Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep...

17
Forum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17 (1), 2016 gepubliceerd mei 2016 ISSN 1572-4093

Transcript of Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep...

Page 1: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

Forum FormicidarumMededelingenblad van de Mierenwerkgroep

Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging

Forum Formicidarum 17 (1), 2016gepubliceerd mei 2016

ISSN 1572-4093

Page 2: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

2

Inhoudsopgave

Agenda

Jinze Noordijk Activiteiten van de Mierenwerkgroep in 2016

Jinze Noordijk & Gilbert Loos Miereninventarisatie in het Merkske (NL)

Danny Haelewaters Parasietschimmels op mieren

Mischa Cillessen Ledenlijst Mierenwerkgroep – sectie Formicidae NEV d.d. 1 mei 2016

Agenda

20169 juli MWG-excursie Jonge Veenkoloniën, Drenthe (reservedatum 16 juli)10 september MWG-excursie omgeving Nijkerk en Putten, Gelderland (reservedatum 17 september) 22 oktober MWG-determinatiedag in het Groene Wiel in Wageningen

Zie ook www.nev.nl/mierenwerkgroep (of surf naar www.nev.nl / ‘secties’ / ‘mieren’ / ‘eigen website’) en de toelichting van Jinze Noordijk op de MWG-activiteiten in 2016 in dit nummer.

2

3

5

9

15

Page 3: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

3

Activiteiten van de Mierenwerkgroep in 2016Jinze Noordijk

Terugkijkend op een prachtige studiedag over ‘exotische’ mieren, 12 maart j.l., volgt hieronder de planning van de overige drie bijeenkomsten van de Mierenwerkgroep. Introducés zijn welkom bij de mierenwerkgroepactiviteiten. Als je van plan bent om te komen, vinden we het fijn als je je aanmeldt door een bericht te sturen naar [email protected].

Ten eerste zullen we zaterdag 9 juli (met als reservedatum 16 juli) op excursie gaan naar de Jonge Veenkoloniën (Drenthe), ten oosten van Emmen. Hier liggen enkele kleine heideterreinen op Landgoed Scholtenzathe en bij Klazienaveen en Barger-Compascuum waar nog nauwelijks mierenwaarnemingen van bekend zijn. In deze onverkende terreinen hopen we veel waarnemingen te doen van leuke soorten. De exacte locaties die we zullen bezoeken zijn afhankelijk van de inventariseervergunningen die we kunnen bemachtigen.

Op zaterdag 10 september (met als reservedatum 17 september) gaan we op excursie naar drie uurhokken waar nu nog geen mierenwaarnemingen uit bekend zijn in de buurt van Nijkerk en Putten (Gelderland). Het is nog even afwachten

Figuur 1 Schraal grasland langs een startbaan op de voormalige militaire vliegbasis Soesterberg (foto Theo Zeegers)

Page 4: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

4

waar we vergunningen voor kunnen regelen, maar enkele terreinen lenen zich goed voor de excursie. Bij Nijkerkerveen ligt een klein heideterrein (De Bunt) op Landgoed Slichtenhorst, ten noorden van Nijkerk ligt Landgoed Oldenaller en bij Putten willen we naar de Groevenbeekse Heide. Hier op de flank van het Veluwemassief is een hoge rijkdom aan mierensoorten te verwachten.

