512921 Hfdst 1-4 -...

66
Economisch BEK€KEN VMBO-KGT ONDERBOUW LEERWERKBOEK Johan Huitema Leo Peters www.economischbekeken.nl Zevende druk Malmberg ’s-Hertogenbosch

Transcript of 512921 Hfdst 1-4 -...

EconomischBEK€KEN

VMBO-KGT • ONDERBOUWLEERWERKBOEK

Johan HuitemaLeo Peters

www.economischbekeken.nl

Zevende drukMalmberg ’s-Hertogenbosch

512921_voorwerk.indd 1512921_voorwerk.indd 1 8-10-10 10:078-10-10 10:07

2

Colofon

Fotografi e: Aliby Production/Alamy, AVTG/iStockphoto, Martijn Beekman/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Dave Bevan/Alamy, Andreas Bock/

Picture Press/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Ton Borsboom/ANP Photo, Rijswijk, Rob Bouwman/iStockphoto, Phil Cooper/iStockphoto, Corbis Pre-

mium AF/Alamy, Corus Group, Velsen-Noord, Cultura/Alamy, Sigrid Dauth/Alamy, Mark Edwards/Liniair, GFC Collection/Alamy, Christian Goupi/AGE/

ANP Photo, Rijswijk, Peter Hilz/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Paul D. van Hoog/AGE/ANP Photo, Rijswijk, Marcel van Hoorn/ANP Photo, Rijswijk,

Vincent Jannink/ANP Photo, Rijswijk, Marion Kaplan/Alamy, Michael Kooren/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Kramp + Grolling/Picture Press/Holland-

se Hoogte, Amsterdam, Lex van Lieshout/ANP Photo, Rijswijk, Lou Linwei/Alamy, Lonely Planet Images, Alamy, Mars Nederland BV, Veghel, Julian

Niuman/Alamy, Ed Oudenaarden/ANP Photo, Rijswijk, Marcus Peters/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Picture Partners/Alamy, Sean Prague/Border-

lands/Alamy, Vikram Raghuvanshi/iStockphoto, Robert Harding Picture Library/Alamy, Frank Rotthouse/iStockphoto, Pim Rusch Fotografi e, Leiden,

Bram Saeys/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Sven Torfi nn/Hollandse Hoogte, Amsterdam, Harish Tyagi/EPA/ANP, VidiPhoto/ANP Photo, Rijswijk, Wim

van Vossen/ANP Photo, Rijswijk, vts Politie Nederland, Apeldoorn, Wu Wei/Hollandse Hoogte, Amsterdam

Met dank aan: Albert Heijn, Zaandam, ANBO, Utrecht, ANVR, Baarn, Asfalteerbedrijf J&A Kortekaas, Warmond, Batavus, Heerenveen, BMW

Nederland BV, Rijswijk ZH, Boekhandel Selexyz Kooyker, Leiden, Bosch Bedden, Leiden, Cementbouw, Leiden, CNV Dienstenbond, Hoofddorp, Cool-

blue, Capelle a/d IJssel, De Droomfabriek, Leiden, De Geschillencommissie, ‘s Gravenhage, De GSM Winkel, Leiden, De Hooykist, Leiden, De Rooij

Lederwaren, Leiden, Dierenkliniek Moens, Leiden, D-reizen, Hoofddorp, Feyenoord Fan Shop Stadion, Rotterdam, FNV Bondgenoten, Utrecht, Foot

Locker, Leiden, Free Record Shop Holding BV, Capelle a/d IJssel, Gemeente Leiden, Afdeling Handhaving, H2O Autowas, Leiderdorp, HABO GWW BV,

’s Gravenhage, Heijmans Bouw, Capelle a/d IJssel, Henny’s Rits, Leiden, Het Motorhuis, Leiden, Hogenboom vakantieparken, Uithoorn, HTM Rail, ’s

Gravenhage, Huisman Service Stations, Leiden, Huisman Tweewielers BV, Leiden, IKEA BV Nederland, Amsterdam, Jumbo Supermarkten BV, Veghel,

Kimberley-Clark Nederland BV, Ede, Kinderdagverblijf Prikkebeen/B4Kids, Leiden, Koninklijke Peijnenburg BV, Geldrop, Koninklijke Philips Electro-

nics NV, Amsterdam, Kruyt BV, Leiden, Kwekerij De Zijl Bedrijven, Leiden, Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld, Noordwijk, McDonald’s Nederland

BV, Amsterdam, Mercedes-Benz Nederland BV, Utrecht, Milieustraat Gemeente Leiden, Milieustraat Gemeente Leiden, Milieutelefoon Zuid-Holland,

Mols Groep BV, Etten-Leur, Moto Tricolore BV/Aprilia NL, Vianen, Nieuwenburg Bloem & Lifestyle, Leiden, Nike Nederland BV, Leusden, NS Business

Services, Utrecht, NVB, Amsterdam, Paradigit Computers, Leiden, Perry Sport, Leiden, Politie Hollands Midden, Leiderdorp, Polleke, Leiden, Rabo-

bank, Utrecht, Rabobank Groep, Utrecht, Ranzijn Tuin en Dier, Leiderdorp, Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp, ROC Leiden/Innovam Groep, Nieuwegein,

Rock Palace BV, ‘s Gravenhage, Rock Palace BV, ’s Gravenhage, Selyn Exports Ltd, Kurunegala, Sri Lanka, Shell Mediacontacten, ’s Gravenhage, SIRE,

Amstelveen, Sloos & Zn BV Grond- en Straatwerken, Leiden, Smederij en constructiebedrijf H. Pelgrim BV, Leiden, Spar, Leiden, Stichting Max Have-

laar, Utrecht, Stichting Voedingscentrum Nederland, ‘s Gravenhage, Stork Fokker, Papendrecht, Tandartsenpraktijk Nautilus, Leiderdorp, The Body

Shop Benelux, Almere, UWV Werkbedrijf Leiden, Van Vliet Personenauto’s BV, Nieuwerkerk a/d IJssel, Verhoog Echte Bakker, Voorschoten, Vlietland

College, Leiden, Vlietlijn Wellness Center, Leiden, www.benetton.com, Zaailing Natuurvoeding, Leiden

Het is de uitgever, ondanks vele inspanningen, niet gelukt alle rechthebbenden te achterhalen. Denkt men rechthebbende te zijn, dan kan men zich

wenden tot de uitgever.

512921

ISBN 978 90 345 6481 8

Zevende druk, eerste oplage

© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2010

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaan-

de schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet

1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient

men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het over-

nemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de

uitgever te wenden.

Ontwerp: Uitgeverij Malmberg, ’s-Hertogenbosch

Opmaak: Provo, Gierle (B)

Redactie: Bureau Sproet, Zutphen; Ivonne Hermens, Eindhoven

Beeldresearch: Pim Rusch Fotografi e, Leiden; Uitgeverij Malm-

berg, ’s-Hertogenbosch

Technisch tekenwerk: Herman Sittrop, Nijmegen

Illustraties: Bobby Pola, Den Haag

Beeldverwerving: Pim Rusch Fotografi e, Leiden

512921_voorwerk.indd 2512921_voorwerk.indd 2 8-10-10 10:078-10-10 10:07

Voorwoord

Economie gaat over geld verdienen, rondkomen van je geld, consumeren en andere gewone dingen. Maar economie gaat ook over bedrijven die met elkaar con-curreren, over belastingen en uitkeringen, over werk en werkloosheid en meer van dat soort onderwerpen. Je weet er al iets van, en je komt er met dit leerwerkboek van Economisch bekeken nog veel meer over te weten. Deze kennis van de economie zal je goed van pas ko-men in je leven.

We vertrouwen erop dat je met dit vernieuwde leerwerk-boek met plezier zult leren. De thema’s zijn met zorg gekozen en ze sluiten aan bij wat je al weet. De teksten zijn gemakkelijk leesbaar omdat de ingewikkelde vak-taal zo veel mogelijk is weggelaten. En de afbeeldingen geven niet alleen veel informatie; ze zijn ook vaak leuk om naar te kijken.

Er is bij de indeling van de lesstof in hoofdstukken en paragrafen op gelet dat ze allemaal ongeveer evenveel nieuwe lesstof bevatten. Dat merk je bijvoorbeeld aan de omvang van een paragraaf, die steeds uit een leer-deel van twee bladzijden en een toepassingsdeel van twee bladzijden bestaat.

In het leerdeel van een paragraaf worden oriënterende vragen gesteld. Er wordt gevraagd naar jouw kennis van en ervaringen met economische verschijnselen. Vaak gebeurt dat aan de hand van een afbeelding in het leerwerkboek. Ook word je gevraagd om deze verschijn-selen te benoemen. Hiervoor gebruik je de leertekst die na de vraag staat. Als je op deze manier leert, neem je de lesstof beter in je op.

Na het leerdeel volgt het onderdeel Toepassen. Hierin maak je een aantal oefeningen waarbij je de opgedane kennis moet gebruiken in nieuwe situaties.

Economisch bekeken biedt ook leermogelijkheden op de computer, bijvoorbeeld door gebruik te maken van je ePack. In Leerroute op bladzijde 4 lees je over alle mogelijkheden.

We wensen je succes en veel plezier met het leren uit Economisch bekeken.

De auteurs

3

512921_voorwerk.indd 3512921_voorwerk.indd 3 8-10-10 10:078-10-10 10:07

Leerroute

WERKEN MET DE METHODE

Economisch bekeken bestaat uit een leerwerkboek en

een methodesite. Je hebt toegang tot de methodesite,

www.economischbekeken.nl, via het ePack. Vanuit het

leerwerkboek word je gewezen op de ICT-onderdelen

die op je ePack staan. Maar start je de les via de me-

thodesite, dan lees je daar welke onderdelen je in het

boek vindt. Je kunt dus je les op twee manieren starten:

vanuit je leerwerkboek of vanaf je computer.

LeerwerkboekHet leerwerkboek is ingedeeld in acht hoofdstukken

met elk zes paragrafen. Elke paragraaf bestaat uit de

volgende onderdelen:

• Leren en toepassen: vier bladzijden waar je de theorie

leert en opdrachten maakt. Na het maken van de

laatste opdracht kun je de extra opdrachten van de

Rekentrainer bij deze paragraaf maken.

• Aantekeningen: deze ruimte kun je gebruiken om

belangrijke zaken te noteren, een eigen samenvatting

te maken of om voorbeelden op te schrijven.

• Economie in de praktijk: dit zijn leuke actieve

opdrachten die je kunt maken wanneer je de

paragraaf hebt geleerd. De opdracht en werkbladen

hiervoor vind je op je ePack. Elk hoofdstuk heeft ook

één project of computerles die de paragraaf vervangt.

Je ziet dat aan de ster aan het begin van de paragraaf.

• Samenvatting en begrippen: in elke paragraaf wordt

verwezen naar Samenvatting en begrippen aan

het einde van het hoofdstuk. Hier vind je een korte

samenvatting van de leerstof uit de paragraaf en een

uitleg van de begrippen in de paragraaf.

• Rekentrainer: in elke paragraaf wordt verwezen

naar de Rekentrainer aan het einde van het

hoofdstuk. Hierin oefen je de rekenvaardigheden uit

de paragrafen.

• Aan het einde van elke paragraaf vind je

verwijzingen naar je ePack. Je kunt daar de oefentoets

bij de paragraaf maken en de werkbladen van

Economie in de praktijk vinden. Na de laatste

paragraaf vind je ook een verwijzing naar de advies-

en eindtoets.

Het ePackOp je ePack vind je bij elk hoofdstuk een leerroute.

Een leerroute bestaat uit de volgende onderdelen:

• de paragrafen (paarse blokjes): hier zie je wat je

moet doen in je leerwerkboek, maak je de oefentoets

bij de paragraaf en vind je het werkblad van

Economie in de praktijk. Je vindt hier ook de

vervangende les.

• de adviestoets (gele blokje): deze maak je nadat je

alle leerstof van het hoofdstuk hebt, geleerd en je de

oefentoetsen hebt gemaakt. Je kunt deze toets maar

één keer maken.

• computerles (groene blokje(s)): wanneer je op een

onderdeel onvoldoende score hebt, dan moet je een

herhalingsles maken op de computer. Deze les of

lessen worden automatisch voor je klaar gezet.

• extra en plusopdrachten (blauwe en roze blokjes):

wanneer je op een onderdeel een voldoende score

hebt, kun je extra of zelfs plusopdrachten maken.

Overleg met je docent welke opdrachten je maakt.

• de eindtoets (gele blokje): deze toets maak je

wanneer je alle onderdelen van het hoofdstuk hebt

gedaan. Maak de toets in overleg met je docent.

