Gynaecologie - Ziekenhuis St Jansdal te Harderwijk GY 173 Bekkenbodemproblemen.pdf · bij een...

48
Gynaecologie Bekkenbodemproblemen Achtergrondinformatie en behandeling

Transcript of Gynaecologie - Ziekenhuis St Jansdal te Harderwijk GY 173 Bekkenbodemproblemen.pdf · bij een...

Gynaecologie

BekkenbodemproblemenAchtergrondinformatie en behandeling

Deze folder is opgebouwd uit meerdere afzonderlijke folders, die u uitleg en achtergrondinformatie geven over verzak-kingen. Klachten, oorzaak, behandeling zonder operatie en behandeling met operatie komen aan bod.

3

Inhoudsopgave

Bekkenbodemklachten bij vrouwen ......................................4

Bekkenbodemfysiotherapie .................................................. 27

Pessarium bij verzakking en incontinentie ........................ 33

Bekkenbodem- en incontinentieoperaties ........................ 38

4

Bekkenbodemklachten bij vrouwen

Bekkenbodemklachten komen vaak voor, maar er wordt weinig over gepraat. Veel vrouwen vinden het lastig om problemen met plassen, de ontlasting of vrijen te bespre-ken. Ook denken veel vrouwen dat er toch weinig aan hun klachten te doen is of dat deze horen bij het ouder worden. Toch zijn er goede behandelingen voor bekkenbodemklach-ten. Het is daarom goed om uw klachten met uw huisarts of gynaecoloog te bespreken, ook al vindt u dat moeilijk of schaamt u zich ervoor. Over bekkenbodemklachten is heel veel te vertellen. Wij beantwoorden hier de belangrijkste vragen.

In het kort Het bekken zit onderin de buik. De bekkenbodem is de onderkant van het bekken. Het bestaat uit sterke spieren en bindweefsel. De bekkenbodem zorgt ervoor dat de organen onderin de buik niet naar buiten vallen (de blaas, de baarmoeder en het laatste stuk van de darmen). De spieren van de bekkenbodem helpen om de plas en ontlasting op te houden. De bekkenbodem speelt ook een rol bij seks en bij een bevalling. Als de spieren van de bekkenbodem niet goed werken, kunnen verschillende problemen ontstaan. De blaas, baarmoeder en endeldarm kunnen naar beneden zakken als de bekkenbodem deze niet goed ondersteunt. Dit noemt men een verzakking. Andere bekkenbodemklachten zijn problemen met het plassen en met de ontlasting.

5

1. Wat zijn bekkenbodemklachten? De bekkenbodem ondersteunt de blaas, darmen en baarmoe-der en helpt bij het ophouden van de plas en de ontlasting. Allerlei klachten in de onderbuik kunnen te maken hebben met de bekkenbodem. Bijvoorbeeld: • u kunt uw plas moeilijk ophouden (urine-incontinentie); • u moet vaak plassen; • u krijgt steeds opnieuw een blaasontsteking; • u heeft het gevoel dat er iets uit de schede naar buiten

komt; • u heeft pijn bij het vrijen; • u heeft problemen met de ontlasting (verstopping of

diarree); • u kunt de ontlasting niet ophouden.

De bekkenbodem, de blaas, de darmen en de schede liggen dicht bij elkaar. Veel vrouwen hebben daardoor verschillende klachten tegelijk. Daarbij komt dat een probleem in het ene orgaan gevolgen kan hebben voor een ander orgaan.

2. Hoe werkt de bekkenbodem? Het bekken is een soort trechter van botten. De blaas, de baarmoeder, de schede en het eind van de darm liggen in het bekken. Of beter gezegd: ze hangen met banden aan de botten van het bekken. Daardoor vallen ze niet naar buiten.

De bekkenbodem is een laag spieren die de bodem van de trechter afsluit en de organen in het bekken ondersteunt. De bekkenbodem heeft drie openingen, voor de plasbuis, de schede (vagina) en het eind van de dikke darm.

6

De bekkenbodemspieren zijn altijd een beetje aangespan-nen. Ze sluiten de plasbuis en het rectum (laatste stuk van de dikke darm) af zonder dat u daar iets voor hoeft te doen. U houdt dus ongemerkt uw plas en ontlasting op. Als u naar het toilet gaat en tijdens het vrijen moeten deze spieren juist ontspannen. U bepaalt zelf op welk moment dat gebeurt. U kunt de bekkenbodem vergelijken met het elastiek van een trampoline. Strak gespannen elastiek heeft weinig of geen veerkracht. Maar zonder spanning hangt het te los. Ook de bekkenbodem kan te slap zijn of juist te sterk aangespannen.

De bekkenbodem: • ondersteunt de buikorganen; • houdt urine en ontlasting op; • laat urine en ontlasting door op het moment dat u dat

wilt; • maakt seks mogelijk; • maakt een geboorte mogelijk.

3. Wat kan er mis zijn met de bekkenbodem? De bekkenbodem is een laag sterke spieren die als een elastiek werken. Dat elastiek kan te slap zijn, beschadigd raken of juist te strak gespannen staan.

Slappe of beschadigde bekkenbodem Een te zwakke of beschadigde bekkenbodem kan verschil-lende problemen veroorzaken: • een trekkend, zwaar gevoel van onderen (door

verzakkingen); • pijn in de onderbuik, moeheid, pijn in de liezen, benen of

laag in de rug;

7

• de plas komt moeilijk op gang of u kunt uw blaas niet goed leeg plassen;

• meerdere blaasontstekingen; • u moet vaak of snel plassen (overactieve blaas); • ongewild urineverlies (urine-incontinentie); • u kunt de ontlasting moeilijk of niet ophouden; • u voelt minder tijdens het vrijen.

Te gespannen bekkenbodem Op het toilet moet u de bekkenbodemspieren kunnen ontspannen zodat de urine of ontlasting naar buiten kan. Bij sommige vrouwen gaat dit moeilijk. Misschien spant u de spieren zelfs aan, zonder dat u dat wilt. Door die spanning lukt het niet om te plassen en de kringspier rond de anus kan ‘op slot’ gaan.

Ook bij het vrijen is ontspanning van de bekkenbodemspieren essentieel. De schede blijft anders nauw en voelt stug aan, waardoor seks vervelend of pijnlijk kan zijn.

Wat merkt u van een te gespannen bekkenbodem? • U moet vaak plassen, misschien wel 10 tot 20 keer per dag

en meerdere keren ’s nachts. • De plas komt moeilijk op gang of loopt niet goed door

(‘onderbroken straal’). • Terugkerende blaasontstekingen. • Problemen met de ontlasting, zoals verstoppingen

(obstipatie) of afwisselend verstopping en diarree, aambei-en of het gevoel dat er iets achterblijft.

• Seksuele problemen, zoals pijn bij het vrijen en een stekend of brandend gevoel bij de ingang van de schede.

8

• Langdurige pijn in de onderbuik, het bekken, de rug of de liezen.

Hieronder staat extra informatie over vier soorten klachten: verzakking, ongewild urineverlies, problemen met de ontlas-ting en seksuele problemen.

3.1 Verzakking Bij een verzakking zakken organen in het bekken omlaag. Het gaat om: • de voorkant van de vagina met de blaas; • de achterkant van de vagina met het rectum (het uiteinde

van de dikke darm); • en/of de baarmoeder.

Vaak zijn verschillende organen tegelijk verzakt.

Een verzakking is soms vanaf de buitenkant zichtbaar. Een verzakte blaas ziet u als een ronde bol aan de voorkant van de schede, een verzakt rectum als een uitpuilende bol aan de achterkant van de schede. Bij een verzakte baarmoeder is de baarmoedermond soms te zien bij de ingang van de schede.

Een verzakking geeft meestal een zwaar gevoel in de schede (vagina). Soms lijkt het alsof er iets naar buiten komt, alsof u een bal tussen uw benen heeft. U kunt ook een zeurde-rig gevoel in de onderbuik krijgen dat uitstraalt naar de rug. Vermoeidheid komt ook regelmatig voor. Zitten en fietsen kunnen vervelend zijn.

De klachten worden vaak in de loop van de dag erger, zeker als u veel doet. Door rust verminderen deze meestal. Verzakkingen geven vaak problemen met het plassen en de ontlasting.

