoeker voor
drie jaar, maakte hij in 2007 de overstap van Oxford
naar zijn Leuvense alma mater. Daarmee kon hij zich
opnieuw in zijn vorige vakgroep integreren en zich
volledig gooien op het project dat hij bij de ERC wilde
indienen. Helaas waren de scores bij een eerste
aanvraag niet voldoende. Hij geraakte niet voorbij de
eerste ronde en zijn project werd niet geselecteerd.
Maar van de nood maakte hij een deugd. Lemey:
“Intussen was het project zeer sterk geëvolueerd.
Op basis van mijn ervaring met de eerste editie, had
ik ook al een beter idee hoe ik mijn tweede aanvraag
kon uitwerken. In 2010 ben ik er dan opnieuw aan
begonnen. Het werd een heel ander project. Veel
vernieuwender en veel steviger onderbouwd. Hoewel
ik de procedure kende, was het toch hard werken.
Alleen het interview in de tweede ronde was nieuw
voor mij.
Je project voorstellen in tien minuten en daarna een
diepgaande vragenronde door Europese experts. Je
moet echt wel heel goed voorbereid zijn. Bij heel die
lange voorbereiding heb ik ook veel steun gekregen
van mijn universiteit, niet alleen bij het uitschrijven
van het project, maar ook dankzij een testinterview
dat intern georganiseerd werd. Het resultaat mag
er zijn!”.
Expertise opbouwen Met zijn ERC Starting Grant kan Lemey de nodige
expertise opbouwen om een echt referentiecentrum
uit de grond te stampen. Het is per definitie interdis-
ciplinair onderzoek, want het ligt op de grens tussen
bio-informatica, evolutionaire biologie en virologie.
Een gedeelte gaat naar onderzoeksinfrastructuur,
maar de grootste hap is bestemd voor de financie-
ring van twee doctoraatsstudenten en een postdoc-
toraal onderzoeker.
“Anderhalf miljoen euro geeft je de mogelijkheid om
een echte onafhankelijke onderzoekslijn uit te wer-
ken”, onderstreept Lemey. “En de onthaaluniversiteit
verbindt er zich toe je van alle faciliteiten te voorzien
om dat dan ook effectief te kunnen realiseren. Bo-
vendien bezorgt zo’n grant je ook een zeker aanzien.
Dan merk je dat deuren gemakkelijker opengaan. Zo
ben ik onlangs betrokken geraakt bij een oproep, in
het kader van het Zevende Kaderprogramma van de
EU, voor een onderzoek in het gebied van de volks-
gezondheid naar interspecies-transmissie van virus-
sen en pandemische voorbereidingen. Daarbij is een
heel consortium van verschillende Europese partners
betrokken. Ik ben er zeker van dat mijn ERC-grant
echt een effect gehad heeft, zodat ik me daarin heb
kunnen profileren”.
Op lange termijn heeft Lemey nog geen concrete
plannen. “Ik wil me de komende vijf jaar volledig inzet-
ten om de objectieven van mijn project ook effectief
tot stand te brengen. Als dat lukt, en we kunnen dat
werk ook valoriseren, dan hebben we een onder-
zoeksgroep met een specifieke expertise uit de grond
gestampt waarvoor er echt een niche is.
Ik hoop dat die droom over vijf jaar werkelijkheid
wordt. Ik hoop ook dat de onderzoeksgroep uitein-
delijk verder structureel ondersteund kan worden.
Want nieuwe onderzoeksideeën ontstaan tenslotte
veelal altijd uit lopend onderzoek. Daarom vind ik het
nu erg voorbarig om vijf jaar vooruit te denken. De
toekomst zal wel uitwijzen waar we terecht komen”.
Jaarboek 2010 29
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 30
Wendy LowenGeboren op: 10 juni 1979
Diploma’s: Dr. in de Wetenschappen, Wiskunde (VUB, 2005)
Huidig statuut: postdoc (FWO) en deeltijds docent (UA)
Titel van het project: Hochschild cohomologie,
niet-commutatieve deformaties en spiegelsymmetrie
Gastinstelling: UA
Departement: Wiskunde en informatica
Looptijd van de grant: 01/10/2010 tot 30/09/2015
Bedrag: 700.000 euro
E-mail: [email protected]
Jaarboek 2010 02
Wendy Lowen
Jaarboek 2010 31
“Een wetenschappelijke springplank waar ik voordien nooit had van kunnen dromen”
Spiegelsymmetrie vindt haar oorsprong in de fysica, meer precies in de snaartheorie. Ze beschrijft een merkwaardig fenomeen waarbij verschillende “meetkundige realiteiten” aanleiding geven tot “equivalente fysica”. Ook binnen de wiskunde, en dan in het bijzonder de meetkunde, heeft dit reeds geleid tot belangrijke nieuwe ontwikkelingen en resultaten. Maar een fundamenteel begrip van spiegelsymmetrie ontbreekt nog steeds, het blijft vooralsnog een van de grote onopgeloste raadsels in de wiskunde. Wendy Lowen wil spiegelsymmetrie ruimer benaderen en daarbij gebruik maken van technieken die ze gedeeltelijk zelf ontwikkeld heeft. Hoe ze dat wil doen, schreef ze neer in een projectaanvraag voor een ERC Starting Grant.
Veel afleidingen in de wiskunde gaan ervan
uit dat als je een bewerking toepast op twee
elementen, de volgorde van die elementen mag
gewijzigd worden zonder dat dit gevolgen heeft
voor het eindresultaat. Het is stof voor de lessen
algebra in de humaniora. Drie gelijke afstanden
van vijf meter zijn gelijk aan vijf gelijke afstanden
van drie meter. In algebraïsche termen geeft dat:
xy = yx. Dat heet commutativiteit.
De algebra die klassieke meetkundige ruimten
beschrijft, bijvoorbeeld als oplossingen van veel-
termvergelijkingen, is commutatief. En de ruimten
die klassiek een rol spelen in spiegelsymmetrie
zijn van dit type.
“Maar er zijn aanwijzingen”, zo zegt Lowen,
“dat spiegelsymmetrie een fenomeen is dat zich
afspeelt in een niet-commutatieve wereld. Dat wil
zeggen tussen meetkundige structuren, waar-
voor de onderliggende algebra niet commutatief
is, waar xy dus niet noodzakelijk gelijk is aan yx.
