DE WONING, VAN DE ABT VAN EGMOND TE …rjb.x-cago.com/GARJB/1981/12/19811231/GARJB-19811231...graven...

12
DE WONING, VAN DE ABT VAN EGMOND TE KETHEL, GENAAMD POLRE DOOR C. HOEK I N het Rotterdams Jaarboekje publiceerde mevrouw M.C.P. Scholte een serie artikelen rond het perceel Polderenburg te Kethel, nl. 'Polderenburg' in 1978, blz. 243-293; 'Polderenburg, een paar verbeteringen met toelichting' in 1979, blz. 266-269; 'Polderenburg II' in 1980, blz. 236-255. Bij deze artikelen kan nog gevoegd worden: 'Wat was er eerder: de dijk, de veenontginning of de polder?' in het tijdschrift 'Hol- land', 1980, blz. 1-9. De onderwerpen die in deze serie worden behandeld zijn vele en sommige hebben slechts terloops iets met Polderenburg te maken. Men zou een aantal van deze als volgt kunnen om- schrijven: 1. De relatie tussen Kethel en de abdij van Egmond. 2. De aanleg van dijken in en rond Kethel. 3. Het voorkomen van het woord Poire in oorkonden vóór 1438 en de geografische verspreiding van dit woordgebruik. 4. Jacob Loys als zeventiende eeuws auteur van quasi vijf- tiende- en zestiende eeuwse kronieken; o.a. over Polderenburg, waarvan hij zelf namens zijn vrouw eigenaar was. 5. De geschillen tussen Jacob Loys en de hoogheemraden van Delfland over Polderenburg of dit af of niet boezemland van de Poldervaart was. 6. Op Polderenburg heeft geen kasteel van het geslacht van Wassenaer gestaan, zoals Jacob Loys beweert, maar het in 1288 vermelde huis Poire van de abt van Egmond. Wie zo veel hooi tegelijk op zijn vork neemt, loopt het risico dat er iets afvalt, dat door een ander wordt opgeraapt. Het hierna volgende dient als zodanig te worden opgevat. Over de onbetrouwbaarheid van Loys als historicus, heeft reeds in 1869 dr. R. Fruin een en ander opgemerkt in zijn opstellen over de 'Oudheid van Rotterdam''). In 1943 vroeg J.G.N. Renaud zich in een artikel in het Rotter- damsch Jaarboekje af, naar aanleiding van het z.g. werk van mr. Symon van der Sluys, 'of heeft een falsificator zich achter de 207

Transcript of DE WONING, VAN DE ABT VAN EGMOND TE …rjb.x-cago.com/GARJB/1981/12/19811231/GARJB-19811231...graven...

DE WONING, VAN DE ABT VAN EGMOND TEKETHEL, GENAAMD POLRE

DOOR C. HOEK

I N het Rotterdams Jaarboekje publiceerde mevrouwM.C.P. Scholte een serie artikelen rond het perceelPolderenburg te Kethel, nl. 'Polderenburg' in 1978, blz.

243-293; 'Polderenburg, een paar verbeteringen met toelichting'in 1979, blz. 266-269; 'Polderenburg II' in 1980, blz. 236-255. Bijdeze artikelen kan nog gevoegd worden: 'Wat was er eerder: dedijk, de veenontginning of de polder?' in het tijdschrift 'Hol-land', 1980, blz. 1-9.

De onderwerpen die in deze serie worden behandeld zijn veleen sommige hebben slechts terloops iets met Polderenburg temaken. Men zou een aantal van deze als volgt kunnen om-schrijven:

1. De relatie tussen Kethel en de abdij van Egmond.2. De aanleg van dijken in en rond Kethel.3. Het voorkomen van het woord Poire in oorkonden vóór

1438 en de geografische verspreiding van dit woordgebruik.4. Jacob Loys als zeventiende eeuws auteur van quasi vijf-

tiende- en zestiende eeuwse kronieken; o.a. over Polderenburg,waarvan hij zelf namens zijn vrouw eigenaar was.

5. De geschillen tussen Jacob Loys en de hoogheemraden vanDelfland over Polderenburg of dit af of niet boezemland van dePoldervaart was.

6. Op Polderenburg heeft geen kasteel van het geslacht vanWassenaer gestaan, zoals Jacob Loys beweert, maar het in1288 vermelde huis Poire van de abt van Egmond.

