GD Pluimvee juli

20
VIJFTIGSTE GD Pluimvee: interviews met BEN KOUWENHOVEN, TEUN FABRI en MARCEL BOEREBOOM over toen, nu en later De Gezondheidsdienst voor Dieren JULI 2012

description

GD Magazine

Transcript of GD Pluimvee juli

Page 1: GD Pluimvee juli

Pluimvee

Pluimvee

Pluimvee

VIJFtIGste GD Pluimvee: interviews met BeN kOUWeNHOVeN, teUN FABRI

en MARCeL BOeReBOOM over toen, nu en later

De Gezondheidsdienst voor Dieren

VIJFtIGste GD Pluimvee:

505050505050505050505050 JULI 2012

Page 2: GD Pluimvee juli

Goede leefbaarheidVeel courante eieren

Efficiënt

Deze hen is prima geschikt voor volière- en de vrije uitloopstal

Hoge kilogramproductie p.o.h.EfficiëntRobuust

Deze hen is zeer geschikt voor scharrel-, volière-, vrije uitloop- en kleinvolièrestal

Veel courante en sterke eierenHoge kilogramproductie p.o.h.Prettig gedrag in scharrel en volièreLage uitvalEfficiënt

Deze hen doet het uitstekend in een scharrel-, volière- en kleinvolièrestal

Perfecte legpersistentieUitmuntende bevedering

Zeer mooie eieren met sterke schalen

Deze hen doet het erg goed als biologische- en vrije uitloop hen

Postbus 79 - 4050 EB Ochten | Verlengde Lagekampseweg 4 | Telefoon: 0344-641349Fax: 0344-643494 | Website: www.hetankerbv.nl | e-mail: [email protected]

ISA

BR

OW

N

BO

VAN

S B

RO

WN

DEK

ALB

AM

BER

LIN

K

DEK

ALB

WH

ITE

kleinvolièrestal

Page 3: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 3

| INHoUD

CoLoFoNGd Pluimvee is het offi ciële mededelingenblad van de Gd | UItGeVeR Gd deventer

ReDACtIe: jos Heijmans, Rob nijland, Sjaak de Wit, jan Workamp | eINDReDACtIe

Margriet Brus | ReDACtIeADRes Gd, Marketing & communicatie, Postbus 9,

7400 aa deventer, t. 0900-1770, F. 0570-660405, [email protected],

www.gddeventer.com | ABONNeMeNteN Gd Pluimvee wordt gratis toegezonden

aan relaties van de Gd. een jaarabonnement (3 nummers) voor personen buiten

de doelgroep kost € 15,25 (excl. BtW en verzendkosten) | ADVeRteNtIes PSH

Mediasales, t. 026-750 18 00 | BAsIsONtWeRP Fokko-Ontwerp | VORMGeVING

X-Media Solutions doetinchem | DRUk Senefelder Misset doetinchem |

VeRsCHIJNINGsFReQUeNtIe 3 keer per jaar | sUGGestIes als u suggesties heeft

voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie.

Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

IssN: 1875-2594

ADResWIJZIGINGeN: bel 0900 1770, kies 4 (10 cent/min.)

jubileumVoor u ligt de 50e editie van de Gd Pluimvee. toch iets om even bij stil te staan. daarom treft u in dit exemplaar niet alleen actueel nieuws over een aantal gezondheidsaspecten aan zoals iLt, Enterococcus cecorum en coccidiose, maar ook een drietal interviews met daarin een terugblik op de pluimveegezondheids-zorg in de jaren 80-90, een weergave van de huidige situatie én een vooruitblik.

Op uw bedrijf bent u in de beschreven periode met vele veranderingen geconfronteerd, veelal voortko-mend uit maatschappelijke eisen. in eerste instantie was daarbij het milieu het hoofditem, toegespitst op mest-, geur- en ammoniakproductie. Voor een maat-schappelijk verantwoorde productie vragen inmiddels ook andere aspecten uw energie en aanpassingsvermo-gen zoals dierwelzijn, stofproductie, energieverbruik én volksgezondheid. Het risico op zoönosen en de resistentieproblematiek -en daarmee het antibioticage-bruik op uw bedrijf- staan volop in de schijnwerpers.

als ondernemer speelt u in op de maatschappelijke eisen door uw houderijsysteem aan te passen. nieuwe houderijsystemen vragen van u ander management. Ook op het gebied van gezondheidszorg. Het kiezen voor een gestructureerde veterinaire begeleiding door uw dierenarts hoort daar bij. de huidige structuur in de pluimveegezondheidszorg biedt volop mogelijkhe-den ook in de toekomst de uitdagingen aan te gaan.

de Gd vervult daarin een rol door de uitvoering van labonderzoek en oplossingsgericht praktijkonderzoek, ontwikkeling van nieuwe diagnostiek, monitoring, dataverwerking en het aanbieden van tweedelijns ge-zondheidszorg. Ook in dit 50e nummer kunt u hiervan de resultaten lezen.

JAN WORkAMP,SectORManaGeR PLUiMVee

08

10

14

16

05 nieuws & tips

07 Vraag & antwoord

08 terugblik met Ben Kouwenhoven

10 Blik op 2012 met Gd-dierenarts teun Fabri

12 Blik vooruit met Marcel Boereboom

14 autovaccin tegen E. cecorum werkt mogelijk bij moederdieren

16 nieuwe PcR biedt inzicht in verloop van coccidiose-infecties

19 Reactivatie van iLt vaccin-virus lijkt regelmatig voor te komen

20 Buitenbeeld

| voo

rWo

orD

Gd Pluimvee | juli 2012 | 3

SectORManaGeR PLUiMVee 505050505050

Page 4: GD Pluimvee juli

tekst: Redactie | NIEUWS & TIpS

In drie

stappen naar beter

resultaatDe Heus biedt een verrassend effectief

voerconcept: Fit! Voer op maat. Elk

bedrijf zijn eigen voer. In drie stappen

behaalt u betere resultaten.

Inventarisatie

Fit!-analyse

Toepassing van voeders op maat

De kwaliteit van het voer is doorslaggevend

voor maximale resultaten op uw bedrijf.

Daarom Fit! Voer op maat.

www.de-heus.nl

De Heus Voeders B.V.Postbus 396 6710 BJ Ede Tel. 0318 - 675 430 KvK 14626985 [email protected] www.de-heus.nl een onderneming van Koninklijke De Heus

Samen voor resultaat

Page 5: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 5

tekst: Redactie | NIEUWS & TIpS

Salmonella (Enteritidis (SE), Java (SJ)) en Mycoplasma galli-septicum (M.g.)- besmettingen (aantal bedrijven)

vleessector vermeerdering

se sJ M.g.

juni 2011

juli 2011

augustus 2011

september 2011

oktober 2011 (1)

november 2011

december 2011 (1)

januari 2012

februari 2012 (1)

maart 2012 (1)

april 2012

mei 2012 (1)

Salmonella-(Enteritidis (SE), Typhimurium (ST)) besmettingen (aantal bedrijven)

leghennen

se st

juni 2011 (4) (1)

juli 2011 (2)

augustus 2011

september 2011 (2)

oktober 2011 (3)

november 2011 (2)

december 2011 (7) (1)

januari 2012 (3)

februari 2012 (2)

maart 2012 (1)

april 2012 (5)

mei 2012 (6) (1)

