Deschepping - dbnl
Transcript of Deschepping - dbnl
De schepping
JJL ten Kate
bronJJL ten Kate De schepping Kemink en Zoon Utrecht 1866
Zie voor verantwoording httpwwwdbnlorgtekstkate001sche01_01colofonhtm
copy 2008 dbnl
to III
JJL ten Kate De schepping
V
Aan Hare MajesteitMevrouwe Sophia Frederika MathildaKoningin der NederlandenGeboren Princes van Wurtemberg
JJL ten Kate De schepping
VII
Schonk Hollands Koningin het Hollandsch Lied gehoorMeecircvolgende op den stroom der Dichterlijke klankenRuischt nograveg haar vriendlijk woord het hart des Zangers door
Zij gunn hem op zijn beurt - met meerder recht - te danken
JJL ten Kate De schepping
VIII
Neem Eedle Koningin bij s Kunstenaars GedichtDes Christens Heilbede aan - Die t zonlicht heeft gegevenDie aarde en hemel schiep geve U bij t Hoogste Licht
Den voorsmaak in de ziel van t Ware Hemelleven
AMSTERDAMJJL TEN KATE8 Me i 1866
JJL ten Kate De schepping
1
Eerste tafereel
In den beginne schiep God den hemel en de aarde De aarde nu waswoest en ledig en duisternis was op den afgrond en de Geest Godszweefde op de wateren En God zeide lsquoDaar zij lichtrsquo en daar werd lichtEn God zag het licht dat het goed was en God maakte scheidingtusschen het licht en tusschen de duisternis En God noemde het lichtDag en de duisternis noemde hij NachtToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Eerste DagGenes I 1-5
JJL ten Kate De schepping
3
Gegroet gij eenzaamheid van Midians woestijnenGij oceaan van steen wiens rotsen golven schijnenTe midden van heur vaart bevroren LabyrinthVan klippen eeuw aan eeuw gegeesseld door den windGeschud door t onweecircr zwart door t keerkrings-zonnebrandenMaar steigrende ongedeerd met uw gekloofde wandenEn ruwe spitsen naar de hemelen - GegroetVooral gij Horeb met twee zeeumln aan uw voetTwee bergen op uw kruin rondblikkende in de dalenDie door t Schiereiland van u uitgaan als de stralen
JJL ten Kate De schepping
4
Van t brandpunt Driemaal heil gij Sinaiuml wel nietDe hoogste top maar toch de ontzachlijkste Gij biedtGeen vergezichten die verteederen en streelenGeen beek of waterval geen weide- en woudtooneelenSlechts graauw steil dor graniet waaruit geen druppel leektEn waar de storm-alleen somtijds een stilte breektZoo plechtig of God-zelf de wildernis doorwaardeDe God des Hemels mint de bergen dezer AardeEn wijdde hen van ouds als beider verste grensTot heilige outers waar Hij neecircrdaalt tot den MenschDie tot Hem opklimt - Gij zijt ge een der HoogaltarenEn huivert u misschien een voorgevoel door de aacircrenDat u Jehovah tot Zijn troonstoel heeft gezetWaar onder donderen en bliksemen Zijn wetVerkondigd worde aan t Volk uit agravelle waereldvolkenTot drager van Zijn woord verkoren
Maar de wolkenGaan heden boven u haar ongestoorden gang
JJL ten Kate De schepping
5
Uw majesteit als steeds is spraakloos - geen gezangEens vogels op uw kruin geen gonzend vleugelsuizenVan d avondmuggenzwerm geen schuchter bladerruischenVan struik of boomtak Zelfs de lucht houdt d adem inAlom de stempel van t onheuchelijk BeginToen de Aarde op t machtwoord dat het waterdeksel scheurdeDen naakten schouder uit des Afgronds kolken beurde- Maar neen daar ruischt iets daar beweegt zich (maar kagraven t zijn)Een eenzaam wandelaar in d avondschemerschijnTen zij een Engel als in glorierijker dagenIn menschenvorm weecircr bij de menschen zich durft wagenVoor wie ook nagrave den val hij t broederhart behield -Wat hooge heldenleest Die trekken zijn bezieldVan hemelsche adel en getuigende van krachtenEn gaven ongewoon t Zijn heilige gedachtenDie spelen in dat oog naar t firmament gerichtAls zocht het God en op dat voorhoofd glinstert lichtDie wondre flikkring van t oorspronkelijke levenGetaande kroonglans soms op t aanschijn nageblevenDer uitgelezensten van ons geslacht - Zoacuteoacute staart
JJL ten Kate De schepping
6
De mensch wien hooger geest den boezem binnenvaartEn andere oogen schept waarvoor het grijs VerledenUit d eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet tredenOf t goddelijk geheim der Toekomst zich ontsluit
Wie is hij dan die dus den adelaar vooruitDit maagdlijk rotsgesteent kloekmoedig dorst bestijgenEn storen t eerst sints den scheppingsdag een zwijgenZoo huivring-wekkend grootsch
- t Is MozesWelk een naam
Nu roemloos straks vereend op vleugelen der faamAan dien des Patriarchs in wien de nageslachtenDen zegen toegezegd in t Paradijs verwachtenDe Man is t veertig jaar door innerlijken strijdEn Godsbetrachting tot zijn grootsche taak gewijd -Als kind van s dwinglands dolk en de ongastvrije barenGespaard door Wie in hem geheel een volk wil sparenHebreeuwsch slavinnekind maar Vorsten-voedsterzoon
JJL ten Kate De schepping
7
Van uit het Nijlriet tot Egyptens koningstroonIn t korfjen dat het heil der waereld droeg verheven -Van Gods voorzienigheid een rustloos menschenlevenVerkoren lieveling en toonbeeld Aan den voetDer obelisken in de wijsheid opgevoedVan Mitzraiumlm en aan de borsten zijner moederIn die des Hemels Nu eens Jethroos schapenhoederGods menschenherder straks die langs een wonderbaanOntmergde knechten leidt tot machtig volksbestaanWoestijn-nomaden tot een vaderland der rusteSints hem de heerlijkheid der waereld niet gelustteZal God de Zijne hem verdubblen Amrams zoonWat eerenamen vlecht de toekomst tot uw kroonHistorieschrijvers die de wording zal verhalenVan aarde en hemel Mensch en Huisgezin de talenEn volken s Heeren volk Bode en Vertrouwling GodsZachtmoedig als een kind standvastig als uw rotsPsalmdichter Kunstnaar Held Wetgever Leeraar GronderEens Staats en Middlaar van een Godsverbond het wonderVan Isrecircl steeds maar ook de trots van d Islamiet
JJL ten Kate De schepping
8
De roem des Christens die geen Meerdre hulde biedtDan die de Meeste is ook ugravew Meester Wiens verschijnenGe als dienaar voorbereidt
Maar donkere gordijnenOmhullen heden nog die glorie van t verschietEn zoo de Herder nu zijn lammrenkooi verlietOm hier te mijmren niet naar Jakobs Diensthuis reizenOp vleuglen van verlangst zijn eenzame gepeizenZij stijgen hooger - Onweecircrstaanbrer dan weleerKeert heden voor zijn geest het groote raadsel weecircrDat hem geen Isis of Osiris kon verklarenVan waacuteaacuter die hemel met zijn dichte legerscharenVan flikkervuren steeds hun eindloos wandelpadDoorslingerend - die lucht die daar zij de Aarde omvatWat ruimte is vormt en vult - die Aarde-zelf haar dalenHaar berggevaarten en onpeilbre waterzalenDe ontelbre schepslen haar driedubbel wonderrijkFormeerend En vooral dagravet schepsel ongelijkAan al die andren en die allen als hun koningGebiedend stoflijk ook maar in dat stof de woning
JJL ten Kate De schepping
9
Eens geestes zich bewust onsterflijk God verwantVan waacuteaacuter en hoe - Hier stuit zijn duizelend verstandOp d ouden grenspaal
Maar een wondervolle ontroeringGrijpt al de snaren van zijn hart aan een vervoeringVan blijdschap even diep als plotseling ontstaanZijn bloed doorvonklend doet zijn polsen hoorbaar slaanEn spreidt iets vochtigs als een nevel voor zijn oogenEn t goud der avondzon de blaauwe hemelboogenDe steenwoestijn en al heur bergen eacuteeacuten voor eacuteeacutenAls wolkgestalten die versmelten deinzen heenToch z i e t hij steeds - maar t is een in-den-geest-doorlevenVan dingen nooit gezien en lang vervlogen evenAls t werkloos wandlen in de beeldengalerijVan d eersten morgendroom - De geest der ProfecyWordt ijlings vaardig om t Verborgen toe te lichtenIn vizioenen waar zich stemmen en gezichtenTe-samen-paren tot eene Openbaring Gods
JJL ten Kate De schepping
10
Als waar in later tijd op Patmos eilandrotsDes Heeren Jonger meecirc verwaardigd werd Eerst dwalenEr schaduwen omhoog die zwijgend nederdalenRondom den Ziener zich verdikkend tot een nachtNiet minder tastbaar dan op de eenzame avondwachtAartsvader Abracircm bij zijn offerande omhuldeMaar zonder de angst die hegravem het bevend hart vervuldeBij Gods verschijning - Hoor een roepstem uit de vertEn toch nabij of in den diepsten grond van t hartDes Zieners spraakloos zich de Godheid openbaardelsquoIN D AANVANG SCHIEP DE HEER DE HEMELEN EN DE AARDErsquolsquoI n d a a n v a n g rsquo Heilige mysterie van t WanneerGij blijft het eigendom des Eeuwgen - lsquoS c h i e p d e H e e r rsquoWie durft er fluistren wat dit wonder mag beteeknenlsquoD e h em e l e n e n d e a a r d rsquo Oneindigheid ons reeknenBeschamend toch gepaald naar Gods getal en maatZoo was er een Begin voor alles wat bestaatZoo heerschte een tijd eens dat geen Aarde geen PlaneetenGeen Zon- of Maanbol of wie Vaste Starren heetenHeur lichtglans gaven En was door de Oneindigheid
JJL ten Kate De schepping
11
In hare atomen reeds de onzichtbre Stof verspreidWaaruit die waerelden haar later oorsprong namenWier honderdduizenden maal duizenden te samenDe schepping vormen - t was geen e e u w g e Baaiert NeenDe Heer-alleen is God van eeuw tot eeuwigheecircnDe Oorspronklijke Eerste Kracht oneindig onbegonnenDie t groote en kleine uit Niet verrijzen deed de zonnenEn t zand uw hoofdhair en den behemoth
En zietAls dus de Godsman peinst daar schemert een verschietIn t donker bleekend tot een kleine sfeer Van verreVerschijnt een vonk de vonk schiet stralen als een sterreZij nadert En gelijk de reiziger der luchtAls hij ter-neecircr-daalt uit zijn hooge vogelvluchtOns stipjen groeien ziet zograveograve ziet ook diep benedenZijn standpunt Mozes zich de zilverschijf verbreedenIn glans vermindrend naar ze in omvang wint Hij staartOp t draaiend Halfrond van een waereld dat is de A a r d
JJL ten Kate De schepping
12
Maar in wat toestand nog Een vormeloos beginselEen W o e s t - e n - L e d i g in een ondoordringbaar windselVan dikke duisternis gewikkeld onbereidOntastbaar en alom met zeeumln overspreidEen strandloze Oceaan eacuteeacutene eindloosheid van waterDe baren steigren met een onverpoosd geklaterEn rollen op elkaacircr als Niagaraas neecircrZij boren kolken en vernietigen ze weecircrIn ordloos springtij dat geen ebbe kent Zij rukkenAan s aardrijks bovenkorst en scheuren er de stukkenBij rotsen af het gruis rolt met den golfslag heenSchuurt langs den boocircm ploft neecircr en stapelt er op eacuteeacutenEen eerst bezinksel steeds met brokkelend gesteenteIn laag op laag gehoogd het groeiende gebeenteDer Aard Heur schors is nog doortinteld van een gloedDie al de beddingen half-vloeibaar worden doetWat schouwspel overal van aartsvijandighedenVermengd toch niet vereacuteeacutend bestrijdende en bestredenHet Vaste en t Vloeibre t Lichte en Zware Hitte en KoucircOf daar geen orde noch verzoening komen zou
JJL ten Kate De schepping
13
De waterwaereld tot haar oppervlakte is kokendEn brullende uit den brand haar de ingewanden stokendBlaast heeten waassem uit een honderdvouden stroomVan damp alom met gaz bezwangerd Ziet den stoomZijn dwarrelvlagen in t oneindige herhalenIn dikke zuilen of rondwielende spiralenOpstuivend hemelhoog met onbesuisde krachtEn altijd zwarter wordt de blinddoek van den nachtEn altijd wilder huilt de schorre waterdonderZijn oude weeklacht En al feller woedt daaronderDe nameloze strijd het lang geboorteweeVan t Eerste Leven in de Moederlijke Zee
En als de Godsman met een innerlijk ervarenDe worstling waarneemt en in t duister tracht te starenDaar vliegt op eenmaal een verwonderlijke gloorDe nevelmassa met gedachtensnelheid doorEen schijnsel vluchtig als een flikkering een teekenVoor t oog waarbij een stem in t harte schijnt te spreken
JJL ten Kate De schepping
14
lsquoZIET TOE DE GEEST VAN GOD DAALT OP DE WAATREN NEERrsquoMaar niet op vleugelen der stormen De atmosfeerIs niet gewelfd nog en de winden die haar zuivrenZijn ongeboren nog Slechts een eerbiedig huivrenVoorttrillende als de schok langs de elektrieke draadDoor alle waatren meldt een eerste scheppingsdaadVan Leven in de Zee - De Mogendheid des HeerenGelijk de duive broedt met uitgespreide veecircrenDekt met haar vleugelen t bevruchtigd ElementEn - t eerste schepslendom dat leven heeft gekendOp Aard bevolkt alom de Diepte waar de barenVan d eeuwenlangen kamp nu eindelijk bedaren
Welkom oudste waereldkindrentot bewustheid half ontwaakt
Wondervolle Levensvormenschoon maar grillig onvolmaakt
Dubbelzinnige gestaltenmengeling van Plant en Dier
JJL ten Kate De schepping
15
Starren met uw viertal stralenof het veelvoud van de vier
Lelieumln nugrave zonder bladenop den ranken steel alleen
Door de onzichtbre hand des Meestertot eacuteeacuten enklen kelk gesneecircn
Dagraven omkranst van buigzame armenmet uw hairen franjezoom
Reeds in t klein een zweemsel gevendvan een rijkgetakten boom
O wie later ooit den Scheppermet een Tempel te eeren zoek
Kiez de steenlaag met uw indruktot zijn godlijk studieboek
Want zoacuteoacute heerlijk droomt de bouwheerzich zijn Domversiersels niet
Als het oog ze noacuteg als levendin uw beeld gestempeld ziet
In die rijke kapiteelenfijn gegroefd geschubt geribt
JJL ten Kate De schepping
16
Met heur loovertooi en maaswerkals door feeumlnhand geknipt
In die zwevende kolommenranker in heur sobre pracht
Dan wat onder Duitschen hemelooit de Kunst heeft voortgebracht
Maar bij al die schoone lijnenwat eenvoudige inhoud toch
In t werktuigelijk samenstelselwelk een onvoltooidheid nog
Haastig zij de Mensch de brooze -de Eeuwige arbeidt met geduld
Naar de grondwet der ontwikklingdie Hij stelde en - zelf vervult
Van de lange Dierenketenvormt het Plantdier d eersten ring
Op de laagste trap der wezenskind der nacht en duisterling
Beide doof en blind geborenis hij toch een profecy
JJL ten Kate De schepping
17
Spraakloze heraut van volgersreeds volkomener dan hij
Voorboocirc van t Gewerveld Schepsel -in de wijde waterkolk
Weldra t eerst vertegenwoordigddoor t geharnarst Visschenvolk
Want de Kracht en Macht des Heerennimmer rustend kweekt vermeecircrt
Vormen steeds van Waterlevenin t oneindig geschakeerd
Hooger klassen eerst geherbergdin koraal of schelp of schaal
Weekdier en gelede typemaar volmaakter telkenmaal
Tot de Zon in t eind verrezenvoor het aardsche waterdal
Dagraveagraver nog edeler verschijnselsdulden en - gebieden zal
JJL ten Kate De schepping
18
Want de Almachtige onuitputlijkis veelvuldig evenzeer
Overeacuteeacutenkomst moog Hij scheppenHij herhaalt zich nimmermeer
Als Hij in een tweetal oudersheel een soort het aanzijn geeft
Wordt terstond de vorm verbrijzeldwaar Hij ze in gegoten heeft
Toch uit die Verscheidenhedendie geen denkbeeld volgen kan
Ademt Eenheid van Gedachtein t verwikkeld scheppingsplan
Dat wel in den loop der Tijdensteeds ten uitvoer wordt geleicircd
Maar in doel en strekking heenreikttot in de eindloze Eeuwigheid
JJL ten Kate De schepping
19
Zoo was dan de Aarde niet wat dichterlijke weeldeVan later fantazy zich droomende verbeelddeGeen doodsche puinhoop van een ouder waereldbolGeen reuzig kerkhof van de bleeke lijkasch volVan langvergane en langvergetene geslachtenMaar frissche moederschoot door goddelijke krachtenVoor t eerst bezwangerd waar voor t Aldoordringend OogHet embryo van heel een Waereld zich bewoog -Hoe wordt den Ziener nu tot plotselinge klaarheidWat reeds in Memphis School zijn jonkheid van de waarheidIn t fabelkleed van Kneph versluierd dorst vermoecircnOnmeetbre tijden in t Profetiesch VizioenTe-saam-gekrompen tot gevleugelde sekondenZijn op den maatslag van zijn kloppend hart verzwondenDaar trilt het door zijn ziel - het innerlijk GezichtEn t Oor verscherpt zich t is voor beide lsquoDAAR ZIJ LICHTrsquo
En eenklaps daar schemert daar wemelt in t OostEen flikkring die d uchtend voorspelt
JJL ten Kate De schepping
20
Geen goud dat van rozen en purpergloed bloostMaar zilver dat kwijnend versmelt
Het deelt eerst zijn glinster aan t nachtgordijn meecircHet wiegekleed hangend om de Aard
En speelt door den stoom die der zwoegende zeeNog steeds als een adem ontvaart
Het wandelt naar t Westen met statigen gang -De Zon aan des Eeuwigen voet
Reeds wentlende om de asse jaarduizenden langSchenkt de Aarde heur eersteling-groet
Zij raakt aan de neevlen zij trekt bij een tipDen donkeren gaz-sluier af
Die de Aarde zoolang uit de ziedende slibDe grondstof gevormd werd omgaf
Zij dringt met heur gloed al de stroomingen doorIn t hart van het watergebied
Dagraveagraver teekent een wondre herschepping haar spoorDe b l i n d e - het Zeeschepsel - z i e t
Het Licht is gegeven t Gezicht is ontstaanHet edelste zintuig ontwaakt
JJL ten Kate De schepping
21
Het Oog is geboren De nacht is vergaanVoor t eerst wordt nieuw leven gesmaakt
O wonder van almacht een zenuw een vliesEen droppel van vloeibaar kristal
Een korrelken aardstof een slijkspat een nietsWordt spiegel van t zichtbre Heelal
Toch is wat daar verscheen een allereerste moacutergenGeen volle daacuteg - Nog is de zonne-schijf verborgenVoor de al te jeugdige Aard en eeuwen nog vergaanEer zij de starren mag zien reien of de maanAls Nachtvorstin begroet te midden van heur dienersDie enkele uchtend in het vizioen des ZienersVertegenwoordigt hem veel millioenen maalZulke uchtenden die met geen enklen zichtbren straalHun komst verheerlijken - De flikkringen verglimmenAllengs en eindlijk sterft het flaauwend Licht aan kimmenVoor t oog nog onbegrensd De korte dag heeft uitHet allereerst Tafreel van t Scheppings-drama sluit
JJL ten Kate De schepping
22
En op de spitse van den Horeb blijft de WachterEen wijl als vroeger in het eenzaam donker achterMaar in de ziel vervuld door wat hij hoorde en dachtOmsluierd door een kalme en sprakeloze nacht
Maar neen niet eenzaam en niet spraakloos meer is t duisterDaar ruischen stemmen - eerst in onbestemd gefluisterZich menglend luider steeds wegravelluidend met een klankVan snaren zwellend tot een hemelsch LofgezangDe Ziener werpt zich op het aangezicht ter nederEn - t E e r s t e S c h e p p i n g s - l i e d trilt door zijn ziele weder
JJL ten Kate De schepping
23
Eerste scheppings-lied- De hemelsche heirscharen -
1
Een nieuwe waereld is geschapenDe laatste en heerlijkste uit de Rij
Nog moog zij in heur windsels slapenDe blijde ontwaking is nabij
Gegroet gij jonge ZusteraardeBestemd tot zulk een hoogen rang
Dat Englenhand de harp besnaardeTen allereersten wiegezang
De Hemel slaat U peinzend gadeDie straks het schouwtooneel zult biecircn
Van nieuwe werken van GenadeVan Almachts-wondren nooit gezien
JJL ten Kate De schepping
24
Wij zullen eens in Uw landouwenDer Liefde hoogste zegepraal
De volle werklijkheid aanschouwenVan Gods volkomenst Ideaal
2
Heil God der goden Eerste en LaatsteU noemt geen naam U looft geen lied
Wien schoon geen oog Uw oog weecircrkaatsteDe aanbidding toch in alles ziet
Gij zijt de Alhooge Algoede AlmachteWat was of is of ooit bestaat
Is schaduwbeeld van Uw gedachteUw woord is wet Uw wil is daad
Gij zonder toekomst of voordezenAlom aanwezig en alwijs
Vervult met Uw ondeelbaar wezenElk stofje in t Ruim elk punt des Tijds
JJL ten Kate De schepping
25
Gij leeft en alle levens springenUit U die wagraveagraver en wagravet Gij schept
Bron en bestemming aller dingenU-zelf tot doel en oorzaak hebt
3
Gij komt o Heer wie zal U keerenGij gaat wie houdt U - Gij gebiedt
Uw werken mindren of vermeecircrenGij - meerdert of vermindert niet
Slechts Gij zijt groot en voor Uw zorgenIs niets te groot en niets te klein
t Heelal is in Uw schoot geborgenGij zijt geen Licht maar Lichtfontein
Geen middelpunt slechts aller deugdenMaar cirkel der volkomenheid
Met alle Krachten Machten VreugdenBegin- en eindloos uitgebreid
JJL ten Kate De schepping
26
4
Bekroon o God Uw ScheppingsdadenBij t loflied van Uw cherubiem
En van de nieuwe myriadenU prijzende in hun wordings-kiem
Of op de beecirc der HemelchoorenUw Amen t godlijk zegel drukk
M a a k Uw e r A l m a c h t J o n g s t g e b o r e n lsquoT o t U w e r G o e d h e i d M e e s t e r s t u k rsquo
JJL ten Kate De schepping
27
Tweede tafereel
En God zeide lsquoDaar zij een uitspansel in het midden der wateren en datmake scheiding tusschen wateren en waterenrsquo En God maakte hetuitspansel en maakte scheiding tusschen de wateren die onder hetuitspansel zijn en tusschen de wateren die boven het uitspansel zijn Enhet was alzoo En God noemde het uitspansel lsquoHemelrsquoToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Tweede DagGenes I 6-8
