AANMELDING PROJECT-MER Contactpersonen ...Van Eyck bedraagt ca. 90,14 km. Deze afstand overschrijdt...
Transcript of AANMELDING PROJECT-MER Contactpersonen ...Van Eyck bedraagt ca. 90,14 km. Deze afstand overschrijdt...
1
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Contactpersonen
HANNE CARLENS
Arcadis Belgium nv
Corda Campus nv (Corda 1)
Kempische Steenweg 311 bus 2.07
3500 Hasselt
België
Opgesteld/geverifieerd
Discipline Functie Naam Handtekening Datum
Landschap,
bouwkundig
erfgoed en
archeologie
Licht, warmte en
straling
Mens
MER-deskundige discipline
landschap bouwkundig erfgoed
en archeologie, deeldomein
landschap en discipline mens,
deeldomein ruimtelijke
aspecten
Hanne Carlens
Januari 2017
Bodem
Water
MER-deskundige discipline
bodem, deeldomein pedologie
en geologie en discipline
water, deeldomein
geohydrologie
Hilde De Lembre
Januari 2017
Fauna en flora
MER-deskundige discipline
fauna en flora
Riet Durinck
Januari 2017
Mens
MER-deskundige discipline
mens, deeldomein
psychosomatische aspecten
en toxicologie
Paul Vanhaecke
Januari 2017
AANMELDING PROJECT-MER
“UITBREIDING EN VERVANGING
DRAADSTELLEN OP DE 380 KV-LIJN
MASSENHOVEN-MEERHOUT-VAN EYCK”
ELIA ENGINEERING
BE0117.000186
2
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Opgesteld/geverifieerd
Discipline Functie Naam Handtekening
Landschap
Mens – ruimtelijke
aspecten
Coördinator
MER-deskundige discipline
landschap bouwkundig
erfgoed & archeologie,
deeldomein landschap
MER-deskundige discipline
mens, ruimtelijke aspecten
Hanne Carlens
Bodem
Water
MER-deskundige discipline
bodem, deeldomein
pedologie en geologie
MER-deskundige discipline
water, deeldomein
geohydrologie
Hilde De Lembre
Geluid & trillingen
MER-deskundige discipline
geluid & trillingen,
deeldomein geluid
Ann Himpens
Biodiversiteit
Bouwkundig erfgoed &
archeologie
MER-deskundige discipline
biodiversiteit
MER-deskundige discipline
landschap bouwkundig
erfgoed & archeologie
Mieke Deconinck
Mens - gezondheid MER-deskundige discipline
mens, gezondheid An Tombeur
3
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
INHOUDSOPGAVE
AFKORTINGENLIJST 6
1 INLEIDING 7
1.1 Initiatiefnemer 7
1.2 Situering en korte beschrijving van het project 7
1.3 Toetsing aan de project-MER-plicht 8
1.4 MER-procedure 8
1.5 Team van deskundigen 9
2 PROJECTBESCHRIJVING 10
2.1 Huidige situatie 10
Situering 10
Gewestplan 13
2.2 Doelstelling en noodzaak van het project 16
2.3 Algemene beschrijving van bovengrondse hoogspanningslijn en onderstations 17
Masttype 17
Fundering 18
Draadstellen 18
Geleiders 19
Isolator 20
Aardkabel 20
Bebakening 20
Onderstation 21
2.4 Kenmerken van de 380 kV-lijn tussen Massenhoven – Meerhout – Van Eyck 22
2.5 Gepland project in de aanlegfase 23
Aanleg werftoegangen en werfzones 23
Werfdepots 23
Onderstations 24
Vervanging van masten 28
Mastversterking 32
Funderingsversterking 32
Plaatsen van geleiders en aardkabel 32
Aanpassen bebakening 35
Timing en fasering 35
Machinepark 35
4
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
2.6 Gepland project in de exploitatiefase 36
Gebruik van de lijn 36
Elektromagnetische velden 37
Onderhoud van de hoogspanningslijn 39
2.7 Vergunningstoestand 41
2.8 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen 41
Inschatting directe investeringen en werkgelegenheid 41
Inschatting indirect afhankelijke investeringen en werkgelegenheid 41
3 ALTERNATIEVEN 43
3.1 Inleiding 43
3.2 Algemene principes van netontwikkeling 43
3.3 Nulalternatief 44
3.4 Uitvoerings- en locatiealternatief 45
Ondergrondse hoogspanningsverbinding 45
Bovengrondse hoogspanningslijn 51
4 RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE
ASPECTEN VAN HET PROJECT 53
4.1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden 53
5 INGREEP-EFFECTSCHEMA 72
5.1 Globale analyse en scoping naar relevante milieuaspecten 72
Bodem 72
Water 72
Geluid & trillingen 73
Lucht & Klimaat 73
Biodiversiteit 74
Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie 75
Mens – ruimtelijke aspecten 75
Mens – gezondheid 76
5.2 Samenvatting 76
6 METHODIEK BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE,
EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING 78
6.1 Algemeen 78
Afbakening van het studiegebied 78
Beschrijving van de referentiesituatie 78
5
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Effectvoorspelling 78
Effectbeoordeling 78
6.2 Per discipline 79
Bodem 79
Water 79
Geluid & trillingen 80
Lucht & klimaat 81
Biodiversiteit 81
Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie 82
Mens – ruimtelijke aspecten 82
Mens – gezondheid 83
6.3 Ontwikkelingsscenario’s 85
Autonome ontwikkeling 86
Gestuurde ontwikkeling 86
6.4 Cumulatieve effecten 86
6.5 Leemten in de kennis 87
7 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 88
BIJLAGE 1: KAARTENBUNDEL 89
BIJLAGE 2: FYSICHE PRINCIPES VAN DE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN 90
6
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
AFKORTINGENLIJST
A ampère
AIS Air Insulated Substations
AMS Aluminium-Magnesium-Silicium met een stalen kern in de geleider
AN Audible Noise
AREI Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
BPA Bijzondere Plannen van Aanleg
DOV Databank Ondergrond Vlaanderen
ELF extreem laagfrequente
EM Elektromagnetisch
GIS Gas Insulated Substations
HTLS High Temperature Low Sag
IARC Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek
ICNIRP International Commission on Non‐ionizing Radiation Protection
OPGW OPtical Ground Wire
MKN milieukwaliteitsnorm
RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan
SBZ Speciale Beschermingszone
T tesla
μT microtesla
V volt
7
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
1 INLEIDING
1.1 Initiatiefnemer
De initiatiefnemer voor de opmaak van dit project-MER is:
Elia Engineering
Leon Monnoyerkaai 3
1000 Brussel
Contactpersoon: Bart Pelssers ([email protected])
1.2 Situering en korte beschrijving van het project
De hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck maakt deel uit van het 380 kV transmissienet
van Elia, ook gekend als de ‘backbone’. Deze backbone maakt transport van energie op hoge spanning
mogelijk en wordt gebruikt om interconnecties met andere landen aan te gaan en dus energie in- en uit te
voeren.
Voorliggend project betreft de uitbreiding met een bijkomend draadstel en de vervanging van het bestaande
draadstel op de 380 kV-lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck.
Het traject is aangeduid op Figuur 1-1. Deze bovengrondse hoogspanningslijn ligt in de provincies Limburg
en Antwerpen en doorkruist 15 gemeenten. Het onderstation Massenhoven bevindt zich vlakbij de grens van
Zandhoven en Ranst, het onderstation Meerhout ligt in Meerhout en het onderstation Van Eyck situeert zich
op de grens van Kinrooi en Maaseik. De lengte van de bovengrondse hoogspanningslijn tussen
Massenhoven en Meerhout bedraagt ca. 32,27 km en tussen Meerhout en Van Eyck ca. 57,87 km.
Figuur 1-1: Situering bestaande as 380kV Massenhoven – Meerhout – Van Eyck (zwarte pijl) i.f.v. interconnecties
8
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
1.3 Toetsing aan de project-MER-plicht
Het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën
van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage (B.S. 17/02/2005) legt vast voor welke categorieën
van projecten de opmaak van een project-MER vereist is. Ze zijn ingedeeld in 2 bijlagen: enerzijds de bijlage
I-projecten die steeds onderhevig zijn aan de project-MER-plicht en anderzijds de bijlage II-projecten
waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerde aanvraag tot ontheffing aan de MER-plicht kan indienen. Via
het Besluit van de Vlaamse Regering van 01/03/2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-
screening wordt een bijlage III aan hoger vermeld besluit toegevoegd. Voor projecten van bijlage III moet
een project-mer-screening worden uitgevoerd.
Gezien het project een wijziging betreft van een bestaande hoogspanningslijn dient afgetoetst te worden of
rubriek 28 van bijlage I van toepassing is:
• Rubriek 28b: “Wijziging of uitbreiding van de in bijlage I, II of III opgenomen projecten, waarvoor
reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of
uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage I genoemde drempelwaarden
(niet in rubriek 28, a) opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de
drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage I voor het eerst wordt
overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (=
project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of
goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage I”.
Voorliggend project betreft een uitbreiding en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn. Om de
MER-plicht te beoordelen is rubriek 24 van bijlage I relevant: “Aanleg van bovengrondse
hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en langer dan 15 km”.
De totale lengte van de bovengrondse hoogspanningslijn, met spanning 380 kV, tussen Massenhoven en
Van Eyck bedraagt ca. 90,14 km. Deze afstand overschrijdt de drempelwaarde van 15 km waardoor voldaan
wordt aan rubriek 28b van bijlage I en een project-MER opgemaakt moet worden.
Voor de opmaak van het milieueffectrapport voor het voorgenomen project is het D.A.B.M. van toepassing.
1.4 MER-procedure
In de nieuwe m.e.r.-procedure die van kracht is sinds 23 februari 2017 (Titel IV, Hoofdstuk III van het
Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid), zijn naast een aantal verplichte stappen, ook verschillende
facultatieve procedurestappen voorzien. Hierna volgt een beschrijving van het traject dat gekozen is door de
initiatiefnemer.
Dit document is de aanmelding voor het projectmilieueffectrapport (project-MER). De initiatiefnemer van een
project-MER, in dit geval Elia Engineering, brengt hiermee de administratie (het team MER) op de hoogte
van het voornemen tot opstelling van een project-MER. Het project-MER heeft tot doel om de milieu-impact
van het project te onderzoeken.
Een aanmelding omvat minimaal een beschrijving van het project, met inbegrip van de overwogen
alternatieven, de bestaande vergunningstoestand en de aan te vragen vergunningen, de te onderzoeken
aanzienlijke effecten die het project vermoedelijk zal hebben, het voorgestelde MER-team met hun
taakverdeling en een beschrijving van het procesverloop.
De voorliggende aanmelding omvat tevens een verzoek tot scopingsadvies. Bij een dergelijk verzoek tot
scoping bezorgt het team MER de aanmelding aan de bevoegde adviesinstanties (administraties,
overheidsinstellingen en openbare besturen) die op basis van de geografische ligging van het project en van
de mogelijke te verwachten aanzienlijke effecten geselecteerd worden.
Het doel van een verzoek om scoping is de administraties voldoende informatie te verschaffen over het
geplande project en de manier waarop een milieueffectrapport dit project zal bestuderen, evalueren en
beoordelen, zodat zij reeds in een vroege fase extra elementen kunnen aanbrengen die in het MER
aanvullend mee in beschouwing moeten worden genomen om de effectenstudie zo volledig mogelijk te
maken.
9
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De geraadpleegde adviesinstanties bezorgen hun advies aan het team MER binnen de 30 dagen. Het team
MER neemt uiterlijk binnen de 60 dagen na ontvangst een beslissing m.b.t. de scoping van het project-MER.
Doorgaans gaat hier een vergadering aan vooraf. De aanmelding wordt bekend gemaakt op de website van
het team MER en wordt meegedeeld aan de geraadpleegde instanties.
Daarop wordt het ontwerp-project-MER opgesteld door erkende MER-deskundigen o.l.v. een MER-
coördinator volgens de voorgestelde methodologie beschreven in de aanmelding en rekening houdend met
het advies hierover van het team MER.
Het ontwerp-project-MER zal worden besproken op een informele ontwerptekstbespreking met de
geconsulteerde administraties, zodat het ontwerp-MER inhoudelijk nog kan worden bijgestuurd voordat de
vergunningsaanvraag wordt ingediend.
Alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen bij de vergunningverlener, zal de initiatiefnemer een
voorlopige goedkeuring van het project-MER vragen aan het team MER. Het team MER neemt binnen de 30
dagen na ontvangst (betekening na 40 dagen) een beslissing over deze voorlopige goed- of afkeuring.
Bij voorlopige goedkeuring, zal de vergunningsaanvraag worden ingediend, vergezeld van het project-MER.
De vergunningverlenende overheid beschikt over 30 dagen om na te gaan of het dossier ontvankelijk en
volledig is. Zodra de vergunning ontvankelijk en volledig wordt bevonden, wordt er een adviesvraag over de
vergunningsaanvraag en het project-MER verstuurd naar de relevante adviesinstanties. De termijn voor
advies op het project-MER bedraagt 30 dagen na verzending van de adviesvraag (termijn voor advies over
vergunning bedraagt daarentegen 60 dagen). Er wordt binnen 10 dagen tevens een openbaar onderzoek
(O.O.) georganiseerd. Het publiek beschikt over 30 dagen om opmerkingen te geven op de vergunning en
eventueel op het project-MER.
Rekening houdend met de ingesproken reacties tijdens het openbaar onderzoek en de ontvangen adviezen,
beslist het team MER 60 dagen na de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid over de goed- of
afkeuring van het project-MER. Het team MER informeert de initiatiefnemer en de vergunningverlenende
overheid en in voorkomend geval de omgevingsvergunningscommissie over haar beslissing en heeft
hiervoor 10 dagen.
Indien het project-MER wordt afgekeurd, stopt de vergunningsprocedure van rechtswege. Bij een
goedkeuring van het project-MER kan de procedure voortgezet worden.
Het goedgekeurde project-MER en het project-MER-verslag (opgesteld door de administratie) liggen vanaf
de betekening van de beslissing ter inzage bij het team MER en worden ter beschikking gesteld op haar
website.
1.5 Team van deskundigen
Volgens de Vlaamse wetgeving dient een MER opgesteld te worden door erkende MER-deskundigen.
Volgend team van deskundigen heeft ingestaan voor de uitwerking van het project-MER:
• Hanne Carlens (ARCADIS Belgium), erkend deskundige discipline landschap, bouwkundig erfgoed
& archeologie (deeldomein landschap) en discipline mens (deeldomein ruimtelijke aspecten) belast
met de disciplines landschap, mens – ruimtelijke aspecten;
• Hilde De Lembre (ARCADIS Belgium), erkend deskundige discipline bodem (deeldomein pedologie
en geologie) en discipline water (deeldomein geohydrologie) belast met de disciplines bodem en
water;
• Ann Himpens (ARCADIS Belgium), erkend deskundige discipline geluid & trillingen (deeldomein
geluid) belast met de discipline geluid & trillingen;
• Mieke Deconinck (ARCADIS Belgium), erkend deskundige discipline biodiversiteit en discipline
landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie belast met de disciplines biodiversiteit, bouwkundig
erfgoed en archeologie;
• An Tombeur (ARCADIS Belgium), erkend deskundige discipline mens (deeldomein gezondheid)
belast met de discipline mens - gezondheid.
Hanne Carlens zal instaan voor de coördinatie van het MER met in het bijzonder de interrelaties tussen de
disciplines. Daarnaast zal ze instaan voor de discipline lucht & klimaat.
10
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
2 PROJECTBESCHRIJVING
2.1 Huidige situatie
Situering
Het project betreft de uitbreiding en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn tussen de
onderstations Massenhoven – Meerhout – Van Eyck.
De 380-kV lijn doorkruist in de provincie Antwerpen de volgende gemeenten:
• Zandhoven;
• Grobbendonk;
• Herentals;
• Olen;
• Geel;
• Meerhout
• Balen.
In de provincie Limburg doorkruist de 380 kV-lijn achtereenvolgens de gemeenten:
• Ham;
• Hechtel-Eksel;
• Peer;
• Oudsbergen;
• Bocholt;
• Bree;
• Kinrooi.
Uit de onderstaande figuur blijkt dat de hoogspanningslijn tussen Massenhoven en Heze reeds voorzien en
uitgerust is met 2 draadstellen met isolatieniveau van 380 kV. Eén draadstel wordt momenteel uitgebaat op
een lagere spanning van 150 kV. De lijn is echter vergund voor 2 draadstellen 380 kV. Het traject tussen
Massenhoven en Heze wordt gekruist door een 70 kV verbinding tussen Herenthout en Mol en een aftakking
van deze verbinding richting Geel/Oevel.
Tussen Heze en Meerhout is de 380 kV-lijn maar uitgerust met 1 draadstel. De hoogspanningslijn op dit
traject werd in het verleden echter gebouwd met de mogelijkheid om een 2de draadstel te installeren. Parallel
aan dit traject loopt de 150 kV lijn tussen Heze en Meerhout.
Tussen Meerhout en Van Eyck is eveneens slechts 1 draadstel aanwezig op de 380 kV lijn. Ook hier kan
dus een 2de draadstel geplaatst worden. Dit traject kruist verschillende andere bovengrondse
hoogspanningslijnen: de 70 kV lijn tussen TIP (Beringen) en Mol, de 150 kV lijn tussen Beringen en Mol
eigendom van Elia en de hoogspanningslijnen eigendom van Fluvius (vroeger Infrax) 70 kV lijn tussen
Hechtel en Overpelt en de 70 kV lijn tussen Gerdingen en St.-Huibrechts-Lille. Een gedeelte van het traject
loopt parallel met de 70 kV lijn tussen Gerdingen en Maaseik.
11
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-1: Situering bestaande as Massenhoven – Meerhout op de netkaart van de bovengrondse lijnen
12
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-2: Situering bestaande as Meerhout – Van Eyck op de netkaart van de bovengrondse lijnen
13
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Gewestplan
Onderstaande tabel geeft per traject en per provincie de lengte van elke codering van het gewestplan die
doorkruist is. Uit de onderstaande tabel blijkt dat het merendeel van de hoogspanningslijn gelegen is in
agrarisch of landschappelijk waardevol agrarisch gebied: in de provincie Antwerpen ca. 34% van het traject
Massenhoven – Meerhout en ca. 97% van het traject Meerhout – Van Eyck en in de provincie Limburg ca.
70% van het traject Meerhout – Van Eyck. Van het traject Massenhoven – Meerhout is bijna 23% gelegen in
industriegebied.
Tabel 2-1: Situring volgens het gewestplan
Traject Provincie Hoofdcode
gewestplan Omschrijving
Totale lengte
doorkruising (m) % van
totaal
Ma
sse
nh
ove
n –
Mee
rhou
t
An
twe
rpe
n
0100 Woongebied 692 2,14%
0102 Woongebied met landelijk karakter 627 1,94%
0105 Woonuitbreidingsgebied 607 1,87%
0200 Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen
en openbaar nut 404 1,25%
0402 Gebied voor verblijfrecreatie 726 2,24%
0600 Bufferzone 1.018 3,14%
0701 Natuurgebied 666 2,06%
0800 Bosgebied 1.314 4,06%
0900 Agrarisch gebied 10.934 33,76%
0901 Landschappelijk waardevol agrarisch
gebied 2.036 6,29%
1000 Industriegebied 7.404 22,86%
1002 Milieubelastende industrieën 154 0,47%
1100 Ambachtelijke bedrijven en kmo’s 2.095 6,47%
1210 Opsluitings- en ontginningsgebied 1.837 5,67%
1400 Militair gebied 1.056 3,26%
1504 Bestaande waterweg 817 2,52%
Me
erh
ou
t –
Va
n E
yck
An
twe
rpe
n
0102 Woongebied met landelijk karakter 341 2,59%
0402 Gebied voor verblijfrecreatie 63 0,48%
0900 Agrarisch gebied 9.632 73,28%
0901 Landschappelijk waardevol agrarisch
gebied 3.086 23,48%
1504
Bestaande waterweg 22
0,17%
14
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Traject Provincie Hoofdcode
gewestplan Omschrijving
Totale lengte
doorkruising (m) % van
totaal L
imbu
rg
0102 Woongebied met landelijk karakter 398 0,90%
0200 Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen
en openbaar nut 249 0,56%
0401 Gebied voor dagrecreatie 135 0,31%
0402 Gebied voor verblijfrecreatie 2.686 6,07%
0701 Natuurgebied 4.227 9,56%
0800 Bosgebied 1.611 3,64%
0900 Agrarisch gebied 17.847 40,36%
0901 Landschappelijk waardevol agrarisch
gebied 13.023 29,45%
0910 Agrarisch gebied met ecologisch belang 1.041 2,35%
1002 Milieubelastende industrieën 2.027 4,58%
1100 Ambachtelijke bedrijven en kmo’s 501 1,13%
1400 Militair gebied 340 0,77%
1504 Bestaande waterweg 129 0,29%
In de onderstaande tabel wordt de afstand aangegeven waarover de gewestplanbestemming ter hoogte van
de hoogspanningslijn wijzigt door een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP). De grafische plannen zijn terug te
vinden in Figuur 4-1 t.e.m. Figuur 4-16.
Tabel 2-2: Afstand waarover herbestemmingen volgens RUP’s plaatsvinden
Type Benaming Gewestplanbestemming Afstand Herbestemming Afstand
GRUP
Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Beverdonk
Opspuitings- en ontginningsgebied met agrarische nabestemming
1917 m
Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter
1737 m
Natuurbuffer Kleine Netevallei
180 m
RUP Albertkanaalstraat
Woongebied met landelijk karakter
100 m Lokaal bedrijventerrein 275 m
Bufferzone 185 m Openbaar domein 10 m
GRUP Regionaal bedrijventerrein Heirenbroek - ENA
Agrarisch gebied 875 m
Zone voor specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter
1070 m
Ambachtelijke bedrijven en kmo's
185 m Gebied voor verkeers- en vervoers-
75 m
15
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Type Benaming Gewestplanbestemming Afstand Herbestemming Afstand
Bufferzone 85 m infrastructuur
PRUP Aarschotseweg Ambachtelijke bedrijven en kmo's en bufferzone
130 m zone voor grootschalige detailhandel
130 m
RUP Hezeschrans
Industriegebied 20 m Lokaal bedrijventerrein 207 m
Agrarisch gebied 412 m
Watergebonden bedrijvigheid
185 m
Bufferzone 25 m
Woonzone 15 m
RUP Zonevreemde woningen * * * *
RUP Zonevreemde recreatie Agrarisch gebied 315 m Zone voor watersportinfrastructuur
315 m
GRUP hoogspanningsstation Meerhout
Agrarisch gebied 220 m
Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
166 m
Industriegebied 26 m Groengebied 80 m
GRUP Bestaand regionaal bedrijf N.V. Wijckmans - Ham
Agrarisch gebied
150 m Bedrijventerrein voor bestaand regionaal bedrijf
300 m
Ambachtelijke bedrijven en kmo's
170 m Gebied voor weginfrastructuur
20 m
GRUP Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo
Agrarisch gebied
4400 m
Leidingstraat 6100 m Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
1600 m
Natuurgebied 100 m
RUP Borgveld en recreatie
Gebied voor dagrecreatie 130 m Gebied voor dagrecreatie
**
Bosgebied 415 m Bosgebied **
GRUP
Leidingstraat Dilsen-Lommel - aanleg hoofdtransportleiding voor aardgas
Agrarisch gebied 500 m Leidingstraat 500 m
RUP BOKT
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
75 m (Uitbreidings)zone voor lokale bedrijvigheid
337
Milieubelastende industrieën 362 m
Zone voor wegen/parkeren
70 m
Zone voor buffer - landscaping
30 m
RUP Waardevolle Agrarisch gebied 40 m Open landbouwgebied 40 m
16
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Type Benaming Gewestplanbestemming Afstand Herbestemming Afstand
landbouwnederzettingen
PRUP Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Bree
(Landschappelijk waardevol) agrarisch gebied
705 m
Zone voor gemengd regionaal bedrijventerrein (watergebonden)
645 m
Groenbuffer 60 m
GRUP Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik '' Van Eyck''
Agrarisch gebied
110 m
Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
110 m
* onder de hoogspanningslijn zijn er geen zonevreemde woningen aangeduid. De dichtstbijzijnde zonevreemde woning bevindt zich op
ca. 173 m van de lijn.
