Interculturele Diplomatie in...

67
Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Vincent Schillewaert Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederland Diplomatie en beeldvorming in de contacten tussen Nieuw- Nederland en Indiaanse volkeren in de zeventiende eeuw Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de geschiedenis 2014 Promotor Prof. Dr. Michael Limberger Vakgroep Geschiedenis

Transcript of Interculturele Diplomatie in...

Page 1: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Vincent Schillewaert

Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederland

Diplomatie en beeldvorming in de contacten tussen Nieuw-

Nederland en Indiaanse volkeren in de zeventiende eeuw

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de geschiedenis

2014

Promotor Prof. Dr. Michael Limberger

Vakgroep Geschiedenis

Page 2: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en
Page 3: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

ii

Dankwoord

Dit werk zou niet tot stand gekomen zijn zonder enige hulp. Daarom wens ik vooreerst Prof. Michael

Limberger en Trisha Rose Jacobs te bedanken voor hun begeleiding en hulp. Ten tweede wil ik Prof.

Rik Coolsaet bedanken voor zijn interessante lessen die mij nuttig informatie hebben opgeleverd in

het organiseren van deze masterproef. Als laatste dank ik mijn ouders voor hun onafgebroken steun

en geduld.

Page 4: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

iii

Inhoudstafel

Inleiding............... ........................................................................................................................................... 1

De Bronnen .................................................................................................................................................... 6

Deel 1: De Republiek in het Westelijk Halfrond ................................................................................................................. 10

Hoofdstuk 1 De Republiek in de Nieuwe Wereld .............................................................................. 11

1.1 De rol van de Republiek in een nieuwe periode van mondialisering ....................................... 11 1.2 De West-Indische Compagnie .......................................................................................................... 12

Hoofdstuk 2 Nieuw-Nederland en de inheemse bevolking ............................................................. 14

2.1 De Nederlandse kolonie in Noord-Amerika: Nieuw-Nederland, 1614-1664 (1674) ................. 14 2.2 De ‘Adjacency’-politiek: Nieuw-Nederland in haar contacten met de inheemse

bevolking ............................................................................................................................................ 16

Deel 2: Indiaans-Nederlandse diplomatie in de zeventiende eeuw ................................................................................ 20

Hoofdstuk 3 Vertegenwoordiging ..................................................................................................... 22

3.1 Handelaar-diplomaten: een geschikte combinatie? .................................................................... 22 3.2 De rol van de vrouw in de diplomatie ............................................................................................ 23 3.3 Tussen twee werelden: diplomaten van gemengde afkomst ..................................................... 24 3.4 De elite als de betrouwbare diplomaat .......................................................................................... 25

Hoofdstuk 4 Communicatie ................................................................................................................ 28

Hoofdstuk 5 Onderhandelingen ......................................................................................................... 30

5.1 Wat waren de motieven? ................................................................................................................. 31 5.2 Het diplomatieke spel ....................................................................................................................... 32 5.3 Onderwerpen in de Indiaans-Nederlandse diplomatie ............................................................... 34

5.3.1 Politieke kwesties ................................................................................................................ 35 5.3.2 Sociale kwesties ................................................................................................................... 37 5.3.3 Economische kwesties ........................................................................................................ 38

Deel 3: Culturele implicaties van interculturele diplomatie ........................................................................................... 41

Hoofdstuk 6 Bijdrage van de diplomatie aan de beeldvorming ...................................................... 43

6.1 Hoe Indianen keken naar Nederlandse kolonisten ...................................................................... 44 6.2 Het Nederlandse beeld van de autochtone bevolking ................................................................. 48

Hoofdstuk 7 De invloed van Indiaans-Nederlandse relaties op de eigen identiteit ...................... 53

7.1 Nederlandse identiteit ...................................................................................................................... 53 7.2 Indiaanse identiteit(en) .................................................................................................................... 54

Page 5: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

iv

7.3 Een gedeelde identiteit? ................................................................................................................... 55

Conclusie.............. ........................................................................................................................................ 56

Bibliografie........... ........................................................................................................................................ 58

Page 6: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

Inleiding

In de uitdijende wereld van de vroegmoderne tijd, tijdens dewelke zeeën werden overwonnen,

nieuw land werd ontdekt en ongekende volkeren toetraden tot een steeds sterker verbonden

globale wereld, werden de contacten tussen verschillende volkeren en culturen steeds frequenter en

permanenter. Dit zorgde zowel voor positieve als negatieve gevolgen en voor een immens grote

impact op hoe die contacten tussen volkeren werden ingevuld.

Éen van de soorten contacten bevond zich binnen wat we, veralgemenend, de diplomatieke sfeer

kunnen noemen. Van Dale beschrijft diplomatie als “het ambtelijke, officiële verkeer tussen staten

en regeringen1”. Voor een meer wetenschappelijke benadering van het concept gaan we langs bij

Jan Melissen die diplomatie omschrijft als “the mechanism of representation, communication and

negotiating through which states and other international actors conduct their business”2.

De term ‘diplomatie’ heeft dus een specifiek karakter en beschrijft een specifieke handeling. Dit lijkt

een evidentie wanneer diplomatie wordt gevoerd tussen bijvoorbeeld twee vroegmoderne Europese

koninkrijken of tussen twee hedendaagse naties. In beide gevallen hebben de twee partijen

eenzelfde idee van diplomatie en hoe die moet worden gevoerd. Door culturele gelijkenissen of een

internationale verstandhouding op politiek vlak worden de regels van de diplomatie vastgelegd en

daarna zelden in vraag gesteld. Dat deze regels doorheen de tijd niet altijd dezelfde waren,

bemoeilijkt nog eens een accurate beschrijving van de term.

Problematisch wordt het gebruik van de term diplomatie slechts wanneer ze wordt toegepast op

onderhandelingen waarbinnen één of meerdere partijen niet bekend waren met de regels van de

diplomatie zoals die door een andere partij als vanzelfsprekend werden beschouwd. Vaak lag een

culturele breuklijn aan de basis van deze problematiek, die dan soms nog werd versterkt door het

ontbreken van noties als staat of regering bij een bepaald volk. Niet alleen bemoeilijkte dit de

onderhandelingen zelf (want met wie moest onderhandeld worden), het resultaat van de

onderhandelingen was niet zelden onduidelijk of werd niet nageleefd. Zelfs de voorgenoemde Jan

Melissen beseft dat zijn eigen definitie “still suggests a neat international environment consisting of

a range of clearly identifiable players3”. Hoewel hij zich hier richt op de ”postmoderne

transnationale relaties” is de opmerking evenzeer relevant voor de vroegmoderne periode.

Contacten tussen bepaalde groepen mensen bestaan echter ook enkel in de wereld waarin ze

ontstaan. Ze worden met andere woorden geschapen door die wereld en ze beïnvloeden deze.

Concreter zullen diplomatieke contacten, zowel in inhoud als in de manier waarop aan diplomatie

wordt gedaan, altijd een weerspiegeling zijn van de eigen samenleving, bepaalde verhoudingen

tussen groepen, de wensen van deze groepen alsook hoe men tegen de andere partij aankijkt.

Met dit in gedachten is het ook aannemelijk om diplomatie niet enkel te onderzoeken als een

politiek instrument, maar ook als een reflectie van een culturele identiteit. Waar diplomatieke

activiteit tussen groepen politieke samenwerking en een vorm van verstandhouding impliceert, kan

de inhoud van deze betrekkingen een indicatie geven van het beeld over ‘de andere’. Meer nog, ze

1 http://www.vandale.be, geraadpleegd op 07.08.2014. 2 J. Melissen, ed. Innovation in Diplomatic Practice, Basingstoke, Palgrave MacMillan, 1999, p. xvi-xvii. 3 J. Melissen, ed. The New Public Diplomacy. Soft Power in International Relations, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2005, p. 5.

Page 7: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

2

kan zelf een invloed uitoefenen op hoe men over ‘de andere’ denkt. Inherent betekent dit ook dat uit

deze contacten de eigen identeit kan ontrafeld of bijgeschaafd worden.

Het idee voor deze masterproef vertrekt vanuit dit aspect van de interculturele diplomatie.

Vooreerst was het al vroeg het opzet om binnen de vroegmoderne periode het Noord-Amerikaanse

continent als geografisch onderzoeksveld te gebruiken. Uiteraard belanden we zo snel bij de

inheemse bevolking en haar contacten met de Europese kolonisten.

Met de hernieuwde interesse in interculturele communicatie, niet enkel in historische kringen maar

ook in andere humane wetenschappen, kan ook de interculturele diplomatie in de recente periode

rekenen op nieuw onderzoek. De laatste jaren is er in de geschiedschrijving dan ook meer aandacht

voor de interculturele diplomatie en communicatie op het Noord-Amerikaanse continent4.

Het politieke aspect is geen evident onderzoeksonderwerp binnen de context van de inheemse

bevolking in het zeventiende eeuwse Noord-Amerika, maar hier was al in de jaren 1980 en 1990 een

basis voor gelegd. Zo zijn er de werken over diplomatie bij de Iroquois, zoals “The History and

Culture of Iroquois Diplomacy. An Interdisciplinary Guide to the Treaties of the Six Nations and

Their League”5 of “Cultivating a Landscape of Peace. Iroquois-European Encounters in Seventeenth-

Century America”6, maar ook recentelijk zijn nieuwe onderzoeken gebeurd. Zo is er het werk

“Iroquois Diplomacy on the Early American Frontier” van Shannon7 uit 2008 of Van Zandt’s

“Brothers Among Nations. The Pursuit of Intercultural Alliances in Early America, 1580-1660”8,

evenzeer uit 2008.

Via literair onderzoek viel de aandacht op de kolonie van Nieuw-Nederland. Deze kolonie, de enige

Nederlandse in Noord-Amerika, was op zich door haar Nederlands karakter al enigszins uniek te

noemen. Ze verschilde in vele opzichten van de Engelse en Franse kolonies en dit vertaalde zich ook

in de contacten met Indiaanse stammen. Doordat deze kolonie slechts een aantal decennia

Nederlands bezit was, is een duidelijke omlijning in de tijd mogelijk. Het biedt de mogelijkheid om

binnen het kader van enkele decennia het beleid van de kolonie ten opzichte van de inheemse

bevolking in zijn geheel te onderzoeken, zonder al te veel te moeten veralgemenen of het onderzoek

te breed te voeren zodat de specificiteit van de contacten verloren gaat.

Nieuw-Nederland is interessant om nog een tweede reden, namelijk dat het het object van veel

recent onderzoek is geworden. In de laatste decennia werd veel onderzoek gedaan naar deze kolonie

met de intentie de samenleving erin te reconstrueren en de erfenis van deze Nederlandse bevolking

4 Zie bijvoorbeeld: J. Barr, Peace Came in the Form of a Woman. Indians and Spaniards in the Texas Borderlands,

Chapel Hill (NY), UNC Press, 2007, 416 p.; D.L. Preston, The Texture of Contact. European and Indian Settler Communities on the Frontiers of Iroquoia, 1667-1783, Lincoln (NE), University of Nebraska Press, 2012, 464 p.; K. DuVal, The Native Ground. Indians and Colonists in the Heart of the Continent, Philadelphia, University of Pennsylvania Press, 2006, 336 p.; T.A. Mitrød, “So Great a Correspondence". Native American Diplomacy in the Hudson Valley, 1609-1783, DeKalb, Northern Illinois University, 2008, 693 p. 5 F. Jennings, W.N. Fenton, M.A. Druke, D.R. Miller, eds. The History and Culture of Iroquois Diplomacy. An Interdisciplinary Guide to the Treaties of the Six Nations and Their League, First Paperback Edition, Syracuse (NY), Syracuse University Press, 1995, 278 p. 6 M. Dennis, Cultivating a Landscape of Peace. Iroquois-European Encounters in Seventeenth-Century America, First Edition, Ithaca (NY), Cornell University Press, 1995, 336 p. 7 T.J. Shannon, Iroquois Diplomacy on the Early American Frontier, Londen, Viking Penguin, 2008, 272 p. 8 C.J. Van Zandt, Brothers Among Nations. The Pursuit of Intercultural Alliances in Early America, 1580-1660, New York, Oxford University Press, Inc., 2008, 264 p.

Page 8: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

3

tot de dag van vandaag in Noord-Amerika aan te tonen9. Onder invloed van het New Netherland

Project, dat poogt de oude 17de eeuwse Nederlandstalige documenten in de New York State Library

te vertalen en de daarop geïnspireerde “New Netherland Research Center”10, onder leiding van Dr.

Charles Gehring, werden bronnen makkelijker toegankelijk in de Angelsaksische wereld en spoorde

het nieuw onderzoek aan. Tegenwoordig wordt deze branche van historisch onderzoek gefinancierd

door het “New Netherland Institute”11, dat veel van de kennis en het onderzoek over Nieuw-

Nederland bundelt en tracht algemeen toegankelijk te maken. Mede door deze initiatieven heeft

Nieuw-Nederland in de laatste kwarteeuw en zelfs nog intensiever in het laatste decennium, een

toevloed aan nieuw onderzoek gekregen, waar zowel Amerikaanse als Nederlandse onderzoekers

gretig aan deelnemen. De werken van onder andere Fabend, Goodfriend, Haefali en Jacobs12 zijn hier

het exponent van.

De meer specifieke relatie van Nederlandse kolonisten met Indiaanse stammen wordt tot op de dag

van vandaag wat minder uitvoerig besproken. Nog te weinig vormt het de basis van grootschalig

onderzoek. Trelease, met een artikel als “Dutch Treatment of the American Indian, With Particular

Reference to New Netherland”13 was in deze thematiek wel een pionier en we vinden voor de jaren

1960 tot 2000 wel nog een aantal werken. Ook voor het laatste decennium zijn wel een aantal

belangrijke werken te vinden, zoals Paul Otto’s “The Dutch-Munsee Encounter in America: The

Struggle for Sovereignty in the Hudson Valley“14 of Bradley’s “Before Albany. An Archaeology of

Native-Dutch Relations in the Capital Region 1600-1664”15. Het zeer recente “The Shame and Sorrow:

Dutch-Amerindian Encounters in New Netherland” van Donna Merwick16 is een zeer interessant

richtpunt voor toekomstig onderzoek. Het toont evenwel aan dat de focus in onderzoek in de relatie

tussen native Americans en de Nieuw-Nederland kolonie een eerder geringe aantal thema’s

aansnijdt. Het gaat voornamelijk om de economische contacten of contacten van een vijandige aard

(oorlog, uitbuiting, gespannen coexistentie). Politieke (en meer specifiek, diplomatieke)

handelingen worden nog te weinig onderzocht. Dit valt te begrijpen. Elk onderzoek dat zeventiende

eeuwse native Americans beter wil begrijpen komt vroeg of laat uit bij het schaarse aantal bronnen

dat enigszins iets te zeggen heeft over native Americans en hun relatie tot de Europese kolonisten,

laat staan bronnen die een inheems perspectief weergeven. In een volgend hoofdstuk wordt dieper

ingegaan op de problematiek van de bronnen.

9 Het omvangrijke werk Four Centuries of Dutch-American Relations, geëditeerd door Hans Krabbendam, Cornelis van Minnen en Giles Scott-Smith, is net bedoeld om de nalatenschap van de Nederlandse aanwezigheid op de Amerikaanse cultuur en de verdere Amerikaans-Nederlandse relaties tot op heden te ontrafelen, In: H. Krabbendam, C.A. Van Minnen en G. Scott-Smith, eds. Four Centuries of Dutch-American Relations 1609-2009, Amsterdam, Boom, 2009, 1190 p. 10 http://www.nysl.nysed.gov/newnetherland/, geraadpleegd op 07.08.2014 11 http://www.newnetherlandinstitute.org/, geraadpleegd op 07.08.2014 12 F.H. Fabend, New Netherland in a Nutshell. A concise History of the Dutch Colony in North America, Albany (NY), New Netherland Institute, 2012, 139 p.; J.D. Goodfriend, Revisiting New Netherland. Perspectives on Early Dutch America, Leiden, BRILL, 2005, 345 p.; E. Haefali, New Netherland and the Dutch Origins of American Religious Liberty, Pennsylvania, University of Pennsylvania Press, 2013, 384 p.; J. Jacobs, New Netherland. A Dutch Colony in Seventeenth-Century America, Leiden, BRILL, 2005, 559 p. 13 A.W. Trelease, “Dutch Treatment of the American Indian, With Particular Reference to New Netherland” In: H. Peckham en C. Gibson, eds. Attitudes of Colonial Powers Toward the American Indian, Salt lake City, 1969, 139 p. 14 P. Otto, The Dutch-Munsee Encounter in America: The Struggle for Sovereignty in the Hudson Valley, New York, Berghahn Books, 2006, 248 p. 15 J.W. Bradley, Before Albany. An Archaeology of Native-Dutch Relations in the Capital Region 1600-1664, New York, New York State Museum Bulletin, 2007, 230 p. 16 D. Merwick, The Shame and the Sorrow. Dutch-Amerindian Encounters in New Netherland, Philadelphia, University of Pennsylvania Press, 2006, 332 p.

Page 9: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

4

Het toont sowieso aan dat er nog ruimte is voor onderzoek dat diplomatieke handelingen in de

relatie tussen inheemse bevolking en Europese kolonisten centraal zet. Dit is dan ook de intentie

van deze thesis. Uiteraard is het niet de bedoeling om simpelweg een opsomming te geven van wie

wat zegt en wie wat doet. Het onderzoek naar diplomatieke handelingen moet ook iets kunnen

vertellen over de invloed die deze contacten hadden op de beeldvorming van elke partij, hoe deze

contacten latere diplomatieke handelingen zouden beïnvloeden en welke rol deze handelingen

speelden in het vormen van een eigen identiteit.

Zo komen we bij het centrale uitgangspunt van deze thesis. Vertrekkend vanuit de interculturele

diplomatie als onderzoeksthema wordt de diplomatie tussen Nieuw-Nederland en de Indiaanse

naties niet enkel an sich onderzocht, maar is de centrale doelstelling er te proberen achterhalen op

welke manier deze vorm van contact het idee van de eigen maatschappij als die van de ander

reflecteerde en veranderde. We kunnen de algemene vraagstelling aldus verwoorden: “Op welke

manier hadden de interculturele, diplomatieke contacten tussen enerzijds de Nederlandse kolonie

en anderzijds de Indiaanse naties een invloed op de beeldvorming van de tegenpartij en welke

invloed hadden ze op de eigen identiteit?”

In het eerste luik worden de diplomatieke contacten tussen Nederlanders en Indianen wel op zich

bekeken en wordt gevraagd wie aan diplomatie deed aan beiden kanten, hoe aan diplomatie werd

gedaan en wat de inhoud was van deze contacten.

Het tweede deel houdt zich vervolgens bezig met de impact van deze contacten. Hier komt de

centrale vraagstelling volledig tot uiting en wordt afgevraagd hoe de diplomatieke contacten een

invloed hadden op het beeld dat de partijen kregen van de ander, maar ook hoe die contacten al een

beeld van de ander tentoon spreiden. Ook wordt nagegaan welke invloed deze contacten hadden op

de eigen identiteit.

De werkwijze die is gevolgd om relevante informatie uit de bronnen te halen die resultaten oplevert

waarmee die vragen opgelost konden worden, is uiteraard ook van belang en verdient een kleine

uiteenzetting. Het is namelijk zo dat uiteraard niet alles in de bronnen van nut zijn en het dus de

kunst is om de diplomatieke handelingen te identificeren. De mogelijkheden en de valkuilen van de

afzonderlijke bronnen zal zoals eerder gezegd in een volgend hoofdstuk aan bod komen, maar het is

vooral ook belangrijk om te weten wat uit die bronnen te halen.

De twee grote secties waarin deze masterproef is ingedeeld, namelijk enerzijds de aard van de

diplomatie en anderzijds de beeld –en identiteitsvorming, vormde de leidraad waarmee de bronnen

werden geanalyseerd. Wanneer in de bronnen een vorm van contact tussen Indianen en

Nederlanders werd vastgesteld, werd onderzocht in welke mate dit van diplomatieke aard kon zijn

(met de definities van diplomatie en de context in Nieuw Nederland in het achterhoofd). Wanneer

zo’n contact dan als diplomatie kon worden geïdentificeerd, werd eerst gekeken wie daaraan

deelnam, in welke taal dit gebeurde (zoals beschreven in de bronnen zelf) en hoe dit hele gebeuren

georganiseerd was.

Wanneer deze elementen werden geïdentificeerd, werden deze contacten dieper onderzocht naar

mogelijke waardebepalingen aan beide kanten. Met name welke specifieke woorden werden er

gebruikt die konden duiden op een idee die werd gevormd over elkaar, de gevolgen die deze

contacten hadden waaruit kon worden afgeleid wat die contacten betekenden voor de

Page 10: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

5

aanbelangende partijen en bepaalde uitdrukkingen die de identiteit van de betrokken personen

prijsgaf.

Als laatste is er nog een woordje vereist over de te gebruiken terminologie. Omdat deze masterproef

zich toespitst op inheemse volkeren in vroegmodern Noord-Amerika, bestaat het gevaar om

bepaalde termen die slaan op deze volkeren als verkeerd of zelfs politiek geladen te interpreteren.

Hoewel het gebruik van het woord “Indiaan” als woord voor deze volkeren in feite een verkeerde

term is die eerder een Europees perspectief verraadt, volg ik hier de redenering van Axtell, die stelt

dat de term geen negatieve connotatie bevat, ondanks Colombus, en dat het geen probleem vormt

zolang er niet aan comparatieve geschiedenis wordt gedaan op wereldschaal17.

17 J. Axtell, Native and Newcomers. The Cultural Origins of North America, New York, Oxford University Press, 2001, p. 10.

Page 11: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

6

De Bronnen

Een onderzoek voeren die zich richt op een facet van de Amerindische samenleving van de

zeventiende eeuw botst al snel op het probleem van Indiaanse schriftelijke bronnen. Terwijl

Indiaanse bronnen in de achttiende eeuw, waarin meer Indianen zich in de Europese samenleving

integreerden, al een bescheiden onderdeel van onderzoek kunnen zijn, moeten we het voor de

zeventiende eeuw helaas zonder enige rechtstreekse Indiaanse getuigenissen doen. De Indiaanse

samenlevingen uit de zeventiende eeuw hadden namelijk geen schriftelijke traditie. De overdracht

van tradities, gewoonten, akkoorden en dergelijk gebeurden uitsluitend via orale overlevering.

Voor de achttiende eeuw was er zoals gezegd wel bronnenmateriaal vanuit Indiaans perspectief

aanwezig, al komt dat niet voort uit het overschakelen van Indiaanse samenlevingen van een orale

naar een schriftelijke traditie. De Indianen die zich het geschreven woord meester hadden gemaakt

leerden dit niet van hun Indiaanse ouders en voorouders, maar waren een product van integratie in

de Europese samenlevingen dat zich op het Noord-Amerikaanse continent had gevestigd. Het gevolg

was dat de schriftelijke bronnen van deze Indianen niet zozeer een Indiaanse samenleving

reflecteerden, maar een relaas was dat bewust of onbewust aangetast was door het Europese

wereldbeeld. Om maar te zeggen dat een latere periode met een nieuwe problematiek werd

geconfronteerd.

We kunnen misschien nog het best een zeventiende-eeuwse bron vanuit Indiaans perspectief

benaderen aan de hand van personen van gemengde afkomst, namelijk mensen opgegroeid in een

Indiaanse samenleving maar die een Europese vader of moeder hadden en via hen in contact

kwamen met de Europese cultuur en dus ook met het schrift. Rechtstreekse bronnen zijn voor de

zeventiende eeuw ook in dit geval eigenlijk onbestaande, maar wel bestaan er enkele secundaire

bronnen die zich ontfermen over personen van gemengde afkomst. Dan komt men voor de Indiaans-

Nederlandse relaties al snel uit bij de bronnen die Smits Jan vermelden18. Als een belangrijke

Mohawk leider kwam hij meermaals in contact met Europese ambtenaren19 waardoor hij een aantal

keren werd vernoemd in Franse en Nederlandse bronnen.

Voor Indiaanse samenlevingen in historische context zijn uiteraard niet enkel schriftelijke bronnen

te raadplegen. De geschiedkundige is maar één van de wetenschappers die deze historische

samenlevingen tracht te ontrafelen en het kan dus ook nuttig zijn om antropologisch en

archeologisch onderzoek te raadplegen waar dit toepasselijk is. Voor dit onderzoek is dit echter

weinig relevant, gezien het complexe aspect van diplomatie binnen een samenleving niet zozeer een

thema is die enigszins via deze wegen kan worden onderzocht.

Concluderend betekent dit dat om de Indiaanse samenleving van de zeventiende eeuw enigszins te

proberen reconstrueren dus exclusief een beroep gedaan moet worden op Europese bronnen.

18 Voornamelijk werd hij vermeld in besprekingen tussen Petrus Stuyvesant en raadsleden en magistraten, daarnaast ook enkele Franse verslagen, allen te vinden in: E.B. O’Callaghan en B. Fernow, eds. Documents Relative to the Colonial History of the State of New York, Albany (NY), University of the State of New York, 1853-1887, 10 Volumes. 19 T.A. Mitrød, “The Flemish Bastard and the Former Indians. Métis and Identity in Seventeenth-Century New York” In: The American Indian Quarterly, University of Nebraska Press, Vol. 34, Nr. 1 (2010), p. 85.

