Deschepping - dbnl

315
De schepping J.J.L. ten Kate bron J.J.L. ten Kate, De schepping. Kemink en Zoon, Utrecht 1866 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kate001sche01_01/colofon.htm © 2008 dbnl

Transcript of Deschepping - dbnl

Page 1: Deschepping - dbnl

De schepping

JJL ten Kate

bronJJL ten Kate De schepping Kemink en Zoon Utrecht 1866

Zie voor verantwoording httpwwwdbnlorgtekstkate001sche01_01colofonhtm

copy 2008 dbnl

to III

JJL ten Kate De schepping

V

Aan Hare MajesteitMevrouwe Sophia Frederika MathildaKoningin der NederlandenGeboren Princes van Wurtemberg

JJL ten Kate De schepping

VII

Schonk Hollands Koningin het Hollandsch Lied gehoorMeecircvolgende op den stroom der Dichterlijke klankenRuischt nograveg haar vriendlijk woord het hart des Zangers door

Zij gunn hem op zijn beurt - met meerder recht - te danken

JJL ten Kate De schepping

VIII

Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht

Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven

AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866

JJL ten Kate De schepping

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 2: Deschepping - dbnl

to III

JJL ten Kate De schepping

V

Aan Hare MajesteitMevrouwe Sophia Frederika MathildaKoningin der NederlandenGeboren Princes van Wurtemberg

JJL ten Kate De schepping

VII

Schonk Hollands Koningin het Hollandsch Lied gehoorMeecircvolgende op den stroom der Dichterlijke klankenRuischt nograveg haar vriendlijk woord het hart des Zangers door

Zij gunn hem op zijn beurt - met meerder recht - te danken

JJL ten Kate De schepping

VIII

Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht

Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven

AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866

JJL ten Kate De schepping

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 3: Deschepping - dbnl

V

Aan Hare MajesteitMevrouwe Sophia Frederika MathildaKoningin der NederlandenGeboren Princes van Wurtemberg

JJL ten Kate De schepping

VII

Schonk Hollands Koningin het Hollandsch Lied gehoorMeecircvolgende op den stroom der Dichterlijke klankenRuischt nograveg haar vriendlijk woord het hart des Zangers door

Zij gunn hem op zijn beurt - met meerder recht - te danken

JJL ten Kate De schepping

VIII

Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht

Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven

AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866

JJL ten Kate De schepping

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 4: Deschepping - dbnl

VII

Schonk Hollands Koningin het Hollandsch Lied gehoorMeecircvolgende op den stroom der Dichterlijke klankenRuischt nograveg haar vriendlijk woord het hart des Zangers door

