Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER –...

160
Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok SEA-MOL TANK TERMINAL ROSTOCKWEG 1 2030 ANTWERPEN UITGAVE : FEBRUARI 2021 REF. : ESM19100262 REV. : V1 Sertius NV Environmental & Safety Services Remy-toren Vaartdijk 3-bus 202 B-3018 Wijgmaal (Leuven)

Transcript of Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER –...

Page 1: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

Aanmelding + vraag scopingsadvies

Project-MER

Nieuwe tankterminal Leopolddok

SEA-MOL TANK TERMINAL ROSTOCKWEG 1 2030 ANTWERPEN

UITGAVE : FEBRUARI 2021

REF. : ESM19100262

REV. : V1

Sertius NV

Environmental & Safety Services

Remy-toren

Vaartdijk 3-bus 202

B-3018 Wijgmaal (Leuven)

Page 2: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

INLEIDING

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INLEIDING

SEA-Mol Tank Terminal - hierna ook SEA-MOL genoemd - wenst ten noorden van het Leopolddok in de haven van Antwerpen een nieuwe tankterminal voor diverse chemische producten te bouwen en te exploiteren. Hieraan gekoppeld wordt er ook een zone voor de opslag van isotainers voorzien.

Onderhavig milieueffectenrapport heeft dan ook tot doel de mogelijke milieu impact van de geplande activiteiten in kaart te brengen.

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren en meer in het bijzonder het toepassen van het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het m.e.r.-proces is een juridisch-administratieve procedure waarbij, vooraleer een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project/plan toegelaten of vergund zal worden en onder welke voorwaarden het project/plan kan worden uitgevoerd. De bouw van het tankenpark ter hoogte van het Leopolddok vormt het onderwerp van de opmaak van een project-MER.

Het milieueffectrapport maakt deel uit van de van de vergunningsaanvraag. Hiertoe zal een omgevingsvergunningsaanvraag ingediend worden bij de Deputatie van de provincie Antwerpen.

Het decreet betreffende de omgevingsvergunning (25 april 2014, gewijzigd 18 december 2015) en de daaropvolgende uitvoeringsbesluiten (B.S. 23/02/2016 en 17/02/2017) voorziet een m.e.r.-procedure opgebouwd uit volgende stappen:

1. Aanmelding (+ vraag scopingsadvies)

Melding van de initiatiefnemer met het voornemen om een project-MER op te stellen. De melding wordt gericht aan het Team MER.

Bij een aanmelding kan door de initiatiefnemer een verzoek tot advies over de te verstrekken informatie worden gevoegd (dit is het zogenaamde scopingsadvies). Dit verzoek is echter niet verplicht. Bij een dergelijk verzoek tot scoping bezorgt het Team MER de aanmelding aan de bevoegde instanties (administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen) die op basis van de geografische ligging van het project en van de mogelijke te verwachten aanzienlijke effecten geselecteerd worden. De geraadpleegde adviesinstanties bezorgen hun advies aan het Team MER binnen 30 dagen.

2. Beslissing over aanmelding (+ eventuele beslissing scoping door Team MER)

Het Team MER neemt een beslissing over de aanmelding. Ze bezorgt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 20 dagen (60 dagen in geval van grensoverschrijdende effecten) na de datum van ontvangst van de aanmelding aan de initiatiefnemer.

Indien de beslissing over aanmelding ook een beslissing over scoping inhoudt, bezorgt het Team MER haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van de aanmelding en de vraag tot scopingsadvies aan de initiatiefnemer. Vóór deze beslissing over aanmelding en scoping door het Team MER kan nog een openbare raadpleging of een overleg met het Team MER, initiatiefnemers of adviesinstanties georganiseerd worden.

3. Opmaak van een ontwerp-MER

De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend geval rekening houdend met het scopingsadvies. Bij de opmaak van het MER worden de richtlijnenboeken als referentiekader gehanteerd.

Na de opmaak is er (optioneel) een overleg mogelijk met het Team MER, initiatiefnemers of adviesinstanties of een (optionele) openbare raadpleging.

Page 3: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

INLEIDING

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

4. (Verzoek tot voorlopige goedkeuring project-MER)

Deze stap is optioneel. De initiatiefnemer kan een voorlopige goedkeuring van het project-MER vragen aan het Team MER. Hierbij wordt de kwaliteit van het project-MER afgetoetst voorafgaand de vergunningsaanvraag door bijvoorbeeld de aanpassingen aan het project-MER af te toetsen aan het scopingsadvies. Na voorlopige goedkeuring door het Team MER kan het MER tijdens de vergunningsaanvraag enkel afgekeurd worden op basis van nieuwe informatie uit het openbaar onderzoek of de adviesvraag in het kader van de vergunningsaanvraag. Het team MER neemt binnen de 30 dagen na ontvangst (betekening na 40 dagen) een beslissing over deze voorlopige goed- of afkeuring.

5. Het ontwerp-MER wordt toegevoegd aan de omgevingsvergunningsaanvraag.

SEA-MOL kiest er voor de aanmelding uit te werken tot een ontwerp-milieueffectrapport en een vraag tot scopingsadvies in te dienen. SEA-MOL wenst eveneens een overlegmoment met adviserende instanties te organiseren waarin het ontwerp-MER besproken wordt. Het specifieke traject dat SEA-MOL wenst te volgen is hieronder weergegeven (traject 2 in handleiding Project-MER / Omgevingsvergunning):

Page 4: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

INLEIDING

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

Initiatiefnemer: SEA-Mol Tank Terminal nv

Exploitatiezetel: Rostockweg 1, 2030 Antwerpen

Maatschappelijke zetel: Skaldenstraat 1, 9042 Desteldonk

Verantwoordelijke exploitatie: Erik Loontjes

Tel.: 09/255.02.79

Contactpersoon: Hanna Behiels (SHEQ) e-mail: [email protected]

Page 5: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

INLEIDING

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

E X T E R N E D E S K U N D I G E N

MER-coördinator:

Anne-Marieke Cools

Sertius nv

Deinsesteenweg 114

9031 Drongen

e-mail: [email protected]

ref. erkenningsbesluit: AMV/LNE/ERK/MER/EDA-705/V2

einddatum erkenning: onbepaalde duur

Bijgestaan door Hanneke Melger en Jelle Quartier, Sertius nv

MER-deskundige lucht:

Anne-Marieke Cools

Sertius nv

Deinsesteenweg 114

9031 Drongen

e-mail: [email protected]

ref. erkenningsbesluit: AMV/LNE/ERK/MER/EDA-705/V2

einddatum erkenning: onbepaalde duur

Bijgestaan door Arne Braems, Sertius nv

MER-deskundige lucht en oppervlaktewater:

Anne-Marieke Cools

Sertius nv

Deinsesteenweg 114

9031 Drongen

e-mail: [email protected]

ref. erkenningsbesluit: AMV/LNE/ERK/MER/EDA-705/V2

einddatum erkenning: onbepaalde duur

Bijgestaan door: Zarah Mols, Sertius nv

MER-deskundige geluid:

Sven Loridan

dBA-Plan bv

Poststraat 1 b03

3590 Diepenbeek

e-mail: [email protected] ref. erkenningsbesluit: AMV/ERK/MER/EDA- 798

einddatum erkenning: onbepaalde duur

Page 6: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

INLEIDING

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

I N T E R N E D E S K U N D I G E N

De volgende personen verleenden hun medewerking bij de opmaak van voorliggend project-MER:

• Hanna Behiels, dienst SHEQ Sea-Tank Terminal

• Wouter De Coninck, milieucoördinator SEA Tank Terminal

Page 7: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

INHOUD

I ALGEMEEN

1 . S E A - M O L T A N K T E R M I N A L . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I . 1

2 . H E T V O O R G E N O M E N P R O J E C T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I . 1

3 . V E R A N T W O O R D I N G V A N H E T P R O J E C T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I . 2

4 . T O E T S I N G M . E . R . - P L I C H T V A N H E T P R O J E C T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I . 2

5 . V E R D E R E B E S L U I T V O R M I N G S P R O C E S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I . 2

II RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING

1 . S I T U E R I N G V O L G E N S B E S T E M M I N G S P L A N N E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1

1 . O V E R I G E S I T U E R I N G . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1 1.1 S i t u e r i n g ten opzichte van overst romingsgeb ieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1 1.2 S i t u e r i n g ten opzichte van waterwingeb ieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1 1.3 A f s t a n d t o t d e g r e n z e n v a n h e t V l a a m s e G e w e s t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1

2 . T O E G A N G S W E G E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 1

3 . N A B I J E O M G E V I N G . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 3.1 G e b i e d e n m e t w o o n f u n c t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 3.2 K w e t s b a r e l o c a t i e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 3.3 B e d r i j v e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 2 3.4 N a t u r a 2 0 0 0 e n n a t u u rg e b i e d e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 3 3.5 B e s c h e r m d e m o n u m e n t e n e n l a n d s c h a p p e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I . 3

III JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN

IV BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING

1 . V O O R G E N O M E N P R O J E C T E N W I J Z I G I N G E N T E N O P Z I C H T E V A N D E A C T U E L E S I T U A T I E . . I V . 1

2 . B E S C H R I J V I N G V A N D E I N S T A L L A T I E S E N P R O C E D É S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 2 2.1 A a r d c h e m i s c h e v l o e i s t o f f e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 2 2.2 B u l k o p s l a g c h e m i s c h e v l o e i s t o f f e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 2 2.3 B u l k o v e r s l a g c h e m i s c h e v l o e i s t o f f e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 3

2.3.1 Algemeen ................................................................................................................................ IV.3 2.3.2 Verlading schepen .................................................................................................................. IV.5 2.3.3 Verlading tankwagens ............................................................................................................. IV.5 2.3.4 Verlading spoorwagons .......................................................................................................... IV.6

Page 8: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

2.4 E m i s s i e b e p e r k e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 6

3 . A N D E R E N U T S V O O R Z I E N I N G E N E N O N D E R S T E U N E N D E A C T I V I T E I T E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I V . 7

V MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN

1 . W A T E R H U I S H O U D I N G E N E M I S S I E S N A A R O P P E R V L A K T E W A T E R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 1 1.1 A l g e m e n e w a t e r b a l a n s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 1 1.2 L e i d i n g w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 3 1.3 H e m e l w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 3 1.4 S a n i t a i r a f v a l w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 3 1.5 B e d r i j f s a f v a l w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 3

1.5.1 Herkomst ................................................................................................................................. V.3 1.5.2 Lozing van bedrijfsafvalwater in het Leopolddok .................................................................... V.5

1.6 N i e t v e r o n t r e i n i g d h e m e l w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 5 1.7 O p v a n g b l u s w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 6

2 . L U C H T E M I S S I E S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 7

3 . G E L U I D S E M I S S I E S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 7

4 . R I S I C O - A C T I V I T E I T E N M E T B E T R E K K I N G T O T B O D E M E N G R O N D W A T E R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 7 4.1 A a n w e z i g e r i s i c o a c t i v i t e i t e n e n b o d e m b e s c h e r m e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . V . 7 4.2 B o d e m b e s c h e r m e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 7 4.3 U i t g e v o e r d e b o d e m o n d e r z o e k e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 9

5 . E N E R G I E . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 1 0

6 . M O B I L I T E I T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 1 0

7 . A F V A L S T O F F E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V . 1 1

VI TE BESCHOUWEN SITUATIES

3 . A A N L E G F A S E P R O J E C T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I . 2

VII BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN

1 . N U L A L T E R N A T I E F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I . 1

2 . L O C A T I E A L T E R N A T I E F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I . 1

3 . I N R I C H T I N G S A L T E R N A T I E F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I . 1

4 . U I T V O E R I N G S A L T E R N A T I E F / B B T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I . 1

VIII INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES

1 . A F B A K E N I N G R E I K W I J D T E O N D E R Z O E K E N P E R D I S C I P L I N E . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1.1 S l e u t e l d i s c i p l i n e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1

1.1.1 Oppervlaktewater ................................................................................................................. VIII.1 1.1.2 Lucht-luchtverontreiniging ................................................................................................... VIII.1 1.1.3 Geluid en trillingen ............................................................................................................... VIII.1

1.2 N e v e n d i s c i p l i n e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 1 1.2.1 Mens ..................................................................................................................................... VIII.1 1.2.2 Biodiversiteit ......................................................................................................................... VIII.1 1.2.3 Bodem en grondwater .......................................................................................................... VIII.1

Page 9: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

1.3 N i e t r e l e v a n t e d i s c i p l i n e s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 2

2 . S A M E N V A T T E N D E I N G R E E P - E F F E C T M A T R I X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . V I I I . 2

IX EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING

1 . O P P E R V L A K T E W A T E R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1 1.1 I n l e i d i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1

1.1.1 Aanpak .................................................................................................................................... IX.1 1.1.2 Toetsingswaarden ................................................................................................................... IX.2 1.1.3 Beoordelingskaders ................................................................................................................ IX.7

1.1.3.1 BIJDRAGE LOZING IN WORSTCASE OMSTANDIGHEDEN .................................................................................... IX.7 1.1.3.2 AANVAARDBAARHEID IMPACT IN WORSTCASE OMSTANDIGHEDEN .................................................................... IX.7 1.1.3.3 AANVAARDBAARHEID IMPACT IN MEER REALISTISCHE OMSTANDIGHEDEN ........................................................... IX.9

1.2 A f b a k e n i n g e n h y d r o g r a f i s c h e s i t u e r i n g v a n he t s t u d i e g e b i e d . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 9 1.2.1 Hydrografische situering studiegebied ................................................................................. IX.10 1.2.2 Hydraulische karakteristieken .............................................................................................. IX.10 1.2.3 Fysicochemische kwaliteit .................................................................................................... IX.10 1.2.4 Ecologische kwaliteit ............................................................................................................. IX.14 1.2.5 Overstromingsgebieden........................................................................................................ IX.15

1.3 B e s c h r i j v i n g a c t u e l e s i t u a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1 5 1.4 B e s c h r i j v i n g a a n l e g f a s e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1 5 1.5 B e s c h r i j v i n g g e p l a n d e s i t u a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1 5 1.6 E f f e c t v o o r s p e l l i n g e n - b e o o r d e l i n g v a n d e g e p l a n d e s i t u a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 1 7

1.6.1 Worstcase omstandigheden ................................................................................................. IX.17 1.6.2 Kwantitatieve beoordeling in de geplande situatie .............................................................. IX.19

1.7 H e r g e b r u i k v a n w a t e r . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 0 1.8 S a m e n v a t t i n g b e o o r d e l i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 0 1.9 M i l d e r e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 0 1.10 K l i m a a t r e f l e x . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 0

2 . L U C H T - L U C H T K W A L I T E I T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 2 2.1 I n l e i d i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 2

2.1.1 Methodologie ....................................................................................................................... IX.22 2.1.2 Toetsingskader ...................................................................................................................... IX.23 2.1.3 Beoordelingskader ................................................................................................................ IX.24

2.2 A f b a k e n i n g v a n h e t s t ud i e g e b i e d . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 5 2.2.1 Geografische afbakening ...................................................................................................... IX.25 2.2.2 Inhoudelijke afbakening........................................................................................................ IX.25

2.3 B e s c h r i j v i n g v a n d e a c t u e l e l u c h t k w a l i t e i t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 2 6 2.3.1 Actuele luchtkwaliteit omgeving .......................................................................................... IX.26 2.3.2 Globaal overzicht .................................................................................................................. IX.31

2.4 B e s c h r i j v i n g v a n d e a tm o s f e r i s c h e e m i s s i e s t i j d e n s d e s l o o p - e n a a n le g f a s e I X . 3 2 2.5 B e s c h r i j v i n g v a n d e a tm o s f e r i s c h e e m i s s i e s i n d e a c t u e l e / r e f e r e n t i e s i t u a t i e I X . 3 2 2.6 B e s c h r i j v i n g v a n d e a tm o s f e r i s c h e e m i s s i e s i n d e g e p l a n d e s i t u a t i e . . . . . . I X . 3 2

2.6.1 VOS-emissies vanuit tanks en bij verladen ........................................................................... IX.32 2.6.1.1 SOORTEN VERLIEZEN ........................................................................................................................... IX.32 2.6.1.2 OPGESLAGEN PRODUCTEN .................................................................................................................... IX.33 2.6.1.3 SOORT EN GROOTTE VAN DE TANKS......................................................................................................... IX.33 2.6.1.4 DOORZET VAN HET PRODUCT ................................................................................................................ IX.33 2.6.1.5 EMISSIEBEPERKENDE MAATREGELEN ....................................................................................................... IX.33 2.6.1.6 BEGROTING VAN VOS-EMISSIES BIJ OPSLAG/VERLADEN IN DE GEPLANDE SITUATIE ............................................. IX.34

2.6.2 Fugitieve VOS-emissies ......................................................................................................... IX.36

Page 10: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

2.6.3 Verbrandingsemissies vanuit stoomketels ........................................................................... IX.37 2.6.4 Emissies vanuit dieselmotoren ............................................................................................. IX.37 2.6.5 Emissies vanuit de thermische nabehandelingseenheden ................................................... IX.37 2.6.6 Emissies uit transportmiddelen ............................................................................................ IX.38 2.6.7 Globaal overzicht emissies geplande situatie ....................................................................... IX.39

2.7 E f f e c t v o o r s p e l l i n g e n - b e o o r d e l i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 3 9 2.7.1 Impactberekening van de geleide emissies .......................................................................... IX.39

2.7.1.1 POTENTIEEL BELANGRIJKE PARAMETERS ................................................................................................... IX.39 2.7.1.2 METHODIEK BEREKENING VAN DE IMPACTBIJDRAGE .................................................................................... IX.40 2.7.1.3 BEOORDELING VAN DE IMPACTBIJDRAGE GEPLANDE SITUATIE (EXCL. TRANSPORT) .............................................. IX.42

2.7.1.3.1 VOS .................................................................................................................................................................. IX.42 2.7.1.3.2 Toxische en CMR-stoffen ................................................................................................................................. IX.42 2.7.1.3.3 Geurbeladen stoffen ....................................................................................................................................... IX.43 2.7.1.3.4 Stikstofoxiden .................................................................................................................................................. IX.43

2.7.2 Emissies in de geplande situatie en toetsing aan NEC-doelstellingen .................................. IX.44 2.8 A l g e m e e n b e s l u i t d i s c i p l i n e l u c h t v e r o n t r e i n i g i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 4 4 2.9 M i l d e r e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 4 5 2.10 K l i m a a t r e f l e x . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 4 5

3 . D I S C I P L I N E G E L U I D E N T R I L L I N G E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 4 6 3.1 I n l e i d e n d g e d e e l t e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 4 6 3.2 A f b a k e n i n g e n b e s c h r i j v i n g v a n h e t s t u d i e g e b i e d . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 5 1 3.3 E m i s s i e s i n d e g e p l a n d e s i t u a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 5 5 3.4 E f f e c t v o o r s p e l l i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 5 6

3.4.3.2.1 VRACHTWAGENS ............................................................................................................................................. IX.61 3.4.3.2.2 TREINEN .......................................................................................................................................................... IX.62

3.5 E f f e c t b e o o r d e l i n g . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 6 3 3.6 M i l d e r e n d e m a a t r e g e l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 6 4 3.7 L e e m t e s i n k e n n i s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 6 4 4.2 B i o d i v e r s i t e i t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I X . 6 7

4.2.1 Afbakening en beschrijving van het project- en studiegebied .............................................. IX.67 4.2.1.1 PROJECTGEBIED ................................................................................................................................. IX.67 4.2.1.2 STUDIEGEBIED ................................................................................................................................... IX.68

4.2.2 Effectvoorspelling en –beoordeling van de aanlegfase ........................................................ IX.71 4.2.2.1 EFFECTEN TEN GEVOLGE VAN BEMALING .................................................................................................. IX.71 4.2.2.2 VERSTORING DOOR GELUID ................................................................................................................... IX.71 4.2.2.3 LUCHTEMISSIES .................................................................................................................................. IX.71

4.2.3 Effectvoorspelling en –beoordeling van de geplande situatie .............................................. IX.71 4.2.3.1 VERMESTENDE/VERMESTENDE DEPOSITIE................................................................................................. IX.71 4.2.3.2 GELUIDSEMISSIES ............................................................................................................................... IX.72 4.2.3.3 WATEREMISSIES ................................................................................................................................ IX.72

4.2.4 Samenvatting beoordeling .................................................................................................... IX.72 4.3.3.1 SLOOP- EN AANLEGFASE ....................................................................................................................... IX.74 4.3.3.2 EXPLOITATIEFASE ............................................................................................................................... IX.74

Page 11: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

X GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

XI LEEMTEN IN DE KENNIS

1 . O P P E R V L A K T E W A T E R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I . 1

2 . L U C H T – L U C H T K W A L I T E I T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I . 1

3 . G E L U I D E N T R I L L I N G E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I . 1

XII POSTMONITORING EN -EVALUATIE

1 . O P P E R V L A K T E W A T E R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I . 1

2 . L U C H T – L U C H T K W A L I T E I T . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I . 1

3 . G E L U I D E N T R I L L I N G E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I . 1

XIII INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE

1 . I N L E I D I N G . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I I . 1

2 . B E S P R E K I N G P E R S L E U T E L D I S C I P L I N E . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I I . 1

4 . G L O B A L E O V E R W E G I N G I N Z A K E R U I M T E L I J K E O N T W I K K E L I N G E N . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . X I I I . 6

XIV BIJLAGEN

Page 12: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage 1 Figurenbundel

Bijlage 2 BBT-aftoetsing

Bijlage L1 Toetsingswaarden discipline lucht

Bijlage L2 Lijst met geselecteerde stoffen discipline lucht

Bijlage L3 Tankkenmerken

Bijlage L4 Beschrijving gehanteerde scenario’s

Bijlage G1 Plan met aanduiding geluidsbronnen

Bijlage G2 Geluidscontourenkaart

Page 13: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

LIJST VAN FIGUREN Hierna wordt een overzicht gegeven van de figuren die in dit document vervat zijn.

Deel I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII

-

Deel IX

Figuur IX. 1: Ligging van het VMM-meetpunt 806300 ...................................................................................... IX.11

Figuur IX. 2: Jaargemiddelde CO-concentratie (mg/m³) berekend met VLOPS (VMM).................................... IX.31

Figuur IX. 3: Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden ................................................... IX.49

Figuur IX. 4: Gewestplan met beoordelingspunten en meetpunt .................................................................... IX.52

Figuur IX. 5: Meetresultaten immissiemeting mpt 1 ........................................................................................ IX.54

Figuur IX. 6: Geluidscontouren voor de geplande representatieve werking van de continue geluidsbronnenIX.60

Figuur IX. 7: Situering van de aandachtsgebieden ten opzichte van SEA-MOL met aanduiding van het studiegebied. De rode ster toont een broedlocatie van kleine plevier ............................................................ IX.68

Figuur IX. 8: Ecologische infrastructuur doorheen Haven van Antwerpen cfr. 'Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven’ (ligging SEA-MOL is gemarkeerd met blauwe ster) ............................................................ IX.70

Deel X, XI, XII, XIII

-

Deel XIV

Figuur XIV-1: Inplantingsplan .................................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-2: Situering bedrijf t.o.v. orthofoto .......................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-3: Situering bedrijf t.o.v. topokaart ......................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-4: Situering bedrijf t.o.v. gewestplan ....................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-5: Situering bedrijf t.o.v. RUP ................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-6: Situering bedrijf t.o.v. overstromingsgevoelige gebieden ................................................... XIV.1

Figuur XIV-7: Stratenplan .......................................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-8: Kwetsbare locaties ............................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-9: Vogel- en habitatrichtlijngebieden ...................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-10: VEN-gebieden ....................................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-11: Meetpunten lucht VMM ....................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-12: Impact Isopreen .................................................................................................................... XIV.1

Figuur XIV-13: Impact 1,2 Dichloorethaan ................................................................................................... XIV.1

Page 14: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

LIJST VAN TABELLEN Hierna wordt een overzicht gegeven van de tabellen die in dit document vervat zijn.

Deel I

-

Deel II

Tabel II. 1: Overzicht kwetsbare locaties ............................................................................................................. II.2

Tabel II. 2: Overzicht voornaamste bedrijven in de omgeving. ........................................................................... II.3

Deel III

Tabel III. 1: Ruimtelijk ordeningsrecht ................................................................................................................ III.1

Tabel III. 2: Milieubeheerrecht ........................................................................................................................... III.2

Tabel III. 3: Milieubeschermingsrecht ................................................................................................................ III.3

Tabel III. 4: Gewestelijk beleid ............................................................................................................................ III.7

Tabel III. 5: Provinciaal beleid ............................................................................................................................. III.9

Tabel III. 6: Gemeentelijk beleid ......................................................................................................................... III.9

Deel IV

Tabel IV. 1: Verdeling voor het laden en lossen per vervoerswijze voor de opslagtanks ................................... IV.4

Tabel IV. 2: Verdeling voor het laden en lossen per vervoerswijze voor de ISO-containers .............................. IV.4

Deel V

Tabel V. 1: Schematische weergave waterhuishouding SEA-MOL ...................................................................... V.1

Tabel V. 2: Algemene waterbalans in de geplande situatie ................................................................................. V.2

Tabel V. 3: Uitgevoerde bodemonderzoeken op de site ..................................................................................... V.9

Tabel V. 4: Energieverbruik bij SEA-MOL in de geplande situatie ..................................................................... V.10

Deel VI, VII

-

Deel VIII

Tabel VIII. 1: Ingreep-effectmatrix .................................................................................................................... VIII.3

Deel IX

Tabel IX. 1: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – algemeen verontreinigende parameters ............ IX.3

Tabel IX. 2: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – nutriënten ........................................................... IX.3

Tabel IX. 3: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – zoutgehalte ......................................................... IX.3

Tabel IX. 4: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – metalen ............................................................... IX.4

Tabel IX. 5: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – MAK’s .................................................................. IX.4

Page 15: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

Tabel IX. 6: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – PAK’s ................................................................... IX.5

Tabel IX. 7: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – overige ................................................................ IX.6

Tabel IX. 8: Beoordelingskader impact lozingen ................................................................................................. IX.8

Tabel IX. 9: Uitgangsgegevens in het kader van het meer realistische scenario. ............................................... IX.9

Tabel IX. 10: Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de parameters BZV, CZV, chloriden, sulfaten, totaal stikstof en totaal fosfor van de meest recente meetwaarden van VMM van de kwaliteit van de havendokken .................................................................................................................................................... IX.11

Tabel IX. 11: Huidige kwaliteit van de havendokken voor de overige parameters waarvoor SEA-MOL normen wenst aan te vragen of waarvoor sectorale normen gelden, samen met de geldende milieukwaliteitsnorm IX.12

Tabel IX. 12: Klasse-indeling van de Prati-index ............................................................................................... IX.14

Tabel IX. 13: Prati-indices relevante meetpunten op de Antwerpse havendokken Rechteroever .................. IX.14

Tabel IX. 14: Index-waarden van de Belgische Biotische Index (BBI) ............................................................... IX.15

Tabel IX. 15: Overzicht sectorale lozingsvoorwaarden van toepassing voor SEA-MOL .................................... IX.16

Tabel IX. 16: Overzicht lozingsnormen die SEA-MOL wenst aan te vragen ...................................................... IX.16

Tabel IX. 17: Impactberekening worstcase omstandigheden geplande situatie .............................................. IX.18

Tabel IX. 18: Beoordeling behalen doelstellingen en achteruitgang worstcase omstandigheden geplande situatie .......................................................................................................................................................................... IX.19

Tabel IX. 19: Toetsingswaarden organische stoffen o.b.v. wetenschappelijke advieswaarden ....................... IX.24

Tabel IX. 20: Meetstations van de VMM gelegen in de ruime omgeving van het studiegebied ...................... IX.26

Tabel IX. 21: Uur- en jaargemiddelde immissiewaarden NO2 (2018, VMM) .................................................... IX.27

Tabel IX. 22: Uur-, dag- en jaargemiddelde immissiemeetwaarden SO2 (VMM) ............................................. IX.28

Tabel IX. 23: Jaargemiddelde immissiewaarden NMVOS (µg/m³) in 2018 (VMM) .......................................... IX.28

Tabel IX. 24: overzicht van de jaargemiddelde PM10-waarde en aantal dagen dat de dagwaarde de 50 µg/m³ overschreed in 2018 (VMM) ............................................................................................................................. IX.29

Tabel IX. 25: Overzicht van de jaargemiddelde PM2,5-waarde en aantal dagen dat de dagwaarde de 25 µg/m³ overschreed in 2018 (VMM) ............................................................................................................................. IX.30

Tabel IX. 26: Overzicht van de jaargemiddelde hoogst gemeten uurwaarden, hoogst gemeten glijdend 8-uur gemiddelde en jaargemiddelde CO-concentraties in 2018 (VMM) .................................................................. IX.30

Tabel IX. 27: Begrote emissies maximalistisch VOS scenario ........................................................................... IX.35

Tabel IX. 28: Begrote emissies maximalistisch giftige stoffen en CMR-stoffen scenario ................................. IX.36

Tabel IX. 29: Berekende emissies methylacrylaat ............................................................................................ IX.36

Tabel IX. 30: Emissies vanuit stoomketels ........................................................................................................ IX.37

Tabel IX. 31: Emissies uit de thermische nabehandelingseenheden ................................................................ IX.38

Tabel IX. 32: Overzicht gekwantificeerde emissies geplande situatie .............................................................. IX.39

Tabel IX. 33: Receptorpunten discipline lucht .................................................................................................. IX.41

Tabel IX. 34: Berekende impact VOS-emissies in het maximalistisch scenario ................................................ IX.42

Tabel IX. 35: Berekende impact CMR/toxische stoffen .................................................................................... IX.43

Tabel IX. 36: Berekende impact NO2................................................................................................................. IX.44

Tabel IX. 37: Vergelijking tussen de emissies van STT en de NEC-doelstellingen ............................................. IX.44

Page 16: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

INHOUDSTAFEL

Tabel IX. 38 Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht ....................................................................... IX.48

Tabel IX. 39: Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van de als hinderlijk ingedeelde inrichtingen ................................................................................................... IX.49

Tabel IX. 40: Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011) ................................................ IX.50

Tabel IX. 41: Scores significantiekader ............................................................................................................. IX.51

Tabel IX. 42: Bestemming meetpunt ................................................................................................................ IX.52

Tabel IX. 43: Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor mpt gelegen rond SEA-MOL conform de ligging volgens het gewestplan .................................................................................................................... IX.53

Tabel IX. 44: Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor de meetpunten gelegen rond SEA-MOL conform de ligging volgens het gewestplan .................................................................................................................... IX.53

Tabel IX. 45: Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.4. bij VLAREM II ................................................................................ IX.55

Tabel IX. 46: Nieuwe bronnen inclusief geluidsvermogenniveau’s .................................................................. IX.56

Tabel IX. 47: Geluidsvermogenniveaus van in te zetten materieel .................................................................. IX.58

Tabel IX. 48: Afstand van bron tot de respectievelijke geluidscontour tijdens werkzaamheden aanlegfase .. IX.58

Tabel IX. 49: Te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes.......... IX.59

Tabel IX. 50: Amplitudes als functie van de afstand tot impactpunt ................................................................ IX.59

Tabel IX. 51: Specifieke bijdrage (continu) geluidsbronnen t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen .................................................................................................................................................. IX.61

Tabel IX. 52: Specifieke bijdrage transport op site t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen .................................................................................................................................................. IX.62

Tabel IX. 53: Specifieke bijdrage transport op site t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen .................................................................................................................................................. IX.63

Tabel IX. 54: Beoordelingskader mens-gezondheid milieugebruiksruimte > 20% ........................................... IX.66

Tabel IX. 55: Beoordelingskader mens-gezondheid milieugebruiksruimte <0% .............................................. IX.67

Tabel IX. 56: PAE per vervoersmodi .................................................................................................................. IX.73

Tabel IX. 57: Theoretische capaciteit per wegcatgorie ..................................................................................... IX.73

Tabel IX. 58: Significantiekader I/C-verhouding ............................................................................................... IX.74

Tabel IX. 59: Kwantificatie tanktransporten geplande situatie ........................................................................ IX.74

Tabel IX. 60: Impact tankwagentransport in de geplande situatie ................................................................... IX.75

Deel X, XI, XII, XIII en XIV

-

Page 17: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST

Terminologie – verklarende woordenlijst

afkorting / begrip Omschrijving

°C graden Celsius

µg microgram, één miljoenste van een gram

Ademverliezen Emissies naar de lucht die voortkomen uit het ademen van de opslagtanks

Afgas gasvormige verontreiniging van een productieproces die geëmitteerd wordt

BBT Best Beschikbare Technieken

Beladingsverliezen Emissies naar de lucht die optreden bij het vullen van de diverse transportmiddelen.

BKG-inrichting BroeiKasGas-inrichting, zijnde een vergunningsplichtige inrichting die als zodanig is aangeduid door de Vlaamse Regering

BS Belgisch Staatsblad

BZV biochemisch zuurstofverbruik, maat voor biologisch afbreekbare organische verontreiniging

CO Koolstofmonoxide

CO2 Koolstofdioxide

CZV chemisch zuurstofverbruik, maat voor organische verontreiniging

DAMB Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Dampbalans Systeem waarbij de dampen die vrijkomen bij overslagoperaties hetzij terug geleid naar het transportmiddel worden (in het geval van het lossen van transportmiddelen) hetzij terug geleid worden naar de opslagtank (in het geval van laden van transportmiddelen).

Dampretour Zie ‘Dampbalans’

dB(A) Eenheid waarin het geluidsdrukniveau van een geluid wordt uitgedrukt, met correctie voor de subjectieve gehoorgewaarwording bij de mens volgens de A-curve

depositie hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied, uitgedrukt als een hoeveelheid per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid (bv. 10 kg SO2/ha.j).

DOV databank ondergrond Vlaanderen

emissie de directe of indirecte lozing, uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, van stoffen in de lucht, het water of de bodem

EPA Environmental Protection Agency (United States)

EU-ETS EU Emissions Trading System

fugitieve emissie emissie die plaats vindt via lekken in installaties; vooral via afdichtingen zoals flenzen, pompen,

…; deze maken deel uit van de niet geleide emissies

geleide emissie is een emissie waarvoor welbepaalde fysische kenmerken bestaan (ligging, hoogte, diameter) en een in een principe meetbare volume stroom

Ha hectare (10.000 m²)

IFDM Immissie Frequentie Distributie Model

immissieconcentratie de concentratie van een bepaalde stof in de omgevingslucht op een bepaalde plaats als resultante

van verschillende bronnen, incl. natuurlijke en meteorologische omstandigheden

IMJV Integraal Milieu Jaarverslag

inkuiping een kuipvormige uitgevoerde vloeistofdichte constructie die in staat is om lekvloeistoffen (uit een vat of tank) te weerhouden

IPPC Integrated Prevention and Pollution Control

Km Kilometer

Page 18: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST

kWh kilowatt uur, een eenheid van elektrische energie

LA95 1h het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95% van een tijdsinterval van 1 uur wordt

overschreden

m² vierkante meter

m³ kubieke meter

Mbar millibar, éénheid van druk

MER Milieueffectrapport

Mg milligram, één duizendste van een gram

MTR Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau : waarde die aangeeft bij welk blootstellingsniveau of bij welke concentratie in een bepaald compartiment het risico voor mens, plant of dier maximaal toelaatbaar wordt geacht

MWh megawat uur, een eenheid van energie

NEC National Emission Ceilings (Nationale Emissie Plafonds)

niet geleide emissie elke emissie die één van de kenmerken van een geleide emissie ontbreekt

Nm³ kubieke meter gas of lucht bij normaal voorwaarden (0°C en 1013,25 hPa)

NMVOS Vluchtige organische stoffen exclusief methaan

NOx Stikstofoxiden

nv of NV naamloze vennootschap

LDAR Leak Detection And Repair

OBO oriënterend bodemonderzoek

OSPM Operational Street Pollution Model

OVAM Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest

OVR Omgevingsveiligheidsrapport

P98 98-percentiel, dit zijn de waarden waaronder 98% van de (meet)waarden gelegen zijn

Pa Pascal, eenheid van druk

PJ petajoule (= 1012 kilojoule)

plan-MER MER met betrekking tot beleidsplannen, beleidsontwikkelingen, …

PM2,5 fijne stofdeeltjes met diameter kleiner dan 2,5 µm

PM10 fijne stofdeeltjes met diameter kleiner dan 10 µm

PNEC Predicted no-effect concentration

Prati-Index / PIO een index die het mogelijk maakt om de verontreiniging van waterlopen te vergelijken en evalueren; hiervoor worden diverse fysicochemische parameters omgerekend naar een index

project-MER MER met betrekking tot projecten waarvoor een milieuvergunning of stedenbouwkundige

vergunning vereist is

PRSPA Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen

RIO Ruimtelijk Interpolatie Ozon

rookgassen afgassen die ontstaan bij het verbranden van fossiele brandstoffen

RUP Ruimtelijk UitvoeringsPlan, legt de stedenbouwkundige bestemming vast (cfr. de gewestplannen)

RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

SBZ-H speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de

Habitatrichtlijn

SBZ-V speciale beschermingszone voor natuurbehoud vastgelegd onder uitvoering van de Vogelrichtlijn

Page 19: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

TERMINOLOGIE – VERKLARENDE WOORDENLIJST

SO2 Zwaveldioxide

TAW tweede algemene waterpassing

TLV Treshold Limit Value

TOX totale gehalogeneerde koolwaterstoffen

TWA Time Weighted Value

TW Toetsingswaarde

VBO verkennend bodemonderzoek

VEN Vlaams Ecologisch Netwerk

VEN-gebied gebied dat opgenomen is in het Vlaams Ecologisch Netwerk

Verdrijvingsverliezen Emissies naar de lucht die optreden bij het lossen van de diverse transportmiddelen.

Verladingsverliezen Zie ‘Verdrijvingsverliezen’.

Vl. Reg. Vlaamse Regering

VLAREBO Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering

VLAREM Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning

VLOPS Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffen - model

VMM Vlaamse Milieumaatschappij

VOS vluchtige organische stoffen

WGO (WHO) wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation)

WZI Waterzuiveringsinstallatie

ZS zwevende stoffen

VR Verwaarloosbaar Risiconiveau (geeft het niveau aan waarbij we spreken van duurzame milieukwaliteit op lange termijn) - Nederland

Page 20: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

I. ALGEMEEN

I ALGEMEEN

Page 21: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

I. ALGEMEEN p. I.1

1. SEA-MOL TANK TERMINAL

SEA-MOL is een ‘joint venture’ tussen SEA-Tank Terminal nv en MOL Chemical Tankers Pte Ltd.

Sea-Tank Terminal maakt deel uit van de SEA-Invest groep en exploiteert terminals in België en Frankrijk. Daarnaast biedt SEA-Tank Terminal logistieke diensten voor olie-exploitatie, overslag, productie en opslag in Senegal en Ivoorkust. De terminals bieden een moderne opslag- en overslaginfrastructuur voor minerale en plantaardige olieproducten, vloeibare meststoffen, melasse, visolie, biobrandstoffen, oleochemicaliën en chemische producten. De totale capaciteit van de terminals bedraagt ruim 3.300.000 m³. Diensten omvatten drogen, mengen en homogeniseren. Geïsoleerde tanks uitgerust met speciale productlijnen en pompen voorkomen elke vervuiling.

MOL Chemical Tankers is deel van de Japanse groep Mitsui OSK Lines en is gespecialiseerd in het transport van chemische producten en oliën over zee.

H I S T ORI E K V A N D E A C T I V I T E I T E N T E LE OP OL D D OK

SEA-MOL heeft tot op heden nog geen activiteiten op de site. Momenteel is het bedrijf ‘Belgian New Fruit Wharf ‘(BNFW), een fruitterminal, gevestigd op de projectsite. BNFW maakt deel uit van SEA-Invest.

AD M I N I S T RA T I E V E V O ORG E S C H I E D E N I S

o M i l i e u - e n o m g e v i n g s v e r g u n n i n g e n

Gezien het gaat om een nieuwe inrichting werden er tot op heden nog geen milieu- of omgevingsvergunningen verleend voor SEA-MOL op voorliggende site die betrekking hebben op de activiteiten gekoppeld aan een tankterminal.

o V e i l i g h e i d s - e n m i l i e u e f f e c t r a p p o r t e n

Gezien het gaat om een nieuwe inrichting werden er tot op heden nog geen veiligheids- of milieueffectenrapporten opgesteld voor SEA-MOL op voorliggende site gekoppeld aan de activiteiten van een tankterminal.

2. HET V OOR GENOMEN PR OJE CT

SEA-MOL wenst een nieuwe tankterminal voor chemische producten te bouwen en exploiteren op een terrein ten noorden van het Leopolddok in de haven van Antwerpen. Momenteel zijn er verschillende gebouwen, loodsen en verhardingen aanwezig op de projectsite. Deze zullen allen worden afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe tankterminal.

De hoofdactiviteit van de terminal van SEA-MOL zal bestaan uit de opslag van 420.000 m³ producten voor derden (waarvan 366.000 m³ in tanks en 54.000 m³ in ISO-containers) en de hieraan verbonden behandelingen, voornamelijk het laden en lossen van deze producten. De aan- en afvoer van chemische stoffen in bulk zal zowel via ISO-containers (isotainers), vrachtwagens, spoorwagons als schepen (binnen- en zeeschepen) gebeuren.

Meer specifiek wenst SEA-MOL een tankterminal te bouwen bestaande uit 13 tankenparken (inkuipingen/ tankputten) met elk 12 tanks en 1 kleiner tankenpark met 8 tanks. De tankvolumes zullen variëren van 1.000 m³ tot 3.000 m³. De tankterminal, met de faciliteiten voor opslag, moet de behandeling van verschillende chemicaliën verzekeren die worden aangeleverd door vrachtwagens, treinen, zee- en binnenschepen.

Alle gevaarlijke producten kunnen in principe in de gehele terminal worden opgeslagen. De theoretische maximale opslagcapaciteit per product is gelijk aan de totale terminalcapaciteit van de terminal.

Page 22: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

I. ALGEMEEN p. I.2

Uiteraard is de totale hoeveelheid chemische vloeistoffen die – ongeacht de gevaarseigenschappen van de stof – in de terminal aanwezig kan zijn, steeds beperkt tot de totale capaciteit van de terminal.

Verder voorziet het project op de site ook in de bouw van enkele nieuwe gebouwen (onder andere een administratief gebouw, een brandweerlokaal, een magazijn en nutsvoorzieningsgebouwen), een parking en een opslagzone met in het totaal ruimte voor 1800 20’ ISO-containers. Deze worden in hoofdzaak 3-lagig gestapeld tenzij de producteigenschappen omwille van externe veiligheid dit niet toelaten. Dan zal er maximaal 2-lagig gestapeld worden.

Ten behoeve van de transportbewegingen zullen er 84 vrachtwagenparkeerplaatsen voorzien worden. Ter hoogte van het administratief gebouw worden er voor de werknemers 20 autoparkeerplaatsen aangebracht. Voor de inplanting van de tankterminal wordt verwezen naar bijlage 1 (Figuur XIV-1).

3. VERANTW OOR DING VA N HET PR OJEC T

Vanuit de markt is er – onder meer ten gevolge van de steeds strenger wordende reglementering – een toenemende vraag met betrekking tot het uitbesteden van opslag van (gevaarlijke) chemische vloeistoffen. De reden voor de bouw van de nieuwe tankterminal is het anticiperen op deze groeiende markt. SEA-MOL is immers gespecialiseerd in het veilig op- en overslaan van (gevaarlijke) chemische vloeistoffen, zowel in tanks als in isotainers.

4. TOETSING M.E .R .-PLIC H T VA N HE T PR OJECT

Het geplande project betreft de ontwikkeling en exploitatie van een nieuw tankenpark met een totale opslagcapaciteit van de terminal van max. 420.000 ton producten.

SEA-MOL is m.e.r.-plichtig volgens Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het geplande project van SEA-MOL valt onder volgende categorie van bijlage I van het besluit:

25. Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer.

Bijgevolg dient er een project-MER opgesteld te worden.

