Boekstaven 2010

257
BOEKSTAVEN 2010 2010

description

Boekstaven brengt het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert.

Transcript of Boekstaven 2010

BOEKSTAVEN20102010

De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen

ISBN 978-90-814733-1-6

NUR 740

NUR 805

Boekstaven 2010. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen.

Verantwoordelijke uitgever

Dirk Verbist, directeur FOV

Copyright ©: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits bronvermelding.

INHOUD

VOORWOORD 5

DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR 9

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR 33

HOOFDSTUK 1 DE WERKING 45

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS 137

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIËN 161

DEEL 3 BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 177

BIJLAGE: CD-ROM

INHOUD

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 3

4 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

VOORWOORD

VOORWOORD

De FOV is blij je de derde editie van Boekstaven voor te stellen, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk weer volop in

de schijnwerpers wordt geplaatst.

Boekstaven is een uitgave die het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar

in kaart brengt. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat

de overheid ten aanzien van de sector voert. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede

beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens.

Boekstaven is een ‘work in progress’. Enerzijds heeft het boek reeds een langere voorgeschiedenis achter de rug, met de uitgave

van Boekstaven 2009, 2008 en zelfs de druk van een interne testversie in 2007. Anderzijds wordt, in samenspraak met de organisa-

ties uit de sector, steeds gesleuteld aan de inhoud van het boek, zonder evenwel de vergelijkbaarheid tussen de edities in het gedrang

te brengen. We besteden bijvoorbeeld dit jaar nog meer aandacht aan concrete praktijkvoorbeelden van organisaties. Daarom is ook

Boekstaven 2010 meer dan een louter geactualiseerde kopie van de vorige editie.

Dit boek gaat over 2009 én 2010. De eerste twee delen, de voorstelling en het profiel van de sector, zijn gebaseerd op cijfermatig

en beschrijvend onderzoek en handelen daarom enkel over het afgesloten jaar 2009. Het derde en laatste deel, het Beleidsjaarboek,

toont hoe de sector in het parlementaire jaar 2009-2010 in het vizier lag van allerlei beleidswerk.

Schematisch:

VOORWOORD

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 5

BOEKSTAVEN 2008 BOEKSTAVEN 2009 BOEKSTAVEN 2010profiel profiel profiel

beleid beleid beleid

2007 2008 2009 2010

De beschrijving van het profiel van de sector in Boekstaven 2010 gaat over het kalenderjaar 2009, de beschrijving van het beleid over het parlementair jaar 2009-2010, enzovoort.

Gevolg van deze werkwijze: de impact van de economische crisis en de besparingen van de Vlaamse regering zijn in de gegevens

nog niet merkbaar. De verzamelde gegevens hebben betrekking op 2009, de besparingen kwamen pas echt op gang in 2010.

De kerncijfers van Boekstaven (werking, medewerkers, financiën) evolueerden met mondjesmaat in de tijd. Het heeft dus niet veel zin

om elk jaar opnieuw een exhaustieve studie van pakweg het personeelsbestand van de sector te maken. Boekstaven 2010 tracht

daarom op een efficiënte wijze met de cijfers en de evoluties om te gaan. We beperken ons bij de medewerkers en de financiën

tot een ‘staalkaart’: we vermelden enkel de kerngegevens. Evoluties van cijfers bespreken we voor zover ze significant zijn. We plan-

nen tegen het einde van de volgende beleidsperiode (2014) opnieuw een exhaustieve studie. In de tussentijd blijven de detailbevindin-

gen van Boekstaven 2009 actueel.

Nog een kantmelding over het laatste deel: dit deel, het Beleidsjaarboek, heeft een sterke documentaire inslag. Omdat we de lezer

niet nodeloos willen overvallen met een immens dik boek, kozen we ervoor de documentatie via een CD-ROM bij de lezer te brengen.

De documentatie is gebruiksvriendelijk en ‘to the point’ gekoppeld aan de artikels. Dit laat toe te grasduinen in die rubrieken die jou

6 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

VOORWOORD

interesseren. Op de CD-ROM vind je bovendien nog een pdf-versie van de verschillende delen van het boek, persberichten van bewe-

gingen en de gebruikte vragenlijsten bij het onderzoek.

Met dit boek willen we op een zo objectief mogelijke manier rapporteren over de sector en het beleid. We krijgen echter regelmatig de

vraag naar wat de FOV nu zelf vindt van de gepubliceerde gegevens. Daarom hebben we een brochure aan het boek toegevoegd met

wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2010. De brochure steunt op de gegevens uit het boek, maar staat er los van. Het is

de interpretatie van de belangenbehartiger.

We wensen je veel leesplezier.

FOV

De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende en/of gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties bij overheden en

bij andere beleidsinstanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als

voor de hele sector.

De FOV is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaal-

cultureel volwassenenwerk.

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 7

8 | VOORSTELLING VAN DE SECOR

DEEL 1

VOORSTELLING VAN

DE SECTOR

10 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

INHOUD

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 11

1. het sociaal-cultureel volwassenenwerk als sector2. de verenigingen3. de bewegingen4. de Vormingplus-centra 5. de landelijke vormingsinstellingen

INHOUD DEEL 11316212528

12 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

1. DE SECTOR

1. HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK ALS SECTOR

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor een kleurrijk en hedendaags palet aan verenigingen, bewegingen, Vormingplus-centra

en vormingsinstellingen. De sector bundelt 124 erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Klein en groot, oud en nieuw ...

In het sociaal-cultureel volwassenenwerk komen mensen samen. Ze gaan over tot maatschappelijke actie, verrijken hun culturele bagage

en verruimen hun horizonten. Deelnemers vergroten hun kennis, inzicht en vaardigheden voor zichzelf of voor anderen. Ze ontplooien zich

en staan sterker in de samenleving. De organisaties uit de sector richten zich vooral op volwassenen.

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert de ‘sociaal-culturele methodiek’. Dat is een sociale manier van werken die een unieke

meerwaarde creëert voor alle betrokkenen. Uniek omdat in deze sociale context kennis, houdingen en vaardigheden worden ontwikkeld

die niet aan bod kunnen komen in een individuele context.

Vrijwillig engagement kan je bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg denken. De sector kan rekenen op de inzet van 185.000

vrijwilligers. Met een gemiddelde inzet van vijf uur per week leveren de vrijwilligers een werkkracht van 25.000 voltijdse equivalenten.

Sociaal-cultureel volwassenenwerk is vooral leren in vrijwillige deelname en in de vrije tijd. Het is dus niet eenzijdig gericht op een

diploma of een beroep. Daarin onderscheidt het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich van bijvoorbeeld de volwasseneneducatie.

PLAATS IN HET BELEID

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort als sector beleidsmatig bij het domein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en meer specifiek bij

Cultuur. Minister Schauvliege is dus bevoegd. Binnen het cultuurbeleid zijn er twee grote programma’s: Kunsten en Erfgoed en Sociaal-

Cultureel Werk voor Volwassenen. Binnen dat volwassenenwerk vind je het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De buursectoren zijn

de amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid, participatiebeleid en organisaties en projecten erkend door het Circusdecreet en het decreet

Vlaamse Gebarentaal.

1. DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 13

sociaal-cultureel volwassenenwerk

programma’s HD109-113

amateurkunstenlokaal

cultuurbeleidparticipatie circus

Vlaamse gebarentaal

Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en MediaBeleidsdomein H - afkorting CJSM

Cultuurmin. Schauvliege

Jeugdmin. Smet

Sportmin. Muyters

Mediamin. Lieten

Sociaal-Cultureel Werkbegrotingsprogramma D

Kunsten en Erfgoed

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gegroeid uit privé-initiatieven als antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Geleidelijk aan

worden goede praktijken door andere beleidsdomeinen overgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld samenlevingsopbouw, cultuurvoorziening van

14 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

1. DE SECTOR

gedetineerden en ouderparticipatie in het onderwijs spin-offs van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk regelt de sector. Het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en

Volwassenen zorgt voor de dagelijkse uitvoering.

Het ruime Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) verte-

genwoordigt 174,4 miljoen euro in de begroting. Dat is 0,88 procent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (19,87 miljard

euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,3 procent van de Vlaamse begroting.

TYPES ORGANISATIES

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten:

- de verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen;

- de bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s;

- de Vormingplus-centra: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden, spreiden en stimuleren;

- de landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden,

ofwel werken voor en met personen met een handicap.

Hierna lees je meer over elke werksoort.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 15

2. DE VERENIGINGEN

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 54 verenigingen. LVZ nam immers, net als de vorige jaren, niet deel aan de bevraging voor dit boek.

16 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

2. DE VERENIGINGEN

De verenigingen in kerncijfers (2009)

het aantal verenigingen:

waarvan migrantenverenigingen

55

14

het aantal personeelsleden: 1.205

omzet (inkomsten en uitgaven): 109,9 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 24,0 miljoen euro

2. DE VERENIGINGEN

Verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel. Vereni-

gingen brengen mensen samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten dragen ze bij tot de

emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd.

Verenigingen hebben zich aangepast aan maatschappelijke ontwikkelingen. Ze zijn immers voortdurend bezig met innovatie en experiment.

En met succes: de verenigingen telden in 2009 13.970 afdelingen (of: gemiddeld 43 per gemeente), 9,3 miljoen deelnemers aan activiteiten

en 173.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien. Beroepskrachten in een

professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad.

Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige orga-

nisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, mensen met een handicap

... Andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling, mensenrechten,

sociaal toerisme, levensbeschouwing ... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich samen voor iets in te zetten.

Vlaanderen telt vandaag 551 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. 14 van de 55 verenigingen zijn zogenaamde

migrantenverenigingen. Deze verenigingen kregen tot in 2010 tijd om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en

subsidiëringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Actualiteit

In 2010 dienden uiteindelijk 13 migrantenverenigingen een erkenningsaanvraag in. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen migranten-

verenigingen te erkennen. Zij engageerde zich om voor de vier niet-erkende migrantenverenigingen een alternatief spoor te organiseren.

De minister erkende daarnaast in 2010 ook vier nieuwe ‘algemene’ verenigingen.

De verenigingen op een rijtje

AIF, Multiculturele

Federatie van ZelforganisatiesAcli-VlaanderenA. Vermeylenfonds

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 17

2. DE VERENIGINGEN

ATB De NatuurvriendenAmnesty International Vlaanderen

Federatie van Vooruitstrevende

Verenigingen (CDF)

Federatie van

Vlaamse Simileskringen

Federatie van Marokkaanse

Democratische Organisaties (FMDO)

Federatie Onafhankelijke Senioren

(FedOS)

Federatie Wereldvrouwen

Federatie van Zelforganisaties

in Vlaanderen (FZO-VL)

Gezinsbond

FVK-RodenbachfondsForum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

DavidsfondsCurieusConTempo

Çavaria

Het Vlaamse Kruis

Federation of Anglophone Africans in

Belgium (FAAB)

Federatie van

Marokkaanse Verenigingen (FMV)

18 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

2. DE VERENIGINGEN

KAV - Vrouwen die bewegenInternationaal Comité (IC)

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging

(HVV)

kwbKVLV - Vrouwen met vaart

KVG-Vorming

Open kijk op handicap

Liberale Beweging voor

Volksontwikkeling (LBV)

Latijns-Amerikaanse Federatie

(LAF)Landelijke Gilden

LVZ-VormingsdienstLinx+Liberale Vrouwen

Neos - netwerk van ondernemende

seniorenMasereelfonds

markant - Netwerk van

Ondernemende Vrouwen

Platform van

Afrikaanse gemeenschappenPasar - Vleugels voor je vrije tijdOKRA

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 19

2. DE VERENIGINGEN

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

Unie der Turks Islamitische Culturele

Verenigingen (Turkse Unie van België)S-Plus

Vereniging voor Ecologisch Leven

en Tuinieren (Velt)

Verbond VOS,

Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

Unizo-Vorming

zelfstandige ondernemers

VIVA-SVV

Socialistische Vrouwenvereniging

Vereniging voor personen

met een handicap (VFG)

Vereniging voor Ontwikkeling en

Emancipatie van Moslims (VOEM)

VOSOG Scouting voor volwassenenVlaamse Volksbeweging

Vlaams Verbond

voor Gepensioneerden (VVVG)

WillemsfondsWelzijnsschakelsvtbKultuur

Ziekenzorg CM

20 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

3. DE BEWEGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 21

3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN

Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door bewogen-

heid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verandering als individu-

ele gedragsverandering staan op hun agenda.

Deze maatschappelijke verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initia-

tieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschap-

pelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie ... Bewegingen geven zo zuurstof

aan de democratie.

Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht, gelijk loon

voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten ... Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emancipatiestromingen en

sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de geschiedenis van de politiek

in Vlaanderen en België.

Nieuwe tijden brachten nieuwe noden en veranderende manieren waarop burgers participeren. Gaandeweg ontstonden nieuwe bewegings-

vormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid ... al deze thema’s

wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij.

Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse Gemeenschap sociaal-culturele bewegingen een

plaats in onze sector. Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen

erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in onzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode.

Actualiteit

In 2009 kregen zes bewegingen te horen dat ze vanaf 2011 niet langer gesubsidieerd zullen worden. Eén beweging vocht de beslissing aan

bij de Raad van State. In 2010 kregen vijf nieuwe bewegingen een toezegging voor subsidiëring in de volgende beleidsperiode.

De bewegingen in kerncijfers (2009)

het aantal bewegingen: 31

het aantal personeelsleden: 330

omzet (inkomsten en uitgaven): 15,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 4,1 miljoen euro

De bewegingen op een rijtje

Blindenzorg Licht en Liefde

Zicht op CultuurBeweging Tegen Geweld - Zijn

Bedevaart naar de graven

aan de IJzer

22 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

3. DE BEWEGINGEN

De Wakkere BurgerDe Maakbare MensBond zonder Naam Cultuur

Instituut voor Maatschappijkritische

Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)GetBasicEVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

Kif KifKerkwerk Multicultureel SamenlevenIntegraal

LINCLiga voor MensenrechtenKoerdisch Instituut

Netwerk VlaanderenNetwerk Bewust VerbruikenMobiel 21

SociumiRyckeveldePax Christi Vlaanderen

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 23

VerbruikersateljeeVaka/Hand in HandToemeka

VredeVoedselteamsVluchtelingenwerk Vlaanderen

WervelWelzijnszorgVredesactie

zij-kant

3. DE BEWEGINGEN

24 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 25

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

VORMING BIJ IEDEREEN IN DE BUURT

Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. Ze zijn het knoop-

punt voor informeel leren. De centra hebben vier opdrachten:

1. een eigen aanbod verzorgen;

2. dit aanbod spreiden over de regio;

3. het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen;

4. het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken.

Een eigen educatief aanbod creëren en aanbieden is dus slechts één van de vele taken die de centra moeten verwezenlijken.

Het educatief aanbod staat open voor iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook

projecten en vernieuwende methodieken behoren tot de core business van de centra. Onvermoeibaar slopen ze participatiedrempels.

De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te stroomlijnen, af te stemmen en

bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren die zorgen voor meer vorming in de regio.

De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne)

kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg ... Een andere regio

betekent andere uitdagingen én een andere koers.

HET RESULTAAT VAN EEN GRONDIGE HERVORMING

In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele

educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverka-

velde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. Een 30-tal instellingen

en deelinstellingen gingen vanaf 2004-2005 op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Naast de volkshogescholen bleef een

beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder).

Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Vormingplus-centra. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen

elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één.

Actualiteit

In 2010 besliste de minister de middelen van de Vormingplus-centra gevoelig in te krimpen. De subsidie daalt in de volgende beleids-

periode van 1,5 euro per inwoner naar 1,2 euro. Daarbij besliste de minister ook de opdrachten van de centra aan te passen.

Vormingplus in kerncijfers (2009)

het aantal centra: 13

het aantal personeelsleden: 200

omzet (inkomsten en uitgaven): 15,4 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 11,0 miljoen euro

26 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Vormingplus

Oostende-Westhoek

Vormingplus

Gent-Eeklo

Vormingplus

Midden en

Zuid West-Vlaanderen

Vormingplus

Vlaamse Ardennen-

Dender

Vormingplus

Brussel

(Citizenne)

Vormingplus

regio Brugge

Vormingplus

Waas-en-Dender

Vormingplus

regio Mechelen

Vormingplus

Antwerpen Vormingplus

Kempen Vormingplus

Limburg

Vormingplus

Oost-Brabant

Vormingplus

Halle-Vilvoorde

(Arch’educ)

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 27

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

28 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

EXPERTEN IN HUN VAKGEBIED

De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en

niet algemeen, maar rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun specialisme. Daardoor kan je bij

hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsac-

tiviteiten nooit veraf. Deelnemers ontplooien er zichzelf, leren nieuwe mensen kennen en komen sterker in de samenleving te staan.

De landelijke vormingsinstellingen bestaan uit verschillende types organisaties. Ten eerste heb je de 17 gespecialiseerde vormingsin-

stellingen. Deze instellingen bieden samen een breed aanbod van vormingsactiviteiten, gaande van kunst- of natuureducatie over we-

tenschapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, enzovoort. Daarnaast zijn er ook vormingsinstellingen die werken voor een

syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij

aanbieden staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Deelnemers

leren er over de werking van de vakbond, sociaal engagement, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actu-

aliteit, informatica, enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op

en naast de werkvloer en in de brede samenleving.

De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instel-

lingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activitei-

ten voor begeleiders van personen met een handicap. Er zijn negen van deze organisaties. Ze zijn gefedereerd in drie federaties.

Tenslotte heb je nog Vijftact, de federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan

vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor inclusie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt

en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s. Vijftact overkoepelt vijf afzonderlijke organisaties.

Actualiteit

Eén landelijke vormingsinstelling verliest om juridisch-technische redenen vanaf 2011 haar erkenning. De minister beslist anderzijds

één nieuwe gespecialiseerde vormingsinstelling te erkennen: Het Vlaams Kruis. De organisatie was een erkende vereniging, maar

maakt nu de overstap naar de werksoort vormingsinstellingen.

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2009)

het aantal vormingsinstellingen:

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

waarvan syndicale vormingsinstellingen

waarvan (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

24

17

3

3

1

het aantal personeelsleden: 432

omzet (inkomsten en uitgaven): 32,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 19,8 miljoen euro

De landelijke vormingsinstellingen op een rijtje

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 29

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Centrum voor Christelijk Vormingswerk

(CCV), partner in christelijk vormingswerkAmarant

ImpulsHalewynstichting

Centrum voor Natuur- en

Milieu-educatie (CVN)

PRH-Persoonlijkheid en RelatiesNatuurpunt Educatie

Inverde

Uitstraling Permanente Vorming

(UPV)TimotheusStichting Lodewijk de Raet

Vormingsinstituut Rode Kruis

Vlaanderen

Vormingscentrum Opvoeding en

Kinderopvang (VCOK)Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

Zorg-SaamWisper

GESPECIALISEERDE VORMINGSINSTELLINGEN

Motief

30 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Comé, competent in engagementVorming en ActieAteliers voor Werknemersvorming

VMGTievoDe Brug Gent De Brug HasseltKR8

De Kei WievOp-Stap

Het Grote Plein VIBEGHandicumZ11

Fevlado-Diversus

Vlaamse Dienst Autisme

Centrum ZitStilVijftact

SigGezin en Handicap

SYNDICALE VORMINGSINSTELLINGEN

VORMINGSINSTELLINGEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

FEDERATIE VAN VORMINGSDIENSTEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 31

32 | PROFIEL VAN DE SECTOR

DEEL 2

PROFIELVAN

DE SECTOR

34 | PROFIEL VAN DE SECTOR

INHOUD

PROFIEL VAN DE SECTOR | 35

InleidingMethodologieBegrippenlijstAfkortingen

HOOFDSTUK 1: DE WERKING

1.1 bevindingen1.2 de verenigingen 1.2.1 de werking in kernwoorden 1.2.2 wat doen de verenigingen? 1.2.3 de werking in cijfers1.3 de bewegingen 1.3.1 bewegingen en hun campagnes 1.3.2 beweging maken, hoe doe je dat?1.4 de Vormingplus-centra 1.4.1 opdracht 1: een eigen aanbod verzorgen 1.4.2 opdracht 2: het eigen aanbod spreiden over de regio 1.4.3 opdracht 3: het aanbod niet-formele educatie coördineren en afstemmen 1.4.4 opdracht 4: het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken1.5 de landelijke vormingsinstellingen 1.5.1. werking: voorbeelden uit het educatief aanbod 1.5.2. de werking in cijfers

HOOFDSTUK 2: DE MEDEWERKERS

2.1 bevindingen2.2 staalkaart van de medewerkers 2.2.1 inleiding 2.2.2 overzichtstabel 2.2.3 de ‘work-force’ 2.2.4 het personeelsverloop in 2009 2.2.5 man-vrouw-verhouding 2.2.6 inhoudelijke en ondersteunende opdracht 2.2.7 leeftijd 2.2.8 dienstanciënniteit 2.2.9 opleidingniveau 2.2.10 voltijds/deeltijds

HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN

3.1 bevindingen3.2 staalkaart van de financiën 3.2.1 inkomsten 3.2.2 uitgaven3.3 subsidiecijfers per werksoort per organisatie 3.3.1 verenigingen 3.3.2 bewegingen 3.3.3 Vormingplus-centra 3.3.4 landelijke vormingsinstellingen

37

38

41

43

45

46

49

49

52

68

76

76

86

95

95

105

110

115

117

117

125

137

138

139

139

139

141

145

149

150

151

154

156

158

161

162

163

163

168

170

170

172

173

174

INHOUD DEEL 2

InleidingMethodologieBegrippenlijstAfkortingen

36 | PROFIEL VAN DE SECTOR

INLEIDING

INLEIDING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 37

INLEIDING

In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in

elkaar zit.

Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de

FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties alle

gevraagde gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken

hiervoor alvast de betrokken organisaties.

We willen benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Een reductie die zich soms zelfs leent tot

foute interpretaties. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuursleden, campagnes of vormings-

uren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector enkel aanschouwelijk. Daarom

hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informatie. We vermelden concrete

praktijkvoorbeelden, inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de organisaties.

De gegevens in dit boek zijn het resultaat van een vierde gegevensverzameling bij de organisaties. We deden na een testronde in

2006 reeds een ronde in 2007 en 2008. Gaandeweg bouwen we zo een tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te

brengen. De cijfers evolueerden echter met mondjesmaat. Opvallende tendensen zijn in een tijdspanne van drie jaar eerder zeldzaam.

Daarom bespreken we in dit deel enkel trends voor zover ze significant zijn.

Het eerste hoofdstuk van dit deel gaat over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de

werksoorten werd hier voor een verschillende aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past.

Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en

vrijwilligers. We geven een staalkaart met de kerncijfers. Voor detailgegevens verwijzen we naar Boekstaven 2009. De bevindingen in

die editie bleven actueel.

Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven,

subsidies en personeelskosten tegen het licht.

Bij het opvragen van de gegevens werd gewerkt met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.

De cijfers in dit deel geven de stand van zaken op 31 december 2009. De besparingen kwamen pas echt op gang in 2010. In deze

editie van Boekstaven is het effect van de economische crisis en besparingen dus nog niet zichtbaar.

Benchmarking

De organisaties uit de sector gebruiken de data van Boekstaven voor eigen benchmarking. Op een online platform kunnen ze de

kerngegevens van de eigen organisatie vergelijken met gemiddelden van hun werksoort. Het platform krijgt een upgrade en is

begin 2011 afgewerkt.

METHODOLOGIEWe schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging:

We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden.

We verzamelden de meeste gegevens met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de

Vormingplus-centra en de vragenlijst over ‘hoe bewegingen beweging maken’ verzamelden we respectievelijk met een Excel- en een

Word-formulier. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2010 en peilde naar de situatie op 31 december 2009.

In totaal hebben we de gegevens van 123 gesubsidieerde en/of erkende organisaties ontvangen. Op één organisatie na leverden alle

organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek:

- de vereniging VOSOG Scouting voor volwassenen ontvangt een startsubsidie, maar werd in de bevraging opgenomen;

- de vereniging LVZ (Liberaal Verbond voor Zelfstandigen) nam niet deel aan de bevraging;

- de Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV)

maakten afspraken met de overheid om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken

dus niet langer deel uit van het erkende of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk;

- in de loop van 2009 zette Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop.

Twee kantmeldingen bij de gegevensverzameling:

1. Het resultaat van de gegevensverzameling wordt bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over perso-

neel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten.

Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het

profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes.

2. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties

vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Dat kan leiden tot lichte verschillen in interpretatie. Met de inge-

bruikname van een online meetsysteem, de ervaring van de organisaties (dit is intussen de vierde bevraging) en de intensieve

begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen wel sterk gereduceerd.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN

De bevraging van de organisaties gebeurde voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank. Dit maakt

de bevraging op een aantal vlakken efficiënter:

- op de ingevoerde gegevens worden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid ...);

- uitleg over de gevraagde gegevens is steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeert een meer uniforme input van de organisaties;

- alle gegevens worden automatisch verzameld in een centrale database. Dit vermindert het risico op menselijke fouten bij de verwerking.

Het online systeem is inmiddels voor het tweede jaar in gebruik en heeft zijn betrouwbaarheid bewezen.

Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over:

- de medewerkers bij alle werksoorten;

- de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen.

We doorliepen verschillende stappen: selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen.

METHODOLOGIE

38 | PROFIEL VAN DE SECTOR

METHODOLOGIE

1. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging

Aan de hand van de evaluatie van de vorige versie van Boekstaven werden in de verschillende FOV-werkgroepen een paar bijko-

mende afspraken gemaakt over welke gegevens op welke wijze opgevraagd zouden worden. Hierbij werd rekening gehouden met de

relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het onderzoek uit te voeren.

Met name de Vormingplus-centra hebben heel wat nieuw cijfermateriaal vergaard voor deze editie van Boekstaven.

Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2009. We werken dus niet met jaargemiddel-

den.

2. Harmonisatie en correctie

De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis

van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van de vorige

jaren en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de organisaties

en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. Concrete voorbeelden:

- een plotse sterke krimp van het personeelsbestand;

- een stabiel aantal bestuursvrijwilligers ondanks een groei in aantal afdelingen;

- een plotse groei in subsidies uit het decreet, ondanks de besparingen;

- ...

Doorgaans waren de afwijkingen te wijten aan een vergissing, vergetelheid of een foute interpretatie.

3. Bijschattingen

Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek

aan man-of vrouwkracht of aan een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd

dan ofwel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken, ofwel enkele cijfers van 2009 te

hernemen en bij te sturen.

Op deze manier werd een 100 % respons bereikt bij alle 123 deelnemende organisaties.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN

Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beper-

kend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek.

- De verenigingen geven daarom, naast cijfergegevens, ook een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden (die we opnemen in

een woordenwolk) en een beschrijving van een markante activiteit of project.

- De bewegingen rapporteren over hun meest opvallende campagne en gaan dieper in op de wijze waarop ze ‘beweging

maken’.

- De Vormingplus-centra vullen hun cijfergegevens aan met heel wat concrete praktijkvoorbeelden.

- De landelijke vormingsinstellingen vermelden naast cijfers een aantal voorbeelden van vormingen die ze in 2009 georgani-

seerd hebben.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 39

De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort.

De inbreng van de bewegingen over hoe ze beweging maken werd samengevoegd en herwerkt tot een analyserende tekst.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS

De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het Agentschap

Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Net als andere jaren vroeg de overheid het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkom-

sten op met een Excel-tabel. We verzamelden dezelfde tabellen bij de organisaties en analyseerden ze.

We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van 2008. Waar nodig vroegen we verduidelijkin-

gen of aanpassingen bij de organisaties. Twee organisaties konden geen (adequate) afrekening bezorgen. Voor die organisaties namen

we de cijfers voor 2008 over.

Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening vind je als bijlage op de CD-ROM.

BEREKENING SPREIDINGSINDEX VORMINGPLUS-CENTRA (P. 108)

De spreidingsindex van de Vormingplus-centra toont de spreiding (en enkel de spreiding) van het aanbod van een Vormingplus-

centrum.

Logischerwijze zal een Vormingplus-centrum meer inschrijvingen/deelnames tellen in een stad dan in een landelijke gemeente. Omdat

er in de stad meer mensen zijn. Tien deelnames in een dorp kunnen verwaarloosbaar lijken ten opzichte van pakweg 1.000 in een

stad, maar wanneer je het effect van de bevolking neutraliseert, kan blijken dat het dorp wél goed bediend wordt. Tien deelnames op

een bevolking van 1.000 is proportioneel immers een zelfde bereik als 1.000 deelnames in een stad van 100.000. Uit enkel het aantal

deelnames per gemeente kan je dus nog niet veel afleiden over de werkelijke spreiding van het aanbod.

Wil je dus weten of een Vormingplus-centrum alle gemeenten even goed bereikt, dan moet je in de berekening rekening houden met

de bevolking. Met een berekening van deelnames per inwoner kom je al dichter in de buurt:

METHODOLOGIE

deelnames uit gemeente / bevolking gemeente

10 deelnames op een bevolking van 1.000 (10/1.000 = 0,01) is inderdaad een zelfde bereik als 1.000 deelnames op een bevolking

van 100.0000 (1.000/100.000 = 0,01)

Een extra verfijning: de spreidingsindex wil enkel de spreiding van de deelnames tonen. Niet de aantallen deelnames. Absolute aantal-

len zie je immers op andere kaarten in het boek. Ook het effect van het absolute aantal deelnames moet dus geneutraliseerd worden.

Met andere woorden: deze index negeert hoeveel of hoe weinig deelnames een Vormingplus-centrum noteert en toont enkel of ze

goed gespreid zijn over de verschillende gemeenten van de regio.

40 | PROFIEL VAN DE SECTOR

deelnames uit gemeente bevolking gemeente

spreidingsindex = /

totaal deelnames Vormingplus totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een

evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5 % van de inwoners van de regio levert in dat geval ook 5 % van de

deelnames (5 %/5 % = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente

komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een

klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge spreidingsindex. De donker-

gekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Hoe egaler lichtrood (=1) een regio kleurt,

hoe evenwichtiger het aanbod gespreid is.

De bereik-index is dus relatief en niet absoluut. Daarom worden de deelnames in een gemeente in de formule gerelateerd aan het to-

taal aantal deelnames in een regio en wordt de bevolking van een gemeente gerelateerd aan het totaal van de bevolking in een regio:

BEGRIPPENLIJST

BEGRIPPENLIJSTAfdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoude-

lijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging.

Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke be-

stuursleden horen hier ook bij.

Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep

van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt.

Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd.

Deelname (Vormingplus-centra): in het hoofdstuk over de Vormingplus-centra maken we een onderscheid tussen een deelname

en een deelnemer. Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. Elders in het boek

hanteren we voor de eenvoud steeds de term ‘deelnemer’ om deelnames uit te drukken.

Deelnemer: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelne-

mers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld.

Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt.

Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100 % (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd

door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één

voltijds equivalent.

Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tus-

sen deze persoon en de organisatie vallen.

Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect

van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke

PROFIEL VAN DE SECTOR | 41

zijn hier dus niet bij inbegrepen.

Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die

onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’.

De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmanszaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet

relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor (inhoudelijk) werk dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, be-

schouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap,

eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het

inhuren van 2 freelancers.

Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van

de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logis-

tiek van aard zijn.

Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van

het sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld:

- een educatief medewerker

- een beleidsmedewerker

- een afdelingsondersteuner

- een redacteur

- de coördinator

- de directeur

- een projectbegeleider

- een lesgever

Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep

of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd. Het lidmaatschap kan zich uiten in het betalen van een lidmaatschapsbijdrage.

Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of

verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden

liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan.

Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om

het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10.

Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die het decreet voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk hanteert. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht

en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democra-

tische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de

bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot spe-

cifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.”

Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog

bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie:

- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24)

- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1)

- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3)

- bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1).

Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voor-

BEGRIPPENLIJST

42 | PROFIEL VAN DE SECTOR

werp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld

met niet-formele educatie.

Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie dat

de Vlaamse overheid effectief subsidieert.

Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of

voor de organisatie. Bijvoorbeeld:

- de administratieve medewerkers

- de financiële medewerkers

- de boekhouder

- de onderhoudsmedewerker

Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs,

PWA’ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling

worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’.

Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

(Publieksgerichte) activiteiten (Vormingplus-centra): deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten

aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten (bv. aanbod

voor vrijwilligers of intermediairen).

Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als één activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers wordt

hiervan niet geregistreerd.

Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie uit de wet op het vrijwilligers-

werk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en

binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

AFKORTINGENSCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk

VER: verenigingen

MIG: migrantenverenigingen

BEW: bewegingen

VHS: volkshogescholen

LVI: landelijke vormingsinstellingen

AFKORTINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 43

44 | PROFIEL VAN DE SECTOR

HOOFDSTUK 1

DE WERKING

1.1 BEVINDINGEN

VERENIGINGEN- een kleurrijke mozaïek: verenigingen vind je in alle maten, kleuren en vormen. Inhoudelijk werken ze rond tal van pijlers.

De meest voorkomende pijlers zijn: cultuur, vorming, diversiteit, ontmoeting en belangenbehartiging. Volwassenen, migran-

ten, vrouwen en senioren zijn de meest gemelde doelgroepen.

- een maatschappelijk relevant aanbod: verenigingen werken aan vernieuwende en maatschappelijk relevante projecten.

De meeste genoemde praktijkvoorbeelden hiervan dragen bij tot ‘empowerment’ van een doelgroep (tewerkstelling, onder-

wijs, ICT, belangenbehartiging, solidariteit…). Interculturele projecten en cohesie- of netwerkvorming zijn een andere rode

draad in het aanbod.

- 174.000 vrijwilligers: vrijwilligers vormen de motor van de verenigingen. Met zo’n 174.000 vrijwilligers neemt deze werk-

soort het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen 135.000

een verantwoordelijkheid op als bestuurder.

- een groot en gespreid bereik: met 2,3 miljoen leden en 9,3 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen

zich verzekerd van een stevige achterban. Samen tellen de verenigingen 13.970 afdelingen. Met gemiddeld 43 afdelingen

in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-culturele verenigingen sterk aanwezig in onze samenleving. De

afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies.

BEWEGINGEN- campagnebeesten: bewegingen vervullen hun decretale opdrachten (sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie)

door op een handige manier campagnes in te schakelen. Met gerichte campagnes, events of kleinschalige acties brengen

bewegingen hun thema onder de aandacht. Ze vechten tégen geweld, racisme, ongelijkheid, schendingen van de mensen-

rechten ... en ijveren vóór vrede, verdraagzaamheid, inclusie, ethiek ...

- campagnes zijn het tipje van de ijsberg: acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de

werking van een beweging. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces. De organisaties moeten

beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een uitgebreide expertise

om optimaal en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan de uiterst zichtbare campag-

nemomenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun kennis en

knowhow met anderen.

1.1 bevindingen1. DE WERKING

46 | PROFIEL VAN DE SECTOR

VORMINGPLUS-CENTRADe Vormingplus-centra hebben vier opdrachten:

- een eigen aanbod verzorgen: de Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, aan een breed publiek een

eigen educatief aanbod. Het aantal activiteiten en deelnames dat ze met dat eigen aanbod verwezenlijken, groeit gestaag.

De centra gaan, complementair aan de bestaande werking, op zoek naar creatieve manieren om mensen te bereiken en

participatiedrempels te slopen. Ze hebben daarbij bijzondere aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare

groepen en nieuwe deelnemers.

De centra waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. De centra zetten bijvoorbeeld – al

dan niet in samenwerking met partners - stevig in op digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid.

- het eigen aanbod spreiden over de regio: de Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over

hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te

brengen. In het grootste deel van de Vlaamse gemeenten worden activiteiten georganiseerd en in nagenoeg alle gemeenten

worden deelnemers geregistreerd. In de centrumsteden worden het meeste activiteiten georganiseerd en relatief gezien het

meeste mensen bereikt.

- het aanbod niet-formele educatie coördineren en afstemmen: de Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-for-

mele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak

met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. We merken doorheen de jaren een

stevige stijging van het aantal samenwerkingsverbanden (+71 %). Met name de samenwerking met gemeenten, steden,

cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en OCMW’s kennen een boost.

- het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken: de Vormingplus-centra ontsluiten het eigen aanbod en

dat van andere aanbieders van niet-formele educatie naar zoveel mogelijk mensen. Hiervoor gebruiken ze voornamelijk

websites, digitale nieuwsbrieven, gedrukte programmabrochures, de sociaal-culturele activiteitenkalender Prettig Geleerd en

de UiT-databank.

LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN- 24 instellingen, 24 invalshoeken: net als bij de andere werksoorten bestaat er een enorme diversiteit onder de landelijke

vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en

maatschappelijke ontplooiing.

Een greep uit het aanbod: het ABC van de islam, digitale natuurfotografie, een cursus over de zoektocht naar vriendschap,

de barokperiode in Italië, reanimatietechnieken, een studiedag over dementie, leren opkomen voor een mening, vergaderen,

samenwerken, een opleiding rond vakbondswerk, een inleefreis voor volwassenen met een verstandelijke handicap …

- een kwart miljoen deelnemers: in 2009 organiseerden de instellingen 109.820 uren educatieve activiteiten voor zowat een

kwart miljoen deelnemers. Het gemiddeld aantal deelnemers per activiteit vertoont een merkbare groei.

- 30 % ongesubsidieerde vormingsuren: van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen pres-

teren, is 70 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De vormingsinstellingen moeten dus voor 30 % van hun aanbod

niet-formele educatie op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele

educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 78 %

gesubsidieerd is. 22 % van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd.

1.1 bevindingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 47

PROFIEL VAN DE SECTOR | 49

1.2 DE VERENIGINGEN

Vlaanderen telt vandaag 54 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. De Educatieve Vereniging voor

Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) maakten afspraken met de overheid

om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken dus niet langer deel uit van het erkende of

gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde

sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal

op 551.

14 van de 55 verenigingen zijn migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot einde 2010 om in alle facetten van hun

werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Het deel over de werking van de verenigingen valt uiteen in drie luiken: de werking in kernwoorden, een beschrijvend deel en een

kwantitatief deel.

In het eerste luik geven we met kernwoorden in één oogopslag een kijk op de thema’s en de doelgroepen waarrond en waarvoor de

verenigingen werken.

In het tweede luik omschrijft elke vereniging zichzelf en een opvallend maatschappijgericht initiatief in 2009.

Het derde luik pakt - inmiddels traditiegetrouw - uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)vrijwilligers, enzo-

voort van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke

pijlers in de werking en de doelgroep(en) van de vereniging. We hertaalden de ingezonden woorden naar meer uniforme kernwoor-

den2 en brachten ze gewogen in een woordenwolk (zie blz 50-51). Zo brengen we in één oogopslag de diversiteit en de klemtonen

van de werking van de verenigingen in beeld. Hoe groter het woord, hoe vaker verenigingen het vermelden in hun zelfbeschrijving.

We zien in de resultaten voor 2009 geen opvallende verschuivingen ten opzichte van 2008.

De 42 meest voorkomende inhoudelijke pijlers

Cultuur, vorming, diversiteit, ontmoeting en belangenbehartiging zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers, gevolgd door (afde-

lings-)ondersteuning, integratie en emancipatie.

De 12 meest voorkomende doelgroepen

Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de tweede hierna). Naast logischerwijze volwassenen – die we in de wolk

achterwege hebben gelaten - zijn vrouwen, migranten, senioren en gezinnen de meest genoemde doelgroepen.

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 54 verenigingen. LVZ nam immers niet deel aan de bevraging voor dit boek.

2 Bijvoorbeeld: ‘Vlaamsbewust’, ‘Vlaams-nationalistisch’, ‘Vlaamse cultuur’... worden gevat in het adjectief ‘Vlaams’. ‘Allochtonen’, ‘migranten’, ‘nieuwko-mers’, ‘Latijns-Amerikanen’, ‘migranten uit de sub-Sahara’ worden ‘migranten’ ...

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

50 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

De 42 meest voorkomende inhoudelijke pijlers

democratisch

bewust

gelijke kansen

pluralisme

vrijwilliger

gezond

vrije tijd

natuur

netwerking

vrijzinnig

sociaaleco

samen

seniorenondersteuning

kritischengagement

creativiteit

socialistisch

emancipatieontmoeting

vormingcultuur

empowermentVlaams

gezin

progressief

participatiezingeving

uitwisseling

diversiteit

actieopvoeding

informatie

afdelingsondersteuning

verenigingsleven

recreatie

reizen

belangenbehartiging

duurzaamheid

kunst

solidariteit

PROFIEL VAN DE SECTOR | 51

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

De 12 meest voorkomende doelgroepen

vrouwenmigranten

senioren

breed publiek

personen met een handicap

ouders

mensen in armoede

jongvolwassenen

gezinnenautochtonen

ondernemers

vijftigplussers

52 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

1.2.2 WAT DOEN DE VERENIGINGEN?

“Verenigingen staan met de beide voeten in de samenleving. Ze hebben een buitengewone gevoeligheid voor wat maatschappelijk

leeft. Dat zie je aan hun activiteiten: ze hebben impact, zijn hedendaags, actueel en nodig.”

In dit deel maken we het werk van de verenigingen concreet. We vroegen van elke vereniging een praktijkvoorbeeld van een opval-

lend maatschappijgericht initiatief. We vroegen ze zo de bovenstaande stelling te illustreren3.

Je vindt het resultaat op de pagina’s hierna. De voorbeelden tonen de diversiteit en het engagement bij de sociaal-culturele vereni-

gingen.

A. Vermeylenfonds

B

Het August Vermeylenfonds is een vereniging die volwassenen de kans biedt om zichzelf in horizontale

verbondenheid te ontplooien. Het organiseert daarvoor inspirerende ontmoetingen en biedt brede kansen

door het hanteren van een sociaal-culturele methodiek. Voor het Vermeylenfonds kent cultuur vele

gezichten!

I

In-fusion is een totaalpakket van ‘good practices’ en succesformules van verschillende - tot nu toe - los-

staande projecten.

Die samenvoeging van succesverhalen in In-fusion zien we als In-tercultureel, In-tergenerationeel,

In-clusief en In-novatief. De term is ook een knipoog naar de fusion-keuken .

Het samen koken van een mix van verschillende cultureel-culinaire stijlen wordt afgewisseld met

verhalen en mini-presentaties (een boek, een gedicht, een foto, een filmfragment, een ritueel, een

reisverhaal ...) die rechtstreeks verband houden met de culturele diversiteit en het ervaren van de

integratie. Een Talking Dinner als het ware. De deelnemers worden actief betrokken bij het koken en

het vertellen. Een uniek, succesvol (steeds volgeboekt!) en laagdrempelig concept dat mensen op een

gemoedelijke manier verbindt.

Acli-Vlaanderen

B

Acli-Vlaanderen begeleidt, versterkt en coördineert de aangesloten verenigingen met verschillende

etnisch-culturele achtergronden, zodat zij volwaardig kunnen participeren aan en bijdragen tot een multi-

culturele en verdraagzame samenleving in Limburg/Vlaanderen.

ILimburgs-Italiaanse verenigingen en federaties werken samen om hulpverleningsacties op touw te

zetten na de aardbeving in Italië van 6 april 2009.

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

B

AIF is een landelijke vereniging die een maatschappij voor ogen heeft:

- waar iedereen gelijke kansen heeft;

- waarbij gebruik wordt gemaakt van de sterktes die ieder in zich draagt;

- waar emancipatie en empowerment werkwoorden zijn.

AIF wil vanuit een democratische geest een afspiegeling zijn van deze ideale samenleving.

I

Project tewerkstelling ‘Work-up’: de zelforganisaties organiseren in samenwerking met de VDAB ar-

beidsbegeleiding op maat van allochtone werkzoekenden die meer ondersteuning nodig hebben dan

de reguliere diensten kunnen bieden. Work-up leidt ertoe dat deze werkzoekenden zich bij VDAB en/of in

een arbeidstraject inschrijven, een opleiding volgen of een job vinden.

B zelfbeschrijving van de vereniging

I opvallend maatschappijgericht initiatief (tussen 2009 en 2010)

3 Bij enkele verenigingen werd de info aangevuld met informatie uit voortgangsrapporten en websites.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 53

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Amnesty International Vlaanderen

B

Amnesty is een wereldwijde onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van alle mensen-

rechten nastreeft door onderzoek en actie. Onze activisten worden gedreven door verontwaardiging over

ernstige mensenrechtenschendingen en door hoop op een wereld waarin alle mensenrechten werkelijk-

heid zijn voor alle mensen.

I

Alle mensenrechten voor iedereen: de strijd voor mensenrechten is vandaag actueler dan ooit.

Daarom blijft Amnesty actie voeren voor alle mensen wiens rechten geschonden worden. Of het nu gaat

over gewetensgevangenen, of mensen die in sloppenwijken verstoken blijven van basisrechten, we

zullen actie voeren, brieven schrijven, beleidsmakers aanspreken. Want als het op mensenrechten

aankomt, is er geen compromis mogelijk.

ATB De Natuurvrienden

B

ATB De Natuurvrienden is dé socio-culturele vereniging die ijvert voor duurzaam en zacht toerisme en

sociale recreatie. ‘Omhels de wereld’: De Natuurvrienden zijn een onderdeel van een internationale orga-

nisatie met meer dan 500.000 leden en 1.000 natuurvriendenhuizen.

I

Via Ecocyclo tonen De Natuurvrienden in de praktijk wat duurzaam en zacht toerisme betekent. Een voor-

beeld van eco-cultuur. Via uitgestippelde fietstochten langs ‘duurzame’ plekjes ervaart de fietser aan

den lijve wat duurzaamheid betekent: we fietsen langs sociale woningbouw, een beschutte werkplaats,

een bioboerderij, een wereldwinkel, een bedrijf van zonnepanelen, enzovoort.

ConTempo

B

ConTempo, netwerk voor wie zijn partner verloor door overlijden, wil als sociaal-culturele vereniging

mensen samenbrengen, onder begeleiding van ervaringsdeskundigen en professionelen, voor opvang en

begeleiding en hen helpen om zich in deze nieuwe levenssituatie opnieuw te integreren in de maatschappij.

I

Binnen ons vormingsaanbod is er het thema: ‘Mindfulness - Leven in het hier en nu’: een heel actueel

thema dat leeft binnen onze samenleving. Binnen onze plaatselijke afdelingen wordt dit thema gebracht

en besproken: vanuit de samenleving en ook specifiek gericht op de eigen situatie om na het overlijden

van de partner verder te leven. Het is een boeiend zoeken tussen de verwachtingen van de maatschappij

en de eigen mogelijkheden van mensen in een niet zelf gekozen levenssituatie. Het resultaat is zoeken

naar een evenwicht binnen de eigen situatie en openstaan voor het leven in het hier en nu.

curieus

B

curieus is een autonome, progressieve organisatie die actief is op het terrein van het sociaal-cultureel

volwassenenwerk. Zij ontwikkelt kwaliteitsvolle sociaal-culturele activiteiten met een lage drempel voor

een ruim en divers doelpubliek op lokaal, provinciaal en nationaal niveau. De activiteiten richten zich op

diverse maatschappelijke thema’s, de zingeving en emancipatie van deelnemers, met het doel een gelijke

kansensamenleving te realiseren.

IKLIK - Een rondreizende internetklas die op een laagdrempelige manier de nieuwe mogelijkheden

van het internet uitlegt aan iedereen die daar interesse voor heeft.

54 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Davidsfonds

B

‘Cultuur beleef je samen’ bij het Davidsfonds. Een onafhankelijk Vlaams cultuurnetwerk (van vrijwilligers

en beroepskrachten, auteurs, docenten, muzikanten, reisbegeleiders ...) dat kwaliteitsvolle cultuurbeleving

(met de focus op taal, geschiedenis en kunst) aanbiedt aan een breed publiek (volwassenen, waar moge-

lijk samen met hun (klein)kinderen) via meer dan 10.000 activiteiten, boeken, cursussen en reizen.

I

Het Davidsfonds is onder meer de initiatiefnemer van de Nacht van de Geschiedenis, die jaarlijks

plaatsvindt op de eerste dinsdag van de lente. Dat evenement bundelt één keer per jaar de krachten

van uiteenlopende organisaties (Davidsfonds-afdelingen, universiteiten, musea, heemkundige kringen

en andere verenigingen ...) om het brede publiek te laten kennismaken met het gevarieerde

geschiedenisaanbod in Vlaanderen en Brussel. Er zijn tal van rondleidingen, films, lezingen, bezoeken,

tentoonstellingen ... Het resultaat: telkens ongeveer 20.000 deelnemers aan meer dan 200 activiteiten

op evenveel plaatsen.

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV)

B

FMV ontwikkelt een emancipatorische sociaal-culturele werking door burgers met een migratieverleden te

informeren, te sensibiliseren en te verenigen. Zo verbeteren ze hun maatschappelijke positie en verhogen

ze hun participatie aan een open Vlaamse pluralistische samenleving.

I

De diverse groepen binnen het FMV worden verbonden door de beleving van eenzelfde religie, namelijk

de islam. De ramadan krijgt daarom in de planning van het FMV een bijzondere plaats. Jaarlijks organi-

seert het FMV met de lokale afdelingen een ramadanmarkt, zowel in Antwerpen als in Gent. Je kan er

terecht voor allerhande workshops, marktkramers bieden hun koopwaar aan ... We sluiten af met een

iftar waarbij gezamenlijk de vasten wordt verbroken.

Met dit initiatief willen we op een laagdrempelige manier burgers dichter bij elkaar brengen. We

brengen mensen met elkaar in contact in een ontspannen sfeer zonder verplichtingen.

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO)

B

FMDO ondersteunt haar lidorganisaties met vernieuwende en ruimdenkende methodes. De Federatie gaat het

migratiedebat niet uit de weg en kiest voor dialoog en communicatie. Met verschillende projecten wil FMDO

bijdragen tot een samenleving waar iedereen geaccepteerd wordt, ongeacht afkomst, religie of achtergrond.

I

FMDO slaat met enkele andere federaties in Brussel de handen in elkaar en organiseert een verkie-

zingsevenement. We willen leden van de verschillende verenigingen confronteren met politici en hen

de mogelijkheid bieden om hen rechtstreeks vragen te stellen. Politieke vertegenwoordigers van

verschillende partijen verspreiden zich tussen de deelnemers en gaan met hen in gesprek. Voor velen

is het de eerste keer dat ze echt een gesprek kunnen aangaan met een verkiezingskandidaat. Mensen

zien in dat hun stem telt.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 55

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Federatie van Vlaamse Simileskringen

B

Similes, familievereniging geestelijke gezondheid

Van onmacht naar kracht - Similes bouwt mee aan een nieuwe visie op geestelijke gezondheidszorg

en samenleving. We ijveren voor meer inspraak (participatie) in het beleid, met het oog op een betere

kwaliteit van samenleven.

I

Similes is partner in het experimentele project ‘Therapeutische projecten en Transversaal overleg’,

een initiatief van de Federale Overheid. Het project heeft speciale aandacht voor complexe en

langdurige psychische problemen, continuïteit van zorg, zorg op maat en participatie van gebruikers

en hun omgeving. We vonden tien familieleden bereid om als vrijwilliger dit project mee te realiseren.

Hulpverleners leren de familieleden kennen en raken gaandeweg overtuigd van de meerwaarde van de

participatie van patiënten en familie in de zorg en in het denken over zorg.

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

B

CDF vzw is een vooruitstrevende niet-confessionele koepelorganisatie. CDF biedt een alternatief door

mensen met verschillende overtuigingen en culturen samen te brengen. Samen leggen ze een positief

veranderingsproces af, zodat ze kunnen groeien tot volwaardige kritische en bewuste burgers, die zich

thuis voelen in de Vlaamse samenleving in al haar verscheidenheid.

I

CDF verzorgt op de consumentenbeurs Accenta samen met haar leden een belangrijk onderdeel

van een Turks cultureel luik. We organiseren optredens en een Turkse hoek waar bezoekers tot rust

kunnen komen, met een tas Turkse koffie en een gebakje. Tegelijk houden we elders in de stad een

fototentoonstelling en speelt in de Kinepolis-zalen een Turks mini-filmfestival.

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

B

FZO-VL staat voor integratie, emancipatie en participatie van de migrantengemeenschap in Vlaanderen.

FZO-VL is multicultureel: de leden komen uit bijna alle hoeken van de wereld. Zo zijn er Afrikaanse,

Turkse, Latijns-Amerikaanse, Maghrebijnse, Arabische, Oost-Europese en Vlaamse zelforganisaties aange-

sloten bij FZO-VL. Wij kunnen dus in zekere zin “global villagers” genoemd worden.

I

Naar aanleiding van de federale verkiezingen organiseert FZO-VL een politiek debat in samenwerking

met verschillende Gentse afdelingen. Het is voor ons opnieuw duidelijk dat de allochtone gemeenschap

wél geïnteresseerd is in politiek. Zowel de opkomst als vragen uit het publiek zijn hiervan een bewijs.

Ook de reacties en opmerkingen achteraf zijn positief. Onze verengingen zijn alvast vragende partij om

te blijven werken rond beleidsparticipatie.

Federatie Wereldvrouwen

B

Federatie Wereldvrouwen is een vereniging van en voor plaatselijke vrouwenverenigingen. We werken

onder andere samen met Filippijnse, Marokkaanse, Turkse, Vlaamse en interculturele groepen. Wij bieden

steun en advies aan onze lidorganisaties en maken hen zo sterker. De Federatie Wereldvrouwen is de

enige landelijke organisatie in Vlaanderen die vrouwen uit verschillende culturen daadwerkelijk samen-

brengt en begeleidt. Die verscheidenheid weerspiegelt zich ook binnen ons bestuur en vormt de kracht

van onze werking!

I

Onze dagelijkse werking is ons praktijkvoorbeeld. Onze federatie werkt altijd op maat, gericht naar de

noden van de vrouwen en de groepen die ze vormen. Het emanciperen en empoweren van (migran-

ten)vrouwen is een project op zich.

56 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

B

Federatie Onafhankelijke Senioren ( FedOS ) is een sociaal-culturele koepelorganisatie die door haar

netwerk een meerwaarde biedt aan alle seniorenverenigingen, ongeacht hun achtergrond en hun werking.

FedOS richt zich naar alle senioren in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het FedOS-

afdelingsnetwerk is zeer divers: FedOS slaagt erin om bedrijven-, vrienden- en thematische lidafdelingen

te verenigen. FedOS brengt senioren niet alleen bij elkaar als ex-collega’s, vrienden, leeftijdsgenoten ...

maar ook op basis van gemeenschappelijke (thematische) interesses.

I

Een heel succesvol thematisch initiatief is “De Kunstkamer”. De Kunstkamer biedt senioren de kans

in groep en mét een gids tijdelijke tentoonstellingen en musea in Vlaanderen bezoeken. Elk bezoek

vindt plaats in kleine groepen, met een deskundige gids. Het zijn stuk voor stuk leerrijke en interes-

sante bezoeken voor alle kunstliefhebbers (50-plussers). Vanwege het succes hebben we nu ook al

provinciale Kunstkamers opgericht.

