Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit...

125
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 Een juridische analyse van de dopingproblematiek Masterproef van de opleiding „Master in de rechten‟ Ingediend door Gaëtan De Paepe Studentennummer: 20023156 Major: Economisch en Sociaal Recht Promotor: dr. Joachim Meese Commissaris: dr. An Vermeersch

Transcript of Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit...

Page 1: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2008-2009

Een juridische analyse van de dopingproblematiek

Masterproef van de opleiding

„Master in de rechten‟

Ingediend door

Gaëtan De Paepe

Studentennummer: 20023156

Major: Economisch en Sociaal Recht

Promotor: dr. Joachim Meese

Commissaris: dr. An Vermeersch

Page 2: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

2

Inhoudstafel

Dankwoord ……………………………………………………………………………………4

Voorwoord ……………………………………………………………………………………5

Inleiding ………………………………………………………………………………………6

1. Wat is Doping? ……………………………………………………………………………..9

1.1. Geschiedenis ……………………………………………………………………………...9

1.2. Doping volgens de Wereldantidopingcode ……………………………………………...10

1.3. Dopingpraktijken in het Decreet MVS 2007 ………………...………………………….15

2. Normerende instanties ……………………………………………………………………..18

2.1. De UNESCO …………………………………………………………………………….18

2.2. De Europese Unie …………………………………………………………...…………..21

2.3. Het WADA ………………………………………………………………………...……22

2.4. Het IOC en de Olympische Beweging ………………………………………………….25

2.5. De nationale Olympische Comités (NOC‟s) en het BOIC ……………………..............27

2.6. De internationale en nationale sportfederaties ………………………………….............28

2.7. Het TAS-CAS …………………………………………………………………..............29

3. Het Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening ……………………………………31

3.1. Situering …………………………………………………………………………………31

3.2. Analyse van het Decreet MVS van 13 juli 2007 in het licht van de WADA-code ……..32

4. Vergelijking met de Franse Gemeenschap en Nederland …………………………………59

4.1. Doping in de Franse Gemeenschap ……………………………………………………...59

4.2. Doping in Nederland …………………………………………………………………….60

Page 3: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

3

Besluit ……………………………………………………………………………………….62

Bibliografie …………………………………………………………………………………65

Bijlagen ……………………………………………………………………………………..70

Page 4: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

4

Dankwoord

In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn promotor, Dr. Joachim Meese. Hij was steeds bereid

me te ontvangen en met raad en daad bij te staan, maar liet me toch vrij om mijn eigen ideeën uit te

werken.

Mijn ouders zou ik willen bedanken voor alle steun en de kans die ze mij gegeven hebben om deze

studie te volmaken. Verder wens ik ook mijn dank uit te drukken aan mijn vriendin, Febe, die mij

geholpen heeft met de nalezing en eveneens een grote steun was.

Page 5: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

5

Voorwoord

Doping in de sport is een actueel thema. Vooral de laatste tien jaar zijn dopingberichten in de media

een bijna dagelijks fenomeen geworden. De steeds ruimere commercialisering van de topsport en de

daarmee gepaard gaande druk op de atleten vergroot de kans dat zij naar verboden

prestatiebevorderende middelen teruggrijpen. Doping heeft steeds een negatieve bijklank gehad en

brengt dan ook grote schade toe aan het imago van de sport. Zo ondermijnt doping de principes van

een open en eerlijke competitie, en kan in geval van dopinggebruik bezwaarlijk over fair-play

tegenover de concurrentie gesproken worden. Bovendien werd bewezen dat dopinggebruik bepaalde

gezondheidsrisico‟s kan inhouden.

In 1999 kwamen de verschillende sportautoriteiten op een punt waarop zij beseften dat hun individuele

strijd tegen doping te weinig resultaten opleverde en de krachten daarom wereldwijd moesten worden

gebundeld. Dit resulteerde in de oprichting van het World Anti-Doping Agency (WADA), de aanname

van de UNESCO-Conventie tegen doping in de sport en de opstelling van de Wereldantidopingcode.

In deze analyse zal onderzocht worden hoe deze krachtenbundeling in de dopingstrijd praktisch werd

uitgewerkt. De nadruk ligt op de visie van de Wereldantidopingcode, die als harmoniserend document

voor alle sporten ter wereld van grote waarde is. Verder zal de implementatie van dit document in

Vlaanderen uitgebreid worden toegelicht.

Vooreerst zal onderzocht worden wat volgens de Wereldantidopingcode precies onder het begrip

doping moet worden verstaan. Doping houdt immers meer in dan het loutere gebruik van verboden

prestatiebevorderende middelen. Vervolgens worden de dopingpraktijken besproken die in het

Vlaamse Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening van 13 september 2007 worden

gedefinieerd. In een tweede deel worden de structuur en de functie van de verschillende normgevende

instanties in de dopingstrijd uiteengezet. Het is voor een leek immers niet voor de hand liggend in deze

materie om de precieze bevoegdheden en regels van het amalgaam aan organisaties, comités,

federaties en rechtscolleges uit elkaar te houden. In een derde deel worden de dopinggeralteerde

aspecten in het Vlaams Decreet Medisch Verantwoorde (en Ethische) Sportbeoefening (MVS) van 13

september 2007 uitgebreid onderzocht en geanalyseerd. De visie van de code omtrent diverse heikele

punten in de antidopingregelgeving zal eveneens in dit deel aan bod komen. Tot slot wordt de huidige

stand in de dopingstrijd in Vlaanderen kort vergeleken met deze in de Franse Gemeenschap en in

Nederland met als doel de harmoniserende werking van de Wereldantidopingcode te onderzoeken.

Page 6: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

6

Inleiding

Sport is de manier bij uitstek om de geest en het lichaam van de mens gezond en in conditie te houden.

De intrinsieke waarde of de “geest” van de sport gaat echter veel verder dan dat alleen. Sport

vertegenwoordigt in de meeste gevallen immers enkele belangrijke levenswaarden. Deze waarden

vormen samen de essentie van de Olympische gedachte. Zo gaat sport steeds gepaard met toewijding

en betrokkenheid, alsook met karakter, moed en ontwikkeling. Andere waarden als teamwork, respect

voor regels en wetten, en respect voor zichzelf en anderen, spelen in de meeste sporttakken een

belangrijke rol. Sport is verder ook het ideale medium om de verbondenheid en de solidariteit (zelfs

over de verschillende rassen heen) te promoten. Ethiek, fair-play en eerlijkheid zijn in de sport

eveneens waarden die een belangrijke rol spelen. Het spel eerlijk spelen, is één van de

fundamenteelste waarden in de Olympische gedachte.1 Valsspelers in de sport getuigen immers van

weinig respect tegenover zichzelf en tegenover de andere sporters, en negeren per definitie de

geldende regels en wetten. Waarden als solidariteit en verbondenheid zijn in geval van oneerlijkheid

trouwens eveneens ver te zoeken. Overtredingen van de antidopingregels gaan om deze redenen

integraal in tegen de geest van de sport en de Olympische gedachte. Het gebruik van doping kan

bovendien ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. Dopinggebruik en andere

dopingovertredingen behoren daarom zonder enige twijfel uit de sport gebannen te worden.

Om dit doel te bereiken werd in 2003 voor het eerst de Wereldantidopingcode goedgekeurd. De code

werd sindsdien reeds enkele malen gewijzigd. De laatste aanpassingen werden door het World Anti-

Doping Agency Foundation Board goedgekeurd op 17 november 2007 en zijn in werking getreden op

1 januari 2009. De in deze analyse frequent voorkomende verwijzingen naar de Wereldantidopingcode

zullen overigens steeds naar deze recentste versie zijn.

De Wereldantidopingcode beschrijft specifieke antidopingregels en -principes die gevolgd moeten

worden door de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het aannemen, implementeren of opleggen

van antidopingregels binnen hun bevoegdheid, zoals het Internationaal Olympisch Comité, het

Internationaal Paralympisch Comité, de internationale sportfederaties, de organisatoren van

belangrijke evenementen en de nationale antidopingorganisaties. Al deze organisaties worden

gezamenlijk aangeduid als antidopingorganisaties.2 Alle bepalingen van de Code zijn in wezen

bindend en verplicht toepasbaar door elke antidopingorganisatie en sporter of andere persoon. De code

is echter niet bedoeld als vervanging van de uitgebreide antidopingregels die reeds voor de aanname

van de code door elke antidopingorganisatie waren opgesteld en maakt deze geenszins overbodig.

1 Preambule van de Wereldantidopingcode.

2 Inleiding Wereldantidopingcode.

Page 7: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

7

Sommige bepalingen van de code moeten echter door elke antidopingorganisatie zonder substantiële

veranderingen worden overgenomen in hun antidopingregels.3 De ondertekenaars van de code mogen

aan dergelijke bepalingen geen bijkomende regels toevoegen die de impact van deze bepalingen

wijzigen. Andere bepalingen van de code geven verplichte richtlijnen, die ruimte laten voor

flexibiliteit bij het formuleren van de regels door de verschillende antidopingorganisaties. Nog andere

bepalingen van de code stellen voorwaarden waaraan elke antidopingorganisatie moet voldoen, maar

die niet hoeven terug te komen in hun antidopingregels.4

Antidopingregels zijn, net als wedstrijdregels, sportregels die bepalen onder welke omstandigheden

een sport mag worden beoefend. Sporters of andere personen accepteren deze regels als voorwaarde

voor deelname en zijn erdoor gebonden. Elke ondertekenaar van de code moet regels en procedures

instellen om te garanderen dat alle sporters of andere personen die onder het gezag van een

ondertekenaar en zijn lidorganisaties vallen, worden geïnformeerd over de geldende antidopingregels

van de betreffende antidopingorganisaties en zij er bovendien mee akkoord gaan aan deze regels

gebonden te zijn. Bovendien moet elke ondertekenaar van de code regels en procedures instellen om te

garanderen dat alle sporters of andere personen die onder het gezag van de ondertekenaar en zijn

lidorganisaties vallen, ermee instemmen dat hun persoonlijke gegevens verspreid worden, zoals vereist

of toegestaan door de code, en gebonden zijn door en voldoen aan de antidopingregels. De gepaste

sancties moeten worden opgelegd aan sporters of andere personen die deze regels niet naleven. Deze

regels en procedures, die eigen zijn aan de sport en tot doel hebben de antidopingregels op algemene

en gelijkvormige wijze ten uitvoer te brengen, verschillen fundamenteel met, en zijn dan ook niet

bedoeld om onderhevig te zijn aan of beperkt te worden door nationale vereisten en wettelijke normen

inzake strafrechtelijke vervolging of arbeidskwesties. Bij de beschouwing van de feitelijke en

wettelijke aspecten van een bepaalde zaak moeten alle rechtbanken, arbitragecommissies en andere

beslissingsbevoegde organen zich bewust zijn van en respect hebben voor de specifieke aard van de

antidopingregels in de code en voor het feit dat deze regels een weerspiegeling zijn van de consensus

van een breed spectrum van belanghebbenden wereldwijd die zich inzetten voor een eerlijke sport.5

Alle ondertekenaars van de code moeten de geldende bepalingen ervan toepassen via hun beleid,

statuten, regels of reglementen, in overeenstemming met hun bevoegdheid en binnen hun eigen

verantwoordelijkheidssfeer.6 Het engagement van elke regering tegenover de code wordt bekrachtigd

door de ondertekening van de Verklaring van Kopenhagen tegen dopinggebruik in de sport van 3

maart 2003, en door het feit dat zij de UNESCO-Conventie ratificeren, aanvaarden, goedkeuren en

3 Art. 23.2.2 Wereldantidopingcode.

4 Inleiding Wereldantidopingcode.

5 Inleiding Wereldantidopingcode.

6 Art. 23.2.1 Wereldantidopingcode.

Page 8: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

8

ertoe toetreden.7 Hoewel de goedkeuringsmechanismen kunnen verschillen van land tot land, is de

inspanning om doping te bestrijden door het gecoördineerde en geharmoniseerde programma dat tot

uitdrukking komt in de code, een gezamenlijke inspanning van de sportbewegingen en de overheden

waard.8 De staat België, en meer bepaald de Gemeenschappen, moeten dus alle nodige initiatieven en

maatregelen nemen om de UNESCO-Conventie en dus ook de code, na te leven.9

7 Art. 22 Wereldantidopingcode.

8 Opmerking bij art. 22 Wereldantidopingcode.

9 Art. 22.1 Wereldantidopingcode.

Page 9: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

9

1. Wat is doping?

1.1. Geschiedenis

Reeds in de tijd van de Oude Grieken probeerden atleten zichzelf te verbeteren of te versterken met

aangepaste diëten en stimulerende brouwsels. Het teruggrijpen naar allerlei lichaamsvreemde

substanties of andere artificiële methodes om de prestaties te verbeteren, heeft dus al altijd in de mens

gezeten, maar is uiteraard met de tijd geëvolueerd.

In de 19e eeuw gebruikten wielrenners en andere uithoudingssporters vaak strychnine, cafeïne, cocaïne

en zelfs alcohol in de hoop hun prestaties te bevorderen. Pas sinds het begin van de 20e eeuw werd het

gebruik van de term doping courant, oorspronkelijk verwijzend naar de illegale preparatie van

racepaarden. Pas rond 1920 kwam het besef dat restricties op het drug- en dopinggebruik in de sport

noodzakelijk waren.

De International Amateur Athletic Federation (IAAF) was in 1928 de eerste internationale

sportfederatie die het gebruik van doping in haar reglementen veroordeelde. Vele andere

sportfederaties volgden al snel, maar vele beperkingen bleven ineffectief, omdat er bij de atleten geen

dopingtests werden afgenomen. Ondertussen verergerde de problematiek door de uitvinding van

synthetische hormonen in de jaren „30 en het opkomend gebruik ervan als doping in de sport tijdens de

jaren ‟50. Tijdens de autopsie, na de plotse dood van de Deense wielrenner Jensen tijdens de

Olympische Spelen te Rome in 1960, vonden onderzoekers sporen van amfetamines. Deze spijtige

gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren. In 1966 waren de

UCI en de FIFA de eerste internationale sportfederaties die dopingtesten introduceerden op hun

respectievelijke wereldkampioenschappen. Een jaar later richtte het IOC haar medische commissie op

(zie 2.4) en publiceerde voor het eerst een lijst met verboden substanties. De tragische dood van Tom

Simpson tijdens de beklimming van de Mont Ventoux tijdens de Tour van 1967, bewees echter dat er

nog veel werk aan de winkel was. Tegen 1970 had het gros van de internationale sportfederaties

dopingcontroles ingevoerd, maar deze lieten vaak nog te wensen over. Zo was het gebruik van anabole

steroïden vooral in krachtsporten wereldwijd verspreid, maar bestonden er tot 1974 geen waterdichte

opsporingsmethodes en werden ze pas in 1976 door het IOC aan de lijst van verboden substanties

toegevoegd. Bovendien werden sommige landen ervan verdacht dat zij hun atleten financieel

bijsprongen om doping te gebruiken. Het feit dat in een aantal sporttakken sinds de jaren ‟90

opmerkelijk minder topresultaten werden behaald, werd gelinkt aan de betere kwaliteit en de grotere

effectiviteit van dopingtesten, maar wees er echter ook op dat het dopinggebruik in de voorgaande

jaren nog steeds weelderig had getierd. Nu de controles op steroïden en andere stimulantia begonnen

te lonen, hadden de valsspelers zich al lang toegelegd op andere technieken om de prestaties te

verbeteren. Bloeddoping werd al gebruikt sinds de jaren ‟70 en kwam slechts op de lijst als verboden

Page 10: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

10

methode in 1986. Bij bloeddoping traint de atleet eerst normaal of gedopeerd, waarna een deel van het

eigen „hoge kwaliteitsbloed‟ wordt afgetapt en later, net voor een wedstrijd opnieuw wordt toegediend

waardoor het hemoglobinegehalte, en hierdoor ook het prestatievermogen, gevoelig stijgt. Een ander

frequent gebruikt en hemoglobinestimulerend middel was erythropoietine, beter bekend als EPO. Deze

substantie werd reeds in 1990 aan de verboden lijst toegevoegd, maar bleef populair bij sporters omdat

een eerste betrouwbare opsporingsmethode voor EPO slechts werd ingevoerd op de Olympische

Spelen van 2000 in Sydney. Toen in de Tour de France van 1998 bij de toenmalige FESTINA-ploeg

een huiszoeking werd gedaan en een massa aan verboden producten werden aangetroffen, besefte de

internationale gemeenschap dat er nog drastischer zou moeten worden opgetreden. Het IOC nam het

initiatief om een wereldconferentie over doping in de sport te beleggen. Deze kwam er in februari

1999 te Lausanne en resulteerde in de oprichting van het World Anti-Doping Agency in november

1999. Het WADA moest zorgen voor de nodige harmonisatie van de antidopingregelgeving en een

einde maken aan de wildgroei van verschillende definities, strategieën en straffen die door de

verschillende normerende instanties werden uitgevaardigd. De quasi wereldwijde aanvaarding van de

Wereldantidopingcode was ongetwijfeld de grootste verdienste van het WADA tot nu toe.10

(zie 2.3)

De dopingstrijd is echter nog lang niet gestreden want 10 jaar na de oprichting van het WADA lopen

nog steeds tientallen sporters per jaar tegen de dopinglamp en is de problematiek nog steeds niet uit de

actualiteit weg te denken. Bovendien blijven sommige artsen en professoren de verboden substanties

en methoden voor atleten verder promoten en ontwikkelen, getuige onder meer de recente

dopinggevallen met CERA, reeds de vierde generatie van het vroegere EPO. De dopingstrijd is dus

een soort kat- en muisspelletje geworden tussen de dopingjagers en oneerlijke wetenschappers die

door de ontwikkeling van nieuwe (en meestal nog betere) producten en methodes de gangbare

opsporingsmethodes te slim af proberen te zijn.

1.2. Doping volgens de Wereldantidopingcode

In artikel 1 van de Wereldantidopingcode wordt doping gedefinieerd als het plaatsvinden van een of

meer van de dopingovertredingen die in artikel 2.1 tot en met artikel 2.8 van de Code worden

omschreven. Er zijn dus verschillende omstandigheden en gedragingen met of in verband met

verboden stimulerende middelen en methoden, die allen onder het begrip doping vallen. Sporters of

andere personen zijn verantwoordelijk voor het kennen van de gedragsvormen die een

dopingovertreding vormen en van de stoffen en methoden die op de verboden lijst staan.11

Het WADA

publiceert namelijk zo vaak als nodig en minstens eenmaal per jaar een verboden lijst van substanties

10

http://www.wada-ama.org/en/dynamic.ch2?pageCategory.id=312. 11

Art. 2 Wereldantidopingcode.

Page 11: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

11

en methoden als Internationale Standaard.12

Iedere jaarlijkse versie van de verboden lijst en alle

herzieningen moeten door het WADA onverwijld aan elke ondertekenaar en de overheid verstrekt

worden en moeten op de website van het WADA worden gepubliceerd. Iedere ondertekenaar van de

Code moet de nodige stappen ondernemen om de verboden lijst te verspreiden onder zijn leden en

organen.13

De verboden lijst maakt integraal deel uit van de Internationale Conventie tegen doping in

de sport. Het WADA moet de directeur-generaal van de UNESCO van iedere wijziging aan de

verboden lijst op de hoogte brengen.14

Er zijn verboden stoffen en verboden methoden die te allen

tijde, zowel binnen als buiten wedstrijdverband, verboden zijn als doping omdat ze prestaties tijdens

toekomstige wedstrijden kunnen verbeteren of een maskerende werking kunnen hebben. Andere

stoffen en methoden zijn enkel binnen wedstrijdverband verboden. De verboden lijst kan door het

WADA voor een specifieke sport worden uitgebreid. De verboden stoffen en verboden methoden

kunnen op de verboden lijst worden vermeld met hun algemene categorie (bv. anabolica) of door het

specifiek noemen van de bepaalde stof of methode.15

Het gebruik buiten wedstrijdverband van een stof

die alleen binnen wedstrijdverband is verboden, vormt geen dopingovertreding, tenzij de

monsterafname binnen wedstrijdverband een belastend analyseresultaat van de stof oplevert of de

afbraakproducten ervan.16

Een stof komt in aanmerking om op de verboden lijst te komen, wanneer zij

een maskerend middel is of wanneer ze beantwoordt aan twee van de volgende drie criteria: 1) ze

verbetert de sportprestaties of zou die kunnen verbeteren; 2) ze houdt een reëel of potentieel

gezondheidsrisico in; of 3) ze is in strijd met de geest van de sport. Geen van deze drie criteria

afzonderlijk vormt een voldoende basis om een stof aan de verboden lijst toe te voegen. Als onderdeel

van de procedure worden alle ondertekenaars, overheden en andere betrokken personen jaarlijks

uitgenodigd om hun opmerkingen met betrekking tot de inhoud van de verboden lijst mee te delen aan

het WADA.17

De beslissing van het WADA om verboden stoffen en verboden methoden aan de lijst

toe te voegen en de classificatie van de stoffen op de verboden lijst in categorieën, zijn bindend en

kunnen niet worden betwist door een sporter of een andere persoon op basis van het argument dat de

stof of methode geen maskerend middel was, de sportprestaties niet kon verbeteren, niet schadelijk

was voor de gezondheid, of niet in strijd was met de geest van de sport.18

Een eerste en logische omstandigheid die een dopingovertreding uitmaakt is de aanwezigheid van een

verboden stof of van de afbraakproducten of markers19

daarvan in een monster van een sporter

12

Zie bijlage 1. 13

Art. 4.1. Wereldantidopingcode. 14

Opmerking bij art. 4.1. Wereldantidopingcode. 15

Art. 4.2.1 Wereldantidopingcode. 16

Opmerking bij art. 4.2.1 Wereldantidopingcode. 17

Opmerking bij art. 4.3.2 Wereldantidopingcode. 18

Art. 4.3.3 Wereldantidopingcode. 19 Een marker is een verbinding, groep verbindingen of biologische parameter(s), die wijst op het gebruik van

een verboden stof of een verboden methode.

Page 12: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

12

genomen bij een dopingcontrole. Sporters zijn verantwoordelijk voor eender welke verboden stof of de

afbraakproducten of markers daarvan die in hun monsters worden aangetroffen. Elke sporter heeft

immers de persoonlijke plicht ervoor te zorgen dat er geen verboden stoffen zijn of haar lichaam

binnenkomen. Bijgevolg moet er geen opzet, nalatigheid, schuld of bewust gebruik van de sporter

bewezen worden om te besluiten tot een dopingovertreding.20

In de Code wordt dus voor

dopingovertredingen waarbij er sprake is van aanwezigheid van een verboden stof of afbraakproduct

of marker daarvan, het principe van de risicoaansprakelijkheid gehanteerd. Er is met andere woorden

sprake van een dopingovertreding van zodra een verboden stof wordt aangetroffen in een monster van

een sporter. Bij een dopingcontrole wordt echter steeds een monster A en een monster B genomen. De

aanwezigheid van een verboden stof, of een afbraakproduct of marker daarvan, wordt geacht bewezen

te zijn indien de analyse van monster A dit uitwijst en de sporter afziet van een analyse van monster B.

Echter, indien monster B, al dan niet op vraag van de sporter, ook werd geanalyseerd, zal ook deze

analyse de aanwezigheid van de verboden stof, of afbraakproduct of marker, moeten bevestigen om tot

een dopingovertreding te kunnen besluiten.21

Met uitzondering van de stoffen waarvoor in de

verboden lijst een specifieke grenswaarde wordt opgegeven, vormt de aanwezigheid van eender welke

hoeveelheid van een verboden stof of een afbraakproduct of marker daarvan in een monster van een

sporter automatisch een dopingovertreding.22

De verboden lijst of Internationale Standaarden kunnen

bijzondere criteria omschrijven voor de beoordeling van verboden stoffen die ook door het lichaam

zelf kunnen worden geproduceerd.23

24

Een tweede dopingovertreding die de Code omschrijft, is het gebruik of de poging tot het gebruik van

een verboden stof of een verboden methode door een sporter.25

Gebruik of poging tot gebruik van een

verboden stof of een verboden methode kan, in tegenstelling tot de aanwezigheid ervan, vastgesteld

worden door eender welke betrouwbare methode. Zo kunnen bekentenissen van de sporter,

getuigenverklaringen, schriftelijk bewijs, conclusies van longitudinale profielen of andere analytische

informatie die verder niet voldoet aan alle vereisten voor de vaststelling van de aanwezigheid van een

verboden stof, wel volstaan om het gebruik aan te tonen.26

Het heeft geen belang of het gebruik of de

poging tot gebruik al dan niet succes opgeleverd heeft. Het gebruik of de poging tot gebruik van een

verboden stof of een verboden methode maakt op zich reeds een dopingovertreding uit.27

Om een

poging tot gebruik van een verboden stof aan te tonen, is echter het bewijs van de intentie van de

20

Art. 2.1.1 Wereldantidopingcode. 21

Art. 2.1.2 Wereldantidopingcode. 22

Art. 2.1.3 Wereldantidopingcode. 23

Art. 2.1.4 Wereldantidopingcode. 24

De Belgische triatlonatleet Rutger Beke toonde in 2005 in een spraakmakende zaak met succes aan dat de verboden stoffen in zijn lichaam door het lichaam zelf konden zijn aangemaakt. 25

Art. 2.2 Wereldantidopingcode. 26

Opmerking bij art. 2.2 Wereldantidopingcode. 27

Art. 2.2.2 Wereldantidopingcode.

Page 13: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

13

sporter vereist. Sommige stoffen en methoden zijn enkel verboden binnen wedstrijdverband dus kan

het gebruik ervan buiten wedstrijdverband niet als een dopingovertreding worden aanzien.28

Een andere gedraging die als dopingovertreding wordt aanzien is de weigering of het verzuim een

monster af te staan zonder geldige reden na een oproep volgens de geldende antidopingregels. Ook het

omzeilen van een monsterafname op een andere manier wordt als dopingovertreding gekwalificeerd.29

Het weigeren of verzuimen mee te werken aan de monsterafname kan zowel gebaseerd zijn op

opzettelijk als nalatig gedrag van de sporter, terwijl het omzeilen van de monsterafname duidt op

opzettelijk gedrag van de sporter.30

Overtreden van de geldende vereisten met betrekking tot de beschikbaarheid van de sporter voor

dopingcontroles buiten wedstrijdverband, inclusief verzuimen om de vereiste verblijfsgegevens mee te

delen en het niet ondergaan van dopingcontroles op basis van de regels die beantwoorden aan de

Internationale Standaard voor dopingcontroles, wordt niet meteen bestraft. Elke combinatie van drie

gemiste controles en/of aangifteverzuimen binnen een periode van achttien maanden zoals bepaald

door de antidopingorganisaties met rechtsbevoegdheid over de sporter, wordt echter beschouwd als

een dopingovertreding.31

Ook fraude of poging tot fraude ten opzichte van eender welk onderdeel van de dopingcontrole wordt

logischerwijze als dopingovertreding gekwalificeerd.32

Gedrag dat het dopingcontroleproces hindert,

maar verder niet onder de definitie van een verboden methoden zou vallen, wordt op deze manier

eveneens verboden. Het veranderen van identificatienummers op een dopingcontroleformulier, het

breken van fles B tijdens de analyse van monster B of het verstrekken van bedrieglijke informatie aan

een antidopingorganisatie zijn voorbeelden van fraude ten opzichte van de dopingcontrole.33

Een zesde omstandigheid die als een dopingovertreding wordt omschreven in de Code, is het bezit van

verboden stoffen of verboden methoden en kan zowel tegen sporters als tegen begeleiders van sporters

worden toegepast.34

Bezit van eender welke verboden stof of verboden methode door een sporter

binnen wedstrijdverband is voldoende voor een overtreding. Bezit door een sporter buiten

wedstrijdverband van eender welke verboden stof of verboden methode, die verboden is buiten

wedstrijdverband, maakt eveneens een dopingovertreding uit. Indien de sporter echter aantoont dat het

bezit kadert in een dispensatie wegens therapeutische noodzaak (zie 3.2) of een andere aanvaardbare

28

Opmerking bij art. 2.2.2 Wereldantidopingcode. 29

Art. 2.3 Wereldantidopingcode. 30

Opmerking bij art. 2.3 Wereldantidopingcode. 31

Art. 2.4 Wereldantidopingcode. 32

Art. 2.5 Wereldantidopingcode. 33

Opmerking bij art. 2.5 Wereldantidopingcode. 34

Art. 2.6 Wereldantidopingcode.

Page 14: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

14

verantwoording voor het bezit kan geven, zal het bezit niet als overtreding gekwalificeerd worden.35

Voor begeleidend personeel van sporters zijn omtrent het bezit identiek dezelfde regels van

toepassing.36

Het bezit of de aankoop van een verboden stof kan niet worden gerechtvaardigd met de

verklaring dat zij voor een vriend of bekende was bedoeld, behalve in medisch verantwoorde gevallen

waarin die persoon over een doktersvoorschrift beschikt om de verboden stof te kopen voor een

gewettigd doel.37

Ook in geval van handel of poging tot handel in eender welke verboden stof of

verboden methode is er sprake van een dopingovertreding in de zin van de Code.38

Deze overtreding

kan zowel begaan worden door sporters als door om het even welke andere persoon. Handel wordt

door het WADA als een zwaardere dopingovertreding dan de vorige beschouwd omdat de bestraffing

in dergelijk geval groter is.(zie 3.2)

Ten slotte wordt ook de toediening of de poging tot toediening aan eender welke sporter binnen

wedstrijdverband van eender welke verboden stof of verboden methode, of de toediening of poging tot

toediening aan eender welke sporter buiten wedstrijdverband van eender welke verboden stof of

verboden methode die verboden is buiten wedstrijdverband, als dopingovertreding gekwalificeerd en

bovendien zwaarder bestraft. Sporters, begeleiders en andere personen die meewerken, aanmoedigen,

helpen, bijstaan, verbergen of eender welke andere vorm van medeplichtigheid begaan in het kader

van een dopingovertreding of poging tot dopingovertreding, maken zich eveneens schuldig.39

In elke zaak moet de bevoegde antidopingorganisatie aantonen dat een dopingovertreding plaatsvond.

De bewijsnorm zal zijn of de antidopingorganisatie een dopingovertreding heeft vastgesteld tot volle

tevredenheid van de tuchtcommissie, rekening houdend met de ernst van de geuite beschuldigingen.

Deze bewijsnorm is meer dan alleen een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een

onomstotelijk vaststaand bewijs40

en wordt algemeen toegepast door de rechtbanken en

tuchtcommissies in dopingzaken.41

Feiten met betrekking tot een dopingovertreding kunnen worden

vastgesteld met eender welk betrouwbaar middel, inclusief bekentenissen.42

De door het WADA

geaccrediteerde laboratoria worden verondersteld de monsteranalyses en de bewaarprocedures uit te

voeren in overeenstemming met de Internationale Standaard voor laboratoria. Indien de sporter of een

andere persoon de voornoemde veronderstelling weerlegt door aan te tonen dat een afwijking van de

Internationale Standaard voor laboratoria, een andere Internationale Standaard, of een andere

antidopingregel of –beleid, redelijkerwijs het belastende analyseresultaat kan veroorzaakt hebben,

35

Art. 2.6.1 Wereldantidopingcode. 36

Art. 2.6.2 Wereldantidopingcode. 37

Opmerking bij art. 2.6.1 en 2.6.2 Wereldantidopingcode. 38

Art. 2.7 Wereldantidopingcode. 39

Art. 2.8 Wereldantidopingcode. 40

Art. 3.1 Wereldantidopingcode. 41 N., J., Y., W. v. FINA, TAS 98/208, 22 december 1998. 42

Art. 3.2 Wereldantidopingcode.

Page 15: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

15

moet de antidopingorganisatie aantonen dat die afwijking niet de oorzaak is van het belastende

analyseresultaat.43

Feiten die worden aangetoond op grond van een beslissing van een rechtbank of een

bevoegde professionele tuchtcommissie waartegen geen beroepsprocedure loopt, vormen een

onweerlegbaar bewijs van deze feiten tegen de sporter of andere persoon waarop de beslissing

betrekking heeft, tenzij hij of zij aantoont dat de beslissing de principes van eerlijke rechtsbedeling

schendt.44

Voor de volledigheid moet er op gewezen worden dat dopinggebruik door dieren in de code eveneens

verboden wordt. In elke sport waarbij dieren deelnemen aan wedstrijden, moet de internationale

federatie van die sport antidopingregels invoeren voor de dieren die deelnemen aan die sport. Deze

antidopingregels moeten een lijst van verboden stoffen, geschikte dopingcontroleprocedures en een

lijst van erkende laboratoria voor de analyse van de monsters bevatten.45

Tot slot kan nog opgemerkt worden dat de code de samenwerking en de omgang tussen sporters of

andere personen en begeleidend personeel van sporters die een uitsluitingperiode uitzitten, niet als een

dopingovertreding beschouwt. De sportorganisaties mogen echter eigen regels aannemen die dergelijk

gedrag verbieden.46

1.3. Dopingpraktijken in het Decreet MVS 2007

De decreetgever van 2007 heeft de reikwijdte van de term dopingpraktijk in vergelijking met het

originele decreet MVS van 1991 gevoelig uitgebreid. In 1991 werden dopingpraktijken nog

omschreven als het gebruik van substanties en middelen die door een door de regering opgestelde lijst

verboden waren. Ook het gebruik van maskeringsproducten van die substanties en de manipulatie van

genetische eigenschappen van de sporter om zijn prestatievermogen te verbeteren, vielen reeds onder

de term dopingpraktijk.47

Bovendien stelde het toenmalige decreet ook reeds het bezit zonder

gewettigde reden van verboden middelen en substanties, evenals de weigering van een dopingcontrole

en de medeplichtigheid aan dopingovertredingen, gelijk met dopingpraktijken.48

In het vernieuwde Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening van 13 juli 2007 is duidelijk te

zien hoe groot de invloed van de Wereldantidopingcode wel is geweest bij de heropstelling van de

dopinggerelateerde artikelen. Aangezien sommige bepalingen van de code, waaronder de definitie van

43

Art. 3.2.1 Wereldantidopingcode. 44

Art. 3.2.3 Wereldantidopingcode. 45

Art. 16.1 Wereldantidopingcode. 46

Opmerking ‘b’ bij art. 2 Wereldantidopingcode. 47

Art. 2,6° Decreet MVS 1991. 48

Art. 21,§2 Decreet MVS 1991.

Page 16: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

16

doping, zonder substantiële wijzigingen moeten geïmplementeerd worden in de regelgeving van de

ondertekenaars, worden in het decreet MVS de acht gedragingen of omstandigheden, die ook volgens

de code een dopingovertreding uitmaken, quasi letterlijk overgenomen.49

Voor de harmonisatie van de

dopingreglementering op wereldvlak is het uiteraard van essentieel belang dat alle ondertekenaars van

de code hun beslissingen baseren op dezelfde lijst van dopingovertredingen en dezelfde bewijslast en

dezelfde consequenties verbinden aan dezelfde dopingovertredingen.50

Daarom werd een volledig

nieuw artikel 3 ingevoerd dat dopingpraktijken nu omschrijft als: “De overtreding of de verschillende

overtredingen van antidopingregels op een van de volgende wijzen, onverminderd de bepalingen van

de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende

middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt

worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen : 1° de

aanwezigheid van een verboden stof of van een metaboliet of marker daarvan in een monster dat

afkomstig is van het lichaam van de sporter; 2° gebruik of poging tot gebruik van een verboden stof of

een verboden methode; 3° de weigering, of het onvermogen zonder duidelijke verantwoording, om een

monster voor te leggen na de kennisgeving, vermeld in de toepasselijke antidopingregels, of het op om

het even welke andere manier ontwijken van de monsterneming; 4° de overtreding van de

toepasselijke vereisten met betrekking tot de beschikbaarheid van de sporter voor dopingcontroles

buiten wedstrijdverband, onder meer door te verzuimen de vereiste informatie over de verblijfplaats

mee te delen, of door zich niet beschikbaar te houden op de verblijfplaatsen die men heeft aangegeven.

(Elke combinatie van drie gemiste controles en/of aangifteverzuimen binnen een periode van achttien

maanden wordt hierbij beschouwd als een overtreding); 5° het plegen van bedrog, of de poging

daartoe, bij om het even welk onderdeel van de dopingcontrole; 6° het bezit van verboden stoffen en

methoden; 7° het verhandelen (of poging tot verhandelen) van om het even welke verboden stof of

verboden methode; 8° de toediening of de poging tot toediening van een verboden stof of verboden

methode aan om het even welke sporter, of het aanmoedigen van, helpen bij, vergemakkelijken van,

mogelijk maken van, aanzetten tot, verbergen van, of om het even welke medeplichtigheid in het kader

van een overtreding van de antidopingregels of van een poging tot overtreding.”51

De handel en de

poging tot handel en de overtredingen in verband met verblijfsgegevens zijn echter slechts in werking

getreden op 1 januari 2009.

De verboden lijst van middelen en substanties die vroeger door de regering werd opgesteld, is in het

nieuwe decreet logischerwijze vervangen door de verboden lijst van het WADA. Deze wordt in het

nieuwe decreet gedefinieerd als de lijst met verboden stoffen en verboden methoden, gevoegd als

49

Art. 23.2.2 Wereldantidopingcode. 50

Opmerking bij Inleiding Wereldantidopingcode. 51

Art. 3 Decreet MVS 2007.

Page 17: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

17

bijlage bij de Internationale Conventie tegen het dopinggebruik in de Sport, met zijn wijzigingen, en

bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.52

Het verbod op dopingpraktijken wordt omschreven in artikel 24 van het decreet MVS. Elke sporter

moet zich te allen tijde onthouden van alle overtredingen vallend onder dopingpraktijken. Het decreet

legt, naar het voorbeeld van de code, ook de begeleiders van sporters het bevel op zich te onthouden

van dopingpraktijken waarbij zij kunnen betrokken zijn of worden. Het gaat hierbij om bedrog bij

dopingcontroles of om het bezit van, (poging tot) toediening van of (poging tot) handel in verboden

stoffen en verboden methoden.53

De controle-, handhaving-, en sanctioneringprocedures in het decreet

komen verderop in deze analyse nog uitgebreid aan bod.

52

Art. 4,6° Decreet MVS 2007. 53

Art. 24 Decreet MVS 2007.

