638 Individuele Woonomstandigheden Maken Deel Uit Van Indicatieonderzoek Naar De Functie Verblijf

1
stelsel 52 5-2006 > zorg & financiering geformuleerd dat met door de beroepsgroep als effectief beoordeelde methodieken wordt nage- streefd. Nu volgens het college de effectiviteit van de dolfijntherapie niet in voldoende mate evidence based lijkt te zijn, kan niet worden gesproken van een door de beroepsgroep als effectief beoordeelde methode. Naar zijn aard is dolfijntherapie derhalve niet aan te merken als AWBZ-zorg. Bron: RZA 2006, 36< Het College voor zorgverzekeringen adviseerde op 21 februari 2006, onder nummer 25113092, in een geschil tussen een verzekerde en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over een geweigerde indicatie voor verblijf in een verzor- gingshuis. Verzekerde is een 86-jarige alleen- staande vrouw. De door de thuiszorgorganisatie aangevraagde indicatie werd niet verleend, maar wel kwam zij in aanmerking voor een indicatie voor de functies persoonlijke verzor- ging (klasse 1), huishoudelijke verzorging (klasse 2) en verpleging (klasse 1). Het college overwoog dat bij het indicatieonder- zoek naar de leef- en woonomstandigheden alle factoren moeten worden betrokken. Daarbij gaat het om de medische situatie en het belang van een geregeld eetpatroon voor de diabetes van verzekerde, het risico op vallen, de invloed van een woningaanpassing of verhuizing op het functioneren van verzekerde gezien haar leeftijd, het gegeven van weinig of geen mantelzorg en daardoor ook nauwelijks een sociaal vangnet, en de onwil om mee te werken aan andere voorzie- ningen zoals dagopvang, toekomstige verwach- tingen ten aanzien van zelfstandig wonen, en de draagkracht/draaglastverhouding in het indivi- duele geval. Indien verzekerde op een aantal van deze aspecten positief scoort en het onderzoek tevens uitwijst dat er een beperkte draagkracht is door deze tekorten op meerdere gebieden, lijkt een beschermende woonvorm aangewezen. Het formele beroep op de Wet voorzieningen gehandicapten voor een woningaanpassing ging volgens het college in dit geval niet op, nu de individuele woonomstandigheden mede bepa- lend zijn voor de materiële vraag of verzekerde is aangewezen op verblijf. Bron: RZA 2006, 37< 638 individuele woonomstandigheden maken deel uit van indicatieonderzoek naar de functie verblijf Het College voor zorgverzekeringen adviseerde op 21 februari 2006, onder nummer 25054486, in een geschil tussen een verzekerde en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over een indicatie voor huishoudelijke zorg klasse 1, voor het jaar 2005 en een weigering voor de periode na 1 januari 2006, op grond van de overweging dat de echtgenoot en de inwonende 24-jarige zoon dat werk konden verrichten. Het college overwoog dat op grond van het pro- tocol ‘gebruikelijke zorg’ het beleid wordt gevoerd dat alle bewoners op één adres die samen een duurzame huishouding voeren, zijn begrepen onder het begrip leefeenheid. De voor- zieningenrechter oordeelde dit beleid in strijd met de in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (BZA) gegeven definitie van leefeenheid, waarin nadrukkelijk wordt gesproken over minderjarige ongehuwde verzekerden. Volgens de voorzie- 639 definitie van het begrip ‘leefeenheid’ in awbz niet bindend voor toepassing van het protocol ‘gebruikelijke zorg’ ZenF-0506 cyaan.qxd 14-6-2006 13:08 Pagina 52

Transcript of 638 Individuele Woonomstandigheden Maken Deel Uit Van Indicatieonderzoek Naar De Functie Verblijf

stelsel

52 5-2006 > zorg & financiering

geformuleerd dat met door de beroepsgroep alseffectief beoordeelde methodieken wordt nage-streefd. Nu volgens het college de effectiviteitvan de dolfijntherapie niet in voldoende mateevidence based lijkt te zijn, kan niet worden

gesproken van een door de beroepsgroep alseffectief beoordeelde methode. Naar zijn aard isdolfijntherapie derhalve niet aan te merken alsAWBZ-zorg. Bron: RZA 2006, 36<

Het College voor zorgverzekeringen adviseerdeop 21 februari 2006, onder nummer 25113092,in een geschil tussen een verzekerde en hetCentrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over eengeweigerde indicatie voor verblijf in een verzor-gingshuis. Verzekerde is een 86-jarige alleen-staande vrouw. De door de thuiszorgorganisatieaangevraagde indicatie werd niet verleend,maar wel kwam zij in aanmerking voor eenindicatie voor de functies persoonlijke verzor-ging (klasse 1), huishoudelijke verzorging(klasse 2) en verpleging (klasse 1).

Het college overwoog dat bij het indicatieonder-zoek naar de leef- en woonomstandigheden allefactoren moeten worden betrokken. Daarbijgaat het om de medische situatie en het belangvan een geregeld eetpatroon voor de diabetesvan verzekerde, het risico op vallen, de invloedvan een woningaanpassing of verhuizing op het

functioneren van verzekerde gezien haar leeftijd,het gegeven van weinig of geen mantelzorg endaardoor ook nauwelijks een sociaal vangnet, ende onwil om mee te werken aan andere voorzie-ningen zoals dagopvang, toekomstige verwach-tingen ten aanzien van zelfstandig wonen, en dedraagkracht/draaglastverhouding in het indivi-duele geval. Indien verzekerde op een aantal vandeze aspecten positief scoort en het onderzoektevens uitwijst dat er een beperkte draagkrachtis door deze tekorten op meerdere gebieden,lijkt een beschermende woonvorm aangewezen.Het formele beroep op de Wet voorzieningengehandicapten voor een woningaanpassing gingvolgens het college in dit geval niet op, nu deindividuele woonomstandigheden mede bepa-lend zijn voor de materiële vraag of verzekerde isaangewezen op verblijf. Bron: RZA 2006, 37<

638 individuele woonomstandigheden maken deel uit van indicatieonderzoek naar de functie verblijf

Het College voor zorgverzekeringen adviseerdeop 21 februari 2006, onder nummer 25054486,in een geschil tussen een verzekerde en hetCentrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over eenindicatie voor huishoudelijke zorg klasse 1,voor het jaar 2005 en een weigering voor deperiode na 1 januari 2006, op grond van deoverweging dat de echtgenoot en de inwonende24-jarige zoon dat werk konden verrichten.

Het college overwoog dat op grond van het pro-tocol ‘gebruikelijke zorg’ het beleid wordtgevoerd dat alle bewoners op één adres diesamen een duurzame huishouding voeren, zijnbegrepen onder het begrip leefeenheid. De voor-zieningenrechter oordeelde dit beleid in strijdmet de in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ(BZA) gegeven definitie van leefeenheid, waarinnadrukkelijk wordt gesproken over minderjarigeongehuwde verzekerden. Volgens de voorzie-

639 definitie van het begrip ‘leefeenheid’ in awbz niet bindendvoor toepassing van het protocol ‘gebruikelijke zorg’

ZenF-0506 cyaan.qxd 14-6-2006 13:08 Pagina 52