** geen volledig grafisch plan online beschikbaar
2.2 Doelstelling en noodzaak van het project
Het project draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het transmissienet voor elektriciteit. Het doel is het
verhogen van de transportcapaciteit op de hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck. Om dit
doel te bereiken wordt de uitbreiding met een bijkomend draadstel voorzien en de vervanging van het
bestaande draadstel op de 380 kV-lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck.
Het project is een onderdeel van het investeringsprogramma uit het Federaal Ontwikkelingsplan van het
transmissienet 2020-20301, dat opgesteld werd door Elia in samenwerking met de Algemene Directie
Energie en het Federaal Planbureau. De uitbreiding en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is in het Ontwikkelingsplan opgenomen als een noodzakelijke
“ontwikkeling van de interconnecties”.
Deze upgrade vormt de basis voor de realisatie van een sterk toekomstgericht intern 380 kV backbone net,
waarop andere projecten zich kunnen enten2.
De verdere ontwikkeling van de interconnecties initieert de oprichting van elektriciteitssnelwegen zoals
aangekondigd door de Europese Unie (‘Electricity Highways). Zij zullen zowel voor de
elektriciteitsvoorziening moeten instaan als voor de integratie van de markten met een aanzienlijk aandeel
aan hernieuwbare productie.
Verschillende tendensen liggen aan de basis van de noodzaak van dit project:
• Toenemende transitfluxen doorheen België ten gevolge van integratie van hernieuwbare
energiebronnen in het Europese systeem en verdere marktintegratie op Europees niveau;
• Specifieke ontwikkeling van interconnecties tussen België en diens buurlanden. De as
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is cruciaal als verbinding met Maasbracht (Nederland) (zie
ook Figuur 1-1)
• De bevoorradingszekerheid in het algemeen en de verdere economische ontwikkeling in Europa
en België.
• Integratie van hernieuwbare energie op het Belgische hoogspanningsnet.
• De creatie van onthaalcapaciteit voor de aansluiting van nieuwe productie-eenheden.
1 www.elia.be/~/media/files/Elia/publications-2/Public-Consultation/2018/FDP/181008_BOOK_ELIA_NL_BrochurePlanFederal.pdf
2 De volledige ringstructuur bestaande uit de 4 assen Mercator – Van Eyck, Van Eyck – Gramme, Gramme – Courcelles, en Mercator –
Courcelles wordt fundamenteel versterkt, grotendeels via het plaatsen van hoogperformantiegeleiders. De uitvoering van deze werken
is niet eenvoudig door de vele tijdelijke uitdienstnames die nodig zijn om op de bestaande lijnen te kunnen werken. Er wordt rekening
gehouden met een tijdshorizon van 10 à 15 jaar om deze werken uit te kunnen voeren. Dit zal gefaseerd verlopen, te beginnen met de
as Massenhoven-Meerhout-Van Eyck tegen 2024.
17
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
• Het behouden van de prijsconvergentie met de buurlanden en de betrouwbaarheid van het net.
Op korte en middellange termijn staat vooral de nucleaire phase-out centraal. Naarmate de nucleaire phase-
out zich voltrekt wordt meer energie vanuit verder gelegen locaties aangevoerd om de grote verbruikscentra
in het centrum te voeden. Dit resulteert in hogere stromen op de as Massenhoven – Van Eyck in de richting
vanuit Van Eyck naar Massenhoven. Versterking van de as is noodzakelijk om congesties die mogelijk de
marktuitwisselingen zouden kunnen beperken te vermijden. Bovendien is de versterking een nodige
voorwaarde om onthaalcapaciteit te creëren voor nieuwe centrales o.a. ter vervanging van de nucleaire
productie. Vroegere capaciteitsreservaties getuigen van een duidelijke interesse in deze regio.
Op lange termijn is het de bedoeling om een antwoord te bieden op de noden die voortvloeien uit de
energietransitie naar een meer hernieuwbaar elektriciteitssysteem met toegenomen internationale, volatiele
en minder voorspelbare stromen. Deze versterking maakt het mogelijk om de interconnector tussen Van
Eyck en Maasbracht te versterken.
Samenvattend kan gesteld worden dat de uitbreiding
en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck essentieel is
voor de bevoorradingszekerheid, de ontwikkeling van
de interne markt en de integratie van hernieuwbare
energiebronnen.
Figuur 2-3: Noodzaak van het project Massenhoven –
Meerhout – Van Eyck
2.3 Algemene beschrijving van bovengrondse hoogspanningslijn en onderstations
Algemeen bestaat een bovengrondse hoogspanningslijn uit draadstellen van metalen geleiders, die
ophangen aan masten. Een draadstel bestaat uit 3 fases van geleiders, die samen driefasige wisselstroom
vervoeren. Naargelang de transporteisen zijn er één, twee of meerdere draadstellen. Op de masten zijn tot
slot ook isolatoren, aardkabels en eventueel bebakening aanwezig.
Gezien de techniciteit van de hoogspanningsmaterie, worden in deze paragraaf een aantal kenmerken van
een bovengrondse hoogspanningslijn besproken. Hierin zullen een aantal begrippen verduidelijkt worden,
die verder in het dossier nog van toepassing zijn.
De eigenschappen specifiek voor voorliggend project worden besproken onder paragraaf 2.4.
Masttype
De masten zijn de steunen die de hoogspanningslijnen dragen en worden ook wel pylonen genoemd. Op het
bovenste deel van de mast zijn mastarmen voorzien waarop de geleiders vastgemaakt worden met behulp
van isolatorkettingen.
18
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Op plaatsen waar het tracé afwijkt van een rechte lijn, zijn hoekmasten vereist. Deze zijn zwaarder dan
klassieke lijnmasten omdat deze een grotere trekkracht van de geleiders moeten verdragen. Onderstaande
figuur toont het onderscheid tussen verschillende masttypes.
Figuur 2-4: Verschillende masttypes
Fundering
De fundering is de (grotendeels) ondergrondse constructie die de mast draagt. Hoogspanningsmasten
worden hoofdzakelijk gefundeerd op ofwel oppervlaktefunderingen, één geïsoleerde zoolfundering per
mastvoet, ofwel met diepfunderingen, één of meerdere geschroefde kokerpalen of boorpalen per mastvoet.
Draadstellen
Op onderstaande figuur zijn de onderdelen aangeduid van een bovengrondse hoogspanningslijn met een
spanningsniveau van 380 kV. Op Figuur 2-5 zijn twee draadstellen aanwezig (links en rechts van de mast).
Het hoogspanningsnet is driefasig waardoor er per draadstel 3 fasen aanwezig zijn. Op de foto draagt elke
mastarm 1 fase. De afstand tussen de fasen wordt bepaald door het spanningsniveau van de verbinding.
19
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-5: Onderdelen van een hoogspanningslijn van 380 kV
Geleiders
Een fasegeleider is een geleider waarop hoogspanning zit en waarin de elektrische stroom vloeit. De
hoeveelheid stroom die een hoogspanningslijn kan transporteren wordt bepaald door het type van geleider
en het aantal geleiders per fase (in Figuur 2-5 zijn dit er twee). Indien er meer dan 1 geleider per fase
aanwezig is spreken we van een bundelgeleider. Er kunnen tot 4 geleiders per fase gebundeld worden.
Er bestaan verschillende types geleiders. Hedendaagse geleiders zijn doorgaans opgebouwd uit een
aluminiumlegering en worden ook wel AMS-geleiders genoemd (Aluminium-Magnesium-Silicium). Om meer
stroom te transporteren, kan in principe de doorsnede van de geleider worden vergroot.
Figuur 2-6: AMS-ST geleider (= AMS-geleider met een stalen kern) (links) en HTLS-geleider (rechts)
Een tweede type geleiders zijn de hogeperformantiegeleiders of HTLS-geleiders (High Temperature Low
Sag). Deze geleiders zijn heterogeen opgebouwd: ze bestaan uit een dragende kern met zeer goede
mechanische eigenschappen, met daar rond een speciale aluminiumlegering met zeer goede elektrische en
thermische eigenschappen. Dit leidt tot een geleider die minder uitzet doordat de dragende koolstofkern
minder uitzet bij hogere temperaturen, en die bovendien een grotere transportcapaciteit heeft ten opzichte
van een klassieke geleider. “Low Sag” staat dus voor het minder doorhangen van deze geleiders.
20
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Deze geleider is samengesteld uit afgeplatte Z-vormige draden die maken dat de buitenkant van de geleider
een gladder oppervlak heeft en daardoor minder aan windweerstand onderhevig is. Dit gladder en ook
kleiner buitenoppervlak is minder aan coronageluid onderhevig.
De lengte van een overspanning tussen twee masten kan uiteenlopend zijn. Voor de 380 kV tot 150 kV-lijnen
bedraagt de afstand minder dan 600 m.
Isolator
Een isolator kan een bepaalde elektrische spanning isoleren (zie Figuur 2-5) van de mast. De
aaneengekoppelde isolatoren noemt men een isolatorketting.
Aardkabel
De aardkabel is de bovenste kabel aan de mast. Deze kabel dient om de bliksems op te vangen en af te
voeren naar de aarde via de masten (zie Figuur 2-5). Deze kabel wordt soms ook nog bliksemkabel of
waakdraad genoemd.
Bebakening
Bovengrondse obstakels en geleiders die een rivier, een vallei of een autosnelweg kruisen, of gelegen zijn
in een gebied voor militaire luchtvaartactiviteit (militair oefengebied) moeten bebakend worden, indien een
luchtvaartkundige studie aantoont dat deze een gevaar vormen voor luchtvaarttuigen.
Vaste objecten die dienen bebakend te worden, moeten (indien uitvoerbaar) gekleurd te zijn. Indien niet
uitvoerbaar dienen de objecten te worden voorzien van bakens of vlaggen. De te gebruiken kleuren zijn wit
en rood (of oranje).
De bebakening van de draagstructuren door middel van rode en witte vlakken mag worden weggelaten
wanneer ze met obstakelverlichting van hoge of gemiddelde intensiteit zijn verlicht bij dag.
Figuur 2-7: Bebakening categorie B (langs autosnelwegen) volgens circulaire CIR/GDF-03 van 12 06 2006
Een baken aangebracht op een geleider of dergelijke zal bolvormig zijn en een diameter hebben van niet
minder dan 60 cm.
De tussenafstand tussen twee opeenvolgende bakens of tussen een baken en de dragende structuur moet
aangepast zijn aan de diameter van het baken, en in geen geval zal de tussenafstand meer zijn dan:
21
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
• 30 m wanneer de diameter van de marker 60 cm bedraagt, geleidelijk toenemend met de diameter
van het baken tot;
• 35 m wanneer het baken een diameter heeft van 80 cm en verder geleidelijk toenemend tot een
maximum van;
• 40 m wanneer het baken een diameter heeft van ten minste 130 cm.
Het baken zal niet lager mogen worden geplaatst dan de hoogste kabel op het te signaleren punt.
Voor de Elia hoogspanningsgeleiders en masten aan weerszijde van de autosnelwegen volstaat bebakening
met bollen meestal op de aardgeleider en worden de masten geschilderd in 2 kleuren (wit en rood).
Nieuwe masten (of grote infrastructuren) die binnen het militair oefengebied gebouwd worden of een
autosnelweg kruisen, dienen conform de afspraak met het directoraat Luchtvaart voorzien te worden van de
nodige bebakeningen (dag- en nachtbebakening)
Onderstation
Onderstations zijn de knooppunten in het hoogspanningsnet, waar de koppeling naar de verscheidene
verbindingen kan worden gemaakt en waar de energie kan getransformeerd worden naar verscheidene
spanningsniveaus. Een onderstation wordt ook wel hoogspanningsstation genoemd.
In onderstaande illustratie wordt een onderstation weergegeven met aanduiding van de verschillende
onderdelen. Een onderstation is opgebouwd uit verschillende velden die aangesloten zijn op één, twee of
drie gemeenschappelijke railstelsels. Op een veld kan een transformator, een ondergrondse kabel, een
luchtlijn of een ander hoogspanningselement worden aangesloten. Een veld heeft als belangrijkste functies
het beveiligen en het aan- en afschakelen van het aangesloten hoogspanningselement (cf. elektrische
zekering). Vermogenstransformatoren zijn nodig om de spanning te transformeren, dit wil zeggen de
spanning van één bepaald net (bv 150 kV) omzetten naar deze van een ander net (bv 36 kV) en dit met een
hoog rendement. Portieken zijn de metalen structuren waarop de lijnafdaling toekomt vanop een
hoogspanningsmast.
Figuur 2-8: Onderdelen van een onderstation en portiek
Er zijn 2 types hoogspanningsstations: AIS (Air Insulated Stations) en GIS (Gas Insulated Stations). AIS
worden ook wel buitenposten genoemd gezien ze zich in open lucht bevinden. In GIS zijn alle functionele
elementen in een omsloten geheel ondergebracht, dat met gas (doorgaans SF6) geïsoleerd is. Door het
grotere isolatievermogen tegenover lucht kunnen deze installaties aanzienlijk kleiner uitgevoerd worden,
zodat het geheel veel minder plaats inneemt.
22
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
2.4 Kenmerken van de 380 kV-lijn tussen Massenhoven – Meerhout – Van Eyck
Op de 380 kV-lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck zijn de masttypes iets anders dan de masttypen
voorgesteld op Figuur 2-4. De mastarmen voor de aardgeleider zijn geïntegreerd op de mastarmen van de
bovenste fasegeleider (zie Figuur 2-9).
Figuur 2-9: Masttypen van de lijn 380 kV Massenhoven – Meerhout – Van Eyck
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de overige kenmerken van de hoogspanningslijn
die voorwerp uitmaakt van het voorliggend MER.
Tabel 2-3: Overzicht van de kenmerken van de 380 kV-lijn tussen Massenhoven – Meerhout – Van Eyck
Massenhoven – Heze Heze – Meerhout Meerhout – Van Eyck
Bouwjaar 1982 1982 1982
In gebruik name 1985 1985 1985
Lengte 23,22 km 9,05 km 57,87 km
Aantal masten 55 22 132
Mastnummers P1 tot P55 P56-P77 P78-P209
Masttype 45 lijnmasten, 25 hoekmasten, 1 stopmast, 5 eindmasten,
1 speciale mast
98 lijnmasten, 23
hoekmasten, 9 stopmasten,
2 eindmasten
Fundering klassieke geïsoleerde
paalfundering
klassieke geïsoleerde
paalfundering
klassieke geïsoleerde
paalfundering
Draadstellen 2 draadstellen waarvan 1
uitgebaat als een 150 kV lijn
1 draadstel uitgebaat als
een 380 kV lijn
1 draadstel uitgebaat als
een 380 kV lijn
Geleiders 2 x 621 AMS 2 x 621 AMS 2 x 621 AMS
Isolator glasisolatoren glasisolatoren glasisolatoren
23
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Massenhoven – Heze Heze – Meerhout Meerhout – Van Eyck
Aardkabel 1 x OPGW, 1 x 298 AMS 1 x OPGW, 1 x 298 AMS 1 x 298 AMS
Bebakening P1 – P4, P12 – P20 geen P78 – P80
P83 – P90
P95 – P98
P100 – P101
P102 – P104
P106 – P115
P124 – P183
P197 – P201
P205 – P207
P208 – P209
Lichtbebakening (nacht) P136-P153
2.5 Gepland project in de aanlegfase
Aanleg werftoegangen en werfzones
Als eerste stap worden werftoegangen aangelegd naar de verschillende mastlocaties voor de aan- en afvoer
van materiaal en personeel. Er wordt één toegangsweg per mast voorzien van circa 5 meter breed. De
toegangsweg kan bestaan uit metalen rijplaten en/of houten schotten, etc. die achteraf verwijderd worden
Er worden werftoegangen voorzien naar:
• de bestaande masten, die bereikbaar moeten zijn voor bestelwagens en terreinwagens;
• de nieuwe en tijdelijke masten, die bereikbaar moeten zijn voor bestelwagens en terreinwagens
maar ook voor een kraan, een paalboormachine/micropaalmachine, dieplader, betonmixers, …;
• de zones voor kabeltrek, die bereikbaar moeten zijn voor de trek- en remmachines;
• de locaties waar de hoogspanningslijn gekruist wordt door een andere lijn. Deze locaties moeten
bereikbaar zijn voor o.a. een kraan, diepladers, …
Op de plaatsen waar gewerkt zal worden, wordt een werfzone ingericht. De werfzone wordt tijdelijk
verstevigd met metalen rijplaten en/of houten schotten.
De werfzones hebben de volgende omvang:
• bij de bestaande masten: een breedte van circa 20 m rond de mastbasis (gemiddeld 10 m breed).
Lokaal kan er iets meer ruimte nodig zijn (bv. ter hoogte van de hoekmasten);
• bij de nieuwe en tijdelijke masten: de masthoogte op 2x de voetbreedte van de mast;
• bij de zones voor kabeltrek: enkel de uiteinden (50 m x 40 m);
• bij de locaties waar de hoogspanningslijn gekruist wordt door een andere lijn: 50 m x 40 m in functie
van plaatselijke oplossing.
De werftoegangen, werfzones en zones voor kabeltrek worden zo gekozen dat schade aan de omgeving
geminimaliseerd wordt. Indien nodig zullen de zones en toegangen afgebakend worden met een hekwerk,
bv. afspannen van een deel van een weide. Na afloop van de werken, wordt het eventueel hekwerk terug
verwijderd. Het herstel van het bodemgebruik en eventueel beplanting ter plaatse vraagt eveneens
aandacht.
Werfdepots
Op een aantal locaties zullen werfdepots ingericht worden. Deze locaties dienen voor opslag van materiaal,
haspels met nieuwe geleiders, lege haspels, installatie van bureaucontainers, afvalcontainers, enz.…
24
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Voor deze werfdepots wordt eerst nagezien of er bestaande (leegstaande) verharde sites in de buurt van de
werken gehuurd kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is, dient een terrein ingericht te worden als
werfdepot. Een tijdelijke verharding wordt dan aangebracht zoals bijvoorbeeld rijplaten of een geotextiel met
daarop een laag steenslag. Na afloop van de werken, wordt de tijdelijke verharding terug verwijderd. Het
herstel van het bodemgebruik ter plaatse vraagt eveneens aandacht.
De werfdepots worden in de buurt van het lijntraject ingericht zodat hinder voor omwonenden
geminimaliseerd wordt. De nabijheid van bestaande wegenis is belangrijk zodat het gemakkelijk te bereiken
is. Vanaf de openbare weg zullen deze depots met wegwijzers aangegeven worden. De depots dienen
voldoende groot te zijn zodat het nodige materiaal gestockeerd kan worden.
De werfdepots zijn nog niet gekend en zullen door de aannemer (nog niet aangesteld) samen met Elia
worden bepaald. Indien een werfdepot buiten industriegebied wordt ingeplant, moet dit opgenomen worden
in de omgevingsvergunning.
Onderstations
In het kader van het voorliggend project zijn aanpassingen nodig aan de onderstations van Massenhoven,
Meerhout en Van Eyck
In het 380 kV onderstation Massenhoven zal een bijkomend lijnveld gebouwd worden in AIS voor het nieuwe
draadstel. Tevens zal het bestaande aankomstveld voor het huidige draadstel geüpgraded worden naar
4000 A. Deze upgrade zal reeds vroeger uitgevoerd worden om een soepelere netexploitatie mogelijk te
maken.
25
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-10: Grondplan onderstation Massenhoven (met aanduiding van de aanpassingen)
In het 380 kV onderstation Meerhout zullen 2 bijkomende lijnvelden gebouwd worden in AIS voor het nieuwe
draadstel richting Massenhoven en voor het nieuwe draadstel richting Van Eyck. Tevens zal het bestaande
aankomstveld voor het huidige draadstel geüpgraded worden naar 4000 A. Deze upgrade zal reeds vroeger
uitgevoerd worden om een soepelere netexploitatie mogelijk te maken.
26
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-11: Grondplan onderstation Meerhout (met aanduiding van de aanpassingen)
In het 380 kV onderstation Van Eyck zal een bijkomend lijnveld gebouwd worden in AIS voor het nieuwe
draadstel. Tevens zal het bestaande aankomstveld voor het huidige draadstel geüpgraded worden naar
4000A. Deze upgrade zal reeds vroeger uitgevoerd worden om een soepelere netexploitatie mogelijk te
maken.
27
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-12: Grondplan onderstation Van Eyck (met aanduiding van de aanpassingen)
28
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De aanpassingen aan de onderstations zijn niet m.e.r.-plichtig en maken dus geen deel uit van het project-
MER.
Vervanging van masten
Om de elektriciteit bevoorrading na een mastfalen te kunnen blijven garanderen, wordt de elektrische
verbinding voorlopig hersteld door het oprichten van een noodlijn. Dit is een tijdelijke elektrische verbinding
die bestaat uit een aantal noodmasten die snel naast de huidige lijn opgericht kunnen worden en waarop
vervolgens de geleiders geplaatst worden. Op deze manier kan de elektrische verbinding op korte tijd terug
in gebruik genomen worden en wordt de impact op de netuitbating beperkt.
Voor een noodmast moet er enkel een platform voorzien worden om de mast op een solide manier te
funderen. Aan de noodmasten kunnen, afhankelijk van het gebruikte systeem, nog bijkomend tuikabels
bevestigd worden om de mast stabiel te houden. Na de definitieve herstelling van de gefaalde mast(en),
wordt de volledige noodlijn gedemonteerd en wordt de omgeving terug in oorspronkelijke staat hersteld.
Het uitvoeren van een definitieve herstelling na een mastfalen neemt gemiddeld 3 tot 6 maanden tijd in
beslag. Dit omvat de benodigde tijd voor het uitvoeren van de maststudies, de productie van mast, het
uitvoeren van funderingswerken, het uitvoeren van mastmontagewerken en het uitvoeren van de lijnwerken.
Zonder het oprichten van een tijdelijke constructie om de elektrische bevoorrading te herstellen zou de
elektrische verbinding gedurende 3 tot 6 maanden buiten gebruik zijn met een sterk verhoogd risico op de
bevoorradingszekerheid.
Voor de masten P20, P48 en P149 wordt, door de beperkte ruimte rond deze masten, het onmogelijk geacht
om na een eventueel mastfalen snel een noodverbinding te kunnen oprichten. Rond deze masten is er
onvoldoende ruimte om tijdelijke mastconstructies op te richten. Door deze masten P20, P48 en P149 tijdens
het project preventief te vervangen door een sterkere mast, zal de kans op falen van deze masten bij hoge
windsnelheid met een factor 10 gereduceerd worden. Bijgevolg daalt het risico op een langdurige
onbeschikbaarheid van de verbinding.