Drinkwater vaak van slechte kwaliteitmonsters uit de voorruimte betreft, is dit percentage waarschijnlijk een onderschat-ting. Het gaat er om wat de dieren uit het drinkpunt in de stal te drinken krijgen. Onvoldoende drinkwaterkwaliteit kan onge-merkt voor de nodige economische schade zorgen. een voorbeeld: een besmetting met schimmels en gisten kost een bedrijf met 30.000 leghennen ruim 12.000,- euro op jaarbasis. een bacteriologische vervuiling op een bedrijf van 30.000 vleeskuikens kost ruim 2.000,- euro per ronde. als u de waterkwaliteit op uw bedrijf wilt onderzoeken, kijk dan op www.gddeventer.com/pluimvee > producten en diensten. Met het inzendnummer op de uitslag kunt u inloggen op Gd Waterweb. als u de uitslag binnen heeft, weet u meer dan het getal alleen. U ziet op Gd Waterweb namelijk hoe de kwaliteit van uw water zich verhoudt tot de gewenste norm. Bovendien geven we u advies om problemen gericht aan te pakken.

een goede drinkwaterkwaliteit is van groot belang voor de gezondheid en daarmee voor de prestaties van uw dieren. in de praktijk blijkt dat drinkwatermanagement niet altijd de aandacht krijgt die het verdient. Wist u dat in 2011 van de bij Gd onderzochte watermonsters in 40% van de gevallen de uitslag ‘minder geschikt’ of ’ongeschikt’ was? Omdat het grotendeels

Antibiotica bij eendagskuikens aantonen met de poultryscande Gd heeft in het kader van het antibio-ticaresidu-onderzoek momenteel de premi-test ter beschikking. ervaring en onderzoek heeft geleerd dat de premietest niet geschikt is voor het onderzoeken van mogelijke antibi-oticabehandelingen bij eendagskuikens. de nieuwe Poultryscan is hiervoor wel geschikt. Het onderzoek met de Poultryscan toont een antibioticumbehandeling in de eendagskuikens

aan maar een specificatie naar antibiotica-groep is meestal niet mogelijk. de Poultryscan wordt uitgevoerd op vier antibioticagroepen (tetracyline, Quinolonen, Macroliden/Penicil-line en Sulfonamiden). Met name bij toedie-ning van hoge doseringen aan de eendagskui-kens leidt onderzoek van spierweefseldrip tot positieve uitslagen van alle geteste antibio-ticumgroepen. Omdat de testplaten slechts

beperkt houdbaar zijn, worden de testen pas uitgevoerd wanneer een volle plaat kan worden gemaakt. Hou daarom rekening met een langere doorlooptijd; eventueel op te lopen tot enkele weken. Het vraagt overigens nog nader onderzoek om te beoordelen of de PoultryScan - uitgevoerd bij eendagskuikens - antibiotica-behandelingen ten tijde van het leggen van het broedei bij de ouderdieren aantoont.

Stuur monsters voor Salmonellaonderzoek minimaal 2 weken voor slachtdatum inde doorlooptijd van Salmonellaonder-zoek kan sterk variëren. als er geen bacteriën groeien op het selectieve medium, mag volgens de werkvoorschriften van de PPe-branchemethode drie dagen na inzet een negatieve uitslag afgegeven worden. indien er wel bacteriën groeien, dient vervolgens vastgesteld te worden of het om Salmonella gaat, en zo ja, om welk type het gaat. Het ene Salmonellatype is lastiger te typeren dan het andere waardoor de uitslag soms enkele dagen later bekend is. Voor enkele types kan het noodzakelijk zijn het monster door te sturen naar het RiVM, deze verdere typering

kan nog eens 3 tot 14 dagen extra in beslag nemen. Stuur monsters voor Salmonellaonderzoek daarom minimaal 2 weken voor de slacht in, zeker als het vermoeden bestaat dat het

koppel besmet is met een lastig te typeren stam, zoals S. Java.

Monsters voor Salmonellaonderzoek die voor 14.00 uur bij de Gd binnen zijn, worden dezelfde dag nog ingezet. Monsters die na 14.00 uur binnenkomen worden de volgende werkdag ingezet. Let hierop bij het versturen van de monsters en maak eventueel afspraken met de vervoerder.

NIEUWS & TIpS

Page 6: GD Pluimvee juli

Hoge Valkseweg 58 Lunteren0318-461141 www.dvw.nl [email protected]

Coöperatie “De Valk Wekerom” UA

Gaat u meenaar de top?

Referenties: 1. Spinosad Technical Bulletin. Dow AgroSciences (2001) 2. Liebisch G. Field Study to Evaluate Elector Against Poultry Red Mites (Dermanyssus gallinae) Labor Zecklab. Gegevens in bestand: T9CDE090011 (2009) 3. Pesticide development study (GLP): Magnitude of spinosad residues in poultry tissues and eggs resulting from applications of spinosad directly to chickens for control of northern fowl mites along with premise sprays for control of certain poultry house insects. Gegevens in bestand T9C180534 (2008) NLLAYELT00006 Elector® is een handelsmerk voor Elanco’s merk spinosad.

UITSTEKENDE EFFECTIVITEITDOOR UNIEK WERKINGSMECHANISME (1)

LANGE NAWERKING MINDER BEHANDELINGEN (2)

EIEREN BLIJVEN GESCHIKT VOOR CONSUMPTIE (3)

TE GEBRUIKEN IN AANWEZIGHEID VAN LEGHENNEN

Elanco Animal Health NederlandGrootslag 1-5, 3991 RA Houten

Tel: +31 (0)30 602 59 52 Fax: +31 (0)30 602 59 99

Elanco

STOPBLOEDLUISSTOPBLOEDLUIS

Elector® een klasse apart!

WWW.STOPBLOEDLUIS.NL

U bouwt de stal,wij doen de rest!

■ Stalinrichting■ Voer- en drinkinstallaties■ Eierautomatisering■ Klimaattechniek■ Elektrotechnische installatie■ 24 uurs service en onderhoud■ Voor AL uw pluimvee

Molenberg 77, 5541 RN Reusel, +31 (0)497 64 10 77

www.vencotec.nl

■ Voor AL uw pluimvee

Page 7: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 7

? Vraag: wat is nu eigenlijk gepaard bloedonderzoek en wat zijn de voordelen ervan?

antwoord jan Workamp:“Gepaard bloedonderzoek wil zeggen dat er nieuw getapt bloed én bloed dat eerder is getapt en opgeslagen, worden

onderzocht. Het grote voordeel van dit gekoppelde onderzoek is dat het makkelijker is om een juiste relatie te leggen tussen een infectie en een gezondheidsprobleem. Op veel pluim-veebedrijven is het ongebruikelijk om regelmatig niet-verplicht bloedonder-zoek te laten doen. Pas als er sprake is van gezondheids- of productieproble-men bij het koppel wordt bloedonder-

zoek uitgevoerd. Het nadeel hiervan is dat als in dit bloed een hoge antistoftiter voor een bepaalde ziekteverwekker wordt gevonden, dat nog niet automatisch wil zeggen dat dit ook de oorzaak van de problemen is. een hoge titer zegt alleen dat er ooit een infectie is geweest, maar niet wanneer en dus ook niet of er een relatie is met de problemen. in de Gd Bloedbank kunt u bloed laten opslaan en later weer opvragen voor onderzoek. Kijk voor meer informatie op www.gddeventer.com/pluimvee > producten en diensten.”