Op zaterdag 22 oktober zal dan in het Groene Wiel te Wageningen de jaarlijkse determinatiedag plaatsvinden. Tijdens deze dag zullen we met z’n allen werken aan het uitwerken van mierenmonsters afkomstig van de voormalige militaire vliegbasis Soesterberg (Utrecht). Dit jaar zal hier een uitgebreide insectenbemonstering plaatsvinden met behulp van verschillende valttypen, zoals bodemvallen, azijnzuurvallen en malaisevallen. Al het mierenmateriaal zal op de determinatiedag beschikbaar zijn, waarbij zowel werksters als geslachtsdieren hopelijk talrijk aanwezig zijn. Het gebied staat bekend om de grootschalige schrale graslanden, die al lang op dezelfde wijze worden beheerd en waar een rijke warmteminnende mierenfauna te verwachten is. Samen kunnen we dit tot voor kort ontoegankelijke terrein dan ‘op de kaart zetten’. Leuk detail: in 2015 is hier één werkster van een tot nu nog niet eerder in Nederland gevangen mierensoort gevangen; hopelijk zitten er in de monster van 2016 meerdere individuen, zodat iedereen deze soort kan leren (her)kennen. Aarzel echter ook niet om zelf verzameld materiaal mee te nemen; er is vast ook nog wel ruimte om die op de dag te bekijken en de determinatie te controleren. Neem ook je eigen determinatieboeken mee indien je die hebt. Het adres van het Groene Wiel is Hendrikweg 14b, 6703 AW Wageningen. Op de website www.groenewiel.nl/het_groene_wiel/routebeschrijving/234 staat een goede routebeschrijving. De zaal gaat om 10 uur open. In het Groene Wiel zijn zeven binoculairmicroscopen aanwezig, waarschijnlijk is het dus wel nodig dat enkele bezoekers hun eigen binoc meenemen.

Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, [email protected]

Page 5: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

5

Miereninventarisatie in het Merkske (NL)Jinze Noordijk & Gilbert Loos

In 2015 werd de 1000-soortendag gehouden in het Merkse (gemeente Baarle-Nassau). Hoewel het een grensoverschrijdend evenement was, waarbij tevens Belgische terreinen bezocht mochten worden, hebben de auteurs van dit artikel alleen Nederlandse gebieden op mieren geïnventariseerd. Het feit dat deze dag in dit gebied werd gehouden, betekende voor de mieren dat er vrijwel onverkend terrein zou worden geïnventariseerd. In de database van EIS-werkgroep mieren stond namelijk nog geen enkele waarneming van dit gebied (Van Loon 2004, Van Loon et al. 2010), en ook op Waarneming.nl waren maar enkele mierenwaarnemingen ingevoerd. Noord-Brabant is een rijke provincie voor mieren. Dit komt omdat een groot deel van de provincie uit zandgronden bestaat en er relatief veel heideterreinen aanwezig zijn. De meeste mierensoorten zijn warmteminnend, en hebben flink wat zonnewarmte nodig om hun ondergrondse nesten op te warmen en zo voor nageslacht te kunnen zorgen. Zandgronden (en ook de löss- en kalkbodems van Limburg) zijn droger en dus warmer dan klei- en veengronden en zijn daarom bij mieren favoriet, met als gevolg een zeer groot aandeel soorten dat juist op dit bodemtype te vinden is. Biotopen met een lage begroeiing – zoals heides, stuifzanden en (kalk)graslanden – zijn dan favoriet. Maar er is zeker ook een aantal mierensoorten dat bossen prefereert, omdat zijn hun nest maken in strooisel of hout. Het Merkske omvat droge en natte bossen en natte graslanden en ruigtes; dit alles natuurlijk in een overwegend agrarisch landschap. Heideterreinen zijn er niet, maar kleine heiderestanten zijn te vinden in schrale bermen.

Wij inventariseerden de mieren in drie deelgebieden: (i) Beekbegeleidende terreinen langs Het Merkse ten oosten van de Baarlebrug (door JN, bezoekdatum 22.viii.2015), (ii) het Domeinbos de Schootse Hoek (door JN, bezoekdatum 22.viii.2015) en (iii) de Castelreesche Heide (door GL, bezoekdatum 13.vi.2015). Bij het eerste deelgebied werd gezocht in droge en natte bossen en in natte graslanden. Het Domeinbos bestaat grotendeels uit zeer droog bos, maar aan de westzijde bevindt zich een heischrale berm tussen het bos en akkers waar veel aandacht aan werd besteed. De Castelreesche Heide bestond een eeuw geleden nog uit uitgebreid heideterrein, maar dat is in de loop der jaren allemaal omgezet in landbouwgrond, weiland of aangeplant bos. Plaatselijk zijn er in het bos nog vergraste of verboste heidevegetaties. Momenteel vindt er in dit gebied natuurontwikkeling plaats en zijn er allerlei open biotopen, afgewisseld met bosschages.

