De structuur en opbouw van de organisatie, …home.planet.nl/~strik065/Hoofdstuk_2.pdfvraagstuk van...

131
De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 1 © 2003 J. Strikwerda College Organisatie en Verandering Deel 2 De structuur en opbouw van de organisatie, organisatievormen J. Strikwerda Men are forever creating … organizations for their own convenience and forever finding themselves the victims of their home-made monsters. Aldous Huxley (inédit) Inhoudsopgave 2.1 Doelstelling van dit hoofdstuk ...................................................................................... 2 2.2. Organisatiestructuur en organisatievorm ..................................................................... 3 2.2.1 De formele structuur .......................................................................................... 4 2.2.2 Structuur in sociologische zin .......................................................................... 14 2.2.3 Hoe komen structuren tot stand? ...................................................................... 15 2.3 Wat is het belang en de functie van structuur? ........................................................... 17 2.3.1 Het belang van structuur .................................................................................. 17 2.3.2 Functies van structuur ...................................................................................... 20 2.3.3 Kritiek op de rol van structuur in de organisatie .............................................. 23 2.4 Te onderscheiden structuren in de organisatie ............................................................ 25 2.5 Wat is de structuur van de organisatie? ...................................................................... 29 2.6 Organisatiestructuur versus organisatie- model........................................................... 33 2.7 Structuur: rationeel ontwerp versus conventie ........................................................... 38 2.8 Traditionele en nieuwe organisatievormen................................................................. 41 2.8.1 Organisatievorm: compromis van verschillende typen eisen .......................... 41 2.8.2 De menselijke maat .......................................................................................... 42 2.8.3 Bestuurlijke eisen............................................................................................. 43 2.8.4 Strategisch-economische eisen ........................................................................ 46 2.8.5 Eisen vanuit de administratieve-organisatie .................................................. 107 2.8.6 Wettelijke eisen .............................................................................................. 108 2.8.7 Organisatievormen: grotere vrijheid .............................................................. 110 2.9 Een alternatief voor structuur: bouwstenen van de organisatie ................................ 110 2.9.1 De traditionele bouwstenen van de organisatie ............................................. 111 2.9.2 Bouwstenen voor nieuwe organisatievormen ................................................ 112 2.10 Twee voorbeelden................................................................................................... 113 Case 1: de Europese elektrotechnische fabrikant.................................................... 114 Case 2 De Alfinanzbank ......................................................................................... 118

Transcript of De structuur en opbouw van de organisatie, …home.planet.nl/~strik065/Hoofdstuk_2.pdfvraagstuk van...

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 1

    © 2003 J. Strikwerda

    College Organisatie en Verandering

    Deel 2

    De structuur en opbouw van de organisatie, organisatievormen

    J. Strikwerda

    Men are forever creating … organizations for their own convenience and forever finding themselves the victims of their home-made monsters.

    Aldous Huxley

    (inédit)

    Inhoudsopgave

    2.1 Doelstelling van dit hoofdstuk ...................................................................................... 2 2.2. Organisatiestructuur en organisatievorm ..................................................................... 3

    2.2.1 De formele structuur .......................................................................................... 4 2.2.2 Structuur in sociologische zin .......................................................................... 14 2.2.3 Hoe komen structuren tot stand?...................................................................... 15

    2.3 Wat is het belang en de functie van structuur? ........................................................... 17 2.3.1 Het belang van structuur .................................................................................. 17 2.3.2 Functies van structuur ...................................................................................... 20 2.3.3 Kritiek op de rol van structuur in de organisatie .............................................. 23

    2.4 Te onderscheiden structuren in de organisatie ............................................................ 25 2.5 Wat is de structuur van de organisatie? ...................................................................... 29 2.6 Organisatiestructuur versus organisatie-model........................................................... 33 2.7 Structuur: rationeel ontwerp versus conventie........................................................... 38 2.8 Traditionele en nieuwe organisatievormen................................................................. 41

    2.8.1 Organisatievorm: compromis van verschillende typen eisen .......................... 41 2.8.2 De menselijke maat .......................................................................................... 42 2.8.3 Bestuurlijke eisen............................................................................................. 43 2.8.4 Strategisch-economische eisen ........................................................................ 46 2.8.5 Eisen vanuit de administratieve-organisatie .................................................. 107 2.8.6 Wettelijke eisen.............................................................................................. 108 2.8.7 Organisatievormen: grotere vrijheid .............................................................. 110

    2.9 Een alternatief voor structuur: bouwstenen van de organisatie ................................ 110 2.9.1 De traditionele bouwstenen van de organisatie ............................................. 111 2.9.2 Bouwstenen voor nieuwe organisatievormen................................................ 112

    2.10 Twee voorbeelden................................................................................................... 113 Case 1: de Europese elektrotechnische fabrikant.................................................... 114 Case 2 De Alfinanzbank ......................................................................................... 118

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 2

    © 2003 J. Strikwerda

    2.11 Implicaties voor bestuurders en managers.............................................................. 124 2.12 Samenvatting........................................................................................................... 125 2.1 Doelstelling van dit hoofdstuk Een belangrijk aspect van elke organisatie is de structuur daarvan. Steeds weer speelt in de

    praktijk wat een meest juiste structuur van de interne organisatie van een onderneming of

    instelling. Daarnaast is er ook steeds de discussie of de structuur van een organisatie wel zo

    belangrijk is als vaak wordt beweerd, immers, zo wordt dan gesteld het gaat om mensen, het

    gaat om processen. De mens neemt steeds een dubbelzinnige houding aan tegenover

    structuren, steeds weer creëert hij structuren, steeds weer verzet hij zich ertegen. Het

    vraagstuk van structuur van de organisatie en de problemen die structuren zouden oproepen

    worden niet opgelost door ontkenning of verwerping van de idee en noodzaak van structuur,

    maar door doorgronding van zijn wezen en beheersing daarvan. In dit hoofdstuk wordt

    uiteengezet wat nu precies de structuur van de organisatie is, welke verschillende typen

    structuren kunnen worden onderkend, wat in de praktijk voorkomende organisatiemodellen

    zijn en wanneer die van toepassing kunnen zijn. In het bijzonder wordt aandacht gegeven hoe

    organisaties (in de zin van de interne organisatie van ondernemingen en instellingen,

    waaronder begrepen de concernstructuur) kunnen worden ontworpen.

    Omdat organiseren, zeker in de zin van acceptatie en begrip van organisatievormen en

    de daarmee bepaalde functies binnen organisatievormen, aan sociale conventies onderworpen

    is worden eerst de traditionele organisatievormen behandeld; ook het fenomeen structuur is

    onderworpen aan Simon’s concept van bounded rationality .1 Met traditionele

    organisatievormen worden die vormen bedoeld die dominant zijn geworden in de periode van

    de tweede industriële revolutie . Bij deze traditionele organisatievormen worden tevens de

    tradit ionele bouwstenen van de interne organisatie behandeld. Van de traditionele

    organisatiemodellen wordt niet zozeer behandeld wat van elk de voordelen en nadelen zijn,

    belangrijker is te onderkennen welke assumpties ten grondslag liggen aan elke van die

    modellen en dus wanneer deze wel en wanneer niet toegepast zouden moeten worden.

    1 Simon, Administrative Behavior: A Study of Decision-Making Processes in Administrative Organization .

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 3

    © 2003 J. Strikwerda

    Naar aanleiding van ontwikkelingen in de markt,

    nieuwe technologieën en de in hoofdstuk 1 geschetste

    veranderingen in eigendomsverhoudingen, wordt

    vervolgens uiteengezet welke nieuwe organisatievormen

    zich ontwikkelen, waarom en in welke situatie die van

    toepassing zijn. Deze nieuwe ontwikkelingen brengen

    ook nieuwe bouwstenen voor de interne organisatie met

    zich mee. Deze nieuwe bouwstenen impliceren meer

    vrijheidsgraden in het ontwerpen van nieuwe

    organisaties zodat het voor ondernemingen mogelijk

    wordt zich beter aan te passen aan nie uwe

    winstmodellen dan met de traditionele modellen

    mogelijk zou zijn. Daarmee is niet gezegd dat het

    toepassen en implementeren van nieuwe modellen

    eenvoudig is, het vergt tijd om het verschil en de

    werking ervan te begrijpen, niet alleen binnen de

    onderneming, maar ook door de omgeving daarvan.

    Daarmee is de doelstelling van dit hoofdstuk inzichten te

    verschaffen in welke situatie welke organisatievorm het

    beste kan worden toegepast. Deze situatie wordt

    hoofdzakelijke bepaald door de factoren strategie, markt en de karakteristieken van het

    voortbrengingsproces van producten en diensten. Het begrip markt wordt hier in zijn meest

    ruime betekenis genomen, ook de werking van het marktmechanisme, aanbod en vraag, wet-

    en regelgeving. Omdat recente technologische ontwikkelingen grote veranderingen in het

    voortbrengingsproces teweeg hebben gebracht, die weer terugwerken op structuren en

    verhoudingen in de markt, blijkt dat, meer dan dit in het verleden het geval was, een

    diepgaand begrip nodig is van economische verhoudingen om het vraagstuk van de structuur

    van de organisatie te doorgronden.

    2.2. Organisatiestructuur en organisatievorm Het is algemeen gebruikelijk om over organisatievormen, organisatiemodellen en

    organisatiestructuren te spreken als waren het synoniemen. In de zich ontwikkelende

    economie is het van toenemend belang te onderkennen dat er, zekere in de organisatie van

    grotere ondernemingen, steeds sprake is van meerdere typen structuren. Om redenen die

    Structuur De term ‘structuur’ heeft meerdere betekenissen, wat vaak tot misverstanden leidt wanneer over de structuur van de organisatie wordt gesproken:

    • Bestendige relaties tussen individuen (sociale structuren)

    • Afhankelijkheids, respectievelijk oorzaak-en-gevolg relaties

    • Fundament, steun, bouwwerk (de werking van het marktmechanisme berust op de structuur van instituties)

    • Indeling: de markt bestaat uit verschillende inkomensgroepen, de activiteiten van de onderneming zijn ingedeeld naar afdelingen

    • Typering: zuivere markten versus oligopolisitische markten op grond van de structuur naar aantal en verdeling van grootte van ondernemingen

    • Patronen: gedragspatronen van consumenten, patronen van processen, verschijnselen die op elkaar lijken

    • Eigendomsverhouding: de juridische structuur van een concern

    In meer theoretische zin: structuur kan zowel een relatie aanduiden als een (sub)verzameling.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 4

    © 2003 J. Strikwerda

    verderop worden uiteengezet is steeds één van die structuren dominant in het besturen van een

    organisatie (deze wordt dan als regel de organisatievorm of organisatiemodel genoemd), de

    overige zijn òf ondersteunend aan òf kunnen strijdig zijn met het dominante model. Het is dan

    ook noodzakelijk het begrip structuur te onderscheiden van de begrippen organisatievorm en

    organisatiemodel. In deze paragraaf zullen we het begrip structuur behandelen, vanaf

    paragraaf 2.9 wordt het begrip organisatievorm behandeld.