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

B

Het Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) is een Vlaams-nationale maar partijpolitiek ongebonden vereniging

voor volwassenenwerk met en voor vrouwen. Het behoud van de Vlaamse identiteit is voor het Forum

van Vlaamse Vrouwen de basisgedachte. Deze identiteit beleeft het FVV in een wereld die voortdurend

beweegt en evolueert: in ons vormingsaanbod willen wij vanuit de band met het Vlaamse verleden, het

Vlaanderen in de 21ste eeuw bestuderen.

I

“De teloorgang van Den Doel”: In april 2009 komen tien vooraanstaande kunstenaars naar Doel

om een werk te maken op een binnenmuur bij Doelenaars thuis. De kunstenaars willen met deze

symbolische daad hun solidariteit betonen met de inwoners die graag in Doel zouden blijven wonen.

FVV draagt haar steentje bij door haar leden een allerlaatste blik te bieden op het ooit zo vreedzame

Doel. Hiervoor engageren we twee vrouwelijke Doelenaars die al jaren op de barricaden staan voor de

redding van hun dierbare gemeente. Een daguitstap als stil protest.

FVK-Rodenbachfonds

B

Het Rodenbachfonds bouwt als Vlaams en sociaal cultuurfonds mee aan een verdraagzaam en vrij Vlaan-

deren. De vereniging doet dit vanuit een gezond en kritisch zelfbewustzijn. Samen met andere volkeren en

regio’s in Europa en de wereld streeft het Rodenbachfonds naar een sociaal rechtvaardige wereldorde.

I

Project: ‘De achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’. Een wandeling met wandelbrochure. Met de

‘achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’ laten we deelnemers kennis maken met het ‘moderne’ leven van

vroeger. Dit project plaatst de technologische ontwikkelingen en sociale verwezenlijkingen in een

ander perspectief.

Met ‘de achteruitkijkspiegel van de vooruitgang’ kijken we even terug om de toekomst beter te begrijpen.

Het openluchtproject reist rond langs diverse afdelingen en gemeenten en bereikt per editie honderden

mensen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 57

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Gezinsbond

B

‘Zo’n Bond... die voor je opkomt en voor je zorgt, waarbij je terechtkan met opvoedingsvragen, die mee-

groeit met jouw gezin.’ Dat wil de Gezinsbond voor elk gezin zijn! We vertegenwoordigen 280.000 gezin-

nen en ijveren via onze gezinspolitieke acties voor een kind- en gezinsvriendelijke samenleving. We zijn

voelbaar aanwezig op het sociaal-cultureel veld; werken een ruime nationale en lokale dienstverlening uit

en zijn actief in het verenigingsleven.

I

Het project ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ geeft ouders de kans om binnen hun eigen vrienden-

kring onder deskundige begeleiding hun opvoedingshorizon te verruimen. Meer dan 150 gastouders

nodigen in hun eigen living vrienden en kennissen uit om ervaringen te delen. Met thema’s als

‘blij, bang, boos, verdrietig’, ‘zelfvertrouwen’, ‘pubers in huis’ en ‘signalen opvangen van jonge kinderen’

worden ouders en sinds kort ook grootouders positief erkend en laden ze hun batterijen op. ‘Bijtanken

over opvoeding @ home’ is één van de resultaten van een focusgroepenonderzoek van ouders over hun

verwachtingen op het vlak van opvoedingsondersteuning, een belangrijke pijler binnen onze werking.

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB)

BFAAB bevordert door middel van empowerment en activiteiten het welzijn, de emancipatie, de integratie

en participatie van de Afrikaanse gemeenschap aan de Belgische samenleving.

I

FAAB startte in samenwerking met Brede School het Keerpunt en andere lokale partners een ‘Afro-

kapsel’ -opleiding. In deze opleiding worden jongeren tussen 16 en 22 jaar opgeleid tot kapper, met als

specialisatie Afro-kapsels. Deze cursus is heel laagdrempelig, spreekt de jongeren aan, en wil hen stimu-

leren verder te studeren en een plaats op de arbeidsmarkt te vinden door hen een concrete opleiding

aan te bieden met toekomstperspectief. De leraars zijn zowel van Vlaamse als van Afrikaanse origine. Op

de werkvloer wordt bovendien hun kennis van het Nederlands bijgeschaafd.

Het Vlaamse Kruis

B

Iedere persoon heeft recht op eerste hulp bij ongeval of ziekte. Het Vlaamse Kruis vzw heeft als doel er

voor te zorgen dat alle elementen die bijdragen tot die eerste hulp in Vlaanderen op de meest efficiënte

wijze wordt geboden. We vormen hierdoor de schakel tussen het incident en de eventuele verder gespe-

cialiseerde hulp. Deze werking realiseren we als vrijwilligersvereniging met lokale afdelingen, verspreid

binnen de Vlaamse Gemeenschap.

I

Onze vereniging ondervindt een nood bij allochtonen aan meer kennis over EHBO. Zij hebben hier wel

interesse in, maar krijgen te kampen met gelijkaardige vooroordelen en drempels als de autochtonen. Het

Vlaamse Kruis wil iedereen de kans geven EHBO te leren. Daarom trachten we met een projectgroep, die

gericht te werk kan gaan, deuren te openen. Hiervoor doen we ook een beroep op De8, een minderheden-

centrum in Antwerpen. De eerste contacten met minderhedenverenigingen zijn reeds gelegd. Toch zal dit

een werk van lange adem zijn. Er moet vertrouwen groeien, zodat de vooroordelen langzaam maar zeker

geruimd kunnen worden. De eerste signalen zijn positief.

58 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Çavaria

B

Çavaria inspireert, stimuleert en ondersteunt verenigingen en individuen die opkomen voor een brede kijk

op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit. Ze streeft het welzijn na en komt op voor de

rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders in alle aspecten van het dagelijkse leven.

I

Take Care Week: Çavaria organiseert samen met Sensoa de Take Care Week (23-30 november).

Aanleiding hiervoor zijn het stijgend aantal besmettingen met hiv bij homomannen. In de Take Care Week

worden verenigingen (door çavaria) en horeca (door Sensoa) opgeroepen om een activiteit rond hiv te

organiseren in de week voor Wereldaidsdag (1 december). Wij voorzien materiaal, kant-en-klare vormin-

gen en ideeën voor acties. In 2009 worden 36 regionale of lokale acties opgezet.

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

B

De Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) werkt aan zingeving, kritisch omgaan met informatie en

opvoeding. We doen dit door debatten, vormingen, culturele activiteiten te organiseren en ons in het

maatschappelijk debat te mengen.

I

Het project Waardige Samenleving is een unieke samenwerking tussen de Humanistisch-Vrijzinnige

Vereniging (HVV), de Humanistische Jongeren (Hujo), het Vermeylenfonds, het Willemsfonds, de Maakbare

Mens, UPV (Uitstraling Permanente Vorming) én de Unie Vrijzinnige Verenigingen. Doel is een actualise-

ring van het vrijzinnig-humanisme en een beïnvloeding van lokale beleidsplannen voor een meer

waardige samenleving op basis van actuele vrijzinnig-humanistische waarden. Een waardige samenleving

is een samenleving die de grote verscheidenheid respecteert tussen individuen en groepen. Steeds met

oog voor de individuele ontplooiing en ontwikkeling van alle burgers. Hierbij wordt niemand uitgesloten en

voelt iedereen zich verantwoordelijk voor de onderlinge samenhang en verbondenheid.

Internationaal Comité (IC)

B

Het Internationaal Comité ondersteunt, als democratische multiculturele federatie, allochtonenorganisaties

in hun verscheidenheid. Het IC verenigt deze organisaties om de onderlinge solidariteit en samenwerking

tussen verschillende etnische groepen, allochtonen en autochtonen te bevorderen.

I

Project waarbij de link tussen onthaalbureaus en het verenigingsleven wordt gelegd. Tijdens de lessen

maatschappelijke oriëntatie wordt aan nieuwkomers het belang en de kansen van het verenigingsle-

ven concreet verduidelijkt. Ook lesgevers worden zo overtuigd van de meerwaarde van het middenveld

en het verenigingsleven. Verschillende nieuwkomers sluiten zich na de cursus aan bij een bestaande

vereniging of richten een vereniging op.

KAV - Vrouwen die bewegen

BKAV schept ontmoetingskansen, beweegt vrouwen en verdedigt hun belangen. Zo bouwen we aan een

wereld waarin elke vrouw zich ontplooit. Rechtvaardigheid en solidariteit inspireren ons.

I

Met het project ‘Broed op je keuze’ richt KAV zich tot jonge ouders en vooral tot jonge vrouwen. We

maken hen bewust van het belang van de juiste keuzes in hun arbeidsloopbaan, met het oog op hun

rechten in de sociale zekerheid. Jonge vrouwen met kinderen kiezen vaak, zonder zich bewust te zijn van

de gevolgen, voor deeltijds werken of voor loopbaanonderbreking.

We schrijven met deze actie jonge ouders aan, maar formuleren ook aan de overheid onze eisen voor

gelijke kansen voor V en M op de arbeidsmarkt, gezinsvriendelijke bedrijven, gezinsondersteunende

maatregelen enzovoort. Die eisenbundel overhandigen we op het groots slotmoment van de actie, op het

Martelarenplein in Brussel, waar vooral jonge mama’s met baby’s en politici de genodigden zijn.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 59

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

KVLV - Vrouwen met vaart

B

KVLV verenigt vrouwen op het platteland. Conditie en gezondheid, tafelcultuur en gezellig samenzijn,

hobby’s en vaardigheden, zorg voor jezelf en de omgeving en het authentiek landelijke brengen KVLV in

beweging. Samen met andere vrouwen je leven en je omgeving op een creatieve manier benaderen en zo

sterker in je schoenen staan: dat is KVLV!

I

Doorheen jaarlijks meer dan 50.000 activiteiten in bijna duizend plaatselijke groepen, heeft KVLV aandacht

voor velerlei thema’s. Enkele daarvan springen maatschappelijk sterker in het oog: duurzaamheid en zorg

voor het milieu en de actie ‘hang het uit: geef je droogkast een dagje vrij’ - versterken van het sociaal

weefsel en ‘een buurtleven vol muziek’ – ruraal erfgoed en de herwaardering van stenen bakhuisjes en

bakovens – aandacht voor kinderen en kunnen/mogen spelen in ‘Buiten spel’ – samenwerking omtrent

kansarmoede en met mensen met armoede-ervaring – kansen voor allochtone vrouwen in ‘fietsvriendin-

nen’ en taalstages Nederlands in KVLV-afdelingen.

Landelijke Gilden

B

Landelijke Gilden brengt bewoners en sympathisanten van het platteland samen en verenigt hen in 911

afdelingen. 7.559 bestuursleden organiseren activiteiten voor bijna 70.000 leden. Landelijke Gilden werkt

aan het lokale gemeenschapsleven, leefbare dorpen en een duurzame plattelandsontwikkeling.

I

Beweeg je dorp, doe mee

Landelijke Gilden organiseert in partnerschap met Cera, de Vlaamse overheid en Roularta van 2007 tot

2009 het project ‘Dorp met toekomst’. Met deze wedstrijd wil ze dorpsbewoners warm maken om

samen te werken aan een leefbaar dorp. 300 dorpen schrijven een idee in. De jury’s selecteren 88 dor-

pen, die tot 2.500 euro krijgen om hun idee ook uit te voeren. Vrijwilligers leggen een dorpspleintje aan,

stampen een dorpswebsite of fotoboek uit de grond, organiseren een dorpsspel of stoelenactie, promoten

de lokale handelaars of zetten een vervoersysteem voor de minder mobiele dorpsgenoten op. Na elke

editie kan een eindwinnaar genieten van een spetterend dorpsfeest.

kwb

B‘kwb eensgezind - een bruisende buurt begint hier’: niet enkel in onze standpunten maken we dat duidelijk.

Eén- of tweeoudergezinnen, alleenstaanden, jonge kinderen en jongvolwassenen, iedereen is welkom!

I

Actie voeren staat hoog in het vaandel van de kwb. Bijvoorbeeld samen met Ziekenzorg CM en Genees-

kunde voor het Volk voor betaalbare geneesmiddelen (KIWI-model).

kwb is dé pleitbezorger voor wie via vrije begeleiding zijn/haar rijbewijs wil behalen. Reeds meer dan

25 jaar organiseert de kwb lessen- en begeleidingsreeksen.

We lanceren ook de ‘buurtbox’. De buurtbox biedt een keuze aan sprankelende activiteiten om met

buren, vrienden en familie in de eigen huiskamer de buurt te laten bruisen.

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

B

KVG-Vorming is een vereniging voor personen met een handicap en hun omgeving. KVG-Vorming bouwt

aan een toegankelijke samenleving waarbinnen personen met een handicap een plaats hebben en

inclusie een feit is.

I

In aanloop naar het Europees jaar tegen armoede starten we in 2009 met het project ‘Op naar een

volwaardig inkomen en inclusie voor personen met een handicap’. KVG-Vorming gaat hiervoor een

samenwerking aan met VFG en de Universiteit Antwerpen. In een eerste fase peilen we met een enquête

naar het inkomen van personen met een handicap. We schakelen de lokale afdelingen van KVG-Vorming

in voor de verspreiding onder hun leden, en eventuele assistentie bij het invullen. In 2010 zal dit project

het thema zijn van de gezamenlijke landelijke actie.

60 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

B

De Latijns-Amerikaanse Federatie is een vereniging waarvan verschillende groeperingen van Latijns-Ame-

rikaanse immigranten die in Belgie wonen deel uitmaken. Van groepen die zich bezig houden met dans

of muziek, tot groepen van vrouwen of jongeren: de Federatie steunt ze allemaal. Zo zijn ze in staat hun

structuur te verbeteren en krijgen ze extra impulsen om de gemeenschappelijke doelen te verwezenlijken:

de identiteit en de gemeenschappelijke ontwikkeling versterken om de integratie te vergemakkelijken.

I

Vila Cabral – ‘Ontmoeting tussen 2 beschavingen’: Vila Cabral is een Zuiders activiteitenprogramma,

samengesteld door enthousiaste verenigingen, scholen, buurtwerkingen, bibliotheken ... en 11.11.11 in de

districten Antwerpen en Deurne. De Latijns-Amerikaanse Federatie neemt actief deel en organiseert met

haar groepen een opendeurdag: ‘Ontmoeting tussen 2 beschavingen’. Bezoekers maken kennis met de

Latijns-Amerikaanse keuken, muziek, dans, kunst en film. Aansluitend vinden lezingen plaats en loopt een

tentoonstelling.

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

B

LBV zet zich in voor een brede en volwaardige participatie van haar leden binnen een snel verande-

rende samenleving. LBV heeft een humaan-liberale visie op mens en samenleving en legt nadruk op het

individueel-menselijk aspect binnen de context van het levenslang leren. Tevens achten we het belangrijk

om te werken aan de verbondenheid van diverse bevolkingsgroepen in een geest van vrije meningsuiting

en respect. LBV wil voor de huidige en volgende generaties een vernieuwende actor zijn in het omgaan

met de uitdagingen van de vergrijzende maatschappij.

I

Diversiteit vormt voor LBV een uitdaging om steeds op zoek te gaan naar wat ons bindt en niet, zoals dat

vaak gebeurt, om verschillen te beklemtonen. Om deze visie in de praktijk te brengen, start LBV in 2009-

2010 het diversiteitsproject ‘Boyokani’. Dit project brengt Vlaamse en Afrikaanse senioren samen

en laat hen terugblikken op hun belangrijkste levensloopmomenten. Ouderen uit beide culturen gaan

samen op zoek naar verschillen en gelijkenissen in de manier van opvoeden, het aangaan van relaties,

het dagelijkse handelen en het ‘senior zijn’ in Afrika en Vlaanderen. In samenwerking met het Afrikaans

Platform worden een twintigtal educatieve activiteiten uitgewerkt waaraan leden van beide verenigingen

deelnemen. De ontmoetingsmomenten worden vastgelegd op een dvd. Deze kan gebruikt worden als

educatief instrument om met groepen senioren interculturele gesprekken op gang te brengen.

Liberale Vrouwen

BDe Liberale Vrouwen ijveren voor de emancipatie van de vrouw, vanuit een liberaal perspectief, als per-

soon en als groep, door samenwerking en concrete sociaal-culturele actie.

I

Project Interculturele Vrouwenplatformen: met dit project brengen we diverse vrouwenorganisaties sa-

men. Doel is dat vrouwen elkaar leren kennen in een ontspannen sfeer en via ervaringsleren: door samen

activiteiten te organiseren en bij te wonen, worden de verschillen gerelativeerd en komt de nadruk te

liggen op de gemeenschappelijke kenmerken van het vrouw zijn.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 61

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Linx+

B

Linx+ richt zich als netwerk tot iedereen die tijdens zijn levensloop werknemer is, was of zal zijn. Linx+

verenigt mensen met culturele, educatieve, recreatieve en actiegerichte groepsactiviteiten. Belangrijke

invalshoeken zijn hierbij vakbondsthema’s en deelname aan het maatschappelijke leven, onder meer door

belangenbehartiging van en door senioren. We combineren dat met aandacht voor persoonlijke ontplooiing

in de vrije tijd, ontspanning en ontmoeting. Linx+ streeft naar een grotere mondigheid, weerbaarheid,

solidariteit, verdraagzaamheid en engagement ....

I

Linx+ brengt senioren in alle middelgrote steden bij elkaar. Ze discussiëren rond thema’s uit hun

leefwereld om uiteindelijk tot gezamenlijk gedragen standpunten te komen. Met die standpunten gaan

ze de boer op in allerlei raden en commissies: gaande van de plaatselijke seniorenraad tot het Europese

Age, en van de plaatselijke vakbondscentrale tot het Europees Vakverbond. Op die manier zorgen ze dat

de stem van de ouderen doorklinkt op alle beleidsniveaus.

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

B

markant is een netwerk voor ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke

ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. markant is daartoe actief in 3 subnetwerken: het

vrijetijdsnetwerk markant; het ondernemersnetwerk mabizz in samenwerking met UNIZO en het car-

rièrenetwerk artemis. De twee laatste subnetwerken hebben vooral oog voor de professionele ontplooiing

van het markant-lid. We vullen ons engagement in vanuit een christelijke inspiratie.

I

(Jonge) vrouwen hebben nood aan kleine, gezellige netwerken met gelijkgestemde jonge vrouwen,

waarin ze zowel activiteiten terugvinden op het vlak van ontspanning en cultuur, maar ook activiteiten die

bijdragen tot hun professionele ontwikkeling. Ze zijn ambitieus en willen dat hun netwerk ‘rendeert’. Bin-

nen markant starten we daarom stedelijke jongerennetwerken onder de titel ‘Best Pittig’.

Masereelfonds

B

Het Masereelfonds is een onafhankelijke en linkse organisatie die kritisch en alert het maatschappelijke

en culturele leven volgt en bevraagt. Het verzamelt en biedt een forum aan een bont gezelschap progres-

sieve mensen.

I

Circa 2009, wereldhaven van woord, muziek en dans. Een stadsfestival met kinderanimatie, in brede

samenwerking, multicultureel, wijkgebonden maar met zicht op de nationale en internationale context.

Een mengeling van opinie, literatuur, muziek, theater. Het evenement kreeg veel bijval, zeker bij de

partners: er is vraag naar meer. Het stadsfestival werd gedragen door de enorme inzet van vrijwilligers en

personeel.

Neos - netwerk van ondernemende senioren

B

Neos, netwerk van ondernemende senioren, is een sociaal-culturele vereniging die senioren samenbrengt

om de vrijgekomen tijd op een maatschappelijk zinvolle manier in te vullen. Neos ondersteunt de per-

soonlijke en maatschappelijke emancipatie, opdat ouderen op een zelfstandige manier een (vol)waardige

plaats innemen in de samenleving.

Gemeenschapsvorming, kunst- en cultuurparticipatie, vorming en informatie zijn centrale begrippen om

dit actief en democratisch burgerschap verder te ontwikkelen.

I

De digitalisering van de samenleving is een thema dat iedereen aanbelangt maar sommige ouderen

afschrikt. Via een brochure “Aan de knoppen” worden diverse voordrachten verzameld om het thema – op

een praktische manier – aan bod te laten komen binnen de clubwerking. Dankzij een samenwerkingsover-

eenkomst tussen Neos en Telenet konden diverse seniornetanimatoren opgeleid worden om een informa-

tiesessie rond digitale televisie in de plaatselijke afdelingen te verzorgen. In 2009 programmeerden 19

afdelingen één of meer voordrachten/lessen/informatiesessies in het kader van de digitale samenleving.

62 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

OKRA

BOKRA is de beweging waar 55+ elkaar ontmoet. Het is het trefpunt dat steevast de belangen van ouderen

behartigt. OKRA staat voor open, kristelijk, respectvol en actief.

I

463 trefpunten voldoen aan de criteria van een belangenbehartigend trefpunt: ze hebben een plaat-

selijke ombudsman (Vingerknipper), bieden regelmatig informatie aan de leden aan en werken mee aan

een gemeentelijk ouderenbeleid. In 2009 voeren de trefpunten 595 plaatselijke acties. OKRA werkt op

gemeentelijk niveau mee aan het ouderenbeleid via het project ‘Tussengas Zilverboek’ en de gemeen-

telijke ouderenadviesraden. De regio’s coachen de trefpunten via kadervorming en begeleiding. Vanuit het

Algemeen secretariaat wordt de lokale belangenbehartiging ondersteund via cursussen, werkmateriaal voor

Vingerknippers, infofiches en zo meer.

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

B

Pasar wil als sociaal-culturele vereniging zoveel mogelijk mensen motiveren en kansen bieden om hun

vrije tijd, die ze besteden aan toerisme en recreatie, waardevol in te vullen. Dit in het bijzonder rond

vakantie en recreatiemogelijkheden dichtbij.

I

Buur Natuur: Pasar verkiest het mooiste plekje!

Het jaarthema ‘Buur Natuur’ benadrukt het belang van natuurbeleving en natuurbehoud! In 2009 verkiezen

130 plaatselijke afdelingen van Pasar het mooiste natuurplekje uit hun gemeente of streek en huldigen dit

plekje feestelijk in. Ook in eigen omgeving is immers nog zoveel moois terug te vinden. Rond 50 verkozen

plekjes werken we bovendien mooie recreatieve wandelingen en fietstochten uit, die in 2010 verschijnen in

de ‘Mooisteplekjesgids’.

Platform van Afrikaanse Gemeenschappen

B

Het Platform van Afrikaanse Gemeenschappen is een socio-culturele koepelorganisatie van Zwart-Afri-

kaanse verenigingen, actief in Vlaanderen en Brussel. Wij zijn er om:

- de belangen van de Afrikaanse gemeenschap te behartigen en ervoor te zorgen dat ze een volwaar-

dige plaats krijgt in de maatschappij;

- de ontwikkeling van het Afrikaans verenigingsleven te stimuleren en contacten met hun omgeving

mogelijk te maken;

- de krachten van de verenigingen te bundelen en als één gemeenschap naar buiten te komen.

I

Het project ‘Als een wereld zo groot, waar je vlag staat geplant’ vertrekt vanuit de vaststelling dat Ant-

werpse Afrikaanse jongeren niet deelnemen en -hebben aan het reguliere culturele en vrijetijdsaan-

bod. Dit project biedt de jongeren erkenning voor hun talenten en wil van hen competente en volwaardige

burgers maken. Jongeren krijgen repetitieruimtes ter beschikking, doen mee aan een talentenwedstrijd en

geven optredens. Het coördinatieteam, waarin de jongeren zelf vertegenwoordigd zijn, organiseert uitstap-

pen naar concerten, festivals en allerlei sociaal-culturele activiteiten. Het project concentreert zich vanaf

nu ook op de organisatie van discussieweekends en colloquia. Jongeren gaan in dialoog met het beleid en

overtuigen de overheid om meer rekening te houden met hun noden.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 63

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

S-Plus

B

S-Plus is een wervelende en dynamische vereniging die ernaar streeft om vooruit te gaan, vooruit te

denken en nieuwe generaties senioren aan te spreken. Hierbij vergeten we onze roots niet. S-Plus is een

socialistische organisatie met solidariteit als drijfveer. De rijke levenservaring van haar leden is de bouw-

steen van de vereniging. Senioren samen in de weer, voor zichzelf en voor elkaar, daar gaan we voor.

I

S-Plus start het Jukeboxproject. We trekken met een jukebox naar de rusthuizen, waarvan de bewoners

voordien een top-20 samengesteld hebben. Samen met de animatoren van het rusthuis wordt het telkens

een vrolijke namiddag, waarin vooral zang centraal staat. Enkelen wagen zich nog op de dansvloer voor een

polonaise. S-Plus wil met dit project het vaak monotone bestaan van de rusthuisbewoner doorbreken.

Muziek is het ideale middel om herinneringen aan vroeger op te halen. Er wordt dan ook hier en daar een

traantje weggepinkt. Als afsluiter bieden we de bewoners koffie en taart aan en kunnen ze napraten over

de namiddag. Misschien een kleiner project, maar zeker met een grote impact.

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van België)

B

De Turkse Unie van België heeft als missie de verdeeldheid van de Turkse verenigingen in België tegen te

gaan door ze samen te brengen onder één koepel, om zo een sterke organisatie te creëren. Dit met het

oog op de bevordering van de integratie van onze achterban. We realiseren dit door de activiteitsgraad van

de achterban te verhogen en via ondersteuning en begeleiding de zelfstandigheid van de verenigingen te

versterken.

I

Onder de allochtone kinderen zijn er grote problemen rond onderwijs en taal, met gevolgen voor de

gehele schoolloopbaan. Zowel de jongeren als de ouders hebben weinig weet van doorstroming naar het

hoger onderwijs en het nieuwe systeem van kredietpunten. Als vereniging trachten we met onze werk-

groep Onderwijs verandering te brengen. We organiseren beurzen om ouders, studenten en hogescholen

samen te brengen, informatie te verschaffen en doorstroming van studenten te stimuleren. We organiseren

literatuurdagen om jongeren warm te maken voor de taal, enzovoort. De deelnemers waarderen deze

concrete aanpak.

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

B

De Unie van Turkse Verenigingen levert een actieve bijdrage aan de opbouw van een harmonieuze sa-

menleving. De werking steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeenschap in de

Belgische maatschappij. De Unie richt zich op de verdediging van mensenrechten en neemt het op tegen

racisme en discriminatie.

I

We organiseren in samenwerking met het Willemsfonds en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen

(FMV) de jaarlijkse BeraberPrijs. De BeraberPrijs is een blijk van waardering voor de ouders of de voogd

van een pas afgestudeerde student, die de deelname van allochtone jongeren aan hoger onderwijs

duidelijk hebben bevorderd. In onze samenleving hebben kinderen immers nog steeds onvoorwaardelijke

steun en liefde van hun ouders nodig om gemotiveerd te blijven om af te studeren.

64 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers

B

De vereniging heeft tot doel vormingsmogelijkheden te bieden, die gericht zijn op de veelzijdige persoons-

ontwikkeling van zelfstandige ondernemers. Doel is een beter begrip van zichzelf en van hun situatie in de

maatschappij. Deze ontwikkeling als persoon en als groep heeft tot doel hun volwaardige participatie aan

het maatschappelijk gebeuren te bevorderen. De vereniging gaat voor haar sociaal-cultureel vormings-

werk voornamelijk uit van de beroepsbeleving, de ondernemingscultuur en de maatschappelijk-economi-

sche situatie van haar leden.

I

Maatschappelijke projecten: we onderzoeken een aantal maatschappelijke tendenzen die het ondernemen

sterk raken en werken experimenten en projecten uit. Concreet zijn dat: allochtoon ondernemerschap

(van het uitwerken van concrete dienstverlening tot samenwerkingsverbanden met allochtone onderne-

mersorganisaties), onderwijs en ondernemen (via begeleidingsaanpak, vormingsaanbod, ontwikkelen van

tools, met wedstrijdformules het ondernemerschap bij jongeren stimuleren), maatschappelijk verant-

woord ondernemen (het verhelderen van maatschappelijk ondernemen bij zelfstandigen, het uitwerken

van concrete informatie- en werksessies), ‘Met belgerinkel naar de winkel’ (een bijzondere actie in

samenwerking met Bond Beter Leefmilieu om fietsen bij het winkelen te stimuleren).

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

B

VOS wil in Vlaanderen bijdragen aan de bewustwording rond de ontwikkelingen die zowel de ‘grote’ als de

‘kleine’ vrede bedreigen. VOS zoekt vernieuwende manieren om de vredescultuur in een snel veranderen-

de Vlaamse samenleving te versterken. Om zijn doelen te bereiken werkt VOS informatief, sensibiliserend

en mobiliserend via verschillende kanalen.

I

Straattheaterproject Onder de Mensen: rond identiteit, diversiteit en samenleven. Ieders leefwereld

bestaat uit verhalen. Samenlevingsproblemen ontstaan vaak wanneer mensen elkaars verhalen niet meer

kennen. Met het straattheater ‘Onder de Mensen’ draagt VOS een steentje bij tot de interculturele dialoog.

‘Onder de Mensen’ wordt in 2010 herhaald in Mechelen.

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt)

B

Velt is een ongebonden, pluralistische vereniging van personen die zich actief inzetten voor een ecologi-

sche leefomgeving binnen het brede kader van duurzame ontwikkeling. Om dat doel te bereiken, komt

Velt op voor biodiversiteit en voor een energie- en grondstoffenzuinig productie- en consumptiegedrag

door individuen, bedrijven en overheden. Leden van Velt dragen daaraan bij door in hun eigen omgeving

betekenis te geven aan ecologisch leven en tuinieren, en door samen te werken in publieke activiteiten.

I

De Velt-bewegingscoaches: een project waarin vrijwilligers vrijwilligers coachen.

De coaches sporen mensen op, die activiteiten ontplooien rond eco-actieve thema’s. In samenwerking met

de bestaande Velt-groepen en lesgevers bieden ze deze nieuwe ‘eco-actieven’ de kennis en knowhow aan,

die ze nodig hebben bij de uitbouw van hun specifiek ecologisch project.

De coaches slaan de brug tussen de verschillende soorten vrijwilligers om, op lokaal niveau, Velt open

en aantrekkelijk te maken voor alle eco-actieve burgers. Zo dragen ze, via maatschappelijke activering, bij

aan gemeenschapsvorming rond het thema ecologie.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 65

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

B

VOEM creëert een helder en genuanceerd beeld van moslims in ons land. VOEM gidst niet-moslims

doorheen het islamitische erfgoed en moslims doorheen het Vlaamse en Europese erfgoed en de huidige

maatschappelijke context. VOEM biedt ondersteuning bij de ontwikkeling van een Vlaams-Islamitische

identiteit. Op deze manier probeert VOEM vooroordelen te voorkomen en te pleiten voor een verdraagzame

en pluralistische samenleving.

I

We sensibiliseren over intrafamiliaal geweld en begeleiden families die hiermee te maken krijgen. In

Antwerpen en Oost-Vlaanderen bestaat een netwerk van samenwerkingsverbanden met onder meer politie,

gerecht, CAW’s, OCMW’s en de stad.

Andere thema’s zijn interculturaliteit in de gezondheidszorg: we sensibiliseren met studiedagen en info-

sessies professionelen en de eigen achterban. “Ouder Worden in Vlaanderen”: we leren zorgvoorzieningen

en allochtone ouderen elkaar kennen. En verder: interlevensbeschouwelijke dialoog, opvoeding ...

Vereniging voor personen met een handicap (VFG)

B

VFG vzw streeft naar volwaardig burgerschap voor iedere persoon met een beperking. VFG voert actie,

creëert ontmoetingskansen, richt ontspannende en culturele activiteiten in, verzorgt informatie en is actief

in Letland en Bulgarije.

I

VFG versterkt netwerken tussen mensen met en zonder handicap en betrekt hierbij actief de buurt waar

mensen leven, wonen en werken. Wij zijn actief in landelijke en regionale adviesraden en vooral sterk

vertegenwoordigd in lokale adviesraden. Onze basis (vrijwilligers, bestuursleden en andere leden) vormen

voor ons dagelijkse inspiratie om activiteiten op te zetten, die zij belangrijk vinden. VFG bouwde een sterke

interne participatiecultuur uit waar mensen met een handicap in hoge mate het beleid bepalen.

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging

B

VIVA-SVV wil dat vrouwen zich goed in hun vel voelen. Op een eigentijdse en laagdrempelige manier

brengt de socialistische vrouwenvereniging VIVA-SVV vrouwen lokaal samen rond thema’s als gezondheid,

gezin en gelijke kansen.

I

Toneelstuk cyberpesten ‘Bad Girlz Rule’: kinderen zijn opgegroeid met het internet en vinden er vaak vlot

hun weg. Ouders voelen er zich vaak onzeker bij. Het is belangrijk dat ouders er bewust van zijn dat ook

in de virtuele wereld ouderlijk toezicht en begeleiding nodig is. Met het toneelstuk over cyberpesten

maken ouders kennis met de virtuele wereld en hun rol erin. Door de praktische en werkbare oudermap

leren ze hun kinderen begeleiden, ook als ze zelf weinig computervaardigheden hebben.

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG)

B

VVVG: een Vlaamse, actieve, pluralistische vrijwilligersorganisatie zonder structurele binding met politieke

partijen, noch met godsdienstige of filosofische verenigingen. Het cement dat de leden bindt, is het

Vlaamse bewustzijn. Hoofddoelen: de samenhorigheid tussen 50-plussers in Vlaanderen bevorderen,

meewerken aan hun ontplooiing en hun belangen behartigen. Om de toenemende vereenzaming in de

huidige maatschappij tegen te gaan, stimuleert en motiveert het VVVG haar leden om engagementen aan

te gaan in de samenleving.

I

Binnen de jaarthemawerking ‘Kleurrijk Vlaanderen’ belicht het VVVG de diversiteit in de samenleving. Dit

wordt ruim ingevuld: naar etnische afkomst, religie, leeftijd, sociale klasse, validiteit ... We starten met de

ideeëndag ‘Verleg je grenzen’ met infostands van diverse organisaties, optredens en films. We eindigen

met de studiedag ‘Armoede’. Met de studiedag willen we het publiek sensibiliseren voor en informeren

over de toenemende armoede in Vlaanderen, met speciale aandacht voor armoede bij senioren. We belich-

ten er het VVVG-armoedeproject ‘Kom mor binne’: een open huis voor mensen met een laag inkomen.

66 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Vlaamse Volksbeweging

B

De VVB streeft naar de maatschappelijke, culturele en politieke ontvoogding van Vlaanderen tot een

onafhankelijke staat in Europa en speelt daarbij een (proactieve) voortrekkersrol bij het behartigen van de

Vlaamse belangen. Als niet-partijpolitieke, pluralistische vereniging wil ze daarom via socio-culturele weg

de brede publieke opinie bij dat streven betrekken en aanzetten tot actieve inzet in het democratische

besluitvormingsproces.

I

Naar aanleiding van de federale verkiezingen beslist de VVB om in allerijl een spoedactie ‘Genoeg!

Gewoon splitsen’ op te zetten. Ondanks de erg korte voorbereidingstijd slagen we erin (mede dank zij de

grote medewerking van onze lokale kaders) om de actie in de aandacht van de media te brengen: 3.500

man op een betoging die slechts vijf dagen vooraf bekend is gemaakt. Lokaal zetten we verschillende

debatten op, werken onze vertegenwoordigers mee aan televisiedebatten en publiceren we vrije tribunes

in diverse kranten (De Standaard, De Morgen ...). De dienstweigeringsactie beheerst wekenlang de

media. Maar wat ons het meest verheugt, is dat wij als kleine vereniging (4.500 leden) nu al meer dan 25

parlementsleden (verspreid over 4 partijen) tellen die lid zijn van de VVB.

VOSOG Scouting voor volwassenen

B

VOSOG vzw (Vlaamse Oud-Scouts en Oud-Gidsen), Scouting voor volwassenen is een vereniging welke de

gemeenschappelijke, culturele en sociale belangen voor de werking van zijn autonome lokale kernen of

stammen in de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels hoofdstedelijk gebied behartigt en tot doel stelt om:

- de kwaliteit en de geest van Scouting (voor volwassenen) te bewaken en te bevorderen;

- te zorgen voor onderlinge stimulering en kennisoverdracht;

- te zorgen voor doorstroming van informatie;

- te zorgen voor vorming en begeleiding.

I

We bieden dagelijks de kans tot samenkomst en samenleven, in scoutsgeest, aan al onze leden. We

verlenen steun aan plaatselijke scoutsgroepen als die erom vragen. Als ‘startende vereniging’ zijn we volop

bezig met de uitbouw van een website ‘VOSOG.eu’, gebonden aan de volledig geïnformatiseerde ledenad-

ministratie. Verder onderhouden we de ‘VOSOG-Vakantiefondsen’, onder toezicht en medebeheer van de

Koning Boudewijnstichting ten voordele van Nier- en Mucopatiëntjes.

vtbKultuur

B

vtbKultuur is een Vlaamse, toonaangevende vereniging die op een open en veelzijdige wijze culturele

ontplooiing en maatschappelijke betrokkenheid nastreeft. Dat doen we door de eigen en andere culturen op

duurzame wijze te verkennen, te exploreren en actief te beleven. Ontastbare elementen als rust, ontspan-

ning, genieten, ontmoeting, nieuwe ervaringen, culturele verrijking, respectvol en actief participeren en

groepsbeleving staan hierbij centraal.

I

Ons jaarthema is ‘Tegen de stroom in’. Het is een ode aan de dwarsliggers en onafhankelijke geesten:

koppige witte raven die de moed opbrachten om in hun dooie eentje of met medestanders hun eigen weg

te gaan - en daar ook nu nog om herinnerd worden. Doorheen een waaier van boeiende activiteiten houden

we de mechanismen en de markante persoonlijkheden die mee ‘cultuur bepalen’, tegen het licht. ‘Tegen de

stroom in’ wil ook het verhaal brengen van de sociaal-culturele werking van vtbKultuur. Tegen het individu-

alisme brengt vtbKultuur de kracht van groepsbeleving in stelling, net als het vrijwilligerswerk en de open

uitnodiging om er samen met de familie op uit te trekken.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 67

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Welzijnsschakels

B

Welzijnsschakels verenigt en ondersteunt vrijwilligersgroepen die bijdragen aan de emancipatie van, en

gelijke kansen voor mensen die het slachtoffer zijn van armoede en uitsluiting. Wezenlijk hierbij is de

geëngageerde ontmoeting tussen mensen met en zonder armoede-ervaring: via individuele contacten, in

groepsverband en in dialoog met partners in de samenleving. Welzijnsschakels vertrekt vanuit de (h)erken-

ning van de waardigheid en de kracht van ieder mens. Welzijnsschakels opteert ervoor om steeds nieuwe

mensen te bereiken en te betrekken, en werkt samen met partners die deze missie helpen realiseren.

I

Samen met curieus werken we het project ‘Iedereen creatief’ uit in acht Welzijnsschakelgroepen.

Resultaat: drie creatieve momenten in de verschillende groepen, een rijkdom in beeld, taal en klank door

mensen met en zonder armoede-ervaring, boeiende ‘naar-buiten-kom-momenten’ met de groep, en

vooral veel goesting naar meer. Wordt vervolgd!

Willemsfonds

B

Het Willemsfonds is de oudste Vlaamse sociaal-culturele vereniging. Vanuit haar liberaal-vrijzinnige visie op

de wereld stimuleert het Willemsfonds de persoonlijke groei van elk individu en werkt het mee aan de ver-

dere uitbouw van een democratische, interculturele samenleving op lokaal, provinciaal en regionaal niveau.

We hebben in de realisatie van gelijke kansen in Vlaanderen een verantwoordelijkheid en een concrete rol

te vervullen. Het Willemsfonds betrekt zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen actief bij cultuur in de ruimste

zin van het woord.

I

We organiseren in samenwerking met de Unie van Turkse Verenigingen (UTV) en de Federatie van Marok-

kaanse Verenigingen (FMV) de jaarlijkse BeraberPrijs. De BeraberPrijs is een blijk van waardering voor de

ouders of de voogd van een pas afgestudeerde student, die de deelname van allochtone jongeren aan

hoger onderwijs duidelijk hebben bevorderd. In onze samenleving hebben kinderen immers nog steeds

onvoorwaardelijke steun en liefde van hun ouders nodig om gemotiveerd te blijven om af te studeren.

Ziekenzorg CM

B

Ziekenzorg CM verenigt chronisch zieken, zorgbehoevende personen én gezonden die het voor elkaar

opnemen met als doel een veelzijdige persoonsontwikkeling én een volwaardige participatie aan het

maatschappelijk leven.

I

Verenigingen verdwijnen in grootsteden, ook Ziekenzorg CM. Vooral in steden waar er veel anonimiteit

heerst, is het sociaal netwerk vaak verbrokkeld en wordt eenzaamheid des te pijnlijker voelbaar. Ziekenzorg

CM speelt hierop in door een kwaliteitsvolle werking in de (groot)stad uit te bouwen: ‘De warme buurt’.

In samenwerking met de lokale overheid, OCMW, lokale dienstencentra en thuiszorgdiensten richten we

bezoekteams van speciaal opgeleide vrijwilligers op. In een volgende fase bekijken we op basis van noden

en verwachtingen hoe we een plaatselijk verenigingsaanbod kunnen uitbouwen.

68 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2.3 DE WERKING IN CIJFERS

De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 54 verenigingen4.

De cijfers in rood zijn de cijfers voor de 14 migrantenverenigingen (detail uit de groep van 54). We vermelden de gegevens van de

migrantenverenigingen apart omwille van hun bijzonder statuut. Tot in 2010 krijgen de migrantenverenigingen de tijd om in alle

facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de verenigingen binnen het decreet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Gemarkeerde cijfers: De gemarkeerde cijfers zijn de cijfers met uitsluiting van EVO en VCOV. Het vertrek van deze twee verenigingen

uit de sector heeft uiteraard een negatieve impact op de cijfers. Dit maakt adequate vergelijkingen in de tijd moeilijk. De gemar-

keerde cijfers maken een vergelijking met de cijfers van 2009 weer mogelijk.

1. Hoeveel afdelingen tellen de verenigingen?

2007 2008 2009

de spreiding van de afdelingen of groepen

over de provincies

detail: migrantenverenigingen

13.678 15.395

1.119

13.712 15.511

1.269

13.970

1.567

100,0%5

100,0%

Antwerpen3.601

333

3.593

370

3.219

469

23,0%

29,9%

Brussel 613

154

536

191

523

268

3,7%

17,1%

Limburg2.475

331

2.412

350

2.150

374

15,4%

23,9%

Oost-Vlaanderen3.328

232

3.468

266

3.129

322

22,4%

20,5%

Vlaams-Brabant2.430

48

2.419

70

2.145

86

15,4%

5,5%

West-Vlaanderen2.948

21

3.083

22

2.804

48

20,1%

3,1%

4 LVZ nam niet deel aan de bevraging. De Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) maakten afspraken met de overheid om zich vanaf 2009 te laten ondersteunen door het Departement Onderwijs. Zij maken dus niet langer deel uit van het erkende of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dat brengt het totaal aan deelnemende verenigingen op 54.

5 Waar in dit boek afrondingen gehanteerd worden, kan het voorkomen dat het totaal licht afwijkt van de som van de delen.

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 69

6 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

VER: spreiding van de afdelingen per provincie

aandeel afdelingen

aandeel bevolking

Vlaams Gewest6

23% 4% 15% 22% 15% 20%

28% 13% 23% 17% 19%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

30% 17% 24% 21% 5% 3%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

MIG: spreiding van de afdelingen per provincie

aandeel afdelingen

Op de eerste grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het

Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28 % van de inwoners van het Vlaams Gewest

(exclusief Brussel) en voor 23 % van het aantal afdelingen van de verenigingen.

De verenigingen hebben in totaal 13.970 afdelingen, verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en

Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet gevolgd door West-Vlaanderen. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant

vormen de middenmoot.

Op dit moment zijn de migrantenverenigingen goed voor 11 % van het totaal aantal afdelingen van de werksoort Verenigingen, zijnde

1.567 afdelingen. De spreiding van de afdelingen bij de migrantenorganisaties ligt opvallend anders: in Brussel zijn zij met 268 afde-

lingen goed voor meer dan de helft van het totaal aantal Brusselse afdelingen. In West-Vlaanderen slaat de teller de andere kant uit:

de migrantenfederaties zijn hier nauwelijks aanwezig: zij realiseren 48 afdelingen in deze provincie. In absolute cijfers is de provincie

Antwerpen een topper.

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

70 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

VER: evolutie aantal afdelingen

16.000

14.000

12.000

10.000

8.000

6.000

4.000

2.000

0

aantal

afdelingen

VER

aantal

afdelingen

MIG

2007 2008 2009

2.0001.8001.6001.4001.2001.000800600 4002000

In de grafiek hierboven tonen we de evolutie van het aantal afdelingen in de voorbije jaren. De afdelingen van EVO en VCOV laten

we buiten beschouwing. De verenigingen vertonen als werksoort een lichte groei (+2 % in drie jaar), die nagenoeg volledig toe te

schrijven is aan de migrantenverenigingen (+40 %). De sterke groei van de migrantenverenigingen heef wellicht te maken met

feit dat ze een relatief jong type organisaties zijn. Ze hebben een groot groeipotentieel, vooral in de steden. Ook het effect van de

huidige regelgeving is niet te verwaarlozen. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de migrantenver-

enigingen tegen 2011 minstens 50 afdelingen moeten tellen, die actief zijn in minstens drie Vlaamse provincies. De sterke groei bij

deze organisaties weerspiegelt de inspanningen die ze leveren om aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen.

Hierboven geven we een detailbeeld van de groei van de migrantenverenigingen. De groei zet zich door in alle provincies. In abso-

lute aantallen is de groei het sterkst in Antwerpen (+ 136 afdelingen).

MIG: evolutie aantal afdelingen per provincie

500

450

400

350

300

250

200

150

100

50

0

Antwerpen

Brussel

Limburg

Oost-Vlaanderen

Vlaams brabant

West-Vlaanderen

2007 2008 2009

PROFIEL VAN DE SECTOR | 71

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele

vereniging. De mediaan8 is duidelijk te onderscheiden als het roze vierkantje.

Gemiddeld tellen de verenigingen 259 afdelingen. De mediaan ligt op 121 afdelingen. Migrantenverenigingen tellen gemiddeld 112

afdelingen. Voor de 40 andere verenigingen ligt dit gemiddelde met 310 afdelingen beduidend hoger.

De helft van de verenigingen telt tussen de 100 en de 500 afdelingen. Een derde telt minder dan 100 afdelingen. De grootste

vereniging telt 1.236 afdelingen, de kleinste 40: één migrantenvereniging zit voorlopig onder de erkenningsnorm van minimum 50

afdelingen. De grootste migrantenverenging klokt af op 236 afdelingen.

2007 2008 2009

het aantal verenigingen volgens

het aantal afdelingen

detail: migrantenverenigingen

55

14

56

14

54

14

100,0%

100,0%

minder dan 507 3

3

2

2

1

1

1,9%

7,1%

van 50 tem 9920

7

18

8

17

6

31,5%

42,9%

van 100 tem 19915

4

19

4

19

6

35,2%

42,9%

van 200 tem 2994

0

5

0

6

0

11,1%

0,0%

van 300 tem 4994

0

3

0

3

1

5,6%

7,1%

van 500 tem 9994

0

4

0

5

0

9,3%

0,0%

1.000 of meer5

0

5

0

3

0

5,6%

0,0%

7 Eén organisatie haalde op 31/12/2009 het decretale minimum van 50 afdelingen net niet.8 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen

(zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen het gemiddelde van de 27ste en de 28ste vereniging en komen zo uit op een mediaan van 121 afdelingen.

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen

1.400

1.200

1.000

800

600

400

200

0

mediaan

72 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

2. Hoeveel (bestuurs)vrijwilligers tellen de verenigingen?

2007 2008 2009

totaal totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

het aantal vrijwilligers

detail: migranten-

verenigingen

184.173 225.298

7.497

173.490 213.890

7.234

173.621

8.194

12,4

5,2

3.215

585

2007 2008 2009

totaal totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

bestuursleden

detail: migranten-

verenigingen

132.107 135.625

4.377

138.667 142.333

4.991

135.280

5.739

9,7

3,7

2.505

106

gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

De verenigingen kunnen rekenen op een totaal van 173.621 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van gemid-

deld 12 vrijwilligers. Gemiddeld 3.215 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal

vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal 24.000. De mediaan ligt op 931

vrijwillige medewerkers.

Van de 173.621 vrijwilligers nemen 135.280 vrijwilligers een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Het engagement van deze

vrijwilligers is doorgaans veel intensiever dan deze van een occasionele vrijwilliger. De bestuursvrijwilligers vormen de ruggengraat

van de meeste verenigingen.

Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 10 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per

vereniging varieert tussen de 80 en 23.680. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van 2.500

mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 692.

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal bestuursvrijwilligers

25.000

20.000

15.000

10.000

5.000

0

mediaan

PROFIEL VAN DE SECTOR | 73

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

3. Hoeveel leden tellen de verenigingen?

2007 2008 2009

totaal totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

het aantal leden

detail: migranten-

verenigingen

2.578.382 2.603.312

51.795

2.252.874 2.277.919

55.224

2.276.456

61.773

163

39

42.157

4.412

De verenigingen tellen 2,3 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld.

Een vereniging heeft gemiddeld 42.157 leden. Een afdeling telt gemiddeld 163 leden. De grootste vereniging telt 305.000 leden, de

kleinste een 500-tal. De mediaan ligt op 7.275 leden.

het aantal verenigingen volgens het aantal leden

detail: migrantenverenigingen

54

14

100,0%

100,0%

minder dan 5000

0

0,0%

0,0%

van 500 tem 4.99922

9

40,7%

64,3%

van 5.000 tem 19.99912

4

22,2%

28,6%

van 20.000 tem 99.99913

1

24,1%

7,1%

100.000 of meer7

0

13,0%

0,0%

4. Hoeveel activiteiten organiseren de verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er?

2007 2008 2009

totaal totaal totaalgemiddeld

per afdeling

het aantal publieks-

gerichte activiteiten

detail: migranten-

verenigingen

265.826 274.412

8.471

279.645 288.295

10.568

279.492

12.286

20,0

7,8

2007 2008 2009

totaal totaal totaalgemiddeld

per activiteit

het aantal deelnemers

aan publieksgerichte

activiteiten

detail: migranten-

verenigingen

8.559.077 9.058.864

285.267

9.158.272 9.676.472

323.436

9.312.179

382.681

33,3

31,1

gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

gemarkeerde cijfers: vergelijkingsbasis 2009

74 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Verenigingen organiseren 279.492 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 20 activiteiten per afdeling per jaar. In totaal

waren er 9,3 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dit zijn gemiddeld 33 deelnemers per activiteit. Migrantenvereni-

gingen organiseren gemiddeld een 8-tal activiteiten per afdeling per jaar. Er zijn ongeveer evenveel deelnemers als bij de andere

verenigingen.

76 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

1.3 DE BEWEGINGEN

Vlaanderen telt in 2009 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. De 31 organisaties vertonen een grote diversiteit

in werkwijze, doelen en organisatie. Dit zorgt ervoor dat hun werking bijzonder moeilijk in cijfers te vatten is. Daarom kiezen we

ervoor om in dit hoofdstuk de bewegingen op twee kwalitatieve manieren in beeld te brengen.

In eerste instantie verwoordt elke beweging haar thema, een markante campagne uit 2009 en beschrijft ze de producten of

resultaten van de campagne. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opdracht. Meestal beogen bewegingen een maatschappelijke

verandering die pas meetbaar is na jaren van doorgedreven actie en sensibilisatie en niet na één enkele campagne. Een aantal

bewegingen leverde een persbericht als verduidelijking van het resultaat van hun campagne. Deze persberichten kan je terugvinden

op de CD-ROM bij dit boek.

Na deze individuele beschrijvingen vervolgen we het hoofdstuk met een synthesetekst over ‘beweging maken, hoe doe je dat?’. In

deze tekst, die het resultaat is van een bevraging bij de bewegingen, gaan we na hoe bewegingen concreet tewerk gaan om hun

doelen te realiseren. Deze tekst is een vervolg op de bijdrage in de vorige editie van Boekstaven. In editie 2009 analyseerden we

de maatschappelijke relevantie van bewegingen als zuurstof voor de democratie. In deze editie tonen we hoe bewegingen deze

relevantie waarmaken.

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES

Een beweging heeft volgens het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk de volgende opdracht:

“een beweging organiseert activiteiten op het vlak van sensibilisatie, educatie en sociale actie met het oog op maatschappelijke

verandering; ze richt zich daartoe op een ruim publiek; een beweging heeft een educatieve en een maatschappelijke activerings-

functie en hanteert een sociaal-culturele methodiek”

We vroegen aan elke beweging wat de meest markante campagne in 2009 was en welke producten of resultaten ze daarbij gereali-

seerd heeft. De antwoorden zijn een duidelijke concretisering van één of meerdere van de decretale opdrachten.

Bedevaart naar de graven aan de IJzer

T

De missie van de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer (IJzerbedevaartcomité) bestaat in het

uitvoeren van de drievoudige boodschap van de frontsoldaten 14-18: Vrede - Vrijheid - Verdraagzaamheid.

De beweging wil deze boodschap naar zoveel mogelijk burgers uitdragen.

C

Tal van markante campagnes: eerste samenwerking met een ‘Waals’ museum (fotomuseum Charleroi),

Festival Ten Vrede, dat de IJzertoren van zijn extreemrechtse verleden zuivert, De Zonnebloemactie

rond 11 juli, die een nieuwe, ruime dimensie geeft aan de Vlaamse Feestdag, De Vlaamse Vredesdag aan

de IJzer op 11 november ...

Resultaten of producten van de campagne

We bereiken met onze campagnes nieuwe doelgroepen en leggen blijvende contacten. Die resulteren

vaak in de start of het voortzetten van educatieve, toeristische en maatschappelijke projecten. Met een

doelgroepenwerking verbreden we het draagvlak van de beweging.

Persbericht: zie CD-ROM

T thema van de beweging

C markante campagne in 2009

PROFIEL VAN DE SECTOR | 77

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Beweging Tegen Geweld - Zijn

T Preventie en duiding van geweld en misbruik binnen elke vertrouwensrelatie.

C

De campagne ter preventie van geweld tijdens de zwangerschap. We voeren de campagne samen met

verschillende partners in verschillende provincies. Voor deze campagne verspreiden we affiches met een

begeleidende brief naar artsen, gynaecologen, vroedvrouwen en ziekenhuizen. Doorverwijskaartjes zetten

slachtoffers of daders op weg naar de juiste hulpverlening. Met studiedagen, vormingen, persconferenties

en een website informeren we het brede publiek en de medische sector. We reiken ze handvatten aan om

met deze problematiek om te gaan.

Resultaten of producten van de campagne

- de campagne en de media-aandacht sensibiliseren het brede publiek;

- een nauwe samenwerking met en betrokkenheid van verschillende partners die in contact komen

met zwangere vrouwen en/of jonge gezinnen;

- sensibilisatie en vorming van medische zorgverstrekkers;

- hulp aan slachtoffers en daders;

- een steeds ruimere verspreiding van de campagne;

- deze campagne won de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie, categorie

Slachtofferpreventie.