Page 18: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

18

2. Normerende instanties

2.1. De UNESCO

De United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) werd opgericht op

16 november 1945 en is als internationale organisatie van groot belang voor de samenwerking van

zowat 200 landen op verschillende vlakken. In de evolutie naar een internationale samenwerking op

het vlak van een faire sport en de daarbij horende antidopingmaatregelen heeft de UNESCO een

cruciale rol gespeeld met de opstelling van haar antidopingprogramma. De bedoeling van dit

programma is aan alle sporters het recht te garanderen om aan competitie te doen in een dopingvrije,

eerlijke en faire omgeving.

Om het dopinggebruik uit de sport te bannen, hanteert de UNESCO een driedelige strategie.54

Vooreerst beoogt zij de internationale samenwerking van de leden. Zo ontwikkelden de leden van de

UNESCO op een bijeenkomst in Parijs op 19 oktober 2005 de „International Convention against

Doping in Sport‟.55

Deze conventie trad in werking op 1 februari 2007 en biedt alle landen ter wereld

de kans een beroep te doen op het internationaal recht om doping in de sport te bestrijden. De

overeenkomst verstrekt het noodzakelijke kader om antidopingregels en -beleid wereldwijd te

harmoniseren en om de doeltreffendheid van de Wereld Antidoping Code te verzekeren. In deze

overeenkomst worden de overheden verzocht zich in te spannen persoonlijk hun verantwoordelijkheid

te nemen, zich aan te sluiten bij de ethiek en de integriteit in de sport te versterken, met als ultiem

streefdoel de banning van doping uit de sport.56

Om dit doel te bereiken moeten de lidstaten gepaste

maatregelen treffen op nationaal en internationaal vlak in de lijn van de antidopingcode. Bovendien

zullen zij alle vormen van internationale samenwerking op het vlak van de bescherming van de atleten

en de ethiek in de sport aanmoedigen en resultaten van onderzoek uitwisselen. Tot slot wordt in de

conventie de samenwerking met internationale antidopingorganisaties aanbevolen, in het bijzonder

met het World Anti Doping Agency (WADA, zie 2.3.).57

Elke lidstaat moet dus gepaste maatregelen

treffen om de banning van doping uit de sport te realiseren. Deze maatregelen kunnen zowel

wetgevende initiatieven, regularisaties, belastingen als administratieve procedures inhouden58

, maar

moeten steeds gebaseerd zijn op de antidopingcode van het WADA.59

De conventie verhindert

daarentegen niet dat staten bijkomende maatregelen treffen die verder gaan of strenger zijn dan de

code.

54

http://portal.unesco.org/shs/en/ev.php-URL_ID=9681&URL_DO=DO_TOPIC&URL_SECTION=201.html. 55

Zie bijlage 2. 56

Art 1 Convention against Doping in Sport 2005. 57

Art 3 Convention against Doping in Sport 2005. 58

Art 5 Convention against Doping in Sport 2005. 59

Art 4 Convention against Doping in Sport 2005.

Page 19: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

19

„Domestic coordination‟ verzekert toepassing van de Conventie tegen doping in de sport door de

lidstaten. Met andere woorden, elke lidstaat moet de hierboven beschreven maatregelen toepassen in

de eigen rechtsorde.60

In dit kader past het tweede deel van de strategie van de UNESCO in de strijd

tegen doping. De UNESCO wil immers de capaciteit van de conventie uitbouwen door de overheden

bij te staan in de ontwikkeling van nationale antidopingprogramma's en door beleidsadvies te geven

om de naleving van de conventie te verzekeren. Deze organisatie ondersteunt bovendien onderzoek

naar verdere bewijzen om de basis voor de antidopingbesluitvorming uit te breiden, in het bijzonder op

het domein van handel in verboden producten, voedingssupplementen en de gezondheidsgevolgen van

dopinggebruik. Om hun verplichtingen onder de conventie na te komen, mogen de lidstaten een

beroep doen op zowel antidopingorganisaties als op sportfederaties en –organisaties.61

De lidstaten

moeten regelgeving uitvaardigen op verschillende vlakken. Een eerste opdracht is de beschikbaarheid,

het gebruik en het bezit van verboden producten en methoden bij atleten in de sport te beperken, tenzij

dit gebruik of bezit van verboden producten gebaseerd is op een therapeutische noodzaak. Deze

opdracht houdt naast de controle op de productie, ook de circulatie, de import, de verdeling en de

verkoop van deze verboden producten en methoden in.62

Een tweede opdracht voor de lidstaten bestaat

in het nemen van maatregelen, met inbegrip van sancties en tuchtstraffen, tegen ondersteunend of

begeleidend personeel van atleten dat zich schuldig maakt aan een anti-dopingovertreding.63

In de

conventie wordt ook de problematiek van de voedingssupplementen behandeld. Zo worden

producenten en verdelers verplicht de analytische samenstelling van deze supplementen aan te geven

en de kwaliteit ervan te verzekeren.64

Wat het financiële aspect betreft, verbinden de staten zich ertoe

de nodige subsidies en/of fondsen toe te kennen aan sport- en antidopingorganisaties die werken

volgens de regels van de code.65

Tot slot kwamen de lidstaten overeen enkele maatregelen te treffen

met het oog op de vereenvoudiging van dopingcontroles.66

De internationale samenwerking wordt in de conventie expliciet beschreven. De samenwerking op het

vlak van de dopingcontroles zelf 67

vormt een belangrijk aspect, maar ook de ondersteuning van de

doelstellingen van het WADA68

en de samenwerking van nationale en internationale sport- en

antidopingorganisaties69

wordt aangemoedigd. De staten aanvaarden bovendien het principe van de

gelijke financiering van het WADA door elk van hen.70

Daarnaast wordt ook het Voluntary Fund

60

Art. 7 Convention against Doping in Sport 2005. 61

Art. 7 in fine Convention against Doping in Sport 2005. 62

Art. 8 Convention against Doping in Sport 2005. 63

Art. 9 Convention against Doping in Sport 2005. 64

Art 10 Convention against Doping in Sport 2005. 65

Art 11 Convention against Doping in Sport 2005. 66

Art. 12 Convention against Doping in Sport 2005. 67

Art. 16 Convention against Doping in Sport 2005. 68

Art. 14 Convention against Doping in Sport 2005. 69

Art. 13 Convention against Doping in Sport 2005. 70

Art. 15 Convention against Doping in Sport 2005.

Page 20: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

20

opgericht 71

, een fonds ter banning van doping in de sport dat allerhande financieringsbronnen voorziet

en gebruikt wordt voor de ontwikkeling en de implementatie van antidopingprogramma‟s. Ook de

werkingskosten die gepaard gaan met de uitvoering van de conventie kunnen met dit fonds

gefinancierd worden.72

Een derde strategie van de UNESCO is de opvoeding van jonge en toekomstige atleten te verbeteren

en het onderzoek op het vlak van de dopingbestrijding aan te moedigen. De UNESCO ontwikkelde

antidopingonderwijs en preventieprogramma's die gericht zijn op het bevorderen van de fundamentele

waarden van de sportethiek en op het informeren van jonge atleten over de morele, wettelijke en

gezondheidsgevolgen van dopinggebruik. In de conventie wordt een onderscheid gemaakt tussen

enerzijds informatie over de ethische waarden en de gezondheidsgevolgen van dopinggebruik die de

lidstaten aan de sportgemeenschap in haar geheel moeten verschaffen73

en anderzijds informatie die

aan de atleten en hun begeleidend personeel in het bijzonder moet worden verstrekt. Deze informatie

omvat de procedure voor controles, de rechten van een atleet en de gevolgen bij een positieve controle,

de lijst met verboden substanties en methoden, en de regels in verband met voedingssupplementen74

.

De internationale samenwerking wordt ook op dit vlak expliciet door de conventie aanbevolen.75

Met betrekking tot het onderzoek wordt de lidstaten opnieuw opgedragen samen te werken met sport-

en antidopingorganisaties. Zij voeren samen antidopingonderzoeken uit op verschillende vlakken zoals

bijvoorbeeld preventie, opsporingsmethodes, gedragspatronen en sociale aspecten, en

gezondheidsgevolgen van doping.76

De onderzoeken moeten echter steeds voldoen aan de

internationaal erkende ethische standaarden en de toediening van verboden stoffen bij atleten moet

vermeden worden. Bovendien moeten de staten gepaste voorzorgsmaatregelen treffen om te

verhinderen dat resultaten van antidopingonderzoek misbruikt en toegepast worden in de omgekeerde

richting.77

Het uitwisselen van onderzoeksresultaten met het WADA en tussen de staten onderling

wordt ook op dit vlak aanbevolen indien dit nuttig kan zijn.78

Tot slot moedigt de conventie de

lidstaten aan, ook op het gebied van sportwetenschappelijk onderzoek hun steentje bij te dragen.79

71

Art. 17 Convention against Doping in Sport 2005. 72

Art. 18 Convention against Doping in Sport 2005. 73

Art. 19, 1 Convention against Doping in Sport 2005. 74

Art. 19, 2 Convention against Doping in Sport 2005. 75

Art. 23 Convention against Doping in Sport 2005. 76

Art. 24 Convention against Doping in Sport 2005. 77

Art. 25 Convention against Doping in Sport 2005. 78

Art. 26 Convention against Doping in Sport 2005. 79

Art. 27 Convention against Doping in Sport 2005.

Page 21: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

21

2.2. De Europese Unie

De Europese Unie heeft op zich geen toegewezen bevoegdheden op het vlak van de strijd tegen

doping. De Unie kan echter wel bijdragen tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied,

rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en

haar sociale en educatieve functie.80

In die zin kunnen de bevoegde instellingen van de EU toch direct

optreden en positieve maatregelen treffen inzake sport.

Op het vlak van de dopingbestrijding verzorgt de Europese Commissie frequent contact met de

lidstaten, de Europese Raad, de UNESCO en het WADA om de samenwerking tussen deze

verschillende actoren te verstevigen.81

De Europese Commissie stelde in Brussel op 11 juli 2007 haar

„White Paper on Sport‟ voor. Hierin worden ook de doelen van de Europese Commissie in de

dopingstrijd beschreven. Vooreerst beveelt de Commissie aan dat de handel in illegale

dopingsubstanties op dezelfde manier moet aangepakt worden als de handel in illegale drugs in de

Europese Unie. Alle actoren op het vlak van de volksgezondheid worden bovendien gevraagd om de

gezondheidsbedreigende aspecten van dopinggebruik te erkennen. De Commissie zet sportorganisaties

aan om regels te ontwikkelen die ervoor zorgen dat jonge sportlui beter geïnformeerd zijn over de

gevaren van doping en de gevolgen ervan. Tot slot is de Commissie voorstander van een

gecoördineerde aanpak in de strijd tegen doping. Om dit doel te bereiken is de uitwisseling van

informatie en nuttige ervaringen tussen de verschillende normerende instanties van cruciaal belang. In

deze context moedigt de Commissie dan ook de implementatie van de UNESCO-Conventie tegen

doping in de sport door de lidstaten fel aan.82

Het Europees recht kan echter ook indirect van toepassing zijn op dopinggerelateerde kwesties door de

toepassing van de regels inzake vrij verkeer en mededinging. Op 31 mei 2001 legden een Spaanse en

een Sloveense profzwemmer een klacht neer bij de Europese Commissie tegen het IOC, waarbij zij

beweerden dat de antidopingregels, door het IOC aangenomen en ten uitvoer gelegd door de

internationale zwemfederatie FINA, in strijd waren met de EU-regels inzake vrij verkeer van diensten

en vrije mededinging. De Europese Commissie wees de klacht af en concludeerde dat deze regels niet

onder het verbod van artikel 81 en 82 EG vielen. De zwemmers gingen echter in beroep bij het

Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie, waardoor het Gerecht zich moest uitspreken over de

aard en de inhoud van de antidopingreglementering in het licht van de regels van het EG-Verdrag.83

Het Gerecht oordeelde dat de sportbeoefening slechts tot het gemeenschapsrecht behoort in de mate

dat zij betrekking heeft op een economisch aspect ervan. Zuivere sportregels, die enkel over sport

80

Art. 165,1 VWEU. 81

http://ec.europa.eu/sport/what-we-do/doc29_en.htm. 82

Art. 2.2. White Paper on Sport, Eur. Comm., Brussel, 11.07.2007. 83

G.E.A., Arrest n° T313/02, 30.09.2004.

Page 22: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

22

spreken en volledig onafhankelijk zijn van ieder economisch aspect kunnen hier dus niet onder vallen.

De strijd tegen doping streeft volgens het Gerecht van Eerste Aanleg geen economisch doel na. Nog

volgens het Gerecht berust het dopingverbod op zuiver sportieve overwegingen en vallen de

antidopingregels niet binnen de werkingssfeer van de artikelen 49, 81 en 82 EG. Het Gerecht sluit

echter niet uit dat de Europese Unie bevoegd kan zijn inzake doping, indien de antidopingregels

discriminerend zouden zijn en zo de regels inzake vrije mededinging zouden schenden. In de

voorliggende zaak heeft het Gerecht geoordeeld dat de betwisting van de antidopingregels onder de

zuivere sportreglementering viel en dus tot de bevoegdheid behoorde van de organen die

sportgeschillen moeten beslechten. Het Gerecht heeft in deze zaak dus geen uitspraak ten gronde

gedaan, maar sluit de mogelijkheid tot indirect optreden door de EU in de dopingreglementering niet

uit.84

2.3. Het WADA

Na de Tour de France van 1998, waarin de wielerwereld werd opgeschrikt door massaal

dopinggebruik in het peloton, besloot het Internationaal Olympisch Comité (IOC) een wereldwijde

conferentie omtrent doping te beleggen waarbij alle partijen betrokken in de strijd tegen doping

gehoord zouden worden. Deze conferentie ging door van 2 tot 4 februari 1999 te Lausanne en

resulteerde in de Verklaring van Lausanne over doping in de sport. Deze verklaring vormde de basis

voor de oprichting van het World Anti Doping Agency (WADA) als onafhankelijke internationale

organisatie onder Zwitsers recht op 10 november 1999, met de bedoeling de strijd tegen doping in alle

vormen te promoten, te coördineren en te controleren. Het agentschap bestaat uit een gelijk aantal

vertegenwoordigers van enerzijds de Olympische Beweging en anderzijds de publieke overheden. Zij

worden gesteund en aangemoedigd door de UNESCO (zie 2.1), intergouvernementele organisaties,

nationale overheden en andere nationale en internationale instanties die opkomen in de strijd tegen

doping.85

Het WADA is de belangrijkste antidopingorganisatie in de zin van artikel 2.2 van de

Internationale Conventie tegen doping in de sport. Dit houdt in dat zij als entiteit verantwoordelijk is

voor het aannemen van regels voor het initiatief tot, de tenuitvoerlegging van of de afdwinging van

gelijk welk deel in het dopingcontroleproces.86

Het WADA vestigde haar zetel oorspronkelijk in

Lausanne, maar verhuisde haar hoofdkwartier naar Montreal in april 2002.

De belangrijkste realisatie van het WADA is ongetwijfeld de wereldwijde verspreiding en aanname

van haar antidopingcode en bijhorend antidopingprogramma die de regels met betrekking tot doping in

de sport uitgebreid beschrijven en vastleggen. De doelstellingen van het WADA worden omschreven

84

ERVYN, G., “Doping en de bevoegdheden van de Europese Unie”, Sport&Recht, 1038-1040. 85

http://www.wada-ama.org/en/dynamic.ch2?pageCategory.id=253. 86

Art. 2.2 Convention against Doping in Sport 2005.

Page 23: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

23

in de preambule van de code. Een eerste doelstelling is de bescherming van het fundamentele recht

van sporters om te kunnen deelnemen aan een dopingvrije sport, en aldus te streven naar gezondheid,

eerlijkheid en gelijkheid voor alle sporters overal ter wereld. Een tweede doelstelling is te zorgen voor

geharmoniseerde, gecoördineerde en efficiënte antidopingprogramma‟s op internationaal en nationaal

niveau met het oog op de opsporing, de ontmoediging en de preventie van dopinggebruik.87

De code is

het fundamentele en universele document bij uitstek dat een raamwerk moet vormen voor de

harmonisatie van de antidopingpolitiek en –reglementering in de verschillende sportorganisaties en

publieke autoriteiten over de hele wereld en dat de basis vormt voor het Wereldantidopingprogramma.

Het Wereldantidopingprogramma omvat alle elementen die nodig zijn om een optimale harmonisatie

en toepassing van de beste praktijken te waarborgen in de nationale en internationale

antidopingprogramma‟s en situeert zich op drie niveaus. Het eerste niveau is dit van de Code zelf. De

Internationale Normen vormen het tweede niveau en worden na overleg met de ondertekenaars en de

overheden, en met de goedkeuring van het WADA uitgewerkt op verschillende technische en

operationele domeinen binnen het antidopingprogramma.88

De Internationale Normen bevatten heel

wat technische details die nodig zijn voor de toepassing van de Code. De Internationale Normen die

door verwijzing uitdrukkelijk in de Code zijn opgenomen, worden in overleg met de ondertekenaars

en de overheden verder uitgewerkt door deskundigen en in afzonderlijke technische documenten

opgenomen. Het Uitvoerend Comité van het WADA kan aanpassingen aanbrengen aan de

Internationale Normen, zonder dat de Code of de regels en reglementen van een individuele

belanghebbende moeten worden gewijzigd.89

Het derde niveau van het Wereldantidopingprogramma

is dat van de Modellen van beste praktijken en richtlijnen. Deze werden uitgewerkt op basis

van de code om oplossingen te bieden in de verschillende domeinen van de

antidopingbestrijding. Deze Modellen worden door het WADA goedgekeurd en aanbevolen,

maar zijn niet bindend voor de ondertekenaars. Daarnaast biedt het WADA bovendien

opleidingsondersteuning aan de ondertekenaars van de code.90

De code zelf is gebaseerd op 5 internationale standaarden die de harmonisatie van de regelgeving

beogen op verschillende deelgebieden, met name op het vlak van testen, laboratoria, gebruik wegens

therapeutische noodzaak, de lijst met verboden middelen en methodes, en tot slot op het vlak van de

bescherming van de privacy en de personeelsgegevens. De code werd aangenomen in 2003, trad in

werking op 1 januari 2004 en werd meteen gesteund door heel wat autoriteiten, antidoping- en

sportorganisaties. Bovendien volgde ook het hoogste rechtscollege in de sport, het TAS, de visie van

de code in haar steeds talrijker wordende rechtspraak, waardoor de kracht en de effectiviteit ervan

87

Preambule Wereldantidopingcode. 88

Preambule Wereldantidopingcode. 89

Preambule Wereldantidopingcode. 90

Preambule Wereldantidopingcode.

Page 24: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

24

alleen maar verhoogde. In de loop der jaren werd de nood aan een praktische herziening en enkele

verbeteringen duidelijk. Dit resulteerde in een aanpassing van de code aangenomen op 17 november

2007 door de World Anti-Doping Agency Foundation Board te Madrid en in werking getreden op 1

januari 2009. De vernieuwde antidopingcode vormt een nog sterker instrument om alle atleten te

verzekeren dat ze onder dezelfde antidopingregels en –procedures vallen, ongeacht hun nationaliteit,

hun sport of het land waar een controle plaatsheeft.91

Het WADA heeft de bevoegdheid om het toezicht op de naleving van de Wereldantidopingcode te

organiseren of het zelf uit te oefenen. Het agentschap moet de overheden vooreerst adviseren over de

implementatie van de code door de ondertekenaars. Bovendien geeft het WADA de ondertekenaars

advies over de ratificatie, de aanvaarding en de goedkeuring van of de toetreding tot de UNESCO-

Conventie tegen doping in de sport door de overheden.92

Om het toezicht mogelijk te maken moet elke

ondertekenaar om de twee jaar verslag uitbrengen aan het WADA over de naleving van de code en

eventueel verklaren waarom de code niet werd nageleefd.93

Alle nalevingsrapporten die het WADA

opstelt, worden door de stichtingsraad van het WADA goedgekeurd. Het WADA zal een

ondertekenaar eerst aanspreken, vooraleer het die ondertekenaar rapporteert wegens niet-naleving van

de code. Ieder WADA-rapport dat de niet-naleving van een ondertekenaar concludeert, moet eveneens

worden goedgekeurd door de stichtingsraad op een vergadering die wordt gehouden nadat de

ondertekenaar de gelegenheid heeft gekregen zijn schriftelijke argumentatie aan de stichtingsraad voor

te leggen. Tegen het besluit van de stichtingsraad van het WADA inzake de niet-naleving van een

ondertekenaar kan beroep aangetekend worden.94

Het WADA moet verslag uitbrengen aan het

Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, de Internationale

Federaties en de organisatoren van belangrijke evenementen, over de naleving van de code. Deze

rapporten worden bovendien openbaar gemaakt.95

Het WADA erkent dat er tussen de ondertekenaars

en overheden aanzienlijke verschillen kunnen ontstaan in de ervaring met dopingbestrijding, de

middelen en het wettelijke kader waarbinnen de antidopingactiviteiten worden uitgevoerd. Het WADA

houdt daarom rekening met deze verschillen wanneer het onderzoekt of een organisatie de code

naleeft.96

Daarnaast accrediteert en heraccrediteert het WADA de laboratoria die de monsteranalyses

uitvoeren97

en mag het dopingcontroles uitvoeren met de goedkeuring van andere

antidopingorganisaties.98

De inhoud van de code zal verderop nog aan bod komen bij de analyse van de

Vlaamse regelgeving.

91

http://www.wada-ama.org/en/dynamic.ch2?pageCategory.id=250. 92

Art. 23.4.1 Wereldantidopingcode. 93

Art. 23.4.2 Wereldantidopingcode. 94

Art. 23.4.4 Wereldantidopingcode. 95

Art. 23.4.5 Wereldantidopingcode. 96

Opmerking bij art. 23.4.6 Wereldantidopingcode. 97

Art. 20.7.4 Wereldantidopingcode. 98

Art. 20.7.8 Wereldantidopingcode.

Page 25: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

25

2.4. Het IOC en de Olympische Beweging

Het Internationaal Olympisch Comité werd opgericht op 23 juni 1894 door de Franse baron Pierre de

Coubertin en wordt momenteel voorgezeten door onze landgenoot Jacques Rogge. Het IOC is een

internationale niet-gouvernementele non-profitorganisatie en de oprichter en het overkoepelend orgaan

van de Olympische Beweging. Naast de voorzitter bestaat het uitvoerend orgaan (het Executive Board)

van het IOC uit vier vicevoorzitters en 10 andere leden die elke vier jaar verkozen worden. Het IOC

kiest deze leden uit een selecte groep personen die geschikt bevonden zijn door haar comité. Ieder lid

van de Olympic Movement (de Olympische Beweging) heeft bovendien het recht een stem uit te

brengen op de kandidaat die hij geschikt vindt. Eenmaal per jaar komen alle leden samen op een IOC

Session. De leden van het IOC mogen niet beschouwd worden als vertegenwoordigers van hun land bij

het IOC maar zijn integendeel te beschouwen als vertegenwoordigers van het IOC in hun land.

Als oprichter van de Olympische Beweging plaatste het IOC zichzelf als overkoepelend orgaan aan de

top van een denkbeeldige piramidestructuur van organisaties en federaties die dezelfde belangen

nastreven. Zo bestaat de Olympische Beweging naast het IOC zelf uit 205 Nationale Olympische

Comités (in België het BOIC), 33 Internationale Sportfederaties, een drie- à viertal organisatiecomités

voor de Olympische Spelen, negen specifiek erkende topsponsors (kritiek in besluit op commerciële

prioriteiten), de omroep- en televisieorganisaties, de nationale sportfederaties, -associaties en -clubs en

uiteraard de atleten zelf. Opvallend, maar tegelijk frappant, is dat de topsponsors en de media in de

piramidestructuur, door het IOC zelf voorgesteld, hoger worden gesteld dan ‟s werelds beste atleten.99

De doelstelling van de Olympische Beweging is nobel en ligt in de lijn van het Olympisch Charter,

oorspronkelijk opgesteld door Pierre de Coubertin zelf en nadien herhaaldelijk gewijzigd, voor het

laatst op 7 juli 2007.100

Zo wil de Olympische Beweging bijdragen aan “de bouw van een betere en

vredevolle wereld door de jeugd de weg te wijzen naar de sport die moet kunnen bedreven worden

zonder enige vorm van discriminatie en in de lijn van de „Olympische geest‟ die wederzijds begrip met

een spirit van vriendschap, solidariteit en fair-play veronderstelt”101

. De voornaamste taak van de

Olympische Beweging en het IOC bestaat uit de keuze van de gaststad en het toezicht op de

organisatie van de Olympische zomer- en winterspelen.102

Daarnaast streeft men ook naar de

bescherming van de atleten, respect voor het „Olympische gedachtegoed‟. Tot slot behoren de

promotie van vrouwen in de sport, van duurzame ontwikkeling en van een culturele en sportieve

opvoeding tot de essentiële aandachtspunten van de Olympische Beweging.

99

http://www.olympic.org/uk/organisation/index_uk.asp. 100

http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_122.pdf. 101

http://www.olympic.org/uk/organisation/index_uk.asp. 102

http://www.olympic.org/uk/organisation/ioc/index_uk.asp.

Page 26: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

26

Om de studie op verschillende domeinen te verbeteren en de juiste aanbevelingen over te brengen aan

het Executive Board kan de voorzitter van het IOC verschillende gespecialiseerde commissies

oprichten. Deze kunnen, afhankelijk van hun doelstelling, bestaan uit IOC-leden, vertegenwoordigers

van Internationale Olympische sportfederaties of Nationale Olympische Comités, technische experts,

sportspecialisten en/of atleten zelf.103

Specifiek op het vlak van de dopingbestrijding is de oprichting

van een medische commissie binnen het IOC van groot belang geweest. Deze commissie werd reeds

opgericht in 1967 in een poging om het toen sterk opkomende dopinggebruik terug te dringen. Het

oorspronkelijke doel om een antidopingstructuur neer te zetten werd al snel verruimd tot de algemene

aanvaarding en toepassing van drie fundamentele principes: de bescherming van de gezondheid van de

atleten, respect voor zowel de medische als de sportethiek, en gelijkheid voor alle atleten in

competitie.104

Gedurende meer dan 40 jaar is deze commissie, naast andere gezondheidsgerelateerde

onderwerpen, actief geweest op het antidopingfront door ondermeer talloze onderzoeken naar

alternatieve methodes om atleten te helpen beter te presteren. Voorts vertegenwoordigt deze

commissie het IOC in de WADA-comités en tijdens de Olympische Spelen maakt zij bekend welke

medische gebruiken in de sport zijn toegestaan. Sedert 1 januari 2006 trad overigens de Olympic

Movement Medical Code in werking. Deze code regelt de relatie tussen sporters en medische

hulpverleners en de bescherming van hun gezondheid zowel tijdens trainingen als in competitie.105

Elke persoon die in welke hoedanigheid dan ook deel uitmaakt van de Olympische Beweging is

gebonden aan de doelstellingen van het Olympisch Charter en moet gehoorzamen aan de beslissingen

die het IOC als overkoepelend orgaan neemt. Het Olympisch Charter benadrukt de voorname rol die

het IOC heeft in de antidopingstrijd en bevestigt haar steun aan de WADA-code. Daarom stelde het

IOC op 7 mei 2008 voor de 24e Olympiade te Bejing wederom

106 eigen IOC antidopingregels op voor

iedereen die deel uitmaakt van de Olympische Beweging. Deze regels zijn complementair aan de

WADA-code en worden aangevuld door andere IOC documenten en Internationale WADA-

Standaarden.107

De medische commissie van het IOC is verantwoordelijk voor de implementatie van

deze regels. Bovendien wordt door de medische commissie een TUEC (Therapeuthic Use Exception

Committee) opgericht108

dat instaat voor de behandeling van iedere aanvraag tot gebruik wegens

therapeutische noodzaak (zie 3.2).

103

http://www.olympic.org/uk/organisation/commissions/index_uk.asp. 104

http://www.olympic.org/uk/organisation/commissions/medical/index_uk.asp. 105

http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_1022.pdf. 106

Sedert de Olympische Spelen van 2004 in Athene vaardigt het IOC voor elke Olympiade antidopingrules uit die aangepast zijn aan de evoluties in de tijd. 107

Preambule IOC Antidopingrules 07.05.2008. 108

Preambule IOC Antidopingrules 07.05.2008.

Page 27: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

27

2.5. De nationale Olympische Comités (NOC‟s) en het BOIC

De nationale Olympische Comités maken zoals gezegd integraal deel uit van de Olympische

Beweging. Momenteel zijn er 205 NOC‟s die minstens eenmaal om de twee jaar samenkomen in de

ANOC (the Association of National Olympic Committees) om informatie en ervaringen uit te wisselen

om hun rol binnen de Olympische Beweging te verstevigen. Zo is de ANOC nuttig voor de nationale

Olympische Comités in hun voorbereiding op Olympische congressen en vergaderingen met de

Executive Board van het IOC. De ANOC kan ook aanbevelingen richten aan het IOC met betrekking

tot het gebruik van fondsen afkomstig van televisierechten bestemd voor de NOC‟s.109

De nationale

Olympische Comités moeten de fundamentele principes van de Olympische gedachte in de sport

verspreiden op nationaal niveau. Ze zijn betrokken bij de ontwikkeling van de atleten en ondersteunen

de ontwikkeling van sportieve programma‟s en de topsport in hun respectievelijke landen. Bovendien

zijn de NOC‟s exclusief bevoegd voor de selectie van ploegen en atleten die hun land zullen

vertegenwoordigen op de Olympische spelen.110

Voorts houden de nationale Olympische Comités

toezicht op de nationale preselectieprocedure die kandidaat-organisator-steden moeten doorlopen

indien meerdere steden in eenzelfde land zich wensen kandidaat te stellen om de Olympische Spelen

te organiseren.

De vreemde, maar unieke Belgische staatsstructuur verklaart de dubbele naam van haar Olympisch

Comité, namelijk het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) voor Nederlandstaligen en

het Comité Olympique et Interfédérale Belge (COIB) voor Franstaligen. Het BOIC is een interfederale

vzw wat inhoudt dat het Comité als een soort forum werkt waar de nationale sportbonden, die

gewoonlijk uit twee of zelfs drie communautaire liga‟s bestaan, hun objectieven kunnen ventileren en

behartigd zien worden. De vertegenwoordigers van die sportbonden, in totaal 81, zetelen allen in de

Algemene Vergadering van het Comité.111

Het Comité wordt geleid door de Raad van Bestuur die

bestaat uit 19 leden. Naast de voorzitter en het Belgische lid van het IOC, komen nog 15 leden uit de

nationale sportbonden en nog twee leden uit het Ontwikkelingscomité van de Belgische Sport.112

Voorts is er nog een Beheerscomité dat bestaat uit een voorzitter, drie vicevoorzitters, een

schatbewaarder en het Belgische lid van de IOC. Dit comité vormt de link tussen de Raad van Bestuur

en de staf die het dagelijkse beheer van het BOIC uitoefent.113

114

Op 24 mei 2007 keurde het IOC de

op 12 februari 2007 vernieuwde statuten voor de werking van de vzw BOIC goed. De belangrijkste

opdrachten voor het BOIC zijn de opvolging van topatleten, de promotie van de topsport, de promotie

109

http://www.olympic.org/uk/organisation/noc/index_uk.asp. 110

http://www.olympic.org/uk/organisation/noc/index_uk.asp. 111

Art. 10 Statuten vzw BOIC. 112

Art. 16 Statuten vzw BOIC. 113

http://www.olympic.be/opendoc.asp?MMID=1_4_3. 114

Art. 28 Statuten vzw BOIC.

Page 28: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

28

van de waarden die eigen zijn aan het de Olympische gedachte, de promotie van lichaamsbeweging en

de dienstverlening aan de sportbonden.115

Op het vlak van de antidopingstrijd wil het BOIC een

eenduidig beleid via de oprichting van een antidopingagentschap naar het voorbeeld van het WADA.

Bovendien stelde het BOIC een eigen reglementering in met betrekking tot doping. Deze

reglementering inzake doping dateert van 31 januari 2007 en artikel 1 bepaalt uitdrukkelijk dat “om te

kunnen worden opgenomen op de door het BOIC opgestelde selectielijsten voor deelname van atleten

aan sportmanifestaties waaraan het BOIC zijn medewerking verleent, de betrokken atleten en hun

federaties een overeenkomst met het BOIC dienen te tekenen waarin zij, zonder afbreuk te doen aan de

door de overheid of de internationale federaties uitgevoerde controles en de mogelijke gevolgen

hiervan, er zich toe verbinden zich te onderwerpen aan de regels van het BOIC en het WADA inzake

dopingbestrijding.” Dit betekent dat voor deelname aan sportmanifestaties georganiseerd op het

Belgische grondgebied of voor deelname aan de Olympische Spelen, onderwerping aan de regels van

het BOIC en het WADA inzake dopingbestrijding noodzakelijk is. De rol van de nationale

Olympische Comités in de strijd tegen doping mag dus geenszins onderschat worden.

2.6. De internationale en nationale sportfederaties

De internationale sportfederaties zijn internationale niet-gouvernementele organisaties, erkend door

het IOC en bevoegd het bestuur waar te nemen van één of meerdere sporttakken op wereldniveau. De

nationale federaties van die sporttakken sluiten zich bij de internationale aan en vallen dus onder hun

reglementering. Internationale sportfederaties die erkend wensen te worden door het IOC en hun

autonomie en onafhankelijkheid in hun sporttak willen behouden, moeten verzekeren dat hun statuten,

hun activiteiten en hun gebruiken in overeenstemming zijn met het Olympisch Charter.116

Elke

internationale federatie staat in voor de promotie en de ontwikkeling van haar sportdiscipline op

wereldvlak. Ze staan ook in voor het toezicht op de ontwikkeling van de atleten in hun sporttak en dit

op alle niveaus. Bovendien organiseren zij het dagelijkse bestuur van hun sporttak en verzekeren zij de

reguliere organisatie van competities en de naleving van de regels inzake fair-play.117

Internationale

sportfederaties hebben het recht voorstellen aan het IOC te richten met betrekking tot de Olympische

Beweging of het Olympisch Charter. Zij mogen ook meewerken aan de voorbereiding van Olympische

congressen en op vraag van het IOC deelnemen aan activiteiten van de IOC-commissies.118

De

115

http://www.olympic.be/opendoc.asp?MMID=1_4_2. 116

Art. 26 Olympisch Charter. 117

Art. 27,1 Olympisch Charter. 118

Art. 27,2 Olympisch Charter.

Page 29: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

29

internationale sportfederaties hebben meerdere associaties gevormd om gemeenschappelijke

problemen op te lossen en hun evenementenkalender vast te leggen.119

De nationale sportfederaties die erkend wensen te worden door een nationaal Olympisch Comité en

zich als lid hierbij wil aansluiten moet aan verschillende voorwaarden voldoen. Vooreerst moet er

sprake zijn van een specifieke, bestaande en effectief beoefende sportactiviteit. Verder moet de

federatie zich hebben aangesloten bij een internationale sportfederatie die erkend is door het IOC en

moet haar reglementering in overeenstemming zijn met die van het Olympisch Charter en de regels

van haar internationale federatie.120

Op het gebied van dopingbestrijding worden in het Olympisch

Charter dus geen expliciete bevoegdheden toegewezen aan de internationale en nationale

sportfederaties. Het staat er echter vast dat als leden van de Olympische beweging en vallend onder

het Olympisch Charter, de sportfederaties hun regelgeving wel degelijk zullen moeten

overeenstemmen met de antidopingreglementering van het IOC en het WADA. Niets belet hen echter

om in de reglementering van hun sportdiscipline verdergaande maatregelen te treffen in de strijd tegen

doping, zolang die maatregelen in de lijn liggen van de strategie van het IOC en het WADA.

Bovendien is de WADA Foundation Board samengesteld uit verschillende vertegenwoordigers van de

Olympische Beweging waaronder ook vertegenwoordigers van de internationale sportfederaties.

2.7. Het TAS – CAS

Het Tribunal Arbitral du Sport (TAS) of het Court of Arbitration of Sports (CAS) moet in deze

analyse zeker vermeld worden als normerende instantie. Dit speciaal voor sportkwesties opgerichte

Arbitragehof maakt immers deel uit van de Olympische Beweging en heeft op het vlak van de

dopingproblematiek al enkele spraakmakende dopingzaken beslecht. Het werd reeds in 1983 opgericht

door toenmalig IOC-voorzitter Samaranch met de bedoeling door arbitrage sportgerelateerde

geschillen te beslechten of uitspraak te doen als beroepsinstantie tegen beslissingen van sportorganen

of –organisaties. In 1993 werd het CAS volledig onafhankelijk door de creatie van de International

Council of Arbitration of Sports (ICAS) en de aanname van een nieuwe berechtigingsstructuur. Het

IOC en de bij haar aangesloten sportfederaties hebben de rechtskracht van het CAS bevestigd in de

Conventie van Parijs.121

Bovendien heeft ook het WADA in haar Wereldantidopingcode aangegeven

dat het CAS fungeert als allerhoogste beroepsinstantie voor de verschillende disciplinaire

procedures.122

Het is dus niet verwonderlijk dat de rechtspraak van het CAS van grote waarde wordt

119

http://www.olympic.org/uk/organisation/if/index_uk.asp. 120

Art. 30 Olympisch Charter. 121

http://www.olympic.org/uk/organisation/actions/index_uk.asp. 122

Art. 13 Wereldantidopingcode.

Page 30: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

30

geacht en de administratieve tuchtorganen veelal dezelfde visie van het Hof zullen volgen. In geval

van nieuwe doping- of andere sportkwesties, waarover voorheen nooit uitspraak was gedaan, zal het

CAS dan ook vaak het orgaan bij uitstek zijn om een principearrest te vellen.123

123

Zie bv. CAS 2007/A/1394 Floyd Landis v/ USADA 30.06.2008 of CAS 2004/O/645 USADA v/ M. & IAAF 13.12.2005.

