Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

37
Brabants Landschap 183 zomer 2014

description

 

Transcript of Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Page 1: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Brabants Landschap 183 zomer 2014

Page 2: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Zomer 2014 - nr. 183Uitgave van de StichtingHet Noordbrabants Landschap

Verschijnt vier keer per jaar

voor de contribuanten.

A d r e S

Postbus 80, 5076 ZH Haaren

Telefoon: 0411 62 27 75

Website: www.brabantslandschap.nl

E-mail: [email protected]

B e Z O e K A d r e S

Kasteelboerderij van Nemelaer

Kasteellaan 4,

5076 RE Haaren

S A M e N S T e L L I N G & r e d A C T I e

Thijs Caspers & Annelieke Kelderman

r e d A C T I e C O M M I S S I e

Ing. J. Baan

Mevr. drs. J.L.M. Baartmans

Drs. W.N. van den Dries

Prof. mr. P.C.E. van Wijmen

Drs. Emy Thorissen

Aangesloten bij De 12 Landschappen

Brabants Landschap heeft het CBF-keurmerk.

Jaarverslag is tegen vergoeding op te vragen.

Page 3: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Redactioneel

Landschapsbeheer

Uilen Uilen hebben u nodig De symboliek van uilen Maria: uilenbeschermster

Naar meer landschapselementen op boerengrond: Stika

Terreinbeheer

Heide Begrazen Rommelen Drinken Schilderen Begraven Oversteken Omwoelen

brabantslandschapinbeeld.nl

Bijlagen:JeugdbladActiviteitenprogramma

2

4

448

32

36

40

4040465455586062

64

Inhoud

natuur dichtbij huis

Brabants Landschap

Page 4: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Haal de cultuur niet uit de natuur: je houdt armoe over

4

Page 5: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Steen- en kerkuil zijn oer-Nederlandse vogels. Ze komen al sinds mensen-heugenis in ons organisch gegroeide cultuurlandschap voor. Voor hun oorspronkelijke, dat wil zeggen niet door de mens beïnvloede, biotoop moet je afreizen naar de rotsige halfwoestijnen rond de Middellandse Zee. Maar omdat de eerste landbouwers zo goed waren om 5000 jaar geleden vanuit het Midden Oosten naar onze streken af te reizen, mochten we ook deze ‘helden van de nacht’ verwelkomen. Ze breidden hun leefgebied ge-woon uit met een secundair biotoop, het boerenland. Toen dat door de intensivering van de landbouw niet alleen zijn charme maar ook zijn biodi-versiteit dreigde kwijt te raken, stonden beide uilen op punt van uitsterven. Dit kon worden voorkomen door nieuwe landschapselementen aan te leg-gen en broedgelegenheid te scheppen door kasten op te hangen. Beide initiatieven kwamen van de natuurbescherming - een maatschappelijke tegenbeweging - zowel de professionele als vrijwillige. Inventiviteit en en-thousiasme keerden in eendrachtige samenwerking het tij. De ‘horizon-talen’ onder de natuurbeschermers, zeg maar de fijnslijpers, brengen hier-tegen in dat het verdwijnen van deze soorten geen ramp zou zijn omdat hun oorspronkelijke biotoop niet in het geding is. Er bestaat een stroming binnen de natuurbescherming die zweert bij ‘pure’ natuur, waarmee haar aanhangers zich op een slap koord begeven. Kort gezegd wordt gesteld dat alleen dié planten en dieren mogen overleven, die hier in hun oorspronke-lijke leefgebied voorkomen of waarvoor je dat zou kunnen herstellen. Voor het uitsterven van al die andere zou je geen traan mogen laten. Dat is niet alleen kortzichtig, maar ook ongevoelig en getuigt vooral van een volkomen gebrek aan historisch besef. Zo denken is een kwalijke zaak, want het aantal soorten waarvan dan afscheid genomen zou moeten worden is vele malen groter dan het aantal dat je welkom kunt heten. Bovendien ga je als natuurbeschermer toch geen politieagent spelen? Jij mag erin en hij mag niet blijven? Jij bent een echte Nederlander / Neder-landse soort, die ander niet?

Eenzelfde soort hardvochtigheid valt de landschappen ten deel. Het klein-schalige boerenland of het heidelandschap kun je toch niet zomaar afser-veren omdat het niet om ‘pure oernatuur’ zou gaan? Om een maagdelijke staat zoals aan het begin van de schepping? Wat heeft de heide misdaan omdat ze door de mens uit het oerwoud is gekapt en gebrand? Halfnatuur-lijke landschappen hebben toch ook hun rechten? Gelukkig spant de na-tuurbeschermingsbeweging zich in meerderheid nog altijd voldoende in om het gezicht van de heide te redden, ook of vooral om haar cultuurlijke trekken. In dit nummer van ons magazine breken we een lans voor uilen en heide en tonen we u hun schone gelaat. Dat staat ons aan en we hopen ook u te ontroeren.

5

Page 6: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Uilen hebbenu nodig ...

6

Page 7: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Verspreid over Brabant zijn, verdeeld over 72 werkgroepen, maar liefst 250 uilenbescher-mers actief - dat is het hoogste percentage van alle provincies! - die zich met name in-zetten voor de steen- en kerkuil. Ze doen dit door speciaal voor deze soorten ontwikkelde nestkasten te plaatsen, die kosteloos door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van Brabants Landschap ter beschikking worden gesteld. De uilenbeschermers zoeken dan een geschikte locatie uit en controleren en onderhouden de kast. Omdat de kasten op gevaarlijke plekken kunnen hangen / zitten, geeft het Coördinatiepunt bovendien valbe-veiligingssets in bruikleen. Naast de bescher-mers in strikte zin heb je ook nog ‘gastge-vers’, mensen die hun erf beschikbaar stellen voor een kast. Ook met deze worden nauwe contacten onderhouden en bijeenkomsten gehouden op speciale avonden. Voor de steenuil hebben we op 3253 adressen kasten hangen, voor de kerkuil op 2169, dat maakt samen 5416 kasten! We zijn er de Provincie en de Nationale Postcode Loterij (PCL), de financiers, erg dankbaar voor. Overigens is het ontwerp van een van onze eigen mede-werkers, Marco Renes: een ‘halletje’ tussen de ingang en het broedgedeelte in maakt het voor kauwtjes onmogelijk de kast te kraken. Ze krijgen er de voor hun nest noodzakelijke

takjes niet door aangesleept. We hebben dus een heuse Willy Wortel binnen onze organi-satie. Het bezettingspercentage van de kas-ten is laag, in 2013 was maar 32% van de steenuilenkasten bezet en slechts 13% van die van de kerkuil. Door de strenge en lang-durige winter met veel sneeuwval, en de daaropvolgende schrale droge en koude lente waren er voorjaar 2013 maar weinig muizen. De kerkuil heeft daar als echte mui-zenspecialist danig onder geleden en ging van 340 paar in 2012 naar 144 (134 in de kast, 10 ‘vrij’). Terwijl de steenuil, die bij ontsten-tenis van muizen makkelijk overgaat op vogels, lichtjes toenam van 712 paar in 2012 naar 806, waarvan slechts 81 vrij en de rest dus in de kast. Het is dus heel goed dat er zoveel kasten op zoveel plaatsen hangen, omdat beide uilen in het wild - zie het lage percentage vrije broedgevallen - niet meer in Nederland zouden overleven. Het gaat hier dus om goed besteed geld. Maar het zijn vooral de vrijwilligers die onbetaalbaar zijn, in beide betekenissen van het woord. En hier hebben we een punt van zorg. Want ook al zijn ze nog zo vief en inventief, de groep der uilenbeschermers vergrijst. Daarom doen we aan onze lezers een oproep om lid te worden van een uilengroep bij hen in de buurt. Het is dankbaar werk om met zoveel succes be-

... maar u de uil wellicht ook!

zomer 2014

7

Brabants Landschap

Page 8: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

dreigde soorten in eigen omgeving te hou-den: natuur(bescherming) dichtbij huis. Met name de jeugd willen we erbij betrekken. Het maakt een levenslange indruk om een uilen-jong, dat mede door jouw toewijding is kunnen opgroeien, in de hand te houden, te

koesteren dus. Mocht de interesse in latere levensfasen verflauwen - puber- en adoles-centiejaren, huwelijk, kinderen en werk (druk, druk, druk) - dan is de kans groot dat die terugkeert wanneer weer meer vrije tijd ter beschikking komt.