Wanneer je deze toets hebt gemaakt, kun je verder

met het volgende hoofdstuk.

4

512921_voorwerk.indd 4512921_voorwerk.indd 4 8-10-10 10:078-10-10 10:07

HOOFDSTUK 3

De winkel in

1 Winkelen 68

2 Tel uit je winst 72

3 Kijk op cijfers 76

4 Vakken vullen en ander werk 80

5 Een kijkje achter de schermen 84

6 Groen winkelen 88

• Samenvatting en begrippen 92

• Rekentrainer 94

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 3

HOOFDSTUK 4

Kopen een kunst

1 Smaken verschillen 98

2 De jonge consument 102

3 Het lijndiagram 106

4 De beste keus 110

5 Afspraak is afspraak 114

6 Op de koop toe 118

• Samenvatting en begrippen 122

• Rekentrainer 124

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 4

HOOFDSTUK 1

Van zakgeld naar inkomen

1 Inkomsten in soorten 8

2 Per week en per maand 12

3 Getallen op een rij 16

4 Bijverdienen 20

5 De bank betaalt 24

6 Reuzen en dwergen 28

• Samenvatting en begrippen 32

• Rekentrainer 34

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 1

HOOFDSTUK 2

Thuis en buitenshuis

1 Consumeren is kiezen 38

2 Een etentje thuis 42

3 De taken verdeeld 46

4 De productie van behang 50

5 De drukkerij 54

6 Productie en milieu 58

• Samenvatting en begrippen 62

• Rekentrainer 64

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 2

5

512921_voorwerk.indd 5512921_voorwerk.indd 5 8-10-10 10:078-10-10 10:07

HOOFDSTUK 7

De arbeidsmarkt

1 Vraag en aanbod 188

2 Het UWV WERKbedrijf 192

3 De kans op werk 196

4 Werkloos 200

5 Na het mbo 204

6 Een baan 208

• Samenvatting en begrippen 212

• Rekentrainer 214

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 7

HOOFDSTUK 8

Het buitenland

1 Over de grens 218

2 Een interlandwedstrijd 222

3 Leven in een arm land 226

4 De productie van chocolade 230

5 De smidse van Miguel Rojas 234

6 Samenwerking en handel 238

• Samenvatting en begrippen 242

• Rekentrainer 244

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 8

HOOFDSTUK 5

Rondkomen

1 Inkomsten en uitgaven 128

2 Vast en incidenteel 132

3 Sparen en interen 136

4 Budgetteren 140

5 Lenen en betalen 144

6 Lottes levensloop 148

• Samenvatting en begrippen 152

• Rekentrainer 154

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 5

HOOFDSTUK 6

De ambtenaar

1 De straat 158

2 Het stadspark 162

3 Zeker van je inkomen 166

4 Werken voor de overheid 170

5 Blauwe enveloppen 174

6 Prinsjesdag 178

• Samenvatting en begrippen 182

• Rekentrainer 184

• Adviestoets en vervolg leerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 6

6

512921_voorwerk.indd 6512921_voorwerk.indd 6 8-10-10 10:078-10-10 10:07

1 Inkomsten in soorten 8

2 Per week en per maand 12

3 Getallen op een rij 16

4 Bijverdienen 20

5 De bank betaalt 24

6 Reuzen en dwergen 28

• Samenvatting en begrippen 32

• Rekentrainer 34

• Adviestoets en vervolgleerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 1

1VAN ZAKGELDNAAR INKOMEN

BLZ.

7

512921_Hfdst_1-4.indd 7512921_Hfdst_1-4.indd 7 7-10-10 16:437-10-10 16:43

8

LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

a Hoeveel zijn deze cadeautjes bij elkaar waard?

€ 7,30 + € 20 + € 3,75 + € 10 = € 41,05

b Lees de tekst hierna. Bij welk soort inkomsten horen deze cadeautjes?

Inkomsten in natura.

afb. 2

Jongeren hebben naast inkomsten in geld vaak ook inkomsten in natura. Dat zijn ontvangsten van iets anders dan geld. De waarde van de inkomsten in natura kun je ook tot je zakgeld rekenen. Maar meestal gebeurt dat niet, omdat er geen sprake is van geld.

3 Amber en Brenda zijn vriendinnen. Amber krijgt per week € 15 zakgeld van haar ouders en andere inkomsten heeft ze niet. Lees bij vraag 1 de informatie over de inkomsten van Brenda nog een keer.

a Volgens Amber heeft Brenda minder zakgeld dan zij. Welk soort inkomsten heeft ze dan vergeleken?

Inkomsten zonder tegenprestatie. b Lees de tekst hierna. Volgens Brenda heeft zij het

meeste zakgeld van hun tweeën. Hoe redeneert Brenda?

Bijv. ze telt ook de inkomsten met tegenprestatie mee.

In deze paragraaf leer je verschillende soorten inkomsten kennen.

Brenda krijgt zakgeld en ze heeft een baantje als baby-oppas. Het geld dat ze zomaar krijgt en het geld waarvoor ze iets doet, zijn verschillende soorten inkomsten.

afb. 1

1 Brenda krijgt per week € 12 zakgeld. Ze past twee avonden per week op en verdient daarmee € 3 per uur. Een avond oppassen duurt van half acht tot half elf (afb. 1).

a Hoeveel verdient Brenda per week als babyoppas?

2 dagen × 3 uur × € 3 = € 18 b Lees de tekst hierna. Welk soort inkomsten is het

geld dat Brenda met oppassen verdient?

Inkomsten met tegenprestatie. c Welk soort inkomsten is zakgeld?

Inkomsten zonder tegenprestatie.

De meeste jongeren hebben inkomsten in geld. Als ze daar niets voor hoeven te doen, zijn het inkomsten zonder tegenprestatie. Dat is dus het geval bij zakgeld. Als ze er wel iets voor moeten doen, zijn het inkomsten met tegenprestatie.

2 Brenda krijgt soms iets anders dan geld. Gebruik de afbeelding van de vier cadeautjes (afb. 2).

1 Inkomsten in soorten

512921_Hfdst_1-4.indd 8512921_Hfdst_1-4.indd 8 7-10-10 16:437-10-10 16:43

9

1 Inkomsten in soorten

Soms krijg je geld om een bepaalde aankoop te kunnen betalen. Het is niet de bedoeling dat je dat geld voor iets anders gebruikt. Je krijgt bijvoorbeeld kleedgeld om je eigen kleren en schoenen te kunnen kopen. Dit soort inkomsten heet de niet-vrij besteedbare inkomsten.

5 Brenda’s ouders hebben dezelfde soorten inkomsten als Brenda. Bekijk afbeelding 4.

a Het bedrag van € 1.502 op het bankafschrift hoort bij de inkomsten met – zonder tegenprestatie.

b De kinderbijslag die ze krijgen hoort bij de inkomsten met – zonder tegenprestatie.

c De gratis bedrijfskleding van Brenda’s vader hoort bij de inkomsten in geld – natura.

De meeste Nederlanders hebben een inkomen. Het inkomen kan bestaan uit inkomsten in geld en inkomsten in natura. Een andere indeling van het inkomen is in inkomsten zonder tegenprestatie en inkomsten met tegenprestatie. Een deel van het inkomen is niet vrij besteedbaar.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 32 en 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

afb. 4

De één kan met zakgeld iets anders bedoelen dan de ander. Als dat gebeurt, gaat het vergelijken van zakgeld mis. Voor een goede vergelijking moet je het zakgeld van iedereen op dezelfde manier uitrekenen. Dus iedereen moet dezelfde soorten inkomsten meetellen.

afb. 3

4 Brenda gaat naar de kapper (afb. 3). Ze krijgt € 18 om haar haren te laten knippen. Ze telt dat geld niet bij haar zakgeld.

a Waarom telt ze dat geld niet mee?

Bijv. ze mag dat geld niet aan iets anders uitgeven.

b Lees de tekst hierna. Bij welk soort inkomsten hoort deze € 18?

De niet-vrij besteedbare inkomsten.

512921_Hfdst_1-4.indd 9512921_Hfdst_1-4.indd 9 7-10-10 16:437-10-10 16:43

10

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

TOEPASSEN

8 Sanne’s ouders betaalden vorig jaar € 450 voor haar nieuwe kleren. Sanne krijgt nu per jaar € 450 kleedgeld in plaats van kleding.

a Welk soort inkomsten van Sanne zijn met € 450 gestegen?

Inkomsten in geld. b Welk soort inkomsten van haar zijn met € 450

gedaald?

Inkomsten in natura. c Ben jij voor of tegen het krijgen van kleedgeld? Leg

je mening uit.

Voor – tegen. Uitleg: Eigen antwoord.

9 Eén op de negen scholieren krijgt reisgeld. Ze betalen daarvan de bus, trein of tram om naar school te gaan.

a Waarom krijgen maar weinig scholieren reisgeld?

Bijv. veel scholieren gaan op de fiets of lopend naar school en hebben dus geen reisgeld nodig.

b De bedragen voor reisgeld verschillen per scholier. Hoe komt dat?

Hoe groter de afstand naar school, hoe hoger de reiskosten.

c Welke groep scholieren zonder reisgeld is slechter af dan de groep scholieren met reisgeld?

De groep zonder reisgeld die wel reiskosten heeft en deze zelf moet betalen.

10 Carlos was buschauff eur bij het stadsvervoer. Hij kreeg van zijn werkgever naast zijn loon een gratis busabonnement voor het stadsvervoer. En hij kreeg van de bank rente over zijn spaargeld. Toen heeft Carlos ontslag genomen bij het stadsvervoer en van zijn spaargeld heeft hij een taxibusje gekocht. Hij is een taxibedrijf begonnen.

afb. 5

BA

een bijbaan vakantie op kosten van de ouders

DC

een cadeau verjaardagsgeld

legenda:

inkomsten zonder tegenprestatie

inkomsten met tegenprestatie

6 Bekijk de inkomsten van Koen (afb. 5). Geef de vakjes onder de tekeningen en van de legenda de juiste kleur. Gebruik de kleur rood en blauw.

7 Jesse verdient € 68,80 per maand met een bijbaan. Hij krijgt van zijn ouders elke maand € 20 zakgeld en € 45 kleedgeld. Hij krijgt bovendien elke maand een telefoonkaart met een waarde van € 10.

a Zijn inkomsten in geld zijn per maand:

€ 68,80 + € 20 + € 45 = € 133,80

b Zijn inkomsten zonder tegenprestatie zijn per maand:

€ 20 + € 45 + € 10 = € 75 c Welke inkomsten van Jesse zijn niet vrij

besteedbaar?

Het kleedgeld, de telefoonkaart.

512921_Hfdst_1-4.indd 10512921_Hfdst_1-4.indd 10 7-10-10 16:437-10-10 16:43

11

1 Inkomsten in soorten

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

Je weet vast wel wat een sponsor is: een sponsor is iemand waar je geld van krijgt. Je gaat een overzicht maken van jouw sponsors. Dat kunnen je ouders zijn, andere familieleden, buren en kennissen en misschien zelfs een baas. Je schrijft op welke sponsors een tegenprestatie van je verlangen, en welke niet. Over je belangrijkste sponsor schrijf je wat meer.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 1.1 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

a Welke inkomsten in natura had Carlos als buschauffeur?

Het busabonnement voor het stadsvervoer.

b Welke inkomsten verdwijnen nu hij voor zichzelf begint?

Loon, busabonnement en rente. c Hoe moet hij nu zijn inkomen verdienen?

Bijv. door winst te maken op de taxiritten.

11 Prema is het liefst baas over haar eigen geld. Maar niet al haar inkomsten zijn vrij besteedbaar. Bekijk de inkomsten van Prema (afb. 6). Kleur het vakje onder elk plaatje en van de legenda. Gebruik de kleur groen en oranje.

afb. 6

BA

Ze heeft een boek Ze heeft zakgeld gekregen. gekregen.

DC

Ze gebruikt haar Ze heeft loon gekregen. ov-chipkaart.

legenda:

vrij besteedbare inkomsten

niet-vrij besteedbare inkomsten

Maak rekentrainer 1.1 op bladzijde 34.

512921_Hfdst_1-4.indd 11512921_Hfdst_1-4.indd 11 7-10-10 16:437-10-10 16:43

12

Inkomsten komen vaak in een bepaalde regelmaat. Sommige inkomsten komen elke week, andere inkomsten komen elke maand. Je kunt de inkomsten alleen vergelijken als ze over dezelfde periode gaan, bijvoorbeeld over een maand.

2 Op de kalender zie je de dagen waarop Roy en Eva hun zakgeld krijgen (afb. 8).

a Hoe vaak krijgen ze in een jaar zakgeld?