5. VERDERE BE SLUITV ORMINGSPR OCES

Het voorlopig goedgekeurde project-MER zal deel uitmaken van de omgevingsvergunningsaanvraag voor de bouw van het nieuwe tankenpark voor de opslag en overslag van chemische producten van SEA-MOL te Antwerpen. Tijdens de procedure van de omgevingsvergunning zal het ontwerp van het project-MER ter inzage liggen en nadien goedgekeurd worden.

Page 23: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING

II RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING

Page 24: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.1

1. S ITUERING VOLGENS BE STEMMINGSPLANNEN

SEA-MOL is gelegen aan de Rostockweg te Antwerpen. Een weergave van de ligging van het bedrijf op een orthofoto en topografische kaart kan teruggevonden worden in bijlage 1 (Figuur XIV-2 en Figuur XIV-3).

In Figuur XIV-4 is een uittreksel uit het betrokken gewestplan1 opgenomen met aanduiding van de site van SEA-MOL . SEA-MOL bevindt zich volgens het gewestplan in industriegebied. De site situeert zich tevens binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’, meer bepaald in een zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Volgens de stedenbouwkundige voorschriften is dit gebied bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en voor distributie-, opslag-, overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Een uittreksel van het gewestelijk RUP met aanduiding van de site wordt weergegeven in Figuur XIV-5.

De inrichting wordt volledig omgeven door industriegebied. De zuidelijke bedrijfsgrens valt samen met de kade aan het Leopolddok. Aan de overkant van het Leopolddok, is het gebied eveneens bestemd als industriegebied.

1. OVERIGE S ITUERING

1.1 S I T U E R I N G ten opzichte van overstromingsgebieden

Op Figuur XIV-6 is te zien dat het terrein niet gelegen is in een mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied.

1.2 S I T U E R I N G ten opzichte van waterwingebieden

Het dichtstbijzijnde waterwingebied met bijhorende beschermingszones (type I, II en III) is gelegen ten noordoosten van SEA-MOL op een afstand van meer dan 9 km.

1.3 A F S T A N D T O T D E G R E N Z E N V A N H E T V L A A M S E G E W E S T

De meest nabije grens van Vlaanderen wordt gevormd met het buurland Nederland. De minimale afstand van SEA-MOL tot de Nederlandse grens bedraagt meer dan 10 km (in noordwestelijke richting).

2. TOEGANGSWE GEN

Figuur XIV-7 geeft de situering van SEA-MOL op het stratenplan van openstreetmap weer. Hierop is af te leiden dat de toegang tot de inrichting zowel over het land als over het water mogelijk is. Ten zuiden van de site is het Leopolddok gesitueerd en dit dok vormt hiermee de toegang tot het water.

De toegang over het land kan zowel over de weg als over het spoor. Via de weg is de inrichting vanaf de E34/N49 en R2 bereikbaar. Ontsluiting in zuidelijke richting is er via de ring van Antwerpen met de E19, de E313 en de E17. In noordelijke richting is er via de A12 aansluiting naar Nederland.

Ten noorden van de site van SEA-MOL ligt de spoorwegbundel Kongo die toegang geeft tot het spoorwegnet in de haven.

1 Het betreft meer bepaald het gewestplan Antwerpen

Page 25: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.2

3. NABIJE OMGEVING

3.1 G E B I E D E N M E T W O O N F U N C T I E

De meest nabije woonkernen zijn deze van Ekeren ten noordoosten van SEA-MOL op ongeveer 1.960 m afstand en deze van Luchtbal op ca. 2.400 m ten oosten. Op ruimere afstand (> 3 km) ten zuiden worden de woonkern van Linkeroever en ten noordoosten deze van Merksem aangetroffen.

3.2 K W E T S B A R E L O C A T I E S

Binnen een straal van 3 km van SEA-MOL bevinden zich diverse kwetsbare locaties (scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingsinstellingen). Tabel II. 1 geeft een overzicht van deze locaties. Er bevinden zich geen ziekenhuizen binnen een straal van 3 km rondom de projectlocatie. Figuur XIV-8 geeft de kwetsbare locaties weer in de ruime omgeving van SEA-MOL .De volgende legende is van toepassing op Tabel II. 1: K = Kleuterschool; BO = buitengewoon onderwijs; L = Lagere school; R = Rust- en verzorgingsinstelling; H = Hogeschool.

Tabel II. 1: Overzicht kwetsbare locaties

Naam Type Adres Richting Afstand

Stedelijke basisschool Willem Tell K + L Kruisboogstraat 49, Antwerpen NO 2.400 m

Hogere Zeevaartschool H Noordkasteel-Oost 6, Antwerpen ZO 2.600 m

Stedelijke basisschool Willem Tell K Elzasweg 14, Antwerpen ZO 2.800 m

De Leerexpert Schoolstraat BO Sint-Annastrand 57, Antwerpen Z 2.800 m

Vrije gesubsidieerde Buso – school De Ark

BO Manchesterlaan 49, Antwerpen OZO 2.800 m

Stedelijke Basisschool – Optimist L Quebecstraat 3, Antwerpen OZO 2.800 m

De Leerexpert Ertbrugge BO Wandeldijk 17, Antwerpen Z 2.900 m

Stedelijke Basisschool – Optimist K Doctor Decrolystraat 2, Antwerpen OZO 2.900 m

Vrije Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs – Sint-Jozefinstituut

BO Canadalaan 252, Antwerpen OZO 2.900 m

WZC Sint-Vincentius R Dorpstraat 32, Antwerpen (Ekeren) ONO 3.000 m

GAW Ottawa Antwerpen R Santiagostraat 1, Antwerpen OZO 3.000 m

GAW Santiago Antwerpen R Canadalaan 27, Antwerpen OZO 3.000 m

3.3 B E D R I J V E N

Een overzicht van de bedrijven in de nabije2 omgeving van SEA-MOL wordt gegeven in Tabel II. 2:

2 binnen een straal van een 500-tal meter

Page 26: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING p. II.3

Tabel II. 2: Overzicht voornaamste bedrijven in de omgeving.

Industrie Activiteiten Richting* Afstand*

Waagnatie Opslag, overslag, goederenbehandeling N – O - W Buurbedrijf

Belfruco Transport, distributie logistiek N Buurbedrijf

Vollers Transport en opslag van goederen, producten en grondstoffen

O Buurbedrijf

New Holland Agriculture Landbouwmachines O Buurbedrijf

Antwerp Container Company Containeropslag, containertransport W Buurbedrijf

Liquid Solutions Transport W 500 m

3.4 N A T U R A 200 0 E N N A T U U R G E B I E D E N

Figuur XIV-9 toont de vogel- en habitatrichtlijngebieden in de ruime omgeving van SEA-MOL en Figuur XIV-10 de VEN-gebieden. Uit deze figuren blijkt dat onderstaande gebieden zich binnen een straal van 3 km rondom SEA-MOL bevinden.

• Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ is gelegen op ca. 2 km van de site. Dit betreft een zeer verspreid habitatrichtlijngebied langsheen de Scheldeoevers. Dit habitatrichtlijngebied omvat eveneens het VEN-gebied ‘De Slikken en Schorren langsheen de Schelde’. Ten zuidwesten van de inrichting, op ca. 3 km, bevindt zich het vogelrichtlijngebied ‘De Kuifeend en de Blokkersdijk’, wat samenvalt met het VEN-gebied ‘De Blokkersdijk’ en het erkend natuurreservaat ‘Blokkersdijk’.

• Op 1,5 km ten noorden van de inrichting is het VEN-gebied ‘De Kuifeend’ gesitueerd. Dit gebied overlapt met het erkend natuurreservaat ‘Bospolder, Ekers Moeras en Muisbroekbos’. Het VEN-gebied ‘De Oude Landen en Bospolder’ is gelegen op 2,5 km ten noordoosten van de site. Dit gebied overlapt met het erkend natuurreservaat ‘Oude Landen’.

3.5 B E S C H E R M D E M O N U M E N T E N E N L A N D S C H A P P E N

Binnen een straal van 2 km rond het projectgebied bevindt zich geen beschermd erfgoed (monument/landschap). Volgende lijnrelicten, relictzones en puntrelicten liggen binnen een straal van 2 km rondom de projectsite:

• Lijnrelict: ‘Schelde’ (ca. 1.900 m ten ZW);

• Relictzone: ‘Vormingsstation Antwerpen Noord en Muisbroek’ (ca. 1.750 m ten NO van de site) en ‘Brakwaterschorren van de Schelde’ (ca. 1.850 m ten ZW van de site);

• Puntrelict: ‘Toren van Wilmarsdonk’ (ca. 1.180 m ten N) en ‘Kerk van Oosterweel’ (ca. 1.190 m ten Z).

Er zijn geen ankerplaatsen gelegen op een afstand minder dan 2 km van de inrichting.

Page 27: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN

III JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN

Page 28: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.1

Tabel III. 1: Ruimtelijk ordeningsrecht

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Gewestplan De gewestplannen leggen de bestemmingen van de gronden in Vlaanderen vast.

JA Conform het gewestplan is het projectgebied gelegen in zone met als bestemming industriegebied. Deze bestemming legt geen beperkingen op voor het project.

GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen

Het GRUP omvat een afbakening van het zeehavengebied Antwerpen. JA Het bedrijfsterrein is gelegen binnen het zeehavengebied. Het GRUP bevestigt eveneens de bestemming volgens het gewestplan t.h.v. het terrein. Dit betekent dat er vanuit ruimtelijke planning geen (directe) beperkingen zijn voor het project.

Bijzonder Plan van Aanleg (BPA)

Dit plan geeft de bestemming en het gebruik van de gronden in bepaalde delen van Vlaanderen weer

NEE Op de locatie van de inrichting is geen BPA van toepassing.

Vlaamse codex Ruimtelijke ordening (in voege sinds 1/9/2009, gewijzigd met OVD-decreet 25 april 2014)

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is een coördinatie van het vroegere decreet ruimtelijke ordening. In deze codex en bijhorende uitvoeringsbesluiten is o.a. bepaald voor welke activiteiten een stedenbouwkundige vergunning dient aangevraagd te worden.

JA Het project betreft ook stedenbouwkundige handelingen die dienen vergund te worden via een omgevingsvergunningsaanvraag.

Stedenbouwkundige verordening betreffende hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, … (5/07/2013)

De verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden.

JA In het kader van het project worden extra verhardingen voorzien.

Page 29: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.2

Tabel III. 2: Milieubeheerrecht

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Decreet natuurbehoud (d.d. 21/10/1997 en latere wijzigingen) – incl. bijhorende uitvoeringsbesluiten

Het decreet vormt de basis voor de afbakening van VEN-gebieden en legt verbods- en gebodsbepalingen voor handelingen in VEN-gebied, vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied alsmede de verplichting tot het uitvoeren van een habitattoets m.b.t. speciale beschermingszones.

NEE Het project is gelegen op ruime afstand van speciale beschermingszones. Het meest nabije VEN-gebied bevindt zich op een afstand van ca. 1,5 km t.o.v. het projectgebied.

Vogelrichtlijn (79/409/EEG met uitbreiding 85/411/EEG)

De vogelrichtlijn heeft tot doel de instandhouding te bevorderen van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd.

NEE Het meest nabije vogelrichtlijngebied is gelegen op een afstand van ca. 3 km t.o.v. het projectgebied.

Habitatrichtlijn (92/43/EEG)

De habitatrichtlijn heeft tot doel om de biologische diversiteit te waarborgen door het in stand houden van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend en maatregelen voor deze zones opgelegd.

NEE Het meest nabije habitatrichtlijngebied is gelegen op een afstand van ca. 2 km t.o.v. het projectgebied.

Onbevaarbare waterlopen

Regelt onder meer de bepalingen betreffende de ‘buitengewone werken van verbetering of wijziging’ aan waterlopen.

NEE Het project omvat geen werken of wijzigingen van een waterloop.

Bosdecreet Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen. Regelt ook kappingen, vergunningsvoorwaarden en compensaties.

NEE Er zullen in het kader van dit project geen bomen gekapt worden.

Onroerend erfgoeddecreet (12/07/2013) en onroerend erfgoedbesluit (16/05/2014) en latere wijzigingen

Het Onroerenderfgoeddecreet en -besluit bevatten de werkinstrumenten om bouwkundig erfgoed, archeologie, stads- en dorpsgezichten en erfgoedlandschappen te beschermen en te beheren.

NEE Het project heeft geen wijziging van erfgoed tot gevolg.

Page 30: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.3

Tabel III. 3: Milieubeschermingsrecht

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Bodemdecreet (27/10/06) en Vlarebo (14/12/2007)

Via het bodemsaneringsdecreet en het Vlarebo worden kwaliteitsnormen voor bodem en grondwater vastgelegd, alsmede de regeling m.b.t. uitvoeren van onderzoeken en sanering van gronden. Hoofdstuk X van het Vlarebo stelt de regeling m.b.t. het hergebruik van uitgegraven bodem vast.

JA Op het terrein zijn verschillende inrichtingen aanwezig die beschouwd worden als risico-inrichting m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging.

Grondwaterdecreet (24/1/1984)

Vaststellen principes inzake bescherming en beheer van grondwater. NEE In de nabijheid van de inrichting is geen beschermingszone voor grondwaterwinning gelegen.

Besluit m.b.t. het afleveren van een vergunning voor watervang (3/5/1991)

Via dit besluit worden de procedures en regelingen m.b.t. het winnen van oppervlaktewater vastgelegd.

NEE Er is geen captatie van oppervlaktewater uit het kanaal.

Kwaliteitsdoelstellingen oppervlaktewater / aanduiding bestemming oppervlaktewater (8/12/1998)

Vastleggen van de doelstellingen waaraan de kwaliteit van oppervlaktewateren dienen te voldoen, rekening houdend met de bestemming van het oppervlaktewater.

JA Het project omvat de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater.

Decreet integraal waterbeleid (18/7/2003)

Via het decreet worden de doelstellingen en instrumenten m.b.t. integraal waterbeleid. Dit omvat o.m. het verplicht uitvoeren van een watertoets in het kader van de vergunningverlening.

JA Het project omvat de lozing van afvalwater in oppervlaktewater.

Besluit Vlaamse Regering voor wat betreft milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waterbodem en grondwater (21/05/2010)

Dit besluit legt nieuwe milieukwaliteitsnormen vast voor oppervlaktewateren, waterbodem en grondwater.

JA Het project omvat de lozing van afvalwater in oppervlaktewater.

Page 31: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.4

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Omgevingsvergunnings-decreet (25/04/2014), omgevingsvergunnings-besluit (27/09/2015) en het besluit aanwijzing Vlaamse en provinciale projecten omgevingsvergunning (13/02/2015).

Het omgevingsvergunningsdecreet beoogt een efficiënte, doelgerichte en geïntegreerde vergunningverlening die bijdraagt tot de doelstellingen vermeld in artikel 1.1.4 VCRO en artikel 5.1.3 DABM. Dit impliceert dat de twee sporen van de stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning worden verlaten van zodra een project zowel stedenbouwkundige handelingen als de exploitatie van ingedeelde inrichtingen/activiteiten omvat. De vergunningverlenende overheid maakt daarbij een globale beoordeling op ruimtelijk, stedenbouwkundig en milieuvlak.

Het omgevingsvergunningsbesluit en het besluit aanwijzing Vlaamse en provinciale projecten omgevingsvergunning geven uitvoering aan het decreet.

Het omgevingsvergunningsbesluit bepaalt in hoofdzaak de procedures die gevolgd moeten worden bij het aanvragen van een omgevingsvergunning. Het besluit aanwijzing Vlaamse en provinciale projecten bepaalt in hoofdzaak de bevoegde vergunningsverlenende overheid voor bepaalde projecten.

Het omgevingsvergunningsdecreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten traden in werking op 23/02/2017.

JA Het voorliggend project omvat de exploitatie van ingedeelde inrichtingen/activiteiten.

VLAREM II (1/06/1995)

Voorwaarden voor vergunningsplichtige inrichtingen. JA Het project omvat diverse activiteiten die dienen te voldoen aan de voorwaarden van Vlarem II.

VLAREM III (16/05/2014) VLAREM III bundelt sectorale en milieuvoorwaarden voor GPBV

-installaties.

NEE Het project omvat geen GPBV-inrichting.

Decreet Algemene bepalingen inzake milieubeleid (5/04/1995)

Dit decreet regelt o.a. de bepalingen omtrent milieu- en veiligheidsrapportage (titel IV).

JA SEA-MOL is verplicht tot de opmaak van een Milieueffectrapport (MER) en een omgevingsveiligheidsrapport / veiligheidsnota.

Page 32: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.5

Kaderrichtlijn Lucht – richtlijn 2008/50/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (P.B. 11/06/2008)

De kaderrichtlijn lucht legt o.a. kwaliteitsdoelstellingen op.

Opm. Voor diverse parameters zijn de kwaliteitsdoelstellingen opgenomen in de richtlijn reeds opgenomen in VLAREM II.

JA Het project omvat de emissie van stoffen waarvoor in de kaderrichtlijn lucht kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgelegd.

Industriële Emissie Richtlijn (RIE) (2010/75/EU) (17 december 2010)

De RIE is in werking getreden op 6 januari 2011 en werd door het decreet ‘industriële emissies’ van 28 juni 2012 in Vlaanderen geratificeerd. Met uitzondering van een aantal bepalingen voor welbepaalde bestaande installaties waarvoor de toepassing van de nationale omzettingsmaatregelen mag worden uitgesteld tot op een in de RIE bepaald tijdstip, moeten de nationale omzettingsmaatregelen worden toegepast vanaf 7 januari 2013. De RIE herziet en herschikt de volgende afzonderlijke richtlijnen tot één enkel juridisch instrument: de GPBV-richtlijn, de drie TiO2-richtlijnen, de VOS/oplosmiddelenrichtlijn, de Afvalverbrandingsrichtlijn, de GSI-richtlijn.

NEE SEA-MOL is geen X-ingedeelde inrichting volgens Vlarem II.

Materialendecreet (23/12/2011) en VLAREMA (17/02/2012)

Het materialendecreet vormt de wettelijke basis voor het realiseren van het afvalstoffenbeleid in Vlaanderen.

Het VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen) geeft uitvoering aan het afvalstoffenbeleid van Vlaanderen. Dit besluit regelt de indeling van afvalstoffen, de inzameling, het transport en de verwerking van afvalstoffen, de aanvaardingsplicht van bepaalde soorten afvalstoffen, …

JA SEA-MOL produceert afvalstoffen die afgevoerd worden.

Page 33: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.6

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Besluit energieplanning (14/5/2004)

Het besluit legt specifieke voorwaarden vast voor zogenaamde energie-intensieve inrichtingen (inrichtingen met een primair energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar). Een van de voorwaarden is de verplichting tot het opstellen van een energieplan of een energiestudie.

JA Het primaire energieverbruik van de inrichting zal groter zijn dan 0,1 PJ / jaar.

Besluit verhandelbare emissierechten (14/5/2004)

Vaststellen van specifieke voorwaarden voor BKG-inrichtingen en het vastleggen van een regeling m.b.t. het toekennen van emissierechten.

NEE Het betreft geen BKG-inrichting.

Legionella besluit (9/2/2007)

Vaststellen van voorwaarden ter voorkoming van legionellabesmettingen uitgaande van zogenaamde risico-inrichtingen.

JA Er zullen op de site van SEA-MOL enkel douches aangewend worden die onder het toepassingsgebied van deze wetgeving vallen.

Page 34: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.7

Tabel III. 4: Gewestelijk beleid

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (2011)

Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.

NEE Het terrein is gelegen binnen zeehavengebied, wat impliceert dat de ruimtelijke ontwikkeling gericht is op de uitbouw van de industriële activiteiten.

Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) (18/07/1993)

Afbakening VEN-gebieden. Binnen VEN-gebieden gelden er specifieke voorschriften m.b.t. handelingen die toegelaten zijn binnen dergelijke gebieden.

NEE De inrichting is niet gelegen in VEN-gebied.

Minaplan 4 (2011-2015) Het Minaplan legt de hoofdlijnen vast van het Vlaamse milieubeleid naar de toekomst. Voorlopig is er geen MINA 5 en MINA 4 blijft gelden.

JA Diverse thema’s uit het Minaplan zijn relevant voor het project.

Protocol van Kyoto (1997)

Protocol ter reductie van emissie broeikasgassen Ja SEA-MOL wordt beschouwd als een energie-intensieve inrichting.

Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP) 2de plan 2006-2012/ 3de plan 2013-2020

Beleidsplan ter uitvoering van Kyotoprotocol. Het Vlaams klimaatbeleid na 2012 zal voortbouwen op het VKP 2006-2012 met een derde Vlaams Klimaatbeleidsplan Hierin zullen twee afzonderlijke maar onderling goed afgestemde luiken aanwezig zijn: Het Vlaams mitigatieplan (VMP) en het Vlaams adaptatieplan (VAP)

Ja Zie protocol van Kyoto.

Page 35: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.8

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Protocol van Göteborg

NEC-reductieprogramma (2006)

NEC-richtlijn 2016/2284 tot wijziging van richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van richtlijn 2001/81/EG

De richtlijn 2016/2284 is een herziening van NEC-richtlijn 2001/81/EG. Bij de herziening worden emissieplafonds bepaald voor België die moeten gehaald worden in 2020 en 2030. Er zijn emissieplafonds bepaald voor de parameters SO2, NOx, NMVOS, NH3 en PM2,5. België heeft tot 1 juli 2018 tijd om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen uit de richtlijn te vertalen naar Vlaams en Waalse wetgeving. De richtlijn 2016/2284 bevat bepalingen tot wijziging van richtlijn 2003/35/EG met betrekking tot inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu.

Het NEC – reductieprogramma bevat maatregelen ter realisatie van de doelstellingen van de NEC-richtlijn.

JA De activiteiten van SEA-MOL geven aanleiding tot de emissies van VOS. Wat betreft VOS wordt een reductie van de totale VOS-uitstoot op Vlaams niveau van 70,9 kton beoogd. Ter realisatie hiervan zijn in het NEC-reductieprogramma specifieke maatregelen voor de chemische sector voorzien. Gezien de totale VOS-emissie van SEA-MOL , wordt dan ook specifiek nagegaan welke (aanvullende) emissiereducerende maatregelen haalbaar zijn.

Vlaams stofplan (2005) Beleidsplan ter beperking van de concentratie aan fijn stof NEE De activiteiten van het bedrijf geven geen aanleiding tot relevante emissies van fijn stof

Reductieprogramma gevaarlijke stoffen 2005 (23/10/2005) Besluit Vlaamse Regering inzake milieukwaliteitsnormen (B.S. 21/05/2010)

Het Reductieprogramma gevaarlijke stoffen kadert de diverse elementen van het beleid inzake lozing van gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater.

JA Het voorgenomen project heeft een impact op de te lozen vuilvracht in de ontvangende waterloop. De impact zal in discipline water beoordeeld worden.

Soortenbesluit (01/09/2009)

Het soortenbesluit regelt de bescherming van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, ongewervelde dieren, planten, korstmossen en zwammen. In uitvoering van het soortenbesluit kan de bevoegde minister of de Vlaamse regering voor specifieke soorten of gebieden een soortbeschermingsprogramma opmaken.

JA De activiteiten van SEA-MOL kunnen eventuele effecten veroorzaken op broedvogels, in de omgeving.

Waterbeleidsnota (8/04/2005)

De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid in het Vlaamse Gewest.

JA Het project omvat het lozen van afvalwater

Page 36: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

III. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN p. III.9

Tabel III. 5: Provinciaal beleid

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Ruimtelijke structuurplan provincie Antwerpen (RSPA)

Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Antwerpen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.

NEE Dit plan bevat geen specifieke acties met betrekking tot de industriezone waarin SEA-MOL gelegen is.

Provinciaal milieubeleidsplan provincie Antwerpen

Dit plan werkt rond vier voorname thema’s: water, biodiversiteit, productverbruik en het klimaat. De vooropgestelde acties kaderen nagenoeg volledig binnen het werkingsgebied, de taken en de bevoegdheden van de provincie zelf.

NEE Er zijn geen directe maatregelen van toepassing op het project.

Tabel III. 6: Gemeentelijk beleid

Korte inhoud Relevant? Bespreking relevantie

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan stad Antwerpen

Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad Antwerpen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.

NEE Een doelstelling voor de haven in het ruimtelijk structuurplan is dat de bereikbaarheid van de haven en het logistieke aspecten moeten verbeterd worden, zonder hieromtrent concrete projecten te voorzien. Tevens wordt ook aandacht besteed aan het verbeteren van de interactie tussen de rand van de haven en omliggende dorpen en poldergebieden door het creëren van bufferzones, contactzones, … Gezien het feit dat SEA-MOL niet aan de rand gelegen is, heeft dit geen impact.

Gemeentelijk milieubeleidsplan

Legt de krachtlijnen vast van het gemeentelijk milieubeleid naar de toekomst.

NEE In het gemeentelijk milieubeleidsplan wordt specifiek aandacht besteed aan de Haven en industrie. Acties die gericht zijn naar de haven en industrie zijn evenwel geïncorporeerd in wetgeving en/of het milieubeleid op gewestelijk niveau.

Page 37: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VI. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING

IV BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING

Page 38: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.1

1. VOOR GENOMEN PR OJEC T EN WIJZIGINGEN T EN OPZIC HTE V AN DE AC TUE LE SITUA TIE

Figuur XIV-2 (weergegeven in Bijlage 1) toont een luchtfoto van de actuele situatie op de projectsite. Momenteel zijn er verschillende gebouwen, loodsen en verhardingen aanwezig op de van het bedrijf ‘Belgian New Fruit Wharf ‘(BNFW), een fruit- en stukgoedterminal. Alle gebouwen en verhardingen worden afgebroken respectievelijk uitgebroken om plaats te maken voor de nieuwe tankterminal.

Figuur XIV-1 (weergegeven in bijlage 1) bevat een globaal overzichtsplan van de geplande inrichting. Het voorliggend project omvat in hoofdzaak volgende elementen:

- de opslaginstallaties met de 14 nieuwe tankenparken (TP5100, TP5200, TP5300, TP5400, TP5500, TP5600, TP5700, TP5800, TP6600, TP6700, TP6800, TP6900, TP7100 en TP7200);

- een opslagzone voor 1.800 20 ft- ISO-containers (2 tot 3 hoog gestapeld).;

- een administratief gebouw;

- een parking;

- 7 aanmeerplaatsen voor verlading van zee- of binnenschepen;

- 7 verlaadzones voor tank-/vrachtwagens (per verlaadzone is er plaats voor 6 tank-/vrachtwagens);

- 6 verlaadzones voor spoorwagons;

- de nutsinstallaties met o.m. buffertanks, een verdeelinstallatie (voor de bevoorrading van eigen bedrijfsvoertuigen) met bijbehorende opslag van diesel, een tank voor behandeld water (stadswater), een opslagplaats voor vaten, werkplaats, magazijn (voor o.a. de opslag van lege verpakkingen), stookinstallaties, een brandweerlokaal en substations met bijhorende transformatoren.

Deze elementen worden in §IV2 meer in detail besproken.

Page 39: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.2

2. BESC HRIJVING VA N DE INSTA LLA TIE S EN PR OCED ÉS

2.1 A A R D C H E M I S C H E V L O E I S T O F F E N

Het gamma aan producten dat zal worden opgeslagen bij SEA-MOL is divers en varieert in functie van het marktaanbod. In bijlage L2 () wordt er een niet-limitatief overzicht gegeven van de representatieve gevaarlijke stoffen in opslag bij SEA-MOL en zijn voorts de belangrijkste eigenschappen van deze stoffen opgenomen.

De keuze voor de opslag van een product in een bepaalde tank houdt uiteraard verband met zowel de fysische en chemische eigenschappen van een product als de uitrusting van de tank. Er dient eveneens rekening gehouden te worden met de geldende voorwaarden in de omgevingsvergunning en met de heersende vraag van de markt.

2.2 B U L K O P S L A G C H E M I S C H E V L O E I S T O F F E N

OP BOU W T A N K E N P A RK E N

In de nieuwe terminal zullen de tanks gegroepeerd zijn in 14 tankenparken (TP5100, TP5200, TP5300, TP5400, TP5500, TP5600, TP5700, TP5800, TP6600, TP6700, TP6800, TP6900, TP7100 en TP7200). Meer specifiek zal de nieuwe terminal bestaan uit 13 tankenparken met elk 12 tanks en 1 tankenpark met 8 tanks.

De tankenparken zijn op hun beurt telkens voorzien van een inkuiping, bestaande uit gewapend beton (bodem en wanden) waarvan de inhoud in overeenstemming is met de betrokken eis3 van Vlarem.

De inkuipingen zijn door middel van tussenmuren verdeeld in ‘compartimenten’. Elke inkuiping met 12 tanks wordt voorzien van 2 tussenmuren (compartimenten). De inkuiping met 8 tanks wordt uitgerust met 1 tussenwand. De hoogte van de tussenmuren is zodanig dat binnen elk van de compartimenten van de tankenparken tenminste de inhoud van de betrokken grootste tank kan opgevangen worden.

De volumes van de tanks variëren van 1.000 m³ tot 3.000 m³, waarbij de hoogte voor alle tanks 18 meter bedraagt. Voor de waterinhouden van de individuele tanks en de totale waterinhoud van alle tanks in de tankenparken samen voor de bulkopslag voor derden wordt verwezen naar bijlage L3.

Inzake het tonnage in opslag kan bijkomend opgemerkt worden dat de typische producten in opslag een relatief lage densiteit hebben zodat een gemiddelde densiteit van de opgeslagen producten van 1 ton/m³ de maximale opslaghoeveelheid in de terminal geeft. Als de densiteit van de producten hoger zou zijn, zal een lagere vullingsgraad worden gerealiseerd waardoor de totale hoeveelheid in ton gelijk blijft.

Alle tanks zijn uitgerust met een ademventiel ter beperking van de emissies (-0,25/10 kPa). De 164 tanks zijn allen voorzien van een vast dak. Een aantal tanks zijn voorzien van wand- en dakisolatie (verwarmde tanks).

AF V OE R H E M E L W A T E R

Er zal één pomp worden geïnstalleerd in elk ‘compartiment’ voor de afvoer van hemelwater uit de inkuipingen. Deze pompen zijn aangebracht ter hoogte van een opvangput. Het hemelwater dat in een compartiment terechtkomt, wordt afgeleid naar deze opvangputten. Bij de afvoer van de pomp wordt de pijpleiding opgesplitst in twee pijpleidingen, elk voorzien van een klep. Beide kleppen bevinden zich buiten het ‘compartiment’ en zullen altijd veilig toegankelijk zijn. Eén leiding wordt aangesloten op het hemelwaterriool met lozing op Leopolddok. De andere leiding wordt aangesloten op de afvalwaterbuffertank. Na analyse van de samenstelling van het opgevangen hemelwater kan de uiteindelijke bestemming van het opgevangen hemelwater worden bepaald: ofwel richting de buffertank ofwel richting de dokken. Bij afwezigheid van verontreinigingen wordt het hemelwater geloosd in het Leopolddok. Bij vastgestelde verontreiniging wordt het water in de buffertanks afgevoerd naar een externe verwerking.

3 d.i. tenminste gelijk aan de helft van de opslagcapaciteit van de tanks in de betrokken inkuiping, of tenminste gelijk aan de capaciteit van de grootste tank vermeerderd met 25% van de rest van de capaciteit van de tanks in dezelfde inkuiping

Page 40: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.3

LA A D - E N L OS I N S T A L L A T I E S

Ten zuiden van elk tankenpark zal er zich een losplaats voor vrachtwagens bevinden. Elke twee tankenparken, dus 24 tanks, worden aangesloten op 1 vrachtwagenlaadstation met 6 vrachtwagenplaatsen. Elke vrachtwagenpositie zal worden uitgerust met maximaal 4 laadarmen, zodat op deze manier elke tank voorzien is van een laadarm. Het is mogelijk dat er een alternatieve koppeling wordt gebruikt waarbij er 1 lijn per 2 tanken wordt voorzien. De 12 of 24 lijnen gaan door naar een treinlaadstation met 2x3 treinwagonposities. De railpositie wordt voorzien van maximaal 4 laadarmen (totaal maximaal 12/24 laadarmen). De 24 productlijnen lopen door naar de kade in een slangentoren voor binnenschepen of SGV (Sea Going Vessels) afhankelijk van de locatie.

Elke tank of elke twee tanks is/zijn bijgevolg voorzien van een leiding die aftakt naar het station voor vrachtwagens, treinwagons en een slangentoren voor binnenschepen of SGV (Sea Going Vessels) afhankelijk van de locatie.

Lossing vanuit een schip naar een tank en vanuit een tank naar een schip is voor elke tank mogelijk. Hiertoe zijn 7 steigers (ST1 tot en met ST7) voorzien.

ISO-C ON T A I N E RS

Verder wordt er ook een opslagzone voor 1800 20’ ISO-containers (2 tot 3 hoog gestapeld) voorzien op de site. Hierbij wordt er bij deze situatie uitgegaan dat indien de producteigenschappen het niet toelaten om 3-lagig te stapelen er minder isotainers op het terrein aanwezig zijn. Daarnaast kunnen er ook 40 Ft-isotainers aanwezig zijn. Ook hier geldt dat dit steeds aanleiding geeft tot een lager aantal aanwezige containers gezien er kan gerekend worden met 2 20-FT containers per 40-Ft-container.

Het betreft opslag van zowel niet-gevaarlijke als gevaarlijke ingedeelde producten.

De vrachtwagens van en naar het containerpark rijden de site binnen via de hoofdingang. Wanneer ze aankomen aan het containerpark zal een reachstacker de containers van de trailer nemen en deze stapelen op de voorziene opslagruimte. Deze reachstacker blijft steeds binnen deze zone functioneren. De lege vrachtwagen rijdt nadien terug naar de Rostockweg om vervolgens zo de site te verlaten.

2.3 B U L K O V E R S L A G C H E M I S C H E V L O E I S T O F F E N

2.3.1 Algemeen

De belangrijkste overslagactiviteiten betreft het laden en lossen van transportmiddelen voor het vervoer over de weg, het spoor en het water.

Voor de opslagtanks wordt de verdeling4 voor het laden en lossen volgens vervoerswijze (modal split) weergegeven in Tabel IV. 1.

4 In praktijk kan de verdeling fluctueren en zal de reële verdeling mede door de vraag van de betrokken klant(en) bepaald worden.

Page 41: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.4

Tabel IV. 1: Verdeling voor het laden en lossen per vervoerswijze voor de opslagtanks

Omschrijving Geplande situatie (366.000 m³)

(m³/jaar) (%) (#)

Totale aanvoer 3.660.000 100 6.482

Aanvoer in schepen 3.037.800 83 1.105

Aanvoer in tankwagens 146.400 4 4.880

Aanvoer in spoorwagons 475.800 13 397

Totale afvoer 3.660.000 100 41.548

Afvoer in schepen 1.610.400 44 586

Afvoer in tankwagens 1.207.800 33 40.260

Afvoer in spoorwagons 841.800 23 702

Met betrekking tot de aanvoer kan, o.b.v. bovenstaande tabel, gesteld worden dat de aanvoer grotendeels via het schip plaats zal vinden. Dit is vanzelfsprekend voor een terminal in de haven gelegen aan een dok. Aangaande de afvoer van vloeistoffen in bulk kan gesteld worden dat dit in hoofdzaak per schip en via de weg zal gebeuren.

Voor de ISO-containers is er een opslag voorzien van 54.000 m³. Hiervan zal ongeveer 80% aan- en afgevoerd worden m.b.v. vrachtwagen en 20% via spoor.

Tabel IV. 2: Verdeling voor het laden en lossen per vervoerswijze voor de ISO-containers

Omschrijving Geplande situatie (54.000 m³)

(m³/jaar) (%) (#)

Totale aanvoer 540.000 100 3.220

Aanvoer in schepen - 0 -

Aanvoer in tankwagens 432.000 80 14.400

Aanvoer in spoorwagons 108.000 20 90

Totale afvoer 540.000 100 3.220

Afvoer in schepen - 0 -

Afvoer in tankwagens 432.000 80 14.400

Afvoer in spoorwagons 108.000 20 90

Voor de geplande situatie wordt gewerkt met een ‘Turn over factor’ van 10. Dit wil zeggen dat 10 keer alle tankvolumes wordt ververst gedurende het hele jaar (doorzet van 7,3 miljoen m³/jaar). Ook voor de ISO-containers wordt er gerekend met een ‘Turn over factor’ van 10.

Page 42: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.5

Wanneer rekening gehouden wordt met de gemiddelde aan- en afgevoerde hoeveelheden per transportmiddel dan kan eveneens het aantal transporten per transportmiddel op jaarbasis begroot worden. Deze zijn weergegeven in Tabel IV. 1: (opslagtanks) en Tabel IV.2 (ISO-containers) voor de geplande situatie. Dit komt neer op jaarlijks:

• Aanvoer: max. 1.105 scheepstransporten, 19.280 tankwagens en 487 transporten via spoor;

• Afvoer: max. 586 scheepstransporten, 54.660 tankwagens en 792 transporten via spoor.

Dit betekent voor de geplande situatie dat worst case, gerekend kan worden met gemiddeld 73.940 tankwagens per jaar (19.280 ingaande tankwagentransporten en 54.660 uitgaande tankwagentransporten). Rekening houdend met 260 werkdagen per jaar en 12 werkuren per dag komt dit neer op 284 in- en uitgaande tankwagentransporten per dag of 23 in- en uitgaande tankwagentransporten per uur.

2.3.2 Ver lading sc hepen

De 24 productlijnen lopen door naar de kade in een slangentoren voor binnenschepen of SGV (Sea Going Vessels).

Voor verlading van zee- en binnenschepen zijn 7 steigers (ST1 tot en met ST7) voorzien. Met deze steigers zullen maximaal 7 zeeschepen of 7 binnenschepen gelijktijdig kunnen worden verladen.

Het lossen van de schepen in een vaste opslagtank gebeurt door middel van de scheepspompen waarbij het product door de leidingen vanaf het schip tot aan de betrokken tank gepompt wordt. Het laden van de schepen gebeurt met behulp van de pomp die ter hoogte van de betrokken tank staat. De pompen zijn opgesteld aan de vloeistofdichte laad- en loszones ten zuiden van de tankenparken (zie Figuur XIV-1 in bijlage 1).

Voor de verbinding tussen de tank en de steiger gaat het om een leiding (1 leiding per tank of 1 leiding per 2 tanken), om een productleiding (1 leiding per tank of 1 leiding per 2 tanken) ofwel om een non-dedicated leiding die derwijze geconstrueerd is dat ze makkelijk gereinigd kan worden. De non-dedicated leidingen worden vóór gebruik steeds eerst gereinigd, gecontroleerd op zuiverheid en compatibiliteit van het te verpompen product en afgeperst met stikstof (of lucht). Op deze leidingen is telkens het leidingnummer aangebracht. Het gebruik van non-dedicated leidingen en de daaraan gekoppelde reinigingen wordt tot een minimum beperkt.

2.3.3 Ver ladi ng tankwagens

Voor de toekomende tankwagens is er ter hoogte van de ingang van het bedrijfsterrein een ruime wachtplaats op het bedrijfsterrein voorzien. Hier kunnen tankwagens parkeren in afwachting van het vervullen van de formaliteiten om vervolgens toelating te krijgen om de slagboom te passeren.

In totaal zullen er 7 verlaadzones voor tankwagens aanwezig zijn op de site (per verlaadzone is er plaats voor 6 tankwagens).

BE L A D I N G

De belading van de tankwagens gebeurt met een pomp (één of twee per tank) die zich naast de kuipmuur van het betrokken tankenpark situeert. Voor de verbinding tussen een tank en de verlaadplaats is er telkens een laadarm aanwezig. Het is mogelijk dat er een alternatieve koppeling wordt gebruikt waarbij er 1 lijn per 2 tanken wordt voorzien.

Het laden gebeurt in de meeste gevallen door middel van bovenbelading. Dit betekent dat door middel van een laadpijp de tankwagen langs de opening(en) aan de bovenzijde wordt gevuld. Afhankelijk van de eigenschappen van het product kan de belading ook gebeuren door middel van onderbelading, dit wil zeggen via een aansluiting onderaan de tankwagen met een slang.

Page 43: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.6

De verlaadzones zijn voorzien van vloeistofdichte vloeren uit beton. In geval van incidentele lekken ter hoogte van deze zone worden de lekvloeistoffen via het interne rioleringsnet verzameld. Dit kan met behulp van opvanggoten rondom de verlaadzone of met goten tussen de verlaadplaatsen. Beide types monden uit in een pompput. Incidenteel gelekte vloeistoffen worden vanuit de pompput via een bovengrondse leiding naar de buffertank voor afvalwater gepompt, waarna het voor externe verwerking wordt afgevoerd.

LOS S I N G

Bij de lossing van een tankwagen worden de tankwagens door middel van een laadarm of slang verbonden met de tank en wordt het te lossen product, via de pomp die langs de kuipmuur opgesteld staat, overgepompt in de van toepassing zijn de tank. Lossing van een tankwagen kan zowel via boven- als onderlossing.

Tijdens het lossen worden de tankwagens gestald op vloeistofdichte standplaatsen die uitgerust zijn met een opvanginrichting (pompput). In geval van lekken worden de lekvloeistoffen opgevangen in een pompput (contaminatieput). Vanuit deze pompput worden de opgevangen vloeistoffen naar de buffertank voor afvalwater gepompt. Bij normale werking vinden er geen lekkages plaats, enkel bij incidentele spills kan er product vrijkomen. Bij eventuele grote lekken worden de opgevangen vloeistoffen afgevoerd voor externe verwerking.

2.3.4 Ver lading spoorwagons

In totaal zullen er 6 verlaadzones voor spoorwagons voorzien zijn. De lijnen, één van elke tank/pomp, van één laad- en loszone gaan door naar 1 treinlaadstation met 2x3 treinwagonposities. De railpositie wordt voorzien van maximaal 4 laadarmen (totaal maximaal 24 laadarmen). Een andere layout waarbij 1 lijn per twee tanken/pompen voorzien wordt, is ook mogelijk.

Gezien de methodiek voor het beladen en het lossen van spoorwagons overeenkomt met die gebruikte technieken voor het beladen en lossen van vrachtwagens, wordt voor de overslagwijze van spoorwagons verwezen naar de beschrijving voor tankwagens in §IV2.3.3.

2.4 E M I S S I E B E P E R K E N D E M A A T R E G E L E N

De maatregelen die worden toegepast om de emissies tijdens op- en overslagactiviteiten te reduceren, zijn afhankelijk van de aard van de op- en overgeslagen vloeistoffen. In functie van de werkbaarheid zijn de maatregelen gebundeld per productgroep en kunnen er ‘standaard op- en overslagomstandigheden’ worden opgesteld. Het steeds toepassen van deze standaarden vormt de basis van de emissiebeperkende maatregelen. Er kunnen, afhankelijk van het te lossen/beladen product, steeds bijkomende maatregelen worden genomen.

Voor de bespreking van de emissiebeperkende maatregelen wordt verwezen naar deel IX §2.6.1.5.

Page 44: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.7

3. ANDERE NU TSV OORZ IENINGE N EN ONDER STEU NE NDE AC TIVITEITE N

ST OO M P R OD U C T I E

Er wordt een stoominstallatie voorzien die stoom zal leveren voor de opwarming en het op temperatuur houden van producten die op een hogere temperatuur moeten opgeslagen worden.

Op de site worden 2 grote (2x 2,5 MW) en 1 kleine (1 MW) stoomketels voorzien, dewelke gevoed worden met aardgas. De stoom wordt vanuit de stoomketel verdeeld via een intern bovengronds net. De stoomproductie wordt gevoed met stadswater. Hiervoor wordt een watertank van 10 m3 voorzien als buffervat.

E L E K T RI C I T E I T

De tankterminal voorziet geen eigen stroomproductie en is voor de toelevering van stroom aangewezen op het openbare elektriciteitsnetwerk. Om een interne stroomvoorziening met een geschikte spanning zullen er meerdere transformatoren geplaatst worden. Onder meer komt er een transformator voorzien ter hoogte van het gebouw voor nutsvoorzieningen en ter hoogte van het administratief gebouw (400V).

