Grip op maakonderwijs - lkca.nl/media/downloads/bijeenkomsten/onderzoeks... · 2 Grip op...

21
1 Grip op maakonderwijs

Transcript of Grip op maakonderwijs - lkca.nl/media/downloads/bijeenkomsten/onderzoeks... · 2 Grip op...

1

Grip op

maakonderwijs

2

Grip op maakonderwijs

Oriëntatie op ‘arts & technology’ en maakonderwijs in de context van het Rotterdamse Voortgezet

onderwijs.

Mirjam van Tilburg

Projectleider Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam Rotterdam, 26-07-2016

Foto voorpagina: ‘Arts & technology’ presentaties en discussie met Jorg Duitsman en Elise Vellekoop tijdens WIRED 2016

3

Inhoudsopgave

1. Context 4

2. Inleiding 5

3. Terminologie 6

2.1 Arts & Technology

2.2 Maakonderwijs

2.3 Andere termen

4. Case BouwKeet 10

3.1 Wat is BouwKeet?

3.2 Methodiek

5. Waar zit de overlap met cultuuronderwijs? 12

5.1 Makermovement methodieken

5.2 Exameneisen

5.3 Nieuwe ontwikkelingen VMBO

5.4 Notitie over het PO

6. Kansen en valkuilen 15

7. Advies KCR 18

8. Deelnemers digitale consultatie 20

9. Linken 20

4

1. Context Het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) voert het programma ‘Rotterdam, dé Stad van

Cultuuronderwijs’ uit. Dit programma heeft als doel om verdieping en verbreding van cultuuronderwijs

in het voortgezet onderwijs te stimuleren. Cultuuronderwijs is onderwijs over cultuur. Onderwijs

waarin leerlingen reflecteren op cultuuri. Binnen het programma Rotterdam, dé Stad van

Cultuuronderwijs van 2015-2016 zijn ‘arts & technology’ en het maakonderwijs onderwerpen. Het

KCR is er van overtuigd dat ‘arts & technology’ en maakonderwijs deel kunnen uitmaken van

cultuuronderwijs. In deze rapportage zullen de termen ‘arts & technology’ en maakonderwijs

toegelicht worden en wordt een brug naar cultuuronderwijs geslagen.

Deze rapportage is een neerslag van gesprekken met de leden van de werkgroep ‘Arts & Technology’,

deskresearch, case BouwKeet, werkbezoeken op scholen, interne deskundigheidsbevordering en twee

korte discussies tijdens het WIRED festival 2016. Deze oriëntatie heeft als doel een antwoord te

vinden op de volgende vraag:

Welke aspecten van maakonderwijs en ‘arts & technology’ zijn interessant voor cultuuronderwijs in het voortgezet onderwijs (vo) van Rotterdam?

De rapportage is bedoeld voor professionals uit het (maak)onderwijs en andere geïnteresseerden in

Rotterdam. De rapportage sluit af met een advies op welk vlak het KCR deze ontwikkelingen kan

ondersteunen en kan doorbouwen op deze oriëntatie.

Figuur 1 uit Cultuur2, Basis voor cultuuronderwijs, Barend van Heusden, Astrid Rass, Jeroen Tass, 2016

De werkgroep heeft de vorm gehad van een digitale consultatie met de deelnemers van de werkgroep

en een reeks gesprekken met mij, Mirjam van Tilburg, als consulent van het KCR. Om het stuk leesbaar

te houden schrijf ik regelmatig vanuit de ik-persoon.

Graag bedank ik iedereen met wie ik gesprekken heb gevoerd die gebruikt zijn voor deze oriëntatie.

5

2. Inleiding Leren door te maken: ‘If you can’t open it, you don’t own it’i i

De overheid en het bedrijfsleven vragen om werknemers die opgeleid zijn in techniek. Er is een

noodzaak in de wereld van morgen om zelf dingen te kunnen. Omdat er veel vacatures zijn in

techniek, en door de verandering in mondiale productie. Van grootschalige massaproductie naar veel kleinere lokale productie van seriematige ‘unica’.

In diverse opiniërende onderwijs artikelen en ook bij de overheid is er vraag naar meer en beter

techniekonderwijs, waarbij de leerling niet alleen leert uit boeken, maar vooral veel gaat maken.

Innovatie die ontstaat door democratisering van kennis en middelen. Want door zelf te maken, krijg je grip op hoe de dingen om je heen zijn gemaakt, en dus meer grip op de wereld.

Sinds de petitie Leren door te maken, eind 2014 overhandigd aan onderwijsminister Jet Bussemaker,

neemt de makersbeweging een grote vlucht. Wat wil de makersbeweging in het onderwijs? Ze wil een

onderwijscurriculum geënt op creativiteit, technologie en innovatie. Wat de bottom-up beweging

helpt, is dat het basisonderwijs in 2020 wetenschap en techniek moet aanbieden en dat de

vernieuwde vmbo-profielen gericht zijn op techniek. Ook binnen het werkveld van de beeldende kunst

en design is het maken terug. Al dan niet door nieuwe technologieën als ontwerper uit te proberen en zo zelf te ontdekken.

In deze oriëntatie zal vooral veel aandacht zijn voor nieuwe technologieën. De 3d-printers, arduino’s

en lasersnijders veroveren het onderwijsland stap voor stap. Ik tracht in deze oriëntatie kritisch te kijken naar deze ontwikkelingen.

6

‘Arts & technology’ en maakonderwijs is een veld vol buzz-woorden. In deze oriëntatie tracht ik hier

enigszins helderheid in te brengen en in te kaderen welke aspecten relevant zijn voor het werkveld

van cultuuronderwijs in het vo. Daarnaast zal ik de exameneisen van verschillende vo-niveaus

vergelijken, om ook op dat niveau de kansen te verkennen. Deze oriëntatie is met name gericht op het

in kaart brengen van deze beweging in het huidige onderwijsveld, maar zou niet compleet zijn zonder een korte kansen- en valkuilenanalyse.