Ik begon mijn onderzoek in deze fascinerende
meetkundige wereld dankzij mijn promotor,
professor M. Van den Bergh, die een van de
grondleggers is in dit gebied. Zowel tijdens als
na mijn doctoraat werkte ik rond het thema van
deformatie, een mechanisme dat toelaat commu-
tatieve structuren om te vormen in niet-commu-
tatieve structuren. In mijn ERC-onderzoeksproject
stel ik onder andere de ontwikkeling van concrete
technieken voor om het fenomeen van de spie-
gelsymmetrie vanuit die hoek te onderzoeken”.
Niet alleen leken fronsen de wenkbrauwen wan-
neer ze over spiegelsymmetrie horen. Ook voor
wiskundigen is het gebied waarin dit fenomeen
zich afspeelt moeilijk en, vooral, raadselachtig.
Het onderzoek dat Lowen op het getouw wil
zetten is dus high risk/high gain, zoals het in de
ERC-handleiding staat. “Aan het einde van de
rit zal ik met mijn onderzoeksgroep ongetwijfeld
enkele interessante pistes verkend hebben en ik
ben er zeker van dat er mooie zaken aan het licht
zullen komen, maar of er serieuze doorbraken
Jaarboek 2010 32
komen, valt echt niet te voorspellen. Het ERC laat
juist toe om diepe problemen aan te pakken en
is niet alleen geïnteresseerd in de output op korte
termijn”, aldus Lowen.
Verrijkende ervaringLowen schat haar kansen in ieder geval positief in.
Toen ze haar aanvraag indiende was ze er rotsvast
van overtuigd dat het voorgestelde project perfect
het onderzoek beschreef waar ze de komende
vijf jaar aan wilde werken. Die overtuiging is niet
meteen gekomen. De aanvraagprocedure vond
ze veeleisend. “Het ganse schrijfproces liep bij mij
over verschillende maanden”, getuigt ze. “Zowel de
aangebrachte thematiek als de methodologie moest
nauwkeurig beschreven worden. Mijn ideeën hadden
tijd nodig om te rijpen. Temeer omdat ik wist dat
topexperts mijn aanvraag grondig zouden evalue-
ren. Maar ik was zeer gemotiveerd. Zelfs al had ik
de grant niet gekregen, dan nog zou ik het geen
verloren investering gevonden hebben. Integendeel.
Het loonde echt de moeite om voldoende tijd vrij te
maken om mijn horizon te verruimen, links met an-
dere subdisciplines in de wiskunde te onderzoeken
en nieuwe denkpistes af te tasten. Dat op zich was
wetenschappelijk gezien al een verrijkende ervaring”.
Een grant van zo’n omvang voor een vakgebied als
de fundamentele wiskunde is uitzonderlijk. Het nor-
male kanaal voor de financiering van dat soort van
onderzoek is het FWO. “Natuurlijk kun je het opzet
van ERC en dat van het FWO niet zomaar vergelij-
ken. Maar ik kan gerust stellen dat het FWO de basis
gelegd heeft voor het behalen van mijn ERC-grant”,
onderstreept Lowen. “Zonder het FWO had ik nooit
kunnen realiseren wat ik tot nu toe gedaan heb,
en dat heeft bij de ERC-selectie ook een grote rol
gespeeld. Ik ben nu tien jaar FWO-onderzoeker,
eerst als aspirant aan de VUB, en nu als postdoc
aan de Universiteit Antwerpen. Het FWO liet me ook
toe twee jaar als onderzoeker te werken in Parijs,
eerst aan de Université Paris 7 (Jussieu) en daarna
ook aan het Institut des Hautes Etudes Scientifi-
ques (IHES). Ook dat is een onuitwisbare ervaring.
Het FWO is echt onontbeerlijk om internationaal
competitieve wetenschappers te vormen die zich
vrijwel volledig aan onderzoek kunnen wijden. Hoe
ze hun carrière nadien uitbouwen is natuurlijk een
persoonlijke keuze. De meeste postdocs staan op
een bepaald moment voor de keuze om onderwijser-
varing op te doen met het oog op een ZAP-positie.
Met deze ERC Starting Grant heb ik een duidelijk
toekomstperspectief. Mijn keuze staat nu vast:
ik ga voluit voor onderzoek”.
Jaarboek 2010 33
SpringplankLowen beschouwt deze ERC Starting Grant als een
vertrekpunt, een wetenschappelijke springplank
waar ze voordien nooit had van kunnen dromen.
Twee pistes wil ze bewandelen. In de eerste plaats
een kleine onderzoeksgroep uitbouwen waarvoor ze
momenteel geschikte kandidaten zoekt. Daarbij is
ook de samenwerking met andere onderzoeksgroe-
pen een belangrijk punt. Lowen: “De voornaamste
invalshoek voor mijn onderzoek tot nu toe was de
algebraïsche meetkunde. Het is met dit ERC-project
de bedoeling om mijn onderzoek open te trekken
naar andere deelgebieden van de wiskunde, bijvoor-
beeld de symplectische meetkunde en de algebra-
ische topologie. Daarvoor wil ik enerzijds postdocs
aantrekken die een complementaire expertise in mijn
team brengen, en anderzijds wil ik ook experten uit
aanverwante gebieden voor kortere periodes uitno-
digen om een zo optimaal mogelijke interactie tot
stand te brengen”.
De ERC-grant biedt hiertoe een prachtige kans,
maar natuurlijk gaan de wetenschappelijke aspiraties
verder dan de looptijd van Lowens ERC-project:
“Als ik nieuwe paden kan inslaan en zij-projecten kan
doen ontstaan, zal ik die mogelijkheid zeker benutten.
Het onderzoek zelf zal uitwijzen waar zich interessan-
te vertakkingen voordoen. Het belangrijkste voor mij
is uiteindelijk de kans blijven krijgen me toe te leggen
op de wiskundige problemen zelf, en deze steeds
dieper te kunnen doorgronden”.
