BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr....

100
BEKNOPTE HANDELINGEN VAN HET VIJFTIENDE VLAAMS PHILOLOGENCONGRES GENT 29 - 31 Maart 1940.

Transcript of BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr....

Page 1: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

BEKNOPTE

HANDELINGENVAN HET

VIJFTIENDE VLAAMS

PHILOLOGENCONGRES

GENT

29 - 31 Maart 1940.

Page 2: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.
Page 3: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

WETENSCHAPPELIJKE CONGRESSEN29-31 MAART 1940 TE GENT

OFFICIELE VERTEGENWOORDIGINGEN

De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr.Goubau en door haar Beheerder-Opziener, Prof. Dr. A. Schoep.

De Universiteit Nijmegen zal vertegenwoordigd zijn door Prof. Vergout, S. J.,Hoogleraar in Internationaal Recht.

De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Letteren, Wetenschappen en Schoo-ne Kunsten zal officieel vertegenwoordigd zijn door haar vast secretaris Prof. Dr.A. Schoep;

De Klasse voor Letteren, Moreele en Staatkundige Wetenschappen, door haarbestuurder Mr. Dr. Frans Van Cauwelaert;

De Klasse van Wetenschappen, door haar bestuurder Prof. Ir. J. Meuwissen;De Klasse voor Schoone Kunsten id. door haar bestuurder L. Mortelmans.

ALGEMENE AGENDA

VRI JDAG 29 MAART :14 u. Bezoek aan de nieuwe Laboratoria en aan het Instituut voor Dierge-

neeskunde. Onder bevoegde leiding.Desverlangd, ook bezoek aan Oude monumenten en Musea.Telkens bijeen te komen in Huize Mac Leod, 98, St. Pietersnieuwstraat.

17 u. In de Aula van de Universiteit (Voldersstraat) : Plechtige openingvan de Gezamenlijke Congressen.

DAGORDE

1) Welkomstgroet door Prof. Dr. F. DAELS, voorzitter van deVereeniging voor Wetenschap.2) Antwoord van Prof. Dr. C. HEYMANS, algemeen voorzittervan de Congressen in 1940, en namens de Noord-Nederlanders dooreen Noord-nederlands afgevaardigde.3) Bij het lustrum van de Vereeniging voor Wetenschap, door Dr. J.GOOSSENAERTS, a fgev.-beheerder.4) Prof. C. HEYMANS over de Physiologic van de Ademhaling.(Met lichtbeelden en film).

20 u. In Britannia (St. Baafsplein) : Gezellige bijeenkomst voor alle Kon-gresleden, hun dames, en genodigden.Met medewerking van Mej. L. van Thillo, het kunsttrio Lepage, Mej.Van Lancker en het toneelgezelschap van het c Vlaamsch Verbond »te Gent-brugge.

ZATERDAG 30 MAART :Voor- en namiddag. Vergadering van de afdelingen.

1 8.30 u. In Huize Mac Leod. Vergadering van de Vereeniging voor Weten-schap en haar genodigden.Bezoek aan de tentoonstellingen.

3

Page 4: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

19.30 u. Gezamenlijk maal.

ZONDAG 31 MAART :Voormiddag. Vergadering van de afdelingen.

15 u. In de Aula van 's Rijks Universiteit (Voldersstraat). Gezamenlijkeslotvergadering. Rubenshulde.Spreker : Prof. Dr. Joz. MULS. 1)

SLOTWOORD.17 u. Bezoek aan de nieuwe Bibliotheek (torengebouw). Onder leiding van

Prof. Dr. Rr. Apers, hoofdbibliothecaris.

TENTOONSTELLINGEN.1) Door de Gentse boekhandelaars wordt een tentoonstelling van wetensthappe-

lijke boeken en tijdschriften ingericht, in het peristylium van de Aula (Uni-versiteit, Voldersstraat) ;

2) Door Kunstkring Azalea, St. Amadsberg (secretaris de h. Joz. Kestermans),id. een van kunstwerk. Ibid.

3) Door Prof. Olbrechts, bij de afd. voor Ethnologie, ,een over Afrikaanse Kunst;4) Door Prof. Versichelen, bij het Economisch Congres, een over de nieuwste

sociologische literatuur;5) Door verschillende firma's, in de Poiliklinieken van de Universiteit en in het

Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.6) Door den bond der Oost-Vlaamsche Folkloristen, in het Museum voor Sier-

kunsten, een van documenten.

1) Daar spreker door ziekte is verhinderd, zal hij vervangen worden door Prof. Dr.Martin ('s Gravenhage) en Eerw. Fleer Prof. Dr. Stubbe.

4

Page 5: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

XVe PHILOLOGENCONGRES(Universiteit, Voldersstraat)

INRICHTEND COMITE : Het Bestuur van de vereniging « De VlaamsePhilologencongressen », vereniging zonder winstbejag :

Algemeen Voorzitter : Prof. Dr. P. DE KEYSER, hoogleraar (Gent).1e Secretaris : Dr. E. TIELEMAN (Ekeren-Antwerpen).2e Secretaris : Dr. N. VAN DER BIEST (Mechelen) ; postrek. nr 286144).Penningsmeester : Dr. A. DE JONGHE (Kortrijk).Leden : Prof. Dr. E. BLANQUAERT.

Prof. Dr. A. BURSSENS.Prof. Dr. J. COPPENS.Dr. W. COUVREUR.Dr. N. DE CLEENE.Prof. Dr. P. DE KEYSER.Dr. J. DENUCE. -Dr. V. D'ESPALLIER.Prof. Dr. H. J. DE VLEESCHAUWER.Prof. Dr. J. GESSLER.Prof. Dr. L. GROOTAERS.Prof. Dr. G. MEIR.Prof. Dr. FR. OLBRECHTS.Prof. Dr. E. ROMBAUTS.Prof. Dr. W. PEREMANS.Dr. J. UYTTERHOEVEN.Dr. V. VAN BULCK.Prof. Dr. VAN DE WOESTI JNE.Prof. Dr. A. VAN LOEY.Dr. R. VAN ROOSBROECK.

Officiele Afgevaardigden :De Nederlandsche Philologencongressen worden vertegenwoordigd doorProf. Dr. H. J. Pos ;De koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde doorProf. Dr. F. Baur, Prof. Dr. E. Blancquaert, Prof. Dr. A. Carnoy,Prof. Dr. L. Grootaers en Prof. Dr. J. Muls ;Het VOOr-Aziatisch-Egyptisch Gezelschap q Ex Oriente Lux » door deH. H. B. A. van Proostdij, A. A. Kampman, J. M. A. Janssen ;De Oud-Gemanisten Vereeniging to Leuven door Prof. Dr. E. Rom-bauts ;De Bond van Gentse Oud-Germanisten door Prof. Dr. Fr. De Backer;De Nationale Commissie voor Folklore door Prof. Dr. De Vis.

LIDMAATSCHAP : Kunnen door de Raad van Beheer als lid van de vereniging aanvaard worden :1) Houders van een universitair diploma of zij die een functie uitoefe-nen of uitgeoefend hebben in het hoger, middelbaar of normaalonderwijs.

5

Page 6: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

2 ) Andere personen met erkende verdiensten op wetenschappelijk ge-bied. Andere belangstellenden kunnen door het Bestuur als lid van eencongres aanvaard worden.

INLEG. : 30 fr., Rijksnederland 2g1d. (rechtgevend op « Beknopte Handelin-gen ») . Voor studenten 10 fr., Rijksned. 0.70 gld.

PROGRAMMA ( 1 )

VRI JDAG 29 MAART :1 5.45 u. Openingsvergadering van het XV e Philologencongres.Dagorde : Welkomstgroet door Prof. P. De Keyser, Algemeen Voorzitter van

het XVe Philologencongres.Voordracht door Prof. M. P. De Keyser : De studie der Volkstaalin het raam der Volkskunde.

18.30 u. Statutaire Vergadering van de vereniging « De Vlaamse Philologen-congressen ».

Dagorde -: 1. Verslag van den Algemenen Secretaris.2. Goedkeuring van de rekening 1938-1940 en begroting van hetvolgend jaar.3. Verkiezing van den Raad van Beheer.4. Allerlei.

ZATERDAG 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :Vergadering van de afdelingen.

ZATERDAG 30 MAART van 14.30 u. tot 17 u. :Vergadering van de afdelingen.

ZONDAG 31 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :Vergadering van de afdelingen.Sommige afdelingen hebben niet zoveel spreekbeurten als andere ; hetoorspronkelijke plan was, wegens de uitzonderlijke omstandighedenieder afdeling te beperken tot een drietal lezingen.Enkele sectievoorzitters die later, o.a. om gemobiliseerden te vervan-gen, de taak op zich namen een afdeling in te richten, hebben sprekerszoals naar gewoonte aangeworven. Anderzijds zijn er op 't laatsteogenblik wegens mobilisatie nog sprekers, die reeds aanvaard hadden,weggevallen.

AGENDA DER AFDELINGEN

AFDELING I

WIJSBEGEERTE

Voorzitter : Prof. Dr. H. J. DE VLEESCHAUWER (Gent) .Onvervoorzitter : Prof. Dr. L. DE RAEYMAEKER (Leuven) .Secretaris : Dr. MERLEVEDE (Gent) .

(1) Voor de vergaderingen van de gezamenlijke Congressen en tentoonstellingen,cfr. de Algemene Agenda.

6

Page 7: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Algemeen onderwerp : Door de geschiedenis van wijsbegeerte en wetenschap in deNederlanden.

ZONDAG 31 MAART van 10 u. tot 12 u. :9.30 u. Prof. Dr. H. J. DE Vleeschauwer (Gent) :De onbekenden in de

historic onzer nationale wijsbegeerte.10.30 u. Prof. Dr. Sassen (Nijmegen) : Een werkplan voor de geschiedenis

der wijsbegeerte in Nederland.

AFDELING II

OOSTERSE PHILOLOGIE

Voorzitter : Prof. Dr. J. COPPENS (Leuven) .Secretaris : Dr. J. VERGOTE (Leuven) .ZONDAG 31 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Prof. Dr. J. Mullie (Leuven-Utrecht) : Het Romeinsche Keizerrijk

en China. De eerste historische betrekkingen tusschen West en Oost.10.20 u. Dr. A. J. Van Windekens (Blankenberge) : De etymologische ver-

klaring van de Centraal-Aziatische benaming Arai.10.35 u. Dr. J. Vergote (Tielt) : De egyptische achtergrond der jozefs-Ver-

halen (Genesis, XXXIX-XLV) in de grieksche Vertaling der Ze-ventig.

10.50 u.. Dr. R. De Langhe (Leuven) : « Verhalen de Ras Sjamra-teksten onsvan Terach, den vader van Abraham? »

11.15 u. Dr. W. Couvreur (Antwerpen) : Inleiding tot de Tocharische A-Lite-ratuur met proeve van verklaring.

11.45 u. Dr. Kampman (Leiden) : Het nieuwe programma van het Voor-Azia-tisch Gezelschap « Ex Oriente Lux ».

AFDELING. III

SAMENGEVOEGDE AFDELING MIDDELEEUWEN EN MODERNEGESCHIEDENIS

Voorzitters : Prof. Dr. J. DENUCE (Antwerpen) .Dr. R. VAN ROOSBROECK (Antwerpen) .

Ondervoorzitters : Prof. Dr. L. VAN DER ESSEN (Leuven) .Prof. Dr. H. VAN WERVEKE (Gent) .

Secretaris : Dr. Fr. BLOCKMANS (Gent) .ZATERDAG 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Dr. J. Van Herck (Antwerpen) : Aspecten van den « mensch » Rubens.10.30 u. Dr. Fr. Blockmans (Gent) : De bestraffing van den opstand van

Brugge en Westelijk Vlaanderen in 1328.11.00 u. Dr. R. Van Roosbroeck (Antwerpen) : Rubens uit zijn briefwisseling.11.30 u. Prof. Dr. J. Denuce (Antwerpen) : Het eleonomisch midden ten tijde

van Rubens. — Zijn Zwager, Balthasar de Groote, Europeesch Groot-koopman. ,

7

Page 8: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

ZATERDAG 30 MAART van 14.30 u. of :14.30 u. Dr. A. Gielens (Antwerpen) : Antwerpen en de onderhandelingen over

het tractaat van het Bestand, 1609.

AFDELING IV

KLASSIEKE PHILOLOGIE

Voorzitter : Prof. Dr. VAN DE WOESTI JNE (Gent) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. J. COCHEZ (Leuven) .Secretaris : Cand. H. SCHOETERS (Antwerpen) .ZATERDAG. 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10 u. E. H. A. Zwaenepoel (Leuven) : De godsdienstige politick van

Augustus.10.45 u. Prof. Dr. H. Wagenvoort (Utrecht) : Imperium en Imperator.

AFDELING V

LITERATUURGESCHIEDENIS

Voorzitter : Prof. Dr. E. ROMBAUTS (Leuven) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. P. SOBRY (Leuven) .Secretarsi : M. U. VAN MAELE (Koolskamp) .ZATERDAG 30 MAART van 14.30 u. tot 17 u. :14.30 u. Dr. A. Verstegen (Leuven) : Zuid-nederlandse geestelijke lyriek uit

Rubens' tijd.15.15 u. Dr. 0. Dambre (St. Martens Latem) : Literair Pleidooi voor to ver-

borgen vergeet-mij-nieten : Maria Pijpelinckx' Keulsche brieven 1571-1587.

16.0.0 u. Dr. Jc. Smit (Zwolle) : Stijlstudie en Literatuurgeschiedenis.

AFDELING VI

NEDERLANDSE TAALKUNDE

Voorzitter : Prof. Dr. E. BLANCQUAERT (Gent) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. L. GROOTAERS (Leuven) .Secretaresse : Mej. C. VEREECKEN, Lic. germ. Ph. (Gent) .ZATERDAG 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Prof. A. A. Verdenius (Amsterdam) : Congruerende imperatieven in

beschaafd Nederlandse omganstaal.10.30 u. Dr. J. L. Pauwels (Leuven) : De overgang van d tot r.11.00 u. Prof. Dr. N. Van Wijk (Leiden) : De klinkers en de medeklinkers

phonologisch beschouwd.ZONDAG 31 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. M. P. 0. Burgers (Leiden) : Moontlike Oorsake van Woordverlies

en Anomalies in die Klankontrvikkeling van Afrikaans.10.30 u. Prof. Dr. P. De Keyser (Gent) : Volkstaal uit letterkundige bronnen.11.00 u. Prof. Dr. R. Verdeyen (Luik) : Over oude Rechtstaal.

8

Page 9: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

12.00 u. Bespreking over de 4 lezingen.Bij ontstentenis van een der vorige sprekers :Prof. Mr. E. Strubbe (Gent) : Nederlandsche Rechtswoordenboekenvan de 16e eeury af.Mej. C. Vereecken, Lic. germ. Phil. (Gent) : Nederlandsch Lexico-grafisch Materiaal van vOOr ± 1250.

_

AFDELING VII

MODERNE TALEN

Voorzitter : Prof. Dr. G. MEIR (Antwerpen) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. FR. De BACKER (Ukkel) .Secretaris : Dr. P. LEBEAU (Borgerhout) .ZATERDAG 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Dr. H. Uyttersprot (Aalst) : De Duitsche dichter Gerrit Engelke.11.45 u. Dr. M. De Sadeleire (Nijvel) : Moderne stroomingen in de Waalsche

Letterkunde.ZATERDAG 30 MAART van 15 u. tot 16.30 u. :15.00 u. Dr. E. Roosen (Lokeren) : Arthur Schnitzler 1862-1931.

Proeve tot situeering van den auteur in de geschiedenis van de DuitscheLiteratuur.

15.45 u. Dr. J. G. Keunen (Hamont) : G. B. Shaw versus Shakespeare.

AFDELING VIII

AFRIKAANSE NEGERTALEN

Voorzitter : Prof. Dr. A. BURSSENS (Gent) .Secretaris : Dr. 0. LIESENBORGHS (Brussel) .ZATERDAG 30 MAART van 14.30 u. tot 17 u. :14.30 u. E. P. L. De Boeck (Leuven) : Taalgeografische studie over enkele

prefixen der Bantoetalen.15.30 u. Dr. 0. Liesenborghs (Brussel) : Beschouwingen in verband met het

rvezen, het nut en de toekomst der zoogenaamde « verkeerstalen » inBeilgisch Kongo.

16.30 u. Prof. Dr. A. Burssens (Gent) : De toonassimilatie in het Luba (metdemonstraties op de inlandsche seintrommel) .

AFDELING IX

ETHNOLOGIE

Voorzitter : Prof. Dr. FRANS M. OLBRECHTS (Gent) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. ED. DE JONGHE (Leuven) .Secretaris : G. VAN ROMPU, stud. econ. (Gent) .ZONDAG 31 MAART 1940 van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Ir. Maurits Bequaert (Museum van Belgisch Kongo, Tervuren) : Pre..

historische Opgravingen in Belgisch Kongo, door het Museum van Bel-gische Kongo (Tervuren), 1938-1939 (met lichtbeelden) .

9

Page 10: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

10.45 u. G. L. Tichelman, Conservator Afdeeling Volkenkunde, Koloniaal In-stituut (Amsterdam) : De Bataksche Tooverstaf (met lichtbeelden) .

11.30 u. Frans M. Olbrechts — Albert Maesen — P. Jan Vandenhoute :Resultaten der Ivoorkust-Expeditie van de Rijksuniversiteit to Gent envan het « Vleeschhuis »-Museum to Antwerpen (met lichtbeelden enfilm) .

AFDELING X

VOLKSKUNDE

Voorzitter : Prof. Dr. J. GESSLER (Leuven) .Ondervoorzitter : Dr. H. M. DE MEYER (Gent) .Secretaris : Dr. K. PEETERS (Antwerpen) .ZATERDAG 30 MAART van 10 u. tot 12.30 u. :10.00 u. Dr. J. L. Pauwels (Leuven) : Het Onze-Lieve-Heersbeestje in de

dialecten en in de folklore.10.45 u. Dr. D. Th. Enklaar (Breda) : De achtergrond van Uilenspiegel.11.30 u. Ing. E. Wauters (Woluwe) : De volksdansoverlevering in Vlaanderen.15.15 u. Dr. C. De Baere (Brussel) : Krachtpatsers in de Nedl. Vollestaal.16. u. Prof. Dr. J. Gessler (Leuven) : Over Christus' Lengtemaat en de

juiste afmetingen in de Folklore.

AFDELING XI

PAEDAGOGIEK EN HULPWETENSCHAPPEN

Voorzitter : Dr. V. D'ESPALLIER (Antwerpen) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. J. VERHEYEN (Brussel) .Secretaris : Fr. STOFFELEN. D.H.O.S. (Mortsel-Antwerpen) .ZATERDAG 30 MAART van 14.30 u. tot 17 u. :14.30 u. Dr. M. Grypdonck (Gentbrugge) : Uit de Geschiedenis der Paeda-

gogiele in de Vroegrenaissance.15.15 u. Dr. M. Merlevede (Gent) : De Beteekenis van het Onderzoek van

eenetige Tweelingen voor de Psychologie.ZONDAG 31 MAART van 10 tot 12.30 u. :10.00 u. Drs. J. Vercammen (Gyzegem) : De Kinderstijl : zijn Ontrvikkeling,

zijn TypoSlogie, zijn Paedagogiek.10.45 u. Dr. Zr. Hadewijch (Heverlee) : Experimenteel Onderzoek naar de

betrekkelijke Waarde van twee Onderwijsmethoden op gebied derPlantkunde.

11.00 u. Dr. J. Declerck (Borgerhout) : Proeve van een Methodiek van depractische oefeningen in de Psycho-paedagogiek aan onze Normaal-scholen.

10

Page 11: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

OPENINGSVERGADE.RINGVAN HET XVe VLAAMS PHILOLOGENCONGRES

DE STUDIE VAN DE VOLKSTAAL IN HET RAAMDER VOLKSKUNDE

door

P. DE KEYSER, Gent.

Geboren uit liefde voor het Volk en het Volksche, is de Volkskunde van naturegeneigd alles te verheerlijken wat des yolks is. Liefde maakt blind, zegt het spreek-woord. De wetenschap echter met haar koele objectiviteit en haar ontledende zeif-bezinning heeft geen vrede met vergoeilijkende liefde alleen. Ook de Folklore, diepoezie van het nationaal verleden van een yolk, heeft aan haar critischen blik nietkunnen ontsnappen. Waar het voorwerp van de Volkskunde : het yolk, al de wis-selingen vertoont van het leven, is het noodig zorgvuldig te bepalen wat men onderyolk verstaat. Is het een willekeurig conglomeraat van individuen op een bepaaldeplek van den aardbodem of is het de samenvoeging onder een politiek gezag vanail of niet verwante stam of taalgroepen ? In het eerste geval heeft yolk de betee-kenis van « menigte » en komt het overeen met het lat. « populus ». Het fra. « peu-ple » is er geen adequate vertaling van, eerder wordt de beteekenis benaderd door« peuplement ».

Alhoewel de Volkskunde niet onverschillig kan zijn aan het « bevolkingsvraag-stuk », is de studie van de bevolking het voorwerp van een wetenschap, die zichmet de specifieke bevq1kingsproblemen bezighoudt, nl. de « demografie ». In hettweede geval verkrijgt yolk over het begrip « staat » been de beteekenis van « natie ».Het historisch samenleven van zelfs door oorsprong en taal verschillende yolks-stammen ontwikkelt langzamerhand een zekere assimilatie, die, wanneer ze doorde belanghebbenden bewust wordt aanvaard, tot saamhoorigheid en tot nationaalbesef groeit. Ik acht het niet onmogelijk dat de Volkskunde als voorwerp vanonderzoek de « Natie » kan hebben, wanneer de groei van yolk tot natie zich vol-trokken heeft, maar meestal houdt de volkskunde zich eerder bezig met de studievan de samenstellende deelen van een natie dan van het geheel : de natie, zelf.Om die reden deden twee andere beteekenissen van « yolk » tot nu toe opgeld inde volkskundige practijk, nl. « yolk » in de beteekenis van « stam- of taalvolk » en4< yolk » in de beteekenis van « volkslaag ». De geschiedenis heeft ons geleerd dathet taalverschil dikwijls een struikelblok uitmaakt voor de vreedzame evolutie vanStaat en Natie, zoodat het Staatsnationalisme gemakkelijk in botsing komt methet taalvolk-nationalisme.

11

Page 12: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

We zijn gewoon geraakt met nationaliteitsprinciep de eerbiediging te verstaanvan een taalvolk binnen het raam van den Staat. Het is niet te verwonderen datheel wat folkloristen, onder invloed van de taalkundige indeeling, geneigd zijn hettaalvolk als eenheidsprinciep van hun onderzoek te beschouwen. Evenwel toont depractijk aan dat' nog een andere opvatting deze taalvolkeenheid doorsnijdt, nl. debeperking van de volkskundige studie tot een deel van het taalvolk, nl. den « boe-renstand » of de « lagere standen ». Immers door de maatschappelijke differentiatievan een yolk in standen en klassen ontstaat van lieverlede een tegenstelling tusschenhooger en lager, tusschen de elite en het gewone of gemeene yolk. Het « gemeen »,naar de middeleeuwsche beteekenis van het woord, komt het best overeen met hetlat. « vulgus », in 't fra. le vulgaire.

Afgescheiden van de hoogere heerschende standen leefde het « gemeen » sederteeuwen een eigen primitief en natuurgebonden leven, dat eerst door de Romantiekvan het einde der XVIII e eeuw werd ontdekt, gewaardeerd en verheerlijkt. Voortal van folkloristen van de XIXe eeuw is de volkskunde niets anders geweest dande studie van de zeden en gebruiken van het yolk van achterbuurten, dorpen enplatteland, van het « vulgus in populo ». Tegenstanders van folklorisme sprakensoms misprijzend van de volkskunde als « boerenkunde ». Sterk beinvloed door de« vulgus in populo »-theorie definieerde onze grootste Nederlandsche volkskundigevan het eerste kwart van de XX e eeuw, Prof. Joz. Schrijnen, de Volkskunde inzijn « Nederlandsche Volkskunde » : de « rationeele en systematische studie vanden ondergrond der Cultuur. »

Bevolking, Natie, Taalvolk of « gemeen » yolk, in welke beteekenis hebben weyolk op te vatten in Volkskunde? In de verschiflende beteekenissen, die we bondigde revue lieten passeeren, trof ons het collectieve karakter van het begrip : yolk.Aan de som der deelen, de enkelingen, beantwoordt een gemeenschappelijke gees-tesgesteldheid der individuen, die de groote of kleine volksgroepeeringen uitmaken.Vervalt de geslotenheid van de groep, zoo verdwijnt ook de collectieve geestesge-steldheid. Alleen wanneer de groep min of meer gesloten blijft, een zoogenaamde« volgroep » vormt, kan er sprake zijn van dezen collectieven geest. In « yolk » ishet dus het sociaal-psychologisch element dat volgens ons den doorslag geeft in« Volkskunde » « Volk » is een collectiviteit van enkelingen, die op elkander afge-stemd zijn naar de uiterlijke als naar de innerlijke stuctuur, naar het lichaam alsnaar den geest. Tot die innerlijke structuur behoort o.a. de taalbegaafdheid. Aandie taalbegaafdheid ontvloeit de Volkstaal. In de ruime beteekenis van het woordbeteekent yolk in « Volkskunde » wel degelijk « taalvolk », maar het komt er opaan taalvolk te omschrijven en, zonder al te veel op het gebied te komen van aan-verwante wetenschappen, zooals « Sociologie » en « Psychologie », aan de sociaalpsychologische factoren, die aan den grondslag liggen van een collectief gebondengemeenschap, recht te laten wedervaren. Daarom lijkt het mij veiliger ons te hou-den aan een definitie van « Volkskunde », waarin het yolk een callectief gebondengemeenschap beteekent, dat volksgoed voortbrengt. De typische vertegenwoordigersvan die collectieve gemeenschap zijn de volksmenschen. De producten die zij voort-brengen, zijn zoowel van stoffelijken als van geestelijken aard. Zoo behoort devolksdracht en de volkskunst tot hun stof felijke uitingen, zooals het volksgeloof ende volkstaal tot hun geestelijk erf hoeft gerekend te worden.

12

Page 13: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Is de volkstaal, waarover we het hier in 't bijzonder zullen hebben, gelijk teistellen met het « dialect » in de taalkunde ? Om een antwoord te verscha f fen opdeze vraag is het noodig ons voorafgaandelijk te vergewissen wat « dialect » voorde taalkunde is, in andere woorden : wat « dialectkunde » is ?I Hier kunnen we een engere en een ruimere definitie onderscheiden. De engeredefinitie is tevens de oudste : dialectkunde is voor haar de phonetisch-historischebeschrijving van de taal der volksmenschen van een bepaalde streek, van een ge-west als van een dorp, van een familie als van een individu. Zulk een dialectbe-schrijving steunt op de gebruikelijke grammatica van algemeene taal, de cultuurtaal,waartoe het bestudeerde dialect behoort. De ruimere definitie is deze van de zoo-genaamde « taalgeografie » : de wetenschap van de ruimtelijke verspreiding vantaalverschijnselen, hetzij van phonetische of flecteerende bijzonderheden, hetzijvan eigenaardigheden van den woordenschat of van den zinsbouw of van de accent-verschillen. We kennen alien de prachtige vruchten van het taalgeografisch onder-zoek, ook te onzent : de taalatlassen ! Welnu, waarschijnlijk onder invloed vande « Personalunion » van philologie en volkskunde bij zoo menig folklorist-taal-kundige, blijkt de behandeling van de volkstaal in het raam van een volkskundigoverzicht steeds hoofdzakelijk « dialectkundig » in de taalkundige beteekenis vandat woord te zijn. In dergelijke overzichten krijgen we dienvolgens een beschrijvingvan de dialecten van een cultuurvolk naar hun karakteristieke geluiden en vormen,de afbakening van dialectgrenzen of isoglossen, voorbeelden van den rijkdom ende beeldende kracht van de volksuitdrukkingen, spreekwoorden en zegswijzen. Detaalbouw, gevormd naar de psychologische reacties van den volksmensch, wordtmeestal niet of ternauwernood onderzocht, terwiji integendeel de nadruk wordtgelegd op den inhoud der zegswijzen om de innerlijke gesteldheid van den yolks-taalspreker te karakteriseeren.

Zelfs een zoo buitengewoon scherpzinnig foklorist en taalkundige als Prof.Schrijnen is aan dit euvel niet ontsnapt. Slaan we even het 2 e dl. van zijn « Neder-landsche Volkskunde » open. Daar lezen wij onder den titel van het IVe Hoofd-stuk, De Volkstaal : « De volkstaal wordt veelal gelijkgesteld met taaleigen ofdialekt. Dit nu is onjuist. Tegenover het taaleigen staat de algemeene taal, oflandstaal (zelf onstaan uit een overwegend dialekt).

Maar tegenover de volkstaal of vulgaire taal staat de beschaafde - in debeteekenis van hooger beschaafde taal of kultuurtaal (deze is niets anders daneen kultuurdialekt, dat zich tot landstaal heeft weten te verhef fen) .

(De kultuurtaal heeft grootere sociale waarde dan de volktaal, die over hetalgemeen op hooger natuurlijke kunstwaarde kan bogen).

Immers, de volkstaal is kleurig en karakteristiek ; daarentegen verliest de kul-tuurtaal vaak in expressieve kracht, wat zij wint door polijsting in netheid en doorvereenvoudiging in vaardigheid.

(Het volksleven en volkswezen weerspiegelt zich het trouwst in de dialektischevolkstaal).

13

Page 14: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Daar komen het best de algemeene caracteristica der volkstaal tot hun recht ;daar geeft zich de man-uit-het-volk met heel zijn eigenaardig begrips- en gevoels-leven, met zijn breedsprakigheid, zijn herhalingen van woorden of zinsneden, het.;zij in hun geheel, hetzij in verkorten vorm, zijn schijnbaar onlogische konstrukties,

zijn emphatisch karakter, zijn voorliefde voor spreekwoorden en zegswijzen, zijnvolkswijsheid en volksredeneerkunde. In deze taal krijgen de sprookjes hun toover-glans. « Jede Provinz », zegt Goethe, « liebt ihren Dialekt, denn er ist doch eigent-lich das Element, in welchem die Seele ihren Athem schOpft. »

In de streektaal is de volksman op eigen terrein ; daar groeit de volkstaal uit degemeenschap ; daar spreekt het volkswezen het best, oOk omdat de sociale bestand-deelen zich daar huwen aan momenten van ethnischen aard. »

Prof. Schrijnen verwittigt ons dat een zuiver-taalkundige behandeling der dialek-ten buiten het bestek van zijn werk ligt. We verwachten ons dus aan een ontledingvan hetgeen hij terecht noemt : de « caracteristica der volkstaal » : het eigenaardigbegrips- en gevoelsleven van den man-uit-het-volk, zijn breedsprakerigheid, zijnherhalingen van woorden of zinsneden, zijn onlogische konstrukties, enz., maar wekrijgen 1° een beschrijving der Nederlandsche dialekten : Friesch, Saksisch, Fran-kisch, met voorbeelden en teksten, naar klankleer en flexie ; 2° een kort aanhangselover W oordenschat en syntax4 met eventjes eenigen nadruk op het analytisch ka-rakter der volkstaal : de semantiek der volkstaal en den parataktischen zinsbouw ;3° de persoons- en de plaatsnamen.

Voor wie de « caracteristica der volkstaal » van de Nederlandsche volksmen-schen (bij Prof. Schrijnen) dacht ontsluierd te vinden in het hoofdstuk over de« Volkstaal », komt bedrogen uit. Hij moet zich tevreden stellen met de mede-deeling dat « te Lange en te korte woorden verdwijnen ; hoe woorden en woord-konstrukties opkomen, vervormd worden, zich handhaven of de plaats ruimen voorandere » (dus resultaten van de taalgeographie) en dat « dit alles onze aandachtoverwaard is en door gezette studie nader dient onderzocht ».

Deze wenk is echter voor de folkloristen verloren gegaan. De volkstaal is verderbestudeerd geworden in functie van de taalkunde of van de dialectkunde, niet infunctie van de volkskunde. In functie van de volkskunde beteekent dat de volkstaalmoet bestudeerd worden als geestelijke uiting van een collectief gebonden yolks-groep, op gelijke wijze als de volksdracht of de volkskunst, stoffelijke uitingenvan een gesloten gemeenschap ; of het volksgeloof of de volkszeden en gebruiken,geestelijke uitingen van een bepaalde collectiviteit.

De uitkomsten van de folkloristische studie van de volskdracht en het volksliedgeven ons immers een vingerwijzing hoe voor de volkstaal sociologisch-psycholo-gisch kan worden te werk gegaan. Zoowel voor de volksdracht als voor het yolks-lied is men, wars van romantische opvattingen als daar zijn : zelfschepping dervolksziel, uitgegaan van zakelijke premissen. Men heeft opgemerkt dat de elementenvan de tegenwoordige volksdracht teruggevonden werden in de dracht der hoogerestanden van de XVII e en aVIII e eeuwen. Zoo insgelijks heeft men bevondendat de volksliederen teruggaan op kunstliederen van vroeger tijd. De « Zersungen-heit » is een begrip, dat thans algemeen wordt aanvaard in de hedendaagschevolksliedstudie. Eveneens kan men voor de volksdracht de « Zertragenheit » aan-vaarden. En waarom zou men geen « Zersprochenheit » aanvaarden voor de yolks-

14

Page 15: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

taal ? Het begrip van het « Zersingen » van de volksliederen hebben we te dankenaan twee Duitsche folkloristen van grooten naam : John Meier en Hans Naumann,maar het past hier te zeggen dat chronologisch een Belgische musicoloog ErnestClosson hen voor is geweest. Volgens de definitie van Naumann is het « verzin-.gen » een samenzingen door het yolk van formeel of materiel gelijkende liederenof liederdeelen (strofen). Niet het slaafsch overnemen, maar het aanpassen, hethersmelten tot een nieuw geheel is het typisch volksche. Maar ook de taal wordt« versproken ». Wie den naam van Naumann hoort, denkt dadelijk aan zijn be-roemd geworden formuleering : « primitives Gemeinschaftsgut oder gesunkenes Kul-turgut? », door Friedrich Liiers gewijzigd als « naturgegebenes Gemeinschaftsgut 3oder « gewandeltes Kulturgut ? » Waar meer dan in de taal zijn we bewust vandeze beweging van boven naar onder en van onder naar boven, die overeenstemtmet de « symbiose » of wisselwerking van de natuurwetenschap. Daardoor besef fenwe meteen dat de volkstaal folkloristisch beschouwd zich niet beperkt tot het dialect,maar ook Naar invloed uitoefent op de algemeene taal en de letterkundige taal.Het gaat met de volkstaal zooals met het volksgeloof, dat, in den zin van collec-tiefgebonden geloof, niet enkel voorkomt bij de lagere, maar eveneens bij de hoo-gere Standen.

Friedrich Maurer (zie Bibliographie) heeft de « Versprochenheit » van devolkstaal treffend geillustreerd door een voorbeeld uit de boerentaal van zijn ge-boortestreek : Oberhessen. Men zou geneigd zijn — en vroeger nam met het klak-keloos aan — de woordenschat van een boerenbevolking als « naturgegebenes »,als primitief gemeenschapsgoed, te aanvaarden. Bij nadere beschouwing is daarniets van : het is voor een belangrijk deel « verzonken kultuurgoed ». In de dorpenvan Oberhessen, betoogt Friedrich Maurer, heet de Zondagnamiddagwandelingvan de boeren families — wat in de Duitsche steden : « Bummel » heet : « Kassategi », d.w.z. « gassaten gehen ». Dit « gassaten gehen » is een bekende uitdrukkingvan de vroegere Duitsche studententaal uit de 1 6 8 eeuw. « Gassaten » is ontstaanuit het d. « Gassa » met toevoeging van het lat. achtervoegsel « tim » en beteekent« op de straat ». De boeren van de dorpen in de omgeving van een of andere Uni-versiteitsstad, hier waarschijnlijk Giessen, hebben de studentenuitdrukking °verge-nomen en bewaard, terwiji de studenten ze sedert lang hebben opgegeven.