9

Door een blaasverzakking kan het moeilijk zijn de urine op te houden. Soms wordt de plasbuis afgeknikt en dan is het juist moeilijk om uit te plassen.

Door een verzakking van de darm komt de ontlasting vaak moeilijk naar buiten, ook al voelt u aandrang. Er lijkt soms iets achter te blijven nadat de ontlasting naar buiten is gekomen. U kunt ook het gevoel hebben dat de ontlasting niet langs de verzakking kan, alsof de darm eerst teruggeduwd moet worden.

Een darmverzakking kan leiden tot verstopping, waardoor soms weer aambeien ontstaan. Heel soms komt het laatste stuk van de dikke darm (rectum) naar buiten.

Niet alle verzakkingen geven klachten. Als er geen klachten zijn, is behandeling niet nodig.

3.2 Ongewenst urineverlies (urine-incontinentie)

Inspanningsincontinentie (stressincontinentie) Bij inspanningsincontinentie kunt u uw plas niet ophouden als u bijvoorbeeld niest, hoest, iets optilt, sport of snel opstaat. Er is dan ineens veel druk in de buikholte omdat u uw buikspie-ren aanspant. U hoeft niet te plassen, maar verliest toch urine. Dit wordt ook wel stressincontinentie genoemd.

Aandrangincontinentie (urge-incontinentie) Bij aandrangincontinentie moet u plotseling zo nodig plassen dat u het toilet niet op tijd haalt. Dit gebeurt bijvoorbeeld als u van houding verandert, als u loopt of stromend water hoort. U moet erg vaak plassen. We noemen dit ook wel urge-incontinentie.

10

Gemengde incontinentie Nogal wat vrouwen hebben tegelijkertijd last van aandrang- en inspanningsincontinentie. Voor de behandeling is het belangrijk te weten welke van de twee u het meest stoort.

3.3 Seksuele problemen Sommige vrouwen met bekkenbodemklachten hebben minder ‘gevoel’, pijn, of urineverlies tijdens het vrijen of bij een orgasme. Maar het is goed mogelijk dat u tijdens seks helemaal niets merkt van de bekkenbodemproblemen. Sommige vrouwen met een verzakking maken zich zorgen over seks. U hoeft echter niet bang te zijn dat er tijdens seks iets beschadigd raakt. De wand van de vagina is heel soepel en geeft mee. Misschien is seks wel moeilijker of pijnlijker dan eerst. Dit kan komen door een tekort aan vrouwelijke hormonen (oestrogenen) na de overgang waardoor het slijmvlies dun en kwetsbaar wordt. Als u nare ervaringen heeft op seksueel gebied, zoals incest, verkrachting of mishande-ling, is het belangrijk om dit met uw behandelend arts te bespreken. Zeker als een operatie wordt overwogen. Als u het moeilijk vindt om dit met uw gynaecoloog te bespreken, kunt u een afspraak maken met een seksuoloog. Deze arts is ervaren in het bespreken van dergelijke negatieve ervaringen.

3.4 Moeite met het ophouden van de ontlasting (ontlastingincontinentie) Ontlastingincontinentie kan verschillende oorzaken hebben. Bij sommige vrouwen is een weinig gevoelige endeldarm en/of een verzakking van de endeldarm de oorzaak. Soms ligt

11

het aan de kringspier, die de ontlasting tegen moet houden. De kringspier kan bijvoorbeeld beschadigd raken bij een bevalling of na een operatie rond de anus. Op oudere leeftijd kan de kringspier dunner en zwakker worden. Ontlastingin-continentie geeft het gevoel dat u de ontlasting nauwelijks kunt ophouden en dat u moet rennen om op tijd bij het toilet te komen. Soms komt er wat ontlasting naar buiten, zonder aandrang. Ook kan het moeilijk zijn winden goed op te houden.

4. Waardoor ontstaan bekkenbodemklachten? Er zijn verschillende oorzaken voor bekkenbodemklachten.

Slappe of beschadigde bekkenbodem • Zwangerschap en bevalling. Tijdens de zwangerschap

en bevalling staat er veel druk op de bekkenbodem. De spieren, het bindweefsel en het zenuwweefsel kunnen hierdoor beschadigen. De bekkenbodem kan na de bevalling ‘anders’ aanvoelen. Sommige vrouwen hebben een tijd last van incontinentie of een trekkend gevoel onder in de buik bij het tillen. Dit gaat meestal vanzelf weer over.

• Leeftijd. Op oudere leeftijd worden de bekkenbodem-spieren, net als de andere spieren, vaak zwakker. Dit komt deels doordat veel vrouwen de spieren minder intensief gebruiken en deels doordat de vrouwelijke hormonen na de overgang afnemen.

• Zwaar lichamelijk werk, overgewicht of veel hoesten (door roken of een longaandoening).

12

• Aangeboren zwakte van bindweefsel. Sommige vrouwen hebben zwak bindweefsel. Dat zit vaak ‘in de familie’: oma, moeder en dochter hebben allemaal bekkenbodemklach-ten. Vrouwen met zwak bindweefsel hebben ook meer kans op spataders en liesbreuken.

Te gespannen bekkenbodem Een te gespannen bekkenbodem heeft vaak een psychologi-sche oorzaak. De reden is niet altijd duidelijk. Meisjes leren onbewust om de bekkenbodemspieren te gebruiken. Allerlei ervaringen kunnen de spanning in het bekken verhogen. Enkele voorbeelden: • tijdens de opvoeding wordt benadrukt dat het onderli-

chaam vies is; • te vroege of te intensieve zindelijkheidstraining; • negatieve seksuele ervaringen.

Meisjes en vrouwen met een negatief gevoel over hun onderlichaam spannen hun bekkenbodemspieren vaak onwillekeurig te sterk. Hierdoor voelen zij het minder goed als zij naar de wc moeten. Dit kan leiden tot plasklachten en verstopping. Een te aangespannen bekkenbodem is ook een veel voorkomende oorzaak van pijn bij het vrijen.

5. Hoe vaak komen bekkenbodemklachten voor? Bekkenbodemklachten komen vaak voor. Ongeveer 40% van de vrouwen heeft weleens ongewenst urineverlies. Dit is lang niet altijd ernstig. Ongeveer 6% van alle vrouwen heeft iedere dag last van urineverlies. Een derde van hen gaat daardoor nauwelijks de deur meer uit.

13

Urine-incontinentie komt op elke leeftijd voor, maar vooral tijdens of na een zwangerschap en op oudere leeftijd. Ongeveer 25% van de volwassen vrouwen heeft last van een verzakking. Ongeveer 11% van de vrouwen wordt hiervoor geopereerd. Verlies van dunne of vaste ontlasting komt bij 7% van de volwassen vrouwen voor.

6. Hoe ervaren vrouwen bekkenbodemklachten? In onze westerse cultuur leren kinderen vaak op jonge leeftijd dat urine en ontlasting vies zijn. Veel mensen vinden het moeilijk om plas- of ontlastingproblemen te bespreken. Vrouwen hebben daardoor vaak het idee dat ze de enige zijn met deze klachten. Schaamte en angst komen veel voor, en maken het leven minder leuk. Sommige vrouwen vermijden seks, wat weer schuldgevoelens kan geven. Omdat zij zich schamen, zoeken zij vaak geen deskundige hulp. Terwijl er dikwijls wel wat aan te doen is. Natuurlijk ervaart iedere vrouw bekkenbodemklachten op haar eigen manier. Het is daarom goed om te weten dat u ook met uw emotionele problemen terecht kunt bij uw arts, fysiotherapeut, seksuoloog of verpleegkundige.

7. Onderzoek bij bekkenbodemklachten

7.1 Bij wie kunt u terecht? Bij bekkenbodemklachten kunt u last hebben van verschillen-de organen: de urinewegen, de darmen en de schede. Verschil-lende hulpverleners houden zich hiermee bezig. Met welke hulpverleners u te maken krijgt, hangt af van uw klachten en van de gekozen behandeling.

14

• U gaat naar een uroloog als blaasklachten het belangrijkst zijn.

• U gaat naar een maagdarmleverarts (MDL-arts) of darmchirurg (proctoloog) als u vooral last heeft van darmklachten.

