Fons 1 - november 2015

48
1 TIJDSCHRIFT Fris Onderwijs NederlandS / november 2015 Thema Literatuuronderwijs 4, Storyline: VERHALEN(D) ONTWERPEN 12, Literatuur EN nieuwe media 14, Boeken lezen IN HET BSO 22, LEESBEVORDERING EN activerende WERKVORMEN 24, Iedereen leest!

description

Het eerste nummer van Fons, een nieuw tijdschrift didactiek Nederlands voor Vlaamse leraren in het basis- en secundair onderwijs.

Transcript of Fons 1 - november 2015

  • 1TIJDSCHRIFT Fris Onderwijs NederlandS / november 2015

    Thema Literatuuronderwijs

    4, Storyline: VERHALEN(D) ONTWERPEN12, Literatuur EN nieuwe media14, Boeken lezen IN HET BSO22, LEESBEVORDERING EN activerende WERKVORMEN24, Iedereen leest!

  • COLOFON Fons - eerste jaargang - nummer 1

    Hoofdredactie: Steven Delarue en Heleen RijckaertSchreven mee aan dit nummer: Barbara Axters, Carl Boel, Lore Bouckaert, Ann Debo, Steven Delarue, Riet Devos, Sylvie Dhaene, Jolien Dhaenens, Anne-Sophie Ghyselen, Tine Kuypers, Matthias Lefebvre, Heleen Rijckaert, Tamara Stojakovic, Pauline Van Daele, Peter Van Damme, Karen Van de Cruys, Marieke Van der Schueren, Margot Van Dingenen, Iris Vansteelandt, Dieter Verstraete, Charlene Winne Eindredactie: Anne-Sophie Ghyselen, Emmeline Gyselinck, Chlo Lybaert, Kaat Opdenacker, Roxane Vandenberghe, Fieke Van der Gucht en Inge Van LanckerMet dank aan: Jordi Casteleyn, Andr Mottart, Stichting Lezen, Uitgeverij Die Keure, Letterenhuis Antwerpen

    Vormgeving: Isabelle Tilleman, Die KeureDruk: Die KeureUitgegeven met de steun van Uitgeverij Die Keure.Verantwoordelijke uitgever: Die Keure, Het copyright van alle artikelen berust bij de hoofdredactie van Fons. Overname van artikelen kan enkel met volledige bronvermelding.

    inhoud

    DE BESTE LERARENNederlandsDELEN HUNgouden lestips

    Taalvariatie OP HET NET N IN DE KLAS

    LEERDOELENBEREIKEN met verhalen

    WERKEN AAN lees- EN spreek-VAARDIGHEID

    Inhoud

    VOLG FONS www.tijdschriftfons.be fons @tijdschriftFONS

    4, De vijf bouwstenen van Fons

    4-7, Storyline: verhalen(d) ontwerpen8-10, Universal Design for Learning

    11, Column

    12-13, Literatuur en nieuwe media

    14-16, Literatuuronderwijs in het BSO

    17-19, De kinderpozieroute

    20-21, Meer lezen in de lerarenopleiding

    22-23, Leesbevordering en actieve werkvormen

    24-26, Iedereen Leest!

    27, Storyboarding en leren presenteren

    28-29, Interview30-31, Flipping the classroom

    32-35, Alledaagse mysteries

    36-37, De kunst van het delen

    38-41, De taalbadkoffer

    42-43, Dialectloket44, Vuilniszakken

    45, Fons zoekt en geeft weg

    46-47, Tussendoortjes

  • Beste leerkracht

    Met gepaste trots willen we graag Fons aan je voorstellen, een nieuw tijdschrift didactiek Nederlands voor Vlaamse leraren uit het basis- en secundair onderwijs. Het tijdschrift is er voor ieder-een die op zoek is naar activerende werkvormen, frisse lesideen en actuele lestips, maar ook voor wie op de hoogte wil blijven van de laatste trends in het onderzoek naar taal en onderwijs.

    Dat we voor de naam van ons tijdschrift bij Fons zijn uitgekomen, is geen toeval. Het is een typische ouderwetse voornaam die recent weer aan een opleving is begonnen, en dat is ook pre-cies wat we met ons tijdschrift voor ogen hebben: eigentijds en vernieuwend, maar met respect voor de rijke traditie van het onderwijs Nederlands. Dat fons in het Latijn bron betekent, is evenmin toevallig: we hopen dat dit tijdschrift een bron van inspiratie mag zijn voor leraren Nederlands, en dat je zelf ook zin krijgt om je eigen ideen met andere leerkrachten te delen. Daarvoor is Fons er!

    Dankzij de steun van uitgeverij Die Keure zal Fons twee keer per schooljaar verschijnen, in november en in maart. Op papier, jazeker, en dat is een doelbewuste keuze: we hopen dat Fons een tijdschrift wordt om te bewaren. Concrete lestips en origine-le werkvormen blijven immers actueel, en verliezen hun kracht niet na twee maanden. Misschien krijgt Fons dus wel een mooie plaats in de lerarenkamer of het vaklokaal Nederlands? Wie toch zweert bij digitale media, hoeft trouwens niet te wanhopen: op de website van Fons zullen alle nummers ook digitaal terug te vinden zijn.

    We wensen je alvast veel leesplezier!

    Steven en Heleen

    van de redactie

    2-3

    HeleenSteven

    Van de redactie

  • Dit tijdschrift is opgebouwd uit vijf grote bouwstenen, waarbinnen alle artikelen een plaats krijgen. Didac-tisch verantwoord als we zijn, hebben we die blokken opgebouwd rond de W- en H-vragen: wie, wat, waar, waarom en hoe. Zo gaan we in de bouwsteen In gesprek in op de wie-vraag, door middel van interviews en gesprekken met inspirerende leerkrachten. Buiten de lijntjes focust op het leerplan en de verschillende onderdelen (vaardighe-den, taalbeschouwing en literatuur), en geeft tips over hoe je in de klas werk kunt maken van de leerplandoelstel-lingen. De artikelen onder de noemer Aan de slag laten dan weer originele werkvormen en frisse lesaanpakken zien. In Op bezoek nemen we je mee op reportage naar Vlaamse scholen: hoe pakken die scholen hun lessen Nederlands aan? Hoe maken ze werk van bepaalde themas? In Uitgediept staan we stil bij onderzoek op het snijvlak van Nederlands en onderwijs, met stukken die iets diepgravender of beschouwender zijn. Ook de meer-waardezoeker zal in Fons dus zijn gading vinden.

    Bij elk artikel wordt bovenaan de naam van de bouwsteen vermeld, zodat je meteen weet wat voor artikel je kan verwachten: een interview, een repor-tage of een stuk over vernieuwende werkvormen. Daarnaast zijn er in elk nummer van Fons ook tussendoortjes opgenomen: leuke extraatjes, die niet meteen binnen een van de rubrieken passen, maar die we je zeker niet wil-den onthouden!

    Over Fons

    DE VIJFbouwstenenVAN

    Wat moeten we ons voorstellen bij het concept Storyline? Met een storyline of verhalend ont-werp leren kinderen met behulp van een verhaallijn tal van vakoverschrij-dende leerdoelen te bereiken. Het is dus een vorm van projectwerk voor de volledige klas. Als leerkracht bereid je de verhaallijn voor. Door middel van echte vragen, de sleutelvragen, maak je de brug tussen het verhaal en de leeractiviteiten voor je leerlingen. Zo is leren net zo spannend als een goed boek: leerlingen willen zelf mr. Ze willen weten hoe het verhaal verder gaat en wat ze daarvoor moeten doen.

    Een verhaallijn bestaat uit verschil-lende episodes. In de eerste episode worden de leerlingen door een prikke-lende start volledig ondergedompeld in het verhaal: setting the scene. De leerkracht confronteert de leerlingen met een probleem, of er is iets ge-beurd waardoor de leerlingen kennis-maken met een fictief personage. De keuze van het personage zorgt ervoor

    dat de leerlingen zich met het perso-nage kunnen identificeren, waardoor ze intrinsiek gemotiveerd zijn om de opdracht voor dat personage tot een goed einde te brengen. Bij jonge kinderen wordt het hoofdpersonage vaak in samenspraak met de hele klas gevisualiseerd. Het hoofdpersonage wordt op die manier een deel van de klas. Zo maakten we ooit een verha-lend ontwerp over een Romein, Victor. De kinderen maakten hun Victor als pop en vertelden hem alles over het verschil tussen de Romeinen vroeger en de maatschappij nu. Bij leerlingen uit het secundair onderwijs is die nood aan visualisering echter kleiner. Hun fictieve hoofdpersonages zijn jongeren van hun leeftijd, die geconfronteerd worden met een uitdaging of een pro-bleem en zich richten tot de klas om het opgelost te krijgen. Een andere invalshoek voor een storyli-ne is het oprichten van een fictieve on-derneming, waarin alle leerlingen een fictieve rol te vervullen hebben: een af-valverwerkingsbedrijf om te leren over

    De Storyline approach ontstond aan de Strathclyde University in Glasgow. Steve Bell en Sally Harkness gingen aan de slag met de vraag van de over-heid om vakoverschrijdende leerdoelen meer te integreren, en ontwikkelden daarvoor topic work, het latere Storyline. De Scandinavische landen namen de aanpak over en bouwden het concept verder uit. Zo kwam het ook in Nederland terecht, waar Griet De Baecke en Liliane Van Acker kennismaakten met storylines. Na een tweedaagse nascholing gingen zij in Vlaanderen met Storyline van start.

  • 4-5

    milieuproblematiek, een ministerraad om over maatschappelijke themas te debatteren, of een reisbureau om het over aardrijkskunde te hebben.

    In de volgende episodes is het de kunst om de verhaallijn te ontrollen en de brug te maken met de klaspraktijk aan de hand van goede sleutelvragen. Zo krijgen de kinderen het gevoel dat zij mee het verhaal creren. De sleutel-vragen zijn cruciaal, want ze dragen de volledige verhaallijn. De leeractiviteiten geven antwoorden op de sleutelvragen en genereren weer nieuwe vragen. De laatste episode is meestal een feeste-lijk moment, waarin leerlingen aan-tonen dat de uitdaging tot een goed einde werd gebracht.

    Voor welke leerdoelen kan je het concept gebruiken?Storyline biedt oneindig veel mogelijk-heden, waardoor je het voor zowat al je leerdoelen kunt gebruiken. Of het nu om taal, wiskunde of geschiedenis gaat: alles kan in een storyline gen-

    tegreerd worden. Het is behapbaar en makkelijk in te plannen binnen een klassieke schoolcontext. Als leerkracht kan je je verhalend ontwerp zo uitda-gend of zo veilig maken als je zelf wil. We noemen dat het principe van the teachers rope. Je kan er bovendien je eigen ding mee doen, en je per-soonlijkheid in het verhaal leggen. In het basisonderwijs en het secundair be-roepsonderwijs geeft deze manier van vakoverschrijdend werken ontzettend veel voldoening. In andere vormen van secundair onderwijs vraagt het meer organisatie, maar het is ook daar zeker mogelijk om een context aan te bieden waarmee je enkele weken aan de slag gaat, samen met je leerlingen. Die vrij-heid is echter ook meteen een valkuil: storylines mogen nooit te ingewikkeld zijn of te lang duren, anders gaat de kracht ervan verloren.

    Over hoeveel tijd loopt zon verhalend ontwerp gemiddeld? Het is erg belangrijk dat het verhaal niet te lang en te ingewikkeld wordt. Gemiddeld omvat een storyline onge-veer zon vier tot vijf episodes. Afhan-

    kelijk van de leeftijd kan je ongeveer een tweetal weken (bij kleuters) tot een maand (in het secundair) met een sto-ryline aan de slag. De laatste episode van het verhaal is ook echt een happy end, die qua in-vulling kan variren van

    een feestje tot een presentatie voor de ouders. Na die laatste episode wordt alles van het verhalend ontwerp het best opgeborgen, zodat je de magie van het verhaal niet kapotmaakt. Voor welke leeftijd is het verhalend ontwerp vooral bedoeld? Op verhalen staat uiteraard geen leef-tijd. Praktisch wordt het concept heel vaak voor het basisonderwijs gebruikt,

    Van oudsher is de mens in de ban van verhalen. Het con-cept Storyline, of Verhalend Ontwerpen, speelt daarop in door kinderen via verhalen allerlei leerdoelen te laten be-reiken. Griet De Baecke en Liliane Van Acker, beiden pe-dagogisch begeleider bij het Stedelijk Onderwijs in Gent, maakten een tiental jaar geleden kennis met Storyline, en vertellen ons graag wat meer over hoe het concept werkt, en hoe je er in de klas mee aan de slag kan. Heleen Rijckaert

    STORYLINE BIEDT ONEINDIG VEEL MOGELIJK-HEDEN, WAARDOOR JE HET VOOR ZOWAT AL JE LEERDOELEN KUNT GEBRUIKEN.