Persbericht: zie CD-ROM

Bond zonder Naam Cultuur

THet geluk van mensen duurzaam verhogen door het beste in mensen te versterken.

De insteek hierbij is ‘waarden in beweging’.

C

De Nationale Waardenpeiling (onder de hoge bescherming van Prinses Mathilde). Via een online bevra-

ging brengt BZN - naar aanleiding van haar 50ste verjaardag - de top 10 waarden van de Vlaming in kaart.

Resultaten of producten van de campagne

- 10.000 mensen laten weten wat zij belangrijk vinden voor zichzelf en de samenleving via

www.nationalewaardepeiling.be;

- met de resultaten organiseren we een internationaal congres met vertegenwoordigers uit 20 landen.

De partijvoorzitters van alle Vlaamse politieke partijen gaan er in dialoog over de waarden top 10.

- de Nationale Waardenpeiling is de opstap van een waardentraject met 10 segmenten uit de samenleving.

Persbericht: zie CD-ROM

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur

T

Zicht op Cultuur = samen op weg naar inclusie. ZOC wil de maatschappij bewegen naar een manier van

samenleven waarbij mensen met een visuele handicap een volwaardige, zelf te bepalen plaats mogen

innemen. We zien dit als een wederzijdse beweging, zowel vanuit de persoon met de handicap als vanuit

de maatschappij, naar en met elkaar.

C

We bouwen Art in the Dark verder uit. Vanuit Art in the Dark starten verschillende musea initiatieven om

kunst aan blinden en slechtzienden aan te bieden. We geven een uitgebreide en mooie brochure uit. Ook

onze medewerking aan Beaufort09 is intens en opvallend.

Resultaten of producten van de campagne

Met al deze projecten, acties en vormingen bereiken we in 2009 ruim 12.000 mensen.

78 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

De Maakbare Mens

TDe Maakbare Mens informeert het brede publiek kritisch en correct over de medische en biotechnologi-

sche ontwikkelingen en de ethische vragen die zich daarbij stellen.

C

‘Doe vandaag eens iets levensbelangrijk. Registreer je op stamceldonor.be’. Een campagne in samenwer-

king met het Rode Kruis-Vlaanderen, om nieuwe stamceldonoren te vinden. De campagne behelst een

brochure, diverse activiteiten, een campagnewebsite www.stamceldonor.be, een facebook-toepassing en

registratiekaartjes.

Resultaten of producten van de campagne

1.750 mensen laten zich registreren als stamceldonor via mail, telefoon, brief of registratieformulier op

www.stamceldonor.be of via het registratiekaartje van onze campagnebrochure.

Persbericht: zie CD-ROM

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief)

T

Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. We verspreiden onze bood-

schap op een positieve, toegankelijke en creatieve manier en veranderen de wereld met de wortel veeleer

dan de stok.

C

De Donderdag Veggiedagcampagne

Resultaten of producten van de campagne

Rajendra Pachauri, Nobelprijswinnaar voor de Vrede, komt spreken op het event Less Meat, Less Heat. Er

is wereldwijde belangstelling voor ‘donderdag veggiedag’.

Persbericht: zie CD-ROM

Forum voor Vredesactie

T

Vredesactie is een pluralistische vredesbeweging die radicaal pleit voor een maatschappij waarin conflic-

ten worden opgelost zonder geweld of het dreigen ermee. Vredesactie is een motor voor het ontwikkelen

van geweldloze actie.

C

Bomspotting en NATO GAME OVER

Resultaten of producten van de campagne

De campagne NATO GAME OVER zet vraagtekens bij het militaire interventiebeleid van de NAVO. De

campagne Bomspotting is een geweldloze poging om het internationaal recht te doen naleven. Via onze

campagnes tonen we hoe we als groep een stem kunnen veroveren in het debat. Als de traditionele mid-

delen daarvoor niet volstaan, eisen we een stem op via confrontatie in alle openheid en op een geweldloze

manier. En dat werkt. Een onderzoek van het Vlaamse Vredesinstituut stelt ”Toch valt op dat ook twee-

derde van de Vlamingen geen kernwapens duldt op Belgische bodem. Het geeft aan dat er voor de vele

‘bomspottingacties’ van Vredesactie die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden om en rond Kleine

Brogel, een groot draagvlak onder de bevolking bestaat.” De campagne zorgde ervoor dat de kernwapens

op de politieke agenda belandden en een steeds groeiende groep politici sprak zich uit tegen de verdere

opstelling van de kernwapens.

De Wakkere Burger

T Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming.

C

Kus Een Politicus: een burger en een beleidsverantwoordelijke (burgemeester, parlementslid ...) spreken

samen regelmatig af om gedurende ongeveer zes maanden samen op stap te gaan.

Resultaten of producten van de campagne

Deze campagne uit 2008 loopt door in 2009. Getuigenissen van de ‘koppels’ plaatsen we op een website. Zo

verzamelen en verspreiden we getuigenissen die een realistisch beeld geven over het politieke gebeuren.

Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 79

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

GetBasic

T Democratisering van de media.

C

Mediareader rond de crisis in de media en een tweede rond media en racisme.

Resultaten of producten van de campagne

Publieke discussie en debat over de media, waarbij deze kritisch wordt doorgelicht.

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

T De noodzaak van het aangaan en aanvaarden van conflicten tussen mens en wereld.

C

Jaarthematische werking over interculturaliteit en conflict.

Resultaten of producten van de campagne

Colloquium en lezingen rond het jaarthema.

Integraal

T Actief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden op ouder worden.

C

Eindeloopbaan ... en wat nu? Massale campagne met folders, mailings, advertenties, affiches, redactio-

nele aandacht ...

Resultaten of producten van de campagne

Met deze grootschalige sensibilisatiecampagne maken we heel wat mensen bewust van het belang van

een tijdige voorbereiding op het ouder worden en de pensionering.

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

TKMS maakt beweging rond diversiteit, racisme en migratie. Relatieopbouw tussen culturen, levensbe-

schouwingen en religies.

C

1. Poltici - Vlaams, Federaal, Europees - doe immigranten recht!

2. Profundo: eerste CD met een verkenning van levensbeschouwelijke muziek uit Vlaanderen.

3. Tot Leven Komen - Kruisweg van de immigrant: een multimediaproject dat het verhaal van

de immigrant verbeeldt.

Resultaten of producten van de campagne

1. de eerste campagne had een educatieve waarde in het aanbrengen van concrete beleidsvoorstellen

aan een breed publiek (1.172 aanwezigen op 18 locaties);

2. de lancering en verspreiding van een CD met levensbeschouwelijke muziek uit Vlaanderen is uniek.

Het resulteert in een breed platform van muzikanten die bereid zijn ook lokaal ingezet te worden

en inspireert tot nieuwe interlevensbeschouwelijke initiatieven die niet problematiserend zijn, maar

positief verkennend;

3. de derde campagne had een grote impact bij een ondertussen breed publiek. Het publiek getuigt

onder de indruk te zijn van beeld en inhoud.

Persbericht: zie CD-ROM

80 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Kif Kif

T Kif Kif is een beweging tegen racisme en ongelijkheid

C

Kif Kif zet in op een hele reeks van methodieken en projecten. Centraal staat onze website waar iedereen

terecht kan voor informatie over de interculturele samenleving: we hebben een eigen journalistieke werking,

een mediawatchwerking, we laten het middenveld aan het woord en publiceren onderzoeken. Daarnaast

organiseren we lezingen, jobbeurzen, de Kif Kif Awards, debatten, workshops, vormingen, open podia ...

Beeldvorming van allochtonen en de islam in het bijzonder is een cruciaal aandachtspunt van de organi-

satie. Daarom leiden we al sinds 2005 vrijwilligers op om de mediaberichtgeving te analyseren. In 2007

brachten we met de vrijwilligers het boek ‘Cultu(u)rENpolitiek’ uit, gevolg door een gepopulariseerde

versie ‘De Beschavingsmachine’. Hiermee geven we het debat rond beeldvorming door de media een

extra injectie.

Resultaten of producten van de campagne

Beeldvorming: een goed verkopend boek en een 40-tal lezingen over heel Vlaanderen.

Werk: de derde interculturele jobbeurs.

Journalistiek: nieuwe workshopreeks en een dossier over onderwijs.

Cultuur: de Kif Kif Awards.

Koerdisch Instituut

TMensen- en volkerenrechten in het Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en

minderhedenbeleid.

C

Etnische en religieuze minderheden in Koerdistan:

- conferenties;

- een publieke bibliotheek;

- publicaties in diverse talen;

- een tweemaandelijkse tijdschrift De Koerden;

- tentoonstellingen.

Resultaten of producten van de campagne

Een Nederlandstalig publiek maakt kennis met de diversiteit in Koerdistan, in het Midden-Oosten, Turkije

en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en religieuze minderheden in België en in het thuisland zelf.

Liga voor Mensenrechten

T Mensenrechten in België.

C

Campagne tegen de databewaringsrichtlijn: www.bewaarjeprivacy.be. We richten een breed platform op

tegen de databewaringsrichtlijn (met onder meer de Orde van Vlaamse en Franstalige balies, de Orde van

geneesheren, de Vlaamse Vereniging van Journalisten ...)

Resultaten of producten van de campagne

Brede sensibilisering en petitie tegen de databewaringsrichtlijn.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 81

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

LINC

T

LINC werkt rond drie centrale thema’s:

1. leespromotie

2. digitale kloof en digitale geletterdheid

3. toegankelijke informatie voor de burger

C

Digitale Week 2009

Kansengroepen hebben vaak geen toegang tot digitale media en kunnen bijgevolg niet beschikken over

belangrijke informatie. Dit is de zogenaamde digitale kloof. De campagne ‘Digitale Week’ brengt de digitale

kloof onder de aandacht van pers en publiek.

Resultaten of producten van de campagne

Het probleem van de digitale kloof vindt gehoor bij een ruim publiek, de federale en de Vlaamse overheid.

Hierdoor neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor het probleem toe.

Mobiel 21

T Duurzame mobiliteit

C

De vrouwenwerking van de Integratiedienst van de Stad Leuven organiseert sinds enkele jaren fietslessen

voor allochtone vrouwen, omdat ze graag willen leren fietsen. In het najaar van 2008 startten de Integratie-

dienst van de stad Leuven, KVLV en Mobiel 21 met het eerste Fietsvriendinnenproject. Voor dit project gaan

de verschillende partners op zoek naar allochtone en autochtone vrouwen die een fietsduo willen vormen en

samen in de Leuvense stedelijke omgeving fietservaring willen opdoen.

Resultaten of producten van de campagne 2009

Er worden 10 duo’s gevormd, elke fietsvriendin krijgt een Fietsvriendinnen-regenjas, er vinden drie

ontmoetingsdagen en twee vormingsmomenten (wegcode en fietsherstellingen) plaats. Mobiel 21 zorgt

voor de ontwikkeling en verspreiding van een draaiboek “hoe allochtone en autochtone vrouwen samen

fietservaring opdoen”. Het project wordt zeer goed beoordeeld en wordt dan ook uitgebreid naar andere

locaties.

Netwerk Bewust Verbruiken

T

Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling. Bewust kan je vervangen door sociaal

en ecologisch verantwoord, mens- en milieuvriendelijk, ethisch of duurzaam. De term verbruiken kan je

vervangen door consumptie of consumeren. De thematiek van het NBV bevindt zich dus op het kruispunt

van consumptie en duurzame ontwikkeling.

C

1. Labelinfo.be (online gids over labels en duurzaamheid);

2. Blije Bloemen (arbeidsomstandigheden in de snijbloemen-sector);

3. Jeans (ecologische en sociale impact productie kleding);

Resultaten of producten van de campagne

1. NBV wordt stilaan de referentie inzake duurzaamheid en labels;

2. een steeds grotere markt voor duurzame bloemen. Wij hebben het thema op de kaart gezet;

3. alle aspecten rond kleding, zowel sociale als ecologische, zetten we in het licht.

Persbericht: zie CD-ROM

82 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Netwerk Vlaanderen

T

Netwerk Vlaanderen promoot het anders omgaan met geld. De organisatie voert campagne tegen om-

streden investeringen van banken en pleit voor duurzame investeringen die bijdragen aan een mens- en

milieuvriendelijke samenleving.

C

De Europese versie van Bankgeheimen: “ontdek de naakte waarheid over je geld”. Op www.banksecrets.eu

brengen we schadelijke investeringen in kaart, letterlijk zelfs. Op de wereldkaart kun je zien waar en in welke

projecten banken wereldwijd investeren. Deze campagne loopt in samenwerking met andere Europese

NGO’s. We voeren sociale acties in Madrid, Parijs, Londen, Brussel ...

Resultaten of producten van de campagne

Veel internationale persaandacht, ludieke straatacties, aandacht van documentairemakers, vakbonden en

NGO´s, reacties van klanten, honderden petities verstuurd naar de banken, Europarlementariërs reageren ...

Daarnaast is er ook de lancering van het rapport ‘Worldwide Investments in Cluster Munitions’ (Londen).

Persbericht: zie CD-ROM

Pax Christi Vlaanderen

T Christelijke beweging voor vrede, actieve geweldloosheid en verzoening.

C

Vlaamse Vredesweek 2009: ‘Werken aan het klimaat, voor vrede’. De Vredesweek loopt van 25 september

tot 4 oktober. Hiermee willen we een breed publiek bereiken en informeren over de zorgwekkende gevolgen

van de klimaatverandering, zeker over de conflicten, oorlogen en geweldsituaties die hierdoor ontstaan en

die vooral de armste bevolkingsgroepen treffen. Een hele week lang organiseren we een brede waaier aan

evenementen. Van straatacties over filmavonden tot vredeswakes.

Resultaten of producten van de campagne

De visie en de methoden van de actieve geweldloosheid in het omgaan met conflicten (op wereldvlak) krijgt

volop aandacht.

Persbericht: zie CD-ROM

Sociumi

T

Actief burgerschap = het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de samenleving,

engagement uit goed gevoel of bewuste overtuiging, een levensstijl die verder reikt dan wat op zijn ‘minst’

wordt verwacht. Kortom: het gaat om belangeloze inzet omwille van het algemeen belang en op basis van

vrijwilligheid.

C

Onze campagne ‘Het Straatsalon. Wat als we allemaal hetzelfde waren...’ We confronteren de kijker met

posters van diversiteit.

Resultaten of producten van de campagne

De tentoonstelling houdt halt op publieke plaatsen. Op die manier bereiken we een ruim publiek. De cam-

pagne wordt positief onthaald door de pers en tal van organisaties. Er komen spontaan aanvragen voor de

ontlening van de tentoonstelling.

Persbericht: zie CD-ROM

Ryckevelde

T Europees burgerschap.

C

Campagne naar aanleiding van de Europese parlementsverkiezingen 2009.

Resultaten of producten van de campagne

Geheel volgens onze missie, was het onze bedoeling om mensen te sensibiliseren, te informeren en te

enthousiasmeren om hen met een doordachte stem naar de Europese stembus te laten trekken.

Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 83

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Toemeka

T Beweging voor een verstaanbare samenleving.

C

Campagne Kies-Keurig 2009

Resultaten of producten van de campagne

De campagne Kies-Keurig 2009 informeert en motiveert mensen uit diverse groepen uit de samenleving

om deel te nemen aan de Vlaamse en Europese verkiezingen. We crëeren een laagdrempelige krant

over de staatshervorming, een publicatie in samenwerking met het Vlaams parlement, vormingscursussen,

trainingen aan cursusbegeleiders ... De campagne sensibiliseert de politieke wereld en de bredere samen-

leving over de noodzaak en de maatschappelijke voorwaarden voor politieke participatie van alle burgers,

in het bijzonder de maatschappelijk kwetsbare groepen.

Persbericht: zie CD-ROM

Vaka/Hand in Hand

TVanuit het streven naar een verdraagzame, antiracistische en democratische samenleving voeren we

tijdens de lopende beleidsperiode beweging rond de brede asiel- en migratiethematiek.

C

In 2009 start Vaka/Hand in Hand de ‘Ik ga vreemd’-campagne met de druk bijgewoonde persconferentie

‘Miss België gaat vreemd’ op 26 mei 2009. Deze sensibiliserende campagne nodigt Vlamingen en nieuw-

komers uit om elkaar beter te leren kennen door bij elkaar te gaan eten. Zie www.ikgavreemd.be.

Resultaten of producten van de campagne

Veel media-aandacht voor de campagne.

Persbericht: zie CD-ROM

Verbruikersateljee

T

Verbruikersateljee is een erkende consumentenorganisatie. Met laagdrempelige publicaties, gerichte

publieksacties en adviesverlening willen wij de consument bewuster en weerbaarder maken en doen

afzien van consumptiedwang. De beweging werkt rond volgende thema’s: kredieten en bankdiensten,

schuldinvorderingspraktijken, woninghuur, energiefacturen, telecomschulden en gezondheidskosten.

C

Met de campagne ‘Laat het geen pijn doen’ wil Verbruikersateljee de complexe materie van doktersreke-

ningen en ziekenhuisfacturen toegankelijker maken voor de consument. De campagne moet voorkomen

dat gezondheidskosten tot onoverkomelijke financiële moeilijkheden leiden.

Resultaten of producten van de campagne

Realisatie van verschillende acties inzake het sociaal recht op gezondheidszorg:

- publicatie van het onderzoek ‘Is uw portemonnee ook ziek?;

- ontwikkeling en verdeling van 7000 exemplaren van de laagdrempelige consumentengids ‘Laat het

geen pijn doen’;

- ontwikkeling van de campagne advertentie ‘Laat het geen pijn doen’;

- roadshow met gids en vormingsaanbod doorheen Vlaanderen en Brussel;

- sensibilisering van verschillende organisaties met instrumenten op maat;

- ontwikkeling van beleidsvoorstellen samen met schuldhulpverleners, gezondheidswerkers ...;

- lobbywerk naar politici, belangenorganisaties ...;

- uitbouw van erkenning, engagement en contacten met experts uit academische wereld, mutualiteiten,

wijkgezondheidscentra, lokaal sociaal beleid ...;

- persinterviews (De Standaard, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg), persconferentie, free

publicity in Libelle, het Sociaal Cultureel Vaktijdschrift van Kluwer, Q-music, websites ...

84 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

T

Vluchtelingenwerk Vlaanderen is een onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de belangen

van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. We werken samen met ruim 40 lidorganisaties. Bovendien

kan Vluchtelingenwerk Vlaanderen rekenen op de steun van enthousiaste vrijwilligers die zich belangeloos

inzetten voor mensen op de vlucht.

C

‘Vluchteling word je niet uit vrije wil’ (december 2009)

Resultaten of producten van de campagne

Een samenwerking met de Kolacny Brothers (Scala), met concert in NTG Gent en de nodige media-aan-

dacht. Mediadekking, naambekendheid, associatie tussen BV’s en vluchtelingen ...

Persbericht: zie CD-ROM

Voedselteams

T Duurzame, regionale landbouw.

C

1. De lancering van de ‘Studenten Groentetas’ in Antwerpen. We vragen universiteiten en hogescholen

mee te werken aan de bekendmaking en verspreiding van deze biologische fruit- en groentepakketten. De

Groentetassen zijn specifiek gericht op studenten om hen aan te zetten tot duurzame voeding en ondersteu-

ning van de lokale landbouw.

2. Daarnaast organiseren we ook een marktactie voor biologische inlandse bloem. We vinden een pro-

ducent bereid om voor ons baktarwe in te zaaien. We bieden de biologische volkorenbloem aan bij de teams

maar ook eenmalig op de markt in Leuven. Zo vestigen we de aandacht op het feit dat deze teelt volledig

verloren is gegaan nu ons dagelijks brood gemaakt wordt met ingevoerd meel (lange keten). Deze actie toont

aan dat de weg naar een duurzame landbouw veel kansen biedt.

Resultaten of producten van de campagne

1. 2 universiteiten en 1 hogeschool organiseren afhaalpunten waar studenten hun groentetassen weke-

lijks kunnen bestellen en afhalen.

2. Bioforum onderzoekt op onze vraag of er een keten kan ontwikkeld worden voor inlandse baktarwe.

Vrede

T Internationale politiek, vrede, ontwapening.

C

Palestina: massale betoging(en) tegen Gaza-oorlog.

Resultaten of producten van de campagne

Politieke aandacht en actieve respons bij publiek.

Persbericht: zie CD-ROM

PROFIEL VAN DE SECTOR | 85

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Wervel

T Eerlijke landbouw waar iedereen beter van wordt.

C

Denk Globaal Eet Lokaal: via gezonde voeding trachten we mensen te overtuigen van de noodzaak van een

eerlijke landbouw hier en in het zuiden.

Resultaten of producten van de campagne

Vier jaar hard werken rond de sojaproblematiek resulteert in 2009 in een officieel akkoord tussen Vlaamse

overheid en mengvoederindustrie om oplossingen te zoeken voor de problemen die het sojaverbruik met

zich meebrengen. Aan de basis starten boeren en onderzoeksinstellingen met milieuvervuilende maïs-soja-

voeders te vervangen door milieuvriendelijke kempvoeders.

Persbericht: zie CD-ROM

zij-kant

T Gender en gelijke kansen tussen vrouwen en mannen.

C

Equal Pay Day op 27 maart 2009, de dag voor gelijk loon tussen vrouwen en mannen.

Resultaten of producten van de campagne

De resultaten van de Equal Pay Day-campagne, die wij in 2009 voor de vijfde de maal voeren, zijn talrijk.

Equal Pay Day zet loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de kaart en reikt oorzaken én oplossin-

gen aan met resultaat. De campagne wordt op talrijke openbare plaatsen in Vlaanderen en Brussel georga-

niseerd; er is een radiospot op Radio 1, Radio 2 en de commerciële zenders, een website, een persdossier,

talrijke vrijwilligers en divers campagnemateriaal; ruime persaandacht.

Persbericht: zie CD-ROM

Welzijnszorg

T

Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vaststelling

dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun grondrechten niet kunnen uitoefenen,

bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een onafhan-

kelijke beweging voor sociaal-cultureel werk.

C

In 2009 en 2010 voert Welzijnszorg een tweejarige campagne rond het thema armoede vs. arbeid en inko-

men onder de noemer ‘Werk armoede weg. Ik wil geen carrière in armoede!’. Unizo, ACV, ACLVB en Welzijns-

schakels stappen mee als campagnepartner. De campagne vertrekt vanuit de aanklacht in het arbeidsluik van

de Decenniumdoelen 2017. Ook het ‘Verdrag van Leuven’, een verdrag dat 15 jaar geleden werd opgesteld tus-

sen de verschillende sociale partners en alle democratische politieke partijen naar aanleiding van de toenmalige

campagne van Welzijnszorg ‘Het kan ook anders... werken’, diende als basis in de voorbereiding.

Deze campagne loopt in de maanden november en december.

Resultaten of producten van de campagne

We bereiken op de regionale startavonden van de campagne in oktober 2009 tussen de 2.300 en 2.500 aanwezi-

gen. De aanwezigen dragen als multiplicatoren de campagne verder uit in de maanden november en december.

Voor het verdere bereik van de campagne zijn twee belangrijke kencijfers te vermelden:

- Naar jaarlijkse gewoonte kan het publiek onze politieke eisen voor waardig werk en een leefbaar

inkomen onderschrijven door een ‘contract’ te tekenen. In januari 2010 overhandigen we 75.682

handtekeningen aan Vlaams minister-president Peeters, federaal premier Leterme en federaal minister

van Werk Milquet.

- Tijdens de campagne lanceren we een nieuwe laagdrempelig actie ‘soep op de stoep’, met als meter Ja-

nine Bischops. Bedoeling is de soepbedeling nu eens om te keren (want wij staan een structureler aanpak

voor!), en aan de man/vrouw in de straat soep met een boodschap uit te delen. 815 initiatieven registre-

ren zich, waaronder bedrijven, lokale verenigingen, gemeenten (Stad Mechelen), instellingen (VDAB) ...

Persbericht: zie CD-ROM

86 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

1.3.2 BEWEGING MAKEN, HOE DOE JE DAT?

Never doubt that a small group of thoughtful committed citizens can change the world: indeed it is the only thing that ever has.

(Margret Mead, antropologe) 1. Inleiding

De bewegingen kennen onderling een zeer grote diversiteit in doelen, thema’s, organisatie en werkwijze. Hun werking laat zich dus moei-

lijk vatten in cijfers. Bovendien kan er tot nog toe bijna geen beroep gedaan worden op bestaand onderzoek over deze sociaal-culturele

organisaties. Daarom voert Boekstaven, intussen voor de derde keer, een kwalitatief onderzoek naar de werking van de bewegingen.

31 sociaal-culturele bewegingen brachten in 2009 beweging in de Vlaamse maatschappij en het politieke landschap. Ze veroor-

zaakten deining, brachten de andere kant van het verhaal in beeld, ze zorgden ervoor dat bepaalde maatschappelijke aspecten ook

ondanks de crisis niet vergeten werden ...

Boekstaven 2009 besprak de fundamentele rol die de bewegingen spelen in het bewaken en verstevigen van onze democratie:

Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun

steentje bij. Dit doen ze onder meer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie

onder de aandacht te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïn-

formeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s

onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat ... Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen.

Deze editie graaft nog wat dieper in de fundamenten van deze Vlaamse organisaties. Want beweging maken, hoe doe je dat eigenlijk?

Hoe realiseer je de maatschappelijke relevantie, die in Boekstaven 2009 werd getoond?

14 organisaties leverden de tekstbijdragen die de basis vormden voor onderstaande analyserende tekst1. De tekst werd voorgelegd

aan de bewegingen. Allen konden ze zich erin vinden.

1 Voor een overzicht van de gestelde vragen: zie de CD-ROM bij dit boek.

2. Thema in the picture

Aandacht krijgen voor een specifiek maatschappelijk probleem is in de huidige samenleving niet eenvoudig. Enerzijds is het

medialandschap wispelturig, op zoek naar faits divers en soms sensatiebelust. Moeilijke thema’s worden in kranten vaak slechts kort

aangestipt en blijven daardoor onderbelicht ...

De mensen in de straat worden anderzijds overstelpt met een informatieoverload waarin ze nog moeilijk essentie van bijzaak kun-

nen onderscheiden.

Toch slagen bewegingen erin om hun thema onder de aandacht te brengen. Ze doen de blik van het brede publiek, de media en de

politiek even stilstaan.

Sociaal-culturele bewegingen brengen hun thema bij de beoogde doelgroepen door gebruik te maken van een heel arsenaal aan

methodes, instrumenten en strategieën: campagnes, netwerken, spoedbetogingen, persconferenties, web- en tv-spots, memo-

randa, beleidsbrieven, facebookgroepen, gadgets, ontmoetingsprojecten, opiniestukken, lezersbrieven, ervaringsdeskundigen ...

De combinatie aan instrumenten of methodes verschilt van organisatie tot organisatie. Zo zijn er bijvoorbeeld organisaties die heel

PROFIEL VAN DE SECTOR | 87

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

“We maken beweging door onze boodschap te laten opnemen door een breed netwerk van partnerorganisaties die een breed publiek bereiken en door samen te werken met de media. Een geslaagd voorbeeld is de Radio 1-uitzending van Peeters en Pichal die gewijd was aan een shoppingzoektocht naar een duurzame jeansbroek. “ Netwerk Bewust Verbruiken

“We zetten met vrouw, man en macht in op actie en campagnes in tal van Vlaamse steden en gemeenten. Daarbij proberen we zoveel mogelijk te diversifiëren in de instrumenten die we inzetten voor onze Equal Pay Day-campagne.” zij-kant

“Om te werken aan volwaardig burger-schap voor iedereen vertrekken we vanuit de inzet van ervaringsdeskun-digen. Vanuit hun mogelijkheden en op basis van hun ervaringskennis willen we mensen bewust maken van het leven met een visuele beperking.”Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op cultuur

“Sociumi grijpt met haar campagne in op de publieke ruimte om de man/vrouw in de straat te bereiken. Tegelijkertijd maken we een ruimere beweging in die zin dat ze zoveel mogelijk actoren bij de campagne betrekken: studenten en docenten van scholen, medewerkers van stadsdien-sten, buurtbewoners en handelaars, bedrijven, politici ... op die manier proberen we als kleine organisatie een groot bereik te hebben.“ Sociumi

bewust hun volledige werking richten op één brede publiekscampagne. Andere organisaties kiezen er net voor om zich specifiek een

ervaringsmethodiek uit te bouwen of netwerken te ontwikkelen. Nog anderen proberen hun thema te linken aan grotere bestaande

projecten.

Opvallend hierbij is de creativiteit en de gebetenheid waarmee de organisaties aan de slag gaan. De kleine beschikbare budgetten

dwingen organisaties op zoek te gaan naar zinvolle partnerschappen, in het middenveld en soms ook bij privé-organisaties.

De keuze voor een bepaalde strategie wordt verder bepaald vanuit de eigenheid van het thema, vanuit de organisatiefilosofie, de

ervaring, het beoogde doelpubliek of op basis van de actualiteit (hoogdringendheid). Eén ding is zeker: om je thema duurzaam onder

de aandacht te brengen van het brede publiek en de media heb je meer nodig dan een affiche.

88 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3. Het stellen van prioriteiten

Het uitwerken van een campagne gebeurt meestal niet van vandaag op morgen, maar soms vraagt de actualiteit om een snelle in-

terventie. Er gebeurt iets in de maatschappij of de politiek, waardoor de bewegingen niet stil kunnen blijven zitten. Vanuit hun maat-

schappelijke betrokkenheid en expertise nemen ze het voortouw om het publiek te informeren of om de besluitvormers wakker te

schudden. Het ondernemen van acties en campagnes gaat op dergelijke momenten erg snel. Organisaties organiseren een betoging,

starten een petitie, schrijven artikels of geven hun mening als expert in de media. Sommige bewegingen focussen zich optimaal op dit

soort van ad hoc-acties. Snelle ad hoc-acties zijn actualiteitsgebonden en kunnen daarom meestal op veel media-aandacht rekenen.

Ze kunnen ook een extra sterke impact hebben op het politieke debat.

Andere acties en campagnes hebben van bij de start een uitgestippeld tijdspad. De bewegingen geven aan dat het hier kan gaan

over een periode van 6 maanden tot 2 jaar vooraleer een idee resulteert in een concrete uitwerking. Als sociaal-culturele beweging

speelt het gevolgde proces hierbij een belangrijke rol. Organisaties zoeken een draagvlak en inspiratie voor het geformuleerde con-

cept in de eigen organisatie, bij de bestuursleden en vrijwilligers. Vaak gaan ze ook meteen op zoek naar mogelijke partners voor de

uitwerking van hun actie of campagne.

Elke beweging heeft een duidelijk thema. Elk thema is echter meestal nog eens op te splitsen in verschillende deelproblematieken.

Met een thema als ‘duurzaam verbruiken’ kan je bijvoorbeeld focussen op de productie van jeansbroeken, maar ook op bloemen,

fairtrade ... De keuze voor de insteek van de campagne is afhankelijk van verschillende factoren. In de eerste plaats volgen organi-

saties de maatschappelijke prioriteiten die vanuit de omgevingsanalyse geformuleerd worden in het beleidsplan. Elke insteek moet in

ieder geval stroken met de missie en opdracht van de organisatie.

Daarnaast proberen organisaties optimaal in te spelen op kansen die zich aandienen, zoals:

- de publicatie van een nieuw (relevant) onderzoek of boek;

- de mogelijkheid om het eigen wagentje aan een groter initiatief of gebeurtenis te hangen (bijvoorbeeld het Belgisch Europees

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

“Campagnes worden deels goed gepland of kunnen ook ontstaan vanuit een acute reactie op een maatschappelijk feit.” Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

“Eerst wordt naar een draagvlak gezocht bin-nen de organisatie om een campagne te starten, omdat het vaak over heel inhoudelijke thema’s gaat. In het kader van een omgevingsanalyse komen grote lijnen naar boven voor de onder-toon van de campagnes. In het kader van een dagelijkse lezing van de actualiteit of vragen vanuit KMS-netwerken komt een actie met een boventoon tot stand.“ Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

“Het thema of de insteek wordt meestal bepaald in overleg tussen bestuursor-ganen en secretariaat maar verder uitge-diept in overleg met een breder netwerk van organisaties en vrijwilligers.” Vaka/Hand in Hand

PROFIEL VAN DE SECTOR | 89

4. Wie willen bewegingen bereiken?

Finaal willen bewegingen natuurlijk iedereen bereiken. Rechtstreeks of via intermediairen. De organisaties zijn echter professioneel

en realistisch genoeg om hun ambities op het vlak van bereik op een erg gestructureerde manier te organiseren. Afhankelijk van de

beoogde doelgroep of het doel worden ambities geformuleerd en instrumenten en methodieken gekozen.

Een campagne valt vaak (maar zeker niet altijd) uiteen in verschillende luiken, afhankelijk van het gewenste bereik of effect. Bewe-

gingen willen hun publiek immers sensibiliseren, informeren, overtuigen maar ook aanzetten tot actie.

Toch zijn er ook organisaties die er expliciet voor kiezen om een campagne heel gericht te ontwikkelen voor een bepaald doelpubliek.

Sommige bewegingen zetten sterk in op de ontwikkeling van een grote groep believers of op het overtuigen (informeren) van interme-

diairen. Deze organisaties rekenen op het multiplicatoreffect om hun boodschap zo effectief mogelijk te verspreiden.

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

“Er wordt zeker rekening gehouden met de actualiteit. Vaak maken we gebruik van onderzoek. Zo hebben wij bijvoorbeeld zowel bij de campagne rond stalking als bij de campagne rond ge-weld tijdens de zwangerschap een beroep gedaan op een doctoraat dat net was afgerond. Onze taak bestaat er dan in dit onderzoek te vertalen naar het brede publiek en professionelen door uiteenlopend campagne- en preventiemateriaal. Zo blijft het onderzoek geen dode letter maar brengt het een beweging op gang.” Beweging Tegen Geweld - Zijn

“Eerst en vooral is er uiteraard onze jaarlijkse campagne, waarin we een facet of doelgroep van armoede centraal plaatsen. Met een uitgekiende matrix aan campagnematerialen en communicatiestrategieën proberen we verschillende doelgroepen te bereiken: man/vrouw in de straat, lokale verenigingen en parochies, professionelen die met het thema van de campagne raakpunten hebben – dat kunnen onderwijsmensen zijn, of vakbonden, hulpverle-ners uit OCMW’s en CAW’s, de medische wereld, beleidsmakers ... - Een duidelijk of integrerend campagnebeeld en dito slogan fungeren als geheugensteuntje.”Welzijnszorg

“Elke campagne heeft zijn eigen doelpubliek. Als je reacties wil bereiken die niet vluchtig zijn, maar indringend, dan moet het middel navenant zijn.”Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

voorzitterschap, de Week van de Smaak ...);

- de vraag van andere middenveldorganisaties;

- de grote (potentiële) media-aandacht voor een bepaald feit of een gebeurtenis.

90 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

De politiek en de overheid is naast het brede publiek een duidelijke doelgroep voor de bewegingen. Organisaties willen hen vooral

wijzen op hun verantwoordelijkheid en aanzetten tot het nemen van maatregelen die de maatschappij ten goede komen.

“We tonen aan dat we weten waarover we spreken in een uitgebreid cam-pagnedossier, dat we in eerste instantie schriftelijk overmaken aan par-tijen, parlementairen, kabinetten en ministers, maar ook aan OCMW’s en schepenen en waarover we vervolgens in gesprek gaan.”Welzijnszorg

5. Vrijwilligers

Een beweging beschikt meestal over een beperkte maar zeer gemotiveerde kern van vaste vrijwilligers. De aantallen lopen sterk

uiteen van organisatie tot organisatie: van haast geen eigen vaste vrijwilligers tot bijna 3.000.

Daarnaast kunnen bewegingen veelal een beroep doen op een wisselende groep van mensen die zich ten volle engageren afhanke-

lijk van het thema en de aard van de actie of campagne. Door samen te werken met andere organisaties kan het aantal vrijwilligers

voor bepaalde initiatieven exponentieel stijgen.

Een succesvolle actie of campagne kan resulteren in een stijging van het aantal mensen dat zich aanmeldt om mee te werken aan

latere initiatieven. De media-aandacht die acties of campagnes genereren, speelt hier ook een grote rol.

Bewegingen kennen zelden een echte ledenwerking. Dit laat hen toe volop in te spelen op het los/vast-karakter van engagementen

van mensen. Dit wil echter niet zeggen dat de organisaties geen inspanningen doen om vrijwilligers aan zich te binden. Sommige

organisaties hebben een hechte band met hun vrijwilligers. Een gedeeld belang of een grote drang naar maatschappelijke verandering

is het bindmiddel. Heel wat organisaties ontwikkelen een strategische visie rond het behouden en inzetten van vrijwilligers.

“Mijn ervaring is dat je vrijwilligers niet zomaar “voor je kar kan spannen” als je niet met een sterk sce-nario of een professionele actie komt. En niet te vergeten: een goede spirit, het gevoel van “wij samen voor een gerechtvaardigd doel.”zij-kant

“Wij doen dit via infoavonden, via onze website, nieuwsbrieven, maar vooral door het uitdragen van ons handelingsmodel via onze vele vrijwilligers.”Voedselteams

PROFIEL VAN DE SECTOR | 91

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

6 Doel bereikt?

Het doel van een campagne hangt natuurlijk sterk samen met het thema. Uit de bevraging kunnen we afleiden dat bewegingen vooral

verandering willen realiseren:

- door concrete wetsveranderingen of regeringsbeslissingen;

- door een mentaliteitsverandering te creëren in de hoofden van mensen;

- door mensen hun gedrag te laten aanpassen;

- door mensen aan te zetten tot actie;

- door een moeilijk bespreekbaar thema bespreekbaar te maken;

- door van hun thema, een actueel thema te maken;

- door een draagvlak te creëren.

“We hopen dat mensen via de campagne beseffen hoe groot de impact van de EU is en zich dus gaan interesseren voor, en informeren over het Europese project en eraan gaan participe-ren via de democratische middelen die we daarvoor ter beschikking hebben.”Ryckevelde

“Een geslaagd voorbeeld was de grote media-aandacht voor de lancering van onze campagne voor stamceldonatie ‘doe vandaag iets levensbelangrijk’. Deze succesvolle start leidde tot een groot aantal registraties van stamceldono-ren. Op vijf maanden registreerden we maar liefst 1.750 donoren!”De Maakbare Mens

“We willen een draagvlak creëren voor de omslag naar rechtvaardige duurzaamheid.”Netwerk Bewust Verbruiken

“Door de jaren heen heeft Vrede een breed netwerk van actief geïnteresseerde mensen weten op te bouwen bij wie de ernst van de gebeurtenissen een “dwingende” actiebereidheid oproept.”Vrede

“Ongetwijfeld is het algemene succes van een organisatie, hoeveel ze in de media komt, welke resultaten ze bereikt ... ook belangrijk voor een vrijwilliger om zich ervoor te engageren. Een vrijwilliger wil werken voor een orga-nisatie die resultaten boekt die hij zelf zou willen behalen.”EVA

92 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

7. Besluit

De acties en campagnes die bewegingen ontwikkelen zijn even divers als de organisaties zelf. Bewegingen gebruiken een heel

arsenaal aan methodes en instrumenten om hun boodschap te verspreiden en de maatschappij te beïnvloeden. Hun creativiteit reikt

verder dan de traditionele affiche of betoging.

Acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. Het moment waarop organi-

saties naar buiten treden en hun opgebouwde kennis, expertise en betrokkenheid tonen aan het grote publiek. Het moment waarop

zij “er staan”. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces. De organisaties moeten beschikken over een

goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een uitgebreide expertise om optimaal, snel en efficiënt te

kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan deze uiterst zichtbare momenten. Organisaties sturen aan op onder-

zoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun kennis en knowhow met anderen.

Ook op deze manier brengen zij de maatschappij in beweging en creëren ze een duurzaam draagvlak voor een maatschappelijke

verandering en geven ze zuurstof aan de democratie.

“De campagne tegen de Gaza-oorlog slaagde erin om op oudejaarsdag een stevige spoedbetoging in elkaar te zetten, op 10 januari een zeer grote nationale betoging en op 17 januari een bijzonder succesrijke betoging in Gent.”Vrede

“Het succes van de campagne meten we af aan het aantal georganiseerde activi-teiten, het aantal deelnemers, het aantal verschenen persartikels, de tevreden-heid van partnerorganisaties.”LINC

“We kijken naar de return on investment: hoeveel middelen hebben we er rechtstreeks ingestopt (tijd, financieel, partners ...) en hoeveel haalden we eruit (mensen die we rechtstreeks hebben bereikt, media coverage, beleidsimpact ...).”EVA

Verandering meten is moeilijk. Meestal vergt een grote maatschappelijke kentering een proces van jaren doorgedreven inspannin-

gen. Het finale doel van een campagne wordt zelden meteen bereikt.

Toch zetten de meeste bewegingen duidelijke parameters uit die hen toelaten een bepaalde campagne of actie te evalueren. Een

bijzondere plaats is hier weggelegd voor het afmeten van de aandacht in de media en de politiek. Bewegingen meten het succes van

een campagne ook af aan een stijging in het aantal informatievragen, het opvragen van educatieve pakketen, websitebezoeken ...

Natuurlijk zegt ook het aantal deelnames aan studiedagen en manifestaties iets over het succes van een actie of campagne. Boven-

dien leggen veel organisaties de nadruk op de duurzaamheid van de gelegde contacten, de kansen die eruit ontstaan voor nieuwe

partnerschappen en de geëngageerde burgers die een weg hebben gevonden naar de beweging.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 93

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

“Voor ons is een campagne ook geslaagd als we een moeilijk thema bespreekbaar gemaakt hebben. Zo hadden we zelf schrik voor de cam-pagne ”schulden, wie wordt er beter van” en “gevangen in armoede”, maar we vonden heel wat dankbaarheid bij de werkers en betrokkenen omdat ze na de campagne makkelijker gehoor vonden bij het brede publiek.”Welzijnszorg

PROFIEL VAN DE SECTOR | 95

1.4 DE VORMINGPLUS-CENTRA

De Vormingplus-centra streven ernaar dat iedereen, zo dicht mogelijk bij huis, toegang heeft tot niet-formele educatie. De centra

realiseren dit met een ambitieus takenpakket dat zich vertaalt in vier decretale opdrachten:

- een eigen aanbod verzorgen;

- dit aanbod spreiden over de regio;

- het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen;

- het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken.

We bespreken hieronder de realisaties van de centra op het vlak van de vier opdrachten. Dat doen we aan de hand van cijfers en

concrete praktijkvoorbeelden uit elk Vormingplus-centrum. We leggen het accent op een paar wezenlijke kenmerken van Vormingplus.

Zo besteden we extra aandacht aan de inspanningen rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid, het bereiken van

maatschappelijk kwetsbare groepen of nieuwe deelnemers, innovatieve praktijken, enzovoort1.

1.4.1 OPDRACHT 1: EEN EIGEN AANBOD VERZORGEN

1. Een eigen aanbod: algemeen

De Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, een eigen educatief aanbod aan een breed publiek. Ze werken

hiervoor samen met tal van partnerorganisaties. Naast een aanbod voor een ruim publiek zetten ze educatieve activiteiten op, die

zich specifiek richten naar maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden, zoals bijvoorbeeld

intermediairen en vrijwilligers.

2007 2008 2009

activiteiten 3.910 4.324 5.289

uren 31.012 35.023 36.739

deelnames 63.317 72.274 79.497

1 Meer specifieke info over de gehanteerde concepten en wijze van berekenen vind je in het methodologisch hoofdstuk.

het aantal

gerealiseerde

activiteiten

VHS: evolutie activiteiten

6.000

5.000

4.000

3.000

2.000

1.000

0

2007 2008 2009

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

96 | PROFIEL VAN DE SECTOR

het aantal

deelnames

het aantal

gerealiseerde

uren

VHS: evolutie deelnames en uren

90.000

80.000

70.000

60.000

50.000

40.000

30.000

20.000

10.000

0

2007 2008 2009

In de tabel hierboven vind je een overzicht van het totaal aantal gepresteerde activiteiten, uren en bereikte deelnames. Er is op alle

vlakken een gestage groei merkbaar.

Hoe vaak participeert een deelnemer aan een activiteit?

Een deelnemer neemt gemiddeld 1,7 keer deel aan een activiteit van Vormingplus.

Op basis van 80 % van de gegevens kunnen we (met extrapolatie) een betrouwbare inschatting maken van het aantal unieke deel-

nemers: in 2009 telden de Vormingplus-centra zo’n 47.200 unieke deelnemers. Dat betekent dat een deelnemer gemiddeld 1,7 keer

participeert aan een Vormingplus-activiteit.

2. Innovatie en experiment om mensen te bereiken

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, zo dicht mogelijk bij huis, in contact te brengen met niet-formele educatie.

Om deze opdracht te vervullen gaan ze, complementair aan de bestaande werking, steeds op zoek naar creatieve manieren om

mensen te bereiken en participatiedrempels te slopen. Dat doen ze met elk hun eigen accenten: het ene centrum innoveert in de

opbouw van expertise, het andere experimenteert met nieuwe samenwerkingen, methodieken of doelgroepen... We tonen hier een

aantal praktijkvoorbeelden.

Asielcentrum zichtbaar maken

Samen met de Patio, het Rode Kruisopvangcentrum voor asielzoekers, organiseert Vormingplus laag-

drempelige activiteiten voor gemengde groepen: koken, sleutelen aan fietsen, een bezoek aan het

centrum, creatieve workshops ... Enerzijds krijgen Bruggelingen de kans om interculturele contacten en

ontmoetingen aan te gaan, anderzijds kan de Patio zich in de stad integreren.

Dag van de Dialoog

Tijdens de Dag van de Dialoog ontmoeten ongeveer 180 mensen elkaar rond een 22-tal dialoogtafels.

Mensen die anders niet met elkaar praten, wisselen ervaringen uit rond een thema dat hen bindt: ‘Vol-

uit leven in Gent’. Boeiende dialogen ontstaan, voorbij misverstanden en stereotypen. Tal van organisaties

doen mee aan dit project. Vormingplus en Intercultureel Netwerk Gent nemen de coördinatie op zich.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 97

Start to believe

‘Start to believe’ is een project van Vormingplus in samenwerking met de stad Mechelen en het levens-

beschouwelijk platform ‘Tussen hemel en Mechelen’. Mechelen kent een grote diversiteit aan levensbe-

schouwingen. Al deze levensbeschouwing hebben samen een ontspannende en informatieve fietstocht

(met bijhorende podcast) op touw gezet.

Om de podcast te lanceren gunnen negen Mechelse levensbeschouwingen iedereen een kijkje achter de

schermen. Je kan in groep fietsen naar de verschillende tempels, kerken, moskeeën en ontmoe-

tingsplaatsen.

Project Puntstudio Hoboken

Puntstudio wil Hoboken digitaal in beeld brengen, en rekent hiervoor op de Hobokenaren zelf. Vrijwilli-

gers bouwen een website, richten een redactieraad op en beheren een digitaal lokaal in de bibliotheek. In

de bib kunnen mensen videomateriaal (leren) gebruiken en (leren) monteren. Vormingplus creëert op deze

manier leerplaatsen, waar mensen beter leren omgaan met ICT en media opdat ze hun rol als cultuurbou-

wers en/of als deelnemers aan de civiele samenleving meer gewicht kunnen geven.

Het Cultureel Centrum Casa Louisa, het district Hoboken, de bibliotheek Hoboken, VIDFO (video- en

fotoclub) en St-Agnesinstituut werken mee als partnerorganisaties.

Vormingstraject kruiden

Vormingplus ontwikkelt op vraag van het CAW Izegem en Kiwanis een vormingsaanbod voor mensen

van het inloopcentrum ’t Koeterke, een ontmoetingsplaats voor mensen met beperkte financiële mid-

delen die zich om verschillende redenen vereenzaamd voelen.

Na een bevraging van de interesses worden, onder leiding van een herboriste en een procesbegeleider van

Vormingplus, verschillende activiteiten opgezet rond het gebruik van kruiden in het huishouden. Naast de

specifieke kennisoverdracht is er aandacht voor het versterken van persoonlijke en sociale competenties.

De deelnemers stellen het eindresultaat voor aan de pers.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Let’s Fashion

Vormingplus organiseert een inzameldag in de Bibliotheek van Oostende, voor nauwelijks gedragen

kledij. In ruil krijgen de deelnemers een toegangsticket, waarmee ze op de LETS FASHION-dag,

die Vormingplus organiseert, gratis en naar hartelust uit de binnengebrachte kledingstukken kunnen

‘shoppen’.

Schuif mee aan tafel tijdens de ramadan

Via Vormingplus krijgt een 50-tal mensen de kans om tijdens de ramadam bij enkele moslimfamilies mee

aan tafel te schuiven en na zonsondergang het vasten te breken. De bedoeling is moslims en niet-mos-

lims dichter bij elkaar te brengen en elkaar beter te leren kennen. Vormingplus werkt hiervoor samen

met de Via-Dialoog.

Café Combinne in Leuven Hulp (Café Combinne is de verzamelnaam voor interculturele praatcafés in Vlaams-Brabant)

Met ‘Café Combinne achter de muren’ is er binnen de gevangenis voor het eerst een educatief aanbod

waar anderstalige gedetineerden aan kunnen deelnemen. Het project slaat een brug tussen anderstali-

ge en Nederlandstalige gedetineerden enerzijds, en tussen anderstaligen en Nederlandstalige mensen van

buiten de gevangenis anderzijds. Het is voor iedereen een boeiende ervaring (met vraag naar opvolging).

98 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Land in de kijker

Allochtone deelnemers stellen vol trots hun thuisland voor aan een gemengde groep. Ze bereiden

een presentatie voor samen met enkele andere deelnemers. De deelnemers fleuren feitelijke

gegevens over het land op met persoonlijke verhalen, foto’s, muziek, dans, kunst- en gebruiksvoor-

werpen, hapjes ...

Ok Swaree

‘Ok Swaree’ is een maandelijks terugkerend initiatief. Vormingplus stimuleert verschillende bevolkings-

groepen om te participeren aan cultuur. Dat gebeurt met laagdrempelige en informele ontmoetings-

momenten, die gekoppeld worden aan een culturele activiteit. Op die manier vergroot ‘Ok Swaree’ de

cultuurcompetentie van de deelnemers.

Het cultuurparticipatieproject is een initiatief van Vormingplus samen met verschillende partners zoals

OCMW, Welzijnsschakels, vzw Kansarmen, verschillende stadsdiensten en vrijwilligers.

Je eigen levensverhaal schrijven

Vormingplus biedt de cursus ‘je eigen levensverhaal schrijven’ aan en verbindt een blog aan de cursus.

Op de blog kunnen de deelnemers hun schrijfsels opladen (http://www.archeduc.be/prj_digitaalleren.

html (met paswoord)). Zo kunnen de deelnemers elkaars werk ook buiten de cursus lezen, ontstaat een

wisselwerking van feedback en verhoogt het sociaal contact tussen de deelnemers. Daarenboven kun-

nen de deelnemers kennis maken met ‘de wereld van de blogs en online publicatie’ en kunnen ze, via

instructiefilmpjes, leren hun eigen blog aan te maken.

Gebiedsgerichte werking in Schorvoort

In het kader van haar Gebiedsgerichte Werking engageert de stad Turnhout Vormingplus om het parti-

cipatieluik in de wijk Schorvoort uit te werken en te begeleiden. Vormingplus gaat er aan de slag met

een aantal innovatieve werkvormen. Het resultaat is een overeenkomst tussen het schepencollege, de

stadsdiensten en de buurtbewoners over vijf prioritair aan te pakken aandachtspunten in de wijk.

Mama’s power

Moeders met jonge kinderen die in precaire omstandigheden leven, kloppen aan bij Nasci vzw voor

materiële hulp. Vormingplus geeft een driedelige vorming aan een tiental vrouwen onder hen. In een

veilige context staan ze stil bij hun persoonlijkheid en de interactie met hun omgeving. De aanwezigheid

van Vormingplus en het gebruik van een valoriserende methodiek maakt veel leervragen los. In 2010

plant Vormingplus een coaching van vrijwilligers zodat zij zelf aan de slag kunnen gaan (vormingsacties

opzetten) in functie van hun behoeften. De learning community in actie.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 99

3. Digitale geletterdheid, duurzaamheid en interculturaliteit

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod

maatschappelijk relevant en to the point blijft. De centra zetten bijvoorbeeld - al dan niet in samenwerking met partners - stevig in op

digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid.

aantal activiteiten% van het totaal

aantal acitiviteiten (5.289)

digitale geletterdheid 3 408 7,7%

interculturaliteit 4 744 14,1%

duurzaamheid 5 330 6,2%

totaal van de drie thema’s 1.482 28,0%

In totaal richten de Vormingplus-centra bijna een derde (28 %) van hun hun aanbod op digitale geletterdheid, interculturaliteit en

duurzaamheid. Deze drie begrippen worden in de voetnoten hieronder gedefinieerd.

3 Digitale geletterdheid staat voor het kunnen gebruiken van digitale technologieën, communicatiemiddelen en/of netwerken om toegang te hebben tot, het managen van, het integreren en evalueren van en het zelf creeëren van informatie om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij (Bron: LINC vzw). De Vormingplus-centra sluiten zich met aandacht voor digitale geletterdheid expliciet aan bij de doelstellingen van het ‘Plan Geletterdheid Verhogen’ van de Vlaamse regering.

4 Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Hierbij staan ontmoeting en dialoog van mensen met verschil-lende culturele achtergronden centraal, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid en het besef van de gelaagdheid en dynamiek van culturen. (Bron: Kennisknooppunt Interculturaliseren)

5 Duurzaamheid is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. (Bron: VN)

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

100 | PROFIEL VAN DE SECTOR

VHS: spreiding van de initiatieven rond digitale geletterdheid, interculturaliteit en duurzaamheid(lijst gemeenten zie pag. 109)

duur

zaam

heid

inte

rcul

tura

litei

t

digi

tale

gel

ette

rdhe

id

acti

vite

it(e

n) ro

nd

Op b

oven

staa

nde

kaar

t dui

den

we

per V

laam

se e

n Br

usse

lse

gem

eent

e aa

n w

aar m

inst

ens

één

activ

iteit

rond

dig

itale

gel

ette

rdhe

id, i

nter

cultu

ralit

eit e

n du

urza

amhe

id h

eeft

plaa

tsge

vond

en. C

oncl

usie

: de

activ

iteite

n ro

nd d

eze

them

a’s

kenn

en e

en s

terk

e sp

reid

ing

over

hee

l Vla

ande

ren

en B

russ

el.

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 101

Digitale geletterdheid

In het kader van ‘vorming voor vrijwilligers’, biedt Vormingplus de vormingsreeks ‘Een website voor je vereniging’ aan. Naast

uitleg bij een theoretisch kader (draaiboek, programmeren, juridische aspecten) is er de nodige ruimte om aan de slag te gaan.

De twaalf deelnemende organisaties realiseerden allemaal een eigen site.

Samen met Seniornet Vlaanderen en Leesdijk (een samenwerkingsverband van negen lokale bibliotheken: Berlare, Buggenhout,

Dendermonde, Hamme, Laarne, Lebbeke, Wetteren Wichelen en Zele) biedt Vormingplus via de mobiele computerklas op verschil-

lende locaties een introductiecursus computer aan. In totaal bereikt het project negenentachtig senioren.