Page 12: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

7

Bronnen over de Europese samenlevingen in Noord-Amerika zijn wel overvloedig, ook voor de

zeventiende eeuw is er veel bronnenmateriaal. In de context van de Indiaans-Europese en meer

specifiek de Indiaans-Nederlandse relaties is de kwantiteit van het bronnenmateriaal al heel wat

kleiner. Wanneer onderzoek wordt gedaan over deze Indiaans-Nederlandse relaties is het quasi

onvermijdelijk dat de verschillende onderzoeken met ongeveer hetzelfde bronnenmateriaal aan de

slag zullen gaan. Hoewel het enerzijds een limiet betekent op het bereik van zo’n onderzoek of de

kans op nieuwe informatie, is het anderzijds des te interessanter om al dit bronnenmateriaal in een

nieuw perspectief te onderzoeken. Want hoe men de bronnen interpreteert hangt uiteraard af van

welke vragen men stelt. Specifiek voor deze context kunnen de bronnen bijvoorbeeld een bepaald

inzicht geven over oorlogen tussen Indianen en Nederlanders en de gevolgen ervan, maar moeten

deze bronnen opnieuw onderzocht worden wanneer men het diplomatieke aspect van de Indiaans-

Nederlandse relaties zou willen onderzoeken.

Het Europese bronnenmateriaal is uiteraard geen objectieve verzameling van documenten en is het

de taak van de onderzoeker om de verschillende en uiteenlopende visies te identificeren en altijd in

acht te nemen. In de context van de Indiaans-Europese relaties kan Sabine Klein worden geciteerd,

die de subjectiviteit van narratieven over de contacten tussen Europeanen en Indianen aantoont

door op te merken dat de politieke situatie in zowel Engeland als de Republiek deze narratieven een

bepaalde politieke kleur geven. “Dutch authors relied on the language of the republic and English

authors on the language of the monarchy”, schrijft Klein20 en dit toont in een notendop aan dat twee

Europese naties een geheel ander verhaal maakten rond de Indianen, gevoed door de eigen politieke

realiteit. Natuurlijk vertoonden de narratieven nog meer verschillen binnen die naties, op basis van

meer persoonlijke motieven of ervaringen. Het is duidelijk dat het niet enkel moeilijk is om

vermeldingen van Indiaanse perspectieven te interpreteren in een Europees relaas wanneer het

Europese beeld zelf al een bepaalde dimensie heeft meegekregen. Niettemin kunnen deze bronnen

zeer verhelderend zijn en nuttige informatie opleveren. Meer specifiek voor de Indiaans-

Nederlandse relaties kan het bronnenmateriaal nu ingedeeld worden in enerzijds narratieve

bronnen en anderzijds officiële documenten.

Specifiek voor de regio van Nieuw Nederland zijn er een degelijk aantal narratieve bronnen te

vinden die vooral onder de noemer van reisverhalen vallen. Het is belangrijk te onderstrepen dat

deze verhalen meestal, zoniet altijd, een bepaalde functie voor ogen hadden. Het verslag dat

Johannes Megapolensis, een predikant en missionaris, schreef over de Mohawk Indianen21 had een

duidelijk religieus-missioneringsdoel. Ook de brief van dominee Jonas Michaëlius22 moet met een

religieus doel in het achterhoofd onderzocht worden. Desondanks de zeer subjectieve natuur van

deze narratieven wanneer deze zich over de inheemse bevolking buigen, zijn ze net daarom van

belang omdat het waardeoordeel bijdraagt tot de beeldvorming van de Indiaanse bevolking door de

Nederlanders.

20 S. Klein, “Shires and Sachems. Languages of Political Theory in Dutch and English Narratives of Contact” In: Early American Literature, Vol. 43, Nr. 3 (2008), p. 535-536. 21 J. Megapolensis, “Een kort Ontwerp, vande Mahakvase Indianen”, In: Beschrijvinghe van Virginia, Nieuw Nederlandt, Nieuw Engelandt, en d’Eylanden Bermudes, Berbados, en S. Christoffel, ’t Amsterdam, Joost Hartgers, 1651, 88 p. 22 J. Michaëlius, “Letter of Rev. Jonas Michaëlius” In: J.F. Jameson, ed. Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 117-137.

Page 13: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

8

Het verslag van Adriaen van der Donck, “Vertoogh van Nieu Nederlant”23, had daarentegen een

politiek motief. Van der Donck stuurde aan op zelfbestuur voor de stad Amsterdam en het verslag

was een aanklacht tegen het regime van de WIC. Hij had vooral kritiek op de directeurs van de WIC

en de effectieve leiders van de kolonie van Nieuw-Nederland, die hij als autoritair bestempelde. Hij

wilde vooral ook de aandacht vestigen op het gevaar van buitenaf voor de kolonie. Hoewel in de

historiografie onenigheid bestaat over de identiteit van dit gevaar, is de argumentatie van Ada Van

Gastel te volgen die inhoudt dat van der Donck de Engelse kolonisten bedoelde en niet de Indianen,

maar de precieze omwoording daaromtrent opzettelijk vaag hield om aan de Nederlandse Staten-

Generaal hulp te vragen voor de kolonie24. Ook dit zegt onrechtstreeks iets over de Indianen

waarmee van der Donck vertrouwd was.

Een bron die evenzeer minder positief was voor de kolonie, komt van David Pietersz. de Vries, een

zeeman die in Nieuw-Nederland vooral gekend was om zijn bemiddelingen tussen de Indianen en

Willem Kieft. Hij schreef zijn “Korte historiael”25 een tiental jaar nadat hij vluchtte uit Nieuw-

Nederland nadat de massamoorden en de vernietiging van zijn dorp het hem te veel waren

geworden. De Vries’ relaas en andere verhalen van bemiddelaars zijn één van de hoekstenen in

onderzoek omtrent contacten tussen Indianen en Nederlanders. De Vries was een belangrijke

schakel van de Nederlandse interculturele diplomatie, wat ook zijn zelfbeeld goed deed. Het gevaar

schuilt dan ook in verbloeming van de feiten, maar het belang van zijn verhaal kan niet onderschat

worden.

Andere narratieven, zoals Johannes De Laet’s “Nieuwe Wereldt”26, werd dan weer geschreven vanuit

een WIC-perspectief. De Laet zelf was één van de eerste directeurs van de WIC en schreef dus zijn

verhaal vanuit dit perspectief. Vaak zijn deze verhalen dan ook bedoeld om het beleid van de WIC

uiteen te zetten of te rechtvaardigen. De Laet’s werk is voor dit onderzoek niet zozeer belangrijk,

aangezien hij zelf nooit in Amerika lijkt te zijn geweest27.

Narratieven komen ook voort uit briefwisselingen. Een voorbeeld is de brief van Isaack de Rasieres28

aan Samuel Blommaert. De Rasieres vertelt in zijn brief over de nieuwe wereld die hij zag en de

volkeren die er leefden, waarbij de beschrijvingen zeer gedetailleerd waren.

Naast de narratieve bronnen zijn vooral de officiële documenten van groot belang voor het

onderzoek naar diplomatieke betrekkingen tussen Indiaanse naties en Nieuw Nederland. Vooreerst

moet ook hier de waarschuwing worden gemaakt dat deze een eenzijdig relaas zullen geven van

deze contacten. Officiële documenten die door Indianen waren opgesteld zijn er niet. Maar meer

nog dan in de narratieve bronnen werden hier de contacten met Indianen neergepend, waarbij

beschreven werd wie aan de diplomatie deelnam aan beide kanten, in opdracht van wie dat

gebeurde en waarover de onderhandelingen gingen.

23 A. van der Donck, Vertoogh van Nieu-Neder-Land, Weghens de Gheleghentheydt, Vruchtbaerheydt, en Soberen Staet desselfs, ’s Graven-Hage, Michiel Stael, 1650, 49 p. 24 A. Van Gastel, “Rhetorical Ambivalence in the New Netherland Author Adriaen van der Donck” In: MELUS, Vol. 17, Nr. 2 (1991-1992), p. 6-7. 25 D.P. De Vries, Korte historiael ende journaels aenteyckeninge van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldtsronde, als Europa, Africa, Asia, ende Amerika gedaen, S’-Gravenhagen, Martinus Nijhoff, 1911, 302 p. 26 J. De Laet, Nieuwe Wereldt ofte Beschrijvinghe van West-Indien, Leyden, Isaack Elzevier, 1625, 510 p. 27 J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 32-33. 28 I. De Rasieres, “Letter of Isaack de Rasieres to Samuel Blommaert, 1628 (?)” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 97-115.

Page 14: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

9

De officiële documenten zijn bestuursdocumenten die in de verschillende dorpen werden

opgeslagen. Uiteraard gaat het hier ten eerste over documenten uit Nieuw Amsterdam, dat als

eerste stad van Nieuw Nederland en thuisbasis van de gouverneurs van de WIC de meeste

documenten bevat over de periode van Nieuw Nederland. Daarnaast zijn het vooral documenten uit

Rensselaerswijck, Fort Oranje en Beverwijck waar een groot deel officiële documenten te raadplegen

zijn.

Veel van deze documenten werden in de negentiende eeuw, mede door de nood aan een Engelse

vertaling van de Nederlandstalige documenten, vertaald en gepubliceerd. Ten eerste waren dit

Fernow en O’Callaghan, die in volumes “Documents Relative to the Colonial History of the State of

New York” publiceerden29. Fernow publiceerde zelf ook “Records of New Amsterdam from 1653-

1674”30, terwijl O’Callaghan “Laws and Ordinances of New Netherland, 1636-1674”31 uitgaf.

Een tweede historicus die zich bezighield met het vertalen en publiceren van officiële documenten

uit de periode van Nieuw Nederland was Van Laer, die “Minutes of the Court of Rensselaerswyck,

1648-1652”32, “Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660”33 en veel meer

publiceerde. Recenter heeft ook Charles Gehring zich op de officiële documenten gestort en heeft hij

bijvoorbeeld “New York Documents, Council Minutes 1655-1656”34 gepubliceerd.

29 E.B. O’Callaghan en B. Fernow, eds. Documents Relative to the Colonial History of the State of New York, Albany (NY), University of the State of New York, 1853-1887, 10 Volumes. 30 B. Fernow, ed. Records of New Amsterdam from 1653-1674 and Index, Volume 2, New York, The Knickerbocker Press, 1897, 429 p. 31 E.B. O’Callaghan, ed. Laws and Ordinances of New Netherland, 1636-1674, Albany (NY), University of the State of New York, 1868. 32 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Rensselaerswyck, 1648-1652, Albany (NY), University of the State of New York, 1922, 236 p. 33 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660, Albany (NY), University of the State of New York, 1920-1923, 2 Volumes. 34 C. T. Gehring, ed. New York Documents, Council Minutes 1655-1656, Syracuse (NY), Syracuse University Press, 1995, 359 p.

Page 15: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

10

Deel 1: De Republiek in het Westelijk Halfrond

Page 16: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

11

Hoofdstuk 1

De Republiek in de Nieuwe Wereld

1.1 De rol van de Republiek in een nieuwe periode van mondialisering

In de geschiedenis van Nederland is er niet één eeuw die zoveel tot de verbeelding spreekt als de

zogenaamde Gouden Eeuw van de Republiek. Deze Gouden Eeuw, die zich grotendeels over de

zeventiende eeuw uitstrekt, staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als een bloeiperiode van

de noordelijke Nederlanden op cultureel, economisch en politiek vlak waarvan de invloed ver buiten

de landsgrenzen te merken was. Het is dan ook niet verrassend dat deze Gouden Eeuw het

onderwerp is geworden van een overvloed aan onderzoek, dat talloze aspecten van de Nederlandse

samenleving binnen deze bloeiperiode onder de loep nam35.

Onder de vele onderzoeken die gevoerd worden komt niet enkel de Republiek der Zeven Verenigde

Nederlanden als geheel aan bod, met haar politieke relaties binnen Europa (waaronder de oorlogen

met Spanje en Engeland), haar unieke cultuur dat werd gekenmerkt door diversiteit en haar

ondernemenschap en economische groei. De successen van de Republiek in de zeventiende eeuw op

binnenlands vlak en op het Europese toneel zijn nauw verbonden met de politiek op zee en in de

kolonieën. De intrede van de Republiek op het mondiale toneel was een reflectie van het succes die

ze verkreeg na haar onafhankelijkheid van Spanje en terzelfdertijd ook de bevestiging van haar

nieuwe rol als Europese grootmacht.

Het koloniale rijk dat de Republiek in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw oprichtte en

later uitbreidde was de uiting van die welvarende zeventiende eeuwse Republiek. Door middel van

de in 1602 opgerichtte Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), een particuliere

handelsonderneming, was de Republiek in diverse plaatsen in de Aziatische regio aanwezig,

waaronder China, Japan, Formosa (huidig Taiwan), de Molukken (deel van het huidige Indonesië),

Indië, Ceylon (huidig Sri Lanka), enz. Zo had de VOC een enorm handelsgebied waarin ze actief was

en waaruit ze via handel, uitbuiting en ook veroveringen op Europese rivalen grote winsten kon

maken in de zeventiende eeuw.

De VOC was een enorm succesverhaal voor de Republiek, die via het handelsbedrijf toegang had tot

nieuwe luxeproducten (specerijen, porcelein, zijde, koffie, thee,...) en ook nieuwe markten kon

aansnijden die voor de kapitalistische Republiek van groot belang was. De Republiek verkreeg zo via

de assertiviteit van de VOC (vooral gekenmerkt door de militaire acties die een belangrijk deel van

de politiek van de VOC waren) de dominantie over de wereldhandel tijdens een groot deel van de

zeventiende eeuw.

35 De bekende grote werken over de Gouden Eeuw van Simon Schama en Jonathan Israel zijn daar het grootste bewijs van. Voor Schama is dit het bekende “The Embarrassment of Riches. An Interpretation of Dutch Culture in the Golden Age”, waarin de bijzonderheid van de Nederlandse cultuur centraal staat. Israel schreef onder meer “The Dutch Republic. It’s Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806” en “Dutch Primacy in World Trade, 1585-1740”. Een ook de beroemde Nederlandse historicus Johan Huizinga mag niet ontbreken, hij schreef bijvoorbeeld “Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw. Een schets”.

Page 17: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

12

1.2 De West-Indische Compagnie

Historici wijzen vooral op het belang van de aanwezigheid en activiteiten van de Republiek in Azië

(de zogenaamde Oost-Indiën). Voor Gert Oostindie en Bert Paasman valt het belang van de West-

Indiën daarmee in het niet36. Puur op basis van de schaal van de ondernemingen en het belang van

de Oost-Indiën voor de Republiek valt dit niet te ontkennen. Echter mag het relatieve belang van de

aanwezigheid in Afrika en de Amerika’s (de West-Indiën) door de Republiek niet onderschat

worden.

Ook voor de West-Indiën werd een vereniging opgericht dat zich via een monopolie verzekerd wist

van een sterke handel, namelijk de West-Indische Compagnie (WIC). Het grootste succes daar waren

de kolonies in Zuid-Amerika. Zo had de Republiek kortstondig een groot gebied kunnen veroveren

op de Portugezen in Brazilië (Nederlands-Brazilië, die de Nederlanders van 1630 tot 1654 konden

behouden) en waren verder ook onder andere Suriname, Cayenne (huidig Frans-Guyana) en de

Nederlandse Maagdeneilanden in bezit van de Republiek. In Afrika waren de Nederlandse Goudkust

(het huidige Ghana) en verschillende eilandjes voor de westkust van Afrika eigendom van de

Republiek. De enige kolonie van echte betekenis op het Noord-Amerikaanse continent was Nieuw-

Nederland.

Ook de WIC putte uit hun bezittingen waardevolle producten, zoals tabak, suiker en goud. Maar

vooral de handel in Afrikaanse slaven bleek een zeer productieve onderneming. Dit aspect van de

Atlantische driehoekshandel werd één van de meest invloedrijke voor zowel de Europese

kolonisators als voor de samenlevingen in de Amerika’s en in Afrika en aan deze handel heeft de

WIC uiteindelijk ook zeer veel verdiend. Meer nog is het deze handel waardoor de WIC op de kaart

werd gezet.

De WIC kende uiteindelijk wel een zeer gering succes en dat had deels te maken met een troebele

organisatie. De moeizame kolonisatie in de Amerika’s en de oorlog met Spanje leidden tot schulden

die de organisatie al snel, in 1636, tot het faillisement leidde. Enkel door haar Afrikaanse

eigendommen kon ze nog een tijd overleven, maar in 1674 werd ze dan toch ontbonden. Een tweede

WIC werd later opgericht, maar kende evenzeer weinig succes.

Waar een aantal van de kolonieën die onder de WIC werd opgericht nog lang onder Nederlands

bewind zou blijven, zouden anderen dan weer maar kortstondig aan de Republiek toebehoren.

Sowieso speelde de situatie op het Europese vasteland een grote rol in de manier waarop de

Republiek zich als kolonisator ging gedragen. Wanneer we de koloniale avonturen van de Republiek

in de zeventiende eeuw willen bespreken, moeten we er ons van bewust zijn dat in de eerste helft

van die eeuw de Republiek na een periode van wapenstilstand opnieuw verwikkeld was in een

oorlog met Spanje, als deel van de Tachtigjarige Oorlog. En dit net op een moment dat onder de vlag

van de Republiek het Noord-Amerikaanse continent werd verkend. Toen die oorlog uiteindelijk

eindigde in 1648 met de Vrede van Münster en de onafhankelijkheid van de Republiek door alle

Europese grootmachten werd aanvaard, kon die Republiek haar focus voor een groot deel verleggen

naar de koloniale aspiraties in zowel het oostelijk als westelijk halfrond. Zoals duidelijk zal worden

36 G. Oostindie en B. Paasman, “Dutch Attitudes towards Colonial Empires, Indigenous Cultures, and Slaves” In: Eighteenth-Century Studies, Vol. 31, Nr. 3, Americas (1998), p. 349.

Page 18: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

13

is deze datum voor de kolonies dan ook belangrijk en dit is misschien nergens duidelijker dan de

Nederlandse kolonie die zal ontstaan in Noord-Amerika.

De kortstondigheid van de kolonisatie in vooral Noord-Amerika moet dan ook gezien worden in een

context van hernieuwde oorlog waarin de Republiek zou vervallen. Vooral de opkomende rivaliteit

van de Republiek met Engeland en later de strijd tegen Frankrijk, betekende in de late zeventiende

eeuw in combinatie met de zwakke West-Indische Compagnie duidelijk het terugdringen van de

Nederlandse dominantie in Atlantische wateren ten voordele van andere Europese grootmachten,

met name vooral Engeland en Frankrijk. Hoewel de Republiek in de late zeventiende eeuw goed

standhield tegen alle vijandigheden vanuit de omringende landen, moest ze het Noord-Amerikaanse

continent grotendeels laten vallen.

De aanwezigheid van de Republiek in de West-Indiën mag dan wel voor een groot deel van korte

duur zijn geweest, de impact ervan heeft Noord-Amerika op verscheidene vlakken tot op heden mee

vorm gegeven. Daar is de slavenhandel misschien wel het grootste voorbeeld van, met tegenwoordig

een grote aanwezigheid van Amerikanen met roots in Afrika. Minder bekend is de culturele invloed

van Nederland in de Amerika’s, vooral omdat deze uiteindelijk grotendeels verdrongen is door de

Engelse cultuur. Maar er wordt er nog vaak wel eens op gewezen dat de smeltkroes die New York de

dag van vandaag is zijn grondslag kent in de culturele diversiteit die Nieuw-Amsterdam, de

hoofdstad van de kolonie van Nieuw Nederland en het huidige New York, kenmerkte en een

reflectie was van de diversiteit in het moederland. Ook is er nog een aanzienlijk deel van de huidige

Amerikaanse bevolking met Nederlandse roots die teruggaan tot de periode van de Nederlandse

kolonisatie in Noord-Amerika en sprak tot in de vroege 20ste eeuw nog een deel van de (vooral) New

Yorkse bevolking een vorm van Nederlands als eerste taal.

Page 19: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

14

Hoofdstuk 2

Nieuw-Nederland en de inheemse bevolking

2.1 De Nederlandse kolonie in Noord-Amerika: Nieuw-Nederland, 1614-

1664 (1674)

De expeditie van Henry Hudson onder de vlag van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie luidde

het begin in van de Nederlandse aanwezigheid op het Noord-Amerikaanse continent. Van 1609, toen

Hudson de naar hem genoemde Hudson-rivier verkende, tot 1621, het moment waarop de West-

Indische Compagnie werd opgericht, was de regio langs de Hudson het doel van meerdere expedities

die in het teken stonden van de zoektocht naar rijkdom en die gevonden werd in de vorm van pels

en bont. We kunnen deze periode, zoals Van Cleaf Bachman dat doet in zijn “Peltries or Plantations”

omschrijven als de periode van de “Voorcompagnieën”37.

In deze periode, waarin verschillende Nederlandse handelscompagnieën actief waren, werden de

eerste handelsposten opgericht die de veiligheid van de handelaars moesten garanderen en een

efficiënte handel met Indianen moesten bevorderen. Een mijlpaal was het ook in de betrekkingen

tussen de Nederlandse handelaren en hun Indiaanse tegenpolen, want de handelsposten hadden nog

een ander voordeel, namelijk handel doorheen het jaar. De handel was dààrvoor seizoensgebonden,

afhankelijk van het jachtseizoen van de Indianen, dat zich in de wintermaanden voordeed38. En zoals

Bachman vertelt spoorde het de Indianen aan om naar de handelaar te komen en zich als “middle

man” in een nieuwe markt op te werken39.

Door de intense competitie tussen de verschillende handelscompagnieën kwam de vraag naar

regulatie door de Staten-Generaal. Deze besliste in 1614 een monopolie voor vier jaar in de handel in

deze regio te overhandigen aan de Nieuw-Nederland Compagnie40. De eerste vermelding van de

plaatsnaam “Nieuw Nederlant” is te vinden in een document van de Staten-Generaal in verband met

een charter voor handelaars op 11 oktober 161441. 1614 wordt zo dan ook als de officiële begindatum

van de kolonie aanzien.

In 1621 kreeg de West-Indische Compagnie het monopolie op de activiteiten in West-Afrika en de

Amerika’s. Nieuw-Nederland zou voortaan worden gebruikt als private handelskolonie met als doel

het uitbuiten van de pelshandel. Het was initieel niet het doel een volwaardige kolonie te stichten

naar het voorbeeld van de vele kolonies die vanuit Engels en Frans initiatief werden opgericht. En in

tegenstelling tot deze kolonies werd koloniseren vanuit het moederland niet echt gestimuleerd. Dit,

in combinatie met een slecht beleid vanuit de WIC en conflicten met de lokale Indiaanse bevolking

betekende dat kolonisatie initieel erg traag verliep en zeker tot 1638, wanneer Willem Kieft Wouter

37 V.C. Bachman, Peltries or Plantations. The Economic Policies of the Dutch West India Company in New Netherland, 1623-1639, Baltimore (MD), Johns Hopkins Press, 1969, p. 3. 38 Ibidem, p. 17. 39 Ibidem, p. 20. 40 F.H. Fabend, New Netherland in a Nutshell., p. 1. 41 C.T. Gehring, Annals of New Netherland. The Dutch among the People of the Long River, p.9, in: <http://www.newnetherlandinstitute.org/files/3413/5067/2997/2001.pdf>, geraadpleegd op 07.08.2014.

Page 20: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

15

van Twiller opvolgde als gouverneur van Nieuw-Nederland, de populatie zeer laag bleef42. Trelease

gaat uit van nog geen duizend inwoners in de hele provincie in 163843.

Het is duidelijk dat dit de positie van de kolonie zeer fragiel maakte. Een zeker gevoel van angst was

dan ook niet ongekend binnen de kolonie, ook omdat de vrees bestond dat de in aantallen sterkere

Indianen de Nederlanders van het land zouden verdrijven. Die vrees was door de politieke

fragmentatie en culturele diversiteit relatief ongegrond, zo merken Hauptman en Knapp op44. De

aanwezigheid van een Engelse kolonies in de buurt zorgde dan voor meer gevaar, die veel sneller

uitgroeiden tot gebieden met een relatief grote bevolking. Dat de Nederlanders bevreesd waren voor

gevaar van buitenaf was dus niet helemaal ongegrond.

Men mag ook niet uit het oog verliezen dat de WIC zich niet enkel met Nieuw-Nederland moest

bezighouden. In feite woog deze kolonie in het grotere plaatje economisch minder op tegen de

activiteiten in bijvoorbeeld Brazilië en bepaalde dit ook deels in welke mate Nieuw-Nederland

financieel werd voorzien. Bachman zegt hierover dat “this position of relative insignificance could

have either favorable or unfavorable effects on New Netherland’s economic development”45. Dat de

pelshandel in Nieuw Nederland niet zomaar een voetnoot was in de inkomsten van de WIC, blijkt uit

het plan om die handel voor zichzelf te houden46 en dus de kolonisten er uit weg te houden. Die

kolonisten hadden al heel snel door dat de handel in pelzen zeer winstgevend was en waren niet

schuw om regels te overtreden om die handel nog meer naar hun hand te zetten.