Dit is een onder vele voorbeelden hoe zelfs een afgelegen boerendialect in zijnwoordenschat wordt « versteedscht » of « verliteraird » en dienvolgens geen uitslui-tend zuiver « naturgegebenes » goed bevat.

Een enkel voorbeeld uit « Een staaltje van Boerenspraak » (1888) van VirginieLoveling. Twee boerengeburen spreken over de haag over het weder, koetjes enkalfjes en den huishoudelijken en financieelen toestand van een buurman. De eene« Zij zullen eenen put maken om een anderen te vullen. Ze willen hebben dat erook al honden zitten te bassen op hun goed » (honden op hun goed of erf = by-potheken) », waarop de andere antwoordt : « Ze hebben toch Forunatus beurzeniet », een herinnering dus aan het volksboek van Fortunatus, waarbij Fortunatus= fortuin tot de instandhouding van de volksuitdrukking heeft bijgedragen.

Uit deze en dergelijke vaststellingen blijkt dat de vraag naar den oorsprongof den inventaris van den woordenschat van de volkstaal opnieuw of in een nieuwenvolkskundigen geest moet worden gesteld. Evenals het dialect voor de dialectkunde

15

Page 16: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

als onderdeel van de taalkunde heeft de volkstaal voor de volkskunde geen statisch,doch een dynamisch karakter. Ze wijzigt zich voortdurend. Hier kunnen de woord-kaarten van de dialectkunde ook aan de volkskunde uitnemende diensten bewijzen.Immers de woordkaart weerspiegelt niet enkel den toestand op het oogenblik deropneming, maar onthult te gelijkertijd tendensen, die zoowel den afgeloopen toe-stand als den toekomstigen toestand laten vermoeden. Hier hoeven « WOrter » en« Sachen » noodzakelijk samen te gaan, ter zelfder tijd stellen we vast dat degeografische methode voor de volkskunde zoo goed als voor de dialectkunde bruik-baar is en « taalgeogra fie » en volksdialectkunde bruikbaar is en « taalgeografie »en « volkskundegeogra fie » bij elkaar aanleunen. Het parallelisme is tref fend wan-neer we bijv. op de kaart nagaan hoe de langwerpige ovale vorm van het stadsbroodzich geleidelijk verspreid ten koste van het ronde boerebrood. Evenals voor dewoorden teekent zich de vooruitgang af, niet naar de wijze van een olievlek, maarmet sprongen van de hoofdstad naar de hoofdplaatsen om dan geleidelijk over hetomliggende platteland uit te stralen. Aldus onstaan kernen en ruimten tegenoverrelikt-gebieden aan de periferie van de ruimten.

De expansie-theorie is in de philologische kringen te goed bekend, opdat wij erlang zouden bij stil houden. Is de oorsprong van den woordenschat in de volkstaaleerder uiterlijk en physiologisch, de stijlmiddelen beantwoorden aan psychologi-sche motieven, in andere woorden aan het « denken » van den volksmensch. Het isde eigen manier van redeneeren, die de volksmensch tot een eigen manier van zichuit te drukken, van spreken en schrijven voert. Deze « versproken » taalmiddelenvan de volkstaal zijn in de taalkunde en met name, in de semantiek, niet onbekend.We kennen ze eensdeels onder den naam van vollesetymologieen, anderdeels onderden naam van kruisingen of contaminaties. De befaamde Fransche dialectoloogJoseph Gillieron heeft de volksetymologie verklaard door een behoefte aan hel-derheid of een streven naar duidelijkheid van den sprekende. Aldus heeft hij talvan volksetymologische aanpassingen in het Fransch verklaard, bijv. het geval van« herbe sainte » voor « absinthe ». Het psychologisch proces houdt echter verbandmet een wijze van redeneering, die buiten de logische sfeer van de duidelijkheidvalt. Wanneer de volksmensch de beteekenis van het woord niet verstaat, alleenden uiterlijken klankvorm opvangt, dan roept deze in het bewustzijn door associatieeen naar den vorm gelijkluidend woord op. Het verstandelijke speelt hier een veelgeringer rol dan Gillieron heeft gedacht. « Met etymologie » schrijft Prof. deVooys in zijn « Inleiding tot de studie van de Woordbetekenis » (1938) bl. 54,heeft volksetymologie niets gemeen. Het komt vaak voor bij vreemde woorden dieonvoldoende gehecht zijn in het geheugen, en dus moeilijk reproduceerbaar. On-bewust heeft dan een associatie plaats met beter bekende klanken of woorden. Devervorming is meestal geheel zinloos. Zulke zuivere klankassociaties vormen degrote meerderheid. » Als voorbeeld haalt Prof de Vooys o.a. lintworm aan, waar-bij men aan den lintworm van het dier denkt, ofschoon lint een synoniem is vanworm . (cf. windhond) , kielde, waarbij aan kijken worden gedacht, en verder be-gripsassociaties als moeras (uit fr. maras), leindhoest (uit kinkhoest), kalis (oor-spr. een Zigeuner) voor een kale, arme man, enz.

In het Duitsch zijn beruchte volksetymologieen « umgervendte Napoleon » voor« ungnentum Napolitanum », « Siindflut » voor « Sinflut », in het Vlaamsch c Arthur

1b

Page 17: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

de Jood » voor « teinture d'iode ».Zulke vervormingen berusten op het associatief denken. Zij openbaren den ge-

weldigen rijkdom aan verbeeldingskracht van het yolk, die soms fel afsteekt bijde nuchtere, zakelijke woordvormen van de algemeene taal.

Christian Rogge, (zie bibliografie) en na hem Friedrich Maurer, hebben hebelang doen uitschijnen van de studie der « Kreuzungen » of contaminaties, diereeds in 1895 aan de orde werden gebracht door het bekende werk van R. Me-ringer en K. Mayer, « Versprechen and Verlesen » (Stuttgart).

Vooral Fr. Maurer heeft bewezen welke belangrijke rol de « contaminaties »spelen in de volkstaal. In een zijner opstellen : « Ueber Arten der deutschen Wort-bildung, besonders Wortkreuzungen » (als voordracht gehouden op de « GOttingerPhilologenversammlung van October 1927) heeft hij zijde bevindingen als volgtsamengevat :

1. De als grondslagen voor kruisingen in aanmerking komende woorden moetenin dezelfde taaleenheid levend zijn.

2. Zij moeten synoniemen of nagenoeg synoniemen zijn.3. Zij moeten _als klankbeelden aanrakingspunten hebben.4. De zoogenaamde geluids-kompromis-vormen (de verklaring van « honkt »

voor hond (honk - hond) door Ferdinand Wrede), die ook woordkruisingen zijn,beantwoorden in de grootste mate aan deze voorwaarden, zij zijn dan ook de tal-rijkste (dangsen, omthoukden, rongden, den angdere, verangderd, in het Brugsch).

5. Zeer dikwijls komen dan ook samengestelde woorden als grondslagen voorkruisingen in aanmerking, het zijn de zoogenaamde qtautologische » samenstellingen,waarvan we hierboven een voorbeeld hebben ontmoet bij Prof. de Vooys : Lint-worm, dat met het duitsche woord voor « draak », « Lintwurm » overeen stemt.« Lindwurm » kan slechts ontstaan zijn in een taaleenheid, waarin « Lind » en« Wurm » naast elkander in gebruik waren voor « draak » zooals honk en hontin het « Mischgebiet » van honkt.

Zulke kruisingen zijn slechts mogelijk door het ontbreken van een logische kon-trole in de volkstaal. De positieve zijde van het « denken » van den volksmenschkomt echter hier ook te voorschijn door den a f fectieven drang tot de grootst moge-lijke kracht of karakteristiek in de uitdrukking. Het sterk naar voren treden dergevoelens is een eigenaardigheid van de poezie en van de volstaal. (1) Dit komtinzonderheid tot uiting in de voorliefde voor bepaalde samenstellingen en suffixen.Uitteraard kan ik in een theoretische uiteenzetting als deze hierover niet uitweiden.Aan 't BEERT JE, den volkskundigen Almanak (1938) van den Bond der West-Vlaamsche Folkloristen, ontleen ik enkele voorbeelden uit een sprookje « up zeBrugs » : Van 'en bulte, en van nog 'en bulte. Het is de bekende geschiedenis vanden bultenaar, die door een list zijn bult kwijt geraakt, en een tweede bultenaar,die dommer dan de eerste, in plaats van zijn bult kwijt te geraken er een tweedebijkrijgt. De karakteristieke suffise in het Brugsch is het verkleinwoord-tje. Wan-neer de a ffectieve spanning bij den verteller K. D. W. op een hoogtepunt komt,

(1) Zie hierover H. Sperber, Einfiihrung in die Bedeutungslehre, Bonn & Leipzig,1923, en zijn wet van de << Affektbetontheit >> (eerst ontwikkeld in : Ueber den Affektals Ursache der Sprachveranderung, Halle, 1914).

17

Page 18: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

hoopen de woorden met verkleinvormen zich op en krachtversterkende bijvoeglijkenaamwoorden en bijwoorden worden in den zin opgenomen.

De eerste bultenaar heeft zich naar den « Toveressen bijk » begeven : « 01 mete'ki 't sloeg twolve ip de torre van Meekerke en twolve ip de deize van Houttave...De bulte sloeg en oogstji, gheel verzichtegtjes weg, en menverdooie worachteg!flak nevenst hem... 't sprong nu e'ki zwart van de witte 'eksen en zingen d'a zedeien... »

De tweede bultenaar zal het ook « e'ki prombeiren » : « Mo, dien potverblom-.schen gloeienden annoozeloore, in de platse van eest goed z'n ooren open te zettenen te luisteren wat da' ze zoengen... sprinkt hij me d'o niet dwoos weg in denhoop... »

De volkstaal maakt op alle onderzoekers den indruk bijzonder rijk te zijn endat is ze ook wel. « Het is een fabel » schrij ft Prof. Schrijnen in zijn « Neder-landsche Volkskunde » II, bl. 46 « dat de heele voorraad (van de volkstaal)slechts uit een paar duizend woorden zou bestaan. Zonder twijfel ontbreken in devolkstaal tallooze uitdrukkingen voor begrippen uit het gemoeds- en geestesleven,uit het gebied van wetenschap en techniek. Zoo is het zelfs met de verklanking dergevoelens van liefde en vriendschap gesteld, toch zoo diep geworteld, en van som-mige zinnelijke waarnemingen, met name van kleur en reuk... Toch moet men »besluit Prof. Schrijnen « bij de beoordeeling van dit alles zeer voorzichtig zijn. »Waarom? Wel, omdat voorstudie ontbreekt. Die taalrijkdom van de volkstaal is,althans voor de Nederlandsche volkstalen, nooit systematisch onderzocht gewor-den. (1) De eenige die het deed was Virginie Loveling in haar reeds vroeger ver-meld! Een staaltje van Boerenspraak » (Nederl. Museum, H e jg. (1888), bl.1 06), die in dien rijkdom van woorden uitdrukkingen en volksspreuken -Oan het« Vlaamsche ras » een ingeboren liefde zag voor « beeldspraak ». Dat belette haarniet ook de schaduwzijde van een overgeleverde schilderachtige volkstaal in te zien :« Wij willen niet ontkennen dat het aanwenden van volksspreuken zijne keerzijdeheeft, en wij stellen de vraag : verleert men zelf niet te denken, als voor allegedachten en toestanden geijkte uitdrukkingen en zinspreuken bij de hand zijn? Isdaardoor niet alle geestesinspanning ontspaard en worden sierlijkheid, woordvoe-ging en redekunde niet overbodig, als men maar uit eenen sinds eeuwen opgehooptenschat te putten heeft ? Alleen door het zelfstandig denken en de eigen gezochteuiting zijner overwegingen, ontwikkelt de menschelijke geest en openbaart zich deverscheidenheid van het vernuft. Door het veelvuldig aanhalen van aangeleerdewaarheden en zinsspreuken teert men op de wijsheid en de opmerkingen van ande-ren. Vele dezer spreuken en uitdrukkingen zijn overigens zeer gemeen, andereweinig geeestverheffend, sommige zijn poetisch, het meerendeel bevatten !evens-knnis en gezond oordeel ; maar 't zij goed of kwaad : ons Vlaamsch ras is nu een-maal zoo dat het de beeldspraak mint, het zcil zijnen aard niet veranderen. » WatVirginie Loveling als een eigenaardigheid van het « Vlaamsche ras » beschouwt,is geen voorrecht van de Vlaamsche volkstaal. Alle volkstalen zwelgen in beeld-spraak, maar de aard van de beeldspraak is verschillend en behoort volkskundig

(1) Wel gaven folkloristen er voorbeelden van, bijv. Lodewijk de Vriese voor hetGentsch.

18

Page 19: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

aan een onderzoek te worden onderworpen. Dan zal men vaststellen dat de rijkdomvan de volkstaal slaat op woorden en uitdrukkingen voor dingen, toestanden engebeurtenissen, die « a f fektbetont », d.i. gevoelsverbonden zijn.

Wie kept niet die dozijnen synoniemen in het Gentsch, het Brugsch, het Ant-werpsch, enz voor gevoelens van smart, toorn, woede, spot, voor handelingen alsloopen en slaan, voor toestanden als dronken zijn, voor bepaalde lichaamsdeelen,

voor een kaaksiag, een druppel jenever, enz. Ze werpen onmiskenbaar een licht opde psyche van den volksmensch, maar verraden tegenover een rijkdom van concretebenamingen een evenzeer treffende taalarmoede aan woorden voor vreemde of ver-wijderde dingen, vooral aan abstracta.

Virginie Loveling heeft in den grond gelijk, al is haar opvatting van de yolks-laat zeer 1 9 e eeuwsch-intellectualistisch : de volkstaal weerspiegelt de verstande-bike ontwikkeling van het voile!

Het yolk vertoont een uitgesproken neiging voor de aanschouwelijk-concrete uit-drukkingswijze en een niet minder uitgesproken tegenzin voor abstraheeren of « sa-menvattend denken ». Bij de studie van een volkstaal mag men deze door de ge-meenschap geconditionneerde uitdrukking nooit uit het oog verliezen. Dan eerst zalbijv. de opteekenaar van een volkssprookje uit den volksmond de juiste noot tref fen,wanneer hij weet dat de parataktische of nevenschikkende zinsbouw de volkscheverteltrant weergeeft. Hij zal bijv. niet schrijven als titel van het reeds vroegeraangehaalde sprookje « up ze Brugge : « De twee Bultenaars », maar « Van 'enbulte, en van nog 'en bulte ». Zeer juist heeft K. D. W. dan ook hoogervermeldsprookje begonnen als volgt : « Der was e'kir 'en bulte, en die bulte haad' 'en bultedie begoostegende met 'en gheele groote boge van an z'n hoof toe an ze fondament.»

De verzamelaar van volksvertellingen zal verder rekening hoeven te houden meteen eigenaardige breedsprakerigheid, die binnen het kader van het verhaalschemazich allerlei uitweidngen en humorsitsche afwijkngen veroorlooft. Zoo bijv. vormende tribulaties van den armen bultenaar voor hij door de « bazinne van de Vuyl-vlag », « n' stammenei te Meekerke », geholpen wordt, een Brugsch intermezzo,dat krachtig tot de gevoelsstemming van een Brugschen toehoorder spreekt : « Derwas up g'heel d'oenssagmart gin hemdetje die hem paste, gin oorem slaplijvetje diehem gink. Z'n broek zakteg olsan of ! ... eja kan 't missen, de lijsten 'n kosten olover dien berg nie trekken, en ze sloegen alsan scheef. De kleeremaker zei up 'enende :

— Luustert e' kir bier vint, wit-je wa' da'-je gij doet, dat en is e' ki' gin doenme' joen ; 'k en kanne kik gin eer' ollen va' me werk, en lop gij e bitje no' demokkemart, zee !

Zo je kan peizen, dat 'n was mor e' gheel oremtiereg dingen vo' da' mens : olsanmoeten in z'n vallepalto lopuen, zuuste mor e' schamel broekstjen an, en ton dienbloote rik ! 's Zomers de zunne ip z'n kasse te looien en te branden, dat er de vollenvan vielen ; en s' winters 'n haad hij nog zovele nie' van e' kraagstje om rechte tezettene. De man haad ol overol gezeten om rood en dood, mo niemand die hemkosteg' halpen. Z'haan ol zitten dugen up z'n rikgroote en trekken an z'n bos...dat er de troonen van uut z'n oogen boeksteden, ol gin avangce ! De mannen van't pruumhuus ('t hospitaal te Brugge, waar ze veel pruimen te eten geven, naar't schijnt) haan der over gewis met hunder geleerde bollen, en z'haan gezeid : —

19

Page 20: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Gin majin, en peis gij pecencie, vint, in Godsenname. »Zulk een pittige passage is niet in algemeen Nederlandsch om te zetten om de

eenvoudige reden dat de breedsprakerighedi van de volkstaal in de algemeene taallangdradig zou worden en een vervelenden indruk maken.

Van de herhaling van woorden en zinsneden geeft Lod. Lievevrouw-Coopmanons een tref fend voorbeeld in zijn Gentsche Zedenschets : Oe ewer oe zotter (1912)in Gentsch dialekt geschreven. De oude Crommelynck is op zoek naar zijn jongevrouw Clara :

« 'k He ze zien deuregoan, 'k he z'in 'n viezelante zien stappe mee e wit pirden ne roste koetsier, en ze zijn de Kopure opgerede ! (Beziet den slapenden koet-sier De Rijcke). Kè ze vast, W ze vast! Ha, Clara, ge wilt mij uurkes opzette !'t Es wel te zien dade mij maar gepakt 'n het veur mijn kluiten, moar aos ge mientmee mijn cens naor mijnen duud pitjes te pisse, zijde luulek mis, zijde luulek mis!Wa da 'k zal doen, en ek nog gien cense van, maor aan mijn voete moe ze ligge,vergiffenisse zal ze vragen. Es da iet, es da iet!... Waor mag ze ni zijn?

Diene rosten deugniet moe et wete ! (Schudt De Rijcke wakker. He, slapere,wor ne kier wakker, in ? »

De Rijcke.Miende misschien da z'in mijn zakke zit?

Crommelynck.Mijn zakke zit ! Niens ! Ze zit in e zakke nie, maor z'ee toch in e viezelante

gezete, hee z'in e viezelante gezete!De Rijcke.

't Es wel meugelijk, est wel meugelijlj!

Crommelynck.Allee ge, mee al i beslag ! Hoevele moede en ?

De Rijcke.Niets ! Ik ben 'n ierlijk man, da wete.

Crommelynck.Kenne da liedse, ken ek da da liedse! 25 fran, allee.

(in een volgend tooneel)(Fieleke komt buiten met kleed en hoed aan van Clara).

De Rijcke.Daar es ze !

Crommelynck.Ha slangevel, ni gee 'I i ne kier schuune de scheute, gee 'le i ne kier schuune de

scheute!

Deze herhalingen, die versterkingen beteekenen, hebben slechts schijnbaar denvragenden vorm. Het zijn woord of zing automatismen, die als echo's wegstervenen van sterke gevoelsopgewondenheid bij den spreker getuigen.

De algemeene taal eischt meer zelfbeheersching, eenvoud en beknoptheid dande volkstaal. De diepere grond echter is dat de sprekers van de algemeene taal envan de volkstaal de wereld q begripmatig » op verschillende wijze opvatten, zooalsF. Stroh dat in zijn « Stil der Volkssprache » (1930) heeft geformuleerd. « Het

20

Page 21: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

is » schrijft hij « een eigen manier van denken en een besluit te trekken... en zij voertde volkstaal tot een eigen manier van spreken en tot een eigenaardigen taalstijl. »Deze stijl is dezelfde, die wij tot uiting zien komen in de volksdracht, de yolks-kunst, de volkspoezie, een vermenging van eigen en ontleend goed, een aanpassing,die met de wisseling van het leven van de collectiviteit, evolueert, maar zichzelfgelijk blijft, zoolang het met het associatief denken overeenkomt.

In tegensteling tot de algemeene taal kan men er twee tendensen in opmerken,die beide een uitvloeisel zijn van het denken » van den volksmensch : 1° een ont-wijken van het verstandeliike, van het logische denken, van het intellectueele in 'talgemeen ; 2° een stole naar voren treden van het gevoeldeven, van het affectievedenken, in een woord van de verbeeldingskracht.

Ht weze mij toegelaten als besluit van deze theoretische uiteenzetting u eendubbelen wensch in overweging te geven : 1 °) dat de volkskundige studio van deNederlandsche volkstalen meer belangstelling moge vinden vanwege philologen enfolkloristen, 2°) dat de studeerenden over meer betrouwbare teksten in de Neder-landsche en speciaal Vlaamsche volkstalen zouden kunnen beschikken dan tot nutoe het geval is. Inderdaad, de dialectologen hebben ons weliswaar een aanzien-lijk materiaal van lexicografische aard : woordenlijsten en idistica aan de handgedaan, maar teksten uitgaande van volksmenschen of opgeteekend door weten-schappelijk geschoolde sprookjesverzamelaars ontbreken nog maar al te veel. Ditis een achterstand dien wij tegenover andere cultuurvolkeren, die naast de belle-trische literatuur een literatuur in de volkstaal zijn blijven beoefenen en hoog hou-den, hebben in te halen. Goede vertellers en dichters in de volkstaal zijn te onzentinderdaad zeldzamer dan dichters en prozaschrijvers in de algemeene taal. OnzeVlaamsche cultuurbeweging, de beschaafde taalbeweging, die geheel onze sym-pathie heeft, ten spijt, heeft hierin wellicht haar doel voorbijgeschoten, zooals des-tijds het Particularisme dat gedaan heeft door een dialectische cultuurtaal de plaatste hebben willen doen innemen van de algemeene kultuurtaal.

De waarheid zal wel in het midden liggen. Het West-V1. Particularisme heeftniet belet dat Guido Gezelle voor alle Nederlandschsprekenden een groot dichter is.En wat Hugo Verriest meende destijds te zijner verdediging te moeten aanvoeren,geldt voor ieder dichter of schrijver in de volkstaal : « Moet hij daarom als parti-cularist gedoemd worden, dan is elke vogel te bossche en te velde een particularist,en de Nachtegaal de grootste van al ! »

BIBLIOGRAFIE

Schrijnen, Jos. — Nederlandsche Volkskunde, II, bl. 1, De Volsktaal, Zut-phen, W. J. Thieme & C' e , 1917.

Naumann, H. — Ueber das sprachliche Verhaltnis von Unter-. zu Oberschicht.Jahrbuch fur Philologie 1925.

Muller, Jos. — Rede des Volkes in : Deutsche Volskunde, hgg. von JohnMeier, 1926, bl. 169 volg.

2 1

Page 22: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Stroh, F. — Stil der Volkssprache, Hess. Bl. f. Volkskunde. XXIX (1930) ,bl. 119 volg.

Rogge, Christian.schr. f. d. Phil. 51,

Sperber, Hans. —Maurer, Friedrich.

& Enke, 1933.

ALGEMENE STATUTAIRE VERGADERING VANDE VERENIGING ZONDER WINSTBEJAG

« DE VLAAMSE PHILOLOGENCONGRESSEN »OP ZONDAG 29 MAART, TE 17 U.

Daar de openingsvergadering van het XV e Vlaams Philologencongres langerduurde dan voorzien was, werd de Algemene Statutaire Vergadering niet erg drukbijgewoond.

Volgende punten stonden op de dagorde : ,1) Verslag door den Algemenen Secretaris.

Dr. Tieleman geeft een overzicht van het tot stand komen van het bestuuren het inrichten van dit congres.

2) Goedkeuring van de rekening van het afgelopen jaar en de begroting vanhet volgend jaar.Daar de penningmeester Dr. A. De Jonghe in het buitenland verblijft, wordthet financieel verslag voorgelezen door den tweeden secretaris. Het verslagwerd goedgekeurd.

3) Verkiezing van de Raad van Beheer.Enkele namen werden vooruitgezet ; dock, wegens het klein getal aanwezigen

werd de definitieve regeling verschoven naar een volgende vergadering.De mandaten van den algemenen secretaris, Dr. E. Tieleman, van den 2n secre-

taris, Dr. N. Van der Biest, werden vernieuwd. Daar de penningmeester in hetbuitenland verbleef en ontslag had aangevraagd zou daarover later beslist worden.

— Der tote Punkt in der etymologischen Forschung. Zeit-131. 1 volg.Einfiihrung in die Bedeutungslehre, Bonn & Leipzig, 1923.— Volkssprache, Frankische Forschungen, Erlangen. Palm

22

Page 23: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING I

WIJSBEGEERTE

Voorzitter : Prof. Dr. H. J. De Vleeschauwer (Gent) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. L. De Raeymaeker (Leuven).Secretaris : Dr. Merlevede (Gent).Algemeen onderwerp : Voor de geschiedenis van wijsbegeerte en wetenschap in

de Nederlanden.

We geven het verslag, dat over deze sectie gestuurd werd aan het algemeen secre-tariaat.

Deze a fdeeling die slechts twee lesgevers voorziet wordt gewijd aan de tekortenin onze kennis van het wetenschappelijk verleden van de Nederlanden. Zij wordtte 9.30 u. geopend door den ondervoorzitter, Prof. De Raeymaeker die de voor-zitter Prof. D Vleeschauwer vervangt, daar hij als eerste spreker optreedt met eenlezing : De onbekenden in onze geschiedenis van wijsbegeerte en wetenschap. Hetis er hem hoofdzakelijk om te doen de gapm. gen te berichten die deze cultuurge-.schiedenis tot op heden vertoont en die dringend moeten geneutraliseerd worden.Hij haalt zoowat een 50 tal uitgekozen problemen aan die nog steeds op een his-torisch onderlegd bewerker wachten. Hetgeen voor de jonge werkers van morgeneen uitnemend werkprogramma is dat tegelijk en een rijke levensvervulling en eennationale dienstplicht zal wezen.

Na Prof. De Vleeschauwer komt Prof. Dr. Sassen uit Nijmegen aan het woorddie van zijn standpunt uit en voor Noordnederland hetzelfde onderwerp aansnijdt.Hij wijst voornamelijk op de hulpbronnen die men voor de realiseering van dezenhoogdringenden wensch reeds ter bschikking staan in ht universiteitsmateriaal in deaanwezige monographien vooral van theologen, vooral voor de 16 e en 1 7e eeuw.De 1 8e eeuw moet nog in haar geheel bewerkt worden. Hij deelt een en andermede over een positief werkplan dat hij binnen kort zal publiceeren.

Uit deze sectie blijkt dat en Prof. De Vleeschauwer en Prof. Sassen, van ver-schillend standpunt uit en met specifieke idealen voor oogen, een geschiedenis vande Nederlandsche wijsbegeerte voorbereiden.

23

Page 24: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING II

OOSTERSE PHILOLOGIE

Voorzitter : Prof. Dr. J. Coppens (Leuven).Secretaris : Dr. J. Vergote (Leuven).

HET ROMEINSCHE KEIZERRIJK EN CHINADe eerste historische betrekkingen tusschen West en Oost ( 1 )

door

Prof. Dr. J. MULLIE, Leuven-Utrecht.

De Chineesche teksten welke ons over de eerste historische betrekkingen tusschenWest en Oost inlichten, verdienen de aandacht onzer Ndl. historici en philologen.Maar de studie dezer teksten gaat gepaard met allerhande moeilijkheden :

De Chineesche historieboeken werden eerst in de XIe e.n.C. met drukblokkengedrukt ; dus mag men in de vroegere handschriften schrijffouten in de namen vanvreemde landen en personen verwachten. — Deze werden op het gehoor of in hetChineesch getranslitereerd, soms door personen die ze slechts uit derde bron ver-namen. Zoo wordt de identificeering nu bemoeilijkt. — De annalen eener dynastiewerden in China altijd opgesteld onder de opvolgende dynastie ; de oorspronkelijkedocumenten moesten verkort worden, doch dit gebeurde soms ten nadeele van deklaarheid en de verstaanbaarheid van den tekst. — De Chineezen dachten in dientijd dat de aarde een groot vierkant was, door vier zeeen omspoeld ; rondom China,het centrum der wereld, woonden op de grenzen en op de eilanden in de zeeen,alleen barbaren. Wanneer nu de Chineezen van de « West-zee » spreken, is ditslechts een theoretische zee, welke zij zoowel in de Perzische Golf, als in de Mid-dellandsche zee, de Kaspische zee, enz. terugvinden.

Se-ma Ts'ien, de eerste Chineesche geschiedschrijver, teekent in zijn HistorischeBedenschriften (99 v.C.) een tekst op, die van het einde der 2e e.v.C. moet da-teeren. Onder keizer Woe-ti (140-86 v.C.) werd Tsjang K'ien naar de volkerenten westen van de Altai-bergen gezonden, om hen op to hitsen tot een veldtochttegen de Hsioeng-noe (Hunnen) van Monoglie, de aarstvijanden van China. Hijkwam naar China terug met de eerste berichten over Midden-Azie. In 115 v.C.ondernam hij een tweede reis naar de Woe-swen-stammen, die bij de Issyk-koelen in de Ili-vallei woonden. Onder denzelfden keizer trok een Chineesch gezant-schap naar het rijk An-si (= Ar-sak : de Arsakieden, Parthische dynastie inPerzie) en en Arsak-gezantschap, naar China getrokken, bood den keizer gooche-

(1) De volledige tekst dezer lezing verscheen in Nieuw-Vlaanderen, 4 Mei, 1940.

24

Page 25: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

laars van Li-kan (var. Li-kien, Li-hsien) aan. De beste identificeering van dezennaam is Alexandria n Egypte [A-LI (s) -KAN-dra] , bekend om zijn goochelaars,en ook als het toenmalig centrum van Griekschen handel en cultuur.

Een beschrijving van het An-si-rijk staat in de Annalen der Eerste Handynastie(Kap. 96, A) : hier spreekt men voor het eerst over T'iao-tsje, door A. Hermannmet Taoke (nu Boesjrein, op den oostrand van de Perzische Golf) en door Cha-vannes met Desjt Nisan (monding van de Tigris) geidentifieerd.

De Annalen der Latere Han-dynastie (Kap. 86) vermelden een gezantschapdoor Yoeng-yoe-tiao, koning van Sjan (of Tan) naar het hof van China gestuurd,de eerste maal in 97 n.C. en een tweede maal in 120 n.C. Dit laatste gezantschapbood den keizer goochelaars aan, die beweerden uit Ta-ts'in te komen en ook mede-deelden dat een weg door het zuidwesten van het rijk Sjan, dat in het Zuid-westenvan China lag, naar Ta-Ts'in leidde. Dit bewijst dat de West-Aziatische zee-vaarders den weg van de Roode Zee naar Birmanie en door Yun-nan naar Mid-den-China kenden.

Het 88e Kap. derzelfde Annalen bevat een beschrijving van T'iao-tsje en ver-meldt nog twee Parthische gezantschappen naar Chnia (87 en 101 n.C.), alsookhet Chineesch gezantschap van Kan Ying naar Ta-Ts'in (97 n.C.), dat eigenlijkdoor Pan Tsj'ao, gouverneur-generaal van het huidige Turkestan, gestuurd was.Dezes doel was den zijdehandel van China rechtstreeks met Alexandria en hetRomiensche keizerrijk te voeren, zonder de bemiddeling der Parthen, die de bestewinsten opstreken. Maar de Parthen stelden de zeereis van T'iao-tsje naar Ta-Ts'inals zoo gevaarlijk voor, dat de verschrikte Kan Ying er van a fzag. A. Herrmannidentificeert Ta-Ts'ni met Hadramaut (Z. Arabia), maar dit lijkt onwaarschijn-lijk, omdat de handelsdoeleinden van het toen uiterst machtig China zeker naarhet in dien tijd meest bekende en rijkste land, het Romensche Keizerrijk, en nietnaar een streek van oneindig minder belang gericht waren. Overigens stellen deAnnalen der Latere Han-dynastie Ta-Ts'in met Li-kan (Li-kien) gelijk, en dezenaam wordt het veiligst met Alexandria van Egypte vereenzelvigd. Latere Chi-neesche bronnen, welke A. Herrmann volgt, meden dat de naam Ta-Ts'in (GrootChina) aan een land van West-Azie gegeven werd, om wille van zijn gelijkenismet het echte China van het oosten. Het is wel zeker dat de naam « China » voort-komt van het woord Ts'in, naam der dynastie die het leenroerig stelsel a fschafteen het eene Chineesche keizerrijk stichtte (221 v.C.. (1) Deze dynastie had reedsvan 909 v.C. of over het vorstendom Ts'in (nu Sjen-si en Oost-Kan-soe) gere-geerd ; zoo moet de naam Ts'in reeds zeer vroeg in de randstreken van West-China gebruikt geweest zijn en werd door de naburige volkeren op geheel Chinaovergedragen. Het zou bevreemdend zijn dat Sogdiaansche of andere handelsliedenden naam «Ts'in-China » op het Romeinsche keizerrijk, of op het deel hiervan,waarmede zi j in aanraking kwamen, zouden overgedragen hebben. Toen de Chi-neezen over Ta-Ts'in begonnen te spreken, was Syria, met hoofdstad Antiochie,een Romeinsche provincie (64 v.C.). Ligt de naam SY R-ie in de Chineeschetransliteratie verborgen ? In ieder geval werd de eind- r van vreemde namen gere-geld door -n getranslitereerd.

(1) In N. VI. staat verkeerd (46 v. Chr.).

25

Page 26: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

In hetzelfde 88e Kap. van de Annalen der Latere Han-dynastie, vinden wijeen beschrijving van Ta-Ts'in, « ook Li-kien genaamd ». De hoofdstad heeft eenomvang van ongeveer vijftig kilometer en bevat vijf koninklijke paleizen, enz. Die-zelfde plaats vermeldt ook dat de koning van Ta-Ts'in, « An-twen » in 166 n.C.gezanten naar China gestuurd heeft ; men neemt algemeen aan dat « An-twee »de transliteratie is van (Marcus Aurelius) AN-TON-inus, Romeinschen keizer;hiermede staat vast dat Ta-Ts'in wel de naam is welken men in China in 166 n.C.aan het Romeinsche keizerrijk gaf, en het is zeer onwaarschijnlijk dat die naamin 120 n.C. Hadramaut zou aangewezen hebben.

De Annalen der dynastie Tsin (265-419) en die der dynastie Soeng (420-478)geven enkele nieuwe bijzonderheden over Ta-Ts'in : in 226 was te Nan-king uitTa-Ts'in een handelsman genaamd Ts-in-lwen (CYRIN-us ?) aangekomen.

De Annalen der dynastie Wei (385-550) noemen de hoofstad van Ta-ts'in0 An-toe » : zij bestaat uit vijf ommuurde steden. « An-toe » is zeker Antiochie inSyrie, in 300 v.C. door Seleucus Nicator gebouwd; later werden nog drie nieuwesteden bijgebouwd, ieder met een eigen omheiningsmuur. Strabo (I,XVI, C. II,n. 4) noemt Antiochie de Tetrapolis. Zij bleef de hoofdstad van het Nabije Oostentot aan de stichting van Constantinopel (330). Zoo de Chineesche Annalen van« vijf » steden spreken, moet men volgens Chineesch begrip als vijfde stad (d.i.vijfde « omheining ») het omheinde paleis van den landvoogd mederekenen.

De opkomst van een nieuw bestuurscentrum in 330 te Constantinopel, werdook in China vernomen. De Oude Annalen der dynastie T'ang (618-906) spre-ken niet meer van « An-toe », maar van « Foe-lin ». P. Pelliot zocht dit woordlangs de West- en Midden-Aziatische woordvormen met « Rome » (d.i. het By-zantijnsche Rome, Constantinopel) te vereenzelvigen. De verklaring van « Foe-lin »door (cis ten) polin (Istamboel) biedt ook taalkundige moeilijkheden aan, want'lin' luidde vroeger 'litre. Nochtans kan men het rijk Foe-lin met geen ander landdan met het Romeinsche keizerrijk van Constantinopel identificeeren.