Ook een vraag?

Laat het ons weten en mail uw vraag naar [email protected] onder vermelding van Vraag & antwoord Gd Pluimvee.

? Vraag: Waarom is vaccinatie tegen bijvoorbeeld ILT met de oogdruppelmethode beter dan de drinkwater- of spraymethode?

antwoord pluimveedierenarts jos Heijmans:“Spray- en drinkwaterenting zijn in feite afgeleid van de oogdruppelvac-cinatie met het doel om grote aantallen dieren sneller en dus goedkoper te kun-nen vaccineren. Het nadeel van deze massa-applicatiemethode is echter dat er veel vaccinvirus verloren gaat met als gevolg dat in veel gevallen niet alle dieren worden geraakt. Hierdoor gaat

het vaccinvirus tussen de geraakte en de niet geraakte die-ren recirculeren waarbij dierpassages optreden. Wetenschap-pelijk onderzoek heeft aangetoond dat na circa 15 dierpas-sages het vaccinvirus kwaadaardig is geworden en wel net zo kwaadaardig als een virulent veldvirus! dit fenomeen treedt alleen op bij bepaalde iLt-vaccins, namelijk die vaccins die geproduceerd zijn op broedeieren/kippenembryo’s en dat zijn juist vaccins die in nederland zijn toegestaan.Bij een goed uitgevoerde oogdruppelenting krijgen de dieren voldoende vaccinvirus binnen, ontstaat snel een afweer-reactie waardoor het entvirus wordt opgeruimd, de dieren bescherming opbouwen en recirculatie wordt voorkomen.”

vrAAg & ANTWoorDIn de rubriek ‘Vraag & antwoord’ beantwoorden onze

dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of

andere manier bereiken.

Vraag: Wat zeggen IB HAR-titers over de bescherming tegen IB-besmettingen tijdens de legperiode?

antwoord pluimveedierenarts Sjaak de Wit: “antistoffen in het bloed vormen een belangrijk deel van de bescherming tegen productiedalingen door besmet-tingen met de verschillende iB-virus-sen. iB-virussen slaan als eerste aan in de luchtwegen en moeten dan via het bloed naar de eileider en andere organen. als de iB-stam dan in het bloed bedekt wordt met antistoffen die

dat virus herkennen en neutraliseren, zal de schade in de eileider voorkomen worden of een stuk minder zijn. Hierbij geldt de simpele regel: meer is beter. Hoe meer antistof-fen die de iB-stam herkennen en kunnen neutraliseren, hoe geringer de schade. Maar er is nog een tweede simpele regel: je moet het per type iB bekijken. Hoge titers tegen M41 zeggen heel weinig over de bescherming tegen een ander type zoals d388 of d1466. Om de effectiviteit van een vac-cinatieschema te beoordelen kun je dus het beste naar titers tegen meerdere types kijken. de allerbeste test om de hoeveelheid neutraliserende anti-stoffen te meten tegen een bepaald type iB is de Vnt-test. de aanzienlijk goedkopere en snellere HaR-test geeft ook goede indruk van het te verwachten beschermingsniveau tegen productiedalingen. Bij titers van 7 à 8 en hoger mag je een hoge bescherming tegen dat type iB verwachten.”

Vraag: Wat zeggen IB HAR-titers over de bescherming tegen Vraag: Wat zeggen IB HAR-titers over de bescherming tegen ?

Page 8: GD Pluimvee juli

8

INTErvIEW | tekst: MaRGRiet BRUS, KLinKeRS cOMMUnicatie

terugblik met

Ben kouwenhovenHoofd laboratorium bij de Gezondheidsdienst van 1970-1995

tot 1995 was Ben Kouwenhoven werkzaam in het laboratorium van de

‘Gezondheidsdienst voor Pluimvee’ in doorn. in de 25 jaar dat hij er werkte, veranderde

er nogal wat. er kwamen isolatoren, er werd nieuwe diagnostiek ontwikkeld en de blik

op pluimveegezondheid veranderde.

Page 9: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 9

Hoe was het toen u in 1970 bij de Gezondheidsdienst kwam?“de Gezondheidsdienst voor Pluimvee was toen net van Soesterberg naar doorn verhuisd. alles was nieuw en up-to-date en er waren meerdere jonge mensen aangetrok-ken. Het Mycoplasma gallisepticum-onderzoek liep heel goed en de Salmonella Pullorum-bestrijding was nagenoeg klaar; dat kwam toen bijna niet meer voor. Verder werden er op grote schaal gecontroleerde proefvacci-naties op bedrijven met het net door collega Rispens ontwikkelde Marekvaccin gedaan. ik was aangenomen om het laboratorium te leiden. ik kwam van de faculteit en was gepromoveerd op onderzoek naar coccidiose bij kippen. ik werkte bij het instituut voor tropische en Protozoaire ziekten, maar wilde wel eens wat anders en bovendien moest ik van mijn huidige werk naar de tropen, dat wilde ik niet.“

zelf bacteriële en virusinfecties onder strikt gecontroleerde omstandigheden uitvoeren en daarmee de effecten van nieuwe onbe-kende ziekteverwekkers bestuderen. Maar vooral belangrijk: we konden met geïso-leerde virussen specifi eke antistoffen maken. en die hadden we weer nodig voor goede diagnostiek.”

Was er toen ook al een sPF-faciliteit?“daarmee zijn we toen gestart; dat was een voorwaarde voor het maken van specifi eke antisera. We begonnen met het opzetten van SPF-leghennen en later ook vleeskuiken-ouderdieren. die moesten we toen adeno- en reovirusvrij zien te krijgen en dat is lastig door de verticale overdracht. toen dat lukte waren we daarmee uniek.”

en hoe stond het met de diagnostiek?“We hadden met een vrij klein clubje mede-werkers een goedlopende (histo)pathologie, bacteriologie, parasitologie, virologie en che-mie. toen begonnen we ook nieuwe dingen te ontdekken. Soms in je nadeel, want dan dachten ze in het buitenland: wat hebben ze veel ziekten in nederland! Zo begonnen we voorop te lopen in onderzoek, diagnostiek en ook behandeling. We introduceerden in die tijd nieuwe testen en technieken. eind jaren 80 werd de eLiSa-techniek geïntrodu-ceerd. dat was met vallen en opstaan, maar uiteindelijk hebben we er veel plezier van gehad. Ook kwamen we toen met een formule voor het berekenen van het juiste moment voor het Gumborovaccin. de ‘moleculaire’ diagnostiek begon toen net, dat is nu anders. Werken met monoclonalen, de PcR, sequen-cing, allemaal nieuwe technieken. daar lik je je vingers bij af!”

ken naar bijvoorbeeld de relatie tussen het milieu en het voorkomen van een bepaalde infectie. dat was een hele nieuwe benade-ring. Wat we toen ook al deden, is monito-ring. Georganiseerde ziektebestrijding door stamping-out, zoals Salmonella (pullorum), Mycoplasma gallisepticum, maar ook ncd-monitoring en daarmee aanpassingen van entprogramma’s was altijd een belangrijke taak van de Gd.”

een heel belangrijk thema nu is antibioticaresistentie. Was dat in uw tijd ook al zo?“antibioticaresistentie was toen nog niet echt een groot thema zoals nu, al zagen we daar toen zeker al wolken aan de horizon. en vanzelfsprekend gaf onze afdeling bacteriolo-gie pas adviezen over te gebruiken antibi-otica na degelijk gevoeligheidsonderzoek (antibiogrammen).”