Page 6: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

6

VondstenIn totaal werden er in de drie deelgebieden 19 soorten aangetroffen (tabel 1). Vanzelfsprekend zijn de echte warmteminnende soorten niet in de beekbegeleidende biotopen aangetroffen. Het totaalbeeld geeft een aardige indruk van de mierenfauna van het gebied, waarbij zowel de soorten van bossen als van warme en schrale vegetaties aanwezig zijn. Enkele soorten die zeldzaam zijn in het gebied of een verborgen leefwijze kennen zullen vanzelfsprekend gemist zijn. Bij de laatste categorie gaat het om soorten die permanent onder de grond leven, die als sociaal-parasiet in de nesten van andere mierensoorten leven, of die kleine werksterarme nestjes hebben.

Tabel 1 De gevonden mierensoorten per deelgebied. Omgeving Domeinbos Domeinbos Castelreesche Baarlebrug De Schootse Hoek HeideBruine baardmier Formica cunicularia XGrauwzwarte mier Formica fusca X X XZwartrugbosmier Formica pratensis X Rode baardmier Formica rufibarbis XBloedrode roofmier Formica sanguinea X XBoommier Lasius brunneus X XGele weidemier Lasius flavus X Glanzende houtmier Lasius fuliginosus X XWegmier Lasius niger X X Humusmier Lasius platythorax X X Schaduwmier Lasius umbratus XBehaarde slankmier Leptothorax acervorum X XGewone steekmier Myrmica rubra X X XBossteekmier Myrmica ruginodis X X XZandsteekmier Myrmica sabuleti XMoerassteekmier Myrmica scabrinodis X XKokersteekmier Myrmica schencki X Bosslankmier Temnothorax nylanderi X X XZwarte zaadmier Tetramorium caespitum X X

Page 7: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

7

In de bossen zijn enkele typische soorten gevonden. De bosslankmier, bossteekmier, humusmier en schaduwmier zijn soorten die in de strooisellaag, molm of hout hun nest aanleggen. De glanzende houtmier en boommier maken nesten in hout dat ze speciaal voor dat doel uitknagen. Ook de gewone steekmier en behaarde slankmier maken nesten in de strooisellaag of in hout, maar zij preferen wel warmere omstandigheden, met name de behaarde slankmier die in dode takken of stammen leeft die in de zon liggen. De zwartrugbosmier maakt een nest dat zich voor de helft onder de grond bevindt en voor de rest als koepel van verzameld strooisel boven de grond uitsteekt.

De overige soorten maken grondnesten en zijn allemaal afhankelijk van bodems die goed opwarmen door de zon. De wegmier, en in mindere mate de zwarte zaadmier, zijn soorten die goed tegen bodemverstoring kunnen en vaak te vinden zijn in bermen. De zes overige soorten zijn goede indicatoren voor warme, schrale biotopen met weinig bodemverstoring. De bruine baardmier, rode baardmier, bloedrode roofmier en grauwzwarte mier komen allen uit het genus Formica en zijn grote mieren die ook tamelijk grote nesten hebben. De zandsteekmier en de kokersteekmier zijn kleinere soorten en hebben ook kleinere nesten.

