ENGAGEMENT IN DE WERELD

BELGISCHE DIPLOMATIE

175JAAR

ENGAGEMENT A TRAVERS LE MONDE

DIPLOMATIE BELGE

175ANS DE

EINSATZ IN DER WELT

BELGISCHER DIPLOMATIE

175JAHRE

EGMONTPALEIS / PALAIS D’EGMONT / EGMONT PALAST

22.07. -18.09.2005

BEZOEKERSBROCHURE LIVRET A L’USAGE DU VISITEUR BESUCHERBROSCHÜRE

175 JAAR BELGISCHE DIPLOMATIE ENGAGEMENT IN DE WERELD

175 ANS DE DIPLOMATIE BELGE ENGAGEMENT à TRAVERS LE MONDE

175 JAHRE BELGISCHER DIPLOMATIE EINSATZ IN DER WELT

BEZOEKERSBROCHURE LIVRET A L’USAGE DU VISITEUR BESUCHERBROSCHÜRE

Inhoudstafel / table des matIères / InhaltsverzeIchnIs

4 Voorwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken 6 Texte d’introduction du Ministre des Affaires étrangères 8 Begleitwort des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten

10 België : een terugblik 12 La Belgique : coup d’oeil sur le passé 14 Belgien: Blick auf die Vergangenheit

16 ”Buitenlandse Zaken” vroeger en nu 18 Historique : «Affaires étrangères» 22 Geschichte der „Auswärtigen Angelegenheiten“

22 Het Diplomatiek Comité Le Comité diplomatique Der „diplomatische Ausschuss“

26 Het Verdrag van 15 november 1831 Le Traité du 15 novembre 1831 Der Vertrag vom 15. November 1831

30 De collectie “Politieke briefwisseling» La collection «Correspondance politique» Die Sammlung „Politische Korrespondenz“

34 Van 2 tot 4 augustus 1914 Du 2 au 4 août 1914 Von 2. bis 4. August 1914

38 De Belgische diplomatieke documenten,1920-1940 Les documents diplomatiques belges,1920-1940 Belgische diplomatische Dokumente, 1920 – 1940

42 “Nederlandse terminologie” «Terminologie flamande» „Flämische Terminologie“

46 Barcelona, hotel Majestic, 1940 Barcelone, hôtel Majestic, 1940 Barcelona, Hotel Majestic, 1940

50 De Verdragen van Rome ; P.H. Spaak Les Traités de Rome ; P.H. Spaak Die Verträge von Rom ; P.H. Spaak

54 De secretaris-generaal Le secrétaire général Der Generalsekretär

58 Wapenschild / gevelbord L’écusson / panonceau Das Wappen / Schild

62 Aanduiding op de wereldkaart van de Belgische diplomatieke en consulaire aanwezigheid in het buitenland in 2005 64 Représentation sur planisphère de la présence diplomatique et consulaire belge à l’étranger en 2005 66 Verzeichnis der diplomatischen und konsularischen Präsenz Belgiens im Ausland anhand der Weltkarte im Jahr 2005

68 Egmont I, II, III, ... Egmontpaleis en Hertoginnedal Egmont I, II, III, ... Palais d’Egmont et Château de Val Duchesse Egmont I, II, III, ... Palais Egmont und Schloss Val Duchesse 80 Boodschap van de Heer J.Grauls, Voorzitter van het Directiecomité van de F.O.D. “Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking” 82 Message de M. J. Grauls, Président du Comité de Direction du S.P.F. «Affaires Etrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement» 84 Botschaft von Herrn J. Grauls, Präsident des Direktionskomitees des FÖD „Auswärtige Angelegenheiten, Außenhandel und Entwicklungs- zusammenarbeit“.

1830 – 2005 : SAMEN MET DE BELGISCHE STAAT, VIERT “BUITENLANDSE ZAKEN” ZIJN 175STE VERJAARDAG.

175 jaar Belgische “diplomatie”: wat dekt toch dit vreemde woord, dat niet zelden wordt geassocieerd met confidentialiteit, strakke om niet te zeggen stoffige protocollaire voorschriften, geheime onderhandelingen en afspraken …?

Diplomatie is in de eerste plaats een zaak van lange-termijndoelstellingen met een duidelijk politiek karakter, weliswaar in de nobele zin van het woord: de positie van ons land op het wereldtoneel verdedigen.

Als pas onafhankelijke Staat heeft België nood aan economische groei. Daarom begint het vanaf 1830 wereldwijd aan de uitbouw van een dicht netwerk van consulaire vertegenwoordigingen; er worden ook Belgische “gezantschappen” in het buitenland opgericht; als jonge Staat met een vorst die van elders afkomstig is, heeft België nood aan bevestiging: de Belgische opstandelingen verwerpen de republikeinse optie en geven de voorkeur aan een parlementaire of “constitutionele” monarchie die meer garanties biedt inzake de interne en externe stabiliteit en in die vorm ook wordt erkend door de “Mogendheden” van toen.

Zowel ter zake van bilaterale als van multilaterale betrekkingen, gaat de Belgische diplomatie zich mettertijd meer profileren ; de Belgische functionarissen en vertegenwoordigers zijn al lang geen onbekenden meer en er wordt in de internationale fora naar hen geluisterd.

Daarnaast gaat het ook en wellicht vooral om human resources : mannen en vrouwen die kiezen voor een carrière die een levensbepalende keuze is: leven in het buitenland met alle voor- en nadelen van dien, onvoorspelbare gebeurtenissen, ingrijpende veranderingen voor de betrokkene en zijn/haar gezin, die een zodanige beroepskeuze met zich brengt en die heel wat meer inhoudt dan mondaine bijeenkomsten in een pluchen sfeer …

Het diplomatieke en consulaire ambt kan niet kiezen voor een bepaald klimaat, weet niet wanneer zich politieke crises of risico’s als oorlogen of natuurrampen zullen voordoen en krijgt te maken met culturele en/of ideologische verschillen: een groot aanpassingsvermogen en een open geest zijn dan ook een noodzakelijke vereiste.

“Diplomatie” is ook synoniem voor een microkosmos met een eigen vocabularium, eigen regels, en - bijwijlen prestigieuze maar in sommige gevallen ook verrassende - symbolen en gebruiken die zorgvuldig en angstvallig in ere worden gehouden en die een gedachtegoed uitstralen dat niet aan ruimte of tijd gebonden is.

Het opzet van deze tentoonstelling die terugblikt op de ontwikkeling van de Belgische diplomatie, is zowel de Belgische als de buitenlandse bezoeker een beter begrip te geven van het diplomatieke ambt en de diplomatie, beide hefbomen van de vrede en de verstandhouding tussen de volken.

De Minister van Buitenlandse Zaken

4 5

1830 – 2005 : ENSEMBLE AVEC L’ETAT BELGE, LES «AffAIRES éTRANGèRES» fêTENT LEUR 175èME ANNIVERSAIRE.

175 années de «diplomatie» belge : que signifie donc ce mot étrange, souvent synonyme de confidentialité, de règles protocolaires strictes sinon poussiéreuses, d’obscures négociations et tractations …

Tout d’abord, il s’agit de visées à long terme, à caractère éminemment politique – au sens noble du terme - : la défense de la place de notre pays sur l’échiquier mondial .

Depuis 1830, poussée par la nécessité d’assurer l’essor économique d’un Etat nouvellement indépendant, la Belgique tisse un réseau serré de représentations consulaires, tous azimuts ; les «légations» belges à l’étranger s’installent elles aussi ; il est question de s’affirmer, sous la houlette d’un souverain , venu d’ailleurs : les révolutionnaires belges ont rejeté l’option républicaine, en faveur d’une monarchie parlementaire - dite aussi «constitutionnelle» -, meilleure garante d’une stabilité sur le plan tant interne qu’externe et reconnue d’ailleurs comme telle par les «Puissances» de l’époque.

Tant en matière de bilatéralisme que dans le domaine des relations multilatérales, la diplomatie belge s’affirme au fil des ans ; ses responsables et représentants sont depuis bien longtemps connus et écoutés dans le cadre des forums internationaux.

Ensuite, il s’agit aussi et peut-être surtout de ressources humaines : des hommes, des femmes qui optent pour une carrière qui constitue aussi un choix existentiel : la vie à l’étranger, avec tous les impacts positifs et négatifs, tous les aléas, tous les bouleversements personnels et familiaux

qu’une telle orientation professionnelle implique, au-delà des «mondanités» et de l’ambiance feutrée des salons officiels …

La vie diplomatique et consulaire ne choisit pas les climats, les périodes de crises politiques dans les pays d’affectation, les guerres, les catastrophes naturelles, les diversités culturelles et/ou idéologiques : une grande capacité d’adaptation et une fondamentale ouverture d’esprit s’imposent ici.

«Diplomatie» : voilà aussi tout un microcosme avec son vocabulaire propre, ses règles spécifiques, ses symboles mobiliers et immobiliers soigneusement et jalousement conservés - tantôt prestigieux, tantôt inattendus … - mais toujours lourds de signification, au-delà du temps et de l’espace.

Gageons que cette exposition - qui se veut un simple «coup d’œil» sur le passé de notre diplomatie - permette à ses visiteurs, tant belges qu’étrangers, de cerner quelque peu les enjeux concrets que revêtent cette fonction et ce concept, éminemment porteurs de paix et de compréhension entre les peuples.

Le Ministre des Affaires étrangères

6 7

1830 - 2005 : ZUSAMMEN MIT DEM BELGISCHEN STAAT fEIERT DER DIENST „AUSWäRTIGE ANGELEGENHEITEN“ SEINEN 175. GEBURTSTAG.

175 Jahre belgische „Diplomatie“: Was steckt also hinter diesem seltsamen Wort, das oft mit Geheimniskrämerei, strengen wenn nicht verstaubten Protokollregeln, undurchsichtigen Verhandlungen und Absprachen gleichgesetzt wird?

Zuallererst geht es um langfristige in höchstem Maße politische Ziele und das im besten Sinne des Wortes: die Verteidigung der Stellung unseres Landes im internationalen Kräftespiel: Belgien hat seit 1830 zur Unterstützung des wirtschaftlichen Aufschwungs eines gerade unabhängig gewordenen Staates ein enges Netz von konsularischen Vertretungen und belgischen „Gesandtschaften“ auf der ganzen Welt geschaffen. Es geht darum, sich unter der Führung eines eingesetzten Herrschers zu behaupten: Die belgischen Revolutionäre haben die republikanische Option zugunsten einer parlamentarischen - auch „konstitutionell“ genannten - Monarchie ausgeschlagen. Sie gilt als bester Garant für innere und äußere Sicherheit und wird übrigens auch von den „Großmächten“ der Zeit dahingehend anerkannt.

Sowohl auf dem Gebiet der bilateralen als auch der multilateralen Beziehungen behauptet sich die belgische Diplomatie im Laufe der Jahre. Die diplomatischen Kräfte und Vertreter genießen im Rahmen der internationalen Foren seit langer Zeit einen guten Ruf und ihr Wort zählt.

Außerdem geht es auch und vielleicht sogar vor allem um Humanressourcen, Männer und Frauen, die sich für eine solche Karriere entscheiden, die auch eine Wahl des Lebensstils darstellt: Das Leben im Ausland mit all seinen

positiven und negativen Nebeneffekten, die Risiken, die persönlichen und familiären Veränderungen, die eine solche berufliche Ausrichtung abseits der „Mondänität“ und der gedämpften Atmosphäre der offiziellen Empfänge mit sich bringt.