Ook ter hoogte van de pompplaten zal er steeds een substation voorzien worden die uitgerust worden met 2 transformatoren. Eén transformator van 15,75kV/690V zal gebruikt worden als voeding voor de variabele frequentie sturing van de hoofdpompen. Een tweede transformator van 960V/400V wordt voorzien onder meer de kleinere pompen, verlichting en bepaalde nutsvoorzieningen.

Algemeen kan vermeld worden dat systemen die elektrische energie vereisen voor de werking ervan (vb. verlichting) in een veilige toestand komen bij het wegvallen van deze energievoorziening, dan wel uitgerust zijn met een back-up (vb. met batterijen). Daarnaast wordt, waar mogelijk, steeds rekening gehouden met beperkende maatregelen op vlak van stroomverbruik. Hier kunnen de pompen met variabele frequentie sturing als voorbeeld aangehaald worden.

PE RS L U C H T

Een persluchtinstallatie wordt voorzien voor de bediening van afsluitkleppen. Deze persluchtinstallatie wordt voorzien van een voldoende groot buffervat om het elektriciteitsverbruik van de compressor te beperken.

ST I K S T OF

Stikstof wordt gebruikt voor meerdere doeleinden, onder meer als stuurgas, als inertisatiemiddel voor de opslag in tanks, voor het vloeistofvrij en droog maken van leidingen en om leidingen af te drukken. De verdeling binnen de terminal zal gebeuren via een bovengronds leidingwerk.

DRI N K W A T E R

Voor het drinkwater (leidingwater) is er een ondergronds verdeelnet met verdeling naar administratieve gebouwen en nooddouches. De nooddouches zijn aangesloten op het leidingwater.

VE RW A RM I N G A D M I N I S T RA T I E F G E B OU W

Voor de verwarming van het administratief gebouw wordt gebruik gemaakt van een stookinstallatie. Deze installatie zal op het aardgasnetwerk worden aangesloten.

WA C H T ZON E / P A RK I N G V RA C H T W A G E N S

Op het bedrijfsterrein worden 84 wachtzones voor tankwagens/tankcontainers voorzien. Deze wachtzones dienen als tijdelijke wachtzones waar de voertuigen kunnen parkeren in afwachting van de administratieve afhandeling van de transportdocumenten. Er worden zones voor en na de slagboom voorzien en dit in het kader van aanvoer en afvoer per vrachtwagen.

Page 45: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IV. BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING p. IV.8

VE RD E E L I N S T A L L A T I E

Op het terrein wordt 1 verdeelinstallatie voorzien ter bevoorrading van de interne voertuigen. De tank (met verdeelinstallatie) is een dubbelwandige, bovengrondse houder die in overeenstemming is met de betrokken eisen van Vlarem.

BRA N D W E E RL OK A A L

In het brandweerlokaal worden onder andere de eigen brandweerwagen met toebehoren gestald.

OP S L A G RE S T P RO D U C T

Eventueel restproduct afkomstig van de op- en overslagactiviteit in de terminal kan in vaten worden opgeslagen in afwachting van een regelmatige afvoer.

Er zal hiervoor een locatie conform de VLAREM vereisten voor opslag van ‘waste IBC’s voorzien worden. Dit zal door middel van specifiek hiervoor uitgeruste containers gebeuren. Hierin is een opvangruimte voor eventueel gelekte vloeistoffen voorzien.

OP S L A G P ROD U C T E N I N E E N H E I D S V E RP A K K I N G E N /M O BI E L E H OU D E RS V OO R E I G E N G E BRU I K

In functie van de eigen bedrijfsvoering worden een aantal producten in eenheidsverpakkingen of mobiele houders opgeslagen.

• Technische gassen

Enkele technische gassen, zoals zuurstof (+-2.000 liter) en acetyleen (+-2.000 liter), zullen opgeslagen worden in gasflessen in een loods op de site.

Stikstof wordt opgeslagen in vaste bovengrondse houders van +-50.000 liter (2 à 3 houders per utility-gebouw).

• Hulpstoffen ten behoeve van stoomproductie

De hulpstoffen betreffen typisch producten voor waterconditionering zoals antifouling- of corrosiebestrijdingsmiddelen. Sommige van deze producten zijn ingedeeld als milieugevaarlijk.

• Varia

- onderhoudsproducten (typisch reinigingsmiddelen, oliën, ...);

- thermische vloeistoffen voor warmteoverdracht in warmtewisselaars;

- smeeroliën van pompen.

Page 46: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN

V MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN

Page 47: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.1

1. WATERHUISH OU DING EN EMISSIE S NAAR OPPERV LA KTEW ATER

1.1 A L G E M E N E W A T E R B A L A N S

De waterhuishouding van SEA-MOL wordt schematisch weergegeven in Tabel V. 1 en Tabel V. 2Tabel V. 2: wordt de algemene waterbalans van het bedrijf weergegeven in de geplande situatie. Dit betreft een inschatting, gezien het een nieuwe inrichting betreft.

Tabel V. 1: Schematische weergave waterhuishouding SEA-MOL

Page 48: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.2

Tabel V. 2: Algemene waterbalans in de geplande situatie

geplande situatie

IN UIT

m³/jaar m³/jaar

Leidingwater

Reiniging 14.000 B - -

Stoomproductie 24.439 B - -

Spoelwater voorbehandeling leidingwater (demineralisatie)

15.000 B - -

Sanitair 1.561 B - -

Totaal leidingwater 55.000 B - -

Hemelwater

Inkuipingen tankenparken 96.376 B - -

Zones rechtstreeks aangesloten op afvalwatertank (pompplaten, laad- en loszones, slangentorens)

15.183 B - -

Parking + isotainer zones 64.256 B - -

Daken en wegenis (excl. administratief gebouw)

66.995 B - -

Administratief gebouw gebruikt voor sanitaire doeleinden

935 B - -

Bedrijfsafvalwater

Potentieel verontreinigd hemelwater - - 27.242 B

Spoelwater voorbehandeling (demineralisatie)

- - 15.000 B

Spui stoomketel1 - - 3.666 B

Condensaflaten2 - - 14.093 B

Totaal bedrijfsafvalwater (geloosd in dok) - - 60.000 B

Externe afvoer afvalwater reiniging - - 14.000 B

Sanitair afvalwater na IBA lozing in dok - - 2.496

Externe afvoer bedrijfsafvalwater - - 1.434 B

Niet verontreinigd hemelwater - - 145.846 B

Hemelwaterverliezen - - 68.288 B

Stoomverliezen - - 6.681 B

Totaal 298.744 298.744

1: de spui van de stoomketel wordt geschat op ca. 15% van het waterverbruik voor stoom.

2: de opgevangen condens van het stoomcircuit zal naar de buffertank voor bedrijfsafvalwater gestuurd worden.

Page 49: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.3

1.2 L E I D I N G W A T E R

Leidingwater is onder normale omstandigheden de belangrijkste bron van watervoorziening voor SEA-MOL . Het leidingwaterverbruik in de geplande situatie kan ingeschat worden op ca. 55.000 m3 per jaar. Leidingwater wordt aangewend voor volgende doeleinden:

• Bevoorrading sanitaire installaties (ca. 3% van het totale verbruik)5;

• Stoomproductie (ca. 45% van het totale verbruik);

• Voorbehandeling leidingwater (ca. 27% van het totale verbruik);

• reinigen opslagtanks (ca. 25% van het totale verbruik)6.

1.3 H E M E L W A T E R

Het hemelwater dat wordt opgevangen op het administratief gebouw (ca. 1.100 m2) wordt aangewend voor sanitaire doeleinden (spoelen toiletten). Zo zal er jaarlijks ca. 655 m3 hemelwater in een hemelwaterput van 10 m³ worden opgevangen.

De rest van het opgevangen hemelwater (op potentieel verontreinigde oppervlakken, inkuipingen, daken en wegenis) worden afgevoerd naargelang hun samenstelling als potentieel verontreinigd hemelwater of als niet verontreinigd hemelwater.

1.4 S A N I T A I R A F V A L W A T E R

De sanitaire installaties die gebruikt worden door het personeel van SEA-MOL en de vrachtwagenchauffeurs zullen aangesloten worden op een IBA (individuele behandeling van afvalwater) en samen met het water van de douches en wasbakken van de overige gebouwen geloosd worden in het Leopolddok, gescheiden van het bedrijfsafvalwater.

1.5 B E D R I J F S A F V A L W A T E R

1.5.1 Herkomst

Bedrijfsafvalwater is afkomstig van:

(1) Spoelen opslagtanks

Naar aanleiding van een productwissel wordt een opslagtank gereinigd met water. ‘Tankcleaning’ zal steeds door een externe firma uitgevoerd worden en de hiervan afkomstige spoelwaters zullen afgevoerd worden voor externe verwerking. Door de afvoer van het afvalwater wordt deze stroom niet meegerekend in de hoeveelheid bedrijfsafvalwater ten behoeve van de impactbepaling in dit MER.

(2) Regeneratie voorbehandelingsinstallaties leidingwater

Leidingwater dat aangewend wordt voor de stoomproductie wordt gedemineraliseerd (onthard). Het afvalwater dat hierbij ontstaat, wordt opgevangen en verpompt naar de buffertank voor afvalwater.

(3) Spui stoomketel

Ten gevolge van verdampingsverliezen treedt er een accumulatie van zouten op in het water gebruikt voor stoomproductie. Om het gehalte aan zouten onder controle te houden, wordt er periodiek water gespuid uit het stoomcircuit. Het spuiwater wordt opgevangen en verpompt naar de buffertank voor afvalwater.

5 Het betreft hier o.a. de douches, kraanwater en toiletten. 6 Deze gegevens betreffen inschattingen op basis van ervaringen bij andere terminals.

Page 50: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.4

(4) Condensaflaten

In het stoomcircuit ontstaat condens, dat afgevoerd wordt naar de afvalwaterbuffertanks.

(5) (Potentieel) verontreinigd hemelwater

Het (potentieel) verontreinigd hemelwater bestaat uit 2 deelstromen, zijnde hemelwater dat afstroomt van de (vloeistofdichte) laad- en loszones, pompplaten en slangentorens en hemelwater afkomstig uit inkuipingen van de tankenparken waarvan, na controle, gebleken is dat dit verontreinigd is. Dit potentieel verontreinigd hemelwater wordt afgevoerd naar de buffertank voor het afvalwater. Wanneer na analyse blijkt dat dit niet geloosd kan worden (wanneer de lozingsnormen niet gehaald kunnen worden), zal dit afvalwater afgevoerd worden voor externe verwerking.

a) Laad- en loszones

De laad- en loszones voor tankwagens zijn allen overdekt en voorzien van een vloeistofdichte vloer. Elke laad- en loszone wordt voorzien van een drainagesysteem om eventuele lekken, regenwater (dat door sterke wind onder het dak terecht komt) en bluswater af te leiden naar een contaminatieput. Voor elke 3 laadstations zal een contaminatieput voorzien worden met een grootte van 1 tankwagen (30 m³). De put zal via een klep verbonden worden met de buffertank voor afvalwater.

Voor de laad- en loszones van treinwagons (railcars) wordt hetzelfde concept gebruikt als hierboven beschreven, enkel zal de contaminatieput een inhoud hebben van 80 m³ (is de inhoud van één ‘railcar’).

In het geval er een lek zou plaatsvinden, zal de contaminatieput geleegd worden door een erkend verwerkingsbedrijf. In het geval van brand kunnen de pompen en kleppen manueel geopend worden, waarna de verontreiniging en het bluswater opgevangen wordt in de buffertank voor afvalwater.

De slangentorens aan het dok zullen zo geconstrueerd worden dat lekken tot een minimum zijn beperkt. De leidingen en slangen worden meestal vóór gebruik steeds eerst gereinigd, gecontroleerd op zuiverheid en compatibiliteit van het te verpompen product en afgeperst met stikstof. Om morsen te voorkomen zijn onder de slangen roestvrijstalen lekbakken voorzien. Elke lekbak wordt via een klep aangesloten op waste-IBC’s. Ook de pompplaten zijn voorzien van lekbakken die eveneens aangesloten zijn op waste-IBC’s.

• Hemelwater laad- en loszones, pompplaten, slangentorens

De hoeveelheid verontreinigd hemelwater dat vanuit de laad- en loszones, pompplaten, slangentorens wordt afgevoerd, wordt als volgt bepaald:

verharde opp. laad- en loszones, pompplaten, slangentorens x 0,85 m³/m².jaar x 0,95

waarbij: nieuw voorziene verharde opp. laad- en loszones, pompplaten, slangentorens = 17.862 m² (o.b.v. cijfers

aangeleverd door exploitant)

0,85 m³/m².jaar = gemiddelde neerslaghoeveelheid in België

0,95 = arbitrair gekozen waarde, waarbij verondersteld wordt dat 95% van al het afvalwater dat terecht komt in

de afvalwaterbuffertank geloosd wordt in het Leopolddok.

Er wordt geen reductiefactor gehanteerd voor de begroting van initiële verliezen (bevochtigings- en

verdampingsverliezen en verliezen t.g.v. plasvorming) gezien dit hemelwater onmiddellijk via het

drainagesysteem naar de buffertank voor het afvalwater gevoerd wordt.

b) Inkuipingen tankenparken

Hemelwater en eventuele verontreinigingen (vb. oliecontaminatie van tankwagens) dat terechtkomt in de vloeistofdichte tankparken, wordt gecontroleerd op verontreiniging. Indien er geen verontreiniging van de terminal wordt vastgesteld, wordt het hemelwater verpompt richting het Leopolddok. Indien wel een verontreiniging wordt vastgesteld, wordt dit verontreinigd hemelwater verpompt richting de buffertank voor afvalwater. Na analyse kan de uiteindelijke bestemming van het mogelijk verontreinigd hemelwater worden

Page 51: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.5

bepaald. Indien na analyse blijkt dat er parameters in hogere concentraties dan de lozingsnorm voorkomen, wordt het afvalwater extern afgevoerd. Indien niet, wordt het bedrijfsafvalwater geloosd in het dok.

Voor de inkuiping van de opslagtanks, werd voldoende volume voorzien voor het bluswater volgens VLAREM II en de tankparken richtlijn.

• Hemelwater inkuipingen

De hoeveelheid verontreinigd hemelwater dat vanuit de inkuipingen wordt afgevoerd, wordt als volgt bepaald:

verharde opp. inkuipingen x 0,85 m³/m².jaar x 0,20 * 0,7 *0,95

waarbij: nieuw voorziene verharde opp. inkuipingen = 113.383 m² (o.b.v. cijfers aangeleverd door exploitant)

0,85 m³/m².jaar = gemiddelde neerslaghoeveelheid in België

0,20 = arbitrair gekozen waarde, waarbij verondersteld wordt dat 20% van al het hemelwater dat terecht komt

in de inkuipingen als verontreinigd kan beschouwd worden.

0,7 = reductiefactor gehanteerd voor de begroting van initiële verliezen (bevochtigings- en

verdampingsverliezen en verliezen t.g.v. plasvorming).

0,95 = arbitrair gekozen waarde, waarbij verondersteld wordt dat 95% van al het afvalwater dat terecht komt in

de afvalwaterbuffertank geloosd wordt in het Leopolddok.

1.5.2 Loz ing van bedr i j f safvalwater in he t Leopolddok

In de actuele situatie is SEA-MOL nog niet gevestigd op het terrein, waardoor er door SEA-MOL geen water geloosd wordt.

In de geplande situatie zal SEA-MOL het bedrijfsafvalwater lozen via één lozingspunt in het Leopolddok. Het maximaal geloosde debiet dat verwacht wordt bedraagt ca. 246 m³/uur, 738 m³/dag en 60.000 m³/jaar.

Bedrijfsafvalwater zal afgevoerd worden voor externe verwerking indien het parameters bevat in concentraties hoger dan de geldende lozingsnormen.

Voor een verdere bespreking van het geloosd bedrijfsafvalwater en de lozingsnormen wordt verwezen naar deel IX §1.

1.6 N I E T V E R O N T R E I N I G D H E M E L W A T E R

Niet verontreinigd hemelwater, dat valt op niet verontreinigde wegenis en op de daken van de laad- en loszones en overige gebouwen op de site, wordt aangesloten op de hemelwaterriolering en vervolgens geloosd in het Leopolddok. Ter hoogte van de lozingspunten bevinden zich wel afsluiters zodat bij een eventuele spill niet afgewaterd wordt naar het dok.

De parkeerplaatsen en opslagzone voor ISO-containers (isotainers) zullen voorzien worden van een drainagesysteem. Om oliecontaminatie naar de bodem en/of het grondwater te voorkomen, zal het water van deze parkings en opslagzones d.m.v. gravitatie afwateren naar een olie/water-afscheider. Olie zal worden afgevoerd naar een externe verwerking. Het overige water van de olie/water-afscheider zal na analyse worden afgevoerd naar het Leopolddok. Ter hoogte van het lozingspunt bevindt zich een afsluiter zodat bij een eventueel lek niet afgewaterd wordt naar het dok. De olie/water-afscheider zal in dit geval geledigd worden door een extern erkend verwerkingsbedrijf.

Page 52: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.6

• Hemelwater daken en wegenis (excl. volume afkomstig van het administratief gebouw dat gebruikt wordt voor sanitair)

De hoeveelheid hemelwater die afstroomt van deze verharde oppervlakken werd als volgt berekend:

(verharde opp. daken/wegenis – dak administratief gebouw) x 0,85 m³/m².jaar * 0,7

waarbij: nieuw voorziene verharde opp. daken/wegenis = 78.818 m² (o.b.v. cijfers aangeleverd door exploitant)

0,85 m³/m².jaar = gemiddelde neerslaghoeveelheid in België

0,7 = reductiefactor gehanteerd voor de begroting van initiële verliezen (bevochtigings- en verdampingsverliezen en

verliezen t.g.v. plasvorming).

• Hemelwater parking en isotainer zones

De hoeveelheid hemelwater die afstroomt van deze verharde oppervlakken werd als volgt berekend:

(verharde opp. parking + isotainer zones) x 0,85 m³/m².jaar * 0,7

waarbij: nieuw voorziene verharde opp. parking + isotainer zones = 75.595 m² (o.b.v. cijfers aangeleverd door exploitant)

0,85 m³/m².jaar = gemiddelde neerslaghoeveelheid in België

0,7 = reductiefactor gehanteerd voor de begroting van initiële verliezen (bevochtigings- en verdampingsverliezen en

verliezen t.g.v. plasvorming).

• Hemelwater inkuipingen

Zoals hoger gesteld wordt hemelwater dat terechtkomt in de vloeistofdichte tankparken, voor verpomping gecontroleerd op verontreiniging. Indien er geen verontreiniging van de tankenparken wordt vastgesteld, wordt het hemelwater verpompt richting het Leopolddok als niet verontreinigd hemelwater. Indien wel een verontreiniging wordt vastgesteld, wordt dit verontreinigd hemelwater verpompt richting de buffertank voor afvalwater.

De hoeveelheid niet verontreinigd hemelwater dat vanuit de inkuipingen wordt afgevoerd, wordt als volgt bepaald:

verharde opp. inkuipingen x 0,85 m³/m².jaar x 0,80 * 0,7

waarbij: nieuw voorziene verharde opp. inkuipingen = 113..383 m² (o.b.v. cijfers aangeleverd door exploitant)

0,85 m³/m².jaar = gemiddelde neerslaghoeveelheid in België

0,80 = arbitrair gekozen waarde, waarbij verondersteld wordt dat 80% van al het hemelwater dat terecht komt in

de inkuipingen als niet verontreinigd kan beschouwd worden.

0,7 = reductiefactor gehanteerd voor de begroting van initiële verliezen (bevochtigings- en verdampingsverliezen

en verliezen t.g.v. plasvorming).

1.7 O P V A N G B L U S W A T E R

Bij brand in een tankenpark zal het bluswater in de vloeistofdichte inkuiping van het betrokken tankenpark worden opgevangen. Vanuit de inkuiping kan het verzamelde bluswater gecontroleerd afgevoerd worden voor externe verwerking. Aanvullend dient hierbij vermeld te worden dat alle rioleringen die uitmonden in het dok, bijvoorbeeld in het geval van calamiteiten van een grote omvang, afgesloten kunnen worden met een manuele afsluiter ter hoogte van het dok waardoor de ongecontroleerde lozing van verontreinigde bluswaters vermeden wordt.

Page 53: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.7

2. LUCH TEMISSIES

De mogelijks relevante luchtemissies bij SEA-MOL omvatten:

✓ VOS-emissies vanuit tanks; ✓ VOS-emissies door beladen van transportmiddelen; ✓ Fugitieve VOS-emissies; ✓ Verbrandingsemissies vanuit stoomketels; ✓ Emissies van de stookinstallatie; ✓ Emissies vanuit dieselmotoren; ✓ Emissies vanuit de thermische nabehandelingseenheid; ✓ Transportemissies.

In deel IX §2 worden deze verschillende emissies begroot en besproken.

3. GELUIDSE MISSIE S

De relevante bijkomende geluidsemissies zijn afkomstig van:

• Pompen;

• Laadposten;

• Bijkomende aanwezigheid van schepen;

• Voertuigbewegingen (auto’s, vrachtwagens, treinen, andere voertuigen, …)

• Bijkomende DVI;

• Bijkomende gaswasser.

In deel IX §3 worden de emissies begroot en hun impact ingeschat.

4. R I S ICO-ACTIVITEITEN M E T BE TREKKING TOT BODE M EN GR ONDWA TER

4.1 A A N W E Z I G E R I S I C O A C T I V I T E I T E N E N B O D E M B E S C H E R M E N D E M A A T R E G E L E N

R I S I C O -A C T I V I T E I T E N

Alle opslagtanks worden bovengronds voorzien met een Vlarem conforme inkuiping en overvulbeveiliging.

De geplande risico-activiteiten op de site van SEA-MOL m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging omvatten verschillende Vlarebo activiteiten. Op basis van deze Vlarebo-activiteiten is een bodemonderzoek van de site om de 10 jaar verplicht.

4.2 B O D E M B E S C H E R M E N D E M A A T R E G E L E N

De mogelijke impact m.b.t. bodem- en grondwater t.g.v. de exploitatie van de terminal houdt verband met ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging te wijten aan infiltratie van chemicaliën in de bodem en het grondwater.

Om dit laatste te voorkomen worden er beschermende maatregelen voorzien. Deze worden hieronder beknopt toegelicht.

Page 54: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.8

OP S L A G F A C I L I T E I T E N

De tanks zullen worden opgesteld in tankenparken. De tanks zijn op een betonnen (vloeistofdichte) fundering geconstrueerd, waarbij er een asfaltlaag tussen de tank en de betonnen fundering is voorzien en staan opgesteld in een betonnen inkuiping waarvan de inhoud in overeenstemming is met de betrokken eis van Vlarem.

Eventuele lekvloeistoffen zullen steeds binnen de vloeistofdichte inkuipingen worden opgevangen en van hieruit verpompt worden naar een buffertank, waarna het afgevoerd wordt voor externe verwerking.

OV E RS L A G A C T I V I T E I T E N

Alle 7 laad- en loszones voor tankwagens en treinwagons zijn overdekt en uitgerust met een vloeistofdichte verharding. Eventuele lekvloeistoffen worden via goten afgevoerd naar opvangputten en van hieruit verpompt naar de buffertank voor afvalwater. Van hieruit wordt het ofwel afgevoerd voor externe verwerking ofwel geloosd in het Leopolddok.

De slangentoren is zo geconstrueerd dat lekken tot een minimum zijn beperkt. De leidingen en slangen worden voor elke verlading gecontroleerd op compatibiliteit van het te verpompen product en afgeperst met stikstof. Om morsen te voorkomen zijn onder de slangen roestvrijstalen lekbakken voorzien.

LE I D I N G E N

Productieleidingen (leidingen gebruikt voor het transport van chemicaliën) zullen allen bovengronds worden uitgevoerd. Bij lekken ter hoogte van een leiding zal de lekvloeistof ofwel in het tankenpark eronder ofwel op de verharde vloer rond de tankenparken terecht komen. De afvoer in deze gevallen werd hoger reeds beschreven. Ook de stoom naar de buffertanks zal bovengronds plaatsvinden.

Riolering en transport van afvalwater zal ondergronds uitgevoerd worden.

OV E RI G E

Niet verontreinigd hemelwater, dat valt op niet verontreinigde wegen (wachtzones tankwagens en parking voor werknemers) en op de daken van de laad- en loszones en overige gebouwen op de site, wordt aangesloten op de hemelwaterriolering en vervolgens (vertraagd) geloosd in het Leopolddok.

Ter hoogte van de lozingspunten bevinden zich wel afsluiters zodat bij een eventuele spill niet afgewaterd wordt naar het dok. De kans dat een vat of een wachtende tankwagen lekt, is vrij klein en door de genomen maatregelen zal een bijkomende bodem- en grondwaterverontreiniging bij een ‘occassionele spill’ tot een minimum beperkt worden.

Page 55: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.9

4.3 U I T G E V O E R D E B O D E M O N D E R Z O E K E N

In Tabel V. 3 worden de relevante, reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op de projectsite opgesomd.

Tabel V. 3: Uitgevoerde bodemonderzoeken op de site

Jaar type Titel percelen Auteur

24.11.2000 OBO Oriënterend bodemonderzoek Hessenatie: Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231x5 (Leopolddok 214)

Soresma nv

28.06.2001 OBO Oriënterend bodemonderzoek Hessenatie: Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231h5 (Leopolddok 210)

Soresma nv

28.06.2001 BBO Beschrijvend bodemonderzoek Hessenatie: Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231x5

Soresma nv

22.01.2002 BSP Bodemsaneringsproject Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231x5 (Leopolddok 214)

Soresma nv

04.02.2002 OBO Actualisatie oriënterend bodemonderzoek Hessenatie: Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231x5 en 231h5

Soresma nv

22.02.2005 OBO Oriënterend bodemonderzoek Hessenatie: Leopolddok K214 Antwerpen

15de afdeling sectie C 231x5 (Leopolddok 214)

Soresma nv

03.11.2006 OBO Actualisatie oriënterend bodemonderzoek Vloeberghs nv Antwerpen (Lubeckweg kaai 220-234, 2030 Antwerpen)

15de afdeling sectie B perceelnr. 135/03E, 135a4, 70/8, 70/9, 70k2 en 70E3 (Hansadok 230/234)

15de afdeling sectie C perceelnr. 218C3 (Leopolddok 220/230)

E.S.A. bvba

22.12.2006 EEO Eindevaluatieonderzoek 15de afdeling sectie C 231x5 (Leopolddok 214)

Soresma nv

06.07.2010 OBO Oriënterend bodemonderzoek Vloebergs nv Antwerpen

218E3 (was voorheen 218C3), 70L3 en 70K3

Architeam

RE S U L T A T E N V A N D E L A A T S T E BO D E M O N D E RZ OE K E N

Recentste besluit perceel 218E3, 70L3 en 70K3 – OBO 2010 (Leopolddok 220/228)

Na analyse van de stalen zijn concentraties boven de richtwaarde vastgesteld voor zware metalen, minerale olie en PAK’s in het vaste deel van de aarde ter hoogte van het aanvulmateriaal. Deze verhoogde concentraties worden beschouwd als een historische verontreiniging omdat aangenomen wordt dat zij veroorzaakt zijn door aanbrenging van aanvulmateriaal, ten tijde van 1930.

De historische verontreiniging met minerale olie (lichtere fracties), xylenen en naftaleen in het vaste deel van de aarde en het grondwater is volledig gesaneerd en is een eindverklaring voor bekomen.

Page 56: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.10

Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er geen duidelijke aanwijzing is dat de verhoogde concentraties een ernstige bodemverontreiniging vormen voor mens of milieu. Bijgevolg moet er geen beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd worden. Dit kadastraal perceel kent geen asbestrisico.

5. ENERGIE

Een overzicht van de ingeschatte energieverbruiken voor de nieuwe terminal van SEA-MOL wordt weergegeven in Tabel V. 4. Hieruit kan afgeleid worden dat het primaire energieverbruik van de inrichting groter zal zijn dan 0,1 PJ per jaar, waardoor het een energie-intensieve inrichting betreft.

Tabel V. 4: Energieverbruik bij SEA-MOL in de geplande situatie

Energie Jaarenergieverbruik (MWh) (Primaire) energie (GJprim) Procentuele verdeling (%)

Aardgas 41.647 149.927 22,8

Stoom 6.627 26.509 4,0

Elektriciteit 53.345 480.102 73,1

Totaal 101.618 656.539 100

6. MOBILITEIT

De transporthuishouding is gekoppeld aan één van de hoofdactiviteiten van de terminal, nl. de overslag van vloeistoffen voor derden. De belangrijkste overslagactiviteiten betreffen het laden en lossen van schepen (zeeschepen en binnenschepen/barges), tankwagens/containers en spoorwagons.

In deel IV §3.3 worden de transporten in de geplande situatie ingeschat.

SEA-MOL zal in de geplande situatie 7 aanlegplaatsen ter beschikking hebben voor het laden en lossen van schepen, nl. steigers ST1 t.e.m. ST7.

De site is over de weg te bereiken vanaf Rostockweg en de N180 Noorderlaan, welke vervolgens aansluiting geeft naar de A12 en E19.

SEA-MOL voorziet de aansluiting op een NMBS-spoorlijn voor de aan- en afvoer van producten via spoorwagons. Deze spoorwagons worden op het stuk spoorlijn van SEA-MOL gerangeerd, waar uitsluitend transport voor SEA-MOL plaatsvindt.

Er worden verschillende maatregelen getroffen om het verkeer op een veilige manier te laten verlopen op de site:

- circulatieplan (eenrichtingsverkeer voor tank-/vrachtwagens); - parking voor wachtende tank-/vrachtwagens; - de wegen op de site worden breed genoeg voorzien voor het verkeer op de site; - extra treinrails voor treinen; - geen enkele weg zal voorzien worden via een laadstation.

Bijkomend wordt er voorzien in de permanente aanwezigheid van een brandweerwagen en een getraind preventie team op de site.

Page 57: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

V. MILIEUASPECTEN EN PROJECTGEÏNTEGREERDE MILIEUMAATREGELEN p. V.11

7. AFVA LSTOFFE N

De nieuwe tankterminal zal verschillende afvalstromen generen. Deze omvatten o.a. PMD, glas, houtafval, papier- en kartonafval, afvalvaten en bedrijfsafval (huishoudelijk). Alle afvalstoffen worden afgevoerd via een erkend overbrenger en extern verwerkt door een erkend verwerker. Er wordt maximaal ingezet op recyclage of nuttige toepassingen.

Page 58: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VI. TE BESCHOUWEN SITUATIES p. VI.1

VI TE BESCHOUWEN SITUATIES

Page 59: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VI. TE BESCHOUWEN SITUATIES p. VI.2

1. ACTUELE / REFERENTIESITUATIE

In de actuele situatie (2020) heeft SEA-MOL nog geen activiteiten op de site en is het bedrijf BNFW aanwezig.

De referentiesituatie geeft een beschrijving van de milieukwaliteit zonder dat SEA-MOL actief is. Het betreft de toestand van het studiegebied naar dewelke gerefereerd wordt in het kader van de effectvoorspelling.

Rekening houdend met bovenstaande kan gesteld worden dat de actuele situatie gelijk is aan de referentiesituatie.

2. GEPLANDE SITUATIE

De geplande situatie omvat de ontwikkeling van een nieuwe tankterminal. Het voorliggend project omvat in hoofdzaak volgende elementen:

- de opslaginstallaties met de 14 nieuwe tankenparken (TP5100, TP5200, TP5300, TP5400, TP5500, TP5600, TP5700, TP5800, TP6600, TP6700, TP6800, TP6900, TP7100 en TP7200);

- een opslagzone voor 1.800 ISO-containers (2- of 3—lagig, afhankelijk van de gevaarseigenschappen);

- een administratief gebouw;

- een parking;

- 7 aanmeerlocaties voor verlading van zee- of binnenschepen;

- 7 verlaadzones voor tank-/vrachtwagens (per verlaadzone is er plaats voor 6 tank-/vrachtwagens);

- 6 verlaadzones voor spoorwagens;

- de nutsinstallaties met o.m. buffertanks, een verdeelinstallatie (voor de bevoorrading van eigen bedrijfsvoertuigen) met bijbehorende opslag van diesel, een tank voor behandeld water (stadswater), een opslagplaats voor vaten, werkplaats, magazijn (voor o.a. de opslag van lege verpakkingen), stookinstallaties, een brandweerlokaal en substations met bijhorende transformatoren.

3. AANLEGFA SE PROJEC T De aanlegfase omvat enerzijds de fase tijdens sloop van de bestaande gebouwen, loodsen en verhardingen op de site en anderzijds de fase tijdens de opbouw van de nieuwe tankterminal.

Bij de aanleg van de nieuwe terminal zullen eerst grondwerken worden uitgevoerd. Bronbemaling wordt enkel voorzien bij de bouw van het ondergrondse opvangbakken en kelders van de ‘utility’ gebouwen. Voor de bouw van de tankenparken (funderingen, inkuipingen,…) zal geen bemaling noodzakelijk zijn.

Na het aanleggen van funderingen worden de tanks gebouwd, parallel met de inkuiping van de tankenparken. Vervolgens wordt alle nodige piping voorzien. Ten slotte worden elektronische componenten en instrumentatie voorzien. De verwachte doorlooptijd van de bouw van de tankenparken bedraagt 2 jaar voor de eerste twee tankenparken en vervolgens 18 maanden per 2 extra tankenparken.

De funderingen van alle grote infrastructuren zullen op palen worden geplaatst.

Indien relevant zullen effecten van de aanlegfase bij de respectievelijke disciplines in hoofdstuk IX besproken worden.

Page 60: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VII. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN

VII BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN

Page 61: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VII. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN p. VII.1

1. NULA LTERNA TIE F

Het nulalternatief voor de exploitatie-activiteiten van SEA-MOL behelst het behoud van de actuele situatie zonder uitvoering van het project.

Momenteel is er een toenemende vraag om de opslag van (gevaarlijke) chemische vloeistoffen uit te besteden aan bedrijven die hierin gespecialiseerd zijn. Bij opslag in een specifiek voor opslag uitgeruste inrichting kan een betere beheersing van de daaraan verbonden kosten en risico’s7 mogelijk zijn.

Om afdoende te kunnen anticiperen op deze vraag is het voor SEA-MOL noodzakelijk een nieuwe tankterminal op te richten.

Het nulalternatief is op zich dan ook vanuit bedrijfseconomische overwegingen, geen alternatief.

Dit neemt echter niet weg, dat in het MER de milieueffecten van het nulalternatief binnen de referentiesituatie zullen bestudeerd worden.

2. LOCA TIEA LTERNA TIE F

De vestigingsplaats van de nieuwe terminal van SEA-MOL houdt rechtstreeks verband met de aanwezigheid van het dok en de mogelijkheid tot aan- en afvoer via lichters en zeeschepen. Daarnaast is er ook een goede aansluiting via sporen en het wegennet.

De projectsite situeert zich tevens binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’, meer bepaald in een zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Volgens de stedenbouwkundige voorschriften is dit gebied bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en voor distributie-, opslag-, overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Rekening houdend met bovenstaande past de nieuwe tankterminal van SEA-MOL in de visie van de havenstructuur. Een locatiealternatief wordt bijgevolg niet verder besproken en beschouwd in het voorliggend MER.

3. INRICH TINGSALTERNATIE F

Een inrichtingsalternatief is een alternatief dat erin bestaat binnen eenzelfde projectgebied een andere ruimtelijke configuratie van dezelfde bouwstenen te voorzien.

De voorgestelde inrichting voor de geplande situatie is ruimtelijk gezien de beste inplanting. Alle installaties, gebouwen en tanks worden op een overzichtelijke manier geplaatst, waarbij de beschikbare ruimte optimaal benut wordt en men een geordend geheel van de terminal bekomt.

Een ander inrichtingsalternatief wordt bijgevolg niet besproken.

4. U ITV OERINGSA LTERNA TIEF / BBT

De activiteit van op- en overslag is op zich een zeer eenvoudige activiteit waarvoor de uitvoering, zijnde een opslagtank en de installaties voor overslag, vastligt.

7 Zowel naar veiligheid als milieu

Page 62: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER

NIEUWE TANKTERMINAL LEOPOLDDOK

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VII. BESCHRIJVING VAN OVERWOGEN ALTERNATIEVEN p. VII.2

Mogelijke uitvoeringsalternatieven situeren zich dan ook op het niveau van de maatregelen die genomen (kunnen) worden om de emissies van vluchtige organische stoffen bij op- en overslag te beperken.

Bij keuze van uitvoering wordt rekening gehouden met de van toepassing zijnde BAT-conclusies die SEA-MOL van toepassing zijn. Voor het bepalen van de BBT werden volgende documenten gescreend:

• BREF “Emissions from Storage, European Commission” (2006)

• BBT “Stookinstallaties en stationaire motoren (nieuwe, kleine en middelgrote)” (2012)

Een toetsing aan deze BREF-/BBT-conclusies zijn terug te vinden als bijlage 2.

Page 63: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave:

Revisie: V1

VIII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES

VIII INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES

Page 64: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VIII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES p. VIII.1

In dit deel wordt – vertrekkende van de elementen beschreven in delen IV en VI – per milieudiscipline een overzicht gegeven van de potentiële ingreep-effectrelaties en in welke mate deze nader onderzoek vereisen in deel IX van het MER.

1. AFBAKE NING REIKWIJDTE ONDERZ OEKE N PER DISCIPLINE

1.1 S L E U T E L D I S C I P L I N E S

1.1.1 Opperv laktewater

Bij de discipline oppervlaktewater wordt in de geplande situatie de impact van de lozingen berekend ten opzichte van de referentiesituatie, meer bepaald ten opzichte van de stroomopwaartse immissieconcentraties van het ontvangende oppervlaktewater. De referentiesituatie wordt besproken bij de bespreking van de huidige kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Door het project zal de waterbalans wijzigen waardoor ook de impact op de ontvangende waterloop kan wijzigen.

1.1.2 Luc ht - luc htverontre inig ing

In de discipline luchtverontreiniging wordt de impact van het bedrijf in de geplande situatie berekend en beoordeeld. Enkel de parameters van belang voor het project worden beschouwd. Parameters die geen wijziging ondervinden door het project worden niet mee in beschouwing genomen.

1.1.3 Geluid en tr i l l ingen

In de discipline geluid worden de nieuwe bronnen naar aanleiding van het project beschreven en de geluidsimpact in de geplande situatie besproken en beoordeeld.

1.2 N E V E N D I S C I P L I N E S

1.2.1 Mens

Aangezien er geen bewoning aanwezig is binnen de straal van 1 km rondom SEA-MOL wordt de discipline mens niet uitgewerkt als sleuteldiscipline (cfr. richtlijnensysteem mens). De coördinator bespreekt kort de effecten van luchtemissies, geluidsemissies en transport door het project.

1.2.2 Biodivers i te it

Ten gevolge van de op- en overslagactiviteiten zijn er eventuele effecten te verwachten door geluidsemissie, wijziging van ruimtegebruik, luchtemissies en wateremissies. In deze discipline worden de effecten van de andere disciplines lucht, geluid en water vertaald naar effecten op biodiversiteit.

1.2.3 Bodem en grondwater

SEA-MOL exploiteert diverse inrichtingen die beschouwd worden als risico-inrichtingen m.b.t. het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging.

Page 65: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VIII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES p. VIII.2

In deel V § 6 is reeds aangegeven welke bodembeschermende maatregelen SEA-MOL heeft voorzien om het risico op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging tot een aanvaardbaar niveau te beperken. In het kader van het nieuwe project wordt niet verwacht dat de effecten naar bodem en grondwater relevant kunnen zijn. De volledige oppervlakte is reeds verhard en dezelfde bodembeschermende maatregelen zullen genomen worden als reeds bestaande maatregelen.

1.3 N I E T R E L E V A N T E D I S C I P L I N E S

De disciplines Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en licht, warmte en elektromagnetische golven zullen in het MER beschouwd worden als niet relevante disciplines en verder niet besproken worden in het MER.

SEA-MOL is volledig gelegen in havengebied, op opgehoogd terrein. Het voorziene project zal enkel het industrieel karakter van de haven versterken en geen effect hebben op het erfgoed. Op de voorziene plaats is wegens de ophoging in het verleden en de geringe diepte van de graafwerken zijn effecten naar archeologie niet te verwachten. Een definitieve conclusie hieromtrent kan gemaakt worden na het afleveren van de archeologienota, beschikbaar in een latere fase van de procedure.

Er worden door het voorziene project geen effecten naar licht, warmte en elektromagnetische golven verwacht. Effecten naar warmte en elektromagnetische golven zijn, door het project, helemaal uit te sluiten. Verlichting wordt voorzien op de terminal. Deze verlichting wordt zo efficiënt mogelijk ingezet voor een veilige betreding van de installatie in het donker en wordt zoveel mogelijk naar beneden gericht. Er zijn zones waar met een sensor (dag nacht gewerkt wordt, andere zones worden manueel aangeschakeld. Ook tijdens de aanlegfase wordt de verlichting naar beneden gericht tijdens werkzaamheden. Lichtverstrooiing is op deze manier uitgesloten.

2. SAME NVA TTE NDE INGRE EP -EFFECTMA TRIX

Het samenvattend ingreep – effectschema is opgenomen in Tabel VIII. 1.

Page 66: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

VIII. INGREEP-EFFECT ANALYSE / AFBAKENING REIKWIJDTE MILIEUDISCIPLINES p. VIII.3

Tabel VIII. 1: Ingreep-effectmatrix

Sleuteldisciplines Nevendisciplines

Omschrijving Oppervlakte-

water Lucht

Geluid en

trillingen

Bodem en

grondwater

Biodiversiteit Mens

AANLEGFASE - OPRICHTING NIEUW TANKENPARK, PARKING, WEGENIS EN ANDERE GEBOUWEN

bouwtechnische

werkzaamheden (+) (+) ? (+) (-) ?

Oprichting op- en

overslaginfrastructuur X (+) ? X (-) ?

EXPLOITATIEFASE

• aan- en afvoer vloeistoffen

aan-/afvoer via de weg X + ? X (-) ?

aan-/afvoer via het

spoor X + ? X (-) X

aan-/afvoer via het

schip ? + ? X (-) X

• op- en overslag van vloeistoffen

opslag in bulk + + ? ? X X

bulkoverslag + + ? ? (-) X

opslag in

eenheidsverpakkinge

n

? ? ? ? X X

• ondersteunende activiteiten

Stoomproductie X + ? X ? X

reiniging van

transportmiddelen en

tanks

+ + X ? (-) X

Dampverwerking X (x) ? X X X

• Uitwerking Klimaatreflex

X + X X X X

Codering:

+ er is een direct negatief effect van lange duur, waarschijnlijk minder relevant

++ er is een direct negatief effect van lange duur, waarschijnlijk relevant

(+) er is een direct negatief effect van korte duur, waarschijnlijk minder relevant

(++) er is een direct negatief effect van korte duur, waarschijnlijk relevant

(-) er is een indirect negatief effect

? er is misschien een negatief effect

X niet relevant

(x) er is een positief effect

Page 67: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING

IX EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING

Page 68: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.1

1. OPPERV LA KTEW ATER

1.1 I N L E I D I N G

1.1.1 Aanpak

Bij de uitwerking van de discipline oppervlaktewater kunnen volgende stappen worden onderscheiden:

a) Afbakening en beschrijving van het studiegebied (in functie van de te onderzoeken elementen) – bespreking huidige kwaliteit ontvangende oppervlaktewater;

Het studiegebied omvat alle waterlichamen waarvan de toestand mogelijk beïnvloed kan worden door het voorliggend project of de activiteit. Voor oppervlaktewater komen enkel activiteiten ter hoogte van Vlaamse waterlichamen en lokale waterlichamen van 1ste orde in beeld. Indien het wijzigingen aan lokale oppervlaktewaterlichamen van 2de orde of niet-gecategoriseerde waterlopen betreft, dient dit wel verder onderzocht te worden wanneer ze een invloed hebben op de eerste groep.