    Het begrip structuur kan worden onderscheiden in formele structuren en in

    sociologische structuren. Een formele structuur heeft ook steeds een sociologische, soms ook

    wel genoemd emotionele dimensie, omgekeerd niet noodzakelijkerwijze. Een sociologische

    structuur binnen de context van een formele organisatie die niet samenvalt met de formele

    structuur wordt als regel aangeduid met de informele organisatie (voor een beschrijving

    daarvan en de functie daarvan zie deel 1).

    2.2.1 De formele structuur Bij organisatiestructuur wordt als regel als eerste gedacht aan de onderverdeling van de

    organisatie in taken: afdelingen, business units, divisies, product-marktcombinaties, de

    hiërarchie van posities, e.d. Organisatiestructuur wordt dan in eerste aanleg gezien als een

    taakverdeling om de totale taak van de onderneming zo efficiënt en zo effectief mogelijk te

    realiseren. Althans, zo lijkt het want diegenen die werken in een bestaande structuur

    percipiëren die structuur primair in termen van eigen positie, aanzien, relatie met anderen,

    macht en veiligheid. Daarmee is een discussie over de structuur van de organisatie steeds

    dubbelzinnig: de economische rationaliteit in die discussie wordt, veelal ongemerkt,

    verdrongen door een rationaliteit die gebaseerd is op individuele belangen en percepties. Het

    gevolg is dat er besluiten ontstaan over organisatiestructuren waarin kolen en geiten gespaard

    proberen te worden, gevoelige aspecten, bijvoorbeeld beslissingsbevoegdheden, in het midden

    worden gelaten en die ook maar niet precies uitgeschreven worden, ‘we zien wel hoe het loopt

    in de praktijk’. Door het ontbreken van duidelijkheid loopt het vervolgens niet, want dat is

    een kernfunctie van structuur: het verschaffen van duidelijkheid, zowel naar taakstelling,

    beslissingsbevoegdheden, als ook verantwoordelijkheid, verantwoording en toezicht en dus

    relatiepatronen tussen mensen. Nu is de aard van de mens niet te veranderen en diegenen die

    met vraagstukken over organisatiestructuur hebben of krijgen te maken moeten er vanuit gaan

    dat de mens wel steeds dubbelzinnig met het fenomeen organisatiestructuur zal blijven

    omgaan. Dat is geen verwijt, deze dubbelzinnigheid is inherent aan de menselijke natuur. De

    mens wil steeds èn duidelijkheid èn zelfbepaling. Duidelijkheid wordt verschaft met de

    formele structuur, zij het steeds enkel intentioneel. Zoals in hoofdstuk 1 is en belangrijke

    functie van de informele organisatie het individu het gevoel van eigenwaarde en

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 5

    © 2003 J. Strikwerda

    zelfbeschikking te geven. De kunst van leidinggeven is nu juist deze dubbelzinnigheid hoe

    mensen tegenover structuur staan te kunnen hanteren.

    Onder de formele structuur van een organisatie word in dit boek verstaan:

    De één-op-één combinatie van taakverdeling, opdrachten, gedelegeerde middelen,

    gedelegeerde bevoegdheden, rapportagelijnen, toezicht en de zeggenschap over de

    vaststelling van de beloning van de individuele medewerker.2

    De hier gegeven definitie van structuur is een organisatorisch-bestuurskundige definitie.

    Nelson definieert vanuit een economische invalshoek op ondernemingen structuur als volgt:

    “Structure involves how a firm is organized and governed, and how decisions are made and

    carried out, and thus largely determines what the firm actually does, given the broad

    strategy.”3 Dat is een defin itie vanuit een economische invalshoek die velen aanspreekt, maar

    is niet precies genoeg. Wil er sprake zijn van een duidelijke en eenduidige formele structuur

    dan dienen alle in de definitie genoemde elementen uitgewerkt te zijn: onderling consistent,

    één-op-één gedefinieerd en paritair.

    Taakverdeling kan langs verschillende dimensies uitgewerkt zijn: geografisch, in

    producten, geografie, functioneel. Een opdracht specificeert wat de manager die

    verantwoordelijk is voor een bepaalde taak, bijvoorbeeld de verkoop van product A in

    Frankrijk, in een bepaald jaar aan omzet, marktaandeel, en/of marge moet realiseren. Een

    taakverdeling wordt als regel vastgelegd in de beschrijving van de organisatie, waaronder

    begrepen de functiebeschrijvingen. Een opdracht wordt als regel vastgelegd in de vorm van

    een goedgekeurd taakstellend budget (de formele structuur is ook steeds de budgetstructuur).

    Gedelegeerde middelen worden als regel ook vastgelegd in de vorm van een goedgekeurd

    budget, business plan of begroting. Die goedkeuring machtigt de budgethouder vervolgens dat

    te doen en te laten wat hij het beste acht om zijn opdracht te realiseren, zij het dat er altijd

    sprake is van voorbehouden bevoegdheden en policies, waarbinnen middelen en

    bevoegdheden mogen worden gebruikt (hie rover meer in het college over internal

    governance). De budgethouder rapporteert aan die lijnmanager die zijn budget heeft

    2 In de literatuur wordt organisatiestructuur als regel als volgt gedefinieerd: “Organizational structure is the formal system of task and reporting relationships that controls, coordinates, and motivates employees so that they cooperate and work together to achieve an organization’s goals” (George & Jones, Understanding and Managing Organizational Behavior 508; Huczynski & Buchanan, Organizational Behaviour ) Of een structuur motiveert is maar de vraag en zoals eerder uiteengezet, structuur is wel een voorwaarde voor coördinatie maar is alleen onvoldoende om de vereiste coördinatie te realiseren. Daarnaast is het zo dat het kan voorkomen dat een organisatie, in het bijzonder van MNC’s meerdere formele structuren kan hebben. In de economische organisatieliteratuur wordt, waar hier over organisatiestructuur wordt gesproken, de term organization architecture gebruikt. Daaronder wordt verstaan de combinatie van (1) the assignment of decision rights within the firm, (2) the methods of rewarding individuals, (3) the structure of systems to evaluate the performance of both individuals and business units (Brickley , et al., Managerial Economics and Organizational Architecture ) 3 Nelson, Why do Firms Differ, and How Does It Matter? p. 259.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 6

    © 2003 J. Strikwerda

    goedgekeurd, dus niet aan staffunctionarissen of anderen die belangstelling hebben in zijn

    presteren. Rapporteren moet niet verward worden met informeren. Diegene die een budget

    heeft goedgekeurd en daarmee een opdracht heeft gegeven en dus ook middelen en

    bevoegdheden, heeft daarmee ook de plicht toezicht te houden op diegenen aan wie die

    opdracht, middelen en bevoegdheden zijn gedelegeerd. Ook hier geldt weer dat toezicht niet

    indirect, bijvoorbeeld via staffunctionarissen, moet worden uitgeoefend. Hieruit vloeit ook

    voort dat diegenen die opdracht, middelen en bevoegdheden heeft goedgekeurd en

    gedelegeerd ook de plicht heeft diegene aan wie deze opdracht, middelen en bevoegdheden

    zijn gedelegeerd te beoordelen op zijn prestaties en goed rentmeesterschap en ook zijn

    beloning vast te stellen.

    Omdat de formele structuur, zeker in grotere organisaties waar steeds sprake is van een

    combinatie van dirigerend en constituerend leidinggeven, uitwerking is van het constituerend

    le idinggeven, wordt deze steeds schriftelijk vastgelegd. Deze formele schriftelijke vastlegging

    van taken, opdrachten, gedelegeerde middelen en bevoegdheden leidt direct tot de idee van de

    formele organisatie . De meest indringende analyse en normatieve beschrijving van de formele

    organisatie is geschreven door Max Weber.4 Daarmee is voor velen de formele organisatie

    een bureaucratie. Weber bedoelde zijn begrip bureaucratie voor de uitvoering van taken van

    de overheid in een democratie. Omdat in het bedrijfsleven ook, althans intentioneel, met

    formele organisaties wordt gewerkt, waarin elementen van Weber’s bureaucratie worden

    toegepast, wordt wel over de bureaucratiegraad van organisaties ook in het bedrijfsleven

    gesproken.5 Bureaucratie wordt vandaag de dag veelal als negatief gezien. Omdat met dat

    badwater ook het kind wordt weggegooid volgt hier eerst een behandeling van wat nu

    eigenlijk bureaucratie is.

    2.2.1.1 De Weberiaanse bureaucratie

    Een van de meest verbreide vindingen van de twintigste eeuw is tevens het minst

    begrepen, de Weberiaanse bureaucratie. De Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) wilde

    uit oogpunt van rechtsbedeling de organisatie van de staat en haar organen los maken van de

    willekeur van de vorst die zich bedient van een patrimoniale bureaucratie, zoals in het

    Romeinse- en Byzantijnse Keizerrijk6. Op grond van zijn historische studies was Weber zich

    zeer bewust van het fenomeen bureaucratie in negatieve zin. Maar Weber voorzag ook,

    terecht naar zou blijken, dat de rationele bureaucratie met als kenmerken precisie,

    continuïteit, discipline, striktheid en betrouwbaarheid de meest bevredigende organisatievorm 4 Blau & Scott, Formal Organizations: A Comparative Approach, p. 27. 5 Staehle, Management: Eine verhaltenswissenschaftliche Perspektive, p. 420. 6 Zie hiervoor en het volgende: M. Albrow. (1971). Bureaucratie: Een begripsanalyse. Universitaire Pers

    Rotterdam.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 7

    © 2003 J. Strikwerda

    zou zijn voor de uitvoering van de taken van de overheid in een democratie, een uitvoering

    die vrij is van willekeur, corruptie en machtsmisbruik. De door Weber geformuleerde

    kenmerken lijken in strijd te zijn met kenmerken van ondernemerschap, ambitie, wilskracht,

    opportunistisch in de zin van flexibiliteit, bending the rules en resultaat gericht. De

    organisatie echter is voor de ondernemer een instrument, het is niet de belichaming van het

    ondernemerschap zelf. De organisatie is het instrument door middel waarvan de ambities en

    de doelstelling van de ondernemer gerealiseerd worden. Zou nu dat instrument andere, eigen,

    doelstellingen nastreven, opdrachten niet precies uitvoeren en voor de ondernemer niet

    betrouwbaar zijn, slordig met toevertrouwde middelen omgaan, dan zou de ondernemer zijn

    ambitie niet kunnen realiseren. Vanuit het perspectief van de ondernemer moeten zijn

    medewerkers wel ondernemend zijn, maar niet ondernemer, ondernemers zijn niet te

    managen. Zodat voor zowel de democratie als voor de ondernemer Webers concept van

    bureaucratie een cruciaal instrument was en is om doelstellingen te realiseren en taken uit te

    voeren. In hoeverre dit gegeven van de periode van de tweede industriële revolutie nog opgaat

    voor de moderne economie na 1975, wordt elders in dit werk onderzocht.