Meer informatie is te vinden op

www.brabantslandschap.nl/zelf-aan-de-slag/vrijwilligerswerk en klik op de interactieve kaart waarvan u hieronder een afbeelding ziet.

Dit kaartbeeld is in ontwikkeling en daardoor nog niet volledig.

8

Page 9: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

9

Page 10: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183
Page 11: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Door Thijs Caspers en Marco Renes*

Vreemde vogelsUilen zijn moeilijk te plaatsen vogels. Wer-den ze als groep in oude vogelboeken nog tot ver in de negentiende eeuw onderge-bracht bij de (dag)roofvogels, de huidige taxonomen - geleerden die het dierenrijk onderverdelen naar evolutionaire verwant-schap - weten dat ze veel dichter staan bij koekoeken, gierzwaluwen, nachtzwaluwen, ijsvogels, bijeneters, scharrelaars, hoppen en spechten dan bij dagroofvogels als buizerd en havik.

Uitgesproken nachtdieren …Niet alleen taxonomisch, ook qua leefwijze vormen uilen een familie apart. Het zijn namelijk nachtdieren, wat voor vogels vrij uitzonderlijk is. Na het turven van de vogel-gids komen we voor Nederland uit op circa 210 soorten broedvogels. De enige daaron-der te ontdekken nachtdieren zijn 6 soorten uilen: bosuil, steenuil, kerkuil, velduil, ransuil en oehoe, de nachtzwaluw en de kwak of nachtreiger. Dat zijn er dus slechts 8, maar om niet flauw te zijn, hebben we er ook de vogels bij opgeteld die niet alleen overdag

maar ook in de schemering en/of ’s nachts actief zijn als zanger, dus enkel in de balts- en broedtijd. Dan zal bij u onmiddellijk de nach-tegaal te binnen schieten, maar ook zijn nauwe verwanten rood- en blauwborst weten ’s avonds niet van ophouden, de een bij een lantaarnpaal in de stad, de ander in het afge-legen moeras. Onder de schemeringsvogels mag je ook de gierzwaluw rekenen, die je in de zomer tot ’s avonds laat door het lucht-ruim ziet en vooral hoort gieren, de houtsnip die blaat en baltst in de avondschemering en de scholekster die je in de broedtijd de hele nacht door tekeer hoort gaan. Nader door-vragen bij échte vogelaars leverde nog op dat ook hoenderachtigen en zangers van het rietland zich in het duister niet onbetuigd laten. Dan kom je uit bij patrijs, kwartel, kwartelkoning, meerkoet, waterral, klein waterhoen, kleinst waterhoen en porselein-hoen. En van de andere kant bij rietzanger, bosrietzanger, sprinkhaanzanger en cetti’s zanger. Dat zijn er dus 26, zeg maar 12% van het totaal. Dan nu naar de zoogdieren, waar-van we 68 soorten tellen in ons land. Daarvan zijn er 18 vleermuis, bijna een kwart van het

De symboliek van uilen of de onderdrukte vrouwelijke

kant van onze cultuur

* Voor dit artikel is geput uit een veelheid aan bronnen, de voornaamste is wel 'Op Vleugels van de ziel' van Ton Lemaire, 2007

zomer 2014

11

Brabants Landschap

Page 12: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

totaal. Met de 6 soorten spitsmuizen, mol en egel komen er daar 8 bij. Ook hazelmuis en eikelmuis lijken echte nachtdieren, net als bunzing en das, wat het totaal op 30 brengt. De overige 38 zijn van nature dagdieren, maar verleggen hun activiteiten, onder druk van recreatie bijvoorbeeld, net zo makkelijk naar de schemering of nacht, denk aan vos, ree en wild zwijn. Kennelijk kunnen zoogdie-ren de duisternis beter aan dan vogels. Nachtdieren onder vogels zijn met andere woorden heel bijzonder.

… die naar zichzelf heten‘Uil’ is een klanknabootsing, het is met enige fantasie het geluid dat dit dier voortbrengt. Opvallend veel vogels heten naar het geluid dat ze voortbrengen, zijn zogenaamde ‘ono-matopeeën’, zo niet in het Nederlands dan toch in het Latijn. Onder zoogdieren vind je ze veel minder, misschien wel omdat ze min-der geluid voortbrengen. Dat van vleer- en spitsmuizen kunnen we niet eens horen, hun toon is te hoog, een wild zwijn noemen we geen ‘stroempf-stroempf’ en een muis geen ‘piep-piep’, dat zou wel erg kinderachtig zijn. En om onopgemerkt te blijven voor predato-ren maken relatief grote dieren als ree en edelhert zelfs helemaal geen geluid, behalve dan in de bronsttijd, wanneer ze onvoorzich-tig worden.Vogels daarentegen kondigen hun aanwezig-heid luidkeels aan. De weidevogels vullen er hun biotoop, het weidse landschap, als het ware mee: kievit, grutto, tureluur en wulp. De laatste heet in het Frans ‘courlis’ en in het Engels ‘curlew’ - door de toren van Babel

verstaan de volkeren elkaar niet meer ook al horen ze hetzelfde - en wij horen deze vogel ‘woe-liep’ zeggen, wat is vereenvoudigd tot ‘wulp’. Koekoek en tjiftjaf liggen voor de hand, de wielewaal mompelt zijn naam meer. Maar ook vogels waarvan je het niet zo snel zou verwachten, roepen toch echt hun eigen naam. Mezen, en dan vooral de kool-mees, heten naar het zeurderige geluid dat ze voortbrengen. De vink werkt continu zijn slag af, de vinkenslag, een riedel, maar wordt hij opgeschrikt, dan zegt hij ‘tjink’. Een merel draagt zijn lied heel statig en weloverwogen voor, maar soms hoor je daar heel duidelijk ‘merle’ tussen zitten, en zo heet hij ook in het Frans. Spechten roepen ‘spicht’, hier hebben de Duitsers weer beter opgelet. Kau-wen zeggen ‘ka, ka’, kraaien krassen ‘kra kra’ en de raaf roept geen ‘raaf’ maar wel ‘corax’, het tweede deel van zijn wetenschappelijke naam corvus corax. Een kneu kneutert, een snor snort en een gierzwaluw giert er op los. Een spreeuw lijkt alleen maar medeklinkers uit te kramen, maar wil je daar een enigszins uitspreekbare naam van maken dan kom je uit bij ‘spreeuw’. De kwak is heel duidelijk, die kwakt zijn naam er als het ware uit maar de eerste k zou je ook kunnen vervangen door een q met een lang aangehouden u erachteraan, wat voor een naam geen gezicht is. Dat een karekiet zo heet begrijpt iedereen, maar eigenlijk zegt ie ‘karre-karre-karre-kiet-kiet’. Begrijpelijk dat het onomatopee hier vereenvoudigd is. Als kraanvogels overvlie-gen roepen ze ‘kru-kru’, waar het Latijnse ‘grus grus’ van is afgeleid, maar ook ons ‘kraan’. Een keep ‘kjept’ eerder maar ‘keep’

12

Page 13: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183
Page 14: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

staat veel mooier. Dat de wetenschappelijke naamgevers van vroeger over goede oren beschikten, wordt bewezen door patrijs - perdix perdix - kwartelkoning - crex crex - en boomleeuwerik - lullula arborea. De mooiste is bewaard voor het laatst. De hop die hopt er op los, maar met upupa heb je ook vrede.

