Actuariaatcongres Magazine 2013

68
Actuariaatcongres 2013: 23 feb. ‘13 Koninklijk Instituut voor de Tropen De grenzen van Solidariteit De solidariteit van Solvency II In deze editie onder andere: Op weg naar duurzame pensioensolidariteit Heeft solidariteit grenzen? 27

description

Het magazine van het VSAE Actuariaatcongres 2013: De grenzen van solidariteit.

Transcript of Actuariaatcongres Magazine 2013

Page 1: Actuariaatcongres Magazine 2013

Actuariaatcongres 2013:

23 feb. ‘13

KoninklijkInstituut voor

de Tropen

De grenzenvan

Solidariteit

De solidariteit van Solvency II

In deze editie onder andere:

Op weg naar duurzame pensioensolidariteit

Heeft solidariteit grenzen?

27

Page 2: Actuariaatcongres Magazine 2013

MN is met regelmaat op zoek naar nieuwe collega’s. Klant- en resultaatgerichte professionals, net zo ambitieus als wij.

Al tientallen jaren is MN toonaangevend in institutioneel vermogensbeheer en pensioenuitvoering. En het kan hard gaan bij MN; in de afgelopen vijf jaar steeg ons beheerd vermogen van 18 naar maar liefst 70 miljard euro. Met 1100 medewerkers voeren we ook de pensioenadministratie uit voor ruim 2 miljoen Nederlanders en meer dan 35.000 werkgevers.

MN is in Nederland de snelst groeiende beheerder van institutioneel vermogen

en een van de grotere ona� ankelijke uitvoerders van vermogensbeheer en pensioenadministratie. Je vindt ons in Den Haag, Amsterdam en Londen.

Instappen en met ons meegroeien?Werken bij MN gaat verder dan een goed salaris; we bieden je een uitdagende werkomgeving met eigen verantwoorde-lijkheden en mogelijkheden om snel een persoonlijke groei door te maken.

Jaarlijks nemen wij voor diverse businessunits ook startende academici aan. Houd onze website in de gaten voor onze vacatures.

Ik vond hier de ruimte voor groei

www.mn.nl

advertentie met balk_Sasch.indd 1 12-12-12 11:26

Page 3: Actuariaatcongres Magazine 2013

© 2010 VSAE

Beste lezer,

AENORM SPECIAL Februari 2013 1

Colofon

HoofdredactieAbel BosmanJozef Battjes

RedactieDaniel Tobon ArangoGlenn TaylorKasper van VlietLennart NiezenOlivier Rotsteege

Ontwerp© United Creations, 2010

CoverUnited Creations

VormgevingAbel BosmanJozef BattjesLennart Niezen

Oplage2100

AdverteerdersDe Nederlandsche BankMN AchmeaAEMASAG & AIAPGGeneraliLens & PartnersMillimanPGGMRiskQuestSNS REAALSprenkels & VerschurenTriple A

Voor meer informatie over adverteren kun u contact opnemen met Marc van Houdt via [email protected]

Deze speciale editie van Aenorm wordt verspreid onder alle studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. Tevens wordt het magazine verspreid onder alle alumni van de VSAE.

Plaatsing van een artikel betekent niet dat de mening van het VSAE-bestuur, of van de redactie is verwoord. Niets uit dit blad mag worden vermenigvuldigd zonder toestemming van de VSAE. Aan de inhoud van dit blad kunnen geen rechten worden ontleend.

Adres RedactieVSAERoetersstraat 11, E2.02-2.041018 WB Amsterdamtel. 020-5254134

Websitewww.actuariaatcongres.nl

Het inmiddels tot succesvol en gerespecteerd uitgegroeide Actuariaatcongres zal dit jaar voor de dertiende keer worden georganiseerd. Voor u ligt de speciale editie van de Aenorm die volledig in het teken staat van dit Actuariaatcongres. Dit congres wordt ieder jaar met veel enthousiasme en toewijding georganiseerd door de VSAE (Vereniging Studenten Actuariaat, Econometrie en Operationele Research), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ook voor deze editie van het Actuariaatcongres hebben wij geprobeerd een voor actuarissen maar ook voor studenten interessant en uitdagend programma samen te stellen met als leidende draad een actueel actuarieel thema. Dit jaar zal het congres op 27 februari 2013 plaatsvinden in het Koninklijk Instituut voor de Tropen en zal wederom worden geleid door dagvoorzitter Ir.drs. J.D. Breen, directeur van het Actuarieel Genootschap en het Actuarieel Instituut (AG-AI). Het congres is aangevraagd voor zes Permanente Educatie punten en de verwachting is dat deze binnenkort worden toegekend door het AG-AI. Voor de bezoekers van het Actuariaatcongres zal 27 februari 2013 in het teken staan van solidariteit en de vraag of solidariteit haar grenzen heeft bereikt. Solidariteit is het begrip dat alle vakgebieden in de Actuariële wereld met elkaar verbind. Dit verbindingsstuk is te vinden in de pensioenwereld, in de zorg maar ook bij verzekeraars. De vraag of we de grenzen van solidariteit hebben bereikt is een vraag die hedendaags steeds vaker wordt gesteld. “Waarom moet ik de ziektekosten van rokers betalen terwijl zij volledig bewust zijn van de risico’s?”, “Moeten we in Nederland af van het collectieve pensioenstelsel?”. We zouden tevreden moeten zijn met, naar het schijnt één van de beste pensioen -en zorgstelsel ter wereld maar we moeten ook stil staan bij het feit dat hier tegenwoordig steeds vaker negatief naar wordt gekeken. Dit onderwerp biedt dus een goede mogelijkheid om vanuit de verschillende disciplines een goed beeld te krijgen van één van de belangrijkste discussiepunten van dit moment. In deze Aenorm wordt alvast een blik geworpen op het thema. U kunt zich verheugen op vele interessante artikelen van een aantal van onze sprekers en andere professionals uit de actuariële wereld. Verder kunt u hier alle relevante informatie over het congres vinden. Ook kunt u hier een aantal praktische zaken vinden zoals een routebeschrijving en het inschrijfformulier. De commissie hoopt dat u deze Aenorm met veel plezier zult lezen en wij u mogen verwelkomen op 27 februari 2013 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Inschrijven is vanaf nu mogelijk middels het inschrijfformulier of www.actuariaatcongres.nl. Alle vragen kunnen worden gericht aan [email protected].

Namens de Actuariaatcongrescommissie 2013,

Daniel Tobon Arango (voorzitter Actuariaatcongres 2013)

Page 4: Actuariaatcongres Magazine 2013

2 AENORM SPECIAL Februari 2013

12Een dag bij de AEMAS

Door: Olivier Rotsteege & Lennart NiezenDe AEMAS is een beroepsopleiding tot het beroep van een actuaris. Maar wat houdt deze opleiding nou in? Wij als commissie liepen een dag mee met de APC (Actuarial Practice Cycle) en kwamen er zo alles over te weten.

Door: Drs. Servaas Houben, AAG-FIA, CFA, FRM 06De solidariteit van solvency II

Solidariteit is een veel gebruikt begrip in de pensioenwereld waarin de waardeoverdracht tussen generaties een centrale rol speelt in het publieke debat. In dit artikel wordt het belang van discontering uitgelegd, wat een belangrijk verschil is met het huidige Solvency II en Solvency I regime.

Waar ligt de grens van solidariteit binnen onze samenleving? In welke vormen komen wij solidariteit dagelijks tegen en wat levert het ons op? Jeroen Breen legt het uit.

Door: Ir. drs.Jeroen Breen AAG

Heeft solidariteit grenzen?27

23Steven van Weyenberg is kamerlid van de D66 en heeft als portefeuille Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wat vond hij van het aanvankelijke regeerakkoord met betrekking tot de inkomensafhankelijke zorgpremie?

Door: Olivier Rotsteege & Lennart Niezen

Interview met Steven van Weyenberg (D66)

Veel details van het nieuwe FTK zijn nog niet ingevuld, maar een principiële keuze staat centraal: wordt uw nieuwe pensioencontract nominaal of reëel? - Niets doen is onbewust kiezen.

Door: Adri Jansen AAG en Marieke Klein AAG

Nieuwe FTK kaders: en nu? Praktische aanpak van een complex discussie. 42

Jos Berkemijer AAG is al geruime tijd actief binnen het actuariaat in verschillende functies. In dit interview laat hij zijn mening horen over verschillende onderwerpen die betrekking hebben op de solidariteit binnen onze maatschappij. Zoals de zorgpremie en de AOW.

Door: Kasper van Vliet & Glenn Taylor

In gesprek met Jos Berkemeijer 15

Door: Ir. drs. Dick Boeijen en Hans Staring MSc38Op weg naar duurzame pensioensolidariteit

Als we de media mogen geloven begint pensioensolidariteit een vies woord te worden. Met name voor de jongere generaties lijken de grenzen van de solidariteit in zicht te komen. Wat betekent dit voor ons toekomstige pensioenstelsel? msterdam gevolgd. Sinds 2010 is hij werkzaam bij het Actuarieel Genootschap en het Actuarieel Instituut.

Page 5: Actuariaatcongres Magazine 2013

3 AENORM SPECIAL Februari 2013 AENORM SPECIAL Februari 2013 3

63

64Puzzel

Inschrijven

55Niet het eind van de wereld

Door: drs. Hans de Mik AAG

Op 21-12-12 bleef de Apocalyps van de Maya’s uit en daarmee bleef de wereld bestaan. Wel kwam er die dag een eind aan het onderscheid tussen mannen en vrouwen binnen private verzekeringscontracten.

Door: dr. Wim Niesing AAG

53Solidariteit in het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel

De zorgkosten stijgen maar door en het vertrouwen in de politiek daalt. Verzekerenden willen keuzes kunnen maken en willen niet betalen voor wat zij niet gebruiken. Wat is er nodig om het zorgverzekeringstels toekomstbestendig te maken?

RoutebeschrijvingCommissie

Locatie

04

Sprekers

Actuariaatcongres

34

62

De huidige situatie van onderdekking leidt tot emotionele reacties. Ouderen vrezen voor hun koopkracht, jongeren zijn bang dat er straks voor hen niets meer over is. De media smullen en spreken van een generatieconflict. Dat leidt tot interessante vragen: wie is er nu eigenlijk solidair met wie? En in welke mate?

Door: drs. Mirja Constandse AAG en drs. Frank Cordewener AAG

Jongeren en doorsneepremie: een houdbare combinatie?

35

32

Over de VSAE

36

Dagprogramma

58Solidair met elkaar: nu meer dan ooit

Door: Vera Nieuwland MSc, ir. Jan Willem van Houwelingen en drs. Hielke Dirk de Boer RA AAG

Heel lang geleden koos een burger bewust voor solidariteit daar is weinig meer van over. Tegenwoordig heb geen keuze, je moest simpelweg solidair zijn. Dat valt eigenlijk nauwelijks te scharen onder de noemer solidariteit. Nu ontstaat er weer een nieuwe realiteit: je kunt als burger zelfstandig keuzes maken.

50

30

Page 6: Actuariaatcongres Magazine 2013

4 AENORM SPECIAL Februari 2013

Ontvangst met koffie en thee

Opening van het congresDaniel Tobón Arango (voorzitter Actuariaatcongres 2013)

Inleiding over het thema door de dagvoorzitterIr. drs. J. Breen AAG (Directeur AG&AI)

Plenaire sessie Drs. Servaas Houben AAG (Prudential Assurance, Londen)

Koffiepauze

Plenaire sessie Mw. Dagmar van Ravenswaay Claasen (De Nederlandsche Bank)

Plenaire sessie Drs. Mirja Constandse AAG (MN)

Lunch

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden:• Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM)• Drs. Adri Jansen AAG (Sprenkels & Verschuren)• Drs. Hen Veerman AAG (Triple A)

Koffiepauze

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden:• Drs. Marcel van Delft AAG (SNS REAAL)• Dr. Wim Niesing AAG (Achmea)• Drs. Judith Houtepen MBA (Milliman)

Discussiepanel

Borrel

08:45 - 09:10

09:10 - 09:15

09:15 - 09:45

09:45 - 10:30

10:30 - 10:50

10:50 - 11:35

11:35 - 12:20

12:20 - 13:20

13:20 - 14:30

14:30 - 14:50

14:50 - 16:00

16:00 - 17:00

17:00 - 18:00

wo

ensd

ag 27 feb

ruari

Dagprogramma

Voor meer informatie en inhoud van de presentaties zie de website: www.actuariaatcongres.nl

Page 7: Actuariaatcongres Magazine 2013

DE GROOTSTE FINANCIELE DIENSTVERLENER IN PENSIOENWERKENBIJAPG.NL

Met 4000 mensen werkt APG voor meerdere pensioenfondsen aan een gestroom-lijnde uitvoering van het pensioen van 4,5 miljoen mensen en aan het beheer van 310 miljard pensioenvermogen. Voor jong talent hebben we stages, traineeships en starterfuncties in diverse vakgebieden. Van finance, pensioenadministratie en vermogensbeheer tot juridisch en ICT. Kijk op werkenbijapg.nl, daar staat ook een recruiter voor je klaar.

DE IDEALE PLEK OM TE GROEIEN, TE LEREN EN JEZELF TE BEWIJZEN

25.1222.12.1

Page 8: Actuariaatcongres Magazine 2013

6 AENORM SPECIAL Februari 2013

Het belang van discontering

Solvency II vervangt het huidige Solvency I regime dat gebaseerd is op prudentiële veronderstellingen. In plaats daarvan, richt Solvency II zich op het identificeren, kwantificeren en beheersen van risico’s, en hanteert markt consistente waardering van activa en passiva. Een van de belangrijkste verschillen tussen de twee regimes is de discontering van verzekeringsverplichtingen kasstromen¹. Om toekomstige betalingen aan polishouders te garanderen, houdt een verzekeringsmaatschappij een voorziening aan plus een marge, en een aanvullende kapitaalvereiste: de laatste is om negatieve scenario’s te weerstaan. Deze drie elementen zijn allen afhankelijk van de disconterings methodiek. In het Solvency I tijdperk vóór het jaar 2000, waarin de rente systematisch boven de 3 of 4% uitkwam, werd een voorzichtige rekenrente van 3 of 4% voor verplichtingen gehanteerd, wat resulteert in een relatief hoge voorziening. Echter, na 2000 bleek deze voorzichtige aanname niet meer op zijn plaats te zijn, omdat de marktrente daalde, en de

waarde van de reserves relatief laag scheen. Vandaar dat onder Solvency II werd besloten om over te schakelen naar een markt consistente methodiek die een marktrente in plaats van voorzichtige rekenrente voor de discontering van verplichtingen gebruikt, met als gevolg het gebruik van een swap curve met kredietrisico aanpassing. Een soortgelijke ontwikkeling vond plaats in de embedded value wereld waarin de traditionele waarderingsmethodiek (TEV) vervangen werd door een markt consistente aanpak in 2008 (MECV).

Risicovrije rekenrente

De risicovrije curve wordt gebruikt in de verzekeringswereld als maatstaf voor discontering waarop verdere aanpassingen kunnen worden gemaakt, afhankelijk van het verzekerings producttype. De meest gebruikelijke methoden voor een risicovrije rente zijn staatsobligaties of swapcurves. Een staatsobligatie kan risicovrij worden beschouwd omdat landen belastingen kunnen heffen, uitgaven verminderen of geld bij drukken (seignorage), en hiermee een eventuele default kunnen voorkomen. Ook zijn er veel historische gegevens voor staatsobligaties beschikbaar waardoor het makkelijker wordt om een 99,5% Value at Risk² te bepalen, hetgeen vereist is voor kapitaalvereisten. Een potentiële Eurocrisis en Schotse onafhankelijkheid maken staatsobligaties echter minder geschikt voor monetaire unies, omdat seignorage niet altijd een optie is voor individuele landen in een muntunie. Niet alleen een eventuele default kan leiden tot complicaties, maar ook verschillende discontovoeten voor verschillende landen binnen een muntunie (bijvoorbeeld Eurozone)

De solidariteit van Solvency II

drs. Servaas Houben AAGServaas Houben leidt het economisch scenario team in Prudential, Londen. Hij studeerde econometrie in Maas-tricht en werkte in Nederland tijdens de eerste vier jaar van zijn carrière. Daarna, werkte hij in Dublin en Lon-don. Naast actuariaat, heeft Servaas de CFA en FRM kwalificaties be-haald. Hij schrijft regelmatig voor zijn blog, CFA digest en Nederlandseactuariële tijdschriften.

Solidariteit in de verzekeringswereld

Solidariteit is een veel gebruikt begrip in de pensioenwereld waarin de waardeoverdracht tussen generaties een centrale rol speelt in het publieke debat. In de verzekeringswereld is het een minder gebruikt concept, daar verzekeringsmaatschappijen naast hun maatschappelijke functie ook een plicht hebben ten opzichte van hun aandeelhouders. Ook hebben verzekeraars in tegenstelling tot pensioenfondsen, contractuele verplichtingen aan hun polishouders resulterend in gelimiteerde waardeoverdracht mogelijkheden voor de verzekeraar. Solvency II echter pretendeert de polishouder centraal te stellen doordat het verzekeraars verplicht om voldoende kapitaal aan te houden om extreme (negatieve) scenario’s te doorstaan. Echter, vooral op het gebied van disconteren is het onduidelijk of de huidige regelgeving ten faveure van de polishouder is.

1.Onder andere, premieinkomsten, claims, adminstratie(kosten) 2.Verschil tussen resultaat in extreem negatief scenario en het verwachte (gemiddelde, mediaanse) scenario.

door: drs. Servaas Houben, AAG-FIA, CFA, FRM

Page 9: Actuariaatcongres Magazine 2013

7 AENORM SPECIAL Februari 2013

leiden tot arbitrage mogelijkheden: verzekeraars kunnen de waarde van hun verplichtingen wijzigingen door hun beleggingsmix aan te passen. Tenslotte is de markt voor staatsobligaties voor kleinere landen niet erg liquide met name voor de langere looptijden en dit maakt hedgen lastiger. Er zijn verschillende swaprentes (leningen tussen banken) in omloop: de LIBOR curves bevatten kredietrisico als gevolg van tegenpartijrisico (hetgeen steeg tijdens de crisis van 2008) en de overnightrates (overschot of tekort dat banken elkaar uitlenen) of ofwel zonder onderpand (SONIA), of met onderpand (Ronia). Swap curves zijn zeer liquide, zijn beschikbaar voor langere looptijden, en beschikbaar voor veel landen, en bieden daarom tal van hedging mogelijkheden. Echter, er zijn minder historische gegevens beschikbaar hetgeen de kalibratie van de 99,5% kapitaalvereiste compliceert. Bovendien, zijn swap curves niet geheel risicovrij als gevolg van het kredietrisico. Hierdoor gebruiken sommige verzekeraars swap curves voor het verdisconteren van hun reserves, terwijl voor het bouwen van een risicomodel staatsobligaties of een mix van staatsobligaties en swap-gegevens wordt gebruikt.

De creatie van de Solvency II disconte-ringscurve

Echter, Solvency II koos verrassend genoeg voor een derde optie: in plaats van een pure marktwaardering, werd voor een synthetische curve ontwikkeld. Hierbij is het eerste gedeelte van de disconteringscurve in lijn met marktinformatie (swapcurves), maar wordt voor de langere looptijden een extrapolatiemethodiek toegepast

waarvoor bepaalde aannames vereist zijn. QIS5 paste de Wilson Smith methode toe die uitgaat van een lange termijn forward rate (ultimate forward rate, UFR) die niet afhankelijk is van korte termijn veranderingen in marktrentes of de economische cyclus. De UFR bestaat uit een lange termijn verwachting voor inflatie plus een lange termijn verwachting van het reële rendement op staatsobligaties. Al naar gelang de liquiditeit van de swap markt wordt een laatste liquide punt (LLP) vastgesteld die tussen landen kan verschillen. Voor looptijden langer dan LLP, vindt extrapolatie plaats zodat er ook een aanname is vereist voor de snelheid waarmee de forward rate naar de UFR convergeert (convergence rate). In figuur 1 zie je hoe dat eruit ziet voor een LLP van 20 jaar: Echter rond deze methodiek kleven de volgende nadelen:• Hedging complicaties: verplichtingen worden

gedisconteerd met de synthetische Solvency II curve waarvoor geen vergelijkbare marktcurve aanwezig is. Hierdoor zijn er na het LLP geen markt activa beschikbaar die het verplichtingen patroon nabootsen;

• Beperkte houdbaarheid van extrapolatie aannames: de synthetische curve is afhankelijk van aannames rondom LLP, UFR en de convergence rate die allen gebaseerd zijn op expert judgement en hierdoor uitermate gevoelig zijn voor (politieke, publieke) opinie. In de huidige marktomgeving is de extrapolatie techniek voordelig voor verzekeraars omdat de verplichtingen na het LLP met een relatief hoge disconteringsvoet worden verdisconteerd resulterend in relatief lage verplichtingen. Echter op termijn zou de disconteringsvoet op het LLP punt hoger kunnen komen liggen dan de UFR leidend tot een relatief hogere voorziening hetgeen de duurzaamheid van de methodiek ondermijnt;

Figuur 1. Verschil solvency II en markt disconteringscurves

Page 10: Actuariaatcongres Magazine 2013

Ook op zoek naar een eerste baan waarin je meteen verantwoordelijkheid krijgt?

Wij zoeken actuarieel analisten.Ga naar www.werkenbijgenerali.nl.

Nataliya BoykoActuarieel Analist bij Generali

Check mijn profiel.

Generali is net zo goed mijn bedrijf als dat van Freek Wansink.

Uw Generali.De pensioen- en inkomensverzekeraar.

AMC_Print_A4_03.indd 3 01-03-12 14:19

Page 11: Actuariaatcongres Magazine 2013

9 AENORM SPECIAL Februari 2013

• Potentiële discrepantie tussen pricing & Asset Liability Management (ALM) enerzijds en Solvency II reservering anderzijds: pricing en ALM zijn gebaseerd op hedging mogelijkheden in de marktplaats terwijl Solvency II waardering op basis van een synthetische curve plaatsvindt. Hiermee komt eventueel ook het slagen van de Use Test (toepassing van een intern model door de gehele bedrijfsvoering) in gevaar omdat modellen en methodieken anders worden toegepast in verschillende bedrijfsafdelingen.

De actuariële reflex en geboorte van de liquiditeitspremie

Echter, het economische landschap veranderde rond 2009 en de waardering van verplichtingen op een zuive-re swaprente zou leiden tot de solvabiliteit complicaties hetgeen de winstgevendheid voor bepaalde verzeke-ringsproducten zou ondermijnen. Net als in het vorige Solvency I regime, vertrouwde de actuariële professie wederom op een rekenkundige aanpassing, een actuari-ële reflex: de verplichtingen discounteringsvoet zal niet meer onafhankelijk zijn van de belegginsmix die aan deze verplichtingen zouden zijn gekoppeld, en daarmee zouden activa en passiva meer in lijn met elkaar te be-wegen met name voor producten met voorspelbare kas-stromen. Het argument is dat voor deze producten kan de verzekeraar de verplichtingen ondersteunen door een bedrijfsobligatie portefeuille tot het einde van de loop-tijd aan te houden. Een deel van de spread kan daardoor worden toegewezen aan liquiditeit aspecten: beleggers eisen immers een hoger rendement op bedrijfsobligaties ten opzichte van staatsobligaties of swaps als gevolg van hogere bid-ask spreads.

Om de impact van nieuwe regelgeving op processen en kapitaalsvereisten te bepalen, schrijft de toezichtshouder Quantitative Impact Studies (QIS) voor zoals ook in de Basel bank regelgeving het geval is. QIS5 (2010) gebruikt de volgende proxy formule om de liquiditeitspremie (LQP) in te schatten op een forward rate basis:

LQP = Max(0, X% * (Credit Spread - Y%) + W%) ³

Waarbij:• X% (50%): gedeelte van de spread boven de swap

rente vanwege liduiditeitsaspecten;• Credit spread: totale spread boven swaprente,

gebaseerd op option adjusted spreads of asset spreads;• Y% (40 basis punten): lange termijn verwachte default

premie;• W% (10 basis punten): aanpassing voor kredietrisico

in swaps.De credit spread fluctueert terwijl X%, Y%, en W% constant verondersteld zijn.

Bovendien werd een andere LQP toegepast voor verschillende valuta, afhankelijk van de duur van de markt voor bedrijfsobligaties. QIS5 maakte de volgende aannames: Valuta GBP USD EUR

LLP in jaren 30 30 15

LQP in basispunten YE2008 YE2009

22182

23171

17953

Figuur 2. LQP ontwikkeling

3. Deze formule werd gekalibreerd op een negatieve CDS basis methodiek.4. LLP: last liquid point. De langste termijn waarvoor een liquiditeitspremie aanpassing van toepassing is.

Page 12: Actuariaatcongres Magazine 2013

10 AENORM SPECIAL Februari 2013

Tenslotte werd een product afhankelijke LQP vastgesteld:

Product LQPAnnuiteiten 100%Winstdeling 75%

Looptijd korter dan 1 jaar 0%Anders 50%

Dit leidde tot een fluctuerende LQP die het effect van hogere spreads vermindert, doordat een waardeverlies in een bedrijfsobligatie portefeuille gecompenseerd wordt door een hogere verplichtingen rekenrente, zie figuur 2.

Matching premium

De laatste level 2 tekst gaat uit van een matching premie (MP) die als volgt wordt berekend:

Matching premium = (Yield beleggingsportefeuille – Fundamentele spread – risico vrije rente)

Waarbij:• Fundamentele spread = max(75% lange-termijn spread

boven risico vrije rente, verwachte historische default premie)

In tegenstelling tot de LQP, gelden er kwaliteitseisen voor de obligatieportefeuille om voor MP te kwalificeren: geen beleggingen in bedrijfsobligaties lager gewaardeerd dan de BBB-rating zijn geoorloofd, en er is een maximum voor investeringen in BBB-rating bedrijfsobligaties.