Page 31: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

31

3. Het Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening

3.1. Situering

Door de aparte federale staatsstructuur in België moet inzake sport wetgevend opgetreden worden

door 3 verschillende wetgevende vergaderingen. Sportaangelegenheden behoren immers tot de

bevoegdheid van de Gemeenschappen in ons land.124

In het licht van de dopingstrijd is deze situatie

echter niet ideaal. Aangezien de leden van de UNESCO en van het IOC verondersteld worden om de

internationale normen en aanbevelingen zelf in te passen in hun eigen rechtsorde, zullen deze in België

op elk gemeenschapsniveau afzonderlijk moeten worden ingepast. Daar het overleg tussen de

Gemeenschappen vaak nog grote mankementen vertoont, is het onvermijdbaar gebleken dat er toch

kleine verschillen in de regels van elke Gemeenschap van toepassing zijn (zie 4.1). Dit is in een klein

land als België vrij bedroevend als men het ultieme doel van het IOC, namelijk een uniforme

regelgeving voor alle sporters ter wereld, voor ogen neemt. In deze analyse zullen de

dopinggerelateerde artikelen van het Vlaams Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening van

2007 en haar 17 uitvoeringsbesluiten uitgebreid besproken worden. Daarna zal deze regelgeving

vergeleken worden met de wetgeving van kracht in de Franse Gemeenschap en de

dopingreglementering in Nederland.

België was in 1965 het eerste land dat het gebruik van doping wettelijk strafbaar stelde. Dit gebeurde

door de aanname van de Wet van 2 april 1965 waarbij de dopingpraktijk bij sportcompetities verboden

wordt. Door toepassingsproblemen bleven de meeste positieve gevallen echter zonder gerechtelijke

vervolging. Aangezien het Openbaar Ministerie moest bewijzen dat de middelen werden aangewend

met het oog op het kunstmatig opvoeren van het rendement van de atleet, werden velen op gerechtelijk

vlak vrijgesproken. Dit moreel element was immers enorm moeilijk te bewijzen.

Een eerste mijlpaal in de dopingstrijd in Vlaanderen was de bekendmaking van het Decreet Medisch

Verantwoord Sporten (MVS) van 27 maart 1991 in het Belgisch Staatsblad op 11 juni 1991. Dit

decreet heft de bovenvermelde Wet van 2 april 1965 en de Wet van 31 mei 1958 tot reglementering

van de bokswedstrijden en –exhibities, alsook het Decreet van 5 maart 1985 houdende bepaling van de

minimumleeftijd voor deelnemers aan wielerwedstrijden, op 125

en stelt een volledig vernieuwde

regeling in de plaats. Onder medisch verantwoorde sportbeoefening wordt door de decreetgever

verstaan: “Het geheel van preventieve en curatieve maatregelen, bepalingen en aanbevelingen die

eenieder in acht moet nemen met het oog op het fysieke en psychische welzijn van de sporters”.126

De

bepalingen van het nieuwe decreet werden van toepassing op elke sportbeoefenaar, op elke begeleider

124

Art. 4,9° Bijz. Wet van 8 augustus 1980 tot Hervorming der Instellingen. 125

Art. 45 Decreet MVS 1991. 126

Art. 2,5° Decreet MVS 2007.

Page 32: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

32

en op elke sportvereniging.127

Toezichthoudende en disciplinaire organen werden opgericht om de

medisch verantwoorde sportbeoefening te verzekeren.128

Met betrekking tot de dopingbestrijding

werden sportbeoefenaars en hun begeleiders verplicht zich te onthouden van iedere dopingpraktijk.129

Er werd wettelijk een uitgebreide regeling voor de uitvoering van dopingcontroles vastgesteld130

en

ook disciplinaire maatregelen131

en strafbepalingen132

werden ingevoerd. Door de felle aanwakkering

van de dopingstrijd op internationaal vlak na de zomer van 1998 werd het decreet MVS echter snel

verouderd en onaangepast aan de vele evoluties. Door de oprichting van het WADA in 1999 en de

aanname van haar Wereldantidopingcode te Kopenhagen op 5 maart 2003, werden immers heel wat

innovaties geïntroduceerd. De Vlaamse Raad nam daarom op 19 maart 2004 een decreet aan tot

wijziging van dat van 1991. Toen de Conventie tegen doping in de sport in 2005 door de UNESCO

werd aangenomen als juridische basis om het intern beleid van de lidstaten te harmoniseren naar de

internationale afspraken en principes inzake dopingbestrijding, was de Vlaamse decreetgever echter

genoodzaakt de door het WADA aanbevolen verbeteringen opnieuw te implementeren. Daarom werd

beslist een volledig nieuw decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening uit te werken.133

Dit

nieuwe decreet werd bekendgemaakt op 13 september 2007 en betekent voor Vlaanderen een tweede

mijlpaal in de moeilijke strijd tegen dopinggebruik. Het nieuwe decreet heft uitdrukkelijk het oude van

1991 en haar wijzigingsdecreten op.134

De uitvoeringsbesluiten van de oude wet blijven echter van

kracht tot de Vlaamse regering ze opheft.135

3.2. Analyse van het Decreet MVS van 13 juli 2007 in het licht van de WADA-code

Om de overgang van het oude decreet naar het nieuwe op een coherente manier te laten verlopen, werd

de Vlaamse Regering bevoegd gemaakt de nodige uitvoeringsmaatregelen te nemen136

en de data vast

te stellen waarop de onderscheiden bepalingen in werking treden137

. De inwerkingtreding van het

nieuwe decreet werd vastgelegd in haar belangrijkste uitvoeringsbesluit, namelijk het Besluit van 20

juni 2008 van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake

medisch verantwoorde sportbeoefening. Met uitzondering van artikel 53§2 waarvoor de

127

Art. 3 Decreet MVS 1991. 128

Art. 9 Decreet MVS 1991. 129

Art. 21 Decreet MVS 1991. 130

Art. 26 Decreet MVS 1991. 131

Art. 40 Decreet MVS 1991. 132

Art. 43 Decreet MVS 1991. 133

Zie bijlage 3. 134

Art. 54 Decreet MVS 2007. 135

Art. 55 Decreet MVS 2007. 136

Art. 56 Decreet MVS 2007. 137

Art. 57 Decreet MVS 2007.

Page 33: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

33

inwerkingtreding 5 maanden later kwam, werd het nieuwe decreet van kracht op 1 augustus 2008.138

Het decreet is van toepassing op alle sporters, op alle begeleiders en op alle sportverenigingen

gevestigd in de Vlaamse Gemeenschap.139

Volgens het decreet wordt onder een sporter elke persoon

verstaan die zich voorbereidt op of die deelneemt aan een sportmanifestatie.140

De begeleider is elke

persoon die al dan niet permanent een of meer sporters met raad of daad bijstaat, of hen ondersteunt

bij de deelneming aan of de voorbereiding op sportmanifestaties.141

Een sportvereniging is elke

organisatie die tot doel heeft een of meer sportmanifestaties te organiseren, de deelname eraan

mogelijk te maken, of in dat verband als leidende instantie op te treden.142

Het basisbeginsel van het

decreet wordt letterlijk beschreven in artikel 6 en luidt: “Alle sporters, begeleiders en

sportverenigingen dragen bij tot de medisch verantwoorde sportbeoefening. Dat houdt eveneens in dat

zij zich inzetten voor de preventie en de bestrijding van het dopinggebruik in de sport, met het oog op

de uitbanning daarvan”. De klemtoon in deze omschrijving wordt expliciet gelegd op de

dopingbestrijding, maar het Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening houdt veel meer in dan

dit alleen. Zo worden ook de leeftijds- als opleidingsgrenzen, de sportmedische keuring als de

preventieve gezondheidscontrole en het sportmedisch toezicht als de regeling inzake

risicovechtsporten in dit decreet uitgebreid omschreven. In deze analyse worden echter enkel de

dopinggerelateerde artikelen besproken.

Een belangrijk onderscheid in het decreet MVS is het onderscheid tussen de gewone sporter, die zich

voorbereidt op of deelneemt aan een sportmanifestatie, en de elitesporter. De elitesporter wordt

gedefinieerd in artikel 2,10° als elke sporter wiens sport ressorteert onder de verantwoordelijkheid van

een door het IOC erkende internationale sportvereniging en die beantwoordt aan een of meer van de

volgende criteria: a) hij wordt beschouwd als zijnde van internationaal niveau door de toepasselijke

internationale sportvereniging onder wiens bevoegdheid hij ressorteert; b) hij beoefent zijn sport in het

kader van een hoofdactiviteit die voornamelijk bestaat uit het leveren van sportieve prestaties; c) hij is

geselecteerd of gepreselecteerd voor deelname aan de eerstvolgende Olympische of Paralympische

Spelen, dan wel de eerstvolgende Europese of Wereldkampioenschappen in de categorie van het

hoogste sportieve niveau in de betrokken sporttak; d) hij neemt deel aan een ploegsport in een

competitie waarvan de meerderheid bestaat uit sporters als vermeld in punt a), b) of c). Dit

onderscheid is vooreerst van belang voor de sportverenigingen. Zij zijn verplicht de sporter in kwestie

te informeren omtrent het feit dat hij onder het statuut van elitesporter valt.143

Bovendien zijn de

sportverenigingen verplicht aan de administratie de naam, de geboortedatum, de adresgegevens,

alsook elke wijziging daarvan, mee te delen van elke elitesporter die onder hun verantwoordelijkheid

138

Art. 94 Uitvoeringsbesluit Decreet MVS 2007. 139

Art. 5 Decreet MVS 2007. 140

Art. 2,9° Decreet MVS 2007. 141

Art. 2,12° Decreet MVS 2007. 142

Art. 2,11° Decreet MVS 2007. 143

Art. 34 §2 Decreet MVS 2007.

Page 34: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

34

valt en van elke elitesporter die onder de verantwoordelijke internationale federatie valt waarbij zij

zijn aangesloten, in zoverre de elitesporter beantwoordt aan één van de volgende voorwaarden : a) de

sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied; b) de sporter heeft zijn woonplaats in het

tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten bij een sportvereniging die wegens haar

organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap; c) de

sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied, maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is; d) de sporter heeft zijn woonplaats

buiten het Nederlandse taalgebied, maar is verbonden aan een sportvereniging die in het tweetalige

gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die wegens haar organisatie beschouwd moet worden als

uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.144

Elitesporters worden daarenboven onderworpen aan het systeem van de zogenaamde whereabouts.

Elke elitesporter die zijn woonplaats heeft binnen de territoriale bevoegdheidsomschrijving van de

Vlaamse Gemeenschap is verplicht aan de administratie duidelijke en actuele verblijfsgegevens te

verstrekken met het oog op het uitvoeren van dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles.

Onder verblijfsgegevens worden de gegevens verstaan die betrekking hebben op de plaats waar de

sporter zich dagelijks feitelijk bevindt. De administratie slaat op het Vlaamse ministerie, bevoegd voor

de medisch verantwoorde sportbeoefening145

. Van de elitesporter die niet binnen de territoriale

bevoegdheidsomschrijving van de Vlaamse Gemeenschap woont, kan de administratie

verblijfsgegevens ontvangen van het WADA, een antidopingorganisatie of een sportvereniging onder

wiens bevoegdheid de elitesporter ressorteert.146

Deze sporters zijn verplicht zich beschikbaar te

houden voor een of meer dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles volgens de door hen

aangegeven verblijfsgegevens. Alleen door overmacht mogen zij afwezig zijn op de door hen

aangewezen plaats.147

De verblijfsgegevens moeten strikt vertrouwelijk behandeld worden en mogen

alleen gebruikt worden om dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles te plannen, te

coördineren en uit te voeren. Deze gegevens kunnen uitsluitend worden doorgegeven aan de door de

regering aangewezen ontvangers.148

Ook tijdens een periode van uitsluiting van een sporter moet deze

zijn/haar verblijfsgegevens meedelen. Het naleven van deze verplichting is immers een voorwaarde

voor het terugkrijgen van het recht om, na de toepasselijke periode van uitsluiting, opnieuw aan enige

wedstrijd te mogen deelnemen.149

De regering kan de verplichting tot mededeling van de

verblijfsgegevens beperken tot een welbepaalde groep van elitesporters. Ze kan de verplichting echter

ook uitbreiden tot sporters tegen wie het vermoeden is gerezen dat zij zich schuldig maken aan

144

Art. 14 Decreet MVS 2007. 145

Art. 2,2° Decreet MVS 2007. 146

Art. 28,§1 Decreet MVS 2007. 147

Art. 28,§2 Decreet MVS 2007. 148

Art. 28,§3 Decreet MVS 2007. 149

Art. 28,§4 Decreet MVS 2007.

Page 35: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

35

dopingpraktijken.150

Deze verplichting wordt door heel wat elitesporters ervaren als storend,

tijdrovend en zelfs als een inbreuk op het recht op privacy. De whereabouts zijn echter van groot

belang en zijn dus een noodzakelijk kwaad om de effectiviteit van onaangekondigde controles buiten

de competitie te verzekeren. Als men immers niet weet waar de sporter zich bevindt op een gepland

controlemoment, zal de controle logischerwijze niet kunnen doorgaan.

Dat de verplichting omtrent de verblijfsgegevens essentieel is in de strijd tegen doping, blijkt ook uit

de Wereldantidopingcode. In de code worden de whereabouts omschreven in artikel 14.3 als actuele

en accurate verblijfsgegevens. De Internationale Federaties en de nationale antidopingorganisaties

moeten de identificatie van de sporters en het verzamelen van hun actuele verblijfsgegevens

coördineren en ze aan het WADA voorleggen. Om de efficiëntie van de gezamenlijke dopingcontroles

te vergroten en om onnodige herhaling van dopingcontroles bij individuele sporters te vermijden,

vraagt het WADA, indien mogelijk, gebruik te maken het ADAMS-systeem om dopingcontroles

buiten wedstrijdverband te coördineren.151

Ook de sporters worden aanbevolen om indien mogelijk

ADAMS (Anti-Doping Administration & Managment System) te gebruiken om hun actuele

verblijfsgegevens door te geven aan de bevoegde instanties.152

ADAMS is een computersysteem voor gegevensbeheer dat door het WADA werd ontwikkeld en ook

in zijn hoedanigheid van coördinatiecentrum voor antidopinginformatie door WADA wordt beheerd.

Het systeem stelt antidopingorganisaties en het WADA in staat om geharmoniseerde, gecoördineerde

en effectieve antidopingprogramma's uit te voeren en te voldoen aan hun respectievelijke

verplichtingen die voortvloeien uit de Code. ADAMS kan gebruikt worden voor het plannen van

controles binnen of buiten de competitie en het beheren van gerelateerde informatie, met inbegrip van

vrijstellingen uit therapeutische noodzaak, informatie met betrekking tot de whereabouts van sporters,

informatie over de resultaten van dopingcontroles en sanctiegerelateerde informatie die van belang is

voor individuele sporters.153

Het WADA bevestigd in de code echter ook de essentiële rechten van de atleten. De verplichtingen

inzake verstrekking van verblijfsgegevens komen immers dicht in de buurt van een schending van het

recht op privacy. Daarom moet de verblijfsinformatie te allen tijde strikt vertrouwelijk behandeld

worden en mag ze alleen gebruikt worden voor het plannen, het coördineren en het uitvoeren van

dopingcontroles. De informatie moet worden vernietigd indien ze niet langer relevant is voor deze

150

Art. 28,§5 Decreet MVS 2007. 151

Art. 15.2 Wereldantidopingcode. 152

Art. 14.3 Wereldantidopingcode. 153

http://www.wada-ama.org/rtecontent/document/ADAMS_DP_notice_NL_FINAL.pdf.

Page 36: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

36

doeleinden.154

Daarnaast moet iedere antidopingorganisatie ervoor zorgen dat ze bij het verwerken van

persoonlijke informatie de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming en –geheimhouding

naleeft, alsook de Internationale Standaard voor de bescherming van de privacy.155

Dopingpraktijken worden gedefinieerd in artikel 3 van het Decreet MVS (zie 1.3). Het algemene

principe van het Decreet in de dopingstrijd is dat elke sporter en elke begeleider zich te allen tijde

moeten onthouden van dopingpraktijken.156

Nochtans kan er toestemming verleend worden tot

rechtmatig gebruik van een verboden stof of een verboden methode wegens therapeutische noodzaak.

De regering bepaalt de procedure en de voorwaarden die gelden voor het verlenen of de erkenning van

die toestemming.157

Deze worden momenteel geregeld door het Ministerieel besluit van 6 augustus

2008 houdende de procedure voor de behandeling van de aanvraag tot toestemming wegens

therapeutische noodzaak door de commissie van onafhankelijke artsen. Elke aanvraag tot toestemming

wegens therapeutische noodzaak moet door de sporter via de administratie en door de elitesporter via

de sportvereniging onder wiens bevoegdheid hij of zij ressorteert, ondertekend aan het secretariaat van

de commissie bezorgd worden via fax, met de post of elektronisch op een formulier dat de

administratie ter beschikking stelt. Elke volledig bevonden aanvraag tot toestemming wegens

therapeutische noodzaak wordt door het secretariaat van de commissie op elektronische wijze aan

twee leden en aan de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de commissie bezorgd. Na de

beoordeling ervan bezorgt de commissie haar beslissing elektronisch aan het secretariaat van de

commissie.158

De commissie van onafhankelijke artsen werd opgericht door de regering en daarnaast

werd ook de opdracht, de samenstelling en de werking van de commissie bepaald door de regering.159

De minister benoemt op voordracht van de administratie de leden van de commissie voor een

hernieuwbare termijn van ten hoogste vijf jaar en wijst onder hen een voorzitter en een of meer

plaatsvervangende voorzitters aan. De commissie van onafhankelijke artsen rapporteert aan de

administratie over het gebruik van de criteria conform de internationale standaarden en over de

motivering van de genomen beslissingen op de wijze die de administratie heeft bepaald.160

De

commissie van onafhankelijke artsen kan indien nodig advies vragen aan externe specialisten. Alle

leden van de commissie, alsook het secretariaat ervan en de eventuele externe specialisten behandelen

de dossiers met eerbiediging van het medisch beroepsgeheim. Een lid van de commissie dat een

154

Art. 14.3 in fine Wereldantidopingcode. 155

Art. 14.6 Wereldantidopingcode. 156

Art. 24 Decreet MVS 2007. 157

Art. 25 Decreet MVS 2007. 158

Art. 2 Ministerieel Besluit van 6 augustus 2008 houdende de procedure voor de behandeling van de aanvraag tot toestemming wegens therapeutische noodzaak door de commissie van onafhankelijke artsen. 159

Art. 25 Decreet MVS 2007. 160

Art. 39,§1 Uitvoeringsbesluit Decreet MVS 2007.

Page 37: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

37

belang heeft bij een te onderzoeken dossier, waardoor hij niet onpartijdig kan oordelen, mag niet mee

beslissen. Dit lid moet de voorzitter van de commissie daarvan op de hoogte brengen.161

De opname van artikel 25 in het Decreet MVS omtrent het gebruik wegens therapeutische noodzaak

heeft alles te maken met de Wereldantidopingcode. Het WADA heeft immers een Internationale

Standaard aangenomen voor de toekenning van een dispensatie voor therapeutisch gebruik van

verboden middelen of methodes. Elke Internationale Federatie moet garanderen dat er voor sporters op

internationaal niveau en alle andere sporters die deelnemen aan een internationaal evenement, een

procedure bestaat waarmee sporters met gedocumenteerde medische aandoeningen waarvoor het

gebruik van een verboden stof of een verboden methode nodig is, een verzoek kunnen indienen om

een dispensatie wegens therapeutische noodzaak te verkrijgen.162

Bovendien moeten de Internationale

Federaties een lijst publiceren van de internationale evenementen waarvoor een dispensatie wegens

therapeutische noodzaak van de Internationale Federatie vereist is. Internationale Federaties en

nationale antidopingorganisaties moeten het verlenen van een dispensatie voor therapeutisch gebruik

onmiddellijk melden aan het WADA via ADAMS. Het WADA kan voor eender welke sporter op

ieder moment en op eigen initiatief de toekenning van een toelating wegens therapeutische noodzaak

herzien. Omgekeerd kan het WADA ook op verzoek van een sporter aan wie een dispensatie wegens

therapeutische noodzaak is geweigerd, deze weigering herbekijken. Indien het WADA oordeelt dat

een toekenning of weigering niet beantwoordt aan de Internationale Standaard voor Dispensaties

wegens Therapeutische Noodzaak, kan het de beslissing herroepen. Dopingpraktijken die conform zijn

aan de bepalingen van een geldig verkregen dispensatie wegens therapeutische noodzaak, worden dus

niet beschouwd als een dopingovertreding.163

Een dopingcontrole is de effectiefste methode om dopinggebruikende sporters te betrappen en de

antidopingwetgeving te handhaven. De WADA-code geeft elke nationale antidopingorganisatie de

bevoegdheid om dopingcontroles uit te voeren bij alle sporters die aanwezig zijn in het land van die

nationale antidopingorganisatie, of de nationaliteit ervan bezitten of er verblijven, een licentie hebben

of lid zijn van een sportorganisatie in dat land. Ook de Internationale Federaties zijn bevoegd om

dopingcontroles uit te voeren bij alle sporters die lid zijn van de bij haar aangesloten Nationale

Federaties of sporters die aan hun evenementen deelnemen. Elke antidopingorganisatie moet een

effectief aantal controles plannen en uitvoeren bij de sporters waarvoor zij bevoegd zijn, zowel binnen

als buiten wedstrijdverband.164

Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, moeten de buiten

161

Art. 39,§2 Uitvoeringsbesluit Decreet MVS 2007. 162

Art. 4.4 Wereldantidopingcode. 163

Art 4.4 Wereldantidopingcode. 164

Art. 5.1.1. Wereldantidopingcode.

Page 38: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

38

wedstrijdverband geplande dopingcontroles onaangekondigd plaatsvinden.165

Een dopingcontrole moet

trouwens steeds uitgevoerd worden conform de Internationale Standaard voor dopingcontroles.166

Bij een dopingcontrole op het grondgebied van de Vlaamse gemeenschap worden de monsters

afgenomen en verwerkt, en de laboratoriumanalyses uitgevoerd door erkende controleartsen, erkende

controledeskundigen en erkende controlelaboratoria.167

De administratie, het WADA of de

sportverenigingen kunnen dus op elk moment, ook buiten competitie, dopingcontroles laten uitvoeren

onder de verantwoordelijkheid van erkende controleartsen.168

De regering bepaalt de voorwaarden van

de dopingcontrole en de wijze waarop erkende controleartsen, erkende controledeskundigen en

erkende controlelaboratoria hiervoor worden aangewezen. Bij de uitvoering van een dopingcontrole

kunnen de erkende controleartsen zich dus laten bijstaan door erkende controledeskundigen.169

De

formulieren voor de oproeping en monsterneming worden in het Nederlands opgesteld en voorzien

van een Franse en Engelse vertaling.170

De controlearts die de verantwoordelijkheid draagt voor de

organisatie van een dopingcontrole is verplicht ervoor te zorgen dat, voorafgaandelijk aan een

dopingcontrole, een minderjarige ingelicht wordt over het recht zich te laten bijstaan door een ouder,

een voogd of door degene die de minderjarige in zijn bewaring heeft.171

De ouder, de voogd of degene

die de minderjarige in zijn bewaring heeft, heeft het recht de dopingcontrole bij te wonen, behalve als

de minderjarige zich hiertegen verzet.172

Indien de ouder, de voogd of degene die de minderjarige in

zijn bewaring heeft, afwezig is, mag de minderjarige de aanwezigheid vragen van een meerderjarige

persoon naar keuze om zijn belangen te behartigen tijdens de dopingcontrole.173

De erkende

controleartsen en de erkende controledeskundigen kunnen voor zover de wettelijke bepalingen van

hun beroepsuitoefening het toestaan en met het oog op de uitvoering van een dopingcontrole, alle

inlichtingen inwinnen en elk onderzoek instellen dat zij voor de controle nodig achten. Ze mogen

toezicht uitoefenen over de kledij, de sportuitrusting en de bagage van de sporter en van de begeleider.

Verder mogen ze monsters nemen van het lichaam van de sporter evenals van de drank, van het

voedsel en van stoffen die de sporter of de begeleider in zijn bezit heeft. Deze monsters worden voor

analyse bezorgd aan het erkende controlelaboratorium. De controleartsen of controledeskundigen

kunnen inzage krijgen in en een afschrift nemen van alle documenten die vereist zijn om de in het

decreet bepaalde opdracht te vervullen.174

Bovendien hebben ze toegang tot alle lokalen en plaatsen

(ook de kleedkamers) waar sportmanifestaties of voorbereidingen georganiseerd worden175

en kunnen

165

Art. 5.1.2. Wereldantidopingcode. 166

Art. 5.2 Wereldantidopingcode. 167

Art. 29 Decreet MVS 2007. 168

Art 26,§1 en §2 Decreet MVS 2007. 169

Art 26,§4 Decreet MVS 2007. 170

Art 26,§3 Decreet MVS 2007. 171

Art 27,1° Decreet MVS 2007. 172

Art 27,2° Decreet MVS 2007. 173

Art 27,3° Decreet MVS 2007. 174

Art. 30,§1 Decreet MVS 2007. 175

Art. 30,§2 Decreet MVS 2007.

Page 39: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

39

ze tijdens de uitoefening van hun opdracht de bijstand van de federale of lokale politie vorderen.176

Als

een erkende controlearts gegronde vermoedens heeft over het bestaan van dopingpraktijken, kan hij,

mits voorafgaande vordering van de procureur des Konings en machtiging van de onderzoeksrechter,

binnentreden in de bewoonde lokalen en er alle nuttige vaststellingen doen. De controlearts kan de

bewoonde lokalen slechts onderzoeken tussen 5 en 21 uur en met de bijstand van de federale of lokale

politie.177

Hun bevindingen leggen de controleartsen vast in een proces-verbaal dat binnen de zeven

dagen naar de administratie wordt gezonden. Het proces-verbaal draagt bewijswaarde tot het tegendeel

eventueel bewezen wordt.178

Als de sporter een wettige reden aanvoert voor weigering van de

monsterneming van bloed, moet de controlearts het aangevoerde motief beoordelen. Indien de wettige

reden gedekt wordt door het beroepsgeheim, mag de controlearts deze reden niet bekendmaken,

behalve aan de verantwoordelijke arts van de administratie.179

Ambtenaren die daartoe de opdracht

hebben gekregen van de regering kunnen op elk moment toezicht uitoefenen op de uitvoering van de

preventieve gezondheid- en dopingcontroles.180

De ambtenaren verwoorden hun bevindingen door

middel van een verslag, volgens de voorwaarden bepaald door de regering, dat binnen de zeven dagen

naar de regering wordt gezonden en aan het dossier wordt toegevoegd.181

Met het oog op de

voortgangscontrole van de individuele dossiers en met het oog op het aanmaken van statistische

gegevens kunnen de persoonsgegevens die aan de regering of haar administratie worden verstrekt door

de administratie worden geregistreerd en bijgehouden in een databank. De regering kan bepalen

hoelang deze gegevens worden bijgehouden. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelstelling van

de databank en de regering voorziet in de nodige veiligheidsmaatregelen bij het beheer van de

databank.182

Naast de bevoegdheid opdracht te geven tot een dopingcontrole, hebben het WADA en de

sportverenigingen in het Decreet MVS enkele andere taken opgelegd gekregen met betrekking tot

dopingcontroles. Zo moeten zij de administratie ten minste veertien dagen van tevoren in kennis

stellen van enerzijds de geplande controles die zij binnen de territoriale bevoegdheidsomschrijving van

de Vlaamse Gemeenschap wensen te organiseren, anderzijds van de namen van de erkende

controleartsen en controledeskundigen die de controles zullen uitvoeren, alsook van de erkende

controlelaboratoria die de genomen monsters zullen analyseren.183

Het WADA en de

sportverenigingen zijn verplicht vast te stellen op welke wijze de sporters worden aangewezen die zich

moeten onderwerpen aan een dopingcontrole en onmiddellijk na elke controle aan de controlearts een

176

Art. 30,§4 Decreet MVS 2007. 177

Art. 30,§3 Decreet MVS 2007. 178

Art. 30,§5 Decreet MVS 2007. 179

Art. 30,§7 Decreet MVS 2007. 180

Art. 49,§1 Decreet MVS 2007. 181

Art. 49,§2 Decreet MVS 2007. 182

Art. 49,§3 decreet MVS 2007. 183

Art. 31,2° en 3° Decreet MVS 2007.

Page 40: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

40

afschrift van het proces-verbaal van monsterneming te bezorgen voor de administratie.184

Bovendien

moeten zij binnen de tien dagen na de ontvangst van het verslag van de controlelaboratoria over de

analyse van de monsters, een afschrift sturen naar de administratie en moet die administratie ten laatste

vier dagen nadat de controles zijn uitgevoerd, in kennis gesteld worden van de controles zelf, de

namen van de erkende controleartsen en –deskundigen die de controles hebben uitgevoerd en de

erkende controlelaboratoria die de monsters zullen analyseren.185

Door het Decreet MVS van 2007 werden een aantal disciplinaire organen opgericht die instaan voor

de naleving van het verbod op dopingpraktijken. Een eerste disciplinair orgaan is de disciplinaire

commissie voor medisch verantwoorde sportbeoefening. Deze disciplinaire commissie bestaat uit drie

leden, onder wie een voorzitter die door de regering wordt benoemd voor een hernieuwbare termijn

van vijf jaar. De regering benoemt tevens een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende

leden voor het geval de titularissen verhinderd of overbelast zijn. De voorzitter en de

plaatsvervangende voorzitter zijn steeds magistraten en onder de overige titularissen en

plaatsvervangende leden is er telkens één arts en één jurist.186

De disciplinaire commissie neemt

kennis van overtredingen inzake dopingpraktijken door de sporters die geen elitesporters zijn en die

begaan zijn binnen het Nederlandse taalgebied of, voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad,

binnen het kader van een sportvereniging die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied of in het

tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die, wegens haar organisatie, moet worden beschouwd

uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, als daarbij voldaan is aan één van de volgende

voorwaarden: a) de sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied; b) de sporter heeft

zijn woonplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten bij een sportvereniging

die, wegens haar organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse

Gemeenschap; c) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied, maar is

verbonden aan een sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is; of d) de sporter

heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied, maar is verbonden aan een sportvereniging

die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die, wegens haar organisatie, moet

worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.187

De disciplinaire

commissie neemt echter ook kennis van de overtredingen inzake dopingpraktijken door de sporters die

geen elitesporters zijn en die begaan zijn buiten het Nederlandse taalgebied of, voor het tweetalige

gebied Brussel-Hoofdstad, buiten het kader van een sportvereniging die gevestigd is in het

Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die, wegens haar organisatie,

moet worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, als daarbij voldaan is

aan al de volgende voorwaarden: a) de sporter is aangesloten bij een sportvereniging die gevestigd is

184

Art. 31,1° en 6° Decreet MVS 2007. 185

Art. 31,4° en 5° Decreet MVS 2007. 186

Art. 32,§1 Decreet MVS 2007. 187

Art. 36,1° Decreet MVS 2007.

Page 41: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

41

in het Nederlandse taalgebied of bij een sportvereniging die gevestigd is in het tweetalige gebied

Brussel-Hoofdstad en die, wegens haar organisatie, moet worden beschouwd uitsluitend te behoren tot

de Vlaamse Gemeenschap; b) de disciplinaire bestraffing van de sporter wordt ingevolge de wetgeving

ter plaatse of ingevolge de in concreto van toepassing zijnde reglementering van een plaatselijke,

nationale of internationale sportvereniging toevertrouwd aan de disciplinaire commissie of aan de

sportvereniging, vermeld in a); en c) de stukken die verband houden met de overtreding werden door

een sportvereniging als vermeld in a), of een andere bevoegde instantie, bezorgd aan de

administratie.188

De administratie stuurt alle stukken die verband houden met de bovenvermelde overtredingen naar de

voorzitter van de disciplinaire commissie.189

Als de voorzitter van oordeel is dat, op basis van

eenduidige stukken in het hem bezorgde dossier, er geen sprake is van een dopingpraktijk, kan hij de

zaak voorleggen in besloten vergadering aan de disciplinaire commissie met het oog op seponering.

De seponering kan alleen uitgesproken worden door de disciplinaire commissie met eenparigheid van

stemmen. Een afschrift van de beslissing tot seponering wordt per aangetekende brief opgestuurd naar

de sporter en, in voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of degenen die verantwoordelijk zijn

voor de minderjarige sporter.190

Indien er niet geseponeerd wordt, wordt de sporter ten minste veertien

dagen voor de zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het

uur die door de voorzitter worden bepaald.191

De oproepingsbrief vermeldt de overtredingen waarvoor

de sporter zich moet verantwoorden en de plaats waar de sporter, zijn advocaat of zijn arts en in

voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die verantwoordelijk zijn voor de minderjarige

sporter, het dossier kunnen inzien en er een afschrift van kunnen nemen.192

Daarnaast neemt de disciplinaire commissie ook kennis van het tijdig bij haar aangetekende beroep in

geval een sporter zijn onderworpenheid aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens of zijn

kwalificatie als elitesporter betwist.193

De zittingen van de disciplinaire commissie zijn openbaar,

tenzij de openbaarheid een gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden. Op verzoek van

de sporter, en als de sporter minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of degenen die de

minderjarige onder hun bewaring hebben, kan de disciplinaire commissie beslissen de zitting achter

gesloten deuren te laten verlopen.194

De behandeling verloopt op tegenspraak. Als de sporter niet

verschijnt op de dag en het uur, bepaald in de oproepingsbrief, wordt de zaak bij verstek behandeld.195

De beslissing wordt in dit geval binnen de zeven dagen per aangetekende brief aan de sporter en, in

188

Art. 36,2° Decreet MVS 2007. 189

Art. 37 Decreet MVS 2007. 190

Art. 38,§1 Decreet MVS 2007. 191

Art. 38,§2 Decreet MVS 2007. 192

Art. 38,§3 Decreet MVS 2007. 193

Art. 28,§4; art. 34,§2; art. 36,3° en 4° Decreet MVS 2007. 194

Art. 39,§1 Decreet MVS 2007. 195

Art. 39,§2 Decreet MVS 2007.

Page 42: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

42

voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring

hebben, meegedeeld.196

Tegen een beslissing die bij verstek is genomen, kunnen de sporter of zijn

wettelijke vertegenwoordigers indien hij minderjarig is, binnen de veertien dagen na de dag van de

verzending van de aangetekende brief die de verstekbeslissing meedeelt, verzet aantekenen per

aangetekende brief bij de voorzitter van de disciplinaire commissie.197

De voorzitter stelt de zaak dan

opnieuw vast op de eerstkomende zitting van de disciplinaire commissie, die gehouden moet worden

binnen een maand nadat het verzet hem is meegedeeld.198

Indien de sporter en, in voorkomend geval,

zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, op deze zitting niet

verschijnen in persoon of via hun advocaat, wordt het verzet als ongedaan beschouwd. In deze

hypothese kan tegen de beslissing alleen hoger beroep worden aangetekend.199

De sporter heeft steeds

het recht zich te laten bijstaan door een advocaat of arts van zijn keuze en als de disciplinaire

commissie het toestaat, zich ook te laten vertegenwoordigen door een advocaat. Indien de sporter de

Nederlandse taal niet verstaat of niet spreekt, kan hij zich laten bijstaan door een vertaler.200

Op de

zitting zet de voorzitter eerst de zaak uiteen waarna de sporter en als de sporter minderjarig is, zijn

ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, worden gehoord en zij

het recht hebben aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen, onder meer het horen van getuigen en

deskundigen. De vertegenwoordiger van de regering wordt op zijn verzoek gehoord en heeft ook het

recht aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen. Indien daartoe grond bestaat, beveelt de

disciplinaire commissie zelf een aanvullend onderzoek of het horen van getuigen of deskundigen.

Daarna draagt de sporter en, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de

minderjarige onder hun bewaring hebben, de middelen van verdediging voor. De vertegenwoordiger

van de regering heeft het recht om op de middelen van verdediging te antwoorden waarna de sporter

of zijn wettelijke vertegenwoordigers het recht hebben hierop wederantwoord te bieden en het laatste

woord behouden. Na dit wederantwoord verklaart de voorzitter de debatten gesloten en wordt er tot de

beraadslaging overgegaan.201

De beraadslaging is geheim en de beslissing wordt genomen bij

meerderheid van stemmen van de leden van de disciplinaire commissie.202

De beslissing moet met

redenen omkleed zijn en dus gemotiveerd worden. Ze wordt uitgesproken door de voorzitter, hetzij

onmiddellijk, hetzij binnen veertien dagen die volgen op de zitting waarop de debatten gesloten zijn

verklaard. Een afschrift van de beslissing wordt binnen zeven dagen per aangetekende brief aan de

196

Art. 40,§3 Decreet MVS 2007. 197

Art. 41,§1 Decreet MVS 2007. 198

Art. 41,§2 Decreet MVS 2007. 199

Art. 41,§3 Decreet MVS 2007. 200

Art. 39,§3 Decreet MVS 2007. 201

Art. 39,§4 Decreet MVS 2007. 202

Art. 40,§1 Decreet MVS 2007.

Page 43: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

43

sporter en, in voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of degenen die de minderjarige onder hun

bewaring hebben, toegestuurd, alsook aan de administratie.203

Een tweede disciplinair orgaan dat werd opgericht krachtens het nieuwe Decreet MVS is de

disciplinaire raad voor medisch verantwoorde sportbeoefening. Deze raad is op dezelfde manier

samengesteld als de disciplinaire commissie en behandelt het hoger beroep tegen de beslissingen van

de disciplinaire commissie.204

Het hoger beroep kan ingesteld worden door de sporter of, in

voorkomend geval, door zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring

hebben. Hoger beroep kan echter ook door de regering, de bevoegde nationale of internationale

sportfederaties, het WADA, het IOC of het Internationaal Paralympisch Comité worden ingesteld.205

Om ontvankelijk te zijn, moet het hoger beroep worden ingesteld per aangetekende brief aan de

voorzitter van de disciplinaire raad en dit binnen de veertien dagen na de dag van de uitspraak van de

beslissing door de disciplinaire commissie of, als de beslissing bij verstek is genomen, binnen de

veertien dagen na de dag van de verzending van de aangetekende brief die de verstekbeslissing

meedeelt. Zowel de sporter als de regering hebben het recht om in de beroepsprocedure tussen te

komen en alle middelen voor te dragen die zij nuttig achten met het oog op de behandeling van het

beroep.206

De voorzitter stelt de zaak vast op een zitting van de disciplinaire raad die gehouden moet

worden binnen een termijn van dertig dagen na de dag dat het hoger beroep hem is meegedeeld. De

procedure in hoger beroep is zowel wat betreft de betekening, het verloop van de zitting, de

beraadslaging als de verstekprocedure gelijk aan de procedure voor de disciplinaire commissie.207

De disciplinaire commissie en de disciplinaire raad zijn ratione personae slechts bevoegd voor

dopingovertredingen van sporters die geen elitesporters zijn, de zogenaamde breedtesporters. Wat

betreft de elitesporters hebben de sportverenigingen de verantwoordelijkheid en de verplichting om de

disciplinaire procedures betreffende dopingpraktijken gepleegd door de elitesporters die onder hun

verantwoordelijkheid vallen, te organiseren. Sportverenigingen kunnen echter ook beslissen de

disciplinaire procedures gezamenlijk te organiseren. Enkel de disciplinaire procedures die door de

regering erkend zijn, komen in aanmerking om te voldoen aan de verplichting tot de organisatie ervan.