Vanaf 1638, toen de WIC een meer liberale koers ging varen inzake kolonisatie, begon de populatie

echt te groeien. Trelease spreekt van een mogelijke verdubbeling van het totale aantal in vijf jaar

tijd47. Vanaf dat ogenblik werd de kolonie van Nieuw-Nederland, dat daarvoor voornamelijk als

handelspost werd aanzien, een volwaardige nederzetting, iets wat zowel de directeurs te

Amsterdam als de autoriteiten in de kolonie zelf vanaf 1640 beseften48.

Dit had sociale gevolgen voor de kolonie. Plots moesten de autoriteiten zich niet enkel met het

economische luik bezighouden en dus vooral zorgen dat de handel gevrijwaard bleef, maar kreeg ze

de verantwoordelijkheid over de sociale organisatie van de kolonie. Het werd belangrijk om

dezelfde waarden die thuis de fundamenten uitmaakten van de jonge Republiek te handhaven.

Nieuw-Nederland moest in de periode na 1640 meermaals afrekenen met vijandige Indiaanse

volkeren. De achterliggende redenen voor de conflicten tussen Indianen en Nederlanders waren

telkens van een complexe aard en leidden vaak tot oorlogen die Nieuw-Nederland verzwakten.

Voornamelijk de Oorlog van Kieft, die van 1643 tot 1645 werd gestreden tussen Nieuw-Nederland en

42 L.M. Feister, “Linguistic Communication between the Dutch and Indians in New Netherland 1609-1664” In: Ethnohistory, Vol. 20, Nr.1 (1973), p.31. 43 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York. The Seventeenth Century, Ithaca (NY), Cornell University Press, 1960, p. 58. 44 L.M. Hauptman en R.G. Knapp, “Dutch-Aboriginal Interaction in New Netherland and Formosa. An Historical Geography of Empire” In: Proceedings of the American Philosophical Society, Vol. 121, Nr. 2 (1977), p. 169. 45 V.C. Bachman, Peltries or Plantations, p. 54. 46 L.M. Feister, “Linguistic Communication “, p.31. 47 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 60-61. 48 J. Jacobs, Between Repression and Approval. Connivance and Tolerance in the Dutch Republic and in New Netherland, p. 8-9, in: <http://www.academia.edu/607949/Between_Repression_and_Approval_Connivance_and_Tolerance_in_the_Dutch_Republic_and_in_New_Netherland>, geraadpleegd op 07.08.2014.

Page 21: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

16

de Lenape (ook wel Delaware Indianen genoemd), werd een bloedige affaire en deed het vertrouwen

in de WIC en de kolonie krimpen.

Het is pas vanaf 1654, wanneer Nederlands-Brazilië opnieuw naar Portugal ging, dat men de

voordelen van langdurige en volwaardige kolonisatie zou inzien. Zoals eerder vermeld kregen na de

Vrede van Münster de koloniale investeringen een grotere aandacht en werkte dit de welvaart van

bepaalde kolonies in de hand, onder andere via de reorganisaties die vanuit Amsterdam aan

bepaalde kolonies werden opgelegd.

In 1659 was Nieuw-Nederland, nu onder leiding van Petrus Stuyvesant, verwikkeld in een oorlog

met de Esopus Indianen. Het conflict met dit Lenape volk kreeg de naam van dit volk en de eerste

Esopus Oorlog eindigde het jaar nadien in 1660. In 1663 laaide het conflict opnieuw op en werd een

tweede Esopus Oorlog gevoerd. De overwinning van de Nederlanders smaakte zuur, want de kolonie

was dusdanig verzwakt en de bevolking begon zich meer en meer argwanend op te stellen

tegenover de Indiaanse volkeren.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat, wanneer de Engelsen de kolonie in 1664 kwamen veroveren,

de Nederlanders maar weinig weerstand konden bieden. In het kader van de Derde Engels-

Nederlandse Oorlog werd Nieuw-Nederland kortstondig heroverd onder leiding van admiraal

Cornelis Evertsen de Jongste, maar in 1674 werd de kolonie definitief aan de Engelsen overhandigd.

2.2 De ‘Adjacency’-Politiek: Nieuw-Nederland in haar contacten met de

inheemse bevolking

Iedere kolonie op het Amerikaanse continent kwam uiteraard in contact met de inheemse bevolking

en dat was niet anders in Nieuw-Nederland. Doorheen haar geschiedenis werden contacten gelegd

met zowel Algonquian volkeren, waaronder de Pequot, Mohikanen en Lenape, als met Iroquois

volkeren, waaronder de Mohawk en Susquehannock.

Al in 1613 werd er een eerste verdrag bewerkstelligd door de Nederlandse kapitein Hendrick

Christiaensen die een ruzie tussen Mohawk en Mohikanen oploste bij een ontmoeting op

Tawagunshi Hill in de Hudson Vallei. Niet enkel was dit het eerste verdrag tussen Indianen en

Europeanen op het Noord-Amerikaanse continent, het toont ook aan hoe snel contacten tussen

Europeanen en Indianen een bepaald formele dimensie kon krijgen49.

Het economische belang van Nieuw-Nederland bepaalde grotendeels de relatie met de Indiaanse

volkeren. De focus op handel betekende in de vroege fase van de kolonie dat de Nederlanders

allianties aangingen met Indiaanse stammen die producten hadden die voor de Nederlanders

interessant waren. Belangrijk was dan ook in die periode om de vrede te bewaren en enig

wantrouwen bij Indianen (vooral veroorzaakt door opportunistische handelaars die er niet voor

terugdeinsden om Indianen uit te buiten of zelfs te vermoorden) zo snel mogelijk te herstellen. In

die periode onderhield de kolonie goede relaties met verschillende stammen, zoals bijvoorbeeld met

de Pequots (deel van de Algonquian groep) of de Mohawk (deel van de Iroquois Confederatie).

Handel in pels was het belangrijkste element voor het onderhouden van contacten met de Indianen

voor de WIC, meer nog, de pelshandel was zowat de “raison d’être” voor het bestaan van de

49 L.G. Van Loon, “Tawagonshi, Beginning of the Treaty Era” In: Indian Historian, Vol. 1 (1968), p. 22-26.

Page 22: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

17

kolonie50. Zeker wat betreft de relatie met de Mohawk was deze volgens Thomas Burke vooral op

deze handel gericht, ongeacht diplomatieke of militaire situaties51. Het moet daarom niet verbazen

dat Pieter Barents de Mohawk-Nederlandse relaties herstelde wanneer de commandant van Fort

Oranje, Daniel Krieckenbeeck, aan de zijde van de Mohikanen deelnam aan een expeditie tegen de

Mohawk52.

De relatie met de Pequots, daarentegen, was een minder positieve toekomst toebedeeld. Bij een

gelijkaardig incident aan de situatie van de Mohawk, waarbij de sachem (de opperste stamhoofd in

een Algonquian samenleving) Tabotem werd gedood, kwam er vanuit de autoriteiten, specifiek

directeur Van Twiller, geen reactie die de relaties moest herstellen53. Voor Mark Meuwese lijkt het

aannemelijk dat Van Twiller overladen werd met problemen binnen de kolonie die hem afleidden

van de interculturele diplomatie die de alliantie met de Pequots in ere moest houden54. Zowel de

verminderde invloed van de Nederlanders in het gebied door de oprukkende Engelse Connecticut

kolonie (het gebied ten noordoosten van de Hudson rivier en dus van het gebied van Nieuw-

Nederland) als het verlies van de Pequots in hun oorlog met de Engelsen beëindigde effectief de

alliantie tussen Nieuw Nederland en de Pequots.

De hele Algonquian-sprekende stammen kregen het, door onderlinge strijd tussen deze stammen en

vooral de concurrentie van de Iroquois, moeilijk om zich te handhaven als legitieme handelspartner

voor de Nederlanders. De realiteit was dat de economische drijfveer van Nieuw-Nederland tot

gevolg had dat de Nederlanders de Indiaanse volkeren ging beoordelen op basis van hun nut in de

handel in pels, waardoor de ene stam een voorkeurspositie genoot en de andere simpelweg werd

uitgebuit55. De stammen zelf waren zich maar al te zeer bewust van het belang dat toegang tot

pelzen bezat en dit ontketende dan ook een strijd tussen Indiaanse stammen onderling om de

controle over de pelshandel. De Iroquois Confederatie, waaronder voor Nieuw Nederland van

specifiek belang de Mohawk, zouden die in de zeventiende eeuw gradueel overnemen.

Naarmate de zeventiende eeuw vorderde, werd het voor andere Indiaanse naties dan ook moeilijk

om nog van belang te zijn voor de Nederlanders. Door het verlies van hun positie in de pelshandel

werden deze stammen in het beste geval links gelaten door de Nederlanders, in het slechtste lagen

ze in de weg voor verdere Nederlandse uitbreiding. Het resultaat was dat de relatie met deze

Indianen veel meer van een vijandige aard was56, wat deels ook de oorlogen die Nieuw-Nederland

uitvocht met Algonquian volkeren verklaarde.

De relaties die Nieuw-Nederland met de noordelijke stammen onderhield en dan voornamelijk de

Mohawk, werden als gevolg van hun belang in de pelshandel gekenmerkt door weinig conflict en

goede vriendschapsbanden. Deels te danken aan die wederzijdse economische afhankelijkheid

50 L.M. Hauptman en R.G. Knapp, “Dutch-Aboriginal Interaction”, p. 169. 51 T.E. Burke, Jr., “The New Netherland Fur Trade, 1657-1661. Response to Crisis” In: A Beautiful and Fruitful Place. Selected Rensselaerswijck Seminar papers, First Edition, New Netherland Publishing, 1991, p. 289. 52 M. Meuwese, “The Dutch Connection. New Netherland, the Pequots, and the Puritans in Southern New England, 1620-1638” In: Early American Studies. An Interdisciplinary Journal, Vol. 9, Nr. 2 (2011), p. 314. 53 Ibidem. 54 Ibidem. 55 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 54. 56 A.W. Trelease, “Indian-White Contacts in Eastern North America. The Dutch in New Netherland” In: Ethnohistory, Vol. 9, Nr. 2 (1962), p. 138.

Page 23: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

18

werden de goede relaties tussen de Iroquois en de Nederlandse kolonisten tot het einde van de

kolonie van Nieuw-Nederland maar eenmalig onderbroken, in 162657.

Bepaalde nederzettingen die in Nieuw-Nederland werden gesticht, waren een uiting van die relaties

met de Indianen en het belang van de pelshandel. Om goede diplomatieke en economische relaties

te onderhouden was bijvoorbeeld de stichting van een nederzetting bij Schenectady een positieve

evolutie voor zowel Mohawk als Nederlanders58.

Dit vertelt echter niet het hele verhaal, want de relaties konden wel eens gespannen zijn, ten

gevolge van ruzies, diefstal en moorden waarbij zowel Nederlanders als Indianen betrokken waren.

Maar zelfs dan was er weinig gevaar voor ontsporing, want het economische belang was te groot.

Het is vooral opnieuw bij de Algonquian volkeren dat deze conflicten tot grotere verontwaardiging

leidde aan beide kanten.

De positie van de West-Indische Compagnie in de relaties met de Indiaanse stammen was van een

complexe aard. Sowieso prefereerden ze vrede met die stammen waar ze via handel economisch

beter van werden maar ook elders was vrede vaak het doel. Dit veranderde wanneer men op zoek

was naar nieuwe stukken grond. De ingesteldheid kon als gevolg daarvan plots veranderen in één

van vijandigheid. Hoewel de gouverneurs die de leiding voerden over Nieuw-Nederland zelf veel

verantwoordelijkheid droegen in de relaties met Indianen, waren ze in zekere zin gebonden aan de

orders van de directeurs van de WIC. In hoeverre zij zich hieraan hielden verschilde van persoon tot

persoon, maar onenigheid was nooit veraf.

Daarbij kwam dat vanuit de bevolking en vooral de boeren in de grensgebieden een positie van

vijandigheid ten opzichte van Indianen werd aangemeten. Angst voor de in aantallen sterkere

Indianen, geweldplegingen uit frustratie of misverstanden: de moeilijkheid van de gouverneurs om

de wensen van bovenaf te verzoenen met die van de bevolking in Nieuw-Nederland en terzelfdertijd

een koers uitstippelen in het belang van de kolonie was een niet te onderschatten taak. In bepaalde

situaties was het dan weer de bevolking die gematigd reageerde en de gouverneur zelf die de aanval

wilde inzetten tegen de inheemse bevolking, een context die vooral toepasselijk lijkt op gouverneur

Kieft59. Het resultaat is een complexe relatie met verschillende Indiaanse stammen en een kolonie

die vaak ondoorgrondelijk leek te werken.

Wel waren er enkele principes die we in Nieuw-Nederland in de relatie met Indiaanse stammen als

algemeen kunnen beschouwen. Zo was het onderwerpen van de Indiaanse volkeren geen reeël

doel60. Niet dat daartoe geen pogingen werden ondernomen, maar die werden niet gestimuleerd en

de weinige pogingen misten een efficiënt middel om dit te verwezenlijken. In vergelijking met

Franse katholieke missionarissen konden de Protestantse Nederlanders de Indianen maar weinig

overtuigen. Volgens Trelease was “het redden van Indiaanse zieltjes” trouwens nooit zo belangrijk

57 K.H. Shlesier, “Epidemics and Indian Middlemen. Rethinking the Wars of the Iroquois, 1609-1653” In: Ethnohistory, Vol. 23, Nr. 2 (1976), p. 132. 58 T.E. Burke, Jr., “The New Netherland Fur Trade”, p. 283 en 289. 59 Het is belangrijk op te merken dat de algemene consensus onder geschiedkundigen de agressieve houding van Kieft tegen Indianen onderschrijft, maar dat velen erkennen dat de informatie die over Kieft bekend is voornamelijk komt van personen die zich kritisch uitlieten over Kieft. Kieft krijgt niet de kans zich te verdedigen in de historiografie, want zijn archief is jammer genoeg samen met hem verloren gegaan toen hij in 1647 schipbreuk leed aan de kust van Wales op weg naar Nederland. 60 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 54.

Page 24: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

19

als in Nieuw Frankrijk of Nieuw Engeland61. Hij neemt daarbij Johan De Laet als voorbeeld. Die zegt

dat het een typische Nederlandse aanpak was om te “beschaven en reguleren” vóór “eternal

salvation” aan te raden was62. Oostindie en Paasman gaan verder en zeggen dat naast converteren

ook voor integratie in de Nederlandse cultuur geen ernstige poging werd ondernomen63. Voor hen

viel dit enigszins te verklaren doordat in tegenstelling tot de Oost-Indiën, in de West-Indiën de

Nederlanders geen inheemse cultuur erkenden die enige vermelding waard was64. Er was met name

geen interesse in de inheemse culturen op het Noord-Amerikaanse continent en men kwam er ook

weinig mee in contact.

Deze positie van desinteresse door de Nederlandse kolonie in de politiek en de cultuur van het land

omschrijft Donna Merwick als “adjacency”65. Het betekent dat de kolonie zich niet wilde mengen in

de interne (politieke) situatie van de Indiaanse stammen. Het leefde zo niet met, maar naast de

Indiaanse volkeren. Merwick merkt op dat dit tot gevolg had dat dit ook een ontbreken van morele

waarden met zich mee bracht66. In de late jaren 1630 en begin jaren 1640 hielden de Nederlanders

zich ook niet altijd aan dit principe. De frequente geweldplegingen en de neiging verder

inlandwaarts te trekken lijkt in strijd met die positie om naast de Indianen te leven. Voor Merwick is

het wel duidelijk dat de impuls om zich grotendeels aan de kust te blijven vestigen bleef bestaan.

Het houden aan dit principe van “adjacency” is voor haar dan ook veel merkwaardiger dan het

breken ervan67.

Toch stelt dit principe niet helemaal de realiteit voor zoals ze was. Er is al aangetoond dat

Nederlanders al in 1613 bemiddelden tussen twee Indiaanse volkeren en dit lijkt helemaal geen

uitzondering. Naarmate de tijd vorderde raakte Nieuw-Nederland ook meer en meer betrokken bij

Indiaanse volkeren, rechtstreeks of onrechtstreeks, bewust of onbewust. Door de focus op de

economische belangen is het aannemelijk dat dit principe van “adjacency” de leidraad moest

vormen voor Indiaans-Nederlandse relaties, maar in de praktijk bleek dit, zeker in de latere periode

van de kolonie, een zeer moeilijk, zelfs onmogelijke taak.

61 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 38. 62 Ibidem. 63 G. Oostindie en B. Paasman, “Dutch Attitudes”, p. 349. 64 Ibidem, p. 353. 65 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 48. 66 Ibidem. 67 Ibidem, p. 86.

Page 25: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

20

Deel 2: Indiaans-Nederlandse diplomatie in de

zeventiende eeuw

Page 26: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

21

In dit eerste deel wordt de diplomatie tot zijn onderdelen herleid en worden deze onafhankelijk

besproken. Dit is nodig omdat er vooreerst een discrepantie bestond in hoe aan diplomatie werd

gedaan bij de afzonderlijke partijen. De opvattingen rond dit proces waren anders bij de Indiaanse

volkeren dan bij Europeanen. Daarnaast was er een verschil in de invulling van de rol van diplomaat,

hoe die handelde en wie die was. In zekere zin wordt hier dus de definitie van Jan Melissen gebruikt

(supra), met name de elementen ‘vertegenwoordiging’, ‘communicatie’ en ‘onderhandelingen’.

Melissen zelf toont de problemen aan met zijn definitie, waaronder de illusie van het simpele

identificeren van de diplomatieke spelers op het diplomatieke veld. Toch is deze definitie een goede

leidraad om het diplomatieke aspect in de Indiaans-Nederlandse relaties te ontcijferen, zonder

daarbij een al te rigide patroon aan te houden over wie aan diplomatie doet of waarover deze

diplomatieke gesprekken moeten gaan. Zeker binnen interculturele relaties uit het verleden is er

geen algemeen model waaraan telkens werd voldaan.

Dat de Indiaanse volkeren geen homogene maatschappelijke structuur hadden die overal op het

Amerikaanse continent terug te vinden was, lijkt evident. Deze volkeren zagen zichzelf als deel van

een natie (vaak binnen eenzelfde talengroep, hoewel ook hier onderling niet altijd vrede bestond)

en bekeken andere naties niet als deel van hun eigen volk, zoals Stubben opmerkt68. In de structuur

van de Iroquois Confederatie (een confederatie van Iroquois naties, waaronder tot 1722 deze vijf: de

Mohawk, Seneca, Oneida, Onondaga en Cayuga) bestond er zelfs een democratische politieke

structuur van naties die zich hadden verenigd en waardoor deze naties zich als een sterk politiek

geheel zagen. Het vervolg waren volkeren die een sterke positie konden opnemen in de

onderhandelingen.

Toch konden deze stammen individueel optreden als zij dat wensten en voor de relaties met de

Nederlanders is dit specifiek voor de Mohawk relevant, die op eigen houtje onderhandelingen

voerden met de Nederlanders. Ook binnen de andere talengroep, de Algonquian, werd vooral met

individuele stammen onderhandeld. Het is voor wat volgt nodig om op te merken dat hoewel vele

verschillen bestonden tussen de verschillende volkeren binnen een talengroep, laat staan tussen

verschillende talengroepen, wel een gelijklopend traject bestond in de manier waarop aan

diplomatie werd gedaan en wie men daarvoor afvaardigde. Hoe dat ging en op welke manier dit

correspondeerde met de diplomatie die door Nieuw-Nederland werd gevoerd, wordt hier nu

besproken.

68

J.D. Stubben, Native Americans and Political Participation. A Reference Handbook, Santa Barbara (CA), ABC-CLIO, Inc., 2006, p. 11

Page 27: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

22

Hoofdstuk 3

Vertegenwoordiging

Vooraleer we ons verdiepen in de onderhandelingen tussen Nieuw-Nederland en de Indiaanse

stammen, moeten eerst de actoren van die onderhandelingen besproken worden. Want hoewel

deze op het eerste zicht voor de hand liggend waren, was dit niet zo op het zeventiende eeuwse

Noord-Amerikaanse continent, waar het ambt van diplomaat in de jonge Europese kolonies vaak

weinig om het lijf had, indien die er al waren. Om nog niet te spreken over de moeilijkheden om een

equivalent te vinden van dat ambt bij de inheemse Amerikaanse volkeren. Maar hoe moeilijk het

ook is om een duidelijke omschrijving te geven van de actoren van een diplomatie, het staat vast dat

die er waren. Het is dus interessant om aan weerszijden deze actoren op te zoeken om zo de

diplomatieke contacten beter te begrijpen vanuit de verschillende standpunten.

De diplomaat aan weerszijden was sowieso een zeer heterogene groep. Waar in het Europa van de

zeventiende eeuw de diplomaat een beroepsklasse was die sterk omlijnd was in haar functie en

bepaalde vereisten bestonden om diplomaat te kunnen worden, was dit nog niet het geval in Noord-

Amerika. De verschillende barrières tussen Indianen en Nederlandse kolonisten, zoals taal en

cultuur, openden mogelijkheden voor iedereen die de culturele verschillen op enige manier wist te

overbruggen om zich als diplomaat op te werpen.

3.1 Handelaar-diplomaten: een geschikte combinatie?

Er kan vooreerst aan Nederlandse zijde een onderscheid worden gemaakt tussen twee groepen

binnen de Nieuw-Nederlandse samenleving, enerzijds de “gewone kolonisten” en anderzijds de

lokale elite69. Die eerste groep van gewone kolonisten was zeer divers. Zo werd Harmen Meyndertsz

van den Bogaert, een chirurgijn én kapper, door de commandant van Fort Oranje erop uitgestuurd

om te onderzoeken waarom de pelshandel afnam en om nieuwe onderhandelingen omtrent

prijsstructuur met de Indianen af te spreken70, een missie die succesvol afliep.

Maar de grootste categorie daarbinnen was onvermijdelijk die van de handelaars. Lois Feister zegt

hoe na 1640 de nood aan mensen met kennis van de Indiaanse talen de weg open maakte voor

handelaars om als officiële tolken te fungeren71. Want door hun veelvoudig contact met Indianen,

hadden zij niet enkel vaak een goede verstandhouding met deze Indianen, zij waren het ook die

vaak het best met Indianen konden communiceren door middel van hun kennis van een Indiaanse

taal, hoe gering die ook mocht zijn.

Maar handelaars hadden uiteraard als primair doel handel drijven en op zich betekende een

betrouwbare handelaar meteen ook een betrouwbare partner voor Indianen. Dat had de WIC dan

ook graag en het leidde er toe dat handelaars die zich misdroegen tegenover Indianen zo snel

mogelijk vervangen werden. Zo werd Pieter Barentsen als vervanger aangesteld van een handelaar

69 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire. Dutch Intercultural Mediators among the Mohawk in Seventeenth-Century New Netherland” In: Kaplan (B.J.), Carlson (M.) en Cruz (L.), eds. Boundaries and Their Meanings in the History of the Netherlands, Leiden, Brill, 2009, p. 143. 70 D.R. Snow, C.T. Gehring, W.A. Starna, eds. In Mohawk Country. Early Narratives about a Native People, Syracuse (NY), Syracuse University Press, 1996, p. 1. 71 L.M. Feister, “Linguistic Communication “, p. 34.

Page 28: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

23

die in 1622 een Matabesec (of Wappinger Confederatie, dat zich in westelijk Connecticut bevond)

stamhoofd had gegijzeld om de relaties met deze stam te herstellen72. Hij kreeg er de belofte dat met

niemand anders zou worden handel gedreven en zo haalde ook de handelaar zijn voordeel uit deze

situaties.

Dit ene voorbeeld bevestigt anderzijds de trend dat de meeste handelaars geen belang hechtten aan

de gevolgen voor de Indianen en vooral op zoek waren naar koopjes73. Waar een deel van de

handelaars dus van een respectabel niveau waren, was een ander (groter) deel dat veel minder. Op

termijn zorgde dit voor irritaties bij de Indianen en kopzorgen bij de Nederlanders, die zoals

hiervoor aangetoond iemand als Pieter Barentsen er op uit moest sturen om de relaties met de

Indianen te herstellen. Handelaars waren dus niet altijd de meest betrouwbare tussenpersonen en

waren wellicht niet de eerste keuze om als tussenpersoon te dienen. Wanneer de nood aan

handelaars verzwakte door een betere kennis van de inheemse talen door een bredere laag van de

bevolking zal van hogerhand geöpteerd zijn om meer betrouwbare individuen op te sporen.

Handelaars bleven uiteindelijk wel, door hun vele contacten met Indianen, mensen die konden

worden ingezet als anderen niet beschikbaar waren.