    HELEEN RIJCKAERTis leerkracht Nederlands en PAV aan het HTI Sint-Antonius in Gent.

    Over de auteur

    Aan de slag

    STORYLINE: verhalen(d) ONTWERPEN

  • Aan de slag

    6-7

    STORYLINE: verhalen(d) ONTWERPEN

  • omdat storylines per definitie vak- overschrijdend werken. Dat is voor het basisonderwijs gemakkelijker te realise-ren. Daarnaast is het ook gemakkelijker om de fantasie van kinderen uit het basisonderwijs te prikkelen. We hebben echter ook al een aantal keer samengewerkt met leerkrachten uit het secundair onderwijs. Vooral leerkrachten PAV maken dankbaar gebruik van de methode, omdat het vakoverschrijdende net een typische eigenschap is van dat vak.

    Leerkrachten secundair onderwijs die eens met een storyline willen experi-menteren, kunnen zich bijvoorbeeld ook beperken tot de eerste episode, waar-door ze een context creren voor een les of lessenreeks. Zo werkte een leer-kracht PAV ooit een lessenreeks uit rond

    het rijbewijs en de auto. Jongens uit het beroepsonderwijs kregen een e-mail van Kim, een fictief personage voor wie ze van alles moesten uitzoeken: hoe haal je je rijbewijs? Wat is een autoverzekering? Kim was een meisje van hun leeftijd dat om advies vroeg. Omdat ze een concreet personage voor ogen hadden, waren de leerlingen gemotiveerder om aan de opdrachten te werken. Ze mailden Kim hun oplossingen door en waren ineens erg volop aan het leren zonder het zelf te merken!

    Ook moeilijkere themas kun je be-spreekbaar maken via een verhalend ontwerp. Door een fictief personage te introduceren, moeten de leerlingen het niet per se over zichzelf hebben. In de verhaallijn leren ze door ander-mans ogen te kijken en stappen ze in

    andermans voetstappen. Het is als een fictief oefenen voor de chte wereld la-ter, maar dan binnen de veilige, fictieve omgeving van een verhaal.

    Misschien een lastige vraag, maar niet onbelangrijk in een onderwijscontext: hoe evalueer je de doelen die je met een verhalend ontwerp aangebracht hebt?Die vraag krijgen we regelmatig, en eigenlijk is het antwoord vrij eenvou-dig: vooraf heb je je doelen bepaald, en bij een storyline komen daar ook nog sociale en talige vaardigheden bij. Tijdens de laatste episode geven de leerlingen een presentatie of is er een toonmoment, en dat kan gevalu-eerd worden. Dergelijke zaken zitten overigens op voorhand in de verhaallijn ingecalculeerd. Als leerkracht kan je na het verhalend ontwerp natuurlijk ook een klassieke toets geven, om te kijken of de leerlingen de doelen bereikt heb-ben. Ook andere vormen van evaluatie, zoals peer- en zelfevaluatie, kunnen ingezet worden tijdens het verhalend ontwerp. Storylines sluiten dus perfect aan bij competentiegericht onderwijs.

    Hoe kunnen genspireerde leerkrachten nu zelf aan de slag met Storyline?Via onze website kunnen de leer- krachten de beschikbare storylines downloaden en onmiddellijk gebruiken in hun lessen. Ze kunnen natuurlijk ook zelf een verhalend ontwerp maken. Dat is enorm boeiend, maar wel tijdrovend, en het duurt even voor je het helemaal in de vingers hebt. Genteresseerde leerkrachten kunnen ons ook contac-teren via onze website, want we geven ook nascholingen rond Storyline.

    Aan de slag

    1. Je vertrekt van een verhaallijn in episodes, die je op voorhand be-denkt. Je kan vertrekken vanuit een bestaand boek, dat je dan inkort en bewerkt. Probeer illustraties te vermijden, zodat de kinderen hun fantasie de vrije loop kunnen laten. Je kan de verhaallijn ook zelf ver-zinnen, met een aantal technieken. Dergelijke vormen van onderwijs-ontwikkeling doe je het best samen met een of meerdere collegas.

    2. De verhaallijn ontwikkelt zich aan de hand van sleutelvragen. De vraag-stelling is een cruciaal onderdeel van een storyline. Goede sleutelvra-gen zijn chte, open en uitdagende vragen, zonder een vooraf vast-staand standaardantwoord. Denk dus op voorhand goed over de vragen na, en leg ze voor aan iemand anders.

    3. De leeractiviteiten bieden leerlingen de vrijheid om op hun manier uitdagingen aan te gaan, probleemoplossend te denken en ervarings- gericht te leren. Storylines zijn vormen van actief leren: individueel, in groepjes of klassikaal. Meestal start elke activiteit met een kring waar-in de sleutelvragen gesteld worden en de leerkracht en de leerlingen het uit te voeren werk samen structureren en plannen. Na de activiteit is er opnieuw een gezamenlijk moment om het werk te bespreken. Storylines moeten leerlingen het ideale excuus geven om saaie klasonderwerpen wl interessant te vinden.

    Enkele principes van Storyline

    GENSPIREERD?Ben je na dit artikel geprikkeld om met Storyline aan de slag te gaan? Neem dan zeker een kijkje op www.storylinegent.be. Daar vind je uitgewerkte storylines die je kan gebruiken, of je kan er contact opnemen met Griet en Liliane voor meer informatie.6-7

  • BIJ UDL PROBEREN LERAREN LESSEN TE ONTWERPEN DIE EEN GROTERE EN DIVERSERE GROEP LEERLINGEN VOORUITHELPEN.

  • 8-9

    Universal Design VOOR DE LESSEN NEDERLANDS: DIVERSITEIT ALS TROEF!

    Uitgediept

    Bij het begin van het schooljaar ontdekken veel leraren Nederlands vrij snel dat de startpositie van hun leerlingen niet dezelfde is. Bovendien maakt de ruime aandacht voor vaardigheden het er niet makkelijker op. Ook daar vertrekken leerlingen vanuit een heel verschillende positie uit de startblokken, zowel wat spreken, lezen, luisteren (en kijken), en schrijven betreft.

    Zo zijn er leerlingen in de klas met spreekangst, leerlingen die stotteren of moeilijk uit hun woorden raken of net ieder-een omver praten, leerlingen die heel gestructureerd hun mening weergeven in een betoog of klasgesprek, leerlingen met een andere thuistaal en leerlingen uit een taalarmer milieu. Andere leerlingen hebben het net lastig op het ge-bied van leesvaardigheid: ze hebben bijvoorbeeld dyslexie, of het ontbreekt hen aan woordenschatkennis, waardoor ze moeite hebben om de teksten die leraren Nederlands aanbieden te begrijpen. Tegelijk zijn er leerlingen die wl vlot lezen, en onvoldoende worden uitgedaagd, of teksten krijgen met themas die hen niet aanspreken. Nog anderen hebben dan weer moeite met luisteren, of ondervinden moeilijkheden met schrijven.

    Leraren Nederlands hebben de laatste jaren veel inspannin-gen geleverd om aan die ongelijke startpositie van leer-lingen iets te doen, vooral door leerlingen attesten toe te kennen. Maar lost dat de bestaande problemen van onge-lijkheid wel op? Waarom krijgt de ene leerling wl een attest en de andere niet, terwijl ze allebei moeilijkheden hebben met lezen? Doe je er wel goed aan om leerlingen een stoor-nis als dyslexie, ADHD of dysorthografie op te dringen? Is het geen beter idee om de lessen zo te ontwerpen dat ze attestering op termijn overbodig maken? Voor wie zich afvraagt hoe dat dan precies kan, is er Universal Design for Learning (UDL).

    WAT IS UDL?Universal Design is een begrip dat al geruime tijd bestaat in de archi-tectuur, en erop gericht is gebouwen en openba-re ruimtes voor een zo divers mogelijk publiek toegankelijk te maken, los van leeftijd of even-tuele beperking. Die ma-nier van denken is niet alleen democratischer, maar ook goedkoper dan nadien nog aanpassingen moeten doorvoeren. Toegepast op een leercontext verandert UD in UDL, en houdt het concept in dat leraren lessen proberen te ontwerpen die een grotere en meer verscheiden groep leerlingen vooruithelpen. Binnen UDL is de variatie tussen leerlingen uit eenzelfde lesgroep de norm, en niet langer een te overwinnen hindernis. UDL pleit voor een curriculum dat leerkansen biedt op maat van alle leerlingen, en dat probeert om zo veel mogelijk leerlingen te bereiken. Op die manier moet de leraar, net zoals de UD-architect, achteraf niet meer zo veel bijsturen. Dat gebeurt door de sterktes, inte-resses en motivatie van leerlingen aan te spreken en als inzet te gebruiken om tot leren te komen.

    NEUROWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKUDL ontstond nadat verschillende neurowetenschappelijke onderzoeken naar de hersenwerking tijdens het leren samen werden gelegd. Daaruit kwamen volgens CAST, een

    Barbara Axters

    BARBARA AXTERS is sinds 2013 pedagogisch begeleider Nederlands en taal- beleid voor het katholiek onderwijs in West-Vlaanderen. Een eerdere versie van dit artikel verscheen in het tijdschrift Breedbeeld.

    Over de auteur

  • non-profitorganisatie voor onderzoek en ontwikkeling, twee belangrijke bevindingen naar voren: enerzijds dat leren op diverse manieren en op verschillende plaatsen in de her-senen gebeurt, anderzijds dat verschillende individuen op diverse manieren leren, en daarvoor verschillende plaatsen in de hersenen gebruiken.

    Volgens UDL kan het daarom interessant zijn om, vanuit de drie UDL-principes (zie kaderstuk), elk neurologisch net-werk van de leerder aan te spreken: het herkenningsnetwerk (Wat leren we?), het strategisch netwerk (Hoe leren we?) en het affectieve netwerk (Waarom leren we?). Uit verder onder-zoek bleek volgens CAST ook dat het effectief kan zijn om specifieke maatregelen voor zorgleerlingen te veralgemenen naar alle leerlingen.

    START TO UDL IN DE LESSEN NEDERLANDS?Het spreekt voor zich dat leraren veel van de UDL-richtlijnen onbewust al toepassen in hun lessen. Het is uiteraard niet altijd mogelijk om UDL als leraar heel ver door te drijven en op korte tijd alle lessen volledig volgens de UDL-princi-

    pes te ontwerpen. In het secundair onderwijs zijn leraren bovendien gebonden aan een curriculum dat in grote mate vaststaat. De leerplannen en eindtermen zijn immers pre-scriptief, en vragen om dezelfde doelen voor alle leerlingen na te streven.

    Anderzijds loont het de moeite om in de UDL-denkwijze mee te gaan en met de drie UDL-principes rekening te hou-den tijdens lesvoorbereiding. De principes leiden niet alleen tot nieuwe invalshoeken en tal van creatieve ideen bij de leerkracht, maar ook tot motivatie bij de leerlingen niet alleen bij zij die extra ondersteuning nodig hebben, maar ook bij leerlingen die graag worden uitgedaagd.

    Wie op zoek is naar inspiratie, vindt op de sharepoint Nederlands van de Diocesane Pedagogische Begeleidings-dienst van Brugge een reeks UDL-tips voor de leraar Ne-derlands, en ook een aantal uitgewerkte lessen en lessen-reeksen voor 16- tot 18-jarige leerlingen, gebaseerd op de UDL-principes: http://dpbbrugge-public.sharepoint.com/nederlands/UDLvoorTV.aspx.

    Met dank aan Leen Thienpondt en Karen Leyman van Steun-punt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) voor hun inspirerende nascholing Intensieve trainingsdag UDL op donderdag 16 mei 2013 in Antwerpen.