Roy 52 keer en Eva 12 keer.

b Lees de tekst hierna. Hoeveel geld krijgen Roy en Eva in een jaar?

Roy krijgt: 52 × € 5,40 = € 280,80 Eva krijgt: 12 × € 22,10 = € 265,20 c Het meeste zakgeld krijgt: Roy.

Inkomsten per week en inkomsten per maand kun je omrekenen naar bedragen per jaar. De wekelijkse inkomsten vermenigvuldig je dan met 52, want er zitten 52 weken in een jaar. De maandelijkse inkomsten vermenigvuldig je dan met 12, want er zitten twaalf maanden in een jaar.

3 Roy kreeg € 5,40 zakgeld per week. Hij krijgt zijn zakgeld nu per maand. Dat is een ander bedrag, maar het is evenveel als € 5,40 per week (afb. 9).

a Hoeveel zakgeld krijgt Roy per maand?

€ 5,40 × 52 : 12 = € 23,40

In deze paragraaf leer je hoe je wekelijkse ontvangsten kunt vergelijken met maandelijkse ontvangsten.

Roy en Eva hebben hun geld geteld, want ze willen hun zakgeld vergelijken. Het bedrag van Eva is hoger, maar Roy krijgt zijn bedrag elke week en Eva krijgt haar bedrag maar één keer per maand.

afb. 7

1 Tel het geld van Eva en van Roy (afb. 7).

a Eva krijgt: € 20 + € 2 + € 0,10 = € 22,10

Roy krijgt: € 5 + 2 × € 0,20 = € 5,40 b Lees de tekst hierna. Waarom mag je niet zeggen

dat Eva meer zakgeld krijgt dan Roy?

Het zakgeld van Eva en dat van Roy gaan over verschillende periodes.

2 Per week en per maand LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

Ontvangsten van Roy en Eva

Roy krijgt zakgeld.

Eva krijgt zakgeld.

januari februari maart april mei juni m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z

1 1 2 3 4 5 6 7 5 1 2 3 4 9 1 2 3 14 1 2 3 4 5 6 7 18 1 2 3 4 5 22 1 2

2 8 9 10 11 12 13 14 6 5 6 7 8 9 10 11 10 4 5 6 7 8 9 10 15 8 9 10 11 12 13 14 19 6 7 8 9 10 11 12 23 3 4 5 6 7 8 9

3 15 16 17 18 19 20 21 7 12 13 14 15 16 17 18 11 11 12 13 14 15 16 17 16 15 16 17 18 19 20 21 20 13 14 15 16 17 18 19 24 10 11 12 13 14 15 16

4 22 23 24 25 26 27 28 8 19 20 21 22 23 24 25 12 18 19 20 21 22 23 24 17 22 23 24 25 26 27 28 21 20 21 22 23 24 25 26 25 17 18 19 20 21 22 23

5 29 30 31 9 26 27 28 29 13 25 26 27 28 29 30 31 18 29 30 22 27 28 29 30 31 26 24 25 26 27 28 29 30

juli augustus september oktober november december m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z m d w d v z z

27 1 2 3 4 5 6 7 31 1 2 3 4 35 1 40 1 2 3 4 5 6 44 1 2 3 48 1

28 8 9 10 11 12 13 14 32 5 6 7 8 9 10 11 36 2 3 4 5 6 7 8 41 7 8 9 10 11 12 13 45 4 5 6 7 8 9 10 49 2 3 4 5 6 7 8

29 15 16 17 18 19 20 21 33 12 13 14 15 16 17 18 37 9 10 11 12 13 14 15 42 14 15 16 17 18 19 20 46 11 12 13 14 15 16 17 50 9 10 11 12 13 14 15

30 22 23 24 25 26 27 28 34 19 20 21 22 23 24 25 38 16 17 18 19 20 21 22 43 21 22 23 24 25 26 27 47 18 19 20 21 22 23 24 51 16 17 18 19 20 21 22

31 29 30 31 35 26 27 28 29 30 31 39 23 24 25 26 27 28 29 44 28 29 30 31 48 25 26 27 28 29 30 52 23 24 25 26 27 28 29

40 30 30 31

afb. 8

512921_Hfdst_1-4.indd 12512921_Hfdst_1-4.indd 12 7-10-10 16:437-10-10 16:43

13

2 Per week en per maand

5 De ouders van Roy verdienen samen € 2.400 per maand. Daarnaast krijgen ze € 278,55 kinderbijslag per kwartaal. Ze verhuren een garagebox voor € 540 per halfjaar.

a Vul de aantallen in. Een kwartaal telt 3 maanden en een jaar telt 4 kwartalen.

b Hoeveel is het loon per jaar, de kinderbijslag per jaar en de huur per jaar?

Loon: 12 × € 2.400 = € 28.800; kinderbijslag: 4 × € 278,55 = € 1.114,20; huur: 2 × € 540 = € 1.080

c Lees de tekst hierna. Welk voordeel hebben Roy’s ouders als ze hun inkomsten omrekenen naar jaarbedragen?

Bijv. dan kunnen ze hun verschillende inkomsten vergelijken.

Lonen en uitkeringen worden meestal eens per maand uitbetaald. Maar er zijn ook ontvangsten die per week, per kwartaal, per halfjaar of per jaar worden betaald. Al deze bedragen kun je met elkaar vergelijken als je ze omrekent naar dezelfde periode.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 32 en 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

b Lees de tekst hierna. Hoeveel is € 4,50 zakgeld per week omgerekend per maand?

€ 4,50 × 52 : 12 = € 19,50

Je kunt een bedrag dat je elke week ontvangt, omrekenen naar een vergelijkbaar maandbedrag. Je moet hiervoor het weekbedrag met 52 vermenigvuldigen, zodat je het totale bedrag in een jaar krijgt. Vervolgens deel je dit jaarbedrag door 12, want dat is het aantal maanden in een jaar. De uitkomst is het vergelijkbare maandbedrag.

4 Eva kreeg € 22,10 per maand. Zij krijgt haar zakgeld nu per week. Dat is een ander bedrag, maar het komt op hetzelfde neer als € 22,10 per maand. Gebruik afbeelding 9 nog eens.

a Hoeveel zakgeld krijgt Eva per week?

€ 22,10 × 12 : 52 = € 5,10 b Lees de tekst hierna. Hoeveel is € 35,75 zakgeld

per maand omgerekend per week?

€ 35,75 × 12 : 52 = € 8,25

Je kunt de ontvangsten per maand omrekenen naar een vergelijkbaar weekbedrag. Je moet hiervoor het maandbedrag met 12 vermenigvuldigen, zodat je het totale bedrag in een jaar krijgt. Vervolgens deel je dit jaarbedrag door 52, want dat is het aantal weken in een jaar. De uitkomst is het vergelijkbare weekbedrag.

afb. 9

512921_Hfdst_1-4.indd 13512921_Hfdst_1-4.indd 13 7-10-10 16:437-10-10 16:43

14

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

TOEPASSEN

8 Tamara woont bij haar moeder. Ze krijgt zakgeld en heeft inkomsten in natura. Daarnaast verdient ze geld met een baantje (afb. 11).

a Wat is de waarde van Tamara’s inkomsten in natura per week?

€ 1,35 + € 6 = € 7,35 b Wat is meer: haar zakgeld of haar inkomsten in

natura? Leg je antwoord uit met een berekening.

De inkomsten in natura, want die zijn € 7,35 × 52 : 12 = € 31,85 per maand waard en haar zakgeld is € 29,25 per maand.

c Tamara betaalt in het vervolg het weekblad en de knipkaart voor de schoolkantine van haar inkomsten als vakkenvuller. Hoeveel loon heeft ze per week vrij te besteden na aftrek van deze uitgaven?

Loon: € 95 × 12 : 52 = € 21,92 per week; vrij te besteden: € 21,92 – € 6 – € 1,35 = € 14,57

9 Nico vraagt zijn ouders om kleedgeld. Je ziet in afbeelding 12 wat hij van dat geld wil kopen in de komende twee jaar.

a Schrijf in afbeelding 12 bij elke soort kleding de bedragen die Nico hiervoor in deze twee jaar nodig heeft.

b Hoeveel kleedgeld heeft hij in totaal nodig in deze twee jaar?

€ 90 + € 55 + € 240 + € 60 + € 96 + € 100 + € 96 + € 80 + € 18 + € 320 + € 45 = € 1.200

c Hoeveel kleedgeld is dat per jaar?

€ 1.200 : 2 = € 600 d Hoeveel kleedgeld heeft Nico dan per maand nodig?

€ 600 : 12 = € 50

6 Zes vriendinnen willen hun zakgeld vergelijken. De bedragen staan in de tabel hierna (afb. 10). Reken de maandbedragen om naar weekbedragen en de weekbedragen om naar maandbedragen. Schrijf de uitkomsten in de tabel.

afb. 10

zakgeld van: per maand per week

Merel € 27,30 € 6,30 Marly € 18,20 € 4,20 Ymkje € 24,05 € 5,55 Barbara € 20,15 € 4,65

Daphne € 22,75 € 5,25

Judith € 25,35 € 5,85

7 Peter kreeg vorig jaar in totaal € 312 zakgeld. Hij krijgt nu € 32 zakgeld per maand.

a Hoeveel zakgeld krijgt hij dit jaar in totaal?

12 × € 32 = € 384 b Hoeveel is dat meer dan vorig jaar?

€ 384 – € 312 = € 72

B

afb. 11

A

DC

zakgeld € 29,25 per maand waarde € 1,35 per week

loon € 95 per maand waarde € 6 per week

512921_Hfdst_1-4.indd 14512921_Hfdst_1-4.indd 14 7-10-10 16:437-10-10 16:43

15

2 Per week en per maand

134890 7Aantekeningen

1 × € 90 =

€ 90 1 × € 55 =

€ 55

4 × € 60 =

€ 240 2 × € 30 =

€ 60

8 × € 12 =

€ 96 2 × € 50 =

€ 100

12 × € 8 =

€ 96 2 × € 40 =

€ 80

6 × € 3 =

€ 18 4 × € 80 =

€ 320

€ 45

afb. 12

Maak rekentrainer 1.2 op bladzijde 34.

134890 7Economie in de praktijk

Je doet dit onderzoek samen met drie klasgenoten. Je zoekt uit hoeveel zakgeld jullie krijgen. Daarna bereken je hoeveel iedereen omgerekend per week krijgt. Je berekent vervolgens het gemiddelde zakgeld van jullie vieren. Je kunt daarna aangeven met welk bedrag je eigen zakgeld afwijkt van het gemiddelde. Wat vind je van dit verschil?

Gebruik werkblad vmbo-kgt 1.2 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 15512921_Hfdst_1-4.indd 15 7-10-10 16:437-10-10 16:43

16

LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

Gemiddelde ontvangsten van scholieren per maand*

13jaar

14jaar

15jaar

16jaar

17jaar

zakgeld € 25 € 27 € 29

kleed-geld

€ 54 € 59 € 59 € 60 € 60

bijbaan € 95 € 90 € 118 € 164 € 202

* Scholieren zonder deze ontvangsten zijn niet meegeteld bij de berekening van de gemiddelden.

2 Gebruik de tabel (afb. 14).

a Hoeveel kleedgeld krijgen vijftienjarigen gemiddeld per maand?

€ 59 b Hoe heet de serie getallen over vijftienjarigen in de

tabel?

Een kolom. c En hoe heet de serie getallen over kleedgeld in de

tabel?

Een rij.

Er is in de tabel voor elke leeftijd een aparte kolom met gegevens (afb. 14). De leeftijd staat boven de kolom. Er is in de tabel voor de soorten ontvangsten steeds een aparte rij met gegevens. Links van de rij staat om welk soort ontvangsten het gaat.

3 Jeroen krijgt € 40 kleedgeld per maand. Het gemiddelde kleedgeld van vijftienjarigen is hoger.

a Hoeveel kleedgeld krijgt Jeroen er na het gesprek met zijn ouders bij?

€ 59 – € 40 = € 19 per maand

In deze paragraaf leer je hoe je gegevens opzoekt in een tabel.

Jeroen (vijftien jaar) heeft al maanden een nieuw jack nodig, maar zijn kleedgeld gaat steeds op aan andere kleding. Hij vraagt meer kleedgeld, maar zijn ouders vinden dat niet nodig (afb. 13). Na veel heen -en-weer gepraat worden Jeroen en zijn ouders het eens. Wat een vijftienjarige in Nederland gemiddeld aan kleedgeld krijgt, krijgt Jeroen voortaan ook.

afb. 13

1 Jeroen heeft op internet gezocht naar kleedgeld.

a Waarom zoekt hij speciaal naar het kleedgeld van vijftienjarigen?