Figuur 1 Vier van de gevonden mierensoorten in Het Merkske: a grauwzwarte mier, b zwartrugbosmier, c bloedrode roofmier, d schaduwmier (foto’s Theodoor Heijerman)

a b

c d

Page 8: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

8

DiscussieHet interessante van mieren is dat de vondst van een soort veel zegt over de omstandigheden op detailniveau. Veel insectensoorten vliegen en lopen rond, maar bij mieren is dat anders. De vondst van werksters of een nest bevestigt dat de soort op die plek zijn hele levenscyclus voltooit. De ecologie van de verschillende mierensoorten is uitgebreid gedocumenteerd (o.a. Boer 2015, Van Loon 2004) en vondsten kunnen dus goede indicaties zijn voor heersende milieuomstandigheden, vegetatiekwaliteit en microklimaat.

De miereninventarisatie leverde soorten op die te verwachten zijn in dit deel van Nederland. Hierbij is het goed om te zien dat er in de heiderestanten ook nog specialistische soorten voorkomen: de warmteminnende soorten van ongestoorde bodems en de zwartrugbosmier met kwetsbare koepelnesten. Hiervan zijn met name de vijf Formica-soorten een goede indicatie voor de kwaliteit van de biotoop, die blijkbaar voldoende te bieden heeft aan deze kwetsbare grote mieren qua voedsel, grootte en rust. De natuurontwikkeling op de Castelreesche Heide beoogt met name om heischrale graslanden, heidevelden en vennen terug te laten komen. De refugia met warmteminnende mieren kunnen dan als bron gaan dienen voor de bevolking van de nieuwe biotopen.

VerwijzingenBoer, P. 2015. Mieren van de Benelux, 2de herziene versie. Jeugbondsuitgeverij, ’s

Gravenland.Loon, A.J. van 2004. Formicidae - mieren. In: M. Reemer, A.J. van Loon & T.M.J. Peeters (red.),

De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata), Nederlandse Fauna 6, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden: 227-263.

Loon, A.J. van, P. Boer & J. Noordijk 2010. Mieren - Formicidae. In: J. Noordijk, R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon (red.), De Nederlandse biodiversiteit, Nederlandse Fauna 10, Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden: 276-278.

Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, [email protected] Loos, Kanaaldijk 1, B-2380 Ravels, België, [email protected]

Page 9: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

9

Parasietschimmels op mierenDanny Haelewaters

Onderzoek in de mycologische wereld brengt ons nog vaak leuke verrassingen. Er is sprake van een ongelooflijke diversiteit die niet via morfologie waarneembaar is (cryptische diversiteit). Zo is er een korstmos dat beter beschreven kan worden als een soortencomplex met minstens 126 (!) soorten (Lücking et al. 2014). Nog maar erg recent werd een nieuw fylum schimmels beschreven op basis van moleculaire en ultrastructurele kenmerken (Bauer et al. 2015). En er zijn de Laboulbeniales, microscopisch kleine ectoparasitaire schimmeltjes die langzaam maar zeker hun geheimen prijsgeven.

Laboulbeniales: morfologie, voortplanting en diversiteitLaboulbeniales zijn microscopisch kleine schimmeltjes die uitwendige vruchtlichamen (of thalli) vormen op hun gastheren. De thalli zijn over het algemeen opgebouwd uit een basisstructuur, het receptaculum, die met één cel aan de gastheer is verankerd. De basisstructuur draagt een aantal steriele aanhangsels en mannelijke (antheridia) en vrouwelijke (perithecium of meerdere perithecia) voortplantingsorganen. Laboulbeniales vermenigvuldigen alleen seksueel en produceren tweecellige, kleverige sporen, die door de activiteit van de gastheer worden verspreid (bv. poetsen, copulatie). Hoewel slechts weinig onderzoekers zich verdiepen in de Laboulbeniales, zijn ze niet zeldzaam; de afwezigheid van Laboulbeniales in bepaalde regio’s in de wereld geeft vooral aan dat er in die regio geen Laboulbeniales-onderzoekers actief zijn. Momenteel zijn er ongeveer 2100 soorten bekend, maar het totaal aantal wordt geschat op 15.000 tot 75.000 (Weir & Hammond 1997).