Maar laten we na deze lange uitweiding te-rugkeren naar de uil. Een van de redenen waarom hij lange tijd weerstand opriep bij de mens zou wel eens kunnen komen door het geluid dat hij voortbrengt. ‘Uil’ komt name-lijk van ‘huilen’, ‘schreeuwen’ en dat doet niemand graag (ook al lucht het soms op).

De omineuze uil Een uil die zich aan huis vertoonde beteken-de ongeluk, kondigde bijvoorbeeld een sterf-geval aan. Met zijn huiveringwekkende ge-kras en gekrijs bracht hij de mensen niets dan verderf en verdoemenis. Het was niet voor niets dat hij het daglicht niet kon verdragen! ‘Krast een uil, breekt er glas, dan sterft er iemand ras.’ Raven en kraaien die op een huis neerstreken betekenden al onheil, nou een uil was wel het slechtste voorteken of ‘omen’ dat er bestond. Daaruit vloeide een gevoel van afkeer en zelfs haat tegen uilen voort. Vooral op kerkuil en steenuil had men het gemunt, omdat die zich immers van al onze uilen het meest in onze woon- en leef-omgeving ophouden, zowel om er te broe-den als te jagen. Daarbij laten ze zich boven-dien ook wel eens overdag zien.

Angstaanjagend gekerm: de kerkuilLaten we beginnen met de eerste. De kerkuil heeft een bijna wit gezicht, waardoor hij iets spookachtigs krijgt, zeker als hij - zoals het een uil betaamt - geruisloos in de scheme-ring rondvliegt. Bovendien produceert hij geen diepe nachtelijke roep (zoals bosuil en oehoe plegen te doen) maar een heel reper-toire aan de meest vreemde en naargeestige geluiden, nog het best te omschrijven als sissen, blazen, snorken, keffen, krassen en kekkeren. In grote delen van Europa bestond nog tot voor kort de gewoonte om met name deze uil te doden en daarna met gespreide vleugels tegen een staldeur, hek of schutting te spijkeren. Je voorkwam er blikseminslag mee en hield er boze geesten en heksen mee buiten de deur. Anders zouden er wel eens ziektes onder het vee kunnen uitbreken of koeien zure melk geven. Volgens het volks-geloof zouden kerkuilen ooit mensen zijn geweest die om de een of andere reden in uilen waren veranderd. Oude vrijsters na hun dood of een mooi prinsesje dat door haar lelijke (en daardoor afgunstige) zussen erin was veranderd, waarna ze uiteraard zuchtte en kreunde om wat haar overkomen was. De kerkuil is in alle culturen steeds als vrouwe-lijk ervaren, in het Frans heet ze dan ook ‘dame blanche’. Vanwege het broeden in kerken wordt hij ook wel ‘torenuil’ genoemd en omdat hij dat misschien nog wel meer in schuren doet ook ‘schuuruil’. (Denk aan het Engelse ‘barn owl’.) En in oude vogelboeken

Aan schuurdeur gespijkerde kerkuil, een slachtoffer van bijgeloof. Uit: Theo Schildkamp, ‘Tussen hemel en aarde’, 1978. ˘

14

Page 15: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Aan schuurdeur gespijkerde kerkuil, een slachtoffer van bijgeloof. Uit: Theo Schildkamp, ‘Tussen hemel en aarde’, 1978. ˘

zomer 2014

15

Brabants Landschap

Page 16: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Op het middenpaneel van de ‘Tuin der Lus-ten’, een schilderij van Jeroen Bosch uit 1480 of ’90, staan 14 herkenbare inheemse vogels afgebeeld, waaronder de bos-, steen- en kerkuil. Het paneel toont een krioelende massa van mooie naakte jonge mensen die zich uit-stekend met elkaar én vogels vermaken. Kunstkenners komen

er onderling niet uit of hier nu een poel des verderfs of een aards paradijs wordt uitgebeeld. Omdat het schilderij welis-waar seksueel getint is maar nergens grof, vulgair of ordinair opteren wij voor de laatste mogelijkheid. Wanneer vroe-ger dieren op schilderijen werden uitge-beeld, was hun betekenis altijd symbo-lisch. Het waren zeg maar spreekwoor-den op doek. Afgaande op spreekwoor-denboeken uit de zestiende, zeventien-de en achttiende eeuw, was dat bijna altijd een ‘pejoratieve’ (negatieve), wat dan weer in tegenspraak met elkaar lijkt. Zeker uilen stonden voor van alles en nog wat dat het daglicht niet kon verdra-gen. In de loop van dit artikel gaan we op enkele van deze (vermeende) min-dere eigenschappen in en trachten ze te pareren.

bosuil

steenuil

kerkuil

16

Page 17: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Jeroen Bosch

De ‘Verloren Zoon’, ‘Marskramer’ of ‘Land-loper’ van Jeroen Bosch uit 1493 verbeeldt de makkelijk tot zonde geneigde mens in het algemeen, u en ik dus. Alle voorwerpen op het doek verwijzen daar symbolisch naar. In de deuropening van het ‘slechte’ huis op de achtergrond vinden we een kussend stel, zij met een kruik, hij met een lans, welke voor-werpen verwijzen naar hun geslachtsdelen. De duiven op het dak betekent dat er bordeel wordt gehouden: ‘duiven op zolder houden’ bestaat nog altijd in die betekenis. Ten over-vloede hangt er uit het raam een broek, wat betekent dat er een vrouw wordt ‘beslapen’. De centrale persoon wil aan al deze verlokkin-gen weerstand bieden, er letterlijk en figuur-lijk aan voorbijgaan, maar weifelt nog. Iets wat in miniatuur wordt herhaald vlak boven zijn hoofd: in de kruin van de boom beloert een steenuil een koolmees, welke laatste zoals

we allemaal weten ook letterlijk graag kantelt. Het betekent zoveel als ‘de wankele zwakheid wordt door de verlokkingen van het nachtle-ven belaagd.’ Die mees nu staat voor de man onder hem, in het dagelijkse leven net zo kwetsbaar. Zijn weemoedige glimlach - zal ik toch maar naar binnen gaan? - getuigt daar-van. Naast een weifelaar stond de koolmees ook bekend als een ‘plakker’, let er maar eens op hoe goed hij zich niet alleen aan vetbollen maar ook aan stenen muurtjes kan vasthou-den. Overdrachtelijk betekent het woord een persoon die niet uit cafés is weg te slaan, zeg maar een kroegtijger, iemand die op een feestje als laatste het licht uitdoet. Wat we van dit beeldverhaal overhouden, is dat de (steen)uil staat voor het gevaar.

zomer 2014

17

Brabants Landschap

Page 18: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

kom je ook namen tegen als ‘oranje oel’, ‘goudglanzige oel’ en, heel toepasselijk, naar de witte spikkeltjes op de rug, ‘pareluil’.

Een opgewonden snaak: de steenuil De roep van de steenuil, die in verhouding tot zijn geringe grootte onevenredig luid en explosief is, werd en wordt nog steeds door bijgelovige mensen vertaald als ‘kom mit, kom mit’, een doodsaankondiging. Lugubere volksnamen zijn er uit voortgekomen, zoals in het Duits ‘klagemutter’, ‘sterbekauz’ en ‘totenvogel’. En als boodschapper van nade-rend onheil heet hij in het Nederlands ‘lij-kenroeper’, ‘liek-oele’, ‘doodsroeper’ en ‘weeklager’. Maar gelukkig zijn er ook veel leukere bijnamen voor het steenuiltje, de levendigste van onze uilen. Als hij merkt dat hij ontdekt is, maakt hij in zijn opgewonden-

heid allerlei rukkende bewegingen, duikelin-gen en kopverdraaiingen, zogenaamde ‘oversprongreacties’: hij kan geen beslissing nemen en weet van gekkigheid niet wat hij moet doen. De naam ‘kwik-oele’ houdt daar verband mee - zoals bij de kwikstaartjes - maar kan ook zijn afgeleid van het Duitse ‘kautz’, wat ‘snaak’ betekent, een ondeugend maar beslist geen onsympathiek persoon. Klanknabootsende namen zijn ‘huiveke’, ‘huibe’, ‘huipke’ en ‘hoepke’, namen waar je alleen maar vrolijk van wordt. Met ‘steenkrij-ter’, een naam die hij deelt met de gierzwa-luw - zoals we zagen een verwant van de uilen - wordt tevens aangegeven dat hij met zijn witte uitwerpselen de stenen ‘krijt’. ‘Mussen-uiltje’ tenslotte slaat erop dat hij regelmatig door een zwerm kleine zangvogeltjes wordt belaagd.