Zij gunn hem op zijn beurt - met meerder recht - te danken

JJL ten Kate De schepping

VIII

Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht

Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven

AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866

JJL ten Kate De schepping

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 5: Deschepping - dbnl

VIII

Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht

Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven

AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866

JJL ten Kate De schepping

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 6: Deschepping - dbnl

1

Eerste tafereel

In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5

JJL ten Kate De schepping

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 7: Deschepping - dbnl

3

Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen

JJL ten Kate De schepping

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 8: Deschepping - dbnl

4

Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren

Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang

JJL ten Kate De schepping

5

Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart

JJL ten Kate De schepping

6

De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit

Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch

- t Is MozesWelk een naam

Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon

JJL ten Kate De schepping

7

Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet

JJL ten Kate De schepping

8

De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt

Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning

JJL ten Kate De schepping

9

Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal

Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods

JJL ten Kate De schepping

10

Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid

JJL ten Kate De schepping

11

In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth

En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d

JJL ten Kate De schepping

12

Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou

JJL ten Kate De schepping

13

De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee

En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken

JJL ten Kate De schepping

14

lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren

Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt

Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt

Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier

JJL ten Kate De schepping

15

Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier

Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen

Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn

Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom

Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom

O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek

Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek

Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet

Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet

In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt

JJL ten Kate De schepping

16

Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt

In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht

Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht

Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch

In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog

Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld

Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult

Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring

Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling

Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy

JJL ten Kate De schepping

17

Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij

Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk

Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk

Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt

Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd

Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal

Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal

Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal

Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal

JJL ten Kate De schepping

18

Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer

Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer

Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft

Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft

Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan

Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan

Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd

Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid

JJL ten Kate De schepping

19

Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo

En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt

JJL ten Kate De schepping

20

Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt

Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard

En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart

Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet

Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet

Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af

Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf

Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied

Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t

Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt

JJL ten Kate De schepping

21

Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt

O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal

Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal

Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit

JJL ten Kate De schepping

22

En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht

Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder

JJL ten Kate De schepping

23

Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -

1

Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij

Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij

Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang

Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang

De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn

Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien

JJL ten Kate De schepping

24

Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal

De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal

2

Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied

Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet

Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat

Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad

Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs

Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds

JJL ten Kate De schepping

25

Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept

Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt

3

Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt

Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet

Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein

t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein

Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid

Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid

JJL ten Kate De schepping

26

4

Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem

En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem

Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk

M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo

JJL ten Kate De schepping

27

Tweede tafereel

En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8

JJL ten Kate De schepping

29

De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is

JJL ten Kate De schepping

30

Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht

De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken

JJL ten Kate De schepping

31

Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn

Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk

Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk

Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond

t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond

Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht

Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht

JJL ten Kate De schepping

32

Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan

Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan

Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet

Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet

Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand

Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland

Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt

In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint

O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht

JJL ten Kate De schepping

33

Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht

Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood

Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot

Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur

Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur

Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal

t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal

Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee

Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc

Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy

JJL ten Kate De schepping

34

En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo

Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe

lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo

Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon

Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon

Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr

Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo

Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag

Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag

Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis

JJL ten Kate De schepping

35

Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis

Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal

Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal

Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond

Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren

JJL ten Kate De schepping

36

Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan

Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen

Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen

Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte

Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden

t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd

Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart

JJL ten Kate De schepping

37

Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn

En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen

Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen

Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen

Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan

En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout

Aan de barenZich vertrouwt

JJL ten Kate De schepping

38

Gantsche vlotenNederstooten

Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots

Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods

Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak

JJL ten Kate De schepping

39

Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept

JJL ten Kate De schepping

40

En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo

Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt

En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs

Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs

JJL ten Kate De schepping

41

Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal

De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen

Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard

Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later

Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo

Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr

JJL ten Kate De schepping

42

Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer

Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit

Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid

In vedertjens daalt gijTot starren vereend

Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent

Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend

Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later

Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc

Dan koestert gij t koren

JJL ten Kate De schepping

43

Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad

In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat

Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem

Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem

Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom

Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen

Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen

JJL ten Kate De schepping

44

t Verjongende BadDaar biggelt een spat

Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen

Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -

Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen

Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven

Ontwoekerd aan de aard

Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst

Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst

JJL ten Kate De schepping

45

Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed

Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed

Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor

Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid

Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn

Aan barstende knoppenAan t geelende graan

Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur

Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur

JJL ten Kate De schepping

46

Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk

En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door

JJL ten Kate De schepping

47

Tweede scheppings-lied

1

Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon

Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld

2

Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal

JJL ten Kate De schepping

48

Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf

3

Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht

Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft

4

Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc

JJL ten Kate De schepping

49

Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor

5

Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht

Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt

6

Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk

JJL ten Kate De schepping

50

t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid

7

Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -

Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt

8

Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -

JJL ten Kate De schepping

51

En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift

9

Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom

Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen

Waarbij de Engel van eerbied verstomt

JJL ten Kate De schepping

53

Derde tafereel

En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13

JJL ten Kate De schepping

55

De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt

JJL ten Kate De schepping

56

Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo

En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo

De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen

JJL ten Kate De schepping

57

Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -

JJL ten Kate De schepping

58

Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden

En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid

JJL ten Kate De schepping

59

De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt

Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit

JJL ten Kate De schepping

60

t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken

Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten

JJL ten Kate De schepping

61

Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar

JJL ten Kate De schepping

62

Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over

Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras

Bedekt met de halmenVan weelderig gras

JJL ten Kate De schepping

63

Pas raakt er een windtjenMaar even hun top

Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op

Gewassen tot wapensVan allerlei vorm

Tot knotsen en speerenGereed tot den storm

Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan

t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -

Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien

Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn

Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt

De grasplant de rietstruikGezellig vermengd

JJL ten Kate De schepping

64

Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur

Het recht van den sterkeDe wet der Natuur

De planten verdringenElkander in t rond

De korstige mosschenVeroovren den grond

Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt

De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt

Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard

Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard

Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -

En blazen een gifdampDie doodelijk bijt

JJL ten Kate De schepping

65

Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken

JJL ten Kate De schepping

66

En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend

Als aaklige doodsbeender-knoken

Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds

Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs

Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt

Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt

Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn

JJL ten Kate De schepping

67

Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen

Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop

Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op

Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht

Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht

Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf

Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf

Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos

Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch

Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan

JJL ten Kate De schepping

68

Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan

Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas

Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas

Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop

Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop

Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk

Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk

Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld

Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held

Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam

JJL ten Kate De schepping

69

Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam

t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan

t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan

Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn

Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn

Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht

Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht

O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd

Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft

lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien

JJL ten Kate De schepping

70

In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien

Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier

Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo

Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid

Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid

t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt

Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt

Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet

Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied

JJL ten Kate De schepping

71

Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel

Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel

Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit

Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo

Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk

Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk

Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen

JJL ten Kate De schepping

72

Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk

Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch

Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof

In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist

Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist

JJL ten Kate De schepping

73

Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart

Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard

Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf

Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor

Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door

Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn

Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn

JJL ten Kate De schepping

74

De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht

JJL ten Kate De schepping

75

Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal

Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal

Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard

Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart

Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt

Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt

Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept

Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept

Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk

Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk

JJL ten Kate De schepping

76

Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor

t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door

En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep

Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep

Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard

En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart

Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag

Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag

En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit

JJL ten Kate De schepping

77

t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit

t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord

Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord

Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld

Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld

JJL ten Kate De schepping

78

Derde scheppings-lied

1

Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis

Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim

2

Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op

Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit

JJL ten Kate De schepping

79

3

Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog

Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan

4

Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht

Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

80

5

Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband

Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn

6

Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug

Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet

JJL ten Kate De schepping

81

7

Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw

Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard

8

Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur

Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor

JJL ten Kate De schepping

82

9

Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht

Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen

10

Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door

Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon

JJL ten Kate De schepping

83

11

Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid

En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer

JJL ten Kate De schepping

85

Vierde tafereel

En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19

JJL ten Kate De schepping

87

Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn

JJL ten Kate De schepping

88

Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo

God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog

JJL ten Kate De schepping

89

Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt

Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer

Uw heldenloop toejuichende in den hoogen

En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

JJL ten Kate De schepping

90

En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed

Verzadigend tot in de kleinste poren

Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet

Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan

Of door de reeten uwer vlammentente

Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan

Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot

Bespiedt gij hier in talloze tooneelen

JJL ten Kate De schepping

91

Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod

Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos

Begraven onder distelstruik en doren

Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods

Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog

Als met een bloemfestoen de waterwolken

Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog

JJL ten Kate De schepping

92

De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten

In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf

In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie

En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen

En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie

Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord

Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte

JJL ten Kate De schepping

93

Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort

Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad

En Armoecirc door de giftige angelsteken

Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat

Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld

Het lijkgebeent van millioenentallen

Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt

JJL ten Kate De schepping

94

Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid

En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden

In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid

Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde

JJL ten Kate De schepping

95

Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren

JJL ten Kate De schepping

96

Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard

Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak

Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei

JJL ten Kate De schepping

97

Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn

Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon

Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit

Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout

JJL ten Kate De schepping

98

Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf

Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw

En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even

JJL ten Kate De schepping

99

Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren

JJL ten Kate De schepping

100

Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij

En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert

Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen

JJL ten Kate De schepping

101

Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem

Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand

JJL ten Kate De schepping

102

Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond

JJL ten Kate De schepping

103

God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid

JJL ten Kate De schepping

104

Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur

lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo

JJL ten Kate De schepping

105

De beurtzang der planeeten

1

CHOOR

Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader

Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader

2

MERKURIUS

Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -

JJL ten Kate De schepping

106

Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam

3

VENUS

Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk

JJL ten Kate De schepping

107

De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk

4

DE AARDE

Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard

JJL ten Kate De schepping

108

5

MARS

Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood

6

JUPITER

Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke

JJL ten Kate De schepping

109

Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan

7

SATURNUS

Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende

JJL ten Kate De schepping

110

Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij

8

URANUS

Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht

JJL ten Kate De schepping

111

Werden ze nimmerTot afval verzocht

9

NEPTUNUS

Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat

JJL ten Kate De schepping

112

10

CHOOR

U de viktorie HeerU al te samen

t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen

JJL ten Kate De schepping

113

Vijfde tafereel

EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23

JJL ten Kate De schepping

115

Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein

JJL ten Kate De schepping

116

Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet

Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid

Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans

JJL ten Kate De schepping

117

Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo

God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud

Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend

JJL ten Kate De schepping

118

En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn

JJL ten Kate De schepping

119

Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten

Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn

Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil

Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil

Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp

Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp

Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan

Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan

En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht

JJL ten Kate De schepping

120

Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij

Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij

Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn

t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn

Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert

t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert

Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid

Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit

En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd

Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt

JJL ten Kate De schepping

121

Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart

Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard

Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit

Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit

Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten

JJL ten Kate De schepping

122

Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren

JJL ten Kate De schepping

123

Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden

Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan

Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan

Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk

Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk

Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht

JJL ten Kate De schepping

124

Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht

Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord

Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort

Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik

Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik

Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt

Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt

Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw

Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw

Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur

JJL ten Kate De schepping

125

Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur

Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -

Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij

Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart

Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart

Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan

Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan

En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis

Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is

Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch

JJL ten Kate De schepping

126

Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods

En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht

Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart

Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart

Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht

Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht

JJL ten Kate De schepping

127

Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet

Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed

Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast

Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last

Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd

En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt

Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten

JJL ten Kate De schepping

128

De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden

JJL ten Kate De schepping

129

Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk

Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis

En beendren als uit ijzererts gegoten

De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis

Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen

Had later naast Afrykes elefanten

Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen

JJL ten Kate De schepping

130

En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog

Ontroert de lucht alsof er stormen gieren

En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog

Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt

Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen

Niet lang nochtans geen reuzen worden oud

Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan

Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan

JJL ten Kate De schepping

131

In holen en klovenIn grebbel en weicirc

Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei

Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd

Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt

Zij reppen en kleppenDe wassende wiek

Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek

Zij stemmen het orgelDer zangrige keel

Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel

Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud

En fladdren in t loverOf snufflen door t hout

JJL ten Kate De schepping

132

Zij roepen zij parenZij sluiten den echt

En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht

Als nu nog in t immerVerjongende groen

Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen

Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon

Een koelbad in t waterDer spattende bron

En duiken de kopjensMet dartlend geplons

En schudden de paerlenVan t bigglende dons

Hervinden daarbovenHun lommrige tent

Of voelen zich burgersIn t vloeibre element

JJL ten Kate De schepping

133

Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit

De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid

En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust

Toch meester geborenVolkomen gerust

Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet

Een baan gegevenEen taak gezet

Der Gieren koningDie slacht en wurgt

Verkiest tot woningEen steenrotsburcht

Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen

JJL ten Kate De schepping

134

En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen

Fier steigert de ArendNaar s hemels boog

De zonne starendIn t vlammend oog

Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil

In bergspelonkenTot d avond schuil

De Woudspecht KlavertDen boomstam op

In t eenzaam davertZijn hamerklop

Maar de Eiber wapprendTer karavaan

Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan

Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank

JJL ten Kate De schepping

135

Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank

Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad

Met starrenvonkenEn goud bespat

Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar

Uit alle kozenDie twee elkaacircr

Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor

De Haan al kraaiendZijn harem door

En waar nu t drooget Moeras verving

Waar eens de hoogeDinornis ging

Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg

JJL ten Kate De schepping

136

En schudt en schommeltZijn bloemenwieg

En houdt bij drupplenZijn honigmaal

En schijnt in t hupplenEen vonk een straal

Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt

Die nu verhevenTot hooger leven

Een stem mag gevenEn - vleugelklapt

Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt

JJL ten Kate De schepping

137

Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel

JJL ten Kate De schepping

138

Vijfde scheppings-lied- De vogelen -

1

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen

Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen

JJL ten Kate De schepping

139

Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel

Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel

2

LEEUWERIK

O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen

s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen

JJL ten Kate De schepping

140

Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven

Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven

3

RAVE

Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden

Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden

JJL ten Kate De schepping

141

Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde

Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde

4

MUSCH

Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen

Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen

JJL ten Kate De schepping

142

En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten

Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten

5

NACHTEGAAL

Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert

Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert

JJL ten Kate De schepping

143

O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen

En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen

6

CHOOR

Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer

JJL ten Kate De schepping

145

Zesde tafereel

En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en

JJL ten Kate De schepping

146

vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31

JJL ten Kate De schepping

147

Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen

JJL ten Kate De schepping

148

Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen

De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden

JJL ten Kate De schepping

149

En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel

t Is vervlogenGelijk een droom

Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij

JJL ten Kate De schepping

150

Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t

Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw

NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo

En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren

Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop

JJL ten Kate De schepping

151

Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet

Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp

Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit

Steekt hoog als een berg boven de elefant uit

JJL ten Kate De schepping

152

Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok

Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten

Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af

Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf

JJL ten Kate De schepping

153

Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort

Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort

Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift

Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift

Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan

Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan

Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid

Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid

Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel

Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel

JJL ten Kate De schepping

154

Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent

Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt

Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot

Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot

Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht

Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht

Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard

Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart

Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband

Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand

JJL ten Kate De schepping

155

Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -

Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten

Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven

Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven

Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn

Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden

De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden

Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid

JJL ten Kate De schepping

156

Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien

Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien

Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal

Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde

Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -

Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert

Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven

t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven

Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans

JJL ten Kate De schepping

157

Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend

Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend

En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed

Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen

Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen

Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst

Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n

Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen

Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast

JJL ten Kate De schepping

158

Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen

Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen

Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt

Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen

En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen

Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied

Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt

JJL ten Kate De schepping

159

De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid

Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen

Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout

JJL ten Kate De schepping

160

Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt

Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei

De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei

Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank

t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank

In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc

JJL ten Kate De schepping

161

De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na

De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt

Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt

Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait

De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait

Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag

Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag

Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar

Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr

Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt

JJL ten Kate De schepping

162

Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud

En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif

En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif

Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood

Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot

Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo

JJL ten Kate De schepping

163

Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald

JJL ten Kate De schepping

164

Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord

Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen

JJL ten Kate De schepping

165

Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten

Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been

Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem

Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem

Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht

Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht

Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt

Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt

Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man

Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan

JJL ten Kate De schepping

166

Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw

Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw

t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen

Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten

Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon

In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon

In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed

In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed

Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht

JJL ten Kate De schepping

167

Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht

Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid

In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid

Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis

En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch

Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr

Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter

Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt

JJL ten Kate De schepping

168

Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk

JJL ten Kate De schepping

169

Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen

s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer

En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer

Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur

Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur

t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar

t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar

JJL ten Kate De schepping

170

De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed

En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet

Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft

Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft

Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont

Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond

De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo

JJL ten Kate De schepping

171

En nu daar dwaereltIn bonte rij

De DierenwaereldDen Mensch voorbij

En allen groetenHun Opperheer

Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr

t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik

Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -

De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart

En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -

De L i s t die kronklendIn bochten wringt

En d angel vonklendVan gif bedwingt -

JJL ten Kate De schepping

172

Maar ook de zachteDienstvaardigheid

Den LangverwachteTer hulp bereid

Bereid te gevenHeur kracht heur moed

Heur zweet heur levenHeur hartebloed

De velden zingenHet boschjen fluit

De vogels springenHun nestjen uit

En kwinkeleerenMet blijde stem

Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo

Het golfjen darteltEn uit de kolk

Der meiren sparteltHet schubbig volk

JJL ten Kate De schepping

173

En uit zijn zalenRolt de Oceaan

Zijn bloedkoralenEn paerels aan

En stemmen suizenUit woud en gaard

Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard

lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt

Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo

Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -

Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij

JJL ten Kate De schepping

174

Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan

De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan

Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West

Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest

Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard

Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt

In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik

Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik

In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet

Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt

JJL ten Kate De schepping

175

Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen

Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen

Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan

Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan

Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element

Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt

Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot

Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood

Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet

Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet

JJL ten Kate De schepping

176

Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd

Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert

De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom

Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom

De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk

In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk

Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom

Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom

Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn

De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien

JJL ten Kate De schepping

177

De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar

Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar

De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof

In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof

En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo

Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld

JJL ten Kate De schepping

178

En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor

JJL ten Kate De schepping

179

Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -

I

Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog

Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog

Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij

Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij

JJL ten Kate De schepping

180

Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop

Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op

Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg

Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg

Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur

U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur

Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon

Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron

JJL ten Kate De schepping

181

II

MANNEN-CHOOR

God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht

Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht

Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht

Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht

JJL ten Kate De schepping

182

Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred

Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet

Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam

Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven

Vol der glorieVan Uw naam

JJL ten Kate De schepping

183

III

VROUWEN-CHOOR

AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn

Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn

Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw

Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw

JJL ten Kate De schepping

184

Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar

Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar

U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God

D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken

Zij t begeerlijkVrouwenlot

JJL ten Kate De schepping

185

IV

ENGELENGROET

Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht

Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht

Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep

Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep

Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen

U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen

JJL ten Kate De schepping

186

En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid

Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid

De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk

De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk

Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt

In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt

Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht

Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht

JJL ten Kate De schepping

187

Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet

Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet

B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel

De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel

En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort

Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort

Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al

Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal

JJL ten Kate De schepping

189

Zevende tafereel

Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3

JJL ten Kate De schepping

191

Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog

JJL ten Kate De schepping

192

En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest

Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo

En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem

lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo

JJL ten Kate De schepping

193

En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d

Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan

Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan

Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid

Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid

JJL ten Kate De schepping

194

Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord

En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort

De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen

Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen

Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan

Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan

O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom

k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom

Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot

JJL ten Kate De schepping

195

Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God

Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard

Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd

Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid

Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid

Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht

Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht

Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief

Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief

JJL ten Kate De schepping

196

Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn

Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn

Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil

Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil

Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel

De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel

Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart

Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart

Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans

JJL ten Kate De schepping

197

Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans

De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk

De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk

Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt

Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald

Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd

Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd

De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur

Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur

Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad

JJL ten Kate De schepping

198

Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat

Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd

Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert

Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen

Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen

Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept

Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept

Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst

Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist

Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed

JJL ten Kate De schepping

199

In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet

Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot

In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot

Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr

Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer

Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan

Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan

Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind

Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint

JJL ten Kate De schepping

200

Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn

En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn

Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht

Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht

Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort

En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord

Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw

JJL ten Kate De schepping

201

Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag

Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal

Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal

Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal

Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed

En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo

lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan

JJL ten Kate De schepping

202

Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan

s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop

En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt

Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft

En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring

Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring

JJL ten Kate De schepping

203

Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen

Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen

De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde

De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde

Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen

En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen

De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -

De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen

Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie

De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie

JJL ten Kate De schepping

204

Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten

Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten

Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel

Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel

En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten

Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen

Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade

Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade

Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren

En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren

JJL ten Kate De schepping

205

Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf

Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf

Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed

En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed

Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween

Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen

Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht

Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt

Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal

Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val

JJL ten Kate De schepping

206

En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet

Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet

Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht

Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht

Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht

Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht

Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut

Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt

En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt

JJL ten Kate De schepping

207

Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt

En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top

Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op

Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -

Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem

Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood

Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot

Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht

Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst

En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten

JJL ten Kate De schepping

208

Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen

Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon

Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn

Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt

En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt

U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent

Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent

Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd

De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert

JJL ten Kate De schepping

209

U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem

Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem

U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds

Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs

Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid

Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid

Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond

De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt

t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt

JJL ten Kate De schepping

210

In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld

In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond

In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont

t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal

Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal

En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand

Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand

Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt

Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt

JJL ten Kate De schepping

211

Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk

Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk

Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer

En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir

Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht

Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht

Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans

In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans

H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd

En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt

JJL ten Kate De schepping

212

Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring

Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling

Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud

Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek

Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst

Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed

Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat

Eischt de wet door U gegeven

JJL ten Kate De schepping

213

En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn

Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn

De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind

Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind

Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield

Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield

t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed

En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet

Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy

JJL ten Kate De schepping

214

Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij

Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind

Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt

Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer

Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr

Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen

De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -

Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt

Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart

Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf

JJL ten Kate De schepping

215

Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo

Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij

Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -

En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog

Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog

In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld

Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt

Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk

Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk

JJL ten Kate De schepping

216

En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan

Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan

Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan

Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute

Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht

Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo

En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor

Der versteenende Meduze

JJL ten Kate De schepping

217

Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur

Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet

Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend

Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt

Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots

Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods

Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid

lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt

JJL ten Kate De schepping

218

Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt

Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld

Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit

Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid

Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart

Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart

En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer

Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr

Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei

Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei

JJL ten Kate De schepping

219

Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder

Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon

JJL ten Kate De schepping

220

De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw

JJL ten Kate De schepping

221

In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid

JJL ten Kate De schepping

222

Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet

Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij

Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij

Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren

JJL ten Kate De schepping

223

Een plekje in t korenEen berg een dal

Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal

Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg

U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg

En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid

U drukken ze allenEen Hooger waarheid

JJL ten Kate De schepping

224

Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit

Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk

Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk

Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer

En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo

JJL ten Kate De schepping

225

En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar

Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar

Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom

Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom

Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht

De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht

U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc

Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe

JJL ten Kate De schepping

226

De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon

Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon

Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal

lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal

Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar

In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr

En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht

Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt

JJL ten Kate De schepping

227

Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan

Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan

Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord

In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort

Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal

In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al

Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed

Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed

JJL ten Kate De schepping

228

Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd

Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt

Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk

Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk

Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo

Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij

Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur

Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur

Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf

t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af

JJL ten Kate De schepping

229

t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop

Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop

Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in

t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin

Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op

lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop

Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad

Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat

Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart

En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart

JJL ten Kate De schepping

230

De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet

De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet

Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt

Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt

Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel

Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel

Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard

Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart

De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt

En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt

JJL ten Kate De schepping

231

Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht

Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht

Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk

Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk

Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij

Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij

Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt

Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet

Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt

JJL ten Kate De schepping

232

Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat

Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard

De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard

Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn

Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn

De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid

De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid

Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt

Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt

JJL ten Kate De schepping

233

Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -

1

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard

2

Zie Uw scharenZich vergaacircren

Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen

Waar hun ziel van blijdschap weent

JJL ten Kate De schepping

234

3

Gij AlmachteWiens gedachte

Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren

Tot Uw Godsgelijkenis

4

Eer nog t eersteLeven heerschte

In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre

Eeuwge hebt Gij ons gekend

JJL ten Kate De schepping

235

5

Gij verwekteRedde en dekte

Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij

Vader Uw genaderaad

6

Lange nachtenVol van klachten

Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden

Zegt ons waar gij h e d e n zijt

JJL ten Kate De schepping

236

7

Welk ontwakenUit de kaken

Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels

Slechts den blinddoek stroopte t af

8

Welk een zegenOpgestegen

God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten

Stralend met de koningskroon

JJL ten Kate De schepping

237

9

Nu ontbondenVan de zonden

Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen

Heilig heerlijk zoo als Gij

10

Laat ons zingenHemelingen

Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij

Al Uw Paradijzen door

JJL ten Kate De schepping

238

11

Laat ons denkenAan Uw wenken

Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen

Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart

12

Laat ons komenTot de stroomen

Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware

t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd

JJL ten Kate De schepping

239

13

Laat ons lezenIn Uw wezen

Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken

Van Uw Godlijk Deugdenbeeld

14

LiefderijkeU gelijke

t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t

JJL ten Kate De schepping

240

15

Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden

Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort

JJL ten Kate De schepping

241

Tabula votiva

JJL ten Kate De schepping

242

- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI

JJL ten Kate De schepping

243

HOC ERAT IN VOTIS

Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot

Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft

En - in de werken Zijner werken

JJL ten Kate De schepping

244

O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor

Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr

Wat Ge uit genade hebt gegeven

AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865

JJL ten Kate De schepping

245

Korte aanteekeningen en ophelderingen

JJL ten Kate De schepping

246

lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo

DRYDENA song for St Cicilias Day 1687

[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]

JJL ten Kate De schepping

247

Eerste tafereel

lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch

JJL ten Kate De schepping

248

scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes

ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid

JJL ten Kate De schepping

249

in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo

Bladzijde 4 regel 8

lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo

lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa

Bladzijde 5 regel 5

lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo

lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en

JJL ten Kate De schepping

250

wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert

Bladzijde 10 regel 11

lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo

Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom

JJL ten Kate De schepping

251

Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij

ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest

Bladzijde 11 regel 18

Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo

lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r

JJL ten Kate De schepping

252

voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons

1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet

JJL ten Kate De schepping

253

alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz

Bladzijde 14 regel 1

lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo

lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen

JJL ten Kate De schepping

254

atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie

bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens

JJL ten Kate De schepping

255

Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven

Bladzijde 14 regel 19

lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo

Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste

mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op

JJL ten Kate De schepping

256

de wateren broeddersquo dat is hen met leven bezwangerde eacuteeacuter het licht tot hunnediepte kon binnendringenDit lsquobroeden van den Geest op de waterenrsquo intusschen beperkte zich niet tot den

eersten scheppingsdag (de vroegste scheppingsperiode) maar werd op den tweedenen derden dag voortgezet zoodat terwijl het licht verscheen en het uitspanselgeformeerd werd zelfs terwijl op den derden dag op het drooge het Plantenrijkontstond die Godsgeest nieuwe vormen van waterleven voortbracht hoogereklassen van schelp- en schilddieren eerst straks na het ontstaan van het licht devisschenDe Geologie bevestigt deze feiten en het Mozaiumlesch vizioen stemt er mede in

Het werk Gods op den vijfden dag toch was inderdaad de schepping van een geheelandere soort van dieren (als wij later zullen zien) zoodat als wij de schepping vande ongewervelde onderzeesche dieren niet mochten enmoesten opgesloten rekenenin de formule dat lsquoGods Geest op de wateren zweefdersquo het Mozaiumlesch bericht overhen het stilzwijgen zou hebben bewaard - Dat doet het n ugrave inderdaad niet wantmet de Geologie leert het ons dat Gods Geest op den eersten dag de waterenbevruchtte terwijl het (even als de Geologie) n i e t zegt wanneer God o p h i e l dmet het scheppen van onderzeesche dierenEr is bovendien een geldige reden waarom Mozes de schepping der eerste

zeebewoners dugraves meer ingewikkeld niet plastiesch gelijk de schepping der anderewezens aankondigt Hij

JJL ten Kate De schepping

257

zag een vizioen - gelijk wij aannemen - en kon dus alleen datgene beschrijvenwaarvan hij oog- of oorgetuige was Over wat hij niet zag of hoorde moest hij welhet stilzwijgen bewaren Daarom vermeldt hij elk goddelijk lsquoF i a t rsquo dat hij hoordehet ontstaan van het licht en het uitspansel de verschijning van het drooge en hetplantenrijk maw al wat hij zag - alzoo voorbijgaande wat hij n i e t zag en nietzien kograven te weten het ontstaan der o n d e r z e e s c h e d i e r e n maar getuigendevan wat hij door een of ander zinlijk teeken in zijn droomgezicht waarnam hetlsquozweven van Gods Geest over de waterenrsquo gelijk een Ezechieumll in zijn beroemdvizioen Gods Geest waarnam blazende op de beenderen in de doodsvallei

Bladzijde 19 regel 1

lsquoZoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddersquo

Dat hier gedoeld wordt op het bekende gevoelen onder anderen van Chalmers enBuckland zal wel geen nadere aanwijzing behoeven

JJL ten Kate De schepping

258

Bladzijde 19 regel 9

Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Knef versluierd dorst vermoecircn

De Egyptische Mythologie is nog steeds in vele opzichten in dichte nevelen gehuldDe Oud-Egyptische leer (volgends Eusebius) stelt het volgende Knef dee e r s t g e b o r e n L i c h t g e e s t of het g e v l e u g e l d e Wo o r d wiens beeldeen cirkelvormig gewonden slang is (symbool van het Eeuwige) de lsquoongeteelde enonvergankelijke Godrsquo heeft de waereld eivormig uit zijnenmond uitgeademd waaropButo de God der Duisternis het ter verpleging ontfing Uit het Ei (c h a o s ofb a a i e r t ) ontstond Fta de waereldformeerder die uit de schaal het Heelal vormde(Zie Eusebius Praepar Evang III 11)Diodorus Siculus (in Bibl Histor) deelt ons niet zoozeer de aacircloude Egyptische