3. Terminologie In dit werkveld bestaan er veel buzz-woorden die verschillend worden geïnterpreteerd. Daarom volgt

hier een terminologielijst. Dit zijn de definities/omschrijvingen die in dit stuk zullen worden

aangehouden. Daarnaast beschrijf ik een paar termen die gelieerd zijn aan maakonderwijs.

3.1 Arts & technology

Arts & technology is een brede term. Zo kan er een kunststroming mee bedoeld worden die

technology als middel gebruikt. Arts & technology-kunstenaars zijn de uitvinders van nu. Ze verrassen

met nieuwe toepassingen voor technology om ons heen. Kunstenaars verbeelden voor ons de

toekomst. Maar verbeelding is niet de enige functie van arts & technology-kunst, de kritische houding

ten opzichte van bijvoorbeeld big data is goed vertegenwoordigd, en ook de sociale mogelijkheden

van nieuwe technology worden veelal ingezet. De term ‘arts & technology’ is meestal gericht op nieuwe technologieën, en zelden op traditionele technieken.

7

In deze oriëntatie zal ik me voornamelijk richten op arts & technology om te omschrijven dat de

‘kunstvakken’ samenwerken met de ‘bèta vakken’. Dit heeft een praktische reden, als in een school de

vakken kunst en techniek samen werken is het handig voor het systeem als de individuele vakken

herkenbaar zijn in het rooster. En, in ‘arts & technology’ zit het woord technologie geborgd, dat is een

aspect waar scholen gevoelig voor kunnen zijn. De doelen binnen onderwijs en de didactische

methodiek van ‘arts & technology’ verschillen niet veel van maakonderwijs. ‘Arts & technology’ en maakonderwijs worden vaak door elkaar gebruikt.

Advies KCR: De term ‘arts & technology’ sluit goed aan bij de vakkenverdeling van havo/vwo -scholen.

Havo/vwo-scholen zijn sterk verdeeld in vakken, zoals kunst en techniek. Het is daarom vooral

bruikbaar voor havo/vwo/gymnasium-scholen, en bijvoorbeeld Technasia. Bovendien sluit de link met

techniek goed aan bij de havo/vwo-scholen. In communicatie met havo/vwo-scholen is ‘arts &

technology’ daarom een bruikbare term.

3 .2 Maakonderwijs

De term maakonderwijs is afgeleid van het Engelse Makereducation. Het Nederlandse ‘maken’ is echter net iets anders dan het Engelse ‘to make’. Maken is een neutraal woord. Je kunt ook iets slecht ‘maken’. Er zit geen waardebepaling in, terwijl dit in het onderwijs wel gevraagd wordt. Daar wordt ontwikkeling, voortgang verondersteld. Eigenlijk suggereert de term maakonderwijs dat het niet uitmaakt wat je maakt, als je maar iets maakt. Ruimte voor kritische reflectie is in deze term niet geborgd.

Binnen de makermovement zijn er vele visies op maakonderwijs. Bij de een is dit praktische

oplossingen vinden voor een alledaags probleem, bij de ander is het vooral do it yourself-onderwijs (DIY), en weer een ander ziet het als een techniekles met instructies of als Handvaardigheid 2.0.

Voor een bruikbare visie op maakonderwijs binnen cultuuronderwijs is het belangrijk om te kijken wie

de ontwikkelaars van die visie zijn. Natuurlijk is het techniekonderwijs goed vertegenwoordigd in het

maakonderwijs. De lobby voor meer techniek in het onderwijs is groot, zie ook www.techniekpact.nl

Daarnaast geven een aantal designers en culturele instellingen inhoudelijk vorm aan maakonderwijs.

Zo is designer Astrid Poot ontwerper en initiatiefnemer van de petitie ‘Leren door te maken’ iii. De

directeur van de Rotterdamse makerspace BouwKeet is ontwerper Daniel White. En is Waag Society,

institute for art, science en technology, initiatiefnemer van Platform Maker Education:

http://platformmakereducation.nl. Ook initieerde Waag Society een methodiek voor Fabschool en Creative Learning Lab.

De term die ik gebruik voor makerseducation binnen het Nederlandse onderwijs is maakonderwijs. De

definitie volgens Platform Makereducation: Maker Education betekent leren (door te) maken. Het is

een creatieve manier om kinderen in staat te stellen uitvinders te worden; en stimuleert hoofd, handen

en hart. In de afgelopen jaren zijn allerlei moderne technologieën goedkoop en makkelijker beschikbaar

geworden. Denk daarbij aan 3D-printers en elektronica, waarmee kinderen op een laagdrempelige

manier kunnen ontwerpen én maken. Leerlingen kunnen deze gereedschappen gebruiken om hun creativiteit te laten ontluiken. iv

Deze definitie is voor cultuuronderwijs bruikbaar, omdat deze een duidelijke rol geeft aan creativiteit

en reflectie. Makereducation kan zowel buiten als binnen funderend onderwijs plaatsvinden,

maakonderwijs beperkt zich daarentegen tot binnenschools. Maakonderwijs gaat dwars door alle

niveaus en soorten scholen heen. Leren door te maken kan voor veel leerlingen geschikt zijn, zowel

voor gymnasium als voor vmbo.

8

Hoewel met maakonderwijs dus zowel oude als nieuwe technieken kunnen worden bedoeld, zal ik me

in deze oriëntatie beperken tot nieuwe technologieën of een combinatie van nieuwe technologieën en oude technologieën.

Pencil vs Pixel, MBO Sint Lucas ism MU Eindhoven, vormgeving-foto Studio Knol

Advies KCR: Maakonderwijs is een term die goed aansluit bij de terminologie van vmbo- en

praktijkscholen. Het vakmanschap en leren door te maken is met name een manier van leren die goed

aansluit bij de vraag van de scholen. In communicatie met deze scholen is ‘maakonderwijs’ daarom een bruikbare term.