Wie zo veel hooi tegelijk op zijn vork neemt, loopt het risicodat er iets afvalt, dat door een ander wordt opgeraapt. Hethierna volgende dient als zodanig te worden opgevat.

Over de onbetrouwbaarheid van Loys als historicus, heeftreeds in 1869 dr. R. Fruin een en ander opgemerkt in zijnopstellen over de 'Oudheid van Rotterdam'').

In 1943 vroeg J.G.N. Renaud zich in een artikel in het Rotter-damsch Jaarboekje af, naar aanleiding van het z.g. werk van mr.Symon van der Sluys, 'of heeft een falsificator zich achter de

207

eerbiedwaardige gestalte van mr. Symon, lijfarts van Karel denStouten, willen verschuilen?'^).

Aan het einde van de vijftiger jaren, uitgaande van de inhoudvan de beide werken van mr. Symon en heer Willem van derSluys kwam ik tot de conclusie, dat deze zo veel elementenbevatten, die op een periode later dan het begin van de zestiendeeeuw betrekking hadden, of zo duidelijk in strijd waren meteigentijdse gegevens o.a. voorkomende in de archieven van degraven van Holland, dat wij hier te doen hebben met een mysti-ficatie uit het midden van de zeventiende eeuw, die in 1658 voorhet eerst als afkomstig van Jacob Loys wordt vermeld.

Bovendien bleek bij een onderzoek naar het Rotterdams ge-slacht Van der Sluys, waartoe mr. Symon behoorde, o.a. uitprocesstukken en erfdelingen, dat heer Willem nooit heeft be-staan. De resultaten van dit onderzoek werden o.a. medegedeeldin diverse lezingen*) en benut in het artikel 'Het huis te Spierings-hoek' in het Rotterdams Jaarboekje 1963, blz. 225-237.

Over punt 4 van de hiervoor gemaakte samenvatting ver-schillen mevrouw Scholte en ik dan ook niet van mening. Hetvermelde onder 5 was voor mij een nieuw facet van de figuurJacob Loys, hoewel ik van elders de wonderlijke attestatiesomtrent 'de steen van Polderenburg' kende'*).

Over het onder 6 genoemde, betreffende de abdij vanEgmond, ben ik het niet met haar eens, op gronden die ik haarreeds vóór haar eerste publicatie mededeelde. In 1978 schrijft zijover - en beeldt zij af- een kaart uit 1553 door de landmeterCoenraet Oelenz in het kaartboek van het Sint Barbara kloosterte Delft (zie blz. 244 en afbeelding 70). Het lijkt verstandig haartekst hier aan te halen: 'Coenraet Oelenz maakte in 1553 eenaantal kaarten voor het Sint Barbara klooster in Delft. Hijtekent op fol. 16 een stuk land van het klooster, liggend "In deKeetelpolder" en grenzende aan het driehoekige stuk land datnu Polderenburg genoemd wordt.

In deze driehoek schrijft hij "De Abt van Egmont" en krabbeltvaag een huis tussen bomen op de hoek van Poldervaart enPolderwatering*). Deze aantekening uit 1553 is het raakpunt metde abdij van Egmond, een van de laatste raakpunten eigenlijk.'

Dit is geen juiste interpretatie van deze kaart.Het afgebeelde stuk land grenst in het noorden aan een lang-

gerekt weer tussen Poldervaart en Polderwatering, dat aan deoostzijde een dwarssloot vertoont. In het westelijke en grootstedeel staat het opschrift 'De abt van Egmont'. Ten noorden van

208

dit weer ligt een driehoekig perceel dat zich uitstrekt tot desamenvloeiing van Poldervaart en Polderwatering, waarbinneneen huis is getekend. De situatie wordt duidelijk toegelicht doorhet cohier van de tiende penning van Kethel over het jaar 1561.Dit somt nl. in geografische volgorde alle weren op, met ver-melding van de grondeigenaren, de eventuele pachters en dedoor deze verschuldigde pachtsommen, die de basis vormen vande belastingaanslag.

Het deel van de West Abtspolder dat onmiddellijk ten zuidenvan de Kerklaan ligt wordt omschreven als de weren 14 en 15,van zuid naar noord.