De nieuwe masten zullen opgericht worden op ongeveer dezelfde mastlocatie als de bestaande mast. Het
kan zijn dat het centrum van de mast met een paar meter verschuift, dit in functie van de beschikbare ruimte
om de nieuwe mastfundering te maken.
Aangezien de nieuwe masten sterker zijn dan de bestaande, zullen deze nieuwe masten onderaan een
bredere mastbasis hebben dan de bestaande masten en zullen er dikkere profielen gebruikt worden. Als
mastsilhouet zal echter een standaard mastsilhouet gebruikt worden waarbij de aardkabels geplaatst worden
op afzonderlijke mastarmen (zie Figuur 2-13).
29
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-13: Silhouet nieuwe vakwerkmast
Tijdens het vervangen van de mast zal het draadstel telkens gedurende een 6 tot 8 weken uit dienst
genomen worden. Tijdens het vervangen van de masten P20 en P48 zal er een tijdelijke constructie/mast
voorzien worden om de OPGW aardkabel tussen Massenhoven en Meerhout in stand te houden. Deze
OPGW is een belangrijke communicatieweg die niet langdurig uit dienst genomen kan worden.
Hoogspanningsmasten worden hoofdzakelijk gefundeerd op ofwel oppervlaktefunderingen, één geïsoleerde
zoolfundering per mastvoet, ofwel met diepfunderingen, één of meerdere geschroefde kokerpalen of
boorpalen per mastvoet. Voor de funderingen van de nieuwe masten worden micropalen of boorpalen
voorzien in functie van de beschikbare ruimte en de beschikbare vrije hoogte van de lijn om de
funderingswerken te kunnen uitvoeren met beperkte uitdienstname van de verbinding, en zonder dat eerst
de bestaande mast verwijderd wordt.
Bij gebruik van micropalen:
Micropalen worden gerealiseerd door het inboren van stalen wapeningsbuizen (in stukken van 1 à 2 m) met
behulp van boorwater. Deze stukken worden onderling verbonden door een schroefverbinding. Eens de
micropaal op diepte is, wordt het boorwater langsheen de micropaal vervangen door een groutinjectie. Dit
type paal kan trillingsvrij en geluidsarm worden uitgevoerd.
Per mastvoet zullen er 2 of meerdere micropalen geboord worden. Nadien wordt een betonmassief
gerealiseerd dat de nieuwe palen verbindt met de bestaande constructie en instaat voor de nodige
krachtenoverdracht.
Enkel bij een hoge grondwaterstand is een bemaling noodzakelijk.
De verbindingsmassieven worden normaal gezien bovengronds uitgevoerd. Indien de omstandigheden het
echter niet toelaten, kunnen deze massieven ook ondergronds worden uitgevoerd. Dit is afhankelijk van de
beschikbare ruimte, aanwezigheid van grondwater, de toekomstige belasting en de geometrie van de
bestaande fundering.
Het transport van de micropalenmachine gebeurt met een dieplader (Figuur 2-16).
30
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-14: Beeld van funderingsversterking type micropalen
Bij gebruik van boorpalen:
Een boorpaal wordt gerealiseerd door het inbrengen van stalen buisvormige bekistingelementen met een
wriktafel en het simultaan uitgraven van de grond in deze elementen met een “grijpbak”. Van zodra de
gewenste diepte bereikt is, wordt de stalen wapeningsbuis in de bekistingvorm geplaatst en de volledige
paal gebetonneerd. Tijdens het betonneren worden de recupereerbare bekistingelementen langzaam terug
omhoog gebracht, zodat enkel de stalen wapeningsbuis achterblijft. Al deze handelingen gebeuren door
eenzelfde boorpaalmachine. Een bemaling is niet noodzakelijk. De onderstaande foto’s geven een beeld van
de uitvoering.
Figuur 2-15: Uitvoering boring t.b.v. mastfunderingen
Het betonneren van de paal zelf gebeurt in 2 fasen. In een eerste fase wordt gebetonneerd tot 3 à 4 m onder
het maaiveld. Na het uitharden van deze fase worden de verankeringsprofielen (sokkels) van de stalen
maststructuur in de holle wapeningsbuizen geplaatst en door een landmeter minutieus afgeregeld. Als de
verankeringsprofielen correct geplaatst zijn, worden de wapeningsbuizen verder gebetonneerd tot net onder
de bovenzijde van de wapeningsbuis.
Dit geheel wordt in een 3de fase afgewerkt met een bovengronds betonmassief en diamantpunt.
Het transport van de boorpaalmachine gebeurt met een dieplader (Figuur 2-16).
31
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-16 : Dieplader
Figuur 2-17 : Plaatsen van de verankeringsprofielen en realiseren van het bovengrondse massief
De masten zelf worden ter plaatse geassembleerd. De werfzone voor deze werken zal een oppervlakte
hebben van de masthoogte op 2x de voetbreedte van de mast (zie paragraaf 2.5.1). Ter hoogte van de
nieuwe masten P20, P48 en P149 is er zeer weinig beschikbare werfruimte. Er zal nagezien worden welke
mastonderdelen zeker ter plaatse geassembleerd dienen te worden en welke mastonderdelen elders
geassembleerd kunnen worden. Vervolgens worden de afzonderlijke stukken van de mast met behulp van
kranen op elkaar gestapeld. Het aan elkaar bevestigen van deze stukken gebeurt door monteurs die in de
mast klimmen. Als laatste worden de armen van de hoogspanningsmast waaraan de kabels komen te
hangen aan de mast bevestigd.
Figuur 2-18 : Geassembleerde onderdelen in de werfzone
32
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De masten worden geschilderd met 3 lagen verf om deze goed te beschermen tegen o.a. corrosie. De
eerste laag verf wordt aangebracht in een daartoe voorzien schildersatelier vóór de oprichting van de
masten. De 2 andere lagen verf worden ter plaatse aangebracht. De verf die hiervoor gebruikt wordt, is niet
loodhoudend. Er wordt een 2-componentenverf gebruikt op basis van epoxy.
Mastversterking
Door de keuze voor een gesloten HTLS, met een gelijkaardige doorsnede als de huidige geleider 620 AMS,
zullen de krachten op de masten niet toenemen. Er zullen bijgevolg geen versterkingen van de bestaande
masten uitgevoerd moeten worden.
Funderingsversterking
Aangezien er geen mastversterkingen nodig zijn, zijn er bij het merendeel van de masten geen
funderingsversterkingen nodig.
Plaatsen van geleiders en aardkabel
De 380 kV hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck kan wat betreft de geleiders
onderverdeeld worden in 3 delen:
• Massenhoven – Heze: Hier zijn momenteel 2 draadstellen aanwezig waarvan 1 draadstel uitgebaat
op 150 kV;
• Heze – Meerhout: Hier is momenteel 1 draadstel aanwezig;
• Meerhout – Van Eyck: Hier is momenteel 1 draadstel aanwezig.
De gehele lijn is reeds uitgerust voor een uitbating op 380 kV. Technisch gezien zijn er geen aanpassingen
nodig zijn om het 150 kV circuit uit te baten op 380 kV.
Bij de werken aan de geleiders moet een onderscheid gemaakt worden tussen het vervangen van een
bestaande geleider en het plaatsen van een 2de draadstel:
• de bestaande AMS geleiders zullen vervangen worden door HTLS-geleiders: Bij vervanging wordt
de bestaande geleider vastgemaakt aan één uiteinde met een stalen trekkabel van een mobiel
trekstation. Aan het andere uiteinde wordt de bestaande geleider eveneens vastgemaakt aan een
lange stalen trekkabel die over de afrolwielen doorgetrokken zal worden. Daarna wordt met de
stalen trekkabel de nieuwe HTLS-geleider doorgetrokken. Aan het begin- en uiteinde staat
respectievelijk een rem- en trekmachine en een haspel voor het op- en afrollen van de geleiders.
• het plaatsen van het 2de draadstel met HTLS-geleiders: Voor het trekken van een 2de draadstel
worden eerst koorden over de masten getrokken. Dit gebeurt manueel met de hand of met behulp
van een helikopter indien er zich veel obstakels onder de hoogspanningslijn bevinden. Daarna wordt
dit koord weggerold en vervangen door een stalen trekkabel waarmee nadien de geleiders
getrokken worden.
Het trekken van de geleiders gebeurt via mobiele trekstations. Deze worden gepositioneerd aan de uiteinden
van de zone voor kabeltrek. Aan de ene kant komt een remmachine en volle haspels met de nieuwe
geleiders te staan. Aan de andere kant wordt een trekmachine met een lege haspel voor het oprollen van de
oude geleiders geplaatst. Enkel de uiteinden moeten tijdelijk verstevigd worden met rijplaten. De volledige
zone van kabeltrek wordt door de aannemer vrijgemaakt van vegetatie. Er worden ter hoogte van een 30-tal
masten mobiele trekstations voorzien.
33
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-19: Het trekken van de geleiders bij een hoogspanningslijn
Figuur 2-20: Voorbeeld van machine voor kabeltrek
Ter hoogte van de kruisingen met (water)wegen en spoorwegen worden beschermingsportieken geplaatst.
Deze blijven gedurende de gehele aanlegfase aanwezig en beschermen de passanten in geval van
loskomende geleiders tijdens de aanleg. Ook op de plaatsen waar woningen overspannen worden, worden
beschermingsportieken aangebracht. De beschermingsportieken bestaan uit twee (of, indien de te
beschermen afstand dit vereist, meer) houten palen die boven de woningen met elkaar verbonden zijn door
een dwarse balk. De palen worden in de volle grond geplaatst of indien de lokale situatie dit niet toelaat (vb.
in bebouwde omgeving) in betonnen voeten van ongeveer 1 m³. De beschermingsportieken worden op het
einde van de werken verwijderd.
Figuur 2-21: Voorbeeld van beschermingsportieken ter hoogte van de kruising van een weg
De hoogspanningslijn kruist enkele andere hoogspanningslijnen:
• tussen Massenhoven en Heze:
o 70 kV verbinding tussen Herenthout en Mol en een aftakking van deze verbinding richting
Geel/Oevel.
• Tussen Meerhout en Van Eyck:
34
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
o 70 kV lijn tussen TIP (Beringen) en Mol
o 150 kV lijn tussen Beringen en Mol
o 70 kV lijn tussen Hechtel en Overpelt
o 70 kV lijn tussen Gerdingen en St.-Huibrechts-Lille.
Voor de werken aan de draadstellen zal er een speciale kraan of beschermingsinrichting geplaatst worden
over de bestaande hoogspanningslijnen die gekruist worden tijdens het trekken van de nieuwe
draadstellen.Deze kraan of beschermingsinrichting zal ca. 4 tot 6 weken blijven staan per draadstel.
De aanpassingen aan de geleiders zullen in 2 grote fasen verlopen:
Fase 1:
1. het vervangen van mast P149;
2. het 2de draadstel trekken tussen Meerhout – Van Eyck met HTLS geleiders
3. het bestaande draadstel tussen Meerhout – Van Eyck vervangen door HTLS geleiders
Fase 2:
1. het vervangen van masten P20 en P48;
2. het vervangen van het draadstel tussen Massenhoven en Heze (momenteel uitgebaat op 150 kV)
door HTLS geleiders;
3. het 2de draadstel trekken tussen Heze – Meerhout met HTLS geleiders
4. het bestaande draadstel tussen Massenhoven – Meerhout vervangen door HTLS geleiders
Figuur 2-22 : Situering van de projectingrepen
Tussen Massenhoven en Meerhout is er momenteel al een 2de aardkabel aanwezig. Deze is van het type
OPGW (= OPtical Ground Wire), wat een aardgeleider is met optische vezels. Aangezien de aardkabel
tussen Massenhoven en Meerhout op dit moment gebruikt wordt voor data en communicatie en in gebruik
moet blijven tijdens de werken, zal er naast de bestaande OPGW aardkabel een nieuwe OPGW getrokken
worden. Dit zal gebeuren op dezelfde wijze als het trekken van een 2de draadstel waarbij de huidige
aardgeleider in AMS vervangen wordt door een koord, waarmee daarna de nieuwe OPGW doorgetrokken
kan worden. Om de OGPW verbinding in stand te houden tijdens het vervangen van de masten P20 en P48
zal er een tijdelijke constructie/mast voorzien worden (zie paragraaf 2.5.4).
Tussen Meerhout en Van Eyck is momenteel geen 2de aardkabel aanwezig. De bestaande aardkabel 298
AMS zal vervangen worden door een nieuwe aardkabel van hetzelfde type. Boven het nieuwe draadstel zal
een OPGW aardgeleider met optische vezels geïnstalleerd worden.
De bestaande glazen isolatorkettingen worden vervangen door een nieuwe composietisolatoren. Dit nieuw
type isolator van composietmateriaal bestaat uit één stuk en is lichter in gewicht (zie Figuur 2-23).
35
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 2-23: Isolatorkettingen op mast (rechts een traditionele isolator van glas en links een composietisolator)
Aanpassen bebakening
Op een aantal masten rond de militaire luchthaven van Kleine Brogel is er een lichtbebakening op de masten
aanwezig. Deze lichtbebakening is reeds meer dan 35 jaar oud en zal tijdens de werken gerenoveerd
worden.
Voor de gehele bebakening van de masten zal het advies van de Federale Overheidsdienst Directoraat-
Generaal der Luchtvaart gevolgd worden. Gezien de werken uitgevoerd worden op een bestaande
hoogspanningslijn wordt ervan uitgegaan dat er aan de bebakening van deze hoogspanningslijn niets
gewijzigd dient te worden.
De huidige mast P149 is uitgerust met lichtbebakening. De nieuwe mast P149 zal bijgevolg terug van een
lichtbebakening voorzien worden.
Timing en fasering
De totale duur van het project “uitbreiding en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn tussen de
onderstations Massenhoven – Meerhout – Van Eyck” wordt geschat op 4 jaar.
De omgevingsvergunning zal aangevraagd worden in 2020. De huidige planning voorziet om de effectieve
werken te starten in februari – maart 2021. In eerste instantie zal gestart worden met de vervanging van de
mast P149 en er zal in parallel gestart worden met het trekken van het 2de draadstel tussen Meerhout en
Van Eyck. In 2022 zal het bestaande draadstel tussen Meerhout en Van Eyck vervangen worden.
In 2023 zullen de masten P20 en P48 vervangen worden en zal het 2de draadstel getrokken worden tussen
Heze en Meerhout. Ook het 2de draadstel tussen Massenhoven en Heze dat momenteel uitgebaat wordt op
een spanning van 150 kV wordt dan vervangen. Tot slot zal in 2024 het bestaande draadstel tussen
Massenhoven en Meerhout vervangen worden. Het einde van de werken is voorzien eind 2024.
Machinepark
De volgende machines worden ingezet om de werken uit te voeren (niet limitatieve lijst):
• vrachtwagens met kraan voor het aanleggen van rijplaten;
• graafmachines;
• vrachtwagens voor aan- en afvoer van materialen en grondstoffen;
• betonmixer;
• mobiel trekstation;
• generator voor de trekmachine;
• kraan;
• hoogtewerker;
• micropalenmachine/paalboormachines.
36
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
2.6 Gepland project in de exploitatiefase
Gebruik van de lijn
In functie van een veranderd elektriciteitslandschap (meer decentrale productie, meer interconnecties) is er
nood om geleiders op de 380 kV-lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck te vervangen door HTLS
geleiders. Deze kunnen een grotere stroom aan oftewel hebben een grotere nominale transportcapaciteit
(Irated). Dit is noodzakelijk om tijdens bepaalde ogenblikken grote hoeveelheden stroom te transporteren.
De nood aan een upgrade van de lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is gebaseerd op basis van
netberekeningen uitgevoerd door de Elia netexperts voor een scenario framework, op basis van het federaal
ontwikkelingsplan. Dit houdt rekening met de evolutie in de energiemix (o.a. de integratie van hernieuwbare
energie) en de evolutie in het verder uitbouwen van de interconnectiecapaciteit met de buurlanden (van
2020 tot 2030). Deze evoluties leiden enerzijds tot sterkere fluctuaties in de energiestromen o.a. door het
variabel karakter van hernieuwbare energie en dus ook tot sterkere fluctuaties in de belasting van de lijnen.
Anderzijds leiden deze tot tijdelijk/plaatselijk grotere energiestromen, bijvoorbeeld door de verdere uitbouw
van offshore windenergie, en dus ook tot grotere piekbelastingen van de lijnen.
Elia dient het net te ontwikkelen en vervolgens uit te baten rekening houdend met alle situaties die zich
gedurende het jaar kunnen voordoen, dus ook met de momenten waarop het net meer dan gemiddeld tot
maximaal belast wordt. Bovendien dienen de lijnen steeds over voldoende ‘reservecapaciteit’ (typisch 20 à
40% ten opzichte van de piekbelasting) te beschikken om eventuele netincidenten op te vangen.
Voor de belangrijke grote energie-assen zijn er meerdere aspecten waarmee rekening gehouden dient te
worden om de benodigde capaciteit te bepalen:
• Een algemene stijging van het binnenlandse energieverbruik. Dit heeft voornamelijk een effect op de
gemiddelde belasting. In verhouding tot de andere aspecten is dit voor dit project het minst
belangrijke.
• Een verhoging van energiebronnen die sterk fluctueren in de tijd (zon en wind) op het Belgische net.
• Een verhoging van de langeafstandstransporten (tussen landen). Dit is gerelateerd aan de fluctuatie
van hernieuwbare energie en heeft een gelijkaardig effect.
Het verhogen van de betrouwbaarheid bij eventuele uitval van een verbinding en de hogere piekbelastingen
vormen aldus de redenen waarom een bijkomend draadstel geïnstalleerd dient te worden en de capaciteit
van de lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck dient verhoogd te worden, en niet zozeer de gemiddelde
belasting die omwille van de grote fluctuaties op jaarbasis relatief beperkt is noch de jaarlijkse
maximumstroom.
Tabel 2-5 geeft de verwachte stromen op beide draadstellen van de lijn Massenhoven – Meerhout – Van
Eyck. Dit overzicht geeft duidelijk aan dat de nominale capaciteit van de geleiders bijna zal verdubbelen.
Deze grotere capaciteit is niet continu nodig, maar slechts wanneer er een grote doorvoer noodzakelijk is
(interconnecties) of wanneer er een onbalans dreigt te ontstaan als gevolg van o.a. een teveel of tekort aan
decentrale opwekking (wind, zon) en wanneer een van de twee verbindingen uitvalt. Bij uitval van om het
even welke verbinding zullen de resterende verbindingen de stroom onmiddellijk moeten overnemen om
een veilige netuitbating te garanderen (N-1-principe).
De gemiddelde stroom (243 tot 350 A) doorheen de toekomstige nieuwe HTLS geleiders, met beide
draadstellen in dienst, bedraagt slechts 6 tot 10% van de beschikbare geplande capaciteit (Irated) of nominale
capaciteit (3640 A), wat relatief laag is. De verwachte jaarlijkse maximumstroom (Imax, deze waarde wordt
5% van het jaar overschreden) (737 A tot 998 A), bij grote doorvoer/onbalans en onbeschikbaarheid van één
draadstel, bedraagt 20 tot 27% van de geplande capaciteit op het overblijvende draadstel.
Bij uitval van een verbinding (N-1) wordt de stroom die op de uitgevallen verbinding vloeide overgenomen
door andere verbindingen. Overbelastingen op die andere verbindingen in N-1 kunnen leiden tot het
uitschakelen van die overbelaste lijnen. Daarbij moeten ook deze stromen overgenomen worden door
andere verbindingen, die op hun beurt overbelast kunnen zijn. Op deze manier kan een cascade van
uitschakelingen ontstaan met instorting van het Europese net tot gevolg (black-out). Ondanks de kleine kans
op N-1 is het garanderen van N-1-veilige stromen daarom het hoofdprincipe bij de ontwikkeling van
hoogspanningsnetten.
Door de installatie van HTLS geleiders met een hogere capaciteit kan gegarandeerd ook bij N-2 het
37
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
overnemen van de stromen van andere verbindingen. Door de hogere fluxen tgv de energietransitie worden
hogere stromen over langere afstanden getransporteerd en is een sterk en betrouwbaar
hoogspanningsnetwerk verreist.
Elektromagnetische velden
De onderstaande tabel bevat het overzicht van de belangrijkste technische kenmerken van de lijn
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck die tussenkomen bij de bepaling van de elektromagnetische (EM)
velden. De fysische principes van de EM velden worden toegelicht in bijlage 2.
Tabel 2-4: Belangrijkste kenmerken van de lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck
EA209 en EK201 Huidige situatie Toekomstige situatie Huidige situatie Toekomstige situatie
Draadstelreferentie
380-21 (MASSE-
MEERH) 150-429
(MASSE – HEZE)
380-21 en 380-22
(MASSE – MEERH)
380-21 (MASSE –
MEERH))
380-23 (MEERH-
VANYK)
380-21 en 380-22
380-23 en 380-24
Benaming draadstel Massenhoven - Heze (P1- P55) Heze - Meerhout (P55 - P77)
Meerhout – Van Eyck (P78-P209)
Aantal draadstellen 2 2 1 2
Opstelling Driehoek Driehoek Driehoek Driehoek
Onafhankelijkheid
van de stromen in de
draadstellen
ja nee nvt ja
Transpositie van de
fasen
(van boven naar
onder)
neen
4-8-12 /4-8-12
ja
4-8-12 / 12-8-4 nvt
ja
4-8-12 / 12-8-4
Nominale spanning 380 kV 380 kV 380 kV 380 kV
Type van geleiders 621 AMS HTLS3 621 AMS HTLS
Aantal geleiders per
fase 2 2 2 2
Aantal aardgeleiders
2 (298 AMS-AC + 1
OPGW - 225/31 48
O.V.)
2 (OPGW + 298 AMS) 1 (OPGW of 298
AMS) 2 (OPGW + 298 AMS)
Nominale stroom per
fase (A) 2188 A 3640 A 2188 A 3640 A
De volgende 3 stroomamplitudes worden in aanmerking genomen:
1) De nominale stroom (rated). Dit is de maximumstroom waarvoor de lijn ontworpen is, en die er
permanent kan doorvloeien ongeacht de werkelijke structuur van het net en in de strenge
omgevingsomstandigheden. Ze bedraagt in dit geval 2188 A voor het bestaande 380 kV draadstel en
3 diameter +/- 31,5mm
38
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
3646 A per draadstel na upgrading. In de werkelijkheid zal deze stroom slechts in uitzonderlijke
omstandigheden en tijdelijk bereikt worden (fout op een andere lijn)4.
2) De jaarlijkse maximumstroom (max) bij normale5 bedrijfstoestand (winterpiek), rekening houdend met
de werkelijk belastingen van het net. Het gaat hier niet over een ogenblikkelijke piek maar over een
maximumstroom die het resultaat is van het gemiddelde over een kwartier6 van de ogenblikswaarden
die geregistreerd zijn over de loop van een jaar. Een goede waardebepaling van deze stroom is het
95ste percentiel van de jaardistributie van stroom, d.w.z. de waarde van de stroom die slechts 5 % van
de tijd overschreden wordt. Voor een nieuwe lijn is deze stroom vooraf uiteraard niet gekend. Ze ligt,
in het algemeen, in de buurt van 50% van de nominale stroom.
In het huidige geval worden de stromen geschat op basis van load flows berekeningen voor beide
situaties (in 2020 voor de huidige situatie –‘as is’ en in 2030 voor de toekomstige situatie ‘to be’).