Im diplomatischen und konsularischen Dienst kann man sich das Klima, die Zeiten politischer Krisen im Einsatzland, die Kriege, die Naturkatastrophen, die kulturellen und/oder ideologischen Unterschiede nicht aussuchen: Eine große Anpassungsfähigkeit und eine ausgeprägte Weltoffenheit sind hier unabdingbar.

„Diplomatie“: Es ist auch ein Mikrokosmos mit seinen eigenen Sprachcodes, speziellen Regeln und architektonischen Statussymbolen, die sorgsam gehütet werden - zwischen prestigebeladen und unerwartet - aber immer bedeutungsschwer, für die Ewigkeit gedacht.

Diese Ausstellung, die einen kurzen Blick in die Vergangenheit unserer Diplomatie wagen will, soll den belgischen und ausländischen Besuchern ermöglichen, die konkreten Fragestellungen dieser Funktion und dieses Konzepts, das in höchstem Maße Frieden und Verständnis unter den Völkern stiften möchte, ein wenig besser zu verstehen.

Der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten

8 9

BELGIë: EEN TERUGBLIK

1830-1914 : het onafhankelijke België bouwt een netwerk uit van bilaterale diplomatieke betrekkingen

Nadat België in 1830 onafhankelijk is geworden van Nederland, neemt het in 1831 officieel de vorm aan van een parlementaire monarchie onder bescherming van Koning Leopold I. De Belgische Staat krijgt een Grondwet die voor die tijd als zeer vooruitstrevend wordt beschouwd en die door tal van andere Staten over heel de wereld wordt overgenomen.De 19e eeuw is vooral de eeuw van de Belgische economische expansie : tegen de achtergrond van de industriële revolutie en - als gevolg van de kleine oppervlakte van het grondgebied van de jonge onafhankelijke Staat -, opent België wereldwijd een groot aantal consulaten. Het exporteert hoogwaardige industriële producten zoals staal, steenkool, glas, suiker, spoorwegen, trams...Het is ook de periode van de koloniale expansie: in 1908 wordt de Vrijstaat Congo, die eigendom is van Koning Leopold II, een Belgische kolonie.België geniet een internationale status van verplichte neutraliteit die door de mogendheden gegarandeerd wordt. In augustus 1914 blijkt deze status niets meer voor te stellen.

1914- 1945 : Wereldoorlog I, het interbellum, Wereldoorlog II

België komt met opgeheven hoofd uit de hel van Wereldoorlog I maar verliest zijn neutraliteitsstatus door het Verdrag van Versailles.Tijdens het interbellum doen zich op intern en extern niveau tal van kenteringen voor: economische malaise, taaltwisten tussen het Noorden en het Zuiden van het land, het tragische overlijden van Koning Albert I.

In de internationale fora voert België voortaan een onafhankelijkheidsbeleid.Wereldoorlog II zorgt voor interne spanningen die niet alleen met de oorlog te maken hebben: hier ligt de kiem voor de “koningskwestie”, die de rol van de Belgische monarchie in het binnenlands en het buitenlands beleid in vraag stelt.

Vanaf 1945 : multilateralisme, koude oorlog, federalisering

Na de overwinning van de geallieerden verandert het politieke landschap. België betreedt het tijdperk van de interdependentie waarin het multilateralisme een alsmaar grotere plaats inneemt: met name de EEG/Europese Unie, de VN, de NAVO, de Raad van Europa zijn nu de fora waar de grote politieke beslissingen worden genomen, over het traditionele bilateralisme heen.Van de andere kant wordt werk gemaakt van de dekolonisatie: in 1960 verwerft de Congolese kolonie van België de onafhankelijkheid, een gebeurtenis die beide Staten die sinds de 19e eeuw nauw met elkaar verbonden zijn, niet onberoerd laat.

Onder het bewind van Boudewijn I en Albert II groeit België uit tot een betrouwbare en duurzame gesprekspartner in het internationale forum van de naties.Tegen deze achtergrond krijgen Gemeenschappen en Gewesten voortaan een plaats toebedeeld als institutionele partners van de federale regering op het vlak van de internationale betrekkingen.

Het kan niemand ontgaan zijn dat België een belangrijke rol heeft vervuld bij de recente debatten in het kader van de strijd tegen racisme, het uitroeien van anti-persoonsmijnen, de uitbreiding van de Europese Unie en de strijd voor democratie - met inbegrip van de Belgische troepen die daarvoor op het terrein worden ingezet.

1110

LA BELGIqUE: COUP D’ OEIL SUR LE PASSé

1830-1914 : la Belgique indépendante construit son réseau de relations diplomatiques bilatérales

Après avoir acquis son indépendance vis-à-vis des Pays-Bas, en 1830, la Belgique se constitue officiellement en tant que monarchie parlementaire en 1831, sous l’ égide du Roi Léopold Ier. L’ Etat belge se dote alors d’une Constitution dont le contenu, considéré comme très progressiste pour l’époque, sera copié ensuite par de nombreux autres Etats à travers le monde.Le 19ème siècle est avant tout le siècle de l’ expansion économique belge : dans le contexte de la révolution industrielle et en quête de nouveaux marchés - ce qu `exige l’exiguïté du territoire récemment indépendant -, la Belgique ouvre moult consulats dans le monde entier et exporte son potentiel industriel performant en de multiples secteurs : sidérurgie, charbonnages, verreries, sucreries, chemins de fer, tramways ...C’ est aussi l’époque de l’expansion coloniale: en 1908, l’ Etat Indépendant du Congo propriété du Roi Léopold II, devient colonie belge.Le statut international de la Belgique est celui d’une neutralité obligatoire et garantie par les Puissances. Un statut qui devient «chiffon de papier» en août 1914.

1914- 1945 : le premier conflit mondial ; l’entre-deux-guerres;la Seconde Guerre mondiale

La Belgique sort avec panache de l’ enfer de la première guerre mondiale et le Traité de Versailles abolit son statut de neutralité.La période d’entre-deux-guerres est marquée par de nombreux soubresauts, tant internes qu’ externes.Malaise économique, malaise linguistique entre le Nord et le Sud du pays, décès tragique du Roi Albert Ier.

Dans le contexte international, la Belgique opte désormais pour une politique d’ indépendance.

La Seconde guerre mondiale éclate. Ce conflit génère des tensions internes, au-delà de la seule problématique guerrière : c’est le début de la «question royale» qui pose le problème du rôle de la monarchie belge tant en politique intérieure qu’extérieure.

A partir de 1945 : multilatéralisme, guerre froide, fédéralisation

Après la victoire des Alliés, la donne politique se transforme et la Belgique entre dans l’ère de l’interdépendance et du multilatéralisme tous azimuts: C.E.E./Union européenne, O.N.U, OTAN, Conseil de l’ Europe, - notamment - deviennent les véritables forums des enjeux politiques, au-delà du bilatéralisme traditionnel.D’autre part, le processus de décolonisation est enclenché : en 1960, la Belgique voit sa colonie congolaise accéder à l’indépendance - un séisme vécu comme tel par les deux Etats étroitement liées depuis le 19ème siècle -.

Les règnes de Baudouin Ier et d’ Albert II ont permis à la Belgique de s’inscrire de manière fiable et durable dans le forum international des Nations.C’est aussi dans ce contexte que, à partir de 1980 notamment, Communautés et Régions prennent désormais place en tant que partenaires institutionnels du gouvernement fédéral en matière de relations internationales.

Nul ne peut ignorer le rôle joué par la Belgique dans les récents débats menés dans le cadre de la lutte contre le racisme, la politique en vue de l’éradication des mines anti-personnelles, l’élargissement de l’Union européenne et la lutte pour la démocratie - en ce compris l’engagement à cette fin de troupes belges sur le terrain -.

1312

BELGIEN: BLICK AUf DIE VERGANGENHEIT

1830-1914: Das unabhängige Belgien baut sein Netz bilateraler diplomatischer Beziehungen auf.

Nachdem 1830 die Unabhängigkeit von den Niederlanden durchgesetzt wurde, nimmt Belgien 1831 unter der Herrschaft des Königs Leopold I offiziell die Staatsform einer parlamentarischen Demokratie an. Der belgische Staat lässt dann eine Verfassung ausarbeiten, die für die damalige Zeit als sehr fortschrittlich galt und später vielen Staaten auf der ganzen Welt als Vorlage diente.Das 19. Jahrhundert war vor allem vom belgischen Wirtschaftswachstum geprägt: Der Motor der industriellen Revolution läuft und der seit Kurzem unabhängige Kleinstaat ist gezwungen, nach neuen Märkten zu suchen, deshalb werden weltweit zahlreiche Konsulate eröffnet. Belgiens Industriepotenzial in zahlreichen Sektoren wie der Eisen- und Stahlindustrie, dem Kohlebergbau, der Glas- und Zuckerproduktion, dem Eisenbahn- und Straßenbahnwesen usw. kurbelt die Exporte an.Es ist auch die Zeit der Kolonialisierung: 1908 wird der bis dahin zum Privatbesitz des Königs Leopold II. gehörende Kongostaat zur belgischen Kolonie.Das internationale Statut Belgiens ist das einer von den Großmächten auferlegten und garantierten Neutralität. Dieses Statut wird mit August 1914 obsolet.

1914- 1945: Erster Weltkrieg, Zwischenkriegszeit, Zweiter Weltkrieg

Belgien überlebt das Gemetzel des Ersten Weltkriegs und durch den Vertrag von Versailles wird der Neutralitätsstatus aufgehoben.Die Zwischenkriegszeit ist von zahlreichen Erschütterungen sowohl im In- als auch im Ausland geprägt:Wirtschaftskrise, Sprachenstreit zwischen dem Norden und dem Süden des Landes und tragischer Tod des Königs Albert I.

Auf internationaler Ebene optiert Belgien von nun an für eine Unabhängigkeitspolitik.Der Zweite Weltkrieg bricht aus. Der Konflikt erzeugt innerstaatliche Spannungen, die über die reine Kriegsproblematik hinausgehen: Es ist der Beginn der „Königsfrage“. Die Rolle der belgischen Monarchie in der Innen- und Außenpolitik wird zur Diskussion gestellt.

Nach 1945: Multilateralismus, Kalter Krieg, föderalisierung

Nach dem Sieg der Alliierten ändert sich die politische Ausgangslage und für Belgien beginnt die Ära der Verflechtung und des umfassenden Multilateralismus: EWG/Europäische Union, UNO, NATO und Europarat werden jenseits des traditionellen Bilateralismus zu den wichtigen Foren für politische Fragen.Außerdem wird der Entkolonialisierungsprozess eingeleitet: 1960 erklärt die belgische Kolonie Kongo ihre Unabhängigkeit – für die zwei seit dem 19. Jahrhundert eng miteinander verbundenen Staaten ein politisches Erdbeben.

Unter der Regentschaft von Baudouin I. bzw. Albert II. konnte sich Belgien in sicherer und dauerhafter Weise in das internationale Staatenforum eingliedern.In diesem Zusammenhang nehmen die Gemeinschaften und Regionen auf dem Gebiet der internationalen Beziehungen ab 1980 ihren Platz als institutionelle Partner der föderalen Regierung ein.