3.3 Andere termen

Kunstvakken. Om verwarring over de term cultuuronderwijs te voorkomen, gebruik ik de term kunstvakken voor de vakken én projecten op het gebied van de kunstdisciplines dans, muziek, beeldende kunst en theater.

Een FabLab is een technische prototyping platform/werkplaats voor innovatie en inventiviteit en het stimuleren van lokaal ondernemerschap. Fablabs verlenen een wijdverspreide toegang tot moderne technieken. Een FabLab is ook een platform voor leren en innovatie: een plek om te spelen, te creëren, te leren, te begeleiden, te verzinnen. FabLab is een merk en dient daarbij aangesloten te zijn bij de FabLab foundation. Een wereldwijde gemeenschap van leerlingen, docenten, technologen, onderzoekers, beleidsmakers en innovators. Kennisdeling die 30 landen en 24 tijdzones omspant. FabLab is o.a. een werkplaats voor nieuwe technologieën.

Makermovement is de grotere beweging die het nastreeft dat mensen meer grip krijgen op spullen, technologie en zelfs scheidkundige processen om ons heen. Als je iets maakt, dan ben je daar trots op. En je werkt snel samen, omdat je doorgaans vier handen nodig hebt als je iets maakt. Het zijn drie basisprincipes van de makerbeweging. Voor een korte indruk: http://makerthemovie.com/

9

In Rotterdam is er een netwerk van de makermovement: http://www.roffab.nl. ROFFAB stimuleert het nieuwe maken in Rotterdam. Partners in ROFFAB zijn: Digital Playground, RDM makerspace, Studio van der Sar, Stadslab Rotterdam (Hogeschool Rotterdam) en Stichting Het Lab. In Rotterdam is er een lector ‘Revolutie van de Maakindustrie’, namelijk Peter Troxler van Hogeschool Rotterdam.

Instructables zijn een soort van handleidingen die je aan de hand van fotorecepten en beschrijvingen stap-voor-stap helpen iets te maken. Het is ook een website (www.instructables.com/) waar wereldwijd mensen hun DIY-projecten delen. Er bestaan meer van dit soort websites, dit is de grootste. De kern is dat door het maken van een fotorecept mensen elkaar inspireren met nieuwe projecten. Deze fotorecepten zijn nooit helemaal kloppend als een handleiding, waardoor je er altijd je eigen draai aan moet geven. Maar echt de vrijheid heb je niet bij dit soort instructables. Dit delen is, naast nieuwe technologie, een essentieel verschil met maken in de 20 ste eeuw. Met een paar trefwoorden heb je miljoenen ideeën en mogelijkheden beschikbaar, waardoor je altijd zelfstandig aan de slag kan. Makerspace is een relatief nieuw fenomeen dat is komen overwaaien uit de Verenigde Staten. Een makerspace (werkplaats) nodigt uit om te maken. Om met je handen te maken wat in je hoofd opkomt. Er bestaat een wijd spectrum aan makerspaces, van commercieel tot maatschappelijk. Bij commerciële makerspaces betaal je als deelnemer voor het gebruik van machines. Bij de maatschappelijke makerspaces is de makerspace een middel om empowerment van doelgroepen te bereiken. Er bestaan makerspaces die meer gericht zijn op nieuwe technologie, de FabLabs, en makerspaces die meer openbare werkplaatsen zijn.

Nieuwe technologieën is zowel een verzamelterm voor de recente betaalbare technieken als

bijvoorbeeld 3D-printers en lasersnijders, als de nieuwe mogelijkheden met sensoren en

elektronicacircuits, zoals little bits, wearables. Maar ook mengvormen tussen elektronicacircuits en coderen, zoals arduino en lego-mindstorms.

Vakcollege (vmbo-mbo): Op een Vakcollege kan een leerling zijn of haar praktische talent verder

ontwikkelen. Dit betekent onder andere dat leerlingen op een Vakcollege vanaf het eerste leerjaar al

10

tien tot twaalf uur praktijkles per week krijgen. Hiermee onderscheiden Vakcolleges zich van

traditionele vmbo-opleidingen. Ze leren door te doen. De Vakroute is een opleidingsroute in het vmbo

en het mbo. De Vakroute kenmerkt zich door leren en oriënteren in de praktijk vanaf leerjaar 1 en een

nauwe samenwerking tussen vmbo, mbo en werkgevers. Scholen zijn aangesloten bij Vakcollege

Groep.

Technasium (havo/vwo): Scholen met het predicaat technasium zijn aangesloten bij de Stichting Technasium. Het technasiumonderwijs is vormgegeven volgens de technasium-formule. De vijf kenmerken: Activerende didactiek, samenwerking met bedrijfsleven en hoger onderwijs, een nieuw examenvak Onderzoek & Ontwerpen (O&O), technasiumwerkplaats en een opleiding met een moderne bèta-cultuur.

4. Case BouwKeet

BouwKeet bakfiets, 2015

4.1 Wat is BouwKeet?

In deze oriëntatie bespreek ik case BouwKeet om zo meer inzicht te bieden in de doelen en werkwijzen van makermovement.

BouwKeet is een maatschappelijke makerspace in Bospolder-Tussendijken, geïnitieerd en voor vijf jaar

volledig gefinancierd door Stichting de Verre Bergen. De directeur is Daniel White. Vanaf half 2016 is

11

BouwKeet te vinden op Schiedamseweg 240-248 te Rotterdam.

BouwKeet is een maatschappelijke makerspace. In de stukken wordt BouwKeet een technisch clubhuis

genoemd, speciaal voor bewoners van Bospolder-Tussendijken. Er zijn vijf werkplaatsen: FabLab, hout,

metaal, textiel en keramiek. BouwKeet zet in op drie gebieden van persoonlijke ontwikkeling van de

bewoners van Bospolder-Tussendijken: empowerment, wereldverbreding en soft skills.