Het weer 14 is 22 morgen 2 hond groot en omvat een kleindriehoekig stukje land ten westen van de poldervaart in deHargpolder, dat bij de aanleg van dit kanaal in het derde kwartvan de dertiende eeuw van het geheel is afgescheiden. Het geheelis gepacht door Dirrick Gerritsz., die er binnen zelf een boerderijen 9 morgen land bezit. De boerderij wordt op de kaart vanCoenraet Oelenz afgebeeld en staat hier ten name van de erfgena-men van Gherrit Jacopsz. Verder liggen in dit weer heer WillemClaesz. te Delft met 2 morgen, het Oude Gasthuis aldaar met 2morgen, de Heilige Geest te Schiedam met 1 morgen, heer JacobPral te Vlaardingen met 1 morgen, de abt van Egmond met 2morgen 5 hond, het klooster van Sint Barbara te Delft met 4morgen, IP/2 hond 12 roede. Al deze landen liggen met elkaargemeen, dit wil zeggen dat iedere eigenaar een aandeel in hetgeheel heeft en dat deze delen nog niet door greppels zijn aange-geven.

Dit is een vrij normale toestand op het platteland, bij trans-porten wordt de zaak soms enigszins gepreciseerd door te stellenb.v. dat het deel van de westzijde ingemeten wordt.

Het vijftiende weer wordt gepacht door Vastert Jacobsz., nl. 4morgen 2 hond van Floris Pietersz. te Leijden en 1 morgen vanAechtge van Wouwen, bagijn te Delft.

Hierna volgt een klein buitenpoldertje tussen de Kerklaan ende Poldervaart, driekant van vorm. Dit is het latere Polderen-burg en wordt gepacht door Pieter Voppenz., nl. van PieterPietersz. Sasbout te Delft 5'/2 morgen met huis, berg engeboomte en van mr. Joest Aemsz. te Brussel ofte Mechelen 1morgen 2'/> hond gemeen met elkaar liggende*).

Mr. Joest Aemsz. van der Burch is gehuwd met Maria, doch-ter van Dirck Duyst en Sophia van Sevender en kleindochter vanhet voor 1519 overleden echtpaar Dirck Duyst en Sophia van

209

Bleyswyck Jacobsdr. Dit laatste echtpaar zijn de ouders vanMargaretha Duyst, gehuwd met Pieter Sasbout en de grootou-ders van Pieter Pietersz. Sasbout^). Het bezit van Polderenburglijkt uit de boedel van het echtpaar Duyst-van Bleyswyck afkom-stig te zijn.

In 1558 is dit perceel buitenland eveneens in het bezit vanmeester Joest Aemsz. te Mechelen en Pieter Pietersz. Sasbout teDelft, blijkens het tiende penningcohier van dat jaar. Pachter isdan Adriaen Adriaensz.^).

Het cohier van 1553 vermeldt dezelfde pachter en als eige-naars Pieter Sassebout en meester Joest Aemsz. te Delft®).

Dit bevestigt nogmaals de conclusie dat het land van de abtvan Egmond, vermeld op de kaart van 1555 niet binnen Polde-renburg ligt. Ten overvloede blijkt de ligging van het stukjeEgmondland uit de door mevrouw Scholte bij het artikel Polde-renburg II afgebeelde kaart door Johan van Beest uit 1635, nl.van een perceel land ten zuiden van de Kerklaan, waarin hetOude Gasthuis van Delft bezit heeft. Als begrenzing aan dezuidzijde van dit perceel wordt vermeld de abdij van Egmondmet anderen.

Hiermede vervalt wel het belangrijkste argument uit hetbetoog van mevrouw Scholte, dat Polderenburg iets met de abdijvan Egmond te maken had. Hierop was tevens haar veronder-stelling gebaseerd dat juist hier het abtshuis Polre, genoemd in1288, had gestaan. In 1978 achtte zij dit zelf nog niet bewezen').In 1980 echter wel. Zij vermeldt dan, dat de tienden in de Kethel,gelegen ten noord-westen van de Poldervaart en eigendom vande abdij van Egmond, in de rekening van de rentmeester van deabdij in 1344-1345 worden aangeduid als liggende 'gheenzijt dervaerd'. Hieruit concludeert zij terecht dat het punt waar de abdij-bezittingen aan weerszijden van de Poldervaart werden gead-ministreerd ten (zuid)oosten van deze vaart lag. Als zij schrijft'Dit administratieve centrum moet wel het abtshuis Polre uit1288 zijn geweest', dan valt hier weinig tegen in te brengen'°).Maar wanneer zij deze zin vervolgt: 'en op het latere Polderen-burg hebben gelegen', dan ontgaat ons de bewijskracht voor ditlaatste en zouden wij dit willen vervangen door 'ergens in deWest- of Oost Abtspolder, waarbij zelfs het zuidoostelijke deelvan de Hargpolder en de Nieuwlandse polder niet zijn uitge-sloten'.