18

Page 19: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Met vogels vang je vogels Niet alleen bij bijgelovige lieden, ook bij andere vogels roepen uilen weerstand op. Overdag ontdekt, worden ze lastiggevallen. Je komt ze niet zelden op het spoor door af te gaan op het gescheld van vogeltjes. Meestal blijft de uil dan onverstoorbaar zitten en knipoogt hooguit tegen zijn kwelgeesten. Soms zoekt hij een andere plek op. Van deze aantrekkingskracht hebben vogelaars al van-af de Oudheid gebruik / misbruik gemaakt

door uilen in te zetten als lokvogel. Een uil werd met een riem aan zijn poot op een kruk in het open veld geplaatst, zodat hij alleen maar wat kon fladderen, terwijl takjes om hem heen met lijm waren ingesmeerd. De naam ‘vogelaarsuil’ voor het steenuiltje dan-ken we eraan. Die vogelvangst door middel van uilen was wijdverbreid en is uitvoerig beschreven. Onder meer door dominee Jo-hannes Florentius Martinet in 1778: Zet eenen Uil vast op eene kruk, in een land naby heg-

Uit: Jacob Cats, ‘Alle de wercken’, 1726.

zomer 2014

19

Brabants Landschap

Page 20: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

gen of bosschen. Zo dra het kleine Pluimge-dierte zynen vyand bemerkt, en wel dat hy vast zit, roepen zy dit met verheugde stem-men elkanderen toe, waarop zy besluiten hem eenen algemeenen oorlog aan te doen. Zy verzamelen zich derhalven en vallen op hem aan met een geweldig geschreeuw: de kleine lymtakjes aan de kruk gehegt in het naderen ziende, gaan zy, geen kwaad ver-moedende, daarop zitten om hem van naby te bevegten of raaken ze dezelven in het toevliegen met hunnen vlerken aan. Zy klee-ven aanstonds daaraan vast en hierdoor mag-teloos gemaakt, vallen ze op de grond neer en worden door den Vogelaar opgenomen en gevangen. Deze wijze van vogelvangst werd bedreven door het klootjesvolk en stond in hiërarchie ver achter bij de ‘valkerij’,

de jacht met dagroofvogels die werd bedre-ven door de adel. We danken er het spreek-woord ‘elk meent zijn uil een valk te zijn’ aan, wat betekent dat ieder het zijne - bij-voorbeeld zijn eigen kind, ‘eigen vlees en bloed’ - voor uitnemend houdt, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn, het is gewoon een biologische reflex om zo te denken.

Diende het steenuiltje om zangpietjes te verschalken, de oehoe werd ingezet voor het grotere werk, om kraaien en roofvogels te lokken. Die gingen fel tekeer tegen zo’n machteloze grote uil, zonder rekening te houden met de verborgen jagers in de kraai-enhut die hen neerknalden. Wat de kleine vogeltjes doen tegenover onze kleinere ui-len, doen de grotere vogels tegen hem en

Overdag door merel gepeste steenuil.

20

Page 21: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

het bekomt hen slecht, aldus, niet zonder enig leedvermaak, dominee Adrianus van Veldhuizen in ‘De vogelen des hemels’ uit 1928. De Franse naam ‘grand-duc’ voor de oehoe zou kunnen komen van het bovenge-noemde ‘gevolg’ van luidruchtige vogeltjes, maar natuurlijk ook zijn afgeleid van zijn imposante gestalte, want het is de grootste uil ter wereld. Bovendien geven zijn oortjes, wat geen echte zijn, hem een voornaam uiterlijk.

Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam er kritiek op deze wijze van vogelvangst maar vroege ornithologen keken er naar als een wijze van oogsten uit de natuur. Zoals Corne-lius Nozeman in deel I van de ‘Nederlandsche Vogelen’ uit 1770: Allerdienstigst zyn de Steen-Uilen voor de vogelaeren om op be-lymde takjens veelerley klein pluimgedierte te vangen; waertoe men deeze Uiltjens aen een broek op een krukje of dorren tak zet, naedat men rondom het perk, de takjens van ’t kreupelhout met vogellym bestreeken heeft. Waren de vroege ornithologen in onze ogen vrij ongevoelig, ze gaven er van de an-dere kant meermaals blijk van dat ze hun ogen goed de kost gaven. Genoemde Noze-man vervolgt met een studie van zijn voed-selgedrag: De Spys der Steenuilen is allerley klein gevogelte het welk zy, vooral by nacht als het te roesten zit, betrappen. Teffens leven zy van Muizen, waervan zy eene me-nigte verslinden. Zy kunnen op dezelven als Katten in ’t veld te loeren zitten. Ook is, wan-neer zy jongen hebben, een geliefd aes de zogenaemde Dauwpier, die by avond en des nachts ter koppelinge uit haere gaten kruipt.

(H)uilen is voor jou te laat … Op originele wijze heeft men in volksverha-len dit opvallende diergedrag van ‘bespot-ting’ trachten te verklaren. Dat gaat als volgt. De vogels kwamen bijeen om een koning te kiezen. De arend vloog het hoogst maar het winterkoninkje had zich stiekem in diens veren verstopt en vloog nog net iets hoger. Terug aan de grond waren de andere vogels verontwaardigd om die list en wilden hem te lijf gaan, maar het vogeltje schoot weg in een mollengang. De uil werd aangewezen als cipier om er ook ‘s nachts op te letten dat hij niet ontsnapte. Maar tegen de ochtend suk-kelde de uil in slaap waarna het winterkonin-kje kon ontsnappen. Daarom bespotten de vogels de uil, die om diezelfde reden enkel ‘s nachts vliegt.

… ik kom niet meerEen variant is dat de vogels besloten om na bovenstaand bedrog de winterkoning op te sluiten in een muizenholletje, waar de uil wederom op wacht moest staan. Ook ditmaal viel hij in slaap en kon het vogeltje ontsnap-pen. Erop belust de domme luie uil te straf-fen, ging deze er snel vandoor om zich nooit meer bij daglicht te vertonen. Pas wanneer het donker is, komt hij wrokkig uit zijn schuilplaats tevoorschijn om verbeten op muizen te jagen, die immers van die ellen-dige holletjes maken waaruit winterkonin-kjes kunnen ontsnappen. En ook de winter-koning laat zich nauwelijks zien en verbergt zich, uit angst alsnog gepakt te worden, in takkenbossen en dergelijke. Maar af en toe roept hij nog heel luid: ‘koning ben ik-kik-kik-kik-kik’.

zomer 2014

21

Brabants Landschap

Page 22: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

De uilogige godinIs het beeld van de uil altijd zo negatief ge-weest? Nee, In het klassieke Griekenland was het beeld van de uil veel positiever, vooral in de stad Athene die de uil als embleem had. De stad had zich genoemd naar haar schuts-godin Pallas Athene, die nauw verbonden was met de steenuil. Ze werd geacht zichzelf in een uil te kunnen veranderen. Bij Home-rus, de grote Griekse dichter uit de achtste eeuw vóór Christus, wordt ze de uilogige genoemd, haar vaste epitheton was ‘glauko-pis’. Met ‘glaux’, Grieks voor steenuil, werd later ook een Atheense munt aangeduid, met aan de ene kant de beeltenis van deze uil en aan de andere die van de godin. De weten-schappelijke naam luidt nog altijd ‘Athene noctua’. In de Oudheid - en misschien nog wel? - huisden er veel steenuiltjes in de ge-bouwen en rotsspleten op de Acropolis, de centrale burcht van de stad. En wel zoveel dat het nog altijd bestaande spreekwoord ‘uilen naar Athene zenden’ zoveel betekent als ‘water naar de zee dragen’ = overbodige dingen doen. Bij de Atheners gold het zien van een steenuil als een gunstig voorteken. Vlak voor de veldslag bij Marathon (490 vóór Christus) tegen de Perzen zagen de Grieken een uiltje overvliegen, wat hen hoopvol stemde en deed winnen. Hetzelfde geldt voor de zeeslag bij Salamis (480 vóór Chris-tus, tegen dezelfde tegenstander), waar een uil over de schepen vloog. Niet alleen de steenuil, maar ook de kraai, slang en olijf-boom waren aan Athene gewijd. Een band met zowel kraai als steenuil lijkt vreemd, gezien de natuurlijke vijandschap tussen die

twee. Dat ze twee vogels had en zichzelf ook nog eens in een vogel kon veranderen wijst erop dat ze uit een veel oudere cultuur stamt, van pre-Griekse oorsprong is.

