GD Pluimvee april 2012

20
APRIL 2012 UITLOOP heeft meer kans op AI-virus Grote verschillen in NCD-TITERS onderzocht PPE zet stappen om M.s. STRUCTUREEL te bestrijden De Gezondheidsdienst voor Dieren

description

GD magazine

Transcript of GD Pluimvee april 2012

Page 1: GD Pluimvee april 2012

APRIL 2012

UITLOOP heeft meer kans op AI-virusGrote verschillen in NCD-TITERS onderzocht

PPE zet stappen om M.s. STRUCTUREEL te bestrijden

494949494949494949494949494949494949

Pluimvee

Pluimvee

Pluimvee

De Gezondheidsdienst voor Dieren

01_GDPL49.indd 1 15-3-12 15:15

Page 2: GD Pluimvee april 2012

In drie

stappen naar beter

resultaatDe Heus biedt een verrassend effectief

voerconcept: Fit! Voer op maat. Elk

bedrijf zijn eigen voer. In drie stappen

behaalt u betere resultaten.

Inventarisatie

Fit!-analyse

Toepassing van voeders op maat

De kwaliteit van het voer is doorslaggevend

voor maximale resultaten op uw bedrijf.

Daarom Fit! Voer op maat.

www.de-heus.nl

De Heus Voeders B.V.Postbus 396 6710 BJ Ede Tel. 0318 - 675 430 KvK 14626985 [email protected] www.de-heus.nl een onderneming van Koninklijke De Heus

Samen voor resultaat

02_GDPL49.indd 2 14-3-12 16:42

Page 3: GD Pluimvee april 2012

TEKST: REDACTIE | NIEUWS & TIPS

GD Pluimvee | april 2012 | 3

| VOO

RWO

ORD

| INHOUD

05 Nieuws & tips

07 Onderzoek naar het risico van uitloop voor de introductie van AI-virus

10 Van bloedmonster tot uitslag

12 Enquete NCD-vaccinatie

14 Benchmarking antibiotica mogelijk door VMP-database

16 PPE zet stappen om M.s. structureel te bestrijden

17 Vraag & antwoord

19 Serie “Antibiotica onder de loep” deel 5: Onderzoek

20 Buitenbeeld

COLOFONGD Pluimvee is een of� cieel mededelingenblad van de GD | UITGEVER GD Deventer | REDACTIE

Jos Heijmans, Rob Nijland, Sjaak de Wit, Jan Workamp | EINDREDACTIE Margriet Brus | REDACTIE-

ADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-

660405, [email protected], www.gddeventer.com | ABONNEMENTEN GD Pluimvee wordt

gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (3 nummers) voor personen bui-

ten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) | ADVERTENTIES PSH Mediasales,

T. 026-750 18 00 | BASISONTWERP Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem |

DRUK Senefelder Misset Doetinchem | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 3 keer per jaar | SUGGESTIES

Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie.

Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

ISSN: 1875-2594

ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (10 cent/min.)

Gestructureerde aanpak…voor gezonde dierenToen ik onlangs thuis opruiming hield in m’n (gestructu-reerde) papieren archief -door de digitalisering blijk je dat toch niet meer te gebruiken- kwam ik artikelen tegen over de M.g.-situatie in 1988. De schade van deze ziektekiem werd in die tijd voor de Nederlandse pluimveesector geschat op minimaal 30 miljoen gulden per jaar. Tegenwoordig hebben we die ziektekiem vrijwel volledig onder controle, dankzij een gestructureerde, collectieve aanpak inclusief regelgeving voor o.a. monitoring, vaccinaties en een vergoedingsregeling voor te ruimen ouderdieren. De ontwikkeling van labtesten en het uitvoeren van praktijkonderzoek, bijvoorbeeld trans-missie- en vaccinatieproeven om goed onderbouwd adviezen en invulling aan de verordening te kunnen geven, hebben hieraan mede bijgedragen. De laatste jaren wordt steeds meer duidelijk dat ook M.s. aanzienlijke directe schade voor de pluimveesector veroor-zaakt, dat de prevalentie van deze ziektekiem in deelsectoren van de pluimveehouderij hoog is, dat het M.s.-vrij houden van fok-en vermeerderingskoppels i.v.m. exporteisen zeer grote inspanningen vraagt en dat bij M.s.-infecties van dit soort koppels de schade hoog kan oplopen. In de PPE-adviescie Pluimveegezondheidszorg is daarom in januari besloten ook voor M.s. een gestructureerde aanpak uit te werken. U leest hierover in dit nummer op pagina 16.Ook bij plotseling opduikende gezondheidsproblemen blijkt de structuur van de Nederlandse pluimveegezondheidszorg z’n vruchten af te werpen. Recente voorbeelden hiervan zijn de collectieve aanpak bij chronische darmontsteking, Sg, Coryza en ILT. Een goede samenwerking tussen pluimveehou-ders, dierenartsen, bestuurders, toeleverende en afnemende industrie en de GD is daarbij van groot belang. Buitenlandse gasten, vaak (potentiële) afnemers van Neder-landse pluimveeproducten, zijn na hun bezoek aan het PPE en/of de GD bovendien onder de indruk van de structuur, de organisatie en het kwaliteitsniveau van de Nederlandse pluimveegezondheidszorg. Daarmee wordt vertrouwen opge-bouwd dat van groot belang is voor de exportmogelijkheden.Nuttig om dit soort aspecten te realiseren bij discussies over de toekomst, zoals die over het voortbestaan van de product-schappen.

JAN WORKAMP, SECTORMANAGER PLUIMVEE

7

10

14

16

02_GDPL49.indd 3 13-3-12 22:54

Page 4: GD Pluimvee april 2012

Goede leefbaarheidVeel courante eieren

Efficiënt

Deze hen is prima geschikt voor volière- en de vrije uitloopstal

Hoge kilogramproductie p.o.h.EfficiëntRobuust

Deze hen is zeer geschikt voor scharrel-, volière-, vrije uitloop- en kleinvolièrestal

Veel courante en sterke eierenHoge kilogramproductie p.o.h.Prettig gedrag in scharrel en volièreLage uitvalEfficiënt

Deze hen doet het uitstekend in een scharrel-, volière- en kleinvolièrestal

Perfecte legpersistentieUitmuntende bevedering

Zeer mooie eieren met sterke schalen

Deze hen doet het erg goed als biologische- en vrije uitloop hen

Postbus 79 - 4050 EB Ochten | Verlengde Lagekampseweg 4 | Telefoon: 0344-641349Fax: 0344-643494 | Website: www.hetankerbv.nl | e-mail: [email protected]

ISA

BR

OW

N

BO

VAN

S B

RO

WN

DEK

ALB

AM

BER

LIN

K

DEK

ALB

WH

ITE

kleinvolièrestal

02_GDPL49.indd 2 13-3-12 22:55

Page 5: GD Pluimvee april 2012

TEKST: REDACTIE | NIEUWS & TIPS

GD Pluimvee | april 2012 | 5

MYCOPLASMA GALLISEPTICUM- (M.G.)