Hij krijgt datzelfde bedrag aan kleedgeld.

b Lees de tekst hierna. Jeroen vindt op internet een bruikbaar overzicht (afb. 14). Hoe heet zo’n overzicht?

Een tabel.

Op internet, in boeken en bladen vind je overzichten die vol staan met getallen. Er zijn bijvoorbeeld overzichten van de gemiddelde ontvangsten van scholieren. Je kunt je eigen ontvangsten daarmee vergelijken. Zo’n overzicht met getallen heet een tabel. In de titel van de tabel lees je wat die getallen voorstellen.

3 Getallen op een rij

afb. 14

Gemiddelde ontvangsten van scholieren per maand*

dit is de titel

dit is een kolom

€ 118

15jaar

€ 25

dit is een rij

€ 60 € 60kleed-geld

€ 54 € 59 € 59

dit is een toelichting

Gemiddelde ontvangsten van scholieren per maand*

13jaar

14jaar

15jaar

16jaar

17jaar

zakgeld € 18 € 25 € 25 € 27 € 29

kleed-geld

€ 54 € 59 € 59 € 60 € 60

bijbaan € 118 € 164 € 202

512921_Hfdst_1-4.indd 16512921_Hfdst_1-4.indd 16 7-10-10 16:437-10-10 16:43

17

3 Getallen op een rij

Een tabel is een handig overzicht voor het vergelijken van getallen. Je moet bij het vergelijken wel opletten dat je kolommen met dezelfde soort getallen neemt. Je kunt bijvoorbeeld geen euro’s met procenten vergelijken.

afb. 16

Stukloon geplukte bessen

aantal dozen/kisten dozen* kisten**

1 € 1,44 € 3,20

2 € 2,88 € 6,40

3 € 4,32 € 9,60

4 € 5,76 € 12,80

5 € 7,20 € 16

6 € 8,64 € 19,20

7 € 10,08 € 22,40

8 € 11,52 € 25,60

* gewicht 1,8 kilo bessen** gewicht 4 kilo bessen

5 Jeroen plukt bessen in zijn vakantie. In gemiddeld twee uur tijd vult hij vijf dozen met bessen. Gebruik de tabel (afb. 16).

a Hoeveel verdient hij per uur?

€ 7,20 : 2 = € 3,60 per uur b Hoeveel verdient hij per kilo bessen?

Bijv. 5 dozen × 1,8 = 9 kilo bessen; € 7,20 : 9 = € 0,80 per kilo

Veel informatie over inkomens kun je vinden in tabellen. Er zijn bijvoorbeeld tabellen waarin je kunt opzoeken hoeveel kinderbijslag ouders krijgen. En op welk loon je recht hebt als je een bijbaan hebt.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 32 en 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

b Bekijk afbeelding 14 nog eens en lees de tekst hierna. Veel scholieren krijgen kleding en geen kleedgeld. Tellen zij mee bij de berekening van het gemiddelde kleedgeld? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee. Uitleg: In de toelichting bij de tabel staat dat zij niet zijn meegeteld.

Een tabel is een overzicht met gegevens in kolommen en rijen. De betekenis van deze gegevens vind je op verschillende plaatsen in de tabel. Je moet letten op de titel, op de betekenis van de kolommen en op de betekenis van de rijen. Soms is er een toelichting met meer informatie over de betekenis van de gegevens in de tabel.

afb. 15

Inkomsten van scholieren van 12 t/m 18 jaar (gemiddeld per maand)

jongens meisjes

euro’s procen-ten

euro’s procen-ten

zakgeld 25 86* 21 88

kleedgeld 60 25 57 42

baantje 149 38 123 34

* Toelichting: het getal 86 in de tweede kolom betekent dat 86% van de jongens zakgeld krijgt. Dus: van elke 100 jongens krijgen er 86 zakgeld en 14 niet.

4 Slechts een deel van de scholieren van twaalf tot en met achttien jaar krijgt kleedgeld. Gebruik de tabel(afb. 15).

a Hoeveel procent van de jongens krijgt kleedgeld?

25% b Je wilt het gemiddelde kleedgeld van jongens en

meisjes vergelijken. Naar welke getallen uit de tabel moet je dan kijken?A De jongens 60, de meisjes 25.B De jongens 60, de meisjes 57. C De jongens 60, de meisjes 42.

512921_Hfdst_1-4.indd 17512921_Hfdst_1-4.indd 17 7-10-10 16:437-10-10 16:43

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

1818

afb. 18

Kosten van een wasautomaat (per wasbeurt, 2008)

kostensoort wastemperatuur

40 °C 60 °C 90 °C

elektriciteit € 0,14 € 0,24 € 0,48

water € 0,08 € 0,08 € 0,10

waspoeder € 0,17 € 0,17 € 0,17

apparaatkosten € 0,51 € 0,51 € 0,51

a Welke kostensoorten worden niet beïnvloed door de wastemperatuur?

Waspoeder en apparaatkosten. b Hoeveel kost een wasbeurt op 60 °C?

€ 0,24 + € 0,08 + € 0,17 + € 0,51 = € 1

c Welke wastemperatuur is het goedkoopst? Leg uit.

40 °C – 60 °C – 90 °C. Uitleg: De elektrici- teitskosten (en waterkosten) zijn dan het laagst.

afb. 19

Prepaidtarieven T-mobile (2009)

pakket dienst tarief

standaard gesprekken € 0,35 per minuut

sms € 0,05 per bericht

24/7 gesprekken € 0,24 per minuut

sms € 0,07 per bericht

MyFaves* gesprekken € 0,35 per minuut

sms € 0,23 per bericht

* Naar vijf voorkeurnummers zijn de gesprekskosten € 0,175 per minuut en de sms-kosten € 0,115 per bericht.

8 Ewoud heeft een mobieltje gekocht. Hij heeft het standaardpakket. Dit pakket kan hij wijzigen op de site van T-mobile. Gebruik de tabel (afb. 19).

a Welk pakket is het goedkoopst als Ewoud vaak sms’jes verstuurt en nooit belt?

Het standaardpakket.

afb. 17

Dagelijkse kosten voor voeding per persoon (2008)

leeftijds-groep

ontbijt tweede brood-maaltijd

warme maaltijd

tussen-doortjes

1-3 jaar € 0,27 € 0,45 € 1,24 € 0,72

4-6 jaar € 0,32 € 0,59 € 1,63 € 0,85

7-9 jaar € 0,35 € 0,75 € 1,83 € 0,94

10-12 jaar € 0,36 € 0,85 € 2,05 € 1,05

13-15 jaar € 0,45 € 0,91 € 2,18 € 1,30

16-18 jaar € 0,41 € 1 € 2,15 € 1,54

vanaf 19 jaar

€ 0,37 € 0,93 € 2,13 € 1,47

6 Gebruik de tabel (afb. 17).

a Over welke kosten gaat deze tabel?

De dagelijkse kosten voor voeding per persoon.

b Hoeveel kosten de dagelijkse tussendoortjes van iemand van vijftien jaar?

€ 1,30 per dag c Welke leeftijdsgroep heeft de duurste tussen-

doortjes?

16-18 jaar d Hoeveel kost de dagelijkse voeding van een peuter

van drie jaar?

€ 0,27 + € 0,45 + € 1,24 + € 0,72 = € 2,68

e Hoeveel verschillen de totale dagelijkse voedings-kosten van een driejarige met een twintigjarige?

€ 0,37 + € 0,93 + € 2,13 + € 1,47 = € 4,90; € 4,90 – € 2,68 = € 2,22

7 Wassen kost geld. Je kunt de kosten ervan verdelen in verschillende kostensoorten (afb. 18).

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

TOEPASSEN

512921_Hfdst_1-4.indd 18512921_Hfdst_1-4.indd 18 7-10-10 16:447-10-10 16:44

19

3 Getallen op een rij

134890 7Aantekeningen

19

b Stel, Ewoud belt gemiddeld veertig minuten per week, waarvan dertig minuten naar vijf vaste vrienden. Hij verstuurt gemiddeld dertig sms’jes per week, uitsluitend naar zijn vaste vrienden. Hoeveel betaalt hij per week bij elk pakket van T-mobile? Schrijf de antwoorden in de tabel hierna (afb. 20).

afb. 20

Telefoonkosten van Ewoud (per week)

pakket gesprekken sms’jes totaal

stan-daard

€ 14 € 1,50 € 15,50

24/7 € 9,60 € 2,10 € 11,70 MyFa-ves

€ 8,75 € 3,45 € 12,20

afb. 21

Aantal huishoudens met één of meer kinderen

aantalkinderen

type huishouden

gehuwd paar

onge-huwd paar

alleen-staande moeder

alleen-staande vader

1 114.041 16.028 9.496 1.207

2 15.925 1.862 805 126

3 of meer 513 60 33 3

9 De tabel in afbeelding 21 gaat over een grote stad in Nederland.

a Hoeveel ongehuwde paren met twee kinderen wonen in deze stad?

1.862 b Hoeveel alleenstaande ouders met één kind telt

deze stad?

9.496 + 1.207 = 10.703 c Hoeveel gehuwde paren met één of meer kinderen

telt deze stad?

114.041 + 15.925 + 513 = 130.479

Maak rekentrainer 1.3 op bladzijde 35.

134890 7Economie in de praktijk

De meeste scholieren krijgen zakgeld. Daarnaast krijgen ze soms kleedgeld en/of loon omdat ze een bijbaan of vakantiewerk hebben. Je gaat de inkomsten onderzoeken van vier jongens en vier meisjes in je klas. En je zoekt uit hoe de inkomsten van de jongens verschillen van de meisjes.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 1.3 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 19512921_Hfdst_1-4.indd 19 7-10-10 16:447-10-10 16:44

20

LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

Deze paragraaf gaat over de regels voor werkende scholieren en over hun beloning.

Marco brengt op donderdag na schooltijd folders rond voor een supermarkt (afb. 22). Hij denkt erover om dit baantje op te geven, want op donderdag heeft hij ook voetbaltraining. En die wil hij niet missen.

afb. 22

afb. 23

Scholieren met een bijbaan

leeftijd in procenten van alle scholieren

gemiddelde inkom-sten per maand*

2004 2007 2004 2007

14 jaar 38% 32% € 86 € 90

15 jaar 52% 48% € 126 € 118

16 jaar 66% 64% € 177 € 164

17 jaar 73% 68% € 220 € 202

* Scholieren zonder bijbaan zijn niet meegeteld bij de berekening van deze gemiddelden.

1 Marco (vijftien jaar) heeft eigenlijk geen tijd voor zijn baantje. In de tabel (afb. 23) kun je zien dat in 2007 bijbanen minder in trek waren bij scholieren dan in 2004.

a Uit welke gegevens uit de tabel blijkt dat?

Bij alle leeftijden is het percentage scholieren met een bijbaan gedaald.

4 BijverdienenIn plaats van Leren en Toepassen, mag je ook Economie in de praktijk op blz. 23 maken. Overleg hierover met je docent.

b Schrijf een voordeel en een nadeel op van een bijbaan voor scholieren.

Bijv. het loon is een voordeel, minder vrije tijd is een nadeel.

Ongeveer de helft van alle scholieren heeft een baantje. Zij zitten daardoor vast aan bepaalde werktijden en hebben dus minder vrije tijd. Hier staat tegenover dat ze geld verdienen: het loon. Maar loon is niet het enige dat telt. Vaak vinden ze hun werk gewoon leuk.

afb. 24

2 Marco ziet een steigerbouwer aan het werk (afb. 24). Zo’n stoere baan lijkt hem wel wat, maar op zijn leeftijd is zo’n baantje verboden.

a Waarom is steigers bouwen verboden werk voor een vijftienjarige?

Het is zwaar en gevaarlijk werk. b Marco wil best folders rondbrengen als dat onder

schooltijd zou mogen. Waarom mag dat niet?

Hij mag geen school verzuimen voor een baantje.

Je mag niet altijd doen wat je wilt. Vanaf dertien jaar mag je buiten schooltijd betaalde karweitjes doen zoals oppassen, auto’s wassen en folders rondbrengen.Op zaterdagen en in schoolvakanties is meer toegestaan. Vanaf vijftien jaar mag je buiten schooltijd licht en ongevaarlijk werk doen. Je mag dan ook kranten bezorgen.

512921_Hfdst_1-4.indd 20512921_Hfdst_1-4.indd 20 7-10-10 16:447-10-10 16:44

21

4 Bijverdienen

b Wie is de werkgever van Marco?

Bakkerij Egberts.