Het KCR heeft meegeschreven aan een overkoepelende en praktisch toepasbare methodiek vanuit

uitgangspunten en insteek van BouwKeet en heeft begeleid bij (???). En het KCR heeft bemiddeld en

inhoudelijk gestuurd bij de samenwerking met scholen in Bospolder-Tussendijken, om zo

maakonderwijs in scholen te Rotterdam te stimuleren. De startversie van deze stukken is afgerond op

1 februari 2016.

4.2 Methodiek

De BouwKeet-methodiek begint met de omschrijving van de drie doelen voor persoonlijke

ontwikkeling die door Stichting de Verre Bergen zijn geformuleerd: Empowerment, Wereldverbreding

en soft skills. Waarbij soft skills wordt onderverdeeld in creativiteit, samenwerken,

probleemoplossend vermogen en ondernemerschap.

Het hart van de methodiek is de werkwijze in stappen:

1. Maken begint bij een vraag. Deelnemers worden gestimuleerd en gecoacht om zelf een vraag te

stellen, een plan te maken en actie te ondernemen. Dat kan een vraag zijn vanuit materiaal, techniek, functie, probleem of bestaand product.

2. Leren door te maken. In BouwKeet gaat het om maken en lol hebben in het (samen) maken.

Deelnemers proberen uit en maken kennis met de gigantische hoeveelheid aan mogelijkheden binnen de techniek. Bij langere programma’s wordt gewerkt met deconstructie-constructie en prototyping.

3. Leren van anderen, met anderen. BouwKeet kan alleen bestaan omdat deelnemers dol zijn op maken en dit graag delen. Bijvoorbeeld door te werken met peers in schoolprogramma’s.

4. Laat het zien! Alle producten die worden gemaakt in BouwKeet worden gefotografeerd.

Deelnemers laten hun werkstukken (trots) zien na afloop van elk programma, in tentoonstellingen of

bij wedstrijden.

5. Begeleiders zijn enthousiaste makers. Een BouwKeet-begeleider creëert sfeer, helpt en leert

deelnemers om te maken. Ook helpt hij of zij bij het bewaken van de veiligheid. De rol van de begeleiders wordt nog verder toegelicht in bijlage 1 van de methodiek.

12

5. Waar zit de overlap

met cultuuronderwijs?

5 .1 Makermovement methodieken

Voor het schrijven van deze oriëntatie heb ik twee methodieken van initiatieven uit de makermovement in Nederland bekeken, die van FabSchool.nlv en BouwKeet.

- Beide gaan uit van een makersdidactiek. De kern is kort samen te vatten: ‘If you can’t open it,

you don’t own it’vi. Makersdidactiek staat nog in de kinderschoenen. Er is nog nauwelijks

onderzoek gedaan naar de effecten. Publicaties gaan vaak vooral over het ‘wat’ en het ‘hoe’

en nauwelijks over het ‘waarom’. De makersdidactiek is meer een houding dan een didactiek,

het is een houding naar de wereld om je heen. ‘Maken leidt tot nieuwe kennis, inzichten en

mogelijkheden. Er ontstaat eigenaarschap en een besef, dat je zelf invloed kunt hebben op de

wereld.vii’ Gelieerd aan de makersdidactiek is embodied learning en learning by doing.

- Bij zowel Fabschool en BouwKeet worden de 21st century skills nadrukkelijk benoemd. Dit zijn

vaardigheden zoals samenwerken, ICT –geletterdheid, creativiteit, kritisch denken,

probleemoplossend vermogen, waarvan voorondersteld wordt dat kinderen die nodig hebben

om zich in een snel veranderende wereld te manifesteren. Dat is op zich niet vreemd. Zowel

makermovement als 21st century skills zijn komen overwaaien uit VS. Het partnership ‘21st

century skills’ in de VS wordt o.a. gefinancierd door Apple en Lego. De tegenstanders van ‘21st

century skills’ pleiten voor onderwijs waarbij kennis en vaardigheden meer met elkaar

geïntegreerd zijn.viii Zowel Fabschool als BouwKeet gaan echter vrij losjes om met 21st century

skills. Ze interpreteren ze vrij breed en lijken ze meer als legitimatie van hun methodiek te zien

dan van hun uitgangspunt.

- Betekenisvol leren streven zowel FabSchool als BouwKeet na. Bij betekenisvol leren ga je uit

van de positie van de lerende, dus het maakproject komt voort uit de vraag of motivatie van

de deelnemer. En wordt niet van buitenaf opgelegd. Bij Fabschool neemt bij betekenisvol

leren het perspectief van constructionisme en BouwKeet die van authentiek leren.

- Peer-learning Bij beide is samenwerken en ook van elkaar leren een belangrijk onderdeel van

de werkwijze. Beide makerspaces streven een sfeer op te bouwen die vergelijkbaar is met een

Community of Practice (CoP). Dit vraagt ook een andere rol van de begeleider dan alleen

kennisoverdracht.

- Beide methodieken besteden veel aandacht aan delen van resultaten. Exposure, het laten zien

wat je kan is belangrijk in beide methodieken. Zowel door instructables te maken voor

anderen, als tijdens een publiek moment. De gedachte hier achter is dat het delen het gevoel van eigenwaarde en trots stimuleert.

De overlap tussen de visies op didactiek van makersmovement en cultuuronderwijs is ruimschoots

aanwezig. Authentiek leren ligt dicht bij cultuuronderwijs, omdat hier bij de meeste disciplines

gewerkt wordt vanuit een vraag van een leerling, of in ieder geval is er veel ruimte voor persoonlijke

denkbeeld en aandacht voor eigen interesses. 21st century skills zijn een belangrijk thema binnen het

13

cultuuronderwijs. Ook is er bij veel cultuuronderwijsprojecten ruimte voor exposure. Denk

bijvoorbeeld aan de eindexamententoonstellingen of de musicals.

