Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor...

19
Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 Provincie Oost - Vlaanderen

Transcript of Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor...

Page 1: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

Plan-MER-screening

PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2

Provincie Oost - Vlaanderen

Page 2: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

COLOFON

Opdracht:

Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede

fase 2

Opdrachtgever:

Provincie Oost - Vlaanderen

Directie Ruimte

Dienst Ruimtelijke Planning

Provinciaal Administratief Centrum

Woodrow Wilsonplein 2

9000 Gent

Opdrachthouder:

Antea Belgium nv

Roderveldlaan

2600 Antwerpen

T : +32(0)3 221 55 00

F : +32 (0)3 221 55 01

www.anteagroup.be

BTW: BE 414.321.939

RPR Antwerpen 0414.321.939

IBAN: BE81 4062 0904 6124

BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer:

2268553010/jil

Datum: status / revisie:

Mei 2014 verzoek tot raadpleging

adviesinstanties

Juli 2014 Screening_Dienst MER

Vrijgave:

Marten Dugernier, Account Manager

Projectmedewerkers:

Marten Dugernier, Ruimtelijk planner

Sofie Claerbout, MER - deskundige

Jill Loos, Ruimtelijk planner

Antea Belgium nv 2014 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea

Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst

worden weergegeven of in een elektronische databank worden

gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier

vermenigvuldigd.

Page 3: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 1 van 16

INHOUD

DEEL 1 RAPPORT................................................................................................... 2

1 BESCHRIJVING EN AFBAKENING PLANGEBIED....................................................................... 3

1.1 KADERING ........................................................................................................................... 3 1.2 INITIATIEFNEMER .................................................................................................................. 5 1.3 PLANOMSCHRIJVING.............................................................................................................. 5 1.4 PLANALTERNATIEVEN............................................................................................................. 5

2 BEPALEN VAN DE PLAN-MER-PLICHT................................................................................ 6

3 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN ...................................................................... 8

3.1 BODEM ............................................................................................................................... 8 3.2 WATER ............................................................................................................................. 10 3.3 FAUNA EN FLORA................................................................................................................ 13 3.4 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ........................................................... 14 3.5 MENS ............................................................................................................................... 14 3.6 LUCHT EN GELUID ............................................................................................................... 15 3.7 LEEMTEN IN DE KENNIS ........................................................................................................ 16 3.8 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN....................................................................................... 16

4 CONCLUSIE VAN HET VERZOEK TOT RAADPLEGING .............................................................. 17

Page 4: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 2 van 16

DEEL 1 RAPPORT

Wijzigingen t.o.v. de bundel die werd bezorgd aan de adviesinstanties werden in het grijs

gemarkeerd.

Page 5: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 3 van 16

1 Beschrijving en afbakening plangebied

1.1 Kadering

In het kader van de wettelijke verplichting voor het PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2

wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd.

In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse

regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de

initiatiefnemer (Provincie Oost-Vlaanderen) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de

doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties:

1. het college van Burgemeester en Schepenen, waarop het voorgenomen plan of

programma milieueffecten kan hebben;

2. de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten

aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend

geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de

biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem,

het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de

stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en

archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.

Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met

betrekking tot het plangebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij

de initiatiefnemer of de Dienst Mer1, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een

gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan.

Op 27 mei 2014 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst

Milieueffectrapportagebeheer (MER) en een selectie van de relevante betrokken instanties die in het

licht van het onderzoek dienen aangeschreven te worden, het betreft:

� College Burgemeester en Schepenen Gemeente Lede

� Ruimte Vlaanderen – APL - provincie Oost – Vlaanderen

� Provincie Oost – Vlaanderen - Dienst Waterbeleid

� Onroerend Erfgoed – provincie Oost-Vlaanderen

� Departement LNE

� OVAM

� ANB – provincie Oost-Vlaanderen

� Agentschap Wonen Vlaanderen

� VMM

� Departement MOW

� Toerisme Vlaanderen

� BLOSO

1 In het kader van het veranderproces “M.e.r. in beweging” heeft in juli 2011 een reorganisatie plaats gevonden

waarbij de voormalige diensten Milieueffectrapportage (Mer) en Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

(BGP) zijn samengevoegd tot één nieuwe dienst Milieueffectrapportagebeheer (Mer). De kerntaken van de

beide voormalige diensten, zijnde het beoordelen van milieueffectenrapporten en procesbegeleiding in het

kader van milieueffectrapportage, blijven behouden.