BESMETTINGEN vleessector vermeerdering

M.g

februari 2011

maart 2011

april 2011

mei 2011

juni 2011

juli 2011

augustus 2011

september 2011

oktober 2011 (1)

november 2011

december 2011

januari 2012 (1)

SALMONELLA- (ENTERITIDIS (SE), TYPHIMURIUM (ST)) BESMETTINGEN

leghennen

SE ST

februari 2011 (2)

maart 2011 (2)

april 2011 (2) (1)

mei 2011 (4)

juni 2011 (4) (1)

juli 2011 (3)

augustus 2011

september 2011 (4)

oktober 2011 (3)

november 2011 (2)

december 2011 (7) (1)

januari 2012 (5)

TARIEVEN 2012 Per 2012 zijn de tarieven van de producten en diensten van de GD aangepast. Voor de actuele tarieven kunt u bellen met tel. 0900-1770.

ALGEMENE VOORWAARDEN AANGEPAST Per 1 april 2012 zijn de algemene voorwaarden van de GD aangepast. In de bijlage vindt u de nieuwe algemene voorwaarden.

LIV VENRAY: VEEL VRAGEN EN ÉÉN PRIJSWINNAAROp de Landbouwdagen Intensieve Veehoude-rij (LIV) in Venray van 28 februari tot en met 1 maart was de GD weer vertegenwoordigd met een stand. Er werden veel vragen gesteld en veel prijsvragen ingevuld en ingeleverd. Uit alle goede inzendingen hebben we de fa-milie Bresser uit Best getrokken als winnaar. Zij krijgen binnenkort een mooie prijs afgele-verd op hun pluimveevermeerderingbedrijf.

De vragen op de LIV gingen over M.s. en Blackhead. Eén van de vragen was: welke problemen kunnen veroorzaakt worden door M.s.? Er werden vier opties gegeven:

gewrichtsproblemen, ademhalingsproble-men, eipuntschaalafwijkingen of al deze drie problemen. Het goede antwoord is dat M.s. al deze problemen kan veroorzaken. 30% had dit goed. Toch dacht ook ruim 30% dat M.s. alleen gewrichtsproblemen ver-oorzaakt. Een andere vraag was bij welk(e) pluimveetype(n) histomonosis (blackhead) kan optreden. Het juiste antwoord hierop is dat Blackhead kan voorkomen bij kalkoenen, leghennen én moederdieren. Deze vraag werd door slechts 9% van de mensen goed beantwoord.

04_GDPL49.indd 5 15-3-12 15:18

Page 6: GD Pluimvee april 2012

U bouwt de stal,wij doen de rest!

■ Stalinrichting■ Voer- en drinkinstallaties■ Eierautomatisering■ Klimaattechniek■ Elektrotechnische installatie■ 24 uurs service en onderhoud■ Voor AL uw pluimvee

Molenberg 77, 5541 RN Reusel, +31 (0)497 64 10 77

www.vencotec.nl

■ Voor AL uw pluimvee

Het Verbeek-opfokconceptlevert keuzevrijheid

voor u als ondernemer, en bovenal een vitale, productieve leghen.

Postbus 11, 6740 AA Lunteren - T +31 (0)318 - 57 82 50F +31 (0)318 - 48 24 11 - [email protected] - www.verbeek.nl

“De opfokbedrijven van Verbeek beschikken over

moderne en diervriendelijke stallen met zeer goede

klimaat- en opfoksystemen. De samenwerking tussen

het opfokbedrijf en het opfokteam van Verbeek leidt

ertoe dat de opfok van de jonge leghennen van begin

tot eind zonder problemen verloopt.”

Opfokker Brinks

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Marco Jansen T 026-750 18 45 E [email protected] I www.pshmediasales.nl

06_GDPL49.indd 6 14-3-12 12:44

Page 7: GD Pluimvee april 2012

GD Pluimvee | april 2012 | 7

TEKST: DR. SJAAK DE WIT | AVIAIRE INFLUENZA

Voorkomen en bestrijden van AI van belangNormaal is de Nederlandse pluimveehoude-rij vrij van infecties met aviaire in� uenza (AI)-virussen en er zijn vele redenen om dat te willen blijven. Besmettingen met AI-virus zijn immers een bedreiging voor de gezond-heid van het pluimvee, de mensen, het imago en de export. De schade van besmet-tingen met een AI-virus varieert zeer sterk. Allerlei factoren, zoals het soort pluimvee, de leeftijd van de dieren, het klimaat en de verspreiding naar andere bedrijven, spelen hierbij een rol.

AI-virus kent veel variantenOok het type virus speelt een rol. Het “AI-virus” is een verzamelnaam van vele virus-stammen die normaal gecodeerd worden aan de hand van het type haemagglutinine-eiwit

(16 soorten van bekend, H1 t/m H16) en het neuraminidase-eiwit (9 types van bekend, N1 t/m N9) dat de virusstam heeft. Er zijn zeer grote verschillen in ziekmakend vermogen tussen de verschillende AI-stammen. Het meest extreem is een infectie met een zogenaamde Hoog Pathogene AI (HPAI)-stam zoals we die in 2003 gehad hebben. Deze stammen, altijd van het type H5 of H7, veroorzaken bij kippen en kalkoenen extreme sterfte in korte tijd. Bij een besmetting kan de kip binnen 24 uur dood zijn. Drie à vier dagen na het begin van de sterfte in het hok kan alles al dood zijn. Deze stammen ontstaan door kleine mutaties uit H5- of H7-voorouders die laag pathogeen (LP) zijn. Om deze redenen worden alle H5- en H7-stammen of� cieel gerangschikt onder de of� ciële term: Aviaire In� uenza, oftewel de “vogelpest”.

Laagpathogeen en hoogpathogeenOf een infectie met een laagpathogene H5- of een H7-stam zichtbaar is in het koppel, varieert weer per stam en de omstandigheden. Sommige stammen zijn subklinisch (je merkt er niets van geen ziekteverschijnselen), andere geven geen sterfte, maar bijvoorbeeld wel productiedalingen van meerdere tot enkele tientallen procenten. Koppels bedrijfs pluimvee waarin een H5- of een H7-virus aangetroffen wordt, worden conform internationale regels altijd direct geruimd om het gevaar op mutaties naar een hoogpathogene AI-stam en verdere verspreiding in te dammen. Koppels waarin alleen afweerstoffen tegen een H5- of een H7-stam gevonden worden, maar het virus zelf niet meer (dan was het dus een laagpathogene stam anders was het hok leeg), worden niet geruimd omdat het gevaar op muta-ties dan voorbij is en het gevaar op verspreiding als erg laag ingeschat wordt.

Onderzoek naar het risico van uitloop voor de introductie van AI-virus

Begin 2012 zijn er diverse rapporten gepresenteerd over het

voorkomen van aviaire in� uenza-uitbraken in de Nederlandse

pluimveestapel. Onderzoekers van het Centraal Veterinair

Instituut in Lelystad en de Erasmus Universiteit in Rotterdam

rapporteerden hun conceptrapport “Laag Pathogene Aviaire

In� uenza Infecties op pluimveebedrijven in Nederland”, een

studie die verricht werd op verzoek van staatssecretaris Bleker.