3) De jaargemiddelde stroom (mean). Deze ligt meestal dicht in de buurt van de stroom die gedurende
50 % van de tijd niet overschreden wordt (ook mediaan of 50ste percentiel genoemd), rekening
houdend met de belastingen van het net die van uur tot uur en volgens de seizoenen wijzigen. Deze
stroom ligt, in het algemeen, rond de 50 % van de jaarlijkse maximumstroom.
In het huidige geval wordt ze berekend op dezelfde wijze als de jaarlijkse maximumstroom (load flows
berekeningen voor beide situaties).
Het zijn die gemiddelde stromen die normaal in rekening genomen moeten worden voor de bepaling
van de velden in het kader van een blootstelling op lange termijn.
Al deze stroomwaarden worden hieronder hernomen in Tabel 2-5.
Tabel 2-5: Schatting van de stromen in de verschillende draadstellen (load flow berekeningen) voor de lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck
Draadstel Situatie
380.21 Massenhoven
– Meerhout (huidig)
380.23 Meerhout – Van Eyck
(toekomstig)
380.22 Massenhoven
– Meerhout (nieuw)
380.24 Meerhout – Van Eyck (nieuw)
Irated (A)
As is 2188 2188 - -
To be 3640 3640 3640 3640
Imax (A)
As is 602 678 - -
To be 998 737 998 737
Imean (A)
As is 209 314 - -
To be 350 243 350 243
‘as is’ = korte termijn 2020, ‘to be’ = lange termijn 2030
Om een representatief (en worst case) beeld van de veldniveaus te geven, worden de berekeningen van de
EM velden uitgevoerd voor de laagste overspanningen die boven woningen hangen gekozen. Daarnaast
worden ook de overspanning geselecteerd die zich in de buurt van een andere hoogspanningslijnen
bevinden.
4 Wat men doorgaans formuleert als de regel van N-1 : de lijnen zijn gedimensioneerd om een tijdelijke overbelasting te kunnen
dragen als gevolg van het accidenteel uitvallen van een van de componenten van het net (transformator, onderbrekingstoestel, lijn,
kabel…).
5 Dus zonder rekening te houden met de uitzonderlijke belastingen ten gevolge van een fout
6 Men berekent elk kwartier het gemiddelde van de stroom van het vorige kwartier en men weerhoudt de maximale waarde op
jaarbasis van dit gemiddelde.
39
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De voor de berekeningen geselecteerde overspanningen zijn de volgende:
• P18-P19
• P35-P36
• P45-P46
• P58-P59 (150 kV lijn op 50m)
• P66-P67
• P75-P76 (150 kV lijn op 50m)
• P91-P92
• P100-P101 (kruising met 150 kV lijn)
• P122-P123 (camping)
• P144 – P145
• P177-P178 (70 kV lijn Fluvius op 50m)
• P196 – P197
De veldsterkteprofielen zullen weergegeven worden in het project-MER. Dit gebeurt op basis van de
bovenstaande worst-case-berekeningen. Waar relevant zullen gedetailleerdere berekeningen uitgevoerd
worden.
Om de magnetische velden tot een minimum te beperken zal de initiatiefnemer de draden van een draadstel
transponeren. Rekening houdende met deze maatregel wordt de geplande situatie een getransponeerde lijn.
Door in elk draadstel de volgorde van de fasen te wisselen, is het mogelijk dat de individuele magnetische
velden elkaar gedeeltelijk gaan opheffen in plaats van bij elkaar opgeteld te worden. Uiterlijk is er geen
enkele mogelijkheid om dit te waar te nemen. Deze transponering zorgt ervoor dat de EM-velden minder
uitgesproken aanwezig zijn. Praktisch gebeurt dit door de afdalingen in de hoogspanningsposten aan alle
uiteinden van de betrokken lijn anders uit te voeren. Er wordt dan gesproken van compensatie door
transpositie van de fasen. De op die manier gecompenseerde lijnen worden ‘getransponeerde lijnen’
genoemd (zie Figuur 2-24).
Figuur 2-24: Vergelijking tussen de posities van de fasen in de twee draadstellen van een lijn (typevoorbeeld)
Onderhoud van de hoogspanningslijn
De bovengrondse hoogspanningslijnen worden jaarlijks gepatrouilleerd. Dit gebeurt aan de mastvoeten met
een 4x4 voertuig. De lijn wordt ook overvlogen met een helikopter. Bijkomend wordt ongeveer 5% van de
masten jaarlijks beklommen om de staat ervan te controleren.
Om de 5 jaar worden de lijnen ook gecontroleerd door middel van infrarood thermografie.
De masten worden om de 10 à 15 jaar (afhankelijk van de leeftijd van de masten) geschilderd.
40
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De vegetatie onder de masten zelf en over een afstand van 32,5 m aan weerszijden van de mast mag niet
hoger dan 10 m worden. Hiervoor worden regelmatig kappingen uitgevoerd. Dit Elia-beleid is reeds van
toepassing onder de hoogspanningslijn waardoor het oorspronkelijk opgaand groen (bomen, hoge struiken)
er al grotendeels vervangen is door andere, lagere, vegetatie. Onder de hoogspanningslijn met slechts 1
draadstel is er momenteel slechts een kapstrook aan een zijde van het bestaande draadstel aanwezig.
Grote bomen worden gezaagd en weggevoerd. De stronken worden meestal uitgefreesd en uitgegraven. De
volgende machines worden gebruikt voor het uitvoeren van de kappingen: tractor, hakselaar, stronkenfrees,
kettingzaag, hoogtewerker, vrachtwagen (voor het wegvoeren), kranen, ...
Snoeiwerken of ander werken voor de conservering van de lijnen worden uitgevoerd als een interventie
nodig is en met de toestemming van de eigenaars.
Figuur 2-25: Plantengroei onder de hoogspanningslijn
Ook de toegangswegen tot de masten worden tijdens het jaarlijks bezoek gecontroleerd. Als een interventie
nodig is, worden de vegetatie gekapt of gemaaid, met toestemming van de eigenaars.
In het kader van het voorliggend project wordt een natuurbeheerplan opgesteld in overleg met het
Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Er wordt 1 natuurbeheerplan opgesteld. Het omvat zowel de bossen
als tussenliggende open natuur binnen de veiligheidszone van 65 m breed. Er zal niet gekeken worden naar
het beheer onder en rondom de lijn in bijvoorbeeld landbouwgebied of industriegebied.
De opmaak van het natuurbeheerplan moet nog aanvatten en de betrokken eigenaars (privéeigenaars via de
bosgroep, andere openbare overheden en beheerinstanties) zullen nauw betrokken worden, in het geval dat
ze willen deelnemen aan het beheerplan.
41
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Het ecologisch streefbeeld dat in het beheerplan wordt voorgesteld zijn open habitats (droge heide) in de
centrale corridor en mantel-zoomvegetatie in de bosranden als overgang naar het gemengd inheems bos.
Alle ecotypes hiertussen zijn ook mogelijk.
Het toewijzen van beheermaatregelen in tijd en ruimte zal de laatste stap zijn bij het concretiseren van het
beheer voor de volgende 24 jaar. Schapenbegrazing in de heidecorridor vormt daar een valabele piste.
2.7 Vergunningstoestand
De bestaande hoogspanningslijn beschikt in de huidige situatie over de volgende vergunningen:
• bouwvergunning;
• wegvergunning voor twee 3-fase draadstellen waarvan elke fase bestaat uit 2 samengebundelde
geleiders 621 AMS;
• verklaring van Openbaar Nut voor twee 3-fase draadstellen waarvan elke fase bestaat uit 2
samengebundelde geleiders 621 AMS.
Voor de aanpassingen aan de hoogspanningslijn zullen de volgende vergunningen aangevraagd worden:
• omgevingsvergunning;
• wegvergunning;
• verklaring van Openbaar Nut.
2.8 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
Inschatting directe investeringen en werkgelegenheid
De investeringskost voor het voorliggend project wordt geraamd op 100 miljoen € en de totale duur van de
werken wordt op ongeveer 4 jaar geschat.
Voor de uitvoering van de werken wordt beroep gedaan op verschillende aannemers, zoals voor de
lijnwerken (vervangen van de geleiders), de bouwkundige werken (versterking van de funderingen,
vervanging van masten), etc.
Uit ervaring van andere Elia-projecten kan worden gesteld dat de overgrote meerderheid van de aannemers
van Belgische bodem zijn. Voor de verschillende aannemers wordt de gecreëerde tewerkstelling ingeschat
op 50 voltijdse equivalenten gedurende 4 jaar. Bijkomend zullen ook verschillende leveranciers en
studiebureaus betrokken worden. De gecreëerde jobs bij de verschillende studiebureaus kunnen worden
ingeschat op 10 voltijdse equivalenten gedurende 4 jaar.
De gecreëerde jobs bij de verschillende leveranciers van materialen zijn moeilijk in te schatten.
Inschatting indirect afhankelijke investeringen en werkgelegenheid
De Europese Unie stelt een Europese Energieunie (https://ec.europa.eu/energy/en/topics/energy-strategy-
and-energy-union) voorop, die zorgt voor veilige, betaalbare en schone energie voor EU-burgers en
bedrijven door een vrije doorgang van energie over de nationale grenzen binnen de EU toe te laten en door
te zorgen voor nieuwe technologieën en vernieuwde infrastructuur. Op die manier kan de energiefactuur
voor de gezinnen verminderd worden, worden banen gecreëerd en wordt de economische groei
gestimuleerd.
Het ontwikkelen van grensoverschrijdende “interconnectors” - zoals de interconnectie tussen België en
Nederland - speelt een belangrijke rol om de Europese elektriciteitsmarkten te integreren en om het
concurrentievermogen van de Belgische economie te bevorderen. Met behulp van interconnectors kunnen
de betrokken partijen, afhankelijk van de omstandigheden, kiezen om energie uit het buitenland te
importeren of om elektriciteit die in België geproduceerd wordt te exporteren. Op deze manier kan het
gebruik van de verschillende vormen van stroom worden geoptimaliseerd om economische efficiëntie te
verbeteren, ten voordele van iedereen.
42
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Het verder ontwikkelen van de interconnectors is ook de sleutel tot het bevorderen van de integratie van
hernieuwbare energiebronnen. Elektriciteit zal immers een belangrijke rol spelen in de decarbonisatie van
het energiesysteem door schonere elektriciteit door middel van duurzame energie te produceren.
Interconnectors moeten opgewaardeerd worden en nieuwe projecten moeten doorgevoerd worden om de
ambitieuze doelstellingen te behalen.
43
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
3 ALTERNATIEVEN
3.1 Inleiding
In dit alternatieven hoofdstuk worden eerst de algemene principes van netontwikkeling bij Elia uiteengezet.
Vervolgens worden mogelijke alternatieven voor het project besproken. Naast het nulalternatief is er ook
uitvoerings- en tracéalternatief.
Bij de mogelijke alternatieven dient rekening gehouden te worden met het volgende:
• Uitgangspunten:
o De bestaande lijn is vergund (stedenbouwkundig, wegvergunning en verklaring van
Openbaar Nut))
• Projectdoelstelling:
o De projectdoelstelling is het verhogen van de transportcapaciteit van de bestaande
hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck tot een nominale capaciteit van
3640 A met minimale aanpassingen aan de bestaande hoogspanningslijn.
o De bestaande geleiders van type AMS zullen vervangen worden door geleiders van type
HTLS en geleiders van type HTLS zullen toegevoegd worden. Met uitzondering van 3
masten, kunnen alle bestaande masten behouden worden (zonder mast- of
funderingsversterkingen).
o Het voorgenomen project is noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van het
transmissienet voor elektriciteit conform het investeringsprogramma uit het Federaal
Ontwikkelingsplan van het transmissienet 2020-2030.
• Alternatievenafweging:
Criteria waar bij de afweging van alternatieven rekening mee dient gehouden te worden:
o De bestaande hoogspanningslijn is vergund en vormt beslist beleid.
o De vereiste transportcapaciteit bedraagt minimaal 3640 A.
o De verbinding maakt deel uit van het 380 kV-wisselstroom hoogspanningsnetwerk.
o Alternatieven dienen zowel tijdens als na de realisatie te voldoen aan de vereisten van het
hoogspanningsnet qua veiligheid, betrouwbaarheid en netstabiliteit.
▪ Het vereiste spanningsniveau is 380 kV en de verbinding dient in wisselstroom
uitgevoerd te worden.
▪ Het garanderen van de bevoorradingszekerheid tijdens de uitvoering van de werken
door minstens één van de draadstellen van de bestaande hoogspanningslijn zoveel
als mogelijk in dienst te houden tijdens de aanpassingswerken.
o De werken vergen bij voorkeur minimale infrastructuuraanpassingen om zo weinig mogelijk
ingrepen en hinder te veroorzaken en om aan de vereiste van een kostenefficiënte
netontwikkeling te voldoen.
Voor elk alternatief wordt een korte beschrijving gegeven van de mogelijke (milieu)effecten. Op basis
daarvan wordt gemotiveerd welke alternatieven redelijk zijn en dus onderzocht moeten worden in het MER.
3.2 Algemene principes van netontwikkeling
Het beleid van Elia bij de aanleg van nieuwe hoogspanningslijnen volgt het BATNEEC-principe (Best
Available Technology Not Entailing Excessive Costs). Dit wil zeggen het gebruik van de best beschikbare
technieken die geen buitensporige kosten met zich mee brengen. De aanpak is gericht op het, op een
economisch realistische wijze, minimaliseren van de milieuhinder die door de nieuwe hoogspanningslijnen
veroorzaakt zouden kunnen worden. Dit beleid gaat uit van een cascademodel waarbij een aantal
mogelijkheden stap voor stap onderzocht worden:
1. Het optimaliseren van bestaande infrastructuur:
a. Wanneer masten voorzien zijn om een bijkomend draadstel te dragen, zal dit als eerste optie
onderzocht worden om het netwerk te versterken.
b. Waar het mogelijk is om de uitbatingspanning van de verbinding te verhogen (hogere
doorvoercapaciteit) zonder het vervangen of ombouwen van de masten, kan dit als bijkomende
ingreep gebeuren.
44
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
c. Door de vervanging van geleiders door een nieuwer type geleiders kan verhoging van capaciteit
bereikt worden, zonder grote ingrepen aan de infrastructuur zelf.
d. Indien de voorgaande mogelijkheden onvoldoende zijn om de vereiste capaciteit te bereiken,
wordt nagegaan of bestaande verbindingen vervangen kunnen worden of omgebouwd kunnen
worden tot verbindingen met een hogere spanning op dezelfde locatie. Hiervoor kan het
aanpassen of vervangen van de masten noodzakelijk zijn.
2. Voor de locatie van nieuwe verbindingen wordt, cfr. de principes van het Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen, uitgegaan van een maximale bundeling met bestaande infrastructuren. Dit kunnen andere,
reeds bestaande, hoogspanningslijnen zijn maar ook andere infrastructuur zoals wegen, spoorwegen of
waterwegen.
3. Voor nieuwe verbindingen van 150 kV en lager wordt nagegaan of het mogelijk is om deze ondergronds
aan te leggen. Voor 380 kV hoogspanningslijnen wordt deze mogelijkheid slechts in zeer uitzonderlijke
gevallen overwogen. Vooral omdat de technologie op het gebied van ondergrondse verbindingen nog in
de kinderschoenen staat, omdat de transmissiecapaciteit van een ondergrondse verbinding kleiner is en
omdat een ondergrondse verbinding qua beschikbaarheid minder betrouwbaar is dan een bovengrondse
verbinding. De plaatsing van een ondergrondse verbinding impliceert overigens aanzienlijke
verplichtingen op het gebied van de coördinatie met de andere leidingbeheerders en het voorkomen van
mobiliteitsproblemen. Dit geldt niet alleen voor de werffase van het plaatsen van de verbinding, maar
ook voor de onderhouds- en herstelwerken tijdens de hele levensduur van de kabel.
4. Indien nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen op spanningen lager dan en gelijk aan 150 kV
noodzakelijk zijn, streeft Elia ernaar om de totale lengte van bovengrondse hoogspanningslijnen gelijk te
houden, het zogenaamde standstill principe. Dit wordt gerealiseerd door andere bovengrondse
verbindingen af te breken en de structuur van het hoogspanningsnet aan te passen met behulp van oa.
ondergrondse hoogspanningskabels.
5. Waar nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen noodzakelijk zijn (380 kV en in uitzonderlijke gevallen
150 kV) wordt ernaar gestreefd om woonzones zoveel mogelijk te vermijden.
Het voorliggend project betreft de uitbreiding en vervanging van de draadstellen van een bestaande
bovengrondse 380 kV lijn, die ontworpen en gebouwd is voor 2 draadstellen. Het optimaliseren van
bestaande infrastructuur geniet bijgevolg de voorkeur.
3.3 Nulalternatief
Het nulalternatief beschrijft de situatie indien het voorgenomen project niet wordt uitgevoerd. Het uitbreiden
en vervangen van de geleiders van de lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is echter essentieel voor de
bevoorradingszekerheid, de ontwikkeling van de interne markt en de integratie van hernieuwbare
energiebronnen. Het project kadert in de Federale en Europese ontwikkeling van het transmissienet (zoals
beschreven in §2.2) en maakt deel uit van het beslist beleid. Het niet-uitvoeren van het project leidt tot het
niet maximaal kunnen integreren van bijkomende hernieuwbare energieproductie op het Belgische
hoogspanningsnet, het niet kunnen bieden van de mogelijkheid tot aansluiting van nieuwe productie-
eenheden (gascentrales) en het beperken van de vrijmaking van de Europese elektriciteitsmarkt.
Het nulalternatief is in strijd met het Europese en Belgische energiebeleid. In de toekomst kunnen de huidige
geleiders door de stijgende belastingen, de potentiële pieken niet aan wat een risico betekent voor het
uitvallen van deze verbinding met een mogelijkheid op het uitvallen van het Europese hoogspanningsnet.
Het gedeelte tussen Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is het enige deel van de 380kV backbone dat
momenteel nog met slechts 1 draadstel is uitgerust. Dit leidt tot uitbatingsmoeilijkheden wanneer andere
netversterkingsprojecten of onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd dienen te worden.
De installatie van een 2de draadstel op 380 kV is tevens cruciaal voor de verdere versterking van de 380 kV
backbone zoals voorzien in het Federaal Ontwikkelingsplan van het transmissienet 2020-2030. Indien het
45
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
project niet wordt uitgevoerd, kunnen de andere netversterkingen tussen Mercator – Massenhoven, Van
Eyck – Lixhe – Gramme, Gramme – Courcelles, Mercator – Bruegel – Courcelles niet uitgevoerd worden7.
Het nulalternatief komt op lokaal vlak overeen met de referentiesituatie en de effecten ten opzichte van die
situatie zullen in die zin dus onderzocht worden in het project-MER. Op een hoger niveau leidt het
nulalternatief echter tot het niet kunnen behalen van de projectdoelstellingen (zie paragraaf 3.1). Het
nulalternatief wordt daarom niet als alternatief weerhouden.
3.4 Uitvoerings- en locatiealternatief
Ondergrondse hoogspanningsverbinding
In deze paragraaf wordt het alternatief geëvalueerd om de bestaande 380 kV hoogspanningsverbinding
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck te vervangen door ondergrondse hoogspanningsverbinding. Eerst
worden de technische aspecten van dit alternatief beschreven waarna de mogelijke effecten op de omgeving
worden geanalyseerd.
3.4.1.1 Technische aspecten
De gevolgen van een ondergronds traject in plaats van een bovengronds op de haalbaarheid en de
veiligheid van de exploitatie zijn divers.
Een ondergronds alternatief voldoet niet aan de vereisten van het hoogspanningsnet door de risico’s naar
netstabiliteit en uitbatingszekerheid.
1. Een 380 kV ondergrondse verbinding is minder betrouwbaar voor wat betreft haar beschikbaarheid dan
een 380 kV bovengrondse verbinding.
• Een ondergrondse verbinding bestaat uit veel meer elementen (verbindingsmoffen,
kabeleindsluitingen, overgangsstations, shunt reactor) dan een bovengrondse en er is dus
inherent meer kans op fouten.
• Als een ondergrondse verbinding uitschakelt, blijft de verbinding gedurende meerdere weken
onbeschikbaar. Het opsporen van de foutlocatie neemt meerdere dagen in beslag en de kabel
dient vrij gegraven te worden. Daarna dient de kabel hersteld te worden door het plaatsen van
één of meerdere verbindingsmoffen. Op een spanningsniveau van 380 kV neemt het maken van
zo’n nieuwe verbindingsmof minstens een paar weken tijd in beslag. Dit in contrast met een
bovengrondse verbinding die vaak automatisch terug inschakelt of waarbij de fout snel
gevonden en hersteld kan worden.
o 2 circuits in luchtlijn:
- 0,48 falingen per jaar
- Hersteltijd per faling: +/- 24 uur
o 6 circuits in kabel:
- 2 falingen per jaar.
- Hersteltijd per faling: +/- 25 dagen
• Bij een bovengrondse verbinding komen bovendien veel minder structurele defecten voor dan bij
een ondergrondse verbinding gezien dit een goed ontwikkelde technologie is.
2. De ondergrondse kabels dienen zeer robuust uitgerust te worden om de temperatuurschommelingen in
de kabel aan te kunnen. De warmteoverdracht in de grond is namelijk slechter dan in de lucht.
• Hierdoor worden de ondergrondse kabels in een speciaal zandbed aangelegd. Een deel van de
uitgegraven grond wordt afgevoerd en vervangen door dolomiet, dat een betere
warmteoverdracht mogelijk maakt.
• De isolatie van dergelijke kabels is eveneens voorzien op het voorkomen van wortelintreding en
dergelijke.
7 Om op die delen de geleiders te kunnen vervangen is het noodzakelijk dat er een 2de draadstel tussen Massenhoven en Van Eyck
aanwezig is. De 380 kV backbone is overal uitgerust met een dubbel draadstel, enkel Massenhoven – Van Eyck is hierop een
uitzondering met momenteel slechts 1 draadstel.
46
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
3. Ondergrondse verbindingen leiden tot hogere verliezen van getransporteerde elektriciteit. Aangezien de
kabels zich capacitief gedragen verplaatst het actief vermogen zich naar het reactieve vermogen. Enkel
het actief vermogen is bruikbaar voor de finale gebruiker. Het reactief vermogen vormt warmteverliezen
en beperkt de bruikbare capaciteit van de installatie.
Ook dient er om de zoveel km een reactantie (spoel) in het net geplaatst te worden als compensatie voor
het capacitief vermogen. Deze shuntreactoren dragen ook bij tot de netverliezen Deze hebben typische
verliezen van 0,23%, en dit is quasi onafhankelijk van het getransporteerd vermogen.
4. De transmissiecapaciteit van een lange ondergrondse verbinding is beperkt (~1000 MVA per verbinding
ten opzichte van 2400 MVA per draadstel na uitvoering van dit project). Hierdoor dienen meerdere
verbindingen aangelegd te worden om dezelfde capaciteit te kunnen bekomen.
5. Bij een ondergrondse verbinding dient aan de overgang van een bovengrondse naar een ondergrondse
hoogspanningskabel een overgangsstation aangelegd te worden om het reactief vermogen van
ondergrondse verbindingen te compenseren. Bij lange ondergrondse verbindingen is zo een
overgangsstation ongeveer elke 10 km noodzakelijk.
• Voor de inrichting van ieder overgangsstation is een oppervlakte van ca. 1 à 1,5 ha nodig.
• Aan minstens één van de twee uiteinden van een ondergrondse hoogspanningskabel dient het
overgangsstation voorzien te zijn van een shunt reactor, dat geluid produceert.