Page 6: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 4 van 16

Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de

ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het

PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 over te maken aan Antea Group, optredend in naam

van de initiatiefnemer, zijnde de provincie Oost-Vlaanderen en dit op volgend adres:

Antea Group

Roderveldlaan 1

2600 Antwerpen

t.a.v. Jill Loos

In onderstaande hoofdstukken wordt een screening gedaan van de mogelijke milieueffecten die

kunnen optreden door uitvoering van het PRUP. Indien nodig worden er milderende maatregelen

voorgesteld. Als referentiesituatie/nulalternatief wordt vertrokken van de actuele toestand op het

terrein en de functies die het plangebied op dit moment vervult, zoals grotendeels omschreven in de

toelichtingsnota.

Page 7: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 5 van 16

1.2 Initiatiefnemer

De provincie Oost - Vlaanderen is initiatiefnemer van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan

“Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2”, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-

plicht.

1.3 Planomschrijving

Voor een situering van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.3. in de toelichtingsnota van

het RUP Een omschrijving van de doelstellingen en visie van het RUP wordt gegeven in hoofdstuk 7

van de toelichtingsnota.

1.4 Planalternatieven

Er zijn geen relevante te onderzoeken alternatieven. De keuze voor de herbestemming van de zone

voor verblijfsrecreatie volgt uit de globale provinciale visie op deze zone voor verblijfsrecreatie en op

het permanent wonen in weekendverblijven in de provincie.

Page 8: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 6 van 16

2 Bepalen van de plan-MER-plicht

Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en

programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan

met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze

milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen.

Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten

aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen

en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten

tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden:

• Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals

gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid

(DABM)?

>> RUP’s vallen onder deze definitie;

• Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ?

>> dit is het geval indien:

� Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning

(stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project;

� Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale

beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist

is.

Provinciale ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een

stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in

de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk

uitvoeringsplan. Het PRUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning

toegekend wordt. Het PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 valt bijgevolg onder het

toepassingsgebied van het DABM.

� Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ?

>> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:

� Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande

“screening” vereist):

• Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III

van het BVR van 10 december 2004 (project-MER plicht) en

wijziging van 1 maart 2013 én niet het gebruik regelen van een

klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden

én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie,

industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer,

telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP

voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde);

• Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is,

uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied

op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden.

� Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per

geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen

hebben >> “screeningplicht”

� Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet

relevant).

Page 9: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 7 van 16

Het PRUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’ vormt geen kader voor de toekenning van een

vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10

december 2004, gewijzigd bij art. 18 B.Vl. Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april 2013, en is derhalve

screeningsgerechtigd.

Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure

doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht.

In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen

van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.

Page 10: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 8 van 16

3 Potentiële milieueffecten van het plan

3.1 Bodem

3.1.1 Referentiesituatie

Figuur 1 Bodemkaart

Op de bodemkaart wordt het plangebied voor het merendeel gekarteerd als zijnde ‘natte kleibodem‘

(Eep).

In het uiterste oosten en westen van het plangebied zijn kleine gedeelten aangeduid als nat

zandleem (Lhp).

Page 11: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 9 van 16

Figuur 2 Situering bodemonderzoeken

Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken (situatie 03/12/1013) in

Vlaanderen, blijkt dat binnen het plangebied één site voorkomt waar in 2004 een oriënterend

bodemonderzoek werd uitgevoerd t.h.v. de zonevreemde bedrijfsloods. Daar er geen beschrijvend

onderzoek werd uitgevoerd, kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat de mogelijk aangetroffen

verontreiniging zich beneden de geldende normen situeert.