Onder Justinus II, keizer van Constantinopel, en Istami, khan der West-Turken,die er beiden van droomden den Perzischen zijdetransiethandel uit te schakelen,trokken Turksche gezantschappen naar Byzantie (567) en Grieksche gezantschap-pen (568, 576...) naar het kamp van den khan ten westen van de Altai-Bergen.Het was in dien tijd dat nestoriaansche monniken in holle wandelstokken de eierenvan zijdewormen uit Turkestan naar Constantinopel overbrachten.

De keizers van China waren zeer gesteld op de statige paarden van Turkestanen op de parels en diamanten welke uit West-Azie in China ingevoerd werden.Anderzijds waren zoowel de Grieken als de Romeinen tuk op Chineesche zijde-stoffen. Juist deze handelswaren gaven het meest aanleiding tot de eerste histori-sche betrekkingen tusschen Oost en West. De lezing der Chineesche berichten moetons overtuigen dat de Chineezen over het Westen beter ingelicht waren dan deGrieken en de Romeinen over het Oosten.

26

Page 27: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

DE ETYMOLOGISCHE VERKLARING VAN DE CENTRAAL-AZIATISCHE BENAMING ARCI (*)

door

Dr. A. J. VAN WINDEKENS, Blankenberghe.

We geven de samenvatting, die verscheen in « Wetenschappelijke Tijdingen »Maart 1940.

In de A-teksten van het Tocharisch vinden we zeer dikwijls het woord Arci,nationalen titel van degenen, die zich van het A-dialect bedienden. Tot voor enkelejaren was deze schijnbaar alleen in het Tocharisch te vinden. Thans echter blij fthet, uit Sahische (ArgiCia) en Parthische (Aark) fargmenten, dat deze benamingin gansch Centraal-Azie verspreid was.

Nopens den oorsprong ervan heeft men verschilende hypothesen naar voor ge-bracht. Geen enkele hiervan voldoet. Ons baseerend op linguistische en historischeargumenten, meenen we Arci, Angina, Ark, te moeten verbinden met TocharischA. arhi « wit », adjectief, dat tot het Indo-Europeesch teruggaat.

VERHALEN DE RAS SJAMRA-TEKSTEN ONS VANTERACH, DEN VADER VAN ABRAHAM?

door

Dr. R. DE LANGHE, Leuven.

In Noord-Syrie, niet ver verwijderd van de Middellandsche Zee,ligt een oude ruinenheuvel, in het Arabisch Tell Ras esj-Sjamra,kortweg Ras Sjamra, de « venkelheuvel », geheeten. Onder leidingvan den oudheidkundige Cl. F.-A. Schaeffer heeft een Franscheexpeditie daar, van 1929 af, ieder jaar opgravingen verricht, dieveel belangrijks aan het licht hebben doen komen, niet het minstmet betrekking tot het Oude Testament (1).

(*) Deze lezing is in extenso verschenen onder de titel : Huns blancs et Arci. Essaisur les appellations du « tokharien >>, Le Musêon, LIV (1941) , pp. 161-186.

(1) Over de opgravingen en vondsten van Ras Sjamra-LIgarit werd in de Nederland-sche literatuur nog slechts weinig geschreven. De eerste was Dr. J. DE GROOT, Ont.cijfering en inhoud van de onlangs ontdekte spijkerschrifttabletten van Ras Sjamra inSyrie, in Nieuwe Theologische Studien, t. 14, 1931, p. 273-282; van denzelfden auteuris ook : Ras Sjamra en het oude Palestina ,in Jaarbericht nr. 3 van het Vooraziatisch-Egyptisch Gezelschap Ex Oriente Lux, 1935, p. 97-99. In 1931 maakte Dr. A. NOORDT-ZIJ er melding van in zijn << Gods Woord en der Eeuwen Getuigenis >> (p. 458-459) enDr. C. VAN GELDEREN wijdde er een korte bespreking aan in zijn « Bijbelsch Hand-boek >> (p. 105). Een breedvoeriger studie van de hand van Dr. J. H. KROEZE ver-scheen in 1937; in zijn boek « Genesis Veertien » is een hoofdstuk gewijd aan « Genesis14 en de vonsten te Ras Sjamra » (Hilversum, p. 155-202). Meerdere malen spreekt Dr.

27

Page 28: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Zoo heeft men nu, aan de hand van het gevonden materiaal,onomstootelijk kunnen vaststellen dat de alleroudste geschiedenisvan Israel, van de aartsvaders Abraham, Isaac en Jacob, reeds inde oudste tijden op schrift kon worden gesteld. Ook zijn we nu veelbeter dan tot nog toe op de hoogte van den godsdienst der Kanad-nieten, dien de Isradieten bij hun komst in het « beloofde land *m oesten uitroeien. Een derde voordeel is dat de verhevenheid vanden geopenbaarden godsdienst van Israel er des te beter door uit-

komt.Bij het verwerken van de gegevens van de kleitabletten van Ras

Sjamra vergete men echter allerminst dat deze teksten ons veeleereen inzicht in het geestesleven dan in de geschiedenis van Kanadngeven. Met mythologische en legendarische verhalen komen weongetwijfeld tot een zeer interessante, maar zeer delikate literatuur-soort. Belangrijk is onder meer de natuurmythe van Aliyan-Baalen MU, die de wisseling der jaargetijden meet uitbeelden of ver-klaren. Ofschoon de hoogste godheid van het PE ntheon van RasSjamra-Ugarit, El, nog een belangrijke rol inneemt in de onderhan-delingen tusschen den held Keret en koning Pebel, houdt de le-gende van Keret zich heel wat meer met menschelijke aangelegen-heden op. Geen louter mythe meer, maar legende ligt ons voor ; ende hoop schijnt gewettigd dat we meerdere geographische et histo-rische gegevens uit dit verhaal kunnen opdiepen. Ernstige Franschegeleerden hebben gemeend in deze legende van Keret een h'storischbetrouwbaar parallel met het Bijbelsche verhaal van de komst vanAbraham naar het « beloofde land # weer te vinden, alsmede zekeregegevens over de voorgeschiedenis van de Israelietsche stammenAsher, Zabulon en Dan.

J. SIMONS over Ras Sjamra in zijn << Opgravingen in Palestina » (Roermond, s. d.(1935), p. 69, 73, 238, 280-281, 307-308). In 1939 verscheen te Utrecht onder redactievan A. G. VAN HAMEL q De twin der goden >>. daarin wordt q De mythe van Aliyanen Baal D behandeld door Dr. H. TH. OBBINK (p. 107-112). « De godsdienst van RasSjamra (Oegarit) » werd in 1940 uiteengezet door Dr. J. DE GROOT in deel I van« De godsdiensten der wereld >> (Amsterdam, p. 261-272). Tenslotte hebben we nog eenartikel van C. KERN in Jaarbericht nr, 7 van Ex Oriente Lux : q Mari, Ras Sjamra enhun betrekkingen met de omliggende gebieden >> (p. 445-452)., Veel is dat niet. Voor de opgravingen raadplege men de laatste jaargangen vanSyria en het boek van CL. F. - A. SCHAEFFER, Ugaritica I, Parijs, P. Geuthner, 1939,wear men ook, tot 1939, de bijna volledige bibliographie vindt; voor de teksten, de uit-gaven van CH. VIROLLEAUD in Syria, Mission de Ras Shamra, Memorial Lagrangeen Revue d'Assyriologie, alsook enkele tekstuitgaven van E. DHORME en van F. THU-REAU-DANGIN.

28

Page 29: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Geen enkele van deze laatste conclusies schijnt ons voldoendeverrechtvaardigd. Het gaat hier vooreerst niet om een militaireactie die de bezetting van den Negeb en van Edom als gevolg zouhebben (Virolleaud), noch om een godsdienstoorlog tuss,hen de ver-eerders van de Zon en de aanhangers van den Maancultus (Dussaud) ;maar wel, zooals blijkt uit verscheiden aanwijzingen van den tekstzelf die we in een vroegere studie hebben u:teengezet, om ten lief des •avontuur van den koning van Negba, Karit of -Karitu geheeten, enom zijn huwelijk met de dochter of kleindo Alter van Pebel, denkoning van de twee Udmu. Ook het geographisch kader van dezelegende verzet zich tegen de interpretatie van de Fransche geleer-den. Niettegenstaande de opgeworpen moeilijkheden vanwege Virol-leaud, Dussaud, A tbright, Aistleitner en Eissfeldt houden we aaneen localisatie in Midden en Zuid-Phenicie en in Galilea, zooals diewerd voorgedragen door P. de Vaux. Het kan immers geen loutertoeval zijn dat nog heden, op een of stand van amper 15 km., denamen van de twee Udmu, van Sjaruna, Sa't, Sjebt en Mimlat terug-gevonden worden, zooals ze reeds vermeld staan in de legende vanKeret, en al deze plaatsen geven op philologisch en archaeologischgebied de meest gewenschte voldoening.

Hoeft het dan nog gezegd dat er in de legende van Keret weinigelementen sc l lijnen over te blijven die voor een « confirmatie van hetBijbelsche verhaal ► vatbaar blijken te zijn? En toch hebben wenog het eigenlijke sleutelvraagstuk niet aangeraakt : wat bete kenthet woordje trh, dat werkelijk drie maal in deze legende en meerderemalen, hoewel meestal onder een anderen vorm, in de overige tek-sten van Ras Sjamra voorkomt ?

Om de discussie te volgen , is het goed steeds het volledig tableauvoor oogen te hebben van alle plaatsen waar het woord trh ofeen afgeleide vorm daarvan voorkomt : trh (I K, 14, 100, 189 ; NK,

26), ytrh (NK, 18, 33), etch (SS, 64), mtrht (I K, 13 ; NK, 10). Voorelke semi Aisant zal het opvallend zijn dat trh een zelfstandig naam-woord moet zijn, ofwel een verbale vorm die zich voordoet in den eer -sten en derden persoon enkelvoud en als participium of infinitivum.Men kan zich echter afvragen of trh ook eignennaam kan zijn en, bijbevestigend antwoord, of - men er mag aan denken den Trh vanRas Sjamra met den vader van Abraham te identificeeren ?

De meest karakteristieke passus, meent Virolleaud, voor het

29

Page 30: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

bepalen van de persoonlijkheid en de activiteit van Trh in de klei-tabletten van Ras Sjamra komt voor in de legende van Keret, 11.100-105. Hiervan geeft de eminente Frans he auteur een vertalingen een commentaar waarmee we onmogelijk vrede kunnen nemen.Hij vertaalt als volgt : « En Terach doet de nieuwe maan opgaan ;hij doet haar schitteren voor Sin, zijn vrouw, en voor Nikar, zijnwelbeminde (zeggend) : « gelijk de sprinkhanen zult gij de vlaktebedekken, gelijk de krekels de boorden van de woestijn >>. De zeerverdienstelijke uitgever van de teksten van Ugarit besluit er uittot een dubbel aspect van Terach : « hij is god vooreerst en meerbepaald een maangod ; daarenboven is hij een stamhoofd, aan hethoofd van een yolk dat reeds talrijk is, of althans niet langer zalwachten zich uit te breiden >>.

Hierbij willen we onmiddellijk laten opmerken dat niet de vrouwvan Terach zich moet vermenigvuldigen om de moeder te worden vaneen talrijk yolk ; maar dit specifiek Oostersch beeld dient toegepastte worden op het leger van Keret dat vanaf 1. 88 beschreven werd :« Zooals de sprinkhanen zich neerlaten op de vlakte en de krekelsop de woestijnboorden, zoo gaat o )k gij een dag, twee dagen.... ».Dat het verband aldus dient gesteld te worden blijkt klaar uit denparallellen passus van 11. 192-195, waar het luidt : q Zooals de sprink-hancn die...., zoo gaan zij e:n dag, twee dagen ... ».

Dit werd reeds vroeg door de critici ingezien. Toch nam men vrij. algemeen aan dat Sin en Nikar godinn_n voorstelden, en nog wel de-zelfde godin. Het woordje tn, dacht men, was de naam van den godSin, geed bekend nit Zuid-Arabische, Assyrische en Oud-Testamenti-sche teksten. In nkr meende men Ningal of Nikal, de Sumerische« grande dame » weer te vinden. Deze twee identificaties maaktenhet waarschijnlijk dat ook trh een lunair karakter had.

Hoe aantrekkelijk ook, deze twee equaties bleken spoedig zeerbroos. De naam van dr n god Sin begint in alle semietische talenmet een samekh, wat voor het bedoelde woord van Ras Sjamra niethet geval is ; hoogst onwaarschijnlijk was verder het vrouwelijkkarakter van de maangodheid. De term nkr komt nergens andersvoor als naam van een godheid, en te Ras Sjamra zelf kent men debedoelde Sumerische godin onder den vorm Nkl. M. Ginsberg hadhet dan ook geed voor toen hij in1935 deze beide woorden als werk-woorden interpreteerde, al dient het gezegd dat ook zijn vertaling

30

Page 31: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

geen volledige voldoening kon schenken. Het eerste woord is nogsteeds onopgeklaard, maar van nkr weten we ult den profeet Oseedat het zoo iets als << zich door aankoop aanschaffen >> beteekent.

Niets in den kontekst kan dus bijdragen tot het bevestigen vanhet lunair karakter van trh. P. Joiion heeft het dan ook, naar onsbescheiden meening, bepaald mis voor, waar hij trh van Ugarit totyrh« maan » wil terugle den. In deze veronderstelling zouden we niettrh maar waarschijnlijk tyrh gehad hebben. Met den Bijbelschen naamTerach kan het Ugarietische woord bezwaarlijk gelijkgesteld worden.Immers de Syrische vorm van den naam van den vader van Abra-ham duidt de capra caucasica aan en deze beteekenis heeft veelkans op waarschijnlijkheid. Vooreerst is het gebruik van diernamenin heel de Semietische wereld bekend en leeft in het modern Ara-bisch voort ; verder kan men in de nakomelingschap van Thare-Terach meerdere personen aanwijzen die dragers zijn van een dieren-naam : E achel, « schaap » ; Lea, naar het Arabisch « wilde koe » ;en in Rebecca ziet H. Bauer een metathese voor bqrii « koe ». Indiendeze verklaring wordt aangenomen, dan hebben we in den Bijbel-schen naam Terach een oorspronkelijke teeth en geen ha, zoodat elkeverwijzing naar het woord trh te Ras Sjamra uitgesloten wordt.

Er blijft thans slechts nog over een andere redelijke verklaringte vinden voor dat Ugarietisch woord. Het Arabisch heeft een stamtaraha bewaard ; maar de beteekenis die dit woord volgens Frey-tag bezit, << leviter incidit seu sacrificavit cutem », brengt ons nietver. Toch heeft men getracht de beteekenis te achterhalen door eenstudie van den kontekst in de legende van Keret en in de hymne aanNikal. Dit laatste stuk onderhoudt ons over het huwelijk van Yrh,

de maan, met Nikal, een godin en geen god zooals Virolleaud ten on-rechte me 2nde. Ook de legende van Keret handelt over een huwelijks-aanzoek. Hierbij komt nog dat in den zang van Nikal de term mahar

voorkomt die bete ?kept « den mohar s li often » of e den bruidsprijs be-talen >). Al deze omstandigheden wettigden het verwijzen naar den.Akkadis-2hen term terhatu die in de Assyrische en Babylonische docu-menten den prijs beduidt welke bij het sluiten van een huwelijkwerd uitbetaald, en die in de praktijk dikwijls den koopprijs vaneen vrouw beduidde. Gordon, Albright, Aistleitner, Gaster, Baum-gartner, veel anderen en wij zelf, liepen enthousiast met deze verkla-ring op. De formule att trh beteekende niet « de vrouw van Terach »,

31

Page 32: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

maar de « vrouw van den terhatu », of « waarvoor de terhatu werd uit-betaald ». En Th. H. Gaster kon met recht verwijzen naar de uit-drukking ab&lu terhata, die drie maal in de brieven van Amarna voor-komt en een juiste weergave scheen te zijn van het wybl trh 1.bdt vanI. 189 van de legende van Keret. De voor Virolleaud zoo karakte-ristieke passus zou dus te vertalen zijn : « En hij bracht een nieu-wen bruidsprijs aan ; hij brandde (van verlangen) orn zijn vrouw teverkrijgen en om bezit te ne nen van zijn welbeminde ». De geheelepassus zou dus op Keret slaan.

Helaas ! Ook deze mooie constructie moet ineenstorten. Een meernauwk / .11rig onderzoek heeft ons er toe gedwongen een nieuwe ver-klaring op te speuren. We geven hier nog bondig onze laatste bevin-dingen.

1 0) Het is vooreest niet aan te nemen dat de aangehaalde zin opKeret zou slaan. De legende kan men best in drie deelen verdeelen.Het eerste is zeer duister : Keret treurt, loch de reden is ons onbe-kend. Vanaf 1. 59 tot I. 153 hebben we den droom van Keret, envanaf I. 154 de uitvoering van de in droom ontvangen instructies.De passus waar het om gaat komt voor in het tweede en derde deel,met dit eenig verschil dat de term wyse in wybl werd veranderd. Numoet het toch voor elkeen klaar zijn dat de instructies van El inden tweeden persoon enkelvoud of in den imperatief moeten ge-steld zijn als het om Keret gaat. Hier hebben we echter een derdenpersoon enkelvoud, en dus moet er een ander verband gevondenworden.

Als we den kontekst nagaan, staan we ongelukkiglijk voor velemoeilijkheden. Immers de lijnen die dezen passus onmiddellijkvoorafgaan spreken van een weduwe die zich bedrinkt, van een zbldie zijn bed opneemt, van een blinde die het lot werpt. Toch is hetopvallend dat we ook daar met werkwoorden staan in den derdenpersoon enkelvoud, zoodat er geen twijfel kan over bestaan dat ookwyse en wybl daarbij thuishooren.

20) Wellicht heeft men ook te vroeg de verwijzing naar terhatuals zeker aanvaard. C. Bezold geeft voor terhatu een starn rahayaan, rjhu of réhu, met de beteekenis van « gieten, uitgieten, het zaaduitstorten, bevruchten ». In de verolderstelling van de juistheid vandeze derivatie zou de Ugari Aische vorm trhy moeten zijn of zelfstrhyt. Een ernstige moeilijkheid dus !

32

Page 33: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

3°) leder van de voorafgaande werkwoorden heeft een aangepastonderwerp, terwijl niets voor deze functie vatbaar is in de tot hiertoeaangenomen interpretatie, vermiLs Ke:et uitgesloten is (zie 1 0) Opzijn minst stemt dit tot nadenken. Als onderwerp komen voor :almnt « de weduwe », zbl, naar de verklaring van Aistleitner waar-schijnlijk « de jonggehuwde », en e wr, « de blinde ». In dien zin, mee-nen we, moet worden gezocht naar de beteekenis van trh of vanhd t.

4°) Interessant is ook het felt dat trh voorkomt in de niet-Semie-tische teksten van Ras Sjamra. In RS IV (1929), 1. 55 lezen ween trhn en atthn, d. enna duruhhina, enna a§tuhhina, « mannelijkeen vrouwelijke goden >>, een formule die we kenden uit de godsdien-stige teksten van Boghaz-Keui. Men denkt natuurlijk onmiddellijkaan de uitdrukking att trh uit de teksten van Ugarit. Churrietischopgevat zou de beteekenis ervan zijn (< de vrouw van den man », of« de sterke vrouw >>, of nog, met verwijzing naar de oud-Babylonischeuitdrukking SAL-ZIKRUM, « vrouw-man >>, d. een in vrouw verklee-de eunuch. In den kontekst zou zoo iets best passen, maar daar ligtwaarschijnlijk de oplossing niet.

5°) Onze voorkeur gaat op dit oogenlijk dezen kant nit.. In debrievenreeks van koning Tusjratta van Mitanni aan den FaraoAmenophis III komt een lijst voor van geschenken ter gelegenheidvan het huwelijk van Tatuhepa, de dochter van Tusjratta, met denFarao (Knudtzon, nr. 22). Viermaal wordt een geschenk beschre-yen als versierd met een of meerdere tartarahu uit goud. De betee-kenis van dit woord is niet heelemaal klaar ; men vertaalt gewoonlijk« parel >>. Dit past heel goed in onzen passus. In het woord 1,idt zienwe het onderwerp. Het Akkadisch woordenboek kent immers denterm hada gatu, dien men als een West-Semietisch leenwoord be-

schouwt, en die e bruid » beteekent ; het Ugarietisch woord hAt zou

dus << bruidegom ► kunnen beteekenen. Met die gegevens kunnen weeen vertaling voorleggen die voldoening geeft aan den tekst enaan den kontekst : « En de bruidegom brengt de parel aan dieschitterde om zijn vrouw te bekoren en om zijn welbeminde aan telokken ». Grooter moeilijkheden dan die weduwe die zich bedrinkt,die zbl of jonggehuwde die zijn bed opneemt en die blinde die hetlot werpt, zal onze verklaring niet oproepen. Dit staat toch voor onsvolkomen vast : van een identificatie van het Ugarietische trh met

33

Page 34: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

den Bijbelschen Terach moet beslist worden afgezien ; het heeleopzet van de Franscbe schcol is slechts een interessante maar ver-keerde hypothese gebleken, aan dewelke alle bestaansmogelijkheidmoet worden ontzegd(1).

INLEIDING TOT DE TOCHARISCHE A-LITERATUURMET PROEVE VAN VERKLARING

door

Dr. W. COUVREUR, Antwerpen.

Deze lezing werd wegens mobilisatieomstandigheden niet gehouden.Een korte samenvatting er van is :De uitgebreide Boeddhistische literatuur in het Tocharische A-dialekt, welke

op navolging van Sanskrietische originalen berust, levert een nuttige aanvulling oponze kennis van het wijsgeerige denken in Midden-Azie. Slechts een Bering deelvan deze literatuur werd tot nog toe vertaald. De inhoud van de meerderheid derteksten is vrijwel onbekend gebleven.

Spreker zou een overzicht gegeven hebben van deze literatuur en enkele onver-taalde fragmenten vertalen.

HET NIEUWE PROGRAMMA VAN HET VOOR-AZIATISCHGEZELSCHAP « EX ORIENTE LUX »

door

Dr. KAMPMAN, Leiden.

Samenvatting uit q Wetenschap in Vlaanderen .», Maart, 1 940 :Deze mededeling stelt zich tot doel, de Congresleden bekend te maken met het

wezen en de werking van het Vooraziatisch-Egyptisch Gezelschap « Ex OrienteLux », wiens hoofdzetel te Leiden gevestigd is. Dit Gezelschap heeft sinds enkelentijd afdelingen in Vlaanderen gesticht. In dit kader kan een nog inniger samen-werking het orientalisme in Noord- en Zuidnederland tot een hoge bloei opvoeren.

(1) De Ras Sjamra-literatuur in het Nederlandsch bezit verder nog : JOH. DEGROOT, De oorsprong van het Phoenicische letterschrift bij het licht van nieuwe ge-gevens, in Nieuwe Theologische Studien, t. 14, 1931, p. 129-139; TH, C. VRIEZEN,Onderzoek naar de paradijsvoorstellingen bij de oude Semietische volken, Wageningen,1937, p. 119-124; N. TH. J. GREITEMANN, De beteekenis van Ras Sjamra voor het0. T., in Het Schild, t, 20, 1938, p. 56-63; J. H. KROEZE, De beteekenis van de op-gravingen te Ras Sjamra, in Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, t. 41, 1940, p. 64-80;J. P. LETTINGA, Ras es-Sjamra en Minet el-Beida, Leiden, 1942.

34

Page 35: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING III

SAMENGEVOEGDE AFDELING MIDDELEEUWENEN MODERNE GESCHIEDENIS

V oorzitters : Prof. Dr. J. Denuce (Antwerpen) en Dr. R. Van Roosbroeck(Antwerpen).

Ondervoorzitters : Prof. Dr. L. Van der Essen (Leuven) en Prof. Dr. H. VanWerveke (Gent).

Secretaris : Dr. Fr. Blockmans (Gent).

Er was een talrijke opkomst, 58 aanwezigen uit Zuid en Noord tekenden depresentielijst.

Dr. R. Van Roosbroeck opende de vergadering met een hulde aan den op hetziekbed gekluisterden voorzitter, Dr. J. Denuce, hoofdarchivaris van de stad Ant-werpen.

ASPECTEN VAN DEN « MENSCH » RUBENS

door

Dr. J. VAN HERCK, Antwerpen.

Dit referaat, als een hulde bedoeld door den voorzitter van de Sectie, behan-delde het physiek portret van den meester, dan zijn geestesleven, prodigieuse be-drijvigheid, gemoedsleven en godsdienstige gedraging. De synthese legde de nadrukop de q suavitas van zijn karakter en op de antithese van zijn kalme, evenwichtigeverschijning met het onstuimige leven dat bruist in zijn kunstproductie.

Het lijkt niet passend dit alles to resumeeren in enkele zoutlooze bladzijden.Daarom wordt hier, bijna in extenso, een fragment : zijn geestesleven, opgenomen.

HET GEESTESLEVEN VAN RUBENS

Een mensch herleidt z'n geestelijk kapitaal tot deze vier factoren : aangeborenaanleg, schoolleering, vervolmaking door eigen studie en gepaste omgeving.

Bij Rubens bleef de schoolvorming verbazend minimaal. Hij komt in 1 587,als tienjarige knaap, naar de Scheldestad, kort na de dood van zijn vader. TeKeulen heeft hij, dock niet zonder onderbreking, onderwijs genoten in zijn moeder-taal en in het Duitsch. Het is wel mogelijk dat hij daar ook reeds de rudimentavan het Latijn uit vaders' mond ontving ; we weten immers dat men met de studievan het Latijn vroegtijdig een aanvang nam. Te Antwerpen kan hij regelmatigde klas bezoeken : het is de Latijnsche school van Meester Verdonck op de Eier-

35

Page 36: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

markt. Dagelijks trekt hij er heen met zijn vriendje uit de Kammerstraat, den ietwatouderen knaap Balthasar Moretus, die een tiental jaren later aan Philips Rubenszal schrijven : « fratrem tuum jam a puero cognovi in scholis et amavi lectissimiet suavissimi ingenii juvenem ».

Het mag wel een wonder heeten dat Rubens, die later met de Humanisten vanzijn tijd zoo'n drukken omgang zou hebben, die naast zijn moedertaal zes talenhanteerde, na drie jaren zijn studien onderbrak, en dat op een leeftijd waarop demoderne jeugd amper haar humaniora heeft aangevat. Wanneeer Rubens zichlater tot zoo'n veelzijdig ontwikkeld man in het openbaar leven en in het huma-nisme wist op te werken, dan mogen we hem als een quasi-autodidact begroeten.

Waar de school haar deuren sluit, zal eigen studie voortaan de leemte aanvullendoor lezing en geleerde gesprekken. In tal van brieven aan zijn vriend, den fran-schen humanist Claude. Fabri de Peiresc vraagt hij naar de nieuwe boeken op deParijsche boekenmarkt verschenen. Trouwens blijft hij heel zijn leven zich interes-seeren aan allerlei problemen uit de geschiedenis, de oudheid, de mechanica, enz.,hierin geholpen door zijn ruimvoorziene bibliotheek. Waar de moderne paedagogiede « actieve methoden » ophemelt, zouden Rubens en zijn tijdgenooten kunnenuitpakken met een geleerdheid, die niet altijd sluimerde in folianten ; doch zeergevat wijzen op die bron van kennis, die ze putten in hun dagelijksche gesprekkenover humanistische thema's, ontwikkeld in den geest van de Platonische dialogen.

***

Deze veelzijdige ontwikkeling ging gepaard met verstandelijke diepte. De meesterbeschikte over een vlug en doordringend verstand. In zijn schrijven blijkt de rede-neering solied en geschakeerd ; speculatief is hij niet gestemd, veeleer naar hetpraktisch denken van Seneca, den afgod van den tijd, georienteerd. Al ligt er ookheel wat overdrijving in de mededeeling van Otto Sperling, dat Rubens op eenzelfdemoment brieven dicteert, een gesprek voert, een lezing uit Tacitus aanhoort en...dan nog schildert ( ! , toch legt het er den nadruk op dat hij zijn machtigen geesttot zeer sterke concentratie kon spannen.

Deze autodidact bediende zich in woord en geschrift van zes talen, naast zijnmoedertaal : Latijn, Italiaansch, Fransch, Spaansch, Duitsch en Engelsch. Hetblijkt niet dat hij ooit het Grieksch bemachtigde. Het Latijn schreef hij vlot enongekunsteld, alhoewel hij het zelden bezigt in zijn schriftelijken omgang met ge-leerden ; toch kende hij het grondig. Juvenalis en Tacitus waren zijn lievelings-auteurs. De taal die hij, naast zijn sappig Nederlandsch, als zijn moedertaal bezitis het Italiaansch. Gedurende twaalf jaren (1610-1622) zal hij op zich nemenal de brieven van den Fluweelen Breughel aan Italiaansche vrienden en begunsti-gers zelf op te stellen. Ook met Peiresc correspondeert hij in het Italiaansch.

Zijn geliefkoosde specialisatie gaat naar de klassieke archaeologie. Evenalsde meeste van zijn tijdgenooten stelt hij op de eerste plaats belang in de klassiekemunten en gemmen, in mindere mate in het antieke beeld en gebouw. Zijn eigenverzameling en deze van zijn vrienden te Antwerpen en elders levert hem een over-vloedig studiemateriaal. De brieven over de Gemma Augusta, over de Symbolenvan Isis, over romeinsche munten groeien uit tot wetenschappelijke studies. Peiresc

36

Page 37: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

in een brief aan Rockox, op 26 Februari 1 622, noemt Rubens « un si grand per-sonnage avec lequel jay plus appris de la bonne antiquite que je n'avoie faict dedix ans ». We mogen dan ook Rubens' bemoeiing met de oudheid niet verlagentot een' soort amateurisme. Hij heeft recht op een eervolle plaats in de rangen vande archaeologen van zijn tijd.

Alhoewel geen philoloog, was hij toch een ware humanist. Alleen de alles inbeslag nemende bedrijvigheid van zijn atelier heeft hem belet een werk uit te gevenover de antieke gemmen. Jaren lang heeft hij hiervoor nota's, teekeningen en gra-vuren samengebracht. In Maart 1 624 was de vOOrstudie zoover gevorderd, datPeiresc en de italiaansche geleerden met ongeduld in hun brieven op het werkwachten. En, naar zijn hartstocht bij de studie der glyptiek te oordeelen, zal hethem een ware ontgoocheling geweest zijn aan dit boek te moeten verzaken.

Eens toch zal het hem lukken zijn naam te zetten onder een publicatie : dePalazzi di Genova, verschenen in 1 622. Deze platen-atlas, biedt de gevels enplans van een 70tal hotels van Genua, in den stijl der laat-renaissance opgetrok-ken. De korte inleiding propageert voor den nieuwen stij1 in de privaatarchitectuur.Al is het geen theoretisch werk, toch getuigt het van de veelzijdige bekwaamheidvan den meester en van zijn zin voor praktische realisaties.

Dat humanisme vermocht Rubens, man van het palet, zich zoo grondig te assi-mileeren dank zij het gunstig milieu waarin hij zich bewoog.

Te Keulen, zag hij, hoe piepjong ook, met ontzag op naar zijn geleerden vader,Jan Rubens, doctor utriusque iuris van Padua en van Rome. Te Antwerpen, nade schooljaren, en na het kort verblijf aan het hof van de Gravin de Lalaing,heeft hij veel kunnen leeren, buiten de schilderstechniek, van zijn meester Otto

Vaenius, den meest literair aangelegden Romanist, die nadien zijn blijvenden roemaan zijn Emblemata zal danken., Italie, van 1 600 tot 1 08, biedt hem een gelegenheidsonderwijs van elken dag,door het contact met geleerden en monumenten. Het meest beinvloedde hem nogzijn oudere broeder en boezemvriend Philips tijdens zijn twee verblijven in Italie :

Philips, de favoriet van Justus Lipsius, bestudeerde er, als bibliothecaris vankardinaal Colonna, oude handschirften en bereidde er de uitgaaf voor van de Ho-melieen van den griekschen bisschop Asterius. Negen maanden bewoonden detwee broeders een huis in de Via della Croce, achter de Piazza di Spagna.

Na 1 608 opent het humanistisch Antwerpen hem zijn deuren : philologer, hu-mismaten, historici, optici en archaeologen. Aan den haard van een dezer ontdekthij weldra zijn levensgezellin, Isabella Brant. Haar vader, Jan Brant, stadsse-cretaris, was de auteur van degelijke commentaren over Caesar, Cicero en Apuleius.

Een tastbaar bewijs van zijn drukken omgang met de pleiade der antwerpschehumanisten leveren zijn 47 frontispicien of titelprenten voor hun uitgaven, meestalbij de firma Plantyn gedrukt.

***

37

Page 38: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Hoever reikt de invloed van dit humanisme op zijn kunst? Een schilder, dieook een geleerde is, loopt gevaar met die geleerdheid uit te pakken. Enkele malengeeft Rubens dan ook toe aan het esoterisme, vooral in zijn titelprenten. In zijnschilderijen is de compositie allerminst celebraal. Hij weet steeds de inspiratie teversmelten met zijn eruditie. Een voorbeeld ter verklaring. In 162 stond dekunstenaar voor een reusachtige opdracht, die berustte op een even banaal -als on-dankbaar thema : de verheerlijking van Maria de Medici, de weduwe van Hen-drik IV, die lange jaren in openlijke ruzie met haar zoon Lodewijk XIII hadgeleefd. In 22 reusachtige tafereelen ontrolt zich het leven van de Koningin- Moe-der, van haar geboorte te Florentie tot aan haar verzoening met den Koning. Omdit gewaagd gegeven aanvaardbaar te maken, drapeert Rubens heel deze suite ineen mythologisch kleed. Sirenen met hun rozige lijven stijgen uit het zeewater bijde ontscheping der Medici te Marseille ; de vermoorde Hendrik IV ,vaart ten hemelop, getild door Jupiter, naast een paneel dat de kroning van de Koningin in eenkathedraal voorstelt ; hier tronen Jupiter en Juno in de wolken, en op het doekdaarneven zetelen Christus en God de Vader. Overal harmonieeren, zonder aan-stoot, de geschiedenis en de mythologie in dit kleuerenepos.

In den dienst van een zonnig palet staat hier een wakkere geest, zoo soepel alszijn eigen vilten hoed. Die soepelheid spreekt zich uit door zijn zin voor humor,welke nog zoo fonkelend en schalksch klinkt in zijn brief van gelukwenschen aanzijn pas gehuwden vriend en leerling Lucas Fayd'herbe. De brief dagteekent van9 Mei 1 640, dus Brie weken voor zijn dood.

DE BESTRAFFING VAN DEN OPSTAND VAN BRUGGE ENWESTELIJK-VLAANDEREN IN 1328

door

Dr. FR. BLOCKMANS, Gent.

Hoe het ideaal voor zelfstandig bestaan en verregaand medezeggenschap in 'slands bestuur van Brugge, dat 11 Juli 1 302 bewerkte ( 1 ) , naar Gent, dat JakobVan Artevelde gaf (2) , is overgegaan, ofschoon die twee grootmachten in XIVeeeuwsch Vlaanderen mekaar steeds benijd, tegengewerkt en in 1 323-1 328 zelfsbitter bekampt hebben, blij ft een vraagstuk waarvan de elementen nog lang nietvoorliggen. En toch zijn er in die periode 1 302-1 338 een heele reeks gebeurte-nissen voorgevallen wier opheldering ongetwijfeld het hunne zullen bijdragen teropklaring dier verschuiving van het politieke zwaartepunt in dit graafschap van de"like Reieboorden naar de volkrijke Leie- en Scheldestad, wat den opbloei van

(1) BLOCKMANS (Fr) , 1302. — Vedir en Na. — Vlaanderen op een keerpunt vanzijn Geschiedenis (De Seizoenen, nr 9. — Antwerpen, 1941, in-420).