Mythologie mede als wel de leerstellingen der Priesters van zijnen tijd waarin deinvloed van latere Griekscke en Romeinsche wijsbegeerte niet te loochenen isVolgends hem stelden de Egyptische priesters het vroeger bestaan van een chaoumlsvan een grenzenloze duisternis boven een afgrond die straks door een godlijkenGeest bezield werd Nu hield de wanorde op en de baaiert werd verdeeld in vijfelementen geest vuur stof water en lucht Door de beweging der lucht verhievenzich

JJL ten Kate De schepping

259

de vuurdeeltjens die nu de hemellichamen vormden zon maan en zeven planeetenDe vaste stof plofte neder en vormde de Aarde waaruit de levende wezens tevoorschijn kwamenVerder moet ik hier kortheidshalven verwijzen naar Dr Adolf Wuttkes door het

Haagsch Genootschap tot verdediging der Christelijke waarheid in 1850 bekroondeAbhandlung uumlber die Cosmogonie der Heidnischen Voumllker

Bladzijde 21 regel 1

lsquoHet oog is geborenrsquo

lsquoDe oogbol is saamgesteld uit drie bekleedende vliezen en drie lichtbrekende vochtenDe vliezen zijn de volgende vooreerst de s c l e r o t i c a of de b u i t e n s t e eenwit taai vezelig vlies in het voorste gedeelte waarvan de doorschijnende c o r n e a of het hoornvlies is ingevat even als een horologieglas In het middenpunt van deiris is de pupil Ten 2o de c h o r o i d e a of het m i d d e l s t e vlies gevormd uitbloedvaten aan de binnenzijde waarvan zich een laag zwart p i gm e n t of kleurstofbevindt 3o De r e t i n a of het n e t v l i e s het b i n n e n s t e vlies dat een uitbreidingis van de gezichts-zenuw door welke de slagader heenloopt - D el i c h t b r e k e n d e v o c h t e n zijn de volgende 1o het h umo r a q u e u s of hetwaterachtige vocht dat binnen het hoornvlies bevat is 2o Het k r i s t a l v o c h t datin de lens bevat is 3o Het

JJL ten Kate De schepping

260

h umo r v i t r e u s of g l a s v o c h t dat de massa van den oogbol uitmaakt enbesloten is binnen een uiterst fijn vlies de memb r a n a h y a l o iuml d e a - Van dezedeelen hebben alleen het netvlies en de c h o r o i d e a aandeel aan het voortbrengenvan de gezichtsgewaarwording Het overige van den toestel is geheel o p t i e s c h en heeft ten doel de beelden op dezen gevoeligen toestel te werpenrsquo - Dr GeorgeHenry Lewes

Bladzijde 19 regel 16

lsquoDaar zij lichtrsquo

Het godlijk gebod lsquoD a a r z ij l i c h t rsquo en zijn gevolg ontkent niet het vroeger bestaanvan het licht als een deel der oorspronkelijke schepping of als eene van dep r i m i t i v e hoedanigheden van de zon en de andere hemellichamen - t Behelstalleen het bericht dat het licht bevel ontfing daacuteaacuter te schijnen waar duisternis wastw op de wateren der aarde lsquoDuisternis was op den afgrondrsquo en God zeide lsquoDaarzij lichtrsquo om de duisternis te verdrijven - De zon scheen sints de schepping maareerst nugrave kon zij heendringen door den nevelsluier dezer aarde En dat zij gedurendehet laatste tijdperk van de formatie der S i l u r i s c h e steengroep werkelijk tot dediepte doordrong door een doorzichtig m e d i um blijkt uit het gezichts-

JJL ten Kate De schepping

261

zintuig nugrave bij de f o s s i l e n uit dat tijdperk in die steengroep gevondenMaar ofschoon er nu licht was de verschijning van t licht was toch met betrekking

tot onze aarde p r o g r e s s i e f t Bescheen de aarde niet terstond in al zijn volheiden eeuwen nog gingen er voorbij eer een sterfelijk oog de gedaante van de zon ende andere hemellichamen kon aanschouwen De tusschenruimte tusschen heteerste en vierde tijdperk der schepping zou kunnen vergeleken worden bij hetlangzaam aannaderen van den morgen van den bleeken glans van het rijzendelicht af aan tot op den schitterenden zonneschijn eener wolkeloze lucht Met deeerste schemering en de daarop volgende scheiding tusschen licht en duisternis(lsquoDag en Nachtrsquo) op de aarde eindigt de eerste scheppingsdag (scheppings-periode)

Tweede tafereel

Bladzijde 30 regel 5

De waatren scheidenlsquoVan waatren Daar verrijze een ruimte tusschen beidenrsquo

De gloeiende aardbol was bij t begin van dit Dagwerk

JJL ten Kate De schepping

262

nog altijd bedekt met water kokend en waassemend door de middenpunthette Diewaassem na tot zekere hoogte te zijn opgestegen was afgekoeld in die hoogtegekondenzeerd tot wolken om straks door de aantrekkingskracht der aarde weecircrnaar beneden gehaald neder te dalen op dezelfde wateren waaruit hij wasvoortgekomen De Schepper nu een dampkring formeerende trok die waterdampenin wolkmassaas op die straks uit de hoogte van tijd tot tijd hun inhoud in de waterendaaronder zouden uitplengen in laauwe plaschregens zich ontlastende Zulk eenwolkentent stoot natuurlijk de zonnest r a l e n af van de Aarde en maakte hareoppervlakte tot eacuteeacutene groote vochtige trekkas uitnemend geschikt tot hetvoortbrengen van een uitgestrekt welig plantenrijk De atmosfeer of het firmamentbevatte ongetwijfeld een veel grooter hoeveelheid koolstof dan de lucht van latertijd maar zij was doordringbaar genoeg voor de doorlating van het licht en elastiekgenoeg om de wolken op te houdenZietdaar wat het Boek der Natuur ons leert in volkomen overeenstemming met

Mozes beschrijving van de scheiding tusschen wateren o n d e r en wateren b o v e nhet uitspanselVolgends de Schrift zijn wij nu genaderd tot het einde van den tweeden

scheppingsdag volgens de Geologie tot aan het einde van het Silurische tijdperk

JJL ten Kate De schepping

263

Bladzijde 31 regel 12

t lsquoAllerhoogst - in kleine vlokken enzrsquo

De c i r r h u s of vederwolk

Aldaar regel 15

lsquoUitgewolde vachtrsquo

Een drukfout Lees witgewolde vacht

Bladzijde 32 regel 1

lsquoLager weecircr - in d u n n e streepen enzrsquo

De s t r a t u s of laagwolk

Aldaar regel 9

lsquoEindlijk - in gevaarten enzrsquo

De c umu l u s of stapelwolk

JJL ten Kate De schepping

264

Bladzijde 42 regel 13

lsquoZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleendrsquo

lsquoDe verblindende witheid der sneeuw is vaak zoo sterk dat zij z e l f l i c h t e n dschijnt Toch is het slechts teruggekaatst licht Een volstrekte duisternis eenvolkomen afwezigheid van licht is er op Aarde niet Zelf diepe kelders en nog dieperemijnen zijn niet geheel zonder licht Er zijn dieren die daar kunnen zien en zelfsdemensch kan door lange gewoonte zijn oog voor zulke zwakke indrukken gevoeligmaken dat hij in den donkersten kelder leert lezen ervaringen die de b a s t i l l eopgeleverd heeftrsquo - Zimmerman De Aardbol en zijn natuurwonderen

Derde tafereel

Bladzijde 56 regel 16

lsquoDikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogrsquo

Mozes verslag van Gods werk op den derden dag is een-

JJL ten Kate De schepping

265

voudig en klaar de vorming of verschijning van het drooge boven de wijdeuitgestrektheid der wateren en de schepping van het plantenrijk des aardbodemsom op de oppervlakte te groeien en zich uit te breidenWederom wat zegt hieromtrent de getuigenis der GeologieV o o r e e r s t wat betreft de vorming van het droogeWij zijn aan het einde van het Silurische en t begin van t Devoniaansche of

ouden-rooden-zandsteen-periode En alle Geologen stemmen hierin met elkanderovereacuteeacuten dat (te oordeelen naar de verschijnselen die deze formatieumln vergezelden)deze periode vooral vulkaniesch moet zijn geweest zoodat zonder twijfel toen velevan de voornaamste bergketenen der waereld uit de diepte zijn opgeheven gewordenBij de voortdurende verstijving der aardkorst ontstonden er door ongelijke afkoelingscheuren en spleten uit welke gesmolten massaas van uit het inwendige der Aardenaar buiten geperst werden Het water de Aarde bedekkend vond op verschillendeplaatsen een toegang tot den aardkern waar het met de nog ten deele ongesmoltengloeiende steenmassaas in aanraking kwam Hierdoor werden onder de verstijvendeschors dampen van geweldige spanning voortgebracht aan welke het na herhaaldepogingen gelukte afzonderlijke deelen even als lagen boven het waterpas dertoenmalige zee omhoog te heffen - Mozes verhaalt ons niet h o e God het droogedeed verschijnen maar wijst alleen op het gevolg van Gods machtwoord lsquoE n h e tw a s a l z o o rsquo Hij zag vaste-land

JJL ten Kate De schepping

266

waar vroeger de wateren de overhand hadden - meer niet Maar een zoo evenbedoelde opheffing door vulkanische opstuwing is de eacuteeacutenig begrijpelijke wijzewaarop vaste-land en eilanden zichtbaar konden worden op de vlakte deraardomgordelende zeeEn dat dit drooge juist toen en niet vroeger te voorschijn is gekomen wordt even

treffend bevestigd door het feit der volslagen afwezigheid van eenig spoor vanland-planten in eene der vroegere formatieumln en hare onbetwijfelbare aanwezigheidin de eerste tijdperken van de genoemde formatieumlnT e n t w e e d e De Geologische getuigenis aangaande den oorsprong of de

eerste verschijning van land-vegetatie (een plantenrijk op de Aarde) is niet minderovereenstemmend met het Schriftverhaal Het eerste spoor van landplanten isgevonden op den top der Silurische rotsen waar de oude-roode-zandsteenonmiddelijk boven op haar rustte Die planten moeten dus afkomstig zijn uit heteinde van het Silurische en het begin van het Devoniaansche of ORzandsteen-tijdperk - eerst schraal en laag maar toenemende straks in getalegedaante en uitgebreidheid tot zij eindelijk dien weligen plantengroei vertoonenwaaruit de groote steenkolenstelsels gevormd zijnVolgendsMozes had er op den derden dag een groote en uitgebreide omwenteling

plaats de eigenlijke Aarde de aanstaande woning voor lucht-inademendediermenigten tot op den Mensch begon te ontstaan te midden der vroegerewaterwaereld Maar uit de Geologie leeren we - wat geen deel van Mozes verhaal

JJL ten Kate De schepping

267

behoefde uit te maken - dat toen tevens een belangrijk toevoegsel gegeven werdaan het dierenrijk door de schepping van de eerste soorten van gewervelde dierenmet name de visschen Tot hiertoe was het ongewervelde schaaldier een schepselzonder beenderen of brein het hoogste in de klasse der levende wezens hetmeesterstuk der schepping en de alleenheerscher der waereld geweest Thandsbij het ontstaan van het drooge en ons plantenrijk verschijnen ook de visschen voort allereerst en nemen een hoogen rang in om op hunne beurt gedurende veleeeuwen de opperheerschappij te voerenIntusschen wordt de Aarde bekleed met die uitgestrekte en reusachtige wouden

die het tijdperk der s t e e n k o o l f o rm a t i e kenmerkt wier Geologischeverschijnselen het Mozaiumlesch verhaal bekrachtigen Is dat verhaal juist dan moetende door God verwekte planten en kruiden zich bevonden hebben in t midden vanal wat de versterking en voeding kon bevorderen van een overvloedige en te gelijkweeke en saprijke v e g e t a t i e Dan moeten s c h a d uw h e t t e env o c h t i g h e i d alom haar omringende dien groei onafgebroken hebben bevorderds c h a d uw - door de wateren of wolken boven het uitspansel h e t t e env o c h t i g h e i d - omdat de uitwaasseming noodig was voor het aanvullen enonderhouden der wolkenMCausland in zijne Sermons in stone maakt de volgende belangrijke

opmerkingen die hier wel niet misplaats zullen zijnlsquoDe wetenschap van den zonnestraal dat ontastbaarste en

JJL ten Kate De schepping

268

vluchtigste van alle geschapen wezens helpt ons ter handhaving van het Mozaiumleschgetuigenis evenzeer als de kennis der gesteenten die meest vaste en meestveranderlijke der aardsche voorwerpenrsquoIn elken zonnestraal die de Aarde bereikt is een vereeniging van drie

onderscheidene beginsels tw l i c h t warmte en a k t i n i sm e ) L i c h t het lichtendbeginsel veroorzaakt de verschillende kleuren en tinten w a rm t e het verwarmendbeginsel regelt de temperatuur en verwekt de beweging a k t i n i sm e is eenchemiesch beginsel dat het leven in de plant verhaast en er verschillendeveranderingen te weeg brengtDeze drie beginsels schoon in eiken straal vereenigd zijn nochtans scheidbaar

en zijn zij gescheiden dan hangt de invloed van den zonnestraal op aardschesubstantieumln geheel af van de evenredigheid waarin die drie beginselen in den straaltot elkander staan Zoacuteoacute bv leert de ervaring dat de ontkieming van zaden en degroei van planten sneller en rijker is onder den invloed van het warmte- en aktinieschbeginsel wanneer het van t lichtbeginsel gescheiden is dan onder den invloed vanalle vereenigdOpmerkelijk is het intusschen dat bij zoodanigen snellen en weligen groei de

plant in plaats van te verharden week en sappig blijft Het is bepaald de onbewolktelucht en de zonne-s t r a a l die de vezelen der plant stevigt en haar tot een harde

) Van ἀϰτιν s t r a a l

JJL ten Kate De schepping

269

houten zelfstandigheid vormt Een blik op de ranke weeke planten die onder denlommer onzer boomen zijn opgeschoten en op de stevige en krachtige schoonminder hoog en trager opgegroeide planten die t volle zonlicht genieten - kan erons van overtuigen Zoacuteoacuteveel is zeker dat de onbewolkte zonnestralen volstrektnoodig zijn tot het voortbrengen van een hard houten weefsel Elke boom dwarsdoorgezaagd vertoont een reeks van evenmiddelpuntige ringen van verschillendedikte deze ringen zijn eacuteeacuten voor eacuteeacuten jaarlijks ontstaan onder den invloed van dezomerzonnestralen Hieruit volgt dat waar geen zonneschijn is en dus geen hardhout gevonden wordt ook die zoogenaamde jaarringen (of zomerringen) nietgevonden worden En verder dat waar die jaarringen wegravel gevonden worden wijzeker kunnen zijn dat de direkte zonnestraal de plant heeft bereikt en dat zomeren winter er elkander afgewisseld hebben gedurende het tijdperk van haren groeiUit deze opmerkingen nu ontleenen wij het volgendeVooreerst dat tot de omstandigheden die meest geschikt zijn om een plantengroei

snel en overvloedig te maken allereerst behoort een buitensluiting van de direktezonnestralen bij de aanwezigheid van hette en vochtigheid maar dat de plantenonder zulke omstandigheden verwekt week en sappig zijn en geen spoor van jaarofzomerringen vertoonenEn ten tweeden dat zulke omstandigheden hoogst ongunstig zijn voor het bestaan

van lucht-inademende dieren omdat de planten

JJL ten Kate De schepping

270

dan veel minder koolstofzuur-gaz inademen en daaruit dus minder zuurstof(oxygeen) afscheiden welk laatste juist het Dierlijk Leven moet voeden enonderhouden Hieruit volgt dat indien in eenig oord en gedurende zekeren tijd deplantengroei welig en overvloedig is en week en saprijk van natuur wij zeker zijndat de direkte zonnestraal in dat oord een vreemdeling is geweest gedurende dengroei van zulk een plantenrijk En omgekeerd dat bijaldien in hetzelfde oordgedurende een volgend tijdperk het plantenrijk hard en houtachtig geworden is eninwendig de besproken zomerringen vertoont wij zeker kunnen zijn dat daacuteaacuterdezon dien tijd ogravenonderschept heeft geschenen en zomerhette en winterkoucirc er elkanderhebben afgewisseldlsquoWelnu aan het eerste beeld beandwoordt het welige plantenrijk van dezen derden

scheppingsdag volkomen zooals ons uit de steenkoolformatie blijkt die uit dieplantenstof geformeerd is terwijl het opmerkelijk is dat de zooeven genoemde jaar-of zomerringen het produkt van den zonnestraal op de boomen nimmer gevondenzijn in eenige fossile overblijfselen van de steenkoolof ouden-rooden-zandsteengroepmaar wel in de volgende latere stelselsrsquo