Ter uitvoering van die organisatieplicht leggen de sportverenigingen hun interne tuchtregeling inzake

dopingpraktijken ter erkenning voor aan de regering.208

De regering zal de interne tuchtregeling inzake

dopingpraktijken van de sportverenigingen enkel erkennen als aan de negen volgende voorwaarden is

voldaan: 1) de behandeling van de zaak tot en met de eindbeslissing wordt ondergebracht bij een

deskundig, onafhankelijk en onpartijdig disciplinair orgaan; 2) de disciplinaire maatregelen moeten

203

Art. 40,§2 Decreet MVS 2007. 204

Art. 33 Decreet MVS 2007. 205

Art. 42 Decreet MVS 2007. 206

Art.43 Decreet MVS 2007. 207

Art. 44 Decreet MVS 2007. 208

Art. 34,§1 Decreet MVS 2007.

Page 44: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

44

uitgesproken worden bij gemotiveerde beslissing en in elk geval vatbaar zijn voor beroep bij het

Internationaal Sporttribunaal (TAS); 3) de organen die de bevoegdheid hebben disciplinaire

maatregelen uit te spreken, zijn, per disciplinair college, samengesteld uit minstens drie personen

waarvan de voorzitter magistraat is, waarvan minstens één ander lid arts is, minstens één ander lid

jurist, en die op geen enkele wijze een persoonlijk belang hebben bij de zaak noch betrokken zijn

geweest bij het voorafgaande onderzoek; 4) de disciplinaire procedure en maatregelen garanderen in

de statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de sportvereniging de rechten van de

verdediging; 5) de zittingen zijn openbaar, tenzij het bevoegde orgaan beslist met gesloten deuren

zitting te houden als de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden, of op

gemotiveerd verzoek van de sporter; 6) degene aan wie een overtreding ten laste wordt gelegd

minstens : a) schriftelijk en persoonlijk op de hoogte wordt gesteld van de hem ten laste gelegde

feiten; b) het recht heeft om, eventueel in tegenwoordigheid van of vertegenwoordigd door zijn

advocaat, alle stukken van het dossier in te zien; c) het recht heeft om zich te laten bijstaan door een

advocaat of arts van zijn keuze; d) het recht heeft om, als het disciplinaire orgaan het toestaat, zich te

laten vertegenwoordigen door een advocaat van zijn keuze; e) het recht heeft zich te laten bijstaan

door iemand die als vertaler kan optreden, als hij de Nederlandse taal niet verstaat of niet spreekt; f)

het recht heeft om gehoord te worden, om zijn middelen van verdediging voor te dragen en

aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen; 7) de disciplinaire procedure en maatregelen moeten

voor de regering, de bevoegde nationale of internationale sportfederatie, het WADA, het IOC en het

Internationaal Paralympisch Comité in de statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de

sportvereniging voorzien in een recht om een zaak aanhangig te maken, middelen naar voor te

brengen, onderzoeksmaatregelen te vorderen en, in voorkomend geval, beroep aan te tekenen onder

dezelfde voorwaarden als deze die van toepassing zijn op de sporter; 8) de disciplinaire procedure en

maatregelen moeten in de statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de sportvereniging

de door de regering vastgestelde controles toestaan; 9) de disciplinaire procedure en maatregelen in de

statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de sportvereniging moeten, in voorkomend

geval, rekening houden met de bijzondere, kwetsbare positie van de sporter die gepaard kan gaan met

zijn jeugdige leeftijd.209

De toepasselijke statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de

sportvereniging moeten ook voorzien in een tuchtrechtelijk optreden tegenover elitesporters bij

dopingpraktijken en in de terugbetaling door de in overtreding bevonden sporter, van het geheel of een

deel van de kosten van de dopingcontroles aan degene die de kosten heeft gedragen. De mogelijke

disciplinaire maatregelen moeten daarenboven overeenstemmen met de Wereldantidopingcode en de

bepalingen omtrent disciplinaire sancties in het Decreet MVS.210

209

Art. 35,§2 Decreet MVS 2007. 210

Art. 35,§3 Decreet MVS 2007.

Page 45: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

45

De regering bepaalt de wijze waarop de aanvraag voor erkenning van de interne tuchtregeling wordt

ingediend en de wijze waarop de erkenning wordt verleend en kan worden ingetrokken. Ze bepaalt

ook de termijn van de erkenning en de wijze waarop controle zal worden uitgeoefend op de erkende

tuchtregelingen. De erkenning kan verleend worden aan meerdere sportverenigingen gezamenlijk,

maar enkel aan sportverenigingen met rechtspersoonlijkheid.211

De regering kan bovendien

aanvullende erkenningsvoorwaarden bepalen.212

De sportverenigingen wiens tuchtregelingen voldoen

aan de gestelde voorwaarden en op die basis zijn erkend, kunnen, op de door de regering bepaalde

wijze, subsidiëring verkrijgen.213

De sportverenigingen delen elke uitspraak betreffende de bij hen aangesloten sporters, binnen vijf

werkdagen na kennisgeving ervan, mee aan de administratie. Die mededeling beoogt de overname, de

naleving en de controle op de naleving en, in voorkomend geval, de uitoefening van een recht op

hoger beroep.214

De interne tuchtregeling inzake dopingpraktijken heeft minstens betrekking op elke

elitesporter die, volgens de door de regering vastgestelde voorwaarden, op de hoogte werd gebracht

van zijn kwalificatie als elitesporter, en die beantwoordt aan één van de volgende voorwaarden : a) de

sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied; b) de sporter heeft zijn woonplaats in het

tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten bij een sportvereniging die, wegens haar

organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap; c) de

sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied, maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is; d) de sporter heeft zijn woonplaats

buiten het Nederlandse taalgebied, maar is verbonden aan een sportvereniging die in het tweetalige

gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die, wegens haar organisatie, moet worden beschouwd als

uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.215

Sedert 1 januari 2009 hebben de sportverenigingen de verantwoordelijkheid en de verplichting om, in

geval van een ernstig vermoeden van dopingpraktijken gepleegd door begeleiders die lid zijn van de

sportvereniging of waarmee de sportvereniging een contractuele band heeft, hieraan door een

tuchtprocedure of eventuele contractuele maatregelen, verder gevolg te geven. De sportverenigingen

geven kennis aan de administratie van de gevolgde tuchtprocedure en de eventueel opgelegde sanctie.

Een ernstig vermoeden kan bestaan uit een of meerdere feitelijke elementen die redelijkerwijze het

bestaan van een of meerdere dopingpraktijken aannemelijk maken.216

Het onderscheid tussen de breedtesporter en de elitesporter is dus ook relevant voor de disciplinaire

procedure die ingeval van dopingpraktijken zal toegepast worden. Wat de verjaring betreft is er echter

211

Art. 35,§4 Decreet MVS 2007. 212

Art. 35,§5 Decreet MVS 2007. 213

Art. 35,§6 Decreet MVS 2007. 214

Art. 34,§1 Decreet MVS 2007. 215

Art. 34,§2 Decreet MVS 2007. 216

Art. 34,§3 Decreet MVS 2007.

Page 46: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

46

geen verschillende regeling voor elitesporters. Tegen om het even welke sporter kan slechts een

disciplinaire procedure worden ingesteld wegens dopingpraktijken, als die wordt ingesteld binnen acht

jaar na het moment dat de overtreding is gepleegd.217

De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep kan in geval van overtredingen

inzake dopingpraktijken een waarschuwing of een berisping uitspreken overeenkomstig de beginselen

van de Wereldantidopingcode218

. Ze kan echter ook meteen de uitsluiting van de sporter uitspreken,

die inhoudt dat de sporter een verbod wordt opgelegd om aan enige sportmanifestatie deel te nemen

als sporter alsook in eender welke andere hoedanigheid.219

De toepasselijke periode van uitsluiting

wordt door de regering vastgesteld overeenkomstig de beginselen van de Wereldantidopingcode.(zie

infra)220

De disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep kan bijkomend beslissen

de meerderjarige sporter een administratieve geldboete op te leggen en bepalen welk gedeelte van de

kosten voor de dopingcontrole en welk deel van de procedurekosten ten laste van de sporter worden

gelegd. Indien een opgelegde administratieve geldboete door de disciplinaire commissie of de

disciplinaire raad in hoger beroep wordt opgelegd, bepaalt zij soeverein, maar rekening houdend met

de ernst van de feiten het bedrag van de administratieve geldboete. Dit bedrag kan evenwel niet meer

bedragen dan 25.000 euro. 221

Indien een meerderjarige sporter hoger beroep instelt dat volgens de

disciplinaire raad tergend en roekeloos is, kan zij eventueel een bijkomende administratieve geldboete

opleggen, gaande van 100 tot 1000 euro.222

Als de sporter wordt vrijgesproken na het negatieve

resultaat van een tweede analyse (het zogenaamde B-staal), leggen de disciplinaire commissie en de

disciplinaire raad de analysekosten van de tweede analyse ten laste van de instantie die de

dopingcontrole heeft bevolen.223

De voorzitter van de disciplinaire commissie, of van de disciplinaire

raad in hoger beroep, noteert de aanvangsdatum en de einddatum van een uitsluiting in de disciplinaire

uitspraak.224

De regering deelt de opgelegde sanctie van uitsluiting, na het definitief worden ervan,

mee aan de internationale sportvereniging waartoe de sporter behoort. Die mededeling beoogt de

internationale overname van de in voorkomend geval uitgesproken disciplinaire uitsluiting door de

internationale sportvereniging.225

Ambtenaren die daartoe opdracht hebben van de regering zien toe op de tenuitvoerlegging van de

disciplinaire maatregelen, opgelegd door de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad of door de

disciplinaire organen van de sportvereniging waarvan de interne tuchtregeling door de regering werd

217

Art. 46 Decreet MVS 2007. 218

Art. 47,§1,2° iuncto art. 48,2e lid Decreet MVS 2007.

219 Art. 47,§1,1° Decreet MVS 2007.

220 Art. 48, 1

e lid Decreet MVS 2007.

221 Art. 47,§1,2e lid Decreet MVS 2007.

222 Art. 47,§1,4

e lid Decreet MVS 2007.

223 Art. 47,§1,5e lid Decreet MVS 2007.

224 Art. 47,§3 Decreet MVS 2007.

225 Art. 47,§4 Decreet MVS 2007.

Page 47: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

47

erkend en die de bevoegdheid hebben disciplinaire maatregelen uit te spreken.226

De disciplinaire

uitsluitingen van sporters worden voor de duur van de uitsluiting bekendgemaakt via de door de

regering opgerichte en beveiligde communicatiekanalen, met het oog op het doen naleven van deze

uitsluiting en het houden van toezicht daarop. Die bekendmaking omvat de voornaam, achternaam en

geboortedatum van de sporter, het begin en het einde van de periode van uitsluiting en de

sportdiscipline waarin de overtreding werd vastgesteld.227

Als de ambtenaar vaststelt dat de sporter het

opgelegde verbod om voor een bepaalde termijn aan een wedstrijd deel te nemen, niet naleeft, wordt

de voorzitter van de disciplinaire commissie daarvan op de hoogte gebracht. De disciplinaire

commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep kan dan beslissen dat de termijnen van het eerder

opgelegde verbod worden verlengd tot maximaal het dubbele en kan een bijkomende administratieve

geldboete opleggen. Bovendien beslissen zij welk gedeelte van de kosten, verbonden aan de procedure

voor de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad, ten laste van de sporter wordt gelegd.228

Als

het gaat om een elitesporter, stelt de bevoegde ambtenaar de voorzitter van het disciplinaire orgaan dat

de uitsluiting heeft opgelegd, op de hoogte.229

De periodes van uitsluiting in het Decreet MVS 2007 moeten overeenstemmen met de bepalingen van

de Wereldantidopingcode. Het doel hiervan is de harmonisatie van de sancties voor

dopingovertredingen op wereldvlak te bewerkstelligen. Volgens de Code houdt harmonisatie in dat

dezelfde regels en criteria worden toegepast om de unieke feiten van elk geval te beoordelen. Al snel

rezen tegen deze harmonisatie van de sancties zowel argumenten voor als op. De belangrijkste

argumenten tegen de harmonisatie van sancties zijn gebaseerd op de verschillen tussen de sporten

onderling. In sommige sporttakken zijn de sporters immers professionals die een groot inkomen

verdienen met hun sport (bv. in het tennis), terwijl in andere sporten (bv. roeien) de topsporters eerder

„liefhebbers‟ zijn en dus bij een schorsing minder financieel verlies zullen leiden. Een ander argument

tegen harmonisatie is dat in de sporttakken waarin de carrière van een sporter van korte duur is (bv.

artistiek turnen), een diskwalificatie van twee jaar een veel grotere impact op de sporter heeft dan in

een sporttak waarin een carrière traditioneel veel langer duurt (bv. paardensport en schietsport). Ten

slotte argumenteren de tegenstanders dat de beoefenaars van individuele sporten veel beter in vorm

kunnen blijven tijdens hun schorsing door individueel te trainen, terwijl in andere sporttakken waarbij

het belangrijk is om te trainen als lid van een team, dit veel moeilijker ligt. De voorstanders,

waaronder het WADA en het IOC, argumenteerden echter dat het simpelweg niet rechtvaardig is dat

twee sporters uit hetzelfde land, die positief worden bevonden voor dezelfde verboden stof onder

gelijkaardige omstandigheden, verschillende sancties opgelegd zouden krijgen, enkel en alleen omdat

ze verschillende sporten beoefenen. Daarnaast wordt flexibiliteit bij het opleggen van sancties vaak

226

Art. 47,§5,1e lid Decreet MVS 2007.

227 Art. 47,§5,2

e lid Decreet MVS 2007.

228 Art.47,§5,3

e lid Decreet MVS 2007.

229 Art. 47,§5,4

e lid Decreet MVS 2007.

Page 48: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

48

gezien als een onaanvaardbare mogelijkheid voor bepaalde sportorganisaties om minder streng te zijn

voor bepaalde dopinggebruikers. Het gebrek aan harmonisatie van de sancties heeft bovendien reeds

meerdere malen aanleiding gegeven tot gerechtelijke conflicten tussen de Internationale Federaties en

nationale antidopingorganisaties.230

De visie van het WADA omtrent sancties tegen individuele

sporters mag in deze analyse dus niet ontbreken.

Volgens de Code leiden dopingovertredingen bij individuele sporten na een dopingcontrole binnen

wedstrijdverband automatisch tot de diskwalificatie van het in die wedstrijd behaalde resultaat met alle

daaruit voortvloeiende consequenties, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen.231

Dopingovertredingen begaan tijdens of in verband met een meerdaags evenement (zoals bv. een WK

of de Ronde van Frankrijk) kunnen, indien het bestuursorgaan van dat evenement hiertoe beslist,

eveneens leiden tot de diskwalificatie van alle andere individuele resultaten die de sporter tijdens dat

evenement behaalde. Indien de sporter echter aantoont dat hem of haar geen schuld of nalatigheid treft

voor de overtreding, worden de individuele resultaten van de sporter in de andere wedstrijden niet

gediskwalificeerd, tenzij deze resultaten waarschijnlijk ook zijn beïnvloed door de dopingovertreding

van de sporter.232

Alle andere wedstrijdresultaten vanaf de datum waarop er een positief monster werd aangetroffen of

waarop een andere dopingovertreding plaatsvond, worden tot en met de aanvang van een periode van

voorlopige schorsing of uitsluiting, eveneens gediskwalificeerd met alle consequenties die hieraan

verbonden zijn, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.233

Om het recht op wedstrijddeelname na een

vastgestelde dopingovertreding terug te krijgen, moet de sporter eerst het verbeurde prijzengeld

terugbetalen.234

Geen enkele bepaling in de Code belet dat cleane sporters of andere personen die

schade hebben ondervonden door andermans dopingovertreding, eender welk anderszins geldend recht

laten gelden om schadevergoeding van deze persoon te eisen.235

De Code maakt een onderscheid naargelang de ernst van de dopingovertreding, de schuldgraad, de

aanwezigheid van verzwarende omstandigheden en eventuele herhaling om de periodes van uitsluiting

te bepalen. Tenzij voldaan is aan de voorwaarden om de uitsluitingperiode op te heffen, te verkorten of

te verlengen, bedraagt de uitsluitingperiode die wordt opgelegd wegens de aanwezigheid van een

verboden stof of de afbraakproducten of markers daarvan bij een eerste overtreding twee jaar. Ook

indien het bezit, het gebruik of een poging tot gebruik van verboden stoffen of verboden methoden

230

Opmerking bij art. 10.2. Wereldantidopingcode. 231

Art. 9 Wereldantidopingcode. 232

Art. 10.1.1. Wereldantidopingcode. 233

Art. 10.8 Wereldantidopingcode. 234

Art. 10.8.1 Wereldantidopingcode. 235

Opmerking bij art. 10.8.2 Wereldantidopingcode.

Page 49: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

49

voor de eerste maal wordt vastgesteld, bedraagt de uitsluitingperiode twee jaar.236

Voor het weigeren

of nalaten een monster af te staan of in geval van fraude bij een dopingcontrole bedraagt de

uitsluitingperiode eveneens twee jaar, tenzij aan de voorwaarden tot opheffing, vermindering of

verlenging is voldaan.237

In geval van handel of poging tot handel en in geval van toediening of poging

tot toediening van een verboden stof of verboden methode varieert de opgelegde uitsluitingperiode van

minimaal vier jaar tot levenslange uitsluiting, tenzij aan de voorwaarden voor opheffing of

vermindering is voldaan. Daarnaast moeten dergelijke zware overtredingen die ook in strijd kunnen

zijn met de wetten en regels buiten de sportwereld, gerapporteerd worden aan de bevoegde

bestuurlijke, professionele of juridische overheden. Een dopingovertreding waarbij een minderjarige

betrokken is, leidt, indien zij is gepleegd door iemand van het begeleidend personeel van de sporter en

betrekking heeft op andere stoffen dan de specifieke stoffen vermeld in artikel 4.2.2 van de Code, tot

levenslange uitsluiting voor het begeleidend personeelslid van de sporter.238

In geval van

aangifteverzuim van de verblijfsgegevens en/of gemiste controles bedraagt de uitsluitingperiode

minimum een jaar en maximum twee jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de atleet.

Indien een antidopingorganisatie in een individueel geval, waarin er sprake is van een

dopingovertreding waarvoor normaal een uitsluiting voor twee jaar wordt opgelegd, vaststelt dat er

verzwarende omstandigheden zijn die de oplegging van een langere uitsluitingperiode rechtvaardigen,

dient de schorsing verlengd te worden met maximum vier jaar. Als de sporter of een andere persoon

echter tot volle tevredenheid van de bevoegde tuchtcommissie kan bewijzen dat hij of zij de

dopingovertreding niet opzettelijk heeft begaan of de beweerde dopingovertreding onmiddellijk

bekend heeft na er door de antidopingorganisatie mee te zijn geconfronteerd, wordt deze bepaling niet

toegepast.239

De Code voorziet naast de mogelijkheid om verzwarende omstandigheden toe te passen, in een aantal

gevallen die de eventuele opheffing of vermindering van de uitsluitingperiode tot gevolg kunnen

hebben. Indien een sporter of andere persoon kan aantonen hoe een specifieke stof240

zijn of haar

lichaam is binnengekomen of in zijn of haar bezit is gekomen, en dat die specifieke stof niet bedoeld

was om de sportprestaties te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren,

236

Art. 10.2 Wereldantidopingcode. 237

Art. 10.3.1 Wereldantidopingcode. 238

Art. 10.3.2 Wereldantidopingcode. 239

Art. 10.6 Wereldantidopingcode. 240 Specifieke stoffen zijn alle op de lijst verboden stoffen, met uitzondering van stoffen uit de klasse van de

anabolica en hormonen en de stimulerende middelen en hormoonantagonisten en modulatoren die aldus op de verboden lijst worden vermeld. Verboden methoden worden niet beschouwd als specifieke stoffen. Specifieke stoffen kunnen met meer waarschijnlijkheid dan andere verboden stoffen vatbaar zijn voor een geloofwaardige verklaring die niet dopinggerelateerd is.

Page 50: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

50

wordt de normaal toepasselijke uitsluitingperiode vervangen door minimaal een berisping en geen

uitsluitingperiode voor toekomstige evenementen of wedstrijden, en maximaal twee jaar uitsluiting.

Om een opheffing of een vermindering te rechtvaardigen, moet de sporter of andere persoon zijn of

haar verklaring staven met bewijsmateriaal waaruit tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie blijkt

dat er geen sprake was van een intentie om de sportprestatie te verbeteren of het gebruik van een

prestatieverbeterende stof te maskeren. De schuldgraad van de sporter of andere persoon geldt als

criterium om tot een eventuele vermindering van de uitsluitingperiode te beslissen.241

De

tuchtcommissie moet door de objectieve omstandigheden van het geval voldoende overtuigd zijn dat

de sporter bij het innemen of bezitten van de verboden stof niet de intentie had zijn of haar

sportprestatie te verbeteren. Hoe groter het potentiële prestatieverbeterende effect van een bepaalde

verboden stof, hoe zwaarder de bewijslast op de sporter zal wegen om aan te tonen dat hij of zij niet de

intentie had de sportprestatie te verbeteren.242

De normaal geldende uitsluitingperiode wordt opgeheven indien een sporter of andere persoon

aantoont dat hem of haar totaal geen schuld of nalatigheid kan verweten worden. Indien een verboden

stof of de markers of afbraakproducten ervan worden aangetroffen in een monster van een sporter,

moet de sporter ook aantonen hoe die verboden stof in zijn of haar lichaam is binnengekomen

vooraleer de uitsluitingperiode kan worden opgeheven.243

Indien een sporter of andere persoon in een

individueel geval kan aantonen dat hem of haar geen ernstige schuld of grove nalatigheid treft, kan de

normaal toepasselijke uitsluitingperiode worden verminderd, maar de verminderde uitsluitingperiode

mag in geen geval worden verminderd tot minder dan de helft. Indien de normaal toepasselijke

uitsluitingperiode levenslang is, mag de verkorte periode nooit minder dan acht jaar bedragen. Indien

een verboden stof of de markers of afbraakproducten ervan worden aangetroffen in een monster van

een sporter, moet hij ook in dit geval aantonen hoe de verboden stof in zijn of haar lichaam is

binnengekomen vooraleer de uitsluitingperiode kan worden verminderd.244

Ook wanneer een sporter of een andere persoon vrijwillig een dopingovertreding bekent vooraleer

hem of haar een monsterafname wordt aangekondigd en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs

is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan de uitsluitingperiode worden verminderd,

maar nooit tot minder dan de helft van de normaal toepasselijke uitsluitingperiode.245

De sporter of

andere persoon moet echter wel uit eigen beweging een dopingovertreding bekennen in

omstandigheden waarbij geen enkele antidopingorganisatie zich van enige dopingovertreding bewust

241

Art. 10.4 Wereldantidopingcode. 242

Opmerking bij art. 10.4 Wereldantidopingcode. 243

Art. 10.5.1 Wereldantidopingcode. 244

Art. 10.5.2 Wereldantidopingcode. 245

Art. 10.5.4 Wereldantidopingcode.

Page 51: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

51

was. Het is dus niet bedoeld voor situaties waarbij de bekentenis plaatsheeft omdat de sporter of

andere persoon vermoedt dat hij of zij zal worden betrapt.246

Opmerkelijk is ook dat het WADA in haar antidopingcode de problematiek van de spijtoptanten

behandeld. Men spreekt over spijtoptanten in de gevallen waarin een sporter of een andere persoon

substantiële hulp heeft geboden aan een antidopingorganisatie, een gerechtelijke instantie of een

professioneel tuchtorgaan en wanneer deze hulp ertoe geleid heeft dat de antidopingorganisatie een

dopingovertreding door een andere persoon heeft ontdekt of vastgesteld, of waardoor een gerechtelijk

orgaan of tuchtorgaan een strafbaar feit of een overtreding van de beroepsregels heeft ontdekt of

vastgesteld. Een antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer met

betrekking tot een dopingovertreding, kan, met de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke

Internationale Federatie, een deel van de uitsluitingperiode van een spijtoptant opschorten.247

In

hoeverre de normaal toepasselijke uitsluitingperiode kan worden opgeschort, hangt af van de ernst van

de dopingovertreding en van het belang van de substantiële hulp die de sporter of andere persoon heeft

geboden. Alleszins kan niet meer dan drie kwart van de anderszins toepasselijke uitsluitingperiode

worden opgeschort en indien de normaal toepasselijke uitsluitingperiode levenslang was, mag de niet-

opgeschorte periode nooit minder dan acht jaar bedragen. Indien een antidopingorganisatie eender

welk deel van de normaal toepasselijke uitsluitingperiode opschort, moet ze een schriftelijke

rechtvaardiging voor haar beslissing bezorgen aan iedere antidopingorganisatie die het recht heeft om

tegen die beslissing beroep aan te tekenen.248

Relevante factoren bij de evaluatie van het belang van de

substantiële hulp zijn bijvoorbeeld het aantal betrokken personen, de status van deze personen in de

sport, of er sprake is van beraming van handel of toediening , en of de overtreding een stof of methode

betrof die via dopingcontrole niet direct opspoorbaar is. De maximale opschorting van de

uitsluitingperiode wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen omstandigheden toegepast. Hoe

vroeger in het resultatenbeheerproces de substantiële hulp wordt geleverd, hoe groter de opschorting

van de normaal toepasselijke uitsluitingperiode. Indien een deel van de uitsluitingperiode wordt

opgeschort, dient de beslissing te vermelden op welke basis er werd besloten dat de verstrekte

informatie geloofwaardig was en belangrijk voor het ontdekken of bewijzen van een

dopingovertreding of andere inbreuk. 249

Vooraleer enige vermindering of opschorting op basis van één of meerdere van de hiervoor

beschreven gronden wordt toegepast, moet altijd eerst de normaal toepasselijke uitsluitingperiode

worden bepaald. Indien een sporter of andere persoon aanspraak maakt op een vermindering of

246

Opmerking bij art. 10.5.4 Wereldantidopingcode. 247

Art. 10.5.3 Wereldantidopingcode. 248

Art. 10.5.3 Wereldantidopingcode. 249

Opmerking bij art. 10.5.3 Wereldantidopingcode.

Page 52: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

52

opschorting op basis van twee of meer van de hiervoor beschreven gronden, kan de vermindering of

opschorting van de uitsluitingtermijn oplopen, maar niet tot minder dan een vierde van de normaal

toepasselijke uitsluitingperiode.250

De voorgaande regeling voor het bepalen van de uitsluitingperiode is echter enkel van toepassing op

eerste dopingovertredingen. Voor een tweede dopingovertreding geldt een andere regeling om de

toepasselijke uitsluitingperiode te bepalen. Een dopingovertreding kan echter slechts als een tweede

overtreding worden beschouwd, indien de antidopingorganisatie kan aantonen dat de sporter of andere

persoon de tweede dopingovertreding beging nadat de sporter of andere persoon op de hoogte is

gebracht, of nadat de antidopingorganisatie redelijke inspanningen heeft gedaan om hem of haar op de

hoogte te brengen van de eerste dopingovertreding. Indien de antidopingorganisatie dit niet kan

bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de

opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengste sanctie staat.251 Er werd een

tabel in de Code opgenomen252

die afhankelijk van de begane overtredingen (zowel de eerste als de

tweede) een minimum- en een maximumduur van de uitsluitingperiode oplegt. Men gebruikt de tabel

door de eerste dopingovertreding van de sporter of andere persoon in de linkerkolom op te zoeken,

waarna men in de tabel naar rechts gaat tot aan de kolom die de tweede overtreding weergeeft, om zo

de toepasselijke strafmaat te kennen. De schuldgraad van de sporter of andere persoon geldt als

criterium om, binnen het toepasselijke bereik van de tabel, de effectieve uitsluitingperiode te

bepalen.253

De tabel ziet er als volgt uit:

Tweede

overtreding

Eerste Overtreding

VSS AGC GSS St VS HT

VSS 1-4 2-4 2-4 4-6 8-10 10-lev

AGC 1-4 4-8 4-8 6-8 10-lev lev

GSS 1-4 4-8 4-8 6-8 10-lev lev

St 2-4 6-8 6-8 8-lev lev lev

VS 4-5 10-lev 10-lev lev lev lev

HT 8-lev lev lev lev lev lev

VSS (Verminderde sanctie voor een Specifieke Stof): De dopingovertreding werd of zou moeten

worden bestraft met een verminderde sanctie omdat er sprake was van een Specifieke Stof en de

andere voorwaarden van artikel 10.4 van de Code zijn vervuld.

250

Art. 10.5.5 Wereldantidopingcode. 251

Art. 10.7.4 Wereldantidopingcode. 252

Art. 10.7.1 Wereldantidopingcode. 253

Opmerking bij art. 10.7.1 Wereldantidopingcode.

Page 53: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

53

AGC (Aangifteverzuim en/of Gemiste Controles): De dopingovertreding werd of zou moeten worden

bestraft conform artikel 10.3.3 van de Code.

GSS (Verminderde sanctie in geval van Geen Significante Schuld of Nalatigheid): De

dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform artikel

10.5.2 omdat de sporter aantoonde dat er sprake was van geen significante schuld of nalatigheid.

St (Standaardsanctie): De overtreding van een antidopingregel werd bestraft of zou moeten worden

bestraft met een standaardsanctie van twee jaar conform artikel 10.2 of 10.3.1. van de Code.

VS (Verzwaarde sanctie): De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een

verzwaarde sanctie omdat de antidopingorganisatie aantoonde dat aan de voorwaarden van artikel 10.6

was voldaan.

HT (Handel of poging tot handel en Toediening of poging tot toediening): De dopingovertreding werd

of zou moeten worden bestraft met een sanctie conform artikel 10.3.2 van de Code.

Wanneer een sporter of andere persoon die een tweede dopingovertreding begaat, beweert aanspraak

te maken op een gedeeltelijke opschorting of verkorting van de uitsluitingperiode, moet de

tuchtcommissie eerst de normaal toepasselijke uitsluitingperiode te bepalen binnen het bereik

aangegeven door de tabel, en vervolgens de gepaste opschorting of verkorting van de

uitsluitingperiode toepassen. De resterende uitsluitingperiode, na toepassing van eventuele opschorting

of verkorting, moet minstens een vierde van de normaal toepasselijke uitsluitingperiode bedragen.254

Een derde dopingovertreding heeft altijd levenslange uitsluiting tot gevolg, behalve wanneer deze

overtreding onder de voorwaarden voor opheffing of vermindering van de uitsluitingperiode valt of er

sprake is van een overtreding omtrent het aangifteverzuim van verblijfsgegevens en/of gemiste

controles. In deze specifieke gevallen bedraagt de uitsluitingperiode „slechts‟ acht jaar tot

levenslang.255

Voor de toepassing van de regels inzake recidive moeten alle dopingovertredingen plaatsvinden

binnen eenzelfde periode van acht jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te kunnen

worden.256

254

Art. 10.7.2 Wereldantidopingcode. 255

Art. 10.7.3 Wereldantidopingcode. 256

Art. 10.7.5 Wereldantidopingcode.

Page 54: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

54

Elke periode van voorlopige schorsing moet worden afgetrokken van de totale periode van uitsluiting

die wordt opgelegd.257

De uitsluitingperiode gaat in op de dag waarop de uitsluiting tijdens een

hoorzitting wordt opgelegd of, indien afstand van hoorzitting werd gedaan, op de datum waarop de

uitsluiting werd aanvaard of anderszins werd opgelegd.258

Indien de tuchtprocedure of andere

aspecten van de dopingcontrole echter aanzienlijke vertraging oplopen die niet aan de sporter of

andere persoon te wijten is, kan het orgaan dat de sanctie oplegt, de uitsluitingperiode op een vroegere

datum laten ingaan. Dit kan ten vroegste op de datum van de monsterafname of op de laatste datum

waarop een andere dopingovertreding plaatsvond.259

De uitgesloten sporter of andere persoon, mag tijdens de periode van uitsluiting in geen enkele

hoedanigheid deelnemen aan een wedstrijd of activiteit (behalve erkende antidopingcursussen of

rehabilitatieprogramma‟s) die wordt erkend of georganiseerd door een ondertekenaar van de Code, een

lidorganisatie van een ondertekenaar, of een club of andere lidorganisatie van een lidorganisatie van

een ondertekenaar, of aan wedstrijden die worden erkend of georganiseerd door eender welke

professionele liga of internationale of nationale organisatie van evenementen. Bovendien blijft een

sporter of andere persoon die een uitsluitingperiode uitzit, onderworpen aan dopingcontroles.260

Wanneer een sporter of andere persoon het verbod op deelname tijdens een uitsluiting overtreedt,

worden de resultaten van die deelname gediskwalificeerd en begint de oorspronkelijk opgelegde

uitsluitingperiode opnieuw te lopen vanaf de datum van de overtreding. De nieuwe uitsluitingperiode

kan echter worden verkort, indien de sporter of andere persoon aantoont dat hem of haar geen

significante schuld of grove nalatigheid treft voor de overtreding van het verbod op deelname.261

Wanneer begeleidend personeel van een sporter of een andere persoon substantiële hulp biedt aan een

sporter bij de overtreding van het verbod op deelname tijdens diens uitsluiting, kan de

antidopingorganisatie die bevoegd is voor dergelijk begeleidend personeel of een ander persoon,

volgens haar eigen tuchtregels gepaste sancties opleggen.262

Bij elke dopingovertreding waarvoor geen verkorte sanctie wegens specifieke stoffen geldt, wordt

bovendien de sportgerelateerde financiële steun of andere sportgerelateerde voordelen die een

dergelijke persoon zou ontvangen, geheel of gedeeltelijk ingehouden door de ondertekenaars van de

Code, de lidorganisaties van de ondertekenaars en de overheden.263

Een dopingovertreding door

individuele sporters die aan teamsport doen kan ook consequenties meebrengen voor het team. De

code voorziet dat indien bij twee of meer teamleden in een teamsport wordt vastgesteld dat zij een

257

Art. 10.9.3 Wereldantidopingcode. 258

Art. 10.9 Wereldantidopingcode. 259

Art. 10.9.1 Wereldantidopingcode. 260

Art. 10.10.1 Wereldantidopingcode. 261

Art. 10.10.2 Wereldantidopingcode. 262

Opmerking bij art. 10.10.2 Wereldantidopingcode. 263

Art. 10.10.3 Wereldantidopingcode.

Page 55: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

55

dopingovertreding hebben begaan tijdens de duur van een evenement, het bestuursorgaan van dat

evenement het team een gepaste sanctie moet opleggen bovenop de consequenties die worden

opgelegd aan de individuele sporters die de dopingovertreding begingen.264

Het bestuursorgaan van

een evenement mag echter zelf regels voor dat evenement opstellen, die strengere consequenties voor

teamsporten opleggen bij een dopingovertreding van een teamlid.265

Een sporter die het recht op wedstrijddeelname na een uitsluitingperiode wenst terug te krijgen, moet

tijdens eender welke periode van voorlopige schorsing of uitsluiting beschikbaar blijven voor

dopingcontroles buiten wedstrijdverband door eender welke antidopingorganisatie met

controlebevoegdheid georganiseerd. Hij of zij moet bovendien, wanneer daarnaar gevraagd wordt,

actuele en nauwkeurige verblijfsgegevens verstrekken. Indien een uitgesloten sporter zich terugtrekt

uit de sport en wordt verwijderd uit de doelgroepen voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband,

maar later toch weer aan de sport wil gaan deelnemen, kan de sporter pas weer deelnamegerechtigd

worden wanneer hij of zij de relevante antidopingorganisaties daarvan op de hoogte heeft gebracht en

zich opnieuw beschikbaar heeft gesteld voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband gedurende een

periode die gelijk is aan de nog resterende periode van uitsluiting op het moment dat de sporter zich

terugtrok.266

Antidopingorganisaties kunnen in hun eigen regels financiële sancties voor dopingovertredingen

voorzien. Een financiële sanctie kan echter geen reden zijn om de uitsluitingperiode te verkorten of

een andere sanctie te beperken die anders van toepassing zou zijn op grond van de Code.267

De

administratieve geldboete in het Decreet MVS die de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad

kan opleggen, en de eventuele administratieve geldboetes in de interne tuchtreglementen van de

sportverenigingen, zijn volgens de Code dus wel degelijk toegelaten, maar moeten louter bijkomend

zijn.

Het Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening voorziet naast disciplinaire maatregelen tegen

sporters of andere personen die een dopingovertreding begaan, ook sancties voor sportverenigingen

die een of meerdere bepalingen van het decreet miskennen. Niets in de code belet immers eender

welke ondertekenaar of overheid die de code aanvaardt, om zijn eigen regels toe te passen voor de

oplegging van sancties aan een ander sportorgaan waarvoor de ondertekenaar of de overheid bevoegd

is.268

Vooreerst kan de regering, nadat zij de betrokken sportvereniging heeft gehoord, de

sportvereniging aanmanen om zich aan de bepalingen van het decreet te conformeren, naargelang het

264

Art. 11.2 Wereldantidopingcode. 265

Art. 11.3 Wereldantidopingcode. 266

Art. 10.11 Wereldantidopingcode. 267

Art. 10.12 Wereldantidopingcode. 268

Art. 12 Wereldantidopingcode.