Verrassend genoeg zijn er geen beperkingen voor de looptijd van de portefeuille van activa. Net als voor de LQP, stijgt ook de MP wanneer spreads stijgen. Zie figuur 3. Hoewel de methodologie nog niet is voltooid, is het nu al duidelijk dat verzekeringsmaatschappijen verschillende uitdagingen te wachten staat:

• Gebrek aan spread-gegevens voor niet-Amerikaanse landen: historische spread data zijn beschikbaar voor Amerikaanse bedrijfsobligaties sinds de jaren 1920. Echter, data voor bedrijfsobligaties van andere landen zijn pas meer recentelijk beschikbaar, waardoor het lastiger is voor verzekeringsmaatschappijen om fundamentele spread aannames voor andere landen te rechtvaardigen;

• Beleggingsportefeuille kwaliteitseisen: om voor MP in aanmerking te komen, dient een beleggingsportefeuille een minimum kredietkwaliteit te hebben. Verzekeraars hebben de afweging om oftewel te investeren in veilige activa en hierdoor af te zien van (een deel) van matching premium voordelen, of te investeren in meer risicovolle bedrijfsobligaties, met als doel een hogere matching premie te incasseren, maar het risico lopend dat je eindigt met een portefeuille van onvoldoende rating kwaliteit;

• Behandeling van bedrijfsobligaties-achtige activa: sommige hypothecaire producten hebben een obligatie-achtig kasstroompatroon en kunnen dus beschouwd worden als een geschikte investering voor voorspelbare verzekeringsproducten. Echter, in de huidige regelgeving kwalificeren deze activa niet voor MP;

• Obligaties zonder rating: een aantal leningen van semi-Figuur 3. MP ontwikkeling

Page 13: Actuariaatcongres Magazine 2013

11 AENORM SPECIAL Februari 2013

overheidsinstellingen hebben geen rating en zijn dus niet toegestaan voor MP doeleinden onder de huidige regelgeving;

• Spread meting: er zijn verschillende spreads beschikbaar (option adjusted spread, asset spread) en het is niet geheel duidelijk welke maatstaf van toepassing zal zijn.

Kansen voor vermogensbeheerders

Het veranderende verzekeringstoezicht biedt volop kansen voor vermogensbeheerders om balans volatiliteit te verminderen door financiële producten te ontwikkelen die:• Het verschil tussen SII disconteringscurve en markt

swap curves verminderen;• Het verschil tussen de totale spread en LQP/MP

verminderen;• De kwaliteitsvereiste voor MP kwalificatie garanderen.

Toch hebben de voortdurende wijzigende Solvency II regels ertoe geleid dat verzekeringsmaatschappijen zeer voorzichtig handelen ten aanzien van hun lange termijn activa allocatie (fear of regret): vandaar dat er een toenemende vraag naar beleggingsoplossingen is te verwachten als interne modellen eenmaal zijn goedgekeurd per 1 januari 2016. In de tussentijd kan de eventuele QIS6 studie meer inzicht bieden in het perspectief van de toezichthouder.

De polishouder

Al deze aanpassingen aan de disconterings methodiek zijn voordelig voor de verzekeraars omdat hun voorziening en kapitaalsvereisten dalen. Het is niet geheel duidelijk of deze aanpassingen voordelig zijn voor de polishouder: als een verzekeraar zijn beleggingsportefeuille verandert, leidt dit nu tot een andere waarde van hun verplichtingen. Echter, vanuit het oogpunt van de polishouder is de waarde van zijn contract onafhankelijk van de beleggingsportefeuille die de verzekeraar hanteert: voor de polishouder is het immers nog steeds hetzelfde kasstroom patroon. In extremes, kan deze methode leiden tot arbitrage mogelijkheden: een verzekeraar kan de waarde van zijn voorziening verminderen door zijn Duitse staatsobligaties in te wisselen voor Griekse staatsobligaties. Het is daarom maar de vraag of het gebruik van een synthetische curve en LQP en MP correcties wel het belang van de polishouder dienen.

Referenties

Actuarieel Genootschap & Actuarieel Instituut, Principes voor de Rentetermijnstructuur, 9 oktober 2009

Barrie & Hibbert, Summary of Liquidity Premium Estimation Methods, oktober 2009

CFOForum-CROForum, QIS5 Technical Specification Risk-free interest rates, 2 april 2010

CEIOPS, Task Force Report on the Liquidity premium, 1 maart 2010

European Commission, QIS5 Technical specifications, 5 juli 2010

Webber, Bank of England, Decomposing corporate bond spreads, 2007 Q4

5. Gebaseerd op EUR iBoxx(DE006301161), GBP iBoxx(DE005993174), and USD iBoxx(GB00B0598748).

Page 14: Actuariaatcongres Magazine 2013

12 AENORM SPECIAL Februari 2013

Vanuit de commissie hebben wij een dag bijgewoond bij de Actuarial Practice Cycle, het laatste traject van de AEMAS. Het was een afsluitende dag voor de studenten in de module: Certificeren!. Deze module was een gehele simulatie van de werkelijkheid met alle betrekkelijke instanties (zoals de pensioenuitvoerder en de DNB), waarin de studenten zich een weg moesten vinden. De opdracht was om een pensioenfonds te certificeren én als klant te houden.

door: Olivier Rotsteege & Lennart Niezen

De AEMAS is een beroepsopleiding tot het beroep van actuaris en een logische vervolgstap na je studie Actuariële wetenschappen. Na het afronden van de AEMAS is er geen andere opleiding meer nodig om lid te kunnen worden van het AG met de bijbehorende titel Actuaris AG (AAG). De AEMAS bestaat in totaal uit drie trajecten, waarbij de achtergrond van de student bepaald in welk traject men instroomt:

1. de Premasterfase (30-54 EC)2. de Intensieve Master (60 EC) 3. de post-master Actuarial Practice Cycle (30 EC)

Ook na het afronden van de Bachelor/Master Econometrie en Wiskunde kan men het programma afleggen. Met de Bachelor Actuariaat kan men gelijk instromen bij de Intensieve Master. En na de Master Actuariaat kan je na bepaalde voorwaarde direct doorstromen in de post-master.

De Actuarial Practice Cycle (APC) is de post-master opleiding die 1 dag per week naast het werk wordt gevolgd (huidig op dinsdag van 15.00 t/m 21.00 uur). Het is opgebouwd uit zes modules, waarbij het doel is om de studenten naast de toepassing van de al geleerde actuariële kennis, de praktijkkennis en de soft- skills bij te brengen die in het vakgebied van actuariaat belangrijk zijn. Het traject wordt beoordeeld aan de hand van circa zes competenties per module.

Op de dinsdag waar wij bij waren, vond het afsluitende gesprek van de studenten met het bestuur van het pensioenfonds plaats. In dit gesprek gaven zij uitleg en verklaring van hun rapport over het pensioenfonds. De weken hiervoor hadden de studenten colleges gehad, rapporten geschreven, met het pensioenfonds gesproken, de pensioenuitvoerder vragen gesteld en het bestuur voorgelicht over het rapport (in groepsverband). Veel instanties zoals het pensioenfondsbestuur werden gespeeld door mensen rechtstreeks uit het bedrijfsleven, die met de AEMAS verbonden zijn. Om de werkelijkheid zo veel mogelijk na te bootsen probeerde het bestuur de

studenten op een onverwachte manier te benaderen. Zo kregen de studenten in het gesprek waar wij bij waren, een directe en fikse aanval op het feit dat zij de DNB hadden benaderd en hadden ingelicht met het feit dat het pensioenfonds niet dekkend zou zijn. Dit hadden de studenten na het voorlichtingsgesprek met het bestuur gedaan onder het mom van de meldingsplicht. Te zien was aan de studenten dat zij deze reactie van het bestuur totaal niet hadden verwacht, aangezien ze er zeker van waren dat ze een goede stap hadden gezet door de melding naar de DNB.

De studenten werden hard aangevallen en de zekerheid waarmee ze binnen kwamen was duidelijk in een keer weg. Als een actuaris dit in het echt zou doen zou er met zekerheid een vertrouwensbreuk zijn ontstaan met het pensioenfonds. Ook al hadden de studenten zich in principe aan hun meldingsplicht gehouden, was het een veel te snelle stap en is het een no- go in het bedrijfsleven. Een actuaris moet schipperen tussen het pensioenfonds en de pensioenwet/DNB en moet zo nodig handelen, maar altijd in overleg met het pensioenfonds. Zulke belangrijke praktijklessen die men niet uit een boek kan halen, leer je wel bij de Actuarial Practice Cycle.

Nadat de studenten waren bijgekomen van de felle aanval van het bestuur op hun handelen en met elkaar tot een verzoening waren gekomen, mochten ze hun zestien pagina tellende rapport toelichten. Ze volgen bij deze raportage een raamwerk en stappenplan om het pensioenfonds te keuren aan de artikelen van de pensioenwet. De conclusie van het rapport was dat het pensioenfonds een paar problemen had en eigenlijk moest korten en haar indexatieambitie niet waar kon maken. Bij het voorlopige gesprek dat ze vorige week hadden met het pensioenfondsbestuur hadden ze het gevoel dat het bestuur niet adequaat zou reageren. Ze hadden daarom ervoor gekozen om zelf melding te doen bij de DNB van de problemen, waardoor de hevige en felle woordenwisseling van het begin van het gesprek volgde.

Een dag bij de AEMAS

Page 15: Actuariaatcongres Magazine 2013

Amsterdam Business School

»Thinking Business«

Actuaris worden? Amsterdam Executive Master-programme in Actuarial Science

De Amsterdam Business School (UvA) biedt een

volledige actuariaat opleiding aan in een goed

studeerbaar format voor werkenden in de

fi nanciële sector.

■ Toelating voor academici met minimaal

BSc econometrie of wiskunde

■ Of instroom na de MSc Actuarial Science &

Mathematical Finance

■ AEMAS premaster op niveau BSc Actuariaat

■ AEMAS Master Actuariaat: volledige

MSc-bul mogelijk

■ AEMAS Postmaster Actuarial Practice Cycle

■ De totale AEMAS is geaccrediteerd door het

Actuarieel Genootschap

Meer informatie, brochure en aanmelden:

www.abs.uva.nl/aemas

Plantage Muidergracht 12 | 1018 TV Amsterdam | T (020) 525 5313 | [email protected]

Fotograaf: Christina Chouchena

Page 16: Actuariaatcongres Magazine 2013

14 AENORM SPECIAL Februari 2013

Dit groepje was overigens de enige die had besloten een mailtje te sturen naar de DNB. Maar niet alleen hun melding aan de DNB werd aan de tand gevoeld ook de rest van het rapport werd onder de loep genomen. Elk puntje wat niet duidelijk of niet goed verwoord was, werd door het bestuur aangekaart. Ook over de totstandkoming van de cijfers werd veel uitleg gevraagd. Het werd duidelijk dat de taak van de actuaris ook draait om het goed kunnen uitleggen en verdedigen van je bevindingen en met die bevindingen in je hand een koers te vinden tussen wat er in de regelgeving staat en wat goed of slecht is voor het pensioenfonds. Significante verschillen moeten natuurlijk worden gerapporteerd, kleine niet belangrijke verschillen veel minder snel, maar alles in overeenstemming met het pensioenfonds. Het begrip relatiemanagement speelde een belangrijke rol in deze module, het meeleven met het pensioenfonds. Ook andere ‘social skills’ waren van belang in deze module zoals sterk in je schoenen staan zonder daar onredelijk stug over te zijn, fouten erkennen en er samen uitkomen, en uiteindelijk het gesprek kunnen ‘meenemen en overnemen’.

Na het gesprek moest het groepje de zaal verlaten en wisselde de bestuursleden van rol. Nu zaten er drie docenten die met hun aantekeningen een evaluatie maakten van het optreden van de groep: de docenten noemden de brief een kleine blunder, maar ze hadden zich toch best goed verdedigd en het rapport vonden de docenten er ook goed uit zien. Na afloop blaast het studententeam even uit in de hal. Of ze deze verloop van het gesprek verwachten hadden, was het antwoord: “Een beetje. We zijn voor de meeting met de groep nog even samengekomen en gesproken over wat de mogelijke struikelblokken waren van de meeting. Dat ze wat zouden zeggen over de brief was wel zeker, we hadden alleen niet verwacht dat de focus zo erg op de brief zou liggen. Ik denk dat we ons goed verweerd hebben en dat we het best redelijk hebben gedaan vandaag” Het team was verder unaniem van mening dat de feedback van de experts op hun gedrag en hun rapport heel leerzaam is. De studenten die de Actuarial Practice Cycle volgen, doen dit meestal naast hun huidige baan. Het is dus hard werken voor de studenten, aangezien de APC 30 EC waard is en dit met een dag cursus in de week behaald moet worden. Tevens bestaan er geen herkansingen maar worden er persoonlijke alternatieve opdrachten bedacht wanneer een student een module niet met succes heeft kunnen afronden. Ook moet het volledige traject in principe binnen een jaar worden afgerond (vertraging door calamiteiten of zakken daargelaten).

Het was interessant om een dag met de post-master mee te lopen, de weg om een (certificerend) actuaris te worden. Wat ons opviel was dat de AEMAS erg goed geregeld was en de simulatie die wij bijwoonden echt en realistisch aanvoelde.

Page 17: Actuariaatcongres Magazine 2013

15 AENORM SPECIAL Februari 2013

door: Kasper van Vliet & Glenn Taylor

Bent u van plan naar het congres te komen en wat zijn uw verwachtingen van het congres?

Ja. Mijn verwachting is dat het thema solidariteit vanuit verschillende kanten belicht zal worden, waardoor de deelnemers een genuanceerd beeld krijgen van zowel de essentie, de relevantie, als ook de maak- en houdbaarheid van solidariteit binnen ons pensioenstelsel.

Waarom zou u mensen aanraden om naar dit congres te gaan?

Onze hele samenleving is op solidariteit gebouwd. De samenleving verandert. De vormgeving van solidariteit moet zich daarop aanpassen en dat kan alleen als we met ze allen daarover van gedachten wisselen, daarom moet je erbij zijn. Gezamenlijk zullen we ons buigen over vragen als, wat is solidariteit eigenlijk, moet solidariteit ook altijd verplicht worden en hoe hou ik stuur op solidariteit?

Waar liggen uw interesses binnen het actuariaat?

Actuariaat is een vakgebied met veel raakvlakken. De oplossingen voor veel vraagstukken in onze samenleving zijn vaak gelegen in het combineren van kennis over de verschillende vakgebieden heen. Het is daarom boeiend voor mij als actuaris om me te kunnen blijven verdiepen in verschillende vakgebieden. Zo heb ik in de afgelopen decennia gelukkig veel mogen leren en veel kunnen bijdragen aan zaken als management, marketing, administratie, communicatie, organisatie, beleggingen, governance, risicomanagement en natuurlijk solidariteit. In de trainingen die ik op strategisch niveau voor bestuurders en risicomanagers van onder meer pensioenfondsen organiseer, blijkt keer op keer dat een goed (hernieuwd) strategisch plan, een helder geformuleerde risk appetite en gezonde - goed afgewogen - uitgangspunten over solidariteit, de basis vormen voor een duurzaam beleid. Zonder dat gaat het gewoon niet. Bij de uitwerking van dat nieuwe beleid hoort ook een nieuwe risicomanagement aanpak en een nieuw beleggingsbeleid. Meer kennis bij besturen over

economische scholen en theorieën, meer toepassing van niet-lineaire modellen, een interactieve aanpak en toepassing van nieuwe asset classes zoals goud, kunnen besturen, sociale partners en de politiek weer het heft in handen geven. Ik vind het plezierig daar een bijdrage aan te mogen leveren, op weg naar een duurzame samenleving voor ons en onze kinderen.

Waar denkt u aan als u aan solidariteit denkt? Dan denk ik aan het samen delen van risico’s. In welke mate moet solidariteit de gevolgen van een risico opvangen? Wat is het domein waarover je de risico’s deelt, de grenzen van het domein moeten goed afgebakend zijn. Wie hoort er wel en wie hoort er niet bij. Als we het over solidariteit bij pensioenfondsen of in de sociale zekerheid spreken, hebben we het met name over de horizontale, wederzijdse, kans-solidariteit en minder over verticale ofwel eenzijdige (subsidiaire) solidariteit. Laten we verder spreken over de kans-solidariteit, kortweg solidariteit. Een goed voorbeeld van solidariteit is het ontstaan van de onderlinge waarborgmaatschappijen rond 1800 in Noord-Nederland. Een aantal boeren dat elkaar goed kende, regelde samen dat als de boerderij van één van hen afbrandde, de kosten voor de herbouw collectief werden betaald. Zij stelden echter wel preventie eisen voor toetreding tot de collectiviteit. Bijvoorbeeld dat een hooiberg op een bepaalde minimale afstand van de boerderij moest staan. Ook werd er regelmatig gecontroleerd op hooibroei. Dit voorbeeld geeft in zijn simpelheid duidelijk aan wat het domein is, welke eisen wordt gesteld aan deelname, hoe de solidariteit wordt beschermd en hoe resterende financiële risico’s, die niet alleen kunnen worden gedragen, onderling wel kunnen worden gedragen.

Zorgpremie

Wat vond u van het regeringsakkoord betreffende de zorg?

Naar mijn mening moet je inkomenspolitiek via de

In gesprek met Jos Berkemeijer

Jos BerkemeijerJos Berkemeijer AAG, is commissaris, directeur, adviseur en trainer. Zijn werkgebied loopt van Verzekeringen (leven, pensioen, aov, zorg) tot Pensioenfondsen, Consultancy en Trainingen. Jos is actief geweest als concernactuaris (Interpolis) en meer dan twintig jaar als managing director van onder meer Achmea Pensioenen , Achmea Sociale Zekerheid en Mercer Nederland. Zijn specialismen zijn strategisch risicomanagement, governance, productontwikkeling, compliance en capital-, asset- en change-management.

Page 18: Actuariaatcongres Magazine 2013

Your

career

is ourbiggest asset

Executive Search & Coaching

LENS & PARTNERS

Executive Search & Coaching

LENS & PARTNERS

Executive Search & Coaching

LENS & PARTNERS

Contact us for your career:[email protected]

twitter: lensandpartners+31 (0) 20 462 30 60

lensandpartners.com

LPa5 adv-11-2012.indd 1 20-11-12 21:18

Page 19: Actuariaatcongres Magazine 2013

17 AENORM SPECIAL Februari 2013

belasting regelen en niet ook via een inkomensafhankelijke zorgpremie. Gelukkig is dat nu teruggedraaid. Ook de overheid is verantwoordelijk voor een duurzaam beleid en dito solidaire principes. In Nederland hebben we een van de beste zorgverzekeringssystemen ter wereld en - misschien wel daarom - is er tegelijkertijd veel kritiek op dit systeem. De verplichte combinatie van sterk gereguleerde, gebudgetteerde en solidaire ‘overheidswerking’ met de beoogde ‘marktwerking’, leidt echter op termijn tot een niet houdbaar en kosteninefficiënt zorgsysteem, waarin toekomstige kostenstijgingen en vergrijzingseffecten onvoldoende opgevangen kunnen worden. Los van politieke opvattingen, lijken we in Nederland op termijn onontkoombaar op weg naar een systeem waarin de toegang tot een (veel minimaler) pakket voor ieder Nederlander op omslagbasis collectief en volledig toegankelijk is geregeld en waarbij aanvullende zorg kan worden verzekerd volgens semi-collectieve en individuele verzekeringen op kapitaalsbasis. Zodoende wordt er dan ook voor toekomstige vergrijzing tijdig gespaard. De huidige regelgeving en uitvoering zit op een dood spoor. Het wordt steeds ingewikkelder. Geen consument die het allemaal meer kan overzien. Het gevaar van apathie dreigt. Consumenten moeten weer meer verantwoordelijk worden voor hun eigen zorgconsumptie.

Er worden teveel maatregelen getroffen door de overheid?

Wat de politiek vaak vergeet is dat elke maatregel een ander gedrag opwekt bij mensen. Soms gedrag dat averechts werkt. Een overvloed aan regels en toezichtseisen leidt tot een multiplier effect. We kunnen dan niet meer voorspellen welke maatregel welk effect heeft. Er zit maar een ding op, we moeten het zorgmodel versimpelen en dat betekent dat we geen regelgeving meer hebben waarin ieder bedenkbaar sociaal zorgonrecht vooraf is geregeld. Meer ruimte dus voor hardheids- en intentieclausules, waarmee verzekeraars hun klantgerichtheid in de praktijk, in plaats van op papier, kunnen waarmaken. Kassa!

Dus wat moet er met het huidige zorgstelsel volgens u gebeuren?

Naar mijn mening kunnen we het best kiezen voor een zorgstelsel dat in principe zo veel als mogelijk op marktwerking is gebaseerd met daaronder een minimaal solidair zorgpakket als basis. Dat minimaal zorgpakket moet dan ook echt minimaal zijn en kan door verzekeraars in samenwerking met de overheid worden uitgevoerd op basis van volledige verevening. Daar bovenop kan vrijwillig een semi collectief zorgpakket worden verzekerd waarin werkgever- en andere zorgcollectiviteiten vrijwillig solidair hun pakket als maatwerk (afgestemd op de doelgroep) kunnen

regelen. Uitgangspunt is marktwerking, een zorgpakket waar behoefte aan is en een uitstekende kwaliteit voor een faire prijs. Als derde laag kunnen individuele consumenten zich verzekeren of gaan ‘zorgsparen’ voor individuele bijzondere zorgbehoeften. Voor een hele reeks van zaken hoef je je simpelweg niet te verzekeren omdat je ze in redelijke mate kunt voorspellen of zien aankomen. Pak bijvoorbeeld het plaatsen van kroon in je gebit.

Als we naar Amerika kijken, zien we daar dan een goed voorbeeld van marktwerking?

In Amerika is inderdaad echt sprake van marktwerking. Daar wordt relatief ook het meeste geld besteed aan zorg. Je ziet dat mensen als het hun gezondheid betreft, vrijwillig bereid zijn om (extra) te betalen voor individuele zorg waar zij zelf behoeft aan hebben. Gelukkig is dankzij wetgeving van president Obama, inmiddels ook de minimale collectieve zorg van 32 miljoen Amerikanen geregeld.

Verzekeringen

Het Europese Hof van Justitie heeft besloten dat premies niet afhankelijk mogen zijn van sekse. Wat is uw mening hierover?

Mijn hoofdstelling is: ‘niet discrimineren’ is niet mogelijk. Een voorbeeld. Het is een wetenschappelijk aangetoond feit dat vrouwen minder autoschades veroorzaken dan mannen. De premie voor autoverzekeringen moet echter voor mannen ene vrouwen gelijk zijn. Als verzekeraars een ‘gewogen gemiddelde premie’ gaan berekenen, gaan vrouwen dus meer premie betalen door deze maatregel en worden dus gediscrimineerd t.o.v. de situatie dat er geen sekseneutrale tarieven in rekening zouden worden gebracht. Ook verzekeraars worden gediscrimineerd, aangezien zij nu geconfronteerd zullen worden met anti-selectie: Relatief meer mannen zullen een verzekering willen afsluiten omdat zij een premie betalen die minder is dan hun schadeverwachting. Op basis van solvency wetgeving wordt de verzekeraar vervolgens ‘gedwongen’ om de premie te verhogen, hetgeen weer haaks staat op de beoogde maatregelen van het Europese Hof. Eenzelfde soort redenering gaat overigens op voor sekseneutrale tarieven voor pensioen- en levensverzekeringen.Conclusie is dat de regelgeving te ver is doorgevoerd. ‘Oversolidariteit’ is dan geen solidariteit meer maar wordt ‘Anti-solidariteit’. De beoogde maatregelen hebben een averechts effect.

Waar denkt u dat de antidiscriminatie maatregelen hun oorsprong vinden?

Het komt voort uit een goed streven dat (met name) vrouwen niet achtergesteld mogen worden. Dat is een goed streven, maar je moet je dan afvragen of het effect

Page 20: Actuariaatcongres Magazine 2013

18 AENORM SPECIAL Februari 2013

van de beoogde maatregelen niet juist meer discriminatie veroorzaakt dan het achterwege laten daarvan. Een kort voorbeeld. In governance termen wordt er gestreefd naar meer commissarisfuncties voor vrouwen. Je zou dan als overheid een prioriteitsbeleid voor vrouwen kunnen introduceren. Maar de praktijk leert dat juist de kundige dames die in aanmerking komen voor een benoeming, vaak hoogst ongelukkig zijn als zij op basis van een prioriteitscriterium benoemd worden in plaats van op grond van hun vakbekwaamheid. Conclusie: vervang een ‘gender prioriteitscriterium’ door een ‘geschiktheidscriterium’, net zoals DNB het ‘deskundigheidscriterium’ heeft vervangen door dit ‘geschiktheidscriterium’.

Er bestaan verschillende pensioen uitruilmethoden, kunt u hier iets over vertellen?

Je kunt vaak ouderdoms- met nabestaandenpensioen uitruilen, je kunt uitruilen naar een vroeger of later pensioen of je kunt kiezen voor een hoog-laag uitruilmethode. Bij die laatste methode kan een deelnemer kiezen voor een hoge pensioenuitkering voor de eerste x jaar en daarna een lagere uitkering (minimaal 75%). De meeste mensen weten niet dat deze mogelijkheid bestaat of weten niet wat te doen, en kiezen dus - al of niet ten onrechte -, vaak voor ‘default’. Een goed onderbouwd en vastgelegd onafhankelijk advies is dus erg belangrijk. De werkgever heeft hier een zorgplicht en bij de afweging speelt de (verwachte) gezondheidstoestand en de financiële en inkomsten en uitgaven van een deelnemer een erg belangrijke rol.

Is de ouderdoms- en nabestaanden uitruilmogelijkheid ook sekse-neutraal?