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 34
Christophe DetavernierGeboren op: 1 februari 1975
Diploma’s: dr. Wetenschappen – Natuurkunde (UGent, 2001)
Huidig statuut: Docent Universiteit Gent
Titel van het project: COCOON – conformal coating
of nanoporous materials
Gastinstelling: Universiteit Gent
Departement: Vastestoffysica
Bedrag van de beurs: 1,4 miljoen euro
Looptijd: 1 januari 2010 – 31 december 2014
E-mail: [email protected]
Jaarboek 2010 02Jaarboek 2010 35
“Een vliegende start om mijn onderzoek meteen op de kaart te kunnen zetten”
Atomaire laagdepositie (ALD) wordt in de micro-elektronica gebruikt als een techniek om heel dunne films atoomlaag per atoomlaag af te zetten, onder meer in geheugenchips en in transistoren voor microprocessoren. Maar ook buiten de micro-elektronica heeft de techniek potentiële toe-passingen. Bijvoorbeeld in het brede gebied van de nanoporeuze materialen, waar ALD gebruikt zou kunnen worden om het oppervlak van filtermaterialen of katalysatoren te functionaliseren. Op basis van eigen onderzoek en literatuurstudie slaagde Detavernier erin om aan te tonen dat ALD voor nanoporeuze substraten een startend onderzoeksdomein is met heel wat nieuwe mogelijkheden in de chemische sector. De ERC verzilverde zijn onderzoeksaanvraag met een bedrag van 1,4 miljoen euro.
Detavernier is al een tijdje bezig met ALD. In
2001 doctoreerde hij met een FWO-beurs en
ging daarna voor twee jaar als FWO-postdoc
naar IBM Research. Daar geraakt hij geboeid
door het concept van ALD, waarbij een dunne
film op een extreem gecontroleerde manier
atoomlaag per atoomlaag gedeponeerd wordt.
In 2005 werd hij professor met een BOF-ZAP
mandaat. Hij droomde ervan om een eigen on-
derzoeksgroep rond ALD uit te bouwen. In 2007
werd een eerste stuk van die droom gereali-
seerd toen hij van het IWT een SBO-financiering
kreeg voor de bouw van een eerste reactor om
atomaire laagdepositie te onderzoeken. Ook het
FWO steunde in deze opstartfase, onder meer
door het sponsoren van een aspirantenmandaat
rond ALD. Om het ALD-onderzoek verder uit te
bouwen en het hele ALD-proces in detail te kun-
nen volgen, was echter bijkomende speciale en
dure meetapparatuur nodig. Het zag ernaar uit
dat het een project van lange duur zou worden.
Maar in oktober 2008 diende hij bij de ERC een
stevig gedocumenteerd dossier in voor een
Starting Grant. In 2009 werd zijn onderzoeks-
voorstel beloond met een eenmalige dotatie van
1,4 miljoen euro.
Wat is de uitdaging? In de micro-elektronica
wordt ALD momenteel gebruikt om dunne
lagen te deponeren op het binnenoppervlak van
3D-structuren in geheugenchips die typisch 10
tot 100 keer dieper zijn dan ze breed zijn. Het
basisidee van het COCOON-project bestaat erin
om ALD te gebruiken om het binnenoppervlak
van nanoporiën te coaten. Bij nanoporeuze
materialen wordt men echter geconfronteerd met
poriegrootten van amper enkele nanometer en
aspectratio’s die tot 100 keer groter zijn dan bij
de micro-elektronicatoepassingen.
Jaarboek 2010 36
Detavernier: “De grote uitdaging is dus om de ALD-
techniek te ontwikkelen als een nieuwe tool om het
binnenoppervlak van die nanoporeuze materialen op
een zeer gecontroleerde manier te bedekken. Het is
zeer experimenteel onderzoek waarbij we het hele
groeiproces van atomaire laagdepositie in onze ALD-
reactoren in situ kunnen opvolgen via gesofistikeerde
meetapparatuur”.
Vliegende start“Een vliegende start om mijn onderzoek meteen
op de kaart te kunnen zetten”, zo omschrijft
Detavernier het. “Met die Starting Grant kan ik dure
maar noodzakelijke meetapparatuur aanschaffen en
meteen starten met experimenteel onderzoek. Als
startend onderzoeker is het immers verre van evident
om daarvoor het nodige budget bijeen te krijgen. In
één klap kan ik nu een geweldige sprong voorwaarts
maken. Ook het personeelsaspect is uiteraard
belangrijk. De Starting Grant stelt mij in staat om
samen met een postdoctorale onderzoeker en een
groep van doctoraatsstudenten de komende vier jaar
het onderzoek rond ALD verder uit te bouwen. Maar
wellicht nog belangrijker is dat ik dankzij deze grant
ook in staat zal zijn om voor dit nieuwe onderzoeks-
domein expertise en infrastructuur uit te bouwen die
ook nog na de loopdtijd van dit project zijn waarde
en nut zal kunnen bewijzen”.
Startende onderzoekers op weg helpen naar zelf-
standigheid is volgens Detavernier de belangrijkste
doelstelling van de ERC Starting Grants. “De ERC
juryleden willen in de eerste plaats te weten komen
of je met je voorstel een nieuwe richting inslaat. Een
van de criteria waar specifiek naar gevraagd werd
tijdens het interview in de tweede ronde was het
aantal publicaties dat ik op mijn naam had zonder
mijn doctoraatspromotor als co-auteur. Men wilde
dus echt toetsen hoe onafhankelijk ik al was. Men
wil je echt stimuleren op weg naar een carrière als
zelfstandig onderzoeker. Daarom zijn deze grants
ook gericht aan individuele onderzoekers. In tegen-
stelling tot de meeste andere vormen van Europese
projectfinanciering, is het bij ERC niet nodig om een
Jaarboek 2010 37
internationaal consortium bij het projectvoorstel te
betrekken. Belangrijk ook is dat men een duidelijk
zicht wil krijgen op het traject dat je verder zal inslaan
eens het project is afgelopen. Ook dat is opvallend
aan deze grants”.
SamenwerkingDat betekent natuurlijk niet dat je als zelfstandig
onderzoeker geen samenwerking mag nastreven.