    De na Weber geformuleerde agency theory heeft duidelijk gemaakt dat de

    opdrachtgever van een organisatie, de principaal, altijd een zekere ruimte moet laten voor de

    eigen doelstellingen van de organisatie: vanaf een zeker punt wegen de kosten van een

    preciezer geformuleerde taakstelling en dito toezicht op en correctie van taakuitvoering, niet

    meer op tegen wat daarmee gewonnen wordt. Dat een organisatie als een sociaal systeem

    steeds een eigen doelstelling die een zekere wrijving inhoudt met die van de opdrachtgever

    van de organisatie is een natuurlijk gegeven en moet ook zo behandeld worden. Dat wil

    zeggen dat die eigen doelstelling niet ontkend of gebagatelliseerd moet worden, maar de

    principaal moet het punt bepalen waar die eigen doelstelling zijn doelstelling of het algemeen

    belang in het geval van uitvoering van publieke taken, onacceptabel schaadt en er dus hetzij

    personeel hetzij in de structuur ingegrepen moet worden.

    De in het begin van deze eeuw zich ontwikkelende grote ondernemingen namen,

    althans voor de organisatie van het bestuur, de bestuurlijke ondersteuning en stafafdelingen,

    zij het wellicht impliciet, Weber’s beginselen van een bureaucratische organisatie over.

    Daarbij moet wel bedacht worden dat Weber’s begrip van bureaucratie een ideaaltypische

    benadering is, het is een normstelling, geen beschrijving van wat in de praktijk werkelijk

    voorkomt of gerealiseerd wordt. In zijn intentie en doelstellingen is Weber’s bureaucratie nog

    steeds na te streven. Door verzaking van Weber’s oorspronkelijke doelstellingen en criteria,

    met als gevolg bestuursorganisaties die zich verloren in procedures om zich zelf wille, trage

    besluitvorming, interne gerichtheid in plaats van gerichtheid op de uit te voeren taak, heeft het

    begrip bureaucratie een negatieve betekenis gekregen. De in de Verenigde Staten gebezigde

    uitdrukking red tape organisatie is een zuiverder weergave van de gedegenereerde

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 8

    © 2003 J. Strikwerda

    bureaucratie. Weber’s beginselen zijn nog steeds essentieel voor de organisatie van de

    uitvoering van overheidstaken in een democratische samenleving. Deze beginselen zijn ook

    van belang voor de private onderneming. Banken kunnen zich niet permitteren dat leningen

    niet op basis van geobjectiveerde criteria en geverifieerde feiten worden verstrekt.

    Bestuurlijke verhoudingen en idem processen van de onderneming dienen ten dienste te staan

    van het ondernemerschap en van de voortbrengingsprocessen en mogen geen eigen leven

    leiden of de aandacht van de kernactiviteiten van de onderneming in de weg staan. In die zin

    is het jammer dat het van oorsprong zo zuivere en juiste begrip bureaucratie door tal van

    slordigheden vervuild is geraakt, zonder dat daar een ander concept voor in de plaats is

    gekomen.

    Weber zocht een middenkoers te vinden tussen de Scylla van massale irrationaliteit

    en de Charibdis van bureaucratische tirannie.7 Daarmee tilde Weber het fenomeen organisatie

    uit boven de ontologische benadering, een benadering waarin het wat en wie van de

    organisatie centraal staat. Weber stelt de functie van de organisatie, het nut en het hoe van de

    organisatie zelf centraal. Daarmee heeft Weber, meer langs de ontwikkeling van een theorie,

    waar Amerikaanse ondernemers als Sloan dit inituïtief deden, duidelijk gemaakt dat voor het

    creëren van goede organisaties, ook in termen van menselijke verhoudingen, het nodig is dat

    we zo nu en dan uitstijgen boven de actuele, feitelijke menselijke verhoudingen om langs de

    weg van nieuwe inzichten en normstelling verrijkt te kunnen terugkeren naar de alledaagse

    verhoudingen.

    De vraag kan gesteld wordt of Weber’s begrip bureaucratie nog wel betekenis heeft in onze

    tijd. Deze vraag kan als volgt beantwoord worden. Bij Weber staat centraal de uitoefening van

    het wettig gezag op een objectieve en deskundige wijze, niet beïnvloed door persoonlijk

    belang en vooroordeel van de gezagsdrager. Wettig wil in dit verband zeggen dat gezag en

    gezagsuitoefening berust op de wet. Daarin ligt ook de actualiteit van Weber: in een

    democratische samenleving is de overheid een overheid van wetten, niet van personen of

    instellingen. Dit is wat in de Amerikaanse constitutie wordt genoemd the rule of law. Dit

    beginsel is geformuleerd door de Griekse wijsgeer Aristoteles. Bestuurders, ambtenaren en

    rechters zijn uitvoerders van de wet en gebonden aan die wet. Dit wordt tot uitdrukking

    gebracht door het eerste beginsel van behoorlijke bestuur: elke beslissing van de staat

    (bestuurder, ambtenaar, rechter) dient gebaseerd te zijn op enig wet of geformuleerd beleid.

    Dit beginsel staat ook centraal bij Weber. Weber werkt dit beginsel verder uit in een aantal

    andere criteria voor de organisatie van de uitvoering van taken van de overheid. Alvorens

    Weber de consequenties uitwerkt voor de formele organisatie, formuleert Weber eerst een

    7 Albrow, p. 49.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 9

    © 2003 J. Strikwerda

    aantal grondslagen voor de formele organisatie voor de uitvoering van wetten in een

    democratie.8 Deze zijn:

    1. Dat elke wet volgens een legitieme procedure wordt opgesteld zodat deze wet

    daardoor erkend wordt door van alle leden van de gemeenschap (gemeente,

    kerkgemeenschap, natie) die deze wet heeft opgesteld en aangenomen.

    2. Dat elk wetsysteem in essentie bestaat uit een consistent geheel van abstracte regels

    die op specifieke gevallen worden toegepast in het belang van de gemeenschap

    binnen de grenzen die de wet daartoe stelt.

    3. Dat diegene die de taak heeft en de bevoegdheid de wet toe te passen dit doet in de

    vorm van het bekleden van een ambt: de ambtenaar. Alle daden die de ambtenaar

    ambtshalve verricht zijn onderworpen aan de wet die hij heeft uit te voeren9 en

    gericht op het belang van de gemeenschap (Dit heeft betrekking op ministers,

    rechters, ambtenaren e.d.).

    4. Dat de persoon die een beslissing of beschikking van een gezagsdrager gehoorzaamt

    dit enkel doet als lid van de gemeenschap die de gezagsdrager representeert en

    daarmee enkel de wet gehoorzaamt.

    5. Respect voor en het opvolgen van de besluiten van een ambtsdrager door de leden

    van een gemeenschap heeft enkel betrekking op de door de ambtsdrager

    vertegenwoordigde wet van de gemeenschap, niet op zijn persoon of persoonlijke

    voorkeuren.

    Hiermee formuleert Weber niets anders dan enkele logische consequenties van het principe

    van the rule of law, de scheiding van wettig gezag, traditioneel gezag, charismatisch gezag en

    persoonlijke machtsuitoefening. Deze scheiding is intentioneel, in de praktijk is er steeds een

    samengaan van die drie vormen van gezag; in een samenleving is er steeds ook behoefte aan

    traditioneel en charismatisch leiderschap. Gegeven deze grondslagen voor de legitieme

    uitvoering van wetten, formuleert Weber een aantal principes voor de organisatie van de

    uitvoering van overheidstaken. Deze zijn:10

    1. Taakuitvoering (openbaar bestuur, publieke diensten) wordt georganiseerd in

    organisaties (ministeries, dienst, orgaan, als regel een publiekrechtelijke

    8 Weber, Theory of Social and Economic Organization 9 Het moge duidelijk zijn dat in een rechtsstaat de ambtenaar, zoals iedere andere burger, zich steeds aan alle wetten heeft te houden, hier is bedoeld dat taakuitoefening krachtens een wet, gebonden is aan die specifieke wet. 10 Weber, The Theory of Social and Economic Organization

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 10

    © 2003 J. Strikwerda

    rechtspersoon) bestaande uit officiële functies (posities), waarvan de continuïteit

    onafhankelijk is van de personen die op enig moment deze posities bekleden;11

    2. Voor elke organisatie onder 1 wordt een competentiegebied gespecificeerd. Dit

    bestaat uit (a) een taakgebied (bijv. openbare veiligheid), (b) de toekenning van

    bevoegdheden nodig om deze taak uit te voeren (bijv. opsporings- en

    aanhoudingsbevoegdheid), (c) de (dwang en financiële 12) middelen die nodig zijn om

    taken en bevoegdheden uit te oefenen en regels voor de toepassing daarvan. Een zo

    gespecificeerde organisatie noemt Weber een publiekrechtelijk orgaan (Behörde).

    3. De organisatie van functies in een publiekrechtelijk orgaan is georganiseerd volgens

    het beginsel van hiërarchie, waarbij elke (uitoefening van een) functie onder toezicht

    en controle staat van een hoger geplaatste functionaris. Het beginsel van hiërarchie

    vloeit bij Weber voort uit het beginsel van de democratie dat impliceert dat elk

    publiekrechtelijk orgaan onder leiding staat van een bestuurder die daarover politieke

    verantwoording heeft af te leggen. Geen ambtenaar kan of mag wettelijke taken

    uitoefenen, idem bevoegdheden en publieke middelen aanwenden zonder dat daarop

    door de democratie toezicht wordt uitgeoefend en zonder dat daarover aan de

    democratie verantwoording wordt afgelegd.

    4. Taakvervulling, besluitvorming, toepassing van bevoegdheden en aanwending van

    middelen gebeurt steeds op basis van een wet of geformuleerd beleid. Dit is het eerste

    beginsel van behoorlijk bestuur in een democratische rechtsstaat.

    5. De eigendom van niet-persoonlijke middelen van een publiekrechtelijk orgaan zijn

    absoluut gescheiden van het persoonlijk eigendom van de personen die daarin

    functies vervullen.

    6. De bekleder van een functie in een publiekrechtelijke orgaan kan daarop geen

    eigendomsrechten of erfrechten doen gelden. (In het verleden was het ambt van

    rechter in een aantal jurisdicties erfelijk).

