Boekstaven 2009

257
BOEKSTAVEN 2009 BOEKSTAVEN 2009

description

Boekstaven brengt het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van de sector voert.

Transcript of Boekstaven 2009

BOEKSTAVEN2009BOEKSTAVEN2009

De staatvan het sociaal-cultureel volwassenenwerk

in Vlaanderen

ISBN 978-90-814-7330-9

NUR 740

NUR 805

Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen.

Verantwoordelijke uitgever

Hugo De Vos, directeur FOV

Copyright ©: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits bronvermelding.

INHOUD

INHOUD

BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 3

VOORWOORD 5

DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR 7

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR 29

HOOFDSTUK 1 DE WERKING 43

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS 105

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIËN 167

DEEL 3 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 203

BIJLAGE: CD-ROM

4 | BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen

VOORWOORD

BOEKSTAVEN 2009 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 5

VOORWOORDDe FOV is blij je de tweede editie van Boekstaven voor te stellen, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk weer volop

in de schijnwerpers wordt geplaatst.

Boekstaven is een uitgave die het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in

kaart brengt. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de

overheid ten aanzien van de sector voert. De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede

beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Tot voor kort waren deze gegevens over de sector

onbestaande. De FOV vult met dit boek die leemte.

Boekstaven is een ‘work in progress’. Enerzijds heeft het boek reeds een lange voorgeschiedenis achter de rug, met de uitgave van

Boekstaven 2008 en zelfs de druk van een interne testversie in 2007. Anderzijds wordt, in samenspraak met de organisaties uit

de sector, steeds gesleuteld aan de inhoud van het boek, zonder evenwel de vergelijkbaarheid tussen de edities in het gedrang te

brengen. Daarom is Boekstaven 2009 meer dan een louter geactualiseerde kopie van de vorige editie. Je zal merken dat de versie die

je nu in handen hebt, slimmere cijfers bevat en meer aandacht heeft voor het concrete werk van de organisaties in de sector.

Dit boek gaat over 2009 én 2008. De eerste twee delen, de voorstelling en het profiel van de sector, zijn gebaseerd op cijfermatig en

beschrijvend onderzoek en handelen daarom enkel over het afgesloten jaar 2008. Het derde en laatste deel, het beleidsjaarboek, toont

hoe de sector in het parlementaire jaar 2008-2009 in het vizier lag van allerlei beleidswerk.

Nog een kantmelding over het laatste deel: dit deel, het beleidsjaarboek, heeft een sterke documentaire inslag. Omdat we de lezer

niet nodeloos willen overvallen met een immens dik boek, kozen we ervoor de documentatie via een CD-ROM bij de lezer te brengen.

De documentatie is gebruiksvriendelijk en ‘to the point’ gekoppeld aan de artikels. Dit laat toe te grasduinen in die rubrieken die jou

interesseren. Op de CD-ROM vind je bovendien nog meer gedetailleerde werksoortelijke cijfers over de medewerkers, persberichten

van bewegingen en de gebruikte vragenlijsten bij het onderzoek.

Met dit boek willen we op een zo objectief mogelijke manier rapporteren over de sector en het beleid. We krijgen echter regelmatig de

vraag naar wat de FOV nu zelf vindt van de gepubliceerde gegevens. Daarom hebben we een insteekkaart aan het boek toegevoegd

met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2009. De insteekkaart maakt deel uit van het boek: het steunt immers op de

gegevens uit het boek, maar staat er tegelijk los van. Het is de interpretatie van de belangenbehartiger.

We wensen je veel leesplezier.

FOV

De FOV, voluit Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk, is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht

door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk.

De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende en/of gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties bij overheden en

bij andere beleidsinstanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als

voor de hele sector.

6 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

DEEL 1

VOORSTELLING VAN

DE SECTOR

8 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

INHOUD

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 9

INLEIDING 11

1. DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK 12

2. DE VERENIGINGEN 14

3. DE BEWEGINGEN 18

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN 21

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 24

10 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

INLEIDING

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 11

INLEIDINGIn dit deel maak je kennis met het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de vier werksoorten en de erkende en/of gesubsidieerde

organisaties die er deel van uitmaken. We beperken ons tot de sector die erkend en/of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid,

in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Strikt decretaal gezien wordt het sociaal-cultureel volwassenenwerk onderverdeeld in drie werksoorten: de verenigingen, bewe-

gingen en vormingsinstellingen. De werksoort van de vormingsinstellingen wordt echter nog eens onderverdeeld in de volkshoge-

scholen enerzijds en de landelijke vormingsinstellingen anderzijds, waarbij deze twee in feite als afzonderlijke werksoorten worden

beschouwd. We kiezen ervoor deze lijn ook in dit boek aan te houden. We hebben het dan ook steeds over vier werksoorten: de

verenigingen, bewegingen, volkshogescholen en landelijke vormingsinstellingen.

We beschrijven hier van elke werksoort kort de aard, de geschiedenis en de huidige stand van zaken. We lijsten ook alle erkende en/of

gesubsidieerde organisaties op met vermelding van hun thema, specialisme of geografisch werkgebied.

DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 13

1. DE SECTOR VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Sociaal-cultureel volwassenenwerk leert, kort samengevat, deelnemers kennis, inzicht en vaardigheden te vergroten voor zichzelf en

voor anderen. Zo kunnen deze zichzelf ontplooien en staan ze sterker in de samenleving. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert

daarbij de zogenaamde sociaal-culturele methodiek, een werkvorm, een manier van leren die de sector kenmerkt. Vrijwillig engagement

is bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg te denken. Diplomagerichte, schoolse opleiding of beroepsopleiding maakt geen

deel uit van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

In dit boek focussen we enkel op het sociaal-cultureel volwassenenwerk dat door de Vlaamse overheid erkend en/of gesubsidieerd1

wordt. Dat gebeurt op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

We kunnen de sector omschrijven en aflijnen aan de hand van:

1. de functies of opdrachten voor de sector

2. de types erkende en/of gesubsidieerde organisaties die deel uitmaken van de sector

3. de plaats van de sector in het beleid van de Vlaamse overheid

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de functies

Het decreet geeft de sector vier functies of opdrachten:

De gemeenschapsvormende functie: het versterken en vernieuwen van het sociale weefsel, groepsvorming met het oog op een demo-

cratische, solidaire, open en cultureel diverse samenleving.

De culturele functie: het verhogen van de participatie aan de cultuur die de samenleving te bieden heeft.

De maatschappelijke activeringsfunctie: het organiseren, stimuleren en begeleiden van vormen van maatschappelijk engagement en

sociale actie.

De educatieve functie: het leren van personen en groepen, het organiseren en begeleiden van educatieve programma’s op lokaal en

bovenlokaal vlak.

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de types van organisaties

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier heel verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten:

De verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale afdelingen.

De bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s.

De volkshogescholen: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden.

De landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden, ofwel

werken voor en met personen met een handicap.

Je leest meer over elke werksoort op de bladzijden hierna.

Sociaal-cultureel volwassenenwerk: de plaats in het beleid

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk valt onder het bevoegdheidsdomein Cultuur. Binnen dit domein is het Agentschap Sociaal-

Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen verantwoordelijk voor de sector. Het Agentschap staat ook in voor andere sociaal-culturele

sectoren. De buursectoren zijn:

- het sociaal-cultureel jeugdwerk

- het bibliotheekwerk

- het lokaal cultuurbeleid

- de amateurkunsten

- de organisaties gesubsidieerd in het kader van het participatiedecreet

1 Niet alle organisaties die gesubsidieerd worden, zijn erkend. De bewegingen worden gesubsidieerd, maar vooralsnog niet erkend.

DE VERENIGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 15

2. DE VERENIGINGEN

2. DE VERENIGINGEN

Omschrijving

Verenigingen zijn netwerken van lokale afdelingen of groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel. Verenigingen

halen de mensen uit hun zetel, brengen ze samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en

activiteiten dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd. Zo

maken de verenigingen onze maatschappij warmer en hechter.

De schaal waarop de verenigingen werken is immens: er zijn meer dan 15.500 afdelingen (of: gemiddeld 47 per gemeente), 9,7

miljoen deelnemers aan activiteiten en wel 214.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen

de machine draaien, belangeloos. Beroepskrachten in een professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwil-

ligers met raad en daad.

Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige

organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, andersvaliden,...

andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling, mensenrech-

ten, sociaal toerisme, levensbeschouwing,... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich samen voor iets

in te zetten.

Voorlopers

De verenigingen zijn veruit de oudste werksoort binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Reeds vanaf de tweede helft van

de negentiende eeuw ontstonden in Vlaanderen de eerste sociaal-culturele verenigingen. Vanuit een streven naar erkenning van de

Vlaamse taal en een groeiende belangstelling voor cultuur ontstonden tal van amateurkunstgezelschappen, volksverenigingen en de

eerste cultuurfondsen. Soms op kop, soms in het zog van maatschappelijke tendensen, ontwikkelden zich door de jaren heen nieuwe

verenigingen. Ze verankerden zich stevig over heel Vlaanderen en Brussel en bouwden een indrukwekkende achterban op.

De verenigingen vandaag

Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe

verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen

is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal op 571.

14 van de 57 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot 2011 om in alle facetten van

hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenen-

werk.

De verenigingen in kerncijfers (2008)

het aantal verenigingen

waarvan migrantenverenigingen

56

14

het aantal afdelingen 15.511

het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten 9.676.472

het aantal personeelsleden 1.192

omzet 109,6 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling 23,9 miljoen euro

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 56 verenigingen. LVZ nam immers, net als vorig jaar, niet deel aan de bevraging voor dit boek.

16 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

Alle verenigingen op een rijtje

Hieronder vind je een lijst van alle 57 verenigingen.

A. Vermeylenfonds

Acli-Vlaanderen

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

Amnesty International Vlaanderen

ATB De Natuurvrienden

ConTempo

Curieus

Davidsfonds

Educatieve Vereniging voor Ouderwerking in het Officieel Onderwijs (EVO)

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV)

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO)

Federatie van Vlaamse Simileskringen

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

Federatie Wereldvrouwen

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

FVK-Rodenbachfonds

Gezinsbond

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB)

Het Vlaamse Kruis

Holebifederatie

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

Internationaal Comité (IC)

KAV - Vrouwen die bewegen

KVG-Vorming - Open kijk op handicap

KVLV - Vrouwen met vaart

KWB

Landelijke Gilden

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

Liberale Vrouwen

Linx+

LVZ-Vormingsdienst

Markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen

Masereelfonds

Neos - netwerk van ondernemende senioren

OKRA

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd

Platform van Afrikaanse gemeenschappen

S-Plus

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van België)

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers

2. DE VERENIGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 17

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS)

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT)

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

Vereniging voor personen met een handicap (VFG)

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG)

Vlaamse Confederatie van ouders en ouderverenigingen (VCOV)

Vlaamse Volksbeweging

VOSOG Scouting voor volwassenen

vtbKultuur

Welzijnsschakels

Willemsfonds

Ziekenzorg CM

2. DE VERENIGINGEN

DE BEWEGINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 19

3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN

Omschrijving

Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door

bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij te veranderen. Dit doen ze door middel van sensibilisatie, educatie

en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samen-

leving een geweten en staan op de bres voor maatschappelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan

met geld, armoede, ecologie,...

Voorlopers

Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht,

gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten,… Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, eman-

cipatiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de

geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België.

Nieuwe tijden brachten nieuwe noden. Gaandeweg ontstonden nieuwe bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek,

duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid,… al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze

maatschappij.

Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse gemeenschap sociaal-culturele bewegingen

een plaats in onze sector. Oude(re) en nieuwe bewegingen worden sindsdien door de overheid gesubsidieerd. Een aantal bewegingen

werd vroeger erkend en gesubsidieerd als zogenaamde sociaal-culturele diensten.

De bewegingen vandaag

Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegingen genieten (nog) geen erkenning van

de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke vijfjarige beleidsperiode.

De bewegingen in kerncijfers (2008)

het aantal bewegingen 31

het aantal personeelsleden 330

omzet 14,8 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling 4,1 miljoen euro

Alle bewegingen op een rijtje

Hieronder vind je een lijst van alle 31 gesubsidieerde bewegingen.

BEWEGING THEMA

Bedevaart naar de graven aan de IJzer Vrede, vrijheid,verdraagzaamheid

Beweging Tegen Geweld - Zijn Geweld en misbruik binnen vertrouwensrelaties

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op CultuurDe maatschappij bewegen naar een inclusieve samenleving,

samen met blinden en slechtzienden

Bond zonder Naam CultuurVlaanderen overtuigen bij te dragen tot een meer zorgzame

samenleving

De Maakbare MensEthische vragen omtrent medische en biotechnologische

ontwikkelingen

De Wakkere Burger Burgerparticipatie, lokale democratie en burgerschapsvorming

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) Alle aspecten van vegetarische voeding

20 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

3. DE BEWEGINGEN

Forum voor Vredesactie Pluralistische vredesorganisatie

GetBasic Bewust omgaan met media; zelf actief media maken

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek

(IMAVO)Noodzakelijke menselijke conflicten

IntegraalActief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden

op ouder worden

Kerkwerk Multicultureel Samenleven Interculturele samenlevingsopbouw

Kif Kif Interculturaliteit, participatie, interactiviteit, sensibilisatie

Koerdisch InstituutMensen- en volkerenrechten Midden-Oosten, Eurazië,

Kaukasus; minderheden in Vlaanderen

Liga voor Mensenrechten Mensenrechten in België

LINC Inclusieve kennismaatschappij

Mobiel 21 Duurzame mobiliteit

Netwerk Bewust Verbruiken Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling

Netwerk Vlaanderen Anders omgaan met geld

Pax Christi Vlaanderen Christelijke beweging voor vrede en actieve geweldloosheid

Ryckevelde Europese samenwerking

Sociumi Actief burgerschap

Toemeka Beweging voor een verstaanbare samenleving

Vaka/Hand in Hand Een antiracistische invalshoek op de migratiethematiek

Verbruikersateljee Consumentenproblemen vanuit een sociale invalshoek

Vluchtelingenwerk Vlaanderen Rechten van asielzoekers en vluchtelingen

Voedselteams Duurzame, regionale landbouw

Vrede Internationale politiek, globalisering, vrede en ontwikkeling

WelzijnszorgArmoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

in eigen samenleving

Wervel Landbouw, milieu en maatschappij, lokaal en mondiaal

zij-kant Gender en gelijke kansen

DE VOLKSHOGESCHOLEN

22 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

Omschrijving

Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een ambitieus takenpakket. Dankzij de

Vormingplus-centra is er immers altijd een vormingsactiviteit bij iedereen in de buurt. Het educatief aanbod staat open voor iedereen

en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. De Vormingplus-centra overleggen bovendien met

tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te stroomlijnen, af te stemmen en bekend te maken. Ze spelen dus een

belangrijke rol als netwerkers.

De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne)

kan je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg,... Een andere regio

betekent andere uitdagingen én een andere koers.

Voorlopers

In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele

educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een meer (levens)breed aanbod voor elke Vlaming realiseren. De

overheid herverkavelde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. 30

instellingen en deelinstellingen gingen op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Het idee van de volkshogescholen werd ge-

leend van een aantal Europese landen, waar reeds gelijkaardige instellingen bestonden. Naast de volkshogescholen bleef een beperkt

aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder).

De volkshogescholen vandaag

Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Volkshogescholen. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen elk

drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één.

De Vormingplus-centra in kerncijfers (2008)

het aantal Vormingplus-centra 13

het aantal deelnames aan de publieksgerichte activiteiten 72.274

het aantal personeelsleden 197

omzet 14,8 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling 11,1 miljoen euro

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 23

4. DE VOLKSHOGESCHOLEN

Vormingplus

Oostende-Westhoek

Vormingplus

Gent-Eeklo

Vormingplus

Midden en

Zuid West-Vlaanderen

Vormingplus

Vlaamse Ardennen-

Dender

Vormingplus

Brussel

(Citizenne)

Vormingplus

regio Brugge

Vormingplus

Waas-en-Dender

Vormingplus

regio Mechelen

Vormingplus

Antwerpen Vormingplus

Kempen Vormingplus

Limburg

Vormingplus

Oost-Brabant

Vormingplus

Halle-Vilvoorde

(Arch’educ)

Alle Vormingplus-centra op een kaartje

Hieronder vind je een overzicht van de 13 regionale Vormingplus-centra.

DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 25

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Omschrijving

De landelijke vormingsinstellingen werken in tegenstelling tot de Vormingplus-centra niet regionaal, maar landelijk en niet algemeen,

maar slechts rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun zogenaamde specialisme. Daardoor kan

je bij hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vor-

mingsactiviteiten nooit veraf. Je ontplooit er jezelf, leert nieuwe mensen kennen en komt sterker in de samenleving te staan.

Een 18-tal vormingsinstellingen bieden samen een kleurrijk pallet van vormingsactiviteiten gaande van kunst- of natuureducatie over

wetenschapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, enzovoort. Dat zijn de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast

zijn er ook een handvol vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact,

de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij

aanbieden staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Je leert er

over de werking van de vakbond, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica, enzovoort.

De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de werkvloer.

De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instel-

lingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activitei-

ten voor begeleiders van personen met een handicap.

Tenslotte heb je nog Vijftact, een federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan

vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor een betere integratie en een betere beeldvorming van personen met een handicap.

Vijftact bundelt en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s.

Voorlopers

De vormingsinstellingen hebben hun wortels in de jaren ’60, de ‘Golden Sixties’. De verzorgingsstaat en de vrijetijdssamenleving

waren in volle ontwikkeling. In die periode van hoogconjunctuur ontstaan tal van vormingsinstellingen. In de jaren ’90 waren een veer-

tigtal vormingsinstellingen in Vlaanderen actief. Opvallend is dat vele van deze nieuwe organisaties zich niet ideologisch profileerden,

maar een neutraal of pluralistisch profiel aannamen.

Met de komst van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werd het landschap van de vormingsinstellingen drastisch

herverkaveld. Een aantal instellingen ging op in de gloednieuwe volkshogescholen, een ander deel verpopte zich tot gespecialiseerde

vormingsinstelling, syndicale vormingsinstelling of vormingsinstelling voor een bijzondere doelgroep. Daarnaast werd één federatie

van vormingsdiensten voor personen met een handicap, Vijftact, opgericht.

De landelijke vormingsinstellingen vandaag

Vandaag telt Vlaanderen 18 gespecialiseerde vormingsinstellingen die erkend en gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid.

Daarnaast zijn er drie syndicale vormingsinstellingen en drie vormingsinstellingen voor personen met een handicap en is er één

federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. Dat brengt het totaal op 25.

26 | VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2008)

het aantal vormingsinstellingen

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

waarvan syndicale vormingsinstellingen

waarvan vormingsinstellingen voor personen met een handicap

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

25

18

3

3

1

het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten 234.990

het aantal personeelsleden 438

omzet 33,0 miljoen euro

subsidies Afdeling Volksontwikkeling 10,3 miljoen euro

Alle landelijke vormingsinstellingen op een rijtje

Hieronder vind je een lijst van alle 25 landelijke vormingsinstellingen. De erkenning en subsidiëring van de gespecialiseerde vor-

mingsinstelling Relatie Studio werd in 2008 stopgezet. De Rode Antraciet, een vormingsinstelling voor gedetineerden, valt sinds 2008

onder het participatiedecreet en maakt decretaal geen deel meer uit van de werksoort Vormingsinstellingen.

GESPECIALISEERDE VORMINGSINSTELLING SPECIALISME

Amarant (Reflectieve) kunsteducatie

Atelier Cirkel Creativiteitsbevordering door beeldend werk

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV),

partner in christelijk vormingswerkZingeving

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN) Natuur- en milieueducatie

Halewynstichting Muziek: beschouwing, beleving en beoefening

Impuls Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap

Inverde Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur

Motief Geloof en samenleving

Natuurpunt Educatie Leren voor natuur, milieu en landschap

PRH-Persoonlijkheid en Relaties De persoon en zijn groei (persoonlijke groei)

Stichting Lodewijk de Raet Sociale participatie in het kader van actief burgerschap

Timotheus Intuïtieve ontwikkeling

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) Wetenschapspopularisering

Universiteit Vrije Tijd DavidsfondsGeschiedenis voor morgen:

cultuur en samenleving in historisch perspectief

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) Opvoeding en kinderopvang

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen Eerstehulpverlening

Wisper Kunsteducatie

Zorg-Saam Zorg

SYNDICALE VORMINGSINSTELLING

Ateliers voor Werknemersvorming

Vorming en Actie

Werknemerswelzijn

VOORSTELLING VAN DE SECTOR | 27

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

VORMINGSINSTELLING VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

KR8

Op-Stap

Z11

FEDERATIE VAN VORMINGSDIENSTEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

Vijftact

DEEL 2

PROFIELVAN

DE SECTOR

30 | PROFIEL VAN DE SECTOR

INHOUD

PROFIEL VAN DE SECTOR | 31

INLEIDING 33

METHODOLOGIE 35

BEGRIPPENLIJST 38

AFKORTINGEN 40

HOOFDSTUK 1 DE WERKING 43

1.1BEVINDINGEN 44

1.2VERENIGINGEN 46

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN 47

1.2.2 DE WERKING IN CIJFERS 56

1.3BEWEGINGEN 61

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES 62

1.3.2 BEWEGINGEN EN DEMOCRATIE 72

1.4VOLKSHOGESCHOLEN 76

1.4.1 EEN EIGEN AANBOD AANBIEDEN 77

1.4.2 HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO 83

1.4.3 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN 87

1.4.4 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN 89

1.5LANDELIJKEVORMINGSINSTELLINGEN 90

1.5.1. WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD 91

1.5.2. DE WERKING IN CIJFERS 98

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS 105

2.1BEVINDINGEN 106

2.2SECTORGEGEVENS 110

2.3WERKSOORTELIJKEGEGEVENSVERGELIJKENDERWIJS 139

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIËN 167

3.1INLEIDING 169

3.2BEVINDINGEN 170

3.3FINANCIËLEANALYSEVANDESECTOR 172

3.3.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES 173

3.3.2 VERHOUDINGEN 175

3.4WERKSOORTELIJKEGEGEVENSVERGELIJKENDERWIJS 177

3.4.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES 178

3.4.2 VERHOUDINGEN VERGELIJKENDERWIJS 180

3.5FINANCIËLEANALYSEPERWERKSOORT 182

3.5.1 VERENIGINGEN 183

3.5.2 BEWEGINGEN 186

3.5.3 VOLKSHOGESCHOLEN 189

3.5.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 192

3.6SUBSIDIECIJFERSPERWERKSOORTPERORGANISATIE 195

3.6.1 VERENIGINGEN 196

3.6.2 BEWEGINGEN 198

3.6.3 VOLKSHOGESCHOLEN 199

3.6.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN 200

InleidingMethodologie

BegrippenlijstAfkortingen

INLEIDINGIn dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in

elkaar zit.

Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de

FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties alle

gevraagde gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken

hiervoor alvast de betrokken organisaties.

Toch moeten nog enkele kanttekeningen gemaakt worden: meten is weten, maar meten heeft ook zijn beperkingen.

Ten eerste wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over per-

soneel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten. Een

rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het profiel dat

we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes die gemaakt zijn.

Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties vulden im-

mers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Daarbij valt niet uit te sluiten dat elke organisatie zijn eigen interpretatie van de be-

grippen en concepten hanteert. De invulling van het begrip ‘lidmaatschap’, bijvoorbeeld, verschilt sterk van vereniging tot vereniging.

Ook de afweging of een medewerker nu hoofdzakelijk inhoudelijk dan wel ondersteunend werk verricht, is een afweging die door elke

organisatie afzonderlijk gedaan moet worden. Met de ingebruikname van een online meetsysteem (zie verder), de ervaring van de

organisaties (dit is intussen de derde bevraging) en de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatiepro-

bleem intussen sterk gereduceerd.

Tot slot willen we benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Het sociaal-cultureel volwassenen-

werk is meer dan aantallen afdelingen, bestuursleden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van

de organisaties ook oog voor beschrijvende informatie. We vermelden zo ondermeer concrete praktijkvoorbeelden, inhoudelijke pijlers

en doelgroepen van de organisaties.

Zoals gezegd zijn de cijfergegevens in dit boek het resultaat van een derde gegevensverzameling bij de organisaties. De eerste ronde

(over 2006) was een testronde voor intern gebruik. De resultaten van de tweede ronde (over 2007) werden gepubliceerd in Boeksta-

ven 2008 en de resultaten van de derde ronde (over 2008) vind je in de hoofdstukken hierna. Gaandeweg bouwen we zo een tijdreeks

op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. Het is op dit moment echter nog te vroeg om conclusies te trekken over

trends in de tijd. Daarom vermelden we in deze editie van Boekstaven louter ter info de cijfers van het jaar 2007 en maken we slechts

uitzonderlijk een expliciete vergelijking in de tijd.

De cijfers over de sector zijn veel meer dan een geactualiseerde versie van de vorige editie van Boekstaven. Dankzij een nieuw online

meetsysteem zijn we nu in staat meer verfijnde gegevens te verzamelen, vooral op het vlak van personeelsgegevens. Het hoofdstuk

over de medewerkers hebben we bijgevolg grondig herwerkt en verfijnd. Ook tabellen en grafieken in andere delen werden kritisch

tegen het licht gehouden en hier en daar herwerkt of aangevuld.

Het eerste hoofdstuk van dit deel handelt over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen

de werksoorten werd hier voor een gedifferentieerde aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past.

Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en

vrijwilligers. We behandelen er eerst de sectorgegevens. Vervolgens lichten we opvallende verschillen tussen de werksoorten toe.

INLEIDING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 33

Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven,

subsidies en personeelskosten tegen het licht.

Bij het opvragen van de gegevens werd gewerkt met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.

34 | PROFIEL VAN DE SECTOR

INLEIDING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 35

METHODOLOGIEWe schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging.

We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden.

De meeste gegevens werden verzameld met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van

de volkshogescholen en de vragenlijst over ‘bewegingen en democratie’ werden respectievelijk met een Excel-en een Wordformulier

verzameld. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2009 en peilde naar de situatie op 31 december 2008.

In totaal hebben we de gegevens van 125 gesubsidieerde en/of erkende organisaties ontvangen. Op één organisatie na leverden alle

organisaties alle gevraagde gegevens voor het onderzoek. De vereniging VOSOG Scouting voor volwassenen ontvangt een startsubsi-

die, maar werd in de bevraging opgenomen.

De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging. De erkenning en subsidiëring van de gespecialiseerde vormingsinstelling Relatie

Studio werd in de loop van 2008 stopgezet. De Rode Antraciet, een vormingsinstelling voor gedetineerden, valt sinds 2008 onder het

participatiedecreet en maakt decretaal geen deel meer uit van de werksoort Vormingsinstellingen. Ook van deze laatste twee instel-

lingen verzamelden we bijgevolg geen gegevens.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN

Een nieuw meetsysteem

De bevraging van onze lidorganisaties gebeurde dit jaar voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank,

in plaats van de gebruikelijke Excel-formulieren. Dit maakte de bevraging op een aantal vlakken efficiënter:

- op de ingevoerde gegevens werden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid,…).

Dit verminderde de kans op fouten

- uitleg over de gevraagde gegevens was steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeerde een meer uniforme input van de organisaties

- alle gegevens werden automatisch verzameld in een centrale database. Dit verminderde het risico op menselijke fouten bij de

verwerking

Bij de bevraging over de medewerkers draaiden we onze manier van bevragen om. Vroeger stelden we vragen waarbij de organisaties

zelf het rekenwerk moesten doen. Voor 2008 daarentegen vroegen we per personeelslid anoniem een aantal basisgegevens, waarop

wij zelf de nodige berekeningen doen. Dit heeft twee grote voordelen:

- de rekenlast ligt niet meer bij de organisaties. Dit betekent minder werk en minder kans op fouten

- we verzamelen een schat aan nieuwe gegevens. Voorheen verzamelden we enkel samengevoegde cijfers per organisatie. Nu

verzamelen we anonieme basisgegevens per personeelslid. Daardoor kunnen we een heel aantal nieuwe verbanden onderzoeken

en nieuwe tabellen en grafieken ontwikkelen.

De cijfers over de medewerkers en werking van 2007 en 2008 zijn, ondanks de veranderingen in het meetsysteem, zeer gelijkaardig.

We zien hierin een bewijs van de betrouwbaarheid van onze gegevens.

METHODOLOGIE

Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over de medewerkers bij alle werksoorten

en de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de volkshogescholen en de landelijke vormingsinstellingen.

Er werden verschillende stappen doorlopen: lichtjes bijschaven van definities, selectie en opvraging van de brongegevens, de harmo-

nisatie van de gegevens en bijschattingen

1.Lichtjesbijschavenvandefinities

Op basis van de evaluatie van de vorige ronde van de gegevensverzameling hebben we een aantal begrippen in onze bevraging

verduidelijkt. Om vergelijkingen in de tijd mogelijk te maken en te houden, hebben we deze aanpassingen beperkt gehouden. De defi-

nities van een inhoudelijke en een ondersteunende medewerker werden scherper gesteld met een aantal bijkomende voorbeelden. De

definitie van een freelancer en een vrijwilliger werden ook verduidelijkt.

2.Selectievandeoptevragengegevensenbevraging

Aan de hand van de evaluatie van de vorige versie van Boekstaven werden in de verschillende FOV-werkgroepen een paar bijko-

mende afspraken gemaakt over welke gegevens op welke wijze opgevraagd zouden worden. Hierbij werd rekening gehouden met de

relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het onderzoek uit te voeren.

Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2008. We werken dus niet met jaargemiddel-

den.

3.Harmonisatieencorrectie

De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op

basis van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van

het vorige jaar en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de

organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens.

4.Bijschattingen

Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek

aan man-of vrouwkracht of aan een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan

ofwel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken ofwel enkele cijfers van 2008 te herne-

men en bij te sturen.

Op deze manier werd een 100% respons bereikt bij alle 125 deelnemende organisaties.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

METHODOLOGIE

36 | PROFIEL VAN DE SECTOR

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN

Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te

beperkend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek. De verenigingen geven daarom,

naast cijfergegevens, ook een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden. De bewegingen rapporteren over hun meest opvallende

campagne en gaan dieper in op hun bijdrage aan een gezonde democratie. De volkshogescholen vullen hun cijfergegevens aan

met concrete praktijkvoorbeelden. De landelijke vormingsinstellingen vermelden dan weer naast cijfers een aantal voorbeelden van

vormingen die ze in 2008 georganiseerd hebben.

De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort.

De inbreng van de bewegingen over democratie werd samengevoegd en herwerkt tot een analyserende tekst.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten vind je als bijlage op de CD-ROM.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS

De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het IVA Sociaal-

Cultureel Werk voor Volwassenen. Voor het jaar 2008 werd het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkomsten door de overheid

opgevraagd via een Excel-tabel. We vroegen dezelfde tabellen op bij de organisaties en analyseerden ze.

We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van 2007. Waar nodig vroegen we verduidelijkin-

gen of aanpassingen bij de organisaties. Eén organisatie kon geen afrekening bezorgen. Voor die organisatie namen we in onderling

overleg de cijfers voor 2007 over.

Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening vind je als bijlage op de CD-ROM.

METHODOLOGIE

PROFIEL VAN DE SECTOR | 37

BEGRIPPENLIJST

38 | PROFIEL VAN DE SECTOR

BEGRIPPENLIJSTAfdelingofgroep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoude-

lijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging.

Bestuurslid:een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke be-

stuursleden horen hier ook bij.

Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep

van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt.

Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd.

Deelnemers: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelne-

mers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld.

Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt.

Eénvoltijdsequivalent(=fulltimeequivalent): een tewerkstelling van 100% (fulltime), los van het feit of deze wordt

uitgevoerd door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij

vormen samen één voltijds equivalent.

Freelancemedewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tus-

sen deze persoon en de organisatie vallen.

Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect

van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke

zijn hier dus niet bij inbegrepen.

Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die

onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’.

De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmanszaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet

relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor (inhoudelijk) werk dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, be-

schouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap,

eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het

inhuren van 2 freelancers.

Ingezetvoorhetsociaal-cultureelvolwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van

de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logis-

tiek van aard zijn.

Inhoudelijkemedewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van

het sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld:

- een educatief medewerker

- een beleidsmedewerker

- een afdelingsondersteuner

- een redacteur

- de coördinator

- de directeur

BEGRIPPENLIJST

PROFIEL VAN DE SECTOR | 39

- een projectbegeleider

- een lesgever

Lid:voor deze bevraging beschouwen we als lid: ‘de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep

of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd’. Het lidmaatschap kan zich veruitwendigen via het betalen van een lidmaat-

schapsbijdrage.

Mediaan:de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of

verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen (zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het ge-

middelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het

middelste getal. 7 is de mediaan. Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is

het gemiddelde van de twee om het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10.

Niet-formeleeducatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die gehanteerd wordt in het decreet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer

kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in

een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doel-

oriëntaties; de bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld;

in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en

functiebewijzen.”

Niet-formeleeducatiesubsidieerbaarvolgensdecriteriavanhetdecreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog

bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie:

- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24)

- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1)

- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3)

- bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1).

Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voor-

werp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld

met niet-formele educatie.

Niet-formeleeducatieerkendengesubsidieerddoordeoverheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie die

de Vlaamse overheid effectief subsidieert.

Ondersteunendemedewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of

voor de organisatie. Bijvoorbeeld:

- de administratieve medewerkers

- de financiële medewerkers

- de boekhouder

- de onderhoudsmedewerker

Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs, PWA-

ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling worden

in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’.

Publieksgerichteactiviteiten(verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie gebruikt in de wet op het

vrijwilligerswerk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale

werkcontext en binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

AFKORTINGENSCVW:sociaal-cultureel volwassenenwerk

VER:verenigingen

MIG: migrantenverenigingen

BEW: bewegingen

VHS: volkshogescholen

LVI: landelijke vormingsinstellingen

AFKORTINGEN

40 | PROFIEL VAN DE SECTOR

AFKORTINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 41

42 | PROFIEL VAN DE SECTOR

HOOFDSTUK 1

DE WERKING

1.1 BEVINDINGEN 1. DE WERKING

1.1 BEVINDINGEN

Deverenigingenhebbeneengrootengespreidbereik

Met 2,2 miljoen leden en 9,7 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige

achterban.

Samen telt de werksoort Verenigingen 15.511 afdelingen. Met gemiddeld 47 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente

zijn de sociaal-culturele verenigingen sterk aanwezig in onze samenleving.

De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies. Brussel bekleedt hierbij een bijzondere

positie. Bij de migrantenverenigingen zijn er wel uitschieters: Brussel en Limburg tellen relatief veel afdelingen, terwijl de migran-

tenverenigingen nagenoeg niet aanwezig zijn in de provincies Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen.

DewerksoortVerenigingeniseenkleurrijkemozaïek

Verenigingen vind je in alle maten, kleuren en vormen. Inhoudelijk werken ze rond tal van pijlers. De meest voorkomende pijlers

zijn cultuur, vorming/educatie, belangenbehartiging, ontmoeting, participatie, integratie en diversiteit. Ook in de doelgroepen van

de werksoort is diversiteit troef. Volwassenen, vrouwen, senioren, allochtonen, ouders, gezinnen en jongvolwassenen zijn de

voornaamste doelgroepen.

Verenigingenkunnenrekenenopdeinzetvaneengrootaantalvrijwilligers

De verenigingen tellen samen 213.890 vrijwilligers. Daarmee neemt deze werksoort het leeuwendeel (95%) van de vrijwilligers

in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen er 142.333 een verantwoordelijkheid op als bestuurder. Een

vereniging telt gemiddeld 3.819 vrijwilligers, waarvan gemiddeld 2.542 bestuurders.

Bewegingenzijncampagnebeesten

Bewegingen vervullen hun decretale opdrachten (sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie) door op een handige manier

campagnes in te schakelen. Met gerichte campagnes brengen bewegingen hun thema onder de aandacht van jan met de pet, het

politieke bestel en de pers. Ze vechten tégen geweld, racisme, ongelijkheid, schendingen van de mensenrechten,… en ijveren

vóór vrede, verdraagzaamheid, inclusie, ethiek,… Hun acties zetten mensen aan tot nadenken, ze schoppen de samenleving

een geweten. Mensen hebben soms moeite met het herkennen van de naam van een beweging, maar iedereen kent wel een of

meerdere campagnes.

Bewegingenzijngoedvoordedemocratie

Een democratie zou geen democratie zijn zonder bewegingen. De aanwezigheid van bewegingen is een goede graadmeter voor

het democratisch gehalte van de samenleving. Enerzijds duidt hun bestaan op de openheid van de overheden, die kritische stem-

men toelaten. Anderzijds is het bestaan van bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestem-

de zielen zinvoller en efficiënter samen aan maatschappelijke verandering kunnen werken.

Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun

steentje bij. De manier waarop ze dit doen kunnen we in vier (niet-exclusieve) types samenvatten:

- door van democratie hun basisthema te maken,

- door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht te brengen,

- door democratie toegankelijk te maken voor iedereen,

- door mensen de kans te geven op een geïnformeerde manier keuzes te maken.

Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s onder de aandacht en verlevendi-

gen ze het politieke debat,… Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen.

44 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.1 BEVINDINGEN1. DE WERKING

Volkshogescholenzijnbelangrijkevormingsaanbieders

Vormingplus-centra werken een eigen educatief aanbod uit. In 2008 presteerden ze 35.023 uren educatieve activiteiten met in

totaal 72.274 deelnames. De Vormingplus-centra zorgen bij hun programmering voor een maximale spreiding van educatie in hun

regio. In het grootste deel van de Vlaamse gemeenten worden activiteiten georganiseerd en in nagenoeg alle gemeenten worden

deelnemers geregistreerd. In de centrumsteden worden het meeste activiteiten georganiseerd en relatief gezien het meeste

mensen bereikt.

De Vormingplus-centra realiseren hun aanbod vaak in samenwerking met partnerorganisaties. Vooral cultuur- en gemeenschaps-

centra, steden, gemeenten, ocmw’s, welzijnsorganisaties en sociaal-culturele organisaties zijn belangrijke partners.

64% van de activiteiten zijn cursussen, workshops of trainingen. De activiteiten behandelen een waaier aan thema’s. Creativiteit,

expressie en interculturele vorming zijn samen met computer, media en informatie de meest voorkomende thema’s.

Vormingplus-centrazijnmeerdanvormingsaanbiedersalleen

De Vormingplus-centra brengen het bestaande aanbod niet-formele educatie binnen hun regio in kaart. De Vormingplus-centra

coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbieders af. Door samen-

werking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio. Ze gaan na

welke educatieve noden er zijn en welke initiatieven nodig zijn om bepaalde educatieve ‘leemtes’ op te vullen. Hierbij hebben ze

speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen. De Vormingplus-centra geven advies aan organisa-

ties over educatie en investeren in educatienetwerken.

De Vormingplus-centra zorgen er daarnaast voor dat hun eigen aanbod en dat van andere aanbieders in de regio bekend raakt.

Delandelijkevormingsinstellingen:25instellingen,25invalshoeken

Net zoals bij de andere werksoorten bestaat er een enorme diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt

zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing.

In 2008 organiseerden de instellingen 111.128 uren educatieve activiteiten waarop 234.990 deelnemers geteld werden. Een

greep uit het aanbod: een studiedag over rouwverwerking bij personen met een beperking, een tweedaagse over vakbondswerk,

een studiedag over apathie bij ouderen, een cursus over Bach, veilig leren werken met de kettingzaag, Bijbelcursussen, omgaan

met agressie,…

Delandelijkevormingsinstellingenprestereneenaanzienlijkdeelongesubsidieerdevormingsuren

Van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 69% gesubsidieerd door de Vlaamse

overheid. De vormingsinstellingen moeten dus voor een klein derde van hun aanbod niet-formele educatie op zoek naar andere

financieringsbronnen.

Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsi-

diëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 79% gesubsidieerd is. 21% van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen,

blijft dus ongesubsidieerd.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 45

DE VERENIGINGENdemocratisch

mensenrechtenbewust

gelijke kansenvrije tijd

pluralisme

duurzaamheidnetwerking vrijzinnig gezin

actie

sociaal

integratieeducatie vriendschap

vormingsaanbod

afdelingenwerkingkritisch engagement

natuursensibilisering

samenhorigheidcreativiteit

socialistischdoelgroepenbeleid

activeren

ondersteuning

emancipatie

ontmoetingvormingcultuur empowerment

Vlaams

reizen

progressief

participatie zingeving

informatie

uitwisselingdiversiteitafdelingsondersteuning

verenigingsleven

recreatie

activiteitenaanbod

belangenbehartiging

vrouwenvolwassenen

allochtonensenioren breed publiek

ouders

jongvolwassenengezinnen

autochtonen

Vlamingen

Belgen

vijftigplussersvrijwilligers

leden

PROFIEL VAN DE SECTOR | 47

1.2 VERENIGINGEN

1.2 VERENIGINGEN

Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe

verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwasse-

nen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. Dat brengt het totaal op 571.

14 van de 57 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot einde 2010 om in alle

facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk.

Het luik over de werking van de verenigingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwantitatief deel.

In het beschrijvende deel gaan we dieper in op de inhoudelijke pijlers en de doelgroepen van de verenigingen. Het tweede deel pakt

uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)vrijwilligers,… van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke

pijlers in de werking, de doelgroep(en) van de vereniging en eventuele aanvullende info. Zo brengen we kort en krachtig de diversi-

teit en de activiteit van de verenigingen in beeld.

De45meestvoorkomendeinhoudelijkepijlers

Cultuur, vorming/educatie, belangenbehartiging, ontmoeting, participatie, integratie en diversiteit zijn de meest genoemde inhoude-

lijke pijlers2. Dat blijkt uit de bovenste woordenwolk hiernaast. We beperken ons tot de 45 meest voorkomende pijlers. Hoe groter

het woord, hoe vaker het vermeld wordt in de zelfbeschrijving van de verenigingen.

De15meestvoorkomendedoelgroepen

Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de onderste hiernaast). Volwassenen, vrouwen, senioren, allochtonen,

ouders, gezinnen en jongvolwassenen zijn de meest genoemde doelgroepen.

1 Waar in dit boek gegevens over de verenigingen voorkomen, gaat het steeds over 56 verenigingen. LVZ nam immers, net als vorig jaar, niet deel aan de bevraging voor dit boek..

2 Een aantal woorden werd geïnterpreteerd, bijvoorbeeld: ‘emancipatorisch’ werd vervangen door ‘emancipatie’ en woorden als ‘Vlaamsbewust’, ‘Vlaams-nationalistisch’, ‘Vlaamse cultuur’,... worden gevat in het adjectief ‘Vlaams’.

Hieronder vind je de individuele inbreng van elke vereniging.

A.Vermeylenfonds

P socialistisch vrijzinnig Vlaams

D leden volwassenen

P Pijlers

D Doelgroepen

E Extrainfo

1. DE WERKING

48 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

Acli-Vlaanderenvzw

P educatie vorming cultuurmigranten- problematiek

tewerkstelling arbeidsrecht

D allochtonen jongeren vrouwen

E netwerk geschiedenis traditie

AIF,MulticultureleFederatievanZelforganisaties

Pintegratie-

bevorderingparticipatie

doelgroepen- beleid

emancipatorisch vormingbelangen- behartiging

D allochtonen volwassenen leden

E progressief constructief diversiteit

AmnestyInternationalVlaanderenvzw

P mensenrechten activisme educatie vrijwilligerswerk verontwaardiging

D volwassenen jongeren breed publiek

E internationaal onafhankelijk

ATBDeNatuurvrienden

P duurzaamheid toerisme recreatie educatie

D actieven gezinnen vijftigplussers

ConTempo

P rouwbegeleiding vorming ontmoeting integratie cultuurbelangen- behartiging

D volwassenenpartnerverlies

door overlijden

E netwerk uniek diversiteit

Curieus

P cultuur warmte sociaal progressief educatie

D volwassenen jongvolwassenen ouderen

E nieuwsgierigonverwachte invalshoeken

innovatief

Davidsfonds

P cultuur taal geschiedenis kunst muziek lezen

D volwassenen jongeren kinderen

E onafhankelijk cultuurnetwerk

EducatieveVerenigingvoorOuderwerkinginhetOfficieelOnderwijs(EVO)

P vorming ondersteuning logistiek

D ouders leerkrachten

Eouder-

verenigingen

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 49

1.2 VERENIGINGEN

FederatieMarokkaanseVerenigingen(FMV)

Pkritisch

constructiefemancipatorisch laagdrempelig samenhorigheid

D allochtonen vrouwen

FederatievanMarokkaanseDemocratischeOrganisaties(FMDO)

P diversiteit sociaal cultureel federatie

D allochtonen

FederatievanVlaamseSimileskringen

Plotgenoten-

contactinformatie training

belangen- behartiging

ontmoeting

D familieleden hulpverleners patiënten

Egeestelijke

gezondheid

psychische

problemen

FederatievanVooruitstrevendeVerenigingen(CDF)

P vooruitstrevend gelijkheid empowerment sociaal cultuur diversiteit

D minderheden

FederatievanZelforganisatiesinVlaanderen(FZO-VL)

P samenwerking ondersteuning interculturaliteit

D afdelingen achterban

E pluralistisch

FederatieWereldvrouwen

P uitwisseling kadervorming maatwerk empowerment pluralisme emancipatie

D vrouwen verenigingen vrijwilligers

E multicultureel

FederatieOnafhankelijkeSenioren(FedOS)

P netwerking coaching sensibiliseringactiviteiten- aanbod

vormingsaanbod

D seniorenclubs vijftigplussers

ForumvanVlaamseVrouwen(FVV)

Pvrouwen-

emancipatie

Vlaams-

nationalismeverenigingsleven

D vrouwen

E schakel uniek

FVK-Rodenbachfonds

PVlaamse

beweging

volkeren- en

mensenrechtenvrede

D breed publiek

1. DE WERKING

50 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

Gezinsbond

P pluralismegezinsgerichte

activiteiten

opvoedings-

ondersteuning

gezinsgerichte

dienstverleninggezinspolitiek

D jonge gezinnenouders met tieners

grootouders

E

kind- en ge-

zinsvriendelijke

maatschappij

FederationofAnglophoneAfricansinBelgium(FAAB)

P empowerment cultuur educatie integratie participatie

D Afrikanen Engelstalig

HetVlaamseKruisvzw

P EHBO manifestaties

D breed publiek

Holebifederatie

P sensibilisering vormingdoelgroepen-beleid

verenigingsleven ondersteuning

D holebi transgender

Humanistisch-VrijzinnigeVereniging(HVV)

P zingeving opvoeding kritiek diversiteit humanistisch vrijzinnig

D vrijdenkers ouders senioren

E inclusiviteit kosmopolitismeVerlichtings-

waarden

InternationaalComité(IC)

P intercultureel versterken participatie

D allochtonen nieuwkomers autochtonen

KAV-Vrouwendiebewegen

Ppersoons-

ontwikkeling

ontmoetings-

kansen

praktische

vorming

D vrouwen

E dienstverleningbelangen-

behartiging

KVG-Vorming-Openkijkophandicap

P inclusie ontmoeten groeikansenbelangen-

verdedigingbewustmaking

Dpersonen met

een handicap

de omgeving van

personen met

een handicap

breed publiek

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 51

1.2 VERENIGINGEN

KVLV-Vrouwenmetvaart

Plekkere, gezonde

voeding

gezondheid en

conditiecreativiteit

zorgzaam

samenlevenplatteland

steun aan

boerinnen en

tuiniersters

D vrouwen

E laagdrempelig kwaliteitsvol plezierig

KWB

P ontmoeting bruisende buurt themagerichtwerknemers-

gericht

vrijwilligers-

engagementduurzaamheid

D mannen vrouwen gezinnen

E eensgezind sociaalwaarden-

bewogen

LandelijkeGilden

Pplattelands-

belevingactie in het dorp samen leren

plattelands-

cultuurvieren proeven

Dplattelands-

bewoners (m/v)alle leeftijden netwerkers

E lokaal actief gezinsgericht verbondenheid

Latijns-AmerikaanseFederatie(LAF)

P integratie vorming participatie

DLatijns-

AmerikanenBelgen

LiberaleBewegingvoorVolksontwikkeling(LBV)

P cultuur vorming ontmoeting

D seniorenpersonen met

beperkingen

E liberaal mutualistisch

LiberaleVrouwen

P vrijheid vorming netwerking

D vrouwen

Linx+

P cultuur educatiebelangen-

behartiging

gemeenschaps-

vormendsocialistisch democratisch

D breed publiek volwassenen senioren

E gelijkheid rechtvaardigheid solidariteit

1. DE WERKING

52 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

LVZ-Vormingsdienst

Markant-NetwerkvanOndernemendeVrouwen

Pvrijetijds-

bestedingnetwerking uitwisseling

Dvrouwen-

ondernemers

hoger opgeleide

vrouwen

beroepsactieve

vrouwen

Masereelfonds

P kritisch onafhankelijk progressief democratisch maatschappij cultuur

Dgeëngageerde

volwassenen

E netwerk open

Neos-netwerkvanondernemendesenioren

P cultuurspreiding voordrachten ontmoeting

D senioren

E ondernemend

OKRA

P ouderentrefpunt oudereneducatiebelangen-

behartigingzingeving en zorg

reizen recreatiesport

D gepensioneerden babyboomerskwetsbare

ouderen

Enetwerk van

trefpunten

gediversifieerd

aanbod

emancipatie

van ouderen

Pasar-Vleugelsvoorjevrijetijd

P recreatie dichtbij vrije tijd cultuur natuur avontuur

D volwassenen gezinnen

PlatformvanAfrikaanseGemeenschappen

P diversiteit gezin HIV/AIDSAfrikaanse

cultuurempowerment

Dmigranten sub-

SaharaBelgen

S-Plus

P afdelingswerking gezondheidsinfobelangen-

behartiging

cultuur-

evenementencursussen reizen

D ouderen

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 53

1.2 VERENIGINGEN

UniederTurksIslamitischeCultureleVerenigingen(TurkseUnievanBelgië)

P integratiebelangen-

behartiging

verenigings-

ondersteuningontmoeting vorming vrijwilligers

D Turken allochtonen autochtonen

E vrouwen jongeren ouderen

UnievanTurkseVerenigingen(UTV)

P begeleiden vorming organiseren participatie integratie emancipatie

D jongvolwassenen volwassenen ouderen

Ebelangen-

behartigingsamenwerken

Unizo-Vorming-zelfstandigeondernemers

P lokale economie beroepscultuur

maatschappe-

lijke verantwoor-

delijkheid

Dzelfstandige

ondernemers

VerbondVOS,VlaamseVredesvereniging(VOS)

P Vlaamsbewust open pacifistisch sociaal bewogen

D Vlamingen pacifisten

E zelfbestuurnooit meer

oorloggodsvrede

VerenigingvoorEcologischLevenenTuinieren(VELT)

P ecotuin ecovoeding ecoconsumptieafdelings-

ondersteuningvormingsaanbod ecocampagnes

D volwassenen jonge gezinnen

Edurf tuinieren

zonderecosmos ecotuinweekend

VerenigingvoorOntwikkelingenEmancipatievanMoslims(VOEM)

P participatie beeldvorming diversiteit vorming samenbrengenvertegen-

woordigen

D moslims migranten autochtonen

E internationaal ontmoeten vrijheid

Verenigingvoorpersonenmeteenhandicap(VFG)

P informatie actie ontmoeting internationaalcultuur

en vrije tijd

ervarings-

deskundigheid

D handicap chronische ziekte

Ebelangen-

behartiging

1. DE WERKING

54 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

VIVA-SVVSocialistischeVrouwenvereniging

P ontmoeting welbevinden gelijke kansen gezinbewust

verbruikencreativiteit

D vrouwen

VlaamsVerbondvoorGepensioneerden(VVVG)

Pjaarthema-

werkingseniorenwerking

afdelings-

ondersteuning

belangen-

behartiging

senioren-

academie

D ouderenjonggepensio-

neerdenmedioren

E onafhankelijk voor elk wat wils @ctief

VlaamseConfederatievanoudersenouderverenigingen(VCOV)

P participatiebelangen-

behartiging

ombuds- en

bemiddelings-

functie

vorming

engagement

tussen ouders

en school

diversiteit

Douder-

verenigingenouders school

E maatwerk expertise

start en

begeleiding

ouderwerking

VlaamseVolksbeweging

P informatie actie bewustwording samenhorigheid pluralisme onafhankelijkheid

D Vlamingen

E bewegingonafhankelijk-heid

samenwerking

VOSOGScoutingvoorvolwassenen

P scouting engagement vriendschap natuur

D oud-scouts oud-gidsen

vtbKultuur

Pcultuur-

belevingencultuurtoerisme Vlaamse cultuur andere culturen

D volwassenengezinnen met

kinderen

Ecultuur met

een knipoog

Welzijnsschakels

Parmoede

bestrijdensolidariseren

Dmensen in

armoede

mensen zonder

armoede

Ekansrijke

omgevingbrugfunctie signaalfunctie

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 55

1.2 VERENIGINGEN

Willemsfonds

P cultuur educatie ontmoeten liberaal vrijzinnig gelijke kansen

D volwassenen allochtonen Europeanen

E geschiedenis

ZiekenzorgCM

Pchronisch zieken

en gezondenempowerment sociaal weefsel integratie

belangen-

behartiginggelijkwaardigheid

D langdurig zieken vrijwilligers

1. DE WERKING

56 | PROFIEL VAN DE SECTOR

23% 3% 16% 22% 16% 20%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

1.2.2 DE WERKING IN CIJFERS

De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 56 verenigingen1.

De cijfers in paars zijn de cijfers voor de 14 migrantenverenigingen (detail uit de groep van 56).

1.HoeveelafdelingenteltdewerksoortVerenigingen?Hoeisdespreidingoverdeverschillendeprovincies?

2007 2008

de spreiding van de afdelingen of groepen over de provincies

detail: migrantenverenigingen

15.395

1.119

15.511

1.269

100,0%2

100,0%

Antwerpen3.601

333

3.593

370

23,2%

29,2%

Brussel613

154

536

191

3,5%

15,1%

Limburg2.475

331

2.412

350

15,6%

27,6%

Oost-Vlaanderen3.328

232

3.468

266

22,4%

21,0%

Vlaams-Brabant2.430

48

2.419

70

15,6%

5,5%

West-Vlaanderen2.948

21

3.083

22

19,9%

1,7%

1.2 VERENIGINGEN

1 Vlaanderen telt vandaag 56 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen. 14 van deze verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. Deze verenigingen hebben tijd tot eind 2010 om in alle facetten van hun werking te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Elke beleidsperiode kloppen nieuwe verenigingen aan de deur om deel uit te kunnen maken van de erkende en gesubsidieerde sector. VOSOG Scouting voor volwassenen is de laatste nieuwkomer en ontvangt momenteel een startsubsidie. LVZ nam niet deel aan de bevraging. Dat brengt het totaal aan deelnemende verenigingen op 56

2 Waar in dit boek afrondingen gehanteerd worden, kan het voorkomen dat het totaal licht afwijkt van de som van de delen.3 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

28%

13%

23%

17%19%

= aandeel

bevolking van de

provincie in het

Vlaams Gewest3

VER:spreidingvandeafdelingenperprovincie

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 57

1.2 VERENIGINGEN

29% 15% 28% 21% 6% 2%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

28%

13%

23%

17%19%

= aandeel

bevolking van de

provincie in het

Vlaams Gewest3

MIG:spreidingvandeafdelingenperprovincie

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams

Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclu-

sief Brussel) en voor 23% van het aantal afdelingen van de verenigingen.