• Een bekkenfysiotherapeut leert u hoe u de spieren traint en beter gebruikt, zodat de bekkenbodem goed werkt. De oefeningen verminderen urine-incontinentie bij meer dan de helft van de vrouwen.

• Een seksuoloog kan u helpen als seksuele problemen of een slechte seksuele ervaringen in het verleden de oorzaak zijn van bekkenbodemklachten.

In het St Jansdal kennen wij het zogeheten bekkenbo-demspreekuur. Dit is een gezamenlijk spreekuur van de gynaecoloog, de uroloog en de continentieverpleegkun-dige. Een patiënt kan terecht op dit spreekuur met klachten als ongewild urineverlies of verzakkingen. Het gezamenlijk spreekuur is er om er in één dagdeel voor te zorgen dat een patiënt met bekkenbodemproblematiek geholpen kan worden.

7.2 Gesprek Het is belangrijk dat de gynaecoloog goed weet wat uw klachten zijn. Vertel uw klachten daarom in uw eigen woorden. De gynaecoloog stelt daarna nog een aantal vragen. Bijvoor-beeld of u problemen heeft met plassen, de ontlasting en seksualiteit. Of u andere gynaecologische klachten heeft, hoe eventuele bevallingen zijn gegaan, of u vroeger ziekten en-/of medische ingrepen heeft gehad.

15

Heeft u de laatste maanden medicijnen gebruikt? Maak dan een lijstje met de namen van die medicijnen en neem dit overzich mee naar het gesprek. Vertel het ook aan de gynaecoloog als u nog nooit seksueel contact heeft gehad, zodat hij of zij daar rekening mee kan houden bij het onderzoek. Ook nare (seksuele) ervaringen uit het verleden zijn van belang. U krijgt waarschijnlijk voor of na het gesprek een standaard vragenlijst om in te vullen, zodat de behande-lend arts zeker weet dat geen informatie mist. Na het eerste gesprek is een gynaecologisch onderzoek gebruikelijk. Soms volgt daarop nog aanvullend onderzoek, zoals een echo, cystoscopie of gespecialiseerde röntgenfoto’s.

7.3 Gynaecologisch onderzoek Bij een gynaecologisch onderzoek bekijkt de gynaecoloog de schede en baarmoedermond. U zit tijdens het onderzoek op een gynaecologische onderzoekstoel, met uw onderlichaam bloot en uw benen gespreid. Als u dat wilt, kunt u vragen of u mee kunt kijken met een spiegel. Vaak vraagt de gynaeco-loog eerst of u wilt persen. Soms is dan al een verzakking te zien. U krijgt een speculum (eendenbek) in de schede. Dit is een instrument om de schede een stukje open te houden. De gynaecoloog kan zo de baarmoedermond en/of de top van de schede onderzoeken. Daarna volgt een inwendig onderzoek (vaginaal toucher). De arts brengt een of twee vingers in de schede en legt de andere hand op uw buik. Zo tast de arts de bekkenbodem, de baarmoeder en eierstokken af. De gynaeco-loog kan ook met een vinger in het rectum voelen (het uiteinde van de dikke darm, via de anus) om de achterwand van de schede en de sluitspier te beoordelen. Dit noemt men

16

een rectaal toucher. Het is mogelijk dat de arts u vraagt om te blijven staan tijden het onderzoek. Soms is het makkelijker om zo het soort en de ernst van de verzakking te beoordelen.

7.4 Urineonderzoek In de urine is te zien of u een blaasontsteking heeft. Hiervoor is een ‘gewassen plas’ noodzakelijk. U maakt hiervoor eerst de ingang van de schede schoon. Daarna plast u het eerste deel van de urine uit, het middelste deel van de urine vangt u op in een potje.

7.5 Onderzoek door uroloog/cystoscopie De uroloog doet onderzoek als u bijvoorbeeld een overactie-ve blaas heeft of bloed bij de urine. De arts bekijkt de binnen-kant van de urinebuis en de blaas. Daarvoor krijgt u een buisje met daarop een kleine camera in de plasbuis (cystosco-pie). De gynaecoloog kan dit onderzoek ook uitvoeren. Een uitgebreidere beschrijving vindt u in de folder Cystoscopie.

7.6 Urodynamisch onderzoek (UDO) Met een urodynamisch onderzoek kan de arts beoordelen of de blaas en plasbuis goed werken. Bij dit onderzoek krijgt u een dun slangetje (katheter) door de plasbuis in de blaas. Via het slangetje wordt de blaas gevuld met vocht. Aan het einde van het slangetje zit een kleine drukmeter. De arts vraagt u om te hoesten of uit te plassen. De drukmeter geeft dan informatie over de blaasspier, de werking van de bekkenbo-dem en het soort urineverlies. Een uitgebreidere beschrijving vindt u in de folder Urodynamisch onderzoek.

17

7.7 Defecogram Een defecogram is een röntgenonderzoek dat wordt gedaan bij ontlastingsproblemen. U krijgt via de anus een slangetje in de darm waardoor een röntgencontrastmiddel in het laatste deel van de dikke darm (rectum) wordt gespoten. De arts brengt ook contrastmiddel in de schede. U krijgt waarschijn-lijk ook nog contrastvloeistof te drinken. Contrastmiddel is een vloeistof die inwendige organen beter zichtbaar maakt op de röntgenfoto’s. Soms wordt tegelijkertijd de druk in de dikke darm gemeten met een dun slangetje. Tijdens het onderzoek moet u op een aangepast toilet de ontlasting laten gaan, terwijl röntgenfoto’s of een video-opname worden gemaakt. Zo ziet de arts hoe de dikke darm werkt en waar deze is verzakt. Veel mensen vinden dit onderzoek vervelend en vinden het moeilijk om naar de wc te gaan terwijl er beelden worden gemaakt. Dit is heel begrijpelijk. Vertel het de arts of de verpleegkundige als u dit moeilijk vindt; zij zullen u zo goed mogelijk begeleiden en geruststellen.

7.8 Echografie Een bekkenbodemechografie is een echo van de organen in het bekken. De arts maakt de echo via de schaamstreek door het echo-apparaat tussen de schaamlippen te houden. Op de echo zijn de inwendige organen te zien. De arts kan bekijken hoe de bekkenbodemspieren eruit zien en of ze goed werken. Deze echografie is vooral van belang bij vrouwen met wat complexere bekkenbodemproblemen. Het is nog een relatief nieuw onderzoek en wordt nog niet in alle ziekenhuizen gedaan. Een uitgebreidere beschrijving vindt u in de folder Bekkenbodemechografie.

18

8. Behandelingsmogelijkheden bij bekkenbodemklachten Bij bekkenbodemklachten zijn verschillende behandelingen mogelijk: bekkenfysiotherapie, medicijnen, incontinentiemate-riaal, een ring (pessarium) die de baarmoeder of blaas op de goede plaats houdt of een operatie. Welke behandeling voor u geschikt is, hangt af van uw klachten en de resultaten van het onderzoek.

8.1 Bekkenfysiotherapie De bekkenfysiotherapeut leert u de spieren rond het bekken te herkennen en te gebruiken. Afhankelijk van uw precieze klanten krijgt u bepaalde oefeningen of adviezen. - U kunt leren de bekkenbodemspieren (weer) te beheersen als de blaas en darmen vollopen en als u naar de wc gaat. - U kunt leren de bekkenbodemspieren te trainen waardoor u geen (of minder) urine verliest als u hoest of lacht. - U kunt leren de urine langer op te houden (blaastraining). Bij zo’n 60% van de vrouwen zijn de klachten sterk verbeterd na fysiotherapie. U moet na de therapie thuis zelf blijven oefenen om het effect te houden! Fysiotherapie is ook zinvol als de bekkenbodem te gespannen is. U leert dan juist om de bekkenbodemspieren te ontspannen. Bij een forse verzakking is fysiotherapie alleen niet voldoende, maar toch wel belang-rijk om ervoor te zorgen dat u de bekkenbodemspieren goed gebruikt, vooral als u een operatie overweegt. Meer informa-tie vindt u in de folder Bekkenfysiotherapie.