Bladzijde 56 regel 20

lsquoUit de diepten klimmen riffen oprsquo

lsquoBehalven door bezinking van het rotsgruis is er nog een an-

JJL ten Kate De schepping

271

dere wijze waarop de zeebodem kan worden opgehoogd Op groote schaalgeschieden de vormingen van lagen in de zeeumln tusschen de keerkringen vooraldoor de wel is waar langzame maar steeds voortgaande werkzaamheid vanmillioenen en millioenen koraaldieren die den koolzuren kalk welke in het zeewateropgelost is opnemen en weder als een vaste stof aan hunne lichaamsoppervlakteen te midden hunner weefsels afscheiden Riffen van aanzienlijke uitgebreidheiddie de kusten van vele landen omzoomen duizende eilanden in de Stille Zuidzeemeestal van een ringvormige gedaante en a t o l l e n geheeten zijn door diekoraaldieren opgebouwdrsquo - Prof P Harting de Voorwaereldlijke Schepping

Bladzijde 59 regel 1

lsquoDuizend dradenDoorslingren reeds den grondrsquo

lsquoDe naar touw zweemende plant c h o r d a f i l um die voor onbedachtzamezwemmers wel eens zeer noodlottige gevolgen heeft wanneer zij zich met de voetenin hare taaie strikken verwarren wordt in de N e d e r - S i l u r i s c h e f o rm a t i edoor een plant vertegenwoordigd die bij den palaeontoloog onder den naam vanp a l a e o c h o r d a of o u d e k o o r d bekend is en waarschijnlijk in twee soortenvoorkomt eene breede en eene smallersquo - Hugh Miller Getuigenis der Gesteenten

JJL ten Kate De schepping

272

Bladzijde 59 regel 5

lsquoWat volle plantengroeirsquo

De Geologie leert ons elke steenkoollaag die aan het licht is gebracht bevestigthet ons dat een plantenrijk gants afwijkend van dat van alle tropische gewestende geheele Aarde bedekteTe rekenen naar de uitgestrektheid en dikte der steenkoollagen moeten bosch

voor bosch in talloze opvolging volgroeid en gerijpt zijn om daarna in de diepteneder te zinken

Bladzijde 60 regel 20

lsquoVijfmaalhonderd plantgeslachtenVarens half en varensoortenrsquo

Het aantal planten van de koolformatie dat wij tot dus verre kennen zegt AdBrogniart bedraagt omstreeks 500 en van deze waren er 250 en dus de helftvarens -lsquoElk kent de varenkruiden met hunne groote regelmatig gevederde bladeren die

in de schaduw onzer bosschen niet zelden zelfs in de holten en scheuren derboomen zich welig ontwikkelen Maar nietig en klein zijn deze in vergelijking vanhunne zusters die in den warmen vochtigen dampkring der keerkringsgewestengroeien en daacuteaacuter tot boomen van 30 agrave 60 voeten hoogte

JJL ten Kate De schepping

273

worden wier top een scherm van zich bevallig nederwaarts buigende bladerendraagt Op den eersten blik zou men ze voor palmen aanzien maar een naderonderzoek overtuigt ons weldra van het groote verschil tusschen beide Aan deoppervlakte des stams zien wij de groote eironde likteekens der afgevallenbladsteelen die volgends een regelmatige spiraalrichting den stam omgeven Diestam verschilt in maaksel geheel van alle andere stammen Ook de bladerenonderscheiden zich in zoovele opzichten van de bladeren van andere planten datvelen van meening zijn dat zij veeleer als een soort van takken moeten beschouwdworden Men gevoelt dadelijk van welk gewicht deze kenmerken zijn voor hetbepalen der f o s s i l e varens waarvan dikwerf niets anders is overgebleven dande indrukselen der bladeren in de eertijds weeke maar nu verharde kleirsquo - ProfHarting

Bladzijde 67 regel 2

lsquoDe kegeldragersrsquo

Ko n i f e r e n of g ymn o g e n e n kegeldragendeboomen vaak honderd voet hoogzijn de hoogste van allen

Aldaar regel 7

lsquoDe ondergrondsche stengelsrsquo

S t i gm a r i a aldus genoemd naar de stigmata of indruksels die zij dragen

JJL ten Kate De schepping

274

Bladzijde 68 regel 11

lsquoDe rijke zegelboomenrsquo

S i g i l l a r i a dus geheeten omdat waar aan het laagste gedeelte van den stamde bladeren afgevallen zijn zij op geregelde afstanden langs de ribben sporenhebben nagelaten die ingedrukte z e g e l s gelijken

Aldaar regel 19

lsquo Hylodendronsrsquo

De h y l o d e n d r o n s onderscheiden zich door hunne rechtlijnige rijen van rondelikteekens Hunne stammen zijn bedekt met op lofwerk gelijkende insnijdingen ofgraveersels en zij kunnen inderdaad wedijveren met het sierlijk snijwerk eenerKorinthische zuil Vooral munten hierin uit de f a v u l a r i a en al del e p i d o d e n d r o n s

Bladzijde 70 regel 18

lsquoEen schorpioen vliegt haastig tusschen t rietrsquo

lsquoDe i n s e k t e n komen het allereerste voor in de ruwe dorre

JJL ten Kate De schepping

275

bloemloze vegetatie der koollagen en dan nog wel in geslachten geheel met denaart dier formatie strookende Onder deze insekten bekleeden een voorname plaatsde s c h o r p i o e n e n vleeschetende in een zeer kwaad gerucht staandespinachtige dieren die onder steenen en omgevallen boomtronken leven met hunnescharen de schepselen aangrijpen waarop zij azen en die meestal tot dec r u s t a c e euml n of tot de i n s e k t e n behooren Gelijktijdig met deze schorpioenentreffen wij kakkerlakken aan ook sprinkhanen en torren motten enz Maar dit allesbij elkaacircr genomen beteekent nog zeer weinig immers de insekten hebben naarhet voorkomt in het koolsysteem slechts een hoogst ondergeschikte plaats bekleed- - Al de reptilen die tot hiertoe in de steenkoollagen gevonden zijn behooren totde orde der b a t r a c h i i of kikvors chachtige dierenrsquo - Hugh MillerlsquoStaat het vast dat in die vroege tijden de koolstof vooral uit den kalksteen

opwaassemend de atmosfeer moet vervuld hebben op een wijze als vijandelijk zougeweest zijn voor alle luchtinademend Dierlijk Leven welnu de Geologie leert onsdat met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i of kikvorschachtige dierenen eenige i n s e k t e n van lager rang geen aarddier voacuteoacuter het Permische tijdvakgevonden is De b a t r a c h i i zijn half vischachtig en vormen de schakel tusschenvisch en hagedis of het eigenlijk r e p t i e l en daar men hen nog vaak levend aantreftin van lucht afgesloten steen- of kleilagen schijnt hun bestaan onafhankelijk te zijnvan den staat der atmosfeer Hunne aan

JJL ten Kate De schepping

276

wezigheid gepaard aan die van enkele schorpioenen en kevers bevestigt het feitdat die lucht ongeschikt was voor dierlijke ademhaling Zulk een staat van deatmosfeer kon alleen weggenomen worden door de toeneming van het lichtendbeginsel door middel van t welk de ontwikkeling van het koolstofzuurgaz verhaasten de zuurstof (o x y g e e n ) uitgezonden zou worden tot voeding van het DierlijkLeven Daarom de verschijning van lucht-inademend gedierte in het s y s t e emdat onmiddelijk op het groote plantentijdperk volgt bewijst dat eerst toen de schaduwmoet zijn weggenomen door de verstrooiing der omcingelende wolken en dezuivering van de atmosfeer door den invloed der zonnestralenrsquo - MCausland

Bladzijde 73 regel 3

Wordt bewaakt bewerkt herschapenlsquoTot een wondersteen gehardrsquo

lsquoIn den loop der geslachten en eeuwkringen - in dien rijkdom en die beschikking vanden tijd door Hem vastgesteld in Wiens oogen eacuteeacuten dag als duizend jaren is enduizend jaren als eacuteeacuten dag zijn enkele zandkorrels die door het glas loopen dat detaak van een eindelozen arbeid regelt - vervulden de lichamen van alle levendewezens hetzij plantaardige of dierlijke hunne bestemming door het ondergaaneener trapsgewijze verandering

JJL ten Kate De schepping

277

welke hen hervormde in lichamen en dingen van een aan hun oorspronkelijk wezengeheel tegenovergestelden aartEen oorspronkelijk wezen in den eigenlijken zin des woords bestaat er niet maar

wij moeten datgene oorspronkelijk noemen waartoe iets anders als tot zijnenoorsprong teruggebracht wordt en waarbij wij genoodzaakt zijn te blijven stilstaanniet dewijl daacuteaacuter het einde is maar omdat wij niet verder kunnen gaanEvenwel tot aan het tijdperk voacuteoacuter den Zondvloed en gedurende een groot gedeelte

van dat tijdperk bewegen wij ons in het duistere maar toch nog duidelijk herkenbaregebied en op het spoor van handtastelijke feiten en wetenschappelijke kennisrsquo -Household Words 1851

Vierde tafereel

Bladzijde 80 regel 17

lsquoDaar rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoogrsquo

Tegenwoordig is men het vrij algemeen daarover eacuteeacutens dat Mozes hier niet verkondigtdat zon maan en starren eerst in deze scheppingsperiode in t aanzijn zouden zijngetreden Men meent dat hij

JJL ten Kate De schepping

278

alleen bedoeld kan hebben dat de hemelsche heirscharen tot hiertoe voor de Aardeomsluierd door de wolken boven het uitspansel alsnu onder Gods bestuur voorde Aarde werden t o t z i c h t b a r e t e e k e n e n van de tijden en saizoenen - Dehemel en daarmede ook de hemelsche heirscharen zijn op den eersten daggeschapen als bronnen des lichts Het licht van het tijdperk der tijdelijkeverborgenheid van de zonneschijf voor onze Aarde moet geweest zijn als deschemerschijn van een nevelachtigen dag Dag en nacht wisselden ja elkanderaf maar geen rijzende en dalende zon was aan den hemel zichtbaar lsquoEn zoo moetdanrsquo - zegt Miller - lsquode Aarde zoolang het voorkomen hebben gehad van eenuitgestrekte o r a n j e r i e vanmat glas onder wier beschutting zich een allerweligstemaar tevens losgeweven en flaauw gekleurde vegetatie ontwikkeldersquo tot dat eindelijkde zon de zoolang verborgen bron van licht en warmte het ongeziene levenselementder Aarde met vuurschijf en vlammenden straalbundel voor het allereerst aan harenhemel z i c h t b a a r werd straks gevolgd door demaan en het heirleger der starren

Bladzijde 89 regel 5

lsquoVan heimwee trillende onderUw moederlijken blikrsquo

Volgends het jongste systeem der Kosmogonie zouden de pla-

JJL ten Kate De schepping

279

neeten uit de zon zijn voortgekomen Men gelooft dan dat uit haar op een wenkvan den grooten Werkmeester de planeeten en uit deze de wachters geboren zijnen dat ook de komeeten en zoogenaamde lucht- of dondersteenen (a euml r o l i t h e n )uit de zon zijn ontstaan

Aldaar regel 17

lsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo

lsquoWanneer ik elken avond het ondergaan der zon schilderde en elken morgen hetopgaan der zon zag dan zou ik nog als de kinderen roepen ldquotoe nog eens nogeensrdquorsquo - Jean Paul

Bladzijde 90 regel 8

lsquoZoacuteoacute hoog kunt gij niet staanOf door de reeten uwer vlammententeZult gij den gang der waereld gadeslaanrsquo

Zinspeling op de zoogenaamde z o n n e v l e k k e n Door vernuftige waarneming ismen tot de overtuiging gekomen dat die vlekken niets anders zijn dan gaten in hetomkleedsel der zon door welke men het zonnelichaam-zelf ziet schemeren -Volgends Herschell is de zon een duistere bol waarom zich

JJL ten Kate De schepping

280

in de eerste plaats een heldere doorschijnende dampomhulling bevindt van ongeveer80 geog mijlen hoogte in welker bovenste gedeelte zich even als in den dampkringder Aarde een menigte wolken bevindt die dus het geheele lichaam der zonomgeeft Die dampkring is volgends hem niet lichtgevend uit zich-zelven maarkaatst alleen het licht terug van een hem omgevende tweede omhulling dien hij alslichtgevend beschouwd en daarom f o t o s f e e r genoemd heeft De aart van dezedie volgends hem 800 mijlen hoog zoude zijn is verschillend van den aart derdampomhulling hoewel Herschell niet ongenegen schijnt wat den vorm aangaatin deze ook iets wolkachtigs aan te nemen Door de opeenhooping nu dezerlichtwolken ontstaan de zoogenaamde fakkels of meer verlichte gedeelten derzonneschijf Wanneer door de eene of andere oorzaak in de dampomhulling en defotosfeer zich openingen of scheuren vormen dan ontstaan er zonnevlekkenOntstaat er een opening in beide omhullingen dan ziet men de gewonezonnevlekken De zwarte kern is het duistere lichaam der zon dat door de beideopeningen heen zichtbaar is terwijl de graauwe rand wordt veroorzaakt door de bijterugkaatsing verlichte wolken der dampomhulling Is dus de opening in de fotosfeerkleiner wat echter zelden het geval is dan ziet men zwarte vlekken zonder randis er daarentegen alleen een scheur in de fotosfeer dan is de zonnevlek graauwzonder kern de bodem is dan niet het zonnelichaam maar de bij terugkaatsingverlichte dampomhulling

JJL ten Kate De schepping

281

Wat het ontstaan der vlekken aangaat houdt Herschell het er voor dat eenveecircrkrachtige gaz- of dampvormige vloeistof steeds op de oppervlakte van hetduistere zonnelichaam ontwikkeld wordt en van daar door de omhullingen trachtheen te dringen Geschiedt dit langzaam en regelmatig dan ontstaan er slechtskleine porieumln of stipjens zooals men er altijd op de oppervlakte der zon waarneemtis die werking echter heviger dan ontstaan er zonnevlekken De omstandigheiddat bij het verdwijnen van een vlek de donkere kern het eerste verdwijnt komt zeergoed met deze onderstelling overeen daar het natuurlijk is dat eerst de laagste endaarna de bovenste omhulling zich weder sluit De hevige opstijging der veecircrkrachtigevloeistof moet noodzakelijk een opeenhooping en verplaatsing in beide omhullingenten gevolge hebben de wolken der dampomhulling worden op zijde gedreven enook in de fotosfeer moet een aanmerkelijke beweging ontstaan Van daar delichtfakkels die ook steeds in de nabijheid der vlekken dus daar waar de bewegingde grootste is worden waargenomenDe binnenste omhulling de dampkring moet een vrij groote dichtheid hebben

daar zij slechts een gedeelte van het licht dat de fotosfeer van zich geeft doorlaatof absorbeert Uit waarnemingen aangaande de lichtsterkte van den graauwen randder zonnevlekken blijkt het dat nagenoeg de helft der lichtstralen door haar wordenteruggekaatst Wat de lichtomhulling-zelve aangaat het is zeker moeielijk omtrentharen aart iets stelligs te