Ja. Ook dit is dus een vorm van solidariteit. Echter, doordat de keuze niet bij aanvang van de regeling, maar op de pensioendatum wordt gemaakt, kun je afhankelijk van de gezondheidstoestand van jou of je partner dus een keuze maken ten nadele van het fonds en ten voordele van jou. Het solidariteitsprincipe wordt hiermee geweld aan gedaan. Feitelijk zou in zo’n geval alleen uitruil mogelijk moeten zijn op basis van tarieven die zijn vastgesteld op basis van de gezondheidstoestand van de verzekerde en de partners. Dat kan eigenlijk alleen maar op grond van een medische keuring. Let wel, de financiële belangen zijn vaak groot. Ook financieel adviseurs zijn eigenlijk niet in staat om een goed advies uit te brengen. De gezondheidstoestand van een verzekerde en zijn of haar partner kan - na een keuze - snel omslaan, waardoor een goed beargumenteerde keuze alsnog financieel verkeerd kan uitpakken. Bovendien gaan we naar een pensioenstelsel toe waarbij DE pensioendatum steeds meer vervangen gaat worden door gradueel met pensioen gaan. Allerlei regels voldoen dan ineens niet meer. Neem als voorbeeld de opschuiving van de AOW-datum.

Vind u dat een autoverzekering wel mag afhangen van de leeftijd van de deelnemer?

Ja, als statistisch blijkt dat de schade van een autoverzekering significant samenhangt met de leeftijd van een deelnemer, dan lijkt dat logisch. Soms leidt dat er overigens toe dat ouderen worden uitgesloten door verzekeraars of dat voor ouderen premieopslagen worden berekend zonder dat daar een deugdelijke technische analyse waarin het individuele schadeverloop is meegewogen, aan ten grondslag ligt. Hier liggen verbeteringsmogelijkheden. Het is overigens mogelijk (correlatie) om op andere schadebepalende factoren dan leeftijd of sekse te ‘pricen’, waardoor impliciet maar zonder expliciet naar de sekse of leeftijd te vragen, toch adequaat kan word ‘gepriced’. Tenslotte zijn er naast leeftijd en sekse nog veel meer schadebepalende factoren. Moderne pricingtechnieken omvatten vaak een scala aan complex gecorreleerde schadebepalende factoren, die soms met behulp van datamining technieken worden vastgesteld. Genoeg ‘voer’ voor econometristen dus.

Waarom mag er wel onderscheid worden gemaakt tussen leeftijd en niet tussen sekse, wat is daar het verschil tussen?

Naar mijn mening is daar eigenlijk geen verschil tussen. Sterfte- en veel schaderisico’s zijn verschillend voor mensen van verschillende leeftijden maar ook tussen mannen en vrouwen. Het is nu eenmaal een feit dat het thema erg gevoelig ligt en er door de Europese Commissie een wet is ingevoerd die verschillende premies afhankelijk van sekse in de weg staat.

Sommige schadeverzekeringen hebben onlangs premiedifferentiatie toegepast tot op straatniveau, wat vind u hiervan?

Ja, heel interessant die ‘Postcodesolidariteit’. Voor schadeverzekeringen wordt dit al algemeen toegepast, voor pensioen- en levensverzekeringen zijn er inmiddels ook al interessante onderzoeksresultaten en modellen die mondjesmaat worden toegepast. Uitgangspunt bij solidariteit is dat je juist die risico’s deelt die je zelf na toetreding tot de solidariteit niet meer kunt beïnvloeden ten nadele van het fonds of de verzekeraar. De risicofactoren ‘leeftijd’ en ‘sekse’ voldoen aan deze definitie. ‘Postcode’ is dan dus een randgeval waar het de tarifering betreft. In principe kun je zelf bepalen waar je woont en daarmee zou je dus je tarief kunnen beïnvloeden. Echter niemand zal in de praktijk verhuizen omdat zijn autopremie dan een tientje in de maand goedkoper wordt. Voor pensioen zijn de verschillen groter. In de praktijk blijken leeftijdsverschillen tot zo’n 10 jaar. Dat betekent

Page 21: Actuariaatcongres Magazine 2013

19 AENORM SPECIAL Februari 2013

al snel pensioenfluctuaties van 10% tot 20%. Verhuizing naar een buurt met een hogere sterfte zou dan kunnen lonen. Dat maakt Postcodesolidariteit minder geschikt voor premiedifferentiatie. Verder is het natuurlijk de vraag of je wel in een buurt met hogere sterfte wil wonen? Want, waarom is die sterfte daar hoger en verandert de sterftekans bij verhuizing ook daadwerkelijk? Wel kan postcode-sterfte-statistiek natuurlijk prima gebruikt worden om de toekomstige sterfte van een pensioenportefeuille te analyseren, te onderbouwen of te toetsen. Overigens blijkt uit onderzoek dat, nog belangrijker dan postcode, het inkomensniveau een verklarende variabele is inzake sterftekansen. Ook opleidingsniveau speelt een belangrijke rol. Het expliciet inbouwen van deze variabelen in de prijsstelling van verzekeringen heeft echter een maatschappelijk ethische grens. Beide variabelen kun je overigens als verzekerde in belangrijke mate beïnvloeden zonder de solidariteit te benadelen. Hoofdconclusie blijft dat je moet voorkomen dat er ‘anti-selectie’ kan optreden binnen een solidariteit. Verder geldt de ‘solidariteitsparadox’ dat dat als je te sterk gaat differentiëren naar risicoparameters, de uiteindelijke premie individueel bepaald wordt, waardoor de solidariteit als het ware verdampt.1

AOW/Pensioen algemeen

We spreken steeds over het verhogen van de AOW leeftijd, zonder hierbij onderscheid te maken naar groepen deelnemers. Is het wel fair/solidair de AOW leeftijd te verhogen voor iedereen?

Mijn visie hierop is dat we in principe voor iedereen de AOW leeftijd in gelijke mate moeten verhogen. Probleem is dat we de AOW leeftijd niet hebben verhoogd en we dus nu de achterstand op ee maatschappelijk verantwoorde manier moeten inhalen. Dat verklaart de getrapte invoering van de AOW-leeftijd, maar vergoelijkt die niet. Bovendien wordt de uitvoering steeds complexer en onbegrijpelijker. Wijzigingen in ons sociaal verzekeringsstelsel vragen om een goed voorbereide en houdbare aanpak, waarbij bijvoorbeeld ook de WIA en Zorg effecten worden meegenomen. Later met pensioen betekent immers ook hogere WIA, AOV en Zorgkosten Bij de invoering van de AOW in 1956 , maakte 9% van de bevolking daarvan gebruik. Nu is dat 17% en binnen enkele jaren loopt dit op naar meer dan 20%. In 1956 was je met 65 al ‘oud’, nu ben je dat als je 75 of 80 bent. De AOW is daarmee geen ouderdomsregeling meer, maar verworden tot een ‘seniorenregeling’. De AOW zou dus niet alleen gekoppeld moeten worden aan de levensverwachting, maar ook aan wat een samenleving als ‘oud’ ervaart en waarvoor die samenleving bereid is om solidair te zijn. Als we dat zouden doen, zou de

huidige AOW-leeftijd nu 72 jaar zijn. Door de AOW-leeftijd weer stapsgewijs te relateren aan de ‘oudste’ 9% van de samenleving, maken we de AOW weer financierbaar en solidair draagbaar.

Werknemers in de bouw worden vaak genoemd als groep met een zwaar beroep, vind u dat zij ook door moeten tot hun 67ste?

Daar heb je een punt. Maar hoe meet je wat een lichamelijk of psychisch zwaar beroep is? Als de AOW leeftijd wordt verhoogd, moet ook worden gekeken naar de arbeidsongeschiktheid. Deze zal ook gaan stijgen met de leeftijd. Het is dus voor ondernemingen en werknemers van belang om een bewust en actief HR-beleid gaan voeren, hoe is het met de gezondheid van de werknemers? Daarvoor zijn nieuwe instrumenten, zoals bijvoorbeeld de Work Ability Index (WAI), waarmee de belasting (van het werk) en de belastbaarheid (van de werknemer) op elkaar afgestemd kunnen worden. Hierdoor kun je preventief en dus tijdig maatregelen nemen. Maatregelen kunnen leiden tot anders of minder werken, maar ook tot omscholing en uitplaatsing. Komt iemand in de oranje zone, moet het bedrijf zich afvragen hoe zij kunnen helpen. Komt iemand in de rode zone, moet worden gekeken naar omscholing. De oplossing is dus gelegen in het maken van nieuw actief beleid in een sector en niet in het proberen een beroep als ‘zwaar beroep’ te classificeren en de kosten daarvan vervolgens weg te saneren richting samenleving en ten kostte van de solidariteit. Oudere werknemers krijgen vaak veel betaald, dit zorgt ervoor dat bedrijven liever jongere werknemers aannemen. Door de AOW leeftijd te verhogen wordt dit probleem niet opgelost. Mijn ervaring leert echter dat een heleboel oudere werknemers het niet erg vinden om minder te verdienen. De kinderen zijn het huis uit en al dan niet zelf bezig met hun carrière. Het is in het belang van zowel ondernemingen als werknemers om te komen tot is een oplossing waarmee gradueel deeltijd pensioen en demotie mogelijk worden gemaakt. Dit is primair de verantwoordelijkheid van sociale partners. Lukt dat niet dan zal de arbeidsparticipatie van ouderen achterblijven en blijft een groot stuk arbeidservaring en arbeidscapaciteit in onze samenleving ongebruikt. Bovendien, zo blijkt uit onderzoek, heeft gebalanceerd werken een positieve invloed op de levensverwachting en de geluksbeleving. Aan de slag dus.

1.Voor meer informatie, zie http://www.ag-ai.nl/download/9211-18-1-art.vDoorn%2BJager.pdf

Page 22: Actuariaatcongres Magazine 2013

Regisseer je eigen loopbaan

Kijk op werkenbijsnsreaal.nl

Biedt SNS REAAL jou perspectief? Ervaar het zelf, want bij ons ben je de architect van je eigen carrière.

We bieden jaarlijks diverse traineeships en startersfuncties aan op verschillende afdelingen binnen onze � nanciële kolom.

Wervingsadvertentie_A4.indd 1 25-10-11 12:37

Page 23: Actuariaatcongres Magazine 2013

21 AENORM SPECIAL Februari 2013

Generatierisico

In de krant staat vaak ‘de jongeren gaan de rekening betalen van de ouderen’, denkt u dat deze stelling klopt of wordt overdreven door de media?

Niemand, ook geen actuaris of econometrist, weet hoe het beleggingsrendement of de sterftekans er over vijftig jaar uitziet. In de premiestelling van een pensioenfonds gaan we dus uit van verwachtingen. Komen die verwachting achteraf uit dan is sprake van evenwicht. Is het uiteindelijk gemiddeld rendement en/of de sterftekans van een pensioenportefeuille achteraf lager dan die verwachtingen, dan betalen de jongeren dus voor de ouderen en vica versa. Solidariteit in een pensioenfonds eist dus veilige verwachtingen, die vragen om veilige technische grondslagen. Veilig, zowel qua rendement als sterfte, zodat evenwichtig en tijdig, op basis van een goed gedefinieerd solidariteitsbeleid, gestuurd kan worden op de verdeling van lasten tussen jong en oud. De huidige situatie bij pensioenfondsen is dat de rendementen steeds volatieler worden en afnemen, en dat sterftekansen keer op keer te optimistisch worden ingeschat. Daarnaast nemen de toezichtseisen (o.a. FTK; Solvency) toe waardoor meer buffers gevormd zullen moeten worden en er dus veiliger belegd moet gaan worden in bijvoorbeeld staatsleningen met een relatief laag verwacht rendement. Om dan weer stuur te krijgen op de generatiesolidariteit, kunnen sociale partners en pensioenfondsbesturen proberen om de regeling flexibeler te maken. Indexatie kan bijvoorbeeld niet meer worden gegarandeerd, maar gedeeltelijk voorwaardelijk worden toegekend op jaarbasis. Hierdoor ontstaat een extra buffer, waardoor op basis het geformuleerde generatiesolidariteit beleid (pro)actief kan worden gestuurd. In bepaald gevallen zal niet voorkomen kunnen worden dat de ambities bijgesteld moeten worden. Gebeurt dat niet of te laat, dan kan er sprake zijn van onbedoelde generatiesolidariteit. Hoe dan ook, begin met te definiëren wat je onder generatiesolidariteit verstaat in een pensioenfonds. Dat voorkomt teleurstellingen en energievretende discussies.

Politiek voert nu een monetair beleid dat de bond-rates laag houdt. Wat betekent dit voor de beleggingen van pensioenfondsen?

Doordat de bond-rates inderdaad kunstmatig laag gehouden worden, wordt je als institutionele belegger als het ware gedwongen om - wil je nog aan je rendementsdoelstellingen komen - meer risico te nemen door in aandelen te gaan beleggen. Dit verklaart gedeeltelijk ook de relatieve opleving in de huidige aandelenmarkt. Het betekent echter wel dat de gehele financiële markt inmiddels sterk gestuurd wordt door overheden en de

centrale banken. Het is dus eigenlijk meer een ‘artificiële markt’ geworden waarin het begrip ‘marktwaarde’ wel een andere betekenis heeft dan op een echte vrije markt op basis van vraag en vrij aanbod. Met dit ingrijpen van de centrale banken en de overheid komt het begrip ‘marktwaarde’ en daarmee de gehele beprijzing daarvan in econometrische modellen (o.a. mark-to-market) in een zware discussie terecht. Hoewel er geen goed alternatief is voor marktwaarde berekeningen, is het voor het formuleren van een houdbaar pensioenbeleid wel degelijk van belang om de resultaten op basis van een eigen model (o.a. ‘markt-to-model’) door te rekenen. Doe dat dan niet alleen vanuit het perspectief dat rendementen zich uiteindelijk wel weer zullen herstellen, maar ook van uit een veiliger grondslagen perspectief.

Sommige pensioenverzekeraars bieden een drietal beleggingsprofielen aan (laag, midden, hoog rendement). Deelnemers kunnen zelf hun risicoprofiel bepalen, zal dit leiden tot een algemeen welvaartsverlies?

Als je niet kunt deelnemen aan een collectieve solidaire regeling, is het afstemmen van je beleggingsprofiel op je eigen individuele situatie vaak de enige optie. Feitelijk is het echter suboptimaal. Ook in DC en PPI regelingen, zou je ‘onder voorwaarden’ collectief en dus solidair kunnen beleggen in bijvoorbeeld het “pensioenfonds beleggingsfonds” dat ook doorloopt tijdens de pensioneringsfase. Hierdoor bereik je voor de gehele groep DC-deelnemers een forse performanceverbetering en voorkom je het risico van een laag pensioen in het geval de rente toevallig laag is op het moment van aankoop van pensioen. Ter illustratie: stel een deelnemer in een DC-regeling bouwt zijn risicoprofiel af vanaf ongeveer leeftijd 50. Dat scheelt al snel meer dan een half procent per jaar aan rendement over een periode van 20 a 30 jaar en leidt dan grosso modo tot een substantieel lager pensioen van zo’n 10 à 15%.

Echter is een veelgehoorde wens uit de samenleving dat men zelf kan sparen voor pensioen en zelf het risico kunnen bepalen. Is daar al sprake van met de huidige overgang van ‘defined benefits’ DB- naar ‘defined contributions’ DC-regelingen?

Steeds meer fondsen zullen onder druk van de huidige omstandigheden gaan kiezen voor DC-regelingen. Bij DC-regelingen kunnen deelnemers vaak kiezen uit twee mogelijkheden.1. ‘Default Regeling’ Het pensioenfonds bepaalt het beleggingsbeleid in het

DC-beleggingsfonds. Soms is sprake van life-cycle fondsen. De individuele deelnemer heeft geen verdere invloed op het beleggingsbeleid.

2. ‘Opting Out Regeling’ (zelf beleggen) De deelnemer neemt de beleggingen in eigen beheer

en bepaalt zelf waarin en met hoeveel risico hij/zij wil

Page 24: Actuariaatcongres Magazine 2013

22 AENORM SPECIAL Februari 2013

beleggen. Ondanks de kritiek die er soms is op de pensioenfondsen, is het natuurlijk een illusie om te denken dat je zelf beter kunt beleggen dan de experts van de beleggingsdiensten van grote pensioenfondsen of verzekeraars kunnen. Verder spelen er in het geval van individuele beleggingen altijd risico’s die je beter kunt poolen dan alleen dragen. Ook werken de eisen die vanuit het toezichtskader gesteld worden aan ‘opting out’, sterk kostenverhogend. Een jaarlijks goed individueel pensioenadvies kost nu eenmaal al snel enkele honderden euro’s en is dan ook slechts weggelegd voor een selecte groep, die overigens beter, in meer brede zin dan alleen pensioen bij een pensioenfonds, aan inkomensplanning kan doen.

In hoeverre kan solidariteit dan gepaard gaan met keuzevrijheid? Of is verplichting essentieel voor solidariteit?

We kunnen meer ruimte maken voor vrijwillige solidariteit. Eenmaal gekozen hebbende voor een solidaire groep, moet je je dan natuurlijk wel aan de regels en verplichtingen houden voor die groep. De regels zullen zo geformuleerd moeten worden dat geen anti-selectie kan optreden ten nadele van de solidariteit. Neem als voorbeeld het ‘slaperseffect’. Werknemers werken niet meer zoals vroeger 30 of 40 jaar bij één werkgever, maar wisselen gemiddeld om de 9 jaar van werkgever. Het gevolg is dat het deelnemersbestand van veel pensioenfondsen uit slapers (niet actieven) gaat bestaan. Naast de bijna 6 miljoen actieve deelnemers en bijna 2 miljoen gepensioneerden, bestaan de Nederlandse pensioenfondsen inmiddels ook uit zo’n 9 miljoen ‘gewezen deelnemers’(slapers). Dat heeft grote financiële consequenties en risico’s voor zowel het pensioenfonds als de deelnemer.

Wil en kan een werkgever wel solidair- verantwoordelijk zijn voor een pensioenfonds dat voor 50% bestaat uit ‘gewezen deelnemers’, 15% gepensioneerden en slechts 35% actieve deelnemers?

We zullen de spelregels dus moeten aanpassen. Een mogelijkheid is dat we pensioen volledig ‘portabel’ maken, waarbij de solidaire aspecten van pensioen gewaardeerd zullen moeten worden, zodat die meegenomen kunnen worden bij een pensioen-waardeoverdracht. Deelnemers kunnen nu nog vrij kiezen of men in de solidariteit blijft of niet. De vraag is of dit zo moet blijven. Kernpunt is dat als de keuzevrijheid blijft, de solidaire regels ‘vooraf’ moeten voorzien in hoe de groep ‘gewezen deelnemers’ zich qua rechten en verplichtingen gaat verhouden tot het geheel. Leg je dat niet goed vast, dan ontstaat een zogenaamde ‘embedded option” die moeilijk gewaardeerd kan worden op de balans, of te wel in normaal Nederlands: er ligt een tijdbom zonder klokje in je pensioenfonds… Een, inmiddels veelgehoorde, stap verder is dat je

bedrijfstakpensioenfondsen, net als bij zorgverzekeraars los gaat koppelen van hun branche en met elkaar gaat laten concurreren. Deelnemers kunnen dan kiezen bij welk fonds ze zich willen aansluiten. Dat lijkt mooi, maar betekent eigenlijk dat pensioenfondsen los van hun sponsors komen te staan. Dat heeft grote consequenties. Pensioenfondsen worden dan een soort van collectieve verzekeraars. Een beperkte vorm van marktwerking op basis van ‘opting out’ van een werkgever naar een verzekeraar of pensioenfonds naar keuze zou bijvoorbeeld wel een mogelijkheid zijn. Pensioenfondsen blijven dan bestaan op basis van vrijwillige solidariteit.

Dus marktwerking zoals bij zorgverzekeraars moet ook voor pensioenfondsen gaan gelden?

Gedeeltelijk op werkgeverniveau dus wel, ja. Er kunnen voor een werkgever allerlei valide redenen zijn om uit te treden en toe te treden tot een andere solidariteit die beter past.

Hoe moet volgens u het huidige stelsel veranderen?

Maak goed onderscheid tussen wat minimaal solidair in de basis goed geregeld moet zijn en wat daarboven op basis van vrijwillige solidariteit geregeld kan worden. ‘Solifair’, zouden we die laatste optie van ‘vrijwillige solidariteit’ kunnen noemen. Dat betekent dat werkgevers, werknemers, consumenten en overheid beter kostenefficiënt kunnen werken en niet meer hoeven te kiezen tussen ‘onnodig inflexibel solidair’ of ‘risicovol solitair’. ‘Basis solidair’ is dan geregeld en we kunnen als deelnemer vervolgens al of niet kiezen voor ‘vrijwillig solifair’, waardoor we als deelnemer op een faire wijze toch gebruik kunnen maken van de solidaire voordelen. Een solifaire aanpak kan weer lucht geven aan het overleg tussen sociale partners om te komen tot een sociaal verzekeringsstelsel dat past bij de economische omstandigheden in de 21ste eeuw.

Page 25: Actuariaatcongres Magazine 2013

23 AENORM SPECIAL Februari 2013

Waar denkt u aan als u aan solidariteit denkt?

De kern van solidariteit is voor mij de verzorgingsstaat en de toekomst ervan. In het verleden hebben we de verzorgingsstaat zien ontstaan en kwamen we de grenzen hiervan tegen. Nu zijn we op een punt aangekomen dat er radicale hervormingen nodig zijn en er scherpe keuzes moeten worden gemaakt. Om de solidariteit over 20 jaar nog te laten bestaan moeten we keuzes maken voor wie we de sociale zekerheid willen behouden, waarbij de focus moet liggen op de groep mensen die de solidaire aspecten echt nodig hebben. Denk bijvoorbeeld aan de WW- uitkering, het doel van de WW- uitkering moet terug naar de kern. Bij de WW moet meer gekeken worden naar de tijdsduur dat iemand zoekend is naar een nieuwe baan, in plaats van het maximum van drie jaar. Dit is een voorbeeld om de sociale zekerheid activerend te maken en aan de andere kant mensen te helpen om weer aan de slag te gaan.

Wat vond u van het regeringsakkoord betreffende de zorg (inkomensafhankelijke zorgpremie)?

De inkomensafhankelijke zorgpremie behoorde voor mij niet tot de top favorieten plannen van de regering. Het levert niets op voor de begroting, de kosten worden alleen anders verdeeld: nivellering. Het plan kost banen en haalt de basis van concurrentie voor de verzekeraars onderuit. Daarnaast zou het kunnen leiden dat mensen met hoge inkomens meer zorg zullen gaan gebruiken, aangezien ze er al meer voor betalen. Het nivelleren zou beter kunnen via de belasting dan via de zorgpremie, dan ben je in ieder geval het effect op de zorg kwijt.

Wat is uw standpunt in de discussie over het afhankelijk maken van premie van levensstijl (gezond-ongezond/roken-niet roken)?

De basis van het zorgstelsel moet zijn dat iedereen van betaalbare zorg gebruik kan maken. Via de acceptatieplicht wordt voorkomen dat mensen worden uitgesloten voor zorg als zij een bovengemiddeld risico hebben. Verzekeraars mogen deelnemers wel belonen en aanmoedigen om gezonder te leven, maar de basis van de solidariteit in de zorgverzekering moet intact blijven. Daarnaast komen verzekeraars in het geval van vergaande differentiatie te dicht bij de voordeur van de deelnemers, denk bijvoorbeeld aan autoverzekeringen waarbij auto’s worden voorzien van meetapparatuur voor snelheid en alcohol. Ik denk niet dat we daarheen moeten gaan.

We spreken steeds over het verhogen van de AOW leeftijd, zonder hierbij onderscheid te maken naar groepen deelnemers (hoger/lager opgeleiden; aantal dienstjaren). Is het wel fair/solidair de AOW leeftijd te verhogen voor iedereen?

Het is inderdaad zo dat over het algemeen hoger opgeleiden langer leven dan lager opgeleiden. Echter is hier in het verleden toen het ingesteld werdt ook geen onderscheid in gemaakt. Het is gewoon zo dat iedereen ouder wordt, de verhoging van de AOW- leeftijd is daarom een hele logische stap gezien de ontwikkelingen van de mens. Het beste was geweest als de AOW- leeftijd al een paar jaar geleden was verhoogd, zoals ook het originele plan was. In het verleden was de meertderheid van de Kamer was er fel tegen, waardoor we nu een hele scherpe bocht moeten maken. Voor de mensen, die door de verhoging van de AOW- leeftijd nu nog een paar jaar extra moeten werken, is het goed om extra regelingen te treffen. Het moet ook aantrekkelijk worden gemaakt om

door: Olivier Rotsteege & Lennart Niezen

Interview met Steven vanWeyenberg (D66)

Steven van Weyenberg

Steven van Weyenberg is kamerlid van de D66. Hij heeft op de UvA zijn doctoraal algemene economie en international betrekkingen gehaald. Voor zijn werkzaamheden binnen de Tweede Kamer is Steven onder andere werkzaam geweest bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bij het Ministerie van Economische Zaken.

Page 26: Actuariaatcongres Magazine 2013

24 AENORM SPECIAL Februari 2013

extra door te werken. Hierin moeten naast de overheid, de bedrijven en vakbonden ook een grote rol in spelen (CAO).

Wat moet er gedaan worden om pensioenfondsen gezond te maken?

Fondsen zitten in zwaar weer. Buffers van 130% zijn minimaal nodig om de indexatie-ambitie waar te maken. Naast de premie verhoging en het niet indexeren van de pensioenen is het voor sommige pensioenfondsen onvermijdelijk om te korten. Het korten van de pensioenen is erg naar, maar als dat nodig is om pensioenfondsen weer gezond te maken, dan kunnen het goede maatregelen zijn. Tegenwoordig hebben de helft van de deelnemers van de pensioenfondsen geen vertrouwen meer in het pensioenfonds zelf, ze zien dat de potten op raken terwijl jongeren wel meer moeten betalen. Daarvoor hoeven we ook geen schuldige aan te wijzen. Achteraf hebben de ouderen te weinig premies betaalt, door de ontzettende groei van levensverwachting. Het langleven risico heeft zich anders ontwikkelt dan toen de premies bedacht waren. Maar dat is juist een vorm van solidariteit.

Zijn de huidige pensioenfondsen nog wel van deze tijd?