JJL ten Kate De schepping
29
De laatste akkoorden van der Englen jubelliedVersmelten en met hen de schaduwen - t VerschietVerheldert langzaam en voor t oog des Zieners vonkeltDe zilvren lichtstreep weecircr die door de nevels kronkeltNog sterker worstlend naar een doorgang MorgenstondEens Tweeden Dags maar die de werkzaamheid verkondtEn afbeeldt van een nieuw groot Scheppings-tijdperk - LuisterHet zelfde golfgeklots nog immer t schemerduisterDoorruischend immer nog die eigen wildernisVan ziedend water waar geen klip verrezen is
JJL ten Kate De schepping
30
Tot een herkennings-punt - onnoodig ook voor t LevenDat in de D i e p t e huist En onophoudlijk wevenDe dikke dampen aan den waereld-sluier voortTot eensklaps andermaal t ontzachlijk ScheppingswoordGelijk een machtgebod weecircrklinkt DE WAATREN SCHEIDENlsquoVAN WAATREN DAAR VERRIJZE EEN RUIMTE TUSSCHEN BEIDENrsquoEn nu daar worden al die dampen wier gewicht
De zeeumln drukte op eens onzichtbaar opgelichtVan t wijde cirkelvlak der waatren saamgebondenTot donkre massaas in de Ruimte voortgezondenEn opgehangen aan een Niet - De graauwe mistIn de onderlucht is als een waassem weggewischtEn gants doorschijnend rijst als uit fijn glas gegotenEen welvende Atmosfeer die d aardbol houdt omslotenDe stoom omhoog koelt af en wordt in t firmamentDe zichtbre zoldring van die kristallijnen tentDie in heur ommezwaai de waereld blijft omringenOnmisbre werkplaats van die duizend wisselingenVan luchtverschijnsels die met beurtelingsche gloedEn koude de Aarde straks bewerken
JJL ten Kate De schepping
31
Zoo begroetDan t oog des Zieners in verbazing opgeslagenVoor t eerst de w o l k e n z e e met saamgetaste lagenHeur golven stuwend door de blaauwe verte heenDie haar verwijdert van de Moederzee beneecircn
Zijt gegroet verhoogde Nevelsrustloos rondgewenteld zwerk
Vliegend teeken van vooruitgangin het groote Scheppingswerk
Hoe veelvormig toch driesoortigwandelt gij de ruimte rond
t Allerhoogst - in kleine vlokkenboden van den Morgenstond
Even als een lammrenkuddein heur uitgewolde vacht
Weidend bij des hemels zenithin uw donzen zilverpracht
JJL ten Kate De schepping
32
Lager weecircr - in dunne streependie in t zelfde punt ontstaan
Maar hoe meer ze zich verlengenwijder uit elkander gaan
Dubbellijnen voortgetrokkentot een weifelend verschiet
Nevellanen waar verbeeldingEnglengroepen zwerven ziet
Eindlijk - in gevaarten leegrendaan den verren hemelrand
Schijnbre bergen opgestapeldtot een statig Alpenland
Waar langs diepe en donkre dalenzich de rotsenketen windt
In een drijvend p a n o r a m a wisslend steeds van vorm en tint
O hoe vaak in later dagenW o l k e n wandelaars der lucht
JJL ten Kate De schepping
33
Zal het kind der aarde ontroerendat u naoumlogt in uw vlucht
Beven zal hij bij uw dreigenjuichen bij uw rozenrood
Tuchtiging of zegen wachtendood of leven uit uw schoot
Dichters zullen u begroetenals des hemels voorraadschuur
Als het tuighuis der verwoestingals de schatzaal der natuur
Schilders zullen u bespiedenwenschend voor eacuteeacuten enklen maal
t Machteloos penseel te doopenin uw rijken verwenpraal
Ballingen op vreemden bodempelgrims dobbrende op de zee
Geven u gewiekte Bodengroeten voor hun dierbren meecirc
Door de tralieumln des kerkerslokt ge een zucht van jaloezy
JJL ten Kate De schepping
34
En gebed en vloek smelt samenin dat eacuteeacutene woord van lsquoV r ijrsquo
Van zijn slapeloze spondefluistert u de kranke toe
lsquoMocht mijn ziele met u reizenwant zij is des wachtens moecircrsquo
Boven uw bescheiden sluierdroomt de Mensch des Hemels zoon
Zich zijn Goden of zijn Godheidop een hoogen glorietroon
Alle ziele komt van Bovenen naar Boven wil zij weecircr
Daacuteaacuter bouwt zij heur luchtkasteelendaacuteaacuter schept zij heur lsquoBeter sfeerrsquo
Door uw scheuren wil zij turenof zij van den Grooten Dag
Achter uw gordijnen stralendniet een glinster vangen mag
Daacuteaacuter plaatst zij heur zalig Eilandboven stof en graf en kruis
JJL ten Kate De schepping
35
Paradijshof of WalhallaHemelstad of Vaderhuis
Ja de hope van den Christenwacht bij t jongst bazuingeschal
Op ugravew zegekoets o wolkend eeuwgen Rechter van t Heelal
Maar heden rolt gij waar uws Scheppers wil u leidtDaarheen o wolken in de plechtige eenzaamheidVan d eersten wordingsgang der dingen door geen oogenEens stervlings nog gezien - Gij steigert naar den hoogenEn uit den hoogen weecircr zoekt gij den moederschootDer zee waaruit ge op nieuw u opheft Want de DoodIs weecircrgeboorte van een onverganklijk LevenEn steeds herscheppende in heur wisselwerking strevenDe krachten op en neecircr door t wijde waereldrondOok in den Dampkring gaan ze in zusterlijk verbond
Alle arbeids-cellen door de wieg der m e t e o r e nBereidend Daacuteaacuter ook zijn de w i n d e n reeds geboren
JJL ten Kate De schepping
36
Onzichtbre stroomingen in d OpperoceaanEen eeuwig raadsel in hun komen en hun gaan
Dagraveagraver ontwaakt het Zuiderluchtjent Lentezuchtjen
Dat de zwachteltjens ontwindtUwer rozenOnder t kozen
Met de lokken van uw kindDagraveagraver begint de Westerkoelte
Die de zwoelteVan uw zomerdag verfrischtDie nog hedenAls in Eden
t Gloeiend zweet van t voorhoofd wischtDagraveagraver ook zijn de wervelwindenIn hun broeiend nest vergaacircrd
Die de waterhooze bindenAan den angel van hun staart
JJL ten Kate De schepping
37
Dagraveagraver de roodgewiekte orkanenDie in zandwoestijnen woecircn
En verraste karavanenStraks tot mummies dorren doenDagraveagraver ook vormenZich de stormen
Van d onguren winterdagDie de zware donders torschenBergen schudden wouden dorschenMet onzichtbren vlegelslagDuinen dorpenIn doen slorpen
Door den gretige OceaanDe rivieren uit heur sluizen
Op doen bruizenOf in marmren boeien slaan
En wanneer in later jarent Menschdom op een dobbrend hout
Aan de barenZich vertrouwt
JJL ten Kate De schepping
38
Gantsche vlotenNederstooten
Op de tanden van de rotsIn hun woeden in hun doodenToch geen gril eens blinden Lots
Maar oacuteoacutek Englen HemelbodenDienaars van de wijsheid Gods
Maar - daar hebt gij t alreecircHoort het onweecircrt - voor t eerstNieuwe majesteit heerschtIn de Lucht op de ZeeZiet twee wolken omhoogStaan en meten elkaacircrAls een strijdbelust paarMet de gramschap in t oogH o e de spanning ontstondDie het evenwicht brakWagravet den oorlog ontstak
JJL ten Kate De schepping
39
Heeft geen Engel doorgrondDaar weecircrflikkert een lichtEen gevleugelde schichtEn daar rinkelt een schokOf de glazene klokVan het uitspansel splijtWondre straal die daar schietAl wat is vordert tijdSlechts de bliksemvonk nietNog geen polsslag van duurVliegt het flitsende vuurDuizend mijlen daarheenHet verscheen het verdweenAls een wenk als een blikDe Oceaan in zijn schrikScheurt zijn sluier van eacuteeacutenEn de Poort van den Doods Afgronds bodem ligt bloott Bleeke daglicht ging schuilDoor de vreeze onderschept
JJL ten Kate De schepping
40
En geen kolk en geen kuilWaar een vin zich meer reptMaar de Hoogte roept luidTot de Diepte het uitEn van verre en nabijRoept de Diepte lsquoDats Hijrsquo
Weecircr een ander geruchtGaat op eens door de luchtAchter t aschgraauwe gaasVan de wolk die daar zweltRuischt een knettrend geraasOf een stroom met geweldOver rotsklippen holt
En brokklend gesteent in zijn wateren roltDaar dalenDe stralenNiet gloeiend maar grijs
Geen flikkerend vuur nu maar hagelend ijs
JJL ten Kate De schepping
41
Hoe botsen hoe springenMet groeiend getal
De korrels die haastig elkander verdringenIn raatlenden valSoms glasfijn als gruizlen
Straks vriezende aan eacuteeacuten tot een kogel vergaacircrdDer bombe gelijk die de muren doet duizlenAls t moorden een kunst wordt der menschheid onwaard
Nu smelten ze onschaadlijk in t woelende water -Maar later maar later
Als de Onwil verdwaasd tegen de Almacht zich keertDan komen de buien als BoeteprofetenDie t Faroocircs doen wetenlsquoJehovah regeertrsquo
Maar t s n e e u w t zie het sneeuwt Weecircr een andre gestalteVan neecircrslag ontstaan in den Dampkring daalt neecircr
JJL ten Kate De schepping
42
Gepluimde kristallen Bij de eigen gehalteVan wagraveagraver zoo verscheiden hoe vormt u de Heer
Mysterie Geen blik in Zijn werkplaats bespiedt uEacuteeacuter de Eeuwige u strooit
Gij w o r d t niet voor de oogen gij zijt er Men ziet uMaar eensklaps voltooid
In vedertjens daalt gijTot starren vereend
Als zonnetjens straalt gijAls edelgesteent
Met vonklende naalden en ruiten en streepenAls blinkende p r i s m a a s zeshoekig geslepenZoo klaar of ge uw licht aan u-zelf hebt ontleend
Nu smelt ge onnaspeurlijk in t woelende water -Maar later maar later
Dan weeft gij des winters uw maagdlijke spreiOm akker en weicirc
Dan koestert gij t koren
JJL ten Kate De schepping
43
Dat slaapt in de vorenEn bakert het zaad
In schijnbare kiemen onzichtbaar herborenTot vroeg in de lente uw verrijzings-uur slaat
Dan vlecht ge om t gebergt waar geen stervlingen wonenUw sneeuwdiadeem
Die t glinstren beschaamt van hun nietige kroonenGeknutselde praal van verguldsels en leem
Dan wordt gij de voedster der jonge RivierenDie frisch altijd jong half een waereld doorzwierenEn kussen de steden gestrooid aan heur zoomEn schomlen de maan en t gestarnt op heur stroom
Maar t onweecircr drijft over De kimmen verbleekenWeecircr schemert het licht Maar een n e v e l verscheen
Hij zwelt en verdikt zich - zijn dampbobbels brekenEn loopen in eacuteeacutenGods wondervermogenBereidt in den hoogen
JJL ten Kate De schepping
44
t Verjongende BadDaar biggelt een spat
Daar vallen daar hupplenDaar stuiven de drupplen
Daar vliegen de stralen van t levendig NatZij ruischen zij plasschenTot stroomen gewassen -
Al s Hemels fonteinen ontzeeglen heur schatO RegenO Zegen
Oneindig meer waardDan t kostlijk metaal door Gods wijsheid begravenMaar - immer te vroeg - door begeerlijke slaven
Ontwoekerd aan de aard
Nu - schijnbaar onnut - plengt gij water in waterMaar later maar laterDan lescht gij de dorst
Van de Aarde geblaakt tot een dorrende korst
JJL ten Kate De schepping
45
Dan kust gij den krankenDe koorts uit het bloed
Dan vangt u de zeeman verdwaald op zijn plankenIn t wachtende zeildoek en drinkt en - schept moed
Dan laaft gij de hinde in haar schuilhoek gezegenDoor bassende honden vervolgt op haar spoorEn waassemt den ploegos die zwoegt aan de voor
Verkwikkende klavergeur tegenDan lokt gij het kruid
Uit de zwellende kluitDan tikt gij de botten heur windselen uitDan tintlen uw droppenAan groenende blaacircn
Aan barstende knoppenAan t geelende graan
Als duizend juweelenWaar t groen van de velden en t hemelsch azuur
Waar t wolkengeschemer en t zonlicht in spelenAls tranen van dank der verjongde Natuur
JJL ten Kate De schepping
46
Dat alles wisselt zich in vluchtige tooneelenVoor t oog des Zieners uit het onstandvastig lichtOpdoemend Want nog steeds is t stralend a a n g e z i c h tDer Zon gesluierd voor de waereld en geen horenDer Maan geen dissel van den zilvren Wagen borenNog door het wolkfloers heen De laatste schemerglans- Hun stedehouder - sterft aan s hemels westertransEn tastbaar donker daalt rondom den Godsman nederAls straks Een Morgen en een Avond sloten wederEen Dag in t vizioen beeld van een maatloos perkVan eeuwen Tweede Deel van t Godlijk Scheppingswerk
En hoort daar ruischen weecircr welluidende EnglenveecircrenMet blijden wiekslag en de heerlijkheid des HeerenGalmt op de Hymne van een duizendstemmig ChoorNog eens des Zieners hart en - alle heemlen door
JJL ten Kate De schepping
47
Tweede scheppings-lied
1
Dit is uw schepping God der GoocircnWat is zij schoonWat is zij schoon
Overal hebt Ge Uw schaduwbeeldHaar ingewevenUw Godlijk levenHaar meecircgedeeld
2
Wonderen zaait Gij zonder talDoor t groot heelalDoor t groot heelal
JJL ten Kate De schepping
48
Boven in t blaauwende luchtgewelfIn t diep daaronderMaar t grootste wonderGod zijt Gij zelf
3
Loof Hem gij s waerelds EnglenwachtDie dag en nachtDie dag en nacht
Boven de schoone slaapster zweeftWek haar met psalmenTot ze op uw galmenEen weecircrklank geeft
4
Loof Hem gij wijde blijde zeeEn jubel meecircEn jubel meecirc
JJL ten Kate De schepping
49
Ga in den heiligen reidans voacuteoacuterEn laat uw barenHeur maatslag parenAan t Scheppings-choor
5
Schitter van s Heeren aangezichtBezielend LichtBezielend Licht
Dat Gods glimlachende liefde zijtDe kleurenmengsterDe vreugdebrengsterDie t Al verblijdt
6
Meld o gij wandlend WolkenzwerkZijn handenwerkZijn handenwerk
JJL ten Kate De schepping
50
t Zij ge den regenmantel plooitOf paerels sprengeltOf vlokken mengeltAls dons gestrooid
7
Maakt Hem o Winden op vlugge wiekEen lofmuziekEen lofmuziek -
Tot er de gantsche lucht van triltTerwijl gij wappertEn vleugelklappertWaarheen gij wilt
8
Mengt Hem gij Donders uw orgelklankTot prijs en dankTot prijs en dank -
JJL ten Kate De schepping
51
En laat uw vliegende bliksemstiftWaar de onweecircrs drijvenGods glorie schrijvenIn vlammend schrift
9
Alle Gods schepslen looft alomIn t HeiligdomIn t Heiligdom
Totdat - uw Opperste Priester komtOm in t Heilge der Heilgen te wonenEn uw Lied met een Amen te kroonen
Waarbij de Engel van eerbied verstomt
JJL ten Kate De schepping
53
Derde tafereel
En God zeide lsquoDat de wateren van onder den hemel in eacuteeacutene plaatsevergaderd worden en dat het drooge gezien wordersquo En het was alzooEn God noemde het drooge Aarde en de vergadering der waterennoemde Hij Zeeumln En God zag dat het goed was En God zeide lsquoDat deaarde uitschiete grasscheutkens kruid zaadzaaiende vruchtbaargeboomte dragende vrucht naar zijnen aart welks zaad daarin zij op deaardersquo En het was alzoo En de aarde bracht voort grasscheutkens kruidzaadzaaiende naar zijnen aart en vruchtbaar geboomte welks zaaddaarin was naar zijnen aart En God zag dat het goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Derde DagGenes I 9-13
JJL ten Kate De schepping
55
De slippen van den nacht zijn opgerold omhoogDoor purpren oogleecircn gluurt de morgen want het oogDes dags is nog gedekt met wolken En weecircr wuivenDe waereldgolven met heur glinsterende kuivenDen Ziender t welkom Maar de lichtende etherstroomTint pas de kimmen of de Goddelijke DroomGetrouwe spiegel van de glorie des AlmachtenVerandert zijn gelaat dat nieuwe wonderkrachtenEn scheppingsdaden zal weecircrkaatsen Daar weecircrklinktDe Godsstem weder die gebiedend binnendringt
JJL ten Kate De schepping
56
Tot s aardrijks middenpunt DAT ALLE WATERBARENNU ONDER T HEMELDAK IN EacuteEacuteNE PLAATS VERGAacircRENlsquoEN T DROOGE ZICHTBAAR ZIJrsquo
En naauwlijks spreekt de HeerOf t is zoo
De opperschors der aarde week en teecircrKoelt af maar ongelijk Het zachte en t harde wijkenVan eacuteeacuten en scheuren - zoo men t groote mag gelijkenBij t kleine - als spleten in een ijsveld Krak op krakHerhaalt zich Berst op berst groeit tot een gapend wakWaar lava-stroomen uit ontsnappen d ingewandenDer Aarde ontperst De Zee nog altijd zonder strandenVindt toegang hier en daar in d aardkern en ontmoetGesteenten smeltend half en half in vollen gloedHet Vuur en t Water zijn in oorlog Vreeslijk kampenVulkanen loeien in de diepte Dikke dampenSlaan op en beuren of een hefboom haar bewoogDe korst der waereld in fragmenten naar omhoogTot boven t waterpas van d Oceaan De kimmenZijn niet meer onbegrensd want uit de diepte klimmen
JJL ten Kate De schepping
57
Niet enkel riffen op waaraan t koraalgewormtVele eeuwen bouwde maar de witte branding stormtRondom de kusten van een Landtong over klippenEn schorren scheemrende eerst als wemelende stippenMaar altijd groeiende uit de wilde waterhelDe Zee in arbeid wordt een vruchtbare archipelWaar honderde eilanden en eilandgroepen zwemmenMaar vaste landen ook verheffen zich en stremmenDen golfslag mijlen ver en breiden Noord en ZuidTe-samen-schaaklend steeds hun wingewesten uitGeheele ketenen van berggevaarten stijgenReikhalzende naar lucht en schudden onder t hijgenHet druipend water van de schouders t hemelruimDoorborend met den top die soms een dubble pluimDoet wappren van rood vuur en zwarten smook en steenenDe golven o n d e r de aard of o v e r de aarde henenElkaacircr verdringend vliecircn als een geslagen heirZij springen woedend van de hooge rotsen neecircrOf rollen haastig van de hellingen of dravenDe diepe grachten door die ze in de slibbe graven -
JJL ten Kate De schepping
58
Tot ze aangevlogen en vermeerderd van alomTe-samen-vloeien in eacuteeacuten mateloze komGeen water meer op t Droog dan waar een beekjen kabbeltDe breede landstroom aan zijn glooiende oevers knabbeltOf t meir zijn spiegel giet met zilvergruis bestrooidGods machtwoord is vervuld de omwentling is voltooidDe aanstaande woning voor volmaakter schepslen-ordent Paleis des Konings agraveller schepslen is geworden
En eer de siddring der verbazing is gestildDie elken zenuw van des Zieners borst doortriltHoort wederom die stem des Eeuwgen nieuwe glorieVoorspellend ditmaal de aard tot in de kleinste porieMet levensvruchtbaarheid bezielend JONGE BRUIDDES HEMELS NEEM UW KLEED GEOEN GRAS EN WELIG KRUIDlsquoEN BOOMEN UIT HUN ZAAD VAN EEUW TOT EEUW HERBORENrsquoDe bergen luisteren en alle dalen hoorenDrie Dienaressen Gods S c h a acirc u w H e t t e en V o c h t i g h e i d Zijn aan den weefstoel van het groote werk bereid
JJL ten Kate De schepping
59
De wonderarbeid is begonnen Duizend dradenDoorslingren reeds den grond Daar wuiven de eerste bladenDaar houdt van de eene pool tot de andere uitgestrektEen eerste flora reeds de Moederaard bedekt
Wat volle Plantengroei den horizon omvaacircmendZoo ver de Ziener tuurt de weligheid beschamendVan tropische overvloed Maar tevens welk een RijkVan wonderheden dat alomme te gelijkAlle eigenschappen toont en alle vormen mengeltDat eindloos struikgewas verward door-eacuteeacuten-gestrengeldGelijkt een struwelbosch Maar uit dat kreupelhoutGaan dennenmasten naar den hemel t is een woudEn wederom is t woud een landschap met valleienEn velden geschakeerd bedriegelijke weicircenDie poelen worden en moerassen onder t wierVerheimlijkt en waar soms een droomige rivierDoor heen zwoegt naar de Zee dien streep daar die loodkleurigDen horizon besluit
JJL ten Kate De schepping
60
t Is dompig hier en treurigAan alle kanten kruipt een heete nevel rondEen natte vlam als in een trekkas Ook de grondIs warm en dampend door geen stervlings voet betredenOf immer te betreecircn - O Gij verborgenhedenDer Voacuteoacutertijd ongezien geworden en vergaanGunt als den Ziener ons uw sluier op te slaanEn laat waar de oogen ons der profecy ontbrekent Gesteente in s aardrijks schoot tot uw getuignis spreken
Ziet daar rijzen ziet daar groeienUit de slibbe en op het droogeOp de bergen uit hun bekkensIn de laagte en in den hoogeTot aan t uiterst eind der ZeeumlnWouden Wouden altijd WoudenOf die beide majesteitenSaam de waereld deelen zoudenVijfmaalhonderd Plantgeslachten
JJL ten Kate De schepping
61
Varens half en varensoortenBouwen saam een ReuzendoolhofZonder lanen zonder poortenHier - eerst als een groene waassemOver de aardkorst uitgegotenGinds - in onverduldig haastenReeds tot planten opgeschotenStraks - volgroeid tot zware stammenDie als vorsten eerbied vragenVoor het toeval der geboorteDat hun kruin een kroon doet dragenDicht op eacuteeacuten het slijk ontkropenBuigen zij het hoofd en luistrenIn een doodsche zelfverveelingWat de slaafsche golven fluistrenDie de oneindige uren tellendLangzaam kruipen aan hun voetenEn onmachtig in hun woedeMorrend door den modder wroetenHooge heesters ondoordringbaar
JJL ten Kate De schepping
62
Krochten van den Nacht verhoogenNog den sombren schaduwsluierDie het Oerbosch houdt omtogen- Al die groepen opgestapeldOf zij naar den hemel reikenVormen saam een BoomenbaaiertAlsof duizend machtige eikenEen onmooglijke eenheid zochtenEn hun tronken en hun takkenTot eacuteeacuten monsterstruik vervlochtenMaar geen eiken en geen lindenWeven zulk onzachlijk loverEer zij de eerste hut belommrenTrekken hier nog eeuwen over
Zie bunder aan bunderVan t laauwe moeras
Bedekt met de halmenVan weelderig gras
JJL ten Kate De schepping
63
Pas raakt er een windtjenMaar even hun top
Daar steken zij dreigendDe zaadkroonen op
Gewassen tot wapensVan allerlei vorm
Tot knotsen en speerenGereed tot den storm