19

8.2 Incontinentiemateriaal Gebruik bij urineverlies het liefst opvangmateriaal dat hiervoor speciaal is gemaakt. Dit materiaal houdt de huid droger en het houdt geurtjes tegen. Inlegkruisjes of maandverband zijn niet gemaakt om urine op te vangen en blijven vaak te nat, waardoor de huid geïrriteerd raakt. Ook wassen met zeep geeft huidirritatie, omdat zeep de zuurgraad van de schede verstoort. Was de schaamstreek het liefst alleen met water. U kunt het gebruik van incontinentiever-band bespreken met een incontinentieverpleegkundige. Vraag uw arts om een verwijzing.

Opvangmateriaal koopt u bij de apotheek. De zorgverzeke-raar kan het materiaal vergoeden als uw huisarts of gynaeco-loog een machtiging geeft. De apotheker beoordeelt dan namens de zorgverzekeraar of een vergoeding mogelijk is. De arts beslist dit dus niet. De apotheker kan ook advies geven over speciale huidcrèmes en verschillende soorten opvangma-teriaal. Bij de apotheek liggen vaak verschillende folders over opvangmateriaal, waarmee u meestal gratis een proefpakket met opvangmateriaal kunt bestellen.

8.3 Een ring of pessarium Een ring is een soort rond rubber kapje in de schede. Men noemt deze ring ook wel pessarium. Het is vooral bekend als voorbehoedsmiddel, maar kan ook helpen bij klachten door een verzakking en/of incontinentie. De ring houdt een verzak-te blaas of een baarmoeder op de juiste plaats. Een ring is niet voor iedereen geschikt. Het soort verzakking en de stevigheid van de bekkenbodem spelen hierbij een rol.

20

Een goed passende ring voelt u niet zitten, ook niet tijdens de seks. Een voordeel van een ring is dat het nauwelijks compli-caties geeft. Meer informatie vindt u in de folder Pessarium bij verzakking of incontinentie.

8.4 Medicijnen

Medicijnen bij aandrangincontinentie Er zijn verschillende medicijnen om aandrangincontinentie te verminderen. Deze medicijnen kunnen wel bijwerkingen hebben, zoals verstopping, een droge mond of droge ogen.

Medicijnen bij verstopping Bepaalde medicijnen maken de ontlasting soepeler. Bij verstopping zijn lichamelijke beweging, veel vezels en rauwkost en voldoende drinken erg belangrijk. Vraag eventu-eel aan uw arts een verwijzing naar een diëtiste als u advies wilt over uw eetpatroon.

Vrouwelijke hormonen/oestrogenen Vrouwelijke hormonen (oestrogenen) houden het slijmvlies van de schede stevig. Naarmate u ouder wordt, neemt de hoeveelheid vrouwelijke hormonen af. Dit gebeurt vooral na de overgang. Door een lage hoeveelheid vrouwelijke hormonen in het bloed worden de wanden van de schede en de blaas droger en schraler. Seks kan dan pijnlijk worden. U kunt ook vaker blaasontstekingen krijgen. Het vrouwelijk hormoon kunt u aanvullen via een vaginale crème of zetpil of met tabletten die u slikt.

21

Als u geopereerd wordt, krijgt u waarschijnlijk enige tijd voor en na de operatie vrouwelijke hormonen voorgeschreven om het weefsel van de schede te versterken. U krijgt ook oestro-genen als een ring afscheidingsklachten of irritatie geeft.

8.5 Hulpmiddelen bij stressincontinentie Bij stressincontinentie (inspanningsincontinentie) kunt u bekkenbodemoefeningen doen en een ring gebruiken. Daarnaast zijn er vaginale tampons om de klachten te vermin-deren. Een (eventueel natgemaakte) tampon in de schede is soms al voldoende. Ook zijn er speciale anti-stressincontinen-tie tampons. De tampon duwt de overgang tussen de blaas en de urinebuis als het ware wat naar boven, zodat urine er moeilijker doorheen kan. Dit is in bepaalde situaties een goede oplossing, bijvoorbeeld als u alleen tijdens sporten urine verliest.

8.6 Hulp bij seksuele problemen Een seksuoloog helpt bij problemen op seksueel gebied. Deze arts of psycholoog is opgeleid om seksuele problemen te bespreken en te behandelen. De seksuoloog kan u ook helpen als u nare seksuele ervaringen heeft gehad. Zij praat met u over uw klachten en uw ervaringen, en bekijkt of gesprek-ken en oefeningen u helpen om de klachten te verminderen. Meer informatie vindt u in de folder Seksuele problemen bij vrouwen.

22

8.7 Operatie Als bekkenfysiotherapie en/of een ring onvoldoende helpen, is een operatie een optie. Er zijn verschillende soorten operaties bij bekkenbodemproblemen. Het soort operatie is afhankelijk van uw klachten en de resultaten van het gynaeco-logisch onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek. U vindt uitgebreidere informatie in de folder Bekkenbodem- en incontinentieoperaties.

8.8 Kiezen voor een behandeling Bij bekkenbodemproblemen zijn verschillende behandelin-gen mogelijk. U kunt over het algemeen meebeslissen welke behandeling het wordt. Uw mening en uw gevoel zijn hierbij beide belangrijk. Vraag uw gynaecoloog gerust of hij/zij alle behandelingen met u heeft besproken, zodat u een goede keuze kunt maken. Bekkenbodemproblemen zijn niet levens-bedreigend. Er is dan ook nooit haast bij een operatie. Denk dus goed na over de voor- en nadelen van de behandelingen en neem de tijd voor een beslissing.

9. Algemene adviezen bij bekkenbodemklachten

Voorkómen Het is moeilijk te zeggen of u bekkenbodemklachten kunt voorkomen. Als u nog kinderen wilt krijgen, is het verstandig om tijdens de zwangerschap en zeker na de bevalling oefenin-gen te doen om de bekkenbodemspieren te versterken. Het is helaas niet altijd mogelijk (verergering van de) bekkenbo-demklachten te voorkomen. Houdt u er rekening mee dat de

23

bekkenbodem vaak traag herstelt zolang u borstvoeding geeft. De eierstokken maken dan weinig vrouwelijke hormonen (oestrogenen), waardoor de wand van de schede vaak droog aanvoelt en de ophangbanden hun oude stevigheid nog niet terugkrijgen. Het is nu nog wat vroeg voor al te intensieve behandelingen.

Oefenen Het is belangrijk om iedere dag bekkenbodemoefeningen te doen, ook na een eventuele operatie. Een bekkenbodemfy-siotherapeut legt uit welke oefeningen goed zijn en hoe u ze moet doen.

Dieet Een vezelrijk dieet en veel drinken kunnen helpen de ontlasting soepel te houden. Zo voorkomt u verstopping en onnodig persen.

Vocht Minimaal 1,5 liter vocht (inclusief koffie en thee) per dag drinken is verstandig, maar meer dan 2,5 liter is niet nodig.

Overgewicht Overgewicht geeft extra belasting van de bekkenbodem. Als u te zwaar bent, is het belangrijk dat u afvalt – het liefst door minder te eten en meer te bewegen.

Zwaar tillen Bij een zwakke bekkenbodem kunt u beter niet te veel en niet te zwaar tillen. U voelt wel waar uw grenzen liggen.

24

Roken Hoesten geeft veel druk op de bekkenbodem. Probeer de kans op hoesten te verkleinen, bijvoorbeeld door te stoppen met roken en chronische bronchitis te behandelen. Uw huisarts kan u hierbij helpen.

Sporten Lichamelijke beweging helpt om verstopping en overgewicht te voorkomen. Ook bij bekkenbodemklachten is het gezond om veel te bewegen. Kies liever niet voor een sport waarbij u veel moet springen op een harde bodem of waarbij u zware dingen moet tillen. Er zijn voldoende sporten waarbij u de bekkenbodem minder belast. Uw gynaecoloog of huisarts kan u hierover meer informatie geven.

10. Wetenschappelijk onderzoek naar bekkenbodemklachten De behandeling van bekkenbodemklachten is nog in ontwik-keling. Daarom wordt er in veel ziekenhuizen wetenschappe-lijk onderzoek gedaan. U wordt misschien gevraagd om mee te doen aan zo’n onderzoek. Uw arts zal eerst uitleggen welk doel het onderzoek heeft en welke gevolgen er zijn voor uw behandeling. U mag natuurlijk weigeren om mee te doen. Hieronder staan enkele voorbeelden van wetenschappelijke onderzoeken: • men onderzoekt of het beter is om een verzakkings- en

incontinentieoperatie in één keer te doen, of juist na elkaar;

• men vergelijkt de resultaten van bekkenfysiotherapie met die van een operatie bij stressincontinentie;

25

• men onderzoekt het nut van urodynamisch onderzoek bij inspanningsincontinentie;

• men vergelijkt verschillende matjes bij incontinentie- en verzakkingsoperaties.