Een werkgroep van LTO/NOP presenteerde het rapport “Risico-

beheersing op insleep en versleep van AI virus bij pluimveebe-

drijven met uitloop – analyse en aanbevelingen”.

06_GDPL49.indd 7 14-3-12 10:50

Page 8: GD Pluimvee april 2012

8

Ook laagpathogeen kan voor pro-blemen zorgenInfecties met andere H-types (niet H5 en H7) vallen niet onder de officiële regelgeving en daarmee is er geen basis voor een algemene bestrijding. Proeven met deze andere H-types geven aan dat ze zelden direct sterfte veroor-zaken, vandaar dat deze andere types altijd als laagpathogene AI-stammen beschouwd worden. Toch is het zeer onwenselijk dat deze stammen zich in de Nederlandse pluimvee-houderij vestigen en zich gaan verspreiden. Een deel van deze infecties veroorzaakt wel degelijk schade, zoals de matige tot zeer forse productiedalingen die recent in Nederland gezien zijn met H6-, H8- en H9-stammen. In de praktijk blijken deze stammen die net in kippen of kalkoenen geïntroduceerd zijn nog meestal niet snel van bedrijf naar bedrijf te kunnen spreiden. Het is echter bekend dat deze stammen zich door mutaties snel aan kunnen passen en zich erna snel kun-

nen verspreiden. Zo is de H9N2-stam in het Midden-Oosten al sinds jaren een blijvend probleem met veel schade in de vleeskuiken-houderij door ernstige luchtwegproblemen inclusief de bijbehorende E. coli problemen, antibiotica gebruik en forse productiedalingen bij de leggende dieren. Het indammen van laag pathogene AI-infecties verlaagt de kans op zo’n aangepast virus sterk.

Laagpathogene AI-infecties in NederlandSinds 2006 zijn er elk jaar meer besmet-tingen met laagpathogene AI-virussen van allerlei types (inclusief H5- en H7-stammen) vastgesteld. Er worden 2 “soorten” besmettin-gen onderscheiden: primaire besmettingen en “vervolgbesmettingen”. Een primaire besmet-ting is een nieuwe besmetting die niet uit de pluimveehouderij zelf kan komen. Wanneer er in korte tijd meerdere besmettingen met het-zelfde virus plaatsvinden worden deze als een

“vervolgbesmetting” geteld. Deze vervolgbe-smettingen hoeven zeker niet perse binnen de pluimveehouderij zelf verspreid te zijn, bedrijven kunnen onafhankelijk van elkaar door eenzelfde bron van buiten de pluimvee-houderij besmet worden.

Stijging sinds 2006De oorzaak van deze verontrustende stijging is onduidelijk, wellicht is het toeval en is het in 2012 al weer rustiger, maar daar lijkt het overigens niet op. De stijging wordt niet veroorzaakt door een veranderde manier van monitoren, die is al sinds 2004 hetzelfde. Ook zijn er in die tijd geen grote verschuivingen geweest in de samenstelling van de Neder-landse pluimveehouderij. Al met al lijkt het niet verstandig om het komen en gaan van de laagpathogene AI-infecties maar passief af te wachten. Deze besmettingen zijn namelijk schadelijk en elke besmetting kan fors uit de hand lopen. Het grote aantal besmettingen in

06_GDPL49.indd 8 14-3-12 10:51

Page 9: GD Pluimvee april 2012

GD Pluimvee | april 2012 | 9

TEKST: DR. SJAAK DE WIT | AVIAIRE INFLUENZA

100%

80%

60%

40%

20%

0%

Aantal uitbraken met laagpathogeen AI-virus van verschillende typen in Nederland voor de periode 2006 t/m 2011

Verloop van de eiproductie na een besmetting op ruim 22 weken leeftijd met een H6N1 laagpathogene AI-stam

40

35

30

25

20

15

10

5

0 2006 2007 2008 2009 2010 2011

22 23 24 25 26 27

legp

erce

ntag

e

aantal primaire LPAI-besmettingen

controle

H6N1 stam B

H6N1 stamJ

aantal bedrijven met een LPAI-besmetting

leeftijd in weken

100%

80%

60%

40%

20%

0%

Aantal uitbraken met laagpathogeen AI-virus van verschillende typen in Nederland voor de periode 2006 t/m 2011

Verloop van de eiproductie na een besmetting op ruim 22 weken leeftijd met een H6N1 laagpathogene AI-stam

40

35

30

25

20

15

10

5

0 2006 2007 2008 2009 2010 2011

22 23 24 25 26 27

legp

erce

ntag

e

aantal primaire LPAI-besmettingen

controle

H6N1 stam B

H6N1 stamJ

aantal bedrijven met een LPAI-besmetting

leeftijd in weken

2011 was de aanleiding om alle uitbraken sinds 2006 op rij te zetten. De bevindingen en advie-zen zijn weergegeven in de vermelde rapporten.

Uitloop en verhoogd risicoBij de analyse van alle 70 primaire besmettin-gen vanaf januari 2006 zijn 3 types pluimvee oververtegenwoordigd. Enerzijds de kalkoenen en de eenden, anderzijds de leghennen met uitloop. De kans dat een kalkoenbedrijf een besmetting opgelopen had bleek bijna acht keer hoger te zijn dan bij binnen gehuisveste leghennen. Op zich is dit niet verrassend omdat het bekend is dat kalkoenen vergele-ken bij kippen veel minder AI-virus (grofweg 1.000 keer minder) nodig hebben om besmet te raken. Ook eendenbedrijven hadden een hoge risicofactor (factor 13 tot 23 meer dan de binnen gehouden leghennen), maar door het geringe aantal bedrijven zijn deze getallen onbetrouwbaar. Tenslotte bleken bedrijven met hennen met uitloop gemiddeld 11 keer vaker besmet te zijn dan bedrijven die de hennen binnen houden. Dit vermoeden leefde al lang in de sector en dat dieren die buiten lopen meer kans hebben op het oppikken van een

besmetting met een AI-virus lijkt ook erg lo-gisch, de bron van de nieuwe AI-besmettingen zit normaal immers in de natuur.

Wilde vogels en laagpathogene AIBij de wilde vogels, en dan vooral bij watervo-gels, zijn (vooral door de Erasmus Universiteit) vele verschillende laagpathogene AI-stammen aangetoond van alle 16 H-types. Bij de diverse eendensoorten blijkt over het jaar heen gemid-deld tussen de 3 en 7% van de dieren besmet te zijn met een laagpathogene AI-stam met de hoogste percentages in de herfst. Ook ganzen en zwanen hebben gemiddeld meerdere procenten laagpathogene AI-positieve dieren met de hoogste percentages in de winter. Ook meeuwen zijn regelmatig drager van laagpa-thogene AI-stammen, deze stammen worden echter niet bij pluimvee aangetroffen. Naast de genoemde vogelgroepen zijn laagpathogene AI-stammen in geringere mate bij nog een hele reeks vogelsoorten aangetroffen.