Marco werkt bij een bakkersbedrijf. Marco is de werknemer en het bakkersbedrijf is de werkgever. Werknemers zijn tegen betaling in dienst van een bedrijf of instelling. Werkgevers en werknemers hebben rechten en plichten tegenover elkaar.

afb. 26

Minimumjeugdlonen (2009)

leeftijd loon per maand loon per uur

22 jaar € 1.174 € 7,13

21 jaar € 1.001,35 € 6,08

20 jaar € 849,45 € 5,16

19 jaar € 725,15 € 4,40

18 jaar € 628,45 € 3,82

17 jaar € 545,55 € 3,31

16 jaar € 476,50 € 2,89

15 jaar € 414,35 € 2,52

5 Marco is vijftien jaar. Hij verdient het minimum-jeugdloon. Gebruik de tabel (afb. 26).

a Hoeveel verdient hij per uur?

€ 2,52 b Heeft een veertienjarige recht op het minimum-

jeugdloon?

Nee.

Het loon heeft een ondergrens. Vanaf je vijftiende heb je ten minste recht op het minimumjeugdloon. Naarmate je ouder bent, is het minimumjeugdloon hoger. Vanaf 23 jaar geldt het minimumjeugdloon niet meer, dan heb je recht op het minimumloon.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 32 en 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

afb. 25

Maximale werktijden voor scholieren* (tijdens een schoolweek)

13/14 jaar 15 jaar 16/17 jaar

per schooldag 2 uur 2 uur 9 uur**

op zaterdag 6 uur 8 uur 9 uur

per schoolweek 12 uur 12 uur 45 uur**

* Uitsluitend tussen 7.00 en 19.00 uur (kranten vanaf 6.00 uur).** Dit is schooltijd en werktijd bij elkaar.

3 Marco leest een personeelsadvertentie van cafetaria DE INLOOP. Dit bedrijf zoekt een medewerker voor woensdag tot en met zaterdag, steeds van 17.00 tot 22.00 uur. Bekijk afbeelding 25.

a Waarom is deze baan verboden voor een vijftienjarige?

Een vijftienjarige mag op een school- dag maximaal twee uur werken. Ook: werken na 19.00 uur mag niet.

b Waarom mag Marco op schooldagen niet meer dan twee uur werken?

Langer werken gaat ten koste van het schoolwerk.

Een bijbaan kan ten koste gaan van het schoolwerk, en dat mag niet. Daarom mogen scholieren niet zo veel werken als ze misschien willen. Hun werktijd moet buiten de schooltijden vallen, en ’s avonds of ’s nachts werken mag niet. In schoolvakanties en vanaf achttien jaar zijn de regels soepeler.

4 Marco solliciteert als zaterdaghulp bij bakkerij Egberts. Na een gesprek met de chef van het bakkers-bedrijf krijgt hij de baan. Hierdoor krijgt Marco rechten en plichten.

a Schrijf een recht en een plicht van Marco op ten opzichte van bakkerij Egberts.

Bijv. hij heeft recht op loon, en de plicht om op tijd te komen werken.

512921_Hfdst_1-4.indd 21512921_Hfdst_1-4.indd 21 7-10-10 16:447-10-10 16:44

22

Nieuwsbrengers gevraagdHet Hollands Dagblad heeft nieuwsbrengers nodig voor ongeveer een uur per dag. Ben je ten minste vijftien jaar oud en niet bang om vroeg uit de veren te komen en heb je ook nog een fi ets, dan hebben wij een baan voor jou.

Wat verwachten we van je?Je stopt onze krant zes dagen per week ’s morgens vóór 7 uur bij onze abonnees in de bus.

Wat verdien je ermee?Je loon hangt af van het aantal adressen en de grootte van de wijk. Per honderd adressen krijg je een bezorgvergoeding van 22,80 euro per week. Daarnaast ontvang je veel extra’s, zoals een fi etsvergoeding van 1 euro per dag en een gratis abonnement ter waarde van 250 euro.

8 Jongeren met een baan hebben ten minste recht op het minimumjeugdloon. Gebruik de tabel over dit loon (afb. 26 op blz. 21).

a Thijs (zestien jaar) heeft een vakantiebaan. Hij verdient het minimumjeugdloon. Hoeveel verdient hij per maand?

€ 476,50 b Lizet (twintig jaar) werkt bij een uitzendbureau. Zij

verdient het minimumjeugdloon. Hoeveel verdient zij in drie maanden?

3 × € 849,45 = € 2.548,35 c Nick is zaterdaghulp. Hij verdient het minimum-

jeugdloon. Hij werkt acht uur en verdient daarmee € 30,56. Hoe oud is Nick? Leg je antwoord uit.

Hij verdient € 30,56 : 8 = € 3,82 per uur; dit uurloon verdien je als je achttien jaar bent.

afb. 29

Werk dat een vijftienjarige wel of niet mag doen

werk wel niet

vakken vullen in de winkel X

een zaagmachine bedienen X

afwassen in een ziekenhuis X

kranten bezorgen X

bij een verhuizer werken X

afb. 286 Maak de volgende kruiswoordpuzzel (afb. 27). Gebruik de tabel over de maximale werktijden van scholieren (afb. 25 op blz. 21).Wat is het maximale aantal werkuren?Horizontaal: 1 Voor een vijftienjarige per week?4 Voor een dertienjarige per schooldag?5 Voor een zestienjarige op zaterdag?Verticaal:1 Voor een zestienjarige na een schooldag van zeven

uur?2 Voor een vijftienjarige op zaterdag?3 Voor een zeventienjarige op zaterdag?

afb. 27

1 2

1 t w a a l f

w c 3 e h n

e 4 t w e e g

5 n e g e n

n

7 Daan heeft een krantenwijk van 110 adressen. In een uur tijd bezorgt hij alle kranten. Lees de personeelsadvertentie (afb. 28).

a Hoeveel bezorgvergoeding krijgt Daan per dag?

€ 22,80 : 100 × 110 = € 25,08; € 25,08 : 6 = € 4,18

b Hoeveel geld verdient hij per uur (inclusief de fietsvergoeding)?

€ 4,18 + € 1 = € 5,18 c Waaruit bestaat het loon in natura van Daan?

Het gratis abonnement op de krant.

TOEPASSEN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

512921_Hfdst_1-4.indd 22512921_Hfdst_1-4.indd 22 7-10-10 16:447-10-10 16:44

23

4 Bijverdienen

134890 7Aantekeningen

9 Als je vijftien jaar bent, mag je nog niet alle soorten werk doen. Gebruik het overzicht in afbeelding 29 en kruis de juiste hokjes aan.

afb. 30

10 Veel werkgevers schrijven hun werknemers voor hoe ze op het werk moeten verschijnen. Het gaat bijvoorbeeld over tatoeages, piercings en opvallend haar. Ook kledingvoorschriften (geen korte broek, stropdas verplicht) komen vaak voor.

a Waarom zal een bank niet gauw iemand als baliemedewerker aannemen als hij zich presenteert zoals de persoon in afbeelding 30?

Bijv. veel klanten van de bank voelen zich niet op hun gemak bij iemand die zich zo presenteert.

b Werknemers hebben plichten ten opzichte van hun werkgever. Vind jij plichten over het uiterlijk redelijk? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee. Uitleg: Eigen antwoord.

Maak rekentrainer 1.4 op bladzijde 35.

134890 7Economie in de praktijk

Heb je deze paragraaf in het boek gemaakt, dan mag je Economie in de praktijk overslaan.

Vanaf dertien jaar mogen jongeren werken voor geld. Maar de regels die hiervoor gelden zijn streng. Veel jongeren hebben een baantje in een supermarkt. Je gaat bekijken hoe lang zij mogen werken. Jongeren mogen niet alle werkzaamheden uitvoeren. Wat mag wel en wat mag niet, en waarom niet?

Maak de computerles bij deze paragraaf.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 23512921_Hfdst_1-4.indd 23 7-10-10 16:447-10-10 16:44

24

LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

afb. 32

2 Jamila heeft een spaarrekening bij de bank. Bekijk de tekeningen (afb. 32).

a Tegen welke twee risico’s is spaargeld bij de bank goed beschermd?

Brand en diefstal. b Jamila krijgt € 42 interest op haar spaarrekening.

Waarom krijgt ze dit geld van de bank?

Bijv. de bank mag haar spaargeld aan iemand anders uitlenen.

De meeste spaarders zetten hun spaargeld op een spaarrekening. Dat is veiliger dan het thuis te bewaren. Bovendien betaalt de bank interest over het spaargeld. Interest is een ander woord voor rente. Spaarders krijgen rente, omdat de bank hun geld mag uitlenen aan andere klanten van de bank.

afb. 33

In deze paragraaf leer je over sparen bij de bank.

Jamila spaart voor een keyboard. Ze is zuinig en het geld dat ze overhoudt, zet ze op een spaarrekening. Ze spaart het benodigde bedrag in zes maanden bij elkaar (afb. 31).

afb. 31

1 Na het keyboard spaart Jamila voor een scooter. Ze wil een tweedehands scooter en daarom heeft ze genoeg aan € 1.200.

a Hoeveel moet zij per maand sparen als zij dat bedrag over twee jaar gespaard wil hebben?

€ 1.200 : 24 = € 50 b Jamila’s zus spaart niet. Welk nadeel heeft zij

hierdoor?

Ze heeft geen geld voor dure aankopen of onverwachte uitgaven.

Je hoeft niet te sparen. Je kunt je geld ook meteen uitgeven. Dat is misschien leuker, maar je hebt dan geen geld voor een onverwachte uitgave. En je hebt nooit geld voor een dure aankoop.

5 De bank betaalt

512921_Hfdst_1-4.indd 24512921_Hfdst_1-4.indd 24 7-10-10 16:447-10-10 16:44

25

5 De bank betaalt

Banken bieden verschillende spaarrekeningen aan. Het is voordelig om op de hoogte van de rentepercentages te letten. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer rente je krijgt. Je krijgt ook meer rente als je het spaarbedrag verhoogt.

afb. 35

Spaarvormen en hun kenmerken

spaarvorm renteper-centage*

kenmerken

internet spaarrekening

2,4% vrij opneembaar

internet jaarspaarrekening

3,75% een jaar niet opneembaar

direct spaarrekening

4% saldo moet meer dan € 20.000 zijn

* De rentepercentages kunnen veranderd zijn.

5 Het spaargeld van Jamila staat op een internet jaarspaarrekening. Gebruik afb. 35.

a Waarom krijgt ze een hoger rentepercentage dan bij de gewone internet spaarrekening?

Haar geld staat een jaar vast. b Wanneer is de direct spaarrekening niet geschikt

voor Jamila?

Als ze minder dan € 20.000 spaargeld heeft.

c Streep de foute woorden door. De bank geeft een hoger rentepercentage bij een hoger – lager spaarbedrag en als het spaarbedrag korter – langer vaststaat op de rekening.

Spaarders kunnen kiezen uit verschillende spaarvormen. Bij elke spaarvorm gelden andere regels. Het rentepercentage is meestal iets hoger bij spaarvormen waarbij de spaarders hun spaargeld langer afstaan. Ook bij spaarvormen met een hoger spaarbedrag is het rentepercentage meestal iets hoger.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

3 Stel, er staat € 2.100 op de spaarrekening van Jamila. En ze krijgt 3% rente per jaar van de bank. Gebruik afbeelding 33.

a Hoeveel rente krijgt ze na een jaar?

€ 2.100 : 100 × 3 = € 63 b De bank heeft ook een spaarrekening die 4%

rente geeft. Een spaarder zet € 5.600 op deze spaarrekening. Hoeveel rente krijgt hij na een jaar?

€ 5.600 : 100 × 4 = € 224

De hoogte van de rente wordt uitgedrukt in procenten. Eén procent (1%) is een honderdste deel. Als de bank vier procent (4%) rente geeft, krijg je na een jaar vierhonderdste deel van je spaargeld aan rente. Je rekent dus eerst één procent van het spaarbedrag uit. De uitkomst vermenigvuldig je met het rentepercentage.

afb. 34

4 Bekijk afbeelding 34.

a Waarom krijgt spaarder 2 meer rente dan spaarder 1?

Zijn spaarrekening geeft een hoger rentepercentage.

b Stel, de rentepercentages zijn het jaar daarop niet veranderd. Toch krijgen spaarder 1 en spaarder 2 meer rente van de bank. Hoe is dat mogelijk?

Zij hebben meer geld op hun spaarrekening staan.

512921_Hfdst_1-4.indd 25512921_Hfdst_1-4.indd 25 7-10-10 16:447-10-10 16:44

26

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

TOEPASSEN

afb. 36

ASN-jeugdsparen

SPAA

RGEL

D IN

EU

RO’S 7.000

0

6.000

5.000

4.000

3.000

2.000

1.000

5 jaar 18 jaar14 jaar10 jaarLEEFTIJD

1.570

3.574

5.144

6.713

9 Lisa gaat op haar achttiende studeren aan de pabo. Haar ouders hebben vanaf haar geboorte elke maand € 20 op een spaarrekening gestort. In afbeelding 36 staat hoeveel geld er op deze rekening stond toen Lisa vijf jaar, tien jaar en veertien jaar was. Nu ze achttien jaar is, mag ze het eindbedrag opnemen.

a Waarom sparen veel ouders voor een studie van hun kinderen?

