Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

9

Click here to load reader

description

In het zog van de rest van de Eurozone blijft de Belgische economie op schema voor een mager herstel. Hoe dan ook zit er voor de volgende jaren niet echt sterke economische groei in. Om die malaise te doorbreken, zouden de nieuwe regeringen zich best volop concentreren op broodnodige structurele hervormingen. Ondertussen liggen ook voor de vastgoedmarkt de goeie jaren achter de rug.  

Transcript of Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

Page 1: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

  

Page 2: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     2 | 9    

 In het zog van de rest van de Eurozone blijft de Belgische economie op schema voor een mager herstel. Hoe dan ook  zit  er  voor de  volgende  jaren niet  echt  sterke  economische  groei  in. Om die malaise  te doorbreken,  zouden  de  nieuwe  regeringen  zich  best  volop  concentreren  op  broodnodige  structurele hervormingen. Ondertussen liggen ook voor de vastgoedmarkt de goeie jaren achter de rug.   

Bescheiden herstel    

 De  wereldeconomie  blijft met  vallen  en  opstaan  herstellen.  Sinds  dat  herstel  vijf  jaar  geleden  begon, groeide  de  wereldeconomie  (gecorrigeerd  voor  inflatie)  gemiddeld met  2,8%  per  jaar.  Dat  is  duidelijk langzamer dan tijdens de vijf jaar voorafgaand aan de crisis (4,1% per jaar), maar blijft hoe dan ook herstel. Ook dit  jaar wordt dat herstel opnieuw  in vraag gesteld naar aanleiding van het slechte  jaarbegin van de Amerikaanse  economie  (vooral  door  de  strenge winter),  onzekerheid  over  de  Chinese  economie  in  het voorjaar, tegenvallende cijfers in de Eurozone en toenemende geopolitieke problemen o.a. in Oekraïne en het Midden‐Oosten. Ondanks deze hindernissen blijft het herstel van de wereldeconomie op koers, zij het dan  een  bescheiden  herstel.  Aarzelend  toenemend  vertrouwen,  een  geleidelijke  normalisering  van  het financiële systeem, een herlevende wereldhandel en het erg ondersteunende monetaire beleid vormen de kern van dat herstel.   Tegen die achtergrond kwamen er begin dit jaar ook in Europa positieve signalen door. Maar die maakten ondertussen alweer plaats voor ontgoocheling in de lente. Toch moet de combinatie van de lagere olieprijs (‐10%  sinds  juni), de  lage  gasprijs  (meer dan 40%  lager dan het begin  van het  jaar), de  lage  rente,  een minder streng budgettair beleid, stevige groei bij belangrijke handelspartners zoals de VS en het VK en een zwakkere euro zich vertalen in positieve economische groei in de komende kwartalen. Die groei zal hoe dan ook vrij mager blijven. De sanering  in de financiële sector, de structurele problemen  in de periferie en de belangrijke  schuldenlast  in bepaalde  lidstaten  zijn  immers hindernissen die een  sterkere groei  in de weg blijven  staan.  Daarnaast  werden  recent  ook  vragen  gesteld  over  de  mogelijke  negatieve  impact  van strengere sancties voor Rusland op de Europese groei. Aangezien de totale Europese export naar Rusland maar 1,2%  van het BBP bedraagt,  zal die  impact nog meevallen. Al bij al  kan de Eurozone de  komende kwartalen allicht rekenen op een verdere positieve, maar beperkte economische groei.  

 

BELGIUM ECONOMIC OUTLOOK Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

Page 3: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     3 | 9    

Traditiegetrouw gaat België mee  in de Europese dynamiek. De Belgische economie  liet  in de eerste helft van het jaar een groei van net iets meer dan 1% optekenen. Dat blijft vrij mager, maar de eerste jaarhelft was daarmee wel de sterkste van de jongste drie jaar. De jongste maanden haperde het Europese herstel enigszins, en dat  kwam ook  al  snel  tot uiting  in de Belgische  cijfers. Het ondernemersvertrouwen  zakte alweer wat  terug, en  in het  tweede kwartaal viel de economische groei  zo goed als  stil. Die hapering  is evenwel geen reden voor paniek. Al bij al lijkt het magere herstel in Europa gewoon door te gaan, en België zal daar zo goed als zeker  in meegaan. De nieuwe federale regering staat wel voor een zware budgettaire opgave, met een vooropgestelde sanering van 17 miljard euro of 4,3% van het BBP in deze legislatuur. Zo’n inspanning op korte  termijn doorvoeren  zou de economische groei  zo goed als  zeker nekken. Meer dan waarschijnlijk wordt het zwaartepunt van de saneringsinspanning vooruit geschoven. In dat geval staat ook België de volgende kwartalen voor een verdere bescheiden economische groei.   