    7. Bestuurlijke daden, beslissingen en regels worden steeds schriftelijk vastgelegd en

    gearchiveerd. Deze vereiste van vastlegging vloeit voort uit rechtszekerheid voor de

    burger, hij moet er zeker van zijn dat een bouwvergunning ook is verleend, en uit de

    vereiste van toezicht op een juiste taakvervulling, idem toepassing van de wet en een

    rechtmatige aanwending van middelen.

    8. Ambtenaren worden geselecteerd op basis van professionele competentie, vast te

    stellen via officiële examens en/of diploma’s. Ambtenaren worden benoemd, niet

    verkozen.

    11 Dit principe vinden we ook terug in de regel ‘dat niet om de persoon heen georganiseerd mag worden’. 12 Financiële middelen noemt Weber niet, maar dit ligt voor de hand.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 11

    © 2003 J. Strikwerda

    9. De beloning van ambtenaren bestaat uit een vast salaris, afhankelijk van de positie in

    de hiërarchie, de verantwoordelijkheid die de ambtenaar draagt en de positie op de

    arbeidsmarkt.13 Met andere woorden, de ambtenaar mag geen persoonlijk belang

    hebben bij taakuitoefening en aanwending van middelen.

    In de literatuur is er veel kritiek op Weber’s concept van bureaucratie. In het bijzonder wordt

    Weber verweten dat in de praktijk diegenen die werkzaam zijn in een bureaucratisch

    georganiseerde organisatie (zowel bij de overheid, in de non-profit en in het bedrijfsleven) de

    neiging hebben de doelstelling waarop de regels gericht zijn uit het oog te verliezen en deze

    regels overinternaliseren en enkel het naleven van die regels nastreven. Weber was zich wel

    bewust van dit risico, maar zijn doelstelling was om een norm te formuleren gericht op een

    zuivere uitvoering van wetten in een democratische rechtsstaat om daarmee willekeur,

    corruptie en andere verschijnselen een democratische samenleving onwaardig, uit te bannen.

    Een tweede punt van kritiek heeft betrekking op Weber’s veronderstelling dat het

    steeds zou kunnen lukken om deskundige en bekwame ambtenaren te selecteren en te

    benoemen. In de praktijk, zeker wanneer de overheid op de arbeidsmarkt moet concurreren

    met beter betalende ondernemingen, levert dit spanningen op. Nog los van het latere

    verschijnselen dat politieke overwegingen, positieve discriminatie bijvoorbeeld, een rol is

    gaan spelen in het benoemingsbeleid.

    Een derde punt van kritiek is Weber’s veronderstelde Zweckrationalität, dat het

    mogelijk is een sluitend en effectief systeem van deeldoelen en middelenallocatie te

    formuleren (de doel-middelen hiërarchie) om de taakstelling die een orgaan is opgelegd te

    formuleren. Dit laatste is in de praktijk overvleugeld door het spel om budgetten, waarbij de

    continuïteit en omvang van afdelingen soms van meer belang zijn in de allocatie van

    middelen dan een rationele afweging.14 Het budget game speelt niet alleen in de interne

    organisatie van publiekrechtelijke organen, zoals in het algemeen geldt ook hier dat eenmaal

    gecreëerd, organisaties de neiging hebben een eigen leven te gaan leiden (goal shift).

    Publiekrechtelijke organen zijn taakorganisaties, dat wil zeggen dat van buitenaf, door de

    wetgever, een taak wordt opgelegd. Ondernemingen daarentegen stellen zichzelf een doel. In

    de loop van de tijd, mede onder invloed van de opkomt van het strategisch denken, zijn

    publiekrechtelijke organen zelf doelen en taken gaan formuleren en zijn daar in het politieke

    proces middelen voor gaan verwerven.

    Een vierde punt van kritiek op Weber’s concept is dat de vertaling van een taak in

    deeltaken, inclusief bevoegdheden en middelen, ook beïnvloed wordt door tal van

    maatschappelijke en technologische ontwikkelingen die zowel nieuwe problemen oproepen

    13 Weber relateert het salaris mede aan de sociale status van een ambtsbekleder. 14 Hofstede, The Game of Budget Control: How to live with budgetary standards and yet be motivated by them

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 12

    © 2003 J. Strikwerda

    als nieuwe mogelijkheden, voor bijvoorbeeld reductie van de uitstoot van schadelijke stoffen.

    Ook is de verdeling van taken in een hiërarchie van deeltaken als regel gebaseerd op

    opleiding en specialisatie van beschikbare ambtenaren en/of bestaande opleidingen, iets dat

    ook steeds aan verandering onderhevig is. Het gevolg is dat bureaucratische organisaties

    steeds achterlopen op wat er in de samenleving speelt en wat er in sociaal en technologisch

    opzicht mogelijk is. Dit achterlopen kan nog versterkt worden door het eerder vermelde

    verschijnsel van overinternalisatie van bestaande regels, waardoor een mechanische

    organisatie ontstaat als tegenhanger van de organische organisatie 15, zodat ook het

    aanpassingsvermogen van een publiekrechtelijk orgaan negatief beïnvloed wordt.

    Een vijfde punt van kritiek op Weber’s model is het punt van motivatie van de

    ambtenaren. Een centraal punt in de organizational behavior en in de neo-klassieke

    economische theorie is hoe leden van een organisaties hun gedrag, beslissingen en daden, zo

    te beïnvloeden dat het doel van de organisatie zo effectief en efficiënt mogelijk gerealiseerd

    wordt. Impliciet veronderstelt Weber in zijn benadering dat de individuele ambtenaar vanuit

    zichzelf gemotiveerd is de wet toe te passen in het belang van de gemeenschap. Met andere

    woorden, Weber veronderstelt dat de ambtenaar niet de regels zelf internaliseert, maar het

    uiteindelijke doel van de wet en dat hij zich niet laat afleiden door materiële overwegingen

    doordat via een vast salaris en pensioen daarin voorzien is. Maar de ambtenaar leeft niet in

    een sociaal isolement, niet als ambtenaar en niet als persoon. 16 Zeker in een samenleving

    waarin tal van belangengroeperingen pressie uitoefenen op specifieke wetgeving en beleid

    met een claim op de daaraan verbonden financiële middelen, ontstaat er een sociaal

    mechanisme waarin al te gemakkelijk en begrijpelijk de identificatie van de ambtenaar en zijn

    legitimiteit verschuift van de wetgever naar specifieke belangengroepen.

    In weerwil van de kritiek op Weber’s begrip van bureaucratie is het toch voor het begrip van

    de idee van formele organisatie van belang Weber’s bureaucratie goed te begrijpen. Weber

    formuleerde een taak-organisatie: een instrument ter uitvoering van een door de gemeenschap

    geformuleerde specifiek taak in het belang van die gemeenschap. De idee dat de uitvoering

    van overheidstaken gericht moet zijn op het belang van de samenleving als geheel en niet op

    het belang van een aantal daarin werkzame ambtenaren, heeft niet aan betekenis ingeboet in

    de samenleving (maar, zie de theorie over de agency costs, de samenleving heeft te accepteren

    dat die samenleving als opdrachtgever de belangen van ambtenaren heeft te respecteren om

    een taak uitgevoerd te krijgen). Dit geldt niet alleen voor de overheid, ook valt te denken aan

    tal van non-profit organisaties: pensioenstichtingen, verenigingen voor bijzonder onderwijs,

    etc. Ook in het bedrijfsleven speelt dat de interne organisatie van de onderneming een

    15 Burns & Stalker, The Management of Innovation 16 Albrow, Bureaucratie 58.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 13

    © 2003 J. Strikwerda

    taakorganisatie is in relatie tot de onderneming. In het bijzonder geldt dit stafafdelingen en

    ondersteunende afdelingen. In essentie volgt de interne organisatie van grotere organisaties

    ook steeds, zij het veelal impliciet, de princ ipes van Weber. Zodat er ook in het bedrijfsleven

    sprake is van bureaucratisering, zowel in pos itieve als in negatieve zin.17

    2.2.1.2 Het bestuurlijk kader

    Echter, er is een belangrijk onderscheid te maken in het bedrijfsleven. Grofweg kent

    de interne organisatie van de onderneming uitvoerende eenheden (divisies, business units,

    afdelingen) en stafdiensten. Uitvoerende eenheden worden tenminste onderscheiden in die

    met een ondernemerstaak, bijvoorbeeld BU-manager of divisiemanager, en die met een

    sourcing- of ondersteunende taak aan BU’s respectievelijk divisies.

    Het zal duidelijk zijn dat Webers begrip van formele organisatie en dito structuur wel

    op de stafafdelingen van toepassing is, maar niet op eenheden met een gedelegeerde

    ondernemingstaak. Voor de laatste, diegenen met een ondernemingstaak, zijn andere

    bestuursinstrumenten nodig. Voor een uitgebreidere behandeling daarover zij verwezen naar

    het college over internal governance, hier wordt er mee volstaan samen te vatten dat de

    tegenhanger van de Weberiaanse bureaucratie het framework18-denken is zoals toegepast in de

    grondwet van de Verenigde Staten19 en door Sloan vertaald in hoe een multi-divisionele

    organisatie te besturen.20 Waar Weber stelt dat elk handelen door de wet gelegitimeerd moet

    zijn, hanteert het idee van framework het omgekeerde uitgangspunt: elk handelen is

    toegestaan, tenzij het door enige regel of norm niet is toegestaan. Omdat onderdeel van het

    formuleren van een framework ook is taken en rapportagelijnen, is de framework-benadering

    een alternatief voor de bureaucratische benadering. Waar Weber gericht is op zuivere

    rechtsbedeling en het voorkomen van willekeur, is de framework-benadering zoals uitgewerkt

    door Sloan gericht op ondernemerschap, creativiteit en flexib iliteit, maar wel met een zuivere

    handhaving van eigendomsrechten. Dit laatste impliceert dat Sloan’s benadering voor

    ondernemingsbestuur en de beginselen van die van Weber niet zuiver aan elkaar tegengesteld

    zijn. De framework-benadering heeft ter wille van handhaving van de eigendomsrechten de

    beginselen van Weber nodig, maar dan meer gericht op internal control. Zodat we in de

    praktijk van het bedrijfsleven binnen de kaders, zoals getrokken op basis van de framework-

    benadering, de beginselen van Weber toegepast zien, maar dan wel ondergeschikt aan

    maximalisatie van resultaten, creativiteit en flexibiliteit. Het laat zich inzien dat het voor

    betrokkenen bij het uitwerken van de structuur van de interne organisatie een hoge mate van 17 Staehle, Management: Eine verhaltenswissenschaftliche Perspektive, p. 418. 18 Framework kan vertaald kunnen worden met ‘kader’, maar het betekent ook o.m. structuur, (bestuurs)systeem. 19 De auteurs van de Amerikaanse grondwet worden aangeduid met de ‘Framers’. 20 Sloan, My Years with General Motors .