Detavernier is er trouwens zeker van dat deze ERC
Starting Grant deuren zal openen voor samenwer-
king met andere binnen- en buitenlandse onder-
zoeksgroepen. Dit is wenselijk en noodzakelijk. “Wij
benaderen ALD voornamelijk vanuit het standpunt
van de vastestoffysica, maar het onderzoek naar
toepassingen rond nanoporeuze materialen en kata-
lyse maakt uiteraard een link met andere disciplines
noodzakelijk”, stelt Detavernier. “Wetenschappelijke
kruisbestuiving met andere, geïnteresseerde groepen
is daarom zeer belangrijk. We werken nu al nauw sa-
men met groepen aan andere Vlaamse universiteiten.
Maar ook buitenlandse groepen zijn welkom”.
“Een grote meerwaarde van een ERC Starting Grant
is dat je binnen het kader van de aanvraag de vrijheid
krijgt om je budget volledig zelfstandig te bepalen
en te beheren” vindt Detavernier. “De bedragen
schommelen tussen minimum 300.000 en maximum
2 miljoen euro. Met het geld dat ik gekregen heb kan
ik echt een nieuw onderzoekspad uitstippelen en in
één keer de nodige investeringen doen om dat ook
praktisch mogelijk te maken. Voor een beginnende
onderzoeker is dat echt een droomstart”.
BIJLAGENFinanciering en aanwending 2010
Jaarboek 2010 40
Financieringen aanwending 2010
Mandaten: 42%
Projecten: 51%
Administratief beheer: 3%
Reisbeurzen, internat. samenwerking: 3%
Kredieten aan navorsers: 1%
FinancieringHet FWO heeft verschillende financieringsbronnen
om onderzoekers te steunen. De betoelaging voor
20010 bedraagt 190,8 miljoen euro en is als volgt
onderverdeeld:
• Vlaamse Gemeenschap
Toelage, inclusief Odysseusprogramma, internatio-
nale samenwerking,grote onderzoeksfaciliteiten en
humanitaire acties 136.9 miljoen euro (72%)
Toelage van de Nationale Loterij 11,5 miljoen euro (6%)
• Federale Overheid
Wetenschapsbeleid 7.5 miljoen euro (4%)
Sociale Zaken, Volksgezondheid 2.1 miljoen euro (1%)
Economische Zaken en Energie 1.9 miljoen euro (1%)
• Mecenaat
Nationale Loterij: zie Vlaamse Gemeenschap
Schenkingen van bedrijven en particulieren
• Fiscale en parafiscale maatregelen:
Voor zijn mandatenbestand van postdoctoralen
wordt het FWO voor 75% vrijgesteld van de be
drijfsvoorheffing, wat het FWO 9.2 miljoen euro
(5%) extra oplevert. Bovendien is het FWO vrij
gesteld van de werkgeversbijdragen voor sociale
zekerheid voor Postdoctorale Onderzoekers, die
extra zijn bijgekomen t.o.v. het referentiebestand
op 31 december 1995. Dit laat een extra besteding
toe door het FWO van 4.7 miljoen euro (2%).
Ten slotte is er het tewerkstellingsplan in het
fundamenteel onderzoek van 16,9 miljoen euro (9%).
Jaarboek 2010 41
Evolutieen aanwending 2010 van de Vlaamse en Federale toelagen (in kEUR)
1995 (in kEUR)
%2000
(in kEUR)%
2008 (in kEUR)
%2009
(in kEUR)%
2010 (in kEUR)
%
Toelagen van de Vlaamse Gemeenschap 58.104 78 91.175 78 134.602 74 139.554 73 136.872 72
Nationale Loterij 11.411 15 10.470 9 11.712 6 11.501 6 11.463 6
Federale toelagen 5.087 7 12.088 10 11.489 6 11.769 6 11.586 6
Federale gunst-maatregelen - - 2.504 2 25.794,492 14 29.306 15 30.835 16
Totaal Toelagen 74.602 100 116.237 100 183.597,492 101 192.130 100 190.756 100
6%
6%
16%
72%
Jaarboek 2010 42
Evolutievan de toelagespreiding over de actiemiddelen van het FWO (in kEUR)
42%
52%
3%3%
1995 (in %)
2000 (in %)
2008 (in %)
2009 (in %)
2010 (in %)
Mandaten 47% 48% 42% 43% 42%
Projecten en kredieten (1) 46% 46% 52% 51% 52%
Internationalisering en mobiliteit (2) 2% 2% 4% 3% 3%
Diversen 5% 4% 3% 3% 3%
MandatenProjecten en kredieten (1)
Internationalisering en mobiliteit (2)
Diversen
(1) vanaf 2007: Odysseustoelage inbegrepen (2) vanaf 2008: internationale coordinatie-actie, ESF, mobiliteitstoelage, reiskredieten, etc.
Jaarboek 2010 43
Aan
tal
Aspiranten Postdoctorale onderzoekers
856
850
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aspiranten Postdoctorale onderzoekers
%
25
22
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Evolutie
MANDATENBESTAND 2002-2010
mandatenbestand en slaagpercentage 2002-2010
SLAAGKANSEN MANDATEN (%)
Jaarboek 2010 44
OnderzoekersIn functie op 1 oktober 2010
n %
Biologische wetenschappen 116 14
Cultuurwetenschappen 153 18
Gedrags- en maatschappijwetenschappen 165 19
Medische wetenschappen 211 25
Wetenschap en Technologie 204 24
Interdisciplinair 7 1
ASPIRANTEN IN FUNCTIE
POSTDOCTORALE ONDERZOEKERS IN FUNCTIE
1%
14%
18%
19%24%
25%
n %
Biologische wetenschappen 131 15
Cultuurwetenschappen 118 14
Gedrags- en maatschappijwetenschappen 106 12
Medische wetenschappen 257 30
Wetenschap en Technologie 231 27
Interdisciplinair 7 1
1%
15%
14%
12%
30%
27%
Jaarboek 2010 45
AANTAL ONDERZOEKERS PER TYPE EN GESLACHT
man
0
100
200
300
400
600
500
Aspiranten Postdoctoraleonderzoekersvrouw
Jaarboek 2010 46
Projecten & kredietenop 1 januari 2010
Totaal (in kEUR)
%
Biologische wetenschappen 10.614 13
Cultuur- en taalwetenschappen 8.191 10
Exacte wetenschappen 15.109 19
Gedrags- en maatschappijwetenschap-pen
12.301 15
Medische wetenschappen 24.771 30
Toegepaste wetenschappen 10.497 13
Totaal 81.483 100
Totaal (in kEUR)
%
Biologische wetenschappen 315 22
Cultuur- en taalwetenschappen 46 3
Exacte wetenschappen 276 19
Gedrags- en maatschappijwetenschap-pen
53 4
Medische wetenschappen 646 45
Toegepaste wetenschappen 95 7
Totaal 1.430 100
BESTEDING AAN PROJECTEN PER GEBIED (1)
BESTEDING AAN KREDIETEN PER GEBIED
7%
22%
3%
19%
4%
45%
13% 13%
10%
19%
15%
30%
(1) Hierbij zijn inbegrepen: IIKW, FGWO, VNC, allerlei Vlaams, Levenslijn, Projectonderzoek, en ERC (maar dus niet Odysseus en Big Science).