3.1.2 Mogelijke effecten

Een mogelijk effect op de bodem wordt hoofdzakelijk teweeg gebracht door de aanleg van nieuwe

infrastructuur. Een herbestemming naar een ‘natuurgebied’ bestemming vermijdt de verdere

verdichting van de zone en de toename van de verharde oppervlaktes. Er worden in deze zone

bijgevolg geen negatieve effecten verwacht.

Enkel locaties waar reeds vergunde tuinconstructies staan worden mee opgenomen binnen een

bestemming ‘tuinzone’. Binnen deze tuinzone wordt per perceel maximaal 1 nieuw bijgebouw

toegelaten met een maximale oppervlakte van 40m². De bodem is er niet gevoelig voor

profielvernietiging maar wel zeer gevoelig voor verdichting (bodemtype Eep). Gezien de beperkte

oppervlakte die mogelijks verdicht kan worden, worden de effecten beperkt negatief ingeschat.

De bestaande vergunde bedrijfsloods is gelegen in de bestemming ‘tuinzone’ met als overdruk

‘bestaand zonevreemd bedrijf’.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe bestemmingen toegelaten die aanleiding kunnen zijn

voor (grootschalige) bodemverontreiniging.

3.1.3 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De maatregelen m.b.t.

bodemkwaliteitsaspecten zijn geregeld via het Bodemsaneringsdecreet.

3.1.4 Conclusie

Vanuit de discipline bodem worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht wanneer de

geldende regelgeving in acht wordt genomen (Vlarebo).

Page 12: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 10 van 16

3.2 Water

3.2.1 Referentiesituatie

Figuur 3, Waterlopen per categorie, bron: AGIV

– Zie ook paragraaf § 4.7 ‘Integraal waterbeheer’ in de toelichtingsnota.

– Waterlopen: Overimpebeek, waterloop nr. S.118bis van 3de

categorie, grenst in het oosten

aan het plangebied. Oud - geklasseerde waterloop nr. 8, beheerd door de aangelanden grenst

in het westen aan het plangebied. Deze mondt uit in de Trotgracht, waterloop nr. S.119 van

2de

categorie beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen.

– Waterbekken: Het plangebied behoort tot het “Beneden – Scheldebekken” en meer specifiek

tot het deelbekken “De Drie Molenbeken”.

– Watertoetskaarten:

o Erosiegevoeligheid: Het plangebied is hoofdzakelijk niet erosiegevoelig. Verspreid

over het plangebied zijn er kleine erosiegevoelige delen gelegen.

o Heel het plangebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming. (type 1). Deze zone

komt overeen met de zone aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. Het

noordelijke gedeelte van het plangebied is effectief overstromingsgevoelig.

o Heel het plangebied is niet infiltratiegevoelig.

– Gelegen in VHA-zone nr.482: ‘Molenbeek/Grote Beek’

– Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart (Bron: Databank Ondergrond Vlaanderen)

blijkt dat het plangebied in weinig kwetsbaar (Dc) gebied is gelegen. Als reden hiervoor kan

aangehaald worden dat de watervoerende laag bestaat uit leemhoudend of kleihoudend zand

en er een kleiige deklaag van meer dan 10m dik aanwezig is.

– Het noorden van het plangebied wordt aangeduid als recent overstroomd gebied (ROG). Het

hele plangebied is van nature overstroombaar (NOG) vanuit een waterloop.

Page 13: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 11 van 16

– Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of beschermingszone voor

grondwaterwinning.

– Zoneringsplan: de woningrij langs de Ledestraat wordt aangeduid als centraal gebied. Een

onbebouwde zone in het noorden wordt aangeduid als individueel te optimaliseren

buitengebied.

Page 14: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 12 van 16

clusters

Collectief geoptimaliseerd buitengebied

Individueel te optimaliseren buitengebied

centraal gebied

Collectief te optimaliseren buitengebied

Figuur 4 Zoneringsplan VMM t.h.v. het plangebied

3.2.2 Mogelijke effecten

De herbestemming van de bestemming ‘verblijfsrecreatie’ naar een ‘natuurgebied’ bestemming

vermijdt de verdere verdichting van de zone en de toename van verharde oppervlaktes in de

toekomst. De bestaande tuinen krijgen de bestemming tuinzone. Er worden nergens grootschalige

ondergrondse constructies voorzien, waardoor er geen effecten op de grondwaterstroming verwacht

worden.