Wat waren dan wel de grote thema’s?“We hebben een paar keer grote pseudo-vogelpestuitbraken gehad. dat bracht veel onderzoek naar entschema’s en vooral entmethoden met zich mee. toen begon-nen de iB-problemen bij vleeskuikens. de eerstedag-enting heeft daar heel goed gewerkt. daarna kwamen de iB-varianten, vooral in vermeerdering en legdieren. die hebben we veelal geïsoleerd en getypeerd. een ander probleem dat we goed beschreven hebben, was het egg drop Syndrome (edS) . de farmaceutische industrie heeft daar een uitstekend vaccin tegen ontwikkeld. Verder waren er heel veel problemen met het ma-labsorptiesyndroom (MaS) (‘natte mest’) bij vleeskuikens. We hebben er veel onderzoek naar gedaan maar nooit de oorzaak gevon-den. Frustrerend. We konden wel adviezen geven om het probleem te verminderen.”

Het klinkt als een mooie tijd.“Voor iemand geïnteresseerd in alle facetten van ziektekundige problemen was het dat zeker. je was nog niet halverwege het ene probleem of het volgende diende zich alweer aan. je zat er altijd middenin.”

“Je likt je vingers af bij de nieuwe technieken”

“Pullorum kwam bijna niet meer voor”

Wat trof u aan bij de dienst?“toen ik er kwam, liep de afdeling bacterio-logie goed en ook de secties hadden ze goed geregeld. er was ook wel een afdeling virolo-gie, maar het virologisch onderzoek was nog mondjesmaat. celkweken bijvoorbeeld werden nog niet gedaan. ik ben me dan ook gaan richten op de virologie. We hebben facilitei-ten opgezet voor virusisolatie en –identifi -catie. Verder verbeterden we (de apparatuur voor) het histopathologisch onderzoek. dat alles was voor mij ook een leerproces. ik heb allerhande technieken verzameld en binnen-gehaald.”

Wat vindt u terugkijkend de belangrijkste ontwikkeling toen?“Wat heel essentieel is geweest, is dat wij onze isolatoren konden aanschaffen. dat was nodig voor betrouwbaar onderzoek met ziekteverwekkers zonder gevaar voor de om-geving. Onze exportbelangen werden steeds groter, dus het belang van ziektebestrijding werd ook steeds groter. Wij waren in neder-land al goed bezig en konden bijvoorbeeld zeggen dat we mycoplasmavrij waren. Maar we hebben toen gezegd: als we wat willen, met name met virusinfecties, dan moeten we isolatoren hebben. daarmee konden we

Wat was er nog meer heel anders dan nu?“Op een bepaald moment kwam het idee om over het koppel als geheel meer informatie in beeld te brengen. Zoals de invloed van temperatuur en strooisel. We waren toen meer zoötechnisch dan diergeneeskundig bezig. er werd voorheen nauwelijks geke-

505050505050“Het aanschaffen van isolatoren was essentieel”

Page 10: GD Pluimvee juli

10

Wat doet u precies bij de GD?“ik werk samen met twee collega’s in de sectiezaal, dat doe ik al 25 jaar. daarnaast doe ik onderzoek naar darmgezondheid bij leghennen en vleeskuikens. dat al zo’n 15 jaar. en ik ben hoofd van de veterinaire afde-ling: dat houdt in dat ik de Gd-dierenartsen, de buitendienst en de proefdierfaciliteit aanstuur.”

Die proefdierfaciliteit is niet zo bekend, vertel daar eens iets over.“ik ben sinds 2001 verantwoordelijk voor de SPF-stallen (stallen met dieren die gegaran-deerd vrij zijn van bepaalde ziektekiemen, red.) in de proefdierfaciliteit. ik moet dus zorgen dat de SPF-dieren ook SPF blijven. in de proefdierfaciliteit deden we eerder vooral praktijkonderzoek, gefi nancierd door de sector. nu is 75% van het onderzoek voor derden. Onze faciliteit is uniek en we hebben bovendien de tijd mee. dertig tot veertig jaar geleden waren er veel farmaceuten, nu zijn ze veelal samengegaan. Ze doen alleen nog maar de voor hun rendabele dingen, onderzoek be-steden ze graag uit aan partners zoals de Gd.”

INTErvIEW | tekst: MaRGRiet BRUS, KLinKeRS cOMMUnicatie

“Wij zijn de verbinding tussen de wetenschap en de praktijk”, antwoordt Gd-dierenarts teun Fabri

op de vraag hoe hij de rol van de Gd in de sector op dit moment zou omschrijven. een interview

met Fabri over de Gd van nu, de stand van zaken in de sector en de discussie over antibiotica.

Blik op 2012 met GD-dierenarts teun Fabri

veer 20 jaar geleden kregen we zo’n 100.000 secties per jaar binnen. nu krijgen we er veel minder, maar de secties zijn wel moeilijker. We krijgen namelijk de lastigste gevallen binnen, waar ook meer vervolgonderzoek aan vastzit, de rest gebeurt al op de praktijk.”

Antibiotica is momenteel een veel-besproken onderwerp. Hoe springt de GD daar op in?“als je kijkt naar hoe de sector zich heeft ontwikkeld, dan was het management altijd gericht op het op de juiste momenten inzet-ten van antibiotica. daar moeten we nu, gezien de hele politieke en maatschappelijke discussie, vanaf. dus wordt er naar alterna-tieven gezocht. antibiotica worden in 50% van de gevallen ingezet voor darmproblemen, dus je ziet nu veel additieven tegen darmpro-blemen op de markt komen. deze additieven moeten worden geregistreerd en daarvoor voert de Gd onderzoek uit. Ook is de Gd op het gebied van antibiotica momenteel erg druk met monitoring. We hebben ook veel nieuwe plannen op dit gebied.”

Oja? Vertel.“Het zit namelijk zo: antibiotica worden ingezet bij bacteriële infecties. Maar elke bacteriële infectie heeft een primaire oor-zaak: meestal een virale infectie. als je die virale infectie kunt aanpakken, heb je dus ook geen secundaire infecties en hoef je minder antibiotica te gebruiken. We ontwik-kelen daarom testen om virale infecties aan te tonen. Stap twee is dan het maken van infectiemodellen (hoeveel impact heeft een infectie en voor hoeveel schade zorgt het?) en het doen van prevalentiestudies (hoe vaak komt iets voor?). de derde stap is het monitoren van het probleem.”

Welke ontwikkelingen vallen u op dit moment nog meer op?“je merkt de invloed van veranderde huisvestings- en welzijnsnormen. Uit het oogpunt van diergezondheid zijn dat niet altijd positieve effecten. Zo komt aviaire infl uenza meer voor bij uitloopdieren, een actueel onderwerp. en verder zijn Salmonella Gallinarum, Salmonella Pullorum, Pasteurella multocida en vlekziekte weer terug van bijna weggeweest. Ook zijn er meer worminfecties door grondhuisvesting.“

Hoe zou u de rol van de GD op dit moment omschrijven?“ik vind dat wij de verbinding zijn tussen de wetenschap en de praktijk. Wij analy-seren de praktijk en geven de wetenschap aan: daar liggen de problemen. andersom ook: wij halen informatie uit de wetenschap en maken die toepasbaar voor de praktijk. als er bijvoorbeeld exportproblemen zijn, dan haal je de kennis om het probleem het beste op te lossen uit de wetenschap. Met de komst van gespecialiseerde dieren-artspraktijken zijn wij wat meer naar de wetenschappelijke kant opgeschoven en zo is er een balans en bovendien een goede samenwerking met de praktijken. dat vind ik typisch de rol van de Gd van nu: de dieren-arts ondersteunen met laboratoriumonder-zoek, data en kennis.”