Het fenomeen ‘Facebook’ en andere sociale netwerken zijn moeilijk te vatten voor mensen met beperkte computervaardigheden.

Via het aanbod ‘Facebook: zin en onzin’ demonstreert Vormingplus tijdens verschillende infonamiddagen (meestal in buurthui-

zen, bibliotheken of lokale dienstencentra) de werking van sociale netwerken en krijgen de deelnemers info over de mogelijke

gevaren.

Buurtweb Aalst (een organisatie die werkt aan het dichten van de digitale kloof) zet samen met Vormingplus een cursus op rond

het omgaan met digitale beelden. De deelnemersgroep bestaat uit ‘gewone’ deelnemers en vrijwilligers van Buurtweb. Deze

laatste groep wordt nadien gecoacht om zelf cursus te geven. Intussen hebben vrijwilligers deze of een gelijkaardige cursus zelf

gegeven aan een eigen doelpubliek.

Op vraag van het Buurthuis in Zeebrugge organiseert Vormingplus een cursus ‘Hoe gebruik je je gsm?’. Op een heldere, aan

de doelgroep aangepaste manier, wordt aan het publiek van het buurthuis uitgelegd hoe ze hun gsm beter en efficiënter kunnen

gebruiken (onderwerpen: bellen, gebeld worden, sms’en, de juiste tarieven kiezen ...).

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN ROND DIGITALE GELETTERDHEID, INTERCULTURALITEIT EN DUURZAAMHEID

Interculturaliteit

De cultuurraad van Beringen nodigt Vormingplus uit om tijdens de Algemene Vergadering een vorming te geven over hoe vereni-

gingen intercultureel kunnen werken.

In het asielcentrum van Arendonk organiseert Vormingplus, in samenwerking met de vrijwilligersgroep die in het centrum actief

is, interculturele vormingsactiviteiten (kookworkshop, djembé, filmavond, infoavond over asielbeleid ...) met als doel de buurtbe-

woners en de bewoners van het centrum met elkaar in contact te brengen.

In Oostende vindt het project ‘Levensbeschouwingen in dialoog’ plaats. In samenwerking met de vier fondsen (Rodenbach-

fonds, Davidsfonds, Masereelfonds en het Willemsfonds) en Motief organiseert Vormingplus activiteiten rond de belangrijkste

levensbeschouwingen. Het project hanteert diverse werkvormen, zoals lezingen van gastsprekers, een bezoek aan gebedsplaat-

sen en een islamitische feestmaaltijd.

In Mechelen en Lier organiseert Vormingplus conversatietafels, met name ’t Klapgat en Den Babbelier. Anderstaligen kunnen in

kleine groep, samen met Nederlandstalige vrijwilligers, Nederlands oefenen. Door het informele karakter van de bijeenkomsten

is er een goed contact tussen de deelnemers met een diverse achtergrond en worden vooroordelen ontkracht. De twee projecten

lopen in samenwerking met diverse partners: stad Lier en Mechelen, Prisma, Huis van het Nederlands en Open School.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

102 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Vormingplus ontwerpt de wandeling ‘Bruggelingen met een kleurtje’. Autochtonen maken er kennis met het opvangcentrum

voor asielzoekers, met allochtone zelforganisaties en met de wijze waarop in Brugge gewerkt wordt aan integratie. De wandeling

wordt, via bemiddeling van de stedelijke diversiteitsdienst, aangeboden aan het grote publiek, scholen en verenigingen.

Duurzaamheid

Met het project ‘stadstuinbouw’ wil Vormingplus mensen motiveren om in de stad planten en kruiden te kweken (in potten, bak-

ken en tuinen). Samen met Transitie Impulsgroep Antwerpen, Velt en het dienstencentrum Kronenburg Deurne streeft men ernaar

de lokale veerkracht te verhogen en de ecologische voetafdruk te verminderen.

In Gent, Eeklo, Knesselare en Deinze organiseert Vormingplus voor in totaal 54 deelnemers vijf cursussen ‘fietsonderhoud’.

Sint-Jozef Brugge is een klimaatwijk. In samenwerking met het buurtwerk organiseert Vormingplus een vormingssessie ‘zuinig

met energie’. De deelnemers krijgen tips over hoe ze met een aantal eenvoudige ingrepen spaarzamer gebruik kunnen maken

van gas, elektriciteit en water. Bovendien besparen ze hierdoor flink op de energie-uitgaven.

In samenwerking met een cultureel centrum in de regio vertoont Vormingplus maandelijks een documentaire rond het thema

‘duurzaamheid’ (bijvoorbeeld: The Last Days of Shishmaref over de invloed van de klimaatverandering op het leven van Eskimofa-

milies). Na de documentaire volgt steeds een nabespreking.

In samenwerking met een lokale Bosgroep, V.B.V. (Vereniging voor Bos in Vlaanderen) en Wervel organiseert Vormingplus een

avond over ‘bomenlandbouw’. Leden van natuurverenigingen, particuliere boseigenaars en landbouwers voeren een geanimeerd

gesprek over de waarde van bomenrijen op velden met cultuurgewassen.

4. Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, ook zij die moeilijk of geen toegang vinden tot niet-formele educatie, in

contact te brengen met het aanbod. Op die manier slopen de Vormingplus-centra voortdurend participatiedrempels. We bekijken hier

indicatief het bereik van enkele maatschappelijk kwetsbare groepen via het Vormingplus-aanbod.

aantal activiteiten% van het totaal aantal acitiviteiten

(5.289) of deelnames (79.497)

activiteiten gericht op

maatschappelijk kwetsbare groepen 283 5,4%

deelnames aan deze activiteiten 4.086 5,1%

In de bovenstaande tabel tonen we het aantal activiteiten dat specifiek gericht is op maatschappelijk kwetsbare groepen. Het aflijnen van

deze groepen is niet evident. De cijfers hierboven tonen de deelnames aan een aantal activiteiten die expliciet op (mogelijks) maatschap-

pelijk kwetsbare groepen zijn gericht. Het gaat om activiteiten gericht op kansarmen, kortgeschoolden, personen met een handicap,

zieken en hun omgeving en gedetineerden. Dit levert een stevige onderschatting op, want het negeert de deelnames van deze groepen

aan het reguliere aanbod.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 103

Vormingplus organiseerde in 2009 283 activiteiten gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen, met in totaal 4.086 deelnames.

Om deze activiteiten te realiseren werkten de Vormingplus-centra samen met 293 andere organisaties en 89 gemeenten in Vlaande-

ren en Brussel. Ruim één gemeente op vier werkte dus samen met Vormingplus om dit aanbod te realiseren.

‘Toneelspelen kan je leren’ is een vorming voor personen met een handicap, opgezet in samenwerking met het theaterge-

zelschap Theater Tartaar. Deelnemers oefenen allerlei theatertechnieken. Nadien kunnen de deelnemers intekenen voor een

vervolgtraject en krijgen ze de kans aan te sluiten bij het theatergezelschap.

Vormingplus organiseert in Gent een vormingsaanbod onder de noemer ‘Spring Mee’ waarbij de methode, de begeleidingshou-

ding, het woordgebruik en het tempo aangepast wordt aan volwassenen die trager leren. Vormingplus richt voor de begeleiders

van deze doelgeroep een vormingsmoment in.

In de gevangenis van Merksplas organiseert Vormingplus in samenwerking met Justitieel Welzijnswerk Turnhout, een workshop

Afrikaanse percussie voor de gedetineerden. Dit kadert in een multiculturele week binnen de gevangenismuren.

Via het programma ‘kies je eigen stijl’ reikt een stijlconsulente handvaten aan voor het ontwikkelen van een gepaste, eigen stijl.

Het vormingsprogramma is op maat van mensen in kansarmoede. Via deze weg wordt gewerkt aan het versterken van de

eigenwaarde.

Een tiental vrijwilligers uit alle hoeken van de wereld - veelal vluchteling - volgen een vormings- en coachingstraject bij

Vormingplus. Op het eind van het traject begeleiden zij zelf - als vrijwilliger - vormingsactiviteiten.

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN GERICHT OP HET BEREIKEN VAN MAATSCHAPPELIJK KWETSBARE GROEPEN

5. Nieuwe deelnemers bereiken

Vormingplus wil andere en meer mensen op nieuwe manieren bereiken. We bekijken hier het bereik van mensen die voor het eerst in

contact komen met Vormingplus (nieuwe deelnemers).

aantal% van het totaal aantal

unieke deelnemers (47.200)

aantal nieuwe deelnemers 18.745 9 39,7%

Naar schatting 40 % van de deelnemers in 2009 kwam voor het eerst naar een Vormingplus-activiteit.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

9 Voor 12% gebaseerd op extrapolatie.

Naar aanleiding van de Europese verkiezingen in juni 2009 zet Vormingplus een vormingsaanbod op met als doel sensibilisatie. Om

een nieuwe doelgroep van jongvolwassenen te bereiken, werkt Vormingplus samen met de Katholieke Hogeschool Mechelen. Op

een thema-avond - met Roemenië als land in de kijker- registreert Vormingplus 98 deelnemers, waarvan 92 nieuwkomers.

Vormingplus organiseert, onder de naam ‘VormingKlus’, in een buurtschool een startweekend rond het thema ‘je huis’. De

promotie gebeurt niet via de gewone kanalen, enkel via folders in de bussen in de buurt en met vensteraffiches. Het doel is een

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN ACTIVITEITEN GERICHT OP HET BEREIKEN VAN NIEUWE DEELNEMERS

104 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

ander cursuspubliek te bereiken. 65 deelnemers hebben nog nooit eerder een Vormingplus-activiteit gevolgd, 23 hebben zelfs

nog nooit van Vormingplus gehoord.

In samenwerking met het sociaal restaurant van het OCMW te Dendermonde organiseert Vormingplus 5 eenmalige vormingsses-

sies voor de gebruikers van het restaurant: over stress, depressie, communiceren, EHBO en een lachsessie. Hiermee bereikt

Vormingplus een groep nieuwe, moeilijk bereikbare deelnemers.

Vormingplus ontwikkelt in samenwerking met de provincie Oost-Vlaanderen, het provinciaal steunpunt vrijwilligers en de drie

Oost-Vlaamse Vormingpluscentra een gezamenlijk ondersteuningsaanbod voor vrijwilligers. Via dit initiatief bereiken de partners

een nieuwe doelgroep.

Met mobiele acties zoekt Vormingplus publieke ruimtes op in de stad. De acties - gekoppeld aan bestaande stedelijke evene-

menten - zijn korte, prikkelende interventies met toevallige passanten. De inhoud van de actie is steeds verbonden met een

stedelijk thema. Spontane ontmoetingen, het leren van elkaar en het ontdekken van Vormingplus als organisatie, staan centraal.

Deelnemers aan de actie worden via een wedstrijdformule toegeleid naar andere activiteiten van Vormingplus.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 105

1.4.2. OPDRACHT 2: HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO

De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrem-

pels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen.

1. Waar organiseren Vormingplus-centra activiteiten?

Op het eerste kaartje hierna (p.106) zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven

per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2009 weer. De verschillende regio’s van de Vormingplus-centra worden

afgebakend door de dikke grenslijnen. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten.

2. Waar komen de deelnemers vandaan?

Op het tweede kaartje hierna (p.107) zie je de oorsprong van de deelnames in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We

geven per gemeente het aantal deelnames in 2009 weer. Deze kaart toont een genuanceerder beeld van het bereik van de centra.

Gemeenten waar nauwelijks activiteiten worden georganiseerd, kunnen bijvoorbeeld toch een aanzienlijk aantal deelnames aan

activiteiten (in de gemeente zelf of elders) tellen. De meeste deelnames komen uit de centrumsteden.

3. Wat is de spreiding van het bereik van de centra?

Uit het derde kaartje blijkt dat de meeste deelnames uit de centrumsteden komen. Dat is logisch, aangezien in de steden meer mensen

wonen. Op het kaartje hierna (p.108) neutraliseren we het effect van de bevolkingsverschillen tussen gemeenten. We tonen met een sprei-

dingsindex12 het bereik per inwoner van een gemeente. In rode gemeenten bereiken de Vormingpluscentra verhoudingsgewijs veel mensen

(warm), in blauwe gemeenten minder (koud). In gemeenten met een lichtrode kleur (waarde 1) is het aanbod in een evenwichtige verhou-

ding tot de bevolking. Voor de details over de berekening van deze index verwijzen we graag naar het methodoligisch hoofdstuk op p.40.

De spreidingsindex toont dat Vormingplus ook sterk staat in veel gemeenten buiten de centrumsteden.

Elke zomer organiseert Vormingplus in twee landelijke gemeenten ‘Zomerstreken’. Dit is een week met vormingsactiviteiten van de vroege

morgen tot de late uurtjes. Deze vormingsweken vinden specifiek plaats in gemeenten waar de rest van het jaar weinig wordt gepro-

grammeerd.

In 10 van de 17 gemeenten heeft Vormingplus regelmatig overleg (1 à 3 keer/jaar) met o.a. de cultuurbeleidscoördinator, het cultuurcen-

trum, de bibliotheek, soms ook de integratiedienst en/of milieudienst. Dit resulteert in 2009 opnieuw in een substantieel vormingsaanbod voor

het algemeen publiek in elk van deze 10 gemeenten.

De programmatie van Vormingplus is verspreid over zes centrumsteden: Oostende, Veurne, Ieper, Diksmuide, Poperinge en Wervik. Dit zijn de

belangrijkste steden uit de regio die binnen een strategische afstand van maximum 30 km van elkaar liggen.

Na Olen onthult ook Balen in de wijk Schoorheide een buurtbank. Vormingplus begeleidt de buurtbewoners die zich engageerden voor dit ini-

tiatief. Ze dachten na over de plaats, het ontwerp en de onthulling van de bank. In de toekomst zetten ze zelfstandig activiteiten op om en rond

de buurtbank. Het buurtinitiatief wordt verder verspreid: ook in Merksplas start intussen, onder leiding van Vormingplus, eenzelfde initiatief.

Door de structurele samenwerking en onderlinge afstemming tussen Vormingplus en de 7 cultuurcentra in de regio wordt een goede sprei-

ding van het aanbod bereikt: voor elke inwoner van de regio is een divers educatief aanbod bereikbaar op minder dan 10 km.

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN HET AANBOD

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

106 | PROFIEL VAN DE SECTOR

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

1

2

33

4

567

8

9

1011

1213

1415

16

17

18

19

VHS: spreiding van de activiteiten 10

(lijst gemeenten zie pag. 109)

geen

van

1 te

m 1

9

van

20 te

m 2

9

van

30 te

m 3

9

van

40 te

m 4

9

van

50 te

m 9

9

van

100

tem

299

300

of m

eer

aant

al a

ctiv

itei

ten

10 activiteiten niet toewijsbaar aan een gemeente: 2,4 %

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 107

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

VHS: spreiding van de deelnames 11

(lijst gemeenten zie pag. 109)

van

0 te

m 9

van

10 te

m 9

9

van

100

tem

999

van

1.00

0 te

m 9

.999

10.0

00 e

n m

eer

aant

al d

eeln

ames

11 Deelnames niet toewijsbaar aan een gemeente: 17,4 %. Geen cijfers voor Brussel omwille van de compactheid en het hoofdstedelijk karakter van de regio ‘Brussels Hoofdstedelijk Gewest’.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

108 | PROFIEL VAN DE SECTOR

0 - 0

,25

0,25

- 0,

500,

50 -

075

0,75

- 1

2 en

mee

r1

- 1,3

31,

33 -

1,66

1,66

- 2

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

VHS: spreidingsindex12

(lijst gemeenten zie pag. 109)

0 (k

oud)

1 (e

venw

icht

)

2 (w

arm

)

spre

idin

gsin

dex

12 In Boekstaven 2009 nog ‘relatieve penetratiegraad’ genoemd. Deelnames niet toewijsbaar aan een gemeente: 17,4 %. Geen cijfers voor Brus-sel omwille van de compactheid en het hoofdstedelijk karakter van de regio ‘Brussels Hoofdstedelijk Gewest’. Voor de berekening van de index: zie methodologisch hoofdstuk p.40.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 109

1. Aalst2. Aalter3. Aarschot4. Aartselaar5. Affligem6. Alken7. Alveringem8. Antwerpen9. Anzegem10. Ardooie11. Arendonk12. As13. Asse14. Assenede15. Avelgem16. Baarle-Hertog17. Balen18. Beernem19. Beerse20. Beersel21. Begijnendijk22. Bekkevoort23. Beringen24. Berlaar25. Berlare26. Bertem27. Bever28. Beveren29. Bierbeek30. Bilzen31. Blankenberge32. Bocholt33. Boechout34. Bonheiden35. Boom36. Boortmeerbeek37. Borgloon38. Bornem39. Borsbeek40. Boutersem41. Brakel42. Brasschaat43. Brecht44. Bredene45. Bree46. Brugge47. Buggenhout48. Damme49. De Haan50. De Panne51. De Pinte52. Deerlijk53. Deinze54. Denderleeuw55. Dendermonde56. Dentergem57. Dessel58. Destelbergen59. Diepenbeek60. Diest61. Diksmuide62. Dilbeek63. Dilsen-Stokkem64. Drogenbos65. Duffel66. Edegem

67. Eeklo68. Erpe-Mere69. Essen70. Evergem71. Galmaarden72. Gavere73. Geel74. Geetbets75. Genk76. Gent77. Geraardsbergen78. Gingelom79. Gistel80. Glabbeek81. Gooik82. Grimbergen83. Grobbendonk84. Haacht85. Haaltert86. Halen87. Halle88. Ham89. Hamme90. Hamont-Achel91. Harelbeke92. Hasselt93. Hechtel-Eksel94. Heers95. Heist-op-den-Berg96. Hemiksem97. Herent98. Herentals99. Herenthout100. Herk-de-Stad101. Herne102. Herselt103. Herstappe104. Herzele105. Heusden-Zolder106. Heuvelland107. Hoegaarden108. Hoeilaart109. Hoeselt110. Holsbeek111. Hooglede112. Hoogstraten113. Horebeke114. Houthalen-Helchteren115. Houthulst116. Hove117. Huldenberg118. Hulshout119. Ichtegem120. Ieper121. Ingelmunster122. Izegem123. Jabbeke124. Kalmthout125. Kampenhout126. Kapelle-op-den-Bos127. Kapellen128. Kaprijke129. Kasterlee130. Keerbergen131. Kinrooi132. Kluisbergen

133. Knesselare134. Knokke-Heist135. Koekelare136. Koksijde137. Kontich138. Kortemark139. Kortenaken140. Kortenberg141. Kortessem142. Kortrijk143. Kraainem144. Kruibeke145. Kruishoutem146. Kuurne147. Laakdal148. Laarne149. Lanaken150. Landen151. Langemark-Poelkapelle152. Lebbeke153. Lede154. Ledegem155. Lendelede156. Lennik157. Leopoldsburg158. Leuven159. Lichtervelde160. Liedekerke161. Lier162. Lierde163. Lille164. Linkebeek165. Lint166. Linter167. Lo-Reninge168. Lochristi169. Lokeren170. Lommel171. Londerzeel172. Lovendegem173. Lubbeek174. Lummen175. Maarkedal176. Maaseik177. Maasmechelen178. Machelen179. Maldegem180. Malle181. Mechelen182. Meerhout183. Meeuwen-Gruitrode184. Meise185. Melle186. Menen187. Merchtem188. Merelbeke189. Merksplas190. Mesen191. Meulebeke192. Middelkerke193. Moerbeke194. Mol195. Moorslede196. Mortsel197. Nazareth198. Neerpelt

199. Nevele200. Niel201. Nieuwerkerken202. Nieuwpoort203. Nijlen204. Ninove205. Olen206. Oostende207. Oosterzele208. Oostkamp209. Oostrozebeke210. Opglabbeek211. Opwijk212. Oud-Heverlee213. Oud-Turnhout214. Oudenaarde215. Oudenburg216. Overijse217. Overpelt218. Peer219. Pepingen220. Pittem221. Poperinge222. Putte223. Puurs224. Ranst225. Ravels226. Retie227. Riemst228. Rijkevorsel229. Roeselare230. Ronse231. Roosdaal232. Rotselaar233. Ruiselede234. Rumst235. Schelle236. Scherpenheuvel-

Zichem237. Schilde238. Schoten239. Sint-Amands240. Sint-Genesius-Rode241. Sint-Gillis-Waas242. Sint-Katelijne-Waver243. Sint-Laureins244. Sint-Lievens-Houtem245. Sint-Martens-Latem246. Sint-Niklaas247. Sint-Pieters-Leeuw248. Sint-Truiden249. Spiere-Helkijn250. Stabroek251. Staden252. Steenokkerzeel253. Stekene254. Temse255. Ternat256. Tervuren257. Tessenderlo258. Tielt259. Tielt-Winge260. Tienen261. Tongeren262. Torhout263. Tremelo

264. Turnhout265. Veurne266. Vilvoorde267. Vleteren268. Voeren269. Vorselaar270. Vosselaar271. Waarschoot272. Waasmunster273. Wachtebeke274. Waregem275. Wellen276. Wemmel277. Wervik278. Westerlo279. Wetteren280. Wevelgem281. Wezembeek-Oppem282. Wichelen283. Wielsbeke284. Wijnegem285. Willebroek286. Wingene287. Wommelgem288. Wortegem-Petegem289. Wuustwezel290. Zandhoven291. Zaventem292. Zedelgem293. Zele294. Zelzate295. Zemst296. Zingem297. Zoersel298. Zomergem299. Zonhoven300. Zonnebeke301. Zottegem302. Zoutleeuw303. Zuienkerke304. Zulte305. Zutendaal306. Zwalm307. Zwevegem308. Zwijndrecht

Lijst van de gemeenten

1. Anderlecht2. Brussel3. Elsene4. Etterbeek5. Evere6. Ganshoren7. Jette8. Koekelberg9. Oudergem10. Schaarbeek11. Sint-Agatha-Berchem12. Sint-Gillis13. Sint-Jans-Molenbeek14. Sint-Joost-ten-Node15. Sint-Lambrechts-Woluwe16. Sint-Pieters-Woluwe17. Ukkel18. Vorst19. Watermaal-Bosvoorde

Brussel

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

110 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4.3 OPDRACHT 3: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN

De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende

aanbieders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod

in de regio. Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen.

De Vormingplus-centra realiseren de opdracht ‘coördinatie en afstemming’ door onder andere:

- het bestaande aanbod niet-formele educatie in hun regio in kaart te brengen;

- na te gaan welke educatieve noden er in hun regio zijn;

- initiatieven te nemen om bepaalde educatieve ‘leemtes’ in de regio op te vullen;

- educatie-advies te geven aan organisaties;

- te investeren in educatienetwerken.

1. Samenwerking, netwerking

Vormingplus zet sterk in op samenwerking en netwerkvorming. Het is een belangrijke hefboom van de ruimere coördinatie- en

afstemmingsopdracht. Hier belichten we de inspanningen die Vormingplus levert voor educatienetwerking en -partnerschappen.

Vormingplus werkte in 2009 samen met in totaal 955 verschillende organisaties om een vormingsaanbod te creëren, te coördineren of

te promoten.

Op de bladzijde hierna hebben we deze samenwerkingsrelaties in kaart gebracht. Elk puntje in de grafiek is een individuele organi-

satie, elke lijn is een samenwerkingsverband met een Vormingplus-centrum. We hebben enkel de samenwerkingsverbanden in beeld

gebracht die tot een effectief aanbod hebben geleid, bij Vormingplus of bij de partners.

De 13 grote groene punten zijn de Vormingplus-centra. We hebben daarnaast ook de belangrijkste types partners ingekleurd:

- erkende en/of gesubsideerde organisaties voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (roze);

- gemeente- of stadsdiensten (oranje);

- cultuur- of gemeenschapscentra (blauw).

Het valt op hoe elk Vormingplus-centrum een eigen regionaal netwerk heeft uitgebouwd (de waaiers rond elke groene stip). Partners

die gemeenschappelijk zijn voor meerdere Vormingplus-centra (en dus ‘boven-regionaal’ of landelijk georganiseerd zijn), vind je in het

centrum van de grafiek. De erkende en gesubsidieerde organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk (roze stippen) werken

samen met verschillende Vormingplus-centra en bevinden zich daarom vaak in het centrum.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 111

VHS: de Vormingplus-centra en hun partners14

14 We registreerden enkel de samenwerkingsverbanden met een organisatie/instelling/instantie. Niet de samenwerkingsverbanden met individuen. Afzonderlijke gemeentelijke of stadsdiensten zijn apart opgenomen (ook de bibliotheken). Nationaal georganiseerde organisaties zijn vertegenwoordigd in één stip.

Vormingplus-centrum

Erkende/gesubsidieerde sociaal-culturele organisatie

Gemeente-/Stadsdienst

Cultuur-/Gemeenschapscentrum

Andere organisatie

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

112 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Hieronder geven we een overzicht van het type partners van de Vormingplus-centra en het aantal samenwerkingsverbanden15 dat de

centra in 2009 met hen aangingen. Het gaat hier enkel om samenwerkingen die effectief uitmondden in de realisatie van een eigen

Vormingplus-aanbod.

2007 2008 2009

gemeente, stad 314 622 974 19,8%

cultuur-, gemeenschapscentrum 645 669 884 17,9%

welzijnsorganisatie, OCMW 227 474 714 14,5%

bibliotheek 319 193 305 6,2%

sociaal-culturele vereniging 175 178 276 5,6%

sociaal-culturele vormingsinstelling 329 245 273 5,5%

andere lokale middenveldorganisatie 188 258 253 5,1%

integratie-, allochtonenorganisatie 139 160 222 4,5%

kunstenorganisatie, museum 54 110 95 1,9%

sociaal-culturele beweging 38 38 91 1,8%

federale overheid 30 66 85 1,7%

volwasseneneducatie, opleidingscentrum 25 38 81 1,6%

Vormingplus (andere regio) 21 28 80 1,6%

centrum basiseducatie 16 51 60 1,2%

Noord-Zuid-organisatie 32 29 60 1,2%

provincie, VGC 35 26 55 1,1%

scholen 36 54 49 1,0%

erfgoedorganisatie 12 23 24 0,5%

Vlaamse Gemeenschap 2 3 6 0,1%

andere 249 209 341 6,9%

totaal 2.886 3.474 4.928 100,0%

VHS: evolutie aantal samenwerkingsverbanden

6.000

5.000

4.000

3.000

2.000

1.000

0

2007 2008 2009

15 Per activiteit kunnen maximaal vier samenwerkingsverbanden worden aangestipt. Eén activiteit kan bijgevolg bij meerdere partners ondergebracht worden. Bijvoorbeeld: een natuurwandeling in samenwerking met een gespecialiseerde vormingsinstelling en een gemeente wordt in bovenstaande tabel op twee plaatsen vermeld: bij de categorie ‘gemeente, stad’ en bij ‘sociaal-culturele vormingsinstelling’.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 113

VHS: evolutie aantal samenwerkingsverbanden: detail belangrijkste partners

1.200

1.000

800

600

400

200

0

gemeente, stad

cultuur-, gemeen-

schapscentrum

welzijnsorganisatie,

OCMW

bibliotheek

sociaal-culturele

vereniging

sociaal-culturele

vormingsinstelling

andere lokale

middenveld-

organisatie

integratie-, alloch-

tonenorganisatie

2007 2008 2009

We merken doorheen de jaren een stevige stijging van het aantal samenwerkingsverbanden (+71 %). Met name de samenwerking

met gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties en OCMW’s kennen een boost.

Vormingplus organiseert in Gent een informatiesessie ‘Boordevol vorming voor jou en mij’ om tien PWA-werknemers kennis te

laten maken met vorming en het vormingsaanbod in de regio.

In samenwerking met de gemeente Gooik start Vormingplus een lokaal behoefteonderzoek. Via een schriftelijke enquête en

interviews krijgt Vormingplus waardevolle informatie over de participatievoorwaarden van verschillende doelgroepen aan niet-

formele educatie. De resultaten van dit onderzoek leiden, in overleg met de cultuurbeleidscoördinator, tot de start van een lokaal

educatief netwerk (LEN). Het LEN - waarin Vormingplus een leidende rol opneemt - heeft als doel de inwoners van de gemeente

een uitgebreider en gevarieerder vormingsaanbod aan te bieden dat afgestemd is op hun vraag.

Vormingplus maakt voor 4 gemeenten (Scherpenheuvel-Zichem, Huldenberg, Haacht en Landen) een ‘educatieve kaart’. Deze

kaart geeft weer wat er in één jaar tijd aan niet-formele educatie in een gemeente plaatsvindt. Het aanbod wordt geanalyseerd,

bijvoorbeeld op het vlak van thema’s en het soort aanbieders. Vormingplus bespreekt nadien de resultaten met sleutelfiguren en

-instanties inzake cultuurbeleid, bijvoorbeeld in de cultuurraad.

Vormingplus, opvoedingswinkels Roeselare en Kortrijk, Brede School Tielt en het Agentschap Jongerenwelzijn West-Vlaande-

ren maken samen een breed verspreide informatie-brochure over opvoeding en vorming :‘Vorming plus Opvoeding : opvoedingson-

dersteuning als onderdeel van levenslang leren’. De brochure richt zich tot intermediairen die vorming opzetten of aan opvoedings-

ondersteuning doen. De brochure is toegespitst op de regionale situatie.

Vormingplus voert een behoefteonderzoek uit in samenwerking met Memori, de onderzoekscel van de Katholieke Hogeschool

Mechelen. De resultaten zijn gebaseerd op een bevraging van het eigen trouw publiek, op interviews met sleutelfiguren, op een

bevraging van focusgroepen (bestaande uit leden van bijzondere doelgroepen) en op een publieksenquête. De resultaten worden

ter beschikking gesteld aan partners in de regio op een feestelijke voorstelling. De resultaten zijn ook beschikbaar via de website.

PRAKTIJKVOORBEELDEN VAN COÖRDINATIE EN AFSTEMMING

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

114 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Vormingplus zit het Regionaal Overleg Noorderkempen (RONK) voor. Dit is een platform waarin negen cultuurbeleidscoördina-

toren elkaar treffen, met elkaar uitwisselen en concrete grensoverschrijdende acties uitwerken. Als resultaat van dit overleg kan de

vormingsdag ‘Vitamines voor je vereniging’, die ze in het voorjaar van 2010 samen organiseren, tellen.

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 115

1.4.4 OPDRACHT 4: HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN

De Vormingplus-centra zorgen ervoor dat het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie in de regio

bekend is bij zoveel mogelijk mensen.

1. Communicatiekanalen

Vormingplus tracht zoveel mogelijk mensen in contact te brengen met niet-formele educatie (ook van andere aanbieders) door dit

aanbod via tal van communicatiekanalen bekend te maken. De websites van de centra telden in 2009 samen 401.824 bezoeken.

40.185 abonnees ontvingen digitale nieuwsbrieven, gemiddeld 7 per jaar. 110.125 geadresseerden ontvingen een programmabrochu-

re, gemiddeld 3 per jaar. Vormingplus registreerde 9.516 activiteiten op de website Prettig Geleerd, de sociaal-culturele activiteitenka-

lender, die op zijn beurt gekoppeld is aan de UiT-databank.

Via het programma Zina op de regionale zender Ring-TV staat Vormingplus in de kijker. Zina, een gevarieerd magazine met korte,

ontspannende reportages, laat deelnemers en vormingswerkers van Vormingplus aan het woord. Gedurende vier dagen, meteen na

het nieuws, toont Ring-TV een reportage over Vormingplus.

In de nieuwe Kempense cultuurkrant ‘Suiker’ staat Vormingplus in voor de regionale vormingskalender. Deze wordt samenge-

steld op basis van gegevens uit de Vlaamse UiT-databank.

Ter gelegenheid van het 5-jarige bestaan van de Vormingplus-centra wordt een gezamenlijke promocampagne gevoerd in

augustus en september 2009. Deze verloopt via de eigen website, krantenwebsites en een heel aantal blogs.

Naar aanleiding van 5 jaar Vormingplus organiseert Vormingplus een promotiekaravaan langs 5 evenementen of markten in de

gemeenten Wachtebeke, Doornzele, Deinze, Eeklo en Gent. De acties leveren 320 nieuwe abonnees op.

Vormingplus voorziet een aparte pagina op de website waar ze alle vormingsactiviteiten in de regio aankondigt. Op de homepa-

gina is er een aparte ruimte waar bepaalde activiteiten uit de regio extra in de kijker worden gezet.

Vormingplus beschikt over 4 infostanden met folderhouders. Deze worden gedurende periodes van enkele weken tot een paar

maanden in bibliotheken opgesteld. De folderhouders bevatten naast de brochure en folders van Vormingplus ook folders, flyers en

brochures van vormingsactiviteiten van andere organisaties.

PRAKTIJKVOORBEELDEN

1.4 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 117

Amarant

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S (Reflectieve) kunsteducatie

B Met Amarant kijk je scherper naar kunst!

Een educatief aanbod (cursussen, tentoonstellingsbezoeken, daguitstappen en reizen) over de geschiede-

nis en de actuele ontwikkelingen van de beeldende kunst, muziek en filosofie.

E Met de veer in de keel....

Over de Romeinse decadentie, met figuren als de beruchte keizer Heliogaballus en de in ezelinnenmelk

badende Poppeia.

E De scherpe blik van René Magritte

Een veelzijdig portret van René Magritte: zijn leven en artistieke ontwikkeling, thema’s en motieven in zijn

werk, zijn formele keuzes en zijn dadaïstische wereldbeeld.

E China express

Een overzicht van de hedendaagse kunst in China.

T type landelijke vormingsinstelling

S specialisme

B baseline, ‘unique selling proposition’, gebalde uitleg bij de aard van het aanbod

E voorbeelden uit het educatief aanbod

1.5 DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat:

- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;

- 3 syndicale vormingsinstellingen;

- 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap;

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

In de loop van 2009 zette Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop. We tellen in 2009 dus 24 landelijke

vormingsinstellingen, eentje minder dan in 2008.

De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwan-

titatief deel. Het beschrijvende deel maakt het werk van de landelijke instellingen concreet. We presenteren per organisatie een greep

uit de waaier aan educatieve activiteiten die de vormingsinstellingen in 2009 realiseerden.

Het tweede deel pakt uit met cijfers over de gepresteerde uren, de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde uren, het aantal deelne-

mers ... van de vormingsinstellingen.

1.5.1 WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

118 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Zingeving

B - Het stimuleren en begeleiden van leerprocessen met het doel mensen sterker te maken (persoonlijke

groei bevorderen) in het nemen van verantwoordelijkheid in samenleving en kerk

- Via vorming (vanuit een christelijk perspectief) mensen toerusten om te leven en te werken in een plura-

listische wereld, vanuit een eigen weerbare identiteit en met respect voor de eigenheid van de andere

E Het ABC van de Islam

Het vormingsaanbod wil bijdragen tot een beter begrip van andere geloofsovertuigingen en wil het respect

voor en het gesprek tussen diverse culturen stimuleren.

E ‘Buiten-gewoon’ christelijke ethiek

In deze vorming wordt gezocht naar concrete standpunten en handelwijzen in antwoord op complexe

maatschappelijke vraagstukken (onder meer het beginnende leven en levenseinde, rechtvaardigheid en

sociale ethiek, samenlevingsvormen, eigenheid van christelijke ethiek).

E Bijbelcursussen

Een gevarieerd aanbod waarbij de Bijbel op verschillende manieren benaderd, ingezet, gelezen wordt (als

herbronning, als verhaal, vanuit zijn historische betekenis ...).

Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN)

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Natuur- en milieueducatie

B Kwalitatief hoogstaande natuur- en milieueducatie vormgegeven als educatie voor duurzame ontwikkeling.

E Bourgoyen natuurgids

Vervolgmodule binnen het cursustraject natuurgids. Vorming - op vraag van het Natuurcentrum Bour-

goyen Ossemeersen - voor gidsen die de activiteiten van het centrum willen ondersteunen.

E Digitale natuurfotografie voor beginners

Leren werken met de digitale camera om de eigen natuurbeleving te stimuleren en educatieve activiteiten

te ondersteunen.

E Werking van de milieuraad

Cursus in het raam van het steunpunt Tandem, gericht naar lokale milieuraden en lokale milieuvrijwilligers.

Halewynstichting

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Muziek: beschouwing, beleving en beoefening

B Permanente muziekeducatie met als doel het actief musiceren te stimuleren, het algemeen musiceerni-

veau te verbeteren en nieuwe en/of recente muziekstijlen te ondersteunen.

E Basiscursus muziek module 1

Een cursus die zich richt tot iedereen die wil leren musiceren (vooral praktisch, geen voorkennis vereist).

E Cursus oude muziek: renaissanceweek

De composities zijn 3- tot 8-stemmig en worden in gevarieerde bezettingen uitgevoerd. Tijdens de stage

wordt gemusiceerd uit transcripties en indien door de deelnemers gewenst, ook uit het originele beeld

(facsimile).

E Jazzcursus

‘Jazzonderricht’, een onderricht dat verschilt van het traditionele ‘muziekonderricht’.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 119

Impuls

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap

B Impuls, persoonlijke én professionele ontwikkeling.

E Basisvaardigheden in het omgaan met agressie

Een driedaagse vorming om en rond het hanteren van agressief gedrag.

E Ontwikkelen van leiderschapsvaardigheden

Een langerdurende opleiding in het begeleiden van menselijke processen in groepen en organisaties.

E Leertraject diversiteit

Een zesdaagse vorming om en rond het omgaan met verschillen op individueel, team- en organisatie-niveau.

Inverde

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur

B Opleidingen bos-, groen- en natuurbeheer.

E Veilig werken met de kettingzaag

Een meerdaagse praktijkopleiding over de werking, het gebruik, de veiligheid en het onderhoud

van de kettingzaag.

E Bomen en struiken herkennen

Bomen en struiken bekijken, bestuderen en vergelijken om zo de soorten te leren kennen.

E Culinaire wandeling

Een boswandeling waarbij je aan verschillende haltes proeft van hapjes boordevol ingrediënten uit het bos.

Motief

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Geloof en samenleving

E Dar El Salaam - Moslims in Vlaanderen en Mechelen

Acht dialoogavonden over de rol en de plaats van de moslimgemeenschap en van moslims in onze

samenleving.

E Jongeren Islam Gender

Een vormingsprogramma over de identiteitsconstructie bij jonge moslims en de rol van religie hierin.

E Genoeg van de ratrace! Themaweek over arbeid, zin en geloof

Een vierdaagse vorming rond actuele maatschappelijke vraagstukken over arbeid, gelinkt aan visies

vanuit verschillende levensbeschouwingen.

Natuurpunt Educatie

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Leren voor natuur, milieu en landschap

B Leren voor biodiversiteit en duurzame ontwikkeling.

E De Wereld op je bord

Je maakt een wereldreis van de Kempen tot de Amazone en luistert en proeft van verhalen over biodiver-

siteit en duurzame ontwikkeling, over mensen, natuur en milieu.

E Vlindergids (kadervorming)

Een vorming over hoe je een wandeling rond vlinders gidst voor gezinnen.

E Cursus Natuur in de stad

In een reeks van binnen- en buitenactiviteiten maak je kennis met de biodiversiteit in je stad.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

120 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Stichting Lodewijk de Raet

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Sociale participatie in het kader van actief burgerschap

B Individuen, groepen en organisaties meer cocreatief leren omgaan met uitdagingen.

E Vorming ‘Vrolijke vriendschap’

Een cursus over de zoektocht naar vriendschap.

E Collegagroep ‘Diversiteit’

Bijeenkomsten voor medewerkers met ‘interculturaliteit’ of ‘diversiteit’ in hun takenpakket.

E Vorming ‘Werken met kwetsbare vrijwilligers’

Hoe kun je personen in kwetsbare situaties betrekken in en versterken door vrijwillige inzet? .

Timotheus

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Intuïtieve ontwikkeling

B Niet-formele educatie rond intuïtieve ontwikkeling, bewustzijnsverruiming, persoonlijke groei en levens-

verdieping.

E Intuïtieve Ontwikkeling

Jaartraining die via ervaringsgerichte oefeningen een aantal sleutels biedt om je intuïtieve vaardigheden

en potentie te exploreren.

E Via intuïtie je leven een nieuwe wending geven

Leren bewuster je intuïtieve kanalen gebruiken door los te komen van te gevoelsmatige gedachten of te

overdreven berekende stappen.

E Intuïtie en de kracht om je levenspad te gaan

Leren je intuïtieve intelligentie gebruiken om nieuwe stappen in je leven te zetten en meer keuzemogelijk-

heden te creëren.

PRH-Persoonlijkheid en Relaties

T Gespecialiseerde vormingsinstellingS De persoon en zijn groei (persoonlijke groei)B PRH is een vormingsinstelling gespecialiseerd in vorming rond het persoonlijke groeiproces. PRH ziet de

ontplooiing van elke mens en zijn grotere sociale vaardigheid als een krachtige motor voor de vooruitgang

van de samenleving.E Wie ben ik?

De eigen persoonlijkheid als basis voor een krachtige dynamiek. E Constructief samen

Groepsverschijnselen, persoonlijke groei en engagement.E Mijn groeiproces in handen nemen

Groeiwegen (middelen) en grondhoudingen (attitudes) die zelfrealisatie bevorderen.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 121

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Wetenschapspopularisering

E De waardige samenleving

Via verschillende lokaal georganiseerde gespreksgroepen, trachten naar een actualisering van het begrip

‘vrijzinnig humanisme’ te streven.

E Dokter, mag ik u wat vragen?

Dokters en professoren delen hun expertise. Vragen uit het publiek.

E De wetenschapskaravaan

Bezoek achter de schermen van alle belangrijke wetenschappelijke instellingen van het land. Rondleidin-

gen in verstaanbare taal.

Universiteit Vrije Tijd

T Gespecialiseerde vormingsinstellingS Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectiefB Een ruim, toegankelijk vormingsaanbod: van archeologie tot hedendaagse geschiedenis, over kunst en

muziekgeschiedenis tot de geschiedenis van de wetenschappen en wereldgodsdiensten in historisch

perspectief ...E Het Bourgondische Rijk. Van Margareta van Male tot Margareta van Oostenrijk (1369-1529)

Vijf lessen over de op- en ondergang van het Bourgondische Rijk. Kennismaking met de hertogen en her-

toginnen, het hofleven, de politieke en maatschappelijke achtergronden, het dagelijks leven en historisch

belangrijke gebeurtenissen. E In het spoor van de cisterciënzers. Leven tussen gebed en handenarbeid

Vormingsreeks over het ontstaan en de geschiedenis van de abdijen van Clairvaux en Fontenay tot en met

de trappistenkloosters van vandaag.E Antonio Vivaldi. De verrukkelijke rijkdom van de Italiaanse barok

In deze cursus verkent de cursist de barokperiode in Italië, een opeenvolging van muzikale hoogtepunten

(met Vivaldi, Monteverdi, Pergolesi, Frescobaldi, Corelli ...).

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK)

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Opvoeding en kinderopvang

E Ouderschap en detentie

Een vormingsreeks waarbij de ouder in de gevangenis de ouder buiten de gevangenis rond de reorganisa-

tie van het ouderschap ontmoet.

E Ouders als onderzoekers

Een innoverende vormingspraktijk waarbij ouders onderzoek doen naar een zelfgekozen opvoedings-

thema en hierna beleidsaanbevelingen formuleren.

E Opvoeden verrijken

Een innoverende vormingspraktijk waarbij nieuwkomers met een procesbegeleider aan uitwisseling doen

over opvoeden in hun nieuwe thuisland.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

122 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Zorg-Saam

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Zorg

E Stilstaan bij grenzen in de zorg, betrokkenheid in balans

Grenzen accepteren en respecteren, eigen grenzen en grenzen van anderen.

E Ik verlies elke dag

Een studiedag over dementie.

E Ze zeggen dat het overgaat

Een nieuwe visie op rouw.

Ateliers voor Werknemersvorming

T Syndicale vormingsinstellingE Sociale actualiteit

Thema’s als het debat over asiel en migratiebeleid, de armoedestrijd, de nieuwigheden rond studietoela-

gen en studiefinancieringen ...E Militant zijn

Planmatig oplossen van ondernemingsproblemen.E Sociale vaardigheden

Opkomen voor een mening, vergaderen, samenwerken.

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S Eerstehulpverlening

E Studiedag lesgevers

Studiedagen voor lesgevers ‘eerste hulp’. Focus op didactische werkvormen.

E Reanimatietechnieken

Reanimatietechnieken worden aangeleerd aan de hand van beelden (dvd).

E Terugkomdag

Inhoudelijke workshops voor vrijwilligers die een tijd niet actief geweest zijn.

WiSPER

T Gespecialiseerde vormingsinstelling

S (Actieve) kunsteducatie

B Actieve workshops en cursussen theater, dans, beeldende kunst, muziek, literatuur, audiovisuele kunsten.

E E-Atelier

Een atelier met actieve opdrachten, individuele coaching, feedback via internet, atelierbezoek bij profes-

sionele kunstenaars, eindigend in een groepstentoonstelling.

E Weekendopleiding acteren of dans

Drie modules van meerdere weekends waarin je kennismaakt met de disciplines theater of dans in al hun

facetten, daarna experimenteert met het maken van een eigen toonmoment en tenslotte je uitvoerend

inschakelt in de productie van een professioneel maker.

E Stand-up Comedy

Je ziet jezelf al op het podium met een micro losjes in de hand, strooiend met puntige grappen? Iedereen

plat... Heb jij dat talent? In deze workshop kom je dat te weten.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 123

Vorming en Actie

T Syndicale vormingsinstelling

E Basisvorming

Basisvorming voor nieuw verkozen afgevaardigden.

E Mandaatvorming en themavorming

Vormingsaanbod gericht op het syndicale mandaat (1) en thematische vorming (2) rond arbeidsrecht,

fiscaliteit, stress op het werk, leeftijdsbewust personeelsbeleid, enzovoort.

E Vorming voor werklozen

Informatie voor werklozen over de rechten en plichten als werkloze, de sociale zekerheid, arbeidsmarkt-

maatregelen, maatschappelijke vorming en actualiteit en persoonsgerichte vorming.

Comé

T Syndicale vormingsinstelling

B Het syndicaal en maatschappelijk engagement bevorderen en versterken.

E Rechten en plichten op het werk

Opleidingenreeks en tweedaagse over vakbondswerk, het eenheidsstatuut, conflicthantering, globalisering ...

E Informatica

Een kennismaking met de computer en het internet.

E Kennis-Extra

Deze vormingsreeks reikt een aantal actuele thema’s aan van heel uiteenlopende aard. We besteden

aandacht aan communicatie, politiek, gezondheid ...

KR8

T Vormingsinstelling voor personen met een handicap

B Federatie van 4 vormingsorganisaties voor personen met een handicap. Door educatie over verschillende

thema’s werken aan de emancipatie van personen met een handicap.

E Theater Tievo

Een inclusief vormings- en theaterproject: mensen met en zonder handicap werken een jaar samen aan

inhoud, opbouw en uitvoering van een theaterstuk. Daarna volgen opvoeringen in een cultuurcentum.

E Huisjesproject: 4-daagse cursus voor mensen met autisme

Deelnemers bekleden, aan de hand van verschillende technieken, een houten frame (in de vorm van een

huis) met als doel meer te vertellen over zichzelf. In samenwerking met een beeldend kunstenaar en

Autisme Centraal.

E Reminiscentie voor personen met een handicap

Praten over vroeger, reminiscentie voor ouderen. Teruggaan naar het verleden via aangepaste gespreks-

technieken.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

124 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Op-Stap

T Vormingsinstelling voor personen met een handicap

B Federatie van twee vormingsinstellingen voor personen met een licht tot matig verstandelijke handicap en

hun omgeving. Via een sociaal-culturele werking bijdragen tot het volwaardig burgerschap van personen

met handicap.

E Die goeie ouwe tijd

Tweedaagse vorming waarin teruggrepen wordt naar grootmoeders tijd (aan de hand van sfeerbeelden,

kennismaking met de arbeidsomstandigheden van arbeiders, een bezoek aan Brugge ...)

E Ik leef gezond!

5 tweedaagsen rond allerlei aspecten van onze gezondheid. Kennismaken met verschillende gezond-

heidsaspecten en bekijken waar en hoe je het geleerde in je dagelijks leven kan toepassen.

E Digitale foto’s een stapje verder

Een dubbelweekend voor wie reeds een basiscursus rond digitale fotografie en/of computer heeft

gevolgd.

Vijftact

T Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

B Vijftact en haar lidorganisaties vormen, sensibiliseren en informeren over leven en samenleven met een

handicap. Ze bundelen hun kennis en expertise en ijveren voor inclusie en een correcte beeldvorming

over handicap en diversiteit.

E Vorming voor de ruime en directe omgeving van personen met een handicap

Autisme: extreme vorm van mannelijk denken? - Gevolgen van NAH16: emotie en gedragsverandering -

Leren leven met een handicap ...

E Twee handen op één buik? Banden tussen doven en blinden vroeger en nu

Een tentoonstelling met vertelhoek waar men na het bezoeken van de tentoonstelling een eigen getuige-

nis over vroegere schoolervaringen kan laten opnemen.

E ADHD-TV

Een webstek waar informatieve en/of ludieke filmpjes over ADHD17 gedeeld kunnen worden, een beeldend

forum voor iedereen die iets met ADHD heeft.

Z11

T Vormingsinstelling voor personen met een handicap

B Federatie van 3 vormingsorganisaties voor personen met een handicap. Door educatie over verschillende

thema’s werken aan de emancipatie van personen met een handicap.

E Medewerkersdag 2009

Jaarlijkse medewerkersdag, georganiseerd door de federatie, met als thema ‘kwaliteit van leven voor

personen met een handicap’. Lezing en workshops.

E Hola-Guatemala

Inleefreis voor volwassenen met een verstandelijke handicap in samenwerking met Broederlijk Delen, Ka-

ravaan en Joker. De deelnemers kregen een intensief vormingstraject om zich voor te bereiden op de reis.

E Kan ik nog zonder?

Driedaagse cursus voor volwassenen met een verstandelijke handicap en een verslavingsprobleem.

Accent op preventie, interventie en nazorg.

16 Niet-aangeboren hersenletsel17 Attention Deficit Hyperactivity Disorder

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 125

1.5.2 DE WERKING IN CIJFERS

1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen?

2007 2008 2009

het aantal educatieve activiteiten 11.869 11.981 11.805

het aantal deelnemers

aan de educatieve activiteiten188.104 234.990 242.027

het aantal uren educatieve activiteiten

(formeel en niet-formeel)117.219 111.128 109.820 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100.869 97.499 88,8%

overige 9.416 10.259 12.321 11,2%

gemiddeld aantal uren per activiteit 9,9 9,3 9,3

gemiddeld aantal deelnemers per activiteit 15,8 19,6 20,5

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

Vertrek van organisaties: aantal gepresteerde uren stabiel

De instellingen presteerden samen 109.820 uren educatie. Opvallend is een dalende trend in het aantal gepresteerde vormingsuren.

Het ‘verlies’ aan uren situeert zich voornamelijk in het aantal uren niet-formele educatie (zie verder). Het valt voor een groot deel toe

te wijzen aan de stopzetting van de subsidiëring van Relatie Studio (2008), de stopzetting van de werking van Atelier Cirkel (2009)

en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet (2008).

Wanneer we het effect van de schrapping van deze drie vormingsinstellingen neutraliseren in de cijfers van 2007 en 2008, komen

we tot de onderstaande tabel. De daling in het aantal gepresteerde uren blijft een feit, maar is minder uitgesproken (-3 % ten

opzichte van 2007):

2007 2008 2009

het aantal uren educatieve activiteiten

(formeel en niet-formeel)

cijfers zonder Relatie Studio, De Rode

Antraciet, Atelier Cirkel

113.040 109.922 109.820 100,0%

126 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

LVI: evolutie deelnemers en duur activiteit

25

20

15

10

5

0

deelnemers

per activiteit

duur

activiteit (uren)

2007 2008 2009

12

10

8

6

4

2

0 uren

deel

nem

ers

De gemiddelde duur van een vormingsactiviteit blijft stabiel. Het gemiddeld aantal deelnemers per activiteit vertoont een merkbare

groei. Het vertrek van Relatie Studio, De Rode Antraciet en Atelier Cirkel heeft geen noemenswaardig effect op deze evolutie en

verhoudingen.

LVI: evolutie deelnemers en activiteiten

300.000

250.000

200.000

150.000

100.000

50.000

0

deelnemers

activiteiten

2007 2008 2009

20.000

18.000

16.000

14.000

12.000

10.000

8.000

6.000

4.000

2.000

0

In 2009 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.805 educatieve activiteiten plaats. De instellingen bereikten daarmee

zowat een kwart miljoen deelnemers. Het aantal activiteiten blijft doorheen de tijd stabiel, maar het aantal deelnemers stijgt (+29 %

ten opzichte van 2007). Een vormingsactiviteit duurde gemiddeld 9 uur en bereikte gemiddeld ruim 20 deelnemers.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 127

Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in

aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?

2007 2008 2009

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) 117.219 100,0% 111.128 100,0% 109.820 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 92,0% 100.869 90,8% 97.499 88,8%

LVI: niet-formele educatie en overige

11% overige

89% niet-formele educatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm

van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog

op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek

gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.”

89 % van de gepresteerde uren in 2009 zijn uren niet-formele educatie.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

128 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?

Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een

programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is subsidieerbaar.

Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met

een handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria . De

activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria19 voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring.

2007 2008 2009

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100,0% 100.869 100,0% 97.499 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie,

subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet89.878 83,4% 88.210 87,5% 87.495 89,7%

19 Bijkomende bepalingen in het decreet:- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24);- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1);- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3);- bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).

LVI: (niet-)subsidieerbare uren niet-formele educatie

10% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

90% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 90 % in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van

het decreet.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 129

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

2007 2008 2009

het aantal uren niet-formele educatie,

subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet89.878 100,0% 88.210 100,0% 87.495 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)70.324 78,2% 69.324 78,6% 68.324 78,1%

LVI: (on)subsidieerbare uren niet-formele educatie die wel subsidieerbaar zijn volgens het decreet

22% ongesubsidieerd

78% gesubsidieerd (urennorm)

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een vooraf vastgelegd aantal uren. Dit zijn de zogenaamde

urennormen. Deze urennormen zijn niet variabel en staan dus los van het werkelijke aantal gepresteerde uren. Alle urennormen van

de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 68.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 78 % van de uren die subsi-

dieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (87.495) daadwerkelijk gesubsidieerd wordt door de overheid. Een vijfde wordt dus

niet gesubsidieerd.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

130 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Overzicht

Hiernaast geven we bij wijze van synthese een schematisch overzicht van de ontleding van de uren.

Het proportionele aandeel uren dat subsidieerbaar is, stijgt. In 2007 voldeed 83 % van het aanbod niet-formele educatie aan de

normen van het decreet en was dus subsidieerbaar. In 2008 werd dat 87 %, in 2009 90 %. Een verschuiving van 7 procentpunt. Het

aanbod niet-formele educatie wordt dus meer en meer conform aan het decreet. Het vertrek van Relatie Studio, De Rode Antraciet en

Atelier Cirkel heeft geen noemenswaardig effect op deze evolutie en verhoudingen.