Jaarboek 2010 47
Totaal (in kEUR)
%
Personeel 59.095 72,52440054
Uitrusting 1.678 2,059461025
Werking 20.710 25,41613843
Totaal 81.483 100
BESTEDING AAN PROJECTEN TOTAAL
72,52%
2,05%
25,41%
BESTEDING AAN MANDATEN, PROJECTEN EN KREDIETEN PER GEBIED
14%
28%
28%
13%
16%
%
Biologische wetenschappen 14
Cultuurwetenschappen 13
Gedrags- en maatschappijwetenschappen 16
Medische wetenschappen 28
Wetenschappen en technologie 28
BijlagenFWO - overzicht 2010
Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaan-
deren (FWO) heeft als opdracht het stimuleren en
ondersteunen van het kennisgrensverleggende
fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in alle
wetenschapsgebieden aan de universiteiten van de
Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van samen-
werkingsverbanden tussen de Vlaamse universi-
teiten en andere onderzoeksinstellingen. Het FWO
financiert excellente en beloftevolle onderzoekers
alsook onderzoeksprojecten na een interuniversi-
taire competitie en een evaluatie door binnen- en
buitenlandse experten. Het enige criterium is de uit-
muntende kwaliteit van onderzoeker en onderzoeks-
voorstel, ongeacht de wetenschappelijke discipline,
de onthaalinstelling, gender, politieke of religieuze
overtuiging.
Maatschappelijk draagvlakHet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, dat
zich richt op het uitdiepen van de kennis over de
mens en zijn omgeving, draagt bij tot het verhogen
van het maatschappelijk en cultureel niveau van
onze samenleving. Het handhaven van een hoog
kennisniveau door wetenschappelijk onderzoek is
een garantie voor hoogstaande opleidingen van
talentvolle jonge mensen in een brede waaier van
disciplines. Op langere termijn vormt deze kennis en
het gevormde menselijke kapitaal de basis van het
gericht, toegepast, technologisch, strategisch, be-
leidsondersteunend en voorbereidend onderzoek en
vormt ze een essentieel onderdeel in het scheppen
van welvaart en welzijn. Het kennisgrensverleggend
onderzoek ligt tevens aan de basis van de kennisver-
ruiming o.a. nodig voor de grote maatschappelijke
uitdagingen (milieu, mobiliteit, gezondheid,…).
Keuzes van economisch of maatschappelijk strate-
gisch domeinen zullen worden aangestuurd, niet al-
leen vanuit maatschappelijke en socio-economische
behoeften, maar ook vanuit excellente onderzoeks-
groepen.
Het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek is
de eerste cruciale schakel in de innovatieketen en
voedingsbodem voor nieuwe technologieën en
economische en maatschappelijke ontwikkelingen.
Het fundamenteel onderzoek is, in tegenstelling tot
andere onderzoekstypes, voornamelijk aangewezen
op de financiële inbreng van de overheid, daar het
zelden op korte termijn tot economische of maat-
schappelijke valorisatie zal leiden. Een evenwichtige
verdeling van de middelen tussen gericht en niet-
gericht onderzoek is dan ook absoluut noodzakelijk.
Niet-gouvernementele “research councils” zijn in Eu-
ropa een traditie. Dit blijkt uit het feit dat de European
Science Foundation (ESF) 80 dergelijke instellingen
uit 30 landen omvat. Ook het FWO is lid van ESF en
betrokken bij verschillende Europese onderzoeksini-
tiatieven. ESF telt zeer gevarieerde instellingen, maar
de constante is de ondersteuning van het fundamen-
teel onderzoek met overheidsgeld via wetenschap-
pelijk onafhankelijke instellingen. De inbreng van de
wetenschappelijke gemeenschap als initiatiefnemer
en evaluatieorgaan is daarbij een onmisbare factor.
Opdracht
Jaarboek 2010 50
Onderzoeksinitiatieven van het FWO
1. Het FWO geeft financiële steun aan
individuele onderzoekers onder de vorm van:
• Beurzen voor jonge onderzoekers (Aspiranten)
voor 2x2 jaar*
• Bijzondere Doctoraatsbeurzen 1 jaar*
• Klinische doctoraatsbeurzen 2 jaar halftijds*
• Mandaten voor Postdoctorale Onderzoekers
voor 3x3 jaar*
• Fundamenteel klinische mandaten 2x5 jaar
halftijds*
• Werkingstoelage voor elke Aspirant en
Postdoctoraal onderzoeker
• Kredieten aan Navorsers 1 jaar
• Reisbeurzen
- Bijwonen van congressen in en buiten Europa
- Korte en langere studieverblijven in en buiten
Europa
• Mobiliteit van onderzoekers
- Verblijf Postdoctorale Onderzoekers FWO in
buitenland (mobiliteitstoelagen)
- Visiting Postdoctoral Fellowships
- Bilaterale uitwisselingsprojecten
* Lijst begunstigden: zie website
(De omschrijving van al deze initiatieven kan
gevonden worden op de website: http://www.fwo.be)
2. Het FWO betoelaagt onderzoeksploegen via:
• Onderzoeksprojecten tot 4 jaar, verlengbaar (met:
personeel, werking en uitrusting)
• De ondersteuning van projecten aan grote
internationale onderzoeksfaciliteiten o.a. CERN,
ESRF-Grenoble met DUBBLE, Mercator tele-
scoop-La Palma, DESY-Hamburg, …
• Odysseus
3. Het FWO stimuleert nationale en internationale
samenwerking door steun toe te kennen voor:
• Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschappen
• Organisatie van congressen in België
• Sabbatical leaves voor Vlaamse professoren
• Deelname aan onderzoeksinitiatieven en samen-
werking in het raam van de European Science
Foundation (ESF)
- European collaborative Research Projects
(EUROCORES)
- Exploratory workshops en Forward Looks
- European Research Conferences
- Scientific Networking Programmes
- Related expert groups
• Coördinatietoelagen voor grote internationale
samenwerkingsverbanden
• Bilaterale onderzoekssamenwerking
Onderzoek
Jaarboek 2010 51
Jaarboek 2010 52
Dankzij schenkingen en legaten reikt het FWO om de
vijf jaar de FWO Excellentieprijzen uit.