Specifiek met de discipline beeldende kunst en vormgeving, en dan met name handvaardigheid en de

vormgevingsvakken, ligt er veel overlap. Niet voor niets werken de vakken handvaardigheid en

techniek in middelbare scholen al vaak samen. De makerdidactiek ligt hier dicht bij.

5.2 Exameneisen

De visies op didactiek overlappen tussen maakonderwijs en kunstvakken. Maar hoe zit dat met de

eisen aan het onderwijs? Maakonderwijs, zoals gedefinieerd hierboven, zit tussen de kunst- en

techniekvakken in. Hieronder een overzicht van de eindtermen die aansluiten bij maakonderwijs

vanuit de eisen van kunstvakkeni x en techniekvakken. Hierin heb ik de algemene vaardigheden, als

communiceren en reflecteren, weggelaten. Ook heb ik specifieke natuurkundige processen

weggelaten, zoals energie of golven. Hoewel hier een duidelijke overlap is met bijvoorbeeld

elektronicacircuitjes bouwen in een FabLab, gaat die detaillering voor deze oriëntatie te ver. De

hoeveelheid eisen per vak zegt niet of een vak meer of minder goed aansluit. Het zegt niks over de

weging. Kunstvakken hebben bijvoorbeeld altijd veel generiekere omschrijvingen en daardoor minder

exameneisen dan bijvoorbeeld natuurkunde.

Examenprogramma havo/vwox

Kunst algemeen

Subdomein B5 Kunst, wetenschap en techniek 6. De kandidaat kan aangeven hoe kunst en wetenschap/techniek op elkaar inwerken

Beeldende Vormgeving

Subdomein A3 Eigen beeldend werk

3. De kandidaat kan eigen beeldend werk en werkproces beschrijven en beargumenteerd evalueren.

Beeldende Vormgeving / Tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving

Domein B: Praktijk 4. De kandidaat kan gestructureerde probleemstellingen met betrekking tot zowel autonome als toegepaste beeldende kunst en vormgeving onderzoeken en de daaruit ontwikkelde ideeen in een beeldende verwerking uitvoeren, daarbij beeldende middelen aanwenden in een doegericht werkproces, en het werk zo presenteren dat de beschouwer inzicht krijg in het werkproces.

Onderzoek & Ontwerpen

Subdomein A6. Ontwerpen

6. De kandidaat kan in contexten een vraagstelling uitwerken in een ontwerpprobleem, op basis van dit probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.

Onderzoek & Ontwerpen

Subdomein B1. Inventiviteit

9. De kandidaat kan associaties maken en relaties leggen die niet noodzakelijkerwijs een causaal karakter hebben en laat zich daarbij niet beperken door conventionele oplossingen en denkwijzen.

Onderzoek & Ontwerpen

Subdomein B2. Projectmatig werken

10. De kandidaat kan een authentieke vraag omzetten in een ontwerpopdracht of onderzoeksvraag. De kandidaat kan het complexe, cyclische en iteratieve karakter van procesmatig werken herkennen en toepassen, hierin proactief handelen en voorstellen doen om de kwaliteit van een project te verbeteren; hij kan de organisatie en planning van een project opzetten en bewaken.

14

Onderzoek & Ontwerpen

Subdomein D7. Onderzoek en ontwerp in de wereld van Lifestyle & Design

25. De kandidaat kan in een onderzoeks- of ontwerpopdracht relevante kennis verzamelen en deze toepassen bij de ontwikkeling van (innovatieve) technologieën op het gebied van entertainment, kunst, recreatie en ambachtelijke of industriële productontwikkeling van gebruiksvoorwerpen, kleding of inrichting van woon- en werkomgevingen.

Natuurkunde Subdomein A6 Ontwerpen

6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.

Natuurkunde Subdomein I1 Experiment

31. De kandidaat kan in contexten die vallen binnen subdomeinen van het centraal examen onderzoek doen door middel van experimenten en de resultaten analyseren en interpreteren.

Natuurkunde Subdomein I2 Modelstudie

32. De kandidaat kan in contexten die vallen binnen subdomeinen van het centraal examen onderzoek doen door middel van modelstudies en de modeluitkomsten analyseren en interpreteren.

Natuurkunde Subdomein I3 Ontwerp

33. De kandidaat kan in contexten die vallen binnen subdomeinen van het centraal examen op basis van een gesteld probleem een ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren.

Examenprogramma vmbox i

Natuur en scheikunde I

De kandidaat kan een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, daarbij ook rekening houdend met de veiligheid.

Natuur en scheikunde I

De kandidaat kan soorten materialen en hun stofeigenschappen herkennen en toepassen

Beeldende vorming De kandidaat kan naar aanleiding van een probleemstelling - autonoom en toegepast - beeldend werk maken.

Beeldende vorming De kandidaat kan een beeldende probleemstelling verkennen, analyseren, oplossen en uitvoeren.

Beeldende vorming De kandidaat kan aspecten van de voorstelling en vormgeving zó gebruiken dat ze een bijdrage leveren aan de zeggingskracht van het eigen beeldend werk.

Beeldende vorming De kandidaat kan een werkplan opstellen, bewaken en uitvoeren, zijn werkproces vastleggen, ordenen en presenteren en er op reflecteren.

5.3 Nieuwe ontwikkelingen VMBO

Het bovenstaande overzicht is uitgegaan van huidige exameneisen. Per augustus 2016 worden er in

totaal tien, waarvan vijf technisch georiënteerde, examenprofielen voor vmbo ingevoerd. Bovendien

wordt het vak Technologie en Toepassing ontwikkeld, met veel aandacht voor de 21st century skills

onderzoeken, ontwerpen en ondernemen. Het programma bestaat uit praktijkopdrachten en

levensechte opdrachten. T&T wordt gepositioneerd als een vmbo versie van O&O.