Die Rolle Belgiens bei den kürzlich geführten Diskussionen im Rahmen des Kampfs gegen den Rassismus, der Politik zur Ächtung von Antipersonenminen, der Erweiterung der Europäischen Union und sein Engagement für die Demokratie - einschließlich der Auslandseinsätze der belgischen Truppen - wird international anerkannt.

1514

BUITENLANDSE ZAKEN : GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT

Op 18 november 1830 wordt een “Diplomatiek Comité” ingesteld. Op 25 februari 1831 neemt het “Ministerie van Buitenlandse Zaken” de fakkel over. Tussen 1830-1880 – een periode van vijftig jaar waarin het neutrale jonge België alles in het werk stelt om zich internationaal te positioneren - zijn de bevoegdheden van het ministerie van meet af aan toegespitst op sleutelgebieden die ook nu een belangrijke plaats bekleden: “Politieke Aangelegenheden“, “Buitenlandse Handel“, “Consulaten“ . In die tijd bestaat het Belgische corps diplomatique grotendeels uit aristocraten, officieren en de rijke haute bourgeoisie die in de meeste gevallen op basis van niet meer dan een aanbevelingsbrief worden in dienst genomen. De vele consulaten werken mee aan de economische en commerciële expansie van de recent onafhankelijk verklaarde kleine Staat die op zoek gaat naar de onontbeerlijke nieuwe markten. Van 1880 tot 1914 is België het eerste land van het continent dat een “industriële revolutie” op zijn naam schrijft. Deze ontwikkeling moge blijken uit het organogram van het ministerie: de diensten “Politiek”, “Buitenlandse Handel“, “Kanselarij” worden “directies-generaal”. Het consulaire ambt wordt aanzienlijk hertekend en meer gestructureerd: de Belgische consulaten in het buitenland zijn het uithangbord van de buitengewone economisch-commerciële activiteit waarvan het land in deze periode blijk geeft. Het ministerie beheert overal ter wereld grote investeringen - denk maar aan de succesvolle export van Belgisch spoorwegmaterieel zoals trams en treinen- voert bilaterale handelsonderhandelingen, ondertekent de eerste handelsverdragen. Het aantal gezantschappen neemt toe. 1914-1918 en 1940-1945: naar aanleiding van deze twee wereldconflicten verhuist het ministerie naar het buitenland: in 1914-1918 naar Le Havre, vanaf oktober 1940 is het gevestigd aan Eaton Square in Londen.

Tijdens het interbellum rust de verantwoordelijkheid op de schouders van de ambtenaren van het ministerie: de tenuitvoerlegging van de vredesverdragen, het herstel van de oorlogsschade, de problemen in verband met de Rijn, Locarno enz., stuk voor stuk aangelegenheden met een politiek, een economisch, een monetair, een financieel aspect. In 1934 krijgt het departement de officiële benaming “Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel”. In de loop van de vijf decennia na de Tweede Wereldoorlog, ondergaan het takenpakket, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van het departement grondige wijzigingen. Het organogram evolueert mee met de actualiteit: Europa, het multilateralisme, Ontwik-kelingssamenwerking. Gemeenschappen en Gewesten krijgen een plaats toebedeeld in de internationale betrekkingen van het nu gefederaliseerde België. Het diplomatiek corps wordt democratischer, Vlaamser, vrouwelijker. In 1997 verhuist het hoofdgebouw van de Quatre Brasstraat naar Egmont I. Dit gaat gepaard met een nieuwe reorganisatie. De traditionele diplomatieke betrekkingen ruimen plaats voor multilaterale en thematische sectoren (wapenbeheersing, controle van gevoelige exportproducten, mensenrechten, wetenschappelijke en nucleaire vraagstukken en milieuzaken). In 2000 wordt het startsein gegeven voor de “Copernicus”-hervorming die het organogram van het departement volledig herschikt. Naast de directies-generaal: “Europese Zaken”, “Multilaterale Zaken en Mondialisering”, “Ontwikkelingssamenwerking”, “Bilaterale Vraagstukken“, “Consulaire Aangelegenheden“ en “Juridische Zaken“, maken een aantal “stafdirecties” hun opwachting. Met name de stafdirectie “Informatie- en Communicatietechnologie” is een afspiegeling van de nieuwe prioriteiten en doelstellingen in de lijn van de recente ontwikkelingen Ook de terminologie verandert: “ministerie” wordt “federale overheidsdienst”; aan het hoofd van het departement staat niet langer een “secretaris-generaal” maar een “voorzitter” (voorzitter van het directiecomité).

1716

HISTORIqUE «AffAIRES ETRANGèRES»

Dès le 18 novembre 1830 est institué un «Comité diplomatique» ; un «Ministère des Affaires étrangères» lui succède, le 25 février 1831.

Au cours de la période 1830-1880 - cinquante années au cours desquelles la jeune Belgique neutre s’efforce de défendre et d’affermir sa position internationale -, les compétences du Ministère s’articulent d’emblée autour de domaines-clés qui persisteront à travers le temps : «Affaires politiques», «Commerce extérieur», «Consulats» .

Le corps diplomatique belge, composé alors en majorité d’aristocrates, d’officiers et de grands bourgeois fortunés, est recruté en majorité sur base de simple recommandation.

Les nombreux consulats assurent l’expansion économique et commerciale d’un petit Etat récemment indépendant, soucieux de conquérir d’indispensables nouveaux marchés.

De 1880 à 1914, la Belgique est le premier pays du continent à mener sa « révolution industrielle». L’organigramme du Ministère illustre cette croissance : les services «Politique», «Commerce extérieur», «Chancellerie» deviennent des «Directions générales».

La fonction consulaire se trouve considérablement améliorée et structurée : les Consulats de Belgique à l’étranger sont les véritables étendards de l’extraordinaire dynamisme économico-commercial qui anime le pays au cours de cette période ; le Ministère gère les importants investissements partout dans le monde – le rail belge notamment, tramways et chemins de fer, s’exporte avec succès -, mène les négociations commerciales bilatérales, signe les premiers traités de commerce ; les légations se multiplient.

1914-1918 et 1940-1945 : deux conflits mondiaux au cours desquels le Ministère émigre : au Havre, en 1914-1918 ; à Londres, Eaton Square, à partir d’octobre 1940.Pendant la période d’entre-deux-guerres, les responsabilités s’amoncellent sur les épaules des agents du Ministère : exécution des Traités de paix, Réparations, problèmes rhénans, Locarno … autant de domaines où le politique, l’économique, le monétaire et le financier se mêlent.

En 1934, le Département prend l’appellation officielle de «Ministère des Affaires étrangères et du Commerce extérieur».

Au cours des cinq décennies qui suivent la Seconde Guerre mondiale, d’énormes mutations s’opèrent dans le travail, les compétences et les attributions du Département.L’organigramme évolue en fonction des problématiques nouvelles qui apparaissent : l’Europe, le multilatéralisme tous azimuts, la Coopération.Communautés et Régions prennent place dans le cadre des relations internationales de la Belgique désormais fédéralisée.Le corps diplomatique se démocratise, se flamandise, se féminise.

En 1997, le déménagement de l’immeuble central situé rue des Quatre-Bras, vers le bâtiment Egmont I, va de pair avec une nouvelle restructuration; les traditionnelles relations diplomatiques bilatérales cèdent le pas aux secteurs multilatéraux et thématiques ( Contrôle de l’armement, Contrôle des exportations sensibles, Droits de l’Homme, Affaires scientifiques, nucléaires et environnementales) .

An 2000 : la réforme «Copernic» donne lieu à une refonte complète de l’organigramme du Département où, à côté des Directions générales «Affaires européennes», «Affaires multilatérales et Mondialisation», «Coopération au Développement», «Affaires bilatérales», «Affaires consulaires» et «Affaires juridiques», apparaissent des «Directions d’encadrement» - dont celle «Technologie de l’Information et de la Communication» s’avère être le reflet concret de priorités et préoccupations nouvelles, bien dans «l’air du temps» -.Et le vocabulaire change lui aussi : le «Ministère» prend la dénomination de « Service public fédéral» ; l’homme-clé du Département - depuis toujours «le Secrétaire général» - devient le «Président» (Président du Comité de Direction).

1918

GESCHICHTE DER „AUSWäRTIGEN ANGELEGENHEITEN“

Am 18. November 1830 wird ein „diplomatischer Ausschuss“ eingesetzt, der am 25. Februar 1831 durch ein „Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten“ abgelöst wird.

In der Zeit von 1830 bis 1880 – fünfzig Jahre, in denen das junge neutrale Belgien versucht, seine Stellung in der Welt zu verteidigen und zu festigen – zählen die folgenden über die Jahre unverändert gebliebenen Bereiche auf Anhieb zu den Kernkompetenzen des Ministeriums: „Politische Angelegenheiten“, „Außenhandel“ und „Konsulate“.

Das diplomatische Korps Belgiens, überwiegend aus Adeligen, Offizieren und begüterten Großbürgern zusammengesetzt, wird großteils auf der Grundlage einfacher Empfehlung gebildet.

Die zahlreichen Konsulate dienen dem Aufbau der Wirtschafts- und Handelsbeziehung eines seit Kurzem unabhängigen Kleinstaates, der neue Märkte erschließen muss.

Von 1880 bis 1914 ist Belgien das erste Land Europas, das seine „industrielle Revolution“ durchlebt. Der Organisationsplan des Ministeriums spiegelt diesen Aufschwung wider: Die Dienste „Politik“, „Außenhandel“ und „Kanzlei“ werden zu „Generaldirektionen“.

Der konsularische Dienst wird erheblich verbessert und strukturiert: Die belgischen Konsulate im Ausland sind die Speerspitzen des außergewöhnlichen Wirtschafts- und Handelsaufschwungs, der das Land in dieser Zeit erfasst. Das Ministerium leitet weltweit große Investitionsprojekte (belgische Schienen vor allem für Straßenbahnen und die Eisenbahn sind ein Exportschlager), führt bilaterale Handelsgespräche, unterzeichnet die ersten Handelsverträge und das diplomatische Netz wird weiter ausgebaut.

1914-1918 und 1940-1945: Zwei Weltkriege, während deren das Ministerium ins Exil geht: nach Le Havre von 1914-1918; nach London, Eaton Square, ab Oktober 1940.In der Zwischenkriegszeit wird das Ministerium mit Verantwortungsbereichen überladen: Die Umsetzung der Friedensverträge, die Reparationen, die Rheinfrage, Locarno … lauter Bereiche, wo Politik, Wirtschaft sowie Währungs- und Finanzfragen zusammenkommen.

1934 nimmt das Ressort die offizielle Bezeichnung „Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten und des Außenhandels“ an.

Die fünf Jahrzehnte nach dem Zweiten Weltkrieg sind mit enormen Veränderungen bezüglich der Arbeitsweise, den Kompetenzen und Zuständigkeitsbereichen des Ressorts verbunden.Der Organisationsplan passt sich mit dem Auftauchen neuer Problemstellungen an: Europa, umfassender Multilateralismus, Zusammenarbeit.Die Gemeinschaften und Regionen positionieren sich im Rahmen der internationalen Beziehungen des von jetzt an föderalen Belgiens.Das diplomatische Korps wird demokratischer und erhöht den Flamen- und Frauenanteil.

1997 wird gleichzeitig mit dem Umzug des Hauptgebäudes in der rue des Quatre-Bras eine Restrukturierung durchgeführt. Die traditionell bilateral gehaltenen diplomatischen Beziehungen machen den multilateralen und themenorientierten Bereichen Platz (Rüstungskontrolle, Kontrolle der Ausfuhr kritischer Güter, Menschenrechte sowie wissenschaftliche, Nuklear- und Umweltangelegenheiten).