Zoacuteoacute zullen eens legersIn slagorde staan
t Bevelwoord verbeidendlsquoGeleedren valt aanrsquo -
Reeds nu is een zweemselVan t schouwspel te zien
Dat later de waereldDer Menschen zal biecircn
Hier - vreedzame buurschapGeen stengel gekrenkt
De grasplant de rietstruikGezellig vermengd
JJL ten Kate De schepping
64
Ginds - spraakloze veeteVan eindlozen duur
Het recht van den sterkeDe wet der Natuur
De planten verdringenElkander in t rond
De korstige mosschenVeroovren den grond
Maar tusschen de wortelsDaar wast en daar woelt
De plaats hun betwistendHet Paddengestoelt
Het boort door de slibbeHet kloutert uit de aard
Den reuzenkop schuddendGehaird en gebaard
Zij bobbren en bersten- Het beeld van den Nijd -
En blazen een gifdampDie doodelijk bijt
JJL ten Kate De schepping
65
Wat warrelkluwenVan struikgewassenWaar vreemde stammenHet oog verrassenEen gril der scheppingEen spotgedachteEen kaal en bultigVerdraaid geslachteVroeg-oude tronkenVol rimpelklovenMet meelig schimmelAls asch bestovenWier maagre vingersIn t wilde grijpenOf in wier toppenGezwellen rijpenMislukte vruchtenWier vorken hoekenVergeefs de rondingDer schoonheid zoeken
JJL ten Kate De schepping
66
En dan weecircr stapelsGeknotte rietenDie hol en takloosNaar boven schietenAl stuksgewijzeIn-eacuteeacuten-gestokenVaalbleek en rammlend
Als aaklige doodsbeender-knoken
Toch - te midden van die vormenzoo wanstaltig meestentijds
Soms een schaduwtrek een proefbeeldvoor een later Paradijs
Even of Natuur al tastendhooger Ideaal bedoelt
Dan t ontzettend Groote en Grootscheen - de Schoonheid voacuteoacutergevoelt
Ziet die ranke Slingerplantenmet heur lagen stand te onvreecircn
JJL ten Kate De schepping
67
Klemmen zij heur ranken vleiendom de Kegeldragers heen
Hebben zij een reus veroverdhoog tot in zijn bladertop
Hangen ze als heur zegeteekenstrossen en festoenen op
Ziet die Ondergrondsche Stengelssmachtende naar licht en lucht
Straalswijs uit den bodem schietenmet een ellenlange vlucht
Ringen dragen ze en gestarntenimmer reiend vijf aan vijf
Of een etsnaald ze graveerdeop hun golvend slangenlijf
Ziet die Varens die daar prijkenmet heur hoogen vederbos
Gracelijke bladerslippenzwierende als een hoogtij-dosch
Stengelpluimen waaierkroonenwiegen wuiven af en aan
JJL ten Kate De schepping
68
Of een koning en zijn hofstoettot de blijde bruiloft gaan
Ziet dat boschperk zich ontwikklenuit het graauwe nevelwaas
Tot een glanzig Naaldgeboomtestatige araukariaas
Neigt uw twijgen toch ten hemelgaat uw stam in rechten loop
Levendige pyramidenbuigende Ernst vol groene Hoop
Ziet die rijke Zegelboomenoverdekt met beeldhouwwerk
Voeren ze op geribde zuileneen gestippeld stempelmerk
Want een groef blijft van elk blaadtjenweggerukt door t stormgeweld
Maar de wonden worden sieraacircnals de wonden van een Held
Ziet die trotsche Hylodendronsloover wassende uit hun stam
JJL ten Kate De schepping
69
Weefde lang hun groenen manteltot hun volle wasdom kwam
t Jonglingskleed werd afgeworpent schubbenjak werd aangedaan
t Wijst nu groeiend alle jarent snel verloop der eeuwen aan
Als die koningen der woudenlang alreeds verdwenen zijn
Zullen andre vorsten heerschendadel ceder palm en pijn
Hun gestalte is reeds aan t wordenmaar verliest zich bij de pracht
Van die titans op dit hedennog braveerende in hun kracht
O gij Mozes Isrecircls Zienerhadt ge in later dag geleefd
Gij ook hadt de vraag gefluisterddie op ogravenze lippen zweeft
lsquoHeeft de schepper van t A l h am b r ain een Kunstnaarsdroom misschien
JJL ten Kate De schepping
70
In het drijven van de wolkendezen D e r d e n D a g gezien
Al zijn zuilen en zijn boogenal zijn kantwerk al de zwier
Van zijn toovrende arabeskenal zijn wondren groeien hierrsquo
Maar wild of schoon hoe heur gelaat zich teekenEen treurig floers is over de Aard verspreid
Eacuteeacuten trek alom blijft boven de andren sprekent Is Eenzaamheid diepe eindloze Eenzaamheid
t Is of de wind die soms een tak doet klaatrenHet vallen van een stam die even kraakt
Het zijplen van de slaperige waatrenDe stilte niet verbreekt maar hoorbaar maakt
Een padde ligt in t laauwe slijk te droomenEen schorpioen vliegt haastig tusschen t riet
Maar nachtegaal noch tortel in de boomenMaar vleugelslag noch orglend vogellied
JJL ten Kate De schepping
71
Vloog hier een vlindertje om hoe zou hij kozenStreek hier een bietjen neecircr waacuteaacuter vond ze t meel
Geen wit en rood van lelieumln en rozenGeen geurig ooft met blosjens van fluweel
Slechts wouden uit eentonig groen gewevenWaar boven zich die graauwe hemel plooit
Waar ze eeuw aan eeuw maar vruchtloos henenstrevenAls zuchtende lsquoO gij zonne komt gij nooitrsquo
Maar altijd laat de Vlammenschijf zich wachtenEn werkzaam en geduldig te gelijk
Besteedt Natuur de volheid harer krachtenAan t eacuteeacutene onmeetbre Plantenrijk
Maar wat huivring doorvaartAls een rillende koorts het gebeente der AardWordt ze in t eind overstelpt door die drukkende lastMet steeds klimmende zwaarte op haar schouders getastZiet de golvende bodem scheurt krakend van eacuteeacutenDoor den smook dien hij blaast spelen vuurvlammen heen
JJL ten Kate De schepping
72
Gloecircnde steenregens dwarlen en ploffen in zeeHet gebergte verschuift en de dalen gaan meecircEn de boschreuzen wagglen en tuimlen in t rondEn de wouden vergaan in den gapenden grondOp elkaacircr door elkaacircr in de diepte gesmaktTusschen vuursteen en kleiaard te samen gepaktZoo verdwijnt als een droom heel dat machtige RijkOnder t deksel van zand en doorzijpelend slijk
Maar terwijl de lagen groeienVan de nieuwe waereldschorsWaar een f l o r a minder forsch
Maar te schooner op zal bloeienKeert die eerste ReuzenhofIn de diepte niet tot stof
In dien chaos daar benedenWonderdadige Alchemist
Schept Natuur verborgenhedenDoor geen Mozes zelf gegist
JJL ten Kate De schepping
73
Wat er nutloos schijnt te slapenRuilt zijn groen voor t zwartste zwart
Wordt bewaakt bewerkt herschapenTot een wondersteen gehard
Eenig ware steen der WijzenAls de Menschheid op zijn grafSlaan zal met heur koningsstaf
Zal hij uit den dood verrijzenZomergloed en zonnegloor
Warmte- Licht- en Kennis-stroomenUit zijn aadren voortgekomenGolven heel de waereld door
Tijd en Ruimte zijn verdwenenSteden volkeren vereacuteeacutenenZwarte diamant der Mijn
Van Beschavings tempelsteenenZult gij Hoofd- en Hoeksteen zijn
JJL ten Kate De schepping
74
De Toekomst ontsluiert tooneel voor tooneelDaar naadren de delvers met spacirc en houweelZij spitten in de aardkorst en boren de schachtEn dringen al verder door modder en nachtAan t rammelend rad vliegt de korf op en neecircrDe zwoegende pomp gaat het water te keerDe moker rinkinkt en de koker verwijdtVoorbij zijn de lagen van zandgruis en krijtNu glinstert - de Steenkool De Mijngroef ontsluitEn breidt tot spelonken en gangen zich uitTot straten en pleinen door balken geschraagdWaar t lampjen de schaduw verlicht niet verjaagtHier woelen diep onder het zeebed beneecircnDe zeilende schepen de werkliecircn dooreacuteeacutenEn t paard voor zijn kar met bedaard overlegVindt dampend van zweet door dien orkus zijn wegOmhoog maar omhoog maar gij kostlijke vrachtWaar t zonlicht u kust en - Vooruitgang u wacht
JJL ten Kate De schepping
75
Nu zomert het s winters in huizen en kluizenDe gaz-tong te nacht voert den dag in heur straal
Nu purpert de koolvlam de zwarte fornuizenNu vloeit in de vormen t gesmolten metaal
Daar vonkelt de klok die de vroome gemeenteTot bidden vermaant En daar bliksemt het zwaard
Dat haardstede en outer der vaadren gebeenteDe wieg van uw kind voor verguizing bewaart
Daar hoort ge de fluitende s t o om k e t e l kokenWaaruit de beweegkracht dier werktuigen doomt
Straks zwoegend en stampend met de ijzeren knokenAlsof hun een adem des levens doorstroomt
Daar dobbert de b o o t die geen zeilen ontplooiendDoor t vliegende schuim met twee raderen klept
Een zwaan die den vijver met pluimdons bestrooiendIn statigen maatslag de zwempooten rept
Daar ratelt de trein met de kracht der orkanenEen vuurspuwend monster der fabel gelijk
Hoe tuimlen de boomen hoe wervlen de lanenHoe nemen de steden al dansend de wijk
JJL ten Kate De schepping
76
Een menner geklemd op den nek houdt den leidselTwee reepen van ijzer bestemmen zijn spoor
t Gaat boven de daken t gaat onder t plaveiselNu afgronden over dan rotswanden door
En koning en knecht o gezegend aanschouwenGaan samen eacuteeacuten weg door de hoogte en het diep
Als broeders vereend en gerust in t vertrouwenOp t Menschlijk Genie en - dien God die het schiep
Maar geen vuurtong op den luchteren geen sprankel aan den haard
En geen rookpluim boven t werktuigdat daar arbeidt vliegt of vaart
Die ugrave niet vertegenwoordigtWouden die geen stervling zag
Niet van ugrave getuigt gij Wondrenvan den Derden Scheppingsdag
En die stemmen die daar menglent gaz dat zingt de stoom die fluit
JJL ten Kate De schepping
77
t Ruischende muziek der vlammenspreken t eigen denkbeeld uit
t Is na duizendduizend jarende echo nog van t slotakkoord
Van der Englen hallelujahop dien Derden Dag gehoord
Heilge Ziener gij vernaamt gij t -wat in raadsel was verhuld
Is ontsluierd wij verstaan hetwant - de Tijden zijn vervuld
JJL ten Kate De schepping
78
Derde scheppings-lied
1
Wien wacht gij Wat verheven gastBereidt gij naar den eischHet Koninklijk Paleis
Gij Aarde die daar wordt en wastGeboren uit het golvend ruimNog bigglend van zijn schuim
2
Uw bergen klimmen uit de kolkEn zenden van hun topDen witten waassem op
Als outers in een wierookwolkUw dalen rollen groen van kruidHun prachttapeeten uit
JJL ten Kate De schepping
79
3
Uw wouden menglen tot eacuteeacuten WoudEn strenglen welf en boogEn bouwen hemelhoog
Een kerk van ongekorven houtWaar Englen op den drempel staanEn luistrend gadeslaan
4
Daar wandelt door uw heiligdomEen ongeziene MachtEen goddelijke Kracht
Ze gaat als door heur werkplaats omZe schept herschept bewerkt bereidtt Is - de Alvoorzienigheid
JJL ten Kate De schepping
80
5
Zijt ons gezegend Groote GodUw zorg Uw raad Uw handSchikt alles in verband
Elk leven met zijn levens-lotElk Heden met zijn jongst VerleecircnElke Eeuw met Eeuwigheecircn
6
Uw Zee die waerelddeelen scheidtBiedt straks gedwee den rugEn spant de waterbrug
Die volkren tot elkander leidtEn aardsche en geestlijke overvloedMet woeker ruilen doet
JJL ten Kate De schepping
81
7
Uw Bergen zoogen aan hun borstEn wiegen in hun sneeuwDe stroomen eeuw aan eeuw
Waarnaar Uw groote Lusthof dorstEn houden t Steenen Boek bewaardDe G e n e s i s der Aard
8
Uw Bosschen - werp ze neecircr in t slijkVerander hun natuurDer Toekomst voorraadschuur
Ontbrak nog aan Uw wonderrijkBouw Eeuwge bij ons jubelchoorUw warmte- en lichttrezoor
JJL ten Kate De schepping
82
9
Hij komt die eens Uw schat ontsluitDe Mensch van Uw geslachtDaar opent hij den nacht
Daar vliegen zij hun kerker uitDie geesten eeuwen achtereenGebannen in den steen
10
Zij dragen Wetenschap en KunstWeecircrlichtend langs hun spoorDe wijde waereld door
Zij zijn des Menschen door Uw gunstMaar hij - is de Uwe en werpt zijn kroonAanbiddend voor Uw troon
JJL ten Kate De schepping
83
11
Want al wat is of worden zalO OppermajesteitMacht kracht of heerlijkheid
En aller hemelen heelalIs U tot eenige eeuwige eerHozanna Looft den Heer
JJL ten Kate De schepping
85
Vierde tafereel
En God zeide lsquoDat er lichten zijn in het uitspansel des hemels omscheiding te maken tusschen den dag en tusschen den nacht en dat zijzijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren En dat zijzijn tot lichten in het uitspansel des hemels om licht te geven op de aardersquoEn het was alzoo God dan maakte die twee groote lichten dat grootelicht tot heerschappij des daags en dat kleine licht tot heerschappij desnachts ook de sterrenEn God stelde ze in het uitspansel des hemels om licht te geven op deaarde en om te heerschen op den dag en in den nacht en om scheidingte maken tusschen het licht en tusscheu de duisternis En God zag dathet goed wasToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Vierde DagGenes I 14-19
JJL ten Kate De schepping
87
Een avond wederom daalde op het Aardrijk neecircrt Werd nacht Maar t is de Nacht van gistren reeds niet meerDe gloor in t Westen die t besluiten van de rondeDes daags nu driemaal aan des Zieners oog verkonddeVerspreidde een klaarder licht dat trager ondergingEn ditmaal bleef hem op heur spade wandelingDe wolkenkaravaan in t duister niet verborgenNog grooter ommekeer bij t naadren van den MorgenDe nevel die voorheen zijn waassemend gordijnAan alle takken hing der groote woudwoestijn
JJL ten Kate De schepping
88
Zwaarmoedig dommelde op de varens aan de zoomenDer Zee of rondkroop op de slibberige stroomenWordt opgetrokken En terwijl hij wegrolt hoorDaar trilt het machtwoord Gods de verste verte doorNU LAAT ER LICHTEN IN DE HEMELRUIMTE STRALENWIER OP- EN NEDERGANG EgraveN DAG EgraveN NACHT BEPALENDE WISSLING REGELEN VAN JAAR EN JAARGETIJlsquoWIER BEURTELINGSCHE LAMP HET LICHT DER AARDE ZIJrsquo
God sprak Daar woelt in t Oost een wonder lichtgetooverHet brons der wolkjens gaat in geelen goudglans overHet goud wordt vuur maar vuur van rozenrooden gloedDie eerst de hoogten straks de diepten blozen doetEn duizend duizenden van flikkervonken dansenOp alle golven - Een fontein van purperglansenStort uit den horizont een waterval van LichtEn uit die vuurzee ziet gelijk het aangezichtEens engels rijst voor t eerst met statelijken luisterDe vlammenschijf omhoog
JJL ten Kate De schepping
89
Wees welkom uit het duisterVan uw verborgenheid gij Oog der Schepping BronVan s waerelds leven Straal der Godheid Schoone ZonDe Aarde eeuwen achtereen zag elken dag naar t wonderVan uw verschijning uit van heimwee trillende onderUw moederlijken blik gevoeld maar niet aanschouwdDoch nu ontsluierd en voor immer Strooi uw goudEn meng uw verwen Laat uit stralende penseelenOp heel dit graauwe stof uw Zeven Kleuren spelenEn spieglen zoo als Hij Wiens dienares gij zijtt Heelal tot weecircrglans van Zijn eeuwge glorie wijdt
Nu zal zich de Aard met immer-gretige oogenVerkwikken aan de stralen uwer eer
Uw heldenloop toejuichende in den hoogen
En als ze uw komst reeds millioenen keerGevierd heeft toch elke avond zult gij t hoorenlsquoNog eacuteeacutens o Zon nog eacuteeacutens en - altijd weecircrrsquo
JJL ten Kate De schepping
90
En altijd weecircr ontsluit ge uw lichttrezorenHaar met uw warmte en levensovervloed
Verzadigend tot in de kleinste poren
Gij kranst haar t hoofd gelijk een minnaar doetEn om heur schoudren plooit gij lente aan lenteHet bruiloftskleed dat afhangt tot heur voet
Des winters schuld betaalt uw zomerrenteMet woeker En zoacuteoacute hoog kunt gij niet staan
Of door de reeten uwer vlammentente
Zult gij den gang der waereld gadeslaanHet Drama dat de menschenkindren spelenGeslingerd immer tusschen lach en traan
Wat wisseling van groepen en tafreelenVan eeuwen en van levens en van lot
Bespiedt gij hier in talloze tooneelen
JJL ten Kate De schepping
91
Gij ziet den Mensch Gods beeld eerst van zijn GodAfvallig straks en t kroost uit hem geborenSteeds struiklend over t eacuteeacutene en eacuteeacuterst verbod
Een Paradijs geschonken en verlorenOntloken en verdord gelijk een roos
Begraven onder distelstruik en doren
Wel steeds teruggezocht maar vruchteloosEen Zondvloed de aard nog eenmaal in zijn kolkenOmhullend met den windeldoek des doods
Maar de Ark gespaard en t zaad der Nieuwe VolkenUit haar verspreid - terwijl gij-zelf omhoog
Als met een bloemfestoen de waterwolken
Bij-eacuteeacuten-bindt met uw bonten RegenboogEen Tweede Menschdom dan in al zijn trachtenEn streven zich ontwikklend voor uw oog
JJL ten Kate De schepping
92
De vroegste pelgrimaadjen der GeslachtenDe jeugd der Maatschappij de wieg en t grafVan Naties - Koninkrijken Waereldmachten
In opkomst bloei verval verstrooid als kafDen langen strijd van Waarheid met de LogenBarbaarschheid met Beschaving die den staf
In t eind Verheft de wondren des AlhoogenNascheppende op t gebied van Industrie
En Kunst en Wetenschap - heel t wilsvermogen
En de almacht van het Menschelijk GenieMaar al de zwakheid ook van t Menschelijk HarteZijn tweespalt en gebroken harmonie
Zijn dwaze vreugd door schandelijke smarteZijn schaamle deugd door schittrend kwaad gestoord
Dat alles zult ge aanschomven uit uw verte
JJL ten Kate De schepping
93
Gij zult den Dood in t kleed van BroedermoordGeweldig in het Leven in zien brekenEn zetten steeds de groote slachting voort
Door duizenden van kwalen en gebrekenDoor Krijg en Pestilentie Overdaad
En Armoecirc door de giftige angelsteken
Der driften Roem- en Gelddorst Liefde en HaatDoor lood en staal door de elementen allenZelfs door de lucht die door de longen gaat
Zoo zult gij rijp en groen voor hem zien vallenEn bleeken op het wijde doodenveld
Het lijkgebeent van millioenentallen
Maar Hegravem ook zult ge zien den Sterken HeldUw beeld des waerelds Licht die dood en zondenVernietigt en het Paradijs herstelt
JJL ten Kate De schepping
94
Dat schooner nog dan t eacuteeacuterste wordt bevondenDaacuteaacuter drooge alle tranen hier geschreid
En zelfs ugravew glans o Zonne wordt verslonden
In t eeuwig Licht van s Heeren heerlijkheid
Maar heden blinkende in het hooge worstelperkVoltooit gij stap voor stap uw eerste heldenwerkAanrukkende immer op de dichte wolkendrommenDie de Aard belegerden hun buigende kolommenIn t hart doorbrekend en verstrooiend heinde en veerDe pijlen die gij schiet doorzuivren de atmosfeerEn haasten zich alom de gassen weg te vagenDie d adem stikken en de ontwikkeling vertragenVan hoacuteoacuteger Levensvorm In u w bezielend lichtVerheldert zich alreeds des Waerelds aangezichtHaar vlakte een c h a o s eens van varens is dezelfdeNiet meer van gisteren een vaster bodem welfde
JJL ten Kate De schepping
95
Zich boven de oude schors die wegzonk in d abysEn t zieklijk vaalgroen werd een schitterend vernisAls esmeraudenglans op t graskleed uitgegotenDe stroomen vrolijk uit hun sluimring opgeschotenDe zeeumln vonklend nu in t volle zonnevuurWeecircrkaatsen overal een hemel van azuurEn werpen t strand dat haar verlangend zoekt te omarmenVerliefde kussen toe - Al inniger verwarmenDe stralen d aardbol schoon in ongelijken graadDaar komt verscheidenheid van Jaartij en KlimaatNu de eeuwge hette wijkt die eens alomme broeideDe Reuzen-flo r a die in t vochtig duister bloeideBlijft uitgestorven en een jonger DynastijVan Planten klimt ten troon Zij breidt heur heerschappijIn bosch en boogert uit eenvoudiger van blaacircrenEn needriger van stam dan de oude woudpilarenMaar vaster uit hard hout geweven licht en bruinSchakeerende in hun schaaucircw en wiegende in hun kruinEen oogstbelofte in pracht van bloesems Alle kleurenDoorspelen t veldtapijt en de eerste balsemgeuren
JJL ten Kate De schepping
96
Verraden t heiligdom waar t Roosjen opengaatAls goud blinkt de Appel en als purper de GranaatEen zoete zomersneeuw bestrooit den HagedorenDe Vijgenboom konfijt zijn vruchten t Ruischend KorenGolft als een blonde zee aandragende in keur schootWat alle levens eens zal voeden t Levend BroodIn groene bekers kruidt de Wingert reeds de teugenDer maische most die t hart des menschen zal verheugenEn t nieuw geboomt voor goed gelegerd over de AardZijn Koning wachtend staat in feestkleedij geschaard
Nu Linde schiet uw wortelStraks schommelt ge over t herdersdakEn kirrend hangt de tortelZijn nestjen aan uw tak
Straks zal bij veldfluit en schalmeiDe Jeugd in blijde parenZich aan uw voet vergaacircrenTer blijde Bruiloftsrei
JJL ten Kate De schepping
97
Nu zaai uw akertrossenO Eik en weef uw loofgordijnGij Patriarch der BosschenDie eeuwen jong zult zijn
Eens bouwt ge aan hut en koningstroonAan schuur en scheepskiel mede -Den Deugden van den vredeVlecht gij de burgerkroon
Ten Libanon gestegenBreid Ceder over boom en kruidMet Priesterlijken zegenUw machtige armen uit
Gij duldt geen smet geen spin zoo stoutDie aan uw schors zal klevenAanstaande tempels levenIn uw ontzachlijk hout
JJL ten Kate De schepping
98
Droefgeestige CypresseSchud d avonddaauw als tranen afGij zijt de ProfetesseVan t Algemeene Graf
Al eens de Mensch zijn zwarten rouwLang rozenrood liet kleurenZult gij - nog altijd treurenTot in den dood getrouw