Magere groei   

 De Europese en de Belgische economie kunnen dan wel  in een herstelfase zitten, dat herstel blijft pijnlijk mager. Van 1995  tot 2008  groeide de Belgische economie  gemiddeld met 2,3% op  jaarbasis. Van begin 2011  tot  vandaag  bedroeg  de  gemiddelde  groei  op  jaarbasis  amper  0,3%.  Dat  cijfer wordt  neerwaarts vertekend  door  de  tweede  fase  van  de  recessie  gelinkt  aan  de  eurocrisis  (doorheen  2012  kromp  de economie met 0,5%). Niettemin  lijkt de economie op een  lager groeipad  terechtgekomen. De essentiële vraag  is  of  dit  een  tijdelijk  fenomeen  is  te  wijten  aan  de  naweeën  van  de  crisis,  of  toch  eerder  een structurele evolutie. Zoals zo vaak ligt het antwoord ergens tussenin.  

  Herstelperiodes na een  financiële crisis  in combinatie met het uiteenspatten van een  zeepbel zijn notoir moeilijk. Uit analyses van Reinhart & Rogoff bleek eerder al dat zo’n herstel  in het verleden gemiddeld 8 jaar duurde, veel langer dan na een ‘gewone’ recessie. In Europa kwam de eurocrisis daar nog eens boven op.  Tegen  die  achtergrond  is  het  huidige  langzame  herstel  in  de  Eurozone  en  België  helemaal  niet uitzonderlijk. Het dieptepunt van de recessie lag immers in de lente van 2009, nog ‘maar’ 5 jaar geleden. De al te trage aanpak van de problemen  in de Europese bankensector en de structurele tekortkomingen van het euro‐model kunnen zelfs bijdragen tot een nog tragere herstelperiode dan gemiddeld. Eventuele hoop voor een krachtig economisch herstel in de Eurozone was dan ook sowieso misplaatst.     

Page 4: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     4 | 9    

Naast de ‘tijdelijke’ impact van de crisis is er ook al langer een weinig hoopgevende structurele tendens aan de gang. De groei van de Belgische economie  is al decennialang aan het vertragen.  In de  jaren 60  lag die gemiddeld nog op 4,8% per  jaar. Ondertussen  is de groei teruggezakt tot zo’n 1% per  jaar. Die terugval  is vooral  toe  te  schrijven  aan  de  vertraging  in  de  groei  van  de  economische  output  per  werkende,  een benadering van de productiviteit. Die zakte van nog 4% per jaar in de jaren 60 tot gemiddeld zo’n 0,5% in de voorbije 15 jaar. Die vertraging was grotendeels toe te schrijven aan de verschuiving naar een diensten‐economie en de verouderende bevolking. Belangrijker is evenwel dat die trend moeilijk te keren zal zijn.   Er bestaan geen makkelijke trucjes om de economische groei houdbaar op te krikken. Maar er blijven wel heel  wat  mogelijkheden  om  de  werking  van  onze  economie  te  verbeteren  en  om  nog  belangrijke productiviteitswinsten  te  realiseren. Dat vereist wel moeilijke  structurele hervormingen, o.a. op het vlak van de  liberalisering van arbeids‐ en productmarkten. De nieuwe Belgische regering  lijkt zich op te maken om  op  dat  vlak  een  aantal  stappen  te  zetten.  Een  duidelijke  verlaging  van  de  lasten  op  arbeid,  een hervorming  van  de  fiscaliteit,  de  aanpak  van  de  eindeloopbaanproblematiek,  extra  investeringen  in opleiding en vorming, een oplossing voor het fileprobleem, … zijn allemaal maatregelen die onze economie zouden versterken (voor meer hierover zie onze Belgium Economic Outlook van januari 2014, beschikbaar op www.petercam.com). De OESO  simuleerde  al  dat  de  economische  activiteit  in België met  bijna  20% opgekrikt  kan  worden  met  een  breed  pakket  van  structurele  hervormingen  (het  grootste  potentieel trouwens van alle OESO‐landen). Veel van die maatregelen  liggen politiek gevoelig omdat vaak bepaalde ‘verworven rechten’ geraakt worden. Het volledige pakket uitwerken zal dan ook meer dan waarschijnlijk politiek niet haalbaar  zijn. Niettemin  is een  zekere afbouw van verworven  rechten allicht onvermijdelijk. ‘Verworven rechten’ zoals gemiddeld stoppen met werken voor de 60e verjaardag, wat vandaag nog altijd het geval is in België, zijn eenvoudigweg niet houdbaar.   Structurele hervormingen  zijn noodzakelijk om de werking  van onze  economie  te  verbeteren, maar  zijn anderzijds  ook  geen mirakeloplossing.  Hoe  dan  ook  zullen  zulke  ingrepen  niet  veel  veranderen  aan  de economische  dynamiek  op  korte  termijn.  Die  wordt  voor  België  immers  vooral  bepaald  door  het internationale conjunctuurklimaat. In die zin moet de nieuwe regering zich eigenlijk heel weinig aantrekken van  de  kortetermijnschommelingen  van  de  economie,  ze  heeft  daar  toch  geen  vat  op. Op middellange termijn zullen hervormingen wel resultaten opleveren. Niettemin  is de kans dat België er  in slaagt om de productiviteitsgroei  echt  gevoelig  op  te  krikken  –  naar  de  niveaus  van  de  jaren  60,  70,  80  –  nagenoeg onbestaande. Ook met structurele ingrepen staat de Belgische economie voor een langere periode waarin een groei van 1 à 2% het hoogst haalbare wordt. Zonder maatregelen wordt het meer dan waarschijnlijk nog minder.   