Handelaars konden uiteindelijk door hun ‘know-how’ over en hun contacten met de Indianen een

degelijke ervaring voorleggen, waardoor sommigen door hun diplomatieke successen zich konden

opwerpen in de samenleving. Een man zoals de eerder vermelde Pieter Barentsen bleek dan plots

door gouverneur Peter Minuit als commandant van Fort Oranje te worden aangesteld toen een

commandant daar ontbrak74. Zij die dus successen vergaarden in de diplomatieke sfeer, konden op

veel aanzien rekenen bij zowel Nederlanders als Indianen.

3.2 De rol van de vrouw in de diplomatie

Wanneer men de egalitaire staat van de Indiaanse samenleving in beschouwing neemt, zou men al

snel kunnen waarnemen, zoals Hendrik van den Bogaert doet, dat in het onderhandelen in Mohawk

en Oneida samenlevingen macht gedeeld werd, maar Klein wijst erop dat zelfs in zo’n

samenlevingen Indiaanse leiders één persoon kiezen als represant naar de buitenwereld toe75. In

tegenstelling tot de Nederlanders was het Indiaanse individu dat zich als diplomaat profileerde

homogener, maar daartegenover stond dat de Indiaanse achterban door de egalitaire organisatie

van de Indiaanse samenleving meer inspraak en invloed had in het creëren van een

onderhandelingspositie.

Van de Indiaanse achterban was een groot deel weggelegd voor de vrouw. Indiaanse samenlevingen

waren niet enkel zo georganiseerd dat alle inwoners gelijke behandeling kregen, maar de positie van

de vrouw was veel sterker dan in de Europese samenlevingen. Verschillende Indiaanse

samenlevingen waren georganiseerd naar het principe van de matrilineariteit, waarbij Indiaanse

kinderen lid werden van de afstammingsgroep van de moeder. Dat Indiaanse vrouwen een rol

konden spelen in de diplomatie is dus niet vergezocht.

72 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 54-55. 73 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 115. 74 N. Van Wassenaer, “Historisch Verhael” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 85. 75 S. Klein, “Shires and Sachems”, p. 548.

Page 29: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

24

Clara Kidwell meent evenwel dat het belang van de vrouw lag in de culturele overbrugging tussen

Indianen en Europeanen, via interhuwelijken, vertalen van de Indiaanse talen en dergelijke76, maar

dat diplomatie en oorlog toch een mannenzaak bleef. Hoewel dit grotendeels klopt (de bronnen

bedeelden nooit echt dergelijke diplomatisch rol toe aan Indiaanse vrouwen), mag dit niet de

aanleiding zijn om te concluderen dat vrouwen geen enkele impact zouden hebben gehad in de

diplomatieke wereld. We hebben gezien dat de diplomatisch rol bij de Indianen voornamelijk is

weggelegd voor een verkozen leider als vertegenwoordiger en dat dit altijd een man was (Indiaanse

samenlevingen waren dan wel matrilineair georganiseerd, ze waren ook patriarchaal). Dat

betekende een nauwere rechtstreekse toegang tot de diplomatie dan bij de Nederlanders en dat voor

de hele Indiaanse achterban.

Maar de invloed van de achterban was wel groter dan in Europese maatschappijen en bevatte dus

ook vrouwen. Een voorbeeld toont aan dat Indiaanse vrouwen niet enkel bijdroegen tot

onderhandelingen, maar ook op eigen initiatief durfden onderhandelden. In een brief van

Franscesco Giuseppe Bressani, waarin hij het relaas doet van zijn gevangenschap bij de Mohawk,

vertelt Bressani hoe hij in het bezit kwam van een oude vrouw die, hoewel de rest van de Mohawk-

clan zijn dood wenste, hem liet vrijkopen door de Nederlanders “at the price of some beads”77 (de

kralen, wampum genoemd, was een veel voorkomend betaalmiddel tussen Indianen en

Nederlanders). De vraag blijft echter of de invloed van vrouwen in diplomatieke zaken beperkt bleef

tot zaken van krijgsgevangenen of dat deze zich ook kon doorzetten in zaken rond allianties en

oorlogsonderhandelingen. In de bronnen die werden onderzocht zijn hier geen voorbeelden van

teruggevonden.

Merkwaardig genoeg lijken ook vrouwen uit Nieuw-Nederland de mogelijkheid te hebben gehad om

als diplomaat onderhandelingen tussen de twee partijen te onderhouden. Mitrød meent te kunnen

stellen dat vrouwen in Nieuw-Nederland een grotere vrijheid toegekend kregen dan in de Engelse

kolonies in deze periode het geval was en vaak betrokken werden in de interculturele diplomatie,

sommigen zelfs actief als pelshandelaars werkten78. Had dit te maken met de tolerante houding van

de Nederlandse cultuur, het ontbreken van een degelijk aantal personen met goede diplomatieke

kwaliteiten of een lakse houding tegenover maatschappelijke normen en waarden ver weg van het

moederland, waardoor ook vrouwen zich makkelijker konden opwerken? Alle drie zijn redelijk

aannemelijk en het is goed mogelijk dat allen een reden zijn voor de aanwezigheid van vrouwen in

de diplomatieke sfeer in Nieuw-Nederland.

3.3 Tussen twee werelden: diplomaten van gemengde afkomst

Personen van een gemengde Indiaans-Nederlandse afkomst maakten ook een goede kans om zich op

te werpen als tussenpersonen. Deze “métis” konden vanuit hun contacten in beide werelden een

brug vormen tussen de twee. Het is niet zo dat deze personen echt aangemoedigd werden of de kans

aangeboden kregen om zich in diplomatisch betrekkingen te mengen, maar ze deden dit vaak vanuit

hun eigen wil. Hun achtergrond gebruikten ze daarvoor als diplomatisch instrument, zo vertelt

Mitrød79. Dit is echter niet vanzelfsprekend. Personen van gemengde afkomst mogen dan wel een

76 C.S. Kidwell, “Indian Women as Cultural Mediators” In: Ethnohistory, Vol. 39, Nr. 2 (1992), p. 97. 77 D.R. Snow, C.T. Gehring, W.A. Starna, eds. In Mohawk Country, p. 53. 78 T.A. Mitrød, “The Flemish Bastard and the Former Indians”, p. 94-95. 79 Ibidem, p. 85.

Page 30: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

25

ideale tussenpersoon lijken, maar dat werd niet altijd zo gepercipieerd door de maatschappijen

waarmee hij/zij diplomatieke betrekkingen mee wilde onderhouden.

Het beste voorbeeld daarvan in context van Nieuw-Nederland was een man genaamd Smits Jan,

geboren uit een Indiaanse vrouw en Nederlandse man. Opgegroeid in de Iroquois samenleving leek

hij zich vooral in te zetten voor het volk waarmee hij al die tijd had geleefd, maar Mitrød

veronderstelt dat Smits Jan toch de connecties met zijn Nederlandse roots wilde onderhouden80.

Vanuit Nederlandse hoek was er maar weinig enthousiasme voor de rol die Smits Jan wilde spelen

als tussenpersoon in de onderhandelingen, wat volgens Mitrød te wijten was aan een langdurig

skepticisme of zelfs ongemak tegenover personen van gemengde afkomst81. Wantrouwen tegenover

personen van gemengde afkomst mag dan wel aanwezig zijn geweest, dat het geval van Smits Jan dit

wantrouwen moet bewijzen, is minder duidelijk. Want het moet vermeld worden dat Smits Jan

vooral de belangen van de Mohawk, ‘zijn’ volk, verdedigde en het wellicht dit was dat de

Nederlanders niet konden appreciëren. Nederlandse kolonisten bleken wel degelijke personen van

gemengde afkomst in hun samenleving te aanvaarden, op voorwaarde dat zij zich goed

integreerden.

De kinderen van Cornelis Van Slyck en een ongekende Mohawk vrouw groeiden wel op in Nieuw-

Nederland en konden zich perfect integreren. Dochter Hilletie Van Slyck zou zelfs als tolk worden

ingeschakeld, de eerste maal wel twee jaar na de overdracht van de Nieuw-Nederland aan de

Engelsen in 166682. Waarschijnlijk speelde ook nieuwsgierigheid naar de Indiaanse kant van de

familie mee in de wens om als tussenpersoon op te treden en zo meer te weten te komen over hun

Indiaanse afkomst.

Het lijkt er ook vooral op dat Engelsen en Fransen de métis met Nederlands bloed makkelijker

accepteerden als tussenpersoon. Mitrød suggereert dat een schaamte om deze métis, vooral in de

Nederlandse contacten met andere Europese naties, hen afkerig maakte tegenover het inzetten van

deze personen in diplomatie83.

3.4 De elite als de betrouwbare diplomaat

Uiteraard nam ook de elite deel aan de diplomatieke contacten. Voor de ambtenaren was het

rekruteren uit de lokale elite te prefereren, want zij waren betrouwbaar84. Mannen als Arent Van

Curler waren prominent aanwezig in de onderhandelingen met de Mohawk en waren van immens

belang voor de relaties tussen Nieuw-Nederland en de Mohawk. Deze personen, waarvan sommigen

in de raad zetelden die de gouverneur moesten adviseren, waren één van de voornaamste personen

die kwamen onderhandelen met Indianen.

De gouverneurs van Nieuw-Nederland zouden zelf een aantal maal contact opnemen met Indianen

en het spreekt voor zich dat ze dit deden wanneer over belangrijke aangelegenheden moest worden

onderhandeld. Zo heeft Willem Kieft zich in 1645 naar Fort Oranje begeven om succesvol over een

80 Ibidem. 81 Ibidem, p. 86. 82 Ibidem, p. 94. 83 Ibidem, p. 99. 84 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 144.

Page 31: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

26

tweede Mohawk verdrag te onderhandelen (dit met hulp van lokale ambtenaren)85. Maar volgens

Hauptman en Knapp werden de Indiaans-Nederlandse relaties net bemoeilijkt door deze

gouverneurs. Het ontbrak deze volgens hen aan bekwaamheid en ze hadden een temperament die

de interculturele diplomatie niet ten goede kwam86. Kieft zelf is wellicht het beste voorbeeld

daarvan, want onder zijn leiderschap waren de relaties met de Indianen vaak zeer koel, soms zelfs

vijandig. Voor de geallieerde Indianen was het belangrijk Kieft niet te zeer tegen de borst te stoten,

voor vijandige Indianen was het essentieel dat Kieft verdween87. Kieft zelf dacht hetzelfde over

vijandige Indianen en zijn agressieve houding leidde zelfs tot het uitbreken van oorlog met

Indianenvolkeren.

Aan de kant van de Indiaanse naties was een grote rol weggelegd voor de Indiaanse stamhoofden,

die meestal zelf de diplomatie onderhielden met de Nederlandse kolonisten. Deze “sachems”

worden vaak vermeld in de bronnen als de personen die kwamen onderhandelen over een

verscheidenheid aan zaken. Deze stamhoofden handelden niet vanuit een individueel standpunt,

maar moeten zelf als represant van hun eigen volk worden gezien in de diplomatieke context, want

zij waren onderhevig aan het advies van raden waarvan, naast henzelf, de meest wijze mannen aan

deelnamen88. Dat ligt in het verlengde van de politieke organisatie van vele indiaanse stammen,

waarbij het stamhoofd via een vorm van verkiezingen leider werd van zijn stam. Isaack de Rasieres

herkende de democratische natuur van zo’n organisatie al, waarbij zoals gezegd het stamhoofd geen

vrijgeleide krijgt van zijn achterban om beslissingen te nemen.89 Het betekent ook dat wat besloten

werd bij de Indiaanse stammen een beslissing was van de hele stam, niet van één persoon. In die zin

lijkt de Indiaanse vorm van diplomatie enigszins meer gelijkenissen te tonen met de moderne

internationale diplomatie van democratiëen (waarbij de beslissingen die op het internationaal

niveau worden gemaakt door staten vaak een reflectie zijn van het eigen volk en die staten met dat

volk rekening moet houding wanneer ze een beslissing wil maken) dan met de Europese democratie

van de vroegmoderne periode.

Vaak speelde de plaats waar men zich bevond een grotere rol in het belang van een

vertegenwoordiger dan wie men was of wat men deed. Dat slaat deels op de handelaars, die zich

sowieso in Indiaans gebied begaven, maar meer nog gaat het hier om mensen die in de meer

afgelegen gebieden woonden, zoals in Fort Oranje. Zo was de commandant daar ideaal geplaatst om

zich bezig te houden met de Indianen die naar Fort Oranje kwamen om handel te drijven of voor

andere zaken en werd van hem verwacht dat hij de relaties met deze Indianen onderhield. Zoals

Trelease vermeldt speelde in het geval van Fort Oranje vooral haar afgelegen plaats mee in het

belang van de verantwoordelijkheid die de commandant van dat fort meekreeg inzake

internationale relaties90. De persoonlijkheid van de commandant speelde ook een rol, zeker wanneer

die geschiedenis had met Indianen. Zo waren stamhoofden niet blij wanneer ze Hans Jorissen

Hontom als commandant van Fort Oranje zagen, een man die ooit een Mohawk stamhoofd had

85 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 117. 86 L.M. Hauptman en R.G. Knapp, “Dutch-Aboriginal Interaction”, p. 172. 87 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 159. 88 K.O. Kupperman, Settling with the Indians. The Meeting of English and Indian Cultures in America, 1580-1640, Londen, J.M. Dent & Sons Ltd., 1980, p. 50. 89 I. de Rasieres, “Letter of Isaack de Rasieres to Samuel Blommaert, 1628 (?)” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 109. 90 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 46.

Page 32: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

27

gekidnapt91. Iemand als Pieter Barentsen, die al eerder genoemd werd, moet dan weer met

goedkeuring onthaald zijn geweest wanneer hij als commandant van Fort Oranje aantrad.

Het gevaar met deze grote verantwoordelijkheid en de relatief grote afstand van het centrale gezag

in Nieuw-Amsterdam was natuurlijk het feit dat deze commandanten op eigen houtje beslissingen

zouden nemen. Vooral in de late periode van Nieuw-Nederland, wanneer de spanningen met

Indianen opliepen en conflicten frequenter voorkwamen, lijken de commandanten soms op eigen

houtje beslissingen te hebben genomen (zoals het plaatsen van aanvallen op Indianen zonder

goedkeuring van de gouverneur) die de Indiaans-Nederlandse relaties er niet makkelijker op

maakten.

Als we één duidelijke conclusie kunnen trekken omtrent de diplomatieke spelers aan weerszijden,

dan is het dat merkwaardig genoeg de rol van diplomaat aan Nederlandse zijde van een

heterogenere aard was dan aan Indiaanse zijde, terwijl de diplomaat in het Nederlandse

moederland, binnen de bredere Europese politieke cultuur, een duidelijk omlijnde rol had. Dat de

jonge kolonie die Nieuw-Nederland was, met een gebrek aan middelen, deze structuur niet

simpelweg kon overnemen, mag als een redelijk argument worden gezien. Het resultaat was dat de

rol van diplomaat in Nieuw-Nederland werd gedelegeerd aan mensen die hier vaak geen ervaring

mee hadden of er totaal niet geschikt voor waren. Het vervolg voor de kolonie was dat er geen

eenduidige aanpak of visie was in de interculturele diplomatie en men afhing van de kennis, de

competentie en de persoonlijkheid van individuen.

Daartegenover was de Indiaanse persoon die kwam onderhandelen met de Nederlanders vaak de

verpersoonlijking van de consensus van zijn achterban. Hij stond sterker in de onderhandelingen,

had meer autoriteit en kon zijn wensen zeer duidelijk overmaken. Zoals we zullen zien, zullen

andere elementen de verhouding in de Indiaans-Nederlandse diplomatie mee bepalen.

91 Ibidem, p. 50.

Page 33: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

28

Hoofdstuk 4

Communicatie

Hoewel gesproken taal, of het nu om een tussentaal ging of niet, het belangrijkste

communicatiemiddel was in de onderhandelingen tussen Indianen en Europeanen, was de eerste

vorm van communicatie een mengeling van het gebruik van handgebaren, gelaatsuitdrukkingen en

geluiden92.

Deze gebruiken werden doorheen de periode van relaties tussen Nederlandse kolonisten en

Indianen aangewend, maar uiteraard nam naarmate de contacten frequenter voorkwamen, langer

duurden en de belangen vergrootten, de rol van taal toe. De barrières op taalkundig vlak waren

zeker niet te onderschatten op het Amerikaanse continent (het begrijpen en leren van de

verschillende Indiaanse talen was al een moeilijke opdracht op zich), maar ze waren niet

onoverkoombaar. Als men de taal van de tegenpartij niet onder de knie had, dan ontstond er wel

een zogenaamde pidgintaal, zoals de Nederlanders hadden met de Lenapi93. Van Zandt merkt op dat

het gebruik van een pidgintaal de communicatie tussen Europeanen en native Americans

vergemakkelijkte terwijl het terzelfdertijd een linguistische barrière opzet tegen de Europeanen94.

Het bewijst dat de inheemse bevolking bereid was contacten te onderhouden met de Europese

kolonisten maar daarom die Europeanen niet helemaal vertrouwde. In dat opzicht verschilde ze op

zich weinig van de Europeanen.

Dat er limieten waren in de communicatie op basis van zo’n pidgintaal is dan ook duidelijk, hoewel

Van Zandt opmerkt dat de Europeanen, mede door het ontbreken van de wil om meer te weten te

komen over de natives, zich dit vaak niet realiseerden95. Uit een getuigenis van Jonas Michaëlius,

een dominee, blijkt dat dit niet altijd en overal het geval was. Hij had wél zijn vermoedens, wat blijkt

wanneer hij in zijn brief schreef dat “it also seems to us that they rather design to conceal their

language from us than to properly communicate it, except in things which happen in daily trade;

saying that it is sufficient for us to understand them in that”96. Ook andere verslagen raken dit

onderwerp aan, zoals een dagboek van een onbekende man, toegeschreven aan één van de

medestanders van Kieft, die de Indianen beschrijft als “subtle of mind, of few words which they

previously well consider”97.

Uiteindelijk blijkt ook dat, de vermoedens van een dominee buiten beschouwing gelaten, de wil bij

Europeanen en misschien nog het meest bij de Nederlanders, ontbrak om zich echt te verdiepen in

de talen van de Indianen en zo die linguistische barrière te doorbreken. Het is evident dat Europese

kolonisten, handelaars of diplomaten meestal een doel voor ogen hadden dat economisch of politiek

van aard was. Zolang een pidgintaal voldoende was om de handel met Indianen te onderhouden, was

er zeker wat betreft de Nederlanders maar weinig interesse in het beter begrijpen van de nabije

92 L.M. Feister, “Linguistic Communication “, p. 28. 93 C.J. Van Zandt, Brothers Among Nations, p. 59. 94 Ibidem. 95 Ibidem, p. 60. 96 J. Michaëlius, “Letter of Jonas Michaëlius” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 128. 97 S.N., “Journal of New Netherland” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 270.

Page 34: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

29

stammen en hun taal. Het economische aspect was dan ook het belangrijkste van de Nederlandse

kolonisatie in Noord-Amerika. In de lijn van wat Donna Merwick schreef, is deze houding toe te

schrijven aan het principe van “adjacency”. De wil om zich te mengen in de politieke, sociale of

epistemologische wereld van de Indianen ontbrak98.

Naar mate de Nederlanders langer op het continent aanwezig waren werd de kans op degelijke

tolken groter. Zeker wanneer in de latere periode van de Nederlandse kolonie kwesties van oorlog

en vrede met de inheemse bevolking op de voorgrond kwamen. Mensen die een degelijke kennis

hadden van bijvoorbeeld de Mohawk-taal, zoals Jan Labatie, waren gewild door het bestuur om

vredesonderhandelingen te onderhouden met de Mohawk in de periode rond 165099.

Maar dergelijke mensen waren niet altijd voorhanden en omdat voor belangrijke politieke

conferenties de handelaars als tolken niet volstonden, werd soms gebruik gemaakt van Indiaanse

tolken. Hoewel Indianen niet echt nood hadden aan het leren van de Nederlandse taal, zijn er toch

voorbeelden van Indianen gekend die het beheersten.100 Vooral in de vroege periode van de kolonie

waren Indiaanse tolken dan zeker welkom.

Daarnaast konden de Nederlandse kolonisten de vele Indiaanse talen niet allemaal onder de knie

krijgen. Feister toont het voorbeeld aan van Mohawk “go-betweens” die tijdens de Esopus Oorlog in

1663 door de kolonisten werden ingeschakeld om de Esopus te vertalen tijdens de

onderhandelingen, om dan zelf vertaald te worden door een Nederlander die kennis van de Mohawk

taal had101. Het zijn situaties als deze die aantonen hoe moeilijk communicatie tussen de twee

culturen kon zijn.

Dat er misverstanden moeten ontstaan zijn geweest op basis van verkeerde interpretatie is dan ook

aannemelijk. Maar naar mate de kennis van de Indianen groter werd en meer mensen zich in Nieuw-

Nederland kwamen vestigen, werd de communicatie enigszins makkelijker.

98 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 116. 99 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Rensselaerswyck, 1648-1652, Albany, The University of the State of New York, 1922, p. 129. 100 L.M. Feister, “Linguistic Communication”, p. 36. 101 Ibidem p. 29.

Page 35: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

30

Hoofdstuk 5

Onderhandelingen

Zoals eerder vermeld werd, was diplomatie tussen Indiaanse naties en Europeanen in de

zeventiende eeuw niet hetzelfde als diplomatie elders. De ontwikkeling van een cultuur van

opgeleide diplomaten en de creatie van een klasse van ambtenaren die in het Europa van de

zeventiende eeuw steeds meer zijn waarde liet zien in internationale relaties, valt niet te vergelijken

met hoe aan diplomatie werd gedaan tussen Indiaanse en Europese naties. Het is dan verleidelijk om

al snel te concluderen dat diplomatie niet toepasbaar is op de interculturele contacten op het

Noord-Amerikaanse continent.

Kupperman, in zijn analyse van Engelse schrijvers die over Indianen schreven, bespreekt alleszins

hoe die schrijvers aantoonden dat Indianen een vorm van internationaal recht erkenden, waarbij

Indiaanse naties bepaalde afspraken hadden in bijvoorbeeld kwesties rond strafrecht102. In dat

opzicht is het de Iroquois Confederatie die het meest vergelijkbaar was met de Europese

samenleving, in de zin dat deze confederatie raden organiseerde waarbij zowel interne als

buitenlandse zaken werden besproken. Die buitenlandse zaken handelden dan over oorlog,

vredesonderhandelingen, allianties, het onderhouden van gezanten, enz. Meer nog, er bestonden

volgens Van der Donck goede afspraken tussen Indiaanse naties over afgezanten, waarbij “Staets

afghezondene” overal “vry” mogen “gaen en keeren” en werden zij “met Seremoniën ontfangen, en

ghemeenlijck met Schenkagien, door het gemeen en haer Prince te rugghe gezonden”103.

Wanneer Trelease opmerkt dat ieder lid van de Confederatie uiteindelijk zelf kon beslissen over

binnenlandse en buitenlandse zaken104 moeten we er ons dus van bewust zijn dat zelf deze alliantie

met zijn politieke structuur niet simpel te vatten is. Voor andere “taalgroepen” zijn deze

taakverdelingen dan nog eens moeilijker te identificeren. Maar het is al een eerste opmerkelijke

vaststelling dat binnen de Indiaanse samenlevingen een politiek bewustzijn bestond over de

grenzen heen die gelijkenissen vertoonde met de Europese politieke cultuur. Een gelijkenis die niet

te onderschatten is, gezien het beginpunt van de doorbraak van een degelijk internationaal politiek

recht in Europa meestal wordt aangeduid met de Vrede van Münster in 1648. De Iroquois

Confederatie bestond toen al een hele poos. Maar het duidt erop dat een bepaalde verstandhouding

tussen Indianen en Europeanen inzake diplomatie zeker mogelijk was.

Contacten van politieke aard, waarbij de relaties tussen Europeaanse kolonies en Indiaanse naties

werden onderhouden, waren uiteindelijk wel degelijk een essentieel deel in beide maatschappijen in

de koloniale periode. Megapolensis, zo zegt Klein105, suggereerde bijvoorbeeld al dat de relatie

tussen de Nederlanders en de Mohawk actieve participatie en onderhandelingen aan beide kanten

vergde106. Er was dus ook politieke wil nodig aan beide kanten en die was er wel degelijk.

102 K.O. Kupperman, Settling with the Indians, p. 54. 103 A. Van der Donck, Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, (gelijck het tegentwoordigh in Staet is), Den tweeden Druck, T'Aemsteldam, Evert Nieuwenhof, 1656, p. 74. 104 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 22. 105 S. Klein, “Shires and Sachems”, p. 544. 106 Zoals eerder vermeld plaatst Klein deze stelling in de context van de Republikeinse waarden die mensen als Megapolensis in Indiaanse samenlevingen overplanten om de Nederlandse Republiek te vergoelijken.

Page 36: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

31

Met alle onzekerheden die ontstaan als men Indiaans-Nederlandse diplomatie wil onderzoeken, is

het probleem dat zich stelt dan hoe diplomatie moet worden omlijnd. In een vorige deel werd al

duidelijk dat wie deelnam aan het diplomatieke proces aan beide zijden geen beperkte, homogene

groep was, maar dat om verschillende redenen mensen werden betrokken in dat proces die daar

anders niet voor zouden werden geraadpleegd.