En t is of de avond reeds zich uitbreidt over de AardeEn al de wondren van haar bonte toovergaardeDoet deinzen met de Zon die nu in t Westen daaltRijk als haar opgang is haar ondergang omstraaldVan donkrer vlammen dan de Morgenkim omhuldenToch is heur purpergloed getemperd en zij duldenDat in heur diep de blik zich dompele eerbiedvolMaar niet verblind meer Ziet daar rust de StralenbolNog even op de kruin van t verst gebergt nog even
JJL ten Kate De schepping
99
Op s hemels rand als om een afscheidsgroet te gevenAan de Aard wier schoonheid zij den blinden Nacht niet guntNu gaat ze een halfrond straks een vuurstreep dan een punt -Niets meer Ze is weg Ze is als verzonken in de kolkenDer zee gestorven en begraven Aan de wolkenEn op de golven vloeit de laatste flikkerschijnIn scheemring weg Schoon Licht moet dit uw einde zijnMaar eer het nacht wordt daar vertoont zich in het OostenEen lieflijk schouwspel dat de treurende Aard zal troostenDaar rijst een a n d r e Schijf en uit heur blaauwe sfeerGiet zij heur stralen als gesmolten zilver neecircrZij spranklen op den stroom zij wieglen op de toppenDer bergen kussen al de fluisterende knoppenEn bloemen glijden langs de stammen neecircr in t boschEn slapen zachtkens in op t ongerepte moschEen zoete tooverglans doet alles levend schijnenIn t weemlend schaduwspel verzacht de scherpe lijnenRondt alle hoeken en vult elke gaping aanGij tweede Licht der Aard wees welkom blanke MaanNu heeft zij niet geheel keur lieve Zon verloren
JJL ten Kate De schepping
100
Nu g ij haar spiegel zijt de Nachtzon uitverkorenTot medeheerschappij
En als des Zieners oogHaar zeegnend nastaart waar zij voortreist aan den boogAls hij t geheim bepeinst dier schemerende vlekkenWaarin hij d aanleg van een Landschap meent te ontdekkenGeschetst met heuvelen en dalen - daar verspreidtAan t Luchtverwelfsel zich een nieuwe heerlijkheidEen schittrend vuurwerk gloort en glinstert door de plooienDer wolkensluiers en juweelen overstrooienAls uit Gods volle hand het voorhoofd van de NachtDat is het Starrenheir der Legerscharen MachtHet oudste kroost des Lichts door de englen toegezongenOp d eersten morgen maar eerst heden doorgedrongenTot in t gezicht der Aard de zuster lang begeerdNaar wie de Hemel nu zijn duizende oogen keert
Verheven majesteit der eindeloze heemlenDoorzichtige Oceaan waar starrengroepen weemlen
JJL ten Kate De schepping
101
Gelijk het stofgoud op den bodem van het diepWat moet Hij heerlijk zijn die u zoo heerlijk schiepHet is den Ziener Gods als stond Hij op den drempelVan t Allerheiligste in den grooten Scheppings-tempelAl 1uistrend voor t gordijn En daacuteaacuter bejegent hemEen raadselachtig woord een zachte geestenstem
Hef de oogen naar omhoog en proef of gij de starrenKunt tellen - t Is vergeefs Heur menigten verwarrenUw doode nummers en uw pinkend oog wordt moecircEacuteeacuten Enkle telde haar tot de allerlaatste toeHij de Opperheirvoogd leidt heur benden brengt ze samenTe velde en in t gelid en monstert ze bij namenGeen post blijft ledig staan waar Zijn bevelwoord klonkDe trotsche Orion noch de kleinste starrenvonkDes Melkwegs wordt gemist Want al die flikkervierenZijn geen gesteenten die het koepeldak versierenDer Aard geen lampenkroon die haar ter eere brandtt Zijn waerelden als zij gesprenkeld als dun zand
JJL ten Kate De schepping
102
Door heel de Oneindigheid waar zij den loop begonnenToen de Aard nog sluimerde in de windselen t Zijn zonnenVan waerelden omringd die uit haacuteaacuter wederschijnHeur stralen putten en wier middenpunt ze zijnIn de eeuwige etherzee Maar alle zonnen draaienOm andre zonnen heen in ordlijk ommezwaaienEn deze om andren weecircr het Goddelijke LichtMeecircvoerende op een baan veel verder dan t gezichtEens Engels reiken kan Eacuteeacuten enkle van die stippenWier beelden daar ge tuurt onmerkbaar henenglippenDoor t netvlies van uw oog beschaamt uw MoederaardIn grootte minder niet dan Horebs berggevaartDe laagste steenklip aan zijn voeten In verrukkenSteekt gij de handen uit als om de ster te plukkenDie zoo nabij schijnt maar indien ge kost verstaanWat groote kloof u scheidt een duizling greep u aanHoe snel de vleuglen ook van uw gedachten ijlent Licht in eacuteeacuten polsslag vliegt tweehonderdduizend mijlenToch wandelt zevenmaal de Aarde om heur Zonne rondEer de allernaaste star heur licht op aarde zond
JJL ten Kate De schepping
103
God noemt die ruimte - een span hoe zal de Mensch haar heetenSoms zweepen plotseling vuurstralende komeetent Blaauw halfrond met heur staart eacuteeacuten enklen nacht en vliecircnNa eeuwen rennens eerst op de eigen plaats herzienWat a l m a c h t die aldus die Lichten in de vorenDes hemels heeft gezaaid gelijk de landman t korenDie al die bollen eacuteeacutens in t eindloos luchtgewelfGeslingerd voor altijd doet wentlen om zich-zelfEn om elkander Wat aanbiddelijke wettenVan Tucht en Orde die hun t wankelen belettenUit de aangewezen lijn en t keerpunt eeren doenVan komen en van gaan van op- en nederspoecircnWat w ijs h e i d die hun leert bij t naadren en doorsnijdenDer cirkelbanen een ontmoeting te vermijdenWier schok verplettren zou die ieder zeilend schipDier starrenvloot kompas en reiskaart geeft om klipEn baken in de zee te erkennen waar ze drijvenWat l i e f d e die alom tot zoete LustverblijvenVoor schepslen hunner waard die menigvuldigheidVan stralende eilanden bestemd heeft en bereid
JJL ten Kate De schepping
104
Tot schouwtooneelen van een rustloos AlvermogenTot woningen in t Huis des Vaders voor Wiens oogenNiets klein of groot is En zij weten t want hun GodTe dienen op Zijn wenk is aller hoogst gebodEerste aandrift eenigste bestemming eeuwige eeret Heelal doorwandelend verkonden zij den HeereDe sterkte van Zijn hand den glans van Zijn gelaatIn alle ruimten alle tijden op de maatVan eigen lofmuziek hun heilge dansen menglendGij hoort ze n i e t maar z i e t hun ommegang zich strenglendDooreacuteeacuten en trekkende in hun stralende figuurHet cijfer van Gods Naam aan t eindeloos azuur
lsquoMaar waar gij mogelijk een klank van op kunt vangenMet de ooren niet maar t hart dat zijn de jubelzangenDer Zusters al te saam in zoete harmonyOm de eigen Zon gegroept uwe Aarde met de RijPlaneeten dwalend maar om nimmer te verdwalenDus lovend beurt om beurt in eindloze choralenrsquo
JJL ten Kate De schepping
105
De beurtzang der planeeten
1
CHOOR
Eeuwige U eeren wijOorsprong en Ader
Zon aller sfeeren GijHemelsche Vader
2
MERKURIUS
Waar ook Uw hemelenRollen of wemelen -
JJL ten Kate De schepping
106
Rond U vergaacircrendet Duister verklarendeU openbarendeRoemen ze U saamMaak door Uw zegent Schepsel bekwaamTot al Uw wegenEn - heilig Uw Naam
3
VENUS
Waacuteaacuter is de krachtigeU o AlmachtigeWanorde keerendeHoog triomfeerendeZalig regeerendeKoning gelijk
JJL ten Kate De schepping
107
De ondank verstommeDe afgunst bezwijkKoom eens alommeUw zaligend Rijk
4
DE AARDE
Englen omringen UDienen U zingen UDuizendmaal duizendeD ether doorkruizendeOf bij Uw suizendePalmen geschaardWerkzaam gewemelBezige gaardAls in den HemelZoo zij het op Aard
JJL ten Kate De schepping
108
5
MARS
Alles behoedendeHoudende voedendeAlles doorzwevendeZelf eeuwig levendeLevenskracht gevendeUit Uwen schootHoor aller bedenZie aller noodGeef allen hedenUw dagelijks Brood
6
JUPITER
Gij onbevleklijkeDraag al t gebreklijke
JJL ten Kate De schepping
109
Sterk wat versterven zouRed wat bederven zouRoep wat daar zwerven zouBuiten Uw baanWildet Gij wijkenWaagravet kon bestaant Licht moest bezwijkent Heelal zou vergaan
7
SATURNUS
Ziel van d AlmogendeLiefde MeecircdoogendeEeuwig erbarmendeBlijf als de omarmendeAlles verwarmende
JJL ten Kate De schepping
110
Kracht ons nabijTalloze tallenWentlen als wijDe eacuteeacutenheid van allent Groote aspunt zijt Gij
8
URANUS
Koning der Koningent Ruischt in Uw woningenKransen zie k strengelenParen zich mengelenWezens als de engelenHeerlijk gewrochtBleven ze U immerNeedrig verknocht
JJL ten Kate De schepping
111
Werden ze nimmerTot afval verzocht
9
NEPTUNUS
Heilge aller heiligenBlijf ons beveiligenZweef onze rangen doorTrek onze gangen voorWat onze zangen stoorRegel de maatWek door Uw hoedet Goede uit het Kwaadt Beste uit het GoedeDat - nimmer vergaat
JJL ten Kate De schepping
112
10
CHOOR
U de viktorie HeerU al te samen
t Rijk en de glorie HeerEeuwelijk Amen
JJL ten Kate De schepping
113
Vijfde tafereel
EnGod zeide lsquoDat de wateren doen uitkrielen een gewriemel van gediertedat den adem des levens heeft en het gevogelte vliege boven de aardein het uitspansel des hemelsrsquo En God schiep de groote zeemonsters enalle levende wemelende ziel welke de wateren overvloedig voortbrachtennaar haren aart en alle vliegend gevleugelte naar zijnen aart En Godzag dat het goed was En God zegende ze zeggende lsquoZijt vruchtbaaren vermenigvuldigt en vervult de wateren inde zeen en het gevogeltevermenigvuldige op de aardersquoToen waa t avond geweest en t was morgen geweest de Vijfde DagGenes I 20-23
JJL ten Kate De schepping
115
Gelijk de slapende op het grillig DroomgebiedVaak midden in t Bedrijf den voorhang vallen zietEen poos bewustloos blijft maar levendige doodeOp eens de draad hervat en voortspint waar hij noodeDien glippen liet aldus de heilge Ziener GodsDaar ligt hij ruglings als een grafbeeld op zijn rotsDes geestes venstren zijn een oogenblik geslotenDe erinring sluimert en een balsem neecircrgevlotenAls van Gods vingertop verkoelt zijn kloppend breinEen droppel mooglijk uit die zalige fontein
JJL ten Kate De schepping
116
Die de afgetobde ziel der vrijgelaten vroomenDrenkt met de Onsterflijkheid als ze in den Hemel komenMaar eindlijk is t als roert de onzichtbre hand hem aanHij hoort zijn naam hij heeft het fluisterwoord verstaanlsquoSta op en ziersquo Hij is verrezen Uit den hoogenValt stroomend licht en nu de linkerhand voor de oogenScherpt hij den blik en ziet
Daar bloeit de jeugdige AardAls gistren Eenzaamheid en Stilte waacuteaacuter hij staartt Zijn hooge bergen diepe wouden lage weicircenMoerassen meiren en rivieren die valleienEn heuvlen snoeren aan heur slingrend zilverdraadGroene eilanden wier strand in blaauwe golfjens baadtOf rotsen onder rook en vlammen opgedrevenUit d afgrond Voorts - de Zee onmetelijk verhevenHet beeld der Eeuwigheid
Dat alles schittert thansNog meer dan gistren in den vollen hemelglans
JJL ten Kate De schepping
117
Want bijna heeft de Zon heur middagtroon bestegenEn als zij t toppunt groet en nu haar gouden regenVan stralen lijnrecht stort op s aardrijks aangezichtDaar daalt de Godsstem op de trilling van het LichtNU WEMELE DE ZEE VAN LEVENDIGE ZIELENDIE DOOR DE WATEREN EN UIT DE WAATREN KRIELENEN ALLE VLIEGENDE GEVLEUGELT NAAR ZIJN AARTlsquoSLA VLERK OF SLAGWIEK UIT EN STIJGE HEMELWAARTrsquo
God sprak en - t was alzoo De Zee de Lucht bevolkenHeur dubble waereld in t oneindige In de kolkenDes Oceaans in meir en zandkreek baai en bocht- Te voren naauwlijks door een eersten gast bezochtAls- op verkenning in nog onbewoonde baren -Plascht Leven duizendvoud
Daar trekken legerscharenVan Visschen scholende eerst eendrachtig soort bij soortMet purpren vinnen door dezelfde strooming voortAllengs verlokt door t zoet der vrijheid zich verspreidend
JJL ten Kate De schepping
118
En eenzaam of gepaard in t groene zeewier weidendOf wouden van koraal doorwandlend Maar de vreecircDuurt kort - een jachtveld nu een strijdperk wordt de ZeeVan dood en leven waar geharnaste tyrannenEerst tegen de onmacht van hun mindren samenspannenMet speer en stekelpunt en bliksemend gebitStraks worstlen met elkaacircr tot dollen moord verhitDe List verschalkt vaak waar de Kracht niet kan verscheurenEn zelfs het schelpdier zet zijn paerlemoeren deurenHalf open wachtend op zijn vochtig aas Daar staanGeduchte reuzen op in t diep van d OceaanSoms snakkende naar lucht naar de oppervlakte stuivendDe heete dampen uit het wijde neusgat snuivendOf waterstralen als een dubblen regenboogOpspuitende in de lucht Het onervaren oogMoge als zij slapen hen een drijvend eiland wanenStraks roeren zij den staart en klutsen als orkanenDe waterbaren tot een schuimende woestijnWreed onbetrouwbaar steeds - als dwingelanden zijn
JJL ten Kate De schepping
119
Maar wie als geweldige meesters regeerenLet op boven de andren braveert er daar eacuteeacuten
Verbazend Gedrocht dat het beeld der ChimeerenDe fabel der Heidnen in t leven doet treecircn
Met schrik zien de burgers der zee hem genakenEn deinzen en duiken in t diepst van hun kil
Zijn kop is de snoet der Haagdisse zijn kakenGelijken den bek van den Nijlkrokodil
Zijn hals schijnt een slang uit heur kronkels gestegenKameleons-ribben beschermen een romp
Als t lijf van een zoogdier en vinnen bewegenVijfvingrig geweven den dobbrenden klomp
Zijn staart is een roer immer wendend en keerendNu onder dan boven braveert hij d orkaan
Of naauwlijks den spiegel van t watervlak scheerendBeweegt hij den nek als een statige zwaan
En dompelt hem neecircr in de spattende barenOf slingert hem op in de suizende luchtEn - verovert den visch onder t varenOf den vogel in t snelst van zijn vlucht
JJL ten Kate De schepping
120
Maar ook hij zal zijn meester wel vindenWant daar schiet uit de zeewoestenij
Even tuk als hij-zelf op verslindenReeds een sterker den sterke ter zij
Ziet den kaper de golven doorplasschenGeeft het monster een naam Wat zal t zijn
t Is verward door elkander gewassenKrokodil Salamander Dolfijn
Kop en romp zijn uit eacuteeacuten stuk gegotenEllenlang is de staart dien het zwiert
t Paart de klaauwige WalvisschenpotenAan het borstbeen van t Snavelgediert
Heel het reuzige lijf is omtogenMet het leecircr van een schubbigen huid
Als een menschenhoofd puilen die oogenHem ten grimmigen haaienkop uit
En vergrootende als kunstige glazenDoor hun beenachtig oogvlies beschermd
Staan ze op wacht als spionnen en azenMet een haat die zich nimmer ontfermt
JJL ten Kate De schepping
121
Wie zoo stout die hem aan denkt te randenWie zoo sterk wien de schrik niet vervaart
Van dien muil met zijn tweehonderd tandenAls rechtstandige dolken geschaard
Wat zijn vraatzucht ontmoet wordt besprongenEn ontbreekt het den dwingland aan buit
Ziet hij keert zich verwoed tot zijn jongenEn zijn eigen geslacht moordt hij uit
Maar niet in de waatren blijvenAlle Monsters die daar drijvenDuizenden naar t strand gezwommenZijn het rotsklif opgeklommenZiet ze kruipen ziet ze krielenDie Tweeslachtige ReptielenNu eens in de slibberholenVan de ondiepe kreek verscholenTusschen klippen ingeslotenDan weecircr met de kraauwelpoten
JJL ten Kate De schepping
122
Schofflend door de heete zandenVan de dorgerooste strandenWaar zij t schubbig vee belagenDat bij d oever zich durft wagenOf in halven slaap zich baakrenIn het felle zonneblaakrent Krokodillen-lichaam rekkendVijftig voeten gronds bedekkendAndren aan nog grover ledenParen vriendelijker zedenZiet dat kruipende gevaarteD oever kneuzen door zijn zwaarteWee wanneer zijn hongerwoedeZich met andre levens voeddeMaar dit reusdier slaat zijn tandenNiet in bloedige ingewandenOm in vrede huis te houdenZoekt hij de eenzaamheid der woudenZiet hem daar met plompen horenDoor de dichte struiken boren
JJL ten Kate De schepping
123
Met gekromde nagelspitsent Loover van de boomen ritsenMet gekrulde lippen smakkenNaar het bloeisel van de takkenOf verzadigd met wat blaacircrenDroomen op zijn bed van varen -Onbewust Profeet gewordenVan weecircr hooger schepslenorden
Al die kruipende Amphibieumlnzijn gekomen en gegaan
Welk een huivringwekkend schepselkomt daar schuiflende achteraan
Zonder ribbe- of borstgebeented onvolmaakten worm gelijk
Zonder voacuteoacuter- of achterpotengaat het op zijn buik door t slijk
Ziet dat lijf in bochten golvennu eens schittrend van een pracht
JJL ten Kate De schepping
124
Als met vlammig vuur geschilderddan weecircr zwarter dan de nacht
Uit zijn kaken gaapt een afgrondop zijn tanden loert de moord
Sissend met gespleten tongeschiet hij als een bliksem voort
Ook de stoutste dieren rillenvan een plotselingen schrik
Voor t betooverende starenvan dien onverklaarbren blik
Voor de doodelijke omhelzingvan een kracht die wagravet ze grijpt
Met de kronkelende wrongend adem uit de longen nijpt
Gij zoo dom en toch arglistiggij zoo plomp en toch zoo sluw
Schittrend schoon en toch afschuwlijkzoo bevallig toch zoo ruw
Koud van buiten als een ijsklomptoch een brandende natuur
JJL ten Kate De schepping
125
Vol hartstochtelijke boosheiden verterend minnevuur
Gruwzaam wreed en toch gevoeligzelfs voor maat en melody -
Tegenstrijdigste aller wezenswandlend raadsel wie zijt gij
Zoo mag wel de Ziener vragenals hij op dat ondier staart
Laatstgeboorne der Reptielenmaar vervallen en ontaart
Eacuteeacutenig voorbeeld van teruggangop de groote ontwikklingsbaan
Waar in steeds volmaakter vormenalle Levens zijn ontstaan
En de Slang de diep verlaagdewordt hem een gelijkenis
Van d onzichtbaren Verleiderdie des Menschen vijand is
Even machtig en begoochlendeven valsch en even trotsch
JJL ten Kate De schepping
126
Uw verwonderlijkst verschijnselZedelijke Schepping Gods
En als de Ziener met de ontroering in t gemoedNog immer staroogt op t gewemel aan zijn voetDen God der Engelen aanbiddende in den SchepperDer Monsters hoort op eens een klaterend geklepperVan vlerk en slagwiek in de mateloze luchtAl t Vliegend Schepsel duizendsoortig neemt zijn vlucht
Maar - dagravet is geen vogel al klieft hij de ruimteAl rept hij de wieken in snorrende vaart
Daar donst op dat lichaam geveecircrt noch gepluimteVan leecircr zijn die vleugels van been is die staart
Geen Bijgeloof ooit door verbeelding bedrogenSchiep vreeslijker monsters van t Drakengeslacht
Zijn kop is zoo lang als zijn romp en zijn oogenZien alles alom ook in t holst van den nacht
JJL ten Kate De schepping
127
Zijn muil is een zaag die de beendren doet krakenVan vogel of visch op zijn strooptocht ontmoet
Aan t eind van zijn vlerken staan vingers met hakenGeklaauwd als de duim van het vleecircrmuisgebroed
Geen vlieghuid belemmert ze in t grijpen en vangenHij klimt er meecirc op en hij klampt er meecirc vast
Hij entert er meecirc en hij blijft er meecirc hangenAan grotwand of boomtak en schommelt zijn last
Op eens ziet ge al zwemmend op t water hem wiegenOok daacuteaacuter heeft hij plannen van aanval beraamd
En vaart hij weecircr op hij ontplooit onder t vliegenEen zwang die den steengier der Alpen beschaamt
Maar ook de Vooglen-zelf de ontelbre PluimgeslachtenGaan voor des Zieners oog op wapperende schachtenTen hoogen hemel of verspreiden zich alomAan t strand der zeeumln bij rivier of vijverkomVan vreugde schaatrende op het feest van hun geboorteOok hier verschijnen t eerst als voorhoede aller soorten
JJL ten Kate De schepping
128
De Reusgestalten - van wier myriadentalDe Mensch t versteende rif niet eens aanschouwen zalMaar daarom zal dit volk niet ongekend verzwindenZie t zand Wuft speelgoed van de golven en de windenWat ijdler dan een naam aan t weeke zand vertrouwdWat zwakker dan een huis op wellend zand gebouwdToch zal dat zelfde zand het wandelspoor bewarenDier vroege schepslen voor onheuchelijke jarenVergaan en staven dus het Goddelijke WoordOok door een Mozes in zijn scheppingsdroom gehoordWij griflen op metaal - O God uw vogels prentenEen h i e r o g l y p h in t zand die alle monumentenDer menschen overleeft beveiligd voor het woecircnVan d onverbidbren tijd Wat Faraoumlnen doenMet pyramiden t werk van millioenen slavenDoet Gij o Schepper met een handvol klei begravenIn t diep Gij legt er uw geslachtsregisters neecircrVerzegeld met uw merk Gij eeuwige OpperheerHebt de arme middlen van den stervling niet van noodenGij hebt het gantsch gebied van levenden en dooden
JJL ten Kate De schepping
129
Uw starrenhemel tot gedenkrol en in t slijkDer Aard vereeuwigt Gij de Archiven van Uw Rijk
Daar stappen ze op de hooge steltenpotenMet veedren als een pels van hairig pluis
En beendren als uit ijzererts gegoten
De modder kuilt en wordt met steenrotsgruisDoormetseld waar zij hun drie teen en plantenBij d ellenlangen tred De kraan de struis
Wordt dwerg bij die gevleugelde gigantenDie toch van hun geslacht zijn Menigeen
Had later naast Afrykes elefanten