ConclusieOndanks de vastgestelde risicoverhoging voor het oplopen van een AI-besmetting bij uitloop door het nauwere contact met de natuur blijven er nog wel vragen die beant-woord moeten worden. Met die antwoorden en de al beschikbare kennis is het gemak-kelijker effectieve voorzorgsmaatregelen te nemen waarmee het risico op het oplopen van AI-besmettingen en de verdere verspreiding ervan voor de Nederlandse pluimveehouderij verlaagd wordt.

06_GDPL49.indd 9 14-3-12 10:51

Page 10: GD Pluimvee april 2012

10

De bloedmonsters komen binnen bij de administratie van het GD-laboratorium. Ze worden uitgepakt en met bijbehorend inzendformulier in het juiste rek gezet. Ook wordt het aangevraagde onderzoek

geregistreerd, in dit geval dus aantonen van antistoffen tegen het AI-virus.

De bloedmonsters worden gecentrifugeerd. Hierbij wordt het serum gescheiden van

de bloedcellen. Wanneer het centrifugeren is voltooid, gaat het serum naar het laboratorium voor verder onderzoek.

Het te onderzoeken serum wordt in ELISA-platen gepipetteerd.

De ELISA-platen worden 60 minuten in een stoof van 22 graden gezet.

Eventueel aanwezige antistoffen tegen het AI-virus gaan zich in deze periode

binden aan het virus in de ELISA-plaat.

Stel, u stuurt bloedmonsters in voor

onderzoek op Aviaire Influenza.

Wat gebeurt er dan precies met deze

bloedmonsters?

Van bloedmonster tot uitslag

2

3

4

1

10_GDPL49.indd 10 14-3-12 11:38

Page 11: GD Pluimvee april 2012

TEKST: REDACTIE | FOTOREPORTAGE

GD Pluimvee | april 2012 | 11

Na 30 minuten worden de platen weer gewassen, waarna er een nog ongekleurd kleurstofje toegevoegd wordt. De platen gaan nu 15 minuten in de stoof. In die tijd wordt de kleurloze stof met behulp van het enzym van het conjugaat omgezet in een kleur. De serummonsters waar geen anti -stoffen tegen het AI-virus in zaten, worden zo met een kleur zichtbaar gemaakt.

Zijn er wel antistoffen tegen het AI-virus aangetoond , dan gaat het monster naar het CVI voor verder onderzoek. Het onderzoek bij de GD toont antistoffen tegen alle varianten van AI-virus aan. Het CVI kijkt in het kader van de monitoring naar de gevaarlijke varianten type H5 en H7.

De ELISA-platen zijn klaar om afgelezen te worden met een spectrofotometer. De mate waarin het reagens kleurt, zegt iets over de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen een AI-virus. Veel kleur geeft aan dat er weinig tot geen antistoffen tegen AI zijn aangetoond.

Uitslagen worden automatisch verwerkt en de uitslag wordt digitaal of op papier verstuurd.

Vervolgens worden de ELISA-platen gewassen en wordt er een conjugaat toegevoegd. Het conjugaat bij deze test is een speciale antistof tegen het AI-virus dat gebonden is aan een enzym. De platen worden nu 30 minuten in de stoof gezet. Het conjugaat kan zich in deze tijd alleen aan het AI-virus in de ELISA-plaat binden als dit virus al niet bedekt is door antistoffen vanuit het serum.

Van bloedmonster tot uitslag 5

6

7

8

910_GDPL49.indd 11 14-3-12 11:38

Page 12: GD Pluimvee april 2012

NCD-TITERS | TeksT: drs. teun fabri

12

de Gd rapporteert elk kwartaal de gevonden Har nCd-titers aan de wettelijk verantwoor-delijke instanties. uit de overzichten blijkt dat er tussen de dierenartsenpraktijken die gekoppeld zijn aan de betreffende vlees-kuikenhouders, grote verschillen kunnen bestaan in de resultaten van het bloed-onderzoek bij de vleeskuikenkoppels.

de adviescommissie pluimveegezondheids-zorg (PPe) en de begeleidingscommissie monitoring waarin PPe en Ministerie van eL&i zijn vertegenwoordigd, maakten zich zorgen over deze verschillen. daarom heeft de Gd in 2011 de opdracht gekregen een enquête uit te voeren bij 43 dierenartsen-praktijken en bijbehorende vleeskuikenbe-drijven. dierenartsenpraktijken die in 2010 bloed van meer dan 50 koppels ingestuurd hebben, hebben per koppel/pluimvee-bedrijf een formulier ingevuld met daarop de geboortedatum, vaccinatiedatum, vaccin, vaccinatiemethode en bloedtapdatum. deze data zijn gekoppeld aan de laboratorium-uitslagen van de Har nCd-titers. de enquête ging over de periode januari 2009 tot en met september 2010. in deze periode zijn 9.523 koppels vleeskuikens onderzocht. 23 van de 43 dierenartspraktijken stelden data beschikbaar voor een evaluatie van de nCd-vaccinaties. Het betreft gegevens over 3.908 koppels. Van 3.480 koppels waren de

2,31, bij pluimveehouders was dat 96% met een gemiddelde titer van 2,44. Opvallend was dat op een aantal van de bedrijven waar de pluimveehouder onvoldoende titers haalde, ook de dierenarts grote moeite had voldoende titers te behalen.

Vaccinuit de enquête blijkt dat er in nederland bij vleeskuikens 4 verschillende nCd-vaccins gebruikt worden. avinew (52%) ,nobilis nd Clone 30 (41%), nobilis C2 (1%) en Poulvac ndW (6%). alleen bij nobilis nd C2 bleek de titereis vaak niet gehaald te worden (bij 58% voldeed de titer niet). de gemiddelde titers voor avinew (2.42), Clone 30 (2.36) en Poulvac ndW (2.14) lagen vlak bij elkaar. Van de met avinew gevaccineerde koppels voldeed 95.1% aan de titereis, bij Clone 30 was dat 95.2% en voor ndW 89%.

Tijdstip monsternametijdens experimentele vaccinaties wordt de maximale titer doorgaans 14 tot 18 dagen na de vaccinatie bereikt. Om te kijken of de tijdsduur tussen vaccinatie en monstername een rol speelt bij de hoogte van de titer en het percentage bloedmonsters met een Har-titer groter of gelijk aan 3 is, is een analyse uitgevoerd. de resultaten voor de belangrijk-ste vaccins zijn verwerkt in tabel 2.

Grote verschillen in

nederland heeft ter bestrijding van nCd gekozen voor een vaccinatiestrategie, vastgelegd in

de Verordening vaccinatie newcastle disease 2006 van het PPe. Vleeskuikens dienen tussen 4e

en 18e levensdag gevaccineerd te worden met een geregistreerd vaccin. daarnaast geldt een

verplichte bloedmonstername door de geregistreerde dierenarts. Vanaf 14 dagen na vaccinatie

moeten de dieren een titer bezitten waarbij minimaal 1 van de 30 bloedmonsters een Har- titer

bezit van 3 of hoger.

gegevens bruikbaar voor het maken van een totaaloverzicht. daarvan voldeed 5,9 % niet aan de titereis. Het nederlands gemiddelde was in die periode 7,0 %.