5.1 Wat waren de motieven?

Mark Meuwese heeft onlangs de rol van Nederlandse mediators onderzocht met de bedoeling te

onderzoeken of deze een brug vormden tussen de eigen en de Indiaanse Mohawk-cultuur of enkel

pragmatisch te werk gingen met als doel verdere koloniale uitbreiding107. Omdat een plan (en vooral

de wil) voor serieuze koloniale uitbreiding en politieke overheersing ontbrak, in tegenstelling tot

bijvoorbeeld de Engelsen, kunnen we ons niet voorstellen dat dat echt het doel was van Nederlandse

mediators. Althans, zo blijkt toch in de beginperiode van de kolonie van Nieuw-Nederland.

Uiteraard waren er constante verschuivingen in de motieven en het lijkt er ook op dat de kolonie in

de latere periode van zijn bestaan wel meer en meer op zoek ging naar nieuwe stukken land. Was de

kolonie langer onder Nederlands bewind gebleven, dan had de nood voor uitbreiding van land de

Nederlanders misschien wel tegen de bevriende Indiaanse stammen gekeerd.

Daarentegen is er het algemeen beeld van de pragmatieke Nederlander uit de zeventiende eeuw en

hebben we al vastgesteld dat dit ook in Nieuw-Nederland waarheid was. Dat de Nederlandse

onderhandelaar pragmatisch was valt zeker niet te ontkennen, maar eerder omwille van

economische dan om politieke motieven. Samenlevingen zullen in deze eerste echte periode van

mondialisering wel degelijk de hand reiken naar ongekende beschavingen, maar vooral wanneer het

hen zelf goed uitkwam. Het tonen van goede wil en de pogingen tot het overbruggen van culturele

verschillen gebeurde dan ook niet op zich, maar met een specifiek doel voor ogen.

Dat was trouwens niet enkel voor de Nederlandse kolonisten zo, duidelijk zal worden dat dat ook

voor Indianen het geval was. Ook zij waren zich bewust van de voordelen die diplomatie met de

Nederlanders hen opleverde, zeker naarmate de zeventiende eeuw vorderde en het belang van de

handel duidelijker werd. Wanneer Indiaanse volkeren conflicten hadden met andere Indiaanse

naties of met Europese kolonies waren ze ook niet beducht om de Nederlanders via diplomatie te

proberen te betrekken in hun situatie.

De status van de diplomatieke handelingen tussen de kolonie van Nieuw-Nederland en de inheemse

volkeren werd echter beïnvloed door verscheidene factoren die niet enkel te herleiden waren tot de

politieke intenties of de economische doelen. De situatie waarin de partijen zich bevonden speelde

ook een rol. In tegenstelling tot de andere Europese kolonies in Noord-Amerika was de kolonie van

Nieuw-Nederland dun bevolkt. De verhouding in aantallen tussen de inheemse bevolking en

Nederlandse kolonisten was dus niet dezelfde als de verhouding tussen Engelse kolonisten en de

inheemse bevolking. Dit betekende een andere invulling van de manier waarop de twee kanten met

elkaar coëxisteerden en dat moest dus een weerslag hebben op de onderhandelingen.

Formele verdra gen tussen de twee partijen waren wel aanwezig, waardoor diplomatie met de

Indianen toch zekere gelijkenissen vertoonde met diplomatie tussen twee Europese staten. Deze

107 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 140.

Page 37: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

32

formele verdragen zouden pas enkele decennia na de vestiging van de kolonie van Nieuw-Nederland

ontstaan. In de jaren 1610 en 1620 waren deze dan wel afwezig (Jaap Jacobs wijt dit aan het

ontbreken van de toestemming aan handelaars om verdragen te sluiten, maar ook omdat er geen

nood voor was108), maar konden wel exclusieve handelsverdragen gesloten worden. Daarnaast wordt

ook verondersteld dat aan het bouwen van het Fort Oranje een akkoord met de lokale Indianen

vooraf moet gegaan zijn109.

Wanneer formele verdragen hun ingang begonnen te krijgen in de relaties tussen Indianen en

Nederlanders was dit niet enkel voor Nederlanders maar ook voor de Indianen een permanent

gegeven. Uit het verslag van Jasper Danckaerts, dat weliswaar enkele jaren na het einde van de

kolonie van Nieuw-Nederland werd geschreven, blijkt dat de verdragen die met de Europeanen werd

gesloten “onbreekbaar” waren. Adriaen van der Donck beschreef het zo: “gemaeckte Contracten (al

is ’t schoon met vyanden) breecken sy niet”110, hoewel hij er aan toevoegd dat er uitzonderingen

zijn: “als seer ongeerne, wanneer sy daer toe gedwongen worden, ofte door het onrecht dat sy

lijden, ofte door den gemeenen schreeuw, en roep van het volck”111. In feit een vergelijkbare situatie

met Europese verdragen, met misschien die uitzondering dat het volk meer macht had om zo’n

contracten te laten breken.

Omdat schriftelijke overdracht onmogelijk was in de Indiaanse samenleving, zorgden de ouderen

ervoor dat hun kinderen zich deze verdragen zouden herinneren112. Zo konden deze verdragen in

Indiaanse samenlevingen generaties lang overleven zonder het gebruik van het schrift.

5.2 Het diplomatieke spel

De diplomatieke handeling tussen Indiaanse en Nederlandse onderhandelaars was niet van uniforme

aard. Waar sommigen misschien zouden vaststellen dat uit de contacten tussen Indiaanse naties en

Europese kolonies weinig diplomatie viel op te merken, lijkt dit een visie die vanuit een bepaald

oogpunt wordt bekeken (en het is niet moeilijk om daar een eurocentrische vooringenomenheid te

bespeuren) die maar weinig rekening houdt met de Indiaanse maatschappijen en hoe die werden

georganiseerd. Beter is het te zeggen dat de diplomatieke contacten tussen deze twee partijen sterk

doorweven is met gewoonten uit de Indiaanse samenleving, zoals de nadruk op familiebanden en

broederschap, het idee van reciprociteit en de egalitaire maatschappij. We zullen opmerken dat de

Nederlandse kolonisten hier zullen op inspelen om de relaties met Indiaanse naties te onderhouden.

Zo kopieerden de Nederlanders tijdens diplomatieke onderhandelingen bijvoorbeeld de Indiaanse

sociale structuur om de link met de Indiaanse bondgenoot duidelijk te maken. Nederlandse

onderhandelaars zouden vaak zichzelf als “stamhoofd” bestempelen tegenover Indiaanse

onderhandelaars, wat de onderhandelingen met Indianen vergemakkelijkte.

Maar daarom moet er niet van uit gegaan worden dat de Indiaanse volkeren het diplomatieke spel

niet kenden of daar zeer rudimentair in meegingen. Het beeld dat men krijgt in het onderzoeken

van Indiaans-Europese relaties houdt in dat Indianen het diplomatieke spel goed meespeelden,

108 J. Jacobs, “Early Dutch Explorations in North America” In: Journal of Early American History, Vol. 3 (2013), p. 73. 109 Ibidem, p. 74. 110 A. Van der Donck, Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, p. 74. 111 Ibidem. 112 C.T. Gehring en R.S. Grumet, “Observations of the Indians from Jasper Danckaerts’s Journal, 1679-1680” In: The William and Mary Quarterly, Derde serie, Vol. 44, Nr. 1 (1987), p. 108.

Page 38: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

33

waarbij het verhullen of negeren van informatie ten einde het behalen van hun doel in de

diplomatie te bereiken hen niet vreemd was of waarbij hulp inroepen van bevriende naties in

onderhandelingen een vaak gebruikt middel was.

Initiële contacten tussen de twee partijen geven al direct een idee van hoe we dit positioneren van

beide partijen in de diplomatie moeten zien. Johannes Megapolensis, in zijn “Een Kort Ontwerp”113

vertelt: “Onlanghs geleden quam een Deltoversten (?) by my, ende schonck my een Bever, een Otter,

eenigh laken dat hy vande Franscen hadden gerooft, t’welck ick moste aennemen tot een teecken

van moetschap”. Het accepteren van een geschenk als teken van vriendschap is een belangrijke

rituele handeling voor de Indiaanse samenlevingen. Dit aspect vormde dan ook een basis voor alle

verdere contacten tussen Indianen en Europeanen en beïnvloedde hoe aan diplomatie werd gedaan.

Van der Donck wijst erop hoe ver dit aspect was doorgedrongen in de diplomatie. Hij zegt: “Alle

hare Verbonden, Accoorden, Vrede-Handelinghen, Soenen (Verzoeningen), Voorslagen,

Versoecken, Verbintenissen en Beloften, werden alle met Schenckagien ofte Vereeringen bezegelt

en krachtigh ghemaeckt”114. Hij vertelt er nog bij dat zonder deze geschenken een belofte of akkoord

weinig voorstelde.

Want ook vanuit Nederlandse hoek werd het geven van geschenken veelvuldig gebruikt als teken

van de welwilligheid tot goede relaties met de Indiaanse partner. Kiliaen van Rensselaer gaf Arent

van Curler bijvoorbeeld de opdracht in het teken van vrede en vriendschap met de Mohawk “zeer

fraaie dekens” te overhandigen aan enkele stamhoofden115. Een tactiek die niet enkel door de

Nederlanders werd gehandhaafd, want ook de Fransen vonden het gebruik van Indiaanse rituelen

nuttig in de context van de “frontier diplomacy”, zo stelt George Sabo116.

Meer nog, volgens Paul Otto was deze “sociale reciprociteit” een element dat niet genegeerd kon

worden als Nederlanders diplomatieke contacten wilden onderhouden met de Indiaanse stammen117.

Wanneer Nederlanders deze Indiaanse protocols aan hun laars lapten, zo stelt Otto verder,

vergrootten de problemen met de Indianen terwijl omgekeerd zij die de sociale regels goed

uitvoerden een markante invloed verkregen. De sociale reciprociteit was dus niet zomaar een

element waarvan Nederlanders trachtten gebruik te maken, maar het waren cruciale handelingen

die zij quasi verplicht moesten uitvoeren om de kloof tussen de Indianen en henzelf te overbruggen

en (diplomatieke) contacten te kunnen onderhouden.

Vanuit de WIC was er een strikte omlijsting van de manier waarop met Indianen moest

onderhandeld worden. Het gebruik van kleine geschenken werd hierboven al vermeld, maar de WIC

gaf vooral ook de instructies mee met ambtenaren om “te overdreven” eisen van Indianen niet in te

willigen118. De regels beperkten enigszins de beweegruimte van de Nederlandse onderhandelaars.

113 J. Megapolensis, “Een kort Ontwerp”, p. 49 114 A. Van der Donck, Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, p. 74. 115 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts. Being the letters of Kiliaen van Rensselaer, 1630-1643, and other documents relating to the colony of Rensselaerswyck, Albany, University of the State of New York, 1908, p. 508-509. 116 G. Sabo III, “Rituals of Encounter. Interpreting Native American Views of European Explorers” In: The Arkansas Historical Quarterly, Vol. 51, Nr. 1 (1992), p. 58. 117 P. Otto, “Intercultural Relations“, p. 184. 118 L.M. Hauptman en R.G. Knapp, “Dutch-Aboriginal Interaction”, p. 172.

Page 39: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

34

Om een vorm van permanente onderhandelingen te kunnen onderhouden moest tussen de

verschillende facties een vorm van verstandhouding bestaan. Het mag niet verbazen dat de banden

van familie, die veel sterker doorwogen in de samenleving van Indiaanse naties dan deze in Europa,

sterk werden gereflecteerd in het politieke gebeuren, inclusief de diplomatieke handelingen. Van

Zandt schrijft hoe de Iroquois Confederatie de Nederlandse kolonisten als hun broeders zagen119. Een

belangrijk gegeven dat de alliantie tussen Iroquois en Nederlanders beklonk.

Op hun beurt bevestigden de Nederlandse onderhandelaars tijdens diplomatieke onderhandelingen

dat zij broeders waren van de Iroquois120. Zo bestond tussen de twee partijen een verstandhouding

die werd in leven gehouden door hun “broederschap”. Dat dit grenzen had, blijkt in de pogingen die

de Nederlandse onderhandelaars ondernamen om de Mohawk te overtuigen Franse gevangenen vrij

te laten. Volgens Meuwese voelden de Nederlanders nog steeds meer verwantschap met de

katholieke Fransen dan met de niet-Christelijke Mohawk, hoe belangrijk de Mohawk als

handelspartners ook waren121. Het gijzelen van Europese kolonisten door Indianen was een zeer

delicaat gebeuren. De Nederlanders zouden vaak proberen om Europese gevangenen vrij te krijgen,

wat niet altijd lukte. Hier botste men vaak op een impasse in Indiaans-Nederlandse relaties. De

Nederlandse kolonie hield zich verder echter wel buiten een Frans-Indiaans conflict en beschouwde

zichzelf als neutraal122, iets wat de Indianen dan weer teleurstelde.

De Indianen beseften maar al te goed dat er grenzen waren aan de goedhartigheid van de

Nederlanders. De Mohawk vermoedden dat hoewel de Nederlanders zichzelf broeders noemden van

henzelf, dit enkel zolang zou duren zolang de Mohawk bevers hadden123. Met andere woorden

wisten de Mohawk dat de economische situatie de relatie tussen zichzelf en de Nederlanders

bepaalden. Verder werd er door de Mohawk op gewezen hoe de Fransen hun Indiaanse bondgenoten

behandelden en vroegen ze aan de Nederlanders om op dezelfde manier te handelen als de

Fransen124. Of ze hier werkelijk wilden aantonen dat ze niet goed genoeg behandeld werden of

eerder de Nederlanders wilde forceren hen te helpen is niet duidelijk, maar gewiekst waren ze wel.

5.3 Onderwerpen in de Indiaans-Nederlandse diplomatie

Wat was nu de inhoud van de zaken die deel uitmaakten van de diplomatieke betrekkingen?

Uiteraard hadden economische belangen een groot aandeel in de contacten die de Nederlandse

kolonisten met de Indiaanse stammen onderhielden. De pelshandel was initieel de belangrijkste

reden voor de aanwezigheid van een Nederlandse kolonie in Noord-Amerika en het was dus logisch

dat dit de inhoud van de diplomatieke contacten met Indianen overheerste.

Uiteraard bleef het daar niet bij. Zoals Lois Feister opmerkt tonen de vele ontmoetingen tussen

Nederlandse ambtenaren en Indiaanse stamhoofden rond verschillende problemen aan dat de

relaties tussen de twee partijen na een bepaalde tijd verder gingen dan onderhandelen over

119 C.J. Van Zandt, Brothers Among Nations, p. 13. 120 Ibidem. 121 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 149. 122 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 122. 123 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, p. 211. 124 Ibidem, p. 212.

Page 40: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

35

pelzen125. Vredesonderhandelingen tussen beide partijen namen gestaag toe in de korte

geschiedenis van Nieuw-Nederland, en Feister merkt op dat vooral na 1640 een intensivering

ontstond in de onderhandelingen om de vrede te bewaren of om allianties te sluiten126. Zij maakt

gewag van een veertiental belangrijke ontmoetingen die sinds 1640 de relaties tussen kolonisten en

Indianen beheerste. De redenen voor deze frequentere ontmoetingen (en frequentere problemen)

zijn vooral te vinden in de intensivering van de kolonisatie van Nieuw-Nederland vanaf 1638. Dit

leidde tot een grotere bevolkingsdruk en een grotere kans op conflicten met Indianen.

De onderwerpen die werden besproken in de diplomatieke contacten tussen Indiaanse volkeren en

Nederlanders draaiden dus om meer dan alleen economische belangen. Politieke en sociale kwesties

zouden ook vaak de diplomatie beheersen.

5.3.1 Politieke kwesties

Een eerste aantal kwesties van belang waren van politieke aard. Problemen met Indiaanse of

Europese krijgsgevangenen werden in diplomatieke contacten aangekaart, alsook de

onderhandelingen rond allianties en vredesverdragen.

Al van in het prille begin van de Nederlandse aanwezigheid op het Noord-Amerikaanse continent

waren goede relaties met Indianen van groot belang. Leden van de WIC werden aangemoedigd om

verdragen of allianties met hen te sluiten, “upon such conditions as shall be deemed most

advantageous to the service of the Company”127.

Het onderhandelen over het vrijlaten van Europese gevangenen was, zoals hierboven al duidelijk

werd, een belangrijk element in de diplomatieke relaties tussen de Iroquois en de Nederlandse

kolonisten. Het toont aan dat de Nederlanders het vertrouwen van de Iroquois al zodanig hadden

verdiend dat het überhaupt kon onderhandelen over krijsgevangenen. Dit feit wordt nog versterkt

wanneer deze krijgsgevangenen geallieerd waren aan stammen die vijandig waren tegenover de

Iroquois en deze laatste dus weinig vreugde moet hebben gekend deze vrij te laten. De Nederlandse

onderhandelaars konden niet altijd de vrijlating van krijgsgevangenen bewerkstelligen, maar vaak

lukte dat wel en de Nederlanders grepen hun goede relaties met de Mohawk vaak aan om Europese

krijgsgevangenen vrij te krijgen.

Niet enkel kwesties rond krijgsgevangenen toont de goede relaties tussen Nederlanders en Indianen

aan. De goede verstandhouding met Mohawk betekende ook dat de Mohawk de Nederlandse

rechtbanken gebruikten om als tussenpersoon te fungeren in kwesties rond

vredesonderhandelingen, zoals deze tussen de voornoemde Mohawk en de Franse aanwezigheid in

het huidige Canada. In deze instantie kwam vanuit de Mohawk de vraag naar de Nederlanders zelf

om aan de Fransen te melden dat zij deze vrede goedkeurden, maar ook dat in geval van oorlog

tussen de Mohawk en de “Franse Indianen” de Fransen zich niet moesten moeien128. Zoals eerder

werd verteld, onderhandelden de Mohawk ook mee in bijvoorbeeld de vredesonderhandelingen

125 L.M. Feister, “Linguistic Communication “, p. 34. 126 Ibidem, p. 34. 127 A.J.F. Van Laer, ed. Document A. Provisional Regulations for the Colonists adopted by the Assembly of the Nineteen of the West India Company, March 28, 1624, in: <http://www.rootsweb.ancestry.com/~nycoloni/huntdoca.html>, geraadpleegd op 07.08.2014. 128 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660, Vol. 1, p. 90.

Page 41: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

36

tussen de Esopus en de Nederlanders in de Esupus-oorlogen. De Mohawk bleken een waardige

partner voor de Nederlanders inzake kwesties van vrede en oorlog.

De Nederlanders hielpen daarnaast ook in vredesonderhandelingen tussen Indiaanse stammen, vaak

omdat zij daar zelf baat bij hadden, soms omdat dat vanuit Engelse of Franse hoek gevraagd werd.

Dit bleek op zich niet simpel, want de onenigheid tussen Indiaanse stammen zat vaak diep, hetzij om

historische hetzij om meer pragmatische redenen. Maar ook vanuit Nederlands perspectief was het

vooral zaak voorzichtig te blijven, want het mocht geallieerde naties niet te veel voor de borst

stoten. Dat ondervonden de Nederlanders wanneer ze onderhandelden in de ruzie tussen Mohawk

en Abnaki in 1660, op vraag van New England. Trelease merkt in dit geval op dat Stuyvesant de

Engelsen wilde helpen, maar ook de Mohawk niet te veel wilde schofferen129. Ook hier blijkt dat,

wanneer de strijd nog enkele jaren doorgaat, de Mohawk de Nederlanders zelf vragen om te

assisteren in de vredesonderhandelingen130. De obsessie omtrent het neutraal blijven in zo’n

conflicten en het principe van “adjacency” waardoor de Nederlanders zich liever niet mengden in

de interne politiek van Indiaanse volkeren hield hen tegen om vol in te grijpen. Toch blijkt dat zij in

deze kwesties soms meegesleurd werden en de “adjacency” even achterwege lieten. Vooral de

laatste jaren van de kolonie bleek dit geen heilig principe meer.

Er waren vaak ook spanningen tussen Nederlanders en Indianen. Inzake politieke kwesties waren de

Indianen zich maar al te bewust van de vluchtigheid van bepaalde politieke standpunten. Zo wezen

twee Mohawk stamhoofden er tijdens een onderhandeling op dat de Nederlandse uitspraak dat de

Nederlanders met geen enkele “wilde” oorlog wilden voeren een onzinnige uitspraak was en

vroegen de Mohawk zich luidop af wat de Nederlanders zouden doen als de Esopus enkele van hun

landgenoten zou doden131. Dit en andere uitspraken duiden erop dat de Indianen met een bepaalde

pragmatiek niet onbekend waren en dat ze ook wel wisten dat bepaalde uitspraken vanwege de

Nederlanders niet meer waren dan mooie praatjes.

Conflicten die eindigden in geweld kwamen ook geregeld voor tussen Indianen en Nederlandse

kolonisten. David De Vries schreef in zijn dagboek over een conflict die hij en zijn manschappen had

met een lokaal stamhoofd, waarbij De Vries’ manschappen door Indianen, waaronder Lenape,

werden gedood. Een andere stamhoofd, die volgens De Vries “groot by de governeur in ’t Fort was”,

kwam terug met de hand van het stamhoofd die verantwoordelijk was voor de dood van De Vries’

manschappen. Hij had de Nederlanders gewroken omdat hij ze “lief hadde ende sijn beste Vrienden

waren”132. Merwick merkt op dat het stamhoofd met deze boodschap vooral ook probeerde de

Nederlanders te betrekken in de eigen politieke wereld, iets wat de Nederlanders via het principe

van “adjacency” wilden vermijden133. Opnieuw wordt duidelijk dat dit niet simpel was.

Soms was de aanleiding voor een conflict onduidelijk en werd het dan een misverstand genoemd.

Dat was misschien wel het geval met Hans Jorisz Hontom, die een stamhoofd van de Mohawk

gevangen had genomen na een misverstand134. De reden voor het misverstand werd echter niet

gegeven, wat een indicatie kan zijn dat van een echt misverstand eigenlijk geen sprake was. Want

129 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 129. 130 Ibidem, p. 130. 131 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, p. 222. 132 D.P. De Vries, Korte historiael, p. 249. 133 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 123-124. 134 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 302.

Page 42: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

37

hoewel de mogelijkheid daartoe wel mogelijk was (misverstanden door onder andere communicatie

waren nu eenmaal onvermijdelijk), het gevangennemen of doden van Indianen tijdens economische

onderhandelingen was niet ongewoon, zeker niet in de vroege fase van de Nederlandse

aanwezigheid op Noord-Amerika. Het eisen van losgeld zou een verklaring kunnen zijn voor deze

praktijken, een element die Hontom ook gebruikte tegen de Mohawk in 1634135. Hontom zou zijn

belofte weliswaar niet nakomen en na het ontvangen van het losgeld het stamhoofd toch

vermoorden. Wat dan weer tot meer consternatie leidde bij de Mohawk en opnieuw een brandje

geblust moest worden in de Indiaans-Nederlandse relaties.

Wat ook de redenen waren voor het ontstaan van zo’n conflicten, het moet niet verbazen dat vanuit

Indiaanse kant geen begrip was voor deze praktijken. In het geval van Hontom werd de handel met

de kolonisten in Fort Oranje door Saggodryochta, stamhoofd van de Mohawk, opgeschort bij het

zien van Hontom, waarna het conflict ook ontaardde in dreigementen en vernietigen van eigendom

door de Indianen136.

5.3.2 Sociale kwesties

Sociale conflicten waren niet ongekend. Lois Feister bespreekt de moeilijkheden in de jaren 1630 en

1640, waarbij vooral alcohol, vuurwapens, vee en oorlog onderwerp van irritatie waren137. Het

illegaal verkopen van alcohol aan Indianen was een wederkerend fenomeen. De gevolgen waren snel

duidelijk, want overmatig gebruik van alcohol door jonge Indianen leidde tot conflicten met

kolonisten, soms tot moord. Wanneer dan een stamhoofd op het matje geroepen werd voor een uit

de hand gelopen conflict, maakte hij de Nederlanders duidelijk dat de verkoop van alcohol de

aanleiding was en dat die verkoop aan banden moest gelegd worden. Dat is wat één stamhoofd aan

Willem Kieft voorlegde nadat een Indiaan een kolonist had gedood. Hij voegde er fijntjes aan toe dat

ook de kolonisten onderling met messen vochten138.

Ook de inwoners van Nieuw-Nederland waren niet opgezet met de illegale verkoop van alcohol aan

de Indianen. Zij kwamen dit aanklagen in de rechtbanken omdat zij er zelf last van hadden. Dat was

onder meer zo in het geval over Jacob Clomp, die “some beavers’ worth of brandy” verkocht aan de

“savages at the Esopus, according to the complaint made to him by some inhabitants of the Esopus,

who declared that they suffered great annoyance from them in consequence thereof”139. De verkoop

van alcohol aan de Esopus leidde tot (soms gewelddadige) conflicten met de Nieuw-Nederlandse

bevolking en dat konden die laatste wel missen.