Bijv. uit voorzorg, omdat een studie veel geld kost.

b Hoeveel geld stortten de ouders van Lisa in totaal in achttien jaar op de spaarrekening?

18 × 12 × € 20 = € 4.320 c Verklaar het verschil tussen het eindbedrag op de

spaarrekening en het totale gestorte bedrag.

Het bedrag op de rekening is ook gestegen door de rente.

afb. 37

6 Hoeveel rente betaalt de bank na een jaar aan de volgende spaarders?

a Frieda heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente.

€ 3.000 : 100 × 4 = € 120 b Karel heeft € 4.000 spaargeld. Hij krijgt 2% rente.

€ 4.000 : 100 × 2 = € 80 c Mieke heeft € 2.000 spaargeld. Zij krijgt 5% rente.

€ 2.000 : 100 × 5 = € 100 d Stefan heeft € 1.000 spaargeld. Hij krijgt 3% rente.

€ 1.000 : 100 × 3 = € 30

7 Mensen hebben verschillende spaardoelen voor: a onverwachte uitgaven;b een grote uitgave;c inkomsten uit bezit.Spaarvoorbeelden:1 Jos spaart voor een nieuwe keuken.2 Jannik spaart voor de rente-inkomsten.3 Yosha spaart voor reparaties aan de auto.Welk spaardoel (a, b, c) hoort bij welk spaarvoorbeeld (1, 2, 3)?Bij a hoort 3 , bij b hoort 1 , bij c hoort 2 .

8 Ger spaart briefjes van € 50. Hij verstopt ze in een brandkastje in de ruimte onder de vloer. Hij heeft lang nagedacht over de plek waar hij zijn spaargeld zou verstoppen.

a Waarom heeft hij daar lang over nagedacht?

Hij wil een veilige plek voor zijn geld.

b Waarom krijgt Ger geen rente over het geld in zijn brandkastje?

Bijv. hij laat dit geld door niemand gebruiken.

512921_Hfdst_1-4.indd 26512921_Hfdst_1-4.indd 26 7-10-10 16:447-10-10 16:44

27

5 De bank betaalt

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

Bijna iedereen heeft een bankrekening. Je gaat je eigen bankrekening vergelijken met de bankrekening van een ander. Eerst verzamel je informatie over je eigen bankrekening. Die informatie vind je op internet, maar die kun je ook krijgen op een kantoor van jouw bank. Daarna verzamel je dezelfde informatie over een andere bankrekening van een van je klasgenoten. Je vergelijkt de bankrekeningen en trekt een conclusie.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 1.5 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

10 Bekijk afbeelding 37. Lisa’s ouders hebben voor een spaarrekening bij de ASN Bank gekozen, omdat deze bank een project voor straatkinderen in een arm land sponsort.

a Stel, jij wilt een bankrekening openen. Wat vind jij belangrijk bij de keuze van een bank? Je mag twee antwoorden omcirkelen.

A De hoogte van het rentepercentage. B Het welkomstcadeau. C De betrouwbaarheid van de bank. D De idealen van de bank.

b Leg je antwoord(en) op vraag a uit.

Eigen antwoord.

11 Aagje heeft € 15.000 geërfd van een tante. Dat geld staat op een spaarrekening en de bank geeft 2,75% rente per jaar. Van de rente betaalt Aagje jaarlijks een etentje voor de familie.

a Hoeveel mag het etentje kosten?

€ 15.000 : 100 × 2,75 = € 412,50

b Aagje krijgt 3,25% rente als zij die € 15.000 voor lange tijd vastzet. Hoeveel rente krijgt ze dan per jaar?

€ 15.000 : 100 × 3,25 = € 487,50

c Wanneer is het verantwoord dat Aagje het geld voor lange tijd vastzet?

Bijv. als ze de rente wil gebruiken en niet het spaargeld.

Maak rekentrainer 1.5 op bladzijde 36.

512921_Hfdst_1-4.indd 27512921_Hfdst_1-4.indd 27 7-10-10 16:447-10-10 16:44

28

LEREN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

2 Rob droomt ervan ooit € 1 miljoen te winnen in een loterij. Hij zou dat geld op een spaarrekening zetten, en van de rente leven.

a Stel, de bank geeft 4% rente per jaar. Hoeveel inkomen heeft Rob dan jaarlijks aan rente?

€ 1.000.000 : 100 × 4 = € 40.000

b Rob kan € 1 miljoen ook gebruiken om andere inkomsten te krijgen dan rente. Noem twee van deze inkomsten.

Bijv. huur en winst.

Rijke mensen hebben niet alleen veel geld op de bank. Vaak zijn ze daarnaast eigenaar van bedrijven, huizen en grond. Daardoor krijgen ze naast rente ook winst en huur. Doordat de één veel meer bezit dan de ander, zijn er grote inkomensverschillen.

3 Rita’s moeder is huisarts. De vader van Rob is verpleegkundige. Ze hebben allebei een volledige baan. Bekijk afbeelding 39.

a Waarom verdient Rita’s moeder zoveel meer dan Robs vader?

Bijv. om huisarts te worden, heb je een langere opleiding nodig, een huisarts heeft moeilijker werk, een huisarts heeft langere werktijden.

b Waarom verdient een buschauffeur meer dan een bloemschikker?

Bijv. een buschauffeur heeft onregelmatige werktijden.

Er zijn grote verschillen tussen de lonen. Voor gevaarlijk werk en werk met lange en onregelmatige werktijden worden hoge lonen betaald. Ook als je lang moet leren voor een beroep, is het loon meestal hoog. Doordat de één meer loon verdient dan de ander, ontstaan er grote inkomensverschillen.

In deze paragraaf leer je waardoor de inkomens verschillen.

Rita en Rob zijn veertien jaar en ze bedenken hoe ze later hun geld willen verdienen. Rita weet het nog niet zo precies: postbezorger, iets in een manege of politieagent. Als het werk maar buiten is. Rob heeft helemaal geen idee. Hij wil snel rijk worden. Volgens hem hoef je dan niet te werken.

afb. 38

1 Iedereen heeft een inkomen nodig om van te leven. Bekijk afbeelding 38.

a Waarmee verdienen de politieagenten hun inkomen?

Bijv. met het zorgen voor veiligheid op straat.

b Op welke manier hoopt Rob later een inkomen te verdienen?

Bijv. met geld op de bank dat voldoende rente oplevert.

Veel mensen verdienen een inkomen met een baan. Meestal komt daar nog iets bij, want veel mensen hebben naast hun loon nog inkomsten door hun bezittingen. Ze krijgen bijvoorbeeld rente als ze geld op een spaar-rekening hebben staan.

6 Reuzen en dwergen

512921_Hfdst_1-4.indd 28512921_Hfdst_1-4.indd 28 7-10-10 16:447-10-10 16:44

29

6 Reuzen en dwergen

5 Rita wil later een beroep waarbij ze veel buiten kan zijn. Politieagent lijkt haar wel wat.

a Welk beroep wil jij later hebben?

Eigen antwoord. b Bekijk afbeelding 39 nog eens. Hoeveel loon denk

je met dat beroep te verdienen?

Eigen antwoord. c Waarom wil je juist dat beroep?

Eigen antwoord.

Als je een beroep kiest, let je natuurlijk op de hoogte van het loon. Maar geld is niet het enige dat telt, want de aard van het werk is ook belangrijk. Wat ligt je beter: veel of weinig stress, werk met je hoofd of werk met je handen, binnen werken of buiten? Goedbetaald werk kan heel vervelend zijn als het beroep je niet ligt.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 33. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

4 Rita’s moeder is huisarts. Als ze een chirurg was zou zij meer verdienen. Bekijk afbeelding 39 nog een keer.

a Waarom verdient een chirurg zo’n hoog loon?

Een chirurg doet zeer moeilijk werk waarvoor een lange opleiding nodig is.

b Een topsporter in de wielersport verdient soms nog meer dan een chirurg (afb. 40). Wat zal daarvan de reden zijn?

Bijv. sommige wielrenners hebben een zeldzaam talent waar veel belangstelling voor is.

Voor bepaalde soorten werk is een zeldzaam talent of een heel moeilijke opleiding nodig. Er zijn maar weinig mensen geschikt voor deze soorten werk. Als de vraag naar deze mensen groot is, kunnen zij veel geld verdienen.

afb. 40

afb. 39

512921_Hfdst_1-4.indd 29512921_Hfdst_1-4.indd 29 7-10-10 16:447-10-10 16:44

30

b Welke vier beroepen uit afbeelding 42 worden het best betaald?

Oogchirurg, tv-presentator, autocoureur, piloot.

c Welk kenmerk voor een hoge beloning hebben al deze vier beroepen?

Het gaat om uitzonderlijk werk.

afb. 42

Beroepen en hun kenmerken

beroep onregel-matig

gevaarlijk uitzon-derlijk

brandweerman X X

leraar

verpleegkundige X

oogchirurg X

vuilnisman

glazenwasser X

tv-presentator X X

secretaresse

autocoureur X X X

piloot X X

8 Piet en Ans werken als chauff eur bij het streekvervoer. Piet wil graag in het weekend werken, Ans wil dat juist liever niet.

a Waarom zou Piet graag in het weekend willen werken?

Bijv. dan krijgt hij meer loon. b Waarom wil niet iedereen in het weekend werken?

Bijv. veel mensen zoeken dan ontspanning.

afb. 41

Loonschalen bij de politie (per maand)

tred

e agent brigadier inspecteur commis-saris

0 € 1.736 € 2.206 € 2.308 € 4.157

1 € 1.836 € 2.308 € 2.363 € 4.263

2 € 1.938 € 2.411 € 2.470 € 4.369

3 € 2.065 € 2.513 € 2.585 € 4.475

4 € 2.186 € 2.615 € 2.714 € 4.575

5 € 2.244 € 2.717 € 2.831 € 4.680

6 Mensen die bij de politie werken hebben een rang. Bij elke rang hoort een loonschaal (afb. 41). Als je bij de politie begint, heb je de rang van agent en sta je op trede nul. Elk jaar schuif je een trede op. Als je wordt bevorderd naar een hogere rang, begin je op een lagere trede. Die trede wordt zo gekozen dat je er in salaris net niet op achteruit gaat.

a Hoeveel verdient iemand die net agent is geworden?

€ 1.736 per maand b Hoeveel verdient een brigadier in trede vier?

€ 2.615 per maand c Joost wordt na vijf dienstjaren bevorderd van agent

tot brigadier. Op welke trede begint hij zijn nieuwe baan en wat verdient hij?

Trede 1, zijn loon wordt € 2.308. d Waarom verdient een commissaris meer dan een

agent?

Bijv. een commissaris doet moeilijker werk.

7 Sommige verschillen tussen beroepen leiden tot loonverschillen. Bekijk de beroepen hierna (afb. 42).

a Welke kenmerken horen bij elk beroep? Kruis de hokjes aan onder de juiste kenmerken.

TOEPASSEN

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

512921_Hfdst_1-4.indd 30512921_Hfdst_1-4.indd 30 7-10-10 16:447-10-10 16:44

31

6 Reuzen en dwergen

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

9 Vrouwen verdienen minder dan mannen. Hun loon is gemiddeld 42 % lager.

a Geef twee verklaringen voor dit verschil in inkomen.

Bijv. vrouwen hebben vaker dan mannen een lager betaald beroep, ze werken gemiddeld minder uren dan mannen.

b Soms verdienen vrouwen minder dan mannen, terwijl ze hetzelfde werk doen en evenveel uren maken. Wat kan hiervan de reden zijn?

Bijv. discriminatie. c Hoe kunnen vrouwen hun achterstand in loon

inlopen?

Bijv. door meer uren te werken.

10 Sandy, Robert en Astrid ontvangen loon en rente (afb. 43).

a Hoeveel ontvangt ieder aan loon en rente samen? Schrijf de antwoorden in de tabel.

b Je let alleen op het loon. Wie heeft dan het hoogste inkomen?

Robert. c Je let alleen op de rente. Wie heeft dan het hoogste

inkomen?

Sandy. d Je let op het totale inkomen. Wie heeft dan het

hoogste inkomen?

Sandy.

afb. 43

Ontvangsten van Sandy, Robert en Astrid per maand

loon rente loon + rente

Sandy € 2.500 € 300 € 2.800 Robert € 2.700 € 10 € 2.710 Astrid € 2.600 € 150 € 2.750

Maak rekentrainer 1.6 op bladzijde 36.