• 2 prijzen Dr. A. De Leeuw-Damry-Bourlart, één
voor de exacte wetenschappen en één voor de
toegepaste wetenschappen;
• 2 prijzen Dr. Joseph Maisin, één voor de funda-
menteel biomedische wetenschappen en één
voor de klinisch biomedische wetenschappen;
• de prijs Ernest John Solvay voor de taal-, cultuur-,
en maatschappij- en gedragswetenschappen.
Elke prijs bedraagt €100.000 en qua belangrijk-
heid kunnen ze beschouwd worden als “Vlaamse
Nobelprijzen”. De Raad van Bestuur van het FWO
doet voor de wetenschappelijke evaluatie een beroep
op jury’s die uitsluitend samengesteld zijn uit buiten-
landse experts van hoog wetenschappelijk niveau. In
2010 werden de Excellentieprijzen tijdens een officiële
plechtigheid in de Concert Noble, in aanwezigheid
van Z.K.M. Albert II, uitgereikt aan:
• Prof. Peter Carmeliet: laureaat voor de Prijs
Joseph Maisin 2010 in de Fundamentele
Biomedische Wetenschappen.
• Prof. Paul Rutgeerts: laureaat voor de Prijs
Joseph Maisin 2010 in de Klinische Biomedische
Wetenschappen.
• Prof. Sonja Snacken: laureaat voor de Prijs
Ernest John Solvay 2010 in de Taal-, Cultuur- en
Maatschappijwetenschappen.
• Prof. Dirk Inzé: laureaat voor de Prijs dr. De
Leeuw-Damry-Bourlart 2010 in de Exacte
Wetenschappen.
• Prof. Bart De Moor: laureaat voor de Prijs dr.
De Leeuw-Damry-Bourlart 2010 in de toegepaste
wetenschappen.
Wetenschappelijke prijzen en beurzen via mecenaatHet privé-mecenaat biedt voor bedrijven en instel-
lingen een kans om een relatie op te bouwen met
het fundamenteel onderzoek binnen het FWO. Het
is tevens een erkenning van het maatschappelijk
belang van wetenschappelijk onderzoek. Voor jonge
onderzoekers kan dit een springplank betekenen
naar de bedrijven toe en alzo hun toekomstbeeld
verruimen. Dankzij dit mecenaat worden mandaten
en beurzen geschonken of wetenschappelijke ver-
diensten bekroond. De kandidaturen voor de prijzen
worden geëvalueerd door een wetenschappelijke
jury van het FWO.
ExcellentieprijzenFWO
Jaarboek 2010 53
Volgende wetenschappelijke prijzen werden in
2010 uitgereikt:
• Wetenschappelijke Prijs AIC - € 10.000
• Iwan Åkerman Award - € 25.000
• Wetenschappelijke Prijs Alcatel-Lucent Bell -
€ 8.000
• Wetenschappelijke Prijs Foundation AstraZeneca
Astma & COPD - € 25.000
• Barco Prijzen voor Afstudeerwerken – 3 x € 2.500
• Wetenschappelijke Prijs Barco - € 5.000
• InBev-Baillet Latour Health Prize - € 200.000
• InBev-Baillet Latour Prijs voor Klinisch
Onderzoek - € 75.000
• Wetenschappelijke Prijs McKinsey & Company -
€ 5.000
• Umicore Scientific Award - € 10.000
• Umicore Prijzen voor Afstudeerwerken -
2 x € 2.500
• Wetenschappelijke Prijs SCK.CEN – Roger Van
Geen - € 12.500
De lijst van de laureaten kan worden geraadpleegd
via de FWO-website.
Volgende mandaten werden toegekend in 2010:
• L’Oréal-UNESCO Aspirantenmandaat
(1 beurs van 2 jaar)
• VITO Aspirantenmandaat (2 beurzen van 2 jaar)
• SCK-CEN Aspirantenmandaat
(2 beurzen van 2 jaar)
Speciale Kredieten aan Navorsers toegekend in
2010:
• Fernand De Waele - € 6.200 Schenking (ter
aanmoediging van onderzoek op het gebied van
burgerlijke bouwkunde, of bij gebrek op het
gebied van cancerologie)
• Rimaux-Bartier Schenking - € 12.400 (voor on-
derzoek in het kader van de genezing van een
tot nu toe ongeneeslijke ziekte)
• Het FWO geniet krachtens art. 59 van het
Wetboek der Successierechten als Stichting van
Openbaar Nut vermindering van successierechten.
• Giften in geld zijn fiscaal aftrekbaar krachtens art.
104, 3° b van het Wetboek van de Inkomstenbe-
lastingen 1992, zo het bedrag ten minste 30 euro
bedraagt (art. 107) en lager dan een te indexeren
bedrag van 250.000 EUR en niet méér dan 10 %
van het netto belastbaar inkomen bedraagt (art.
109) of in het geval van vennootschappen,
500.000 EUR en niet méér dan 5 % van het netto
belastbaar inkomen (art. 200).
Meer informatie kan u bekomen bij de
administratie van het FWO.