(2) ROGGHE (P.), .Vlaanderen en het Zevenjarig Beleid van Jacob Van Artevelde :1338-1345. — Een critisch-historische studie (Basis-Reeks, nrs 9-40. — Brussel, s. d.1941, in-80).

38

Page 39: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Brugge tot Europeesche wereldmarkt slechts ten goede is kunnen komen. Een aan-tal Bier zoo goed als onbestudeerde voorvallen wil 'k hier aanstippen, om te komentot de hekatombe van Brugge's politiek overwicht en het tragisch einde der eenigemobilisatie van de landelijke bevolking in Westelijk- en Kust-Vlaanderen, namelijk23 Augustus 1328, de vernietiging van Niklaas Zannekin's leger in den Slag bijKassel (1) .

TerwijI de bevrijding van het Fransche juk elders in Vlaanderen met een ge-weldige overwinning van het Gemeen was gepaard gegaan, waaraan zich weldraeen doelbewuste ontwrichting van de kapitalistisch geschoeide grootindustrie endito handel, de draperie, koppelde, te leper was dit in 1302 niet het geval ge-weest. Op 29 en 30 November nu tracht het lokale Gemeen dit hier eveneens tebereiken : het vermoordt een aantal schepenen en patriciers, stelt een nieuwe ma-gistraat aan, heft bedragen op de rijken, natuurlijk wegens voorheen geledenonrecht. In den beginne door den ruwaard van Vlaanderen, Filips van Thiette,gezien de dringende oorlogsomstandigheden erkend, wordt die « volksche » revolutiein 1304, in overeenstemming met Brugge en Gent, zwaar bestraft (2).

Op den bevrijdingskamp van 1302-1304 tegen Frankrijk volgt het vernede-rende Athis — (23 ?) Juni 1305 — met z'n ontzaggelijke boeten ; pas in 1309zal dit definitief door de steden en kasselrijen erkend worden. De heffingen sedert1306 in verband met dit traktaat veroorzaken drie jaar later een geweldige op-stand in het Land van Waas, door den graaf, Robrecht III van Bethune, in bloedgesmoord. Enkele jaren van zulke financieele afmelkingspraktijken en er barst teAardenburg een beteekenisvolle revolutie los tegen de bewindvoerders, die er vanbeschuldigd worden — gedeeltelijk terecht — 's konings geld en de stad in 'talgemeen slordig te beheeren (3). Ook Gent kent in 1311 woelingen die eengedeeltelijke herintrede van het rijkere element in het stadsbestuur veroorzakn.Daar de graaf van Vlaanderen, om de uitspattingen van het machtsdronken Ge-meen ten zijnen profijte te keer te gaan openlijk de bezittende klasse, waarondervele vroegere Leliaarst, steunde, zag het Klauwaartsche Gemeen met groeiende vr-bittering het resultaat van de met zooveel lijden betaalde medezeggenschap lang-zaam wegbrokkelen. Als Robrecht van Bethune in 1312, voor de helft van eenjaarrente van 20.000 lb. Torn. door 't land op te brengen, in den a fstand vanRijsel, Dowaai en Bethune toestemt, dan raakt de maat vol.

De herneming door den graaf van Vlaanderen in 1314 van het of fensief tegenFilips den Schoone, gedubbeld door een herhaalde Leliaartsjacht en konfiska tie

(1) PLEIMION NAIBH, Zannekin en de Vrijheidsstrijd van het Kustland van 1323tot 1328 (Thielt, s. d. [1929], in-8°), is van weetnschappelijk standpunt een niet vol-doening schenkend, doch niet onverdienstelijk werk van een leek in de Geschiedenis.

(2) LA1VIBIN (J. J.) , Verhael van ,den moord van eenige schepenen, raeden en andereinwooners der stad Ypre gebeurd den 29sten en 30sten November 1305, bewezen doorechte bescheeden voormaels nooit in het licht gegeven. (Ypre 1831, in-8°).

(3) Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, Registers, nr 31.760 : stadsrekeningvan Aardenburg van 1309-1310, wier bewaring men juist aan die moeilijkheden te dan-ken heeft. Verder rusten er nog talrijke bescheiden dienaangaande te Gent, Rijksarchief,Tresorerie der graven van Vlaanderen, en te Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenka-mers, Oorkonden van Vlaanderen, le en 2e reeks.

39

Page 40: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

van vijandelijk goed (1), komt net op tijd om de hartstochten vrije baan te geven.Ofschoon machteloos, zal Robrecht er toch in gelukken de onderteekening van eenuiteindelijken vrede tot in 1320 te verschuiven om voortaan te trachten die nood-gedwongen te doen naleven. Ondertusschen kende de kasselrij van Sint-Winoks-bergen in 1315-1316 een revolutie tegen haar keurheeren, gelijkaardig aan denopstand van Aardenburg in 1311, terwijl Gent in 1319 opnieuw, en tot 1338,volledig in de macht der poorterij, sterk Franschgezind, geraakt.

Als Lodewijk van Nevers in 1322 zijn grootvader opvolgt, dan komt er eenvolksvreemd en onkundig heerscher die reeds gespannen verhoudingen in Vlaan-deren nog verergeren. Inderdaad, al van in 't begin, het vorstendom namelijk ver-worven hebbend bij de gratie van den Franschen koning tegen de aanspraken vanzijn oom en tante, jongere kinderen van Robrecht III in, staat hij er op om zijnsuzerein, tegelijk zijn oom, naar de oogen te kijken door de betalingen aan Frank-rijk te doen hernemen. Geen middel was geschikter om den jongen graaf met zijnonderdanen in onmin te brengen, vooral Brugge, dat het grootste deel in dien lastte torschen had. Wanneer Lodewijk in Juni 1323 de rechtspraak op het Zwintegenover Sluis aan zijn grootoom en raadsman, Jan van Namen (een der jongerezonen van Gwij van Dampierre, begiftigd met die heerlijkheid) overdraagt, danbarst tegenover die elementaire miskenning der handelsbelangen van Brugge en deoverige Zwinstadjes de heerschende ontevredenheid los. Die zaak om Sluis looptuit op een tocht der Reiestad en aanhang tegen Jan van Namen en dezes gevangen-name, terwijl het stadje zelf verwoest werd ofschoon Lodewijk van Nevers deBruggelingen nog door zijn aanwezigheid in hun heir had pogen te beinvloeden!

Dit welslagen moedigt de revolutionnaire elementen aan : in Westelijk-Vlaan-deren, het Vrije en Brugge onstaan zich steeds uitbreidende onlusten, hoofdzake-lijk gericht tegen de magistraten (aanzienlijken en edelen) en tegen hun financieelwanbeheer. Voor Veurne Ambacht liep 't op 28 April 1324 op een scheidsge-recht van Robrecht van Kassel en van de drie « goede steden », Gent, Brugge enIeper, uit (7), terwijl Brugge en het Vrije zich te Sint-Andries kort voor 9 Aprilvan dit jaar met den graaf van Vlaanderen verzoenden. In dit laatste geval tradLodewijk van Nevers tamelijk handig op : door de verantwoordelijkheid tot denveldtocht tegen Sluis op zich te nemen, maakte hij de baan vrij om, mits 'n zwaregeldboete (66.000 lb. Par.), zijne vergiffenis voor de jongste sociale onlustendoor de betrokkenen gereedelijk te doen aanvaarden (3).

Niet zoodra was de graaf naar zijn geliefkoosde Fransche leenen, Rethel enNevers, terug, of hier herbegint het spel. In de nu volgende periode wordt Lodewijk

(1) Het resultaat daarvan is neergelegd in het register : Rijsel, Archives departemen-tales du Nord, Chambre des Comptes a Lille, B 6. 949.

(2) PIRENNE (H.) , Le soulêvement de la Flandre maritime de 1323-1328. Docu-ments inedits publies avec une introduction (Commission Royale d'Histoire. — Bru-xelles, 1900, in-8 0 ), p. 165 180, P. J. nos 2 r 4.

(3) Dit verdrag was onopgemerkt gebleven omdat er geen tekst van bewaard lijktte zijn; zie daarover : BLOCKMANS (Fr.), Een financieel repertorium van Vanne Guyuit 1332 inzake de betalingen der steden en kasselrijen van Vlaanderen aan den graafuit hoofde der verdragen van Pontoise, Sint-Andries en Argues, voortgezet tot 1336,dat weldra in de publikaties der Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, in-8 0, zalverschijnen.

40

Page 41: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

van Nevers zelfs te Kortrijk gevangen genomen en te Brugge opgesloten (23 Juni1324 — 30 November 1325) , dit terwijl zijn rivaal en oom Robrecht van Kasselruwaard van het oproerige Vlaanderen, zijn grootoom en Robrecht's tegenstanderJan van Namen integendeel dit voor het den graaf getrouwe Gent een aanhangworden. Onder bedreiging van een Franschen inval eindigt deze grootscheepscheopstand tusschen 1 en 19 April 1326 met den vrede van Argues : de revolution-nairen zouden den koning 200.000 lb. Torn. als schadeloosstelling geven voorzijn militaire toebereidingen en den graaf een nieuwe boete (34.000 lb. Par.)opbrengen volgens dezelfde modaliteiten als de som van Sint-Andries, of in totaal100.000 lb. Par. Die twee sommen moesten door Brugge, 't Vrije, leper Am-bacht, enz., ook Geeraardsbergen, betaald worden in acht annuiteiten van Kerstmis1326 of ; Gent en Oudenaarde zouden daarop wegens hun trouw en ter vergoedingvan de door de opstandelingen berokkende schade 100.000 lb. Torn. op 't deelvan Filips van Valois bekomen. (1).

Echter, ook Argues heeft hier de gemoederen niet tot bedaren gebracht : weldraherneemt de opstand met verdubbelde woede onder leiding van den anti-religieusenen kommuniseerenden geweldenaar Jakob Peyt, van Niklaas Zannekin en van denBrugschen burgemeester Willem De Deken. Die tweede periode wordt beslotenmet een algemeenen aanval van den koning van Frankrijk samen met den graaf vanVlaanderen, Gent en, ditmaal ook, Robrecht van Kassel tegen de opstandelingen.Deze, langs alle zijden bedreigd, verdeelden hun krachten in drie legers waarvaner een, aangevoerd door Niklaas Zannekin, te Kassel op 23 Augustus 1328 zwaargeslagen werd (2). Ondanks nog enkele flauwe stuiptrekkingen van revolutionnairverzet (leper en Seger Janszoon uit Brugge, Februari 1329) was hiermede hetpleit beslecht en kon de straf gedikteerd worden.

Gezien het aanhouden, de heftigheid en 't voor de gevestigde orde gevaarvollekarakter van den opstand behoorde die bestraffing zoodanig te zijn dat voortaanherbeginnen uitgesloten was. Immers, volgens Froissart had Filips VI van Valoisden graaf laten verstaan dat een nog eens herhaalde tusschenkomst van den koningin Vlaanderen Lodewijk funest zou zijn. De tuchtiging was dan ook grondig,veelzijdig en ongenadig. Vermits de koning zelf in het Zuiden van het land opge-treden was en zekere gedeelten van het graafschap aan andere leden der dynastiebehoorden dan Lodewijk van Nevees (zoo het apanage van Robrecht van Kassel,het bezit van Jan van Namen, e.d.m.), is die bovendien ook nog komplex.

De gesneuvelden te Kassel vormen natuurlijk een eerste kategorie der individueelbestraften ; de ontsnapten, evenals de andere oproerlingen uit Vlaanderen zoudenge- en waarschijnlijk ook wel ver-oordeeld worden. Velen moeten die rechtspraakniet a fgewacht hebben en zijn uitgeweken, zooals de voornoemde Seger Janszoonnaar Zeeland of Willem De Deken naar Antwerpen. Zij die gegrepen kondenworden of, zooals die burgemeester van Brugge, uitgeleverd, zijn onthoofd of opvreeselijke wijze terechtgesteld geworden (W. De Deken te Parijs op 23 - 24

(1) DE LIMBURG-STIRUM (Th.) , Codex diplomatiques Flandriae inde ab anno1296 ad usque 1327 ou Recueil de documents relatifs aux geurres et dissensions sus.citees par Philippe-le-Bel, iroi de France, contre Gui de Dampierre, compte de Flandre(Societe d'Emulations de Bruges. — Bruges, 1879-1889, in-40 ), t. II, p. 387-398, no 356.

(2) Zie de hooger, bl. 39, n. 1 en bl. 40, n. 2 geciteerde werken.

41

Page 42: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

December 1328 (1), Seger Janszoon in Februari 1329). Dit was het lot vanbijna alle vooraanstaande oproerlingen (2) ; te Gent alleen werden er 626 ver-bannen ! Echter, de wraak van koning en graaf beperkte zich hier niet bij : deoverwonnenen werden eveneens van hun bezit beroofd. Filips VI eigende zich degoederen der strijders te Kassel toe, waarvan hij later een derde aan den graaf,een soortgelijk aandeel aan Robrecht van Kassel voor wat zijn apanage betref Ievenals aan nog andere heeren voor hun gebied overlaat (3). In de rest van Vlaan-deren trad Lodewijk van Nevers op, terwijl Jan van Namen ongetwijfeld het-zelfde in zijn gebied deed ofschoon me daarvan geen bewijzen bekend zijn. Van-daar dat er, buiten de « Inventores des hirritages des Flamencs qui furent tueys enle bataelle de Casseel » gepubliceerd door prof. H. Pirenne, nog gelijkaardigelijsten bewaard zijn voor het Brugsche Vrije en voor de streek van Geeraards-bergen (4) . Samen met het register der inbeslagnaMen voor geheel Vlaanderenvan 1315, evenals met de gegevens over de konfiskaties van 1297 en 1302 doorGwij van Dampierre en de Klauwaarts, zal dit ongetwijfeld de studie der platte-landdsche toestanden in het eerste derde van de XIVe eeuw, waarvan zoo weiniggekend is, vooruithelpen.

Buiten die individueele bestraffing is er ook een kollektieve van meervoudigenaard, namelijk menschelijk, financieel en juridisch. — Als Borg der onderwerpingmoesten de overwonnen steden en kasselrijen van Vlaanderen hoopen gijzelaarsstellen, die de koning een verblijfplaats in Frankrijk zou aanduiden. Brugge zagzoo onder meer op 17 September 1328 500 van zijn burgers, wevers, volders,scheerders, ververs, beenhouwers, enz. door de koninklijke kommissarissen onderde vurigste 'medestanders van het oproer gekozen worden om haar trouw aan koningen graaf te waarborgen. Een zelfde lot trof ook de andere betrokken gemeenschap-pen. — Al de betalingen aan Filips en aan Lodewijk ingevolge de voorafgaandevredesverdragen (Athis, 1305, Parijs, 1309, Pontoise, 1312, Sint-Andries, 1324en Argues, 1326), tot nu zoo onregelmatig afgedragen, dienden voortaan stiptbetaald te worden. Een rekapitulatie der stortingen tot delging van die verschillendeboeten, voor den koning alleen al tot anderhalf miljoen pond beloopend, ontbreektspijtig genoeg vooralsnog. Voor wat het deel van den graaf van Vlaanderen be-treft, namelijk de halve rente, ingevolge Athis den suzerein in Rethel te bezettenen wegens den afstand van Waalsch-Vlaanderen in 1312 aan Robrecht van Be-thune overgedragen 8.000 lb. Par., benevens de boete van 100.000 lb. Par. voorSint-Andries en Argues hem door Brugge en Westelijk-Vlaanderen verschuldigd,is een staat van Vanne Guy, een Italiaan, algemeen ontvanger van Vlaanderen,

(1) STEIN (H.), Les consequences de la bataille de Cassel pour la villa de Brugeset la more de Guillaume De Deken, son ancien bourgmestre (1328), (Bulletin de laCommission Royale d'Histoire, 1899, p. 647-664).

(2) DE PAUW (N.), L'enquete de Bruges apres la bataille de Cassel, documentsinedits publies (Bull. Comm. Roy. d'Hist., 1899, p. 665-704).

(3) PIRENNE (H.), Soulevement de la Flandre maritime, p. 185-188, P. J. n° 8 enp. 193-194, no 11.

(4) Daardoor verwerft men o.m. een aantal elementen over de fortuin van enkelevooraansatande revolutionnaire leiders, zooals Niklaas Zannekin en Willem De Deken.De inner dier nieuwe inkomsten van den graaf was Ottenin Macet, een Italiaansch fi-nancier in dienst van Lodewijk van Nevers.

42

Page 43: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

uit het midden van 1332 bewaard, tot Augustus 1336 aangevuld door zijn op-volger en landgenoot, Niklaas Guydouche (1). Daaruit blijkt o.m. dat de meestekasselrijen en steden van Vlaanderen A/66r het begin van den HonderdjarigenOorlog aan hun financieele verplichtingen tegenover den graaf ten minste tot denlaatsten denier voldaan hebben. Of dit echter ook voor den koning van Frankrijkhet geval is, zou moeten onderzocht worden.

Buiten die financieele lasten van het verleden heeft Kassel de oproerige ge-meenschappen er ook nog nieuwe opgedrongen. Bij de onderwerping der meestesteden en kasselrijen aan den graaf van Vlaanderen heeft deze geprofiteerd omeen bedrag los te maken, zoogenaamd als schadevergoeding. Brugge moest alzoo100.000 lb. Par. betalen, het Vrije 40.000, leper 24.000, Kortrijk 5.000, Diks-muide 2.000, Veurne 1.000, enz. Ofschoon later dit bedrag soms verminderd ge-worden is, was die verplichte toelage toch een zware schadepost voor de betrokkenleden. — Een nog gevoeliger strafmaatregel was de schepping voor Lodewijk vanNevers van een « nieuwe rente » ten laste der opstandige steden en kasselrijen inWestelijk en Kust-Vlaanderen. Voortaan zou Brugge den graaf jaarlijks 3.000lb. Par. moeten afdragen, het Vrije eveneens 3.000, Damme 1.000, Aardenburg500, enz. Deze jaarrente werd « nieuwe » genoemd in tegenstelling met die van8.000 lb. Par. sedert 1312 voor het « transport » van Rijsel, Dowaai en Bethuneverschuldigd. Met al die geldelijke verrichtingen steeg het grafelijk inkomen van1311 tot 1333 met ruim 145 %.

Hoe belangrijk en hoe zwaar voor de tijdgenooten de tot nog toe beschouwdetuchtiging ook moge geweest zijn, misschien nog interessanter en zeker van grooterhistorische beteekenis is het juridische en administratieve aspekt van de aan deoproeringen van 1328 opgelegde straf. Na de nederlaag te Kassel had Lodewijkvan Nevers als een der voorwaarden de a fstand van de oude rechtsoorkondengeeischt, precies zooals hij zich ook de heffing van het ongeld — onrechtstreekschebeasting op het verbruik en de bedrijvigheid, de voornaamste der stadsinkomsten —opnieuw toegeeigend. Net zooals hij weldra, om de uitvoerng der geldelijke stipu-laties van de straf mogelijk te maken, toestaat andermaal het ongeld te hef fen, zooverleent hij de steden en kasselrijen ook een nieuw recht : van 1329 of tot 1332reikt die juridische aktiviteit van de raadskamer van den graaf, Brugge, 't Vrije,Damme, enz. van een gelijkvormig geinspireerd statuut voorziend. Inderdaad, hetzeer merkwaardige hier in is dat het nieuwe recht van al de kleine stadjes uit hetVrije en het Zuid-Westen van Vlaanderen naar dezelfde patroon wordt geknipt,met Brugge als 't groote voorbeeld. Precies zooals voor het ongeld is hierbij ookeen hernieuwde beklemtooning van het grafelijk gezag en van zijn inmenging merk-baar : hij kiest en stelt de schepenen en magistraten aan, plaatst een vertrouwens-man bij de betrokken gemeenschap ter nazicht van zijn voorschriften. Deze juri-dische werkzaamheid, eerste grootscheepsche poging tot uniformisatie van het bur-gerlijk recht in Vlaanderen, werd door Lodewijk van Nevers zoo hoog aangeslagendat een luxe-cartularium daarvan werd aangelegd; een symbolische miniatuur °ix-lijst als randversiering het kapitale dokument, de onderwerping van Brugge, hoofdvan den opstand van 1323-1328, aan Lodewijk, waarop bundel per bundel het

(1) Zie m'n hooger, bl. 40, n. 3, geciteerde publikatie.

43

Page 44: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

nieuwe recht der steden en kasselrijen volgt, voor de belangrijkste (Brugge, 'tVrije, leper) vergezeld van een kopij der afgenomen rechtsbescheiden (1) . Hetis waarschijnlijk dat talrijke dezer keuren te dier gelegenheid vernietigd werden,zooals misschien het stadsrecht van Geeraardsbergen in z'n uitvaardigingen vanFilips van den Elzas en Boudewijn van Konstantinopel (2) .

Een totaal onbekend aspekt ook dier bestraffing is het feit dat Lodewijk vanNevers van de onderworpen gemeenschappen verkregen heeft dat zijn afgevaar-digden hun rekeningen kontroleeren, er zelfs kopij van nemen. Zoo Brugge, demachtige leider ; waar leper zijn archief in 1914-1918 verloren heeft (3) en deoverige leden van Vlaanderen Been zoo oude rekeningen meer bezitten is die proefop de som onmogelijk, ofschoon dit proced6 ook hier, blijkens het nieuwe recht,moet gefuntionneerd hebben. Dit feit opent wijde perspektieven : ruim een halveeeuw voor dat de Rekenkamer te Rijsel door den eersten Burgondier werd opge-richt blijkt er in Vlaanderen al een dergelijke organisatie te bestaan, net zooalseen voorafbeelding van den toekomstigen Raad van Vlaanderen, de Audientie, hetnieuwe recht uitwerkte en als opperste gerechtshof optrad. Daar naast, de eischvan Lodewijk van Nevers in 1333 aan Gent om kopij harer stadsrekening te leve-ren, om overdracht van het recht de ongeldheffing toe te staan, e.d.m. (4) , blijktnu niet meer zoo los te staan. Het is het doorvoeren tegenover een niet door debestraffing van 1 328 getemde gemeenschap van een sedert 1329-1332 gevolgde,wel overwogen politiek op monarchistischen leest ! In hoeverre het optreden vanJakob Van Artevelde die tendens weer te niet heeft gedaan, lokaal zoowel alscentraal, blijft vooralsnog een onopgelost, zelfs onbevroed probleem.

Het is na deze schets van de tuchtiging na den opstand van Brugge en Weste-lijk-Vlaanderen in 1328 niet verwonderlijk dat de revolutionnaire energie en hetinitiatief in dit deel van het graafschap voor langen tijd gesmoord gebleven is. Devolledigheid der overwinning heeft Lodewijk van Nevers er zelfs toe aangezet ookhet statuut van Gent en Oudenaarde, zijn voornaamste stutten van tijdens de op-standen, aan te tasten om daar eveneens zijn naar Fransch voorbeeld gerichteplannen te verwezenlijken. Vandaar zijn konflikten, van 1332 tot 1335, met dietwee agglomeraties en de langzame omzwaai van de nochtans tot 1338 door depoorterij beheerschte Leie- en Scheldestad tot een nieuw centrum van oproerige,tegen den graaf van Vlaanderen gerichte bewegingen.

Naarmate men het begin van den Honderdjarigen Oorlog benadert, ziet men destrakheid van den graaf, vooral op juridisch gebied, ten overstaan der overwonne-nen van 1 328 afnemen. Gedeeltelijke toegevingen aan de oude rechtsgeplogen-

(1) Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Handschriften : 75 D 7. — Ik zal, zoodra deoorlogsomstandigheden het mogelijk maken, dit interessante bescheid in een der reeksenvan de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis uitgeven.

(2) Daarover : BLOCKMANS (Fr.) , De zoogenaamde Satdskeure van Geeraards-bergen van tusschen 1067 en 1070 (Handelingen van de Koninklijke Commissie voorGeschiedenis, t. CVI, 1941, bl. 1-93).

(3) Voor die tragische gebeurtenis : [DE SAGHER (H.).] Archives de la ville&Ypres. (Annales de la Societe d'Emulation de Bruges, t., 1915-1922, p. 170-172).

(4) DE PAUW (N.), Cartulaire historique et genealogique des Artevelde (Commis-sion Royale d'Histoire. — Bruxlles, 1920, in-4°), p. 101-103, no 1; p. 105-111, no 3 enp. 111-117, no 4.

44

Page 45: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

heden volgen elkaar op, vooral ten profijte van Brugge, 't Vrije en Damme. Wan-neer het er op aan komt of Vlaanderen voor Frankrijk of voor Engeland kiezenzal, doen en de koning, en Lodewijk van Nevers ultieme pogingen : eerstgenoemdescheldt alle hem nog verschuldigde sommen, wegens Athis, Parijs en Pontoise, zoo-wel als voor de konfiskatie op de rebellen van Kassel, de Vlamingen kwijt, terwij1de graaf zijn grootste overwinning, het nieuwe recht met de daaraan verbondenmonarchistische centralisatiepolitiek, weldra geheel moet prijs geven.

Het zal pas na het zevenjarg beleid van' Jakob Van Artevelde zijn dat deeenvormigheids- en centralisatiepogingen vanwege den graaf hernemen zullen, omslechts definitief onder den eersten Burgondier, die nog op belangrijke buiten-Vlaamsche steunpunten en hulpmiddelen rekenen kon, te triomfeeren.

DE BRIEFWISSELING VAN . EN ROND RUBENS

door

Dr. R. VAN ROOSBROECK, Antwerpen.

Samenvatting uit Wetenschap in Vlaanderen, Maart 1940.Er is naar onze meening over de geschiedenis van de 17e eeuw een niet in alle

opzichten betrouwbaar beeld gegroeid. Thans is door nieuwe tekstuitgaven (enwij noemen hier de zeer belangwekkende publikatie van de briefwisseling met deSpaansche vorsten door Lonchay) een en ander aan het licht getreden, dat onstoelaat dit beeld van de Spaansche regeeringsperiode scherper uit te teekenen, endat ons in onderhavig geval wel noodzaakt dit beeld minder optimistisch te kleuren.

In deze periode rijst de machtige figuur van Rubens op en neemt dezes bedrij-vigheid op het diplomatieke terrein een zekere plaats in. Rond Rubens als diplo-maat kon een uitvoerige briefwisseling worden saamgebracht — zoo brieven doorhem over zijn diplomatenrol, als dokumenten door officieele korpsen of agentengeschreven.

De briefwisseling van en rond Rubens is ook van belang voor het kleurrijkebeeld der 17e eeuw in onze geewsten. Wij bedoelen hier niet zoozeer de rapportenvan Rubens over zijn verblijf in diplomatieke kringen en gericht aan minister Olo-vares of aan zijn hoog-vereerden vriend en beschermer, admiraal Spinola. Dochonze aandacht gaat vooral o.a. naar de brieven van Gerbier, den Engelschenagent : brengt men deze in verband met de rumoerige zittingen van de Staten-Generaal van 1 632 , dan voelen wij ons toch genoopt den diplomaat Rubens vaneen meer kritisch standpunt te beschouwen. De briefwisseling van Rubens helptons, zij het ook in meer bscheiden vorm, bij het juist zien van de verhoudingen inde Nederlanden.

Maar van groot belang zijn vooral de brieven gericht aan Pierre Dupuy : zijzijn als een levendige en doorloopende kroniek over het gebeuren in onze gewestenen elders ; een soort van uitvoerig dagblad, dat zoo over het krijgsgebeuren inWestfalen, als over dat in Zeeuwsch Vlaanderen inlicht : die inlichtingen zijngewichtig voor de oorlogsgebeurtenissen, voor de oorlogsmethode, voor de stem-

45

Page 46: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

mng van de menschen, voor het gebeuren op de zee, de ekonomische plannen enz.Wij willen uit deze briefwisseling een en ander lichten en het belang ervan ver-

duidelijken.

HET EKONOMISCH MIDDEN TEN TIJDE VAN RUBENS. —ZIJN ZWAGER, BALTHASAR DE GROOTE

EUROPEESCH GROOTKOOPMAN

door

Prof. Dr. J. DENUCE, Antwerpen.

Hoewel spreker belet was geven we toch een samenvatting van dit belangrijkreferaat, overgenomen uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :

Men heeft den schitterenden bloei van de Vlaamsche schildersschool van Ru-bess te veel in tegenstelling beschouwd met het verval van het ekonomisch leventen tijde van Rubens. Men hoede zich voor overdrijving. De periode van uitzon-derlijke handels-, nijverheids- en finantieele welvaart was wel voorbij ( 1 6e eeuwtot 1576) ; met het Bestand ( 1 609) verwachtte men den terugkeer van de oudewelvaart. Nieuwe kapitaalkrachtige firma's worden ingericht. De Antwerpschehandel wordt aangepast aan de toestanden geschapen door de sluiting van deSchelde en de hegemonie van Amsterdam. Het Iberisch schiereiland en zijn kolo-nien worden bij voorkeur door onze kooplieden als operatieterrein gebruikt. Zulksverklaart het ontstaan van de Vlaamsche koopliedennaties te Madrid, te Lissabon,te Sevilla, te Cadix, te Malaga in de 17e eeuw.

Een rekwest van de Antwerpsche handelaars van 1610, betreffend de stichtingvan de Insolvente Boedelskamer, is onderteekend door 98 vooraanstaande koop-lieden. De volgende jaren breidt de handelsbeweging zich nog uit. Van de vreemdekoopliedennaties kennen vooral de Portugeesche en Italiaansche een tweede buiten-gewone ontwikkeling. Verandering van organisatievormen : Been massahandel, meergeldhandel en kostbare artikelen (diamant, kunstvoorwerpen, weefsels, kant).

Over de nieuwe richting van den internationalen handel worden de interessantstegegevens verschaft door de nagelaten handelspapieren van naaste bloedverwantenvan Rubens, vooral door de Fourment's, van Colen's en de Groote's. We nemenals voorbeeld Balthasar de Groote, gehuwd met Joanna Fourment, zuster vanRubens' tweede vrouw ; Balthasar was de zoon van Nicolaas de Groote, geborente Yperen, burger te Antwerpen, daarna te Keulen in 1584. Twee van zijn zonenvormen de Antwerpsche Vennootschap : Balthasar en Ferdinand de Groote ; tweeandere zonen ; zijn schoonzonen Martin Hureau en Cesar Volpi vormen de Vene-tiaansche tak, en een derde schoonzoon Peter de Hennin, de Noord-Fransche.Stichting van talrijke andere vennootschappen door de kinderen en aanverwanteleden van de familie de Groote en Fourment. Over de methoden voor dien handel,verspreidt het meeste licht een geschreven Leerboek voor den grootkoopman, datwij In de Handelingen van de Vlaamsche Academie van Wetenschappen hopenuit te geven.

46

Page 47: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Uit de tallooze papieren van Balthasar de Groote, te Antwerpen bewaard,blijkt dat de firma langen tijd een van de voornaamste Europeesche handelshuizenis geweest. In Italie en Spanje noemde men het huis de Grotti ; zetel te Napels,waar ook die andere Antwerpsche groothandelaars Gaspar de Roomer gevestigdwas, de machtigste van Napels. Hendrik de Groote werd de stamvader van eenvan de aanzienlijkste patriciersgeslachten te Keulen ; zijn zoon Hendrik werd tottweemaal toe burgemeester van Keulen (« von Groote »). In Rubens' briefwisselingkomen Balthasar en Ferdinand de Groote slechts eenmaal voor. Max Rooses noemthen Spaansche kooplieden en citeert ze betref fend een diamantdiefstal, waarin hetoordeel van Rubens gevraagd werd.

Zooals Rubens de kunstwereld domineerde, hebben Baltahsar de Groote enzijn broeders een faam op ekonomisch gebied verworven die niet moest onderdoenvoor die van hun beroemden zwager, Rubens.

ANTWERPEN EN DE ONDERHANDELINGEN OVER HETTRACTAAT VAN HET BESTAND, 1609

door

Dr. A. GIELENS, Antwerpen.

Nota : We ontvingen geen samenvatting.

47

Page 48: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING IV

KLASSIEKE PHILOLOGIE

V oorzitter : Prof. Dr. Van de Woestijne (Gent).Ondervoorzitter : Prof. Dr. J. Cochez (Leuven).Secretaris : Cand. H. Schoeters (Antwerpen) .

DE GODSDIENSTIGE POLITIEK VAN AUGUSTUSdoor

E. H. A. ZWAENEPOEL, Leuven.

Evenzeer als het vraagstuk van de staatsrechtelijke positie en van de politiekvan Augustus, wordt nog steeds het probleem gesteld van zijne godsdienstige ennationaal-Romeinsche hervorming.

Aldus, volgens A. v. Domaszewski, was het bezield door zijn geloof in dezegeningen en de voorzienigheid van de goden dat A. de tempels weer oprichtte,de hooge priesterlijke ambten bekleedde en de vreemde godheden, als onwaardigvan den Rom. naam deed weren (Desch. d. rOm. Kaiser. Leipz., 1 922 3, I, 1 66).Voor L. Deubner integendeel, kan van geloof geen spraak zijn. Bij A. is de gods-clienst niets meer dan een decor, een grootsche maar bedrieglijke facade van zijnezg. republikeinsche restauratie (A. Bertholet en E. Lehmann, Lehrb. d. Religions-gesch. Tub., 1 925 4, II, 466). M. Rosttovzeff maakt een onderscheid in de godsd.werkzaamheid van A. tusschen de herstelling van het antieke en de oprichting uiteigen vinding van het nieuwe. Wat het eerste betreft, meent hij dat A., wellichtuit persoonlijke gemoedsstemming, hierin toegaf aan de heerschende romantischestemming van den tijd (Mitt. d.d. Arch. Inst. Rom. Abt. 38-39, 1923-24, 285).Weerom in tegenstelling hiermede, beweert R. Pettazzoni dat A. allerminst eenromantieker was, behept met het verleden. Zijn godsd. werk werd niet gedragendoor en esthetiseerend, ook niet door een godsd. ideaal, maar wel door een ideaalvan nuchtere politiek, met betrekking tot den Rom. staat (Augustus. Rome, .1938,230).

Over het algemeen wordt het nat.-Rom. karakter van de Augusteische cultuurscherp onderlijnd. In feite heeft A. gestreefd door tal van middelen het Rom. be-wustzijn op te wekken en te verlevendigen, en het is vooral bekend hoe hij denbloei van een nat. literatuur krachtig heeft bevorderd. Nu, tegen de algemeengangbare opvatting in, ontkent H. Wagenvoort zulk een stelselmatig nat.-Rom.optreden bij A., die veeleer bedoelde de Grieken en de Romeinen op voet vangelijkwaardigheid onder zijn bestuur te vereenigen. Deze Gr. gezindheid van A.

48

Page 49: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

legt W. uit door zijne opleiding, die een Gr. stempel droeg, en meer speciaal is hetde Stoische bespiegeling die A. heeft -beinvloed en hem het standpunt aangegevendat hij ten opzichte van de cultuur heeft ingenomen (T.v. Gesch. 39, 1 924, 1 62 ) .Hiertegen is dan G. Snijder opgekomen, die in zijne studie het nationale karaktervan de Augusteische cultuur betoogt. Door zijne cultureele politiek heeft A. devoorwaarden voor het Rom. nationale zelfvertrouwen geschapen, en als waarlijknationaal heerscher, is hij de schepper van deze grootsche geestelijke verruiming(Ib., 47, 1 927, 113). Opnieuw het vraagstuk van het nat.-Rom. in A.' program-ma behandelend, meer speciaal met betrekking tot de literatuur, beweert W, Pere-mans dat de nat.-Rom. inslag onbetwistbaar is, niettegenstaande de innige ver-menging van Gr. en Rom. bestanddeelen (Ant. class., 7, 1 938, 233).