Page 56: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

56

geval, binnen een termijn van acht dagen tot zes maanden.269

De regering kan tevens een

administratieve geldboete van 100 tot 10.000 euro opleggen.270

Voorts kan de terugbetaling worden

opgelegd van alle kosten van dopingcontroles, preventieve gezondheidscontroles en sportmedische

keuringen die ten behoeve van de sportvereniging, haar leden en de door haar georganiseerde

sportmanifestaties door de regering werden gemaakt tijdens de afgelopen twee kalenderjaren.271

Ten

slotte kan het de sportvereniging verboden worden om gedurende een termijn van minstens veertien

dagen en hoogstens twaalf maanden sportmanifestaties te organiseren, de deelname eraan mogelijk te

maken, of hiervoor als leidende instantie op te treden, binnen het geheel of een gedeelte van de

Vlaamse Gemeenschap.272

Alle overheden zijn in dit geval verplicht aan de sportvereniging elke

vergunning tot het houden van sportmanifestaties te weigeren of in te trekken.273

De hiervoor

beschreven sancties tegen sportverenigingen worden dus opgelegd door de Vlaamse regering nadat de

betrokken sportvereniging werd gehoord, en kunnen al dan niet met elkaar gecombineerd worden.274

In het Decreet MVS 2007 worden echter niet alleen disciplinaire maatregelen opgelegd. Ook

strafbepalingen moeten de handhaving van het decreet verzekeren. Zo worden de volgende personen

gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een geldboete van 200 tot 2.000

euro of met een van die straffen alleen : 1) diegene die zich schuldig maakt aan het niet naleven of

doen naleven van de voorwaarden inzake leeftijdsgrenzen en opleiding; 2) diegene die zich schuldig

maakt aan het niet naleven of doen naleven van de voorwaarden inzake sportmedische keuring; 3)

diegene die zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk, als vermeld in artikel 3, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°;

4) diegene die zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk, als vermeld in artikel 3, 7° en 8°; 5)

diegene die zich schuldig maakt aan het niet naleven of doen naleven van de voorwaarden inzake

preventieve gezondheidscontrole; 6) diegene die zich schuldig maakt aan het niet naleven of doen

naleven van de voorwaarden inzake risicovechtsporten of die risicovechtsporten organiseert die

verboden werden; 7) diegene die zich schuldig maakt aan het niet naleven of doen naleven van het aan

de sporter opgelegde verbod om voor een bepaalde termijn aan enige wedstrijd deel te nemen.275

Opmerkelijk en zeer relevant in deze analyse is dat de wetgever expliciet bepaald heeft dat sporters,

die zich ter gelegenheid van hun voorbereiding op of hun deelname aan een sportmanifestatie,

schuldig maken aan dopingpraktijken zoals vermeld in artikel 3,1°,2°,3°,4°,5°,6° van het Decreet

MVS van 2007, enkel met disciplinaire maatregelen kunnen worden bestraft.276

Deze strafbaar

gestelde feiten worden met andere woorden gedepenaliseerd. Belangrijk is wel dat de depenalisatie

269

Art. 50,§1,1° Decreet MVS 2007. 270

Art. 50,§1,2° Decreet MVS 2007. 271

Art. 50,§1,3° Decreet MVS 2007. 272

Art. 50,§1,4° Decreet MVS 2007. 273

Art. 50,§2 Decreet MVS 2007. 274

Art. 50,§1,1e lid Decreet MVS 2007.

275 Art. 51 Decreet MVS 2007.

276 Art. 52,1

e lid Decreet MVS 2007.

Page 57: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

57

enkel geldt voor de sporters zelf. Iedere andere persoon die deelneemt aan die strafbaar gestelde feiten,

wordt immers gestraft alsof de depenalisatieregel niet bestond.277

Sporters die betrokken zijn bij

dopingpraktijken, die vallen onder de categorie van handel of toediening van verboden stoffen of

verboden methoden, kunnen geen beroep doen op de depenalisatie omdat het WADA en de wetgever

veel zwaarder tillen aan dergelijke dopingovertredingen. De depenalisatie van het dopinggebruik en –

bezit was een internationale tendens geworden en bestond reeds in het oude decreet MVS van 1991.278

Het strafrecht bleek immers niet het gepaste sanctiemechanisme om dopingpraktijken te bestrijden.279

Veel positieve dopingresultaten werden door het gerecht niet of onvoldoende opgevolgd en de straffen

bleken te mild. Men wou de sporters bij hun bestraffing meer effectief raken door in te grijpen in de

sportactiviteit zelf om zo de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de sanctie te vergroten.280

In België heeft de depenalisatie echter geleid tot een juridische twist in de beruchte zaak

Vandenbroucke vanaf 2001 en werd deze tot op de dag van vandaag nog steeds niet definitief beslecht.

Bij wielrenner Frank Vandenbroucke werden tijdens een huiszoeking geneesmiddelen aangetroffen die

voorkwamen op de toen van kracht zijnde lijst van verboden middelen. Het ging ondermeer om

dopingproducten zoals EPO, groeihormonen, adrenaline en testosteron. Op 6 juni 2002 werd

Vandenbroucke opgeroepen om zich op 26 juni 2002 te verantwoorden voor de disciplinaire

commissie MVS. De disciplinaire commissie legde een schorsing op van achttien maanden waarvan

slechts zes effectief, maar de wielrenner tekende tegen deze beslissing beroep aan zodat de zaak

opnieuw behandeld moest worden door de disciplinaire raad. De disciplinaire raad wees het beroep af

en bevestigde de bestreden beslissing. Met deze disciplinaire maatregelen was de kous echter nog lang

niet af. Vandenbroucke werd immers ook vervolgd op strafrechtelijk vlak op basis van de Wet van 24

februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen,

psychotrope stoffen, ontsmettingstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden

voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (drugswet). Op 6

december 2004 veroordeelde de correctionele rechtbank te Dendermonde Vandenbroucke tot een

werkstraf van 200 uur op basis van de voormelde wet en kwalificeerde de wielrenner dus niet als

sportbeoefenaar maar als drugsgebruiker. Zijn verdediging had echter gepleit dat de rechtbank

onbevoegd was omdat de disciplinaire raad reeds een tuchtstraf had opgelegd en de sportbeoefenaar

enkel disciplinair bestraft kon worden voor dopingpraktijken overeenkomstig het oude artikel 44,1e lid

Decreet MVS 1991. De advocaten van VDB zagen in artikel 44,1e lid dus een strafuitsluitende

verschoningsgrond. De correctionele rechtbank van Gent bevestigde echter in beroep op 23 juni 2005

de beslissing van de rechtbank van Dendermonde en verving bovendien de werkstraf door een zware

geldboete van 250.000 euro. Vandenbroucke tekende echter cassatieberoep aan en het hoogste Hof

277

Art. 52,2e lid Decreet MVS 2007.

278 Art. 44 Decreet MVS 1991.

279 Memorie van toelichting Gedr. St., VL. R. 1990-91, nr. 448, nr. 1, 17-19.

280 Memorie van toelichting Gedr. St., VL. R. 1990-91, nr. 448, nr. 1, 19.

Page 58: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

58

verbrak de beslissing omdat het oude artikel 44 wel degelijk moest toegepast worden.281

Voor het Hof

van Beroep te Brussel werd Vandenbroucke dan ook vrijgesproken. Opnieuw werd echter

cassatieberoep aangetekend waarop het Hof van Cassatie op 26 juni 2007 oordeelde dat wanneer een

feit binnen het toepassingsgebied valt van zowel het decreet MVS als van een andere wet, dit feit het

voorwerp uitmaakt van de strafuitsluitende verschoningsgrond van artikel 44 van het decreet MVS

1991 en dus geen strafrechtelijke veroordeling mogelijk is. Er anders over oordelen, zou, volgens het

Hof, artikel 44 iedere draagwijdte ontnemen. Het Hof stelde echter ook een prejudiciële vraag aan het

Grondwettelijk Hof met betrekking tot de interpretatie van artikel 44 en de mogelijke schending

daardoor van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de

onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Het Grondwettelijk

Hof oordeelde op 10 april 2008 dat artikel 44 Decreet MVS 1991 de bevoegdheidsverdelende regels

niet schendt, wanneer die bepaling in die zin wordt geïnterpreteerd dat de erin geregelde

strafuitsluitende verschoningsgrond enkel geldt voor de in artikel 43 van dat decreet omschreven

misdrijven, en dus niet voor het loutere bezit van verboden substanties, strafbaar gesteld bij de wet van

24 februari 1921.282

Misdrijven die strafbaar gesteld zijn in de Drugswet, zoals bezit van verboden

substanties, blijven dus ook voor sportbeoefenaars tijdens of bij de voorbereiding van een

sportmanifestatie van toepassing. Zo oordeelde ook het Hof van Cassatie op 3 juni 2008, waarop zij de

zaak voor een, hopelijk definitieve, uitspraak heeft doorverwezen naar het Hof van Beroep te

Antwerpen.

281

DE BOCK, E., “Wielrenner Frank Vandenbroucke strafrechtelijk vrijuit voor dopingpraktijken”, Sport& Recht, 1162-1164. 282

Grondwettelijk Hof, 10.04.2008, nr.62/2008.

Page 59: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

59

4. Vergelijking met de Franse Gemeenschap en Nederland

4.1. Doping in de Franse Gemeenschap

De Raad van de Franstalige Gemeenschap kondigde op 8 maart 2001 haar decreet af betreffende de

promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de

Franse Gemeenschap. Dit decreet beschrijft wat onder doping wordt verstaan, wie wordt geviseerd en

in welke omstandigheden kan worden opgetreden.283

De opstellers van het decreet hebben zich

duidelijk laten inspireren door het Vlaamse decreet MVS van 1991. De harmonisatie in de

antidopingregelgeving die het WADA beoogde, is zelfs in een klein land als België echter nog verre

van voltooid. Net zoals in het decreet MVS in Vlaanderen, viseert de Waalse decreetgever niet alleen

de professionele sportbeoefenaar, maar ook de breedtesporters. De dopingovertredingen worden

ruimer omschreven dan in het Vlaamse decreet en bevatten alle overtredingen die ook in de

Wereldantidopingcode worden omschreven. De lijst van verboden stoffen en verboden methoden is

echter niet automatisch dezelfde verboden lijst als die van het WADA. Het is immers de Waalse

regering die de lijst opstelt en voor regelmatige updates zorgt.284

Een ander opmerkelijk verschil met

het decreet MVS is dat de dopingreglementering voor sporters in de Franse Gemeenschap niet werd

gedepenaliseerd.285

Integendeel, sporters kunnen naast de mogelijke disciplinaire sancties, ook

strafrechtelijk zware straffen oplopen. Degene die een dopingovertreding begaat in de Franse

Gemeenschap, riskeert een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en een boete van

tweehonderd tot tweeduizend euro of één van beide straffen alleen. In geval van recidive binnen de

twee jaar na een veroordeling wegens voormelde schending, die kracht van gewijsde heeft, kunnen de

straffen worden verdubbeld.286

Het decreet van de Franstalige Gemeenschap is op diverse punten nog niet volledig afgestemd op

UNESCO-Conventie tegen doping in de sport en de Wereldantidopingcode. Aangezien elke

betrokkenheid van een overheid in de strijd tegen doping in overeenstemming met de code moet

gebracht worden tegen 1 januari 2010, rest de Waalse regering niet veel tijd meer om de nodige

aanpassingen aan het decreet uit te voeren.287

Wanneer een overheid op 1 januari 2010 de UNESCO-

Conventie niet heeft geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of ertoe is toegetreden of na die datum de

283

Art. 9-11 Decreet Franstalige Gemeenschap betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de Franstalige Gemeenschap. 284

Art. 10 Decreet Franstalige Gemeenschap betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de Franstalige Gemeenschap. 285

GEUENS, P., “Het nieuw Decreet van de Franstalige Gemeenschap tot bestrijding van dopinggebruik in de sport”, Sport&Recht, 476-479. 286

Art. 13 Decreet Franstalige Gemeenschap betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de Franstalige Gemeenschap. 287

Art. 22.4 en art. 22.5 Wereldantidopingcode.

Page 60: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

60

UNESCO-Conventie niet naleeft, kan dit immers leiden tot uitsluiting voor de kandidatuur van

evenementen of tot bijkomende consequenties zoals verlies van mandaten en functies binnen het

WADA of afgelasting van internationale evenementen.288

Een wijzigingsdecreet of een volledig nieuw

decreet zoals in Vlaanderen om de nodige aanpassingen aan de code in te voeren, is dus een dringend

punt op de agenda van Franse Gemeenschap indien België bij het WADA en het IOC niet voor plotse

verrassingen wenst te staan.

4.2. Doping in Nederland

In Nederland heeft de aldaar bevoegde Stichting Anti-doping Autoriteit Nederland (Dopingautoriteit)

een „Nationaal Dopingreglement‟ ontwikkeld om de vernieuwde Wereldantidopingcode van 2007 in

de Nederlandse antidopingwetgeving te implementeren. De Dopingautoriteit is de belangrijkste

onafhankelijke antidopingorganisatie in Nederland. Haar missie is de realisatie van een dopingvrije

sport in Nederland. Zij oefent haar bevoegdheden uit in opdracht van de overheid (ministerie van

VWS) en de landelijke sport (NOC*NSF) en werkt daarbij samen met verschillende nationale en

internationale organisaties. De Dopingautoriteit werd opgericht op 1 juli 2006 en is ontstaan uit de

fusie van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) en Doping Controle

Nederland (DoCoNed). Door deze fusie werden de preventie- en controletaken samengevoegd en

verbeterde de efficiëntie en de slagkracht van het antidopingbeleid in Nederland.289

Het door de Dopingautoriteit ontwikkelde Nationaal Dopingreglement Nederlandse Sport (NDR) is

een bondsreglement dat door alle bonden met één of meer erkende topsportdisciplines in Nederland

vóór 1 januari 2009 moet worden ingevoerd. Om de uniformiteit van de procedures te garanderen en

afwijkingen van de code te voorkomen, moeten alle topsportbonden het Nationaal Dopingreglement in

zijn geheel en ongewijzigd overnemen. Elke bond moet haar aangepaste dopingreglementering aan de

Dopingautoriteit ter goedkeuring voorleggen. De Dopingautoriteit zal toezicht houden op de

vaststelling, implementatie en inbedding van het Nationaal Dopingreglement.290

Het NDR werd aangenomen op 29 februari 2008 en verwijst onder de titel meteen naar de

Wereldantidopingcode. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit dopingreglement grote gelijkenissen

vertoond met de code zelf. De dopingovertredingen worden omschreven in Titel II van het Nationaal

Dopingreglement en zijn iets uitgebreider dan in de code. Zo worden ook de (poging tot) gebrekkige

medewerking291

als de (poging tot) manipulatie292

in het reglement opgenomen als

288

Art. 22.6 Wereldantidopingcode. 289

http://www.dopingautoriteit.nl/organisatie/dopingautoriteit. 290

http://www.dopingautoriteit.nl/procedures/regelgeving/reglementering/nationnaaldopingreglement. 291

Art. 5 Nationaal Dopingreglement Nederlandse Sport.

Page 61: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

61

dopingovertredingen. De verboden dopinglijst is steeds de meest recente door het WADA vastgestelde

en in werking getreden dopinglijst. De verboden lijst, noch enige op deze lijst voorkomende stof en/of

methode kunnen in het kader van een dopingzaak ter discussie worden gesteld.293

De gehele procedures voor dopingcontroles, voor resultatenbeheer, voor tuchtrechtelijke sancties en

voor beroep, worden nauwgezet en volledig in de lijn van de Wereldantidopingcode omschreven in het

Nedelandse Dopingreglement. Zo worden de periodes van uitsluiting bepaald volgens de richtlijnen

van de code en gelden dus dezelde principes als in Vlaanderen en alle andere landen die de UNESCO-

Conventie tegen doping in de sport reeds hebben geratificeerd en geïmplementeerd. Verder is in

Nederland opvallend dat de depenalisatie van dopingovertredingen niet helemaal bekend is. Het

Nationaal Dopingreglement kan geen strafrechtelijke sancties opleggen, maar dit is enkel omdat het

om een bondsreglement gaat en daarin dus enkel disciplinaire sancties kunnen worden opgelegd.

Nederlanders kunnen nog steeds strafrechtelijk gesanctioneerd worden voor dopingovertredingen

indien die overtredingen eveneens strafbaar gesteld zijn in de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening

of in de Wet op de Economische Delicten.

Het is alleszins opmerkelijk hoe Nederland de oproep van het WADA tot implementatie van de

Wereldantidopingcode, veel letterlijker heeft uitgevoerd dan de Belgische wetgever.

292

Art. 7 Nationaal Dopingreglement Nederlandse Sport. 293

Art. 13.1 Nationaal Dopingreglement Nederlandse Sport.

Page 62: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

62

Besluit

De invoering van de Wereldantidopingcode en de UNESCO-Conventie tegen doping in de sport

hebben hun uitgewerking niet gemist. Hoewel de overheden nog tot 1 januari 2010 de tijd hebben om

de UNESCO-Conventie te aanvaarden en te ratificeren alvorens zij hiervoor bestraft kunnen worden,

hebben reeds vele overheden hun antidopingreglementering aan de principes van de code aangepast.

De methode waarop de overheden worden aangezet om de code te implementeren is vrij ingenieus. De

UNESCO-Conventie erkent immers formeel de fundamentele rol van de Wereldantidopingcode in de

strijd tegen doping. De Wereldantidopingcode zelf is echter geen wetgevende akte of internationaal

verdrag, maar is een fundamenteel en universeel document dat werd uitgevaaardigd door een private

organisatie, nl. het WADA. De Wereldantidopingcode op zich is dus enkel afdwingbaar ten opzichte

van de ondertekenaars ervan. Door de expliciete verwijzing naar de code in de UNESCO-Conventie

tegen doping in de sport, dat wel een internationaal Verdrag en dus afdwingbaar is, moeten ook de

ondertekenaars van de Conventie de principes van de code in hun regelgeving inpassen om aan hun

verplichtingen te voldoen.

Een eerste grote realisatie is de harmonisatie van het begrip doping. De acht verschillende gedragingen

of omstandigheden die in de code worden omschreven als doping, komen al dan niet letterlijk terug in

de verschillende antidopingreglementen van de ondertekenaars van de code en de Conventie.

Sommige overheden en organisaties omschrijven het dopingbegrip in hun reglementering echter nog

iets ruimer. Langs een kant is het goed dat overheden strenger kunnen en willen optreden tegen

bepaalde dopingovertredingen zoals bv. gebrekkige medewerking of manipulatie bij een

dopingcontrole, omdat dit hun motivatie in dopingstrijd benadrukt. Langs de andere kant verminderen

dergelijke uitbreidingen het harmoniserende effect dat de code voor ogen had.

De wildgroei aan definities, strategiën en sancties door de verschillende nationale en internationale

antidopingorganisaties en andere normerende instanties in de dopingstrijd, is door de invoering van de

Wereldantidopingcode fel verminderd. Deze evolutie was broodnodig omdat verschillende

benaderingen van land tot land, van organisatie tot organisatie en van sport tot sport enkel leidden tot

onbillijke uitspraken en ongelijke sancties voor dezelfde overtredingen. Vooral in dit opzicht ben ik

persoonlijk een groot voorstander van de Wereldantidopingcode en de globale aanpak van de

dopingproblematiek. Door de jaren heen is immers genoeg gebleken hoe de individuele aanpak van de

verschillende organisaties en federaties niet de gewenste resultaten opleverde. Niet dat doping door de

creatie van het WADA en haar Wereldantidopingcode meteen uit de sport verdwenen is, maar de

progressie in de antidopingstrijd sindsdien kan niet ontkend worden. Bovendien zal de ontwikkeling

van nieuwe opsporingsmethodes en innovatieve antidopingstrategiën zich blijven doorzetten waardoor

dopingovertredingen steeds moeilijker onbestraft zullen blijven.

Page 63: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

63

Wat de verschillende normgevende instanties zelf betreft, ben ik van oordeel dat ook hierin moet

gesnoeid worden. Dat de principes van de Wereldantidopingcode moeten worden geïmplementeerd in

de wetgeving van elk land of in de belangrijkste nationale antidopingorganisaties is verstaanbaar

omdat de code niet direct afdwingbaar is. Dat een verschillend antidopingreglement echter zowel door

het IOC, het WADA, een nationaal Olymische Comité als een nationale wetgever kan worden

uitgevaardigd, gaat voor mij een brug te ver. Het is mijns inziens aangewezen dat het IOC haar

antidopingreglement volledig aanpast aan de code en dat de nationale Olympische Comités

automatisch het antidopingreglement van het IOC overnemen.

Wat de situatie in België betreft moet een groot onderscheid gemaakt worden tussen de Vlaamse en de

Franse Gemeenschap. In Vlaanderen is het Decreet Medisch Verantwoorde Sportbeoefening van 2007

enorm goed aangepast aan de principes van de code, in die mate zelfs dat vele bepalingen uit de code

bijna letterlijk zijn overgenomen in het Vlaams decreet. In de Franse Gemeenschap is de situatie een

stuk slechter. De van kracht zijnde regelgeving dateert van 2001 en heeft weliswaar enkele dringende

wijzigingen ondergaan, maar is nog steeds niet voldoende aangepast aan de vernieuwde versie van de

Wereldantidopingcode. Een nieuwe wijziging van het Franstalige Decreet dringt zich dus op.

Aangezien we nog altijd een federale staat zijn, lijkt het mij aangewezen om enkel de bevoegdheden

betreffende de antidopingreglementering opnieuw over te hevelen naar de federale overheid. Deze zou

dan naar Nederlands model, een centrale, nationale antidopingorganisatie kunnen oprichten die de

uniforme en aan de code aangepaste antidopingreglementering voor het hele land kan uitvaardigen. Dit

zal in ons land echter steeds een utopie blijven waarschijnlijk.

Belangrijk is verder dat het WADA in de code haar visie omtrent enkele heikele punten in de

dopingproblematiek, heeft uiteengezet. De expliciete bescherming van de privacy is in dit opzicht

waarschijnlijk een van de belangrijkste realisaties van de code. Niemand twijfelt er nog aan dat

sporters tegenwoordig dopingcontroles moeten ondergaan en hiervoor hun verblijfsgegevens moeten

doorgeven. Het is echter van groot belang voor de integriteit van de sporters zelf dat zowel de

medische informatie als de verblijfsgegevens van de atleten met de grootste zorg worden behandeld en

dat discretie omtrent de behandeling van deze gegevens gewaarborgd is. Ook de vermelding in de

code van de mogelijke strafvermindering voor spijtoptanten en wie als spijtoptant kan gekwalificeerd

worden, is opmerkelijk. Vele landen kenden deze mogelijkheid voor strafvermindering niet, maar

dankzij de code moet zij nu toch worden ingevoerd. Bovendien is het van groot belang dat

spijtoptanten in dopingzaken op dezelfde manier behandeld worden, ongeacht hun nationaliteit of de

sporttak waartoe zij behoren.

De unificering van de uitsluitingperiodes voor op dopingovertredingen betrapte sporters is uiteraard

ook een van de grootste verdiensten van de Wereldantidopingcode. Deze unificering was bovendien

Page 64: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

64

uiterst dringend aangezien verschillende straffen voor dezelfde overtredingen frequent voorkwamen en

extreem onbillijke uitspraken en schorsingen dus niet ongewoon waren.

Tot slot is het een uiterst lovenswaardig initiatief van het WADA om de opleiding, de opvoeding en de

informatieverstrekking inzake doping bij zowel jonge atleten als begeleiders van atleten te promoten,

uit te voeren en te begeiden. Hoe meer de bevolking en meer bepaald de omgeving van de sporter, zich

bewust wordt van de gevaren en de gevolgen van doping, hoe meer effect de antidopingregelgeving

zal hebben. Ook de blijvende steun en financiering van het WADA in de onderzoeken naar gezonde

trainingsmethodes, nieuwe antidopingstrategieën en nieuwe opsporingsmethodes is van groot belang

voor de verdere ontwikkeling van de dopingproblematiek.

Het ultieme doel, namelijk om doping uit de sport te bannen, is tot hiertoe echter nog lang niet bereikt.

Door de oprichting van het WADA en de harmoniserende werking van de Wereldantidopingcode is

echter een grote stap in de goede richting gezet. Het komt er op aan de inspanningen te blijven

bundelen, de regels te blijven innoveren en verbeteren en de (sport)wereld te blijven waarschuwen

voor de gevolgen van doping.

Page 65: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

65

Bibliografie

Verdragen:

Art. 8 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, 4

november 1950 (EVRM), goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955, B.S. 19 augustus 1955.

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957, B.S. 25 december

1957 (EG-Verdrag).

Conventies:

International Convention Against Doping in Sport, 19 oktober 2005 ( UNESCO ).

Documenten en reglementen van private organistaties:

The International Olympic Committee Anti-Doping Rules of 10.11.2005 applicable to the XX

Olympic Winter Games in Turin, 2006.

Olympic Movement Medical Code in force as from 1 january 2006.

Reglementering inzake doping van het BOIC van 31.01.2007.

Olympic Charter of the International Olympic Committee in force as from 7 july 2007.

World Anti-Doping Code 2009 of the World Anti-Doping Agency in force as from 1 january

2009.

Aanbevelingen van de Europese Commissie:

White Paper on Sport, Eur. Comm., 11 juli 2007, Brussel.

Wetgeving:

Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en

verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de

stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen

en psychotrope stoffen, B.S. 06 maart 1921 (Drugwet).

Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot Hervorming der Instellingen, B.S. 15 augustus 1980.

Vlaams Decreet van 27 maart 1991 inzake medische verantwoorde sportbeoefening, B.S. 11

juni 1991.

Vlaams Decreet van 17 juli 2000 houdende de instemming met de Overeenkomst ter

bestrijding van doping, ondertekend te Straatsburg op 16 november 1989, B.S. 11 augustus

2000.

Page 66: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

66

Decreet Franstalige Gemeenschap van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de

gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan in de Franstalige

Gemeenschap, B.S. 27 maart 2001.

Vlaams Decreet van 19 maart 2004 tot wijziging van het Decreet van 27 maart 1991 inzake

medisch verantwoorde sportbeoefening, B.S. 10 mei 2004.

Decreet van 25 mei 2007 tot wijziging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 8

maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het

dopingverbod en de preventie van doping in de Franse Gemeenschap, B.S. 26 juli 2007.

Vlaams Decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde en ethische sportbeoefening,

B.S.13 september 2007.

Nationaal Dopingreglement Nederlandse Sport van 29 februari 2008.

Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van

13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, B.S. 29 juli 2008.

Ministerieel besluit van 6 augustus 2008 houdende de procedure voor de behandeling van de

aanvraag tot toestemming wegens therapeutische noodzaak door de commissie van

onafhankelijke artsen, B.S. 22 augustus 2008.

Ministerieel besluit van 20 mei 2009 houdende de erkenning van het intern tuchtreglement

inzake dopingpraktijken van elitesporters of begeleiders, B.S.17 juni 2009.

Rechtspraak:

G.E.A.,30.09.2004, Arrest n° T313/02.

CAS, 22 december 1998; CAS 1998/208 N., J., Y., W. v. FINA.

CAS, 13.december 2005; CAS 2004/O/645 USADA v M. & IAAF.

CAS, 6 mei 2008; CAS 2007/A/1362-1393 WADA& CONI v Petacchi/ FCI.

CAS, 30 juni 2008; CAS 2007/A/1394 Floyd Landis v USADA.

Grondwettelijk Hof, 10.04.2008, Arrest n°.62/2008.

Boeken:

MOTTRAM, D. en GUNNELL, S., Drugs in sport second edition, E&F SPON, 1996.

Artikels uit kranten en tijdschriften:

CEULEMANS, F., Sport en geneesmiddelen gaan (soms) samen, in De Huisarts, 2008, 18- 19

Page 67: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

67

DE BOCK, E., Wielrenner Frank Vandenbroucke strafrechtelijk vrijuit voor dopingpraktijken,

Sport & Recht, 1162-1164

DE KEYSER, P., 23 profs wekken achterdocht, in Het Nieuwsblad, 4 mei 2008

DE STAERCKE, J., Het nieuwe anti-dopingdecreet, Sport & Recht, 830-833

ERVYN, G., Doping en de bevoegdheden van de Europese Unie, Sport & Recht, 1038-1040

GEUENS, P., De zwakke plek in de Vlaamse dopingbestrijding: het gebruik van de correcte

taal, Sport & Recht, 353-356

GEUENS, P., Het nieuw Decreet van de Franstalige Gemeenschap tot bestrijding van

dopinggebruik in de sport, Sport & Recht, 476-479

HELSON, J., Dopingsancties: privaat (tucht)recht of publiek recht?, Sport & Recht, 1346-

1348

HEYVAERT, B., Petacchi een jaar geschorst, in Het Nieuwsblad, 7 mei 2008

HEYVAERT, B., Straf Leukemans opgeheven (maar nog niet vernietigd), in Het Nieuwsblad,

15 mei 2008

JACOBS, H., Gerommel bij hoogste dopinginstantie, in Het Nieuwsblad, 17 oktober 2007

JACOBS, H., Operacion Puerto gaat verder dan wielrennen, in Het Nieuwsblad, 15

november 2007

JACOBS, H., De groeipijnen van het biologisch paspoort, in Het Nieuwsblad, 01 april 2008

PIEN, S.,& ERVYN, G., De “depenalisering” van het dopinggebruik in België, Sport &

Recht, 1322-1324

SCHEPERS, J., Zonder doping kun je geen grote ronde meer winnen, in Het Nieuwsblad, 24

december 2007

VANDEWEGHE, H., België heeft dopingcharter nog altijd niet getekend, in De Morgen, 15

november 2007

VAN DE WINKEL, F., Waarom Vlaamse dopingartsen nooit langsgaan in Monaco, in Het

Nieuwsblad, 5 februari 2008

X, Omtrent de rechtsmacht van de Vlaamse Gemeenschap inzake medisch verantwoorde

sportbeoefening (MVS), Sport & Recht, 718-723

X, Wat moet je als sporter doen als je om medische redenen een geneesmiddel moet

gebruiken?, Sport & Recht, 1202-1204

X, Therapeutische noodzaak rechtvaardigt hun gebruik, Sport & Recht, 1289-1291

Page 68: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

68

X, Nieuwe Wereldantidopingcode aangenomen in Madrid, in Het Nieuwsblad, 17 november

2007

Internet:

http://www.unesco.org/en/antidoping

http://www.dopinglijn.be/

http://www.staatsbladclip.be/wetten/2006/07/07/wet-2006036004.html

http://www.privacycommission.be/nl/docs/Commission/2008/advies_12_2008.pdf

http://www.tas-cas.org/recent-decision

http://www.dopingautoriteit.nl/

http://www.staatsblad.be

http://heinonline.org/HOL/Welcome

http://www.olympic.be/homepage.asp

http://www.wada-ama.org/en/

http://www.belgiancycling.be/Reglementen/Antidoping/tabid/156/Default.aspx

http://www.bruxelles.irisnet.be/nl/citoyens/home/sante/drogues_et_dopage.shtml

http://www.ergogenics.org/senaat.html

http://ec.europa.eu/sport/action-sports/dialogue/assises1999/assises_base_dopage_nl.pdf

http://www.sporta.be/home/

http://www.olympic.org

http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_1018.pdf

http://www.mc.nl/W2/Lab/Profiel/Doping/inhoud.html

http://www.olympic.be/Pdf/Dop_Reg_NL.pdf

http://www.dopage.be

http://www.dglive.be/doping/

Page 69: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

69

http://www.ergogenics.org/archiefwet.html

http://sport.infonu.nl/diversen/7273-gentherapie-of-gendoping.html

http://www.stormpages.com/smartfitness/doping.html

http://www.sportwereld.be

http://portal.unesco.org/en/ev.php-

URL_ID=31037&URL_DO=DO_TOPIC&URL_SECTION=201.html

http://www.wada-

ama.org/rtecontent/document/2009_Prohibited_List_ENG_Final_20_Sept_08.pdf

http://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.html

http://ec.europa.eu/sport/what-we-do/doc29_en.htm

http://multimedia.olympic.org/pdf/en_report_1018.pdf

http://www.wada-ama.org/rtecontent/document/ADAMS_DP_notice_NL_FINAL.pdf

Page 70: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

70

Bijlagen

Bijlage 1: The World Anti-Doping Code, The 2009 Prohibited List

Bijlage 2: International Convention Against Doping in Sport (19 oktober 2005)

Bijlage 3: Decreet Medisch Verantwoorde en Ethische Sportbeoefening van 13 juli 2007

Page 71: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

71

Bijlage 1: The World Anti-Doping Code, The 2009 Prohibited List

The World Anti-Doping Code THE 2009 PROHIBITED LIST

INTERNATIONAL STANDARD

The official text of the Prohibited List shall be maintained by WADA and shall be

published in English and French. In the event of any conflict between the English and French versions, the English version shall prevail.

This List shall come into effect on 1 January 2009

The Prohibited List 2009 20 September 2008

Page 72: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

72

THE 2009 PROHIBITED LIST WORLD ANTI-DOPING CODE

Valid 1 January 2009

The use of any drug should be limited to medically justified indications.

All Prohibited Substances shall be considered as “Specified Substances” except Substances in classes S1, S2, S.4.4 and S6.a, and Prohibited Methods M1, M2 and M3. SUBSTANCES AND METHODS PROHIBITED AT ALL TIMES

(IN- AND OUT-OF-COMPETITION) PROHIBITED SUBSTANCES

S1. ANABOLIC AGENTS Anabolic agents are prohibited.

1. Anabolic Androgenic Steroids (AAS)

a. Exogenous*

AAS, including:

1-androstendiol (5α-androst-1-ene-3β,17β-diol ); 1-androstendione (5α-androst-1-ene-3,17-dione); bolandiol (19-norandrostenediol); bolasterone;

boldenone; boldione (androsta-1,4-diene-3,17-dione); calusterone; clostebol; danazol (17α-ethynyl-17β-hydroxyandrost-4-eno[2,3-d]isoxazole); dehydrochlormethyltestosterone (4-chloro-17β-hydroxy-17α-

methylandrosta-1,4-dien-3-one); desoxymethyltestosterone (17α-methyl-5α-

androst-2-en-17β-ol); drostanolone; ethylestrenol (19-nor-17α-pregn-4-en-17-ol); fluoxymesterone; formebolone; furazabol (17β-hydroxy-17α-methyl-

5α-androstano[2,3-c]-furazan); gestrinone; 4-hydroxytestosterone (4,17β-dihydroxyandrost-4-en-3-one); mestanolone; mesterolone; metenolone;

methandienone (17β-hydroxy-17α-methylandrosta-1,4-dien-3-one); methandriol; methasterone (2α, 17α-dimethyl-5α-androstane-3-one-17β-ol);

methyldienolone (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9-dien-3-one); methyl-1-

testosterone (17β-hydroxy-17α-methyl-5α-androst-1-en-3-one); methylnortestosterone (17β-hydroxy-17α-methylestr-4-en-3-one);

methyltrienolone (17β-hydroxy-17α-methylestra-4,9,11-trien-3-one); methyltestosterone; mibolerone; nandrolone; 19-norandrostenedione

(estr-4-ene-3,17-dione); norboletone; norclostebol; norethandrolone; The Prohibited List 2009 20 September 2008 2

Page 73: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

73

oxabolone; oxandrolone; oxymesterone; oxymetholone; prostanozol (17β-hydroxy-5α-androstano[3,2-c] pyrazole); quinbolone; stanozolol;

stenbolone; 1-testosterone (17β-hydroxy-5α-androst-1-en-3-one); tetrahydrogestrinone (18a-homo-pregna-4,9,11-trien-17β-ol-3-one);

trenbolone and other substances with a similar chemical structure or similar biological effect(s).

b. Endogenous**

AAS when administered exogenously:

androstenediol (androst-5-ene-3β,17β-diol); androstenedione (androst-4-

ene-3,17-dione); dihydrotestosterone (17β-hydroxy-5α-androstan-3-one) ; prasterone (dehydroepiandrosterone, DHEA); testosterone

and the following metabolites and isomers: 5α-androstane-3α,17α-diol; 5α-androstane-3α,17β-diol; 5α-androstane-

3β,17α-diol; 5α-androstane-3β,17β-diol; androst-4-ene-3α,17α-diol; androst-4-ene-3α,17β-diol; androst-4-ene-3β,17α-diol; androst-5-ene-

3α,17α-diol; androst-5-ene-3α,17β-diol; androst-5-ene-3β,17α-diol; 4-

androstenediol (androst-4-ene-3β,17β-diol); 5-androstenedione (androst-5-ene-3,17-dione); epi-dihydrotestosterone; epitestosterone; 3α-hydroxy-5α-androstan-17-one; 3β-hydroxy-5α-androstan-17-one; 19-

norandrosterone; 19-noretiocholanolone. [Comment to class S1.1b: Where an anabolic androgenic steroid is capable of being produced endogenously, a Sample will be deemed to contain such Prohibited Substance and an Adverse Analytical Finding will be reported where the concentration of such Prohibited Substance or its metabolites or markers and/or any other relevant ratio(s) in the Athlete’s

Sample so deviates from the range of values normally found in humans that it is unlikely to be consistent with normal endogenous production. A Sample shall not be deemed to contain a Prohibited Substance in any such case where an Athlete proves that the concentration of the Prohibited Substance or its metabolites or markers and/or the relevant ratio(s) in the Athlete’s Sample is attributable to a physiological or pathological condition. In all cases, and at any concentration, the Athlete’s Sample will be deemed to contain a Prohibited Substance and the laboratory will report an Adverse Analytical Finding if, based on any reliable analytical method (e.g. IRMS), the laboratory can show that the Prohibited Substance is of exogenous origin. In such case, no further investigation is necessary. When a value does not so deviate from the range of values normally found in humans and any reliable analytical method (e.g. IRMS) has not determined the exogenous origin of the substance, but if there are indications, such as a comparison to endogenous reference steroid profiles, of a possible Use of a Prohibited Substance, or when a laboratory has reported a T/E ratio greater than four (4) to one (1) and any reliable analytical method (e.g. IRMS) has not determined the exogenous origin of the substance, further investigation shall be conducted by the relevant Anti-Doping Organization by reviewing the results of any previous test(s) or by conducting subsequent test(s). When such further investigation is required the result shall be reported by the laboratory as atypical and not as adverse. If a laboratory reports, using an additional reliable analytical method (e.g. IRMS), that the Prohibited Substance is of exogenous origin, no further investigation is necessary, and the Sample will be deemed to contain such Prohibited Substance. When an additional reliable analytical method (e.g. IRMS) has not been applied, and the minimum of three previous test results are not available, a longitudinal profile of the Athlete shall be established by performing three no-advance notice tests in a period of three months by the relevant Anti-Doping Organization. The result that triggered this longitudinal study shall be reported as atypical. If the longitudinal profile of the Athlete established by the subsequent tests is not physiologically normal, the result shall then be reported as an Adverse Analytical Finding. In extremely rare individual cases, boldenone of endogenous origin can be consistently found at very low nanograms per milliliter (ng/mL) levels in urine. When such a very low concentration of boldenone is reported

The Prohibited List 2009 20 September 2008 3

Page 74: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

74

by a laboratory and the application of any reliable analytical method (e.g. IRMS) has not determined the exogenous origin of the substance, further investigation may be conducted by subsequent test(s). For 19-norandrosterone, an Adverse Analytical Finding reported by a laboratory is considered to be scientific and valid proof of exogenous origin of the Prohibited Substance. In such case, no further investigation is necessary. Should an Athlete fail to cooperate in the investigations, the Athlete’s Sample shall be deemed to contain a Prohibited Substance.]