JJL ten Kate De schepping

282

zeggen Was zij een drupvormig of veecircrkrachtig vloeibare massa dan zouden deontstane scheuren zich nog wel schielijker sluiten of weder aangevuld worden Menmoet dus wel aannemen dat de fotosfeer als een menigte gloeiende of lichtgevendewolken boven de hoogste streken der zonne-atmosfeer zweeft Een bevestigingvan deze meening heeft Arago gevonden door proeven aangaande den aart vanhet licht der zon genomen De vorderingen in de laatste jaren in de leer van het lichtgemaakt stelden hem in staat aan de eigenschappen der lichtstralen te erkennenof het licht komt van een gloeiende of gesmoltene massa dan wel van eenvlammende gazvormige zelfstandigheid zoodat men bv daardoor kanonderscheiden of het licht komt van een gloeiend metaal of van een gazvlam Hetbleek hem dat de bron van het zonnelicht niet anders dan een in gloeienden ofbrandenden toestand verkeerende gazvormige zelfstandigheid kan zijn en dat erbij de zon zelfs geen spoor van een gesmoltene of vloeibaar gloeiende stof te vindenislsquoVolgends de theorie van Herschell welke zoo als uit het voorgaande blijkt van

alle tot dus verre op de zonneschijf waargenomen verschijnselen een zeeraannemelijke verklaring geeft zouden er dus rondom het duistere zonnelichaamtwee omhullingen zijn de binnenste een dampomhulling of atmosfeer de buitensteeene lichtomhulling of fotosfeer De onderzoekingen der laatste jaren en welbepaaldelijk de waarnemingen van totale zonsverduisteringen hebben echter hetbestaan eener derde omhulling

JJL ten Kate De schepping

283

waarschijnlijk gemaakt Ongelukkiglijk zijn de totale zon-eklipsen (waarbij dezonneschijf geheel door de maan bedekt wordt) zeldzaam en bovendien zijn zijslechts totaal voor een zeer smalle streek van de oppervlakte der Aarde Van daardat die waarnemingen nog niet zoo menigvuldig zijn geweest dat de verschijnselenmet een even groote naauwkeurigheid als de zonnevlekken bekend kunnen zijnDe laatste totale zonsverduistering evenwel van Juli 1851 heeft veel bijgedragentot vermeerdering van onze kennis aangaande de zonrsquo - Dr DJ Steyn Parveacute

Bladzijde 95 regel 15

lsquoEenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout gewevenrsquo

In de volgende de Permische steengroep bestaat de welige flora der koolformatieniet meer die alleen in schaduw hette en vochtigheid kon tieren in een tijdperkwaarin geen zonnestraal nog de aarde bereikte Na dat tijdperk getuigen de f o s s i l eoverblijfselen der planten van een groote toeneming van een houten weefsel alsalleen door de onbewolkte zonnestralen is kunnen worden voortgebracht Dezeverwekten een betrekkelijk kleiner en schraler maar steviger plantenrijk Hetalgemeene klimaat - gevolg van de vroegere centraalhette - die een gelijke

JJL ten Kate De schepping

284

broeikastemperatuur door heel de Aarde verspreidde hield op sedert het Permischetijdvak dat op de steenkoolperiode volgde en die verscheidenheid van klimaatwaarvan de zon de voornaamste oorzaak is begon om immer voort te duren totheden toeWat nu kan meer het feit konstateeren dat op dit punt des tijds in de chronologie

der schepping de zon tot hiertoe voor de Aarde in wolken gesluierd doorstraaldeen met maan en sterren aan het firmament des hemels verscheen om lsquov a n n uv o o r t a a n t o t t e e k e n e n t e z ijn e n t o t j a a r g e t ijd e n e n t o t d a g e ne n j a r e n rsquo - MCausland

Bladzijde 101 regel 7

lsquoProef of gij de starrenKunt tellenrsquo

Meer dan 20000 sterren zijn reeds in onze sterrenlijsten opgeteekend WilliamHerschell zag bij het onderzoeken van zekere gedeelten van den Melkweg meerdan 50000 sterren voorbij het veld van zijn mikroskoop trekken in een enkelennacht op een strook des hemels ter breedte van slechts twee graden Laplacegelooft dat er wel 10000 millioen sterren kunnen zijn hij had wel een millioen maal1000 millioen kunnen gissen en nog beneden de waarheid gebleven zijn

JJL ten Kate De schepping

285

Bladzijde 102 regel 11

lsquoBeschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voetenrsquo

Klein is onze Aarde vergelijkenderwijze zeker hoewel zij bogen mag op eendoorsnede van 8000 mijlen of daaromtrent ogravef van pool tot pool ogravef van een puntvan de evennachtslijn naar het tegenoverliggend punt Jupiter-alleen reeds staatgelijk met 1300 Aarden de Zon met 1400000 Aarden Sirius met 11200000Aarden

Aldaar regel 19

lsquoToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zondrsquo

Door vernuftige berekeningen wier juistheid niet te betwijfelen valt is t densterrekundigen gelukt den afstand van de naaste vaste starren te bepalen Deeenige weg langs welken wij tot het begrip van dien ontzettenden afstand kunnenkomen is daarin gelegen dat wij tot maatstaf van dien afstand de snelheid nemenwaarmede het licht tot ons komt Het licht nu legt 192000 mijlen in eacuteeacutene sekondeaf en desniettemin heeft de naaste vaste star

JJL ten Kate De schepping

286

meer dan 612 jaar noodig om ons haar licht toe te zenden Met andere woordenwanneer wij onderstellen dat die star geheel en al vernietigd is dan zullen wij haarnog 612 jaar nadat zij van het firmament verdwenen is blijven zienDe rij van cijfers waarmeecirc die afstand uitgedrukt zou moeten worden is te groot

om eenigen duidelijker indruk op onzen geest te maken want zij overschrijden alte verre de mate van onze gewone berekeningen

Bladzijde 104 regel 8

lsquoOp de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendrsquo

Van dezen dans en het gezang der hemelbollen spreekt oa Edw Young in zijneNightthoughts III en IX Nacht Zoo ook Milton Parad lost B V vs 177 en B Vvs 618-624 Evenzoo Shakspere The merchant of Venice Act V Sc 1 VergelijkCicero De Nat deorum III 2 Somn Scip 5 Zie voorts de Aanteekening van JoanLublink in zijne vertaling van Young II Deel bladz 341 Ook da Costa in zijneHymne Gods voorzienigheid

JJL ten Kate De schepping

287

Vijfde tafereel

Hebben wij het Mozaiumlesch vizioen tot hiertoe recht begrepen dan is op den eerstendag als lsquode Geest Gods broedde op de waterenrsquo begonnen en op den derden dagvoltooid de schepping der bij uitsluiting onderzeesche dieren als daar zijnplantweek- schaaldieren en visschen van het Silurische en Devonische tijdperkHet ontstaan dezer schepselsoorten over te brengen in het scheppingswerk vanden vijfden dag - gelijk in onze Staten-bijbelvertaling geschiedt - is daarmedekennelijk in tegenspraak Maar juist die vertaling is op goede gronden wel vooreenige verbetering vatbaar Voor lsquoo v e r v l o e d i g v o o r t b r e n g e n rsquo leze menlsquod o e n u i t k r i e l e n rsquo voor het algemeene lsquoe e n g ew eme l v a n l e v e n d ez i e l e n rsquo meer bepaald e e n g ew r i em e l (zoo als van der Palm heeft) of lsquoe e ng e k r u i p rsquo (zoo als MCausland vertaalt) lsquov a n g e d i e r t e d a t d e n a d emd e s l e v e n s h e e f t rsquo di v a n l u c h t i n a d eme n d g e d i e r t e Delsquot a n n i n icirc m rsquo uit vs 21 zijn ons geen lsquog r o o t e w a l v i s s c h e n rsquo maar lsquog r o o t ez e emo n s t e r s of z e e g e d r o c h t e n rsquo (zoo als het ook reeds bij van der Palmheet) terwijl eindelijk lsquoa l l e g e v l e u g e l d g e v o g e l t e rsquo letterlijk luidt lsquoa l l ev l i e g e n d g e v l e u g e l t e rsquo dat als zooveel omvangrijker hier beter behoudenwordt Na deze schijnbaar geringe en toch zeer wezendlijke in de gevolgtrekkinggewichtige wijzigingen in de vertaling leert ons de tekst eenvoudig dat de

JJL ten Kate De schepping

288

schepping van dit tijdperk een drievuldige was tw 1o der groote zeegedrochten2o der kruipende schepselen lsquodie uit de wateren krieldenrsquo di de waterdieren maardie tevens voorzien waren met de organen om op het land te kruipen (am f i b i euml n )en 3o de gevleugelde schepselen die boven de aarde zweefdenWelnu wat leert ons daaromtrent het Boek der NatuurDe Geologie leert ons dat de f o s s i l e n uit de Permische (oa

nieuwe-roode-zandsteen) en de Jura- of Ooumllieth-groep (meerendeels kalksteen) opMozes oirkonde volkomen passenIn de onmiddelijk voorafgaande steenkoolgroep heeft men geen sporen van

aarddieren gevonden met uitzondering van eenige weinige b a t r a c h i i kikvorschachtige dieren en enkele insekten van lager rang als welke nog vaaklevend worden aangetroffen in van lucht afgesloten steen- en kleiklompen tgeen- wij hebben het hier voren reeds opgemerkt - hunne onafhankelijkheid van dentoestand der atmosfeer bewijst Deze b a t r a c h i i konden daacuteaacuterom ontstaan voacuteoacuterhet verschijnen der zon en vormen dan ook slechts den overgang van den vischtot de hagedis het eigenlijk r e p t i e l De vroegste f o s s i l e n van lucht-inademende dierlijke schepselen (die dus eacuteeacuterst

ontstaan kunnen zijn nadat de zonnest r a l e n de Aarde bereikt en de noodigezuurstof ontwikkeld hadden voor t Dierlijk Leven noodzakelijk) werden allereerstin den kalksteen der Permische groep gevonden en behooren tot het geslacht dereigenlijke r e p t i l e n of kruipende dieren

JJL ten Kate De schepping

289

Het aantal intusschen is daar nog maar betrekkelijk gering maar het neemt toenaarmate wij hooger opklimmen in de volgende en dus jongere steenlagenbepaaldelijk in de vorengenoemde Jura- of Ooumllieth-afdeeling Ja het neemt er zoacuteoacutezeer toe dat de Geologen het tijdperk dezer formatie bij uitnemendheid lsquohet tijdperkder r e p t i e l e n rsquo geheeten hebbenIn die r e p t i e l e n herkennen wij dan ook werkelijk in de eerste plaats de lsquogroote

zeemonstersrsquo (t a n n i n icirc m ) van het Mozaiumlesch vizioen met name in die reusachtigee n a l i o s a u r e n walvischachtige zeehagedissen tyrannen van den Oceaan enandere zeekruipdieren van dezelfde klasse overeenkomstig hun organisme bijzondergeschikt om in het water te leven maar tegelijk kennelijk lucht-inademendeeierleggende reptielen

Bladzijde 117 regel 15

lsquoDaar trekken legerscharenVan visschenrsquo enz

Bij deze beschrijving der visschen ben ik onder den invloed geweest van eeneherinnering uit Milton Vergelijk in zijn Paradise lost B VII vs 399 en volgende

lsquoForthwith the sounds and seas each creek and bayrsquotot lsquoDraws in and at his trunk spouts ont a searsquo

Tevens neem ik deze gelegenheid te baat om de vrees uit

JJL ten Kate De schepping

290

te spreken dat ik maar al te zeer geloof dat de lsquobij de voor zwoegende ploegoswien de regen verkwikkende klavergeur toewaassemtrsquo van bladz 45 regel 7 medeeen remenicens is ditmaal uit Longfellow in een zijner kleinere gedichten

Bladzijde 119 regel 2

lsquoLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacutenVerbazend gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircnrsquo

De p l e s i o s a u r u s of waterhagedis misschien het merkwaardigste dier dervoorwaereld van 6 tot 18 voeten lang

Bladzijde 120 regel 2

lsquoDaar schiet uit de zeewoestenijEven tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zijrsquo

lsquoD e i c h t h y o s a u r u s of vischhagedis draagt zijn naam met het volste rechtwant op de zonderlingste wijze zijn hier sommige kenmerken die men gewoonlijkalleen hij visschen aantreft vereenigd met andere die aan kruipende dieren eigenzijn ja zelfs herinnert hij wederom in andere opzichten aan sommige der in

JJL ten Kate De schepping

291

t water levende zoogdieren inzonderheid de dolfijnen Hij heeft een lengte van 22tot 70 voet waarvan de kop een vierde gedeelte beslaatrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 13

lsquoHeel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huidrsquo

lsquoUit eenige waarnemingen van Coles en Quekett schijnt te volgen dat de huid vanden i c h t h y o s a u r u s niet zoo als men eerst meende naakt maar met uiterstkleine slechts door het mikroskoop herkenbare hairvormige schubbetjens bedektzou geweest zijnrsquo - Prof Harting

Aldaar regel 18

lsquoDoor hun beenachtig oogvlies beschermdrsquo

lsquoIn het harde oogvlies (s c l e r o t i c a ) van dit dier bevonden zich zeventienstraalswijze rondom de pupil geplaatste beenplaten waardoor het oog beschut werden zelfs in den fossilen toestand nog dikwijls zijn welving bewaard heeftrsquo - ProfHarting

JJL ten Kate De schepping

292

Bladzijde 122 regel 7

lsquot Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendrsquo

Hier wordt bedoeld de me g a l o s a u r u s eeu vleeschetend r e p t i e l 7 agrave 8 voethoog 40 agrave 50 voet lang in bouw en gewoonten niet ongelijk aan den krokodil enden monitor onzer dagen De vorm van zijn beenen en poten verraden het landdiermaar dat tevens in het element des waters te huis is

Aldaar regel 9

lsquoAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenrsquo

Te weten de i g u a n o d o n tijdgenoot van den voorgaanden me g a l o s a u r u s wien hij in reusachtige gedaante nog overtreft want hij bereikt een lengte van 60 agrave70 voet evenaart den grootsten olifant in hoogte en overtreft hem in lengte enzwaarte Maar naar zijn gebit te oordeelen moet hij een grasvretend dier zijngeweest en zoo was hij bij gedrochtelijker vorm toch zachter van zeden dan zijnvleeschverslindende makker Prof Harting noemt den i g u a n o d o n zeereigenaardig lsquoe e n r h i n o c e r o s i n t m a s k e r v a n e e n h a g e d i s rsquo

JJL ten Kate De schepping

293

Bekend is het gevoelen van Johann Friedrich von Meyer den auteur derlsquoBibeldeutungenrsquo Hij is van meening dat God van den beginne geen slangen ofgewormte geschapen heeft maar dat de geheele worm- en insekten-waereld eengevolg van den zondeval is dat eenmaal met den vloek wederom zal ophoudenHij ziet in onze slang slechts de omwikkeling of verbastering (l a r v e ) van eenvoormalig edel en naar den mensch gelijkend dier waarmeecirc de moeder onzesgeslachts zich onderhouden en dat dus gesproken zal hebben Men kent ookBilderdijks voorstelling (in lsquoDe Dierenrsquo) die van de Paradijs-slang een gevallen Engelmaakt en - naar de dichterlijke voorstelling uit Ezechieumll XXYIII - haar dus aanspreekt

lsquoGy zijt het Nachas Gy bevallig voort gezichtEn glinstrend in een dosch van goudglans en saffierenEn groenende esmerald - de listigste aller dierenWiens tong t geschubde lijf in gladheid overtreftDie de uitgerekte hals ten hoogen hemel heftOp taaie vlerkjens wiegt en t aardrijks langs gegledenGeen voetspoor laat in t zand geen indruk van uw ledenGy Engel fierst van aart by t neecircrgebukt geslachtDie in uw kerker zelfs op nieuw naar grootheid smachtMet weecircrzin de aard beschouwt en met het hoofd verhevenDen mensch en d Englenstoet in houding na durft strevenU Adams gunstling die uw schranderheid waardeertU knaagt de nijd aan t hartrsquo