Vaccinatiemethodeuit de cijfers bleek dat er nauwelijks of geen verschillen in de gemiddelde titers van de vaccinatiemethoden waren (zie tabel 1). Opvallend is wel dat het percentage koppels dat niet voldoet bij een sprayvaccinatie ho-ger is dan bij de andere vaccinatie methoden. dit kan gerelateerd zijn aan factoren zoals het vaccin, de entleeftijd, waterkwaliteit, tijdstip monstername, maar ook aan de technische uitvoering.

TABeL 1 gem. totaal voldoet voldoet liter % % niet %aerosol 2,41 6,7% 98,3% 1,7%drinkwater 2,39 24,4% 96,8% 3,2%spray 2,34 68,9% 92,8% 7,2% Toedienerde nCd-vaccinatie mag volgens de ver-ordening worden gedaan door de practicus die verbonden is aan het bedrijf of door de pluimveehouder of verzorger. in 66% van de gevallen voerde de dierenarts de vac-cinatie uit, in 33% de pluimveehouder. bij dierenartsen voldeed de titer in 93% van de vaccinaties met een gemiddelde titer van

Grote verschillen in NCD-titers onderzocht

Page 13: GD Pluimvee april 2012

GD Pluimvee | april 2012 | 13

TABeL 2 Aantal dagen Percentage van de tussen vaccinatie sera met een titerVaccin en monstername Gemiddelde titer van 3 of hoger 7-13 1.00 0.0avinew 14-18 1.75 23.6 19 of meer 2.44 41.8 7-13 2.50 49.5nobilis clone 30 14-18 2.56 41.9 19 of meer 2.35 38.8 7-13 1.03 0.0Poulvac ndW 14-18 1.81 27.2 19 of meer 2.14 33.4

TABeL 4 Percentage van de sera met een titerToediener Vaccin Gemiddelde titer van 3 of hoger avinew 2.36 39.6dierenarts nobilis Clone 30 2.30 37.5 nobilis nd C2 1.40 11.9 Poulvac ndW 2.10 32.0 avinew 2.62 46.7Pluimveehouder nobilis Clone 30 2.41 40.1 nobilis nd C2 1.00 0.0 Poulvac ndW 2.27 38.8

TABeL 3 Avinew Avinew Clone 30 Clone 30Leeftijd Gemiddelde titer >18 Gemiddelde titer >185 2,23 36,9 2,5 44,46 2,3 35,7 1,87 26,37 2,83 51,8 2,06 27,68 2,07 31,9 2,36 38,49 2,34 38,4 1,79 20,810 2,46 42,9 2,34 38,611 2,56 43,7 2,83 49,812 2,36 39,6 2,66 46,913 2,38 40,9 2,66 49,414 2,35 39,4 2,74 50,415 2,36 39 2,68 50,216 2,47 43,3 2,4 41,817 2,53 44,4 2,82 4818 2,24 36,6 3,6 73,3

uit deze grafi ek blijkt dat het verstandig is de monstername voor het bepalen van de nCd-enttiter uit te voeren nadat er meer dan 18 dagen verstreken zijn na de vaccinatie.

Vaccin en vaccinatietijdstipde resultaten zijn niet alleen afhankelijk van factoren zoals de vaccinatiemethode, het vac-cin en de technische uitvoering, ook de ent-leeftijd speelt een rol. de aanwezigheid van maternale antilichamen zal het vaccinatiere-sultaat beïnvloeden. daarom is een overzicht gemaakt van de titers in relatie tot het mo-ment van vaccineren (tabel 3). Omdat in 14 dagen bescherming opgewekt is, staan in het overzicht alleen uitslagen van bloedmonsters die minimaal 18 dagen na vaccinatie genomen zijn. uit de gegevens blijkt een tendens dat een vaccinatie na de 8e levensdag een betere garantie geeft dat de titereis gehaald wordt.

Toediener en vaccinin onderstaand overzicht (tabel 4) is de relatie tussen de toediener (dierenarts of pluimveehouder) en het gebruikte vaccin weergegeven.

Discussie en conclusiesuit de enquête blijkt dat er geen grote verschillen waren in de behaalde titers bij het gebruik van de verschillende vaccins. dit geldt met name als men niet binnen 18 da-gen na de vaccinatie bloed tapt. Zowel  met de vaccins die zich vermenigvuldigen in het ademhalingsapparaat als de vaccinstammen die zich vermenigvuldigen in het darmkanaal voldoet een hoog percentage van de koppels aan de titereis. Ook de twee meest voorko-mende vaccinatiemethoden, drinkwater en spray,  leiden niet tot opzienbarende  ver-schillen in titers. een drinkwatervaccinatie die technisch goed wordt uitgevoerd kan, volgens de enquête, vergelijkbare resultaten opleveren als een sprayvaccinatie. Op een aantal van de bedrijven blijkt het voor zowel de pluimveehouder als de dierenarts erg lastig te titereis te halen.

uit de enquête blijkt dat er de komende jaren meer aandacht besteed moet worden aan fac-toren die op individuele bedrijven spelen en geen of weinig relatie hebben met het vaccin dat gebruikt is, de toedieningsmethode of de toediener.

Page 14: GD Pluimvee april 2012

14

Afgelopen jaar heeft de GD achter de schermen hard gewerkt aan de antibioticaregistratie van pluimvee

(IKB CRA). In opdracht van het PPE is de IKB-CRA (Centrale Registratie Antibiotica) in de nieuwe Veteri-

naire Monitoring Pluimvee (VMP) gebouwd. Floris Ruiterkamp is één van de GD-ers die hier de afgelopen

tijd druk mee is geweest. “Een registratiesysteem is normaal gesproken niet iets waar een gemiddelde

pluimveehouder enthousiast van wordt, maar toch mogen we hier als sector best trots op zijn.”

BenchmarkingantibioticamogelijkdoorVMP-database

“Een belangrijke staprichting reductie”

14_GDPL49.indd 14 14-3-12 11:46

Page 15: GD Pluimvee april 2012

TEKST: FLORIS RUITERKAMP | ANTIBIOTICA

GD Pluimvee | april 2012 | 15

Snel gerealiseerdFloris Ruiterkamp legt uit waarom: “Al-lereerst omdat dat deze applicatie op zo’n korte termijn gerealiseerd is: binnen een paar maanden gebouwd, getest en in productie gezet en de gebruikers zijn er zeer tevreden over. Dit was gelukkig mogelijk, doordat we (de pluimveedierenartsen van het VMP en GD, red.) al 10 jaar ervaring hadden met het

verzamelen van soortgelijke data. We hoefden dus niet lang na te denken hoe we het wilden hebben.” In de vorige VMP-applicatie deelden dierenartsen uit de pluimveepraktijk de diagnoses die ze stelden op hun bedrijven. De GD verwerkte deze informatie zodat deze later (anoniem) gedeeld kon worden tussen de deelnemende praktijken. Op deze manier ontstond er een goed beeld van de proble-men die zich voordeden in de praktijk. “Deze werkwijze beviel de dierenartsen in het veld goed en daarom hebben we deze structuur ook toegepast in de nieuwe applicatie”, zegt Ruiterkamp.