2. Other Anabolic Agents, including but not limited to: Clenbuterol, selective androgen receptor modulators (SARMs), tibolone, zeranol, zilpaterol. For purposes of this section: *

“exogenous” refers to a substance which is not ordinarily capable of being produced by the body naturally. **

“endogenous” refers to a substance which is capable of being produced by the

body naturally.

S2. HORMONES AND RELATED SUBSTANCES The following substances and their releasing factors, are prohibited:

1. Erythropoiesis-Stimulating Agents (e.g. erythropoietin (EPO), darbepoietin (dEPO), hematide);

2. Growth Hormone (GH), Insulin-like Growth Factors (e.g. IGF-1), Mechano Growth Factors (MGFs);

3. Chorionic Gonadotrophin (CG) and Luteinizing Hormone (LH) in

males; 4. Insulins;

5. Corticotrophins; and other substances with similar chemical structure or similar biological effect(s).

[Comment to class S2: Unless the Athlete can demonstrate that the concentration was due to a physiological or pathological condition, a Sample will be deemed to contain a Prohibited Substance (as listed above) where the concentration of the Prohibited Substance or its metabolites and/or relevant ratios or markers in the Athlete’s Sample satisfies positivity criteria established by WADA or otherwise so exceeds the range of values normally found in humans that it is unlikely to be consistent with normal endogenous production. If a laboratory reports, using a reliable analytical method, that the Prohibited Substance is of exogenous origin, the Sample will be deemed to contain a Prohibited Substance and shall be reported as an Adverse Analytical Finding.]

The Prohibited List 2009 20 September 2008 4

Page 75: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

75

S3. BETA-2 AGONISTS All beta-2 agonists including their D- and L-isomers are prohibited.

Therefore, formoterol, salbutamol, salmeterol and terbutaline when administered by inhalation also require a Therapeutic Use Exemption in accordance with the

relevant section of the International Standard for Therapeutic Use Exemptions. Despite the granting of a Therapeutic Use Exemption, the presence of salbutamol in urine in excess of 1000 ng/mL will be considered as an Adverse Analytical

Finding unless the Athlete proves, through a controlled pharmacokinetic study, that the abnormal result was the consequence of the use of a therapeutic dose of

inhaled salbutamol.

S4. HORMONE ANTAGONISTS AND MODULATORS The following classes are prohibited:

1. Aromatase inhibitors including, but not limited to: anastrozole, letrozole, aminoglutethimide, exemestane, formestane, testolactone.

2. Selective estrogen receptor modulators (SERMs) including, but not

limited to: raloxifene, tamoxifen, toremifene.

3. Other anti-estrogenic substances including, but not limited to:

clomiphene, cyclofenil, fulvestrant.

4. Agents modifying myostatin function(s) including but not limited to: myostatin inhibitors.

S5. DIURETICS AND OTHER MASKING AGENTS Masking agents are prohibited. They include: Diuretics, probenecid, plasma expanders (e.g. intravenous administration of

albumin, dextran, hydroxyethyl starch and mannitol) and other substances with similar biological effect(s). Diuretics include:

Acetazolamide, amiloride, bumetanide, canrenone, chlorthalidone, etacrynic acid, furosemide, indapamide, metolazone, spironolactone,

thiazides (e.g. bendroflumethiazide, chlorothiazide, hydrochlorothiazide), triamterene, and other substances with a similar chemical structure or similar biological effect(s) (except drosperinone and topical

dorzolamide and brinzolamide, which are not prohibited). [Comment to class S5: A Therapeutic Use Exemption is not valid if an Athlete’s urine contains a diuretic in association with threshold or sub-threshold levels of an exogenous Prohibited Substance(s).]

The Prohibited List 2009 20 September 2008 5

Page 76: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

76

PROHIBITED METHODS M1. ENHANCEMENT OF OXYGEN TRANSFER The following are prohibited: 1. Blood doping, including the use of autologous, homologous or heterologous

blood or red blood cell products of any origin.

2. Artificially enhancing the uptake, transport or delivery of oxygen, including but

not limited to perfluorochemicals, efaproxiral (RSR13) and modified haemoglobin products (e.g. haemoglobin-based blood substitutes,

microencapsulated haemoglobin products).

M2. CHEMICAL AND PHYSICAL MANIPULATION 1. Tampering, or attempting to tamper, in order to alter the integrity and validity

of Samples collected during Doping Controls is prohibited. These include but are not limited to catheterisation, urine substitution and/or alteration.

2. Intravenous infusions are prohibited except in the management of surgical procedures, medical emergencies or clinical investigations.

M3. GENE DOPING The transfer of cells or genetic elements or the use of cells, genetic elements or pharmacological agents to modulating expression of endogenous genes having

the capacity to enhance athletic performance, is prohibited. Peroxisome Proliferator Activated Receptor δ (PPARδ) agonists (e.g. GW 1516)

and PPARδ-AMP-activated protein kinase (AMPK) axis agonists (e.g. AICAR) are prohibited. The Prohibited List 2009 20 September 2008 6

Page 77: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

77

SUBSTANCES AND METHODS

PROHIBITED IN-COMPETITION

In addition to the categories S1 to S5 and M1 to M3 defined above,

the following categories are prohibited in competition:

PROHIBITED SUBSTANCES

S6. STIMULANTS All stimulants (including both their D- & L- optical isomers where relevant) are prohibited, except imidazole derivatives for topical use and those stimulants

included in the 2009 Monitoring Program*

. Stimulants include:

a: Non Specified Stimulants: Adrafinil; amfepramone; amiphenazole; amphetamine; amphetaminil;

benzphetamine; benzylpiperazine; bromantan; clobenzorex; cocaine; cropropamide; crotetamide; dimethylamphetamine; etilamphetamine; famprofazone; fencamine; fenetylline; fenfluramine; fenproporex; furfenorex;

mefenorex; mephentermine; mesocarb; methamphetamine(D-); methylenedioxyamphetamine; methylenedioxymethamphetamine; p-

methylamphetamine; modafinil; norfenfluramine; phendimetrazine; phenmetrazine; phentermine; 4-phenylpiracetam (carphedon); prolintane. A stimulant not expressly listed in this section is a Specified Substance.

b: Specified Stimulants (examples):

Adrenaline**

; cathine***

; ephedrine****

; etamivan; etilefrine; fenbutrazate;

fencamfamin; heptaminol; isometheptene; levmetamphetamine; meclofenoxate;

methylephedrine****;

methylphenidate; nikethamide; norfenefrine; octopamine;

oxilofrine; parahydroxyamphetamine; pemoline; pentetrazol;

phenpromethamine; propylhexedrine; selegiline; sibutramine; strychnine; tuaminoheptane and other substances with a similar chemical structure or similar biological effect(s). *

The following substances included in the 2009 Monitoring Program (bupropion,

caffeine, phenylephrine, phenylpropanolamine, pipradol, pseudoephedrine, synephrine) are not considered as Prohibited Substances. **

Adrenaline associated with local anaesthetic agents or by local administration

(e.g. nasal, ophthalmologic) is not prohibited. The Prohibited List 2009 20 September 2008 7

Page 78: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

78

*** Cathine is prohibited when its concentration in urine is greater than 5

micrograms per milliliter. ****

Each of ephedrine and methylephedrine is prohibited when its

concentration in urine is greater than 10 micrograms per milliliter.

S7. NARCOTICS The following narcotics are prohibited: Buprenorphine, dextromoramide, diamorphine (heroin), fentanyl and its

derivatives, hydromorphone, methadone, morphine, oxycodone, oxymorphone, pentazocine, pethidine.

S8. CANNABINOIDS Cannabinoids (e.g. hashish, marijuana) are prohibited.

S9. GLUCOCORTICOSTEROIDS All glucocorticosteroids are prohibited when administered by oral, intravenous, intramuscular or rectal routes. In accordance with the International Standard for Therapeutic Use Exemptions, a

declaration of use must be completed by the Athlete for glucocorticosteroids administered by intraarticular, periarticular, peritendinous, epidural, intradermal

and inhalation routes, except as noted below. Topical preparations when used for auricular, buccal, dermatological (including iontophoresis/phonophoresis), gingival, nasal, ophthalmic and perianal disorders

are not prohibited and neither require a Therapeutic Use Exemption nor a declaration of use. The Prohibited List 2009 20 September 2008 8

Page 79: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

79

SUBSTANCES PROHIBITED IN PARTICULAR

SPORTS P1. ALCOHOL Alcohol (ethanol) is prohibited In-Competition only, in the following sports.

Detection will be conducted by analysis of breath and/or blood. The doping violation threshold (haematological values) is 0.10 g/L.

• Aeronautic (FAI) • Archery (FITA, IPC) • Automobile (FIA)

• Boules (IPC bowls) • Karate (WKF)

• Modern Pentathlon (UIPM) for disciplines involving shooting • Motorcycling (FIM) • Ninepin and Tenpin Bowling (FIQ)

• Powerboating (UIM)

P2. BETA-BLOCKERS Unless otherwise specified, beta-blockers are prohibited In-Competition only, in the following sports. • Aeronautic (FAI)

• Archery (FITA, IPC) (also prohibited Out-of-Competition) • Automobile (FIA)

• Billiards and Snooker (WCBS) • Bobsleigh (FIBT)

• Boules (CMSB, IPC bowls) • Bridge (FMB) • Curling (WCF)

• Golf (IGF) • Gymnastics (FIG)

• Motorcycling (FIM) • Modern Pentathlon (UIPM) for disciplines involving shooting • Ninepin and Tenpin Bowling (FIQ)

• Powerboating (UIM) • Sailing (ISAF) for match race helms only

• Shooting (ISSF, IPC) (also prohibited Out-of-Competition) • Skiing/Snowboarding (FIS) in ski jumping, freestyle aerials/halfpipe and

snowboard halfpipe/big air

• Wrestling (FILA)

Beta-blockers include, but are not limited to, the following:

Acebutolol, alprenolol, atenolol, betaxolol, bisoprolol, bunolol, carteolol, carvedilol, celiprolol, esmolol, labetalol, levobunolol, metipranolol, metoprolol, nadolol, oxprenolol, pindolol, propranolol, sotalol, timolol. The Prohibited List 2009 20 September 2008 9

Page 80: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

80

Bijlage 2: The International Convention against Doping in Sport

International Convention against Doping in Sport 2005

Paris, 19 October 2005

Depositary - Entry into force - Authoritative texts - Registration at the UN - States Parties

- Declarations and Reservations - Territorial Application -

UNESDOC - (PDF) English - French - Spanish - Russian - Chinese - Arabic

The General Conference of the United Nations Educational, Scientific and Cultural

Organization, hereinafter referred to as “UNESCO”, meeting in Paris, from 3 to 21

October 2005, at its 33rd session,

Considering that the aim of UNESCO is to contribute to peace and security by promoting

collaboration among nations through education, science and culture,

Referring to existing international instruments relating to human rights,

Aware of resolution 58/5 adopted by the General Assembly of the United Nations on 3

November 2003, concerning sport as a means to promote education, health,

development and peace, notably its paragraph 7,

Conscious that sport should play an important role in the protection of health, in moral,

cultural and physical education and in promoting international understanding and peace,

Noting the need to encourage and coordinate international cooperation towards the

elimination of doping in sport,

Concerned by the use of doping by athletes in sport and the consequences thereof for

their health, the principle of fair play, the elimination of cheating and the future of sport,

Mindful that doping puts at risk the ethical principles and educational values embodied in

the International Charter of Physical Education and Sport of UNESCO and in the Olympic

Charter,

Recalling that the Anti-Doping Convention and its Additional Protocol adopted within the

framework of the Council of Europe are the public international law tools which are at the

origin of national anti-doping policies and of intergovernmental cooperation,

Recalling the recommendations on doping adopted by the second, third and fourth

Page 81: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

81

International Conferences of Ministers and Senior Officials Responsible for Physical

Education and Sport organized by UNESCO at Moscow (1988), Punta del Este (1999) and

Athens (2004) and 32 C/Resolution 9 adopted by the General Conference of UNESCO at

its 32nd session (2003),

Bearing in mind the World Anti-Doping Code adopted by the World Anti-Doping Agency at

the World Conference on Doping in Sport, Copenhagen, 5 March 2003, and the

Copenhagen Declaration on Anti-Doping in Sport,

Mindful also of the influence that elite athletes have on youth,

Aware of the ongoing need to conduct and promote research with the objectives of

improving detection of doping and better understanding of the factors affecting use in

order for prevention strategies to be most effective,

Aware also of the importance of ongoing education of athletes, athlete support personnel

and the community at large in preventing doping,

Mindful of the need to build the capacity of States Parties to implement anti-doping

programmes,

Aware that public authorities and the organizations responsible for sport have

complementary responsibilities to prevent and combat doping in sport, notably to ensure

the proper conduct, on the basis of the principle of fair play, of sports events and to

protect the health of those that take part in them,

Recognizing that these authorities and organizations must work together for these

purposes, ensuring the highest degree of independence and transparency at all

appropriate levels,

Determined to take further and stronger cooperative action aimed at the elimination of

doping in sport,

Recognizing that the elimination of doping in sport is dependent in part upon progressive

harmonization of anti-doping standards and practices in sport and cooperation at the

national and global levels,

Adopts this Convention on this nineteenth day of October 2005.

I. Scope

Article 1 – Purpose of the Convention

The purpose of this Convention, within the framework of the strategy and programme of

activities of UNESCO in the area of physical education and sport, is to promote the

prevention of and the fight against doping in sport, with a view to its elimination.

Article 2 – Definitions

Page 82: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

82

These definitions are to be understood within the context of the World Anti-Doping Code.

However, in case of conflict the provisions of the Convention will prevail.

For the purposes of this Convention:

1. “Accredited doping control laboratories” means laboratories accredited by the World

Anti Doping Agency.

2. “Anti-doping organization” means an entity that is responsible for adopting rules for

initiating, implementing or enforcing any part of the doping control process. This

includes, for example, the International Olympic Committee, the International Paralympic

Committee, other major event organizations that conduct testing at their events, the

World Anti-Doping Agency, international federations and national anti-doping

organizations.

3. “Anti-doping rule violation” in sport means one or more of the following:

(a) the presence of a prohibited substance or its metabolites or markers in an athlete’s

bodily specimen;

(b) use or attempted use of a prohibited substance or a prohibited method;

(c) refusing, or failing without compelling justification, to submit to sample collection

after notification as authorized in applicable anti-doping rules or otherwise evading

sample collection;

(d) violation of applicable requirements regarding athlete availability for out-of-

competition testing, including failure to provide required whereabouts information and

missed tests which are declared based on reasonable rules;

(e) tampering, or attempting to tamper, with any part of doping control;

(f) possession of prohibited substances or methods;

(g) trafficking in any prohibited substance or prohibited method;

(h) administration or attempted administration of a prohibited substance or prohibited

method to any athlete, or assisting, encouraging, aiding, abetting, covering up or any

other type of complicity involving an anti-doping rule violation or any attempted

violation.

4. “Athlete” means, for the purposes of doping control, any person who participates in

sport at the international or national level as defined by each national anti-doping

organization and accepted by States Parties and any additional person who participates

in a sport or event at a lower level accepted by States Parties. For the purposes of

education and training programmes, “athlete” means any person who participates in

sport under the authority of a sports organization.

5. “Athlete support personnel” means any coach, trainer, manager, agent, team staff,

Page 83: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

83

official, medical or paramedical personnel working with or treating athletes participating

in or preparing for sports competition.

6. “Code” means the World Anti-Doping Code adopted by the World Anti-Doping Agency

on 5 March 2003 at Copenhagen which is attached as Appendix 1 to this Convention.

7. “Competition” means a single race, match, game or singular athletic contest.

8. “Doping control” means the process including test distribution planning, sample

collection and handling, laboratory analysis, results management, hearings and appeals.

9. “Doping in sport” means the occurrence of an anti-doping rule violation.

10. “Duly authorized doping control teams” means doping control teams operating under

the authority of international or national anti-doping organizations.

11. “In-competition” testing means, for purposes of differentiating between in-

competition and out-of-competition testing, unless provided otherwise in the rules of an

international federation or other relevant anti-doping organization, a test where an

athlete is selected for testing in connection with a specific competition.

12. “International Standard for Laboratories” means the standard which is attached as

Appendix 2 to this Convention.

13. “International Standard for Testing” means the standard which is attached as

Appendix 3 to this Convention.

14. “No advance notice” means a doping control which takes place with no advance

warning to the athlete and where the athlete is continuously chaperoned from the

moment of notification through sample provision.

15. “Olympic Movement” means all those who agree to be guided by the Olympic Charter

and who recognize the authority of the International Olympic Committee, namely the

international federations of sports on the programme of the Olympic Games, the National

Olympic Committees, the Organizing Committees of the Olympic Games, athletes, judges

and referees, associations and clubs, as well as all the organizations and institutions

recognized by the International Olympic Committee.

16. “Out-of-competition” doping control means any doping control which is not conducted

in competition.

17. “Prohibited List” means the list which appears in Annex I to this Convention

identifying the prohibited substances and prohibited methods.

18. “Prohibited method” means any method so described on the Prohibited List, which

appears in Annex I to this Convention.

19. “Prohibited substance” means any substance so described on the Prohibited List,

which appears in Annex I to this Convention.

Page 84: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

84

20. “Sports organization” means any organization that serves as the ruling body for an

event for one or several sports.

21. “Standards for Granting Therapeutic Use Exemptions” means those standards that

appear in Annex II to this Convention.

22. “Testing” means the parts of the doping control process involving test distribution

planning, sample collection, sample handling and sample transport to the laboratory.

23. “Therapeutic use exemption” means an exemption granted in accordance with

Standards for Granting Therapeutic Use Exemptions.

24. “Use” means the application, ingestion, injection or consumption by any means

whatsoever of any prohibited substance or prohibited method.

25. “World Anti-Doping Agency” (WADA) means the foundation so named established

under Swiss law on 10 November 1999.

Article 3 – Means to achieve the purpose of the Convention

In order to achieve the purpose of the Convention, States Parties undertake to:

(a) adopt appropriate measures at the national and international levels which are

consistent with the principles of the Code;

(b) encourage all forms of international cooperation aimed at protecting athletes and

ethics in sport and at sharing the results of research;

(c) foster international cooperation between States Parties and leading organizations in

the fight against doping in sport, in particular with the World Anti-Doping Agency.

Article 4 – Relationship of the Convention to the Code

1. In order to coordinate the implementation, at the national and international levels, of

the fight against doping in sport, States Parties commit themselves to the principles of

the Code as the basis for the measures provided for in Article 5 of this Convention.

Nothing in this Convention prevents States Parties from adopting additional measures

complementary to the Code.

2. The Code and the most current version of Appendices 2 and 3 are reproduced for

information purposes and are not an integral part of this Convention. The Appendices as

such do not create any binding obligations under international law for States Parties.

3. The Annexes are an integral part of this Convention.

Article 5 – Measures to achieve the objectives of the Convention

In abiding by the obligations contained in this Convention, each State Party undertakes

Page 85: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

85

to adopt appropriate measures. Such measures may include legislation, regulation,

policies or administrative practices.

Article 6 – Relationship to other international instruments

This Convention shall not alter the rights and obligations of States Parties which arise

from other agreements previously concluded and consistent with the object and purpose

of this Convention. This does not affect the enjoyment by other States Parties of their

rights or the performance of their obligations under this Convention.

II. Anti-doping activities at the national level

Article 7 – Domestic coordination

States Parties shall ensure the application of the present Convention, notably through

domestic coordination. To meet their obligations under this Convention, States Parties

may rely on anti-doping organizations as well as sports authorities and organizations.

Article 8 – Restricting the availability and use in sport of prohibited substances

and methods

1. States Parties shall, where appropriate, adopt measures to restrict the availability of

prohibited substances and methods in order to restrict their use in sport by athletes,

unless the use is based upon a therapeutic use exemption. These include measures

against trafficking to athletes and, to this end, measures to control production,

movement, importation, distribution and sale.

2. States Parties shall adopt, or encourage, where appropriate, the relevant entities

within their jurisdictions to adopt measures to prevent and to restrict the use and

possession of prohibited substances and methods by athletes in sport, unless the use is

based upon a therapeutic use exemption.

3. No measures taken pursuant to this Convention will impede the availability for

legitimate purposes of substances and methods otherwise prohibited or controlled in

sport.

Article 9 – Measures against athlete support personnel

States Parties shall themselves take measures or encourage sports organizations and

anti-doping organizations to adopt measures, including sanctions or penalties, aimed at

athlete support personnel who commit an anti-doping rule violation or other offence

connected with doping in sport.

Article 10 – Nutritional supplements

States Parties, where appropriate, shall encourage producers and distributors of

nutritional supplements to establish best practices in the marketing and distribution of

nutritional supplements, including information regarding their analytic composition and

quality assurance.

Page 86: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

86

Article 11 – Financial measures

States Parties shall, where appropriate:

(a) provide funding within their respective budgets to support a national testing

programme across all sports or assist sports organizations and anti-doping organizations

in financing doping controls either by direct subsidies or grants, or by recognizing the

costs of such controls when determining the overall subsidies or grants to be awarded to

those organizations;

(b) take steps to withhold sport-related financial support to individual athletes or athlete

support personnel who have been suspended following an anti-doping rule violation,

during the period of their suspension;

(c) withhold some or all financial or other sport-related support from any sports

organization or anti-doping organization not in compliance with the Code or applicable

anti-doping rules adopted pursuant to the Code.

Article 12 – Measures to facilitate doping control

States Parties shall, where appropriate:

(a) encourage and facilitate the implementation by sports organizations and anti-doping

organizations within their jurisdiction of doping controls in a manner consistent with the

Code, including no-advance notice, out-of-competition and in-competition testing;

(b) encourage and facilitate the negotiation by sports organizations and anti-doping

organizations of agreements permitting their members to be tested by duly authorized

doping control teams from other countries;

(c) undertake to assist the sports organizations and anti-doping organizations within their

jurisdiction in gaining access to an accredited doping control laboratory for the purposes

of doping control analysis.

III. International cooperation

Article 13 – Cooperation between anti-doping organizations and sports

organizations

States Parties shall encourage cooperation between anti-doping organizations, public

authorities and sports organizations within their jurisdiction and those within the

jurisdiction of other States Parties in order to achieve, at the international level, the

purpose of this Convention.

Article 14 – Supporting the mission of the World Anti-Doping Agency

States Parties undertake to support the important mission of the World Anti-Doping

Agency in the international fight against doping.

Page 87: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

87

Article 15 – Equal funding of the World Anti-Doping Agency

States Parties support the principle of equal funding of the World Anti-Doping Agency’s

approved annual core budget by public authorities and the Olympic Movement.

Article 16 – International cooperation in doping control

Recognizing that the fight against doping in sport can only be effective when athletes can

be tested with no advance notice and samples can be transported in a timely manner to

laboratories for analysis, States Parties shall, where appropriate and in accordance with

domestic law and procedures:

(a) facilitate the task of the World Anti-Doping Agency and anti-doping organizations

operating in compliance with the Code, subject to relevant host countries’ regulations, of

conducting in- or out-of-competition doping controls on their athletes, whether on their

territory or elsewhere;

(b) facilitate the timely movement of duly authorized doping control teams across

borders when conducting doping control activities;

(c) cooperate to expedite the timely shipping or carrying across borders of samples in

such a way as to maintain their security and integrity;

(d) assist in the international coordination of doping controls by various anti-doping

organizations, and cooperate to this end with the World Anti-Doping Agency;

(e) promote cooperation between doping control laboratories within their jurisdiction and

those within the jurisdiction of other States Parties. In particular, States Parties with

accredited doping control laboratories should encourage laboratories within their

jurisdiction to assist other States Parties in enabling them to acquire the experience,

skills and techniques necessary to establish their own laboratories should they wish to do

so;

(f) encourage and support reciprocal testing arrangements between designated anti-

doping organizations, in conformity with the Code;

(g) mutually recognize the doping control procedures and test results management,

including the sport sanctions thereof, of any anti-doping organization that are consistent

with the Code.

Article 17 – Voluntary Fund

1. A “Fund for the Elimination of Doping in Sport”, hereinafter referred to as “the

Voluntary Fund”, is hereby established. The Voluntary Fund shall consist of funds-in-trust

established in accordance with the Financial Regulations of UNESCO. All contributions by

States Parties and other actors shall be voluntary.

2. The resources of the Voluntary Fund shall consist of:

Page 88: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

88

(a) contributions made by States Parties;

(b) contributions, gifts or bequests which may be made by:

(i) other States;

(ii) organizations and programmes of the United Nations system, particularly the United

Nations Development Programme, as well as other international organizations;

(iii) public or private bodies or individuals;

(c) any interest due on the resources of the Voluntary Fund;

(d) funds raised through collections, and receipts from events organized for the benefit of

the Voluntary Fund;

(e) any other resources authorized by the Voluntary Fund’s regulations, to be drawn up

by the Conference of Parties.

3. Contributions into the Voluntary Fund by States Parties shall not be considered to be a

replacement for States Parties’ commitment to pay their share of the World Anti-Doping

Agency’s annual budget.

Article 18 – Use and governance of the Voluntary Fund

Resources in the Voluntary Fund shall be allocated by the Conference of Parties for the

financing of activities approved by it, notably to assist States Parties in developing and

implementing anti-doping programmes, in accordance with the provisions of this

Convention, taking into consideration the goals of the World Anti-Doping Agency, and

may serve to cover functioning costs of this Convention. No political, economic or other

conditions may be attached to contributions made to the Voluntary Fund.

IV. Education and training

Article 19 – General education and training principles

1. States Parties shall undertake, within their means, to support, devise or implement

education and training programmes on anti-doping. For the sporting community in

general, these programmes should aim to provide updated and accurate information on:

(a) the harm of doping to the ethical values of sport;

(b) the health consequences of doping.

2. For athletes and athlete support personnel, in particular in their initial training,

education and training programmes should, in addition to the above, aim to provide

updated and accurate information on:

Page 89: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

89

(a) doping control procedures;

(b) athletes’ rights and responsibilities in regard to anti-doping, including information

about the Code and the anti-doping policies of the relevant sports and anti-doping

organizations. Such information shall include the consequences of committing an anti-

doping rule violation;

(c) the list of prohibited substances and methods and therapeutic use exemptions;

(d) nutritional supplements.

Article 20 – Professional codes of conduct

States Parties shall encourage relevant competent professional associations and

institutions to develop and implement appropriate codes of conduct, good practice and

ethics related to anti-doping in sport that are consistent with the Code.

Article 21 – Involvement of athletes and athlete support personnel

States Parties shall promote and, within their means, support active participation by

athletes and athlete support personnel in all facets of the anti-doping work of sports and

other relevant organizations and encourage sports organizations within their jurisdiction

to do likewise.

Article 22 – Sports organizations and ongoing education and training on anti-

doping

States Parties shall encourage sports organizations and anti-doping organizations to

implement ongoing education and training programmes for all athletes and athlete

support personnel on the subjects identified in Article 19.

Article 23 – Cooperation in education and training

States Parties shall cooperate mutually and with the relevant organizations to share,

where appropriate, information, expertise and experience on effective anti-doping

programmes.

V. Research

Article 24 – Promotion of research in anti-doping

States Parties undertake, within their means, to encourage and promote anti-doping

research in cooperation with sports and other relevant organizations on:

(a) prevention, detection methods, behavioural and social aspects, and the health

consequences of doping;

(b) ways and means of devising scientifically-based physiological and psychological

training programmes respectful of the integrity of the person;

Page 90: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

90

(c) the use of all emerging substances and methods resulting from scientific

developments.

Article 25 – Nature of anti-doping research

When promoting anti-doping research, as set out in Article 24, States Parties shall ensure

that such research will:

(a) comply with internationally recognized ethical practices;

(b) avoid the administration to athletes of prohibited substances and methods;

(c) be undertaken only with adequate precautions in place to prevent the results of anti-

doping research being misused and applied for doping.

Article 26 – Sharing the results of anti-doping research

Subject to compliance with applicable national and international law, States Parties shall,

where appropriate, share the results of available anti-doping research with other States

Parties and the World Anti-Doping Agency.

Article 27 – Sport science research

States Parties shall encourage:

(a) members of the scientific and medical communities to carry out sport science

research in accordance with the principles of the Code;

(b) sports organizations and athlete support personnel within their jurisdiction to

implement sport science research that is consistent with the principles of the Code.

VI. Monitoring of the Convention

Article 28 – Conference of Parties

1. A Conference of Parties is hereby established. The Conference of Parties shall be the

sovereign body of this Convention.

2. The Conference of Parties shall meet in ordinary session in principle every two years.

It may meet in extraordinary session if it so decides or at the request of at least one

third of the States Parties.

3. Each State Party shall have one vote at the Conference of Parties.

4. The Conference of Parties shall adopt its own Rules of Procedure.

Article 29 – Advisory organization and observers to the Conference of Parties

Page 91: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

91

The World Anti-Doping Agency shall be invited as an advisory organization to the

Conference of Parties. The International Olympic Committee, the International

Paralympic Committee, the Council of Europe and the Intergovernmental Committee for

Physical Education and Sport (CIGEPS) shall be invited as observers. The Conference of

Parties may decide to invite other relevant organizations as observers.

Article 30 – Functions of the Conference of Parties

1. Besides those set forth in other provisions of this Convention, the functions of the

Conference of Parties shall be to:

(a) promote the purpose of this Convention;

(b) discuss the relationship with the World Anti-Doping Agency and study the

mechanisms of funding of the Agency’s annual core budget. States non-Parties may be

invited to the discussion;

(c) adopt a plan for the use of the resources of the Voluntary Fund, in accordance with

Article 18;

(d) examine the reports submitted by States Parties in accordance with Article 31;

(e) examine, on an ongoing basis, the monitoring of compliance with this Convention in

response to the development of anti-doping systems, in accordance with Article 31. Any

monitoring mechanism or measure that goes beyond Article 31 shall be funded through

the Voluntary Fund established under Article 17;

(f) examine draft amendments to this Convention for adoption;

(g) examine for approval, in accordance with Article 34 of the Convention, modifications

to the Prohibited List and to the Standards for Granting Therapeutic Use Exemptions

adopted by the World Anti-Doping Agency;

(h) define and implement cooperation between States Parties and the World Anti-Doping

Agency within the framework of this Convention;

(i) request a report from the World Anti-Doping Agency on the implementation of the

Code to each of its sessions for examination.

2. The Conference of Parties, in fulfilling its functions, may cooperate with other

intergovernmental bodies.

Article 31 – National reports to the Conference of Parties

States Parties shall forward every two years to the Conference of Parties through the

Secretariat, in one of the official languages of UNESCO, all relevant information

concerning measures taken by them for the purpose of complying with the provisions of

this Convention.

Page 92: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

92

Article 32 – Secretariat of the Conference of Parties

1. The secretariat of the Conference of Parties shall be provided by the Director-General

of UNESCO.

2. At the request of the Conference of Parties, the Director-General of UNESCO shall use

to the fullest extent possible the services of the World Anti-Doping Agency on terms

agreed upon by the Conference of Parties.

3. Functioning costs related to the Convention will be funded from the regular budget of

UNESCO within existing resources at an appropriate level, the Voluntary Fund established

under Article 17 or an appropriate combination thereof as determined every two years.

The financing for the secretariat from the regular budget shall be done on a strictly

minimal basis, it being understood that voluntary funding should also be provided to

support the Convention.

4. The secretariat shall prepare the documentation of the Conference of Parties, as well

as the draft agenda of its meetings, and shall ensure the implementation of its decisions.

Article 33 – Amendments

1. Each State Party may, by written communication addressed to the Director-General of

UNESCO, propose amendments to this Convention. The Director-General shall circulate

such communication to all States Parties. If, within six months from the date of the

circulation of the communication, at least one half of the States Parties give their

consent, the Director-General shall present such proposals to the following session of the

Conference of Parties.

2. Amendments shall be adopted by the Conference of Parties with a two-thirds majority

of States Parties present and voting.

3. Once adopted, amendments to this Convention shall be submitted for ratification,

acceptance, approval or accession to States Parties.

4. With respect to the States Parties that have ratified, accepted, approved or acceded to

them, amendments to this Convention shall enter into force three months after the

deposit of the instruments referred to in paragraph 3 of this Article by two thirds of the

States Parties. Thereafter, for each State Party that ratifies, accepts, approves or

accedes to an amendment, the said amendment shall enter into force three months after

the date of deposit by that State Party of its instrument of ratification, acceptance,

approval or accession.

5. A State that becomes a Party to this Convention after the entry into force of

amendments in conformity with paragraph 4 of this Article shall, failing an expression of

different intention, be considered:

(a) a Party to this Convention as so amended;

(b) a Party to the unamended Convention in relation to any State Party not bound by the

Page 93: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

93

amendments.

Article 34 – Specific amendment procedure for the Annexes to the Convention

1. If the World Anti-Doping Agency modifies the Prohibited List or the Standards for

Granting Therapeutic Use Exemptions, it may, by written communication addressed to

the Director-General of UNESCO, inform her/him of those changes. The Director-General

shall notify such changes as proposed amendments to the relevant Annexes to this

Convention to all States Parties expeditiously. Amendments to the Annexes shall be

approved by the Conference of Parties either at one of its sessions or through a written

consultation.

2. States Parties have 45 days from the Director-General’s notification within which to

express their objection to the proposed amendment either in writing, in case of written

consultation, to the Director-General or at a session of the Conference of Parties. Unless

two thirds of the States Parties express their objection, the proposed amendment shall

be deemed to be approved by the Conference of Parties.

3. Amendments approved by the Conference of Parties shall be notified to States Parties

by the Director-General. They shall enter into force 45 days after that notification, except

for any State Party that has previously notified the Director-General that it does not

accept these amendments.

4. A State Party having notified the Director-General that it does not accept an

amendment approved according to the preceding paragraphs remains bound by the

Annexes as not amended.

VII. Final clauses

Article 35 – Federal or non-unitary constitutional systems

The following provisions shall apply to States Parties that have a federal or non-unitary

constitutional system:

(a) with regard to the provisions of this Convention, the implementation of which comes

under the legal jurisdiction of the federal or central legislative power, the obligations of

the federal or central government shall be the same as for those States Parties which are

not federal States;

(b) with regard to the provisions of this Convention, the implementation of which comes

under the jurisdiction of individual constituent States, counties, provinces or cantons

which are not obliged by the constitutional system of the federation to take legislative

measures, the federal government shall inform the competent authorities of such States,

counties, provinces or cantons of the said provisions, with its recommendation for their

adoption.

Article 36 – Ratification, acceptance, approval or accession

This Convention shall be subject to ratification, acceptance, approval or accession by

Page 94: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

94

Members States of UNESCO in accordance with their respective constitutional

procedures. The instruments of ratification, acceptance, approval or accession shall be

deposited with the Director-General of UNESCO.

Article 37 – Entry into force

1. This Convention shall enter into force on the first day of the month following the

expiration of a period of one month after the date of deposit of the thirtieth instrument of

ratification, acceptance, approval or accession.

2. For any State that subsequently expresses its consent to be bound by it, the

Convention shall enter into force on the first day of the month following the expiration of

a period of one month after the date of deposit of its instrument of ratification,

acceptance, approval or accession.

Article 38 – Territorial extension of the Convention

1. Any State may, when depositing its instrument of ratification, acceptance, approval or

accession, specify the territory or territories for whose international relations it is

responsible and to which this Convention shall apply.

2. Any State Party may, at any later date, by a declaration addressed to UNESCO, extend

the application of this Convention to any other territory specified in the declaration. In

respect of such territory the Convention shall enter into force on the first day of the

month following the expiration of a period of one month after the date of receipt of such

declaration by the depositary.

3. Any declaration made under the two preceding paragraphs may, in respect of any

territory specified in such declaration, be withdrawn by a notification addressed to

UNESCO. Such withdrawal shall become effective on the first day of the month following

the expiration of a period of one month after the date of receipt of such a notification by

the depositary.

Article 39 – Denunciation

Any State Party may denounce this Convention. The denunciation shall be notified by an

instrument in writing, deposited with the Director-General of UNESCO. The denunciation

shall take effect on the first day of the month following the expiration of a period of six

months after the receipt of the instrument of denunciation. It shall in no way affect the

financial obligations of the State Party concerned until the date on which the withdrawal

takes effect.

Article 40 – Depositary

The Director-General of UNESCO shall be the Depositary of this Convention and

amendments thereto. As the Depositary, the Director-General of UNESCO shall inform

the States Parties to this Convention, as well as the other States Members of the

Organization of:

Page 95: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

95

(a) the deposit of any instrument of ratification, acceptance, approval or accession;

(b) the date of entry into force of this Convention in accordance with Article 37;

(c) any report prepared in pursuance of the provisions of Article 31;

(d) any amendment to the Convention or to the Annexes adopted in accordance with

Articles 33 and 34 and the date on which the amendment comes into force;

(e) any declaration or notification made under the provisions of Article 38;

(f) any notification made under the provisions of Article 39 and the date on which the

denunciation takes effect;

(g) any other act, notification or communication relating to this Convention.

Article 41 – Registration

In conformity with Article 102 of the Charter of the United Nations, this Convention shall

be registered with the Secretariat of the United Nations at the request of the Director-

General of UNESCO.

Article 42 – Authoritative texts

1. This Convention, including its Annexes, has been drawn up in Arabic, Chinese, English,

French, Russian and Spanish, the six texts being equally authoritative.

2. The Appendices to this Convention are provided in Arabic, Chinese, English, French,

Russian and Spanish.

Article 43 – Reservations

No reservations that are incompatible with the object and purpose of the present

Convention shall be permitted.