Overdreven aandacht voor de overheidsschuld 

 De Belgische overheidsschuld bedroeg in het eerste kwartaal van dit jaar 404 miljard euro, of 104% van het BBP  (een  cijfer dat nog wat  zal afnemen doorheen het  jaar). Eind 2013 haalde de  regering nog even de trukendoos boven om de  schuld  toch maar onder 100%  van het BBP  te houden.  Focussen op bepaalde streefcijfers voor de overheidsschuld is evenwel een onzinnige inspanning. De schuld is immers louter een gevolg van eerdere beslissingen  rond  inkomsten en uitgaven, die weerspiegeld worden  in het  (primaire) begrotingssaldo. Het nutteloze van de inspanning van de regering werd nog extra in de verf gezet toen dit voorjaar onder druk van de Europese  instanties de schuldcijfers herrekend moesten worden. Dat  leverde uiteindelijk een overheidsschuld van 101,2% van het BBP op voor 2013. Net boven of net onder 100% van het BBP maakt eigenlijk weinig uit, de Belgische overheidsschuld blijft hoe dan ook hoog. Maar dat  is niet iets om wakker van te liggen.   

Page 5: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     5 | 9    

  Een  lagere overheidsschuld  is zo goed als altijd  te verkiezen boven een hogere schuld, maar  toch zijn de implicaties van zo’n hoge schuld in het huidige klimaat vrij beperkt:   

Directe impact op de groei: claims als zou een hogere overheidsschuld automatisch tot een lagere economische  groei  leiden,  werden  in  academische  kringen  uitgebreid  weerlegd.  Ook  een vergelijking van de Belgische groeiprestaties van de voorbije 20 jaar met die van andere Europese landen met een lagere overheidsschuld toont niet meteen een grote impact.  

Flexibiliteit budgettair beleid: een hoge overheidsschuld beperkt de mogelijkheden om met het budgettaire beleid te reageren op crisissituaties, maar dat  is  in de Belgische context niet echt een groot probleem. In een kleine, extreem open economie zoals België heeft zo’n budgettaire stimulus sowieso weinig zin doordat een groot deel van het effect wegvloeit naar het buitenland.  

Renterisico: een hoge overheidsschuld maakt een  land extra kwetsbaar voor een stijgende rente. Zeker  in  de  huidige  context  moet  die  kwetsbaarheid  niet  overdreven  worden.  De  Belgische overheid  kan  vandaag  op  10  jaar  lenen  aan  een  rente  van  1,2%,  het  laagste  niveau  ooit.  Een duidelijke  rentestijging  zit  er  voor  de  komende  jaren  bovendien  niet  in.  De  Belgische  overheid betaalde in 2013 3,2% van het BBP aan rentelasten, het laagste in meer dan 40 jaar. 