Meer informatie over wetenschappelijk onderzoek op dit gebied vindt u op www.studies-obsgyn.nl.

11. Tot slot Aan bekkenbodemklachten is vaak meer te doen dan veel mensen denken. Bespreek uw klachten met uw huisarts. Hij of zij kan u doorverwijzen naar een gynaecoloog, uroloog, fysiotherapeut, seksuoloog en/of incontinentieverpleegkundige.

Nog vragen?Aarzel niet om vragen te stellen aan uw gynaecoloog of huisarts.

12. Meer informatie en nuttige websites Nederlandse Vereniging voor Gynaecologie en Obstetrie www.nvog.nl

Wetenschappelijk onderzoek naar bekkenbodemklachten www.studies-obsgyn.nl

Stichting Bekkenbodem Patiënten www.bekkenbodem.net tel. 0900-1111999

26

Maag Lever Darm Stichting www.mlds.nl tel. 0900- 2025625

Bekkenfysiotherapeuten www.defysiotherapeut.com

Vereniging Nederlandse Incontinentie Verpleegkundigen www.vniv.nl

Stoppen met roken www.stivoro.nl/hulpbijstoppen.html

Auteurs: Erica Janszen, Kirsten Kluivers, Saskia Nienhuis †, Mirjam Weemhoff en Bart Broekman, namens de Werkgroep Bekken-bodem van de NVOG. Met medewerking van Hans van Geelen, voorzitter van de Stichting Bekkenbodem Patiënten.

© 2009 NVOG Het copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaeco-logie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestem-ming vermenigvuldigen.

27

Bekkenbodemfysiotherapie

1. Wat is bekkenfysiotherapie?Bij bekkenfysiotherapie leert u om de spieren van de bekken-bodem bewust te gebruiken. U kunt de bekkenbodemspieren zelf niet zien. Dat maakt het misschien moeilijk om deze goed te gebruiken en te oefenen. De bekkenfysiotherapeut helpt u hierbij. Hiervoor zijn allerlei oefeningen mogelijk. Welke oefeningen u leert, hangt af van de klachten die u heeft. U leert de bekkenbodemspieren dus op een nieuwe manier te gebruiken. Het is belangrijk dat dit normale bewegingen voor u worden, zodat u ze onbewust gaat doen. De bekkenfysio-therapeut zal u hierbij adviseren en begeleiden.

2. Wat is het verschil met gewone fysiotherapie?Een bekkenfysiotherapeut heeft zich gespecialiseerd in bekken- en bekkenbodemproblemen. Bekkenfysiotherapie is een driejarige vervolgopleiding na een gewone fysiothe-rapieopleiding. Een bekkenfysiotherapeut heeft daardoor meer kennis van bekkenbodemproblemen dan andere fysiotherapeuten.

3. Wanneer is bekkenfysiotherapie zinvol?In de deze situaties kan bekkenfysiotherapie zinvol zijn:• bij ongewild verlies van urine en/of ontlasting;• als u vaak heel nodig moet plassen en/of ontlasten, wat u

bijna niet kunt tegenhouden;• als u zeer vaak moet plassen en/of ontlasten;

28

• als u niet goed uit kunt plassen of moeite heeft met de ontlasting (het voelt bijvoorbeeld alsof er ontlasting achterblijft in de darmen);

• bij een verzakking van de blaas, de baarmoeder of de darmen;

• bij pijn in de onderbuik, rond de anus of de geslachtsdelen;• als u seksuele problemen heeft door te hoge spierspanning

of te lage spierspanning in de bekkenbodem of doordat u de bekkenbodemspieren niet goed gebruikt;

• voor en na operaties in de onderbuik;• als begeleiding, bewustwording, ontspanning en training

van de spieren in en rond het bekken tijdens de zwanger-schap en rond de bevalling.

Bij urine-incontinentieMet bekkenfysiotherapie kunt u het afsluitmechanisme van de blaas versterken, zodat u minder gemakkelijk urine verliest. De oefeningen helpen vooral bij vrouwen die urine verliezen als zij bijvoorbeeld lachen, hoesten of persen. Na de fysiothe-rapie is het urineverlies bij ongeveer de helft van de vrouwen zo afgenomen dat zij het geen probleem meer vinden. Maar er zijn ook vrouwen bij wie bekkenfysiotherapie niet zo goed helpt. We kunnen van tevoren niet zeggen of de oefeningen bij u wel of niet zullen helpen. Bekkenfysiotherapie heeft geen vervelende bijwerkingen, dus u kunt het veilig uitproberen.

Bij een verzakkingEen verzakking verdwijnt niet door bekkenfysiotherapie. Maar de oefeningen kunnen wel helpen. Bij een lichte of matige verzakking kan bekkenfysiotherapie de klachten verminderen.

29

U leert de bekkenbodemspieren beter beheersen, zodat zij de druk van de verzakte organen beter kunnen opvangen als u beweegt. Daarmee kunt u verergering van de verzakking voorkomen. De fysiotherapeut vertelt u ook hoe u het beste met een verzakking kunt omgaan. Bij een ernstige verzak-king helpt bekkenfysiotherapie meestal niet of niet genoeg. Toch is de fysiotherapie ook dan zinvol: als u de spieren beter gebruikt, voorkomt u misschien dat de klachten erger worden.

Voor en na een operatie Het kan verstandig zijn om voor en na een operatie voor een verzakking of incontinentie bekkenbodem- en buikspieroefe-ningen te doen. U traint daarmee de spieren om de druk op de bekkenbodem goed op te vangen, zowel voor als na de operatie. De bekkenfysiotherapeut kan u hierover adviseren.

Bij een te gespannen bekkenbodem De bekkenfysiotherapeut leert u hoe u de bekkenbodemspie-ren ontspant. Dit is nodig om goed uit te plassen en te ontlas-ten en bij seks. Pijn in de onderbuik of geslachtsdelen heeft soms ook te maken met een hoge spanning in de bekken-bodem. De bekkenfysiotherapeut leert u om die spanning te herkennen, te voelen en bewust te ontspannen.

4. Hoe werkt de bekkenfysiotherapeut? De bekkenfysiotherapeut vraagt u eerst om precies te vertel-len welke klachten u heeft. Daarna doet zij een lichame-lijk onderzoek, waarbij zij let op uw houding, ademhaling, spierkracht, en de beweeglijkheid en stabiliteit van de rug en het bekken. U gaat daarna zo ontspannen mogelijk op de

30

onderzoeksbank liggen met uw voeten plat op de bank en uw knieën licht gebogen. De fysiotherapeut bekijkt het gebied rond het bekken eerst vanaf de buitenkant en kan daarna, als u dat goed vindt, een vaginaal of anaal onderzoek doen om te beoordelen hoe goed de bekkenbodemspieren werken. Bij dit onderzoek vraagt de fysiotherapeut u om de bekkenbo-demspieren aan te spannen en weer los te laten, om een paar keer te hoesten en om te persen. Na het onderzoek maakt de bekkenfysiotherapeut een behandelplan, dat hij of zij met u bespreekt.

5. Speciale technieken De bekkenfysiotherapeut kan speciale technieken gebruiken bij de behandeling van bekkenbodemproblemen.

Myo-feedback Een speciale vorm van bekkenfysiotherapie is myo-feedback. Hierbij krijgt u feedback over de manier waarop u uw bekkenbodemspieren aanspant en ontspant. (‘Myo’ verwijst naar de spieren’). U ziet op een beeldscherm of hoort aan geluidssignalen hoe u de bekkenbodemspieren spant en ontspant. De fysiotherapeut meet de spierspanning met een klein instrument (probe), dat tijdens de behandeling in de vagina of anus zit. U ziet of hoort daarna iedere aanspanning en ontspanning. De bekkenfysiotherapeut kan u vertellen wat u van deze speciale techniek leert.