Dat justitie deze overtredingen ernstig nam, blijkt als we de straffen bekijken. Hoewel die vaak

bestonden uit geldboetes, werden overtredingen zoals deze gedaan door Willem Hoffmeyer,

zwaarder bestraft. Willem Hoffmeyer bevoorraadde niet enkel de Indianen met alcohol, soms via

een Indiaanse tussenpersoon, maar op dezelfde dag dat hij hiervoor werd ondervraagd en onder

borg werd vrijgelaten, liet hij “28 drunken savages to his house and contrary to the express

prohibition and warning of the court to pour out or sell beer to them”140. Zijn straf was naast een

135 Ibidem. 136 Ibidem, p. 303-304. 137 L.M. Feister, “Linguistic Communication”, p. 33. 138 D.P. De Vries, Korte historiael, p. 253. 139 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660, Vol. 1, p. 70-71. 140 Ibidem, p. 288.

Page 43: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

38

geldboete ballingschap “from this country for the space of three years”141. Ook in Rensselaerswyck

werden deze overtredingen bestraft, waar men niet alleen voor de rechtbank van het dorp kwam,

maar ook automatisch zijn deel afgaf in de “share of the mill”142. Juridische vervolging was dus niet

de enige straf die overtreders riskeerden, ze konden ook winst mislopen die specifiek was aan de

verschillende dorpen.

Het kan niet anders of de Indianen moeten zelf ook hebben beseft dat bepaalde stamgenoten een

zwak hadden voor alcohol. De wens aan de Nederlanders om geen alcohol te verkopen aan Indianen

was één ding, maar dan moesten hun eigen stamgenoten zich ook bedwingen, iets wat zeer moeilijk

leek. Ook de Nederlanders beseften dit, wanneer ze de Mohawk vroegen om hun broeders niet om

alcohol te laten komen, zodat de Nederlanders er geen konden verkopen aan hen143. Tegelijkertijd

wezen ze erop dat zijzelf de verkoop van alcohol aan Indianen niet toestonden, maar dat in deze

zaak een inspanning aan beide zijden moest worden gedaan.

Wanneer Nederlandse kolonisten zich inlieten met Indiaanse vrouwen, ontstonden ook soms

problemen. Zo kwamen Mohawk afgezanten in 1659 hun beklag doen over het feit dat de kolonisten

hun plichten tegenover de familie van de overleden vrouwen waarmee de kolonisten een relatie

hadden verloochenden144. De Nederlandse desinteresse in de cultuur van de Indianen zal hebben

meegespeeld in het verzaken van enige rituelen die vanuit de Indiaanse volkeren van deze

Nederlanders verwacht werd. Ook de schaamte die vanuit de Nederlandse cultuur bestond inzake

seksuele relaties tussen Indiaanse vrouwen en Nederlandse mannen zal wellicht hebben bijgedragen

tot het negeren van enige aandacht voor de Indiaanse familie. Het werd door de Mohawk alleszins

niet geapprecieerd.

5.3.3 Economische kwesties

Economische belangen dicteerden grotendeels de contacten tussen Europese kolonisten en Indianen

en dit had zijn weerslag in de onderhandelingen. De handel was van het grootste belang in de

betrekkingen tussen de Nieuw-Nederland en Indiaanse stammen, waardoor het logisch is dat alles in

het werk werd gesteld om deze handel zo vlot mogelijk te laten verlopen en problemen die deze

handel zouden kunnen verstoren zo snel mogelijk opgelost werden.

Al zeer vroeg erkenden de Indianen het belang van de handel met de Nederlandse kolonisten. In

1626 schreef Nicolaes van Wassenaer over een stamhoofd van de Sickenanes (Pequots) die met

Pieter Barentsz. een akkoord had gesloten om enkel met hem handel te drijven145. Handelsverdragen

waren de meest frequente vorm van akkoorden in die vroege periode. Voor zowel het Indianenvolk

als de handelaar waren zo’n verdragen lucratief, daarom ook dat vele handelaars zich hierin wilden

mengen.

In een sessie van de rechtbank van Fort Oranje en Beverwijk werd voorgesteld om een geschenk aan

de Mohawks te geven, met de reden dat “by the scarcity of merchandise, [they] have been obliged to

141 Ibidem, p. 289. 142 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 754. 143 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, p. 216. 144 T.A. Mitrød, “The Flemish Bastard and the Former Indians”, p. 84. 145 N. Van Wassenaer, “Historisch verhael” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 86.

Page 44: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

39

give much more than ordinarily for the goods which they bought by the measure”146. Dit geschenk

bestond er naast de verzamelde bijlen, wampum en dergelijke in dat de Mohawk goederen

goedkoper konden verkrijgen en dat oude allianties werden hernieuwd. Zoals reeds werd vermeld

heeft het uitwisselen van geschenken een belangrijke waarde in de Indiaanse samenleving. Dat de

Nederlandse kolonisten hier zelf ook van gebruik maakten om de relaties met hun Indiaanse

partners te onderhouden, hoeft dus niet te verrassen. Maar meer nog dan dat hadden deze

maatregelen een praktisch nut. In het voornoemde geval was het voor de rechtbank vooral van

belang om de Indianen tevreden te houden, “in order that they shall in the future not kill our cattle,

as has happened heretofore”147. De Mohawk, van hun kant, profiteerden hiervan om betere

producten te verkrijgen aan een goedkopere prijs.

De overdracht van stukken land van Indianen aan Nederlandse kolonisten behoorde ook tot het

economische aspect van onderhandelingen. Maar het verkopen van land was voor de Indianen van

groter belang dan enkel het economische. Burke vertelt dat de Mohawk door land te verkopen aan

een groep kolonisten (geleid door Arent Van Curler) zowel de handel als diplomatieke relaties met

de Nederlanders consolideerden148. Het was zowel een economische transactie als een bekrachtiging

van de goede relaties.

Voor de Nederlanders was het verkrijgen van nieuw land vooral van belang vanaf de jaren 1640

wanneer door de stijgende bevolking werd ingezet op landbouw. Hoewel overdracht van land tussen

Indianen en Nederlanders werd overeengekomen, bleek ruzie over land toch vaak voor te komen,

vooral omdat Indianen het idee van privé-eigendom van land niet deelden met de Nederlanders149.

Voor Indianen was deze transactie wellicht eerder een vorm van bruikleen, maar was er verbazing

alom toen zij zelf dit land niet meer mochten betreden.

Omdat beide samenlevingen agrarisch waren en bezit van land voor beide zo belangrijk was, was

deze landskwestie volgens Allen Trelease waarschijnlijk een fundamenteel “stumbling block” in de

“Indian-White relations”150. Zoals eerder gezegd lijken vooral de Indianen die hun handel met de

Nederlanders zagen inkrimpen een stroeve relatie te hebben gehad door deze landtransacties.

Omdat voor de Nederlanders deze Indianen weinig nut hadden, werd minder geaarzeld om van hen

land af te kopen.

Indiaans-Nederlandse diplomatie was dus een complex aspect binnen de interculturele relaties

tussen Indiaanse volkeren en Nieuw-Nederland. Niet enkele bemoeilijkten de verschillende spelers,

waarvan vooral aan Nederlandse kant een mengelmoes aan onderhandelaars inzake achtergrond,

motieven en ervaring, hoe aan diplomatie werd gedaan, ook de communicatie bleek een probleem.

Toch kon doorheen de geschiedenis van Nieuw-Nederland een verstandhouding tussen Indianen en

Nederlanders tot stand komen die werd verzilverd in diplomatieke betrekkingen. Een resem van

kwesties konden daardoor op een civiele en officiële manier worden behandeld.

Dat diplomatie niet altijd werkte of zelfs niet altijd werd ingezet, is duidelijk. Maar het was wel een

vitaal aspect in de Indiaans-Nederlandse relaties. Interculturele diplomatie tussen Indiaanse

146 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660, Vol. 1, p. 170. 147 Ibidem. 148 T.E. Burke, Jr., “The New Netherland Fur Trade”, p. 289. 149 L.M. Hauptman en R.G. Knapp, “Dutch-Aboriginal Interaction”, p. 171. 150 A.W. Trelease, “Indian-White Contacts in Eastern North America”, p. 138.

Page 45: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

40

volkeren en Nederlanders is dan een volwaardig aspect te noemen in de internationale

betrekkingen op het Noord-Amerikaanse continent. Ze verschilde in vorm en omvang van

diplomatie die elders werd gedaan, maar was in essentie gelijkwaardig te noemen.

Page 46: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

41

Deel 3: Culturele implicaties van interculturele

diplomatie

Page 47: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

42

Nu het diplomatisch proces van de Indiaans-Nederlandse relatie is onderzocht, moeten we ons

verdiepen in de gevolgen van deze contacten. In dit deel zal getracht worden de culturele

implicaties van de diplomatieke handelingen te ontrafelen, waarin enerzijds zal worden onderzocht

op welke manier de diplomatieke contacten een invloed hebben gehad op het beeld dat Indianen en

Nederlanders van elkaar vormden en anderzijds hoe deze contacten de eigen identiteit

beïnvloedden.

Page 48: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

43

Hoofdstuk 6

Bijdrage van de diplomatie aan de beeldvorming

Diplomatieke contacten gebruiken als bijdrage tot een algemeen beeld die mensen vormden over

andere culturen is geen simpele opgave en moet voorzichtig worden aangepakt. Vooreerst moet

voor ogen worden gehouden dat diplomatie maar één van de vele elementen is die kan inwerken op

het beeld dat individuen, samenlevingen en culturen creeëren van ‘de andere’. Een beeld van die

andere is eigenlijk al gevormd voor men aan diplomatie kan doen en zelfs dan kunnen elementen als

het uiterlijke of de manier waarop men zich gedraagt snel beeldvorming uitlokken. Het is dan ook

niet de bedoeling om een totaalbeeld te geven van hoe men over ‘de andere’ dacht, maar de

diplomatieke contacten te gebruiken als een bron van informatie die bepaalde beeldvorming

indiceert, zonder deze observaties als algemene waarheden te beschouwen. Er zal weinig aandacht

geschonken worden aan de oordelen die worden geveld op basis van uiterlijk en observatie, zoals ze

in vele narratieve bronnen verschijnen, maar er zal gezocht worden naar de beeldvorming die

bewust of onbewust in de onderhandelingen tussen Indianen en Nederlandse kolonisten op te

merken zijn. Maar het kan evenwel nuttig zijn om de observaties te toetsen aan een onderliggende

beeldvorming om gelijkenissen of discrepanties bloot te leggen.

Donna Merwick zet de toon wanneer ze vertelt dat we misschien nooit zullen weten wat

bijvoorbeeld Algonquians en Europeanen zagen toen ze naar elkander keken151. De iconografie van

de zeventiende eeuw is volgens haar misleidend, in de zin dat de artiest de figuren naar zijn beeld

vertoonde. Dit terwijl men voor onderzoek naar beeldvorming al snel uitkomt bij iconografische

bronnen. De schriftelijke bronnen die de diplomatie beschrijven hebben een gelijkaardig probleem.

Toch kan één en ander uit deze bronnen worden gehaald.

Het halen van informatie over beeldvorming uit diplomatieke contacten is wel geen sinecure. Er is

een verschil in wat nuttig is voor het zoeken naar beeldvorming tussen de narratieve bronnen en de

officiële documenten. De eerste geven een meer persoonlijke narratie van een bepaald persoon of

groep mensen die diplomatieke contacten onderhielden, met het gevolg dat ideeën over het beeld

van ‘de andere’ sneller worden geuit. Want vaak was het de bedoeling om een beschrijving van de

inheemse bevolking te geven en om te beschrijven wat de auteur zag toen hij met hen

onderhandelde. Officiële documenten daarentegen gaan zich minder sterk uitlaten over wat ze over

de tegenpartij denken. Althans, zoals ze door de mensen van toen zouden zijn gelezen. Het komt er

dus op aan om, indien er geen directe opmerkingen aanwezig zijn, te kijken naar de verwijzingen in

deze bronnen die als neutraal werden aanschouwd tijdens deze periode, maar dat eigenlijk niet zijn,

zoals het gebruik van termen die een bepaalde lading hebben.

Het beeld dat kolonialen over de inheemse bevolking hadden was trouwens altijd onderhevig aan de

eigen situatie en vertrok dus vanuit een “persoonlijk” standpunt. Wanneer Karen Kupperman de

contacten tussen Engelsen en Indianen onderzocht merkt ze op dat de Engelse literatuur vaak de

Indiaanse samenleving spiegelde aan de situatie van de Engelse samenleving152. Het is dan ook

aannemelijk om ook dit soort beeldvorming te ontwaren in de Nederlandse narratieven over de

151 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 188. 152 K.O. Kupperman, Settling with the Indians, p. 2.

Page 49: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

44

Indiaanse samenleving, waarbij de situatie in de Nederlandse Republiek, bewust of onbewust,

invloed heeft gehad op hoe Nederlandse narratieven over de Indiaanse samenleving schreven.

Ook moet er op gewezen worden dat het beeld dat Indianen over Europeanen en meer specifiek de

Nederlandse kolonisten vormden nooit helemaal te ontrafelen is zonder enige directe informatie

van de Indianen zelf. We zullen evenwel merken dat bepaalde elementen, ook datgene dat

betrekking heeft op diplomatie, een indicatie geven van een bepaald beeld dat deze volkeren hebben

gecreeërd over de Europeanen, meer specifiek de Nederlanders.

6.1 Hoe Indianen keken naar Nederlandse kolonisten

Het is dus geen simpele opdracht om door de ogen van de Indianen te kijken en te reconstrueren

hoe zij dachten over de Nederlandse kolonisten. Bepaalde elementen lichten toch een tipje van de

sluier op.

In de vroege periode van kolonisatie van Noord-Amerika was het beeld van de ander nog zeer

simpel, oppervlakkig en gebonden aan (oude) vooroordelen. Dat was niet enkel zo voor de

Europeanen die het Noord-Amerikaanse continent voor het eerst verkenden, maar ook voor de

Indianen die tijdens die eerste periode van de Europese ontdekking van Noord-Amerika met de

Europeanen omgingen.

In eerste instantie was de communicatie een onderdeel dat een bepaald beeld creëerde bij de

Indianen. De traagheid waarmee de meeste Europeanen de inheemse talen en technieken onder de

knie kregen bleek voor Indianen het bewijs van de lagere intelligentie van de Europeanen. Dat kwam

overeen met het idee van de Iroquois dat harige mensen onintelligent waren, zo zegt Bruce

Trigger153. De Indianen hadden in hun contacten met Europeanen dus niet lang nodig om een

bepaald beeld te vormen van die Europeanen. Hoewel de verschillende Indiaanse talen voor

Europeanen verwarrend en ingewikkeld waren en dus moeilijk onder de knie te krijgen waren,

zagen Indianen dit als een gebrek aan intelligentie.

Naarmate de contacten frequenter voorkwamen en Indianen de Europeanen beter leerden kennen,

werd het beeld wat genuanceerder. Trigger noemt dit “cognitive reorganization” en houdt in dat

een bepaalde vertrouwdheid met de Europeanen er voor zorgde dat het rationale aspect de

bovenhand kreeg op religieuze overtuigingen in de relaties met Europeanen154.

Een grote bijdrage in positieve zin op de Indiaanse beeldvorming van de Nederlanders werd

gebracht door de vele individuen die met de Indianen onderhandelden en diplomatieke contacten

onderhielden, meestal met officiële goedkeuring van de gouverneur (en vaak ook als vervangend

onderhandelaar als de gouverneur wegens omstandigheden niet ter plaatse kon zijn). Niet enkel de

contacten zelf, maar ook de gevolgen van die contacten zijn elementen die van belang kunnen zijn

om de beeldvorming bij Indianen over kolonialen voor een deel te begrijpen.

Dat wordt duidelijk met wellicht het meest sprekende voorbeeld van wat één enkel individu kan

teweegbrengen bij een volk. Het gaat om de Nederlandse ambtenaar Arendt Van Curler, die als

diplomaat optrad in contacten met Indiaanse volkeren en vooral met de Mohawk. Al in 1642 (hij was

153 B.G. Trigger, “Early Native North American Responses to European Contact. Romantic versus Rationalistic Interpretations” In: The Journal of American History, Vol. 77, Nr. 4 (1991), p. 1209. 154 Ibidem, p. 1210.

Page 50: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

45

toen 22 jaar oud) werkte hij mee aan een nieuw akkoord tussen de Nederlanders en de Iroquois, het

eerste van formele aard, iets wat volgens Trelease moet hebben bijgedragen aan het symbolische

belang van Van Curler in de ogen van de Mohawk155.

Terzelfdertijd faalde hij in die onderhandelingen wel in zijn primaire opdracht, namelijk de

vrijlating van drie Franse gevangenen. Want hoewel de Mohawk blij waren om Van Curler te zien,

waren ze niet van plan zijn wens in te willigen, met de reden dat de Mohawk die door de Fransen

gevangen waren zelf ook onheus werden behandeld, iets wat Van Curler zelf kon begrijpen156. Hij

kon ze uiteindelijk toch tenminste overtuigen de Franse gevangenen niet te doden.

Meermaals zou Van Curler onderhandelen met vooral de Mohawk Indianen, waardoor hij op

diplomatisch vlak een uitstekende reputatie verkreeg, zowel aan Nederlandse als aan Indiaanse

zijde. Maar naast alle contacten die Arent Van Curler met de Indianen had, kwam het grootste

bewijs van zijn belang voor de diplomatieke contacten tussen Indianen en Nederlanders na zijn

dood, in 1667. De Mohawk veronderstelden al dat de volgende “chief [...] would not rule so well”157,

maar ook werd de naam “Corlaer” later door de Iroquois gebruikt om Engelse gouverneurs in New

York mee aan te duiden158.

Maar niet iedere Mohawk had zo’n grote appreciatie voor Van Curler. Meuwese merkt op dat de

kwestie rond Franse gevangenen, waarbij de Mohawk al vermoedde dat de relaties met de

Nederlanders niet opwogen tegen de Nederlandse wil om deze gevangenen vrij te laten, Van Curler

niet populair maakte bij de Mohawk wanneer hij Franse troepen die Mohawk dorpen hadden

aangevallen in januari 1666 onderdak gaf. Meuwese suggereert dat de Mohawk zich bedrogen

moeten hebben gevoeld159.

De ambivalente houding van de Mohawk ten opzichte van Van Curler wordt dan ook duidelijk, zegt

Meuwese, als we de Mohawk reacties waarnemen op zijn dood (Van Curler verdronk tijdens een

storm in een meer nabij Nieuw-Amsterdam). Waar een delegatie van de Mohawk hun innige

deelneming betuigde aan het huis van Van Curler nabij Schenectady, onstond er onder de Mohawk

een orale traditie waarin het verhaal van zijn dood een minder positief beeld weergaf van de

persoon Van Curler, waarin deze verweten werd met Iroquois tradities en geloofsovertuigingen te

hebben gelachen160. Impliciet suggereert Meuwese hier dat de Mohawk uiteindelijk ode brachten aan

Van Curler om de diplomatieke relaties met de Nederlanders niet te vertroebelen. Dit lijkt ook niet

vergezocht, gezien het wantrouwen die de Mohawk soms tentoonspreidden in de oprechtheid van

Nederlanders en de vrees die ze uitten in de toekomst van de diplomatieke en economische

contacten.Toch lijkt het respect voor Van Curler groot te zijn geweest. Misschien niet als een

persoon die de Mohawk tradities genegen was, maar wel als een goede “leider” en een uitstekende

diplomaat.

155 A.W. Trelease, Indian Affairs in Colonial New York, p. 116-117. 156 A.J.F. Van Laer, Letter of Arent van Curler to Kiliaen van Rensselaer, June 16, 1643, p. 11, in: <http://www.newnetherlandinstitute.org/files/2913/5464/7575/Van_CurlerLetterFinal120212.pdf>, geraadpleegd op 07.08.2014. 157 A.J.F. Van Laer, ed. “Documents Relating to Arent van Curler’s Death” In: Dutch Settlers Society of Albany Yearbook, 3 (1927-1928), Albany (NY), The Society, p. 30-31. 158 A.J.F. Van Laer, “Arent van Curler and His Historic letter to the Patroon” In: Dutch Settlers Society of Albany Yearbook, 3 (1927-1928), Albany (NY), The Society, p. 11-14. 159 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 150. 160 Ibidem, p. 150-151.

Page 51: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

46

Een tweede individu met een goede reputatie bij de Indiaanse volkeren was Pieter Barentz161. Zijn

succes in het onderhandelen over incidenten tussen Mohikanen en handelaars in Fort Oranje zal

hem wellicht enige goedkeuring hebben opgeleverd bij deze Indianen. Het moet gezegd dat zijn

vredesonderhandelingen al in sterk contrast stonden met zijn voorganger als commandant van Fort

Oranje, Van Crieckenbeeck, die de Mohawk had aangevallen in bijzijn van een groep Mohikanen. Het

kon dus moeilijk erger. Zijn “vriendschap” die hij met de Pequots had gesloten (waarbij hij een

akkoord met hen had gesloten waarin zij enkel met hem zouden handel drijven), bleek inspiratie

voor andere Europeanen om in functie van de handel met Indianen vriendschappen te sluiten162.

David De Vries was nog zo iemand die als tussenpersoon vaak in contact kwam met de Indianen. Zijn

getuigenis toont tekenen van zelfverheerlijking en het is dan ook niet simpel om het beeld die van

hem wordt geschapen door Indiaanse individuen als waarheid te erkennen. Wanneer De Vries

enkele keren beschrijft hoe een Indiaan hem als een “goet Oversten” bestempelde163, is het niet

duidelijk of zij dat werkelijk zo gezegd zouden hebben. Maar het is aannemelijk dat Indianen iemand

als De Vries als een “Overste” zouden beschouwen, zoals ze Van Curler als stamhoofd en leider

zagen.

Het feit dat Indianen hun eigen samenleving zouden projecteren op die van de kolonisten, is

evenzeer aannemelijk. Het is met dit in het achterhoofd dan ook niet moeilijk in te beelden hoe deze

individuele personen voor de Indiaanse samenleving vaak hoog werden ingeschat. Individuen die

persoonlijk met de Indianen kwamen onderhandelen waren voor hen waarschijnlijk stamhoofden of

leiders, die via de consensus van de achterban een mening naar de tegenpartij kwamen

verkondigen, zoals dat bij henzelf gebruikelijk was. Het schiep ook verwachtingen bij de Indiaanse

bevolking, die wel eens durfde aankloppen bij zo’n tussenpersoon om hen te helpen in

conflictsituaties, hoewel de persoon in kwestie daartoe niet altijd de bevoegdheid voor had.

De echte leiders in de kolonie van Nieuw-Nederland hadden soms het meeste aanzien bij de

Indianen. De gouverneur van de kolonie moet voor de Indianen als een aanzienlijk stamhoofd van de

tegenpartij beschouwd zijn geweest. Wanneer een persoon als van Rensselaer op een bepaald

moment schreef over het terugvorderen van een schadevergoeding van de Mohawk zonder daarbij

hun woede op de hals te halen, vertelt hij dat dit moet gedaan worden in naam van de gouverneur

“in order that the Maquaas may have less feeling against the people of Fort Orange and also against

my people”164. Of dat altijd werkte, zal hoogst onwaarschijnlijk zijn, maar het doet toch vermoeden

dat de gouverneur een autoriteit had die verder ging dan de eigen bevolking en dus ook bij de

Indianen hoog stond aangeschreven als leider. Maar dat hing af van stam tot stam, de

omstandigheden en wie de gouverneur in kwestie was (zoals al is gebleken en verder nog zal worden

aangehaald stonden personen als Kieft niet echt hoog aangeschreven bij de Indianen).

Verder beschrijft De Vries nog een kenmerk van de Indianen tegenover de Nederlanders:

achterdocht. Hij zegt hoe een Overste die De Vries kende zei dat de Indianen hem nog nooit op een

leugen hadden kunnen betrappen wat “d’ander Swannekens (Nederlanders)” wel hadden gedaan165.

161 L.M. Feister, “Linguistic Communication”, p. 31. 162 S.S. Romney, New Netherland Connections. Intimate Networks and Atlantic Ties in Seventeenth-Century America, Chapel Hill, UNC Press, 2014, p. 135. 163 D.P. De Vries, Korte historiael, p. 267. 164 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 330. 165 D.P. De Vries, Korte historiael, p. 268.

Page 52: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

47

Dit kenmerk van achterdochtigheid is al enkele malen in dit onderzoek naar voor gekomen, zoals de

gedachte die bij de Mohawk leefde dat hun bondgenootschap met de Nederlanders maar zolang

duurde als de Nederlanders van hen pelzen kregen. De vele incidenten tussen Indianen en

Nederlandse handelaars, die vaak bepaald agressief handelden en niet bevreesd waren om hun

Indiaanse handelspartner te misleiden zal zeker meegespeeld hebben. Alsook het kopen van

Indiaans land door de Nederlanders, die door de Indianen op termijn als misleidend werd

beschouwd.

Verwijt was er ook jegens de Nederlanders. De Vries kreeg in een ontmoeting met zestien

stamhoofden te horen dat de Nederlanders de interhuwelijken tussen henzelf en Nederlanders beter

in gedachte moesten houden, in tijden van oorlog. Want het doden van Indianen werd dan het

doden van de eigen kinderen. Zo werden de Nederlanders terloops beschuldigd van het doden van

hun eigen bloed en van onnatuurlijke ouders te zijn166. Dit alles paste in het wreder wordende beeld

van de Nederlanders in tijden van oorlog.