Hoe kom ik van mijn vrouw af?Het verhaal over haar geboorte werpt daar al enig licht op. Het begon allemaal met Metis, de eerste vrouw van Zeus, de Griekse opper-god. Zij was van oorsprong de godin der wijsheid, zodat was voorspeld dat haar kind groter zou worden dan Zeus zelf, mits die nakomeling op de gebruikelijke manier ter wereld zou komen. Toen Zeus zag hoe de buik van zijn vrouw dag na dag zwol, kreeg hij het Spaans benauwd en stelde haar voor een wedstrijd te houden wie zich het kleinst kon maken. Metis nam als eerste de proef aan en veranderde zichzelf in een vliegje. Meteen graaide Zeus haar uit de lucht, stak haar in zijn mond en verzwolg haar. Dat was het einde van Metis, maar haar ziel bleef bestaan in Zeus’ buik. Op zijn gemak ging hij ertoe over zijn vrouw te verteren. Daarvan kreeg hij geen buikpijn, maar een verschrikkelijke hoofdpijn. Daarom gaf hij Hephaistos, de Griekse god van het vuur, de opdracht zijn schedel open te splijten. En ja hoor, daaruit sprong in volle wapenrusting met een gewel-dige kreet Athene tevoorschijn. Maar omdat deze nieuwe godin van de wijsheid niet op de gebruikelijke manier ter wereld was geko-men, had Zeus niets van haar te vrezen. Inte-gendeel, Athene was voorbestemd haar va-der in alles terzijde te staan, niet van plan hem ooit te verraden. In het spoor van haar wijsheid, werd ook de uil daar een symbool

22

Page 23: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Inzetten: gestileerde uilenogen op archeologische voorwerpen die verwijzen naar de Grote Godin van weleer. Uit: Marija Gimbutas, ‘The Language of the Goddess’, 1989.

zomer 2014

23

Brabants Landschap

Page 24: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

van. ‘Uilen naar Athene zenden’ als metafoor voor een overbodige handeling zou dan te verklaren zijn door het grote aantal ‘wijsge-ren’ dat zich in de vierde / vijfde eeuw vóór Christus in deze stad ophield, zoals Socrates, Plato en Aristoteles. Daar had men er onder-hand wel genoeg van, dus laat maar even. En tenslotte kan ‘uil’ niet alleen een ‘geleerd’, maar ook een ‘verstrooid’ of ‘vergeetachtig’ iemand betekenen. En dan te bedenken dat wij in de moderne tijd een veelgebruikte uitdrukking kennen als ‘uilskuiken’ voor onnozelaar en een spreekwoord als ‘uilen broeden uilen’, wat zoveel betekent als dom-me ouders hebben domme kinderen.

Door een listige coup Deze mythe verwijst naar een patriarchale coup, waarbij Zeus, de oppergod, de restan-ten van een ouder matriarchaat verzwelgt. (een patriarchaat is een maatschappij die wordt vormgegeven door mannen, een ma-triarchaat een die wordt bepaald door vrou-wen of tenminste toch vrouwelijke waarden.) Iets soortgelijks zagen we elders in de wereld ook in Palestina, het Heilige Land, gebeuren. Ook daar werden de verhoudingen rück-sichtslos omgedraaid. Terwijl het biologisch volstrekt onontkoombaar is dat alle mannen uit een vrouw voortkomen, vindt dat in het Oude Testament geen genade: de eerste vrouw komt voort uit (een rib van) Adam. Deze ideologische trucs hebben millennia van mannelijke dominantie vervolgens gelegitimeerd.

We doen graag moeilijkHet ook in andere culturen voorkomende motief van wonderbaarlijke ontvangenis en geboorte is misschien ontstaan uit de univer-sele behoefte om de vraag te beantwoorden hoe het eerste eitje kan zijn bevrucht. (Het verhaal van de kip en het ei: wie was er het eerst?) Wel vaker heeft men zich voorgesteld dat de geestelijke leiders van het mensdom op bovennatuurlijke wijze zijn ontvangen en geboren. Boeddha zou verwekt zijn toen zijn moeder droomde van een grote witte olifant die driemaal om haar heen liep voordat hij haar met zijn slurf tussen de benen aanraakte en in haar schoot drong. En ook bij Maria is de heilige geest gekomen om haar te be-vruchten van Jezus, in een droom aangekon-digd door de aartsengel Gabriël.

Het vrouwelijke overruled door het mannelijkeMaar laten we terugkeren naar Athene en haar verering die al zeker 4600 jaar oud is. Oorspronkelijk was zij een burchtgodin, een aardgodin, die verwees naar een oorspronke-lijke matriarchale cultuur in Zuidoost Europa. Het was een vreedzame cultuur, gebaseerd op landbouw en veelteelt, die een grote godin annex moedergodin vereerde als cen-trale religieuze figuur. Symbolen waarmee zij werd aangeduid, waren onder meer sterk gestileerde ogen, in een aantal gevallen zeker uilenogen, aangebracht op uiteenlo-pend archeologisch materiaal. Vanaf onge-veer 5000 vóór Christus werd deze cultuur in fasen en golven onderworpen en ten dele

24

Page 25: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

vernietigd door het binnendringen van de Indo-Europese volkeren, met een krijgshaf-tige, expansieve patriarchale herderscultuur, in het bezit van het paard en als belangrijkste goden mannelijke hemelgoden. Wat nog restte van de oude cultuur werd door de nieuwkomers geassimileerd en toegeëigend. Om iets van de bestaande godsdienst van het veroverde gebied te behouden, werd Athene als dochter van Zeus geïncorporeerd.

De uilengodinUitgaande van deze theorie - want dat is het natuurlijk, wat zo lang geleden plaats vond

kun je niet met stelligheid beweren - komt de gestalte van Athene met haar uil in een heel ander daglicht te staan. Dan wordt zij een verschijningsvorm van de Grote Godin die zich als uilengodin manifesteert. Bij de komst van de Grieken is ze ingelijfd in een patriarchale mythologie en gemilitariseerd, compleet met helm en schild. Maar verder was Athene verbonden met heel andere vaardigheden, zoals het spinnen en weven en met de wijsheid. Zij was overal te vinden waar moeilijke opdrachten te vervullen wa-ren. Dat ze tevens oorlogsgodin was is des te merkwaardiger omdat ze ook nog eens een broer had, Ares (Mars), die deze functie ver-

vulde. Maar als godin van de wijs-heid stond ze voor de weloverwo-gen oorlogsvoering.

Dat met haar zowel de uil als de slang werden geassocieerd,

versterkt nog eens het bewijs voor haar verwantschap met de Grote Godin, want deze was de bron van alle leven, groei en vruchtbaarheid, waar de

dood een integraal onderdeel van uitmaakte. Vandaar dat beide dieren tot haar attributen behoorden. De

slang is namelijk een universeel symbool van vruchtbaarheid en regeneratie, van opstaan uit de dood. (De demonisering van dit

dier dateert van later tijd.)