Elektrostimulatie Bij elektrostimulatie krijgen de bekkenbodemspieren kleine stroomstootjes. Dit kan zinvol zijn als u de bekkenbodem-

31

spieren niet bewust kunt aansturen of als u pijn heeft in het bekkenbodemgebied. Door het stroomstootje spant de spier zich aan, waardoor de spier sterker wordt. Om klachten in het bekkengebied te verminderen, is het belangrijk dat de bekkenbodemspieren goed kunnen aanspannen. Elektrostimu-latie doet geen pijn en is niet gevaarlijk.

Myo-feedback en elektrostimulatie zijn allebei inwendige behandelingen, waarbij u een instrument in de vagina of anus krijgt. Het kan zijn dat u dat vervelend vindt, bijvoorbeeld door negatieve seksuele ervaringen. Vertel het gerust aan uw behandelaar als u zo’n inwendige behandeling moeilijk vindt. U bepaalt zelf of u de behandeling wilt laten doen of niet. Een inwendig onderzoek wordt alleen uitgevoerd als u toestem-ming geeft.

6. Algemene adviezen • Probeer veel hoesten te voorkomen. Het is daarvoor

belangrijk om niet te roken. • Probeer overgewicht te voorkomen of af te vallen als u te

zwaar bent. • Neem de tijd op het toilet. Veel bekkenbodemproblemen

zijn te voorkomen door minder gehaast te plassen en te ontlasten. Het is belangrijk dit op uw gemak te doen en u hierbij zo veel mogelijk te ontspannen.

• Adem goed door als u bukt, buigt en tilt. Houd de adem dus niet in.

• Goed zitten en ontspannen bewegen zijn belangrijk voor de rug en het bekken. De bekkenfysiotherapeut kan u leren hoe u de rug en bekkenbodem zo min mogelijk belast.

32

7. Hoe vind ik een bekkenfysiotherapeut? U vindt adressen van geregistreerde bekkenfysiotherapeuten via de website www.defysiotherapeut.com. Ook uw gynaeco-loog kan adressen geven van geregistreerde bekkenfysiothera-peuten bij u in de buurt.

8. Vergoeding De zorgverzekeraar vergoedt bekkenfysiotherapie als u aanvullend verzekerd bent voor fysiotherapie. Alleen fysiothe-rapie voor urine-incontinentie zit in het basispakket. U kunt dit nalezen in uw polis of navragen bij uw zorgverzekeraar.

Auteurs: Erica Janszen, Kirsten Kluivers, Saskia Nienhuis †, Mirjam Weemhoff en Bart Broekman, namens de Werkgroep Bekken-bodem van de NVOG. Met medewerking van Hans van Geelen, voorzitter van de Stichting Bekkenbodem Patiënten.

© 2009 NVOG Het copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaeco-logie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestem-ming vermenigvuldigen.

33

Pessarium bij verzakking en incontinentie

1. Wat is een pessarium?Een pessarium is een soort kunststof kapje in de vagina. Het wordt ook wel ‘ring’ genoemd. Een pessarium is vooral bekend als voorbehoedsmiddel, maar kan ook helpen bij een verzakking. De ring duwt de verzakking terug, waardoor de klachten verminderen of zelfs verdwijnen.

SoortenEr bestaan verschillende soorten pessaria. Ze zijn meestal gemaakt van soepel silicone. Pessaria zijn helemaal dicht of ze hebben een gat in het midden. De vorm is bijvoorbeeld rond, ovaal, een kubus of een halve maan. De grootte varieert van enkele centimeters tot meer dan tien centimeter. Welke vorm en welke grootte voor u het beste is, hangt af van het type verzakking. Uw artsgeeft u hierover meer informatie.

2. Wanneer kiest u voor een pessarium?Een pessarium helpt bij de meeste vormen van een verzak-king, maar het beste bij een verzakking van de baarmoeder en/of voorwand van de vagina (blaasverzakking). Bij een verzakking van de achterwand van de vagina (darmverzakking) geeft een pessarium een minder goed resultaat. Bij ongewenst urineverlies is een pessarium soms weer wel zinvol. U kunt met uw arts bespreken of een pessarium voor u een goede oplossing is.

34

3. Hoe wordt een pessarium ingebracht?U krijgt eerst een inwendig onderzoek. De arts voelt hoe wijd de vagina is en bepaalt welk pessarium voor u geschikt is. Vervolgens zet hij of zij het pessarium in de vagina: aan de voorzijde tegen het schaambeen en aan de achterzijde achter de baarmoedermond. Daarna voelt de arts of het pessari-um goed ligt. Zo niet, dan kunt u direct een beter passend pessarium krijgen. De hele procedure duurt enkele minuten.

Soms lukt het niet om een pessarium in te brengen omdat de vagina te nauw of te kort is. Dit komt vooral voor bij vrouwen die in dat gebied geopereerd zijn. Ook is het mogelijk dat het pessarium er kort na het inbrengen weer uitvalt, vooral wanneer de ingang van de vagina erg wijd is en het pessarium te weinig steun krijgt van de bekkenbo-demspieren. In die situatie wordt soms een ander pessari-um geprobeerd, in andere gevallen wordt een operatie geadviseerd.

4. Wat merkt u van een pessarium?Een goed passend pessarium voelt u niet zitten. Veel vrouwen zijn bang dat zij tijdens seks last zullen hebben van een pessarium of dat hun partner het voelt zitten. In de praktijk gebeurt dit slechts zelden. Ook kunt u gerust tampons gebrui-ken als u nog menstrueert.

BijwerkingenSoms raakt de wand van de vagina geïrriteerd door het pessarium. U krijgt dan last van afscheiding of bloedverlies.

35

Uw arts geeft u hiervoor vaginale tabletjes, crème of zetpillen met een lage dosis oestrogene hormonen.

VerliesHet is mogelijk dat het pessarium uit de vagina valt of er op het toilet uit komt als u perst. U kunt het pessarium dan tegenhouden of zelf terug zetten, als u dat wilt. Lukt dit niet? Neem het pessarium dan mee naar de volgende controle en bespreek met uw arts of een ander pessarium zinvol is.

Aanhoudende klachtenHet is mogelijk dat u last blijft houden van de verzakking, ondanks het pessarium. In dat geval moet u een andere behandeling kiezen.

5. Hoe vaak moet u het pessarium laten controleren?Bij de meeste pessaria is een halfjaarlijkse controle en reiniging voldoende. Uw gynaecoloog of uw huisarts kan dit doen. Sommige pessaria moeten vaker worden gecontroleerd. Uw arts zal dat dan met u bespreken. Als u het pessarium zelf in de vagina kunt zetten, kunt u de controle en reiniging zelf doen. Neem altijd contact op met uw arts als u klachten krijgt als extra afscheiding of ongewoon bloedverlies.

6. Zelf weghalen en terugzettenHet pessarium kan de vaginawanden irriteren. Dit is soms te voorkomen door ‘s avonds zelf het pessarium uit de vagina te halen en ‘s ochtends weer in te brengen.

36

Veel vrouwen vinden dat een eng idee, maar in de praktijk gaat dat meestal goed. Probeer zelf uit in welke houding u dit het gemakkelijkst doet: liggend in bed, staand met bijvoor-beeld een been op een stoel of zittend op het toilet. Of misschien wil uw partner het pessarium in en uit de vagina halen?

Zeker in het begin vragen vrouwen zich vaak af of het pessarium goed zit. Als u deze niet voelt zitten, kunt u ervan uitgaan dat het pessarium goed zit. Veroorzaakt het pessarium pijn? Probeer deze dan met een vinger van plaats te veranderen. De vagina is aan de bovenkant afgesloten. Het pessarium kan dus nooit verdwijnen of op een verkeerde plaats terechtkomen.

7. Hoe kiest u tussen een pessarium en een operatie?Een pessarium en een operatie hebben allebei voor- en nadelen. Het ligt aan uw persoonlijke situatie welke voor- en nadelen voor u belangrijk zijn.

Operatie• Het voordeel van een operatie is dat de klachten vaak

definitief zijn opgelost. Een operatie heeft echter ook nadelen:

• u moet opgenomen worden in het ziekenhuis;• het herstel duurt meestal ongeveer zes weken;• een operatie helpt meestal goed tegen de klachten, maar

soms minder dan verwacht;• er kunnen nieuwe klachten of complicaties ontstaan;

37

• na een aantal jaren ontstaat soms een nieuwe verzak-king of komt de incontinentie terug. U krijgt dan opnieuw klachten.