Het bespreken van de huidige kwaliteit van het studiegebied omvat het in kaart brengen van de huidige fysicochemische en ecologische kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater, zijnde het Leopolddok, gezien dit een Vlaams oppervlaktewaterlichaam betreft. Dit gebeurt a.d.h.v. beschikbare meetresultaten en eventueel andere aanvullende informatie. Dit heeft o.m. tot doel om:

(1) informatie aan te leveren m.b.t. de al bestaande belasting van het watersysteem, een element waarmee rekening wordt gehouden bij de effectvoorspelling en –beoordeling;

(2) een kader te vormen waartegen resultaten van effectvoorspellingen kunnen worden afgewogen.

Gegevens ouder dan zes jaar worden niet in beschouwing genomen voor de bespreking van de huidige kwaliteit van het studiegebied.8

In dit deel zullen ook de debieten van de waterloop, op basis waarvan de impactberekening zal worden uitgevoerd, worden besproken.

b) Beschrijving en impactbeoordeling van de actuele situatie:

In dit onderdeel wordt ingeschat of de activiteit in de huidige situatie een achteruitgang van de toestand van het betrokken waterlichaam of het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen voor de toestand van waterlichamen in gevaar brengt. Er is sprake van een achteruitgang van zodra de toestand van ten minste een van de kwaliteitselementen een klasse achteruitgaat, zelfs als die achteruitgang niet tot gevolg heeft dat het oppervlaktewaterlichaam in het algemeen wordt ingedeeld in een lagere klasse. Indien het betreffende kwaliteitselement zich reeds in de laagste klasse bevindt, vormt iedere achteruitgang van dat element een “achteruitgang van de toestand”

Vooreerst worden de effecten op de fysisch-chemische elementen en de specifiek verontreinigende stoffen in de actuele situatie besproken. Deze kunnen in de meeste gevallen berekend worden aan de hand van concentraties en debieten.

Wanneer een klassegrens of norm overschreden wordt, wordt aangenomen dat er ook een effect zal zijn voor de biologische kwaliteitselementen en moeten de effecten daarop besproken worden.

8 Cf. handleiding stappenplan Wezer toets VMM

Page 69: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.2

Effecten op watertemperatuur worden enkel onderzocht bij thermische lozingen.

Om in te schatten of een achteruitgang of het niet halen van doelstellingen zal plaatsvinden, wordt gebruikgemaakt van het stappenplan voor de impactbeoordeling dat opgesteld werd door de VMM.

De bedoeling van deze analyse is om een referentiekader te vormen waartegen de resultaten van de effectbeoordeling in de geplande situatie kunnen worden afgewogen.

c) Beschrijving van de sloop- en aanlegfase:

Dit onderdeel omvat een beschrijving van de sloop- en aanlegfase en een analyse van de impact op het oppervlaktewater.

d) Effectvoorspelling en –beoordeling in de geplande situatie-cumulatief:

In dit onderdeel wordt ingeschat of het voorliggend project cumulatief met de actuele situatie een achteruitgang van de toestand van het betrokken waterlichaam of het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen voor de toestand van waterlichamen in gevaar brengt. Dit gebeurt analoog aan de methodiek die beschreven wordt in bovenstaand onderdeel omtrent de actuele situatie.

e) Milderende maatregelen:

Afhankelijk van de resultaten van de effectvoorspelling en –beoordeling wordt geoordeeld of het al dan niet onderzoeken van milderende maatregelen aangewezen is om de omvang van de potentiële effecten in de geplande situatie terug te dringen. Ook worden milderende maatregelen geëvalueerd voor eventueel relevante lozingen van prioritair (gevaarlijke) stoffen.

Om de impactbeoordeling uit te kunnen voeren zijn toetsingswaarden voor de verschillende parameters vereist. In eerste instantie wordt in volgende paragraaf de toetsingswaarden besproken voor die parameters die relevant zijn in het kader van voorliggend project.

Verder wordt het beoordelingskader toegelicht dat wordt gebruikt om de impact van de lozing van bedrijfsafvalwater te bepalen.

Daarna komen de hierboven onder a) tot e) beschreven items aan bod.

1.1.2 Toets ingswaarden

Binnen de verschillende onderdelen bij uitwerking van de discipline worden (meet- en gemodelleerde) gegevens getoetst aan toetsingswaarden (wettelijk vastgelegde milieukwaliteitsnormen en/of wetenschappelijke doelstellingen).

SEA-MOL loost het bedrijfsafvalwater in het naastgelegen Leopolddok. Het Leopolddok is deel van de Antwerpse havendokken + Schelde-Rijnverbinding en heeft de waterlichaamcode VL05_187 meegekregen. Het betreft een waterlichaam met categorie ‘meer’ en type ‘zeer licht brak meer’. Het waterlichaam heeft het statuut ‘kunstmatig’ meegekregen. Voor kunstmatige waterlichamen is de aanduiding van nuttige doelen niet relevant.

In Tabel IX.1 tot Tabel IX. 3: worden de toetsingswaarden voor de waterkwaliteit van het waterlichaam Leopolddok weergegeven. Dit zijn per parameter de waarden die een goede toestand van het waterlichaam omvatten, zoals weergegeven in Vlarem II-bijlage 2.3.1 voor zeer licht brak meer (Bzl).

Page 70: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.3

AL G E M E E N V E RO N T RE I N I G E N D E P A RA M E T E RS (C ZV , B ZV , Z S , PH, T E M P E RA T U U R )

Tabel IX. 1: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – algemeen verontreinigende parameters

Parameter Toetsingswaarde Evaluatiecriterium

BZV 6 mg O2/l 90-percentielwaarde

CZV 30 mg O2/l

Doorzicht 0,9 m gemiddelde waarde periode april – september (d.i. zomerhalfjaargemiddelde)

pH 6,0 – 9,0 minimum - maximum

Temperatuur 25°C maximum

Impact thermische lozing +3°C maximum

O2-concentratie 6 mg O2/l 10 percentielwaarde

O2-verzadiging 120% maximum

NU T RI Ë N T E N

Tabel IX. 2: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – nutriënten

Parameter Toetsingswaarde Evaluatiecriterium

Totaal stikstof 1,8 mg N/l gemiddelde waarde periode april – september (d.i. zomerhalfjaargemiddelde) Totaal fosfor 0,11 mg P/l

ZOU T G E H A L T E

Tabel IX. 3: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – zoutgehalte

Parameter Toetsingswaarde Evaluatiecriterium

Chloriden 3.000 mg/l 90-percentielwaarde

Sulfaten 400 mg/l Gemiddelde

EC20 15.000 µS/cm 90-percentielwaarde

ME T A L E N

De in bijlage 2.3.1 van Vlarem II opgenomen milieukwaliteitsnormen voor metalen refereren in beginsel naar de opgeloste fracties van metalen. De doelstellingen voor opgeloste fracties kunnen echter m.b.v. de evenwichtspartitiemethode omgerekend worden naar waarden die betrekking hebben op totale gehaltes9. Deze laatste zijn in het besluit opgenomen in de kolom “indelingscriterium GS”. In tabel IX.4 worden enkel de in deze evaluatie relevante metalen opgenomen (dit zijn die metalen waarvoor het bedrijf een norm heeft of wenst aan te vragen). Alle toetsingswaarden refereren naar een jaargemiddelde waarde.

9 Rekening houdend met de partitiecoëfficiënten voor zwevend stof en een standaard zwevend stofgehalte van 30 mg/l (cfr.

mondelinge communicatie VMM).

Page 71: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.4

Tabel IX. 4: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – metalen

Parameter Opgelost (µg/l) Totaal (µg/l)

Arseen 3 5

Cadmium - 0,8

Chroom 5 50

Kobalt 0,5 0,6

Koper 7 50

Lood 1,2 (biobeschikbaar) 50

Nikkel 4 (biobeschikbaar) 30

Zilver 0,08 0,4

Zink 20 200

Merk op: er wordt gerekend met deze toetsingswaarden, daar de lozingsnormen worden uitgedrukt in totale gehaltes aan metalen. Om de impact te berekenen bij de lozing aan de lozingsnormen, is het dus logischer om te vergelijken met de toetsingswaarde voor het totale gehalte. Het is duidelijk uit bovenstaande tabel dat er niet zomaar kan worden vergeleken met de milieukwaliteitsnorm voor opgeloste metalen, daar deze laatste in bepaalde gevallen heel sterk afwijkt van de totale concentraties. Er wordt gekozen om te werken met de toetsingswaarden voor totale concentraties.

MON OC Y C L I S C H E A R OM A T I S C H E K OOL W A T E RS T OF F E N (MAK’ S )

Tabel IX. 5: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – MAK’s

Parameter Toetsingswaarde Evaluatiecriterium

Benzeen 10 µg/l

50 µg/l

jaargemiddelde

maximum

Tolueen 90 µg/l

700 µg/l

jaargemiddelde

maximum

Xyleen 4 µg/l

40 µg/l

jaargemiddelde

maximum

Ethylbenzeen 5 µg/l

50 µg/l

jaargemiddelde

maximum

Styreen 14 µg/l

28 µg/l

PNEC – zoutwater

PNEC - zoetwater

Page 72: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.5

POL Y C Y C L I S C H E A ROM A T I S C H E K OO L W A T E RS T OF F E N (PAK’ S )

In de huidige wetgeving (bijlage 2.3.1 – VLAREM II) zijn individuele kwaliteitsdoelstellingen voor de PAK’s opgenomen.

Voor de parameter indeno(1,2,3-cd)pyreen wordt de jaargemiddelde PNEC- waarde gehanteerd gezien geen milieukwaliteitsnorm voorhanden is. Wanneer er zowel een PNEC-waarde voor zout en zoetwater ter beschikking is, wordt de laagste PNEC-concentratie weerhouden als toetsingswaarde. Benzo(a)pyreen kan beschouwd worden als een marker voor andere PAK’s, maar de milieukwaliteitsnorm kan niet zomaar worden overgenomen voor de andere PAK’s.

Tabel IX. 6: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – PAK’s

Parameter Toetsingswaarde (µg/l – jaargemiddelde)

Toetsingswaarde (µg/l – maximum)

Biotanorm (µg/kg nat gewicht)

Naftaleen 2 130 -

Acenaftyleen 4 - -

Acenafteen 0,06 - -

Fluoreen 2 - -

Fenantreen 0,1 - -

Antraceen 0,1 0,1 -

Fluoranteen 0,0063 0,12 30

Benzo(a)antraceen 0,3 - -

Pyreen 0,04 - -

Benzo(a)pyreen 0,00017 0,27 5

Benzo(b)fluoranteen - 0,017 5

Benzo(k)fluoranteen - 0,017 5

Dibenzo(a,hantraceen 0,5 - -

Benzo(g,h,i)peryleen - 0,0082 5

Indeno(1,2,3-cd)pyreen 0,00027 - 5

Chryseen 1 - -

Page 73: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.6

OV E RI G E

Tabel IX. 7: Toetsingswaarden waterkwaliteit Leopolddok – overige

Parameter Toetsingswaarde Evaluatiecriterium

AOX 40 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Totale detergenten 1.100 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Anionische detergenten 100 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Kationische + niet-ionogene detergenten

1.000 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Dichloormethaan 20 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Fluoride 900 µg/l

-

jaargemiddelde

maximum

Voor volgende parameters zijn sectorale lozingsnormen van toepassing voor SEA-MOL , maar zijn geen toetsingswaarden voorhanden:

- Zwevende stoffen;

- Aluminium;

- IJzer;

- Bezinkbare stoffen;

- TCE extraheerbare apolaire stoffen;

- Vrij cyanide;

- Chroom VI

- Fenolen;

- Kjeldahl stikstof.

Page 74: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.7

1.1.3 Beoordel ingskader s

1.1 .3 .1 Bi jdrage loz ing in worstcase omstandigheden

Om de impact van de lozing in te schatten wordt uitgegaan van het stappenplan dat de VMM opgesteld heeft. Hierbij wordt in eerste instantie nagegaan hoe groot de bijdrage van de lozing is ten opzichte van de toetsingswaarde en dit in worstcase omstandigheden (zie stap 4 van het stappenplan). Hiervoor wordt uitgegaan van de maximale geloosde vuilvracht (norm / aan te vragen norm en vergund of te vergunnen debiet) in combinatie met het laagwaterdebiet van het ontvangende waterlichaam.

De bijdrage van de lozing voor alle relevante parameters t.o.v. de toetsingswaarde na volledige verdunning in het ontvangende oppervlaktewater wordt op volgende manier bepaald:

𝐴𝑏𝑠𝑜𝑙𝑢𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑗𝑑𝑟𝑎𝑔𝑒 =(𝐶𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑛𝑜𝑟𝑚 × 𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑣𝑒𝑟𝑔) + (𝐶𝑆𝑂𝑊 × 𝑄𝑑𝑜𝑘,10%)

𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑣𝑒𝑟𝑔 + 𝑄𝑑𝑜𝑘,10%

− 𝐶𝑆𝑂𝑊

𝑃𝑟𝑜𝑐𝑒𝑛𝑡𝑢𝑒𝑙𝑒 𝑏𝑖𝑗𝑑𝑟𝑎𝑔𝑒 =𝑎𝑏𝑠𝑜𝑙𝑢𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑗𝑑𝑟𝑎𝑔𝑒

𝑡𝑜𝑒𝑡𝑠𝑖𝑛𝑔𝑠𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒

× 100

Waarbij: CSEA-MOL, norm = vergunde concentratie of aan te vragen lozingsnorm voor lozing SEA-MOL

QSEA-MOL, verg = maximaal vergunde dagdebiet lozing SEA-MOL

CSOW = stroomopwaartse concentratie Leopolddok

Qdok,10%= 10-percentiel debiet Leopolddok t.h.v. lozingspunt

Wanneer er voor een parameter zowel een maximale als jaargemiddelde toetsingswaarde gedefinieerd is, wordt in eerste instantie rekening gehouden met de jaargemiddelde toetsingswaarde. Op die manier wordt een worstcase scenario doorgerekend.

Indien de procentuele bijdrage voor een parameter kleiner is dan 10%, kan gesteld worden dat de impact op het halen van de goede chemische en/of ecologische toestand / ecologisch potentieel en op de achteruitgang van de toestand verwaarloosbaar is. Er is geen diepgaander onderzoek vereist voor deze parameters.

Als de procentuele bijdrage voor een parameter echter 10% of meer bedraagt, dient overgegaan te worden naar de volgende stap die de aanvaardbaarheid van de impact op de toestand en het risico op achteruitgang beoordeelt.

1.1 .3 .2 Aanvaardbaarhe id impact in worstcase omsta ndigheden

Om het risico op het niet halen van de doelstellingen en op achteruitgang in worstcase omstandigheden te onderzoeken, wordt nagekeken of de relevante toetsingswaarden stroomafwaarts na volledige verdunning worden gehaald (zie stap 5 van het stappenplan). De stroomafwaartse concentratie na volledige verdunning in het worstcase scenario wordt op volgende manier bepaald:

𝐶𝑆𝐴𝑊 =(𝐶𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑛𝑜𝑟𝑚 × 𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑣𝑒𝑟𝑔) + (𝐶𝑆𝑂𝑊 × 𝑄𝑑𝑜𝑘,10%)

𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿,𝑣𝑒𝑟𝑔 + 𝑄𝑑𝑜𝑘,10%

Voor de algemene fysicochemische parameters dient een toetsing te gebeuren aan één toetsingswaarde (maximum of jaargemiddeld). Voor gevaarlijke stoffen daarentegen, zowel aan de jaargemiddelde als maximale toetsingswaarde (indien beide voorhanden). Ook kan in deze stap nagegaan worden of de mengzone niet te groot is ten opzichte van de dimensies van het ontvangende waterlichaam. De relevante mengzone wordt berekend wanneer zowel de stroomopwaartse als de stroomafwaartse concentraties lager liggen dan de toetsingswaarde.

In Tabel IX. 8 wordt het beoordelingskader voor de impact weergegeven.

Page 75: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.8

Tabel IX. 8: Beoordelingskader impact lozingen

Score Beoordeling Conclusie na doorlopen stappenplan VMM

Koppeling met milderende maatregelen

0 Verwaarloosbaar Procentuele bijdrage lozing

< 10 % bij worstcase omstandigheden

-

-1 Beperkt negatief

Doelstellingen OK &

Geen duidelijke achteruitgang

Milderende maatregelen zijn minder dwingend tenzij

slechte milieukwaliteit in de referentiesituatie

-2 Negatief

Doelstellingen niet OK &

Geen duidelijke achteruitgang

Er dient onderzoek te gebeuren om milderende

maatregelen voor te stellen

-3 Aanzienlijk negatief Duidelijke achteruitgang Er dienen in elk geval

milderende maatregelen voorgesteld te worden

De interpretatie van achteruitgang is verschillend voor de fysicochemische parameters en gevaarlijke stoffen.

In het geval van fysicochemische parameters wordt uitgegaan van een achteruitgang als aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

- CSAW > CSOW + meetfout; - er is een verschuiving naar een minder gunstige kwaliteitsklasse wat betreft de beoordeling van de

ecologische toestand.

De beoordeling van de ecologische toestand van een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam is overeenkomstig bijlage V van de kaderrichtlijn Water ingedeeld in vijf kwaliteitsklassen, nl. ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘matig’, ‘ontoereikend’ en ‘slecht’. De waarde tussen goede en matige toestand is de milieukwaliteitsnorm (= doelstelling). Voor de sterk veranderde en kunstmatige oppervlaktewatersystemen zijn er slechts vier kwaliteitsklassen te onderscheiden, nl. ‘goed en hoger’, ‘matig’, ‘ontoereikend’ en ‘slecht’. De grens tussen ‘goed en hoger’ en ‘matig’ wordt door de kaderrichtlijn Water het goed ecologisch potentieel (GEP) genoemd en dit wordt opgenomen als milieukwaliteitsnorm (= doelstelling). De grenswaarden voor deze klassen zijn gebonden aan de verschillende watertypes en zijn opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen.

Wanneer de stroomopwaartse concentratie zich reeds in de kwaliteitsklasse ‘slecht’ bevindt, wordt de meetfout niet in rekening gebracht en is iedere concentratiestijging een achteruitgang. Bovendien wordt de meetfout eveneens niet in rekening gebracht wanneer de stroomopwaartse concentratie zich in de klasse ‘zeer goed’ of ‘goed’ bevindt, aangezien deze toestand behouden wenst te blijven.

De gevaarlijke stoffen hebben slechts twee klassen voor de beoordeling van de chemische toestand, nl. de klasse ‘goed’ en ‘niet goed’. In volgende drie scenario’s is er sprake van achteruitgang voor de gevaarlijke stoffen:

- CSOW < toetsingswaarde én CSAW > toetsingswaarde; - CSOW > toetsingswaarde én CSAW > CSOW + meetfout; - CSOW > 5 * toetsingswaarde én er is sprake van een concentratiestijging.

De resultaten van de individuele kwaliteitselementen worden samengenomen om de ecologische toestand / het ecologisch potentieel of de chemische toestand te bepalen volgens het “one-out-all-out-principe”. Dit wil zeggen dat het eindoordeel bepaald wordt door de slechtst scorende parameter/kwaliteitselement.

Page 76: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.9

Wanneer blijkt dat het risico in worstcase omstandigheden negatief of aanzienlijk is, zal overgegaan worden tot de impactbepaling voor een meer realistisch scenario.

1.1 .3 .3 Aanvaardbaarhe id impact in meer rea l i st i sche omstandigheden

De werkwijze om het risico op het niet halen van de doelstellingen en op achteruitgang te onderzoeken, is hetzelfde als deze voor het onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de impact op de toestand en het risico op achteruitgang onder worstcase omstandigheden. Alleen wordt nu vertrokken van meer realistische uitgangsgegevens zoals weergegeven in Tabel IX. 9 voor de acute impact enerzijds en de chronische impact anderzijds (zie stap 6 van het stappenplan).

Tabel IX. 9: Uitgangsgegevens in het kader van het meer realistische scenario.

Acute impact in het kader van de maximale norm Chronische impact in het kader van de jaargemiddelde

norm

CSEA-MOL 90-percentiel gemeten effluentconcentraties van de lozing (hoogste van de laatste zes jaar, tenzij de concentraties significante veranderingen vertonen) of aangevraagde concentraties als er geen metingen voorhanden zijn

Gemiddeld gemeten effluentconcentraties van de lozing (laagste van de laatste 6 jaar, tenzij de concentraties significante veranderingen vertonen) of aangevraagde concentraties als er geen metingen voorhanden zijn

QSEA-MOL 90-percentiel gemeten dagdebiet van de lozing (hoogste van de laatste zes jaar) of aangevraagd debiet als er geen metingen voorhanden zijn

Gemiddeld gemeten dagdebiet van de lozing (hoogste van de laatste zes jaar) of aangevraagd debiet als er geen metingen voorhanden zijn

Qdok 10-percentiel debiet van het ontvangend oppervlaktewaterlichaam (laagste van de laatste zes jaar)

Jaargemiddeld debiet van het ontvangend oppervlaktewaterlichaam (laagste van de laatste zes jaar)

CSOW Maximale stroomopwaartse concentraties (maximum van de zes laatste jaren) of 90-percentiel van alle jaarmaxima van alle bemeten meetpunten in het bekken van de voorbije zes jaar

Jaargemiddelde stroomopwaartse concentraties (hoogste van de jaargemiddelde 6 laatste jaren) of 90-percentiel van alle jaargemiddeldes van alle bemeten meetpunten in het bekken van de voorbije zes jaar

Volgende formule wordt gebruikt om de stroomafwaartse concentratie te bepalen:

𝐶𝑆𝐴𝑊 =(𝐶𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿 × 𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿) + (𝐶𝑆𝑂𝑊 × 𝑄𝑑𝑜𝑘)

𝑄𝑆𝐸𝐴−𝑀𝑂𝐿 + 𝑄𝑑𝑜𝑘

De bepaling van de aanvaardbaarheid van de impact is hetzelfde als deze in worstcase omstandigheden. Hiervoor wordt

verwezen naar Tabel IX. 8.

1.2 A F B A K E N I N G E N H Y D R O G R A F I S C H E S I T U E R I N G V A N H E T S T U D I E G E B I E D

Zoals hoger aangegeven wordt binnen de discipline oppervlaktewater nagegaan wat de mogelijke milieueffecten zijn van het lozen van bedrijfsafvalwater op de kwaliteit van het Leopolddok. Dit dok is een onderdeel van de havendokken op Rechteroever. De verschillende havendokken staan rechtstreeks met elkaar in verbinding. Bijgevolg betekent dit dat de havendokken als één groot reservoir kunnen worden beschouwd dat via verschillende sluizen interageert met de Schelde en in mindere mate ook met het Albertkanaal en de Schelde-Rijnverbinding. Hiermee rekening houdend is het dan ook niet mogelijk om het studiegebied enkel te beperken tot het Leopolddok, wat immers zou impliceren dat het Leopolddok een geïsoleerd geheel vormt binnen de havendokken op Rechteroever.

Het studiegebied van de discipline oppervlaktewater omvat dan ook een groot deel van de havendokken op Rechteroever, waarvan redelijkerwijs mag verondersteld worden dat er interactie met de Schelde zal optreden.

Page 77: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.10

1.2.1 Hydrograf i sc he s i tuer ing s tudiegebi ed

Het Leopolddok staat rechtstreeks in verbinding met het Hansadok (ten westen) en het Albertdok (ten oosten). Het dok is ca. 1.600 m lang en ca. 300 m breed.

Het Leopolddok is gesitueerd in het bekken ‘Beneden-Schelde’ en maakt deel uit van het stroomgebiedsdistrict van de Schelde. Conform het ontwerp stroomgebiedsbeheersplan van de Schelde wordt het dok beschouwd als een kunstmatig zeer licht brak meer.

1.2.2 Hydraul isc he karakter i s t ieken

De havendokken vormen vanuit hydraulisch standpunt een complex en specifiek gegeven. Alhoewel de havendokken dikwijls als een stilstaand water wordt beschouwd, is dit in praktijk niet zo.

Het waterpeil van de Antwerpse havendokken op Rechteroever, en dus ook het volume water aanwezig in de dokken, wordt constant gehouden. Om dit mogelijk te maken is er (een quasi continue) uitwisseling van water tussen de havendokken en de Schelde. Deze uitwisseling is gebaseerd op het principe van communicerende vaten.

Dit betekent dat wanneer het peil stijgt in de dokken, er water vanuit de dokken wordt afgevoerd naar de Schelde om deze peilstijging te compenseren. Peilstijgingen houden verband met neerslag, lozingen van afvalwater, lozingen van koelwater, lozingen van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken langsheen de dokken, de sluiswerking en dergelijke. Omgekeerd, peilverlagingen in de dokken bijvoorbeeld ten gevolge van de sluiswerking, worden dan weer gecompenseerd door input van Scheldewater.

De hoeveelheden water die effectief in en uit de dokken stroomt, is dus in functie van de peilverschillen tussen de dokken en de Schelde. De peilverschillen zijn evenwel variabele gegevens die afhankelijk zijn van onder andere de neerslag en de getijdenwerking.

Verder is er nog de toevoer van water vanuit het Albertkanaal, verschillende zuiveringsstations en enkele pompstations.

Tenslotte pompen meerdere bedrijven water op uit de dokken voor hun procesactiviteiten, waarvan al dan niet een gedeelte terug wordt geloosd.

Dit gegeven maakt het aldus zeer moeilijk om de in- en uitgaande stromen van de dokken te kwantificeren.

Zowel het gemiddeld als het laagwater debiet van het Leopolddok ter hoogte van het lozingspunt van SEA-MOL kan teruggevonden worden via het “geoloket impactbeoordeling bedrijfsafvalwater” van de VMM. Het gemiddeld debiet bedraagt 14,265 m³/s en het laagwater debiet 14,179 m³/s.

1.2.3 Fys ic oc hemisc he kwal i tei t

De huidige kwaliteit van de havendokken wordt besproken aan de hand van metingen uitgevoerd door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) t.h.v. verschillende meetpunten. Wanneer deze waarden niet voorhanden zijn of wanneer de meetgegevens meer dan zes jaar oud zijn, wordt uitgegaan van de meetgegevens van alle bemeten meetpunten in het bekken van de voorbije zes jaar.

Voor de parameters BZV, CZV, chloriden, sulfaten, totaal stikstof en totaal fosfor worden de meetgegevens van meetpunt 806300 in het stroomopwaarts gelegen Albertdok (ter hoogte van de Oosterweelbrug) gebruikt. Dit VMM-meetpunt is weergegeven op Figuur IX. 1, de gehanteerde meetresultaten zijn opgenomen in Tabel IX. 10. Ter vergelijking wordt telkens de opgelegde milieukwaliteitsnorm vermeld (voor het type ‘zeer licht brak meer’ Bzl).

Page 78: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.11

Figuur IX. 1: Ligging van het VMM-meetpunt 806300

Voor de overige parameters wordt uitgegaan van de meetgegevens van het bekken Beneden-Schelde. Deze meetgegevens zijn opgenomen in Tabel IX. 11 met vermelding van de geldende milieukwaliteitsnorm (jaargemiddelde).

Er wordt enkel ingegaan op die stoffen waarvoor n.a.v. de vergunningsaanvraag een norm zal worden aangevraagd of waarvoor sectorale normen gelden en waarvoor een toetsingswaarde voorhanden is.

Tabel IX. 10: Vergelijking met de geldende milieukwaliteitsnormen voor de parameters BZV, CZV, chloriden, sulfaten, totaal stikstof en totaal fosfor van de meest recente meetwaarden van VMM10 van de kwaliteit van de havendokken

Parameter Eenheid Toetsingswijze Meetpunt 806300 MKN

Biologische zuurstof-vraag mg O2/l maximum 3,3 6

Chemische zuurstof-vraag mg O2/l maximum 39 30

Chloriden mg/l maximum 5.900 3.000

Sulfaten mg/l gemiddelde 620 400

Totaal stikstof mg N/l gemiddelde 3,3 1,8

Totaal fosfor mg P/l gemiddelde 0,16 0,11

Rood/vet: overschrijding MKN

10 Gegevens uit geoloket.vmm.be

Page 79: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.12

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de milieukwaliteitsnorm voor de chemische zuurstofvraag, totaal stikstof en totaal fosfor overschreden wordt in de ontvangende dokken. Uit het overschrijden van de milieukwaliteitsnorm voor het chloriden- en sulfaten gehalte kan afgeleid worden dat het zoutgehalte van de dokken beduidend hoog is.

Voor de evaluatie van enkele gevaarlijke stoffen wordt de kwaliteit van de Antwerpse havendokken + Schelde-Rijnverbinding in de fiches van de VMM11 eveneens als ‘slecht’ gekarakteriseerd. Het betreft hier met name kwik en de PAK’s benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen.

Tabel IX. 11: Huidige kwaliteit van de havendokken voor de overige parameters waarvoor SEA-MOL normen wenst aan te vragen of waarvoor sectorale normen gelden, samen met de geldende milieukwaliteitsnorm

Parameter Eenheid Toetsingswijze Bekken Beneden-Schelde MKN

Anionische detergenten mg/l gemiddelde n/a 0,1

Kationische + niet-ionogene detergenten

mg/l gemiddelde n/a 1

AOX µg/l gemiddelde n/a 40

Arseen µg/l gemiddelde 6,6 5

Cadmium µg/l gemiddelde 0,94 0,8

Chroom µg/l gemiddelde 17,15 50

Kobalt µg/l gemiddelde 3,71 0,6

Koper µg/l gemiddelde 14,68 50

Lood µg/l gemiddelde 13,24 50

Nikkel µg/l gemiddelde 11,22 30

Zilver µg/l gemiddelde 0,23 0,4

Zink µg/l gemiddelde 98,96 200

Benzeen µg/l gemiddelde 0 10

Tolueen µg/l gemiddelde 0 90

Ethylbenzeen µg/l gemiddelde 0 5

Xyleen µg/l gemiddelde 0 4

Styreen µg/l gemiddelde 0 14 (PNEC)

Naftaleen µg/l gemiddelde 0,025 2

Acenaftyleen µg/l gemiddelde 0,006 4

Acenafteen µg/l gemiddelde 0,025 0,06

11 geoloket.vmm.be

Page 80: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.13

Parameter Eenheid Toetsingswijze Bekken Beneden-Schelde MKN

Fluoreen µg/l gemiddelde 0,015 2

Fenantreen µg/l gemiddelde 0,051 0,1

Antraceen µg/l gemiddelde 0,016 0,1

Fluoranteen µg/l gemiddelde 0,106 0,0063

Benzo(a)antraceen µg/l gemiddelde 0,042 0,3

Pyreen µg/l gemiddelde 0,067 0,04

Benzo(a)pyreen µg/l gemiddelde 0,052 0,00017

Benzo(b)fluoranteen µg/l maximum 0,129 0,017

Benzo(k)fluoranteen µg/l maximum 0,063 0,017

Dibenzo(a,h)antraceen µg/l gemiddelde 0,007 0,5

Benzo(g,h,i)peryleen µg/l maximum 0,085 0,0082

Indeno(1,2,3-cd)pyreen µg/l gemiddelde 0,032 0,00027 (PNEC)

Chryseen µg/l gemiddelde 0,059 1

Dichloormethaan µg/l gemiddelde 0,03 20

Fluoriden mg/l gemiddelde 0,5 0,9

Rood/vet: overschrijding MKN

n/a = not analyzed (geen analyseresultaten voorhanden)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de milieukwaliteitsnorm overschreden wordt de arseen, cadmium, kobalt, fluoranteen, pyreen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen in het ontvangende waterlichaam.

Er zijn geen immissiemetingen van totale detergenten en AOX ter beschikking op de beschouwde meetpunten. Het Havenbedrijf Antwerpen meet echter de waterkwaliteit maandelijks op drie verschillende locaties in de dokken. In het Albertdok, gelegen stroomopwaarts van het lozingspunt van SEA-MOL , bedraagt het maximum van de jaargemiddelden van de gemeten AOX concentraties van de voorbije zes jaar 67 µg/l. De meetresultaten onder de detectielimiet werden gelijkgesteld aan de helft van de detectielimiet.

PRA T I - I N D E X

De Prati-index is een bijkomende parameter die de kwaliteit van het oppervlaktewater aangeeft in termen van de algemene fysicochemische parameters. Aan de hand van transformatieformules wordt aan deze parameters een cijfer tussen 0,1 en > 16 toegekend. De resulterende cijfers worden vervolgens in klassen ingedeeld (1 – 6), die een beoordeling inhouden van de kwaliteit van het water, van niet verontreinigd (klasse 1) tot zeer zwaar verontreinigd (klasse 6). Dit wordt ook weergegeven in Tabel IX. 12.

Page 81: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.14

Tabel IX. 12: Klasse-indeling van de Prati-index

Klasse Index Kleur Beoordeling

1 0,1 – 1 Blauw Niet verontreinigd

2 1 – 2 Groen Aanvaardbaar

3 2 – 4 Geel Matig verontreinigd

4 4 – 8 Oranje Verontreinigd

5 8 – 16 Rood Zwaar verontreinigd

6 > 16 Zwart Zeer zwaar verontreinigd

In Tabel IX. 13 worden de Prati-indices weergegeven voor de meetpunten 806250 en 806300. Voor meetpunt 806250 zijn gegevens beschikbaar voor de jaren 2016 en 2019. Voor meetpunt 806300 voor de jaren 2012, 2016 en 2019.

Tabel IX. 13: Prati-indices relevante meetpunten op de Antwerpse havendokken Rechteroever

Meetpunt 2012 2016 2019

806250 - 0,94 0,68

806300 0,87 1,11 1,00

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de kwaliteit van de Antwerpse havendokken op de beschouwde meetpunten volgens de Prati-index als niet verontreinigd ingedeeld kan worden.

1.2.4 Ec ologisc he kwal i tei t

BE O O RD E L I N G VMM – BE L G I S C H B I O T I S C H E I N D E X

De ecologische toestand van de Antwerpse havendokken + Schelde-Rijnverbinding wordt als ontoereikend weergegeven in de karakteriseringsfiches van de Vlaamse Milieumaatschappij. De evaluatie van de biologische elementen is ontoereikend, alsook de evaluatie van de biologie ondersteunende fysisch-chemische elementen. De evaluatie van specifiek verontreinigde stoffen is als slecht weergegeven in de karakteriseringsfiches.

Nadere studie van de Belgisch Biotische Index geeft geen duidelijke conclusie omtrent de waterkwaliteit. Deze index wordt veelvuldig gebruikt voor het bepalen van de biologische waterkwaliteit, waarbij de waterloop als biotoop wordt geëvalueerd eerder dan enkel de kwaliteit van de waterkolom. Voor de bepaling van de BBI wordt gekeken naar de aan- of afwezigheid van bepaalde organismen in het water en op de waterbodem. In tegenstelling tot de chemische analyses, die een weerspiegeling geven van het moment waarop het waterstaal genomen wordt, evalueert deze biologische bepaling ook de verontreinigingseffecten die over een langere periode zijn opgetreden. Voor deze beoordeling wordt een waarde-cijfer van 10 (zeer goede kwaliteit) tot 0 (uiterst slechte kwaliteit) toegekend (zie Tabel IX. 14).

Page 82: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.15

Tabel IX. 14: Index-waarden van de Belgische Biotische Index (BBI)

BBI Kleur Beoordeling

9 – 10 Blauw Zeer goede kwaliteit

7 – 8 Groen Goede kwaliteit

5 – 6 Geel Matige kwaliteit

3 – 4 Oranje Slechte kwaliteit

1 – 2 Rood Zeer slechte kwaliteit

0 Zwart Uiterst slechte kwaliteit

Voor de beschouwde meetpunten in de Antwerpse havendokken op Rechteroever, zijn geen Belgische biotische indices beschikbaar.

1.2.5 Overstromingsgebieden

In deel II werd reeds ingegaan op de ligging van SEA-MOL ten opzichte van overstromingsgevoelige gebieden en werd besloten dat de site niet gelegen is in een mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied.

1.3 B E S C H R I J V I N G A C T U E L E S I T U A T I E

In de actuele situatie is SEA-MOL nog niet gevestigd op het terrein waardoor er door SEA-MOL geen water geloosd wordt.

1.4 B E S C H R I J V I N G A A N L E G F A S E

In de aanlegfase kan, relevant voor deze discipline, enkel een beperkte lozing van bemalingswater plaatsvinden. Er zal enkel een bemaling voorzien worden bij de bouw van de ondergrondse opvangbakken en kelders van de utility gebouwen. Voor de bouw van de tankenparken zal geen bemaling noodzakelijk zijn. De lozing van bemalingswater zal echter tijdelijk en zeer beperkt zijn. Het bemalingswater zal geloosd worden in het Leopolddok en indien nodig gezuiverd.

1.5 B E S C H R I J V I N G G E P L A N D E S I T U A T I E

In de geplande situatie zal bedrijfsafvalwater via één lozingspunt in het Leopolddok geloosd worden. Het maximaal geloosde debiet zal 246 m³/uur, 738 m³/dag of 60.000 m³/jaar bedragen.

In Tabel IX. 15 worden de sectorale lozingsvoorwaarden weergegeven die van toepassing zijn voor het bedrijfsafvalwater geloosd door SEA-MOL . Het betreft de lozingsvoorwaarden voor categorie 53, namelijk vloeibare productenopslag van vloeibare gevaarlijke stoffen, alsook opslag van allerlei vloeibare producten van wisselende aard, zoals opgenomen in Vlarem II, bijlage 5.3.2.

Page 83: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.16

Tabel IX. 15: Overzicht sectorale lozingsvoorwaarden van toepassing voor SEA-MOL

Parameter eenheid Lozingsnorm (sectoraal)

pH pH-eenheid 6,5-9,0

T °C 30

TCE extraheerbare apolaire stoffen mg/l 20

Zwevende stoffen mg/l 120

Bezinkbare stoffen ml/l 0,5

Som oppervlakte actieve stoffen mg/l 3

Kjeldahlstikstof mg N/l 0,60

AOX mg/l 15

Vrij cyanide mg/l 0,10

BOD mg/l 50

COD mg/l 1.200

Totaal aluminium mg/l 6

Totaal chroom mg/l 2

Chroom VI mg Cr/l 0,2

Totaal ijzer mg/l 30

Totaal lood mg/l 0,1

Zink mg/l 3

Fenolen mg/l 1

In Tabel IX. 16 wordt een overzicht gegeven van de parameters waarvoor SEA-MOL een bijzondere lozingsnorm wenst aan te vragen. De gevraagde norm staat vermeld in de rechtse kolom. Deze parameters werden geselecteerd o.b.v. de producten die mogelijks opgeslagen kunnen worden op de toekomstige terminal.

Tabel IX. 16: Overzicht lozingsnormen die SEA-MOL wenst aan te vragen

Parameter eenheid aangevraagde lozingsnorm

Totaal stikstof mg/l 60

Totaal fosfor mg/l 4

Totaal arseen µg/l 50

Totaal cadmium µg/l 8

Totaal kobalt µg/l 6

Totaal koper µg/l 500

Totaal nikkel µg/l 300

Totaal zilver µg/l 4

Chloriden mg/l 5.000

Page 84: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.17

Parameter eenheid aangevraagde lozingsnorm

Sulfaten mg/l 700

Benzeen µg/l 100

Tolueen µg/l 900

Ethylbenzeen µg/l 50

Xyleen µg/l 40

Styreen µg/l 140

Naftaleen ng/l 20.000

Acenaftyleen ng/l 40.000

Acenafteen ng/l 600

Fluoreen ng/l 20.000

Fenantreen ng/l 1.000

Antraceen ng/l 1.000

Fluoranteen ng/l 500

Benzo(a)antraceen ng/l 3.000

Pyreen ng/l 400

Benzo(a)pyreen ng/l 80

Benzo(b)fluoranteen ng/l 150

Benzo(k)fluoranteen ng/l 150

Dibenzo(a,h)antraceen ng/l 5.000

Benzo(g,h,i)peryleen ng/l 10

Indeno(1,2,3-cd)pyreen ng/l 10

Chryseen ng/l 10.000

Dichloormethaan µg/l 200

Fluoriden mg/l 9

1.6 E F F E C T V O O R S P E L L I N G E N - B E O O R D E L I N G V A N D E G E P L A N D E S I T U A T I E

1.6.1 Worstc ase omstandigheden

Zoals besproken in deel IX1.1.3 wordt eerst nagegaan hoe groot de bijdrage van de lozing is ten opzichte van de toetsingswaarde en dit in worstcase omstandigheden.

Er wordt uitgegaan van de lozingsnormen (de sectorale + deze die SEA-MOL wenst aan te vragen), de stroomopwaartse concentratie van de dokken, het verwachte max. lozingsdebiet van SEA-MOL en het 10-percentiel debiet van het Leopolddok. De berekende bijdrage van de lozing van SEA-MOL in worstcase omstandigheden in de geplande situatie wordt weergegeven in Tabel IX. 17.

Uit de tabel blijkt dat de lozing een verwaarloosbare impact heeft op het halen van de goede chemische en/of ecologische toestand / ecologisch potentieel en op de achteruitgang van de toestand voor alle parameters, behalve AOX.

Page 85: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.18

Tabel IX. 17: Impactberekening worstcase omstandigheden geplande situatie

Parameter Eenheid CSEA-

MOL,norm CSOW

Absolute bijdrage

Procentuele bijdrage

Beoordeling

Anionische detergenten mg/l 3 0 0,002 1,8 verwaarloosbaar

Kationische en niet-ionogene detergenten

mg/l 3 0 0,002 0,2

verwaarloosbaar

AOX µg/l 15.000 67 8,990 22,5 Impact verder te onderzoeken

BZV mg/l 50 3,3 0,028 0,5 verwaarloosbaar

CZV mg/l 1.200 39 0,699 2,3 verwaarloosbaar

Chroom, totaal µg/l 2.000 17,15 1,194 2,4 verwaarloosbaar

Lood, totaal µg/l 100 13,24 0,052 0,1 verwaarloosbaar

Zink, totaal µg/l 3.000 98,96 1,747 0,9 verwaarloosbaar

Fosfor, totaal mg/l 4 0,16 0,002 2,1 verwaarloosbaar

Stikstof, totaal mg/l 60 3,3 0,034 1,9 verwaarloosbaar

Nikkel, totaal µg/l 300 11,22 0,174 0,6 verwaarloosbaar

Cadmium, totaal µg/l 8 0,94 0,004 0,5 verwaarloosbaar

Koper, totaal µg/l 500 14,68 0,292 0,6 verwaarloosbaar

Arseen, totaal µg/l 50 6,6 0,026 0,5 verwaarloosbaar

Zilver, totaal µg/l 4 0,23 0,002 0,6 verwaarloosbaar

Chloride mg/l 5.000 5900 -0,542 0,0 verwaarloosbaar

Sulfaat mg/l 700 620 0,048 0,0 verwaarloosbaar

Benzeen µg/l 100 0 0,060 0,6 verwaarloosbaar

Tolueen µg/l 900 0 0,542 0,6 verwaarloosbaar

Ethylbenzeen µg/l 50 0 0,030 0,6 verwaarloosbaar

Xylenen (o+m+p) µg/l 40 0 0,024 0,6 verwaarloosbaar

Styreen µg/l 140 0 0,084 0,6 verwaarloosbaar

Naftaleen ng/l 20.000 25 12,026 0,6 verwaarloosbaar

Acenaftyleen ng/l 40.000 6 24,079 0,6 verwaarloosbaar

Acenafteen ng/l 600 25 0,346 0,6 verwaarloosbaar

Fluoreen ng/l 20.000 15 12,032 0,6 verwaarloosbaar

Fenantreen ng/l 1.000 51 0,571 0,6 verwaarloosbaar

Fluorantheen (b) ng/l 500 106 0,237 3,8 verwaarloosbaar

Benzo(a)pyreen (b) ng/l 80 52 0,017 9,9 verwaarloosbaar

Benzo(b)fluorantheen (b)

ng/l 150 129 0,013 0,1

verwaarloosbaar

Benzo(k)fluorantheen (b)

ng/l 150 63 0,052 0,3

verwaarloosbaar

Benzo(g,h,i)peryleen (b) ng/l 10 85 -0,045 -0,6 verwaarloosbaar

Indeno(1,2,3-cd)pyreen ng/l 10 32 -0,013 -4,9 verwaarloosbaar

Anthraceen ng/l 1.000 16 0,592 0,6 verwaarloosbaar

Chryseen ng/l 10.000 59 5,985 0,6 verwaarloosbaar

Benzo(a)anthraceen ng/l 3.000 42 1,781 0,6 verwaarloosbaar

Page 86: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.19

Parameter Eenheid CSEA-

MOL,norm CSOW

Absolute bijdrage

Procentuele bijdrage

Beoordeling

Pyreen ng/l 400 67 0,200 0,5 verwaarloosbaar

Dibenzo(a,h)anthraceen ng/l 5.000 7 3,006 0,6 verwaarloosbaar

Kobalt, totaal µg/l 6 3,71 0,001 0,2 verwaarloosbaar

Dichloormethaan µg/l 200 0,03 0,120 0,6 verwaarloosbaar

Fluoride, opgelost mg/l 9 0,5 0,005 0,6 verwaarloosbaar

Aangezien de procentuele bijdrage van de lozing voor de parameter AOX hoger is dan 10%, dient de impact hiervan verder onderzocht te worden zoals besproken in deel IX1.1.3. De resultaten van deze volgende stap zijn weergegeven in tabel IX. 1.8.