2000: Mit der Copernikus-Reform wird der Organisationsplan des Ministeriums vollständig neu strukturiert. Neben den Generaldirektionen „Europäische Angelegenheiten“, „Multilaterale Angelegenheiten und Globalisierung“, „Entwicklungszusammenarbeit“, „Bilaterale Angelegenheiten“, „Konsularische Angelegenheiten“ und „Rechtliche Angelegenheiten“ gibt es jetzt „Stabsdirektionen“ darunter diejenige für „Informations- und Kommunikationstechnologien“, die dem Zeitgeist entsprechend die neuen Prioritäten und Arbeitsfelder widerspiegelt.Die Amtsbezeichnungen ändern sich ebenfalls: Aus „Ministerium“ wird jetzt „Föderaler Öffentlicher Dienst“, die Schlüsselfigur des Ressorts - seit jeher der „Generalsekretär“ wird zum „Vorsitzenden“ (Vorsitzender des Direktionsausschusses).

2120

Het “Diplomatiek Comité”

Het Voorlopig Bewind van België wordt opgericht op 26 september 1830 en blijft in functie tot de aanstelling van de Regent in februari 1831.De leden zijn “administrateurs-generaal”, die als “centraal comité” bijeenkomen en die op hun beurt elk voorzitter zijn van een “gespecialiseerd Comité”.

In december 1830, zijn er zes Comités werkzaam: justitie, buitenlandse zaken, binnenlandse zaken, openbare veiligheid, financiën, oorlogzaken.

Het “Diplomatiek Comité” (buitenlandse zaken) dateert van 18 november 1830 en wordt voorgezeten door een lid van het Voorlopig Bewind, S.Van de Weyer. De andere vier leden, die in het nationaal congres zetelen zijn: graaf de Celles, graaf d’Arschot ; de heer Destriv(e)aux en de heer Nothomb.

Onder het regentschap van Baron Surlet de Chokier, die op 25 februari 1831 tot regent wordt gekozen, worden de “ministeries” opgericht.

sylvain van de Weyer : advocaat, geboren in Leuven op 19 januari 1802, lid van het Voorlopig Bewind. Wordt op 18 november 1830 aangesteld als voorzitter van het diplomatiek comité. Gaat op 1 januari 1831 als onderhandelaar naar de Conferentie van Londen. Is de eerste “minister” van Buitenlandse Zaken, van 26 februari 1831 tot 27 maart 1831. Wordt in juli 1831 aangesteld als speciaal gezant en gevolmachtigd minister bij de Britse koning.

Jean- baptiste nothomb : wordt op 1 maart 1831 officieel aangesteld als secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij ijvert voor een oplossing van het probleem van de koningskeuze. Nadat hij in januari 1837 uit zijn functie is ontheven, krijgt hij de nieuwe portefeuille van openbare werken. Op 5 april 1840 wordt hij benoemd tot speciaal gezant en gevolmachtigd minister bij de Germaanse Confederatie.

23

Le «Comité Diplomatique»

Le Gouvernement Provisoire de la Belgique est constitué le 26 septembre 1830 et reste en place jusqu’à la nomination du Régent, en février 1831.Il est composé de membres administrateurs généraux», siégeant en «Comité central» et présidant chacun un «Comité spécialisé».

En décembre 1830, on compte six Comités : Justice, Affaires étrangères, Intérieur, Sûreté publique, Finances, Guerre.

Le «Comité diplomatique» (Affaires étrangères), créé le 18 novembre 1830, est présidé par S.Van de Weyer, membre du Gouvernement Provisoire, et se compose de quatre membres, tous issus du Congrès national : les Comtes de Celles, d’Arschot ; MM.Destriv(e)aux et Nothomb.

Les «ministères» apparaîtront ensuite, notamment dans le cadre de la Régence du Baron Surlet de Chokier , élu Régent le 25 février 1831.

sylvain van de Weyer : avocat, né à Leuven le 19 janvier 1802, membre du Gouvernement Provisoire . Désigné comme Président du Comité diplomatique, le 18 novembre 1830. Envoyé à la Conférence de Londres, en qualité de négociateur, le 1er janvier 1831. Premier «ministre» des Affaires étrangères, du 26 février 1831 au 27 mars 1831. Nommé en juillet 1831 Envoyé extraordinaire et Ministre plénipotentiaire près Sa Majesté britannique.

Jean- baptiste nothomb : nommé officiellement Secrétaire général du Ministère des Affaires étrangères, le 1er mars 1831.Il œuvre notamment à la résolution de la question dynastique – le choix du souverain -. Déchargé de ses fonctions en janvier 1837, il prend en charge le nouveau portefeuille des Travaux publics. Le 5 avril 1840, il est nommé Envoyé extraordinaire et Ministre plénipotentiaire près la Confédération Germanique.

Der „diplomatische Ausschuss“

Die Provisorische Regierung Belgiens konstituiert sich am 26. September 1830 und bleibt bis zur Einsetzung des Regenten im Februar 1831 im Amt.Sie besteht aus den „Generalverwaltern“, die im „Zentralausschuss“ sitzen und jeweils einen „Fachausschuss“ leiten.

Im Dezember 1830 gibt es sechs Ausschüsse: Justiz, Auswärtige Angelegenheiten, Inneres, Öffentliche Sicherheit, Finanzen und Krieg.

Der „diplomatische Ausschuss“ (Auswärtige Angelegenheiten) wurde am 18. November 1830 unter dem Vorsitz des Abgeordneten der Provisorischen Regierung, S. Van de Weyer, eingerichtet und setzte sich aus vier Mitgliedern zusammen, die allesamt im Nationalkongress vertreten waren: Graf von Celles, Graf von Arschot, Hr. Destriv(e)aux und Hr. Nothomb.

Die „Ministerien“ wurden unter der Regentschaft des Barons Surlet de Chokier eingerichtet, der am 25. Februar 1831 als Regent vereidigt wurde.

sylvain van de Weyer: Rechtsanwalt, geboren am 19. Januar 1802 in Leuven, Mitglied der Provisorischen Regierung. Am 18. November 1830 zum Vorsitzenden des „diplomatischen Ausschusses“ berufen. Am 1. Januar 1831 als Unterhändler zur Londoner Konferenz entsandt. Erster „Minister“ der Auswärtigen Angelegenheiten, vom 26. Februar 1831 bis zum 27. März 1831. Im Juli 1831 zum Sondergesandten und bevollmächtigten Minister am Hof des englischen Königs ernannt.

Jean-baptiste nothomb: am 1. März 1831 offiziell zum Generalsekretär des Ministeriums der Auswärtigen Angelegenheit ernannt. Er bemüht sich insbesondere um eine Lösung der Königsfrage - die Wahl des Herrscherhauses. Im Januar 1837 wird er aus seinem Amt enthoben und übernimmt das neue Portefeuille Öffentliche Arbeiten. Am 5. April 1840 wird er zum Sondergesandten und bevollmächtigten Minister beim Deutschen Bund ernannt.

2524

Vredesverdrag tussen België en de vijf grote mogendheden, over de vorming en de erkenning van België, ondertekend in London op 15 november 1831.

Op 25 augustus 1830, breekt de revolutie uit in Brussel.Er komt een Voorlopig Bewind, dat op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid van België uitroept.De Franse en de Britse regering beleggen in Londen een conferentie met de vijf mogendheden. Op 4 november 1830, komen de gevolmachtigden bijeen: Talleyrand (Frankrijk), Palmerston (Engeland), Bülow (Pruisen), Wessenberg en Esterhazy (Oostenrijk), Lieven en Matuszewic (Rusland).Het verdrag is definitief en onherroepelijk. De uitvoering wordt onder de waarborg van de mogendheden geplaatst.België heeft nu de internationale neutraliteitsstatus verworven en wordt aldus een belangrijke pion op het Europese politieke schaakbord.

27

Unterzeichnung des friedensvertrags zwischen Belgien und den fünf Großmachten bezüglich der Bildung und Anerkennung des belgischen Staates am 15. November 1831 in London.

Am 25. August 1830 bricht in Brüssel die Revolution aus.Eine provisorische Regierung konstituiert sich. Sie verkündet am 4. Oktober 1830 die belgische Unabhängigkeit.Die französische und die britische Regierung berufen in London eine Konferenz der fünf Großmächte ein. Am 4. November 1830 kommt es zum Treffen der Bevollmächtigten: Talleyrand (Frankreich), Palmerston (England), Bülow (Preußen), Wessenberg und Esterhazy (Österreich), Lieven und Matuszewic (Russland).Der Vertrag wird als endgültig und unwiderruflich erklärt und dessen Umsetzung von den Großmächten garantiert.Mit einem internationalen neutralitätsstatut ausgestattet wird Belgien zu einem wichtigen Player im europäischen Kräftespiel.

Traité de paix entre la Belgique et les cinq grandes Puissances, concernant la formation et la reconnaissance de la Belgique, signé à Londres, le 15 novembre 1831.

Le 25 août 1830, la révolution éclate à Bruxelles.Un gouvernement provisoire s’installe. Il proclame l’indépendance de la Belgique, le 4 octobre 1830.Les gouvernements français et britannique convoquent une conférence des cinq Puissances à Londres. Le 4 novembre 1830, les plénipotentiaires sont réunis : Talleyrand (France), Palmerston (Angleterre), Bülow (Prusse), Wessenberg et Esterhazy (Autriche), Lieven et Matuszewic (Russie).Le traité est déclaré final et irrévocable et est placé sous la garantie des Puissances pour son exécution.Avec un statut international de neutralité, la Belgique devient un pion important sur l’échiquier politique européen.

2928

“Politieke Correspondentie”

900 boekdelen, ingebonden met massief leer of in «half leer», met het wapen van het Koninkrijk en met goudbeslag. Deze boekdelen bevatten de manuscripten van de algemene politieke correspondentie met de gezantschappen en de consulaten, vanaf 1830.

Elk boekdeel begint met een chronologische tabel met de datum, de naam van de afzender, de naam van de bestemmeling en een korte inhoud van de dépêche of het verslag.

Deze indrukwekkende verzameling kwam tot stand tussen 1875 en 1914.

Ze is met name het werk van emile banning (1836-1898), directeur-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; hij was een geboren organisator en de eerste directeur van het archief van het departement, na deze functie werd hij adviseur van Koning Leopold II.

E.Banning formuleerde ook als eerste een theoretische visie op het buitenlands beleid van België: neutraliteit is voor kleine staten de meest aangewezen beleidslijn, zeker wanneer de buurlanden grote mogendheden zijn …

31

«Correspondance politique»

900 volumes reliés «plein» ou «dos/coin» cuir, frappés aux armes du Royaume, à la feuille d’or : ils renferment les manuscrits de la correspondance politique générale avec les légations et consulats, à partir de 1830.

En tête de chaque volume : une table chronologique comportant la date, les noms de l’expéditeur et du destinataire, ainsi qu’un résumé du contenu de la dépêche ou du rapport.

Cet énorme travail de compilation a été réalisé de 1875 à 1914.

Il est notamment l’œuvre d’emile banning (1836-1898), directeur général au Ministère des Affaires étrangères – véritable organisateur et premier directeur des archives du Département -, ensuite conseiller du Roi Léopold II.