De overgang kan ook gerealiseerd worden ter hoogte van een onderstation. Maar de installatie van
verschillende shuntreactoren vraagt extra ruimte die niet altijd beschikbaar is binnen de contouren van
het onderstation.
3.4.1.2 Ruimtelijke aspecten
Tijdens de aanlegfase van een ondergrondse verbinding is het tijdelijk ruimtebeslag groter dan bij
aanpassingen aan een bestaande hoogspanningslijn. Het aanleggen van ondergrondse verbindingen vindt
normaal plaats via graafwerken in open sleuven, waarbij voor een 380 kV een breedte nodig is van enkele
10-tallen meters. Onderstaande schets geeft indicatief de verschillende werfzones weer die noodzakelijk zijn
tijdens de aanleg van de sleuf, waarbij een zone van +/- 70 m breed gebruikt wordt. De haalbaarheid voor
het volledig ondergronds brengen van de verbinding Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is bijgevolg sterk
twijfelachtig gezien er dan over de volledige lengte van het tracé een bouwvrije strook aanwezig zou moeten
zijn van 70 m breed.
Ook het lokaal ondergronds brengen van de hoogspanningslijn (bv. ter hoogte van dichtbebouwde zones)
heeft ook een ruimtelijk effect gezien er dan een omleiding gezocht moet worden in openruimtegebied
(waarbij niet via de wegenis gegaan zal kunnen worden) en de ondergrondse hoogspanningskabel ook
gepaard gaat met een permanent ruimtebeslag. De strook boven de ondergrondse kabels moet immers
permanent onbebouwd (woningen, bedrijven, bomen, … ) blijven. Gezien de kabels voldoende ver uit elkaar
geplaatst moeten worden om veiligheidsoverwegingen en om onderlinge beïnvloeding te vermijden,
bedraagt deze strook ca. 30 m.
Figuur 3-1: Graven van de sleuven voor kabelaanleg
Wanneer het graven van een sleuf niet mogelijk is, wordt er gekozen voor microtunneling of een gestuurde
boring. Dit is een techniek die ook wordt gebruikt bijvoorbeeld bij de kruising van waterwegen of grote
hindernissen. De diepte hangt af van de topologie en schommelt meestal tussen 3 m en 20 m. De diameter
van het boorgat bedraagt 0,4 m tot 1 m.
47
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Bij het aanleggen van ondergrondse kabels zijn er eveneens elke 800 à 900 m speciale verbindingen
noodzakelijk tussen de verschillende kabelgedeelten. Die verbindingsputten nemen voor een 380 kV
verbinding aanzienlijk meer ruimte in dan de kabels zelf en kunnen per draadstel tot 15 m lang en 3 m breed
zijn. Op deze locaties treedt ook een – zij het beperkt – permanent bovengronds ruimtebeslag op ten
gevolge van de noodzakelijke inspectieputten (totaal +/- 30 x 10 m).
Figuur 3-2: Verbindingsmoffen om de 500 – 800 m (Elia brochure – ondergrondse verbindingen)
Daar waar de kabels ondergronds gaan en terug bovengronds komen, treedt ook een permanent
ruimtebeslag op. Op deze overgang dienen immers overgangsstations en zwaardere masten met
eindportieken voorzien te worden. Grondinname van de overgangsstations bedraagt 1 à 1,5 ha per station.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat op een alternatief tracé een ondergronds alternatief niet voldoet aan
het planologisch beslist beleid. Op de locatie van de huidige bovengrondse hoogspanningslijn kan echter
geen nieuwe ondergrondse hoogspanningskabel aangelegd worden zonder de bestaande hoogspanningslijn
af te breken. De bestaande hoogspanningslijn dient eerst afgebroken te worden om een beperkte corridor
vrij te kunnen maken. De bestaande hoogspanningslijn dient hierdoor (langdurig) buiten dienst gesteld te
worden. Het beschikbaar blijven van de bestaande hoogspanningslijn tijdens de aanpassingswerken is één
van de criteria bij de alternatievenafweging (zie paragraaf 3.1). Op de locatie van de huidige bovengrondse
hoogspanningslijn is er onvoldoende vrije beschikbare ruimte voor de aanleg van 2 x 3 circuits in
ondergrondse kabelverbinding. Er kan niet op alle locaties een zone van ca. 30 m met gebruiksbeperking
gerealiseerd/gegarandeerd worden. Tevens is het niet mogelijk een ondergronds alternatief te realiseren op
locaties waar de bestaande hoogspanningslijn bestaande industriegebouwen kruist.
3.4.1.3 Milieu aspecten
3.4.1.3.1 Effecten tijdens aanlegfase
De aanleg van een ondergrondse hoogspanningskabel gaat gepaard met aanzienlijk ruimtebeslag. Op
Figuur 3-3 wordt een beeld gegeven van de werken aan het kabeltraject. Gezien er voor het ondergronds
brengen van de 380 kV lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck een bouwvrije werfstrook van 70 m breed
nodig is, zal de sleuf aangelegd moeten worden in openruimtegebied. Er kan bijgevolg aangenomen worden
dat er een aanzienlijk (tijdelijk) ruimtebeslag ten aanzien van mogelijks waardevolle natuur of landbouw zal
optreden.
48
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 3-3: Beeld van grondwerken bij een kabeltraject
Het ondergronds brengen van de kabels zal zeer veel grondverzet met zich meebrengen. De uitgegraven
grond kan slechts deels worden teruggeplaatst, gezien om de thermische overdracht te verbeteren de aarde
rondom de kabels vervangen wordt door dolomiet of andere specifieke thermische aanaarding. Dit betekent
dat circa 20% van de uitgegraven bodem afgevoerd zal worden.
De afvoer van het grondoverschot gaat gepaard met een groot aantal transportbewegingen. Op lokale
wegen kan dit bijkomend vrachtverkeer mogelijk tijdelijk verkeershinder veroorzaken.
De open sleuf vormt een tijdelijke barrière voor mens en dier.
Tijdens de werken, noodzakelijk voor het graven van de sleuf en aanleggen van de kabels, kan er
geluidshinder optreden als gevolg van de graafmachines en het werfverkeer.
Het projectgebied doorkruist ook verschillende gebieden die een aangepaste techniek vergen:
• de habitatrichtlijngebieden “Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en
heiden”, “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonk en Goor”, “Vallei- en
brongebieden van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden”, “Abeek
met aangrenzende moerasgebieden”;
• de vogelrichtlijngebieden “Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek”, “Bocholt, Hechtel-Eksel,
Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt en Peer”, “Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek
en Mariahof”;
• belangrijke waterwegen: Albertkanaal (3x);
• belangrijke verkeerswegen: N14, Bevrijdingsstraat (Grobbendonk), N13, Herenthoutseweg
(Herentals), N152, N19, N174, N126, N110, N18, N746, N715, N74, N748, Vrijheidslaan (Peer),
N76, N731, N73, N757, N762 ;
• spoorlijnen: Nijlen-Herentals, Balen-Beringen.
Op de bovenstaande locaties zal de aanleg niet kunnen gebeuren in open sleuf en moet er gewerkt worden
van een sleufloze techniek (persing of gestuurde boring).
Tot slot zal ook de afbraak van de bestaande bovengrondse hoogspanningslijn een tijdelijk ruimtebeslag en
verstoring optreden. Voor de afbraakwerken zijn gelijkaardige werfzones vereist als voor de
aanpassingswerken aan de lijn.
3.4.1.3.2 Effecten tijdens de exploitatiefase
Positieve effecten van het ondergronds brengen van de hoogspanningslijn zijn het verdwijnen van de
visuele verstoring van de masten en geleiders, de kans op aanvaring door vogels en het zoemend geluid (<
53 dBA) van de bovengrondse verbinding bij vochtig weer (corona-effect).
Daartegenover staan ook enkele negatieve effecten waaronder het permanent ruimtebeslag. Boven de
ondergrondse hoogspanningskabel (die aangelegd wordt in open sleuf) mogen er in een strook van ca. 30 m
breed (zone met gebruiksbeperking) geen gebouwen of bomen aanwezig zijn. Landbouw is nog wel mogelijk
boven de kabels.
49
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
De EM-effecten van een ondergrondse hoogspanningskabel verschillen van een bovengrondse
hoogspanningslijn. Beide genereren magnetische velden met een heel lage frequentie (50 Hertz). Maar
ondergrondse verbindingen genereren geen elektrische velden omdat deze velden bij een ondergrondse
verbinding worden tegengehouden door de isolerende omhulsels.
De verschillen in magnetische velden tussen bovengrondse hoogspanningslijn en ondergrondse
hoogspanningskabel zijn afhankelijk van de kenmerken van de desbetreffende lijnen. In de meeste situaties
zal recht boven een ondergrondse hoogspanningskabel (op grondniveau) het magnetische veld hoger liggen
dan recht onder een bovengrondse hoogspanningslijn (1,5 m boven de grond) door het feit dat de kabel op
1,5 m – 2 m diepte in de grond ligt terwijl de geleiders meestal 20 à 30 m boven het maaiveld hangen. De
magnetische velden veroorzaakt door een ondergrondse kabel verminderen met de hoogte t.o.v. het
grondniveau als de afstand met de kabel groter wordt (Figuur 3.4).
Figuur 3.4: Magnetisch veld ondergrondse kabel i.f.v. hoogte t.o.v. grondniveau bij een gemiddelde jaarlijkse stroom
van 2x 150 kV
Bij een ondergrondse kabel neemt de sterkte van het magneetveld in de regel sneller af met de afstand dan
bij een bovengrondse lijn. Onderstaande figuur (Figuur 3.5) geeft een beeld van de elektromagnetische
velden voor een bovengrondse lijn in vergelijking met een ondergrondse kabel (één kabel voor de
ondergrondse variant tegen verschillende voor de bovengrondse), in dit geval 150 kV. Hetzelfde principe
geldt voor een verbinding van 380 kV, maar hierbij is de breedte van het magnetisch veld groter omdat er 6 x
380 kV kabels aanwezig zijn in een sleuf van 20 m (Figuur 3.5).
50
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 3.5: Vergelijking elektromagnetische velden van bovengrondse lijnen en ondergrondse kabels
Figuur 3.6 geeft de vergelijking weer van de magnetische velden boven een ondergrondse
hoogspanningskabel met 2 getransponeerde kabels op 80 cm van elkaar. Dankzij de transpositie heeft het
profiel van de verbinding met 2 draadstellen slechts 1 piek en spreidt het zich middelmatig uit. Zonder
transpositie zijn er 2 pieken en een sterkere impact op een grotere afstand. Het wordt dus aangeraden om
ondergrondse verbindingen, net zoals bovengrondse verbindingen, te transponeren.
Figuur 3.6: Magnetisch veld van een ondergrondse verbinding van 380 kV, met en zonder transpositie
51
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Dit beeld in de bovenstaande figuur toont ook aan dat de aanwezigheid van meerdere kabels zorgt voor een
grotere reikwijdte van het magnetisch veld t.o.v. de as van de lijn. De invloedzone van meer dan 10 µT
bedraagt ongeveer 24 m aan beide zijden van de as. Het magnetisch veld veroorzaakt door de
ondergrondse 380 kV hoogspanningskabel is bijgevolg groter dan die van een bovengrondse
hoogspanningslijn.
3.4.1.4 Economische aspecten
Een ondergrondse hoogspanningskabel heeft een veel hogere retourprijs dan een bovengrondse
hoogspanningslijn. Voor eenzelfde transporteerbaar vermogen kan de kost van een ondergrondse kabel tot
6 keer hoger liggen dan in het geval van een niet bestaande bovengrondse hoogspanningslijn.
Gezien in het voorliggend project enkel de geleiders vervangen worden en de bestaande masten hergebruikt
kunnen worden zal de retourprijs tot 12 keer hoger liggen voor een ondergrondse hoogspanningskabel ten
opzichte van het huidige projectvoorstel.
Figuur 3-7: Investeringskost technologieën voor een 75 km lange verbinding
Bovendien is er onzekerheid omtrent de levensduur van ondergrondse 380 kV-lijnen, daar dit om een zeer
recente technologische ontwikkeling gaat waarvoor de technische expertise nog te beperkt is. Er wordt
uitgegaan van 40 jaar, tegenover 100 jaar voor een bovengrondse lijn, zodat op lange termijn wellicht meer
en bovendien hoge vervangingsinvesteringen nodig zijn. Gezien de huidige masten reeds +/-35 jaar oud zijn,
wordt de resterende levensduur van deze masten geschat op +/- 75 jaar.
Een ondergronds alternatief is niet kosteneffectief in vergelijking met het basisalternatief omwille van de
hoge kost van een ondergrondse verbinding.
3.4.1.5 Conclusie
Ondergrondse alternatieven voldoen niet aan de projectdoelstelling (zie paragraaf 3.1) en aan de criteria
waar rekening mee gehouden moet worden voor de afweging. Bovendien blijkt ook uit de bovenstaande
bespreking van de technische, ruimtelijke en milieuaspecten dat het ondergronds brengen van een
bestaande bovengrondse hoogspanningslijn geen redelijk alternatief is. Het ondergronds alternatief zal
daarom niet verder onderzocht worden in het project-MER.
Bovengrondse hoogspanningslijn
Het voorliggend project heeft als doel de capaciteit op de bestaande 380 kV hoogspanningslijn tussen
Massenhoven – Meerhout – Van Eyck te verhogen door het uitbreiden en vervangen van de geleiders. Door
het gebruik van de speciale HTLS geleiders is dit mogelijk zonder dat de masten verstevigd of vervangen
moeten worden. De noodzakelijke aanpassingen aan de lijn zijn bijgevolg beperkt.
Alternatieven waarbij de bestaande mastenrij verplaatst wordt door nieuwe masten op een andere locatie
voldoen niet aan de projectdoelstellingen (zie paragraaf 3.1) en aan de criteria waar rekening mee gehouden
52
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
moet worden voor de afweging. Door het verplaatsen van een bestaande lijn wordt immers de reeds
aanwezige impact op de omgeving verplaatst naar een nieuwe locatie. Bovendien vereist het verplaatsen
van een mastenrij veel meer en grotere infrastructuurwerken doordat nieuwe masten gebouwd dienen te
worden in plaats van dat bestaande masten hergebruikt kunnen worden. Bovengrondse locatiealternatieven
zijn niet kosteneffectief in vergelijking met het basisalternatief doordat de realisatie van nieuwe
hoogspanningslijnen veel duurder is dan de aanpassing van een bestaande hoogspanningslijn. Een
locatiealternatief wordt daarom niet overwogen.
53
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
4 RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE ASPECTEN VAN HET PROJECT
4.1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Het project is onderworpen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn enerzijds van technisch-uitvoerbare aard en anderzijds zijn er een
aantal administratieve, juridische en beleidsmatige aspecten die betrekking hebben op het project. In onderstaande tabel zijn de meest relevante administratieve,
juridische en beleidsmatige randvoorwaarden getoetst aan het project.
Onderstaande tabel bevat eveneens een overzicht van het Vlaams beleid en de regelgeving, die van toepassing kan zijn op het projectgebied.
Tabel 4-1: Overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Toelichting
RUIMTELIJKE ORDENING
Ruimtelijk ordeningsrecht
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (van kracht sinds 1/09/09) De Vlaamse Codex ruimtelijke ordening geeft aan voor welke ingrepen een stedenbouwkundige
vergunning noodzakelijk is. Voor het plaatsen van vaste constructies zijn stedenbouwkundige
vergunningen noodzakelijk. Ook voor aanmerkelijke reliëfwijzigingen zoals elke aanvulling, ophoging,
uitgraving of uitdieping die de aard of functie van het terrein wijzigt, is een stedenbouwkundige
vergunning nodig.
Voor de uitbreiding en vervanging van de draadstellen op de 380 kV-lijn zal een omgevingsvergunning
ingediend moeten worden.
Gewestplan Het merendeel van de hoogspanningslijn is gelegen in agrarisch of landschappelijk waardevol agrarisch
gebied: in de provincie Antwerpen ca. 34% van het traject Massenhoven – Meerhout en ca. 97% van het
traject Meerhout – Van Eyck en in de provincie Limburg ca. 70% van het traject Meerhout – Van Eyck.
Van het traject Massenhoven – Meerhout is bijna 23% gelegen in industriegebied. Andere
bestemmingstypes die gekruist worden zijn woongebied (met landelijk karakter), woonuitbreidingsgebied,
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, gebied voor verblijfrecreatie, gebied voor
dagrecreatie, bufferzone, natuurgebied, bosgebied, agrarisch gebied met ecologisch belang,
milieubelastende industrieën, ambachtelijke bedrijven en kmo’s, opsluitings- en ontginningsgebied,
militair gebied, bestaande waterweg.
54
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Andere stedenbouwkundige plannen (RUP, BPA) Met een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of bijzonder plan van aanleg (BPA) kan de overheid in een
bepaald gebied de bodembestemming vastleggen. Een RUP of BPA vervangt dan het bestaande
gewestplan.
Ter hoogte van de bovengrondse hoogspanningslijn zijn de volgende RUP’s van toepassing:
• GRUP “Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Beverdonk”
• RUP “Albertkanaalstraat”
• GRUP “Regionaal bedrijventerrein Heirenbroek – ENA”
• PRUP “Aarschotseweg”
• RUP “Hezeschrans”
• RUP “Zonevreemde woningen”
• RUP “Zonevreemde recreatie”
• GRUP “hoogspanningsstation Meerhout”
• GRUP “Bestaand regionaal bedrijf N.V. Wijckmans – Ham”
• GRUP “Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo”
• RUP “Borgveld en recreatie”
• GRUP “Leidingstraat Dilsen-Lommel - aanleg hoofdtransportleiding voor aardgas”
• RUP “BOKT”
• RUP “Waardevolle landbouwnederzettingen”
• PRUP “Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Bree”
• GRUP “Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik '' Van Eyck''”
Ruimtelijke structuurplannen
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
De ruimtelijke structuurplannen vormen een basis voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke
structuur, die geleidelijk aan wordt gerealiseerd door ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de
gewestplannen vervangen.
Het 380 kV en 150 kV-hoogspanningsnet evenals de transformatorstations voor het 380kV-net worden
beschouwd als structuurbepalend op Vlaams niveau omwille van de transportfunctie voor elektriciteit en
de ruimtelijke impact vooral op de landschappelijke structuur (visueel) en de nederzettingsstructuur.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (Antwerpen en Limburg) Op het provinciaal niveau worden geen bepalingen opgenomen met betrekking tot het 380 kV en 150 kV-
hoogspanningsnet.
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (Zandhoven, Grobbendonk,
Herentals, Olen, Geel, Meerhout, Balen, Ham, Hechtel-Eksel, Peer,
Oudsbergen, Bocholt, Bree, Kinrooi)
Op het gemeentelijke niveau worden geen bepalingen opgenomen met betrekking tot het 380 kV en 150
kV-hoogspanningsnet. Relevante gemeentelijke RUP’s en BPA’s zijn hierboven opgelijst.
55
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Landschapszorg
Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en Besluit van de Vlaamse
Regering betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet
Dit decreet omvat één overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten,
landschappen en archeologie. Het onroerenderfgoeddecreet zet in op een holistische benadering van het
onroerend erfgoed. Het vervangt de 3 oude decreten (monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet
van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en een wet uit 1931 op het behoud van monumenten en
landschappen.
Dit decreet is algemeen van toepassing.
Beschermd onroerend erfgoed
Is het onroerend goed beschermd, dan gelden er verschillende juridische gevolgen om het behoud ervan
te garanderen.
De bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist geen beschermde stads- en dorpsgezichten,
monumenten of archeologische sites. De volgende beschermde cultuurhistorische landschappen
bevinden zich wel ter hoogte van het projectgebied: ‘Britse basis’ en ‘Vallei van de Dommel en
Bolisserbeek’.
Erfgoedlandschap
Een erfgoedlandschap is een groter ruimtelijk geheel van erfgoedelementen en - waarden, ingebed in
een RUP.
Er bevinden zich geen erfgoedlandschappen ter hoogte van het projectgebied.
Conventie van Malta (La Valetta, 1992)
Het Vlaams archeologisch erfgoedbeleid is gebaseerd op de Europese standpunten uit het Verdrag van
La Valletta en steunt op de zorgplicht, die impliceert dat de eigenaar of de gebruiker zijn
verantwoordelijkheid moet opnemen om de archeologische erfgoedwaarden die zich op hun gronden
bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden.
Er wordt in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van de sites in situ. Daar waar behoud in situ niet
mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde
sites.
Dit decreet is algemeen van toepassing.
Natuurbehoud
Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
(21/10/1997 met wijziging 19/07/2002)
Het standstill-principe en de zorgplicht vormen belangrijke elementen in het natuurdecreet.
Indien uit de effectbespreking zou blijken dat ten gevolge van de uitvoering van het project
natuurelementen in de onmiddellijke omgeving kunnen vernietigd of ernstig beschadigd worden, moeten
maatregelen genomen worden om deze vernietiging of beschadiging te voorkomen, te beperken of te
herstellen.
De vermelde principes zijn algemeen van toepassing.
56
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) In uitvoering van het natuurdecreet wordt een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend, bestaande
uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO).
De bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist de volgende onderdelen van het VEN: het GEN ‘De
kleine Netevallei ten noorden van Lier’, het GEN ‘De Gebroekten Grote Nete’, het GEN ‘De Vallei van de
Grote Nete bovenstrooms’, het GEN ‘de Bolisserbeek-Dommel’, het GEN ‘de Abeek’,
Speciale beschermingszones (SBZ) Europa wenst een Europees netwerk van gebieden (het zogenaamde Natura2000-netwerk) te realiseren
waar de bescherming van de Europees meest kwetsbare dier- en plantensoorten en hun leefgebieden
centraal staat. Er werden vogel- en habitatrichtlijngebieden afgebakend.
De bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist de volgende SBZ:
• de habitatrichtlijngebieden “Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en
heiden”, “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonk en Goor”, “Vallei- en
brongebieden van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden”, “Abeek
met aangrenzende moerasgebieden”;
• de vogelrichtlijngebieden “Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek”, “Bocholt, Hechtel-Eksel,
Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt en Peer”, “Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek
en Mariahof”.
Ramsar Conventie ter bescherming van voor watervogels belangrijke
gebieden (1971)
De Conventie van Ramsar betreft de bescherming van watervogels.
Er komen in de nabije omgeving van het projectgebied geen Ramsargebieden voor.
Vlaamse en erkende natuur- en bosreservaten Vlaamse of erkende reservaten zijn terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van
het natuurlijk milieu. Deze gebieden zijn aangewezen of erkend door de Vlaamse regering.
De bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist de volgende erkende natuurreservaten ‘Malesbroek’,
‘Veewei’, ‘Dommelvallei’ en ‘Vallei van de Abeek’.
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter
uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het
natuurbehoud en het natuurlijk milieu
Dit besluit legt de bepalingen vast voor het wijzigen van een vegetatie of van een klein
landschapselement. Wijzigingen aan vegetaties of kleine landschapselementen zijn verboden of aan
voorwaarden verbonden. Dit laatste betekent dat voor de werken een natuurvergunning aangevraagd
moet worden of dat de werken gemeld moeten worden aan het college van burgemeester en schepenen.
Er zal nagegaan worden of verboden te wijzigen vegetaties of kleine landschapselementen beïnvloed
worden door het project.
Bosdecreet (13/06/1990 met wijziging 17/07/2002) Het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen wordt geregeld in het bosdecreet evenals de
kappingen, vergunningsvoorwaarden en eventuele compensaties.
Voor de realisatie van het project zal er bos gekapt moeten worden.