Schenkingen en erfenissen
Jaarboek 2010 54
Een deel van zijn opdracht vervult het Fonds dankzij
financiële giften van schenkers en erflaters. Betrok-
kenen kunnen het doel en de aard van het weten-
schappelijk onderzoek vastleggen in de bepalingen
van de schenkingsakte of het testament voor zover
het onderzoeksonderwerp voldoende algemeen
gehouden wordt. De overheid heeft er voor gezorgd
dat deze gelden zeer weinig worden belast en dus
quasi integraal aan wetenschappelijk onderzoek kun-
nen worden besteed door volgende faciliteiten:
Jaarboek 2010 55
BestuurFWO als privaatrechtelijke stichting van openbaar nut.Het volgende organigram geeft een overzicht van de verschillende structuren binnen het FWO.
RAAD VAN BESTUUR
BUREAU
VOORZITTER
FWO-EXPERTPANELS
ADMINISTRATIE
FWO IN ZIJN NATIONALE
CONTEXT – HET FFWO VOORZITTER
De Raad van Bestuur van het FWO is verantwoor-
delijk voor het aanwenden van de middelen hoofd-
zakelijk afkomstig van de Vlaamse Gemeenschap
en in mindere mate van de Federale Overheid. In
de Franse Gemeenschap bestaat symmetrisch
het “Fonds de la Recherche Scientifique F.R.S.-
FNRS”. De Raden van Bestuur van beide instellingen
besturen het Federaal Fonds voor Wetenschap-
pelijk Onderzoek (FFWO). Het FFWO bestuurt de
niet- verdeelbare middelen en enkele welomlijnde
restbevoegdheden, zoals o.m. de gemeenschap-
pelijke ruimtes van de gebouwen, sommige prijzen,
schenkingen en erfenissen.
Jaarlijks wordt op 1 oktober een nieuwe FWO-
voorzitter aangesteld. Volgens de statuten is dit om
beurt één van de rectoren van de vier grote Vlaamse
universiteiten.
Prof. Paul Van Cauwenberge is de huidige voorzitter
(oktober 2010 - september 2011).
Jaarboek 2010 56
BUREAU
Het Bureau onderzoekt alle zaken waarover de Raad
van Bestuur moet beraadslagen, en legt die voor aan
de Raad. Ze omvatten onder meer de begroting, de
rekeningen, toekenningen van de aanvragen van de
verschillende onderzoekstoelagen en de samenstel-
ling van de Expertpanels.
Op 1 oktober 2010 bestaat het Bureau uit de
volgende leden:
• de rectoren van de vier grote universiteiten
- prof. Paul De Knop VUB
- prof. Paul Van Cauwenberge UGent
- prof. Alain Verschoren UA
- prof. Mark Waer K.U.Leuven
• de Vast Secretaris van de Koninklijke Vlaamse
Academie van België voor Wetenschappen en
Kunsten
- prof. Géry van Outryve d’Ydewalle
• twee leden van de Raad van Bestuur
- de h. Dirk Van Melkebeke , Secretaris-generaal
Dept Economie, Wetenschap en Innovatie
- N
• waarnemer
- prof. Luc De Schepper
Rector universiteit Hasselt
Sinds 2006 wordt het bureau bijgestaan door een
informele werkgroep, samengesteld uit de onder-
zoeksverantwoordelijken van alle universiteiten. De
werkgroep is vooral een denktank en een klankbord.
RAAD VAN BESTUUR
De Raad van Bestuur beslist over de voorstellen
van het Bureau i.v.m. adviezen van de Expertpanels
en wetenschappelijke commissies, werking FWO,
begroting, rekeningen ...
De Raad van Bestuur is samengesteld uit volgende
leden (op 1 oktober 2010).
• de rectoren van de Vlaamse universiteiten
- prof. Paul De Knop VUB
- prof. Luc De Schepper Universiteit Hasselt
- prof. Paul Van Cauwenberge UGent
- prof. Alain Verschoren UA
- prof. Mark Waer K.U.Leuven
• en tweede vertegenwoordiger van elk van deze
instellingen, gewoonlijk de vice-rector onderzoek
of onderzoekscoördinator
- prof. Peter Marynen K.U.Leuven
- prof. Luc J. Moens UGent
- prof. Jean-Pierre Timmermans UA
- prof. Lode Wyns VUB
Jaarboek 2010 57
• de Vast Secretaris van de Koninklijke Vlaamse
Academie van België voor Wetenschappen en
Kunsten
- prof. Géry van Outryve d’Ydewalle
• de voorzitter van de Koninklijke Academie voor
Geneeskunde van België
- prof. Bernard Himpens
• negen gecoöpteerde leden:
- de heer André Bergen
- mevrouw Patricia Ceysens
voorzitter Commissie Economie, Economisch
Overheidsinstrumentarium, Innovatie,
Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale
Economie van het Vlaams Parlement
- de heer André Denys
gouverneur provincie Oost-Vlaanderen
- de heer Guido Gryseels
algemeen directeur Koninklijk Museum
voor Midden-Afrika
- de heer Luc Jansegers
Administrateur-generaal Agentschap
voor Hoger Onderwijs,Volwassenenonderwijs
en Studietoelagen
- prof. Erik Van Bockstaele
Administrateur-generaal Instituut voor
Landbouw- en Visserijonderzoek
- de heer Urbain Vandeurzen
voorzitter en gedelegeerd bestuurder
LMS International
- de heer Dirk Van Melkebeke
secretaris-generaal departement Economie,
Wetenschap en Innovatie
- prof. Karel Velle
directeur-generaal Algemeen Rijksarchief
• de rector van de Koninklijke Militaire School,
als lid met raadgevende stem
- Harry Vindevogel
Generaal-majoor
• waarnemers
- prof. Martine De Clercq
rector Katholieke Universiteit Brussel
(afwisselend met de rector van Universiteit Hasselt)
- de heer Georges Stienlet
adjunct-kabinetschef minister Muyters en
inspecteur-generaal van Financiën
- mevr. Marie-Claire
directeur-Interdisciplinair Instituut voor
BreedBand Van de Velde Technologie - Gent
- de heer Noël Vercruysse
afdelingshoofd Hoger Onderwijs, departement
Onderwijs en Vorming
Jaarboek 2010 58
WetenschappelijkAdvies
Het FWO doet voor de beoordeling van de aanvra-
gen voor mandaten en onderzoeksprojecten een
beroep op het advies van 29 vakspecifieke Expert-
panels en 1 interdisciplinair panel, die elk uit 16
experten [1] zijn samengesteld. Een meerderheid van
deze experten is verbonden aan een niet-Vlaamse
universiteit.