Goede samenwerkingRuiterkamp ziet nog een reden om trots te zijn: de positieve samenwerking tussen de pluimveedieren-artsen onderling en de GD. Ruiterkamp: “Ondanks het feit dat het een verplichte registratie is, zijn de dierenartsen ook echt actief betrok-ken bij de opzetten en de uitvoering van deze registratie.” Zo is er een stuurgroep van dierenartsen die gevraagd en ongevraagd advies geeft over de verplichte antibiotica-registratie. Daarnaast is er een VMP-platform dat vier keer per jaar bij elkaar komt om de laatste ontwikkelingen te bespreken. “Waar de stuurgroep van het IKB CRA zich echt beperkt tot wat verplicht is in het kader van IKB CRA, wil het VMP-platform breder kijken: dus niet alleen registreren en delen wat verplicht is, maar ook vrijwillig registreren en delen”, ver-telt Ruiterkamp. “Denk hierbij aan het delen van uitgevoerde vaccinaties, sectiebeelden en antibiogrammen.”

Eerste resultaatBelangrijker nog dan de totstandkoming van een registratiesysteem is het uiteindelijke resultaat. Eind 2011 is in opdracht van het productschap de eerste maatwerkrapportage voor pluimveehouders en dierenartsen opge-leverd. Ruiterkamp: “Elke vleeskuikenhouder heeft een overzicht gekregen van zijn eigen bedrijf, van de koppels die opgezet zijn in de eerste drie kwartalen van 2011. Door deze rapportage krijgt de pluimveehouder inzicht in hoe hij het doet ten opzichte van zijn col-lega’s. Hoort hij bij de veelgebruikers of doet hij het juist goed? Een dergelijke benchmar-king draagt enorm bij aan de bewustwording

rondom het gebruik van antibiotica. Ook voor de dierenarts, want ook op dierenartsen-

praktijk hebben we gebenchmarkt. Het voorschrijf-gedrag van elke praktijk hebben we vergeleken met het gemiddelde over de praktijken. Ook voor een DAP levert dit inzicht op over hoe deze het doet ten opzichte van zijn collega’s.” Vanaf 1 januari

moeten ook de antibioticabehandelingen van de leg worden vastgelegd in IKB CRA. Daar-mee wordt de applicatie nog completer.

Floris Ruiterkamp

Hergebruik van informatieDe IKB-CRA applicatie maakt zoveel moge-lijk gebruik van bestaande bronnen: De koppelbeelden/diagnoses en mogelijke ziektekiemen komen uit het GD-systeem;De koppels/hokken/bedrijven komen uit het KIP-systeem van het PPE (Keten informatie-systeem Pluimvee); De medicijnen + verpakkingen komen uit het BCT-Repertorium van de FIDIN;De koppeling tussen de dierenartsen en pluimveebedrijven komt uit GD–systemen. Binnenkort gaan we deze koppelen aan de KIPNET database van het PVE (IKB registratie).Het grote voordeel hiervan is dat er altijd de juiste, actuele informatie wordt ge-bruikt. Daarnaast is het ook mogelijk voor pluimveepraktijken om via een automati-sche koppeling tussen het praktijksysteem van de dierenarts en het IKB-CRA de gege-vens in te voeren: dit scheelt de dierenarts ook weer veel werk.

“Benchmarking draagt enorm bij

aan bewustwording en dus reductie”

14_GDPL49.indd 15 14-3-12 11:48

Page 16: GD Pluimvee april 2012

PPE zet stappen om

Mycoplasma synoviaestructureel te bestrijden

16

MycoplasMa synoviae | tEkst: Dr. Anneke Feberwee en Dr. wil lAnDmAn

Het klinische en economische belang van Mycoplasma synoviae (m.s.) neemt in binnen- en buitenland steeds verder toe. Het optreden van nieuwe ziektebeelden zoals eipuntschaalafwijkin-gen door M. synoviae met grote economische schade voor de legsector heeft hier ook aan bijgedragen. behalve schade door klinische problemen kunnen handelsbeperkingen voor M. synovi-ae-positieve koppels zonder klinische problemen ook economi-sche verliezen veroorzaken. Dit alles is aanleiding voor het PPe om stappen te zetten om M. synoviae structureel te bestrijden. een eerste stap zal zijn een structurele serologische monitoring (bloedonderzoek). Dit monitoringprogramma zal dan parallel lopen met het monitoringsprogramma voor M. gallisepticum.

Aanpak M. synoviaeAls model voor de structurele bestrijding van M. synoviae dient de georganiseerde en succesvolle bestrijding van M. gallisepti-cum in nederland. De aanpak van M. gallisepticum bestaat uit vijf belangrijke onderdelen:1. importverbod van besmette broedeieren of pluimveekoppels; 2. brede seromonitoring om besmette en vrije pluimveekoppels

op te sporen. Hierdoor kan in kaart worden gebracht welke pluimveetypes een belangrijke besmettingsbron vormen. in-zicht in de verdeling van de besmetting over de verschillende bedrijven maakt kanalisatie van vrije en besmette koppels/materialen mogelijk.

3. reduceren van verticale transmissie (overdracht van moeder op kuiken) door het slachten van besmette moederdierkoppels. Dit is rendabel voor de bestrijding van M. gallisepticum omdat de prevalentie van deze bacterie bij reproductiedieren laag is, maar is niet mogelijk voor M. synoviae zolang de prevalentie hoog is.

4. reduceren van de insleep vanuit de omgeving door verbeteren van de bedrijfshygiëne.

5. Voor M. gallisepticum is een verplichte vaccinatie op meer-leeftijden legbedrijven ingesteld omdat aangetoond is dat vaccinatie bijdraagt in de reductie van de infectiedruk en de kans op infectie van nieuwe M. gallisepticum-vrije koppels vermindert. De reductie van de economische schade door klinische problemen kan gerealiseerd worden door preventieve vaccinatie van een volgend koppel en eventueel de behande-ling van een zittend koppel, liefst op basis van gevoeligheid. Vaccinatie en behandeling is echter niet toegestaan in de aanpak van M. gallisepticum in de reproductiesector.

Verschillen in bestrijding van M. gallisepticum en M. synoviaein tegenstelling tot de huidige situatie bij M. gallisepticum wordt in de bestrijding van M. synoviae gestart vanuit een situ-atie met een hoog percentage besmette bedrijven (zie tabel).

De eerste stappen in de aanpak van M. synoviae zullen zijn het opstarten van een serologisch monitoring programma, het beperken van import van M. synoviae positieve koppels en het verbeteren van de bedrijfshygiëne.Het slachten van besmette reproductiekoppels is vanwege de hoge prevalentie op dit moment niet economisch haalbaar. Het is daarnaast niet bekend of een vaccin een bijdrage kan leveren aan de bestrijding van M. synoviae. Om daarover een advies te kunnen geven moet eerst onderzocht worden of een M. synoviae-vaccin een infectie kan voorkomen. Als dat niet het geval is, moet worden onderzocht of dieren die ondanks vaccinatie besmet raken, duidelijk minder M. synoviae uitscheiden. indien dat laatste, net zoals bij M. gallisepticum, het geval is dan kan vaccinatie een bijdrage leveren aan het verminderen van infec-tiedruk bij koppels die met M. synoviae besmet raken.