SpecificiteitEen meerderheid van Laboulbeniales is erg gastheerspecifiek: één soort komt voor op één gastheersoort. Er is ook sprake van positionele specificiteit, waarbij thalli van een soort Laboulbeniales voorkomen op een welbepaalde positie van het integument van de gastheer. Zo komt Chitonomyces italicus enkel voor op de tarsi van de derde linkerpoot van de waterroofkever Laccophilus hyalinus. Ecologische specificiteit, ten slotte, houdt in dat de habitatkeuze van de gastheer belangrijk is voor transmissie en ontwikkeling van Laboulbeniales-thalli. Zo kan een soort die specifiek is voor een welbepaalde gastheersoort toch op een tweede

Page 10: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

10

gastheersoort terechtkomen als beide gastheren zich in dezelfde habitat bevinden (De Kesel & Haelewaters 2014). Dit is een zogenaamde ‘gastheershift’ en kan leiden tot ecologische soortvorming: als beide populaties thalli gescheiden blijven na de shift kunnen zij evolueren tot individuele soorten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Laboulbenia littoralis (op Cafius xantholoma, een kortschildkever) en L. slackensis (op Pogonus chalceus, een loopkever). Hoewel beide soorten op twee totaal verschillende gastheren voorkomen, zijn ze sterk morfologisch verwant.

Gastheren: ook mieren!Laboulbeniales parasiteren op een heleboel insecten – meestal kevers, maar ook vliegen, kakkerlakken en termieten, oorwormen, wantsen, tripsen, krekels, luizen, mijten, miljoenpoten, en mieren (Haelewaters et al. 2015c). Zes soorten Laboulbeniales zijn bekend op mieren, en weer is er sprake van enige gastheerspecificiteit (tabel 1). Zo valt op dat bijvoorbeeld Rickia lenoirii behoorlijk gastheerspecifiek is (Báthori et al. 2015b, Santamaría & Espadaler 2015). De soort

Figuur 1 De steekmierschimmel Rickia wasmannii Cavara. Detail van Thaxter’s (1908) afgewerkte plaat XXXIV. Dit zijn lijn- en stippeltekeningen die Roland Thaxter [1858-1931] met behulp van een tekenspiegel maakte en waarvan de originelen worden bewaard in het Farlow Herbarium in Cambridge, Massachusetts, USA. Het thallus links is nog juveniel, te zien aan het ‘primordium’ van het perithecium, met trichogyne (het receptief orgaan dat spermatia ontvangt) (aangeduid met de pijl). Het thallus rechts is volwassen, met een volledig ontwikkeld perithecium (pijl) gevuld met tweecellige ascosporen. Ook weergegeven in deze figuur is het opvallende monogram van Thaxter. Dit monogram is samengesteld uit een R en

een T versierd met insectenpoten; ‘del’ staat voor ‘delineatus’ (getekend). De puntjes staan voor de initialen (R. en T.) (figuur uit de archieven van het Farlow Herbarium of Cryptogamic Botany, Harvard University)

Page 11: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

11

is gevonden in Frankrijk, Griekenland, Hongarije en Roemenië, telkens op Messor structor of M. wasmanni (in Griekenland). Voor Laboulbenia formicarum is het een ander verhaal; deze soort parasiteert op vijf verschillende genera en komt voor in zowel Noord-Amerika als Europa, waar het een invasieve soort is (Haelewaters et al. 2015b). Laboulbenia ecitonis is een buitenbeentje: de soort komt weliswaar enkel voor op mieren uit het geslacht Eciton, maar ook op mijten, kortschildkevers en spiegelkevers die het mierennest bewonen (= ecologische specificiteit!).