Annex I – The Prohibited List – International Standard

Annex II – Standards for Granting Therapeutic Use Exemptions

Appendix 1 – World Anti-Doping Code

Appendix 2 – International Standard for Laboratories

Appendix 3 – International Standard for Testing

Depositary :

Page 96: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

96

UNESCO

Entry into force :

1 February 2007, according to its Article 37.

Authoritative texts :

Arabic, English, Chinese, French, Spanish and Russian

Registration at the UN :

On 6 March 2007 under certificate n°55048 dated of 15 March 2007

States Parties

List in alphabetical order

List in chronological order

Declarations and Reservations :

Argentina

The instrument of ratification contained the following declaration:

“The Argentine Republic rejects the claim to extend to the Falkland Islands the

application of the International Convention against Doping in Sport, adopted in Paris on

19 October 2005 by the General Conference of UNESCO, notified to the Director-General

of UNESCO by the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland on 25 April

2006, and reaffirms its rights of sovereignty over the Falkland Islands, South Georgia

and South Sandwich Islands, which form an integral part of its national territory and,

being illegally occupied by the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, are

the subject of a sovereignty dispute between the two countries, which has been

recognized by several international organizations.

In this regard, the General Assembly of the United Nations adopted resolutions 2065

(XX), 3160 (XXVIII), 31/49, 37/9, 38/12, 39/6, 40/21, 41/40, 42/19 and 43/25, in which

it recognized the existence of a dispute over sovereignty in relation to the question of the

Falkland Islands and urged the Argentine Republic and the United Kingdom of Great

Britain and Northern Ireland to initiate negotiations with a view to finding a peaceful and

lasting solution to the sovereignty dispute as soon as possible. For its part, the Special

Committee on Decolonisation of the United Nations has repeatedly made similar appeals,

most recently in the resolution adopted on 15 June 2006. Similarly, the General

Assembly of the Organization of American States adopted a new resolution on the subject

on 6 June 2006.” [original: Spanish]

Denmark

Page 97: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

97

The instrument of ratification contained the following declaration:

“Unless so decided at a later date the Convention shall not apply to the Faroe Islands and

Greenland.” [original: French]

New-Zealand

The instrument of acceptance contained the following declaration:

“AND DECLARES that, consistent with the constitutional status of Tokelau and taking into

account the commitment of the Government of New Zealand to the development of self-

government for Tokelau through an act of self-determination under the Charter of the

United Nations, this acceptance shall not extend to Tokelau unless and until a Declaration

to this effect is lodged by the Government of New Zealand with the Depositary on the

basis of appropriate consultation with that territory;” [original: english]

United States of America

The instrument contained the following declarations :

“The Senate of the United States of America by its resolution of July 21, 2008, two-thirds

of the Senators present concurring therein, gave its advice and consent to ratification of

the Convention subject to the following understanding:

It is the understanding of the United States of America that nothing in this Convention

obligates the United States to provide funding to the World Anti-Doping Agency.

The Senate’s advice and consent is subject to the following declaration:

Pursuant to Article 2 (4), which defines “Athlete” for purposes of doping control as “any

person who participates in sport at the international or national level as defined by each

national anti-doping organization and accepted by States Parties and any additional

person who participates in a sport or event at a lower level accepted by States Parties”,

the United States of America declares that “Athlete” for purposes of doping control

means any athlete determined by the U.S. Anti-Doping Agency to be subject to or to

have accepted the World Anti-Doping Code.” [original: English]

Territorial Application :

Notification by Date of receipt of

notification

Extension to

United Kingdom of

Great Britain and

Northern Ireland

25 April 2006 Bailiwick of Jersey, Guernsey and

Alderney, Isle of Man, Bermuda, Cayman

Islands and Falkland Islands

China 9 October 2006 Hong Kong Special Administrative Region

and Macao Special Administrative Region

Netherlands 11 July 2008 Aruba

- 12 May 2009 Netherlands Antilles

Page 98: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

98

Bijlage 3: Decreet Medisch Verantwoorde en Ethische Sportbeoefening

13 JULI 2007. - Decreet inzake medisch [en ethisch] verantwoorde sportbeoefening. <DVR

2008-11-21/43, art. 3; Inwerkingtreding : 08-01-2009>.

(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-09-2007 en tekstbijwerking tot 18-12-2008).

Bron : VLAAMSE OVERHEID

Publicatie : 13-09-2007 nummer : 2007036532 bladzijde : 48540 BEELD

Dossiernummer : 2007-07-13/63

Inwerkingtreding : onbepaald

Inhoudstafel Tekst Begin

Art. 1

TITEL I. - Definities, toepassingsgebied en beginsel.

HOOFDSTUK I. - Definities.

Art. 2-4

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.

Art. 5

HOOFDSTUK III. - Beginsel.

Art. 6

TITEL II. - Algemeen kader inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.

HOOFDSTUK I. - Verplichtingen van sportverenigingen.

Art. 7-14

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.

Afdeling I. - Leeftijd en opleiding.

Art. 15

Afdeling II. - Sportmedische keuring.

Art. 16

Afdeling III. - Preventieve gezondheidscontrole.

Art. 17

Afdeling IV. - Sportmedisch toezicht en risicovechtsporten.

Art. 18

HOOFDSTUK III. - Toezicht op de medisch verantwoorde sportbeoefening.

Afdeling I. - Keuringsartsen, keuringscentra en begeleidingsexperten.

Art. 19

Page 99: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

99

Afdeling II. - Toezichthoudende artsen.

Art. 20

Afdeling III. - Controleartsen, controledeskundigen en controlelaboratoria.

Art. 21

HOOFDSTUK IV. - Advies en expertise inzake medisch verantwoorde sportbeoefening.

Art. 22-23

TITEL IIbis. - Algemeen kader inzake de ethisch verantwoorde sportbeoefening

<Ingevoegd bij DVR 2008-11-21/43, art. 7; Inwerkingtreding : 08-01-2009>

Art. 23bis, 24bis

TITEL III. - Maatregelen ter bestrijding van dopingpraktijken.

HOOFDSTUK I. - Algemene principes.

Art. 24-25

HOOFDSTUK II. - Dopingcontroles.

Afdeling I. - Algemene bepalingen.

Art. 26-27

Afdeling II. - Verblijfsgegevens.

Art. 28

Afdeling III. - Controleartsen, controledeskundigen en controlelaboratoria.

Art. 29

Afdeling IV. - Bevoegdheden van controleartsen, controledeskundigen en

controlelaboratoria.

Art. 30

Afdeling V. - Taken van het WADA en de sportvereniging.

Art. 31

HOOFDSTUK III. - Disciplinaire maatregelen.

Afdeling I. - Disciplinaire organen.

Onderafdeling I. - Disciplinaire commissie.

Art. 32

Onderafdeling II. - Disciplinaire raad.

Art. 33

Onderafdeling III. - Disciplinaire organen van de sportverenigingen.

Art. 34-35

Afdeling II. - Procedure.

Onderafdeling I. - Disciplinaire commissie.

Art. 36-41

Onderafdeling II. - Disciplinaire raad.

Art. 42-44

Page 100: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

100

Onderafdeling III. - Bijzondere bepalingen.

Art. 45

Onderafdeling IV. - Verjaring.

Art. 46

Afdeling III. - Disciplinaire sancties.

Art. 47-48

TITEL IV. - Handhaving.

HOOFDSTUK I. - Toezicht op controles.

Art. 49

HOOFDSTUK II. - Sancties ten aanzien van sportverenigingen.

Art. 50

HOOFDSTUK III. - Strafbepalingen.

Art. 51-52

TITEL V. - Budgettaire bepalingen.

Art. 53

TITEL VI. - Slotbepalingen.

Art. 54-57

Tekst Inhoudstafel Begin

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

TITEL I. - Definities, toepassingsgebied en beginsel.

HOOFDSTUK I. - Definities.

Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :

1° regering : de Vlaamse Regering;

2° administratie : het Vlaams ministerie, bevoegd voor de medisch verantwoorde

sportbeoefening;

3° Wereldantidopingagentschap, afgekort WADA : de stichting die opgericht is onder Zwitsers

recht op 10 november 1999;

4° Code : de Wereldantidopingcode die goedgekeurd is door het Wereldantidopingagentschap op

5 maart 2003 in Kopenhagen en de latere wijzigingen ervan;

5° medisch verantwoorde sportbeoefening : het geheel van preventieve en curatieve

maatregelen, bepalingen en aanbevelingen die eenieder in acht moet nemen met het oog op het

fysieke en psychische welzijn van de sporters;

Page 101: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

101

6° sportmanifestatie : elk initiatief tot sportbeoefening met recreatieve, competitieve of

demonstratieve doeleinden in georganiseerd verband;

7° wedstrijd : een sportmanifestatie in de vorm van een race, match, spel of concours;

8° ploegsport : een sport waarbij het vervangen van sporters tijdens een wedstrijd toegestaan is;

9° sporter : elke persoon die zich voorbereidt op of deelneemt aan sportmanifestaties;

10° elitesporter : elke sporter wiens sport ressorteert onder de verantwoordelijkheid van een

door het Internationaal Olympisch Comité erkende internationale sportvereniging en die

beantwoordt aan één of meer van de volgende criteria :

a) hij wordt beschouwd als zijnde van internationaal niveau door de toepasselijke internationale

sportvereniging onder wiens bevoegdheid hij ressorteert;

b) hij beoefent zijn sport in het kader van een hoofdactiviteit die voornamelijk bestaat uit het

leveren van sportieve prestaties;

c) hij is geselecteerd of gepreselecteerd voor deelname aan de eerstvolgende Olympische of

Paralympische Spelen dan wel de eerstvolgende Europese of Wereldkampioenschappen in de

categorie van het hoogste sportieve niveau in de betrokken sporttak;

d) hij neemt deel aan een ploegsport in een competitie waarvan de meerderheid bestaat uit

sporters als vermeld in punt a), b) of c) ;

11° sportvereniging : elke organisatie die tot doel heeft een of meer sportmanifestaties te

organiseren, de deelname eraan mogelijk te maken, of in dat verband als leidende instantie op te

treden;

12° begeleider : elke persoon die al dan niet permanent een of meer sporters met raad of daad

bijstaat, of ondersteunt bij de deelneming aan of de voorbereiding op sportmanifestaties;

13° risicovechtsporten : de sporten waarbij het via bepaalde technieken is toegestaan om aan de

tegenstander slagen of stoten toe te dienen met de intentie de fysieke of psychische integriteit van

de tegenstander te verminderen.

(14° ethisch verantwoorde sportbeoefening : het geheel van positieve waarden en daarmee

verband houdende preventieve en curatieve maatregelen, bepalingen en aanbevelingen die

eenieder in acht moet nemen met het oog op de bewaring en bevordering van de ethische

dimensie in de sport. Deze waarden kunnen onder andere zijn : de rechten van het kind, inclusie,

fair play, de fysieke psychische integriteit van het individu, respect voor diversiteit,

verantwoordelijkheidszin, solidariteit.) <DVR 2008-11-21/43, art. 4, 002;

Inwerkingtreding : 08-01-2009>

Art. 3. Voor de toepassing van dit decreet wordt onder dopingpraktijk verstaan, de

overtreding of de verschillende overtredingen van antidopingregels op een van de volgende

wijzen, onverminderd de bepalingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen

van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen

en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van

verdovende middelen en psychotrope stoffen :

1° de aanwezigheid van een verboden stof of van een metaboliet of marker daarvan in een

monster dat afkomstig is van het lichaam van de sporter;

2° gebruik of poging tot gebruik van een verboden stof of een verboden methode;

3° de weigering, of het onvermogen zonder duidelijke verantwoording, om een monster voor te

leggen na de kennisgeving, vermeld in de toepasselijke antidopingregels, of het op om het even

Page 102: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

102

welke andere manier ontwijken van de monsterneming;

4° de overtreding van de toepasselijke vereisten met betrekking tot de beschikbaarheid van de

sporter voor dopingcontroles buiten wedstrijdverband, onder meer door te verzuimen de vereiste

informatie over de verblijfplaats mee te delen, of door zich niet beschikbaar te houden op de

verblijfplaatsen die men heeft aangegeven;

(Elke combinatie van drie gemiste controles en/of aangifteverzuimen binnen een periode van

achttien maanden wordt hierbij beschouwd als een overtreding;) <DVR 2008-11-

21/43, art. 5, §1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

5° het plegen van bedrog, of de poging daartoe, bij om het even welk onderdeel van de

dopingcontrole;

6° het bezit van verboden stoffen en methoden;

7° het verhandelen (of poging tot verhandelen) van om het even welke verboden stof of verboden

methode; <DVR 2008-11-21/43, art. 5, §1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

8° de toediening of de poging tot toediening van een verboden stof of verboden methode aan om

het even welke sporter, of het aanmoedigen van, helpen bij, vergemakkelijken van, mogelijk

maken van, aanzetten tot, verbergen van, of om het even welke medeplichtigheid in het kader van

een overtreding van de antidopingregels of van een poging tot overtreding.

Art. 4. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :

1° dopingcontrole : het proces met inbegrip van het plannen van de spreiding van tests, het

afnemen en verwerken van monsters, de laboratoriumanalyse en het beheer van de resultaten;

2° binnen wedstrijdverband : in rechtstreeks verband met een wedstrijd;

3° buiten wedstrijdverband : niet binnen wedstrijdverband;

4° verboden stof : elke stof die als zodanig wordt beschreven in de verboden lijst;

5° verboden methode : elke methode die als zodanig wordt beschreven in de verboden lijst;

6° verboden lijst : de lijst met verboden stoffen en verboden methoden, gevoegd als bijlage bij de

Internationale Conventie tegen het dopinggebruik in de Sport, met zijn wijzigingen,

bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.

Art. 5. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing op elke sporter, op elke begeleider

en op elke sportvereniging.

HOOFDSTUK III. - Beginsel.

Art. 6. Alle sporters, begeleiders en sportverenigingen dragen bij tot de medisch

verantwoorde sportbeoefening. Dat houdt eveneens in dat zij zich inzetten voor de preventie en

de bestrijding van het dopinggebruik in de sport, met het oog op de uitbanning daarvan.

(Ethische overwegingen maken geïntegreerd deel uit van alle initiatieven tot sportbeoefening, de

organisatie van de sport en het sportbeleid.) <DVR 2008-11-21/43, art. 6, 002;

Page 103: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

103

Inwerkingtreding : 08-01-2009>

TITEL II. - Algemeen kader inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.

HOOFDSTUK I. - Verplichtingen van sportverenigingen.

Art. 7. Elke sportvereniging is, rekening houdend met het specifieke karakter van de door

haar geregelde sportactiviteiten, verplicht :

1° de medisch verantwoorde sportbeoefening voor de sporter te bewaken en te waarborgen;

2° de omstandigheden en toestanden die negatief inwerken op de fysieke integriteit en het

psychische welzijn van de sporter daadwerkelijk te voorkomen en te bestrijden door doelmatige

initiatieven en gepaste maatregelen;

3° met de regering of een overkoepelend orgaan van sportverenigingen samen te werken aan de

initiatieven en maatregelen, vermeld in punt 2°;

4° aan de regering de garantie te verlenen dat alle maatregelen genomen worden om een

medisch verantwoorde sportbeoefening te bevorderen;

5° de disciplinaire maatregelen waartoe besloten is door de krachtens dit decreet bevoegde

disciplinaire organen, door de sporters te doen naleven, onder meer door de licentie van de

sporter in trekken.

De regering kan de taken, vermeld in punt 1°, 2°, 3° en 4°, nader preciseren. Ze kan dat doen hetzij

via algemeen geldende bepalingen, hetzij via specifieke bepalingen voor één of meer

sportverenigingen.

Als disciplinaire maatregelen overeenkomstig de Code worden opgelegd aan een sporter vanwege

dopingpraktijken, gepleegd buiten de grenzen van de territoriale bevoegdheidsomschrijving van de

Vlaamse Gemeenschap, zijn de sportverenigingen verplicht om die disciplinaire maatregelen te

erkennen en te doen naleven, onafgezien door welke in België of in het buitenland gevestigde

sportvereniging, overheid of organisatie zij zijn uitgesproken.

Dit houdt in dat zij de sporter een verbod opleggen om aan enige wedstrijd deel te nemen als

sporter alsook in eender welke andere hoedanigheid.

De sportverenigingen zijn eveneens verplicht de disciplinaire maatregelen die overeenkomstig de

Code zijn opgelegd aan een van hun leden wegens dopingpraktijken, begaan buiten de grenzen van

de territoriale bevoegdheidsomschrijving van de Vlaamse Gemeenschap, mee te delen aan de

administratie, met het oog op het erkennen en het toezicht houden op de naleving ervan door de

Vlaamse Gemeenschap.

De regering zal een procedure instellen voor de onderlinge mededeling, op nationaal en

internationaal vlak, van de tuchtsancties en van de beslissingen die worden genomen op het

gebied van de medisch verantwoorde sportbeoefening, met het oog op de wederzijdse erkenning

en toepassing ervan.

De regering kan de nadere voorwaarden bepalen voor de toepassing van de vorige leden. De

bepalingen van artikelen 47, § 5, eerste en tweede lid, en 51, 6°, zijn van overeenkomstige

toepassing voor de verplichtingen, vermeld in de twee vorige leden.

Art. 8. De taak, vermeld in artikel 7, eerste lid, 1°, heeft voor elke sportvereniging betrekking

Page 104: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

104

op het naleven en doen naleven van :

1° de absolute en relatieve sportmedische geschiktheidscriteria;

2° de inhoud en frequentie van de sportmedische keuring;

3° de inhoud en frequentie van de preventieve gezondheidscontrole, zoals vermeld in artikel 17,

eerste lid;

4° de leeftijdsgrenzen voor sporters, zoals vermeld in artikel 15, eerste lid, bij de voorbereiding op

en de deelneming aan welbepaalde sportmanifestaties;

5° de minimale medische, paramedische en psychologische begeleiding van sporters bij de

voorbereiding op en de deelneming aan sportmanifestaties;

6° de minimale voorwaarden inzake opleiding van sporters zoals vermeld in artikel 15, eerste lid,

voor de deelname aan sportmanifestaties;

7° de minimale voorwaarden inzake preventieve gezondheidscontrole van sporters, zoals vermeld

in artikel 17, eerste lid, voor de deelname aan sportmanifestaties.

Art. 9. De taak, vermeld in artikel 7, eerste lid, 2°, heeft voor elke sportvereniging onder meer

betrekking op :

1° het uitwerken en volgen van een degelijke kadervorming met het oog op het voorkomen van

de omstandigheden en toestanden, vermeld in artikel 7, eerste lid, 2°;

2° het uitwerken en actualiseren van informatie- en vormingsactiviteiten met het oog op het

voorkomen en bestrijden van sportletsels, fysieke en psychische overbelasting en

dopingpraktijken;

3° het uitvaardigen van statutaire en reglementaire bepalingen met het oog op het voorkomen,

opsporen en bestrijden van sportletsels, fysieke en psychische overbelasting en dopingpraktijken.

Art. 10. De taak, vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, heeft voor elke sportvereniging onder

meer betrekking op :

1° het geregeld en minstens jaarlijks informeren van haar leden via duidelijk herkenbare

mededelingen over de initiatieven, vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, en de wijze waarop hieraan

actief wordt deelgenomen;

2° het meedelen aan de regering op welke wijze gevolg werd gegeven aan de beslissingen en

aanbevelingen met het oog op het voorkomen en bestrijden van sportletsels, fysieke en psychische

overbelasting en dopingpraktijken.

Art. 11. De taak, vermeld in artikel 7, eerste lid, 4°, heeft voor elke sportvereniging onder

meer betrekking op :

1° het in kennis stellen van de regering, op de door haar bepaalde wijze, van de statutaire,

reglementaire en contractuele bepalingen die concrete vorm en inhoud geven aan de taken

vermeld in artikel 7;

2° het jaarlijks opsturen aan de regering, op de door haar bepaalde wijze, van een verslag met

enerzijds de evaluatie van de initiatieven die ter uitvoering van dit decreet zijn genomen en

anderzijds de inventaris van de leemten en de prioritaire behoeften.

Art. 12. Met het oog op de controle en het toezicht op de naleving van de voorwaarden

Page 105: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

105

vermeld in artikelen 15, 16, 17, 18, is elke sportvereniging verplicht :

1° de regering, ten minste veertien dagen van tevoren, in kennis te stellen, op de door de regering

bepaalde wijze, van alle geplande sportmanifestaties en georganiseerde voorbereidingen;

2° de totale medewerking aan de controles en het toezicht, vermeld in artikelen 17, 26 en 49, te

verlenen, te organiseren en te waarborgen.

Art. 13. Elke sportvereniging stelt de bij haar aangesloten sporters in kennis van haar

statutaire, reglementaire of contractuele bepalingen die concrete vorm en inhoud geven aan haar

taak, vermeld in artikel 9, 3°, in het bijzonder voor de bestrijding van dopingpraktijken.

Art. 14. Met het oog op de uitvoering van de aan de administratie en de regering opgelegde

taken, zijn de sportverenigingen, op basis van de criteria vermeld in artikel 2, 10°, verplicht aan de

administratie de naam, de geboortedatum, de adresgegevens, alsook elke wijziging daarvan, mee

te delen van elke elitesporter die onder hun verantwoordelijkheid valt en van elke elitesporter die

onder de verantwoordelijke internationale federatie valt waarbij zij zijn aangesloten, in zoverre de

elitesporter beantwoordt aan één van de volgende voorwaarden :

a) de sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied;

b) de sporter heeft zijn woonplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten

bij een sportvereniging die wegens haar organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te

behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;

c) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is;

d) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die wegens haar

organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.

De regering kan die verplichting nader preciseren.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening.

Afdeling I. - Leeftijd en opleiding.

Art. 15. Om te mogen deelnemen aan sportmanifestaties moet een sporter voldoen aan de

voorwaarden inzake leeftijdsgrenzen en opgeleid zijn overeenkomstig de opleidingsvoorwaarden.

De regering kan, rekening houdend met het specifieke karakter van de sportactiviteiten, de

onderscheiden leeftijdsgrenzen en de voorwaarden waaronder jongeren worden opgeleid om aan

sportmanifestaties deel te nemen, bepalen.

In dat laatste geval kunnen jeugdige sporters uitsluitend opgeleid worden door en onder de

verantwoordelijkheid van begeleiders die beschikken over de nodige pedagogische en

sporttechnische bekwaamheden, zoals bepaald door de regering.

Afdeling II. - Sportmedische keuring.

Page 106: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

106

Art. 16. Om te mogen deelnemen aan sportmanifestaties moet een sporter voldoen aan de

voorwaarden inzake sportmedische keuring.

De sportmedische keuring heeft tot doel preventief de lichamelijke geschiktheid van de sporter te

evalueren met het oog op deelname aan bepaalde sportmanifestaties.

De regering kan, rekening houdend met het specifieke karakter van de sportactiviteiten, de

inhoud en de frequentie van de sportmedische keuring vastleggen.

De regering kan de vorm en de inhoud bepalen van het attest voor sportmedische keuring dat

door erkende keuringsartsen en erkende keuringscentra kan worden verleend.

De regering kan bepalen wie het ereloon en de kosten voor de sportmedische keuring ten laste

moet nemen.

Afdeling III. - Preventieve gezondheidscontrole.

Art. 17. Om te mogen deelnemen aan sportmanifestaties moet een sporter, als dat zo

bepaald is door de regering, voldoen aan de voorwaarden inzake preventieve gezondheidscontrole

die op initiatief van de administratie, het WADA of de sportvereniging kan worden uitgevoerd.

De preventieve gezondheidscontrole is een controle die te allen tijde kan worden uitgevoerd,

waarbij monsters van het lichaam van de sporter kunnen worden afgenomen, zodat in het geval

van een afwijking van de normale waarden, de betrokken sporter om gezondheidsredenen op non-

actief kan gesteld worden.

De regering kan, rekening houdend met het specifieke karakter van de sportactiviteiten, de

inhoud, de voorwaarden en de frequentie van de preventieve gezondheidscontrole bepalen.

De regering bepaalt de verplichtingen die de sportvereniging of het WADA dienen na te leven

wanneer deze organisaties een preventieve gezondheidscontrole willen laten uitvoeren.

De regering bepaalt de manier waarop de resultaten van de preventieve gezondheidscontrole

worden bijgehouden.

De regering kan bepalen wie het ereloon en de kosten voor de preventieve gezondheidscontrole

ten laste moet nemen.

De naam, voornaam en geboortedatum van de sporter die niet voldoet aan de voorwaarden

vermeld in het eerste lid, kunnen door de regering, op de wijze die zij bepaalt, aan de betrokken

sportverenigingen worden meegedeeld.

Afdeling IV. - Sportmedisch toezicht en risicovechtsporten.

Art. 18. De regering kan, rekening houdend met het specifieke karakter van de

sportactiviteiten, sportmedisch toezicht verplichten alsook de inhoud en de frequentie hiervan

bepalen.

Het sportmedisch toezicht heeft tot doel de sporter bij bepaalde sportmanifestaties medisch te

bewaken teneinde gezondheidsproblemen op te sporen en te voorkomen.

De regering kan de voorwaarden waaronder risicovechtsporten kunnen worden georganiseerd

bepalen en neemt in dit geval de maatregelen om het toezicht op de naleving daarvan te

verzekeren. De regering kan bepalen dat een erkenning vereist is voor degenen die de beoefening

van risicovechtsporten organiseren of aanleren of die sportmanifestaties van risicovechtsporten

Page 107: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

107

organiseren. De regering kan desgevallend de erkenningsvoorwaarden en een

erkenningsprocedure bepalen. Risicovechtsporten die een extreem risico inhouden voor de fysieke

en psychische integriteit van de sporter kunnen door de regering worden verboden.

HOOFDSTUK III. - Toezicht op de medisch verantwoorde sportbeoefening.

Afdeling I. - Keuringsartsen, keuringscentra en begeleidingsexperten.

Art. 19. § 1. De sportmedische keuring, vermeld in artikel 16, wordt toevertrouwd aan

erkende keuringsartsen en erkende keuringscentra.

§ 2. De erkende keuringscentra mogen, naast de sportmedische keuring ook medische adviezen

over medisch verantwoorde sportbeoefening en letselpreventie verlenen en sportmedische

begeleiding organiseren.

De regering kan een programmatie invoeren voor het aantal erkende keuringscentra. Als de

regering een programmatie invoert, bepaalt ze daarvoor de criteria.

§ 3. De regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden die aan keuringsartsen en keuringscentra

worden gesteld.

De regering bepaalt welke erkende keuringscentra bevoegd zijn voor de sportmedische keuring

van getalenteerde sporters, zoals die door de regering zijn bepaald.

De regering erkent de keuringsartsen en de keuringscentra.

De regering stelt, in voorkomend geval, nadere regels voor de werkwijze en de vergoedingen vast.

§ 4. De regering kan volgens behoefte en na advies van de expertencommissie vermeld in artikel

22, begeleidingsexperten erkennen die instaan voor de paramedische en medische begeleiding van

door de regering bepaalde categorieën van sporters.

De regering stelt, in voorkomend geval, nadere regels voor de werkwijze en de vergoedingen vast.

Afdeling II. - Toezichthoudende artsen.

Art. 20. § 1. Het sportmedisch toezicht op sportmanifestaties wordt toevertrouwd aan

erkende toezichthoudende artsen.

§ 2. De regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden die aan toezichthoudende artsen gesteld

worden, hun bevoegdheden en de sportmanifestaties waarop de aanwezigheid van een

toezichthoudend arts vereist is.

De regering erkent de toezichthoudende artsen.

§ 3. De regering kan bepalen wie het ereloon en de kosten van de toezichthoudende artsen ten

laste moet nemen.

Afdeling III. - Controleartsen, controledeskundigen en controlelaboratoria.

Art. 21. § 1. De preventieve gezondheidscontrole, vermeld in artikel 17, wordt uitgevoerd

onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van erkende controleartsen.

De erkende controleartsen kunnen zich bij de uitvoering van een preventieve

Page 108: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

108

gezondheidscontrole laten bijstaan door erkende controledeskundigen.

In het kader van een preventieve gezondheidscontrole kunnen monsters worden afgenomen en

verwerkt en laboratoriumanalyses worden uitgevoerd door erkende controleartsen, erkende

controledeskundigen en erkende controlelaboratoria.

De regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden die aan controleartsen, controledeskundigen en

aan controlelaboratoria gesteld worden.

De regering erkent de controleartsen, de controledeskundigen en de controlelaboratoria.

De regering bepaalt de wijze waarop erkende controleartsen, erkende controledeskundigen en

erkende controlelaboratoria voor de preventieve gezondheidscontrole worden aangewezen.

De regering stelt, in voorkomend geval, de vergoedingen ter zake vast.

De regering kan nadere regels vaststellen voor de erkenning van preventieve

gezondheidscontroles uitgevoerd in opdracht van andere instanties dan de administratie.

§ 2. De erkende controleartsen en de erkende controledeskundigen die daartoe de opdracht

hebben gekregen van de regering, controleren de naleving van de voorwaarden, vermeld in

artikelen 15, 16, 17 en 18, en van het verbod, vermeld in artikel 18.

In geval van de vaststelling van een overtreding als vermeld in § 2, eerste lid, leggen zij hun

bevindingen vast in een proces-verbaal, volgens de voorwaarden bepaald door de regering, dat

binnen zeven dagen naar de administratie wordt gezonden. Het proces-verbaal draagt

bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. De administratie stuurt hiervan, binnen veertien

dagen na de controle, een eensluidend verklaard afschrift aan de procureur des Konings, aan de

betrokken sporter en aan de betrokken sportvereniging.

De regering stelt, in voorkomend geval, de vergoedingen van de erkende controleartsen en de

erkende controledeskundigen vast.

HOOFDSTUK IV. - Advies en expertise inzake medisch verantwoorde

sportbeoefening.

Art. 22. De regering kan een expertencommissie medisch verantwoord sporten oprichten.

De regering bepaalt in dat geval de opdracht, de samenstelling en de werking van die commissie,

alsmede de vergoedingen die uitgekeerd kunnen worden aan de leden ervan.

Art. 23. De regering kan een expertencommissie risicovechtsporten oprichten.

De regering bepaalt in dat geval de opdracht, de samenstelling en de werking van die commissie,

alsmede de vergoedingen die uitgekeerd kunnen worden aan de leden ervan.

TITEL IIbis. - Algemeen kader inzake de ethisch verantwoorde sportbeoefening

<Ingevoegd bij DVR 2008-11-21/43, art. 7; Inwerkingtreding : 08-01-2009>

Art. 23bis. <Ingevoegd bij DVR 2008-11-21/43, art. 7; Inwerkingtreding : 08-

01-2009> De ethisch verantwoorde sportbeoefening is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van

de Vlaamse Gemeenschap en de sportverenigingen.

De Vlaamse Regering en de sportverenigingen streven naar de ontwikkeling van een

Page 109: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

109

gecoördineerde strategie voor de ethisch verantwoorde sportbeoefening. Rekening houdend met

de verscheidenheid in de sport, beschouwen de Vlaamse Regering en de sportverenigingen de

ethisch verantwoorde sportbeoefening als een aangelegenheid van gemeenschappelijke zorg en

coördineren zij hun maatregelen op dit gebied.

Jaarlijks of meerjaarlijks stelt de Vlaamse Regering, na breed overleg in de sportsector, een aantal

richtsnoeren op inzake de ethisch verantwoorde sportbeoefening, waarmee de sportverenigingen

in hun beleid rekening houden.

Elke sportvereniging legt, in voorkomend geval via het overkoepelend orgaan, na afloop van de

periode aan de Vlaamse Regering een rapport voor over de belangrijkste maatregelen welke

genomen zijn om haar beleid ten uitvoer te leggen in het licht van de richtsnoeren.

Om de criteria te bepalen voor de subsidiëring van de sport kan rekening gehouden worden met

inspanningen of initiatieven inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening.

Art. 24bis. <Ingevoegd bij DVR 2008-11-21/43, art. 8; Inwerkingtreding : 01-

01-2009> De regering neemt maatregelen ter bestrijding van dopingpraktijken in

overeenstemming met de code en de door WADA uitgevaardigde internationale standaarden.

TITEL III. - Maatregelen ter bestrijding van dopingpraktijken.

HOOFDSTUK I. - Algemene principes.

Art. 24. Elke sporter moet zich te allen tijde onthouden van dopingpraktijken als vermeld in

artikel 3 en, voor de toepassing van artikel 3, 5°, 6°, 7° en 8°, moet ook elke begeleider zich te allen

tijde onthouden van dopingpraktijken.

Art. 25. Wegens therapeutische noodzaak kan er toestemming verleend worden tot

rechtmatig gebruik van een verboden stof of een verboden methode.

De regering bepaalt de procedure en de voorwaarden die gelden voor het verlenen of de

erkenning van die toestemming. (De toepasselijke formulieren voor de aanvraag en beslissing voor

het verlenen of de erkenning van die toestemming worden in het Nederlands opgesteld en

voorzien van een Franse en Engelse vertaling.) <DVR 2008-11-21/43, art. 9, 002;

Inwerkingtreding : 01-01-2009>

De regering kan daartoe een commissie van onafhankelijke artsen oprichten of erkennen en de

vergoedingen bepalen die de leden van die commissie ontvangen.

De regering bepaalt in dit geval de opdracht, samenstelling en de werking alsmede, in

voorkomend geval, de erkenningsvoorwaarden.

HOOFDSTUK II. - Dopingcontroles.

Afdeling I. - Algemene bepalingen.

Page 110: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

110

Art. 26. § 1. De administratie, het WADA of de sportvereniging kunnen op elk moment

dopingcontroles laten uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van erkende controleartsen.

§ 2. De administratie, het WADA of de sportvereniging, kunnen buiten wedstrijdverband

dopingcontroles laten uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van erkende controleartsen,

zonder rekening te moeten houden met de voorwaarden, vermeld in artikel 31, 1°, 2° en 3°.

§ 3. De regering bepaalt de voorwaarden van de dopingcontrole en de wijze waarop erkende

controleartsen, erkende controledeskundigen en erkende controlelaboratoria hiervoor worden

aangewezen.

De toepasselijke formulieren voor de oproeping en monsterneming worden in het Nederlands

opgesteld en voorzien van een Franse en Engelse vertaling.

§ 4. De erkende controleartsen kunnen zich bij de uitvoering van een dopingcontrole laten

bijstaan door erkende controledeskundigen.

§ 5. De regering bepaalt de verplichtingen die de sportvereniging en het WADA dienen na te leven

wanneer deze een dopingcontrole willen laten uitvoeren.

Art. 27. De controlearts die de verantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van een

dopingcontrole is verplicht ervoor te zorgen dat de volgende bepalingen worden nageleefd :

1° voorafgaandelijk aan een dopingcontrole zal de minderjarige ingelicht worden over zijn recht

om zich te laten bijstaan door een ouder, een voogd of door degene die de minderjarige in zijn

bewaring heeft. Dat ontslaat de minderjarige in geen geval van zijn verplichting om zich op de

aangegeven tijd en plaats van de controle aan te bieden;

2° de ouder, voogd of degene die de minderjarige in zijn bewaring heeft, heeft het recht om de

dopingcontrole bij te wonen, behalve als de minderjarige zich verzet tegen de aanwezigheid van de

ouder, voogd of degene die de minderjarige in zijn bewaring heeft;

3° bij afwezigheid van de ouder, voogd of degene die de minderjarige in zijn bewaring heeft, heeft

de minderjarige het recht om de aanwezigheid te vragen van een meerderjarige persoon naar

keuze om zijn belangen te behartigen tijdens de dopingcontrole.

Afdeling II. - Verblijfsgegevens.

Art. 28. § 1. Elke elitesporter die zijn woonplaats heeft binnen de territoriale

bevoegdheidsomschrijving van de Vlaamse Gemeenschap is verplicht aan de administratie

duidelijke en actuele verblijfsgegevens te verstrekken met het oog op het uitvoeren van

dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles.

Met verblijfsgegevens worden de gegevens bedoeld die betrekking hebben op de plaats waar de

sporter zich dagelijks feitelijk bevindt.

Van de elitesporter die niet binnen de territoriale bevoegdheidsomschrijving van de Vlaamse

Gemeenschap woont, kan de administratie verblijfsgegevens ontvangen van het WADA, een

antidopingorganisatie of een sportvereniging onder wiens bevoegdheid de elitesporter ressorteert.

§ 2. Elke sporter, vermeld in § 1, is verplicht, behoudens overmacht, zich volgens de door hem

aangegeven verblijfsgegevens beschikbaar te houden voor één of meer dopingcontroles en

preventieve gezondheidscontroles.

§ 3. De verblijfsgegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld, mogen alleen worden gebruikt

Page 111: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

111

om dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles te plannen, te coördineren en uit te

voeren, en kunnen uitsluitend worden doorgegeven aan de door de regering aangewezen

ontvangers.

De regering zal de rechten en verplichtingen van de elitesporters en de voorwaarden voor de

verwerking van gegevens in het kader van de mededeling van verblijfsgegevens, nader preciseren.

§ 4. De verplichtingen, vermeld in dit artikel, gelden vanaf het ogenblik dat de sporter daarvan in

kennis wordt gesteld en tot ontvangst van tegenbericht, telkens op de door de regering bepaalde

wijze.

In geval de sporter zijn onderworpenheid aan de in dit artikel vermelde verplichtingen betwist,

kan hij binnen de veertien dagen volgend op de kennisgeving als vermeld in het vorige lid, beroep

aantekenen bij de disciplinaire commissie, vermeld in artikel 32, op de wijze die door de regering is

bepaald.

De verplichtingen op grond van dit artikel blijven van kracht tijdens een periode van uitsluiting

van de sporter. Het naleven van deze verplichting is een voorwaarde voor het terugkrijgen van het

recht om, na de toepasselijke periode van uitsluiting, opnieuw aan enige wedstrijd deel te nemen.

§ 5. De regering kan de verplichting tot mededeling van verblijfsgegevens beperken tot een

welbepaalde groep van elitesporters, of uitbreiden tot sporters tegen wie het vermoeden is

gerezen dat zij zich schuldig maken aan dopingpraktijken.

In dat geval zijn de bepalingen van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Afdeling III. - Controleartsen, controledeskundigen en controlelaboratoria.

Art. 29. In het kader van een dopingcontrole worden monsters afgenomen en verwerkt en

laboratoriumanalyses uitgevoerd door erkende controleartsen, erkende controledeskundigen en

erkende controlelaboratoria, volgens de procedure, vermeld in artikel 26.

De regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden die aan controleartsen, controledeskundigen en

aan controlelaboratoria gesteld worden.

De regering erkent de controleartsen, de controledeskundigen en de controlelaboratoria.

De regering stelt, in voorkomend geval, de vergoedingen ter zake vast.

De regering kan nadere regels vaststellen voor de erkenning van de resultaten van

monsternemingen en laboratoriumanalyses uitgevoerd in opdracht van andere instanties dan de

administratie.