    Universal Design for Learning: drie principes, met telkens drie richtlijnen

    1. Informatie aanbieden (herkenningsnetwerk aanspreken) maak de informatie opneembaar

    door verschillende zintuigen verduidelijk, en bied structuur

    aan bied verschillende mogelijkhe-

    den aan

    2. Actie en expressie (strategisch netwerk aanspreken) ga op verschillende manieren

    om met de leerstof toon op verschillende manieren

    aan wat je geleerd hebt bied ondersteuning aan om

    doelen en prioriteiten te stellen

    3. Betrokkenheid (affectief netwerk aanspreken) speel in op interesses creer doorzetting, zodat leer-

    lingen niet opgeven bied mogelijkheden tot inschat-

    ten en bijsturen

    Meer weten over de principes en richtlijnen? Ze worden uitgebreider besproken op siho.pxl.be/udl, de website van het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO).

    Universal Design VOOR DE LESSEN NEDERLANDS: DIVERSITEIT ALS TROEF!

    Uitgediept

  • VIJFENTWINTIG NIEUWE GEZICHTEN KEKEN ME IETWAT VERBAASD AAN.

    Column

    10-11

    MARIEKE VAN DER SCHUEREN is leerkracht Nederlands in het vierde jaar aan het IKSO in Denderleeuw.

    Over de auteur

    De eerste keer,De eerste keer naar de kleuterklas heb ik, al wenend, overleefd. De eerste keer naar de basisschool heb ik, glimlachend, overleefd. De eerste keer naar het middelbaar heb ik, vol grote verwachtingen, overleefd. De eerste keer naar den unief heb ik, een beetje bang, overleefd.

    De eerste keer alleen voor een klas staan heb ik, met een klein hartje, gelukkig ook overleefd. Vijfentwintig nieuwe gezichten die me benieuwd aankeken het is een nieuwe en me meteen al op de proef stelden.

    Ik zou graag hebben dat jullie in mijn klas zoveel mogelijk op jullie taal letten, zei ik. Vijfentwintig nieuwe gezichten keken me ietwat verbaasd aan. Da doen wij tog al?!.

    Tijdens de eerste les over dialecten gingen vijfentwin-tig paar ogen open. Net als de mijne, toen ik dingen hoorde als Flip Kowlier, die zingt toch in het Ant-werps? of Dat Limburgs is gewoon gemoemel.

    Wat voor mij als kersverse leerkracht Nederlands vanzelfsprekend is Flip Kowlier zingt in het West-Vlaams, en in Aanrijding in Moscou wordt niet in het Limburgs maar wel degelijk in het Gents geacteerd lijkt voor die vijfentwintig leerlingen volstrekt nieuwe informatie te zijn.

    Niet alleen die vijfentwintig nieuwe gezichten moeten dit jaar iets bijleren, blijkbaar. Ook de nieuwe leraar Nederlands.

    Marieke

  • Aan de slag

    LITERATUUR EN NIEUWE MEDIA: EEN stimulerende AANPAKHet is algemeen bekend dat leerlingen in het secundair onderwijs minder boeken lezen dan vroeger. In vergelijking met enkele decennia geleden, hebben jongeren nu ook veel meer mogelijkhe-den om zich te ontspannen. De groot-ste concurrentie voor literatuur zijn misschien wel de sociale media. Die vormen een enorm populair tijdverdrijf voor jongeren. Waarom gebruiken we die sociale en nieuwe media dan niet in het literatuuronderwijs?

    Met behulp van allerlei webtools probeer ik leerlingen warm te maken voor literatuur, hun creativiteit te stimuleren, en hen aan te zetten tot samenwerken. De tools bieden de mogelijkheid om opdrachten op een alternatieve manier te presenteren. Ze zijn gratis, webbased, cloudbased en beschikbaar op verschillende dragers. Bovendien is het mogelijk om projecten te delen, en de leerlingen online te laten samenwerken.

    De verschillende tools zijn breed inzet-baar in de lessen literatuur: de aanpak werkt niet alleen voor boeken, maar bij-voorbeeld ook voor films, toneelstukken of gedichten. In een leesbelevingsver-slag beschrijven de leerlingen wat een bepaald boek met hen doet. In zon verslag ligt de nadruk dus op de leeser-varing. Blogger, de blogtool binnen de Google-apps, is hiervoor zeer geschikt. Tijdens het lezen bloggen de leerlingen

    op vastgelegde momenten over hun leeservaring: ze citeren in hun blog uit het boek, en schrijven hun commentaar bij de citaten. De leerlingen motiveren hun leesbeleving op die manier dus met citaten, wat hen dwingt om dieper na te denken over het boek. Via reacties op de blogberichten kan de leerkracht tussen-komen en leerlingen bijsturen.

    Om leerlingen ervan bewust te maken dat literatuur in interactie staat met de media en met andere vormen van cultuur, vraag ik aan de leerlingen om de literaire actualiteit te volgen. Een eenvoudige manier voor de leerlingen n de leerkracht om een zogenaamde literatuuractua bij te houden en te orga-niseren is de tool Scoop.it. Met die tool verzamel je nieuwsscoops op basis van interesses en/of zoektermen. Scoop.it doet suggesties, en die kan je eenvoudig verzamelen op een virtueel prikbord. Belangrijk daarbij is dat de leerlingen hun keuze verantwoorden: waarom heb-ben ze net dat nieuwsartikel gekozen? Hoe ervoeren ze het artikel? Vonden ze het verrassend? Viel het hun tegen? Voor hun opdracht moeten de leerlingen ook een aantal artikels van medeleerlingen rescoopen en becommentariren. Op die manier ontstaat er interactie over literatuur. De leerkracht kan de borden eenvoudig volgen en zo de evolutie van en de interactie tussen de leerlingen bijhouden.

    Om een boek creatief te verwerken, zijn verschillende tools mogelijk. Een aantal dankbare tools zijn Pinterest, Storybird, Fakebook en Instagram. Met Pinterest kunnen leerlingen pins verzamelen op een virtueel prikbord. Die pins geven dan een duidelijk beeld van het verhaal. Bij elke pin verantwoorden de leerlingen hun keuze, en maken ze een link met het verhaal dat ze hebben gelezen. Multimediale links (afbeelding, audio, video) in Pinterest bieden de leerlingen extra mogelijkheden om hun leeservaring beter te beschrijven. Via Fakebook kunnen de leerlingen op een privacyvriendelijke manier een Face-bookprofiel van een personage opstel-len. De leerlingen vertellen de verhaal-lijn uit het boek vanuit het standpunt van dat personage, aan de hand van berichten op de tijdlijn van dat personage.

    Carl Boel

    CARL BOEL is leerkracht Nederlands-Engels in 5, 6 en 7 TSO en BSO, assistent aan de vakgroep Onderwijskunde UGent, nascholer en auteur van schoolboeken.

    Meer informatie is terug te vinden op www.carlboel.be.

    Over de auteur

  • Ze hebben daarbij aandacht voor reacties van andere personages uit het verhaal. Instagram, tegenwoordig populairder dan Facebook, kunnen leerlingen op dezelfde wijze inzetten: ze kunnen een Instagrammuur van een personage maken. De leerlingen kruipen in de huid van een personage en vertellen het ver-haal aan de hand van Instagramfotos. Het komt er daarbij wel op aan om echt te vertrekken vanuit het perspectief van het gekozen personage: hoe zou dat personage de gebeurtenissen beleven? Een sterk profiel bevat dus fotos die een persoonlijke beleving van het perso-nage verbeelden.

    Andere, zeer bruikbare tools zijn Storybird (een prentenboek), Picozine (een tijdschrift), Popplet (mindmap), ToonDoo (stripverhaal), YouTube (video-

    verslag over leeservaring), Google Sites (wiki over boek), Voki (avatar van een personage), zelfkrantmaken.be (een krantenbericht over het verhaal) en Can-va (een affiche van een boek). Jarenlang heb ik gezocht naar litera-tuuropdrachten die leerlingen dwingen het verhaal effectief te lezen en die hen aanzetten om grondig over de verschil-lende verhaalelementen na te denken. Daarbij ben ik gevolueerd van papie-ren, traditionele boekbesprekingen naar digitale, creatieve literatuuropdrachten. Die nieuwe aanpak pas ik nu vier jaar toe en ik ondervind dat de leerlingen gemotiveerder zijn om de boeken te lezen en de opdrachten te maken. Daar-door zijn hun opdrachten ook merkelijk beter: ze doen er meer moeite voor en ze denken beter na over het verhaal. De integratie van ICT maakt de opdrachten

    speelser en dat motiveert de leerlingen. Bij de besproken tools moeten ze geen lange teksten schrijven, maar veeleer een korte verantwoording geven bij een afbeelding, video- of audiofragment. Bovendien nemen de tools het intensie-ve werk uit de handen van de leerlingen: het format wordt hun aangereikt, en de leerlingen moeten enkel inhoud toevoegen. Op een eenvoudige manier komen ze snel tot een mooi resultaat. Ook voor de leerkracht zijn de voordelen legio: de leerkracht kan de leerlingen van dichtbij tijdens het leesproces opvolgen, samenwerking en creativiteit worden gestimuleerd en de papierberg wordt verkleind.

    Dit artikel is een verkorte versie van de presentaties op HSN 2014 en HSN 2015.

    Aan de slag

    12-13

  • LITERATUUR-ONDERWIJS IN HET BSO

    Letterenhuis, Antwerpen

    Charlene Winne

    Een halve eeuw na zijn dood klinkt Willem Elsschots stem nog steeds duidelijk door in de Vlaamse en Nederlandse cultuur. Zijn heldere, ker-nachtige en ironische stijl maakt zijn werk tijdloos, en zijn romans en novellen ston-den los van de conventies die in zijn tijd heersten. Het Elsschotjaar 2010 bracht hem opnieuw voor het voet-licht en ook de activiteiten die nu nog steeds georga-niseerd worden, bewijzen dat niet elke schrijver na zijn dood in de vergeethoek belandt.

  • 14-15

    In 2011 schreef ik mijn bachelorproef over Elsschot en daarin vang je de echos op van het leven en werk van de schrijver. In de lessenreeks rond Elsschot maken de leerlingen niet alleen kennis met de schrijver Willem Elsschot, maar ook met de echtgenoot, vader en zakenman Alfons De Ridder. Mijn bedoeling is om de leerlingen een kritische en creatieve blik te gunnen op deze dubbelfiguur. Via een webquest bied ik de leerlingen een kijk op de twee levens die Els-schot leidde: de bur-ger- en familieman die zich noodgedwongen schikte naar de wetten en praktische bezwa-ren van de samenle-ving, en de schrijver die in zijn romans wild om zich heen schopte.

    In zijn proza ont-dubbelde de schrijver zich ook in de niet bijster succesvolle burgerman Laarmans en de meesteroplichter Boorman. Zij vormen in mijn bachelor-proef de tandem waarop de leerlingen door de kennis en vaardigheden heen fietsen. Op hun lijmtocht stoppen ze onderweg aan enkele belangrij-ke haltes. Zo keren de leerlingen de krant binnenstebuiten om vervolgens zelf de taak van redactielid op zich te nemen. Voor de leerlingen de laatste hand kunnen leggen aan hun eigen klas- of schoolkrant, staat er heel wat te gebeuren. Zo moeten ze hun eigen uitnodigingen versturen om met het

    hele redactieteam te kunnen verga-deren. Om vergaderitis te vermijden, ontleden de leerlingen stap voor stap enkele vergadertechnieken, en gaan ze pas daarna zelf aan de slag. In de interactieve lessenreeks over solliciteren houden de leerlingen telefoongesprekken en proberen ze zichzelf in hun motivatiebrieven en cvs te verkopen. Daarnaast blikken ze ook al even vooruit: wat als ze net als Laarmans niet tevreden zijn in hun

    job? De ontslagbrief geeft hun de moge-lijkheid om elders een nieuwe start te nemen. Tijdens de debattenreeks nemen de leer-lingen geen blad voor de mond en discussiren ze er stevig op los, uiter-

    aard mt doorslag-gevende argumenten. De leerlingen hebben een open luisterhouding en pareren de stellingen van hun klasge-noten. Spreekdurf staat ook centraal wanneer de leerlingen de straat op gaan om een kleine zelfstandige als Boorman te interviewen. Een andere vaardigheid die dicht aanleunt bij luis-teren en spreken, is drama. Tijdens de expressie- en improvisatielessen laten de leerlingen de Laarmans of Boor-man in zich naar boven komen.