Doch, niet alleen het standpunt zeif wordt betwist, dat A. heeft ingenomen tenopzichte van de rultuur, maar ook zij die het nat.-Rom. standpunt verdedigen,zijn het niet eens wat betreft den oorsprong van deze leidende gedachte. Het isbekend dat E. Meyer het nationaal Rom. uitzicht van A.' politiek verklaart doorde tegenstelling met de Oosterschgezinde denkbeelden van A.' onmiddellijke voor-gangers, Caesar en Antonius. Voor sommigen (o.a. A. Grenier, Le genie romain.P., 1 92 5, 349) was deze tegenstelling dan ook een gereede verklaring van hetnat.-Rom. karakter van de Augusteische cultuur. Anderen evenwel zoeken deoplossing elders dan in de buitenlandsche politiek. Aldus R. Heinze, die het nat.-Rom. optreden van A. verklaart door zijne persoonlijke Rom. geaardheid (Her-mes, 65, 1 930, 385). Ten slotte moet de oplossing vermeld worden door W.Peremans aan dit vraagstuk gegeven : de nat. gedachte, die ten tijde van A. vooralin de literatuur opbloeide, moest dienen volgens de Stoicijnsche opvatting, om degedachte van het imperium te ondersteunen (art. cit.).

Ten overstaan van deze uiteenloopende oplossingen, moet men vaststellen dat demethode die hierbij werd gevolgd, vaak geen uitkomst biedt. Noch het feit zeifvan de hervorming, noch haar uitwendige aspecten kunnen ons immers inlichtenover de beweeggronden die A. hebben geleid tot zijne gods& actie, vermits opzich zelf een aantal verklaringen mogelijk zijn. Om tot een oplossing te komen,die de grondige verklraing geeft van het probleem in zijn geheel genomen, moetmen vooral rekening houden met de persoonlijkheid van A., beschouwd in het raamvan de godsd., ethische en politieke opvattingen van den tijd, omdat zij alleenmaar ons thans nog kan leeren om welke redenen hij zijne hervormingen heeft aan-gevat en welke leidende gedachte ten grondslag lag aan zijne onderneming.

Zeer gewichtig in dit verband is derhalve de vaststelling van de betrekkingenvan A. met de Stoicijnsche gedachtenwereld en de voornaamste vertegenwoordi-gers van de toenmalige Stoa, als leermeesters en vertrouwde raadgevers, zooalsAreios enAthenodoros van Tarsos, die zelf een leerling was van Poseidonios, denopvolger van Panaitios als leider van de midden-Stoa. Men is dan ook gerechtigddaaruit te besluiten dat A. deelde in den Stoicijnschen gedachtenkring en zelfs dathij, onder voorbehoud van zijne politieke zelfstandigheid en volgens de mogelijk-heden van de toestanden, zich principieel liet leiden door de Stoicijnsche staats-philosophie en staatsethiek. Tevens komt hierdoor vast te staan dat de verklaringvan de godsd. actie van A. niet dient gezocht te worden in zijne persoonlijke ge-loofsovertuiging met betrekking tot het bestaan en de werkdadigheid van de afzon-

49

Page 50: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

derlijke traditionneele goden. Evenmin kan men deze actie aanzien als een sluwmiddel van wege A., die de zg. republikeinsche restauratie aanwendde, en der-halve den godsdienst misbruikte als dekmantel voor zijne bedrieglijke politiekedoeleinden. Niet alleen is het niet bewezen dat A. van uit godsd. en vooral vanuit politiek standpunt uit bereid was zoo te handelen, maar uit een overzicht vanhet godsd. werk van A. blijkt dadelijk dat geheel zijne godsd. politiek hoofdza-kelijk in het teeken stond van de Augusteische gedachte, en wel op een zoo op-vallende wijze dat de tijdgenooten onmogelijk er zich konden in vergissen. Dat isook de reden waarom wij de godsd. actie van A. niet kunnen aanzien als eenuiting van « romantisme », daar het hoofdmoment van zijne godsd. hervormingenniet zoozeer lag in de restauratie van het oude, dan wel in de creatie van het nieuwe.

Wij verwerpen dan - ook deze drie verklaringen, en beweren dat de godsd.politiek van A. geboren is uit de gedachte van het imperium, zooals deze tradition-neel door de Romeinen werd opgevat en door de Stoicijnsche leer van het imperiummet nieuwe actualiteit in de belangstelling was komen te staan. Deze leer kwamhoofdzakelijk hierop neer, dat volgens Panaitios, enkel de hoogerstaanden geroe-pen zijn tot de overheersching, voor het grooter welzijn van de onderhoorigen zelf,en dat volgens Poseidonios, de crisis van het Rom. rijk te wijten was aan hetzedelijk verval van het heerschende Rom. yolk. Van daar dan de bekommernis bijA., hem ingegeven door een bewust-realistische politiek en de nooden van zijntijd, terug te keeren tot de oorspronkelijke Rom. gaafheid, te doen uitkomen en teverheerlijken al hetgeen Rome had groot gmeaakt en had bijgedragen tot de wor-ding en den groei van het Rom. wereldrijk. Van daar ook zijne godsd. politiek,vermits volgens Rom. opvatting, de godsdienst niet weinig had bijgedragen tot degrootheid van het imperium.

Ten slotte, wat de centrale plaats betreft die A. zelf bekleedt in zijne gods-dienstige hervormingen, meenen wij dit te moeten uitleggen door het feit dat A.hierin een gunstige gelegenheid vond om zijne persoonlijke stelling in den staataanhoudend te verstevigen. Een grootsche ontplooiing van den Rom. godsdienst,waarin de persoon en het werk van A. bij voortduring werden in het licht gesteld,moest noodzakelijk het prestige van den vorst en van zijne regeering machtig be-vorderen, en de monarchische gedachte in den Rom. staat aanzienlijk begunstigen.Het is dan ook onze overtuiging dat de godsd. actie van A. een ware godsd.« politiek » is geweest, omdat zij geheel in den dienst stond niet enkel van het staats-belang en van het Rom. miperium, maar ook en nog meer van A.' eigen persoonen van zijn staatsbeleid.

IMPERIUM EN IMPERATOR

door

Prof. Dr. H. WAGENVOORT, Utrecht.

Meermalen is geschreven over het merkwaardig verschijnsel, dat in Augustus'officieele titulatuur, althans sinds het jaar 38 v.C., de naam imperator tweemaalvoorkomt : eenmaal als titel, volgend op den volledigen naam, maar ook eenmaal

50

Page 51: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

als praenomen, dat zoowel zijn oorspronkelijk praenomen als zijn nomen gentileverving, zoodat hij inplaats van C. Julius Caesar voortaan heette Imperator Caesardivi f., met — sinds 27 — de toevoeging Augustus. Mommsens opvattingen daar-over zijn ook voor latere discussies de basis gebleven (Rosenberg, Momigliano, Levi,Vinai, Stroux) ; alleen Mc Fayden in zijn dissertatie « The history of the titleImperator » (Chicago, 1920) komt tot belangrijk afwijkende resultaten. Bij man-nen van naam heeft hij instemming gevonden ; niettemin schijnt zijn betoog in yen.getelheid geraakt. Wij meenen, dat hij de historische ontwikkeling juist heeft aan-gegeven, en maken daarvan gebruik, om zoo mogelijk den oorspronkelijken zin derwoorden imperium en imperiator op te sporen.

Het schijnt voor de hand liggend — en Mommsen acht dat ook waarschijnlijk— dat van den aanvang a f, wie het imperium bezat, ook imperiator heette. Wan-neer dus Sallustius, Cat. 6,7, over de instelling van het consulaat zegt « annua im-peria binosque imperatores sibi fecere », dan is dat volgens M. vermoedelijk deoudste beteekenis, maar in elk geval « Reflexion, nicht Tradition ». Want in denhistorischen tijd duidt het woord den veldheer aan, « aber auch fur die Feldherrnselbst kam es in Uebung, die Benennung imperator nicht mit Antritt des Comman-dos, sondern erst nach dem ersten erfochtenen grOsseren Sieg anzunehmen ». Nu isdat een heel opvallend gebruik : na een groote overwinning volgt de appelatio doorde soldaten — « appellare imperatorem » is de staande term — en eerst van nu ofdraagt de veldheer den titel imperator, tot het oogenblik, waarop hij in de stadterugkeert. Rosenberg (in Pauly-Wissowa) weet daar dan ook geen weg mee enschrij ft : « Das Seltsame des Aktes liegt ja darin, dass der Feldherr nicht als« Sieger », sondern eben als « Feldherr » begriisst wird. » Mommsen meent, dat ditgebruik eerst op den duur ontstond, omdat wij geen geval kennen voor 210 v.C.,toen P. Cornelius Scipio tot imperator werd uitgeroepen ; uit Livius (27,19,4)blijkt er echter niets van, dat Scipio de eerste was.

De eerste, die zeker den consuls- en den imperator-titel verbond, was Pompeius ;met Caesar wordt dat normaal — ongetwijfeld een symptoom van de geleidelijkemilitariseering van den Romeinschen staat. 'Met Caesar begint een nieuwe ontwik-keling. Volgens Dio Cassius kreeg hij als dictator na den slag bij Munda het prae-nomen Imperator als symbool van onbeperkte heerschappij, en dat wel met debepaling, dat dit praenomen in zijn familie erfelijk zou zijn. Suetonius spreekt ookvan die verleening, maar vermeldt de erfelijkheid niet en noemt ook geen datum.Mommsen heeft, althans in zijn « Staatsrecht », de erfelijkheid van dien titel be-streden. Door de blijvende plaatsing onmiddellijk na het cognomen Caesar konmen Imperator gemakkelijk als een tweede cognomen gaan zien, en zoo zou zichde « of ficieele fictie » laten verklaren, volgens welke Augustus den naam krachtenterfrecht overnam. Rosenberg en lateren plegen weer de erfelijkheid te aanvaarden.Toch had Mc Fayden de onhoudbaarheid van deze opvatting bewezen. Hij be-wijst, dat Saetonius het woord « praenomen » niet in eigenlijken zin bedoelt enverder van de erfelijkheid niet weet. En Dio Cassius vergist zich, gelijk Mc F.onwederlegbaar aantoont.

En nu Augustus ! Tot 38 v.C. vertoont zijn titulatuur niets bijzonders. Welkreeg hij 15 Apr. 43 den titel imperator voor Mutina, maar dat was normaal.In 38 volgt dan de aanvaarding van het praenomen Imperator. De draagwijdte

51

Page 52: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

van dit totaal nieuw verschijnsel is niet gemakkelijk vast te stellen. Eenerzijdshebben militaire rang-aanduidingen wel meer de neiging, tot eeretitels te worden(b.v. « hertog »), anderzijds ziet men in tijden, waarin de staatsregeling zich wij-zigt, oude aanduidingen zch met nieuwen inhoud vullen, b.v. prinoeps. Toch mee-nen wij, dat men bij het taxeeren van die draagwijdte tot nu toe een belangrijkelement verwaarloosd heeft, en het is juist die overweging, die ons voor dit onder-werp de aandacht deed vragen.

Godsdiensthistorische verhandelingen van den laatsten tijd hebben reeds her-haaldelijk een oud-Romeinsch begrip met het Austronesisch woord mana aange-duid, dat wijst op een mysterieuze kracht, die, als zij een persoon eigen is, onder-scheiden wordt als krijgsman-, hoofdmans- en priestermana. Daarbij is het manavan den hoofdman tegelijk dat van zijn stam. Alle mana openbaart zich vooraldoor succes ; het kan worden overgedragen door aanraking, b.v. met de hand, maarook wel alleen door het machthebbende, magische woord. Welnu, imperium is« hoofdmansmana » en imperare « mana overdragen ». Wij wijzen er op, 1° dat talvan oude gebruiken het imperium nog als zoodanig doen onderkennen ; 2°. dat hetLatijnsche woordgebruik nog herinneringen aan die beteekenis bevat ; 3°. dat deetymologie dit resultaat bevestigt.

Imperium was noodig voor de uitoefening der devotio. Blijkbaar geschiedde datdoor aanraking met de hand, want als de veldheer zichzelf devoveert, moet hijzijn kin aanraken (Liv. 8,9,5) ; ook Ovid. A. a. 3,241 beawart daaraan eenherinnering. Een juiste interpretatie van Macrob. 3,9,9 vlgg. bewijst, dat ook bijde devotio van vijandelijk gebied 'het land werd aangeraakt. Als in 69 n.C. dea fgebrande Jupitertempel op het Capitool herbouwd wordt, wijd een praetor deneersten steen ( Jac. Hist. 4,53) ; ook hier geschiedt de wijding door handopleggingen wel door een magistraat cum imperio. Men mag aannemen, dat de magistratendit vermogen erfden van den Koning. Als Liv. 1,24, 4 vlgg. de wijding van denpater patratus beschrijft, die plaats vond door aanraking met een bosje gras, ge-plukt op de Arx, de heiligste plek van Rome, geschiedt die weliswaar door eenfetialis, maar op uitdrukkelijke machtiging van den koning. Als verder Livius,1,18,6, de inauguratio van Koning Numa beschrijft, transponeert hij weliswaarde hem bekende plechtigheid der inwijding van den rex sacrorum, de groote fla-mines en de augures in het verleden, maar er is alle reden om aan te nemen, datdeze wijdingsvorm de oude traditie voortzette. Nu er geen Koning is, die de hand-oplegging verrichten kan, doet dat de priester, die augur heet, omdat hij de ver-persoonlijking is van * Augus, « kracht tot vermeerdering »; gelijk imperium het manavan den hoofdman aanduidt, zoo blijkbaar *augur dat van den priester.

Wat het Latijnsche woordgebruik betreft, imperare wordt — in tegenstellingmet iubere, met ut geconstrueerd, en beteekent dan blijkbaar : bij iemand door zijnmagisch woord de kracht wekken, om iets te doen. Nog duidelijker ziet men denouden zin in verbindingen als aryls imperare (Verg. Georg. 1,99) ; vitibus impe-rare (b.v. Colum. 3,3) : « de akkers, den wijnstok tot nieuw leven wekken », —dat doet nl. de Boer door zijn mana, een voorstelling, die bij primitieve volken nu

52

Page 53: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

nog algemeen is. Ook het probleem der appellatio komt nu tot een oplossing. Alsoudtijds de soldaten na een overwinning den veldheer toeriepen « imperator ! », danriepen zij niet « veldheer », wat Been zin geven zou, maar zij riepen « gij hebt onsbezield, aw mana heeft in ons gewerkt, de eer voor het succes komt it toe. » Het« imperium » heeft dan ook met het Austronesisch mana gemeen, dat het succes,de felicitas, daarvoor een bepalende factor is.

De etymologie eindelijk bevestigt dit resultaat, althans wanneer wij met F.Muller imperare in verband brengen met pare're, en het verklaren als «leven wekken».

**

Wij zijn geneigd aan te nemen, dat in Augustus' tijd in het woord imperatoralthans nog iets van den ouden zin gevoeld wordt. Teekenend lijkt ons daarvooreen plaats bij Caesar, Bell. Civ. 3,92,5, en vooral de omstandigheid, dat volgenshet Feriale Cumanum op den dag, dat Caesar het eerst den imperator-titel kreeg,een altaar gewijd werd aan Felicitas imperii. Maar dat kan hier niet nader uitge-werkt worden.

Deze voordracht vormde de kern van het tweede hoofdstuk van het werk « Im-perium. Studien over het « mana »-begrip in zede en taal der Romeinen », versche-nen te Amsterdam bij H. J. Paris, 1 941.

5 3

Page 54: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING V

LITERATUURGESCHIEDENIS

Voorzitter : Prof. Dr. E. Rombauts (Leuven).Ondervoorzitter : Prof. Dr. P. Sobry (Leuven).Secretaris : M. U. Van Maele (Koolskamp) .

ZUIDNEDERLANDSE GEESTELIJKE LYRIEKUIT RUBENS' TIJD

door

Dr. V. VERSTEGEN 0. F. M., Leuven.

Naast de bloei in de beeldende kunsten bestond er in het begin van de zeven-tiende eeuw ook een leterkundig leven dat wel groter en intenser was dan algemeenwordt aangenomen. Op sommige gebieden zelfs mag er van een ware bloei ge-sproken worden. Dit is het geval voor het geestelijk lied. De tijdsomstandigheden,inzonderheid de Contra-Reformatie hebben die bloei ten zeerste bevorderd.

Op het einde van de zestiende eeuw was het geestelijk lied nog een voortzettingvan het middelnederlandse met daarbij een aantal nieuwe rederijkersliederen. Hetbeste bewijs hiervoor is het Hofleen der geestelijcker Liedekens, Leuven, rond1570. Het bevat voor drie vierdent liederen die reeds voorkomen in of zelfs ouderzijn dan het Devoot ende Profitelyck Boecxken van 1539. Rond 1595 geeft Nic.Janssens van Rozendaal zijn Nieu Gheestelijck Liedtboeck uit. In 1603 en 1604verschijnen de boekjes van W. Spoelbergh en tot 1625 molten we om het jaareen nieuw boekje of een herdruk en herbewerking van een oud verwachten. Aldeze liedboekjes kunnen gegroepeerd worden rond een omdat ze ofwel de voor-bereiding ervan zijn ofwel ervan afhangen. Dit is Het Prieel der GheestelijckeMelodic, Brugge 1609. Deze bundel heeft altijd in de belangstelling gestaan vande literratuurhistorici om de inleiding die echter nimmer juist werd beoordeeld.Hierin worden namelijk de renaissanssistische denkbeelden over de dichtkunst inhet geestelijk lied uiteengezet en daardoor een rechtvaardiging gegeven van de ver-anderingen die de verzamelaar aan de oude liederen heeft aangebracht. Door oudeliederen verstaat echter de uitgever niet middeleeuwse gelijk men altijd gemeendheeft, zulke komen in het Prieel slechts in zeer klein aantal voor waaraan echterniet durfde geraakt worden. Oude liederen zijn de liederen van Janssens en Spoel-bergh en anderen uit het begin van de zeventiende eeuw. Voor de herwerkte uit-gave van het Prieel van 1617 werden die liederen nog eens op de leest gezet enditmaal is de verandering groter en gewoonlijk zijn die wijzigingen wel verbete-

54

Page 55: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

ringen. Deze liederen worden nu in de latere bundels overgenomen o.a. : in Par-nassus dat is den Blijden-Bergh en Het Gheestelijck Paradijsken der Wellusti-cheden beide te Antwerpen in 1619. In 1620 verschijnt dan het meest renaissan-cistisch boekje : Goddelicke Lof-sanghen door J. de Harduijn. Deze liederenzijn vlug verspreid en bekend geworden : in 1623 vinden we er reeds een paarovergenomen in de 2de uitgave van de Parnassus. Het Klein Price! der Gheeste-lycker Melodyen te Luik zonder jaartal uitgegeven, bevat er reeds een vijftal. In1622 vinden we ook ,een aantal liederen van de Harduijn gebruikt als wijsaandui-dingen door Benedictus van Haeften in Den Lusthof der Christelijcke Leeringhe.Deze is een man met dichterstalent, dat jammer genoeg te veel gebruikt werd omde lessen van de catechismus op rijm te zetten. Een grote begaafdheid heeft ookL. Makeblijde in Den Bergh der Gheestelicker Vreughden (1618). De ouderederijkerstrant vinden we nog in een aantal bundels als het Leysenboeck der Ca-tholijcleen, Leuven 1605, waarbij aansluiten Een gheestelijck Liedtboecxken, twee-de druk in 1616 en een Nieuw Gheestelijck Liedtboecxleen 1623, beide te Leuvenuitgegeven. Volop rederijker is nog Gillis de Coster in Den Blompot der Gheeste-lycker Lied eke (1614). Twij fel kan er bestaan of ook nog tot het Zuiden be-hooren het Nieu Liedtboeck van Rumoldus Batavus, Antwerpen 1614 en het Para-dijs der Gheestelijclee ende Kerleelijcke Lof-sangen door Salomon Theodotus ofAegidius Haeffacker, 's Hertogenbosch 1621. Dit zijn 4 boekjes bestemd voor hetNoorden. Het eerste is nog rederijkerswerk terwijl het tweede een groot belangheeft daar het het nieuwe lied in het Noorden verspreidt. Belangrijk is weer deinleiding waarin Theodotus verklaart dat hij de liederen voor een deel zelf heeftgedicht maar voor het grootste deel echter heeft overgenomen uit oudere boekjes,doch hij heeft de Vlaamse taal moeten aanpassen voor zijn lezers uit het Noordenen daarbij heeft hij nog veel moeten veranderen : liederen « met behoorlijcke kunsteder dichtinge gemaakt » heeft hij immers niet aangetroffen buiten het Prieel en deGoddelicke Lof-sangen van J. de Harduijn. Zeer verwonderlijk echter is, dat hijnochtans geen enkel lied van de Harduijn heeft overgenomen, maar wel komen ereen paar van Stalpaert van der Wiele in zijn bundel voor. Zo hebben we eenoverzicht over het geestelijk leid in het eerste kwart van de zeventiende eeuw.

De dichters en uitgevers van deze liederen waren ongeveer alle priesters en depoezie als zodanig was niet hun eerste doe!. Dit was het apostolaat. Poezie omde poezie werd niet nagestreefd door renaissancedichters als Justus de Harduijn,Bernard van Bauhuysen of Bauhusius, de uitgever van het Pried. en Benedictusvan Haeften die in hun latijnse gedichten nochtans naar de hoogste kunst tracht-ten. In hun Nederlandse gedichten hebben ze niet de hoogte kunnen bereiken vanhun Latijnse ; dit komt wel hierdoor dat ze op de eerste plaats yolks wilden zijn,maar ook daardoor dat hun poetische kracht ontbrak van de grote dichters uithun tijd als Vondel, Hooft of zelfs Stalpaert van der Wiele.

Enkele beschouwingen over de liederen zelf. Een eerste punt waarop de aan-dacht moet gevestigd worden is het nieuwe in het lied. Van de vroeger liederenblijft er niet veel meer over : alleeen een betrekkelijk klein aantal kerstliederen.Geen andere oude* liederen werden herdrukt tenzij in het Noorden. Oude motieven

55

Page 56: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

blijven nochtans bewaard naast de nieuwe die samenhangen met de stromingenvan de tijd. De liederen worden meer dogmatisch en dit geldt voor alle soortenliederen. In het Kerstlied wordt de leer over de zonde en de verlossing voorge-houden, het is echtex nog geenszins een pastoraal lied. Het Marialied legt denadruk op het goddelijk moederschap en de maagdelijkheid van Maria. Heiligen-liederen worden meer gedicht dan vroeger, inzonderheid zijn deze bestemd • voorhet Noorden en het zijn apologetische liederen. Overal en altijd tracht de Contra-Reformatie de mensen te onderrichten, nochtans vinden we geen eigenlijke pole-mische of strijdliederen. Dikwijls wordt weliswaar onrechtstreeks gewezen op denieuwe leer, doch de dichters richten zich tot de eigen geloofsgenoten. Wordt bijuitzondering het woord gericht tot de andersdenkenden, dan is het altijd vol liefdeen medelijden : het zijn afgedwaalden van de goede weg en dit wordt hun ge-woonlijk niet tot schuld aangerekend.

De tijdsomstandigheden worden slechts zeer zelden in een lied aangeroerd endit dan nog voor het Bestand in de liederen van Janssens en Spoelbergh. Wel magnog gewezen worden op het feit dat wanneer de dichters in het voorbijgaan overhun land spreken altijd ons Nederland vernoemen. Ons Nederland is ongetwijfeldvoor hen Noord en Zuid. Waar ze zich speciaal tot het Noorden richten sprekenze tot Holland. Uitzondering hierop maakt alleen J. de Harduijn die in latereperiode met voorliefde over Vlaanderen spreekt.

Niettegenstaande de nieuwe motieven, de nieuwe melodieen en de nieuwe opvat-tingen over de dichtkunst blij ft de geestelijke poezie in hoofdzaak rederijkerskunst,doch dit woord mag niet opgevat worden met een pejoratieve betekenis. Op temerken valt ook de taalzuiverheid : een vreemd woord is een uitzondering. Devernieuwing van het lied is echter meer uiterlijk dan innerlijk ; het is geen zuivermiddeleeuws lied meer, de mensen uit de zeventiende eeuw hebben een anderegeestesgesteldheid, toch kunnen we het geestelijk lied in het eerste kwart van dieeeuw aanzien als een voortzetting van het vroegere gepaard met een geleidelijkeontwikkeling.

De dichterlijke waarde van deze liederen is ook veel groter dan men vroegerheeft aangenomen. Bij de meer dan 1200 verschillende liederen uit deze tijdspannezijn er natuurlijk een aantal zonder de minste dichterlijke waarde, maar er zijnook een aantal die gerust de vergelijking kunnen doorstaan met de beste uit vroe-gere eeuwen.

LITERAIR PLEIDOOI VOOR TE VERBORGEN VERGEET-MIJ-NIETEN : MARIA PIJPELINKCX' KEULSCHE BRIEVEN

1571-1587door

Dr. 0. DAMBRE, St. Martens Latem.

Daar spreker in het buitenland vertoefde, kon een samenvatting ons niet bereifcen.

56

Page 57: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

STULSTUDIE EN LITERATUURGESCHIEDENIS ( 1 )

door

Dr. Jc SMIT, Zwolle.

Het rijpe kunstwerk is een functionele eenheid van inhoud (stof, motieven, pro-blemen, verhaal, enz.) en vorm (prosodische vorm, rythme, zinsbouw, woordge-bruik, beeldspraak, enz.) , een eenheid, waarin al die uiteenliggende momentendoor innerlijke noodzaak samenhangen en elkaar wederkerig bepalen. De litera-tuurgeschiedenis bestudeert de inhoudsmomenten en vele vormmomenten ; de taal-geschiedenis geeft inlichtingen omtrent de taal. De stijlstudie combineert beidergegevens, en dringt met analyse en synthese dieper door in de eenheid die hetkunstwerk is, en geeft daardoor de Iiteratuurgeschiedenis de mogelijkheid tot gron-diger kennis en scherper karakteristiek.

Wanneer de werken van een auteur, of van een groep van auteurs, of die vaneen bepaalde periode, een duidelijk omschrijfbare eenheid vormen, kunnen ookdie het object van een stijistudie zijn, die dan ook aan de tekening van de litera-tuurgeschiedenis scherper contouren kan geven.

Als voorbeeld bespreekt de inleider eerst in het kort de epiek. In de heldenepiekzijn de verteltrant, de wijze waarop de verteller zich tot het publiek richt, en zijnhouding tegenover zijn eigen verhaal, in overeenstemming met elkaar en met hetkarakter der verhaalde gebeurtenissen. Door vergelijking met het volksboek komendie verschillende trekken duidelijk aan het licht. Na de karkaterisering van deheldenepiek komt de vraag, of bij de op een andere mentaliteit berustende hoofseepiek ook een verandering in de vertelwijze op to merken valt.

Als tweede voorbeeld bespreekt de inleider uitvoeriger het werk van Huygens.De Renaissancetaal, een speciale cultuur uit en naast de volkstaal is het adequate

orgaan van de bewuste, onderscheidene geestesgesteldheid van de Renaissance. Deverhoogde taalbewustheid, noodzakelijke zijde van de algemene hogere bewustheid,elimineert talrijke onlogische Middeleeuwse taaleigenaardigheden, en streeft naarordening, zuiverheid, vastheid en precisie. Gaat hiervan iets over in de volkstaal,dan betekent dit stijging van het intellectuele niveau van het yolk. — De vernuf-

lige literatuur laat zich voor een groot deel kenmerken als uiting van taaloverbe-wustheid, als formalistisch experiment met de taal buiten klemmend verband, omdatdiepere motieven ontbreken. (spel met homonymie en polysemie, neologismen, cultuurvan parellelismen enz.)

Bij Huygens zijn de voorbeelden van taaloverbewustheid en excessief forma-lisme voor het grijpen. Vaak is zijn poezie geen realisatie van een diepere gevoels-inhoud, maar een abstract formalistisch spel (kortheidstechniek ; nieuwvorming vanafleidingen, samenstellingen en samenkoppelingen ; quasi-etymologiserende ontledingvan bestaande samenstellingen ; woordspelingen, spel met synoniemen en antithesen,spel met woorden uit eenzelfde semantische sfeer ; allegorie ; congruenties, krui-singen en chiasmen) .

In scherpe tegenstelling hiermee staat Huygens' voorkeur voor levende volkstaal,

(1) Deze lezing verschijnt in ongewerkte vorm in de << Nieuwe Taalgids .

57

Page 58: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

zijn liefde voor volksterminologieen, tekenachtige vergelijkingen, zegswijzen, spreek-woorden, en vooral zijn volksaardige syntax's : elliptische zinnen, parataxe vanenkelvoudige zinnen, de hoofdzinvorm van afhankelijke zinnen, de genitiefcon-structie met een bezittelijk voornaamwoord, vooral de afscheiding van een psycho-logisch belangrijk zinsdeel uit de hoofdzin, met hervatting of voorlopige aanduidingervan in de hoofdzin door een pronomen.

Vaak vindt men de twee polen van Huygens' wezen, de formalist en de yolks-man, in een zin verenigd. Vondels taal is gecultiveerde natuur, bij Huygens vindtmen natuur en cultuur, volkstaal en Renaissanceformalisme, naast elkaar en slechtsgedeeltelijk vergroeid.

Ziet men tenslotte naar de onderwerpen van Huygens' werken, dan vindt menook bier die splitsing : enerzijds talrijke werken, waarvan de autobiografische ofmoralistische onderwerpen eerder aanleiding of kapstok genoemd kunnen worden ;anderzjds merkwaardige humoristisch-realistische tafreeltjes uit het volksleven, vanVoorhout en Zedeprinten tot in Hofwijck en Trijntje Cornelis, die opvallend bijde rest afsteken.

Zo doortrekt Huygens' tweepolige artistieke impuls het gehele werk : van stofen motief tot woordgebruik en zinsbouw.

58

Page 59: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING VI

NEDERLANDSE TAALKUNDE

V oorzitter : Prof. Dr. E. Blancquaert (Gent).Ondervoorzitter : Prof. Dr. L. Grootaers (Leuven) .Secretaresse : Mej. C. Vereecken, Lic. germ. Ph. (Gent).

CONGRUERENDE IMPERATIEVEN IN BESCHAAFDNEDERLANDSE OMGANGSTAAL

door

Prof. Dr. A. A. VERDENIUS, Amsterdam.

We geven de samenvatting verschenen in « Wetenschappelijke Tijdingen »Maart 1940.

Behalve de normale buigingen die het gevolg zijn van grammatisch rapport.komen in gesproken en geschreven taal meermalen vormverwante verschijnselenvoor, die aan contacten van andere dan grammaticale orde zijn toe to schrijven.Tot deze buigingen door attractie kan men m.i. brengen imperatiefvormen alswezen jullie toch voorzichtig, komen jullie maar hier, weest U maar kalm, looptU maar door enz., die in de beschaafde omgangstaal naast woes jullie... 13, n oinjullie..., wees U..., loop U... voorkomen.

De en- en t-vormen zijn hier ontstaan onder invloed van de onmiddellijk op denimperatief volgende tweede-persoonspronomina, die in deze positie dezelfde in-vloed op de imperatief hebben uitgeoefend als het normale subjectspronomen opde daarbij behorende indicatievische verbaalvorm. Men zou deze imperatiefvormenkortweg congruerende imperatieven kunnen noemen.

DE OVERGANG VAN D TOT Rdoor

Dr. J. L. PAUWELS, Leuven.

Hier volgt de samenvatting uit 1 Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1940 :De overgang van d tot r wordt in de verschillende Germaanse landen, evenals

trouwens in sommige Romaanse, sporadisch in de volkstaal aangetrof fen. In Zuid-

59

Page 60: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Nederland, in het Brabants namelijk, kunnen we een aantal gevallen van overgangd tot r aanwijzen :

a) In enkele afzonderlijke woorden, waar d in intervocalische positie na langee staat.

b) In de 2e pers. onvolt. teg. tijd, (soms ook in de onvolt. verl. tijd) metenclitisch gebruikt pronomen, van de werkw. zijn, hebben, doen, zien, gaan, staan.

De overgang d tot r kan fonetisch verklaard worden door een gepalataliseerdeof gemouilleerde d door slappe, slordige articulatie te laten ontwikkelen tot eenonduidelijk palataal-dentaal foneem, waaruit dan bij het verdwijnen van het pala-taliserend element zowel een r als een d kon ontwikkelen.

DE KLINKERS EN DE MEDEKLINKERS PHONOLOGISCHBESCHOUWD

door

Prof. Dr. N. VAN WIJK, Leiden.

Daar spreker intussen overleden is geven we de inhoudsopgave uit « Weten-.schappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :

De termen klinker en medeklinker worden beide in twee verschillende betekenis-sen gebruikt, al naar men let op de uitspraak dan wel op de functie in de letter-,greep : in het eerste geval spreekt De Saussure van voyelles-consonnes, in het twee-de van sonantes ou consonantes. In de Phonologie worden de woorden klinker enmdeklinker vooral in de eerste betekenis gebruikt ; met de begrippen, die aan detweede, functionele definitie ten grondslag liggen, heeft de phonologie wel te ma-ken, maar zij staat er niet anders tegenover dan de verdere linguistiek. Let menop uitspraak en klankwaarde, dan laten zich de zgn. vocalen in de meeste talenvrij gemakkelijk tot een systeem samenvoegen ; ook de occlusieven en spirantenvormen dikwijls een vrij goed geordend systeem, maar tussen deze soorten vanzgn. medeklinkers en de klinkers liggen enige kleinere groepen (liquidae ; nasalen ;j en Iv; h) die bij geen der beide grotere groepen zijn onder te brengen. Vooralj en W verdienen in allerlei talen een grondig phonologisch onderzoek.

MOONTLIKE OORSAKE VAN WOORDVERLIES EN ANO-MALIEE IN DIE KLANKONTWIKKELING VAN AFRIKAANS

door

M. P. 0. BURGERS, Leiden.

We ontvingen geen samenvatting daar spreker is vertrokken naar Afrika. Hiervolgt de inhoud uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart, 1 940 :

Dit is 'n opmerklike feit, dat sommige woorde, wat in Nederlands bestaan, en;wat 'n mens in Afrikaans sou verwag, uit de jonger taal verdwijn het, of geneig

60

Page 61: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

is om te verdwijn, of op 'n ander manier as in Nederlands gebruik word, en,verder, dat daar in die klankontwikkeling van Afrikaans uit Nederlands etlikeanomalies voorkom. 'n Reeks dergelike gevalle word ondersoek om te probeervasstel wat die oorsake van die verskijnsele kan wees. Die faktore, wat deur dieondersoek aan die lig gebring word (homonimie ;* landaard, levenswyse en bedrywe ;invloed van vreemde tale ; die kulturele strijd teen verengelsing ; kindertaalnivloed ;voorliefde vir verkleinwoorde ; mode ; en verswakking van tekenende woorde) , enhulle verhouding tot mekaar, word dan kortelings bespreek.

VOLKSTAAL UIT LETTERKUNDIGE BRONNEN

door

Prof. Dr. P. DE KEYSER, Gent.

Spr. drukt zijn spijt uit dat het aantal bruikbare teksten in de Vlaamse dialectenzo zeldzaam zijn. Dit gebrek aan materiaal is een ernstig impedimentum voor destudie der volkstaal, zowel grammatikaal als syntakties. Wel beschikken we overover een betrekkelik groot aantal idiotica en dialektiese glossaria, doch dit ver-goedt niet het gemis aan betrouwbare teksten. De woordenboeken, hoe verdienste-lik ze ook mogen zijn, zijn meestal eenzijdig ingesteld op de woordenschat. Som-mige . delen ook of en toe belangwekkende folkloristica mede. Onze Vlaamseschrijvers hebben aan de Vlaamse dialektwoordenboeken heel wat te danken, in 'tbizonder hebben de Westvlaamse partikularisten rijkelik gegrasduind in het West-vlaams Idioticon van Kannunik De Bo. Evenwel treft men in de werken van onzeVlaamse schrijvers dialektwoorden en uitdrukkingen aan, die men nergens andersgeboekt vindt. Het zou verkeerd zijn te besluiten dat het daar uitvindsels of vond-sten zijn van de schrijvers. Deze woorden en uitdrukkingen werden door hen weldegelik gehoord en waarschijnlik zelfs opgetekend met het oog op hun werk. « Zeld-zame woorden zijn meer weerd dan kostbare gesteenten » dacht ook Guido Gezelle,en menig Vlaams schrijver heeft deze zeldzame woorden, die ze van de volksmen-sen in 't algemen, van de boeren in 't bizonder vernamen, zorgvuldig « gezant ».Ze waren overtuigd van de grote rijkdom der volkstaal, van de beeldende krachtvan de volkswoorden, van de schilderachtigheid van de volgszeg, en namen -zichvoor ter verfrissching van hun eigen litteraire taal uit deze « schatkamer der yolks-taal » op tijd en stond te putten. Weinigen onder hen hebben over deze volkswoor-den nagedacht. Hun bedoeling was noch philologies, noch philosofies, enkelprakties en artistiek.