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 14

    © 2003 J. Strikwerda

    bewustzijn vergt en kennis van onderliggende principes te weten tot welke categorie

    geformuleerde regels en instructies behoren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de

    praktijk van organiseren en van leidinggeven hierdoor soms misverstanden ontstaan.

    Met de benadering van Weber en die van de framework-benadering is de formele structuur

    van de interne organisatie van de onderneming respectievelijk instelling geformuleerd.

    2.2.2 Structuur in sociologische zin

    De tegenhanger van het begrip formele structuur is de idee van sociale structuur. Een sociale

    structuur bestaat uit twee componenten. De eerste is het patroon van interacties tussen

    individuen: frequentie, duur van de contacten, de wijze waarop die contacten tot stand komen,

    de invloed die mensen in die contacten op elkaar uitoefenen, de mate van samenwerking, etc.

    De tweede dimensie van de sociale structuur is die van gevoelens van individuen voor elkaar,

    wederzijdse aantrekking, respect, vijandigheid, status van individuen in de groep, etc.21 Er

    bestaat steeds een wisselwerking tussen sociale structuren en formele structuren in de

    organisatie. Omdat een formele structuur ook steeds specifieke communicatiepatronen tussen

    individuen oproept impliceert een formele structuur ook steeds een sociale structuur. Wanneer

    in een specifieke situatie een nieuwe formele structuur wordt ingevoerd waarvan de

    geïmpliceerde sociale structuur haaks staat op bestaande—dominante—structuren, dan laat

    het zich indenken dat er sprake is van weerstand tegen die nieuwe formele structuur en/of dat

    die formele structuur niet effectief zal zijn. Immers coördinatie van activiteiten van

    individuen maar ook het functioneren van de economie als geheel, is afhankelijk van de

    sociale context. Door dit verschijnsel wordt door velen de sociale structuur gelijk gesteld aan

    de informele organisatie (zie deel 1). Beter is het zo te zien dat de formele organisatie ook

    steeds een sociologische organisatie impliceert en dat de informele organisatie een—andere—

    sociologische structuur is, deels opgeroepen in reactie op de formele structuur. Voorts speelt

    dat bij elke taakrealisatie waarin er sprake is van samenwerking en dus contacten tussen

    individuen er ook steeds emotionele aspecten spelen tussen diegenen die tezamen die taak

    moeten realiseren. Die emotionele aspecten worden ook wel aangeduid met de

    procesdimensie van de organisatie.22 Deze procesdimensie wordt vaak verward met de cultuur

    van de organisatie.23 De cultuur van de organisatie bestaat uit drie elementen: onbewuste en

    onderbewuste basisaannames over wat werkt en wat niet, halfbewuste waarden en normen en

    zichtbare constructies (structuur, interieurontwerp, e.d.). Cultuur zal zeker in sociologische

    structuren onderhouden worden. Omgekeerd draagt cultuur bij tot het vormen van

    21 Blau & Scott, Formal Organizations 42. 22 Schein, Process Consultation Volume II: Lessons for Managers and Consultants 40.. 23 Blau & Scott, Formal Organizations 4..

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 15

    © 2003 J. Strikwerda

    sociologische structuren, in het bijzonder die van de informele organisatie. Maar omdat

    organisatiecultuur juist ook betrekking heeft op economische dimensie van de formele

    organisatie—wat werkt en wat niet werkt in de markt—en meer omvat dan enkel emotionele

    aspecten, kan organisatiecultuur toch niet he lemaal gelijk gesteld worden aan het concept van

    de informele – of sociologische structuur.

    Waar de formele structuur naar zijn aard een intentie is voortvloeiend uit

    doelstellingen van een individu of groepen mensen, is de sociale organisatie een gevolg van

    de mens zelf. Zie wat hierover geschreven is in § 1.5. Toch kan de leiding van een

    onderneming respectievelijk instelling wel invloed uitoefenen op sociale structuren anders

    dan een afgeleide van formele structuren. Bijvoorbeeld door werkgroepen of projectgroepen

    voor een specifiek vraagstuk samen te stellen uit personen uit verschillende divisies en

    functies, door het rouleren van personen dwars door divisie - en functionele structuren en door

    de samenstelling van groepen managers die aan hetzelfde management development

    programma, intern of extern, deelnemen.

    In vergelijking met wat in de paragraaf over formele structuren is geschreven lijkt

    deze paragraaf over sociale structuren kort, zeker in het licht van het gegeven dat personen

    vaak meer met de sociale structuren bezig zijn, bewust of onbewust, dan met de formele

    structuren. Die kortheid heeft zijn reden daarin dat over de aard en werking van de sociale

    structuren zoveel meer gezegd kan en dient te worden dan over de formele structuren; dit laat

    zich niet tot enkele princ ipes reduceren. Bij de onderdelen internal governance,

    organisatieverandering en organisatiecultuur wordt een aantal aspecten van sociale structuren

    en al wat daarmee samenhangt nader behandeld, diegene die zich nader wil verdiepen in het

    fenomeen van sociale structuren wordt verwezen naar de uitvoerige literatuur over

    organizational behavior.

    2.2.3 Hoe komen structuren tot stand?

    Verschillende structuren komen op verschillende wijzen tot stand. In hoofdstuk 1 werd al

    genoemd dat in de moderne, functioneel-rationele opvatting van organiseren verondersteld

    wordt dat de organisatie bewust en intentioneel zou worden ontworpen, volgens een

    blauwdruk, maar dat vervolgens als gevolg van de bounded rationality van de mens de

    uitkomst daarvan steeds afwijkt van die intentie. In essentie komen structuren langs twee

    verschillende processen tot stand. De eerste is het spontane proces van menselijk handelen,

    menselijk afhankelijkheid, resulterend in sociale structuren. Deze sociale structuren zijn ook

    drager van elementen als vertrouwen, routines en kennis en vormen daarmee tevens de

    grondslag voor economische structuren. Het tweede proces waarlangs structuren tot stand

    komen is dat van bewuste menselijke keuzes en beslissingen. Het kiezen van een juridische

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 16

    © 2003 J. Strikwerda

    structuur is als keuze mogelijk niet volledig bewust, het is wel een bewuste keuze in de zin

    dat een juridische structuur notarieel wordt vastgelegd en door de betrokkenen wordt

    ondertekend. Ook het kiezen van de formele organisatie in de zin van taakverdeling, delegatie

    van middelen en beslissingsbevoegdheden is een formele beslissing die als regel schriftelijk

    wordt vastgelegd en ondertekend. Het proces waarlangs die beslissing tot stand komt en de

    afwegingen die daarin gemaakt worden is voor betrokken niet altijd helder, daarin worden

    pijnlijke keuzes soms omzeild, zodat ook in die zin een formele organisatie voor betrokkenen

    naar intentie en consequenties niet altijd even bewust en rationeel is. Vaak ook wordt de a

    priori discussie daarover uit de weg gegaan: “we zien wel hoe het gaat lopen”. Dat laatste

    hoeft geen slechte beslissing te zijn, mits aan de voorwaarde is voldaan dat er tussen

    betrokkenen sprake is van een expliciet of impliciet forbearance contract.24 Dat wil zeggen

    dat betrokkenen op langere termijn van elkaar afhankelijk blijven, zich dat realiseren, elkaar

    niet zullen laten vallen en elkaar zullen helpen problemen op te lossen in wederzijds- en

    gemeenschappelijk belang. Aan die voorwaarde werd in traditionele, in sociaal opzicht

    gesloten, bedrijven veelal wel voldaan, maar in de moderne economie en samenleving met

    lossere verbanden, een zgn. afrekencultuur en sterkere externe invloeden is er als regel niet

    vanzelfsprekend zo gemakkelijk meer sprake van een—impliciet—forbearance contract.

    Het is dus heel begrijpelijk dat voor velen de ontwikkeling van de structuur van de

    organisatie een min of meer spontaan, organisch proces is, wat ook te sturen, te ontwerpen of

    te plannen zou zijn. Als de leiding van de onderneming dat zo presenteert aan de organisatie

    komt dat vaak als sympathiek over, immers harde beslissingen die de posities en belangen van

    individuen zouden raken zijn niet aan de orde en betrokkenen lager in de hiërarchie kunnen

    zelf de ontwikkeling van de structuur beïnvloeden. In de praktijk blijkt de voorstelling van de

    spontane, organische ontwikkeling van de structuur een valse voorstelling. Immers er moeten

    keuzes worden gemaakt over allocatie van kosten, middelen, opbrengsten, keuzes moeten

    worden gemaakt welke van de structuren de primaire structuur is. Het kan zijn dat die keuzes,

    zoals Mary Parker Follett dat wilde, logisch uit de situatie voortvloeien25, ze hoeven alleen

    nog formeel bekrachtigd te worden. Maar juist daar waar de situatie geen duidelijkheid

    dicteert ( bijvoorbeeld in zich ontwikkelende markten, nieuwe technologieën) is het essentieel

    dat de le iding die keuzes onderkent en maakt. In het bijzonder geldt dat de keuze, zie

    verderop, wat in het management control model van de organisatie nu de primaire eenheid is

    voor target setting, middelen allocatie en control.

    De mate waarin structuren als niet te definiëren of als organisch worden beschouwd

    versus te ontwerpen en te besluiten, hangt af van de positie van de besluitvormer ten opzichte

    van de structuur in kwestie en welk belang de besluitvormer heeft bij die structuur. In het

    24 Williamson, Comparative economic organization of discrete structural alternatives . 224. 25 Graham, Mary Parker Follett-prophet of management: a celebration of writings from the 1920s.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 17

    © 2003 J. Strikwerda

    algemeen geldt dat een besluitvormer die voortkomt uit de structuur waarover hij moet

    besluiten die structuur eerder als moeilijk te veranderen zal beschouwen dan in het geval van

    de besluitvormer waarbij dit niet het geval is. Immers voor die eerste bestuurder geldt dat die

    structuur zijn kennis heeft gedefinieerd, in die structuur weet hij zijn peer group, mogelijk

    ook deels zijn identiteit en de materiële veiligheid. Tenzij die eerste besluitvormer een hoge

    graad van morele ontwikkeling heeft en onderscheid kan maken tussen het belang van de

    onderneming en de structuren waar op zeker moment mee wordt gewerkt.26 Een besluitvormer

    die zich niet of minder onderdeel voelt van een structuur in kwestie, bijvoorbeeld een CEO-

    trouble shooter, een interim manager, zal eerder rationeel met het vraagstuk van structuur

    durven omgaan, knopen doorhakken en niet hechten aan een organische benadering. Deze

    laatste benadering heeft wel het risico van afbreuk, dat met het doorhakken van knopen ook

    de motivatie en loyaliteit wordt geraakt. Welke benadering in concrete gevallen wordt

    gekozen is dan een afweging van beschikbaarheid van type bestuurders en belangen die in het

    geding zijn.