Gelijkhoofds in de renbaan kunnen treecircnHun roepstem als ze krijschen als ze tierenSnerpt als een veldgeschrei door alles heen
JJL ten Kate De schepping
130
En als ze met de breede wieken zwierenIn dichte zwermen varend naar omhoog
Ontroert de lucht alsof er stormen gieren
En dekt een zwarte wolk den hemelhoogZij wandlen naar de meiren naar de plasschen -En of het schelpdier t huis te sluiten poog
Het vischvolk op zijn schubbige kurassenDe schildpad op zijn steenen dak vertrouwt
Toch zal die monsterneb zijn prooi verrassen
Niet lang nochtans geen reuzen worden oud
Terwijl hugraven geslachtenOnmerkbaar vergaan
Ziet kleiner gewiekteGestalten ontstaan
JJL ten Kate De schepping
131
In holen en klovenIn grebbel en weicirc
Ontworstelt het kiekenHet wiegelend ei
Nu zwirrelt en zwarreltOneindig vermeecircrd
Een vleugelgedierteVan alle geveecircrt
Zij reppen en kleppenDe wassende wiek
Die ordlijk de maat slaatTot de eerste muziek
Zij stemmen het orgelDer zangrige keel
Zij schettren en tjilpenIn vrolijk gekweel
Zij vallen al zingendOp t bladerrijk woud
En fladdren in t loverOf snufflen door t hout
JJL ten Kate De schepping
132
Zij roepen zij parenZij sluiten den echt
En bouwen het nestjenZoo cierlijk zoo hecht
Als nu nog in t immerVerjongende groen
Na eeuwen maal eeuwenHun kinderen doen
Of wagen aacircmechtigVan t steken der zon
Een koelbad in t waterDer spattende bron
En duiken de kopjensMet dartlend geplons
En schudden de paerlenVan t bigglende dons
Hervinden daarbovenHun lommrige tent
Of voelen zich burgersIn t vloeibre element
JJL ten Kate De schepping
133
Dagraven slaan zij als riemenDe zwempoten uit
De kreeken doorplasschendMet gagglend geluid
En roeien daarhenenGeen kunst zich bewust
Toch meester geborenVolkomen gerust
Zoo wordt elk LevenDoor de eigen wet
Een baan gegevenEen taak gezet
Der Gieren koningDie slacht en wurgt
Verkiest tot woningEen steenrotsburcht
Toch huist het SijsjenIn t veldplantsoen
JJL ten Kate De schepping
134
En fluit zijn wijsjenEn wipt door t groen
Fier steigert de ArendNaar s hemels boog
De zonne starendIn t vlammend oog
Maar tuimeldronkenVan t licht gaat de Uil
In bergspelonkenTot d avond schuil
De Woudspecht KlavertDen boomstam op
In t eenzaam davertZijn hamerklop
Maar de Eiber wapprendTer karavaan
Vangt snavelklapprendDe luchtreis aan
Hoe statig wiegeltDe Zwaan hoe rank
JJL ten Kate De schepping
135
Heur mantel spiegeltAls sneeuw zoo blank
Maar kleuren pronkenIn t Paauwen-rad
Met starrenvonkenEn goud bespat
Ginds kirt in rozenEen Tortelpaar
Uit alle kozenDie twee elkaacircr
Terwijl stapt zwaaiendMet kam en spoor
De Haan al kraaiendZijn harem door
En waar nu t drooget Moeras verving
Waar eens de hoogeDinornis ging
Daacuteaacuter gonst en mommeltDe Vogelvlieg
JJL ten Kate De schepping
136
En schudt en schommeltZijn bloemenwieg
En houdt bij drupplenZijn honigmaal
En schijnt in t hupplenEen vonk een straal
Een bloem zoo evenDen steel ontsnapt
Die nu verhevenTot hooger leven
Een stem mag gevenEn - vleugelklapt
Zoo woelt en ruischt het voor des Zieners oog en oorEn toovert s Heeren geest hem al de wondren voorDes Vijfden Dags voltooid en zichtbaar afgeslotenDoor d avondschemer van den hemel uitgegotenOp de Aard waar lijn en kleur in t dommlig twijfellichtVersmelt
JJL ten Kate De schepping
137
Maar luister Uit het deinzende GezichtVerheffen stemmen zich die beurtlings jubelzingenZoacuteoacute zweeft eens t afscheidslied der blijde schepelingenHet water over waar de dobberende kielVast wegstuift voor den wind die in heur wieken viel
JJL ten Kate De schepping
138
Vijfde scheppings-lied- De vogelen -
1
CHOOR
Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer
Voor den blinkenden TroonKomen de englen gevloocircnOm den Schepper hun dank te betalen
Onder vleugelgezuisOnder snarengeruischIn een stroom van bezielde Choralen
JJL ten Kate De schepping
139
Maar ogravens lied en hugraven stemKlinkt al t zelfde voor HemZingend vedertje en juichende Aartsengel
Werden beide op eacuteeacuten woordMaken beide eacuteeacuten akkoordIn het groot Hallelujah-gemengel
2
LEEUWERIK
O hoe zalig hoe zoetMet een vrolijken groetNaar de wieg van den morgen te stijgen
s Heeren glimlach te zienEn Hem t welkom te biecircnAls alle andere stemmen nog zwijgen
JJL ten Kate De schepping
140
Wat het schepsel genietAlle licht alle liedAlle veecircrkracht tot lieven en loven
Daalt ter neecircr van den Heer -Tot den Heer keert het weecircrS u r s um c o r d a Van Boven naar Boven
3
RAVE
Een mistroostig geslachtIn t livrei van den nachtArme stiefkindren zijn wij der wouden
Hij die d adem ons schonkHeeft ons vederenpronkHeeft de gave des lieds ons onthouden
JJL ten Kate De schepping
141
Maar de Almachtige letOp ons schreiend gebedOok ons ravengekras is een hulde
Aan den God der NatuurWiens aanbidlijk bestuurAlle nooddruft verwekte en - vervulde
4
MUSCH
Onze vlucht gaat niet hoogMaar het Goddelijk oogZiet van ver onze vleugeltjens trillen
Schoon geen penningsken waardValt geen muschken ter aardOf de Heer moet het weten en - willen
JJL ten Kate De schepping
142
En wat mensch ooit eenmaalDoor de wildernis dwaalO hem zullen t de muschkens doen weten
Onze Vader is goedDie zijn vogelen voedtZou die immer zijn kindren vergeten
5
NACHTEGAAL
Of de dag ook vergaGij o God blijft ons naVoor Wien immers de nacht niet verdonkert
Als het graauwt heinde en verRijst zoo menige sterDie ten helderen middag niet flonkert
JJL ten Kate De schepping
143
O hoe heerlijk hoe schoonAls geen enkele toonMeer weecircrgalmt nograveg het speeltuig te dwingen
En Gods licht in het hartHoe de nacht zich verzwartIn den donker het vrolijkst te zingen
6
CHOOR
Al wat adem heeft love den HeerAl wat zingen kan zinge Zijn eer
JJL ten Kate De schepping
145
Zesde tafereel
En God zeide lsquoDe aarde brenge levende zielen voort naar haren aartvee en kruipend en wild gedierte der aarde naar zijnen aartrsquo En hetwas alzoo En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aarten het vee naar zijnen aart en al het kruipend gedierte des aardbodemsnaar zijnen aart En God zag dat het goed wasEn God zeide lsquoLaat ons menschen maken naar ons beeld naar onzegelijkenis Eu dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee enover het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheeleaarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruiptrsquoEn God schiep den mensch naar Zijn beeld naar het beeld van Godschiep Hij hem Man en Vrouw schiep Hij ze En God zegende hen enGod zeide tot hen lsquoWeest vruchtbaar en vermenigvuldigt en
JJL ten Kate De schepping
146
vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over devisschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gediertedat op de aarde kruiptrsquoEn God zeide lsquoZie ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegevendat op de gantsche aarde is en alle geboomte in twelk zaadzaaiendeboomvrucht is het zij u tot spijze Maar aan al het gedierte der aarde enal het gevogelte des hemels en aan al het kruipende gedierte op deaarde waarin eene levende ziel is [heb ik] al het groene kruid tot spijze[gegeven]rsquoEn God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goedToen was t avond geweest en t was morgen geweest de Zesde DagGenes I 24-31
JJL ten Kate De schepping
147
Gode is een eeuw een uur eacuteeacuten dag als duizend jarenGeen tijd voor d Eeuwge En wien Zijn geest is ingevarenVat de afstanden als Hij met goddelijken blikTe-samen in eacuteeacuten punt - Dus als met blijden schrikZijn ziel verfrischt ontwaakt en met verhelderde oogenDe Ziener op den Berg Is daar een nacht vervlogenVan oogenblikken of jaarduizenden HoeveelIs de eerste waereld sints het allerlaatst tooneelVeranderd Even als de spelingen verdwijnenVan t kinderaangezicht in nieuwe trekken - lijnen
JJL ten Kate De schepping
148
Van t jongelings-gelaat - is t aanschijn der NatuurBij t eigen grondbeeld op dit Zesde MorgenuurGewijzigd - Eilanden zijn tot elkaacircr genaderdH i e r in hun bekkens heeft de kalkschaal zich vergaderdBij t afgeschuurde gruis der bergen en den kuilGedempt tot vaste-land ginds heeft de watermuilEen deel van t drooge weecircr veacuterslonden onder t dalenEn beurtlings rijzen van den bodem duizend malenVerschoven eindlijk toch de machtige overhandBehoudend Oudere rivieren klommen t zandDer eerste bedding uit en kozen nieuwe zoomenBij nieuwe richting en aanstaande waereldstroomen- Gegroet gij blonde Rhijn - beproeven d eersten sprongVan uit hun rotswieg op gebergten even jongWant de aardkorst baarde in t West bij spade moederweeumlnHeur laatste reuzige steenkindren PyreneeumlnEn Alpen
De Alpen Ziet zij vonklen in den gloedDer morgenstralen als de waereld aan hun voetNog schemert Welk een pracht t Is of ze inwendig branden
JJL ten Kate De schepping
149
En plotsling als kristal doorzichtig door hun wandenHet Heilge toonen waar Gods krachten werkzaam zijnNugrave wordt op t sneeuwgebergt het vorstelijk hermelijnTot purper dagraven we^er is t of uit die ijswoestijnenEen woud van rozen bloeit De graauwe klippen schijnenMet alle kleuren van den regenboog bemaaldEn t klare meirvlak in de bergvallei herhaaltHet vluchtig wonder in zijn spiegel
t Is vervlogenGelijk een droom
Nu ook beginnen in den hoogenDe g l e t s c h e r s langzaam hun beweging menig rotsAan stukken stootende en voortschuivende op hun schotsRivieren rollen t gruis de zee in waar de lagenSteeds groeien om in t eind uit d afgrond op te dagenGezegende aanslib meecirc dien Heerscher toegereedDie eenmaal uit heur leem zijn prachtpaleizen kneedtWant al wat nu geschiedt op de aarde en onder de aardeIs voorbereiding om den Vorst der Aard naar waardeTe ontfangen als zijn komst de ontzachelijke rij
JJL ten Kate De schepping
150
Der wezens sluiten zal en kroonen Ze is nabijDie komst Eacuteeacuten schakel nog ontbreekt in de overgangenVan t klimmend Leven nog eacuteeacuten wonder met verlangenGewacht eerst nugrave gerijpt de volle M o e d e r b o r s t
Zoo zwijgt gij zangers in uw loovertent en schorstUw jachtspel in de lucht gij vogels zonder veecircrenZwijgt monsters in de zee Daar klinkt de stem des HeerenOp nieuw
NU BRENGE DE AARD BEZIELDE SCHEPSLEN VOORTHET VEE DER WEIDEN T WILD DER WOUDEN ALLE SOORTlsquoVAN KRUIPENDE GEDAANTErsquo
En woud en weide hoorenDe bodem wemelt en - het Z o o g d i e r is geboren
Eerst wandlen als immer de Reuzen vooropDaar schudt reeds het s c h r i k d i e r d onzachlijken kop
JJL ten Kate De schepping
151
Zijn kruin is den walvisschenschedel verwantZijn muil is gewapend met dubbelden tandTwee sikkels waarmeecirc hij den woudbodem splijtDe stengels omver-maait de wortels doorsnijdtOf rustig zich vasthaakt in biezen en grasAls t achterlijf duikt in t verkoelend moerasDaar neigt reeds de koning der l u i a a r d s den snoet
Met tanden als beitels en schoffelt en wroetDe greep van zijn klaauw reikt een el in den grondEn slingert de kluiten tot heuvels in t rondKort heugt wie hem stoort de noodlottige dagZijn staart is een knods die verplet met eacuteeacuten slagHet m a s t o d o n volgt hem met zwaaienden tromp
Wat kluwens van spieren doorvlechten dien rompHoe stampen die pooten door t schuimende slijkDie knoken zijn zuilen van koper gelijkHij baant als een storm straks door t woud zich een spoorMet machtige houwers van blinkend ivoorEen ander gevaarte met stoottand en snuit
Steekt hoog als een berg boven de elefant uit
JJL ten Kate De schepping
152
Als slagen eens mokers zoo bonzen zijn schreecircnEen rossige wolpels omkronkelt zijn leecircnZijn rughairen stijgen als borstels omhoogHet dampt uit zijn neusgat het vlamt uit zijn oogGerust op zijn sterkte gereed tot de strafAldus wacht de m ammo u t h zijn weecircrpartij afDaar proeft de r h i n o c e r o s woedend van wrok
Wat kracht hij bespringt want bij hijgt van den schokHoe beuken die stoten veel honderde maalZijn pantser van schilden zijn nek van metaalGegeesseld dat hooren en zien hem vergaanGetrapt en geschopt onvertsaagd houdt hij aanHij wringt door de pooten zijns vijands zich heenEn rijt hem de buik met den neushoorn van eacuteeacuten
Maar de zonne zwenkt naar t Westent reuzenlegioen deinst af
Uitgestorven toch onsterflijkzich versteenende in zijn graf
JJL ten Kate De schepping
153
Nu de voorhoede is verdwenenrukt het Leger-zelf hervoort
Van de b l ijv e n d e geslachtenieder in zijn orde en soort
Welk een stoet Aecircloude Zienerzaagt gij ooit in t beeldenschrift
Van de Memphische obeliskenzulk een optocht neecircrgegrift
Zijn de zinrijke figurendie daacuteaacuter plechtig voorwaards gaan
Ooit zoo treffend zoo geheimvolals dees bonte karavaan
Als de keten dezer wezensin t oneindige uitgebreid
Rijzend rijzend immer rijzenduit het diep der Eeuwigheid
Nog na eeuwen henentrekkendover t eigenste tooneel
Waar ook gij verscheent en wandeltmeecircbegrepen in t Geheel
JJL ten Kate De schepping
154
Wie verklaart wat heerlijk raadselhun Gods hand heeft ingeprent
Levendige hieroglyphenwie waar uw bestemming endt
Ziet zij komen als een wonderof t gebergte zich ontsloot
Of de weiden of de woudenjongen wierpen uit hun schoot
Groot en klein maar steeds volwassenmild maar immer wijs bedacht
Forschgeklauwd gehoefd gehorenddichtgepantserd bontgevacht
Wat veelvuldigheid van levensimmer tweevoud wegravelgepaard
Wat verscheidenheid van vormensamenstel behoefte en aart
Maar hoe vaak ook ondoorgrondlijkin hun eacuteeacutenheid en verband
Onbegrijplijk in hunne oorzaakvoor het eindige verstand
JJL ten Kate De schepping
155
Tegenstellingen niet zeldenschrikbre tegenstrijdigheecircn -
Toch in de Eeuwge Godsgedachteheilig onverbreeklijk-eacuteeacuten
Zie t l a mm e k e n ginds dat de klaverwei scheertZoo wit of ze uit sneeuw waar geweven
Hoe smeekend die blik die niets meerder begeertDan t leven och laat haar het leven
Wat inborst zoo zacht als die vacht van satijnDie moeder het kleed van uw eerstling zal zijn
Maar om de heerde zie daar jaagtMet vratige ingewanden
De w o l f die jonge levens vraagtStraks kermende in zijn tanden
Barbaar door woest instinkt geleidWorgt hij de blanke onnoozelheid
JJL ten Kate De schepping
156
Ginds loeit reeds het r u n d dat gedwee in t gareelUw land met zijn zweet zal besproeien
Uw koren zal dorschen of zilver en eecirclDen room in uw kuipen doen vloeien
Straks klingelt zijn klokjen door t grazige dalStraks zoekt het o Melkert uw gastvrijen stal
Maar ziet hoe daar de gramme l e e u wZijn gouden manen schudde
Daar brengt hij met een zegeschreeuwDe slachting in de kudde -
Geweldnaar die door schrik regeertMet beendren zijn paleis stoffeert
Daar huppelt het ros welk een moed welk een krachtWat wedren van vonken omstoven
t Roept brieschend een ruiter om fier op zijn vrachtTe spotten met klippen en kloven
Straks voert het recht in tegen kogel en lansDen held ter viktorie en - deelt in zijn krans
JJL ten Kate De schepping
157
Maar in zijn bontgevlekten huidDen valschen knevel lekkend
Beloert de tijger reeds zijn buitTen wissen sprong zich rekkend
En slaat de kattenklauw verwoedIn t edelst dier en zuigt zijn bloed
Daar knielt reeds de k em e l gezaacircld door Gods handO Meester of g ij mocht verschijnen
Uw levend kompas in de zeeumln van zandUw wandelend schip der woestijnen
Wiens wierook en goud wien Rebeccaas hij torschtWiens leven hij redt met de bron uit zijn borst
Maar door de donkre struiken sluiptHet broedsel der h y e e n e n
Dat als het boos geweten gluiptEn als een kind kan weenen
Lafhartig immer uitgevastDe graven schendt op lijken brast
JJL ten Kate De schepping
158
Daar blaft en daar knipoogt de schrandere VrindWiens blikken een liefkozing vragen
Die t erf uwer woning den slaap van uw kindUw schat eens bewaakt en - uw dagen
Uw hand kust ook als ze onrechtvaardig kastijdtEn sterft ge op uw zerk zich den hongersdood wijdt
Maar grijnzend roskamt de aap omhoogDe afschuwelijke jongen
En tuimelt met de hel in t oogIn schaamteloze sprongen
Wien walgt dat menschlijk spotbeeld nietDie hoonlach tusschen t Scheppingslied
Maar God is in Zijn recht en in Zijn schepslen allenVerheerlijkt Hij zich-zelf Van al die duizendtallenNiet eacuteeacuten verstoken van der Almacht stempelmerkOf nutloos voor den gang van t groote OntwikklingswerkDat nu zijn sluitpunt zoekt
JJL ten Kate De schepping
159
De waatren overdekkenNog eens den bodem van het waereldrond en trekkenEen heilgen sluier voor Gods arbeid
Starens moecircSlaat eacuteeacuten sekonde lang de Ziener de oogen toeEn als hij ze opheft ja als tot een laatsten zegenGedoopt nu gagravents voltooid straalt hem de Waereld tegen
Eacuteeacuten plekjen vooral op de levende kaartVerbaast hem Daacuteaacuter rijst als een bolwerk der aardEen Driehoek een Hoogland ver boven twee zeecircnGetild op gemuurten van eeuwigen steenAls groene esmerauden geslingerd door t hairDoorkruisen de schakels der bergen elkaacircrDaar golft op hun toppen zoo glinstrend een grasOf de adem des Scheppers nog daauwde op t gewasDaar klimt langs hun wanden zoo welig een woudEen mengling van alle geblaacircrt alle hout
JJL ten Kate De schepping
160
Als stond hier de Kweekhof die Schoonheecircn bereidOmlaag niet gezien dan verdeeld en verspreidDaar springen ten Noorden daar springen ten ZuidTwee zuster-rivieren hun porieumln uitZoacuteoacute helder als had haar Gods vinger gesprengdDe zuiverste sneeuwwolk als voedster gedrenktVan stofgoud weecircrglinstert heur zilveren tintDat - E d e n uw voetstuk aan de Aarde verbindt
Maar omhoog door een mantling van rotsen omgevenDaacuteaacuter schuilt daacuteaacuter ontluikt uit de groenende sprei
De kroon en het hart van die Hemelsche drevenEen Lustoord der Almacht een Wondervallei
Wat immer de zinnen verrukt en de zielenMet kleuren of geuren of lijnen of klank
t Is al hier bij-eacuteeacuten waar een Engel zou knielenOm de aarde te kussen in spraaklozen dank
In t West - draalt de zon aan een wolklozen hemelIn t Oost - slaan de starren den Vreugdehof gacirc
JJL ten Kate De schepping
161
De bodem omlaag bootst het starrengewemelIn t prachtmozaiumlek van zijn bloemknoppen na
De boschjens doorstrenglen elkaacircr tot eacuteeacuten tenteMet klimop en rozen te-samen-gestrikt
Doorstroomd van de lucht eener eeuwige LenteDie rein alles reinigt en t leven verkwikt
Door t slaperig loover heur koelte doet spelenHet zand uit de bloem schudt den graankorrel zaait
De dauwpaerlen rijgt aan de dorstende steelenEn trilt van muziek die haar treft waacuteaacuter ze waait
Muziek - uit de toppen der murmlende cedersUit palmen en mirten doorruischt nacht en dag
Van schommlende nestjens en klapprende vedersVan t tortelgekir en den nachtegaalslag
Muziek - uit de waatren nugrave nedergeschotenIn schuimenden val dagraven als zilver zoo klaar
Eacuteeacuten springende straal ginds in beekjens vervlotenDie fluistren en lisplen als roepen ze elkaacircr
Zij kabblen in schaaucircw van geboomt uit wier schorsenWelriekendheid waassemt of honigzeem dauwt
JJL ten Kate De schepping
162
Wier takken gebukt door de last die ze torschenEen vruchtenoogst wiegen van goud groeiend goud
En tusschen de stammen daar wandelt daar slingertDe wijnstok alom met zijn groengeele huif
En huwt er den olm aan zijn dartelen wingertDe sneeuw van d amandel aan t purper der druif
Zoo ergends de waereld eacuteeacuten plekjen kan toonenTe rein voor de zonde te schoon voor den dood
Een beeld van dat Land waar de Zaligen wonenO Erzerums Beemde t is h i e r in ugravew schoot
Dat is - het Paradijs zoo zalig zoo volkomenVerloren sedert maar steeds levende in de droomenVan alle volkren en van iedre menschenjeugdDen Ziener klopt het hart van nameloze vreugd -Als hoor Gods stem herklinkt een woord van alvermogenMaar inniger dan ooit De Oneindige bewogenWekt luid zich-zelven op lsquoONS MEESTERSTUK ONTBREEKTFORMEEREN WIJ DEN MENSCH ONS EIGEN BEELDrsquo
JJL ten Kate De schepping
163