Door het bestemmen van de noordelijke zone naar natuurgebied wordt verzekerd dat er ook in de

toekomst voldoende ruimte zal zijn voor de aangrenzende waterlopen, wat positief beoordeeld

wordt. De ligging in overstromingsgevoelig gebied vormt geen belemmering voor de geplande

bestemmingen, met name natuurgebied en tuinzone.

Volgens de nieuwe verordening hemelwater2 dient elke constructie of verharding groter dan 40 m²

te voldoen aan de verordening. Gezien er binnen het plangebied geen nieuwe bebouwing wordt

toegelaten, met uitzondering van 1 bijgebouw per perceel in de tuinzone met een maximale

oppervlakte van 40 m², is deze verordening niet van toepassing.

Gezien er geen bijkomende bebouwing toegelaten wordt binnen het plangebied (met uitzondering

van 1 beperkt bijgebouw per perceel in de tuinzone), worden geen negatieve effecten inzake het

afvalwater verwacht.

2 De Vlaamse Regering heeft op 5 juli 2013 een nieuwe verordening hemelwater definitief goedgekeurd die in

werking is getreden sinds 1 januari 2014. De nieuwe verordening betekent een verstrenging van de vorige

regelgeving (Besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke

stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infilgratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en

gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Page 15: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 13 van 16

3.2.3 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

3.2.4 Conclusie

Er wordt geen aanzienlijk negatief effect verwacht voor de discipline water.

3.3 Fauna en Flora

3.3.1 Referentiesituatie

Voor een situering van Natura2000-gebieden en VEN-gebieden wordt verwezen naar paragraaf 4.8.2

en 4.8.3 in de bijhorende toelichtingsnota.

Er is geen Natura 2000-gebied, in of nabij het plangebied gelegen. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-

gebied zijn de Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek (op ca. 2km ten oosten van het

plangebied). Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied ‘Durme en de middenloop van de Schelde’ ligt

op 5km ten noorden van het plangebied. Het plangebied zelf is niet gelegen in VEN-gebied, maar

wordt wel omringd door een VEN – gebied, grote eenheid natuur: ‘De Valleien van de Molenbeken in

Lede’.

Voor een situering op de BWK (versie 2010) wordt verwezen naar paragraaf 3.8.1 in de bijhorende

toelichtingsnota. Het noordelijk deel van het plangebied wordt aangeduid als biologisch waardevol.

Het betreft een deel van een perceel dat gekarteerd is als soortenrijk permanent cultuurgrasland

(hp+) met bomenrijen met dominantie van populier (kbp). Verder wordt de zone in het noordoosten

aangeduid als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen gekarteerd als

uv (terrein met recreatie-infrastructuur) en kbp (populierenrijen).

Het plangebied grenst in het noorden aan een biologisch waardevolle aaneengesloten zone,

hoofdzakelijk bestaande uit populierenbossen en waardevolle graslanden. Ook op ca. 250 m ten

zuiden van het plangebied is een grotere aaneengesloten waardevolle zone gelegen, eveneens

hoofdzakelijk bestaande uit populierenbossen en waardevolle graslanden.

Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor eutrofiëring wordt het plangebied gedeeltelijk

aangeduid als weinig kwetsbaar tot niet kwetsbaar in het westen. Het oostelijke gedeelte is niet

kwetsbaar.

Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor verzuring wordt het plangebied in het oosten als niet

kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar.

Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor verdroging wordt het plangebied in het oosten als niet

kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar tot kwetsbaar.

Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor ecotoopverlies wordt het plangebied in het oosten als

niet kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar tot kwetsbaar.