Afdeling IV. - Bevoegdheden van controleartsen, controledeskundigen en

controlelaboratoria.

Art. 30. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie

kunnen de erkende controleartsen en de erkende controledeskundigen, aangewezen volgens de

bepalingen van artikel 26, voor zover de wettelijke bepalingen van hun beroepsuitoefening het

toestaan en met het oog op de uitvoering van een dopingcontrole :

1° alle inlichtingen inwinnen en elk onderzoek instellen die zij voor de controle nodig achten;

2° toezicht uitoefenen over de kledij, de sportuitrusting en de bagage van de sporter en van de

begeleider;

Page 112: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

112

3° monsters nemen van het lichaam van de sporter;

4° monsters nemen van de drank, van het voedsel en van stoffen die de sporter of de begeleider

in zijn bezit heeft;

5° de monsters, vermeld in punt 3° en 4°, voor analyse bezorgen aan het erkende

controlelaboratorium;

6° inzage krijgen in en een afschrift nemen van alle documenten die vereist zijn om de in dit

decreet bepaalde opdracht te vervullen.

§ 2. De erkende controleartsen en de erkende controledeskundigen hebben toegang tot alle

lokalen en plaatsen waar sportmanifestaties of voorbereidingen georganiseerd worden. Zij hebben

tevens toegang tot de kleedkamers.

§ 3. Als een erkende controlearts redenen heeft om te geloven in het bestaan van

dopingpraktijken, kan deze, mits voorafgaande vordering van de procureur des Konings en

machtiging van de onderzoeksrechter, binnentreden in de bewoonde lokalen en er alle nuttige

vaststellingen doen. De controlearts, eventueel bijgestaan door een erkende controledeskundige,

kan de bewoonde lokalen slechts onderzoeken tussen 5 en 21 uur en met bijstand van de federale

of lokale politie.

§ 4. De erkende controleartsen en de erkende controledeskundigen kunnen op elk moment bij de

uitoefening van hun opdracht de bijstand van de federale of lokale politie vorderen.

De erkende controlearts en de erkende controledeskundige legitimeren zich desgevraagd aan de

hand van hun legitimatiebewijs.

§ 5. De erkende controleartsen of de erkende controledeskundigen leggen hun bevindingen vast

in een proces-verbaal, volgens de voorwaarden die bepaald zijn door de regering, dat binnen zeven

dagen naar de administratie wordt gezonden. Het proces-verbaal draagt bewijswaarde tot bewijs

van het tegendeel. De administratie stuurt hiervan, binnen veertien dagen na de dopingcontrole,

een voor eensluidend verklaard afschrift aan de procureur des Konings, aan de betrokken sporter,

aan de sportvereniging waartoe hij behoort, en in voorkomend geval, aan het WADA als de

betreffende dopingcontrole werd uitgevoerd op initiatief van die internationale organisatie. Voor

zover het proces-verbaal enkel betrekking heeft op de monsterneming bij de sporter en de

erkende controlearts geen vaststellingen doet ten aanzien van andere personen dan de sporter, is

de administratie niet verplicht een eensluidend verklaard afschrift te bezorgen aan de procureur

des Konings, behalve in de gevallen, vermeld in artikel 3, 6°, 7° en 8°.

§ 6. De regering bepaalt de wijze en de voorwaarden van monsterneming, vermeld in § 1, 3° en 4°,

en de inrichting en de werking van de erkende controlelaboratoria.

§ 7. Als de sporter een wettige reden voor weigering van de monsterneming van bloed aanvoert,

beoordeelt de controlearts het ingeroepen motief. De inhoud van de wettige reden mag door de

controlearts niet worden onthuld als ze door het medisch geheim wordt gedekt.

De controlearts zal de verantwoordelijke arts van de administratie evenwel op de hoogte brengen

van het ingeroepen motief en alle relevante gegevens als die daarom verzoekt.

Afdeling V. - Taken van het WADA en de sportvereniging.

Art. 31. Het WADA en de sportvereniging zijn verplicht :

1° vast te stellen op welke wijze de sporters worden aangewezen die zich moeten onderwerpen

aan de controle, vermeld in punt 2°;

Page 113: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

113

2° de administratie, ten minste veertien dagen van tevoren in kennis te stellen, op de wijze die

door de regering is bepaald, van de geplande controles die zij binnen de territoriale

bevoegdheidsomschrijving van de Vlaamse Gemeenschap wensen te organiseren, en van de

namen van de erkende controleartsen en erkende controledeskundigen die de controles zullen

uitvoeren;

3° de administratie, ten minste veertien dagen van tevoren, in kennis te stellen, op de wijze die

door de regering is bepaald, van de erkende controlelaboratoria die de monsters, genomen tijdens

de controle, vermeld in punt 1°, zullen analyseren;

4° binnen tien dagen na de ontvangst van het verslag van de controlelaboratoria over de analyse

van de monsters, vermeld in punt 3°, een afschrift te sturen naar de administratie;

5° de administratie, ten laatste vier dagen nadat de controles, vermeld in artikel 26, § 2, zijn

uitgevoerd, in kennis te stellen, op de wijze door de regering bepaald, van :

a) de controles zelf;

b) de namen van de erkende controleartsen en de erkende controledeskundigen die de controles

hebben uitgevoerd;

c) de erkende controlelaboratoria die de monsters, genomen tijdens de controle, vermeld in

artikel 26, § 2, zullen analyseren;

6° onmiddellijk na elke controle aan de controlearts een afschrift van het proces-verbaal van

monsterneming te bezorgen voor de administratie.

HOOFDSTUK III. - Disciplinaire maatregelen.

Afdeling I. - Disciplinaire organen.

Onderafdeling I. - Disciplinaire commissie.

Art. 32. § 1. Er wordt een disciplinaire commissie voor medisch verantwoorde

sportbeoefening, hierna te noemen disciplinaire commissie, opgericht.

De disciplinaire commissie bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter, die door de regering

worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De regering benoemt tevens een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende leden

voor het geval dat titularissen verhinderd of overbelast zijn.

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn magistraten (...). Onder de overige

titularissen en plaatsvervangende leden is er telkens één arts en één jurist. <DVR 2008-11-

21/43, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

De regering kan voor het voorzitterschap of lidmaatschap van de disciplinaire commissie de

onverenigbaarheden en de aanvullende benoemingsvoorwaarden vaststellen.

De regering stelt de werkwijze van de disciplinaire commissie en de vergoedingen van haar leden

vast.

§ 2. De disciplinaire commissie is bevoegd om in de aangelegenheden, vermeld in artikel 36,

disciplinaire maatregelen, vermeld in artikel 47, te nemen ten aanzien van sporters die geen

elitesporters zijn, volgens de procedure, vermeld in artikelen 38, 39, 40 en 41.

Page 114: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

114

Onderafdeling II. - Disciplinaire raad.

Art. 33. § 1. Er wordt een disciplinaire raad voor medisch verantwoorde sportbeoefening,

hierna te noemen disciplinaire raad, opgericht.

De disciplinaire raad bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter, die door de regering

benoemd worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De regering benoemt tevens een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende leden

voor het geval dat de titularissen verhinderd of overbelast zijn.

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn magistraten (...). Onder de overige

titularissen en plaatsvervangende leden is er telkens één arts en één jurist. <DVR 2008-11-

21/43, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

De regering kan voor het voorzitterschap of lidmaatschap van de disciplinaire raad de

onverenigbaarheden en de aanvullende benoemingsvoorwaarden vaststellen.

De regering stelt de werkwijze van de disciplinaire raad en de vergoedingen van haar leden vast.

§ 2. De disciplinaire raad behandelt het hoger beroep dat, volgens de procedure, vermeld in

artikelen 43 en 44, ingesteld wordt tegen de beslissingen van de disciplinaire commissie.

Onderafdeling III. - Disciplinaire organen van de sportverenigingen.

Art. 34. § 1. De sportverenigingen hebben de verantwoordelijkheid en de verplichting om de

disciplinaire procedures betreffende dopingpraktijken gepleegd door de elitesporters die onder

hun verantwoordelijkheid vallen, te organiseren. Sportverenigingen kunnen de disciplinaire

procedures ook gezamenlijk organiseren. De Vlaamse Regering kan hiertoe de nadere regels

bepalen.

Ter uitvoering van het eerste lid leggen ze hun interne tuchtregeling inzake dopingpraktijken ter

erkenning voor aan de regering overeenkomstig de bepalingen van artikel 35.

Enkel de disciplinaire procedures die op grond van het vorige lid door de regering erkend zijn,

komen in aanmerking om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid.

De sportverenigingen delen elke uitspraak betreffende de bij hen aangesloten sporters, binnen

vijf werkdagen na kennisgeving ervan, mee aan de administratie. Die mededeling beoogt de

overname, de naleving en de controle op de naleving ervan en, in voorkomend geval, de

uitoefening van een recht op hoger beroep.

§ 2. De interne tuchtregeling inzake dopingpraktijken heeft minstens betrekking op elke

elitesporter, die beantwoordt aan één van de volgende voorwaarden :

a) de sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied;

b) de sporter heeft zijn woonplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten

bij een sportvereniging die wegens haar organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te

behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;

c) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is;

d) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

Page 115: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

115

sportvereniging die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die wegens haar

organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap,

en die, volgens de door de regering vastgestelde voorwaarden, op de hoogte werd gebracht van

zijn kwalificatie als elitesporter op basis van de in artikel 2, 10°, vermelde criteria.

In geval de sporter de in het vorige lid vermelde kwalificatie als elitesporter betwist, kan hij

binnen de veertien dagen volgend op de kennisgeving als vermeld in het vorige lid, beroep

aantekenen bij de disciplinaire commissie, vermeld in artikel 32, op de wijze die door de regering is

bepaald.

(§ 3. De sportverenigingen hebben de verantwoordelijkheid en de verplichting om, in geval van

een ernstig vermoeden van dopingpraktijken gepleegd door begeleiders die lid zijn van de

sportvereniging of waarmee de sportvereniging een contractuele band heeft, hieraan door een

tuchtprocedure of eventuele contractuele maatregelen, verder gevolg te geven. De

sportverenigingen geven kennis aan de administratie van de gevolgde tuchtprocedure en het

gevolg ervan dat zij desgevallend hebben gegeven, indien dit gevolg een sanctie betreft.

Het in het eerste lid vermelde ernstig vermoeden bestaat uit één of meerdere feitelijke

elementen die redelijkerwijze het bestaan van één of meerdere dopingpraktijken aannemelijk

maken.) <DVR 2008-11-21/43, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art. 35. § 1. De regering zal de interne tuchtregeling inzake dopingpraktijken van de

sportverenigingen erkennen volgens de hiernavolgende voorwaarden.

§ 2. De erkenning kan alleen verleend worden als :

1° de interne tuchtregeling de behandeling van de zaak tot en met de eindbeslissing onderbrengt

bij een deskundig, onafhankelijk en onpartijdig disciplinair orgaan;

2° de disciplinaire maatregelen uitgesproken worden bij gemotiveerde beslissing en in elk geval

vatbaar zijn voor beroep bij het Internationaal Sporttribunaal;

3° de organen die de bevoegdheid hebben disciplinaire maatregelen uit te spreken, per

disciplinair college, samengesteld zijn uit minstens drie personen waarvan de voorzitter magistraat

(...) is, en waarvan minstens één ander lid arts is, en minstens één ander lid jurist, en die op geen

enkele wijze een persoonlijk belang hebben bij de zaak noch betrokken zijn geweest bij het

voorafgaande onderzoek; <DVR 2008-11-21/43, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-

01-2009>

4° de disciplinaire procedure en maatregelen in de statutaire, reglementaire en contractuele

bepalingen van de sportvereniging de rechten van de verdediging garanderen;

5° de zittingen openbaar zijn, tenzij het bevoegde orgaan, als de openbaarheid gevaar oplevert

voor de openbare orde of de goede zeden, of op gemotiveerd verzoek van de sporter, beslist met

gesloten deuren zitting te houden;

6° degene aan wie een overtreding ten laste wordt gelegd minstens :

a) schriftelijk en persoonlijk op de hoogte wordt gesteld van de hem ten laste gelegde feiten;

b) het recht heeft om, eventueel in tegenwoordigheid van of vertegenwoordigd door zijn

advocaat, alle stukken van het dossier in te zien;

c) het recht heeft om zich te laten bijstaan door een advocaat of arts van zijn keuze;

d) het recht heeft om, als het disciplinaire orgaan het toestaat, zich te laten vertegenwoordigen

door een advocaat van zijn keuze;

Page 116: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

116

e) het recht heeft zich te laten bijstaan door iemand die als vertaler kan optreden, als hij de

Nederlandse taal niet verstaat of niet spreekt;

f) het recht heeft om gehoord te worden, zijn middelen van verdediging voor te dragen en

aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen;

7° de disciplinaire procedure en maatregelen in de statutaire, reglementaire en contractuele

bepalingen van de sportvereniging voorzien in een recht om een zaak aanhangig te maken,

middelen naar voor te brengen, onderzoeksmaatregelen te vorderen en, in voorkomend geval,

beroep aan te tekenen onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op de

sporter, voor de volgende personen of instanties :

a) de regering;

b) de bevoegde nationale of internationale sportfederatie;

c) het Wereldantidopingagentschap;

d) het Internationaal Olympisch Comité;

e) het Internationaal Paralympisch Comité;

8° de disciplinaire procedure en maatregelen in de statutaire, reglementaire en contractuele

bepalingen van de sportvereniging de in § 4, tweede lid, vermelde en door de regering

vastgestelde controles toestaan;

9° de disciplinaire procedure en maatregelen in de statutaire, reglementaire en contractuele

bepalingen van de sportvereniging, in voorkomend geval, rekening houden met de bijzondere

kwetsbare positie van de sporter die gepaard kan gaan met zijn jeugdige leeftijd.

§ 3. De erkenning kan bovendien alleen verleend worden als de toepasselijke statutaire,

reglementaire en contractuele bepalingen van de sportvereniging voorzien in :

1° een tuchtrechtelijk optreden tegenover elitesporters bij dopingpraktijken;

2° disciplinaire maatregelen die in overeenstemming zijn met de bepalingen, vermeld in artikelen

34, 47 en 48 en de Code;

3° de terugbetaling door de in overtreding bevonden sporter van het geheel of een deel van de

kosten van de controles, vermeld in artikel 26, aan degene die de kosten heeft gedragen.

§ 4. De regering bepaalt de wijze waarop de aanvraag voor erkenning wordt ingediend en de wijze

waarop de erkenning wordt verleend en kan worden ingetrokken, alsmede de termijn van de

erkenning.

De regering bepaalt de wijze waarop controle wordt uitgeoefend op de krachtens dit artikel

erkende tuchtregelingen.

De erkenning kan alleen verleend worden aan sportverenigingen met rechtspersoonlijkheid.

De erkenning kan verleend worden aan meerdere sportverenigingen gezamenlijk.

§ 5. De regering kan aanvullende erkenningsvoorwaarden bepalen.

§ 6. De regering kan de sportverenigingen wiens tuchtregelingen voldoen aan de hierboven

gestelde voorwaarden en op die basis zijn erkend, subsidiëren. De regering kan de nadere

voorwaarden en procedure bepalen voor de aanvraag en toekenning van de subsidies.

Afdeling II. - Procedure.

Onderafdeling I. - Disciplinaire commissie.

Page 117: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

117

Art. 36. De disciplinaire commissie, vermeld in artikel 32, neemt kennis van :

1° de overtreding inzake dopingpraktijken door de sporter die geen elitesporter is als vermeld in

artikel 34, § 2, begaan binnen het Nederlandse taalgebied of, voor het tweetalige gebied Brussel-

Hoofdstad, binnen het kader van een sportvereniging die gevestigd is (in het Nederlandse

taalgebied of) in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die, wegens haar organisatie, moet

worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, als daarbij voldaan is

aan één van de volgende voorwaarden : <DVR 2008-11-21/43, art. 12, 002;

Inwerkingtreding : 01-01-2009>

a) de sporter heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied;

b) de sporter heeft zijn woonplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en is aangesloten

bij een sportvereniging die wegens haar organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te

behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;

c) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het Nederlandse taalgebied gevestigd is;

d) de sporter heeft zijn woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied maar is verbonden aan een

sportvereniging die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en die wegens haar

organisatie, moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.

2° de overtreding inzake dopingpraktijken door de sporter die geen elitesporter is als vermeld in

artikel 34, § 2, begaan buiten het Nederlandse taalgebied of, voor het tweetalige gebied Brussel-

Hoofdstad, buiten het kader van een sportvereniging die gevestigd is (in het Nederlandse

taalgebied of) in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die, wegens haar organisatie, moet

worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, als daarbij voldaan is

aan al de volgende voorwaarden : <DVR 2008-11-21/43, art. 12, 002;

Inwerkingtreding : 01-01-2009>

a) de sporter is aangesloten bij een sportvereniging die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied

of bij een sportvereniging die gevestigd is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die,

wegens haar organisatie, moet worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse

Gemeenschap;

b) de disciplinaire bestraffing van de sporter wordt ingevolge de wetgeving ter plaatse of

ingevolge de in concreto van toepassing zijnde reglementering van een plaatselijke, nationale of

internationale sportvereniging toevertrouwd aan de sportvereniging, vermeld in a) (of de

disciplinaire commissie, vermeld in artikel 32); <DVR 2008-11-21/43, art. 12, 002;

Inwerkingtreding : 01-01-2009>

c) de stukken die verband houden met de overtreding werden door een sportvereniging als

vermeld in a), of een andere bevoegde instantie, bezorgd aan de administratie;

3° de aangelegenheden als vermeld in artikel 28, § 4;

4° de aangelegenheden als vermeld in artikel 34, § 2;

5° de aangelegenheden als vermeld in artikel 47, § 5, derde lid.

Art. 37. De administratie stuurt, op de wijze die door de regering is bepaald, alle stukken die

verband houden met de overtredingen, vermeld in artikel 36, naar de voorzitter van de

disciplinaire commissie.

Page 118: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

118

Art. 38. § 1. Als de voorzitter van de disciplinaire commissie van oordeel is dat, op basis van

eenduidige stukken in het hem bezorgde dossier, er geen sprake is van een dopingpraktijk, kan hij

de zaak voorleggen in besloten vergadering aan de disciplinaire commissie met het oog op

seponering. De seponering kan alleen uitgesproken worden door de disciplinaire commissie met

eenparigheid van stemmen. Een afschrift van de beslissing tot seponering wordt per aangetekende

brief toegestuurd aan de sporter en, in voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of degenen

die verantwoordelijk zijn voor de minderjarige sporter.

Behalve bij seponering, als vermeld in het eerste lid, stelt de voorzitter de zaak vast op een zitting

van de disciplinaire commissie, binnen de termijnen die bepaald zijn door de regering.

§ 2. De sporter wordt ten minste veertien dagen voor de zitting per aangetekende brief

opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die door de voorzitter worden

bepaald.

Als de sporter minderjarig, maar ten minste vijftien jaar oud is, wordt hij samen met zijn ouders,

voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, ten minste veertien dagen

voor de zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het

uur die door de voorzitter worden bepaald.

Als de minderjarige sporter geen vijftien jaar oud is, worden enkel de ouders, voogden of

degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, ten minste veertien dagen vóór de

zitting per aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op de plaats, de dag en het uur die

door de voorzitter worden bepaald.

De minderjarige sporter die geen vijftien jaar oud is, wordt in kennis gesteld van de zitting en

heeft het recht gehoord te worden op eigen verzoek.

§ 3. De oproepingsbrief vermeldt de overtredingen waarvoor de sporter zich moet

verantwoorden en de plaats waar de sporter, zijn advocaat of zijn arts en in voorkomend geval, zijn

ouders, voogden of degenen die verantwoordelijk zijn voor de minderjarige sporter, het dossier

kunnen inzien en er een afschrift van kunnen nemen.

Art. 39. § 1. De zittingen van de disciplinaire commissie zijn openbaar, tenzij de

openbaarheid een gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden. Op verzoek van de

sporter, en als de sporter minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of degenen die de

minderjarige onder hun bewaring hebben, kan de disciplinaire commissie beslissen de zitting

achter gesloten deuren te laten verlopen.

§ 2. De behandeling verloopt op tegenspraak. Als de sporter en, in voorkomend geval, zijn ouders,

voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, niet verschijnen op de dag

en het uur, bepaald in de oproepingsbrief, wordt de zaak bij verstek behandeld.

§ 3. De sporter, en in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige

onder hun bewaring hebben, hebben het recht :

1° zich te laten bijstaan door een advocaat of arts van hun keuze;

2° als de disciplinaire commissie het toestaat, zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat

van hun keuze;

3° zich te laten bijstaan door iemand die als vertaler kan optreden, als de sporter de Nederlandse

taal niet verstaat of niet spreekt.

§ 4. De behandeling verloopt als volgt :

1° de voorzitter zet de zaak uiteen;

Page 119: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

119

2° de sporter en als de sporter minderjarig is, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige

onder hun bewaring hebben overeenkomstig artikel 38, worden gehoord en hebben het recht

aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen, onder meer het horen van getuigen en

deskundigen;

3° de vertegenwoordiger van de regering, wordt op zijn verzoek gehoord en heeft het recht

aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen, onder meer het horen van getuigen en

deskundigen;

4° de disciplinaire commissie beveelt, als daartoe grond bestaat, een aanvullend onderzoek of het

horen van getuigen of deskundigen;

5° de sporter en, in voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige

onder hun bewaring hebben, dragen de middelen van verdediging voor;

6° de vertegenwoordiger van de regering heeft het recht om op de middelen van verdediging te

antwoorden;

7° de sporter en als de sporter minderjarig is, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige

onder hun bewaring hebben overeenkomstig artikel 38, hebben het recht hierop weder antwoord

te bieden en behouden het laatste woord;

8° de voorzitter verklaart de debatten gesloten.

Art. 40. § 1. De beraadslaging is geheim. De beslissing wordt genomen bij meerderheid van

stemmen van de leden van de disciplinaire commissie.

§ 2. De beslissing moet met redenen zijn omkleed. Ze wordt uitgesproken door de voorzitter,

hetzij onmiddellijk, hetzij binnen veertien dagen die volgen op de zitting waarop de debatten

gesloten zijn verklaard. Een afschrift van de beslissing wordt binnen zeven dagen per

aangetekende brief aan de sporter en, in voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of

degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, toegestuurd, alsook aan de

administratie.

§ 3. Als de beslissing bij verstek wordt genomen, wordt ze binnen zeven dagen per aangetekende

brief aan de sporter en, in voorkomend geval, aan de ouders, de voogden of degenen die de

minderjarige onder hun bewaring hebben, meegedeeld.

Art. 41. § 1. Tegen een beslissing die bij verstek is genomen, kunnen de sporter of, in

voorkomend geval, zijn ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring

hebben, verzet aantekenen per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de disciplinaire

commissie.

Om ontvankelijk te zijn, moet het verzet worden aangetekend binnen veertien dagen na de dag

van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 40, § 3.

§ 2. De voorzitter stelt de zaak opnieuw vast op de eerstkomende zitting van de disciplinaire

commissie, die gehouden moet worden binnen een maand nadat het verzet hem is meegedeeld.

§ 3. Het verzet wordt als ongedaan beschouwd als de sporter en, in voorkomend geval, zijn

ouders, voogden of degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben, die verzet hebben

aangetekend, niet verschijnen in persoon of via hun advocaat.

In dat geval kan tegen de beslissing, op het verzet gewezen, alleen hoger beroep worden

aangetekend.

Page 120: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

120

Onderafdeling II. - Disciplinaire raad.

Art. 42. De disciplinaire raad, vermeld in artikel 33, neemt kennis van het hoger beroep dat

door de sporter of, in voorkomend geval, door zijn ouders, voogden of degenen die de

minderjarige onder hun bewaring hebben, of door de regering, de bevoegde nationale of

internationale sportfederatie, het Wereldantidopingagentschap, het Internationaal Olympisch

Comité en het Internationaal Paralympisch Comité, kan worden ingesteld tegen de beslissingen die

krachtens artikelen 40 en 41 door de disciplinaire commissie zijn genomen.

Art. 43. Het hoger beroep wordt ingesteld met een aangetekende brief aan de voorzitter van

de disciplinaire raad.

Om ontvankelijk te zijn moet het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen na de dag

van de uitspraak van de beslissing van de disciplinaire commissie of, als de beslissing bij verstek is

genomen, binnen veertien dagen na de dag van de verzending van de aangetekende brief, vermeld

in artikel 40, § 3.

In geval het beroep werd ingesteld door de sporter, heeft de regering het recht om in de

procedure tussen te komen en alle middelen voor te dragen die zij nuttig acht met het oog op de

behandeling van het beroep.

In geval het beroep werd ingesteld door de regering, heeft de sporter wiens zaak het betreft, het

recht om in de procedure tussen te komen en alle middelen voor te dragen die hij nuttig acht met

het oog op de behandeling van het beroep.

Art. 44. § 1. De voorzitter stelt de zaak vast op een zitting van de disciplinaire raad die

gehouden moet worden binnen een termijn van dertig dagen na de dag dat het hoger beroep hem

is meegedeeld.

§ 2. De bepalingen van artikelen 38, § 2 en § 3, 39, 40 en 41, § 1, § 2 en § 3, eerste lid, zijn van

overeenkomstige toepassing op de procedure in hoger beroep.

Onderafdeling III. - Bijzondere bepalingen.

Art. 45. Voor wat betreft de aangelegenheden vermeld in artikel 36, 1°, 2° en 5°, wordt de

tenuitvoerlegging van de beslissingen van de disciplinaire organen vermeld in artikelen 32 en 33

opgeschort gedurende :

1° de termijnen om verzet aan te tekenen, vermeld in artikel 41, § 1, of de termijnen om hoger

beroep in te stellen, vermeld in artikel 43;

2° de procedure van verzet en hoger beroep.

Voor wat betreft de aangelegenheden vermeld in artikel 36, 3° en 4°, wordt de in het vorige lid

vermelde tenuitvoerlegging slechts opgeschort indien de daarin vermelde disciplinaire organen dit

bevelen.

Onderafdeling IV. - Verjaring.

Page 121: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

121

Art. 46. Er kan alleen een disciplinaire procedure worden ingesteld tegen een sporter

wegens dopingpraktijken, als die wordt ingesteld binnen acht jaar na het moment dat de

overtreding is gepleegd.

Afdeling III. - Disciplinaire sancties.

Art. 47. § 1. In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 36, 1° en 2°, zal de disciplinaire

commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep :

1° de uitsluiting van de sporter uitspreken overeenkomstig de bepalingen van artikel 48, die

inhoudt dat aan de sporter een verbod wordt opgelegd om aan enige (sportmanifestatie) deel te

nemen als sporter alsook in eender welke andere hoedanigheid; <DVR 2008-11-

21/43, art. 5, §2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 48, een waarschuwing of berisping uitspreken.

In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 36, 1° en 2°, kan de disciplinaire commissie of de

disciplinaire raad in hoger beroep bijkomend beslissen :

1° aan de meerderjarige sporter een administratieve geldboete op te leggen;

2° welk gedeelte van de kosten voor de controles, vermeld in artikel 26, en welk deel van de

kosten, verbonden aan de procedure, vermeld in artikelen 38 en 44, ten laste van de sporter

worden gelegd.

Het bedrag van de eventuele opgelegde administratieve geldboete wordt door de disciplinaire

commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep soeverein bepaald, rekening houdend met de

ernst van de feiten. Het kan evenwel niet meer bedragen dan 25.000 euro.

De disciplinaire raad legt, eventueel bijkomend, aan de meerderjarige sporter een administratieve

geldboete op van 100 tot 1.000 euro als hij oordeelt dat het bij hem ingestelde hoger beroep

tergend en roekeloos is.

Als de sporter wordt vrijgesproken door de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad

ingevolge het negatieve resultaat van de tweede analyse, leggen de disciplinaire commissie en de

disciplinaire raad de analysekosten van de tweede analyse ten laste van de instantie die de

dopingcontrole heeft bevolen.

§ 2. Geen enkele van de sancties, vermeld in § 1, sluit de sportbeoefening voor louter recreatieve

doeleinden van de sporter uit.

§ 3. De voorzitter van de disciplinaire commissie, of van de disciplinaire raad in hoger beroep,

noteert de aanvangsdatum en de einddatum van de uitsluiting in de disciplinaire uitspraak.

§ 4. De regering deelt de aan de sporter opgelegde sanctie van uitsluiting, na het definitief

worden ervan, mee aan de internationale sportvereniging waartoe de sporter behoort. Die

mededeling beoogt de internationale overname van de in voorkomend geval uitgesproken

disciplinaire uitsluiting door de internationale sportvereniging.

§ 5. Ambtenaren die daartoe opdracht hebben van de regering, zien toe op de tenuitvoerlegging

van de disciplinaire maatregelen, opgelegd door de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad

of door de disciplinaire organen van de sportvereniging waarvan de interne tuchtregeling door de

regering werd erkend en die de bevoegdheid hebben disciplinaire maatregelen uit te spreken, op

de wijze die door de regering is bepaald.

De disciplinaire uitsluitingen van sporters worden voor de duur van de uitsluiting bekendgemaakt

Page 122: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

122

via de door de regering opgerichte en beveiligde communicatiekanalen, met het oog op het doen

naleven van deze uitsluiting en het houden van toezicht daarop. Die bekendmaking omvat de

voornaam, achternaam en geboortedatum van de sporter, het begin en het einde van de periode

van uitsluiting en de sportdiscipline waarin de overtreding werd vastgesteld.

Als de ambtenaar, vermeld in het eerste lid, vaststelt dat de sporter het opgelegde verbod om

voor een bepaalde termijn aan een wedstrijd deel te nemen, niet naleeft, wordt dit ter kennis

gebracht van de voorzitter van de disciplinaire commissie. De disciplinaire commissie of de

disciplinaire raad in hoger beroep kan dan beslissen dat de termijnen van het eerder opgelegde

verbod worden verlengd tot maximaal het dubbele en kan, bijkomend, een administratieve

geldboete opleggen. Bovendien beslissen de disciplinaire commissie en de disciplinaire raad in

hoger beroep welk gedeelte van de kosten, verbonden aan de procedure voor de disciplinaire

commissie en de disciplinaire raad, ten laste van de sporter wordt gelegd.

Als het gaat om een elitesporter, stelt de bevoegde ambtenaar de voorzitter van het disciplinaire

orgaan dat de uitsluiting heeft opgelegd, op de hoogte.

Artikel 38 tot en met 45 zijn van overeenkomstige toepassing op de in het vorige lid bedoelde

procedures.

§ 6. De disciplinaire procedure houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijzondere

kwetsbare positie van de sporter die gepaard kan gaan met zijn jeugdige leeftijd.

Art. 48. Voor wat betreft de uitsluiting van de sporter, vermeld in artikel 47, § 1, 1°, wordt de

toepasselijke periode door de regering vastgesteld overeenkomstig de beginselen van de Code.

De regering bepaalt tevens, overeenkomstig de beginselen van de Code, de gevallen waarin een

waarschuwing of een berisping, vermeld in artikel 47, § 1, 2°, kan worden uitgesproken.

TITEL IV. - Handhaving.

HOOFDSTUK I. - Toezicht op controles.

Art. 49. § 1. Ambtenaren die daartoe de opdracht hebben gekregen van de regering kunnen

op elk moment toezicht uitoefenen op de uitvoering van de controles, vermeld in artikelen 17 en

26.

§ 2. De ambtenaren,vermeld in § 1, stellen hun bevindingen vast in een verslag, volgens de

voorwaarden bepaald door de regering, dat binnen de zeven dagen naar de regering wordt

gezonden. Dit verslag wordt toegevoegd aan het dossier, vermeld in artikel 38, § 3.

§ 3. Met het oog op de voortgangscontrole van de individuele dossiers en met het oog op het

aanmaken van statistische gegevens kunnen persoonsgegevens die aan de regering of haar

administratie worden verstrekt of die zij bekomen in het kader van de wetgeving en

reglementering inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, door de administratie worden

geregistreerd en bijgehouden in een databank.

De regering kan bepalen hoelang de gegevens, vermeld in het eerste lid, worden bijgehouden.

Hierbij houdt de regering rekening met de doelstelling van de databank. De regering voorziet in de

nodige veiligheidsmaatregelen bij het beheer van de databank.

Page 123: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

123

HOOFDSTUK II. - Sancties ten aanzien van sportverenigingen.

Art. 50. § 1. Als een sportvereniging een of meer bepalingen van dit decreet niet naleeft, en

nadat de sportvereniging is gehoord op de door de regering bepaalde wijze, kan de regering (,

behoudens indien het gaat om de niet-naleving van de bepalingen van artikel 23bis,) een of meer

van de volgende maatregelen opleggen : <DVR 2008-11-21/43, art. 13, 002;

Inwerkingtreding : 08-01-2009>

1° een aanmaning om zich aan de bepalingen van dit decreet te conformeren, naargelang het

geval, binnen een termijn van acht dagen tot zes maanden;

2° de betaling van een administratieve geldboete van 100 tot 10.000 euro;

3° de verplichte terugbetaling van alle kosten van dopingcontroles, preventieve

gezondheidscontroles en sportmedische keuringen die ten behoeve van de sportvereniging, haar

leden en de door haar georganiseerde sportmanifestaties door de regering werden gemaakt

tijdens de afgelopen twee kalenderjaren;

4° het verbod voor de sportvereniging om gedurende een termijn van minstens veertien dagen en

hoogstens twaalf maanden sportmanifestaties te organiseren, de deelname eraan mogelijk te

maken, of hiervoor als leidende instantie op te treden, binnen het geheel of een gedeelte van de

Vlaamse Gemeenschap.

§ 2. Alle overheden zijn verplicht aan de sportvereniging, vermeld in § 1, 4°, elke vergunning tot

het houden van sportmanifestaties te weigeren of in te trekken.

HOOFDSTUK III. - Strafbepalingen.

Art. 51. De volgende personen worden gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf

jaar en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen :

1° diegene die zich schuldig maakt aan het niet-naleven of doen naleven van de voorwaarden

inzake leeftijdsgrenzen en opleiding, vermeld in artikel 15;

2° diegene die zich schuldig maakt aan het niet-naleven of doen naleven van de voorwaarden

inzake sportmedische keuring, vermeld in artikel 16;

3° diegene die zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk, als vermeld in artikel 3, 1°, 2°, 3°, 4°,

5°, 6°;

4° diegene die zich schuldig maakt aan een dopingpraktijk, als vermeld in artikel 3, 7° en 8°;

5° diegene die zich schuldig maakt aan het niet-naleven of doen naleven van de voorwaarden

inzake preventieve gezondheidscontrole, vermeld in artikel 17;

6° diegene die zich schuldig maakt aan het niet-naleven of doen naleven van de voorwaarden

inzake risicovechtsporten, vermeld in artikel 18, of die risicovechtsporten organiseert die verboden

werden overeenkomstig artikel 18;

7° diegene die zich schuldig maakt aan het niet-naleven of doen naleven van het aan de sporter

opgelegde verbod om voor een bepaalde termijn aan enige wedstrijd deel te nemen.

Art. 52. Als de strafbaar gestelde feiten, vermeld in artikel 51, 3°, gepleegd worden door

sporters ter gelegenheid van hun voorbereiding op of hun deelname aan een sportmanifestatie,

Page 124: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

124

geven ze alleen aanleiding tot disciplinaire maatregelen.

Iedere andere persoon die deelneemt aan die strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft alsof de

bepaling in het vorige lid niet bestond.

TITEL V. - Budgettaire bepalingen.

Art. 53. § 1. De regering kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt, maatregelen nemen die

ertoe strekken om :

a) fondsen te voorzien om een testprogramma voor alle sporten te ondersteunen of

sportverenigingen en antidopingorganisaties bij te staan om dopingcontroles te financieren, hetzij

door directe subsidies of beurzen, of door de erkenning van de kosten van dergelijke controles bij

het vaststellen van de algemene subsidies of beurzen die toegekend zullen worden aan die

organisaties;

b) fondsen te voorzien ter financiering of ondersteuning van het WADA en aan het "Fonds voor de

Uitbanning van het Dopinggebruik in de Sport" zoals bedoeld in artikel 17 van de Internationale

Conventie tegen het dopinggebruik in de Sport, opgemaakt te Parijs op 19 oktober 2005 in het

kader van de UNESCO;

c) fondsen te voorzien ter ondersteuning of financiering van het wetenschappelijk onderzoek in

verband met de medische verantwoorde sportbeoefening en het dopinggebruik;

d) stappen te ondernemen om sportgerelateerde financiële steun aan individuele sporters of

begeleiders van sporters die geschorst zijn als gevolg van een overtreding van een antidopingregel,

te onthouden tijdens de duur van hun schorsing;

e) bepaalde of alle financiële of andere sportgerelateerde steun te onthouden aan iedere

sportvereniging of antidopingorganisatie die niet in overeenstemming is met de Code of de van

toepassing zijnde antidopingregels die goedgekeurd zijn conform de Code.

§ 2. Er wordt een begrotingsfonds ter bevordering van de medisch verantwoorde sportbeoefening

opgericht.

Het fonds bedoeld in het eerste lid wordt gespijsd met de opbrengsten van de administratieve

geldboetes en de terugbetaling van kosten als vermeld in de artikelen 47 en 50. Op het krediet van

het betreffende fonds kunnen enkel aangerekend worden uitgaven betreffende het beleid ter

bevordering van de medisch verantwoorde sportbeoefening zoals het dekken van kosten voor de

werking van de administratie, het organiseren van dopingcontroles, het voeren van informationele

en promotionele acties, het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek.

TITEL VI. - Slotbepalingen.

Art. 54. Het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening,

gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 19 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 55. De besluiten, genomen ter uitvoering van de wet, vermeld in artikel 54, blijven van

kracht totdat ze door de regering worden opgeheven.

Page 125: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/488/RUG01-001391488...gebeurtenis verhoogde de druk op de sportautoriteiten om dopingtesten in te voeren.

125

Art. 56. De regering bepaalt de maatregelen die nodig zijn om de overgang van het decreet,

vermeld in artikel 54, naar dit decreet op een coherente manier te laten verlopen. De regering zal

daarbij zorg dragen voor de niet-retroactieve toepassing van de tuchtsancties die gelden onder dit

decreet.

Art. 57. De regering stelt de data vast waarop de onderscheiden bepalingen van dit decreet in

werking treden.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 juli 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering,

K. PEETERS

De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel,

B. ANCIAUX.