Extra: welk aandeel van de uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

2007 2008 2009

het aantal uren niet-formele 107.803 100,0% 100.869 100,0% 97.499 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm)70.324 65,2% 69.324 68,7% 68.324 70,1%

LVI: (on)subsidieerbare uren niet-formele educatie

30% niet-formele educatie ongesubsidieerd

70% niet-formele educatie gesubsidieerd

Als surplus bekijken we nog even het aandeel van de gesubsidieerde uren (urennorm) op het totaal aantal uren niet-formele educatie.

Hieruit blijkt dat van alle gepresteerde uren niet-formele educatie 70 % gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 131

100%

totaal gepresteerde uren

(109.820 uren)

100%

100%

uren niet-formele

educatie subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

90%

(87.495 uren)

niet-formele

educatie

89%

(97.499 uren)

overige

11%

(12.231 uren)

uren niet-formele

educatie niet subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

10%

(10.004 uren)

gesubsidieerde

uren

78%

(68.324 uren)

ongesubsidieerde

uren subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

22%

(18.171 uren)

2007-2009:

+ 7 procentpunt TENDENS

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

132 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies?

2007 2008 2009

Antwerpen 24.654 22.294 20.225 20,7%

Brussel 5.666 5.876 4.737 4,9%

Limburg 12.910 12.495 11.694 12,0%

Oost-Vlaanderen 24.609 24.463 25.848 26,5%

Vlaams-Brabant 20.239 18.485 17.300 17,7%

West-Vlaanderen 15.850 13.981 14.328 14,7%

andere 3.875 3.275 3.367 3,5%

107.803 100.869 97.499 100,0%

LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie

21% 5% 12% 27% 18% 15% 3%

28% 13% 23% 17% 19%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

andere

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

aandeel uren

niet-formele

educatie

aandeel bevolking

Vlaams Gewest20

20 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams

Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28 % van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclu-

sief Brussel) en 21 % van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie.

De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie (totaal = 97.499 uren) is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies.

In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 5 % van het totale

vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten (3 %) vond plaats buiten Vlaanderen of Brussel, of is niet aan één provincie toe te

wijzen.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 133

3. De werking vergelijkenderwijs

Hieronder geven we de werkingscijfers, uitgesplitst per soort vormingsinstelling. Zoals hoger vermeld bestaat de werksoort van de

landelijke vormingsinstellingen uit een aantal subgroepen van organisaties:

- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;

- 3 syndicale vormingsinstellingen;

- 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap;

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

Gespecialiseerde

vormingsinstellingen

(N = 17)

Syndicale

vormingsinstellingen

(N = 3)

Vormingsinstellingen

voor personen met een

handicap en Vijftact

(VH&5)

(N = 3+1)

TOT LVI

(N = 24)

Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt?

het aantal

educatieve activiteiten6.624 3.741 1.440 11.805

het aantal deelnemers aan

de educatieve activiteiten126.875 73.852 41.300 242.027

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?

het aantal uren educatieve acti-

viteiten (formeel en niet-formeel)65.960 100,0% 29.460 100,0% 14.400 100,0% 109.820 100,0%

het aantal uren

niet-formele educatie54.015 81,9% 29.460 100,0% 14.024 97,4% 97.499 88,8%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?

het aantal uren

niet-formele educatie54.015 100,0% 29.460 100,0% 14.024 100,0% 97.499 100,0%

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar volgens

de criteria van het decreet

44.714 82,8% 29.460 100,0% 13.321 95,0% 87.495 89,7%

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar volgens

de criteria van het decreet

44.714 100,0% 29.460 100,0% 13.321 100,0% 87.495 100,0%

het aantal uren educatieve acti-

viteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)

36.416 81,4% 21.695 73,6% 10.213 76,7% 68.324 78,1%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd?

het aantal uren

niet-formele educatie54.015 100,0% 29.460 100,0% 14.024 100,0% 97.499 100,0%

het aantal uren educatieve acti-

viteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)

36.416 67,4% 21.695 73,6% 10.213 72,8% 68.324 70,1%

De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2009 in totaal 65.960 uren. Hiervan zijn 54.015 uren of 82 % niet-formele

educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact (VH&5) is

dat meer. Zij besteedden respectievelijk 100 % en 97 % van hun uren aan niet-formele educatie.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

134 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Dus: gespecialiseerde vormingsinstellingen presteren het meeste uren ‘andere educatie’.

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger).

Bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VH&5 komen respectievelijk 83 % en 95 % van de uren niet-formele educatie

volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiëring. Bij de syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het

volledige aanbod aan de criteria van het decreet.

Dus: de gespecialiseerde vormingsinstellingen presteren het meeste uren buiten de contouren van het decreet.

Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de

gespecialiseerde vormingsinstellingen 81% door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale

vormingsinstellingen is dit 74 %, bij de VH&5 is dit 77 %.

Dus: bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen worden subsidieerbare uren het meeste effectief gesubsidieerd.

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (74 %) door de

overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH&5 moeten zich tevreden stellen met respectievelijk

67 % en 73 % subsidiëring.

Dus: bij de syndicale vormingsinstellingen wordt niet-formele educatie het meeste effectief gesubsidieerd.

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 135

1.5 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

DE MEDEWERKERS

136 | PROFIEL VAN DE SECTOR

HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS

138 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.1 bevindingen2. DE MEDEWERKERS

2.1 BEVINDINGEN

- in 2009 nog geen impact van de crisis: in deze editie van Boekstaven (stand van zaken op 31 december 2009) is het

effect van de economische crisis en besparingen nog niet zichtbaar.

- 1.930 personeelsleden voor sociaal-cultureel volwassenenwerk: de sector telt 2.167 personeelsleden, waarvan er

1.930 worden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

- 184.000 vrijwilligers doen de motor van de sector draaien.

- 70 % van de personeelsleden is vrouw

- verloop: 9,8 %: in de loop van 2009 stroomden 190 medewerkers uit de organisaties. Op een totaal van 1.930 personeels-

leden eind 2009, betekent dat een verloop van 9,8 %. Bij de bewegingen is er het meeste verloop (16,6 %).

- twee derde van de personeelsleden werkt inhoudelijk: 67 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit,

33 % werkt ondersteunend.

- de leeftijdsverdeling volgt grosso modo het Vlaamse gemiddelde: de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden is

41 jaar. De bewegingen hebben het jongste personeelsbestand.

- gemiddelde dienstanciënniteit is 8,9 jaar: een personeelslid werkt gemiddeld 8,9 jaar bij haar organisatie. Dat is iets

minder dan het Vlaamse gemiddelde (11,3 jaar).

- 75 % is hoog opgeleid: 75 % van de personeelsleden heeft een Bachelor- of Masterdiploma.

- 56 % werkt voltijds: bij de bewegingen en landelijke vormingsinstellingen werkt de meerderheid van de personeelsleden

echter deeltijds.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 139

2.2 STAALKAART VAN DE MEDEWERKERS

2.2.1 INLEIDING

Hierna geven we een staalkaart van het contingent medewerkers waarop het sociaal-cultureel volwassenenwerk een beroep kan

doen. In tegenstelling tot de vorige edities van Boekstaven treden we minder in detail. De edities 2008 en 2009 gaan wel uitgebreid

in op de samenstelling van het personeelsbestand in al zijn aspecten. Een dergelijke uitgebreide studie jaarlijks herhalen, lijkt - met de

(voorlopig) minieme verschuivingen die zich op jaarbasis voordoen - niet zinnig. We verwijzen daarom graag naar Boekstaven 2009,

een editie die op dit vlak nog steeds actueel is. We beperken ons hier tot de belangrijkste kenmerken die de personeelssamenstel-

ling van de sector bepalen.

Wel nieuw zijn de gegevens over de in- en uitstroom van personeelsleden in de sector. In deze editie van Boekstaven schetsen we

uitgebreid het profiel van vertrekkers en nieuwkomers.

De cijfers hieronder geven de stand van zaken op 31 december 2009. De besparingen kwamen pas echt op gang in 2010.

In deze editie van Boekstaven is het effect van de economische crisis en besparingen dus nog niet zichtbaar.

2.2.2 OVERZICHTSTABEL

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

binnen de sector2.230 2.157 2.167 100,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 89,1%

organisaties volgens

aantal personeelsleden126 125 122 100,0%

minder dan 3 8 9 8 6,6%

van 3 tem 4 14 16 12 9,8%

van 5 tem 9 39 33 36 29,5%

van 10 tem 19 34 35 34 27,9%

van 20 tem 29 9 16 14 11,5%

van 30 tem 39 9 4 6 4,9%

van 40 tem 49 4 4 4 3,3%

van 50 tem 99 8 7 7 5,7%

100 of meer 1 1 1 0,8%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

mannen 584 590 570 29,5%

vrouwen 1.300 1.317 1.360 70,5%

het aantal mannelijke personeelsleden

ingezet voor het SCVW584 590 570 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 490 469 447 78,4%

met een ondersteunende opdracht 94 121 123 21,6%

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

140 | PROFIEL VAN DE SECTOR

het aantal vrouwelijke personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.300 1.317 1.360 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 844 801 846 62,2%

met een ondersteunende opdracht 456 516 514 37,8%

het aantal personeelsleden ingezet voor

het SCVW met een inhoudelijke opdracht1.334 1.270 1.293 67,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor

het SCVW met een ondersteunende opdracht550 637 637 33,0%

de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 15 tem 19 jaar58

8 2 0,1%

van 20 tem 24 jaar 66 66 3,4%

van 25 tem 29 jaar575

281 264 13,7%

van 30 tem 34 jaar 271 287 14,9%

van 35 tem 39 jaar503

244 237 12,3%

van 40 tem 44 jaar 248 226 11,7%

van 45 tem 49 jaar569

328 333 17,3%

van 50 tem 54 jaar 274 303 15,7%

van 55 tem 59 jaar 157 151 169 8,8%

60 jaar en ouder 22 36 43 2,2%

de dienstanciënniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 0 tem 4 jaar 779 879 845 43,8%

van 5 tem 9 jaar 436 382 384 19,9%

van 10 tem 14 jaar393

233 277 14,4%

van 15 tem 19 jaar 165 149 7,7%

van 20 tem 24 jaar216

111 124 6,4%

van 25 tem 29 jaar 77 76 3,9%

van 30 tem 34 jaar60

37 48 2,5%

35 jaar en meer 23 27 1,4%

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

getuigschrift maximaal 2de graad

Secundair Onderwijs53 57 57 3,0%

diploma Secundair Onderwijs 403 418 419 21,7%

Bachelor-diploma 808 793 798 41,3%

Master-diploma 620 639 656 34,0%

het aantal voltijdse equivalenten

binnen de sector1.824 1.789 1.792

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW1.514 1.426 1.447

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 141

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW voor

een inhoudelijke opdracht

1.101 1.011 1.037

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW voor

een ondersteunende opdracht

413 415 410

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk

voor het SCVW1 0.80 0.83 0.83

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk

voor het SCVW voor

een inhoudelijke opdracht

0.83 0.86 0.87

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk

voor het SCVW voor

een ondersteunende opdracht

0.75 0.77 0.77

1 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzo-voort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

2 Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate vergelijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5 organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers.

het aantal personeelsleden

dat voltijds werkt 1.095 1.089

het aantal personeelsleden

dat deeltijds werkt 812 841

het aantal freelance medewerkers

ingezet voor het SCVW met

een inhoudelijke opdracht

5.238 5.185 4.790

het aantal vrijwilligers ingezet

voor het SCVW192. 582 233.715 183.8702 224.275 184.474

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’

1.930 personeelsleden

1. Personeelsleden

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

binnen de sector2.230 2.157 2.167 100,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 89,1%

De organisaties in de sector stellen samen 2.167 mensen tewerk. 1.930 of 89 % daarvan wordt minstens voor een deel ingezet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

142 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2007 2008 2009

het aantal voltijdse equivalenten

binnen de sector1.824 1.789 1.792 100,0%

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW1.514 1.426 1.447 80,8%

In voltijdse equivalenten (vte) uitgedrukt, bedraagt de tewerkstelling in de sector 1.792 vte. 1.447 of 81 % daarvan wordt ingezet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

2007 2008 2009

organisaties volgens aantal personeelsleden 126 125 122 100,0%

minder dan 3 8 9 8 6,6%

van 3 tem 4 14 16 13 10,7%

van 5 tem 9 39 33 35 28,7%

van 10 tem 19 34 35 34 27,9%

van 20 tem 29 9 16 14 11,5%

van 30 tem 39 9 4 6 4,9%

van 40 tem 49 4 4 4 3,3%

van 50 tem 99 8 7 7 5,7%

100 of meer 1 1 1 0,8%

De ruime meerderheid (57 %) van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer perso-

neelsleden in dienst. Een zesde van de organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeels-

leden. De kleinste organisatie heeft (nog) geen personeelsleden in dienst, de grootste telt er 147.

mediaan

SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden

160

140

120

100

80

60

40

20

0

10

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 143

Hieronder tonen we de verdeling van de personeelsleden per werksoort.

VER BEW VHS LVI

het aantal personeelsleden

binnen de sector1.205 100,0% 330 100,0% 200 100,0% 432 100,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.083 89,9% 229 69,4% 200 100,0% 418 96,8%

organisaties volgens

aantal personeelsleden54 100,0% 31 100,0% 13 100,0% 24 100,0%

minder dan 3 2 3,7% 5 16,1% 0 0,0% 1 4,2%

van 3 tem 4 4 7,4% 7 22,6% 0 0,0% 2 8,3%

van 5 tem 9 19 35,2% 11 35,5% 1 7,7% 4 16,7%

van 10 tem 19 10 18,5% 5 16,1% 10 76,9% 9 37,5%

van 20 tem 29 9 16,7% 0 0,0% 1 7,7% 4 16,7%

van 30 tem 39 2 3,7% 2 6,5% 1 7,7% 1 4,2%

van 40 tem 49 2 3,7% 0 0,0% 0 0,0% 2 8,3%

van 50 tem 99 5 9,3% 1 3,2% 0 0,0% 1 4,2%

100 of meer 1 1,9% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%

mediaan aantal personeelsleden

per organisatie10 5 14 13

Bewegingen zetten proportioneel het kleinste aandeel van hun personeel in voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: 69 %. Deze

afwijking is te verklaren door twee organisaties die slechts een deel van hun werking in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

situeren. Zonder deze organisaties is het percentage nagenoeg 100 %.

Bij de Vormingplus-centra werken alle (100 %) personeelsleden voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In deze werksoort zijn er

het minste extremen in de omvang van het personeelsbestand: de organisaties zijn op dat vlak gelijkend. 77 % van de Vormingplus-

centra heeft 10 tot 19 personeelsleden.

Bij de verenigingen vind je de grootste organisaties. Het gemiddelde aantal personeelsleden per organisatie is er 22. Wel zijn er in

deze werksoort grote verschillen. Daarom ligt de mediaan een stuk lager, op 10 personeelsleden.

De bewegingen tellen het meeste kleine organisaties. De mediaan ligt een stuk lager dan bij de andere werksoorten: 5 personeelsleden.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

144 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2. Vrijwilligers

Niet al het werk wordt door personeelsleden gerealiseerd. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep

op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht wordt gebruik

gemaakt. Daarom geven we hieronder de cijfers over de inzet van vrijwilligers en verderop van freelancers in de sector. Zo is het

plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet.

2009

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 184.474

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2009 rekenen op de inzet van zo’n 185.000 vrijwilligers. Het werksoortelijk plaatje ziet

er als volgt uit:

VER BEW VHS LVI TOTAAL

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW

173.621 94,1% 5.904 3,2% 284 0,2% 4.665 2,5% 184.474 100,0%

3 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaalcul-tureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.

De verenigingen zijn goed voor 94 % van de vrijwilligers.

Hieronder tonen we de evolutie in de tijd. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate verge-

lijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5

organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers.

2007 2008 2009

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 192.582 233.715 183.870 224.275 184.474

Wanneer we abstractie maken van het vertrek van een aantal organisaties, blijft het aantal vrijwilligers in de sector stabiel.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

185.000 vrijwilligers

3. Freelancers

5.000 freelancers

2009

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht3 4.790

PROFIEL VAN DE SECTOR | 145

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2009 rekenen op de inzet van een kleine 5.000 freelancers. Het werksoortelijk plaatje

ziet er als volgt uit:

Het aantal freelancers is sinds 2007 met 8 % gedaald.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

VER BEW VHS LVI TOTAAL

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht

1.796 37,5% 81 1,7% 1.532 32,0% 1.381 28,8% 4.790 100,0%

De Vormingplus-centra zetten gemiddeld per organisatie veruit het meeste freelancers in.

Hieronder tonen we de evolutie in de tijd. Door het vertrek van een aantal organisaties doorheen de jaren, wordt een adequate verge-

lijking in de tijd moeilijk. Daarom geven we ook cijfers uit 2007 en 2008 met uitsluiting van de organisaties die de sector verlieten (5

organisaties tussen 2007 en 2009). Dit zijn de gemarkeerde cijfers.

2007 2008 2009

het aantal freelance medewerkers

ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht

5.198 5.238 5.161 5.185 4.790

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2009

9,8 % verloop

In de loop van 2009 stroomden 190 medewerkers uit de organisaties. Op een totaal van 1.930 personeelsleden eind 2009, betekent

dat een verloop van 9,8 %4. Dit is zowel vrijwillig verloop (op initiatief van het personeelslid) als onvrijwillig verloop5 (buiten de wil

van het personeelslid om: (brug)pensioen, opzeg door werkgever ...). Cijfers over personeelsverloop zijn nieuw in Boekstaven. Daarom

behandelen we ze hier iets uitgebreider.

Totaal SCVW

Onvrijwillig

Vrijwillig

SCVW: vergelijking verlooppercentages met België

25%

20%

15%

10%

5%

0%9,8% 6,6%

13% 12,7%

SCVW België

4 De personeelsleden die onze sector verlieten ten gevolge van de stopzetting (Atelier Cirkel) of een nieuwe subsidiëring van hun organisatie (Educatieve Vereniging voor Ouderwerking (EVO) en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV)) (-9 personeelsleden) worden hier niet meegerekend. We berekenen het verloop op de wijze die Securex hanteert: het aantal vertrekkers delen door het totaal (jaar 2009) x 100.

5 Onze gegevens laten nog niet toe het onderscheid tussen vrijwillig en onvrijwillig vertrek te maken.

146 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

6 Securex (2010). Het personeelsverloop in België 2009. Brussel: Securex.7 Daarnaast noteren we voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk nog de volgende bewegingen:

- 8 personeelsleden verlieten hun organisatie in hetzelfde jaar dat ze aangeworven werden (+0);- 2 personeelsleden gingen binnen hun organisatie aan de slag voor een andere opdracht dan het sociaal-cultureel volwassenenwerk (-2);- 9 personeelsleden gingen binnen hun organisatie aan de slag voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (+9);- enkele organisaties voerden retroactieve correcties uit op hun personeelsbestand voor 2008 (+5);- 3 organisaties verlieten de sector (-9).

Het verloop in de sector in 2009 bedraagt 9,8 %. Ter vergelijking: de Belgische arbeidsmarkt liet in hetzelfde jaar een verloop van 19,7 %

optekenen. Daarvan is 6,6 % vrijwillig en 12,7 % onvrijwillig verloop6. De arbeidsmarkt in het sociaal-cultureel volwassenenwerk onder-

vond in 2009 wellicht nog geen sterke effecten van de economische crisis. Dit in tegenstelling tot de Belgische arbeidsmarkt. Vandaar

vermoedelijk het relatief lage verloopcijfer ten opzichte van het Belgische gemiddelde.

SCVW: vergelijking verlooppercentages tussen werksoorten

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%9,8% 16,6% 8,6% 7,3% 9,8%

VER BEW VHS LVI SCVW

Het verloop is niet gelijk verspreid over de werksoorten. Bij de bewegingen vertrok zowat 17 % van de personeelsleden, bij de lande-

lijke vormingsinstellingen 7 %.

Profiel vertrekkers en nieuwkomers

Zoals gezegd stroomden in 2009 190 medewerkers uit de organisaties. De organisaties wierven in hetzelfde jaar 210 nieuwe mede-

werkers aan. Enkele bijkomende verschuivingen7 resulteren in een groei van 23 personeelsleden in 2009 (totaal: 1.930) ten opzichte

van 2008 (totaal 1.907). Het totaal aantal medewerkers voor de gehele sector steeg van 2.157 naar 2.167. (Dit zijn alle medewerkers

van organisaties uit de sector, die ingezet worden voor zowel het sociaal-cultureel volwassenenwerk als voor andere opdrachten.)

Hieronder schetsen we het profiel van de vertrekkers en nieuwkomers.

- de kolommen ‘UIT’ en ‘IN’ bevatten cijfers over respectievelijk de vertrekkers en de nieuwkomers;

- de ‘uitstroomgraad’ toont het aandeel van de vertrekkers binnen een categorie. Dit is hetzelfde als het verloop. Bijvoorbeeld:

77 vertrekkende mannen is een uitstroomgraad of verloop van 13,5 % ten opzichte van het totaal aantal mannen dat in 2009

werd tewerk gesteld (570). de ‘instroomgraad’ toont het aandeel van de nieuwkomers binnen een categorie;

- NETTO is het verschil tussen nieuwkomers en vertrekkers.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 147

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

UIT

uit-

stroom-

graad

(verloop)

IN

in-

stroom-

graad

NETTO

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 190 9,8% 210 10,9% 20

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 190 210 20

mannen 77 13,5% 57 10,0% -20

vrouwen 113 8,3% 153 11,3% 40

Er stroomden in 2009 meer mannen uit de sector dan in de sector (netto: -20). De uitstroomgraad ligt bij de mannen met ruim 13 %

een stuk hoger dan bij de vrouwen (8 %).

De vertrekkers hebben voornamelijk een inhoudelijke opdracht (11 % verloop). Daar staat een stevige instroom van inhoudelijke

medewerkers tegenover (12 %).

UIT

uit-

stroom-

graad

(verloop)

IN

in-

stroom-

graad

NETTO

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht144 11,1% 158 12,2% 14

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

met een ondersteunende opdracht46 7,2% 52 8,2% 6

UIT

uit-

stroom-

graad

(verloop)

IN

in-

stroom-

graad

NETTO

de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 15 tem 19 jaar 2 100,0% 0 0,0% -2

van 20 tem 24 jaar 10 15,2% 37 56,1% 27

van 25 tem 29 jaar 43 16,3% 66 25,0% 23

van 30 tem 34 jaar 45 15,7% 37 12,9% -8

van 35 tem 39 jaar 27 11,4% 25 10,5% -2

van 40 tem 44 jaar 20 8,8% 19 8,4% -1

van 45 tem 49 jaar 19 5,7% 14 4,2% -5

van 50 tem 54 jaar 6 2,0% 9 3,0% 3

van 55 tem 59 jaar 7 4,1% 3 1,8% -4

60 jaar en ouder 11 25,6% 0 0,0% -11

148 | PROFIEL VAN DE SECTOR

SCVW: in- en uitstroomgraad volgens leeftijd

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%van 15

tem 19

jaar

van 20

tem 24

jaar

van 25

tem 29

jaar

van 30

tem 34

jaar

van 35

tem 39

jaar

van 40

tem 44

jaar

van 45

tem 49

jaar

van 50

tem 54

jaar

van 55

tem 59

jaar

60 jaar

en ouder

instroomgraad

uitstroomgraad

De uitstroomgraad is vooral groot bij de medewerkers jonger dan 35 jaar: minstens 15 %. Bij diezelfde groep zien we echter ook de

grootste instroom van nieuwe krachten. Bij de oudere medewerkers (60 jaar en ouder) zien we het effect van pensioneringen (26 %

vertrekt).

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

UIT

uit-

stroom-

graad

(verloop)

IN

in-

stroom-

graad

NETTO

de dienstanciënniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 0 tem 4 jaar 124 14,7% 210 24,9% 86

van 5 tem 9 jaar 34 8,9% -34

van 10 tem 14 jaar 17 6,1% -17

van 15 tem 19 jaar 2 1,3% -2

van 20 tem 24 jaar 7 5,6% -7

van 25 tem 29 jaar 1 1,3% -1

van 30 tem 34 jaar 1 2,1% -1

35 jaar en meer 4 14,8% -4

PROFIEL VAN DE SECTOR | 149

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

SCVW: uitstroomgraad volgens dienstanciënniteit

16,0%

14,0%

12,0%

10,0%

8,0%

6,0%

4,0%

2,0%

0,0%van 0 tem

4 jaar

van 5 tem

9 jaar

van 10 tem

14 jaar

van 15 tem

19 jaar

van 20 tem

24 jaar

van 25 tem

29 jaar

van 30 tem

34 jaar

35 jaar

en meer

uitstroomgraad

Tot 20 jaar dienstanciënniteit geldt: hoe hoger de dienstanciënniteit, hoe lager de uitstroomgraad. Bij personeelsleden die minder

dan 5 jaar binnen een organisatie werken vertrok in 2009 15 %. Dat zakt naar 1,3 % bij de personeelsleden die 15 tot 19 jaar in hun

organisatie werken.

Vanaf 35 jaar dienstanciënniteit zien we het effect van pensioneringen: van deze groep personeelsleden is in 2009 15 % vertrokken.

In de sector geldt grosso modo: hoe hoger het diploma, hoe groter de uit- én instroomgraad. Bij laaggeschoolde medewerkers be-

draagt de uitstroomgraad ongeveer 7 %. Bij hooggeschoolden is dit ruim 9 % (Bachelors) en 12 % (Masters).

UIT

uit-

stroom-

graad

(verloop)

IN

in-

stroom-

graad

NETTO

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 4 7,0% 5 8,8% 1

diploma Secundair Onderwijs 28 6,7% 28 6,7% 0

Bachelor-diploma 76 9,5% 82 10,3% 6

Master-diploma 82 12,5% 95 14,5% 13

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING

70 % vrouwen

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

mannen 584 590 570 29,5%

vrouwen 1.300 1.317 1.360 70,5%

150 | PROFIEL VAN DE SECTOR

30% 70%

53% 47%

mannen vrouwen

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding mannen en vrouwen in vergelijking met Vlaanderen (2008)

SCVW

loontrekkenden

in Vlaanderen

(2008)9

Ruim dubbel zoveel vrouwen (70 %) als mannen (30 %) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De aanwezigheid van

acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Deze 30-70-verhouding is

een constante voor alle werksoorten. De bewegingen stellen relatief meer mannen tewerk (34 %).

Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2008), blijken de verhoudingen sterk

van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omge-

keerd.

9 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2010).

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT

67 % inhoudelijke medewerkers

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht

1.334 1.270 1.293 67,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW

met een ondersteunende opdracht

550 637 637 33,0%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 151

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

67 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit. 33 % van de personeelsleden werkt ondersteunend. Deze (grosso

modo) 2/3-1/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten.

De landelijke vormingsinstellingen springen er lichtjes uit met 71 % inhoudelijke medewerkers.

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: personeelsleden met een inhoudelijk of een ondersteunende opdracht

67% 33%

inhoudelijk opdracht ondersteunende opdracht

2.2.7 LEEFTIJD

gemiddelde leeftijd: 41 jaar

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

van 15 tem 19 jaar58

8 2 0,1%

van 20 tem 24 jaar 66 66 3,4%

van 25 tem 29 jaar575

281 264 13,7%

van 30 tem 34 jaar 271 287 14,9%

van 35 tem 39 jaar503

244 234 12,1%

van 40 tem 44 jaar 248 226 11,7%

van 45 tem 49 jaar569

328 334 17,3%

van 50 tem 54 jaar 274 304 15,8%

van 55 tem 59 jaar 157 151 170 8,8%

60 jaar en ouder 22 36 43 2,2%

152 | PROFIEL VAN DE SECTOR

20%

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met Vlaanderen (2008)

0% 3% 14% 15% 12% 12% 17% 16% 9% 2%

2% 8% 13% 12% 14% 15% 14% 12% 8% 2%

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

loontrekkenden

in Vlaanderen

(2008)10

SCVW

44 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is jonger dan 40 jaar. 56 % is dus 40-plusser.

Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een

dipje. Dat geeft het beeld van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar.

Een vierde (27 %) van de personeelsleden is 50-plusser. De gemiddelde leeftijd in de sector is 41 jaar. Wanneer we de leeftijds-

structuur van de sector vergelijken met deze van de loontrekkenden in heel Vlaanderen, blijken er vanaf de groep van 25 jaar geen

grote verschillen te zijn. Er werken wel proportioneel meer 45-plussers in de sector dan het Vlaamse gemiddelde. In de sector van

het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken ook merkelijk minder min-25-jarigen (4 %) dan in de rest van Vlaanderen (11 %).

Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd, waardoor ze

pas op latere leeftijd de sector binnenkomen.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

10 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2008).

VER BEW VHS LVI

van 15 tem 19 jaar 0,0% 0,0% 0,0% 0,5%

van 20 tem 24 jaar 4,6% 1,7% 1,5% 2,2%

van 25 tem 29 jaar 13,8% 17,5% 11,0% 12,7%

van 30 tem 34 jaar 12,7% 24,5% 18,5% 13,4%

van 35 tem 39 jaar 11,7% 13,5% 12,5% 12,2%

van 40 tem 44 jaar 11,5% 10,0% 12,0% 12,9%

van 45 tem 49 jaar 18,1% 14,8% 15,5% 17,5%

van 50 tem 54 jaar 15,8% 12,7% 18,0% 16,3%

van 55 tem 59 jaar 9,3% 4,8% 9,0% 9,6%

60 jaar en ouder 2,4% 0,4% 2,0% 2,9%

gemiddelde leeftijd (sectorgemiddelde: 41,4) 41,5 38,6 41,9 42,2

Hieronder tonen we de leeftijdsverdeling per werksoort.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 153

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

De verschillende werksoorten leunen dicht tegen elkaar aan op het vlak van de leeftijdsstructuur van het personeelsbestand. Vooral

in de categorieën voorbij de 45 jaar lopen de leeftijdscurves nagenoeg gelijk. De leeftijdscurve van de werksoorten heeft de vorm van

een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar.

De bewegingen vormen een uitzondering. Zij hebben een groter aandeel medewerkers jonger dan 35 jaar (44 %) en logischerwijze

minder medewerkers in de oudere leeftijdscategorieën. Ook de Vormingplus-centra pieken in de leeftijdsgroep van 30 tot 34 jaar.

De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden bij de bewegingen wijkt met 38,6 jaar af van deze bij de andere werksoorten, allen

boven de 41 jaar. Bij de landelijke vormingsinstellingen is de gemiddelde leeftijd het hoogst: 42,2 jaar. Bij de Vlaamse werknemers is

de gemiddelde leeftijd 39,8 jaar (2008)11.

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

SCVW: vergelijking van de leeftijdsverdeling tussen de werksoorten

BEW

VER

VHS

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

LVI

SCVW: vergelijking van de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden (in jaren)

43

42

41

40

39

38

37

3641,5 38,6 41,9 42,2 41,4 39,8

VER BEW VHS LVI SCVW VL

11 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE)

154 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT

een personeelslid werkt gemiddeld 8,9 jaar bij haar organisatie

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

779

216

879

297

845

202

43,8%

10,5%

van 5 tem 9 jaar 436 382 384 19,9%

van 10 tem 14 jaar393

233 277 14,4%

van 15 tem 19 jaar 165 149 7,7%

van 20 tem 24 jaar216

111 124 6,4%

van 25 tem 29 jaar 77 76 3,9%

van 30 tem 34 jaar60

37 48 2,5%

35 jaar en meer 23 27 1,4%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit

detail: minder

dan 1 jaar

44% 20% 14% 8% 6% 4% 2% 1%

van 0 tem 4 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

35 jaar en meer

44 % van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. In deze groep zijn 10 % echte nieuwkomers in de

organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. Merk op dat we hier 202 nieuwkomers tellen, tegenover de hoger vermelde

210 in de bespreking van het verloop. Dat is te verklaren door het feit dat 8 medewerkers hun organisatie verlieten binnen het jaar dat

ze werden aangeworven. Zij worden niet opgenomen in de cijfers over de actieve personeelsleden van de sector.

De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalende tendens: hoe hoger de anciënniteit, hoe kleiner het aantal personeelsleden in

deze categorie. Personeelsleden met een dienstanciënniteit van meer dan 30 jaar zijn een uitzondering.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

10%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 155

De anciënniteitscurves van de verschillende werksoorten zijn aan elkaar gewaagd. Allen dalen ze steil tussen de 0 en 9 jaar.

De bewegingen hebben het grootste aandeel personeelsleden met een dienstanciënniteit van minder dan 5 jaar (56 %). De

Vormingplus-centra ontstonden in 2004 uit voornamelijk de fusie van bestaande vormingsinstellingen. Personeelsleden die bij de start

overstapten van een vormingsinstelling naar een Vormingplus-centrum behielden hun dienstanciënniteit. Daarom kan de dienstan-

ciënniteit van de personeelsleden in 2009 groter zijn dan 5 jaar (zie de grote groep met een dienstanciënniteit van 10 tot 19 jaar). De

verenigingen hebben de meest gelijkmatige verdeling van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit.

VER BEW VHS LVI

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

42,5%

10,8%

55,5%

14,0%

41,0%

9,5%

42,1%

8,1%

van 5 tem 9 jaar 18,3% 19,7% 22,5% 23,0%

van 10 tem 14 jaar 14,4% 9,6% 10,5% 18,7%

van 15 tem 19 jaar 7,9% 5,7% 10,0% 7,2%

van 20 tem 24 jaar 6,6% 6,6% 8,5% 5,0%

van 25 tem 29 jaar 4,8% 2,6% 4,5% 2,2%

van 30 tem 34 jaar 3,4% 0,0% 3,0% 1,2%

35 jaar en meer 2,1% 0,4% 0,0% 0,7%

gemiddelde dienstanciënniteit

(sectorgemiddelde: 8,9)9,7 6,7 9,1 8,0

Hieronder tonen we de anciënniteitsverdeling per werksoort.

SCVW: vergelijking van de anciënniteitsverdeling tussen de werksoorten

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%van 0 tem

4 jaarvan 5 tem

9 jaarvan 10 tem

14 jaarvan 15 tem

19 jaarvan 20 tem

24 jaarvan 25 tem

29 jaarvan 30 tem

34 jaar35 jaar en meer

BEW

VER

VHS

LVI

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

156 | PROFIEL VAN DE SECTOR

De gemiddelde dienstanciënniteit bij de bewegingen is 6,7 jaar, bij de verenigingen 9,7 jaar, de Vormingplus-centra 9,1 jaar en de

landelijke vormingsinstellingen 8,0 jaar. De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden in de sector is 8,9 jaar. In het

Vlaams Gewest is dit 11,3 jaar (2008)12.

SCVW: vergelijking van de gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden (in jaren)

12

10

8

6

4

2

09,7 6,7 9,1 8 8,9 11,3

VER BEW VHS LVI SCVW VL

12 Bron: Labour Force Survey (bewerking Steunpunt WSE) (cijfers voor loontrekkenden en zelfstandigen) (2008).

2.2.9 OPLEIDINGSNIVEAU

75 % is hoog opgeleid

2007 2008 2009

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 1.930 100,0%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair Onderwijs53 57 57 3,0%

diploma Secundair Onderwijs 403 418 419 21,7%

Bachelor-diploma 808 793 798 41,3%

Master-diploma 620 639 656 34,0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%3% 22% 41% 34%

getuigschrift maximaal

2de graad

Secundair Onderwijs

diploma

Secundair Onderwijs Bachelor-diploma Master-diploma

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 157

75 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma).

Dit is bijna het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (38 %).

Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3 %, tegenover

19 % in Vlaanderen.

Hieronder tonen we het opleidingsniveau van de personeelsleden per werksoort.

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met Vlaanderen (2009)

SCVW: vergelijking van het opleidingsniveau van de personeelsleden per werksoort

80,0%

70,0%

60,0%

50,0%

40,0%

30,0%

20,0%

10,0%

0%3% 22% 75%

19% 42% 38%

getuigschrift maximaal 2de graad

Secundair Onderwijs

diploma

Secundair Onderwijs Bachelor- of Master-diploma

SCVW

Vlaanderen

(2009)13

13 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) (2009).

VER BEW VHS LVI

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair Onderwijs2,3% 5,2% 5,0% 2,4%

diploma Secundair Onderwijs 24,8% 16,2% 16,0% 19,4%

Bachelor-diploma 44,1% 26,2% 38,5% 43,8%

Master-diploma 28,7% 52,4% 40,5% 34,4%

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%2% 25% 44% 29%

5% 16% 26% 52%

5% 16% 39% 41%

2% 19% 44% 34%

getuigschrift maximaal

2de graad

Secundair Onderwijs

diploma

Secundair Onderwijs Bachelor-diploma Master-diploma

BEW

VER

VHS

LVI

158 | PROFIEL VAN DE SECTOR

Het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs (25 %) ligt bij de verenigingen een stuk hoger dan bij de andere

werksoorten. Bij de bewegingen geldt deze vaststelling voor personeelsleden met een Master-diploma: 52 % van de personeelsleden

heeft er een Master-diploma. Bij de bewegingen werken relatief minder personeelsleden met een Bachelor-diploma (26 %

tegenover 41 % als sectorgemiddelde). Bij de verenigingen werken dan weer minder personeelsleden met een Master-diploma dan in

de andere werksoorten (29 % tegenover minstens 34 % in de andere werksoorten). Gemiddeld genomen zijn de personeelsleden van

de bewegingen het hoogst opgeleid.

Ruim de helft (56 %) van de personeelsleden werkt voltijds. 20 % van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 12 % werkt vier vijfden (0.8).

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS

2008 2009

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.907 1.930 100,0%

deeltijdse tewerkstelling 812 841 43,6%

voltijdse tewerkstelling 1.095 1.089 56,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.907 1.930 100,0%

minder dan 0.5 65 61 3,2%

0.5 379 382 19,8%

0.6 54 56 2,9%

0.7 90 97 5,0%

0.8 205 226 11,7%

0.9 19 19 1,0%

1 1.095 1.089 56,4%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%3% 20% 3% 5% 12% 1% 56%

minder dan

0.50.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens tewerkstellingsregime (1=voltijds)

14 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk14 (in voltijdse equivalenten 1 = voltijds) 0.83

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

56 % werkt voltijds

PROFIEL VAN DE SECTOR | 159

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

Hieronder tonen we de werksoortelijke verschillen in voltijdse/deeltijdse tewerkstelling.

VER BEW VHS LVI

personeelsleden met

deeltijdse tewerkstelling36,1% 54,6% 43,0% 57,2%

personeelsleden met

voltijdse tewerkstelling63,9% 45,4% 57,0% 42,8%

tewerkstelling minder dan 0.5 1,3% 5,2% 4,5% 6,2%

0.5 17,5% 21,8% 11,5% 28,7%

0.6 1,9% 4,4% 5,5% 3,3%

0.7 4,5% 7,9% 6,0% 4,3%

0.8 9,9% 13,5% 14,5% 14,1%

0.9 1,0% 1,7% 1,0% 0,5%

1 63,9% 45,4% 57,0% 42,8%

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk (in

voltijdse equivalenten, 1 = voltijds)0.87 0.80 0.85 0.76

Bij de bewegingen (55 %) en de landelijke vormingsinstellingen (57 %) werkt meer dan de helft van de personeelsleden deeltijds. De verenigin-

gen tellen het grootste aandeel voltijds werkenden.

Halftijds werk komt vaak voor. Bij de verenigingen, de bewegingen en de landelijke vormingsinstellingen is halftijds werk na voltijds werk het

populairste arbeidsregime. Bij de landelijke vormingsinstellingen werkt 29 % van de personeelsleden halftijds.

Ook de vier vijfde (0.8) tewerkstelling komt veel voor in alle werksoorten (sectorgemiddelde: 12 %).

De voltijdse, de halftijdse en de vier vijfde tewerkstelling zijn binnen elke werksoort goed voor nagenoeg 90 % van de bestaande arbeidsregimes.

160 | PROFIEL VAN DE SECTOR

HOOFDSTUK 3

DE FINANCIËN

3.1 BEVINDINGEN

- in 2009 nog geen impact van de crisis: in deze editie van Boekstaven (stand van zaken op 31 december 2009) is het ef-

fect van de economische crisis en besparingen nog niet zichtbaar.

- 49 % eigen middelen: de inkomsten en uitgaven van de sector bedragen samen 172 miljoen euro. Goed 41 % hiervan zijn

subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan zien we dat in 2009 51 % van de middelen

voor de sector van overheden komt.

- sociaal-culturele activiteiten als inkomstenbron: inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (18 %) zijn na de subsidies

de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (13 %).

- het decreet als belangrijkste subsidiebron: de subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

maken het leeuwendeel (70 %) uit van de inkomsten uit subsidies.

- personeelskosten zijn de grootste uitgavenpost: variërend van 49 % bij de verenigingen tot 61 % bij de Vormingplus-centra.

- de personeelskosten bedragen 135 % van de subsidies uit het decreet: als we de subsidies uit het decreet, vermeer-

derd met de recuperatie van personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 135 %.

3.1. bevindingen3. DE FINANCIËN

162 | PROFIEL VAN DE SECTOR

PROFIEL VAN DE SECTOR | 163

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

3.2 STAALKAART VAN DE FINANCIËN

3.2.1 INKOMSTEN

1. Overzicht

49 % eigen middelen

2007 2008 2009

inkomsten

omzet 8.875.610,55 e 5,5% 8.958.316,18 e 5,2% 8.431.691,85 e 4,9%

lidgelden 18.210.911,74 e 11,3% 23.529.635,65 e 13,7% 23.169.548,08 e 13,4%

schenkingen en legaten 12.909.701,79 e 8,0% 10.998.234,29 e 6,4% 10.568.730,05 e 6,1%

subsidies 66.749.538,00 e 41,4% 70.822.292,87 e 41,1% 70.393.685,41 e 40,8%

sociaal-culturele activiteiten 26.168.506,63 e 16,2% 28.849.339,17 e 16,7% 30.463.115,98 e 17,7%

recuperatie personeelskosten 15.329.551,53 e 9,5% 13.835.902,90 e 8,0% 17.718.879,10 e 10,3%

andere inkomsten 12.924.870,91 e 8,0% 15.295.353,87 e 8,9% 11.751.053,35 e 6,8%

totaal 161.168.691,15 e 100,0% 172.289.074,93 e 100,0% 172.496.703,82 e 100,0%

5% 13% 6% 41% 18% 10% 7%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie

personeelskosten

andere

inkomsten

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: procentuele verdeling inkomsten

Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën:

- omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties);

- lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden);

- schenkingen en legaten;

- subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij ...);

- inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort);

- recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen);

- alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, onttrekkingen, enzovoort).

Wanneer we alle inkomsten binnen de gehele sector met zijn vier werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2009 iets

meer dan 172 miljoen euro. Goed 41 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan

zien we dat in 2009 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt.

Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (18 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een

belangrijke rol (13 %).

164 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.1. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

SCVW: vergelijking aandeel inkomstenbronnen per werksoort

omzet

lidgelden

schenkingen en legaten

subsidiessociaal-culturele activiteiten

recuperatie personeelskosten

andere inkomsten

BEW

VER

VHS

LVI

In de grafiek hierboven tonen we het aandeel van inkomstenbronnen per werksoort:

- verenigingen leven voornamelijk van subsidies (36 %), lidgelden (21 %) en sociaal-culturele activiteiten (17 %);

- bewegingen werken voornamelijk met subsidies (47 %) en schenkingen/legaten (21 %);

- Vormingplus-centra financieren hun werking voornamelijk met subsidies (77 %) en sociaal-culturele activiteiten (10 %). (We

hebben voor de overzichtelijkheid de grafiek afgetopt op 50 %.) De centra wijken in hun subsidie-aandeel af van andere werk-

soorten. Ze krijgen van de decreetgever immers uitdrukkelijke, welomschreven en ambitieuze opdrachten, die weinig ruimte

laten voor het verwerven van extra inkomsten;

- landelijke vormingsinstellingen leven voornamelijk van subsidies (38 %) en sociaal-culturele activiteiten (28 %).

2. De inkomsten van de individuele organisaties

SCVW: organisaties gerangschikt volgens inkomen

0 10 20 30 40 50 60

e 20.000.000

e 15.000.000

e 10.000.000

e 5.000.000

e 0

BEW

VER

VHS

LVI

De grafiek hierboven toont de diversiteit in de omvang van de inkomsten van de organisaties in de sector. Bewegingen zijn het

‘kleinst’: de helft (mediaan) heeft een ‘inkomen’ van minder dan 300.000 euro, gevolgd door de verenigingen met 700.000 euro.

Tussen de verenigingen onderling bestaan heel grote verschillen. De kleinste vereniging doet het met 120.000 euro, de grootste met

18 miljoen. De Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen zijn aan elkaar gewaagd met een mediaan van om en bij 1

miljoen euro inkomsten. De 7 ‘grootste’ organisaties van de sector zijn verenigingen.

50%

40%

30%

20%

10%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 165

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

BEW

VHS

LVI

3. Detail inkomsten: subsidies

2007 2008 2009

VOLC1 47.570.962,27 e 71,3% 49.421.980,22 e 69,8% 49.070.309,46 e 69,7%

andere Afdelingen Ministerie

Cultuur, Jeugd, Sport en Media 4.044.058,05 e 6,1% 4.713.492,93 e 6,7% 4.703.942,42 e 6,7%

andere ministeries

Vlaamse overheid 3.330.575,25 e 5,0% 4.641.154,98 e 6,6% 4.456.332,65 e 6,3%

parastatalen 1.237.194,76 e 1,9% 915.471,86 e 1,3% 897.384,86 e 1,3%

provincie 2.328.339,35 e 3,5% 2.311.757,97 e 3,3% 2.275.071,67 e 3,2%

gemeente 331.677,26 e 0,5% 423.081,53 e 0,6% 422.862,13 e 0,6%

VGC 1.125.256,41 e 1,7% 557.621,73 e 0,8% 778.074,87 e 1,1%

Europese Unie 587.863,74 e 0,9% 674.274,29 e 1,0% 751.056,37 e 1,1%

overige 6.193.610,91 e 9,3% 7.163.457,36 e 10,1% 7.038.650,98 e 10,0%

totaal 66.749.538,00 e 100,0% 70.822.292,87 e 100,0% 70.393.685,41 e 100,0%

1 VOLC is de afkorting voor de ‘Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid’ van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwas-senen. Deze afdeling volgt de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk op. In vorige edities van Boekstaven hanteerden we nog de naam ‘Afdeling Volksontwikkelingswerk’.

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) maken het leeuwendeel (70 %) uit van de inkom-

sten uit subsidies. Dat geldt voor alle werksoorten.

70% 7% 6% 1% 3% 1% 1% 1% 10%

VOLC

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

166 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

4. Verhouding inkomsten en subsidies

Hieronder geven we een overzicht van:

- het totaal aan inkomsten (I);

- de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R);

- de subsidies vanwege VOLC (V).

We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %).

2007 2008 2009

totaal inkomsten I 161.168.691,15 e 100,0% 172.289.074,93 e 100,0% 172.496.703,82 e 100,0%

totaal subsidies

(inclusief recuperatie

personeelskosten)

S + R 82.079.089,53 e 50,9% 84.658.195,77 e 49,1% 88.112.564,51 e 51,1%

subsidies VOLC V 47.570.962,27 e 29,5% 49.421.980,22 e 28,7% 49.070.309,46 e 28,4%

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten

100% 51%

28%

totaal inkomsten totaal subsidies

(incl. recuperatie personeelskosten

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

Het aandeel van alle subsidies (inclusief recuperatie van personeelskosten) samen bedraagt 51 % van de totale inkomsten. De helft

van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. De subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk (vanwege VOLC) worden uitgekeerd alleen, zijn goed voor 28 % van de inkomsten.

Subsidies VOLC (totaal inkomsten=100%)

PROFIEL VAN DE SECTOR | 167

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

5. Verhouding inkomsten en subsidies per werksoort

Hieronder geven we per werksoort een overzicht van

- het totaal aan inkomsten (I);

- de totale subsidies inclusief recuperatie personeelskosten (S + R);

- de totale subsidies zonder recuperatie personeelskosten (S);

- de subsidies vanwege VOLC (V).

We berekenen telkens het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %).

2007 2008 2009

VER

I 98.605.036,70 e 100,0% 109.568.431,35 e 100,0% 109.904.106,92 e 100,0%

S + R 47.530.547,17 e 48,2% 48.579.590,18 e 44,3% 51.352.955,08 e 46,7%

S 36.356.104,15 e 36,9% 39.220.302,26 e 35,8% 39.242.603,04 e 35,7%

V 23.133.345,66 e 23,5% 23.867.345,48 e 21,8% 24.018.853,04 e 21,9%

2007 2008 2009

BEW

I 15.096.345,30 e 100,0% 14.826.536,03 e 100,0% 15.041.979,95 e 100,0%

S + R 7.483.265,85 e 49,6% 7.651.658,54 e 51,6% 8.351.512,79 e 55,5%

S 6.315.486,95 e 41,8% 6.448.451,55 e 43,5% 6.999.189,10 e 46,5%

V 3.911.897,22 e 25,9% 4.114.046,28 e 27,7% 4.127.821,65 e 27,4%

2007 2008 2009

VHS

I 13.356.919,70 e 100,0% 14.806.100,58 e 100,0% 15.461.613,02 e 100,0%

S + R 11.353.452,05 e 85,0% 12.420.679,93 e 83,9% 13.021.909,56 e 84,2%

S 10.830.917,72 e 81,1% 11.848.491,10 e 80,0% 11.901.189,12 e 77,0%

V 10.052.809,70 e 75,3% 11.124.384,75 e 75,1% 11.094.025,57 e 71,8%

2007 2008 2009

LVI

I 34.110.389,45 e 100,0% 33.088.006,97 e 100,0% 32.025.907,89 e 100,0%

S + R 15.711.824,46 e 46,1% 16.006.267,12 e 48,4% 15.386.187,08 e 48,0%

S 13.247.029,18 e 38,8% 13.305.047,96 e 40,2% 12.250.704,15 e 38,3%

V 10.472.909,69 e 30,7% 10.316.203,71 e 31,2% 9.829.609,20 e 30,7%

Verenigingen rekenen voor hun financiering het minst op (loon)subsidies: ongeveer 47 %. De subsidies vanwege VOLC vormen bij

deze werksoort een vijfde van de inkomsten. De Vormingplus-centra hebben het grootste aandeel subsidies en recuperatie perso-

neelskosten in hun inkomsten: zo’n 84 %. Dit aandeel wordt in 2009 vertekend door een uitbetaling van aanzienlijke achterstallige

tewerkstellingsmiddelen. Het aandeel VOLC-subsidies van de Vormingplus-centra daalt jaar na jaar.

168 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

3.2.2 UITGAVEN

1. Overzicht

52 % uitgaven naar personeelskosten

2007 2008 2009

uitgaven

personeelskosten 85.581.718,97 e 53,1% 87.688.388,56 e 50,9% 90.266.285,02 e 52,3%

handelsgoederen 5.692.549,09 e 3,5% 5.771.791,60 e 3,4% 4.798.925,25 e 2,8%

diverse goederen en diensten 56.470.969,96 e 35,0% 64.343.569,66 e 37,3% 66.273.209,85 e 38,4%

afschrijvingen-voorzieningen 3.087.260,09 e 1,9% 3.585.848,62 e 2,1% 2.073.441,28 e 1,2%

andere bedrijfskosten 1.065.567,37 e 0,7% 1.360.741,62 e 0,8% 1.195.046,56 e 0,7%

financiële kosten 306.655,44 e 0,2% 622.138,30 e 0,4% 325.979,18 e 0,2%

uitzonderlijke kosten 1.510.814,24 e 0,9% 1.181.473,53 e 0,7% 1.235.348,47 e 0,7%

overboekingen 7.453.155,99 e 4,6% 7.735.123,04 e 4,5% 6.328.468,21 e 3,7%

totaal 161.168.691,15 e 100,0% 172.289.074,93 e 100,0% 172.496.703,82 e 100,0%

SCVW: procentuele verdeling uitgaven

52% 3% 38% 1% 1% 0% 1% 4%

personeels-

kosten

handels-

goederen

diverse goede-

ren en diensten

afschrijvingen-

voorzieningen

andere

bedrijfskosten

financiële

kosten

uitzonderlijke

kostenoverboekingen

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten:

- personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen);

- handelsgoederen;

- diverse goederen en diensten (zoals huisvesting- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en cur-

sussen, tijdschriften, publicaties, dienstverlening, enzovoort);

- afschrijvingen en voorzieningen;

- andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen);

- financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten);

- uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen);

- overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat).

We noteren een groot aandeel van de personeelsuitgaven (52 %). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activitei-

ten) zijn goed voor 38 % van de uitgaven.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 169

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

SCVW: vergelijking aandeel uitgavenposten per werksoort

personeelskosten

handels-goederen

diverse goederen en diensten

afschrijvingen-voorzieningenfinanciële kosten

uitzonderlijke kosten

overboekingen

andere bedrijfskosten

BEW

VER

VHS

LVI

SCVW: verhouding subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten

De uitgavenstructuur is per werksoort gelijkaardig. Personeelskosten zijn voor alle werksoorten de grootste kost (variërend van 49 %

bij de verenigingen tot 61 % bij de Vormingplus-centra). ‘Diverse goederen en diensten’ (waaronder de kost van activiteiten) zijn de

tweede uitgavenpost (variërend van 27 % bij de Vormingplus-centra tot 41 % bij de verenigingen).

2. Verhouding personeelskosten en subsidies VOLC

2007 2008 2009

subsidies VOLC (inclusief

recuperatie personeelskosten)62.900.513,80 e 100,0% 63.257.883,12 e 100,0% 66.789.188,56 e 100,0%

personeelskosten 85.581.718,97 e 136,1% 87.688.388,56 e 138,6% 90.266.285,02 e 135,2%

100% 135%

subsidies VOLC personeelskosten

160%

140%

120%

100%

80%

60%

40%

20%

0%

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen ruim de subsidies die op basis van het decreet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies vanwege VOLC, vermeerderd met de recuperatie van

bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 135 %.

70%60%50%40%30%20%10%0%

170 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

3.3 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

We vermelden hier de subsidiecijfers voor 2009 zoals vermeld in het Jaarverslag van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor

Jeugd en Volwassenen. Bij het ter perse gaan van het verslag waren deze bedragen nog steeds voorwaardelijk.