JJL ten Kate De schepping

294

Maar het moet gezegd worden de Geologie levert geen bewijs noch voor deniet-oorspronkelijke schepping der slang noch voor het bestaan van hetBilderdijksche wezen denmet de gave der taal begiftigden bijna-mensch bijna-engeldie in het menschelijk tijdperk vleugels en voeten verloor en slang werd DeGeologie heeft inderdaad f o s s i l e n van slangen gevonden Hugh Miller in zijneGetuigenis zegt lsquoDe vroegste overblijfselen der Ofidische of slangenfamilieumln wordenin dat oude nederzetsel der tertiaire Afdeeling aangetroffen waaraan men den naamvan Londensche klei gegeven heeft en moeten hebben behoord aan eenslangensoort van welke sommige met de pythons anderen met de zeeslangenverwant waren welke laatste een lengte van 14 agrave 20 voeten moeten gehad hebbenrsquoHet is niet te ontkennen er is iets vreemds iets raadselachtigs in de slang en

daarom kunnen wij het dan ook begrijpen dat juist zij in elk stelsel van mythologietelkens het eigenaardige zinnebeeld is van het verpersoonlijkte Zedelijk Kwaad -Genoemde schrijver tap schrijft lsquoDe Fenicische reuzenslang die de menschenbeoorloogt de monsterslang die de moeder van Apollo aanviel maar later doordezen werd gedood de groote slang die de appelen in den tuin der Hesperidenbewaakte en door Herkules eens moest worden verslagen de slang of draak diede wacht hield over het gulden vlies dat Jazon moest veroveren deze alle zijnkennelijk door de hand der overlevering aan den Bijbel ontleend en verwant aande Paradijsslang uit

JJL ten Kate De schepping

295

Genesis den ouden draak der Apokalypse De slang dat huiveringwekkendschepsel het laatst in de schepping optredend reptiel is voor den wijsgeerigenNatuurkenner de vertegenwoordiger van een omgekeerd proces in de bezieldenatuur van een getaanden luister van een teruggang van het gewervelde karaktervan den voortijd tot de zooveel lagere typen der ogravengewervelde afdeelingenrsquo

Bladzijde 126 regel 9

lsquoMaar dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimtersquo

De p t e r o s a u r u s of vlerkhagedis ook p t e r o d a c t y l u s of vleugelvingergenoemd een vleermuisachtige amfibie heeft inderdaad een vlucht van 27 voetDe lammengier der Alpen spreidt slechts een vlucht van 10 agrave 11 voet de grootekondor der Andes - de reus der thands vliegende vogels - heeft er eene van noggeen 12 voet - Men kent reeds meer dan twintig soorten van p t e r o d a c t y l e n zeer verschillend in grootte

Bladzijde 129 regel 3

lsquoDaar stappen ze op de hooge steltenpotenrsquo

In den nieuwen-rooden-zandsteen vinden wij de eerste sporen van v o g e l e n inde voetstappen die zij ingedrukt hebben in het

JJL ten Kate De schepping

296

weeke slib en zand waarover zij wandelden Sommige van die voetsporen duidenreusachtige vogels aan die zich voor hunne tijdgenooten de gedrochtelijkehagedissen niet behoefden te schamen In een bedding van denouden-rooden-zandsteen van de Vereenigde Staten (in eene der valleien van denstaat Connecticut) uit het tijdperk van de onderste of zwarte J u r a - (ook L i a s -)formatie heeft men in de kalk sporen ontdekt van vogels behoorende tot de ordederg r a l l a e o f h o o g p o t i g e s t e l t l o o p e r s eenordewaartoeookbehoorende kranen reigers en trapganzen even als de struisvogels en kazuarissen en totwier kenteeken behoort dat zij slechts drie teenen aan elken voet hebbenlsquoDe verbazende grootte van sommige dezer afdruksels deed eerst betwijfelen of

zij wel van vogels afkomstig waren De middelmatigsten overtroffen verre denomvang der sporen van de kolossaalste onzer vogels terwijl de grootsten die derzwaarste viervoetige dieren evenaren Daar zijn er onder die van den hiel tot aanhet uiteinde van den middenklaauw 18 duim lang en van den buitensten tot denmiddelsten teen 13 duim breed zijn Ja de afstand dier sporen van elkaacircr in eenrechte lijn toont dat het schepsel dat ze in dit oude versteende zand heeft afgedruktschreden van ongeveer zes voet moet hebben gemaakt De d i n o r n i sg i g a n t e u s moet veel grooter zijn geweest dan t grootste paard Sommigen vandat geslacht moeten dieren geweest zijn van 10 of 12 voet en dus zoo groot als degrootste Afrikaansche olifantrsquo - Hugh Miller

JJL ten Kate De schepping

297

Bladzijde 135 regel 17

lsquoWaar eens de hoogeDinornis gingrsquo

Het grootste onder de reusachtige vogels uit het tweede tijdperk was de reedsgenoemde d i n o r n i s g i g a n t e u s die minstens tien voeten hoog moet geweestzijn en vermoedelijk even als de overigen tot de orde der steltloopers behoordheeft Zie Prof Harting 1 1 bl 348 Prof J van den Hoeven Album der Natuur1853 bladz 1

Aldaar regel 20

lsquoDe vogelvliegrsquo

De k o l o b r i

Bladzijde 136 regel 15

lsquoDes Vijfden Dagsrsquo

Opmerkelijk zoowel die Saurische reptielen der drievoudige hagediswaereld alsdie vogelgeslachten die tegelijk met hen het tooneel der schepping betreden zijnalle eierleggende dieren want het zoogdier een hoogere orde bestaat nog nietEeuwen

JJL ten Kate De schepping

298

lang nog zullen dit de beheerschers zijn van aarde lucht water Maar voor die Aardeis een nieuwe bevolking in aantocht want het vijfde tijdperk spoedt ten einde Dittijdperk heeft zich uitgestrekt van het begin der Permische tot het einde der Jura-of Ooumllieth-groep den aanvang der kalkformatie In die kalk vinden wij reeds hier endaar sporen van den voorlooper van het zoogdier op het drooge het m a r s u p i a tof buideldier de schakel tusschen het reptiel en het zoogdier profeet van bet nieuwescheppingstijdperk dat aanstaande is

Zesde tafereel

Bladzijde 149 regel 11

lsquoNu ook beginnen in den hoogenDe gletschers langzaam hun bewegingrsquo

Zie Prof Harting 1 1 bladz 212

Aldaar regel 20

lsquoAls zijn komst de ontzachelijke rijDer wezens sluiten zal en kroonenrsquo

lsquoWat vinden wij gedurende de dnizende eeuwen der eerste

JJL ten Kate De schepping

299

scheppingsperioden Niets dan onbewuste plantengroei en de blinde begeerlijkheidvan het dier Niets dan fyzieke geboorte leven en dood Geen enkel schepsel datzich rekenschap geeft van het doel van zijn bestaan Elk i n d i v i d u is niets danhet vehikel van de soort elke soort niets dan een schakel in de oneindige keten diezich ontrolt die met het eerste plantdier begint om te eindigen met den Mensch tIs de ontwikkeling van het Lichamelijk Leven in al zijn vormen En toch beheerschtreeds van t begin af aan een Hooger Wet dezen onmetelijken arbeid Daar is eenvooruitgang merkbaar in de opeumlenvolging van die vormen van Dierlijk Leven Zijnaderen meer en meer tot het tegenwoordige Dierlijk Leven en nemen om zoo tezeggen meer en meer een menschelijk karakter aan Dit groote Poeumlem volgt duseen plan en de hoofdgedachte die het bezielt is de nadering tot den Mensch deVrije Persoonlijkheidrsquo - F Godet in de Revue Chreacutet IX 15 Oct 1862 No 10

Bladzijde 150 regel 15

lsquoDe bodem wemelt en het Zoogdier is geborenrsquo

De schepselen die Mozes aanschouwt als de gewrochten van den zesden dag zijnde dieren van het woud het vee der heuvelen het kruipend gedierte van denaarbodem alle van het geslacht der z o o g d i e r e n en als zoodanig onderscheidenvan de

JJL ten Kate De schepping

300

eerste eierleggende leden van het dierenrijk Alzoo wordt hier het feit verkondigddat de viervoetige dieren het aanzijn hebben ontfangen nagrave het tijdperk dereierleggende reptilenWelnu wat zegt hiervan de Geologie Het volgendet Zij wij aannemen dat de schepping der zoogdieren begonnen is met de

verschijning van het half-reptiel het m a r s u p i a t of buideldier aan het einde vande Ooumllieth- (meerendeels kalksteen-) formatie of wel dat wij aannemen dat zijbegon met de p a c h y d e rm a t a (dikhuidige dieren) van de Eoumlceensche groepzoacuteoacuteveel is zeker dat het tijdperk der zoogdieren gevolgd is op dat van deeierleggende hagedis-reptielrassen zoodat het Schriftverhaal bevestigd wordtGedurende een lange reeks van eeuwen vertegenwoordigd door de formatie van

de tertiaire nederzetsels (steenlagen van het zoogenaamde derde Geologischetijdperk) had het viervoetig zoogdier de opperheerschappij in de schepping HetEoumlceensche tijdperk (dat overigens dieren omvat van de grootte van een kloekpaard tot die van een haas) was in t bijzonder de bloeitijd der reuzen - Onder dezevalt onze aandacht terstond op het p a l a e o n t h e r i o n een vreemde diersoortvan de dikhuidige orde tot welke de olifanten tapirs zwijnen en paarden behoorenIn het midden of Mioceensch tertiaire tijdperk bestaat het aanzienlijkste der toenlevende diersoorten nog uit dergelijke p a c h y d e rm e n

JJL ten Kate De schepping

301

Bladzijde 150 regel 14

lsquoDaar schudt reeds het schrikdier d onzachlijken koprsquo

Het s c h r i k d i e r d i n o t h e r i o n is een der grootste viervoetigen die ooitbestonden en maakt de schakel uit tusschen de p a c h y d e rm e n (of dikhuiden)en de c e t a c e euml n (of walvischachtige dieren) Elke tak der onderkaak bij dezwaarste soorten ruim vier voet lang heeft een grooten naar beneden omgebogenslagtand om er de waterplanten en de wortels van leliebollen (zijn waarschijnlijkvoedsel) meecirc op te wroeten De kop drie voet breed is voorzien met spieren vanonbegrijpelijke sterkte en taaiheid en ingericht om den bewegingen en verrichtingenvan dien kop de krachtigste werking bij te zetten De achterzijde van het bekkeneelheeft veel overeenkomst met die van het bekkeneel van den walvisch Uit devooruitstekende beenderen der neusstreek heeft men willen afleiden dat dit diereen snuit heeft bezeten wat echter verre van zeker is

Bladzijde 151 regel 7

lsquoDaar neigt reeds de Koning der luiaards den snoetrsquo

Het m e g a t h e r i o n een soort van l u i a a r d met geweldige viertakkige klauwen

JJL ten Kate De schepping

302

Bladzijde 151 regel 13

lsquoHet mastodon volgt hemrsquo

Het m a s t o d o n weder een diersoort tot de familie der olifanten behoorende gelijkdeze van slagtanden en tromp voorzien tijdgenoot van het d y n o t h e r i o n Niethooger maar aanmerkelijk langer dan de Afrikaansche olifant geen twaalf voethoog maar vijf en twintig voet lang Hij heeft wat den olifant ontbreekt slagtandenin de onderste kaak die de mannetjens levenslang behielden maar de wijfjens vroegverloren De ledematen in evenredigheid korter maar zwaarder de buik langer ensmaller dan bij den gewonen olifant de maaltanden (sommigen van 17 tot 20 pondgewicht) hebben kroonen die van knobbels voorzien zijn als groote tepels waaraanhet dier zijn naam ontleent terwijl de maaltanden in grootte en omtrek aanmerkelijkvan die des olifants verschillenDit en al die andere reusachtige exemplaren der zoogdieren intusschen sterven

langzamerhand uit Weldra moet er een ander schepsel ontstaan naar zijne fyzischeorganizatie behoorende tot hunne klassen maar van oneindig hooger rang eenredelijk zedelijk schepsel tot hiertoe onbekend hun aller voorbestemde koning

JJL ten Kate De schepping

303

Bladzijde 153 regel 6

lsquoZaagt gij ooit in t beeldenschriftVan de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegriftrsquo

Vergelijk HughMiller Getuigenis der Gesteenten bladz 87 waar uit deze opmerkingontleend is

Bladzijde 159 regel 1

lsquoDe waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrondrsquo

De zoogenaamde d i l u v i a l e vloed niet te verwarren met den lateren zondvloedten tijde van Noach die in elk geval ook niet zoo groot was als de d i l u v i a l e

Aldaar regel 9

lsquoDaacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hooglandrsquo

lsquoDe oudste heilige overlevering in overeenstemmingmet een grondige beschouwingvan de tegenwoordige oppervlakte der Aarde maakt het - gelijk ook von Raumerreeds heeft aangetoond -

JJL ten Kate De schepping

304

zoo goed als zeker dat de eerste woonplaats van ons geslacht in de streken vanhet A rm e n i e s c h Hoogland gezochtmoet wordenrsquo - VonSchubert DieGeschichteder NaturlsquoA rm e n i euml is een van de hoogste landen der Aarde Van alle zijden bereikt men

het sterk klimmende en de wijduitgestrekte grazige koele vlakten boven in hetland liggen omtrent 7000 voeten boven de oppervlakte der zee Zoo verheft hetzich als een hoog bolwerk der aarde in de gedaante van een wijduitgestrekt driekantboven de Kaspische en Zwarte Zee boven Klein-Azieuml en de lager gelegen landenvan Voor-Azieuml Aan den voet van zijne noordelijke hellingen stroomt de Fazis naarde Zwarte en de Kurstroom naar de Kaspische zee de oudste de kortste en bestehandelsweg tusschen Europa en de binnenlanden van Azieuml en zuidwaards voerenzijne beide groote tweelingsstroomen de Eufraat en de Tigris naar de warmevruchtbare landen welke de gemakkelijkste verbindtenis tusschen Europa en hetrijke Indieuml hebben waar de eerste Rijken de schouwplaatsen der vroegste in haregevolgen zoo belangrijke waereldgebeurtenissen geweest zijnrsquo - Andreas BramBlicke in die Weltgeschichte und ihren Plan

Bladzijde 162 regel 10

lsquoO Erzerums Beemde t is hier in ugravew schootrsquo

lsquoOm het Paradijs niet te ver van de bronnen der vier rivieren

JJL ten Kate De schepping

305

Eufraat Tiger Fazis en Araxes te plaatsen moet men het stellen in de schoonevallei van Erzerum welke van alle soorten van schoone vruchten overvloeitrsquo - DeTournefort Beschrijving van een Reis naar de Levant

Bladzijde 163 regel 3

lsquoDaar verschijnt de Menschrsquo

lsquoWelk een keerpunt in de scheppingsgeschiedenis God spreekt niet meer tot waterof aarde of eenig voorwerp buiten zich dat zij het schepsel middelijk voortbrengennaar Zijn raad en bevel gelijk bij de eerste wording van visschen en vogelen gelijkbij de schepping van de redeloze dieren der Aarde Bij het scheppen van denMenschgaat alles geheel onmiddelijk van God uit Geen ander schepsel ontfangt last hemvoort te brengenrsquo - Da CostalsquoTot hiertoe had God alles voortgebracht bevelende ldquoDaar zij licht daar zij een

uitspanselrdquo enz Maar waar het de schepping van den Mensch geldt daar is hetldquoLaat ons menschen maken naar onzen beelde onze gelijkenisserdquo t Is niet maardat woord van oppergebied en macht t is een woord van meer zachtheid ofschoonvan geen minder vermogen God houdt raadt met zich-zelven God wekt zich-zelvenop als t ware om te doen opmerken dat het werk dat Hij nugrave aanvangt al Zijnevorige werken overtreftrsquo - Bossuet