57
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 met betrekking tot
soortenbescherming en soortenbeheer (13/08/2009)
Dit besluit is van toepassing op alle inheemse soorten en uitheemse soorten die vallen onder
toepassingsgebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het verdrag van Bern, en alle andere uitheemse
soorten voor zover het gaat over de introductie ervan of populatiebeheer.
Er wordt nagegaan of deze soorten aanwezig zijn binnen het projectgebied.
MILIEUHYGIËNE
Algemeen
Decreet betreffende de milieuvergunning (28/06/1985) en
uitvoeringsbesluiten: Vlaams Reglement betreffende de
milieuvergunning – VLAREM I en VLAREM II (01/06/1995)
Het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten VLAREM I en
II, vormen samen de basis van het Vlaamse milieubeleid.
VLAREM I legt vast voor welke activiteiten een milieuvergunning vereist is. VLAREM II bevat de
milieukwaliteitsnormen waarop de overheid haar vergunningenbeleid moet afstemmen, een overzicht van
overgangsbepalingen voor het toepassen van nieuwe milieuvoorwaarden op bestaande bedrijven,
algemene en sectorale milieuvoorwaarden en milieuvoorwaarden voor niet VLAREM I opgenomen
inrichtingen en activiteiten.
Hoogspanningslijnen worden niet als hinderlijke inrichtingen beschouwd. Dus voor de upgrade ervan is
geen milieuvergunningsaanvraag noodzakelijk. Tijdens de werkzaamheden (aanlegfase) kan het zijn dat
bepaalde zaken een milieuvergunning vereisen.
Materialendecreet en uitvoeringsbesluit VLAREMA (01/06/2012) Het Materialendecreet verankert het duurzaam materialenbeheer in Vlaanderen. Het decreet
implementeert de Europese kaderrichtlijn (EG) 2008/98 voor het beheer van afvalstoffen in Vlaanderen.
Het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het
VLAREMA, bevat meer gedetailleerde voorschriften over (bijzondere) afvalstoffen, grondstoffen,
selectieve inzameling, vervoer, de registerplicht en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
De geleiders van de 380 kV lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck worden volledig vervangen. De
oude geleiders worden afgevoerd via een erkend verwerker.
58
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Geluid
Besluit van de Vlaamse Regering van 22/7/2005 inzake de evaluatie
en de beheersing van het omgevingsgeluid en tot wijziging van het
besluit van de Vlaamse Regering van 1/6/1995 houdende de
algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Dit besluit zet de Richtlijn 2002/49/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25/6/2002 inzake de
evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai om door titel II van het VLAREM aan te passen.
Bodem en Water
Bodemdecreet (27/10/2006) en Vlarebo (14/12/2008) Het bodemdecreet en Vlarebo regelen de bodemwetgeving in Vlaanderen. Het decreet voorziet in het
gebruik van normen voor de beoordeling van bodemverontreiniging en in het vaststellen van
saneringsdoelstellingen. Het uitvoeringsbesluit VLAREBO bevat de bepalingen die van toepassing zijn op
grondverzet en het (her)gebruik van uitgegraven bodems.
Voor de realisatie van het project zijn geen omvangrijke grondwerken voorzien. Wanneer het volume
meer dan 250 m³ bedraagt, is een onderzoek naar de kwaliteit van de uit te graven bodem noodzakelijk.
Milieukwaliteitsnormen oppervlaktewateren, waterbodems en
grondwater (21/05/2010)
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 21/05/2010 wijzigt het Besluit van de Vlaamse Regering van
06/02/1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en het
Besluit van de Vlaamse Regering van 01/06/1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen
inzake milieuhygiëne, voor wat betreft de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren, waterbodems
en grondwater.
Wanneer bemaling noodzakelijk is voor het funderen van de 3 nieuwe masten zal water geloosd moeten
worden. De kwaliteit van dit water dient te voldoen aan de kwaliteitseisen.
Wet op onbevaarbare
waterlopen (polders en
wateringen)
Deze wet regelt ondermeer de bepaling betreffende de ‘buitengewone werken van de verbetering of
wijziging’.
Indien een onbevaarbare waterloop of beek dient gekruist te worden (bv. binnen een werfzone en
werftoegang) zal deze tijdelijk worden ingebuisd, wat kan aanzien worden als wijziging waarbij de
waterloop niet wordt beschadigd maar tevens niet als doel heeft deze te verbeteren.
59
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Beheer van bevaarbare
waterwegen
De bevaarbare waterlopen in Vlaanderen worden beheerd door verschillende waterwegbeheerders. Die
waterwegbeheerders verantwoordelijk voor de aanleg en onderhoud van de waterwegen, oevers,
jaagpaden en bruggen en sluizen. Ook leveren zij vergunning, concessies of andere toelatingen af die te
maken hebben met de waterweginfrastructuur.
Het projectgebied kruist de volgende bevaarbare waterlopen: Netekanaal, Kleine Nete, Albertkanaal,
kanaal Dessel – Kwaadmechelen, Kanaal naar Beverlo en Zuid-Willemsvaart
Besluit van de Vlaamse Regering houdende reglementering van de
watergebieden en de beschermingszones en het grondwaterdecreet
Dit decreet vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het
grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond
drinkwaterwinningsgebieden. De waterwingebieden zijn zones aangeduid in het gewestplan, waar ten
aanzien van de uitvoering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het
doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).
Het projectgebied doorkruist de beschermingszones van het grondwaterwingebied Olmen-Kanaal.
Decreet Integraal Waterbeheer (09/07/2003) en Besluit tot vaststelling
van nadere regels voor de toepassing van de watertoets (20/07/2006)
Dit decreet regelt het integraal waterbeleid. Enkele van de doelstellingen van dit decreet zijn:
• De bescherming, de verbetering of het herstel van oppervlaktewater- en grondwaterlichamen op zo’n
wijze dat uiterlijk tegen 22/12/2015 een goede toestand van de watersystemen wordt bereikt;
• Het beheer van hemelwater en oppervlaktewater zo organiseren dat overtollig hemelwater bij
voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet wordt afgevoerd en dat verdroging
wordt voorkomen.
Een van de instrumenten om deze doelstellingen te bereiken is de ‘watertoets’, waarin moet nagegaan
worden of een plan of activiteit een schadelijk effect heeft op watersystemen. Voor MER-plichtige
activiteiten dienen in het MER de nodige elementen aangereikt te worden voor de uitvoering van de
watertoets. Het in werking getreden uitvoeringsbesluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke
overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor hemelwaterputten,
infiltratie- en buffervoorzieningen (05/07/2013)
Volgende bepalingen zijn vastgelegd in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor
hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen:
• Elke constructie of verharding groter dan 40 m² zal aan de verordening moeten voldoen.
• Nieuwe eengezinswoningen en nieuwe gebouwen groter dan 100 m² zullen een hemelwaterput van
minimum 5.000 liter moeten voorzien.
• De meeste nieuwe constructies zullen over een infiltratievoorziening moeten beschikken.
• Voor percelen kleiner dan 250 m² is geen infiltratie verplicht.
• Bij verkavelingen met aanleg van nieuwe wegenis zullen collectieve infiltratievoorzieningen verplicht
worden.
Het project valt niet onder de bepalingen van de gewestelijke hemelwaterverordening.
60
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Elektromagnetische velden
Elektrische velden België
In het Ministerieel Besluit van 7 mei 1987 (Staatsblad van 14.05.1987) gewijzigd door het Ministerieel
Besluit van 20 april 1988 wordt een limiet opgelegd voor de elektrische velden die opgewekt worden door
lijnen voor het transport of de distributie van energie (AREI art 139). Dit besluit bepaalt dat ‘de waarde
van het niet gestoord elektrisch veld in een niet verstoord regime, opgewekt door een installatie van
transport of verdeling van elektrische energie lager moet zijn dan volgende waarden, gemeten op 1,5
meter van de grond of woningen:
1. in woongebieden of in gebieden voor woongebied bestemd volgens het gewestplan: 5 kV/m
2. in overspanning van wegen: 7 kV/m
3. op andere plaatsen: 10 kV/m.
Magnetische velden Vlaanderen
In het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 houdende maatregelen tot bestrijding van de
gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het binnenmilieu worden o.a. de ELF-velden genormeerd.
Recent (13 juli 2018) is er een wijziging aan dit Besluit doorgevoerd, waarbij de richtwaarde voor extreem
laag frequente (ELF) elektromagnetische straling werd verhoogd naar 0,4 µT (was vroeger 0,2 µT), en de
interventiewaarde voor extreem laag frequente elektromagnetische straling werd verhoogd naar 20 µT
(was vroeger 10 µT). De richtwaarde wordt in de buurt van hoogspanningsleidingen vaak overschreden,
maar zonder dat er juridische consequenties aan vasthangen. De interventiewaarde voor straling mag
niet overschreden worden in het binnenmilieu en publieke gebouwen. Het Binnenmilieubesluit is in
principe enkel van toepassing in woningen en publieke gebouwen, niet in open lucht.
Europa
Wat de bescherming van het grote publiek tegen de mogelijke effecten van elektromagnetische velden
betreft leggen de Europese Verdragen de hoofdverantwoordelijkheid bij de Staten en verlenen zij geen
bevoegdheid aan de Commissie om wetten hier aangaande op te stellen. De Europese Unie heeft een
referentieniveau aanbevolen van 100 μT. Onder deze waarde kan aangenomen worden dat er geen korte
termijneffecten (bv. verstoorde werking van zenuwen en spieren, waarnemen van lichtflitsen, …)
optreden.
Wereldwijd
De International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) is een onafhankelijke
organisatie die wetenschappelijk advies en begeleiding geeft over de gezondheids- en milieueffecten van
niet-ioniserende straling om mensen en het milieu te beschermen tegen nadelige blootstelling aan deze
straling. Het ICNIRP ontwikkelt en publiceert richtlijnen die gebruikt worden door regionale, nationale en
internationale stralingsbeschermingsinstanties. In het ICNIRP worden in functie van de bescherming van
de gezondheid volgende normen voorgesteld: 200 μT voor blootstelling van de algemene bevolking.
61
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Extreem laag frequente (ELF) magnetische velden van elektrische
installaties
In opdracht van de dienst Milieu & Gezondheid werd in 2010-2011 een consultatietraject georganiseerd
dat tot doel had om een wetenschappelijk onderbouwd en maatschappelijk gedragen rapport op te stellen
met adviezen voor het omgaan met milieu- en gezondheidsrisico’s van ELF van elektrische installaties
zoals hoogspanningslijnen.
Rekening houdend met de conclusies van consultatietraject heeft de Vlaamse Regering in een
mededeling van 1 juni 2012 o.a. de volgende aanbevelingen gemaakt:
• het overspannen van bestaande gevoelige functies bij nieuwe hoogspanningslijnen tot een minimum
te beperken;
• geen nieuwe gevoelige functies plaatsen in magneetveldzones van bestaande hoogspanningslijnen
62
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Onderstaand zijn de grafische plannen opgenomen van de RUP’s zoals vermeld in Tabel 2-2. De
bovengrondse 380 kV-lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck is telkens aangeduid op de plannen.
Figuur 4-1: GRUP “Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Beverdonk”
Figuur 4-2: RUP “Albertkanaalstraat”
63
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-3: GRUP “Regionaal bedrijventerrein Heirenbroek – ENA”
Figuur 4-4: PRUP “Aarschotseweg”
65
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-6: RUP “Zonevreemde woningen” (selectie van het grafisch plan)
Figuur 4-7: RUP “Zonevreemde recreatie”
66
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-8: GRUP “hoogspanningsstation Meerhout”
Figuur 4-9: RUP “Bestaand regionaal bedrijf N.V. Wijckmans – Ham”
67
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-10: GRUP “Leidingstraat Lommel-Ham-Tessenderlo” (selectie van grafisch plan)
68
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-11: RUP “Borgveld en recreatie” (selectie van grafisch plan)
69
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-12: GRUP “Dilsen-Lommel - aanleg hoofdtransportleiding voor aardgas” (selectie van grafisch plan)
Figuur 4-13: RUP “BOKT”
71
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 4-15: PRUP “Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Bree”
Figuur 4-16: GRUP “Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik “Van Eyck””
72
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
5 INGREEP-EFFECTSCHEMA
5.1 Globale analyse en scoping naar relevante milieuaspecten
Het project betreft de uitbreiding met een bijkomend draadstel en de vervanging van het bestaande
draadstel op de 380 kV-lijn tussen Massenhoven – Meerhout – Van Eyck. In onderstaande scoping van
relevante milieuaspecten wordt aangegeven welke effecten verwacht kunnen worden. Deze effecten zullen
beschreven en beoordeeld worden in het project-MER.
Bodem
5.1.1.1 Aanlegfase
Het plaatsen van funderingen van de 3 nieuwe masten gebeurt aan de hand van micropalen of boorpalen. Uitgravingen die hiervoor zullen plaatsvinden zijn beperkt. Er zijn geen andere projectingrepen gepland waarbij uitgravingen zullen plaatsvinden. De bespreking van effecten op het bodemprofiel wordt daarom niet voorzien in het project-MER.
In de verschillende werfzones en ter hoogte van de tijdelijke werfdepots en werftoegangen kan bodemverdichting optreden. Dit effect wordt echter vermeden door het voorzien van metalen rijplaten en/of houten schotten ter hoogte van de werfzones en werftoegangen. Ter hoogte van de werfdepots wordt een tijdelijke verharding aangebracht zoals bijvoorbeeld rijplaten of een geotextiel met daarop een laag steenslag. Het aspect bodemverdichting zal daarom niet verder behandeld worden in het project-MER.
Tijdens de werken kunnen calamiteiten ontstaan door lekkende brandstoftanks en/of lekkende olie- en brandstofleidingen van machines en voertuigen, of door morsen bij het vullen van brandstoftanks. Rekening houdend met het feit dat een dergelijke bodemverontreiniging volgens de bepalingen van het Bodemdecreet als nieuw te beschouwen is, moet er bij het optreden van calamiteiten onmiddellijk ingegrepen worden. Effecten ten aanzien van de bodemkwaliteit worden bijgevolg voldoende afgedekt door het Bodemdecreet.
De aanleg van werfzones zal een tijdelijke ruimte inname met zich meebrengen. Hierdoor is er tijdelijk een wijziging van bodemgebruik. Het overige ruimtebeslag dat zal plaatsvinden in functie van het project is vergelijkbaar met de huidige situatie (bv. mastvoet, werftoegangen, …).
Wanneer de 3 nieuwe masten gefundeerd worden met micropalen, kan een bemaling noodzakelijk zijn bij
een hoge grondwaterstand. Binnen de invloedstraal van de bemaling kan een grondwaterverontreiniging
aanwezig zijn. De verontreinigingspluim kan aangetrokken worden door een bemaling met een invloed op de
bodemkwaliteit. Dit aspect zal onderzocht worden in het project-MER.
5.1.1.2 Exploitatiefase
De aanwezigheid van de bovengrondse hoogspanningslijnen en de uitbating ervan heeft geen effect op de bodem. De exploitatiefase zal in het project-MER bijgevolg niet behandeld worden voor de discipline bodem.
Water
5.1.2.1 Aanlegfase
Wanneer de 3 nieuwe masten gefundeerd worden met micropalen, kan een tijdelijke bemaling noodzakelijk zijn bij een hoge grondwaterstand. Uitgebreide langdurige bemaling komt niet voor. Om rekening te kunnen houden met een worst-case analyse (kortstondige bemaling enkel bij welbepaalde masten en bij hoge grondwaterstand) zal het effect van een kortstondige grondwaterverlaging onderzocht worden.
Binnen de invloedstraal van de bemaling kan een grondwaterverontreiniging aanwezig zijn. De verontreinigingspluim kan aangetrokken worden door een bemaling met een invloed op de grondwaterkwaliteit. Dit risico zal geëvalueerd worden in het project-MER.
Het onttrokken water moet afgevoerd worden gedurende een bepaalde tijd. Dit kan een invloed hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit en -kwantiteit. Dit zal onderzocht worden in het project-MER.
De tijdelijke toename van verharde oppervlakte door de aanleg van werfzones, werfdepots en werftoegangen wordt niet relevant geacht voor de infiltratie en afvoer van water. Het hemelwater dat van de
73
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
metalen rijplaten en/of houten schotten afstroomt, kan er langs immers in de bodem infiltreren. Ter hoogte van de werfdepots blijft infiltratie doorheen de steenslag op het geotextiel mogelijk. Er wordt bijgevolg geen relevante invloed op de infiltratie- en afvoerkarakteristieken verwacht.
Het uitbreiden en vervangen van de geleiders zal niet interfereren met oppervlaktewater. Waterlopen zullen immers bovengronds gekruist worden. Er kunnen wel waterlopen aanwezig zijn binnen de zone die afgebakend wordt ter hoogte van de mastvoeten, werftoegangen, zones voor kabeltrek. Dit kan een invloed hebben op de structuurkwaliteit van waterlopen. Dit effect zal bekeken worden in het project-MER.
5.1.2.2 Exploitatiefase
De funderingspalen van de 3 nieuwe masten zullen door hun beperkt volume geen impact veroorzaken op de grondwaterstroming. Het ruimtebeslag van de mastvoeten en de fundering zijn zeer beperkt. Er worden dan ook geen relevante effecten verwacht van deze verhardingen ten aanzien van overstromingsgebieden en infiltratiemogelijkheden. De exploitatiefase zal in het project-MER bijgevolg niet behandeld worden voor de discipline water.
Geluid & trillingen
5.1.3.1 Aanlegfase
In de aanlegfase zijn verschillende afzonderlijke werkzaamheden te beoordelen, in hoofdzaak geconcentreerd rond de verschillende werfzones en ter hoogte van de tijdelijke werfdepots:
• werfverkeer: aan- en afvoer materiaal;
• funderingswerken: micropalenmachine of boorpaalmachine, betonmixers en –pompen, bemalingspompen;
• kabeltrekwerken: mobiele trekstations.
De geluidstoename ten gevolge van deze werkzaamheden zal bepaald worden.
5.1.3.2 Exploitatiefase
Bij bovengrondse hoogspanningslijnen kan het voorkomen dat er een fluitend geluid te horen is veroorzaakt door wind rondom de geleiders en masten. Dit komt echter slechts onder zeer specifieke omstandigheden voor en is dus een zeldzaam fenomeen. Het is niet te modelleren en zeer onvoorspelbaar. Het is voornamelijk een hoogfrequent geluid. De luchtabsorptiewaarde bij hoge frequenties is hoger dan bij lage(re) frequenties. Het door wind veroorzaakte geluid neemt dus snel af in functie van de afstand. Dit specifieke geluid wordt ook gemaskeerd door andere geluiden die ontstaan ten gevolge van de wind zoals bewegende takken en bladeren in de wind, andere “fluitende objecten”, etc. Dit effect zal niet verder beschouwd worden in de effectbespreking.
Daarnaast kunnen rond de bovengrondse hoogspanningslijnen bij vochtig weer geluidseffecten optreden als gevolg van het corona-effect, wat een licht zoemend geluid veroorzaakt. Het corona-effect wordt het vaakst opgemerkt bij mist en regen. Corona is het geleidend worden (doorslaan) van lucht door ionisatie onder invloed van een hoge elektrische veldsterkte. Deze micro-ontladingen – vonkjes – zijn soms hoorbaar als gekraak of gezoem en komen vaker voor bij:
• oudere geleiders met ronde draden;
• afzetting van luchtvervuiling op de geleiders;
• het vormen van druppels op de geleiders bij mist of regenweer.
Het corona-effect zal bepaald worden in het project-MER.
Lucht & Klimaat
5.1.4.1 Aanlegfase
De impact op de luchtkwaliteit ten gevolge van stofhinder en emissies van machines wordt niet relevant geacht, gezien de korte werktijd en beperkte invloedzone van de werken. Ook ten aanzien van het klimaat
74
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
worden geen relevante effecten verwacht. Deze effectgroep wordt daarom niet verder behandeld in het project-MER.
5.1.4.2 Exploitatiefase
Bij het gebruik van zowel klassieke als hoge performantiegeleiders treden warmteverliezen op. Dit verlies dient bijkomend geproduceerd te worden waarmee ook extra CO2 wordt uitgestoten. De warmteverliezen bij hoge performantiegeleiders liggen ongeveer ca. 40% hoger dan bij klassieke geleiders. Dit wil zeggen dat de energieproducenten relatief gezien een hoger vermogen moeten produceren om een bepaald vermogen bij de eindgebruiker te krijgen. De geleiders worden echter vervangen om te voldoen aan de toekomstige bijkomende productie met duurzame bronnen en om een grotere leveringszekerheid te waarborgen. Om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen van Europa zal o.a. 90% van de energie geproduceerd worden uit hernieuwbare energie. Het extra verlies aan energie wordt daarom niet als negatief effect gezien omdat het net bijdraagt aan de verwezenlijking van de energiemix met een groter aandeel aan hernieuwbare bronnen en interconnecties met het buitenland.
Omgekeerd kan de klimaatsverandering een invloed hebben op de duurzaamheid van het project. Hierbij
wordt voornamelijk gedacht aan extreme weersomstandigheden met zware windstoten en overstromingen.
Er zal in het project-MER onderzocht worden of de hoogspanningslijn bestaand is tegen dergelijke extreme
weersomstandigheden.
Ten gevolge van de corona-effecten kunnen fijn stof deeltjes in de lucht rondom de hoogspanningslijn geladen worden rondom een hoogspanningslijn. Dit kan theoretisch tot een verhoogde depositie in de longen en daaruit voortkomende effecten leiden. Uit een studie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2007, actualisering 2011) is echter gebleken dat de hoogspanningslijnen de negatieve impact van fijn stof op de mens niet aannemelijk versterken.
Biodiversiteit
5.1.5.1 Aanlegfase
De verschillende werfzones en werftoegangen impliceren mogelijk een tijdelijk ruimtebeslag. Dit kan
gepaard gaan met de vernietiging van de aanwezige vegetatie, inclusief het kappen van bomen en de
wijziging van kleine landschapselementen. Dit ruimtebeslag zal gekwantificeerd worden in het project-MER.
Van de werfdepots, voor tijdelijke opslag van materiaal en machines, is de exacte locatie nog niet gekend.
Het project-MER zal daarom op basis van criteria uit de discipline biodiversiteit zones aanduiden waar deze
depots bij voorkeur niet worden aangelegd.
De effecten van een grondwaterverlaging bij een eventuele bemaling bij het plaatsen van de 3 nieuwe
masten zullen bestudeerd worden.
De werken in de aanlegfase kunnen verstoring (geluidshinder en visuele hinder) ten aanzien van de in de
omgeving aanwezige fauna met zich kunnen meebrengen. Deze effecten zullen onderzocht worden.
5.1.5.2 Exploitatiefase
Het voorgenomen project heeft enerzijds als doel de vervanging van de geleiders van een bestaande
hoogspanningslijn. Hierdoor zal het aanvaringsrisico voor avifauna niet wijzigen. Anderzijds wordt de
hoogspanningslijn tussen Heze – Meerhout – Van Eyck uitgebreid met een 2de draadstel. Het bijkomende
draadstel kan het aanvaringsrisico voor avifauna vergroten. In het project-MER zal daarom onderzocht
worden waar kritische locaties voor draadslachtoffers aanwezig zijn en waar milderende maatregelen een
meerwaarde betekenen t.a.v. avifauna. Er zal ook onderzocht worden of optimalisaties nodig zijn voor de
hoogspanningslijn die momenteel al uitgerust is met 2 draadstellen. Er zal gesteund worden op de
beschikbare kaart, die in opdracht van ELIA in 2012 werd opgemaakt voor gans Vlaanderen, met aanduiding
van de kwetsbare zones.