    Elsschot schreef niet alleen proza, maar ook pozie. De leerlingen bui-gen zich over twee gedichten van de

    schrijver en ontdekken wat er tussen droom en daad stond. Daarnaast gaan ze ook zelf creatief met pozie aan de slag. Ida De Ridder doet in een interview een boekje open over vader De Ridder. De leerlingen maken van de gelegenheid gebruik om een blik te werpen op de man achter de schrijver en tegelijkertijd hun leesvaardigheid op te krikken. Ten slotte piept ook de spelling nog even om het hoekje. Boorman is een businessman van het eerste uur en schrijft dus graag een woordje Engels. Het is aan de leerlingen om zelf even vloeiend met de Engelse werkwoorden overweg te kunnen.

    Het verhaal van Laarmans en Boorman is onlosmakelijk verbonden met Els-schot. Ga samen met je leerlingen op stap met de illustere schrijver en zijn alter egos en ontdek hoe je Elsschot kan inzetten in je klaslokaal.

    Wie graag meer informatie wil, vindt de bachelorproef van Charlene Winne op onze website, www.tijdschriftfons.be.

    MIJN BEDOELING IS OM DE LEERLINGEN EEN KRITISCHE EN CREATIEVE BLIK TE GUNNEN OP DEZE DUBBELFIGUUR.

    CHARLENEWINNEis leerkracht Nederlands en PAV in het secundair onderwijs.

    Over de auteur

    Buiten de lijntjes

    Op stap met ELSSCHOT IN HET BSO

  • Aan de slag

    Op het vlak van literatuuronderwijs in het BSO krijg je als leerkracht heel wat speelruimte. Wat een luxe! En toch worstelen we er soms mee... De Ameri-kaanse literatuurwetenschapper Harold Bloom wijst ons echter de weg: De lezer is een uitvinder, zo stelt hij, en die overtuiging kan voor ons een leidraad zijn om ook BSO-leerlingen leesplezier te laten ervaren.

    In onze verkenning van (jeugd)litera-tuur mogen we boeken en gedichten niet zien als het finale product waar de leerlingen eens mogen in lezen als ware het een grote gunst en waar ze godbetert nadien een verslagje over moeten schrijven. Veel voetbalfans zouden evengoed afhaken als ze telkens een verslag zouden moeten schrijven na een bijgewoonde match. Het zijn net die 90 minuten die tellen, samen met het pintje vooraf, tussendoor en/of nadien, waarbij de match wordt besproken. De leesactiviteit op zich is bijgevolg de essentie, de spontane (amateur)analyse nadien het onmisbare toemaatje.

    We willen dus in dialoog treden met onze leerlingen over hoe zij hun leesavontuur beleven, wat het met hen doet en vooral hoe zij vorm geven aan de beschreven wereld. Makkelijker gezegd dan gedaan?

    Zeker en vast, maar toch volgen hier enkele suggesties om die dialoog aan te gaan en te ontdekken hoe de woorden bij de leerlingen tot leven komen.

    Kortverhalen beleven wereldwijd een renaissance, en dus mogen ze ook in de klas niet ontbreken. Laat leerlingen kiezen uit een zorgvuldige selectie, op basis van de eerste vijf zinnen. Hun keuze kunnen ze mondeling toelichten. Je kan ze ook kort een aantal voorspel-lingen over het verhaal laten noteren en wie nadien een sterke verhaalvoor-speller blijkt te zijn, kan extra beloond worden. Een beetje competitie triggert zeker jongens, die nog minder graag lezen dan meisjes (volgens verschillen-de onderzoeken). Dat voorspellen kan trouwens na een paar zinnen, na n pagina, na de eerste helft... De lezer als uitvinder dus. De leerlingen kunnen ook een passage tot leven brengen in de klas door in te spelen op de vijf zintui-gen. Welke smaak heeft dat gif? Hoe zou het ruiken in die auto?

    Je kunt de leerlingen ook in groepjes hetzelfde boek laten lezen en ze in de klas telkens na een aantal hoofdstukken laten discussiren over hoe het hoofd-personage er nu precies uitziet, welk interieur zijn slaap- en eetkamer heeft,

    wat er nog zal gebeuren, waarom de au-teur bepaalde keuzes heeft gemaakt... Of laat hen een cast voor een verfilming samenstellen, bestaande uit medeleer-lingen en leerkrachten. Een beknopte motivatie voor de keuzes kan natuurlijk niet ontbreken.

    Welke weg kan je nog inslaan? Die van de pozie natuurlijk! Geef leerlingen in groepjes een vijftal gedichten en geef hun de opdracht om een verhaal bij een van de gedichten te verzinnen. Het ver-haal kunnen ze dan bijvoorbeeld geani-meerd vertellen, naspelen of in een strip gieten. Of waarom laat je ze voor de fun niet eens een veeleer somber gedicht aanpassen om er een hilarisch stukje pozie van te maken? Nadien moeten ze hun eigen werk weer in een andere richting sturen, door het als woorden van een woeste buurman, een verliefde balletdanseres of een verrezen familielid voor te lezen. De lezer is een uitvinder, en mag zich dus eens goed uitleven.

    In essentie komt het dus hierop neer: meer praten dan schrijven, en meer de eigen ervaring van de leerling centraal zetten dan de objectieve, klassieke be-nadering. Net zoals wij (en zij!) dus een sportwedstrijd, een cinemabezoek of een optreden beleven n herbeleven.

    Dieter Verstraete

    DIETER VERSTRAETE is leerkracht Nederlands, Engels en Gesprekstechnieken en voorzitter van de vakgroep Nederlands in het Sint-Jozefsinsti-tuut Handel en Toerisme Brugge.

    Over de auteurDE UITVINDER leest

    LITERATUUR-ONDERWIJS IN HET BSO

  • 16-17

    De kinderpozieroute DE LESSEN NEDERLANDS: DIVERSITEIT ALS TROEF!

    Buiten de lijntjes

    ANN DEBO is als docent Nederlands verbonden aan de lerarenopleiding van de katholieke hogeschool VIVES campus Tielt.

    Over de auteurSchrijven en zeker creatief schrijven is een moeilijke vaardigheid, waarin kinderen veel oefening en instructie nodig hebben. Vooraleer ze echt onder de knie hebben hoe je een tekst het best kunt aanpakken, is er al veel inkt gevloeid. Een tekst schrijven is een cyclisch proces van plannen, formuleren en reviseren, waarbij ook nog eens voortdurend wordt gehamerd op het belang van goed taalgebruik. Wie van zijn of haar leerlingen competente schrijvers wil maken, moet ze dan ook zo veel mogelijk stimuleren in hun leerproces.

    SCHRIJVEN MET KINDEREN?De kern van taalstimulering, en dus ook van schrijfonder-wijs, is dat kinderen gemotiveerd worden om taal te produ-ceren, zonder dat ze het opmerken. Het is dus van primair belang om te investeren in dat taalproductieproces. Maar moet je niet gewoon talent hebben om te kunnen schrijven? Uiteraard staat of valt het kunstenaarschap met talent en inspiratie, maar schrijven is vooral ook een ambacht. Voor een mooie tekst uit de pen komt vloeien, is er een gestruc-tureerd proces aan voorafgegaan.We kunnen kinderen de weg wijzen naar dat proces door voldoende stimulerend materiaal aan te bieden. Afhankelijk van hun leeftijd kan de lat hoger komen te liggen. Zo is het schrijven bij jongere kinderen vaak vertellend; naarmate ze ouder worden slagen ze erin om ook aan andere schrijfdoelen te voldoen. Er zullen grote verschillen blijven, maar aan het einde van de ba-sisschool kan elk kind wel de nodige stappen zetten binnen het cyclische proces van plannen, formuleren en reviseren.

    HOE GA JE AAN DE SLAG? De tijd dat de onderwijzer een vage titel op het bord zette waarover kinderen dan een opstel moesten schrijven, ligt gelukkig ver achter ons. Maar toch panikeren veel kinderen nog steeds als ze boven een leeg blad wachten op inspiratie. Wie als leerkracht een schrijfopdracht geeft, mag dan ook niet vergeten om daar duidelijke richtlijnen aan te koppelen, zodat elk kind weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Zorg ervoor dat de schrijfopdracht duidelijk afgebakend en functioneel is: zo kunnen kinderen makkelijker aan de slag. Laat hen bovendien met verschillende schrijfstijlen kennis-maken, en leer hun de stappen van het schrijfproces. Geef gerichte aanwijzingen en bied ondersteuning tijdens het schrijven. Hanteer daarbij verschillende werkvormen, en werk met de leerlingen naar verschillende soorten teksten toe.Ook voor creatieve leerlingen zijn de bovenstaande richtlij-nen van belang, hoewel het voor hen veel minder moeilijk is om vanuit een vage titel een tekst te produceren. De stimu-

    Ann Debo

  • lansen vinden zij dan in zichzelf, of in de spreekwoordelijke muze. Anderen hebben een duwtje in de rug nodig. Voor hen kan werken met modelteksten kan een enorme hulp zijn.

    WERKEN MET MODELTEKSTENLeerkrachten die aan de slag gaan met modelteksten, bieden verschillende tekstsoorten aan en gaan vanuit taalbeschou-wing reflecteren over het effect van de verschillen tussen de teksten. Hoe doet deze schrijver het? Kan ik het ook zo? Als leerkracht kun je lezen en schrijven hier perfect met elkaar combineren. Laat kinderen hun favoriete teksten meebrengen, laat hen aan elkaar uitleggen hoe die tekst in elkaar zit, wat er zo sterk aan is. Vervolgens laat je ze dan zelf aan de slag gaan. Het is belangrijk dat je start met haal-bare teksten, maar op termijn is er ook ruimte voor wat meer uitdaging. Elke leraar heeft wel al eens samen met de leerlin-gen een brief geschreven op basis van een of ander model uit het handboek, maar daar hoeft het zeker niet bij te blijven.

    DE KINDERPOZIEROUTEIn de lerarenopleiding van VIVES campus Tielt werken we sinds enkele jaren met een kinderpozieroute. Dat is een route die door de toeristische dienst van Stad Gent aange-boden wordt. Kinderen die de route volgen, worden gesti-muleerd om zelf aan het schrijven te gaan. Zo zijn er leuke oefeningen om materiaal te verzamelen, en om zelf te gaan plannen om te schrijven. Aangezien het vertrekpunt telkens een gedicht is, sla je twee vliegen in een klap: leerlingen lezen en schrijven. De leerlingen beleven zo ineens plezier aan de reflectie over en de creatie van muzisch taalgebruik. Bovendien zegt pozie meestal veel met weinig woorden. Dat is vooral goed voor onzekere schrijvers die bang zijn van het grote witte blad.Volgens het principe van de schrijfstappen (orinteren, selecteren, plannen, uitschrijven en reviseren) maakten de studenten van onze lerarenopleiding een pozieroute in en rond de school waar ze stage lopen. Bij elke stopplaats op die route hoort een passend gedicht, dat op zijn beurt aan-leiding vormt tot kleine schrijfopdrachtjes. Op die manier nemen de leerlingen het stimulerende materiaal spelender-wijs op, worden ze geactiveerd en produceren ze erg mooie teksten. Dat dat in groep mag, verlicht ook de druk om teksten te produceren. De studenten werkten zelf ook samen om de route vorm te geven. Ze verkenden de meegebrachte dichtbundels, zoch-ten naar geschikte locaties en schreven kleine opdrachten uit, met korte en heldere instructies. De studenten kwamen vaak met pareltjes van teksten terug uit hun stagescholen.

    Aan de schoolpoort

    ERGENS

    Hou me vast, we gaan naar ergens.

    Ergens, dat is ver van hier. Langs de huizen,

    over bruggen, door het bos en de rivier.

    Droog je tranen,

    we gaan naar Ergens in het land van wie-weet-waar.

    Bergens en dalen, hinderpalen,

    maar we zullen niet verdwalen

    en geef mij de rugzak maar.