Hij spreektDaar staat in d eecirclsten vorm Gods heerlijkste gedachteBelichaamd Daar verschijnt de Mensch van Zijn geslachteZoo schoon zoo hemelsch schoon dat al de heerlijkheidOp al de wonderen van t Paradijs verspreidVerduistert bij de pracht van dezen uitverkoorneHoe anders bij zijn komst die allereerst-geboorneVolwassen voor zijn God dan later t krijtend wichtDat zwak en hulploos aan des Levens drempel ligtHoe anders dan de Mensch na eeuwen - niet de ontaardeZich wentlende in het slijk bewustloos van zijn waardeMaar die van t edelst ras der bergen vrije zoonJa hoe veel heerlijker dan Hellas marmren goocircnDe Antinoumlussen en Apolloos - t Hoofd gebogenKust al het schepsel t stof zijn stal wijst naar den hoogenEn tot den hemel is zijn voorhoofd opgerichtGods eigen majesteit zweeft op zijn aangezichtIn wondre spelingen en Gods onsterflijk levenLicht uit die oogen waar bezielde tranen bevenMaar van een glimlach als een zonneschijn doorstraald
JJL ten Kate De schepping
164
Die handen door wier sneeuw de blaauwende ader dwaaltZijn uitgebreid als tot een Priesterlijken zegenDie lippen frisch gelijk een lenteroos bewegenEn lsquoVADER VADERrsquo ruischt het eerste Menschenwoord
Het eerste Menschenwoord een eerste LofakkoordZoo hebt gij-zelf dan uw bestemming aangewezenGij goddelijke Spraak niet maar der ziel ontrezenHaar echo trillende in t gevleugelde geluidMaar stortende die ziel in heel haar volheid uitMet al haar krachten al haar werkingen en gavenEn Godsverwantschap Wat in t harte lag begravenDe diepste droefheid en het teederste genotOntsluiert zich in t Woord dat schepper onder GodEen nieuwe waereld doet verschijnen die voor de oogenDes geestes opengaat Hoe luistert opgetogenDe Paradijshof hoe verstomt de nachtegaalBij de eerste klanken van die wondervolle TaalWaar al de stemmen van de Schepping zich in menglenHet ritslen van een blad en t hallel-lied der Englen
JJL ten Kate De schepping
165
Tweeling is de Mensch geborenmaar toch in zijn tweeheid eacuteeacuten
Helft en weecircrhelft eacuteeacutene zielebeide elkanders vleesch en been
Hij - alleen voor God geschapenzij - voor God ook maar in hegravem
Hij - Gods glorie zij - de zijnezij - het oor en hij - de stem
Hij - het hoofd vol ernst en wijsheidmaar door haacuteaacuter gevoel verzacht
Zij - het hart vol vreugd en teecircrheidmaar gestevigd door zijn kracht
Hij - zelfstandig als de cederdie op eigen wortel steunt
Zij - afhanklijk als de klimoumlpdie zich aan zijn takken leunt
Somtijds echter zij - de meerdresterker dan de trotsche Man
Wien ze in geestkracht trouw en gavenmenigmaal beschamen kan
JJL ten Kate De schepping
166
Waar de Man van vreeze trildestreed en overwon de Vrouw
Slechts een Moeder redt heur zuiglinguit den scherpen leeuwenklauw
t Kind aan t harte tart zij de ijsschotsvliegt zij door de vlammen heen
Spraakloos zich ten offer wijdenkan de Vrouw de Vrouw-alleacuteeacuten
Rond zijn slapen kroest de hairvlokrijker dan een koningskroon
In der lokken gouden sluieris haar schoonheid dubbel schoon
In zijn oogen - zonnegloeiingheldenfierheid leeuwenmoed
In haar blikken - maanlichtflikkringduivenonschuld vroom en goed
Zijn gebied is heel de Scheppingen zijn arbeidsveld in t licht
JJL ten Kate De schepping
167
Waar hij God vertegenwoordigtvoor der Englen aangezicht
Meest op d achtergrond van t levenis haar schouwtooneel bereid
In uw liefelijke scheemringdienende Bescheidenheid
Hem - de menschen haar - heur kindrenhem - de waereld haar - het huis
En voor beide - Liefdes volheidals Gods liefde rein en kuisch
Hij voor allen zij voor de enklen -en toch beide voor elkaacircr
Niet gemengd en toch vereenigdimmer Hier en - eeuwig Daacuteaacuter
Zoo is dan t wonder van des Menschen komst op aardeDe kroon der wonderen Zoo wat uw oog ontwaardeO Ziener meer dan een volmaakter v o r m Ge aanschouwtHet h u i s maar niet den h e e r die daar zijn zetel houdt
JJL ten Kate De schepping
168
Dat s - de i n n e r l ijk e M e n s c h als z i e l te-saam-gewevenMet heur lichaamlijk kleed waarin zij t zinlijk levenVerordent en bestuurt afhanklijk van haar kluisGelijk de horenslek verwassen met heur huisMaar g e e s t ook eedler kracht ervarend onverganklijkBestemd voor t Eeuwige en van t hulsel onafhanklijkGelijk de rups die straks de dorre pop ontsnaptIn hooger element als vlinder vleugelklaptDe onzichtbre gast verblijdt zijn woning door wier zalenEn cellen warmte en licht door alle buizen stralent Is door heur vensteren en deuren dat hij zietEn hoort en waarneemt wat in zijn paleis geschiedtEn buiten zijn paleis De zinnen staan als wachtenElk op zijn post terwijl hij arbeidt zijn gedachtenVergaacircrt zijn oordeel scherpt als rechter vonnis veltNugrave juicht of siddert door begeerte of angst bekneldDagraven in de erinnring zwelgt of de ongeboren tijdenProfetiesch oproept - maar bij al zijn doen en lijdenAloumlmaanwezig in zijn eigendom gelijkGod overal is in Zijn eindloos Scheppingsrijk
JJL ten Kate De schepping
169
Ja meer nog edeler bestemming wacht die woningDan zelfs t paleis te zijn van s waerelds onderkoningO Mozes waarom straks op deze uw zelfde rotsGezocht naar t Ideaal der Tabernakel GodsOnduidlijk scheemrende aan de graauwe wolkenboogenDat Ideaal - staat hier verwerklijkt voor uwe oogen
s Menschen l i c h a am is de Voorhoftot een tempel van Gods eer
En die Voorhof alle dagenbrengt zijne offers aan den Heer
Aardsche driften heete tochtenheel de dierlijke natuur
Overwonnen en verslondendoor het Hemelsch altaarvuur
t Heilige is - des menschen z i e l e want daacuteaacuter tintelt rein en klaar
t Licht der onvervalschte Redenvan den gouden kandelaar
JJL ten Kate De schepping
170
De Almacht spijst er alle krachtenuit Haar eigen overvloed
En de wierook der gebedengeurt haar dankbaar te gemoet
Maar het Heilige der Heilgenis de g e e s t die eeuwig leeft
Daacuteaacuter is t dat de God des Levensdoor Z ijn geest getuignis geeft
Daacuteaacuter is t dat de God der Liefdezich zijn Hoogepriester toont
Tusschen heilige gedachtenals Zijn Cherubiem getroond
De Priester is gewijd nu wordt de PlaatsbekleederTot soeverein gezalfd Daar klinkt de Godsstem wederZOO HEERSCHT O MENSCH OP AL DE VISSCHEN VAN DE ZEEDE VOGELEN DER LUCHT EN OVER ALLE VEEEN AL WAT LEEFT OP AARDE EN OVER ALLE KRACHTENlsquoVAN AARDE LUCHT EN ZEE DIE UW BEVELEN WACHTENrsquo
JJL ten Kate De schepping
171
En nu daar dwaereltIn bonte rij
De DierenwaereldDen Mensch voorbij
En allen groetenHun Opperheer
Aan s Menschen voetenBuigt alles neecircr
t G e w e l d vergetendIn schuwen schrik
Zijn klauw geketendDoor s Konings blik -
De H a a t die bevendN u de Onschuld spaart
En half weecircrstrevendToch kwispelstaart -
De L i s t die kronklendIn bochten wringt
En d angel vonklendVan gif bedwingt -
JJL ten Kate De schepping
172
Maar ook de zachteDienstvaardigheid
Den LangverwachteTer hulp bereid
Bereid te gevenHeur kracht heur moed
Heur zweet heur levenHeur hartebloed
De velden zingenHet boschjen fluit
De vogels springenHun nestjen uit
En kwinkeleerenMet blijde stem
Muziek en veecircrenlsquot Is al voor hemrsquo
Het golfjen darteltEn uit de kolk
Der meiren sparteltHet schubbig volk
JJL ten Kate De schepping
173
En uit zijn zalenRolt de Oceaan
Zijn bloedkoralenEn paerels aan
En stemmen suizenUit woud en gaard
Uit s afgronds kluizenEn t hart der Aard
lsquoHij s opgetredenDie t zegel breekt
Der sluimrende verborgenhedenEn overal omhoog benedenZijn goddelijk ldquoEffathardquo spreektrsquo
Zoo knielt al t schepsel voor des Scheppers stedehouder- Alleen voor God knielt hij -
Zoo klimt hij dan ten troon en op zijn koningsschouderIs de eeuwge heerschappij
JJL ten Kate De schepping
174
Ja later later als de Koning is gevallenAls de aard hem zal weecircrstaan
De lager schepslen als oproerige vazallenZich van zijn juk ontslaan
Dan nog zult gij hem zien zoo ver de golven zwalpenDoorkruisend Oost en West
Nog steeds een Majesteit mugrave op den top der AlpenIn t hangend arendsnest
Dagraven weecircr in de eenzaamheid der maagdlijke prairieumlnOp t nooit-gezadeld paard
Dat zwichtend voor de klem van zijn metalen knieumlnDe dienstbaarheid aanvaardt
In t hok der leeuwen bij een hopeloos ontmoetenGevangen in zijn strik
Nu kruipend voor zijn zweep en rillende aan zijn voetenVoor t dreigen van zijn blik
In t wier des afgronds wiens bevolking met verbazenDen gast verschijnen ziet
Die in zijn duikersklok terwijl de monsters grazent Geheim der zee bespiedt
JJL ten Kate De schepping
175
Met de eigen zachte hand geschoeid voor zon en regenDie zoo onweecircrbaar scheen
Bezweert hij bazilisk en adder boort hij wegenDoor rots en bergwand heen
Temt hij de omdijkte zee dwingt hij den stroom te keerenTrekt hij des bliksems baan
Ligt hij het water uit de beddingen der meirenStraks vol van golvend graan
Hij weeft zich vleugelen uit de onderworpen krachtenVan ieder element
Waarmeecirc hij langs een draad zijn vliegende gedachtenNaar s waerelds einden zendt
Elk blaadtje in welke lucht en aan wat tak verrezenElk kruidtje uit s aardrijk schoot
Verklapt hem wagravet het kan versterken of genezenOf t leven brengt of dood
Geen paerel schuilt te d i e p om in zijn kroon te prijkenZoo h o o g schuilt geen planeet
Waarmeecirc hij niet die kroon des Scheppers zal verrijkenDie Starrenhemel heet
JJL ten Kate De schepping
176
Als hij twee waerelden gesplitst door de OceanenNog pas heeft saamgesnoerd
Zendt hij zijn luchtschip op om hem een weg te banenTot waar geen wiek zich roert
De klei waarop hij treedt herschept hij in metalenEn uit het Heiligdom
Van s waerelds diepten waar geen zon- of maanlicht stralenKeert hij met buit we^erom
De steenen taaflen die sints millioenen jarenDen tand des tijds te sterk
In beeldschrift van Gods hand de wonderen bewarenVan t Zesdaagsch Scheppingswerk
Al t schepsel blijft voor hem hij blijft voor God geschapenEn zelf Gods eigendom
Brengt hij al t schepsel - want nograveg schemert om zijn slapenDe kroon - tot God we^erom
Hij de eacuteeacutenige op deze Aard verstaat wat AlvermogenHeur wondren kon gebiecircn
De heemlen stralen maar de starren missen oogenOm d eeuwgen Geest te zien
JJL ten Kate De schepping
177
De waatren ruischen maar de zeegolf kan niet hoorenAl vlamoogt de adelaar
Blind is hij voor de i d e e de mol al scherpt zij de oorenWordt nooit het w o o r d gewaar
De Onzichtbre Vader wordt slechts door Zijn kind vernomenZijn heerlijkst werk in t stof
In wien al de andren eerst tot hun bestemming komenTe leven tot Gods lof
En nu daar klinkt op eens gelijk eens vaders zegenHet scheppend almachtswoord des aardrijks koning tegenlsquoZIJT VRUCHTBAAR BREID U UITrsquo
Daar duikt de zon in zeeEn wischt de lijnen uit en neemt de kleuren meecircHet is den Ziender of de steile steenrotswandenNog straks de ringelmuur van Edens lustwarandenBewogen als een damp die op den wind versmeltDe hoogten zinken ver en verder vlieden veld
JJL ten Kate De schepping
178
En woud en heuvlen tot ze in t eindlooz zich verloopenDe horizont herrijst weecircr ligt de Waereld openEn in de scheemring gaan en weemlen overalGedaanten duizendmaal veel duizende in getalMaar alle zweemend in gestalte naar dien EenenDen Ziener als Gods zoon in t Paradijs verschenenEn naar die zuster van Gods Englen - een geslachtVan Koningen bij Gods genade - Door den nachtWeecircrgalmen stemmen die uit elke richting trillenElkander naderend of zij versmelten willenTot eacuteeacuten akkoord Daar sluit het Vizioen Maar t ChoorRuischt over Mozes heen zijn ziel is in zijn oor
JJL ten Kate De schepping
179
Zesde scheppings-lied- Des menschen hymne -
I
Wie zijt Gij Eeuwig-OnvolprezenDat onze mond U noemen moog
Wij aan Uw voet uit stof gerezenVersmachten naar Uw Vaderoog
Zien we op naar gindsche stargewelvenDaar zweeft Uw heerlijkheid voorbij
Wij vinden keerende in ons-zelvenUw spoor te rug ook daacuteaacuter waart Gij
JJL ten Kate De schepping
180
Tot U trekt iedere gedachteVoor U trilt elke harteklop
Bij al wat s Menschen ziel verwachteWacht ze U en zoekt ze Uw schaduw op
Gij komt haar telkens telkens naderSteeds grijpt zij naar Uw hand Te vroeg
Wij hebben U in alles VaderEn hebben U in niets genoeg
Ons drijft een nameloos verlangenMet heilig onuitbluschlijk vuur
U gagravents te kennen gagravents te ontfangenEen erfgenaam van Uw natuur
Zoo schreit geen rave naar zijn spijzeZoo keert geen bloeme naar heur zon
Als t hart tot U Algoede Al wijzeGij Licht- en Liefde- en Levensbron
JJL ten Kate De schepping
181
II
MANNEN-CHOOR
God en VaderSla ons gadeUw nabijheidHoucirc de wacht
Uit Uw aderStroomt genade -Hoogste VrijheidEeuwge Kracht
Wil ons drenkenAan Uw boezemWil ons sterkenDoor Uw tucht
Van ons denkenU de bloezemVan ons werkenU de vrucht
JJL ten Kate De schepping
182
Met Uw wapenDat wij scherpenWil ons leerenTred voor tred
Al t GeschapenTe onderwerpenTe regeerenNaar Uw wet
Maak door lijdenStrijden strevenTer viktorieOns bekwaam
Dat wij U aan t eind der tijdenDe Aarde Uw leengoed wedergeven
Vol der glorieVan Uw naam
JJL ten Kate De schepping
183
III
VROUWEN-CHOOR
AlbehoederHoor de bedeVoor ons eersteKindekijn
Die het Moeder--harte kneeddeMoet de teecircrsteLiefde zijn
Zie ons knielenWaar we sament Eden vondenMan en Vrouw
Die twee zielenMet Zijn AmenHeeft verbondenBlijft getrouw
JJL ten Kate De schepping
184
Liefdes lessenWegravel te kennenVriendlijk vredigRein en waar
Als PriestressenOns te wennenAan het zedigHuisaltaar
U ter eeret Kroost te kweekenTot een heerlijkVolk van God
D`at bij t werk der Menschheid HeereWaar geen enkle mag ontbreken
Zij t begeerlijkVrouwenlot
JJL ten Kate De schepping
185
IV
ENGELENGROET
Hozanna Zijt gezegendGij koninklijk Geslacht
Met broedergroet bejegendDoor s Hemels Englenwacht
Wij mochten t welkom heetenHet L e v e n in het diep
Dat de eeuwenlange ketenOntwikklingen doorliep
Dat immer U bedoeldeHoe duizenvoud het scheen
U zocht en voorgevoeldeDoor alle vormen heen
JJL ten Kate De schepping
186
En nu - gij zijt gekomenZoo lang verbeid bereid
Ver boven hoop en droomenDer Schepping heerlijkheid
De kroon des Aardschen LevensGods afdruk in het slijk
De vrucht en de eacuteeacutenheid tevensVan Stof en Geestenrijk
Hozanna Gij wien erflijkEen dubbeld purper gordt
In wien t Vergankbre OnsterflijkHet Godlijk Menschlijk wordt
Nog zijt gij in den morgenDer Kindschheid Menig kracht
Ligt in uw geest verborgenDie op de ontwaking wacht
JJL ten Kate De schepping
187
Hoe hoog u de Almacht plaatsteNog is in t wijd verschiet
Deez glorie de allerlaatsteNog de allerhoogste niet
B e z i t met al uw gavenU-z e l v e n eerst geheel
De knechts-soldij voor slavenVoor vrijen - t kinderdeel
En dan - u-z e l f g e g e v e nDien G o d wien t Al behoort
Dagravet is o Menschlijk L e v e n Uw zaalge weecircrgeboort
Laat nu al s Hemels kringenEn t wentlend Waereld-Al
Hem t driemaal Heilig zingenDie was en wezen zal
JJL ten Kate De schepping
189
Zevende tafereel
Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heirAls nu God op den Zevenden Dag volbracht had zijn werk dat Hij gemaakthad heeft Hij gerust op den Zevenden Dag van al Zijn werk dat Hijgemaakt hadEn God heeft den Zevenden Dag gezegend en dien geheiligd omdat Hijop denzelven gerust heeft van Zijn werk hetwelk God geschapen hadom te volmakenGenes II 1-3
JJL ten Kate De schepping
191
Het Scheppings-drama heeft zijn allerlaatst tafreelVertoond Nog eacuteeacutenmaal daalt op t groote schouwtooneelRondom des Hemels tolk t Profetiesch duister nederNog eacuteeacutens ziet hij de zon van s waerelds jonkheid wederDie met heur purperstraal hem de oogleecircn open kustt Is of geheel Natuur in heilige aandacht rustIn t klare luchtruim heerscht een onverbroken zwijgenEerbiedig suizend Van de bergaltaren stijgenDe zilvren nevels als een offerdamp omhoogVan vreugdedroppen blinkt het helder bloemenoog
JJL ten Kate De schepping
192
En t geurig bloemenhart stort zijn welriekendhedenDe bosschen buigen en gefluisterde gebedenGaan door hun takken Ook de dartle zefiers slaanDe glazen toetsen van de beekjens zachter aant Schijnt al het schepsel schorst den arbeid om den GeverVan alle goed vereend te danken Zelfs de beverVergeet te bouwen en de vogel vlecht niet voortAan t half-voltooide nest
Daar ruischt het Godlijk WoordAls op de vleuglen van de stilte voortgedragenlsquoDIT IS MIJN SABBATS-FEEST GIJ ZEVENDE DER DAGENU WIJD EN HEILIG IKrsquo
En als de GodsprofeetZich t voorhoofd sluiert in de plooien van zijn kleedVervolgt de Roepstem
lsquoMAAR MIJN LIEFDE EN ALMACHT STAKENHEUR ZORGEN NIET O MENSCH UW VORMING TE VOLMAKENZIEDAAR MIJN SABBATS-WERK DAT OOK HET UWE ZIJrsquo
JJL ten Kate De schepping
193
En nu - de Droom heeft uit de geest der ProfecyVaart henen Amrams zoon tot in de ziel bewogenBlikt twijfiend rond en ja daar keeren voor zijn oogenDe Horeb Midian de kudde die hij weidtDe rook uit Jethroos schouw - heel de oude werklijkheidAl peinzend daalt hij neecircr nog gloeiende om de slapenVan geestdrift biddend straks en wachtend bij zijn schapenTotdat - zijn sabbat luidt en hij Gods werk aanvaardtEacute eacute n V o l k te vormen tot een zegen voor heel de A a r d
Geen Zevende Avond heeft de Godsman neecircr zien varenAl rekte zich zijn baan
Des Heeren Sabbats-d a g telt zesmaalduizend jarenEn houdt nog immer aan
Des Heeren Sabbats-w e r k bij dagen noch bij nachtenVerpoosd is niet voltooid
Het duurt als de asch van dit en talloze geslachtenReeds eeuwen is verstrooid
JJL ten Kate De schepping
194
Het duurt zoolang eacuteeacuten traan uit menschenoogen paereltIn dit ontwikkingsoord
En breekt hier t laatste hart dan nog in Beter WaereldGaat de arbeid eeuwig voort
De Sabbat heeft geen eind want alle Zeedlijk LevenDoor alle sfeeren heen
Zingt zijn lsquoe x c e l s i o r rsquo en blijft naar Hooger streven- V o l m a a k t is G o d -alleen
Wie nu wijst den later Dichtereen verkoren plekjen aan
Om als van een ander Horebt Sabbatswonder gacirc te slaan
O mijn Alpen hooge Jungfrauk zie u in den geest weecircrom
k Stijg weecircr langs uw reuzentrappentot uw opperst Heiligdom
Met de waereld aan mijn voetenwil ik peinzen aan heur lot
JJL ten Kate De schepping
195
Wil ik staren op de gangenvan een albesturend God
Nu geen steenen der getuignisuit het ingewand der Aard
Maar de diepste erinneringenMenschdom uit ugrave w hart vergaacircrd
Aan het blind Instinkt ontwassendoor de Reden voortgeleid
Heeft de Mensch de wieg verlatenvan de kindsche onnozelheid
Meacuteeacuter dan zinlijk zelfgenietenis de roeping die hem wacht
Meacuteeacuter dan t volgen der natuurwetvan een dwingende Overmacht
Op den bodem van zijn hartelag zijn hemelsche adelbrief
Vrijheid was de Konings-waardedie hem boven t stof verhief
JJL ten Kate De schepping
196
Daarom kon de k r o o n des Koningsin haar vollen zonneschijn
Slechts de V r ije W e d e r l i e f d evoor de H o o g s t e L i e f d e zijn
Bij de hachelijke keuzetusschen Gods en eigen wil
Aarzlend voor den Boom der Kennisstaat hij op den tweesprong stil
Zelfverloochening en Zelfzuchtvoeren tweestrijd in zijn ziel
De eerste worstling was zijn voorrechtwerd zijn neecircrlaag en - hij viel
Daar brengt nu de Zonde de scheiding in t levenDaar gaapt nu de wond der onsterflijke smart
Daar zwerft nu de zoon door zich-zelven verdrevenHet vaderhuis uit met zijn vijand in t hart
Daar eischt nu het kind dat zich mondig verklaardeDe ontzachlijke taak des zelfstandigen mans
JJL ten Kate De schepping
197
Hij-zelf gaf het sein mede oproerig acht de AardeDen staf van heur herder de roede eens tyrans
De bodem verdedigt met distlen en doornenZijn vrijheid de lusthof verwaarloost zijn pronk
De leeuw toont zijn tanden de buffel zijn hoornenDe cherub zijn zwaard en het graf zijn spelonk
Zie t kroost des verneecircrden zijn ballingschap deelendMaar Eden vergetend hoe verder het dwaalt
Zie t Kwade uit zijn zaaisel zich-zelve herteelendEn d Afval gestaacircg en - vermeetler herhaald
Twee worstlende Machten betwisten elkandert Bezit van den Mensch in steeds heftiger strijd
Het eene vergrijp volgt gevleugeld het ander -Gods beeld in de ziel t Hoogaltaar ligt ontwijd
De zee breekt haar sluizen om de Aard te verzwelgenDe zwavelvlam blaakt de misbruikte Natuur
Maar t doodelijk vonnis moog z o n d a a r s verdelgenDe z o n d e ongedeerd rijst uit water en vuur
Heur adem verdierlijkt het Menschelijk Hartet Verheimlijkt niet langer t aanbidt straks zijn kwaad
JJL ten Kate De schepping
198
Zijn wulpsche Begeerte in een schaamteloze A s t a r t e In Baaumll zijn eigen schuimbekkenden Haat
Het Schoone is misvormd en de Waarheid verbasterdDe God dien men mint in een schrikbeeld verkeerd
Dat m aanroept en tuchtigt bewierookt en lastertZelf beitelt en bootst en toch - knielend vereert