E.Banning est aussi un premier théoricien de la politique étrangère de la Belgique : la neutralité est la politique la plus indiquée pour les petits Etats, d’autant lorsqu’ils sont entourés de puissants voisins …

”Politische Korrespondenz”

900 Bände in Ganzleder bzw. Buchrücken/Ecken in Leder, geprägt mit dem Staatswappen, Goldschnitt: Es enthält die Manuskripte der allgemeinen politischen Korrespondenz mit den Gesandtschaften und Konsulaten ab 1830.

Jeder Band beginnt mit einer Zeittafel, die das Datum, die Namen der Absender und Empfänger sowie eine Zusammenfassung des Inhalts der Depesche bzw. des Berichts enthält.

Diese aufwendige Kompilationsarbeit wurde zwischen 1875 und 1914 erledigt.

Dies ist vor allem emile banning (1836-1898) und seinem Organisationstalent zu verdanken. Er war Generaldirektor im Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten, erster Archivdirektor des Ministeriums und wurde anschließend zum Berater des Königs Leopold II.

E. Banning ist auch einer der ersten Vordenker der belgischen Außenpolitik: Die Neutralitätspolitik stellt für kleine Staaten die beste Option dar, umso mehr wenn sie von mächtigen Nachbarn umringt sind …

3332

Van 2 tot 4 augustus 1914

Op 2 augustus 1914 stelt Duitsland een ultimatum.

De tekst die de ambassadeur van Duitsland in Brussel aan de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken, J.Davignon, overhandigt, verzekert de territoriale integriteit van België, op voorwaarde dat het land vrije doorgang verleent aan de Duitse troepen die hulp komen bieden om een geplande Franse invasie af te slaan.

De Minister van Justitie, graaf Carton de Wiart schrijft, in een haastig handschrift, een eerste ontwerp van antwoord van de Belgische regering.

Op 3 augustus 1914 om 7 uur ‘s morgens is de brief klaar.

Op 4 augustus 1914 ontvangt J. Davignon een oorlogsverklaring op papier met het briefhoofd van het Duitse gezantschap in Brussel: ze telt tien regels …

Julien davignon ( 1854 – 1916) : Belgisch Minister van Buitenlandse Zaken van 1907 tot 1916. Hij stond voor een grote uitdaging: de annexatie van Congo door de Belgische staat en het antwoord op het Duitse ultimatum van augustus 1914. Hij verblijft met de Belgische regering enkele maanden in Sainte-Adresse (Le Havre) en gaat dan vanaf 1916 tot zijn dood in Nice wonen.

35

Du 2 au 4 août 1914

L’ultimatum allemand date du 2 août 1914.

Ce texte, remis par l’ambassadeur d’Allemagne à Bruxelles à J.Davignon, Ministre belge des Affaires étrangères, promet l’intégrité à la Belgique , pour autant que celle-ci laisse librement passer les troupes allemandes, venues l’aider à repousser une invasion française en préparation. .C’est le Ministre de la Justice, le Comte Carton de Wiart, qui – d’une écriture hâtive – rédige le premier projet de rédaction de la réponse du gouvernement belge à cet ultimatum.

Cette réponse est finalisée le 3 août 1914, à 7 heures du matin.

La déclaration de guerre est adressée le 4 août 1914 à J.Davignon, sur papier à en-tête de la légation allemande à Bruxelles : dix lignes …

Julien davignon ( 1854 – 1916) : Ministre belge des Affaires étrangères, de 1907 à 1916. Il dut maîtriser le grand problème de cette époque : la reprise du Congo par la Belgique et assumer la réponse à l’ultimatum allemand du mois d’août 1914. En 1916, après être resté quelque mois à Sainte-Adresse ( Le Havre) avec le gouvernement belge, il se retire à Nice où il décède.

Von 2. bis 4. August 1914

Deutschland stellt Belgien am 2. August 1914 ein Ultimatum.

Dieser vom deutschen Botschafter in Brüssel an J. Davignon, den belgischen Minister der Auswärtigen Angelegenheiten, übergebene Text verspricht Belgien im Gegenzug für den freien Durchzug der deutschen Truppen zur Abwehr eines französischen Vormarsches die Wahrung der staatlichen Integrität.

Es ist der Justizminister, Graf Carton de Wiart, der eilig den ersten Entwurf für die Antwort der belgischen Regierung auf dieses Ultimatum verfasst.

Am 3. August 1914 um 7 Uhr morgens liegt die endgültige Version der Antwort vor.

Die Kriegserklärung wird am 4. August 1914 auf Briefpapier der deutschen Gesandtschaft in Brüssel an J. Davignon adressiert: zehn Zeilen …

Julien davignon (1854-1916): von 1907 bis 1916 belgischer Minister der Auswärtigen Angelegenheiten. Er musste das große Problem dieser Zeit bewältigen: Die Übernahme Kongos durch den belgischen Staat und die Antwort auf das deutsche Ultimatum vom August 1914. 1916 nach dem mehrmonatigen Exil der belgischen Regierung in Sainte-Adresse (Le Havre) zieht er sich nach Nizza zurück, wo er bis zu seinem Ableben bleibt.

3736

Belgische Diplomatieke documenten 1920-1940.Publicatie van ch. de visscher en f. van langenhove, La Politique de sécurité extérieure, brussel, Paleis der academieën, 5 vol., 1964 - 1966

Het interbellum is een scharnierpunt in het Belgische buitenlandbeleid: in de periode 1914-1918 komt een eind aan de gedwongen en gegarandeerde neutraliteit.

«Op het eind van de oorlog en in de periode na de vredessluiting, staan in het Belgische buitenlandbeleid de zorg om de veiligheid en bijgevolg ook die om de onafhankelijkheid centraal».

Paul Hymans : is tussen 1918 en 1935 vier maal Minister van Buitenlandse Zaken. P.Hymans neemt deel aan de Vredesconferentie, met name voor de herziening van de verdragen van 1839 met Nederland. Hij is de pleitbezorger van een niet meer aan neutraliteit gebonden diplomatie (Frans-Belgisch akkoord van 1920, de verdragen van Locarno, het vriendschapsverdrag met Nederland …). Hij werkt ook mee aan het statuut van de Volkenbond en is voorzitter van de eerste assemblée.

fernand van langenhove : is voor het departement van buitenlandse zaken een symbolische figuur. Hij is secretaris-generaal van 1929 tot 1946.Zijn naam blijft voor altijd verbonden met de door hem bepleite onafhankelijkheidspolitiek. Het kantelmoment is maart 1936 wanneer de Minister van Buitenlandse Zaken P. van Zeeland voor het Parlement de volgende woorden spreekt: «…Notre politique étrangère est restée depuis la guerre dominée par quelques principes simples et nets, tels que : l’indépendance, le réalisme, la fidélité à nos engagements et à nos amitiés, l’équilibre dans toutes les directions. Ce gouvernement … a pris soin d’éviter – pour reprendre une expression imagée mais juste – que notre attitude internationale donnât l’impression d’une tour penchée. C’est une tour droite, elle l’a toujours été, et elle le restera» (Parlementaire handelingen, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat, zitting van 11.3.1936). Een andere mijlpaal in zijn carrière als secretaris-generaal is het jaar 1940. Er is de evacuatie van het departement, de saga van de samenstelling van de Belgische regering in ballingschap in Londen … In deze woelige maanden die het functioneren van de administratie zwaar op de proef stellen, heeft F. Van Langenhove twijfels over de invulling « de jure » of « de facto », van zijn functie. Hij zal echter nooit zijn verantwoordelijkheden verzaken, niet in België en niet in het buitenland.

Charles De Visscher : Professor internationaal recht aan de Université catholique de Louvain).

39

Documents diplomatiques belges, 1920-1940.Publiés par ch.de visscher et f.van langenhove, La Politique de sécurité extérieure, bruxelles, Palais des académies, 5 vol., 1964 – 1966

La période d’entre-deux-guerres marque un tournant en matière de politique étrangère belge : le régime de neutralité obligatoire et garantie a volé en éclats en 1914 – 1918.

«La préoccupation qui domine toute la politique extérieure de la Belgique à la fin de la guerre et dans les temps qui suivirent la paix, fut la préoccupation de la sécurité, nécessairement unie à celle d’indépendance.»

Paul Hymans : Ministre belge des Affaires étrangères à quatre reprises, entre 1918 et 1935. P.Hymans participe à la Conférence de la Paix, notamment en ce qui concerne la révision des traités de 1839 avec les Pays-Bas. Il est le chantre d’une diplomatie belge affranchie de sa neutralité ( accord militaire franco-belge de 1920, accords de Locarno, traité d’amitié avec les Pays-Bas …). Il participe à l’élaboration du statut de la Société des Nations dont il est le Président de la première assemblée.

fernand van langenhove : figure emblématique du Département, il occupe les fonctions de Secrétaire général du Ministère des Affaires étrangères de 1929 à 1946.A ce titre, il laisse son nom lié à cette «politique d’indépendance» dont il est la cheville ouvrière et dont l’année 1936 marque le tournant crucial : en mars de cette année, P. van Zeeland, Ministre des Affaires étrangères, déclare devant le Parlement : «…Notre politique étrangère est restée depuis la guerre dominée par quelques principes simples et nets, tels que : l’indépendance, le réalisme, la fidélité à nos engagements et à nos amitiés, l’équilibre dans toutes les directions. Ce gouvernement … a pris soin d’éviter – pour reprendre une expression imagée mais juste – que notre attitude internationale donnât l’impression d’une tour penchée. C’est une tour droite, elle l’a toujours été, et elle le restera» (Annales parlementaires, Chambre des Représentants et Sénat , séances du 11.3.1936).Autre épisode marquant de sa carrière en tant que Secrétaire général du Ministère des Affaires étrangères : l’année 1940. Evacuation du Département, saga du processus de constitution du gouvernement belge en exil à Londres … Durant ces mois de troubles qui affectent profondément le fonctionnement de l’administration du Ministère, F.Van Langenhove oscille - en ce qui concerne sa fonction – entre le «de jure» et le «de facto», sans jamais abdiquer de ses responsabilités, tant en Belgique qu’à l’étranger.

Charles De Visscher : Professeur de droit international à l’Université catholique de Louvain

Belgische diplomatische Dokumente, 1920-1940.herausgegeben von ch. de visscher und f. van langenhove, La Politique de sécurité extérieure, brüssel, Palais des académies, 5 bd., 1964-1966.

In der Zwischenkriegszeit findet eine Neuorientierung der belgischen Außenpolitik statt: Das System der von den Großmächten auferlegten und garantierten Neutralität hat den Ersten Weltkrieg nicht überlebt.