Meneer de Uil uit ‘De Fabeltjeskrant’, een schepping van Leen Valkenier en Thijs Chanowski, een televisieserie die liep van 1968 tot 1992.

zomer 2014

25

Brabants Landschap

Page 26: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Arend en uil: twee wijzen van wetenMerkwaardig is dat de uil symbool en em-bleem is geworden van de filosofie. Anders gezegd, dat een vogel gelieerd aan een godin het totemdier werd van een overwegend mannelijk-logisch denken. Het zou meer voor de hand hebben gelegen dat niet de uil maar de arend symbool van de filosofie was geworden, want hij vliegt het hoogst, heeft een panoramisch overzicht en durft zelfs de zon in de ogen te kijken. Net als de hemelgo-den van de nieuwe heersers. De arend is een dagroofvogel, de uil die van de nacht. De eerste is sterk verbonden met de dag, het zonlicht, de hemel en de bergen, waardoor hij geldt als de koning der vogels. In veel mythologieën heeft hij daarom een band met de hemel- of oppergoden. Elke dag stuurde Jupiter zijn arend er op uit om op de hoogte te blijven van wat er op aarde gebeur-de. Dankzij zijn gevleugelde helper was hij alziend en alwetend. De indo-europese go-denwereld werd gedomineerd door manne-lijke hemelgoden van dit type, maar ook buiten deze cultuur treedt deze gestalte op, zoals in het joods-christelijke monotheïsme. De enige god ziet en weet alles, hij is een groot oog dat ons gadeslaat. De arend is tenslotte ook verbonden met de heerschap-pij, de heersende elite en met oorlog en verovering. Daardoor is hij een typisch man-nelijke vogel. De uil is een meer vrouwelijke vogel, gelieerd aan de maan, de avond en de nacht, aan schemer en donker, aan de aarde en de onderwereld en ook aan de dood - niet de dood in de krijg maar de dood als fase in

de cyclus van het leven. Een betekenisvol detail is dat de arend in strijd verkeert met de slang, terwijl slang en uil goed samengaan.

Arend en uil vertegenwoordigen door hun aard twee wijzen van weten. De arend die hoog in de lucht rond cirkelt symboliseert het heldere, transparante, eenduidige en rationele weten van de volle dag, een weten dat zich leent tot beheersing en macht. De uil die nooit zo hoog vliegt en daar pas mee begint in de schemering, kan daarentegen doordringen tot de verborgen schaduwzijde van het leven, staat in contact met de droom, het mysterie, het onbewuste. Zijn weten is het resultaat van de vele uren meditatie, wanneer hij zich op een verborgen plek schuilhoudt. Zijn weten heeft een diepere dimensie dan het weten van de arend, het put uit de duistere en misschien troebele kant van het leven; daardoor is het meer bezonnen en leidt het tot wijsheid. Al sinds Plato en Socrates is het Europese denken meer geïnspireerd door de arendsogen dan door de uilenblik. Toch is de ‘wijze uil’ nooit helemaal vergeten en op de achtergrond aanwezig gebleven, als een teruggetrokken heremiet, mediterend in schaduwen en boomholtes. Ideaal is om zowel te worden gevoed door de kennis van de dag als door die van de avond en nacht, zowel door die van de hemel en de bergen als door die van de aarde en de onderwereld, dus door die van arend en uil beide, in een onderling evenwicht en wederzijdse aanvulling.

26

Page 27: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Demonisering van vrouw (en uil)Het voorgaande neemt niet weg dat de vrouw en het vrouwelijke, en in hun spoor de uil, zijn gedemoniseerd, eerst door de Grieken, wat later nog eens is versterkt door het chris-tendom. In het verlengde hiervan werden sterke zelfstandige vrouwen, die beschikten over ‘geheime kennis’, met wantrouwen bejegend en later als heks bestempeld. En hoe werden heksen uitgebeeld? Jawel, onder meer met uil en slang, ’s nachts vliegend op een bezemsteel, doorgaans tegen de achter-grond van een volle maan. Dat laatste maakt het helemaal interessant. Want de cyclus van de maan, in 28 dagen van nieuwe naar volle maan, komt ongeveer overeen met de men-struatiecyclus, niet toevallig ook maandston-de geheten, van de vrouw. Vrouwen hebben een speciale band met de maan en mannen hebben daar in alle culturen en tot op de dag van vandaag maar moeilijk mee om kunnen gaan. Zijn vrouwen ongesteld, dan moet je er voor oppassen, ze zouden kwaad in de zin hebben of anders toch onredelijk zijn. Laat ze zeker geen mayonaise kloppen, want dan mislukt dat. Nee, vrouwen hebben in deze gevoelige periode alleen maar meer aan-dacht nodig, wat ze wreed door de ongevoe-lige mannen wordt onthouden. Die angst voor het ‘manische’ van de vrouw vind je terug in het Engelse woord ‘woman’. Bete-kent ‘man’ zowel man als mens, het toevoeg-sel ‘wo’ om de vrouw aan te duiden, drukt enige vrees uit, gelijkend op het geluid van een uil. En wat is een courant scheldwoord voor vrouw? Juist, ‘bitch’. Lieve mannen, uw

vrouw is helemaal niet eng. Verwonder u juist in haar anders-zijn.

De uil heeft de maan nodig om te overlevenHet kan geen toeval zijn dat de uil, als kom-paan en gezel van eerst de Grote Godin, later Pallas Athene en nog later de heks, niet zon-der de (volle) maan kan. Want ook al zijn het nachtdieren en hebben ze nog zulke scherpe ogen, bij volledige duisternis zien ze niets. Pas bij iets van licht kunnen uilen functione-ren. Dit viel vroege ornithologen al op, zoals Francq van Berkhey, lector aan de universiteit van Leiden in zijn ‘Natuurlyke historie voor Kinderen’ uit 1781: In duistere of donkere nachten kunnen zy zo sterk niet zien. Dan moeten zy te huis blyven en zich vergenoe-gen in de avondschemering een uur te heb-ben gejaagd en in de morgenschemering nog een uur te kunnen jaagen. Dikwyls vangen zy in deze twee uuren naauwlyks zo veel dat zy hun genoegen kunnen eeten; maer des te beter vangst hebben zy by den maanenschyn; dan kunnen zy hun hart ophaalen aan allerlei vogels, konynen, jonge haazen, vledermui-zen, rotten, muizen, slangen, hagedissen, insekten en nog veel andere dieren, ook hou-den zy veel van visch, olie, traan, boter en kaas, als zy dit kunnen bekomen. En als er nou wolken voor de maan hangen? Sprake is van pikkedonker? Dan moeten uilen zich wel tevreden stellen met lichtbronnen van men-selijke makelij. En dát zou nu wel eens de bron van alle bijgeloof over uilen kunnen zijn. De al eerder geciteerde dominee Van Veldhuizen, die onder zijn parochianen veel

zomer 2014

27

Brabants Landschap

Page 28: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

bijgeloof had te bestrijden, geeft er een plau-sibele verklaring voor: Men weet te vertellen van een verre nicht die ernstig ziek was, zo-dat er bij haar gewaakt moest worden. En in het holst van de nacht hoorde de waakster op de vensterbank van het ziekenverblijf het steenuiltje roepen en de zieke is wél gestor-ven! En het is geen verbeelding dat het dier er gezeten en geschreeuwd heeft. Een weten-schappelijke verklaring is de volgende. Het was zo donker in het dorp dat men geen hand voor ogen kan zien, zelfs niet voor een uil met zijn scherp zicht. Daar ziet hij een verlicht venster - het enige van het dorp, maar dat is logisch want er is iemand ernstig

ziek - en gaat er, onwetend van de menselijke tragedie op af. Maar hiervan weet het dier niet. Hij let alleen op het licht, waarbij zoo heerlijk vette nachtvlinders te vangen zijn, die ook op het licht afkomen. Zoo rijk is de jacht, dat hij inderdaad roept: kom hier! Maar dat roept hij zijn makkers toe, de an-dere uiltjes, die niet zulk een prachtig plekje hebben kunnen vinden. Van de zieken, waar-bij gewaakt wordt, sterven er velen, maar dat kan ons uiltje niet helpen. Hij denkt aan het leven van de uilen en aan den dood van zijn prooi, de insecten, die men ook wel uiltjes noemt. Wat achter het venster is, ligt buiten zijn gezichtskring.