Op basis van beschikbare literatuur wordt nagegaan of de wijziging van de EM-velden een relevant effect heeft ten aanzien van fauna.
75
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Om veiligheidsredenen is onder de hoogspanningslijn geen hoogstammige vegetatie toegelaten. Het
onderhoud en snoeibeleid van de 380 kV-lijn tussen Massenhoven en Heze zal niet wijzigen ten opzichte
van de huidige situatie. Maar onder de hoogspanningslijn tussen Heze – Meerhout – Van Eyck is de
kapstrook momenteel slechts aanwezig aan één zijde van het bestaande draadstel. Onder deze lijn met
slechts 1 draadstel zal de kapstrook uitgebreid worden na het plaatsen van het 2de draadstel. Het
ruimtebeslag van deze ingreep zal beoordeeld worden in het project-MER, rekening houdend met het
natuurbeheerplan dat opgemaakt zal worden.
Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie
5.1.6.1 Aanlegfase
Vermits de visuele hinder van de werkzaamheden naar omwonenden onder de discipline mens – ruimtelijke aspecten wordt behandeld, wordt enkel het mogelijk effect (van ruimte-inname) op het bodemkundig en archeologisch erfgoed binnen de werfzones en de werfdepots relevant geacht tijdens de aanlegfase.
5.1.6.2 Exploitatiefase
Het project betreft de uitbreiding met een bijkomend draadstel en de vervanging van het bestaande draadstel op een bestaande hoogspanningslijn. Er zullen ook 3 bestaande masten vervangen worden door sterkere masten maar op dezelfde locatie als de bestaande masten. Tot slot zal de vegetatie onder hoogspanningslijnen verwijderd worden. Dit gebeurt momenteel ook al. Maar onder de hoogspanningslijn met slechts 1 draadstel is de kapstrook slechts aanwezig aan één zijde van het bestaande draadstel. De kapstrook zal uitgebreid worden na het plaatsen van het 2de draadstel. De visuele impact van deze ingrepen zal behandeld worden in het project-MER.
Mens – ruimtelijke aspecten
5.1.7.1 Aanlegfase
De werken tijdens de aanlegfase gaan gepaard met een tijdelijk ruimtebeslag. Dit ruimtebeslag wordt veroorzaakt door de werfzones, werftoegangen, werfdepots en de 3 nieuwe masten. Hierbij moet opgemerkt worden dat effecten ten aanzien van betrokken landbouwers reeds beperkt worden door een protocolakkoord dat Elia heeft afgesloten met de landbouworganisaties (Boerenbond en Algemeen Boerensyndicaat) voor de vergoedingen die aan betrokken landbouwers betaald worden voor de teeltverliezen. De vergoedingen hangen o.a. af van de geteelde gewassen8.
Het gebruik van machines voor graafwerkzaamheden, bemaling, funderingen, mobiele trekstations, werfverkeer zal mogelijks visuele verstoring en verkeershinder met zich meebrengen.
5.1.7.2 Exploitatiefase
Wat betreft mens – ruimtelijke aspecten worden er tijdens de exploitatiefase geen effecten verwacht
aangezien het gaat over een bestaande hoogspanningslijn. De uitbreiding met een bijkomend draadstel en
de vervanging van het bestaande draadstel op de 380 kV-lijn heeft geen invloed op de onderliggende
functies wat betreft de ruimtelijke aspecten.
8 De medewerkers van Elia stellen voor de werken samen met de landbouwers een plaatsbeschrijving op en bekijken achteraf de
geleden schade. Meer info daarover op http://www.elia.be/nl/over-elia/corporate-social-responsibility/mens-milieu/vergoedingen-
landbouw
76
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Mens – gezondheid
5.1.8.1 Aanlegfase
Het gebruik van machines voor graafwerkzaamheden, bemaling, funderingen, mobiele trekstations, werfverkeer, verlichting van de werf zal mogelijks gezondheidseffecten met zich mee brengen als gevolg van atmosferische emissies, emissies naar de bodem en het grondwater, lozing naar het oppervlaktewater, geluid, stof- en lichthinder.
Het aspect EM velden is niet relevant tijdens de aanlegfase. Tijdens de werken wordt de spanning volledig
van de geleiders gehaald.
5.1.8.2 Exploitatiefase
De versterking van de hoogspanningslijn heeft als doel om meer stroom te kunnen transporteren. Dit zal een wijziging van het EM veld veroorzaken, zowel ter hoogte van de bovengrondse hoogspanningsleidingen als ter hoogte van de onderstations. Er bestaat bezorgdheid omtrent mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van de EM-velden veroorzaakt door hoogspanningslijnen. In het project-MER zal het gezondheidseffect beschreven worden door een inschatting te maken van het aantal gehinderden en kwetsbare functies gelegen binnen de contouren voor de EM drempelwaarden. Er zal ook aangegeven worden hoe omgegaan zal worden met de psychosomatische effecten.
Geluidshinder kan tijdens de exploitatiefase optreden als gevolg van het corona-effect.
Lichthinder tijdens de exploitatiefase kan veroorzaakt worden door lichtbebakening van de masten. Dit
aspect zal behandeld worden in het project-MER.
5.2 Samenvatting
Uit het bovenstaande blijkt dat de disciplines Bodem en Water een minder grote impact op het milieu zullen
hebben. Deze disciplines zullen in beperkte mate worden uitgewerkt in het project-MER. Zij worden
beschouwd als niet-sleuteldisciplines. Andere disciplines zoals Biodiversiteit, Mens (ruimtelijke aspecten en
gezondheid) en Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie zullen voor het ganse tracé van belang zijn
en worden als sleuteldisciplines beschouwd. De disciplines Geluid & trillingen zal input leveren voor de
hinderaspecten onder Biodiversiteit en Mens - gezondheid.
Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de hierboven beschreven scoping.
Tabel 5-1: Overzicht scoping
Discipline Aanlegfase Exploitatiefase
Bodem Wijziging van bodemgebruik
Wijziging van bodemkwaliteit Niet van toepassing
Water
Grondwaterverlaging
Wijziging van grondwaterkwaliteit
Wijziging van
oppervlaktewaterkwaliteit
Wijziging van oppervlaktekwantiteit
Aantasting van structuurkwaliteit
Niet van toepassing
Geluid & trillingen Geluidstoename t.g.v. de
werkzaamheden Corona-effecten
Lucht & klimaat Niet van toepassing Effecten t.g.v. klimaatsverandering
77
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Discipline Aanlegfase Exploitatiefase
Biodiversiteit Ruimtebeslag
Verdroging t.g.v.grondwaterverlaging
Verstoringseffecten
Wijziging van EM-velden
Wijziging van aanvaringsrisico’s voor
avifauna
Ruimtebeslag
Landschap, bouwkundig erfgoed &
archeologie Verstoring van bodemkundig en
archeologisch erfgoed Visuele impact
Mens – ruimtelijke aspecten Ruimtebeslag
Visuele verstoring
Verkeershinder
Niet van toepassing
Mens - gezondheid
Via atmosferische emissies
Via emissies naar de bodem en het
grondwater
Via lozing naar het oppervlaktewater
Geluid
Stofhinder
Lichthinder
EM-straling
Geluid
Lichthinder
Psychosomatische aspecten
78
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
6 METHODIEK BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE, EFFECTVOORSPELLING EN -BEOORDELING
6.1 Algemeen
Afbakening van het studiegebied
Het projectgebied is het gebied waarbinnen effecten ten gevolge van de aanleg- of exploitatiefase van het
project kunnen plaatsvinden. Dit komt voor het voorliggend project grotendeels overeen met de
bovengrondse 380 kV-hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck, inclusief de verschillende
werfzones, werftoegangen en werfdepots.
Het studiegebied wordt voor elke discipline apart afgebakend.
Beschrijving van de referentiesituatie
Voor het project-MER wordt voorgesteld om als referentiesituatie de huidige situatie te hanteren. De huidige
planning voorziet immers om vanaf februari – maart 2021 te starten met werken. Gezien de korte
uitvoeringstermijn van het project kan gesteld worden dat de referentiesituatie overeenkomt met de huidige
situatie.
Effectvoorspelling
Per discipline zal aangegeven worden welke effectgroepen besproken worden en welke effectgroepen
beoordeeld worden. Indien effectgroepen wel besproken, maar niet beoordeeld worden, zal toegevoegd
worden aan welke discipline de gegevens doorgegeven worden.
Effectbeoordeling
Binnen elke discipline zal voor de effectbeoordeling een 7-delige schaal als significantiekader gebruikt
worden. Bij de bepaling van het significantieniveau per effectgroep zal onder meer rekening gehouden
worden met volgende criteria: duur van het effect (tijdelijk of permanent), grootte en omvang van het effect,
kwetsbaarheid en/of zeldzaamheid (van gronden, oppervlaktewateren, soorten, habitats, monumenten,
landschappen, bevolkingsgroepen) en de mate waarin aan kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan.
De 7-delige schaal die in elke discipline gehanteerd zal worden, is de volgende:
• aanzienlijk negatief effect (permanent negatief effect dat groot in omvang is): - - -
• negatief effect (permanent negatief effect dat klein in omvang is of een tijdelijk negatief effect dat
groot in omvang is): - -
• beperkt negatief effect (tijdelijk negatief effect dat klein in omvang is): -
• verwaarloosbaar of geen effect: 0
• beperkt positief effect (tijdelijk positief effect dat klein in omvang is): +
• positief effect (permanent positief effect dat klein in omvang is of een tijdelijk positief effect dat groot
in omvang is): + +
• aanzienlijk positief effect (permanent positief effect dat groot in omvang is): + + +
Niet alle effectgroepen die beschreven worden, zullen ook beoordeeld worden. Bepaalde effectgroepen
dienen als basis voor de effectbeschrijving in andere disciplines bijvoorbeeld grondwaterverlaging,
geluidshinder bij werkzaamheden, wijziging van EM velden,…
79
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
6.2 Per discipline
Bodem
6.2.1.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline Bodem komt overeen met de ruimte die door de verschillende werfzones
ingenomen zal worden, eventueel uitgebreid de invloedstraal van een mogelijke bemaling bij de
funderingswerken van de 3 nieuwe masten.
6.2.1.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Bij de bespreking van de referentiesituatie zal een beschrijving gegeven worden van:
• de pedologische karakteristieken in het studiegebied: wordt behandeld op basis van de Bodemkaart
van België;
• de geologische gesteldheid: hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Databank Ondergrond
Vlaanderen (DOV);
• het bodemgebruik binnen het projectgebied: bespreking op basis van de bodemgebruikskaart9.
6.2.1.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren voor:
• wijziging bodemgebruik: kwalitatieve beschrijving met aanduiding van de zones waar deze wijziging
tijdelijk/permanent zal zijn. De effectbeoordeling is ondergebracht bij de discipline mens – ruimtelijke
aspecten;
• wijziging van bodemkwaliteit: kan ontstaan door het aantrekken van een grondwaterverontreiniging
tijdens een bemaling. Dit effect zal ingeschat worden op basis van uitgevoerde bodemonderzoeken
volgens de databank van OVAM.
Water
6.2.2.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline Water komt overeen met het studiegebied van de discipline Bodem,
eventueel uitgebreid met de waterlopen waarin het bemalingswater van een mogelijke bemaling (bij de
funderingswerken van de 3 nieuwe masten) geloosd kan worden.
6.2.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Bij de bespreking van de referentiesituatie zal een beschrijving gegeven worden van:
• de waterkwaliteit: bespreking op basis van de bodemonderzoeken die volgens de databank van
OVAM zijn uitgevoerd ter hoogte van het studiegebied. Er wordt hierbij gefocust op onderzoeken die
gelegen zijn binnen de invloedzone van de eventuele bemalingen. Daarnaast wordt de gevoeligheid
van het grondwater besproken op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart en de
beschermingszones voor grondwaterwinningen;
• de hydrografie: wordt besproken op basis van de topografische kaart en Vlaamse Hydrografische
Atlas.
9 De bodemgebruikskaart is gebaseerd op de biologische waarderingskaart (BWK). Ter hoogte van verschillende masten en ter hoogte
van de zones voor kabeltrek werd in mei 2017 een actualisatie van de BWK uitgevoerd (zie discipline biodiversiteit). Hiermee is
rekening gehouden bij de opmaak van de bodemgebruikskaart.
80
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
6.2.2.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren voor:
• grondwaterverlaging door eventuele bemalingen tijdens de aanlegfase. De impact van
grondwaterbemalingen zal berekend worden aan de hand van een aangepaste analytische formule
(Edelman, Bruggeman, …);
• wijziging van grondwaterkwaliteit kan ontstaan door het aantrekken van een
grondwaterverontreiniging tijdens een bemaling. Dit effect zal ingeschat worden op basis van
uitgevoerde bodemonderzoeken volgens de databank van OVAM;
• wijziging van oppervlaktewaterkwaliteit ten gevolge van het lozen van bemalingswater. Dit effect zal
bepaald worden op basis van de kenmerken van het te lozen bemalingswater
• wijziging van oppervlaktewaterkwantiteit bij het lozen van bemalingswater. Dit effect zal bepaald
worden op basis van de hoeveelheid te lozen bemalingswater;
• aantasting van structuurkwaliteit ten gevolge van de aanwezigheid van een waterloop ter hoogte van
de werfzones. Dit effect zal kwalitatief beschreven worden.
Geluid & trillingen
6.2.3.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline geluid betreft de 200 m zone aan weerszijden van de bovengrondse
hoogspanningsverbinding waarbinnen corona-effecten kunnen optreden en de 500 m zone rond de nieuwe
en de te vervangen masten.
6.2.3.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Er zijn geen geluidsmetingen voorzien ter beschrijving van de referentiesituatie, noch voor de situatie rond
de werfzones (aanlegfase), noch ter bepaling van het ‘corona-effect’ veroorzaakt door de huidige geleiders
(exploitatiefase).
Het huidige ‘corona-effect’ kan echter wel beschreven worden aan de hand van een theoretisch model.
Hiervoor wordt conform NBN-EN-50341-1:2012 art 5.10.2 internationaal gebruik gemaakt van formules zoals
gepubliceerd door CIGRE (Conseil International des Grands Réseaux Electriques10). De aldus berekende
parameter AN (Audible Noise’ of ‘hoorbaar geluid’) dient dan vergeleken te worden met de nationale
regelgeving, zoals beschreven in NBN EN 50341-3:200111. Deze berekeningen zullen uitgevoerd worden
door Elia.
6.2.3.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren voor:
• geluidshinder t.g.v. de werkzaamheden: kwalitatieve beschrijving aan de hand van het op enkele
referentieafstanden (10 m, 20 m, 50 m, 100 m en 200 m) te verwachten specifiek geluid van de
verschillende activiteiten tijdens de aanlegfase. Het type en aantal ingezette machines wordt per
werffase door de opdrachtgever opgegeven, op basis van gelijkaardige werven die momenteel in
uitvoering zijn;
• corona-effecten: Dit effect wordt beschreven aan de hand van een theoretisch model, op basis van
door Elia-deskundigen met de CIGRE-formules theoretisch bepaalde geluidsniveaus.
10 Interferences produced by corona effect of electric systems -- Practical Guide for Calculation -- Chapter 8” uit 1974 11 Bovengrondse elektrische lijnen boven 45 kV wisselspanning – Deel 3 Verzameling van nationale normatieve aspecten – art 5.5.2
81
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Lucht & klimaat
6.2.4.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor deze discipline komt overeen met het projectgebied.
6.2.4.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Er wordt een beknopte beschrijving gegeven van de te verwachten scenario’s voor de klimaatsverandering.
6.2.4.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
Er zal op kwalitatieve wijze afgetoetst worden of het project bestand is tegen de extreme
weersomstandigheden ten gevolge van de verwachte klimaatsveranderingen.
Biodiversiteit
6.2.5.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline Biodiversiteit komt overeen met het tracé van de hoogspanningslijn,
oppervlakte ingenomen door de verschillende werfzones, werftoegangen en werfdepots en de invloedstraal
van een mogelijke bemaling bij de funderingswerken van de 3 nieuwe masten. Daarnaast dient ook de zone
beschouwd te worden waarin een verhoogd geluidsniveau kan optreden. Het gaat om een zone van zo’n
200 m rondom de lijn en 500 m rondom werfzones, zoals in de discipline Geluid is aangehouden. Voor
avifauna wordt eveneens rekening gehouden met de belangrijke vogelgebieden en –routes.
6.2.5.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Bij de bespreking van de referentiesituatie zal een beschrijving gegeven worden van:
• de ecologische waarde binnen het studiegebied: dit wordt beschreven op basis van de meest
recente versie van de Biologische waarderingskaart (BWK) en Natura 2000 Habitatkaart (nl. versie
augustus 2018) en gegevens van www.waarnemingen.be. Deze gegevens zullen aangevuld worden
met inventarisaties van de bomen en habitattypes onder de nieuwe lijn, toevallige waarnemingen
tijdens dit veldwerk, ….
• de natuurbeschermingsgebieden: Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, Vlaams Ecologisch Netwerk
(VEN), Vlaamse en erkende natuurreservaten;
• de belangrijke vogelgebieden en –routes: bespreking op basis van de Vlaamse risicoatlas vogels-
windturbines.
Daarnaast zal gebruik gemaakt worden van de studie van Aves-Natagora, Natuurpunt, INBO en
Vogelbescherming Vlaanderen in opdracht van Elia waarbij de hoogspanningsleidingen in België
geklasseerd werden volgens aanvliegrisico.
6.2.5.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren voor:
• ruimtebeslag (zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase): Op basis van een GIS
analyse wordt een overlay gemaakt van elke ruimte-inname met de BWK (gedeeltelijk bijgewerkt op
basis van uitgevoerde inventarisaties). Voor de vernietiging van kleine landschapselementen zal
gebruik gemaakt worden van recente luchtfoto’s en uitgevoerde inventarisaties. De ernst van het
ecotoop-/vegetatieverlies wordt kwalitatief beoordeeld aan de hand van biologische waardering,
zeldzaamheid, ontwikkelingsgraad, herstelbaarheid.
• verdroging t.g.v. grondwaterverlaging: aan de hand van een kwalitatieve beoordeling op basis van
de resultaten van de discipline water. Indien er een potentiële impact op grondwaterafhankelijke
82
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
vegetaties wordt verwacht, zullen milderende maatregelen (zoals retourbemaling, tijdstip van de
werkzaamheden, …) bepaald worden.
• verstoringseffecten: Er wordt een kwalitatieve bespreking voorzien op basis van eerder uitgevoerde
milieueffectrapportage voor aanleg van een bijkomend draadstel. Een beschrijving en beoordeling
op basis van een geluidsmodellering wordt niet voorzien. Wel zullen aanbevelingen gegeven worden
aangaande de periode waarin al of niet gewerkt mag worden in relatie tot de aanwezige gevoelige
vogelsoorten.
• wijziging van EM-velden: dit zal besproken worden o.b.v. beschikbaar literatuuronderzoek m.b.t.
effecten van EM-straling op fauna.
• wijziging van aanvaringsrisico’s voor avifauna: Met het oog op de optimalisatie van het project zal
onderzocht worden waar kritische locaties voor draadslachtoffers aanwezig zijn en milderende
maatregelen een meerwaarde betekenen t.a.v. avifauna. Hierbij zal gesteund worden op de
beschikbare kaart, die in opdracht van Elia in 2012 werd opgemaakt voor gans Vlaanderen, met
aanduiding van de kwetsbare zones. Het opvragen van nieuwe avifaunagegevens langsheen het
ganse tracé wordt niet als noodzakelijk geacht aangezien het een vernieuwing of uitbreiding van een
bestaande leiding betreft.
Als afzonderlijke bijlage bij de discipline Biodiversiteit wordt een verscherpte natuurtoets i.k.v. artikel 26bis
en een passende beoordeling i.k.v. artikel 36ter opgemaakt.
Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie
6.2.6.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied van de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie komt voor de ruimtelijke
impact overeen met een zone van 2 km rond de hoogspanningslijn. De impact op bodemkundig en
archeologisch erfgoed zal enkel ter hoogte van de werfzones en werfdepots onderzocht worden.
6.2.6.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Bij de bespreking van de referentiesituatie zal een beschrijving gegeven worden op:
• macroniveau:
o indeling van het landschap in traditionele landschappen;
• mesoniveau:
o overzicht ankerplaatsen, relictzones, erfgoedlandschappen;
• microniveau:
o beschermd onroerend erfgoed
o eventueel gekend archeologisch erfgoed.
6.2.6.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren voor:
• verstoring van bodemkundig en archeologisch erfgoed: op basis van eventueel beschikbare archeologienota of experten oordeel;
• visuele impact: op basis van een kwalitatieve beschrijving van het landschap en ingrepen in functie van het project.
Mens – ruimtelijke aspecten
6.2.7.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline Mens – ruimtelijke aspecten komt overeen met de werftoegangen,
werfzones en werfdepots.
83
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
6.2.7.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Bij de bespreking van de referentiesituatie zal een beschrijving gegeven worden van:
• de bestemmingen: aan de hand van het gewestplan en geldende RUP’s en BPA’s;
• het bodemgebruik: zal beschreven in de discipline bodem, aangevuld met het gewestplan en
orthofoto’s
• de verkeersintensiteit op relevante wegen: ingeschat op basis van de indeling in het type weg
(gewestweg, lokale weg, …).
6.2.7.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
De effectbeschrijving zal als volgt gebeuren:
• ruimtebeslag: Dit effect treeft (tijdelijk/permanent) op ter hoogte van de verschillende werfzones, werftoegangen, werfdepots en de 3 nieuwe masten en wordt kwantitatief besproken op basis van de gebruiksfuncties van de ingenomen percelen.
• De verkeershinder wordt beknopt besproken o.b.v. info over rijroutes en eventuele uitzonderlijke transporten.
• De visuele hinder naar omwonenden van werfdepots en werfzones rondom de masten wordt kwalitatief besproken.
Mens – gezondheid
6.2.8.1 Afbakening van het studiegebied
Het studiegebied voor de discipline Mens - gezondheid volgt uit de reikwijdte van de geluidscontouren en
magnetische velden. Dit is de zone waarbinnen mogelijk hinder of gezondheidseffecten te verwachten zijn
voor de mens.
6.2.8.2 Beschrijving van de referentiesituatie
Volgens het nieuwe richtlijnenboek voor mens – gezondheid dient de beschrijving van de referentiesituatie te
FASE A: Inventarisatie (prefase)
o Stap 1. Beschrijving van ruimtegebruik en betrokken populatie:
Deze fase omvat de beschrijving van ruimtegebruik en de betrokken populatie in het studiegebied.
De beschrijving dient te gebeuren voor het invloedsgebied. Dit invloedsgebied zal worden bepaald door de
reikwijdte van de geluidscontouren en magnetische velden. Bijgevolg zal het ruimtegebruik en betrokken
populatie worden beschreven in een volgende fase.
Bij de beschrijving van de betrokken populatie zal gebruik gemaakt worden van de GIS-databank van het
Vlaams Planbureau voor Omgeving.
6.2.8.3 Effectvoorspelling en -beoordeling
Volgens het nieuwe richtlijnenboek voor mens – gezondheid zal de effectbeschrijving en -beoordeling in de
volgende stappen gebeuren:
• FASE A: Inventarisatie (prefase)
o Stap 2. Identificatie van potentiële relevante milieustressoren:
Vervolgens wordt de potentiële relevante milieustressoren bepaald. De deskundige lijst alle potentiële
(relevante) stressoren afkomstig van de activiteiten op. Potentiële chemische stressoren die relevant
zijn en binnen het MER besproken worden, zijn opgenomen in een sectorspecifieke lijst. Daarnaast
kunnen bijkomende chemische stressoren gedefinieerd worden door de abiotische MER-disciplines.