Zolang deze kennis ontbreekt, is er geen reden om voor de be-strijding van M. synoviae een verplichte vaccinatie in te voeren. Onderzoek naar het effect van vaccinatie op de uitscheiding en transmissie van M. synoviae is opgenomen in de voorstellen voor praktijkonderzoek 2012. Op dit moment is er één levend M. synoviaevaccin geregistreerd in europa dat mogelijk bin-nenkort beschikbaar komt. een nadeel van een dergelijk vaccin dat ook gewogen moet worden, is dat het interfereert met de beschikbare testen (serologie en PCr). Geënte koppels blijven lang serologisch positief en de vaccinstam blijft lang aanwezig (30-40 weken na vaccinatie).

Gezien het succes bij de aanpak van M. gallisepticum, ligt succes voor M. synoviae op termijn ook voor de hand.

streamer

Tabel: Seroprevalentie van M. synoviae bij com-mercieel pluimvee in Nederland (data 2005-2006)

Pluimveetype Percentage besmette bedrijven

Opfok vleesvermeerdering 6%

Produktie vleesvermeerdering 35%

eindleg 73%

Vleeskuiken 6%*

kalkoenen 16%*

Vlees fok 10%

legfok 0%

legvermeerdering 25%

Opfokleg** 61%

*mogelijk onderschat ten gevolge van antibioticumbehandelingen (vleeskuikens & vleeskalkoenen) of gevoeligheid diagnostiek (kalkoenen).

** De cijfers van de opfokleg zijn van 2009.

16_GDPL49.indd 16 14-3-12 12:09

Page 17: GD Pluimvee april 2012

? Vraag: Op mijn bedrijf is een Coryzabesmetting vastgesteld met een PCR-test. De bacteriekweek was echter negatief en ik zie geen snot bij de dieren. Wat betekent dit?

Antwoord pluimveedierenarts Christiaan ter Veen:“Naast klinische (zichtbare) infecties met Coryza die gepaard gaan met snot, dikke koppen en milde tot ernstige legdalingen komen er ook subklinische (onzichtbare) infecties voor. Of een infectie klinisch wordt hangt van diverse factoren af zoals de Coryzastam, de leeftijd van de dieren, het klimaat en de aanwezigheid van andere kiemen of stressfactoren. De Coryzabacterie blijft na een infectie in geringe aantallen lange tijd aanwezig in de voorste luchtwegen van de kippen en kan bij stressmomenten als het ware opnieuw geactiveerd worden. De Coryza-bacterie is lastig te kweken ten opzichte van de vele andere bacteriën die normaal in de voorste luchtwegen voorkomen. Bij een klinische uitbraak zijn er veel Coryzabacteriën aanwezig en zijn deze normaal goed te kweken. In de fase dat de Coryzabacterie in erg lage aantallen aanwezig is, is deze met de bacteriekweek vaak niet te vinden omdat andere bac-teriën deze maskeren. De Coryza PCR-test heeft hier geen last van. De aanwezigheid van de andere bacteriën verhindert het aantonen niet. Een positieve PCR betekent daarom dat het koppel besmet is en er maatrege-len zullen moeten worden genomen om andere koppels te beschermen.”

? Vraag: Ik kreeg onlangs een positieve ILT-uitslag, maar ik zie weinig aan mijn kippen. Hoe kan dat?

Antwoord pluimveedierenarts Jos Heijmans:“Het is mogelijk dat de PCR-test vaccinvi-rus heeft aangetoond. Uit onderzoek van de GD blijkt dat het vaker voorkomt dan gedacht dat ILT-vaccinvirus weer de kop opsteekt, ook als het koppel al lang geleden gevaccineerd is en er aan het koppel niets aparts te zien is. Daarom wil een positieve ILT-uitslag bij de PCR niet altijd zeggen dat er ook daadwerkelijk een probleem door het ILT virus is. Een positieve ILT PCR-uitslag in

combinatie met ILT-achtige klinische verschijnselen en met uitsluiting van andere ziekteverwekkers die soortgelijke problemen kunnen veroorzaken (zoals IB, TRT en AI), zorgt voor meer duidelijkheid.”

In de rubriek ‘Vraag & antwoord’ beantwoorden onze

dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of

andere manier bereiken.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar [email protected] onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Pluimvee.

17GD Pluimvee | april 2012 |

? Vraag: Ik heb onlangs tegelijkertijd monsters ingestuurd voor NCD- en Salmonellaonderzoek bij mijn vleeskuikens, maar de Salmonella-uitslagen waren toen te laat. Waarom is dat en wat is dan het beste moment om in te sturen?

Antwoord pluimveedierenarts Robert Jan Molenaar:“Deze Salmonellabepaling dient op de klassieke manier (kweek) uitgevoerd te worden, en dus niet met een sneltest (PCR). De doorlooptijd van zo’n Salmonella onderzoek kan, afhankelijk van de uitkomsten, sterk verschillen. Als er helemaal niets groeit in de mest kan al op

dag 4 een negatieve uitslag gegeven worden. Als er wel wat groeit, moet gekeken worden of het gaat om een Salmonella-bacterie en vervolgens wordt er vervolgonderzoek gedaan naar het type Salmonella. De tijdsduur van het vervolgonderzoek is sterk afhankelijk van het gevonden type Salmonella.Sommige Salmonella-typen (o.a. Salmonella Enteritidis) zijn snel typeerbaar (uitslag op dag 5, 6 of 7, afhankelijk van hoe snel de bacteriën groeien). Er zijn echter ook typen (o.a. sommige stammen van Salmonella Paratyphi B variatie Java) die lastiger zijn om te typeren, bijvoorbeeld omdat zij lastig te onderscheiden zijn van andere stammen of omdat ze beschadigd zijn en bepaalde typische eigenschappen missen. Het kan dan wel eens voorkomen dat de uitslag pas enkele dagen later bekend is. In enkele uitzonderlijke gevallen is het zelfs noodzakelijk het monster door te sturen naar het RIVM. Deze typering kan nog drie dagen tot twee weken extra in beslag nemen. Vanwege het belang van het onderzoek is het noodzakelijk dat alle stappen van het onderzoek zorgvuldig uitgevoerd worden. Het gevonden type Salmonella is bepalend voor de te ondernemen vervolgstappen op het pluimveebedrijf of in de slachterij. Daarom is het verstandig om monsters voor Salmonella-onderzoek minimaal 2 weken voor de slacht in te sturen en hier zeker rekening mee te houden als u vermoedt dat uw koppel besmet is met een lastig te typeren stam, zoals Salmonella Java.”

VRAAG & ANTWOORD

16_GDPL49.indd 17 14-3-12 12:09

Page 18: GD Pluimvee april 2012

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Marco Jansen T 026-750 18 45 E [email protected] I www.pshmediasales.nl

Stalreiniging & ontsmettenHEUVA REINIGING

Tel: 0493-472172Mob: 0628230356www.heuvareiniging.nl

Voor het reinigen en ontsmetten van alle soorten stallen.