Rickia wasmannii, de steekmierschimmel, heeft de laatste jaren de meeste aandacht gekregen. Zo heeft een Hongaars-Roemeens onderzoeksteam ontdekt dat infectie met R. wasmannii ervoor zorgt dat mieren meer tijd besteden aan het

Figuur 2 Een werk-ster van Myrmica sabuleti, geïnfecteerd met Rickia wasmannii op alle lichaamsdelen. Rickia wasmannii is niet positiespecifiek maar komt vaak in grote aantallen voor frontaal op de kop (zie tekst) (foto Theodoor Heijerman)

Figuur 3 Frontaal aanzicht van de kop van een werkster van Myrmica sabuleti met thalli van Rickia wasmannii (foto Theodoor Heijerman)

Page 12: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

12

Tabel 1 De zes soorten Laboulbeniales die op mieren (Hymenoptera, Formicidae) worden gevonden, met hun verschillende gastheren en aanduiding van subfamilie.

Laboulbeniales Gastheer SubfamilieDimorphomyces formicicola Nylandria sylvestrii FormicinaeLaboulbenia camponoti Camponotus spp. FormicinaeLaboulbenia ecitonis Eciton spp. EcitoninaeLaboulbenia formicarum Formica spp. Formicinae

" Lasius spp. Formicinae" Myrmecocystus mimicus Formicinae" Prenolepis imparis Formicinae" Polyergus spp. Formicinae

Rickia lenoirii Messor structor Myrmicinae" Messor wasmanni "

Rickia wasmannii Myrmica gallienii Myrmicinae" Myrmica rubra "" Myrmica ruginodis "" Myrmica sabuleti "" Myrmica scabrinodis "" Myrmica slovaca "" Myrmica specioides "" Myrmica spinosior "" Myrmica vandeli "

consumeren van water (Báthori et al. 2015a). Dat is bijzonder want vaak wordt aangenomen dat Laboulbeniales weinig tot geen effecten hebben op hun gastheer (of zelfs een positief effect, zoals bescherming tegen infectie met pathogene schimmels) (Konrad et al. 2015).

In Nederland is R. wasmannii nog maar alleen gevonden in Limburg, de eerste keer in 2011 in het Savelsbos (Zure Dries) en sindsdien in Gulpen-Wittem in 2013 en in 2015 (Haelewaters 2012, Haelewaters et al. 2015a, 2015b, De Kesel et al. 2016). Maar, zoals zo vaak met Laboulbeniales, de ‘afwezigheid’ van R. wasmannii in de rest van Nederland is waarschijnlijk vooral te wijten aan het feit dat er niet naar wordt gezocht. In Gulpen-Wittem vonden we in 2013 een infectiefrequentie van 38% op M. sabuleti (n = 3876). Ook werksters van M. ruginodis en M. scabrinodis waren geïnfecteerd maar in veel mindere mate (respectievelijk 0.55%, n=182 en

Page 13: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

13

11%, n =643). Als we dit vergelijken met andere studies in Europa, dan blijkt dat in Hongarije, Roemenië en Slowakije M. scabrinodis de hoofdgastheer is, terwijl die rol in Nederland voor M. sabuleti is weggelegd. Het zou dus kunnen dat er sprake is van gastheervoorkeur binnen Europa (Haelewaters et al. 2015a). Anderzijds werd opnieuw in Gulpen-Wittem in september 2015 een infectiefrequentie van 100% gevonden op M. scabrinodis (n=50) (De Kesel et al. 2016). Het verschil kan zitten in de manier van verzamelen. In 2013 werden de werksters verzameld in potvallen; in 2015 gebeurde dit rechtstreeks uit het nest. Voor sociale insecten lijkt het de beste optie om direct uit de nesten te verzamelen om de echte infectiefrequentie te kennen.