3.3.1 VERENIGINGEN

VOSOG Scouting voor volwassenen 56.230,00 e

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) 117.367,76 e

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) 123.637,40 e

Welzijnsschakels 125.392,90 e

Federatie Wereldvrouwen 155.236,41 e

Het Vlaamse Kruis 200.628,64 e

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS) 208.152,21 e

çavaria 213.167,93 e

ConTempo 213.167,93 e

FVK-Rodenbachfonds 213.167,93 e

Masereelfonds 225.707,22 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) 228.215,08 e

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG) 230.722,94 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) 232.729,22 e

LVZ Vormingsdienst 233.230,79 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) 238.246,51 e

A. Vermeylenfonds 240.754,37 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) 246.271,66 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen 251.287,37 e

Vlaamse Volksbeweging 258.590,52 e

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) 263.325,09 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV) 267.588,45 e

Similes, Federatie van Vlaamse Simileskringen 267.685,14 e

Amnesty International Vlaanderen 274.199,97 e

Acli-Vlaanderen 281.632,45 e

ATB De Natuurvrienden 281.977,57 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties 290.660,74 e

Willemsfonds 293.711,78 e

Liberale Vrouwen 297.705,30 e

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt) 301.986,42 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) 312.493,03 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) 329.237,90 e

Vereniging voor personen met een handicap (VFG) 332.735,40 e

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van België) 336.455,58 e

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV) 344.144,47 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers 377.612,57 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren 381.514,93 e

Linx+ 393.222,01 e

vtbKultuur 445.903,90 e

Internationaal Comité (IC) 446.333,49 e

PROFIEL VAN DE SECTOR | 171

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

KVG-Vorming - Open kijk op handicap 522.653,51 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) 544.992,41 e

markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen 596.206,69 e

curieus 614.020,35 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging 640.740,85 e

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd 691.585,14 e

S-Plus 707.353,64 e

Davidsfonds 710.882,15 e

Gezinsbond 744.282,77 e

Landelijke Gilden 836.368,67 e

Ziekenzorg CM 1.076.667,03 e

OKRA 1.195.383,56 e

kwb 1.296.905,35 e

KVLV - Vrouwen met vaart 1.361.563,39 e

KAV - Vrouwen die bewegen 2.053.486,99 e

totaal 24.125.123,48 e

172 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3.2 BEWEGINGEN

Bond zonder Naam Cultuur 84.345,00 e

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) 84.345,00 e

Kerkwerk Multicultureel Samenleven 84.345,00 e

Kif Kif 84.345,00 e

Koerdisch Instituut 84.345,00 e

Liga voor Mensenrechten 84.345,00 e

LINC 84.345,00 e

Vluchtelingenwerk Vlaanderen 84.345,00 e

Voedselteams 84.345,00 e

Wervel 84.345,00 e

Verbruikersateljee 95.591,00 e

De Wakkere Burger 101.214,00 e

Integraal 101.214,00 e

Beweging Tegen Geweld - Zijn 112.460,00 e

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur 112.460,00 e

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) 112.460,00 e

Netwerk Bewust Verbruiken 112.460,00 e

Vaka/Hand in Hand 112.460,00 e

Forum voor Vredesactie 134.952,00 e

Sociumi 134.952,00 e

zij-kant 134.952,00 e

Ryckevelde 140.575,00 e

Mobiel 21 146.198,00 e

Bedevaart naar de graven aan de IJzer 168.690,00 e

De Maakbare Mens 168.690,00 e

GetBasic 168.690,00 e

Pax Christi Vlaanderen 168.690,00 e

Welzijnszorg 168.690,00 e

Vrede 179.936,00 e

Toemeka 185.052,93 e

Netwerk Vlaanderen 224.920,00 e

totaal 3.828.756,93 e

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 173

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA

Vormingplus Brussel (Citizenne) 525.711,80 e

Vormingplus regio Brugge 525.711,80 e

Vormingplus regio Mechelen 527.653,89 e

Vormingplus Oostende-Westhoek 604.417,96 e

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender 641.259,85 e

Vormingplus Waas-en-Dender 703.484,53 e

Vormingplus Kempen 704.832,37 e

Vormingplus Oost-Brabant 786.225,29 e

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen 856.403,71 e

Vormingplus Halle-Vilvoorde (Arch’educ) 968.590,99 e

Vormingplus Gent-Eeklo 989.329,74 e

Vormingplus Limburg 1.369.698,70 e

Vormingplus Antwerpen 1.606.031,70 e

totaal 10.809.352,33 e

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

174 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

(Atelier Cirkel) 130.453,60 e

Inverde 130.453,60 e

Motief 130.453,60 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds 130.453,60 e

Halewynstichting 141.020,34 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) 160.197,02 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) 163.067,00 e

Impuls 179.504,15 e

Timotheus 205.658,59 e

Stichting Lodewijk de Raet 228.293,80 e

Amarant 282.696,82 e

Zorg-Saam 291.576,46 e

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN) 391.360,80 e

Natuurpunt Educatie 391.360,80 e

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk 404.620,67 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen 410.202,66 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties 424.133,13 e

Wisper 685.666,08 e

totaal 4.881.172,72 e

1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen

Comé 392.767,56 e

Vorming en Actie 905.602,56 e

Ateliers voor Werknemersvorming 1.531.723,58 e

totaal 2.830.093,70 e

2. Syndicale vormingsinstellingen

KR8 522.547,92 e

Z11 564.732,24 e

Op-Stap 677.554,93 e

totaal 1.764.835,09 e

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap

Vijftact 766.853,38 e

Totaal landelijke vormingsinstellingen 10.242.954,89 e

4. Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 175

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

BELEIDS- JAARBOEK 2009-2010

176 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

DEEL 3

BELEIDS- JAARBOEK 2009-2010

178 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 179

inhoud

INHOUD DEEL 3181182183186189191196199205209212214217218222224224228231234237241242245248

inleiding1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur2. De Vlaamse regering3. Minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector 4. Minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector5. De organisaties worden geëvalueerd6. Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 7. Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk 8. De verenigingen9. De bewegingen10. De Vormingplus-centra11. De landelijke vormingsinstellingen12. Het steunpunt en de belangenbehartiger13. Tewerkstelling14. Het adviesstelsel15. Hete thema’s

1. Vrijwilligerswerk2. Auteursrechten3. Participatie4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld5. Valoriseren van competenties6. Interculturaliteit en diversiteit7. Provincies en interne staatshervorming8. Opleidingscheques9. Verenigingslokalen

180 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 181

INLEIDING

In dit deel focussen we op het beleid dat in de referteperiode van het parlementaire jaar 2009-2010 voor en over de sociaal-culturele

volwassenensector is gevoerd. We nemen hierbij verschillende actoren onder de loep. We proberen je mee te laten kijken in de

beleidsontwikkelingen van alle dag. Wie werkt op het kabinet van de minister van Cultuur voor de sociaal-culturele sector, welke

ambtenaren maken het mooie weer, welke politici tonen een levendige belangstelling voor ons werk, zijn er voor onze sector relevante

adviezen afgeleverd door de adviesraden? En hoe zit dat nu met die evaluaties in de sector? Wat zijn de hete thema’s in het beleid ten

aanzien van onze sector? Vragen die in dit deel een antwoord krijgen.

Merk op dat de meeste besparingsperikelen en de protesten hiertegen buiten het bestek van dit Beleidsjaarboek vallen. Die actualiteit

hoort bij het parlementair jaar 2010-2011. Daarover kan je meer lezen in de volgende editie.

In dit deel verwijzen we courant naar relevante brondocumenten. Deze documenten zijn gebruiksvriendelijk opgenomen op de CD-

ROM bij dit boek.

inleiding

182 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

Documenten

1. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2009-2014)

2. Opdracht van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

1. VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR

1. Vlaams Parlement

Het Vlaams Parlement is de vergadering van Vlaamse volksvertegenwoordigers, die door de burgers om de vijf jaar worden verko-

zen. Het parlement heeft een wetgevende macht en legt de spelregels voor iedereen vast in decreten. Het parlement keurt elk jaar

de begroting goed en controleert de werking van de regering. Op 7 juni 2009 vinden parlementsverkiezingen plaats. Dit leidt tot

een nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement.

2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media

Eén van de commissies in het Vlaams Parlement is de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (ook wel kortweg: Commis-

sie Cultuur).

Een commissie is een vergadering van een beperkt aantal volksvertegenwoordigers. Elke commissie bestaat in de regel uit vijftien

vaste en vijftien plaatsvervangende leden, verdeeld volgens de sterkte van de fracties. Elke commissie kiest een voorzitter die de

vergaderingen samenroept en voorzit.

De nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement (na de verkiezingen van 7 juni 2009) leidt tot een nieuwe samenstelling van

de Commissie Cultuur (zie doc. 1). Philippe De Coene (sp.a) wordt voorzitter en Bart Caron (Groen!) ondervoorzitter. Dirk Mattens

blijft vanuit het parlement toegewezen als administratief commissiesecretaris.

De commissies hebben als belangrijkste taak het decreetgevende werk van het Vlaams Parlement voor te bereiden. Een commis-

sie kan ook hoorzittingen organiseren om zich beter te informeren over alle aspecten van een voorstel of ontwerp van decreet.

Elke commissie controleert ook het beleid van de Vlaamse Regering. Zij beschikt daartoe over een aantal controlemogelijkheden.

De volksvertegenwoordigers kunnen een vraag om uitleg stellen aan een minister over een actueel en concreet probleem. Een

volksvertegenwoordiger die een uitgebreider probleem van algemeen belang ter sprake wil brengen, kan een interpellatie houden.

Interpellaties kunnen aanleiding geven tot het indienen van een motie van wantrouwen of een met redenen omklede motie waar-

over in de plenaire vergadering wordt gestemd (zie doc. 2).

De Commissie Cultuur houdt zich ook bezig met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In andere delen van het Beleidsjaarboek

gaan we nader in op deze werkzaamheden. We stippen aan dat in 2009-2010 vooral de begrotingsbesprekingen, de besprekingen

van de beleidsnota, de negatieve beslissingen in het kader van de evaluatieprocedure, de behandeling van de problematiek van

subsidies en indexering de parlementsleden bezig houden.

1. Vlaams Parlement, de Commissie Cultuur

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 183

2. de Vlaamse Regering

2. DE VLAAMSE REGERING

De Vlaamse Regering, geleid door de Vlaamse minister-president, voert de goedgekeurde ontwerpen en voorstellen van decreet,

beleidsnota’s, beleidsbrieven, samenwerkingsakkoorden uit en bestuurt de Vlaamse Gemeenschap met behulp van haar ambte-

naren. De regering heeft ongetwijfeld een grote macht, maar die wordt begrensd door de lijnen die het Parlement uittekent en de

geldmiddelen die het haar geeft. Iedere minister in de Vlaamse Regering heeft specifieke bevoegdheden.

Vlaanderen werkt met “legislatuurparlementen”. Dat betekent dat het Parlement niet ontbonden kan worden voordat de legislatuur

van vijf jaar voorbij is: er kunnen dus geen vervroegde verkiezingen voor het Vlaams Parlement plaatsvinden. Als het vertrouwen in

de regering wordt opgezegd, moet het Vlaams Parlement er onmiddellijk een andere regering voor in de plaats stellen. Dit gebeurt

via een “constructieve motie van wantrouwen”.

Na haar benoeming legt de nieuwe regering een verklaring over het regeerakkoord af in de plenaire vergadering van het Vlaams

Parlement. Hierover houdt het Parlement dan een debat en volgt er een stemming.

1. Een nieuwe regering, een nieuw akkoord

Op 13 juli 2009 legt de nieuwe Vlaamse regering de eed af in het Vlaams Parlement. De leiding ligt in handen van Vlaams minister-

president Kris Peeters (CD&V). De twee vice-ministers-presidenten zijn Ingrid Lieten (sp.a) en Geert Bourgeois (N-VA). De Vlaamse

regering bestaat uit 9 leden, waarvan 4 vrouwen en 5 mannen (zie doc. 1).

Het regeerakkoord (zie doc. 2) krijgt als titel “Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” en als ondertitel “Voor een

vernieuwende, duurzame en warme samenleving”. Vier van de bijna honderd bladzijden worden besteed aan Cultuur, Jeugd en

Sport. In de alinea’s die voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk relevant zijn, gaat vooral aandacht naar het verenigingsleven,

het vrijwilligerswerk, elders verworven competenties, cultuureducatie, participatie, diversiteit en monitoring. Volgende accenten

zijn relevant voor het sociaal-cultureel werk:

- blijven investeren in een breed cultuurbeleid waarbij het maatschappelijk engagement, participatie, interculturaliteit en

sociale cohesie centraal staan;

- het afsluiten van een geactualiseerd Charter met de Verenigde Verenigingen om de aandacht voor het verenigingsleven en

het vrijwilligerswerk te verankeren;

- via een nieuwe versie van het actieplan Samen Vereenvoudigden enerzijds binnen de Vlaamse bevoegdheden de overlast

wegwerken en anderzijds de problemen op federaal niveau agenderen;

- inzetten op het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk in 2011;

- in het kader van de culturele diversiteit investeren in duurzame werkvormen waarbij de cultuurgemeenschappen met veel

respect voor hun afkomst en eigenheid, maar ook in hun ondertussen diepe Vlaamse verankering, een structurele aandacht

vinden;

- een actieve, structurele en projectmatige ondersteuning van het verenigingsleven;

- een doorzichtige subsidieregeling, eenvoudige regelgeving en de blijvende erkenning en ondersteuning van het vrijwilligers-

werk;

- participatiedrempels verder wegwerken, met bijzondere aandacht voor kansengroepen;

- via onderwijs, amateurkunsten, sociaal-cultureel werk, kunsten- en erfgoedorganisaties aandacht besteden aan cultuuredu-

catie en -toeleiding;

- erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties moet de waarde van niet-formeel leren, onder andere via

het verenigingsleven, beter zichtbaar maken en valoriseren; er gebeurt afstemming met onderwijs, werk en met Europese

initiatieven;

- verder stimuleren van gemeenschapsvorming in het lokaal cultuurbeleid;

184 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

2. de Vlaamse Regering

- het ontwikkelen van een monitoringinstrument voor de sociaal-culturele sector met als doel het in kaart brengen van

tendensen in de sector en het versterken van de maatschappelijke positie; dit kan niet leiden tot een grotere planlast voor de

sociaal-culturele organisaties en gebeurt in overleg tussen de betrokken IVA’s de steunpunten en de bovenbouw;

- verenigingen worden ondersteund om hun energieverbruik betekenisvol te verminderen;

- samen met het verenigingsleven Vlaanderen in Actie verder concretiseren en uitvoeren;

- het ontwikkelen van brede leefscholen, in nauwe samenwerking met de samenleving, het verenigingsleven, de bedrijven, de

social profit en de overheidsinstellingen.

2. De regeerverklaring

Op maandag 13 juli 2009 leest Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) de regeerverklaring voor (zie doc.3). Hierin vat hij

het regeerakkoord kernachtig samen en bevestigt hij opnieuw het belang van het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk:

“De Vlaamse Regering heeft in deze moeilijke tijden een belangrijke opdracht maar wij kunnen het niet alleen aan. Het is door

samenwerking, door krachtenbundeling, in het bijzonder met de sociale partners, het verenigingsleven en met het middenveld in

brede zin, dat de zo noodzakelijke transformatie van Vlaanderen mogelijk wordt.”

Ook andere accenten, in zoverre van belang voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, liggen in de lijn van het regeerakkoord:

- het vrijwilligerswerk als steunpilaar van onze samenleving zal actief ondersteund worden;

- competenties moeten worden gevaloriseerd;

- levenslang leren is belangrijk;

- het Charter met de Verenigde Verenigingen wordt geactualiseerd;

- een meerjarenplan voor culturele infrastructuur wordt opgemaakt.

3. De Septemberverklaring

Jaarlijks legt de Vlaamse Regering de Septemberverklaring af in het Vlaams Parlement (zie doc. 4). Hierin behandelt ze de

algemeen maatschappelijke situatie en de krachtlijnen van de begroting voor het volgende kalenderjaar. Het is traditie dat deze

verklaring op de vierde maandag van september wordt afgelegd.

In principe is er aan het begin van een legislatuur geen Septemberverklaring, omdat (in de praktijk) het Regeerakkoord net is

afgerond en de ministers hun beleidsnota’s indienen. Toch legt Vlaams minister-president Kris Peeters op 28 september 2009 uit-

zonderlijk een Septemberverklaring af. De voornaamste oorzaak is het feit dat de regering het parlement uitvoerig wil informeren

over de afgesproken budgettaire ingrepen in het kader van de begrotingscontrole 2009 en de begrotingsopmaak 2010. In zijn

verklaring vermeldt de minister-president de noodzaak van een duurzaam werkgelegenheidsplan, een investeringsplan en een

besparingsagenda.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 185

2. de Vlaamse Regering

Documenten

1. De bevoegdheden binnen de Vlaamse Regering

2. Het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014

“Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden”

Juli 2009

3. Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 31 (2009) - Nr. 1

13 juli 2009

4. De Septemberverklaring van 28 september 2009

186 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

3. MINISTER SCHAUVLIEGE, HAAR KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

1. De minister en haar kabinet

In het parlementair jaar 2009-2010 is Joke Schauvliege (CD&V) minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. Sam De Smedt is haar

kabinetschef.

In het kabinet werken een aantal medewerksters rond de diverse sociaal-culturele materies (voor de kabinetssamenstelling,

zie doc. 1). Gerda Van der Plas is de adjunct-kabinetschef Cultuur. Zij is ook verantwoordelijk voor het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk.

Voor het cultuurparticipatiebeleid is Poli Roumeliotis verantwoordelijk, terwijl Lien Verwaeren instaat voor het lokaal cultuurbeleid,

de amateurkunsten en het circusbeleid.

2. Beleidsnota Cultuur

Bij het begin van een nieuwe regeerperiode dienen de leden van de Vlaamse Regering hun beleidsnota’s in bij het Vlaams Parle-

ment. Een beleidsnota is een document waarin een minister aangeeft hoe hij of zij voor zijn of haar bevoegdheden het regeerak-

koord zal realiseren in de loop van de legislatuur. De beleidsnota’s geven dus de grote strategische keuzes en opties van het

beleid voor de duur van de regeerperiode weer.

Het indienen van beleidsnota’s is vastgelegd in het reglement van het Vlaams Parlement. De nota’s worden ingediend bij de voor-

zitter van het Vlaams Parlement. In de weken volgend op de indiening worden ze besproken. Vervolgens formuleren de fracties

in het Parlement moties waarin ze inhoudelijke accenten leggen (een “met redenen omklede motie”) of waarin ze stellen geen

vertrouwen (meer) te hebben in de regering ( een “motie van wantrouwen”). Op basis hiervan wordt uiteindelijk in de plenaire

vergadering gedebatteerd. Over de moties wordt tenslotte gestemd.

Het parlementair jaar 2009-2010 is meteen ook het begin van de nieuwe regeerperiode. Bijgevolg schrijft Cultuurminister Joke

Schauvliege (CD&V) een beleidsnota 2009-2014 over het beleidsdomein Cultuur (zie doc. 2). Deze beleidsnota omvat ook keuzes

en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Haar beleidsnota is opgebouwd rond zeven strategische

doelstellingen:

- duurzaam beleid voeren;

- participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren;

- e-cultuur en digitalisering bevorderen;

- competentieverwerving en -waardering stimuleren;

- aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie;

- internationaal cultuurbeleid versterken;

- eco-cultuur initiëren.

Tien operationele doelstellingen hebben specifiek betrekking op het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Levenslang leren, partici-

patie en diversiteit krijgen extra aandacht. Het verzamelen van (onderzoeks)gegevens krijgt enige nadruk.

Op 3 december 2009 licht de minister haar beleidsnota toe in de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media en volgt de toelichting

van de verschillende adviezen van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraden. Op

7 januari en 14 januari debatteren de commissieleden en de minister hierover (zie doc. 3). In haar algemene uiteenzetting stipt

minister Schauvliege onder meer volgende elementen aan die zij in verband brengt met het sociaal-cultureel volwassenenwerk:

- zoeken naar een op elkaar afgestemde verzameling van gegevens;

- opvolgen en evalueren van de evaluatieprocedure;

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 187

3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

- een eenduidige invulling van de kerntaken van de steunpunten en bovenbouworganisaties;

- bij de onderhandeling over de nieuwe Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA 4) ook streven naar het transparanter maken

van de bestaande akkoorden;

- behouden van diversiteit en interculturaliteit als beleidsprioriteit;

- inschakelen van vormingsinstellingen, bewegingen en verenigingen in het wegwijs maken van het publiek in het digitale

aanbod;

- investeren in levenslang en levensbreed leren en de erkenning van eerder of elders verworven competenties (EVC);

- via een impulsbeleid het duurzaamheidsconcept nog meer laten doordringen in de sociaal-culturele sector, die met zijn

educatieve en sensibiliserende kracht kan werken aan attitude- en praktijkverandering;

- strategisch inzetten op cultuureducatie en het opbouwen van culturele competenties;

- via een projectoproep goede voorbeelden inzake eco-cultuur ondersteunen.

Na afloop van het debat worden drie moties voorgelegd aan de plenaire vergadering, die er op 24 maart 2010 over stemt: één

motie van de Groen!-fractie, één motie vanwege Open Vld en één motie die ingediend wordt door de meerderheidsfracties CD&V,

sp.a en N-VA. Uiteindelijk overleeft enkel deze laatste motie, zonder een tegenstem. Voor het sociaal-cultureel werk bepleit de

motie decretale stabiliteit en een rationalisering van de bovenbouw (zie doc. 4, 5 en 6).

3. Cultuurforum 2020

Het is één van de uitgangspunten van Cultuurminister Joke Schauvliege om cultuur een plaats te geven in het VIA-project (Vlaan-

deren in Actie) van de Vlaamse Regering. Bovendien wil ze de cultuursector bij het beleid betrekken. Dit zijn de belangrijkste mo-

tieven om op 25 januari 2010 met het Cultuurforum 2020 van start te gaan. De minister wil het debat aanwakkeren over hoe het

cultuurbeleid in Vlaanderen er in 2020 zou moeten uitzien. Voor een verdere uitwerking van de zeven strategische doelstellingen

uit haar beleidsnota worden werkgroepen - “ateliers” genaamd - opgericht. Elk atelier bestaat uit een twintigtal mensen, vooral

uit de cultuursector. Zij schrijven voor elke strategische doelstelling uit de beleidsnota Cultuur (zie boven) een rapport, waarin

“doorbraken” worden geformuleerd om gewenste doelen in 2020 te bereiken (zie doc. 7). Tijdens het afsluitmoment in Gent op

7 juni 2010 discussieert de cultuursector over de aanbevelingen. Na afloop legt minister Joke Schauvliege in haar toespraak (zie

doc. 8) al een aantal accenten. Voor het sociaal-cultureel werk wijst ze op het belang van statistische gegevens. Zij beklemtoont

de belangrijke rol van verenigingen, bewegingen, volkshogescholen en vormingsinstellingen in het kader van het informeel leren.

4. Beleidsbrieven

Een beleidsbrief is een overzicht door elke Vlaamse minister van de manier waarop de begroting uitgevoerd wordt voor zijn of haar

beleidsdomein(en) tijdens het lopende begrotingsjaar en van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren.

Een beleidsbrief bevat ook een overzicht van de manier waarop de regering het regeerakkoord, de beleidsnota’s en de resoluties

en moties van het Parlement heeft uitgevoerd.

Elke minister dient één of meer beleidsbrieven in, voor de domeinen waarover hij of zij bevoegd is. Beleidsbrieven worden samen

met het ontwerp van decreet ‘houdende de algemene uitgavenbegroting’ ingediend. De beleidsbrieven worden besproken in de

commissie die bevoegd is voor het domein van de beleidsbrief, samen met het gedeelte van het ontwerp van decreet houdende

de algemene uitgavenbegroting waarvoor diezelfde commissie bevoegd is.

Ook de minister van Cultuur schrijft dus jaarlijks een beleidsbrief, de zogenaamde ‘beleidsbrief Cultuur’. Deze beleidsbrief omvat

ook de keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor dat jaar.

In het jaar waarin de regering wordt benoemd, moeten de ministers geen beleidsbrieven indienen, wel beleidsnota’s. In het parle-

mentair jaar 2009-2010 was er dus geen beleidsbrief.

188 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

3. minister Schauvliege, haar kabinet en de sociaal-culturele sector

Documenten

1. Samenstelling van het kabinet van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur

2. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1

26 oktober 2009

3. Beleidsnota 2009-2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

verslag namens de Commissie Cultuur

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) – Nr. 5

5 februari 2010

4. Met redenen omklede motie van de heren Paul Delva, Johan Verstreken, Veli Yüksel (CD&V), Lieven Dehandschutter,

Wilfried Vandaele (N-VA) en Philippe De Coene en mevrouw Yamila Idrissi (sp.a) bij de Beleidsnota Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 4

19 januari 2010

5. Met redenen omklede motie van de heren Jean-Jacques De Gucht, Herman Schueremans, Peter Gysbrechts, Bart Tommelein en

Sven Gatz (Open Vld) bij de Beleidsnota Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 3

19 januari 2010

6. Met redenen omklede motie van de heren Bart Caron en Luckas Van Der Taelen (Groen!) bij de Beleidsnota Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 2

18 januari 2010

7. Visieteksten Cultuurforum 2020

juni 2010

8. Toespraak van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur op de slotdag van het Cultuurforum,

7 juni 2010, Gent

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 189

4. minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector

4. MINISTER SCHAUVLIEGE EN HAAR ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

Naast zijn of haar kabinet wordt een minister ook bijgestaan door de overheidsadministratie. In de periode 2009-2010 doen zich

in de administratie, met name bij het team dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk opvolgt, een aantal wijzigingen voor.

1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media

In het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 1) situeert zich het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

Het Departement wordt geleid door Christine Claus. Daarnaast zijn er twee Intern Verzelfstandige Agentschappen (IVA’s) zonder

rechtspersoonlijkheid: Kunsten en Erfgoed, met als administrateur-generaal Jos Van Rillaer, en Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd

en Volwassenen, met als administrateur-generaal An Vrancken. Daarnaast vormt ook het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten

Antwerpen (KMSKA) een aparte IVA zonder rechtspersoonlijkheid, onder leiding van Paul Huvenne. Het Departement en deze drie

IVA’s vormen samen het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

De managers of topambtenaren van het Departement en de agentschappen (ook Bloso en de Regulator voor de Media) vormen

samen de beleidsraad van de administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De beleidsraad is het forum waar het politieke en

administratieve domein elkaar ontmoeten en overleggen om de politieke beleidsvoering door de regering te ondersteunen. Dit

overleg wordt mee geïnspireerd door de beleidsadviezen over strategische beleidsaangelegenheden door de Strategische Advies-

raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC).

De samenstelling van de Vlaamse Regering weerspiegelt niet hetzelfde homogene beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

Vier verschillende ministers hebben hier een bevoegdheid: Joke Schauvliege (Cultuur), Pascal Smet (Jeugd), Philippe Muyters

(Sport) en Ingrid Lieten (Media).

2. Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen

Het Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 2) telt 123 personeels-

leden (102 voltijdse equivalenten). Het Agentschap heeft als missie het stimuleren van een rijk en gedifferentieerd aanbod aan

sociaal-culturele activiteiten die op niet-commerciële basis worden georganiseerd, ter bevordering van de algemene ontwikkeling

van alle burgers - kinderen, jongeren en volwassenen - en ter verhoging van de maatschappelijke en culturele participatie. An

Vrancken is de leidend ambtenaar van het Agentschap. Zij wordt hierin bijgestaan door twee afdelingshoofden: Johan Van Gaens,

Afdelingshoofd Jeugd en Geert Roelandts, Afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC).

Omdat Jeugd de bevoegdheid is van minister Pascal Smet en Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid deze van minister Joke

Schauvliege, betekent dit dat één IVA door twee ministers wordt aangestuurd.

Begin 2010 lanceert het IVA zijn nieuwe website www.sociaalcultureel.be. Hiermee geeft het Agentschap een overzichtelijk beeld

van de verschillende subsidielijnen binnen de sector van het sociaal-cultureel werk. Ook de beleidsontwikkelingen en de andere

opdrachten van het Agentschap worden er toegelicht.

3. Drie teams

Binnen de afdeling VOLC, staat het team Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (zie doc. 3) onder leiding van Luc Goossens. Het

team Lokaal Cultuurbeleid staat onder leiding van Mia De Smedt en Marie-Anne Van Hijfte leidt het team Participatie.

190 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

4. minister Schauvliege en haar administratie voor de sociaal-culturele sector

Documenten

1. Organogram van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media

2. Agentschap Sociaal-Cultureel Werk: opdrachten

3. Samenstelling team Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen

4. Samenstelling team Participatie

Luc Goossens volgt ook de interprofessionele akkoorden op. Zijn team wijzigt grondig van samenstelling in de periode 2009-2010.

Alle aanspreekpunten voor de werksoorten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden vervangen. Noemi De Clercq,

die de vorige jaren de vormingsinstellingen opvolgde, is nu binnen hetzelfde team verantwoordelijke voor de sector Amateurkun-

sten. De overige aanspreekpunten hebben (al dan niet tijdelijk) de dienst verlaten.

Bart Van Put is nu domeinverantwoordelijke voor de sociaal-culturele verenigingen en de migrantenverenigingen. Sarah Beernaert

is verantwoordelijk voor de sociaal-culturele bewegingen en Barbara Beausaert voor de volkshogescholen, vormingsinstellingen

voor bijzondere doelgroepen, syndicale vormingsinstellingen, de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

en de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Jelle Van Opstal staat voor deze laatste groep mee in voor de subsidieverstrekking

en -administratie, terwijl Johan Huts dit voor de bewegingen en verenigingen doet. De algemene ondersteuning ligt in de handen

van Anne-Marie Delaere, hierin bijgestaan door Annie D’hondt en Huguette Van Kerckhove.

Binnen het team Participatie (zie doc. 4), onder leiding van Marie-Anne Van Hijfte, staat Bart De Boiserie in voor de cultuurpartici-

patieprojecten. Barbara Beausaert volgt ook mee de evoluties inzake levenslang en levensbreed leren, samen met Elien Gillaerts

en Marijke Verdoodt van het Departement CJSM. Deze laatste is ook verantwoordelijk voor de beleidsmatige linken tussen cultuur

en onderwijs.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 191

5. de organisaties worden geëvalueerd

5. DE ORGANISATIES WORDEN GEËVALUEERD

1. Procedure

Met de wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk in 2008 werd de wijze van evalueren van de erken-

de en/of gesubsidieerde organisaties grondig vernieuwd. Voortaan staat de concrete werking centraal en krijgen de organisaties

bezoek van een visitatiecommissie. De decreetgevers tekenden bovendien een procedure van woord en wederwoord uit

(zie doc. 1):

1. elke organisatie krijgt tijdens de vijfjaarlijkse beleidsperiode een bezoek van een visitatiecommissie. De commissie is

samengesteld uit leden van de administratie en externe deskundigen;

2. de visitatiecommissie brengt na haar bezoek een verslag uit, waarin de bevindingen worden gemotiveerd en eventueel

aanbevelingen worden gedaan;

3. de organisatie kan schriftelijk commentaar leveren op het visitatieverslag;

4. het visitatieverslag, samen met de commentaar van de organisatie, de controle van de voortgangsrapporten, begrotingen,

financiële verslagen ... vormen de basis voor het eindevaluatieverslag vanwege de administratie;

5. tegen dit eindevaluatieverslag kan de organisatie eventueel een bezwaarschrift indienen;

6. de administratie beslist of ze haar beslissing herziet of integendeel het bezwaarschrift naast zich neerlegt;

7. als de administratie het bezwaarschrift naast zich neerlegt kan de organisatie haar dossier aanhangig maken bij een speci-

aal daartoe opgerichte beroepscommissie;

8. de beroepscommissie brengt, via de administratie, advies uit aan de minister;

9. de minister neemt een eindbeslissing op basis van het hele dossier.

2. Visitaties

De verenigingen en bewegingen kregen tussen september 2008 en eind mei 2009 een bezoek van een visitatiecommissie. De

visitatiecommissies werden bevolkt door leden van de administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds.

Tussen midden december 2008 en begin april 2009 kregen alle Vormingplus-centra een bezoek van de visitatiecommissie. De

visitatiecommissie bestond bij hen uit twee leden van de administratie en twee ‘buitenstaanders’ (externe deskundigen). Dezelfde

vier visitatoren bezochten alle Vormingplus-centra.

De gespecialiseerde vormingsinstellingen kwamen tussen 17 maart en 16 juni 2009 aan de beurt. Hun visitatiecommissie bestond

telkens uit twee personeelsleden van de administratie en een buitenstaander.

De visitaties van de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van

vormingsdiensten voor personen met een handicap vinden in onderling overleg pas plaats in het najaar van 2009. Dat is buiten de

decretaal vastgelegde periode (tot 31 mei 2009).

Alle organisaties ontvangen binnen de drie maanden na hun visitatie een visitatieverslag.

3. Replieken op het visitatieverslag

Heel wat organisaties dienen een repliek in op het evaluatieverslag van de visitatiecommissie. De administratie houdt in sommige

gevallen rekening met de replieken. De repliek wordt toegevoegd aan de evaluatiebundel van elke organisatie.

192 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

5. de organisaties worden geëvalueerd

4. Eindevaluaties

Eind augustus 2009 maakt de administratie haar eindevaluatie aan de organisaties bekend. Tien organisaties krijgen een

negatieve eindevaluatie: drie verenigingen, zes bewegingen en een landelijke vormingsinstelling.

Het gaat om de volgende organisaties:

verenigingen (vermindering van de enveloppe met 10 %):

- Het Vlaamse Kruis (overstap naar werksoort landelijke vormingsinstellingen)

- Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging

- LVZ-Vormingsdienst

bewegingen (niet toegelaten tot beleidsperiode 2011-2015):

- Verbruikersateljee

- Liga voor Mensenrechten

- Sociumi

- Integraal

- Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

- Bedevaart naar de Graven aan de IJzer

instellingen (intrekking erkenning om juridisch-technische redenen):

- Inverde

5. Verhaalschriften

Acht van de tien (LVZ en Inverde niet) negatief geëvalueerde organisaties dienen een verhaalschrift in tegen hun beoordeling.

De administratie vindt in de verhaalschriften echter geen redenen om haar beslissing te herzien en verwijst de dossiers op

8 oktober 2009 naar de beroepscommissie.

6. Beroepscommissie

De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk brengt op 2 juli 2009 een advies uit over de mogelijke samenstelling van de beroepscom-

missie en suggereert 9 namen van commissieleden. De Raad dringt er ook op aan dat de betrokken organisaties, indien ze dit

wensen, door de commissie worden gehoord (zie doc. 2).

In oktober 2009 stelt minister Schauvliege de beroepscommissie samen. In de commissie zetelen vijf leden, die allen stammen uit

de opleidingswereld:

- Inge Debaere (Hogeschool Gent)

- Bieke Dierckx (KH Kempen)

- André Desmet (Katho Kortrijk)

- Koen Hermans (KULeuven)

- Willem Elias (VUB)

De beroepscommissie behandelt op 30 november 2009 de zaken van de acht organisaties. De commissie adviseert in drie van de

acht gevallen, anders dan de administratie, toch positief:

- Sociumi

- Verbruikersateljee

- Liga voor Mensenrechten

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 193

5. de organisaties worden geëvalueerd

Deze organisaties komen volgens de commissie wel in aanmerking voor verdere subsidiëring. De adviezen van de beroepscom-

missie worden aan de minister overgemaakt.

7. De minister beslist

Minister Schauvliege heeft het laatste woord. Ze legt de positieve adviezen van de beroepscommissie naast zich neer. De minister

stelt dat de beroepscommissie geen bijkomende argumenten aandraagt om het oordeel van de administratie om te buigen.

Op eind december worden de tien organisaties per brief op de hoogte gebracht van de negatieve eindbeoordeling.

Bij de drie verenigingen wordt de basisenveloppe met 10 % verminderd. De zes bewegingen kunnen geen subsidies meer aan-

vragen voor de volgende beleidsperiode. De ene landelijke vormingsinstelling voldoet niet langer aan alle erkenningsvoorwaarden,

waardoor verdere subsidiëring niet langer mogelijk is.

8. Evaluatie van de evaluatie

In het Parlement worden twee vragen gesteld over de negatieve eindbeoordeling van de 10 sociaal-culturele volwassenenor-

ganisaties (zie doc. 3).

Wilfried Vandaele (N-VA) vraagt expliciete aandacht voor de beweging Bedevaart naar de graven aan de IJzer. Bart Caron

(Groen!) uit zijn ongenoegen over de situatie van drie organisaties: Sociumi, Verbruikersateljee en de Liga voor Mensenrech-

ten. Hun subsidiëring wordt eveneens stopgezet, ondanks een positief advies van de beroepscommissie. Caron vindt het

onbegrijpelijk dat de minister een positief advies van de beroepscommissie naast zich neerlegt. Hij vraagt zich ook af of de

visitatiecommissie in sommige gevallen niet te “streng” is geweest. Opmerkelijk vindt hij dat organisaties geen feedback

kregen op de jaarlijkse voortgangsrapporten. Een negatieve beoordeling op het einde van de beleidsperiode is dan erg radicaal.

De minister benadrukt te handelen binnen het decretale kader. Volgens haar is het positief advies van de beroepscommissie

voor drie organisaties niet doorslaggevend wegens “te beknopt”. De commissie reikt geen nieuwe inhoudelijke argumenten

aan, volgens de minister.

Na afloop van de commissievergadering verstuurt Bart Caron een persbericht waarin hij zijn ongenoegen uitdrukt (zie doc. 4).

“Hiermee snijdt Joke Schauvliege diep in de spieren van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. We durven niet denken dat

haar keuze ideologisch geïnspireerd is. Als ze deze werkwijze morgen ook gaat toepassen voor de kunsten- en de erfgoedsec-

toren, dan mogen velen beginnen vrezen”, aldus Caron.

Voor de FOV is het alleszins duidelijk dat de manier waarop in de laatste maanden van 2009 de besluitvorming verliep, niet de

bedoeling was bij de opmaak van het decreet. Ondanks het feit dat de organisaties over het algemeen tevreden waren over

de visitaties. Er waren volgens de Federatie belangrijke problemen met de motivering van documenten en er was een te krap

tijdsbestek voor cruciale beslissingen. De FOV vraagt dan ook in een brief (zie doc. 5) aan minister Schauvliege om spoedig

rond de tafel te zitten voor een “evaluatie van de evaluatie”.

In haar antwoord (zie doc. 6) geeft de minister aan dat de procedure correct is verlopen, maar betreurt ze het “heel beknopt

advies” van de beroepscommissie. De minister bevestigt dat een evaluatie van de eindevaluaties moet worden gemaakt. “Dat

het resultaat van de eindevaluaties dermate drastische gevolgen heeft voor de bewegingen heb ik inderdaad moeten vaststel-

len”, zo geeft de minister verder aan. Zij beroept zich op het feit dat dit een logisch gevolg is van wat in het decreet staat.

194 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

5. de organisaties worden geëvalueerd

9. Schorsing door de Raad van State

De Liga voor Mensenrechten is het niet eens met de beslissing van de minister en ziet zich hierin gesterkt door de beroepscom-

missie, die in haar eerder advies van oordeel is dat de Liga wél voor een nieuwe subsidie in aanmerking moet worden genomen.

De Liga vordert de schorsing en de vernietiging van de beslissing van de minister bij de Raad van State.

Op 8 juni 2010 velt de Raad van State zijn oordeel over de schorsing (zie doc. 7). In het arrest neemt de Raad van State de

evaluatieprocedure op diverse punten op de korrel. De Raad benadrukt het belang van de overheidsfinanciering. Nadat de auditeur

van de Raad van State zich al had aangesloten bij het standpunt van de Liga, beslist de Raad van State tot een schorsing van de

beslissing die de Liga uitsluit voor toekomstige subsidies.

De Liga voor de Mensenrechten is de enige van de tien negatief beoordeelde organisaties die een klacht indient bij de Raad van State.

10. De Liga voor Mensenrechten ondergaat een nieuwe evaluatie

De schorsing van de beslissing van minister Schauvliege is in het Parlement voer voor discussie. Tijdens de vergadering van de

Commissie Cultuur op 6 juli 2010 bevragen enkele parlementsleden minister Schauvliege (zie doc. 8).

Bart Caron (Groen!) oppert dat de minister na de schorsing twee mogelijkheden heeft: ofwel de procedure hernemen - maar dit

lijkt hem formeel moeilijk - ofwel de beweging alsnog toelaten tot de adviesprocedure over de nieuwe subsidie, die nu loopt. Het

parlementslid stelt voor om voor deze laatste optie te kiezen.

Sven Gatz (Open Vld) wijst er in zijn vraag op dat hier niet enkel een juridische, maar ook een politieke afweging speelt.

Minister Schauvliege erkent dat de Raad van State oordeelt dat zij de negatieve beslissing nam op een basis die onwettig en

formeel niet in orde is. Maar, zo argumenteert ze, dit betekent ook dat ze op dezelfde basis geen positieve beslissing kan nemen.

De minister wil niet wachten op de uitspraak ten gronde bij de Raad van State. Ze geeft de administratie de opdracht de proce-

dure zo snel mogelijk helemaal opnieuw te starten. Er vindt dus een nieuwe visitatie bij de Liga voor de Mensenrechten plaats en

uiteindelijk volgt een nieuwe beslissing in het kader van de eindevaluatie. Bij een positieve beslissing kan de beweging opnieuw

aanspraak maken op subsidie. De minister rekent erop dat, met respect voor de termijnen, de nieuwe procedure afgerond is in het

najaar van 2010.

Documenten

1. Evaluatiemodel sociaal-cultureel volwassenenwerk

2. SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

Advies over Beroepscommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk

2 juli 2009

3. Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege,

Vlaams minister van Cultuur, over subsidies voor het IJzerbedevaartcomité

en

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de intrekking of verminde-

ring van subsidies aan tien culturele volwassenenorganisaties

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 195

5. de organisaties worden geëvalueerd

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C84 - CUL8 (uittreksel p. 8-16)

14 januari 2010

4. Persbericht Bart Caron (Groen!) “Cultuurminister Joke Schauvliege schrapt onterecht subsidies

voor tien sociaal-culturele volwassenenorganisaties!”

14 januari 2010

5. Brief van de FOV aan Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

20 januari 2010

6. Brief van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur aan de FOV

over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

februari 2010

7. Arrest Raad van State

Liga voor Mensenrechten tegen de Vlaamse Gemeenschap

nr. 204.909

8 juni 2010

8. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister Cultuur, over haar door de Raad van State

geschorste beslissing over subsidies aan de Liga voor Mensenrechten

en

Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister Cultuur, over de schorsing door de Raad van

State van haar negatieve beslissing waarbij de vzw Liga voor Mensenrechten niet toegelaten werd te participeren aan de subsi-

dieronde 2011-2015

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C285 - CUL37 (uittreksel p. 3-9)

6 juli 2010

196 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

6. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

2009-2010 is vooral een jaar van “decretale rust”. Na de grondige wijzigingen aan het decreet in 2008, blijft de wetgeving voor

de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk nagenoeg ongewijzigd. Eén artikel wordt toegevoegd en één artikel krijgt

geen uitvoering, in beide gevallen is dit het gevolg van de besparingen (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk).

1. Binnen de perken van de kredieten

De nieuwe regering ziet zich genoodzaakt om vanaf het begin de broeksriem aan te halen. In het najaar van 2009 behandelt het

Parlement een derde begrotingscontrole voor 2009 en de begrotingsopmaak voor 2010. Ook het sociaal-cultureel volwassenenwerk

wordt vanaf dan geconfronteerd met besparingen (zie hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Om deze

operatie rechtsgeldig te maken, moet het decreet echter worden aangepast. In het ontwerp van programmadecreet (zie doc. 1), dat

de aangepaste begroting 2009 begeleidt, neemt de regering daarom het artikel 40 op, dat bepaalt dat de uitvoering van een aantal

decreten vanaf het werkjaar 2009 afhankelijk wordt gemaakt van de beschikbare kredieten. Dit geldt ook voor het decreet voor het

sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het betekent dat het Parlement de regering machtigt om de budgettaire engagementen die in

het decreet zijn ingeschreven, maar uit te voeren in de mate waarin in de begroting voldoende middelen zijn opgenomen.

In zijn advies van 13 november 2009 (zie doc. 2) stelt de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC)

hierover: “Het inschrijven van de clausule binnen de grenzen van de kredieten zal de willekeur nog versterken en het decreet

grotendeels onleesbaar maken. Het wordt bijna onmogelijk voor een organisatie om adequaat te budgetteren.”

De passus ontsnapt ook niet aan het oog van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV, advies van 10/11/2009) (zie

doc. 3): “De gestelde beperking op de uitvoering van de decreten [...] is volgens de SERV veel te algemeen geformuleerd [...].

Hierdoor kan een mogelijke uitholling van de werking op het terrein niet worden uitgesloten en wordt een adequate budgettering

bemoeilijkt op het niveau van de (slechts partieel gesubsidieerde) organisaties in het werkveld. Bovendien geldt de mogelijke

beperking van de uitvoering van de decreten reeds vanaf het werkjaar 2009 waardoor initiatiefnemers onvoorzienbaar geconfron-

teerd kunnen worden met budgettaire tekorten in het aflopende werkjaar, waardoor meteen ook een hypotheek wordt gelegd op

de toekomstige werking.”

De Raad van State, tenslotte, stelde (advies 47.353/1/3 van 29/10/2009) (zie doc. 4): “De rechtszekerheid is een grondbeginsel

van een democratische samenleving. Dat beginsel houdt in dat de inhoud van het recht, onder meer door de wijze waarop het

geformuleerd is, toegankelijk en voldoende duidelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde

handeling kan voorzien, op het ogenblik dat die handeling wordt gesteld. Toegepast op regelingen waarbij financiële middelen

worden toegekend of waarbij de voorwaarden worden vastgesteld voor het verkrijgen van subsidies, betekent dit dat de begun-

stigden of degenen die aanspraak kunnen maken op de subsidie er moeten kunnen van uitgaan dat, als zij zich richten naar die

regelingen, zij ook op de in het vooruitzicht gestelde financiële middelen of subsidies aanspraak kunnen maken.”

Op 16 december 2009 keurt het Vlaams Parlement ondanks deze tegenwerpingen het programmadecreet goed.

De Verenigde Verenigingen kaarten op 5 februari 2010 in een brief de problematiek aan bij minister-president Kris Peeters (zie

doc. 5). Op 12 februari 2010 (zie doc. 6) antwoordt de minister-president dat de Vlaamse regering, om het verlies aan middelen

op te vangen, ervoor gekozen heeft “om de efficiëntie te verhogen, in de eerste plaats van haar eigen apparaat, maar ook bij de

gesubsidieerde sectoren”.

6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 197

6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

2. Experimenten bij verenigingen

In 2008 lanceerde de Vlaamse overheid een projectoproep die vernieuwend werken in de werksoort verenigingen ondersteunt, de

zogenaamde experimentenregeling. De overheid schuift volgende drie prioriteiten naar voor:

- continuïteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties;

- toenadering zoeken tot relevante actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk;

- nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging

vernieuwende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld.

In 2008 en 2009 lag een subsidiereglement aan de basis van deze regeling. Via een programmadecreet gaf het Vlaams parlement

op 17 december 2008 echter ook een wettelijke basis. Dit via het toegevoegde artikel 14bis. Om dit artikel vanaf 2010-2011 uit

te voeren, is een uitvoeringsbesluit aangewezen. In een brief van 11 mei 2010 (zie doc. 7) geeft minister Schauvliege echter aan

dat er voor 2010 geen nieuwe projectoproepen meer zouden worden gelanceerd. De middelen worden, ook in het kader van de

besparingen, geblokkeerd. Later deelt de administratie via haar website mee dat in 2011 ook geen nieuwe projectoproep wordt

uitgeschreven. Het uitvoeringsbesluit komt er bijgevolg niet.

Documenten

1. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 233 (2009-2010) - Nr. 1

13 november 2009

2. SARC - Algemene Raad

Advies over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 en het

voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 (Programmadecreet)

13 november 2009

3. SERV

Advies over:

- het Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010

- het Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009

10 november 2009

4. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 233 (2009-2010) – Nr. 1 (uittreksel p. 47-70)

13 november 2009

5. Brief van de Verenigde Verenigingen aan de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

over de begrotingscontrole 2010

5 februari 2010

198 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

6. het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

6. Brief van de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering aan de Verenigde Verenigingen

over de begrotingscontrole 2010

12 februari 2010

7. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele

sectoren

over de begrotingscontrole 2010

11 mei 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 199

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

7. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. De begrotingsposten samenge(s)teld

Situering sociaal-cultureel volwassenenwerk in de begroting

De begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgesplitst per beleidsdomein. De begroting van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd,

Sport en Media (CJSM) is op haar beurt onderverdeeld in 8 stukjes. Elk onderdeel van de cultuursector heeft een eigen begrotings-

programma. Uit de cijfers blijkt dat het hele cultuurdomein goed is voor 982,5 miljoen euro (niet-gesplitste en gesplitste vastlegging-

kredieten, gegevens eerste begrotingscontrole 2010). Het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk beheert twee programma’s voor haar

werking: programma G voor Jeugd en programma D voor Sociaal-cultureel werk voor volwassenen. Hierin vinden we dus de cijfers

voor het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (zie doc. 1 en 2): de begrotingsposten voor de subsidiëring van onder meer het

sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten en de uitvoering van het lokaal cultuurbeleid, participatie- en circusdecreet.

Vanaf de begrotingsopmaak van 2010 worden enkele technische aanpassingen in de titulatuur en codering van de begrotingsposten

doorgevoerd. Voor het beleidsdomein van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen wordt in 2010 een bedrag van 183,5 miljoen

(niet-gesplitste en gesplitste vastleggingkredieten, gegevens eerste begrotingscontrole 2010) uitgetrokken. Dit is iets meer dan de

182 miljoen euro die in de begroting 2009 beschikbaar was.

Een begrotingspost per werksoort, de FOV en SoCiuS

Vijf begrotingsposten ondersteunen de uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Elke werksoort heeft zijn

eigen allocatie en daarnaast wordt de subsidie aan het steunpunt SoCiuS en aan de FOV afzonderlijk vermeld. Het vergelijken van de

cijfers in onderstaande tabel wordt extra bemoeilijkt door een technische operatie. Minister Schauvliege beslist in het najaar van 2009

immers om in twee bewegingen (zowel bij de derde budgetcontrole 2009 als bij de begrotingsopmaak 2010) de zogenaamde DAC-

middelen weg te halen uit de begrotingsallocaties die bestemd zijn voor het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze

DAC-middelen worden - net zoals van toepassing was tot 2008 - opnieuw ondergebracht in een afzonderlijke begrotingspost. De minister

wenst hierdoor de transparantie te vergroten over welke middelen expliciet voorzien zijn voor de uitvoering van het decreet voor het soci-

aal-cultureel volwassenenwerk en welke middelen voor het decreet op de aanvullende tewerkstelling (het zogenaamde DAC-decreet).

De middelen op de begrotingsposten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaan vanaf 2010 uit de middelen voor de toeken-

ning van de basisenveloppe van de organisaties, voor de toepassing van de index en voor de uitbetaling van een deel van de VIA-midde-

len. Bij de verenigingen zit daarenboven in de allocatie 500.000 euro voor een bijkomende experimentenbetoelaging (zie ook hoofdstuk

8 - De verenigingen).

Uiteindelijk laten de begrotingscijfers 2009 en 2010 zich als volgt in een tabel samenvatten: (begrotingscijfers in 1.000 euro)

allocatie 2009 2009 BC31 2010 2010 BC12

Verenigingen 31.398 29.951 24.527 24.241

Vormingsinstellingen 22.440 22.915 21.142 20.870

Bewegingen 5.005 4.750 3.819 3.777

SoCiuS 1.569 1.576 1.554 1.554

FOV 298 298 293 293

1 BC3: derde begrotingscontrole2 BC1: eerste begrotingscontrole

200 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: 0,2 procent van de Vlaamse begroting

De 50,73 miljoen euro die in 2010 naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat, bedraagt 27,6 percent van de middelen die

naar het globale programma Sociaal-Cultureel Werk gaan. De 183,5 miljoen euro voor de totaliteit van het Sociaal-Cultureel Werk

(waaronder lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) staat voor 0,73 per-

cent van de hele uitgavenbegroting (beleidskredieten eerste begrotingscontrole 2010) van de Vlaamse Gemeenschap (25,15 miljard

euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dus goed voor 0,2 percent van de totaliteit van de Vlaamse uitgavenbegroting.

VIA: extra middelen voor betere arbeidsvoorwaarden

De Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) zorgen voor nogal wat bijkomende middelen. De algemene doelstelling van de VIA-

bepalingen bestaat er immers in het statuut van de werknemers die actief zijn in de social-profitsector, inzonderheid de werkne-

mers uit de sociaal-culturele sector, te verbeteren. De Vlaamse Regering en de sociale partners verbonden er zich toe om in een

gezamenlijk overleg een aantal maatregelen uit te werken en uit te voeren. Tijdens de uitvoeringsperiode van het VIA 2 (29 maart

2000) sloten de partners op deze manier collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het Paritair Comité 329 voor de sociaal-cul-

turele sector. Er werden middelen vrijgemaakt om de invoering van deze overeenkomsten te ondersteunen. Zo kenden we nieuwe

regelingen op het vlak van de loonharmonisatie (loonvoorwaarden, eindejaarstoelage), extra-verlof voor oudere werknemers,

tussenkomsten voor vorming en managementondersteuning.

Op 8 mei 2005 sloten de regering en sociale partners een nieuw akkoord af. Dit VIA 3 loopt vanaf 2006 tot 2010/2011 en heeft

drie luiken: uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioenpijler en

een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). In de maanden en jaren

nadien sloten de partners ook voor de uitvoering van het nieuwe akkoord CAO’s af.

Voor de uitvoering van het hele VIA 3 - akkoord heeft de Vlaamse Regering een bedrag van ongeveer 190 miljoen euro voorzien.

Bij de verenigingen zitten in het globale begrotingsbedrag voor 2010 633.848 euro aan VIA-middelen, bij de bewegingen 107.648

euro en bij de instellingen (inclusief de volkshogescholen) 578.092 euro. Bij de FOV zitten 3.594 euro VIA-middelen in de enve-

loppe, bij SoCiuS 42.405 euro (zie doc. 3). Ondanks de besparingen, worden de afgesproken verhogingen van de bedragen voor

de koopkrachtverhoging en de eindejaarspremie gehandhaafd. Bij de eerste begrotingscontrole van 2010 wordt het bedrag voor

het uitbreidingsbeleid voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media echter geschrapt. Het gaat om 3.517.000 euro (zie

doc. 4). In het kader van dezelfde begrotingscontrole legt de Vlaamse regering ook een meerjarenbegroting 2011-2014 voor aan

het Vlaams Parlement. Hierin geeft ze aan dat voor 2011 opnieuw het voor dat jaar afgesproken budget voor het uitbreidingsbeleid

van 3,8 miljoen euro wordt ingeschreven (zie doc. 5).

2. De index

Principe: gezondheidsindex

Organisaties die gesubsidieerd worden via het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, krijgen hun subsidies in schijven

uitbetaald. Elk jaar wordt de subsidie-enveloppe in 4 voorschotten (elk kwartaal) en een saldo (voor 1 juli van het volgende jaar)

uitgekeerd. De subsidie-enveloppen worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 47 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de subsidie-enveloppen van alle organisaties vanaf

1 januari 2003 gekoppeld worden aan het prijsindexcijfer dat “berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het

Koninklijk Besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.”