De algemene diplomatieke onderhandelingen zelf geven ook enkele merkwaardige opmerkingen die

Indianen maakten over de Nederlanders. Zo kunnen we in de proposities die de Mohawk voorlegden

aan de Nederlanders in de rechtbank van Fort Oranje en Beverwijk op 6 september 1659 een verwijt

lezen dat stelde dat de Mohawk vonden dat in geval van aanvallen van vijanden, “you will not care

to help us. You people are too much afraid...”167. In de periode daarvoor, wanneer Kieft’s Oorlog zou

losbarsten, begonnen de onenigheden met verwijten en beschuldigingen en werden de

Nederlanders als lafaards bestempeld door de Indianen168, daarbij nog vermeldend dat de

Nederlanders geen grote leiders hadden (“neither a great sachem nor chiefs). Volgens Merwick

doelt dat laatste enerzijds op het weinige gevaar welke de Nederlanders inhielden, want ze hadden

geen professionele soldaten in de rangen169. Vooral in de ver afgelegen gebieden ten opzichte van

het epicentrum van Nieuw-Nederland was onderbemanning een feit en beperkten de Nederlanders

zich tot handel vanop water. Sowieso hadden de Indianen geen angst of ontzag voor de militaire

macht van de Nederlanders.

Anderzijds meent Merwick dat Indianen een figuur als Kieft niet echt als een leider zouden hebben

gezien hadden ze hem ontmoet170, maar Kieft was zelfs in eigen rangen niet echt populair. De oorlog

en specifiek de compensatie die Kieft enkele stamhoofden aanbood in ruil voor het doden van jonge

Indianen maakte hem niet bepaald populair bij Indianen171.

Ook de vele sociale problemen lokten enkele geladen uitspraken uit bij de Indianen. In diezelfde

onderhandelingen van 6 september 1659 vroegen de Mohawk de Nederlanders hun “slechtheid”

achterwege te laten in hun behandeling van de Indianen, waarbij het slaan van deze Indianen een

vaak voorkomend verschijnsel was172. Omstandigheden zoals deze waarbij Indiaanse individuen

werden aangevallen en verwond, deden het beeld van de modale Nederlander bij de Indianen geen

goed.

166 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 163. 167 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, p. 212. 168 S.N., “Journal of New Netherland” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 274. 169 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 130. 170 Ibidem, p. 159. 171 Ibidem, p. 163. 172 L.M. Feister, “Linguistic Communication”, p. 33.

Page 53: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

48

De diplomatieke contacten hebben een duidelijk scheiding teweeggebracht in het beeld dat Indianen

over de Nederlanders hadden. Bepaalde individuen stonden hoog aangeschreven bij de inheemse

bevolking omwille van hun diplomatieke successen en hun goede handelscapaciteiten. De

vriendschappen die zij sloten lieten soms een langdurige impressie achter. Maar zelfs voor deze

individuen was er een grens. Het is plausibel dat zelfs deze figuren een vorm van wantrouwen

veroorzaakten bij de inheemse bevolking. Zeker naarmate conflicten tussen Indianen en

Nederlanders toenamen, moet dit hebben geleefd bij de Indiaanse bevolking. Want hoe goed de

contacten tussen Indianen en deze individuen ook waren, voor Indianen bleven het Nederlanders.

Daartegenover waren er ook individuen die zich minder populair maakten. Opnieuw speelde de

context van oorlog een grote rol. Gouverneurs Kieft en Stuyvesant zullen niet bij alle Indianen

geliefd zijn geweest, soms zelfs veracht zijn geweest. Maar ook lager in de samenleving waren er

personen die een negatieve bijdrage leverden op het algemeen beeld van de Nederlanders bij

Indianen. Vele handelaars waren enkel bezig zichzelf te verrijken, soms ten koste van de Indianen.

Niet zelden vonden onfortuinlijke Indianen hierbij de dood of werden ze gevangen genomen.

6.2 Het Nederlandse beeld van de autochtone bevolking

Het onderzoek naar hoe Nederlanders tijdens diplomatieke contacten dachten over de Indianen

heeft niet de beperking van het ontbreken van rechtstreekse bronnen, maar de valkuilen omtrent

het veralgemenen of teveel (of te weinig) lezen in de opmerkingen blijven wel bestaan. Opnieuw

moeten we er dus op wijzen dat wat af te leiden valt uit de diplomatieke contacten niet gelden voor

iedereen in Nieuw-Nederland.

Allereerst zijn er enkele nadrukkelijk aanwezige termen in het typische wereldbeeld dat een

mentaliteit tegenover andere volkeren verraadt die niet enkel te vinden was bij de Nederlandse

kolonist, maar een algemeen Europees fenomeen was. Het gaat dan vooral over de manier waarop

de inheemse bevolking werd genoemd, namelijk ‘barbaren’, ‘wilden’ en andere termen met een

negatieve connotatie en die een distinctie weergeeft van enerzijds de ‘beschaafde’ Europeaan en de

‘wilde’ Indianen.

Op het eerste zicht lijkt dit niet relevant voor diplomatieke contacten, omdat er vanuit wordt

gegaan dat dit niet de manier is waarop mensen tijdens de diplomatie elkaar aanspreken. Toch bleek

dit zo, niet zozeer in hoe de Nederlanders hun Indiaanse diplomatieke partner aanspraken, maar

hoe zij tegenover die partner spraken over andere stammen. Het wijst er ook op dat de

Nederlanders (en bij extensie de Europeanen) deze minachtende toon voor zowat alle Indianen

gebruikten. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat de Indianen dit zelf ook beseften. In ieder

geval is het al duidelijk geworden doorheen dit onderzoek dat ongeacht de verschillen en de

conflicten tussen de Europese koloniale machten deze nog altijd als superieur werden beschouwd

tegenover de inheemse bevolking. Een onderscheid was dus vanzelfsprekend tussen de Europeanen

enerzijds en de Indianen anderzijds.

Het zou evenwel incorrect zijn om dit onmiddellijk als een vorm van racisme te beschouwen. De

neerbuigendheid waar hier over wordt gesproken lijkt vooral op een groot vertrouwen in de eigen

beschaving te wijzen en minder met een afkeer voor de Indiaanse samenleving op zich. Zoals

Kupperman het omschrijft wanneer ze het heeft over de misdaden van Engelsen tegenover Indianen

meent ze dat dit niet vanuit een racistisch gevoel gebeurde, maar dat Europeanen, ver weg van de

Page 54: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

49

normaliteit en de grenzen die door hun samenleving werden opgelegd, sneller konden afwijken van

hun “beschaafd” gedrag, in functie van de verlokkingen van ongebreidelde macht173 (en in het geval

van Nederlanders vooral ook economische voordelen). Ook Meuwese meent dat de Nederlanders

zich niet raciaal superieur voelden ten opzichte van de Indianen, maar dat het hen er vooral om te

doen was om de Nederlandse en Indiaanse identiteiten niet te vermengen174. Volgens Otto was de

term “wilde” enkel bedoeld als de staat van beschaving tegenover de standaarden van de Westerse

beschaving175.

In ieder geval scheidde de term wel de twee werelden, waarbij de Europese op een hoger schavot

werd geplaatst dan de Indiaanse. Het impliceerde niet zozeer minachting, maar wel, voor de

toenmalige Europese volkeren, een “objectief” waardeoordeel. Ook betekende dit niet dat Indianen

voor Europeanen in hun staat van “onbeschaafd” vastzaten. Beschaving was mogelijk, maar zoals

eerder vermeld was dit specifiek voor de Nederlanders in Noord-Amerika geen doel.

Niet iedereen gebruikte een term als “wilde” ook met een bepaalde connotatie. Cornelis Melijn

gebruikte het inwisselend met “inwooners” of “ingezetenen” en het was niet met de bedoeling de

inheemse bevolking een bepaalde karakteristiek aan te meten176. Melijn was hierin wel eerder een

uitzondering en dit valt vooral te verklaren door zijn positieve houding tegenover de inheemse

bevolking en de kritiek die hij gaf op de Nederlanders in hun behandeling van Indianen.

Wat vaak terugkomt in relatie tot deze scheiding tussen beschaafd en onbeschaafd in het Europese

beeld is het idee van wat in Europa vanaf de latere zeventiende eeuw zou bekend staan als de “noble

savage”. Het beeld die gevormd werd van de Indiaan was er vaak één die werd gekenmerkt door een

aanwezigheid van een uniek “joie de vivre”, ongecorrumpeerd door de lasten van de beschaafde

wereld. In 1625 schreef Nicolaes van Wassenaer al over de inheemse bevolking in de regio van

Nieuw-Nederland dat ze zeer goed gezind waren zolang zij niet werden aangevallen. Zolang in vrede

naast elkaar geleefd werd, was er bij de Nederlanders geen angst aanwezig voor de inheemse

bevolking, zo weet van Wassenaer ons nog te vertellen177.

Wanneer dat wel gebeurde, was hun wraak evenwel van lange duur178. David De Vries, in zijn

ervaringen met de Indianen, spreekt enkele keren over de wraak die de Indianen volgens hem

kenmerkte. Hij haalt onder meer het voorbeeld aan van een man genaamd Claes Smits, die door een

Indiaan werd vermoord met een bijl. Toen de Commandant van het fort bij Deutel Bay (nu: Turtle

Bay) hiervoor uitleg vroeg, antwoordde de moordenaar dat enkele Nederlanders op hun beurt zijn

oom hadden vermoord voor pelzen en dat hij toen zwoer om wraak te nemen wanneer hij groot zou

worden179. Nog het meest opmerkelijke is dat De Vries de Indianen vergelijkt met een ander, volgens

hem wraakgierig volk, namelijk de Italianen180. In die zin waren de Indianen volgens De Vries niet zo

ongekend, want zij waren vergelijkbaar met de Italianen. Ook Van der Donck had deze neiging tot

173 K.O. Kupperman, Settling with the Indians, p. 188. 174 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 153-154. 175 P. Otto, “Intercultural Relations”, p. 183. 176 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 166. 177 N. van Wassenaer, “Historisch verhael” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 88. 178 Ibidem, p. 80. 179 D.P. De Vries, Korte historiael, p. 250-251. 180 Ibidem, p. 251.

Page 55: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

50

wraak al opgemerkt. Wanneer het over leed berokkend aan afgezanten ging, vertelt Van der Donck

dat dat “seer hoogh op-genomen” wordt en “strenghelijck gewroocken”181.

Wraak speelde zeker mee in (onfortuinlijke) contacten tussen Nederlanders en Indianen. Maar

terwijl een aantal gebeurtenissen dit lijken aan te tonen, was dit ook al te vaak een generaliserend

kenmerk dat de Nederlanders gaven aan de Indianen. Vooral bij Indiaanse rooftochten werd

“wraak” als oorzaak gegeven, waarbij Merwick opmerkt dat dit vaak instond voor motieven die

Nederlanders niet konden herkennen of niet wilden weten182. Getuigenissen als deze van Van

Wassenaer gingen wellicht mee in deze veralgemeningen.

Vanuit een religieus opzicht waren er ook enkele ideeën ontstaan bij de Nederlandse kolonisten. Het

idee van Indianen als duivelaanbidders was zeer aanwezig bij deze kolonisten en werd vooral door

de geestelijken nadrukkelijk vermeld. Priester Jonas Michaëlius vond ze “devilish men, who serve

nobody but the Devil”183. Vanuit zijn Protestantse achtergrond kon hij die vreemde Indiaanse

rituelen en geloofsovertuigingen maar moeilijk begrijpen, want hij noemde ze ook nog eens

“strangers to all decency, yea, uncivil and stupid as garden poles”184. Gelijkaardige woorden zijn ook

te vinden in predikant Johannes Megapolensis’ relaas over de Mohawk185.

Maar ook vanuit seculiere hoek bestond het beeld van de goddeloze Indiaan. Door contact met de

Indianen hoopten zij soms om die mensen in aanraking te laten komen met God. Een eerder gegeven

voorbeeld van uitwisseling van geschenken in opdracht van Kiliaen van Rensselaer om vriendschap

en vrede te bekomen met de Indianen is hier ook relevant omdat een bijkomstige reden hiervoor net

deze poging tot kennismaking met God was (“It would also serve as a means of making them

acquainted with God”186). In hoeverre van Rensselaer hier echt op hoopte en of het niet eerder een

zaak van “wishful thinking” was is onmogelijk te zeggen. Maar duidelijk is dat het religieuze aspect

aanwezig was in de beeldvorming van Indianen.

Deze negatieve beeldvorming over de Indianen ontstond uit een gevoel van wantrouwen dat

Nederlanders voelden ten opzichte van deze Indianen. Hoewel een aantal redenen hiervoor aan te

halen zijn, waren de Nederlanders er volgens Donna Merwick zelf niet helemaal uit waar dit

wantrouwen vandaan kwam en bestonden vele tegenstrijdigheden in de redenen die leidden tot dit

beeld van wantrouwen187.

Dit betekent uiteraard niet dat beeldvorming van de inheemse bevolking vanuit Nederlands

perspectief zo eenzijdig was. In de bespreking van de diplomatieke contacten tussen Nederlandse

kolonisten en Indiaanse stammen is gebleken dat de relatie tussen de twee partijen vaak veel

complexer is dan een “us versus them” gevoel, waarbij allianties en vriendschappen, om welke

redenen dan ook, veel frequenter voorkwamen dan oorlog en conflict en de natuur van de

diplomatieke contacten ook overwegend op een civiele manier gebeurde. Deze bevinding op zich

geven al aan dat deze culturele breuklijn niet onoverbrugbaar was om langdurige relaties te

181 A. Van der Donck, Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, p. 74. 182 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 160. 183 J. Michaëlius, “Letter of Rev. Jonas Michaëlius” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 126. 184 Ibidem, p. 126. 185 J. Megapolensis, “Een kort Ontwerp”, p. 48 186 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 509. 187 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 119.

Page 56: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

51

onderhouden. Het beeld van de Indianen dat tijdens diplomatie naar voor kwam is dan ook niet van

een éénvormig, op culturele verschillen gebaseerde aard.

Logischerwijze blijkt deze overbrugging van culturen te gebeuren naarmate de Nederlandse

kolonisten langer op het Amerikaanse contintent waren en dus langer in contact waren geweest met

de inheemse bevolking. Waar de vroege kolonisten vooral de verschillen opmerkten, hadden de

kolonisten in de decennia na de creatie van de Nederlandse kolonie al een veel beter, genuanceerder

beeld van de inheemse bevolking. Een beeld dat rekening begon te houden met de verscheidenheid

aan stammen en de verschillen die al deze stammen tegenover elkaar kenmerkten. Opmerkelijk is

dan ook het feit dat op hetzelfde moment een algemene vijandigheid tegenover Indianen zich

meester begon te maken van de Nederlandse bevolking in Nieuw-Nederland na de opeenvolgende

conflicten in de latere jaren van de kolonie. Vooral vanuit het bestuur werden Indianen plots als “de

vijand” gezien, zoals Cornelis van Tienhoven ze beschreef tijdens het bewind van gouverneur

Kieft188.

Uiteraard was ook deze beeldvorming van een zeer subjectieve aard. Dat bepaalde stammen een

beter imago hadden bij de Nederlandse kolonisten had uiteraard te maken met de context waarin de

verschillende stammen met Nieuw-Nederland interageerden. Wanneer Kiliaen van Rensselaer aan

Wouter van Twiller schrijft dat de “wilden in het zuiden zo rebels zijn en anderen een slechte naam

geven”189 dan moeten we er ons van bewust zijn dat vele stammen, ook deze met wie de Nederlandse

kolonisten intensief contacten onderhielden, ooit als rebels kon worden bestempeld. Hoe bepaalde

stammen door de Nederlandse bril werden gezien, hing vaak af van de situatie van het moment.

Veel had natuurlijk te maken met economische belangen, zoals al enkele malen is benadrukt in dit

onderzoek. De diplomatieke contacten die daaruit vloeiden bewijzen alleszins dat economische

belangen culturele verschillen overstegen, net zoals ze dat elders en doorheen de tijd doen.

Nederlanders hadden het vaak over het begrijpen van zaken doen en in die visie vonden ze de

Indianen een goede handelspartner die wisten hoe ze zaken moesten doen, in tegenstelling tot de

Fransen190. Dus hoewel Nederlandse kolonisten een bepaald wantrouwen hadden tegenover de

Indianen, ingegeven door culturele verschillen en vooroordelen, was er wél een vertrouwen in de

bekwaamheid van de Indianen wanneer het om economische uitwisselingen gingen. Vooral het

partnerschap met de Mohawk was van zo’n productieve aard voor beide partijen dat een bepaald

vertrouwen in elkaars handelservaring ontwikkeld werd.

Als we de prioriteiten van de Nederlanders zouden moeten rangschikken, dan lijkt dit vertrouwen

op basis van economische motieven een groter aandeel te hebben in het bewustzijn van de doorsnee

Nederlandse kolonist dan het wantrouwen die men had ontwikkeld. Vooral ook omdat Nederlanders

de Indianen “anders lieten zijn”191. Het beschaven van de Indianen, zoals dat meer een doel was voor

andere Europese koloniale machten, was niet aanwezig bij de Nederlanders. De handel was het

belangrijkst en dus liet het de Indianen voornamelijk hun eigenheid behouden. Zolang de handel

dus niet in gevaar kwam en de inheemse bevolking zijn deel deed in de handel, was er voor de

Nederlanders weinig aan de hand.

188 A.J.F. Van Laer en C.T. Gehring, eds. Register of the Provincial Secretary 1642-1647, New York, New Netherland Research Center and New Netherland Institute, 2011, p. 176. 189 A.J.F. Van Laer, ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 274. 190 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 121. 191 Ibidem, p. 126.

Page 57: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

52

Dit alles leidde ertoe dat er toch een soort gevoel van dankbaarheid vanwege de Nederlandse

kolonisten naar de Indianen toe bestond. Althans, dat moet blijken uit een getuigenis, waarvan deze

aangenomen wordt dat ze grotendeels door Adriaen van der Donck werd geschreven (het document

werd door hem en een aantal anderen ondertekend)192. De zin “Wy zijn oock ten hoogsten aende

Wilden ghehouden (dankbaar), die ons niet alleen dit goede en vruchtbare landt inruymen

(schenken), en voor een kleyntje in eyghendom overgheven, maer oock daerenboven met haer goet

en onderlinghen handel [ons] verrijcken”193 spreekt hier boekdelen. Dit lijkt een gevoel waarvan we

kunnen stellen dat velen in de kolonie die deelden, maar ze bleef waarschijnlijk ook onder het

oppervlak. Dat de Indianen veel van die dankbaarheid gezien hebben, lijkt gezien het verloop van de

geschiedenis van de kolonie van Nieuw-Nederland, onwaarschijnlijk. Wellicht was het vanuit het

oogpunt van van der Donck een kritiek op het huidige bestuur van Nieuw-Nederland dat in de jaren

1640 eerder vijandig was tegenover Indianen.

Volgens Sabine Klein is er nog een ander aspect dat de beeldvorming van Indianen door

Nederlanders kleurt, dat namelijk voorvloeide uit de Republikeinse concepten die zich in de

Noordelijke Nederlanden aan het ontwikkelen waren. In deze theorie associeerden de Nederlanders

zich met de “immense kracht” van de Mohawk via intercommunicatie en werd de Republiek zo zelf

een krachtige natie194. De relaties met de Mohawk had zo een invloed op de eigen identiteit, maar

het toont vooral ook aan dat de Mohawk bij de Nederlanders een bepaald aanzien genoten. Mogelijk

kwam dit door hun participatie in de Iroquois Confederatie, die in de zeventiende eeuw toch een

bepaalde macht wist uit te bouwen en het grootste Indiaanse blok wist te vormen. Dat de

Nederlanders zich hier mee gingen associëren is niet verrassend te noemen.

Feister merkt nog op dat, misverstanden buiten beschouwing gelaten, de contacten tussen

Nederlanders en Indianen niet mag worden omschreven als een “clash of cultures”195. Vooral de

belangen in de pelshandel waren daarvoor te groot, maar we hebben hier ook opgemerkt dat niet

enkel het economische de twee partijen verzoenden. Hoewel beide partijen een beeld vormden van

de ander die enkele negatieve connotaties bevatte, betekende de toenadering vaak dat beide

groepen een vorm van respect voor elkaar gingen ontwikkelen. Uiteraard gingen Nederlanders zich

meer verwant voelen met hun Europese verwanten en waren Indianen meer verbonden met andere

Indiaanse stammen (hoewel van buitenaf gezien Europeanen en Indianen onder elkaar toch ook

vaak weinig met elkaar te maken wilden hebben), toch waren de verschillen tussen Nederlanders en

Indianen overbrugbaar.

Dit hing natuurlijk af van het belang van de tegenpartij voor Nederlanders of Indianen. Hoe meer

contact men had met een groep, hoe meer op die groep werd gerekend, des te minder onstond er

vijandigheid en des te meer was vriendschap en een begrip voor elkaar aanwezig.

192 S.N., “Representation of New Netherland” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 288. 193 A. Van der Donck, Vertoogh van Nieu-Neder-Land, p. 23. 194 S. Klein, “Shires and Sachems”, p. 544. 195 L.M. Feister, “Linguistic Communication”, p. 37.

Page 58: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

53

Hoofdstuk 7

De invloed van Indiaans-Nederlandse relaties op de eigen

identiteit

Vooraleer we ingaan op de invloed van de diplomatie op de identiteit, is het noodzakelijk om het

begrip in de context van dit onderzoek te preciseren. Want identiteit kan op verschillende

elementen binnen een samenleving slaan. Het kan de identiteit van een individu impliceren, dat van

een gezin, van een dorp of stad, kortom, van eeniedere groep individuen die door bepaalde

gemeenschappelijke kenmerken met elkaar zijn verbonden. Hoewel doorheen het onderzoek de

kolonie van Nieuw-Nederland en haar inwoners als een geheel werd aanzien, zijn er binnen die

kolonie meerdere groepen mensen die in bepaalde opvattingen van elkaar verschillen. Er moet maar

teruggegrepen worden naar hoe men over Indianen dacht om te zien dat niet iedereen hetzelfde

dacht. Ook is de bevolking geen homogene groep die allemaal strikt gezien als Nederlanders kan

worden omschreven, want er waren ook immigranten uit andere delen van Europa aanwezig, net als

Afrikaanse slaven. Maar grotendeels kunnen we wel spreken van een kolonie die zich als Nederlands

beschouwde en dat verbonden was met het moederland.

7.1 Nederlandse identiteit

Voor de Nederlandse onderhandelaars is het volgens Meuwese duidelijk dat zij zich niet als mensen

tussen culturen bevonden, maar zich volledig als Nederlandse kolonisten zagen196. De Indiaanse

praktijken waarin zij zich dus verdiepten waren enkel bedoeld om de diplomatie met die Indianen te

onderhouden. Dit valt geheel in de lijn van de pragmatische houding van de Nederlandse kolonisten.

Hebben de diplomatieke onderhandelingen met Indianen voor deze Nederlandse mediators geen

enkele invloed gehad op de eigen persoonlijke identiteit of de identiteit van de Nederlandse kolonist

zoals zij die percipieerden? In zekere zin is net het zich diep verankeren in de Nederlandse cultuur

een reactie op de contacten met de Indianen.

De contacten die de Nederlanders onderhielden met de Indianen was voornamelijk van economisch

aard en de manier waarop “cross-cultural contacts” tussen de twee groepen als transacties werden

aanschouwd door de Nederlanders valt te categoriseren als deel van de marktmentaliteit197. Hoewel

de contacten zelf deze Nederlandse mentaliteit niet bewust aanwakkerden of versterkten, werden

ze wel bevestigd. De manier waarop Nederlanders omgingen in hun contacten met Indianen,

diplomatisch of anders, weerspiegelde dus de identeit van de ondernemende Nederlander zoals die

gekend stond aan het thuisfront of elders in de mondialer wordende wereld.

Maar er waren wel degelijk elementen die de Nederlanders aan het denken zette. Er werd al op

gewezen hoe de Indianen op een gegeven moment hun beeld van de Nederlanders bijschaafden om

de militaire onmacht van die laatsten een plaats te geven. “Zwak” of “laf” waren termen die aan

Nederlanders werden verbonden. Veeleer was de reactie van de Nederlanders één van irritatie of

onbekommerdheid, want versterking zou op termijn de Indiaanse arrogantie wel doen verstommen.

196 M. Meuwese, “Pragmatic Agents of Empire”, p. 154. 197 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 118.

Page 59: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

54

Maar Merwick poneert dat de uitgelokte reacties iets anders verdoezelden: een bepaalde

onzekerheid, een barst in het zelfvertrouwen van de Nederlandse aanwezigheid in Noord-

Amerika198.