Na deze misschien wat negatief overkomende kritiek nogenkele opmerkingen over de woning Polre. De bepaling van de

210

ligging ervan is een kwestie van historische geografie.Het bureau Oudheidkundig Onderzoek van de gemeente Rot-

terdam heeft onder zijn doelstellingen ook die van onderzoeknaar de historisch geografische ontwikkeling van het Maas-mondgebied als onderdeel van de bewoningsgeschiedenis vandeze streek. Een van de middelen om tot dit onderzoek tegeraken is het opsporen en publiceren in een systematische vormdie vooral van de geografische gegevens uitgaat, van de her ender, tot in het buitenland, verspreide geschreven, eigentijdsebronnen. Regelmatig worden deze gepubliceerd in steeds het-zelfde tijdschrift, nl. 'Ons Voorgeslacht', het maandblad van deZuid-Hollandse Genealogische Vereniging. Over het gebied vanhet vroegere ambacht Kethel, dat nu verdeeld is tussen degemeenten Rotterdam en Schiedam, is reeds veel bronnenmate-riaal verschenen, deels ontleend aan de registraties van de veleleenkamers die hier lenen hadden liggen, zoals die van Mate-nesse, Honingen, Wassenaer, Merwede e.a., deels uit archievenvan geestelijke instellingen als b.v. het Sint Ursula convent teSchiedam. In 1980 verscheen hiernaast een groot verzamelar-tikel waarin ook de gegevens betreffende het onroerend bezithier van de abdij van Egmond zijn opgenomen").

Het abdijbezit valt in Kethel in twee hoofdregistraties uiteen,nl. die van de abdij zelf en die van de memoriemeesters. Van dezeeerste groep landerijen is in de dertiende en veertiende eeuw eendeel in leen uitgegeven, het overige land wordt verpacht. Doorhet verloren gaan van het grootste deel van de rekeningen van derentmeesters van de abdijgoederen krijgen wij slechts een beeldvan de verpachtingen over de perioden 1344-1359 en 1561-1570.De laatste periode is van belang, daar het reeds eerder genoemdetiende penning cohier van 1561 het ons mogelijk maakt dezelanden op de kaart aan te geven. Het betreft 4 kavels, nl. 17 hondin de West Abtspolre, 6 plus 15 morgen land in de Oost Abts-polre, 14 morgen land ook daar gelegen en 16 morgen in deOost- plus 8 morgen in de West Abtspolre.

De 17 hond in de West Abtspolder zijn hiervoor al behandeld,nl. 2 morgen 5 hond land, gepacht door Dirck Gerritsz. in dieKetel, volgens zowel de rekening van de abdij als het belasting-cohier. Het land ligt in het weer 14.

De 6 plus 15 morgen land liggen in het eerste dwarsweer tenoosten van de Polderwatering respectievelijk in het zeventiendeweer ten zuidoosten van de Kerklaan. In dit laatste perceelwordt op 19 december 1556 nog een halve morgen door de abdij

211

aangekocht, zodat dit oorspronkelijk 14'/, morgen groot was.Als pachter wordt in beide bronnen Cornelis Florisz. opge-geven'^).

De kavel van 14 morgen ligt in het eenentwintigste weer en isgepacht door de weduwe van Pieter Pietersz. Backer.

De 16 morgen met huis, berg en schuur ligt in het drieëntwin-tigste weer en de 8 morgen in de West Abtspolder in het tiendeweer van deze polder, alles is verpacht aan de weduwe van JasperGeerlofsz.

In de periode 1344-1359 worden 3 kavels verpacht, nl. de satein de Polre, groot 36 morgen; de woning in de Poire, die alleen in1359 vermeld wordt en 7'/2 morgen land in Meynaertsdelle.

Het eerste perceel groot 36 morgen lijkt de drie percelen inhet zuiden van de Oost Abtspolder te zijn, nl. 6 morgen in hetdwarsweer, 14 morgen in weer 21 en 15% morgen met huis ca. inweer 23, in totaal 35% morgen plus een later huiserf.