3.3.2 Mogelijke effecten

Gezien de herbestemming naar ‘natuurgebied’ worden de waardevolle en kwetsbare delen van het

plangebeid beschermd en kunnen de aanwezige natuurpotenties gehonoreerd worden. Het

behouden van de huidige waardevolle elementen wordt neutraal beoordeeld. Echter, ten opzichte

van de huidige gewestplanbestemming wordt het herbestemmen naar natuurgebied positief

beoordeeld, gezien het behoud van deze waardevolle elementen hiermee juridisch wordt vastgelegd

en de waardevolle elementen nog kunnen versterkt worden.

Er worden geen effecten verwacht op het aangrenzende VEN-gebied, gezien het plan als doel heeft

de huidige situatie te bestendigen. Het juridisch verzekeren van het behoud (en eventueel

versterken) van deze waardevolle elementen door de omvorming naar natuurgebied, wordt positief

beoordeeld.

Page 16: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 14 van 16

De bestaande zonevreemde bedrijfsloods krijgt een overdruk ‘bestaand zonevreemd bedrijf’. De

zuidelijke zone wordt bestendigd in zijn bestaande toestand door ze aan te duiden als tuinzone.

3.3.3 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

3.3.4 Conclusie

Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten.

3.4 Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie

3.4.1 Referentiesituatie

Voor een situering op kaart wordt verwezen naar paragraaf 4.9 van bijhorende toelichtingsnota.

In het plangebied bevindt zich geen bouwkundig erfgoed. Het plangebied maakt ook geen deel uit

van een beschermd landschap, dorps- of stadsgezicht.

Volgens de Landschapsatlas lopen er geen lijnrelicten doorheen of langsheen het plangebied en zijn

er geen puntrelicten in gelegen.

Het plangebied bevindt zich wel in de relictzone ‘Molenbeek Wichelen – Wanzele, Kattenbos’. Er zijn

geen specifieke beleidswenselijkheden voor deze relictzone opgenomen.

Het landschapsbeeld wordt in het zuiden bepaald door de bestaande bebouwing en in het noorden

door de aanwezige graslanden en bomen.

3.4.2 Mogelijke effecten

De realisatie van het plan zal geen significante effecten hebben op de landschappelijk waardevolle

delen, aangezien het plan de zone grotendeels herbestemd naar natuurgebied. De natuurlijke

functie wordt bestendigd, wat aansluit op de omringende gebieden. Hierdoor worden ook geen

wijzigingen aan het landschapsbeeld verwacht.

Het RUP vormt slechts heel beperkt het kader voor nieuwe graafwerkzaamheden, met name enkel in

de tuinzone wordt bijkomende bebouwing toegelaten onder de vorm van 1 bijgebouw per perceel

met een maximale oppervlakte van 40 m². De kans op het verstoren van archeologica wordt

hierdoor heel beperkt ingeschat. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat

voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om bijvoorbeeld op basis van de Centrale

Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische

sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan immers alleen met

specifiek onderzoek vastgesteld te worden. Indien de regelgeving op archeologische vondsten strikt

wordt nageleefd, kunnen de effecten op het archeologisch erfgoed beperkt worden.

3.4.3 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

3.4.4 Conclusie

Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht voor de discipline Landschap, Bouwkundig

erfgoed en Archeologie.

3.5 Mens

3.5.1 Referentiesituatie

Voor een ruimtelijke situering en bespreking van de aanwezige functies binnen het plangebied wordt

verwezen naar hoofdstuk 5 ‘Analyse bestaande toestand’ in de toelichtingsnota.

Page 17: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 15 van 16

Het plangebied is niet gelegen in Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG). (voor de situering op kaart

wordt verwezen naar paragraaf 4.6 in de toelichtingsnota).

Er bevindt zich geen buurtweg in het plangebied. Voor de situering van de buurtwegen op kaart

wordt verwezen naar paragraaf 4.5 in de toelichtingsnota.