Ja duizend vijandige Goden doorzwermenDe vier elementen gevloekt legioen
Dat de Onschuld verkracht en uit moederlijke armenDen zuigeling wegrukt der wrake ter zoen
Waar is nu die Koning gezalfd uit den hoogenGij vindt hem terug - ter galeibank gesleept
Den tredmolen drijvend in t ploegjuk gebogenGekoppeld als vee naar de marktplaats gezweept
Gij ziet hem op t slagveld in t staal tot de tandenTer moordende jacht als een bloedhond gehitst
Den broeder verscheuren en smetten de handenMet gruwzamen lijkroof den gieren betwist
Ge ontmoet hem op t feest met de bekers rinkinkendEen nevel voor t oog en de furie in t bloed
JJL ten Kate De schepping
199
In alkohol-stroomen zijn ziele verdrinkendGewenteld in t slijk en verschupt met den voet
Ge ontmoet hem op t ziekbed door kwalen verslondenVan honger versmachtend in kerker en kot
In t hok van den waanzin met ketens gebondenOf wanklend den trap op van t roode schavot
Ge vindt hem o p de aarde in zijn onrust alommeIn rust o n d e r de aard vindt ge alomme hem weecircr
Daacuteaacuter kust hem de Ontbinding de blinde de stommeWat rest van den Koning - t Geraamte niets meer
Maar de som van zoo veel levensals de Levens-kroon ontstaan
Maar de Mensch uit God geborenkan aldus niet ondergaan
Met barmhartigheid bewogenziet de Vader t arme kind
Dat zijn eerste schrede voorwaardsmet een diepen val begint
JJL ten Kate De schepping
200
Ook die val moet verder brengenzij het onder schande en pijn
En die schijndood zal de sluimervoacuteoacuter een grootsch ontwaken zijn
Met de middlen met de wegenVan Zijn wijsheid van Zijn machtKomt de Algoede Zijn geslacht
Op den bangen dwaalweg tegenEn daar straalt een spoor van zegenDoor de wanorde en den nacht
Wat al kreeten Hem bestormenDoor den wanldank ongestoordWerkt de Vader liefdrijk voort
En in duizendvoude vormenKleedt Hij Zijn welsprekend Woord
Leesbaar staat het aan dien HemelMet zijn ongerimpeld blaauwLovend de Onbezweken Trouw
JJL ten Kate De schepping
201
Met zijn vonklend stargewemelPrijzend als op d eersten dagt Eenig en Alhoog Gezag
Hoorbaar klinkt het uit de stroomenUit de velden uit de boomenIn een eindloos lofchoraalWant het schepsel al te maal
Houdt niet op zijn God te roemenIeder in zijn eigen taal
Wil den naam des Scheppers noemenLente schrijft hem op de bloemenMet een gouden zonnestraal
Zomer kranst hem met festoenenVol van blozende overvloed
En als knop noch bot meer groenenWeeft de winter voor uw voetIn zijn sneeuwkleed lsquoGod is goedrsquo
lsquoGod is goed en - grootrsquo herhalenAlle heuvlen met hun dalenAlle bergen die daar staan
JJL ten Kate De schepping
202
Als voor de eeuwigheid geschapenAan wier borst de wolken slapenAan wier voet gelijk de blaacircnVolken komen en vergaan
s Heeren stem is op de waatrenDie Hij van Zijn vingertopSprenkelde als een regendrop
En wanneer de diepten schaatrent Bliksemvuur de wolken deeltEn de zee heur psalmen speelt
Onder t loeiend donderklaatrenDan ontblooten zelfs Gods haatrenMet een huivring t schennig hoofdEn - de twijfelaar gelooft
En anders nog weecircr vormt de almachtige GodZijn kind in de school der ervaring
Hij predikt met f e i t e n Elk Leven en LotZijn woorden der Groote Openbaring
JJL ten Kate De schepping
203
Geen toeval verbreekt ooit het heilig verbandVan Schuld en Ellend Deugd en Zegen
Verrassend komt immer de onzichtbare HandOm beide in heur schalen te wegen
De Nijd heeft zijn worm en de Vrekheid haar vreesDe Wellust zijn martelaarssponde
De Zonde overal is de prikkel van t vleeschDe Dood steeds de prikkel der zonde
Maar t Goede gezaaid waar de Plicht het beveeltLokt graan uit de onvruchtbaarste klippen
En elke dronk waters uit liefde gedeeldVerkwikt nog de stervende lippen
De honden van Achab zijn vaardig om t bloedVan offers en beulen te menglen -
De gasten van Abracircm gaan rond met hun groetEn steeds wie ze ontfangt herbergt Englen
Zoo de enklen zoo allen - Gods weg is in t LichtAl de eeuwen vertellen Zijn glorie
De Waereldgeschiednis is t WaereldgerichtVergelding de wet der Historie
JJL ten Kate De schepping
204
Zij wijst op een Macht die verdrukkers verdruktTot knechten vernedert van knechten
Die volkrenverwoesters den moker ontruktOm nu ook hugraven haardsteecirc te slechten
Als Kanacircn de maat van zijn gruwlen vervultStaat Isrecircl gereed op den drempel
Als Isrecircl ten slotte verstokt in zijn schuldSteekt Rome de vlam in den tempel
En als voor dat Rome verbasterd verslaptDe val in Gods raad is besloten
Dan komt de Barbaar die zijn hoogmoed vertraptDan volgen de Hunnen de Gothen
Maar steeds blijft de wolk der Gerechtigheid GodsOmzoomd met het goud der Genade
Eacuteeacuten Rijk houdt zich staande en braveert op zijn rotsDen wassenden springvloed van t Kwade
Eacuteeacuten Rijk breidt zich uit niet te vuur of te zwaardMaar diep in den geest der gemoedren
En rijpt tot een G o d s r ijk dat hemel en aardVoor eeuwig te saam zal verbroedren
JJL ten Kate De schepping
205
Daacuteaacuterom spreekt de Hemelvaderniet maar uit Zijn stargewelf
Niet maar uit de menschen-w a e r e l d maar in s menschen w e z e n -zelf
Wondervol instinkt der Schaamtedie de siddring jaagt door t bloed
En de ontroerde ziel weecircrspiegeltin uw donkren rozengloed
Zijt gij t avondrood der onschuldreine zon die lang verdween
Of de straal eens beetren morgensblozend door de neevlen heen
Onbegrijpelijk Gewetenzijt gij niet de stem der Plicht
Die den wil betoomt en regeltde innerlijke onwaarheid richt
Bleeft gij niet de ontfanklijke akkerwaar t beginsel kiemen zal
Van een eeuwige herstellinguit een tijdelijken val
JJL ten Kate De schepping
206
En de Zorg die u behoeddehoedt zij en bewaart zij niet
Evenzoo de Godsgedachtedie de Menschheid nooit verliet
Ook de zonaumlanbidder huldigtvallende op zijn aangezicht
Onbewust der Lichten Vadert eeuwig ongeschapen licht
Ook de vuurgloed der altarenopgaande in den Heidennacht
Spreekt van honger naar verzoeningmet een onbekende Macht
Ook de Hindo die zich neecircrwerptvoor de kar van Juggernaut
Toont een zucht die voor d Alhooget leven niet te heilig houdt
En wat sluimert in het binnenstordloos of belemmerd werkt
JJL ten Kate De schepping
207
Wordt door s Vaders Geest verwakkerdvrijgemaakt bestemd versterkt
En die Geest alomme vonklendstijgt bij enkelen ten top
Als een hemelvlam want de Eeuwgevoedt door menschen menschen op
Ziet dat I s r ecirc l t uitverkoorneniet door krijgs- of kunstnaarsroem -
Door den Genius der Godsdienstaller volkren eecirclste bloem
Aller volkren schatbewaarderdoor het toebetrouwd kleinood
Kennis van den Eenig-Eenendriemaal heilig goed en groot
Onder ballingschap en lijdenwordt het als een graan gedorscht
Steeds de Heilbelofte koestrendaan de raauwgeslagen borst
En verstrooid door agravelle natiesmaar verzelvigd met niet eacuteeacuten
JJL ten Kate De schepping
208
Toch d e N a t i e Waarheids fakkeldragend door de Waereld heen
Aan u de roem dat ge aan Gods voet gezetenGetrouw waart in Zijn Huis groote Amrams zoon
Die t schrift verbleekt in t menschelijk gewetenIn t marmer grift tot eeuwge Godsgeboocircn
Aan u de dank gewijde SionietenWier melody de kille borst ontsteekt
En t zij ge roept tot lijden of genietenDe moedertaal van t Menschlijk Harte spreekt
U Davids Harp vooral die de Aard doet galmenVan hymnen of gelijk een boetling weent
Die balsemdaauw neecircrdruppelt uit uw psalmenEn t heimwee naar den Hemel woorden leent
Aan u de lof gezalfde GodsverkondrenDie naar het Oost des Grooten Dags gekeerd
De richtbazuin in s Dwinglands oor doet dondrenEn - t rouwend Volk den Redder profeteert
JJL ten Kate De schepping
209
U zone van Hilkia t zwaarste dragendAls waart ge uit erts gesmeed toch met de stem
Eens nachtegaals uwe elegieumln klagendOp t rookend puin van uw Jeruzalem
U eerst en laatst Jezaiumla uitgevlogenOp aadlaarswiek voorbij de grens des tijds
Nugrave zingend naast de Seraficircm gebogenDagraven hupplend door t herwonnen Paradijs
Gij allen hebt door leeren en ontbeerenDe ruwe baan der Menschheid meecirc bereid
Gij h a d t uw deel aan t Sabbatswerk des Heeren -Gij h e b t uw deel aan s Heeren heerlijkheid
Allen zijt gij de eecirclste kindrenvan het eerste Godsverbond
De alleroudste Evangelistendie s Messias Rijk verkondt
t Is de hoop op Zijn verschijningdie door uwe orakels speelt
JJL ten Kate De schepping
210
In het lot van uw Profeetenschaduwt gij Zijn levensbeeld
In den arbeid uwer Priesterswordt Zijn aanstaand werk vertoond
In de glorie uwer Vorstende eer die eens Zijn scepter kroont
t Heilig lijden is gemeenschapaan hetgeen Hij lijdt eenmaal
Elk verwinnaar geeft het voorspelvan Zijn groote zegepraal
En alle overwonnelingenzijn bewijs en onderpand
Dat Zijn Rijk zich uit zal breidentot het verste waereldstrand
Zoo dan kweekt ge in Sems geslachtedat van heilbegeerte blaakt
Een Verhevene Gedachtedie een Volk onsterflijk maakt
JJL ten Kate De schepping
211
Maar ook buiten de enge palenvan eacuteeacuten afgezonderd Volk
Blaast de vrije Geest des Heerengaven strooiende uit de wolk
Zie dat H e l l a s t lang verdeeldedoor de zangen van Homeer
En der Perzen kamp hereenigdtot een machtig Heldenheir
Ook zijn tempels zijn gebedenzwevende op der zuilen vlucht
Ook de Olympische oefenspelenscholen van een heilge tucht
Ook het Schoone dat hij huldigtis van t Goede een wederglans
In zijn mythen slaapt de Waarheidmet een bonten bloemenkrans
H em zijn Hoop Geloof en Liefdenog als Gratieumln vermomd
En zijn Psyche zoekt en jammerttot de Godlijke Eros komt
JJL ten Kate De schepping
212
Als een vriendlijke GeleidsterDaalt de Kunst uit Beter kring
Meecircverkoren wegbereidsterTot de Hoogste ontwikkeling
Laat de menschenstem zich parenAan den klank van t zangrig houtAan de trilling van uw goud
Welgestemde citersnarenVrede ritselt van uw wiekReine hemelsche Muziek
Hebt gij leeuw en slang doen luistrenStroomen in hun vaart geschorst -t Wilde dier in s menschen borst
Slaat gij in onzichtbre kluistrenEn der driften dwarrelvloedEffent gij in t bruischend bloed
Evenwicht van Hart en LevenHarmonie van Woord en DaadKalme rhyhtmus vaste maat
Eischt de wet door U gegeven
JJL ten Kate De schepping
213
En wat de Kunst begon met hoacuteoacuterbre akkoordenDat zet zij voort in kleur en vorm en lijn
Haar scheppingen zijn onuitspreekbre woordenDie naklank uit een reiner waereld zijn
De Schoonheid zweeft in zielvolle idealenHeur oog voorbij nog lang van t Licht verblind
Dien droom getast dat beeld moet nederdalenVan geest en stof twee Rijken t wonderkind
Nu Regenboog ontbind uw Zeven KleurenZoo word door u het doode doek bezield
Gij Godheid wil den steenen mantel scheurenHet marmerblok dat u gevangen hield
t Geschiedt daar stort een Eden heerlijk glansendApelles-zelf een hemel in t gemoed
En Phidias zijn Jupiter bekransendWerpt onbewust zijn lauwer aan G o d s voet
Nu bestraalt gij hoofd en harteWijsbegeerte en Poeumlzy
JJL ten Kate De schepping
214
Zustrenpaar den gang besturendvan een breeden Priestrenrij
Man van Samos ZedenkweekerJonglings-mentor Kindervrind
Die in God als in d lsquoA l g o e d e rsquos Menschen toonbeeld wedervindt
Die den vrede wilt doen heerschenook in elke levens-sfeer
Als de harmonie der heemlenalomvattend rein en teecircr
Naar de Bron van agravelle Waarheidleidt ugravew waarheidsvorsching heen
De edelsten uws volks bezielt gijjaren eeuwen achtereacuteeacuten -
Sokrates uw eigen leeraareer gij die van andren werdt
Wijze onwetende ernstig schertserstout bespieder van het Hart
Uit den keisteen slaat gij vonkenuit het ijdel luchtgewelf
JJL ten Kate De schepping
215
Lokt gij t onderzoek naar binnenmet uw vruchtbaar lsquoKen u-zelfrsquo
Trouw aan God en uw gewetenbleeft gij ook in ketens vrij
Zoacuteoacute wordt u de dood genezingzoacuteoacute de gifkelk artsenij -
En gij goddelijke Platozoekt gij niet met smachtend oog
Balling voor een wijl op aardet ware Vaderland omhoog
In de donkere spelonkewijst gij op het schaduwbeeld
Van de onsterfelijke Schoonheiddat daar langs de wanden speelt
Al het Goede is u Herinnringuit een zalig Geestenrijk
Liefde preecirckt gij want de Liefdemaakt den mensch zijn Goocircn gelijk
JJL ten Kate De schepping
216
En de Dichters al te samenGroote gaven eedle namenHeffen hun gezangen aanAchter U Maeoonsche zwaan
Om het Menschlijke uit te sprekenOp te heffen aan te kweekenOm de taal te doen verstaan
Van de Deugd en t MededoogenVan den Glimlach en den Traan
Menglend steeds in menschen-oogenBij des waerelds wel en weeAls in de uwe Andromacheacute
Bij genieten of verlangenDoor den juichtoon en de klacht
Klinkt de grondtoon agraveller zangenlsquot M e n s c h d om is v a n G o d s g e s l a c h t rsquo
En de fiere TreurspelmuzeWandlende aan de spits van t ChoorHoudt der Schuld het schrikbeeld voor
Der versteenende Meduze
JJL ten Kate De schepping
217
Wijst den zwakke in t lijdensuurOp een eeuwig Albestuur
Dat de teugels houdt der tijdenOp een hooge en heilge WetOok den Koningen gezet
Doodlijk wie haar ooit ontwijdenEn wanneer bij al de ellend
Van dit wisselziek Benedent Hoofd zich troostloos zijwaards wendt
Met de Olympieumlrs te onvredenZiet Prometheus op zijn rots
Voelende al des Menschdoms noodenSpelt den ondergang der GodenDoor den pijl des Nieuwen Gods
Die Goden veroudren zij wanklen zij vielent Is al voor de Hoogste Openbaring bereid
lsquoEen nieuwe vertroostingrsquo zoacuteoacute zucht uit de zielenEen hoop tegen hoop die een wonder verbeidt
JJL ten Kate De schepping
218
Zij roept om een andwoord op de eerste aller vragenWie eindlijk den Mensch met den balsem bedeelt
Voor de erflijke wond veertig eeuwen gedragenIn allerlei windsels gehuld niet geheeld
Zij roept om den God wel gezocht niet gegrepenVermoed niet gekend nu onmisbrer dan ooit
Nu ze ophield verblind met een fabel te dweepenBont kleed om het drogbeeld der waarheid geplooid
Zij roept om een Heiland uit allen verkorenV o o r allen een Zoon uit G o d s vaderlijk hart
Maar M e n s c h e n -zoon ook uit de tranen geborenDer reinste begeerte der edelste smart
En - t wonder geschiedt Daar verschijnt de VerwachteDie t licht is der Heidnen en Israeumlls eer
Hij komt haar volvoeren de Sabbats-gedachteGod-zelf in de krib legt Zijn rijkssleutel neecircr
Hij komt en t Nieuw tijdperk van t Menschelijk LevenVangt aan - als de Idylle in een groene vallei
Waar starrenglans schittert en lofzangen zwevenBij herders en englen in feestlijken rei
JJL ten Kate De schepping
219
Waar de eeuwige liefde van d AllesbehoederHeur laatst heerlijkst werk met een glimlach begintDie speelt om de lippen van t heiligste KindAan t hart van de zaligste Moeder
Gegroet Voleindiger van t Godlijk VrederijkGij Jezus wel een mensch den broederen gelijkUit aardschen moederschoot gelijk zij-zelf genomenMaar ook de Mensch de ware onzondige volkomenDes Scheppers Ideaal Zijn vleeschgeworden Woord -Tot wiens gelijknis door een Hemelsche geboortHerschepping uit Uw geest die andren klimmen moetenAl wat wij heerlijkst ooit in Adams kroost begroetenVerbrokkeld onder vele en met getaanden glansCiert U vereenigd tot een vollen stralenkransDe Mensch van alle stam en natie alle tijdenEn oorden iedere aart en vorming kunt Gij wijdenTot zijn bestemming die o Gods volwassen ZoonIn U verwerklijkt werd Gij zijt de wonderkroon
JJL ten Kate De schepping
220
De keurbloem die den stam des Levens voor alle eeuwenVoltooit De vroomheid eens de volksdeugd der HebreeuwenDe schoonheids-aandrift en natuurzin van den GriekDe geestvlucht des Germaans op onvermoeide wiekt Gebied doorvorschend der diepzinnige gedachtenZij zijn agravel de uwen bij een evenwicht van krachtenEn gaven dat noch aard noch helle storen kanHet teecircr gevoel der Vrouw de sterkte van den ManDe eenvoudigheid van t Kind de wijsheid van den GrijzeDoormenglen zich in U op onnaspeurbre wijzeTot eacuteeacuten persoonlijkheid - In uw gemeenschap leertDe machtigste monarch hoe hij zijn volk regeertEn de armste herder met wat trouwe hij zal wakenVoor t schamel kuddeke In blijmoedig zelfverzakenKunt Gij de moeder die bij t schommlend wiegjen zuchtAl zacht beschamen en in louterende tuchtDen zwakken vader uw beschamend voorbeeld toonenEn wederom leert Gij aan dochteren en zonenWat kinderliefde heet tot in den dood getrouwBij Uw verschijning sluipt een bitterzoete rouw
JJL ten Kate De schepping
221
In s Menschen ziele haar bekrompenheid en kleinheidZich over U bewust Uw vlekkeloze reinheidOntdekt haar vlekken en uwe onschuld al haar schuldZij ziet haar trotschheid door uw needrigheid onthuldHaar boosheid door uw deugd haar muitend tegenstrevenDoor uw gehoorzaamheid Zoacuteoacute leert gij wat het LevenDer kranke Menschheid werd maar tevens wat het w o r d t Als God genezing in haar dorrende aadren stortGij zijt het toonbeeld van het wonderbaar vereenenVan God en Mensch uw Stof wordt van den Geest doorschenenGelijk het lamplicht schijnt door t sneeuwwit alabastWie U ziet ziet den M e n s c h en weder die U tastRaakt G o d aan t Eeuwige in den brozen vorm gegotenVan t Eindige - Gods licht in stralen uitgevlotenVonkt uit uw oogen uit uw woorden uit uw werkGij zwakker dan een worm zijt alle Macht te sterkDen haat der Waereld de betoovering der ZondeDen prikkel van den Dood Gij gaat den nacht in t rondeGelijk de maan die al het schijnsel dat ze spreidtD onzichtbre zon ontleent In uw gerechtigheid
JJL ten Kate De schepping
222
Weecircrkaatst de luister van de Heiligheid des HeerenIn uw verstand een straal dier Wijsheid die de sfeerenIn t wentelen bestuurt en allen nood vervultUw goedheid is verwant aan t Eindeloos GeduldUw giften dragen t merk van Hemelsche GenadenEn de Eeuwge Liefde die de ziel is uwer dadenWeecircrspiegelt zich tot in uw tranen in uw bloedNog eens Voleinder van Gods Vrederijk gegroet
Gij tusschen kindrenTer-neecircr-gezetenWie der ProfetenKomt U nabij
Heeft ooit de gaveDer Taal getooverdEn t hart veroverdWie sprak als Gij
Hoe heet het HeilgeDaar wij U hooren
JJL ten Kate De schepping
223
Een plekje in t korenEen berg een dal
Een dobbrend scheepjenEen straat een drempelO Heer ugravew tempelIs overal
Gij hoort de scheppingOrakels sprekenDie zij in teekenEn beeld verborg
U brengt elk muschkenEn iedre lelieHet EvangelieVan s Vaders zorg
En heerde en herderEn brood en bronneDe morgenzonneHet groene kruid
U drukken ze allenEen Hooger waarheid
JJL ten Kate De schepping
224
Vol diepte en klaarheidVerzinlijkt uit
Niet uit de hoogteDoet Gij vertsagenMet schrikbre slagenUit de onweecircrswolk
Maar wat door liefdeVoor God kan winnenDagravet vindt hier binnenIn U zijn tolk
Gij zijt de RabbiVan God gegevenUw leer is levenUw leven leer
En waacuteaacuter we U hoorenOf zien daar buigenWe in t stof en juichenlsquoDagravet is de Heerrsquo
JJL ten Kate De schepping
225
En wat de Heidnen vruchtloos zochtenMet boetedienst en plechtgebaar
Wat ram en varre niet vermochtenGeslacht op Sions brandaltaar
Dagravet Hoogepriester vol erbarmenBestaat G ij in Uw Heiligdom
Gij leidt het kind in s Vaders armenDe ziele tot heur God weecircrom
Waar is het heilig liefdeteekenWaarop de God der Liefde wacht
De proef waar agravellen voor bezwekenDe Hoogste Daad hebt G ij volbracht
U zien we een vlekloos menschenlevenEen heilig hart nooit minnens moecirc
Vrijwillig God ten offer gevenTot in den dood des kruises toe
JJL ten Kate De schepping
226
De scherpste doornen onzer zondenOntfangt Gij zeegnend tot uw kroon
Gij kust bij onverdiende wondenGods slaande hand en - blijft Zijn Zoon
Gij laat den grooten strijd niet varenMaar viert der Liefde zegepraal
lsquoV e r z o e n i n g rsquo fluistren de EnglenscharenAanbiddend bij den folterpaal
Daacuteaacuter onder t klimmen onder t vlijmenVan zielepijnen eindloos zwaar
In t duister dat den dag doet zwijmenOntmoeten God en Mensch elkaacircr
En bij die sprakeloze omarmingOntsluiert zich Gods aangezicht
Waarop - de traandrop der ErbarmingDe glimlach der Vergeving ligt
JJL ten Kate De schepping
227
Nu zijn de ellenden en de zorgenVan d ouden afval weggedaan
Nu vangt de Mensch na droeven morgenZijn betere Geschiednis aan
Want allen die zich ugravewer wijdenO Middlaar zetten op Uw woord
In zelfverloochening en lijdenUw heilig Liefdes-offer voort
Geboorteweeumln zijn die smartenWaaruit hun hemel rijzen zal
In t Allerheiligste des hartenGeeft God zich hunner gants en al