    Opdracht Iedereen wil wel eens weg van deze wereld. Naar een wereld waar al onze dromen uitko-men. Een wereld zonder zorgen. Waar zouden jullie heen gaan als dit een poort zou zijn naar jullie favoriete bestemming? Geef de poort dan ook een naam die past bij jullie bestemming.

    Theo Olthuis

    1

    ENKELE VOORBEELDEN VAN DE KINDERPOZIEROUTE:

    2

    1

    Buiten de lijntjesDe kinderpozieroute DE LESSEN NEDERLANDS: DIVERSITEIT ALS TROEF!

  • EN VERDER?Klein beginnen is de boodschap, en dan steeds een beetje verder gaan, de lat een beetje hoger leggen. Op een dag zit je klas vol dichters! Het voorbeeld van de kinderpozieroute is slechts n mogelijke manier om aan de slag te gaan. Als het een succes blijkt, kun je een volgende keer experimenteren met andere opdrachten. Verlaag vooral de schrijfdruk bij je leerlingen: door ze te laten samenwerken (bijvoorbeeld samen herschrijven), door gebruik te maken van een kleine schrijfruimte, door te vertrekken vanuit teksten die leerlingen zelf meebrengen, of door verschillende materialen in te zetten: papier en computer, verf en kleur. Observeer wat je teweegbrengt bij de kleine schrijvers. Zodra het plezier verdwijnt, kan het resultaat ook niet meer sprankelen, en dan is het hoog tijd om iets anders uit je hoed te toveren!

    In de klas

    Ik schrijf ik schrijf ik schrijf wat jij niet schrijft

    wat ik schrijf doet er niet toe het gaat erom dat ik het doe.

    Opdracht Kijk even rond in de klas. Vind je voorwerpen die rijmen? Zoals schoolbord en knutselschort. Zoals _____________ en _____________ Zoals _____________ en _____________ Zoals _____________ en _____________ Zoals _____________ en _____________ Zoals _____________ en _____________

    3

    Mirjam Wielema en Marika Masker

    In het tuintje

    TUINTJE

    We tutten ons tuintje open kammen het gras,

    make-uppen de randjeslangs het terras:

    overal plantjes met lippenstiftkleuren,overal bloemen met bloemetjesgeuren.

    Daarna het heggenhaarweg met de heggenschaar

    zo wordt ons tuintje een prachtig gezichtdat plat naar de zomer

    te glimlachen ligt.

    Opdracht Kan jij zelf nieuwe kleuren verzinnen? Wat dacht je van boterbloemgeel of nachtzwart? Hieronder is plaats voor al je mooiste kleuren-namen, en natuurlijk ook voor de kleuren zelf.

    Edward van de Vendel

    2

    2

    3

    18-19

  • Meer lezen IN DE LERARENOPLEIDING

    De vier auteurs zijn allen lector in de lerarenopleiding van de AP Hogeschool Antwerpen. Ingeborg Landuyt is lector in de bachelor kleuteronderwijs, Deeviet Caelen en Magda Mommaerts geven les aan de studenten van de bachelor secundair onderwijs en Iris Van-steelandt is lector in de bachelor lager onderwijs. Samen werken ze aan een driejarig onderzoek in verband met het leesgedrag en de leesattitude van studenten in een lerarenopleiding in een meertalige context.

    Over de auteur

    Uitgediept

    Lees maar lang en wees gelukkig. Met die mooie slogan prijst Plint, een website die pozie en beeldende kunst met elkaar in contact wil brengen, haar producten aan. Vlaamse tieners lezen echter minder dan vroeger, en voor-al minder voor hun plezier. Geldt dat ook voor jongeren die leerkracht willen worden? Dat was een vraag die we met een onderzoeksproject aan de Artesis Plantijnhoge-school Antwerpen (AP) wilden beantwoorden, waarbij we vooral wilden inzetten op concrete acties om de studen-ten weer aan het lezen te krijgen.

    Ideen daarvoor haalden we uit de zelfdeterminatietheorie: de beste resultaten haal je niet door dwang, maar door te streven naar autonome, intrin-sieke motivatie. Daarbij is het vooral belangrijk om op de ei-gen autonomie in te spelen, en studenten de nodige vrijheid te gunnen. De nadruk lag dus op vrijblijvende acties, waarbij iedereen op de campus aan-gesproken, maar niet verplicht werd. Lezen zagen we zo ruim mogelijk, en alle mogelijke soorten teksten en dragers werden aangemoedigd.

    Ingeborg Landuyt, Deeviet Caelen, Magda Mommaerts en Iris Vansteelandt

    We betrokken alle lerarenoplei-dingen bij onze acties: kleuter- onderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs, met alle mogelijke keuzevakken als wis-kunde, lichamelijke opvoeding, mode, technische vakken, enzovoort. Ook lectoren deden mee. Zij lazen voor in de voor-leesweek, of leverden bijvoor-beeld vakantieleesfotos aan, die in de gangen van de school voor leespromotie zorgden.

    20-21

  • Alle tweedejaarsstudenten werden ook uitgenodigd op een groot leesevenement met aansprekende werkvormen. Studenten konden proeven van workshops rond uiteenlopende tekstgenres, in combinatie met drama, dans, muziek en nog veel meer, gegeven door au-teurs, illustratoren, studenten en lectoren.

    Uitgediept

    We bezorgden de studenten ook een rijk tekstaanbod. Het populairst waren versjes en fragmenten op muren en deuren in de toiletten.

    We grepen op nog andere ma-nieren in op de campus, om te zorgen voor een stimulerende leesomgeving. Het decor in de centrale gangen werd herhaal-delijk opgefrist, met gedichten op gedichtendag, fotos van leesactiviteiten en natuurlijk ook leesselfies van de studenten.

    Samen lezen gedemonstreerd in een leesgroep

    Zomaar leuke leesfotos maken

    Aan het werk met illustrator Matthias De Leeuw

    Bij alle acties vroegen we feedback, en die zal gebruikt worden om verder werk te ma-ken van nog meer leespromotie in de AP-lerarenopleiding. Wordt dus zeker vervolgd!

    20-21

  • Aan de slag

    LEESBEVORDERING EN activerende WERKVORMEN

    Hieronder stel ik kort drie werkvor-men voor die elke leerkracht kan inzetten tijdens de les, van het eerste leerjaar tot het zesde jaar secundair. Wie de werkvormen uitprobeert, zal ook snel merken dat werken met boeken niet per se beperkt hoeft te blijven tot werken aan leesvaar-digheid. Ook andere vaardigheden worden aangesproken.

    Margot Van Dingenen

    MARGOT VAN DINGENEN geeft les in taalopleidingen en in het hoger onderwijs, schrijft les-tips bij kinder- en jeugdboeken en geeft workshops rond activerende werkvormen.

    Over de auteurDe tijd dat kinder- en jeugdboeken enkel gebruikt werden in de klas als didactisch hulpmiddel om woordenschat en spelling te onderwijzen, verdwijnt langzaamaan naar de achtergrond. Meer en meer scholen begrijpen het belang van leesbevordering, geven boeken een prominente rol in de klas en zetten in op leesplezier. De voordelen zijn legio: lezen bevordert bijvoorbeeld het probleemoplossend den-ken, het verrijkt de taal, het stimuleert de verbeelding en het draagt bij aan de esthetische vorming van leerlingen. Om kinderen en jongeren het plezier van lezen te doen ervaren, is het belangrijk dat er zo veel mogelijk active-rende werkvormen worden ingezet. Kennis blijft immers beter hangen als leerlingen zelf actief betrokken zijn bij het lesonderwerp, en het leerproces mee vormgeven door vragen te stellen, samen te werken en te bewegen.

    Leerlingen werken per twee of in grotere groepjes en krijgen een hoofdstuk uit een boek te lezen. Elk groepje leest een ander fragment.

    De leerlingen krijgen even de tijd om een geschikte titel te bedenken bij hun hoofdstuk. Die titel schrij-ven ze op een apart strookje.

    Wanneer elk groepje een titel heeft bedacht, haal je de teksten op en hang je ze aan de muur.

    Daarna haal je de titelstrookjes op en je herverdeelt ze.

    Elk groepje heeft nu een titel van een ander fragment, verzonnen door een ander groepje.

    Nu mogen de leerlingen rechtstaan en proberen de juiste titel bij het juiste fragment te hangen.

    Op het einde kijken de groepjes of hun titel op de juiste plaats hangt.

    Titels & teksten1

    22-23

  • Werk met verschillende teksten, hoofdstukken of artikels. Voor een klas van 20 leerlingen is het een goed idee om bijvoorbeeld met 5 stukjes tekst te werken. Elke leer-ling krijgt 1 van de 5 fragmenten, zodat er telkens 4 van de 20 leer-lingen hetzelfde fragment hebben.

    Laat leerlingen eerst individueel hun tekst lezen.

    Zet de leerlingen samen die de-zelfde tekst gelezen hebben (zie opstelling 1). Ze kunnen elkaar nu helpen bij dingen die ze niet begre-pen hebben en eventueel vragen over de tekst invullen.

    Wanneer dat gebeurd is, maak je nieuwe groepjes, zodat nu in elk groepje de verschillende fragmen-

    ten aanwezig zijn (zie opstelling 2). In dit geval zitten er dus 5 leerlingen per groepje.

    Om beurten vertellen de leerlingen nu aan elkaar het verhaal dat ze gelezen hebben. Andere leerlingen kunnen notities nemen tijdens het luisteren.

    Uiteindelijk gaan de leerlingen terug naar hun oorspronkelijke groepjes van 4 (zie opstelling 1) en lossen ze een quiz op waarvoor ze de informatie van alle teksten nodig hebben. De leerlingen die het best naar iedereen geluisterd hebben, zullen de beste score halen.

    TIP: Geef elk fragment een kleur. Dat maakt het voor jezelf en voor je leerlingen makkelijker om groep-jes te vormen. Zo kan je gewoon vragen dat rode papieren samen zitten.

    Carrousel

    Aan de slag

    Je vraagt leerlingen in de klas om de dag vooraf een kortverhaal of een fragment uit een boek te lezen. Iedereen moet dezelfde tekst lezen, want ze zullen tijdens de

    les aan elkaar vragen stellen over die tekst. Wanneer iedereen het fragment of verhaal gelezen heeft, geef je hun een formulier met een raster:

    Rasters: Bingo!

    Hij/zij vindt het verhaal mooi.Naam:

    Hij/zij leest heel snel.Naam:

    Hij/zij vindt het einde onverwacht.Naam:

    Hij/zij lijkt op personage X.Naam:

    Hij/zij vindt het verhaal moeilijk.Naam:

    Hij/zij vindt het verhaal triestig.Naam:

    Hij/zij wil nog een verhaal van dezelfde auteur lezen. Naam:

    Hij/zij vindt het verhaal ontspannend.Naam:

    Hij/zij vindt personage X dapper.Naam:

    Leerling A loopt rond met een ras-ter en vormt vragen op basis van de zinnetjes in het raster, bijvoor-beeld: Vind je het verhaal mooi? Hij stelt die vraag aan een leerling B die ook in de klas rondloopt en als leerling B positief antwoordt, dan mag leerling A de naam van de leerling onderaan in het vakje zetten.

    Wanneer leerling A bij drie vakjes op een rij een naam heeft gezet, roept hij BINGO! en mag hij weer gaan neerzitten.

    De leerkracht overloopt klassikaal de oefening op het einde. In plaats van te vragen wie het verhaal moeilijk vond, kan je vragen wie er iemand kent die het verhaal moeilijk vond, om op die manier

    antwoorden te verzamelen. Je kan dan nog eens polsen bij

    leerling B (van wie de naam op het blaadje van leerling A staat) of het juist is wat leerling A over hem of haar zegt.

    2

    Opstelling 1: 5 groepjes van 4 leerlingen die dezelfde tekst lezen

    Opstelling 2: Hergroepeer de leerlingen, zodat er nu aan elke tafel 5 leerlingen zitten die elk een andere tekst hebben gelezen.

    3

    22-23

  • Iedereen Leest!