Een nadeel voor de pensioenfondsen is dat werknemers tegenwoordig niet meer voor een lange periode achtereenvolgens voor dezelfde werkgever werken. Hierdoor is het lastig voor het pensioenfonds om de

benodigde bedragen te schatten. De doornsneepremie die gebruikt werd om dit te berekenen is gebaseerd op een vaste arbeidsgeschiedenis, 40 jaar bij dezelfde werkgever. Je krijgt een vaste aanspraak voor ieder jaar dat je werkt en door de oprenting betaal je gemiddeld in het begin te veel en aan het eind te weinig. Vooral de mensen die kiezen om op latere leeftijd ZZPer te worden, missen zo veel pensioen. De pensioenfondsen moeten ook veel verbeteren aan hun informatievoorziening. In het verleden ging het altijd goed en de pensioenfondsen geloofden zelf ook dat het goed zou komen en lieten de deelnemers dit ook geloven. Nu is er een tijd aangekomen dat dit anders is, de indexatie ambitie die door velen als een verworden recht

werd aangenomen, blijkt toch echt slechts een ambitie te zijn.

Hoe ziet u de toekomst van de pensioenen?

Voor een nieuw pensioenstelsel moet er worden nagegaan hoeveel solidariteit we willen in de aanvullende pensioenen. We hebben voor de basissolidariteit de AOW al, hierdoor is iedereen al verzekerd van een basis inkomen. In de toekomst zie ik gebeuren dat mensen zelf kunnen kiezen welk pensioen ze willen met het bijbehorende risico en dus ook een eigen pensioenfonds kunnen kiezen. Als men kiest voor minder risico zal het rendement ook lager zijn. Keuzevrijheden zijn belangrijk, omdat het huidige systeem te dwingend is.

Moeten we dan ook afstappen van een pensioenuitkering die van tevoren vastligt?

Tegenwoordig hebben de meeste pensioenfondsen een middenloon regeling, waarbij de uitkering afhangt van het aantal dienstjaren en het gemiddelde salaris. Dit geeft een bepaalde zekerheid en dat heeft zeker ook zijn voordelen. Overstappen naar een DC-regeling zoals de beschikbarepremiestelling, waarbij het dus vast staat hoeveel je inlegt, maar niet hoeveel je aan pensioen ontvangt, is ook een optie. Er ontstaat dan een meer individueel stelsel, je spaart dan eigenlijk voor je eigen pensioen. Hierdoor ontstaat een verschuiving van risico van het pensioenfonds naar de deelnemer. In hoeverre het huidige systeem individualistischer zal worden moet de toekomst uitwijzen. Echter vermoed ik dat we voorlopig dit nog niet zullen zien.

“Tegenwoordig zijn we op een punt aangekomen dat er radicale hervormingen

nodig zijn”

Page 27: Actuariaatcongres Magazine 2013

Actuarieel Instituut

Stap in de voetsporen van Johan de Witt

Voor meer informatie over de opleidingen van het AI kunt u terecht op www.ag-ai.nl of neem contact opmet Sandra Oudejans op telefoonnummer 030-686 61 57 of per e-mail [email protected].

Het Actuarieel Instituut (AI) biedt vier verschillende parttime opleidingen aan: • Techniek Levensverzekering• Actuarieel Rekenaar• Actuarieel Analist • Actuaris AG (het Schakelprogramma en de Executive Master of Actuarial Science)

Het unieke aan de opleidingen van het AI is dat werken en studeren gecombineerdworden. Veel studenten ervaren dat zij zich tijdens hun opleiding ontwikkelen, doordat de theorie vrijwel direct in praktijk toegepast kan worden.

Studeren aan het AI betekent:> studeren centraal in Nederland (Utrecht)> uitstekende opleidingsfaciliteiten> studeren in deeltijd > een goede mix van theorie en praktijk> docenten en experts uit het beroepsveld

Page 28: Actuariaatcongres Magazine 2013

26 AENORM SPECIAL Februari 2013

Solidariteit is een groot goed dat we dienen te koesteren. Het heeft ons land veel gebracht; een goed ontwikkelde omgeving met mogelijkheden voor iedereen zonder (echte) armoede. Solidariteit gaat goed zolang individuen bereid zijn elkaars lasten te dragen. Deze bereidheid neemt echter af, wanneer individuen het gevoel krijgen dat men minder terugkrijgt dan dat men inlegt.

door: Ir. drs. Jeroen Breen AAG

Solidariteit is een begrip wat iedereen kent, maar waarvan het niet eenvoudig is een sluitende en eenduidige definitie te geven. Solidariteit raakt de fundamenten van het verzekeringsgebied en daarmee ook het actuariaat.

“Solidariteit heeft Nederland veel gebracht”

In 1997 publiceerde het Actuarieel Genootschap een monografie met de titel “Solidariteit verzekerd – inzicht in solidariteit bij levensverzekeringen”. Een duidelijke monografie waarin op eenvoudige wijze uiteen wordt gezet wat solidariteit inhoudt en op welke verzekeringsgebieden het relevant is. Aangegeven wordt in deze monografie, die vandaag de dag nog steeds actueel is, dat er bij solidariteit vaak wordt uitgegaan van een tweetal kenmerkende aspecten: - solidariteit heeft altijd betrekking op een groep; - bij solidariteit is altijd sprake van een gevende en

een ontvangende partij.

Vormen van solidariteit

Kijkend naar solidariteit wordt door actuarissen vaak een onderscheid gemaakt tussen kanssolidariteit en subsidiërende solidariteit. Kanssolidariteit is de vorm die velen kennen, waarbij de premie gebaseerd is op homogene risicogroepen. Ter illustratie. Neem 1000 vergelijkbare huishoudens die zich allen verzekeren tegen brand. Iedere woning heeft een waarde van € 300.000. Stel dat 1 op de 1000 huizen per jaar afbrandt, dan zou ieder huishouden een premie van € 300 per jaar moeten betalen (afgezien van kosten en opslagen). Risicosolidariteit en inkomenssolidariteit zijn voorbeelden van subsidiërende solidariteit. Subsidiërende solidariteit is een vorm van solidariteit waarbij de groep

met een laag risicoprofiel, verzekerden subsidieert met een hoog risicoprofiel. Er zijn diverse vormen van solidariteit te onderscheiden tussen bevolkingsgroepen, zoals tussen:• mannen en vrouwen;• alleen- en tweeverdieners;• gezonden en minder gezonden mensen;• samenwonenden en alleenstaanden;• jong en oud, ook wel intergenerationele solidariteit

genoemd;• mensen met een hoog en laag inkomen, ook wel

inkomenssolidariteit genoemd.Een zeer bekende vorm van solidariteit is de Algemene Ouderdomswet (AOW), het verplichte en collectieve ouderdomspensioen dat als algemene basis dient voor Nederlandse ouderdomspensioenen, de zogenaamde eerste pijler. De financiering van de AOW is een complex geheel maar grosso modo komt het er op neer dat de “werkenden”, via omslag, de AOW financieren. Wanneer vervolgens door de vergrijzing er steeds minder werkenden zijn en meer 65-plussers,zie onderstaande grafiek, ontstaat een dilemma. Of de premie moet omhoog, of de AOW-uitkering moet worden gekort, althans wanneer de grens op 65 jaar wordt gehouden. Een andere mogelijkheid is - en daar heeft de politiek in het Regeerakkoord van 2012 voor gekozen - het aanpassen van de pensioengerechtigde leeftijd door deze op termijn naar 67 jaar te brengen en mogelijk op langere termijn nog hoger.

AWBZ, betaalbaar en beheersbaar

Een deels vergelijkbare situatie doet zich voor bij de financiering van de AWBZ, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De AWBZ is één van de zogenoemde

Heeft solidariteit grenzen?

Ir. drs. J. Breen AAG

Mijn naam is Jeroen Breen en ik ben afgestudeerd als wiskundige aan de TUE voordat ik actuariaat aan de UVA ging studeren. Ik heb bijna 20 jaar ervaring als consultant opgedaan op vrijwel alle terreinen van het actuariaat; tevens ben ik certificerend actuaris geweest van diverse verzekeringsmaatschappijen. Sinds medio 2011 ben ik directeur van het Actuarieel Genootschap, de beroepsvereniging van alle actuariële professionals en tevens directeur van het Actuarieel Instituut, het instituut wat opleidt tot actuarieel professional. Het beroep van actuaris is en blijft fascinerend en wordt vandaag de dag door alle maatschappelijke veranderingen om ons heen steeds “hotter”.

Page 29: Actuariaatcongres Magazine 2013

27 AENORM SPECIAL Februari 2013

verplichte volksverzekeringen. Als gevolg van de vergrijzing nemen de kosten voor de financiering van de AWBZ de laatste jaren fors toe en zullen deze bij ongewijzigd beleid exponentieel toenemen. In de periode van 2003 tot en met 2010 is de AWBZ met ruim € 3 miljard gestegen.

“Kosten AWBZ nemen exponentieel toe”

Om de AWBZ ook in de toekomst betaalbaar en beheersbaar te houden, moet de daaronder vallende zorg volgens de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) worden beperkt tot de noodzakelijke gezondheidszorg voor mensen met ernstige en langdurige beperkingen. Dit betekent een beperking van de huidige aanspraken.

Beperken van de kosten is een mogelijkheid die zeker dient te worden uitgewerkt. Ook is te denken aan een andere wijze om deze kosten te financieren. Bijvoorbeeld door het optuigen van een alternatief financieringsmodel ter financiering van de AWBZ. Te denken valt daarbij aan bijvoorbeeld financiering via een kapitaaldekkingsstelsel. Binnen het Actuarieel Genootschap is op dit moment een Werkgroep bezig met een onderzoek naar de consequenties hiervan. De eerste resultaten laten zien dat een alternatieve financiering van de AWBZ best goed mogelijk is, alleen dat er in de eerste jaren wel een forse dubbeltelling in zit (zie onderstaande figuur). Deze dubbeltelling heeft te maken met de financiering van de staartverplichting van de huidige groep AWBZ-gebruikers plus de op kapitaaldekking gebaseerde

Page 30: Actuariaatcongres Magazine 2013

28 AENORM SPECIAL Februari 2013

“zorgspaarpremie”. Zodra de staartverplichting is uitgedoofd gaat het systeem over op een stabiele premie. Overstappen naar een model, waar via kapitaaldekking wordt gespaard, is op zich goed mogelijk. Het zal echter wel een behoorlijke impact hebben op de solidariteit tussen verschillende verzekerden omdat kapitaaldekking in essentie niet solidair is.

Zorgsolidariteit

Een ander voorbeeld waar solidariteit een belangrijke rol speelt is in ons ziektekostenstelsel. Op dit moment betaalt iedereen via de Zorgverzekeringswet (Zvw) een basispremie, welke redelijk gelijk is voor iedereen, en daarnaast een premie voor een eventuele aanvullende dekking. Tevens wordt via de werkgever nog een inkomensafhankelijke premie afgedragen. In het huidige ziektekostenstelsel wordt niet gedifferentieerd naar roken/niet roken of hoge BMI/normale BMI. Met andere woorden er wordt op dit moment niet gedifferentieerd naar beïnvloedbare gedragskenmerken, terwijl onderzoek heeft aangetoond dat rokers en mensen met een BMI van 25+ overall significant meer zorgkosten “verbruiken”. Tot op heden heeft de solidariteit binnen de zorg niet ter discussie gestaan. De laatste jaren vindt steeds vaker maatschappelijke discussie plaats over de vraag in hoeverre dit wellicht op termijn toch op elementen zou moeten worden losgelaten. Op het moment dat overgestapt wordt naar een systeem waar de ‘vervuiler’ (meer) betaalt, heeft dit een grote impact op het systeem en ook op de solidariteit. Een alternatief zou een systeem kunnen zijn waarbij juist gewenst gedrag wordt gestimuleerd, door bijvoorbeeld kortingen te verlenen. Echter dit zal ook een grote impact hebben op de solidariteit.

“De vervuiler staat haaks op solidariteit”

Recent gaf het Centraal Planbureau (CPB) aan dat mensen met een hoog inkomen veel betalen voor de gezondheidszorg, terwijl ze relatief weinig gebruiken en dat voor mensen met een laag inkomen het omgekeerde geldt (zie onderstaande tabel). Het CPB beoogt vervolgens dat het basispakket in de zorg kleiner moet of het eigen risico omhoog.

Euro Basisschool vmbo

Zorgconsumptie 3200 3200

Zorglasten 1800 2200

Euro mbo/havo/vwo hbo/wo

Zorgconsumptie 2200 2000

Zorglasten 2900 4000

Het CPB uit dus haar vrees dat de solidariteit in de toekomst verder afneemt Het CPB geeft overigens aan niet verbaasd te zijn dat mensen met een laag inkomen vaker naar de huisarts gaan en medicijnen slikken. Ze leven ongezonder, zegt CPB-directeur Coen Teulings. Zo eten mensen met een lagere opleiding vaak ongezonder, roken ze vaker en doen ze minder aan sport.

Pensioensolidariteit

Een laatste voorbeeld waar ik op in wil gaan is het pensioenvraagstuk en dan meer specifiek de solidariteit tussen jong en oud, oftewel de intergenerationele solidariteit. Deze discussie is recent, door de discussie over de Ultimate Forward Rate, waardoor de dekkingsgraden van pensioenfondsen minder naar beneden gingen er waardoor er minder naar verwachting behoefte te worden gekort, veelvuldig gevoerd. Jong en oud kwam loodrecht tegenover elkaar te staan. De jongeren vinden het namelijk niet terecht dat er een “hogere” dekkingsgraad mag worden gehanteerd, waardoor er minder gekort hoeft te worden. De jongeren zijn namelijk van mening dat het naar de toekomst, korte en lange termijn, onduidelijk is hoe de rente zich zal gaan ontwikkelen. Daarnaast is een toenemende behoefte waarneembaar naar Defined Contribution pensioenstelsels, waarbij het risico niet meer bij het collectief wordt belegd, maar meer bij het individu. Deze behoefte is met name waarneembaar bij jongeren die geen behoefte meer hebben in collectief pensioensparen. Wanneer dit zich doorzet zal ook dit grote consequenties hebben op de solidariteit binnen ons pensioenstelsel.

Zorg- en pensioensparen

Een ander groot goed is ons ziektekostenstelsel. Hier moeten we naar mijn mening dan ook echt niet aan gaan sleutelen. Met ziektekostenstelsel wordt overigens de cure-sector bedoeld (het algemeen ziekenhuis, de huisarts, de revalidatie) in tegenstelling tot de care-sector (waarmee het verpleeghuis, het verzorgingstehuis, de thuiszorg (samen ouderenzorg), de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg wordt bedoeld. Zoals eerder vermeld zou differentiatie naar bijvoorbeeld roken/niet roken of een verhoogde BMI minimaal tot de mogelijkheden moeten behoren om nader uit te werken.Aangaande de care-sector zou naar mijn mening een andere benadering moeten worden gehanteerd. Voor de care-sector zou bijvoorbeeld zorgsparen moeten worden geïntroduceerd. De behoefte aan dit zorgsparen zal toenemen naarmate de AWBZ de komende jaren verder zal worden teruggebracht.

“Pensioensparen en zorgsparen bij elkaar brengen”

Kijkend naar solidariteit is een interessante vraagstelling die resteert in hoeverre pensioensparen en zorgsparen niet dichter bij elkaar zouden moeten worden gebracht.

Page 31: Actuariaatcongres Magazine 2013

29 AENORM SPECIAL Februari 2013

Te denken valt daarbij aan een vergelijkbaar pijler-structuur zoals de pensioenpijlerstructuur. Ook het ziektekostenstelsel zou via drie pijlers kunnen worden opgetuigd. met als eerste pijler een basisdekking, als tweede pijler een aanvullende dekking en als derde pij-ler extra dekkingen op individuele basis. Wanneer deze twee systemen parallel getrokken kunnen worden, kan een volgende stap zijn de derde pijlers bij elkaar bren-gen tot één pot waardoor uitruil tussen zorg en pensioen mogelijk wordt. Wanneer we daar vervolgens nog het vermogen van een gepensioneerde aan toevoegen, wat veelal in onroerend goed zit, wordt pensioen, zorg en wonen bij elkaar gebracht. Het samenbrengen van deze drie-eenheid zou wel eens een oplossing kunnen zijn van een toekomstig probleem aangaande de betaalbaar-heid van de ouderzorg.

Transparante solidariteit

Tot zover een aantal voorbeelden van zeer actuele, maatschappelijke vraagstukken waar solidariteit een prominente rol speelt. Solidariteit heeft ons welvaart gebracht op het niveau dat op dit moment wordt genoten. De vraag is echter wel hoe solidair willen we naar de toekomst toe blijven en is solidariteit nog wel in alle gevallen haalbaar. Zijn de grenzen van solidariteit wellicht in zicht gekomen? We willen voor iedereen een basisvoorziening hebben in de vorm van een AOW en dat is een groot goed dat door de BV Nederland gekoesterd moet worden. Het wordt immers ingegeven vanuit de gedachte dat er voor iedereen een voldoende basis moet zijn om mee rond te komen (zorgplicht). Actuarissen zijn bij uitstek in staat om te rekenen aan risico’s om daarmee vraagstukken omtrent risicospreiding en risicodeling, met andere woorden solidariteit, inzichtelijk te maken. De huidige ontwikkeling richting meer transparantie, individualisering en flexibilisering, betekent dat de solidariteit vaker ter discussie zal worden gesteld. De overheid zal hierin mee moeten gaan, waarbij zij dient te wakendat er altijd een voldoende basis (dekking dan wel pensioen) voor iedereen over moet blijven. In deze bijdrage zijn diverse uitstapjes gemaakt naar gebieden op het sociale terrein waar de solidariteit, als gevolg van onder andere de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande kostenstijgingen, ter discussie komt te staan. De solidariteit loslaten moeten we mijns inziens niet willen. Wat we wel moeten willen is dat er scherpere en rechtvaardigere toepassingen van solidariteit worden ontwikkeld, waarbij met name rechtvaardig rekening wordt gehouden met de component beïnvloedbaar gedrag. Actuarissen zijn bij uitstek in staat om hier een toegevoegde waarde te leveren.

Page 32: Actuariaatcongres Magazine 2013

30 AENORM SPECIAL Februari 2013

door: Bas Koolstra (voorzitter Actuariaatcongres 2012)

Actuariaatcongres 2012

Op woensdag 9 mei 2012 stond de twaalfde editie van het VSAE Actuariaatcongres op het programma. Deze editie heeft plaatsgevonden in Felix Meritis te Amsterdam. Het thema van de dag was: ‘De generatiekloof binnen het pensioenstelsel’. De dag stond in het teken van de spanningen tussen jong en oud op het gebied van pensioenen en het toenmalige pensioenakkoord.

De wekker ging vroeg die dag en met de Actuariaatcongrescommissie (Lennart Niezen, Louana van Dijk, Daniel Tobón Arango, Lianne Westinga en Arent Stienstra), de heren van het bestuur en de behulpzame leden van de commissie Actuariaatcongres 2013 was Felix Meritis klaar voor het ontvangst van de eerste gasten, uiteraard met een kopje koffie. Al snel bleek dat wij niet de enigen waren die vroeg waren opgestaan die dag, actuarissen waren uit alle delen van het land naar Amsterdam afgereisd om dit congres te kunnen bijwonen. Uiteraard waren er ook een paar nieuwsgierige docenten van de Universiteit van Amsterdam en had een behoorlijke groep studenten (volledig terecht) besloten dat het vandaag toch echt belangrijker was om in Felix Meritis aanwezig te zijn dan om in de collegebanken en de universiteitsbibliotheek te zitten. Dit resulteerde dan ook in bijna 200 inschrijvingen. Na een kort woord van welkom door ondergetekende was het woord aan de dagvoorzitter, Jeroen Breen (Actuarieel Genootschap). Hij verzorgde een presentatie om bij iedereen de benodigde achtergrondkennis even op te frissen en enkele belangrijke feitjes op een rij te zetten. Vervolgens was het woord aan Prof.dr.ir. Michel Vellekoop (Universiteit van Amsterdam), met een interessante lezing voor zowel studenten als professionals zette hij de toon voor een geslaagde dag. Ondanks dat ik mij genoeg colleges van de heer Vellekoop kan herinneren waarbij er veel vragen waren over de stof leek het alsof de studenten en actuarissen in de zaal het nog iets te vroeg vonden voor moeilijke vragen. Dagvoorzitter Breen nam hier gelukkig geen genoegen mee en met de microfoon in de hand doorkruiste hij de zaal. Het was voor enkele actuarissen niet meer mogelijk om zich te verschuilen en een interessante interactie kwam toch op gang. Vervolgens was het tijd voor een welverdiend kopje koffie. De rest van het ochtendprogramma werd ingevuld door een lezing van A.J. Kellermann (De Nederlandsche Bank) en Martin Pikaart (Alternatief Voor Vakbond). Na de lezing van mevrouw Kellermann bleek dat actuarissen helemaal niet bang zijn om vragen te stellen, want de ene na de andere vraag vloog door de zaal. Het verhaal van meneer Pikaart was een interessante invalshoek en je zou er als jonge student

bijna bang van worden, ook deze lezing gaf zeker stof tot nadenken. Het ochtendprogramma liep ten einde en er was voldoende om over na te praten en over na te denken tijdens de lunch. Na de lunch stonden interactieve sessies op het programma. Door twee ronden van elk drie workshops was er voor ieder wat wils en meer ruimte voor discussie dan in een zaal met 200 personen. De sessies in de eerste ronde werden verzorgd door Drs. Diede Panneman AAG (Sprenkels & Verschuren), Ir. H.C. Vos AAG (Ernst & Young Actuarissen) en Prof. dr. Eduard Ponds (APG). Na de pauze was het de beurt aan Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM), Mr. Bastiaan Starink (PwC) en Rick Westhoff (Towers Watson). Als voorzitter had ik het geluk om een rondje langs de zalen te mogen maken en op die manier een stukje van alle interactieve sessies te zien. Waar ik in de ene zaal oerdegelijke analyses met behulp van Excel zag, waren er in een andere zaal actuarissen en studenten van de ene kant van de zaal naar de andere kant aan het rennen om op die manier hun mening te geven. Aan de reacties te horen was het overgrote deel van de bezoekers wederom enthousiast over het middagprogramma. De dag werd afgesloten met een discussiepanel, bestaande uit Jaap Jongeman (CNV Vakmensen), Nikie van Thiel (Voorzitter Jonge Democraten), Bernard van Praag (NVOG) en Muriel van den Berg (MN Services). Het discussiepanel was gedreven en daardoor aangenaam om naar te luisteren. Er waren duidelijke meningsverschillen en zo af en toe mocht ook het publiek zich mengen, iets waar gretig gebruik van werd gemaakt. Uit het feit dat niet eens de helft van de voorbereide stellingen aan bod zijn gekomen blijkt wel dat er hevige discussie zijn geweest. Na het discussiepanel was het tijd om de dag af te sluiten door middel van een hapje en een drankje op de borrel. Er was gelegenheid tot napraten en het was uiteindelijk een uiterst geslaagde dag gebleken voor de bezoekers. Wij hopen iedereen bij het congres in 2013 weer te mogen begroeten!

Page 33: Actuariaatcongres Magazine 2013

31 AENORM SPECIAL Februari 2013

Dit jaar wordt het Actuariaatcongres voor de 13e keer georganiseerd door studievereniging VSAE (Vereniging voor Studenten Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam). Elk jaar wordt een actueel thema binnen de actuariële wetenschappen belicht. Vaak zijn dat thema’s die terug te vinden zijn in politieke discussies. Daarnaast wordt er een magazine uitgegeven dat geheel in het teken staat van het thema van het congres. De opzet van het congres is in de loop der jaren veranderd van een Actuariaatdag jaarlijks afgewisseld met een Actuariaatdebat, tot een combinatie die de dag completer maakte, tot de huidige vorm waarbij er een plenaire bijeenkomst wordt afgewisseld met kleinschalige interactieve sessies. De sprekers komen uit de top van het bedrijfsleven en het toezicht. Elk jaar wordt er gekozen voor een bijzondere, chique locatie waar het congres plaatsvindt. In de afgelopen jaren zijn onder andere het congrescentrum West-Indisch Huis, de hotels NH Barbizon Palace, Hotel Okura en het Amstel Hotel en de speciale locaties theater Tuschinski de monumentale kerk de Duif en bijeenkomstcentrum de Rode Hoed. aangedaan. Dit jaar hebben wij ook weer gekozen voor een bijzondere locatie voor het congres, namelijk het Koninklijk Instituut voor de Tropen. De dag is elk jaar volledig verzorgd en tijdens de koffiepauzes, lunch en borrel is er uitgebreid de

gelegenheid om te praten met (collega) actuarissen en (collega) studenten. De doelgroep is dan ook enerzijds het bedrijfsleven en anderzijds de studenten. Voor gecertificeerde actuarissen is er daarom de mogelijkheid om PE punten te verdienen door aanwezig te zijn op het congres. Ook dit jaar is het congres weer geaccrediteerd met 6 PE punten. Voor actuarieel gefocuste studenten is deze dag een bijzondere kans om naast de theoretische opleiding kennis te maken met de praktijk. Het poogt te tonen hoe het werk van de actuaris er in de praktijk aan toegaat en laat zien hoe de theoretische studiestof terug te vinden is in de praktijk. Verder krijgt het werkzame deel van de bezoekers een kans om zich te laten bijpraten over een belangrijk thema binnen het actuariaat. Op het congres is het mogelijk om vragen te stellen aan de aanwezige sprekers. Maar het meedenken begint al voor de dag van het congres, met de keuze voor de interactieve onderdelen. Wordt het een update van de Nederlandse Bank, of gaat de interesse meer uit naar een spraakmakende case? Aan het einde van de dag is er tijdens een gezellige borrel altijd de gelegenheid om door te praten over de aangeboorde onderwerpen. Het leuke van dit congres is dat een actuaris die tegen zijn pensioen aan zit, zomaar in gesprek kan raken met een eerstejaars student. Veel bijzondere gesprekken zijn al gevoerd na afloop van het congres. Met het Actuariaatcongres hoopt de VSAE haar bijdrage te kunnen leveren aan actuele discussies en vraagstukken binnen de actuariële wetenschap en wil daarbij zo veel mogelijk (toekomstige) actuarissen betrekken.