De 7% morgen in Meynaertsdelle lijkt de 8 morgen land in deWest Abtspolder te zijn, dat in 1561 in een perceel van 33 morgenligt. De woning in de Polre wordt in 1359 voor twee jaar verpachtaan Coppaert die Valkenaer, die in Kethel leenman is van deLeek voor 4 morgen land en wiens gelijknamige grootvaderaldaar 31 morgen land en een aandeel in 9 morgen in Kethel plus24 morgen te Overschie in leen houdt van graaf Floris V"). Methet woord woning wordt hier een boerderij bedoeld, niet zoalsvaak elders een boerderij met het erbij in gebruik zijnde land. Ditblijkt uit de hoogte van het pachtbedrag van 1 % pond per jaar,voor de 36 morgen land wordt ruim 52 pond betaald. In 1344wordt de woning niet verpacht, waarschijnlijk wordt deze doorde abdij dan nog zelf gebruikt en zou dan identiek zijn met hetadministratieve centrum, door mevrouw Scholte genoemd''*).

In de periode 1344-1359 ontbreken zowel de 17 hond land inde West Abtspolder als de 15 morgen land in het zeventiendeweer. Dit laatste land lijkt bij stukjes en beetjes te zijn ver-worven. Op 28 augustus 1389 verkoopt Pieter Dircxz. % morgenland in Sciepolre aan de abt van Egmond, gemeen met 3%morgen land, dat deze hier reeds bezit, zodat hier dan 4 morgenaanwezig is. Op 7 mei 1399 bepaalt de abt heer Jan die Weent dat% morgen land in Sciepolre zal bijdragen in het onderhoud vandoor hem uitgevoerde bouwwerken. Of dit stukje land identiekis aan een deel van het hierboven genoemde land of een uitbrei-ding hiervan, is niet duidelijk. Zelfs kunnen wij het niet geheeluitsluiten dat het land in het weer 17 tot de sate behoorde en dat

212

het land uit weer 23 een latere verwerving is. Gezien het in éénkavel verhuren van de sate lijkt dit toch niet waarschijnlijk, daarhet land dan wel erg verspreid zou liggen.

Tot zover het verpachte landbezit van de abdij.Nu het in leen uitgegeven land. Dit zijn 2 percelen, nl. 4

morgen bij Spirinxhoec, als tijdelijk leen uitgegeven in 1318 enreeds in 1344 weer verpacht (zie noot 14).

Het tweede stuk is groot 11 morgen 2% hond 6 gaarde, ligt in1288 naast de woning Polre en er staat in 1369 een huis metboomgaard op. Op 1 april 1288 wordt Pieter Outgodz. ermeebeleend na overdracht door Dirck Heyne, die het op zijn beurtvan Willem Molenaer had gekocht.

Dit charter wordt op 23 juli 1336 door Claes Loef aan zijnleenheer vertoond als enig bewijs van zijn rechten op dit leen. Ditwordt onvoldoende geacht en Claes Loef wordt van zijn leenvervallen verklaard, daar hij het kennelijk niet zelf heeft ver-zocht. Hierna wordt het opnieuw in leen uitgegeven en in 1358blijkt het te worden gehouden door Dire van Vorenbroec in dePolre.

Diens zoon Claes verkoopt het op 19 juni 1369 door bemidde-ling van de rentmeester van de abt aan Ghertrude, weduwe vanHughe Jansz. van Hillegom, moeder van de abt Johan vanHillegom. Zij schenkt het aan de memorie van de abdij. Deverpachtingen van dit land door de memoriemeesters is te volgenvan 1464 tot 1570. Het ligt in de Oost Abtspolder in het weer 22en wordt dus in het zuiden en noorden door abdijland begrensd.Pachter is in 1561 Jannetje Claesdochter, weduwe van PieterPietersz. Backer, die wij ook als pachtster van het weer 21hebben leren kennen. In het weer 22 ligt behalve het land vanEgmond ook tweemaal een half morgen land van de pastorierespectievelijk van de heilige geest van Ketel en 1 '̂ morgen vande genoemde weduwe.

Alvorens ons verder in dit complex te verdiepen nog in hetkort het overige landbezit van de memoriemeesters.