Buffer  voor de  toekomst:  een hoge overheidsschuld beperkt de mogelijkheden om  toekomstige extra uitgaven, zoals die gelinkt aan de vergrijzing, te financieren uit nieuwe schulden. Hoe dan ook kunnen die extra uitgaven beter structureel opgevangen worden.  

  Ook in de huidige regeringsvorming gaat weer veel aandacht uit naar de geplande saneringsinspanning van 17 miljard euro. Daar  zijn  zeker  redenen voor, maar de vraag blijft  tegen welke prijs dit gebeurt.  In het verleden werd doorgaans heel veel politieke energie gestopt in het halen van bepaalde doelstellingen voor de  overheidsfinanciën. Het  feit  dat  die  doelstellingen  in  exacte  (fetisj‐achtige)  cijfers  uitgedrukt  kunnen worden, vergroot allicht hun belang in het politieke debat. Eens die doelstellingen gehaald (of net gemist) werden, bleef doorgaans geen politiek kapitaal meer over om belangrijke structurele hervormingen door te voeren. En die laatste zijn allicht belangrijker voor het groeipotentieel op langere termijn. De regering kan best  zowel  de  overheidsfinanciën  gezonder  maken  als  de  noodzakelijke  structurele  hervormingen doorvoeren. Maar, als dat in de praktijk niet mogelijk blijkt, kan in de huidige context alle energie beter in de structurele hervormingen gestopt worden.       

Page 6: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     6 | 9    

Voor  de  komende  jaren  zijn  de  Belgische  overheidsfinanciën  redelijk  onder  controle:  er  is  een  beperkt primair  overschot  en  de  overheidsschuld  is  vrijwel  gestabiliseerd. De  economische  groei  is  te  zwak  om belangrijke  saneringsinspanningen  op  te  vangen,  en  de  belangrijkste  uitdagingen  voor  de  overheids‐financiën, m.n. een hogere rente en de vergrijzing, zijn nog niet meteen voor morgen. De overheid moet onze  economie  voorbereiden op die uitdagingen, maar dat  kan best  via hervormingen  in het pensioen‐stelsel, het arbeidsmarktbeleid, de  fiscaliteit, … Daarnaast  is er ook  ruimte voor en nood aan extra over‐heidsinvesteringen. De Belgische overheid investeert al jaren opmerkelijk weinig. Vandaag kan de overheid lenen aan 1,2% op tien jaar en aan 2,3% op dertig jaar. Er zijn zeker investeringsprojecten te bedenken die de Belgische economie een rendement kunnen opleveren dat hoger ligt dan die financieringskost.    

   

Naar een stabilisatie van de vastgoedmarkt 

 Over de Belgische vastgoedmarkt doken de voorbije  jaren op geregelde  tijdstippen allerlei doemverhalen op over een  vergevorderde overwaardering en een op  til  zijnde  correctie. De meeste modellen over de Belgische huizenprijzen wijzen op een overwaardering, maar de verschillende  ramingen over de omvang daarvan liggen nogal ver uiteen (van een kleine 10% tot zo’n 60% overwaardering). Belgische huizen zijn de voorbije  decennia  inderdaad  duidelijk  duurder  geworden:  sinds  midden  jaren  80  is  de  prijs  van  het gemiddelde huis dubbel zo snel gestegen als het gemiddelde beschikbaar  inkomen. M.a.w. met dezelfde koopkracht koop je in België vandaag nog half zoveel huis als midden jaren 80. De forse daling van de rente was allicht de belangrijkste factor achter die prijsstijging.  

 

Page 7: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     7 | 9    

De  voorbije  prijsstijging  en  zelfs  de  overwaardering  op  zich  betekenen  nog  niet  dat  de  Belgische huizenmarkt  aan  de  vooravond  van  een  duidelijke  correctie  staat.  De  vooruitzichten  voor  de  meeste determinanten van de huizenprijzen zijn gematigd positief voor de komende jaren:  

Demografie: de bevolkingsgroei vertraagt, maar het aantal gezinnen blijft ook de komende  jaren toenemen,  ook  al  omdat  het  gemiddelde  gezin  kleiner wordt. Dat  impliceert  een  aanhoudende vraag naar bijkomende woningen, zij het wel andere types woningen dan in het verleden. 