De gezondheidsindex met andere woorden.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 201

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Indextekort

De nieuwe Vlaamse regering neemt in juli maatregelen in het kader van de verdere uitvoering van de begroting van 2009. Er kondigen zich

immers besparingen aan. Daarom worden de nog beschikbare budgetten slechts mondjesmaat vrijgegeven. En dus wordt pas eind sep-

tember duidelijk wat het saldo op de subsidies-2008 is. Voor de verenigingen wordt de indexering voor 2008 aan 8,99 procent uitgevoerd,

voor de overige werksoorten aan 9,23 procent, wat lager is dan het gezondheidsindexcijfer van 12,67 procent dat het Planbureau hanteert.

In november beraadt de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement zich 5 dagen over de begroting voor de beleidsdomeinen Cul-

tuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 6). Bij de bespreking van de derde begrotingscontrole 2009 komt de problematiek van de index

uitgebreid aan bod. Minister Schauvliege geeft op 19 november aan dat er hoe dan ook in 2008 te weinig middelen werden begroot

om de indexering volledig uit te voeren. Afhankelijk van de interpretatie over hoe dit moet worden berekend, zou dit gaan om 768.000

(interpretatie overheid) of 1,5 miljoen euro (interpretatie FOV). In afwachting van het beslechten van deze discussie door de Inspectie van

Financiën, heeft de minister 1,5 miljoen euro bijkomend begroot. De parlementsleden dringen er op aan dat hierover zo snel mogelijk

duidelijkheid wordt gecreëerd. Op 23 november volgt een gesprek tussen minister Schauvliege en de FOV en op 26 november brengt de

minister hierover verslag uit in het Parlement. De Inspectie van Financiën is het eens met de berekeningswijze van de overheid. Bijgevolg

wordt bijkomend 768.000 euro toegekend.

In december ontvangt elke organisatie een brief van de administratie met hierin een gedetailleerd overzicht van de subsidies voor 2008

en 2009.

3. Besparingen

Lineaire besparingen

Vanaf de derde begrotingscontrole van 2009 - meteen de eerste budgettaire oefening van de nieuwe Vlaamse regering -

wordt ook het sociaal-cultureel volwassenenwerk geconfronteerd met besparingen. In 2009 wordt 1,11 procent van de

reguliere middelen afgeroomd. Bij de begrotingsopmaak van 2010 wordt een bijkomende besparing van 3,26 procent in

het vooruitzicht gesteld. Dit betekent een globale inlevering van ruim 2,5 miljoen euro op de reguliere, decretale middelen

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De minister nodigt onder meer de FOV uit om in het voorjaar van 2010, naar

aanleiding van de begrotingscontrole, samen na te gaan of de lineaire besparing beter op een andere manier wordt geor-

ganiseerd. In een brief van 24 maart 2010 informeert de FOV de minister over het standpunt van haar Raad van Bestuur,

met name dat het belangrijk is dat de budgettaire maatregelen de solidariteit tussen de werksoorten niet in het gedrang

brengen. De Federatie pleit er dus voor om bij de eventualiteit van - ook “slimme” - besparingen, deze lineair op alle

facetten binnen het decreet toe te passen, eerder dan bepaalde onderdelen ervan anders te behandelen (zie doc. 7).

Uitvoering van het decreet binnen de perken van de kredieten

(zie hoofdstuk 6 - Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk)

De besparingen krijgen decretale onderbouw door via het programmadecreet bij de derde budgetcontrole van 2009 een artikel in

te voegen. Het artikel bepaalt dat de uitvoering van een aantal decreten vanaf het werkjaar 2009 afhankelijk wordt gemaakt van de

beschikbare kredieten.

Schrapping experimentenregeling

(zie ook hoofdstuk 8 - De verenigingen)

202 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Daarnaast maakt minister Schauvliege op 11 mei 2010 (zie doc. 8) bekend dat ze in 2010 geen nieuwe projectoproepen binnen

cultuur meer lanceert. De 500.000 euro die voor de experimentenregeling in de allocatie van de verenigingen is opgenomen,

wordt hier dus niet aan besteed.

Beperking opleidingscheques

(zie ook hoofdstuk 15, deel 8 - Opleidingscheques)

Op 23 juli 2010 beslist de Vlaamse regering om het stelsel van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers te hervormen.

Met deze cheques kunnen werknemers gemiddeld de helft van hun opleidingskosten financieren. Een evaluatie van het systeem leert,

aldus de VDAB, dat vermoedelijk 60 % van de opleidingscheques gebruikt wordt voor opleidingen die niet onmiddellijk vanuit een profes-

sioneel oogpunt worden gevolgd. Ook hierop moet dus worden bespaard. Voortaan zouden nog enkel opleidingscheques gebruikt kunnen

worden in het kader van beroepsopleidingen die:

- erkend zijn binnen het stelsel van het Betaald Educatief Verlof;

- kaderen in een persoonlijk ontwikkelingsplan dat in het kader van loopbaanbegeleiding werd opgemaakt.

De sociaal-culturele vormingsinstellingen waren automatisch erkend om opleidingscheques voor hun vormingen te kunnen ontvangen.

Met ingang van 1 augustus 2010 wordt aan dit automatisme dus plots een einde gemaakt (zie doc. 9).

Schrapping derdebetalersregeling billijke vergoeding

(zie ook hoofdstuk 15, deel 2 - Auteursrechten)

De Vlaamse overheid nam sinds een tweetal jaar de kosten van de billijke vergoeding op zich als het ging om occasionele, kleinschalige

evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven.

Deze Vlaamse tussenkomst is de zogenaamde ‘derdebetalersregeling’. De derdebetalersregeling voor de billijke vergoeding wordt niet

verlengd. In de begroting 2010 van het Vlaams Parlement is immers geen budget meer voorzien.

Schrapping middelen voor verenigingslokalen

(zie ook hoofdstuk 15, deel 9 - Verenigingslokalen)

Via het reglement ‘Verenigingslokalen’ konden in 2008 en 2009 jeugdverenigingen Vlaamse subsidies ontvangen ter verbetering van hun

verenigingslokalen. Hoewel het reglement oorspronkelijk bedoeld was voor zowel jeugd- als volwassenenwerk, werd op advies van de

SARC voor 2008 en 2009 voorrang gegeven aan jeugdlokalen. Het budget voor dit reglement, dat bij de splitsing van de bevoegdheidsdo-

meinen werd meegenomen door de nieuwe minister van Jeugd, Pascal Smet, komt niet meer voor in de begroting 2010.

4. Aan de vooravond van een nieuwe beleidsperiode

Hefbomen voor groei

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat uit van vijfjaarlijkse beleidsperiodes. Op 1 januari 2011 gaat

de volgende beleidsperiode in. Het decreet voorziet dat de Vlaamse regering in de loop van 2009-2010 een aantal maatre-

gelen moet en kan nemen ter voorbereiding van de start van deze beleidsperiode. Het gaat onder meer om de eindevalua-

ties van de reeds gesubsidieerde organisaties, om nieuwe erkenningen van verenigingen en gespecialiseerde vormingsin-

stellingen, om het opnieuw vastleggen van subsidiebedragen ... We komen elders in dit Beleidsjaarboek (hoofdstukken 8,

9, 10 en 11) uitgebreider op de verscheidene hefbomen terug.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 203

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Levensduurte en beleidsprioriteiten

De decreetwijziging van 2008 introduceerde twee nieuwe begrippen: levensduurte en beleidsprioriteiten. Met het begrip

‘levensduurte’ biedt het decreet een handvat aan de Vlaamse regering om bij het begin van elke beleidsperiode de subsidie-

enveloppen aan te passen op basis van de gederfde koopkracht, naast de indexering. Via het werken met ‘beleidsprioriteiten’,

krijgen verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen de kans om de volgende beleidsperiode (2011-2015) in te spe-

len op prioriteiten van de minister, opgesteld in overleg met de sector. Hiervoor kunnen ze gebruik maken van een budget dat

hen vanaf 2012 ter beschikking wordt gesteld. Vanaf de daarop volgende beleidsperiode (2016-2020) kunnen de organisaties

deze “prioriteitenmiddelen” vrij inzetten. De groeikansen van verenigingen en gespecialiseerde vormingsinstellingen hangen

dus af van de mate waarin de sector en de minister elkaar vinden in het werken aan bepaalde maatschappelijke uitdagingen.

Samen met een aantal andere decretale bepalingen, vormen de levensduurte en beleidsprioriteiten de basis om een

berekende inschatting te maken van de bijkomende kost die is verbonden aan de uitvoering van het decreet in de volgende

beleidsperiode. De FOV presenteert deze budgettaire landschapstekening, met een becijferde meerkost van 11,4 miljoen

euro, op woensdag 19 mei aan het kabinet van minister Schauvliege en de bevoegde administratie (zie doc. 10). Uit deze

budgettaire landschapstekening blijkt dat voor de aanpassing van de enveloppen op basis van de levensduurte 4,7 miljoen

euro noodzakelijk is. Voor de uitwerking van de beleidsprioriteiten gaat het om 3,4 miljoen euro. Het decreet bepaalt dat de

minister hierover beslist voor 30 juni 2010.

Op 13 juli 2010 laat de administratie aan de organisaties per brief weten dat de budgettaire context op dat ogenblik geen

ruimte biedt om de budgetten voor de volgende beleidsperiode te verhogen op basis van deze verantwoordingselementen. Zo-

dra zich een positiever budgettair perspectief aandient, zullen de nodige initiatieven worden genomen om voor een passende

kredietstijging te zorgen, zo meldt de administratie nog (zie doc. 11).

Documenten

1. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010

(tekst aangenomen door de Plenaire Vergadering)

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 15 (2009-2010) - Nr. 9 (uittreksel p. 228-232)

16 december 2009

2. Toelichting bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar

2010. Toelichting per programma

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 13 (2009-2010) - Nr. 1-B (uittreksel p. 941-944)

6 november 2009

3. Toelichtingen bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar

2010

Toelichting per programma

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 13 (2009-2010) - Nr. 1-B (uittreksel p. 100-103)

6 november 2009

204 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

7. het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

4. Persmededeling van de Vlaamse Regering: Begrotingscontrole 2010

23 april 2010

5. Toelichtingen bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor

het begrotingsjaar 2010

Meerjarenbegroting 2011-2014

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 21 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 19)

30 april 2010

6. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010 en

derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009

(Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media)

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 15 (2009-2010) - Nr. 4-D (uittreksel p. 9-35)

2 december 2009

7. Brief van de FOV aan minister van Cultuur Schauvliege

over sociaal-culturele verenigingen - subsidies 2010

24 maart 2010

8. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele

sectoren over de begrotingscontrole 2010

11 mei 2010

9. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings-

en begeleidingscheques voor werknemers

Belgisch Staatsblad, Nr. 238, 6 augustus 2010 (uittreksel p. 50.696-50.697)

23 juli 2010

10. Budgettaire landschapstekening Decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk 2011 - 2015

FOV

19 mei 2010

11. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over levensduurte en beleidsprioriteiten

13 juli 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 205

8. de verenigingen

8. DE VERENIGINGEN

Sociaal-culturele verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen. Een afdeling of groep is een duur-

zame en zelforganiserende verzameling van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opnemen voor de bestuurlijke en inhoudelijke

werking van (een afdeling van) een vereniging. De vrijwilligers worden vanuit een landelijk en eventueel een regionaal secretariaat

ondersteund door een of meerdere professionele medewerkers.

In 2009 zijn 54 organisaties door de minister van Cultuur erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Samen groe-

peren ze zo’n 14.000 lokale afdelingen of kernen, een gemiddelde van ongeveer 43 afdelingen per gemeente.

In 2009 worden EVO en VCOV, twee koepels van ouderverenigingen in het onderwijs, overgeheveld van het beleidsdomein Cultuur

naar het beleidsdomein Onderwijs.

Eén vereniging, VOSOG Scouting voor volwassenen, ontvangt een startsubsidie in de lopende beleidsperiode.

1. Evaluatiecyclus

Eindevaluatie

De verenigingen krijgen in het kader van de evaluatie van hun werking voor het eerst bezoek van een visitatiecommissie (zie ook

hoofdstuk 5 - De afwikkeling van de evaluaties).

Drie verenigingen (Het Vlaamse Kruis, Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging en LVZ-Vormingsdienst) ontvangen een negatief

eindevaluatieverslag van de administratie. Zij gaan de volgende beleidsperiode in met een vermindering van 10 % op de subsidie-

enveloppe.

Verantwoordingsstukken

De verenigingen moeten voor de derde maal een voortgangsrapport indienen (zie doc. 1). De overheid verwacht een stand van

zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan

in het lopende jaar 2010. Hierbij moeten organisaties wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aanduiden en

motiveren.

De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden besproken in een afzonderlijk deel. De

administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht

voor interculturaliteit’.

De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010)

van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen,

maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport

2009-2010 volstaat.

De landelijk erkende migrantenverenigingen moeten zoals voorheen een jaarverslag en een jaarplan opstellen. Voor hen verandert

er niets (zie doc. 2).

In de loop van januari ontvangen de migrantenfederaties een beheersovereenkomst voor het jaar 2010 (zie doc. 3). In deze over-

eenkomst zijn de modaliteiten opgenomen voor het verkrijgen van de aanvullende subsidies voor 2010. Er zijn geen wijzigingen

tegenover 2009.

206 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

8. de verenigingen

2. Experimentenregeling

Met de experimentenregeling kunnen verenigingen subsidies ontvangen voor vernieuwende projecten. De decretale veranke-

ring van de experimentenregeling werd eind 2008 geregeld via een decreetaanpassing. Voor 2009 blijft het subsidiereglement

van vóór de decreetwijziging van kracht. Dit deelde de administratie via een omzendbrief in maart 2009 aan de verenigingen

mee.

21 verenigingen gaan op de projectoproep in. Minister Schauvliege maakt eind 2009 de goedkeuring van 16 projecten (zie doc.

4) bekend. De beslissing komt er ettelijke maanden na de decretale deadline. De regeringsvorming en ‘bewarende maatrege-

len’ (preventieve en tijdelijke bevriezing van de overheidsmiddelen) verstoorden de timing. Ondanks de laattijdige bekendma-

king van de beslissing wordt de looptijd van de projecten niet verlengd.

Op 11 mei 2010 maakt minister Schauvliege bekend dat ze in 2010 geen nieuwe projectoproepen binnen cultuur meer lan-

ceert (zie doc. 5). De 500.000 euro die voor de experimentenregeling in de allocatie van de verenigingen is opgenomen, wordt

hier dus niet aan besteed.

3. Uitstel DAC-herverdeling

Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van

de ex-DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 6). De administratie beroept zich op drie

moeilijkheden: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting

ingeschreven staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

4. Nieuwe aanvragen voor erkenning en subsidiëring

In 2011 begint een nieuwe beleidsperiode voor organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De start van de

beleidsperiode geeft ook aan nieuwe organisaties de kans om onderdak te vinden in het erkende of gesubsidieerde sociaal-

cultureel volwassenenwerk.

Nieuwe verenigingen hebben tot 15 februari 2010 de tijd om een erkenningsdossier bij de administratie in te dienen. 5 nieuwe

verenigingen dienen daadwerkelijk een aanvraag tot erkenning in. De administratie voert een inspectiebezoek ter plaatse uit

en adviseert de minister vóór 1 mei. De minister maakt haar beslissing bekend vóór 1 juni (zie doc. 7, 8 en 9).

De sector mag vier nieuwe organisaties verwelkomen: Oxfam Wereldwinkels, Actiedorpen Roemenië Vlaanderen, de Vlaamse

Volkstuin en VOSOG Scouting voor volwassenen. Deze nieuwe verenigingen staan meteen voor een volgende opdracht: tegen 1

oktober moeten ze een subsidiedossier indienen. De opmaak van een beleidsplan neemt hierin een centrale plaats.

Opmerkelijk is dat één van de drie negatief beoordeelde verenigingen, Het Vlaamse Kruis, een aanvraag voor een erkenning als

gespecialiseerde vormingsinstelling indient. Zij is meteen de enige ‘nieuwe’ vormingsinstelling die een erkenning krijgt (zie ook

hoofdstuk 11 - De landelijke vormingsinstellingen).

1 april is dan weer een belangrijke datum voor verenigingen die kandideren voor het speciale statuut van ‘starter’. In het eerste

en het derde jaar van de beleidsperiode geeft het decreet immers de ruimte om twee (beperkte) startsubsidies van 50.000

euro (+index) toe te kennen. Organisaties die de startsubsidie ontvangen, hebben tijd tot de volgende beleidsperiode om zich

te ontwikkelen tot een volwaardige vereniging.

Vijf organisaties dienen een aanvraag in voor het starterstatuut. De minister beslist voor 1 december 2010.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 207

8. de verenigingen

5. Verenigingen voor migranten

Binnen de sociaal-culturele verenigingen genieten de migrantenverenigingen een aparte regeling. Vanaf de start van de nieuwe

beleidsperiode in 2011 valt dit onderscheid in de regelgeving weg en lopen de erkennings- en subsidievoorwaarden gelijk met die

van de andere verenigingen. Dit betekent dat ook de migrantenfederaties tegen 15 februari 2010 een erkenningsdossier kunnen

indienen (zie doc. 7).

Twee organisaties kiezen voor een samenwerkingsverband (vzw van vzw’s). Zij dienen samen één erkenningsdossier in. Op die

manier vragen in totaal 13 migrantenfederaties een erkenning aan.

De administratie voert ook bij de migrantenverenigingen erkenningsinspecties uit. De wijze waarop de inspecties verlopen en

waarop de inspectieverslagen worden opgesteld zorgt voor heel wat discussiestof. De organisaties en de administratie verschillen

sterk van mening over de interpretatie van de regelgeving. Uiteindelijk worden 9 van de 13 organisaties die een dossier indienen,

erkend (zie een doc. 9). In een onderhoud met de minister, kabinetsmedewerkers en vertegenwoordigers van de administratie op

10 juni 2010 blijkt dat minister Schauvliege bereid is een alternatief te zoeken voor de vier niet-erkende organisaties. Hiervoor is

wellicht een decreetwijziging nodig.

Wat de subsidiebepaling betreft, baseren de migrantenfederaties zich op een document van de administratie uit 2008 (zie doc.

10). In dit document verklaarde de administratie dat de enveloppe voor de erkende migrantenfederaties vanaf 2011 zou bepaald

worden op basis van het aantal afdelingen in 2010. Bovendien zou de aanvullende subsidie van 30 %, die de organisaties nu

ontvangen, integraal deel gaan uitmaken van hun enveloppe.

Na de bewogen inspectie- en erkenningsprocedure komt uiteindelijk een andere subsidiebepaling uit de bus. Het kabinet-Schau-

vliege consulteert de migrantenverenigingen en bepaalt een nieuw ijkpunt voor de subsidies: het aantal afdelingen van 2008 dat

de erkenningsinspectie ‘overleefde’ wordt het definitieve ijkpunt voor de bepaling van de subsidie-enveloppe. De aanvullende

subsidies worden geschrapt. De negen erkende organisaties worden op 1 juli 2010 op het kabinet ontvangen. Bij het ingaan van

het zomerreces is nog steeds niet duidelijk welke enveloppe deze organisaties precies zullen ontvangen.

Tegen 1 oktober 2010 dienen de negen erkende migrantenfederaties, zoals de andere verenigingen, een subsidiedossier in bij de

administratie.

6. Levensduurte en beleidsprioriteiten

(zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, deel 4)

Sinds de decreetwijziging in 2008 bevat het decreet voor het sociaal-cultureel werk naast het begrip levensduurte, ook een

budgettaire hefboom voor de verenigingen (en de gespecialiseerde vormingsinstellingen). Organisaties kunnen hun structurele

enveloppe zien toenemen, door in de volgende beleidsperiode mee te werken aan prioriteiten die de minister, in overleg met de

sector, bepaalt. Vanaf 2012 kan minister Schauvliege hiervoor extra middelen beschikbaar maken. De besparingen gooien echter

roet in het eten. Op 13 juli ontvangen organisaties een brief van de administratie: “In afwachting van betere budgettaire vooruit-

zichten besliste de minister [...] om op dit ogenblijk geen prioriteiten bekend te maken.” (zie doc. 11)

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de verenigingen

over de in te dienen verantwoordingsstukken

20 januari 2010

208 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

8. de verenigingen

2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen

over de in te dienen verantwoordingsstukken

21 januari 2010

3. Beheersovereenkomst tussen het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen en een migrantenvereniging

25 januari 2010

4. Experimentenregeling: lijst van goedgekeurde projecten 2009-2010

december 2009

5. Brief van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, aan de steunpunten en belangenbehartigers van de culturele

sectoren

over de begrotingscontrole 2010

11 mei 2010

6. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

30 maart 2010

7. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de kandidaat-verenigingen

over de erkenningsaanvraag

15 december 2010

8. Advies van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan minister Schauvliege

over de erkenningsaanvraag van 5 kandidaat-verenigingen

29 april 2010

9. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een pas erkende vereniging

over de aanvraag tot erkenning als sociaal-culturele vereniging

31 mei 2010

10. Vragen aan de overheid geformuleerd op de Trefdag Migrantenverenigingen van 16 februari 2008 (SoCiuS en FOV)

16 februari 2008

11. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over levensduurte en beleidsprioriteiten

13 juli 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 209

9. de bewegingen

9. DE BEWEGINGEN

Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven

door bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke

verandering als individuele gedragsverandering staan op hun agenda.

Deze maatschappelijke verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en

gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de

bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie ...

Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning

van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode.

1. Evaluatiecyclus

Eindevaluatie

2009 is een bewogen jaar voor de werksoort bewegingen. De visitaties startten in september 2008 en mondden een jaar later uit

in een hard verdict. Zoals vastgelegd in het decreet bezorgt de administratie net vóór het einde van de maand augustus (2009) de

eindevaluatieverslagen over de werking van de bewegingen. De gevolgen van de evaluatie zijn voor bewegingen ingrijpend. Bewe-

gingen met een negatief eindoordeel worden immers voor de komende beleidsperiode uitgesloten van subsidiëring.

Zes bewegingen krijgen een negatieve eindevaluatie:

- Bedevaart naar de Graven aan de IJzer

- Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO)

- Integraal

- Liga voor Mensenrechten

- Sociumi

- Verbruikersateljee

De zes organisaties tekenen beroep aan bij de beroepscommissie.

In de beroepscommissie zetelen 5 leden, die allen stammen uit de opleidingswereld:

- Inge Debaere (Hogeschool Gent)

- Bieke Dierckx (KH Kempen)

- André Desmet (Katho Kortrijk)

- Koen Hermans (KULeuven)

- Willem Elias (VUB)

De beroepscommissie moet vóór 1 december 2009 aan minister Schauvliege een advies geven over de betwiste dossiers die haar

worden voorgelegd. De beroepscommissie adviseert om 3 van de 6 negatief beoordeelde organisaties (Liga voor Mensenrechten,

Sociumi en Verbruikersateljee) toch te laten participeren aan de volgende subsidieronde.

Minister Schauvliege volgt het advies van de beroepscommissie niet. Eind december krijgen zes organisaties een negatief verdict

in de bus. Zij kunnen geen subsidie-aanvraag meer doen voor de eerstvolgende vijfjarige beleidsperiode, die start in 2011. De

210 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

9. de bewegingen

Liga voor Mensenrechten trekt naar de Raad van State tegen deze beslissing (zie ook hoofdstuk 5 - De organisaties worden

geëvalueerd).

Voor de FOV is het alleszins duidelijk dat de manier waarop in de laatste maanden van 2009 de besluitvorming verliep, niet de

bedoeling was bij de opmaak van het decreet. Ondanks het feit dat de organisaties over het algemeen tevreden waren over de

visitaties. Er waren volgens de Federatie belangrijke problemen met de motivering van documenten en er was een te krap tijdsbe-

stek voor cruciale beslissingen. De FOV vraagt dan ook in een brief (zie doc. 2 en 3) aan minister Schauvliege om spoedig rond de

tafel te zitten voor een “evaluatie van de evaluatie”.

De FOV vraagt de minister de erkenning van de werksoort bewegingen opnieuw in overweging te nemen. Het kabinet laat weten

hiervoor open te staan.

Verantwoordingsstukken

De bewegingen met een positieve eindevaluatie worden toegelaten tot subsidiëring in de volgende beleidsperiode. Zij moeten

tegen 1 april 2010 een beleidsplan, een jaarplan en een aanvraag tot subsidiëring indienen bij de administratie. Een adviescom-

missie formuleert een advies over elke aanvraag.

Adviescommissie

De volgende mensen zetelen in de adviescommissie Bewegingen:

- Ignace Glorieux (voorzitter)

- Sonja Spee

- Danny Jacobs

- Pol Debrock

- Griet Roets

- Guido Knops

- Christine Dierckx

- Chris Verstraete

- Rudy Verhoeven

17 nieuwe (= voorheen niet gesubsidieerd als beweging) organisaties dienen een aanvraag in tot subsidiëring. Op 1 juli 2010 maakt de

adviescommissie haar advies bekend. De adviescommissie adviseert aan de minister om 3 nieuwe organisaties subsidies toe te kennen

als beweging. De commissie adviseert voor 5 reeds gesubsidieerde organisaties, ondanks een positieve eindevaluatie, een verlaging van

de subsidies. 9 reeds gesubsidieerde organisaties moeten volgens de commissie in de volgende beleidsperiode meer subsidies krijgen.

24 organisaties tekenen verhaal aan tegen het oordeel van de adviescommissie. De uiteindelijke beslissing ligt bij de minister op ten

laatste 1 november 2010.

2. Uitstel DAC-herverdeling

Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de ex-

DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 4). De administratie beroept zich op drie moeilijkhe-

den: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven

staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 211

9. de bewegingen

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de bewegingen

over de in te dienen verantwoordingsstukken

20 januari 2010

2. Brief van de FOV aan Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

20 januari 2010

3. Brief van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur aan de FOV

over de eindevaluaties in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

februari 2010

4. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

30 maart 2010

212 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

10. de Vormingplus-centra

10. DE VORMINGPLUS-CENTRA

Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. De Vormingplus-

centra hebben vier opdrachten:

- een eigen aanbod verzorgen;

- dit aanbod spreiden over de regio;

- het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen;

- het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken.

De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne)

kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg ... Een andere

regio betekent andere uitdagingen én een andere koers.

1. Evaluatiecyclus

Eindevaluatie

Tussen december 2008 en april 2009 bezocht een visitatiecommissie (met leden van de administratie en twee vaste externe des-

kundigen) de Vormingplus-centra. De organisaties ontvangen - zoals decretaal vastgelegd - binnen de 3 maanden een visitatie-

verslag. Drie Vormingplus-centra reageren hier schriftelijk op. Via deze weg grijpen ze de kans om bepaalde punten uit het verslag

te nuanceren, te corrigeren of aan te vullen. Vóór 1 september 2009 ontvangen alle Vormingplus-centra een eindevaluatieverslag.

Alle centra krijgen een positieve eindbeoordeling.

Verantwoordingsdocumenten

In januari 2010 ontvangen de Vormingplus-centra een omzendbrief met de richtlijnen voor het voortgangsrapport 2009-2010 en

de bijhorende financiële documenten (zie doc. 1). Het voortgangsrapport moet ingediend worden vóór 1 april 2010. De over-

heid verwacht een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande

uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar 2010. Hierbij wordt gevraagd wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of

het jaarplan) aan te duiden en te motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden

besproken in een afzonderlijk deel. De administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien

van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit’.

De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010)

van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen,

maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport

2009-2010 volstaat.

Twee maanden later, vóór 1 juni 2010, bezorgen de Vormingplus-centra hun beleidsplan (2011-2015) aan de administratie (zie

doc. 2). De centra ontvingen reeds eerder (april 2010) een omzendbrief met richtlijnen voor het beleidsplan. De centra mogen

voortaan volgens het decreet een ‘afgeslankt’ beleidsplan indienen.

2. Uitstel DAC-herverdeling

Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de ex-

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 213

10. de Vormingplus-centra

DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 3). De administratie beroept zich op drie moeilijkhe-

den: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven

staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

3. Tekort eerste voorschot

De landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen ontvangen een te laag eerste subsidievoorschot in 2010. De ad-

ministratie zet dit recht. In juni stort ze de correctie en betaalt ze meteen op voorhand de volledige indexering op de volgende

subsidieschijven uit.

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de volkshogescholen

over de in te dienen verantwoordingsstukken

20 januari 2010

2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een volkshogeschool

over het in te dienen beleidsplan 2011-2015

16 april 2010

3. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

30 maart 2010

214 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

11. de landelijke vormingsinstellingen

11. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk

en niet algemeen, maar rond één thema.

De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat:

- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;

- 3 syndicale vormingsinstellingen;

- 3 (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap;

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

In de loop van 2009 zet Atelier Cirkel, een gespecialiseerde vormingsinstelling, zijn werking stop. We tellen in 2009 dus 24 lande-

lijke vormingsinstellingen, eentje minder dan in 2008.

1. Evaluatiecyclus

Eindevaluatie

Tussen 24 maart en 20 oktober 2009 bezoeken visitatiecommissies alle landelijke vormingsinstellingen. De organisaties ontvan-

gen - zoals decretaal vastgelegd - binnen de 3 maanden een visitatieverslag. Zes vormingsinstellingen reageren hier schriftelijk

op. Via deze weg grijpen ze de kans om bepaalde punten uit het verslag te nuanceren, te corrigeren of aan te vullen.

Opvallend is dat de visitaties niet geheel gebeuren binnen de decretaal vastgelegde periode (tot 31 mei 2009). De syndicale vor-

mingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen

met een handicap krijgen na 1 september hun visitatieverslag en eindevaluatieverslag.

De gespecialiseerde vormingsinstellingen krijgen voor 1 september 2009 een eindevaluatieverslag. Op één organisatie na

(Inverde) krijgen alle gespecialiseerde vormingsinstellingen een positieve beoordeling. Inverde beschikt om juridisch-technische

redenen niet langer over een vzw-statuut en verliest daarom haar erkenning en subsidiëring vanaf 1 januari 2010.

Vóór 31 december 2009 neemt de minister voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen een beslissing over de subsidie-enve-

loppe voor de volgende beleidsperiode. De brief aan de organisaties over het eerste voorschot meldt: “De minister sloot zich in

haar eindbeslissing van 10 december 2009 aan bij het positief eindevaluatieverslag van de administratie. Bijgevolg had de einde-

valuatie van deze beleidsperiode geen gevolgen voor de grootte van uw subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode”.

Verantwoordingsstukken

In januari 2010 ontvangen de organisaties een omzendbrief met richtlijnen voor het voortgangsrapport 2009-2010 en de bijho-

rende financiële documenten (zie doc. 1). Het voortgangsrapport moet ingediend worden vóór 1 april 2010. De overheid verwacht

een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van

het beleidsplan in het lopende jaar 2010. De organisaties moeten wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan)

aanduiden en motiveren. De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) worden in een afzonderlijk deel

besproken. De administratie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met

specifieke aandacht voor interculturaliteit’.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 215

11. de landelijke vormingsinstellingen

De administratie bevestigt in de brief dat zij geen wijziging van het bestaande beleidsplan vraagt voor het bijkomende jaar (2010)

van de huidige beleidsperiode. Ten tijde van de opmaak van het beleidsplan zou de beleidsperiode immers eind 2009 eindigen,

maar dat werd later met een jaar verlengd. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via de rapportering in het voortgangsrapport

2009-2010 volstaat.

Twee maanden later, voor 1 juni, bezorgen de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een

handicap en de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hun beleidsplan (2011-2015) aan de admini-

stratie. De instellingen ontvingen reeds eerder (april 2010) een omzendbrief met richtlijnen voor het beleidsplan (zie doc. 2). De

instellingen mogen voortaan volgens het decreet een ‘afgeslankt’ beleidsplan indienen.

2. Nieuwe organisaties

Elke beleidsperiode kunnen maximaal drie nieuwe gespecialiseerde vormingsinstellingen erkend en gesubsidieerd worden via het

decreet. Vijf organisaties dienen voor 15 februari een erkenningsaanvraag in. De minister neemt tegen 1 juni een beslissing. Ze

erkent slechts één organisatie, Het Vlaamse Kruis. Deze organisatie is momenteel erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele

vereniging. Het Vlaamse Kruis maakt dus vanaf de volgende beleidsperiode een overstap naar een andere werksoort.

3. Uitstel DAC

Alle sociaal-culturele volwassenenorganisaties ontvangen een brief waarin de administratie meldt dat de herverdeling van de ex-

DAC-middelen uitgesteld wordt (zie hoofdstuk 13 - Tewerkstelling) (zie doc. 3). De administratie beroept zich op drie moeilijkhe-

den: een technisch euvel voor de verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven

staan en het ontbreken van een uitvoeringsbesluit.

4. Tekort eerste voorschot

De landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen ontvangen een te laag eerste subsidievoorschot in 2010. De ad-

ministratie zet dit recht. In juni stort ze de correctie en betaalt ze meteen op voorhand de volledige indexering op de volgende

subsidieschijven uit.

5. Levensduurte en beleidsprioriteiten

(zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, deel 4)

Sinds de decreetwijziging in 2008 bevat het decreet voor het sociaal-cultureel werk naast het begrip levensduurte, ook een

budgettaire hefboom voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen (en de verenigingen). Organisaties kunnen hun structurele

enveloppe zien toenemen, door in de volgende beleidsperiode mee te werken aan prioriteiten die de minister, in overleg met de

sector, bepaalt. Vanaf 2012 kan minister Schauvliege hiervoor extra middelen beschikbaar maken. De besparingen gooien echter

roet in het eten. Op 13 juli ontvangen organisaties een brief van de administratie: “In afwachting van betere budgettaire vooruit-

zichten besliste de minister [...] om op dit ogenblijk geen prioriteiten bekend te maken” (zie doc. 4).

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de

a) gespecialiseerde vormingsinstellingen

b) syndicale vormingsinstellingen

216 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

11. de landelijke vormingsinstellingen

c) Vijftact

d) (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

over de in te dienen verantwoordingsstukken

20 januari 2010

2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan een

a) gespecialiseerde vormingsinstelling

b) syndicale vormingsinstelling

c) (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

over het in te dienen beleidsplan 2011-2015

7 april 2010

3. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

30 maart 2010

4. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over levensduurte en beleidsprioriteiten

13 juli 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 217

12. het steunpunt en de belangenbehartiger

12. HET STEUNPUNT EN DE BELANGENBEHARTIGER

Het steunpunt SoCiuS en de belangenbehartiger FOV vormen samen de bovenbouw van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Beide krijgen een expliciete plaats in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De doelstellingen van de FOV

krijgen volgende omschrijving:

- de gemeenschappelijke belangen van de aangesloten organisaties behartigen;

- de leden informeren over de werking van de FOV;

- optreden als vertegenwoordiger van alle aangesloten leden naar de overheid en waar daarom wordt gevraagd.

Voor het steunpunt SoCiuS gelden volgende kernopdrachten:

- praktijkondersteuning;

- praktijkontwikkeling;

- beeldvorming en communicatie.

In haar beleidsnota Cultuur 2009-2014 (zie doc. 1) formuleert minister Schauvliege als expliciete operationele doelstelling het

herdefiniëren van de rol en de opdrachten van de steunpunten en bovenbouworganisaties. Zij meent dat een samenwerking

tussen de overheid en deze organisaties in een open partnerschap en vertrouwen essentieel is. Voorts kondigt zij aan eventuele

overlappingen weg te werken en te streven naar een eenduidige invulling van de kerntaken.

De meerderheidsfracties in het Vlaams parlement bevestigen dit streven in hun motie bij de bespreking van de beleidsnota in de

Commissie Cultuur (zie doc. 2):

Documenten

1. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 26)

26 oktober 2009

2. Met redenen omklede motie van de heren Paul Delva, Johan Verstreken, Veli Yüksel (CD&V), Lieven Dehandschutter, Wilfried Van-

daele (N-VA) en Philippe De Coene en mevrouw Yamila Idrissi (sp.a) bij de Beleidsnota Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

stuk 192 (2009-2010) - Nr. 4

19 januari 2010

218 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

13. tewerkstelling

13. TEWERKSTELLING

1. DAC-normalisatie

Tewerkstellingsprogramma

Het zogenaamde Derde Arbeidscircuit (DAC) is een tewerkstellingsprogramma uit de jaren ’80 voor langdurig werklozen die zo in

de social profit aan een baan konden komen. Het programma was al niet meer toegangelijk voor nieuwe initiatieven. De meeste

DAC-projecten zijn inmiddels geregulariseerd: die werknemers krijgen een (gesubsidieerd) loon van de werkgever waar dit voor-

dien rechtstreeks van de overheid kwam. Met de regularisering van de DAC’ers in 2002 kregen de betrokken werknemers een

normaal arbeidsstatuut en werden zij voortaan minimaal verloond op basis van de vigerende loonschalen in de sociaal-culturele

sector.

In het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat het om een contingent van 235 werknemers.

Het DAC-decreet van 7 mei 2004 geeft een wettelijke onderbouw aan de regularisering van DAC-werknemers in de culturele

sector en stelt een verdere normalisering in het verschiet.

Normalisering vanaf 2011

DAC-middelen werden in het verleden niet altijd op basis van objectieve gronden toegewezen. Daarom voorzag de overheid, na de

regularisering, in een normalisering: de middelen moesten objectief herverdeeld worden tussen organisaties.

De normalisering houdt in dat vanaf de start van de volgende beleidsperiode (die ingaat op 1 januari 2011) de toewijzing van een

aanvullende tewerkstelling in de sector moet verlopen op basis van objectieve parameters. Dit creëert de mogelijkheid dat orga-

nisaties die in het verleden DAC-personeelsleden tewerkstelden eventueel personeel moeten inleveren en dat andere organisaties

dan weer middelen zullen toegekend krijgen om aanvullende tewerkstelling te realiseren.

Uitstel van de normalisatie

Op 7 mei 2009 bezorgde de administratie (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk) een omzendbrief over deze DAC-normalisering

(zie doc. 1) aan alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Dit schrijven baseerde zich op het herverdelingsvoorstel dat in

2008 door de FOV en de sociale partners aan toenmalig cultuurminister Bert Anciaux was overgemaakt. De administratie deelde

in de brief nog mee dat de inhoud ervan in de daaropvolgende maanden zou opgenomen worden in een besluit van de Vlaamse

regering.

De omzendbrief gaat uit van de start van de procedure op 1 april 2010 en het eerste beslissingsmoment voor 30 juni van

hetzelfde jaar. Ondanks aandringen van de FOV, laat het uitvoeringsbesluit echter op zich wachten. Op 31 maart 2010 stuurt

de minister een mededeling aan de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 2). Hierin meldt ze dat de

normalisatie uitgesteld wordt tot ten vroegste 2012, waarbij zij zich beroept op drie moeilijkheden: een technisch euvel voor de

verdere uitvoering, de vaststelling dat er te weinig DAC-middelen in de begroting ingeschreven staan en het ontbreken van een

uitvoeringsbesluit.

Gealarmeerd door de FOV, leidt het uitstel op 22 april 2010 tot heel wat vragen in de Commissie Cultuur (zie doc. 3). Minister

Schauvliege bevestigt in haar antwoord achter de principes van de herverdeling te blijven staan. Het is haar bedoeling de norma-

lisering zo snel mogelijk uit te voeren. Zij informeert de parlementsleden over het feit dat zij bij de eerste begrotingscontrole 2010

alvast 400.000 euro bijkomend voorziet om een dreigend tekort op te vangen. Voor 2011 streeft de minister naar een oplossing

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 219

13. tewerkstelling

om de verdere, ingeschatte tekorten op te vangen. Berekeningen leren dat dit om 1,8 miljoen euro zou kunnen gaan.

Op 8 juni 2010 vindt op het kabinet van minister Schauvliege een formeel overleg plaats met de FOV over een voorontwerp van

uitvoeringsbesluit. Hieruit blijkt een engagement om de herverdeling effectief op 1 januari 2012 te laten plaatsvinden.

Transparantie in de budgetten

Bij de aanpassingen van de begrotingen van 2008 en de initiële begroting van 2009, werden de DAC-middelen - in afwachting

van de normalisatie - alvast toegevoegd aan de begrotingsposten voor de verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen.

Minister Schauvliege maakte bij de derde begrotingscontrole 2009 en de begrotingsopmaak van 2010 deze beweging ongedaan.

Zij wil hiermee vermijden dat de reguliere subsidies vermengd worden met de DAC-subsidies. Voortaan zijn de DAC-middelen dus

opnieuw geconcentreerd op één begrotingsallocatie.

2. VIA-middelen

In de loop van het voorbije decennium verwierven de sociaal-culturele volwassenenorganisaties bijkomende middelen op basis

van de Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA). Die akkoorden werden door de Vlaamse overheid en de sociale partners vastge-

legd (zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk).

VIA 2 voorziet middelen voor loonharmonisering, vorming, managementondersteuning en extra-verlof (voor oudere werknemers).

In VIA 3 worden de middelen besteed aan uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van

een tweede pensioenpijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukverminde-

ring).

De uitgaven voor VIA 3 worden gedurende de looptijd van het akkoord stelselmatig opgebouwd. Een deel van deze middelen wordt

door de overheid betaald, een ander deel via het Sociaal Fonds voor de sociaal-culturele sector. In de toelichting bij de begrotingen

van de Vlaamse Gemeenschap wordt de omvang van de VIA-middelen vermeld.

Ondanks de besparingen, worden de afgesproken verhogingen van de bedragen voor de koopkrachtverhoging en de eindejaars-

premie gehandhaafd. Bij de eerste begrotingscontrole van 2010 wordt het bedrag voor het uitbreidingsbeleid voor de beleids-

domeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media echter geschrapt. Het gaat om 3.517.000 euro (zie doc. 4). In het kader van dezelfde

begrotingscontrole legt de Vlaamse regering ook een meerjarenbegroting 2011-2014 voor aan het Vlaams parlement. Hierin geeft

ze aan dat voor 2011 opnieuw het voor dat jaar afgesproken uitbreidingsbudget van 3,8 miljoen euro wordt ingeschreven (zie doc.

5).

De opbouw van de budgetten voor het VIA 3-akkoord loopt, wat de koopkracht en de kwaliteitsverbetering betreft, af op 31 de-

cember 2010. Voor het uitbreidingsbeleid is 2011 het laatste jaar. Het uitgangspunt is dat in 2010 opnieuw een Vlaams Intersec-

toraal Akkoord voor de non-profit/social-profit sector (VIA 4) wordt afgesloten. Op 3 december 2009 laat minister Schauvliege in

de Commissie Cultuur alvast weten dat zij van de gelegenheid gebruik wil maken om de uitvoering van de bestaande akkoorden

transparanter te maken (zie doc. 6).

3. Nieuwe CAO’s

Op het vlak van nieuwe sociale verplichtingen voor de werkgevers in de sociaal-culturele sector is binnen de referteperiode weinig

nieuws te melden. Er worden immers binnen het Paritair Comité 329.1 drie nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten:

- een CAO van 4 december 2009 met betrekking tot woon-werkverkeer (zie doc. 7);

220 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

7 mei 2009

2. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gesubsidieerde organisaties

over de DAC-normalisering

30 maart 2010

3. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron (Groen!) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de uitgestelde

DAC-regularisatie in de culturele sector

en

Vraag om uitleg van de heer Lieven Dehandschutter (N-VA) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, over de DAC-

herverdeling in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C197 - CUL26 (uittreksel p. 10-15)

22 april 2010

4. Persmededeling van de Vlaamse Regering: Begrotingscontrole 2010

23 april 2010

5. Toelichtingen bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor

het begrotingsjaar 2010

Meerjarenbegroting 2011-2014

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 21 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 19)

30 april 2010

6. Beleidsnota 2009-2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

verslag namens de Commissie Cultuur

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) – Nr. 5

5 februari 2010

13. tewerkstelling

- een CAO van 29 april 2010 over de vaststelling van de bijdragen voor het jaar 2010 in het kader van de tweede pensioenpij-

ler (zie doc. 8);

- een CAO van 29 april 2010 betreffende de middelen 2010 voor het wegwerken van anomalieën inzake tewerkstelling in de

socioculturele sector (zie doc. 9).

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 221

13. tewerkstelling

7. Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009 met betrekking tot woon-werkverkeer

4 december 2009

8. Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2010 tot vaststelling van het percentage van de bijdragen voor het jaar 2010 voor het

fonds van bestaanszekerheid genaamd “sociaal fonds 329.01 tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler” en tot bepaling van

de datum van aanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor het jaar 2010.

29 april 2010

9. Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2010 betreffende de middelen 2010 voor het wegwerken van anomalieën inzake

tewerkstelling in de socioculturele sector

29 april 2010

222 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

14. het adviesstelsel

14. HET ADVIESSTELSEL

Binnen het cultuurbeleid is het gebruikelijk dat de voorbereiding van dit beleid gepaard gaat met een advisering door geëigende

adviesorganen. De cultuurpactwetgeving maakt die advisering overigens verplicht. Voor de sector van het sociaal-cultureel

volwassenenwerk zijn de adviezen van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraad,

de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk belangrijk. In de loop van 2009-2010 brengen deze raden adviezen uit met relevantie

voor de sociaal-culturele volwassenensector. Omwille van het begin van de regeerperiode staat het regelgevend werk nog in de

kinderschoenen. Daarom is het aantal adviezen in deze periode relatief beperkt. Ze handelen vooral over de beleidsnota’s en de

begrotingen.

1. De Raad voor Cultuur

De SARC (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) werkt met een Algemene Raad, een vast bureau (zie doc.

1) en vier sectorraden, namelijk de Sectorraad voor Kunsten en Erfgoed, de Sectorraad voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en

Volwassenen, de Sectorraad voor Sport en de Sectorraad Media.

De Algemene Raad zorgt voor de conceptualisering van het cultuurbeleid door de beleidsvelden in een samenhangende context en

in een ruimer maatschappelijk kader te plaatsen. De Algemene Raad geeft advies over alle thema’s die meerdere beleidsvelden

aanbelangen. Hij verzorgt ook de interne coördinatie van de adviezen van de sectorraden.

In een advies over de programmadecreten bij de derde budgetcontrole 2009 en de begrotingsopmaak 2010, stelt de Raad zich op

13 november 2009 zeer kritisch op bij de voorgenomen invoering van de bepaling dat voortaan een aantal decreten, waaronder dat

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, worden uitgevoerd binnen de perken van de kredieten (zie doc. 2). Voorts laakt hij de

gebrekkige informatie over de besparingen. De Algemene Raad formuleert op 18 november 2009 in het advies over de beleidsnota’s

Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2009-2014 enkele algemene aandachtspunten, aangevuld met de deeladviezen van de vier sector-

raden (zie doc. 3).

2. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

De vier sectorraden zijn autonoom bevoegd en geven rechtstreeks adviezen over hun specifiek beleidsveld. In deze raden zetelen

telkens 19 leden. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 4) telt acht onafhankelijke deskun-

digen, negen vertegenwoordigers van het middenveld en twee leden namens de Vlaamse Jeugdraad. Voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk zetelen vijf leden. De FOV heeft deze leden voorgedragen:

- Peter Warson (verenigingen);

- Jan De Braekeleer (instellingen);

- Kristien Vermeersch (bewegingen);

- Ria Van Asch (volkshogescholen);

- Hugo De Vos (tot 31/12/2009)/Dirk Verbist (vanaf 1/1/2010) (algemeen).

Voor al deze leden is een plaatsvervang(st)er aangeduid. Via de vertegenwoordig(st)ers van het middenveld zijn ook nog de secto-

ren jeugd, amateurkunsten, bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra in de Sectorraad vertegenwoordigd.

De Sectorraad adviseert op 2 juli 2009 over de samenstelling van de beroepscommissie voor het sociaal-cultureel volwasse-

nenwerk (zie doc. 5) (zie hoofdstuk 5 - De afwikkeling van de evaluaties, deel 6). In zijn advies over de beleidsnota Cultuur (13

november 2009) meent de Sectorraad dat het document sterk onderbouwd is, met een goed evenwicht tussen stabiliteit en ambitie.

Hij betreurt wel het gebrek aan (budgettair) perspectief over de periode van vijf jaar.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 223

14. het adviesstelsel

Documenten

1. Samenstelling van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport (SARC)

2. SARC - Algemene Raad

Advies over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 en het

voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 (Programmadecreet)

13 november 2009

3. SARC - Algemene Raad

Advies over de beleidsnota’s Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2009-2014

1 december 2009

4. Samenstelling van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

5. SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

Advies over Beroepscommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk

2 juli 2009

224 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

15. HETE THEMA’S

1. Vrijwilligerswerk

1. Vrijwilligerswet

De wet betreffende de rechten van vrijwilligers (vrijwilligerswet) is een federale materie. De wet is van kracht sinds 1 augus-

tus 2006, met uitzondering van de bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid. Deze traden in voege op 1 januari

2007.

Kostenvergoeding

De vrijwilligerswet regelt onder meer de kostenvergoedingen voor vrijwilligers. Op 12 februari 2009 diende Sonja Becq

(CD&V) een wetsvoorstel in (zie doc. 1). Dit wetsvoorstel wil vrijwilligers die actief zijn in de oppashulp, ambulancezorg (niet-

dringend ziekenvervoer) of dringende medische hulpverlening recht geven op een hogere kostenvergoeding. Op vraag van

minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinckx brengt de Hoge Raad van Vrijwilligers in oktober 2009

een advies uit over het wetsvoorstel (zie doc. 2). In dit advies stelt de Hoge Raad dat de vrijwilligerswet toelaat dat de bedra-

gen voor specifieke categorieën van vrijwilligers met een Koninklijk Besluit (KB) verhoogd kunnen worden. De Raad verkiest

deze uitzonderingen te laten regelen met een KB in plaats van een wijziging van de vrijwilligerswet zelf.

Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

De vrijwilligerswet trad op 1 augustus 2006 in werking. De nieuwe wet wilde onder meer vrijwilligerswerk voor vreemdelin-

gen (ruimer) toegankelijk maken. De federale regering kan dit eenvoudig regelen via een KB. Sinds 2007 worden in de Senaat

en de Kamer regelmatig vragen gesteld over het uitblijven van het KB. Door het uitblijven van een regeling blijft een groep

buitenlanders uitgesloten van vrijwilligerswerk. Bij inbreuken op deze wet zijn er geen sancties voor de vrijwilliger, maar wel

voor de organisatie die deze vrijwilliger inschakelt. Organisaties kunnen op deze manier ongewild en/of onbewust in de fout

gaan.

Op 1 juli 2008 diende Nahima Lanjri (CD&V) een wetsvoorstel in om de kwestie te regelen (zie doc. 3). Het voorstel stond

vanaf februari 2009 tot zeven keer toe op de agenda van de Commissie Sociale Aangelegenheden zonder dat het tot een

stemming kwam. De Hoge Raad voor Vrijwilligers en de Nationale Arbeidsraad brachten vóór de zomer van 2009 een advies

uit (zie doc. 4 en 5). Ook heel wat middenveldorganisaties trokken intussen (voor en achter de schermen) aan het wets-

voorstel. Op 10 december 2009 wordt uiteindelijk een wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor

vreemdelingen goedgekeurd in de Senaat en aan de Kamer overgezonden (zie doc. 6). Met de val van de federale regering

vervalt het wetsvoorstel echter.

Wetsvoorstel onbetaald vrijwilligersverlof

In 2007 en 2008 dienen verschillende parlementsleden wetsvoorstellen in om onder bepaalde omstandigheden vrijwilligers

onbetaald verlof toe te kennen (zie doc. 7 en 8).

In 2009 komen daarover verschillende adviezen binnen. Zowel de Nationale Arbeidsraad als de Hoge Raad voor Vrijwilligers ui-

ten bezwaren tegen het invoeren van een onbetaald vrijwilligersverlof. Het wetsvoorstel dat Sonja Becq (CD&V) in het voorjaar

van 2008 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers indiende, was tot de val van de regering op 7 mei 2010 zonder beweging

hangend in de Kamer. Het wetsvoorstel van Wouter Beke (CD&V) uit 2007 ondergaat in de Senaat hetzelfde lot.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 225

15. hete thema’s

2. Gratis provinciale vrijwilligersverzekering

In 2007 werd de gratis provinciale vrijwilligersverzekering gelanceerd. Verenigingen kunnen via de provincies en de Vlaamse

Gemeenschapscommissie (voor Brussel) jaarlijks een 100-tal ‘gratis vrijwilligersdagen’ aanvragen. Dit initiatief staat los van de

vrijwilligerswet. De middelen voor de gratis verzekering zijn afkomstig van de Nationale Loterij.

Vorig jaar werd nog 850.000 euro opgenomen in het verdeelplan van de Nationale Loterij voor de verzekering voor vrijwilligers. Dit

jaar komt de verzekering er niet meer in voor (zie doc. 9). Inmiddels geven de provincies geen inzage in de verdeling en besteding

van de middelen. De toekomst van de gratis vrijwilligersverzekering is onduidelijk.

3. Vlaams en Europees vrijwilligersbeleid

Prijs van het Vrijwilligerswerk

Vlaanderen werd in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete

uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligerswerk

te versterken en te ondersteunen. Op 19 mei 2010 neemt de tweede laureaat van de Prijs, de sociaal-culturele vereniging Velt, de

Prijs in ontvangst uit de handen van minister-president Kris Peeters.

Ook het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk kan op de interesse van de Vlaamse Regering rekenen.

2011: Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap

Op aansturen van het Europees Centrum voor Vrijwilligerswerk (CEV) roepen de Europese ministers van Cultuur op 27 november

2009 het jaar 2011 uit tot het “Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap” (zie doc. 10 en 11).

Minister Joke Schauvliege woont op 27 november voor het eerst namens België de Europese Raad van ministers van Cultuur bij. In

een persbericht benadrukt de minister dat Vlaanderen zich ten volle kan inschakelen. “In naam van de duizenden vrijwilligers die in

Vlaanderen op tal van domeinen actief zijn, mogen we deze kans niet laten liggen.” (zie doc. 11)

De eerste officiële conferentie in voorbereiding van het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk vindt plaats op 16 en 17 december

2009 in Brussel. De echte start staat gepland voor december 2010. Dan lanceert de Europese Commissie de ‘EYV2011 Tour’ voor

het grote publiek en de vrijwilligersorganisaties.

Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk is, als voorzitter van het CEV, actief betrokken bij de organisatie van het Europese jaar.

Begin juli richt de Vlaamse Regering een Gemengde Werkgroep op. Dit gebeurt in opvolging van het Actieplan 2010 dat op het

overlegforum tussen de Vlaamse Regering en de Verenigde Verenigingen van 1 juli 2010 werd goedgekeurd (zie doc. 12). Dit plan

stelt expliciet: “De Vlaamse Regering erkent, ondersteunt en promoot het belang van het vrijwilligerswerk bij de bevolking. Onder

aansturing van de minister-president bereidt een Gemengde Werkgroep (overheidsdelegatie - Verenigde Verenigingen) het Europees

Jaar van het Vrijwilligerswerk (2011) voor.”.

De Gemengde Werkgroep komt een eerste keer samen op 14 juli. Naast vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering en de

Verenigde Verenigingen is ook het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk aanwezig.

226 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

Documenten

1. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers

Ingediend door Sonja Becq e.a.

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2008-2009

Stuk DOC 52 1806/001

12 februari 2009

2. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers aan minister Laurette Onkelinckx, federaal minister van Sociale Zaken

over het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005

oktober 2009

3. Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

Ingediend door Nahima Lanjri e.a.