3.5.2 Mogelijke effecten

Impact functies:

Door de omzetting van zone voor verblijfsrecreatie naar zone voor natuurgebied en tuinzone is er

een verlies aan (potentiële) ruimte voor recreatie. Anderzijds wordt de bestaande aanwezige natuur

versterkt en beschermd, waardoor deze winst aan ruimte voor natuur positief wordt geëvalueerd op

het vlak van ruimtelijke samenhang. De bestaande functies kunnen blijven bestaan. De bestaande

tuinconstructies krijgen door de herbestemming naar tuinzone een aangepaste bestemming. De

bestaande zonevreemde bedrijfsloods wordt herbestemd naar natuurgebied met overdruk

‘bestaand zonevreemd bedrijf’. Dit bedrijf kan in stand worden gehouden volgens de geldende

zonevreemde basisrechten.

Impact mobiliteit:

De huidige ontsluiting gebeurt via private opritten. Deze zijn doodlopend.

Het plan voorziet in de natuurlijke ontwikkeling van het gebied. De voorziene bestemmingen

introduceren in principe geen bijkomend verkeer. Ten opzichte van de bestaande bestemmingszone

(verblijfsrecreatie) zijn de te verwachten effecten positief.

Impact landbouw:

In het westen van het plangebied zijn twee landbouwpercelen gelegen. Deze zijn momenteel

zonevreemd gelegen (binnen een zone voor verblijfsrecreatie). Door uitvoering van het RUP zijn deze

nog steeds zonevreemd gelegen en komen ze binnen natuurgebied te liggen waardoor deze

mogelijks onderhevig zijn aan een andere (strengere) wetgeving. Ten opzichte van het deeldomein

landbouw wordt dit beperkt negatief beoordeeld.

Impact veiligheid:

Binnen het plangebied van het RUP en in een straal van 2 km er rond, zijn geen Seveso-bedrijven

aanwezig. Het oprichten van een nieuwe SEVESO-inrichting binnen het plangebied is niet toegestaan.

Er wordt bijgevolg geen significante impact wat betreft veiligheid verwacht.

3.5.3 Milderende maatregelen

Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld.

3.5.4 Conclusie

Er worden geen aanzienlijk negatieve milieueffecten verwacht voor de discipline Mens.

3.6 Lucht en geluid

In de huidige toestand zijn er geen bijzondere knelpunten inzake lucht en geluid. Een mogelijke

geluidsoverlast is mogelijk van de bestaande zonevreemde bedrijfsloods en is in dit geval momenteel

ook reeds aanwezig. Uitvoering van het RUP heeft hierbij geen significant bijkomende negatieve

gevolgen. Bijkomende geluidsoverlast is niet te verwachten.

Het plan zal de huidige toestand op het terrein bestendigen en geeft voorrang aan

natuurontwikkeling, waardoor er geen significante effecten te verwachten zijn op het gebied van

lucht en geluid.

Page 18: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 16 van 16

3.7 Leemten in de kennis

Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden

beoordeeld.

3.8 Grensoverschrijdende effecten

De afstand in vogelvlucht tot de gewestgrens is ca. 24km. Er worden geen grensoverschrijdende

effecten verwacht.

Page 19: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede … · 2017. 12. 7. · vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 17 van 16

4 Conclusie van het verzoek tot raadpleging

Het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’ geeft antwoord op de

problematiek van de zone voor verblijfsrecreatie in de gemeente Lede. De doelstelling wordt

uitgewerkt in nauwe relatie tot de omgeving en de specifieke karakteristieken en bestaande

ruimtelijke invulling van het plangebied. Dit leidt tot een gedeeltelijke herbestemming naar

natuurgebied en naar tuinzone. De bestaande zonevreemde bedrijfsloods krijgt een overdruk

‘bestaand zonevreemd bedrijf’.

Het plan leidt tot een optimaal evenwicht tussen de bestaande structuur in de zone en de omgeving

en de gewenste ontwikkeling. Er is vooral rekening gehouden met de natuurlijke waarde en

ruimtelijke inpassing van het plangebied in zijn directe omgeving.

Uit de screening blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het PRUP

‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot

milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan-

MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007. De eventuele nodige

voorgestelde milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verder

mee opgenomen in het RUP proces.