Tabel IX. 18: Beoordeling behalen doelstellingen en achteruitgang worstcase omstandigheden geplande situatie

Para-meter

Een-heid

CSOW CSAW Toetsings-

waarde (jaar-gemiddelde)

Toetsings-waarde

(maximum)

Doelstellingen gehaald?

Achteruitgang? Beoordeling

AOX µg/l 67 76 40 - Negatief Nee negatief

De beoordeling voor de parameter AOX is negatief rekening houdend met de sectorale lozingsnorm van 15.000 µg/l. Als milderende maatregel wordt daarom voorgesteld om de norm voor AOX bij te stellen tot 6.700 µg/l. Rekening houdend met deze norm is de impact op het oppervlaktewater verwaarloosbaar.

1.6.2 Kwant i tat ieve beoordel ing in de geplande s i tuat ie

Ten gevolge het voorliggend project wordt een maximaal lozingsdebiet van 246 m³/uur, 738 m³/dag en 60.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater verwacht. Het debiet van het Leopolddok bedraagt gemiddeld ca. 14,265 m³/s of dus 449.861.040 m³/jaar. Bijgevolg betreft deze lozing 0,013% van de hoeveelheid water die jaarlijks doorheen het Leopolddok passeert. Er wordt zodoende geen significante impact verwacht op de kwantiteit van het ontvangend oppervlaktewater ten gevolge de bijkomende lozing aan bedrijfsafvalwater door SEA-MOL .

Het niet-verontreinigd hemelwater dat geloosd zal worden in het Leopolddok werd in hoofdstuk V.1 ingeschat op ca. 145.846 m³/jaar. Dit betreft 0,032% van het jaardebiet van het dok. Ten gevolge de lozing van het niet-verontreinigd hemelwater wordt bijgevolg eveneens geen significante impact verwacht op de kwantiteit van het Leopolddok. Bovendien is het terrein momenteel reeds grotendeels verhard waardoor het bijkomend hemelwater afkomstig van dit project, dat afstroomt in het Leopolddok, als verwaarloosbaar beschouwd kan worden.

De cumulatieve lozing van het bedrijfsafvalwater enerzijds en het niet-verontreinigd hemelwater anderzijds, bedraagt 0,045% t.o.v. de hoeveelheid water dat jaarlijks doorheen het Leopolddok stroom. Dit is als niet-significant te beschouwen.

Page 87: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.20

1.7 H E R G E B R U I K V A N W A T E R

Niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van het dak van het hoofdgebouw, zal afgevoerd worden naar de hemelwaterput van 10.000 liter zodat dit hergebruikt kan worden voor sanitaire doeleinden. De hemelwaterput zal een overloop hebben naar de hemelwaterriolering op het terrein dat geloosd wordt naar het Leopolddok. Hemelwater afkomstig van de daken van andere gebouwen en de wegen zal via de hemelwaterafvoer geloosd worden in het Leopolddok.

Hemelwater dat terechtkomt op de isotainer zone en de parking, zal eerst over een olie/water-afscheider geleid worden alvorens het naar de hemelwaterafvoer gaat.

TOE T S I N G GE W E S T E L I JK E S T E D E N B OU W K U N D I G E V E RO RD E N I N G H E M E L W A T E R

Er zal een afwijking op de hemelwaterverordening aangevraagd worden in het kader van de infiltratie.

Infiltratie van het niet-verontreinigd hemelwater biedt op deze locatie geen meerwaarde gezien de hoge grondwaterstand en nabijheid van de dokken. Het niet-verontreinigd hemelwater zal geloosd worden in het Leopolddok dat dienst doet als buffer.

1.8 S A M E N V A T T I N G B E O O R D E L I N G

In de discipline oppervlaktewater werd de impact van de lozing op het Leopolddok in kaart gebracht.

Uitgaande van de lozingskarakteristieken van het bedrijfsafvalwater en de karakteristieken van het Leopolddok werd een impactbeoordeling uitgevoerd voor worstcase omstandigheden in de geplande situatie.

LOZ I N G S K A RA K T E RI S T I E K E N

In de geplande situatie wordt een maximaal lozingsdebiet van 246 m³/uur, 738 m³/dag en 60.000 m³/jaar verwacht. Er zijn sectorale lozingsnormen van toepassing op de lozing van het bedrijfsafvalwater in het Leopolddok. Verder wenst SEA-MOL bijzondere lozingsnormen aan te vragen voor bepaalde parameters.

IM P A C T

Er werden geen impactberekeningen uitgevoerd voor de actuele situatie gezien het bedrijf in deze situatie nog niet in werking is.

Voor de impactberekening in de worstcase geplande situatie wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde sectorale lozingsnormen en de lozingsnormen die SEA-MOL wenst aan te vragen. Uit de evaluatie van de impact van het geloosde bedrijfsafvalwater op de kwaliteit van het Leopolddok blijkt dat in de worstcase situatie voor alle beschouwde parameters enkel verwaarloosbare effecten gegenereerd worden, behalve voor de parameter AOX. Hiervoor wordt een negatieve impact bekomen.

1.9 M I L D E R E N D E M A A T R E G E L E N

Er wordt een milderende maatregel voorgesteld om de impact van AOX te verkleinen. In afwijking van de sectorale lozingsnorm van 15.000 µg/l wordt een lozingsnorm van 6.700 µg/l voorgesteld zodat de impact van AOX eveneens als verwaarloosbaar beschouwd kan worden.

1.10 K L I M A A T R E F L E X

Door klimaatverandering kan ervan uit gegaan worden dat de gemiddelde en minimale debieten van het Leopolddok zullen verminderen. Er wordt echter niet verwacht dat dit in die mate zal wijzigen waardoor er een impact zou zijn op de conclusies.

Page 88: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.21

Verder is het terrein niet gelegen in effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Page 89: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.22

2. LUCH T-LU CHTKWA LITE IT

In de discipline lucht worden volgende situaties beschouwd:

- Sloop- en aanlegfase;

- Actuele situatie die gelijk is aan de referentiesituatie: SEA-MOL is niet actief en is er nog niet gevestigd;

- Geplande situatie: de tankterminal is ontwikkeld en actief.

2.1 I N L E I D I N G

2.1.1 Methodolog ie

De effectvoorspelling en -beoordeling binnen de discipline lucht is als volgt opgebouwd:

1. BE S P RE K I N G V A N D E A C T U E L E L U C H T K W A L I T E I T B I N N E N H E T S T U D I E G E BI E D

In het MER zal de plaatselijke luchtkwaliteit in kaart worden gebracht. Dit gebeurt door het weergeven van resultaten van VMM-meetstations in de buurt van het bedrijfsterrein van SEA-MOL .

Daarnaast worden extrapolatie-gegevens van de VMM gebruikt.

Er wordt nagegaan of de actuele luchtkwaliteit voldoet aan de beschouwde toetsingswaarden (wettelijke luchtkwaliteitsdoelstellingen of afgeleid van wetenschappelijke advieswaarden).

2 . BE S P RE K I N G V A N D E E M I S S I E S I N D E A A N L E G F A S E , A C T U E L E S I T U A T I E E N D E G E P L A N D E S I T U A T I E .

Zowel de geleide als de diffuse emissiebronnen van het bedrijf worden in kaart gebracht bij de verschillende situaties (aanlegfase, actuele situatie en geplande situatie). Deze emissies dienen als input voor de impactberekeningen voor de geplande situatie. De emissies in de aanlegfase zullen kwalitatief besproken worden. De emissies in de actuele situatie zijn er niet en zullen bijgevolg niet besproken worden.

3. E V A L U A T I E V A N D E I M P A C T V A N H E T BE D R I JF OP D E L U C H T K W A L I T E I T I N D E A C T U E L E S I T U A T I E De impact van SEA-MOL op de plaatselijke luchtkwaliteit in de actuele situatie is onbestaande (het bedrijf is nog niet aanwezig).

4 . E V A L U A T I E V A N D E I M P A C T V A N H E T BE D R I JF OP D E L U C H T K W A L I T E I T I N D E G E P L A N D E S I T U A T I E Uitgaande van de emissies die begroot werden in de geplande situatie, wordt de impact van het bedrijf geëvalueerd in de geplande situatie. Hierbij wordt een dispersieberekening uitgevoerd voor die polluenten waarvan verwacht wordt dat de impact op de luchtkwaliteit niet verwaarloosbaar is. Deze polluenten worden geselecteerd op basis van (cfr. richtlijnenboek lucht): de totale emissievracht; de actuele luchtkwaliteit; risicozinnen van de polluent; manier van uitstoot; reeds bestaande klachten of onrust; aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen en biodiversiteit. De bijdrage wordt getoetst ten opzichte van de vooropgestelde toetsingswaarden waarna de impact wordt beoordeeld. 5. M I L D E RE N D E M A A T RE G E L E N

Na de beoordeling in de actuele (vergunde) situatie en de geplande situatie worden, indien noodzakelijk geacht, milderende maatregelen voorgesteld.

Page 90: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.23

6. KL I M A A T RE F L E X

De luchtemissies van het project worden besproken in kader van de klimaatproblematiek.

2.1.2 Toets ingskader

De berekende impactbijdrage van elke gemodelleerde parameter (voor het voorliggende project) zal getoetst worden aan een ‘toetsingswaarde’. Deze toetsingswaarde wordt als volgt geselecteerd (in dalende mate van voorkeur):

• Selectie van een wettelijke huidige of toekomstige immissie- of belastingsnorm: in dalende volgorde van

voorkeur worden wettelijke normen voor Vlaanderen (Vlarem II), Europa, België, Nederland/Duitsland,

USA of andere landen vooropgesteld.

• Selectie van wetenschappelijke advieswaarde (in dalende volgorde van voorkeur):

o WHO-advieswaarden of EPA-advieswaarden voor blootstelling (waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen carcinogeen en niet-carcinogeen);

o Toetsingswaarden, afgeleid van TLV-waarden.

In Bijlage L1 worden de toetsingswaarden voor de relevante parameters voor het voorliggende project opgesomd (excl. de specifieke VOS-parameters). Dit zijn enerzijds de actueel van toepassing zijnde en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving en in Vlaanderen via Vlarem II wetgeving geïmplementeerd en anderzijds gezondheidskundige advieswaarden.

Het richtlijnensysteem-mens formuleert ook een specifieke methodiek om toetsingswaarden te selecteren. De selectie van het richtlijnensysteem mens is voor vele stoffen verschillend ten opzichte van de selectie voor discipline mens-gezondheid. In Bijlage L1 worden beide selecties opgenomen.

Voor de meeste specifieke VOS (in dit MER van belang) bestaan geen Europese of Vlaamse grens- of streefwaarden. Internationaal gezien bestaan er wel voorstellen tot het hanteren van bijvoorbeeld streefwaarden (WHO) of verwaarloosbaar risiconiveau (= VR waarden in Nederland).

Door RIVM wordt volgende definiëring gehanteerd:

- Het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) is de concentratie van een stof in het milieu waar beneden geen negatief effect is te verwachten. Het MTR geldt voor langdurige (chronische) blootstelling. De MTR-waarde is de bovengrens voor een stof, die op basis van wetenschappelijke gegevens aangeeft bij welke concentratie ofwel geen als negatief te waarderen effect is of, in het geval van carcinogene stoffen, een kans van 10-6 op sterfte voorspeld kan worden.

- Het verwaarloosbaar risiconiveau (VR) geeft het niveau aan waarbij we spreken van duurzame milieukwaliteit op lange termijn. Deze norm houdt rekening met gelijktijdige blootstelling aan meer stoffen. Het VR ligt meestal op een honderdste van het MTR. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld stoffen die van nature voorkomen in gehalten die hoger zijn dan het MTR/100.

In kader van het vastleggen van toetsingswaarden werd literatuuronderzoek verricht. Alle bepaalde blootstellingsniveaus waarbij geen effecten kunnen voorspeld worden, werden opgesomd, hieruit werd de strengste waarde geselecteerd en gebruikt als toetsingswaarde.

Voor die specifieke VOS waarvoor geen grenswaarden of algemeen toegepaste internationale doelstellingen voorop gesteld worden, wordt cf. het richtlijnenboek lucht een toetsingswaarde vastgesteld afgeleid uit de TLV waarden, rekening houdend met een zekerheidsfactor (voor de algemene bevolking: TLV/1000 voor kankerverwekkende stoffen en TLV/10 voor andere).

Page 91: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.24

Voor carcinogene stoffen wordt, indien gekend, de concentratie weerhouden waarbij aangetoond werd dat bij levenslange blootstelling aan deze concentratie aanleiding geeft tot een bijkomend kankerrisico van 1/10-4. Dit in lijn met de benadering in richtlijnenboek mens.

Zoals het richtlijnenboek lucht wordt weergeven zijn deze toetsingswaarden enkel van toepassing op plaatsen tot zover de blootstelling relevant is.

Hierbij worden enkel publiektoegankelijke plaatsen gedefinieerd als plaatsen waar de blootstelling relevant is. Fietspaden/wegen (waar mensen heel kortstondig aanwezig zijn) zijn relevant voor parameters waarvan de toetsingswaarde gebaseerd is op percentielwaarden. Bewoning, ziekenhuizen, scholen, … (waar mensen langdurig aanwezig kunnen zijn) zijn relevant voor parameters waarvan de toetsingswaarde gebaseerd is op percentielwaarden en/of (jaar)gemiddelde waarden.

De gebruikte toetsingswaarden van de van toepassing zijnde organische stoffen met hun bron zijn terug te vinden in Tabel IX. 19.

Tabel IX. 19: Toetsingswaarden organische stoffen o.b.v. wetenschappelijke advieswaarden

Stof Toetsingswaarde toxisch voor inhalatie (µg/m³)

Bron toetsingswaarde giftig

Toetsingswaarde - CMR (µg/m³)

Bron toetsingswaarde - CMR

Acrylonitrile 2 us EPA 1 EPA (risico 10-4)

Allyl Alcohol 121 TLV-TAW (ACGIH)/10

Benzene 3,8 pseudo GAW RLB Mens (risico 10-4)

Carbon Disulphide (CS2) 310 ACGIH TLV/10

Carbon tetrachloride 100 EPA (RfC)

Chloroform (trichlormethane)

244 MAC - Duitsland / 10 244 MAC - Duitsland / 10

Epichlorohydrin 1 U.S.EPA 80 EPA (risico 10-4)

Ethylene dichloride 0,4 EPA (risico 10-4)

Isoprene 2,3 Nederland VR

Methacrylonitrile 300 TLV-TWA (AcGIH)/10

Methanol 20000 EPA (RfC)

Methyl acrylate 700 EPA (RfC)

Methylene chloride 200 EPA (risico 10-4)

Propylene oxide 30 EPA (RfC) 30 EPA (risico 10-4)

Vinyl acetate monomer

1 Nederland VR

Bij de beoordeling van de totale VOS-bijdrage wordt louter als indicatieve toetsingswaarde 150 µg/m³ voorgesteld. Dergelijke waarde kan, rekening houdend met de door WHO en de in Nederland vooropgestelde doelstellingen en streefwaarden voor een groot aantal VOS, dan ook aanzien worden als een relatief strenge doelstelling. Grootteorde komt een dergelijke waarde overeen met een TOC van zowat 100 µg C-equivalenten/m³. De waarde van 150 µg/m³ ligt ook een factor 1.000 lager dan de algemene VLAREM-II emissiegrenswaarde voor som van VOS (vanaf een emissiedrempel van 3 kg/uur). Een verdunning met een factor 1.000 treedt zeer snel op, zodat in de omgeving van geleide bronnen zeer snel voldaan zal worden aan de gehanteerde indicatieve toetsingswaarde.

2.1.3 Beoordel ingskader

Op basis van de begrote impactbijdragen van de emissies tot de omgevingsluchtkwaliteit wordt een effectbeoordeling uitgevoerd.

Page 92: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.25

Ten aanzien van de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus wordt per parameter het hierna vermelde schema gehanteerd bij de evaluatie van de bijdrage van het bedrijf, overeenkomstig het toetsingskader opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht van Team Milieueffectrapportage: ✓ Voor jaargemiddelde benadering:

• Verwaarloosbaar of geen effect: bijdrage minder dan 1 % van de toetsingswaarde 0 • Beperkt negatief effect: bijdrage van max. 3 % van de toetsingswaarde -1

• Negatief effect: van min. 3 maar max. 10 % v/d toetsingswaarde -2

• Aanzienlijk negatief effect: bijdrage van meer dan 10 % v/d toetsingswaarde -3

Link milderende maatregelen: Voor een score van -1 geldt: onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in de actuele situatie reeds voor 80% ingenomen is. Score -2: milderende maatregelen moeten gezocht worden met implementatie ervan op korte termijn Score -3: milderende maatregelen zijn essentieel

✓ Voor toetsing aan hogere percentiel-waarden:

• Verwaarloosbaar of geen effect: bijdrage minder dan 1 % van de toetsingswaarde 0

• Beperkt negatief effect: bijdrage van max. 5 % van de toetsingswaarde -1 • Negatief effect: van min. 5 maar max. 20 % v/d toetsingswaarde -2 • Aanzienlijk negatief effect: bijdrage van meer dan 20 % v/d toetsingswaarde -3

Link met milderende maatregelen: Er wordt geen link met het stellen van milderende maatregelen gelegd. De deskundige is er wel toe gehouden om in het MER de noodzaak aan milderende maatregelen te beoordelen en te rapporteren.

2.2 A F B A K E N I N G V A N H E T S T U D I E G E B I E D

2.2.1 Geograf isc he afbakening

Het studiegebied wordt bepaald tot de zone rond het projectgebied waar een impact op de luchtkwaliteit te verwachten is. Op basis van ervaring met gelijkaardige projecten wordt aangenomen dat de afbakening kan beperkt blijven tot een zone van 5 km rondom het bedrijf.

2.2.2 Inhoudel i j ke afbakening

Gezien de aard van de activiteiten en de impact op luchtkwaliteit wordt aandacht besteed aan:

• Verbrandingsemissies NOx en CO (enkel gasvormige brandstof);

• Proces- en opslag-/-overslagemissies NMVOS;

Verder kan nog melding gemaakt worden van parameters welke niet op lokale schaal maar op regionale of grotere schaal van belang zijn. Ten aanzien van deze componenten kan geen lokale impactbeoordeling uitgevoerd worden.

• CO2: afkomstig van verbrandingsprocessen;

• Ozon: gevormd uitgaande van VOS en NOx;

Zwaveldioxide en fijn stof werden ook bestudeerd om de actuele luchtkwaliteit zo volledig mogelijk in kaart te brengen.

De emissies en de uitstootomstandigheden worden kwantitatief beschreven.

Vanuit de kwantificatie en de uitstootomstandigheden worden de PBP (potentieel belangrijke polluenten) geïdentificeerd. De impact van deze PBP zal kwantitatief bepaald worden m.b.v. een IMPACT-modellering (berekening van de impactbijdrage).

Page 93: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.26

2.3 B E S C H R I J V I N G V A N D E A C T U E L E L U C H T K W A L I T E I T

2.3.1 Actuele luc htkwal i tei t omgeving

De actuele luchtkwaliteit in de omgeving wordt besproken aan de hand van metingen uitgevoerd door de VMM. Op Figuur XIV-11 (weergegeven in Bijlage 1) wordt een overzicht gegeven van de meetposten van de VMM in de ruime omgeving van SEA-MOL .

De resultaten van deze meetposten worden gebruikt voor de beschrijving van de plaatselijke luchtkwaliteit. Een overzicht van deze meetposten wordt gegeven in Tabel IX. 20.

Naast deze meetposten worden ook modelleringsresultaten van de VMM gebruikt om de actuele luchtkwaliteit toe te lichten.

Tabel IX. 20: Meetstations van de VMM gelegen in de ruime omgeving van het studiegebied

Station Adres Code Lambert-coördinaten, m Afstand ,

afgerond tot op

100 meter (m)

Parameter

X Y

Antwerpen Polderdijkweg R822 148082 217156 2.100 NOx, SO2, VOS

Antwerpen (Zandvliet) Scheldelaan R897 148139 215578 2.500 NOx, SO2

Antwerpen Scheurweg R891 151159 216212 1.300 NOx, SO2

Antwerpen (Ekeren) Ordamstraat AT44 148875 219832 3.100 NOx[1],

SO2[2],

VOS[3]

Antwerpen (Ekeren) Ekersedijk R893 151187 219057 2.300 VOS

Antwerpen (Luchtbal) Havanstraat M802 153884 216790 3.700 NOx, VOS, PM

Antwerpen (Linkeroever) Wandeldijk AL01 150865 214046 3.000 NOx, VOS, PM

Antwerpen (Borgerhout)

- straatkant

Plantin en Moretuslei

R802 154396

211055

7.300 CO

(1) Metingen gestart op 26/01/2018

(2) Metingen gestart op 27/01/2018

(3) Metingen gestart op 25/01/2018

2.3.1.1 Stikstofdioxide (NO2)

Ter hoogte van de meetstations van de VMM worden geen overschrijdingen van de EU-grenswaarde (= gezondheidsadvieswaarde WHO) vastgesteld.

Er werden jaargemiddelde immissiewaarden genoteerd ter hoogte van verscheidene meetposten die de 80% van de toetsingswaarde, namelijk 80% x 40 µg/m³ = 32 µg NO2/m³ overschrijden.

De jaargemiddelde concentraties binnen het studiegebied stemmen overeen met concentraties die typisch gemeten worden binnen een industriële omgeving en/of sterk verstedelijkte gebieden.

Page 94: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.27

Tabel IX. 21: Uur- en jaargemiddelde immissiewaarden NO2 (2018, VMM)

Station Hoogste gemeten uurgemiddelde NO2 (µg/m³)

98P NO2 uurwaarde (µg/m³)

Jaar -gemiddelde NO2 (µg/m³)

Antwerpen – Polderdijkweg (R822) 150 85 38

Antwerpen (Zandvliet) – Scheldelaan (R897) 140 78 33

Antwerpen – Scheurweg (R891) 151 77 32

Antwerpen (Ekeren) – Ordamstraat (AT44) 168 83 36

Antwerpen (Luchtbal) – Havanastraat (M802) 162 84 32

Antwerpen (Linkeroever) – Wandeldijk (AL01) 137 71 26

EU grenswaarde 200 (1) 40

Gezondheidsadvieswaarde WHO 200 40

(1): Deze waarde mag per kalenderjaar maximaal 18 keer overschreden worden. Is in feite een 99,79-percentiel

De modelleringsresultaten van de VMM geven een jaargemiddelde NO2-concentratie van 31-35 µg NO2/m³ aan ter hoogte van het projectgebied. De modelkaart van de VMM is gebaseerd op meetresultaten en drie verschillende modellen om de luchtkwaliteit in te schatten: RIO, IFDM en OSPM (= atmo street). Bijgevolg is NO2 een kritische parameter.

2.3.1.2 Zwaveldioxide (SO2)

Ter hoogte van de meetstations van de VMM worden in de metingen van 2018 overschrijdingen van de EU-grenswaarde (= gezondheidsadvieswaarde WHO) vastgesteld.

De hoge uurwaarden die hier gemeten worden zijn de verklaren door een smeulbrand van nikkelsulfide die plaatsvond in een loods aan het Leopolddok in de Antwerpse haven in augustus ’18.

Omwille van deze reden zijn ook de beschikbare immissiewaarden van 2017 opgenomen in Tabel IX. 22. Deze gegevens in rekening genomen kan gesteld worden dat SO2 geen kritische parameter is.

Page 95: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.28

Tabel IX. 22: Uur-, dag- en jaargemiddelde immissiemeetwaarden SO2 (VMM)

Hoogste gemeten uurwaarde (µg/m³)

Hoogste gemeten dagwaarden (µg/m³)

Jaargemiddelde (µg/m³)

2017 2018 2017 2018 2017 2018

Antwerpen – Polderdijkweg (R822)

256 4.112 57 220 8 7

Antwerpen (Zandvliet) – Scheldelaan (R897)

94 484 32 74 3 5

Antwerpen – Scheurweg (R891)

131 5.134 20 596 4 4

Antwerpen (Ekeren) – Ordamstraat (AT44)

/ 6.716 / 696 / 9

EU grenswaarde 350(2) 125 (3)

WHO-doelstelling 2000

50

(2): Per kalenderjaar zijn er 24 overschrijdingen toegelaten (3): Per kalenderjaar zijn er 3 overschrijdingen toegelaten

Op basis van de VMM-modelleringen (VLOPS) werden jaargemiddelden berekend ter hoogte van het studiegebied van 4.01-8 µg SO2/m³.

De jaargemiddelde concentraties binnen het studiegebied zijn vergelijkbaar met deze voorkomend in industriële omgeving en/of sterk verstedelijkte gebieden en blijven ruimschoots onder de WHO-doelstelling van 50µg/m³.

2.3.1.3 NMVOS

Uit Tabel IX. 23 blijkt dat de gemeten concentraties ter hoogte van alle meetposten lager zijn dan 80% van de wettelijke doelstellingen of andere beschouwde toetsingswaarden.

Tabel IX. 23: Jaargemiddelde immissiewaarden NMVOS (µg/m³) in 2018 (VMM)

Antwerpen (Ekeren) – Ordamstraat (AT44)

Antwerpen (Ekeren) – Ekersedijk (R893)*

Antwerpen (Luchtbal) – Havanastraat (M802)

Antwerpen (Linkeroever) – Wandeldijk (AL01)

EU-grens-waarde

Vlarem II-grenswaarde

TW RLS mens

Advies-waarden WGO, 2000

RFC-EPA

1,2,3-trimethylbenzeen

0,11

1,2,4-trimethylbenzeen

0,37

1,2-dichloorethaan 1,08 2,3

1,3,5-trimethylbenzeen

0,10

1-hexeen 0,37

3-methylhexaan 0,33

3-methylpentaan 0,55

Benzeen 0,66 1,08 0,93 0,68 5 3,8

benzeen (P98-uurwaarden)

2,85 / 3,42 3,02 50

Chloorbenzeen 0,24

Ethylbenzeen 0,45 0,36 0,11 0,23 1000

Page 96: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.29

Isopentaan 1,02

meta-ethyltolueen 0,19

m+p-xyleen 1,12 0,95 0,36 0,59 260

n-heptaan 0,42

n-hexaan 1,07

n-nonaan 0,24

n-octaan 0,28

n-pentaan 0,90

o-ethyltolueen 0,16

o-xyleen 0,48 0,34 0,08 0,23 217

p-ethyltolueen 0,09

Propylbenzeen

Tolueen 1,44 1,52 1,30 1,10 5000

Tetrachlooretheen 0,48 0,12 0,08 0,23

Xylenen 1,60 1,29 0,44 0,82 217

2.3.1.4 Fijn stof

Niettegenstaande er geen relevante stofemissies bij SEA-MOL ontstaan, worden voor het studiegebied toch de meetwaarden van PM10 en PM2,5 kort gerapporteerd omdat de luchtkwaliteit in het studiegebied negatief beïnvloed wordt door de aanwezigheid van fijn stof. Transport van en naar het bedrijf, zowel over de weg als over het water, zijn mee als mogelijke plaatselijke bronnen te beschouwen.

PM10

In Tabel IX. 24 worden de jaargemiddelde PM10-waarden en aantal dagen van de normoverschrijding van de dagwaarde weergegeven.

Tabel IX. 24: overzicht van de jaargemiddelde PM10-waarde en aantal dagen dat de dagwaarde de 50 µg/m³ overschreed in 2018 (VMM)

Meetpost 2018

Jaargemiddeld # dagen >50µg/m³

Antwerpen (Luchtbal) – Havanastraat (M802) 27 19

Antwerpen (Linkeroever) – Wandeldijk (AL01) 23 12

Toetsingswaarde –EU richtlijn 40 35

WGO-advieswaarde 20 3

De doelstelling betreffende het jaargemiddelde voor fijn stof (40 µg/m³) wordt gerespecteerd ter hoogte van het VMM-meetstation.

De WGO-advieswaarde wordt niet gehaald.

Ter hoogte van het projectgebied wordt een jaargemiddelde PM10-concentratie berekend van 21- 30 µg/m³ op basis van IFDM-RIO-OPSM (ATMO-street) model. Ter hoogte van de Schelde en autosnelweg (A12 en E19) berekent het model hogere jaargemiddelden. Dit kan verklaard worden door de aanwezige lokale bronnen: industrie en verkeer.

Page 97: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.30

PM2,5

Uit tabel IX. 25 blijkt dat de huidige en toekomstige EU-grenswaarde voor PM2,5 niet overschreden wordt in het studiegebied.

De WGO-advieswaarde wordt niet gehaald.

Ter hoogte van het projectgebied wordt een jaargemiddelde PM2,5-concentratie berekend van 13-15 µg/m³ op basis van IFDM-RIO-OPSM (ATMO-street) model.

Tabel IX. 25: Overzicht van de jaargemiddelde PM2,5-waarde en aantal dagen dat de dagwaarde de 25 µg/m³ overschreed in 2018 (VMM)

Meetpost 2018

Jaargemiddeld # dagen >25µg/m³

Antwerpen (Luchtbal) – Havanastraat (M802) 14 45

Antwerpen (Linkeroever) – Wandeldijk (AL01) 14 45

Grenswaarde EU-regelgeving 25

Indicatieve grenswaarde – EU-regelgeving vanaf 2020 20

WGO-advieswaarden 10 3

2.3.1.5 CO

Inzake CO wordt evenmin een overschrijding van de doelstelling gemeten. Dit wordt verduidelijkt aan de hand van onderstaande Tabel IX. 26.

Tabel IX. 26: Overzicht van de jaargemiddelde hoogst gemeten uurwaarden, hoogst gemeten glijdend 8-uur gemiddelde en jaargemiddelde CO-concentraties in 2018 (VMM)

CO Hoogste gemeten uurwaarde (mg/m³)

Hoogste gemeten glijdend 8-uurgemiddeld

(mg/m³)

Jaargemiddelde (mg/m³)

Antwerpen – Borgerhout straatkant

(R802)

1,22 0,98 0,29

EU grenswaarde 10

WGO advieswaarden 15 min: 100 mg/m³

30 min: 60 mg/m³

1 uur: 30 mg/m³

8 uur: 10 mg/m³

Figuur IX. 2 geeft de jaargemiddelde CO-concentratie weer voor Vlaanderen. In het studiegebied ligt de concentratie lager dan 0,4 mg/m³. Hogere CO-jaargemiddelden werden gemodelleerd in het centrum van Vlaanderen rond stedelijke gebieden, vooral rond Antwerpen, Gent en Brussel. Ook de snelwegen zijn duidelijk zichtbaar. De hoogste concentraties werden gemeten in het noorden van de Gentse Kanaalzone en in de Antwerpse agglomeratie.

Page 98: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.31

Figuur IX. 2: Jaargemiddelde CO-concentratie (mg/m³) berekend met VLOPS (VMM)

2.3.2 Globaal overz ic ht

Globaal kan men stellen dat er in het studiegebied:

• Een overschrijding van 80% van de EU-grenswaarde wordt genoteerd voor NO2.

• Voor stof blijft de actuele concentratie lager dan 80% van de EU-grenswaarde. De jaargemiddelde

concentratie overschrijdt wel de WHO-advieswaarde.

• Matig verhoogde tot beduidend verhoogde concentraties optreden met betrekking tot SO2, NMVOS en

CO, zonder dat dit aanleiding geeft tot overschrijdingen van de doelstellingen;

Bijgevolg wordt NO2 als kritische parameters binnen het studiegebied gedefinieerd.

2.3.3 Relevante bronnen binnen het s tudiegebied

Als meest relevante bronnen in het studiegebied en/of bronnen die invloed hebben op de luchtkwaliteit in het studiegebied hebben kunnen vermeld worden:

▪ Industrie; ▪ Verkeer; ▪ Gebouwverwarming.

Page 99: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.32

2.4 B E S C H R I J V I N G V A N D E A T M O S F E R I S C H E E M I S S I E S T I J D E N S D E S L O O P - E N A A N L E G F A S E

Tijdens de aanlegfase zijn er luchtemissies te verwachten als gevolg van werkzaamheden voor de bouw van de verschillende gebouwen, de tankenparken en randvoorzieningen. De luchtverontreinigende stoffen worden diffuus geëmitteerd. De werkzaamheden hebben betrekking op:

- Sloop van de huidige constructies;

- Aan- en afvoer van materialen;

- Effectieve constructiewerken;

- Grondverzet als gevolg van funderingen en nieuwe constructies.

Tijdens de sloop- en aanlegfase ontstaan er luchtemissies door werfmachines en vrachtwagens die materieel en onderdelen aanvoeren. Deze luchtemissies zijn verbrandingsemissies van fossiele brandstoffen (CO, CO2, NOx, SOx, PM10 en koolwaterstoffen). Het precieze aantal werfmachines tijdens de sloop- aanlegfase is niet gekend.

Ook ontstaat er tijdens de sloop- en aanlegfase door verkeer op de (werf-)weg opwaaiend stof. Dit stof waait voornamelijk tijdens droge en winderige weersomstandigheden op.

Om het opwaaiend stof te beperken zal het werfverkeer niet sneller dan 20 km/uur rijden.

Tijdens sloop- en aanlegfase zal te allen tijde voldaan worden aan hoofdstuk 6.12 van Vlarem II die de beheersing van de stofemissies tijdens bouw-sloop en infrastructuurwerken reguleert.

2.5 B E S C H R I J V I N G V A N D E A T M O S F E R I S C H E E M I S S I E S I N D E A C T U E L E / R E F E R E N T I E S I T U A T I E

In de actuele/referentiesituatie zijn er geen atmosferische emissies van SEA-MOL . De tankterminal is nog niet opgericht/geëxploiteerd. Er zijn bijgevolg geen emissies in de actuele/referentiesituatie.

2.6 B E S C H R I J V I N G V A N D E A T M O S F E R I S C H E E M I S S I E S I N D E G E P L A N D E S I T U A T I E

2.6.1 VOS -emiss i es vanui t tanks en bi j ver laden

2.6 .1 .1 Soorten ver l iezen

De emissie vanuit de opslagtanks is afhankelijk van het opgeslagen product, soort en grootte van de tank, doorzet van product, fysische kenmerken en voorziening op de tank (vb. ademventielen, soort dak, isolatie, verwarming van de tank, ….)

Afhankelijk van het type tanks is er sprake van adem-, verdrijvings-, uitdampings-, en uitpompverliezen.

• Ademverliezen ontstaan door uitzetting van de damp in de tank als gevolg van opwarming tijdens de dag.

• Verdrijvingsverlies ontstaat door het verdringen van damp door de vloeistof tijdens het vullen van een opslagtank met een vast dak.

• Uitdamping betreft de lekkage door afdichtingen heen van een opslagtank met een drijvend dek.

• Uitpompverlies betreft het verdampen van de vloeistoffilm die achterblijft tijdens het legen van een opslagtank met een drijvend dek.

• Beladingsemissies ontstaan bij het laden van transportmiddelen. De damp in het transportmiddel wordt verdreven.

Page 100: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.33

Niet enkel op- en overslag van de producten leiden tot emissies van VOS, maar ook de blendingactiviteiten. Hierbij wordt het product van de ene naar de andere tank overgeslagen waarbij een product wordt toegevoegd. De emissies van de blendingactiviteiten komen overeen met de verdrijvingsverliezen of uitpompverliezen.

De adem-, verdrijvings-, uitdamping-, uitpomp- en beladingsverliezen worden begroot met de methodiek zoals beschreven in ‘Handboek emissiefactoren, Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag’ . Deze methodiek is overgenomen uit AP42 publicatie van EPA. Omwille van het gebruik van deze kengetallen, waar een relatief grote onzekerheidsmarge zit moeten de berekende emissies gezien worden als grootte-orde.

In onderstaande paragrafen worden de belangrijkste elementen bij de begroting van deze emissies besproken.

2.6 .1 .2 Opges lagen producten

Het opgeslagen product bepaalt in belangrijke mate de emissie vanuit de tank. Hierbij is de dampspanning de belangrijkste eigenschap van het product die de emissie bepaalt. Alle producten kunnen in alle tanks opgeslagen worden. Uiteraard zonder de vergunde of te vergunnen opslaghoeveelheden per productcategorie/product te overschrijden.

Om een selectie te maken van te beschouwen producten in het MER wordt verwezen naar richtlijnenboek chemie. Hierin wordt aangegeven dat enkel de potentiële opgeslagen producten met een dampspanning van > 1 kPa@20°C dienen beschouwd te worden bij de berekening van de op- en overslagverliezen bij tankterminals.

In Bijlage L2 worden een niet limitatieve lijst met hun eigenschappen weergegeven die mogelijks worden opgeslagen.

2.6 .1 .3 Soort en grootte van de tanks

Alle tanks zijn uitgerust met een ademventiel ter beperking van de emissies (-0,25/10 kPa). Dit zijn allen tanks met vaste daken (kegeldak). Deze tanks worden niet verwarmd. Deze situatie omvat een worst-casesituatie waarbij de effectieve uitvoering van de tanks steeds aanleiding geven tot minder emissies dan in de beoordeelde situatie.

De volumes variëren van 1.000 tot 3.000 m³, waarbij de hoogte voor alle tanks 18 meter bedraagt.

In bijlage L3 worden de eigenschappen van de tanks die emissiebepalend zijn, opgelijst.

2.6 .1 .4 Doorzet van het product

De doorzet van het product bepaalt in grote mate de beladingsverliezen (afgevoerde hoeveelheid) en de verdrijvingsverliezen (aangevoerde hoeveelheid). De Turn over factor (TO) is de factor doorzet/opslaghoeveelheid en geeft de mate aan hoeveel keer de tanks per jaar worden ‘ververst’ of volledig afgevoerd en opnieuw bijgevuld wordt.

In §IV2.3 wordt de overslag van chemische vloeistoffen in detail beschreven. Er wordt gewerkt met een ‘Turn over factor’ van 10 in de geplande situatie. Dit wil zeggen dat 10 keer alle tankvolumes wordt ververst gedurende het hele jaar (doorzet van 7,3 miljoen m³/jaar).

2.6 .1 .5 Emiss iebeperkende maatrege len

De toegepaste emissiereducerende maatregelen zijn in functie van de aard van de opgeslagen stoffen en gebeuren volgens Vlarem II art. 5.17.4.1.9: algemene bepaling op en overslag vaste stoffen en vloeistoffen.

Houders voor opslag vloeistoffen > 13,3 kPa @35°C:

• Acuut toxische vloeistoffen cat. 1/2/3/4 of;

• Vloeistoffen met GHS08 of;

• Vloeistoffen met GHS05 die bijtend zijn voor de huid of ernstig oogletsel veroorzaken;

Page 101: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.34

moeten voorzien zijn van een doeltreffend systeem, zoals een dampterugvoersysteem, een vlottend dak, of een gelijkwaardig systeem zodat bij zowel de opslag als bij (overslag) de behandeling luchtverontreiniging tot een minimum wordt beperkt.

Alle tanks zijn voorzien van ademventielen van -0,25/10 kPa. Door deze ventielen worden adem- en verdrijvingsemissies beperkt. Bij te grote over- of onderdruk worden de ventielen wel geopend en kunnen er emissies ontsnappen.

Door het gebruik van overdrukventielen met de gegeven instellingen worden de ademverliezen van een tank zeer sterk beperkt. De effectieve beperking van de ademverliezen is afhankelijk van de karakteristieken van het opgeslagen product.

Indien de ademverliezen met 100% gereduceerd (wat bvb. het geval is voor de giftige stof fenol) worden kan gesteld worden dat een tank niet meer ademt en leidt het gebruik van de overdrukventielen eveneens tot een beperking van de verdrijvingsverliezen.

DA M P BE H A N D E L I N G

De dampbehandeling voor dampen met < 1,5% stikstof en zonder chloor zal gerealiseerd worden door 2 thermische oxidatie-eenheden.

Het systeem is opgebouwd uit twee parallelle systemen met 75% capaciteit. Dit laat nog toe om één van deze TO’s om te vormen tot een S(N)CR-systeem in de toekomst. Een SNCR-systeem is nodig als de terminal meer stikstofhoudende verbindingen verwerkt en er meer dan 1,5% organische N in de dampfase terechtkomt.

Daarnaast kan ook een actief koolfilter of zuurscrubber ingezet worden voor dampen die chloor bevatten (ter voorkoming van de vorming van dioxines) of zuren waarbij een TO niet de geschikte dampbehandeling is. De dampen van gechloreerde producten zullen apart behandeld worden.

Er wordt voorzien dat elke tank aangesloten kan worden op een dampbehandelingsinstallatie

2.6 .1 .6 Begrot ing van VOS -emiss ies b i j ops lag /ver laden in de geplande s i tuat ie

Niettegenstaande het doel van het MER erin bestaat om een realistische inschatting te formuleren van de te verwachten impact op de luchtkwaliteit, wordt conform het richtlijnenboek voor de sector chemie een inschatting geformuleerd m.b.t. de maximaal mogelijke emissies bij verschillende scenario’s.

Bij het bepalen van de maximale scenario’s werd zowel rekening gehouden met de vluchtigheid van stoffen (welke stoffen hebben intrinsiek het grootste emissiepotentieel) als met de gevaarseigenschappen van de stoffen (welke stoffen vormen het grootste risico voor het optreden van gezondheidseffecten).

Concreet worden volgende scenario’s geëvalueerd:

- een realistisch scenario: wat tot doel heeft om de VOS-emissies zoals deze effectief zullen verwacht worden in de toekomst, te begroten en te evalueren;

- een maximalistisch scenario VOS-totaal: wat tot doel heeft om de maximale VOS-emissie die in theorie (d.i. rekening houdend met de aard van de opgeslagen stoffen en de in de vergunning aangevraagde hoeveelheden) zou kunnen optreden te begroten en te evalueren;

- maximalistisch scenario giftige en CMR-stoffen: wat tot doel heeft om de maximale emissie aan potentieel giftige en CMR-stoffen die in theorie (d.i. rekening houdend met de aard van de opgeslagen stoffen en de in de vergunning aangevraagde hoeveelheden) zou kunnen optreden te begroten en te evalueren;

- maximalistisch scenario geurstoffen: wat tot doel heeft om de maximale emissie aan geurcomponenten die in theorie (d.i. rekening houdend met de aard van de opgeslagen stoffen en de in de vergunning aangevraagde hoeveelheden) zou kunnen optreden te begroten en te evalueren.

Page 102: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.35

Hieronder worden per scenario de resultaten van de selectiemethodiek toegepast voor het selecteren van referentiestoffen en de berekende emissies weergegeven. Voor een gedetailleerde beschrijving van de gehanteerde scenario’s en de berekening van de emissies/scenario wordt verwezen naar Bijlage L4. Hierbij wordt worst case abstractie gemaakt van de tanks met vlottende daken. Dit is een worst case inschatting.

RE A L I S T I S C H S C E N A R I O

De VOS-emissie voor het realistisch scenario wordt bepaald aan de hand van de gerapporteerde VOS-emissies (drie referentiejaren) en de beschikbare opslagcapaciteit in de terminal (in ton).