    Sinds begin november 2015 gaat Stich-ting Lezen door het leven als Iedereen Leest. Op de Boekenbeurs 2015 werd de nieuwe naam door minister van Cul-tuur Sven Gatz bekendgemaakt. Met de naamswijziging wil Iedereen Leest haar opdracht nog meer in de verf zetten: iedereen aan het lezen krijgen! De orga-nisatie is dus niet dood, maar springle-vend en brstend van de goesting om samen met scholen, leerkrachten en leerlingen aan de slag te gaan.

    LEESPLEZIER CENTRAAL Als referentieorganisatie rond lezen en leesbevordering wil Iedereen Leest een leesplezierbehartiger zijn, een inspi-rator die lezen en leesbevordering op de agenda plaatst van beleidsmakers, directies en leerkrachten. Leesplezier verdient meer dan ooit een plaats in het onderwijs. Daar pleit ook onze onderwijspartner CANON Cultuurcel voor. De jaarlijkse verkiezing van de

    Beste Boekenjuf/-meester, die CANON Cultuurcel samen met Boek.be orga-niseert, wil aandacht genereren voor inspirerende leesbevorderingsprak-tijken in scholen en klassen. Samen met onze partners durven we hardop dromen van meer leesplezier in de dagelijkse klaspraktijk. Maar uiteraard kunnen we dat alleen bereiken met ver-eende krachten, en daarbij bent u de leerkracht een spilfiguur.

    De actuele maatschappelijke uitda-gingen zijn groot en de superdiverse samenleving vraagt om nieuwe ant-woorden. Ook op het vlak van (media)geletterdheid zijn de noden hoog. De urgente en noodzakelijke aandacht voor digitale vaardigheden en me-diawijsheid mag onze aandacht voor leesvaardigheid als basiscompetentie niet doen verslappen.

    Meer leesplezier, meer lezers!, zo luidt de titel van het meerjarenplan 2016-2020 van Iedereen Leest. Lees-plezier schuiven we naar voren als de sleutel tot een leesvaardige toekomst. Leesplezier is cruciaal voor de uitbouw

    van een sterke, brede leescultuur en een inspirerend leesklimaat. Ook op scholen en in klassen kunnen stimule-rende leesplezierige omgevingen gecre-eerd worden. Iedereen Leest wil de bewustwording rond het belang en de functie van leesplezier verhogen.

    GRAAG LEZEN DOET BETER LEZEN Leesbevorderaars pleiten al jaren voor meer aandacht voor leesplezier. Wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland over o.a. leesattitude, leesmotivatie, afhaakgedrag en leeskli-maat laat er geen twijfel over bestaan: leesplezier moet meer n blijvend on-der de aandacht worden gebracht. Op leesplezier moet maximaal en zonder voorbehoud worden ingezet, ook op school en in de klas.

    Kinderen die graag lezen, doen dat va-ker en beter, en scoren beter qua spel-ling, woordenschat en wiskunde, zo

    SYLVIE DHAENEis sinds 1 september 2014 directeur van Iedereen Leest.

    TINEKUYPERS is communicatiemedewerker bij Iedereen Leest.

    Over de auteur

    Uitgediept

    Sylvie Dhaene en Tine Kuypers

    Stichting Lezen is niet meer. Als leerkracht basisonderwijs of leerkracht Nederlands in het secundair onderwijs was Stichting Lezen voor u wellicht geen onbekende. Veel kans dat u Stichting Lezen kent via bewustwordingscampagnes zoals de Jeugdboekenweek of de Voorleesweek. Of mis-schien nam u in het verleden met uw leerlingen deel aan De Weddenschap of aan De Leesrace? Of bent u in uw vrije tijd als vrijwilliger betrokken bij de Kinder- en Jeugd-jury (KJV)?

    24-25

  • Michiel Devijver Michiel Devijver

    Michiel Devijver Michiel Devijver

    Michiel Devijver Michiel Devijver

    LEESPLEZIER VERDIENT MEER DAN OOIT EEN PLAATS IN HET ONDERWIJS.

    24-25

  • Uitgediept

    blijkt uit wetenschappelijke onderzoek. Bovendien heeft lezen een positieve impact op de emotionele en sociale ontwikkeling van kinderen en jonge-ren: ze leren kritisch denken, kunnen zich beter inleven in andere gevoelens en situaties en nemen die kennis ook mee in het echte leven. Alleen maar voordelen dus.

    Op de lagere school gebeurt er voor kinderen iets bijzonders: ze leren lezen en ontdekken op die manier een hele nieuwe wereld van woorden en inter-pretaties. Maar hoe zorg je ervoor dat leerlingen tijdens hun hele schoolcar-rire graag en vaak blijven lezen? Hoe hou je de aandacht voor lezen vast? Dat zijn vragen die wij graag samen met u willen bekijken en beantwoorden. Naast de ontwikkeling van de technische

    leescompetenties is leesplezier doorge-ven namelijk cruciaal om van kinderen lezers te maken. Hier kunnen leerkrach-ten het verschil maken: lezers laten groeien in leeservaring n leesplezier.

    SAMEN INVESTE-REN IN ENTHOU-SIASMEREND LEESONDERWIJS Als Iedereen Leest zijn we ervan over-tuigd dat leesplezier de hefboom kan worden voor een inspirerend verhaal over leesbevordering als middel om kansen te creren. De school en de

    klas zijn belangrijke plekken waar de leesvaardigheid n de leesgoesting van alle kinderen en jongeren ontwik-keld en versterkt kan worden. Wat we graag doen, doen we beter is even waar als vroeg geleerd, is oud gedaan. Investeren in een enthousi-asmerend leesonderwijs, daar wordt iedereen beter van: niet alleen de leerling in de klas, maar ook de latere student en de volwassene.

    Door het aanreiken van informatie en het delen van expertise wil Iedereen Leest leerkrachten ondersteunen en inspireren in hun visie- en praktijkontwikkeling. Meer leerlingen kunnen prikkelen en stimuleren in ontluikend en verdiepend leesplezier om zo de levenslange lees-goesting aan te wakkeren, daar willen we ons samen met u voor engageren.

    In de kijkerVOORLEESWEEK (21 29 november 2015)Dat voorlezen belangrijk is, hoe-ven we u als leerkracht vast niet te vertellen. Tijdens de jaarlijkse Voorleesweek zetten we het belang van voorlezen graag in de kijker. We roepen alle scholen op om tijdens de Voorleesweek extra aandacht te besteden aan voorlezen, maar ook en vooral om van voorlezen een vaste gewoonte te maken in de klas, het hele jaar door.Voorlezen stimuleert de taalontwik-keling, woordenschat en fantasie van kinderen. Begin er dus op tijd aan, maar stop ook niet met voorlezen zo-dra kinderen zelf kunnen lezen. Ook op latere leeftijd genieten kinderen nog van een goed verhaal.

    Alle info over de campagne, een lijst vol voorleesboekentips en info over vorming rond voorlezen vindt u op www.voorlezen.be.

    POZIEWEEK (28 januari 3 februari 2016)De Pozieweek 2016 start op don-derdag 28 januari met Gedichtendag. Pozie staat dan centraal in Vlaan-deren en Nederland, en zo hoort het ook. Het thema van deze editie is Herinneringen. Samen met Stich-ting Lezen Nederland, CPNB en het Poziecentrum verzorgt Iedereen Leest het educatieve luik: op www.poezieweek.com vindt u uitgewerkte lestips bij gedichten voor het basis- en secundair onderwijs. Er komt ook

    een studiedag aan. Hou de site in de gaten!

    JEUGDBOEKENWEEK (5 20 maart 2016)Ook de Jeugdboekenweek is een vas-te waarde in het leesjaar. In 2016 is het thema Weg van de stad. Tijdens dit twee weken durende boekenfeest vragen we aandacht voor de mooiste kinder- en jeugdboeken in de klas, de bib en de boekhandel. Lezen is immers een feest. Op www.jeugdboe-kenweek.be vindt u alle info en uiter-aard de onontbeerlijke boekentips.

    BLIJF OP DE HOOGTE!Wilt u graag het laatste nieuws van Iedereen Leest ontvangen? Schrijf u dan in voor het e-zine via www.iedereenleest.be. Volg Iedereen Leest ook op Facebook en Twitter!

    Iedereen Leest!

  • Storyboarding EN LERENPRESENTERENPresenteren: het is een uitstekende vorm om informatie over te dragen bin-nen een onderwijscontext. Leerkrachten moeten leerlingen dan ook helpen om presentatievaardigheden te ontwikkelen en aan te scherpen. Daarbij mag niet alleen aandacht worden besteed aan het spreken zelf, maar moeten ook de structuur van de presentatie en de visuele ondersteuning worden bekeken.

    Hoe kunnen leerkrachten dat het best aanleren aan hun leerlingen? Daarvoor zoeken we inspiratie in die ideen van presentatieprofessionals als Garr Reynolds, Nancy Duarte en Cliff Atkin-son. Zij beschouwen presenteren als een verhaal vertellen aan het publiek, en ze benadrukken dan ook het belang van een verhaalstructuur in een presentatie. Een volgens hen veelbelovende techniek om de visuele ondersteuning voor een presentatie voor te bereiden komt uit de filmwereld: storyboarding.

    Een storyboard is een opeenvolging van schetsen, waarin het verloop van het verhaal wordt weergegeven. Zo werken de makers van de animatiefilms van Pixar bijvoorbeeld eerst het verhaal uit, om er daarna een storyboard van te maken. Pas als het storyboard helemaal goed zit, worden de digitale animaties aangemaakt. Een gelijkaardig proces kan volgens de presentatieprofessionals ook toegepast worden om een presenta-tie voor te bereiden.

    Voor het masterproefonderzoek Story-boarding en leren presenteren werd een training uitgewerkt waarin leerlingen leren hoe ze een presentatie kunnen voorbereiden met een goede verhalende structuur. Verder leren de leerlingen ook hoe zij aan de hand van een storyboard de slides bij hun presentatie kunnen ontwerpen.

    Concreet gaat de training als volgt: de leerlingen brengen een krantenartikel rond een actueel probleem mee naar de les. Na een klassikale instructie van twee drie lesuren, met een introductie over presenteren en verhalen vertellen, leren de leerlingen aan de hand van een schema hoe zij een structuur kunnen uitwerken voor een presentatie rond hun eigen krantenartikel. Als de structuur is uitgewerkt, maken de leerlingen een storyboard. Ze maken dan eigenlijk een voorontwerp van hun slides op werk-bladen. Ze nemen telkens een kernzin uit hun verhaalstructuur en gebruiken die als titel van hun toekomstige slide. Per titel bedenken ze een beeld dat ze hierbij willen tonen, waarvan ze dan een ruwe schets maken. Ook denken de leerlingen na over wat ze bij elke slide willen vertellen. Als ze daarmee klaar zijn, werken de leerlingen de visuele ondersteuning uit in een programma als PowerPoint. Zij werken dat thuis af en oefenen ook hun presentatie. Uiteindelijk brengen de leerlingen hun presentaties van ongeveer 5 minuten voor de klas.

    Deze training werd in de loop van het schooljaar 2014-2015 gegeven aan twee klassen uit het zesde en twee klassen uit het zevende jaar secundair. Uit de onderzoeksresultaten bij die klassen blijkt dat de presentatiecompetenties van de leerlingen na de training hoger liggen dan ervoor. Uit interviews met de leerlingen blijkt dat zij vooral positief staan tegenover de verhaalstructuur. Een storyboard volledig uittekenen vonden de meeste leerlingen tijdrovend. Dat er door deze oefening minder tekst op de uiteindelijke slides stond, vonden de leerlingen wel zeer goed. Enkele leer-lingen stelden voor om de storyboard- oefening te behouden, maar het ge-wenste beeld per slide kort in woorden te beschrijven of enkel een ruwe schets te maken.

    Uit dit onderzoek blijkt dus dat de storyboard-aanpak een boeiende piste is om presentatievaardigheden aan te leren. Meer specifiek is deze techniek waardevol om een presentatie te leren structureren en om de visuele onder-steuning bij een presentatie voor te bereiden. De lesmaterialen (presentatie, werkbladen) en de handleiding die voor dit onderzoek ontwikkeld werden, zijn beschikbaar via de webpagina http://storyboardingenlerenpresente-ren.weebly.com/. Je kan direct aan de slag met de aanpak uit dit onderzoek of je kan er elementen uit gebruiken die aansluiten bij je eigen lespraktijk.