15

5.4 Notitie over primair onderwijs

Deze oriëntatie richt zich op het voortgezet onderwijs. Toch wil ik hier een brug slaan naar het po,

daar wordt techniek verplicht vanaf 2020. In het leerplankader Wetenschap & Technologie in het

basis- en speciaal onderwijs, SLO, 2016 wordt een duidelijke brug geslagen tussen kunstzinnige

oriëntatie en W&T-onderwijs: ‘Bij beeldende vorming wordt op een vergelijkbare manier als bij natuur

en techniek gebruik gemaakt van een ontwerpcyclus. Het ‘basisplan voor een beeldende activiteit’

bevat vergelijkbare proces- en productcomponenten: betekenis, vorm, materiaal, beschouwing,

werkwijze en onderzoek. De reflectieschil om de cyclus geeft aan dat kinderen met argumenten

redeneren over hun eigen werk en dat van anderen, waarbij ze kritisch vermogen ontwikkelen.’ (SLO,

2016)

6. Kansen en valkuilen Na het in kaart brengen volgt een korte analyse. Wat zijn de kansen en valkuilen van maakonderwijs en ‘arts & technology’ voor het Rotterdamse cultuuronderwijs in het vo?

6.1 Valkuilen:

1. Creativiteit in maakonderwijs. Door de verschillende visies op wat maakonderwijs is, is de rol

van creativiteit niet altijd duidelijk. In de exameneisen van de technische vakken wordt

creativiteit als doel niet expliciet genoemd. In maakonderwijsprojecten binnen

cultuuronderwijs is het belangrijk een uitspraak te doen over de rol van creativiteit.

2. Kritische reflectie en conceptontwikkeling. Het maken staat centraal in maakonderwijs. Dat is natuurlijk de kans, maar ook een risico. De kunstvakken hebben een behoorlijke geschiedenis en ervaring opgebouwd op het gebied van conceptontwikkeling, ideeontwikkeling en kritische reflectie. Sterker nog, de legitimiteit van de kunstvakken in het vo was gekoppeld aan de hoeveelheid theorievorming. Dit is niet altijd terug te vinden in maakonderwijsprojecten. Daarbij is het bepalen van kwaliteit lastig. In het woord ‘maken’ zit geen waardebepaling besloten, terwijl dit in het onderwijs wel gevraagd wordt. Daar wordt ontwikkeling, voortgang verondersteld. Bovendien vraagt het werken met nieuwe technologie ook om een kritische houding ten opzichte van die technologie.

3. De beweging komt vanuit techniek. De stok achter de deur voor scholen ligt bij de versterking van techniekonderwijs en niet van kunstvakken. Bijvoorbeeld de verplichting van techniekonderwijs voor PO in 2020 en de vernieuwde vmbo-profielen. Ook de lobby en geld komt meer uit de bèta-kant. De lobby bij de tweede kamer voor meer geld voor werkplaatsen in het vmbo komt van het Platform Techniek. Het platform makerseducation wordt gefinancierd door Platform Bèta Techniek. Vaak geldt, wie betaalt bepaalt.xii. Dat is een risico voor de kunstvakken.

4. Het maakonderwijs is gericht op het vermogen van ‘oplossingsgerichtheid’. Een voorbeeld hiervan zijn de projecten van TOP Awards van technasium-scholen. Maar met hoeveel geduld en hoe goed kan een kind een probleem oplossen? Hoeveel half producten krijg je dan? En is het dan nog wel probleem oplossen? Pseudo-oplossingen leveren vooral op dat je zelf ontspant en een kort moment van bevrediging voelt. Is het ontbreken van een oplossing niet beter dan een schijnoplossing, die een probleem in stand houdt en verhult?

16

5. Het is lastig om maakonderwijs te toetsen, er zijn op het moment van schrijven nog geen Nederlandstalige beoordelingsinstrumenten voor maakonderwijs ontwikkeld. Dat maakt het lastig om maakonderwijs te implementeren in het huidige voortgezet onderwijs dat gericht is op meetbare leeropbrengsten.

6. De insteek van maakonderwijs is nu erg gericht op maaktechnologieën: ‘we moeten iets met 3D-printers en arduino’. Veel scholen stappen te makkelijk over het ‘waarom’ naar het ‘hoe’. Juist overstijgende maatschappelijke vraagstukken gebruiken als vertrekpunt voor ‘maakonderwijs’ bieden grote kansen voor verdieping.

7. Voor makerspaces is lastig om vo-scholen op de vloer te krijgen. De afstand, tijdsinvestering en het vervoer zijn een grote drempel. De scholen die ik sprak willen liever een makerspace in de school zelf. Dit is vergelijkbaar met de moeite die culturele instellingen hebben om scholen binnen te komen.

8. Fysieke machines aanschaffen zijn duur, vergen onderhoud en specifieke kennis. De meeste docenten in het voortgezet onderwijs die kennis en skills (nog) niet. Als er al geld is voor aanschaf, is die er zelden voor onderhoud en training.

9. Maakonderwijs vraagt een specifieke houding en rol van de docent. De meeste (techniek) docenten in het vo zijn hier niet voor opgeleid. Dit vraagt een cultuurverandering in de school. Het risico is bijvoorbeeld dat maakonderwijsprojecten niet opschaalbaar zijn binnen een school en beperkt worden tot projecten van één enthousiaste docent. Dat maakt het kwetsbaar voor de verankering in de school.

10. De positie van maakonderwijs in scholen. In havo/vwo-scholen zijn de kunstvakken die iets meer gericht zijn op vaardigheden, zoals handvaardigheid, vaak gepositioneerd in de onderbouw. Bovendien is het nog niet zo lang mogelijk om examen te doen in O&O. Techniek is alleen een vak in de onderbouw. Maakonderwijs of ‘arts & technology’ wordt daarom vaak in onderbouw gepositioneerd. Dat is voor de interne positie in scholen niet goed. Aandacht en geld gaat vaak naar examenvakken, omdat een school hierin kan excelleren.