Senaat

Zitting 2007-2008

Stuk 4-840/1

1 juli 2008

4. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers

over het wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

16 februari 2009

5. Advies van de Nationale Arbeidsraad

over vrijwilligerswerk

6 mei 2009

6. Wetsontwerp tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de kamer van volksvertegenwoordigers

Senaat

Zitting 2009-2010

Stuk 4-870/7

1 juli 2008

7. Wetsvoorstel houdende invoeging van een artikel 12 bis in de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers

Ingediend door Wouter Beke e.a.

Senaat

Zitting 2007-2008

Stuk 4-316/1

22 oktober 2007

8. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wat de onkostenvergoeding en het

vrijwilligersverlof betreft

Ingediend door Sonja Becq e.a.

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2007-2008

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 227

15. hete thema’s

Stuk DOC 52 1045/001

9 april 2008

9. Koninklijk besluit tot bepaling van het voorlopige verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2010

Belgisch Staatsblad, Nr. 205, 6 juli 2010 (uittreksel p. 44.786-44.788)

25 juni 2010

10. Beschikking van de Raad van de Europese Unie

over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011)

Stuk 2010/37/EG

27 november 2009

11. Persmededeling van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

2011 Europees Jaar van de Vrijwilliger

27 november 2009

12. Charter Vlaamse overheid - ‘de Verenigde Verenigingen’: Actieplan 2010

23 juni 2010

228 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

2. Auteursrechten

1. Billijke vergoeding

De billijke vergoeding is een vergoeding voor uitvoerende artiesten en muziekproducenten. Dit zijn de zogenaamde neven-

rechten. Het auteursrecht beschermt de auteurs van letterkundige werken en kunstwerken. De nevenrechten beschermen de

prestaties van de naburige rechthebbenden.

De wet op het auteursrecht bepaalt dat je in sommige gevallen een vergoeding moet betalen voor het reproduceren of gebrui-

ken van kunstwerken. Bijvoorbeeld bij het afspelen van muziek op een sociaal-culturele activiteit. Het is onmogelijk elke kun-

stenaar of uitvoerder te contacteren met een vraag voor toestemming om een werk te reproduceren of te gebruiken. Daarom

stelde de wetgever voor sommige vormen van het auteursrecht een collectief beheer van de rechten in. Het collectieve beheer

van deze rechten gebeurt door zogenaamde beheersvennootschappen. De beheersvennootschap zorgt er via een verdelings-

mechanisme voor dat alle auteurs en andere rechthebbenden de vergoeding ontvangen. Bekende beheersvennootschappen

zijn SABAM (auteursrechten) en Simim (nevenrechten). De controledienst van de FOD Economie oefent de controle uit op deze

beheersvennootschappen.

De billijke vergoeding is verschuldigd bij het afspelen van muziek in openbare plaatsen en wordt geïnd en beheerd door

beheersvennootschappen.

Tarifering: een federale materie

De tarieven van de billijke vergoeding worden bepaald door een (paritaire) commissie, de zogenaamde Commissie Artikel 42.

De commissie is paritair in de zin dat zowel vertegenwoordigers van de beheersvennootschappen als belangenorganisaties

van de gebruikers er een zitje hebben.

Eind 2006 werden de tarieven voor de polyvalente zalen en jeugdhuizen met 10 % verhoogd. Deze beslissing gold voor één

jaar. Sindsdien zijn de beheersvennootschappen vragende partij om te onderhandelen over een fundamentele aanpassing van

de tarieven.

Eind 2009 komt de Commissie Artikel 42 opnieuw samen. Deze keer zijn de beheersvennootschappen het er mee eens de

tarieven nog een jaar langer ongemoeid te laten (zie doc. 1). Maar ze dringen in de Commissie aan op een versnelling van de

onderhandelingen voor 2011. Zij vragen tegen het einde van het eerste kwartaal 2010 een akkoord over de verhoging van de

tarieven vanaf 2011. Op 25 maart komt de Commissie opnieuw samen. Zoals verwacht vragen de beheersvennootschappen

een stijging van de tarieven. Daarna blijft het stil.

Stopzetting financiële tussenkomst door de Vlaamse overheid

De Vlaamse overheid nam sinds een tweetal jaar de kosten van de billijke vergoeding op zich als het ging om occasionele,

kleinschalige evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven.

Deze Vlaamse tussenkomst is de zogenaamde ‘derdebetalersregeling’. De derdebetalersregeling voor de billijke vergoeding

wordt niet verlengd. In de begroting 2010 van het Vlaams Parlement is immers geen budget meer voorzien. Meer nog, het

contract tussen de Vlaamse Gemeenschap en de beheersvennootschappen is niet meer verlengd. Dit betekent concreet dat het

systeem van derdebetalersregeling is afgeschaft.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 229

15. hete thema’s

In haar antwoord op een schriftelijke vraag van 18 februari 2010 over de derdebetalersregeling zegt minister Schauvliege dat van

4 september 2007 tot eind 2009 in totaal 5.329 aanvragen werden goedgekeurd. 33,4 % van de aanvragen kwam uit de culturele

sector. De aanvragen werden vooral ingediend voor buurtfeesten, dorpsfeesten en plaatselijke kermissen (samen 62,4 % van de

cultuuraanvragen). In mindere maten voor concerten en muziekfestivals (samen 10,4 % van alle aanvragen) (zie doc. 2).

2. Controle op de beheersvennootschappen

Omwille van een mogelijke monopoliepositie, bepaalde de wetgever dat een controle op de beheersvennootschappen mogelijk

moet zijn. Na bijna 10 jaar impasse en verschillende wetsontwerpen, trad op 1 april 2009 een nieuwe controlewet op de beheers-

vennootschappen in werking (zie doc. 3). De wet voorziet een strengere controle (en meer sanctiemogelijkheden) op de praktijken

van deze vennootschappen.

Zo legt de nieuwe controlewet de beheersvennootschappen onder meer duidelijke voorwaarden op aan het management van

deze vennootschappen. De beheersvennootschappen moeten de geïnde gelden ook binnen de 24 maanden verdelen. De interne

organisatie moet elke vorm van belangenconflict tegengaan. Voorts mogen beheersvennootschappen voortaan maximaal 10 %

van de geïnde rechten toewijzen aan sociale, culturele of educatieve doelen en moeten zij dit in eigen beheer doen en niet langer

via vzw’s die moeilijk te controleren zijn.

Tenslotte wordt de controledienst van de FOD Economie versterkt. Deze zal boetes kunnen opleggen aan de beheersven-

nootschappen die hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Daarnaast zal de controledienst ook een proces-verbaal kunnen

overmaken aan het Parket dat door de specifieke bepalingen van de controlewet sneller en strenger zal kunnen optreden.

Dit betekent concreet dat de controledienst veel sneller en beter een klacht van organisaties over de werking van de beheersven-

nootschappen kan opvolgen.

Een klacht indienen bij de controledienst kan vanaf nu online bij de FOD Economie.

3. Een nieuw tarief: muziek op de werkvloer

De auteursrechtenvereniging SABAM maakte midden augustus 2009 een akkoord bekend met het Verbond van Belgische

Ondernemingen (VBO). Het akkoord bepaalt een tarief voor het muziekgebruik binnen ondernemingen. Bedrijven zouden voortaan

moeten betalen als ze muziek gebruiken op de werkvloer, op kantoor, in de refter of op bedrijfsfeestjes. Ook het wachtdeuntje op

de telefoonlijn is ‘muziek op de werkvloer’. Dit tarief is, volgens SABAM, geldig met ingang van 1 juli 2009 voor bedrijven vanaf 6

personeelsleden.

Bedrijven zijn in dit geval ruim te interpreteren: naast bedrijven schrijft SABAM ook organisaties en openbare diensten aan over

de inning van de vergoeding voor het gebruik van muziek op de werkvloer. De social profitsector protesteert tegen deze gang van

zaken. Unisoc, de overkoepelende werkgeversorganisatie van de social profit waar ook Sociare deel van uitmaakt, stuurt aan op

een overleg met de beheersvenootschappen SABAM (auteursrechten) en Simim (nevenrechten, zie ook hoger).

Na verschillende moeizame onderhandelingen komt het in februari 2010 tot een akkoord. Voor de zorgsectoren komt er een

aangepast tarief ‘muziek op de werkvloer’. De sociaal-culturele sector valt hier echter buiten. Maar er zijn uitzonderingen. Wie

bijvoorbeeld minder dan 9 werknemers tewerkstelt (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) moet niet betalen.

Omwille van de aanslepende onderhandelingen krijgen organisaties uit de sociaal-culturele sector uitstel tot 15 maart 2010

om aangifte te doen met behoud van een 30 %-korting voor de eerste drie jaar. Het nieuwe tarief gaat ook in de Senaat niet

onopgemerkt voorbij. Dirk Claes (CD&V) stelt minister van Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent Van Quickenborne een aantal

verduidelijkende vragen (zie doc. 4).

230 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

Opmerkelijk is dat voor het tarief ‘muziek op de werkvloer’ via een samenwerking tussen SABAM en Simim een eengemaakte

aangifte (auteursrechten en nevenrechten) mogelijk is. Het is sinds jaren een vraag van onder andere het ISOC (Intersectoraal

Overleg Cultuur, waar ook de FOV deel van uitmaakt) om alle aangiftes via één formulier te laten verlopen.

Documenten

1. Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 3 december 2009 inzake de billijke vergoeding

[...] genomen door de [Commissie Artikel 42]

Belgisch Staatsblad, Nr. 431, 28 december 2009 (uittreksel p. 81.892)

18 december 2009

2.Schriftelijke vraag van mevrouw Ulla Werbrouck (LDD) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over “Billijke vergoeding” - Culturele verenigingen

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 229 aan minister Schauvliege (2009-2010)

18 februari 2010

3. Wet tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de

controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft

Belgisch Staatsblad, Nr. 425, 23 december 2009 (uittreksel p. 80.461-80.478)

10 december 2009

4. Schriftelijke vraag van de heer Dirk Claes (CD&V) aan de heer Vincent Van Quickenborne, federaal minister voor Ondernemen en

Vereenvoudigen

over SABAM - Heffingen op kleine en middelgrote ondernemingen

Schriftelijke vraag nr. 4-3701

2 juli 2009

Extra

5. Wetsvoorstel tot aanpassing van de inning van het auteursrecht aan de technologische ontwikkeling, terwijl de persoonlijke levens-

sfeer van de internetgebruikers beschermd wordt

Ingediend door Benoit Hellings en Freya Piryns

Senaat

Zitting 2009-2010

Stuk 4 - 1686/1

2 maart 2010

6. Wetsvoorstel tot wijziging tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

Ingediend door Renaat Landuyt

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2009-2010

Stuk DOC 53 0040/001

29 juli 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 231

15. hete thema’s

3. Participatie

1. Participatiedecreet

Het participatiedecreet beoogt - door een mix van structurele en projectmatige ondersteuning - zoveel mogelijk mensen te laten

‘deelnemen’ en ‘deelhebben’ aan cultuur, sport en jeugdwerk in Vlaanderen. Het participatiedecreet zet in op het wegwerken van

participatiedrempels.

Het participatiedecreet is een jong decreet. Sinds 1 januari 2008 is het decreet - met de nodige groeipijnen - van kracht. Anderhalf

jaar later, bij de start van de nieuwe beleidsperiode, laat de nieuwe minister van Cultuur, Joke Schauvliege, weten dat ze het decreet

wil evalueren en eventueel bijsturen. Een dergelijke evaluatie moet gestoeld zijn op voldoende en degelijke gegevens. Minister

Schauvliege pleit niet, zoals haar voorganger Bert Anciaux, voor een flankerend beleid, maar voor een geïntegreerd en inclusief

participatiebeleid (zie doc. 1). Wat precies te verwachten valt van deze decreetevaluatie is nog niet duidelijk.

Door de herschikking van de bevoegdheden binnen de Vlaamse regering, valt het participatiedecreet niet langer onder de bevoegdheid van

één minister. Drie ministers zijn voortaan betrokken partij: Joke Schauvliege (Cultuur), Pascal Smet (Jeugd) en Philippe Muyters (Sport).

De SARC formuleert in dit verband een advies (8 februari 2010) (zie doc. 2). De Raad dringt erop aan geen wijziging van het decreet, een

bevoegdheidsverdeling of andere maatregelen te ondernemen zonder een voorafgaande grondige evaluatie van het decreet.

Bart Caron (Groen!) suggereert - naar aanleiding van een hoorzitting over cultuurparticipatie bij ouderen - ouderen als afzonderlijke

kansengroep op te nemen in het participatiedecreet (zie doc. 3). De minister sluit dit niet uit. Bij de evaluatie van het participatiede-

creet zal bijzondere aandacht gaan naar de participatie van ouderen in de projecten ‘Kansengroepen’ 2008, 2009 en 2010.

2. Vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede

In het parlement worden verschillende vragen gesteld over de uitvoering van de subsidielijn ‘lokale netwerken vrijetijdsparticipatie’

(artikel 22 van het participatiedecreet). Via deze netwerken wil het participatiedecreet op lokaal niveau de vrijetijdsparticipatie van

mensen in armoede bevorderen. In 2008 stapten 35 gemeenten in het systeem, in 2009 23. In totaal voorziet het decreet 1.650.000

euro ‘trekkingsgeld’ voor de netwerken.

Cindy Franssen (CD&V) en Els Robeyns (sp.a) informeren naar de besteding van de niet-gebruikte trekkingsrechten. De niet-opgeno-

men middelen vloeien naar Demos. De werking(smiddelen) van Demos en de wijze waarop het Fonds Vrijetijdsparticipatie middelen

ontvangt, dragen hun bijzondere aandacht weg. Dit blijkt uit een heel aantal schriftelijke vragen (doc. 4 t.e.m. 10)

Paul Delva (CD&V) pleit bij de evaluatie van het participatiedecreet voor bijzondere aandacht voor de lokale netwerken. Hij drukt tijdens de

vergadering van de Commissie Cultuur van 4 februari 2010 zijn bekommernis uit voor de complexiteit van het systeem en de beperkte

bereikbaarheid van kansengroepen in landelijke gebieden. Ook pleit hij voor een grotere rol van het lokale verenigingsleven (zie doc. 11).

3. De Rode Antraciet

De Rode Antraciet zet in op de sport- en cultuurparticipatie van gedetineerden. De organisatie maakte tot 2008 deel uit van de

sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, maar wordt nu gefinancierd door het participatiedecreet.

Ulla Werbrouck (LDD) informeert via een schriftelijke vraag van 12 maart 2010 naar de verdere subsidiëring van De Rode Antraciet

(doc. 12). In 2008 ontving De Rode Antraciet 950.000 euro, in 2009 en 2010 voorziet de overheid 1.100.000 euro.

232 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

4. Aanbod Podium

Via de website www.aanbodpodium.be kunnen organisatoren een deel van de uitkoopsom voor het boeken van gezelschappen of artiesten

terugbetaald krijgen. De rubriek ‘nieuw talent’ promoot groepen die nieuw zijn op het podium of groepen die een nieuwe artistieke richting

inslaan.

Paul Delva (CD&V) peilt tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur op 25 maart 2010 bij Cultuurminister Schauvliege naar

de ondersteuning van nieuw talent via het initiatief (doc. 13). De minister geeft toelichting bij de selectieprocedure en erkent enkele

pijnpunten. Vooral grotere en reeds gevestigde artiestengroepen zouden voordeel halen uit het systeem. Ook de combinatie van

subsidiekanalen (meervoudige subsidiëring van dezelfde initiatieven) zou een probleem zijn.

Documenten

1. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1

26 oktober 2009

2.SARC - Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

Advies over de evaluatie van het participatiedecreet

8 februari 2010

3. Vraag om uitleg van de heer Bart Caron (Groen!) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over cultuurparticipatie bij senioren

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C146 - CUL20

4 maart 2010

Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

4. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Middelen lokale besturen

Schriftelijke vraag nr. 37

22 september 2009

5. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projecten vzw Demos

Schriftelijke vraag nr. 41

24 september 2009

6. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - VZW Demos

Schriftelijke vraag nr. 59

30 oktober 2009

7. over Fonds Vrijetijdsparticipatie - Samenwerkingsovereenkomst vzw Demos

Schriftelijke vraag nr. 107

9 december 2009

8. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - VZW Demos (2)

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 233

15. hete thema’s

Schriftelijke vraag nr. 119

14 december 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag van mevrouw Els Robeyns (sp.a) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

9. over Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projectsubsidies

Schriftelijke vraag nr. 83

19 november 2009

10. Vrijetijdsparticipatie personen in armoede - Projectsubsidies (2)

Schriftelijke vraag nr. 180

9 februari 2010

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

11. Vraag om uitleg van de heer Paul Delva (CD&V) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over de uitvoering van het Participatiedecreet

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C111 - CUL15 (uittreksel p. 14-26)

4 februari 2010

12. Schriftelijke vraag van mevrouw Ulla Werbrouck (LDD) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over Sportaanbod voor gedetineerden - De Rode Antraciet

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 308 aan minister Schauvliege (2009-2010)

12 maart 2010

13. Vraag om uitleg van de heer Paul Delva (CD&V) tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over het initiatief ‘Podium’ en de ondersteuning van nieuw talent in Vlaanderen

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk C179 - CUL24 (uittreksel p. 3-7)

25 maart 2010

Extra

14. Verslag Hoorzitting over ouderen en cultuurparticipatie

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2009-2010

Stuk 463 - Nr. 1

29 maart 2010

234 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

4. De Verenigde Verenigingen en de ondersteuning van het middenveld

1. Versterking en ondersteuning van het middenveld op Vlaams niveau: de Verenigde Verenigingen

De Verenigde Verenigingen is een samenwerkingsverband van en voor middenveldorganisaties in Vlaanderen (zie doc. 1).

Overheid en middenveld willen samen werken aan een aantal uitdagingen die alle verenigingen (in de ruimste zin van het woord)

aanbelangen. Ook in 2009-2010 wordt opnieuw ingezet op 2 sporen: de aanwezigheid van de Verenigde Verenigingen op het

politieke forum en een vertaling daarvan in een actieplan.

Het politieke forum en de Verenigde Verenigingen

In 2006 werd een traditie gestart: voortaan zouden het verzamelde middenveld en de Vlaamse Regering bij het begin van elke

legislatuur een Charter afsluiten, waarin de engagementen van overheid en middenveld voor de volgende periode worden vastge-

legd. Op die manier rekent de Verenigde Verenigingen er onder meer op dat het middenveld nauwer en sneller wordt betrokken bij

de besluitvorming.

Op 14 januari 2010 tekenen de Verenigde Verenigingen en de Vlaamse regering een nieuw Charter (zie doc. 2). Dit gebeurde in

aanwezigheid van Vlaams minister-president Peeters en vice-ministers-presidenten Bourgeois en Lieten.

Het nieuwe Charter legt de klemtoon opnieuw op participatie. Zo engageert de Vlaamse regering zich tot het vroegtijdig betrekken

van de Verenigde Verenigingen bij onder meer Vlaanderen in Actie en wil ze komen tot duidelijke(re) spelregels rond inspraak. Ook

de structurele en projectmatige ondersteuning van het verenigingsleven staan met stip genoteerd.

In het nieuwe Charter duikt het begrip ‘sociale innovatie’ op, als essentiële aanvulling op de sterke aandacht voor technologische

innovatie. Het Europees voorzitterschap, in 2010, en het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk in 2011, zorgen er ook voor dat

de Verenigde Verenigingen zijn rol als spreekbuis van het middenveld verder kan onderstrepen.

Om het Charter tussen regering en middenveld meer vlees, bloed en concrete acties te geven, hebben de betrokkenen een over-

legforum in het leven geroepen. Op het forum zijn een delegatie van de Verenigde Verenigingen en minstens de minister-president

en de vice-ministers-president aanwezig.

Dit overleg mondt op 1 juli 2010 uit in de ondertekening van een actieplan (zie doc. 3).

De uitvoering van het actieplan

Prijs van het Vrijwilligerswerk

(zie ook deel 15.1 - Vrijwilligerswerk)

Vlaanderen werd in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete

uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om, in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligers-

werk te versterken en te ondersteunen.

Op 19 mei neemt de tweede laureaat van de Prijs, de sociaal-culturele vereniging Velt, de Prijs in ontvangst uit de handen van

minister-president Kris Peeters.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 235

15. hete thema’s

Sociale innovatie

De Verenigde Verenigingen nemen in het voorjaar 2010 het voortouw in de uitvoering van het Charter en organiseren op 9 juni

een trefdag rond sociale innovatie. Sociale innovatie biedt volgens de ondertekenaars van het Charter tegenwicht aan de sterke

aandacht voor technologische innovatie. De trefdag rond innovatie in het middenveld, i-think, zet prikkelende voorbeelden en

denkbeelden rond sociale vernieuwing, inzet en sociale marketing in de kijker.

De Verenigde Verenigingen breit midden september 2010 met i-move een vervolg aan de sectoroverschrijdende uitwisseling rond

innoverend bewegingswerk.

Europees Jaar van de Vrijwilliger

(zie ook deel 15.1 - Vrijwilligerswerk)

In opvolging van het actieplan richt de Vlaamse Regering een Gemengde Werkgroep op. Deze werkgroep bereidt de Vlaamse

uitvoering van het Europees Jaar van de Vrijwilliger voor.

De Gemengde Werkgroep komt een eerste keer samen op 14 juli. Naast vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, de admini-

stratie en de Verenigde Verenigingen is ook het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk aanwezig.

Symposium ‘Naar een andere beleidscultuur in Vlaanderen’

Het actieplan maakt ook gewag van duidelijke(re) spelregels rond inspraak. De Verenigde Verenigingen plannen daarom een

symposium in september 2010 rond een verandering in de beleidscultuur in Vlaanderen.

2. De Verenigde Verenigingen en besparingen

(zie ook hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk)

Reeds in september 2009 meldt de Verenigde Verenigingen schriftelijk aan de Vlaamse Regering zijn bezorgdheden over de

impact van de aangekondigde besparingen op het verenigingsleven. De mogelijke lineaire besparingen en de doorwerking ervan

op werking en personeel van verenigingen baren het platform zorgen. Ook de beperking op de uitvoering van decreten en lopende

engagementen zijn de Verenigde Verenigingen een doorn in het oog. De Verenigde Verenigingen vraagt overleg over de begroting.

Daarbij stelt het platform zich constructief op en pleit het voor ‘slimme besparingen’. (zie doc 4)

Via een brief begin februari dringt ‘de Verenigde Verenigingen’ er bij de Vlaamse regering op aan om zo snel mogelijk komaf te

maken met de regel “binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten” (zie doc 5). Deze bepaling laat de over-

heid toe een decreet maar uit te voeren voor zover er voldoende middelen voorzien zijn. De bepaling is, via het programmadecreet

bij de laatste begrotingscontrole van 2009, ook in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geslopen (zie ook

hoofdstuk 7 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). De Verenigde Verenigingen wijst erop dat deze bepaling voor

heel wat rechtsonzekerheid bij organisaties zorgt en dat de maatregel getuigt van onbehoorlijk bestuur.

Minister-president Kris Peeters antwoordt snel (zie doc. 6). Hij stelt in zijn brief dat de Vlaamse regering met een ernstig begro-

tingstekort kampt en bij de begrotingsopmaak dus voor een moeilijke keuze stond: ofwel de belastingen verhogen, ofwel de tering

naar de nering zetten. En dus koos de regering er vooral voor om “de efficiëntie te verhogen in de eerste plaats van haar eigen

apparaat, maar ook bij de gesubsidieerde sectoren ”.

Op 25 maart verstuurt de Verenigde Verenigingen opnieuw een brief: “De indruk leeft dat het merendeel van de goede intenties

in het regeerakkoord en in beleidsnota’s definitief geofferd wordt op de begrotingstafel” (zie doc.7). Het platform vraagt aandacht

voor de ingrijpende effecten van een recurrente (elk jaar opnieuw) en cumulatieve (elk jaar bovenop het vorige) besparing: “Als

236 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

namelijk alle besparingspercentages in 2009, 2010 en 2011 cumulatief zijn en uiteindelijk recurrent worden - en daar heeft het

momenteel alle schijn van - dan leveren de verenigingen tot 10 % en meer van hun middelen in.”

De Verenigde Verenigingen vraagt eveneens zekerheid over de uitvoering van het lopende Vlaams Intersectorale Akkoord (VIA III in

2010 en 2011) en voldoende middelen voor de uitvoering van het komende akkoord (VIA IV, 2011-2014). Het platform verspreidt

een opiniestuk over het middenveld en de besparingen (zie doc 8).

Documenten

1. Historiek, Missie & Doelstellingen en Structuur van de Verenigde Verenigingen

2. Charter tussen de Vlaamse regering en de Verenigde Verenigingen

14 januari 2010

3. Charter Vlaamse overheid - de Verenigde Verenigingen: Actieplan 2010

23 juni 2010

4. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

over de begrotingsgesprekken

15 september 2009

5. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

over de begrotingscontrole 2010

vrijdag 5 februari 2010

6. Brief van Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering aan de Verenigde Verenigingen

over de begrotingscontrole 2010

12 februari 2010

7. Brief van de Verenigde Verenigingen aan Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

over de begrotingscontrole 2010 - meerjarenbegroting 2011-2014 en impact besparingen op het verenigingsleven

25 maart 2010

8. Opiniestuk de Verenigde Verenigingen: ‘Een beetje meer richting zou welkom zijn’

1 april 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 237

15. hete thema’s

5. Valoriseren van competenties

Het inzetten op levenslang leren en competentie-ontwikkeling blijven belangrijke beleidsthema’s.

1. Bijdrage van de administratie aan het regeerakkoord

De Vlaamse administratie overhandigde op 8 juni 2009 haar bijdrage aan het nieuwe regeerakkoord aan formateur Kris Peeters

(zie doc.1). Met deze bijdrage wil de administratie input geven aan de partijen die onderhandelen over een nieuw Vlaams Regeer-

akkoord. Ook het sociaal-cultureel werk, en meer specifiek ‘competentie-ontwikkeling en EVC’, komen aan bod. De administratie

stipt aan dat het nieuwe decreet voor de kwalificatiestructuur ook voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Media inge-

vuld moet worden. Hierbij moet volgens hen rekening gehouden worden met de eigenheid van deze sectoren. Ook de sectoren zelf

moeten worden aangezet om mee invulling te geven aan dit nieuwe decreet (onder meer de bepaling van (beroeps)competentie-

profielen en de uitwerking van ervaringsgerichte leertrajecten).

Inzetten op de stimulering van de culturele competenties is eveneens een item. “Naast de optimalisering van de bestaande

beleidsinstrumenten en samenwerkingsverbanden, kunnen ook een aantal nieuwe pistes worden aangeboord om culturele com-

petentie te stimuleren,” aldus de bijdrage.

2. Regeerakkoord Peeters II

Op 13 juli 2009 presenteert minister-president Kris Peeters het regeerakkoord. De regeringsverklaring (zie doc. 2) benadrukt het

belang van levenslang leren en het valoriseren van verworven competenties. Het regeerakkoord met als titel “Een daadkrachtig

Vlaanderen in beslissende tijden” wijdt een viertal pagina’s aan de Jeugd-, Cultuur- en Sportsector (zie doc. 3). Twee passages

springen in het oog, één over culturele competenties en één over EVC:

- “Om de culturele competenties te verhogen zullen onderwijs, amateurkunsten, sociaal-cultureel werk, kunsten- en erfgoed-

organisaties aandacht besteden aan de cultuureducatie en initiatieven nemen voor toeleiding om zoveel mogelijk mensen en

doelgroepen te stimuleren tot een actieve cultuurbeleving (deelnemen en deelhebben). Daartoe zal tussen de beleidsdomei-

nen Onderwijs, CJSM en Welzijn een overeenkomst worden gesloten voor de concretisering van gezamenlijke en respectieve

inspanningen. “

- “De erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties moet de waarde van niet-formeel leren, onder andere via

het verenigingsleven, beter zichtbaar maken en valoriseren. Met het oog op een geëigende plaats binnen het brede educa-

tieve landschap en civiele validatie stemmen we af met de initiatieven binnen onderwijs, werk, over alle beleidsdomeinen

heen en met de Europese initiatieven ter zake.”

3. Beleidsnota Cultuur 2010-2014

De nieuwe minister van Cultuur Schauvliege concretiseert in haar beleidsnota Cultuur de algemene uitgangspunten van het

regeerakkoord (zie doc. 4). De nota bevat zeven strategische doelstellingen. Eén ervan is gewijd aan competentieontwikkeling,

namelijk ‘competentieverwerving en -waardering stimuleren’.

Minister Schauvliege wil levenslang leren maximaal garanderen door participatiedrempels weg te nemen. Ze onderstreept het

belang van competentieverwerving, niet in het minst van ‘culturele’ competenties, om de uitdagingen van vandaag en morgen aan

te kunnen. Niet enkel economische perspectieven, maar de emancipatie van het individu en de versterking van sociale verbanden

tussen mensen zijn de drijfveren. De minister engageert zich om verder werk te maken van de erkenning en inzetbaarheid van

EVC, in het bijzonder competenties verworven via niet-formeel en informeel leren. “Daarbij moet speciale aandacht gaan naar

238 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

kansengroepen (met de nadruk op inclusie) en de begeleiding en ondersteuning van individuen en organisaties.”

Op vraag van minister Schauvliege verfijnt en concretiseert het Cultuurforum de strategische doelstellingen uit de beleidsnota. Ze-

ven ateliers met deskundigen uit het werkveld worden opgericht. Het atelier ‘Competentieverwerving en -waardering’ formuleert

verschillende acties rond vier ‘doorbraken’ (zie doc. 5). De doorbraken zijn geschreven met de blik op de toekomst: 2020.

- Doorbraak 1: In 2020 is cultureel leren bij aanbieders en gebruikers ingeburgerd.

- Doorbraak 2: In 2020 zijn alle aanbieders van cultureel leren met elkaar verweven in een zelfontwikkelend netwerk.

- Doorbraak 3: In 2020 zijn alle aanbieders van cultureel leren innovatoren.

- Doorbraak 4: In 2020 verloopt de informatieverstrekking over cultureel leren optimaal.

De eerste beleidsbrief van de minister (najaar 2010) zal verduidelijken op welke manier de resultaten van het Cultuurforum ingang

vinden in haar beleid.

4. EVC en de kwalificatiestructuur

Inzetten op levenslang en levensbreed leren en op competentieontwikkeling veronderstelt dat competenties die mensen verwor-

ven hebben, worden gewaardeerd. In het kader van de ‘competentieagenda’ (een initiatief van de Vlaamse regering en de sociale

partners) maakt de overheid werk van een gecoördineerd en coherent beleid voor het erkennen van competenties (EVC). Dit ver-

onderstelt een gemeenschappelijk referentiekader. De Vlaamse kwalificatiestructuur, ingebed in een ruimer Europees raamwerk

voor levenslang leren, wil zo’n referentiekader bieden. Op 22 april 2009 keurde het Vlaams Parlement het decreet betreffende de

kwalificatiestructuur goed (zie doc. 6).

De Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS) is een instrument om kwalificaties en de bijhorende competenties op een eenduidige ma-

nier te beschrijven en te classificeren. De kwalificaties die in de kwalificatiestructuur worden opgenomen, zijn een formeel erkend

geheel van competenties. Ze tonen welke competenties vereist zijn voor de toegang tot beroepen en/of opleidingen en/of andere

maatschappelijke functies. De VKS zal in verschillende toepassingen gebruikt worden (onder meer EVC-procedures, uittekenen

van opleidingen, vergelijken van kwalificatiebewijzen).

Naast het formeel leren wordt ook het informeel en het niet-formeel leren in de structuur opgenomen. Mensen moeten volgens de

filosofie van de decreetmakers immers ook de competenties die ze binnen deze contexten verworven hebben, kunnen valoriseren

op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in andere maatschappelijke organisaties. Als belangrijke actoren in het levenslang en

levensbreed leren belangt de kwalificatiestructuur dan ook de amateurkunsten en het sociaal-cultureel volwassenenwerk aan.

Het departement Onderwijs werkt intussen verder aan het uitvoeringsbesluit. Waar nodig gebeurt dit in overleg met het depar-

tement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Dit laatste departement overlegt dan op haar beurt met de betrokken actoren uit het

werkveld, waaronder de FOV. Het uitvoeringsbesluit raakt wellicht in de loop van 2011 klaar.

5. EVC-procedure voor gidsen en reisleiders

Toerisme Vlaanderen zette in 2009 een formele opleiding voor gidsen en reisleiders op punt. Maar het volgen van een volle-

dige opleiding tot gids of reisleider is niet de enige weg om erkend te worden als gids of reisleider. Het is ook de bedoeling dat

kanidaten vrijgesteld kunnen worden van één of meer modules van de opleiding, of delen ervan, op basis van bepaalde diploma’s,

getuigschriften of ervaring. In sommige, wellicht uitzonderlijke, gevallen kan dit impliceren dat iemand vrijgesteld wordt van alle

modules en bijgevolg automatisch erkend wordt als gids of reisleider door Toerisme Vlaanderen. Om deze EVC-procedure op

punt te stellen zoekt Toerisme Vlaanderen kandidaten uit de sociaal-culturele sector om de ontwikkelde procedure vanaf 2010 te

testen.

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 239

15. hete thema’s

6. Oscar

De Vlaamse overheid zette begin 2008 het licht op groen voor het ‘Portfolioproject’. Met dit project slaan SoCiuS en Steunpunt

Jeugd de handen in elkaar om een portfolio-instrument te ontwikkelen om competenties, verworven in het sociaal-cultureel werk,

beter te doen (h)erkennen.

Twee projectmedewerkers werkten anderhalf jaar aan de uitwerking van het instrument. Het resultaat is een duidelijk en toegan-

kelijk instrument op maat van het sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk. Het instrument wordt ‘Oscar’ gedoopt. Op 27

november 2009 is het tijd om Oscar feestelijk aan de buitenwereld voor te stellen.

Eind februari 2010 loopt de externe financiering van Oscar ten einde. SoCiuS en Steunpunt Jeugd sturen aan de externe stuur-

groep van het portfolioproject een eindrapport over het project (zie doc. 7). Dit eindrapport wordt positief onthaald. Maar extra

middelen van overheidswege voor verdieping, verbreding, verbinding en visieontwikkeling van en rond Oscar zitten er (nog?) niet

in. Beide steunpunten blijven verder zoeken naar budget om Oscar uit te breiden naar andere sectoren en om het instrument te

verfijnen.

Intussen laten de twee steunpunten Oscar met gebruik van eigen middelen verder groeien binnen het sociaal-cultureel werk. Zij

zetten daarbij in op bekendmaking, vorming en opvolging van organisaties uit het sociaal-cultureel werk.

Documenten

1. Bijdrage Vlaamse administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse Regering

Beleidsdomeinspecifieke bijdrage

Deel 3.8 Cultuur, Jeugd, Sport en Media

mei 2009

2. Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 31 (2009) - Nr. 1

13 juli 2009

3. Het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014

“Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden” (uittreksel p. 67-69)

Juli 2009

4. Beleidsnota 2009 - 2014 Cultuur van minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 16-17)

26 oktober 2009

5. Atelier Competentieverwerving en -waardering stimuleren

Visietekst

10 mei 2010

6. Decreet betreffende de kwalificatiestructuur

240 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

Belgisch Staatsblad, Nr. 244, 16 juli 2009 (uittreksel p. 49.597-49.605)

30 april 2009

7. Werkingsrapport project ‘Portfolio voor niet-formele en informele leerervaringen in het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-

cultureel volwassenenwerk en jeugdwerk’

22 februari 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 241

15. hete thema’s

6. Interculturaliteit en diversiteit

Onder voormalig minister van Cultuur Bert Anciaux groeide de aandacht voor diversiteit in de cultuursector. Hij lanceerde in 2006

het Vlaams Actieplan Interculturaliseren. De minister legde in dit plan de focus op één heel specifieke, maar belangrijke vorm van

diversiteit en bijhorende participatie-uitdagingen: etnisch-culturele diversiteit.

Voor huidig minister van Cultuur, Joke Schauvliege, is diversiteit eveneens een belangrijke bekommernis. Zij bestelt daarom een

uitgebreide evaluatie van het Actieplan Interculturaliseren. Deze evaluatie wordt midden juni 2010 opgeleverd.

In uitvoering van het actieplan lanceerde de overheid begin 2008 de campagne ’Iedereen kan zetelen’. De campagne streeft

naar meer diversiteit in advies- en beleidsorganen van de Vlaamse overheid. Cindy Franssen (CD&V) stelt op 7 januari 2010 een

schriftelijke vraag naar de resultaten van de campagne aan de bevoegde ministers (Pascal Smet (Jeugd, Gelijke Kansen), Philippe

Muyters (Sport) en Joke Schauvliege (Cultuur)).

Minister Schauvliege meldt in haar antwoord dat 96 kandidaten zich aanmeldden voor het thema cultuur. 51 van deze kandidaten

vinkten het thema sociaal-cultureel volwassenenwerk aan. Uit het antwoord van de minister blijkt dat alle adviescommissies

van de cultuur- en jeugdoverheid minstens één kandidaat uit de databank opnamen. Verder blijkt wel dat de match tussen het

werkveld en de kandidaten moeizaam verloopt. Om hieraan te verhelpen plant de overheid een uitbreiding van de databank met

een vacaturebank. Kandidaten kunnen dan ook actief op zoek gaan naar een geschikt mandaat in een organisatie uit de sector

(zie doc. 1). Het Kennisknooppunt Interculturaliseren, dat de uitvoering van het Actieplan ondersteunt, plant in het najaar een

infocampagne rond de vacaturebank.

Diversiteit was ook één van de onderwerpen van het Cultuurforum. We noteren hierbij een accentverschuiving ten opzichte van de

vorige beleidsmakers: participatie en diversiteit (zonder accent op het etnisch-culturele) worden in één adem genoemd (zie doc. 2).

Documenten

1. Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur

over Gelijkekansenbeleid - Actieplan “Iedereen kan zetelen”

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 130 aan minister Schauvliege

7 januari 2010

2. Atelier Diversiteit en Participatie

Visietekst

10 mei 2010

242 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

7. Provincies en interne staatshervorming

1. Van Regeerakkoord naar groenboek

De Vlaamse overheid, de gemeenten en de provincies vormen samen de bestuurlijke ruggengraat van Vlaanderen. Hun

onderlinge taken en bevoegdheden zijn echter onvoldoende homogeen en herkenbaar afgebakend, aldus de Vlaamse

regering. Minister Bourgeois wil op het einde van de regeerperiode komen tot een vereenvoudigd Vlaams bestuurlijk

landschap. De krijtlijnen voor deze hervorming werden reeds uitgezet in het Regeerakkoord. Een formulering van de

uitgangspunten volgde in de beleidsnota Binnenlands Bestuur van minister Bourgeois.

Uitgangspunten in beleidsnota Binnenlands Bestuur (2009-2014) (zie doc. 1):

- het beginsel van subsidiariteit (bevoegdheden moeten toegewezen worden aan het bestuursniveau dat ze het best

kan uitoefenen);

- de versterking van de bestuurskracht van lokale besturen;

- een drastische vereenvoudiging van de vele intermediare structuren en organen;

- een herfinanciering van steden en gemeenten;

- een sterk partnerschap tussen Vlaanderen en de provincies en de lokale besturen op basis van gelijkwaardigheid.

Concreet betekent dit ondermeer:

- Planlastvermindering voor lokale besturen, met het idee om de gemeentelijke sectorale plannen (jeugd, sport ...)

samen te voegen tot één strategisch gemeentelijk plan.

- Vereenvoudiging van de bestuurlijke niveaus met het idee om de bevoegdheden van de provincies tot gebiedsge-

bonden materies te beperken.

- Elk beleidsdomein is na de hervormingen toegewezen aan maximaal 2 bestuursniveau’s.

De hervorming van het bestuurlijke landschap zal ook gevolgen hebben voor de sociaal-culturele sector. Het sociaal-cultu-

rele werkveld is immers op de verschillende bevoegdheidsniveaus betrokken partij. Het verenigingsleven en de volkshoge-

scholen kennen bijvoorbeeld een stevige lokale en provinciale verankering.

De meningen over de juiste toewijzing van het (provinciale) beleidsdomein cultuur zijn verdeeld. Minister Schauvliege laat

weten het kerntakendebat nauwgezet te zullen opvolgen. Ze is geen vragende partij om bevoegdheden van cultuur weg

te halen bij de provincies. De Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) geeft daarentegen het advies de subsidies voor

sociaal-cultureel werk volledig over te hevelen naar het Vlaamse niveau. Uit het document over strategische doorbraken

en quick wins in cultuur (zie doc. 2): “Sociaal-cultureel werk: We stellen vast dat provincies hier provinciale afdelingen

van landelijk georganiseerde koepels subsidiëren. Deze provinciale afdelingen voeren voornamelijk het landelijk beleid

uit, provinciaal beleid slaagt hier minder in accenten aan te brengen. Hier stellen we voor de subsidiëring van provinciale

afdelingen op te nemen in de landelijke subsidiëring. Dit brengt een planlastverlaging voor zowel de betrokken landelijke

organisaties als de betrokken besturen met zich mee.”

Een bevraging door de Vlaamse overheid van enkele betrokken partners (onder andere de Vereniging van de Vlaamse

Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)) en de administratie mondt in juli 2010 uit in

een groenboek (zie doc. 3) met de ambitie om deze nota tegen het najaar van 2010 te laten uitmonden in een witboek.

Het groenboek over de interne staatshervorming is weinig concreet over de juiste aard van de voorgestelde verande-

ringen en doet veel vragen rijzen over de concrete praktische invulling van de ambities. In het groenboek worden geen

bijkomende garanties opgenomen voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het lijkt de FOV daarom zinvol om zelf een

pakket van randvoorwaarden op de onderhandelingstafel te leggen. Dit gebeurt door het formuleren van een standpunt

(zie hierna).

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 243

15. hete thema’s

2. Standpunt FOV naar aanleiding van de interne staatshervorming

De FOV onderlijnt de belangen van het sociaal-cultureel volwassenenwerk met het overmaken van een standpunt in september

2010 (zie doc. 4).

De FOV vraagt:

1. Garanties voor blijvende aandacht voor het sociaal-culturele volwassenwerk

- Steden/gemeenten moeten in het strategisch meerjarenplan aparte strategische doelstellingen inschrijven waarin het

sociaal-cultureel werk expliciet aan bod komt.

- Vlaanderen moet een impulsbeleid (kunnen blijven) voeren voor het lokale sociaal-cultureel volwassenenwerk.

- Het decreet voor het lokaal cultuurbeleid moet een luik over het sociaal-cultureel volwassenenwerk krijgen, dat minimaal

de voorgaande garanties bevestigt (1,2).

- Garanties voor een blijvende ondersteuning van regionale sociaal-culturele organisaties vanuit Vlaams of provinciaal niveau.

2. Financiële garanties

- Garanties dat de provinciale en Vlaamse budgetten die zouden overgeheveld worden naar het gemeentefonds blijvend

gebruikt worden voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

- Garanties dat de logistieke ondersteuning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk behouden blijft.

- Garanties dat de financiële middelen die momenteel via het provinciale niveau de organisaties bereiken, behouden blijven.

- Garanties dat de huidige norm van minstens 0,8 euro per inwoner voor (lokale) ondersteuning van het verenigingsleven

behouden blijft.

3. Participatiegaranties

- Het behoud en de versterking van de lokale adviesraden.

- Het behoud en de versterking van aanspreekfiguren en een transparante communicatie in het lokale beleid.

3. Nieuws uit de provincies

Ondertussen werken de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in 2010 gewoon verder.

We noteren twee belangrijke ontwikkelingen in 2010:

Situatie Brussel

In Brussel is er ophef over de begroting van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ondanks de groei in het verenigingsleven laten

de cijfers in de begroting toch een relatieve achteruitgang zien. Een overleg in mei tussen de Brusselse verbonden van verenigin-

gen en Brussels collegelid bevoegd voor cultuur, Bruno De Lille, levert geen resultaat op. Volgens de verbonden zet Bruno De Lille

het Brussels verenigingsleven op droog zaad. Zij voeren actie.

In de loop van de zomer ontvangen de verbonden een brief van de overheid: er is niet voldoende geld om het saldo van de

subsidies uit te betalen. In de brief worden de organisaties voor een overleg op 14 september uitgenodigd. Dit overleg is een

voorbereiding op een bijsturing van de Brusselse verordening. De verbonden vrezen een volgende besparingsronde ...

Provincie Limburg

Vanaf 1 januari 2010 hanteert de provincie Limburg een nieuw reglement voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties. De

afzonderlijke reglementen voor de vormingsinstellingen, voor de verenigingen en voor projectsubsidies worden opgeheven en

vervangen door één reglement, het “reglement voor werkingssubsidies socio-culturele verenigingen en vormingsinstellingen”. Ook

de migrantenverenigingen en de volkshogescholen worden via dit nieuwe reglement gesubsidieerd (zie doc. 5).

244 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

Documenten

1. Beleidsnota 2009 - 2014 Binnenlands Bestuur van minister Geert Bourgeois, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 185 (2009-2010) - Nr. 1

23 oktober 2009

2. VVP-Groenboek

‘Interne Staatshervorming’

11 oktober 2010

3. Groenboek Interne Staatshervorming

juli 2010

4. Standpunt FOV over de Interne Staatshervorming

30 september 2010

5. Provincie Limburg

Reglement “Werkingssubsidies socio-culturele verenigingen en vormingsinstellingen”

Stuk 025.02.00/S2009N018865

22 april 2009

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 245

15. hete thema’s

8. Opleidingscheques

Via het systeem ‘opleidingscheques voor werknemers’ worden werknemers gestimuleerd om opleidingen te volgen. De Vlaamse

overheid betaalt de opleidingen van erkende opleidingsverstrekkers (waaronder alle sociaal-culturele vormingsinstellingen en de

Vormingplus-centra) voor de helft terug.

1. Evaluatie systeem ‘opleidingscheques’

De beleidsnota Werk van minister Philippe Muyters formuleert twee doelen voor de opleidingscheques (zie doc. 1):

- de opleidingscheques meer inzetten in functie van de arbeidsmarkt;

- de participatie van kansengroepen verhogen.

De vroegere minister van Werk, Frank Vandenbroucke, kondigde eerder al een evaluatie van het ‘incentive-beleid’ voor werk-

nemers aan. De Vlaamse sociale partners zouden een advies uitbrengen over de huidige situatie, inclusief over de opleidings-

cheques. Cindy Franssen informeert op 22 september 2009 bij minister Muyters naar de stand van zaken (zie doc. 2).

Het Werkgelegenheidsakkoord tussen de Vlaamse regering en de sociale partners (december 2009) pikt de twee doelen uit de

beleidsnota Werk op. Een SERV-advies ‘krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques’ van 9 juni 2010

werkt dit verder uit (zie doc. 3).

De SERV deelt in zijn advies de opleidingen waarvoor cheques gebruikt kunnen worden op in vier categorieën:

1. Opleidingen die niet langer ondersteund worden:

opleidingen die noch de arbeidsmarktpositie ondersteunen, noch passen in het kader van levenslang en levensbreed leren.

2. Algemene taalopleidingen:

taalopleidingen die niet gericht zijn op gespecialiseerde functiespecifieke competenties.

3. Opleidingen in functie van levensbreed leren:

de meerderheid van de opleidingen in deze categorie hebben geen onmiddellijk aantoonbare arbeidsmarktrelevantie.

4. Arbeidsmarktrelevante opleidingen:

opleidingen met een duidelijke arbeidsmarktrelevantie.

De vorming die het sociaal-cultureel volwassenenwerk aanbiedt, situeert zich voornamelijk in categorie 3. De SERV is van mening

dat de categorieën 2 en 3 “minder dan op heden” ondersteund moeten worden vanuit het beleidsdomein Werk. De SERV pleit voor

een systeem van co-financiering vanuit andere beleidsdomeinen voor de opleidingen in het kader van levensbreed leren.

2. Opmerkelijke besparing

Tijdens de laatste bijeenkomst voor het zomerreces, op 23 juli 2010, beslist de Vlaamse regering drastisch te besparen in het

systeem van opleidingscheques voor werknemers (zie doc. 4 en 5). Vanaf 1 augustus - een week na de beslissing - kunnen deze

cheques enkel nog gebruikt worden voor beroepsopleidingen “die erkend zijn binnen het stelsel van het Betaald Educatief Verlof”.

Uitzonderingen zijn mogelijk indien de opleiding past in een persoonlijk opleidingsplan in het kader van loopbaanbegeleiding.

De FOV reageert fel in een opiniestuk (zie doc. 6): “Uit een enquête die de FOV hierover in 2007 organiseerde bij haar leden, bleek

dat zij voor ongeveer 650.000 euro aan cheques inden. [...] Tel deze plotse ingreep maar op bij de miljoenen die reeds werden

bespaard. [...] Zo blijkt nog maar eens dat cultuur in tijden van crisis ver onderaan de prioriteitenladder bengelt.” De Federatie

verwijt de Vlaamse regering onbehoorlijk bestuur. De beslissing zorgt volgens de FOV bij veel organisaties voor inkomstenverlies

en de haastige implementatie ervan leidt tot extra kosten en chaos (onduidelijkheid over de implementatie, dure audits die plots

246 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

waardeloos worden, brochures die aangepast moeten worden ...).

3. Cijfers over gebruik

Uit een schriftelijke vraag van Chris Janssens (Vlaams Belang) aan minister Muyters blijkt dat in 2009 (van 1 januari tot 30 sep-

tember) de erkende centra samen 115.007 opleidingscheques hebben geïnd (zie doc. 7). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk

vertegenwoordigt hier een beperkt aandeel in, maar relatief gezien vormt het een belangrijke bron van inkomsten (650.000 euro).

Paul Delva (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag aan minister Muyters naar het gebruik van opleidingscheques in het Brus-

sels Hoofdstedelijk Gewest (uit welke gemeenten komen de aanvragers, waar gaan de opleidingen door, wat zijn de populairste

centra ...) (zie doc. 8).

Documenten

1. Beleidsnota 2009 - 2014 Werk van minister Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 201 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 42)

26 oktober 2009

2. Schriftelijke vraag van mevrouw Cindy Franssen (CD&V) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk

over Opleidingscheques voor werknemers - Doelgroepen

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 34 aan minister Muyters

22 september 2009

3. SERV

Advies ‘Krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques’

9 juni 2010

4. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers

Belgisch Staatsblad, Nr. 238, 6 augustus 2010 (uittreksel p. 50.696-50.697)

23 juli 2010

5. Persmededeling van de Vlaamse Regering

Aanpassing systeem van de opleidingscheques

23 juli 2010

6. Opiniestuk FOV: ‘Muyters zet mes in opleidingscheques’

26 juli 2010

7. Schriftelijke vraag van de heer Chris Janssens (Vlaams Belang) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk

over Opleidingscheques - Stand van zaken

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 247

15. hete thema’s

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 272 aan minister Muyters

24 februari 2010

8. Schriftelijke vraag van de heer Paul Delva (CD&V) aan de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk

over Opleidingscheques voor werknemers - Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Schriftelijke vraag nr. 79 aan minister Muyters

19 november 2009

248 | BELEIDSJAARBOEK 2009-2010

15. hete thema’s

9. Verenigingslokalen

Reglement ‘Verenigingslokalen’: van vrijwillige overdracht naar schrapping

Via het reglement ‘Verenigingslokalen’ konden in 2008 en 2009 jeugdverenigingen Vlaamse subsidies ontvangen ter verbetering

van hun verenigingslokalen. Hoewel het reglement oorspronkelijk bedoeld was voor zowel jeugd- als volwassenenwerk, werd op

advies van de SARC voor 2008 en 2009 voorrang gegeven aan jeugdlokalen. Het budget voor dit reglement, dat bij de splitsing

van de bevoegdheidsdomeinen werd meegenomen door de nieuwe minister van Jeugd, Pascal Smet, komt niet meer voor in de

begroting 2010.

(Brand)veiligheid in jeugdlokalen is wel een doelstelling in de beleidsnota van de minister van Jeugd (zie doc. 1). Die doelstelling

wordt nu vooral in samenwerking met lokale overheden gerealiseerd.

Op 23 april 2010 keurt de Vlaamse regering principieel een uitvoeringsbesluit goed dat bepaalt dat brandveiligheid voor de periode

2011-2013 de jeugdwerkprioriteit is in het kader van het lokaal jeugdbeleid (zie doc. 2). Gemeenten die extra inspanningen leve-

ren op het vlak van brandveiligheid kunnen extra middelen krijgen.

Documenten

1. Beleidsnota 2009 - 2014 Jeugd van minister Pascal Smet, Vlaams minister van Jeugd

Vlaams Parlement

Zitting 2009-2010

Stuk 203 (2009-2010) - Nr. 1 (uittreksel p. 27)

26 oktober 2009

2. Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van

subsidies aan gemeentebesturen die een brandveiligheidsbeleid voeren als onderdeel van hun jeugdwerkbeleid

Belgisch Staatsblad, Nr. 164, 28 mei 2010 (uittreksel p. 32.406-32.407)

23 april 2010

BELEIDSJAARBOEK 2009-2010 | 249

250 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

notities

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 251

notities

252 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

notities

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 253

notities

254 | BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

BIBLIOGRAFIE

Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (2010). Jaarverslag 2009. Brussel: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk

voor Jeugd en Volwassenen.

Boey, J. (2000). Volksontwikkelingswerk. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Edito-

riaal, 26 (oktober).

De Laeter, D., De Pauw W., Lemahieu, T. & Vermeersch, L. (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Een wegwijzer door het beleid

in Vlaanderen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium.

FOV (2009). Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV.

Oosterlinck, R. (2005). Een historische schets van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. In Y. Larock, F. Cockx, G.

Gehre, T. Vanwing (Red.), Spoor zoeken. Handboek sociaal-cultureel werk met volwassenen. Gent: Academia Press.

Steunpunt WSE (FOD Economie)(2009). De Vlaamse arbeidsrekening. Leuven: Steunpunt WSE. http://www.steunpuntwse.be/view/

nl/18767, geraadpleegd in juni-juli 2010.

Vermeersch, L. (2005). Sociaal-cultureel volwassenenwerk in 10 en 1/2 paragrafen. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educa-

tief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 43 (juni).

Vermeersch, L., Vandenbroucke, A. (2010). Het deelnemers- en participatieprofiel van participanten aan sociaal-cultureel volwasse-

nenwerk. Brussel: SoCiuS.

MET DANK AAN

De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens.

SoCiuS voor evaluatie en adviesverlening.

Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens.

Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening.

De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BOEKSTAVEN 2010 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk | 255

Een uitgave van:FOV vzwBelangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Gallaitstraat 86 bus 121030 BrusselTel. 02/244.93.39Fax 02/[email protected]

Bijdragen:

Karine CleynhensNele CornelisSam DeckmynLiesbeth De WinterEline GeorgeClaire LuytenDirk Van AerschotDirk Verbist

Eindredactie:Sam Deckmyn

Met medewerking van de FOV-lidorganisaties

CD-ROM:FOV (inhoud en vormgeving)Multidisc (productie)

Vormgeving:Mieke Smallewww.mmmieke.be

Druk:Drukkerij Bulckens, Herenthout

Brussel, november 2010