De verenigingen hebben in totaal 15.511 afdelingen, verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en

Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet gevolgd door West-Vlaanderen. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant

vormen de middenmoot. Brussel bengelt aan de staart met 3% van de afdelingen.

Op dit moment zijn de migrantenverenigingen goed voor 8% van het totaal aantal afdelingen van de werksoort Verenigingen, zijnde

1.269 afdelingen. De spreiding van de afdelingen bij de migrantenorganisaties ligt opvallend anders: in Brussel zijn zij met 191

afdelingen goed voor meer dan een derde van het totaal aantal Brusselse afdelingen. In West-Vlaanderen slaat de teller de andere

kant uit: de migrantenfederaties zijn hier nauwelijks aanwezig: zij realiseren 22 afdelingen in deze provincie. In absolute cijfers is de

provincie Antwerpen een topper.

2.Hoeveelafdelingentellenindividueleverenigingen?

2007 2008

het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen

detail: migrantenverenigingen

55

14

56

14

100,0%

100,0%

minder dan 503

3

2

2

3,6%

14,3%

van 50 tem 9920

7

18

8

32,1%

57,1%

van 100 tem 19915

4

19

4

33,9%

28,6%

van 200 tem 2994

0

5

0

8,9%

0,0%

van 300 tem 4994

0

3

0

5,4%

0,0%

van 500 tem 9994

0

4

0

7,1%

0,0%

1.000 of meer5

0

5

0

8,9%

0,0%

1. DE WERKING

58 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

individuele

vereniging

mediaan

VER:verenigingengerangschiktvolgensaantalafdelingen

1.800

1.600

1.400

1.200

1.000

800

600

400

200

0

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele

vereniging. De mediaan4 is duidelijk te onderscheiden als het roze vierkantje.

Gemiddeld tellen de verenigingen 277 afdelingen. De mediaan ligt op 118 afdelingen. Migrantenverenigingen tellen gemiddeld 91

afdelingen. Voor de 42 andere verenigingen ligt dit gemiddelde met 339 afdelingen beduidend hoger.

Twee derde (66%) van de verenigingen telt tussen de 50 en de 199 afdelingen. De grootste vereniging telt 1.675 afdelingen, de klein-

ste 40: twee migrantenverenigingen zitten voorlopig onder de erkenningsnorm van minimum 50 afdelingen. De grootste migranten-

verenging klokt af op 174 afdelingen.

3.HoeveelledenteltdewerksoortVerenigingen?

2007 2008

totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

het aantal leden

detail: migrantenverenigingen

2.603.312

51.795

2.277.919

55.224

147

44

40.677

3.945

De werksoort Verenigingen telt 2,3 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren

ingevuld.

De verschuiving ten opzichte van 2007 valt voor een groot deel te verklaren door een herziening van de registratie(systemen) bij een

viertal grote organisaties.

Een vereniging heeft gemiddeld 40.677 leden. Een afdeling telt gemiddeld 147 leden. De grootste vereniging telt 284.269 leden, de

kleinste een 500-tal.

4 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen (zoals hier bij het aantal verenigingen) is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden liggende elementen als mediaan. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen het gemiddelde van de 28ste en de 29ste vereniging en komen zo uit op een mediaan van 118 afdelingen

decretaal minimum: 50

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 59

1.2 VERENIGINGEN

het aantal verenigingen volgens het aantal leden

detail: migrantenverenigingen

56

14

100,0%

100,0%

minder dan 5000

0

0,0%

0,0%

van 500 tem 4.99923

9

41,1%

64,3%

van 5.000 tem 19.99913

5

23,2%

35,7%

van 20.000 tem 99.99913

0

23,2%

0,0%

100.000 of meer7

0

12,5%

0,0%

4.HoeveelvrijwilligersteltdewerksoortVerenigingen?

2007 2008

totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

het aantal vrijwilligers

detail: migrantenverenigingen

225.298

7.497

213.890

7.234

14

6

3.819

517

De werksoort Verenigingen kan rekenen op een totaal van 213.890 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van gemid-

deld bijna 14 vrijwilligers.

Gemiddeld 3.819 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal vrijwilligers heeft een

ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal 40.000. De mediaan ligt op 925 vrijwillige medewer-

kers.

5.HoeveelbestuursledenzijnactiefbijdewerksoortVerenigingen?Hoeveelkeervergaderenzij?

2007 2008

totaal totaalgemiddeld

per afdeling

gemiddeld

per vereniging

bestuursleden

detail: migrantenverenigingen

135.625

4.377

142.333

4.991

9

4

2.542

357

het aantal bestuursvergaderingen

van alle afdelingen of groepen samen

86.853

6.398

85.102

7.418

6

6

1.520

530

Van de 213.890 vrijwilligers nemen 142.333 vrijwilligers een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Een afdeling heeft gemiddeld

een bestuursploeg van 9 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar.

Het aantal bestuursleden per verenigingen varieert tussen de 80 en 22.948. Een bestuursploeg van een afdeling van een migran-

tenvereniging is gemiddeld kleiner, maar vergadert even vaak. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwil-

ligers van 2.542 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 687.

1. DE WERKING

60 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 VERENIGINGEN

6.HoeveelactiviteitenorganiseertdewerksoortVerenigingen?Hoeveeldeelnemerszijner?

2007 2008

totaal totaalgemiddeld

per afdeling

het aantal publieksgerichte activiteiten

detail: migrantenverenigingen

274.412

8.471

288.295

10.568

19

8

2007 2008

totaal totaalgemiddeld

per activiteit

het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten

detail: migrantenverenigingen

9.058.864

285.267

9.676.472

323.436

34

31

Verenigingen organiseren 288.295 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 19 activiteiten per afdeling per jaar. In totaal waren

er 9,7 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dit zijn gemiddeld 34 deelnemers per activiteit. Migrantenverenigingen organi-

seren gemiddeld een 8-tal activiteiten per afdeling per jaar. Er zijn ongeveer evenveel deelnemers als bij de andere verenigingen.

1. DE WERKING

DE BEWEGINGEN

62 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

1.3 BEWEGINGEN

Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. De 31 organisaties die als beweging gesubsidi-

eerd worden, vertonen een grote diversiteit in werkwijze, doelen en organisatie. Dit zorgt ervoor dat hun werking bijzonder moeilijk in

cijfers te vatten is. Daarom kiezen we ervoor om in dit hoofdstuk de bewegingen op twee kwalitatieve manieren in beeld te brengen.

In eerste instantie verwoordt elke beweging haar thema, een markante campagne uit 2008 en beschrijft ze de producten of resultaten

van de campagne. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opdracht. Meestal beogen bewegingen een maatschappelijke verandering

die pas meetbaar is na jaren van doorgedreven actie en sensibilisatie en niet na één enkele campagne. Een aantal bewegingen le-

verde een persbericht als verduidelijking van het resultaat van hun campagne. Deze persberichten kan je terugvinden op de CD-ROM.

Na deze individuele beschrijvingen vervolgen we het hoofdstuk met een synthesetekst over ‘bewegingen en democratie’. In deze

tekst, die het resultaat is van een bevraging bij de bewegingen, gaan we na hoe bewegingen zich verhouden tot de democratie en wat

hun rol en functie is binnen de democratie.

1.3.1 BEWEGINGEN EN HUN CAMPAGNES

Bewegingen hebben drie decretale opdrachten: sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie. We vroegen aan elke beweging wat

de meest markante campagne in 2008 was en welke producten of resultaten ze daarbij gerealiseerd heeft. De antwoorden zijn een

duidelijke concretisering van één of meerdere van de decretale opdrachten.

BedevaartnaardegravenaandeIJzer

T Het uitvoeren van de drievoudige ondeelbare boodschap van de frontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog:

Vrede - Vrijheid - Verdraagzaamheid. De beweging wil deze boodschap naar zoveel mogelijk burgers

uitdragen.

C FestivalTenVrede zuivert de IJzertoren van zijn extreemrechtse verleden. De Zonnebloemactie rond 11

juli geeft een nieuwe, ruime dimensie aan de Vlaamse Feestdag. De IJzerbedevaart werd een gevarieerd

daggebeuren onder de naam ‘Diksmuide IJzersterk’.

Resultatenofproductenvandecampagne

We bereiken nieuwe doelgroepen en creëren blijvende contacten waardoor we educatieve, toeristische en

maatschappelijke projecten kunnen opzetten of verder uitwerken. We bouwen onze netwerken verder uit.

Het draagvlak van de beweging wordt verbreed door onder andere een doelgroepenwerking.

persbericht: zie CD-ROM

T Thema

C Meestmarkantecampagnein2008

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 63

1.3 BEWEGINGEN

BewegingTegenGeweld-Zijn

T Preventie en duiding van geweld en misbruik binnen elke vertrouwensrelatie.

C We houden samen met heel wat partners in de provincie Vlaams-Brabant de campagne Geweldtijdens

dezwangerschap. Deze campagne omvat onder andere een studiedag, de verspreiding van een affiche

bij alle Vlaams-Brabantse artsen en een preventie-instrument.

Resultatenofproductenvandecampagne

- veel media-aandacht

- de vraag van alle andere Vlaamse provincies om de campagne ook bij hen te organiseren

- de campagne wint de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie, categorie

Slachtofferpreventie

persbericht: zie CD-ROM

BlindenzorgLichtenLiefde-ZichtopCultuur

T Zicht op Cultuur = samen op weg naar inclusie. Zicht op Cultuur wil de maatschappij bewegen naar een

manier van samenleven waarbij mensen met een visuele handicap een volwaardige, zelf te bepalen

plaats mogen innemen. We zien dit als een wederzijdse beweging, zowel vanuit de persoon met de handi-

cap als vanuit de maatschappij, naar en met elkaar.

C De interactieve tentoonstelling‘OntmoetingmethetDonker’ vindt met succes plaats in Hasselt.

In Tienen worden, tijdens de concertdiners in het donker, de rollen weer heel even omgekeerd en

bedienen blinde kelners de ziende bezoekers. De voorbereiding van ‘Art in the Dark’, een project rond

multisensoriële kunstbeleving, wordt in 2008 volop gestart.

Resultatenofproductenvandecampagne

Met al deze projecten, acties en vormingen bereiken we in 2008 ruim 14.000 mensen.

BondzonderNaamCultuur

T Vlaanderen overtuigen bij te dragen tot een meer zorgzame samenleving.

C WeekvandeGoeiedag: mensen aanzetten tot meer hoffelijkheid en vriendelijkheid. Wie ‘goeiedag’ zegt,

maakt kans op 25.000 euro.

Resultatenofproductenvandecampagne

De campagne kan rekenen op veel persaandacht, zowel nationaal als internationaal.

DeMaakbareMens

T Breed publiek informeren over biomedische en -technische ontwikkelingen en de ethische vragen die zich

hierbij stellen.

C Stilstaanbijbewegen: in het kader van de Olympische Spelen organiseren we een campagne rond

sport. We vestigen de aandacht op de relatie tussen sport, gezondheid, wetenschap en techniek. De

campagne behelst een brochure, een lespakket, diverse activiteiten en een campagnewebsite.

Resultatenofproductenvandecampagne

We sensibiliseren mensen over de manier waarop sport wordt beoefend. Daarbij wordt de nadruk gelegd

op andere waarden in de sport naast de competitiegeest, zoals gezondheid en sociaal contact.

1. DE WERKING

64 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

DeWakkereBurger

T Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming.

C KusEenPoliticus: een burger en een beleidsverantwoordelijke (burgemeester, parlementslid,...) spreken

gedurende ongeveer 6 maanden regelmatig af om samen op stap te gaan. Zo verzamelen en verspreiden

we getuigenissen die een realistisch beeld geven van het politieke gebeuren.

Resultatenofproductenvandecampagne

Kus Een Politicus is aanwezig in het Vlaams Parlement tijdens het Festival van de Politiek op 15 november

2008. De campagne loopt nog door in 2009.

EVA(EthischVegetarischAlternatief)

T Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding.

C DeDonderdagVeggiedagcampagne

Resultatenofproductenvandecampagne

Het laten spreken van Rajendra Pachauri, Nobelprijswinnaar voor de Vrede, op het event Less Meat, Less

Heat.

persbericht: zie CD-ROM

ForumvoorVredesactie

T Pluralistische vredesbeweging voor een geweldloze samenleving.

C NATOGAMEOVER

Resultatenofproductenvandecampagne

Met NATO GAME OVER slaagt Vredesactie erin om de eerste vraagtekens bij de NAVO te zetten. Twaalf

regionale groepen werken een half jaar keihard aan sprekersopleidingen, infoavonden, benefieten, trainin-

gen geweldloze actie,... Duizend mensen nemen deel aan de actie van burgerlijke ongehoorzaamheid. De

actiedag is wereldwijd nieuws.

GetBasic

T

GetBasic wil een stem geven aan alle mensen die niet of minder aan bod komen in de traditionele media.

GetBasic wil hen leren met de media om te gaan en hen de mogelijkheid bieden om zelf media te maken.

Op deze wijze wil GetBasic een bijdrage leveren tot de democratisering van de berichtgeving en van de

media in het algemeen.

C MediakamptijdensSfinks-festival

Deelnemers aan het Mediakamp volgen een week lang mediaworkshops en brengen verslag uit over het

Sfinks-festival. Ze interviewen en fotograferen artiesten of maken achtergrond- en sfeerreportages over

de vrijwilligers en het publiek. De deelnemers doorlopen elke dag het ganse proces, van redactievergade-

ring over productie tot publicatie. De resultaten van hun werk worden dagelijks op de festivalweide en de

Indymedia.be-website gepubliceerd.

Resultatenofproductenvandecampagne

De feedback van zowel de deelnemers, de organisatoren van Sfinks als van het publiek is enorm positief.

De meeste deelnemers blijven op de één of andere manier actief meewerken met GetBasic.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 65

1.3 BEWEGINGEN

InstituutvoorMaatschappijkritischeActie,VormingenOnderzoek(IMAVO)

T De noodzaak van het aangaan en aanvaarden van conflicten tussen mens en wereld.

C Jaarthematische werking over interculturaliteitenconflict.

Resultatenofproductenvandecampagne

Colloquium en lezingen rond het jaarthema.

Integraal

T Actief ouder worden; langer actief blijven; voorbereiden op ouder worden.

C Eindeloopbaan...enwatnu? Massale campagne met folders, mailings, advertenties, affiches, redactio-

nele aandacht,...

Resultatenofproductenvandecampagne

Deze grootschalige sensibilisatiecampagne onderstreept het belang van een tijdige voorbereiding op het

ouder worden en de pensionering.

KerkwerkMulticultureelSamenleven

T Interculturele samenlevingsopbouw. Interculturaliteit - racisme - migratie- en minderhedenbeleid - rela-

tieopbouw tussen culturen, levensbeschouwingen en religies.

C Advocatenprodeoofniet:doevreemdelingenrecht!

Beloftemaaktschuld!Campagne rond de regularisatie van mensen zonder papieren.

Resultatenofproductenvandecampagne

Deze campagne resulteert onder meer in een samenwerkingsverband dat concrete promotie zal voeren

vanaf het academiejaar 2009-2010: in rechtsfaculteiten worden de studenten aangezet vreemdelin-

genrecht te studeren. Een andere campagne met petitiekaarten resulteert in de verbreding van het

maatschappelijk draagvlak voor de regularisatiethematiek.

persbericht: zie CD-ROM

KifKif

T Kif Kif is een beweging tegen racisme en ongelijkheid.

C Campagnetegenracistische,discriminerendeenhaatdragendeuitlatingen op de talrijke fora van

de massamedia. In samenwerking met de senatoren Els Schelfhout en Pol Van Den Driessche. We roepen

de Vlaamse uitgevers en hoofdredacteuren op om op te treden tegen racistische en haatdragende bood-

schappen op hun internetfora.

Resultatenofproductenvandecampagne

Talloze reacties van het ruime publiek en de media. Sindsdien vermindert het aantal mogelijkheden om

commentaar te geven op de websites van de media. Bij de kranten De Morgen, Gazet van Antwerpen,... is

het zelfs nauwelijks meer mogelijk.

1. DE WERKING

66 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

KoerdischInstituut

TMensen- en volkerenrechten in het Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus. Asiel-, vluchtelingen- en

minderhedenbeleid.

C FocusopKoerdischeLiteratuur

Resultatenofproductenvandecampagne

Een Nederlandstalig publiek maakt kennis met Koerdische auteurs en Koerdische literatuur.

LigavoorMensenrechten

T Mensenrechten in België.

C Een actueel thema, met name de overbevolkingvandegevangenissen, onder de aandacht brengen

van een breed publiek.

Resultatenofproductenvandecampagne

Een breed publiek wordt geconfronteerd met een andere visie op de overbevolking van gevangenissen.

persbericht: zie CD-ROM

LINC

T

1. leespromotie

2. digitale kloof en digitale geletterdheid

3. toegankelijke informatie voor de burger

C DigitaleWeek2008:Deze campagne heeft tot doel om de digitale kloof onder de aandacht van de pers

en het publiek te brengen. Kansengroepen hebben vaak geen toegang tot digitale media en kunnen

bijgevolg niet beschikken over belangrijke informatie.

Resultatenofproductenvandecampagne

Het probleem van de digitale kloof vindt gehoor bij een ruim publiek en ook bij de federale en de Vlaamse

overheden. Hierdoor neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor het probleem toe.

Mobiel21

T Duurzame mobiliteit.

C CampagneReddeStoep: Mobiel 21 werkt, samen met partnerorganisaties, een actieve sensibilisa-

tiecampagne uit om de Leuvense bevolking aan te zetten het openbare domein (stoepen en pleinen)

bruikbaar, begaanbaar en toegankelijk te houden.

Resultatenofproductenvandecampagne

Bewoners en studenten van Leuven worden gesensibiliseerd over de problematiek. Gent en Antwerpen

volgen nu het voorbeeld van de campagne in Leuven.

persbericht: zie CD-ROM

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 67

1.3 BEWEGINGEN

NetwerkBewustVerbruiken

T Bewust verbruiken, consumptie gericht op duurzame ontwikkeling. Bewust kan je vervangen door sociaal

en ecologisch verantwoord, mens- en milieuvriendelijk, ethisch of duurzaam. De term verbruiken kan je

vervangen door consumptie of consumeren. De thematiek van het Netwerk Bewust Verbruiken bevindt

zich dus op het kruispunt van consumptie en duurzame ontwikkeling.

C 1)Etenisweten (actie-onderzoek Duurzame Voeding en actualisatie voedselvoetafdruk)

2)Labelinfo.be (online gids over labels en duurzaamheid)

3)BlijeBloemen (arbeidsomstandigheden in de snijbloemensector)

4)Verlicht (verbeteren en uitbreiden van educatie rond milieu en verbruik)

Resultatenofproductenvandecampagne

1) Vernieuwing in methodologie voor het werken rond verduurzaming van voeding.

2) Netwerk Bewust Verbruiken is de referentie aan het worden rond duurzaamheid en labels.

3) Een steeds grotere markt voor duurzame bloemen. Het thema is op de kaart gezet door ons.

4) Databank met milieuvormingen en trainingen voor lesgevers.

persbericht: zie CD-ROM

NetwerkVlaanderen

T Netwerk Vlaanderen vzw promoot het anders omgaan met geld. De organisatie voert campagne tegen

omstreden investeringen van banken en pleit voor duurzame investeringen die bijdragen aan een mens-

en milieuvriendelijke samenleving.

C Bankgeheimen:ontdek de naakte waarheid over je geld. Op www.bankgeheimen.be zijn schadelijke

investeringen in kaart gebracht, letterlijk zelfs. Op de wereldkaart kun je zien waar en in welke projecten

banken wereldwijd investeren.

Via onder meer sociale acties, een fotowedstrijd en een ranking wordt de campagne geactiveerd.

Resultatenofproductenvandecampagne

Veel persaandacht, ludieke straatacties, een fotowedstrijd, spontane interesse vanuit het buitenland om

een gelijkaardig initiatief te starten, aandacht van internationale documentairemakers, vakbonden, NGO´s

en een Vlaamse theaterproductie, reacties van klanten, honderden petities worden verstuurd naar de

banken, Europarlementariërs reageren, enzovoort.

persbericht: zie CD-ROM

1. DE WERKING

68 | PROFIEL VAN DE SECTOR

PaxChristiVlaanderen

T

Christelijke beweging voor vrede en actieve geweldloosheid. Pax Christi Vlaanderen is een afdeling van

Pax Christi International. Deze vredesbeweging voert actie, schrijft artikels en dossiers, zet experts aan

het werk, interpelleert politici, licht media in en blijft zichzelf: geweldloos actief, politiek ongebonden en

evangelisch geïnspireerd.

C VlaamseVredesweek2008:Wordvredesjournalist! We sporen de samenleving aan om zich te

verdiepen in de rol van àlle mediaspelers en zich af te vragen hoe die constructief met conflictsituaties

kunnen omgaan. Een hele week lang wordt een brede waaier aan evenementen georganiseerd, gaande

van straatacties over filmavonden tot vredeswakes.

Resultatenofproductenvandecampagne

De actieve geweldloosheid met bijzondere aandacht voor geweldloze communicatie en culturele globa-

lisering wordt in de schijnwerpers geplaatst. Heel wat scholen, lokale gemeenschappen en organisaties

leren via deze campagne onze doelstelling voor een taal voor vrede en de geweldloze communicatie

kennen. Nadien worden parlementaire vragen gesteld en werkvergaderingen met beleidsmakers begeleid

om het charter voor vredesjournalistiek toe te lichten.

1.3 BEWEGINGEN

Ryckevelde

T De Europa-beweging Ryckevelde wil Europa dichter bij de burger brengen. Via vorming, didactisch

materiaal, acties, campagnes en debatten informeren en sensibiliseren we rond de Europese samenwer-

king. We willen het brede publiek aanzetten tot kritisch nadenken over de meerwaarden van de Europese

samenwerking.

C Drie jaar geleden was de media-belangstelling voor de Europese grondwet enorm. Over de vernieuwin-

gen in het Verdrag van Lissabon is het erg stil. Tijdens het Groot feest van Europa (opendeur EU) voeren

wij een opgemerkte actie: Laatjestemhoren-mini-referendumVerdragLissabon. Deels educatief

(uitleg over Verdrag), deels opiniërend (stemmen).

Resultatenofproductenvandecampagne

Honderden bezoekers die tevreden zijn bij te leren over het Verdrag van Lissabon. Bovendien kunnen zij,

net als de Ieren enkele dagen later, hun stem uitbrengen over het Verdrag. Bezoek van Vlaamse Europar-

lementsleden en de Belgische Europese commissaris aan onze actie. Bekendmaking van onze beweging,

de komende activiteiten en onze nieuwsbrief.

persbericht: zie CD-ROM

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 69

1.3 BEWEGINGEN

Sociumi

T

Actief burgerschap = het opnemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de samenleving,

engagement uit goed gevoel of bewuste overtuiging, een levensstijl die verder reikt dan wat op zijn

‘minst’ wordt verwacht. Kortom: het gaat om belangeloze inzet omwille van het algemeen belang en op

basis van vrijwilligheid.

C Het korte vervolg op onze campagne ‘GalerijActieveBurgers-GedrevendoorGoedGevoel’. Een 6-tal

actieve burgers, één uit elke provincie, worden geïnterviewd en gefotografeerd. Hun verhalen en foto’s

worden creatief verwerkt in kleurrijke postkaarten, een actief burgerschapskalender en tentoonstellings-

panelen.

Resultatenofproductenvandecampagne

Via talrijke publieke plaatsen en openbare gebouwen waar de foto’s worden tentoongesteld en de

postkaarten worden verspreid, bereiken we een ruim publiek. De campagne is gekend en wordt positief

onthaald door de actoren van de campagne en het ruime middenveld. Meer mensen vinden hun weg naar

onze website en de vraag naar producten stijgt.

Toemeka

T Beweging voor een verstaanbare samenleving.

C Een campagne in samenwerking met het museum Rubenshuis in Antwerpen. Met de campagne willen

we drempels voor een museumbezoek verlagen voor een publiek dat niet zo vertrouwd is met musea.

Resultatenofproductenvandecampagne

Een laagdrempelige gratis bezoekersgids ‘Ontdek het Rubenshuis’. Deze publicatie komt tot stand dankzij

de medewerking van enkele tientallen vrijwilligers uit diverse (vooral ook maatschappelijk kwetsbare)

groepen in de samenleving.

Vaka/HandinHand

TVanuit het streven naar een verdraagzame, antiracistische en democratische samenleving voeren we

tijdens de lopende beleidsperiode beweging rond de brede asiel- en migratiethematiek.

C Vaka/Hand in Hand staat mee aan de wieg van de ‘ZonderHaatStraat’-campagne, een sensibiliserende

campagne om het tij van onverdraagzaamheid te keren. De campagne wordt, in samenwerking met een

aantal nationale organisaties, ook op landelijke leest geschoeid.

Resultatenofproductenvandecampagne

De ‘Zonder Haat Straat’-affiches zijn niet uit het straatbeeld weg te branden. De boodschap voor meer

verdraagzaamheid wordt massaal overgenomen. De ‘Zonder Haat Straat’-campagne wint een Zilveren

Effie.

1. DE WERKING

70 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

Verbruikersateljee

T Consumentenproblematiek vanuit een sociale invalshoek.

C Campagne rond gezondheidskostenenschulden.

Resultatenofproductenvandecampagne

Onderzoeksrapport “Is uw portemonnee ook ziek? - Een onderzoek naar medische kosten en schulden”.

Hieraan wordt weerklank gegeven in de pers. Informatieve gids “Laat het geen pijn doen - gids over

doktersrekeningen en ziekenhuisfacturen”. Ontwikkeling van begeleiding en vormingsmomenten bij de

verspreiding van de gids.

VluchtelingenwerkVlaanderen

T

Vluchtelingenwerk Vlaanderen is een onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de belangen

van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. We werken samen met ruim 40 lidorganisaties. Bovendien

kan Vluchtelingenwerk Vlaanderen rekenen op de steun van enthousiaste vrijwilligers die zich belangeloos

inzetten voor mensen op de vlucht.

C “Vluchtelingwordjenietuitvrijewil”

Resultatenofproductenvandecampagne

Mediadekking, naambekendheid, associatie tussen BV’s en vluchtelingen,...

Voedselteams

T Duurzame, regionale landbouw.

C In samenwerking met een buurthuis voor kansarmen organiseren we in het kader van de Week van de

Smaak een ‘Weetwatjeeet’-maaltijd. Tijdens die maaltijd serveren we biologische producten van

lokale boeren en is er onder meer een voordracht over eetcultuur.

Resultatenofproductenvandecampagne

Uit dit initiatief groeit een blijvende samenwerking met het buurthuis. Op het komende Wereldfeest slaan

we de handen in elkaar om gezonde hapjes te serveren. Op deze wijze bereiken we, via het buurthuis,

een voor ons nieuwe doelgroep.

Vrede

T Internationale politie, vrede, ontwapening.

C Palestina: infosessies, sensibilisatie, boycotacties ‘koopgeenvruchtenvanbezetting’, studiebezoek,

vredeswakes, massale spoedbetoging op 31 december.

Resultatenofproductenvandecampagne

Politieke aandacht en actieve respons bij het publiek.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 71

1.3 BEWEGINGEN

Welzijnszorg

T Armoede, bestaansonzekerheid en uitsluiting in de eigen samenleving.

Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vaststelling

dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun sociale basisrechten niet kunnen uitoe-

fenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een

onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk.

C De jaarlijkse eindejaarscampagne van Welzijnszorg vzw kreeg als slogan ‘Armoedeschaadtdegezondheid’.

Gezondheidsenquêtes leggen een pijnlijke realiteit bloot: mensen die in armoede leven hebben vaker een

slechte gezondheid. Door een slechte leef- en werkomgeving worden mensen vaker ziek. De dagelijkse

stress en de materiële beperkingen van een leven in armoede wegen door op iemands lichamelijke en

geestelijke gezondheid.

Resultatenofproductenvandecampagne

We ontwikkelen een totaal eigen vorm van petitie op maat van onze campagnepartners, met referentie

aan de gekende ziekenfondsklevers. We kunnen uiteindelijk 102.016 gehandtekende zelfklevers voorleg-

gen tijdens de afrondende actie in januari 2009. Ook de politieke eisen uit onze petitie kennen al gehoor.

persbericht: zie CD-ROM

Wervel

T Eerlijke landbouw waar iedereen beter van wordt.

C DenkGlobaalEetLokaal

Via voeding trachten we mensen te betrekken op de noodzaak aan een eerlijke landbouw hier en in het

zuiden.

Resultatenofproductenvandecampagne

Een studiedag in het Vlaams Parlement voor de sector rond alternatieven voor de geïmporteerde soja in

veevoeder. Deze studiedag is een sleutelgebeuren in de transitie naar de verantwoorde productie van

vlees.

persbericht: zie CD-ROM

zij-kant

T Gender en gelijke kansen tussen vrouwen en mannen.

C EqualPayDayop 31 maart 2008, de dag voor gelijk loon tussen vrouwen en mannen.

Resultatenofproductenvandecampagne

De resultaten van de ‘Equal Pay Day’-campagne, die wij in 2008 voor de vierde maal voeren, zijn talrijk.

Equal Pay Day zet loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de kaart en reikt oorzaken én oplos-

singen aan met resultaat.

persbericht: zie CD-ROM

1. DE WERKING

72 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

1.3.2 BEWEGINGEN EN DEMOCRATIE

In een democratie is de voltallige bevolking soeverein en is alle autoriteit gebaseerd op de (minstens theoretische) instemming van het

volk. Deze bestuursvorm is gebaseerd op het menselijke gelijkheidsideaal. Als iedereen vrij en gelijk in rechten en plichten geboren

is (zoals in het eerste artikel van de UniverseleVerklaringvandeRechtenvandeMensstaat) dan heeft ook niemand méér recht

dan een ander om bepaalde wetten vast te stellen of beslissingen te nemen.

1.Methodologie

De bewegingen kennen onderling een zeer grote diversiteit in doelen, thema’s, organisatie en werkwijze. Hun werking laat zich dus

moeilijk vatten in cijfers. Bovendien kan er tot nog toe bijna geen beroep gedaan worden op bestaand onderzoek over deze organisaties.

Daarom gingen de bewegingen zelf op zoek naar een thema dat voor deze editie van Boekstaven uitgediept kon worden. Vertrekkend

vanuit de toepassing van hun drie decretale functies - sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie - kwamen de organisaties

al gauw uit bij ‘democratie’ en de bijdrage van de bewegingen aan de democratie. Bij de bewegingen leeft het idee dat elke collega-

organisatie, ondanks het grote verschil in strekking en doelstelling, actief de democratie instandhoudt,verdedigtenverbetert.

Om na te gaan of deze stelling een weerspiegeling is van de werkelijkheid, werd aan elke beweging een vragenlijst voorgelegd over het

thema ‘democratie’. De lijst bestond uit vier open vragen, waarin onder andere werd gepeild naar de visie van de bewegingen op demo-

cratie, de taak en functie van bewegingen binnen een democratie en de manier waarop bewegingen zowel intern als extern democratie

benaderen en beïnvloeden:

“1. Licht kort toe wat jullie visie op democratie is.

2. Wat is het belang/de meerwaarde van de werksoort ‘Bewegingen’ voor de realisatie van de democratie in onze gemeenschap?

3. In welke mate is jouw organisatie wegbereider van democratische processen en sta je op de barricade om bepaalde democrati-

sche verworvenheden te bekomen? Hoe pak je dit concreet aan? Geef een voorbeeld uit de concrete praktijk.

4. Op welke manier wordt er binnen jouw organisatie zelf democratisch (samen)gewerkt?“

17 bewegingen (op een totaal van 31) leverden een bijdrage. Op basis van hun bijdrage werd de onderstaande analyserende tekst ge-

schreven. De tekst werd voorgelegd aan alle bewegingen (ook de niet-participanten). Alle bewegingen konden zich vinden in de tekst.

2.Deonmiskenbarebandtussenbewegingenendemocratie

De band tussen bewegingen en democratie is niet nieuw en werd reeds meermaals beschreven:

“Algemeen wordt uitgegaan van het feit dat een diversiteit aan sociale bewegingen een goede graadmeter is van het democratisch

gehalte van een maatschappij. Enerzijds duidt hun louter bestaan meestal op de openheid van de regimes waarbinnen zij werkzaam

zijn, die niet bang zijn voor het feit dat mensen zich verenigen om bepaalde doeleinden te verwezenlijken. Omgekeerd is het bestaan

van een veelheid aan sociale bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestemde mensen verenigd

worden in organisaties en processen waarbinnen hun individuele acties veelzinvollerenefficiënter zijn dan wanneer ze zelf aan de

slag zouden gaan.”1

Dezelfde onderzoeker stelt ook een relatie vast tussen bewegingsparticipatie en de interesse in politiek:

“Sociale bewegingsparticipatie enerzijds en deelnameeninteresseindeconventionelepolitiek anderzijds gaan immers heel vaak

hand in hand. Op die manier krijgt het politieke proces meer inhoud en wordt een democratie gedragen door een grotere kritische

massa en wordt de kloof tussen burgers en politiek kleiner.”2

Het leek ons zinvol beide stellingen te toetsen aan de werkelijkheid. Hoe kijken bewegingen aan tegen democratie en op welke

manier werken zij ook bewust mee aan een verbetering, verdediging of versterking van de democratie?

1 Joris Verhulst, doctoraal onderzoeker Universiteit Antwerpen, in een themanummer van Sociumi: ‘Halt: Beweging verzocht’, 4 februari 20062 idem voetnoot 1

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 73

1.3 BEWEGINGEN

3.Bewegingenenderandvoorwaardenvandedemocratie

Op deze vragen ontvingen we een waaier van antwoorden.

We kunnen de bewegingen opdelen in vier groepen op basis van hun benadering van het thema democratie. Sommige bewegingen

richten zich werkelijk op het verdedigen en bewaren van de democratie als basisthema voor hun werking. Anderen zetten zich meer

in voor het creëren van randvoorwaarden voor een goede democratie. Bewegingen passen zelden eenduidig in één categorie.

- Groep 1: democratie als basisthema van de werking

- Groep 2: ijveren voor democratie op wereldformaat

- Groep 3: benaderen van democratie vanuit de inclusiegedachte

- Groep 4: mensen geïnformeerd keuzes laten maken

De meeste bewegingen zien democratienietuitsluitendalseenvormvanlouterpolitiekeparticipatie, maar ook als een vorm

van deelnemen en -hebben in de maatschappij, of, zoals een beweging het verwoordt: “Bewegingen zien het individu niet enkel als

consument maar vooral als burger. Een burger die niet alleen, maar samen met anderen een maatschappelijk engagement opneemt.

Bewegingenmakenhetvoormensenengroepenmogelijkhunmaatschappelijkengagementvormtegeven. Ze reiken tools

aan die hen de kans geven, samen met anderen, kleine of grote stapjes in de richting van positieve maatschappelijke verandering te

zetten.” Op die manier nemen bewegingen soms de rol op van facilitator, als brug tussen de burger en het beleid.

De onderstaande beschrijvingen van de verschillende manieren waarop bewegingen democratie benaderen zijn doorspekt met citaten

van de bewegingen zoals weergegeven in de bevraging.

Groep1:democratiealsbasisthemavandewerking

“Democratie is geen vanzelfsprekend gegeven maar iets dat constantverdedigdmoet worden.”

Bij deze organisaties vormt het zorg dragen, ijveren voor en verbeteren van de Vlaamse democratie de kerntaak van de organisatie.

Zij benadrukken de meerwaarde van verschillende meningen in een maatschappij en ijveren voor meer ‘actieve’ burgers, die het

verschil maken of het actief streven naar aanpassingen aan het politieke bestel. Deze bewegingen kiezen er elk voor om vanuit hun

eigen benadering van een goed werkende democratie hun eerste prioriteit te maken.

“Echte democratie gaat niet over het spreken maar wel over het goed luisteren, over horen, over empathie, over het begrijpen van de

ander, over het zien van andermans belangen en daar ‘commonground’ in vinden.”

En

“Wij hebben ons de voorbije 25 jaar ingezet voor de verruiming van onze klassieke representatiedemocratie naar een meerpartici-

patieve politieke cultuur.”

“Met onze werking willen we in de eerste plaats opkomen voor de waardevan‘democratie’zelf, namelijk als het (moeizame)

proces om het ‘samen leven in verscheidenheid’ te organiseren, op basis van de betrokkenheid en inbreng van alle burgers. Dit wordt

steeds moeilijker in een samenleving die voortdurend ingewikkelder wordt en waarin de sociale en culturele verschillen en tegenstel-

lingen immens zijn.”

Groep2:ijverenvoordemocratieopwereldformaat

“Het tegengestelde van democratie is dictatuur. Nu is het de rol van de vredesbeweging om zich binnen deze contouren te begeven

en druk uit te oefenen op beleidsmakers, de media in te lichten over onrechtvaardigheid en actieve geweldloosheid en zichzelf te

blijven.”

Sommige bewegingen ijveren voor meer democratie en meer rechten op wereldvlak. Ze doen dit via lobbywerk en door het uitge-

breid informeren van het Vlaamse publiek. Ze brengen wereldproblemen op de politieke agenda en in de media die anders misschien

vergeten zouden worden of slechts vanuit een bepaalde hoek zouden worden belicht.

“Het komt er dus voor ons op aan om de participatie van de burger te bevorderen door de actieve interesse voor deze problematiek op

te wekken. De participatie in ons parlementair vertegenwoordigingstelsel moet ons inziens worden aangevuld met de activiteiten van

een alerte civiele maatschappij.”

1. DE WERKING

74 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 BEWEGINGEN

Groep3:benaderenvandemocratievanuitdeinclusiegedachte

“Wij gaan ervan uit dat iedere mens gelijkwaardig is en gelijke kansen en middelen moet krijgen om zich maximaal te ontplooien en

op een volwaardige manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven.”

“Democratie is een mooi gegeven, maar is in onze maatschappij nog niet voor iedereen gelijk aanwezig.”

Zes van de 17 respondenten benaderen democratie vanuit de inclusiegedachte. Een goede democratische maatschappij impliceert

de betrokkenheid van elkeburger. Het gelijkheidsbeginsel speelt hierbij een belangrijke rol. Deze bewegingen ijveren voor de inclusie

van alle bevolkingsgroepen bij het democratische proces. Sommige bewegingen werken hiervoor heel sterk rond het emanciperen

en/of versterken van een bepaalde doelgroep. Ook de toegankelijkheid van informatie voor elke burger vormt hierbij in de meeste

gevallen een sterk strijd- of werkpunt. Sommige bewegingen nemen het actief op voor een bepaalde doelgroep en zijn een soort

spreekbuis voor deze doelgroep in het vechten voor meer rechten en gelijkwaardigheid.

“Om een democratie te realiseren, is bijgevolg de participatie van elke individuele burger een noodzaak.”

“De emancipatie en effectieve integratie van iedereen die in Vlaanderen en Brussel woont, is één van de belangrijkste uitdagingen

voor onze samenleving.”

Groep4:mensengeïnformeerdkeuzeslatenmaken.

“Via verschillende kanalen trachten we deze soms complexe materie toegankelijk te maken voor een breed publiek zodat iedereen

kan deelnemen aan het maatschappelijk debat. Op deze manier willen we mensen aanzetten tot kritisch denken en het vormen van

een onderbouwde mening.”

“We informeren en sensibiliseren burgers zodat ze geïnformeerde keuzes kunnen maken.”

Elke beweging levert informatie over zijn of haar thema aan het brede publiek. Educatie is immers één van de functies waaraan elke

beweging binnen haar specifiek thema volgens het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet werken. Vijf organisa-

ties leggen, op dit aspect van hun “beweging zijn” zeer sterk de nadruk bij het benaderen van het thema democratie. Hun bijdrage

aan of taak binnen de democratie is ‘mensengemotiveerdkeuzeslatenmaken’. Ze proberen pijnpunten zichtbaar te maken en

participatieve processen op te zetten. Ze wijzen burgers op de kansen en mogelijkheden van de democratie en zetten hen aan zelf

mee het heft in handen te nemen en hun stem te laten horen.

“’It’s high finance. It’s very complicated. It’s very secret.’ Deze uitspraken geven weer hoe velen tegenover financieel beleid en het

financieel systeem aankijken. Wij proberen dat te doorbreken.”

“We proberen pijnpunten zichtbaar te maken, de bewustwording ervan te vergroten en het maatschappelijk debat op gang te bren-

gen.”

4.Hoedoejedat,eenwegbereiderzijn/wordenvoordedemocratie

“Door het gebruikvannieuwemedia, de ondersteuning ervan, en ook door het aanreiken van knowhow slagen we er toch in om dat

recht af te dwingen en om ook in de reguliere media stemmen aan het woord te laten die anders niet worden opgepikt. De problema-

tische beveiliging van de kerncentrale van Doel en de problematiek rond de Lange Wapperbrug zijn enkele recente voorbeelden.”

Bewegingen ijveren voor het in stand houden van de democratie. Ze versterken elk op hun eigen manier de democratie (hiervan

getuigen de vele voorbeelden onder punt 3) en verdedigen de principes van de democratie. Om deze taak te volbrengen gebruiken

ze een grote diversiteit aan instrumenten en middelen. We stelden de bewegingen de vraag: “In welke mate is jouw organisatie een

wegbereider van de democratische processen en sta je op de barricade om bepaalde democratische verworvenheden te bekomen?

Hoe pak je dit concreet aan? Geef enkele voorbeelden uit de praktijk.”

Uit de antwoorden konden we vaststellen dat elke beweging vanuit haar eigen thema en visie op democratie werkt aan de versterking

van de democratie. Dit doen ze ondermeer door mensen mondiger te maken, door informatie te verstrekken (via veel manieren), door

pijnpunten aan te kaarten en door maatschappelijk debat te faciliteren. Het gebruik van nieuwe media is sterk ingeburgerd bij de

bewegingen en wordt dan ook vlot als instrument gebruikt. Bewegingen zijn overigens sterk in het verzamelen en het netwerken van

mensen met hetzelfde gedachtegoed over partijgrenzen, sectorgrenzen en vaak zelfs landsgrenzen heen. Op die manier proberen ze

hun boodschap meer gedragenheid en slagkracht te geven.

“We bevorderen daarom actief de geletterdheid via leespromotie en een educatief aanbod inzake digitale geletterdheid. Op die manier

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 75

1.3 BEWEGINGEN

willen we voor zoveel mogelijk mensen de deurnaareenactievedeelnameaandedemocratieopenen. Onze pluralistische visie

vermijdt dat deze participatie gekleurd wordt door enige ideologische invalshoek.”

“Historisch gezien zijn we één van de voortrekkersgeweest binnen een bredere stroming voor meer inspraak en participatie (vooral

op gemeentelijk niveau). Zo trokken we mee aan de kar voor de ontwikkeling van nieuwe juridische burgerrechten (bijvoorbeeld open-

baarheid van bestuur - inzagerecht) en de invoering van nieuwe inspraakkanalen (bijvoorbeeld vragenmoment bij de gemeenteraad).”

“Participatie in een samenleving begint immers klein: door volwaardig te kunnen deel uit maken het sociale weefsel dat een buurt,

een oudergroep op school, een vereniging, een vakbond,… is. Vandaar dat we heel sterk inzettenopgroepenindesamenleving;

als partner in het draagvlak voor armoedebestrijding dat we wensen op te bouwen, maar ook als doelgroep om intern sociale uitslui-

ting tegen te gaan en volwaardige deelname van mensen in armoede te bewerkstellingen.”

“Samenwerkingennetwerking zijn voor ons fundamentelesporen om beweging te maken. We zijn niet het type organisatie dat

een klaar afgelijnde analyse met de nodige gevolgtrekkingen en eisen naar het beleid toe eenzijdig en apart opstelt en dan zoekt naar

steun bij anderen. Wij vragen andere groepen vanaf het eerste stadium te participeren: samen analyseren, samen prioriteiten bepalen,

samen eisen formuleren en samen actie voeren, die moet inspelen op de krachtsverhoudingen in onze samenleving.”

5.Isexternedemocratieookinternedemocratie?

“Niet iedereen wil en is in staat om op dezelfde manier verantwoordelijkheid te dragen voor het geheel. Toch stellen we vast dat

iedereenweleenrelevantemeningheeft. We nemen dus tijd, creëren allerlei verschillende momenten (teamvergadering, twee-

daagse, project-teams,…) waarin dat democratisch proces zijn gang kan gaan.”

Om na te gaan of het democratisch gedachtegoed ook doorgedrongen is in de eigen interne werking van de beweging stelden we de

vraag: “op welke manier wordt er binnen jouw organisatie zelf democratisch (samen)gewerkt?”

De bewegingen werken natuurlijk allemaal binnen een vzw-structuur die meestal in haar samenstelling van de bestuursorganen al

een groot democratisch gehalte vertoont. Toch geven de bewegingen aan dat er ook democratisch gedachtegoed terug te vinden is in

onder andere de horizontale manier van werken met medewerkers en in de manier van besluitvorming. Bewegingen houden bij het

innemen van standpunten rekening met de mening van bijzonder veel stakeholders. Dit kan gaan van de eigen vrijwilligers tot mensen

uit de doelgroep en andere organisaties. Ze maken hierbij intern gebruik van verschillende methodieken en participatieve processen.

“Wij hebben ruime samenwerkingsverbanden met heel wat andere middenveldorganisaties. Er is intern een vrij vlakke structuur,

waarbij medewerkers en vrijwilligers worden aangemoedigd om voor hun mening uit te komen en die aan te scherpen.”

6.Besluit

Een democratie zou geen democratie zijn zonder bewegingen. De aanwezigheid van bewegingen is een goede graadmeter voor het

democratisch gehalte van de samenleving. Enerzijds duidt hun bestaan op de openheid van de overheden, die kritische stemmen

toelaten. Anderzijds is het bestaan van bewegingen een absoluut democratisch gegeven, omdat op die manier gelijkgestemde zielen

zinvoller en efficiënter samen aan maatschappelijke verandering kunnen werken.

Bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Ze dragen allemaal op hun eigen manier hun

steentje bij. Dit doen ze ondermeer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie

onder de aandacht te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïn-

formeerde manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s

onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat,… Ze geven mensen zin om hun stem te laten horen.

1. DE WERKING

DE VOLKSHOGESCHOLEN

DE VOLKSHOGESCHOLEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 77

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

De volkshogescholen of Vormingplus-centra zijn 13 autonome sociaal-culturele vormingscentra gespreid over Vlaanderen en Brussel.

De Vormingplus-centra hebben vier opdrachten:

1. een eigen aanbod aanbieden

2. het eigen aanbod spreiden over de regio

3. het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen

4. het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken

Hieronder bespreken we de realisaties van de Vormingplus-centra op het vlak van de vier opdrachten. Bij elk van de opdrachten

vermelden we een aantal concrete praktijkvoorbeelden. Op die manier illustreren we hoe de verschillende opdrachten ingevuld

worden. Over de eerste twee opdrachten (een eigen aanbod aanbieden en spreiden over de regio) verzamelden de Vormingplus-centra

bovendien cijfergegevens.

1.4.1 EEN EIGEN AANBOD AANBIEDEN

De Vormingplus-centra garanderen, elk binnen hun eigen regio, aan een breed publiek een eigen educatief aanbod. Ze werken hier-

voor samen met tal van partnerorganisaties. Naast een aanbod voor een ruim publiek worden educatieve activiteiten specifiek voor

maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden, zoals bijvoorbeeld intermediairen en vrijwilligers,

opgezet.

1.Hoeveelactiviteiten,urenendeelnamestellendeVormingplus-centra?

2007 2008

het aantal gerealiseerde activiteiten1 3.910 4.324

het aantal gerealiseerde uren2 31.012 35.023

het aantal deelnames aan de educatieve activiteiten3 63.317 72.274

In 2008 werden 4.324 activiteiten voor 72.274 deelnames gerealiseerd. Deze activiteiten zijn goed voor 35.023 uren. Een activiteit

duurt gemiddeld 8 uur. Gemiddeld waren er 17 deelnames per activiteit. Ten opzichte van 2007 is het aantal activiteiten gestegen.

Dit vertaalt zich eveneens in een stijging van het aantal uren en het aantal deelnames.

1 Dit zijn activiteiten die de Vormingplus-centra aanbieden aan het publiek. Deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten.

2 Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als een activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers worden hiervan niet geregistreerd.

3 Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. De Vormingplus-centra kiezen er bewust voor om, anders dan de andere werksoorten, in dit verband de term ‘deelnames’ te hanteren. Door het gebruik van deze term willen ze het onderscheid benadrukken met het aantal unieke personen dat deelneemt (= deelnemers).

1. DE WERKING

78 | PROFIEL VAN DE SECTOR

45% 20% 14% 12% 3% 1% 0% 6%

cursusworkshop,

training

informatie- sessie, voor-dracht, lezing

bezoek, excursie

eigen vertoning,

literaire avond

eigen tentoontelling,

beursstudiedag

andere, combinatie van

werkvormen

4 Elke activiteit is toegewezen aan slechts één zo specifiek mogelijk type van activiteit, bijvoorbeeld een studiedag.

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

2.Welktype4activiteitenorganiserendeVormingplus-centra?Overhoeveelactiviteitengaathet?

2007 2008

cursus 1.972 1.932 44,7%

workshop, training 554 855 19,8%

informatiesessie, voordracht, lezing 569 592 13,7%

bezoek, excursie 410 513 11,9%

eigen vertoning, literaire avond 34 134 3,1%

eigen tentoonstelling, beurs 19 37 0,9%

studiedag 10 20 0,5%

andere, combinatie van werkvormen 342 241 5,6%

totalen 3.910 4.324 100,0%

50%

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

VHS:spreidingvandeactiviteitenpertype

De Vormingplus-centra organiseren voornamelijk cursussen. 64 à 65% van de activiteiten zijn cursussen, workshops of trainingen.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 79

16% 11% 10% 9% 8% 8% 7% 5% 5% 3% 3% 2% 2% 2% 2% 1% 1% 1% 5%

crea

tivite

it, e

xpre

ssie

inte

rcul

ture

le v

orm

ing

com

pute

r, m

edia

, in

form

atie

kuns

tedu

catie

maa

tsch

appi

j, po

litie

k

pers

oonl

ijkhe

idsv

orm

ing

gezo

ndhe

id, z

org,

spo

rt

zing

evin

g, fi

loso

fie

natu

ur, m

ilieu

soci

ale,

com

mun

icat

ieve

va

ardi

ghed

en

popu

laire

cul

tuur

, hob

by

cons

umen

tenv

orm

ing

rela

tione

le v

orm

ing

wet

ensc

hap,

tech

niek

opvo

edin

g, o

nder

wijs

wer

k en

loop

baan

toer

ism

e

tale

n

ande

re

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

3.Rondwelkethema’s5organiserendeVormingplus-centraactiviteiten?Overhoeveelactiviteitengaathet?

2007 2008

creativiteit, expressie 404 683 15,8%

interculturele vorming 361 467 10,8%

computer, media, informatie 468 422 9,8%

kunsteducatie 432 374 8,6%

maatschappij, politiek 342 356 8,2%

persoonlijkheidsvorming 357 345 8,0%

gezondheid, zorg, sport 270 291 6,7%

zingeving, filosofie 164 217 5,0%

natuur, milieu 131 212 4,9%

sociale, communicatieve vaardigheden 98 150 3,5%

populaire cultuur, hobby 181 143 3,3%

consumentenvorming 125 92 2,1%

relationele vorming 103 91 2,1%

wetenschap, techniek 76 74 1,7%

opvoeding, onderwijs 74 73 1,7%

werk en loopbaan 8 38 0,9%

toerisme 28 37 0,9%

talen 43 30 0,7%

andere 245 229 5,3%

totalen 3.910 4.324 100,0%

5 Elke activiteit is toegewezen aan een zo specifiek mogelijk thema van de activiteit (bijvoorbeeld ‘kunsteducatie’).

VHS:spreidingvandeactiviteitenperthema

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

1. DE WERKING

Aan thema’s als creativiteit, expressie, interculturele vorming, computer, media en informatie worden het meeste activiteiten besteed.

Deze thema’s zijn goed voor 36% van het totaal aantal activiteiten.

80 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

6 - Enkel de samenwerkingsverbanden met een organisatie/instelling/instantie worden geteld. Over de samenwerkingsverbanden met individuen wordt niet gerapporteerd. - Per activiteit kunnen maximaal vier samenwerkingspartners worden aangestipt. Eén activiteit kan bijgevolg bij meerdere partners ondergebracht

worden. Bijvoorbeeld: een natuurwandeling in samenwerking met een gespecialiseerde vormingsinstelling en een gemeente wordt in bovenstaande tabel op twee plaatsen vermeld: bij de categorie ‘gemeente, stad’ en bij ‘sociaal-culturele vormingsinstelling’.

4.MetwelkeorganisatieswerkenVormingplus-centrasamen?Overhoeveelsamenwerkingsverbanden6gaathet?