11. Maakonderwijs is bij uitstek een bottom-up ontwikkeling. Vaak zijn docenten meteen enthousiast en willen ze graag zo werken. Ze weten elkaar ook te vinden in allerlei netwerken. Op zich staan besturen niet onwelwillend tegenover meer techniekonderwijs en vragen de docenten een voorstel te doen. Maar de ambities van docenten liggen over het algemeen niet in het schrijven van beleid; hun vrije tijd steken ze liever in het begeleiden van leerlingen. Bovendien is het lastig voor hen om inzicht te krijgen in waar ze het beste beleidsmatig op kunnen aanhaken.

12. De exameneisen van de kunstvakken zijn tien jaar oud. Terwijl bijvoorbeeld de exameneisen

van O&O in 2014 zijn gepresenteerd. In die jaren ertussen is onderzoek en authentiek leren

steeds belangrijker geworden in het onderwijs. In O&O is die koppeling makkelijker te maken,

dan met de verouderde exameneisen van de kunstvakken. De brug slaan tussen de

exameneisen van kunstvakken naar maakonderwijs vraagt veel begeleiding.

6.2 Kansen:

1. Allereerst het enthousiasme en herwaardering voor maken. Dit is de belangrijkste kans van maakonderwijs voor cultuuronderwijs. Deze gedeelde overtuiging is enorm krachtig.

2. De lol die leerlingen hebben in maakonderwijs. Dat is de grootste overtuiging, maakonderwijsprojecten en -evenementen worden gedragen door de enorme intrinsieke motivatie van leerlingen en docenten.

3. Maakonderwijs biedt een kans om niet in vakken met cijfers te denken, maar als een creatieve werkplaats binnen school te groeien. Dit kan zelfs groter dan alleen voor de school. Welke rol gaat de school spelen als het een makerspace is in de wijk? Als makersspaces in school ook na schooltijd open zijn voor scholieren, studenten, docenten en buurtbewoners.

17

4. Het maakonderwijs heeft een goede lobby en aansluiting bij bedrijven. Dit straalt af op cultuuronderwijs.

5. Door zijn traditie in de (autonome) kunsten is binnen de kunstvakken meer ruimte voor reageren op problemen en bijdragen aan problemen. Daar kunnen kunstvakken een duidelijke verrijking zijn op de oplossingsgerichtheid van de techniekvakken. Ook kritische reflectie, conceptontwikkeling en creativiteit is diepgeworteld bij de kunstvakken.

6. Maakonderwijs kan rekenen op een groot draagvlak onder docenten en de directies die ik heb gesproken. De hapering voor meer verankering zijn hierboven besproken. Als het draagvlak er is en de hiaten in beeld zijn gebracht, is het haalbaar om het maakonderwijs flink te stimuleren in Rotterdam. Wie pakt de handschoen op?

7. De veranderende rol van de docent voor maakonderwijs sluit goed aan bij de rol van de docent bij kunstvakken. In de kunstvakken is ruimte voor eigen vragen en interesses van de leerling. Een docent techniek en een docent kunstvakken zouden daarmee samen een ideaal maakonderwijsteam zijn.

4. In de exameneisen van O&O en het leerplankader van het PO zit een duidelijke link tussen de

interpretatie van ‘ontwerpen’ en de kunstvakken. Dit ‘ontwerpen’ kan een goede brug zijn

naar de kunstvakken. Verder maakt bovenstaande analyse duidelijk dat er genoeg overlap is

tussen kunstvakken en techniekvakken om maakonderwijs te kunnen stimuleren. 5. Het delen van het eindresultaat is belangrijk bij maakonderwijs. Dit ‘laten zien’ wordt veel en

als een afzonderlijk moment genoemd. Ook het delen van het eindresultaat. Dit is een specifiek kenmerk van makersdidactiek. Dit delen van jouw uitvindingen en het ontdekken van uitvindingen van anderen neemt een grote vlucht op internet. Dit is al aanwezig bij de kunstvakken, maar de focus bij maakonderwijs hierop is groter, vooral op digitaal presentatie platformen.

6. De overlap in visies op didactiek van maakonderwijs met cultuuronderwijs is ruimschoots

aanwezig. Is het ‘wat’ en ‘hoe’ wellicht nog niet altijd duidelijk, het ‘waarom’ sluit in ieder

geval op elkaar aan.

7. Een kans is de deskundigheidsbevordering van docenten op het gebied van maakonderwijs. Er is draagvlak en nieuwsgierigheid voor technieken en ontwikkelingen vanuit makermovement, zeker onder andere docenten dan alleen beeldend. Een goede gelegenheid om de positie van kunstvakdocenten te versterken door de kennis die zij vanuit leertheorieën en methodieken kennen in de spotlight te zetten bij deskundigheidsbevordering.

8. Voor culturele instellingen in Rotterdam is het een kans om de rol van creativiteit in maakonderwijs te specificeren en aan te sluiten bij bottom up initiatieven van docenten en leerlingen om zo bruggen te bouwen.

18

7. Advies KCR Welke rol kan KCR spelen bij het ondersteunen van maakonderwijs in Rotterdam? KCR is een

kenniscentrum voor cultuureducatie. KCR is het Rotterdamse centrum dat onderwijs en cultuur

verbindt. Voordat er een traject of samenwerking wordt aangegaan tussen cultuuronderwijs en

maakonderwijs waarbij het KCR betrokken wordt, is het belangrijk dat de definitie van maakonderwijs

en ‘arts & technology’ aansluit bij cultuuronderwijs. Bijvoorbeeld door helderheid te creëren over de

rol van creativiteit, kritische reflectie en de gewenste didactische methodiek. Dan kan gekeken worden

welke mogelijkheden het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam heeft om maakonderwijs en ‘arts &

technology’ in het Rotterdamse onderwijs te ondersteunen.

Het antwoord op deze vraag, is een advies aan KCR. Dit advies zal ik n.a.v. verschillende rollen van KCR toelichten.

Het KCR helpt scholen om goed cultuuronderwijs in hun curriculum te verankeren.