De 29 Expertpanels worden ondergebracht in vijf
wetenschapsgebieden:
• Gebied Biologische wetenschappen
• Gebied Cultuurwetenschappen
• Gebied Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
• Gebied Medische wetenschappen
• Gebied Wetenschap en Technologie
Deze panels vergaderen tweemaal per jaar en
brengen wetenschappelijke adviezen uit, die worden
voorgelegd aan het Bureau en de Raad van Bestuur.
Daarnaast is er een commissie “Internationale
Wetenschappelijke Contacten” die bestaat uit 14
Vlaamse leden, of gewezen leden, van Expertpanels
uit de verschillende wetenschapsgebieden. Deze
commissie geeft advies over aanvragen over het
bijwonen van congressen, verblijven in het buiten-
land, visiting postdoctoral fellowships, bilaterale
samenwerkingsovereenkomsten, wetenschappelijke
onderzoeksgemeenschappen, Europese projecten
(netwerken, EUROCORES,…) en aanvragen voor
organisatie van congressen in België. Deze commis-
sie vergadert maandelijks.
Bovendien zijn er nog een aantal adviesgroepen die
een welbepaalde opdracht hebben en advies geven
voor een specifieke onderzoekslijn (Jury Klinische
Mandaten, Levenslijn, Odysseus Jury, Big Science
Jury,…) of binnen een bepaalde samenwerking.
Deze groepen vergaderen één- of tweemaal per jaar
naargelang de noodzaak.
Voor ethische adviezen inzake experimenten op
mens en dier of het gebruik van genetische manipu-
latie, wordt een beroep gedaan op de lokale ethische
commissies van de universiteiten. Het medisch
ethisch comité van het FWO kan instaan als reflectie-
commissie.
In het raam van het dienstbetoon aan de overheid
werd de commissie Onderwijskundig Beleids- en
Praktijkgericht Onderzoek ingesteld die het depar-
tement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
wetenschappelijk advies verleent voor het verdelen
van de betrokken kredieten.
[1] Uitzonderingen zijn de Expertpanels Cult 4: Theologie, filosofie en
godsdienstwetenschappen en Med8: Gezondheidswetenschappen.
Deze panels tellen 18 leden, waarvan er 8 tot een instelling van de
Vlaamse Gemeenschap behoren of tot de Nederlandse taalrol van
een federale instelling.
Jaarboek 2010 59
Gebied Biologische Wetenschappen
Bio1: Moleculaire en Cellulaire Biologie
Bio2: Functionele Biologie
Bio3: Biodiversiteit en Ecologie
Bio4: Toegepaste biologische Wetenschappen
Gebied Cultuurwetenschappen
Cult1: Taal
Cult2: Kunsten en Literatuur
Cult3: Geschiedenis, Kunstgeschiedenis en
Archeologie
Cult4: Theologie, Filosofie en
Godsdienstwetenschappen
Gebied Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
G&M1: Rechtswetenschappen en Criminologie
G&M2: Economie, Bedrijfseconomie en Management
G&M3: Psychologie, Pedagogiek, Onderwijskunde
en Sociaal Werk
G&M4: Sociale- , Politieke- en Communicatie-
wetenschappen
Gebied Medische Wetenschappen
Med1: Farmaceutische Wetenschappen en
Eiwitchemie
Med2: Genetica, Functioneel Genoomonderzoek,
Bio-informatica, Ontwikkelingsbiologie
Med3: Microbiologie en Immunologie
Med4: Kankeronderzoek
Med5: Celbiologie, Fysiologie en Fysiopathologie en
Medisch Klinisch Onderzoek van
Orgaansystemen I
Med6: Celbiologie, Fysiologie en Fysiopathologie
en Medisch Klinisch Onderzoek van
Orgaansystemen II
Med7: Celbiologie, Fysiologie en Fysiopathologie
en Medisch Klinisch Onderzoek van
Orgaansystemen III
Med8: Gezondheidswetenschappen
Gebied Wetenschap en Technologie
W&T1: Wiskundige Wetenschappen
W&T2: Fysica
W&T3: Gecondenseerde Materie en
Fysische Chemie
W&T4: Chemie
W&T5: Informatica en Kennistechnologie
W&T6: Chemische Ingenieurstechnieken,
Materiaalkunde
W&T7: Energie, Elektrotechniek, Elektronica
en Werktuigkunde
W&T8: Wetenschappen van de Aarde en
de Ruimte
W&T9: Wetenschap en Technologie van
Constructies en de Gebouwde Omgeving
Interdisciplinair Expertpanel
Administratie
SECRETARIS-GENERAAL
dr.ir. Elisabeth Monard
INTERN BEHEER
Danny Huysmans
RAPPORTERING &
CONTROLE,FINANCIERING
& BEGROTING
Anne-Aymon Gunst
DOCUMENTENBEHEER
Danique MoorsOPERATIONELE PLANNING
Christiane Linthout
STEUN AAN
ONDERZOEKERS
dr. Hans Willems
DIENST
PERSONEELS-
ZAKEN &
BOEKHOUDING
Stephan Duray
Alain De
Dobbeleer
DIENST
AANVRAGEN EN
LOPENDE
DOSSIERS
Tanja Rubbrecht
DIENST
PLANNEN VAN
ONDERZOEKSBE-
LEID
dr. Stijn Verleyen
dr. Olivier Boehme
dr. Isabelle
Verbaeys
Kim Barbé
DIENST ICT
Geert De Pauw
DIENST
LOGISTIEK
Rob
Schouteden
Jaarboek 2010 60
ColofonFonds Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen
Egmontstraat 5
1000 Brussel
Tel.:02/512 91 10
Fax: 02/512 58 90
e-mail: [email protected]
website: http://www.fwo.be
Verantwoordelijke uitgever:
dr.ir. Elisabeth Monard
secretaris-generaal FWO
Copyright
Fonds Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen
Teksten interviews:
Jan Van Pelt
Creatie en vormgeving:
Valérie Maes Consulting
Uitgegeven in april 2011