JJL ten Kate De schepping

306

lsquoDe Mensch verschijnt en deze verschijning is de inwijding van de tweede periodevan de geschiedenis des Levens Daar staat de Mensch Aan den eenen kant is hijde vrucht van het lange scheppingswerk in al zijne ontwikkelings-fazen (een langebarensnood) Naar zijn lichamelijk organisme behoort hij tot het Dierlijk Leven hijis het meesterstuk der fyzieke schepping Zijn alle evenredigheden van hetmenschelijk lichaam niet volmaakt En beandwoordt de schoonheid der vormenniet aan de verwondelijke geschiktheid der organen Zou niet elke Dierlijkeverschijning n agrave den Mensch een achteruitgang zijn geweest - Maar als de Menschaldus aan den eenen kant eene Levens-periode sluit hij opent ook eene nieuweIn dit volmaakte lichaamlijke organisme woont niet slechts een instinkt als in hetdier niet slechts een ziel maar een geest ldquoGod blies een adem des levens in zijneneusgatenrdquo di onze geest is een ademtocht der Godheidrsquo - GodetlsquoZiedaar dan reeds het Godlijke Menschlijk geworden De Mensch is de hoogste

uitdrukking Gods in de natuurlijke waereld en deze gemeenschap van het Godlijkeen Menschlijke is de grondwet van Gods bedeelingen aan de Aarde en dehoofdsleutel tot hare kennis Immers wat de natuur betreft gelijk de Mensch hetbeeld is van Gods beeld zoo zijn alle Gods werken ook teekenen en uitdrukkingenZijner eigenschappen en zoo is de geheele Lichamelijke natuur een uitdrukkingeen gelijkenis der Geestelijke waereldrsquo - Hamann

JJL ten Kate De schepping

307

Bladzijde 169 regel 3

lsquoo Mozes waarom straks -Gezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenrsquo

Zie Exod XXV 40 Hebr VIII 5

Bladzijde 176 regel 19

lsquoDe heemlen stralen maar de starren missen oogenrsquo

Vergelijk Laurent Christl Predigten 1860 II Th S 6

Bladzijde 177 regel 11

lsquoZijt vruchtbaar breid u uitrsquo

In het Bijbelsch verhaal van de schepping des Menschen worden twee hoofdfeitengekonstateerd die door het boek der Natuur bevestigd kunnen worden 1o dat deMensch de laatstgeschapene is aller wezens en 2o dat het geheele menschelijkgeslacht van eacuteeacuten Menschenpaar afstamtWat het eerste betreft dat naamlijk deMensch het laatstgeschapene aller wezens

is

JJL ten Kate De schepping

308

Beschouw den Mensch in zijn redelijken en zedelijken aanleg in zijn fyzieschsamenstel en bouw Volgends beide staat hij op de hoogste der opklimmendetrappen van het geschapene Leven twelk begint met het lage plantdier en opklimtdoor de organizatieumln heen van weekdier schaaldier reptiel en viervoetig zoogdierVolgends Gods plan moet hij daacuteaacuter staan waar beide Bijbel en Geologie hemplaatsenBeschouw de steengroepen der Aarde In geene enkele der nederzetsels waarin

de organische overblijfselen van alle vroegere diersoorten bewaard zijn geblevenontmoet gij eenig spoor hetzij van eene menschelijke gedaante hetzij van eenigmenschelijk kunstwerk Alzoo de verschillende familieumln van aardsche schepselenmoeten den Mensch vooraf zijn gegaan Zijne geboorte was het laatste en grootstefeit v a n de kroon gezet o p het scheppingswerkVolgends de chronologie der Heilige Schrift zou dit ongeveer 6000 jaren geleden

zijn en noch in de Natuur in t algemeen noch in den Mensch in t bijzonder wordtiets gevonden dat dezen datum logenstraft Vatbaarheid voor ontwikkeling envooruitgang is een eigenaardige karaktertrek van den Mensch en daarom haddezijn geslacht vroeger bestaan elke hoek der waereld zou talloze eeuwen voacuteoacuter denMozaiumlschen datum zijner geboorte de sporen hebben vertoond van zijne lichamelijkeen intellektueumlele kracht Beschaving tot weelde toe kunst wetenschap al degevolgen der aanraking van des menschen geest met de stoffelijke waereld zoudendan duizende jaren geleden reeds hare volmaakt-

JJL ten Kate De schepping

309

heid bereikt en ons de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij hebbennagelatenDe denkbeelden over een lsquoonmeetlijken ouderdom des Menschlijken geslachtsrsquo

worden door de wetenschap-zelve meer en meer onhoudbaar verklaard Da Costazegt daaromtrent (in zijne Voorlezingen over het OT) lsquoMen had zich oa beroepenop twee afbeeldingen van den Dierenriem in de tempels van Denderah en Esneacute (inEgypten) Uit den stand der hemelteekenen aldaar had men berekeningen afgeleiddie den datum hunner vervaardiging tot 4000 ja tot 15000 jaar moeten doenopklimmen Reeds Cuvier wees op t ongerijmde dier berekening Daar komt nuChampollion (de vermaarde ontcijferaar der Egyptische hieumlroglyfen) en wat las hijop die dierenriemen Op dien van Denderah in welverstaanbare taal als datum deregeering van Keizer Tiberius op die van Esneacute de regeering van Keizer Antoninus- een oudheid van nog geen 2000 jaren in plaats van eene van 15000rsquoDe afwezigheid nu van de oirkonden van zulk eene oudere Maatschappij bevestigt

het dat het Menschelijk geslacht eerst sedert pm de laatste 6000 jaren bestaatWat het tweede betreft naamlijk de afstamming van het geheele Menschelijk

geslacht van eacuteeacuten enkel menschenpaarGeschiedenis en Traditie oude monumenten en oirkonden gewagen van een

tijd toen gantsche landen geheel of bijna onbewoond lagen en van toeneming vanbevolking evenzeer als van beschaving in demeeste waerelddeelen twelk geheelin overeenstem-

JJL ten Kate De schepping

310

ming is met de aanneming van eacuteeacuten menschenpaar als stamoudersE e r s t e t e g e nw e r p i n g - lsquoMaar er is zooveel verschil tusschen vele volken

der aarde in gedaante en kleur in taal en zeden Hebben niet sommige ethnologenvijf ja zeven rassen meenen te moeten onderscheiden Wat zeg ik stelde Boryde St Vincent geen 15 Desmoulin geen 16 oorspronkelijke menschenrassen Enschieten er ook dagraven nog geene leden van het Menschelijk geslacht over die ondergeene dezer klassen kunnen gerangschikt worden Wijst dat niet op een soortelijkonderscheidrsquoW e ecirc r l e g g i n g - Een Linnaeus Haller Buffon Camper Gall Blumenbach

Cuvier Laceacutepegravede A von Humboldt Soemmering en vele anderen erkennenonvoorwaardelijk de volstrekte eenheid van het oorspronkelijk menschenras Debeste fyziologen met eacuteeacuten woord nemen aan dat hier geen sprak kan zijn vanverschillende s o o r t e n maar slechts van v e r s c h e i d e n h e d e n van eacuteeacuteneenkele soort daar hier geen enkel spoor aanwezig is van een t y p i e s c h verschilzoo als bij het bestaan van meerdere stamouders zich onder de afstammelingenzou hebbenmoeten vertoonen Waarin bestaat hoofdzakelijk dat genoemde verschiltusschen de volken der aarde In de kleur van den huid in de vorm van schedelen bekken Maar volgends Blumenbach Prichard von Humboldt om geenmeerderenamen nu te noemen kan zulk verschil veroorzaakt zijn door invloeden van buitenklimaat bodem voedsel levenswijze enz gedurende een langdurig tijdsverloopHet karakter en de samenstelling van talen en de identiteit van de innerlijke en geest-

JJL ten Kate De schepping

311

lijke natuur bij alle geslachten des Menschdoms doen ons met Prichard) aannemendat alle menschen van eacuteeacutene soort van eacuteeacutene familie zijn Zoo dan stemmen Schriften Wetenschap op grond van historie fyziologie en ervaring daarin overeacuteeacutenTw e e d e t e g e nw e r p i n g -DedroomvanLamarck endeMaillet de bekende

fransche Geologen lsquoHet organische levenrsquo zoo meenen zij lsquois begonnen met degeringste en eenvoudigste vormen om die allen zonder verdere tusschenkomstvan den Schepper te doorloopen De organizatie is dus het gevolg van funktie enniet de funktie het gevolg van organizatie Zoo is dan de eersteling der scheppingeen plantdier geweest maar dit ging ten gevolge van een gelukkig pogen (eenc o n a t u s ) over in een schaaldier het schaaldier werd visch de visch vogel devogel zoogdier het zoogdier mensch De ware Adam aller menschen vader ishet Plantdier de blinde z o ouml p h y t De kikvorsch en aap zijn van onze naaste familiersquoW e ecirc r l e g g i n g - De Geologie bevestigt dergelijke hypothesen nooit en

nergends Onder de f o s s i l e overblijfselen van elke dierklasse is geen zweemgevonden van iets dat ook maar in de verste verte het geloof aan zulk een overgangvan het eene geslacht in het andere zou wettigen Het lsquoelk naar zijnen aartrsquo is eeneeuwige Natuurwet Zeker vele veranderingen hebben er plaats

) JC Prichard Researches into physical history of mankind London 1836 besproken doorProf LC Schoeder van der Kolk in Waarheid in Liefde 1845 I

JJL ten Kate De schepping

312

gehad De plant- week- schaaldieren en visschen van het Silurische en Divonischetijdperk zijn niet dezelfde van het Menschelijk tijdperk De veranderingen door aardeen water ondergaan verscheidenheid van temperatuur en atmosfeer bodem enklimaat en voedsel hebben in den loop veler eeuwen hunne plooibare natuuraanmerkelijk gewijzigd Zoo waren bv de eerste weekdieren gekleed in hoornenschalen omdat zij in de slib der lagere Silurische groep woonden waar kalk ontbraktot het afscheiden van kalken schalen Toen er meer kalk onstond vormden diezelfde dieren zich schalen van die zelfstandigheid waardoor alzoo in hunne ordeeen wijziging geboren werd Zoo al verder waren de eerste vischsoorten (dep l a c o iuml d e n en g a n o iuml d e n van het Permiesch en Kooltijdperk) in beenigemaliekolders gedoscht daar zij in de nog heete wateren leefden Toen later detemperatuur was afgekoeld verving hoorn het been tot dat de maliekolder eenschubbenjak werd Zoacuteoacute eindelijk zijn de reusachtige hagedissen van de Lias- enOoumllieth-formatie allengskens ingekrompen en verdwenen de gigantische zoogdierenvan het tertiaire tijdvak verkleend tot de betrekkelijke dwerggestalten van onzen tijdMaar - al deze wijzigingen hadden hare grenzen in zoacuteoacute verre dat geenerlei

omstandigheden van wat naam of aart ook ooit in staat waren een dier van deeacuteeacutene klasse in de andere te doen overgaan Geen grasetend dier bv werd immervervormd tot een vleeschetend geen weekdier in een visch geen visch in eenreptiel geen reptiel in een vogel geen vogel in een zoogdier

JJL ten Kate De schepping

313

Gelijk geschreven staat lsquode Heer God heeft alles naar zijnen aart geschapenrsquo endoor Zijnen wil zijn en blijven zij zoacuteoacute geschapen De verschillende orden van hetDierenrijk hun onderscheiden en afgescheiden oorsprong en geslacht bleef tothiertoe immer onveranderlijk bewaard De reptielen vogels en zoogdieren van hetMenschelijk tijdvak mogen van die van het vorige (het Silurische) verschillen ingedaante en zeden t zijn hunne lijnrechte en herkenbare afstammelingen evenals de menschen het zijn van den eerst-geschapen mensch Adam De Mensch deeerste in aart en aanleg is de laatste naar geboorte een lsquop a r v e n u rsquo een schepselvan gisteren de jongste monarch maar ook hier geldt het woord lsquode laatste is deeerste gewordenrsquo Zoo dan bewaren ons de Bijbel en het steenen boek der Natuurvoor de dwaze en ongegronde droomerijen van de verkeerdelijk zoogenaamdetheorie van ontwikkeling en bevestigt het laatste het eerste op de onwederlegbaarstewijze - Zie von Humboldt Miller MCauslaud passim

Zevende tafereel

Bladzijde 192 regel 18

lsquoZiedaar mijn Sabbatswerk dat ook het uwe zijrsquo

lsquoEen voorname karaktertrek der Geologische geschiedenis

JJL ten Kate De schepping

314

di der scheppingsgeschiedenis is vooruitgang De onbezielde stof klimt tot delagere levensvormen dezen tot de hoogere Nadat het groote vee en het gediertedes aardbodems opgevolgd was aan de onbezielde planten de zeegedrochten hetwemelend gedierte verschijnt het redelijk schepsel de Mensch Was de gang dertrapsgewijze opklimming nu plotseling gestremd Neen Gods werk van verheffingverhooging toeneming gaat tot nog toe voort Maar de aart des menschen [eenverandwoordelijk onsterfelijk schepsel met het instinkt eener eeuwige toekomst]gedoogt niet dat dit werk als vroeger een scheppingsdaad zij Schepping zou hierstaking zijn Gods werk van verheffing is nu het werk der vatbaarmaking dervoorbereiding van den zondigen onvolmaakten mensch voor een volmaaktenonzondigen toekomstigen staat Het werk Gods op den zevenden dag is hetverlossingswerk En op dezen dag daalt naar de voorstelling der Mozaiumlscheoirkonde geen nacht neder want zijn bijzondere arbeid is nog niet voleindigdrsquo -Hugh Miller

Bladzijde 198 regel 4

lsquoDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerdDat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereertrsquo

lsquoDe Negers verkoopen verwerpen verbranden of verdrinken

JJL ten Kate De schepping

315

hunne afgoden als zij op hen vertoornd zijn De Ostiaken geesselen ze na eenongelukkige jacht en verzoenen zich dan weder met hen in de hoop dat dezekastijding hen verbeterd zal hebben De inwoners van Congo door de pest bezochtwierpen al hunne afgoden op het vuur toen zij die vergeefs hadden aangeroepenEen reiziger zag een Laplander al zijne fetiches verbranden omdat zijne rendierenniet jongden De Amerikanen aan de Hudsonsbaai leggen de snaphaan op hunneafgoden aan als zij redenen van beklag meenen te hebben De bewoners derSandwichseilanden straften eens hunne goden door het schorsen dergodsdienst-feesten toen zij boos waren dat hun koning gestorven was Zelfs debeschaafde Chinezen hebben geen verlichter denkbeelden op dit punt Als zij toteen afgod gebeden hebbende hun wensch niet verkrijgen geesselen zij zijnebeelden verwoesten zijn altaren verklagen hem bij de rechtbank Deze beoordeeltdan den afgod en wordt hij schuldig bevonden dan wordt het vonnis geveld enzijne dienst niet zelden afgeschaftrsquo - B Constant de la Religion II pag 32 volg

Bladzijde 209 regel 13

lsquoAllen zijt gij de eerste kindrenvan het eerste Godsverbond enzrsquo

Zie in de Stemmen V deel bladz 77 en volg da Costaas opstel over De vervullingdes Ouden Verbonds door het Nieuwe

JJL ten Kate De schepping

316

Bladzijde 214 regel 3

lsquoMan van Samosrsquo

Pythagoras min of meer tijdgenoot van Zoroaster en Jeremia de eerste eigenlijkeGrieksche wijsgeer geboortig van het eiland Samos op de kusten van Klein-Azieuml

Bladzijde 215 regel 10

lsquoIn de donkere spelonke wijst gij op het schaduwbeeldrsquo

lsquoDe menschen leven hier op Aarde als in een spelonk die een ruimen ingang voorhet licht heeft Nu moet gij u voorstellen dat zij daarin leven van de kindschheid afmet hals en beenen vastgebonden om daacuteaacuter altijd te blijven en altijd naar den kantte zien welke van het licht is afgekeerd Stel u nu voor dat er achter hun rug eenhelder flikkerend vuur brandt en tusschen dat vuur en hen een weg is waaropmenschenmet allerlei gereedschap en beeldwerk heen en weecircr gaan nu sprekendedan zwijgende Nu zien immers de gebondenen slechts de schaduwen dier menschenen voorwerpen welke op de overzijde der spelonk voor hunne oogen zichafteekenen Maar deze schaduwen houden zij evenwel voor de menschen endingen-zelven en t geen zij zien doen en hooren spreken meenen zij dat doordeze schaduwen geschiedt