2007 2008

cultuur-, gemeenschapscentrum 645 669 19,3%

gemeente, stad 314 622 17,9%

welzijnsorganisatie, OCMW 227 474 13,6%

andere lokale middenveldorganisatie 188 258 7,4%

sociaal-culturele vormingsinstelling 329 245 7,1%

bibliotheek 319 193 5,6%

sociaal-culturele vereniging 175 178 5,1%

integratie-, allochtonenorganisatie 139 160 4,6%

kunstenorganisatie, museum 54 110 3,2%

federale overheid 30 66 1,9%

scholen 36 54 1,6%

centrum basiseducatie 16 51 1,5%

sociaal-culturele beweging 38 38 1,1%

volwasseneneducatie, opleidingscentrum 25 38 1,1%

Noord-Zuid-organisatie 32 29 0,8%

Vormingplus (andere regio) 21 28 0,8%

provincie, VGC 35 26 0,7%

erfgoedorganisatie 12 23 0,7%

Vlaamse Gemeenschap 2 3 0,1%

andere 249 209 6,0%

19% 18% 14% 7% 7% 6% 5% 5% 3% 2% 2% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 6%

cultu

ur-,

gem

eens

chap

scen

trum

gem

eent

e, s

tad

wel

zijn

sorg

anis

atie

, OCM

W

ande

re lo

kale

m

idde

nvel

dorg

anis

atie

soci

aal-c

ultu

rele

vo

rmin

gsin

stel

ling

bibl

ioth

eek

soci

aal-c

ultu

rele

ver

enig

ing

inte

grat

ie-,

allo

chto

neno

rgan

isat

ieku

nste

norg

anis

atie

, m

useu

m

fede

rale

ove

rhei

d

scho

len

cent

rum

bas

ised

ucat

ie

soci

aal-c

ultu

rele

bew

egin

g

volw

asse

nene

duca

tie,

ople

idin

gsce

ntru

m

Noor

d-Zu

id-o

rgan

isat

ie

Vorm

ingp

lus

(and

ere

regi

o)

prov

inci

e, V

GC

erfg

oedo

rgan

isat

ie

Vlaa

mse

Gem

eens

chap

ande

re

VHS:spreidingvandesamenwerkingsverbanden

25%

20%

15%

10%

5%

0%

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 81

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

Er wordt samengewerkt met een breed gamma van partners. De samenwerking met cultuur- en gemeenschapscentra springt

eruit: 19% van het aantal samenwerkingsverbanden van de Vormingplus-centra wordt aangegaan met cultuurcentra en gemeen-

schapscentra. 14% van de samenwerkingsverbanden wordt aangegaan met partners uit de sociaal-culturele volwassenensector

(vormingsinstellingen (7%), verenigingen (5%), bewegingen (1%) Vormingplus-centra (1%)). Er worden ook heel wat activiteiten in

samenwerking met steden en gemeenten (18%) en welzijnsorganisaties of OCMW’s (14%) georganiseerd.

5.Voorwelkedoelgroepen7organiserendeVormingplus-centraactiviteiten?

2007 2008

algemeen publiek 3.089 3.115 72,0%

allochtonen 220 311 7,2%

senioren 197 234 5,4%

kansarmen 80 153 3,5%

vrijwilligers 56 124 2,9%

kortgeschoolden 76 118 2,7%

vrouwen 49 70 1,6%

ouders 38 43 1,0%

intermediairen 14 42 1,0%

personen met een handicap 23 28 0,6%

zieken en hun omgeving 18 19 0,4%

mannen 6 19 0,4%

studenten 8 10 0,2%

leerkrachten, opvoeders 2 6 0,1%

gezinnen 1 5 0,1%

gedetineerden 2 4 0,1%

kinderen, jongeren 8 4 0,1%

holebi's 1 0 0,0%

andere doelgroep 22 19 0,4%

totalen 3.910 4.324 100,0%

7 De beoogde doelgroep wordt geregistreerd. Elke activiteit wordt toegewezen aan een zo specifiek mogelijk omschreven doelgroep (bijvoorbeeld ‘senioren’).

72% van de activiteiten wordt georganiseerd voor een algemeen publiek. De rest van de activiteiten richt zich specifiek tot allochto-

nen (7%), senioren (5%), kansarmen (4%), vrijwilligers (3%), kortgeschoolden (3%) en vrouwen (2%).

1. DE WERKING

82 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

EENEIGENAANBODAANBIEDEN:VOORBEELDENUITDEPRAKTIJK

Na overleg met verschillende organisaties, zoals het Oost-Vlaams Diversiteitcentrum, het Centrum Morele Dienstverlening, de

gespecialiseerde vormingsinstelling ‘Motief’ en het Boeddhistisch Centrum organiseert Vormingplus een zesdelige reeks over

‘Geloven in veelvoud’. Gemiddeld maken een 20-tal deelnemers kennis met hetJodendom,deIslam,hetBoeddhismeenhet

Christendom.

Tijdens de Week van de Vrijwilliger organiseert Vormingplus in vier gemeenten een workshopvoorvrijwilligers uit verenigingen

over het opzetten van educatieve activiteiten. In totaal nemen 92 vrijwilligers deel.

Vormingplus organiseert, samen met een tiental partners, een studiedag rond interculturaliserenindepraktijk. Honderd Brus-

selse praktijkwerkers (vrijwilligers en beroepskrachten) van verschillende etnische origine gaan in 14 workshops aan de slag,

wisselen ervaringen uit en leren heel wat methodieken kennen die ze nadien zelf kunnen gebruiken.

Na verschillende contacten met vertegenwoordigers van ‘Zigzag’, een ontmoetingsplek in de geestelijke gezondheidszorg, gaat

Vormingplus met 24 van hun cliënten op bezoek bij de burgemeester van Sint-Niklaas. Dit gebeurt in het kader van de reeks ‘Ten

Huizevan...’, een initiatief om boeiende figuren en niet-alledaagse plekken in de regio te leren kennen.

Op 13 locaties organiseert Vormingplus een intercultureelpraatcafé, onder de naam ‘Café Combinne’. Nederlands- en andersta-

ligen schuiven samen aan tafel om te praten over alledaagse dingen. Café Combinne vindt onder andere plaats in het Wereldcafé

te Leuven, in de bibliotheek van Tienen, in het Dienstencentrum ‘De Pallieter’ te Vilvoorde en in het Integratiecentrum van Diest. Er

is ook een aparte groep voor (migranten)vrouwen, ‘Kom Binnen’ genaamd. De vrouwen ontmoeten elkaar overdag in het wijkcen-

trum Casablanca te Kessel-lo.

Mozaïek en Regenboog, twee migrantenverenigingen uit Mechelen, signaleren de nood bij hun achterban aan meer culturele

informatie over België. In overleg met Mozaïek en Regenboog organiseert Vormingplus vormingoverBelgië. De geschiedenis van

België, Belgische rituelen, de Belgische keuken en culturele uitstappen voor een gemengd publiek worden geprogrammeerd.

In samenwerking met het Buurtcentrum Posthof, het Cultureel Centrum van Berchem en het Antwerpse O.C.M.W. ontwikkelt en

begeleidt Vormingplus in 2008 en 2009 het sociaal-artistiek project ‘Tzennekik’ waarbij buurtverhalenopeenkunstzinnige

wijzewordenbewerkt. 167 mensen - een mix van kansarmen en een ruimer buurtpubliek - nemen deel.

Tijdens de workshop ‘Boetserenmetwas’ worden aan de deelnemers, onder leiding van een ambachtelijke kunstenaar, de

basisvaardigheden van het boetseren met was bijgebracht.

Om het thema ‘stilte’ meer in de belangstelling te brengen organiseert Vormingplus - in samenwerking met een tiental partners

- in de zomer van 2008 een vijftiental educatieve activiteiten onder de noemer ‘Eenzomervanstilte’. Voor deze activiteiten

schrijven in totaal 250 deelnemers in.

De dienst Samenlevingsopbouw wil via ‘Willebroek, (n)AA gedacht?’ zoeken naar nieuwe en creatieve manieren om inspraaken

participatievanburgersteverhogen: niet via de klassieke inspraakorganen zoals de gemeentelijke adviesraad, maar telkens

vanuit één thema met divers samengestelde groepen. In samenwerking met Vormingplus worden vier ‘open dialoogavonden’

gerealiseerd.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 83

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.2 HET EIGEN AANBOD SPREIDEN OVER DE REGIO

De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod over hun regio. Ze streven ernaar dat elke potentiële deelnemer de kans

krijgt voortdurend bij te leren.

1.WaarorganiserenVormingplus-centraactiviteiten?

Op het eerste kaartje hierna zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven

per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2008 weer. De verschillende regio’s van de Vormingplus-centra

worden afgebakend door de dikke grenslijnen. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk herkenbaar met een hoog aantal gereali-

seerde activiteiten.

5,3% van de activiteiten kon niet toegewezen worden aan een gemeente en is dus niet opgenomen op dit kaartje.

2.InwelkematewordendeinwonersvanVlaamseenBrusselsegemeentendoordeVormingplus-centrabereikt?

Het tweede kaartje hierna toont de ‘relatieve penetratiegraad’ per gemeente van de Vormingplus-centra. De penetratiegraad relateert

de herkomst van de deelnames aan het bevolkingsaantal van elke gemeente. Gemeenten met een hoge penetratiegraad tellen dus

veel deelnames in verhouding tot hun bevolking. Zij worden relatief goed bereikt door de Vormingplus-centra. De penetratiegraad

wordt telkens per regio afzonderlijk berekend.

De formule achter de penetratiegraad is de volgende:

deelnames gemeente bevolking gemeente

relatieve penetratiegraad = ——————————— / ———————————

totaal deelnames Vormingplus totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een

evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5% van de inwoners van de regio levert in dat geval ook 5% van de

deelnames (5%/5% = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit

een gemeente komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een

klein bereik).

Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge penetratiegraad. De donkergekleurde rode

gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames.

Dit kaartje is gebaseerd op gegevens over 74% van de deelnames. Over 16% zijn geen gegevens beschikbaar en 10% van de deelna-

mecijfers gaan over deelnemers die afkomstig zijn van buiten de regio van het Vormingplus-centrum in kwestie. De penetratiegraad

van Vormingplus Brussel (Citizenne) is niet berekend omwille van de specifieke Brusselse situatie.

1. DE WERKING

84 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

VHS:spreidingvandeactiviteiten

VHS:relatievepenetratiegraad

geen

van 1 tem 19

van 20 tem 29

van 30 tem 39

van 40 tem 49

van 50 tem 99

van 100 tem 299

300 of meer

aantalactiviteiten

0 1 2 2+

12

23

59

75

78

86 92 100

88

105

157

174

201

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198217

218

90

93

114

183

109141

149

227

261

275

177

268

6 30

37

94

4

8

33

35

39

42

43

66

69

96161

181

203

222223

116

124

127

137 165

180

196

200

224

234

239242285

11

16

17

19

57

7383 98

99

102

112

118

129163

147

182

189

194

205

213

225

226

228264

269

270

27824235

237238

250

284287

289

290

297308

34

65 95

5

20

27

62

71

81

82

87101

108

125

126

156

160

171

178

184187211

216219

247

252

255

266

291

321

22

2629

36

40

60

7480

84

97

107

110

117

130

139140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

23164 143

164

240

276281

13

103

18

31

46

48

123

208

262

292

303

134

61

115

135

138

167

120

190

221

277

300

106

151267

44

79

119

192

206215

49

10111

121122

154

159

195

229251 56191 209

220

233

258

283

286

7

50136

202

265

9

15

52

91

142

146155

186

274

280

307

249

172

185188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279 282

293

14

67 128

1

54

77

85104

153

204

244

301

68

245

271273

298

304

145

214

230

296

41132

288113

162175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

53 51

58

70

72

76

133168 38

1

2

334

567

8

9

101112

13 141516

17

18

19

12

23

59

75

78

86 92 100

88

105

157

174

201

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198217

218

90

93

114

183

109141

149

227

261

275

177

268

6 30

37

94

4

8

33

35

39

42

43

66

69

96161

181

203

222223

116

124

127

137 165

180

196

200

224

234

239242285

11

16

17

19

57

7383 98

99

102

112

118

129163

147

182

189

194

205

213

225

226

228264

269

270

27824235

237238

250

284287

289

290

297308

34

65 95

5

20

27

62

71

81

82

87101

108

125

126

156

160

171

178

184187211

216219

247

252

255

266

291

321

22

2629

36

40

60

7480

84

97

107

110

117

130

139140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

23164 143

164

240

276281

13

103

18

31

46

48

123

208

262

292

303

134

61

115

135

138

167

120

190

221

277

300

106

151267

44

79

119

192

206215

49

10111

121122

154

159

195

229251 56191 209

220

233

258

283

286

7

50136

202

265

9

15

52

91

142

146155

186

274

280

307

249

172

185188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279 282

293

14

67 128

1

54

77

85104

153

204

244

301

68

245

271273

298

304

145

214

230

296

41132

288113

162175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

53 51

58

70

72

76

133168 38

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 85

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1. Aalst2. Aalter3. Aarschot4. Aartselaar5. Affligem6. Alken7. Alveringem8. Antwerpen9. Anzegem10. Ardooie11. Arendonk12. As13. Asse14. Assenede15. Avelgem16. Baarle-Hertog17. Balen18. Beernem19. Beerse20. Beersel21. Begijnendijk22. Bekkevoort23. Beringen24. Berlaar25. Berlare26. Bertem27. Bever28. Beveren29. Bierbeek30. Bilzen31. Blankenberge32. Bocholt33. Boechout34. Bonheiden35. Boom36. Boortmeerbeek37. Borgloon38. Bornem39. Borsbeek40. Boutersem41. Brakel42. Brasschaat43. Brecht44. Bredene45. Bree46. Brugge47. Buggenhout48. Damme49. De Haan50. De Panne51. De Pinte52. Deerlijk53. Deinze54. Denderleeuw55. Dendermonde56. Dentergem57. Dessel58. Destelbergen59. Diepenbeek60. Diest61. Diksmuide62. Dilbeek63. Dilsen-Stokkem64. Drogenbos65. Duffel66. Edegem

67. Eeklo68. Erpe-Mere69. Essen70. Evergem71. Galmaarden72. Gavere73. Geel74. Geetbets75. Genk76. Gent77. Geraardsbergen78. Gingelom79. Gistel80. Glabbeek81. Gooik82. Grimbergen83. Grobbendonk84. Haacht85. Haaltert86. Halen87. Halle88. Ham89. Hamme90. Hamont-Achel91. Harelbeke92. Hasselt93. Hechtel-Eksel94. Heers95. Heist-op-den-Berg96. Hemiksem97. Herent98. Herentals99. Herenthout100. Herk-de-Stad101. Herne102. Herselt103. Herstappe104. Herzele105. Heusden-Zolder106. Heuvelland107. Hoegaarden108. Hoeilaart109. Hoeselt110. Holsbeek111. Hooglede112. Hoogstraten113. Horebeke114. Houthalen-Helchteren115. Houthulst116. Hove117. Huldenberg118. Hulshout119. Ichtegem120. Ieper121. Ingelmunster122. Izegem123. Jabbeke124. Kalmthout125. Kampenhout126. Kapelle-op-den-Bos127. Kapellen128. Kaprijke129. Kasterlee130. Keerbergen131. Kinrooi132. Kluisbergen

133. Knesselare134. Knokke-Heist135. Koekelare136. Koksijde137. Kontich138. Kortemark139. Kortenaken140. Kortenberg141. Kortessem142. Kortrijk143. Kraainem144. Kruibeke145. Kruishoutem146. Kuurne147. Laakdal148. Laarne149. Lanaken150. Landen151. Langemark-Poelkapelle152. Lebbeke153. Lede154. Ledegem155. Lendelede156. Lennik157. Leopoldsburg158. Leuven159. Lichtervelde160. Liedekerke161. Lier162. Lierde163. Lille164. Linkebeek165. Lint166. Linter167. Lo-Reninge168. Lochristi169. Lokeren170. Lommel171. Londerzeel172. Lovendegem173. Lubbeek174. Lummen175. Maarkedal176. Maaseik177. Maasmechelen178. Machelen179. Maldegem180. Malle181. Mechelen182. Meerhout183. Meeuwen-Gruitrode184. Meise185. Melle186. Menen187. Merchtem188. Merelbeke189. Merksplas190. Mesen191. Meulebeke192. Middelkerke193. Moerbeke194. Mol195. Moorslede196. Mortsel197. Nazareth198. Neerpelt

199. Nevele200. Niel201. Nieuwerkerken202. Nieuwpoort203. Nijlen204. Ninove205. Olen206. Oostende207. Oosterzele208. Oostkamp209. Oostrozebeke210. Opglabbeek211. Opwijk212. Oud-Heverlee213. Oud-Turnhout214. Oudenaarde215. Oudenburg216. Overijse217. Overpelt218. Peer219. Pepingen220. Pittem221. Poperinge222. Putte223. Puurs224. Ranst225. Ravels226. Retie227. Riemst228. Rijkevorsel229. Roeselare230. Ronse231. Roosdaal232. Rotselaar233. Ruiselede234. Rumst235. Schelle236. Scherpenheuvel-

Zichem237. Schilde238. Schoten239. Sint-Amands240. Sint-Genesius-Rode241. Sint-Gillis-Waas242. Sint-Katelijne-Waver243. Sint-Laureins244. Sint-Lievens-Houtem245. Sint-Martens-Latem246. Sint-Niklaas247. Sint-Pieters-Leeuw248. Sint-Truiden249. Spiere-Helkijn250. Stabroek251. Staden252. Steenokkerzeel253. Stekene254. Temse255. Ternat256. Tervuren257. Tessenderlo258. Tielt259. Tielt-Winge260. Tienen261. Tongeren262. Torhout263. Tremelo

264. Turnhout265. Veurne266. Vilvoorde267. Vleteren268. Voeren269. Vorselaar270. Vosselaar271. Waarschoot272. Waasmunster273. Wachtebeke274. Waregem275. Wellen276. Wemmel277. Wervik278. Westerlo279. Wetteren280. Wevelgem281. Wezembeek-Oppem282. Wichelen283. Wielsbeke284. Wijnegem285. Willebroek286. Wingene287. Wommelgem288. Wortegem-Petegem289. Wuustwezel290. Zandhoven291. Zaventem292. Zedelgem293. Zele294. Zelzate295. Zemst296. Zingem297. Zoersel298. Zomergem299. Zonhoven300. Zonnebeke301. Zottegem302. Zoutleeuw303. Zuienkerke304. Zulte305. Zutendaal306. Zwalm307. Zwevegem308. Zwijndrecht

Lijstvandegemeenten

1. Anderlecht2. Brussel3. Elsene4. Etterbeek5. Evere6. Ganshoren7. Jette8. Koekelberg9. Oudergem10. Schaarbeek11. Sint-Agatha-Berchem12. Sint-Gillis13. Sint-Jans-Molenbeek14. Sint-Joost-ten-Node15. Sint-Lambrechts-Woluwe16. Sint-Pieters-Woluwe17. Ukkel18. Vorst19. Watermaal-Bosvoorde

Brussel

1. DE WERKING

86 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN 1. DE WERKING

HETEIGENAANBODSPREIDENOVERDEREGIO:VOORBEELDENUITDEPRAKTIJK

Vormingplus organiseert een intensievezomerweekineenkleinerandgemeente: gedurende vijf dagen worden diverse cur-

sussen over uiteenlopende thema’s aangeboden. Op deze manier kunnen de gemeenten Alveringem, Vlamertinge, Mesen, Reninge

en Staden van een boeiend cursusaanbod genieten.

De cursus ‘Filosoferenmetkinderen’vindt met succes plaats in enkele grotere gemeenten van de regio. Na overleg tussen

de regiomedewerker(s) van Vormingplus en de bibliotheken, kan deze succesvolle cursus aangeboden worden in 15vande20

gemeenten in de regio.

De samenwerking tussen Vormingplus, het Lokaal GezondheidsOverleg en de lokale OCMW’s zorgt ervoor dat OCMW-cliënten in

11gemeenten vormingscursussen rond ‘GezondeVoeding’ kunnen volgen.

In samenwerking met Vormingplus organiseren 10 openbare bibliotheken een ruimaanbodcomputercursussen. De Mobiele

Internetklas wordt 136 dagen ontleend. 1.360deelnamesuit10gemeenten van de regio worden geregistreerd.

In 2007 begint Vormingplus samen te werken met lokale dienstencentra. In 2008 resulteert deze samenwerking in 20vormings-

activiteitenvoorseniorenin5dienstencentra (in Loonbeek, in Tielt-Winge, in Heverlee, in Kessel-Lo en in Tienen). De thema’s

‘gezondheid’ en ‘digitale fotografie’ komen het meest aan bod.

In Zedelgem komt het organiseren van niet-formele educatie moeilijk van de grond. Na verschillende voorbereidende gesprek-

kenmetdebibliotheekendecultuurbeleidscoördinator in 2008, zal er in 2009 voor het eerst een cursusaanbod worden

georganiseerd door Vormingplus.

In gemeenten met een beperkt vormingsaanbod stelt Vormingplus haar werking voor op de cultuurraad. Als resultaat hiervan

wordt in Nijlen een info-avond over auteursrechten georganiseerd.

In Beernem wordt een nieuw ontmoetingscentrum, ‘De Kleine Beer’, geopend. In overlegmetdecultuurbeleidscoördinator

staat Vormingplus in voor het organiseren van cursussen niet-formele educatie in dit centrum. Er worden zo’n 15 cursussen per

jaar georganiseerd.

‘Bankcontact’ wil de sociale cohesie in een buurt vergroten door het plaatsen van een buurtbank en het organiseren van allerlei

buurtgerichteactiviteitensamenmetbuurtbewoners. In Olen wordt ‘Bankcontact’ als proefproject opgezet. Inmiddels wordt

het project ook door de gemeenten Balen en Merksplas, in samenwerking met Vormingplus, overgenomen.

PROFIEL VAN DE SECTOR | 87

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.3 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO COÖRDINEREN EN AFSTEMMEN

De Vormingplus-centra coördineren het aanbod niet-formele educatie in hun regio en stemmen het aanbod van verschillende aanbie-

ders af. Door samenwerking en samenspraak met andere organisaties streven ze naar een sterk en goed gespreid aanbod in de regio.

Hierbij hebben ze speciale aandacht voor het bereiken van maatschappelijk kwetsbare groepen.

De Vormingplus-centra realiseren de opdracht ‘coördinatie en afstemming’ door onder andere het bestaande aanbod niet-formele

educatie in hun regio in kaart te brengen, na te gaan welke educatieve noden er in hun regio zijn en nemen initiatieven om bepaalde

educatieve ‘leemtes’ in de regio op te vullen. De Vormingplus-centra geven advies aan organisaties over educatie en investeren in

educatienetwerken.

HETAANBODNIET-FORMELEEDUCATIEINDEREGIOCOÖRDINERENENAFSTEMMEN:VOORBEELDENUITDEPRAKTIJK

Vormingplus maakt een educatievekaartvanderegio. De educatieve kaart bevat informatie over de verschillende vormings-

aanbieders en hun aanbod. De kaart kan opgevraagd worden door iedere organisatie in de regio.

Vormingplus zet in samenwerking met de Hogeschool Gent een onderzoek op naardeeducatievebehoeftenvanvrijwilligers.

In een eerste fase worden de sociaal-culturele verenigingen uit de regio bevraagd. Daarna worden focusgesprekken met enkele

sleutelfiguren gevoerd. Het onderzoeksrapport wordt gepresenteerd en besproken op een studiedag in samenwerking met het

Steunpunt Vrijwilligerswerk Oost-Vlaanderen.

Anderstaligen die in Brussel Nederlands leren, vinden weinig aansluiting bij het aanbod van de gemeenschapscentra. Het aanbod

en de aanpak van de gemeenschapscentra is soms onvoldoende geënt op publieksvermenging. Om dit te doorbreken, worden

door Vormingplus proefmomenten georganiseerd: anderstaligen kunnen via creatieve methodieken kennismakenmethet

aanbodvandegemeenschapscentra.

In alle cultuurraden uit de regio organiseert Vormingplus een enquête om te peilen naar de vormingsbehoeftenvanvrijwilligers

die actief zijn in het lokaal verenigingsleven. Op basis van de resultaten werkt Vormingplus een brochure met een vormingsaan-

bod uit. Deze brochure wordt aan alle culturele diensten en cultuurraden bezorgd.

De databank van Vormingplus bevat informatie over het uitgebreide aanbod niet-formele educatie van Vormingplus en van

diverse andere partners in de regio. De medewerkers van Vormingplus raadplegendeinformatieoverhetaanbodvanderden

alvorenszelfteprogrammeren. Daardoor wordt voorkomen dat Vormingplus een overlappend aanbod organiseert.

Vormingplus ondersteunt het Provinciaal Platform Sociaal-Cultureel Werk. In 2008 groepeert en analyseert Vormingplus de

resultaten van een aantal relevante onderzoeken. In 2009 zal dit uitmonden in een omgevingsanalyse op provinciale schaal.

De omgevingsanalyse heeft als doel de organisaties die deel uitmaken van het Provinciaal Platform te ondersteunenbijde

opmaakvanhunbeleidsplan.

In de werkgroep Sociaal-Cultureel Werk van de gevangenisvanAntwerpen coördineert en plant Vormingplus samen met De

Rode Antraciet, Justitieel Welzijnswerk Antwerpen, de Vlaamse beleidsmedewerker en verschillende andere medewerkers (onder

meer penitentiair beambten) eenbreedendiverseducatiefaanbod. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de resul-

taten van een recente behoeftepeiling bij de gedetineerden.

Voor de uitbouw van een vormingsaanbod werkt Vormingplus samen met alle Culturele Centra uit de regio (Kortrijk, Roeselare,

Waregem, Tielt, Wevelgem, Avelgem en Menen). Door het ter beschikking stellen van een actueel vademecum bestaande uit

voorstellen van educatieve activiteiten (met de namen van docenten en van de gespecialiseerde instellingen), dooreengemeen-

1. DE WERKING

88 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

schappelijkplanningsoverleg en door een halfjaarlijks collega-overleg trachten Vormingplus en de CultureleCentra tot een

diversenevenwichtig,gezamenlijkaanbod te komen.

Vormingplus organiseert een overleg tussen de vormingswerkers van het Cultuurcentrum Mechelen, het Gemeenschapscentrum

’t Blikveld, het Cultuurcentrum Zwaneberg en de cultuurbeleidscoördinator van Putte met als doelstelling kennistemaken met

elkaars aanbod en afspraken te maken inzake programmering.

Vormingplus neemt deel aan een driemaandelijksoverleg tussen basiseducatie, het Cursuscentrum en verschillende OCMW’s

uit groot Heist-op-den-Berg. Tijdens dit overleg wordt het aanbodvoorkansengroepen in de gemeente Heist-op-den-Berg

besprokenenafgestemd. Zo wordt bijvoorbeeld een voortraject, als toeleiding naar de arbeidsmarkt, uitgewerkt.

In 2008 brengt Vormingplus drie organisaties uit Sint-Niklaas rond de tafel die werken rond het thema ‘opvoeding’. Dit resulteert

in een permanente overleggroep die elk seizoen een gezamenlijkaanbodrond‘opvoeden’ presenteert aan het brede publiek.

Vanaf midden 2008 helpt Vormingplus CrossMundos, centrum voor vorming en mondiale cultuurbeleving, methetplannen

enorganiserenvanvorming voor het voorjaar 2009. Er worden duidelijke, onderlinge afspraken gemaakt. Cross Mundos

zorgt bijvoorbeeld voor een locatie en Vormingplus neemt de verspreiding van het aanbod via de Vormingplus-brochure en de

Vormingplus-website op zich.

Een nieuw lokaal dienstencentrum in Oudenaarde is vragende partij voor een vormingsaanbod. Vormingplusbrengtverschil-

lendevormingsaanbiedersuitderegiosamen op een bijeenkomst met als doel invulling te geven aan en de afstemming te

bespreken van een divers vormingsaanbod. De samenwerking resulteert in een concreet programma.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 89

1.4 VOLKSHOGESCHOLEN

1.4.4 HET AANBOD NIET-FORMELE EDUCATIE IN DE REGIO BEKENDMAKEN

De Vormingplus-centra zorgen ervoor dat het eigen aanbod en dat van andere aanbieders van niet-formele educatie in de regio via

bekendmaking wordt ontsloten naar zoveel mogelijk mensen in hun regio.

HETAANBODNIET-FORMELEEDUCATIEINDEREGIOBEKENDMAKEN:VOORBEELDENUITDEPRAKTIJK

Via de websitevanVormingplus kan de bezoeker, naast het eigen aanbod van Vormingplus, een overzicht krijgen van allerlei

vormingsinitiatieven in de regio. Het is ook mogelijk door te klikken naar PrettigGeleerd, UiT in Vlaanderen en Word Wat Je Wil.

De website is een forum voor partners in de regio om hun initiatievenbekendtemaken.

Acht keer per jaar verstuurt Vormingplus een elektronischenieuwsbrief naar zowat 4.500 e-mailadressen. In de nieuwsbrief

wordt niet alleen promotie gemaakt voor eigen initiatieven van Vormingplus maar evenzeer voor initiatievenvananderevor-

mingsaanbieders uit de regio.

Vormingplus verspreidt vier maal per jaar een brochure naar personen die gedurende de afgelopen twee jaar een Vormingplus-

activiteit bijwoonden (oplage: 11.000 exemplaren). Daarnaast wordt, om een nieuw publiek aan te spreken, een specifiek regio-

aanbod via drie regiofolders (telkens met een oplage van 1.750 exemplaren) lokaal verspreid.

Omdat nog heel wat mensen geen toegang hebben tot het internet, verspreidt Vormingplus drie keer per jaar een gratis activitei-

tenkalender met het vormingsaanbod dat op de website van Vormingplus gepubliceerd wordt. Dit is het eigen educatief aanbod,

het aanbod van PrettigGeleerd en het aanbod van een 140-tal lokale organisatoren (dat niet in PrettigGeleerd wordt opgenomen).

Vormingplus plaatst informatiestandenoverhetniet-formeleaanbod in de regio in de bibliotheken en op plaatselijke evene-

menten die een breed publiek bereiken. Door een beurtsysteem komen de standen inallebibliotheken van de regio terecht.

Dankzij een uitgebreidepromotiecampagne met onder andere een spotje op de regionale televisie waarin buurtbewoners

worden aangespoord het draaiboek van het (socialecohesie)-project ‘Spinnen in de straat’ aan te vragen, zetten twee buurten

in Beerse en in Lille, volledig op eigen kracht, het project op.

Via defilm‘TheMovie’wordtdewerkingvanVormingplusbekendgemaakt. De film ‘The Movie’ richt zich naar andersta-

ligen die Nederlands willen oefenen in de vrije tijd. De film komt tot stand samen met de doelgroep. Brusselleer en het Centrum

voor Volwassenenonderwijs zorgen voor de verspreiding van de film.

75% van het publiek van Vormingplus bestaat uit vrouwen. Met de bedoeling om meer mannen te bereiken lanceert Vormingplus

in het vierde kwartaal van 2008 een promotiecampagnegerichtopmannen. Door middel van een specifieke katern (al dan niet

bij het Vormingplus-tijdschrift gevoegd), een aparte website, een perscampagne, het verspreiden van bierviltjes en een wedstrijd,

probeert Vormingplus mannen warm te maken voor niet-formele educatie. In vergelijking met het vierde kwartaal van 2007 neemt

2% meer mannen deel aan de activiteiten.

Het Platform ‘Stilte, rust en ruimte in de Kempen’ presenteert tijdens een studienamiddag aan zo’n 100 geïnteresseerden de

publicatie‘Stilte,rustenruimteindeKempen’. De publicatie wil mensen en organisaties sensibiliseren en informeren rond het

thema ‘stilte’

1. DE WERKING

DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 91

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De werksoort Landelijke Vormingsinstellingen omvat:

- 18 gespecialiseerde vormingsinstellingen

- 3 syndicale vormingsinstellingen

- 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen valt uiteen in twee luiken: een beschrijvend deel en een kwan-

titatief deel. Het beschrijvende deel maakt het werk van de landelijke instellingen concreet. We presenteren er per organisatie een

greep uit de waaier aan activiteiten die de vormingsinstellingen in 2008 realiseerden.

Het tweede deel pakt uit met cijfers over de gepresteerde uren, de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde uren, het aantal deelne-

mers,... van de vormingsinstellingen.

1.5.1. WERKING: VOORBEELDEN UIT HET EDUCATIEF AANBOD

We vroegen aan elke landelijke vormingsinstelling drie titels van activiteiten die ze in 2008 organiseerden.

Amarant

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S (Reflectieve) kunsteducatie

E Dekunstondervraagd

Minimal, Concept, Performance, Happening, Land Art: de nieuwe avant-garde van de jaren zestig en

zeventig.

Devrouwelijketoets

Vrouwelijke kunstenaars van de middeleeuwen tot de 19de eeuw.

Eendaguithetlevenvaneenhindoe

Hindoeïstische rituelen en hun context.

T Typevormingsinstelling

S Specialisme

E Voorbeeldenuitheteducatieveaanbod

AtelierCirkel

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Creativiteitsbevordering door beeldend werk

E CursusKalligrafie

Kalligrafielessen waarin een nieuwe wereld van letter, vorm, kleur en woord opengaat..

MasterclassMonumentaaldraaien

Demonstratie van verschillende methoden om hoge cilinders en grote schalen te maken op de draaischijf.

Beeldenmakeninspeksteenofalbast

Een tweedaagse waarin we de mogelijkheden om uit speksteen of albast sculpturen te maken, ontdekken

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN1. DE WERKING

92 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

CentrumvoorChristelijkVormingswerk(CCV),partnerinchristelijkvormingswerk

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Zingeving

E Opnieuwbeginnen

Wat betekent/kan geloof betekenen in het leven van de hedendaagse mens? Hoe kunnen mensen het

geloof ontdekken?

Vormingvoorrouwbegeleiding

Vanuit het verrijzenisperspectief worden mensen gevormd om rouwenden en rouwgroepen te begeleiden.

Bijbelcursussen

De Bijbel wordt op verschillende manieren benaderd (als herbronning, als verhaal, vanuit zijn historische

betekenis, bibliodramacursussen,...).

CentrumVoorNatuur-enmilieu-educatie(CVN)

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Natuur- en milieueducatie

E HogeVenennatuurgids

Een vervolgmodule waarin natuurgidsen worden opgeleid om groepen te begeleiden in het natuurpark

Hoge Venen.

Duurzameontwikkelingopmaatvandenatuurgids

Een opleiding die aansluit bij de nieuwe CVN-publicatie ‘Samen op weg, duurzame ontwikkeling tijdens

een natuurexcursie’.

Natuurbelevingvoorinburgeraars

Een korte natuurinitiatie voor anderstalige nieuwkomers, georganiseerd in samenwerking met de Stad

Antwerpen.

Halewynstichting

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Muziek: beschouwing, beleving en beoefening

E Basiscursusmuziekmodule1

Een cursus die zich richt tot iedereen die wil leren musiceren (vooral praktisch, geen voorkennis vereist).

Cursusoudemuziek:renaissanceweek

Tijdens de stage worden 3- tot 8-stemmige composities uit ‘Libri Delle Musice II’ in gevarieerde bezet-

tingen uitgevoerd.

Jazzcursus

‘Jazzonderricht’, een onderricht dat verschilt van het traditionele ‘muziekonderricht’.

Impuls

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Empowerment via weerbaarheid, diversiteit en leiderschap

E Basisvaardighedeninhetomgaanmetagressie

Een driedaagse vorming om en rond het hanteren van agressief gedrag.

Ontwikkelenvanleiderschapsvaardigheden

Een langerdurende opleiding in het begeleiden van menselijke processen in groepen en organisaties.

Leertrajectdiversiteit

Een zesdaagse vorming om en rond het omgaan met verschillen op individueel, team- en organisatie-

niveau.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 93

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Inverde

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur

E Veiligwerkenmetdekettingzaag

Een meerdaagse praktijkopleiding over de werking, het gebruik, de veiligheid en het onderhoud

van de kettingzaag.

Bomenenstruikenherkennen

Bomen en struiken bekijken, bestuderen en vergelijken om zo de soorten te leren kennen.

Culinairewandeling

Een boswandeling waarbij je aan verschillende haltes proeft van hapjes boordevol ingrediënten

uit het bos.

Motief

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Geloof en samenleving

E DarElSalaam-MoslimsinVlaanderenenMechelen

De rol en de plaats van de moslimgemeenschap en van de moslims in onze samenleving.

Dialoogavonden.

DarwinversusGod

Debatten over verschillen en overeenkomsten tussen de evolutieleer en de scheppingsleer, tussen het

wereldbeeld van niet-gelovigen en gelovigen.

VanJeruzalemnaarRome-leerhuisoverHandelingenvandeapostelen

Hoe enerzijds trouw blijven aan je wortels en religieuze traditie en anderzijds de grenzen van je eigen

levensbeschouwing openbreken?

NatuurpuntEducatie

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Leren voor natuur, milieu en landschap

E Zetjetandenindenatuur

Een luister-, proef- en doe-activiteit in de Vlaamse natuur, op zoek naar vergeten smaken en de bijzonder

rijke biodiversiteit.

Natuurenklimaat(kadervorming)

Een vorming over hoe je een wandeling over de klimaatverandering gidst.

Cursus‘Natuurindetuin’(theorieenpraktijk)

Informatie en tips over de voornaamste planten, insecten, vogels en zoogdieren in de tuin.

PRH-PersoonlijkheidenRelaties

T GespecialiseerdevormingsinstellingS De persoon en zijn groei (persoonlijke groei)

E Wiebenik?

De eigen persoonlijkheid als basis voor een krachtige dynamiek.

Constructiefsamen

Groepsverschijnselen, persoonlijke groei en engagement.

Mijngroeiprocesinhandennemen

Groeiwegen (middelen) en grondhoudingen (attitudes) die zelfrealisatie bevorderen.

1. DE WERKING

94 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

RelatieStudio

T Gespecialiseerdevormingsinstelling (subsidiëring stopgezet in 2008)

S Ontwikkelen van relationele en sociale competentie

StichtingLodewijkdeRaet

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Sociale participatie in het kader van actief burgerschap

E Opleiding‘Zelfzekeromgaanmetanderen’

Ontdek wat voor jou belangrijk is om keuzes te kunnen maken in wat je omgeving en de brede samenle-

ving je aanbiedt.

Cursus‘Kwetsbarevrijwilligersbegeleiden’

Hoe omzeil je de uitdagingen die zich voordoen wanneer je aan de slag gaat met vrijwilligers met een

verhoogde kwetsbaarheid?

Cursus‘Overleggenmetdeburger’

In de twee cursusdagen wordt ingegaan op de vragen die je je stelt over de concrete praktijk van burger-

participatie.

Timotheus

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Intuïtieve ontwikkeling

E IntuïtieveOntwikkeling

Jaartraining die via ervaringsgerichte oefeningen een aantal sleutels biedt om je intuïtieve vaardigheden

en potentie te exploreren.

UitstralingPermanenteVorming(UPV)

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Wetenschapspopularisering

E Wegwijsinverschillendelevensbeschouwingen

In deze voordrachtenreeks laten we mensen kennis maken met de verschillende levensbeschouwingen

en wordt één thema uitgediept, zoals bijvoorbeeld ‘seksualiteit’.

Dokter,magikuwatvragen?

Dokters en professoren delen hun expertise en verwachten vragen uit het publiek.

RaoulServaisjaar

Groots cultureel evenement naar aanleiding van zijn 80ste verjaardag, waarin de Oostendse cineast in al

zijn facetten wordt getoond aan de hand van films, tentoonstellingen, colloquia,…

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 95

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

UniversiteitVrijeTijd

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Geschiedenis voor morgen: cultuur en samenleving in historisch perspectief

E HetBourgondischeRijk.VanMargaretavanMaletotMargaretavanOostenrijk(1369-1529)

Vijf lessen over de op- en ondergang van het Bourgondische Rijk. Zowel het hofleven als het leven van de

gewone man komen aan bod.

Inhetspoorvandecisterciënzers.Leventussengebedenhandenarbeid

Zes lessen over het ontstaan en de geschiedenis van de abdijen van Clairvaux en Fontenay tot en met de

trappistenkloosters van vandaag.

Matteuspassion,HoheMesse,Cantates,...HetvolmaaktevocaleoeuvrevanJ.S.Bach

In vier lessen worden de cursisten ondergedompeld in de meesterlijke muziek van Bach.

VormingscentrumOpvoedingenKinderopvang(VCOK)

T GespecialiseerdevormingsinstellingS Opvoeding en kinderopvang

E Ouderschapendetentie

Een vormingsreeks waarbij de ouder in de gevangenis de ouder buiten de gevangenis rond de reorganisa-

tie van het ouderschap ontmoet.

Oudersalsonderzoekers

Een vormingspraktijk waarbij ouders onderzoek doen op een zelfgekozen opvoedingsthema en hierna

beleidsaanbevelingen formuleren.

Opvoedenverrijken

Een vormingspraktijk waarbij nieuwkomers met een procesbegeleider aan uitwisseling doen over opvoe-

den in hun nieuwe thuisland.

VormingsinstituutRodeKruisVlaanderen

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Eerstehulpverlening

E Reanimatietechniekenmetaudiovisuelelesmethodes

Reanimatietechnieken worden aangeleerd aan de hand van een dvd.

Terugkomdag

Inhoudelijke workshops voor vrijwilligers die een tijd niet actief zijn geweest.

Studiedaglesgevers:

Studiedagen voor de lesgevers eerste hulp. Focus op didactische werkvormen.

WiSPER

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Kunsteducatie

E Weekendopleidingdans/acteren

Kennismaken met hedendaagse dans of hedendaags theater (module 1), actief onderzoeken van presen-

tatievormen (module 2), functioneren in een artistieke productie (module 3).

Hete-atelier

Een cursus beeldende kunsten waarin actieve groepslessen gecombineerd worden met individuele

coaching via het internet.

Scenarioschrijven

Een cursus van één week waarin de cursisten via actieve schrijfoefeningen kennis maken met de bouw-

stenen van scenarioschrijven.

1. DE WERKING

96 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Zorg-Saam

T Gespecialiseerdevormingsinstelling

S Zorg

E Dezorgbalansinevenwicht

Meer evenwicht in het zorgen voor een ander en het zorgen voor jezelf.

Eensoortvanleegteinjezelf

Een studiedag over apathie bij ouderen.

Levenmetgemis

Naar een nieuwe visie op rouw en rouwzorg.

AteliersvoorWerknemersvorming

T SyndicalevormingsinstellingE Nieuwlevenindeonderneming

De rechten en plichten van de militant, het voeren van een dienstverlenend gesprek, de sociale wetge-

ving, fiscaliteit,…

Nieuwlevenindegemeente

Het DiM-plan motiveert en activeert lokale groepen om energie te besparen door eenvoudige tips en

acties rond elektriciteit, verwarming, water, voeding, afval en mobiliteit.

ICT-vormingronde-communicatie

Werknemersvertegenwoordigers leren een ondernemingswebsite creëren en beheren. Het maken van

elektronische nieuwsbrieven komt eveneens aan bod.

VormingenActie

T SyndicalevormingsinstellingE Programma’svoordesocialeverkiezingen

Vormingen voor nieuwe en ervaren kandidaten.

Basisvorming

Basisvorming voor beginnende militanten, themagerichte vorming alsook mandaatvorming.

Programma’svoorwerklozen

Informatie over rechten en plichten, sociale zekerheid, arbeidsmarktmaatregelen, maatschappelijke

vorming en actualiteit, alsook persoonsgerichte vorming

Werknemerswelzijn

T SyndicalevormingsinstellingE Rechtenenplichtenvandewerknemer

Opleidingenreeks en tweedaagse over vakbondswerk, leeftijdsbewust personeelsbeleid, brugpensioen,

spreken voor een groep, maatschappelijk verantwoord ondernemen,...

Informatica

Een vormingsreeks over de beginselen van MS Word en Excel.

KennisMaken

Deze vormingsreeks reikt een aantal actuele thema’s aan van heel uiteenlopende aard: communicatie,

politiek, gezondheid,…

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 97

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

KR8

T Vormingsinstellingvoorpersonenmeteenhandicap

E Weekendvoorpersonenmetautisme

Een weekend voor personen met autisme waar de thema’s ‘familie’ en ‘foto’s (maken)’ centraal staan.

Feestelijkkoken

Naar aanleiding van de eindejaarsperiode gaan personen met een verstandelijke handicap culinair

aan de slag.

Praatgroepen‘Geengezever’

Zeven praatgroepbijeenkomsten. Personen met een handicap kiezen zelf de thema’s. Doel: netwerkuit-

breiding en versterken sociaal weefsel.

Op-Stap

T Vormingsinstellingvoorpersonenmeteenhandicap

E Ikploeteropdecomputer

Een dubbelweekend voor wie wil kennismaken met de computer. Van opstarten en afsluiten, van muizen

en toetsenborden, van Word tot e-mail en internet.

Ik,jij,wij,…samen!

Eenlanglopendevormingsreeksvanvijftweedaagsenrondomgaanmetanderen.

We vertrekken vanuit de leervragen van de deelnemersgroep. Het kan onder ander gaan over: ‘stilstaan

bij jezelf, je contacten, het onderhouden van je contacten, je gedacht leren zeggen, leren uiten van gevoe-

lens, samenwerken en overleggen met anderen, stresserende situaties,…’

‘Afscheidnemenbestaatniet.’

Rond Allerheiligen/Allerzielen staan we stil bij de familieleden of vrienden die gestorven zijn. We leren

goed omgaan met afscheid.

Vijftact

T FederatievanvormingsdienstenvoorpersonenmeteenhandicapE Vormingvoorderuimeendirecteomgevingvanpersonenmeteenhandicap

ADHD, modeverschijnsel of stoornis? - Spreken Met Ondersteuning van Gebaren (SMOG) - Zorgen na en

voor NAH (Niet-Aangeboren Hersenletsel), en andere,…

Wat(geweest/gewenst)is:

organisatiesvanenvoordoveninVlaanderenbevraagdover10thema’s

Het verslag van een jaar lang maandelijks discussiëren over de dovengemeenschap, dienstverlening,

zorg, tewerkstelling, media,…

Tistendagmetnaastdebat,tentoonstellingeninstallatie,hetAutisme-Belevings-Circuit(ABC)

Door het ABC te volgen, ondervindt de deelnemer via korte ervaringen aan den lijve wat autistisch zijn betekent.

1. DE WERKING

Z11

T Vormingsinstellingvoorpersonenmeteenhandicap

E Sterrenopdedansvloer

Een dansreeks, waarbij personen met een verstandelijke handicap dansen aanleren uit verschillende landen.

Studiedag‘Afscheidvanhetleven’

Studiedag over rouwverwerking bij personen met een beperking, georganiseerd voor hun begeleiders en

hun naasten.

Veiliginhetverkeer

Een vormingsreeks waar personen met een handicap leren en ervaren hoe je veilig handelt in het verkeer.

98 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

1.5.2. DE WERKING IN CIJFERS

1.Hoeveelactiviteiten,urenendeelnemerstellendelandelijkevormingsinstellingen?

2007 2008

het aantal educatieve activiteiten 11.869 11.981

het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten 188.104 234.990

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) 117.219 111.128 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100.869 90,8%

overige 9.416 10.259 9,2%

In 2008 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.981 educatieve activiteiten plaats. De instellingen bereikten daarmee

234.990 deelnemers. Dit is een stijging met 25% ten opzichte van het jaar voordien (188.104 deelnemers in 2007). Een vormings-

activiteit duurde gemiddeld 9 uur en bereikte gemiddeld 20 deelnemers.

De instellingen presteerden samen 111.128 uren educatie. Opvallend is dat minder vormingsuren gepresteerd zijn dan het jaar

voordien. Het ‘verlies’ aan uren situeert zich voornamelijk in het aantal uren niet-formele educatie (zie verder) en valt voor een groot

deel toe te wijzen aan de stopzetting van de subsidiëring van Relatie Studio en de overheveling van De Rode Antraciet naar het

participatiedecreet.

Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in

aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.

Welkaandeelvandegepresteerdeurenzijnurenniet-formeleeducatie?

2007 2008

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) 117.219 111.128 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100.869 90,8%

LVI:niet-formeleeducatieenoverige

9% overige

91% niet-formele educatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt:

“Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor

zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij

een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.”

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 99

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Welkaandeelvandegepresteerdeurenniet-formeleeducatieissubsidieerbaarvolgensdecriteriavanhetdecreet?

2007 2008

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100.869 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de

criteria van het decreet89.878 88.210 87,5%

LVI:(niet-)subsidieerbareurenniet-formeleeducatie

13% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

87% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen

een programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voorwerp

van subsidiëring. Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen

voor personen met een handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen

specifieke criteria1. De activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria voldoen om in aanmerking te komen voor

subsidiëring.

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 87% in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van

het decreet.

Welkaandeelvandesubsidieerbareurenniet-formeleeducatieisdaadwerkelijkgesubsidieerd?

2007 2008

het aantal uren niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de

criteria van het decreet89.878 88.210 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)70.324 69.324 78,6%

1 Bijkomende bepalingen in het decreet:- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24) - bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1) - bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3) - bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).

1. DE WERKING

91% van de gepresteerde uren in 2008 zijn uren niet-formele educatie.

100 | PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

LVI:(on)gesubsidieerdeurenniet-formeleeducatiediewelsubsidieerbaarzijnvolgensdenormenvanhetdecreet

21% ongesubsidieerd

79% gesubsidieerd (urennorm)

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een bepaald aantal uren. Dit zijn de zogenaamde urennor-

men. Alle urennormen van de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 69.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat

79% van de uren die subsidieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (88.210) daadwerkelijk gesubsidieerd worden door de

overheid. Een vijfde wordt dus niet gesubsidieerd.

Overzicht

Hiernaast geven we bij wijze van synthese een schematisch overzicht van de ontleding van de uren.

Welkaandeelvandesubsidieerbareurenniet-formeleeducatieisdaadwerkelijkgesubsidieerd?

2007 2008

het aantal uren niet-formele educatie 107.803 100.869 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)70.324 69.324 68,7%

LVI:(on)gesubsidieerdeurenniet-formeleeducatie

31% niet-formele educatie ongesubsidieerd

69% niet-formele educatie gesubsidieerd

Als surplus bekijken we nog even het aandeel van de gesubsidieerde uren (urennorm) op het totaal aantal uren niet-formele educa-

tie.

Hieruit blijkt dat van alle gepresteerde uren niet-formele educatie 69% gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 101

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

100%

totaal gepresteerde uren

(111.128 uren)

100%

100%

uren niet-formele

educatie subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

87%

(88.210 uren)

niet-formele

educatie

91%

(100.869 uren)

overige

9%

(10.259 uren)

uren niet-formele

educatie niet subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

13%

(12.659 uren)

gesubsidieerde

uren

79%

(69.324 uren)

ongesubsidieerde

uren subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet

21%

(18.886 uren)

1. DE WERKING

102 | PROFIEL VAN DE SECTOR

22% 6% 12% 24% 18% 14% 3%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

andere

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

2.Watisdespreidingvandegepresteerdeurenniet-formeleeducatieoverdeverschillendeprovincies?

2007 2008

Antwerpen 24.654 22.294 22,1%

Brussel 5.666 5.876 5,8%

Limburg 12.910 12.495 12,4%

Oost-Vlaanderen 24.609 24.463 24,3%

Vlaams-Brabant 20.239 18.485 18,3%

West-Vlaanderen 15.850 13.981 13,9%

andere 3.875 3.275 3,2%

107.803 100.869 100,0%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

28%

13%

23%

17%19%

= aandeel

bevolking van de

provincie in het

Vlaams Gewest2

LVI:spreidingvandeurenniet-formeleeducatieperprovincie

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het

Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams

Gewest (exclusief Brussel) en 22% van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie.

De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie (totaal = 100.869 uren) is niet gelijk verdeeld over de verschillende provin-

cies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 6% van het

totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten vond plaats buiten Vlaanderen of Brussel, of is niet aan één provincie toe te

wijzen.

2 Bron: Bevolkingscijfers 2008, FOD Economie, Algemene Directie Statistiek.

3.Dewerkingvergelijkenderwijs

Gespecialiseerde

vormingsinstellingen

Syndicale

vormingsinstellingen

Vormingsinstellingen

voor personen met een

handicap en Vijftact (VIH)

TOT LVI

Hoeveelactiviteitenwerdengeorganiseerdenhoeveeldeelnemerswerdenbereikt?

het aantal

educatieve activiteiten6.577 3.960 1.444 11.981

het aantal deelnemers aan

de educatieve activiteiten121.142 76.626 37.222 234.990

1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR | 103

1.5 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2008 in totaal 66.874 uren. Hiervan zijn 56.815 uren of 85% niet-formele

educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact (VIH) is dat

meer. Zij besteden respectievelijk 100% en 99% van hun uren aan niet-formele educatie.

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij

de gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH komen respectievelijk 79% en 93% van de uren niet-formele educatie volgens

decriteriavanhetdecreetinaanmerkingvoorsubsidiëring. Bij de syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige

aanbod aan de criteria van het decreet.

Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de

gespecialiseerde vormingsinstellingen 83% doordeoverheiderkendengesubsidieerd(volgensdeurennorm). Bij de syndicale

vormingsinstellingen is dit 73%, bij de VIH 77%.

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (73%) doorde

overheidgesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de VIH moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 66%

en 72% subsidiëring.

Welkaandeelvandegepresteerdeurenzijnurenniet-formeleeducatie?

het aantal uren educatieve acti-

viteiten (formeel en niet-formeel)66.874 100,0% 29.856 100,0% 14.398 100,0% 111.128 100,0%

het aantal uren

niet-formele educatie56.815 85,0% 29.856 100,0% 14.198 98,6% 100.869 90,8%

Welkaandeelvandegepresteerdeurenniet-formeleeducatieissubsidieerbaarvolgensdecriteriavanhetdecreet?

het aantal uren

niet-formele educatie56.815 100,0% 29.856 100,0% 14.198 100,0% 100.869 100,0%

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar volgens

de criteria van het decreet

45.094 79,4% 29.856 100,0% 13.260 93,4% 88.210 87,5%

Welkaandeelvandesubsidieerbareurenniet-formeleeducatieisdaadwerkelijkgesubsidieerd?

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar volgens

de criteria van het decreet

45.094 100,0% 29.856 100,0% 13.260 100,0% 88.210 100,0%

het aantal uren educatieve acti-

viteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)

37.416 83,0% 21.695 72,7% 10.213 77,0% 69.324 78,6%

Welkaandeelvandegepresteerdeurenniet-formeleeducatieisgesubsidieerd?

het aantal uren

niet-formele educatie56.815 100,0% 29.856 100,0% 14.198 100,0% 100.869 100,0%

het aantal uren educatieve acti-

viteiten erkend en gesubsidieerd

door de overheid (urennorm)

37.416 65,9% 21.695 72,7% 10.213 71,9% 69.324 68,7%

1. DE WERKING

HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS

2.1 BEVINDINGEN

De ‘work force’: 1.907 personeelsleden, 224.275 vrijwilligers, 5.185 freelancers

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt waargemaakt door 1.907 personeelsleden die samen 1.426 voltijdse equivalen-

ten presteren. Daarnaast kunnen de organisaties rekenen op een legertje van 224.275 vrijwilligers. De organisaties maken ook

gebruik van de diensten van 5.185 freelancers met een inhoudelijke opdracht (zoals zelfstandige lesgevers).

De verenigingen stellen samen veruit het meeste personeelsleden tewerk (56% van het sectortotaal) en zijn goed voor 95% van

de ingezette vrijwilligers. Een vereniging stelt gemiddeld 21 personeelsleden tewerk, een beweging 11, een Vormingplus-centrum

15 en een landelijke vormingsinstelling 18. Binnen elke werksoort, behalve bij de Vormingplus-centra, zijn er grote verschillen in

organisatiegrootte.