    2.3 Wat is het belang en de functie van structuur? 2.3.1 Het belang van structuur

    De vraag die gesteld kan worden is wat nu precies het belang is van een juist gekozen en goed

    uitgewerkte organisatiestructuur. Immers in de praktijk kunnen vele geluiden worden gehoord

    dat structuur achterhaald zou zijn, dat het management zich zou moeten concentreren op

    mensen, op processen, niet op structuren etc. Peter F. Drucker schreef ooit dat een verkeerde

    (basis)structuur goede prestaties onmogelijk maakt, maar ook: een meest ju ist gekozen en

    uitgewerkte structuur garandeert geen topprestaties.27 Structuur is voor succes wel een

    essentiële, maar geen noodzakelijke voorwaarde. De selectie van de juiste mensen, met een

    mentaliteit van aanpakken en niet zeuren, is belangrijker dan een grootse visie of briljante

    strategie. Deze ‘juiste mensen’ stellen het belang van de onderneming steeds hoger dan hun

    eigen belang. 28 Dit laatste impliceert dat in vraagstukken van structuur zulke personen

    onderscheid weten te maken tussen individuele belangen bij een te kiezen structuur en wat in

    het belang is voor de onderneming en langs die weg in het belang van het individu.

    Er zijn wel auteurs die stellen dat met een juist gekozen structuur de onderneming een

    duurzaam concurrentieel voordeel zou kunnen realiseren. In het bijzonder wordt dan gewezen

    op het voordeel van decentrale organisatievormen boven centrale organisatievormen. Een

    illustratie van die stelling wordt gevormd door het verschil in succes tussen de Hudson Bay 26 Morele ontwikkeling zoals gedefinieerd door Kohlberg, (Kohlberg, Stage And Sequence: The Cognitive-Developmental Approach to Socialization. ) zie ook het college organisatieverandering. 27 Drucker, The Practice of Management 28 Collins, Good to Great: Why Some Companies Make the Leap ... and Others Don't

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 18

    © 2003 J. Strikwerda

    Company (centraal georganiseerd en geleid) en de North West Company (decentraal).29 De

    HBC was niet alleen centraal georganiseerd, maar vooral ook geleid met tight fist. De NWC

    daarentegen bestond uit twee groepen partners, één voor de verwerving van goederen, één

    voor de afzet, die de winst verdeelden. In dit geval was niet zozeer de organisatievorm (de

    decentrale organisatie van NWC doorslaggevend, maar veel meer de eigendomsvorm. In de

    praktijk blijkt dat de eigendomsvorm voor het succes van een onderneming van veel meer

    belang is , zij het dat de structuur daarop wel aangepast moet worden. Het vraagstuk van de

    eigendomsvorm en de consequentie daarvan voor de (juridische)structuur van de organisatie

    van ondernemer zal toenemen in de informational economy, waarin de exploitatie van kennis

    steeds centraler komt te staan.

    Met betrekking tot de vraag of structuur een concurrentieel voordeel kan opleveren

    moet worden opgemerkt dat in de praktijk ondernemingen in dezelfde branche ertoe neigen

    met dezelfde structuur te werken omdat ze daarmee ook de meest efficiënte routines van

    elkaar overnemen. Het gevolg is dat structuur dan een voorwaarde wordt om op de markt te

    kunnen opereren maar geen onderscheidend kenmerk om een bovengemiddelde winstpositie

    te realiseren.

    De effecten van een niet goed gekozen en/of uitgewerkte structuur.

    Child heeft een opsomming gegeven wat de effecten zijn van een verkeerd en/of niet

    goed uitgewerkte structuur, zoals hiervoor gedefinieerd.30 31

    In de eerste plaats heeft een verkeerd gekozen organisatiestructuur een negatief effect

    op de groei en winstgevendheid van de onderneming. 32 Het is niet ongewoon dat

    ondernemingen vasthouden aan hun traditionele organisatievorm soms lang nadat hun

    strategie, technologie en concurrentiële omgeving is veranderd.33 Zo heeft de Europese

    integratie veel ondernemingen gedwongen hun landenstructuur (in operationele zin) in te

    ruilen voor een Europees productbeleid waarbij de landen in een uitvoerende rol verschoven.

    In de tweede plaats heeft een niet goed uitwerkte structuur een negatief effect op de

    motivatie en het moreel van de medewerkers. Het kan zijn dat taken te nauw zijn

    gedefin ieerd, of niet duidelijk afgebakend waardoor onderlinge rollen niet helder zijn, de

    aansturing is niet eenduidig geregeld of is niet paritair aan rapportagelijnen, het is niet

    29 Milgrom & Roberts, Economics, Organization and Management p. 6-9. 30 Child, Organization: A Guide to Problems and Practice 31 Zie ook Weihrich & Koontz, Management: A Global Perspective 318-323.: Some mistakes in organization: Failure to Plan Properly (ook de organisatiestructuur is onderwerp van planning); Failure to clarify relationships; Failure to delegate Authority; Failure to Balance Delegation; Confusion of lines of authority with lines of information; Granting authority without exacting responsibility; holding people responsible who do not have authority; careless application of the staff device; misuse of functional authority, multiple subordination, misunderstanding of the function of service departments en overorganization and underorganization. 32 Miles & Snow, Fit, Failure, and the Hall of Fame: How Companies Succeed or Fail 33 Weihrich & Koontz, Management: A Global Perspective 318.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 19

    © 2003 J. Strikwerda

    duidelijk wie waarover mag beslissen etc. Urwick suggereert dat een slecht ontworpen

    organisatiestructuur wreed is voor betrokkenen, ze worden aangesproken op prestaties

    waarvan nooit duidelijk is gemaakt dat ze die zouden moeten leveren of waarvoor de

    middelen en bevoegdheden ontbreken.34 Het gevolg daarvan is ook dat er een disfunctionele

    cultuur, argwaan, achterdocht, ontstaat in de organisatie.

    In de derde plaats kan de besluitvorming naar kwaliteit en snelheid negatief beïnvloed

    worden door een verkeerde structuur. Daarvan zal sprake zijn als er geen co-locatie van

    beslissingsbevoegdheid en de daarvoor vereiste informatie en kennis is, er zijn teveel lagen,

    conflicterende verantwoordelijkheidsgebieden, etc.

    In de vierde plaats kan de coördinatie aan effectiviteit leiden als gevolg van deeltaken

    die tussen wal en schip vallen, meerdere personen die voor hetzelfde resultaatgebied

    verantwoordelijk zijn gesteld, het niet duidelijk besluiten welke van de structuren de pr imaire

    structuur is.

    In de vijfde plaats kan een verkeerde structuur er in resulteren dat niet adequaat of tijdig

    op veranderende omstandigheden wordt geanticipeerd of gereageerd. Child schrijft dit dan toe

    aan het ontbreken van gespecialiseerde afdelingen voor bijvoorbeeld strategie. In de praktijk

    is veel belangrijker dat waar divisies meer op technologie dan op applicatiegebieden zijn

    gebaseerd, verschuivende consumentenpreferenties niet tijdig worden gezien of worden

    beantwoord. Ook kan een te lang vasthouden aan verticaal geïntegreerde business units

    mogelijkheden voor cross selling in de weg staan. Structuur heeft ook de werking van het

    definiëren van relevante kennis (zie volgende paragraaf). Een structuur waarmee langere tijd

    gewerkt wordt, wordt onderdeel van de dominant logic van betrokkenen.35 Dat leidt er toe dat

    niet het dictum wordt gevolgd van structure follows strategy, maar dat strategy follows

    structure. In specifieke gevallen is gebleken dat het laatste, vanwege specifieke competenties

    die pasten bij nieuwe kansen in de markt, goed werkte. Maar in het algemeen geldt dat het te

    lang vasthouden aan één structuur en/of een gegeven structuur dominant over alles te laten

    zijn, ook het denken, ondernemingen afhoudt van het vermogen zich aan te passen op

    veranderingen.

    Een zesde effect—en signaal—van een inadequate structuur wordt gevormd door te

    hoge kosten. Teveel managementlagen, of teveel centralisatie met slechte communicatie of

    teveel decentralisatie met versnippering van resources en daardoor kwaliteitsproblemen in het

    stafwerk. Te hoge coördinatiekosten (te lange time-to-market) zijn het gevolg wanneer

    resources niet gericht op marktsegmenten zijn georganiseerd en orders door teveel afdelingen

    behandeld moeten worden. Een onduidelijke, of niet volledig uitgewerkte structuur of

    verkeerd gekozen structuur impliceert ook dat de administratieve organisatie of niet goed

    34 Mullins, Management and Organisational Behaviour 35 Prahalad & Bettis, Dominant Logic.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 20

    © 2003 J. Strikwerda

    uitgewerkt kan worden of als systeem naast de formele structuur wordt gehanteerd. Het

    gevolg daarvan is dat kosten en opbrengsten niet juist worden vastgelegd, wat weer negatieve

    repercussies heeft voor het beoordelen en belonen van individuen.

    Het voorgaande impliceert dat, met behoud van het relativeringsvermogen ten aanzien

    van de idee van structuur, steeds de nodige aandacht moet worden besteed aan de structuur

    van de organisatie. Echter om te voorkomen dat betrokkenen in concrete situaties gevangene

    worden van een gegeven structuur, hetzij door het niet bekend zijn met alternatieven, hetzij

    door gebrek aan bewust zijn van de verschillende aspect structuren, wordt daaraan nu

    aandacht besteed.

    2.3.2 Functies van structuur

    De volgende functies van de structuur kunnen worden onderscheiden in de context van

    organiseren:

    a. Instrument voor het implementeren van de strategie van de onderneming,

    respectievelijk de taakstelling van de instelling

    b. Het sturen van het denken en het gedrag van individuen en groepen

    c. Het sturen van geprogrammeerde besluitvorming36

    d. Het realiseren van economisch optimale voortbrengingsmethoden

    e. Allocatie van deeltaken

    f. Het delegeren van beslissingsbevoegdheden

    g. De coördinatie van activiteiten

    h. Allocatie en administratieve vastlegging van middelen, kosten en opbrengsten

    i. Rapportage, consolidatie, toezicht, het afleggen van verantwoordelijkheid en het

    belonen van individuen

    j. Het verschaffen van identiteit en veiligheid in sociaal-psychologische zin aan de

    leden van de organisatie

    In deze functies zijn de vijf taken van management, vooruitzien, organiseren,

    taakstelling, coördinatie en management control te herkennen met een belangrijke toevoeging,

    de laatst genoemde functie van structuur, het verschaffen van sociaal-psychologische

    veiligheid. De volgorde waarin de functies van structuur zijn vermeld suggereert geen

    hiërarchie in de deelfuncties, de deelfuncties zijn alle van elkaar afhankelijk. Het is de taak

    van de leiding er voor te zorgen dat de functies met elkaar in evenwicht zijn en in hun

    36 Simon, The New Science of Management Decision p. 35.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 21

    © 2003 J. Strikwerda

    uitwerking onderling consistent. Dominantie van de één van de functies over andere doet

    uiteindelijk ook die ene functie minder goed functioneren.