Zoals we in een vorig hoofdstuk hebben gezien, was er bij bepaalde kolonisten een soort

dankbaarheid tegenover de Indianen. Dat ging ook gepaard met een bewustzijn van de eigen daden

en de schaamte die daar mee gepaard ging. Zo bewijzen de zinnen “we, with our numerous sins, still

heaped up here daily, beyond measure, have not deserved [dit land]” Great is our disgrace now, and

happy should we have been, had we acknowledged these benefits as we ought, and had we striven to

impart the Eternal Good to the Indians”199 de schaamte die minstens de psyche bepaalde van de

schrijver, maar waarvan aannemelijk is dat ze niet beperkt bleef tot deze ene persoon. Er is wel het

gevaar dat deze gevoelens als te algemeen worden beschouwd. Deze uitdrukking kwam van Adriaen

van der Donck, een man waarvan we weten dat hij, zoals eerder gezegd, zeer kritisch was voor de

organisatie van Nieuw-Nederland en het bestuur onder Peter Stuyvesant, iets dat ook blijkt uit dit

document. Maar zelfs dan kan er op gewezen worden dat de schaamte die leefde in de kolonie, toch

onder de tegenstanders van Stuyvesant, werd gebruikt als argument tegen het beleid. En van der

Donck en zijn medestanders waren duidelijk niet alleen, zoals Melijns kritiek op de behandeling van

Indianen hiervoor al aantoonde.

Hetzelfde kan niet worden gezegd van tussenpersonen van gemengde afkomst. Mensen met een

Indiaanse en een Nederlandse ouder schipperden niet enkel vaak tussen de twee samenlevingen

maar leken ook te worstelen met de eigen identiteit. Vaak groeide men op binnen de ene

samenleving om dan op latere leeftijd te kiezen voor de andere. Of probeerde men contact te

houden met dat deel van hun afkomst waar zij niet in opgroeiden, zoals de Mohawk leider Smits Jan.

Niet altijd met succes, want zoals al werd aangetoond voelden de Nederlanders zich niet echt

verwant met deze métis.

7.2 Indiaanse identiteit(en)

Onder de vele Indiaanse stammen die in contact kwamen met Europeanen werd de ene al meer

beïnvloed dan de ander. Maar ongeacht de vele verschillen tussen de stammen onderling is één ding

duidelijk: de komst van de Europeanen heeft de Indianen op vele manieren beïnvloed en dus ook de

identiteit van de Indiaanse stammen aangetast.

Tijdens een onderhandeling blijkt dat Indianen wisten hoe Nederlanders tegen hen aan keken en

“that it is very wrong that the Dutch scold the savages so much and call all the nations ‘dogs and

‘rascals’” en reageerde daarop met de Nederlanders zelf “Esopus dog” te noemen200. Niet alleen

stoorde het de Indianen dat Nederlanders zo laatdunkend over hen deden, men kan het zo

interpreteren dat ze de veralgemening (om alle naties dezelfde spotnamen te geven) niet konden

appreciëren. Het feit dat de Indiaanse stammen geen homogene natie vormden is algemeen gekend,

alsook het feit dat ze zichzelf niet identificeerden met andere stammen en zichzelf vaak boven deze

andere stammen plaatsten. Met andere woorden lijkt het erop alsof de Indianen in dit geval niet

198 Ibidem, p. 190. 199 S.N., “Representation of New Netherland” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 319. 200 A.J.F. Van Laer, ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, p. 222.

Page 60: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

55

graag werden geïdentificeerd met andere stammen, die zij wellicht ook zelf met minachting

bekeken.

De vele discussies die ontstonden over sociale onrechtvaardigheid, over de rechtmatigheid van

straffen opgelegd door de “vreemde bezoekers” vertoont ook de tekenen van trots. Wanneer Kieft

op een gegeven moment een stamhoofd vroeg om de jonge Indianen te vermoorden die oorlog

eisten met de Nederlanders, vertelde De Vries hier later over dat hij daarom moest lachen, want

hoewel de Indianen hun soortgenoten wel zouden executeren als er vijandigheid was tussen hen,

zou dat nooit gebeuren “at the will of foreigners”201.

7.3 Een gedeelde identiteit?

Voor Merwick is het duidelijk dat na Kieft’s Oorlog de Indiaanse en Nederlandse identiteit met

elkaar aan het versmelten waren202. Dat werd duidelijk op verschillende manieren, van de

Nederlandse uitbreiding van hun leefgebied dat overlapte met dat van de Indianen tot gedeelde

herinneringen en pijn. Ook in de diplomatieke sfeer werd dit duidelijk: Indianen werden meer en

meer betrokken bij het dagelijkse leven in Nieuw-Nederland, waarbij zoals hierboven al werd

vermeld Indianen gebruik begonnen te maken van de Nederlandse rechtbanken, iets dat de

Nederlanders niet tegenhielden.

En ook de Nederlanders op het continent namen, in hun diplomatieke contacten met Indianen,

Indiaanse gebruiken zoals giften over. Hoewel deze elementen de eigen identiteit niet veranderde,

creëerde het wel een bepaalde gemeenschappelijke ruimte binnen de Nederlandse en Indiaanse

culturen waardoor men elkaar beter kon begrijpen.

De twee culturen bleven uiteindelijk wel grotendeels binnen hun eigen wereld. Nieuw-Nederland

werd uiteindelijk uit handen gegeven door de Nederlanders op een moment dat Indianen en

Nederlanders meer en meer in contact met elkaar kwamen, zodat het gevolg nooit gekend zal zijn.

201 D.P. De Vries, “David De Vries’s Notes” In: J.F. Jameson, Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, p. 232-233. 202 D. Merwick, The Shame and the Sorrow, p. 185-186.

Page 61: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

56

Conclusie

Interculturele diplomatie in de zeventiende eeuw, waarbij beide culturen elkaar zowat voor het

eerst ontmoetten, was altijd een complex politiek stelsel waarbij de regels en gebruiken aangepast

werden aan de noden en gewoonten van beide partijen. De moeilijkheden in vergelijking met

intraculturele diplomatie waren van verscheidene aard: onduidelijkheid over de deelnemers aan

diplomatieke betrekkingen, problemen in communicatie en een verschil in aanpak. Culturele

verschillen bleken een hindernis, maar geen onoverkomelijk obstakel. Diplomatie had altijd wel

ergens zijn nut voor.

Dit was niet anders in de Indiaans-Nederlandse relaties in Nieuw-Nederland. Initieel leek vooral de

communicatie, met voor de Nederlanders een hele groep aan onbekende Indiaanse talen, een

struikelblok voor diepgaande contacten met Indianen. Naarmate de jaren vorderden werd dit

minder een probleem. Maar ook de, vooral aan Nederlandse kant, verschillende groepen die ingang

vonden in diplomatieke betrekkingen maakten het niet makkelijk om ten eerste die groepen op één

lijn te krijgen en ten tweede ze in het gareel te houden. Wanneer voor één partij het nut van de

andere partij miniem was, had diplomatie een lage prioriteit.

De problemen konden de diplomatie echter niet tegenhouden. Doorheen het onderzoek kwam één

factor constant naar voor en dat was de handel. Dit was het aspect dat grotendeels de Indiaans-

Nederlandse relaties stuurde. Het economische belang van de pelshandel was voor beide partijen zo

groot dat serene onderhandelingen te verkiezen waren boven impulsieve agressie, zelfs wanneer

conflicten dichtbij waren. Maar de diplomatie eindigde niet bij het economische aspect. Vooral

vanaf 1640 bewijzen de vele verdragen die allianties en vredesonderhandelingen vastlegden dat het

politiek meer en meer van belang werd in de contacten tussen Indianen en Nederlanders. Zowel de

Nederlanders als de Indianen toonden in die diplomatieke betrekkingen vaak hun sluwheid.

Het onderzoek naar Indiaans-Nederlandse diplomatie in Nieuw-Nederland mag dan wel niet de

officiële natuur hebben van deze in de Oude Wereld, maar ze was van groot belang en was

bovendien geen simpele binaire uitwisseling van standpunten. Het internationale net dat zich op

het Noord-Amerikaanse continent ontwikkelde, met zijn verscheidene Europese en Indiaanse naties,

maakte dat de Indiaans-Nederlandse diplomatie deel uitmaakte van een groter geheel en dat beide

partijen hiermee rekening hielden.

Deze diplomatieke contacten hebben daarnaast ook een culturele bijdrage geleverd. Het is evident

dat in een periode waarin beide culturen elkaar nog niet lang kenden, de neiging bestond om uit de

weinige informatie conclusies te trekken. In eerste instantie op het uiterlijk en observatie van

gewoonten en rituelen. Het essentiële belang van de interculturele diplomatie voor zowel Indianen

als Nederlanders maakte frequente contacten essentieel, waardoor het beeld dat beide partijen over

elkaar hadden gevormd konden worden bijgesteld.

Voor de Indianen die de “vreemde volkeren” hadden verwelkomd werd het beeld van de

onintelligente Europeanen aangepast, maar dit was niet noodzakelijk positiever. De pragmatische

houding van de Nederlanders deed bij de Indianen gevoelens van wantrouwen opwekken, terwijl de

moeilijke situatie van Nieuw-Nederland, haar onderbemanning en de Nederlandse positie van

neutraliteit reden was voor de Indianen om zwakte te herkennen bij deze Nederlanders. De

Page 62: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

57

conflicten in de latere perioden deden de Indianen zelfs spreken van kwaadaardigheid van de

Nederlanders.

Deze opvattingen deden de Nederlanders enkele malen twijfelen, zowel over het doel van hun

aanwezigheid op het Noord-Amerikaanse continent alsook over de goedheid van het volk. In

sommige gevallen leidde dit zelfs tot schaamte. Maar grotendeels hield de Nederlandse identiteit,

met zijn kenmerkend pragmatisme en marktmentaliteit, stand in Nieuw-Nederland en werd ze zelfs

overgepland op de relaties met de Indiaanse bevolking.

Het Nederlandse beeld van de Indianen was ook onderhevig aan verandering door diplomatieke

contacten. Maar vooreerst bleef deze wel constant vastzitten aan het gevoel van Europese

superioriteit tegenover de onbeschaafde “wilden”. Enkele kenmerken als wraakgierig en

duivelaanbiddend moest het onderscheid staven. Maar de diplomatie had tot gevolg dat de

Nederlanders bepaalde Indiaanse volkeren met een degelijke graad van respect, zelfs van

dankbaarheid, betuigden. De goede handelsrelaties maakte hen bewust van het feit dat Indiaanse

volkeren iets te bieden hadden. Vooral de Iroquois Confederatie, dat toch een machtige politieke

entiteit bleek te zijn, oogste veel bewondering en respect.

In de zeventiende eeuw, vooral in relatie met de Nederlanders, lijkt de Indiaanse identiteit nog goed

stand te houden. Contacten met de Nederlanders herbevestigden hun trots en ook hun superieur

gevoel in de regio. De eigenheid van de Indiaanse volkeren bleef zeer belangrijk en kreeg wellicht

nog een impuls door de veranderde machtsverhoudingen tussen de Indiaanse naties onderling door

de aanwezigheid van de Nederlanders. Een alliantie sluiten met de Nederlanders maakte hen

sowieso sterker tegenover vijandige stammen.

Acculturatie gebeurde door beide partijen. Niet genoeg om van een gedeelde identiteit te kunnen

spreken, maar de contacten hebben beide partijen nieuwe culturele praktijken laten ervaren.

Nederlanders leerden het gebruik van giften als diplomatisch middel kennen en Indianen hadden

toegang tot de juridische praktijken van de Nederlanders.

Toch blijft de vraag of de twee partijen in de latere jaren van Nieuw-Nederland naar elkaar

toegroeiden of uit elkaar groeiden. Door de overname van de kolonie door de Engelsen zal nooit

geweten zijn hoe het Nederlandse bestuur zich zou hebben gepositioneerd tegenover de Indianen na

een nieuw conflict. Maar de verwevenheid van de twee culturen was sowieso een feit.

Door de korte levensspan van Nieuw-Nederland en haar positie in de periode van Europese

ontdekkingen en expansie lijkt het belang van deze kolonie en van haar contacten met Indiaanse

volkeren in vergelijking tot andere kolonies op het Amerikaanse continent klein. Dat zij een nadruk

achtergelaten heeft is echter niet te ontkennen en daar plukten anderen later de vruchten van. De

Indiaans-Nederlandse diplomatie in Nieuw-Nederland wordt tegenwoordig wel eens aanzien als een

op zichzelf staande episode, maar ze heeft uiteindelijk wel mee de geschiedenis van zowel de

Europese aanwezigheid op Noord-Amerika vanaf de late zeventiende eeuw bepaald alsook de rol van

de Indiaanse volkeren, met de Iroquois Confederatie op kop, in hun relatie met die Europeanen. Het

is een volwaardig aspect in de geschiedenis van Noord-Amerika.

Page 63: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

58

Bibliografie

Bronnen

De Laet (J.), Nieuwe Wereldt ofte Beschrijvinghe van West-Indien, Leyden, Isaack Elzevier, 1625,

510 p.

De Vries (D.P.), Korte historiael ende journaels aenteyckeninge van verscheyden voyagiens in de vier

deelen des wereldtsronde, als Europa, Africa, Asia, ende Amerika gedaen, S’-Gravenhagen, Martinus

Nijhoff, 1911, 302 p.

Fernow (B.), ed. Records of New Amsterdam from 1653-1674 and Index, Volume 2, New York, The

Knickerbocker Press, 1897, 429 p.

Gehring (C.T.), ed. New York Documents, Council Minutes 1655-1656, Syracuse (NY), Syracuse

University Press, 1995, 359 p.

Jameson (J.F.), ed. Narratives of New Netherland, 1609-1664, New York, Scribner’s Sons, 1909, 478

p.

O’Callaghan (E.B.) en Fernow (B.), eds. Documents Relative to the Colonial History of the State of

New York, Albany (NY), University of the State of New York, 1853-1887, 10 Volumes.

O’Callaghan (E.B.), ed. Laws and Ordinances of New Netherland, 1636-1674, Albany (NY),

University of the State of New York, 1868.

S.N., Beschrijvinghe van Virginia, Nieuw Nederlandt, Nieuw Engelandt, en d’Eylanden Bermudes,

Berbados, en S. Christoffel, ’t Amsterdam, Joost Hartgers, 1651, 88 p.

Van der Donck (A.), Vertoogh van Nieu-Neder-Land, Weghens de Gheleghentheydt,

Vruchtbaerheydt, en Soberen Staet desselfs, ’s Graven-Hage, Michiel Stael, 1650, 49 p.

Van der Donck (A.), Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, (gelijck het tegentwoordigh in Staet is),

Den tweeden Druck, T'Aemsteldam, Evert Nieuwenhof, 1656, 100 p.

Van Laer (A.J.F.), ed. Van Rensselaer Bowier Manuscripts. Being the letters of Kiliaen van Rensselaer,

1630-1643, and other documents relating to the colony of Rensselaerswyck, Albany, University of the

State of New York, 1908, p. 909.

Van Laer (A.J.F.), ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1652-1660, Vol. 1, Albany

(NY), University of the State of New York, 1920, 326 p.

Van Laer (A.J.F.), ed. Minutes of the Court of Rensselaerswyck, 1648-1652, Albany (NY), University

of the State of New York, 1922, 236 p.

Van Laer (A.J.F.), ed. Minutes of the Court of Fort Orange, and Beverwyck, 1657-1660, Vol. 2, Albany

(NY), University of the State of New York, 1923, 336 p.

Van Laer (A.J.F.) en Gehring (C.T.), eds. Register of the Provincial Secretary 1642-1647, New York,

New Netherland Research Center and New Netherland Institute, 2011, p. 319.

Literatuur

Boeken

Axtell (J.), Native and Newcomers. The Cultural Origins of North America, New York, Oxford

University Press, 2001, 418 p.

Page 64: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

59

Bachman (V.C.), Peltries or Plantations. The Economic Policies of the Dutch West India Company in

New Netherland, 1623-1639, Baltimore (MD), Johns Hopkins Press, 1969, 183 p.

Barr (J.), Peace Came in the Form of a Woman. Indians and Spaniards in the Texas Borderlands,

Chapel Hill (NY), UNC Press, 2007, 416 p.

Bradley (J.W.), Before Albany. An Archaeology of Native-Dutch Relations in the Capital Region 1600-

1664, New York, New York State Museum Bulletin, 2007, 230 p.

Dennis (M.), Cultivating a Landscape of Peace. Iroquois-European Encounters in Seventeenth-Century

America, First Edition, Ithaca (NY), Cornell University Press, 1995, 336 p.

DuVal (K.), The Native Ground. Indians and Colonists in the Heart of the Continent, Philadelphia,

University of Pennsylvania Press, 2006, 336 p.

Fabend (F.H.), New Netherland in a Nutshell. A concise History of the Dutch Colony in North America,

Albany (NY), New Netherland Institute, 2012, 139 p.

Goodfriend (J.D.), Revisiting New Netherland. Perspectives on Early Dutch America, Leiden, BRILL,

2005, 345 p.

Haefali (E.), New Netherland and the Dutch Origins of American Religious Liberty, Pennsylvania,

University of Pennsylvania Press, 2013, 384 p.

Huizinga (J.), Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw. Een schets, Zesde Druk, Amsterdam,

Uitgeverij Contact, 1998, 188 p.

Israel (J.I.), Dutch Primacy in World Trade, 1585-1740, Oxford, Oxford University Press, 1989, 484

p.

Israel (J.I.), The Dutch Republic. It’s Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806, Oxford, Oxford University

Press, 1998, 1231 p.

Jacobs (J.), New Netherland. A Dutch Colony in Seventeenth-Century America, Leiden, BRILL, 2005,

559 p.

Jennings (F.), Fenton (W.N.), Druke (M.A.), Miller (D.R.), eds. The History and Culture of Iroquois

Diplomacy. An Interdisciplinary Guide to the Treaties of the Six Nations and Their League, First

Paperback Edition, Syracuse (NY), Syracuse University Press, 1995, 278 p.

Kaplan (B.J.), Carlson (M.) en Cruz (L.), eds. Boundaries and Their Meanings in the History of the

Netherlands, Leiden, Brill, 2009, 256 p.

Krabbendam (H.), Van Minnen (C.A.) en Scott-Smith (G.), eds. Four Centuries of Dutch-American

Relations 1609-2009, Amsterdam, Boom, 2009, 1190 p.

Kupperman (K.O.), Settling with the Indians. The Meeting of English and Indian Cultures in America,

1580-1640, Londen, J.M. Dent & Sons Ltd., 1980, 224 p.

Melissen (J.), ed. Innovation in Diplomatic Practice, Basingstoke, Palgrave MacMillan, 1999, 267

p.

Melissen (J.), ed. The New Public Diplomacy. Soft Power in International Relations, Basingstoke,

Palgrave Macmillan, 2005, 248 p.

Merwick (D.), The Shame and the Sorrow. Dutch-Amerindian Encounters in New Netherland,

Philadelphia, University of Pennsylvania Press, 2006, 332 p.

Mitrød (T.A.), “So Great a Correspondence". Native American Diplomacy in the Hudson Valley, 1609-

1783, DeKalb, Northern Illinois University, 2008, 693 p.

Otto (P.), The Dutch-Munsee Encounter in America: The Struggle for Sovereignty in the Hudson

Valley, New York, Berghahn Books, 2006, 248 p.

Page 65: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

60

Peckham (H.) en Gibson (C.), eds. Attitudes of Colonial Powers Toward the American Indian, Salt

lake City, 1969, 139 p.

Preston (D.L.), The Texture of Contact. European and Indian Settler Communities on the Frontiers of

Iroquoia, 1667-1783, Lincoln (NE), University of Nebraska Press, 2012, 464 p.

Romney (S.S.), New Netherland Connections. Intimate Networks and Atlantic Ties in Seventeenth-

Century America, Chapel Hill, UNC Press, 2014, 344 p.

Schama (S.), The Embarrassment of Riches. An Interpretation of Dutch Culture in the Golden Age,

Londen, University of California Press, Ltd., 1988, 698 p.

Shannon (T.J.), Iroquois Diplomacy on the Early American Frontier, Londen, Viking Penguin, 2008,

272 p.

Snow (D.R.), Gehring (C.T.), Starna (W.A.), eds. In Mohawk Country. Early Narratives about a

Native People, Syracuse (NY), Syracuse University Press, 1996, 405 p.

Stubben (J.D.), Native Americans and Political Participation. A Reference Handbook, Santa Barbara

(CA), ABC-CLIO, Inc., 2006, p. 11

Trelease (A.W.), Indian Affairs in Colonial New York. The Seventeenth Century, Ithaca (NY),

Cornell University Press, 1960, p. 379.

Van Zandt (C.J.), Brothers Among Nations. The Pursuit of Intercultural Alliances in Early America,

1580-1660, New York, Oxford University Press, Inc., 2008, 264 p.

Artikels

Burke, Jr. (T.E.), “The New Netherland Fur Trade, 1657-1661. Response to Crisis” In: A

Beautiful and Fruitful Place. Selected Rensselaerswijck Seminar papers, First Edition, New

Netherland Publishing, 1991, pp. 283-291.

Feister (L.M.), “Linguistic Communication between the Dutch and Indians in New

Netherland 1609-1664” In: Ethnohistory, Vol. 20, Nr.1 (1973), pp. 25-38.

Gehring (C.T.) en Grumet (R.S.), “Observations of the Indians from Jasper Danckaerts’s

Journal, 1679-1680” In: The William and Mary Quarterly, Derde serie, Vol. 44, Nr. 1 (1987), p.

108.

Hauptman (L.M.) en Knapp (R.G.), “Dutch-Aboriginal Interaction in New Netherland and

Formosa. An Historical Geography of Empire” In: Proceedings of the American Philosophical

Society, Vol. 121, Nr. 2 (1977), pp. 166-182.

Jacobs (J.), “Early Dutch Explorations in North America” In: Journal of Early American History,

Vol. 3 (2013), pp. 59-81.

Kidwell (C.S.), “Indian Women as Cultural Mediators” In: Ethnohistory, Vol. 39, Nr. 2 (1992),

pp. 97-107.

Klein (S.), “Shires and Sachems. Languages of Political Theory in Dutch and English

Narratives of Contact” In: Early American Literature, Vol. 43, Nr. 3 (2008), pp. 535-555.

Meuwese (M.), “The Dutch Connection. New Netherland, the Pequots, and the Puritans in

Southern New England, 1620-1638” In: Early American Studies. An Interdisciplinary Journal, Vol.

9, Nr. 2 (2011), pp. 295-323.

Page 66: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en

61

Mitrød (T.A.), “The Flemish Bastard and the Former Indians. Métis and Identity in

Seventeenth-Century New York” In: The American Indian Quarterly, University of Nebraska

Press, Vol. 34, Nr. 1 (2010), pp. 83-108.

Oostindie (G.) en Paasman (B.), “Dutch Attitudes towards Colonial Empires, Indigenous

Cultures, and Slaves” In: Eighteenth-Century Studies, Vol. 31, Nr. 3, Americas (1998), pp. 349-

355.

Sabo III (G.), “Rituals of Encounter. Interpreting Native American Views of European

Explorers” In: The Arkansas Historical Quarterly, Vol. 51, Nr. 1 (1992), pp. 54-68.

Shlesier (K.H.), “Epidemics and Indian Middlemen. Rethinking the Wars of the Iroquois,

1609-1653” In: Ethnohistory, Vol. 23, Nr. 2 (1976), pp. 129-145.

Trelease (A.W.), “Indian-White Contacts in Eastern North America. The Dutch in New

Netherland” In: Ethnohistory, Vol. 9, Nr. 2 (1962), pp. 137-146.

Trigger (B.G.), “Early Native North American Responses to European Contact. Romantic

versus Rationalistic Interpretations” In: The Journal of American History, Vol. 77, Nr. 4 (1991),

p. 1195-1215.

Van Gastel (A.), “Rhetorical Ambivalence in the New Netherland Author Adriaen van der

Donck” In: MELUS, Vol. 17, Nr. 2 (1991-1992), pp. 3-18.

Van Laer (A.J.F.), ed. “Arent van Curler and His Historic letter to the Patroon” In: Dutch

Settlers Society of Albany Yearbook, 3 (1927-1928), Albany (NY), The Society, p. 11-29.

Van Laer (A.J.F.), ed. “Documents Relating to Arent van Curler’s Death” In: Dutch Settlers

Society of Albany Yearbook, 3 (1927-1928), pp. 30-34.

Van Loon (L.G.), “Tawagonshi, Beginning of the Treaty Era” In: Indian Historian, Vol. 1 (1968),

pp. 22-26.

Weblinks

http://www.academia.edu/607949/Between_Repression_and_Approval_Connivance_and_T

olerance_in_the_Dutch_Republic_and_in_New_Netherland/

http://www.newnetherlandinstitute.org/

http://www.newnetherlandinstitute.org/files/2913/5464/7575/Van_CurlerLetterFinal12021

2.pdf

http://www.newnetherlandinstitute.org/files/3413/5067/2997/2001.pdf

http://www.nysl.nysed.gov/newnetherland/

http://www.rootsweb.ancestry.com/~nycoloni/huntdoca.html

http://www.vandale.be/

Page 67: Interculturele Diplomatie in Nieuw-Nederlandlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/502/RUG01-002162502_2014_000… · Hoofdstuk 4 Communicatie ... voor de interculturele diplomatie en