Koninklijk Instituut voor de Tropen

Actuariaatcongres Algemeen

Page 34: Actuariaatcongres Magazine 2013

32 AENORM SPECIAL Februari 2013

Drs. Servaas Houben, AAG-FIA, CFA, FRMServaas Houben leidt het economisch scenario team in Prudential, Londen en is voorzitter van de CFA UK economic capital special interest group. Hij studeerde econometrie in Maastricht en werkte in Nederland tijdens de eerste vier jaar van zijn carrière. Daarna werkte hij in Dublin en Londen. Naast actuariaat, heeft Servaas de CFA en FRM kwalificaties behaald. Hij schrijft regelmatig voor zijn blog, CFA digest en de Nederlandse actuariële tijdschriften.

Dagmar van Ravensway ClaasenDagmar van Ravenswaay Claasen (1971) begon, na de studie rechtsgeleerdheid te Leiden, haar carrière als advocaat op het gebied van ondernemings- en arbeidsrecht. Na zeven jaar maakte zij de overstap naar DNB, waar zij verschillende functies heeft vervuld, onder meer als toezichthouder en senior beleidsadviseur. Sinds twee jaar is zij hoofd toezicht zorgverzekeraars welke afdeling deel uitmaakt van de divisie Toezicht verzekeraars.

Drs. Mirja Constandse AAG

Mirja Constandse is sinds 2007 werkzaam als manager van de afdeling Beleid bij MN. MN is een pensioenuitvoerder voor diverse pensioenfondsen, waaronder PMT en PME. Daarnaast werkt MN voor verzekeraars en voert het bedrijf diverse CAO-regelingen uit. De afdeling Beleid verzorgt de advisering van de klanten van MN op actuarieel, beleidsmatig en juridisch terrein. Mirja is actuaris AG en maakt sinds december 2012 deel uit van het bestuur van het AG-AI met als portefeuille kwaliteitszorg. Ze is eerder o.a. werkzaam geweest bij een ondernemingspensioenfonds en een actuarieel advieskantoor, waardoor ze het pensioenbedrijf vanuit veel perspectieven kent.

Drs. Adri Jansen AAG (Sprenkels & Verschuren)

Adri Jansen is werkzaam bij Sprenkels & Verschuren als pensioenadviseur. Hij helpt pen-sioenfondsen, werkgevers, ondernemingsraden en vakorganisaties met een onafhankelijk advies. Daarnaast werkt hij als waarmerkend actuaris voor enkele pensioenfondsen. Adri is opgeleid tot actuaris maar houdt zich tevens bezig met de fiscale en sociale aspecten en probeert de complexe pensioenmaterie begrijpelijk te houden.

Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM)

Dick Boeijen (1977) studeerde Wiskunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Dick werkt sinds 2002 bij PGGM, momenteel als beleidsadviseur op het gebied van het nieuwe pensioencon-tract.

Sp

rekers

Page 35: Actuariaatcongres Magazine 2013

33 AENORM SPECIAL Februari 2013

Drs. Hen Veerman AAG (Triple A - Risk Finance )Hen Veerman is Managing Consultant bij Triple A - Risk Finance , lid van het managementteam business line Pensions en lid van de directie. Hen is een actuaris in Nederland (AAG) en een investment analist in Europa/Nederland (CEFA/RBA).Binnen Triple A - Risk Finance is Hen werkzaam als managing consultant waarbij hij pensioeninstellingen en ondernemingen adviseert. Tevens is Hen verantwoordelijk voor business development en R&D binnen business line Pensions. Daarnaast is Hen als consultant betrokken bij advisering aan pensioenfondsen, pensioenverzekeraars, pensioenuitvoerders en corporates.

Drs. Marcel van Delft AAG (SNS REAAL)

Marcel van Delft, 37 jaar, getrouwd met Marleen en vader van 2 dochters. Hij is na zijn studie econometrie aan de slag gegaan in de pensioenverzekeringswereld. In 2006 is hij als actuarieel medewerker in dienst getreden bij Winterthur Verzekeringen. Door verschillende overnames/fusies is hij nu terecht gekomen bij de pensioentak van SNS Reaal: Zwitserleven. In deze periode heeft hij ook zijn opleiding tot Actuaris afgerond. Na diverse functies te hebben bekleed binnen SNS Reaal, is hij sinds 01-01-2013 unitmanager actuariaat Zwitserleven geworden.

Dr. Wim Niesing AAG (Achmea)

Wim Niesing is senior adviseur strategie bij de divisie Zorg & Gezondheid van Achmea sinds begin 2012. Daarvoor was hij 15 jaar manager van het actuariaat binnen de divisie Zorg & Gezondheid van Achmea. Hij houdt zich met name bezig met de ontwikke-ling van de middellange termijn strategie voor zorgverzekeringen, en in het bijzonder met verzekeringtechnische en actuariele onderwerpen, met specifiek voor zorg de risico-verevening, en de ontwikkeling van het zorg(verzekering)stelsel. Hij participeert namens Achmea in diverse commissies en werkgroepen van Zorgverzekeraars Nederland en het ministerie van VWS, en is ook lid van de werkgroep Pensioen & Zorg van het AG.

Drs. Judith Houtepen MBA (Milliman)Judith Houtepen (37) is sinds 2012 manager voor de Health praktijk van Milliman. Daarvoor was zij director bij TRAG Performance Intelligence Group, Senior adviseur bij Plexus en strategisch management consultant bij McKinsey.Judith en haar team verrichten consultancywerkzaamheden over het gehele spectrum van de zorg. Van verzekeraars en zorgaanbieders, tot patiëntenorganisaties, overheidsinstanties en investeerders. Judith heeft ruime ervaring in performance management, business intelligence, strategie en risk management in de zorgsector.

Sp

rekers

Page 36: Actuariaatcongres Magazine 2013

34 AENORM SPECIAL Februari 2013

Het koninklijk instituur voor de tropen

Al ruim 85 jaar is het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen gezichtsbepalend voor Amsterdam-Oost. Het gebouw is ontworpen in een uitbundige neorenaissancestijl. Talloze decoraties in en aan het gebouw verwijzen naar verschillende wereldculturen en de Nederlandse koloniale geschiedenis.

Ontwerp en bouw

In 1911 koos de bouwcommissie uit drie ontwerpen het plan van J.J. van Nieukerken, omdat dat het beste voldeed aan het programma van eisen. Wel moest de architect om budgettaire redenen het ontwerp bijstellen. Zijn zoons M.A. en J. van Nieukerken zetten het project van hun vader na diens overlijden voort en herschiepen het ontwerp. De bouw ging in 1915 van start, een jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Materialen waren toen schaars en duur, waardoor de bouw met grote vertragingen kampte. Stakingen, stormschade en strenge winters zorgden eveneens voor oponthoud. In 1926 opende koningin Wilhelmina op 9 oktober het complex.

Neorenaissancestijl

De verschillende afdelingen van het instituut kregen elk een eigen bouwlichaam. Toch vormen zij een eenheid, doordat het hele complex consequent in neorenaissancestijl is uitgevoerd, met gebruikmaking van dezelfde kleur baksteen en dezelfde natuurstenen afwerking. Het wetenschappelijk complex met de hoofdingang, de Grote Zaal en de bibliotheek liggen aan de Mauritskade, het museum (met een eigen ingang) aan de Linnaeusstraat. De gebouwen zijn met elkaar verbonden door een kwartcirkelvormige laagbouw. Een fikse klokkentoren markeert de hoek Linnaeusstraat-Mauritskade.

Decoraties

De rijke decoraties aan en in het gebouw, waarvoor een ‘Commissie voor de Symboliek’ was aangesteld, verbeelden handel, nijverheid, betrekkingen met de overzeese gebiedsdelen, de stichters en de werkzaamheden van het Instituut. Meer dan tien beeldhouwers zijn bij de uitvoering betrokken geweest.

Restauratie en uitbreidingen

In de oorlog heeft het gebouw veel te lijden gehad, doordat er Duitse troepen in waren ondergebracht. In 1967 kwam er een tienjarenplan voor de restauratie. De Grote Zaal, de bibliotheek en de kantoorruimten werden het eerst hersteld. Daarna volgde het museum, dat bovendien uitgebreid werd met een theater, het Kindermuseum en een nieuwe tentoonstellingszaal. Een afzonderlijk project was de realisatie in 1967 van een hotel naast het instituut. KIT Intercultural Professionals (voorheen Trainingscentrum) is gehuisvest in het gebouw achter de Muiderkerktoren aan de Linnaeusstraat.

Informatie over de locatie

Page 37: Actuariaatcongres Magazine 2013

35 AENORM SPECIAL Februari 2013

De Vereniging voor Studenten Actuariaat en Econometrie & Operationele Research (VSAE) is de studie-vereniging voor alle studenten Actuariaat, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. De VSAE behartigt de belangen van deze studenten door contacten met de faculteit te onder-houden, maar ook door de studenten een totaaloverzicht te geven van het vakgebied. De VSAE richt zich sterk op het traject waar studenten na hun studie mee te maken krijgen. Dit doet zij door diverse projecten te organiseren. Met ongeveer 750 leden is de VSAE een van de grootste studievereniging op het gebied van actuariaat en econometrie. De VSAE heeft meer dan 100 actieve leden, die zich bezig houden met de organi-satie van diverse evenementen en projecten. De meeste projecten die de VSAE organiseert, richten zich op het gehele vakgebied en dus ook op het bedrijfsleven. Daarom werkt zij bij de organisatie van deze projec-ten nauw samen met diverse kwantitatief economische bedrijven en beroepsgenootschappen als het Actuari-eel Genootschap.

Naast het Actuariaatcongres organiseert de VSAE een tal van andere evenementen en projecten. Waarvan enkele uitgelicht: Het meeste prestigeuse project van de VSAE is de Econometric Game, een driedaagse wedstrijd tussen verschillende universiteiten. Teams van 30 gerenommeerde internationale universiteiten strijden tegen elkaar bij het oplossen van een maatschappelijk actuele, wetenschappelijke case. De teams bestaan uit drie of vier laatstejaars topstudenten, en een of twee promovendi van de universiteit. Deelnemende universiteiten zijn onder andere Oxford, Cambridge, Madrid, Harvard en Southern California. De Beroependagen worden jaarlijks in samenwerking met de Financiële Studievereniging Amsterdam (FSA) georganiseerd. Tijdens dit tweedaagse carrière evenement wordt aan studenten de kans geboden om via onder andere presentaties, workshops, lunches, persoonlijke gesprekken, een borrel en een diner in contact te komen met interessante bedrijven en potentiële werkgevers. Met het doel om studenten een wetenschappelijk platform te bieden geven wij vier keer per jaar de Aenorm uit. De Aenorm is het grootste door een studievereniging uitgegeven econometrische/actuariële magazine van Nederland, en is toonaangevend binnen het vakgebied van econometrie, actuariaat en operationele research.

Ook organiseert de VSAE om het jaar de Risk Intelligence Competition, een tweedaags evenement specifiek gericht op risk management. Een competatief evenement waar ouderejaars studenten in groepjes meerdere cases maken met verschillende bedrijven en strijden om wie zich het best de risico’s meester maakt. In samenwerking met Natuurwetenschappelijke Studievereniging Amsterdam (NSA) en de studievereniging van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (Sefa) organiseren wij ook het Consultancy Event. Een twee daags evenement met de nadruk op strategy concultancy. Er zijn twee dagen met elke dag twee bedrijven, waarbij studenten een case maken en wellicht een plek kunnen bemachtigen bij een prominent consultancy bureau. Eens in de vijf jaar organiseert de VSAE ook de Landelijke Econometristen Dag (LED). De LED is het jaarlijkse evenement waar ongeveer 400 studenten van alle econometrie verenigingen workshops, lunchen en dineren met bedrijven. Ook organiseert de VSAE vele andere evenementen zoals een studiereis, ontspannende reizen, een persoonlijke ontwikkelingsdag, weekendjes weg, borrels en activiteiten zoals een pubquiz, wintersport, poolen, bowlen en een voetbaltoernooi.

Informatie over de VSAE

Page 38: Actuariaatcongres Magazine 2013

36 AENORM SPECIAL Februari 2013

Daniel Tobon Arango (voorzitter)Daniel Tobon Arango (20) is de voorzitter van de Actuariaatcongres commissie 2013. Hij is derdejaars student Econometrie aan de Universiteit van Amsterdam. Met het organiseren van twee Actuariaatcongressen op rij en zijn werkzaamheden bij Towers Watson voelt Daniel zich echter ook thuis in de actuariële werweld. Het Actuariaatcongres 2013 is de zesde VSAE commissie waar Daniel zich voor inzet. Na vijf commissies werd het tijd voor wat meer verantwoordelijkheden en daarom is hij blij om zijn commissie ervaringen nu in te kunnen zetten als voorzitter van het Actuariaatcongres. Zijn doelstelling is om dit Actuariaatcongres tot net zo een succes te leiden als de voorgaande edities.

Lennart NiezenLennart Niezen (22) studeert Actuariële Wetenschappen, maar is halverwege zijn derde jaar gestopt met studeren om één jaar in het bestuur van de VSAE te gaan. Binnen het bestuur is hij als penningmeester verantwoordelijk voor het financiële beleid van de vereniging. Naast zijn hoofdfunctie in het bestuur is hij ook coördinator van enkele commissies waaronder het Actuariaatcongres van 2012 en 2013. Op 1 februari loopt zijn bestuursjaar ten einde en zal hij zijn studie weer op pakken. Binnen de commissie is hij verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van het project en zorgt hij dat de commissie de grote lijnen niet uit oog verliest.

Glenn TaylorGlenn Taylor (20) is een derdejaars student Econometrie, Actuariaat & Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft zich in het begin voornamelijk op econometrie en operationele research gericht maar het organiseren van het Actuariaatcongres is een uitgelezen kans om meer over de actuariële wereld te weten te komen. Wellicht volgt hier een de keuze uit voor zijn afstudeerrichting. Binnen de VSAE heeft Glenn zich in het eerste jaar ingezet voor de feestcommissie. Na deze ontspannende commissie werd het tijd voor een serieuzer project. Binnen de commissie is hij verantwoordelijk voor de acquisitie

Co

mm

issie

Kasper van Vliet

Kasper van Vliet (20) is vierdejaarsstudent Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. In 2009 is hij begonnen met de studie en hij hoopt dit jaar zijn Bachelor Econometrie af te ronden. In zijn keuzeruimte heeft Kasper echter ook een aantal actuariële vakken opgenomen en het deelnemen aan deze commissie is een leuke manier om een goed beeld te krijgen van wat er zoal speelt in de wereld van het actuariaat. Voor het congres zal hij zich voornamelijk bezig houden met het onderhouden van het contact met de sprekers.

Page 39: Actuariaatcongres Magazine 2013

37 AENORM SPECIAL Februari 2013

Abel BosmanAbel Bosman (21) is vierdejaars student. Afgelopen zomer heeft hij zijn bachelor Econometrie & Operationele Research gehaald en hij is nu halverwege met zijn master Econometrics. Dit is zijn eerste commissie. Hij vindt het leuk om nu een keer op een andere manier met zijn studie bezig te zijn. In de commissie is Abel verantwoordelijk voor het magazine. In zijn vrije tijd speelt Abel graag een potje tennis.

Jozef Battjes

Jozef Battjes (21) is derdejaars student econometrie en actuariaat. Hij hoopt dat dit congres hem een beter beeld geeft van de actuariele wereld en het hem daarmee gaat helpen in zijn studie keuze. Binnen de commissie is hij verantwoordelijk voor het magazine. Veder is hij binnen de VSAE al actief geweest in de wintersport commissie. In zijn vrije tijd sport hij graag en is voornamelijk bezig met roeien en wil zich volgend jaar ook gaan richten op wedtrijden.

Olivier Rotsteege

Olivier Rotsteege (21) is op dit moment tweedejaars student Econometrie, Actuariaat en Operationele Research aan de UvA. Na vorig jaar zijn propedeuse te hebben behaald, biedt het Actuariaatcongres daarom voor hem een prima gelegenheid om een goed beeld te krijgen over de richting Actuariaat. Na de feestcommissie werd het tijd voor een nieuwe commissie, waarbij het organiseren van dit congres een mooie opvolger bleek te zijn. Binnen de commissie is Olivier verantwoordelijk voor de website.actuariaat. Voor het congres zal hij zich voornamelijk bezig houden met het onderhouden van het contact met de sprekers.

Co

mm

issie

Van links naar rechtsGlenn, Lennart, Abel, Daniel, Kasper, Olivier en Jozef

Page 40: Actuariaatcongres Magazine 2013

38 AENORM SPECIAL Februari 2013

Als we de media mogen geloven begint pensioensolidariteit een vies woord te worden. Met name voor de jongere generaties lijken de grenzen van de solidariteit in zicht te komen of zelfs al gepasseerd te zijn. Wat betekent dit voor ons toekomstige pensioenstelsel? Een systeem zonder solidariteit? Ieder voor zich?

door: Ir. drs. Dick Boeijen en Hans Staring MSc

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: wij zijn jong (1988 en 1977) en wij geloven volmondig in de meerwaarde van pensioensolidariteit. Een systeem zonder enige vorm van solidariteit, waarin iedere deelnemer zijn eigen broek op moet houden, dat zien wij absoluut niet zitten. Wel vinden we dat we de grenzen goed moeten bewaken. Want – eerlijk is eerlijk – het huidige pensioenstelsel bevat ook vormen van solidariteit die op z’n minst het heroverwegen waard zijn. Waarom zijn wij zo’n fan van pensioensolidariteit? Omdat wij het hart op de goede plek hebben? Omdat wij idealisten zijn? Omdat wij een warm gevoel krijgen bij een altruïstisch begrip als solidariteit? Misschien wel. Maar de voornaamste reden waarom wij, nuchtere actuarissen, de solidariteit zo’n warm hart toedragen, is juist een kwestie van welbegrepen eigenbelang en kille calculatie. Pensioensolidariteit levert namelijk geld op, zowel voor jong als voor oud. Of – als we het negatief formuleren – een systeem zonder solidariteit levert een duurder, schraler en risicovoller pensioen. En aangezien het bij pensioen al gauw om grote sommen geld gaat, hebben we dus veel te verliezen als we die solidariteit op het spel zetten. Waar zit dat geldelijke solidariteitsgewin dan precies? Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we het containerbegrip solidariteit eerst fileren. Pensioensolidariteit kent namelijk verschillende dimensies en de discussie wordt er niet zuiverder op als we alle vormen van solidariteit op één grote hoop

gooien. We gaan de container dus in compartimenten verdelen. Dat kan overigens op verschillende – uiterst gedetailleerde – manieren, getuige de pensioenliteratuur. Wij kiezen in dit artikel voor een grove indeling, in drie solidaire kernbegrippen: collectiviteit, risicodeling en eenzijdige solidariteit. Deze grove indeling is voldoende om ons punt te kunnen maken. Het begrip collectiviteit is de tegenhanger van ‘in je eentje’. In Nederland zijn we gewend om samen, in grote niet-commerciële collectieven, pensioen op te bouwen. Niet in je eentje dus. En dat loont: een grote schaal leidt tot hogere kwaliteit tegen lagere kosten. Bij de grote fondsen in Nederland bedragen de kosten voor uitvoering en administratie minder dan 3 cent van iedere ingelegde euro. En de beleggingskosten bedragen ongeveer een halve cent van iedere belegde euro. In ruil daarvoor krijgt de deelnemer niet een eenvoudig AEX-fonds, maar een rijk gediversificeerde beleggingsportefeuille. Een dergelijke portefeuille kun je als individu überhaupt niet realiseren en al helemaal niet tegen zulke lage kosten. Dat kan alleen door samen te werken, in een collectief zonder winstoogmerk. Bedenk hierbij dat iedere extra cent beleggingskosten (per euro belegd vermogen) over een heel leven bezien tot 30% minder pensioen leidt – of tot 30% hogere kosten – en het moge duidelijk zijn dat we hier met recht kunnen spreken van een sterkmaker in ons pensioenstelsel. De dimensie collectiviteit is wat ons betreft dan ook onomstreden.

Ir. drs. Dick Boeijen Dick Boeijen (1977) studeerde Wiskunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Dick werkt sinds 2002 bij PGGM, momenteel als beleidsadviseur op het gebied van het nieuwe pensi-oencontract.

Hans Staring MSc AAGHans Staring (1988) studeerde Actuarial Science and Mathematical Finance aan de Universiteit van Amsterdam en draagt sinds dit jaar de titel AAG van het Actuarieel Genootschap. Hans werkt sinds 2010 bij PGGM in diverse functies op het gebied van actuariaat en ALM.

Op weg naar duurzame pensioensolidariteit

Page 41: Actuariaatcongres Magazine 2013

39 AENORM SPECIAL Februari 2013

Dan het begrip risicodeling. Eveneens een wezenskenmerk van het Nederlandse pensioenstelsel. De ratio achter deze vorm van solidariteit is dat je sommige risico’s nu eenmaal niet (of slechts tegen extreem hoge kosten) in je eentje kunt opvangen. Denk bijvoorbeeld aan het risico van arbeidsongeschiktheid, het risico van vroeg overlijden (en de consequenties die dat heeft voor de nabestaanden) en ook het ‘risico’ om heel oud te worden (en de financiële consequenties die dat met zich mee brengt). Wij willen in dit artikel vooral ingaan op beleggingsrisico’s. Binnen pensioenfondsen worden die ook gedeeld, zowel binnen als tussen de verschillende generaties. Deze intergenerationele risicodeling levert, mits zorgvuldig vormgegeven, een grote meerwaarde voor de verschillende pensioendeelnemers. Hoe werkt deze intergenerationele risicodeling? Laten we eerst eens kijken naar een systeem waarin beleggingsrisico’s niet worden gedeeld: een individuele beleggingsrekening. Ieder rendement, of het nu positief of negatief is, wordt direct bij- of afgeschreven van de individuele rekening. De rekening ademt dus één op één mee met de economie. In een solidair systeem werkt het anders: daarin wordt collectief belegd. De mee- en tegenvallers worden niet direct doorvertaald naar de individuele rekeningen, maar herverdeeld. Overschotten worden niet meteen uitgedeeld, maar gereserveerd voor mogelijke toekomstige tegenvallers. Zeer hoge rendementen worden dus afgezwakt, zeer lage rendementen ook. Het gevolg daarvan is dat de individuele rekeningen wel mee ademen met de economie, maar niet één op één. Dat geeft een stabieler beeld. Maar waar zit dan de meerwaarde van de intergenerationele risicodeling? Het maakt jongeren toch helemaal niks uit dat hun potje met pensioengeld fluctueert? Ze hebben immers nog een lange tijd te gaan voordat het pensioen in zicht komt. Klopt, jongeren hebben niet veel last van eventuele fluctuaties. Maar oudere deelnemers wel. Hun inkomens zijn voor een groot deel afhankelijk van hun pensioen. Om in het (vanwege de inflatie jaarlijks duurder wordende) levensonderhoud te kunnen blijven voorzien moet dat pensioen meegroeien met de inflatie. Dat kost geld. Ouderen hebben dus behoefte aan rendement en dat vraagt om risicovol beleggen. Ouderen hebben echter ook behoefte aan inkomensstabiliteit. Grote, jaarlijkse fluctuaties zijn uit den boze. Ouderen hebben er dus baat bij dat negatieve rendementen niet één op één worden doorvertaald in hun pensioen, maar voor een deel door de jongere generaties wordt opgevangen. Dat kan alleen in een solidair systeem. Maar worden de jongeren hier nu wijzer van? Het flauwe antwoord luidt: ja, want jongeren worden ook een keer oud. Zij hebben er baat bij dat er dan een hoog en stabiel pensioen voor hen is. Het minder flauwe antwoord: jongeren profiteren ook op een directe wijze van de intergenerationele risicodeling, via de overschotten die de ouderen in goede tijden opbouwen. Deze overschotten worden niet door de ouderen opgegeten, maar blijven

achter voor de jongeren, bij wijze van extra rendement. Jongeren krijgen als het ware een leverage op hun beleggingsportefeuille: de solidariteit met ouderen stelt de jongeren in staat om extra beleggingsrisico te nemen en zo een hoog rendement te behalen. Loopt deze solidariteit nu van jong naar oud of juist andersom? Dat hangt af van de economische situatie. In economisch mindere tijden loopt de solidariteit van jong naar oud en in economisch gunstige tijden loopt de solidariteit juist van oud naar jong. Daar kan de schoen gaan knellen. Want in economisch mindere tijden (zoals nu) zijn de jongere generaties al gauw geneigd om de risicodeling met ouderen ter discussie te stellen (zoals nu). Deze wetenschap leidt tot twee belangrijke voorwaarden voor de vormgeving van intergenerationele risicodeling. Ten eerste: er moeten vóóraf expliciete afspraken worden gemaakt over de precieze verdeling van lusten en lasten over de generaties. Ten tweede: deze afspraken moeten zodanig worden vormgegeven dat de lusten en lasten áchteraf niet onevenredig zwaar bij de jongeren dan wel de ouderen op het bordje komen. Met andere woorden: heldere, evenwichtige afspraken zijn een noodzakelijke voorwaarde voor een houdbare intergenerationele risicodeling. In dat licht zetten we in Nederland met het nieuwe pensioencontract een stap in de goede richting (zie kader). Houdbare risicodeling zorgt er namelijk voor dat we ook in de toekomst de kans op pech- en gelukgeneraties kunnen beperken en voor alle generaties een hoog rendement tegen acceptabele risico’s kunnen realiseren. Wat ons betreft blijft de intergenerationele risicodeling behouden. Met dien verstande dus dat we de grenzen goed vormgeven en blijven bewaken.

Dat brengt ons bij de derde vorm van solidariteit: de eenzijdige solidariteit. Hier kunnen we kort over zijn: op het moment dat de solidariteit structureel en met zekerheid van de ene groep naar de andere gaat en dus geen wederkerig karakter kent (zoals bij risicodeling wel het geval is), dan is het een kwetsbare vorm van solidariteit, die een zeer gedegen maatschappelijk gedragen onderbouwing behoeft. Is die onderbouwing er niet, dan kun je je afvragen of die bewuste vorm van solidariteit nog wel past binnen het pensioenstelsel. Wellicht is het beter om hem zoveel als mogelijk uit het systeem te verwijderen. Zonder hier uitvoerig op de dossiers in te gaan, zetten we de huidige VUT-premies en het systeem van doorsneepremie in combinatie met tijdsevenredige opbouw op de nominatie om kritisch onder de loep te nemen. Resumé: er is werk aan de winkel, op drie fronten. Allereerst moeten we ons inspannen om de waardevolle kenmerken van solidariteit, met name collectiviteit en risicodeling, beter over de Bühne te brengen. Actuarissen en econometristen kunnen daar met hun kwantitatieve analyses bij helpen. Want, zoals gezegd, het begrip solidariteit roept wellicht warme gevoelens op, maar is uiteindelijk ook een kwestie van keiharde pegels.