De man-vrouw-verhouding is een constante: 30% mannen, 70% vrouwen

In alle werksoorten werkt grosso modo 30% mannen en 70% vrouwen. Enkel bij de bewegingen werken lichtjes meer mannen

dan gemiddeld (37%). Daarmee wijkt het sociaal-cultureel werk af van de Vlaamse trend. Op Vlaams niveau zijn 54% van de

loontrekkenden mannen en 46% vrouwen.

De verhouding tussen personeelsleden met een inhoudelijke en een ondersteunende opdracht is een constante: 2/3-1/3

In alle werksoorten wordt grosso modo twee derde van de personeelsleden ingezet voor een inhoudelijke opdracht en een derde

voor een ondersteunende opdracht. In alle werksoorten zijn mannelijke personeelsleden met een ondersteunende opdracht een

kleine minderheid: het sectorgemiddelde is 6%. Ruwweg zijn er in de sector evenveel vrouwen met een ondersteunende opdracht

als mannen met een inhoudelijke opdracht.

De leeftijdsstructuur volgt de Vlaamse lijn

Bijna de helft van de personeelsleden is jonger dan 40 jaar. Een vierde is 50-plusser. Personeelsleden jonger dan 25 zijn zeldzaam.

De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden is 41 jaar. Er zijn geen opvallende verschillen tussen mannen en vrouwen.

Op de ondervertegenwoordiging van de min-25-jarigen na, vertoont de leeftijdstructuur in de sector geen opvallende verschillen

met het Vlaamse gemiddelde. In vergelijking met het Paritair Comité 329.01, waarvan het sociaal-cultureel volwassenenwerk deel

uitmaakt, telt de sector relatief opvallend minder personeelsleden van jonger dan 30 jaar en beduidend meer 40-plussers.

Bewegingen hebben de jongste personeelsleden

De bewegingen vormen een uitzondering binnen de sector. Zij hebben een groter aandeel medewerkers jonger dan 35 jaar en

logischerwijze minder medewerkers in de oudere leeftijdscategorieën. De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden bij de

bewegingen wijkt met 37,8 jaar af van deze bij de andere werksoorten, allen toevallig 41,2 jaar.

Er is een hogere dienstanciënniteit dan het Belgische gemiddelde

46% van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 16% echte nieuwkomers in de

organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden samen is 8,5

jaar.

De gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden neemt toe naarmate de organisatie waar ze in werken groter wordt. De

gemiddelde dienstanciënniteit in de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hoger dan het Belgische gemid-

delde in organisaties of bedrijven van vergelijkbare grootte.

106 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.1 BEVINDINGEN 2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 107

2.1 BEVINDINGEN2. DE MEDEWERKERS

Nooit te oud om te starten bij een organisatie in de sector

In de loop van 2008 gingen mensen van alle mogelijke leeftijden bij de organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk aan

de slag, ook 50-plussers. De gemiddelde leeftijd van de starters is 33 jaar, het gemiddelde van alle personeelsleden 41 jaar.

Personeelsleden met een korte dienstanciënniteit zijn hoger opgeleid

Hoe groter de dienstanciënniteit, hoe lager het gemiddelde opleidingsniveau van de personeelsleden. Het aandeel personeelsleden

met een diploma Secundair Onderwijs gaat in stijgende lijn naarmate de dienstanciënniteit toeneemt. Bij de personeelsleden met

een Master-diploma geldt het omgekeerde.

De personeelsleden die minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie werken, zijn de hoogst opgeleide groep. Van deze groep heeft

41% een Master-diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma.

De bewegingen hebben gemiddeld de kortste dienstanciënniteit

De bewegingen hebben het grootste aandeel personeelsleden met een dienstanciënniteit van minder dan 5 jaar (56%). Bijna een

kwart van de personeelsleden werkt er minder dan een jaar bij dezelfde organisatie. De sectorgemiddelden zijn respectievelijk

46% en 16%. De gemiddelde dienstanciënniteit bij de bewegingen is 6,0 jaar, bij de verenigingen 9,4 jaar, de Vormingplus-centra

8,7 jaar en de landelijke vormingsinstellingen 7,3 jaar.

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is een hooggeschoolde sector

75% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel werk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit is ruim

het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (37%) (2006).

Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3%, tegen-

over 22% in het Vlaams Gewest.

Mannen zijn hoger opgeleid

De mannelijke personeelsleden in de sector zijn gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouwelijke personeelsleden. 85% van de

mannen is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma), tegenover 71% bij de vrouwen. Het aandeel personeelsleden met een

diploma Secundair Onderwijs is bij de vrouwen met 26% het dubbele van het aandeel bij de mannen (13%).

Hooggeschoolde mannen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in inhoudelijke functies, laaggeschoolde vrouwen in ondersteunende

functies.

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn hoger opgeleid

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn gemiddeld hoger geschoold dan deze met een ondersteunende opdracht. 93%

van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Bij de ondersteunende

personeelsleden is dit 40%.

Jonge personeelsleden zijn hoger opgeleid

Personeelsleden van 25 tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een

Master-diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. 10% van de 25- tot 29-jarigen en 12% van de 30- tot 34-jarigen heeft

een diploma Secundair Onderwijs. Dat is relatief het minste van alle leeftijdscategorieën.

108 | PROFIEL VAN DE SECTOR

De bewegingen hebben het hoogst opgeleide personeel

Bij de bewegingen is 79% van de personeelsleden hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma) en heeft 54% een Master-

diploma. Ter vergelijking: bij de verenigingen heeft 28% een Master-diploma, bij de Vormingplus-centra 39% en bij de landelijke

vormingsinstellingen 35%. Bij de verenigingen heeft 25% van de personeelsleden een diploma Secundair Onderwijs. Bij de

bewegingen 17%, de Vormingplus-centra 16% en de landelijke vormingsinstellingen 18%.

Deeltijds werken is relatief populair

In het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt het aandeel voltijds werkenden (57%) een stuk lager dan het Vlaams gemiddelde

(70%). De situatie bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is wel vergelijkbaar met deze in de ruimere socio-culturele sector

(Paritair Comité 329.01).

Bij de bewegingen (53%) en de landelijke vormingsinstellingen (55%) werkt meer dan de helft van de personeelsleden deeltijds.

De verenigingen tellen het grootste aandeel voltijds werkenden.

Vrouwen werken minder voltijds, vooral vrouwen in de leeftijdscategorie van 30 tot 40 jaar en met een ondersteunende

functie

Mannen werken in het sociaal-cultureel volwassenenwerk verhoudingsgewijs meer voltijds dan vrouwen: 73% bij de mannen

tegenover 50% bij de vrouwen. Ook op Vlaams niveau is voltijds werk meer een mannelijk verschijnsel: 88% van de mannen werkt

er voltijds, tegenover 48% van de vrouwen. Zowel in het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het Paritair Comité als op Vlaams

niveau ligt het aandeel voltijds werkende vrouwen dicht bij elkaar.

Bij de landelijke vormingsinstellingen is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst, bij de bewegingen het kleinst. Bij de

verenigingen werken het meeste mannen én vrouwen voltijds: respectievelijk 81% en 58%.

Mannen en personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werken meer voltijds. Mannen met een inhoudelijke opdracht werken

dus het meest voltijds, vrouwen met een ondersteunende opdracht het meest deeltijds.

Waar bij de vrouwen jonger dan 30 jaar quasi evenveel voltijds gewerkt wordt als bij de mannen, valt het aandeel voltijds wer-

kende vrouwen in de categorie van 35 tot 39 jaar terug tot 40% (tegenover 77% bij de mannen). Vanaf 40 jaar stijgt hun aandeel

weer om vervolgens even geleidelijk als bij de mannen weer af te nemen.

Hoe hoger de opleiding, hoe meer er voltijds gewerkt wordt

Van de personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs werkt 46% voltijds, tegenover

62% van de personeelsleden met een Master-diploma.

2.1 BEVINDINGEN 2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 109

2.1 BEVINDINGEN2. DE MEDEWERKERS

SECTORGEGEVENS

110 | PROFIEL VAN DE SECTOR

SECTORGEGEVENS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 111

2.2 SECTORGEGEVENS

2.2 SECTORGEGEVENS

We geven hieronder de gegevens over de personeelsleden weer op globaal sectorniveau. De werksoortelijke gegevens vind je terug

op de CD-ROM. Na dit deel gaan we, waar relevant, dieper in op markante verschillen tussen de werksoorten.

1. Overzichtstabel

2007 2008

het aantal personeelsleden

binnen de sector2.230 2.157

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 88,4%

organisaties volgens

aantal personeelsleden126 125 100,0%

minder dan 3 8 9 7,2%

van 3 tem 4 14 16 12,8%

van 5 tem 9 39 33 26,4%

van 10 tem 19 34 35 28,0%

van 20 tem 29 9 16 12,8%

van 30 tem 39 9 4 3,2%

van 40 tem 49 4 4 3,2%

van 50 tem 99 8 7 5,6%

100 of meer 1 1 0,8%

het aantal voltijdse equivalenten

binnen de sector1.824 1.789 100,0%

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW1.514 1.426 79,7%

het aantal vrijwilligers

ingezet voor het SCVW233.715 224.275

het aantal freelance medewerkers

ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht

5.238 5.185

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 100,0%

mannen 584 590 30,9%

vrouwen 1.300 1.317 69,1%

het aantal mannelijke personeelsleden

ingezet voor het SCVW584 590 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 490 469 79,5%

met een ondersteunende opdracht 94 121 20,5%

2. DE MEDEWERKERS

112 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

het aantal vrouwelijke personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.300 1.317 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 844 801 60,8%

met een ondersteunende opdracht 456 516 39,2%

het aantal personeelsleden ingezet voor

het SCVW met een inhoudelijke opdracht1.334 1.270 66,6%

het aantal personeelsleden ingezet voor

het SCVW met een ondersteunende opdracht550 637 33,4%

de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 15 tem 19 jaar58 74 {

8 0,4%

van 20 tem 24 jaar 66 3,5%

van 25 tem 29 jaar575 552 {

281 14,7%

van 30 tem 34 jaar 271 14,2%

van 35 tem 39 jaar503 492 {

244 12,8%

van 40 tem 44 jaar 248 13,0%

van 45 tem 49 jaar569 602 {

328 17,2%

van 50 tem 54 jaar 274 14,4%

van 55 tem 59 jaar 157 151 151 7,9%

60 jaar en ouder 22 36 36 1,9%

de dienstanciënniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 0 tem 4 jaar 779 879 879 46,1%

van 5 tem 9 jaar 436 382 382 20,0%

van 10 tem 14 jaar393 398 {

233 12,2%

van 15 tem 19 jaar 165 8,7%

van 20 tem 24 jaar216 188 {

111 5,8%

van 25 tem 29 jaar 77 4,0%

van 30 tem 34 jaar60 30 {

37 1,9%

35 jaar en meer 23 1,2%

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

getuigschrift maximaal 2de graad

Secundair Onderwijs53 57 3,0%

diploma Secundair Onderwijs 403 418 21,9%

Bachelor-diploma 808 793 41,6%

Master-diploma 620 639 33,5%

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk1

(1 = voltijds)0.83

1 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzo-voort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 113

2.2 SECTORGEGEVENS

het aantal personeelsleden

dat voltijds werkt1.095 57,4%

het aantal personeelsleden

dat deeltijds werkt812 42,6%

2. Hoeveel mensen werken in het totaal voor de 125 sociaal-culturele volwassenenorganisaties en hoeveel daarvan werken

voor het sociaal-culturele luik?

2007 2008

het aantal personeelsleden binnen de sector 2.230 2.157 100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 88,4%

organisaties volgens aantal personeelsleden 126 125 100,0%

minder dan 3 8 9 7,2%

van 3 tem 4 14 16 12,8%

van 5 tem 9 39 33 26,4%

van 10 tem 19 34 35 28,0%

van 20 tem 29 9 16 12,8%

van 30 tem 39 9 4 3,2%

van 40 tem 49 4 4 3,2%

van 50 tem 99 8 7 5,6%

100 of meer 1 1 0,8%

Bij de 125 gesubsidieerde en/of erkende sociaal-culturele volwassenenorganisaties werken 2.157 personeelsleden. Daarvan worden

1.907 (88%) - minstens gedeeltelijk - ingezet voor het sociaal-cultureel werk. Het aantal personeelsleden in de sector is licht gedaald

ten opzichte van 2007. Het aantal personeelsleden dat ingezet wordt voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarentegen

lichtjes gestegen.

De daling van het totaal aantal personeelsleden in de sector is voor een deel te verklaren door de stopzetting van de subsidiëring van

de gespecialiseerde vormingsinstelling Relatie Studio en de overheveling van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet. Daardoor

zijn er 2 organisaties minder in de telling opgenomen. Anderzijds worden de gegevens van de startende vereniging, VOSOG Scouting

voor volwassenen, voor het eerst opgenomen. Dat brengt het totaal op 125 organisaties.

De meerderheid (54%) van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer personeelsle-

den in dienst. Een vijfde van de organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden.

2007 2008

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector 1.824 1.789 100,0%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW 1.514 1.426 79,7%

In de sector vertegenwoordigen de 2.157 personeelsleden een inzet van 1.789 voltijdse equivalenten. 1.426 of 80% daarvan worden

ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

2. DE MEDEWERKERS

114 | PROFIEL VAN DE SECTOR

31% 69%

54% 46%

mannen vrouwen

2.2 SECTORGEGEVENS

3. Freelancers en vrijwilligers

Niet al het werk wordt door personeelsleden gerealiseerd. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep

op de inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht2 wordt gebruik

gemaakt. Daarom geven we hieronder voor de volledigheid de cijfers over de inzet van vrijwilligers en freelancers in de sector. Zo is

het plaatje van de totale ‘work force’ in de sector compleet.

2007 2008

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 233.715 224.275

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht5.238 5.185

4. Hoeveel mannen en hoeveel vrouwen werken voor het SCVW?

2007 2008

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 100,0%

mannen 584 590 30,9%

vrouwen 1.300 1.317 69,1%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding van de mannelijke en vrouwelijke personeelsleden in vergelijking met Vlaanderen (2007)

SCVW

loontrekkenden

in Vlaanderen

(2007)3

Ruim dubbel zoveel vrouwen (69%) als mannen (31%) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze 30-70-verhouding is

een constante voor alle werksoorten (zie verder). De aanwezigheid van acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft

maar een licht effect op deze verhouding.

Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2007), blijken de verhoudingen sterk

van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omge-

keerd.

2 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.

3 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007)

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 115

2.2 SECTORGEGEVENS

5. Hoeveel mensen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW?

2007 2008

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 1.334 1.270 66,6%

met een ondersteunende opdracht 550 637 33,4%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding van de personeelsleden met een inhoudelijk of een ondersteunende opdracht

67% 33%

inhoudelijk opdracht ondersteunende opdracht

67% van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit, tegenover 33% van de personeelsleden die ondersteunend werken.

Ook deze (grosso modo) 2/3-1/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten (zie verder).

6. Hoeveel mannen/vrouwen hebben een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht voor het SCVW?

2007 2008

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 584 590 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 490 469 79,5%

met een ondersteunende opdracht 94 121 20,5%

2007 2008

het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.300 1.317 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 844 801 60,8%

met een ondersteunende opdracht 456 516 39,2%

2. DE MEDEWERKERS

116 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

79% 61%

21% 39%

mannen vrouwen

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding van de personeelsleden met een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht volgens geslacht

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

Mannelijke personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken voornamelijk inhoudelijk (79%). Bij de

vrouwelijke personeelsleden ligt de verhouding anders: 61% van de vrouwen vervult een inhoudelijke en 39% een ondersteunende

opdracht.

7. Hoe oud zijn de personeelsleden?

7.1 Leeftijd globaal

2007 2008

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 100,0%

van 15 tem 19 jaar58 74 {

8 0,4%

van 20 tem 24 jaar 66 3,5%

van 25 tem 29 jaar575 552 {

281 14,7%

van 30 tem 34 jaar 271 14,2%

van 35 tem 39 jaar503 492 {

244 12,8%

van 40 tem 44 jaar 248 13,0%

van 45 tem 49 jaar569 602 {

328 17,2%

van 50 tem 54 jaar 274 14,4%

van 55 tem 59 jaar 157 151 151 7,9%

60 jaar en ouder 22 36 36 1,9%

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 117

2.2 SECTORGEGEVENS

20%

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met Vlaanderen (2007)

0% 3% 15% 14% 13% 13% 17% 14% 8% 2%

2% 8% 13% 13% 14% 15% 14% 12% 8% 2%

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

loontrekkenden

in Vlaanderen

(2007)4

SCVW

4 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007)

46% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is jonger dan 40 jaar. 54% is dus 40-plusser. Perso-

neelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een dipje.

Een vierde (24%) van de personeelsleden is 50-plusser. De gemiddelde leeftijd in de sector is 41 jaar.

Wanneer we de leeftijdsstructuur van de sector vergelijken met deze van de loontrekkenden in heel Vlaanderen, blijken er vanaf de

groep van 25 jaar geen grote verschillen te zijn. Er werken wel proportioneel meer 45-plussers in de sector dan het Vlaamse gemid-

delde. In de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk werken ook merkelijk minder min-25-jarigen (3%) dan in de rest van

Vlaanderen (11%). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben

gevolgd, waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen.

2. DE MEDEWERKERS

118 | PROFIEL VAN DE SECTOR

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

2.2 SECTORGEGEVENS

20%

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd in vergelijking met andere sectoren

Paritair Comité

329.01 (2007)

SCVW

Onderwijs (2007)5

5 Bronnen: Onderwijs: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2007). Paritair Comité 329.01: Sociare (2007)

Hierboven vergelijken we de leeftijdsstructuur in het SCVW met de situatie in de ruimere socio-culturele sector in de Vlaamse Ge-

meenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01). Dit comité omvat naast het SCVW onder andere de cultuur- en gemeenschaps-

centra, musea, bibliotheken, sportverenigingen, milieubewegingen, jeugdwerk, samenlevingsopbouw, enzovoort.

Het SCVW telt relatief opvallend minder personeelsleden van jonger dan 30 jaar en beduidend meer 40-plussers dan de ruimere

socio-culturele sector (Paritair Comité).

Het SCVW telt verhoudingsgewijs het meeste 45- tot 49-jarigen.

Opvallend is nog dat het SCVW en de socio-culturele sector nagenoeg evenveel 30- tot 40-jarigen tellen. De lijnen van de grafiek

lopen bijna gelijk tussen 35 en 40 jaar.

De leeftijdsstructuur in het onderwijs is ter illustratie opgenomen.

mannen vrouwen

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW590 100,0% 1.317 100,0%

van 15 tem 19 jaar 3 0,5% 5 0,4%

van 20 tem 24 jaar 9 1,5% 57 4,3%

van 25 tem 29 jaar 80 13,6% 201 15,3%

van 30 tem 34 jaar 91 15,4% 180 13,7%

van 35 tem 39 jaar 75 12,7% 169 12,8%

van 40 tem 44 jaar 81 13,7% 167 12,7%

van 45 tem 49 jaar 91 15,4% 237 18,0%

van 50 tem 54 jaar 91 15,4% 183 13,9%

van 55 tem 59 jaar 55 9,3% 96 7,3%

60 jaar en ouder 14 2,4% 22 1,7%

7.2 Leeftijd volgens geslacht

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 119

2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en geslacht

mannen (100%) vrouwen (100%)

0% 5% 10% 15% 20%

60 jaar en ouder

van 55 tem 59 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

2%

9%

15%

15%

14%

13%

15%

14%

2%

0%

2%

7%

14%

18%

13%

13%

14%

15%

4%

0%

20% 15% 10% 5% 0%

In de bovenstaande tabel en grafiek geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van de personeelsleden volgens geslacht.

Proportioneel gezien vertonen de leeftijdsstructuren van mannen en vrouwen een gelijkaardig patroon. Dat resulteert in een vrij sym-

metrische figuur. Het dipje in de groepen van 35 tot 44 jaar is ook hier duidelijk zichtbaar, zowel bij de mannen als de vrouwen. Ook

opvallend is de sterke vertegenwoordiging van vrouwen in de leeftijdsgroep van 45 tot 49 jaar.

2. DE MEDEWERKERS

120 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.270 100,0% 637 100,0%

van 15 tem 19 jaar 0 0,0% 8 1,3%

van 20 tem 24 jaar 42 3,3% 24 3,8%

van 25 tem 29 jaar 236 18,6% 45 7,1%

van 30 tem 34 jaar 214 16,9% 57 8,9%

van 35 tem 39 jaar 150 11,8% 94 14,8%

van 40 tem 44 jaar 161 12,7% 87 13,7%

van 45 tem 49 jaar 184 14,5% 144 22,6%

van 50 tem 54 jaar 159 12,5% 115 18,1%

van 55 tem 59 jaar 103 8,1% 48 7,5%

60 jaar en ouder 21 1,7% 15 2,4%

7.3 Leeftijd volgens opdracht

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 121

2.2 SECTORGEGEVENS

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en opdracht

inhoudelijke opdracht (100%) ondersteunende opdracht (100%)

0% 5% 10% 15% 20% 25%

60 jaar en ouder

van 55 tem 59 jaar

van 50 tem 54 jaar

van 45 tem 49 jaar

van 40 tem 44 jaar

van 35 tem 39 jaar

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

2%

8%

13%

14%

13%

12%

17%

19%

3%

0%

2%

8%

18%

23%

14%

15%

9%

7%

4%

1%

25% 20% 15% 10% 5% 0%

In de bovenstaande tabel en grafiek geven we een overzicht van de leeftijdsstructuur van de personeelsleden volgens opdracht. De

leeftijdsstructuren van de personeelsleden met een inhoudelijke en een ondersteunende opdracht vertonen sterke verschillen. De

figuur van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht piekt sterk bij de leeftijdscategorieën van 25 tot 34 jaar en heeft een

uitgesproken dip in de groepen van 35 tot 44 jaar. Bij de ondersteunende personeelsleden vertoont de figuur een meer geleidelijk

patroon. Het aantal personeelsleden neemt er toe naarmate de leeftijd stijgt en piekt met 23% in de groep van 45 tot 49 jaar.

2. DE MEDEWERKERS

122 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

Onderwijs

diploma

Secundair

Onderwijs

Bachelor-

diplomaMaster-diploma totaal

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW57 418 793 639 1.907

van 15 tem 19 jaar 7 87,5% 1 12,5% 0 0,0% 0 0,0% 8 100,0%

van 20 tem 24 jaar 1 1,5% 17 25,8% 26 39,4% 22 33,3% 66 100,0%

van 25 tem 29 jaar 1 0,4% 27 9,6% 106 37,7% 147 52,3% 281 100,0%

van 30 tem 34 jaar 5 1,8% 33 12,2% 107 39,5% 126 46,5% 271 100,0%

van 35 tem 39 jaar 6 2,5% 55 22,5% 110 45,1% 73 29,9% 244 100,0%

van 40 tem 44 jaar 7 2,8% 54 21,8% 111 44,8% 76 30,6% 248 100,0%

van 45 tem 49 jaar 16 4,9% 94 28,7% 134 40,9% 84 25,6% 328 100,0%

van 50 tem 54 jaar 7 2,6% 89 32,5% 116 42,3% 62 22,6% 274 100,0%

van 55 tem 59 jaar 3 2,0% 39 25,8% 69 45,7% 40 26,5% 151 100,0%

60 jaar en ouder 4 11,1% 9 25,0% 14 38,9% 9 25,0% 36 100,0%

7.4 Leeftijd volgens opleidingsniveau

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens leeftijd en opleidingsniveau

88% 2% 0% 2% 2% 3% 5% 3% 2% 11%

13% 26% 10% 12% 23% 22% 29% 32% 26% 25%

0% 39% 38% 39% 45% 45% 41% 42% 46% 39%

0% 33% 52% 46% 30% 31% 26% 23% 26% 25%

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

2. DE MEDEWERKERS

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

Onderwijs

diploma

Secundair

Onderwijs

Bachelor-diploma

Master-diploma

PROFIEL VAN DE SECTOR | 123

2.2 SECTORGEGEVENS

De bovenstaande tabel en grafiek geven de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau.

Personeelsleden van 25 tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Master-

diploma en een kleine 40% een Bachelor-diploma. 10% van de 25- tot 29-jarigen en 12% van de 30- tot 34-jarigen heeft een diploma

Secundair Onderwijs. Dat is relatief het minste van alle leeftijdscategorieën.

Het aandeel personeelsleden met een Bachelor-diploma is de grootste constante. In alle leeftijdscategorieën vanaf 20 jaar schommelt

hun aandeel rond de 40%.

Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs.

Personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs zijn relatief gezien in alle leeftijdscategorieën

nauwelijks aanwezig, behalve in de groep van 15 tot 19 jaar.

8. Hoe lang werken de personeelsleden bij hun organisatie?

8.1 Dienstanciënniteit globaal

2007 2008

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.884 1.907 100,0%

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

779

216

879

297

897

297

46,1%

15,6%

van 5 tem 9 jaar 436 382 382 20,0%

van 10 tem 14 jaar393 398 {

233 12,2%

van 15 tem 19 jaar 165 8,7%

van 20 tem 24 jaar216 188 {

111 5,8%

van 25 tem 29 jaar 77 4,0%

van 30 tem 34 jaar60 60 {

37 1,9%

35 jaar en meer 23 1,2%

50%

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit

46% 20% 12% 9% 6% 4% 2% 1%

van 0 tem 4 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

35 jaar en meer

detail: minder

dan 1 jaar

16%

2. DE MEDEWERKERS

124 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

46% van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 16% echte nieuwkomers in de

organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit. De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalend verloop.

De gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden is 8,5 jaar.

20%

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

SCVW: gemiddelde dienstanciënniteit per organisatie volgens grootte van het personeelsbestand

individuele

organisatie

0 20 40 60 80 100 120 140 160

In de grafiek hierboven geven we organisaties van de sector weer volgens de grootte van hun personeelsbestand enerzijds en de

dienstanciënniteit op organisatieniveau anderzijds. Elk puntje is een individuele organisatie.

De dienstanciënniteit op organisatieniveau is het gemiddelde van de dienstanciënniteiten van de personeelsleden binnen een zelfde

organisatie. Voor elke organisatie wordt dit gemiddelde afzonderlijk berekend.

Hieronder vind je een vergelijkende tabel van de gemiddelde6 dienstanciënniteit van de personeelsleden in de organisaties uit de sec-

tor, vergeleken met de situatie in de Belgische bedrijven. De representativiteit van de cijfers wordt beperkter in de grotere categorieën.

Er zijn immers maar 8 organisaties met meer dan 50 personeelsleden. Daarom vermelden we ter illustratie het aantal organisaties

waarbij de gemiddelde dienstanciënniteit berekend werd.

grootte van personeelsbestandaantal organisaties

SCVW

gemiddelde

dienstanciënniteit

SCVW (in jaren)

gemiddelde

dienstanciënniteit

Belgische bedrijven

(2007) (in jaren)7

van 0 tem 9 personeelsleden 58 7 n.b.

van 10 tem 19 personeelsleden 35 8 6

van 20 tem 49 personeelsleden 24 8 7

van 50 tem 99 personeelsleden 7 11 8

van 100 tem 199 personeelsleden 1 12 9

6 Elk personeelslid van een organisatie telt voor één eenheid in de berekening. Bijvoorbeeld: de gemiddelde dienstanciënniteit in de organisaties met minder dan 10 personeelsleden is de gemiddelde dienstanciënniteit van alle personeelsleden die in een organisatie van die grootte werken.

7 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2007)

De gemiddelde dienstanciënniteit van de personeelsleden neemt toe naarmate de organisatie of het bedrijf waar ze in werken groter

wordt. De gemiddelde dienstanciënniteit in het sociaal-cultureel volwassenenwerk is in alle categorieën hoger dan het Belgische

gemiddelde.

2. DE MEDEWERKERS

jare

n di

enst

anci

ënni

teit

aantal personeelsleden in de organisatie

PROFIEL VAN DE SECTOR | 125

2.2 SECTORGEGEVENS

8.2 Dienstanciënniteit volgens geslacht

mannen vrouwen

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW590 100,0% 1.317 100,0%

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

263

91

44,6%

15,4%

616

206

46,8%

15,6%

van 5 tem 9 jaar 118 20,0% 264 20,0%

van 10 tem 14 jaar 80 13,6% 153 11,6%

van 15 tem 19 jaar 53 9,0% 112 8,5%

van 20 tem 24 jaar 35 5,9% 76 5,8%

van 25 tem 29 jaar 22 3,7% 55 4,2%

van 30 tem 34 jaar 15 2,5% 22 1,7%

35 jaar en meer 4 0,7% 19 1,4%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en geslacht

mannen (100%) vrouwen (100%)

0% 10% 20% 30% 40% 50%

35 jaar en meer

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 0 tem 4 jaar

1%

3%

4%

6%

9%

14%

20%

45%

1%

2%

4%

6%

9%

12%

20%

47%

50% 40% 30% 20% 10% 0%

Detail: minder dan 1 jaar

De opbouw van de dienstanciënniteit is bij mannen en vrouwen quasi identiek. Het dalende verloop van de dienstanciënniteit resul-

teert in een symmetrische piramide. 45% van de mannen en 47% van de vrouwen werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Er

stromen evenveel mannen als vrouwen als nieuwkomer (minder dan een jaar dienstanciënniteit) binnen bij de organisaties.

2. DE MEDEWERKERS

15% 16%

126 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

8.3 Dienstanciënniteit volgens opdracht

inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.270 100,0% 637 100,0%

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

625

212

49,2%

16,7%

254

85

39,9%

13,3%

van 5 tem 9 jaar 255 20,1% 127 19,9%

van 10 tem 14 jaar 158 12,4% 75 11,8%

van 15 tem 19 jaar 103 8,1% 62 9,7%

van 20 tem 24 jaar 64 5,0% 47 7,4%

van 25 tem 29 jaar 37 2,9% 40 6,3%

van 30 tem 34 jaar 22 1,7% 15 2,4%

35 jaar en meer 6 0,5% 17 2,7%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en opdracht

inhoudelijke opdracht (100%) ondersteunende opdracht (100%)

0% 10% 20% 30% 40% 50%

35 jaar en meer

van 30 tem 34 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 0 tem 4 jaar

0%

2%

3%

5%

8%

12%

20%

49%

3%

2%

6%

7%

10%

12%

20%

40%

50% 40% 30% 20% 10% 0%

Detail: minder dan 1 jaar

De opbouw van de dienstanciënniteit is ook bij uitsplitsing naar opdracht zeer gelijkaardig. Enkel in de uitersten zijn er merkbare

verschillen:

- 49% van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Bij de ondersteunende

personeelsleden is dit 40%.

2. DE MEDEWERKERS

17% 13%

PROFIEL VAN DE SECTOR | 127

2.2 SECTORGEGEVENS

- 5% van de personeelsleden met een ondersteunende opdracht werkt reeds langer dan 30 jaar bij dezelfde organisatie. Bij de perso-

neelsleden met een inhoudelijke opdracht is dit 2%.

Er stromen lichtjes meer personeelsleden met een inhoudelijke dan met een ondersteunende opdracht als nieuwkomer (minder dan

een jaar dienstanciënniteit) binnen bij de organisaties: 17% tegenover 13%.

50

45

40

35

30

25

20

15

10

5

0

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en leeftijd

0 10 20 30 40 50 60 70

individueel

personeelslid

8.4 Dienstanciënniteit volgens leeftijd

De grafiek hierboven geeft de spreiding weer van de personeelsleden volgens hun leeftijd en dienstanciënniteit. Elk puntje in de

grafiek vertegenwoordigt een individueel personeelslid met zijn of haar leeftijd en dienstanciënniteit.

Er is logischerwijze een positieve trend in de dienstanciënniteit naarmate de leeftijd van de personeelsleden toeneemt. Vandaar de

schuine begrenzing van de puntenwolk. De punten in de grafiek liggen echter niet uitgesproken rond één lijn. Integendeel, ze beslaan

de volledige vlakte van de driehoek. Alle mogelijke combinaties van leeftijd en dienstanciënniteit zijn dus goed vertegenwoordigd.

Hieruit kunnen we afleiden dat organisaties uit de sector mensen van alle leeftijden in dienst hebben. Deze vaststelling geldt zowel

voor personeelsleden met een inhoudelijke als met een ondersteunende opdracht.

De organisaties werven ook mensen van alle leeftijden aan. Bij starters (met een dienstanciënniteit van minder dan een jaar, te zien op

de horizontale nullijn van de dienstanciënniteit) zijn alle leeftijden tot ver in de 50 jaar vertegenwoordigd. Dit wil zeggen dat in de loop

van 2008 mensen van alle mogelijke leeftijden werden aangeworven.

De gemiddelde leeftijd van de starters is 33 jaar, het gemiddelde van alle personeelsleden 41 jaar.

2. DE MEDEWERKERS

jare

n di

enst

anci

ënni

teit

leeftijd

128 | PROFIEL VAN DE SECTOR

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

Onderwijs

diploma

Secundair

Onderwijs

Bachelor-

diplomaMaster-diploma totaal

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW57 418 793 639 1.907

van 0 tem 4 jaar 23 2,6% 154 17,5% 340 38,7% 362 41,2% 879 100,0%

van 5 tem 9 jaar 17 4,5% 70 18,3% 175 45,8% 120 31,4% 382 100,0%

van 10 tem 14 jaar 4 1,7% 48 20,6% 109 46,8% 72 30,9% 233 100,0%

van 15 tem 19 jaar 5 3,0% 48 29,1% 74 44,8% 38 23,0% 165 100,0%

van 20 tem 24 jaar 4 3,6% 38 34,2% 42 37,8% 27 24,3% 111 100,0%

van 25 tem 29 jaar 3 3,9% 29 37,7% 32 41,6% 13 16,9% 77 100,0%

van 30 tem 34 jaar 0 0,0% 15 40,5% 15 40,5% 7 18,9% 37 100,0%

35 jaar en meer 1 4,3% 16 69,6% 6 26,1% 0 0,0% 23 100,0%

8.5 Dienstanciënniteit volgens opleidingsniveau

2.2 SECTORGEGEVENS

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens dienstanciënniteit en opleidingsniveau

3% 4% 2% 3% 4% 4% 0% 4%

18% 18% 21% 29% 34% 38% 41% 70%

39% 46% 47% 45% 38% 42% 41% 26%

41% 31% 31% 23% 24% 17% 19% 0%

van 0 tem 4 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

35 jaar en meer

De bovenstaande tabel en grafiek geven de opbouw van de dienstanciënniteit weer van de personeelsleden, uitgesplitst volgens

opleidingsniveau.

Hoe groter de dienstanciënniteit, hoe lager het gemiddelde opleidingsniveau van de personeelsleden. Naarmate de dienstanciënniteit

groter wordt, stijgt het aandeel personeelsleden met een diploma Secundair Onderwijs. Bij de personeelsleden met een Master-

diploma geldt het omgekeerde. Bij de personeelsleden die reeds 35 jaar of meer bij hun organisatie werken, zijn er geen houders van

een Master-diploma.

De personeelsleden die minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie werken, zijn de hoogst opgeleide groep. Van deze groep heeft 41%

een Master-diploma en 39% een Bachelor-diploma.

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

diploma

Secundair

Onderwijs

Bachelor-diploma

Master-diploma

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 129

3% 22% 42% 34%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair Onderwijs Bachelor-diploma Master-diploma

2.2 SECTORGEGEVENS

Het aandeel personeelsleden met een Bachelor-diploma is de grootste constante. Tot aan de categorie van 35 jaar en meer dienstan-

ciënniteit schommelt hun aandeel rond de 40%.

Van de personeelsleden die reeds langer dan 20 jaar bij dezelfde organisatie werken, heeft meer dan een derde een diploma Secun-

dair Onderwijs.

9.1 Opleidingsniveau globaal

2007 2008

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 100,0%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 53 57 3,0%

diploma Secundair Onderwijs 403 418 21,9%

Bachelor-diploma 808 793 41,6%

Master-diploma 620 639 33,5%

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau

2. DE MEDEWERKERS

9. Wat is het opleidingsniveau van de personeelsleden?

130 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

75% van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Dit

is ruim het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (37%).

Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van de tweede graad Secundair Onderwijs zijn eerder uitzonderlijk: 3%, tegenover

22% in Vlaanderen

8 Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement WSE) (2006)

3% 22% 75%

22% 41% 37%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair Onderwijs Bachelor- of Master-diploma

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met Vlaanderen (2007)

SCVW

Vlaanderen8

mannen vrouwen

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW590 100,0% 1.317 100,0%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs

12 2,0% 45 3,4%

diploma Secundair Onderwijs 76 12,9% 342 26,0%

Bachelor-diploma 263 44,6% 530 40,2%

Master-diploma 239 40,5% 400 30,4%

9.2 Opleidingsniveau volgens geslacht

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 131

2.2 SECTORGEGEVENS

50%

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau en geslacht

2% 13% 45% 41%

3% 26% 40% 30%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair

OnderwijsBachelor-diploma Master-diploma

mannen

vrouwen

De mannelijke personeelsleden in de sector zijn gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouwelijke personeelsleden. 85% van de mannen

is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma), tegenover 71% bij de vrouwen. Het aandeel personeelsleden met een diploma

Secundair Onderwijs is bij de vrouwen met 26% het dubbele van het aandeel bij de mannen (13%).

inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.270 100,0% 637 100,0%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair Onderwijs3 0,2% 54 8,5%

diploma Secundair Onderwijs 88 6,9% 330 51,8%

Bachelor-diploma 611 48,1% 182 28,6%

Master-diploma 568 44,7% 71 11,1%

9.3 Opleidingsniveau volgens opdracht

2. DE MEDEWERKERS

132 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau en opdracht

0% 7% 48% 45%

8% 52% 29% 11%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair

OnderwijsBachelor-diploma Master-diploma

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht zijn gemiddeld hoger geschoold dan deze met een ondersteunende opdracht. 93%

van de personeelsleden met een inhoudelijke opdracht is hooggeschoold (Bachelor- of Master-diploma). Bij de ondersteunende perso-

neelsleden is dit 40%. Bij de personeelsleden met een ondersteunende opdracht heeft de helft een diploma Secundair Onderwijs.

mannen vrouwen totaal

inhoudelijke

opdracht

ondersteunen-

de opdracht

inhoudelijke

opdracht

ondersteunen-

de opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW469 121 801 516 1.907

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair Onderwijs1 1,8% 11 19,3% 2 3,5% 43 75,4% 57 100,0%

diploma Secundair Onderwijs 36 8,6% 40 9,6% 52 12,4% 290 69,4% 418 100,0%

Bachelor-diploma 219 27,6% 44 5,5% 392 49,4% 138 17,4% 793 100,0%

Master-diploma 213 33,3% 26 4,1% 355 55,6% 45 7,0% 639 100,0%

9.4 Opleidingsniveau volgens geslacht en opdracht

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 133

2.2 SECTORGEGEVENS

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau, geslacht en opdracht

2% 9% 28% 33%

19% 10% 6% 4%

4% 12% 49% 56%

75% 69% 17% 7%

getuigschrift maximaal

2de graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair

OnderwijsBachelor-diploma Master-diploma

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

mannen

vrouwen

Hooggeschoolde mannen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in inhoudelijke functies, laaggeschoolde vrouwen in ondersteunende

functies.

10. Hoeveel personeelsleden werken voltijds en hoeveel werken deeltijds?

10.1 Arbeidsregime globaal

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.907 100,0%

met deeltijdse tewerkstelling 812 42,6%

met voltijdse tewerkstelling 1.095 57,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.907 100,0%

minder dan 0.5 65 3,4%

0.5 (halftijds) 379 19,9%

0.6 54 2,8%

0.7 90 4,7%

0.8 (vier vijfden) 205 10,7%

0.9 19 1,0%

1 (voltijds) 1.095 57,4%

2. DE MEDEWERKERS

134 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3% 20% 3% 5% 11% 1% 57%

minder dan 0.5 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens tewerkstellingsregime (1=voltijds)

2.2 SECTORGEGEVENS

Ruim de helft (57%) van de personeelsleden werkt voltijds. 20% van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 11% werkt vier

vijfden (0.8).

de gemiddelde tewerkstellingsbreuk9 (in voltijdse equivalenten, 1 = voltijds) 0.83

Wanneer we het gemiddelde arbeidsregime van alle personeelsleden samen berekenen komen we tot een gemiddelde tewerkstel-

lingsbreuk van 0.83. De 57% voltijdse personeelsleden zijn goed voor 69% van de gepresteerde werkuren.

9 Van alle personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk vroegen we hoeveel uren zij in een week werken en hoeveel uren een voltijdse werkweek in hun organisatie omvat. Dit werd omgezet in een breuk. Een voltijdse tewerkstelling is 1, een halftijdse 0.5, vier vijfde 0.8, enzovoort. Van deze breuken werd het gemiddelde berekend: dit is de gemiddelde tewerkstellingsbreuk.

10.2 Arbeidsregime volgens geslacht

mannen vrouwen

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW590 100,0% 1.317 100,0%

met deeltijdse tewerkstelling 159 26,9% 653 49,6%

met voltijdse tewerkstelling 431 73,1% 664 50,4%

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 135

2.2 SECTORGEGEVENS

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding voltijds werkende personeelsleden volgens geslacht in vergelijking met Paritair Comité 239.01 en

Vlaanderen (2008)

57% 73% 50%

55% 72% 43%

70% 88% 48%

gemiddelde mannen vrouwen

SCVW

Paritair Comité

329.01

Vlaanderen10

In het SCVW ligt het aandeel voltijds werkenden (57%) een stuk lager dan het Vlaams gemiddelde (70%). In het SCVW werken relatief

ongeveer evenveel personeelsleden voltijds als in de ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité): respectievelijk 57% tegenover

55%.

Mannen werken in het SCVW verhoudingsgewijs meer voltijds dan vrouwen: 73% bij de mannen tegenover 50% bij de vrouwen. Ook

op Vlaams niveau is voltijds werk meer een mannelijk verschijnsel: 88% van de mannen werkt er voltijds, tegenover 48% van de

vrouwen. Zowel in het SCVW, het Paritair Comité als op Vlaams niveau ligt het aandeel voltijds werkende vrouwen dicht bij elkaar.

10 Bron: RSZ DMFA (bewerking Steunpunt WSE) (2008)

mannen vrouwen

voltijdse

tewerkstellingtotaal

voltijdse

tewerkstellingtotaal

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW 431 590 664 1.317

van 15 tem 19 jaar 0 0,0% 3 100,0% 0 0,0% 5 100,0%

van 20 tem 24 jaar 6 66,7% 9 100,0% 37 64,9% 57 100,0%

van 25 tem 29 jaar 60 75,0% 80 100,0% 142 70,6% 201 100,0%

van 30 tem 34 jaar 67 73,6% 91 100,0% 102 56,7% 180 100,0%

van 35 tem 39 jaar 58 77,3% 75 100,0% 67 39,6% 169 100,0%

van 40 tem 44 jaar 64 79,0% 81 100,0% 86 51,5% 167 100,0%

van 45 tem 49 jaar 69 75,8% 91 100,0% 111 46,8% 237 100,0%

van 50 tem 54 jaar 63 69,2% 91 100,0% 77 42,1% 183 100,0%

van 55 tem 59 jaar 36 65,5% 55 100,0% 34 35,4% 96 100,0%

60 jaar en ouder 8 57,1% 14 100,0% 8 36,4% 22 100,0%

10.3 Arbeidsregime volgens geslacht en leeftijd

2. DE MEDEWERKERS

136 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 SECTORGEGEVENS

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden die voltijds werken volgens geslacht en leeftijd

0% 67% 75% 74% 77% 79% 76% 69% 65% 57%

0% 65% 71% 57% 40% 51% 47% 42% 35% 36%

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

vrouwen

mannen

Mannen werken, ongeacht de leeftijd, meer voltijds dan vrouwen.

Het aandeel voltijds werkenden onder de mannen stijgt geleidelijk tot een piek van 79% in de leeftijdsgroep van 40 tot 44 jaar. Daarna

daalt het weer geleidelijk naar 57% bij de 60-plussers.

Bij de vrouwen tekent zich een heel ander patroon af: waar bij de vrouwen jonger dan 30 jaar quasi evenveel voltijds gewerkt wordt

als bij de mannen, valt het aandeel voltijds werkende vrouwen in de categorie van 35 tot 39 jaar terug tot 40% (tegenover 77% bij de

mannen). Vanaf 40 jaar stijgt hun aandeel weer om vervolgens even geleidelijk als bij de mannen weer af te nemen.

Op Vlaams niveau geeft de meerderheid van de vrouwen aan voor deeltijdse arbeid te kiezen omwille van de combinatie arbeid-

gezin11. Vermoedelijk spelen die overwegingen ook voor de vrouwen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

11 Bron: Studiedienst van Vlaamse Regering, VRIND 2009

10.4 Arbeidsregime volgens opdracht

inhoudelijke opdracht ondersteunende opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW1.270 100,0% 637 100,0%

met deeltijdse tewerkstelling 446 35,1% 366 57,5%

met voltijdse tewerkstelling 824 64,9% 271 42,5%

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 137

35% 65%

57% 43%

deeltijdse tewerkstelling voltijdse tewerkstelling

2.2 SECTORGEGEVENS

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime en opdracht

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

Personeelsleden met een inhoudelijke opdracht werken meer voltijds (65%) dan personeelsleden met een ondersteunende opdracht

(43%).

10.5 Arbeidsregime volgens geslacht en opdracht

mannen vrouwen

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

inhoudelijke

opdracht

ondersteunende

opdracht

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW469 100,0% 121 100,0% 801 100,0% 516 100,0%

met deeltijdse tewerkstelling 112 23,9% 47 38,8% 334 41,7% 319 61,8%

met voltijdse tewerkstelling 357 76,1% 74 61,2% 467 58,3% 197 38,2%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime, geslacht en opdracht

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%24% 39% 42% 62%

76% 61% 58% 38%

mannen met

inhoudelijke opdracht

mannen met

ondersteunende opdracht

vrouwen met

inhoudelijke opdracht

vrouwen met

ondersteunende opdracht

deeltijdse

tewerkstelling

voltijdse

tewerkstelling

2. DE MEDEWERKERS

138 | PROFIEL VAN DE SECTOR

54% 46%

53% 47%

39% 61%

38% 62%

deeltijdse tewerkstelling voltijdse tewerkstelling

2.2 SECTORGEGEVENS

10.6 Arbeidsregime volgens opleidingsniveau

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

Onderwijs

diploma Secundair

OnderwijsBachelor-diploma Master-diploma

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW57 100,0% 418 100,0% 793 100,0% 639 100,0%

met deeltijdse tewerkstelling 31 54,4% 223 53,3% 313 39,5% 245 38,3%

met voltijdse tewerkstelling 26 45,6% 195 46,7% 480 60,5% 394 61,7%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens arbeidsregime en opleidingsniveau

getuigschrift

maximaal 2de

graad Secundair

diploma

Secundair

Onderwijs

Bachelor-diploma

Master-diploma

Hoe hoger de opleiding, hoe meer er voltijds gewerkt wordt. Van de personeelsleden met een getuigschrift van maximaal de 2de

graad Secundair Onderwijs werkt 46% voltijds, tegenover 62% van de personeelsleden met een Master-diploma.

2. DE MEDEWERKERS

WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

140 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

binn

en d

e se

ctor

1.22

81.

192

100,

0%31

533

010

0,0%

191

197

100,

0%49

643

810

0,0%

2.23

02.

157

100,

0%

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

88,8

%22

422

969

,4%

190

197

100,

0%47

042

296

,3%

1.88

41.

907

88,4

%

orga

nisa

ties

volg

ens

aant

al p

erso

neel

sled

en55

5610

0,0%

3131

100,

0%13

1310

0,0%

2725

100,

0%12

612

510

0,0%

min

der d

an 3

12

3,6%

66

19,4

%0

00,

0%1

14,

0%8

97,

2%

van

3 te

m 4

57

12,5

%6

722

,6%

00

0,0%

32

8,0%

1416

12,8

%

van

5 te

m 9

2219

33,9

%10

929

,0%

21

7,7%

54

16,0

%39

3326

,4%

van

10 te

m 1

99

916

,1%

66

19,4

%10

1076

,9%

910

40,0

%34

3528

,0%

van

20 te

m 2

95

1017

,9%

00

0,0%

01

7,7%

45

20,0

%9

1612

,8%

van

30 te

m 3

95

00,

0%2

26,

5%1

17,

7%1

14,

0%9

43,

2%

van

40 te

m 4

92

35,

4%0

00,

0%0

00,

0%2

14,

0%4

43,

2%

van

50 te

m 9

95

58,

9%1

13,

2%0

00,

0%2

14,

0%8

75,

6%

100

of m

eer

11

1,8%

00

0,0%

00

0,0%

00

0,0%

11

0,8%

Bew

egin

gen

zette

n pr

opor

tione

el h

et k

lein

ste

aand

eel v

an h

un p

erso

neel

in v

oor h

et s

ocia

al-c

ultu

reel

vol

was

sene

nwer

k: 6

9%. B

ij de

vol

ksho

gesc

hole

n is

dit

100%

: alle

per

sone

elsl

eden

wer

ken

er v

oor h

et s

ocia

al-c

ultu

reel

vol

was

sene

nwer

k.

Gem

idde

ld z

ijn v

eren

igin

gen

met

21

pers

onee

lsle

den

de g

root

ste

orga

nisa

ties,

al z

ijn e

r in

deze

wer

ksoo

rt gr

ote

extre

men

. De

bew

egin

gen

zijn

gem

idde

ld d

e kl

eins

te o

rgan

isat

ies

met

11

pers

o-

neel

sled

en. D

e m

eest

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

heb

ben

onde

rling

een

gel

ijkaa

rdig

per

sone

elsb

esta

nd (g

emid

deld

15

pers

onee

lsle

den)

.

Elke

wer

ksoo

rt bl

ijft t

en o

pzic

hte

van

2007

min

of m

eer s

tabi

el w

at h

et a

anta

l ing

ezet

te p

erso

neel

sled

en v

oor h

et s

ocia

al-c

ultu

reel

wer

k be

treft.

Enk

el b

ij de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n is

een

sign

ifica

nte

dalin

g te

zie

n. D

it ka

n vo

or e

en d

eel v

erkl

aard

wor

den

door

de

stop

zetti

ng v

an d

e su

bsid

iërin

g va

n Re

latie

Stu

dio

en d

e ov

erhe

velin

g va

n De

Rod

e An

traci

et n

aar h

et p

artic

ipat

ie-

decr

eet.

2.3

WER

KSOO

RTEL

IJKE

GEG

EVEN

S VE

RGEL

IJKE

NDER

WIJ

S

Hier

onde

r gaa

n w

e, w

aar r

elev

ant,

diep

er in

op

mar

kant

e ve

rsch

illen

tuss

en d

e w

erks

oorte

n. J

e vi

ndt d

e ui

tgeb

reid

e w

erks

oorte

lijke

geg

even

s op

de

CD-R

OM.

We

mar

kere

n hi

erna

in d

e ta

belle

n de

opv

alle

nde

cijfe

rs.

1. H

oeve

el m

ense

n w

erke

n in

het

tota

al v

oor d

e so

ciaa

l-cu

lture

le v

olw

asse

neno

rgan

isat

ies

en h

oeve

el d

aarv

an w

erke

n vo

or h

et s

ocia

al-c

ultu

rele

luik

?

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 141

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l vol

tijds

e eq

uiva

lent

en

binn

en d

e se

ctor

1.05

71.

030

100,

0%23

8 25

810

0,0%

161

166

100,

0%36

9 33

610

0,0%

1.82

41.

789

100,

0%

het a

anta

l vol

tijds

e eq

uiva

lent

en

inge

zet v

oor h

et S

CVW

853

835

81,1

%16

514

455

,8%

161

165

99,4

%33

528

283

,9%

1.51

41.

426

79,7

%

De in

zet v

an p

erso

neel

voo

r het

soc

iaal

-cul

ture

el v

olw

asse

nenw

erk

uitg

edru

kt in

vol

tijds

e eq

uiva

lent

en v

olgt

de

trend

van

de

inze

t van

per

sone

elsl

eden

: de

bew

egin

gen

zette

n pr

opor

tione

el h

et

min

ste

volti

jdse

equ

ival

ente

n in

(56%

), te

geno

ver d

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

die

99%

van

hun

vol

tijds

e eq

uiva

lent

en in

zette

n.

Er is

een

lich

te d

alin

g (-

6%) i

n he

t aan

tal v

oltij

dse

equi

vale

nten

inge

zet v

oor h

et s

ocia

al-c

ultu

reel

vol

was

sene

nwer

k te

n op

zich

te v

an 2

007:

van

1.5

14 n

aar 1

.426

.

2. F

reel

ance

rs e

n vr

ijwill

iger

s

Niet

al h

et w

erk

wor

dt d

oor p

erso

neel

sled

en g

erea

lisee

rd. H

et s

ocia

al-c

ultu

reel

vol

was

sene

nwer

k do

et o

ok in

gro

te m

ate

een

bero

ep o

p de

inze

t van

vrij

will

iger

s. E

n oo

k va

n de

die

nste

n va

n

freel

ance

rs m

et e

en in

houd

elijk

e (s

ocia

al-c

ultu

rele

) opd

rach

t1 wor

dt g

ebru

ik g

emaa

kt. D

aaro

m g

even

we

hier

onde

r voo

r de

volle

digh

eid

de c

ijfer

s ov

er d

e in

zet v

an v

rijw

illig

ers

en fr

eela

ncer

s in

de s

ecto

r. Zo

is h

et p

laat

je v

an d

e to

tale

‘wor

k fo

rce’

in d

e se

ctor

com

plee

t.

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l fre

elan

ce m

edew

erke

rs in

geze

t voo

r het

SCV

W

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

2.78

92.

244

4277

1.26

61.

488

1.14

11.

376

5.23

85.

185

het a

anta

l vrij

will

iger

s in

geze

t voo

r het

SCV

W22

5.29

821

3.89

04.

968

5.45

421

128

13.

238

4.65

023

3.71

522

4.27

5

Het v

alt o

p da

t de

vere

nigi

ngen

het

leeu

wen

deel

van

de

vrijw

illig

ers

in d

e se

ctor

voo

r hun

reke

ning

nem

en. 9

5% v

an d

e vr

ijwill

iger

s w

ordt

inge

zet b

ij de

ver

enig

inge

n. G

emid

deld

zet

ten

Vorm

ingp

lus-

cent

ra p

er o

rgan

isat

ie v

erui

t het

mee

ste

freel

ance

rs in

.

1 On

der f

reel

ance

rs m

et e

en in

houd

elijk

e op

drac

ht v

erst

aan

we

freel

ance

rs d

ie re

chts

treek

s be

trokk

en z

ijn o

p he

t inh

oude

lijke

asp

ect v

an h

et s

ocia

al-c

ultu

reel

wer

k (b

ijvoo

rbee

ld a

ls z

elfs

tand

ig le

sgev

er).

Free

lanc

e bo

ek-

houd

ers,

lay-

oute

rs, w

ebm

aste

rs e

n de

rgel

ijke

zijn

hie

r dus

nie

t bij

inbe

grep

en.