“Dierenartsen zijn onze ogen in het veld”

Waaruit bestaat het werk van de GD nog meer?“Veldwerk is ook een heel belangrijk onder-deel, voor onze Gd-dierenartsen zo’n 60 tot 70% van hun dagtaak. en dan is er nog het werk in de sectiezaal. daar zag je de afgelopen jaren een spectaculaire ontwikkeling. Onge-

“Onze onderzoeksfaciliteit is uniek”

“Druk met de monitoring van antibiotica”

505050505050

Page 11: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 11

Is de GD niet te veel richting de wetenschap opgeschoven?“je moet daar wel voor waken en daarom zorgen we ervoor dat we zoveel mogelijk veldcontacten hebben. Zeker de mensen in de sectiezaal en de centrale dierenarts (een telefoon-adviesdienst) moeten exact weten wat er speelt. contacten met de practici zijn daarbij heel belangrijk. Zij zijn onze ogen in het veld. Ook via VMP houden ze ons op de hoogte. dit willen we dan ook heel graag uitbreiden richting de legsector. de gezond-heid op vleeskuikenbedrijven is de laatste jaren spectaculair gestegen en er is ook veel meer bewustwording. in de legsector mag

het nog wel wat meer: een beter hygiënebe-sef en een beter idee dat gezondheidspro-blemen niet alleen een risico zijn voor een bedrijf maar voor de hele sector.”

Waar staat de GD over 15 jaar?“Over 10 tot 15 jaar verbinden we nog steeds de wetenschap met de praktijk. We doen dan vooral veel aan databeheer en datacommunicatie. We hebben indica-toren in de stallen hangen die door de pluimveehouder en de dierenarts worden afgelezen. Wij kunnen die gegevens ook zien en er waar nodig op reageren. als ik verder fi losofeer, dan zijn er stappentellers

voor kippen. Worden er opeens veel minder stappen geteld, dan is er iets aan de hand. Verder kunnen we dan de productie meten, de lichaamstemperatuur en ga zo maar door. al deze gegevens zitten dan samen in een centrale database voor indicatoren. dat betekent ook minder bedrijfsbezoeken en dus minder besmettingsgevaar.”

“Gezondheid in de legsector mag nog wel beter”

Page 12: GD Pluimvee juli

12

INTErvIEW | tekst: MaRGRiet BRUS, KLinKeRS cOMMUnicatie

Blik vooruit met Marcel Boereboom,pluimveedierenarts en voorzitter van de kN MvD-vakgroep gezondheidszorg pluimvee

“Dierenartsen hebben belangrijke gezamenlijke doelen”

Page 13: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 13

U bent behalve dierenarts ook voorzitter van de vakgroep. Wat houdt dat in?“de vakgroep gezondheidszorg pluimvee is een onderdeel van de KnMvd. de vak-groep zorgt ervoor dat technische kennis overgebracht wordt op dierenartsen, maar behartigt ook de belangen van de pluim-veedierenarts. Mijn rol als voorzitter van de vakgroep is: weten wat er leeft onder pluimveedierenartsen en werken aan een goede samenwerking tussen dierenartsen onderling. dit alles met als doel om met één mond te communiceren richting partijen zoals de overheid en de Gd.”

1 juni j.l. is er een brief gestuurd naar de tweede kamer over anti-bioticagebruik. Wat zijn de conse-quenties van deze brief?“Het antibioticaconvenant is al drie jaar een rode draad binnen de vakgroep, maar ook in de dagelijkse praktijk. de brief aan de kamer gaat over het ‘Udd-principe’. dat betekent: ‘uitsluitend toediening door de dierenarts, tenzij...’ Bij een koppelbehandeling moet de dierenarts eerst de dieren hebben gezien en een diagnose stellen, dan pas mag er een koppelbehandeling met antibiotica toege-diend worden. Op deze manier wordt al veel gewerkt binnen de pluimveesector.”

Betekent dit dat we over 20 jaar geen antibiotica meer gebruiken?“nee. We zetten antibiotica dan wel minder vaak in en ze worden specifi eker toegediend. Maar antibiotica zullen over 20 jaar nog steeds ingezet worden. niet behandelen veroorzaakt dierenleed. Het gebruik van anti-biotica verminderen is niet simpel. er spelen zoveel factoren mee zoals management,

Marcel Boereboom is behalve dierenarts en mede-eigenaar van Pluimveepraktijk de achterhoek in Ruurlo ook

voorzitter van de vakgroep gezondheidszorg pluimvee van de KnMvd. Met hem praten we over de toekomst van de

sector. “Over 10 tot 15 jaar zijn volksgezondheid, dierenwelzijn en milieu leidend bij de productie van vlees en

eieren. in die volgorde. dat betekent dus een verschuiving in de werkzaamheden van dierenartsen, maar ook een

verschuiving voor de pluimveehouder.”

Blik vooruit met Marcel Boereboom,pluimveedierenarts en voorzitter van de kN MvD-vakgroep gezondheidszorg pluimvee

klimaat en voeding. iedereen moet daar een bijdrage aan leveren. elke speler in de keten moet hierin zijn verantwoordelijkheid nemen.”

Moeten dieren maar weer binnen gehouden worden?“in ieder geval krijgt de consument in de toekomst veel meer invloed om te kiezen. de traditionele manier van produceren blijft, maar er wordt ook meer alternatief en biologisch geproduceerd. de rijke westerse wereld zal op den duur meer kiezen voor de alternatieve en of biologische productie, de niet-westerse landen zullen blijven kiezen voor de huidige manier van produceren. de productie voor export zal de komende jaren sterk afnemen, want wij kunnen vanwege de strenge regels in nederland steeds moeilijker concurreren met de groeimarkten.”

Hoe verandert daarmee de rol van de dierenarts?“de dierenarts wordt meer en meer verant-woordelijk voor de handhaving van de regel-geving. de focus ligt nu nog vaak op dierge-zondheid, maar ook milieu en volksgezondheid spelen een rol. Over 10 tot 15 jaar zijn volks-gezondheid, dierenwelzijn en milieu leidend bij de productie. in die volgorde. dat betekent dus een verschuiving in de werkzaamheden van dierenartsen. jongere dierenartsen zijn daar al heel erg mee bezig, met ‘maatschappe-lijk verantwoord veterinair ondernemen’.”

“Meer rekening houden met zoönosen”

“Niet behandelen veroorzaakt dierenleed”

505050505050

en wat betekent dat voor de pluimveehouder?“de welzijnscriteria op het gebied van bij-voorbeeld uitloop, hokbezetting, daglicht en natuurlijk gedrag worden steeds belangrijker in de bedrijfsvoering. er zullen parameters worden ontwikkeld om dit te toetsen. dat geldt ook voor de volksgezondheidrisico’s, bijvoorbeeld ai. er zal meer rekening gehou-den moeten worden met stofemissie, geur en zoönosen.”