Spr. haalt dan voorbeelden aan van verschillende Vlaamse schrijvers : Cons-cience, Van Kerchoven, Zettemans, Snieders, Stijns, Buysse, Streuvels, Timmer-mans, Virginie Loveling. Deze laatste vooral zou een dankbare studie zijn, omdatzij ook folkloristiese belangstelling heeft aan de dag gelegd door een aantal op-stellen over zeden en gebruiken en vooral staaltjes van boerenspraak.

Spr. ontleedt deze folkloristica en maakt de kritiek van het volkstaal-probleem,zooals Virginie Loveling dat zag. Spr. hoopt dat het « folklorisme », vooral in zake

61

Page 62: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

volkstaal, bij onze 19e eeuwse Vlaamse schrijvers aan een onderzoek zal wordenonderworpen. Het zal echter niet eenzijdig georienteerd mogen zijn naar de zedenen gebruiken. Lexikografies is er heel wat to halen uit hun werk. Grammatikaal.syntaktiese studie zal moeiliker zijn, maar door de talrijke gesprekken en dialogenin volkstaal niet onmogelik.

P. S. 'n Paar Gentse germanisten hebben voor hun licentiaalswerk een dergelikonderzoek op 't getouw : de hr. De Paepe (Wetteren) over « Het « Folklorisme )bij H. Conscience », Mej. R. Minnaert, (Gent) over « V. Loveling als folklo-riste ».

OVER OUDE RECHTSTAAL

door

Prof. Dr. R. VERDEYEN, Luik.

Er werd geen samenvatting ingestuurd.

NEDERLANDSCHE RECHTSWOORDENBOEKEN VAN DE16e EEUW AF

door

Prof. Mr. E. STRUBBE, Gent.

We beschikken over geen samenvatting.

NEDERLANDS LEXICOLOGISCH MATERIAAL VANVOOR A. 1250

door

CECILE VEREECKEN, Gent.

Hoewel de oorspronkelijke teksten niet verder dan midden 1 3e eeuw reiken,toch bezitten we Ndl. taalgoed dat zoo oud is als de 8e, 9e eeuw. Op het bestaanervan werd reeds meer dan tens gewezen, en gedeeltelijk werd het ook reeds phi-lologisch bewerkt, nl. door Dassonville, in Phil. Bijdr. 1893 en 1894. (gegevensvoor St. Omaars, naar 12e eeuwsch afschrift) door Gallee in Tijdschrift voorNederlandsche Taal- en Letterkunde 1904 (gegevens voor Noord-Holland, naar15e eeuwsch afschrift) door Mansion in zijn Oud-Gentsche Naamkunde, doorJacob in « Het West-Vlaamsch... » waar hij o.a. een gegloseerd herbarium ±a° 900 dateert. Verder werden veel oude vormen in de verschillende werken dertoponymisten opgenomen. Maar er blijft nog zeer veel van dat niet-literaire, goed

62

Page 63: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

te localiseeren en te dateeren materiaal te excerpeeren over. Het is voldoende omin de q Bibliographie de l'histoire de Belgique » van Pirenne de uitgaven vanverschillende oude cartularia na te gaan, om hiervan overtuigd te zijn. Bovendienzal ook nog wel veel onuitgegeven zijn gebleven, en de philoloog-excerpeerder zalzich, net als een historicus, tot archiefrat moeten ontwikkelen, want gezien deschaarschte en bijgevolg belangrijkheid dezer oude vormen mag niets ongebruiktblijven. De gebezigde stukken nu, moeten aan een strenge en gespecialiseerde kri-tiek onderworpen worden. Een eerste punt is het uit elkaar houden van origineelenen copijen. De eerste zijn natuurlijk te verkiezen, maar afschriften kunnen, indienniet voor taal-historisch onderzoek, toch wel voor de lexicografie in aanmerkingkomen. Sommige afschriften bleken bij het terugvinden der origineelen zeer ge-trouw te zijn, vooral de late, 17e, 18e, eeuwsche. An. dere moderniseeren, en ditis des te eerder het geval naarmate de copij van de bron minder in tijd is verwij-derd. Er is dus, om copijen en origineelen te onderscheiden, of om te beslissenover de bruikbaarheid der afschriften, een zeer preciese kennis der taalvormen,der paleographie, der formuleeringsgewoonten vereischt.

Een tweede punt is het juiste localiseeren. Hier is vertrouwdheid met de ge-bruiken der schrijfscholen en kanselarijen van noode. Het is jammer voor onsphilologen dat Been historicus een grondige studie — voor onze streken — overdit onderwerp heeft gemaakt. Er bestaan alleen een paar opstellen v. Reusens,Pirenne, Nelis. Maar men leert dat localiseeren ook min of meer zelf experimen-teel, nadat men zekeren tijd met de dokumenten gewerkt heeft. Het is nl. nietzoo, dat bvb. ten alien tijde de stukken met betrekking tot het St. Pieters-kloosterte Gent aldaar werden geschreven. Zoo hebben de bisschoppen vanaf de 11e e.een eigen kanselarij, de graaf van Vlaanderen heeft er een vanaf a° 1089 ; deacten hebben dus kans te Brugge te zijn gemaakt en dit is niet onverschillig, daarde vernaculaire elementen aid. regelmatig geromaniseerd worden. Toch blijvenook nog meer dan 1 00 j. na dien tijd de kloosters zelf stukken voor den graafvervaardigen, wat de verzamelaar dan uit bepaalde kenmerken moet opmaken. Enandere probleempjes van dien aard.

Een derde punt is het schiften en keuren van het materiaal zelf. Er zijn bvb.vreemde elementen. Zoo haalde Mansion, in Onze Taaltuin, jg. 6, 1937, feest-nummer van Ginniken, plaats- en persoonsnamen aan uit het Cartularium van St.Bertin, die naar zijn meening niet Ndl. maar wel Eng. waren. Veelvuldig romani-seeren trof ik in mijn Gentsche bronnen aan, en daar is niets wonderlijks aan wan-neer men bedenkt dat in onze abdijen in het Fransch geschreven werd ± 50 j.voor men het in het Vlaamsch deed. Een paar vbb. : Tamisia = Tempsche ; Gwasia= Waas ; Lisa = Leie ; enz... Evenmin te gebruiken zijn de Germ. elementenuit het Merowingisch Latijn, zelfs wanneer zij in het latere Mnl. vertegenwoordigdzijn, indien zij niet het traditioneele kleedje dat zij sedert den Merow. tijd droe-gen, hebben afgelegd. Vb. « fredas » in een oorkonde a. 977 v. Keizer Otto (inSt. Pieters gemaakt) is nat. ons « vrede » en toch kan het niet in een Nederlandschwoordenboek opgenomen worden, daar het woord een onveranderlijke term ge-worden was, geldig voor heel de westersche oorkonden-taal van dien tijd. Hetwoord beteekent in den aangehaalden tekst een « exactio » welke beteekenis hetMiddelnederlandsch Woordenboek s.v. vrede niet weergeeft. Even onbruikbaar

63

Page 64: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

zijn : scabinus — met rom. b voor p uit Frankisch skapin — Mnl. schepen, munde-burdis : « Sachname » bij Frank. mundboro -= Mnl. momboor, dus « voogdijschap »,bescherming. Deze vorm op-d bezit het Mnl. niet meer (wel het Os. mundbord)maar heeft daarvoor montboorscap.

Als Ndl. taalgoed nu, behelzen deze stukken van voor 1 250 persoons-, plaats-,bijnamen en glossen. De persoonsnamen komen des te eerder in aanmerking dat ze,tot de jaren 1 200 toe, overwegend van Germ. oorsprong blijven. Wel staan per-soonsnamen eenigszins buiten het gewone taalleven, door hun neiging om, vooralin de schrijftafel, in traditioneele vormen vast te roesten, en het gemak waarmeeze van elders ontleend worden. Toch namen zij ook deel aan de taalevolutie enzoo zien we naast elkaar gebruiki : Walterus en Woutre, Fredeswindis en Verdes-went, Fastradus en Vastrat. enz.

Uit verklaringen en toespelingen blijkt soms, of deze namen nog al dan nietlevende associaties konden wekken.

Zeer interessant zijn vooral de bijnamen en glossen, want zij leveren ons levendmateriaal. Voorbeelden die ik bij de lezing zelf gaf, worden bier niet afgedruktdaar zij moeten opgenomen worden in een doctoraal proefschrift. Hun belang ligtvooral hierin dat zij vocabelen bevatten die sedert dien verdwenen zijn — of al-thans niet werden opgeteekend — ofwel dat zij ons vormen leveren, een twee ofdrie-tal eeuwen ouder dan in het Mnl. Wb. geboekt staat.

64

Page 65: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING VII

MODERNE TALEN

V oorzitter : Prof. Dr. G. Meir (Antwerpen) .Ondervoorzitter : Prof. Dr. Fr. de Backer (Ukkel) .Secretaris : Dr. P. Lebeau (Borgerhout).Een 80 tal aanwezigen tekende de presentielijst.

DE DUITSCHE DICHTER GERRIT ENGELKEdoor

Dr. H. YUTTERSPROT, Aalst.

Samenvatting overgenomen uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :« Ober alles triumphiert der Geist ! » — In dit kernwoord van den in October

1918 gevallen arbeider-dichter uit den kring van de Werkleute auf Haus Nyland,ligt zijn visie op de moderne wereld van grootstad en techniek, van arbeid enmachine besloten. En meteen iets van dat jong optimisme, dat een goed deel vande vooroorlogsche generatie in Duitschland naar het expressionisme als naar dendrager van den nieuwen Europeeschen geest met zijn anti-individualistische enanti-materialistische « Einstellung », heeft gedreven.

Veel heeft Engelke niet kunnen nalaten : toch zijn de « Rhythmus des neuenEuropa » en vooral het c Vermachtnis » merkwaardige getuigenissen van een hoog-gestemden geest, een sterk temperament, een edel en beminnelijk mensch.

MODERNE STROOMINGEN IN DE WAALSCHELETTERKUNDE (1)

door

Dr. MARCEL DE SADELEIRE, Nijvel.

Op den drempel van de vernieuwing en van de verruiming der Waalsche Let-terkunde, saat de beweging die uitgaat van de action litteraire interprovinciale wal-lonne. De voornaamste doeleinden van deze bewegng zijn : 1 0 ) meer intense wis-

(1) Deze samenvatting berust grootendeels op het geheugen van den steller want detekst van deze spreekbeurt, alsook de documentatie, werden vernietigt tijdens het born-bardement van de stad Nijvel.

65

Page 66: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

selwerking tusschen de verschillende Waalsche regionalistische letterkunden ; 2°)ruimer verspreiding van de werken der Waalsche schrijvers ; 3°) ontwikkeling vaneen meer algemeenmenschelijke letterkunde die innig verwant zou zijn met hethedendaagsche leven ; 4°) toenadering zoeken met andere regionalistische letter-kunden van latijnschen oorsprong.

Deze groepeering breekt niet of met de traditie. Ze beschouwt de oudere Waal-sche schrijvers als klassieken. Onder deze laatsten was NICOLAS DEFRE-CHEUX de eerste die den naam van lyrisch dichter verdiende. Zijn productieis niet overvloedig maar sober en van zuiver gehalte. Hij schreef o.a. twee roman-tische liederen die hem met een slag beroemd maakten en diepen weerklank in hetWaalsche yolk vonden. Het zijn de bekende L'avez-ve veyou passer? (Hebt geze zien voorbijkomen?) en Leyiz-me plorer (Laat me weenen). Het klassieketooneelwerk der Waalsche letterkunde is Teiti 1' P&iqui (Gautier le Perruquier)van Edouard REMOUCHAMPS. Het munt uit door scherpe opmerkingsgavevan de menschelijke gebreken en doet hier en daar wel eens denken aan Moliere.

De grootste onder de Waalsche dichters echter is Henri SIMON (1856-1939)die op een lijn te stellen is met Mistral en Gezelle. Hier bereiken we een toppunt.Li mwrt di l'abe (De Dood van den Boom) beschrij ft in slechts enkele verzeneen boom, het werk van den houthakker en de aandoeing van den landbouwer dieden boom niet meer zal zien die zoo intiem met het landschap vergroeid was. Eenkort landelijk drama in 75 verzen ! Een tweede maal bereikt en overtreft HenriSIMON dit hoogtepunt in zijn meesterwerk : Li pan di bon Diu (Het Broodvan den goeden God) (1) Het is het epos van al het werk dat vereischt wordtom den mensch zijn dagelijksch brood te verschaf fen. Hier een aanhaling uit hetlaatste tafereel. De landbouwer komt binnen :

et, avant de commencer a manger,d'un geste tout simple et sans mOmerie,d'un geste qui vient de ses aieux, que sa mere lui apprit,et que tout le monde repete au tour de lui,it se signe comme pour remercier le bon Dieu (2)

We kunnen hier onmogelijk de talrijke andere Waalsche dichters van de ouderegeneratie — vogels van zeer diverse pluimage ! — aanhalen.

De woordvoerder van de jonge groep van de action litteraire interprovincialeWallonne is Emile LEMPEREUR die ons vooral belang inboezemt door zijndynamisme en zijn ernstige en strenge critiek. Het verslag dat hij in 1933 voorlasop het Waalsche letterkundige Congres heeft de waarde van een manifest (3).Hij wil — zooals vroeger in Vlaanderen de Van Nu en Straksers — de Waal-sche letterkunde op een hooger en meer algemeen menschelijk plan brengen. DeWaalsche dichters moeten van hun tijd zijn, niet voortgaan met eeuwig en altijddezelfde motieven te herhalen, met sentimenteele liedjes te zingen of aan folklore

(1) Jean HAUST leverde een Fransche vertaling.(2) Aangehaald door R. LEJEUNE in haar << Histoire sommaire de la litterature

wallonne >>. Office de Publicitd, Brussel 1942.(3) Du renouvellement des sources inspiration dans la poisie wallonne F. COLLINS.

Charleroi, 1933.

66

Page 67: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

te doen : K Ce n'est pas suffisant pour contrebalancer 'Influence de la litteraturedit « beige » et la mystique profonde de nos voisins du nord, car, la depuis des anset des ans deja s'est affirme un esprit lyrique d'une force expansive veritablementextraordinaire ».

Naast de poezie die voor het yolk geschreven wordt, is plaats voor een meerintellectueele kunst die aan de behoeften van de meer ontwikkelden moet beant-woorden. Dan volgt een aanhaling uit La Litterature flamande contemporainevan Andre DE RIDDER : « Le danger menacant la litterature des petites natio-nalites est de ne produire qu'une oeuvre d'interet local, particulariste et ephemere,faite d'un peu de livres, de quelques melodies, de quelques tableaux a l'usageexclusif des braves Bens qui forment dans d'etroites frontieres un peuple 'sans am-bitions. »

Met de oudere generatie willen ze niet breken ; ook daardoor toont deze jongegroep overeenkomst met de Van Nu en Straksers die in den ouden Gezelle eenmeester vereerden. Oudere schrijvers met reeds gevestigde faam keurden dit op-treden goed zooals Joseph MIGNOLET, de dichter van Li Tchant del Crea(De Zang van het Kruis) die in hartstochtelijke en aangrijpende verzen de passievan Christus bezongen heeft.

Onder invloed van de oudere generatie schreef Franz DEWANDELAER eenbundel gedichten : « Bouquet tout fail » waarmede hij in 1 930 den prijs van hetEeuwfeest voor Waalsche letterkunde verwierf. Hij sloeg beslist de sociale enhumanitaire richting in met Boqu&s del Mate (Stukken uit den Nacht). Dit stukis een unicum in de regionalistische letterkunden van Latijnschen oorsprong. Hetis een poging om het gesproken koor der ouden te vernieuwen, het is ook een poe-tische film van het leven der mijnwerkers met moderne technische procedes. Hijwil een dynamische kunst voor de massa met al de moderne middelen der techniekzonder ooit aan wansmaak toe te geven.

Maurice PIRON getuigt van Franz DEWANDELAER : « Dans la genera-tion litteraire patoisante, qui nous donne les premieres oeuvres de sa maturite, lenivellois Franz DEWANDELAER semble etre, avce Gabrielle BERNARD deMoustier-sur-Sambre, recrivain le plus considerable du moment » ( 1 )

De eenige dichteres van deze groep is Gabrielle BERNARD die werkwaar-dige sonnetten schreef en sociale thema's behandelde. (2)

Willy BAL is een Waalsche dichter die we met den Fransch-Belgischen schrij-ver Francis ANDRE kunnen vergelijken en die het lief en leed bezingt van dearme lieden die diep verknocht zijn aan de Waalsche aarde. Zijn weinig omvang-rijk werk is van zeer zuiver gehalte. (3)

Vermelden we nog den prozaschrijver Marcel FABRY die het moderne levenbeschrijft, het machinisme en andere onderwerpen die met Wallonie geen anderverband meer hebben dan de taal. F. MASSET is een verdienstelijk tooneelschrij-ver (Les Mouth — De molenaars).

Een afzonderlijke plaats verdient Arthur MASSON met zijn succes-boeken :

(1) F. DEWANDELAER. L'Avefile (De Blinde) Introduction, traduction et notesde Maurice PIRON. Editions de la vie wallonne — Luik 1938.

(2) C'êstedve ayir (Het was gisteren).(3) Oupia d'avril (Panache d'avril),

67

Page 68: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Toine Culot, Toine, maieur de Trignolles, en Thanasse et Casimir. Hij doer on-willekeurig denken aan Ernest CLAES. In het Fransch geschreven — met Waal-sche dialogen — behooren deze werken ontegensprekelijk meer tot de Waalschedan tot de Fransche letterkunde. (1)

Deze leterkundigen zijn reeds geen baanbrekers meer. Ze hebben reeds voige-lingen gevonden. Een van de beste onder hen is Georges EDOUARD met Noire,(Kerstmis) en Aci (Staal).

Zal de Waalsche letterkunde nu gevaar loopen langzamerhand te verdwijnenen verfranschte te worden door het behandelen van moedrne thema's en problemen?Daarop antwoorden deze jonge dichters dat ze de taal gebruiken die gevormd engesmeed werd door hun voorgangers.

Een groot gebrek van de Waalsche letterkunde is het bestaan van menigvuldigecenakeltjes — iedere stad en ieder groot dorp heeft er een ! — waar aan onder-linge bewierooking wordt gedaan.

Goede critiek wordt nochtans geleverd door Emile LEMPEREUR en doorMaurice PIRON (2) . Een groot tijdschrift, een leidend orgaan, wiens bestaanniet zou afhangen van het aantal abonnementen en waaruit al het middelmatigezou geweerd worden, ontbreekt echter nog altijd. (3)

SCHNITZLER 1862-1931.PROEVE TOT SITUEERING VAN DEN AUTEUR IN DE

GESCHIEDENIS VAN DE DUITSCHE LITERATUURdoor

Dr. E. ROOSEN, Lokeren.

Hier volkt de samenvatting, overgenomen uit « Wetenschappelijke Tijdingen »,Maart 1940 :

Arthur Schnitzler is meer dan de impressionistische schilder van het decadent4: vooroorlogsch >> Weenen. Hem wordt ook onrecht aangedaan, wanner men hemenkel als de literaire evenknie van Freud aanziet.

Het werk van Schnitzler vertoont een stijgende ontwikkelingslijn : hij gaat uitvan het impressionisme, maar komt al minder en minder lijdelijk in het determinis-me van het onderbewuste. In zijn ernstig streven naar uitbeelding van diepere, syn-thetische levenswaarden wordt hij een overgansfiguur, die sterk overhelt naar hetexpressionisme.

(1) Emile LEMPEREUR hield over A. MASSON een reeks voordrachten onderden titel : L'humour ardennais — Quand les sangliers rigolent.

(2) Maurice PIRON — Position et tendances de la litterature wallonne au point devue culturel — Liege 1937.

(3) E. Theatre leverde een goed overzicht van de Waalsche letterkunde (StandaardBoekhandel).

68

Page 69: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

SHAW VERSUS SHAKESPEARE

door

Dr. J. KEUNEN, Hamont.

Van het jaar 1895 tot 1 898 was Shaw tooneelcriticus bij de Saturday Review,het weekblad van den bekenden journalist en criticus Frank Harris.

In zijn wekelijksche bijdragen over tooneel was het Shaw vooral te doen omhet tooneel in gelijke lijn te brengen met de evolutie der gedachten, om den schouw-burg om te vormen tot een school en preekgestoelte voor de nieuwe levensbeschou-wingen. Daartoe moest Engeland — vooral Londen — gewonnen worden voorhet Ibsen-tooneel, verlost worden van zijn romantisch tooneel en bijgevolg ook vande eeuwenlange slaafsche verafgoding van Shakespeare.

Was dat nu niet juist een kolfje naar zijn hand? Hem gnat toch niets bovenhet genot om een oude instelling, die als 't ware de grondslag van de samenlevingis geworden, te ondermijnen ; dit eerbiedwaardige, waaraan niemand ooit getwij-feld had, was toch zeker Shakespeare — vooral nu weer ten tijde van Shaw toende acteur Irving sr. met zijn creaties van Hamlet, Shylock enz. voor heel de wergildeen nieuwen glans rond William bijzette.

Shakespeare en Irving ! Shaw had zijn slachtoffers gevonden, wat zou hetBritsch publiek opveeren !

Diet uit onwetendheid toch geschiedde die beeldenstorm ; want heeft wel ooitiemand zoo goed zijn Shakespeare gekend als Shaw? De kennismaking begon alop zijn 1 O e jaar ; toen hij er 20 oud was, kende hij iedereen in Shakespeare, van.Hamlet tot Abhorson, den beul in Measure for Measure. Het Elisabethan-En-gelsch werd hem als een soort moedertaal. VOOr zijn 30e jaar zag hij reeds 23verschillende stukken opvoeren en zei « 1k lees Dickens en Shakespeare zondereenige beperking ». Hij weet b.v. hoe dikwijls in Shakespeare's werk de schaamteals menschelijk attribuut voorkomt enz. Even bedreven specialist blijkt Shaw in degeschiedenis van de Shakespeare-acteurs, van Burbage tot Gilgud — op de hoogtevan den inhoud en de beteekenis van de critieken over Shakespeare ; zelf was hijmedewerker bij het onstaan van Tyler's Fitton-theorie, betref fende de identificatieder Zwarte Dame uit de Sonnetten.

Shaw's aanvallen tegen Shakespeare

Zooals , Archer uit de Engelsche bladen een litanie van verwenschingen tegenIbsen's tooneel had opgehaald, zoo zou even makkelijk een geheel Schimpf-Lexikontegen Shakespeare uit Shaw's werk kunnen samengelezen worden.

« Shakespear — Shaw spelt den naam altijd zonder de eind e — had geenfatsoenlijke opvoeding genoten ; hij kon niet eens behoorlijk zijn naam schrijven .

« Shakespear had een onverbeterlijke trek naar vuile moppen »« Shakespear was een intellectueele calibaan »« Shakespear is voor een namiddag, niet voor alle tijden » enz. enz.Schelden is geen betoogen ; het bleef dan ook niet bij woorden, weldra randde

Shaw voor het voetlicht, in zijn eigen tooneel, zoowel het vers, daarna de techniek,

69

Page 70: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

de tooneelopvatting en levensbeschouwing, ten slotte de persoon zelf van Shakes-peare aan.

Het begon met Cesar and Cleopatra, het tooneelstuk door Shaw aangeboden metdeze woorden : « Beter dan Shakespear » beter nl. dan Shakespeare's Cesar enAntony and Cleopatra. Van Shakespeare's Cesar had Shaw een kwatta-soldaatje,van Cleopatra een dartel bakvischje gemaakt. Toen nu de critiek hem hierom ge-kapitteld had, besloot Shaw haar ter wille te zijn in een volgend tooneelstuk ; hijzou de liefde en den moed en den troon lauweren vlechten maar dan op zijn ma-nier. Zoo onstond Shaw's The Admirable Bashville, een groteste bespotting vanShakespeare's blanke vers q dat vers — zegt Shaw — zoo bespottelijk gemakkelijkdat men ermee in een week kan afwerken wat anders in proza een heele week zounemen ». Shaw bewondert weliswaar het blanke vers in Shakespeare's historischetooneelstukken maar verwerpt de mikmak van vers en rhetorisch proza uit de grootetragedies.Intusschen vindt Shakespeare's historisch inzicht geen genade bij Shaw. Zijn SaintJoan wordt geschreven om de « schandelijke » behandeling (in Shakespeare's ( ?)Hnry VI Part I) van Jeanne d'Arcs persoon en van de Middeleeuwsche atmos-feer te wreken en om beide in het juiste daglicht te stellen. Vervolgens wenschtShaw met zijn Saint Joan uit te beelden dat de wereld geregeerd wordt door rach-ten uitgedrukt in religie en wetten en niet door vulgaire ambitieuze individuen dieelkaar standjes maken en ruzie voeren, zooals dit in Shakespeare's histories altijdhet geval is en bepaaldelijk in zijn Henry V.

Na Shakespeare's historische dwalingen moesten het zijn fouten in den bouwen de techniek ontgelden. Daartoe onderneemt Shaw in 1 937 een nieuwe hewer-king van Cymbeline. Eerst toont hij aan wat Willaim allemaal heeft « geknoeid »in het 5 e bedrijf van genoemd stuk, herwerkt daarna het geheele spel en voert eennieuwen geest in Shakespeare's herdersidylle binnen, de post-Ibseniaansche menta-liteit. Aldus onstond een snort hybridisch tooneelwerk ; het laatste bedrijf past nietbij de vier vorige : koud, geestig verstandswerk na de gulden charme van de Sha-kespeareaansche sprookjesatmosfeer.

Erger iconoclasme geschiedde nog in Shaw's The Black Lady of the Sonnetseen benefiet-blijspel waarmee hij van leer trok tegen den persoon zelf van Shakes-peare. Shaw bekent zelf dat dit kleine stuk « triviaal als het is » « vol steekt metin 't oog loopende onmogelijkheden ». Doch Shaw was het te doen om de traditiete vernietigen die Shakespeare voorstelde als een man gebroken door liefdeverdriet.Maar de nationale bard komt er erg bekaaid van af en Queen Bess — die erinook optrad — al evenzeer : domme kinderen zijn ze geworden !

Er stak een storm van verontwaardiging op tegen den auteur, vooral FrankHarris, die zelf een tooneelstuk : Shakespeare and his Love had geschreven, weerdezich dapper tegen zulke ontheiliging.

Uit de keerzijde van het pamflet.

Op verschillende wijzen had aldus Shaw getracht Shakespeare's kunst en popu-lariteit af te takelen. Toch schenkt hij ook wel ooit anderen wijn. Shaw will beShaw !

In een Brief aan Tolstoi onderlijnt hij als goede Engelschman de groote litte-

70

Page 71: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

raire kracht, het talent, den humor, de taalmuziek van Shakespeare's kunst. In zijnwerk liggen gevleugelde woorden genoeg te rapen over de vitale energie, de buiten-gewone zeggingskracht, de verbazende vertelkunst van Shakespeare. Ook met dedaad verdedigde hij den bard. Hij paraphraseerde eens het laatste tooneel uitMacbeth als « Laatste hoofdstuk van een Novelle door Arnold Bennett, JohnGalsworthy or Anybody » om deze schrijvers, die beweerden dat tooneel gemak-kelijker om schrijven was dan novellen, wegwijs te maken op de moeilijke padender tragedie. Shaw is steeds vurig voorstander gebleven van de oprichting van eennationaal Shakespeare-theater in Londen. Evenzeer verdedigde hij Shakespeare'skunst tegen de acteurs die den tooneeltekst durfden mutileeren ; hij stond in debres tegen den indringerigen « Koekoek-acteur » als Beerbohm Tree die niet Sha-kespeare maar zichzelf opvoerden ; hij vatte vuur vooral tegen de « afschuwelijkepaskwillen, melodrama en praaloptochten » die de acteur Irving in het Lyceum-theater te beste gaf.

Hoe de vork in den steel zat.

Shaw is dus niet blind voor Shakespeare's groote gaven ; hij heeft ze geloofdin woord, daad en geschrift.

Zoodat thans de vraag gesteld wordt : Waarom valt dan Shaw den bard aan?Wat maakte hem Shakespeare voor een groot deel ongenietbaar?

1 °) Ten deele ligt dit aan Shaw's eigen karakter als satirisch schrijver ; hij haatalles wat onecht, gemaakt, conventioneel is.

Ook de traditioneele, dithyrimbische verheerlijking van elken regel uit Shakes-peare, zooals de Engelsche schoolmeester die aan zijn jeugd opdischt, lokt bijShaw een gevoelen van teweerstelling, de behoefte tot ontnuchteren uit.

2°) Willen we echter juist weten waar de schoen wringt, dan behooren we hetoude onderscheid uit de school tusschen vorm en inhoud weder op te halen, aanShakespeare het voordeelig saldo toe te kennen dat Shaw hem voor zijn kunstvorm,zeggingskracht en vooral zijn muzikaliteit toewijst, maar meteen te erkennen metde Saturday Review dat Brenyan hooger staat dan Shakespeare omdat de eerstemeer Ibseniaansch is dan de laatste. Met andere woorden : waarom is Shaw tegenShakespeare gekant ? Het antwoord ligt in dit eene woord : Ibsen ! Ibsen is Shaw'smaatstok. Er zijn er weliswaar velen die aan Bien strijkstok blijven hangen, maarShakespeare werd de voornaamste zondenbok.

Na een korte uitweiding over Shaw's verklaring van Shakespeare's pessimismezal dit klaar blijken.

Shaw verwerpt den traditoneelen uitleg van het Shakespeareaansche pessimismedoor de politieke omstandigheden ; — evenzeer verwerpt hij Frank Harris' ge-tuigenis dat Shakespeare liefdeverdriet leed. Wel nam Shaw Tyler's theorie aanover de identificatie van de Zwarte Dame uit Shakespeare's liefde-sonnetten metde hofdame Mary Fitton, maar Shaw's inschikkelijkheid diende dan alleen om— evenals de wolf bij Roodkapje — zijn slachtoffer Shakespeare onder minderafstootende gestalte gemakkelijker te verslinden.

Die stemming van a fschuw voor de wereld en de menschen, een steeds aan-groeiend gevoel van bitterheid, zijn pessimisme begint bij Shakespeare na zijngroote zeer populaire, romantische comedies. En de reden daarvan, volgens Shaw?

71

Page 72: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Shakespeare — zegt Shaw — was een misbegrepen genie, een ziener met Ibsen-natuur die walgde van de kleinheid der menschen rondom hem en deze doorschouw-de. Maar Shakespeare — bewijst Shaw verder uit de tooneelstukken en Son-netten — heeft de huik naar den wind gehangen. Hij begreep dat het yolk hemverhief om zijn comedies en zinledige gemeenplaatsen maar zijn ernstige tragediesslechts dan duldde als een goed acteur ze wilde uitvoeren, vaak verwrongen, ge-woonlijk overdreven. Dat maakte hem bitter, mistevreden, pessimist.

Ware nu Shakespeare een kerel met vaste ruggegraat geweest dan hadde hijgeen enkel stuk meer geschreven om Jan Pret te paaien of om de volksgunst alleen.Shakespeare echter miste den moed zijner overtuiging. Zelf doorschouwde hij deholheid der christelijke moraal maar hij verdedigde haar niettemin, in plaats vanin zijn tooneel in te voeren : het moreel nihilisme den Ibseniaansch-revolutionnai-ren levenstwij fel.

Groote tekortkomingen werden daardoor onvermijdelijk in Shakespeare's oeuvre :Allereerst de gekunsteldheid zijner karakters en vooral zijn trek naar het melo-dramatische, de invoering in het drama van dwaze onwaarschijnlijkheden als mis-drijven, moorden, gewelddaden en gevechten.

Er is maar een werk van Shakespeare dat Shaw als modern (in dien zin) wilerkennen : Hamlet; die stelt zich niet langer tevreden met de gewone moraal engaat zijn eigen weg.

3°) Ten slotte verwijze men ook ter verklaring van Shaw's anti-Shakespeare-anisme naar een geheel persoonlijke beweegreden, die wellicht zeer veel heeft bijge-dragen tot de scherpte van zijn aanvallen tegen William. Shaw dweepte met Ibsenen de vermaarde actrice Ellen Terry — voor Shaw de carissima, door hem ge-noemd : the Unique — trad steeds op met Irving in het Lyceum Theatre.

Irving's antipathie tegen Ibsen had als gevolg dat Ibsen nooit of nooit een kanskreeg en geheel door de schitterende Shakespeare-uitvoeringen verdrongen bleef.

Voor Shaw wrd aldus om een dubbele reden pro-Ibsenisme tot anti-Shakes-peareanisme. Gevoel en verstand werkten hier elkaar in de hand. En last not least,Ellen Terry wenschte hij te zien optreden als Nora Helmer, Magda, HeddaGabler in afwachting dat zij den stap zou doen naar de overzijde, waar sedertgeruimen tijd de rol van Lady Cicely uit Shaw's Captain Brassbound's- Conversionen van de dame-spioen uit The Man of Destiny voor haar geschreven en op haarte wachten lagen.

Zoo zag dus Shaw in een aanval op Shakespeare en tegen tooneeluitvoeringenuit dezes werk de mooiste troefkaart voor zijn eigen spel, de gemakkelijkste wip-plank voor zijn eigen opgang.

Appendix.

Hierin wordt aangetoond, tot slot dezer studie, hoe de a fbrekende Shakespear&critiek van Shaw overeenkomt met die van Tolstoy. De twee schrijvers hebbennochtans hierbij geen ruggespraak met elkaar gehouden. Ook Tolstoy waarschuwtvoor de blinde Shakespeare-manie en terwijl hij toegeeft dat Shakespeare's tech-nick onovertroffen bleef, verwijt hij hem zijn tekort aan geestelijken inhoud, deoppervlakkigheid van zijn opvatting dat de uitbeelding van driften en karaktershet alpha en omega is der dramatische kunst.

72

Page 73: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING VIII

AFRIKAANSE NEGERTALEN

Voorzitter : Prof. Dr. A. Burssens (Gent).Secretaris : Dr. 0. Liesenborghs (Brussel).Onder grote belangstelling werd deze sectie geopend. Een 30 tal leden tekenden

de presentielijst.

TAALGEOGRAPHISCHE STUDIE OVER EENIGE PREFIXENIN DE BANTOETALEN

door

L. B. de BOECK C. I. C. M., Leuven.

De taalgeographie heeft meer dan eens bewezen dat zij gansch nieuwe proble-men naar voren vermag te brengen en op vele vragen een nauwkeurig en verrassendantwoord kan geven. Hierom hebben wij niet geaarzeld, zoodra we daartoe eenigekans zagen, de taalgeographische methode ook bij de studie der Afrikaanschenegertalen toe te passen.