2. DE MEDEWERKERS

142 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3. H

oeve

el m

anne

n en

hoe

veel

vro

uwen

wer

ken

voor

het

SCV

W?

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

100,

0%22

422

910

0,0%

190

197

100,

0%47

042

210

0,0%

1.88

41.

907

100,

0%

man

nen

294

312

29,5

%79

8537

,1%

5858

29,4

%15

313

532

,0%

584

590

30,9

%

vrou

wen

706

747

70,5

%14

514

462

,9%

132

139

70,6

%31

728

768

,0%

1.30

01.

317

69,1

%

Ruim

dub

bel z

ovee

l vro

uwen

(69%

) als

man

nen

(31%

) wer

ken

voor

het

soc

iaal

-cul

ture

el v

olw

asse

nenw

erk.

Dez

e ve

rhou

ding

is e

en c

onst

ante

voo

r alle

wer

ksoo

rten.

Enk

el d

e be

weg

inge

n te

llen

wat

mee

r man

nelij

ke p

erso

neel

sled

en (3

7%).

4. H

oeve

el m

ense

n he

bben

een

inho

udel

ijke

of e

en o

nder

steu

nend

e op

drac

ht v

oor h

et S

CVW

?

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

100,

0%22

422

910

0,0%

190

197

100,

0%47

042

210

0,0%

1.88

41.

907

100,

0%

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

704

687

64,9

%15

315

366

,8%

131

131

66,5

%34

629

970

,9%

1.33

41.

270

66,6

%

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

met

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

296

372

35,1

%71

7633

,2%

5966

33,5

%12

412

329

,1%

550

637

33,4

%

67%

van

de

pers

onee

lsle

den

voer

t een

inho

udel

ijke

opdr

acht

uit,

tege

nove

r 33%

van

de

pers

onee

lsle

den

die

onde

rste

unen

d w

erke

n. O

ok d

eze

(gro

sso

mod

o) 2

/3-1

/3-v

erho

udin

g is

een

con

-

stan

te v

oor a

lle w

erks

oorte

n. E

nkel

bij

de la

ndel

ijke

vorm

ings

inst

ellin

gen

wer

ken

licht

jes

mee

r per

sone

elsl

eden

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

(71%

).

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 143

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

5. H

oeve

el m

anne

n/vr

ouw

en h

ebbe

n ee

n in

houd

elijk

e of

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

voo

r het

SCV

W?

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l man

nelij

ke p

erso

neel

sled

en

inge

zet v

oor h

et S

CVW

294

312

79

85

5858

15

313

5

584

590

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

243

235

22,2

%65

6628

,8%

4848

24,4

%13

412

028

,4%

490

469

24,6

%

met

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

5177

7,3%

1419

8,3%

1010

5,1%

1915

3,6%

9412

16,

3%

het a

anta

l vro

uwel

ijke

pers

onee

lsle

den

inge

zet v

oor h

et S

CVW

706

747

14

514

4

132

139

31

728

7

1.30

01.

317

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

461

452

42,7

%88

8738

,0%

8383

42,1

%21

217

942

,4%

844

801

42,0

%

met

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

245

295

27,9

%57

5724

,9%

4956

28,4

%10

510

825

,6%

456

516

27,1

%

tota

al1.

000

1.05

910

0,0%

224

229

100,

0%19

019

710

0,0%

470

422

100,

0%1.

884

1.90

710

0,0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n op

drac

ht (p

er w

erks

oort

)

100% 90

%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

22%

29%

24%

28%

25%

7%8%

5%4%

6%

43%

38%

42%

42%

42%

28%

25%

28%

26%

27%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

rste

unen

de

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

rste

unen

de

opdr

acht

man

nen

vrou

wen

De v

ersc

hille

nde

wer

ksoo

rten

lijke

n in

de

verd

elin

g

van

de p

erso

neel

sled

en v

olge

ns g

esla

cht e

n op

drac

ht

erg

op e

lkaa

r. In

alle

wer

ksoo

rten

zijn

man

nelij

ke

pers

onee

lsle

den

met

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

een

klei

ne m

inde

rhei

d. B

ij al

le w

erks

oorte

n is

ong

evee

r 40%

van

de p

erso

neel

sled

en e

en v

rouw

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

. Bew

egin

gen

telle

n pr

opor

tione

el h

et m

eest

e

man

nen,

ook

met

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

.

2. DE MEDEWERKERS

144 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS 6.

Hoe

oud

zijn

de

pers

onee

lsle

den?

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

100,

0%22

422

910

0,0%

190

197

100,

0%47

042

210

0,0%

1.88

41.

907

100,

0%

van

15 te

m 1

9 ja

ar36

444,

2%2

73,

1%3

21,

0%17

215,

0%58

743,

9%

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar30

328

627

,0%

8994

41,0

%56

6533

,0%

127

107

25,4

%57

555

228

,9%

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

35 te

m 3

9 ja

ar24

726

825

,3%

6461

26,6

%53

4824

,4%

139

115

27,3

%50

349

225

,8%

van

40 te

m 4

4 ja

ar

van

45 te

m 4

9 ja

ar30

834

632

,7%

5556

24,5

%61

6533

,0%

145

135

32,0

%56

960

231

,6%

van

50 te

m 5

4 ja

ar

van

55 te

m 5

9 ja

ar93

938,

8%13

104,

4%15

147,

1%36

348,

1%15

715

17,

9%

60 ja

ar e

n ou

der

1322

2,1%

11

0,4%

23

1,5%

610

2,4%

2236

1,9%

6.1

Leef

tijd

glob

aal

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 145

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS2. DE MEDEWERKERS

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10% 5% 0%

van

15 te

m

24 ja

arva

n 25

tem

34

jaar

van

35 te

m

44 ja

arva

n 45

tem

54

jaar

van

55 te

m

59 ja

ar60

jaar

en

oud

er

BEW

VER

VHS

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s le

eftij

d (p

er w

erks

oort

)

LVI

SCVW

VL (2

007)

2

In d

e ta

bel e

n gr

afiek

bun

dele

n w

e ee

n aa

ntal

cat

egor

ieën

per

vijf

jaar

tot c

ateg

orie

ën p

er ti

en ja

ar. D

at m

aakt

de

verg

elijk

ing

mog

elijk

met

de

cijfe

rs v

an 2

007,

die

op

een

ande

re s

chaa

l sto

n-

den.

De v

ersc

hille

nde

wer

ksoo

rten

leun

en d

icht

tege

n el

kaar

aan

op

het v

lak

van

de le

eftij

dsst

ruct

uur v

an h

et p

erso

neel

sbes

tand

, voo

ral i

n de

cat

egor

ieën

voo

rbij

de 4

5 ja

ar: d

aar l

oopt

de

leef

tijds

-

curv

e na

geno

eg g

elijk

. De

leef

tijds

curv

e va

n de

wer

ksoo

rten

heef

t de

vorm

van

een

kam

elen

rug:

twee

bul

ten

rond

een

dip

in d

e ca

tego

rie v

an 3

5 to

t 44

jaar

.

De b

eweg

inge

n vo

rmen

een

uitz

onde

ring.

Zij

hebb

en e

en g

rote

r aan

deel

med

ewer

kers

jong

er d

an 3

5 ja

ar (4

4%) e

n lo

gisc

herw

ijze

min

der m

edew

erke

rs in

de

oude

re le

eftij

dsca

tego

rieën

. Ook

de

Vorm

ingp

lus-

cent

ra p

ieke

n in

de

leef

tijds

groe

p va

n 25

tot 3

4 ja

ar.

De k

amel

enru

g va

n de

sec

tor w

ijkt a

f van

Vla

amse

cur

ve, d

ie e

en n

orm

aal ‘

Gaus

siaa

ns’ v

erlo

op k

ent.

De g

emid

deld

e le

eftij

d va

n de

per

sone

elsl

eden

bij

de b

eweg

inge

n w

ijkt m

et 3

7,8

jaar

af v

an d

eze

bij d

e an

dere

wer

ksoo

rten,

alle

n to

eval

lig g

emid

deld

41,

2 ja

ar.

2 Br

on: V

laam

se A

rbei

dsre

keni

ng (S

teun

punt

WSE

/ De

parte

men

t WSE

)

146 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

6.2

Leef

tijd

volg

ens

gesl

acht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

van

15 te

m 1

9 ja

ar0,

0%0,

3%0,

0%0,

0%0,

0%0,

0%2,

2%1,

0%0,

5%0,

4%

van

20 te

m 2

4 ja

ar1,

9%4,

8%2,

4%3,

5%0,

0%1,

4%0,

7%4,

9%1,

5%4,

3%

van

25 te

m 2

9 ja

ar10

,9%

15,5

%21

,2%

23,6

%12

,1%

13,7

%15

,6%

11,1

%13

,6%

15,3

%

van

30 te

m 3

4 ja

ar14

,1%

12,3

%25

,9%

13,9

%22

,4%

18,7

%8,

9%14

,6%

15,4

%13

,7%

van

35 te

m 3

9 ja

ar12

,2%

11,8

%12

,9%

16,7

%13

,8%

10,1

%13

,3%

15,0

%12

,7%

12,8

%

van

40 te

m 4

4 ja

ar14

,1%

13,1

%12

,9%

10,4

%13

,8%

12,9

%13

,3%

12,5

%13

,7%

12,7

%

van

45 te

m 4

9 ja

ar17

,0%

19,1

%10

,6%

15,3

%10

,3%

16,5

%17

,0%

17,1

%15

,4%

18,0

%

van

50 te

m 5

4 ja

ar15

,7%

13,5

%8,

2%12

,5%

19,0

%18

,0%

17,8

%13

,6%

15,4

%13

,9%

van

55 te

m 5

9 ja

ar11

,2%

7,8%

5,9%

3,5%

6,9%

7,2%

8,1%

8,0%

9,3%

7,3%

60 ja

ar e

n ou

der

2,9%

1,7%

0,0%

0,7%

1,7%

1,4%

3,0%

2,1%

2,4%

1,7%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

In d

e bo

vens

taan

de ta

bel e

n de

gra

fieke

n hi

erna

ast/h

iero

nder

gev

en w

e ee

n ov

erzi

cht v

an d

e le

eftij

dsst

ruct

uur v

an h

et p

erso

neel

sbes

tand

, uitg

espl

itst v

olge

ns g

esla

cht.

In a

lle w

erks

oorte

n

verto

nen

de le

eftij

dsst

ruct

uren

van

man

nen

en v

rouw

en p

ropo

rtion

eel g

ezie

n ee

n ge

lijka

ardi

g pa

troon

. Dat

resu

lteer

t in

vrij

sym

met

risch

e fig

uren

voo

r elk

e w

erks

oort.

De

figur

en v

an d

e ve

reni

-

ging

en e

n de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n lij

ken

het m

eest

op

elka

ar.

De b

eweg

inge

n zi

jn d

e en

ige

wer

ksoo

rt w

aar e

r spr

ake

is v

an e

en le

eftij

dspi

ram

ide,

met

een

bre

de b

asis

in d

e jo

ngst

e le

eftij

dsca

tego

rieën

en

een

smal

le to

p in

de

ouds

te. D

e Vo

rmin

gplu

s-

cent

ra v

erto

nen

een

grill

ig p

atro

on m

et p

ieke

n in

de

cate

gorie

ën v

an 3

0 to

t 34

jaar

en

50 to

t 54

jaar

.

In a

lle w

erks

oorte

n zi

jn m

in-2

5-ja

rigen

een

uitz

onde

ring.

Ver

moe

delij

k he

eft d

it te

mak

en m

et h

et fe

it da

t de

mee

ste

med

ewer

kers

in d

e se

ctor

hog

ere

stud

ies

hebb

en g

evol

gd, w

aard

oor z

e pa

s

op la

tere

leef

tijd

de s

ecto

r bin

nenk

omen

.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 147

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

60 ja

ar e

n ou

der

van

55 te

m 5

9 ja

ar

van

50 te

m 5

4 ja

ar

van

45 te

m 4

9 ja

ar

van

40 te

m 4

4 ja

ar

van

35 te

m 3

9 ja

ar

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

VER:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n le

eftij

d

60 ja

ar e

n ou

der

van

55 te

m 5

9 ja

ar

van

50 te

m 5

4 ja

ar

van

45 te

m 4

9 ja

ar

van

40 te

m 4

4 ja

ar

van

35 te

m 3

9 ja

ar

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

BEW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n le

eftij

d

VHS:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n le

eftij

dLV

I: sp

reid

ing

van

de p

erso

neel

sled

en v

olge

ns g

esla

cht e

n le

eftij

d

30%

20

%

10%

0%

0%

10

%

20%

30

%

3%2%

11%

8%

16%

14%

17%

19%

14%

13%

12%

12%

14%

12%

11%

16%

2%5%

0%0%

30%

20

%

10%

0%

0%

10

%

20%

30

%

0%0%

6%3%

8%13

%

11%

15%

13%

10%

13%

17%

26%

14%

21%

24%

2%3%

0%0%

30%

20

%

10%

0%

0%

10

%

20%

30

%

2%1%

7%7%

19%

18%

10%

17%

14%

13%

14%

10%

22%

19%

12%

14%

0%1%

0%0%

30%

20

%

10%

0%

0%

10

%

20%

30

%

3%2%

8%8%

18%

14%

17%

17%

13%

13%

13%

15%

9%15

%

16%

11%

1%5%

2%1%

man

nen

(100

%)

vrou

wen

(100

%)

2. DE MEDEWERKERS

148 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

6.3

Leef

tijd

volg

ens

opdr

acht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

van

15 te

m 1

9 ja

ar0,

0%0,

5%0,

0%0,

0%0,

0%0,

0%0,

0%4,

9%0,

0%1,

3%

van

20 te

m 2

4 ja

ar3,

9%4,

0%2,

6%3,

9%0,

8%1,

5%3,

3%4,

1%3,

3%3,

8%

van

25 te

m 2

9 ja

ar17

,8%

7,5%

30,7

%6,

6%14

,5%

10,6

%16

,1%

4,1%

18,6

%7,

1%

van

30 te

m 3

4 ja

ar16

,0%

7,0%

21,6

%11

,8%

24,4

%10

,6%

13,0

%12

,2%

16,9

%8,

9%

van

35 te

m 3

9 ja

ar10

,8%

14,0

%15

,0%

15,8

%9,

9%13

,6%

13,4

%17

,1%

11,8

%14

,8%

van

40 te

m 4

4 ja

ar12

,7%

14,8

%10

,5%

13,2

%9,

9%19

,7%

15,1

%7,

3%12

,7%

13,7

%

van

45 te

m 4

9 ja

ar15

,6%

23,9

%9,

2%22

,4%

13,0

%18

,2%

15,4

%21

,1%

14,5

%22

,6%

van

50 te

m 5

4 ja

ar12

,8%

16,7

%6,

5%19

,7%

15,3

%24

,2%

13,7

%17

,9%

12,5

%18

,1%

van

55 te

m 5

9 ja

ar8,

9%8,

6%3,

9%5,

3%9,

9%1,

5%7,

7%8,

9%8,

1%7,

5%

60 ja

ar e

n ou

der

1,6%

3,0%

0,0%

1,3%

2,3%

0,0%

2,3%

2,4%

1,7%

2,4%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

In d

e bo

vens

taan

de ta

bel e

n de

gra

fieke

n hi

erna

ast/h

iero

nder

gev

en w

e ee

n ov

erzi

cht v

an d

e le

eftij

dsst

ruct

uur v

an d

e pe

rson

eels

lede

n, u

itges

plits

t vol

gens

opd

rach

t. De

leef

tijds

stru

ctur

en v

an

de p

erso

neel

sled

en m

et e

en in

houd

elijk

e en

een

ond

erst

eune

nde

opdr

acht

ver

tone

n st

erke

ver

schi

llen.

Hie

rdoo

r ont

staa

n as

ymm

etris

che

figur

en.

Enke

l bij

de v

eren

igin

gen

en d

e la

ndel

ijke

vorm

ings

inst

ellin

gen

zijn

de

figur

en m

in o

f mee

r sym

met

risch

en

gelij

k va

n vo

rm.

Bij d

e be

weg

inge

n zi

jn b

eide

zijd

en v

an d

e fig

uur a

ls h

et w

are

verti

cale

spi

egel

beel

den:

er z

ijn m

eer o

nder

steu

nend

e m

edew

erke

rs in

de

oude

re le

eftij

dsca

tego

rieën

en

er z

ijn m

eer m

edew

er-

kers

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

in d

e jo

nger

e le

eftij

dsca

tego

rieën

.

Ook

bij d

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

is e

en v

erge

lijkb

are

asym

met

rie te

zie

n.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 149

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

60 ja

ar e

n ou

der

van

55 te

m 5

9 ja

ar

van

50 te

m 5

4 ja

ar

van

45 te

m 4

9 ja

ar

van

40 te

m 4

4 ja

ar

van

35 te

m 3

9 ja

ar

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

VER:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n le

eftij

d

60 ja

ar e

n ou

der

van

55 te

m 5

9 ja

ar

van

50 te

m 5

4 ja

ar

van

45 te

m 4

9 ja

ar

van

40 te

m 4

4 ja

ar

van

35 te

m 3

9 ja

ar

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

BEW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n le

eftij

d

VHS:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n le

eftij

dLV

I: sp

reid

ing

van

de p

erso

neel

sled

en v

olge

ns o

pdra

cht e

n le

eftij

d

40%

20

%

0%

0%

20%

40

%

2%3%

9%9%

13%

17%

16%

24%

13%

15%

11%

14%

16%

7%

18%

8%

4%4%

0%0%

40%

20

%

0%

0%

20%

40

%

0%1%

4%5%

7%20

%

9%22

%

10%

13%

15%

16%

22%

12%

31%

7%

3%4%

0%0%

40%

20

%

0%

0%

20%

40

%

2%0%

10%

2%

15%

24%

13%

18%

10%

20%

10%

14%

24%

11%

15%

11%

1%2%

0%0%

40%

20

%

0%

0%

20%

40

%

2%2%

8%9%

14%

18%

15%

21%

15%

7%

13%

17%

13%

12%

16%

4%

3%4%

0%5%

inho

udel

ijke

opdr

acht

(100

%)

onde

rste

unen

de o

pdra

cht (

100%

)

2. DE MEDEWERKERS

150 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

100,

0%22

422

910

0,0%

190

197

100,

0%47

042

210

0,0%

1.88

41.

907

100,

0%

van

0 te

m 4

jaar

deta

il: m

inde

r dan

1 ja

ar

362

102

454

156

42,9

%

14,7

%

112

33

129

53

56,3

%

23,1

%

79

16

95

27

48,2

%

13,7

%

226

65

201

61

47,6

%

14,5

%

779

216

879

297

46,1

%

15,6

%

van

5 te

m 9

jaar

229

204

19,3

%61

4821

,0%

3633

16,8

%11

097

23,0

%43

638

220

,0%

van

10 te

m 1

4 ja

ar22

523

121

,8%

3134

14,8

%46

4321

,8%

9190

21,3

%39

339

820

,9%

van

15 te

m 1

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar13

512

011

,3%

1917

7,4%

2522

11,2

%37

296,

9%21

618

89,

9%va

n 25

tem

29

jaar

van

30 te

m 3

4 ja

ar49

504,

7%1

10,

4%4

42,

0%6

51,

2%60

603,

1%35

jaar

en

mee

r

7. H

oe la

ng w

erke

n de

per

sone

elsl

eden

bij

hun

orga

nisa

tie?

7.1

Dien

stan

ciën

nite

it gl

obaa

l

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 151

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS2. DE MEDEWERKERS

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

van

0 te

m

4 ja

arva

n 5

tem

9

jaar

van

10 te

m

19 ja

arva

n 20

tem

29

jaar

30 ja

ar

en m

eer

BEW

VER

VHS

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s di

enst

anci

ënite

it (p

er w

erks

oort

)

LVI

SCVW

In d

eze

tabe

l en

grafi

ek b

unde

len

we

een

aant

al v

ijfja

rige

cate

gorie

ën to

t tie

njar

ige

cate

gorie

ën. D

at m

aakt

de

verg

elijk

ing

mog

elijk

met

de

cijfe

rs v

an 2

007,

die

op

een

ande

re s

chaa

l sto

nden

.

De a

ncië

nnite

itscu

rves

van

de

vers

chill

ende

wer

ksoo

rten

zijn

aan

elk

aar g

ewaa

gd.

Alle

n da

len

ze s

teil

tuss

en d

e 0

en 9

jaar

, stij

gen

ze v

ervo

lgen

s lic

ht in

de

cate

gorie

van

10

tot 1

9 ja

ar, o

m

verv

olge

ns w

eer a

f te

nem

en.

De b

eweg

inge

n he

bben

het

gro

otst

e aa

ndee

l per

sone

elsl

eden

met

een

die

nsta

ncië

nnite

it va

n m

inde

r dan

5 ja

ar (5

6%).

Bijn

a ee

n kw

art v

an d

e pe

rson

eels

lede

n w

erkt

er m

inde

r dan

een

jaar

bij

deze

lfde

orga

nisa

tie. D

e ge

mid

deld

e di

enst

anci

ënni

teit

bij d

e be

weg

inge

n is

6,0

jaar

, bij

de v

eren

igin

gen

9,4

jaar

, de

Vorm

ingp

lus-

cent

ra 8

,7 ja

ar e

n de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n 7,

3 ja

ar.

Het f

eit d

at z

owel

de

Vorm

ingp

lus-

cent

ra a

ls d

e be

weg

inge

n ee

n jo

nge

wer

ksoo

rt zi

jn, z

al h

ierv

an v

erm

oede

lijk

mee

aan

de

oorz

aak

ligge

n. D

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

ont

ston

den

in 2

004

uit v

oor-

nam

elijk

de

fusi

e va

n be

staa

nde

vorm

ings

inst

ellin

gen.

Per

sone

elsl

eden

die

bij

de s

tart

over

stap

ten

van

een

vorm

ings

inst

ellin

g na

ar e

en V

orm

ingp

lus-

cent

rum

beh

ield

en h

un d

iens

tanc

iënn

iteit.

Daar

om k

an d

e di

enst

anci

ënni

teit

van

de p

erso

neel

sled

en in

200

8 gr

oter

zijn

dan

4 ja

ar (z

ie d

e gr

ote

groe

p m

et e

en d

iens

tanc

iënn

iteit

van

10 to

t 19

jaar

).

De v

eren

igin

gen

hebb

en d

e m

eest

gel

ijkm

atig

e ve

rdel

ing

van

de p

erso

neel

sled

en v

olge

ns d

iens

tanc

iënn

iteit.

152 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

7.2

Dien

stan

ciën

nite

it vo

lgen

s ge

slac

ht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

van

0 te

m 4

jaar

deta

il: m

inde

r dan

1 ja

ar

40,1

%

15,1

%

44,0

%

14,6

%

60,0

%

24,7

%

54,2

%

22,2

%

46,6

%

15,5

%

48,9

%

12,9

%

44,4

%

10,4

%

49,1

%

16,4

%

44,6

%

15,4

%

46,8

%

15,6

%

van

5 te

m 9

jaar

20,5

%18

,7%

17,6

%22

,9%

17,2

%16

,5%

21,5

%23

,7%

20,0

%20

,0%

van

10 te

m 1

4 ja

ar13

,1%

12,4

%10

,6%

6,3%

8,6%

10,1

%18

,5%

12,9

%13

,6%

11,6

%

van

15 te

m 1

9 ja

ar9,

0%9,

2%8,

2%6,

3%13

,8%

11,5

%7,

4%6,

3%9,

0%8,

5%

van

20 te

m 2

4 ja

ar8,

0%5,

1%3,

5%8,

3%6,

9%7,

9%2,

2%5,

2%5,

9%5,

8%

van

25 te

m 2

9 ja

ar4,

8%5,

6%0,

0%1,

4%1,

7%4,

3%4,

4%1,

7%3,

7%4,

2%

van

30 te

m 3

4 ja

ar3,

5%2,

5%0,

0%0,

7%5,

2%0,

7%0,

7%0,

3%2,

5%1,

7%

35 ja

ar e

n m

eer

1,0%

2,3%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,7%

0,7%

0,7%

1,4%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

De o

pbou

w v

an d

e di

enst

anci

ënni

teit

is b

ij al

le w

erks

oorte

n tu

ssen

man

nen

en v

rouw

en q

uasi

iden

tiek.

Dit

resu

lteer

t in

sym

met

risch

e an

ciën

nite

itspi

ram

ides

(hie

rnaa

st/h

iero

nder

). Bi

j de

be-

weg

inge

n is

de

basi

s va

n de

pira

mid

e (k

lein

e di

enst

anci

ënni

teit)

het

bre

edst

. 60%

van

de

man

nelij

ke p

erso

neel

sled

en is

er m

inde

r dan

5 ja

ar in

die

nst b

ij de

zelfd

e or

gani

satie

. De

vere

nigi

ngen

hebb

en d

e sm

alst

e ba

sis

en d

e m

eest

gel

ijkm

atig

e ve

rdel

ing

van

dien

stan

ciën

nite

it. D

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

vol

gen

hetz

elfd

e pi

ram

idal

e st

ram

ien

als

de a

nder

e w

erks

oorte

n, m

et h

et v

ersc

hil d

at

de p

erso

neel

sled

en m

et e

en d

iens

tanc

iënn

iteit

van

15 to

t 19

jaar

er s

terk

ver

tege

nwoo

rdig

d zi

jn.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 153

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

35 ja

ar e

n m

eer

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

van

10 te

m 1

4 ja

ar

van

5 te

m 9

jaar

van

0 te

m 4

jaar

VER:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

35 ja

ar e

n m

eer

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

van

10 te

m 1

4 ja

ar

van

5 te

m 9

jaar

van

0 te

m 4

jaar

BEW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

VHS:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ge

slac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

LVI:

spre

idin

g va

n de

per

sone

elsl

eden

vol

gens

ges

lach

t en

dien

stan

ciën

nite

it

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

1%2%

4%3%

5%6%

8%5%

9%9%

13%

12%

21%

19%

40%

44%

0%0%

0%1%

0%1%

4%8%

8%6%

11%

6%

18%

23%

60%

54%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

0%0%

5%1%

2%4%

7%8%

14%

12%

9%10

%

17%

17%

47%

49%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

1%1%

1%0%

4%2%

2%5%

7%6%

19%

13%

21%

24%

44%

49%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

man

nen

(100

%)

vrou

wen

(100

%)

2. DE MEDEWERKERS

154 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

7.3

Dien

stan

ciën

nite

it vo

lgen

s op

drac

ht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

van

0 te

m 4

jaar

deta

il: m

inde

r dan

1 ja

ar

47,5

%

16,3

%

34,4

%

11,8

%

64,1

%

28,1

%

40,8

%

13,2

%

47,3

%

13,0

%

50,0

%

15,2

%

46,5

%

13,4

%

50,4

%

17,1

%

49,2

%

16,7

%

39,9

%

13,3

%

van

5 te

m 9

jaar

19,9

%18

,0%

17,6

%27

,6%

19,1

%12

,1%

22,1

%25

,2%

20,1

%19

,9%

van

10 te

m 1

4 ja

ar12

,1%

13,7

%7,

8%7,

9%6,

9%15

,2%

18,1

%6,

5%12

,4%

11,8

%

van

15 te

m 1

9 ja

ar8,

4%10

,5%

5,9%

9,2%

12,2

%12

,1%

6,7%

6,5%

8,1%

9,7%

van

20 te

m 2

4 ja

ar5,

4%7,

0%4,

6%10

,5%

7,6%

7,6%

3,3%

6,5%

5,0%

7,4%

van

25 te

m 2

9 ja

ar3,

6%8,

6%0,

0%2,

6%3,

8%3,

0%2,

3%3,

3%2,

9%6,

3%

van

30 te

m 3

4 ja

ar2,

3%3,

8%0,

0%1,

3%3,

1%0,

0%0,

7%0,

0%1,

7%2,

4%

35 ja

ar e

n m

eer

0,7%

4,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,3%

1,6%

0,5%

2,7%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

De a

ncië

nnite

itspi

ram

ides

uitg

espl

itst v

olge

ns o

pdra

cht v

erto

nen

een

ande

r pat

roon

dan

bij

de u

itspl

itsin

g vo

lgen

s ge

slac

ht. O

pval

lend

is h

et g

rote

aan

deel

per

sone

elsl

eden

met

een

inho

udel

ijke

opdr

acht

dat

min

der d

an 5

jaar

in d

ezel

fde

orga

nisa

tie w

erkt

: om

en

bij d

e 47

% b

ij de

ver

enig

inge

n, d

e Vo

rmin

gplu

s-ce

ntra

en

de la

ndel

ijke

vorm

ings

inst

ellin

gen,

64%

bij

de b

eweg

inge

n.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 155

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

35 ja

ar e

n m

eer

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

van

10 te

m 1

4 ja

ar

van

5 te

m 9

jaar

van

0 te

m 4

jaar

VER:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

35 ja

ar e

n m

eer

van

30 te

m 3

4 ja

ar

van

25 te

m 2

9 ja

ar

van

20 te

m 2

4 ja

ar

van

15 te

m 1

9 ja

ar

van

10 te

m 1

4 ja

ar

van

5 te

m 9

jaar

van

0 te

m 4

jaar

BEW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

VHS:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

drac

ht e

n di

enst

anci

ënni

teit

LVI:

spre

idin

g va

n de

per

sone

elsl

eden

vol

gens

opd

rach

t en

dien

stan

ciën

nite

it

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

1%4%

2%4%

4%9%

5%7%

8%10

%

12%

14%

20%

18%

47%

34%

0%0%

0%1%

0%3%

5%11

%

6%9%

8%8%

18%

28%

64%

41%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

0%0%

3%0%

4%3%

8%8%

12%

12%

7%15

%

19%

12%

47%

50%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

0%2%

1%0%

2%3%

3%7%

7%7%

18%

7%

22%

25%

46%

50%

60%

40

%

20%

0%

0%

20

%

40%

60

%

inho

udel

ijke

opdr

acht

(100

%)

onde

rste

unen

de o

pdra

cht (

100%

)

2. DE MEDEWERKERS

156 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS 2. DE MEDEWERKERS

7.4

Dien

stan

ciën

nite

it vo

lgen

s le

eftij

d

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0VER:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s di

enst

anci

ënni

teit

en le

eftij

dBE

W: s

prei

ding

van

de

pers

onee

lsle

den

volg

ens

dien

stan

ciën

nite

it en

leef

tijd

VHS:

spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s di

enst

anci

ënni

teit

en le

eftij

dLV

I: sp

reid

ing

van

de p

erso

neel

sled

en v

olge

ns d

iens

tanc

iënn

iteit

en le

eftij

d

0 10

20

30

40

50

60

70

indi

vidu

eel p

erso

neel

slid

jaren dienstanciënniteit

leef

tijd

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0

0 10

20

30

40

50

60

70

jaren dienstanciënniteit

leef

tijd

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0

0 10

20

30

40

50

60

70

jaren dienstanciënniteit

leef

tijd

50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0

0 10

20

30

40

50

60

70

jaren dienstanciënniteit

leef

tijd

PROFIEL VAN DE SECTOR | 157

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

De g

rafie

ken

hier

naas

t/hie

rbov

en g

even

de

spre

idin

g w

eer v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s hu

n le

eftij

d en

die

nsta

ncië

nnite

it. E

lk p

untje

in d

e gr

afiek

ver

tege

nwoo

rdig

t een

indi

vidu

eel p

erso

-

neel

slid

met

zijn

of h

aar l

eefti

jd e

n di

enst

anci

ënni

teit.

Hoe

dic

hter

de

wol

k, h

oe m

eer p

erso

neel

sled

en e

en w

erks

oort

telt.

Er is

logi

sche

rwijz

e ee

n po

sitie

ve tr

end

in d

e di

enst

anci

ënni

teit

naar

mat

e de

leef

tijd

van

de p

erso

neel

sled

en to

enee

mt.

Vand

aar d

e sc

huin

e be

gren

zing

van

de

punt

enw

olke

n. D

e pu

nten

in d

e

grafi

ek li

ggen

ech

ter n

iet u

itges

prok

en ro

nd e

en li

jn. I

nteg

ende

el, z

e be

slaa

n de

vol

ledi

ge v

lakt

e va

n de

drie

hoek

. Alle

mog

elijk

e co

mbi

natie

s va

n le

eftij

d en

die

nsta

ncië

nnite

it zi

jn d

us g

oed

verte

genw

oord

igd.

Hie

ruit

kunn

en w

e afl

eide

n da

t alle

wer

ksoo

rten

men

sen

van

alle

leef

tijde

n in

die

nst h

ebbe

n en

nem

en.

De b

eweg

inge

n en

de

volk

shog

esch

olen

tone

n ee

n st

erke

con

cent

ratie

in d

e lin

kerh

oek

van

de w

olk

(jong

e m

ense

n m

et e

en k

orte

die

nsta

ncië

nnite

it).

2. DE MEDEWERKERS

158 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

8. W

at is

het

opl

eidi

ngsn

ivea

u va

n de

per

sone

elsl

eden

?

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

2007

2008

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.00

01.

059

100,

0%22

422

910

0,0%

190

197

100,

0%47

042

210

0,0%

1.88

41.

907

100,

0%

getu

igsc

hrift

max

imaa

l 2de

gra

ad

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs24

252,

4%10

104,

4%6

105,

1%13

122,

8%53

573,

0%

dipl

oma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs24

527

025

,5%

3938

16,6

%33

3216

,2%

8678

18,5

%40

341

821

,9%

Bach

elor

-dip

lom

a45

547

144

,5%

7058

25,3

%76

7940

,1%

207

185

43,8

%80

879

341

,6%

Mas

ter-

dipl

oma

276

293

27,7

%10

512

353

,7%

7576

38,6

%16

414

734

,8%

620

639

33,5

%

8.1

Ople

idin

gsni

veau

glo

baal

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

leid

ings

nive

au (p

er w

erks

oort

)

2%25

%44

%28

%

4%17

%25

%54

%

5%16

%40

%39

%

3%18

%44

%35

%

3%22

%42

%34

%

getu

igsc

hrift

max

imaa

l

2de

graa

d Se

cund

air

Onde

rwijs

dipl

oma

Secu

ndai

r

Onde

rwijs

Bach

elor

-dip

lom

aM

aste

r-di

plom

a

BEW

VER

VHS

LVI

SCVW

Het a

ande

el p

erso

neel

sled

en m

et e

en d

iplo

ma

Secu

ndai

r

Onde

rwijs

(25%

) lig

t bij

de v

eren

igin

gen

een

stuk

hog

er

dan

bij d

e an

dere

wer

ksoo

rten.

Bij

de b

eweg

inge

n

geld

t dez

e va

stst

ellin

g vo

or p

erso

neel

sled

en m

et e

en

Mas

ter-

dipl

oma:

54%

van

de

pers

onee

lsle

den

heef

t er

een

Mas

ter-

dipl

oma.

Bij

de b

eweg

inge

n w

erke

n re

latie

f

min

der p

erso

neel

sled

en m

et e

en B

ache

lor-

dipl

oma

(25%

tege

nove

r 42%

als

sec

torg

emid

deld

e). B

ij de

ver

enig

in-

gen

wer

ken

dan

wee

r min

der p

erso

neel

sled

en m

et e

en

Mas

ter-

dipl

oma

dan

in d

e an

dere

wer

ksoo

rten

(28%

tege

nove

r min

sten

s 35

% in

de

ande

re w

erks

oorte

n).

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 159

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

8.2

Ople

idin

gsni

veau

vol

gens

ges

lach

t

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

getu

igsc

hrift

max

imaa

l 2de

gra

ad

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs1,

6%2,

7%2,

4%5,

6%3,

4%5,

8%2,

2%3,

1%2,

0%3,

4%

dipl

oma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs18

,3%

28,5

%7,

1%22

,2%

3,4%

21,6

%8,

1%23

,3%

12,9

%26

,0%

Bach

elor

-dip

lom

a51

,0%

41,8

%21

,2%

27,8

%43

,1%

38,8

%45

,2%

43,2

%44

,6%

40,2

%

Mas

ter-

dipl

oma

29,2

%27

,0%

69,4

%44

,4%

50,0

%33

,8%

44,4

%30

,3%

40,5

%30

,4%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

100% 90

%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e m

anne

lijke

per

sone

elsl

eden

vol

gens

opl

eidi

ngsn

ivea

u (p

er w

erks

oort

)

2%2%

3%2%

2%

18%

7%3%

8%13

%

51%

21%

43%

45%

45%

29%

69%

50%

44%

41%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

dipl

oma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijsge

tuig

schr

ift m

axim

aal 2

de g

raad

Sec

unda

ir On

derw

ijsM

aste

r-di

plom

aBa

chel

or-d

iplo

ma

De m

anne

lijke

per

sone

elsl

eden

in d

e se

ctor

zijn

in a

lle w

erks

oorte

n ge

mid

deld

hog

er o

pgel

eid

dan

de v

rouw

elijk

e pe

rson

eels

lede

n. B

ij de

ver

enig

inge

n is

het

ver

schi

l tus

sen

vrou

wen

en

man

nen

het m

inst

uitg

espr

oken

.

100% 90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e vr

ouw

elijk

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s op

leid

ings

nive

au

(per

wer

ksoo

rt)

3%6%

6%3%

3%

29%

22%

22%

23%

26%

42%

28%

39%

43%

40%

27%

44%

34%

30%

30%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

2. DE MEDEWERKERS

160 | PROFIEL VAN DE SECTOR

0%1%

1%0%

0%

9%2%

2%7%

7%

54%

28%

43%

47%

48%

37%

69%

55%

46%

45%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

8.3

Ople

idin

gsni

veau

vol

gens

opd

rach

t

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

getu

igsc

hrift

max

imaa

l 2de

gra

ad

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs0,

1%6,

5%0,

7%11

,8%

0,8%

13,6

%0,

0%9,

8%0,

2%8,

5%

dipl

oma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs8,

9%56

,2%

2,0%

46,1

%1,

5%45

,5%

7,4%

45,5

%6,

9%51

,8%

Bach

elor

-dip

lom

a54

,1%

26,6

%28

,1%

19,7

%42

,7%

34,8

%46

,8%

36,6

%48

,1%

28,6

%

Mas

ter-

dipl

oma

36,8

%10

,8%

69,3

%22

,4%

55,0

%6,

1%45

,8%

8,1%

44,7

%11

,1%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

100% 90

%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n m

et e

en in

houd

elijk

e op

drac

ht

volg

ens

ople

idin

gsni

veau

(per

wer

ksoo

rt)

dipl

oma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijsge

tuig

schr

ift m

axim

aal 2

de g

raad

Sec

unda

ir On

derw

ijsM

aste

r-di

plom

aBa

chel

or-d

iplo

ma

100% 90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n m

et e

en o

nder

steu

nend

e op

drac

ht

volg

ens

ople

idin

gsni

veau

(per

wer

ksoo

rt)

6%12

%14

%10

%8%

56%

46%

45%

46%

52%

27%

20%

35%

37%

29%

11%

22%

6%8%

11%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 161

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

De p

erso

neel

sled

en m

et e

en in

houd

elijk

e op

drac

ht z

ijn in

alle

wer

ksoo

rten

gem

idde

ld h

oger

opg

elei

d da

n de

ond

erst

eune

nde

pers

onee

lsle

den.

In a

lle w

erks

oorte

n w

erke

n ze

er w

eini

g pe

rso-

neel

sled

en m

et e

en in

houd

elijk

e op

drac

ht m

et e

en g

etui

gsch

rift v

an m

axim

aal d

e tw

eede

gra

ad S

ecun

dair

Onde

rwijs

of e

en d

iplo

ma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs. I

n al

le w

erks

oorte

n he

eft o

ngev

eer d

e

klei

ne h

elft

van

de p

erso

neel

sled

en m

et e

en o

nder

steu

nend

e op

drac

ht e

en d

iplo

ma

Secu

ndai

r Ond

erw

ijs. B

ij de

bew

egin

gen

heef

t 69%

van

de

pers

onee

lsle

den

met

een

inho

udel

ijke

en 2

2% v

an

de p

erso

neel

sled

en m

et e

en o

nder

steu

nend

e op

drac

ht e

en M

aste

r-di

plom

a. D

at is

het

mee

ste

van

alle

wer

ksoo

rten.

2. DE MEDEWERKERS

162 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.05

910

0,0%

229

100,

0%19

710

0,0%

422

100,

0%1.

907

100,

0%

met

dee

ltijd

se te

wer

kste

lling

374

35,3

%12

253

,3%

8543

,1%

231

54,7

%81

242

,6%

met

vol

tijds

e te

wer

kste

lling

685

64,7

%10

746

,7%

112

56,9

%19

145

,3%

1.09

557

,4%

9. H

oeve

el p

erso

neel

sled

en w

erke

n vo

ltijd

s en

hoe

veel

wer

ken

deel

tijds

?

9.1

Arbe

idsr

egim

e gl

obaa

l

het a

anta

l per

sone

elsl

eden

inge

zet v

oor h

et S

CVW

1.05

910

0,0%

229

100,

0%19

710

0,0%

422

100,

0%1.

907

100,

0%

min

der d

an 0

.515

1,4%

135,

7%10

5,1%

276,

4%65

3,4%

0.5

188

17,8

%49

21,4

%24

12,2

%11

828

,0%

379

19,9

%

0.6

222,

1%10

4,4%

115,

6%11

2,6%

542,

8%

0.7

373,

5%17

7,4%

126,

1%24

5,7%

904,

7%

0.8

100

9,4%

3013

,1%

2613

,2%

4911

,6%

205

10,7

%

0.9

121,

1%3

1,3%

21,

0%2

0,5%

191,

0%

168

564

,7%

107

46,7

%11

256

,9%

191

45,3

%1.

095

57,4

%

Bij d

e be

weg

inge

n (5

3%) e

n de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n (5

5%) w

erkt

mee

r dan

de

helft

van

de

pers

onee

lsle

den

deel

tijds

. De

vere

nigi

ngen

telle

n he

t gro

otst

e aa

ndee

l vol

tijds

wer

kend

en.

Halft

ijds

wer

k ko

mt v

aak

voor

. Bij

de v

eren

igin

gen,

de

bew

egin

gen

en d

e la

ndel

ijke

vorm

ings

inst

ellin

gen

is h

alfti

jds

wer

k na

vol

tijds

wer

k he

t pop

ulai

rste

arb

eids

regi

me.

Bij

de la

ndel

ijke

vor-

min

gsin

stel

linge

n w

erkt

28%

van

de

pers

onee

lsle

den

halft

ijds.

Ook

de v

ier v

ijfde

(0.8

) tew

erks

telli

ng k

omt v

eel v

oor i

n al

le w

erks

oorte

n (s

ecto

rgem

idde

lde:

11%

).

De v

oltij

dse,

de

halft

ijdse

en

de v

ier v

ijfde

tew

erks

telli

ng z

ijn b

inne

n el

ke w

erks

oort

goed

voo

r nag

enoe

g 90

% v

an d

e be

staa

nde

arbe

idsr

egim

es.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 163

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n vo

lgen

s ar

beid

sreg

ime

(per

wer

ksoo

rt)

100% 90

%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

35%

53%

43%

55%

43%

65%

47%

57%

45%

57%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

deel

tijds

e

tew

erks

telli

ng

volti

jdse

tew

erks

telli

ng

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

de g

emid

deld

e te

wer

kste

lling

sbre

uk3

(in v

oltij

dse

equi

vale

nten

, 1 =

vol

tijds

)0.

870.

800.

840.

770.

83

Wan

neer

we

het g

emid

deld

e ar

beid

sreg

ime

van

alle

per

sone

elsl

eden

sam

en b

erek

enen

, kom

en w

e to

t een

gem

idde

lde

tew

erks

telli

ngsb

reuk

. De

vast

stel

ling

dat b

ij be

weg

inge

n en

land

elijk

e

vorm

ings

inst

ellin

gen

mee

r dee

ltijd

s ge

wer

kt w

ordt

, wor

dt b

eves

tigd

door

de

gem

idde

lde

tew

erks

telli

ngsb

reuk

. Bij

deze

twee

wer

ksoo

rten

ligt d

e br

euk

wat

lage

r.

3 Va

n al

le p

erso

neel

sled

en in

geze

t voo

r het

soc

iaal

-cul

ture

el v

olw

asse

nenw

erk

vroe

gen

we

hoev

eel u

ren

zij i

n ee

n w

eek

wer

ken

en h

oeve

el u

ren

een

volti

jdse

wer

kwee

k in

hun

org

anis

atie

om

vat.

Dit w

erd

omge

zet i

n ee

n br

euk.

Een

vol

tijds

e te

wer

kste

lling

is 1

, een

hal

ftijd

se 0

.5, v

ier v

ijfde

0.8

, enz

ovoo

rt. V

an d

eze

breu

ken

wer

d he

t gem

idde

lde

bere

kend

: dit

is d

e ge

mid

deld

e te

wer

kste

lling

sbre

uk.

2. DE MEDEWERKERS

164 | PROFIEL VAN DE SECTOR

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

9.2

Arbe

idsr

egim

e vo

lgen

s ge

slac

ht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

man

nen

vrou

wen

met

dee

ltijd

se te

wer

kste

lling

18,9

%42

,2%

43,5

%59

,0%

27,6

%49

,6%

34,8

%64

,1%

26,9

%49

,6%

met

vol

tijds

e te

wer

kste

lling

81,1

%57

,8%

56,5

%41

,0%

72,4

%50

,4%

65,2

%35

,9%

73,1

%50

,4%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n di

e vo

ltijd

s w

erke

n vo

lgen

s ge

slac

ht (p

er w

erks

oort

)

81%

56%

72%

65%

73%

58%

41%

50%

36%

50%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

vrou

wen

man

nen

In a

lle w

erks

oorte

n w

erke

n m

anne

n m

eer v

oltij

ds d

an v

rouw

en. B

ij de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n is

het

ver

schi

l tus

sen

man

nen

en v

rouw

en h

et g

root

st, b

ij de

bew

egin

gen

het k

lein

st. B

ij de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n w

erke

n he

t min

ste

vrou

wen

vol

tijds

: 36%

. Bij

de v

eren

igin

gen

wer

ken

het m

eest

e m

anne

n én

vro

uwen

vol

tijds

: res

pect

ieve

lijk

81%

en

58%

.

2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR | 165

2.3 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

9.3

Arbe

idsr

egim

e vo

lgen

s op

drac

ht

VER

BEW

VHS

LVI

TOT

SCVW

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

r-

steu

nend

e

opdr

acht

met

dee

ltijd

se te

wer

kste

lling

27,1

%50

,5%

51,0

%57

,9%

35,9

%57

,6%

45,2

%78

,0%

35,1

%57

,5%

met

vol

tijds

e te

wer

kste

lling

72,9

%49

,5%

49,0

%42

,1%

64,1

%42

,4%

54,8

%22

,0%

64,9

%42

,5%

tota

al10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%10

0,0%

100,

0%

73%

49%

64%

55%

65%

49%

42%

42%

22%

43%

VER

BEW

VHS

LVI

SCVW

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10% 0%

SCVW

: spr

eidi

ng v

an d

e pe

rson

eels

lede

n di

e vo

ltijd

s w

erke

n vo

lgen

s op

drac

ht (p

er w

erks

oort

)

inho

udel

ijke

opdr

acht

onde

rste

unen

de

opdr

acht

In a

lle w

erks

oorte

n w

erke

n pe

rson

eels

lede

n m

et e

en in

houd

elijk

e op

drac

ht m

eer v

oltij

ds d

an o

nder

steu

nend

e pe

rson

eels

lede

n. B

ij de

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n is

het

ver

schi

l tus

sen

de

twee

gro

epen

het

gro

otst

, bij

de b

eweg

inge

n he

t kle

inst

. De

land

elijk

e vo

rmin

gsin

stel

linge

n te

llen

met

22%

het

min

ste

volti

jds

wer

kend

e pe

rson

eels

lede

n m

et e

en o

nder

steu

nend

e op

drac

ht.

2. DE MEDEWERKERS

HOOFDSTUK 3

DE FINANCIËN

168 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 169

PROFIEL VAN DE SECTOR | 169

3.1 INLEIDING

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk vertaalt zich in cijfers en gegevens over het geleverde werk en over de ingeschakelde

menskracht. In de vorige hoofdstukken werd daarop gefocust. In het derde hoofdstuk worden deze gegevens door een financiële bril

bekeken.

De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het IVA Sociaal-

Cultureel Werk voor Volwassenen. We vroegen dezelfde tabellen op bij de organisaties en maakten er een analyse van.

De analyse van de cijfers is vertaald in tabellen en grafieken. Deze tonen in een gecondenseerde vorm hoe de inkomsten en uitgaven

van de organisaties in 2008 zijn opgebouwd.

Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën:

- omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties)

- lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden)

- schenkingen en legaten

- subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij,…)

- inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort)

- recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen)

- alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, onttrekkingen, enzovoort)

Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten:

- personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen)

- handelsgoederen

- diverse goederen en diensten (zoals huisvesting- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en cursussen,

tijdschrift, publicaties, dienstverlening, enzovoort)

- afschrijvingen en voorzieningen

- andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen)

- financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten)

- uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen)

- overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat)

In de tabellen wordt nog gewag gemaakt van de term “Afdeling Volksontwikkeling”. Deze term komt uit de standaardformulieren van

de overheid. We hebben deze terminologie behouden. In feite staat “Afdeling Volksontwikkeling” als oude benaming voor de Afdeling

Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk (binnen het IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen).

Zoals vermeld worden in de tabellen de inkomsten en uitgaven tegen het licht gehouden. We doen dit vooreerst voor de hele sector.

Bijzondere aandacht gaat naar de analyse van de inkomsten, waarbij ook expliciet wordt ingezoomd op de diverse soorten subsidies

die de organisaties ontvangen. In een tweede luik worden de financiële gegevens van de verschillende werksoorten met elkaar

vergeleken, zowel qua uitgaven en inkomsten als qua subsidies. De subsidies worden gerelateerd aan het totaal van de inkomsten.

Ook wordt de focus gelegd op de personeelsuitgaven in relatie tot de subsidies, die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk werden verworven. In een derde luikje brengen we een analyse per werksoort.

Het hoofdstuk over de financiën eindigt met de subsidiecijfers, zoals die door de overheid, in het kader van het decreet voor het

sociaal-cultureel werk voor volwassenen, voor het jaar 2008 werden uitgekeerd.

3. DE FINANCIËN 3.1 INLEIDING

3.2 BEVINDINGEN 3. DE FINANCIËN

3.2 BEVINDINGEN

De totale omzet is 172 miljoen euro, waarvan 41% gesubsidieerd wordt

De totale omzet van alle organisaties samen bedroeg voor het jaar 2008 iets meer dan 172 miljoen euro. De uitgaven werden voor

een beperkt gedeelte gecompenseerd door subsidies (70,8 miljoen euro). Het subsidieaandeel in de inkomsten bedraagt voor de

gehele sector 41%. De subsidiëring gebeurt niet alleen door de Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk, maar

ook door andere afdelingen van het Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media, andere ministeries van de Vlaamse en federale

overheid, parastatalen, gemeenten, provincies, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel en de Europese Unie.

Subsidies op basis van het decreet dekken 29% van de uitgaven

De Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Werk, die instaat voor de subsidiëring van de organisaties op basis van het

decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, is vanzelfsprekend de bijzonderste subsidiegever. De Afdeling zorgt voor 70%

van alle subsidies. Vermeldenswaard is evenwel dat de subsidies van de Afdeling Volksontwikkeling (49,4 miljoen euro) “slechts”

29% betekenen van de totale inkomsten van de organisaties. Wanneer men deze subsidierelatie diversifieert per werksoort zijn

de percentages nog markanter: de verenigingen (22%), de bewegingen (28%), de Vormingplus-centra (75%) en de landelijke

vormingsinstellingen (31%). Alleen de Vormingplus-centra leven (momenteel) in de grootste mate bij gratie van de overheid.

De personeelsuitgaven zijn de belangrijkste uitgavenpost

Van de totale uitgaven (172 miljoen euro) gaat 87,7 miljoen euro naar personeelsuitgaven. De personeelskost bedraagt dus 51%

van de uitgaven. Ook hier noteren we lichte verschillen, wanneer we de personeelskost werksoortelijk uitzetten tegenover de uit-

gaven: de verenigingen (48%), de bewegingen (52%), de Vormingplus-centra (60%) en de landelijke vormingsinstellingen (55%).

De personeelsuitgaven alleen liggen 39% hoger dan de subsidies op basis van het decreet en de recuperatie van de

personeelskosten samen

De cijfergegevens over de personeelskosten zijn uitermate relevant in de context van de samenstelling van de subsidie-enve-

loppen. Wanneer men de personeelsuitgaven relateert aan de subsidies Volksontwikkeling, vermeerderd met de recuperatie

personeelskosten, zoals Sociale Maribelgelden en ‘DAC-middelen’, komt men tot een verhouding van 139%. In andere woorden

betekent dit dat de personeelsuitgaven in de sector 39% hoger liggen dan het totaal aan decretale subsidies en personeelsrecu-

peraties die aan de organisaties worden uitgekeerd. De verschillen zijn hier eveneens markant per werksoort: de verenigingen

(159%), de bewegingen (144%), de Vormingplus-centra (77%) en de landelijke vormingsinstellingen (141%). De subsidies dekken

de personeelsuitgaven dus niet. Dit betekent dat de organisaties aangewezen zijn op andere inkomsten buiten de subsidies om de

personeelsuitgaven te dragen.

170 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2 BEVINDINGEN3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 171

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

PROFIEL VAN DE SECTOR | 173

PROFIEL VAN DE SECTOR | 173

3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

5% 14% 6% 41% 17% 8% 9%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie

personeelskosten

andere

inkomsten

3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

3.3.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES

1. Totale inkomsten SCVW

2007 2008

inkomsten

omzet 8.875.610,55 e 8.958.316,18 e 5,2%

lidgelden 18.210.911,74 e 23.529.635,65 e 13,7%

schenkingen en legaten 12.909.701,79 e 10.998.234,29 e 6,4%

subsidies 66.749.538,00 e 70.822.292,87 e 41,1%

sociaal-culturele activiteiten 26.168.506,63 e 28.849.339,17 e 16,7%

recuperatie personeelskosten 15.329.551,53 e 13.835.902,90 e 8,0%

andere inkomsten 12.924.870,91 e 15.295.353,87 e 8,9%

totaal 161.168.691,15 e 172.289.074,93 e 100,0%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: procentuele verdeling inkomsten

Wanneer we de totaliteit van de inkomsten binnen de gehele sector met zijn 4 werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor

2008 iets meer dan 172 miljoen euro. Goed 41% hiervan zijn subsidies. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (17%) zijn na de

subsidies de belangrijkste bron van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (14%).