Er was 4 morgen 1 hond land in de Oost Abtspolder, gelegenin het oosteinde van het weer 17, in 1561 verpacht aan Jan Jorisz.Post, gekocht in 1364. Het weer wordt dan Coppaertshoevegenoemd.

Vervolgens 1 '/2 morgen in de Waelkamp, in de zuidwesthoekvan de West Abtspolder bij de Oude Dijk, in 1442 door de abtWillem van Matenesse geschonken.

Tenslotte nog 4 morgen land in de Noord Kethelpolder tussen

213

de Groeneweg en de Hargweg gelegen in vier kleine percelen,waarvan voor 1536 3 morgen geruild zijn voor land te Óverschiebij Spangen. In 1464 wordt het weer in het noorden belend doorhet klooster Koningsveld. Het hier gelegen bezit, groot 7 mor-gen, is door dit klooster in twee partijen in 1303 en 1310 ver-worven.

Het ligt juist aan het einde van de Groeneweg. De memoriekoopt 3 morgen land op 7 juli 1373 van Willem van der BurchSimonsz. en staat als zodanig vermeld in de oudste tijnslijst uitcirca 1380 ten behoeve van de heer van Wassenaer. Het ismogelijk dat deze 3 morgen later door de rentmeester op 4morgen begroot zijn. Opmerkelijk is dat 3 morgen geruildworden en de theoretisch overgebleven 1 morgen samen met hetland in het weer 22 in de Abtspolder wordt verhuurd, maar in detiende penning van 1561 niet is terug te vinden. Het lijkt dan ookeerder dat deze morgen pro memorie wordt vermeld.

Rest ons nu de juiste ligging van de woning Polre nader tebepalen. De goederen van de abdij zijn in het begin van detachtigjarige oorlog door de Staten van Holland in beslag geno-men en later aan de universiteit van Leiden toegewezen. In 1591wordt een deel van het landbezit door de Staten ten behoeve vande abdij verkocht, o.a. op 16 november de hierboven genoemdeWaelkamp aan de heilige geestmeesters te Schiedam'*). AanGerrit Jansz. Delf wordt in twee partijen nl. een woning met 25morgen 3 hond 63 roede, respectievelijk 26 morgen 5 hond 6roede verkocht, zijnde het grootste deel van het in het zuiden vande Oost Abtspolder en het er tegenover gelegen land in de WestAbtspolder tegen jaarrenten. Het land en de renten komen tendele in het bezit van het Fraterhuis te Delft na enkele transacties.Hiertoe behoorde de ruil van het in het weer 22 gelegen 272morgen land van de kerk, de heilige geest en van de weduwe vanPieter Pietersz. Backer tegen 2 morgen in het westen van het weer21, hieraan grenst een boerderij voor een klein deel voor het weer22 gelegen.

Deze is in 1634 in handen van Joris Pietersz. Backer, wanneerde landmeter Johan van Beest het land voor het Fraterhuis inkaart brengt'*). In 1561 volgens de tiende penning, is zijn moedereigenaar, dus behoort deze niet aan de abdij.

Voor het perceel 22 ligt naast het erf van Joris Pietersz. Backereen groter woonerf met een uitpad naar de weg langs de Polder-watering. Ten zuiden van dit uitpad liggen tussen de Polderweg

214

en het erf nog een boerderijtje en een smalle strook grond dieoorspronkelijk abdijbezit zijn, maar in 1634 eigendom vanJacob Ariensz. Jongste, die ook aansluitend land van de abdijheeft, nl. een deel van de 6 morgen die het dwarsweer vormde'*).De middelste en grootste boerderij is op de kaart van Delflandvan 1712 verdwenen en tot een boomgaard geworden. Dit perceelmoet de woning Polre zijn geweest, waarbij het mogelijk is, dateen of beide kleinere boerderijen ervan zijn afgesplitst. Het ligtvoor het westelijk einde van het perceel, dat van vóór 1288 tot1369 leenroerig aan de abdij was en daarna in het bezit van dememoriemeesters. Bij de verkoop van 1369 behoort er een huismet boomgaard bij, dit lijkt het kleine boerderijtje aan de noord-zijde te zijn, dat een uitpad vormt voor het leen. Dit wordt in1464 in de oudste verpachtingen niet vermeld en blijkt bij deverkoop door de staten geen abdijbezit te zijn, al behoort het welaan de pachter. Dit wordt bevestigd door de tiende penning van1561. Ook bij de overdracht aan de memoriemeesters in 1370wordt het niet vermeld, zodat het door de schenkster of reedsafzonderlijk is verkocht of van de schenking is uitgesloten.