Hoewel het imago van de makermovement hangt aan nieuwe technologie, volgt de verankering van

maakonderwijs niet uit aanschaf van nieuwe spullen. Maakonderwijs binnen een school gaat vaak over

samenwerking tussen docenten, aansluiten met de (kunst)vakken en aanpassen van beleid.

Verankeren houdt in dat de school het cultuuronderwijs, inclusief eventueel maakonderwijs,

verbreedt en verdiept, en opneemt in het curriculum. Die verankering ondersteunen vanuit KCR kan

op twee niveaus. KCR kan monitoring, trendanalyses en facts & figures aanbieden over het onderwerp

maakonderwijs in het vo in Rotterdam. Bijvoorbeeld door kennis te ontsluiten en kennisdossiers te

starten over maakonderwijs / arts & technology op de website. Daarnaast kan KCR aan scholen een

advies op maat aanbieden d.m.v. een sleutelgesprek, waarbij observeren, analyseren en verbinden

centraal staat. Zo’n sleutelgesprek is n.a.v. een individuele vraag van een school en op basis van een

offerte.

Trendanalyses kunnen verder doorbouwen op deze oriëntatie door in te gaan op vragen als: In

hoeverre is het maakonderwijs al aanwezig in het huidige onderwijs, al noemen we het wellicht anders? Hoe kan de manier van werken aansluiten op hbo/wo? Etc.

KCR is onafhankelijk penvoerder en coördinator van diverse netwerken.

Om maakonderwijs te stimuleren werken al verschillende makerspaces en culturele instellingen

samen. In Rotterdam is er een netwerk van makermovement. ROFFAB stimuleert het nieuwe maken in

Rotterdam. KCR kan contact opnemen met dit netwerk om te kijken of zij dit netwerk kunnen

ondersteunen, zodat nieuwe verbindingen met scholen gemaakt kunnen worden. KCR, met zijn kennis

in huis van cultuuronderwijs, kan verder onderzoeken hoe zij dit netwerk kan helpen om

maakonderwijs te stimuleren. Zodat de beweging in Rotterdam niet alleen uit techniek komt, maar ook vanuit cultuuronderwijs.

Het KCR innoveert, door leerkrachten te helpen deskundiger te worden.

Het KCR is een Kenniscentrum. Een van de belangrijkste doelen van KCR is het ontsluiten van kennis

voor docenten en educatoren van culturele instellingen. Maakonderwijs en arts & technology zijn bij

uitstek bewegingen waar veel nieuwsgierigheid, maar vooral vragen over zijn. Samen met de

verschillende netwerken en bijvoorbeeld de Willem de Kooning Academie ligt hier een kans om deze

professionaliseringsslag van vo-docenten op te pakken. Andere partners kunnen zijn: LOTS van HR, TU

19

delft, Waag Society. Zo kan KCR een praktijkgerichte sparringspartner zijn voor docenten. Met als

motto: vooral samen doen!

KCR is de bruggenbouwer die de scholen en culturele instellingen van Rotterdam met elkaar verbindt.

Makerspaces lijken op culturele instellingen. Ze kampen met praktische en inhoudelijke problemen.

Praktisch, omdat het vervoer en de tijd om naar een makerspace te komen een grote drempel is voor

de docenten die ik heb gesproken. Liever willen ze een makerspace in hun eigen school.

Inhoudelijk, omdat makerspaces een kleine bezetting hebben en niet van alle onderwijsontwikkelingen

op de hoogte kunnen zijn om meteen ‘raak’ te schieten. Het risico van ongebruikt aanbod ligt dan voor

de hand. KCR heeft ervaring met de verbinding tussen culturele instellingen en onderwijs, en kan helpen bij die verbinding.

Hier hoort ook het opbouwen van een goede relatie met scholen waar maakonderwijs al goed gaat bij en het zichtbaar maken van wat ze doen, en zo inspirator zijn door het delen van kennis en vragen.

20

8. Deelnemers

digitale consultatie Mevrouw Elise Vellekoop

Mevrouw Valerie Avery

Mevrouw Catherine Kuil

De heer Daniel White

De heer Peter Troxler

Mevrouw Mariska Hamelink

De heer Leon van der Leer

De heer Jorg Duitsman

De heer Henry Vorselman

Mevrouw Linda Ammerlaan

Mevrouw Aldje van Meer

9. Links http://platformmakereducation.nl http://fabschool.nl

http://waag.org/nl

http://makered.org/ http://makered.nl http://bouwkeet.org/ http://makerthemovie.com/ http://www.instructables.com http://www.technasium.nl/ http://www.vakcollegegroep.nl/

http://www.techniekpact.nl/

https://www.platformbetatechniek.nl/home

http://www.lkca.nl/

http://www.slo.nl/

http://www.roffab.nl/

http://hetlabrotterdam.nl

21

i Barend van Heusden, Astrid Rass en Jeroen Tans uit Cultuur2, Basis voor Cultuuronderwijs, 2016 ii Makezine, 2006 iii Petitie ‘Leren door te maken’ werd in 2014 aangeboden aan de Tweede Kamer. iv http://platformmakereducation.nl v Fabschool: leren door te maken, Waag society, 2014 vi Makezine, 2006 vii ‘Fabschool, Waag Society, 2014 viii Google Klas, Sanne Bloemink, Groene Amsterdammer, 2015 ix In dit overzicht hebben de kunstvakken beduidend minder exameneisen, dit komt omdat de kunstvakken in t otaal niet zoveel eindtermen hebben. De kunstvakken laten het liever iets meer open. x De exameneisen van havo/vwo verschillen niet erg van elkaar. Om verwarring te voorkomen heb ik in dit overzicht de havo eisen vermeld. xi Voor het overzicht van de exameneisen van vmbo zijn de eisen van de theoretische leerweg genomen. xii Techniek in de knel door verandering onderwijs, Ellen van Gaal, Algemeen Dagblad, 27-02-2016