2. Totale uitgaven SCVW

2007 2008

uitgaven

personeelskosten 85.581.718,97 e 87.688.388,56 e 50,9%

handelsgoederen 5.692.549,09 e 5.771.791,60 e 3,4%

diverse goederen en diensten 56.470.969,96 e 64.343.569,66 e 37,3%

afschrijvingen-voorzieningen 3.087.260,09 e 3.585.848,62 e 2,1%

andere bedrijfskosten 1.065.567,37 e 1.360.741,62 e 0,8%

financiële kosten 306.655,44 e 622.138,30 e 0,4%

uitzonderlijke kosten 1.510.814,24 e 1.181.473,53 e 0,7%

overboekingen 7.453.155,99 e 7.735.123,04 e 4,5%

totaal 161.168.691,15 e 172.289.074,93 e 100,0%

3. DE FINANCIËN

174 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 175

70% 7% 7% 1% 3% 1% 1% 1% 10%

Afdeling

Volksontwik-

keling

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

51% 3% 37% 2% 1% 0% 1% 4%

personeels-

kosten

handels-

goederen

diverse goede-

ren en diensten

afschrijvingen-

voorzieningen

andere

bedrijfskosten

financiële

kosten

uitzonderlijke

kostenoverboekingen

3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: procentuele verdeling uitgaven

Langs de uitgavenkant (172 miljoen euro) noteren we een groot aandeel van de personeelsuitgaven (51%). Diverse goederen en

diensten (waaronder de kost van de activiteiten) zijn goed voor 37% van de uitgaven.

3. Detail inkomsten: totale subsidies SCVW

2007 2008

Afdeling Volksontwikkeling 47.570.962,27 e 49.421.980,22 e 69,8%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media 4.044.058,05 e 4.713.492,93 e 6,7%

andere ministeries Vlaamse overheid 3.330.575,25 e 4.641.154,98 e 6,6%

parastatalen 1.237.194,76 e 915.471,86 e 1,3%

provincie 2.328.339,35 e 2.311.757,97 e 3,3%

gemeente 331.677,26 e 423.081,53 e 0,6%

VGC 1.125.256,41 e 557.621,73 e 0,8%

Europese Unie 587.863,74 e 674.274,29 e 1,0%

overige 6.193.610,91 e 7.163.457,36 e 10,1%

totaal 66.749.538,00 e 70.822.292,87 e 100,0%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 175

3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

100% 41%

totaal inkomsten totaal subsidies

3.3.2 VERHOUDINGEN

1. Verhouding subsidies tegenover inkomsten SCVW

2007 2008

totaal inkomsten 161.168.691,15 e 172.289.074,93 e 100,0%

totaal subsidies 66.749.538,00 e 70.822.292,87 e 41,1%

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding inkomsten tegenover subsidies

Het aandeel van alle subsidies samen bedraagt 41% van de totale inkomsten. Bijna 60% van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’

verworven.

2. Verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten SCVW

2007 2008

totaal inkomsten 161.168.691,15 e 172.289.074,93 e 100,0%

subsidies Volksontwikkelingswerk 47.570.962,27 e 49.421.980,22 e 28,7%

3. DE FINANCIËN

De subsidies vanwege de Afdeling Lokaal Cultuurbeleid en Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (aangeduid als ‘Afdeling Volksontwik-

keling’) maken het leeuwendeel (70%) uit van de inkomsten uit subsidies.

176 | PROFIEL VAN DE SECTOR

100% 139%

subsidies Volksontwikke-ling (inclusief recuperatie

personeelskosten)personeelskosten

3.3 FINANCIËLE ANALYSE VAN DE SECTOR

100% 29%

totaal inkomstensubsidies

Volksontwikkelingswerk

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding inkomsten tegenover subsidies Volksontwikkelingswerk

Waar het totaal van de subsidies goed is voor ruim 41% van de inkomsten, zijn de subsidies die op basis van het decreet voor het

sociaal-cultureel volwassenenwerk worden uitgekeerd goed voor 29% van de inkomsten.

3. Verhouding personeelskosten SCVW tegenover subsidies Afdeling Volksontwikkelingswerk

(inclusief recuperatie personeelskosten)

2007 2008

subsidies Volksontwikkeling

(inclusief recuperatie personeelskosten)62.900.513,80 e 63.257.883,12 e 100,0%

personeelskosten 85.581.718,97 e 87.688.388,56 e 138,6%

160%

140%

120%

100%

80%

60%

40%

20%

0%

SCVW: verhouding subsidies Volksontwikkelingswerk (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in ruime mate de subsidies die op basis van het decreet

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies Volksontwikkeling, vermeerderd met de recupe-

ratie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100%), bedragen de personeelskosten 139%.

3. DE FINANCIËN

WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

178 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 179

109.568.431 e 14.826.536 e 14.806.101 e 33.088.007 e

VER BEW VHS LVI

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3.4.1 INKOMSTEN, UITGAVEN EN SUBSIDIES

1. Totaal inkomsten en uitgaven per werksoort

VER BEW VHS LVI

inkomsten

en uitgaven

2008 109.568.431,35 e 14.826.536,03 e 14.806.100,58 e 33.088.006,97 e

2007 98.605.036,70 e 15.096.345,30 e 13.356.919,70 e 34.110.389,45 e

120.000.000 e

100.000.000 e

80.000.000 e

60.000.000 e

40.000.000 e

20.000.000 e

0 e

SCVW: totaal inkomsten en uitgaven per werksoort

De verenigingen boeken in 2008 veruit het hoogste bedrag (ruim 109 miljoen) aan inkomsten en uitgaven. De landelijke vormings-

instellingen realiseren een goede 33 miljoen euro, terwijl de bewegingen met bijna 15 miljoen euro en de Vormingplus-centra met

eveneens bijna 15 miljoen euro beduidend kleinere uitgaven en inkomsten hebben1.

1 De daling van de globale uitgaven en inkomsten bij de landelijke vormingsinstellingen wordt mee verklaard door de stopzetting van de subsidiëring van een organisatie (Relatie Studio) en de overgang van De Rode Antraciet naar het participatiedecreet.

2. Detail inkomsten: subsidies per werksoort

VER BEW VHS LVI

totaal subsidies2008 39.220.302,26 e 6.448.451,55 e 11.848.491,10 e 13.305.047,96 e

2007 36.356.104,15 e 6.315.486,95 e 10.830.917,72 e 13.247.029,18 e

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 179

23.867.345 e 4.114.046 e 11.124.385 e 10.316.204 e

VER BEW VHS LVI

39.220.302 e 6.448.452 e 11.848.491 e 13.305.048 e

VER BEW VHS LVI

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

45.000.000 e

40.000.000 e

35.000.000 e

30.000.000 e

25.000.000 e

20.000.000 e

15.000.000 e

10.000.000 e

5.000.000 e

0 e

SCVW: detail inkomsten: subsidies per werksoort

De subsidie-inkomsten verschillen gevoelig tussen de werksoorten. Ruim 39 miljoen euro subsidies gaat naar de verenigingen, 13

miljoen naar de landelijke vormingsinstellingen, bijna 12 miljoen naar de Vormingplus-centra en goed 6 miljoen naar de bewegingen.

3. Detail subsidies: subsidies Afdeling Volksontwikkelingswerk per werksoort

VER BEW VHS LVI

subsidie

Volksontwikkeling

2008 23.867.345,48 e 4.114.046,28 e 11.124.384,75 e 10.316.203,71 e

2007 23.133.345,66 e 3.911.897,22 e 10.052.809,70 e 10.472.909,69 e

30.000.000 e

25.000.000 e

20.000.000 e

15.000.000 e

10.000.000 e

5.000.000 e

0 e

SCVW: detail subsidies: totaal subsidies Volksontwikkelingswerk per werksoort

De subsidies op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk verschillen ook gevoelig naargelang van de

werksoort. De verenigingen krijgen bijna 24 miljoen euro, de landelijke vormingsinstellingen ruim 10 miljoen, de Vormingplus-centra

11 miljoen en de bewegingen iets meer dan 4 miljoen. Gemiddeld ontvangen de Vormingplus-centra per organisatie het hoogste

subsidiebedrag (855.722 euro), gevolgd door de verenigingen (426.203 euro) en de landelijke vormingsinstellingen (412.648 euro). De

bewegingen ontvangen het minste subsidies: gemiddeld 132.711 euro per organisatie.

3. DE FINANCIËN

180 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 181

22% 28% 75% 31%

VER BEW VHS LVI

36% 43% 80% 40%

VER BEW VHS LVI

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

3.4.2 VERHOUDINGEN VERGELIJKENDERWIJS

1. Procentuele verhouding totaal subsidies tegenover totaal inkomsten

VER BEW VHS LVI

2007 2008 2007 2008 2007 2008 2007 2008

subsidies/inkomsten 36,9% 35,8% 41,8% 43,5% 81,1% 80,0% 38,8% 40,2%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten per werksoort

Het aandeel van de subsidies in het totaal van de inkomsten ligt verschillend. Waar de verenigingen met 36%, de landelijke vormings-

instellingen met 40% en de bewegingen met 43% vrij dicht bij elkaar aansluiten, is het aandeel bij de Vormingplus-centra met 80%

beduidend hoger.

2. Procentuele verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten

VER BEW VHS LVI

2007 2008 2007 2008 2007 2008 2007 2008

subsidies Volksont-

wikkeling/inkomsten23,5% 21,8% 25,9% 27,8% 75,3% 75,1% 30,7% 31,2%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: verhouding subsidies Volksontwikkeling tegenover inkomsten per werksoort

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 181

159% 144% 77% 141%

VER BEW VHS LVI

3.4 WERKSOORTELIJKE GEGEVENS VERGELIJKENDERWIJS

Het aandeel van de subsidies, uitgekeerd op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, tegenover de

totaliteit van de inkomsten is significant. 22% van de inkomsten bij de verenigingen wordt op basis van het decreet toegekend. Bij de

bewegingen (28%) en de landelijke vormingsinstellingen (31%) blijft dit eveneens beperkt. Alleen de Vormingplus-centra hebben een

beduidend hoger percentage (75%).

3. Procentuele verhouding personeelskosten tegenover subsidies Volksontwikkeling

(inclusief recuperatie personeelskosten)

VER BEW VHS LVI

2007 2008 2007 2008 2007 2008 2007 2008

personeelskosten /

subsidie Volksont-

wikkeling (inclusief

recuperatie perso-

neelskosten)

149,5% 158,7% 144,4% 144,5% 74,1% 76,5% 147,7% 140,8%

SCVW: verhouding personeelskosten tegenover subsidies Volksontwikkeling

(inclusief recuperatie personeelskosten) per werksoort

180%

160%

140%

120%

100%

80%

60%

40%

20%

0%

De verenigingen (159%), de landelijke vormingsinstellingen (141%) en de bewegingen (144%) hebben beduidend meer personeelsuit-

gaven dan dat ze subsidies op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk ontvangen. Alleen bij de Vorming-

plus-centra bedragen de personeelsuitgaven minder dan de subsidies (77%).

3. DE FINANCIËN

FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

PROFIEL VAN DE SECTOR | 183

FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

PROFIEL VAN DE SECTOR | 183

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.1 VERENIGINGEN

1. Inkomsten en uitgaven verenigingen

2007 2008

inkomsten

omzet 6.656.859,37 e 6.709.529,92 e 6,1%

lidgelden 18.039.906,81 e 23.339.258,63 e 21,3%

schenkingen en legaten 3.669.443,93 e 3.211.061,76 e 2,9%

subsidies 36.356.104,15 e 39.220.302,26 e 35,8%

sociaal-culturele activiteiten 14.057.064,19 e 16.894.431,25 e 15,4%

recuperatie personeelskosten 11.174.443,02 e 9.359.287,92 e 8,5%

andere inkomsten 8.651.215,23 e 10.834.559,61 e 9,9%

totaal 98.605.036,70 e 109.568.431,35 e 100,0%

2007 2008

uitgaven

personeelskosten 51.299.792,86 e 52.727.649,76 e 48,1%

handelsgoederen 5.152.141,31 e 5.232.383,28 e 4,8%

diverse goederen en diensten 34.627.747,70 e 43.148.805,53 e 39,4%

afschrijvingen-voorzieningen 1.912.909,63 e 1.719.146,01 e 1,6%

andere bedrijfskosten 528.981,72 e 571.874,11 e 0,5%

financiële kosten 146.714,24 e 302.281,06 e 0,3%

uitzonderlijke kosten 1.085.972,37 e 1.008.509,24 e 0,9%

overboekingen 3.850.776,87 e 4.857.782,36 e 4,4%

totaal 98.605.036,70 e 109.568.431,35 e 100,0%

6% 21% 3% 36% 15% 9% 10%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie per-

soneelskostenandere inkomsten

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

VER: procentuele verdeling inkomsten

3. DE FINANCIËN

184 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 185

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

48% 5% 39% 2% 1% 0% 1% 4%

personeels-kosten

handels-goederen

diverse goede-ren en diensten

afschrijvingen-voorzieningen

andere bedrijfskosten

financiële kosten

uitzonderlijke kosten

overboekingen

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

VER: procentuele verdeling uitgaven

De verenigingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 110 miljoen euro. 48% gaat naar personeelskosten. De directe

werking (diverse goederen en diensten) van de verenigingen is goed voor 39% van de uitgaven.

Langs de inkomstenzijde noteren we ongeveer 21% lidgelden en 36% subsidies.

De subsidies alleen dekken dus noch de personeelskosten, noch de directe werking van de verenigingen.

2. Detail inkomsten: subsidies verenigingen

2007 2008

Afdeling Volksontwikkeling 23.133.345,66 e 23.867.345,48 e 60,9%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media 2.542.897,75 e 3.323.208,50 e 8,5%

andere ministeries Vlaamse overheid 1.907.049,94 e 2.836.955,06 e 7,2%

parastatalen 1.078.982,89 e 683.680,60 e 1,7%

provincie 1.836.619,52 e 1.813.364,85 e 4,6%

gemeente 192.288,25 e 334.957,74 e 0,9%

VGC 965.412,02 e 397.472,10 e 1,0%

Europese Unie 92.149,58 e 299.372,09 e 0,8%

overige 4.607.358,54 e 5.663.945,84 e 14,4%

totaal 36.356.104,15 e 39.220.302,26 e 100,0%

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 185

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

61% 8% 7% 2% 5% 1% 1% 1% 14%

Afdeling

Volksontwik-

keling

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

VER: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

Van alle subsidies komt ongeveer 61% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald

door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 22%

van het totaal aan inkomsten.

3. DE FINANCIËN

186 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 187

3.5.2 BEWEGINGEN

1. Inkomsten en uitgaven bewegingen

2007 2008

inkomsten

omzet 245.787,00 e 252.651,44 e 1,7%

lidgelden 90.831,64 e 117.071,24 e 0,8%

schenkingen en legaten 4.021.309,72 e 3.422.455,53 e 23,1%

subsidies 6.315.486,95 e 6.448.451,55 e 43,5%

sociaal-culturele activiteiten 1.648.276,39 e 1.633.038,42 e 11,0%

recuperatie personeelskosten 1.167.778,90 e 1.203.206,99 e 8,1%

andere inkomsten 1.606.874,70 e 1.749.660,86 e 11,8%

totaal 15.096.345,30 e 14.826.536,03 e 100,0%

2007 2008

uitgaven

personeelskosten 7.333.865,17 e 7.682.214,01 e 51,8%

handelsgoederen 118.939,66 e 171.976,32 e 1,2%

diverse goederen en diensten 5.971.406,11 e 5.174.059,59 e 34,9%

afschrijvingen-voorzieningen 315.364,86 e 351.646,93 e 2,4%

andere bedrijfskosten 105.135,15 e 203.327,48 e 1,4%

financiële kosten 72.936,89 e 66.701,57 e 0,4%

uitzonderlijke kosten 122.273,62 e 59.182,03 e 0,4%

overboekingen 1.056.423,84 e 1.117.428,10 e 7,5%

totaal 15.096.345,30 e 14.826.536,03 e 100,0%

2% 1% 23% 43% 11% 8% 12%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie per-

soneelskostenandere inkomsten

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

BEW: procentuele verdeling inkomsten

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT 3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 187

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

52% 1% 35% 2% 1% 0% 0% 8%

personeels-kosten

handels-goederen

diverse goede-ren en diensten

afschrijvingen-voorzieningen

andere bedrijfskosten

financiële kosten

uitzonderlijke kosten

overboekingen

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

BEW: procentuele verdeling uitgaven

De bewegingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 15 miljoen euro. Bijna 52% gaat naar personeelskosten. De directe

werking (diverse goederen en diensten) van de bewegingen is goed voor ongeveer 35% van de uitgaven.

Langs de inkomstenzijde noteren we ruim 43% subsidies en een hoog percentage aan schenkingen en legaten (23%).

2. Detail inkomsten: subsidies bewegingen

2007 2008

Afdeling Volksontwikkeling 3.911.897,22 e 4.114.046,28 e 63,8%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media 792.398,36 e 820.451,24 e 12,7%

andere ministeries Vlaamse overheid 582.006,88 e 562.297,20 e 8,7%

parastatalen 66.592,69 e 61.943,58 e 1,0%

provincie 46.515,85 e 67.954,25 e 1,1%

gemeente 86.820,62 e 45.449,10 e 0,7%

VGC 16.897,94 e 0,00 e 0,0%

Europese Unie 435.590,30 e 293.579,07 e 4,6%

overige 376.767,09 e 482.730,83 e 7,5%

totaal 6.315.486,95 e 6.448.451,55 e 100,0%

64% 13% 9% 1% 1% 1% 0% 5% 7%

Afdeling

Volksontwik-

keling

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

BEW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

3. DE FINANCIËN

188 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 189

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

Van alle subsidies komt ongeveer 64% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald

door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 28%

van het totaal aan inkomsten

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 189

0% 0% 0% 80% 10% 4% 6%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie per-

soneelskostenandere inkomsten

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.3 VOLKSHOGESCHOLEN

1. Inkomsten en uitgaven volkshogescholen

2007 2008

inkomsten

omzet 31.460,27 e 26.010,09 e 0,2%

lidgelden 0,00 e 0,00 e 0,0%

schenkingen en legaten 108.041,91 e 0,00 e 0,0%

subsidies 10.830.917,72 e 11.848.491,10 e 80,0%

sociaal-culturele activiteiten 1.397.313,18 e 1.528.123,31 e 10,3%

recuperatie personeelskosten 522.534,33 e 572.188,83 e 3,9%

andere inkomsten 466.652,29 e 831.287,25 e 5,6%

totaal 13.356.919,70 e 14.806.100,58 e 100,0%

2007 2008

uitgaven

personeelskosten 7.834.550,67 e 8.952.014,99 e 60,5%

handelsgoederen 19.804,12 e 18.957,46 e 0,1%

diverse goederen en diensten 3.405.578,43 e 3.700.136,69 e 25,0%

afschrijvingen-voorzieningen 535.800,43 e 1.259.384,51 e 8,5%

andere bedrijfskosten 7.666,93 e 9.673,13 e 0,1%

financiële kosten 45.980,11 e 70.775,62 e 0,5%

uitzonderlijke kosten 85.725,22 e 35.971,44 e 0,2%

overboekingen 1.421.813,79 e 759.186,74 e 5,1%

totaal 13.356.919,70 e 14.806.100,58 e 100,0%

VHS: procentuele verdeling inkomsten

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

3. DE FINANCIËN

190 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 191

60% 0% 25% 9% 0% 0% 0% 5%

personeels-kosten

handels-goederen

diverse goede-ren en diensten

afschrijvingen-voorzieningen

andere bedrijfskosten

financiële kosten

uitzonderlijke kosten

overboekingen

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

VHS: procentuele verdeling uitgaven

De Vormingplus-centra realiseren in 2008 uitgaven ten belope van bijna 15 miljoen euro. 60% gaat naar personeelskosten. De directe

werking (diverse goederen en diensten) van de Vormingplus-centra is goed voor ruim 25% van de uitgaven.

Langs de inkomstenzijde noteren we 10% voor de activiteiten en 80% subsidies.

2. Detail inkomsten: subsidies volkshogescholen

2007 2008

Afdeling Volksontwikkeling 10.052.809,70 e 11.124.384,75 e 93,9%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media 301.858,07 e 273.650,24 e 2,3%

andere ministeries Vlaamse overheid 65.514,22 e 125.345,92 e 1,1%

parastatalen 41.973,33 e 42.093,80 e 0,4%

provincie 78.990,04 e 91.627,64 e 0,8%

gemeente 25.873,66 e 30.423,42 e 0,3%

VGC 123.575,22 e 118.118,21 e 1,0%

Europese Unie 0,00 e 11.905,21 e 0,1%

overige 140.323,48 e 30.941,91 e 0,3%

totaal 10.830.917,72 e 11.848.491,10 e 100,0%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 191

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

94% 2% 1% 0% 1% 0% 1% 0% 0%

Afdeling

Volksontwik-

keling

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

VHS: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

Van alle subsidies komt ongeveer 94% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald

door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 75%

van het totaal aan inkomsten.

3. DE FINANCIËN

192 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 193

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

3.5.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

1. inkomsten en uitgaven landelijke vormingsinstellingen

2007 2008

inkomsten

omzet 1.941.503,91 e 1.970.124,73 e 6,0%

lidgelden 80.173,29 e 73.305,78 e 0,2%

schenkingen en legaten 5.110.906,23 e 4.364.717,00 e 13,2%

subsidies 13.247.029,18 e 13.305.047,96 e 40,2%

sociaal-culturele activiteiten 9.065.852,87 e 8.793.746,19 e 26,6%

recuperatie personeelskosten 2.464.795,28 e 2.701.219,16 e 8,2%

andere inkomsten 2.200.128,69 e 1.879.846,15 e 5,7%

totaal 34.110.389,45 e 33.088.006,97 e 100,0%

2007 2008

uitgaven

personeelskosten 19.113.510,27 e 18.326.509,80 e 55,4%

handelsgoederen 401.664,00 e 348.474,54 e 1,1%

diverse goederen en diensten 12.466.237,72 e 12.320.567,85 e 37,2%

afschrijvingen-voorzieningen 323.185,17 e 255.671,17 e 0,8%

andere bedrijfskosten 423.783,57 e 575.866,90 e 1,7%

financiële kosten 41.024,20 e 182.380,05 e 0,6%

uitzonderlijke kosten 216.843,03 e 77.810,82 e 0,2%

overboekingen 1.124.141,49 e 1.000.725,84 e 3,0%

totaal 34.110.389,45 e 33.088.006,97 e 100,0%

6% 0% 13% 40% 27% 8% 6%

omzet lidgeldenschenkingen

en legatensubsidies

sociaal-culturele

activiteiten

recuperatie per-

soneelskostenandere inkomsten

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

LVI: procentuele verdeling inkomsten

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 193

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

55% 1% 37% 1% 2% 1% 0% 3%

personeels-kosten

handels-goederen

diverse goede-ren en diensten

afschrijvingen-voorzieningen

andere bedrijfskosten

financiële kosten

uitzonderlijke kosten

overboekingen

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

LVI: procentuele verdeling uitgaven

De landelijke vormingsinstellingen realiseren in 2008 uitgaven ten belope van iets meer dan 33 miljoen euro. 55% gaat naar per-

soneelskosten. De directe werking (diverse goederen en diensten) van de landelijke vormingsinstellingen is goed voor 37% van de

uitgaven.

Langs de inkomstenzijde noteren we ongeveer 27% voor de activiteiten en 40% subsidies.

De subsidies alleen dekken dus net de kosten van de directe werking, maar niet de personeelskosten.

2. Detail inkomsten: subsidies landelijke vormingsinstellingen

2007 2008

Afdeling Volksontwikkeling 10.472.909,69 e 10.316.203,71 e 77,5%

andere afdelingen Ministerie Cultuur, Jeugd, Sport en Media 406.903,87 e 296.182,95 e 2,2%

andere ministeries Vlaamse overheid 776.004,21 e 1.116.556,80 e 8,4%

parastatalen 49.645,85 e 127.753,88 e 1,0%

provincie 366.213,94 e 338.811,23 e 2,5%

gemeente 26.694,73 e 12.251,27 e 0,1%

VGC 19.371,23 e 42.031,42 e 0,3%

Europese Unie 60.123,86 e 69.417,92 e 0,5%

overige 1.069.161,80 e 985.838,78 e 7,4%

totaal 13.247.029,18 e 13.305.047,96 e 100,0%

3. DE FINANCIËN

194 | PROFIEL VAN DE SECTOR

3.5 FINANCIËLE ANALYSE PER WERKSOORT

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%78% 2% 8% 1% 3% 0% 0% 1% 7%

Afdeling

Volksontwik-

keling

andere afde-

lingen Minis-

terie Cultuur,

Jeugd, Sport

en Media

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

LVI: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

Van alle subsidies komt ongeveer 78% van de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (uitbetaald

door het IVA Sociaal-Cultureel Werk, hier aangeduid als Afdeling Volksontwikkeling). De subsidies vanwege het decreet bedragen 31%

van het totaal aan inkomsten.

3. DE FINANCIËN

SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

196 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 197

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

We vermelden hier de subsidiecijfers voor 2008 zoals vermeld in het Jaarverslag van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor

Jeugd en Volwassenen. Bij het ter perse gaan waren deze bedragen nog steeds voorwaardelijk.

3.6.1 VERENIGINGEN

VOSOG Scouting voor volwassenen 54.614,62 e

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) 94.509,51 e

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) 117.649,72 e

Welzijnsschakels 121.790,60 e

Federatie Wereldvrouwen 123.982,83 e

Het Vlaamse Kruis 194.864,96 e

Educatieve Vereniging voor Ouderwerking in het Officieel Onderwijs (EVO) 202.172,40 e

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging (VOS) 202.172,40 e

ConTempo 207.044,02 e

FVK-Rodenbachfonds 207.044,02 e

Holebifederatie 207.044,02 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) 209.967,00 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) 213.864,30 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV) 216.056,53 e

Masereelfonds 219.223,08 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) 221.658,90 e

Vlaams Verbond voor Gepensioneerden (VVVG) 224.094,71 e

LVZ Vormingsdienst 226.530,52 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) 231.402,14 e

A. Vermeylenfonds 233.837,96 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen 241.632,55 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties 248.209,24 e

Vlaamse Volksbeweging 251.161,71 e

Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) 258.196,08 e

Acli-Vlaanderen 258.926,82 e

Federatie van Vlaamse Simileskringen 259.995,06 e

ATB De Natuurvrienden 261.785,35 e

Amnesty International Vlaanderen 266.322,73 e

Liberale Vrouwen 278.531,29 e

Willemsfonds 285.274,01 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) 286.366,30 e

Unie der Turks Islamitische Culturele Verenigingen (Turkse Unie van België) 288.887,31 e

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT) 293.310,93 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) 302.723,38 e

Federatie Marokkaanse Verenigingen (FMV) 303.935,82 e

Vereniging voor personen met een handicap (VFG) 323.176,55 e

Internationaal Comité (IC) 350.125,59 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers 366.764,48 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren 370.554,74 e

Linx+ 381.925,50 e

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 197

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) 431.220,66 e

vtbKultuur 433.093,94 e

KVG-Vorming - Open kijk op handicap 507.638,68 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) 529.335,82 e

Markant - Netwerk van Ondernemende Vrouwen 579.078,82 e

Curieus 596.380,73 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging 622.333,59 e

S-Plus 655.540,88 e

Pasar - Vleugels voor je vrije tijd 671.717,23 e

Davidsfonds 690.459,87 e

Gezinsbond 722.900,96 e

Ziekenzorg CM 756.175,31 e

Landelijke Gilden 812.341,41 e

OKRA 967.456,49 e

KWB 1.259.647,75 e

KVLV - Vrouwen met vaart 1.285.386,87 e

KAV - Vrouwen die bewegen 1.994.494,25 e

totaal 23.122.532,94 e

3. DE FINANCIËN

198 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 199

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.2 BEWEGINGEN

Bond zonder Naam Cultuur 81.921,93 e

Instituut voor Maatschappijkritische Actie, Vorming en Onderzoek (IMAVO) 81.921,93 e

Kerkwerk Multicultureel Samenleven 81.921,93 e

Kif Kif 81.921,93 e

Koerdisch Instituut 81.921,93 e

Liga voor Mensenrechten 81.921,93 e

LINC 81.921,93 e

Vluchtelingenwerk Vlaanderen 81.921,93 e

Voedselteams 81.921,93 e

Wervel 81.921,93 e

Verbruikersateljee 92.844,85 e

De Wakkere Burger 98.306,32 e

Integraal 98.306,32 e

Beweging Tegen Geweld - Zijn 109.229,24 e

Blindenzorg Licht en Liefde - Zicht op Cultuur 109.229,24 e

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) 109.229,24 e

Netwerk Bewust Verbruiken 109.229,24 e

Vaka/Hand in Hand 109.229,24 e

Forum voor Vredesactie 131.075,09 e

Sociumi 131.075,09 e

zij-kant 131.075,09 e

Ryckevelde 136.536,55 e

Mobiel 21 141.998,01 e

Bedevaart naar de graven aan de IJzer 163.843,86 e

De Maakbare Mens 163.843,86 e

GetBasic 163.843,86 e

Pax Christi Vlaanderen 163.843,86 e

Welzijnszorg 163.843,86 e

Vrede 174.766,78 e

Toemeka 179.736,71 e

Netwerk Vlaanderen 218.458,48 e

totaal 3.718.764,09 e

3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR | 199

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.3 VOLKSHOGESCHOLEN

Vormingplus regio Brugge 448.647,09 e

Vormingplus Brussel (Citizenne) 497.556,12 e

Vormingplus regio Mechelen 512.495,40 e

Vormingplus Oostende-Westhoek 587.054,19 e

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender 622.837,69 e

Vormingplus Waas-en-Dender 683.274,77 e

Vormingplus Kempen 684.583,88 e

Vormingplus Oost-Brabant 763.638,55 e

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen 831.800,87 e

Vormingplus Halle-Vilvoorde (Arch’educ) 940.765,23 e

Vormingplus Gent-Eeklo 960.908,19 e

Vormingplus Limburg 1.330.349,88 e

Vormingplus Antwerpen 1.559.893,49 e

totaal 10.423.805,35 e

3. DE FINANCIËN

200 | PROFIEL VAN DE SECTOR PROFIEL VAN DE SECTOR | 201

3.6 SUBSIDIECIJFERS PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.6.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

Atelier Cirkel 126.705,92 e

Inverde 126.705,92 e

Motief 126.705,92 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds 126.705,92 e

Halewynstichting 136.969,10 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) 155.594,87 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) 158.382,40 e

Impuls 174.347,34 e

Timotheus 199.750,42 e

Stichting Lodewijk de Raet 221.735,36 e

Amarant 274.575,48 e

Zorg-Saam 283.200,03 e

Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN) 380.117,76 e

Natuurpunt Educatie 380.117,76 e

Centrum voor Christelijk Vormingswerk (CCV), partner in christelijk vormingswerk 392.996,69 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen 398.418,33 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties 411.948,60 e

Wisper 665.968,21 e

totaal 4.740.946,03 e

1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen

Werknemerswelzijn 381.484,10 e

Vorming en Actie 879.586,34 e

Ateliers voor Werknemersvorming 1.487.720,10 e

totaal 2.748.790,54 e

2. Syndicale vormingsinstellingen

KR8 507.536,12 e

Op-Stap 658.090,08 e

Z11 548.508,57 e

totaal 1.714.134,77 e

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap

Vijftact 739.652,02 e

4. Federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

3. DE FINANCIËN

DEEL 3

BELEIDSJAARBOEK2008-2009

204 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 205 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

204 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 205 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 205

INHOUD

INLEIDING 207

1.MINISTERANCIAUX,ZIJNKABINETENDESOCIAAL-CULTURELESECTOR 208

2.MINISTERANCIAUXENZIJNADMINISTRATIEVOORDESOCIAAL-CULTURELESECTOR 210

3.HETVLAAMSPARLEMENT,DECOMMISSIECULTUUR 212

4.HETDECREETVOORHETSOCIAAL-CULTUREELVOLWASSENENWERK 213

5.HETGELDVOORHETSOCIAAL-CULTUREELVOLWASSENENWERK 216

6.DEDIVERSEWERKSOORTENINHETSOCIAAL-CULTUREELVOLWASSENENWERK 220

7.DEBELANGENBEHARTIGINGENONDERSTEUNINGINHETSOCIAAL-CULTUREELVOLWASSENENWERK 229

8.TEWERKSTELLING 232

9.HETADVIESSTELSEL 235

10.STANDPUNTENFOV 237

11.HETETHEMA’S 238

11.1. VRIJWILLIGERSBELEID 238

11.2. AUTEURSRECHTEN 245

11.3. PARTICIPATIE 249

11.4. VEILIGHEID IN VERENIGINGSLOKALEN 252

11.5. DE VERENIGDE VERENIGINGEN EN DE ONDERSTEUNING VAN HET MIDDENVELD 253

11.6. HET VALORISEREN VAN COMPETENTIES 255

11.7. OPLEIDINGSCHEQUES 256

206 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 207 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

206 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 207 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 207

INLEIDINGIn dit deel focussen we op het beleid dat in de referteperiode van het parlementaire jaar 2008-2009 voor en over de sociaal-culturele

volwassenensector is gevoerd. We nemen hierbij verschillende actoren onder de loep. We proberen de lezer (het personeel van de

sociaal-culturele volwassenenorganisaties, een bestuurder, ja zelfs een kabinetsmedewerker, ambtenaar of een geïnteresseerde

buitenstaander) mee te laten kijken in de beleidsontwikkelingen van alle dag. Wie werkt op het Kabinet van de minister van Cultuur

voor de sociaal-culturele sector, welke ambtenaren maken het mooie weer, welke politici tonen een levendige belangstelling voor ons

werk, zijn er voor onze sector relevante adviezen afgeleverd door de adviesraden? Wat zijn de hete thema’s in het beleid ten aanzien

van onze sector? Vragen die in dit deel een antwoord krijgen.

We streven een zo groot mogelijke volledigheid na. Toch is het een afweging geweest welke items we aan bod moesten laten komen.

Uiteindelijk kozen we ervoor sterk in te zoomen op het Kabinet van de minister van Cultuur, het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk

voor Jeugd en Volwassenen en het Vlaams Parlement. We laten zien welke beslissingen werden genomen, welke omzendbrieven

verstuurd en welke parlementaire vragen gesteld. We nemen zowel de hele sector als de verschillende werksoorten in ogenschouw.

Daarnaast hebben we ook aandacht voor de manier waarop de FOV en het steunpunt SoCiuS in de beleidscontext een rol spelen. We

eindigen met een overzicht van zogenaamde hete thema ’s. Daar laten we zien hoe in de Vlaamse, maar ook federale beleidscontext

allerlei thema ’s te berde werden gebracht die van rechtstreeks belang zijn voor de sociaal-culturele volwassenenorganisaties.

In dit deel verwijzen we courant naar relevante brondocumenten. Deze documenten zijn gebruiksvriendelijk opgenomen op de CD-

ROM bij dit boek.

INLEIDING

208 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 209 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

1. De Minister en zijn Kabinet

In het parlementair jaar 2008-2009 is Bert Anciaux minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. Guy Redig is zijn kabinetschef.

In het Kabinet werken een aantal medewerk(st)ers rond de diverse sociaal-culturele materies (voor de huidige Kabinetssamen-

stelling, zie doc. 1). Dirk Verbist, raadgever op het Kabinet, is verantwoordelijk voor cultuurparticipatie, maar volgt ook nog de

wijziging en uitvoering van het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk op. Malika Abbad is verantwoordelijk voor het sociaal-

cultureel werk.

Voor de migrantenorganisaties en interculturaliteit is Söhret Yildirim verantwoordelijk, terwijl het project “Samen Vereenvoudigen”

wordt opgevolgd door Inge Loodsteen.

2. Beleidsnota Cultuur

Bij het begin van een nieuwe regeerperiode dienen de leden van de Vlaamse Regering hun zogenaamde beleidsnota’s in bij het

Vlaams Parlement. Een beleidsnota is een document waarin een minister aangeeft hoe hij of zij voor zijn of haar bevoegdheden

het regeerakkoord zal realiseren in de loop van de legislatuur. De beleidsnota’s geven dus de grote strategische keuzes en opties

van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer.

Het indienen van beleidsnota’s is vastgelegd in het reglement van het Vlaams Parlement. De nota’s worden ingediend bij de voor-

zitter van het Vlaams Parlement. In de weken volgend op de indiening worden ze besproken en wordt erover gestemd.

Bij het begin van de huidige legislatuur van het Vlaams parlement, werd door cultuurminister Bert Anciaux (sp.a) een beleidsnota

(zie doc. 2) geschreven over het beleidsdomein Cultuur. Deze beleidsnota omvat ook keuzes en opties voor het beleid voor het

sociaal-cultureel volwassenenwerk. In zijn beleidsnota focuste de minister onder andere sterk op de uitvoering van het decreet

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de uitdagingen op het vlak van (cultuur)participatie van kansengroepen en de moge-

lijkheden voor migrantenverenigingen.

3. Beleidsbrieven

Een beleidsbrief is een overzicht door elke Vlaamse minister van de manier waarop de begroting uitgevoerd wordt voor zijn of haar

beleidsdomein(en) tijdens het lopende begrotingsjaar en van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren.

Een beleidsbrief bevat ook een overzicht van de manier waarop de regering het regeerakkoord, de beleidsnota’s en de resoluties

en moties van het Parlement heeft uitgevoerd.

Elke minister dient één of meer beleidsbrieven in, voor de domeinen waarover hij of zij bevoegd is. Beleidsbrieven worden samen

met het ontwerp van decreet ‘houdende de algemene uitgavenbegroting’ ingediend. De beleidsbrieven worden besproken in de

commissie die bevoegd is voor het domein van de beleidsbrief, samen met het gedeelte van het ontwerp van decreet houdende

de algemene uitgavenbegroting waarvoor diezelfde commissie bevoegd is. In het jaar waarin de regering wordt benoemd, moet zij

geen beleidsbrieven indienen, wel beleidsnota’s.

Ook de minister van Cultuur schrijft jaarlijks een beleidsbrief, de zogenaamde ‘beleidsbrief Cultuur’. Deze beleidsbrief omvat ook

de keuzes en opties voor het beleid voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor dat jaar.

3.1BeleidsbriefCultuur2008-2009

Minister Anciaux levert met de laatste beleidsbrief uit de legislatuur 2004-2009 een lijvig werkstuk af (zie doc. 3). In 166 pagina’s

ontvouwt de minister een goed overzicht van de ambities die hij in de bijna afgelopen legislatuurperiode heeft gerealiseerd. In

de beleidsbrief wordt een beleids- en budgettaire reconstructie gemaakt van de voorbije regeerperiode. Gerelateerd aan het

208 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 209 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 209

1. MINISTER ANCIAUX, ZIJN KABINET EN DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

Documenten

1. Samenstelling van het kabinet van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

2. Beleidsnota 2004 - 2009 Cultuur van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

3. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2008 - 2009

Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1

28 oktober 2008

4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009, van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2008 - 2009

Stuk 1902 (2008 -2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 54-58)

28 oktober 2008

begin van de legislatuur 1999-2004, zijn de beleidskredieten voor Cultuur met 102 percent gestegen. In de beleidsbrief geeft de

minister een terugblik op de periode 1999-2009, focust hij op de stand van zaken in 2008 en doet hij een prognose voor 2009. Hij

doet dit achtereenvolgens voor de zogenaamde transversale materies (zoals interculturaliseren, internationaal cultuurbeleid, de

adviesraad), het sociaal-cultureel werk, het cultureel erfgoed en de professionele kunsten.

Voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk overschouwt de minister nog even het tracé dat liep van de toenmalige

Bouwstenennota tot het nieuwe en herhaaldelijk aangepaste decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 4).

Budgettair resulteerde dit tracé in een verhoging van het budget voor het decreet van 37,7 miljoen euro in 1999 tot 53,5 miljoen

euro in 2009.

Voor 2009 brengt minister Anciaux een zestal punten onder de aandacht, nadat hij nogmaals heeft aangestipt dat de budgettaire

engagementen zoals afgesproken zullen worden nagekomen en dat een volledige toepassing van de index is gegarandeerd:

- de visitaties hebben een verlengstuk in het eindevaluatieverslag, dat bepalend zal zijn voor de toegekende subsidies

- bij de verenigingen wordt 600.000 euro vrijgemaakt om de verenigingen die in hun groei gefnuikt werden door het decreet

toch al in ruime mate tegemoet te komen

- voor de verenigingen wordt 500.000 euro gereserveerd om experimentele initiatieven op te zetten

- voor de volkshogescholen worden vanaf 2009 concrete stappen gezet in de richting van gezamenlijke afspraken over het

profiel en de gezamenlijke rol van de 13 Vormingplussen

- het Portfolioproject van SoCiuS en het Steunpunt Jeugd wordt verder uitgebouwd, waarbij gehoopt wordt dat het portfolio-

instrument ontwikkeld en gedragen wordt door de sector

- de middelen voor aanvullende tewerkstelling worden in 2009 volledig toegevoegd aan de basisallocaties voor de sector. Een

herverdelingsvoorstel, voorgesteld door de FOV en de sociale partners, wordt verder uitgewerkt

210 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 211 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

Naast zijn Kabinet wordt een minister ook bijgestaan door de overheidsadministratie. In het voorbije jaar deden zich in de Admini-

stratie een aantal wijzigingen voor.

1. Het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media

In het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (zie doc. 1) situeert zich het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

Het Departement wordt geleid door Christine Claus. Daarnaast zijn er twee Intern Verzelfstandige Agentschappen (IVA’s) zonder

rechtspersoonlijkheid: Kunsten en Erfgoed, met als administrateur-generaal Jos Van Rillaer, en Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd

en Volwassenen met als administrateur-generaal An Vrancken. Het Departement en deze beide IVA’s vormen samen het Vlaams

Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

De managers of topambtenaren van het Departement en de agentschappen (ook Bloso en de Regulator voor de Media) vormen

samen de beleidsraad van de Administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. De beleidsraad is het forum waar het politieke en

administratieve domein elkaar ontmoeten en overleggen om de politieke beleidsvoering door de regering te ondersteunen. Dit

overleg zal mee worden geïnspireerd door de beleidsadviezen over strategische beleidsaangelegenheden door de Strategische

Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC).

2. Het Intern Verzelfstandigd Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen

Het Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 2) telt bijna 100

personeelsleden. Het Agentschap heeft als missie het stimuleren van een rijk en gedifferentieerd aanbod aan sociaal-culturele

activiteiten die op niet-commerciële basis worden georganiseerd, ter bevordering van de algemene ontwikkeling van alle burgers

- kinderen, jongeren en volwassenen - en ter verhoging van de maatschappelijke en culturele participatie. An Vrancken is de

leidend ambtenaar van het Agentschap. Zij wordt hierin bijgestaan door twee afdelingshoofden: Johan Van Gaens, Afdelingshoofd

Jeugd en Geert Roelandts, Afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid.

Geert Roelandts is sedert 1 december 2008 afdelingshoofd. Geert Roelandts is 58 jaar en socioloog. Hij heeft een lange staat van

dienst binnen de Administratie en is geen onbekende voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Hij begon zijn carrière immers

in 1977 als bestuurssecretaris bij het toenmalige Bestuur Volksontwikkeling en Openbare Lectuurvoorziening. In 1988 stapte hij

over naar de Dienst Openbaar Bibliotheekwerk. Sinds 2000 was hij binnen de afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid

(VOLC) teamverantwoordelijke van het team Lokaal Cultuurbeleid.

3. Drie teams

Het team Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (zie doc. 3) staat onder leiding van Luc Goossens (directeur) en het team Lokaal

Cultuurbeleid onder leiding van Mia De Smedt (teamverantwoordelijke ad interim).

Luc Goossens volgt ook de interprofessionele akkoorden op. Noemi De Clercq en Katrien Callewaert zijn de verantwoordelijken

voor de volkshogescholen, vormingsinstellingen voor bijzondere doelgroepen, syndicale vormingsinstellingen, de federatie van

vormingsdiensten voor personen met een handicap en de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Evita Dhaenens is samen met

Katrien Callewaert domeinverantwoordelijke voor de sociaal-culturele bewegingen. Joris Smeets is de domeinverantwoordelijke

2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

210 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 211 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 211

2. MINISTER ANCIAUX EN ZIJN ADMINISTRATIE VOOR DE SOCIAAL-CULTURELE SECTOR

Documenten

1. Organogram van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media

2. Agentschap Sociaal-Cultureel Werk: opdrachten

3. Samenstelling team Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen

4. Samenstelling team Participatie

5. Actieplan Administratieve Vereenvoudiging

13 oktober 2008

voor de sociaal-culturele verenigingen en de migrantenverenigingen. Domeinverantwoordelijke voor de amateurkunsten is Elke

Verhaeghe. De algemene ondersteuning ligt in de handen van Anne-Marie Delaere.

Sedert 2 februari 2009 functioneert een derde team: het team Participatie (zie doc. 4). Dit team staat in voor de uitvoering van het

participatiedecreet. Je kan bij hen terecht met vragen over:

- projecten van verenigingen die bijdragen tot een beter leesklimaat

- de projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk en sport

- het bijzonder cultuuraanbod

- verenigingen met een specifieke opdracht tot het verenigingsleven

Het team is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het decreet Vlaamse gebarentaal en het circusdecreet. De internationale

samenwerking en de nationale orden en medailles horen eveneens thuis in dit team. Het team Participatie wordt aangestuurd

door Marie-Anne Van Hijfte (teamverantwoordelijke). Bart De Boiserie staat in voor de cultuurparticipatieprojecten.

4. Actieplan Administratieve Vereenvoudiging

Eind januari 2009 maakt de Dienst Wetsmatiging het Actieplan ‘Administratieve Vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving’

van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen bekend (zie doc. 5). Het actieplan is gebaseerd op de

nulmeting die in de zomer van 2008 werd gepubliceerd. De resultaten van deze nulmeting zijn niet gebaseerd op wetenschap-

pelijk onderzoek: “Het verkregen cijfermateriaal heeft vooral een indicatieve waarde en niet zozeer een statistische waarde”. Het

Actieplan Administratieve Vereenvoudiging bevat concrete voorstellen om de administratieve lasten binnen het Agentschap tegen

2012 met een derde te verminderen.

Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk lezen we onder meer dat “naar analogie van de vereenvoudigingen in het decreet

Vlaams jeugdbeleid zou kunnen worden overwogen om de jaarlijkse indiening van een begroting af te schaffen.”

Opmerkelijker en inhoudelijk ingrijpender is het voornemen van het Agentschap om voor de volgende planperiode een leidraad op

te stellen. “Deze [leidraad] kan de organisatie een richtlijn geven over wat al dan niet in een beleidsplan moet worden opgenomen

zodat het risico wordt gereduceerd dat een plan te uitgebreid wordt of overbodige gegevens vermeldt. Ook voor de opmaak van

de voortgangsrapporten zal een leidraad of model worden uitgewerkt.” De overheid zal ook sjablonen maken voor de aanvraag

en/of verantwoording van specifieke subsidies.

212 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 213 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

3. HET VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR

1. Vlaams Parlement

Het Vlaams Parlement is de vergadering van Vlaamse volksvertegenwoordigers, die door de burgers om de vijf jaar worden verko-

zen. Het parlement heeft een wetgevende macht en legt de spelregels voor iedereen vast in decreten. Het parlement keurt elk jaar

de begroting goed en controleert de werking van de regering. Op 7 juni 2009 vinden parlementsverkiezingen plaats. Dit leidt tot

een nieuwe samenstelling van het Vlaams Parlement.

2. Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media

Eén van de commissies in het Vlaams Parlement is de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (ook wel kortweg: Commis-

sie Cultuur).

Een commissie is een vergadering van een beperkt aantal volksvertegenwoordigers.

Elke commissie bestaat in de regel uit vijftien vaste en vijftien plaatsvervangende leden, verdeeld volgens de sterkte van de

fracties. Elke commissie kiest een voorzitter die de vergaderingen samenroept en voorzit (zie doc. 1). De nieuwe samenstelling

van het Vlaams Parlement (na de verkiezingen van 7 juni 2009) leidt tot een nieuwe samenstelling van de Commissie Cultuur (zie

doc. 2)

De commissies hebben als belangrijkste taak het decreetgevende werk van het Vlaams Parlement voor te bereiden. Een commis-

sie kan ook hoorzittingen organiseren om zich beter te informeren over alle aspecten van een voorstel of ontwerp van decreet.

Elke commissie controleert ook het beleid van de Vlaamse Regering. Zij beschikt daartoe over een aantal controlemogelijkheden.

De volksvertegenwoordigers kunnen een vraag om uitleg stellen aan een minister over een actueel en concreet probleem. Een

volksvertegenwoordiger die een uitgebreider probleem van algemeen belang ter sprake wil brengen, kan een interpellatie houden.

Interpellaties kunnen aanleiding geven tot het indienen van een motie van wantrouwen of een met redenen omklede motie waar-

over in de plenaire vergadering wordt gestemd (zie doc. 3).

De Commissie Cultuur houdt zich in de voorbije periode meer dan eens bezig met het sociaal-cultureel volwassenenwerk. In

andere delen van het beleidsjaarboek gaan we nader in op deze werkzaamheden. We stippen aan dat vooral de begrotings-

besprekingen, de besprekingen van de beleidsbrieven en de behandeling van de problematiek van subsidies en indexering de

parlementsleden bezig houden. Ook het participatiedecreet passeert meermaals de parlementaire revue.

Documenten

1. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2004-2009)

2. Samenstelling van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media (legislatuur 2009-2014)

3. Opdracht van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media

3. HET VLAAMS PARLEMENT, DE COMMISSIE CULTUUR

212 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 213 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 213

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. Gewijzigd decreet in het Belgisch Staatsblad

Op 5 maart 2008 werd een grote wijziging aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk in het Vlaams Parlement

goedgekeurd.

Het wijzigingsdecreet verschijnt op 10 september 2008 eindelijk in het Belgisch Staatsblad (zie doc. 1). Het heeft ontiegelijk lang

geduurd vooraleer het decreet, dat op 14 maart 2008 door de Vlaamse regering was bekrachtigd, gepubliceerd raakt. Blijkbaar

lagen vertaalproblemen aan de basis van de immense vertraging.

2. Nieuwe decreetwijziging

In het najaar 2008 krijgt het Vlaams Parlement een nieuwe wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

voorgelegd. Het gaat om twee artikels (zie doc. 2), die via het programmadecreet bij de begroting 2009, aan het pas gewijzigde

decreet worden toegevoegd. Het eerste artikel betreft de experimentenregeling voor de verenigingen.

De projecten met een experimenteel karakter, waarvoor de sociaal-culturele verenigingen midden 2008 via een nieuw reglement

kunnen aankloppen voor financiële ondersteuning, krijgen vanaf 2009 een structurele en decretale verankering. Jaarlijks wordt

hiervoor een krediet in de begroting ingeschreven. De Vlaamse Regering moet in een uitvoeringsbesluit de procedure voor de

ondersteuning vastleggen.

Een tweede artikel bevat een tegemoetkoming voor de verenigingen die bij de invoering van het decreet in hun rechtmatige

subsidies waren afgetopt. Bij de realisatie in 2003 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk was onvoldoende

geld voorhanden om het decreet uit te voeren zoals aan de sector was voorgespiegeld. De rechtmatige groei van een handvol

verenigingen werd omwille van geldgebrek aan banden gelegd. De maximale groei werd immers voor alle organisaties decretaal

beperkt tot 100.000 euro. In het Parlement zegde toenmalig minister van Cultuur Van Grembergen toe dat alles in het werk zou

worden gesteld om het decreet alsnog volledig uit te voeren.

Na vijf jaar noteren we in het dossier een eerste doorbraak. Minister van Cultuur Anciaux komt in 2009 met 600.000 euro over de

brug voor de ’gekortwiekte’ verenigingen. De minister bestempelt de kredietverhoging als een substantiële stap in de richting van

de volledige aflossing van het tekort dat de betrokken organisaties sedert de invoering van het decreet meevoeren.

Op 17 december 2008 keurt het Vlaams Parlement het programmadecreet met de twee aanpassingen aan het decreet voor het

sociaal-cultureel volwassenenwerk goed. Het decreet werd intussen bij de decreten van 19 december 2003, 7 mei 2004, 2 juni

2006, 14 maart 2008 en nu dus ook 19 december 2008 gewijzigd.

3. Nieuwe geconsolideerde tekst

De herhaalde wijzigingen van het decreet bemoeilijken een lezing van een juiste tekst. Vooral de decreetwijziging van 5 maart

2008 zorgt voor veel kopbrekens. Het gaat immers om een wijzigingsdecreet waarin veel wijzigingen aan het oorspronkelijk

decreet van 4 maart 2003 worden aangebracht.

Gelukkig is er de Vlaamse Codex die kort op de bal speelt en de decreetwijzigingen op een snelle en accurate manier aanbrengt in

de vigerende wetgeving (zie doc. 3). Op die manier kunnen de sector en andere geïnteresseerden verder met de juiste en meest

actuele tekstversie.

214 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 215 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

4. Volledig nieuw uitvoeringsbesluit

Op 5 september 2008 keurt de Vlaamse regering het uitvoeringsbesluit bij het aangepaste decreet voor het sociaal-cultureel vol-

wassenenwerk goed (zie doc. 4). De Vlaamse regering maakt de keuze om een volledig nieuw uitvoeringsbesluit uit te vaardigen,

zodat zich geen probleem van coördinatie van teksten stelt zoals bij de decreetwijziging. Op die manier hebben de organisaties

een duidelijk document met de nodige criteria voor hun erkenning en/of subsidiëring.

De tekst van het uiteindelijke besluit wijkt nauwelijks af van de ontwerptekst. Op basis van de opmerkingen van de Raad van State

wordt verduidelijkt dat de aangeboden reactietijd van tien werkdagen om dossiers eventueel te vervolledigen, begint te lopen

vanaf de kennisgeving door de overheid, waarbij de datum van de poststempel bepalend is. Ook wordt nader omschreven wat

gebeurt wanneer de werking van een volkshogeschool niet voldoet en de overheid in een vervanging voorziet. Tenslotte wordt ook

bepaald dat het besluit vanaf 15 september 2008 in werking treedt.

Het duurt weer geruime tijd vooraleer het uitvoeringsbesluit gepubliceerd raakt in het Belgisch Staatsblad. Op 26 november 2008

is het dan toch zo ver. Het nieuwe besluit geeft uitvoering aan het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Het eerste uitvoeringsbesluit bij het decreet dateert van 13 juni 2003. Ook dit besluit werd meermaals gewijzigd, met name op 11

juni 2004, 17 maart 2006 en nu dus op 5 september 2008, in de vorm van een volledig nieuw uitvoeringsbesluit.