Al is het werk van H. Johnston, A Comparative Study of te Bantu and Semi-Bantu Languages (2 din, Oxford 1919-22) terecht om velerlei redenen scherpbeoordeeld geworden, toch kan het als documentatie voor een taalgeographischestudie aangewend worden, en wel hoofdzakelijk omdat de taalgeographische me-thode zelf, bier in dit geval, den noodigen waarborg biedt. Immers wanneer dedocumentatie op kaart worth gebracht en de gebieden, waar eenzelfde vorm voor-komt, worden omlijnd, dan is het onmogelijk een kiare, welsprekende kaart tebekomen met een documentatie dei onjuist is. Dit wordt klaar door het volgendevoorbeeld : alternatie van m- b-, v- in het woord *bona, « zien ». Gansch hetZuiden en het Oosten van het Bantoe-gebied heeft als beginconsonant van hetonderzochte woord GEEN nasaal ; gansch het gebied in het Westen heeft m- alsbeginconsonant. Geen enkele der 171 opgaven, die voor dit woord op kaart werdengebracht, zijn taalgeographisch onverklaarbaar ; enkel op het volgende punt leggenwe den nadruk : de isophoon, die de twee geschetste gebieden scheidt, kan nietworden teruggebracht op een onnauwkeurigheid van de documentatie. Dus geeftzij tenmmste jets van de werkelijkheid weer. Bijgevolg Ieidt de documentatie vanJohnston, voor taalgeographische studien aangewend, onder zekere voorwaardentot, besluiten die onaanvechtbaar zijn.

Van een 5-tal woorden werden al de naamwoordelijke prefixen, die zij in de

73

Page 74: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

verschillende Bantoetalen vertoonen, op kaart gebracht, en achtereenvolgens be-sproken. Die woorden zijn : *-tu, « oor », *-bi, « faeces, *-dimi, « tong », *-goma,c trom » en *-bLida, « regen ».

Enkel het historisch perspektief dat de taalgeographie aan de verscheidene vor-men der prefixen, gesteund op hun wederzijdsche ligging, vermag te geven, werdonderzocht. Uit het onderzoek bleek het volgende :

1. De naamwoorden veranderen in den loop der tijden van naamwoordelijkprefix ; eenzelfde woord heeft in dezelfde taal meerdere prefixen gehad.

2. Indien er voor vele woorden slechts talen waren op te merken die geen prefixmeer vertoonen, bewijst de verspreiding van het nasale prefix daarentegen afdoende,dat (tenminste voor de woorden met nasaal prefix in de groote meerderheid derhuidige Bantoetalen) deze woorden, vroeger in alle Bantoetalen, eenvoudig zonderprefix voorkwamen.

3. Uit de constatatie dat de naamwoorden in den loop der tijden van naam-woordelijk prefix hebben gewisseld, volgt dat er een tijd geweest is dat de pre-fixen de naamwoorden NIET onder een « notioneele » of « ideologische » klassifi-catie onderbrachten, m.a.w. dat de naamwoorden alsdan niet in klassen metsemantische funktie waren ingedeeld.

Tenslotte wordt nog even de vraag aangeraakt van waar (geographisch) de(‹ jongere » prefix-vormen komen. Deze vraag kan niet met de besproken kaartenworden opgelost ; doch de meer dan 60 phonetische kaarten die we opmaakten,laten ons toe de « wegen » te schetsen waarlangs een 6-tal « jongere » taalvormenin het Bantoegebied zijn gekomen ; en alles wijst er op dat ook de « jongereprefix-vormen deze wegen hebben gevolgd.

Deze « wegen » komen uit het gebied der « niet-Bantoetalen » langs het Noord-Oosten ; zij volgen de Oostkust der groote meren, loopen door den pas tusschenhet Tanganika Meer en het Nyassa Meer en splitsen zich daar in twee richtingen :een richting volgt zuidwaarts de kust tot aan de Kaap ; de andere richting gaatnoord-westwaarts naar de monding van den Kongostroom.

BESCHOUWINGEN OVER WEZEN, NUT EN TOEKOMSTDER ZOOGENAAMDE LINGUAE FRANCAE

door

Dr. 0. LIESENBORGHS, Brussel.

Het aantal talen in Belgisch Kongo is niet zoo groot als van niet-deskundigezijde herhaaldelijk werd beweerd (200 en meer) . Vele als talen beschouwde idio-men blijken, bij nader onderzoek, slechts gouwspraken te zijn van een en dezelfdetaal, die ongeboekt en ongeschreven uitsluitend in haar dialecten leeft.

Toch blijft het aantal « werkelijke » talen nog te groot om ze alle tot cultuur-taal te laten uitgroeien ; niet alle kunnen tot onderwijstaal worden verheven. Derationeele inrichting van het onderwijs voor inlanders vergt de uitschakeling vansommige talen als onderwijstaal.

74

Page 75: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Door natuurlijke factoren worden bepaalde talen op het achterplan gedrongenen groeien andere tot intertribale talen uit. Dit natuurlijk proces geschiedt evenwelte langzaam ; zijn tempo houdt geen gelijken tred met de snelle evolutie van onzekolonie. Trouwens, ook het aantal intertribale talen is nog te groot om ze alleeen plaats in het onderwijs en bestuur in te ruimen. Men kan daarenboven van deblanke kolonisten en ambtenaren niet vergen dat zij verscheidene inlandsche talenzouden leeren.

Behalve intertribale talen, die den omgang tusschen inboorlingen van naburigestammen bevorderen, zijn er in Kongo linguae francae ontstaan. Dit zijn talen,die sinds de inlanders met de gearabiseerden der Oostkust en met de Europeanenin contact zijn getreden, een geweldige verbreiding hebben gekend, doordat zijden inlanders uit ver van elkander gelegen taalgebieden de onderlinge betrekkingenvergemakkelijkten en aan den anderen kant dienst doen als omganstaal tusschende Zwarten en de overgroote meerderheid der niet-inlanders.

Linguae francae in Belgisch Kongo zijn :a) het Kileongo, gesproken in Neder-Kongo en het Kwangogebied ; b) het Lin-

gala, van Leopoldstad tot voorbij Basoko, op beide oevers van den Kongostroom,ook betrekkelijk diep in het hinterland, alsmede in Uele; c) het Kiswahili, yapBasoko tot aan de bronnen van den Lualaba, op beide oevers van den stroom, tenWesten tot aan de Lomami en ten Oosten tot aan de grens ; d) het Tshiluba, inhet uitgestrekte Kasayi- en Sankuru-gebied.

Het Lingala, oorspronkelijk het dialect van enkele « Bangala »-stammetjes, wasreeds vOcir de komst van de Blanken de verkeerstaal langsheen den stroom ; hetwerd later, naarmate het aan verbreiding won, een poespas met uiterst vereenvou-digde vormen. Dit « onmogelijke taaltje » werd door Mgr. De Boeck gerebantoei-seerd, zoodat ook een boeken- en school-Lingala onstond, dat evenwel zonder veelinvloed op de massa bleef. Het wordt in den laatsten tijd heftig bekampt door devoorstanders van het wijd verspreide Lonkundo-Lomongo, dat feitelijk in dezestreken inheemsch is en verdient de plaats van het Lingala in te nemen. In Ueleis het Lingala verworden tot een mengsel van Kingwana, Zande, Nobetu op Ngala-grondslag.

Het Kiswahili, taal van Zanzibar en de daar tegenover gelegen Oostkust, werdin Britsch Oost-Afrika tot of ficieele lingua franca verheven, evenwel niet zonderverzet. In

i Kongo werd het Kiswahili door de gearabiseerde slavendrijvers inge-

voerd en s er de moedertaal geworden van de Wangwana, hun helpers, die zichdaar hebben gevestigd ; de andere Zwarten, benevens de Blanken, bedienen zichvan het Kiswahili als lingua franca. In hun mond is het verworden tot een ver-eenvoudigde « taal », die terecht niet meer Kiswahili doch Kingwana wordt ge-heeten.

Het Tshiluba is niet zoozeer de taal van een bepaalden stam of plaats dan welde natuurlijke, op zuiver inlandsche basis gegroeide verkeerstaal, die in Kasayien daarbuiten, ook bij niet-Lubavolken, tusschen Zwarten onderling en tusschenBlanken en Zwarten verspreiding heeft gevonden. Zij is ten zeerste met het Kilubavan Katanga verwant.

Van de vier linguae francae is het Tshilba de taal die de minste diversiteit inden geschreven vorm vertoont. Feitelijk is zij een ; zij heeft een vaste spelling ; in

75

Page 76: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

de zeer vele scholen van het Vicariaat van Opper-Kasayi wordt een en het zelfdeTshiluba onderwezen. Deze taal is het voorwerp van wetenschappelijk onderzoekgeweest ; zij is met het Lonkundo-Lomongo de eenige Kongoleesche Bantoetaalwaarvan het tonologisch systeem in zijn geheel is gekend.

Van de andere linguae francae kan hetzelfde niet gezegd worden. Men heeftin den laatsten tijd gepoogd meer eenheid in het geschreven Kikongo te brengen(er werden zoowat tien Kikongo-dialecten te boek gesteld) , tevergeefs evenwel.Wanneer men verschillende Swahili-spraakkunsten raadpleegt, stoot men onmiddel-lijk op belangrijke verschillen ; het gesproken Kiswahili-Kingwana gaat in Kongovan het onmogelijkste brabbeltaaltje tot het zuiverste Kiswahili. Met het zuivereKiswahili kunnen echter de inlanders, zelfs zij die lager onderwijs hebben genoten,niet over de baan. Het Kiswahili is immers in Belgisch Kongo een uitheemschetaal ! Een in het Kiswahili verschijnend weekblad voor inlanders heeft, met hetoog op zijn lezers, de taalvormen moeten « vereenvoudigen ». Het Lingala vanLeopoldstad is niet het Lingala van Coquilhatstad, en nog minder dit van Uele.Men spreekt van het Kikongo der katholieken en van dit der protestanten ; menbeschuldigt de Paters van Stanleystad er een ander Kiswahili op na te houden dande Paters van Opper-Kongo aan het Tanganjika Meer.

De linguae francae moeten in Belgisch Kongo in onmiddellijke Cultureele noo-den voorzien. Zij kunnen hun cultureele zending slechts vervullen indien zij overeen gestandardiseerden schrijfvorm beschikken. Het voorbeeld van het Kikongobewijst dat op dit gebied van het privaat initiatief niet veel te verwachten is. DeRegeering zal hier moeten ingrijpen en tevens bepalen welke linguae francae ver-dienen in de openbare besturen en in het officieel en gesubsidieerd onderwijs teworden gebruikt.. Het Kiswahili kan maar moeilijk in aanmerking komen omdathet zwaartepunt van de ontwikkeling dezer taal buiten Kongo ligt. Het Lingala iste kunstmatig in zijn oorsprong en mist den levenden ondergrond tot natuurlijkeverrijking. Het Kikongo is in zijn dialectische verscheidenheid tot een te kleingbied beperkt gebleven. Aileen het Tshiluba zou dan in aanmerking komen om dealgemeene, nationale lingua franca van Belgisch Kongo te worden. Onderzochtzou kunnen worden of het Tshiluba met het oog hierop niet te vereenvoudigen is.Dit zou het werk zijn van een door de Regeering te benoemen studie-commissievan deskundigen. Meer in het algemeen zou de Belgische Koloniale Regeeringeen commissie in het leven moeten roepen belast met de studie der bestaande toe-standen op inlandsch taalgebied in Belgisch Kongo en met de formuleering vanpractische voorstellen tot wettelijke regeling van het officieel inlandsch taalgebruik.

76

Page 77: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

DE TOONASSIMILATIE IN HET TSHILUBA (KASAYI)door

Prof. Dr. A. BURSSENS, Gent,

1. Het is noodzakelijk in een taal als het tshiLuba het onderscheidtusschen klank- en toonassimilatie te maken, omdat deze Kongo-leesche Bantoetaat een taal met een registeroppositie is, d. w. z.een taal waarin het toonverschil semantische en grammatischewaarde. heeft en waarin dus de onderscheiding der verschillendewoordeenheden mede op het verioop van de tonen berust. In ab-solute toontalen, zooals het tshiLuba er een is, client elke syllabevan het woord op een zekere toonshoogte te worden uitgesprokenanders wordt het geheel niet verstaan. Deze toonshoogte is vast ;wordt zij willekeurig gewijzigd, dan ontstaat een klank- en toon-comWex dat ofwel een andere ofwel geen beteekenis heeft.

2. Onder toonassimilatie moet men verstaan : de verandering dieeen syllabische toon ondergaat onder den invloed van een onmiddel-lijk volgenden of een onmiddellijk voorafgaanden, waardoor hetverschil in toonshoogte tusschen beide wordt opgeheven zonder datdaardoor de beteekenis van het woord wordt gewijzigd.

De toonassimilatie in het tshiLuba is altijd volledig. Zij is eenaccidenteel verschijnsel, vermits de geassimileerde toon in wezenniet veranderd is. Zij doet zich slechts in zeer bepaalde gevallen voor.

3. De klasse-naamwoorden (substantieven) vertoonen de meestverschillende toonmelodieen ; er zijn er met een hoogen ongedekteneindtoon, d. i. met een hoogen eindtoon welke niet door een onmid-dellijk voorafgaanden hoogen toon is gedekt : miisalft(-_-) waterloop,nziibil (---) huis, hilthsil (-_-) veldhak, mua . nâ (<mii -1-d . nd) kind,

ba. nd (<bd+A.nd.) kinderen, rnüliun (_-) man.Deze ongedekte hooge eindtoon bij klasse-naamwoorden wordt

bij het spreken laag, wanneer het woordje -A- (van, door, on te,enz.)(1), voorafgegaan door het pronominale prefix met lagen toon,of een relatieve vorm met- lage toonmelodie (2) onmiddellijk volgt :

liikásii lua.. mUliTU, de veldhak van den man ;nzabil idi rninkU, huizen die zijn ruim.

Volgt een ander woord dan pp-1-a . of de relatieve vorm, dan houdtde ongedekte hooge eindtoon stand : ba . nd bAbidi, kinderen twee.

(1) Zie : A. Burssens, Tonologische Schets van het Tshiluba (Antwerpen 1939, DeSikkel) ; blz. 59 vlgg.

(2) id; blz. 180 vlgg. 77

Page 78: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

4. In de plaats van het klasse-naamwoord treedt, waar noodig,het zelfstandige vervangende woord op, dat voor alle personen enklassen dezelfde toonmelodie, dalenden ± hoogen toon (--), ver-toont. Daar de dalende toon (a) een combinatie is van een hoogen(a) en lagen (a) toon, heeft het vervangende woord een hoogen on-gedekten eindtoon.

Deze hooge eindtoon wordt laag precies in dezelfde voorwaardenals de hooge ongedekte eindtoon van het klasse-naamwoord.

5. Dit zijn gevallen van regressieve assimilatie.Als men de richting heeft bepaald in dewelke de assimilatie zich

voltrekt, dan heeft men niets wezenlijks gezegd. Het gaat hem bijde toonassimilatie als bij de klankassimilatie : er is een „ sterkere "partij en er is een „ zwakkere ", een assimileerende en een geassi-mileerde. Hoofdzaak is uit te maken waarom in de gegeven omstan-digheden een der partijen de „ zwakkere " of de „ sterkere " is.

6. Een eindsyllabe in toontalen is van nature niet zwakker daneen begin- of andere syllabe, doch zij is zwakker door haar positie.Een hooge eindsyllabe zal, vooral in het geisoleerde woord of vooreen pauze, iets minder hoog dan een hooge syllabe in een beterepositie, gesproken worden, omdat zij door haar eindpositie uiter-aard meer aan verzwakking is blootgesteld.

Woorden als liikasii,nzilbil hebben zoo een aan verzwakking bloot-gestelden eindtoon, en dit te meer daar hij langs den anderen kantdoor geen anderen hoogen toon onmiddellijk gedekt is.

Als nu, in den zin, deze reeds bedreigde hooge eindtoon onmiddel-lijk gevolgd wordt door een woord met lage toonmelodie als lua-,idi, dan is de positie door deze omgeving zoo slecht geworden, datde hooge toon begeeft en door assimilatie laag wordt, d. w. z. opongeveer dezelfde toonshoogte komt te liggen als de hoogte waaropde lage grondtoon uitgesproken wordt. De hooge toon heeft, onderinvloed van buiten uit, zijn oorspronkelijk gebied naar onderenzoo ver uitgestrekt, dat hij het gebied van den lagen toon is gaanbezetten, met het gevolg dat hij voor het oor een lage toon gewordenis. In wezen is hij echter een hooge toon gebleven. De beteekenis ofde functie van het woord werd door de accidenteele verschuivingvan den hoogen toon naar onderen, niet aangetast (1).

(1) De volledige tekst der lezing verscheen in : Institut Royal Colonial Belge, Bulletindes Seances; Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut, Bulletijn der Zittiagen, XII (1942),1; blz. 29-43.

78

Page 79: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING IX

ETHNOLOGIE

Voorzitter : Prof. Dr. Frans M. Olbrgchts (Gent).Ondervoorzitter : Prof. Dr. Ed. De Jonghe (Leuven).Secreiaris : G. van Rompu, stud. econ. (Gent).

PREHISTORISCHE OPGRAVINGEN IN BELGISCH KONGO,DOOR HET MUSEUM VAN BELGISCHE KONGO (Tervuten),

1938-19939 (met lichtbeelden).

door

Ir. M. BEQUAERT, Museum van Belgisch Congo, Tervuren.

We beschikken slechts over de samenvatting uit « Wetenschappelijke Tijdingen )Maart, 1940 :

1. — Inleiding.2. — Opgravingen in Neder-Kongo.3. — Opgravingen in de Kwango-Streek.4. — Opgravingen in de mijnstreek van Kasai.5. — Opgravingen op den rechteroever van de Lubilash.6. — Onderzoek van grotten in het Noorden van het Gewest Kanda-Kanda.7. — Het verzamelde materiaal.

Archaeologica — Praehistorica — Palaeolithicum — Neoliticum — An-thropologica.

8. — Algemeene beschouwingen en Conclusies.9. — Opgravingen to Mbanza-Mbata-ka-Madiadia.

DE BATAKSCHE TOOVERSTAF

door

G. L. TICHELMAN, Amsterdam.

Tallooze exemplaren bestaan van den Batakschen tooverstaf ( Toenggal pana-loean) en er zullen weinig volkenkundige musea zijn, die onder de Batakscheethnografica niet eenige van deze ongeveer 1.70 M. lange en 5 a 6 cm. dikkestokken tellen. De naam is afgeleid van toenggal — « mannelijk » en panaloean

79,

Page 80: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

van den stam taloe — volgens van der Tuuk : overwonnen zijn, zoowel in denstrijd, als bij een weddenschap, in het spel, of in den handel, enz. Het is de speer-vormige staak, die de nederlaag in zich draagt, een phallisch-aandoend zinnebeeldvan mannelijke potentie en als zoodanig misschien de brenger van het goede en debezweerder van het booze.

De tooverstaven werden eertijds door een tooverpriester (datoe) met een simpelmesje als eenig werktuig, geheel uit de vrije hand gesneden uit het hout van eenbepaalde boomsoort, de pioe-pioe tanggoelon, poejoe-poejoe-tangoele of hajoe tang-goelon (protium javanicum. Burm.) De zware, vaak verwrongen stam van dezenlagen boom is met large, spitse cloorns bezet en daarom heet de boom ook weltada tada, d.i. de weerbarstige. Het breede, roodbruine kernhout heeft fijne vezels,die gelijk touw in elkander getwijnd zijn en het eigent zich voor relief en diepte.Dit hout wordt niet door insecten aangetast.

De Bataks vormen het tegendeel van een homogeen geheel met een innig onder-ling contact. Uiterlijke eenheid van opvatting ontbrak ten aanzien van de toenggalpanaloean als gevolg van de uitvoering door verschillende personen in ver uit elkaarliggende plaatsen en tijdperken en de veelheid van de ten grondslag liggende voor-stellingen, waardoor geen twee tooverstaven geheel met elkander overeenkomen.Niettemin kan in de verscheidenheid een zekere eenheid worden waargenomen,waarin zich het aan het type gebondene, het grondige weerspiegelt.

De meeste tooverstaven geven een verticals, zich naar boven eenigszins verbree-dende opeenstapeling to zien van gedrochtelijke, op elkander hurkende of staandemenschelijke en klimmende en kruipende dierlijke figuren, maar immer is een zekereregelmaat in de uitwerking van het gegeven betracht, waardoor een stijlvol effectbereikt wordt. In den zigzaglijn, die men in vele tooverstaven, van terzijde bekeken,kan waarnemen en die ontstaat door herhaling van dezelfde vormen, kan een uit-beelding van den veelvuldig geknakten bliksemstraal (porhas) worden gezien.

Op ieder der ons bekende, werkelijk-oude, poesaka-tooverstaven komen zevenmenschelijke figuren en de figuren van slang, hagedis en rund voor. Deze toover-staven zijn verdeeld in een bovendste en een meestal korter onderste gedeelte, diebewerkt zijn en waartusschen een ongeveer 20 cm. lang part onbewerkt werd ge-laten, dat als handvat dienst doet.

Aan den top staat een groote, mannelijke figuur en daaronder een kleinere,vrouwelijke figuur, de twee hoofdpersonen van het drama. Alle menschelijkefiguren hebben abnormaal groote hoofden. Het hoofd toch wordt gedacht als zetelder magische krachten en van het vermogen der menschen. Het hoofd van hetbovenste beeld, dat als regel een helmachtige hoofdbedekking draagt, is tulband-vormig omwikkeld met roode, witte en zwarte strengen (bonang manaloe). Uit detulband steekt een sierlijke pluim van paardehaar en elegante haneveeren, dan weleen wilde bos menschenhaar. Bij hooge uitzondering bestaat de top uit een uit-steeksel boven op den helm, waarin enkele figuurtjes van menschelijke en dierlijkewezens zijn gesneden. Boven in het hoofd van de eerste figuur werd de met ma-gische kracht geladen, gruwelijke tooverbrei (poepoek) gedeponeerd.

In de gestyleerde figuren-dooreenstrengeling op de staf komt aan den voorkantalgemeen het motief voor van dierfiguren, die met den geopenden muil het onderhen staande wezen aanraken. Veelvuldig ziet men ook, soms ontspringend aan den

80

Page 81: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

mond van een der menschenfiguren, een naar beneden gerichte slang, die een hagedisin den staart bijt.

Er bestaan enkele zeer afwijkende variaties op het thema, bijv. een geheele rijvan paardekoppen, een optasting van hondachtige wezens of een toren van olifant-jes. Ook zijn er staven met een koperen bovenstuk, menschelijke wezens of eenruiterfiguurtje voorstellend. Zelfs is een enkele rotan-tooverstaf bekend overdekt metBataksch schrift, Bataksche tooverteekens en afweerpoppetjes (pinarhalak).

De tooverstaf eindigt onderaan in een ijzeren punt, waardoor hij trillend blijftstaan, wanneer de priester hem bij de plechtigheden in den grond drijft.

Een kleinere stok, soms slechts enkele d.m. lang en niet grooter dan een wan-delstok, is de toengkot mc4hat (van malaikat : engel). Deze staf wordt « hetjongere broertje van de toenggal panaloean » genoemd, is slechts sober met snij-werk versierd, meestal bovenaan slechts met een poppetje en vertoont aan het bo-veneinde ook dikwijls een ruiterfiguurtje.

Over den Batakschen tooverstaf zijn vele mythen in omloop en wat dit voor-werp van magisch religieus gebruik van den Batak als symbool bij uitnemendheidgecondenseerd en ondeelbaar inhoudt, de ware zin van de in de figuren verbeel-de idee, de moraal van de voorstelling, worden voor den Batak door de mytheontvouwen.

De incest-trek vormt in alle toenggal panaloenan-mythen het kernpunt, zooalsdeze trouwens een vast bestanddeel uitmaakt van de alleroudste legendarische ver-halen, die een typisch-Bataksch karakter dragen.

Van de toenggal-pane Dean wondt in het algemeen gebruik gemaakt om heil teverzekeren, geluk te brengen, ongeluk te weren en ramspoed te voorkomen of tehethtellen (mandoedoe), maar ook kan de staak door middel van de zwarte kunstworden aangewend als verderfbrenger, die ziekte en dood kan veroorzaken (ma-noeroengi). Gelijksoortige riten hebben plaats, maar de eerste handeling wondtdes daags, de andere omstreeks het middernachtelijk uur verricht.

De staf kan in het bijzonder o.m. worden gebezigd als raadgever bij het bestu-ren des lands, als vernietiger en medestrijder in den oorlog, als regenmaker in den

drogen tijd, als regenweerder in den natten tijd, als orakelwerktuig (tondoeng).Met behulp van de staf kan de vruchtbaarheid van mensch, dier en akker wonderbevorderd, kan het vuur van een uitgebroken brand in het dorp worden gebluscht,kunnen ziekten en epidemien worden bestreden, kan een dief of moordenaar wordenopgespoord, en ander weldadig magisch effect worden verkregen.

De macht, die de mensch zelve mist, wordt geprojecteerd op het massasymbool,dat de verbinding tot stand brengt tusschen den mensch en diens doeleinden en hetwertrouwen wekt om het gestelde doel te bereiken door een bepaalde van de voor-ouders overgekomen discipline, want de toenggal panaloean is niet slecht een sym-bool van d cultusgemeenschap van alle levende stamgenooten, maar tevens eensymbool van de verbondenheid der tegenwoordige generatie met alle voorafgaandetot aan den stamvader toe.

Aan het bij de tooverhandeling gesproken woord, in verschillende gebeden enformulieren, dat op de juiste wijze moet worden geuit, wordt groote godsdienstig-magische beteekenis gehecht en scheppende kracht toegekend. Dit van datoe-ge-slacht op datoe-geslacht en van goeroe op leerling overgaande woord, aanroepin-

8 1

Page 82: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

gen in de z.g. hata-pangaraksaon, de siertaal,- is uiteraard onderhevig aan slijtage,verval en verwording. Dit is eveneens het geval met de veranderlijke gestalte vanhet object zelve, naar den aard, aanleg en bekwaamheid van den bewerker vanhet harde hout en mede door den oorspronkelijken vorm van het weerbarstigemateriaal.

Verder behooren verschillende tooverteekens met zwart, geel en wit meel, opeen vastgestelde wijze op den bodem te worden aangebracht. De vermaterialiseeringder idee tot een figuur heeft de meeste kans om herkenbaar te blijven in zijn grond-vc;rm. Zoowel in de zichtbare als onzichtbare wereld zijn de verschillende ver-schijnselen doer teekens of een combinatie van teekeils uit te drukken, waardoor,mits men ze nauwkeurig weergeeft, bijzondere krachten in het werk gesteld kunnenworden tot eigen nut of bestwil, maar ook tot schade van zijn tegenstanders.

De tooverstaf is voor den Batakschen heiden een cultusobject. DeLc heiden isin-religieus en elke zede, handeling en gebod is religieus-gemotiveerd, al wordtzijn religie ook bestempeld als bijgelocf, dat aan zekere traditioneele opvattingenwaarde hecht, die door de ccntemporaine wetenschap en geloofssystemen wordenverworpen.

Het margabegrip en als uitvloeisel daarvan het exogame- huwelijk domineert inhet volksbewustzijn van den Batak. Bij ontstaan en vergaan van individuen is deopzet, dat de soort tot bloei kome. De schakel der gemeenschappelijke afstammingverbindt de margaleden ; het incestueuze huwelijk is hem een gruwel, het plegenvan bloedschande de zonde bij uitnemendheid en deze breuk van de adat is fataalvoor de geheele stamgemeenschap. De tweeling-geboorte (marporhas toeboe) envooral de geboorte van tweeelingen van verschillend geslacht wordt door den Bataken overigens algemeen in Indonesia als een malum omen beschouwd.

De tooverstaf zou te vergelijken zijn met een heilig boek, een soort prenten-bijbel, dat voor hem de hoogste wet symboliseert, het gebod van het exogamehuwelijk. Maar meer dan waarscliijnlijk is dit een latere interpretatie van nietmeer begrepen, veel oudere vormen.

De Bataksche scheppingsverhalen bevatten tal van elementen, die parallel loo-pen met de toovermythe. Het overal gelijke wereldbeeld geeft 'den kosmos als eeneenheidsbegrip, een androgyne twee-eenheid en de tweelingverbintenis, waarin depolariteit van den kosmos, de bevruchtende lichte en de bevruchte donkere machttot uiting komt, is voor alle kosmische verhoudingen van beteekenis. In de tooverstafis dan de totaliteit van de primair in twee phratries verdeelde gemeenschap verzin-nebeeld.

Het broer-zusterhuwelijk als mythische figuur stelt voor het mythische stam-ouder-paar, respectievelijk de exogame stamhelften, die tevens de twee helften vanden zich in alle vormen als tegendeelen openbarenden kosmos verbeelden en diedoor hun voorbeeld het exogame huwelijk instellen.

In haar uitingsvorm vertoont de toenggal panaloean niet slechts verwantschapmet de hampatong, de Dajaksche doodenpaal, doch ook met elementen van dekunst van Nieuw Ierland, maar bovenal met die van de Noord-West Amerikaan-sche kuststammen. Niet slechts in de kunst, maar ook met betrekking tot ouderecultuurelementen bestaan typische verwantschappen.

Volgens Prof. Heine Geldern moet de oorsprong dezer analogieen worden ge-

82

Page 83: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

zocht in een oude cultuur, of liever een ouden cultuurstijl, die nog voor den opbloeivan de Chineesche « Hochkultur », dus omstreeks 2000 v. Chr. in Oost-Azie voor-kwam en waarin de Changstijl van China wortelt. Deze cultuur verbreidde zicheenerzijds over de Stille Zuidzee naar Amerika, anderzijds Zuidelijk naar Indo-nesia en verder naar Melanesia.

Het is wellicht deze in den stijl nog vastgehouden oeroude zin van den staf,die nimmer werd vernietgid, maar door allerlei meer en minder oude voorstellings--agen werd overwoekerd. Want bij de groeiprocessen in den Archipel, waarbijreligie en mythologie zich weelderig ontplooiden, vermengden zich oud en jongen gingen in elkander over. In de voorstellingswereld eener nieuwe omgeving kanmen dikwijls oude en oeroude beelden en begrippen terugvinden, die in dikwijlsmerkwaardige assimilatie gemeengoed der inheemschen werden.

RESULTATEN DER IVOORKUST-EXPEDITIE VAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE GENT EN VAN HET « VLEESCHHUIS »-

MUSEUM TE ANTWERPEN (met lichtbeelden en film )

door

Prof. Dr. FR. M. OLBRECHTS (Gent), A. MAESEN en P. JAN VANDEN HOUTE

leder van hen onderhield de aanwezigen een tiental minuten over hun bevindingenop de Ivoorkust.

Hier volgt de samenvatting uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :De Ivoorkust-Expeditie die gedurende een jaar in Fransch West-Afrika werkte,

had zich vnl. ten doel gesteld de kunststijlen van het Opper-Cavally gebied, op degrens van Liberia (bewoond door de Dan en de Geree) en van het Senoefo-gebied,te onderzoeken. Ook de personaliteit, de inspiratiebronnen en de techniek van denkunstenaar waren het voorwerp van grondiger onderzoek dan tot hiertoe in Afrikageschiedde.

De sociale functie van het kunstwerk, de sociale status van den sculpteur, deinvloed van het physisch milieu op de kunststijlen in dit gebied, worden door deverkregen resultaten belicht.

Ongeveer 2.400 ethnographica en kunstvoorwerpen, ong. 2.000 foto's en ong.600 m. film behooren tot den buit van de expeditie.

Na deze spreekbeurten had plaats :Gezamenlijk bezoek aan de Tentoonstelling gewijd aan :

a) Enkele typische stukken van het prehistorisch materiaal opgegraven door Ir.Maur. Bequaert in Belgisch Kongo.

b) Enkele der ca. 2.000 kunstvoorwerpen teruggebracht door de Ivoorkust-Ex-peditie.

c) Een verzameling van ethnographica der Indianen van Noord-Amerika, aan deRijksuniversiteit te Gent afgestaan door het Denver Museum of Art, Denver,Ver. Staten.

83

Page 84: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING X

VOLKSKUNDE

Voorzitter : Prof. Dr. J. Gessler (Leuven).Ondervoorzitter : Dr. H. M. De Meyer (Gent).Secretaris : Dr. K. Peeters (Antwerpen).

HET ONZE-LIEVE-HEERSBEESTJE IN DE DIALECTENEN IN DE FOLKLORE. (1)

door

Dr. J. L. PAUWELS, Leuven.

We nemen de samenvatting over uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart1 940 :

Reeds in de grijze oudheid mocht het insect, dat nu in het Nederlands de sym-pathieke naam Onze-Lieve-Heersbeestje draagt, zich in de gunst van het yolk ver-heugen. Het was bij de oude Germanen aan de godin Freya gewijd en aan Naarbroer, den zonnenharigen god Freyr of Balder. In latere tijden wierp het kristen-dom deze heidense goden van hun voetstuk en plaatste het diertje onder de bijzon-dere bescherming van Maria en van 0. L. Heer zelf.

Een aantal namen, die het kevertje in de volkstaal draagt, wijzen op de rol,die het gespeeld heeft als orakeldiertje in liefdes-, huwelijks- en weerkundige aan-gelegenheden. Andere leren ons hoe het in verband gebracht werd met ongeveeralle huisdieren, waarvan het de naam kon overnemen.

Van een aantal der honderden verschillenden namen, die het 0. L. Heersbeestjein Europa draagt, kan men nog niet met zekerheid bepalen hoe het er aan is geko-men. Poging tot verklaring van een aantal namen.

De opvallende overeenstemming tussen de volksnamen van het kevertje in devolkstaal der verschillende Europese landen kunnen we verklaren door elementairekultuurverwantschap of door kultuuruitstraling.

( 1 ) Deze voordracht is in uitgebreider vorm verschenen in 1941 in de brochurenreeksvan de << Katholieke, Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding. >>

84

Page 85: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

UILENSPIEGEL'S ACHTERGROND ( 1 )door

Dr. D. TH. ENKLAAR, Breda,

Tijl Uilenspiegel is de personificatie van wat men in de latere MiddeleeuwenAernoutsbroeders noemde, zwervende intellectueel en beroepsbedelaars. Daarnaastvertoont hij trekken van een andere categoric vagebonden, de Everaertsbroeders,verloopende geestelijken. Hij draagt de zwerversplunje, het net, en past de trucsder vagebonden toe. Dat blijkt vooral uit het Nederlandsche volksboek, in minderemate uit de Duitsche teksten. Een anoniem stilleven (midden zestiende eeuw) inhet Museum Boymans te Rotterdam toont, dat de dagboer, nog uit de CameraObscura van Hildebrand bekend, uit de sfeer van Uilenspiegel stamt.

DE VOLKSDANSOVERLEVERING IN VLAANDEREN (2)

door

Ing. E. WAUTERS, Woluwe.

Hier volgt de samenvatting uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :De volksdanstraditie in Vlaanderen — grensland van twee kultuursferen —

blijkt zeer oud te zijn. Kronijken en schilderijen spreken van het verleden van denvolksdans te lande. Nochtans is er een breuk ontstaan tusschen verleden en heden.Hierdoor bekleedt Vlaanderen — samen met de andere lage landen bij de zee —een bijzondere plaats in de volksdansoverlevering in Europa. Nochtans bestaan ertalrijke aanknoopingspunten met vroeger gemeenschappelijk volksgoed vooral ophet gebied van de oude kultuursdansen. Morris- en zwaarddansen, evenals vrucht-baarheidsreien, lieten sporen na, tot zelfs in de enkele dansen die heden nog be-oefend worden in sommige streken. Een merkwaardig type is de traweitelcjans, eenmannendans met stokken en hoepel. Verder telt de volksdansoverlevering enkelespecimens van gezelschapsdansen en paardansen. Studietochten doorheen de Kern-pen o.a. lieten toe deze dansen naar melodic en danspassen op te teekenen en tevergelijken bij de Europeesche volksdanstraditie. In dit eigen volksdansgoed kande stof gevonden worden voor een hernieuwde volksdansbeweging die reeds vastenvoet heeft gekregen in de jeugdmiddens.

(1) Deze lezing verscheen in uitgebreider vorm in het Tijdschrift voor NederlandscheTaal- en Letterkunde LX (1940) 81-118, en daarna nog ietwat gewijzigd in sprekersboek : << Mt Uilenspiegel's Kring >> (Assen 1940), blz. 9-46.

(2) Een deel dezer lezing verschijnt in het tijdschrift : << Deutsche Volkskunde >> onderde titel : << Ein Flamischer Schwerttanz mit Stäcke and Reifen >>.