Page 42: Actuariaatcongres Magazine 2013

Beginner of belofte?

PGGM: werken aan een waardevolle toekomstPGGM is een pensioenuitvoeringsorganisatie en biedt haar

institutionele klanten: pensioenbeheer, integraal vermogensbeheer,

bestuursondersteuning en beleidsadvisering. Momenteel beheert

PGGM – voor vijf pensioenfondsen – circa EUR 128 miljard pensioen-

vermogen van 2,5 miljoen mensen. Als coöperatie met circa 570.000

leden helpt PGGM bij het realiseren van een waardevolle toekomst.

PGGM ontwikkelt – zelf of met strategische partners – innovatieve

toekomstvoorzieningen door pensioen, zorg, wonen en werken met

elkaar te verbinden.

Een veelbelovende start?Bijna afgestudeerd in Actuariële Wetenschappen, Econometrie of

Wiskunde? Op zoek naar een onvergetelijke stageplek? Toe aan je

eerste baan? Het actuariaat van PGGM is een geweldige plek om

ervaring op te doen in de wereld van de financiële dienstverlening.

Ons actuariaat bestaat uit twee afdelingen van totaal dertig mensen.

Bij Actuarieel Advies & ALM ben je bezig met bestuurlijke advisering.

Je werkt aan vraagstukken als de houdbaarheid van het huidige

pensioencontract en de optimale beleggingsmix. En bij Actuariële

Verantwoording & Analyse gaat het om het analyseren van de

pensioenverplichtingen voor nu en in de toekomst. Bestandsanalyse is

belangrijk voor diverse pensioenvraagstukken en voor jaarverslaglegging.

Kom kijken!

Nieuwsgierig geworden? Bel met de afdeling Recruitment

(030) 277 72 41, mail naar [email protected] of kijk op

internet: www.pggm.nl/werkenbij

www.pggm.nl/werkenbij

12-5362 Advertentie HR A4-02.indd 1 18-12-12 09:00

Page 43: Actuariaatcongres Magazine 2013

41 AENORM SPECIAL Februari 2013

Hierbij – en dat is het tweede punt – moeten we wel steeds onderscheid maken tussen de verschillende verschijningsvormen van solidariteit. Een zuivere discussie, waarin niet alles op één hoop wordt gegooid, is noodzakelijk. Want: niet alle solidariteit is slecht, niet alle solidariteit is goed. Dat brengt ons bij het derde punt: we moeten de grenzen van solidariteit zorgvuldig vastleggen en nauwgezet bewaken, zodat de lusten of lasten niet onevenredig bij een van de deelnemersgroepen neerslaan. Hierbij moeten we niet bang zijn om waar nodig heilige huisjes omver te schoppen. Alleen als we bereid zijn uit de mand met prachtige appels die paar rotte exemplaren te verwijderen, krijgt de hele mand weer een goede naam en ligt de weg naar een duurzame pensioensolidariteit en

dus een goed en betaalbaar pensioen open. Niet alleen voor de ouderen, maar ook voor de jongeren.

ww

Kader: nieuw pensioencontract leidt tot beter evenwicht

Vanaf 2015 geldt het nieuwe financiële toetsingskader. Daarin kunnen pensioenfondsen kiezen voor het zogenaamde reële pensioencontract. In het reële contract ligt de focus op het nastreven van indexering (pensioenen laten meegroeien met de inflatie) en een houdbare intergenerationele risicodeling om dat te realiseren. De afspraken liggen meer dan in het huidige contract vóóraf vast: er wordt direct ingegrepen in geval van economische schokken (gunstig voor jong) en ze mogen over een periode van tien jaar worden uitgesmeerd (gunstig voor oud). Daarbij geldt voor iedere nieuwe schok een nieuwe uitsmeerperiode en mogen plussen en minnen tegen elkaar worden weggestreept (goed voor de stabiliteit). Onderstaande figuur laat zien welke leeftijdsgroepen van de risicodeling profiteren en welke eraan bijdragen. Uitgangspunt is de huidige, ongunstige, financiële positie van de Nederlandse pensioenfondsen. Voor de goede orde: voor alle groepen geldt dat collectiviteit en risicodeling welvaartswinst opleveren, dus ook voor de groepen die een bijdrage leveren. Wat deze figuur laat zien zijn de relatieve verschillen tussen de verschillende generaties. We zien dat deze verschillen in het nieuwe, reële contract kleiner worden. De jongeren dragen, vanwege de ongunstige uitgangspositie, nog steeds bij, maar de mate waarin is aanzienlijk beperkt. Dit soort analyses laat zien dat de kennis en kunde van actuarissen en econometristen van grote waarde kunnen zijn in het pensioendebat.

Deze figuur laat zien welke generaties de komende veertig jaar profiteren van de risicodeling in het pensioenfonds en welke generaties er aan bijdragen, zowel in het huidige contract als in het nieuwe reële contract. Op de horizon-tale as staat de huidige leeftijd.

Page 44: Actuariaatcongres Magazine 2013

42 AENORM SPECIAL Februari 2013

Nieuwe FTK kaders: en nu?Praktische aanpak van een complexe discussie.

Nominaal en reëel in een notendop

Laten we beginnen te zeggen waar het verschil tussen nominaal en reëel volgens ons niet zit: de premie. In de Hoofdlijnennota is aangegeven, dat er in principe géén onevenwichtigheden mogen zitten tussen de (kostendekkende) premie van een nominaal en een reëel contract. Wij vertalen dat naar: gelijke regeling (en indexatieambitie) – gelijke premie – andere zekerheid.

Met andere woorden:

De (kostendekkende) premie voor een nominaal pensioen van € 1.000 met een indexatieambitie gelijk aan de prijsindex (voorwaardelijk) in het nominale kader, is gelijk aan de (kostendekkende) premie voor een pensioenaanspraak van € 1.000 die jaarlijks ‘vanzelfsprekend’ wordt geïndexeerd met de prijsindex in het reële kader. Het verschil is dat in het nominale kader de hoogte van de uitkering met een hoge mate van zekerheid (97,5%) tenminste gelijk is aan €1.000 en dat in het reële kader de hoogte van de uitkering op de pensioendatum onzeker is. De mate van onzekerheid in het reële kader hangt af van eventuele buffervorming of spreiding van de resultaten door de tijd.

Hoe kan dat?

De kostendekkende premie van een niet-geïndexeerde pensioenaanspraak is uiteraard lager dan de kostendekkende premie van dezelfde pensioenaanspraak, die wel wordt geïndexeerd met de prijsindex. Echter:• De kostendekkende premie van een reëel contract bevat

geen solvabiliteitsopslag.• Bij de vaststelling van de kostendekkende premie voor

een reëel contract mag rekening gehouden worden met een risico-opslag (verrekening van een deel van het verwacht rendement).

• In de Hoofdlijnennota is aangegeven, dat de indexatieambitie serieus moet worden ingevuld in het nominale kader. Dit zou kunnen betekenen dat ook in de kostendekkende premie van een nominaal contract een opslag voor indexatie moet worden meegenomen.

• Wij vinden het logisch dat voor twee contracten met dezelfde ambitie (regeling en indexatie) een gelijke premie wordt betaald. En: zo maken we een ‘zuivere’ vergelijking mogelijk.

Dit wordt uitgewerkt in het voorbeeld op de volgende pagina.

Veel details van het nieuwe FTK zijn nog niet ingevuld. Er vindt nog onderzoek plaats én een en ander is onderhevig aan politieke besluitvorming. De exacte invulling van het nieuwe FTK is dus nog aan verandering onderhevig. Tegelijkertijd zijn de contouren wél duidelijk en die lijken niet meer fundamenteel te wijzigen. Deze contouren brengen een principiële keuze met zich mee: wordt uw nieuwe pensioencontract nominaal of reëel? Het is onnodig, en eigenlijk zonde van de tijd, om met deze principiële discussie te wachten tot het nieuwe FTK helemaal klaar is. Nu al nadenken en overleggen met alle stakeholders, betekent dat u straks goed voorbereid bent en adequaat op de nieuwe regels kunt inspelen. En bedenk ook: niets doen is onbewust kiezen.

door: Adri Jansen AAG en Marieke Klein AAG

Adri Jansen AAGAdri Jansen is werkzaam bij Sprenkels & Verschuren als pensioenadviseur. Hij helpt pensioenfondsen, werkgevers, ondernemingsraden en vakorganisaties met een onafhan-kelijk advies. Daarnaast werkt hij als waarmerkend actuaris voor enkele pensioenfond-sen. Adri is opgeleid tot actuaris maar houdt zich tevens bezig met de fiscale en sociale aspecten en probeert de complexe pensioenmaterie begrijpelijk te houden.

Marieke Klein AAG Marieke Klein is werkzaam bij Sprenkels & Verschuren als consultant. Zij onder-steunt de partners bij Sprenkels & Verschuren met actuariële berekeningen op het ge-bied van accounting, advisering en certificering. Op vakinhoudelijk gebied is Marieke gespecialiseerd in het onderwerp sterfte.

Page 45: Actuariaatcongres Magazine 2013

43 AENORM SPECIAL Februari 2013

Het grote (enige?) verschil tussen het nominale en reële contract zit hem in de mate van zekerheid die nagestreefd wordt.• Bij het huidige nominale contract is in het verleden

misschien te veel zekerheid gesuggereerd. We hebben inmiddels geleerd dat het mis kan gaan en dat absolute zekerheden nu eenmaal niet bestaan.

• Het nieuwe nominale contract gaat grotendeels door op de oude voet. De risico’s worden echter hoger geschat dan in het huidige FTK. Dit leidt tot hogere buffereisen. Verder moet op voorhand in de toezegging worden vastgelegd hoe met de risico’s wordt omgegaan. Bijvoorbeeld: de eis om een volledige staffel te publiceren die niet alleen aangeeft wanneer de pensioenaanspraken verhoogd kunnen worden maar ook wanneer deze verlaagd kunnen worden. Wij zien dit als een verbeterde versie van het huidige nominale contract. De basis blijft:- Zoveel mogelijk zekerheid (97,5%) over het nominale

pensioen- Daarbovenop een voorwaardelijke indexatie

• Het reële contract maakt geen onderscheid tussen nominaal pensioen en indexatie. Het opgebouwde pensioen wordt jaarlijks (vanzelfsprekend) geïndexeerd. Maar meteen daarna wordt de (reële) dekkingsgraad op 100% gezet door alle verplichtingen aan te passen. Als je dit zonder enig uitsmeren en buffers zou doen, is het eigenlijk een pensioen dat jaarlijks aangepast wordt aan rendement en levensverwachting. Een collectieve spaarpot met uitkomsten waarin nauwelijks nog een pensioenambitie te herkennen is en met weinig intergenerationele solidariteit. Maar door

genoemde resultaten over meerdere jaren uit te smeren en door het aanhouden van buffers, kan een beleid van meer zekerheid nagestreefd worden (i.p.v. een volatiel pensioen dat het rendement volgt).

Kortom: Nominaal kader = ‘hard’ nominaal pensioen + ‘zachte’ indexatie Reëel kader = ‘zacht’ waardevast pensioen

De achterliggende gedacht bij het reële kader is:

• Bij de huidige regels hebben pensioenfondsen ‘last’ van de grote nadruk op nominale zekerheid, terwijl zij eigenlijk waardevastheid ambiëren.

• Het afdekken van risico’s kost geld. Bij het reële kader gaat geen geld op aan het zeker stellen van de nominale aanspraken. De hogere onzekerheid zou dus (op de lange termijn) moeten leiden tot hogere pensioenuitkomsten.

• De onzekerheid binnen het reële kader is in grote mate te reduceren door (onverplichte) buffervorming en (onverplichte) spreiding van resultaten over een periode van maximaal 10 jaar.

Het reële kader kan natuurlijk niet het ei van Columbus zijn. In de kern is het de aloude afweging tussen risico en rendement. Gelukkig is het reële kader niet in de plaats van het nominale kader gekomen, maar daarnaast. Partijen kunnen nu zelf hun afwegingen maken.

VoorbeeldUitgaande van de rentetermijnstructuur per 31 december 2011, bedraagt de zuiver kostendekkende premie (huidige FTK) voor dit voorbeeldpensioenfonds 20% van de salarissom. De zuiver kostendekkende premie voor een nominaal en een reëel contract (nieuw FTK) bedraagt voor dit pensioenfonds 21,4% van de salarissom. Het verschil kan als volgt worden uitgesplitst:

Nominaal Nieuw ReëelHuidige premie 20,0%Pensioenleeftijd naar 67 -/- 1,9% -/- 1,9%Wijziging solvabiliteitsopslag - Nominaal: VEV omhoog (+5%) - Reëel: VEV vervalt

+0.8% -/- 3,2%

Indexatie versus risico-opslag +2,5%2 +6,5%1

Nieuwe premie 21,4% 21,4%

Het uitgangspunt is dat de kostendekkende premie voor een nieuw nominaal contract en een nieuw reëel contract gelijk zijn, uitgaande van dezelfde indexatieambitie. Dit leidt tot de veronderstelling dat in de kostendekkende premie voor een nieuw nominaal contract een opslag wordt opgenomen voor voorwaardelijke indexatie. Het doel van deze opslag is om serieus invulling te geven aan de indexatieambitie.

1) Vastgesteld op basis van de in de bijlage bij de Hoofdlijnennota genoemde risico-opslag en afslag voor indexatie2) Dit is een sluitpost waarmee de nominale premie consistent is met de reële premie

Page 46: Actuariaatcongres Magazine 2013

44 AENORM SPECIAL Februari 2013

Nieuw geld: toekomstige pensioenopbouw

Eerst toekomst, dan verleden

Om de discussies beheersbaar te houden, bepleiten wij éérst uitsluitend naar de toekomstige pensioenopbouw te kijken en de opgebouwde aanspraken even buiten beschouwing te laten. De keuze tussen een nominaal en reëel contract zou wat ons betreft in eerste instantie dus los moeten worden gezien van de invaarproblematiek.

Principiële keuze vanuit deelnemersperspectief

We laten de macro-economische overwegingen3 even voor wat die zijn. Voor dit moment richten we ons volledig op de invalshoek van de deelnemer(s). Voor het beste inzicht beginnen we met de meest extreme keuze: het reële kader zónder enige buffer en zónder enige egalisatie van schokken. Elk jaar wordt de dekkingsgraad dus op 100% gezet door alle schokken meteen te vertalen in een aanpassing van de opgebouwde pensioenen. Voorts gaan we ervan uit dat in beide kaders dezelfde premie betaald wordt en dat die premie toereikend is om naar verwachting de ambitie waar te maken. De keuze tussen een nominaal en reëel contract is dan vergelijkbaar met de keuze: koop ik een obligatie of een aandeel?• Oftewel: de afweging tussen een ‘zekere’

pensioenuitkering versus een uitkering die naar verwachting hoger is, maar minder zeker.

• Die keuze is niet individueel maar collectief; te maken door sociale partners.

• Over deze keuze kan je heel moeilijk doen en veel sommetjes maken. In theorie is er echter sprake van een gelijkwaardige keuze. De hogere verwachte pensioenuitkering en het hogere risico in een reëel contract zijn economisch gelijkwaardig aan de lagere verwachte pensioenuitkering en het lagere risico in een nominaal contract. Resteert dus de risicohouding (van het collectief) en die is volledig subjectief en afhankelijk van het type deelnemers.

Als we het reële kader iets minder rigide invullen, ziet dat er als volgt uit:• Er wordt een (onverplichte) buffer aangelegd. Die

wordt gevoed als er meer rendement gemaakt wordt dan nodig is om de beoogde toeslag te financieren. In jaren van laag rendement kan dan uit de buffer bijgepast worden om de ambitie te halen.

• Resultaten (voor zover die niet via de buffer lopen) worden uitgesmeerd over (maximaal) 10 jaar.

Waar in onze extreme keuze het reële kader eigenlijk een collectieve spaarpot is, ligt deze aangepaste versie qua uitkomsten veel dichter bij de ambitie (een reëel pensioen). De verwachte pensioenuitkering wordt daardoor stabieler. We zitten nu ergens tussen aandelen

en obligaties in. Wederom geldt echter dat in theorie de keuze gelijkwaardig blijft. Kortom: het draait allemaal om de subjectieve houding ten opzichte van risico versus de hoogte van de pensioenuitkering. Naar onze mening kan deze principiële keuze niet gemaakt worden zonder de deelnemers te consulteren. Dit kan niet alleen helpen bij de acceptatie van het nieuwe contract, maar ook bij het definiëren van randvoorwaarden waaraan het nieuwe contract moet voldoen.

Invloed op het beleggingsbeleid

In de bovenstaande discussie hoort ook de vraag welke invloed het nieuwe nominale en reële kader hebben op het beleggingsbeleid en wat dat vervolgens betekent voor het risico versus de hoogte van de pensioenuitkering. Bij een gelijk beleggingsbeleid in het nieuwe nominale en reële kader geldt een eenvoudige regel. Je stopt dezelfde premie erin en gaat daar op dezelfde wijze mee om: dat moet leiden tot een (wiskundig) gelijkwaardige (pensioen)uitkomst. Een gelijk beleggingsbeleid lijkt echter niet logisch. Een fonds dat een reëel contract uitvoert, hoeft zich minder te laten leiden door de zekerstelling van de nominale aanspraken. Dat zou zich kunnen vertalen in een risicovoller beleggingsbeleid. Dán geldt: hogere verwachte pensioenuitkeringen die gepaard gaan met een hoger risico. De discussie gaat dus niet alleen over de keuze van het kader, maar ook over het beleggingsbeleid dat vervolgens gehanteerd wordt. Het reële kader geeft meer ruimte voor beleggingsrisico’s (en zicht op hoger rendement), maar het fonds maakt daarin een eigen keuze.

Overige punten

Bij de keuze voor een nominaal kader en reëel kader kunnen naast de gewenste zekerheid (en het daaraan gekoppelde beleggingsbeleid) ook andere aspecten meegewogen worden in de besluitvorming. Voorbeelden hiervan zijn de grotere beleidsvrijheid in het reële kader, administratieve consequenties (en bijbehorende uitvoeringskosten) van een reëel contract en de uitlegbaarheid aan de deelnemers. Zoals een vermogensbeheerder u niet zal adviseren of u een aandeel of een obligatie moet kopen, kunnen wij u in deze keuze niet zomaar adviseren om te kiezen voor een nominaal contract of een reëel contract. Wel kunnen wij u helpen de consequenties van beide opties inzichtelijk te maken.

3.Zoals het korten in een nominaal kader in tijden van slechte economie en de macro-economische effecten daarvan

Page 47: Actuariaatcongres Magazine 2013
Page 48: Actuariaatcongres Magazine 2013

46 AENORM SPECIAL Februari 2013

Oud geld: opgebouwde aanspraken

Indien er (voor de toekomstige opbouw) voorkeur is voor het reële kader, dient zich meteen de vraag aan of opgebouwde aanspraken ingevaren worden. Willen we dat? Kan het? Mag het? Hoe moet dat? Dit is een lastige discussie, waarmee bijvoorbeeld ook de landsadvocaat zich heeft bezig gehouden. De regering was namelijk eerder van plan om zwaar op het reële kader aan te sturen, inclusief verplicht invaren. Uiteindelijk is het uitgedraaid op een keuze (door sociale partners) tussen een nominaal en reëel kader voor de toekomst. Daarnaast is ook invaren van het verleden optioneel en wordt daarbij gewaarschuwd voor de juridische gevolgen (claimrisico van deelnemers die (harde?) garantie nageleefd willen zien). Dit is een weerbarstig vraagstuk dat nadrukkelijk aandacht vergt. Opgebouwde pensioenaanspraken zijn in Nederland altijd min of meer ‘heilig’ geweest; dat kan je niet met een pennenstreek veranderen. Het is echter van groot belang of opgebouwde aanspraken meegaan of achterblijven. Vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt zijn de opties als volgt te classificeren:

Uitvoering ToekomstNominaal Reëel

Verle

den

Nominaal Efficiënt Bewerkelijk

Reëel Ondenkbaar Efficiënt

1. Niet invaren

Niet invaren betekent dat:• het pensioenfonds langdurig met beide kaders aan de

gang gaat. Qua uitvoering(skosten) is dat niet efficiënt.• de buffereisen met betrekking tot de opgebouwde

aanspraken worden verhoogd. Eventuele onderdekkingen en reservetekorten lopen daardoor op en er wordt een aanslag gedaan op de (beschikbare?) middelen. Het resultaat van deze tegengestelde effecten op het Vereiste Vermogen is afhankelijk van de fonds specifieke situatie.

In de situatie van niet invaren zijn er feitelijk twee mogelijkheden:

i. Het onvoorwaardelijk nakomen

De opgebouwde pensioenen worden in dit scenario in principe niet gekort. De indexatieambitie wordt serieus ingevuld. Er gelden bijstortingen, herstelpremies of andere herstelmaatregelen. Als die niet werken geldt korten als ultieme noodmaatregel. Het vraagstuk van

intergenerationele solidariteit ligt hier ten volle op tafel: oude problemen oplossen met nieuw geld (?). Dit scenario staat het verste af van invaren en is voor de actieven het minst wenselijk. Immers: linksom of rechtsom zal dit scenario ten koste gaan van de beschikbare loonruimte. Tegelijkertijd is dit ook de ultieme (97,5%) zekerheid, waarvan je je kunt afvragen of die eigenlijk wel bestaat.

ii. Op afstand zetten

Het pensioenfonds wordt gesloten en wikkelt de opgebouwde aanspraken verder af. Er wordt niet meer gestort en ook niet onttrokken. De beschikbare middelen en toekomstige resultaten zijn de enige middelen; ook als dat leidt tot korten van aanspraken. Dit is eigenlijk een soort liquidatiescenario. Op het punt van solidariteit wordt hier als het ware een knip gemaakt. Dit scenario staat vrij dicht bij invaren; het lijkt er zelfs een beetje op. Hier ga je niet over naar het reële kader, maar worden de grenzen van de (geachte) zekerheid alsnog duidelijk afgebakend. Dit scenario is voor de inactieven het minst wenselijk. Immers: bij de huidige dekkingsgraden is het indexatiepotentieel na een dergelijke knip zeer beperkt.

2. Wel invaren

De keuze voor het reële kader betekent dat er risico’s verschoven worden richting deelnemers. Zo’n principiële keuze voor de toekomst zullen partijen bij voorkeur ook over het verleden willen uitrollen.Wel invaren betekent:• Bovengenoemde ‘nadelen’ treden niet op.• Harde aanspraken worden alsnog zacht gemaakt. Is dat

juridisch en/of maatschappelijk houdbaar? Wat is het claimrisico?

Uit uitvoeringstechnisch oogpunt heeft gelijke keuze voor toekomst en verleden de voorkeur. De keuze: reëel contract zónder invaren is minder efficiënt en leidt tot de hiervoor genoemde vraagstukken. Bij de keuze voor een reëel contract voor de toekomstige pensioenopbouw kunnen we in de huidige marktomstandigheden dan in feite toch niet om de invaarbarrière heen. Het is in dit geval het overwegen waard om de gehele keuze aan te houden in afwachting van een dekkingsgraad die het mogelijk maakt om toekomst én verleden samen naar het reële kader over te brengen. Met respect voor de principiële keuzes wordt dan om praktische redenen het transitiemoment later gekozen. Wij denken dat dit zich vaak kan voordoen en besteden daarom nadrukkelijk aandacht aan deze mogelijkheid.

Page 49: Actuariaatcongres Magazine 2013

47 AENORM SPECIAL Februari 2013

VoorbeeldDit voorbeeld laat een methode zien die kan worden gebruikt om een eerste indruk te krijgen bij welke dekkingsgraad het invaren van de opgebouwde aanspraken in een reëel kader een acceptabel risico met zich meebrengt. Hiertoe wordt onderzocht in hoeverre het invaren van opgebouwde aanspraken in een reëel kader tot hogere pensioenaanspra-ken leidt dan het afwikkelen volgens het nieuwe nominale kader.

Uit de grafieken blijkt dat er een duidelijke relatie bestaat tussen het gemiddeld te behalen rendement tot het meet-moment (x-as) en het contract dat tot de hoogste pensioenaanspraken leidt. Een goed overstapmoment zou wat ons betreft zijn een dekkingsgraad waarbij: • Het gemiddeld te behalen rendement over de tijd min of meer stabiel is. • Het gemiddeld te behalen rendement in de ogen van het fondsbestuur realistisch is. • Het aantal scenario’s waarin het nominale kader tot hogere pensioenaanspraken leidt dan het reële kader acceptabel is.

De onderstaande grafieken zijn gebaseerd op een scenarioanalyse. Voor de eenvoud zijn wij in beide stelsels uitgegaan van een gelijk beleggingsbeleid en is geen spreiding van resultaten of buffervorming toegepast in het reële kader. In het nominale kader is uitgegaan van gedeeltelijke indexatie bij een dekkingsgraad tussen 105% en de normdekkings-graad (130%) en volledige indexatie boven de normdekkingsgraad.

Startdekkingsgraad 105% volgens FTK nominaal

Uit de onderstaande grafiek blijkt dat het bij de huidige dekkingsgraden niet wenselijk lijkt om de opgebouwde pensioenaanspraken in te varen in een reëel kader.

Het reëel contract leidt na 15 jaar in 60% van de scenario’s tot hogere pensioenuitkomsten. Om te kunnen stellen dat een reëel contract tot hogere pensioenuitkomsten leidt dan een nominaal contract, dient over een periode van 15 jaar 5,6% rendement behaald te worden.

Om inzicht te krijgen in het generatie-effect dient uiteraard niet alleen gekeken te worden naar het gemiddeld te behalen rendement over een periode van 15 jaar. Voor de oudere generatie is met name de korte termijn van belang. De jongere generatie kijkt met name naar de lange termijn.