„Die gesamte belgische Außenpolitik zu Kriegsende und nach dem Friedensschluss war von der Frage der sicherheit, und der unweigerlich damit verbundenen der Frage der unabhängigkeit geprägt.“

Paul Hymans: zwischen 1918 und 1935 viermaliger belgischer Minister der Auswärtigen Angelegenheiten. P. Hymans nimmt an der Friedenskonferenz teil, um vor allem eine Änderung der Verträge von 1839 mit den Niederlanden zu erreichen. Er ist der Verfechter einer belgischen Diplomatie ohne die Fesseln der Neutralität (französisch-belgischer Militärpakt von 1920, Locarnoverträge, Freundschaftsvertrag mit den Niederlanden usw.). Er nimmt an der Ausarbeitung der Satzung des Völkerbundes teil, bei dessen ersten Bundesversammlung er den Vorsitz innehat.

fernand van langenhove : herausragende Persönlichkeit des Ministeriums, er hat von 1929 bis 1946 das Amt des Generalsekretärs im Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten inne.In dieser Funktion setzt er sich maßgeblich für diese „Unabhängigkeitspolitik“, die 1936 an einem Wendepunkt angelangt ist: Im März dieses Jahres erklärt P. van Zeeland, Minister der Auswärtigen Angelegenheiten vor dem Parlament: „… Unsere Außenpolitik ist seit dem Krieg von einigen einfachen und klaren Prinzipien wie Unabhängigkeit, Realitätssinn, Einhaltung von Verpflichtungen und Freundschaften sowie einem außenpolitischen Gleichgewicht geprägt. Diese Regierung … hat sich bemüht zu vermeiden, dass unsere internationale Haltung, bildhaft aber treffend ausgedrückt, den Eindruck eines schiefen Turms erweckt. Es ist ein gerader Turm und er ist es immer gewesen und wird es auch bleiben“ (parlamentarische Sitzungsprotokolle, Abgeordnetenkammer und Senat, Sitzung vom 11. 3. 1936).Ein weiteres einschneidendes Ereignis seiner Karriere als Generalsekretär des Ministeriums der Auswärtigen Angelegenheiten: das Jahr 1940. Verlegung des Ministeriums, die legendäre Bildung der belgischen Exilregierung in London … Während dieser Monate des Durcheinanders, das die Verwaltung des Ministeriums natürlich tiefgreifend beeinträchtigt, schwankt F. Van Langenhove – was seine Funktion betrifft – zwischen dem „de jure“ und dem „de facto“, ohne jemals seine Verantwortung weder in Belgien noch im Ausland abzugeben.

Charles De Visscher: Professor für Völkerrecht an der Katholischen Universität Leuven

4140

“Nederlandsche terminologie - 1934”

Het dienstorder van 10 december 1934 geeft de officiële benaming van het ministerie waarin voortaan naast “Buitenlandse Zaken” ook “Buitenlandse Handel” voorkomt. Dit geeft het toenemend belang aan van de politiek-commerciële betrekkingen met de buitenlandse partners. Bovendien is het dienstorder in het Nederlands vertaald, zoals bepaald in de wet van 1932 inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken.

We schrijven de jaren 1930 : de vernederlandsing van de Gentse universiteit is een verdere stap in het opheffen van de onevenwichtige taalsituatie die sinds de negentiende eeuw en met name vanaf de Eerste Wereldoorlog, een smet vormt op de sociaal-economische verhoudingen in de Belgische samenleving.

Het is evenwel nog wachten tot 1937 op de eerste Nederlandstalige examens voor de buitencarrière : tot dan legden de Nederlandstalige kandidaten de proeven af in het Frans.

Democratisering, vernederlandsing en vervrouwelijking zijn voortaan de drie graadmeters waaraan in de twintigste eeuw de sociologische evolutie van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van België valt af te lezen.

43

«Terminologie flamande - 1934»

L’ordre de service en date du 10 décembre 1934 stipule la dénomination officielle du Ministère : «Commerce extérieur» ensemble avec «Affaires étrangères» - la confirmation de l’ampleur grandissante prise désormais par les relations politico-commerciales avec les partenaires étrangers -, ainsi que la traduction de celle-ci en langue néerlandaise- et ce, notamment, en exécution de la loi de 1932 sur l’emploi des langues en matière administrative -.

Nous sommes dans le contexte des années 1930 : la flamandisation de l’université de Gand, notamment, inaugure une nouvelle ère en matière de réduction des déséquilibres linguistiques qui, depuis le dix-neuvième siècle - et surtout au sortir du premier conflit mondial – minent les rapports socio-économiques au sein de la société belge.

Il faut cependant attendre 1937 pour voir, pour la première fois, des examens d’entrée dans la carrière extérieure être organisés en néerlandais : jusqu’alors, en effet, les examens pour candidats néerlandophones se déroulaient en français.

Démocratisation, flamandisation et féminisation constituent désormais les trois paramètres principaux de l’évolution sociologique du monde diplomatique et consulaire belge au cours du vingtième siècle.

„flämische Terminologie - 1934“

Die Dienstanweisung vom 10. Dezember 1934 legt die offizielle Bezeichnung des Ministeriums fest: „Außenhandel“ wird mit „Auswärtige Angelegenheiten“ zusammengelegt, womit die steigende Bedeutung, die von jetzt an den politischen und Handelsbeziehungen mit ausländischen Partnern zukommt, bekräftigt wird. Außerdem liegt in Anwendung des Gesetzes über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten die Übersetzung dieser Anweisung ins Niederländische vor.

Wir sind in den 30er Jahren angekommen: Insbesondere die „Flamisierung“ der Universität Gent leitet eine neue Ära beim Abbau der sprachlichen Ungleichheiten ein, die seit dem 18. Jahrhundert – und vor allem am Ende des Ersten Weltkriegs – die wirtschaftlichen und sozialen Beziehungen innerhalb der belgischen Gesellschaft untergraben haben.

Man muss jedoch bis 1937 warten, um zum ersten Mal einer Aufnahmeprüfung für eine Karriere im Außendienst in Niederländisch beiwohnen zu können: Bis dahin wurden die Prüfungen für niederländischsprachige Kandidaten in Französisch abgehalten.

Demokratisierung sowie Erhöhung des Flamen- und Frauenanteils sind von da an die drei Hauptparameter der soziologischen Entwicklung der belgischen Diplomatie und Konsulate im Laufe des 20. Jahrhunderts.

4544

Barcelona, Hotel Majestic, 1940.

Mei tot oktober 1940 : Koning Leopold III, de Belgische regering: een politiek-institutioneel kluwen en de kiem van de “koningskwestie”.

H. Pierlot, Eerste Minister, en P.H.Spaak, Minister van Buitenlandse Zaken, besluiten naar Londen te gaan om er de Belgische regering in ballingschap te vormen.

Onderweg vallen beide ministers in een hinderlaag van de franquisten. Ze worden onder kamerarrest geplaatst in het hotel Majestic in Barcelona.

Wat volgt is een onwaarschijnlijk ontsnappingsverhaal, dat eindigt in Londen met de vorming van een Belgische regering op 22 oktober 1940.

In mei 1998 wordt aan de ingang van het hotel Majestic een tweetalige herdenkingsplaat Catalaans-Engels onthuld, in aanwezigheid van de nakomelingen van zij die met deze “petite histoire” geschiedenis schreven.

47

Barcelone, Hôtel Majestic, 1940.

Mai à octobre 1940 : le Roi Léopold III, le gouvernement belge : l’imbroglio politico-institutionnel et les débuts de la «question royale».

H.Pierlot, Premier Ministre, et P.H.Spaak, Ministre des Affaires étrangères, se décident à gagner Londres où sera constitué le gouvernement belge en exil.

En route, les deux ministres tombent dans les filets franquistes. Ils se retrouvent en résidence surveillée à Barcelone : l’hôtel Majestic.

Les deux clients s’en enfuient de manière rocambolesque.

A Londres, le 22 octobre 1940, un gouvernement belge est reconstitué.

En mai 1998, une plaque commémorative bilingue, catalan-anglais, en bronze, a été inaugurée dans le porche d’entrée de l’hôtel Majestic, en présence des descendants des acteurs et témoins de cet épisode où la «petite histoire» rejoint la «grande».

Barcelona, Hotel Majestic, 1940.

Mai bis Oktober 1940: König Leopold III., die belgische Regierung: Das politisch-institutionelle Schlamassel und die Anfänge der „Königsfrage“.

H. Pierlot, Premierminister, und P.H. Spaak, Minister der Auswärtigen Angelegenheiten, treffen die Entscheidung, zur Bildung einer belgischen Exilregierung nach London aufzubrechen.

Unterwegs fallen die zwei Minister in die Hände der Franco-Anhänger. Sie landen in Barcelona und werden im Hotel Majestic unter Hausarrest gestellt.

Den zwei Hotelgästen gelingt unter unglaublichen Umständen die Flucht.

Am 22. Oktober 1940 wird in London eine belgische Exilregierung konstituiert.

Im Mai 1998 wurde in Anwesenheit der Nachkommen der Akteure und Zeugen dieses Ereignisses, ein Aufeinandertreffen der „kleinen“ und „großen Geschichte“, am Eingang des Hotels Majestic eine bronzene Gedenktafel in Katalanisch und Englisch eingeweiht.

4948

De Verdragen van Rome – P.H.Spaak

Met de Verdragen van Rome die op 25 maart 1957 werden getekend, wordt de opriching van de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) bekrachtigd.

De Conferentie van Messina die in 1955 in Sicilië werd gehouden, luidt het begin in van de onderhandelingen over deze verdragen. Rond de tafel zitten de Benelux, Frankrijk, Italië en de Bondsrepubliek Duitsland.

P.H.Spaak wordt door de conferentie aangesteld als coördinator om de aanloop naar de voltooiing van deze etappe die de sluitsteen is van de Europese opbouw te begeleiden.

P.H.Spaak verleent ook zijn naam aan het “Intergouvernementeel Comité dat bij de Conferentie van Messina” wordt ingesteld- en waarop hij de stempel van zijn onstuitbare politieke wil drukt – en aan het rapport dat het comité in maart 1956 publiceert.

Paul-henri spaak : geboren in Schaarbeek op 25 januari 1899 ; overleden in Brussel op 31 juli 1972; doctor in de Rechten van de ULB, politicus en advocaat.P.H.Spaak is een sleutelfiguur in de Belgische buitenlandpolitiek, los van politieke, ideologische en/of taalkundige tegenstellingen. Hij is tussen 1936 en 1966 vier maal Minister van Buitenlandse Zaken, (13 juni 1936 - 21 januari 1939; 3 september 1939 - 27 juni 1949 ; 22 april 1954 - 11 mei 1957 ; 25 april 1961 - 11 februari 1966 ) en staat meer dan twintig jaar ten dienste van de Belgische diplomatie.In 1945 wordt hij voorzitter van de 1e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Van 1949 tot 1951 is hij voorzitter van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa en Secretaris-generaal van de NAVO van 1957 tot 1961.Als Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken verbindt P.H.Spaak zijn naam aan de onafhankelijkheidspolitiek van België in de jaren 1930, de binnenlandse en de buitenlandse politiek tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Europese opbouw in de jaren 1950 en de rol van België tijdens de moeilijke dekolonisatieperiode.

51

Les Traités de Rome - P.H. Spaak

Les traités de Rome signés le 25 mars 1957, mettent en place deux communautés : la Communauté économique européenne (C.E.E.) et la Communauté européenne de l’énergie atomique (Euratom).

En 1955, la Conférence de Messine, en Sicile, ouvre la voie aux négociations de ces traités. Elle réunit les partenaires Benelux, France, Italie, République fédérale allemande..

C’est à P.H.Spaak que cette conférence confie la mission de coordonner et d’animer le processus en vue de l’aboutissement de cette étape – clé de la construction européenne.

P.H.Spaak donne son nom au «Comité intergouvernemental créé par la Conférence de Messine» - qu’il marque de son inébranlable volonté politique – et au rapport de celui-ci, daté de mars 1956.