Inkomensgroei:  in  het  zwakke  economische  klimaat  van  de  voorbije  jaren  was  de  gemiddelde inkomensgroei vrij bescheiden. Met het geleidelijke economische herstel kan ook de inkomensgroei enigszins verstevigen. Echt sterke inkomensgroei zit er de komende jaren hoe dan ook niet in, maar de positieve inkomensdynamiek biedt toch een zekere ondersteuning voor de vastgoedmarkt. 

Rente:  de  daling  van  de  rente  was  de  voorbije  decennia  een  krachtige  motor  voor  de vastgoedmarkt. Sinds begin dit jaar zakte de rente op 10‐jaars overheidspapier nog eens met meer dan 100 basispunten. Hoewel die rentedaling niet volledig tot uiting kwam in de hypotheekrentes, namen ook die rentes duidelijk af. Dat moet een extra impuls voor de vastgoedmarkt opleveren in de komende maanden. Het erg  lage  renteniveau  impliceert evenwel dat de dalende  trend op z’n laatste  benen  loopt.  Anderzijds  zit  een  forse  rentestijging  er  op  korte  termijn  niet  in.  De vooruitzichten van lage groei en lage inflatie in de Europese economie in de komende jaren en de verwachting dat de ECB de beleidsrente nog minstens drie jaar op het huidige bodemniveau houdt geven aan dat de hypotheekrentes de komende jaren laag zullen blijven.  

Aanbod: anders dan in landen als Ierland en Spanje waar de vastgoedmarkt recent zwaar crashte, is er  in de Belgische vastgoedmarkt de voorbije  jaren geen overaanbod gecreëerd. De  investeringen in residentiële bouw waren de voorbije 25 jaar vrij stabiel (rond 6% van het BBP) en ook het aantal woningen per gezin is al geruime tijd stabiel.  

 

  

Hypotheekmarkt: de totale schuld van de gezinnen is de voorbije jaren fors toegenomen, maar de rentebetalingen blijven  relatief stabiel  in verhouding  tot het beschikbare  inkomen. Dat  illustreert dat gezinnen de  lagere  rente gebruikten om meer  te  lenen om de vastgoedmarkt op  te gaan.  In vergelijking met de rest van Europa blijft de totale schuldenberg van de Belgische gezinnen binnen de perken. Bovendien is de hypotheekmarkt redelijk gezond. De voorbije jaren was meer dan 90% van de nieuwe leningen aan een vaste rentevoet. Daarnaast vormt ook de belangrijke eigen inbreng van kopers een veiligheidsmarge  in de vastgoedmarkt. Van midden  jaren 90  tot midden  jaren 00 werd gemiddeld zo’n 80% van het aankoopbedrag geleend. Sindsdien is dat gezakt tot 60%.  

 

Page 8: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     8 | 9    

  In  combinatie  met  de  tekenen  van  overwaardering  suggereren  deze  vooruitzichten  dat  het stijgingspotentieel  voor  de  Belgische  huizenmarkt  de  komende  jaren  beperkt  is.  Anderzijds  zijn  ook  de risico’s op een duidelijke correctie beperkt. Het positieve effect van de demografie en de inkomensgroei en het  ontbreken  van  overdrijving  in  het  aanbod  en  de  hypotheekmarkt  vormen  een  buffer  tegen  een eventuele  correctie  van  de  overwaardering.  De  risico’s  voor  de  vastgoedmarkt  liggen  in  de renteontwikkeling en de vastgoedfiscaliteit.   

Rente:  een  duidelijke  (en  volgehouden)  stijging  van  de  rente  zou  een  onvermijdelijke  negatieve impact hebben op de huizenprijzen. Door de grote voorkeur voor vaste  rente zou de  impact van een rentestijging voor bestaande hypotheekhouders beperkt zijn, maar er zou wel een belangrijke impact zijn voor nieuwe kopers. Een duidelijke rentestijging  is evenwel erg onwaarschijnlijk  in het huidige economische klimaat. Gezien de lage renteniveaus is een stijging op termijn onvermijdelijk, maar dat zal niet voor de eerstkomende jaren zijn.  