Hij houdt Zijn kindren nu herkregenDe laatste en schoonste kroon gereed
Hij overstelpt hen met Zijn zegenGelijk Hij U hun Eerstling deed
JJL ten Kate De schepping
228
Hozanna Gij Koning van t KoningsgeslachteDoor U uit het diensthuis der zonde bevrijd
Uw beeld straks o Zoon van d Algoede en AlmachteGelijk Gij Zijn beeld en bewindvoerder zijt
Het Goddelijk Leven met U is t verschenenHet schiet als een spruit uit den dorrenden tronk
Het stroomt als een balsem door de aderen henenDer Menschheid uw Maagschap en maakt haar weecircr jonk
Gij kiest uw Apostlen gij geeft aan uw bodenUw blijmare meecirc met het wachtwoord lsquovolg Mijrsquo
Zij spreken uw last en de beendren der doodenBewegen verrijzen Apostlen als zij
Verliet gij de waereld uw heengaan is blijvenGij blijft al de dagen gij komt ieder uur
Geen macht kan uw G e e s t uit de waereld verdrijvenIn Hem zijt ge alom en gij doopt haar met vuur
Gij blijft in uw W o o r d dat Gods raad openbaardet Zwijgt nooit zonder weecircrklank t verwaait niet als kaf
t Wordt nergends gebroken t valt nimmer op aardet Schudt immer als Gij weecircr de grafdoeken af
JJL ten Kate De schepping
229
t Is allen geslachten ten erfgoed gegevenAltijd waacuteaacuter het ging blijft een spoor van zijn loop
Een lichtspoor van liefde van goddelijk levenVan hemelsche vrede van heilige hoop
Het bindt of ontbindt geen die t hoort kan t vergetenWaar t komt klopt het aan dringt het door neemt het in
t Verandert de harten t geneest het gewetent Begint al het goede en - voltooit het Begin
Het spreekt als Gij-zelf want Gij spreekt tot die t hoorenNu blinden wordt ziende nu kreuplen staat op
lsquoIn zonden verstorvnen wordt wedergeborenrsquoEn - t wonder ontluikt als een bloem uit haar knop
Gij zijt en Gij blijft - in den kring der GetrouwenUw eigen G em e e n t e in heur bruiloftsgewaad
Uw Lichaam waarin wij U zichtbaar aanschouwenZoo als wij de Ziel zien op t zielvol gelaat
Gij snelt ter viktorie gij roept al die dwalenGij steunt al die vallen gij troost iedre smart
En wijdt iedre vreugde gij spreekt alle talenEn immer in alle de taal van Gods hart
JJL ten Kate De schepping
230
De Rijken der aard zijn ter uwer beschikkingDe Koningen bieden U knielend hun groet
De machtigste Koning de Vorst der VerschrikkingLegt siddrend zijn prikkel ter neecircr voor uw voet
Gij brijzelt den scheidsmuur die volken van volkenDie menschen van menschen die broeders verdeelt
Uw kruis op uw Kerkspits stijgt hoog tot de wolkenGroot Liefde-symbool waar Gods zonlicht op speelt
Slechts uren misschien teil de Sabbat - we ontwarenUw werk toch o Heiland dat groot is en veel
Drie waerelden hebben heur logenaltarenBij aanvang verbroken eacuteeacuten waereld geheel
Een vierde uit de menigt der duizendmillioenenTot dragers bestemd van Gods beeld hier op aard
Erkennen de Hand die de velden doet groenenDe heemlen doet blaauwen de zielen bewaart
De Liefde haast schaamrood ten hemel gevarenKeert weecircr als t beginsel dat scepters bestuurt
En t wetboek doordringt van Beschaafde en BarbarenDen deessem gelijk die den meelklomp doorzuurt
JJL ten Kate De schepping
231
Gij Heer hebt het dwangjuk des Negers vertredenDe schrijnende neepen van d Oorlog verzacht
Den Kerker doen ruischen van psalmen en bedenHet licht van Gods woord in de Mijngroef gebracht
Gij heiligt den Echt gij hergeeft aan de VrouweHeur plaats in t Gezin in den Staat in Gods Rijk
Gij maakt voor dien God o Gerechte en GetrouweDen waereldmonarch en den beedlaar gelijk
Wat immer r e i n - m e n s c h l ijk op aarde is ontlokenIs c h r i s t l i j k ontkiemd onder ugravew heerschappij
Gerijpt in de sfeer waar uw geest heeft gesprokenHersteller Vernieuwer gezegend zijt Gij
Gezegend door alle eeuwen henenO Gij wiens werk ten einde spoedt
Breng door Uw hemelsch licht beschenenDen versten Heiden aan Gods voet
Geen plek worde onbestraald gelatenWaar t zand eens menschen tred verraadt
JJL ten Kate De schepping
232
Totdat o Koning in uw statenDe zonne niet meer ondergaat
Dan graast de leeuw bij t rund dan kozenDe wolf en t lam dan bloeit op aard
De vredeolijf en onder rozenBegraaf de schaamte t laatste zwaard
Dan geeft ge uw staf den Vader wederDan zit Ge aan t groote vreugdfestijn
Als de eerste veler broeders neder -En God zal t al in allen zijn
De Hoogste Liefde heeft verwonnenDe Sabbats-a r b e i d is bereid
De Sabbats-v i e r i n g is begonnenEn eindigt niet in eeuwigheid
Alom ontvouwt het Rijpe LevenZijn laatste en heerlijkste gestalt
Zoo ver de ontelbre scharen zwevenEn - t immer Nieuwe Lied weecircrschalt
JJL ten Kate De schepping
233
Sabbats-lied- Hymne der voleindigden -
1
Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden
Jubelpsalmen Uwer waardEeuwig-levende Eerste en LesteHoogste Liefde Wijste en BesteGod des Hemels en der Aard
2
Zie Uw scharenZich vergaacircren
Tot eacuteeacuten Huisgezin vereendNeecircrgebogenVoor Uwe oogen
Waar hun ziel van blijdschap weent
JJL ten Kate De schepping
234
3
Gij AlmachteWiens gedachte
Werklijk en waarachtig isHebt te vorenOns verkoren
Tot Uw Godsgelijkenis
4
Eer nog t eersteLeven heerschte
In een enkel elementEer eacuteeacuten sterreBlonk van verre
Eeuwge hebt Gij ons gekend
JJL ten Kate De schepping
235
5
Gij verwekteRedde en dekte
Gij volmaakte Uw godlijk zaadNu onthult GijNu vervult Gij
Vader Uw genaderaad
6
Lange nachtenVol van klachten
Bange dagen vol van strijdLasten noodenDuizend dooden
Zegt ons waar gij h e d e n zijt
JJL ten Kate De schepping
236
7
Welk ontwakenUit de kaken
Van het alverslindend GrafSlechts de teugelsOnzer vleugels
Slechts den blinddoek stroopte t af
8
Welk een zegenOpgestegen
God des Levens tot Uw TroonU te groetenAan Uw voeten
Stralend met de koningskroon
JJL ten Kate De schepping
237
9
Nu ontbondenVan de zonden
Eeuwig de Uwe zijn wij vrijRein verrezenGants genezen
Heilig heerlijk zoo als Gij
10
Laat ons zingenHemelingen
Misten ogravenze stem in t ChoorHeden klinkt zijHeden dringt zij
Al Uw Paradijzen door
JJL ten Kate De schepping
238
11
Laat ons denkenAan Uw wenken
Aan Uw werken ginds op AardEn herhalenDuizendmalen
Wat Ge ons daacuteaacuter reeds deedt en waart
12
Laat ons komenTot de stroomen
Van Uw langgewenschte VreugdTot de klareBron van t Ware
t Eenig Schoone de Eeuwge Jeugd
JJL ten Kate De schepping
239
13
Laat ons lezenIn Uw wezen
Dat door al Uw werken speeltEn ontdekkenAl de trekken
Van Uw Godlijk Deugdenbeeld
14
LiefderijkeU gelijke
t Kind dat Gij hebt opgevoedEerste en Laatste dat hij wordeWat een schepsel zijner ordeWorden k a n en - worden m o e t
JJL ten Kate De schepping
240
15
Hallelujah Waar zijn woordenLofakkoorden
Waar de ziel in overstort - Vader om met jubelklankenUwer waardig U te dankenIs een Eeuwigheid te kort
JJL ten Kate De schepping
241
Tabula votiva
JJL ten Kate De schepping
242
- Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida Suspendisse potentiVestimenta maris DeoHORAT Od lib IOI
JJL ten Kate De schepping
243
HOC ERAT IN VOTIS
Dagravet was mijn bede of voacuteoacuter mijn doodEen eerste en beste Lied mocht trillenWaar al mijn denken weten willenMijn hoofd en hart in overgoot
Tot lof des Goeden Wijzen SterkenDie Lied en Liefde en Leven geeftWiens glorie in Zijn werken leeft
En - in de werken Zijner werken
JJL ten Kate De schepping
244
O God Gij schonkt mijn beecirc gehoorThands U de Dank als eens de BedeDe zeeman hangt zoo pas ter reedet Nog vochtig kleed in t Tempel-choor
Zoacuteoacute leg ik met een heilig bevenMijn dichtpen aan Uw voetbank neecircrNeem Schepper uit genade weecircr
Wat Ge uit genade hebt gegeven
AMSTERDAMDingsdagavond 5 December 1865
JJL ten Kate De schepping
245
Korte aanteekeningen en ophelderingen
JJL ten Kate De schepping
246
lsquoFrom harmony from heavenly harmonyThis universal frame beganFrom harmony to harmonyThrough all the compass of the notes it ranThe diapason closing fall in Manrsquo
DRYDENA song for St Cicilias Day 1687
[lsquoUit harmony uit s hemels harmonyeOntstond dit algemeene beeldUit harmony door harmony geteeldDoorliep bet heel den ladder der akkoordenTerwijl de oktaaf zich oploste in den Menschrsquo]
JJL ten Kate De schepping
247
Eerste tafereel
lsquoZou er wel waarlijk overeenstemming bestaan tusschen de uitkomsten van heternstig onderzoek op het gebied der Aardkunde en der Natuurkunde van denMensch en tusschen de bijbelsche oirkonde betreffende de eerste geschiedenisder waereldrsquo Zietdaar wel eene der groote vragen van onzen kritischen tijd eenvraag waarop men het toestemmend andwoord lang schuldig is gebleven vooralook ten gevolge eener bekrompenheid die aan de letter der profetiesch-dichterlijkebeschouwing van Mozes angstig bleef vasthouden Een belangrijke schrede verdertot de erkentenis der harmonische verhouding van het Mozaiumlesch scheppingsverhaalen de wetenschappelijke slotsom aangaande de formeering onzer Aarde was dethands wel algemeene omhelzing van het gevoelen der uitstekendste filologen datde lsquod a g e n rsquo uit het Mazaiumlesch
JJL ten Kate De schepping
248
scheppingsverhaal zonder den geest der Hebreeuwsche taal geweld aan te doengevoegelijk beschouwd kunnen worden als o p e l k a n d e r v o l g e n d et ijd p e r k e n v a n g r o o t e u i t g e s t r e k t h e i d Dit gevoelen wordt des te aannemelijker wanneer wij mede vaststellen dat Mozes
ineenv i z i o e n vanzoogenaamde r e t r o s p e k t i v e (achterwaarts ziende)Profeciede goddelijke openbaring betreffende de schepping zal ontfangen hebben zoo alsdan ook trouwends zijne oirkonde (reeds Eichhorn heeft het opgemerkt) ons nietzoo zeer een scheppings-v e r h a a l als wel een scheppings-t a f e r e e l geeft lsquoDeopenbaringrsquo zegt Hugh Miller in zijne Getuigenis der Gesteenten bl 136 inovereenstemming met Dr Kurtz lsquoheeft al het karakter van een profecie door middelvan gezichten van een profecie door ooggetuigenis en kan misschien t bestbegrepen worden door haar eenvoudig te beschouwen als een vertooning derverschijnselen die werkelijk bij de schepping plaats grepen aan het zielsoog vanden profeet naar de gewone wetten van het perspektief en die door hem getrouwbeschreven werden in de ongekunstelde taal van zijnen tijdrsquo - lsquoNemen wij dit aanrsquozoo voegt genoemde Schrijver er elders nog bij lsquodan hebben wij bij de bepaling derscheppingsdagen aan niets anders te denken dan aan het aanbreken van het lichtin de duisternis waardoor de eerste dag in het eerste profetiesch gezicht ontstondgelijk er even zoo aan al de vijf volgende dagen en gezichten een begin en eeneinde kwam Alleen van den zevenden dag is de avond nog niet gedaald hij is dedag der ruste waarop geen scheppings-arbeid
JJL ten Kate De schepping
249
in den gewonen zin des woords meer verricht wordt maar die geheiligd engezegend boven al de dagen die voorafgingen zich uitsluitend ten doel stelt dezedelijke verheffing en eindelijke verhooging van den Mensch en dus nog altijdvoortduurtrsquo
Bladzijde 4 regel 8
lsquoDe God des Hemels mint de bergen dezer Aardersquo
lsquoHoogten en bergen plegen door geheel de Schrift heen gedenkwaardige plaatsenvan goddelijke openbaring te zijn De God des hemels en de mensch der aardeontmoetten zich aldaar meer dan eens De Allerhoogste daalt neder op hetgeenwaar het schepsel tegen opklimtrsquo - Da Costa
Bladzijde 5 regel 5
lsquoAlom de stempel van t onheuchelijk Beginrsquo
lsquoGeen plaats ter aarde heeft zulk een ongewoon en eigenaardig uitzicht als datmen van den top van den Sinaiuml aantreft Het is daacuteaacuter als stond men midden op hetreusachtig groote nest van een eenzamen adelaar gebouwd op naakte woesterotsen en door twee zeeumln begrensd Werwaards men het oog ook wendt nergendseen bosch geen ruischende beek of waterval geen hut of dorp en
JJL ten Kate De schepping
250
wanneer de stem van storm en donder zwijgt dan heerscht hier een stilte zoomajestueus als op geen andere plek ter waereld De woestijn van Sinaiuml staat daarals een nog onveranderd gewrocht van den derden scheppingsdag als eengedenkteeken van de ure toen God sprak rsquoDat de wateren van onder den hemelin eacuteeacutene plaats vergaderd worden en dat het drooge worde gezienlsquo Zij levert onseen aanschouwelijk beeld van dien tijd des begins toen er nog geen gras geenkruid of vruchtbaar geboomte was geen levend gedierte geen gevogelte geen veeof menschen maar toen in plaats van de werkzaamheid des bezielden levensslechts het gebod werd vernomen dat aan de grondvesten der Aarde hare gedaanteen aan de wateren hunne bepaalde grenzen gafrsquo - Schubert
Bladzijde 10 regel 11
lsquoIn d aanvang schiep de Heer de Hemelen en de Aardersquo
Dat woord predikt terstond eene dubbelde waarheid vooreerst dat er een begin isgeweest aller dingen en ten tweeden dat er maar eacuteeacuten eenig Schepper is allerdingen en bevat alzoo een dubbeld protest vooreerst tegen het HeidenscheMaterialisme dat van een eeuwigen chaos droomde ogravef als altijd bestaan hebbende(Oostersche volken) ogravef als uit eeuwige bestanddeelen voortgekomen (Noordelijkevolken) en ten tweeden tegen het Veelgodendom
JJL ten Kate De schepping
251
Wa n n e e r dat begin plaats heeft gehad wordt niet uitgesproken maar Geologieen Astronomie beide verzekeren ons dat er een onnoemelijk getal eeuwen moetverloopen zijn sedert de lsquohemelrsquo (daaronder begrepen de hemelsche heirscharenzon maan en sterren) en onze aardbol in t aanzijn tradenHerschell heeft berekend dat het licht van eene der verste nevelsterren die hij
ontdekte tweehonderdduizend mijlen aflegt in eacuteeacutene sekonde en tweehonderdmillioenen jaren noodig heeft om onze Aarde te bereiken Die nevelster-zelve moetdus op zijn minst even zoo vele jaren hebben bestaan Evenzoo heeft men kunnennagaan dat er vier of vijf millioenen jaren moeten zijn voorbijgegaan sedert hetbegin van de eerste door bezinking uit het water ontstane steenlaag Intusschenhoevele millioenen jaren er dan ook mogen zijn voorbijgevlogen de Geologiebevestigt de Schriftleer dat er eenmaal een b e g i n is geweest
Bladzijde 11 regel 18
Dat is de AardMaar in wat toestand nog Een vormeloos beginsellsquoEen Woest-en-Ledigrsquo
lsquoDe Aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrondrsquo Gen I 2Letterlijk S e p t u a g ἄορατος ϰαὶ ἀϰατασϰεύαστος o n z i c h t b a a r eno n t o e b e r e i d O n z i c h t b a a r
JJL ten Kate De schepping
252
voor zoo ver de Aarde met water of damp was bedekt en gehuld in t duister datover de diepte des afgronds hing O n t o e b e r e i d voor zooverre geen organischevormen van planten of dieren nog te voorschijn waren geroepen Alzoo een donkereonbewoonde waterwoestijnMet dit eerste bericht stemt de Geologie al terstond overeen want zij leert ons
1o dat er een periode moet geweest zijn ver in de eerste tijden der voacuteoacuter-adamitischewaereld waarin onze geheele aardbol met w a t e r bedekt was Dat water deed zijninvloed gevoelen op de gestolde aardkorst en de daarvan afgeslagen steenenvormden een bezinksel of nederzetsel op den granietbodem der aarde Op dieeerste lagen pakten zich telkens nieuwe lagen die nieuwe gesteenten (g r o e p e n s t e l s e l s ) vormden De alleroudste lagen nu kennelijk door zulk een bezinkseluit water ontstaan (en daarom s e d im e n t a i r e lagen genoemd) worden in bijnaelk toegankelijk deel der Aarde gevonden waaruit volgt dat dit water zich even verals de rotslagen moet hebben uitgestrekt En wat 2o de d u i s t e r n i s betreft inhet zoo even bedoelde vroege tijdperk waarin de eerste rotslagen zich vormden inde zee en dat gewoonlijk het a z o iuml s c h e (dierloze) wordt genoemd moet detemperatuur van aarde en water zoacuteoacute hoog zijn geweest dat er nog geen dieren ofplanten konden leven De hette van de aardkorst moet toen zoo fel zijn geweestdat de beddingen oorspronkelijk blijkbaar in w a t e r nedergezet tot eenhalfvloeibaren staat overgingen Een onophoudelijke stoom moet
JJL ten Kate De schepping
253
alzoo de Aarde in tastbare duisternis hebben gehuld - Gedurende dat tijdperk nuwas ten 3o de Aarde l e d i g di ontbloot van natuurlijk leven Spijt alle navorschinghebben de Geologen geen enkel overblijfsel van dier of plant in de zoogenaamdea z o iuml s c h e lagen of haar granietbasis aangetroffen Uit een en ander mogen wijdus besluiten dat de Aarde voor een tijd bedekt wasmet water onzichtbaar zonderPlanten- of Dierenrijk met eacuteeacuten woord w o e s t e n l e d i g en dat wel gedurendehet gantsche azoiumlsche tijdperk dat waarin de Neptunische vormingen de Plutonischegevolgd waren toen bij t ontstaan der lagen de temperatuur van aarde en waterzooals wij reeds opmerkten nog te hoog was dan dat daar dier of plant kon bestaan- Zie oa Hugh Miller Getuig der Gesteenten MCausland Sermons in stone enz
Bladzijde 14 regel 1
lsquoZie toe de Geest van God daalt op de waatren neecircrMaar niet op vleugelen der stormenrsquo
lsquoDe Geest Gods zweefde over de waterenrsquo leest men Gen I 2 Te recht heeft menopgemerkt dat deze woorden die meestal de aandacht der uitleggers ontsnapteninderdaad een sleutel te meer geven voor de overeenstemming tusschen de HSchrift en de Geologie - Sommigen vertalen door w i n d d e s H e e r e n di h e v i g e n s t o rmw i n d Maar waar geen
JJL ten Kate De schepping
254
atmosfeer is kan geen wind zijn en de atmosfeer ontstond eerst op den tweedenscheppingsdag Anderen hooren in deze woorden alleen de aankondiging van detegenwoordigheid van den Geest der Godheid Maar daarbij zien zij voorbij dat erdan een overtol- ligheid zou gezegd zijn omdat de verzekering wel niet noodig isdat de Schepper tegenwoordig was bij tgeen Hij-zelf schiep Zoo zijn wij dan welgenoodzaakt aan te nemen dat Mozes met die woorden bedoeld moet hebben deaanduiding van de eene of andere meer specifieke werking van Gods Geest op dewateren die den aardbodem bedekten Tot hiertoe was op het scheppingstooneelalles o n - o r g a n i e s c h maar het o n - o r g a n i s c h e kan geen o r g a n i e s c hleven voortbrengen Hier moet dus bedoeld zijn de eerste daad van schepping vanLeven het uitstorten van levenskrachten in de wateren Als de G e e s t G o d s de scheppingskracht Gods daarop lsquozweefdersquo (eigenlijk lsquob r o e d d e rsquo als bv hetbroeden eener duive) traden de eerstgeschapene dieren in t aanzijn die bij gevolgo n d e r z e e s c h e schepselen moeten geweest zijnDeze opvatting van het Mozaiumlesch verhaal wordt wederom door de Geologie
bevestigd Immers van de a z o iuml s c h e groep opklimmende van de onderste tot debovenste steenlaag en van daar tot de s i l u r i s c h e groep daarboven neecircrgezetvinden wij allengskens de eerste sporen van f o s s i l e (versteende) overblijfselenvan o r g a n i e s c h leven te weten van z o ouml p h y t e n (plantdieren) m o l l u s k e n(weekdieren) c r u s t a c e euml n (schaaldieren) alle bij uitsluiting onderzeeschewezens
JJL ten Kate De schepping
255
Van de s t r a a l d i e r e n hoofdzakelijk koraaldieren in den vorm van een ster envan de c r i n o iuml d e n of s t e e n l e l i euml n hebben wij gepoogd in de volgende regeleneen dichterlijke maar toch naauwkeurige schildering te geven
Bladzijde 14 regel 19
lsquoDubbelzinnige gestalten mengeling van Plant en Dierrsquo
Het P l a n t d i e r is allerwaarschijnlijkst de eerstgeborene der Aarde want de geheeleontwikkelings-a n a l o g i e in t geschapene leert ons dat de eersteling des levensgeen hoogere trap van p h y z i e s c h o r g a n i sm e heeft kunnen bereiken dan hetPlantdier den bode eener aanstaande Dierenwaereld met name van het latergeschapene werveldier waarvan de v i s c h allereerst de hoogste klasse zou komenvertegenwoordigenJuist omdat deze z o ouml p h y t e n of p l a n t d i e r e n even als de oudste
mo l l u s k e n of w e e k d i e r e n de organen van gezicht en gehoormissenmogenwij veronderstellen dat zij t aanzijn ontfingen eacuteeacuter het licht over onze Planeet opgingom aan het gebied der duisternis over den afgrond een einde te maken Het bestaantoch van het gezicht veronderstelt het bestaan van t licht en de afwezigheid van tgezicht bij de eerstgeschapene dieren bevestigt de Mozaiumlsche oirkonde dat delsquoGeest Gods op
JJL ten Kate De schepping