Tabel 6-1: Identificatie van potentiële relevante milieustressoren
84
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
STAP 2: Stressoren Specifieke omschrijving
stressor en/of bron,
gezondheidsimpact(1)
Uitwerking in MER – J/N
Chemische stressoren
Via atmosferische
emissies
Emissie van werfmachines en
het werfverkeer
De impact op de luchtkwaliteit ten gevolge van
stofhinder en emissies van machines wordt niet relevant
geacht, gezien de korte werktijd en beperkte
invloedzone van de werken.
Via emissies naar de
bodem en het grondwater
Accidentele emissie Bij eventuele accidentele emissie dient cfr. het
Bodemdecreet onmiddellijk te worden ingegrepen.
Via lozing naar het
oppervlaktewater
Lozing van bemalingswater Verontreinigd bemalingswater van eventuele
bemalingen mag niet geloosd worden.
Geur Er zijn geen relevante geurbronnen verbonden aan het
project.
Fysische stressoren
Geluid Geluidsemissies van
(werf)machines en het
(werf)verkeer
Er zal nagegaan worden of er mogelijks
gezondheidseffecten ten gevolge van de
geluidsemissies zijn tijdens de aanlegfase.
Het corona-effect Er zal op basis van input van Elia m.b.t. metingen
corona-effect voor 380 kV-lijn nagegaan worden of
er effecten op de gezondheid kunnen optreden.
Trillingen Er zijn geen relevante bronnen van trillingen verbonden
aan het project.
Wind Er wordt geen relevante windhinder of risico op
windgevaar verwacht.
Licht, schaduw Eventuele verlichting van de werf Er zal nagegaan worden of er mogelijks
gezondheidseffecten ten gevolge van de lichthinder
zijn. Lichtbebakening van de masten
Warmte Transport van elektriciteit
doorheen hoogspannings-
leidingen gaat gepaard met
warmteverliezen. Deze verliezen
worden o.a. veroorzaakt door de
weerstand van de geleiders.
De warmteverliezen afkomstig van de bovengrondse
geleiders zijn gering per lopende meter en de
geproduceerde warmte wordt onmiddellijk afgegeven
aan de omgevingslucht en heeft dan ook een
verwaarloosbare impact op de omgeving en het milieu.
Er worden dan ook geen gezondheidseffecten
verwacht.
EM-straling Magnetische straling Er zal nagegaan worden of er mogelijks
gezondheidseffecten ten gevolge van de EM-
straling zijn. Hiervoor wordt het aantal bewoners,
bebouwde en onbebouwde percelen, kwetsbare
functies binnen de EM-contouren van 0,4 μT en 20
μT bepaald.
Voor de bepaling van de EM-contouren zal gebruik
gemaakt worden van een onderzoek aangeleverd
door Elia zelf. Hierbij wordt een mogelijke cumulatie
daar waar de 380 kV-lijn parallel loopt of kruist met
een andere bovengrondse hoogspanningslijn (zie
paragraaf 6.4) in rekening gebracht.
85
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
STAP 2: Stressoren Specifieke omschrijving
stressor en/of bron,
gezondheidsimpact(1)
Uitwerking in MER – J/N
Biologische stressoren
Infectiegevaar Er zijn geen relevante bronnen van infectiegevaar
verbonden aan het project.
Acute vergiftiging door
toxines
Er zijn geen relevante bronnen van biologische toxines
verbonden aan het project.
Chronische toxiciteit Er zijn geen relevante bronnen van chronische toxiciteit
verbonden aan het project.
Allergenen Er zijn geen relevante bronnen van allergenen
verbonden aan het project.
Overlast van ongedierte Er zijn geen elementen verbonden aan het project die
ongedierte aantrekken.
Stofhinder Neervallend stof bij de
aanlegfase
De werken dienen uitgevoerd te worden cfr. Vlarem om
stofdepositie zoveel mogelijk te beperken. Er worden
geen relevante gezondheidseffecten verwacht.
Andere:
Nabijheid groene ruimte
Psychosomatische
aspecten
Bezorgdheid bij omwonenden
omwille van de aanwezigheid
van EM-velden
De psychosomatische effecten zullen onderzocht
worden.
• FASE B: Milieueffectrapportage (MER-fase)
o Stap 3. Inventarisatie van stressoren:
Potentieel relevante milieustressoren worden geïnventariseerd. De relevantie wordt afgetoetst aan de
selectiecriteria voor verdere gezondheidskundige evaluatie van blootstelling (deze verschilt per
stressor). De blootstellingsgegevens worden geleverd als resultaat van modelleringen, gemeten
externe concentraties (emissies, immissies), berekende inschattingen of kwalitatieve beoordelingen.
o Stap 4. Beoordeling gezondheidsimpact:
Gezondheidsrisicoanalyse is de studie van fysische, chemische en biologische agentia in de
leefomgeving, die een (relevante) impact kunnen hebben op de gezondheid. Om de impact van een
activiteit/instelling op de gezondheid van de betrokken populatie in het studiegebied in het MER te
evalueren, wordt rekening gehouden met:
- de ernst van de wijziging in het milieu – indien relevant - afgetoetst aan de mate waarin van
overschrijding van advieswaarden;
- de omvang en aard van de bestaande milieudruk en de grootte van de betrokken populatie
• FASE C:
• Stap 5: Post-evaluatie: De initiatiefnemer van het project formuleert voorstellen om bepaalde
stressoren t.g.v. het project op te volgen in de tijd. Dit kunnen voorstellen zijn van het type
milieumetingen, gezondheidsregistraties, klachtenregistratie –en behandeling, bevraging bij de
bevolking, organisatie van (risico-)communicatie, opvolging van wetenschappelijke literatuur,
samenwerking met overheidsdiensten of lokale gezondheidswerkers (bv. medische milieukundigen),
of eventuele lokale klankbordgroepen.
6.3 Ontwikkelingsscenario’s
Per discipline zal nagekeken worden of het project een invloed heeft op de ontwikkelingsscenario’s. Er wordt
nagekeken of de ontwikkelingsscenario’s nog kunnen gerealiseerd worden nadat het project uitgevoerd is.
86
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Tevens wordt nagegaan of het al dan niet realiseren van de ontwikkelingsscenario’s impact heeft op de
effectbeschrijving en –beoordeling van het project.
Autonome ontwikkeling
Een autonome ontwikkeling is een ontwikkeling of evolutie die spontaan plaatsvindt. Het is de ontwikkeling
die het studiegebied doormaakt zonder gestuurde menselijke beïnvloeding.
De autonome ontwikkeling betreft in dit project de huidige situatie, namelijk het voortbestaan van de
vergunde lijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck met de huidige geleiders.
Gestuurde ontwikkeling
Een gestuurde ontwikkeling is een ontwikkeling of evolutie die plaatsvindt als gevolg van de uitvoering van
plannen of projecten (door zowel private als publieke initiatiefnemers) en van door de overheid genomen
beleidsbeslissingen.
Hieronder worden gestuurde ontwikkelingen die relevant zijn voor het project beschreven.
6.3.2.1 Relevante ontwikkelingen in BPA’s/RUP’s
Onder de hoogspanningslijn Massenhoven – Meerhout – Van Eyck zijn enkele RUP’s van toepassing. Er zal
nagegaan worden of de ontwikkelingen voorgesteld en gepland in de RUP’s interfereren met voorliggend
project. De grafische plannen van de RUP’s worden weergegeven onder paragraaf 4.1.
6.3.2.2 Overige projecten van Elia 12
Andere relevante projecten van Elia (die aansluiten op de verbinding Massenhoven – Meerhout – Van Eyck)
zijn:
• In het meerjarenplan is voorzien om het bestaande 380kV net verder te versterken.
o Momenteel wordt de as Mercator – Horta – Avelgem – Frankrijk versterkt door het
vervangen van de bestaande geleiders door HTLS geleiders voor een vermogen van 2 x 3
GW.
o Gefaseerd over een periode van 10 jaar zal ook de as Van Eyck – Gramme – Courcelles –
Mercator – Massenhoven versterkt worden.
o De as westen – centrum voorziet een versterking door middel van een nieuwe corridor met
een capaciteit van 2 x 3 GW.
o De as Stevin – Avelgem voorziet een versterking door middel van een nieuwe corridor met
een capaciteit van 2 x 3 GW.
o Verder wordt voorzien om de interconnectoren met de buurlanden uit te breiden.
6.4 Cumulatieve effecten
Cumulatieve effecten kunnen optreden ten gevolge van de aanwezigheid van een andere bovengrondse
hoogspanningslijn. Dit is het geval:
• tussen Massenhoven en Heze:
o kruising met 70 kV verbinding tussen Herenthout en Mol en een aftakking van deze
verbinding richting Geel/Oevel.
• tussen Heze en Meerhout:
o parallel aan 150 kV lijn tussen Heze en Meerhout
12 In het federal ontwikkelingsplan van het transmissienet 2020-2030 werden de verschillende netversterkingen voor de periode 2020-
2030 beschreven. https://www.elia.be/~/media/files/Elia/publications-2/Public-
Consultation/2018/FDP/181008_BOOK_ELIA_NL_BrochurePlanFederal.pdf
87
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
• tussen Meerhout en Van Eyck
o kruising met 70 kV lijn tussen TIP (Beringen) en Mol,
o kruising met 150 kV lijn tussen Beringen en Mol
o kruising met 70 kV lijn tussen Hechtel en Overpelt
o kruising met 70 kV lijn tussen Gerdingen en St.-Huibrechts-Lille
o parallel aan 70 kV lijn tussen Gerdingen en Maaseik.
De cumulatieve effecten van het project worden meegenomen in de disciplines EM velden, Geluid,
Biodiversiteit, Landschap en Mens – gezondheid.
6.5 Leemten in de kennis
Leemten die in het onderzoek naar de effecten naar boven komen, zullen opgelijst worden.
88
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
7 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
Het projectgebied is volledig op Vlaams grondgebied gelegen, in de provincies Antwerpen en Limburg. De
dichtstbijzijnde grens is de Nederlandse grens, op ca. 2,7 km van het onderstation Van Eyck. Toch worden
er geen grensoverschrijdende effecten verwacht aangezien de invloedzone van de effecten niet zo ver reikt
(bv. EM velden, geluidscontouren, zichten…).
89
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
BIJLAGE 1: KAARTENBUNDEL
Kaart 1: Topografische kaart
Kaart 2: Orthofoto
Kaart 3: Gewestplan
90
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
BIJLAGE 2: FYSICHE PRINCIPES VAN DE ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN
Alle componenten die tussenkomen in het transport van elektrische energie evenals het merendeel van de
uitrustingen die zij voeden, produceren elektrische en magnetische velden met dezelfde frequentie als deze
van het elektriciteitsnet. In Europa en in de meeste landen bedraagt deze zogenaamde industriële frequentie
50 Hz
In de elektriciteitsleer wordt het elektrisch veld gebruikt om het verschijnsel van aantrekking of afstoting door
een elektrische lading op een andere elektrische lading aan te geven13. Op dezelfde manier karakteriseert
het magnetisch veld de kracht uitgeoefend door een bewegende elektrische lading (stroom) of door een
permanente magneet op een andere elektrische lading in beweging. De praktische eenheid voor de sterkte
van het elektrisch veld is de kilovolt per meter kV/m (1000 V/m); deze voor de sterkte van het magnetisch
veld is de ampère per meter (A/m). Men geeft echter dikwijls de voorkeur aan de eenheid van de
geïnduceerde magnetische veldsterkte die de invloed van het magneetveld op een bepaalde omgeving
weergeeft. De praktische eenheid van magnetische inductie is de microtesla (µT) (1 µT = 0,000001 T).
In het vervolg van dit document zullen we ter vereenvoudiging de term magnetisch veld gebruiken in plaats
van magnetisch inductieveld, ook al is het algemeen gebruikelijk de eenheid van magnetische inductie te
gebruiken om de veldsterkte te karakteriseren. Dit schept geen probleem voor de meeste niet-magnetische
middenstoffen, zoals lucht, waarvoor 1 µT overeenkomt met 0,8 A/m.
Vanuit een praktisch standpunt kan men stellen dat het elektrisch veld verbonden is met de spanning terwijl
het magnetisch inductieveld opgewekt wordt door de voorbijvloeiende stroom. Een voorwerp onder spanning
veroorzaakt steeds een elektrisch veld, ook al vloeit er geen enkele stroom door. Het magnetisch
inductieveld daarentegen, wordt alleen opgewekt als een stroom vloeit.
Sommige velden zijn constant of variëren slechts langzaam14, zoals het magnetisch veld van de aarde15 of
het natuurlijke elektrisch veld aan het aardoppervlak16.
De velden die opgewekt worden door de netten voor elektriciteitstransport en -distributie en door de
toestellen die door deze netten gevoed worden, zijn wisselvelden. Ze worden gekenmerkt door hun
frequentie (deze bedraagt 50 Hz) en hun intensiteit.
Een bovengrondse lijn genereert zowel een elektrisch als een magnetisch veld. Een ondergrondse kabel
daarentegen genereert geen elektrisch veld buiten de metalen afscherming die de kabel omringt.
Het magnetisch veld van een bovengrondse lijn17:
• is, in eerste benadering, evenredig met de sterkte van de stroom die er doorvloeit;
• is afhankelijk van de geometrische opstelling van de geleiders;
• neemt toe met de onderlinge afstand tussen de geleiders zelf;
• neemt af met de afstand tot de lijn;
• is niet afhankelijk van de spanning.
Vermits het magneetveld afhangt van de stroom en niet van de spanning, zal een bovengrondse
hoogspanningslijn niet noodzakelijk een sterker magneetveld produceren dan een lijn op een lagere
13 Het is bijvoorbeeld dit verschijnsel dat het gevoel van tinteling veroorzaakt als gevolg van het bewegen van de haartjes van de hand
wanneer men het in de buurt van een TV-scherm houdt.
14 Men spreekt ook van “statische” velden.
15 Dit veld wordt veroorzaakt door de circulatie van materie binnenin de aardkern en is van de grootteorde van 40 µT in onze streken.
16 Het is van de grootteorde van 100 tot 200 V/m maar kan 10kV/m overschrijden bij een onweer.
17 De lijn bevat steeds minstens drie vermogensgeleiders (fasegeleiders genoemd) en, in de meeste gevallen, ook een
beschermingsgeleider of bliksemdraad om ze te beschermen tegen blikseminslag en om de elektrische risico’s bij storingen en fouten te
beperken. Voor de lijnen met de hoogste spanningen (220 en 380kV) zijn de fasegeleiders bovendien meestal ontdubbeld ; men spreekt
in dat geval van bundelgeleiders.
91
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
spanning. Wanneer de spanning stijgt, zal echter over het algemeen ook de afstand tussen de geleiders en
de sectie ervan toenemen, zodat de velden meestal ook toenemen wanneer de nominale spanning stijgt.
Het maximale elektrisch veld dat onder een bovengrondse hoogspanningslijn aanwezig is, is in eerste
benadering evenredig met de spanning van de lijn en omgekeerd evenredig met de afstand tussen de
onderste geleider en de grond.
Magnetisch veld opgewekt door een bovengrondse lijn
Het magnetisch veld dat door een bovengrondse hoogspanningslijn opgewekt wordt, hangt in hoofdzaak af
van de stroom die er door vloeit en het aantal en de opstelling van de geleiders.
Men onderscheidt in het algemeen 2 gevallen naargelang de lijn een enkel circuit (draadstel genoemd,
gezien het 3 fasen bevat) of meerdere circuits (of draadstellen) bevat. Elk draadstel is dus samengesteld uit
een geheel van drie blanke geleiders die van elkaar geïsoleerd zijn. Voor de hoogste spanningen (380 kV)
bevat het draadstel 3 bundelgeleiders, waarbij elke bundel zelf samengesteld is uit minstens 2 blanke
geleiders (niet van elkaar geïsoleerd).
Naast de draadstellen omvat de lijn meestal een of 2 aardgeleiders - ook bliksemkabels of waakdraden
genoemd - die zich boven de draadstellen bevinden en bestemd zijn om deze te beschermen tegen
blikseminslag en ook om een deel van eventuele foutstromen af te leiden.
In normale bedrijfstoestand zal er steeds een zwakke stroom (enkele ampères) door deze waakdraad
vloeien.
Lijn met één draadstel of enkelvoudige lijn
In de veronderstelling dat, in eerste benadering, de geleiders rechtlijnig zijn en voor een welbepaalde
opstelling van deze, is het magnetisch veld rechtstreeks evenredig met de driefasenstroom die er doorvloeit
en met de gemiddelde onderlinge afstand tussen de geleiders. Het veld is, in eerste benadering18,
omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot het zwaartepunt van de 3 fasegeleiders, voor
zover deze afstand groot is in vergelijking met de gemiddelde afstand tussen de geleiders. In de nabijheid
van de lijn verandert het veld omgekeerd met de afstand tot de onderste geleider. Het aantal geleiders per
fase heeft daarentegen geen invloed op de waarde van het magnetisch veld.
Op basis van deze evenredigheidsregels, is het in principe mogelijk een berekende of gemeten veldwaarde
voor een bepaalde plaats en stroom te extrapoleren naar andere plaatsen of andere stroomwaardes.
In de praktijk dient men er echter rekening mee te houden dat de geleiders niet rechtlijnig zijn maar tussen 2
masten een zogenaamd “kettinglijnprofiel” volgen. Ze bevinden zich in het midden van de overspanning
dichter bij de grond dan ter hoogte van de isolatorkettingen van de masten. De verticale afstand tussen de
geleiders en de rechte lijn die hun ophangingspunten aan de isolatoren verbindt, wordt lokale doorhang
genoemd. Wanneer de overspanning waterpas is, d.w.z. dat de rechte die de ophangingspunten verbindt
horizontaal is en wanneer de grond ook waterpas is, stemt het laagste punt van de geleiders overeen met de
mediaan van de doorhang19.
Tenzij uitdrukkelijk anders gesteld wordt in het vervolg van het document, zijn de berekeningen steeds
uitgevoerd in de worst case scenario waarbij de geleiders rechtlijnig zijn, evenwijdig met de rechte die hun
ophangingspunten aan de isolatorkettingen verbindt en die de raaklijn is van de kettinglijn, d.w.z. gelegen is
op een fictieve hoogte boven de grond die in de buurt ligt van hun werkelijke hoogte in het laagste punt.
Een ander probleem dat zich bij de extrapolaties voordoet, is dat de doorhang van de geleiders afhangt van
hun temperatuur die op haar beurt afhangt van de stroom die er doorvloeit. Hoe groter de stroom is, hoe
18 Op grote afstand (> 50 m) wordt het veld beïnvloed door de stroom die geïnduceerd wordt in de aardgeleider en neemt dan niet
langer omgekeerd met het kwadraat van de afstand af maar omgekeerd met de afstand af.
Een eventueel onevenwicht tussen de fasestromen kan eveneens deze veldsterkteafnamewet lichtjes wijzigen.
19 Wanneer de grond sterk hellend is of wanneer de hoogte van aanpalende masten sterk verschilt, kan het zich voordoen dat het punt
waar de doorhang maximaal is, gevoelig verschilt van het punt waar de afstand tussen de geleiders en de grond het kleinst is.
92
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
groter de doorhang zal zijn. Daarom speelt er in de onmiddellijke nabijheid van de lijn meer dan alleen de
evenredigheid tussen het magnetisch veld en de stroom.
Ook hier dient men, tenzij uitdrukkelijk anders gesteld wordt in het vervolg van het document, de
berekeningen steeds uit te voeren voor het pessimistische scenario van doorhang bij nominale stromen (of
referentiestromen), d.w.z. de maximale toegelaten permanente stromen in de geleiders en dit voor de meest
ongunstige bedrijfsomstandigheden20.
In deze omstandigheden blijven de velden rechtstreeks evenredig met de stroom, wat toelaat ze voor elke
waarde van de stroom te extrapoleren.
Lijn met meerdere draadstellen of meervoudige lijn
Wanneer de lijn meerdere draadstellen omvat, worden de velden die door elk van deze verwekt worden in
elk punt van de ruimte vectorieel opgeteld.
Het is relatief eenvoudig de resultante hiervan te berekenen maar de extrapolatie naar de verschillende
plaatsen of naar verschillende waarden van de stroom is enkel mogelijk in het eenvoudige geval dat de lijn
slechts twee symmetrische draadstellen bevat waar identieke (of nagenoeg identieke) stromen doorvloeien.
Wanneer de lijn met 2 draadstellen in “dubbele vlag” opgesteld is (Figuur 0-2 e), kunnen er zich nog 2
gevallen voordoen naargelang de volgorde van de fasen in de twee draadstellen identiek is, zoals op Figuur
0-1 weergegeven wordt door de getallen 4, 8, 12, of omgekeerd21 is. Men spreekt in dat geval van een lijn
“met transpositie” of een lijn “met lage reactantie”.
In het eerste geval is de afname van het veld met de afstand omgekeerd evenredig met het kwadraat van de
afstand, zoals het geval is voor een enkelvoudige lijn. In het tweede geval neemt het veld benaderend af
omgekeerd evenredig met de derde macht van de afstand22. Men heeft er dus alle belang bij, wanneer het
technisch mogelijk is, de geleiders te transponeren23. In deze opstelling kan het zich echter voordoen dat het
veld in de as van de lijn groter is dan bij de opstelling zonder transpositie.
Voor de andere opstellingen, zoals de opstelling in driehoek of Donau (Figuur 0-2 g), of voor de opstellingen
met meer dan 2 draadstellen (Figuur 0-2 c en f), zijn de zaken minder evident en levert het niet noodzakelijk
een voordeel op om de volgorde van de geleiders om te wisselen.
In vele gevallen behoren de draadstellen tot onafhankelijke circuits, of zelfs tot andere spanningen, en kan
men enkel schattingen uitvoeren.
150-14 150-13
12
4
8
12
4
8
150-14 150-13
12
4
8 4
8
12
Figuur 0-1: Lijn zonder transpositie (links) en lijn met transpositie (rechts)
20 Volgens NBN C34-100.
21 In dat geval heeft men van hoog naar laag aan een kant 12, 8, 4, en 4, 8, 12 aan de andere kant
22 Bij grote afstand ten opzichte van de gemiddelde afstand tussen de geleiders en voor zover de stroom in de waakdraad te
verwaarlozen is.
23 Zelfs indien er verschillende stromen door de twee draadstellen vloeien
93
AANMELDING PROJECT-MER ELIA
Figuur 0-2: Standaardopstellingen van bovengrondse lijnen
Legende: a) Zadel - b) Driehoek - c) Kattekop - d) Horizontaal - e) f) Vlag - g) Donau - h) Caravelle
Elektrisch veld opgewekt door bovengrondse lijn
Het elektrisch veld is maximaal onder de geleiders en hangt hoofdzakelijk af van de spanning van de lijn en
de afstand tussen de onderste geleider en de grond.
Bij gelijke spanning en afstand tussen de geleider en de grond, zal het veld in de buurt van de grond echter
licht toenemen wanneer het aantal geleiders per fase toeneemt.
Wanneer men zich verwijdert van de as van de lijn, neemt het elektrisch veld snel af, vooral wanneer de lijn
meerdere draadstellen met getransponeerde fasen bevat.
a b c d
e f g h