JJL ten Kate De schepping

317

Zoacuteoacute nemen wij zinnelijke menschen den schijn voor het wezen der dingen zoacuteoacutemoeten wij worden ontbonden en naar het licht gekeerd om de dingen-zelven inplaats van hunne schaduw te aanschouwen Anderenmoeten ons daartoe losmakenmaar ook slechts langzaam naar het licht keeren dewijl wij door plotselingeomkeering zouden worden verblind en niets meer zienrsquo - Plato de Rep VII

Bladzijde 215 regel 15

lsquo Al het goede is u herinnringrsquo enz

Zie Plato in zijn Symposion Vergel Van Heusde Initia I p 107 sqq

Bladzijde 216 regel 16

lsquot Menschdom is van Gods geslachtrsquo

Zie Handelingen der Apostelen XVII 28

lsquoWij toch zijn Godes geslachtersquo

Deze woorden worden door den Alexandrijnschen priester Clemens doorHieronymus Chrysostomus en anderen aan Aratus toegeschreven een dichter enwiskunstenaar die 278 v Chr leefde De genoemde woorden zijn genomen uit hetvijfde vers van zijn Epiesch Dichtstuk Phaenomena

JJL ten Kate De schepping

318

Intusschen was Aratus de eenige niet die zich aldus uitliet over des Menschenbetrekking tot God Euthalius heeft dan ook reeds opgemerkt dat genoemde halvehexameter van Aratus eigenlijk van Homerus afkomstig is waarschijnlijk uit eenvoor ons verloren geganen Hymnus Verder komt hier Kleanthes in aanmerkingdie te Athene woonde Het vierde vers van een door hem aan Zeus gerichten Lofzang(Kleant Hymn in Jov 5) luidt

lsquoἐϰ σοῦ γὰρ γένος ἐσμὲνrsquo[lsquowij zijn toch een geslacht uit Ursquo]

Terwijl dezelfde gedachte ofschoon dan in eenigzins andere woorden is uitgedruktin het volgende woord dat ons onder de spreuken der Pythagorieumlrs (Aur Pythagor)bewaard is gebleven

lsquoθεῖον γένος ἐστι βροτοῖσιrsquo[lsquoeen godlijk geslacht is den menschenrsquo]

Bladzijde 217 regel 4

lsquoOp een hooge en heilge wetZelfs den Koningen gezetrsquo

Zie bv Sophokles in zijn Koning Oedipus vertaling van Bilderdijk pag 92 volg

JJL ten Kate De schepping

319

lsquoOch of my ware in al mijn daacircnEn woorden en gedachten

Een zuivere onschuld toegestaanDoor t vuriglijk betrachten

Der heilige en onschendbre WetOns tot een regelmaat gezet

En uit des hemels trans gesprotenDe Olympische Monarch geen sterfelijk geslacht

Heeft haar geteeld en voortgebrachtEn heeft een godlijkheid als in haar opgesloten

Een godlijkheid die door geen tijdVeroudert of verslijtrsquo

Alaar regel 17

lsquoldquoEen nieuwe vertroostingrdquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidtrsquo

Zoo bv Plinius de Jonge Epist I Cap 12 lsquoAliqua magna nova solitiarsquo

Bladzijde 227 regel 3

lsquoNu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aanrsquo

lsquoJezus Christus is voor de geschiedenis der natuurlijke Mensch-

JJL ten Kate De schepping

320

heid wat Adam was voor die der Natuurrsquo zegt Godet Niemand heeft dit denkbeeldzoo uitmuntend ontwikkeld als Steffens in zijne Anthropologie

Bladzijde 243 regel 2

lsquoEen eerste en beste Liedrsquo

Een drukfout Lees lsquoEen leste en beste Liedrsquo

JJL ten Kate De schepping

Page 9: Deschepping - dbnl
Page 10: Deschepping - dbnl
Page 11: Deschepping - dbnl
Page 12: Deschepping - dbnl
Page 13: Deschepping - dbnl
Page 14: Deschepping - dbnl
Page 15: Deschepping - dbnl
Page 16: Deschepping - dbnl
Page 17: Deschepping - dbnl
Page 18: Deschepping - dbnl
Page 19: Deschepping - dbnl
Page 20: Deschepping - dbnl
Page 21: Deschepping - dbnl
Page 22: Deschepping - dbnl
Page 23: Deschepping - dbnl
Page 24: Deschepping - dbnl
Page 25: Deschepping - dbnl
Page 26: Deschepping - dbnl
Page 27: Deschepping - dbnl
Page 28: Deschepping - dbnl
Page 29: Deschepping - dbnl
Page 30: Deschepping - dbnl
Page 31: Deschepping - dbnl
Page 32: Deschepping - dbnl
Page 33: Deschepping - dbnl
Page 34: Deschepping - dbnl
Page 35: Deschepping - dbnl
Page 36: Deschepping - dbnl
Page 37: Deschepping - dbnl
Page 38: Deschepping - dbnl
Page 39: Deschepping - dbnl
Page 40: Deschepping - dbnl
Page 41: Deschepping - dbnl
Page 42: Deschepping - dbnl
Page 43: Deschepping - dbnl
Page 44: Deschepping - dbnl
Page 45: Deschepping - dbnl
Page 46: Deschepping - dbnl
Page 47: Deschepping - dbnl
Page 48: Deschepping - dbnl
Page 49: Deschepping - dbnl
Page 50: Deschepping - dbnl
Page 51: Deschepping - dbnl
Page 52: Deschepping - dbnl
Page 53: Deschepping - dbnl
Page 54: Deschepping - dbnl
Page 55: Deschepping - dbnl
Page 56: Deschepping - dbnl
Page 57: Deschepping - dbnl
Page 58: Deschepping - dbnl
Page 59: Deschepping - dbnl
Page 60: Deschepping - dbnl
Page 61: Deschepping - dbnl
Page 62: Deschepping - dbnl
Page 63: Deschepping - dbnl
Page 64: Deschepping - dbnl
Page 65: Deschepping - dbnl
Page 66: Deschepping - dbnl
Page 67: Deschepping - dbnl
Page 68: Deschepping - dbnl
Page 69: Deschepping - dbnl
Page 70: Deschepping - dbnl
Page 71: Deschepping - dbnl
Page 72: Deschepping - dbnl
Page 73: Deschepping - dbnl
Page 74: Deschepping - dbnl
Page 75: Deschepping - dbnl
Page 76: Deschepping - dbnl
Page 77: Deschepping - dbnl
Page 78: Deschepping - dbnl
Page 79: Deschepping - dbnl
Page 80: Deschepping - dbnl
Page 81: Deschepping - dbnl
Page 82: Deschepping - dbnl
Page 83: Deschepping - dbnl
Page 84: Deschepping - dbnl
Page 85: Deschepping - dbnl
Page 86: Deschepping - dbnl
Page 87: Deschepping - dbnl
Page 88: Deschepping - dbnl
Page 89: Deschepping - dbnl
Page 90: Deschepping - dbnl
Page 91: Deschepping - dbnl
Page 92: Deschepping - dbnl
Page 93: Deschepping - dbnl
Page 94: Deschepping - dbnl
Page 95: Deschepping - dbnl
Page 96: Deschepping - dbnl
Page 97: Deschepping - dbnl
Page 98: Deschepping - dbnl
Page 99: Deschepping - dbnl
Page 100: Deschepping - dbnl
Page 101: Deschepping - dbnl
Page 102: Deschepping - dbnl
Page 103: Deschepping - dbnl
Page 104: Deschepping - dbnl
Page 105: Deschepping - dbnl
Page 106: Deschepping - dbnl
Page 107: Deschepping - dbnl
Page 108: Deschepping - dbnl
Page 109: Deschepping - dbnl
Page 110: Deschepping - dbnl
Page 111: Deschepping - dbnl
Page 112: Deschepping - dbnl
Page 113: Deschepping - dbnl
Page 114: Deschepping - dbnl
Page 115: Deschepping - dbnl
Page 116: Deschepping - dbnl
Page 117: Deschepping - dbnl
Page 118: Deschepping - dbnl
Page 119: Deschepping - dbnl
Page 120: Deschepping - dbnl
Page 121: Deschepping - dbnl
Page 122: Deschepping - dbnl
Page 123: Deschepping - dbnl
Page 124: Deschepping - dbnl
Page 125: Deschepping - dbnl
Page 126: Deschepping - dbnl
Page 127: Deschepping - dbnl
Page 128: Deschepping - dbnl
Page 129: Deschepping - dbnl
Page 130: Deschepping - dbnl
Page 131: Deschepping - dbnl
Page 132: Deschepping - dbnl
Page 133: Deschepping - dbnl
Page 134: Deschepping - dbnl
Page 135: Deschepping - dbnl
Page 136: Deschepping - dbnl
Page 137: Deschepping - dbnl
Page 138: Deschepping - dbnl
Page 139: Deschepping - dbnl
Page 140: Deschepping - dbnl
Page 141: Deschepping - dbnl
Page 142: Deschepping - dbnl
Page 143: Deschepping - dbnl
Page 144: Deschepping - dbnl
Page 145: Deschepping - dbnl
Page 146: Deschepping - dbnl
Page 147: Deschepping - dbnl
Page 148: Deschepping - dbnl
Page 149: Deschepping - dbnl
Page 150: Deschepping - dbnl
Page 151: Deschepping - dbnl
Page 152: Deschepping - dbnl
Page 153: Deschepping - dbnl
Page 154: Deschepping - dbnl
Page 155: Deschepping - dbnl
Page 156: Deschepping - dbnl
Page 157: Deschepping - dbnl
Page 158: Deschepping - dbnl
Page 159: Deschepping - dbnl
Page 160: Deschepping - dbnl
Page 161: Deschepping - dbnl
Page 162: Deschepping - dbnl
Page 163: Deschepping - dbnl
Page 164: Deschepping - dbnl
Page 165: Deschepping - dbnl
Page 166: Deschepping - dbnl
Page 167: Deschepping - dbnl
Page 168: Deschepping - dbnl
Page 169: Deschepping - dbnl
Page 170: Deschepping - dbnl
Page 171: Deschepping - dbnl
Page 172: Deschepping - dbnl
Page 173: Deschepping - dbnl
Page 174: Deschepping - dbnl
Page 175: Deschepping - dbnl
Page 176: Deschepping - dbnl
Page 177: Deschepping - dbnl
Page 178: Deschepping - dbnl
Page 179: Deschepping - dbnl
Page 180: Deschepping - dbnl
Page 181: Deschepping - dbnl
Page 182: Deschepping - dbnl
Page 183: Deschepping - dbnl
Page 184: Deschepping - dbnl
Page 185: Deschepping - dbnl
Page 186: Deschepping - dbnl
Page 187: Deschepping - dbnl
Page 188: Deschepping - dbnl
Page 189: Deschepping - dbnl
Page 190: Deschepping - dbnl
Page 191: Deschepping - dbnl
Page 192: Deschepping - dbnl
Page 193: Deschepping - dbnl
Page 194: Deschepping - dbnl
Page 195: Deschepping - dbnl
Page 196: Deschepping - dbnl
Page 197: Deschepping - dbnl
Page 198: Deschepping - dbnl
Page 199: Deschepping - dbnl
Page 200: Deschepping - dbnl
Page 201: Deschepping - dbnl
Page 202: Deschepping - dbnl
Page 203: Deschepping - dbnl
Page 204: Deschepping - dbnl
Page 205: Deschepping - dbnl
Page 206: Deschepping - dbnl
Page 207: Deschepping - dbnl
Page 208: Deschepping - dbnl
Page 209: Deschepping - dbnl
Page 210: Deschepping - dbnl
Page 211: Deschepping - dbnl
Page 212: Deschepping - dbnl
Page 213: Deschepping - dbnl
Page 214: Deschepping - dbnl
Page 215: Deschepping - dbnl
Page 216: Deschepping - dbnl
Page 217: Deschepping - dbnl
Page 218: Deschepping - dbnl
Page 219: Deschepping - dbnl
Page 220: Deschepping - dbnl
Page 221: Deschepping - dbnl
Page 222: Deschepping - dbnl
Page 223: Deschepping - dbnl
Page 224: Deschepping - dbnl
Page 225: Deschepping - dbnl
Page 226: Deschepping - dbnl
Page 227: Deschepping - dbnl
Page 228: Deschepping - dbnl
Page 229: Deschepping - dbnl
Page 230: Deschepping - dbnl
Page 231: Deschepping - dbnl
Page 232: Deschepping - dbnl
Page 233: Deschepping - dbnl
Page 234: Deschepping - dbnl
Page 235: Deschepping - dbnl
Page 236: Deschepping - dbnl
Page 237: Deschepping - dbnl
Page 238: Deschepping - dbnl
Page 239: Deschepping - dbnl
Page 240: Deschepping - dbnl
Page 241: Deschepping - dbnl
Page 242: Deschepping - dbnl
Page 243: Deschepping - dbnl
Page 244: Deschepping - dbnl
Page 245: Deschepping - dbnl
Page 246: Deschepping - dbnl
Page 247: Deschepping - dbnl
Page 248: Deschepping - dbnl
Page 249: Deschepping - dbnl
Page 250: Deschepping - dbnl
Page 251: Deschepping - dbnl
Page 252: Deschepping - dbnl
Page 253: Deschepping - dbnl
Page 254: Deschepping - dbnl
Page 255: Deschepping - dbnl
Page 256: Deschepping - dbnl
Page 257: Deschepping - dbnl
Page 258: Deschepping - dbnl
Page 259: Deschepping - dbnl
Page 260: Deschepping - dbnl
Page 261: Deschepping - dbnl
Page 262: Deschepping - dbnl
Page 263: Deschepping - dbnl
Page 264: Deschepping - dbnl
Page 265: Deschepping - dbnl
Page 266: Deschepping - dbnl
Page 267: Deschepping - dbnl
Page 268: Deschepping - dbnl
Page 269: Deschepping - dbnl
Page 270: Deschepping - dbnl
Page 271: Deschepping - dbnl
Page 272: Deschepping - dbnl
Page 273: Deschepping - dbnl
Page 274: Deschepping - dbnl
Page 275: Deschepping - dbnl
Page 276: Deschepping - dbnl
Page 277: Deschepping - dbnl
Page 278: Deschepping - dbnl
Page 279: Deschepping - dbnl
Page 280: Deschepping - dbnl
Page 281: Deschepping - dbnl
Page 282: Deschepping - dbnl
Page 283: Deschepping - dbnl
Page 284: Deschepping - dbnl
Page 285: Deschepping - dbnl
Page 286: Deschepping - dbnl
Page 287: Deschepping - dbnl
Page 288: Deschepping - dbnl
Page 289: Deschepping - dbnl
Page 290: Deschepping - dbnl
Page 291: Deschepping - dbnl
Page 292: Deschepping - dbnl
Page 293: Deschepping - dbnl
Page 294: Deschepping - dbnl
Page 295: Deschepping - dbnl
Page 296: Deschepping - dbnl
Page 297: Deschepping - dbnl
Page 298: Deschepping - dbnl
Page 299: Deschepping - dbnl
Page 300: Deschepping - dbnl
Page 301: Deschepping - dbnl
Page 302: Deschepping - dbnl
Page 303: Deschepping - dbnl
Page 304: Deschepping - dbnl
Page 305: Deschepping - dbnl
Page 306: Deschepping - dbnl
Page 307: Deschepping - dbnl
Page 308: Deschepping - dbnl
Page 309: Deschepping - dbnl
Page 310: Deschepping - dbnl
Page 311: Deschepping - dbnl
Page 312: Deschepping - dbnl
Page 313: Deschepping - dbnl
Page 314: Deschepping - dbnl
Page 315: Deschepping - dbnl