Vermits het voorgenomen project een nieuwe tankterminal betreft, kan het realistisch scenario niet begroot worden volgens deze methodiek. Het realistisch scenario zal bijgevolg niet meer verder beschouwd worden. Er wordt vanuit gegaan dat de impact van het realistisch scenario steeds lager zal zijn dan de onderstaande maximalistische scenario’s.

MA X I M A L I S T I S C H VOS-S C E N A RI O

Op basis van de evaluatie van de vluchtigheid en de maatregelen genomen bij opslag en overslag, worden volgende

stoffen geselecteerd als referentieproduct voor de bepaling van het maximalistisch scenario VOS-totaal:

1-methoxy-2-propanol, ethylacetaat, isopropanol, isobutylacetaat, dichloormethaan, methylisobutylketon, pyridine, 2-methyl-2-propanol

In Tabel IX. 27 worden de resultaten weergegeven van de berekeningen voor een maximalistisch VOS-opslagscenario, rekening houdend met de toegepaste emissiereducerende maatregelen zoals weergegeven in §V2.1.5.

Tabel IX. 27: Begrote emissies maximalistisch VOS scenario

1-methoxy-2-propanol

Ethyl-acetaat

Isopro-panol

Isobutyl-acetaat

Dichloor-methaan

Methyliso-butylketon

Pyridine

2-methyl-2-propanol

Totaal

relatief ademverlies

kg/ton opslag 0,001 0,011 0,016 0,003 0,041 0,003

0,007 0,021

relatief verdrijvings-verlies

kg/ton overslag 0,003 0,010 0,006 0,005 0,000 0,005

0,008 0,008

relatief beladings-verlies

kg/ton overslag 0,014 0,054 0,037 0,028 0,000 0,028

0,045 0,046

Opslag-hoeveelheid

ton/jaar

45.750 45.750 45.750 45.750 45.750 45.750

45.750 45.750

366.000

Doorzetfactor - 10 10 10 10 10 10 10 10

Totaal ademverlies

ton/jaar 0,05 0,49 0,75 0,12 1,88 0,12 0,31 0,94 4,65

Totaal verdrijvings-verlies

ton/jaar 1,15 4,37 2,97 2,28 0,02 2,22 3,62 3,70 20,34

Totaal beladings-verlies

ton/jaar

6,52 24,76 16,82 12,93 0,10 12,59

20,49 20,98

115,19

Totaal verlies ton/jaar

7,72 29,62 20,53 15,32 2,00 14,93

24,4

1 25,63

140,1

68

MA X I M A L I S T I S C H G I F T I G E E N CMR-S T OF F E N S C E N A RI O

Als referentieproducten in het scenario met maximale emissies van giftige en CMR-stoffen worden de stoffen acrylonitril, epichloorhydrine, 1,2-dichloorethaan en isopreen beschouwd. De begroting van de emissies in dit scenario wordt weergegeven in Tabel IX. 28.

Page 103: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.36

Tabel IX. 28: Begrote emissies maximalistisch giftige stoffen en CMR-stoffen scenario

Acrylonitril epichloorhydrine DCE Isopreen

relatief ademverlies kg/ton opslag 0,00234 0,00006 0,00173 0,02178

relatief verdrijvingsverlies kg/ton overslag 0,00001 0,00000 0,00001 0,00002

relatief beladingsverlies kg/ton overslag 0,00005 0,00001 0,00004 0,00011

Opslaghoeveelheid ton/jaar 366.000 366.000 366.000 366.000

Doorzetfactor - 10 10 10 10

Totaal ademverlies ton/jaar 0,86 0,02 0,63 7,97

Totaal verdrijvingsverlies ton/jaar 0,03 0,00 0,03 0,07

Totaal beladingsverlies ton/jaar 0,17 0,03 0,16 0,40

Totaal verlies ton/jaar 1,06 0,06 0,83 8,45

MA X I M A L I S T I S C H S C E N A RI O G E U RS T OF F E N

Als referentieproduct voor dit scenario werd de stof methylacrylaat weerhouden. De berekende emissies in dit scenario worden weergegeven in Tabel IX. 29.

Tabel IX. 29: Berekende emissies methylacrylaat

methylacrylaat

relatief ademverlies kg/ton opslag 0,00245

relatief verdrijvingsverlies kg/ton overslag 0,00001

relatief beladingsverlies kg/ton overslag 0,00005

Opslaghoeveelheid ton/jaar 366.000

Doorzetfactor - 10

Totaal ademverlies ton/jaar 0,90

Totaal verdrijvingsverlies ton/jaar 0,04

Totaal beladingsverlies ton/jaar 0,20

Totaal verlies ton/jaar 1,13

2.6.2 Fug i t ieve VOS -emiss ies

Er zal gekozen worden voor technisch lekdichte apparaten die voldoen aan de bepalingen opgesomd in Vlarem Bijlage 4.4.6. Hoofdstuk IV. Jaarlijks zal een IR-campagne uitgevoerd worden op de tanks.

Na een eerste exploitatiejaar zal bekeken worden of een LDAR-programma dient opgesteld te worden. Dit wordt echter niet verwacht.

Uit ervaring met gelijkaardige projecten kan geleerd worden dat de fugitieve emissies 15% van de VOS-emissies bedragen in het maximalistisch VOS-scenario.

De fugitieve emissies voor SEA-MOL bedragen op jaarbasis ca. 140.000 kg x 15% = ca. 21.000 kg.

Page 104: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.37

2.6.3 Verbrandingsemiss ies vanui t s toomketels

Op de site worden drie stoomketels voorzien (2x2,5 MW en 1x1 MW), dewelke gevoed worden met aardgas. De stoom wordt vanuit de stoomketel verdeeld via een intern bovengronds net.

In Tabel IX. 30 worden de worst case emissies vanuit deze stoomketels ingeschat door middel van de emissiegrenswaarden toe te passen. Gezien er gestookt wordt met aardgas, worden er geen stof en SOx emissies verondersteld.

Tabel IX. 30: Emissies vanuit stoomketels

Stoomketel 1 Stoomketel 2 Stoomketel 3 e.g.w. Totaal

Vermogen MW 2,5 2,5 1

Brandstof - Aardgas Aardgas Aardgas

Werkingsuren / jaar Uren 8.760 8.760 8.760

Schouwdiameter M 0,5 0,5 0,5

hoogte schouw M 15 15 15

X-Lambertcoördinaat M 150918 (adm) 149452 (links) 150918 (adm)

y-Lambertcoördinaat M 217004 (adm) 216940 217004 (adm)

Rookgasdebiet Nm³/h 3.600 3.600 2.016

Temperatuur afgas °C 120°C 120°C 120°C

O2 %vol 3 3 3

CO mg/Nm³ 3%O2 100 100 100 100

(Vl II art. 5.43.2.11)

kg/jaar 3.154 3.154 1.766

8.073

NOx mg/Nm³ 3%O2 80 80 80 80

(Vl II art. 5.43.2.11)

kg/jaar 2.523 2.523 1413

6.459

2.6.4 Emiss ies van ui t d ieselmotoren

De brandpompen en schuimpompen worden aangedreven door dieselmotoren die indien calamiteiten (brand) zich voordoet, emitteren.

Deze emissies worden verder niet beschouwd in het MER.

2.6.5 Emiss ies vanui t de thermisc he nabehandel ingseenhe den

Vanuit de dampverwerking gebeurt d.m.v. thermische nabehandeling, worden er emissies verwacht afkomstig vanuit de verbranding van de steunbrandstof aardgas en de te behandelen dampen. Voor de begroting wordt als worst case situatie de emissiegrenswaarden verondersteld.

De weergegeven ingeschatte emissieconcentraties zijn deze zoals ingeschat door de opdrachtgever.

Page 105: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.38

Tabel IX. 31: Emissies uit de thermische nabehandelingseenheden

TO1 TO2 e.g.w. totaal

Vermogen MW

Brandstof (steun) - Aardgas Aardgas

Werkingsuren / jaar Uren 8.760 8.760

Schouwdiameter M 0,5 0,5

hoogte schouw M 15 15

X-Lambertcoördinaten M 150633 149484

y-Lambertcoördinaten M 216903 217036

Rookgasdebiet Nm³/h 10.000 10.000 (inschatting door de deskundige)

Temperatuur afgas °C 80 80 (worst case inschatting)

O2 %vol 3 3

CO mg/Nm³ 3%O2 100 100 100 (18%O2)

kg/jaar 8.760 8.760 17.520

NOx mg/Nm³ 3%O2 200 200 500 (18% O2)

kg/jaar 17.520 17.520 35.040

TOC mg/Nm³ 3%O2 10 10 150

kg/jaar 876 876 1.752

2.6.6 Emiss ies u it t ransportmiddelen

TRA N S P O RT E M I S S I E S BU I T E N S I T E

De aan- en afvoer van stoffen per schip, spoorweg en wegverkeer kunnen aanleiding geven tot transportemissies.

Het aantal transporten per transportmiddel wordt beschreven onder §IV2.3.

Als belangrijkste parameters kunnen hierbij NOx, SO2 en fijn stof beschouwd worden.

Voor het in kaart brengen van de voornaamste emissies kan gebruik gemaakt worden van aantallen transporteren emissiekengetallen. Op basis van de eerder vermelde transportaantallen en de emissiekarakteristieken kan gesteld worden dat het transport door wegverkeer en door scheepvaart als meest relevant kan beschouwd worden.

Zoals het ‘richtlijnenboek Chemie’ beschrijft wordt de begroting van de transportemissies op zich niet relevant beoordeeld gezien deze emissies nauwelijks te onderscheiden zijn van de totale emissies van verkeer en de impact van deze emissies ondergeschikt is aan deze afkomstig van productieprocessen en/of ondersteunende activiteiten binnen de haven. Enkel bij een relevant aantal transporten nabij bewoning kan een impactberekening een meerwaarde bieden.

De ontsluitingsroutes van SEA-MOL zijn voornamelijk grote wegen en lopen niet langs woongebieden. Ook een impactgerichte benadering van de impact van de vrachtwagenbewegingen op de lokale luchtkwaliteit wordt daarom niet nodig geacht.

Page 106: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.39

TRA N S P O RT E M I S S I E S B I N N E N D E S I T E

Binnen de site is de reachstacker een belangrijke bron van transportemissies. De emissie gebeurt echter laag bij de grond en zal weinig bijdragen tot de impact ter hoogte van relevante receptoren buiten de site (woningen). Net als de transportemissie buiten de site, worden de emissies en de impact ervan niet verder beschouwd in het MER.

2.6.7 Globaal ov erz ic ht emiss ies geplande s i tuat ie

In Tabel IX. 32 wordt een overzicht gegeven van de begrote jaarlijkse emissies in de geplande situatie voor de VOS- en verbrandingsemissies. Enkel het maximalistisch VOS scenario wordt weergegeven daar enkel dit scenario van belang is voor de totale VOS-begroting. De andere scenario’s voor de geplande situatie zijn eerder productspecifiek van belang in kader van de effectbeoordeling.

Tabel IX. 32: Overzicht gekwantificeerde emissies geplande situatie

In kg/jaar Gepland IMJV drempelwaarde

VOS 163.796 20.000

Tank- en beladingsemissies

Ademverliezen 4.648

Verdrijvingsverliezen 20.332

Beladingsverliezen 115.188

Fugitieve emissies 21.000

Naverbrander (TOC-->VOS - factor 1,5) 2.628

NOx 41.499 50.000

Stoomketels 6.459

Dampbehandeling 35.040

CO 23.979 200.000

Stoomketels 6.459

Dampbehandeling 17.520

2.7 E F F E C T V O O R S P E L L I N G E N - B E O O R D E L I N G

2.7.1 Impac tberekening van de gele ide emiss ies

2.7 .1 .1 Potent iee l be langr i jke parameters

In het kader van een milieueffectenrapport worden enkel overdrachtsberekeningen uitgevoerd voor die polluenten waarvan verwacht wordt dat de impact op de luchtkwaliteit niet te verwaarlozen is. Deze potentieel belangrijke parameters (PBP) worden geselecteerd op basis van volgende criteria:

✓ De totale atmosferische emissievracht van de polluent op jaarbasis is groter dan de drempelvracht voor opname in het Integraal milieujaarverslag.

Op basis van dit criterium wordt VOS geselecteerd.

✓ De polluent kan geïdentificeerd worden als een kritische parameter. Een kritische parameter is een parameter waarvoor de gemeten waarde in de omgeving groter is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm.

Enkel NOx wordt geselecteerd op basis van dit criterium. NOx kan plaatselijk verhoogd zijn nabij drukke

Page 107: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.40

wegen.

✓ Polluenten met risicozinnen H351, H350, H340, H372-373 en H360 worden steeds mee beoordeeld.

Enkel CO heeft dergelijke risicozinnen meegekregen. CO is vooral gevaarlijk in binnenhuisklimaat. De verhouding tussen de emissie en de toetsingswaarde is dermate laag dat een relevant effect niet verwacht wordt. CO wordt bijgevolg niet geselecteerd.

CMR-stoffen en toxische stoffen

Daarnaast wordt ook rekening gehouden met:

✓ Manier van uitstoot.

Het zijn voornamelijk niet geleide emissies met een verspreidingspluim die minder ver reikt dan bij geleide emissies.

✓ Aanwezigheid van (gevoelige) bevolkingsgroepen in het studiegebied.

In de nabije omgeving van de site is er bewoning gelegen.

✓ Aanwezigheid van fauna en flora in de directe omgeving.

In de nabije omgeving van de site zijn natuurgebieden gelegen.

✓ Bij reeds bestaande structurele klachten of onrust.

Er zijn nog geen klachten geformuleerd met betrekking tot luchtemissies.

Op basis van bovenstaande criteria, worden volgende polluenten geselecteerd om dispersieberekeningen uit te voeren:

- NOX - VOS-emissies - Geselecteerde stoffen in het max. CMR/toxische stoffen scenario

2.7 .1 .2 Methodiek berekening van de impactb i jdrage

De impactbijdrage van de in §IX2.7.1.1 geselecteerde parameters wordt met behulp van het IMPACT-model versie 2.1.7 berekend.

Hierbij zijn volgende aannames gemaakt/inputcriteria genomen:

• Rastergrootte: Er wordt een rastergrootte van 50 meter gekozen in een studiegebied van 10 km op 10 km. In totaal wordt op 40.000 plaatsen een bijdrage berekend.

• Meteorologische gegevens: het meteoset van 2012 werd gebruikt aangezien dit jaar als een representatief gemiddeld meteorologisch jaar beschouwd kan worden.

• Voor de bepaling van de NO2-jaargemiddelde concentraties wordt gebruik gemaakt van de achtergrondconcentratiekaart van 2015.

• IMPACT berekent een jaargemiddelde immissie van een polluent of een bepaalde percentielwaarde van een polluent. Voor de berekening van jaargemiddelde immissie van discontinue bronnen wordt een jaargemiddelde emissiejaarvracht als input beschouwd.

• Voor de berekening van de hogere percentielwaarden van discontinue bronnen wordt gerekend met een momentane emissie (kg/u) tijdens werking (cfr. Richtlijnenboek lucht).

• Door de aanwezigheid van een chemische module en de achtergrondkaart van NO2 en ozon, kan niet rechtstreeks de gemiddelde NO2-bijdrage berekend worden. Eerst wordt de achtergrond (2015) + project berekend, daarna enkel de achtergrond 2015 (berekening zonder emissie van de ingegeven bron). Om de projectbijdrage te berekenen worden deze 2 berekende waarden van elkaar afgetrokken.

Page 108: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.41

• Voor de berekening van de hogere percentielwaarden van NO2 (P99,79) kan bovenstaande werkwijze niet gevolgd worden, daarom worden de NOx-percentielconcentraties van het project berekend die daarna omgezet worden in NO2-percentielwaarden door te vermenigvuldigen met een factor 0,6.

• Voor de berekening van de gem. NO2-projectbijdrage: zowel de NOx-emissie als de NO/NOx verhouding moet ingegeven worden. De NO/NOx-verhouding van de emissie is echter niet gekend. Er wordt daarom met de verhouding 0,95 gerekend.

• Er wordt gerekend zonder mechanische pluimstijging bij de schouwen met een afdekplaat op de schouw.

• De receptorhoogte wordt op 1,5 m ingesteld voor de concentratieberekeningen.

• De tankemissies en fugitieve emissies worden verdeeld over alle tankenparken waarbij er per tankenpark een puntbron beschouwd wordt met klein debiet en grote diameter (snelheid 1cm/s). De hoogte van de puntbron werd op 18 m verondersteld.

• De beladingsemissies worden in het model gebracht door middel van een lijnbron met hoogte en breedte 2m. Deze lijnbron wordt gesitueerd aan de kades.

Bij de weergave en beoordeling van de impactbijdrage worden volgende beoordelingspunten voorzien:

- Pluimmaximum + ligging van het pluimmaximum

- Woongebieden rondom het bedrijf

- Woonkernen binnen het studiegebied

Een overzicht van de beschouwde receptorplaatsen van de woongebieden rond het bedrijf en de woonkernen binnen het studiegebied wordt in tabel Tabel IX. 33 weergegeven.

Voor de beoordelingsplaatsen en de beoordeling op zich van de parameter verzurende en vermestende depositie wordt verwezen naar de discipline biodiversiteit.

Tabel IX. 33: Receptorpunten discipline lucht

Nr Receptorpunt

X-Lambert-coördinaat

(m)

Y-Lambert-coördinaat

(m)

Receptorplaats Afstand tot bedrijfsgrens, afgerond tot op 100m (m)

Windrichting tov het bedrijf

1 153.464 218.583 Ekeren - centrum 3.000 NO

2 152.657 218.420 Ekeren – wijk Schoonbroek (Sprangweelstraat)

2.200 NO

3 152.754 217.931 Ekeren – wijk Rozemaai (Thomas Greshamstraat)

2.000 NO

4 153.616 216.250 Luchtbal 2.700 O

5 154.159 216.037 Merksem – wijk Lambrechtshoeken

3.300 O

6 152.821 214.023 Eilandje 3.400 ZO

7 151.274 214.034 Linkeroever - Wandeldijk 2.800 Z

8 147.156 213.042 Zwijndrecht 4.400 ZW

Page 109: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.42

2.7 .1 .3 Beoorde l ing van de impactb i jdrage geplande s i tuat ie (exc l . Transport )

2 . 7 . 1 . 3 . 1 V O S

Zoals besproken onder §IX2.1.2 wordt de VOS-impact vergeleken met de indicatieve toestingswaarde van 150 µg/m³. De berekende VOS-impact wordt weergegeven in Tabel IX. 34.

Tabel IX. 34: Berekende impact VOS-emissies in het maximalistisch scenario

Nr. Receptorpunt VOS maximalistisch scenario

µg/m³ %TW (150µg/m³)

Pluimmaximum (kade van dok aan SEA-MOL) 224,89 149,92%

1 Ekeren – centrum 0,68 0,45%

2 Ekeren – wijk Schoonbroek 1,27 0,85%

3 Ekeren – wijk Rozemaai 1,00 0,67%

4 Luchtbal 0,52 0,34%

5 Merksem – wijk Lambrechtshoeken 0,42 0,28%

6 Eilandje 0,40 0,26%

7 Linkeroever – Wandeldijk 0,56 0,38%

8 Zwijndrecht 0,30 0,20%

Uit de tabel blijkt dat de impact van VOS <1% van de indicatieve toetsingswaarde gelegen is ter hoogte van dichtstbijzijnde woongelegenheden. Ter hoogte van het bedrijfsterrein van SEA-MOL bedraagt de impact ca. 150% van de indicatieve toetsingswaarde (niet relevante receptorplaats).

2 . 7 . 1 . 3 . 2 T O X I S C H E E N C M R - S T O F F E N

Om de impact van CMR-/toxicologische stoffen te bepalen werd verondersteld dat de volledige tankterminal gevuld is met volgende stoffen: 1,2 dichloorethaan, isopreen en acrylonitril, epichloorhydrine.

De in rekening gebrachte emissies zijn de tankemissies (adem-, verdrijvings- en beladingsemissies) en de fugitieve emissies.

De resultaten voor deze verschillende scenario’s worden weergegeven in Tabel IX. 35. De dispersie van de parameters waarbij er niet enkel verwaarloosbare impact berekend wordt (isopreen en dicloorethaan) worden weergegeven op figuur XIV 12 en figuur XIV 13 van de figurenbundel in bijlage.

Page 110: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.43

Tabel IX. 35: Berekende impact CMR/toxische stoffen

Nr Receptorpunt

Acrylonitril Epichloorhydrine 1,2-dichloorethaan Isopreen

µg/m³ %TW

(2µg/m³) µg/m³

%TW

(1µg/m³) µg/m³

%TW

(0,4µg/m³)

µg/m³ %TW

(2,3µg/

m³)

Pluimmaximum (kade van dok aan SEA-MOL) 0,430 21,5% 0,056 5,60% 0,391 97,75% 2,055 89,35%

1 Ekeren – centrum 0,004 0,2% 0,000 0,00% 0,004 1,00% 0,035 1,52%

2 Ekeren – wijk Schoonbroek 0,008 0,4% 0,000 0,00% 0,007 1,75% 0,067 2,91%

3 Ekeren – wijk Rozemaai 0,006 0,3% 0,000 0,00% 0,005 1,25% 0,051 2,22%

4 Luchtbal 0,004 0,2% 0,000 0,00% 0,003 0,75% 0,029 1,26%

5 Merksem – wijk Lambrechtshoeken 0,003 0,2% 0,000 0,00% 0,002 0,50% 0,022 0,96%

6 Eilandje 0,002 0,1% 0,000 0,00% 0,002 0,50% 0,02 0,87%

7 Linkeroever – Wandeldijk 0,003 0,2% 0,000 0,00% 0,003 0,75% 0,026 1,13%

8 Zwijndrecht 0,002 0,1% 0,000 0,00% 0,001 0,25% 0,014 0,61%

Uit de tabel blijkt dat de berekende impacten op alle locaties voor de geselecteerde stoffen Acrylonitril en Epichloorhydrine verwaarloosbaar zijn. Voor de stoffen Isopreen en 1,2 dichloorethaan wordt er een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van Ekeren. Voor Isopreen wordt daarnaast ook een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van linkeroever en luchtbal. Op de andere plaatsen wordt een verwaarloosbare impact berekend.

2 . 7 . 1 . 3 . 3 G E U R B E L A D E N S T O F F E N

Uitgaande van de verspreidingsberekeningen van de toxische stoffen, de emissiebegroting in het maximalistisch geur scenario en een geurdrempel van 20-50µg/m³ betekent dit dat er geen geur zal waarneembaar zijn vanuit de site.

2 . 7 . 1 . 3 . 4 S T I K S T O F O X I D E N

De impact van de NOx emissies wordt zowel op jaargemiddelde-basis als op P99,79-basis beoordeeld. De resultaten van de berekende bijdrages worden weergegeven in tabel IX.36

J A A RG E M I D D E L D E B I JD RA G E

De jaargemiddelde bijdrage is ter hoogte van de beschouwde receptorpunten verwaarloosbaar. Een onderzoek naar milderende maatregelen is bijgevolg niet noodzakelijk.

Het pluimmaximum is op het bedrijfsterrein gelegen.

P I E K B I JD RA G E

De P99,79 is op ieder beschouwd receptorpunt lager dan 2%. De P99,79-bijdrage is bijgevolg beperkt negatief. Ook vanuit deze benadering is een onderzoek naar bijkomende milderende maatregelen niet noodzakelijk.

Page 111: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.44

Tabel IX. 36: Berekende impact NO2

Nr. Receptorpunt Jaargemiddelde P99,79

µg/m³ %TW (40µg/m³) µg/m³ %TW (200µg/m³)

Pluimmaximum (kade van dok aan SEA-MOL) 4,30 10,74% 32,98 16,49%

1 Ekeren – centrum 0,09 0,23% 3,01 1,50%

2 Ekeren – wijk Schoonbroek 0,17 0,43% 3,63 1,81%

3 Ekeren – wijk Rozemaai 0,11 0,28% 3,75 1,88%

4 Luchtbal 0,07 0,18% 3,62 1,81%

5 Merksem – wijk Lambrechtshoeken 0,05 0,11% 2,79 1,40%

6 Eilandje 0,05 0,12% 1,84 0,92%

7 Linkeroever – Wandeldijk 0,07 0,18% 3,27 1,64%

8 Zwijndrecht 0,04 0,09% 1,81 0,90%

2.7.2 Emiss ies in de geplande s i tuat ie en toets ing aan NEC -doels te l l ingen

Strikt genomen geeft het project aanleiding tot een toename van VOS-emissies. Belangrijk hierbij is evenwel het feit dat door de realisatie van het project, de SEA-MOL-organisatie in staat is om de opslag van vluchtige organische stoffen te organiseren binnen een terminal die zeer goed uitgerust is voor de opslag van dergelijke stoffen.

In Tabel IX. 37 worden de emissieplafonds voor Vlaanderen in kader van de NEC-doelstellingen weergegeven en vergeleken met de emissies SEA-MOL. De emissies van SEA-MOL zijn kleiner dan 0,5% van de Vlaamse NEC-doelstelling.

Tabel IX. 37: Vergelijking tussen de emissies van SEA-MOL en de NEC-doelstellingen

Vlaanderen SEA-MOL

% SEA-MOL tov NEC-doelstelling emissieplafonds 2030 (kton) geplande situatie (kton)

NOx 124,4 0,041 0,03%

NMVOS 58,8 0,140 0,2%

2.8 A L G E M E E N B E S L U I T D I S C I P L I N E L U C H T V E R O N T R E I N I G I N G

In de discipline luchtverontreiniging werd eerst de actuele luchtkwaliteit in kaart gebracht. Hieruit werd de parameter NO2 als kritische parameter geselecteerd.

De emissiebronnen van het project werden in kaart gebracht. Het project heeft een relevante emissie van vluchtige organische stoffen vanuit de op- en overslag van de chemische producten. Zowel de tankemissies als de beladingsemissies werden in kaart gebracht voor verschillende scenario’s (max.VOS, max.tox en CMR, max. geur). Daarnaast werden de fugitieve emissies ingeschat.

Als belangrijke bron werden ook de stoominstallaties en de thermische naverbrandingsinstallatie aangeduid en begroot.

In het kader van de emissiebegroting werden de transportemissies als minder belangrijk aanzien en niet meegenomen in de begroting van de emissies en in de bepaling van de impact.

Een impactberekening werd uitgevoerd voor elk van de VOS emissiescenario’s en voor de parameter NO2.

Page 112: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.45

Uit deze impactberekening bleek een verwaarloosbare impact ter hoogte van de gekozen relevante beoordelingspunten. Voor de stoffen Isopreen en 1,2 dichloorethaan werd er een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van Ekeren. Voor Isopreen werd daarnaast ook een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van Linkeroever en Luchtbal.

2.9 M I L D E R E N D E M A A T R E G E L E N

Er wordt geen onderzoek naar milderende maatregelen nodig geacht.

2.10 K L I M A A T R E F L E X

Het project zal aanleiding geven tot extra indirecte broeikasgasemissies door de energievraag van het project. Afgeleid van de energiegegevens (aardgas, elektriciteit) in de geplande situatie zullen de CO2-emissies ca.30.000 ton bedragen.

SEA-MOL valt niet onder het EU-ETS tradingsysteem. Hieruit volgt dat de maatregelen uit het Vlaams klimaatplan 2021-2030 van toepassing zijn.

Het Vlaams klimaatsplan heeft tot doelstelling om het beleid aangaande CO2-uitstoot van de niet EU-ETS bedrijven vast te leggen. Voor de tankterminals staat in het klimaatbeleidsplan geen specifieke maatregelen. Algemeen wordt verwacht dat de CO2-uitstoot in 2030 verminderd wordt met 16% ten opzichte van het niveau van 2005.

Tijdens de aanlegfase zullen voor de bouw van de tanks gebruik gemaakt worden energie-intensieve materialen (koolstofstaal, roestvrijstaal, beton). Andere directe broeikasemissies tijdens de aanlegfase zijn echter beperkt.

Het project zal het vrachtverkeer doen toenemen door een stijging in volume van vervoerde goederen met schepen, trein en vrachtwagens.

Page 113: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.46

3. D I SCIPLINE GE LU ID E N TRILLINGEN

3.1 I N L E I D E N D G E D E E L T E

3.1.1 Te ondersc heiden s tappen bi j de u i twerking van de disc ip l ine

De referentiesituatie voor de discipline ‘geluid’ wordt beschreven aan de hand van een continue immissiemeting in het meest nabijgelegen natuurgebied Bospolder uitgevoerd in het kader van dit MER.

Op basis van deze immissiemeting wordt een duidelijk beeld van het huidige (= oorspronkelijke) omgevingsgeluid geschetst.

Op basis van de door de opdrachtgever aangeleverde gegevens over de aard van de gebouwen en de installaties wordt het effect van de geplande situatie samen met de geluidsemissie van de nieuwe installaties besproken. Deze gegevens worden ingebracht in een geluidsmodel. Op basis van dit model werd het effect volgens ISO-9613 berekend.

De geplande inrichting zal vergund zal worden na 1/1/1993. Hierdoor dient de geluidsproducerende installaties conform het Vlarem beschouwd te worden als een nieuwe inrichting.

3.1.2 Tec hnisc he begr ippen

3.1.2.1 Algemene begrippen

De sterkte van het geluid wordt weergegeven door zijn intensiteit I, maar vaak ook door zijn geluidsvermogenniveau Lw of zijn geluidsdrukniveau Lp. Het geluidsvermogenniveau is een éénduidige grootheid die de emissie van de geluidsbron weergeeft, onafhankelijk van de omgeving waarin de bron staat.

Aan de hand van het geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand tot de bron wordt het geluidsvermogenniveau berekend. Het geluidsvermogenniveau komt eigenlijk overeen met de energie die zich op afstand nul bevindt om te komen tot een geluidsdrukniveau op een bepaalde afstand.

De aard of hoogte van het geluid wordt weergegeven door zijn frequentie f. In het algemeen is een geluid samengesteld uit signalen van verschillende frequenties. Het spectrum van hoorbare frequenties strekt zich uit van ongeveer 20 Hz tot 20000 Hz.

Zowel de sterkte als de hoogte van het geluid kunnen veranderen in de tijd. Naargelang van het gedrag in de tijd onderscheidt men continu, cyclisch of impulsief geluid.

decibel (dB): dit is de eenheid waarin het geluidsdrukniveau Lp van een geluid wordt uitgedrukt.

dB(A): dit zijn eenheden afgeleid van de decibel, met de bedoeling de subjectieve gehoorgewaarwording op een meer praktische wijze te kunnen weergeven.

Door middel van een elektronische filter wordt bij de geluidsanalyse het geluid in een discreet aantal frequentiebanden bepaald. Deze frequentiebanden worden gekarakteriseerd door hun breedte en hun centrale frequenties. Het gebruik van een octaaf en tertsfilterset laat toe een studie te maken van de relatieve bijdrage van de verschillende octaaf - en tertsbanden tot het totale geluidsniveau. Een uitgesproken zuivere toon zal met meer dan 5 dB boven de aangrenzende tertsbanden uitsteken.

Page 114: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.47

3.1.2.2 Meetparameters

LAeq,T : het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting.

LAN,T : het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende N % van de observatieperiode T wordt overschreden.

LA95,T : het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau.

Lsp : de getalwaarde van de akoestische grootheid die het geluid van een inrichting of een deel ervan karakteriseert. Deze relevante waarde kan eventueel aangepast worden met een beoordelingsgetal.

Li : het berekend immissieniveau

LwA : A-gewogen geluidsvermogenniveau, identificeert éénduidig de emissiesterkte van de geluidsbron.

3.1.2.3 Gebruikte meetapparatuur

De meting werd uitgevoerd met een Sinus Tango. Dit meetinstrument is van het type I en voldoet aan de wettelijke bepalingen. Het meettoestel werd vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. Deze meetapparatuur voldoet aan de eisen gesteld in de IEC-publicatie 804. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 dB(A). Tijdens de meting was de microfoon voorzien van een windscherm. De sonometer was ingesteld op snelle tijdsweging.

3.1.3 Toets ingskader (wette l i j k en wetensc happel i j k) en beoordel i ngskader

3.1.3.1 Titel II van het Vlarem

Het wettelijk toetsingskader voor hinderlijke inrichtingen is titel II van het Vlarem. Voor bestaande en nieuwe inrichtingen worden richtwaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan, voor nieuwe inrichtingen houdt men tevens rekening met het oorspronkelijke omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van Vlarem II ‘Bijlage 2.2.1. milieukwaliteitsnormen (MKN) voor geluid in openlucht’ gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid.

Page 115: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.48

Tabel IX. 38 Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht

Categorie Richtwaarde in dB(A)

dag avond nacht

1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie 40 35 30

2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen

50 45 45

3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning

50 45 40

4. Woongebieden 45 40 35

5. Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsgebieden tijdens ontginning

60 55 55

6. Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie 50 45 40

7. Alle andere gebieden, uitgezonderd : bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld

45 40 35

8. Bufferzones 55 50 50

9. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning

55 50 45

10. Agrarische gebieden 45 40 35

Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing.

Dag: van 07.00 tot 19.00 uur Avond: van 19.00 tot 22.00 uurNacht: van 22.00 tot 07.00 uur

Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

“Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II is, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 dB(A) enerzijds alsmede tot de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II vermelde richtwaarde anderzijds.

Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2°, 3°, 5°, 8° of 9° van bijlage 2.2.1. bij VLAREM II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage 4.5.4. bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 dB(A)”.

Page 116: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.49

Figuur IX. 3: Beslissingstabel voor het bepalen van de toegelaten waarden

Als het geluid in open lucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage 4.5.5. bij VLAREM II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde is de in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden (voor nieuwe inrichtingen verminderd met 5 dB(A).

Onderstaande Tabel IX. 39 geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van de als hinderlijk ingedeelde inrichtingen:

Tabel IX. 39: Richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht van de als hinderlijk ingedeelde inrichtingen

Aard van het geluid Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in dB(A)

Dag Avond Nacht

Fluctuerend

incidenteel

Toepasselijke waarde + 15

Toepasselijke waarde + 10

Toepasselijke waarde + 10

impulsachtig

intermitterend

Toepasselijke waarde + 20

Toepasselijke waarde + 15

Toepasselijke waarde + 15

Toepasselijke waarde voor nieuwe inrichtingen: richtwaarde in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II verminderd met 5 dB(A). Toepasselijke waarde voor bestaande inrichtingen: richtwaarde in bijlage 4.5.4. bij VLAREM II Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande weg- en luchtverkeer.

Page 117: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.50

3.1.3.2 Significantiekader

Vermits de inrichting Vlarem-plichtig is, wordt het significantiekader toegepast dat men in het richtlijnenboek voor geluid en trillingen hanteert voor industrielawaai. Dit omvat enerzijds een beoordeling van het effect op het oorspronkelijk omgevingsgeluid en anderzijds een toetsing aan de wettelijke bepalingen van Vlarem II. Het significantiekader is weergegeven in Tabel IX. 40.

Tabel IX. 40: Significantiekader discipline geluid (definitieve versie dd. 2011)

Invloed op omgeving Eindscore na correctie

Voldoet aan het Vlarem ?

Lna-Lvoor* tussenscore Nieuw of verandering Bestaand

ΔLAX,T (effectscore) Lsp≤GW Lsp>GW Lsp≤RW RW<Lsp≤RW+10 Lsp>RW+10

ΔLAX,T>+6 -3 -1 -3 -1 -2 -3

+3<ΔLAX,T≤+6 -2 -1 -3 -1 -2 -3

+1<ΔLAX,T≤+3 -1 -1 -3 -1 -1 -3

-1≤ΔLAX,T≤+1 0 0 -1/-2 ** 0 -1 -3

-3≤ΔLAX,T<-1 +1 +1 - +1 +1 -

-6≤ΔLAX,T<-3 +2 +2 - +2 +2 -

ΔLAX,T<-6 +3 +3 - +3 +3 -

ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in dB(A) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd

Met T = duur in seconden

Met X:

“N” parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm

ofwel

“eq” voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid.

GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema 4.5.6.1 van Vlarem II

RW : richtwaarde

Lsp : specifiek geluid

*bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking.

** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie).

Voor wat betreft de lege vakjes kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen zich slechts in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige dient hier zelf een score aan te geven vergezeld van een degelijke motivatie.

Voor niet-Vlarem-punten wordt enkel de tussenscore en geen eindscore gebruikt. De parameter die het effect beschrijft mag door de deskundige gekozen en gemotiveerd worden. Voor geluidsbelastingskaarten kan dit die LAeq of Lden zijn. Voor industriegeluid kan dit het LA95,1h zijn.

De uiteindelijke negatieve scores worden gekoppeld aan milderende maatregelen (zie Tabel IX. 41).

Page 118: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.51

Tabel IX. 41: Scores significantiekader

-1 (matig significant negatief)

Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen, dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.

-2 (significant negatief)

Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, eventueel te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.

-3 (zeer significant negatief)

Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.

De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief.

3.2 A F B A K E N I N G E N B E S C H R I J V I N G V A N H E T S T U D I E G E B I E D

3.2.1 Afbakening s tudiegebied

Het studiegebied omvat de zone binnen de welke zich de effecten kunnen voordoen. In het bijzonder zal het effect van de geplande situatie geëvalueerd worden conform de bepalingen van VLAREM II. Daar de geplande inrichting gelegen is in een gebied vermeld in punt 5° van bijlage 2.2.1 bij VLAREM II dient getoetst te worden in de nabijheid van bewoonde gebouwen op hoogstens 200 m afstand van de rand van het industriegebied of op ongeveer 200 m afstand van de rand van het industriegebied bij ontstentenis van bewoonde gebouwen. Wanneer er bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting aanwezig zijn binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen wordt tevens geëvalueerd in de nabijheid van één of meerdere van deze bewoonde gebouwen. Bij ontstentenis van bewoonde gebouwen vreemd aan de inrichting binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen gebeurt de beoordeling op 200 m afstand van de perceelsgrenzen van de inrichting.

Daar er binnen een straal van 200 m vanaf de perceelsgrenzen van SEA-MOL geen bewoonde gebouwen aanwezig zijn, gebeurt de beoordeling op 200 m afstand van de perceelsgrenzen van de inrichting. Ten noordoosten van het projectgebied bevindt zich het natuurreservaat ‘Bospolder, Ekers Moeras en Muisbroekbos’ en ten zuidwesten het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’. In deze natuurgebieden wordt er op 200m van de grens met het industriegebied getoetst.

In het woongebied ten noordoosten (Schoonbroek) en ten oosten (Luchtbal) van het industriegebied wordt eveneens een beoordeling uitgevoerd.

3.2.2 Huidig akoest i sc h kl imaat s tudiegebied

3.2.2.1 Immissiemetingen en meetsituatie geluid

Op basis van de indeling van de evaluatiepunten rondom de geplande inrichting conform het gewestplan/RUP krijgen deze punten in de tabel in bijlage 2.2.1. en 4.5.4. bij Vlarem II milieukwaliteitsnormen en richtwaarden voor geluid in open lucht toegekend.

Ter bepaling van de gebiedsbestemming werd rekening gehouden met het RUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’.

De toekomstige exploitatie zal zich volgens het gewestplan/RUP in een industriegebied bevinden (Figuur IX. 4). De perceelsgrens van SEA-MOL wordt in de vier windrichtingen begrensd door het industriegebied. Ten zuiden van de perceelsgrens bevindt zich het Leopolddok. Het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de inrichting wordt beschreven op basis van één continue immissiemeting in het natuurreservaat Bospolder (zie ‘mpt’ Figuur IX. 4). Vermits de geplande inrichting op het moment van de metingen nog niet gerealiseerd was, karakteriseert de meting het oorspronkelijke omgevingsgeluid.

Page 119: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.52

Figuur IX. 4: Gewestplan met beoordelingspunten en meetpunt

Tabel IX. 42: Bestemming meetpunt

Meetpunt Bestemming volgens gewestplan / Indeling volgens de tabel in bijlage 2.2.1. en 4.5.4. bij Vlarem II

1. natuurreservaat Bospolder 2° natuurgebied < 500 m van industriegebied

De meting werd uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De meetresultaten worden getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan/RUP. De continue immissiemeting werd uitgevoerd op vrijdag 28 augustus 2020. De meting werd uitgevoerd bij een wind uit Z/ZW richting, m.a.w. een wind van toekomstige bron naar ontvanger.

De continue geluidsmeting leverde de waarden op van de grootheden LAeq,1h, LA01,1h, LA05,1h, LA10,1h, LA50,1h, en LA95,1h uitgedrukt in dB(A). Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd. Op basis van de waarden en het onderling verloop van deze grootheden kan éénduidig het huidige geluidsklimaat geïnventariseerd worden. De LA95-waarden worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen (MKN) uit VLAREM II in functie van de bestemming van het gewestplan/RUP.

De toetsing van de meetresultaten aan de milieukwaliteitsnormen of richtwaarden uit Vlarem II in functie van de ligging van de meetpunten volgens het gewestplan is juridisch vereist en geeft aan in hoeverre de huidige geluidsbelasting hieraan conform is. Het verschil tussen het huidige omgevingsgeluid en de milieukwaliteitsnorm geeft vervolgens aan welke toename van het omgevingsgeluid is toegelaten.

In Tabel IX. 43 wordt de MKN voor het toegelaten continue specifiek geluidsniveau ter hoogte van het meetpunt weergegeven.

Page 120: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.53

Tabel IX. 43: Milieukwaliteitsnorm / richtwaarden en grenswaarden voor mpt gelegen rond SEA-MOL conform de ligging volgens het gewestplan

Mpt Dag Avond Nacht

MKN GW MKN GW MKN GW

Meetpunt 1 50 dB(A) 45 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)

MKN = milieukwaliteitsnorm - deze waarden stemmen overeen met de geluidsniveaus zoals die in de diverse gebieden zouden mogen heersen om een akoestisch comfort te garanderen GW = grenswaarde voor het specifiek geluidsniveau van SEA-MOL (voor nieuwe bronnen = geplaatst na 1/1/1993), conform ligging volgens het gewestplan ervan uitgaande dat het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de MKN/RW in de gebieden onder 2° van de tabel in bijlage 2.2.1. bij Vlarem II.

Indien de hinderlijke inrichting tevens ook occasionele geluiden produceert, moet tevens voldoen worden aan de grenswaarden voor fluctuerend geluid (= geluid waarvan het niveau voortdurend en in belangrijke mate varieert, de variaties kunnen zowel periodisch als niet-periodisch zijn). De niveauverhogingen worden gemeten als LAeq,1s en duren in totaal niet langer dan 10% van de desbetreffende beoordelingsperiode. De grenswaarden voor de meet- en beoordelingspunten rondom de inrichting worden bekomen door de in bijlage 4.5.5. bij Vlarem II aangegeven richtwaarden toe te passen op de toepasselijke waarde. De toepasselijke waarde is de in bijlage 4.5.4. bij Vlarem II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5 dB(A).

Tabel IX. 44: Richt- en grenswaarden fluctuerend geluid voor de meetpunten gelegen rond SEA-MOL conform de ligging volgens het gewestplan

Mpt Dag Avond Nacht

RW GW RW GW RW GW

Meetpunt 1 65 dB(A) 60 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A)

De meetresultaten van de geluidsmetingen bij een windsnelheid van meer dan 5 m/s en bij neerslag zijn, zoals voorgeschreven in VLAREM II bijlage 4.5.1. ‘Meetmethode en meetomstandigheden voor het omgevingsgeluid’, niet weerhouden voor verdere analyse. Er wordt opgemerkt op dat de windsnelheid door het KMI op een hoogte van 10 m geregistreerd wordt. Wordt dit omgerekend met de algemeen toegepaste logaritmische formule voor het windprofiel naar een hoogte van 4 m (= hoogte meetmicrofoon), dan ligt de windsnelheid op deze hoogte lager. Zo wordt vastgesteld dat een windsnelheid van 7 m/s op 10 m hoogte, op 4 m hoogte slechts 5,2 m/s bedraagt. Vanaf een windsnelheid van 8 m/s op 10 m hoogte waait de wind volgens bijlage 4.5.1. bij Vlarem II te snel ter hoogte van de meetmicrofoon om nog een representatieve geluidsoverdracht van de inrichting te kunnen registreren.