Wanneer een kortere horizon wordt bekeken, zien we dat over de eerste 10 jaar gemiddeld een rendement behaald moet worden van 6,9%. Dit rendement voldoet ons inziens niet aan de definitie “realistisch”. Het invaren bij een dekkingsgraad van 105% brengt dus vrij zeker claimrisico met zich mee en intergenerationele effecten.

Startdekkingsgraad 130% volgens nieuw FTK nominaal (normdekkingsgraad nieuw nominaal kader = 100% reëel)

Uit de grafiek op de volgende pagina blijkt, dat bij een dekkingsgraad van 130% voor dit voorbeeldfonds het invaren van de opgebouwde aanspraken wellicht wel mogelijk is.

Page 50: Actuariaatcongres Magazine 2013

48 AENORM SPECIAL Februari 2013

Uit het bovenstaande voorbeeld leiden wij de volgende voorzichtige conclusies af:• Bij een dekkingsgraad van (minder dan) 105% (nomi-

naal, nieuw FTK) is invaren risicovol.- De initiële korting op het moment van invaren is

dan fors.- Het ‘te behalen gemiddelde rendement’ (waarbij

een reëel contract een hoger pensioen geeft dan een nominaal contract) lijkt niet realistisch, zeker in de eerste 5 tot 10 jaar.

- Het is tamelijk onzeker, dat die korting bij de start van het reële kader binnen afzienbare tijd goedge-maakt wordt.

- Hoog claimrisico?• Bij een hogere dekkingsgraad (voor het voorbeeld-

fonds 130%4, nominaal, nieuw FTK) lijkt invaren realistischer.- Er is dan geen initiële korting op het moment van

invaren.- Het ‘te behalen gemiddelde rendement’ lijkt haal-

baar.- De afweging tussen (mogelijk) hogere pensioen-

uitkomst en risico ziet er evenwichtig uit- Het claimrisico lijkt beperkt.

• Er is dan geen initiële korting op het moment van invaren.

• Het ‘te behalen gemiddelde rendement’ lijkt haalbaar.

• De afweging tussen (mogelijk) hogere pensioenuit-komst en risico ziet er evenwichtig uit.

• Het claimrisico lijkt beperkt.Er bestaat dus een dekkingsgraad waarbij het no-

minaal kader in een aanvaardbaar aantal scenario’s tot hogere pensioenuitkomsten leidt dan een reëel kader. Het plan om naar het reële kader te gaan moet er dus op gericht zijn om die dekkingsgraad te gaan bereiken.

We realiseren ons dat bij eenzelfde beleggingsbeleid en gelijke premie er op totaalniveau geen verschil kán zijn tussen de (economische) waarde van een reëel of nominaal contract, omdat in dit geval hetzelfde vermo-gen resulteert. Een verschil in pensioenaanspraken is dan uitsluitend het gevolg van beleidsregels, die bepalen hoe het resultaat wordt verdeeld. Een hogere pensioen-aanspraak gaat dus gepaard met lagere buffers, beschik-baar om toekomstige risico’s op te vangen en vice-versa. Andere verdelingsregels, bij hetzelfde beleid, leiden op zichzelf niet tot een beter totaalresultaat. Het is echter wel de vraag of een fonds dat een reëel contract uitvoert exact hetzelfde beleggingsbeleid voert als een fonds dat een nominaal contract uitvoert. Zo niet, dan zijn wél andere uitkomsten mogelijk, met bijbehorend risico.

Het reëel contract leidt na 15 jaar in 70% van de scenario’s tot hogere pensioenuitkomsten. Het gemiddeld rendement dat behaald dient te worden om te kunnen stellen dat een reëel kader tot hogere pensi-oenuitkomsten leidt dan een nominaal kader, bedraagt over een periode van 15 jaar 4,8%. Dit gemiddeld te behalen rendement is ook veel stabieler: 5,5% over de eerste 5 jaar en 5,1% over de eerste 10 jaar. Deze gemiddeld te behalen rendementen voldoen wellicht wel aan de definitie “realistisch”.

Uiteraard zijn er ook bij hoge startdekkingsgraden scenario’s waarin de pensioenaanspraken in een nominaal kader hoger uit zouden komen, dat is niet uit te sluiten. Voor dit voorbeeld (startdekkingsgraad 130%) leidt een nominaal kader over de eerste 15 jaar in circa 30% van de scenario’s tot hogere pensioenuitkomsten dan een reëel kader.

4.De hoogte van deze dekkingsgraad wijzigt indien andere elementen worden betrokken in de vergelijking, zoals een ander beleggingsbeleid, spreiding van resultaten of buffervorming in het reële kader. De bovenstaande analyse zou daarom voor meerdere varianten op fonds specifieke gegevens moeten worden gemaakt.

Page 51: Actuariaatcongres Magazine 2013

Like nowhere else. At Milliman, we challenge ourselves every day. To innovate. To collaborate. To learn. It’s how we stay at the leading edge of our profession.

Our focus is on results. At Milliman, it’s not about the position you hold, it’s about the results you produce. You’ll have the opportunity—and the responsibility—to do your best, starting on your very first day. Get new insights at careers.milliman.com and milliman.nl.

1404MEBv1.indd 1 10/22/12 2:15 PM

Page 52: Actuariaatcongres Magazine 2013

50 AENORM SPECIAL Februari 2013

1.Wat is het doorsneesysteem?

In het doorsneesysteem betalen alle deelnemers dezelfde doorsneepremie, namelijk een percentage van het salarisdeel dat meetelt voor de pensioenopbouw. De inkoop van één euro pensioen voor een 25-jarige is echter goedkoper dan de inkoop van één euro pensioen voor een 64-jarige. In het doorsneesysteem betalen de 25-jarige en 64-jarige evenveel premie voor één euro pensioenopbouw. De 25-jarige betaalt dus “te veel” en de 64-jarige “te weinig”. Naarmate de deelnemer ouder wordt neemt het “te veel betalen” af. Het omslagpunt ligt bij veel pensioenfondsen op ongeveer 45 jaar. Zolang het systeem in stand blijft zal de teveel betaalde premie op latere leeftijd gemiddeld genomen worden “terugverdiend”.

2.Nadelen van het doorsneesysteem

Uittreders missen terugverdientijd Indien werknemers voortijdig het doorsneesysteem verlaten, zullen ze meer betaald hebben dan ze aan aanspraken hebben opgebouwd: ze missen (een deel van) de terugverdienperiode. Het overgrote deel van de werknemers in Nederland valt onder een pensioenregeling

waarin het doorsneesysteem wordt toegepast. Ook bij wisseling van baan en van pensioenfonds blijven werknemers daarom in het doorsneesysteem. Als je echter voortijdig uit het systeem stapt bijvoorbeeld om als zelfstandige te gaan werken of bij een overstap van een werkgever met een DB-regeling naar een werkgever met een DC-systeem, dan zal je minder aanspraken hebben dan je hebt betaald.

Vergrijzing leidt tot versoberingHet huidige doorsneesysteem kan tot een herverdeling van middelen leiden als de leeftijdsopbouw in de loop van de tijd wijzigt. Vergrijzing zorgt ervoor dat jongeren in eerste aanleg steeds meer premie betalen voor de groter wordende groep ouderen. Op de lange duur is dat niet houdbaar, waardoor het risico bestaat dat de jongeren die veel hebben bijgedragen aan de ouderen in hun eigen terugverdientijd een soberdere pensioenopbouw hebben.

Lagere inkomens kunnen worden benadeeldHet huidige doorsneesysteem kan tot een herverdeling van middelen leiden als de leeftijdsopbouw in de loop van de tijd wijzigt. Vergrijzing zorgt ervoor dat jongeren in eerste aanleg steeds meer premie betalen voor de groter wordende groep ouderen. Op de lange duur is dat

Een van de centrale solidariteitskenmerken van het Nederlandse collectieve aanvullende pensioensysteem is het doorsneepremiesysteem, waarbinnen alle deelnemers van een pensioenfonds eenzelfde percentage aan premie betalen en een gelijk percentage aan pensioenrechten opbouwen. Door maatschappelijke veranderingen is in de laatste jaren de kritiek op dit systeem toegenomen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderkent dit en heeft veel belangstelling voor dit onderwerp. Daarom heeft het Ministerie een onderzoek naar de effecten van het doorsneesysteem uitgezet bij het Centraal Planbureau, waarvan de resultaten in de loop van 2013 worden verwacht. In het pensioensysteem komen vele solidariteitsvormen voor zoals tussen jong en oud, gezond en ongezond, man en vrouw, hoog en laag opgeleid, hoog en laag inkomen. We belichten een aantal van de voors en tegens van het doorsneesysteem vanuit de solidariteitsdiscussie tussen jong en oud.

door: Drs. Mirja Constandse AAG en Drs. Frank Cordewener AAG

Jongeren en doorsneepremie: een houdbare combinatie?

Drs. Mirja Constandse AAGMirja Constandse is sinds 2007 werkzaam als manager van de afdeling Beleid bij MN. MN is een pensioenuitvoerder voor diverse pensioenfondsen, waaronder PMT en PME. Daarnaast werkt MN voor verzekeraars en voert het bedrijf diverse CAO-regelingen uit. De afdeling Beleid ver-zorgt de advisering van de klanten van MN op actuarieel, beleidsmatig en juridisch terrein. Mirja is actuaris AG en maakt sinds december 2012 deel uit van het bestuur van het AG-AI met als por-tefeuille kwaliteitszorg. Ze is eerder o.a. werkzaam geweest bij een ondernemingspensioenfonds en een actuarieel advieskantoor, waardoor ze het pensioenbedrijf vanuit veel perspectieven kent.

Page 53: Actuariaatcongres Magazine 2013

51 AENORM SPECIAL Februari 2013

niet houdbaar, waardoor het risico bestaat dat de jongeren die veel hebben bijgedragen aan de ouderen in hun eigen terugverdientijd een soberdere pensioenopbouw hebben.

3.Voordelen van het doorsneesysteem

Charme van de eenvoud Onderzoek leert dat de algemene financiële kennis van het (Nederlandse) publiek beperkt is. De werking van het doorsneesysteem is eenvoudig uit te leggen. Binnen één pensioenregeling betaalt iedereen dezelfde premie en bouwt iedereen hetzelfde percentage aan pensioen op. Alternatieve systemen zijn veelal ingewikkelder.

Gelijke opbouw voor alle leeftijden Voor mensen die gedurende het `spitsuur van het leven` tijdelijk minder werken en daardoor op relatief jonge leeftijd pensioenopbouw missen, zal extra werken in latere jaren de mogelijkheid bieden om gemiste pensi-oenopbouw in te halen. Bij een alternatief systeem van degressieve opbouw (gelijkblijvende premie met een dalende opbouw) is de mogelijkheid om nog iets `goed te maken` een stuk beperkter.

Bevordering arbeidsparticipatie ouderen.Met het doorsneesysteem is het aantrekkelijk om op oudere leeftijd meer te blijven werken. Een alternatief met degressieve opbouw stimuleert dat veel minder. Al-ternatieven waarbij de premie toeneemt met de leeftijd verhogen direct de loonkosten van ouderen en zal deze groep minder aantrekkelijk maken op de arbeidsmarkt.

4.Kosten van overgang op andere syste-matiek

Een overgang van het doorsneesysteem op een ander systeem brengt hoge kosten met zich mee. Deze kosten hebben te maken met de “vooruitbetaalde” premie door de huidige deelnemers. Indien bij een overgang naar degressieve opbouw deze “vooruitbetaalde” premie in één keer zou worden afgefinancierd kan dit de betreffende pensioenfondsen tot 20% dekkingsgraad kosten. Gezien de financiële positie van veel pensioenfondsen is een overgang naar een alternatief systeem op financiële gronden niet realistisch.

Conclusie

Het doorsneesysteem heeft een aantal nadelen die druk zetten op het solidaire pensioenstelsel. Het systeem heeft echter ook een aantal belangrijke voordelen. Deze voordelen gecombineerd met de kosten van een overgang naar een ander systeem maken dat het belangrijk is om te kijken naar oplossingen voor de genoemde nadelen. Het vertrouwen dat het systeem in stand blijft is essentieel om draagvlak te behouden. Laten we zeker de discussie over de doorsneepremie voeren. Maar laten we daarbij ook het bredere maatschappelijke plaatje in ogenschouw

nemen. Weliswaar kunnen bepaalde groepen meer of minder voordeel hebben door het doorsneesysteem. In regelingen anders dan pensioen (bijvoorbeeld zorg, AOW, opleiding, kinderopvang) kan het beeld echter weer geheel anders zijn. Uiteindelijk zullen de voordelen en de nadelen van het geheel van regelingen evenwichtig verdeeld moeten worden. Dat is de enige manier om een sociale maatschappij waarin solidariteit een belangrijke rol heeft in stand te houden.

Page 54: Actuariaatcongres Magazine 2013

A G I S

AV É R O A CH MEA

C E N T R A A L B E H E ER A C H MEA

F BTO

I NT E R PO L I S

Z I LV ER E N K RU IS A C H MEA

KUNNEN WE JOU ONZE KLANTEN TOEVERTROUWEN?

werkenbijachmea.nl

KUNNEN WE JOU EEN FINANCIËLE SLEUTELROL BINNEN ONS BEDRIJF TOEVERTROUWEN?

ActuarisNatuurlijk houdt de actuaris binnen Achmea zich niet alleen met dit vraagstuk bezig, maar ook met allerlei andere relevante maat schappelijke vraagstukken. Als actuaris binnen Achmea kan jij je op verschillende vakgebieden ontwikkelen. Als grootste actuariële werk gever in Nederland bieden we veel mogelijk heden in jouw vakgebied op verschillende locaties.

Wat we vragenBen je al actuaris? Of studeer je voor actuarieel analist of actuaris? Dan maken we graag kennis met jou!

Wat wij biedenWij bieden een afwisselende baan in een moderne en enthousiaste organisatie. De arbeids­voorwaarden zijn uitstekend: bijvoorbeeld een 13e maand, een pensioen voorziening en een markt conform salaris. Bovendien kun je rekenen op veel mogelijk heden tot persoonlijke en professionele ontwikkeling.

AchmeaHet motto van Achmea luidt: Achmea ontzorgt. Om dat waar te kunnen maken, hebben we mede­werkers nodig die verder kijken dan hun eigen bureau. Die oog hebben voor wat er speelt. Maar vooral: mensen die zich inleven in onze klanten en dat weten te vertalen naar originele oplossingen.

Meer weten?Neem contact op met Sandrien Bekker, recruiter, (06) 51 18 98 52. Je vindt de actuele functie­profielen en de mogelijkheid om te solliciteren op www.werkenbijachmea.nl/finance. Hier kun je ook een jobalert aanmaken zodat je in de toekomst als eerste op de hoogte bent van actuariële vacatures bij Achmea.

De Nederlandse bevolking vergrijst, mensen leven gemiddeld langer en er worden minder kinderen

geboren. Dit betekent dat de pensioenlasten zullen stijgen. Dit heeft ook ingrijpende gevolgen voor een

verzekerings maatschappij. Binnen Achmea is de actuaris de aan gewezen persoon om te berekenen wat

de vergrijzing betekent en hierover de directie te adviseren: wat zijn de financiële effecten van wet- en

regel geving? En wat betekent dit voor de prijs- en premiestelling van producten? En hoe gaan we de

in- en externe rapportage hierover zo efficiënt mogelijk inrichten?

Page 55: Actuariaatcongres Magazine 2013

53 AENORM SPECIAL Februari 2013

De zorg staat voor grootse uitdagingen terwijl er sprake is van meerdere crises. De zorgkosten stijgen maar door en het vertrouwen van de politiek daalt. Zorgverleners kunnen en doen steeds meer, verzekerden willen keuze en willen niet meer betalen voor wat zij niet gebruiken, de zorgverzekeraars worden (nog) onvoldoende vertrouwd, en de politiek dreigt met stelselwijzigingen. Wat moet er nu gebeuren? Wat is er nodig om het zorgverzekeringsstelsel toekomstbestendig te maken?

door: dr. W. Niesing AAG

Solidariteit in het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel

Centraal in de workshop staat het model voor de solidariteit in de zorgverzekering. In de zorgverzekering is er sprake van een systeem van solidariteitsvormen (zie het onderstaande plaatje) met georganiseerde overdrachten tussen partijen, en al dan niet tussen generaties. Deze overdrachten moeten alle geaccepteerd zijn door alle partijen (verzekerden, zorgverleners, zorgverzekeraars en overheid) in het systeem. Want indien de overdrachten van of naar een bepaalde partij niet worden geaccepteerd dan werkt het totale systeem voor de zorgverzekering niet, waardoor het systeem ter discussie komt te staan, en mogelijk wordt vervangen door een ander systeem.

Dus om het systeem van de zorgverzekering te laten werken dienen alle partijen er zorg voor te dragen dat alle georganiseerde overdrachten in het systeem geaccepteerd blijven, en hier dus constant aan werken en zo veel mogelijk met de andere partijen in het systeem.

Wat het solidariteitsprincipe nu precies betekent en hoe dit precies werkt in de zorgverzekering komt in de workshop uitgebreid aan bod. Elk van de solidariteitsvormen wordt beschreven

en tevens op welke wijze deze in de zorgverzekering worden vormgegeven. Vragen die hierbij aan bod komen zijn: Waar ligt de druk op de solidariteit? Waar liggen de grenzen aan solidariteit, en wat is nodig om de solidariteit te handhaven zodat wordt voorkomen dat de politiek een volgende stelselwijziging in gang zet. Hierbij wordt tevens gebruik gemaakt van actuele krantenberichten om te illustreren waar de spanning op de solidariteit in het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel staat, en waaraan wordt gewerkt.

dr. W. Niesing AAGWim Niesing is senior adviseur strategie bij de divisie Zorg & Gezondheid van Achmea sinds begin 2012. Daarvoor was hij 15 jaar manager van het actuariaat binnen de divisie Zorg & Gezondheid van Achmea. Hij houdt zich met name bezig met de ontwikkeling van de middellange termijn strategie voor zorgverzekeringen, en in het bijzonder met verzekeringtechnische en actuariele onderwerpen, met specifiek voor zorg de risicoverevening, en de ontwikkeling van het zorg(verzekering)stelsel. Hij participeert namens Achmea in diverse commissies en werkgroepen van Zorgverzekeraars Nederland en het ministerie van VWS, en is ook lid van de werkgroep Pensioen & Zorg van het AG.

Page 56: Actuariaatcongres Magazine 2013
Page 57: Actuariaatcongres Magazine 2013

55 AENORM SPECIAL Februari 2013

Niet het einde van de werelddoor: drs. Hans de Mik AAG

Volgens een oude kalender van de Maya’s zou 21 december 2012 een apocalyps plaatsvinden waarmee het einde van de wereld een feit zou zijn. De apocalyps bleef echter uit en daarmee ook het einde van wereld. Wel kwam er die dag een eind aan het onderscheid tussen mannen en vrouwen binnen private verzekeringscontracten. Met de verplichting tot gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt de solidariteit tussen mannen en vrouwen in het verzekeringsstelsel vergroot.

Aanleiding

De gelijke behandeling van mannen en vrouwen, bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, is vastgelegd in een Europese richtlijn uit 20041. Hierin was opgenomen dat lidstaten ervoor dienden te zorgen dat in alle nieuwe contracten die na 21 december 2007 werden gesloten het gebruik van sekse als een factor bij de berekening van premies niet zou resulteren in verschillen tussen individuele personen. De richtlijn bood de lidstaten echter wel de mogelijkheid om “verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen toe te staan in de gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens”. Deze onderbouwing diende vervolgens elke vijf jaar opnieuw geleverd te worden. De Belgische consumentenbond kwam een aantal jaar geleden in opstand tegen het feit dat verzekeraars onderscheid maakten naar geslacht binnen verzekeringscontracten. Volgens hen waren de door verzekeraars gebruikte sterftecijfers in de meeste gevallen onjuist doordat bijvoorbeeld het gedrag van een individu het verschil tussen mannen vrouwen teniet kan doen2. Daarom tekenden zij beroep aan bij het Belgisch Grondwettelijk Hof tegen het feit dat in de Belgische wetgeving gebruik was gemaakt van de mogelijkheid om verschillen in premies en uitkeringen toe te staan voor levensverzekeringen. De zaak kwam uiteindelijk voor bij het Europese

Hof van Justitie, waarop het hof heeft aangegeven dat de in richtlijn opgenomen uitzonderingsoptie is volgens haar in strijd is met het nagestreefde doel van gelijke behandeling (aangezien het in praktijk voor lidstaten mogelijk zou blijven om de uitzondering onbeperkt toe te blijven passen). Hierop sprak zij uit dat de mogelijkheid tot onderbouwing van onderscheid naar geslacht per 21 december 2012 zou komen te vervallen. Vanaf dat moment zou het gebruik van seksegerelateerde actuariële factoren niet meer mogen resulteren in verschillen tussen premies en uitkeringen van individuele personen.

Situatie Nederland

In Nederland is in de algemene Wet gelijke behandeling vastgelegd dat het verbod op onderscheid op grond van geslacht niet geldt in gevallen waarin het geslacht bepalend is. Een van deze gevallen was volgens het Besluit gelijke behandeling:

“de verzekering van een risico dat afhankelijk is van het leven van een persoon tegen een van het geslacht van die persoon afhankelijke premie, voor zover het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen het verschil in premie redelijkerwijs meebrengt”.

Als gevolg van de wijzigingen van de Europese richtlijn is per 21 december 2012 de volgende toevoeging gedaan aan bovenbeschreven uitzonderingsgeval:

drs. Hans de Mik AAG

1.Richtlijn 2004/113.

2.http://www.test-aankoop.be/verzekeringen/rechtszaak-tegen-elke-discriminatie-bij-verzekeringen-s534653.htm

Hans de Mik (31) studeerde in 2004 af aan de Universiteit van Amsterdam in Actuariële wetenschappen. Sinds 2002 is hij werkzaam bij Ernst & Young Actuarissen B.V. als advi-seur van pensioenfondsen en verzekeraars. Daarnaast verzorgde hij tussen 2007 en 2010 het bachelor vak Vaardigheden & Oriëntatie: Actuariaat op de UvA en is sinds 2011 als docent betrokken bij de Actuarial Practice Cycle van de Amsterdam Business School. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Page 58: Actuariaatcongres Magazine 2013

56 AENORM SPECIAL Februari 2013

tenzij:1. de verzekeringsovereenkomst op of na 21 december

2012 is gesloten, 2. in de overeenkomst op of na 21 december 2012 een

wijziging is aangebracht, waarmee alle partijen uitdrukkelijk moeten instemmen, of

3. een partij de voor het sluiten van de overeenkomst vereiste instemming laatstelijk heeft betuigd op of na 21 december 2012.

Deze toevoegingen liggen in lijn met richtsnoeren die de Europese commissie eind 2011 al had uitgebracht om de verzekeringsindustrie meer duidelijkheid te geven ten aanzien van de impact van de uitspraak. Uit deze richtsnoeren bleek verder dat het geslacht van de verzekerde nog wel gebruikt mag worden bij:• Reservering en risico analyses;• Herverzekeringspremies;• Marketing (campagne richten op bepaald geslacht);• Interpretatie van uitkomsten van medische analyses.

Tevens zijn er risicofactoren die sterk gecorreleerd zijn met het geslacht. Bij het gebruik van deze risicofactoren is geen sprake van indirecte discriminatie naar geslacht zolang deze factoren op zichzelf een legitieme risicofactor zijn en proportioneel worden meegenomen. De richtsnoeren geven daarbij het voorbeeld van premiedifferentiatie naar grootte van de automotor bij autoverzekeringen. Ondanks dat statistisch gezien mannen mogelijk vaker een auto rijden met een krachtigere motor, blijft de motor een legitieme risicofactor. De lengte van de bestuurder daarentegen niet.

Gevolgen voor de consument

Met de verplichting tot gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt de solidariteit in het verzekeringsstelsel vergroot. Verschillende onderzoeken laten zien dat vrouwen nog immer een hogere levensverwachting hebben dan mannen. In het geval van een overlijdensrisicoverzekering zal de risicopremie van een vrouw bij dezelfde leeftijd daarmee gemiddeld lager liggen dan die van een man. Hierdoor is er sprake van subsidiërende solidariteit tussen mannen en vrouwen. Onderstaand een voorbeeld van de solidariteit binnen een overlijdensrisicoverzekering:

Risicopremie (verwachting

schade)Target

mixDoorsnee

premieSolidariteit

Man 50 60% 46 -4

Vrouw 40 40% 46 +6

Verzekeraars betrekken in hun premiestelling uiteraard nog wel andere risicofactoren zoals leeftijd. In bovenstaand voorbeeld zijn deze risicofactoren in beide gevallen gelijk. Het voorbeeld laat zien dat de mate van solidariteit tussen mannen en vrouwen afhankelijk is van het verschil in risicopremie én de verhouding man / vrouw die de verzekeraar in haar premiestelling heeft betrokken. De verzekeraar loopt daarnaast het risico dat de daadwerkelijke verhouding man / vrouw van de verzekeringen die worden gesloten afwijkt van die waarop de premiestelling is gebaseerd. De subsidie vanuit de vrouwen zal dan niet langer toereikend zijn om het tekort bij mannen te dekken (wanneer de daadwerkelijke mix 70 / 30 zou worden is de doorsneepremie te laag en zou dan 47 moeten zijn). Doordat het geslacht niet langer als risicofactor in de premiestelling meegenomen mag worden zullen verzekeraars meer trachten andere factoren in de premiestelling te betrekken die informatie geven over het te verzekeren risico, zoals meer sociaal-economische factoren als beroep, regio, burgerlijke staat of eigen woning bezit en medische keuring. Wanneer het aantal risicofactoren wordt uitgebreid zal dit leiden tot meer homogene risicogroepen en daarmee een afname van de solidariteit. Bij de keuze van risicofactoren zal de statistische relevantie aangetoond moeten worden en dienen er voldoende betrouwbare (en controleerbare) gegevens beschikbaar te zijn om de invloed van de risicofactor in te schatten. De verzekeraar zal daarbij de afweging moeten maken tussen de extra informatie die een risicofactor levert en de kosten die gemoeid zijn met het verkrijgen ervan. Daarnaast zal maatschappelijke acceptatie een rol spelen en mag er geen sprake zijn indirecte discriminatie. Bij de meeste aanbieders van overlijdensrisico-verzekeringen betekenen de de geslachtsonafhankelijke premies die sinds 21 december 2012 worden gehanteerd een verhoging voor vrouwen en verlaging voor mannen. Er zijn echter ook aanbieders waarbij andere wijzigingen in de premiestelling, zoals bijvoorbeeld een aanpassing van sterftegrondslagen, hebben geleid tot een verlaging voor vrouwen3. Al met al is de markt voor overlijdensrisicoverzekeringen behoorlijk in beweging gekomen, wellicht dat de Maya’s dat 1300 jaar geleden hadden voorspeld.