28

Page 29: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Uil en katZoals gezegd worden heksen vaak afgebeeld in het gezelschap van uilen én katten. Dat kan niet op toeval berusten. En inderdaad is er veel onderlinge verwantschap tussen het uiterlijk, gedrag en karakter van deze dieren. Ga maar na: ten eerste trakteren zowel kat als uil ons op nachtelijke concerten, waarvan we doorgaans niet gediend zijn, maar dat ligt aan een gebrek aan romantiek in deze tijd. Ten tweede hebben ze allebei naar verhou-ding tot het slanke lichaam een buitensporig dikke kop, met daarboven oren (die in het geval van de uil niet echt zijn). Ten derde lijken ze veel forser dan ze in werkelijkheid zijn, eigenlijk zijn het best wel miezerige

dieren. Gooi een kat maar eens in het water en zie wat er van over blijft. En ook een uil kan zich met zijn veren opblazen tot een imposanter dier dan hij is. Ten vierde doen de gesluierde ogen van de uil denken aan die van een kat. Ten vijfde zijn beide bijzonder ingericht op het vangen van muizen en ook niet afkerig van een musje. Ten zesde komt het sluiperige van hun jachtwijze overeen. Ten zevende houden zij beide als nachtdieren wel van een zonnetje. Ten achtste bewaren zij een stoïcijnse kalmte wanneer ze daarbij door vogeltjes worden belaagd. Ten negende zijn het allebei geboren filosofen, hebben ze een in zichzelf gekeerde houding. Katten-mensen hoor je wel eens zeggen: ‘mijn kat is

Een heks in een grot met haar trawanten: kat, slang, vleermuis én uil. Uit: Jacob Cats, ‘Alle de wercken’, 1726.

zomer 2014

29

Brabants Landschap

Page 30: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

een echte filosoof, hij ligt de hele dag te niksen, trekt zich nergens wat van aan en laat zich alleen maar verwennen.’ Dat getuigt inderdaad van een filosofische levenshou-ding: ‘maak je niet druk, alles komt goed.’ (Verwijzen deze negen punten wellicht naar de negen levens die een kat zou hebben?)

Samenvattend kunnen we zeggen dat hond en dagroofvogel - vanuit hun dominant zijn en/of gedomineerd worden - eerder bij de man horen, terwijl kat en uil dat bij de vrouw doen, omdat ze eigengereider, individueler zijn, in ieder geval minder slaafs. Een kat immers is niet van jou, hij gaat zijn eigen weg, wat hem nou net zo aantrekkelijk maakt. Dat laatste lijkt zich te herhalen in de relatie tussen uil en uilenbeschermer. Je biedt een uil een kast aan, zorgt dat zijn leefgebied in orde is, beschermt hem tegen kwalijke invloeden en bent dolge-lukkig als het hem goed gaat. Daarvoor hoeft

hij je niet persoonlijk te komen bedanken: dát is pas onvoorwaardelijke liefde. (‘Man’ en ‘vrouw’ kunnen hier ook staan voor het ‘man-nelijke’ en ‘vrouwelijke’ in onszelf. Het licha-melijke omhulsel zegt immers niet alles.)

Uilenbescherming als emancipatiebewegingAls we met reuzenstappen door de geschie-denis gaan zien we de uil eerst in de (pre)-historie als een gewaardeerd en hoogstaand dier. Met de onderdrukking van de vrouw zien we deze vogel afglijden naar het niveau van iemand waarvoor je moet oppassen en nog dom is ook. Pas in de recente geschiedenis kwam een kentering in gang. Met de uilen-bescherming is de laatste trap van de natuur-bescherming ingetreden. Want die laatst zette zich, vanaf haar ontstaan eind negen-tiende / begin twintigste eeuw, altijd in voor aaibare of anders toch ravissant mooie dieren

Als een kat duikt een steenuiltje op zijn prooi op de grond af.

30

Page 31: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

en planten. De lelijke eendjes of griezels moesten het zonder belangstelling doen. Uilenbeschermers vormen een van de laatst toegekomen emancipatoire bewegingen uit de geschiedenis, waarvoor hulde.

Nawoord: vrijwilligers als cultuurheldenHet zijn juist de uilen die zich het meest in de nabijheid van de mens ophouden - omdat ze zich er thuis voelen, hun biotoop hebben - die altijd het felst zijn vervolgd. Probeerden steen- en kerkuil onbewust met de mens in harmonie te leven, omgekeerd werd dit niet begrepen. Die symbiose dateert al van lange

tijd, vanaf het moment dat de mens overging van een natuur- naar een cultuurstaat; vanaf het moment dat hij zijn bestaan als jager-verzamelaar opgaf en landbouwer werd, een proces dat zo’n 10.000 jaar geleden in het Midden-Oosten aanving. Laten we de ge-schiedenis nalopen. Beide uilen houden van warmte en droogte, ontbreken in koude en trouwens ook veel gematigde streken. (In strenge winters sneuvelen er veel, terwijl onze andere uilen goed tegen de kou be-stand zijn.) Winderige en vochtige gebieden worden gemeden, alsmede aaneengesloten bossen en zelfs bosschages. Het oorspronke-lijke - dat wil zeggen niet door de mens beïn-

Deze oude schoolplaat van Marinus Adrianus Koekkoek (1873-1944) verwijst naar het voorkomen van de kerkuil in ruïnes, bouwvallen die helaas veel te vaak worden opgeruimd of anders wel gerestaureerd; wat voor de levende have bijna net zo erg is.

zomer 2014

31

Brabants Landschap

Page 32: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

vloede - leefgebied lag in de half-woestijnen van Europa, Azië en Noord Afrika, met hete zomers en milde winters. Dankzij de ‘uitvin-ding’ van de landbouw verspreidden steen- en kerkuil zich in de loop der tijd vanuit het mediterrane zwaartepunt over het kleinscha-lige half-open cultuurlandschap. Dat ging zich door het kappen en branden van bos en weiden van vee over steeds grotere delen van Europa uitstrekken. De gaarden van eerst olijf en kurkeik en later die van onze eigen fruitbomen waren een afgeleid bio-toop van het primaire. Knotbomen op per-ceelsranden en dijken bleken uitermate geschikt als broedplaats, zit- en uitkijkpost. Meer dan de steenuil moet de kerkuil het voor zijn broeden hebben van menselijke bouwwerken als kerken, schuren en zolders. Beide soorten kennen als favoriet jachtge-

bied de cultuurgronden vlak buiten de dorpskernen. Het is wel duidelijk dat het hier om uitgesproken cultuurvolgers gaat, die ons niet langer dreigden te volgen maar juist te ontvallen toen we onze cultuur eraan gaven. Dat uitte zich in het gladstrijken in ruilverkavelingsverband van het over eeu-wen gegroeide cultuurlandschap, waarbij kleine landschapselementen als sneeuw voor de zon verdwenen. En in het neurotisch opruimen en restaureren van vervallen bouwwerken (‘netheidsdrift’). Zonder de hernieuwde zorg voor het landschap en het structureel en overdacht plaatsen en bijhou-den van nestkasten, zouden steen- en kerk-uil al lang uit Nederland zijn verdwenen. Dat de millennia-oude band blijft bestaan, mag je van de (uilen)beschermers gerust een cultuurdaad noemen.

32

Page 33: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

Het biotoop van de steenuil

Houd (delen van) uw tuin en gebouwen nou eens lekker rommelig om het de steenuil naar de zin te maken.