In de studie van 2013 konden we aantonen dat werksters van M. sabuleti niet uniform geïnfecteerd zijn doorheen het jaar (Haelewaters et al. 2015b): na de winter is de infectiegraad het hoogst (67%, tegenover 46% in de zomer en 40% in de herfst). In de winter zitten de werksters lange tijd dicht bij elkaar en poetsen ze elkaar schoon. Hierdoor kunnen ze elkaar net meer infecteren (op dezelfde manier als Hesperomyces virescens zich verspreidt in de dichte aggregaties van het invasieve veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje Harmonia axyridis tijdens overwintering). Ook de dalende infectiefrequentie in de loop van het jaar kan worden verklaard: er worden telkens nieuwe generaties, niet-geïnfecteerde mieren geboren.

Ook interessant is dat mieren die in mindere mate zijn geïnfecteerd thalli frontaal op de kop dragen. Dat zien we in de data uit 2013 en 2015. Ook in Roemenië zien we dominantie van infectie op de kop (Markó et al. 2016). Infectie met de steekmierschimmel begint dus meestal in deze regio, o.a. door poetsgedrag. Wanneer de infectie eenmaal gestart is, kunnen sporen verder over het lichaam verspreid worden door autocontact [zichzelf poetsen] en 'allogrooming' [elkaar poetsen], en kunnen hoge aantallen thalli op het lichaam verschijnen.

Het onderzoek naar Laboulbeniales op mieren zit nog in de startfase. De meeste artikelen werden pas in de afgelopen één à twee jaar gepubliceerd. Onderzoek is bezig in Nederland, België, Hongarije en Roemenië. Ik verwacht op korte termijn nieuwe studies die ons meer kunnen leren over de parasiet-gastheerrelaties en -voorkeuren, parasiet-prevalentie, thallusdensiteit, een verband tussen infectie en habitat, en eventuele moleculair-fylogenetische patronen.

Page 14: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

14

VerwijzingenBathori, F., E. Csata & A. Tartally 2015a. Rickia wasmannii Cavara, 1899 (Ascomycetes:

Laboulbeniales) increases the need for water in Myrmica scabrinodis Nylander, 1846 (Hymenoptera: Formicidae). Journal of Invertebrate Pathology 126: 78-82.

Báthori, F., W.P. Pfliegler & A. Tartally 2015b. First records of the recently described ectoparasitic Rickia lenoirii Santam. (Ascomycota: Laboulbeniales) in the Carpathian Basin. Sociobiology 62: 620-622.

Bauer, R., S. Garnica, F. Oberwinkler, K. Riess, M. Weiß & D. Begerow 2015. Entorrhizomycota: A new fungal phylum reveals new perspectives on the evolution of fungi. PLoS ONE 10(7): e0128183.

De Kesel, A. & D. Haelewaters 2014. Laboulbenia slackensis and L. littoralis sp. nov. (Ascomycota, Laboulbeniales), two sibling species as a result of ecological speciation. Mycologia 106: 407-414.

De Kesel, A., D. Haelewaters & W. Dekoninck 2016. Myrmecophilous Laboulbeniales (Ascomycota) in Belgium. Sterbeeckia 34: 3-6.

Haelewaters, D. 2012. The first record of Laboulbeniales (Fungi, Ascomycota) on ants (Hymenoptera, Formicidae) in the Netherlands. Ascomycete.org 4 (3): 65-69.

Haelewaters, D., P. Boer & J. Noordijk 2015a. Studies of Laboulbeniales (Fungi, Ascomycota) on Myrmica ants: Rickia wasmannii in the Netherlands. Journal of Hymenoptera Research 44: 39-47.

Haelewaters, D., P. Boer, G. Gort & J. Noordijk 2015b. Studies of Laboulbeniales (Fungi, Ascomycota) on Myrmica ants (II): variation of infection by Rickia wasmannii over habitats and time. Animal Biology 65: 219-231.