3.2.2.2 Resultaten continue immissiemeting

Het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de inrichting wordt beschreven op basis van één continue immissiemeting in het natuurreservaat Bospolder. De continue immissiemeting werd uitgevoerd op vrijdag 28 augustus 2020. De meting werd uitgevoerd bij een wind uit Z/ZW richting, m.a.w. een wind van toekomstige bron naar ontvanger.

De resultaten van de continue statistische analyse zijn voor het meetpunt hieronder weergegeven. Voor de betrokken meetdag zijn de statistische resultaten en het equivalent geluidsdrukniveau per uur in tabelvorm en in grafiek weergegeven. Deze hebben betrekking op de dag-, avond- en nachtperiode. De gemiddelde windsnelheid en -richting werden tevens per uur weergegeven. De grafieken die werden opgemaakt geven per uur de evolutie weer van de vier geluidsindices (drie statistische indices + LAeq-niveau).

Aangezien de geplande inrichting nog gebouwd moet worden en dus niet actief was tijdens de meting betreft het hier een meting van het oorspronkelijk omgevingsgeluid (O.O.G), d.w.z. het geluidsniveau zoals het is zonder enige bijdrage van de geplande inrichting.

Page 121: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.54

Figuur IX. 5: Meetresultaten immissiemeting mpt 1

Het punt bevindt zich op minder dan 500 m tot het industriegebied. Hierdoor wordt het meet- en beoordelingspunt ingedeeld onder punt 2° van de tabel in bijlage 2.2.1. en 4.5.4. bij VLAREM II. Dit betekent dat de milieukwaliteitsnorm (en tevens RW voor bestaande inrichtingen) voor geluid in openlucht tijdens de dagperiode 50 dB(A) bedraagt en tijdens de avond- en nachtperiode 45 dB(A). Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor dit gebied beperkt worden tot de in bijlage 4.5.4. van VLAREM II opgenomen richtwaarde verminderd met 5 dB(A). Dit betekent 45 dB(A) tijdens de dagperiode en 40 dB(A) tijdens avond- en nachtperiode.

Het omgevingsgeluid uitgedrukt in LAeq (geluidsmaat die over de meetperiode - integratietijd van 1 uur - de variërende geluidsniveaus middelt tot één waarde) wordt bepaald door wegverkeer in de omgeving (N180, A12) in combinatie met het geluid afkomstig van de activiteiten aanwezig op het industriegebied. Ook het LA95 wordt bepaald door deze actoren.

Tijdens de dagperiode bedraagt het gemiddelde continue niveau 49 dB(A). Tijdens de avondperiode zakt het niveau lichtjes, naar een gemiddeld niveau van 46 dB(A). Daar de MKN tijdens deze periode 5 dB(A) strenger is (45 dB(A)) wordt beperkt deze beperkt overschreden. Tijdens de nachtperiode werd onder dezelfde meteocondities een gemiddeld niveau van 45 dB(A) geconstateerd waardoor de MKN gerespecteerd blijft.

Aangezien het LA95,1h van het oorspronkelijke omgevingsgeluid gelijk is aan de richtwaarde van bijlage 2.2.1 bij dit titel II van het Vlarem Il moet het specifieke geluid, in open lucht voortgebracht door de nieuwe inrichting of door het geheel, respectievelijk door het onderdeel van een bestaande inrichting dat het voorwerp van een verandering heeft uitgemaakt, beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijke omgevingsgeluid verminderd met 5 dB(A) enerzijds alsmede tot de in bijlage 4.5.4 bij dit besluit bepaalde richtwaarden anderzijds.

Om eventuele zuivere tonen op te sporen werd tevens een tertsbandanalyse uitgevoerd, een bepaalde frequentie wordt als een tonaliteit beschouwd indien het geluidsdrukniveau in de tertsband 5 dB hoger ligt dan het geluidsdrukniveau in de beide aanliggende tertsbanden. Een zuivere toon werd hier niet aangetroffen.

Page 122: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.55

3.2.2.3 Beoordelingspunten en toepasbare richtwaarden voor het specifieke geluid

Het continue meetpunt dient als referentiepunt. In functie van de overdrachtsberekening / effectbepaling wordt gewerkt met de beoordelingspunten zoals weergeven in de Tabel IX. 45. Op deze beoordelingspunten wordt het specifieke geluidsniveau ten gevolge van de inrichting berekend.

Tabel IX. 45: Richt- en grenswaarden voor het continue specifieke geluid in open lucht voor de geselecteerde beoordelingspunten volgens bijlage 4.5.4. bij VLAREM II

BP Adres

Indeling volgens

tabel bijlage 4.5.4.

bij Vlarem II

GW dB(A)

open lucht

D A N

BP1 200 m van de perceelsgrens Gebiedstype 5 55 50 50

BP2 Natuurreservaat Bospolder (op 200 m

industriegebied) Gebiedstype 2 45 40 40

BP3 Leo Baekelandstraat 1, 2180 Antwerpen Gebiedstype 2 45 40 40

BP4 Generaal Simondslaan 28, 2030

Antwerpen Gebiedstype 2 45 40 40

BP5 Habitatrichtlijngebied (op 200 m

industriegebied) Gebiedstype 2 45 40 40

3.3 E M I S S I E S I N D E G E P L A N D E S I T U A T I E

Voor de berekening van het effect van de toekomstige situatie, de geplande inrichting, worden de toekomstige geluidsbronnen geïdentificeerd en wordt gewerkt met (conservatieve) aannames wat betreft de geluidsvermogenniveaus. De geluidsvermogenniveaus van de geplande installaties werden aangeleverd door SEA-MOL.

De geplande situatie houdt in dat er verschillende geluidsbronnen over het projectgebied zullen geplaatst worden. De geluidsvermogenniveaus worden in de Tabel IX. 46 per geluidsbron weergegeven en de locatie van deze bronnen kan teruggevonden worden op de figuur in bijlage G1.

Page 123: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.56

Tabel IX. 46: Nieuwe bronnen inclusief geluidsvermogenniveaus

Alle relevante (vaste) geluidsbronnen kunnen in principe continu en simultaan in werking zijn tijdens de dag-, avond- en nachtperiode en emitteren een stabiel geluid. De berekende immissie dient dan ook getoetst aan de normen die het Vlarem hanteert voor het specifiek geluid in open lucht.

Opmerking:

NS4+5: De ventilatieroosters van deze gebouwen mogen maximaal 100 dB(A) per m² emitteren.

NS7: Er kunnen maximum 7 schepen gelijktijdig aan de kade aanwezig zijn. In het model werden 3 lichters, 2 Sea Going Vessels en 2 zeeschepen opgenomen.

3.4 E F F E C T V O O R S P E L L I N G

3.4.1 Methodiek

Ten gevolge van het project treden enerzijds effecten op tijdens de aanlegfase en anderzijds tijdens de exploitatiefase.

Voor wat betreft de aanlegfase wordt volgens ISO-9613 en op basis van gekende geluidsvermogenniveaus en de wettelijk toegelaten emissieniveaus van het in te zetten materieel uitgerekend welke geluidsniveaus kunnen verwacht worden ter hoogte van de dichtst bijgelegen woningen. De voornaamste activiteiten die voor een beduidende geluidsimmissie zorgen worden hierna algemeen besproken. Belangrijk is te vermelden dat de geluidsemissie van werktuigen in open lucht beperkt is door het KB van 14/2/2006. Werfmachines moeten voldoen aan de grenswaarden opgenomen in bijlage XI bij dit KB. Het toelaatbaar geluidsvermogenniveau bedraagt bijvoorbeeld voor nieuwe graafmachines 93 dB(A) bij een vermogen onder 15 kW en (80+11log P) dB(A) bij een vermogen (P) boven 15 kW (P).

Naast de impact van de werkzaamheden voor de aanleg van de inrichting worden ook de effecten op het omgevingsgeluid tijdens de exploitatiefase van SEA-MOL besproken. Daar het plaatsen van de installaties gepaard gaat met geluidsbronnen in openlucht wordt de geplande situatie berekend en besproken.

Bron nr. Bronbeschijving

Categorie Lw / Lp in dB(A) per stuk

NS1 Pompen (verbonden aan tanks) – max 84 stuks

simultaan Continu Nieuw 80 dB(A) op 1 m

NS2 Pompen ( RTC unloading) – max 6 stuks simultaan Continu Nieuw 80 dB(A) op 1 m

NS4+5

Compressoren + boilers binnen in utility gebouw –

4 ventilatieroosters met opp 3,4m2 en 2

ventilatieroosters met opp 1,6m2

Continu Nieuw Roosters max 100 dB(A)/m2

NS6 Thermische oxidator Continu Nieuw < 85 dB(A) op 1 m

NS7

Tanker: Lichter 5.000 DWT Continu Nieuw 112 dB(A)

Tanker: Sea Going Vessel 20.000 DWT Continu Nieuw 112 dB(A)

Tanker: Zeeschip 40.000 DWT Continu Nieuw 113 dB(A)

Page 124: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.57

Op basis van de gekende geluidsvermogenniveaus (bekomen via de opdrachtgever), de geometrische kenmerken, de ligging van de toekomstige bronnen, de ligging van de immissie¬punten en de hoogte van de geluidsbronnen wordt met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten (BEGIS methode). Deze berekening steunt op de ISO-9613 en wordt uitgevoerd met een computerprogramma (Geomilieu V5.1). De berekening gebeurt bij een luchtabsorptie bij 10 ° C en 70 % relatieve luchtvochtigheid conform ook de bepaling van het geluidsvermogenniveau.

De impact wordt aan de hand van geluidscontouren visueel voorgesteld en tevens wordt het specifiek geluidsniveau berekend op de meetpunten / beoordelingspunten conform VLAREM II. De berekende resultaten geven een beeld van de situatie voor de meest ongunstige situatie. In werkelijkheid spelen verschillende factoren een rol die het geluidsniveau op de immissiepunten bepalen zoals windrichting, welke bronnen zijn in werking, … De berekeningshoogte op de meetpunten en voor de geluidscontourenkaart bedraagt 4 m. Het berekend geluidsniveau is geldig voor de meest ongunstige situatie, vermits met een meewind wordt gerekend. De rasterresolutie van de contourenkaart bedraagt 10 x 10 m.

Aangezien de toekomstige installatie beschouwd wordt als een nieuwe inrichting (vergund na 1993) wordt het specifiek geluidsniveau getoetst aan de grenswaarden die voor elk beoordelingsgebied en elke beoordelingsperiode gehanteerd moeten worden conform de bepalingen in VLAREM II. Daarnaast wordt conform het significantiekader een effectbepaling uitgevoerd op de beoordelingspunten conform VLAREM II.

Daarnaast wordt eveneens een evaluatie van de geluidsemissies van het transport op de site van SEA-MOL voorzien. Dit effect zal kwantitatief beschreven en beoordeeld worden voor de geplande situatie.

Tot slot wordt het verkeersgenererend effect bekeken dat de ontwikkeling van het project met zich zal meebrengen, en de resulterende geluidsemissies van het transport op de weg. Dit effect zal kwantitatief beschreven en beoordeeld worden voor de geplande situatie. VLAREM II en het besluit van 22/7/2005 zijn niet van toepassing op wegverkeerslawaai. In afwachting van officiële normen worden de gedifferentieerde referentiewaarden voor verkeersgeluid (op basis van discussienota opgesteld door LNE in 2008 – geen wetgeving) gehanteerd. Voor de wegen in deze MER worden enkel deze toetsingswaardes gebruikt indien er effectief ook een stijging van meer dan 1 dB(A) van de berekende Lden of Lnight door het plan/project te verwachten is. In de nieuwsbrief van 15/12/15 uitgevaardigd door de dienst-MER werd aangegeven dat indien het plan/project geen nieuwe/aanpassingen op weginfrastructuur voorziet een aftoetsing van de gedifferentieerde referentiewaarden niet zinvol is. Indien er voor een wegsegment toch een verhoging van meer dan 1 dB(A) wordt verwacht, wordt wel een toetsing doorgevoerd.

3.4.2 Aanlegfase

Een exacte kwantitatieve bepaling op immissieniveau tijdens de aanlegfase is niet mogelijk daar het exacte aantal en de technische informatie van de verschillende werktuigen niet of onvoldoende gekend zijn. Desalniettemin zal een inschatting gegeven worden van de geluidsniveaus van de verschillende werktuigen en werfverkeer. Tijdens de werkzaamheden zullen voornamelijk tijdens de opbouw van de installaties geluidsemissies worden veroorzaakt. Deze werkzaamheden zullen, afhankelijk van de locatie van de werf, plaatselijk een verhoging van het geluidsniveau veroorzaken ten opzichte van het reeds aanwezige omgevingsgeluid.

Het specifiek geluidsvermogenniveau bij de aanleg wordt bepaald door typewaarden voor gebruikelijke bronnen (werfmachines, vrachtwagens,…). In het kader van dit Project-MER worden enkele algemeenheden weergegeven.

In Tabel IX. 47 wordt een overzicht gegeven van de geluidsvermogenniveaus van de belangrijkste geluidsbronnen die tijdens de aanlegfase kunnen worden ingezet.

Page 125: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.58

Tabel IX. 47: Geluidsvermogenniveaus van in te zetten materieel

Geluidsbron Type ( als voorbeeld ) LWA ( geluidsvermogenniveau in dB(A))

Dumper Volvo 106 dB(A) Vrachtwagen 106 dB(A) Hydraulische kraan

Cat 322 en 231 105 dB(A)

Bulldozer CATD6LGP 105 dB(A) Wals 105 dB(A) Bemalingspomp 100 dB(A) Kabelkraan Hitachi KH 230 103 dB(A) Betonmixers Iveco Eurotracker 104 dB(A) Bentonietpomp 105 dB(A) Kettingzaag 105 dB(A) Bosmaaiers 105 dB(A)

Tijdens de aanlegfase kunnen maximaal de geluidsdrukniveaus verwacht worden op een bepaalde afstand tot een werf wanneer volgende geluidsbronnen cumulatief in werking zijn:

• Één wiellader

• Eén hydraulische kraan

• Twee vrachtwagens (tijdens het laden en lossen)

• Een wals

• Een betonmixer/betonpomp

Tabel IX. 48: Afstand van bron tot de respectievelijke geluidscontour tijdens werkzaamheden aanlegfase

Geluidsdrukniveau tgv

werkzaamheden

70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)

Afstand tot de werf 35 m 60 m 90 m 135 m 215 m 335 m

De meest nabijgelegen bewoonde gebouwen t.o.v. het projectgebied (= woonzone te Ekeren) bevinden zich op plusminus 2.000 m, gezien de grote afstand en afscherming door buurbedrijven zal het effect op de geluidsimmissie hier verwaarloosbaar zijn (0). De constructiewerken en de hieraan gerelateerde effecten zijn tevens van korte duur. Artikel 4.5.1.1 bij titel II van het Vlarem stelt dan ook dat de voorwaarden niet van toepassing zijn op de eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken.

Indien de fundering voor de bepaalde constructies moeten ingeheid of geschroefd worden, kan ook trillingshinder en geluidshinder ontstaan. Het heien van pijlers kan immers aanleiding geven tot hoge geluiddrukniveaus. In Tabel IX. 49 zijn de te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes terug te vinden.

Page 126: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.59

Tabel IX. 49: Te verwachten geluiddrukniveaus (equivalent en piek) voor de verschillende methodes

Techniek Piekniveau (dB(A)) Equivalent niveau (dB(A)) Equivalent niveau (dB(A))

LAmax LAeq LAeq

Afstand 15 m Afstand 15 m Afstand 200 m

Dieselblok zonder afscherming 108 93 71

Dieselblok met geluiddempende mantel 98 83 61

Hydraulisch trillen 86 71 49

Hydraulisch drukken < 70 < 55 < 35

De activiteiten gebeuren wellicht enkel tijdens de dagperiode. Door de grote afstand tot de meest nabijgelegen bewoonde gebouwen (2.000 m) is het effect van de bouwactiviteiten te beschouwen als verwaarloosbaar (0).

TRILLINGEN

Met betrekking tot de trillingsproductie worden twee methoden voor het indrijven van pijlers geëvalueerd, namelijk:

• heien met slaghamers

• schroefheien.

Uitgaande van de karakteristieken van de bodem, zijn volgende amplitudes te verwachten als functie van de afstand tot het impactpunt (zie Tabel IX. 50). De berekening geeft onder meer de afstanden waarop de maximaal toelaatbare KB-waarden (volgens DIN 4150 deel 2, 1999) voorkomen.

Tabel IX. 50: Amplitudes als functie van de afstand tot impactpunt

Methode Afstand Gemiddelde amplitude

in m in mm/s

Heien 4 6

8 4

90 0.15

110 0.10

Schroefpaal 4 0.60

9 0.15

11 0.10

Indien uitgegaan wordt van volgende richtwaarden (cfr. DIN 4150 deel 2,1999):

• zeldzaam optredende trillingen (4 mm/s) of KB 4

• niet storende trillingen (0,15 mm/s) of KB 0.15

• waarnemingsdrempel (0,10 mm/s) of KB 0.1

kan verwacht worden dat er aan de dichtst bijgelegen woningen geen trillingshinder zal optreden vermits de afstand tot de woningen en bouwput groter dan bovenvernoemde afstanden is.

Page 127: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.60

3.4.3 Spec i f ieke bi j drage van de geluidsbronnen tot het omgev ingsgeluid in de geplande s i tuat ie

3.4.3.1 Continu specifiek geluidsniveau SEA-MOL

In deze paragraaf wordt het effect op het omgevingsgeluid voor de geplande situatie besproken en wordt er een toetsing gehouden aan de vigerende wetgeving.

Alle continue geluidsbronnen (zie Tabel IX. 51) zijn opgenomen in het geluidsmodel. Al de gemodelleerde bronnen zijn gelijktijdig in werking en dragen allen bij aan het totale immissieniveau. Het betreft hier dus de meest ongunstige situatie. Het gemiddelde equivalente niveau afkomstig van de vaste bronnen met continu geluidsemissie dient getoetst te worden aan de Vlarem-normen voor het specifieke geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen.

Er wordt één geluidscontourenkaart (zie Figuur IX. 6 en bijlage G2) opgemaakt voor het continu geluid geproduceerd door de geplande inrichting aan het Leopolddok. Deze situatie doet zich zowel overdag, ‘s avonds als ’s nachts voor vermits alle relevante geluidsbronnen 24u op 24u simultaan in werking kunnen zijn.

De berekeningshoogte op de meet- en beoordelingspunten en voor de geluidscontourenkaart bedraagt 4 m en het berekend geluidsniveau is geldig voor de meest ongunstige situatie, vermits alle bronnen simultaan emitteren en er met een meewind wordt gerekend.

Figuur IX. 6: Geluidscontouren voor de geplande representatieve werking van de continue geluidsbronnen

De berekende LAeq-niveaus ten gevolge de representatieve continue activiteiten worden in Tabel IX. 51 weergegeven en dit voor de 5 geselecteerde evaluatiepunten.

Aangezien de relevante geluidsbronnen van de inrichting tijdens de nachtperiode simultaan in werking kunnen zijn, wordt in de tabel getoetst aan de grenswaarden die zijn opgelegd voor de nachtperiode (= strengste).

Page 128: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.61

Tabel IX. 51: Specifieke bijdrage (continu) geluidsbronnen t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen

EP Locatie Berekend specifiek geluidsniveau voor normale werking in dB(A)

Grenswaarde nieuwe inrichting voor nachtperiode

Overschrijding nieuwe inrichting

BP1 200 m van de perceelsgrens 49 dB(A) 50 dB(A) NEE

BP2 Natuurreservaat Bospolder (op

200 m industriegebied) 36 dB(A)

40 dB(A) NEE

BP3 Leo Baekelandstraat 1, 2180

Antwerpen 35 dB(A)

40 dB(A) NEE

BP4 Generaal Simondslaan 28, 2030

Antwerpen 31 dB(A)

40 dB(A) NEE

BP5 Habitatrichtlijngebied (op 200

m industriegebied) 34 dB(A)

40 dB(A) NEE

Het berekende specifieke geluidsniveau onderschrijdt de strengste Vlarem-norm voor nieuwe inrichtingen tijdens de avond- en nachtperiode op alle beoordelingspunten.

3.4.3.2 Transport op de site

3 . 4 . 3 . 2 . 1 V R A C H T WAG E N S

In de geplande situatie kent de inrichting op een weekdag (tussen 00u en 24u) gemiddeld 198 vrachten (= 396 transportbewegingen). Het grootste deel van deze transporten vindt plaats gedurende de dagperiode, namelijk 70% van de vrachten. 15% vindt plaats tussen 6u en 7u en de overige 15% vindt plaats na 19h.

Bij de begroting van de specifieke bijdrage van het vrachtwagentransport op de site van SEA-MOL tot het omgevingsgeluid in de geplande situatie wordt rekening gehouden met deze aantallen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat deze aantallen niet continu aanwezig zijn op de site van SEA-MOL.

Deze vrachtwagentransporten op de site van SEA-MOL worden als een bronregisterlijn in het model gemodelleerd en de geluidsimmissie wordt berekend volgens SRM II. De discontinue geluidsbelasting gedurende de verschillende periodes wordt omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting. Het gemiddelde equivalente niveau afkomstig van het transport op de site dient getoetst aan de Vlarem-normen voor het specifieke geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen.

De berekende LAeq-niveaus ten gevolge de transporten op de site worden in Tabel IX. 52 weergegeven en dit voor de geselecteerde Vlarem-beoordelingspunten.

Page 129: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.62

Tabel IX. 52: Specifieke bijdrage transport op site t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen

MP/BP Adres

Berekend Lsp (dB(A)) Grenswaarden

Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht

1 200 m van de perceelsgrens 35 29 32 55 50 50

2 Natuurreservaat Bospolder (op 200 m

industriegebied) 24 < 20 21 45 40 40

3 Leo Baekelandstraat 1, 2180 Antwerpen 22 < 20 < 20 45 40 40

4 Generaal Simondslaan 28, 2030 Antwerpen < 20 < 20 < 20 45 40 40

5 Habitatrichtlijngebied (op 200 m

industriegebied) < 20 < 20 < 20 45 40 40

Er kan vastgesteld worden dat er zich voor het specifieke geluidsniveau afkomstig van het vrachtverkeer op de site geen probleem stelt m.b.t. het respecteren van de vigerende normen.

Daar de significantie van de wijziging in geluidimmissie als verwaarloosbaar (< 1 dB(A)) wordt geëvalueerd, bedraagt de eindscore voor het transport op de site 0.

3 . 4 . 3 . 2 . 2 T R E I N E N

In de geplande situatie kunnen er in een worst-case situatie volgende transporten plaatsvinden:

• Tijdens de dagperiode: 1 trein per uur

• Tijdens de avondperiode: 1 trein per uur

• Tijdens de nachtperiode: 1 trein per uur

Bij de begroting van de specifieke bijdrage van het vrachtwagentransport op de site van SEA-MOL tot het omgevingsgeluid in de geplande situatie wordt rekening gehouden met deze aantallen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat deze aantallen niet continu aanwezig zijn op de site van SEA-MOL.

Dit treinverkeer op de site van SEA-MOL worden als een bronregisterlijn in het model gemodelleerd en de geluidsimmissie wordt berekend volgens SRM II. De discontinue geluidsbelasting gedurende de verschillende periodes wordt omgerekend naar het niveau van een continue geluid met dezelfde geluidsbelasting. Het gemiddelde equivalente niveau afkomstig van het transport op de site dient getoetst aan de Vlarem-normen voor het specifieke geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen.

De berekende LAeq-niveaus ten gevolge de transporten op de site worden in Tabel IX. 53 weergegeven en dit voor de geselecteerde Vlarem-beoordelingspunten.

Page 130: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.63

Tabel IX. 53: Specifieke bijdrage transport op site t.h.v. VLAREM-beoordelingspunten + toetsing aan de geluidsnormen

MP/BP Adres

Berekend Lsp (dB(A)) Grenswaarden

Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht

1 200 m van de perceelsgrens 20 25 22 55 50 50

2 Natuurreservaat Bospolder (op 200 m

industriegebied) < 20 <20 < 20 45 40 40

3 Leo Baekelandstraat 1, 2180 Antwerpen < 20 < 20 < 20 45 40 40

4 Generaal Simondslaan 28, 2030 Antwerpen < 20 < 20 < 20 45 40 40

5 Habitatrichtlijngebied (op 200 m

industriegebied) < 20 < 20 < 20 45 40 40

Er kan vastgesteld worden dat er zich voor het specifieke geluidsniveau afkomstig van het treinverkeer op de site geen probleem stelt m.b.t. het respecteren van de vigerende normen.

3.4.3.3 Transport op de openbare weg

Het transport met vrachtwagens verloopt over de Rostockweg – Noorderlaan – A12. Volgens de strategische geluidsbelastingskaarten rijkt de Lden 60 dB(A) contour tot 130 meter van de Noorderlaan. Voor de A12 bedraagt de afstand tussen de weg en de Lden 60 dB(A) contour 250 meter.

In de geplande situatie kent de inrichting op een weekdag (tussen 00u en 24u) gemiddeld 198 vrachten (= 396 transportbewegingen). Het grootste deel van deze transporten vindt plaats gedurende de dagperiode, namelijk 70% van de vrachten. 15% vindt plaats tussen 6u en 7u en de overige 15% vindt plaats na 19h. Deze vrachtwagentransporten op de site van SEA-MOL worden als een bronregisterlijn in het model gemodelleerd en de geluidsimmissie wordt berekend volgens SRM II (snelheid 90 km/u en wegdek SMA-C).

Voor het aan SEA-MOL gerelateerde transport wordt op de 130 m van de weg een Lden van 48 dB(A) en op 250 meter van de weg een Lden van 44 dB(A) berekend. Hieruit kan afgeleid worden dat de bijdrage aan de reeds aanwezige geluidsimmissie verwaarloosbaar is en er dus geen effect zal zijn naar de woningen en kwetsbare gebieden (0).

3.5 E F F E C T B E O O R D E L I N G

3.5.1 Aanlegfase

Ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen en kwetsbare gebieden zal het specifiek niveau afkomstig van de werken een verwaarloosbaar effect (0) op de heersende equivalente immissieniveaus teweeg brengen.

3.5.2 Spec i f iek ge luidsniveau exploi tat iefase

Op basis van de immissiemetingen en overdrachtsberekeningen kan worden besloten dat het specifiek continu geluidsniveau van de geplande inrichting van SEA-MOL te Antwerpen ter hoogte van alle omliggende woningen voldoet aan de bepalingen conform VLAREM II. . Ook ter hoogte van de overige beoordelingspunten wordt er voldaan aan de bepalingen conform VLAREM II.

Daarnaast kunnen de effecten veroorzaakt door het Lsp van de relevante geluidsbronnen t.h.v. de beoordelingspunten als volgt samengevat worden:

Page 131: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.64

3.5.2.1 Continu specifiek geluidsniveau

Beoordelingspunt 1

Ter hoogte van het beoordelingspunt op 200 m van de perceelsgrens (binnen industriegebied) werd het omgevingsgeluid niet opgemeten. Aangezien dit punt binnen het perceel van één van de buurbedrijven ligt en aangezien deze bedrijven eveneens geluid produceren, is dit immers weinig zinvol. Er wordt een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) verwacht. Aangezien het specifieke geluidsniveau overeenstemt met de norm bedraagt de eindscore hier 0 of -1.

Beoordelingspunt 2 t/m 5

Op deze beoordelingspunten werd niet gemeten, bijgevolg wordt het LA95 van het referentiepunt genomen. Het specifieke geluidsniveau veroorzaakt door de ‘nieuwe’ geluidsbronnen ligt praktisch overal 10 dB(A) (of meer) onder het omgemeten LA95-niveau waardoor ΔLAX,T < 1 (tussenscore 0). Aangezien het Lsp < GW wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en wordt een eindscore van 0 bekomen.

3.5.2.2 Transport op de site

Er wordt vastgesteld dat er zich voor het specifieke geluidsniveau afkomstig van het vracht- en treinverkeer op de site geen probleem stelt m.b.t. het respecteren van de vigerende normen. Daar de significantie van de wijziging in geluidimmissie als verwaarloosbaar wordt geëvalueerd, bedraagt de eindscore voor het vrachttransport op de site 0.

3.5.2.3 Transport op de openbare weg

Voor het aan SEA-MOL gerelateerde vrachtverkeer ligt het berekende Lden-niveau significant onder de heersende immissieniveaus langs de betrokken wegen. Er kan besloten worden dat de bijdrage aan de reeds aanwezige geluidsimmissie verwaarloosbaar is en er dus geen effect zal zijn naar de woningen en kwetsbare gebieden (0).

3.6 M I L D E R E N D E M A A T R E G E L E N

In de geplande situatie bestaat er ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde grenswaarden. Ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen wordt het effect ten gevolge van het continu specifiek geluidsniveau als verwaarloosbaar beoordeeld. Enkel op de beoordelingspunten op 200m van het industriegebied is het effect mogelijks als -1 te beoordelen.

Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen waardoor milderende maatregelen hier niet zijn aangewezen.

3.7 L E E M T E S I N K E N N I S

Het werfmaterieel dat zal ingezet worden in de aanlegfase en de emissiegegevens ervan zijn een leemte in de kennis. Met deze leemte werd omgegaan door een inschatting van de effecten te maken o.b.v. een generische groep werktuigen en machines die verondersteld worden gelijktijdig in werking te zijn. Uiteraard is deze evaluatie te beschouwen als indicatief, doch o.b.v. ervaring kan de inschatting van het gezamenlijk geluidsvermogenniveau van de geselecteerde werktuigen en machines in het algemeen als representatief beschouwd worden voor dergelijke werven. De veronderstelde emissiegegevens komen uit de literatuur.

Page 132: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.65

4. NEVENDISCIPINES

4.1 M E N S – G E Z O N D H E I D

4.1.1 Beknopte methodiek

In de nevendiscipline mens – gezondheid wordt eerst aandacht besteed aan de mogelijke menselijke receptoren nabij de terminal, waarna aandacht wordt besteed aan de mogelijke gezondheidseffecten (voornamelijk via lucht en geluid) en aan de mogelijke hindereffecten en aan de effecten op mobiliteit.

Om de mogelijke gezondheidseffecten in kaart te brengen, zullen de beoordeelde effecten vanuit de sleuteldisciplines luchtverontreiniging en geluid en trillingen doorvertaald worden naar effecten voor mens.

De beoordeelde hindereffecten zijn voornamelijk geluidshinder en geurhinder. Hiertoe zullen eveneens de effecten vanuit de disciplines lucht en geluid en trillingen gebruikt worden.

De effecten op mobiliteit zullen in kaart worden gebracht op basis van de aan- en afvoer transporten en vergeleken met de huidige verkeersstromen.

Een beoordeling wordt gemaakt voor de geplande situatie.

De aanlegfase wordt niet relevant geacht voor deze discipline en wordt verder niet besproken.

4.1.2 Relevante rec eptoren

De dichtstbijzijnde bewoning situeert zich op ca. 2.000 m ten noordoosten van SEA-MOL (hoek Thomas Greshamstraat / Leo Baekelandstraat 1 te Ekeren). De meest nabije woonkern is deze van Ekeren, met het centrum op 3.000 m ten noordoosten van SEA-MOL .

Hiermee rekening houdend wordt vanuit het standpunt van de discipline mens dan ook hoofdzakelijk aandacht besteed aan de mogelijke impact van de activiteiten van SEA-MOL op de dichtstbijzijnde bewoning.

Zowel in de discipline lucht als in de discipline geluid en trillingen werd ter hoogte van de hoek van Thomas Greshamstraat / Leo Beakelandstraat (dichtstbijzijnde woning) een receptorpunt gekozen. Namelijk BP 3 in de beoordeling voor geluid en trillingen en receptorpunt 3 bij de beoordeling van discipline lucht.

4.1.3 Mogel i j ke gezondheidsef fec ten door luc htemiss ies

TOX I S C H E E N CMR-S T OF F E N De opslagtanks van SEA-MOL kunnen mogelijk stoffen opslagen die ingedeeld zijn als toxisch, carcinogeen, mutageen of reprotoxisch. In de discipline lucht werd de mogelijk impact hiervan bepaald.

Uit de lijst met mogelijk opgeslagen producten werd in discipline lucht de stoffen met Pdamp >1kPa@20°C geselecteerd. Vanuit deze lijst zijn representatieve stoffen geselecteerd die rekening houden met enerzijds hun eigenschappen en anderzijds de toxiciteit / carcinogeniteit van de producten.

Om de toetsingswaarde te bepalen werd literatuursonderzoek uitgevoerd. Om de methodiek van de toetsingswaarden te bepalen wordt weergegeven in deel IX §2.1.2 (discipline lucht).

De stoffen epichloorhydrine, 1,2-dichloorethaan, acrylonitril en isopreen werden geselecteerd als CMR12-/toxicologische stoffen met de grootste mogelijke effect. Deze stoffen werden gemodelleerd.

12 Hierbij worden de stoffen met H340, H341, H350, H351, H360 en H361 beschouwd

Page 133: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.66

Om de impact van CMR-/toxicologische stoffen te bepalen werd verondersteld dat de volledige tankterminal gevuld is met bovengenoemde stoffen. De impact werd gemodelleerd en de berekende waarden werden vergeleken met een toetsingswaarde.

Uit de modellering (discipline lucht) blijkt dat de berekende impacten op alle locaties voor de geselecteerde stoffen Acrylonitril en Epichloorhydrine verwaarloosbaar (bijdrage <1% van de toetsingswaarde) zijn. Voor de andere stoffen (Dichloorethaan, isopreen) wordt vanuit het significantiekader lucht een beperkte impact (bijdrage tussen 1-3% van de toetsingswaarde) berekend voor sommige beschouwde receptoren.

Discipline mens-gezondheid hanteert echter een ander significantiekader dan discipline lucht voor wat betreft de niet-verwaarloosbare impacten. Het significantiekader voor mens-gezondheid maakt een onderscheid in beoordeling naargelang de milieugebruiksruimte van de parameter. Wat betreft de organische stoffen blijkt uit paragraaf IX2.3.1.3 dat voor de vluchtige organische stoffen de milieugebruiksruimte groter is dan 20%. Het beoordelingskader voor dergelijke parameters wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel IX. 54: Beoordelingskader mens-gezondheid milieugebruiksruimte > 20%

Immissiebijdrage

van het project (%

GAW)

Tussenscore

o.b.v.

immissie-

bijdrage

Bijstelling Bijgestelde

score o.b.v.

immissie (*)

Beoordeling score

Totale immissie

in geplande

situatie

< 80 % GAW

Toename

Immissie door

project

>10% -3 Afzwakking

wegens

immissie in

geplande situatie

< 80% GAW

-2 Negatief

> 3% en ≤ 10% -2 -1 Beperkt negatief

> 1% en ≤ 3% -1 0 Verwaarloosbaar

≤ 1% 0 0 Verwaarloosbaar

Afname

immissie door

project

≤ 1% 0 0 Verwaarloosbaar

> 1% en ≤ 3% +1 0 Verwaarloosbaar

> 3% en ≤ 10% +2 +1 Beperkt positief

>10% +3 +2 Positief

> 3% en ≤ 10% +2 +3 Aanzienlijk positief

>10% +3 +3 Aanzienlijk positief

Uitgaande van bovenstaand significantiekader (Tabel IX. 54) en op basis van de berekende bijdragen ter hoogte van de dichtstbij gelegen woningen (zie deel lucht, <3%) wordt beoordeeld dat de impact van zowel acrylonitrile, epichloorhydrine, 1,2 dichloorethaan en isopreen als verwaarloosbaar (0) beoordeeld wordt. Onderzoek naar milderende maatregelen is bijgevolg niet noodzakelijk.

TOE T S I N G NO 2 - I M P A C T

De gezondheidsadvieswaarde voor NO2 is 20 µg/m³ (zie ook bijlage L1). Uit paragraaf IX.26 blijkt dat de GAW reeds overschreden is voor NO2 binnen het studiegebied.

Het significantiekader horende bij deze milieugebruiksruimte wordt weergegeven in onderstaande Tabel IX. 55

Page 134: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.67

Tabel IX. 55: Beoordelingskader mens-gezondheid milieugebruiksruimte <0%

Immissiebijdrage

van het project (% GAW)

Tussenscore

o.b.v. immissie-bijdrage

Bijstelling Bijgestelde

score o.b.v. immissie (*)

Beoordeling

Totale immissie

in geplande

situatie

> 100 % GAW

Toename

Immissie door

project

>10% -3 Verstrenging

wegens

immissie in

geplande situatie

> 100 % GAW

-3 Aanzienlijk negatief

> 3% en ≤ 10% -2 -3 Aanzienlijk negatief

> 1% en ≤ 3% -1 -2 Negatief

≤ 1% 0 -1 Beperkt negatief

Afname

immissie door

project

≤ 1% 0 +1 Beperkt positief

> 1% en ≤ 3% +1 +2 Positief

> 3% en ≤ 10% +2 +3 Aanzienlijk positief

>10% +3 +3 Aanzienlijk positief

Uitgaande van bovenstaande tabel (Tabel IX. 55) en een bijdrage dat ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning van 0,17µg/m³ of 0,9% van de GAW bedraagt wordt de beoordeling van NO2 als beperkt negatief (-1) beoordeeld. Onderzoek naar milderende maatregelen is bijgevolg niet noodzakelijk.

4.1.4 Geurhinder

De effectevaluatie binnen de discipline lucht heeft aangetoond dat in de geplande situatie (waarbij rekening is gehouden met een maximale emissie van geurhinderlijke stoffen) geen geurhinder te verwachten is t.h.v. bewoning in de omgeving. De activiteiten van SEA-MOL zullen geen aanleiding geven tot geurhinder.

4.1.5 Effec ten door geluidemiss ie

Uit de discipline geluid en trillingen kan afgeleid worden dat ter hoogte van het beschouwde beoordelingspunt 3 (dichtstbij gelegen woning) het specifiek geluidsniveau veroorzaakt door de ‘nieuwe’ geluidsbronnen praktisch overal 10 dB(A) (of meer) onder het opgemeten LA95-niveau gelegen is. SEA-MOL zal bijgevolg niet hoorbaar zijn voor de omgeving.

4.2 B I O D I V E R S I T E I T

Binnen de discipline biodiversiteit worden de mogelijke effecten ten gevolge van het project besproken. Eerst worden de natuurwaarden rondom het project beknopt weergegeven, nadien wordt de potentiële verstoring ten gevolge van de water-, lucht- en geluidemissies besproken en meer specifiek de potentiële verstoring ten gevolge van de lozing van bedrijfsafvalwater, verzurende en vermestende atmosferische emissies en de geluidsbijdrage van het project.

4.2.1 Afbakening en besc hr i jv ing van het proj ect - en s tudiegebied

4.2 .1 .1 Pro jectgebied

Het projectgebied komt overeen met de zone waarop SEA-MOL de nieuwe tankterminal wenst te ontwikkelen. De projectsite situeert zich ten noorden van het Leopolddok in de haven van Antwerpen (zie Figuur XIV-2 en Figuur XIV-3). Momenteel zijn er verschillende gebouwen, loodsen en verhardingen aanwezig op de projectsite. Deze zullen allen worden afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe tankterminal.

Page 135: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.68

De site situeert zich binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’, meer bepaald in een zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. (zieFiguur XIV-5).

4.2 .1 .2 Studiegebied

Het studiegebied wordt afgebakend als een zone van 2 km rondom het projectgebied. De directe omgeving van de projectsite wordt volledig omgeven door industriegebied. De zuidelijke bedrijfsgrens valt samen met de kade aan het Leopolddok. Aan de overkant van het Leopolddok, is het gebied eveneens bestemd als industriegebied.

In de discipline biodiversiteit wordt een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een bijzondere bescherming met betrekking tot natuur, de zogenaamde aandachtsgebieden, en de gebieden op het gewestplan met een inkleuring met verhoogde aandacht voor natuur.

Binnen het studiegebied bevinden er zich 4 aandachtsgebieden, namelijk een habitatrichtlijngebied (SBZ-H), twee VEN-gebieden en een natuurreservaat (zie Figuur IX. 7). De gebieden worden hieronder opgesomd:

- de SBZ-H BE2300006 – “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”; - het VEN-gebied “Slikken en schorren langsheen de Schelde” (gebiedsnr. 304); - het VEN-gebied “De Kuifeend” (gebiedsnr. 303); - het erkend natuurreservaat “Bospolder, Ekers Moeras en Muisbroekbos” (reservaatnr. E-270).

Figuur IX. 7: Situering van de aandachtsgebieden ten opzichte van SEA-MOL met aanduiding van het studiegebied. De rode ster toont een broedlocatie van kleine plevier

Page 136: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.69

Daarnaast komt er één op het gewestplan als groen ingekleurde zone voor, welke niet gelegen is in bovenstaande aandachtsgebieden met name een noordoostelijk gelegen bufferzone aangrenzend met het VEN-gebied “De Kuifeend” welke een buffer vormt tussen de industrie van de haven en het woongebied Ekeren (zie Figuur XIV-4). Deze bufferzone wordt meegenomen doorheen de verdere besprekingen. Indien van toepassing wordt ernaar verwezen als de noordoostelijke bufferzone.

Naast de bovengenoemde aandachtsgebieden en groengebieden in het studiegebied, dient tevens vermeld te worden dat het studiegebied gelegen is in de ecologische infrastructuur van de Haven van Antwerpen. Om het voortbestaan van bepaalde planten en dieren te garanderen, werd een ecologisch netwerk uitgewerkt (zie Figuur IX.8) en een soortenbeschermingsprogramma opgemaakt. De wettelijke achtergrond van dit ‘soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven’ is niet meer geldig, maar in afwachting van een nieuwe versie wordt het project van SEA-MOL gesitueerd in de ecologische infrastructuur.

Het 'Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven’ heeft als doel de havenactiviteiten te combineren met het behoud en de toename van de aanwezige natuur. Om de werkbaarheid van de bescherming en behoud van de natuur te vereenvoudigen werden uit de 90 beschermde soorten 14 zgn. ‘paraplusoorten’ geselecteerd, met name Blauwborst, Bruin blauwtje, Bruine kiekendief, Gierzwaluw, Groene knolorchis, Huiszwaluw, Meervleermuis, Moeraswespenorchis, Oeverzwaluw, Rugstreeppad, Slechtvalk, Visdief en Zwartkopmeeuw. De genomen maatregelen voor deze paraplusoorten komen ook de instandhouding van de overige 76 soorten ten goede. Deze 76 soorten liften als het ware mee met de paraplusoorten, en worden de ‘meeliftende soorten’ genoemd.

Rekening houdend met kenmerken van het projectgebied kunnen, in het kader van het soortenbeschermingprogramma van de Haven van Antwerpen, de mogelijke soorten terug gebracht worden op volgende paraplu- en meeliftende soorten:

- Gierzwaluw;

- Huiszwaluw;

- Slechtvalk;

- Zwartkopmeeuw;

- Scholekster.

Page 137: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.70

Figuur IX. 8: Ecologische infrastructuur doorheen Haven van Antwerpen cfr. 'Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven’ (ligging SEA-MOL is gemarkeerd met blauwe ster)

Op basis van Figuur IX. 8 met de ecologisch infrastructuur in de Haven van Antwerpen kan vastgesteld worden dat het projectgebied (blauwe ster op Figuur IX.8) niet opgenomen is in het netwerk maar dat in de nabije omgeving enkele locaties zijn vastgesteld met nestlocaties van gierzwaluw, huiszwaluw of slechtvalk (in het geel omcirkelde groene sterretjes op Figuur IX. 8). Uit de monitoringsrapporten in het kader van het soortenbeschermingsprogramma blijkt dat het om 3 locaties gaat waarin in het verleden gierzwaluwkolonies zijn waargenomen. In 2019 werden 2 broedkolonieplaatsen van gierzwaluw herbevestigd13. Deze zijn met een blauwe pijl aangeduid.