Welke beroepsopleiding zou jij willen volgen? Misschien weet je wat de mensen met dat beroep per jaar gemiddeld verdienen. Als je dat niet weet, ga je dat opzoeken, bijvoorbeeld op internet. Daarna zoek je afbeeldingen van dit beroep en plakt die op je werkblad. Je kunt ook samen met je klasgenoten van de door jullie gekozen beroepen net zo’n optocht maken als op bladzijde 29 (afb. 39).

Gebruik werkblad vmbo-kgt 1.6 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Maak de adviestoets bij dit hoofdstuk.

Maak in overleg met je docent de eindtoets bij dit hoofdstuk.

512921_Hfdst_1-4.indd 31512921_Hfdst_1-4.indd 31 7-10-10 16:447-10-10 16:44

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

32

Samenvatting en begrippen

32

3 Getallen op een rijIn een tabel staan de gegevens in kolommen en rijen.

De betekenis van deze gegevens staat in:• de titel;• de tekst boven elke kolom;• de tekst links van iedere rij;• de toelichting.

Een tabel maakt het vergelijken van getallen gemakkelijker.Je mag alleen dezelfde soort getallen vergelijken (bijvoorbeeld alleen procenten of alleen euro’s).Veel informatie over inkomens staat in tabellen.

4 BijverdienenJongeren mogen werken vanaf dertien jaar.

Regels voor scholieren tot achttien jaar zijn:• Zwaar, gevaarlijk en ongezond werk mag niet.• Werken onder schooltijd mag niet.• De werktijden zijn beperkt.De regels zijn soepeler als je ouder bent.

Bij elke baan is er sprake van:• een werkgever (een bedrijf of instelling);• een werknemer (werkt in dienst van de werkgever).

Het loon mag niet lager zijn dan:• het minimumjeugdloon (vanaf 15 jaar tot 23 jaar);• het minimumloon (vanaf 23 jaar).

1 Inkomsten in soortenEen inkomen bestaat uit verschillende soorten inkomsten.

Je kunt de inkomsten indelen in:• inkomsten in geld en in natura;• inkomsten met en zonder tegenprestatie;• vrij en niet-vrij besteedbare inkomsten.

Niet-vrij besteedbare inkomsten zijn bijvoorbeeld:• inkomsten in natura;• kleedgeld;• reisgeld.

Inkomens zijn goed vergelijkbaar als je van iedereen dezelfde soort ontvangsten meetelt.

2 Per week en per maandOntvangsten kun je vergelijken als ze over dezelfde periode gaan.

Zo reken je van een week naar een maand:• weekbedrag × 52 = jaarbedrag• jaarbedrag : 12 = maandbedrag

Zo reken je van een maand naar een week:• maandbedrag × 12 = jaarbedrag• jaarbedrag : 52 = weekbedrag

Zo reken je van een kwartaal naar een jaar:• kwartaalbedrag × 4 = jaarbedrag

512921_Hfdst_1-4.indd 32512921_Hfdst_1-4.indd 32 7-10-10 16:447-10-10 16:44

33

1 Inkomsten in soorten

3333

Samenvatting en begrippen

Begrippen Hoofdstuk 11 Inkomsten in soorten

inkomsten in naturaOntvangsten van iets anders dan geld.inkomenOntvangsten in geld en in natura.

3 Getallen op een rijtabelOverzicht van gegevens in kolommen en rijen.

4 BijverdienenloonHet inkomen dat een werknemer verdient met zijn werk.werknemerIemand in dienst van een bedrijf of instelling.werkgeverEen bedrijf of instelling waar één of meer mensen in dienst zijn. minimumjeugdloonHet laagste loon voor werknemers tot 23 jaar.minimumloonHet laagste loon voor werknemers vanaf 23 jaar.

5 De bank betaaltsparenHet opzijleggen van geld.interestVergoeding voor het tijdelijk afstaan van geld.renteEen ander woord voor interest.spaarvormEen manier van sparen met regels over de inleg van geld, de opname van geld en het rentepercentage.

5 De bank betaaltSpaarders sparen voor:• onverwachte uitgaven;• grote uitgaven;• de rente.

Sparen op een spaarrekening is voordelig, want:• je krijgt rente;• het geld is veiliger dan thuis.

Zo reken je over de periode van een jaar de rente uit:• Neem 1% van het spaarbedrag.• Vermenigvuldig deze uitkomst met het rente- percentage.

De rente stijgt bij:• een hoger spaarbedrag;• een hoger rentepercentage.

Spaarders kunnen kiezen uit diverse spaarvormen.

6 Reuzen en dwergenInkomensverschillen ontstaan door:• verschil in loonhoogte;• verschil in bezittingen.

Inkomsten uit bezit zijn:• huur;• rente;• winst.

Redenen voor een hoger loon:• langer werken;• op onregelmatige tijden werken;• gevaarlijker werk doen;• werk doen waarvoor een hoge opleiding is vereist;• uitzonderlijk werk doen.

Bij het kiezen van een beroep zijn belangrijk:• de hoogte van het loon;• je geschiktheid voor het werk;• of de aard van het werk je bevalt.

512921_Hfdst_1-4.indd 33512921_Hfdst_1-4.indd 33 7-10-10 16:447-10-10 16:44

34

Rekentrainer

1.2 Omrekenen van periodieke bedragen

• van maand naar jaarSanne krijgt € 26 per maand.Dat is in een jaar € 26 × 12 = € 312.

• van week naar jaarErik krijgt € 5,25 per week.Dat is in een jaar € 5,25 × 52 = € 273.

• van maand naar weekFriso krijgt € 26 per maand.Dat is per week € 26 × 12 : 52 = € 6.

• van week naar maandSita krijgt € 5,25 per week.Dat is per maand € 5,25 × 52 : 12 = € 22,75.

Maak hieronder de oefeningen.

€ 22,50 per maand = € 270 per jaar€ 20 per maand = € 240 per jaar

€ 28,76 per maand = € 345,12 per jaar

€ 7,50 per week = € 390 per jaar € 5 per week = € 260 per jaar

€ 8,15 per week = € 423,80 per jaar

€ 13 per maand = € 3 per week€ 9,75 per maand = € 2,25 per week

€ 16,90 per maand = € 3,90 per week€ 11,70 per maand = € 2,70 per week

€ 5,10 per week = € 22,10 per maand € 7,80 per week = € 33,80 per maand€ 4,50 per week = € 19,50 per maand€ 6,60 per week = € 28,60 per maand

1.1 Volgorde van bewerkingen

De volgorde van bewerkingen is:• eerst vermenigvuldigen of delen• dan optellen of aftrekken

De rekenmachine doet dit automatisch.Voorbeeld: Krista krijgt € 25 zakgeld.Ze verdient met oppassen drie keer € 3.Dat is samen € 25 + 3 × € 3 = € 34.

Maak hieronder de oefeningen.

4 × € 4 + € 5 = € 21 7 × € 5 + € 9 = € 44

19 × € 2 – € 4 = € 34 13 × € 8 – € 6 = € 98

45 × € 12 – € 500 = € 40

€ 7 + 8 × € 4 = € 39 € 5 + 3 × € 5 = € 20

€ 16 – 7 × € 2 = € 2 € 42 – 4 × € 8 = € 10

€ 164 – 12 × € 12 = € 20

€ 94 : 2 + € 12 = € 59 € 50 : 5 + € 75 = € 85 € 60 : 4 – € 6 = € 9

€ 50 : 2 – € 14 = € 11 € 174 : 3 – € 25 = € 33

€ 342 : 6 – € 38 = € 19

€ 75 + € 50 : 5 = € 85 € 24 + € 15 : 3 = € 29 € 20 – € 14 : 2 = € 13 € 10 – € 12 : 3 = € 6

€ 143 – € 129 : 3 = € 100 € 245 – € 524 : 4 = € 114

Hoofdstuk 1 Van zakgeld naar inkomen

512921_Hfdst_1-4.indd 34512921_Hfdst_1-4.indd 34 7-10-10 16:447-10-10 16:44

35

Rekentrainer

1.4 Herhaling

• Volgorde van bewerkingen (zie blz. 34)• Omrekenen van periodieke bedragen (zie

blz. 34)• Zoeken in een tabel (zie blz. 35)

Maak hieronder de oefeningen.

8 × € 7 + € 8 = € 64 20 × € 3 – € 9 = € 51

€ 9 + € 9 × 7 = € 72 € 50 – € 5 × 7 = € 15

5 × € 12 + 3 × € 11 = € 93

€ 15 : 3 + € 24 = € 29 € 60 – € 35 : 5 = € 53

€ 12 : 3 – € 4 = € 0 € 60 + € 60 : 4 = € 75

6 × € 9 + 2 × € 9 = € 72

Inkomsten per periodeper week per maand per jaar

Aniek € 7,50 € 32,50 € 390

Daan € 2,70 € 11,70 € 140,40

Sofi e € 9 € 39 € 468 Tim € 6 € 26 € 312 Julia € 4,50 € 19,50 € 234 Jayden € 3,90 € 16,90 € 202,80

Gebruik de tabel hierboven. • Wat stelt het bedrag € 140,40 voor?

De inkomsten per jaar van Daan. • Wat stelt het bedrag € 9 voor?

De inkomsten van Sofi e per week. • Wat stelt het bedrag € 16,90 voor?

De inkomsten van Jayden per maand. • Bereken de ontbrekende bedragen en vul ze in.

1.3 Zoeken in een tabel

Zakgeldontvangsten per periodeper week per maand per jaar

Sem € 5,25 € 22,75 € 273Sanne € 8,40 € 36,40 € 436,80Thomas € 3,60 € 15,60 € 187,20

Hoeveel zakgeld heeft Sanne per maand?De juiste rij is de gele rij.De juiste kolom is de blauwe kolom.Op de kruising van deze kolom en deze rij staat: € 36,40.

Maak hieronder de oefeningen.

Soorten ontvangsten (per maand)zakgeld loon ontvangsten

in naturajanuari € 25 € 14 € 29 februari € 20 € 35 € 12maart € 23 € 24 € 32april € 10 € 40 € 4mei € 21 € 12 € 10

Bereken het totaal van de volgende ontvangsten.• Zakgeld en ontvangsten in natura van maart.

€ 23 + € 32 = € 55 • Ontvangsten in natura en loon van januari.

€ 29 + € 14 = € 43 • Zakgeld en loon van mei.

€ 21 + € 12 = € 33 • De drie ontvangsten van februari.

€ 20 + € 35 + € 12 = € 67 • Het zakgeld van maart, april en mei.

€ 23 + € 10 + € 21 = € 54 • Het zakgeld en loon van april en mei.

€ 10 + € 40 + € 21 + € 12 = € 83

512921_Hfdst_1-4.indd 35512921_Hfdst_1-4.indd 35 7-10-10 16:447-10-10 16:44

36

Hoofdstuk 3 De winkel in

Rekentrainer

1.6 Rente berekenen per jaar

Leonie heeft € 500 op haar spaarrekening.Na een jaar krijgt ze 3% rente. 1% rente is € 500 : 100 = € 5.3% rente is 3 × € 5 = € 15.Achter elkaar: € 500 : 100 × 3 = € 15.

Maak hieronder de oefeningen.

Hoeveel is de rente per jaar?spaarbedrag rentepercen-

tagerentebedrag per jaar

€ 600 4% € 24 € 4.000 2,4% € 96 € 2.000 3,5% € 70 € 800 2% € 16 € 400 3% € 12 € 3.500 2,7% € 94,50 € 3.300 2,8% € 92,40 € 1.100 4,1% € 45,10 € 275 4% € 11 € 2.300 3,4% € 78,20

Hoeveel is de rente na meer jaren?spaar-bedrag

renteper-centage per jaar

aantal jaren

rentebedrag

€ 1.600 4% 2 € 128 € 850 2% 3 € 51 € 495 3% 2 € 29,70 € 5.000 2,4% 4 € 480 € 2.200 3,5% 5 € 385 € 3.100 2,7% 4 € 334,80 € 150 1,2% 3 € 5,40 € 2.650 3,4% 2 € 180,20

1.5 Sparen voor een uitgave

Sem gaat sparen voor een laptop.Dat apparaat kost € 360. Over twaalf maanden heeft hij genoeg gespaard.Hij spaart per maand € 360 : 12 = € 30.

Maak hieronder de oefeningen.