    Jolien Dhaenens

    JOLIEN DHAENENS is master in de pedagogische wetenschappen en volgt momen-teel een lerarenopleiding aan de Universiteit Gent.

    Over de auteur

    Buiten de lijntjes

    26-27

  • In gesprek

    Welke accenten leg jij in je lessen Nederlands? Waar hecht jij het meeste belang aan?Het vak Nederlands is voor mij vooral een servicevak: een vak waar ze vaar-digheden krijgen aangeleerd die ze in andere vakken, in het hoger onderwijs of op de werkvloer kunnen gebruiken. Ik besteed zelf veel aandacht aan woordenschat en taalregisters. Het is voor mij erg belangrijk dat leerlingen weten in welke situatie ze welk taalre-gister moeten gebruiken, bijvoorbeeld als ze e-mails naar me sturen. Daar-

    naast vind ik ook evaluatie erg belang-rijk, en die evaluatie komt niet enkel van mij: er is in mijn lessen ook veel ruimte voor peer- en zelfevaluatie. Het is belangrijk dat je leerlingen bewust maakt van hun sterke en minder sterke kanten, en hen daarover laat naden-ken. Dat nemen ze soms makkelijker aan van een klasgenoot dan van mij.Tot slot moedig ik ook al mijn leer-lingen aan om boeken te lezen. Niet alleen om hen kennis te laten maken met de rijkdom van literatuur, maar ook omdat dat hun taalvaardigheid ten goede komt. Leerlingen die veel lezen, schrijven ook vlotter, en heb-ben een uitgebreidere woordenschat. Minder ervaren lezers neem ik mee naar de bibliotheek, waar ze samen op zoek gaan naar een geschikt boek.

    Dit schooljaar wil ik de leerlingen een leesblog laten bijhouden, waarin ze hun leeservaringen kunnen delen met hun klasgenoten. Een modern leeser-varingsverslag, zeg maar.

    Hoe krijg je je leerlingen gemotiveerd?Door elke dag enthousiast voor de klas te staan, door voor voldoende variatie te zorgen in mijn lessen, en door de leerstof waar mogelijk dicht te laten aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Dat is niet altijd mak-kelijk: in het vijfde jaar ligt de focus op Middelnederlandse literatuur, vaak een ver-van-hun-bedshow voor mijn leerlingen. Ik probeer ze toch mee te krijgen door bijvoorbeeld het verhaal van Beatrijs te koppelen aan een kran-tenartikel over tienerzwangerschap-

    In Fons willen we elk nummer opnieuw enkele inspireren-de leerkrachten in de kijker zetten. In dit eerste nummer zijn dat de drie leerkrachten die genomineerd waren voor de verkiezing van Beste leraar Nederlands van 2015, een wedstrijd die uiteindelijk gewonnen werd door de Nederlander Arnoud Kuijpers. Kuijpers versloeg zo twee Vlamingen, Jan de Jong en Bert Zurings. Fons laat de drie genomineerden aan het woord over hun liefde voor het vak, en vist uit hoe zij het verschil maken in hun lessen Nederlands. Steven Delarue en Heleen Rijckaert

    JAN DE JONGLeraar Nederlands op het Mater Salvatoris in Kapellen (provincie Antwerpen)

    STEVEN DELARUEis assistent Nederlandse Taalkunde aan de Universiteit Gent, en blogt over taal, onderwijs en taalonder-wijs op www.stevendelarue.be.

    HELEEN RIJCKAERT is leerkracht Nederlands en PAV aan het HTI Sint-Antonius in Gent.

    Over de auteur

    DE BESTE LERARENNederlands DELEN HUN gouden lestips

  • 28-29

    Wat moeten we ons voorstellen bij het concept Storyline? Met een storyline of verhalend ont-werp leren kinderen met behulp van een verhaallijn tal van vakoverschrij-dende leerdoelen te bereiken. Het is dus een vorm van projectwerk voor de volledige klas. Als leerkracht bereid je de verhaallijn voor. Door middel van echte vragen, de sleutelvragen, maak

    je de brug tussen het verhaal en de leeractiviteiten voor je leerlingen. Zo is leren net zo spannend als een goed boek: leerlingen willen zelf mr. Ze willen weten hoe het verhaal verder gaat en wat ze daarvoor moeten doen.

    Een verhaallijn bestaat uit verschil-lende episodes. In de eerste episode worden de leerlingen door een prikke-lende start volledig ondergedompeld in het verhaal: setting the scene. De leerkracht confronteert de leerlingen met een probleem, of er is iets ge-beurd waardoor de leerlingen kennis-maken met een fictief personage. De keuze van het personage zorgt ervoor dat de leerlingen zich met het perso-nage kunnen identificeren, waardoor ze intrinsiek gemotiveerd zijn om de opdracht voor dat personage tot een goed einde te brengen. Bij jonge kinde-ren wordt het hoofdpersonage vaak in samenspraak met de hele klas gevi-sualiseerd. Het hoofdpersonage wordt op die manier een deel van de klas. Zo maakten we ooit een verhalend ontwerp over een Romein, Victor. De kinderen maakten hun Victor als pop en vertelden hem alles over het ver-schil tussen de Romeinen vroeger en de maatschappij nu. Bij leerlingen uit

    het secundair onderwijs is die nood aan visualisering echter kleiner. Hun fictieve hoofdpersonages zijn jongeren van hun leeftijd, die geconfronteerd worden met een uitdaging of een pro-bleem en zich richten tot de klas om het opgelost te krijgen. Een andere invalshoek voor een storyli-ne is het oprichten van een fictieve on-derneming, waarin alle leerlingen een fictieve rol te vervullen hebben: een af-valverwerkingsbedrijf om te leren over milieuproblematiek, een ministerraad om over maatschappelijke themas te debatteren, of een reisbureau om het over aardrijkskunde te hebben.

    In de volgende episodes is het de kunst om de verhaallijn te ontrollen en de brug te maken met de klaspraktijk aan de hand van goede sleutelvragen. Zo krijgen de kinderen het gevoel dat zij mee het verhaal creren. De sleutel-vragen zijn cruciaal, want ze dragen de volledige verhaallijn. De leeractiviteiten geven antwoorden op de sleutelvragen en genereren weer nieuwe vragen. De laatste episode is meestal een feeste-lijk moment, waarin leerlingen aan-tonen dat de uitdaging tot een goed einde werd gebracht.

    Voor welke leerdoelen kan je het concept gebruiken?Storyline biedt oneindig veel mogelijk-heden, waardoor je het voor zowat al je leerdoelen kunt ge-bruiken. Of het nu om taal, wiskunde of geschiedenis gaat: alles kan in een storyline

    gentegreerd worden. Het is behapbaar en makkelijk in te plannen binnen een klassieke schoolcontext. Als leerkracht kan je je verhalend ontwerp zo uitda-gend of zo veilig maken als je zelf wil. We noemen dat het principe van the teachers rope. Je kan er bovendien je eigen ding mee doen, en je persoon-lijkheid in het verhaal leggen. In het basisonderwijs en het secundair be-roepsonderwijs geeft deze manier van vakoverschrijdend werken ontzettend veel voldoening. In andere vormen van secundair onderwijs vraagt het meer organisatie, maar het is ook daar zeker mogelijk om een context aan te bieden waarmee je enkele weken aan de slag gaat, samen met je leerlingen. Die vrijheid is echter ook meteen een valkuil: storylines mogen nooit te inge-wikkeld zijn of te lang duren, anders gaat de kracht ervan verloren. Over hoeveel tijd loopt zon verhalend ontwerp gemiddeld? Het is erg belangrijk dat het verhaal niet te lang en te ingewikkeld wordt. Gemiddeld omvat een storyline ongeveer zon vier tot vijf episodes. Afhankelijk van de leeftijd kan je onge-veer een tweetal weken (bij kleuters) tot een maand (in het secundair) met een storyline aan de slag. De laatste episode van het verhaal is ook echt een happy end, die qua invulling kan variren van een feestje tot een pre-sentatie voor de ouders. Na die laatste episode wordt alles van het verhalend ontwerp het best opgeborgen, zodat je de magie van het verhaal niet kapot-maakt. Voor welke leeftijd is het verhalend

    ontwerp vooral bedoeld? Op verhalen staat uiteraard geen leeftijd. Praktisch wordt het concept heel vaak voor het basisonderwijs

    In gesprek

    DE BESTE LERARENNederlands DELEN HUN gouden lestips

    pen, of door Reinaert de Vos te laten beluisteren in een rapversie.

    Welke concrete lestip wil je graag met je collegas delen?Leg aan je leerlingen altijd uit wat het nut is van de opdracht die ze moe-ten doen. Als ze dat inzien, heb je ze meteen mee.

    Welke accenten leg jij in je lessen Nederlands? Waar hecht jij het meeste belang aan?Het belangrijkste vind ik dat mijn leer-lingen enthousiast naar de les Neder-lands komen. Dat ze binnenkomen met het gevoel: wat zullen we vandaag eens gaan doen? Dat ze er zin in hebben om Nederlands te hebben. Dat gevoel probeer ik te bereiken door de nadruk te leggen op de actualiteit, op humor en op sociale media.

    Hoe krijg je je leerlingen gemotiveerd?Ik probeer mijn leerlingen te motiveren door afwisselende werkvormen te han-teren. Ik gebruik niet altijd het hand-boek, maar probeer af te wisselen met eigen lesmateriaal, met filmpjes, digitale quizjes, debatten en andere werkvormen.

    Welke concrete lestip wil je graag met je collegas delen?Als je je leerlingen met een device (een smartphone, tablet of laptop) wil laten werken in de klas, gebruik dan apps als Socrative of Kahoot! Succes gegarandeerd, en die apps helpen je als lesgever ook om een beter inzicht te krijgen in het niveau van je leerlingen.

    Welke accenten leg jij in je lessen Nederlands? Waar hecht jij het meeste belang aan?Zelf ben ik in het onderwijs gestapt voor de literatuur. Ik vind het dan ook heerlijk om bijvoorbeeld een gedicht te bespreken met de klas. Veel leerlingen staan aanvankelijk niet echt open voor pozie, maar achteraf zijn het wel dik-wijls de lessen die hun het meest bij-blijven, net omdat ik er ook echt mijn ziel in stop. Daarom vind ik het ook zo jammer dat het aandeel van literatuur in de vernieuwde leerplannen aanzien-lijk is geslonken en ik denk niet dat ik de enige ben die er zo over denkt.

    Hoe krijg je je leerlingen gemotiveerd?Het begint natuurlijk met je eigen motivatie, je eigen passie voor het vak. Die passie kan dan erg aanstekelijk werken. Verder probeer ik altijd voor een open lesklimaat te zorgen. Je leerlingen moeten zich goed in hun vel voelen, en dan zullen ze zich veel meer open stellen om dingen te leren. Het moet natuurlijk geen stand-up- comedy worden, maar een grapje moet af en toe zeker kunnen. Ik pro-beer daarom ook elk nieuw lesonder-werp op een ludieke manier in te lei-den, en aan te sluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Zo hebben ze soms amper door dat ze aan het leren zijn, en dan is mijn missie al half geslaagd. Afwisseling is ook erg belangrijk, en daar werk ik aan door telkens na te denken welke werk-vorm me het best kan helpen om mijn lesdoelstel-

    lingen te realiseren. Dat kan bijvoor-beeld door een taak levensecht te maken: bij een sollicitatiegesprek ben ik even niet meneer Zurings, maar een personeelsdirecteur, met een andere naam en een andere houding tegen-over mijn leerlingen, of beter: mijn sollicitanten.Nederlands is ook het ideale vak om de klasmuren eens open te breken en een leuk vakoverschrijdend project op te zetten. Zo heb ik een leuk project met de leerkrachten humane weten-schappen. Voor mijn vak lezen de leerlingen een boek waarin een moord wordt gepleegd. In de lessen gedrags-wetenschappen stellen ze een psycho-logisch profiel op van de dader (en die taak telt dan weer mee als schrijf- en literatuurtaak voor Nederlands), en in de lessen cultuurwetenschappen leren ze hoe een assisenzaak in elkaar zit. Daarna spelen ze het proces van de moord na, waarbij alle rollen verdeeld worden over alle leerlingen. Het is fan-tastisch om te zien hoe gemotiveerd de leerlingen daarbij zijn. Natuurlijk hoeft het niet altijd zo spectaculair te zijn: groepswerk, werken op pc of tablet, of zelfs een les doceren kan zeker ook wel eens.