    De verschillende deelfuncties kunnen als volgt worden toegelicht. Datgene wat centraal

    staat in de strategie van de onderneming dient ook centraal te staan in de interne taakstelling

    van de onderneming. Als centraal in de strategie van de onderneming bijvoorbeeld de positie

    bij een aantal key-accounts staat, dan dient de structuur van de organisatie ook (accountable)

    accountmanagement te kennen, aan de manager waarvan een specifieke, meetbare taak wordt

    opgedragen. In de praktijk komt het voor dat de structuur die voor de management control van

    de organisatie wordt gehanteerd niet (meer) correspondeert met wat de strategie van de

    onderneming impliceert. Als gevolg van veranderingen in de schaarste zoals de onderneming

    die exploiteert zal op zeker moment de resource (productiecapaciteit, product, account)

    waarop gestuurd wordt moeten veranderen. Deze relatie tussen structuur en strategie wordt

    verderop nader uitgewerkt bij het vraagstuk hoe organisatiemodellen te ontwerpen.

    In de gedragswetenschappen bestaat er een uitvoerige discussie over de vraag of het

    denken en gedrag van individuen door structuren waarbinnen het individu leeft en werkt

    wordt bepaald of enkel door persoonlijkheid en individuele opvattingen. 37 De communis

    opinio is dat gedrag, tenminste voor de meeste individuen een resultante is van externe

    omstandigheden, waaronder structuur, en persoonlijkheid, waaronder tevens begrepen

    individuele ervaring kennis en inzichten. Daarnaast is het zo dat voor de meeste individuen

    geldt dat ook wat als (praktische) kennis, normen en waarden wordt geaccepteerd en in de

    besluitvorming leidend is, bepaald wordt door (sociale) structuren waarin individuen zich

    bevinden.38 Een eerste implicatie van deze inzichten is dat structuur een belangrijke variabele

    is om initiatieven, individuele kennis en ervaring en idem verantwoordelijkheidsgevoel te

    coördineren met de doelstelling van de onderneming. Een tweede implicatie is dat structuur

    een belangrijke variabele is in de realisatie van organisatieverandering. Op dit laatste aspect

    wordt in het hoofdstuk over organisatieverandering nader ingegaan.

    Bij organisatiestructuur wordt veelal als eerste gedacht aan taakverdeling en

    arbeidsspecialisatie. Op het operationele niveau van de organisatie blijft arbeidsspecia lisatie

    economisch noodzakelijk, het vormt één van de fundamenten van de economische welvaart.

    Echter een organisatie kent meerder niveaus en de groepering van activiteiten naar

    specialisatie (functioneel, technologie) is slechts één van de mogelijkheden om de

    voortbrengingsmiddelen en activiteiten economisch zo optimaal mogelijk te organiseren. In

    het algemeen geldt dat de taakverdeling binnen de organisatie opgesplitst kan zijn naar

    functionele specialisatie (productie, staf), naar product, naar applicatiegebied, naar regio, naar

    afzetkanaal en/of naar afnemerssegment respectievelijk indiv idueel accountmanagement.

    37 Huczynski & Buchanan, Organizational Behaviour 447. 38 Greenberg & Baron, Behavior in Organizations: Understanding and Managing the Human Side of Work

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 22

    © 2003 J. Strikwerda

    Welke vorm of combinatie van vormen te kiezen wordt hierna behandeld bij het ontwerpen

    van de organisatie.

    Een organisatie bestaat bij de gratie van taakverdeling en dus toekenning van deeltaken

    vanuit het totaal plan van de onderneming. Een gekozen organisatievorm suggereert daarmee

    wel een taakverdeling binnen de organisatie, maar daarom nog niet een taakstelling.

    Taakverdeling wil zeggen welke activiteiten iemand of een afdeling heeft uit te voeren,

    taakstelling is welke specifieke doelstellingen gerealiseerd moeten worden. Binnen een wat

    grotere organisatie bestaat er als regel een getrapt systeem van taakstelling, de leiding zet niet

    rechtstreeks via het budget systeem een taakstelling neer voor alle afdelingen, maar in eerste

    aanleg enkel voor de primaire accountable eenheden in het control model. De taakstelling van

    andere afdelingen, in het bijzonder sourcing departments en shared service centers worden

    dan daarvan afgeleid. Daarmee impliceert het bepalen van structuur ook het bepalen van een

    economische hiërarchie in afdelingen.

    Zoals in hoofdstuk 1 is uiteengezet is coördinatie van activiteiten één van de functies

    van de structuur van de organisatie. Waarbij direct aangetekend moet worden dat een juiste

    structuur wel een noodzakelijke maar niet afdoende voorwaarde noch actief middel is om de

    vereiste coördinatie te realiseren.

    Structuur wordt door betrokkenen vaak gepercipieerd in termen van ‘dat is mijn

    werkterrein’, ‘daar ga ik over’, ‘die beslissingen neem ik’. In die zin wordt structuur van de

    organisatie vaak geïdentificeerd met gedelegeerde beslissingsbevoegdheden (en vrijheden).39

    In het hoofdstuk over internal governance zal worden uiteengezet dat het eigenlijke

    instrument voor delegatie van beslissingsbevoegdheden het goedgekeurde business plan of het

    goedgekeurde budget is. Deze instrumenten vooronderstellen een eenduidige structuur in de

    zin van taken, respectievelijk accountable entities. Structuur is dus wel voorwaarde voor het

    delegeren van beslissingsbevoegdheden, maar het definiëren van een structuur in de zin van

    een taakverdeling impliceert daarmee nog niet automatisch een delegatie van

    beslissingsbevoegdheden. Omgekeerd geldt: geen verantwoordelijkheid voor de realisatie van

    een taak zonder middelen en bevoegdheden. Maar een gedefinieerde taak impliceert daarom

    nog geen gedelegeerde bevoegdheden, bevoegdheden dienen steeds expliciet gedelegeerd te

    worden. Bij de definitie hierna van wat nu precies organisatiestructuur is, komt dit laatste

    aspect weer aan de orde.

    Zowel het beheer van de middelen van de onderneming als de vereiste dat van elke

    deelactiviteit de bijdrage aan het totale resultaat vastgesteld kan worden en op rendement of 39 In de oudere organisatiesociologie, in het bijzonder zoals geformuleerd door Talcott Parsons, werd uitgegaan van de structuur-functionalisme opvatting.39 Hierin dient de structuur van de organisatie om functies in die organisatie te definiëren, formele posities zoals door Max Weber omschreven in zijn opvatting van de formele bureaucratie.39 In die opvatting staat dan in de uitwerking van de structuur van een organisatie centraal het werkterrein of ook wel genoemd het verantwoordelijkheidsgebied van de functionaris; vandaar dat dan over structuur wordt gesproken in de combinatie van het delegeren van taken en bevoegdheden.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 23

    © 2003 J. Strikwerda

    efficiency eenduidig beoordeeld kan worden impliceert dat middelen eenduidig en volledig

    gealloceerd worden aan afdelingen en dat kosten en opbrengsten idem eenduidige geboekt

    kunnen worden op afdelingen. Een eenduidige structuur is één van de vereisten voor een

    adequate management control. Wanneer in de populaire managementliteratuur over flexibele

    structuren wordt gesproken of dat structuren helemaal niet meer nodig zijn, dan wordt aan het

    aspect van management accounting te gemakkelijk voorbijgegaan, terwijl bijvoorbeeld

    externe flexibiliteit, dit is het zonder moeilijke ontvlechtingprocessen snel kunnen verkopen

    van onderdelen van de onderneming vereist dat middelen, kosten en inkomsten eenduidig zijn

    toegerekend.

    Geen delegatie van taken, beslissingbevoegdheden en middelen zonder eenduidige

    lijnen van rapportage, consolidatie en het afleggen van verantwoordelijkheid. Wat wel

    voorkomt dat de leiding van een onderneming control uitoefent zowel over de product-as als

    over de landen-as. Dit is kwestieus en creëert verwarring. Slechts één van de assen kan dienen

    als rapportagelijn, de andere as is slechts een informatielijn.

    Voor de meeste mensen geldt dat ze een afgebakende taak of werkgebied nodig hebben

    om zich te kunnen concentreren en dus productief te zijn. De mens heeft steeds de neiging om

    binnen welk geheel dan ook, steeds een eigen subdomein te definiëren met het gevoel dat het

    eigen is en waar hij of zij zich thuis voelt. De reden daarvan ligt in sociaal-psychologische

    eigenschappen van de mens, onder meer in het proces van sociale vergelijking. De mens is er

    niet afkerig van om in een hiërarchie te werken, maar zal in het algemeen geen willekeurig

    gedrag van zijn superieuren accepteren, dat vormt een inbreuk op zijn waardigheid als

    zelfstandig individu. De mens ook in lagere posities in de organisatie verwacht van zijn

    superieuren op een waardige wijze behandeld te worden en gerespecteerd te worden in zijn

    kunnen en verantwoordelijkheids-gevoel. 40 De functie van de structuur van de organisatie als

    uitdrukking van de formele, constitutionele organisatie met zijn schriftelijk geformuleerde

    taken en bevoegdheden is dan ook, naast de hiervoor genoemde functies, het individu te

    beschermen tegen de willekeur van de persoonsbureaucratie.