Haelewaters, D., S.Y. Zhao, A. De Kesel, R.E. Handlin, I.R. Royer, B.D. Farrell & D.H. Pfister 2015c. Laboulbeniales (Ascomycota) of the Boston Harbor Islands I: species parasitizing Coccinellidae and Staphylinidae, with comments on typification. Northeastern Naturalist 22: 459-477.

Konrad, M., A.V. Grasse, S. Tragust & S. Cremer 2015. Anti-pathogen protection versus survival costs mediated by an ectosymbiont in an ant host. Proceedings of the Royal Society B 282: 20141976.

Lücking, R., M. Dal-Forno, M. Sikaroodi, P.M. Gillevet, F. Bungartz, B. Moncada, A. Yanez-Ayabaca, J.L. Chaves, L.F. Coca & J.D. Lawrey 2014. A single macrolichen constitutes hundreds of unrecognized species. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 111: 11091-11096.

Marko, B., E. Csata, K. Eros, E. Német, Z. Czekes & L. Rozsa 2016. Distribution of the myrmecoparasitic fungus Rickia wasmannii (Ascomycota: Laboulbeniales) across colonies, individuals, and body parts of Myrmica scabrinodis. Journal of Invertebrate Pathology 136: 74-80.

Page 15: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

15

Santamaría, S. & X. Espadaler 2015. Rickia lenoirii, a new ectoparasitic species, with comments on world Laboulbeniales associated with ants. Mycoscience 56(2): 224–229.

Thaxter, R. 1908. Contribution toward a monograph of the Laboulbeniaceae. Part II. Memoirs of the American Academy of Arts and Sciences 13: 217-469, Platen XXVIII-LXXI.

Weir, A. & P.M. Hammond 1997. Laboulbeniales on beetles: Host utilization patterns and species richness of the parasites. Biodiversity and Conservation 6: 701-719.

Danny Haelewaters, Department of Organismic and Evolutionary Biology, Harvard University, Cambridge, Massachusetts, USA, [email protected]

Page 16: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17

19

De Mierenwerkgroep – sectie Formicidae van de Nederlandse Entomo-logische Vereniging (kortweg MWG-NEV, [email protected]) heeft tot doel het bundelen en bevorderen van de kennis van mieren (Formicidae), mede met het oog op natuurbehoud en -beheer. Zij tracht dit doel te bereiken door:

• het uitwisselen van onderzoeksresultaten• het doen van terreininventarisaties• het doorgeven van gegevens• het bestuderen en verspreiden van relevante literatuur• het uitwisselen van kennis en ervaring m.b.t. het houden van mieren• het bevorderen van onderlinge samenwerking tussen ‘myrmecofielen’ Jaarlijks organiseert de MWG-NEV een bijeenkomst, enkele excursies en een determinatiedag. Ervaren leden helpen met de determinatie.Het mededelingenblad Forum Formicidarum verschijnt 3x per jaar.

Het lidmaatschap van de MWG-NEV staat open voor zowel leden als niet-leden van de NEV.

De contributie bedraagt € 9,00MWG-rekening (IBAN): NL21ABNA0451497546 t.n.v. MIERENWG/NEV te Tilburg; BIC-code: ABNANL2A

Het bestuur wordt gevormd door:VoorzitterAndré (A.J.) van Loon, [email protected], 020-6997585 / 06-52033325Vice-voorzitter en coördinator inventarisatiesJinze Noordijk, [email protected], 0317-419189 / 06-14605259Secretaris, penningmeester en ledenadministrateurMischa Cillessen, [email protected], 013-7518306 / 06-15881851

Redactie Forum FormicidarumAndré van Loon, Jinze Noordijk & Michiel HemmingaRedactieadres [email protected] nummers à € 3,00 (franco) verkrijgbaar

Page 17: Forum Formicidarum - NEV1)_mei2016.pdfForum Formicidarum Mededelingenblad van de Mierenwerkgroep Sectie Formicidae van de Nederlandse Entomologische Vereniging Forum Formicidarum 17