    Welke concrete lestip wil je graag met je collegas delen?Twee concrete tips eigenlijk. Ten eerste: durf experimenteren! Probeer dingen uit, ook en zeker op het gebied van werkvormen. En daaraan gekop-peld: mislukken mag. Vergeef jezelf als een uitgeprobeerde methode of werkvorm mislukt, maar probeer wel uit je fouten te leren.

    BERT ZURINGSLeraar Nederlands op het Onze- Lieve-Vrouwecollege in Vilvoorde (provincie Vlaams-Brabant)

    ARNOUD KUIJPERSLeraar Nederlands op het Candea College in Duiven (provincie Gelderland, Nederland)

    Arnoud BertJan

  • Aan de slag

    Flippen DIE LEERKRACHTEN NU HELEMAAL DOOR?Arnoud Kuijpers (zie pagina 26-27) werd dit jaar verko-zen tot de beste leraar Ne-derlands van het jaar. Wat Arnoud zo goed maakt, is dat hij erin geslaagd is om op een erg slimme manier zijn lessen te flippen. Maar wat is dat nu eigenlijk precies, die flipped classroom?

    Flipping the classroom of the flipped classroom is een didactiek waarbij de traditionele lessituatie op haar kop wordt gezet, vandaar het woord flipping. Traditioneel gezien staat de leerkracht vooraan in de klas en brengt hij de leer-stof over naar de leerlingen. Nadat de leerstof is gegeven, maken de leerlingen oefeningen, al dan niet als huiswerk. Een klassikale aanpak dus: elke leerling krijgt de leerstof op hetzelfde tempo en op dezelfde manier voorgeschoteld. De leerlingen maken dezelfde oefeningen. Flipping the classroom staat een andere aanpak voor: de leerkracht biedt de leerstof aan in de vorm van een filmpje of presentatie en geeft dat aan de leer-lingen mee als huiswerk. De leerlingen bekijken dus zelfstandig de leerstof. Nadien komen de leerlingen terug naar

    de klas en maken ze oefeningen. Twee belangrijke verschillen: de leerlingen kunnen de leerstof meerdere keren en op hun eigen tempo bekijken, en in de klas is er meer tijd voor individuele begeleiding en differentiatie.

    We gaan even door op de voordelen van deze vernieuwde aanpak. Door je lessen te flippen, breng je meer afwisse-ling in je lessen. Leerlingen vinden het doorgaans een verfrissende aanpak, die stimulerend werkt. Heel wat tools en apps waarmee je je lessen kan flippen, hebben bovendien een spelelement ingebouwd, wat een extra boost aan je lessen geeft. Een tweede voordeel is dat je als leerkracht meer rekening houdt met de verschillende leerstijlen en leer-niveaus van leerlingen. Sommige leer-lingen hebben moeite om de leerstof te verwerken in een drukke klas en zijn er meer bij gebaat als ze thuis de theorie rustig kunnen bekijken. Door de les online te delen, kunnen leerlingen de les ook meerdere keren bekijken, iets wat in een klassikale lessituatie moeilijker is. Ten derde heb je als leerkracht meer tijd in de klas. Dat creert ruimte voor meer oefenmomenten voor de leerlingen, en tegelijkertijd zijn er meer kansen om te differentiren. Leerlingen die meer nood hebben aan individuele begeleiding zul-len hier makkelijker de kans toe krijgen. Tot slot blijkt uit Amerikaans onderzoek dat leerlingen erg positief staan tegen-

    over flipped learning, en tot een hogere leerkwaliteit leidt.

    De grote zwakte van flipped learning is echter dat het best wel veel voorbe-reiding en creativiteit vraagt om goeie presentaties en filmpjes te maken en voldoende gedifferentieerde en acti-verende oefeningen en werkvormen te verzinnen. Tegelijkertijd mag je als leerkracht ook niet overdrijven: het kan niet de bedoeling zijn om elke les te gaan flippen. Je verliest dan al snel het vernieuwende effect, en bovendien voelt niet elke leerling zich even goed thuis in dat individuele werk.

    Hoe ga je nu als leerkracht te werk? Een eerste stap is om de lesinhoud beschikbaar te maken voor de leerlingen. Vooraleer je zelf aan de slag gaat, zoek je het best eens op het internet of er al een filmpje over je lesonderwerp bestaat. Bekijk voor het vak Nederlands zeker eens het YouTube- kanaal van Arnoud Kuijpers en de video- site 1001docenten.nl. Voor andere vak-ken is de Khanacademy een ware must. Wil je zelf je presentatie maken, dan kan je dat met een eenvoudige Power-Point- of Prezi-presentatie, die je deelt met je leerlingen. Wie nog wat verder wil gaan, kan aan zijn of haar presentatie een gesproken tekst koppelen. Zo geef je als leerkracht als het ware toch je les, maar dan in een opname. Camtasia

    Carl Boel

    CARL BOEL is leerkracht Nederlands-Engels in 5, 6 en 7 TSO en BSO, assistent aan de vakgroep Onderwijskunde UGent, nascholer en auteur van schoolboeken.

    Meer informatie is terug te vinden op www.carlboel.be.

    Over de auteur

  • heeft daarvoor een add-in ontwikkeld voor PowerPoint. Een andere mogelijk-heid is om zelf een video te maken. Maak bijvoorbeeld een PowerPoint- presentatie, en speel die af terwijl je je scherm opneemt en je tekst inspreekt. Gratis software hiervoor vind je bij Screenr, Screencast-o- matic en Jing. Wil je meer mogelijkheden, dan ben je bij Camtasia of Screenflow aan het juis-te adres. Handige apps voor je tablet zijn Knowmia Teach, Educreations, Video-Scribe Anywhere en Explain Everything. Een speciale app die best wel wat extra aandacht verdient, is Blendspace. Die app maakt het mogelijk om je les samen te stellen met materiaal uit verschillende bronnen, en de app vormt die presenta-tie zelf om tot een filmpje. De leerlingen kunnen het filmpje dan thuis bekijken n vragen stellen bij bepaalde onderdelen waar ze meer uitleg over wensen. Zo kan de leerkracht de volgende les gericht aan de slag met die vragen, een enorme tijds- en leerwinst dus.

    Nadat je je leerstof hebt aangebracht, is het uiteraard de bedoeling om in de les op een creatieve manier aan de slag te gaan. Maar hoe weet je nu of de leerlingen de leerstof effectief heb-ben bekeken? Dat kan met een aantal student response system-apps. Die apps bieden de leerkracht aan de hand van een quiz een mooi overzicht van de kennis van de leerlingen. De bekendste zijn Socrative, Nearpod, Kahoot, Plic-kers, FlipQuiz en eduCanon. Op basis van de resultaten kan je verder differen-tiren: wie goed scoort, kan zelfstandig moeilijkere oefeningen maken of aan een ander project werken. Die leerlingen kennen de leerstof, dus waarom hen nog lastigvallen met wat ze al kunnen? De groep die matig scoort, kan extra oefeningen krijgen, om de leerstof toch nog eens extra in te oefenen. Wie slecht scoort, krijgt van de leerkracht de theorie nog eens uitge-legd. De leerlingen kunnen gemakkelijk vragen stellen aangezien het hier

    toch om een klein groepje gaat. De leerkracht kan zo als het ware bijna n-op-n lesgeven.

    Flipping the classroom biedt dus heel wat mogelijkheden en voordelen, maar het komt erop aan om goed na te denken voor welke les deze manier van werken nuttig kan zijn, en vooral om de vrijgekomen tijd zinvol in te vullen. Dat hier extra werk bij komt kijken, mag duidelijk zijn, maar de grotere motivatie en het hogere leerrendement zijn een dankbare beloning.

    Aan de slag

    30-31

    MEER LEZEN?Kijk zeker eens op flippedinstitute.org.

  • WERKEN AAN LEES- EN SPREEKVAARDIGHEID: Alledaagse mysteries HOE SMST EEN CHINEES? Aan het begin van 2013 kreeg ik van mn kinderen het boekje Hoe smst een Chinees? cadeau, waarin tal van mys-teries worden behandeld: waarom is de hemel blauw? Hoe overleef je een vallende lift? Waarom zijn er vrouwelijke en mannelijke woorden? De honderd vragen uit het boek een selectie uit de mysteries die de Nederlandse ochtendkrant Nrc.next behandelt in haar rubriek Next question vormden al snel voer voor discussie in het gezin. We lazen stukken uit het boek, controleerden antwoorden op de tablet en bedachten argumenten. Een ideale activiteit voor de les Nederlands, zo realiseerde ik me toen. Meteen bestelde ik op internet de twee andere boekjes uit de Alledaagse myste-ries-reeks, en ging ik aan de slag.

    LESVERLOOP Wat ik in deze bijdrage schets, heb ik tijdens de schoolja-ren 2013-2014 en 2014-2015 uitgeprobeerd in de laatste jaren van de richtingen Elektrische Installatietechnieken en Industrile ICT-technieken, twee TSO-richtingen met twee uur Nederlands per week.

    In een eerste les toon ik de boekjes, en lees ik een aantal vragen voor uit de inhoudsopgave. Op het leerplatform van de school staat een selectie van 70 alledaagse mysteries. De leerlingen kunnen grasduinen in de mysteries (of ze al echt lezen), en moeten uiteindelijk drie mysteries kiezen waar-mee ze aan de slag willen. Mijn ervaring leert dat leerlingen op dit moment al erg gemotiveerd aan het werk gaan, en dat ze veel meer lezen dan enkel die drie verplichte mysteries.

    Daarna overlopen we samen de keuzes, en de leerlingen worden individueel of per twee eigenaar van een mysterie

    dat ze verder zullen bestuderen. Daarmee gaan ze aan de slag, voor een opdracht die ongeveer drie weken duurt. Voor die op-dracht moeten de leerlingen de informatie uit de teksten verge-lijken met wat ze in andere bronnen vinden, en verslag uitbrengen in een filmpje dat ze op de klasblog plaatsen. De volledige opdrachtfiche is op de pagina hier-naast terug te vinden.

    Ongeveer twee weken later bespreken we tijdens de les de vorderingen, en staan we klassikaal stil bij de evaluatiecri-teria. Voerden de leerlingen de opdracht correct uit? Zijn de filmpjes voldoende duidelijk? Is hun uitleg ook goed te begrijpen wanneer je de teksten niet hebt gelezen? Han-teren ze een correct en gepast taalgebruik? De leerlingen krijgen daarbij de kans om te verwoorden wat zij correct taalgebruik vinden, en denken na over de kenmerken van een boeiende uiteenzetting. Op die manier bepalen ze zelf mee het niveau van het uiteindelijke product, en leggen ze zelf de lat hoger.

    In een afsluitende les vertellen de leerlingen aan elkaar hoe ze de opdracht aangepakt hebben. Ter voorbereiding bekijken ze individueel de filmpjes van hun klasgenoten, en geven ze feedback op elkaars werkstukken. Spontaan bleek er via Facebook al veel overleg te zijn geweest over de op-dracht en de mysteries, wat de motivatie van de leerlingen nog eens onderstreept. De leerlingen krijgen schriftelijke

    Buiten de lijntjes

    Peter Van Damme

    PETER VAN DAMME is vakbegeleider Nederlands, leerkracht Nederlands aan het VTI in Lokeren en praktijklector Nederlands in de SLO talen aan de KU Leuven.

    Over de auteur

  • 32-33

    Buiten de lijntjes

    Je hebt een mysterie gekozen waarmee je verder aan de slag gaat. Volg daarbij het onderstaande stappenplan.

    1. Lees de tekst nog enkele keren aandachtig. Begrijp je de vraag en het antwoord? Maak eventueel een (visueel) schema van wat je gelezen hebt.

    2. Zoek bewijzen (internet) die het antwoord bevestigen. Klopt het antwoord? Komen de bewijzen die je vond van een betrouwbare bron?

    (De leerlingen kregen eerder al les over omgaan met bronnen.) 3. Verzamel het bewijs van je zoektocht in een document.

    ICT-opdracht. Maak een filmpje, een videocast, een screencast, tegen (datum) van minimaal 60 en maxima