Tegenwoordig is een operatie voor bekkenbodemklachten ook op hogere leeftijd mogelijk. Leeftijd is dus geen reden meer om van een operatie af te zien.

PessariumEen goed passend pessarium geeft zelden complicaties. Wel komen de hierboven genoemde bijwerkingen voor. Als uw klachten niet verminderen door een pessarium, kunt u altijd nog voor een operatie kiezen. De voor- en nadelen van een pessarium en een operatie in uw situatie kunt u met uw gynaecoloog of huisarts bespreken.

Auteurs: Erica Janszen, Kirsten Kluivers, Saskia Nienhuis †, Mirjam Weemhoff en Bart Broekman, namens de Werkgroep Bekken-bodem van de NVOG. Met medewerking van Hans van Geelen, voorzitter van de Stichting Bekkenbodem Patiënten.

© 2009 NVOGHet copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaeco-logie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestem-ming vermenigvuldigen.

38

Bekkenbodem- en incontinentieoperaties

1. Inleiding Bij bekkenbodemproblemen en urine-incontinentie zijn verschillende behandelingen mogelijk. Een operatie is een van die mogelijkheden. Opereren is de ingrijpendste behandeling bij deze klachten. Het is daarom goed om te weten wat een operatie inhoudt en welke andere behandelingen er zijn. U leest in deze folder welke operaties er zijn voor uw klachten en wat u van een operatie kunt verwachten.

Wat de beste behandeling is, hangt af van een aantal dingen: hoe erg zijn uw klachten, hoeveel last heeft u er van, wat heeft het nader onderzoek opgeleverd en wat voor soort verzakking heeft u? Uw gynaecoloog zal u hierover informatie geven en u helpen bij de beslissing. Er bestaan verschillende operaties voor verzakkingen en urine-incontinentie. Deze operaties gebeuren meestal via de schede, dus niet via een snee in de buik. Een operatie helpt meestal goed tegen de klachten. Ze geven veel minder last of zijn zelfs helemaal over. Aan de andere kant brengt een operatie altijd risico’s met zich mee. Daarbij kunnen wij niet garanderen dat uw klachten helemaal over zullen zijn.

Bekkenbodemproblemen zijn nooit gevaarlijk voor uw gezondheid. U kunt dus rustig de tijd nemen om de voor- en nadelen van een operatie tegen elkaar af te wegen.

39

2. De voorbereiding op een operatie U bespreekt vóór de operatie met de anesthesioloog welke verdoving u wilt. De anesthesioloog is een arts die is gespeci-aliseerd in verdovingen. U mag waarschijnlijk zelf kiezen tussen een algehele verdoving (narcose) of een ruggenprik. Bij een ruggenprik is alleen uw onderlichaam verdoofd. U blijft dan tijdens de operatie bij bewustzijn, maar u voelt niets.

3. Risico’s Bij iedere operatie bestaat de kans op trombose, een verstopping van een bloedvat door een bloedpropje. Om dit te voorkomen, krijgt u tijdens de opname in het zieken-huis iedere dag een injectie in de huid van de buik of het bovenbeen. Daarnaast krijgt u tijdens de operatie antibio-tica om een infectie te voorkomen. Andere risico’s zijn een nabloeding en een beschadiging van de blaas of de darm. Sommige vrouwen krijgen na de operatie opnieuw een verzakking. Het is ook mogelijk dat de operatie helpt tegen uw klachten, maar dat u er andere klachten voor in de plaats krijgt. Een klein aantal vrouwen krijgt bijvoorbeeld last van ongewenst urineverlies (incontinentie) na een operatie voor een verzakking.

4. Operatie bij stressincontinentie Bij stressincontinentie verliest u urine als u bijvoorbeeld hoest, springt of lacht. De druk in de buik is dan groot. Een oplossing is om de plasbuis op die momenten even dicht te drukken. Daarvoor krijgt u een kunststof bandje onder de plasbuis. Dit bandje is een soort hangmatje. Als de druk in uw

40

buik verhoogt, wordt de plasbuis tegen dit bandje aan gedrukt, waardoor de urine er minder makkelijk door kan. Het bandje wordt meestal via de vagina onder de plasbuis gezet. De chirurg maakt vaak drie kleine sneetjes: een in de zogeheten vaginavoorwand onder de plasbuis en twee in de liezen. De sneetjes in de liezen zijn niet altijd nodig. De chirurg kan ook sneetjes boven het schaambeen maken. Hij of zij zal voor de operatie met u bespreken welke techniek hij of zij gebruikt. Na de operatie kunt u een paar dagen problemen hebben met plassen. U krijgt dan een slangetje (katheter) in de plasbuis. Verder kunt u een paar dagen pijn in de lies of het bovenbeen hebben. Beide klachten zijn meestal snel weer over.

5. Operaties bij verzakkingen Bij verzakkingen zijn verschillende operaties mogelijk, afhankelijk van het orgaan dat verzakt is. Het kan gaan om de baarmoeder, de vaginavoorwand met de blaas, of de vagina-achterwand, meestal met de dikke darm en soms de dunne darm. Soms zijn meer organen tegelijk verzakt. Dan kan een combinatie van operaties nodig zijn.

Baarmoeder U kunt een verzakte baarmoeder helemaal laten weghalen of vast laten maken aan een stevige bindweefselband in het bekken (het sacro-spinale ligament). De chirurg kan ook alleen de baarmoedermond verwijderen en de baarmoeder-banden inkorten. Deze laatste operatie wordt niet zo vaak gedaan, omdat deze wat ingewikkelder is. Welke van deze operaties het beste is bij een baarmoederverzakking, hangt af van uw persoonlijke situatie. Uw gynaecoloog zal dit met u bespreken.

41

Verwijdering van de baarmoeder via de schede (vaginale uterusextirpatie)De gynaecoloog past deze methode toe als de baarmoeder niet te groot is en dus door de schede past. Bij een baarmoe-derverwijdering via de schede wordt de baarmoederhals altijd verwijderd. De ingreep vindt dus plaatst via de schede. Als eerste wordt de baarmoedermond losgemaakt van de vaginawand, daarna worden de banden en de bloedvaten waarmee de baarmoeder vast zit afgebonden en doorgeno-men. Als laatste worden de eierstokken en de eileiders van de baarmoeder gescheiden. In principe blijven de eierstok-ken en eileiders in de buik achter. Soms is er een reden om ze toch te verwijderen, bijvoorbeeld als eierstokkanker en/of borstkanker meer dan gemiddeld in uw familie voorkomt. Het verwijderen van de eierstokken via de schede maakt de operatie moeilijker. Aan het einde van de operatie wordt de top van de schede aan elkaar gehecht, zodat deze weer netjes is afgesloten van de buikinhoud.

Vasthechten van de baarmoeder (of schedetop) aan een bindweefselband (sacrospinale fixatie)Uw gynaecoloog bespreekt met u de mogelijkheid om de verzakking te verhelpen middels een sacrospinale fixatie.Redenen om deze ingreep uit te voeren zijn:

• een verzakking van de vaginatop als in het verleden al ooit uw baarmoeder verwijderd is;

• een ernstige baarmoederverzakking waarbij het de gynaecoloog verstandiger lijkt de baarmoeder vast te maken in plaats van te verwijderen.

42

• u uw baarmoeder wenst te behouden. Sacrospinale fixatie betekent dat de vaginatop of baarmoeder opgehangen (fixatie) wordt aan een bindweefselband in het bekken (sacrospinaal ligament).

De ingreep vindt plaats via de schede. U krijgt in de vagina-achterwand een insnede waarna de bindweefselband rechts naast uw staartbotje wordt opgezocht. Hieraan wordt de vaginatop dan wel de baarmoeder vastgehecht middels twee niet oplosbare hechtdraden. De hechtingen worden geknoopt, waardoor de verzakte vaginatop dan wel baarmoeder strak naar achter worden getrokken en vastgezet. Hierna worden de draden kort geknipt en de achterwand van de vagina wordt weer gesloten, waardoor de hechtingen verborgen liggen. De sacrospinale fixatie kan gecombineerd worden met een andere verzakkingsoperatie,zoals een voorwandplastiek.