3 bron: http://weblog.independer.nl/onderzoek/onderzoek-

gelijke-tarieven-man-en-vrouw-overlijdensrisicoverzekerin

gen/

Page 59: Actuariaatcongres Magazine 2013

WIJ ZIJN OP ZOEK NAAR JOU!

Triple A – Risk Finance is een onafhankelijk en innovatief Risico Management en ActuarieelConsultancy bureau. Wij zien risico management zich ontwikkelen als een belangrijke"business driver" voor de financiële instellingen. Wij zijn in staat innovatieve maatwerk-oplossingen te realiseren, waarbij wij onze expertise zoveel mogelijk overdragen aan de klantorganisatie zodat zij na ons vertrek zelfstandig verder kan.

PROFIELEen opleiding actuariaat of econometrie gecombineerd met sterke persoonlijke vaardigheden: analytisch, adviesvaardig, resultaatgericht, innovatief en ondernemend. Je bent tevens geïnspireerd door Risk Management en weet je binnen dit vakgebied uitstekend te profileren. Door je sterke communicatieve vaardigheden ben je eensparringpartner voor je collega's en klanten.

WAT BIEDEN WIJ JOU?Een uitdagende functie binnen een hecht team professionals als onderdeel van een ambitieuze, gedrevenorganisatie. Uiteraard bieden wij je een goed basissalaris aangevuld met een uitstekende bonusregeling engoede secundaire arbeidsvoorwaarden. Bezoek onze website www.aaa-riskfinance.nl voor meer informatie.

GEÏNTERESSEERD?Neem dan contact op met Annemarie Korterink:Email: [email protected] Telefoon: 020 - 707 36 40

> OUT OF THE BOX ACTUARISSEN EN RISK PROFESSIONALS

Page 60: Actuariaatcongres Magazine 2013

58 AENORM SPECIAL Februari 2013

De solidariteit is ver te zoeken in de huidige individualistische maatschappij en dat was vroeger wel anders. Dat is een veelgehoorde opvatting maar ook een aanvechtbare voorstelling van zaken. Heel lang geleden koos een burger bewust voor solidariteit, maar dat is al vele tientallen jaren niet meer het geval. Solidariteit werd immers steeds meer georganiseerd in (massale) structuren die weinig doorzichtig waren en waarbij je als burger geen keuze had: je moest simpelweg solidair zijn. Dat valt eigenlijk nauwelijks te scharen onder de noemer solidariteit. Nu ontstaat er weer een nieuwe realiteit: je kunt als burger zelfstandig keuzes maken in een steeds transparanter wordende wereld. Die nieuwe realiteit zal de lakmoesproef zijn om vast te stellen of we ons als mens solidair tonen.

door: Vera Nieuwland MSc, ir. Jan Willem van Houwelingen en drs. Hielke Dirk de Boer RA AAG

Solidair met elkaar:nu meer dan ooit

Solidariteit is verkrijgbaar in twee smaken. Allereerst is er de solidariteit voor zwakkere groepen in de samenleving. Het sterkere en meestal meer welvarende deel van Nederland draagt meer bij aan de staatskas dan het minder welvarende deel en maakt het daarmee mede mogelijk dat deze groep ook toegang heeft tot elementaire voorzieningen als zorg en een oudedagsvoorziening. Een tweede smaak is solidariteit in de tijd, tussen generaties. Juist deze vorm van solidariteit is de afgelopen jaren voer voor stevige discussies in bijvoorbeeld de hervorming van het pensioenstelsel. Dit zijn twee uitersten waar nog veel tussen ligt. Daarnaast zijn er twee drijfveren van solidariteit te onderscheiden: enerzijds ontstaat solidariteit uit een zorgplicht voor de medemens, anderzijds willen mensen ook solidair zijn vanuit een welbegrepen eigenbelang: ze verwachten er zelf van te kunnen profiteren mocht dat nodig zijn.

Vanzelfsprekendheden

De gemiddelde burger denkt vrijwel nooit na over solidariteit, want het is voor een groot deel een vanzelfsprekendheid. We zorgen in een gezin goed voor elkaar en we laten vrienden niet in de steek als het hen tegenzit. We staan daar niet bij stil maar we doen het gewoon. Dat wordt anders zodra de solidariteit betrekking heeft op mensen die verder van ons afstaan. Solidariteit in een pensioenfonds is bijvoorbeeld al veel minder vanzelfsprekend1. Hoe groter de afstand tussen mensen wordt, hoe lastiger het voor de menselijke natuur wordt om die solidariteit op te brengen. De hoog oplopende emoties over de hulp aan Griekenland zijn daarvan een treffend voorbeeld. Veel burgers vinden het maar lastig te verkroppen dat er ‘van hun belastingcenten’ hulp wordt geboden aan de noodlijdende Grieken. Ze voelen zich te weinig verwant met hun lot en kunnen die solidariteit

1. Gelukkig is er in dit geval ook een eigenbelang aan het tonen van solidariteit. Want de wet van de grote getallen maakt dat pensioenfondsen – of verzekeraars - een aanbod aan hun deelnemers kunnen doen dat zij individueel nooit zouden kunnen waarmaken. Als je immers 96 wordt, profiteer je jarenlang mee van het feit dat lotgenoten in het pensioenfonds eerder dan gemiddeld zijn overleden.

Vera Nieuwland MScVera Nieuwland is adviseur bij KPMG Fi-nancial Risk Management en houdt zich bezig met risico management gerelateerde vraagstukken, vaak met een kwantitatief karakter, voor klanten binnen de financiële sector. Daarnaast houdt zij zich bezig met innovatie zowel binnen KPMG als voor klanten. Vera heeft een masterdiploma in ‘Actuarial Science and Mathematical Fi-nance’ en in ‘Business Economics’, beiden behaald aan de Universiteit van Amsterdam.

ir. Jan Willem van HouwelingenJan Willem is management consultant bij KPMG IT Advisory en is gespecialiseerd op het gebied van strategie, fusies & overnames en business transformatie. Daarnaast houdt hij zich bezig met het ontwikkelen en advi-seren op het gebied van Extreme Digital: het vernieuwen van business modellen, moge-lijk gemaakt door nieuwe technologie.

drs. H. de Boer RA AAGHielke de Boer is manager in het Insurance segment bij KPMG en is gespecialiseerd in (actuariële) vraagstukken op het gebied waardering, inrichting van bedrijfsproces-sen en controle hierop. Daarnaast is hij betrokken bij ontwikkeling van Actuarieel onderwijs als voorzitter van de vakgroep Leven bij het Actuarieel Instituut en Ac-countancy onderwijs als docent en examina-tor bij Nyenrode.

Page 61: Actuariaatcongres Magazine 2013

59 AENORM SPECIAL Februari 2013

maar moeilijk opbrengen. Zeker in een tijd waarin hun eigen portemonnee er ook minder florissant bij staat. Ze voelen zich blijkbaar geen Europeaan, en wel een Nederlander. Want hoe is het anders verklaarbaar dat we het al jaren heel normaal vinden dat bewoners uit de economisch welvarende Randstad eigenlijk ook jaarlijks financieel bijdragen aan hun medeburgers in economisch achterblijvende regio’s als Drenthe of Zuid-Limburg, die verhoudingsgewijs meer geld uit ’s lands schatkist nodig hebben (voor bijvoorbeeld WW-uitkeringen) en er juist minder aan bijdragen.

Geen persoonlijke keuze

Mensen realiseren zich dus veelal helemaal niet dat ze solidair zijn. Bovendien is solidariteit meestal geen keuze, maar simpelweg een gevolg van de structuren waarin we leven. Politiek Den Haag (en/of Brussel) bouwt die structuren en bepaalt daarmee voor de burger hoe deze invulling geeft aan solidariteit. Het is eigenlijk nauwelijks verdedigbaar om dat nog solidariteit te noemen.

Vroeger was alles beter?

Vanuit die analyse durven we een aantal klassieke opvattingen over solidariteit dan ook wel uit te dagen. Op afstand bekeken lijkt het wellicht alsof vroeger alles beter was op dit punt. Toen waren we immers nog solidair met elkaar in vakbonden, pensioenfondsen, rondom dorpspompen en in kerken. Deze populaire opvatting berust echter op een vertekend beeld van de werkelijkheid. Want het mag dan weliswaar zo zijn dat de maatschappij toen meer berustte op de principes van solidariteit, maar hoeveel vrije keuzes had je daarin als burger? Het stelsel voor pensioen, zorg en sociale voorzieningen werd bedacht door politici en als burger had je je daar maar in te schikken. Wat er onderhuids in dat stelsel precies gebeurde was ook niet echt zichtbaar. Als burger had je dus ook geen idee hoeveel geld je precies bijdroeg aan het pensioen van anderen. Kortom: solidariteit was niet transparant en het was verplicht. Dat is momenteel in rap tempo aan het veranderen en dat is de onderstroom van de existentiële crisis die zowel verzekeraars als pensioenfondsen doormaken. Want precies op deze twee elementen verandert de maatschappij: er ontstaat steeds meer transparantie en het individu krijgt meer keuzevrijheden.

Bijl aan de wortels van verzekeraars

De impact van die verandering is groot. Consumenten kunnen steeds beter inzicht krijgen in wat ze precies terugkrijgen voor hun ingelegde premie en zijn daar zeker na de financiële crisis nogal eens teleurgesteld

over. De woekerpolisaffaire heeft – in combinatie met andere affaires – die teleurstelling verder vergroot en bovendien geleid tot wet- en regelgeving voor meer transparantie. Die transparantie is goed, maar zet in feite ook de bijl aan de wortels van het huidige business model van verzekeraars. Want hoe transparanter het aanbod van verzekeringsproducten wordt, hoe minder aanlokkelijk deze zullen zijn voor consumenten. Vooralsnog is er nog steeds sprake van een hoge verzekeringsgraad in Nederland. Veel burgers verzekeren zich ook voor risico’s die ze prima zelf kunnen dragen – denk aan de populariteit van een schadeverzekering voor de mobiele telefoon – maar het lijkt een kwestie van tijd voordat ze zich realiseren dat ze (a) veel producten niet echt nodig hebben en (b) veel producten maar weinig waarde toevoegen.

Van onbewust solidair naar bewust opge-licht

Wie door de oogharen kijkt naar deze ontwikkeling ziet een complete aardverschuiving verschijnen. Vroeger was de burger onbewust solidair. Nu voelt deze zich bewust opgelicht. In onze visie zal nu dan ook pas echt gaan blijken hoe solidair mensen daadwerkelijk willen zijn. In de oude wereld – mechanisch van karakter, met een (verplicht) stelsel dat gebouwd was op sociale cohesie – was die solidariteit niet eens een issue. In de nieuwe organische wereld kunnen individuen zelf precies afbakenen wat voor risico’s ze willen nemen, met welke andere mensen ze solidair willen zijn en hoe ze die solidariteit vormgeven. Een van de effecten zal kunnen zijn dat solidariteit meer in afgebakende groepen zal plaatsvinden. Rokers kunnen zich bijvoorbeeld in een groep verenigen en solidair zijn voor elkaars zorgkosten. Een groeiende groep niet-rokers zal waarschijnlijk weigeren om in een collectieve verzekering met rokers te zitten. Dat klinkt als maatschappelijke verharding, maar dat is het niet. Het is slechts het ontstaan van een keuzevrijheid die er vroeger niet was.

Crowdfunding

Natuurlijk zijn er tal van argumenten om te betogen dat we tegenwoordig minder voor elkaar over hebben dan vroeger. Maar er zijn ook prima tegenargumenten. Neem de groei van een fenomeen als crowdfunding. Onder andere maatschappelijke initiatieven halen met dit concept wereldwijd geld op bij burgers om hun (maatschappelijke) idealen te verwezenlijken. Veel burgers blijken dat in grote getale te doen. Ze geven vrijwillig geld en geven daarmee ook blijk van hun goede inborst, want deelname is niet verplicht. Ook hier is de toegenomen transparantie weer het grote verschil met vroeger: de initiatieven maken met behulp van

Page 62: Actuariaatcongres Magazine 2013

Adequate risk assessment enables you to climb the highest mountains.

RiskQuest is a Dutch consultancy firm specialised in risk models for the financial sector.

www.riskquest.com - Weesperzijde 33 - Amsterdam - +31 20 693 29 48

Page 63: Actuariaatcongres Magazine 2013

61 AENORM SPECIAL Februari 2013

moderne communicatietechnologie volstrekt helder wat er met het geld gebeurt en houden de gever op de hoogte van de resultaten. Dat staat in schril contrast met hoe goede doelen traditioneel een beroep doen op de burger.

Affinity groepen

Wat moeten verzekeraars met deze ontwikkelingen? Hun positie in de markt is niet benijdenswaardig. De levenmarkt is vrijwel tot stilstand gekomen en bij de schadeproducten zijn de marges flinterdun. Het goede nieuws is dat zij echter wel degelijk een rol kunnen vervullen in de nieuwe realiteit. In de toekomst zullen er steeds meer nieuwe vormen van sociale netwerken en affinity groepen ontstaan die solidair met elkaar willen zijn. Dat kan variëren van wijkbewoners tot patiëntenverenigingen, vakbewegingen, vrienden, collega’s of wat dan ook. Deze mensen zullen bereid zijn om samen risico’s te delen en klaar te staan voor de leden die dat nodig hebben. Met geld of hulp in andere vorm.

Onderlingen

In zekere zin gaan we daarbij terug naar het verleden. De moderne verzekeraars vinden hun oorsprong immers in onderlingen die in de basis een heel simpele opzet hadden. Een groep boeren sprak met elkaar af dat als bij een van hen onverhoopt de schuur in de as zou worden gelegd door brand, dat de andere boeren dan zouden inspringen. Dat oersimpele concept kan worden vertaald naar de moderne tijd en worden verbeterd met moderne technologie. Stel dat we dat concept nu zouden toepassen op de financiële levensloop van burgers. Hoe zou dat er dan uitzien? Een groep burgers spreekt met elkaar af dat ze een bepaald niveau van gezondheidszorg, kwaliteit van leven en wooncomfort nastreven. En dat ze individuele leden bijstaan als die daar als gevolg van ouderdom of ziekte niet zelf voor kunnen zorgen. Ze vertalen die afspraken niet naar periodieke premies, maar maken afspraken in natura. Precies zoals de boeren vroeger in een onderlinge geen uitkeringen garandeerden bij brand maar in plaats daarvan de herbouw van een afgebrande schuur garandeerden. De basisvraag in zo’n gemeenschap van burgers is: kan ik de gewenste levensstijl voortzetten als er wat met me gebeurt?

Vernieuwing

Als we in staat zijn om dergelijke nieuwe vormen van solidariteit te introduceren, dan is er pas echt sprake van fundamentele vernieuwing. De rol van de verzekeraar in zo’n concept verandert. De verzekeraar draagt namelijk niet langer het risico, maar faciliteert het bij elkaar komen van zo’n groep mensen. Dat vraagt enerzijds om een goede administratie.

Maar de echte waarde van een verzekeraar schuilt in iets anders: de verzekeraar kan individuele leden de juiste informatie geven op basis waarvan een individu kan besluiten of deze het aandurft om solidair te zijn met de groep. Het individu kan dat zelf niet inschatten, maar de verzekeraar zit bovenop een rijkdom van data en moet deze op een slimme manier ontsluiten om de besluitvorming over die risico’s mogelijk te maken. Die besluitvorming is veel complexer dan vroeger. Vroeger konden de boeren rondom de dorpspomp wel inschatten of ze de risico’s konden delen met hun collega’s. Nu is die inschatting over het als groep instaan voor elkaars levensloop ondoenlijk zonder goede informatie.

Schumpeter

Verzekeraars moeten dus nieuwe vormen van solidariteit gaan faciliteren. Ze staan daarmee voor een fenomenale uitdaging, in een tijd waarin de brokstukken van de crisis hen nog wekelijks om de oren vliegen. Die crisis is er niet voor niets en is waarschijnlijk het kantelpunt naar een nieuwe realiteit. Volgens de theorie van de creatieve destructie van de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter moet er immers eerst wat worden vernietigd voordat de volgende golf van vernieuwing een eerlijke kans krijgt. Juist voor de manier waarop we zorg- en oudedagsvoorzieningen regelen lijkt het moment van fundamentele vernieuwing aangebroken.

Tot slot: kansen voor solidariteit 2.0

Het bestaansrecht van elke verzekeraar ligt in het bieden van goede producten waar een klant echt wat aan heeft. Als gevolg van een reeks incidenten in combinatie met de financiële crisis hebben veel burgers echter de nodige argwaan of de producten van een verzekeraar hem/haar wel daadwerkelijk waarde opleveren. Voor verzekeraars is het lastig om dit maatschappelijk wantrouwen om te buigen in vertrouwen, en juist daarom biedt de vraag naar een nieuw soort solidariteit – met een andere samenstelling en een andere focus dan vroeger – kansen. Een verzekeraar die in staat is om met nieuwe producten en/of nieuwe businessmodellen in te spelen op deze ontwikkeling kan hiermee een voorsprong opbouwen op concurrenten en werken aan de maatschappelijke geloofwaardigheid. Solidariteit 2.0 biedt kortom kansen voor verzekeraars die op een creatieve manier durven te vernieuwen.

Page 64: Actuariaatcongres Magazine 2013

62 AENORM SPECIAL Februari 2013

AdresKoninklijk Instituut voor de Tropen (KIT)Mauritskade 631092 AD Amsterdam

Auto

Vanuit Den Haag: A12 richting Rijswijk, Rotterdam, AmsterdamA4 richting AmsterdamA10 vervolgenAfslag s113 Diemen, via Middenweg naar Linnaeusstraat (KIT ligt op de hoek van Linnaeusstraat en Mauritskade)

Vanuit Utrecht:A2 richting AmsterdamA10 vervolgenAfslag s113 Diemen, via Middenweg naar Linnaeusstraat (KIT ligt op de hoek van Linnaeusstraat en Mauritskade)

Parkeren: In de omgeving van het KIT is parkeren mogelijk, let op: parkeren is betaald tussen 9.00 tot 21.00 uur. Sprekers kunnen gebruik maken van de enkele parkeergelegenheden van het KIT zelf.

Openbaar Vervoer

Vanaf Amsterdam Centraal:Tram 9 (richting Diemen), halte AlexanderpleinMetro 53, halte Weesperplein, en overstappen op: Tram 10, halte Alexanderplein

Amsterdam Muiderpoortstation:Bus 41, halte Linnaeusstraat/ WijttenbachstraatBus 37, halte Linnaeusstraat/ WijttenbachstraatTram 3, halte Linnaeusstraat/ Wijttenbachstraat

Routebeschrijving

Page 65: Actuariaatcongres Magazine 2013

63 AENORM SPECIAL Februari 201363 AENORM SPECIAL

Op deze pagina staan vier uitdagende puzzels. Probeer deze op te lossen voor een leuke prijs. Met elk goed antwoord vergroot je de winkans. Antwoorden kunnen tot 1 maart 2013 worden naar [email protected]. Na het congres worden de oplossingen op de website bekend gemaakt.

Hoe oud is de moeder?

Er zijn drie mensen een vader, een moeder en een zoon. Eentje geeft een verjaardagsfeest. Op een gegeven mo-ment zegt de vader tegen de zoon: “Tommy, onze drie leeftijden bij elkaar opgeteld zijn precies gelijk aan 70 jaar. Ik ben zes keer ouder dan jij. Als ik twee keer zo oud zou zijn als jij dan waren onze drie leeftijden opgeteld twee keer zo groot als onze gezamenlijke leeftijd nu. Nu vraag ik jou: hoe oud is de moeder?” Tommy losde het probleem snel op omdat hij zijn eigen leeftijd wist. Kan jij het probleem oplossen zonder dat je een leeftijd weet?

De wedstrijd

De tennisvereniging ‘Smashem’ hield haar jaarlijkse clubcompetitie. Aan de eerste ronde deden precies 32 spelers mee. 16 spelers gingen door naar de tweede ronde. Acht zouden in de kwartfinales spelen, vier in de halve en twee zouden, net als op Wimbledon, in de finale tegen elkaar uitkomen.

Ongelukkiger wijze wilden de twee nichtjes van de voor-zitter van de vereniging en de broer van de penningmees-ter meedoen, zodat ook zij ingedeeld moesten worden. ‘Vijfendertig spelers, dat is lastig’, zei de man die ver-antwoordelijk was voor de spelersindeling. ‘Er zullen een aantal extra wedstijden in de tweede en derde ronde gespeeld moeten worden. Ik vraag me af, als we zo min mogelijk wedstrijden proberen te spelen, op hoeveel we nu in totaal uitkomen?’

Kun jij de wedstrijdleider helpen?\

De vergelijking

Laat zien dat (2,2) het enige paar positieve integers is, waarbij de som gelijk is aan het product.

a + b = ab.

Zag ik net een kat?

Een van de meest bijzondere verhalen die je tijdens je jeugd hebt gelezen is waarschijnlijk Alice in Wonderland. Tijdens haar avontuur door Wonderland, komt Alice langs de ‘Cheshire’ kat, die kan verdwijnen in de luchttotdat niks behalve een onaantastbare lach overblijft. In dit plaatje zie je Alice een kat en vierkant die meerdere malen de zin ‘Was it a cat I saw’ bevat. Op hoeveel ver-schillende manieren kun je deze zin lezen in het vierkant? Begin bij een willekeurige W, en vul dit woord aan door telkens een aanliggende letter toe te voegen en dan net zolang woorden toevoegen tot je de letter C bereikt hebt. Maak vervolgens de zin af door weer naar de rand van het vierkant te gaan. Het is toegegestaan om in alle rich-tingen te lezen.

Puzzel

Page 66: Actuariaatcongres Magazine 2013

64 AENORM SPECIAL Februari 2013

Hoe kan ik mij inschrijven voor het congres?

Heeft dit blad uw interesse gewekt en wilt u naar het congres komen dat op 27 februari 2013 gehouden wordt? Aarzel dan niet langer om in te schrijven. Inschrijven kan op twee manieren: via www.actuariaatcongres.nl/inschrijven of per post, vul onderstaand formulier in zijn geheel in en stuur het op naar: Studievereniging VSAE Roeterstraat 11, kamer E2.02-E2.04 1018 WB Amsterdam

Inschrijfformulier

Voornaam: Achternaam:

....................................... .......................................Straatnaam en huisnummer: Postcode en woonplaats:

....................................... .......................................(Mobiel) telefoonnummer: E-mailadres:

....................................... .......................................Geslacht: Ik betaal:o man o per incassoo vrouw o per factuur Voor de interactieve sessies ligt mijn voorkeur bij de volgende sprekers (geef de onderdelen cijfers 1 t/m 3):

Sessie 1 Sessie 2Drs. Adri Jansen AAG (Sprenkels & Verschuren) ... Drs. Marcel van Delft AAG (SNS REAAL)...Ir. drs. Dick Boeijen (PGGM) ... Dr. W. Niesing AAG (Achmea) ...Drs. Hen Veerman AAG (Triple A) ... Drs. Judith Houtepen MBA (Milliman) ...

Ik ben (kies één van de volgende mogelijkheden): kosten (excl. btw): o Fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam € 0,-o Fulltime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 0,-o Parttime student aan de Universiteit van Amsterdam € 50,00o Parttime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 212,50o Alumnus van de VSAE € 212,50o Werknemer van een sponsorend bedrijf met recht op kortingskaarten € 175,00 (dit kunt u navragen bij de VSAE, via [email protected])o werknemer van een niet-sponsorend bedrijf € 250,-

Werkgever: Rekeningnummer:

....................................... .......................................Hierbij machtig ik de VSAE om het verschuldigde inschrijfgeld van bovenstaande rekening te incasseren*

* Indien u wilt betalen per incasso.

Datum: Handtekening:

....................................... .......................................

Inschrijven

D

e insch

rijfdea

dline

is op

24 fe

bruari

Page 67: Actuariaatcongres Magazine 2013

De grenzenvan

Solidariteit

Solidariteit tussen jong en oud

Toekomstbestendigheid van de zorg

Actuariaatcongres 2013

Solidariteit is het begrip dat alle vakgebieden binnen het actuariaat met elkaar verbindt. De pensioenen, het verzekeringsstelsel, in het bijzonder de zorg. Solidariteit is de achterliggende gedachte die het mogelijk maakt om het huidige systeem te financieren.

27 februari 2013Koninklijk Instituut voor de TropenGa voor meer informatie naar

www.actuariaatcongres.nl

Paneldiscussie

Page 68: Actuariaatcongres Magazine 2013

Als je het goed doet, kom je in de

krant. Als je het niet goed doet ook.

Begin je carrière bij DNB.

Ontdek de mogelijkheden op werkenbijdnb.nl

Bij DNB werk je in het zenuwcentrum van onze economie. Iedere beslissing die we nemen, wordt dan ook kritisch besproken door alle Europese kranten. Door de dynamiek van de � nanciële wereld is geen dag hetzelfde. Steeds weer krijg je te maken met een ander complex vraagstuk en moet je de actualiteit zien voor te blijven. Daarmee lever je een belangrijke bijdrage aan � nanciële stabiliteit en zorg je voor vertrouwen.

Kun jij die druk aan en zie je het als een uitdaging om onze economie vooruit te helpen? Denk dan eens aan een carrière bij DNB. Kijk voor meer informatie en de mogelijkheden op werkenbijdnb.nl. Werken aan vertrouwen.