De woning Polre ligt in het complex, dat in 1351 Sciepolreheet'*), aan de benedenloop van de Polrewatering op de ooste-lijke oever.

Tot zover het sub 6 vermelde onderwerp uit de opstellen vanmevrouw Scholte, over die onder punt 1 en 2 zouden soortgelijkeopmerkingen gemaakt kunnen worden.

NOTEN

1) Herdrukt in 1902 in 'Robert Fruin's verspreide geschriften', deel VI, blz.2-3.

2) J.G.N. Renaud: 'Spangen en de van der Spangens', blz. 203-212.3) 'De kronieken van mr. Simon van der Sluys, domproost te Utrecht en van

heer Willem Jacobsz. van der Sluys, pastoor te Rotterdam', op 26-11-1960 voorhet Historisch Genootschap 'De Maze' te Rotterdam; 'Genealogie in de Middel-eeuwen en de lijfartsen van de Hertogen van Bourgondië', op 14-2-1960 voor hetKoninklijk Nederlands Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde te Amster-dam; 'Rotterdam in de Bourgondisch-Oostenrijkse tijd, of het nut der genealogievoor de moderne geschiedschrijving', op 11-3-1961 voor de Genealogische Socië-teit 'Zeist'; 'De beschrijving van de kastelen in Schieland door meester Symonvan der Sluys', op 30-3-1963 voor de Nederlandse Kasteelstichting te Amster-dam, zie het jaarverslag 1963 van deze stichting, blz. 15-17.

4) Zie Polderenburg II, blz. 251.5) Het archief van de Staten van Holland vóór 1572, inv. nr. 1315, f 41v.6) D. Hoek: 'Het geslacht Duyst van Voorhout in de zestiende eeuw'; in:

215

Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, 1958, blz. 186.7) Als noot 5, inv. nr. 998, f 57.8) Als noot 5, inv. nr. 670, f 18.9) Rotterdams Jaarboekje 1978, blz. 282.10) Rotterdams Jaarboekje 1980, blz. 236 en 237.11) C. Hoek: 'Acten betreffende de voormalige ambachten Kethel en Spa-

land'; in: 'Ons Voorgeslacht', 1980, blz. 567-648, voor de abdij van Egmondvooral blz. 611-620.

12) De tiende penning spreekt van 13 in plaats van 15 morgen.13) Als noot 11, blz. 591 en 601.14) Wij laten hier buiten beschouwing 4 morgen land bij Spirinxhoec te

Babberspolder, vermeld zowel in 1344-1359 als in de zestiende eeuw.15) Als noot 11, blz. 595.16) Als noot 11, blz. 586, nr. 42.17) Archief van het Hoogheemraadschap Delfland, kaartboek van het Frater-

huis.18) Het land van het Fraterhuis in de West Abtspolder is niet meer het

oorspronkelijke bezit van de abdij. Hier heeft een ruiling plaatsgevonden,blijkens de tiende penning van 1561 en een kaart door Coenraet Oelenz in 1553 inhet reeds vermelde kaartboek van het Sint Barbara klooster. Dit land lag nl.ten westen van de Krommesloot en grenst ten dele aan de Slimmewatering. GerritJansz. Delf heeft dit land eerst verkocht aan Bonefaes Pietersz. en deze aan hetFraterhuis. Het oorspronkelijke Egmondse land is in 1634 in het bezit vanCornelis Bonefaesz., blijkens de kaart door Van Beest, zodat het Fraterhuis eenstuk land, dat dichter bij het complex in de Oost Abtspolder lag, uit het bezit vanBonefaes Pietersz. heeft gekocht.

19) Als noot 11, blijkens het overzicht van de tiendverpachtingen, blz. 614-617.

NASCHRIFT DOOR M.C.P. SCHOLTE

Met dank voor de gelegenheid om kort op het voorgaandeartikel van de heer C. Hoek te reageren, laat ik hier enkeleopmerkingen en vragen volgen.