Tevens ook voor het reinigen van:Silo’s – Vloeren – Gevels – Daken. IKB PSB

Gecertificeerd

GD Pluimvee 27-10-2010 12:05 Pagina 1

Hoge Valkseweg 58 Lunteren0318-461141 www.dvw.nl [email protected]

Coöperatie “De Valk Wekerom” UA

Gaat u meenaar de top?

KLANTGERICHT BOUWEN

DYNAMISCH BOUWENNAAR EIGEN ONTWERP

KLANTGERICHTPROFESSIONELE ORGANISATIEEIGEN PRODUCTIEKORTE BOUWTIJDOPTIMALE PRIJS - KWALITEITSVERHOUDINGKLANTTEVREDENHEID

Bel een van onderstaande nummers voor een vrijblijvend gesprek!

De Altez Group is gespecialiseerd in het bouwen van bedrijfsgebouwen in de breedste zin.

Zo realiseren wij:• Varkens- en pluimveestallen• Rundvee- en kalverstallen• Bewaarplaatsen en opslagloodsen• Maneges• Industriële bedrijfshuisvesting

BOUWPLANNENEN OP ZOEK NAAR EEN OPLOSSING?

ALTEZ - NOORDVROOMSHOOP0031 (0)546 - 570 285WWW.ALTEZ-NOORD.NL

ALTEZ - OOSTMEEUWEN0032 (0)11 79 02 00WWW.ALTEZ.BE

ALTEZ - WESTTIELT0032 (0)51 25 99 99WWW.ALTEZ.BE

18_GDPL49.indd 18 14-3-12 16:39

Page 19: GD Pluimvee april 2012

TEKST: DRS. CHRISTIAAN TER VEEN | SERIE

GD Pluimvee | april 2012 | 19

In deze serie is al uitgebreid

aandacht besteed aan de werkings-

mechanismen van antibiotica en

de monitoring van antibiotica-

gebruik. In dit deel zullen we verder

ingaan op de onderzoeken die bij

de GD lopen in het kader van de

antibioticaproblematiek.

Door de maatregelen om het antibioticage-bruik in 2013 te halveren ten opzichte van 2009 zijn er diverse onderzoeken opgezet naar de redenen voor antibioticagebruik. Dankzij de registratie in VMP van klinische verschijnselen en diagnoses is er bij vlees-kuikens duidelijk geworden voor welk type problemen de meeste antibiotica worden voorgeschreven. Dit blijken met name spijs-verteringsstoornissen (47%), ademhalings-problemen (20%) en bewegingsproblemen (20%) te zijn (cijfers 2010). De GD voert onderzoek uit om meer inzicht te krijgen in deze problemen en om alternatieve behande-lingsmethoden of managementmaatregelen te kunnen ontwikkelen.

SpijsverteringOp het gebied van spijsverteringsstoornis-sen loopt er op het moment een grootschalig onderzoek bij vleeskuikens naar het verloop gedurende de ronde en de mogelijke virale en bacteriële oorzaken. Hierbij worden koppels wekelijks door middel van sectie en molecu-lair diagnostisch onderzoek gecontroleerd op verteringsstoornissen en bepaalde ziektekie-men. We verwachten hierdoor meer inzicht te krijgen in het verloop van deze problemen. Om nieuwe interventiemaatregelen te testen wordt gewerkt aan een diermodel dat repre-sentatief is voor de praktijksituatie.

AdemhalingHoewel Mycoplasma synoviae niet de belang-rijkste oorzaak van ademhalingsproblemen bij

Antibiotica onder de loep, deel 5

Onderzoek

vleeskuikens lijkt, wordt deze ziekteverwek-ker wel genoemd als voorloper voor andere luchtwegproblemen. Om te bepalen of M. synoviae een rol van betekenis speelt, wordt onderzocht hoe vaak deze mycoplasmasoort voorkomt bij vleeskuikens.

BewegingHet percentage behandelingen voor bewegings problemen liet een piek zien in 2009 en is in 2010 met éénderde afgenomen. De problemen worden voor een groot deel veroorzaakt door de bacterie Enterococcus cecorum, die met name verhoogde uitval en kreupelhuid veroorzaakt. De GD doet al enkele jaren onderzoek naar deze bacterie en het ziekteverloop. Speerpunten zijn onderzoek naar de infectieroute en naar strategieën om in te kunnen grijpen. Momenteel loopt er onderzoek naar het effect van autovaccinatie bij vleeskuikenouderdieren.

ESBL’sBinnen de sector ligt de nadruk op het vermin-deren van het antibioticumgebruik. Daarnaast is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in de reden om antibioticagebruik te verminde-ren: resistente bacteriën. Vooralsnog is de bron van de resistente bacteriën onduidelijk. De vraag is of deze bacteriën al aanwezig zijn bij de eendagskuikens in de broederij of dat een koppel pas na opzet besmet wordt. Er lopen nu twee studies naar dit brononderzoek, één spe-ci� ek naar het moment van ESBL-besmetting en een tweede naar het verloop van antibioti-caresistentie in de eerste levensweek.

Met bovenstaande onderzoeken verwachten we meer inzicht te krijgen in de problemen waarbij veel antibiotica worden ingezet. Hierdoor moet het mogelijk worden gericht adviezen te geven voor vroegtijdige diagnostiek en management-maatregelen, zodat onnodig gebruik van antibiotica voorkomen kan worden.

18_GDPL49.indd 19 14-3-12 12:42

Page 20: GD Pluimvee april 2012

BereikbaarheidU kunt de GD telefonisch bereiken

via 0900-1770. Van maandag tot en

met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Telefoonnummer centrale dierenarts:

0570 - 660 495.

TarievenAlle genoemde GD-tarieven in

deze uitgave zijn exclusief BTW en

€ 9,20 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaalAanmelden: telefonisch 0900-202 00 12

(24 uur per dag). Wij halen het materiaal

dan zo spoedig mogelijk bij u op.

Sectie- en monstermateriaal kunt u

brengen van maandag tot en met vrijdag

van 8.00 tot 17.00 uur.

32 miljoen!

Tijdens de Paasdagen eten Neder-landers gemiddeld zo’n 32 miljoen eieren. Dit betekent gemiddeld 2 eieren per persoon. Normaal ligt de consumptie gemiddeld op 2 eieren per week en daarmee in totaal op 185 eieren (incl. verwerkte eieren) per persoon. Dat aantal is licht stijgend. Met Pasen is er trouwens meer vraag naar witte eieren omdat deze beter geverfd kunnen worden.

Bron: www.eiloveyou.nl

BuitenBeeld: Hebt u ook een mooie foto? Stuur deze dan met een korte toelichting op naar [email protected]. De mooiste foto wordt geplaatst in de GD Pluimvee en de maker ontvangt een ingelijste vergroting van de foto.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer

T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04

www.gddeventer.com

[email protected]

BuitenBeeld

De Gezondheidsdienst voor Dieren

20_GDPL49.indd 20 14-3-12 12:50