Fiscaliteit: op korte termijn vormen aanpassingen in de vastgoedfiscaliteit allicht het grootste risico voor de huizenprijzen. Net als de meeste andere takken van het Belgische belastingstelsel  is er  in de  vastgoedfiscaliteit  ruimte  voor heel wat  verbetering.  Er  valt moeilijk  een  coherente  logica  te ontwaren  in  de  combinatie  van  vrij  hoge  registratierechten  (beperkt  de  flexibiliteit  in  de vastgoedmarkt, en  indirect  in de arbeidsmarkt), woonbonus (drijft vooral de huizenprijzen op) en belasting  op  fictieve  huuropbrengsten.  De  Vlaamse  regering  besliste  ondertussen  om  de woonbonus  vanaf  2015  te  verlagen  voor  nieuwe  contracten,  niet  omdat  de  maatregel  z’n doelstelling  (de  toegang van starters  tot de vastgoedmarkt vergemakkelijken) volledig mist, maar eerder  uit  budgettaire  overwegingen.  Die  verlaging  zal  een  negatieve  impact  hebben  op  de Vlaamse huizenprijzen, hoewel de omvang daarvan moeilijk  in te schatten valt. Bovendien volgen er  allicht  nog  aanpassingen:  een  belasting  op  reële  huuropbrengsten  valt  op  termijn  niet  te vermijden.  

 Al bij al ziet het ernaar uit dat de goeie jaren voor de Belgische vastgoedmarkt achter de rug liggen. Tenzij de  overheid  al  te  bruuske  beslissingen  neemt  in  de  vastgoedfiscaliteit  of  de  rente  onwaarschijnlijk  snel begint  te  stijgen, blijft het  risico op een  zware  correctie beperkt.  Stagnatie/stabilisatie  lijkt dan ook het meest waarschijnlijke scenario voor de Belgische huizenprijzen in de komende jaren. Die trend is al ingezet. Gecorrigeerd voor  inflatie  steeg de gemiddelde prijs van een woonhuis  sinds 2010 met amper 0,2% per jaar, terwijl de reële prijs van de gemiddelde villa  in die periode zelfs met 1,2% per  jaar zakte. De  lagere rente en de race naar de nieuwe woonbonus kunnen op korte termijn nog voor een boost zorgen, maar de stagnerende trend zal de komende jaren domineren. 

Page 9: Halfjaarlijkse vooruitzichten België – September 2014

 

Macro Research Contact Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]  www.petercam.com | insights.petercam.com| funds.petercam.com     9 | 9    

Vooruitzichten Belgische Economie

2010 2011 2012 2013 2014 2015

Groei

(jaarwijziging in %)

BBP 2.3 1.8 ‐0.1 0.2 1.0 1.4

Particuliere consumptie 2.8 0.2 ‐0.3 0.8 1.2 1.3

Overheidsconsumptie 0.7 0.4 1.7 0.6 0.2 0.9

Bedrijfsinvesteringen ‐3.2 7.3 ‐2.1 ‐0.5 4.4 3.8

Overheidsinvesteringen ‐2.2 5.5 2.5 ‐5.0 ‐1.0 1.7

Woningen 3.6 ‐3.2 ‐3.2 ‐2.6 0.9 0.0

Uitvoer 8.1 6.4 1.8 1.9 2.2 3.8

Invoer 7.5 6.9 1.3 1.4 1.8 3.9

Inflatie

(jaarwijziging in %)

Consumptieprijsindex 2.2 3.5 2.8 1.1 0.4 1.0

Gezondheidsindex 1.7 3.1 2.7 1.2 0.5 0.9

Arbeidsmarkt & inkomen

Binnenlandse werkgelegenheid 55 50 ‐3 ‐8 19 31

(wijziging tijdens het jaar, in '000)

Werkloosheidsgraad 8.2 7.2 7.6 8.5 8.5 8.5

(in % van de beroepsbevolking)

Beschikbaar gezinsinkomen ‐1.2 ‐0.9 1.2 0.7 1.3 1.4

Spaarquote van de gezinnen 15.7 14.5 15.6 15.6 15.6 15.6

(in % van het beschikbaar inkomen)

Overheidsfinanciën

(in % van het BBP)

Vorderingensaldo ‐3.8 ‐3.8 ‐4.1 ‐2.6 ‐2.4 ‐2.1

Primair saldo ‐0.3 ‐0.5 ‐0.7 0.6 0.8 1.0

Overheidsschuld 96.6 99.2 101.1 101.2 100.8 99.9

 

 

Voor meer info, contacteer:   Bart Van Craeynest  Hoofdeconoom [email protected] + 32 2 229 62 32 + 32 484 69 81 79 Twitter @BVanCraeynest