De complicaties bij een sacrospinale fixatie zijn het zelfde als de complicaties na een andere verzakkingsoperatie. Specifiek voor de sacrospinale fixatie is echter de kans op pijn in de rechter bil. Deze pijn kan zeurend van aard zijn echter ook hinderlijk en pijnlijk. Dit gevoel gaat vrijwel altijd binnen een paar weken weer over. In uitzonderlijke gevallen moeten de hechtingen weer middels een operatie verwijderd worden. Bij een verzakking van de vaginavoorwand met de urineblaas wordt vaak een operatie gedaan die voorwandplastiek heet. De gynaecoloog maakt een snee in het midden van de voorwand en duwt de blaas terug naar de normale plek. Enkele hechtingen houden de blaas op de goede plaats. De gynaecoloog verstevigt het gebied tussen de vaginavoorwand en de blaas met hechtingen. Daarmee worden nieuwe verzak-

43

kingen zoveel mogelijk voorkomen. De vaginavoorwand is door de verzakking wat uitgerekt. De gynaecoloog kan een stuk weghalen en de wand daarna met hechtingen weer dicht maken. Soms is het weefsel tussen de vaginavoorwand en de blaas erg zwak, bijvoorbeeld als de verzakking is teruggeko-men na een eerdere operatie. Dan kan een kunststof matje het weefsel verstevigen.

Vagina-achterwand met dikke darm en eventueel dunne darm De operatie bij een verzakte vagina-achterwand is vergelijk-baar met de voorwandplastiek. Deze ingreep heet achter-wandplastiek. Ook hier kan de gynaecoloog een kunststof matje gebruiken ter versteviging. De ingang van de vagina is soms erg wijd. De bekkenbodemspieren zijn verslapt of bij een bevalling ingescheurd. Dan is naast de achterwandplastiek een bekkenbodemplastiek mogelijk. De gynaecoloog maakt de natuurlijke opening in de bekkenbodem steviger en zo nodig nauwer.

Kunststof matjes Met een kunststof matje kan de gynaecoloog de bekkenbo-dem steviger maken. Dit verkleint de kans dat de verzakking terugkomt. Het kunststof matje heeft echter ook nadelen: • een (klein) deel van het matje kan bloot komen te liggen in

de vagina. Men noemt dit erosie. Dit probleem wordt vaak met hormonen of een kleine ingreep opgelost;

• rond het matje kunnen littekens ontstaan, waardoor de vagina nauwer wordt. Dit is pijnlijk en kan seks vervelend of onmogelijk maken. Het matje kan heel lastig verwijderd worden, waardoor aan dit nadeel meestal weinig te doen is;

44

• het kunststof matje wordt pas sinds enkele jaren regelma-tig gebruikt. We weten daardoor nog niet hoe het matje zich op lange termijn gedraagt.

Bij incontinentieoperaties wordt een kunststof bandje gebruikt. Dit is een andere techniek dan het inbrengen van een kunststof matje. De nadelen van het matje gelden in veel mindere mate voor het bandje.

Buikoperaties bij een verzakking Soms is een operatie via de buik beter dan via de vagina. Bijvoorbeeld bij een ingewikkelde verzakking of als u al eerder bent geopereerd voor een verzakking. Soms is dan een kijkoperatie mogelijk, waarbij de arts twee of drie kleine sneetjes in de buik maakt. Kan dit niet, dan opereert de arts via een grotere snee in de buikwand. Bij deze ingewikkeldere operaties zet de arts vaak een kunststof matje in de buik, waarmee hij de verzakking ‘ophangt’ aan de voorkant van de wervelkolom.

6. Na de operatie in het ziekenhuis Na de operatie blijft u waarschijnlijk een paar dagen in het ziekenhuis. U kunt dan pijn in de onderbuik en schaamstreek hebben. Vraag gerust om pijnstillers als u hier veel last van heeft. Verder kunt u een tampon in de vagina hebben die een eventuele bloeding moet stoppen. Die tampon wordt de ochtend na de operatie door de verpleegkundige weer verwij-derd. U kunt ook een slangetje in de plasbuis hebben om de urine uit de blaas af te voeren. Dit is een blaaskatheter. Deze moet soms een aantal dagen blijven zitten. Als u na het verwij-deren van de katheter niet meteen zelf kunt plassen, krijgt u

45

opnieuw een katheter. Soms ontstaat er een blaasontsteking. Dan krijgt u een kuur met een antibioticum. De eerste dagen na de operatie zijn vaak pijnlijk. U krijgt zo nodig pijnstillers.

7. Na de operatie weer thuis Een operatie is zwaar voor uw lichaam. Het duurt een tijd voordat u zich weer helemaal goed voelt. Dit valt vaak tegen; veel vrouwen verwachten dat ze snel weer de oude zijn. Maar u bent bijvoorbeeld snel moe en kunt misschien minder aan dan u gewend bent. Luister goed naar de signalen van uw lichaam en ga niet te snel weer te veel doen. Uw lichaam heeft tijd en rust nodig om helemaal te herstellen. Na een incontinentieoperatie duurt dit minstens twee weken, na een verzakkingsoperatie zes weken. U mag in deze periode geen zware dingen tillen of ander zwaar werk doen. Overleg met uw arts wanneer u weer mag autorijden. Dit is vaak na twee weken.

Let op de volgende punten: • bel uw gynaecoloog of het ziekenhuis als u koorts krijgt of

als de pijn erger wordt; • het is belangrijk dat u niet veel hoeft te persen voor de

ontlasting. Eet daarom vezelrijk en drink minstens 1,5 liter vocht per dag. Zo nodig kunt u laxerende middelen krijgen;

• na de operatie is vaginaal bloedverlies en afscheiding normaal. Na ongeveer zes weken zou dit over moeten zijn. Bel uw gynaecoloog of het ziekenhuis als het langer duurt;

• hechtingen in de schede lossen vanzelf op. Restjes van de hechtingen kunnen via de vagina naar buiten komen. Dat is normaal en kan tot ruim zes weken na de operatie gebeuren;

46

• de eerste weken na de operatie kunt u beter geen seks hebben. De wand van de vagina kan daardoor beschadigen. Na ongeveer zes weken is de wand meestal goed genoeg hersteld. De gynaecoloog zal dit eerst controleren en met u bespreken.

Na de operatie krijgt u een afspraak voor controle bij de gynaecoloog op de polikliniek. Dit is meestal vier weken na de operatie (of na het ontslag uit het ziekenhuis).

Auteurs: Erica Janszen, Kirsten Kluivers, Saskia Nienhuis †, Mirjam Weemhoff en Bart Broekman, namens de Werkgroep Bekken-bodem van de NVOG. Met medewerking van Hans van Geelen, voorzitter van de Stichting Bekkenbodem Patiënten.

© 2009 NVOG Het copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaeco-logie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestem-ming vermenigvuldigen.

© 2009 NVOGHet copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaeco-logie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestem-ming vermenigvuldigen.Folders en brochures van de NVOG behandelen verschillende verloskundige en gynaecologische klachten, aandoeningen, onderzoeken en behandelingen. Zo krijgt u een beeld van wat u normaliter aan zorg en voorlichting kunt verwachten. Wij hopen dat u met deze informatie weloverwogen beslissingen kunt nemen. Soms geeft de gynaecoloog u andere informatie of adviezen, bijvoorbeeld omdat uw situatie anders is of omdat men in het ziekenhuis andere procedures volgt. Schriftelijke voorlichting is altijd een aanvulling op het gesprek met de gynaecoloog. Daarom is de NVOG niet juridisch aansprakelijk voor eventuele tekortko-mingen van deze folder. Wel heeft de Commissie Communicatie van de NVOG zeer veel aandacht besteed aan de inhoud. Dit betekent dat er geen belangrijke fouten in deze folder staan, en dat de meerderheid van de Nederlandse gynaecologen het eens is met de inhoud.Andere folders en brochures op het gebied van de verloskunde, gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde kunt u vinden op de website van de NVOG: www.nvog.nl, rubriek voorlichting.

Uitgave:PatiëntencommunicatieHarderwijk, september 2016 CAZ GY 173.09.16

Ziekenhuis St JansdalWethouder Jansenlaan 90 3844 DG Harderwijk

Postbus 1383840 AC Harderwijk

Telefoon (0341) 463911 www.stjansdal.nl