Midden rechts: het natuurlijke biotoop van deze soort, rotsige halfwoestijnen.

Page 34: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

‘Onze dagen zijn tekort’

Page 35: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

... Bij het breken van de eierenMaria van Amstel ging in 1986 de gidsencur-sus van het IVN volgen om meer van de na-tuur af te weten. Maar eenmaal het diploma op zak, vond ze het veel leuker om zelf het veld in te gaan dan te gidsen. Ze vond en vindt alles wel interessant, maar omdat een etmaal maar 24 in plaats van 48 uur duurt, ging ze zich ‘beperken’ tot vogels, met name uilen. Die zie je niet zo vaak, ze zijn mysteri-eus. En als je dan de kans krijgt ze van dicht-bij te zien, zoals in het uilenbeschermings-werk, grijp je die aan. Dat is vooral het geval rond half mei, bij het controleren van de uilenkasten. Dan moeten ze wél al jongen hebben. Zitten ze nog op eieren, dan kunnen ze geen bezoekjes verdragen, zeker de kerk-uil niet: die eet bij verstoring zijn eigen eie-ren op. Maar zodra de kuikens uit de schalen breken, breken niet alleen voor de ouders maar ook voor Maria en de tien overige leden van haar groep, ‘VW De Maasheggen’, drukke tijden aan. Dan zijn onze dagen tekort, met werktijden van 10.00 uur ’s morgens tot 22.30 uur ’s avonds. De ladder wordt tegen de boom gezet, de een ringt* ze en de ander noteert. De jongen van de steenuil kun je ringen vanaf 10 dagen oud, waarna je nog 3 weken de tijd hebt. Daarna wordt het moei-

lijk de ondernemende kuikens nog te pakken te krijgen. Ze gaan alle kanten op de takken in, en heten daarom ook wel ‘takkelingen’. Jongen van de kerkuil blijven acht weken in de kast, wat je als ringer wat meer tijd geeft.

Wat een familie(s) …Steenuilen zijn plaatstrouw - ze kunnen jaren op dezelfde plek blijven zitten - maar de jongen moeten op een gegeven moment toch uitzwermen. En dankzij het ringen zie je dan waar ze heen trekken - ‘dispersie’ heet dat - maar bijvoorbeeld ook hoe oud ze wor-den. Dat is wel 7, 8 jaar. Een nuttige bezig-heid, maar ringen is vooral zo leuk omdat je er de familiebanden mee na kunt gaan. Vorig jaar had ik een broedsel in eigen tuin waar-van de moeder verongelukte. De jongen brachten we daarom zelf maar groot met eendagskuikens. Door ze te ringen wisten we dat één van de jongen dit voorjaar bij mijn zus in Rijckevoort zat, op 4 eieren. Bij con-trole van dit nest bleek het vrouwtje ont-hoofd te zijn, waarschijnlijk ten gevolge van

Maria verricht wonderen...

* De ene werkgroep ringt, de andere laat dit achterwege omdat je er de dieren mee zou kunnen verstoren. Brabants Landschap neemt hierover geen standpunt in en laat de beslissing over aan de respectieve groepen.

zomer 2014

35

Brabants Landschap

Page 36: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

een gevecht met een concurrente: vrouwtjes zijn bij deze soort dominant. Bij een vervolg-controle bleek het mannetje een nieuw vrouwtje te hebben, die er zelfs nog een ei bijlegde. En ja hoor, alle eieren kwamen uit! In een andere kast vonden we 6 eieren waar twee vrouwtjes opzaten, dat zagen we aan de broedvlek die ze allebei hadden. De eieren kwamen niet uit want het waren potjes. Ja dat komt bij dieren ook voor, waarom niet?

Land van melk en honing én muisRingen biedt tevens de gelegenheid om in één moeite door de jongen te meten en wegen. We hadden dit voorjaar een kerkui-lenjong van 418 gram, terwijl een volwassen dier normaal 260 gram weegt! En er was een jonge steenuil met zulke dikke poten, dat we er nauwelijks een ring omheen kregen. Het voedselaanbod is dit voorjaar extreem hoog. In één kast strekte zich een vloerbedekking uit van 53 muizen rond 5 volgevreten jonge steenuilen. En die voorraad ging er alsnog helemaal in! Zo’n aantal kan, want het man-netje sleept al muizen aan voor de jongen wanneer hij ze nog hoort piepen in het ei. Dit topbroedseizoen hebben we zonder meer te danken aan de afgelopen winter. Die was zo zacht dat de (veld)muizen de hele tijd door hebben kunnen fokken. Bestaat een legsel in normale jaren gemiddeld uit 4 à 5 eieren, nu zijn er ook al van 7. Tenslotte wordt de con-trole in mei / juni benut om de ergste ‘nattig-heid’ uit de kast te gooien, waarvoor beuken-snippers in de plaats komen, zodat de dieren droog zitten.

Rust de uil, dan de uilenbeschermer nog niet …In september /oktober worden de jongen door de ouders verdreven. Dan zit je als ui-lenbeschermer te posten om te kijken waar je het beste nieuwe kasten op kunt hangen. Waarvoor je ‘gastgevers’ moet benaderen, want in december / januari zijn de nieuwe koppeltjes alweer gevormd, deels op nieuwe locaties. In het najaar worden ook de kasten schoongemaakt en gerepareerd. En de win-ter is de tijd om alle gegevens te verwerken, die naar het Coördinatiepunt Landschapsbe-

Controle van een kast in een notenboom.

36

Page 37: Uilenspecial mededelingenblad Brabants Landschap 183

heer van Brabants Landschap toemoeten. Die worden door Jochem Sloothaak, die de soor-tenbescherming onder zijn hoede heeft, verwerkt tot een jaaroverzicht, dat inzicht geeft hoe het verder moet met de uilenbe-scherming.

Verruil een muis eens voor een musHet werkgebied van Maria’s groep beperkt zich allang niet meer tot de maasheggen waarnaar ze genoemd is. Het strekt zich uit van Sint-Agatha tot Maashees, van Sint-An-thonis tot Westerbeek en van Haps tot Wan-roij en telt 88 kasten, waarvan 51 bezet. Hin-gen die 10 à 15 jaar geleden meren-deels nog in de knotbomen tussen de befaamde heggen in - binnen het bereik van de Maas - nu zitten de steenuilen vooral aan de rand van dorpen. Het verspreidingsge-bied is ontegenzeggelijk verlegd. In een dorp als Oeffelt, mijn woon-plaats, zitten de steenuilen dicht op elkaar, het kortst op 75 meter. Je vindt er diepe rommelige tuinen met noten- en fruitbomen en ver-spreid paarden- en schapenweitjes, die automatisch mest met zich meebrengen. Daar komen mestke-vers op af, belangrijke prooidieren. En vergeet de composthopen met pieren niet. Minder optimistisch is Maria gestemd over de kerkuil. Nog niet zo lang geleden hadden we er 21 broedsels van in ons werkgebied, nu nog maar 8. Dat komt enerzijds omdat deze uil gespecialiseerd is in muizen, waardoor hij na zachte dan

wel strenge winters automatisch uitgespro-ken piek- en daljaren heeft. Erger is dat er zoveel, eigenlijk steeds meer, verongelukken bij het (laag) overvliegen van (drukke) we-gen, vooral de A7 is gevaarlijk. Gelukkig doen steenuiltjes dat veel minder, en zijn ze min-der afhankelijk van muizen. Voorjaar 2013, na de strenge winter van 2012/13, waren er bijna geen muizen meer over en zag je overal in steenuilenkasten veren liggen. Vooral van mussen en mezen, maar ook van de jongen van veel andere vogels, zoals de boerenzwa-luw. Dat is dan weer jammer, maar je kunt het als natuurbeschermer niet alle dieren naar de zin maken.

Volgevreten en desondanks onverzadigbaar jong dat zich door een ouder laat volprop-pen.

zomer 2014

37

Brabants Landschap