    2.3.3 Kritiek op de rol van structuur in de organisatie

    Een ander aspect van structuur dat vervolgens nog belicht moet worden is de kritiek die

    in de trade books, dit zijn de populaire management boeken, wel te lezen valt op überhaupt de

    idee van organisatiestructuur. Structuren zouden star zijn, verstarrend werken, samenwerking

    in de weg staan, innovatie onmogelijk maken, mensen het gevoel geven opgesloten te zitten in

    een gevangenis etc. Structuren zouden flexibel moeten zijn, de nadruk zou moeten liggen op

    processen niet op structuren, etc. Waar deze voorstellen signaleren dat ondernemingen soms 40 Vgl. Ook wat Parket Follett hierover geschreven heeft. Graham, Mary Parker Follett.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 24

    © 2003 J. Strikwerda

    te lang vasthouden aan oude structuren om in nieuwe situaties succesvol zijn, is die

    signalering in ieder geval juist. De vraag is of individuen, groepen, managers zonder

    structuren kunnen werken als hiervoor bedoeld. In ieder geval is de observatie juist dat het

    voorkomt dat betrokkenen in een onderneming, bestuurders, managers, werknemers in die zin

    vast zitten aan een gegeven structuur dat ze de problemen daarmee proberen op te lossen met

    aanvullingen op die structuur, maar geen alternatief zien of weten voor de basisstructuur. Een

    voorbeeld hiervan wordt gevormd door de problemen met CRM-software41. In een aantal

    ondernemingen met een business-unit organisatie is onderkend dat er òf cross-selling

    opportunities geëxploiteerd kunnen worden en/of dat de bus iness unit gemeenschappelijk

    afnemers hebben waarbij het omgekeerd kan voorkomen dat een afnemer er de voorkeur

    aangeeft met één accountmanager te werken en niet met alle bus iness units afzonderlijk. Als

    regel gaat deze ontwikkeling samen met een verschuiving in de markt van schaarste, niet

    langer is een technologie, productiecapaciteit of een product schaars, maar afnemers.42

    Economisch gesproken zou dan de primaire eenheid voor planning, middelen allocatie, target

    setting en control het account moeten worden. Immers het enige werkelijke profit center voor

    een onderneming is de afnemer die zijn rekening betaalt (Drucker) en niet het profit center

    zoals gedefinieerd in de literatuur over management control. Wat in de praktijk dan vaak

    voorkomt is dat het bestuur van de onderneming, vast als het zit aan de business unit

    organisatie, geen afstand durft te nemen van de business unit organisatie, maar het vraagstuk

    van cross selling en account management denkt te kunnen oplossen met het introduceren van

    een nieuwe structuur in de vorm van CRM software boven op de structuur van business units.

    Maar omdat de primaire accountability bij de business units blijft, komt er van de sturing op

    accounts niets terecht. Deze denkfout vinden we ook terug in concepten over de horizontale

    organisatie en in proces management.

    De problemen die worden ervaren met structuren kunnen niet worden opgelost door de

    idee van structuur te verwerpen, maar door in mentale en in bestuurlijke zin het gegeven van

    bestuur te overstijgen. De auteurs van het boek The Boundaryless Organization stellen dan

    ook heel nadrukkelijk dat het er niet omgaat structuren te verwerpen of te negeren, daarzonder

    werkt een organisatie niet. In hun woorden gaat het erom structuren permeabel te maken:

    “Given the necessity of boundaries, making a boundaryless organization does not require a free-for-all removal of all boundaries. That would be silly. Instead, we are talking about making boundaries more permeable, allowing greater fluidity of movement throughout the organization. The traditional notion of boundaries as fixed barriers or unyielding separators needs to be replaced by an organic, biological view of boundaries as permeable, flexible, moveable membranes in a living and adapting organism.”

    41 CRM = customer relationship management. 42 Strikwerda, De rust van businessmodellen en de snelheid van business designs.

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 25

    © 2003 J. Strikwerda

    De idee structuren permeabel te maken berust op het beeld van afdelingen die soms

    letterlijk door muren gescheiden worden en waardoor heen geen verkeer is van mensen en

    ideeën. Zoals we verderop zullen zien is het permeabel maken van structuren zeker een issue,

    maar bestuurlijk, vanuit een economisch perspectief is het kunnen overstijgen—in mentale en

    morele zin—van structuren, met structuren als het ware kunnen spelen, de kern van de zaak.

    Het gaat er om te kunnen zien dat op zeker moment een projectstructuur in de realisatie van

    de doelstellingen belangrijker wordt dan de business unit structuur. De projectstructuur

    doorsnijdt dan niet de bus iness unit structuur, dat geeft tal van problemen in termen van

    management accounting en zeggenschap. Het gaat er dan om dat de projectstructuur het eerste

    niveau van planning wordt, ook voor de winst en dat de rol van de business units verschuift

    naar toeleverende resource afdelingen. Het is een proces wat in de literatuur wordt genoemd

    de unbundling van de onderneming, een afbouw van de interne verticale integratie. Zulke

    ontwikkelingen en de daarmee samenhangende beslissingen zijn steeds pijnlijk in termen van

    status en aanzien en worden daarom ook niet gemakkelijk genomen. In plaats daarvan wordt

    dan gesproken over samenwerking met behoud van de oorspronkelijke accountability van de

    managers van de business units. Mensen kunnen niet zonder structuren, sociologische niet,

    psychologisch niet, maar ook niet in het economisch verkeer als het gaat om accountability en

    het vastleggen van afspraken. De dynamiek van de economie vertaalt zich dan ook niet in

    dynamische, flexibele, vaag gedefinieerde structuren, maar in het tegelijk ontkoppelen van

    resources en activiteiten en het telkens opnieuw kiezen van die structuur die dominant dient te

    zijn, een structuur die eenduidige is en houvast geeft aan betrokkenen.

    In een dynamische economie is er steeds sprake van een wisseling van dominante

    structuren, bijvoorbeeld in Europa de vervanging van de nationale structuren door

    internationale divisiestructuren. Het grootste probleem daarbij is dat door dominante

    economische structuren opgeroepen sociale structuren vanwege hun aard vrijwel steeds

    naijlen op economisch noodzakelijk te hanteren structuren, dat zorgt in de praktijk voor veel

    onbegrip en problemen in aanpassingsprocessen. In de volgende paragraaf wordt behandeld

    wat de in de organisatie te onderscheiden structuren zijn.

    2.4 Te onderscheiden (aspect)structuren in de organisatie

    In de interne organisatie van de onderneming kunnen meerdere aspect- of typen structuren

    worden onderscheiden. Naast een formele structuur van afdelingen bestaan er, zie het eerste

    hoofdstuk over de informele organisatie, informele sociale structuren, er kan sprake zijn van

    product-structuren dwars over functionele afdelingen of business units heen, van

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 26

    © 2003 J. Strikwerda

    accountstructuren, van professioneel-specialistische structuren. Daarnaast geldt dat in het

    bijzonder bij multinationale ondernemingen de juridische structuur van de organisatie een

    geheel andere kan zijn dan de operationele structuur, met veelal daarnaast nog financiële en

    fiscale structuren. Het bestaan van deze meerdere structuren is een gegeven en hoeft de

    effectiviteit en de efficiency van de organisatie niet in de weg te staan, integendeel. Zolang

    tenminste het maar duidelijk is welke van de structuren binnen een organisatie centraal staat

    in het realiseren van de doelstelling of de taakstelling van de organisatie.

    In het algemeen kunnen in een grotere onderneming de volgende structuren worden

    onderkend:

    a. De managementstructuur (lijnstructuur), dit is de structuur door middel waarvan

    feitelijk de organisatie wordt bestuurd, bijvoorbeeld de divisiestructuur, deze valt

    als regel samen met de structuur van budgetten en rapportages

    b. De juridische structuur

    c. De logistieke- of processtructuur43, dit is het patroon van activiteiten waarlangs

    opdrachten en orders worden afgewikkeld, van order intake tot collecting

    d. Product- of dienstenstructuren (bij sommige ondernemingen worden

    producten/diensten gerealiseerd door meerdere business units bijvoorbeeld)

    e. Projectstructuren (projecten voor derden, te vergelijken met productstructuren,

    innovatieprojecten, ontwikkelingsprojecten, strategieprojecten, etc.)

    f. Informele, sociale structuren, etnische structuren

    g. Functionele structuren (accounting, HRM, logistiek, ook wel genoemd

    stafstructuren)

    h. Kennis-structuren

    i. Patronen van routines en competenties44

    j. Technologische structuren (bijvoorbeeld, generieke technologieën die door alle

    divisies worden gebruikt, libraries voor softwaremodules, operating platforms)

    k. Informatie- of datastructuren (databases, intranet, etc.)

    l. Geografische structuren (landenorganisaties)

    m. Accountstructuren; bijvoorbeeld accountmanagement over de business units heen

    n. Fiscale structuren, bijvoorbeeld door toepassing van het instrument van general

    service agreement (GSA)

    o. Financiële structuren, international cash management bijvoorbeeld

    43 Deze term is afkomstig van Galbraith (Galbraith, Designing Organizations: An Executive Guide to Strategy, Structure, and Process 34.). Galbraith merkt op dat processtructuren niet doorzetten in de vorm van procesorganisaties, omdat het order fullfilment process steeds meer via intranet en internet wordt afgewikkeld. 44 Nelson & Winter, An Evolutionary Theory of Economic Change

  • De structuur en opbouw van de organisatie, organisatiemodellen 27

    © 2003 J. Strikwerda

    De genoemde aspectstructuren kunnen zich op verschillende wijze tot elkaar

    verhouden. Waar structuren entiteiten zijn van activiteiten en processen (geografische

    structuur, jur idische structuur) kunnen structuren eenduidig ineen passen of niet.

    Bijvoorbeeld, bij een kleinere onderneming die binnen één enkele jurisdictie valt zal die

    onderneming binnen één vennootschap georganiseerd zijn (fig. 2.1-a). Shell is een voorbeeld

    van een onderneming die in twee naast elkaar staande ondernemingen is georganiseerd

    (Koninklijke Olie in Den Haag en Shell Trading Company in Londen, Fig. 2.1-b).

    Fig. 2.1 Hoe de verschillende aspectstructuren zich ten opzichte van elkaar kunnen verhouden, in dit geval structuren die entiteiten voorstellen.

    Waar structuren een stroom- of proceskarakter hebben, kennis, routines, informatie,

    logistiek, kunnen structuren met elkaar congruent zijn of niet. Bijvoorbeeld: de structuur van

    logistiek bestaat uit vier stromen, een (fysieke) goederen stroom, een title flow (de structuur

    van overdracht van eigendomsrechten), de informatiestroom en de geld stroom. Deze vier

    stromen kunnen met elkaar samenvallen zijn of juist niet (Fig. 2.2).

    Fig. 2.2. Deelstromen van één proces kunnen samenvallen in één enkele handeling (a)(de transactie in de winkel) of via geheel verschillende systemen, partijen en structuren verlopen (b) internationale handel.

    Als regel zijn in het bijzonder bij multinationale ondernemingen die vier stromen geheel

    verschillende georganiseerd. Bij kleinere ondernemingen zullen deze structuren congruent

    met elkaar zijn. Naarmate de onderneming—in omvang en/of werkgebied—groeit zullen de

    Geografische eenheid

    Vennootschap

    Onderneming

    Geografische eenheid

    Vennootschap

    Onderneming

    Activiteit (project)

    Activiteit (project)

    Geografische eenheid

    Vennootschap

    Activiteit (project)

    Activiteit (project)

    (a) (b)

    Leverancier Afnemer

    GoedInformatie

    Title flowGeld

    Afnemer