5. Experimenten bij verenigingen

In 2008 lanceert minister van Cultuur Bert Anciaux een projectoproep die vernieuwend werken in verenigingen ondersteunt, de zo-

genaamde experimentenregeling. Verenigingen hebben tot 1 juni 2009 de tijd om een projectaanvraag in te dienen. Vernieuwende

projecten kunnen tot 50.000 euro subsidie ontvangen. Vernieuwing is mogelijk op het vlak van methoden, inhoud, invalshoeken of

vorm. De klemtoon ligt op praktijken die ontworpen zijn vanuit samenwerkingsverbanden. Bovendien moeten de projecten werk

maken van minstens één van de volgende prioriteiten:

- continuïteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties

- toenadering zoeken tot relevante lokale actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenen-

werk

- nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieu-

wende samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld

Artikel 14 bis van het decreet geeft aan deze experimentenregeling een wettelijke basis. In de praktijk blijft het subsidiereglement

van voor de decreetwijziging van kracht (zie doc. 5). Dit wordt met een omzendbrief aan de verenigingen meegedeeld.

Documenten

1. Decreet houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Belgisch Staatsblad, Nr. 277, 10 september 2008 (uittreksel p. 47071-47081)

2. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 1894 (2008-2009) - Nr. 19 (uittreksel p. 11-12)

17 december 2008

214 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 215 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 215

4. HET DECREET VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

3. Gecoördineerde versie van het decreet betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Vlaamse Codex

7 oktober 2009

4. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk

5 september 2008

Belgisch Staatsblad, Nr. 364, 26 november 2008 (uittreksel p. 62433-62444)

5. Reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-culturele verenigingen

19 september 2008

216 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 217 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. Reguliere subsidies

De begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgesplitst per beleidsdomein. De begroting van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd,

Sport en Media (CJSM) is op haar beurt onderverdeeld in 8 stukjes. Elk onderdeel van de cultuursector heeft een eigen begro-

tingsprogramma. Een apart programma is er ook dus ook voor de werking van het IVA Sociaal-Cultureel Werk. Uit de cijfers blijkt

dat het hele cultuurdomein goed is voor 969 miljoen euro (niet-gesplitste kredieten).

In luikje D van het beleidsdomein CJSM vinden we de cijfers voor het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (zie doc. 1 en

2). De “klassieke” begrotingsposten voor de subsidiëring van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, de amateurkunsten en de

uitvoering van het lokaal cultuurbeleid vinden we er terug. Nieuw zijn een resem posten in verband met cultuurparticipatie.

De Vlaamse parlementsleden hebben elk jaar een vette kluif aan de studie en bespreking van de begroting. Dat is ook zo met de

begroting 2009, die hen eind oktober door de Vlaamse Regering wordt bezorgd. Het is beslist geen sinecure om de duizenden

bladzijden cijfer- en commentaartabellen, die nu eenmaal bij zo’n begroting horen, te doorworstelen. Voor het beleidsdomein van

het sociaal-cultureel werk voor volwassenen (in het jargon het programma HD) wordt in 2009 een bedrag van 174,4 miljoen uit-

getrokken. Dit is iets meer dan de 171 miljoen euro die in de begroting 2008 beschikbaar was. Bij de tweede begrotingscontrole

2008 (zie doc. 3), die parallel loopt met de bespreking van de nieuwe begroting 2009, zijn nogal wat begrotingsposten (allocaties)

drastisch gewijzigd. Het is voor de parlementsleden dan ook meer dan puzzelen om inzicht te krijgen in de cijfers.

De tweede begrotingscontrole 2008 brengt een gevoelige stijging teweeg van de budgetten voor de diverse werksoorten binnen

het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dit is te wijten aan de overdracht van de zogenaamde DAC-middelen naar de begrotings-

posten voor de verschillende werksoorten. Omdat die overdracht in 2008 maar voor 40 percent gebeurde, wordt de resterende 60

percent pas in 2009 overgedragen.

Bovendien zitten in de diverse begrotingsposten ook middelen verscholen voor de toepassing van de index en voor de uitbetaling

van een deel van de VIA-middelen.

De Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) zorgen voor nogal wat bijkomende middelen. Vooral het akkoord van 29 maart 2000

(VIA 2) zorgde voor een gevoelige toename van de middelen. De algemene doelstelling van de VIA-bepalingen bestaat er immers

in het statuut van de werknemers die actief zijn in de social-profitsector, inzonderheid de werknemers uit de sociaal-culturele

sector, te verbeteren. De Vlaamse Regering en de sociale partners verbonden er zich toe om in een gezamenlijk overleg een

aantal maatregelen uit te werken en uit te voeren. Tijdens de uitvoeringsperiode van het VIA 2 werden op deze manier collec-

tieve arbeidsovereenkomsten afgesloten binnen het Paritair Comité 329 voor de sociaal-culturele sector. Er werden middelen

vrijgemaakt om de invoering van deze overeenkomsten te ondersteunen. Zo kenden we nieuwe regelingen op het vlak van de

loonharmonisatie (loonvoorwaarden, eindejaarstoelage), extra-verlof voor oudere werknemers, tussenkomsten voor vorming en

managementondersteuning.

Op 8 mei 2005 werd een nieuw akkoord afgesloten tussen regering en sociale partners. Dit VIA 3 loopt vanaf 2006 tot 2010/2011

en heeft drie luiken: uitbreidingsbeleid (bijkomende tewerkstelling), koopkrachtverhoging (met uitbouw van een tweede pensioen-

pijler en een eindejaarspremie) en kwaliteitsverbetering (managementondersteuning en werkdrukvermindering). In de maanden

en jaren nadien zullen ook voor de uitvoering van het nieuwe akkoord nieuwe CAO’s worden afgesloten. Voor de uitvoering van het

hele akkoord heeft de Vlaamse Regering een bedrag van ongeveer 190 miljoen euro voorzien.

Bij de verenigingen zitten in het globale begrotingsbedrag voor 2009 502.574 euro aan VIA-middelen, bij de bewegingen 85.353

euro en bij de instellingen (inclusief de volkshogescholen) 458.365 euro. Bij de FOV zitten 2.850 euro VIA-middelen in de enve-

loppe, bij SoCiuS 31.683 euro. De subsidies aan Kwasimodo worden vanaf 2009 stopgezet. Bij de verenigingen zit daarenboven in

216 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 217 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 217

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Documenten

1. Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009

(aangenomen tekst door de Algemene Vergadering)

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 13 (uittreksel p. 190-198)

17 december 2008

2. Toelichting bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar

2009. Toelichting per programma

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 13 (2008-2009) - Nr. 1-B (uittreksel p. 795-814)

28 oktober 2008

3. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008

Vlaams Parlement

de allocatie 600.000 euro voor de afgetopte verenigingen en 500.000 euro voor een bijkomende experimentenbetoelaging.

Uiteindelijk laten de begrotingscijfers 2008 en 2009 zich als volgt lezen:

(begrotingscijfers in 1.000 euro)

De 60,25 miljoen euro die naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk gaat, bedraagt 34,5 percent van de middelen die naar het

globale programma Sociaal-Cultureel Werk gaan. De 174,4 miljoen euro voor de totaliteit van het Sociaal-Cultureel Werk (lokaal

cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk) staat voor 0,88 percent van de hele

begroting van de Vlaamse Gemeenschap (19,87 miljard euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,30 percent

van de totaliteit van de Vlaamse begroting.

De begroting 2008 wordt voor de tweede keer aangepast op 12 november 2008. De begroting 2009 wordt op 17 december 2009

goedgekeurd. Die goedkeuringen worden voorafgegaan door besprekingen in de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Op

20 november 2008 laten de Commissieleden hun licht schijnen op de Beleidsbrief Cultuur 2008-2009 van minister van Cultuur

Anciaux (zie doc. 4). De Commissieleden reflecteren over de voorbije 10 jaar cultuurpolitiek van de minister (zie doc. 5). Iedereen

is het erover eens dat de minister de cultuursector in de voorbije 10 jaar op de kaart zette. Toch zijn er ook wat kritische stemmen

over een paar facetten van het beleid. De toepassing van het participatiedecreet zorgt voor een resem vraagtekens.

allocatie 2008 2008 BC21 2009

Verenigingen 21.687 25.802 31.136

Vormingsinstellingen 19.750 21.222 22.315

Bewegingen 3.608 4.173 4.934

SoCiuS 1.507 1.528 1.569

FOV 287 287 298

Kwasimodo 300 300 0

3 BC2: tweede begrotingscontrole

218 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 219 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18)

16 oktober 2008

4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2008 - 2009

Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 54-58)

28 oktober 2008

5. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begro-

tingsjaar 2009

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 5-D (uittreksel p. 16-31)

27 november 2008

2. De indexering

Organisaties die gesubsidieerd worden via het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, krijgen hun subsidies in schij-

ven uitbetaald. Elk jaar wordt de subsidie-enveloppe in 4 voorschotten en een saldo uitgekeerd. De subsidie-enveloppen worden

jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 47 van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bepaalt dat de subsidie-enveloppen van alle organisaties

vanaf 1 januari 2003 gekoppeld worden aan het prijsindexcijfer dat “berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel

2 van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concur-

rentievermogen.” De gezondheidsindex met andere woorden. In 2007 en in het voorjaar 2008 ontstond grote verwarring over de

toepassing van de index.

Omdat de verwarring blijft, dringt het FOV-bestuur via een brief van 19 juni 2008 nogmaals bij minister Anciaux aan op een

juiste indextoepassing (zie doc. 6). De minister slaagt er uiteindelijk in om de indexproblematiek op te lossen. In een brief van 14

juli 2008 (zie doc. 7) aan de FOV deelt hij mee dat de indexering voor het jaar 2007 zal verlopen op basis van de gecorrigeerde

gezondheidsindex en vanaf 2008 op basis van de gezondheidsindex. Zoals gevraagd, zullen de subsidievoorschotten vanaf het

najaar 2008 eveneens geïndexeerd worden.

In het ontwerp van begrotingsdecreet, dat naar aanleiding van de tweede controle van de begroting 2008 van de Vlaamse

Gemeenschap wordt ingediend, zijn de middelen voorzien om de gezondheidsindex toe te passen (zie doc. 8). De bijkomende

indexaanpassing is goed voor een meeruitgave van 297.000 euro bij de verenigingen, 270.000 euro bij de vormingsinstellingen en

volkshogescholen, en van 50.000 euro bij de bewegingen. Het steunpunt SoCiuS ontvangt een bonus van 21.000 euro indexe-

ringsgeld. Minister Anciaux geeft in de Commissie Cultuur toelichting over deze indexering. Door een vergissing bij de Admini-

stratie is bij de werksoort Bewegingen het refertejaar voor de indexering 2004 in plaats van 2003 bij de andere werksoorten. De

bewegingen verliezen daarmee dus een jaar aan indexering. Door Paul Delva (CD&V) ondervraagd over de ongelijke indextoepas-

sing, stelt minister Anciaux dat in de begroting 2008 de middelen aanwezig zijn om de indexformule uit het decreet naar de letter

218 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 219 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 219

5. HET GELD VOOR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Documenten

6. Brief van de FOV aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

19 juni 2008

7. Brief van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, aan de FOV

14 juli 2008

8. Toelichtingen bij de tweede aanpassing van de middelenbegroting en de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting

van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008

Vlaams Parlement

Zitting 2007-2008

Stuk 17 - A (2007-2008) - Nr. 1-B (uittreksel p. 403-408)

7 juli 2008

9. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18)

16 oktober 2008

toe te passen. De vergissing in de brieven van de Administratie aan de Bewegingen wordt daarom rechtgezet. Zoals decretaal

bepaald is het jaar 2003 het refertejaar voor de indexering bij alle werksoorten (zie doc. 9).

In overeenstemming met de toezeggingen vanwege minister van Cultuur Anciaux worden sedert het najaar 2008 de subsidie-

voorschotten geïndexeerd volgens de gezondheidsindex. Het saldo 2008 wordt, mede omwille van de regeringswissel niet tijdig

uitgekeerd.

220 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 221 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. De landelijke verenigingen

Sociaal-culturele verenigingen zijn netwerken van lokale afdelingen of groepen. Een afdeling of groep kan worden gezien als een duur-

zame en zelforganiserende verzameling van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opnemen voor de bestuurlijke en inhoudelijke werking

van (een afdeling van) een vereniging. De vrijwilligers worden vanuit een landelijk en eventueel een regionaal secretariaat ondersteund

door een of meerdere professionele medewerkers.

In 2008 zijn 56 organisaties door de minister van Cultuur erkend en gesubsidieerd als sociaal-culturele vereniging. Samen groeperen ze

zo’n 15.511 lokale afdelingen of kernen, een gemiddelde van ongeveer 47 afdelingen per gemeente.

Eén vereniging, VOSOG Scouting voor volwassenen, ontvangt een startsubsidie in 2008.

1.1.Experimentenregeling

In 2008 lanceert minister van Cultuur Bert Anciaux een projectoproep die vernieuwend werken in verenigingen ondersteunt, de zoge-

naamde experimentenregeling. De vernieuwing is mogelijk op het vlak van methoden, inhoud, invalshoeken of vorm. De klemtoon ligt op

praktijken die ontworpen zijn vanuit samenwerkingsverbanden. Bovendien moeten de projecten werk maken van minstens één van de

volgende prioriteiten:

- continuïteit stimuleren tussen organisaties van jongvolwassenen en volwassenenorganisaties

- toenadering zoeken tot relevante lokale actoren die geen plaats hebben in het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

- nieuwe doelgroepen aanspreken en (potentiële) leden nauwer betrekken door het ontwikkelen van voor de vereniging vernieuwende

samenwerkingsverbanden in het maatschappelijk middenveld

Op 22 september verschijnt, na een positief advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk, een deelraad van de Strategische Advies-

raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC), het reglement voor de experimentenregeling op de website van de overheid (zie doc. 1).

Het reglement is geldig voor 2008 en 2009. Er wordt een jaarlijks bedrag van 500.000 euro voorzien. De indiendatum voor de projecten

is 1 oktober.

De Sectorraad dringt in zijn advies van 12 september 2008 aan om een dergelijke projectregeling in te bedden in het decreet voor het

sociaal-cultureel volwassenenwerk en het projectensysteem uit te breiden naar alle werksoorten (zie doc. 2).

Tijdens de bespreking van de begroting in de Commissie Cultuur op 16 oktober 2008 beaamt minister Anciaux dat de tijd nogal krap

was om de dossiers in te dienen en te beoordelen (zie doc. 3). Hij wijst er evenwel op dat de FOV betrokken was bij de opstelling van het

reglement en dat de verenigingen door hun belangenorganisatie in de loop van de maand juli geïnformeerd werden over de bijkomende

subsidiemogelijkheden. De minister deelt mee dat uiteindelijk 22 dossiers werden ingediend. Hiervan worden uiteindelijk 16 projecten

goedgekeurd. Zij ontvangen tussen de 7.000 en 48.800 euro. Hiermee wordt de experimentenpot van 500.000 euro nagenoeg volledig

gebruikt.

De decretale verankering van de experimentenregeling wordt op 17 december geregeld via het programmadecreet bij de begroting 2009

(zie doc. 4) (zie ook hoofdstuk 4 - Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Het programmadecreet bepaalt dat in het

decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk artikel 14 bis wordt toegevoegd: jaarlijks wordt een krediet ingeschreven voor de fi-

nanciële ondersteuning van projecten met een experimenteel karakter op het vlak van inhoud, vorm of methodiek die binnen een erkende

vereniging opgezet worden. De Vlaamse Regering moet in een uitvoeringsbesluit de procedure voor de ondersteuning vastleggen.

220 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 221 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 221

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

Voor deze decreetwijziging levert de SARC een positief advies (zie doc. 5). De decretale verankering van de projectsubsidie voor de

verenigingen was een expliciete vraag van de Raad. Niettemin blijft de Raad ook aandringen op een analoge experimentenregeling voor

de andere werksoorten.

Voor 2009 blijft het subsidiereglement van vóór de decreetwijziging van kracht. Dit wordt met een omzendbrief d.d. 20 maart 2009 aan

de verenigingen meegedeeld (zie doc. 6). De indiendatum is 1 juni 2009. 21 verenigingen gaan op de projectoproep in.

1.2.Migrantenverenigingen

14 van de 56 verenigingen zijn zogenaamde migrantenverenigingen. De migrantenverenigingen zitten momenteel in een overgangsperi-

ode. Tegen de derde beleidsperiode (2011-2015) moeten ook zij volledig voldoen aan de erkennings- en subsidiecriteria van het decreet

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze voorwaarden houden onder meer in dat ze de norm moeten halen van minimum 50

afdelingen, gespreid over ten minste drie provincies, met binnen elke provincie minstens tien afdelingen. Deze norm kunnen migranten-

verenigingen op eigen kracht of via een samenwerkingsverband bereiken.

Samenwerkingsverbanden kunnen op twee manieren gerealiseerd worden: via fusie (door opslorping of door oprichting van een nieuwe

vzw) of via een samenwerkingsverband (vzw van vzw’s). Organisaties die ervoor kiezen samen te werken, kunnen een beroep doen op

SoCiuS voor begeleiding.

Wat de subsidiëring betreft, bestaat de jaarlijkse subsidie-enveloppe voor de migrantenverenigingen vanaf 2004 tot en met 2010 uit twee

delen. Enerzijds is er de basissubsidie op basis van (de groei van) het aantal afdelingen en anderzijds is er een aanvullende subsidie van

30% (zie doc. 7 en 8).

1.3.Omzendbrievenverantwoordingsstukken

De verenigingen moeten voor de tweede maal een voortgangsrapport indienen (zie doc. 9). De overheid verwacht een stand van zaken

over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende

jaar 2009. Hierbij wordt gevraagd wijzigingen ten opzichte van het beleidsplan (of het jaarplan) aan te duiden en te motiveren.

De beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003) moeten worden besproken in een afzonderlijk deel. De Administra-

tie vraagt in de omzendbrief uitdrukkelijk om zich ook te verhouden ten aanzien van ‘diversiteit met specifieke aandacht voor intercultu-

raliteit’.

De Administratie meldt in de brief dat er geen extra wijziging van het bestaande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording

van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering

in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan.

Bij de specifieke richtlijnen inzake het voortgangsrapport staan twee merkwaardige zaken:

- enerzijds worden organisaties die in het kader van de beoordeling van hun beleidsplan 2006-2009 een remediëringstraject dienden te

volgen, expliciet gemaand hierover te rapporteren. De FOV merkt op dat de decreetwijziging uit 2008 komaf maakt met het remedië-

ringstraject. Er is geen formele grond (meer) om dit te vragen.

- anderzijds worden verenigingen gevraagd de lijst met alle actieve afdelingen van het voorbije werkjaar door te geven. De term ‘actieve

afdeling’ bestaat decretaal niet.

Naast richtlijnen voor de in te dienen stukken bepaalt de omzendbrief ook de termijn die organisaties ter beschikking hebben om een

commentaar te formuleren op het visitatieverslag.

222 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 223 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

De landelijk erkende migrantenverenigingen moeten zoals voorheen een jaarverslag en een jaarplan opstellen. Voor hen verandert er niets

(zie doc. 10).

1.4.Visitaties

De verenigingen krijgen in het kader van de evaluatie van hun werking voor het eerst bezoek van een visitatiecommissie. De organisaties

worden gecontacteerd door de Administratie om in overleg de datum van het bezoek vast te leggen. De visitatiecommissies worden

bevolkt door leden van de Administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds. Alle bezoeken vinden plaats tussen september

2008 en eind mei 2009.

Documenten

1. Reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-culturele verenigingen

19 september 2008

2. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over het reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-

culturele verenigingen

12 september 2008

3. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18)

16 oktober 2008

4. Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 1894 (2008-2009) - Nr. 19 (uittreksel p. 11-12)

17 december 2008

5. Advies van de SARC over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009

21 oktober 2008

6. Omzendbrief reglement experimentenregeling

20 maart 2009

7. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de opmaak van

de Begroting 2009

13 januari 2009

8. Brief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de ondertekening

van de beheersovereenkomst 2009

12 januari 2009

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

222 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 223 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 223

2. De bewegingen

Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Dit doen ze door middel van sensi-

bilisatie, educatie en sociale actie. Vlaanderen telt vandaag 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bewegin-

gen genieten (nog) geen erkenning van de overheid. Veel organisaties leven daarom in bestaansonzekerheid op het einde van elke

vijfjarige beleidsperiode.

2.1.Indexeringsubsidies

2008 is een turbulent jaar voor de indexering van de subsidies. Liefst drie keer noteren we een loonsverhoging ten gevolge van

de overschrijding van het spilindexcijfer. De overheid probeert de gevolgen daarvan via een budgetverhoging op te vangen. Bij

de bewegingen wordt 50.000 euro bijkomend indexgeld voorzien. Door een vergissing bij de Administratie is bij de werksoort

Bewegingen het refertejaar voor de indexering echter 2004 in plaats van 2003 zoals bij de andere werksoorten. De bewegingen

verliezen daarmee dus een jaar aan indexering (zie ook hoofdstuk 5 - Het geld voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk). Door

Paul Delva (CD&V) ondervraagd over de ongelijke indextoepassing, stelt minister Anciaux dat in de begroting 2008 de middelen

aanwezig zijn om de indexformule uit het decreet naar de letter toe te passen. De vergissing in de brieven van de Administratie

aan de Bewegingen wordt rechtgezet. Zoals decretaal bepaald, is het jaar 2003 het refertejaar voor de indexering bij alle werk-

soorten (zie doc. 1).

2.2.Omzendbriefverantwoordingsstukken

De omzendbrief van 16 februari 2009 (zie doc. 2) vermeldt de concrete richtlijnen voor de opmaak van de verantwoordingsdocu-

menten voor de besteding van de subsidie-enveloppe. De bewegingen zullen voor de tweede keer op rij een voortgangsrapport

moeten indienen.

De Administratie meldt in de brief dat er geen extra wijziging van het beleidsplan 2005-2009 zal gevraagd worden voor de ver-

antwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende

jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan.

Naast richtlijnen voor de in te dienen stukken bepaalt de omzendbrief ook de termijn die organisaties ter beschikking hebben om

een commentaar te formuleren op het visitatieverslag.

2.3.Visitaties

De bewegingen krijgen als eerste werksoort bezoek van een visitatiecommissie (september 2008). De organisaties worden gecon-

tacteerd door de Administratie om in overleg de datum van het bezoek vast te leggen. De visitatiecommissies worden bevolkt door

9. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de verenigingen over de in te dienen

verantwoordingsstukken

17 februari 2009

10. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de migrantenverenigingen over de in te

dienen verantwoordingsstukken

17 februari 2009

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

224 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 225 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

leden van de Administratie enerzijds en externe deskundigen anderzijds. Alle bezoeken vinden plaats tussen september 2008 en

eind mei 2009.

2.4.Parlementaireaandacht

Naar aanleiding van de publicatie van Boekstaven 2008 stellen verschillende politici vragen over de verhouding tussen de

opdracht van de bewegingen en de middelen die deze werksoort ter beschikking krijgt (zie doc. 3 en 4). Paul Delva in het Vlaams

Parlement naar aanleiding van de presentatie van Boekstaven: “Ik haalde tijdens dat evenement ook nog aan dat blijvend aan-

dacht moet worden besteed aan wat ik de ‘kleinere bewegingen’ noem, die soms met één of twee medewerkers hun maatschap-

pelijk belangrijke thema over heel Vlaanderen moeten uitstrooien.” (zie ook hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteu-

ning in het sociaal-cultureel volwassenenwerk)

Documenten

1. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 2008

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 19 B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18)

16 oktober 2008

2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de bewegingen over de in te dienen

verantwoordingsstukken

16 februari 2009

3. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers

van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV)

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11)

24 april 2009

4. Verslag plenaire bespreking ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begro-

tingsjaar 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk Plenaire Nr. 19 (uittreksel p. 31-32)

17 december 2008

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

224 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 225 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 225

3. De volkshogescholen

De volkshogescholen (Vormingplus-centra) zijn 13 vormingscentra gespreid over Vlaanderen en Brussel. De Vormingplus-centra

hebben 4 opdrachten:

- een eigen aanbod aanbieden

- het eigen aanbod spreiden over de regio

- het aanbod niet-formele educatie in de regio coördineren en afstemmen

- het aanbod niet-formele educatie in de regio bekendmaken

Elke Vormingplus legt bij de invulling van de opdrachten eigen accenten.

3.1.Onderzoeksrapport

Eind 2008 wordt het onderzoeksrapport ‘Evoluties en kenmerken van niet-formele educatie - Delphi-onderzoek bij de regionale

volkshogescholen.’ vrijgegeven door minister van Cultuur, Bert Anciaux (zie doc. 1). Het onderzoek werd uitgevoerd door de

VUB (Vrije Universiteit Brussel), het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) en de Hogeschool Gent. Het onderzoek geeft inzicht in

evoluties en kenmerken van niet-formele educatie bij de Vormingplus-centra in Vlaanderen. Er wordt eveneens gefocust op de

positie van de Vormingplus-centra in het educatieve landschap en op het belang en de relevantie van de Vormingplus-centra als

niet-formele educatieve setting. Het doel van het onderzoek is zicht krijgen op de eigen en de gemeenschappelijke positionering

van de Vormingplus-centra en de benodigde voorwaarden en instrumenten hiervoor in kaart brengen.

3.2.Omzendbrievenverantwoordingsstukken

In februari 2009 ontvangen de Vormingplus-centra een omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en

Volwassenen (zie doc. 2). De omzendbrief bevat concrete richtlijnen omtrent het inzenden van het voortgangsrapport 2008-2009

en de financiële documenten (afrekening en begroting). De Vormingplus-centra moeten voor de tweede maal een voortgangs-

rapport indienen. Een afzonderlijk deel van het rapport moet gewijd zijn aan de beoordelingselementen (uit het oorspronkelijke

decreet van 2003). Er moet ook aangegeven worden hoe de organisatie diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit,

in 2008 aangepakt heeft en in 2009 zal aanpakken.

In de omzendbrief wordt reeds een sprong gemaakt naar 2010. De Administratie meldt dat er geen extra wijziging van het

bestaande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de

huidige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan.

De omzendbrief bevat, naast de richtlijnen over het voortgangsrapport en de financiële verslagen, twee aanvullingen:

- de reactietijd op het visitatieverslag wordt beperkt tot één maand

- het promotiemateriaal van de organisaties moet ‘ten gepaste tijde’ bezorgd worden aan het Agentschap. De bepalingen om-

trent het in te sturen vormingsaanbod en promotiemateriaal zijn bij de decreetwijziging van 2008 immers weggevallen uit het

uitvoeringsbesluit. De omzendbrief verhelpt dat hiaat.

3.3.Visitaties

Tussen midden december 2008 en begin april 2009 krijgen alle Vormingplus-centra een bezoek van de visitatiecommissie. De

visitatiecommissie bestaat uit twee leden van de Administratie (waarvan één persoon optreedt als notulist) en twee ‘buitenstaan-

ders’ (externe deskundigen). Opvallend is dat de twee buitenstaanders alle Vormingplus-centra bezoeken. Hetzelfde geldt voor de

Administratie.

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

226 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 227 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

3.4.5jaarVormingplus

In 2009 bestaan de Vormingplus-centra 5 jaar. Op vrijdag 13 februari 2009 wordt dat feestelijk gevierd. SoCiuS brengt, in samen-

werking met de Vormingplus-centra, voor deze gelegenheid een brochure met 40 praktijkvoorbeelden uit (zie doc. 3).

3.5.Parlementaireaandacht

Op 2 april 2009 vindt in de schoot van de Commissie Cultuur een hoorzitting plaats over de FOV-publicatie ‘Boekstaven’ (zie

doc. 4). Hugo De Vos (FOV) geeft er meer uitleg bij de niet-publieksgerichte activiteiten. Hij illustreert dit aan de hand van enkele

voorbeelden (zie ook hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteuning in het SCVW).

3.6.Gezamenlijkmissionstatement,eenvisieeneenmissie

Het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) ontwikkelt voor de Vormingplus-centra een gezamenlijk mission statement, een visie en

een missie (zie doc. 5). Elke Vormingplus kan deze tekst aanvullen met eigen accenten.

Documenten

1. Evoluties en kenmerken van niet-formele educatie. Delphi-onderzoek bij de regionale volkshogescholen.

Vanwing, T., Vermeersch L., Verschelden, G., Machiels, R. en Vandenbroucke A.

K.U.Leuven, HIVA, VUB en Hogeschool Gent

10 november 2008

2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de volkshogescholen over de in te dienen

verantwoordingsstukken

februari 2009

3.Goed gevonden! 40 praktijken uit 5 jaar Vormingplus

SoCiuS

februari 2009

4. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers

van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV)

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11)

24 april 2009

5. Gemeenschappelijk Mission Statement, visie en missie van de volkshogescholen

3 april 2009

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

226 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 227 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 227

4. De landelijke vormingsinstellingen

De landelijke vormingsinstellingen maken - samen met de volkshogescholen - deel uit van de werksoort vormingsinstellingen.

Begin 2008 zijn er 19 gespecialiseerde vormingsinstellingen, 3 syndicale vormingsinstellingen, 3 vormingsinstellingen voor

personen met een handicap en 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. De erkenning van één

gespecialiseerde vormingsinstelling, Relatie Studio, wordt in de loop van 2008 ingetrokken.

4.1.Omzendbriefverantwoordingsstukken

In februari 2009 ontvangen de landelijke vormingsinstellingen een omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor

Jeugd en Volwassenen (zie doc. 1, 2, 3 en 4). De omzendbrief bevat concrete richtlijnen omtrent het inzenden van het voort-

gangsrapport 2008-2009 en de financiële documenten (afrekening en begroting). De landelijke vormingsinstellingen moeten

voor de tweede maal een voortgangsrapport indienen. Een afzonderlijk deel van het rapport moet gewijd zijn aan de beoorde-

lingselementen (uit het oorspronkelijke decreet van 2003). Er moet ook aangegeven worden hoe de organisatie diversiteit, met

specifieke aandacht voor interculturaliteit, in 2008 aangepakt heeft en in 2009 zal aanpakken. De vormingsinstellingen voor

personen met een handicap en de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap moeten zich ook voor het

eerst verhouden ten aanzien van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit (zie doc. 3 en 4).

In de omzendbrief wordt reeds een sprong gemaakt naar 2010. De Administratie meldt dat er geen extra wijziging van het be-

staande beleidsplan zal gevraagd worden voor de verantwoording van de werking tijdens het bijkomende jaar (2010) van de hui-

dige beleidsperiode. Een aanvulling voor dit bijkomende jaar via rapportering in het voortgangsrapport 2009-2010 zal volstaan.

In de omzendbrief van de gespecialiseerde vormingsinstellingen (zie doc. 1) wordt aan de organisaties die in het kader van

de beoordeling van hun beleidsplan 2006-2009 een remediëringtraject dienden te volgen, expliciet gevraagd hierover te rap-

porteren. De FOV merkt op dat de decreetwijziging uit 2008 komaf maakt met het remediëringstraject. Er is geen formele grond

(meer) om dit te vragen.

De omzendbrief bevat, naast de richtlijnen over het voortgangsrapport en de financiële verslagen, twee aanvullingen:

- de reactietijd op het visitatieverslag wordt beperkt tot één maand

- het promotiemateriaal van de organisaties moet ‘ten gepaste tijde’ bezorgd worden aan het Agentschap. De bepalingen

omtrent het in te sturen vormingsaanbod en promotiemateriaal zijn bij de decreetwijziging immers weggevallen uit het

uitvoeringsbesluit. De omzendbrief verhelpt dat hiaat.

4.2.Strikteomschrijvingniet-formeleeducatie

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk bevat voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen een strikte om-

schrijving van niet-formele educatie (zie ook verslag hoorzitting Boekstaven: zie doc. 5). Bart Caron (Groen!) kaart op 17 februari

2009 het probleem aan bij de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Veerle Heeren (zie doc. 6). Hij vraagt de minister

of Upgrading, een organisatie die uit de subsidieboot valt binnen Cultuur, een beroep kan doen op subsidies binnen Welzijn.

Upgrading, een vormingsinstelling die de sociaal-culturele methodiek hanteert, organiseert vorming van/voor welzijnswerkers.

Deze vorming vindt plaats in een gesloten arbeidscontext, en dat maakt het problematisch om het als niet-formele educatie te

doen erkennen. De minister antwoordt dat ze geen nieuw subsidiekanaal creëert. Ze verwijst naar bestaande subsidiemechanis-

men.

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

228 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 229 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

4.3.Visitaties

Tussen 17 maart en 16 juni 2009 krijgen de gespecialiseerde vormingsinstellingen een bezoek van de visitatiecommissie. Twee

personeelsleden van de Administratie (waarvan één persoon optreedt als notulist) en één ‘buitenstaander’ (externe deskundige)

vormen de visitatiecommissie. Opvallend is dat de visitatiecommissies slechts bestaan uit 1 buitenstaander.

De visitatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de federatie

van vormingsdiensten voor personen met een handicap uitgesteld naar het najaar van 2009.

Documenten

1. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de gespecialiseerde vormingsinstellingen

over de in te dienen verantwoordingsstukken

februari 2009

2. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de syndicale vormingsinstellingen over de

in te dienen verantwoordingsstukken

februari 2009

3.Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de vormingsinstellingen voor personen

met een handicap over de in te dienen verantwoordingsstukken

februari 2009

4. Omzendbrief van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen aan de federatie van vormingsdiensten voor

personen met een handicap over de in te dienen verantwoordingsstukken

februari 2009

5. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers

van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV)

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 7-11)

24 april 2009

6. Vraag om uitleg van Bart Caron aan minister Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de

vorming van welzijnswerkers

Vlaams Parlement

Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Zitting 2008-2009

Stuk C132- WEL11 (uittreksel p. 9-10)

17 februari 2009

6. DE DIVERSE WERKSOORTEN IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

228 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 229 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 229

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

1. SoCiuS en het Portfolioproject

In het parlementaire werk in de periode 2008-2009 noteren we enige aandacht voor de werkzaamheden van SoCiuS. SoCiuS, als steun-

punt actief voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 1 en 2), krijgt parlementaire aandacht voor het Portfolioproject, dat het

samen met het Steunpunt Jeugd opzet. Minister van Cultuur Anciaux gaat in zijn Beleidsbrief Cultuur 2008-2009 (zie doc. 3) uitgebreid in

op het project. De beide steunpunten willen met het tweejarig project een instrument ontwikkelen ter ondersteuning van het (h)erkennen

van verworven competenties in het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk.

Het portfolio wordt een laagdrempelig instrument voor het verzamelen en ordenen van allerlei documenten waarop (mogelijk) verworven

competenties vermeld staan. Deze documenten kunnen bekomen worden door het volgen van niet- en informele educatieve activiteiten

of als gevolg van inzet en engagement (vrijwilligerswerk). Op deze manier worden mensen zich beter bewust van hun verworven compe-

tenties. Bovendien biedt het portfolio hen de hulpmiddelen om deze competenties aan te tonen, zowel aan zichzelf (bijvoorbeeld in functie

van het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan) als aan anderen (bijvoorbeeld wanneer men wil solliciteren of een verkorte

studieduur wil verkrijgen).

Op de eerste plaats zijn de gebruikers van het portfolio volwassenen en jongeren (vanaf 12 jaar) die deelnemen aan het sociaal-cultureel

jeugd- en volwassenenwerk. Op termijn zou het portfolio gebruikt kunnen worden door iedereen. Daarbij is het van belang dat mensen op

zo jong mogelijke leeftijd ingewijd worden in het E(lders)V(erworven)C(ompetenties)-denken, zodat het eerder een vanzelfsprekendheid

wordt dan een opdracht. Het is de bedoeling dat het portfolio uitgroeit tot een instrument dat ook aangewend wordt door (organisaties die

werken met) specifieke doelgroepen.

Binnen het brede sociaal-cultureel werk worden ervaringen opgedaan die veraf staan van de schoolbanken, maar ook een belangrijke

invloed kunnen hebben op de keuzes en kansen in het verdere leven. Dit project kan alleen maar gerealiseerd worden als het portfolio-

instrument niet alleen voor, maar ook dóór het sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk ontwikkeld en gedragen wordt. Daarom

zullen beroepskrachten uit beide sectoren van de start tot het einde mee in het project opgenomen worden. Deze betrokkenheid krijgt

vorm in de participatie aan de verschillende werkgroepen en consultatiemomenten die opgericht worden. Eind februari 2009 wordt een

tussentijdse stand van zaken opgemaakt; een jaar later loopt het project ten einde en worden de definitieve resultaten verwacht.

2. Beheersovereenkomst met SoCiuS

Paul Delva (CD&V) stelt vragen over de beheersovereenkomsten die door de overheid met de steunpunten in de culturele sector zijn

afgesloten (zie doc. 3). Minister van Cultuur Anciaux verduidelijkt de inhoud van de beheersovereenkomst met SoCiuS.

De overeenkomst met SoCiuS wordt voor één jaar verlengd (looptijd tot eind 2010). SoCiuS gaat werken op 5 programmasporen en 2

themalijnen.

De programmasporen zijn:

- het steunpunt als ondersteuningscentrum voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

- het steunpunt werkt aan competentiebevordering van medewerk(st)ers in het sociaal-cultureel volwassenenwerk

- het steunpunt als communicatie- en informatiecentrum van en voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk

- het steunpunt als expertisecentrum inzake innovatieve sociaal-culturele praktijken binnen en buiten het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk

- het steunpunt maakt de interventies en betekenis van sociaal-culturele praktijken zichtbaar

230 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 231 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

De themalijnen zijn:

- diversiteit en interculturaliteit

- gemeenschapsvorming en maatschappelijke activering

3. FOV-Boekstaven 2008 in het plenum van het Vlaams Parlement

De FOV (zie doc. 4) krijgt vooral parlementaire belangstelling omwille van de eerste editie van Boekstaven. Boekstaven 2008, de FOV-

publicatie over de stand van zaken in de sociaal-culturele volwassenensector, krijgt op 17 december 2008 expliciete aandacht in het

Vlaams Parlement. Tijdens de afsluitende bespreking van de begroting 2009 (zie doc. 5) brengen twee volksvertegenwoordigers het boek

te berde.

Paul Delva (CD&V) wil vertrouwen en vrijheid voor de sector: “Meer in het algemeen zullen we ervoor moeten zorgen dat het beleid aan de

culturele sector in de ruime zin van het woord, dus zeker met inbegrip van de sociaal-culturele sector en zijn verschillende werksoorten,

de verenigingen, de bewegingen, de landelijke vormingsinstellingen en de volkshogescholen, het nodige vertrouwen en de nodige vrijheid

biedt. Uit het interessante initiatief ‘Boekstaven’, dat de belangenbehartiger FOV verleden week in Mechelen organiseerde, bleek onder

andere dat de landelijke vormingsinstellingen vragen hebben bij het strakke decretale keurslijf waarin zij momenteel zitten. Ik haalde

tijdens dat evenement ook nog aan dat blijvend aandacht moet worden besteed aan wat ik de ‘kleinere bewegingen’ noem, die soms met

één of twee medewerkers hun maatschappelijk belangrijke thema over heel Vlaanderen moeten uitstrooien. Wat ons rijke verenigingsle-

ven in Vlaanderen betreft: we kunnen dit niet genoeg koesteren. We moeten de tienduizenden vrijwilligers die er vorm aan geven, blijven

aanmoedigen en ondersteunen. Ook vanuit onze christendemocratische ideologie van het personalisme spelen verenigingen een cruciale

rol: ze laten mensen toe om, in verbondenheid en geborgenheid, gemeenschap te vormen. En die gemeenschappen geven net vorm aan

onze samenleving.”

Dany Vandenbossche (sp.a) wil decretale rust en een juiste visie op subsidies: “Ik moet u zeggen dat in de loop van de afgelopen tien

jaar alle sectoren in nieuwe decreten zijn gegoten en dat vele van die decreten ondertussen ook zijn aangepast. Ik blijf bij mijn stelling

die ik hier naar aanleiding van vele wijzigingen in de decreten naar voren heb gebracht: dat ik voor een absolute decretale rust ben in die

sector. In alle sectoren zijn er decreten gemaakt. Vorige week heeft de sociaal-culturele sector, waar wij een decreet en een decreetwij-

ziging over hebben gerealiseerd de voorbije tien jaar, cijfers gepresenteerd van de impact van de sociaal-culturele sector. Als men de

cijfers bekijkt en na de discussies die we hier in huis over de sociaal-culturele sector hebben gevoerd, is het verrassend dat blijkt dat de

loonkosten in die organisaties niet gedekt werden door de subsidies. In sommige sectoren was er een redelijk onevenwicht. Als we nog

eens moeten discussiëren over de sociaal-culturele sector, zal dat een van de elementen zijn. Toen we de decreten hebben gemaakt,

beschikten we niet over die zeer gedetailleerde gegevens. Het is een heel belangrijk document om een discussie te voeren over waar

men met de decreten en met de sociaal-culturele sector heen wil.”

4. Parlementaire hoorzitting over Boekstaven

Op 2 april 2009 organiseert de Commissie Cultuur een hoorzitting over de FOV-publicatie ‘Boekstaven’. De FOV licht er de belangrijkste

bevindingen van de publicatie toe. Nadien volgt een boeiend gesprek over tal van thema’s die onze sector raken (zie doc. 6).

De hoorzitting is voor de FOV een uitgelezen kans om Boekstaven bij de politici onder de aandacht te brengen. Hugo De Vos, directeur

van de FOV, start met een toelichting van de belangrijkste vaststellingen in het boek. Nadien volgt een interessant gesprek over de noden,

tendensen en knelpunten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

De parlementsleden focussen in hun interventies op volgende thema’s:

- de uitstroom van personeel: de FOV stelt vast dat 40% van de personeelsleden in de sector nog geen 5 jaar bij dezelfde organisatie

werkt. Volgens de FOV valt dit misschien te verklaren door een lagere verloning dan in concurrerende sectoren (onderwijs, bedrijfsle-

230 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 231 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 231

ven,…) en het ontbreken van een link subsidies-personeel.

- vormingsinstellingen zitten in een keurslijf: de subsidies van vormingsinstellingen worden berekend aan de hand van sleutels die inmid-

dels 10 jaar oud zijn. Hierdoor raken veel instellingen financieel in moeilijkheden en zijn ze gedwongen nevenactiviteiten op te zetten.

- middelen voor de bewegingen: de vraag wordt gesteld of bewegingen wel over voldoende middelen beschikken om heel Vlaanderen

een geweten te schoppen.

- profiel van de vrijwilliger: er is een evolutie merkbaar in de aard van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers worden minder trouw aan een

organisatie en worden episodische vrijwilligers. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn, de sector is daar actief mee bezig.

- verstedelijking: verstedelijking is een uitdaging voor het klassieke verenigingsleven. Het smeden van banden is, met name in Brussel,

moeilijk in grote steden. Er ontstaan veel zogenaamde nieuwe sociaal-culturele praktijken, maar uit cijfers blijkt dat zij eigenlijk een

verlengde zijn van het klassieke verenigingsleven.

- de relatie met lokale overheden: de FOV stimuleert een coöperatieve houding tussen verenigingen en lokale overheden. De twee

actoren zijn eerder partners dan concurrenten.

- niet-publieksgerichte activiteiten van volkshogescholen: de FOV benadrukt hoeveel tijd en energie soms kruipt in het leggen van

contacten en het smeden van samenwerkingsverbanden, een belangrijke taak van de volkshogescholen.

- de relatie met de reissector: de commerciële reissector probeert regelmatig de mogelijkheden van onze sector om zelf reizen te

organiseren, te beperken. De FOV klaagt dit aan.

Documenten

1. Missie van SoCiuS

2. Samenstelling van de Algemene Vergadering en Raad van Bestuur van SoCiuS

3. Schriftelijke vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over de beheers-

overeenkomsten

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 030 aan minister Bert Anciaux

29 oktober 2008

4. Samenstelling Raad van Bestuur en Dagelijks Bestuur FOV

5. Verslag plenaire bespreking ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotings-

jaar 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk Plenaire Nr. 19 (uittreksel p. 19-34)

17 december 2008

6. Verslag hoorzitting over ‘Boekstaven 2008’, het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, met vertegenwoordigers van

de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV)

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 2240 (2008-2009) - Nr. 1

24 april 2009

7. DE BELANGENBEHARTIGING EN ONDERSTEUNING IN HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK

232 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 233 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

8. TEWERKSTELLING

8. TEWERKSTELLING

1. DAC-normalisatie

Het DAC-decreet van 7 mei 2004 gaf een wettelijke onderbouw aan de regularisering van DAC-werknemers in de culturele sector

en stelde een verdere normalisering in het verschiet.

Met de regularisering van de DAC’ers in 2002 kregen de betrokken werknemers een normaal arbeidsstatuut en werden zij voort-

aan minimaal verloond op basis van de vigerende loonschalen in de sociaal-culturele sector.

De normalisering houdt in dat vanaf de start van de volgende beleidsperiode (1 januari 2011) de toewijzing van een aanvullende

tewerkstelling in de sector moet verlopen op basis van objectieve parameters. Dit creëert de mogelijkheid dat organisaties die

in het verleden DAC-personeelsleden tewerkstelden eventueel personeel moeten inleveren en dat andere organisaties dan weer

middelen zullen toegekend krijgen om aanvullende tewerkstelling te realiseren.

Na consultatie van de achterban, talloze gesprekken en overlegmomenten legden de FOV en de sociale partners op 28 juni 2008

een voorstel voor aan minister van Cultuur Anciaux (zie doc. 1). In het voorstel werd een nieuw verdelingsschema uitgewerkt,

waarbij alle erkende en gesubsidieerde organisaties bij de aanvullende tewerkstelling betrokken worden. Er werd gezocht naar

verdelingscriteria die tegemoetkomen aan de grote verscheidenheid van organisaties in de sociaal-culturele volwassenensector.

Bovendien werd veel zorg besteed aan de organisaties die op basis van het herverdelingsvoorstel personeel zullen moeten inleve-

ren. Deze inlevering wordt in de tijd gespreid. Geregulariseerde DAC’ers die vóór 2002 in dienst waren bij hun huidige werkgever

behouden in alle geval die gesubsidieerde werkplaats, tot wanneer zij hun huidige werkgever verlaten.

De vijf ondertekenaars van het voorstel (FOV, Sociare, ACLVB, BBTK-ABVV en LBC-NVK) drongen bij minister Anciaux aan op

flankerende maatregelen ten gunste van personeelsleden die per 1 januari 2011 niet langer als geregulariseerde DAC’er aan de

slag kunnen blijven. De minister werd uitgenodigd om vanaf het najaar 2008 hierover een gesprek aan te gaan met de sociale

partners.

Op 19 december 2008 vindt op het Kabinet van de minister van Cultuur een nieuw overleg over het herverdelingsvoorstel plaats

met de vijf gesprekspartners. In het aangepaste voorstel van de minister zijn drie wijzigingen aangebracht aan het initiële stand-

punt:

- er wordt een eenmalige ’tewerkstellingsfoto’ gemaakt die voor de volgende beleidsperiodes de herverdeling bepaalt. Dit geeft

de organisaties een stabieler perspectief. In het oorspronkelijk voorstel werd per beleidsperiode immers een herberekening

voorzien.

- de mogelijkheid wordt ingebouwd voor een organisatie om een deel van de trekkingsrechten af te staan aan een andere

organisatie. In het oorspronkelijk voorstel kon alleen een volledige afstand van het trekkingsrecht.

- de tempering voor de ’getroffen’ organisaties wordt verhoogd door het verlies per beleidsperiode te beperken tot maximaal

één derde van de betrokken personeelsleden (en niet de helft zoals in het neergelegde voorstel).

Tenslotte wordt ook overeengekomen om werknemers die door de normalisering hun werk dreigen te verliezen via een systeem

van outplacement uitzicht te geven op een nieuwe job.

Begin mei 2009 bezorgt de Administratie (IVA Sociaal-Cultureel Werk) de omzendbrief over de DAC-normalisering (zie doc. 2) aan

alle erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Het voorstel van de FOV en de sociale partners wordt, inclusief de drie voorstellen

van de minister, in de brief verwerkt. In de brief wordt nog meegedeeld dat de inhoud ervan in de daaropvolgende maanden zal

232 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 233 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 233

8. TEWERKSTELLING

opgenomen worden in een besluit van de Vlaamse regering.

Via artikel 64 van het programmadecreet bij de tweede aanpassing van de begroting 2008 van de Vlaamse Gemeenschap worden

de DAC-middelen toegevoegd aan de diverse allocaties voor de toepassing van het decreet voor het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk (zie doc. 3). Deze bepaling vergt nogal wat technische hoogstandjes bij de aanpassing van de begroting 2008 en de

initiële begroting 2009. Zowel via de toelichting bij de begrotingen als tijdens de besprekingen in de Commissie moet de minister

van Cultuur zorgen voor de nodige verheldering (zie doc. 4, 5 en 6).

2. VIA-middelen

In de loop van het voorbije decennium verwierven de sociaal-culturele volwassenenorganisaties bijkomende middelen op basis

van de Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA) die door de Vlaamse overheid en de sociale partners werden vastgelegd.

Voor de uitvoering van VIA 2 betreft het middelen voor loonharmonisering, vorming, managementondersteuning en extra-verlof

(voor oudere werknemers). In VIA 3 worden de middelen besteed aan een verhoging van de eindejaarspremie, kwaliteitsver-

betering, uitbreidingsbeleid en de uitbouw van een pensioenfonds. De uitgaven voor VIA 3 worden in de tijd gespreid. Een deel

van deze middelen wordt door de overheid betaald, een ander deel via het Sociaal Fonds voor de sociaal-culturele sector. In de

toelichting bij de begrotingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt de grootte van de VIA-middelen vermeld.

3. Nieuwe CAO’s

Op het vlak van nieuwe sociale verplichtingen voor de werkgevers in de sociaal-culturele sector is er in de referteperiode weinig

nieuws te melden. Er worden immers binnen het Paritair Comité 329.1 slechts 2 nieuwe collectieve arbeidsovereenkomsten afge-

sloten: een CAO van 19 maart 2009 ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder de werknemers

(zie doc. 7) en een CAO van 18 mei 2009 over vorming (zie doc. 8).

Documenten

1. FOV-standpunt over de DAC-normalisering,

mede onderschreven door ACLVB, BBTK-ABVV, LBC en Sociare

23 juni 2008

2. Omzendbrief over de DAC-normalisering

IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen

7 mei 2009

3. Decreet houdende bepalingen ter begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008

21 november 2008

Belgisch Staatsblad, Nr. 30, 27 januari 2009 (uittreksel p. 5161-5171)

4. Toelichtingen bij de middelenbegroting en bij de uitgavenbegroting van de Vlaamse gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 13 (2008-2009) - Nr. 1-B (uittreksel p. 795-814)

28 oktober 2008

5. Verslag bespreking van het ontwerp van decreet houdende de begroting 2009

234 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 235 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 15 (2008-2009) - Nr. 5-D (uittreksel p. 16-31)

27 november 2008

6. Verslag bespreking ontwerp van decreet houdende de tweede aanpassing van de begroting 2008

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zitting 2008-2009

Stuk 19 - B (2007-2008) - Nr. 3-D (uittreksel p. 6-18)

16 oktober 2008

7. Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2009 ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder

de werknemers

8. Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 over vorming

8. TEWERKSTELLING

234 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 235 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 235

9. HET ADVIESSTELSEL

Binnen het cultuurbeleid is het gebruikelijk dat de voorbereiding van dit beleid gepaard gaat met een advisering door geëigende

adviesorganen. De cultuurpactwetgeving maakt die advisering overigens dwingend. Voor de sector van het sociaal-cultureel

volwassenenwerk zijn de adviezen van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en zijn deelraad,

de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk belangrijk. In de loop van 2008-2009 brengen deze raden een aantal adviezen uit met

relevantie voor de sociaal-culturele volwassenensector.

1. De Raad voor Cultuur

De SARC (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) werkt met een Algemene Raad, een vast bureau (zie doc.

1) en vier sectorraden, namelijk de Sectorraad voor Kunsten en Erfgoed, de Sectorraad voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en

Volwassenen, de Sectorraad voor Sport en de Sectorraad Media.

De Algemene Raad zorgt voor de conceptualisering van het cultuurbeleid door de beleidsvelden in een samenhangende context en

in een ruimer maatschappelijk kader te plaatsen. De Algemene Raad geeft advies over alle thema’s die meerdere beleidsvelden

aanbelangen. Hij verzorgt ook de interne coördinatie van de adviezen van de sectorraden.

In een advies over het programmadecreet 2009 onderschrijft de Raad de opties om twee wijzigingen aan te brengen aan het

decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk (experimentenregeling voor de verenigingen en het gedeeltelijk ongedaan

maken van de afgetopte subsidies bij een aantal verenigingen) (zie doc. 2) )(zie ook hoofdstuk 4 - Het decreet voor het sociaal-

cultureel volwassenenwerk).

2. Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

De vier sectorraden zijn autonoom bevoegd en geven rechtstreeks adviezen over hun specifiek beleidsveld. In deze raden zetelen

telkens 19 leden. De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (zie doc. 3) telt 8 onafhankelijke deskundigen,

9 vertegenwoordigers van het middenveld en 2 leden namens de Vlaamse Jeugdraad. Voor het sociaal-cultureel volwassenen-

werk zetelen 5 leden. De FOV heeft deze leden voorgedragen: Peter Warson (verenigingen), Jan De Braekeleer (instellingen),

Kristien Vermeersch (bewegingen), Ria Van Asch (volkshogescholen) en Hugo De Vos (algemeen). Voor al deze leden is een

plaatsvervang(st)er aangeduid. Via de vertegenwoordig(st)ers van het middenveld zijn ook nog de sectoren jeugd, amateurkunsten,

bibliotheken en cultuur- en gemeenschapscentra in de Sectorraad vertegenwoordigd.

Net zoals de SARC brengt ook de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk een aantal adviezen uit met relevantie voor de sociaal-

culturele volwassenensector. Dit is het geval voor een advies over een ontwerpreglement voor de financiële ondersteuning van

projecten van sociaal-culturele verenigingen (zie doc. 4) )(zie ook hoofdstuk 6 - De diverse werksoorten in het sociaal-cultureel

volwassenenwerk, deel landelijke verenigingen), een advies over een ontwerp van omzendbrief over de DAC-normalisatie (zie doc.

5) )(zie ook hoofdstuk 8 - Tewerkstelling) en een advies over de samenstelling van een Beroepscommissie voor het decreet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zie doc. 6). De twee laatste adviezen zijn een rechtstreeks gevolg van bepalingen in het

decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk, respectievelijk het decreet voor de DAC-regularisatie (7 mei 2004).

9. HET ADVIESSTELSEL

Documenten

1. Samenstelling van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport (SARC)

2. Advies van de SARC over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009

236 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 237 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

21 oktober 2008

3. Samenstelling van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk

4. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over het reglement voor de financiële ondersteuning van projecten van sociaal-

culturele verenigingen

12 september 2008

5. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over de omzendbrief DAC-normalisatie

17 december 2008

6. Advies van de Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk over de Beroepscommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk

12 augustus 2009

9. HET ADVIESSTELSEL

236 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 237 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 237

10. STANDPUNTEN FOV

10. STANDPUNTEN FOV

Het werkjaar 2008-2009 is relatief rustig. De uitvoering van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk valt met de

goedkeuring van het onderhandelde uitvoeringsbesluit op 5 september 2009 in de plooi. De omzendbrief vanwege de Administra-

tie over de DAC-normalisatie van 7 mei 2009 is conform het FOV-standpunt. De FOV staat niet voor bijkomende en uitdagende

dossiers die een krachtig standpunt vereisen. De eerder ingenomen standpunten en visies worden consequent bij de overheid

verdedigd.