Als de dierenarts steeds meer gespecialiseerd wordt, wat wordt dan de plek van de GD?“er blijft een rol voor de Gd. Met name voor monitoring, een taak die de Gd vanuit het collectief (PPe en Ministerie van el&i invult) en van grote betekenis is voor de gehele sector. daarnaast wordt de Gd internationaal gezien als een onafhankelijk referentielab, dat blijft zo. Ook zie ik een rol voor de Gd in het beheren van data, zoals de database iKB-cRa. de rol van de VMP (Veterinaire Monitoring Pluimvee, een systeem waarmee dierenartsen en de Gd informatie uitwisselen, red.) is dan uitgekristalliseerd en een vast onderdeel van het werk van dierenartsen. Het registeren van gegevens in VMP moet minder vrijblijvend worden, daar zie ik ook een rol voor de Gd. Omdat de dierenartsen steeds meer gespeciali-seerd worden, zal het niveau van de veterinaire kennis waarop de Gd ingeschakeld wordt, ver-schuiven. Bovendien zijn er ook steeds meer praktijken met eigen labs, zodat er op dat gebied meer concurrentie is. Persoonlijk vind ik dat wel goed. Samengevat ligt het beheer van kennis bij de Gd, de data in het veld. de koppeling daar tussen kan nog veel beter. als er meer gegevens zijn, kunnen er ook betere analyses gemaakt worden.”

Page 14: GD Pluimvee juli

14

Autovaccin tegen Enterococcus cecorum werkt mogelijk bij moederdieren

de Gd doet sinds 2008 onderzoek naar Enterococcus cecorum en de

manier waarop deze darmbacterie overgedragen wordt. Recent is de

werking van een autovaccin onderzocht. Belangrijkste conclusie:

het autovaccin lijkt te werken bij moederdieren. de volgende stap is

onderzoeken of het autovaccin ook een gunstig effect heeft bij de

nakomelingen.

Onderzoek naar de verspreidingin 2008 is de Gd een onderzoek gestart naar de oorzaak van kreupelheid, verhoogde uitval en slechte groei bij vleeskuikens. Uit de veldstudie die in 2009 is uitgevoerd bleek dat de bacterie Enterococcus cecorum veelvuldig uit laesies van zieke dieren werd geïsoleerd en waarschijnlijk de veroorzaker van de problemen is. de bacterie bleek ook aanwezig bij vergelijkbare problemen bij vleeskuiken-moederdieren. tevens is veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de bacterie bij de moederdieren en de broederij. Hierbij bleken de E. cecorum-bacteriën die gevon-den werden in de darm van de moederdieren genetisch te verschillen van de E. cecorum-bacteriën die geïsoleerd werden uit de laesies van de nakomelingen van deze dieren. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de E. cecorum-bacteriën van moederdieren de

oNDErzoEk | tekst: dRS. MeRLijn KenSe en dR. WiL LandMan

Page 15: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 15

Autovaccin tegen Enterococcus cecorum werkt mogelijk bij moederdieren

Afgebroken heupkop ten gevolge van E. cecorum-infectie

bevindingen in combinatie met de resultaten van de veldstudie kunnen we met vrij grote zekerheid zeggen dat de bacterie niet verticaal wordt overgedragen.

Werking van autovaccin onderzochtdaarnaast is onderzocht of een autovaccin E. cecorum-laesies bij de moederdieren zelf kan voorkomen. als dit zo zou zijn, kun-nen autovaccins waarschijnlijk ook worden gebruikt om de nakomelingen tijdens de eerste levensweken te beschermen. Het effect van een autovaccin op E. cecorum-infecties is eerst op kleine schaal getest. aangezien de gevaccineerde moederdieren significant minder E. cecorum-laesies hadden dan de besmette niet-geënte dieren, is dit verder in een vervolgstudie met meer dieren onder-zocht. de resultaten van de vervolgstudie kwamen overeen met het eerste experiment: het gebruik van een E. cecorum-autovaccin vermindert de kans op verschijnselen en laesies bij moederdieren. in de geïnfecteerde en niet-gevaccineerde groep kregen 13 van de 100 dieren in de weken na infectie de typische verschijnselen tegenover maar 2 van de 100 in de gevaccineerde groep. dit is sig-nificant minder. Op basis van deze gegevens is het interessant om in een vervolgstudie te kijken of kuikens van gevaccineerde moeder-dieren minder gevoelig zijn voor een infectie met E. cecorum dan kuikens van niet gevac-cineerde moederdieren.

Infecties bij vleeskuikensde afgelopen jaren is ook onderzoek gedaan naar infectieroutes van E. cecorum bij vlees-kuikens. Het ziektebeeld was op te wekken door de bacterie in de bloedbaan te spuiten. daarnaast is het gelukt om op kleine schaal E. cecorum-laesies op te wekken na injectie in de spieren (35% van de dieren) of de voetzool (17% van de dieren) en via twee natuurlijke infectieroutes, namelijk orale toediening (2,5%) en toediening via een aerosol (fijne nevel) (7,5% van de dieren). in de loop van 2012 zal in een vervolgstudie bij vleeskuikens onderzocht worden of het aantal dieren met laesies toeneemt nadat ze besmet zijn met E. cecorum via natuurlijke infectie-routes (digestieapparaat en luchtwegen) in combinatie met een (ent)virusinfectie. Het is bekend dat infecties met bacteriën en (ent)virussen de klachten van beide infecties kun-nen versterken. dit onderzoek wordt uitge-voerd om een groter effect in het diermodel te bewerkstelligen en vervolgonderzoek naar interventiestrategieën te vergemakkelijken.

Abces wervellichaam T6-7 ten gevolge van een E. cecorum-infectie

Ontstoken hartzakje ten gevolge van een E. cecorum-infectie

Enterococcus cecorumE. cecorum is een bacterie die behoort tot de normale darmflora van kippen. in de darm veroorzaakt deze bacterie dan ook geen problemen. als de bacterie echter de mogelijkheid heeft om het lichaam binnen te dringen, kunnen klachten ontstaan. de bacterie veroor-zaakt met name ontstekingen van het hartzakje en tast het bot aan in de heupkop en in het wervellichaam t6-7. de laatste twee locaties veroorzaken de kreupelheid die gezien wordt in een kop-pel vanaf ongeveer 2-3 weken leeftijd. E. cecorum veroorzaakt niet alleen pro-blemen in nederland maar ook in andere landen.

Dit onderzoek is uitgevoerd met financiering van het PPE.

ziekte bij de nakomelingen hoogstwaarschijn-lijk niet hebben veroorzaakt. Ook in de mon-sters van lucht, liggenblijvers en eendagskui-kens, die genomen zijn in de broederij is deze bacterie nooit aangetoond. deze resultaten waren aanleiding om onderzoek naar de trans-missie van E. cecorum voort te zetten.