7. Zte &tftfA7 va/1 Coertrae/ Oefertz w/7Deze kaart bewijst inderdaad niet, dat in 1553 het latere Pol-

derenburg van de abdij van Egmond was. Er blijkt alleen uit, dateen stuk land naast het perceel van het klooster Sint Barbara aande abdij toebehoorde. Omdat ik wil proberen meer te weten tekomen van de voorgeschiedenis van Polderenburg, heb ik in'Polderenburg II' op blz. 242 slechts vermeld dat de afgebeeldehoek groter is dan Polderenburg alleen.

2. Z)é> &o/ï/>r£rt VÖT/I de //£/!*fe /?i/f/ii/tg.Wat Hoek meedeelt aan gegevens over het latere Polderen-

burg uit de kohieren die in 1558 en 1562 werden opgemaakt, sluitprecies aan bij de uit 1603 bekende eigenaars van de kleine

216

polder. Zie 'Polderenburg II', biz. 246-247. Van de vermelding inhet kohier van 1553 ben ik niet zeker. Het kohier noemt weldezelfde eigenaren maar een groter stuk land en geeft geennadere omschrijving of belendingen. Vergelijking van eigenarenen morgentalen met die uit het kohier van 1558 kan wellichtmeer zekerheid geven.

Het is vooralsnog niet bewezen dat de uit 1558 bekende eige-naren het land erfden van hun gemeenschappelijke grootoudersDuyst-Van Bleyswijk, maar het lijkt me niet onmogelijk. In datgeval blijft de vraag van wie en wanneer deze het verworvenhebben.

3. 'Z)/7 tf£ftw/fl/s/ra//eve eert/ram moe/ we/ /ze/ ao/s/zzv/s Po/re w/772## Z(/w geween/ e/i o/? PoAferéTï/wrg /ze/?Z?etf ge/ege«.'

Het is jammer dat ik mij heb laten verleiden hier het werk-woord 'moeten' te gebruiken terwijl 'zou kunnen' beter op zijnplaats was geweest.

Het alternatief van Hoek is gedeeltelijk onmogelijk daar nochde Hargpolder noch de Nieuwlandsepolder in 1288 polderwerden genoemd.

4. Z)e 7/ o/ 72 morgen «ÖWS/ /ze/ tfZ>/s/zw/5 Po/re.Het nog eens inzien van het Egmondse leenregister uit 1358,

inv. nr. 1, heeft me laten twijfelen aan de juistheid van mijnvoorzichtige suggestie in 'Polderenburg II', blz. 239, dat het leendat Claes Diric Vorenbroecsz in 1369 aan de abdij terugver-kocht, hetzelfde zou kunnen zijn als de 11 of 12 morgen die in1288 naast het abtshuis Polre lagen. Men zou namelijk uit hetregister kunnen opmaken, dat het om twee verschillendestukken land gaat: op blz. 71 staat bij de post 'Dire van Voren-broec in den polre 11 morgen lands' de aantekening 'dit is inconvents memorie' terwijl, niet onmiddellijk hierop volgend, opblz. 71v-72 bij het land dat naast het abtshuis lag staat aangete-kend dat dit aan het klooster is toegevallen.

Hoeks bewonderenswaardige reconstructie betreft dan hetland van de memorie; wat er met het land van de abdij verder isgebeurd weet ik (nog?) niet.

5. Z)e //ggmg VÜW /ze/ ÖO/S/ZZV/S Po/re.Behalve mijn onder punt 4 onder woorden gebrachte twijfel

roept de door Hoek gevonden plaats van het huis Polre een paarvragen bij me op:

a. Waarom zou men in de 17e eeuw of eerder een boomgaardaanleggen - deze komt niet alleen op de kaart van Kruikius

217

van 1712 maar ook op die van 1700-1703 van de Leidseuniversiteits tiendeblokken voor - op een plaats waareeuwenlang een hoogst waarschijnlijk stenen huis, dusmet stenen fundering, heeft gestaan?

b. Is deze plaats, noch aan de Schie noch aan de Poldervaartgelegen, wel een zinnige plaats voor een gebouw dat, naar ikvermoed, meer dan een boerderij is geweest?

c. Wat voor bouwwerk heeft er dan op de hoek van Poldervaarten Polderwatering gestaan? Hier zijn in 1650 en 1666 stenengevonden die, ondanks alle fantasieën in de notariële acten eromheen, van een stenen fundering afkomstig moeten zijn.Alleen een opgraving kan hier misschien nog zekerheid bren-gen.

218