Het is wel gebruikelijk dat de FOV bij het aantreden van een nieuwe Vlaamse regering de verwachtingen en betrachtingen oplijst.

Dit is niet anders bij de voorbereiding van de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2007.

De Algemene Vergadering van de FOV keurt op 13 maart de tekst van het FOV-memorandum goed (zie doc. 1). In het memoran-

dum worden de bekommernissen van de FOV-organisaties nog even opgelijst. Belangrijk aandachtspunt blijft de exacte uitvoering

van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Voldoende middelen, transparantie in de financiering en vraag naar

meer experiment zijn sleutelbegrippen. De vraag naar enige decretale rust klinkt luid, alhoewel voor de hand liggende verbete-

ringen met instemming kunnen aangebracht worden. Zo is voor de diverse werksoorten nog een inhaaloperatie wenselijk, die

evenwel niet raakt aan de fundamentele uitgangspunten van het decreet. De erkenning van de bewegingen krijgt hier bijzondere

aandacht.

De FOV wil met de minister van Cultuur, diens Kabinet en met de leden van de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement een

open en nabije communicatie. Inspraak en participatie staan immers hoog in het FOV-blazoen. De FOV zal bij hen onder andere

aandringen op een eigentijdse invulling van het begrip niet-formele educatie. De FOV breekt daarom nogmaals een lans voor

voldoende beleidsaandacht voor het levenslang en levensbreed leren, ook vanuit het perspectief van het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk.

In het memorandum wordt tenslotte ook ingegaan op administratieve eenvoud, de verwachting naar een krachtige opstelling van

de Vlaamse overheid bij federale dossiers zoals auteursrecht en billijke vergoeding en op de verwachting naar een rechtmatige

subsidiëring van de FOV.

Document

1. FOV-memorandum bij de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2009

13 maart 2009

238 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 239 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

11. HETE THEMA’S

11.1. VRIJWILLIGERSBELEID

1. Vrijwilligerswet

De wet betreffende de rechten van vrijwilligers (vrijwilligerswet) is een federale materie. De wet is van kracht sinds 1 augustus

2006, met uitzondering van de bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid. Deze traden in voege op 1 januari 2007.

1.1.Kostenvergoeding

De wet betreffende de rechten van vrijwilligers regelt onder meer de kostenvergoedingen voor vrijwilligers.

De vrijwilligerswet van 2005 wordt gewijzigd. Dit gebeurt via een zogenaamde wet houdende diverse bepalingen (zie doc. 1). De

nieuwe regeling gaat op 29 mei 2009 van kracht. Met de wijziging wordt onder meer een (beperkte) combinatie van een forfaitaire

kostenvergoeding met de uitbetaling van vervoerskosten mogelijk. De bedragen van de rëele vervoerskosten worden in dit com-

binatiesysteem jaarlijks geplafonneerd op 2.000 maal de kilometervergoeding voor het gebruik van een wagen. Vervoerskosten

kunnen bestaan uit het gebruik van het openbaar vervoer, de eigen wagen of de eigen fiets. De politiek geeft hiermee uitvoering

aan een advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers uit 2008 (zie doc. 2).

Stefaan Vercamer (CD&V) stelt in de Commissie Sociale Zaken (16 juni) en de Commissie Financiën (23 juni) vragen over de

praktische toepassing van de wetswijziging (zie doc. 3 en 4).

De Nationale Arbeidsraad (NAR) reageert in haar advies van 6 mei 2009 ontstemd op deze wetswijziging (zie doc. 5). De vrijwil-

ligerswet schreef, twee jaar na de inwerkingtreding van de wet, een evaluatie van het deel over de kostenvergoedingen door de

NAR voor. Het ontbreekt de NAR aan de nodige informatie om de evaluatie conform het uitvoeringsbesluit uit te voeren. De Raad

roept de minister van Sociale Zaken op de nodige gegevens door te sturen en te wachten met verder wetgevend initiatief tot de

aangekondigde evaluatie. Tot slot merkt de NAR op dat “naast het probleem van de cumul, nog andere soms nijpender problemen

worden aangeduid die ook moeten worden aangepakt, zoals bijvoorbeeld welke vervoerskosten kunnen worden beschouwd als

kosten eigen aan de organisatie.”

Op 12 februari 2009 dient Sonja Becq (CD&V) een wetsvoorstel in (zie doc. 6). Dit wetsvoorstel strekt ertoe vrijwilligers die actief

zijn in de oppashulp, ambulancezorg (niet-dringend ziekenvervoer) of dringende medische hulpverlening recht te geven op een

hogere kostenvergoeding. In de Commissie Sociale Zaken van 16 juni zegt minister Onkelinx dat zij de denkpiste van het wets-

voorstel om het jaarlijks plafond voor die categorie vrijwilligers op te trekken naar 2.200 euro, genegen is (zie doc. 7).

Documenten

1. Wet houdende diverse bepalingen

6 mei 2009

Belgisch Staatsblad, Nr. 171, 19 mei 2009 (uittreksel p. 37869)

2. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers aan minister Joëlle Milquet, federaal minister van Werk en Gelijke Kansen over de terug-

betaling van onkosten en vergoedingen voor vrijwilligerswerk

6 mei 2008

238 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 239 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 239

11. HETE THEMA’S

3. Vraag van Stefaan Vercamer aan minister Laurette Onkelinx, federaal vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volks-

gezondheid over de combinatie van de forfaitaire onkostenvergoeding met de kilometervergoeding voor vrijwilligers met betrekking

tot het jaar 2009

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Commissie Sociale Zaken

Zitting 2008-2009

Stuk CRIV 52 COM 591 (uittreksel p. 20-22)

16 juni 2009

4. Vraag van Stefaan Vercamer aan minister Didier Reynders, federaal vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele

Hervormingen over de combinatie van de forfaitaire onkostenvergoeding met de kilometervergoeding voor vrijwilligers

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Commissie Financiën

Zitting 2008-2009

Stuk CRIV 52 COM 601 (uittreksel p. 6-7)

23 juni 2009

5. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk

Advies Nr. 1686

6 mei 2009

6. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers

Ingediend door Sonja Becq e.a.

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2008-2009

Stuk DOC 52 1806/001

12 februari 2009

7. Vraag van Luc Goutry aan minister Laurette Onkelinx, federaal minister van Sociale Zaken, over de nachtoppas van zwaar zorgbe-

hoevende thuiszorgpatiënten

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Commissie Sociale Zaken

Zitting 2008-2009

Stuk CRIV 52 COM 591

16 juni 2009

1.2.Verzekeringenaansprakelijkheid

De bepalingen inzake verzekeringen en aansprakelijkheid in de wet voor de rechten van de vrijwilliger traden in voege op 1

januari 2007.

Op 19 maart 2009 brengt de Hoge Raad voor Vrijwilligers advies uit over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligers-

werk (zie doc. 8). De Hoge Raad stelt in dit advies een aantal inhoudelijke onduidelijkheden aan de kaak zoals bijvoorbeeld het

begrip ‘specifieke verbondenheid’ en de reikwijdte van de aansprakelijkheid. Het advies pleit ook voor een goede informatiecam-

pagne waarvoor de overheid voldoende middelen vrijmaakt. De Hoge Raad doet ook een aantal suggesties. Zo zou de overheid

240 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 241 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

een collectieve verzekering lichamelijke ongevallen en rechtsbijstand kunnen aanbieden.

De vrijwilligerswet wordt ook op dit punt aangepast via de wet houdende diverse bepalingen (zie doc. 9). Concreet bepaalt de wet

dat, wanneer een KB zou bepalen dat de lichamelijke schade en de rechtsbijstand opgenomen moeten zijn in het verzekerings-

contract voor de vrijwilligers, ook hiervoor minimumgarantievoorwaarden moeten worden vastgelegd.

De Hoge Raad voor Vrijwilligers neemt in hetzelfde advies van 19 maart 2009 (zie doc. 8) de federale regering op de korrel: de uit-

werking van artikel 6 §5 over het aanbod van de collectieve verzekering door de federale overheid is dode letter gebleven. Het KB

waarbij aan de organisaties de mogelijkheid wordt geboden zich, tegen betaling van een premie, aan te sluiten bij een collectieve

polis die voldoet aan de wettelijke bedoelde voorwaarden, is er nooit gekomen.

Documenten

8. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk

19 maart 2009

9. Wet houdende diverse bepalingen

6 mei 2009

Belgisch Staatsblad, Nr. 171, 19 mei 2009 (uittreksel p. 37869)

1.3.Vrijwilligerswerkvoorniet-Belgen

De vrijwilligerswet trad op 1 augustus 2006 in werking. De nieuwe wet wilde ondermeer vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

(ruimer) toegankelijk maken. De federale regering kan dit eenvoudig regelen via een Koninklijk Besluit, maar na drie jaar is het KB

nog niet verschenen. Hierdoor blijft een groep buitenlanders uitgesloten van vrijwilligerswerk. Bij inbreuken op deze wet zijn geen

sancties voorzien voor de vrijwilliger, maar wel voor de organisatie die deze vrijwilliger inschakelt. Organisaties kunnen op deze

manier ongewild en/of onbewust in de fout gaan.

Het Vlaams Minderhedencentrum en Vluchtelingenwerk Vlaanderen lanceerden in de loop van 2008 een platformtekst ten voordele

van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen. Deze tekst werd door tal van organisaties onderschreven (zie doc. 10). De platformtekst

zet hier en daar wat in beweging maar een regeling komt er niet.

Op 1 juli 2008 dient Nahima Lanjri (CD&V) een nieuw wetsvoorstel in om de kwestie te regelen (zie doc. 11). Het voorstel staat

vanaf februari 2009 regelmatig op de agenda van de Commissie Sociale Aangelegenheden zonder dat het tot een stemming komt.

Op 6 mei 2009 brengt de Nationale Arbeidsraad een advies (zie doc. 12) over de kwestie uit.

Documenten

10. Platformtekst Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het Vlaams Minderhedencentrum “Vrijwilligerswerk voor vreemdelingen: naar een

duidelijk en werkbaar kader”

maart - april 2008

11. Wetsvoorstel tot het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen

Ingediend door Nahima Lanjri e.a.

240 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 241 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 241

11. HETE THEMA’S

Senaat

Zitting 2007-2008

Stuk 4-840/1

1 juli 2008

12. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk

Advies Nr. 1686

6 mei 2009

1.4.Wetsvoorstelonbetaaldvrijwilligersverlof

In het najaar van 2007 diende Wouter Beke (CD&V) in de Senaat een wetsvoorstel in om een systeem van onbetaalde verlofdagen

voor de vrijwilligers-bestuurders van vrijwilligersorganisaties in te voeren (zie doc. 13). De vrijwilliger-bestuurder zou, ongeacht

de aard van zijn arbeidsovereenkomst of statuut, twee halve dagen in de maand (onbezoldigd) vrij kunnen nemen om zijn of haar

verantwoordelijkheden te vervullen. In het kader van de opbouw van pensioenrechten zouden deze dagen gelijkgesteld worden

aan gewerkte dagen.

De Nationale Arbeidsraad brengt op 6 mei 2009 een advies met bezwaren tegen het wetsvoorstel uit (zie doc. 14). Ook de Hoge

Raad voor Vrijwilligers heeft grote twijfels bij dit wetsvoorstel. De Hoge Raad wijst in haar advies van 9 juni 2009 (zie doc. 15)

onder andere op het discriminerend karakter van het voorstel: “Zonder dat de term ‘vrijwilliger-bestuurslid’ duidelijk gedefinieerd

wordt creëert het voorstel een frappante discriminatie met andere vrijwilligers. Talrijke vrijwilligers oefenen taken en opdrachten

uit die evengoed en beter kunnen uitgevoerd worden overdag i.p.v. ’s avonds en in het weekend. Alleen de mogelijkheid om

verlofdagen op te nemen voorbehouden aan vrijwilligers-bestuurders is duidelijk een discriminatie die we als [Hoge Raad voor

Vrijwilligers] niet kunnen aanvaarden.”

Het gelijkaardig voorstel dat Sonja Becq (CD&V) in het voorjaar van 2008 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers indiende, is

nog steeds hangend in de Kamer (zie doc. 16).

Documenten

13. Wetsvoorstel houdende invoeging van een artikel 12 bis in de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers

Ingediend door Wouter Beke e.a.

Senaat

Zitting 2007-2008

Stuk 4-316/1

22 oktober 2007

14. Advies van de Nationale Arbeidsraad over vrijwilligerswerk

Advies Nr. 1686

6 mei 2009

15. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers betreffende wetsvoorstel 4-316/1

9 juni 2009

16. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers wat de onkostenvergoeding en het

242 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 243 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

vrijwilligersverlof betreft

Ingediend door Sonja Becq e.a.

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2007-2008

Stuk DOC 52 1045/001

9 april 2008

2. Gratis provinciale vrijwilligersverzekering

In 2007 werd de gratis provinciale vrijwilligersverzekering gelanceerd. Verenigingen kunnen via de provincies en de Vlaamse

Gemeenschapscommissie (voor Brussel) jaarlijks een 100-tal ‘gratis vrijwilligersdagen’ aanvragen. De middelen voor de gratis

verzekering zijn afkomstig uit de pot van de Nationale Loterij. Dit jaar wordt zonder problemen 850.000 euro opgenomen in het

verdeelplan van de Nationale Loterij voor de verzekering voor vrijwilligers (zie doc. 17).

Naast de burgerlijke aansprakelijkheid worden in deze polis ook lichamelijke ongevallen gedekt en is rechtsbijstand voorzien.

Dit initiatief staat los van de wet betreffende de rechten van vrijwilligers.

In haar advies van 19 maart 2009 (zie doc. 18) over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk evalueert de Hoge

Raad voor Vrijwilligers de gratis provinciale vrijwilligersverzekering. De Raad spreekt zich positief uit over de inhoud van de polis,

de bekendmaking en de werking in de praktijk. De Raad pleit er wel voor om de actieradius uit te breiden: ”Het aanwenden van

een deel van de beschikbare middelen voor organisaties met een permanente werking, die thans niet van het aanbod kunnen

genieten, vormt een belangrijke optie”.

De Hoge Raad voor Vrijwilligers wil een structurele verankering van de middelen van de Nationale Loterij voor het aanbieden van

een gratis collectieve verzekering.

De website www.verzekeringvoorvrijwilligers.be is niet meer beschikbaar. Dit meldt Sonja Becq (CD&V) op 27 mei in de Commis-

sie Financiën aan minister van Financiën Didier Reynders (zie doc. 19). Reynders antwoordt dat de website niet de bevoegdheid is

van de Nationale Loterij. De informatie zou volgens de minister wel terug te vinden zijn op de website van de FOD Economie. Sonja

Becq stipt op het eind van haar tussenkomst aan dat “ook in de programmawet is bepaald dat een aantal minimale voorwaarden

kunnen worden ingeschreven voor de vrijwilligerswetgeving. Als daarover afspraken worden gemaakt, moeten die ook toeganke-

lijk zijn voor de vrijwilligers. Dat is ook een stimulans om naar zo’n collectieve verzekering te gaan, waarop men vanuit verenigin-

gen op een goedkope en meer permanente wijze kan inspelen dan met de verzekering die nu via de Nationale Loterij gebeurt”.

Documenten

17. Persbericht van de federale ministerraad

Verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij

17 juli 2009

18. Advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers over aansprakelijkheid en verzekeringen in het vrijwilligerswerk

19 maart 2009

19. Vraag van Sonja Becq aan minister Didier Reynders, federaal vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele

Hervormingen over het functioneren van de website

242 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 243 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 243

11. HETE THEMA’S

www.verzekeringvoorvrijwilligers.be

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Commissie Financiën

CRIV 52 COM 574

27 mei 2009

3. Vlaams vrijwilligersbeleid

3.1.PrijsvanhetVrijwilligerswerk

Vlaanderen wordt in 2009 een nieuwe prijs rijker: de Prijs van het Vrijwilligerswerk. De uitreiking van deze prijs is een concrete

uitwerking van het engagement van de Vlaamse Regering om, in samenwerking met de Verenigde Verenigingen het vrijwilligers-

werk te versterken en te ondersteunen.

Op 14 mei neemt de eerste laureaat van de Prijs, speelpleinwerking De Saenhoeve, de Prijs in ontvangst uit de handen van

minister-president Kris Peeters en cultuurminister Bert Anciaux.

3.2.RegeerakkoordenregeerverklaringPeetersII

In het regeerakkoord, bekendgemaakt op 9 juli 2009 (zie doc. 20), wordt het engagement van de nieuwe Vlaamse regering Peeters

II, ten overstaan van het vrijwilligerswerk bevestigd: “Het verenigingsleven wordt actief, structureel en projectmatig ondersteund.

We zorgen voor een doorzichtige subsidieregeling, eenvoudige regelgeving en de blijvende erkenning en ondersteuning van het

vrijwilligerswerk”.

Ook tijdens de regeringsverklaring op 13 juli (zie doc. 21) ontbreekt het niet aan een verwijzing naar een te voeren vrijwilligers-

beleid: “Deze Vlaamse Regering wil volop inzetten op een warme samenleving. Wij willen de ontplooiingskansen van de mensen

bevorderen en de sociale banden tussen mensen versterken. Alle gezinnen, maar ook het vrij initiatief en het vrijwilligerswerk zijn

daarbij steunpilaren van ons Vlaams maatschappelijk bestel en worden dan ook actief ondersteund.”

Documenten

20. Regeerakkoord Peeters II: Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme

samenleving (uittreksel p. 69-72)

9 juli 2009

21. Regeringsverklaring door Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

Vlaams Parlement

13 juli 2009

4. Europees vrijwilligersbeleid

Op 3 juni keurt de Europese Commissie Onderwijs en Cultuur een beschikking goed waarin de organisatie van een Europees Jaar

voor het Vrijwilligerswerk 2011 wordt voorgesteld (zie doc. 22). Het is nu aan de Raad van de Europese Unie om de beschikking

definitief goed te keuren.

244 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 245 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

De Europese Commissie wil met het Europees jaar de inspanningen van de lidstaten, van de regionale en lokale autoriteiten en

van het maatschappelijk middenveld om gunstige voorwaarden te creëren voor het vrijwilligerswerk, aanmoedigen en ondersteu-

nen. Uitwisseling van ervaringen en goede praktijken zullen hierbij centraal staan. De Europese Commissie stelt vier doelstellingen

voorop:

- creatie van een stimulerende omgeving voor vrijwilligerswerk in de EU

- versterking van de positie van de vrijwilligersorganisaties en verbetering van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk

- beloning en erkenning van vrijwilligersactiviteiten

- bewustmaking van de waarde en het belang van vrijwilligerswerk

In het voorstel van de Europese Commissie wordt een budget vooropgesteld van 8 miljoen euro (2 miljoen voorbereidingskosten in

2010 en 6 miljoen voor het eigenlijke jaar in 2011). Dit is laag in vergelijking met andere Europese Jaren. Vrijwilligersorganisaties

en hun Europese overkoepeling dringen aan om het budget te verhogen.

Document

22. Voorstel voor een beschikking van de Raad over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk (2011)

Europese Commissie

Stuk COM (2009) 254

2009/0072/CNS

244 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 245 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 245

11. HETE THEMA’S

11.2. AUTEURSRECHTEN

1. Billijke vergoeding

De billijke vergoeding is een vergoeding voor uitvoerende artiesten en muziekproducenten. Dit zijn de zogenaamde nevenrechten.

De vergoeding is verschuldigd bij het afspelen van muziek in openbare plaatsen. Zij wordt geïnd en beheerd door beheersvennoot-

schappen. De controledienst van de FOD Economie oefent de controle uit op de beheersvennootschappen.

1.1.Tarifering:eenfederalematerie

De tarieven van de billijke vergoeding worden bepaald door een (paritaire) commissie. In deze commissie zetelen vertegenwoordi-

gers van de beheersvennootschappen en de belangenorganisaties van de gebruikers.

Eind 2006 werden de tarieven voor de polyvalente zalen en jeugdhuizen met 10% verhoogd. Deze beslissing gold voor één jaar. In

2007 zou opnieuw over de tarieven onderhandeld worden. Door de aanslepende regeringsvorming kon de regering in het najaar

2007 echter enkel over lopende zaken beslissen. De tarieven werden daarom voor een jaar bevroren. De beheersvennootschap-

pen zijn vragende partij om in het najaar van 2008 te onderhandelen over een fundamentele aanpassing van de tarieven. Deze

onderhandelingen vinden niet plaats. De tarieven worden opnieuw met één jaar verlengd (zie doc. 1). Verwacht wordt dat de

discussie in het najaar van 2009 zal gevoerd worden.

1.2.FinanciëletussenkomstdoordeVlaamseoverheid

De Vlaamse overheid neemt sinds september 2007 de kosten van de billijke vergoeding op zich als het gaat om occasionele,

kleinschalige evenementen van lokale groeperingen, verenigingen en vrijwilligersinitiatieven. De aanvraag voor een tussenkomst

van de Vlaamse overheid kan gebeuren via de website www.debillijkevergoeding.be/vlaanderen.

Vanuit het middenveld (het Intersectoraal Overleg Cultuur, ISOC) is er in de zomer van 2008, na 10 maanden overleg, nog steeds

kritiek op de gebruiksvriendelijkheid van de website en zijn er vragen bij de juistheid van de tarieven die op de website gehan-

teerd worden. Het ISOC beslist daarop de website niet te promoten bij de achterban. De Vlaamse Jeugdraad dient in het verlengde

daarvan in juni 2008 een klacht in bij de Controledienst voor de beheersvennootschappen (FOD Economie) over het gebruik van

het tarief voor buitenactiviteiten (zie doc. 2). De Controledienst stuurt de beheersvennootschap op 1 augustus een brief met de

vraag naar duidelijkheid en aanpassingen (zie doc. 3).

De Vlaamse overheid wil meer bekendheid geven aan de tussenkomst voor de billijke vergoeding. Zij sluit daartoe een overeen-

komst met de Verenigde Verenigingen. De Verenigde Verenigingen lanceert in juni 2008 de campagne ‘Een gat in je budget?’.

In de beleidsbrief Cultuur voor 2009 van minister Anciaux lezen we dat voor de voorzetting van de tussenkomst in 2009 geen bij-

komende middelen worden ingezet. De middelen voorzien voor 2008 zijn immers niet uitgeput (zie doc. 4). De minister wil samen

met het middenveld en de beheersvennootschappen “de toepassing van de regeling en de gebruiksvriendelijkheid ervan blijven

evalueren en bijsturen waar nodig”.

Documenten

1. Koninklijk besluit houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 30 oktober 2008 inzake de billijke vergoeding

verschuldigd voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals

246 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 247 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen

door de commissie bedoeld in artikel 42 van de wet van 30 juni 1994

betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

17 december 2008

Belgisch Staatsblad, Nr. 397, 24 december 2008 (uittreksel p. 68189-68190)

2. Brief van de Vlaamse Jeugdraad aan de Controledienst voor de beheersvennootschappen over foute tarieven bij online aangifte

billijke vergoeding

26 juni 2008

3. Brief van de Controledienst voor de beheersvennootschappen aan beheersvennootschap Simim over foute tarieven bij online

aangifte billijke vergoeding

1 augustus 2008

4. Beleidsbrief Cultuur. Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2008 - 2009

Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 46-48)

28 oktober 2008

2. SABAM

Bart Van Malderen (sp.a) haalt naar aanleiding van het succes van de actie Music For Life - en de bijhorende SABAM-facturen - de

paragraaf in het regeerakkoord over een vrijstellingsregeling inzake auteursrechten voor sociaal-culturele verenigingen vanonder

het stof.

De regering engageerde zich in haar regeerakkoord om met SABAM te onderhandelen. Deze onderhandelingen zouden, parallel

met de billijke vergoeding, moeten resulteren in een overkoepelende vrijstellingsregeling inzake auteursrechten voor sociaal-cul-

turele verenigingen. Minister van Cultuur, Bert Anciaux, verklaart in de Commissie Cultuur van 3 februari 2009 dat een dergelijke

vrijstelling wellicht niet haalbaar is (zie doc. 5).

Minister Anciaux verduidelijkt dat zijn kabinetsmedewerkers en de Administratie de voorbije jaren enkele overlegmomenten

hadden met de beheersvennootschap SABAM, laatst nog op 14 januari 2009. Volgens de minister blijkt uit die gesprekken “hoe

moeilijk of bijna onmogelijk het is om voor SABAM een overkoepelende, gemakkelijke oplossing te vinden”. Het plaatje wordt nog

duidelijker als de minister even later zegt: “[door] SABAM wordt veel meer geïnd dan de billijke vergoeding. Dat maakt dat het

belang dat SABAM heeft bij een omvattende regeling beperkter: ze hebben er zelf geen of minder belang bij.”

Bart Van Malderen antwoordt dat SABAM met andere organisaties wél koepelovereenkomsten afsluit. Het verbaast Van Malderen

dat SABAM zo dwars ligt om met de overheid te praten. Een overeenkomst behoort volgens hem wel tot de mogelijkheden.

Document

5. Vraag van Bart Van Malderen aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de financiële

steun van de Vlaamse Regering aan Music For Life

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

246 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 247 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 247

11. HETE THEMA’S

Zitting 2008-2009

Stuk C114 - CUL15

3 februari 2009

3. Controle op de beheersvennootschappen

Op 16 juli 2009 keurt de Kamer een ingrijpend wetsvoorstel goed (zie doc. 6). Dit wetsvoorstel wijzigt de wet op de auteurs- en

naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.

Het wetsvoorstel zat al enige jaren in de wachtkamer van de Kamercommissie, maar wordt opnieuw ingediend op 16 juni 2009.

Het voorstel wordt met grote spoed behandeld: een maand na de indieningsdatum keurt de Kamer het voorstel goed. Tijdens de

bespreking in de Commissie (zie doc. 7) preciseert minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent Van Quickenborne, dat

ook het bijhorende Koninklijk Besluit reeds klaarligt. Dat werd reeds op 3 april 2009 door de federale ministerraad goedgekeurd.

In het wetsvoorstel worden vijf belangrijke verbeterpunten juridisch uitgewerkt:

- een betere structuur, organisatie en interne werking van de beheersvennootschappen

- een grotere transparantie ten aanzien van de gebruikers

- een grotere transparantie ten aanzien van de rechthebbenden

- een meer aangepast sanctiearsenaal bij overtredingen door de beheersvennootschappen

- een betere regeling van de financiering van de controledienst

De goedkeuring van het wetsvoorstel in de Senaat laat nog even op zich wachten.

Documenten

6. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en

de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.

Ingediend door Philippe Henry e.a.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Zitting 2008-2009

Stuk Doc 52 2051/008

16 juli 2009

7. Verslag bespreking wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat

het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de

middenstand en de landbouw

Zitting 2008-2009

Stuk Doc 52 2051/003

13 juli 2009

248 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 249 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

4. Onderzoek

Het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, bestelt een kortlopend onderzoek over auteursrechten bij de K.U.Leuven. Het

resultaat is een lijvig rapport dat de bestaande adviezen en regelgeving, onderzoeksresultaten, evoluties en tendensen aangaande

het auteursrecht in de digitale samenleving in kaart brengt (zie doc. 8).

Het onderzoek gaat ook na in welke mate de Vlaamse (cultuur)overheid (faciliterende) initiatieven kan ontwikkelen, wetende dat

auteursrecht een federale materie is. De onderzoekers zien voor de Vlaamse cultuuroverheid vooral een informerende, facilite-

rende en bemiddelende rol weggelegd.

Document

8. Onderzoek Auteursrecht in de digitale samenleving

Werkers, E., Kerremans, R., Robrechts, T. & Dumortier, J.

Studie in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap

Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media

1 mei 2009

248 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 249 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 249

11. HETE THEMA’S

11.3. PARTICIPATIE

1. Het participatiedecreet wordt van kracht

Het participatiedecreet (of voluit: het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de parti-

cipatie aan cultuur, jeugdwerk en sport) beoogt zoveel mogelijk burgers te laten ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’ aan sport, cultuur

en jeugdwerk in Vlaanderen. Heel wat mensen participeren immers niet of onvoldoende aan het reguliere cultuur-, jeugdwerk- en

sportaanbod: ze ervaren participatiedrempels.

Begin januari 2008 wordt het participatiedecreet goedgekeurd door het Vlaams parlement (zie doc. 1). Het is wachten tot 18 juli

2008 voordat het uitvoeringsbesluit goedgekeurd wordt (zie doc. 2).

Het participatiedecreet is een mix van structurele en projectmatige ondersteuning, van bestaande en nieuwe initiatieven en van

initiatieven gericht op de participatie van een breed publiek en van bepaalde kansengroepen.

Op basis van het participatiedecreet worden subsidies gegeven aan:

- participatie-instellingen

- projecten voor leesbevordering

- verenigingen met een specifieke opdracht m.b.t. het verenigingsleven

- een vereniging ter bevordering van de culturele en sportieve participatie van gedetineerden

- convenanten voor de bibliotheekwerking in gevangenissen

- projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport

- lokale netwerken vrijetijdsparticipatie personen in armoede

- praktijkgerichte, laagdrempelige educatie voor kansengroepen

- landelijke en op participatie gerichte activiteiten van hobbyverenigingen

- tegemoetkoming in het organiseren van een bijzonder cultuuraanbod

- projecten van gemeenschapscentra

- proeftuinen die de participatie bevorderen

- grootschalige cultuur-, jeugd- of sportevenementen

- cultuur- of sportgemeente van Vlaanderen

Louter op basis van het decreet en het uitvoeringsbesluit is het moeilijk te achterhalen welke organisaties en initiatieven subsidies

ontvangen. Johan Verstreken (CD&V) vraagt - via een schriftelijke vraag van 5 november 2008 - hierover duidelijkheid aan minis-

ter Anciaux. De minister van Cultuur, Jeugd en Sport antwoordt door een overzicht te geven van de gesubsidieerde projecten en de

bijhorende subsidiebedragen (zie doc. 3).

Cindy Franssen (CD&V) vraagt op haar beurt, op 7 januari 2009, een lijst van de gesubsidieerde lokale netwerken vrijetijdspartici-

patie (cfr. art. 22 van het participatiedecreet) (zie doc. 4).

Paul Delva (CD&V) informeert eerder op 16 oktober 2008 tijdens de vergadering van de Commissie Cultuur bij minister Anciaux

naar de praktische uitvoering van artikel 22 (lokale netwerken vrijetijdsparticipatie) (zie doc. 5). Paul Delva vraagt uitleg over de

gemeenten die een dossier indienden, over de oprichting en de opdracht van Dēmos en over de verhouding tussen Demos en het

Fonds Vrijetijdsparticipatie.

Voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties zijn de projecten voor kansengroepen (voluit: projecten ter bevordering van de

participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport) interessant. Ondanks het ruime bedrag dat begroot is - namelijk 1,8

¯

250 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 251 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

miljoen euro - ontvangen slechts weinig erkende en/of gesubsidieerd sociaal-culturele volwassenenorganisaties een projectsubsi-

die (lijst gesubsidieerde projecten: zie doc. 6).

2. Een participatieteam bij de overheid

De Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal cultuurbeleid van de Administratie volgt de praktische uitvoering van het decreet op. Om

deze uitvoering in goede banen te leiden, richt de Administratie een nieuw team op: het Team Participatie (voor de samenstelling

van het team: zie doc. 7). Vanaf 2 februari 2009 is dit team, met Marie-Anne van Hijfte als teamverantwoordelijke, operationeel. De

uitvoering van het circusdecreet, het decreet Vlaamse gebarentaal, de internationale samenwerkingen en de nationale orden en

medailles behoren ook tot de bevoegdheden van het team.

3. Groeipijnen

De VVSG (de koepelorganisatie van Vlaamse gemeentebesturen en OCMW’s) stuurt op 2 maart 2009 een brief (zie doc. 8) naar

minister Anciaux waarin het de moeizame oprichting van de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie (artikel 22) aankaart. De VVSG

vindt de ondersteuning door Demos onvoldoende.

Vlaams parlementslid Paul Delva (CD&V) grijpt deze briefwisseling aan om op 12 maart 2009 hierover toelichting te vragen aan

minister Anciaux. Bert Anciaux zegt dat een nieuwe regelgeving tijd vraagt (zie doc. 9). Minister Anciaux onderstreept dat Demos

over de nodige structurele middelen beschikt om haar opdracht te verwezenlijken. Het is een recent opgerichte organisatie die

zich nog “intern moet organiseren”. Hij formuleert ook een schriftelijk antwoord aan de VVSG (zie doc. 10).

1.650.000 euro is voorzien voor de subsidielijn ‘lokale netwerken vrijetijdsparticipatie’. Net niet de helft van dit bedrag werd in

2009 aan een lokaal netwerk toegewezen. In een schriftelijke vraag van 7 januari polst Cindy Franssen (CD&V) hoe dit resterende

bedrag wordt geïnvesteerd (zie doc. 4).

11. HETE THEMA’S

Documenten

1. Decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport

18 januari 2008

Belgisch Staatsblad, Nr. 97, 4 april 2008 (uittreksel p. 18297-18306)

2. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimule-

rende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport

Belgisch Staatsblad, Nr. 250, 19 augustus 2008 (uittreksel p. 43719-43729)

3. Schriftelijke vraag van Johan Verstreken aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over

projectsubsidies (participatiedecreet)

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 42 aan minister Anciaux (2008-2009)

5 november 2008

4. Schriftelijke vraag van Cindy Franssen aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel over vrije-

tijdsparticipatie personen in armoede en over vzw Demos

Vlaams Parlement

¯

¯

250 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 251 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 251

11. HETE THEMA’S

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 80 aan minister Anciaux (2008-2009)

7 januari 2009

5. Vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uitvoering van het

Participatiedecreet

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zittting 2008-2009

Stuk C27-CUL3 (uittreksel p. 14-18)

16 oktober 2008

6. Goedgekeurde projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport

(eerste ronde 2008, tweede ronde 2008, eerste ronde 2009)

augustus 2009

7. Samenstelling Team Participatie

8. Brief van de VVSG aan minister Anciaux over lokale netwerken vrijetijdsparticipatie

2 maart 2009

9. Vraag van Paul Delva aan minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uitvoering van het

Participatiedecreet

Vlaams Parlement

Commissie Cultuur

Zittting 2008-2009

Stuk C153-CUL20 (uittreksel p. 3-8)

12 maart 2009

10. Antwoord van minister Bert Anciaux op de brief van 2 maart 2009 van de VVSG

9 maart 2009

Aanvullenddocument

1.Beleidsbrief Cultuur - Beleidsprioriteiten 2008-2009 van minister Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 1902 (2008-2009) - Nr. 1 (uittreksel p. 16-21)

28 oktober 2008

¯

252 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 253 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11.4. VEILIGHEID IN VERENIGINGSLOKALEN

1. Technische studie

Nogal wat lokale organisaties beschikken over eigen lokalen. Hierover werden in de voorbije tijd steeds meer problemen gesigna-

leerd. Hogere kwaliteitsverwachtingen van de gebruikers, maar vooral toenemende normen inzake (brand)veiligheid en hygiëne

zorgen voor steeds meer vragen. Vragen over aansprakelijkheid, verzekeringen en andere juridische beslommeringen nemen toe.

Tegen die achtergrond geeft minister van Cultuur Bert Anciaux een studieopdracht. De studie, uitgevoerd door de faculteit Ingeni-

eurswetenschappen van de Universiteit Gent, heeft tot doel:

- de bevoegdheden in deze materie van de verschillende bestuursniveaus uit te pluizen

- de problematiek van de verenigingslokalen in kaart te brengen, hiaten in regelgeving en uitvoering op te lijsten

Het resultaat van de studie wordt in de loop van 2009 vrijgegeven. In de studie wordt gefocust op de risicoanalyse en worden

aanbevelingen geformuleerd. In de aanbevelingen wordt aandacht besteed aan bouwtechnische aspecten, aanbevelingen voor

technische uitrusting, exploitatievoorschriften en een lijst met de nodige controles.

2. Verdere plannen

Minister Anciaux organiseert een overleg met overkoepelende middenveldorganisaties over de resultaten van het onderzoek. Uit dit

overleg blijkt dat een overheid die het thema veiligheid ernstig neemt, niet anders kan dan ook effectief normerend op te treden. Het

rondetafelgesprek resulteert in zes belangrijke aandachtspunten:

- eerst en vooral moeten de normen die vooropgesteld worden, aangepast zijn aan het onderwerp, in dit geval de lokalen van

plaatselijke verenigingen. Ze moeten meer zijn dan een afgezwakte kopie van bestaande normen voor andere accommodaties,

dus op maat geconstrueerd. Het onderzoek levert hiervoor een prima kader.

- bij het toepassen van de normen moet de Vlaamse overheid een realistisch tijdspad hanteren, waarbij mogelijk bruuskeren van

betrokkenen (lokale besturen en verenigingen) te allen tijde moet worden vermeden

- het introduceren van de normen moet ook binnen een zinvol scenario, waarbij de meest urgente ingrepen ook het snelst

afdwingbaar worden. In dit geval geldt dit zeker voor branddetectie bij lokalen met overnachtingsmogelijkheden. Daarvoor kan

aan een termijn van 2 à 3 jaar na introductie van de normen worden gedacht. De bouwfysische ingrepen kunnen echter op een

veel langere termijn hun afdwingbare status bereiken.

- deze aanpak moet gepaard gaan met een reeks flankerende maatregelen, met hierbij o.a. aandacht voor (1) communicatie en

overleg, (2) begeleiding en vorming, (3) financiële stimuli

- de communicatie en het overleg zijn permanente aandachtspunten

- de begeleiding en vorming zijn vooral aangewezen om tot zelfredzaamheid en autonomie te komen. Daarbij kan een vor-

mingstraject worden ontwikkeld om lokale actoren competent te maken i.v.m. de regelgeving, het maken van risicoanalyses

enzovoort. De aanpak binnen de vzw Speelom (veiligheid speeltoestellen en speelplekken) kan hierbij als voorbeeld dienen.

Het IVA Sociaal-Cultureel Werk zal elke richtlijn of norm didactisch vertalen in een bruikbaar instrument voor de lokale verenigingen.

11. HETE THEMA’S

Document

1. Studieopdracht inzake de algemene veiligheid van verenigingslokalen binnen de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport in Vlaande-

ren. Samenvatting van het eindrapport.

Universiteit Gent, Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding

Laboratorium voor Aanwending der Brandstoffen en Warmteoverdracht, 2009

252 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 253 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 253

11. HETE THEMA’S

11.5. DE VERENIGDE VERENIGINGEN EN DE ONDERSTEUNING VAN HET MIDDENVELD

1. Versterking en ondersteuning van het middenveld op Vlaams niveau: de Verenigde Verenigingen

De Verenigde Verenigingen is een samenwerkingsverband van en voor middenveldorganisaties in Vlaanderen (zie doc. 1).

Overheid en middenveld willen samen werken aan een aantal uitdagingen die alle verenigingen aanbelangen. Ook in 2008-2009

wordt opnieuw ingezet op 2 sporen: de aanwezigheid van de Verenigde Verenigingen op het politieke forum en een vertaling daar-

van in een campagneluik.

2. Het politieke forum en de Verenigde Verenigingen

De ondertekening van het Charter met de Vlaamse overheid in 2006 betekende de start voor het uitdiepen van het engagement

tussen het middenveld en de Vlaamse Regering (zie doc. 2). Het Charter uit 2006 werd in 2008 geconcretiseerd in een actieplan

(zie doc. 3). De opvolging van het actieplan gebeurt via een halfjaarlijks overleg tussen de overheid en vertegenwoordigers van de

Verenigde Verenigingen.

Tijdens het overleg van 1 december 2008 staat de stand van zaken en de opvolging van het actieplan 2008-2009 centraal (zie doc.

4). Op 21 maart 2009 vindt nog een overleg plaats. Tijdens dat overleg wordt het actieplan verder opgevolgd. De vergadering blikt

ook vooruit naar een actieplan voor 2009-2010. Tot slot komt de rol van de Verenigde Verenigingen bij de uitwerking van het plan

Pact 2020 aan bod (zie doc. 5).

De Verenigde Verenigingen is medeondertekenaar van het Pact 2020. Dit plan van de Vlaamse Regering is een actieplan in het

kader van “Vlaanderen in Actie”. Naast de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners levert de Verenigde Verenigingen een

actieve bijdrage aan dit Pact: niet-formele educatie moet niet enkel gevaloriseerd worden in functie van de arbeidsmarkt, maar ook

in functie van geïnformeerde, kritische burgers. Dit is van belang voor een goed functionerende samenleving.

Het regeerakkoord van 9 juli (zie doc. 6) en de regeerverklaring van 13 juli (zie doc. 7) expliciteren dat de nieuwe Vlaamse Regering

verder wil gaan op de ingeslagen weg: “Vlaanderen staat voor een aantal grote economische en maatschappelijke uitdagingen,

waarbij het verenigingsleven in het verleden een constructieve en ervaren partner was.”

3. Het campagneluik van de Verenigde Verenigingen

De nieuwe campagne, ‘Yesss’, zet de bijdrage van het verenigingsleven aan het persoonlijk en maatschappelijk geluk in de verf. Zo

wil de Verenigde Verenigingen, in samenwerking met de Vlaamse overheid, meer mensen warm maken voor participatie aan het

verenigingsleven. In de zomer van 2008 worden diverse acties met de verenigingen en de media voorbereid. De campagne wordt

op 14 oktober 2008 in Antwerpen gelanceerd.

Via de Verenigde Verenigingen werkt de Vlaamse overheid aan de promotie van een aantal overheidsinitiatieven voor (kleinschalige)

verenigingen. Het gaat hierbij over de derdebetalersregeling van de billijke vergoeding (zie ook hoofdstuk 11.2 - Auteursrechten),

het fonds voor renovatie van verenigingslokalen en over SOCIALware, een initiatief waarbij verenigingen voor een prikje legale soft-

en hardwareproducten kunnen aanschaffen.

Lokale verenigingen en volkshogescholen organiseren op zeven plaatsen in Vlaanderen een L.ove (Lokaal Overleg Verenigingen).

254 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 255 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

Onder auspiciën van de Verenigde Verenigingen zoeken lokale overlegplatformen van verenigingen antwoorden en oplossingen voor

gemeenschappelijke kansen en uitdagingen.

Met de Prijs van het Vrijwilligerswerk wil de Vlaamse Gemeenschap en ‘de Verenigde Verenigingen’ aan het grote publiek een beeld

geven van de kracht en diversiteit die uitgaat van het vrijwilligerswerk in verenigingen. De eerste Prijs van het Vrijwilligerswerk

wordt uitgereikt op 14 mei (zie ook hoofdstuk 11.1 - Vrijwilligersbeleid).

In het najaar van 2008 start in samenwerking met de Vlaamse overheid ook het project ‘Verenigingen voor Verkeersveiligheid’. Op

26 maart 2009 presenteert de Verenigde Verenigingen op een reflectiedag een onderzoeksrapport over verenigingen en verkeers-

veiligheid. Die dag worden ook de goedgekeurde projecten ‘Verenigingen voor Verkeersveiligheid’ bekend gemaakt. Het beschikbare

projectenbudget van 25.000 euro wordt onder 12 verenigingen, waaronder verschillende sociaal-culturele organisaties, verdeeld.

11. HETE THEMA’S

Documenten

1. Historiek, Missie & Doelstellingen en Structuur van de Verenigde Verenigingen

2. Charter met wederzijdse engagementen afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de organisaties verenigd in de Verenigde

Verenigingen

10 november 2006

3. Actieplan 2008-2009 ter uitvoering van het Charter met wederzijdse engagementen afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de

organisaties verenigd in de Verenigde Verenigingen

15 mei 2008

4. Verslag vergadering Overlegforum Vlaamse Regering - de Verenigde Verenigingen

1 december 2008

5. Verslag vergadering Overlegforum Vlaamse Regering - de Verenigde Verenigingen

21 maart 2009

6. Regeerakkoord Peeters II: Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samen-

leving (uittreksel p. 69-72)

9 juli 2009

7. Regeringsverklaring door Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering

Vlaams Parlement - 13 juli 2009

254 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 255 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 255

11. HETE THEMA’S

11.6. HET VALORISEREN VAN COMPETENTIES

1. EVC en de kwalificatiestructuur

In de laatste zitting van de huidige legislatuurperiode keurt het Vlaams Parlement het decreet voor de kwalificatiestructuur goed.

De Vlaamse kwalificatiestructuur is een raamwerk waarin de vereiste kwalificaties voor bepaalde beroepen of opleidingen op een

eenduidige manier beschreven worden aan de hand van de vereiste competenties.

De Vlaamse kwalificatiestructuur is ingebed in een ruimer Europees raamwerk voor levenslang leren (European Qualifications

Framework - EQF). Dit raamwerk reikt een gemeenschappelijke terminologie aan om kwalificaties te beschrijven en aan elke

kwalificatie een niveau toe te kennen. Hierdoor wordt het mogelijk om kwalificaties uit verschillende onderwijs- en opleidings-

systemen in de Europese Unie met elkaar te vergelijken. Het EQF omvat 8 niveaus waaraan het Vlaamse raamwerk gekoppeld

wordt. Vanaf 2012 zullen alle certificaten en diploma’s een verwijzing bevatten naar het overeenstemmende EQF-niveau.

Daarnaast speelt de kwalificatiestructuur een belangrijke rol in het verhaal van het erkennen van Eerder/Elders Verworven

Competenties (EVC). Tot nu toe waren deze procedures vrij versnipperd. De kwalificatiestructuur kan de EVC-procedures helder en

coherent maken. Om het even bij welke organisatie iemand EVC’s aanvraagt, de competenties zullen op dezelfde basis beoordeeld

worden. Bovendien garandeert de kwalificatiestructuur dat de opgenomen kwalificaties aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Zo

kan het vertrouwen groeien in de EVC-procedures.

Ook bij informeel of niet-formeel leren kunnen mensen competenties verwerven. De Vlaamse kwalificatiestructuur geeft ook

ruimte aan informeel en niet-formeel leren. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor de uitdaging om na te gaan welke

rol het hierin wenst te spelen.

Document

1. Ontwerp van decreet houdende de kwalificatiestructuur. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering.

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Stuk 2158 (2008-2009) - Nr. 6

22 april 2009

2. Portfolioproject SoCiuS

Zie hoofdstuk 7 - De belangenbehartiging en ondersteuning in het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

256 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 257 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009

11. HETE THEMA’S

11.7. OPLEIDINGSCHEQUES

Via het systeem ‘opleidingscheques voor werknemers’ worden werknemers gestimuleerd om zich geregeld bij te scholen. De

Vlaamse overheid betaalt de helft van de opleiding immers terug.

Jan Verfaillie (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag van 11 september 2008 bij minister van Onderwijs Frank Vanden-

broucke naar het gebruik van opleidingscheques voor werknemers gedurende de afgelopen 3 jaar (zie doc. 1). Minister Frank

Vandenbroucke geeft een overzicht van het aantal aanvragen van de afgelopen drie jaar en van de bedragen die ermee gepaard

gaan. Het aantal aanvragen stijgt geleidelijk. Ook het gemiddeld bedrag per aanvraag verhoogt. Het aantal gegronde klachten over

het systeem is beperkt.

Paul Delva (CD&V) informeert via een schriftelijke vraag van 13 november 2008 (zie doc. 2) naar het gebruik van opleidings-

cheques in Brussel. Minister Vandenbroucke meldt dat geen specifieke actie(s) ter promotie van opleidingscheques voor werkne-

mers worden/werden opgezet in Brussel.

Vlaams parlementslid Cindy Franssen (CD&V) stelt tijdens de vergadering van de Commissie Economie, Werk en Sociale Economie

op 22 januari 2009 eveneens een vraag over de opleidingscheques aan bevoegd minister Frank Vandenbroucke (zie doc. 3).

Franssen merkt op dat het gebruik van opleidingscheques niet altijd de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verhoogt. Veel cursisten

volgen immers een opleiding die in de hobbysfeer ligt. Dit strookt volgens haar niet met het opzet van het systeem van opleidings-

cheques. De minister antwoordt daarop dat het criterium ‘arbeidsrelevantie’ bekeken moet worden vanuit individueel oogpunt: “de

betekenis van een opleiding kan na verloop van tijd wijzigen: wat begint vanuit een hobby, kan uitgroeien tot een job.”. De minister

meldt ook dat hij wacht op een advies van de sociale partners over het huidige ‘incentivebeleid’ voor werknemers. Dit advies kan

eventueel leiden tot een heroriëntering van het systeem van opleidingscheques, aldus de minister.

Cindy Franssen merkt eveneens op dat huisvrouwen en -mannen geen gebruik kunnen maken van opleidingscheques. Nochtans

zijn deze mensen ‘herintreders in spe’. Minister Vandenbroucke bevestigt dat het systeem van opleidingscheques zich niet richt

tot deze doelgroep. Hij verwijst naar de VDAB die een uitgebreid pakket van maatregelen heeft uitgewerkt voor werkzoekenden.

“Daarnaast werkt de VDAB aan een specifieke oriënteringsmodule voor herintreders. Zodra die klaar is, is het mijn bedoeling om

die ook verder te bespreken met de Gezinsbond en andere middenveldorganisaties, zoals de KAV.”

Als antwoord op een andere vraag van Cindy Franssen (namelijk een schriftelijke vraag van 28 januari 2009) verduidelijkt minister

Vandenbroucke dat de sociaal-culturele vormingsinstellingen die opleidingscheques kunnen aanvaarden geen bijkomend kwali-

teitslabel nodig hebben, omdat voor deze organisaties al door de overheid in een kwaliteitsbewaking is voorzien (zie doc. 4).

Documenten

1. Schriftelijke vraag van Jan Verfaillie aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams

minister van werk, onderwijs en vorming over opleidingscheques voor werknemers (stand van zaken)

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 386 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009)

11 september 2008

2. Schriftelijke vraag van Paul Delva aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams

minister van werk, onderwijs en vorming over opleidingscheques voor werknemers (Brussel)

256 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 257 | BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 BELEIDSJAARBOEK 2008-2009 | 257

11. HETE THEMA’S

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 81 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009)

13 november 2008

3. Vraag van Cindy Franssen aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van

werk, onderwijs en vorming over levenslang leren en de mogelijkheid van personen zonder een arbeidscontract om gebruik te maken

van opleidingscheques

Vlaams Parlement

Commissie Economie, Werk en Sociale economie

Zittting 2008-2009

Stuk C104 - ECO15

22 januari 2009

4. Schriftelijke vraag van Cindy Franssen aan minister Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams

minister van werk, onderwijs en vorming over erkende opleidingsverstrekkers in Oost-Vlaanderen

Vlaams Parlement

Zitting 2008-2009

Schriftelijke vraag nr. 153 aan minister Frank Vandenbroucke (2008-2009)

28 januari 2009

258 | BOEKSTAVEN2009De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen

BIBLIOGRAFIE

Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen (2009). Jaarverslag 2008. Brussel: Agentschap Sociaal-Cultureel Werk

voor Jeugd en Volwassenen.

Boey, J. (2000). Volksontwikkelingswerk. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educatief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Edito-

riaal, 26 (oktober).

De Laeter, D., De Pauw W., Lemahieu, T. & Vermeersch, L. (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Een wegwijzer door het beleid

in Vlaanderen. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium.

FOV (2008). Boekstaven 2008. Het stavenboek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: FOV.

Oosterlinck, R. (2005). Een historische schets van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. In Y. Larock, F. Cockx, G.

Gehre, T. Vanwing (Red.), Spoor zoeken. Handboek sociaal-cultureel werk met volwassenen. Gent: Academia Press.

Steunpunt WSE (FOD Economie)(2009). De Vlaamse arbeidsrekening. Leuven: Steunpunt WSE. http://www.steunpuntwse.be/view/

nl/18767, geraadpleegd in juni-juli 2009.

Studiedienst van de Vlaamse Regering (2009). VRIND 2009. Vlaams Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse

Regering.

Verhulst, J. (2006). Sociale bewegingen in vogelvlucht. In Sociumi, Halt! Beweging verzocht (themanummer Perspectief). Gent: Soci-

umi (april).

Vermeersch, L. (2005). Sociaal-cultureel volwassenenwerk in 10 en ½ paragrafen. In J. Boey (Red.), Gids sociaal-cultureel en educa-

tief werk. Zaventem: Wolters Kluwer Editoriaal, 43 (juni).

MET DANK AAN

DeFOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens.

SoCiuS voor evaluatie en adviesverlening.

Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens.

LodeVermeersch(HIVA) voor evaluatie en adviesverlening.

F.O.D.Economie,K.M.O.,MiddenstandenEnergie voor het aanleveren van gegevens.

DeStandaard/HetNieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BOEKSTAVEN2009De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen | 259

Een uitgave van:FOV vzwBelangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Gallaitstraat 86 bus 121030 BrusselTel. 02/244.93.39Fax 02/[email protected]

Bijdragen:

Karine CleynhensNele CornelisSam DeckmynHugo De VosLiesbeth De WinterClaire LuytenDirk Van Aerschot

Eindredactie:Sam Deckmyn

Met medewerking van de FOV-lidorganisaties

CD-ROM:FOV (inhoud en vormgeving)Multidisc (productie)

Vormgeving:Mieke Smallewww.mmmieke.be

Druk:Sintjoris, Merendree

Brussel, november 2009

FOV - Belangenbehartiger van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

Gallaitstraat 86 bus 121030 Brussel

tel: 02/244.93.39e-mail: [email protected]: www.fov.be

Boekstaven brengt het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk

in Vlaanderen jaar na jaar in kaart. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector:

de werking, de medewerkers, de financiën en het beleid dat de overheid ten aanzien van

de sector voert.

In het eerste deel maak je kennis met de sector, zijn verschillende werksoorten en de

erkende en/of gesubsidieerde organisaties die er deel van uitmaken.

In een tweede deel pakken we uit met cijfers en beschrijvende gegevens over het werk,

de medewerkers en de financiën van de sector.

Het derde deel focust op het beleid dat in het parlementair jaar 2008-2009 ten aanzien

van de sector gevoerd werd.

Aanvullend vind je bij het boek een handige CD-ROM met extra documentatie en een

insteekkaart die op een gebalde manier de kijk van de FOV op de gegevens weergeeft.

De FOV publiceert dit boek vanuit de overtuiging dat een goed beleid en claims op goede

beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. Tot voor

kort waren deze gegevens over de sector onbestaande. De FOV vult met dit boek die

leemte. Dat maakt deze boekenreeks uniek voor de sector.