Waarschijnlijk geen overdracht van moederdier op kuikenHoewel het eerdere praktijkonderzoek geen aanwijzingen gaf voor verticale transmissie (overdracht van moederdier op kuiken) van E. cecorum, kan deze wijze van transmissie niet helemaal worden uitgesloten. E. cecorum werd namelijk wel een aantal keer in de eileider van moederdieren gevonden. daarom is in een dierexperiment geprobeerd om de verticale verspreiding van E. cecorum op te wekken. Bij geen van de nakomelingen van geïnfecteerde moederdieren zijn klinische verschijnselen gezien. tevens is bij geen van de nakomelingen de bacterie E. cecorum geïsoleerd uit organen. Op basis van deze

Page 16: GD Pluimvee juli

16

Nieuwe qPCR biedt inzicht in verloop van

coccidiose-infectiescoccidiose is een parasitaire darminfectie die in de pluimveehouderij

veel schade veroorzaakt. inzicht in het verloop en de

coccidiosesoorten betrokken bij uitbraken is nodig voor een goede

behandeling. de nieuwe qPcR-methode kan daarbij een belangrijk

hulpmiddel zijn.

Om een correct beeld te krijgen van een coccidiose-infectie moet sectie op dieren en controle van de darminhoud met behulp van een microscoop gebeuren. deze manier van werken is echter arbeidsintensief. tevens bestaat de kans dat een aantal coccidio-sesoorten over het hoofd wordt gezien. Met behulp van een nieuwe kwantitatieve polymerase kettingreactie, in het engels quantitative Polymerase chain Reaction (qPcR) techniek, is het sinds kort mogelijk om via mestmonsters snelle en specifieke analyses voor coccidiose uit te voeren. deze techniek toont niet alleen de betrokken coc-cidiosesoorten aan, maar ook de infectie-druk in aantallen oöcysten equivalenten per gram mest. de nieuwe analysemethode biedt bovendien de mogelijkheid om inzichtelijk te maken of de ingezette anticoccidiose-maatregelen via voer, management en/of hygiëne effectief zijn.

Waarom deze nieuwe test?de qPcR biedt belangrijke voordelen ten opzichte van de tot nu toe gebruikte (oude) methode (oöcystentelling en de letselscore middels sectie). ten eerste kan met de qPcR de diagnose coccidiose tot op soortniveau in mestmonsters worden vastgesteld. Bij de oude methode wordt een coccidioseinfectie vastgesteld met behulp van sectie op slechts een beperkt aantal dieren. Bij het sectieon-derzoek worden van de zeven bij pluimvee voorkomende eimeriasoorten er maximaal vijf vastgesteld. twee soorten (E. praecox en E. mitis) zijn niet goed te identificeren omdat zij geen typisch herkenbare letsels in de darm veroorzaken. daarnaast is het soms lastig om bepaalde soorten (bijvoorbeeld

diagnose te komen. Men kan volstaan met een qPcR-onderzoek van een betrouwbaar genomen mestmonster.

Onderzoek in de praktijkOm de waarde van deze qPcR-techniek te testen is in de praktijk een onderzoek op een aantal vleeskuikenbedrijven uitgevoerd waarbij de qPcR-bepaling vergeleken is met de klassieke OPG-bepaling. in dit onderzoek werd aangetoond dat de overeenkomst tussen de qPcR en de OPG-tellingen goed is. Bovendien geeft de test

E. maxima) te diagnosticeren omdat de typische letsels soms moeilijk te herken-nen zijn, zeker wanneer de infectiedruk laag is. daarnaast wordt om de coccidiose-infectiedruk op bedrijven te meten een OPG-bepaling gedaan waarmee het aantal oöcysten per gram mest wordt vastgesteld, maar hierbij kunnen de betrokken eimeria-soorten niet worden geïdentificeerd. in de qPcR wordt echter, wat een tweede voordeel is, het aantal oöcysten per gram mest per eimeriasoort gegeven, waardoor een goed beeld ontstaat welke soorten de infectiedruk veroorzaken. Zo kan bij gebruik hiervan in het veld de prevalentie en infectiedruk van alle eimeriasoorten goed in beeld worden gebracht. een derde voordeel van de qPcR-methode is dat het niet meer nodig is om dieren op te offeren voor sectie om tot een

NIEUWE pCr | tekst: dR. WiL LandMan en dR. HeRMan PeeK

13 15 17 20 22 24 27 29 31 34 36 38 41Leeftijd in dagen

300000

250000

200000

150000

100000

50000

0

OPG equivalent/gr. mest

Figuur A

E. acervulinaE. tenellaE. maximaE. mitis

Page 17: GD Pluimvee juli

Gd Pluimvee | juli 2012 | 17

aan welke coccidiosesoorten betrokken zijn bij de coccidioseproblemen. de coccidiose-qPcR is tevens ingezet om het effect van interventiemaatregelen inzichtelijk te maken. Hieronder wordt, als voorbeeld, het verloop van een coccidiose-infectie weergegeven vóór het nemen van specifieke maatregelen tegen coccidiose (Figuur a) en nadat men is overgestapt op een ander anticoccidiosemiddel in een daaropvolgende mestronde (Figuur B). in Figuur B is duidelijk te zien dat de infectiedruk nagenoeg is verdwenen en slechts aan het einde van de

Het verzamelen en opsturen van monstersPer stal, per monstername is één mengmonster nodig van minimaal 50 verse droppings (mesthoopjes, zowel dunne darm- als blindedarmmest) verzameld en verdeeld genomen over de stal. de monsters kunnen op het bedrijf in de koelkast in mest-monsterpotten van 500 ml bewaard worden en kunnen één maal per week naar de Gd opgestuurd worden. dit hoeft niet gekoeld.

ronde oploopt voor E. acervulina. Behalve E. acervulina aan het einde van de ronde zijn er ook e. maxima-oöcysten in de periode tussen 22 en 27 dagen waargenomen. Het voorbeeld is afkomstig van het praktijkonderzoek en geeft aan dat een optimale interventie, in dit geval voor E. acervulina, mogelijk is, maar de genomen maatregelen zullen niet altijd zo’n ideale uitkomst hebben. Reden te meer om te blijven onderzoeken.

Wanneer en hoe vaak moet de qPCR ingezet worden?Om het verloop van een coccidiose-infectie bij vleeskuikens optimaal te monitoren zal in beginsel tijdens de mestperiode vanaf 18 dagen leeftijd elke drie dagen een mestmon-ster onderzocht moeten worden. Bij een lager aantal inzendingen kunnen belangrijke stijgingen of afnames van de infectiedruk per eimeriasoort gemist worden. de uitslag van het onderzoek vermeldt het aantal oöcysten equivalenten per gram mest per aangetoonde eimeriasoort. afhankelijk van het beeld van een eerste ronde kan voor de volgende ronde een ander schema gehanteerd worden. dit kan worden ingeschat door uw dierenarts, eventu-eel in overleg met de veevoervoorlichter.

Interpretatie uitslageneen juiste interpretatie van de uitslagen van een qPcR is slechts mogelijk wanneer in een mestronde voldoende bepalingen zijn uitge-voerd, zodat het verloop van de infectiedruk van de verschillende eimeriasoorten bekend is. de koppelgeschiedenis en bedrijfsgege-vens zijn bij de interpretatie ook van groot belang. dit kan het beste gedaan worden door uw dierenarts.

integraties of veevoerbedrijven kunnen met de qPcR een indruk krijgen van de coccidio-sestatus van de bedrijven waar zij voer leve-ren. Het is van belang dat zij de vinger aan de pols houden en tijdig maatregelen nemen wanneer de coccidiosedruk op hun bedrijven toeneemt. de Gd wil graag met het uitvoe-ren van de coccidiose-qPcR de voerfabrikant een instrument geven om een beter beeld te krijgen van de situatie bij hun klanten.

Dit onderzoek is uitgevoerd met financiering van het PPE.