85

Page 86: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

KRACHTPATSERS IN DE NEDL. VOLKSTAAL ( 1 )

door

Dr. C. DE BAERE, Brussel.

Samenvatting :Basterdvloeken zijn ontstaan uit eedformules zulks ten gevolge van de vrees voor

straf vanwege de wereldlijke en de geestelijke overheid. Ook de gewone taalkun-dige feiten hebben tot de vervorming van die eeden bijgedragen. Hun beteekenisis echter in den loop der eeuwen zoo goed als geheel vervaagd : ze zijn gewoneuitroepen geworden, die door het yolk te pas en te onpas worden gebruikt als deuiting van allerlei zoo verscheiden als tegenstrijdige gevoelens. Ze hebben dus nogalleen gevoelswaarde, maar worden niettemin vermeden als ruw en onbeschaafd,vaak ook als indruischend tegen den eerbied dien de mensch aan het Opperwezenverschuldigd is. Met talrijke voorbeelden, ook uit vreemde talen, wordt dit allestoegelicht.

OVER CHRISTUSt LENGTEMAAT EN DE JUISTEAFMETINGEN IN DE FOLKLORE

door

Prof. Dr. J. GESSLER, Leuven.

We nemen de samenvatting over uit : « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart1940.

In een onlangs verschenen studie handelde Spr. Over Jezus' Lijden en Zijde-rvonde, met hare juiste afmetingen.

Hier worden de « lengtemaat van Christus » en de « voet van 0. L. Vrouw »besproken, waarvan de laatste, zijnde Christus' lengtemaat, ook voor bibliophilenen -grafen, vooral Antwerpsche, niet onbelangrijk is.

(1) Deze lezing maakt het eerste hoofdstuk uit van sprekers boek, dat sedertdienverschenen is : << Krachtpatsers in de Ndl. Volkstaal (Antwerpen 1940).

86

Page 87: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING XI

PAEDAGOGIEK EN HULPWETENSCHAPPEN

Voorzitter : Dr. V. D'Espalier (Antwerpen).Ondervoorzitter : Prof. Dr. J. Verheyen (Brussel).Secretaris : Fr. Stoffelen. D. H. 0. S. (Mortsel-Antwerpen).

UIT DE GESCHIEDENIS DER PAEDAGOGIEK IN DEVROEGRENAISSANCE

door

Dr. M. GRYPDONCK, Gentbrugge.

We beschikken slechts over een samenvatting uit « Wetenschappelijke Tijdin-gen », Maart, 1 940 :

De algemeene doelstelling van de paedagogiek in het eerste kwart der XVIeeeuw is voldoende bekend uit de tractaten van groote en kleine figuren uit deperiode. Er bestaat echter aanleiding toe, die wenschen en raadgevingen te toetsenaan de werkelijke opvoeding, die toentertijd o.a. in de gevestigde scholen werdverstrekt.

Eligius HOECKAERT, die te Gent een befaamde Latijnsche school open-hield, geeft ons in zijn eigen werk en toevallig ook in de literaire producten vanenkele zijner leerlingen een vaag beeld van wat de toenmalige school wilde ver-krijgen en wist te behalen : het standpunt wijst op een ondubbelzinnig maar nogonzeker prae-humanisme. Daaruit dringt zich dan ook een vergelijking op met detheoretische doelstelling van het toenmalig onderwijs.

DE BETEEKENIS VAN HET ONDERZOEK VAN EENEIIGETWEELINGEN VOOR DE PSYCHOLOGIE

door

Dr. M. MERLEVEDE, Gent.

Samenvatting uit « Wetenschappelijke Tijdingen », Maart 1 940 :Onder de mogelijke subjecten van het psychologisch onderzoek vormen de

eendige tweelingen, toegerust als ze zijn met een erfelijk-identisch grondwezen,een bijzondere categorie.

87

Page 88: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Het vergelijkend onderzoek op de diverse gebieden van het bewustzijnsleven ende gedraging laat toe, in het bijzonder de beteekenis van aanleg en milieu, alsgelijkrichtende of differentieerende factoren bij de individueele ontwikkeling, alsprobleem te stellen.

De huidige stand van het onderzoek.

DE KINDERSTIJLZijn ontwikkeling en zijn typologie

door

Dr. JAN VERCAMMEN, Gijzegem.

I. DE ONTWIKKELING

Het gaat hier om de uitslagen van een wetenschappelijk onderzoek aan de handvan een uitgebreid materiaal, nl. 15.000 opstellen van kinderen, waaruit er, voornadere behandeling, op grond van verantwoorde motieven, 2.800 werden gekozen,loopende van het 2e tot het 8e jaar lagere school.

Het is volkomen duidelijk geworden, dat er zich gedurende het 4e stj. eenstadium voltrekt en we mogen dus dat jaar als een critisch jaar beschouwen in destijlontwikkeling. Daar ligt dan ook de overgang tusschen de eerste twee stadia.

Het eerste stadium is gekenmerkt door inventarisatie. Het kind schrijft wat hetweet. Het noemt het object als geheel, somt de deelen op, voor zooveel de waar-neming van het gedeeltelijk-inhoudelijke reeds in zijn verstandelijke ontwikkelingis ingeschakeld. Het gaat echter niet in op de betrekkngen der deelen onder elkan-der of tot het geheel. Het neemt geen stelling tegenover de dingen. — De buigings-.vormen der woorden zijn het kind niet vreemd, maar het laat zich daarin nogleiden door de analogie, het mechanisch napraten-op-papier van volkstaal en « Al-tersmundart » en soms door de welluidendheid, voor zooveel de samenhang klank-teeken reeds gevormd is. De woordklank der grondvormen beheerscht de buigings-.vormen. — De enkelvoudige zin overheerscht, althans indien wij de schriftenlogisch ontleden. Maar bijzonderheden en kenmerken, die het kind opvallen, voerenhet tot den samengestelden zin. De zinsverbindingen zijn echter veelel slechts schijn-baar. Als we de logische beschouwingswijze door de psychologische vervangen,vallen ons echter dadelijk kenmerken op, die de ontwikkeling der zinsvorming ineen ander daglicht plaatsen. — Uit de verbindingswoorden blijkt, dat het kindop weg is van het naast-elkaar naar het na-elkaar, d.w.z. van het opsommen naarhet vertellen. — Er is een volledig gebrek aan zin voor taalschoonheid. Het ge-voelsbetoonde krijgt de voorkeur. — Bij het vertellen geeft het kind enkel eengeraamte van het feit of toch niet veel meer. Kortom : het kind is meestal niet instaat in geschreven taal weer te geven wat het zeggen wil. Het onvolmaakt beheer-.schen van de taal kan wel Bens eigenaardige ef fecten oproepen, maar onhandigheidis geen artisticiteit. Ontroerend kan ze echter wel zijn en er zijn ook werkelijkeverrassingen.

88

Page 89: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Het tweede stadium. Indien we het 4e jaar als een aanvangscrisis beschouwenkunnen we het gersut bij het tweede stadium rekenen. De meestopvallende eigen-aardigheden zijn : de wijdloopigheid, de meer-bewuste invloed van schoolkennisen volkstaal, het groeien van naast-elkaar tot na-elkaar. Psychisch : de begrippenhebben zich klaarder afgelijnd en de gave des onderscheids is gegroeid. Naderebepalingen van het zelfstandig naamwoord, gebruik van het telwoord, het verschij-nen van den uitgebreid-enkelvoudigen zin tot den samengestelden zin toe, neven- enonderordening blijven nog onklare begrippen, begrip voor tegenstelling, oorzaaken gevoig, maar verweven met a f fectieve elementen, de overgang tot afzonderlijkebeschrijvingen, onvolkomenheid der logische opeenvolging van gedachten, het na-derkomen tot den vloeienden stijl, ziedaar nog eenige kenmerken, die konden gere-leveerd worden. Een bijzondere voorkeur vertoont zich voor zinnen met tweewerkwoorden en ook voor bijgevoegde zinnen of zinnen van tijd. Duidelijk is temerken, dat het kind, door de schriftelijke objectivatie van zijn beleving, belang-stelling wil wekken, maar het neemt in hoofdzaak geen stelling tegenover de stof.Het kent die voorwaarde nog niet tot het bereiken van zijn doel. Zijn navolgings-drang staat hem hier in den weg. — Verder vertoont zich hier reeds stilaan hetgebruik van begrippen van geestelijke, gevoels- en wilseigenschappen.

Voor ook de uitdrukking de teekenen ondergaat, die de puberteit aankondigen,bleken ook geen nieuwe factoren zich in te schakelen, althans niet in die mate,dat van een nieuwe totaalhouding of een hoofdzaelijke wending zou kunnen ge-sproken worden. Intusschen heeft het kind echter in het tweede stadium een zeergrooten groei doorgemaakt. Het overschrijden van de grens naar het derde stadiumvalt wel niet zoo duidelijk samen met de physische rijping, het is onmogelijk hiereen vaste grens te bepalen en daarenboven is het veelal een individueele kwestie.Zeker is echter, dat de overgang gedurende de pre-puberteit (de puberteit is aan-gekondigd) geschiedt.

Het derde stadium. Het kind is tot een zekeren zin voor ordening en geledinggekomen, die in het derde stadium tot een gesloten eenheid komt. Een rijker enmeer-gesloten voorstelling drukt zich klaarder in de opstellen uit. Er wordt naarvolledigheid gestreefd. Door het beter beheerschen van de taal begint de schrifte-lijke uitdrukking de psychische rijping van dichterbij te volgen. Taalkundige voor-beelden verliezen hun bepalenden invloed, alhoewel de verworven taalschat natuur-lijk wordt gebruikt. Het onmiddellijk overnemen heeft plaats gemaakt voor eenkiezen. Er is een logische verwerking der indrukken, alsmede een eerste zoekennaar den schoonen vorm te merken. Het gevoel bot voorgoed uit. Het kind begintdoor uiterlijke verhoudingen een innerlijk verloop duidelijk te maken. De afstandtusschen de beleving en den schrijver is in de uitdrukking duidelijk te merken. Ookeen zekere critische houding. Het groot gevaar van dit stadium is de opgeblazen-heid, de ziekte van deze periode is de literaturite.

We kunnen symbolisch de drie stadia als volgt benoemen :1. het stadium van uitbotting en bloei.2. het stadium van den groei.3. het stadium der rijping (niet : rijpheid! )

89

Page 90: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

II. DE TYPEN

Groote afwijkingen hebben ons spoedig tot een tweeledig onderscheid gevoerd.In het eene geval verhoudt het subject zich overwegend passief tegenover het on-derwerp. In het andere geval staat het subject actief tegenover de stof. Aan dehand van nog andere bijkomende kenmerken noemden wij het eerste type receptif-gericht en het tweede productief-gericht. Deze typen blijven klaarblijkelijk constantin de verschillende opstellen door denzelfden proefpersoon gemaakt. Het receptief-gericht type overheerscht in het tweede en 3e stj., er is een betrekkelijk evenwichttusschen de twee typen in het 4e, 5e en 6e stj. terwijl in het 7e en 8e stj. hetproductief-gericht type overheerscht. Hier ontmoeten de beschouwingen over deontwikkeling en die over de typologie elkander. Nochtans komen beide typen inalle studiejaren voor, zoodat hun beteekenis werkelijk algemeen is.

Bij het receptief-gericht type zijn verder te onderscheiden :1. Het waarnemend type : de objectieve inhoud van het therna wordt niet of

zeer zelden verlaten. Alle gedachten zijn door dien inhoud in beweging gebracht,die tevens omvang en verloop van het werk bepaalt. De waarneming kan natuurlijk,een eenvoudige beschrijving zijn ofwel een meer voortschrijdende.

2. Het herinnerend type : het onderwerp is enkel aandrijving tot reproductie vanherinneringen en enkel deze worden neergeschreven. Het thema geeft enkel deneersten aanstoot tot reproductie.

Bij het productief-gericht type konden we onderscheiden :1. Het betrekkend type : Er wordt uitgegaan van de gegevens van het thema,

maar tusschen de verschillende inhouden worden betrekkingen opgezocht, die nietklaarblijkelijk gegeven zijn en die op grond van begeleidende omstandighedendoor een denkact worden vastgesteld.

2. Het afieidend type : uit in de stof gegeven elementen wordt tot niet gegevenelementen besloten, soms onder vorm van een vermoeden. De afwijking van hetgegeven gaat hier dus een stap verder. Nog een stap verder brengt ons

3. Het uitstralend type : zoekt zich te bevrijden van het thema, zoodat hetweinig of niet op de bijzonderheden ingaat. Het haalt uit het vergelijkbare hetgemeenzame te voorschijn. Het reflecteert, het gaat tot duffusies over en brengtelementen aan, die soms in vrij los verband staan met de stof.

4. Het beoordeelend type : neemt actief stelling tegenover het object. Die ac.tieve stellingname is een oordeel. De beoordeeling kan practisch zijn, ethisch ofesthetisch. De beoordeeling moet blijken uit geheel de uitwerking, dus niet uit eenenkel zinnetje.

In verschillende der voorgaande werkwijzen kunnen we scheppende elementenerkennen, echter zonder dat deze het werk bepalen. Er is nu echter nog een type,waarbij de creatieve houding veel meer op het voorplan komt, nl.

5. Het overdragend type : kenmerkt zich door het methaphorische d.i. de over-dracht, de vereenzelviging van Bingen of hoedanigheden uit verschillende sferen.Het is een bestendiging van het kinderlijk animisme, maar met de macht van hetgroeiend denken daarbij. Hier moeten we nog de volgende ondertypen onder-scheiden : _

a. het invoelend type : het subject staat in enge verbinding met het object. Het

c0

Page 91: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

stelt gelijkenissen vast tusschen waarnemingen en voorstellingen of tusschen voor-stellingen onderling. Zoo ontstaan beelden en methaforen. (Te onderscheiden vanhet afleidend type, dat meer door het denken tot zoo'n verklaringen besluit, terwijihet hier meer voorstellingsvereenigend gaat.)

b. het fantaseerend type : ook hier in invoeling vooropstelling. Het subject komt,door de activiteit der fantasie tot een vrije willekeurige verbinding der elementen,welke verbinding echter door een voortzwevend, onbepaald « Gesamtbild » beivloeden aldus voor tuchteloosheid gevrijwaard wordt. Dit type komt tot een nieuweeenheid van de elementen. Hier komt de werkelijk-scheppende aanleg tot uiting.

De benamingen hebben natuurlijk hun relatieve zijde, zooals alle benamingenvan producten der menschelijke activiteit. Het was ons tevens onmogelijk ze hiervolledig te omschrijven. Deze typen, evenals de ontwikkeling, hebben een grootepedagogische beteekenis voor de stijlvorming op school.

EXPERIMENTEEL ONDERZOEK OVER DE BETREKKELIJKEWAARDE VAN TWEE ONDERWIJSMETHODES OP GEBIED

DER PLANTKUNDE ( 1 )

door

Zuster HADEWIJCK, Heverlee.

We hebben een experimenteel onderzoek ingesteld nopens de betrekkelijke waar-de van twee methodes voor het onderwijs in de plantkunde in het 1 ste jaar derlagere normaalschool.

We zullen in een eerste deel van onze uiteenzetting trachten een juiste omschrij-ving te geven van het bestudeerde probleem, nl. eerst de beschrijving van de tweemethodes in kwestie en vervolgens het vraagstuk van de adequate en objectievemetingen.

De onderwijsmethode van DE EXPERIMENTEELE GROEP is een la-boratoriummethode met nadruk op de geestestraining. Ze is gekenmerkt door tweewijzen van redeneering :1 0 de inductie, die leidt tot veralgemeening en tot interpretatie van proefnemingen ;2 de deductie, d.w.z. de toepassing van die veralgemeeningen op concrete toestan-den, welke moeten uitgelegd of voorzien worden.

De lesgang kan als volgt samengevat worden :1. — een reeks onderling verbonden vraagstukken worden de leerlingen voor-

gelegd. Die vraagstukken behelzen systematische waarnemingen, proefnemingen enonderzoekingen ;

2. — voor de voorbereiding en de leiding der proefnemingen worden de leer-lingen ingedeeld in groepen. Die leerlingen werken de proeven uit volgens een nauw-keurig opgestelde vragenlijst. Op het gunstig oogenblik wanneer het verschijnselin kwestie zich voordoet, nemen alien goed waar en trachten uit hun waarnemingeneen gevolgtrekking of te leiden.

(1) Deze lezing verscheen in << Vlaamsch Opvoedkundig Tijdschrift >> nr 4-5-6-7,1940; N. V. Standaard-Boekhandel, Brussel.

9 1

Page 92: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

3. — Dadelijk daarop heeft er een klasbespreking plaats. Al de leerlingenmaken vervolgens een verslag op der les. De verbeterde samenvatting moet dan,evenals een bijgevoegde tekst geleerd worden.

Soms wordt er ook een persoonlijk werk geeischt. Om de leerlingen bij het per-soonlijk werk goede studie- en werkgewoonten te doen aannemen, werd er ter in-leiding van hun werkboek een studie- en werkmethode aangeduid.

De onderwijsmethode voor DE CONTORLE-GROEP is de demonstratievemethode. De leerkracht legt de les uit, ondervraagt en doet proefnemingen voor deleerlingen. Dezen studeeren hun les, welke de samenvatting is van de verklaardeleerstof en ze herhalen den tekst bij het begin van de volgende les. Bij de leer-lingen van de controle-groep, worden dezelfde onderwerpen behandeld en zestudeeren dezelfde leerstof.

De methode van de controle-groep is de traditioneele methode ; de onderwijs-methode gevolgd door onze experimenteele-groep houdt verband met de tendenzenvan het laatste tijdperk in de ontwikkeling van het onderwijs der wetenschappenin Amerika.

We moeten nu naar middelen zoeken om op objectieve en adequate wijze debetrekkelijke waarde der twee methodes te vergelijken.

Het volstaat niet de vergelijking der methodes te maken op grond van de ver-worven kundigheden zooals dat aanvankelijk bij de Amerikaansche studies hetgeval was. Immers de ingewikkelde geestesuitingen, welke we kunnen nagaan bijleerlingen die plantkunde leeren, kunnen niet volledig gemeten worden door school-.vorderingentests : vermits er geen onderling verband bestaat tusschen die ingewik-kelde geestesactiviteiten en het verwerven van kundigheden, bij statistische bereke-ningen geven ze geen sterke correlatiecoef ficienten.

In het geschiedkundig overzicht der experimenteele onderzoekingen op dat gebiedhebben we dan ook een evolutie kunnen vaststellen : werden de methodes bij denaanvang vooral vergeleken op grond van de aanwinst in de bestudeerende weten-schap, nu worden ze ook onderzocht, o.m. op gebied van de wetenschappelijkevorming, de bekwaamheid om te manipuleeren, enz...

Het volstaat dus niet een geestesuiting te meten om den vooruitgang in de anderegeestesuitingen te kennen. Vandaar de noodzakelijkheid om meetbare doeleindenover den leergang in kwestie te bepalen en daarna tests op te stellen om de ver-wezenlijking van deze doeleinden te meten.

Dat molten geen algemeene doeleinden zijn ; deze leenen zich moeilijk tot ob-jectieve metingen. De specifieke doeleinden door het feit dat ze beter bepaald zijn,zijn integendeel gemakkelijker om meten.

We hebben daarom een lijst van specifieke doeleinden opgesteld waarvan devolgende door ons bestudeerd werden :1) het verwerven van feiten, principes en het kennen van technische termen ;2) de wetenschappelijke vorming : met als volgende specifieke doeleinden : gevolg-trekkingen a fleiden uit proefnemingen;3) principes toepassen om de oplossing van vraagstukken te vinden.

**

92

Page 93: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

Nu we het experimenteel probleem goed bepaald hebben, zullen we een kortoverzicht geven van het experimenteel onderzoek.

Wat de proefleerlingen betreft, een groep stond te HEVERLEE, onder onstoezicht, nl. de leerlingen van het 1 ste jaar der lagere normaalschool, onderver-deeld in twee klassen.

Twee parallelklassen te Eekloo werkten in gelijkaardige omstandigheden.Om tot een nauwkeurige gelijkwaardigheid te komen hebben we gezorgd dat

de belangrijke constante factoren : leerares, schoolinrichting, milieu, spel of werk-zaamheid gedurende den vrijen tijd gelijk zijn. Voor de indeeling in gelijkwaardigegroepen hebben we getracht rekening te houden met al de kenmerkende eigenschap-pen van de menschelijke persoonlijkheid, die hun invloed doen gelden op de aan-winst in kwestie.

1) . De intelligentie werd gemeten door middel van de Nederlandsche aanpas-sing van de collectieve Richardson-test. Deze test heeft een zekerheidscoef ficientvan 0,80. De geldigheidscoefficient = 0,83. Daar deze test ons voorkwam alshoogst waarschijnlijk niet selectief voor de verstandigste leerlingen hebben we omzekerheid hieromtrent te verkrijgen de Terman-Merill test, herziening 1 93 7, toe-gepast : de zekerheidscoefficient van deze test bedraagt 0,95. De geldigheids-coefficient = 0,90.

2) . De schoolvorderingen-tests, best objectieve proef genoemd, werd door onsopgesteld. Wat de leerstof betreft waarover het examen moet loopen :

a. — hebben we deze onderzocht welke aangeduid wordt door het programmavan het voorbereidend jaar en het 1 ste jaar.

b. — hebben we de begrippen van scheikunde en physica opgezocht welke aande basis liggen van den leergang van het 1 ste jaar.

De geldigheid der objectieve proeven wordt aldus verzekerd.3) . De wetenschappelijke vorming werd gemeten door twee soorten objectieve

proeven :1 ° de test welke de bekwaamheid meet om proefnemngen te interpreteeren ;2° de test welke de bekwaamheid meet om principes toe te passen op nieuwe

toestanden. We hebben voor het meten van deze twee aspecten ook begintests op-gesteld, daar ze onderling niet in sterke correlatie zijn, noch met de intelligentie,noch met de schoolvorderingen.

De leerlingen werden ook ingedeeld op grond van den kalender-leeftijd. Watde studiegewoonten betreft, deze oefenen insgelijks invloed uit maar er bestaatcorrelatie tusschen het aanwenden van de beste methode en den intelligentie-leeftijd.

Wat het milieu betreft, hier zijn weinig storende factoren te vreezen omdat deleerlingen voor het grootste gedeelte van het jaar in het instituut verblijven. Wehebben nochtans de leerlingen ingedeeld op grond van hun natuurlijk milieu —stad of dorp — van hun familieafkomst nl. van het beroep van vader — hoevenier,veld- of boschwachter, landbouwer.

De begin-tests werden toegepast bij den aanvang van het schooljaar 1 938-1 9 39.Er werden vervolgens 16 lessen gegeven gedurende het 2° semester en de eindtestsdaarna gegeven, waren van denzelfden aard als de begintests.

***

93

Page 94: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

We hebben nu een kort overzicht gegeven van het experimenteel onderzoek. Nuzullen we trachten de bekomen uitslagen te interpreteeren. Al de uitslagen op eenna zijn ten voordeele van de experimenteele groep. Enkel de uitslag van de test,toepassing van principes, — Heverlee —, is beteekenisvol : er zijn 715 kansentegen 1 dat het verschil niet toe te schrijven is aan het toeval : het experimenteelcoefficient = 1,06.

Wat moet daaruit besloten worden ten opzichte van de twee methodes in kwestie?Die geringe waargenomen verschillen schijnen er op te duiden dat de twee

methodes gelijkwaardig zijn. Anderzijds echter zouden ze ook kunnen toegeschre-yen worden aan het feit dat de objectieve proeven nog op onvoldoende wijze degeestesactiviteit der i leerlingen meten ; maar het feit dat we Been opvallende ver-schillen vonden kan misschien ook te wijten zijn aan twee oorzaken van techni-schen aard :

a) het Bering aantal proefleerlingen : 2 maal 56 11. kwamen in aanmerkingvoor de eindtests ;

b) de beperkte tijdruimte (1 semester) en het klein aantal lesuren. De eersteoefent een grooten invloed uit op de standaardafwijking van het verschil.

Wat de beperkte tijdruimte betreft, deze kan oorzaak zijn, dat zekere geestes-uitingen welke minder vatbaar zijn voor metingen, zich weinig of niet weerspie-gelen in de uitslagen van het onderzoek.

Dat is waarschijnlijk alzoo voor de bekwaamheid : gevolgtrekkingen uit proef-nemingen maken. Zoo deze bekwaamheid min of meer kan aangeworven worden,is het zeer waarschijnlijk dat ze zich enkel kan ontwikkelen en verbeteren dank zijeen langdurige inoefening welke enkel haar uitwerkselen doet Belden na een langtijdperk.

We moeten ook doen opmerken dat we enkel drie aspecten van het vraagstukbestudeerd hebben.

Andere belangrijke activiteiten werden niet in aanmerking genomen : by. hetlaboratoriumwerk ; het opstellen van verslagen, van persoonlijke werken, de samen-vatting van lessen, het inniger contact met de natuur, de belangstelling, de opvoe-ding van het gevoel.

'We moeten daarbij in aanmerking nemen dat de geestesuitingen in kwestieenkel onderzocht werden onder oogpunt van hetgeen onthouden werd, onmiddellijkna het instudeeren der leerstof.

Voor zoover de proef reikt, mogen we besluiten :1° dat de demonstratieve methode zoo'n goede uitslagen oplevert als de indivi-

dueele laboratorium-methode betrekkelijk de verwerving van feiten, principes entechnische termen, gemeten door middel van schoolvorderingen-tests voor onmiddel-lijk geheugen ;

2° dat systematische inoefening in het toepassen van principes op nieuwe toe-standen, meer bekwaamheid bijbrengt . om principes toe te passen bij de leerlingen,die de oefeningen gevolgd hebben dan bij deze van de controle-groep.

De vergelijking van de twee methodes komt dus voor als een zeer ingewikkeldvraagstuk en dat vooral :

1. — ter oorzake van de vele geestesaktiviteiten die moeten onderzocht wordenen van de moeilijkheid om daarvoor degelijke meetinstrumenten te vonden die een

94

Page 95: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

sterken geldigheids- en zekerheidscoefficient vertoonen.p. — ter oorzake van het groot aantal proefpersonen, die moeten onderzocht

worden en van de noodzakelijkheid die levende menschen nauwkeurig te kunnenindeelen in gelijkwaardige groepen.

3. — ten laatste, ter oorzake van de practische onmogelijkheid al de anderefactoren buiten den experimenteelen factor te kunnen elimineeren of ten minste tekunnen controleeren.

PROEVE VAN EEN METHODIEK VAN DE PRACTISCHEOEFENINGEN IN DE PSYCHO-PAEDAGOGIEK AAN ONZE

NORMAALSCHOLEN

door

Dr. J. DECLERCK, Borgerhout.

Hier volgt de korte inhoud uit « Wetenschappelijke Tijdingen > Maart, 1 940 :Uitslag van een enquete bij de leeraars in de paedagogiek aan de normaalscho-

len van ons land.Een kijkje op wat men elders doet, en hoe de practische oefeningen daar zijn

ingericht.Hoe kan dit bij ons aangepast worden in het kader van het huidige programma :

A. welke practische oefeningen ? B. Hoe ze uit te werken?

95

Page 96: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.
Page 97: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

INHOUD :

WETENSCHAPPELI JKE CONGRESEN 1940

Of ficiele vertegenwoordigingen

Algemene Agenda • • •

blz.

• • .••• ••• ••• ••• •••

•.. ... 3

• •••. . ••• ••• ••• ... ... 3•

XVe PHILOLOGENCONGRES

Inrichtend Comite • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 5

Officiele Afgevaardigden .. • . • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 5

Lidmaatschap • • • • • • . • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 5

Programme ... • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 6

Agenda der Afdelingen • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 6

OPENINGSVERGADERING

P. De Keyser : De Studie van de Volkstaal in het raam der volkskunde 11

AFDELING I. — WI JSBEGEERTE

Prof. Dr. H. J. De Vleeschauwer (Gent) : De onbekenden in de historie

onzer nationals wijsbegeerte ... ... ... ... ... ... ... ... 23

Prof. Dr. Sassen (Nijmegen) : Een werkplan voor de geschiedenis derwijsbegeerte in Nederlan

• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 23•

AFDELING H. — OOSTERSE PHILOLOGIE

Prof. Dr. J. Mullie (Leuven-Utrecht) : Het Romeinsche Keizerrijk en

China. De eerste historische betrekkingen tusschen West en Oost ... 24

Dr. A. J. Van Windekens (Blankenberge) : De etymologische verklaringvan de Centraal-Aziatische benaming Arci ... ... ... ... ... 27

Dr. R. D. Langhe (Leuven) : « Verhalen de Ras Sjamra-teksten ons van

Terach, den vader van Abraham? » ... ... ... ... ... ... 27

Dr. Kampman (Leiden) : Het nieuwe programma van het Voor-Aziatisch

Gezelschap « Ex Oriente Lux » ... ... ... ... ... ... ... 34

Dr. W. Couvreur (Antwerpen) : Inleiding tot de Tocharische A-Literatuurmet proeve van verklaring ... ... ... ... ... ... ... ... 34

AFDELING III. — MIDDELEEUWEN EN MODERNEGESCHIEDENIS

Dr. J. Van Herck (Antwerpen) : Aspecten van den « mensch » Rubens 35

Dr. Fr. Blockmans (Gent) : De bestraffing van den opstand van. Brugge

en Westelijk Vlaanderen in 1328 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 38

97

Page 98: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

blz.

Dr. R. Van Roosbroeck (Antwerpen) : Rubens uit zijn briefwisseling ... 45

Prof. Dr. J. Denuce (Antwerpen) : Het ekonomisch midden ten tijde vanRubens. — Zijn Zwager, Balthasar de Groote, Europeesch Groot,koopman.••• ••• ••• ••• •• ••• ••• ••• ••• •• ... 46

Dr. A. Gielens (Antwerpen) : Antwerpen en de onderhandelingen over het

tractaat van het Bestand, 1609 ••• ••• ••• ••• ••• •• ••• 47

AFDELING IV. — KLASSIEKE PHILOLOGIE

E. H. A. Zwaenepoel (Leuven) : De godsdienstige politiek van Augustus 48

Prof. Dr. H. Wagenvoort (Utrecht) : Augustus' naam en titel imperator 50

AFDELING V. — LITERATUURGESCHIEDENIS

Dr. A. Verstegen (Leuven) : Zuid-nederlandse geestelijke lyriek uit Rubens'••• ••• ••• ••• ••• ••• •• •• •• ••• ••• . . 54

Dr. 0. Dambre (St. Martens Latem) : Literair Pleidooi voor to verborgen

vergeet-mij-nieten : Maria Pijpelinckx' Keulsche brieven 1571-1587 56

Dr. Jc. Smit (Zwolle) : Stijlstudie en Literatuurgeschiedenis ... ... ... 57

AFDELING VI. — NEDERLANDSE TAALKUNDE

Prof. Dr. A. A. Verdenius (Amsterdam) : Congruerende imperatieven inbeschaafd Nederlandse omganstaal ••• ••• ••• •• ••• ••• 59

Dr. J. L. Pauwels (Leuven) : De overgang van de tot r ... ••• ••• ••• 59

Prof. Dr. N. Van Wijk (Leiden) : De klinkers en de medeklinkers phono-logisch beschouwd ••• ••• ••• • •• ••• ••• ••• ••• 60

M. P. 0. Burgers (Leiden) : Moontlike Oorsake van Woordverlies en

Anomalies in die Klankontwikkeling van Afrikaans ••• ••• ••• 60

Prof. Dr. P. De Keyser (Gent) : Volkstaal uit letterkundige bronnen • • • 61

Prof. Dr. Rr Verdeyen (Luik) : Over Dude Rechtstaal ...62••• ••• •••

Prof. Mr. E. Strubbe (Gent) : Nederlandsche Rechtswoordenboeken vande 16e eeuw of ... ... ... ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• 62

Mej. C. Vereecken, Lic. germ. Phil. (Gent) : Nederlandsch Lexicografisch

Materiaal van voor ± 1250 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • . 62

AFDELING VII. — MODERNE TALEN

Dr. H. Uyttersprot (Aalst) : De Duitsche dichter Gerrit Engelke ... . • • 65

Dr. M. De Sadeleire (Nijvel) : Moderne stroomingen in de WaalscheLeterkunde ... ...65

••• ••• ••• ••• ••• ••• •••

Dr. E. Roosen (Lokeren) : Arthur Schnitzler 1862-1931. Proeve tot situ-

eering van den auteur in de geschiedenis van de Duitsche Literatuur 68

Dr. J. G. Keunen (Hanlon° : G. B. Shaw versus Shakespeare ...69.

98

Page 99: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

AFDELING VIII. ----- AFRIKAANSE NEGERTALEN blz.

E. P. L. De Boeck (Leuven) : Taalgeografische studie over enkele prefixender Bantoetalen ...••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• 73••• ••

Dr. 0. Liesenborghs (Brussel) : Beschouwingen in verband met het wezen,het nut en de toekomst der zoogenaamde q verkeerstalen » in BelgischKongo ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• 74

Prof. Dr. A. Burssens (Gent) : De toonassimilatie in het Luba (met demon-straties op de inlandsche seintrommel) ... ... ... ... ... • • • 77

AFDELING IX. — ETHNOLOGIE

Ir. Maurits Bequaert (Museum van Belgisch Kongo, Tervuren) : Prehistori-sche Opgiavingen in Belgisch Kongo, door het Museum van BelgischeKongo (Tervuren), 1938-1939 (met lichtbeelden)... ••• •••

G. L. Tichelman, Conservator Afdeeling Volkenkunde, koloniaal Instituut

(Amsterdam) : De Bataksche Tooverstaf (met lichtbeelden) ... ... 79

Frans M. Olbrechts — Albert Maesen — P. Jan Vaiidenhoute : Resulta-ten der Ivoorkust-Expeditie van de Rijksuniversiteit te Gent en van het

« Vleeschhuis »-Museum te Antwerpen ( met lichtbeelden en film) ... ... 83

AFDELING X. — VOLKSKUNDE

Dr. J. L. Pauwels (Leuven) : Het Onze-Lieve-Heersbeestje in de dialectenen in de folklore — ••• ••• ••• ••• ••• ••• ••84••• •••

Dr. Th. Enklaar (Breda) : De achtergrond van Uilenspiegel ... ••• ••• 85

Ing. E. Wauters (Woluwe) : De volksdansoverlevering in Vlaanderen ... 85

Dr. C. De Baere (Brussel) : Krachtpatsers in de Nederlandsche Volkstaal 86

Prof. Dr. J. Gessler (Leuven) : Over Christus' Lengtemaat en de juisteafmetingen in de Folklore ... ... ... ... ... ... — ... 86

AFDELING XI. — PAEDAGOGIEK EN HULPWETENSCHAPPEN

Dr. M. Grypdonck (Gentbrugge) : Uit de Geschiedenis der Paedagogiekin de Vroegrenaissance ... ... ... ... ... ... ... • . • ... 87

Dr. M. Merlevede (Gent) : De Beteekenis van het Onderzoek van. eeneilgeTweelingen voor de Psychologie ... ... ... ... ... — ... 87

Drs. J. Vercammen (Gyzegem) : De Kinderstijl : zijn Ontwikkeling, zijnTypologic, zijn Paedagogiek ... ... ... ... ... ... ... ... 88

Dr. Zr. Hadewijch (Heverlee) : Experimenteel Onderzoek naar de betrek-

kelijke Waarde van twee Onderwijsmethoden op gebied der Plantkunde 91

Dr. J. Declerck (Borgerhout) : Proeve van een Methodiek van de practischeoefeningen in de Psycho-paedagogiek aan onze Normaalscholen • • • 95

99

Page 100: BEKNOPTE - dbnl€¦ · De Universiteit Gent zal vertegenwoordigd zijn door haar Rector, Prof. Dr. ... Instituut voor Diergeneeskunde, een over wetenschappelijke tuigen en producten.

DRUKKERIJ EN BOEKBINDERI J

SCHEERDERS-VAN KERCHOVE, N. V., ST-NIKLAAS