Paul-Henri Spaak : né à Schaerbeek, le 25 janvier 1899 ; décédé à Bruxelles, le 31 juillet 1972 ; docteur en droit de l’Université de Bruxelles, homme politique et avocat.P.H.Spaak est une figure incontournable de la politique étrangère belge, au-delà des clivages politiques, idéologiques et/ou linguistiques.Il a été à quatre reprises Ministre des Affaires étrangères, entre 1936 et 1966 (13 juin 1936 - 21 janvier 1939; 3 septembre 1939 - 27 juin 1949; 22 avril 1954 - 11 mai 1957; 25 avril 1961 - 11 février 1966) : plus de vingt années de son existence passées au service de la diplomatie belge .Nommé Président de la 1ère Assemblée générale des Nations Unies en 1945 - Président de l’Assemblée consultative du Conseil de l’Europe, 1949-1951 - Secrétaire général de l’OTAN de 1957 à 1961.Et comme Premier ministre et en tant que ministre des Affaires étrangères, P.H.Spaak a notamment marqué de son nom la politique d’indépendance de la Belgique au cours des années 1930, la politique intérieure et extérieure belge pendant la seconde guerre mondiale, le processus de la construction européenne dans les années 1950 et le rôle de la Belgique au moment de la difficile période de la décolonisation .

Die Verträge von Rom - P.H. Spaak

Die Verträge von Rom werden am 25. März 1957 unterzeichnet und bilden die Grundlage für zwei Gemeinschaften: die Europäische Wirtschaftsgemeinschaft (EWG) und die Europäische Atomgemeinschaft (Euratom).

Die Konferenz von Messina in Sizilien im Jahr 1955 öffnet den Weg für die Ausverhandlung dieser Verträge. Dabei treffen sich die Beneluxstaaten, Frankreich, Italien und die Bundesrepublik Deutschland.

Auf dieser Konferenz wird P.H. Spaak mit der Aufgabe betraut, den Prozess zum Abschluss dieser Schlüsseletappe der europäischen Integration zu koordinieren und zu leiten.

P.H. Spaak ist Namensgeber für den „Regierungsausschuss eingesetzt von der Konferenz von Messina“, den er durch seinen unerschütterlichen politischen Willen prägt, und den dazugehörigen Bericht vom März 1956.

Paul-Henri Spaak: geboren am 25. Januar 1899 in Schaerbeek; gestorben am 31. Juli 1972 in Brüssel; Doktor der Rechte an der Universität Brüssel, Politiker und Rechtsanwalt.P.H.Spaak zählt über politische, ideologische und/oder sprachliche Grenzen hinweg zu den großen Persönlichkeiten der belgischen Außenpolitik.Er hatte zwischen 1936 und 1966 (13. Juni 1936 - 21. Januar 1939; 3. September 1939 - 27. Juni 1949; 22. April 1954 - 11. Mai 1957; 25. April 1961 - 11. Februar 1966) vier Mal das Amt des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten inne: Mehr als zwanzig Jahre seines Lebens verbrachte er im Dienst der belgischen Diplomatie.1945 zum Präsidenten der 1. Generalversammlung der Vereinten Nation gewählt - Präsident der Beratenden Versammlung des Europarates von 1949-1951 – NATO-Generalsekretär von 1957 bis 1961.Als Premierminister und Minister der Auswärtigen Angelegenheiten hat P.H. Spaak in den 30er Jahren vor allem die belgische Unabhängigkeitspolitik, während des Zweiten Weltkriegs die belgische Innen- und Außenpolitik und in den 50er Jahren den Prozess der europäischen Integration und die Rolle Belgiens in den schwierigen Zeiten der Entkolonialisierung geprägt.

5352

“Secretaris-generaal”

De secretaris-generaal van een ministerie wordt ook wel «de permanente minister van de administratie» genoemd.

Het ambt van secretaris-generaal is een administratief ambt, geen politiek mandaat.

De bevoegdheden van de secretaris-generaal worden vastgelegd in de organieke reglementen van de ministeries.

In de hiërarchische rangorde staat de secretaris-generaal onder de Minister onder wie hij ressorteert en boven de directeurs-generaal.

Sinds 1831 werd het ambt van secretaris-generaal bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken door slechts achttien personen bekleed: J.B. NOTHOMB (1 maart 1831) Baron E. DE ‘t SERCLAES (13 januari 1837) C. MATERNE (26 juni 1847) Baron A. LAMBERMONT (30 april 1860) Ridder L. van der ELST (20 mei 1905) P. ORTS (op 17 augustus 1917 belast met de bevoegheden die normaal aan de secretaris-generaal toevallen - waarnemend secretaris-generaal op 9 december 1918) H. COSTERMANS (31 december 1919) F. VAN LANGENHOVE (21 maart 1929) Graaf de ROMREE de VICHENET (waarnemend, 23 juli 1946) Baron H. de GRUBEN (1 oktober 1947) L. SCHEYVEN (10 april 1953) Baron J. van den BOSCH (1 juli 1959) L.C PLATTEAU (waarnemend, 5 december 1965 - 21 april 1966) R. VAES (22 april 1966) R. GRANDRY (4 april 1972) F. ROELANTS (1 maart 1980) J. DE BOCK (1 augustus 1997) J. GRAULS ( 19 juni 2002)

Let wel, in het kader van de in 2000 begonnen “Copernicus-hervorming”, werden al deze benamingen die integrerend deel uitmaakten van het leven van de Belgische federale ambtenaar, gewijzigd: “secretaris-generaal”, bijvoorbeeld, werd “voorzitter van het directiecomité” van de “federale overheidsdienst” (het vroegere: “ministerie”) …

55

«Secrétaire général»

On dit du Secrétaire général d’un ministère qu’il est le «ministre administratif permanent».

La fonction de Secrétaire général est une fonction administrative et non pas un mandat politique.

Les attributions du Secrétaire général sont fixées par les règlements organiques des ministères.

Dans la pyramide hiérarchique, le Secrétaire général se place entre le Ministre auquel il est subordonné et les directeurs généraux dont il est le supérieur.

Au ministère des Affaires étrangères, seulement dix-huit titulaires se sont succédé à ce poste depuis 1831 : J.B. NOTHOMB (1 mars 1831) Baron E. DE ‘t SERCLAES (13 janvier 1837) C. MATERNE (26 juin 1847) Baron A. LAMBERMONT (30 avril 1860) Chevalier L. van der ELST (20 mai 1905) P. ORTS (chargé des attributions normalement dévolues au Secrétaire Général le 17 août 1917 -Secrétaire Général ad intérim le 9 décembre 1918) H. COSTERMANS (31 décembre 1919) F. VAN LANGENHOVE (21 mars 1929) Comte de ROMREE de VICHENET (ad interim, 23 juillet 1946) Baron H. de GRUBEN (1 octobre 1947) L. SCHEYVEN (10 avril 1953) Baron J. van den BOSCH (1 juillet 1959) L.C PLATTEAU (ad interim, 15 décembre 1965 -21 avril 1966) R. VAES (22 avril 1966) R. GRANDRY (4 avril 1972) F. ROELANTS (1 mars 1980) J. DE BOCK (1 août 1997) J. GRAULS (19 juin 2002)

A noter que dans le cadre de la réforme «Copernic», entamée en 2000, tout ce vocabulaire - qui faisait partie intégrante de la vie de tout fonctionnaire fédéral belge - est devenu complètement obsolète : le «Secrétaire général», par exemple, est maintenant le «Président du Comité de Direction» du «Service public fédéral» (anciennement : «Ministère») …

„Generalsekretär“

Man nennt den Generalsekretär eines Minister oft den „permanenten Verwaltungsminister“.

Das Amt des Generalsekretärs ist eine administrative Funktion und kein politisches Mandat.

Die Zuständigkeiten des Generalsekretärs werden in den Grundordnungen der Ministerien festgelegt.

In der hierarchischen Ordnung steht der Generalsekretär zwischen dem Minister, dem er untergeordnet ist, und den Generaldirektoren, denen er vorsteht.

Das Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten hat seit 1831 auf diesem Posten nur 18 Amtsträger gekannt: J.B. NOTHOMB (1. März 1831) Baron E. DE ‘t SERCLAES (13. Januar 1837) C. MATERNE (26. Juni 1847) Baron A. LAMBERMONT (30. April 1860) Chevalier L. van der ELST (20. Mai 1905) P. ORTS (verantwortlich für den normalerweise dem Generalsekretär zufallenden Zuständigkeitsbereich; 17. August 1917 - 9. Dezember 1918 Generalsekretär ad interim) H. COSTERMANS (31. Dezember 1919) F. VAN LANGENHOVE (21. März 1929) Graf de ROMREE de VICHENET (ad interim, 23. Juli 1946) Baron H. de GRUBEN (1. Oktober 1947) L. SCHEYVEN (10. April 1953) Baron J. van den BOSCH (1. Juli 1959) L.C. PLATTEAU (ad interim, 15. Dezember 1965 – 21. April 1966) R. VAES (22. April 1966) R. GRANDRY (4. April 1972) F. ROELANTS (1. März 1980) J. DE BOCK (1. August 1997) J. GRAULS (19. Juni 2002)

Im Rahmen der 2000 begonnenen Copernikus-Reform ist diese Terminologie – die als fester Bestandteil des Lebens aller belgischen Föderalbeamten galt – gänzlich obsolet geworden: Der „Generalsekretär“ z. B. heißt jetzt „Vorsitzender des Direktionsausschusses“ des „Föderalen Öffentlichen Dienstes“ (früher “des Ministeriums“) …

5756

Wapenschild of gevelbord

Het wapenschild of gevelbord markeert de post * ten behoeve van het publiek. Het wordt geleverd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is gemaakt uit plaatstaal. Op een donkergroene achtergrond staat het wapen van het Koninkrijk België in goud en kleur in het klein afgebeeld. Op de voorgrond staat de naam van de post in beide landstalen (Frans en Nederlands).

De vlaggenstok bevindt zich achter het gevelbord, dat meestal wordt opgehangen boven de ingang van het gebouw waar de post is gevestigd.

De consulaire posten hebben hetzelfde wapenschild of gevelbord als de “gezantschappen” en “ambassades”.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert het wapenschild of het gevelbord aan alle beroepsconsulaire- of honoraire posten.

Het wordt ten behoeve van het publiek aangebracht aan de gevel van het gebouw waar de kanselarij zich bevindt. Zo de kanselarij is ondergebracht in een gebouw met nog andere kantoren, moet op de deur van de kanselarij een naamplaatje worden bevestigd om de bezoekers wegwijs te maken.

(uittreksels uit «Manuel de chancellerie», 1934) - (vertaling)

* ambassade of consulaat

59

Ecusson ou panonceau

«L’écusson ou panonceau sert à signaler le poste * à l’attention du public ; il est fourni par le ministère des Affaires étrangères.

Fait en tôle , il porte, sur fonds vert foncé, le dessin du petit sceau du Royaume, en or et couleurs et, en exergue, la dénomination du poste, dans les deux langues nationales (française et flamande).

Le panonceau, derrière lequel se place la hampe du drapeau, est accroché à la façade de l’immeuble siège du poste, ordinairement au -dessus de l’entrée.

L’écusson ou panonceau des postes consulaires est identique à celui des légations et des ambassades.

Il est fourni à tous les postes, de carrière ou honoraires, par le ministère des Affaires étrangères.

Il doit être placé à la façade de l’immeuble où est située la chancellerie, afin de signaler celle-ci à l’attention du public. Si la chancellerie est installée dans un immeuble où se trouvent aussi d’autres bureaux, il convient, en outre, de placer une plaque indicatrice sur la porte de la chancellerie, afin de faciliter les recherches des personnes se rendant au consulat.»