13 15 17 20 22 24 27 29 31 34 36 38 41Leeftijd in dagen

1000000

800000

600000

400000

200000

0

OPG equivalent/gr. mest

E. acervulina E. maxima

Figuur B

Gd-onderzoeker Herman Peek aan het werk

Page 18: GD Pluimvee juli

‘‘‘‘Stalreiniging & ontsmetten

HEUVA REINIGING

Tel: 0493-472172Mob: 0628230356www.heuvareiniging.nl

Voor het reinigen en ontsmetten van alle soorten stallen.

Tevens ook voor het reinigen van:Silo’s – Vloeren – Gevels – Daken. IKB PSB

Gecertificeerd

GD Pluimvee 27-10-2010 12:05 Pagina 1

Voor levering en montage van:

silo’s & vijzels

voederinstallaties

ventilatiegordijnen

stalinrichtingen

De Hooge Hoek 8 - 3927 GG Renswoude Tel. 0318-572923 - fax 0318-572725

www.nijborgagri.nl - [email protected]

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

Neem contact op met:

Marco JansenT 026-750 18 45E [email protected] www.pshmediasales.nl

verbeek broederij en opfok Postbus 11, 6740 AA Lunteren ¥ Kauwenhoven 3, 6741 PW Lunteren Telefoon 0318 57 82 50 ¥ Fax 0318 48 24 11 ¥ [email protected] ¥ www.verbeek.nl

ÒHet onderscheid zit niet alleen in de kip, maar juist in onze aanpak.Ó

Page 19: GD Pluimvee juli

‘‘‘‘Het iLt (infectieuze laryngotracheitis)-virus is een Herpesvirus dat een milde tot ernstige ontsteking van vooral de luchtpijp kan geven. de dieren kunnen zo benauwd zijn dat ze met gestrekte nek naar adem happen. de ontsteking kan zo ernstig zijn dat het bloed in de luchtpijp staat, de dieren zijn dan ernstig ziek en zitten met dichte en gezwollen ogen. de uitval kan in uitzonder-lijke gevallen oplopen tot tientallen procenten. een bijzondere eigenschap van dit virus is dat het na een doorgemaakte infectie in een soort rustfase -ook wel latentie genoemd- in het zenuw-weefsel verblijft en daar maandenlang ongemerkt in de gezonde kip kan zitten. door stress kan het virus worden gereactiveerd en weer worden uitgescheiden in de luchtwegen.

ILt vaak veroorzaakt door vaccinVanwege de ernst van de ziekte wordt er bij leggende dieren tegen iLt gevaccineerd. de huidige vaccins kunnen een goede bescherming opwekken, maar hebben als nadeel dat ze zelf bij spreiding ook ziekteverschijnselen kunnen veroorzaken. Wereldwijd wordt een aanzienlijk deel van de iLt-uitbraken veroorzaakt door spreidend vaccin. een tweede nadeel van deze vaccins is dat ze net als het veldvirus latent in het zenuwweefsel kunnen gaan zitten en dan bij stress gereacti-veerd kunnen worden, zodat je het virus weer in de luchtwe-gen kunt aantreffen.

PCR maakt onderzoek makkelijkertot enkele jaren geleden werd er eigenlijk alleen onderzoek gedaan op de aanwezigheid van het iLt-virus als er duidelijke en ernstige verschijnselen (vooral bloederige luchtpijpen) waren die op iLt leken. een positieve uitslag kwam dus alleen voor bij duidelijk zieke dieren. door de wereldwijde toename van iLt-uitbraken is er de laatste jaren geïnvesteerd op han-digere en goedkopere testen om het virus aan te tonen. door de komst van de PcR voor iLt is het een stuk gemakkelijker geworden op de aanwezigheid van het virus te controleren, ook als er geen ernstig ziek koppel is, maar bijvoorbeeld al-leen een klein aantal benauwde dieren.

Reactivatie geen uitzonderingnaar aanleiding van praktijkervaringen met positieve iLt PcR-uitslagen bij koppels waar op koppelniveau soms weinig aan de hand leek, heeft de Gd met de PcR iLt luchtpijpswabs van gezonde gevaccineerde en ongevaccineerde koppels onderzocht. alle iLt PcR-uitslagen op swabs van ongevaccineerde (SPF) dieren en onverdachte vleeskuikenkoppels waren negatief. Bij onderzoek op swabs van een aantal onverdachte oudere legkop-pels werd in grofweg de helft van de poolmonsters iLt-virus (zeer waarschijnlijk vaccinvirus) aangetoond. dit duidt erop dat de reactivatie en/of recirculatie van iLt-vaccin niet uitzonder-lijk is. de oude simpele regel: “iLt aangetoond is dus ook altijd een ziek koppel” gaat in ieder geval voor eerder gevaccineerde koppels niet meer op. Bij de interpretatie moeten de andere uitslagen naar het voorkomen van andere ziekteverwekkers die soortgelijke problemen kunnen veroorzaken (zoals iB, tRt en ai) meegenomen worden. de betekenis van een positieve PcR iLt kunt u het beste overleggen met uw dierenarts.

“ILT kan onopgemerkt in een gezonde kip zitten”

Sjaak de Wit, pluimveedierenarts:

Reactivatievan ILt-vaccin-virus lijkt regelmatig voor te komen

| MoNITorINg

Gd Pluimvee | juli 2012 | 19

GD-Veekijker

de monitoringsfunctie die de Gd-afdeling Pluimvee in opdracht van eL&i en PPe vervult, bestaat uit drie onderdelen: 1) Secties (pathologie). 2) Veekijker: een instrument waarmee de Gd via telefoon, bedrijfsbezoeken en overleggen vragen en informatie over gezondheidsproblemen bij pluimvee binnenkrijgt. 3) VMP: Veterinaire Monitoring Pluimvee. Via een internetapplicatie tussen dieren-artspraktijken (VMP-deelnemers) en de Gd worden data en ervaringen over gezondheidsproblemen, vaccinaties en behandelingen uitgewisseld.

MoNITorINg

Page 20: GD Pluimvee juli

BereikbaarheidU kunt de Gd telefonisch bereiken

via 0900-1770. Van maandag tot en

met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

telefoonnummer centrale dierenarts:

0570 - 660 495.

tarievenalle genoemde Gd-tarieven in

deze uitgave zijn exclusief BtW en

€ 9,20 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaalaanmelden: telefonisch 0900-202 00 12

(24 uur per dag). Wij halen het materiaal

dan zo spoedig mogelijk bij u op.

Sectie- en monstermateriaal kunt u

brengen van maandag tot en met vrijdag

van 8.00 tot 17.00 uur.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer

t. 0900-1770, F. 0570-63 41 04

www.gddeventer.com

[email protected]

BUITENBEELD

De Gezondheidsdienst voor Dieren

505050505050505050505050Van 1996 tot nu Hieronder een afbeelding van de tweede Gd Pluimvee uit maart 1996. er is nogal wat veranderd aan de opmaak van het blad, maar de voorkant van deze oude cover vat de inhoud nog steeds goed samen: pluimvee en het onderzoek naar hun gezondheid staan centraal.

BUITENBEELD: Hebt u ook een mooie foto? Stuur deze dan met een korte toelichting op naar [email protected]. de mooiste foto wordt geplaatst in de Gd Pluimvee en de maker ontvangt een ingelijste vergroting van de foto.