Volgens het publiek beschikbare invoerportaal van waarnemingen.be zijn er de laatste 5 jaar geen waarnemingen gekend van broedpogingen van huiszwaluw, gierzwaluw en slechtvalk ter hoogte van het projectgebied. Ook van de overige relevante soorten zijn geen waarnemingen gekend die kunnen resulteren in broedpogingen.

13 Natuurpunt Waasland, 2019, Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven Monitoringrapport 2019

Page 138: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.71

Aangezien de databank van waarnemingen.be in hoofdzaak steunt op waarnemingen van vrijwilligers en dat deze vaak schaars zijn in slecht toegankelijke gebieden, werd op 22 juni 2020 (10:30-13:30) een plaatsbezoek uitgevoerd ter hoogte van het projectgebied. Hierbij werd vooral aandacht besteed aan de bovengenoemde relevante vogelsoorten (Gierzwaluw, Huiszwaluw, Slechtvalk, Zwartkopmeeuw, Scholekster) waarvan verwacht wordt dat er in deze periode in het kader van de voedselvoorziening de grootste activiteit rondom de nestplaatsen kan worden vastgesteld.

Er werden grote aantallen meeuwen (kokmeeuw, kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw, …) waargenomen ter hoogte van het afvalverwerkend bedrijf Renewi. Op basis van de waarnemingen kon vastgesteld worden dat deze over het projectgebied vlogen om voldoende ruimte te hebben om de hoogspanningsleidingen ten noorden van het projectgebied te kunnen ontwijken.

Ter hoogte van de projectlocatie zijn er gedurende het plaatsbezoek geen vliegbewegingen van de relevante vogelsoorten vastgesteld. Verder werden er geen nesten van huiszwaluwen waargenomen. Tot slot werd er ter hoogte van een braakliggende stuk ten zuidwesten van het projectgebied een broedgeval van kleine plevier vastgesteld. De vegetatie ter hoogte van het vastgesteld broedgeval stemt overeen met een haven specifiek habitat met name droge graslanden in combinatie met vochtige depressies.

4.2.2 Effec tvoorspel l ing en –beoordel i ng van de aanlegfase

4.2 .2 .1 Effecten ten gevo lge van bemal ing

In het kader van de bouwwerkzaamheden zijn er bemalingen voorzien. Deze bemalingen zullen opgesteld worden voor relatief korte periodes. Daarenboven zijn de geplande bouwwerkzaamheden niet van dien aard dat er zeer diep moet worden gegraven. De invloeden van de bemalingen zullen vooral lokaal op te merken zijn en zullen niet reiken tot aan de zones met verhoogde natuurwaarden in de omgeving. Er kan dus gesteld worden dat omwille van de beperkte aard van de bemaling en omwille van de afstand geen relevante effecten op de biodiversiteit worden verwacht.

4.2 .2 .2 Verstor ing door ge lu id

Uit de beoordeling van de effecten tijdens de aanlegfase in de discipline geluid kan afgeleid worden dat er, omwille van de afstand en de beperkte omvang van de verwachte geluidsinvloeden, geen relevante effecten veroorzaakt worden ter hoogte van de beoordelingspunten in de omgeving van het projectgebied. Bijgevolg kan gesteld worden dat er tijdens de aanlegfase ook geen relevante invloed verwacht wordt op de biodiversiteit ter hoogte van de aandachtsgebieden en op de biodiversiteit algemeen in het studiegebied.

4.2 .2 .3 Luchtemiss ies

Tijdens de bouwwerkzaamheden worden geen luchtemissies verwacht die relevante effecten kunnen veroorzaken ter hoogte van de biodiversiteit in de omgeving.

4.2.3 Effec tvoorspel l ing en –beoordel ing van de geplande s i tuat ie

4.2 .3 .1 Vermestende/vermestende depos i t ie

Op basis van de beoordeling gemaakt in de discipline lucht kan vastgesteld worden dat de impact van de NOx-emissies slechts verwaarloosbare effecten kan veroorzaken op de omgeving. Om na te gaan of deze emissies ook aanleiding geven tot een al dan niet relevante bijdrage tot verzuring en vermesting in de omgeving werden de gegevens ingevoerd in de online impactscoretool. Op basis van deze aftoetsing kon vastgesteld worden dat er in de omliggende habitatrichtlijngebieden significant negatieve invloeden op de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht.

Page 139: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.72

Gezien er in de noordoostelijke richting voornamelijk zones gesitueerd zijn waarbinnen geen indicaties zijn van hoogwaardige natuur, kan hiervoor aangenomen worden dat er geen relevante invloed ten gevolge van de luchtemissies zullen optreden. Er dient echter met verhoogde aandacht gekeken worden naar de potentiële invloed op het natuurreservaat de Kuifeend (tevens VEN-gebied). Op basis van de voortoetsanalyse kan er echter aangenomen worden dat er geen relevante bijdrages verwacht worden.

4.2 .3 .2 Gelu idsemiss ies

In de discipline geluid werd de geluidsdrukbijdrage van de geplande activiteiten op de omgeving bepaald en beoordeeld. Er werd vastgesteld dat de verwachte invloed van de activiteiten ter hoogte van de site en ten gevolge van de transportbewegingen geen relevante invloeden veroorzaakte nabij de beoordelingspunten. Er kan dan ook overgenomen worden dat er ook geen relevante invloeden verwachten worden ter hoogte van de aandachtsgebieden en de biodiversiteit algemeen in het studiegebied.

4.2 .3 .3 Wateremiss ies

In de discipline oppervlaktewater wordt nagegaan welke parameters in het geloosde water er potentiële invloeden kunnen veroorzaken op het ontvangende oppervlaktewater, namelijk het Leopolddok. Uit de analyse blijkt dat er geen enkele parameter, met uitzondering van de parameter AOX, een relevante impact veroorzaakt. Na toepassing van de voorgestelde milderende maatregel zal ook de relevante parameter niet zorgen voor een impact van betekenis. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat er in de geplande situatie geen relevante invloeden zullen optreden ten gevolge van de wateremissies.

4.2.4 Samenvatt ing beoordel ing

SEA-MOL wenst een nieuwe tankterminal op te bouwen ter hoogte van het Leopolddok. Uit de analyse van de effecten die kunnen optreden tijdens enerzijds de fase van de afbraak en de opbouw en anderzijds uit de fase van de exploitatie blijkt dat er op de biodiversiteit geen relevante effecten zullen optreden. Er wordt geen vermijdbare natuurschade verwacht op de natuur in de omgeving. Er treden in het studiegebied geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen op ter hoogte van de speciale beschermingszones en er zal geen onvermijdbare en onherstelbare schade optreden in het VEN-gebied.

4.3 M E N S - M O B I L I T E I T

4.3.1 Bereikbaarheidsprof ie l

4.3 .1 .1 Huidige bere ikbaarheid

WE G V E RK E E R

Vrachtwagens verlaten de site van SEA-MOL via de Rostockweg, waarna ze via de N180 Noorderlaan aansluiting kunnen vinden op de A12 en E19 (richting Nederland of Brussel). Via de E19 kan ook gemakkelijk aansluiting gevonden worden op de E34/N49 en E17.

SC H E E P V A A RT

De aan- en afvoer van grondstoffen en eindproducten kan ook via waterwegen gebeuren. Ter hoogte van de bedrijfssite kunnen schepen aanmeren aan de kade. Via het Leopolddok wordt verbinding gemaakt tussen de dokken en de Schelde.

SP OO RV E RK E E R

De site is eveneens bereikbaar via het spoor.

Page 140: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.73

4.3 .1 .2 Capac i te i t van de gese lecteerde wegen

Methode

De capaciteit en intensiteit van een weg wordt uitgedrukt in PAE (personen-auto-equivalenten). Hierdoor wordt het mogelijk om de impact van de verschillende vervoersmiddelen onderling te vergelijken.

De capaciteit van een rijstrook staat gelijk aan het aantal PAE die de rijstrook op één uur tijd kan verwerken. De minimale volgtijd tussen twee voertuigen bij goede doorstroming van het verkeer bedraagt 2 seconden. Dit houdt in dat de maximale capaciteit van één rijstrook gelijk is aan 1.800 PAE/uur (uitgaand van rijstrookbreedte van 3,5 m). Externe factoren beïnvloeden dit cijfer negatief (kruispunten, smallere rijstroken, bochten, hellingen, ronde punten, … ).

Er wordt uitgegaan van de maatvoering weergegeven in Tabel IX. 56.

Tabel IX. 56: PAE per vervoersmodi

Transportmiddel PAE

Fiets 0,3 PAE

Motorrijwiel 0,5 PAE

Auto/kleine bestelwagen 1 PAE

Grote bestelwagen/kleine vrachtwagen 2 PAE

Bus 2 PAE

Zware vrachtwagen 3 PAE

De theoretisch capaciteiten per wegcategorie wordt weergegeven in Tabel IX. 57.

Tabel IX. 57: Theoretische capaciteit per wegcategorie

Wegencategorie Omschrijving Theoretische capaciteit (PAE/u/richting)

Primair 2X2 met beperkt aantal kruispunten 3.600

Secundair (hoofdinvalsweg) 2X2 in bebouwde kom, met groot aantal kruispunten 2.400

2X1 met weinig tot geen kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers

1.500

Stedelijke hoofdstraat 2X1 met groot aantal kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers

1.200

Lokale verbindingsweg, interne ontsluitingsweg

2X1 met groot aantal kruispunten 1.000

Door de verhouding intensiteit/capaciteit (I/C-verhouding) te berekenen, kunnen verkeersproblemen door overbelasting gekwantificeerd worden (Tabel IX. 59).

Page 141: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.74

Tabel IX. 58: Significantiekader I/C-verhouding

verzadigingsgraad geplande situatie

(incl. project)

evolutie t.o.v. verzadigingsgraad actuele situatie (in procentpunt*)

toename verzadigingsgraad verschil <5%-punt

>50%-punt 20 à 50%-punt 10 à 20%-punt 5 à 10%-punt

>100% --- --- --- -- 0

90-100% --- --- -- - 0

80-90% -- -- - - 0

<80% - - 0 0 0

* Procentpunt: rekeneenheid waarmee de verandering van een percentage wordt uitgedrukt. Een stijging van 40% naar 80% is

een verhoging van 100% of een verhoging van 40 procentpunten.

Capaciteit van de geselecteerde wegen

De capaciteit van de geselecteerde wegen is van het type primair met beperkt aantal kruispunten. Ofwel 2x3 – type (capaciteit van 10.800 pae per 2 rijrichtingen) ofwel 2x2-type (capaciteit van 7.200 pae per 2 rijrichtingen).

4.3.2 Mobi l i te itsprof iel actuele s i tuat ie

Momenteel heeft SEA-MOL geen activiteiten op de site. Bijgevolg worden er in de actuele situatie geen transporten gegenereerd door voorliggend bedrijf.

4.3.3 Mobi l i te itsprof iel geplande s i tuat ie

4.3 .3 .1 S loop- en a anlegfase

De effecten van vrachtverkeer worden tijdens de afbraak- en bouwfase tot een minimum beperkt. Het precieze aantal werfmachines tijdens de aanlegfase is niet gekend. De verkeersgeneratie is bijgevolg ook moeilijk kwantitatief in te schatten.

Er kan wel gesteld worden dat voor het werfverkeer het meeste transport zal gegenereerd worden tijdens de sloop/grondwerken/grondverzet.

Er wordt niet verwacht dat er, wat betreft de verkeersgeneratie in de sloop- en aanlegfase, aanzienlijke negatieve effecten zullen optreden. Bovendien zijn deze transporten tijdelijk van aard.

4.3 .3 .2 Explo i tat iefase

Bij het mobiliteitsprofiel wordt enkel het vrachtverkeer in rekening gebracht van de opslagtanks en ISO-containers (zie ook Tabel IV. 1 en Tabel IV. 2), het verkeer van werknemers is hiernaast verwaarloosbaar.

In Tabel IX. 59 wordt het mobiliteitsprofiel van de tankwagentransporten weergegeven in de geplande situatie.

Tabel IX. 59: Kwantificatie tanktransporten geplande situatie

totaal aantal transporten per jaar

gemiddeld aantal transporten per dag14

PAE per dag15 PAE per uur

tankwagens

IN 19.280 74 222 19

UIT 54.660 210 630 53

TOTAAL 73.940 284 852 72

14 Gebaseerd op 12 uur/dag en 260 dagen 15 Aantal transporten * 3 pae/transportbeweging

Page 142: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.75

Rekening houdend met de heen- en terugbeweging van een tankwagen komt dit in totaal neer op 568 transportbewegingen/dag of 1.704 pae-bewegingen/dag en 47 transportbewegingen/uur of 144 pae-bewegingen/uur.

4.3.4 Impac t van de transporten van SEA-MOL op het wegverkeer

Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van SEA-MOL anderzijds, wordt het gegenereerde verkeer van SEA-MOL bekeken in de geplande situatie (zie Tabel IX. 60).

Tabel IX. 60: Impact tankwagentransport in de geplande situatie

Ontsluitingsweg

Capaciteit

(pae/u/2 rijrichtingen)

soort weg

transport gepland

(% van capaciteit)

N180 Noorderlaan (verbinding naar A12)

7.200 2 rijstroken per rijrichting / deels afgescheiden per rijrichting

2%

E34/N49 (verbinding naar E17)

7.200 2 rijstroken per rijrichting / afgescheiden per rijrichting

2%

E17 (verbinding naar Gent) 10.800 3 rijstroken per rijrichting/ afgescheiden per rijrichting

1,3%

A12 (verbinding naar Nederland en E19)

7.200 2 rijstroken per rijrichting / afgescheiden per rijrichting

2%

E19 (t.h.v. Craeybeckxtunnel)

10.800 3 rijstroken per rijrichting/ afgescheiden per rijrichting

1,3%

E19 (verbinding naar Nederland)

7.200 2 rijstroken per rijrichting / afgescheiden per rijrichting

2%

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de impact in de geplande situatie max. 2% van de capaciteit van de weg is. Het project op zich heeft bijgevolg een max. impact van 2%. Deze impact is te verwaarlozen.

4.4 B O D E M E N G R O N D W A T E R

4.4.1 Ac tuele s i tuat ie en referent ies i tu at ie

In 1928 zijn de landbouwgronden nabij het Leopolddok opgehoogd met baggerzand afkomstig van hetzelfde dok.

Momenteel heeft SEA-MOL geen activiteiten op de site. In het verleden deden zich nog geen significante calamiteiten voor op de site.

4.4.2 Geplande s i tuat ie

Aangaande de geplande situatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen mogelijke effecten die verband houden met de sloop- en aanlegfase van de nieuwe tankterminal en de mogelijke effecten verbonden aan de exploitatie van de terminal.

Page 143: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.76

4.4 .2 .1 S loop- en a anlegfase

RU I M T E - I N N A M E E N W I J Z I G I N G E N B OD E M G E B RU I K

Momenteel is in de zone waar het nieuwe tankenpark wordt voorzien het huidig bedrijventerrein van ‘Belgian New Fruit Wharf ‘(BNFW), een fruit- en stukgoedterminal, gesitueerd. De aanwezige gebouwen en verhardingen zullen gesloopt worden om plaats te maken voor het nieuw tankenpark van SEA-MOL . Er is bijgevolg geen bijkomende ruimte inname of wijziging van het bodemgebuik, aangezien er nu ook reeds industrie aanwezig is op de site.

Het gebied is bijkomend bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied, als onderdeel van de haven van Antwerpen (GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’). Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Voorliggend project past in voorgaande beschrijving.

ST RU C T U U RW I JZ I G I N G

De bouw van de nieuwe tankterminal houdt in dat er een fundering noodzakelijk is voor de aanleg van de inkuiping. Aan- en afrijdende werfvoertuigen zullen door uitoefening van een externe druk de bovenste laag verdichten. De bodemkaart geeft aan dat de ondergrond ter hoogte van de site hoofdzakelijk bestaat uit opgehoogde gronden (ON) en bebouwde zone (BO). Ten westen en zuiden van de site bevinden er zich ook nog volgende bodemtypes:

- Ufp: zeer sterk gleyige zware kleibodem zonder profiel; - Pgp: uiterst natte, licht zandleembodem zonder profiel; - vPgp: uiterst natte, licht zandleembodem zonder profiel; - sPfP: zeer natte licht zandleembodem zonder profiel.

Met bovenstaande rekening houdende is de kans op verdichten ter hoogte deze grondtypes vrij groot. Ter hoogte van het projectgebied wordt, gezien de aanwezigheid van opgehoogde grond, echter geen relevante invloed verwacht.

PROF I E L V E R N I E T I G I N G

Het havengebied bestaat voornamelijk uit opgespoten terreinen (opgehoogde gronden). Het studiegebied staat ingekleurd op de bodemkaart als een terrein zonder profielontwikkeling. Eventuele graafwerken in het kader van de aanleg van de nieuwe tankterminal zullen bijgevolg geen vernietiging van bodemprofielen teweegbrengen.

GR ON D V E R ZE T

Gezien verwacht wordt dat het grondverzet meer dan 250 m³ zal zijn, zal er rekening worden gehouden met de bepalingen rond de grondverzetregeling. In eerste instantie dient er een technisch verslag opgemaakt te worden door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek wordt vastgelegd welke mogelijkheden er zijn voor het hergebruik van de ontgraven bodem.

VE RD RO G I N G

Er zal een beperkte (tijdelijke) bemalingen voorzien worden voor de aanleg van de nieuwe tankterminal. Gezien de ligging van de projectsite wordt niet verwacht dat deze beperkte bemaling relevante effecten zullen veroorzaken buiten de projectsite. Een bemalingsstudie zal, indien nodig, uitgevoerd worden om de effecten ervan in kaart te brengen. Er zal evenwel gezorgd worden dat de effecten van de bemalingen niet zal leiden tot verdroging in de omgeving.

Page 144: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

IX. Effectvoorspelling en –beoordeling p. IX.77

4.4 .2 .2 Explo i tat iefase

De mogelijke impact m.b.t. bodem en grondwater in de geplande situatie, t.g.v. de exploitatie van de terminal, houdt verband met ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging te wijten aan infiltratie van chemicaliën in de bodem en het grondwater.

Wat betreft de nieuw voorziene installaties (nieuw tankterminal, parking en bijkomende nutsvoorzieningen) worden bodembeschermende maatregelen (o.a. vloeistofdichte tankenparken en laad- en loszones) genomen.

Er kan dan ook gesteld worden dat na realisatie van het project, de kans op een nieuwe bodem- of grondwaterverontreiniging tijdens de exploitatie van de terminal nagenoeg uitgesloten is.

4.5 E X T E R N E V E I L I G H E I D S R I S I C O ’ S

In het kader van het voorgenomen project (nieuwe tankterminal) werd een veiligheidsrapport opgesteld (100506 OVR SEA-MOL versie 21/12/2020) en voorgelegd aan Team Externe Veiligheid.

Betreffende de criteria voor het plaatsgebonden risico kunnen volgende besluiten getrokken worden:

- De groepsrisicocurve ligt geheel onder de grenswaardelijn en voldoet bijgevolg aan de vigerende criteria.

- De toetsing van de plaatsgebonden risicocontouren aan de grenswaarden geeft aanleiding tot volgende beoordeling:

o Met uitzondering van een klein deel in het noordoosten van de site overschrijdt de 10-5-isorisicocontour de terreingrens overal. Aan de zuidzijde reikt deze overschrijding het verste: 250 m over het Leopolddok. Over land bedraagt de overschrijding in het noordwesten ongeveer 180 m. Binnen de overschrijding situeren zich voornamelijk industriële installaties, (opslag)loodsen en open terreinen en bevindt zich ook het Leopolddok. Aan de noordelijke zijde situeren zich twee kantoorgebouwen die toebehoren enerzijds aan Veolia en anderzijds aan Vollers Belgium;

o Binnen de 10-6-isorisicocontour situeert zich geen zone met woonfunctie;

o Binnen de 10-7-isorisicocontour bevinden zich enkel industriële locaties die niet beschouwd kunnen worden als kwetsbare locaties.

Ondanks het feit dat het plaatsgebonden risico niet voldoet aan de vigerende normen wordt uitgegaan dat deze risico’s beheersbaar zijn door het toepassen van de adequate acceptatieprocedure.

Page 145: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

X. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

X GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

Page 146: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

X. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN p. X.1

Gelet op het feit dat de site op ca. 10 km van de Nederlandse grens gelegen is en gelet op de aard van de activiteiten en de betrokken stoffen, zijn significante grensoverschrijdende effecten op mens en milieu niet te verwachten, dit blijkt ook uit de effectbeoordeling van de verschillende disciplines. Het is bijgevolg niet noodzakelijk informatie daaromtrent over te maken aan de bevoegde autoriteiten vermeld in art. 4.5.2, §4 van het DABM.

Page 147: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XI. LEEMTEN IN DE KENNIS

XI LEEMTEN IN DE KENNIS

Page 148: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XI. LEEMTEN IN DE KENNIS p. XI.1

1. OPPERV LA KTEW ATER

Er zijn geen relevante leemten in de kennis.

2. LUCH T – LUC HTKWA LITEIT

aanvullen

3. GELUID EN TRILLINGEN

Het werfmaterieel dat zal ingezet worden in de aanlegfase en de emissiegegevens ervan zijn een leemte in de kennis. Met deze leemte werd omgegaan door een inschatting van de effecten te maken o.b.v. een generische groep werktuigen en machines die verondersteld worden gelijktijdig in werking te zijn. Uiteraard is deze evaluatie te beschouwen als indicatief, doch o.b.v. ervaring kan de inschatting van het gezamenlijk geluidsvermogenniveau van de geselecteerde werktuigen en machines in het algemeen als representatief beschouwd worden voor dergelijke werven. De veronderstelde emissiegegevens komen uit de literatuur.

Page 149: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XII. POSTMONITORING EN -EVALUATIE

XII POSTMONITORING EN -EVALUATIE

Page 150: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XII. POSTMONITORING EN -EVALUATIE p. XII.1

1. OPPERV LA KTEW ATER

De wettelijk verplichte analyses dienen opgevolgd te worden.

2. LUCH T – LUC HTKWA LITEIT

Er wordt naast de wettelijk verplichte meetverplichtingen geen andere monitoring voorgesteld.

3. GELUID EN TRILLINGEN

Postmonitoring wordt niet voorgesteld.

Page 151: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. Integratie en eindsynthese

XIII INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE

Page 152: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.1

1. INLE IDING

SEA-MOL wenst op een terrein ten noorden van het Leopolddok in de haven van Antwerpen een nieuwe tankterminal voor chemische producten te bouwen en exploiteren. Momenteel zijn er verschillende gebouwen, loodsen en verhardingen aanwezig op de projectsite. Deze zullen allen worden afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe tankterminal.

De hoofdactiviteit van de terminal van SEA-MOL zal bestaan uit de opslag van 420.000 m³ producten voor derden (waarvan 366.000 m³ in tanks en 54.000 m³ in ISO-containers) en de hieraan verbonden behandelingen, voornamelijk het laden en lossen van deze producten. De aan- en afvoer van chemische stoffen in bulk zal zowel via ISO-containers (isotainers), vrachtwagens, spoorwagons als schepen (binnen- en zeeschepen) gebeuren.

Meer specifiek wenst SEA-MOL een tankterminal te bouwen bestaande uit 13 tankenparken (inkuipingen/ tankputten) met elk 12 tanks en 1 kleiner tankenpark met 8 tanks. De tankvolumes zullen variëren van 1.000 m³ tot 3.000 m³. De tankterminal, met de faciliteiten voor opslag, moet de behandeling van verschillende chemicaliën verzekeren die worden aangeleverd door vrachtwagens, treinen, zee- en binnenschepen.

Alle gevaarlijke producten kunnen in principe in de gehele terminal worden opgeslagen. De theoretische maximale opslagcapaciteit per product is gelijk aan de totale terminalcapaciteit van de terminal. Uiteraard is de totale hoeveelheid chemische vloeistoffen die – ongeacht de gevaarseigenschappen van de stof – in de terminal aanwezig kan zijn, steeds beperkt tot de totale capaciteit van de terminal.

Verder voorziet het project op de site ook in de bouw van enkele nieuwe gebouwen (onder andere een administratief gebouw, een brandweerlokaal, een magazijn en nutsvoorzieningsgebouwen), een parking en een opslagzone met in het totaal ruimte voor 1800 20’ ISO-containers. Deze worden in hoofdzaak 3-lagig gestapeld tenzij de producteigenschappen omwille van externe veiligheid dit niet toelaten. Dan zal er maximaal 2-lagig gestapeld worden.

2. BESPREKING PER SLEUTELDISCIPLINE

2.1 O P P E R V L A K T E W A T E R

In de discipline oppervlaktewater werd de impact van de lozing op het Leopolddok in kaart gebracht. Uitgaande van de lozingskarakteristieken van het bedrijfsafvalwater en de karakteristieken van het Leopolddok werd een impactbeoordeling uitgevoerd voor worstcase omstandigheden in de geplande situatie. In deze situatie wordt een maximaal lozingsdebiet van 246 m³/uur, 738 m³/dag en 60.000 m³/jaar verwacht. Er zijn sectorale lozingsnormen van toepassing op de lozing van het bedrijfsafvalwater in het Leopolddok. Verder wenst SEA-MOL bijzondere lozingsnormen aan te vragen voor bepaalde parameters.

IM P A C T

Er werden geen impactberekeningen uitgevoerd voor de actuele situatie gezien het bedrijf nog dient te worden opgebouwd en bijgevolg in deze situatie nog niet in werking is. Er kan bijgevolg enkel een beoordeling gemaakt worden van de geplande situatie.

Het debiet van het Leopolddok bedraagt gemiddeld ca. 14,265 m³/s of dus 449.861.040 m³/jaar. Bijgevolg betreft de lozing van de geplande activiteiten 0,013% van de hoeveelheid water die jaarlijks doorheen het Leopolddok passeert. Er wordt ten gevolge de bijkomende lozing aan bedrijfsafvalwater door SEA-MOL geen significante impact verwacht op de kwantiteit van het ontvangend oppervlaktewater.

Page 153: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.2

Het niet-verontreinigd hemelwater dat geloosd zal worden in het Leopolddok werd ingeschat op ca. 145.846 m³/jaar. Dit betreft 0,032% van het jaardebiet van het dok. Ten gevolge de lozing van het niet-verontreinigd hemelwater wordt bijgevolg eveneens geen significante impact verwacht op de kwantiteit van het Leopolddok.

De cumulatieve lozing van het bedrijfsafvalwater enerzijds en het niet-verontreinigd hemelwater anderzijds, bedraagt 0,045% t.o.v. de hoeveelheid water dat jaarlijks doorheen het Leopolddok stroom. Dit is als niet-significant te beschouwen.

Voor de impactberekening in de worstcase geplande situatie wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde sectorale lozingsnormen en de lozingsnormen die SEA-MOL wenst aan te vragen. Uit de evaluatie van de impact van het geloosde bedrijfsafvalwater op de kwaliteit van het Leopolddok blijkt dat in de worstcase situatie voor alle beschouwde parameters enkel verwaarloosbare effecten gegenereerd worden, behalve voor de parameter AOX. Hiervoor wordt een negatieve impact bekomen waardoor gezocht werd naar een milderende maatregel.

M I LDERENDE M AATREGEL EN

Om de impact van AOX te verkleinen wordt, in afwijking van de sectorale lozingsnorm van 15.000 µg/l, een lozingsnorm van 6.700 µg/l voorgesteld zodat de impact van AOX eveneens als verwaarloosbaar beschouwd kan worden.

2.2 L U C H T

In de discipline luchtverontreiniging werd eerst de actuele luchtkwaliteit in kaart gebracht. Hieruit werd de parameter NO2 als kritische parameter geselecteerd.

Vervolgens werden de emissiebronnen van het project in kaart gebracht. Het project heeft een relevante emissie van vluchtige organische stoffen vanuit de op- en overslag van de chemische producten. Zowel de tankemissies als de beladingsemissies werden in kaart gebracht en dit voor verschillende scenario’s (max.VOS, max.tox en CMR, max. geur). Daarnaast werden de fugitieve emissies ingeschat.

Als belangrijke bron werden ook de stoominstallaties en de thermische naverbrandingsinstallatie aangeduid en begroot. In het kader van de emissiebegroting werden de transportemissies als minder belangrijk aanzien en niet meegenomen in de begroting van de emissies en in de bepaling van de impact.

Een impactberekening werd uitgevoerd voor elk van de VOS emissiescenario’s en voor de parameter NO2. Uit deze impactberekening bleek een verwaarloosbare impact ter hoogte van de gekozen relevante beoordelingspunten. Voor de stoffen Isopreen en 1,2 dichloorethaan werd er een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van Ekeren. Voor Isopreen werd daarnaast ook een beperkt negatieve impact berekend ter hoogte van Linkeroever en Luchtbal. De verwachte impact is echter niet van die aard dat milderende maatregelen nodig geacht worden. Er worden bijgevolg geen milderende maatregelen voorgesteld.

2.3 G E L U I D E N T R I L L I N G E N

De referentiesituatie voor de discipline ‘geluid’ wordt beschreven aan de hand van een continue immissiemeting in het meest nabijgelegen natuurgebied Bospolder uitgevoerd in het kader van dit MER. Op basis van deze immissiemeting wordt een duidelijk beeld van het huidige (= oorspronkelijke) omgevingsgeluid geschetst.

Het specifiek niveau afkomstig van de werken zal in de aanlegfase ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen en kwetsbare gebieden een verwaarloosbaar effect (0) op de heersende equivalente immissieniveaus teweegbrengen.

Page 154: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.3

De geplande situatie is gebaseerd op door de opdrachtgever aangeleverde gegevens over de aard van de gebouwen en de installaties. In deze situatie wordt het effect van het project samen met de geluidsemissie van de nieuwe installaties besproken. Deze gegevens worden ingebracht in een geluidsmodel. Op basis van dit model werd het effect volgens ISO-9613 berekend. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de geplande inrichting zal vergund zal worden na 1/1/1993. De geluidsproducerende installaties worden bijgevolg, en conform het Vlarem, beschouwd als een nieuwe inrichting.

Op basis van de immissiemetingen en overdrachtsberekeningen kan worden besloten dat het specifiek continu geluidsniveau van de geplande inrichting van SEA-MOL te Antwerpen ter hoogte van alle omliggende woningen voldoet aan de bepalingen conform VLAREM II. Ook ter hoogte van de overige beoordelingspunten wordt er voldaan aan de bepalingen conform VLAREM II.

Daarnaast kunnen de effecten veroorzaakt door het Lsp van de relevante geluidsbronnen t.h.v. de beoordelingspunten als volgt samengevat worden:

- Continu specifiek geluidsniveau o Ter hoogte van het beoordelingspunt 1 op 200 m van de perceelsgrens (binnen industriegebied)

werd het omgevingsgeluid niet opgemeten. Aangezien dit punt binnen het perceel van één van de buurbedrijven ligt en aangezien deze bedrijven eveneens geluid produceren, is dit immers weinig zinvol. Er wordt een zeer beperkte tot verwaarloosbare bijdrage aan het OOG (ΔLAX,T ≤ +1 of ΔLAX,T ≤ +3) verwacht. Aangezien het specifieke geluidsniveau overeenstemt met de norm bedraagt de eindscore hier 0 of -1.

o Op de beoordelingspunten 2 tot 5 werd niet gemeten, bijgevolg wordt het LA95 van het referentiepunt genomen. Het specifieke geluidsniveau veroorzaakt door de ‘nieuwe’ geluidsbronnen ligt praktisch overal 10 dB(A) (of meer) onder het omgemeten LA95-niveau waardoor ΔLAX,T < 1 (tussenscore 0). Aangezien het Lsp < GW wordt voldaan aan de bepalingen conform Vlarem en wordt een eindscore van 0 bekomen.

- Transport op de site

Er wordt vastgesteld dat er zich voor het specifieke geluidsniveau afkomstig van het vracht- en treinverkeer op de site geen probleem stelt m.b.t. het respecteren van de vigerende normen. Daar de significantie van de wijziging in geluidimmissie als verwaarloosbaar wordt geëvalueerd, bedraagt de eindscore voor het vrachttransport op de site 0.

- Transport op de openbare weg

Voor het aan SEA-MOL gerelateerde vrachtverkeer ligt het berekende Lden-niveau significant onder de heersende immissieniveaus langs de betrokken wegen. Er kan besloten worden dat de bijdrage aan de reeds aanwezige geluidsimmissie verwaarloosbaar is en er dus geen effect zal zijn naar de woningen en kwetsbare gebieden (0).

In de geplande situatie bestaat er ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen geen probleem met betrekking tot het respecteren van de door Vlarem II opgelegde grenswaarden. Ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen wordt het effect ten gevolge van het continu specifiek geluidsniveau als verwaarloosbaar beoordeeld. Enkel op de beoordelingspunten op 200m van het industriegebied is het effect mogelijks als -1 te beoordelen. Er zijn geen randvoorwaarden die aangeven dat er zich een probleem kan stellen waardoor milderende maatregelen niet zijn aangewezen.

Page 155: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.4

3. BESPREKING PER NEVENDISCIPLINE

3.1 M E N S - G E Z O N D H E I D

In de nevendiscipline mens – gezondheid wordt aandacht besteed aan de mogelijke menselijke receptoren nabij de terminal, waarna aandacht wordt besteed aan de mogelijke gezondheidseffecten (voornamelijk via lucht en geluid) en aan de mogelijke hindereffecten en aan de effecten op mobiliteit.

De opslagtanks van SEA-MOL kunnen mogelijk stoffen opslagen die ingedeeld zijn als toxisch, carcinogeen, mutageen of reprotoxisch. In de discipline lucht werd de mogelijk impact hiervan bepaald. Uit de lijst met mogelijk opgeslagen producten werd in discipline lucht de stoffen met Pdamp >1kPa@20°C geselecteerd. Vanuit deze lijst zijn representatieve stoffen geselecteerd die rekening houden met enerzijds hun eigenschappen en anderzijds de toxiciteit / carcinogeniteit van de producten.

De stoffen epichloorhydrine, 1,2-dichloorethaan, acrylonitril en isopreen werden geselecteerd als CMR16-/toxicologische stoffen met de grootste mogelijke effect. Deze stoffen werden gemodelleerd. Om de impact van CMR-/toxicologische stoffen te bepalen werd verondersteld dat de volledige tankterminal gevuld is met bovengenoemde stoffen. De impact werd gemodelleerd en de berekende waarden werden vergeleken met een toetsingswaarde. Uit de modellering (discipline lucht) blijkt dat de berekende impacten op alle locaties voor de geselecteerde stoffen Acrylonitril en Epichloorhydrine verwaarloosbaar (bijdrage <1% van de toetsingswaarde) zijn. Voor de andere stoffen (Dichloorethaan, isopreen) wordt vanuit het significantiekader lucht een beperkte impact (bijdrage tussen 1-3% van de toetsingswaarde) berekend voor sommige beschouwde receptoren. Discipline mens-gezondheid hanteert echter een ander significantiekader dan discipline lucht voor wat betreft de niet-verwaarloosbare impacten. Het significantiekader voor mens-gezondheid maakt een onderscheid in beoordeling naargelang de milieugebruiksruimte van de parameter. Wat betreft de organische stoffen blijkt dat voor de vluchtige organische stoffen de milieugebruiksruimte groter is dan 20%. Op basis van de berekende bijdragen ter hoogte van de dichtstbij gelegen woningen (zie deel lucht, <3%) wordt beoordeeld dat de impact van zowel acrylonitrile, epichloorhydrine, 1,2 dichloorethaan en isopreen als verwaarloosbaar (0) beoordeeld wordt.

De potentiële impact van NO2 dient afgetoetst te worden ten opzichte van de gezondheidsadvieswaarde (GAW) en die bedraagt 20µg/m³ voor de omgeving van het voorliggende project. Uit de bijdragebeoordeling blijkt dat de GAW reeds overschreden is voor NO2 binnen het studiegebied. De bijdrage van het geplande project bedraagt ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning 0,17µg/m³. Anders gezegd vormt dit 0,9% van de GAW en kan volgens het gehanteerde beoordelingskader ingeschat worden als beperkt negatief (-1). Onderzoek naar milderende maatregelen is bijgevolg niet noodzakelijk.

De effectevaluatie met betrekking tot geur binnen de discipline lucht heeft aangetoond dat er in de geplande situatie (waarbij rekening is gehouden met een maximale emissie van geurhinderlijke stoffen) geen stoffen aanwezig zijn die ter hoogte van de bewoning in de omgeving aanleiding geven tot een relevante geurhinder te. Er kan aangenomen worden dat de activiteiten van SEA-MOL geen aanleiding zullen geven tot geurhinder.

Als laatste punt dat werd beoordeeld in het onderdeel mens-gezondheid omvat de potentiële impact van geluid en trillingen. Uit de discipline geluid en trillingen kan afgeleid worden dat ter hoogte van het beschouwde beoordelingspunt 3 (dichtstbij gelegen woning) het specifiek geluidsniveau veroorzaakt door de ‘nieuwe’ geluidsbronnen praktisch overal 10 dB(A) (of meer) onder het opgemeten LA95-niveau gelegen is. SEA-MOL zal bijgevolg niet hoorbaar zijn voor de omgeving.

Er kan dus aangenomen worden dat er ten gevolge van het geplande project geen relevante effecten zullen optreden op de gezondheid van de omwonenden en bijgevolg is het niet noodzakelijk om milderende maatregelen te onderzoeken en toe te passen.

16 Hierbij worden de stoffen met H340, H341, H350, H351, H360 en H361 beschouwd

Page 156: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.5

3.2 B I O D I V E R S I T E I T

SEA-MOL wenst een nieuwe tankterminal op te bouwen ter hoogte van het Leopolddok. Uit de analyse van de effecten die kunnen optreden tijdens enerzijds de fase van de afbraak en de opbouw en anderzijds uit de fase van de exploitatie blijkt dat er op de biodiversiteit geen relevante effecten zullen optreden. Er wordt geen vermijdbare natuurschade verwacht op de natuur in de omgeving. Er treden in het studiegebied geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen op ter hoogte van de speciale beschermingszones en er zal geen onvermijdbare en onherstelbare schade optreden in het VEN-gebied.

3.3 M E N S - M O B I L I T E I T

Na het schetsen van het bereikbaarheidsprofiel enerzijds en het mobiliteitsprofiel van Sea-MOL anderzijds, wordt het gegenereerde verkeer van geplande project bekeken.

De effecten van vrachtverkeer worden tijdens de afbraak- en bouwfase tot een minimum beperkt. Het precieze aantal werfmachines tijdens de aanlegfase is niet gekend. De verkeersgeneratie is bijgevolg ook moeilijk kwantitatief in te schatten. Er kan wel gesteld worden dat voor het werfverkeer het meeste transport zal gegenereerd worden tijdens de sloop/grondwerken/grondverzet. Er wordt niet verwacht dat er, wat betreft de verkeersgeneratie in de sloop- en aanlegfase, aanzienlijke negatieve effecten zullen optreden. Bovendien zijn deze transporten tijdelijk van aard.

Bij het mobiliteitsprofiel wordt enkel het vrachtverkeer in rekening gebracht van de opslagtanks en ISO-containers. Het verkeer van werknemers is hiernaast verwaarloosbaar. Rekening houdend met de heen- en terugbeweging van een tankwagen komt dit in totaal neer op 568 transportbewegingen/dag of 1.704 pae-bewegingen/dag en 47 transportbewegingen/uur of 144 pae-bewegingen/uur. Bij de aftoetsing van deze gegevens ten opzichte van de draagkracht van de wegen in de omgeving van het geplande project blijkt dat de impact in de geplande situatie max. 2% van de capaciteit van de weg bedraagt. Het project op zich heeft bijgevolg een maximale impact van 2% en kan als te verwaarlozen worden bestempeld.

3.4 B O D E M E N G R O N D W A T E R

De mogelijke impact met betrekking tot de bodem en het grondwater is wijten aan een potentiële infiltratie van chemicaliën in de bodem en het grondwater. Om dit te voorkomen zijn er dan ook heel wat beschermende maatregelen voorzien. Hierdoor is de kans op een bodem- of grondwaterverontreiniging tijdens de exploitatie van de terminal nagenoeg uitgesloten. Er wordt bijgevolg geen relevante impact op de bodem en het grondwater verwacht ten gevolge van de aanlegfase van de nieuwe tankenparken. Er zal rekening gehouden worden met de bepalingen rond de grondverzetregeling en de vereisten uit voorgaande bodemonderzoeken.

Er kan dan ook gesteld worden dat ook na realisatie van het project, de kans op een bodem- of grondwaterverontreiniging tijdens de exploitatie van de terminal nagenoeg uitgesloten is.

3.5 E X T E R N E V E I L I G H E I D S R I S I C O ’ S

In het kader van het voorgenomen project werd een omgevingsveiligheidsrapport opgesteld en voorgelegd aan Team Externe Veiligheid.

Betreffende de criteria voor het plaatsgebonden risico kunnen volgende besluiten getrokken worden:

- De groepsrisicocurve ligt geheel onder de grenswaardelijn en voldoet bijgevolg aan de vigerende criteria.

- De toetsing van de plaatsgebonden risicocontouren aan de grenswaarden geeft aanleiding tot volgende beoordeling:

o Met uitzondering van een klein deel in het noordoosten van de site overschrijdt de 10-5-isorisicocontour de terreingrens overal. Aan de zuidzijde reikt deze overschrijding het verste: 250 m over het Leopolddok. Over land bedraagt de overschrijding in het noordwesten ongeveer 180

Page 157: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIII. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE p. XIII.6

m. Binnen de overschrijding situeren zich voornamelijk industriële installaties, (opslag)loodsen en open terreinen en bevindt zich ook het Leopolddok. Aan de noordelijke zijde situeren zich twee kantoorgebouwen die toebehoren enerzijds aan Veolia en anderzijds aan Vollers Belgium;

o Binnen de 10-6-isorisicocontour situeert zich geen zone met woonfunctie;

o Binnen de 10-7-isorisicocontour bevinden zich enkel industriële locaties die niet beschouwd kunnen worden als kwetsbare locaties.

Ondanks het feit dat het plaatsgebonden risico niet voldoet aan de vigerende normen wordt uitgegaan dat deze risico’s beheersbaar zijn door het toepassen van de adequate acceptatieprocedure.

4. GLOBA LE OVERWEGING INZA KE RUIMTE LI JKE ONTWIKKE LINGE N

De vestigingsplaats van de nieuwe terminal van SEA-MOL houdt rechtstreeks verband met de aanwezigheid van het dok en de mogelijkheid tot aan- en afvoer via lichters en zeeschepen. Daarnaast is er ook een goede aansluiting via sporen en het wegennet.

De projectsite situeert zich tevens binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’, meer bepaald in een zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Volgens de stedenbouwkundige voorschriften is dit gebied bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en voor distributie-, opslag-, overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Rekening houdend met bovenstaande beoordelingen past de nieuwe tankterminal van SEA-MOL in de visie van de havenstructuur.

Page 158: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIV. Bijlagen

XIV BIJLAGEN

Page 159: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

XIV. Bijlagen

BIJLAGE 1 – FIGURENBUNDEL

Figuur XIV-1: Inplantingsplan

Figuur XIV-2: Situering bedrijf t.o.v. orthofoto

Figuur XIV-3: Situering bedrijf t.o.v. topokaart

Figuur XIV-4: Situering bedrijf t.o.v. gewestplan

Figuur XIV-5: Situering bedrijf t.o.v. RUP

Figuur XIV-6: Situering bedrijf t.o.v. overstromingsgevoelige gebieden

Figuur XIV-7: Stratenplan

Figuur XIV-8: Kwetsbare locaties

Figuur XIV-9: Vogel- en habitatrichtlijngebieden

Figuur XIV-10: VEN-gebieden

Figuur XIV-11: Meetpunten lucht VMM

Figuur XIV-12: Impact Isopreen

Figuur XIV-13: Impact 1,2 Dichloorethaan

Page 160: Aanmelding + vraag scopingsadvies Project-MER3. Opmaak van een ontwerp-MER De erkende MER – deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding en in voorkomend

PROJECT-MER Nieuwe tankterminal Leopolddok

Uitgave: Februari 2021

Revisie: V1

REFERENTIES

Referenties