(extraits du «Manuel de chancellerie», 1934)

* ambassade ou consulat

Wappen oder Schild

„Das Wappen oder Schild soll die Vertretung für Besucher erkennbar machen. Es ist aus Blech und wird vom Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten bereitgestellt.

Auf dunkelgrünem Grund ist das kleine Siegel des Königreichs farbig und in Gold abgebildet und als Inschrift prangt die Bezeichnung der Vertretung in den zwei Nationalsprachen (Französisch und Niederländisch).

Das Wappen, das auch als Verankerung der Fahnenstange dient, wird an der Fassade des Vertretungsgebäudes, normalerweise über dem Eingang, angebracht.

Das Wappen oder Schild der konsularischen Vertretungen ist identisch mit dem der Gesandtschaften und Botschaften.

Es wird vom Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten an alle berufs- oder honorarkonsularischen Vertretungen verteilt.

Es muss an der Fassade des Gebäudes angebracht werden, wo sich die Kanzlei befindet, um öffentlich erkennbar zu sein. Wenn die Kanzlei in einem Gebäude mit anderen Büros untergebracht ist, sollte außerdem ein Hinweisschild auf der Kanzleitür angebracht werden, um den Konsulatsbesuchern die Suche zu erleichtern.“

(Auszug aus dem „Manuel de chancellerie“, 1934)

6160

Aanduiding op de wereldkaart van de Belgische diplomatieke en consulaire aanwezigheid in het buitenland in 2005

6362

Représentation sur planisphère de la présence diplomatique et consulaire belge à l’étranger en 2005

6564

Verzeichnis der diplomatischen und konsularischen Präsenz Belgiens im Ausland anhand der Weltkarte im Jahr 2005

6766

Egmont I, II, III, ...

Toen het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 1966 zijn intrek nam in de Quatre Brasstraat was het eigenlijk al te klein behuisd. Eerst werden plannen gemaakt voor een gebouw op de site van de grenadierskazerne, naast de Prins Albertclub. Regering na regering werd nagedacht over een project dat stilaan vorm zou krijgen tussen het Rekenhof, de Regentschapsstraat, de Naamse Straat en de paardenstallen van het Egmontpaleis.

Van het vijfdelige Egmontproject werd uiteindelijk alleen de eerste fase uitgevoerd. Het gebouw werd op 28 oktober 1997 ingehuldigd door Zijne Majesteit koning Albert II. Fase 5, de bouw van een atoomschuilkelder, werd na de val van de Berlijnse muur afgevoerd. Van fase 4, een tunnel onder de Karmelietenstraat die Egmont I & II zou verbinden, werd om budgettaire redenen afgezien. De fasen II & III zijn in uitvoering.

De werken aan het Egmontpaleis (Egmont III) bestaan uit technische ingrepen die om veiligheidsredenen moeten worden uitgevoerd om er het meest vooraanstaande vergadercentrum van België van te maken.

Het ontwerp van de nieuwe gebouwen en de renovatie van het Egmontpaleis zijn in handen van architectenbureau Japsers, Eyers en partners. Dit bureau is erin geslaagd in een dichtbebouwde buurt een “mammoet” van bijna 75.000 m2 (Egmont I) in te passen door optimaal gebruik te maken van insprongen, afmetingen en de aanzienlijke niveauverschillen van het bouwterrein. Uit zorg voor het patrimonium, werden de gevels langs de Naamse straat gedemonteerd, behandeld en heropgebouwd.

Het atrium dat in het midden van het gebouw werd ingepast, is door zijn oppervlakte en prachtige lichtinval de uitgelezen plek voor officiële en informele bijeenkomsten. Egmont I is een dorp op zich. Het gebouw heeft een postsorteercentrum dat niet moet onderdoen voor dat van een stad als Namen (de diplomatieke tas), een restaurant dat 600 maaltijden per dag serveert, een drukkerij, meer dan 50 km archief en boeken, 1 bibliotheek met 4 afdelingen, 18 vergaderzalen, een fitnessruimte en een opslagruimte voor de kunstwerken die aan de ambassades worden uitgeleend.

In Egmont I werken meer dan 1000 ambtenaren. Binnenkort worden de verschillendeBeleidscellen ondergebracht in Egmont II. Het nieuwe gebouw zal over een nieuwe conferentiezaal met meer dan 450 zitplaatsen beschikken en ruimte bieden voor de belangrijke taakgebieden van het departement zoals het crisiscentrum dat bij de tsunamiramp eind 2004 ten volle zijn nut heeft bewezen.

69

Egmont I, II, III, ...

Le Ministère des Affaires étrangères, déjà à l’étroit dans son siège des 4 Bras en 1966, songe à s’installer dans un premier temps sur le site de la Caserne des Grenadiers jouxtant le Club Prince Albert. De réflexions en réflexions, de gouvernements en gouvernements… le projet s’établira sur un territoire compris entre la Cour des Comptes, rue de la Régence, la rue de Namur et les écuries du Palais d’Egmont.

Du projet Egmont, initialement prévu en 5 phases, seule la phase 1, inaugurée le 28 octobre 1997 par sa Majesté le Roi Albert II, est finalisée. La phase 5, le bunker nucléaire, sera abandonnée après la chute du mur de Berlin…La phase 4, un tunnel de liaison entre Egmont I & II, passant sous la rue des Petits Carmes, est supprimée depuis peu pour raisons budgétaires. Les phases II & III sont en cours de réalisation.

Le Palais d’Egmont (Egmont III) bénéficie de ces travaux grâce aux compléments techniques indispensables pour le sécuriser et le transformer en premier centre de rencontre de Belgique.

L’ensemble des travaux, tant les nouveaux bâtiments que les travaux de rénovation du Palais d’Egmont, sont l’œuvre du bureau d’architecture Jaspers, Eyers & associés. Ce bureau a su intégrer, à un quartier très dense, un «mammouth» de près de 75.000 m2 (Egmont I) en jouant sur les décrochages de volumes, le respect des gabarits et les déclivités importantes de terrain. Les façades de la rue de Namur ont été démontées, traitées, puis remontées pour préserver le patrimoine existant.

Un gigantesque atrium central, attire par ses volumes et sa superbe lumière, les rencontres tant officielles qu’informelles. Egmont 1 est une petite ville en soi. Il dispose, outre un bureau de tri postal équivalent à celui de la ville de Namur (la valise diplomatique), d’un restaurant d’entreprise pour 600 repas/jour, d’une imprimerie, de plus de 50 km d’archives et livres, d’une bibliothèque comprenant 4 sections, de 18 salles de réunions, d’une salle de fitness et d’un stockage d’œuvres d’art à destination des ambassades.

Plus de 1000 fonctionnaires ont trouvé leur place de travail dans Egmont I. Les différentes cellules stratégiques trouveront leur place, prochainement, dans le nouveau bâtiment (Egmont II) doté d’une nouvelle salle de conférence de 450 sièges ainsi que de locaux consacrés à des fonctions cruciales, tel le Centre de Crise des Affaires étrangères qui a démontré toute son efficacité lors du traitement des informations générées par le tsunami, fin 2004.

Egmont I, II, III, …

Das Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten, das schon 1966 in der rue des Quatre-Bras unter Platzmangel leidet, denkt zuerst über einen Umzug in die Grenadierkaserne neben dem Club Prinz Albert nach. Die Pläne und Regierungen wechseln … das Projekt konzentriert sich auf ein Gebiet zwischen dem Rechnungshof, der rue de la Régence, der rue de Namur und den Pferdestallungen des Egmont-Palastes.

Vom Projekt Egmont, das ursprünglich in 5 Bauphasen geplant war, ist bis jetzt nur die erste am 28. Oktober 1997 von Seiner Majestät des Königs Albert II. eingeweihte Phase abgeschlossen. Die Phase 5, der Atombunker, wird nach dem Fall der Berliner Mauer vom Programm genommen. Die Phase 4, ein unter der rue des Petits Carmes verlaufender Verbindungstunnel zwischen Egmont I und II, wurde kürzlich aus Budgetgründen gestrichen. Die Bauphasen II und III werden gerade umgesetzt.

Im Rahmen dieser Arbeiten wird der Egmont-Palast (Egmont III) mit unbedingt erforderlichen Sicherheitseinrichtungen ausgestattet und zur belgischen Tagungsstätte Nr. 1 umgebaut.

Für die gesamten Arbeiten, sowohl die Neubauten als auch die Renovierungsarbeiten des Palais Egmont, zeichnet das Architekturbüro Jaspers, Eyers & Partner verantwortlich. Dieses Büro hat durch die Aufgliederung der Baukörper, die Einhaltung der Bauhöhe und geschickten Einsatz des Gefälles ein „Mammutgebäude“ von rund 75.000 m² (Egmont I) in einen sehr dicht bebauten Stadtteil integriert. Die Fassaden der rue de Namur wurden abgebaut, renoviert und wieder aufgestellt, um das bestehende Stadtbild zu erhalten.

Ein riesiges zentral angelegtes Atrium eignet sich durch seine Formen und beeindruckende Lichteffekte ideal für offizielle und inoffizielle Treffen. Egmont I ist eine kleine Stadt für sich. Es verfügt über ein Briefverteilzentrum vergleichbar mit dem der Stadt Namur (die Diplomatenpost), ein Betriebsrestaurant für 600 Mahlzeiten/Tag, eine Druckerei, mehr als 50 km Archivmaterial und Bücher, 1 Bibliothek mit 4 Abteilungen, 18 Versammlungsräume, einen Fitnessraum und Lagermöglichkeiten für Kunstwerke der Botschaften.

In Egmont I haben mehr als 1000 Funktionäre hier ihren Arbeitsplatz gefunden. Die verschiedenen ministeriellen Kabinette werden bald in den Neubau (Egmont II) einziehen. Es verfügt über einen neuen für 450 Personen ausgelegten Konferenzraum und Räumlichkeiten, die den Hauptaufgaben wie dem Krisenzentrum des Dienstes Auswärtige Angelegenheiten, das Ende 2004 bei der Bearbeitung der Informationen nach der Tsunami-Katastrophe seine Effizienz bewiesen hat, gewidmet sind.

7170

Het Egmontpaleis

Het Egmontpaleis of het paleis van de hertogen van Arenberg werd gebouwd in 1532. De gebouwen ondergingen veel veranderingen. Het paleis kreeg zijn huidige vorm dan ook vooral in de 19e eeuw. Uit de periodes ervoor blijft zo goed als niets over.

De gevel van het hoofdgebouw en het achterste gebouw aan het voorplein werden op het eind van de 16e eeuw gebouwd. In 1760 werden de paviljoenen, de colonnades en de overdekte passages toegevoegd.

De linkervleugel, de voormalige manege, de stallen en de gevels aan de tuinzijde werden in 1832 opgetrokken. De rechtervleugel werd in 1905 voltooid.

De stad Brussel kocht het Arenbergpaleis in oktober 1918 en verkocht het aan de Belgische staat in 1964. Verwaarlozing en twee branden eisten hun tol.

Van 1966 tot 1971 voerde de Regie der Gebouwen restauratiewerken uit. Het plan voorzag in een twee afzonderlijke delen voor de twee functiebestemmingen van het gebouw.

* In de rechtervleugel en het hoofdgebouw achteraan, met de statietrap in Lodewijk XIV en de mooiste