Welk bedrag per maand moet je sparen?aankoopprijs spaarperiode bedrag per maand€ 600 12 maanden € 50 € 432 24 maanden € 18 € 504 36 maanden € 14 € 1.152 48 maanden € 24 € 112,50 9 maanden € 12,50

Na hoeveel maanden heb je genoeg gespaard?aankoopprijs bedrag per

maandaantal maanden

€ 1.380 € 115 12 € 1.620 € 180 9 € 1.440 € 80 18 € 1.560 € 52 30 € 85,25 € 7,75 11

Hoeveel kun je uitgeven na de spaarperiode?spaarperiode bedrag per

maandbeschikbaar bedrag

18 maanden € 75 € 1.350 42 maanden € 125 € 5.250 24 maanden € 25 € 600 60 maanden € 140 € 8.400

7 maanden € 12,95 € 90,65

512921_Hfdst_1-4.indd 36512921_Hfdst_1-4.indd 36 7-10-10 16:447-10-10 16:44

BLZ.

2 THUIS EN BUITENSHUIS

1 Consumeren is kiezen 38

2 Een etentje thuis 42

3 De taken verdeeld 46

4 De productie van behang 50

5 De drukkerij 54

6 Productie en milieu 58

• Samenvatting en begrippen 62

• Rekentrainer 64

• Adviestoets en vervolgleerroute

• Eindtoets Hoofdstuk 2

37

512921_Hfdst_1-4.indd 37512921_Hfdst_1-4.indd 37 7-10-10 16:447-10-10 16:44

38

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

b Op welke manier had hij aan nieuwe bladmuziek kunnen komen?

Bijv. hij had nieuwe bladmuziek kunnen kopen.

Voortdurend worden er behoeften bevredigd. Dat heet consumeren. Je consumeert bijvoorbeeld als je een cd koopt of als je honger hebt en een boterham eet. Door deze activiteiten verdwijnen behoeften, ze worden bevredigd. Hierdoor ben je een consument. Consumeren is mogelijk door iets te kopen of door er zelf iets voor te doen.

afb. 2

3 Frank wil oude muzieknummers repeteren. Hij zoekt naar de bladmuziek (afb. 2).

a Wat doet hij om de bladmuziek te vinden?

Hij ruimt zijn kast op.

1 Consumeren is kiezen

In deze paragraaf leer je hoe productie en consumptie samenhangen en waardoor de consumptie beperkt wordt.

Frank moet optreden met de schoolband. Hij is zanger en gitarist. De meeste nummers van dat optreden speelt hij uit zijn hoofd, maar voor een paar nummers heeft hij nog bladmuziek nodig. Hij wil op die nummers gaan oefenen.

1 Frank loopt zijn kamer in. Bekijk afbeelding 1.

a Wat houdt hem tegen om te gaan oefenen?

De hond heeft de bladmuziek in stukken gescheurd.

b Frank mist zijn bladmuziek. Hoe noemen economen dit gemis?

Een behoefte.

Iedereen heeft wensen. De meeste wensen worden niet vanzelf vervuld, want daar is iets voor nodig. Je hebt bijvoorbeeld eten nodig om je honger te stillen. Anders gezegd: iemand met honger heeft behoefte aan eten. Een behoefte is iets missen waarmee een wens vervuld kan worden.

2 Frank pakt de stukken bladmuziek op en plakt ze aan elkaar. Gebruik afbeelding 1 nog eens.

a Waardoor is Franks behoefte aan nieuwe bladmuziek verdwenen?

Hij heeft de stukken bladmuziek aan elkaar geplakt en kan nu de bladmuziek weer gebruiken.

afb. 1

512921_Hfdst_1-4.indd 38512921_Hfdst_1-4.indd 38 7-10-10 16:447-10-10 16:44

39

1 Consumeren is kiezen

Consumenten moeten kiezen, want niemand heeft de mogelijkheid om al zijn behoeften te bevredigen. Er zijn altijd onvervulde wensen. Economen spreken van schaarste: er zijn niet genoeg middelen om in alle behoeften te voorzien.

afb. 4

5 Frank stopt nu even met gitaarspelen, al zou hij liever doorgaan. Hij heeft namelijk een afspraak met zijn vriendin om te gaan joggen.

a Bekijk afbeelding 4. Waardoor kan Frank niet joggen en doorgaan met gitaarspelen?

Bijv. gitaarspelen en joggen gaat niet tegelijk.

b Behalve gitaarspelen en joggen wil Frank ook graag chatten met zijn vrienden en basketballen op het buurtpleintje. Waarom kan dit niet allemaal tegelijk?

A Gebrek aan tijd. B Gebrek aan geld.

Eten, zwemmen, een cd luisteren en schaatsen gaan niet tegelijk. De tijd om te kunnen consumeren is beperkt, want een dag telt nu eenmaal niet meer dan 24 uur. Doordat de tijd schaars is, moeten consumenten kiezen uit hun behoeften.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 62 en 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

b Wat doet hij in de strip (afb. 1) om aan bladmuziek te komen?

Hij plakt de stukken bladmuziek aan elkaar.

c Hoe noemt een econoom deze activiteiten van Frank?

Produceren.

Consumeren gaat bijna nooit vanzelf. Steeds doet een persoon of een bedrijf iets om het consumeren mogelijk te maken. Met andere woorden: iemand moet produceren. Produceren is iets doen of maken voor de bevrediging van behoeften. Productie door bedrijven kost geld. Maar consumenten produceren ook zelf, en dan is het gratis.

afb. 3

4 Frank heeft nog enkele wensen voor het optreden van zijn band. Hij wil een nieuwe gitaar (afb. 3) en nieuwe kleding kopen. Frank heeft € 55 contant geld en € 260 op een spaarrekening. De kleding kost € 275.

a Hoeveel geld komt Frank te kort voor beide aankopen?

€ 599 + € 275 – € 55 – € 260 = € 559

b Hoe heet de situatie waarin niet alle behoeften bevredigd kunnen worden?

Schaarste.

512921_Hfdst_1-4.indd 39512921_Hfdst_1-4.indd 39 7-10-10 16:447-10-10 16:44

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

40

TOEPASSEN

4040

8 De consumptie wordt beperkt door schaarste aan middelen en schaarste aan tijd. In afbeelding 6 staan daar voorbeelden van. Schrijf achter elk voorbeeld wat de beperking van de consumptie veroorzaakt: middelen of tijd.

afb. 6

beperkingen van de consumptie

door schaarste aan:

ik kan die scooter niet betalen

middelen

ik ga niet zwemmen, want mijn huiswerk moet eerst af

tijd

ik wil naar de bioscoop, maar ik moet trainen

tijd

de cd die ik zoek, is uitverkocht

middelen

ik ga niet op vakantie, omdat ik mijn huis moet schilderen

tijd

die leuke spijkerbroek is er niet in mijn maat

middelen

9 Afbeelding 7 geeft voorbeelden van behoeften, consumptie en productie. Zet achter elk voorbeeld een kruisje in de juiste kolom.

afb. 7

voorbeelden van economi-sche begrip-pen

behoefte consump-tie

productie

je pompt je fietsband op

Xje drinkt een glas water

Xje hebt dorst Xje wilt naar de film

Xje smeert een boterham

Xje luistert naar de radio

X

afb. 5 2

4

1

3

6 Ronald heeft de volgende behoeften. Hij wil een avondje uit, maar hij wil zich eerst thuis opfrissen. Aan het eind van de avond wil hij veilig naar huis en bij thuiskomst wil hij nog wat eten. De producten in afbeelding 5 kunnen in deze behoeften voorzien. Welke behoeften worden bevredigd met deze producten?

Plaatje 1: Iets willen eten. Plaatje 2: Veilig thuiskomen. Plaatje 3: Zich opfrissen. Plaatje 4: Een avondje uitgaan.

7 Wouter heeft een scooter. Hij heeft er weinig plezier van: eerst een aanrijding, toen een handvol bekeuringen en nu is zijn scooter in beslag genomen. Wouter leest in de krant dat de consumptie in Nederland stijgt.

a De aankoop van de scooter heeft invloed gehad op de stijging van de consumptie. Leg dit uit.

De aankopen van consumenten horen bij de consumptie.

b Wouter vindt dat het woord consumptie niet meer past bij zijn scooter sinds deze in beslag is genomen. Wat bedoelt hij daarmee?

De scooter bevredigt zijn behoeften niet meer, want hij kan er niet mee rijden.

512921_Hfdst_1-4.indd 40512921_Hfdst_1-4.indd 40 7-10-10 16:457-10-10 16:45

41

1 Consumeren is kiezen

41

41

afb. 8

10 In de behandelkamer van een tandarts is er sprake van productie en consumptie (afb. 8).

a Welke persoon op de foto is de consument?

De patiënt in de behandelstoel. b Waardoor is deze persoon de consument?

Zijn wens dat zijn gebit wordt nagekeken, wordt vervuld.

c Welke persoon op de foto is de producent?

De tandarts. d Waardoor is deze persoon de producent?

Hij vervult de wens van de patiënt in de stoel.

Maak rekentrainer 2.1 op bladzijde 64.

134890 7Aantekeningen

134890 7Economie in de praktijk

Thuis en buitenshuis wordt er geproduceerd voor jouw behoeften. Je verzamelt drie afbeeldingen van deze productie. Het gaat om voorbeelden van onbetaalde productie door jezelf, onbetaalde productie door iemand anders en betaalde productie door een bedrijf. Je kunt deze afbeeldingen tekenen, je kunt zelf foto’s maken en plaatjes zoeken op het internet mag ook.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 2.1 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 41512921_Hfdst_1-4.indd 41 7-10-10 16:457-10-10 16:45

42

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

In deze paragraaf leer je hoe je de waarde uitrekent van de productie thuis.

Lana en Armaan krijgen bezoek. Ze hebben vrienden en vriendinnen gevraagd om te komen eten. Ze gaan een Surinaams-Hindoestaanse maaltijd voor hen koken (afb. 9).

afb. 9

1 Lana en Armaan hebben de boodschappen in huis gehaald. Nu gaan ze samen in de keuken aan de slag.

a Voor wie zijn ze aan het werk?

Voor hun vrienden en vriendinnen en voor henzelf.

b Streep de foute woorden door. Dit soort productie is betaald – onbetaald en

gebeurt door producenten – consumenten.

Een deel van de productie is onbetaald. Dat geldt bijvoorbeeld voor de productie thuis, zoals eten koken, de was doen, kinderen verzorgen en de fi ets repareren. Deze onbetaalde productie gebeurt door de consumenten zelf. Ze produceren voor hun eigen of voor elkaars behoeften.

2 Een etentje thuis

afb. 10

2 Lana gebruikt hulpmiddelen bij het koken (afb. 10).

a Waarom kan ze niet koken zonder deze hulpmiddelen?

Bijv. je kunt niet bakken of braden als je alleen je handen mag gebruiken.

b Wat is er nog meer nodig om te kunnen produceren behalve de hulpmiddelen?

Arbeid.

Er is alleen sprake van productie als er iemand is die het werk wil doen. Daarnaast heb je gereedschap nodig. Je kunt bijvoorbeeld geen brood snijden zonder broodmes. En je krijgt de was niet gestreken zonder strijkplank en strijkbout. Er is arbeid en er zijn hulpmiddelen nodig bij de productie voor de eigen behoeften.

regen

waterzuivering

waterleidingnet

kraan

grondwater

afb. 11

In plaats van Leren en Toepassen, mag je ook Economie in de praktijk op blz. 45 maken. Overleg hierover met je docent.

512921_Hfdst_1-4.indd 42512921_Hfdst_1-4.indd 42 7-10-10 16:457-10-10 16:45

43

2 Een etentje thuis

Consumenten kunnen kiezen: produceer je zelf of besteed je de productie uit aan een bedrijf? Als je productie uitbesteedt, moet je ervoor betalen. Consumenten besteden meestal alleen de productie uit waar ze zelf geen zin in hebben, waar ze geen tijd voor hebben of waar ze zelf niet toe in staat zijn.

afb. 13

ingrediënten van het etentje

zelf koken afhaalcentrum

kipdrumsticks € 7,98 € 24

groente € 2,79 € 6

bara € 2,51 € 12

roti € 0,82 € 8

5 Koken kost geld, ook als je het zelf doet. In de tabel (afb. 13) zie je de prijs van de ingrediënten van het etentje van Lana en Armaan. Als ze hetzelfde eten kant-en-klaar in huis halen, zijn ze meer geld kwijt.

a Hoeveel kosten de ingrediënten van het etentje samen?

€ 7,98 + € 2,79 + € 2,51 + € 0,82 = € 14,10

b Hoe groot is het verschil met de rekening van het afhaalcentrum?

€ 24 + € 6 + € 12 + € 8 = € 50; € 50 – € 14,10 = € 35,90

Consumenten sparen geld uit door iets zelf te doen in plaats van dat werk uit te besteden aan een bedrijf. Je kunt die besparing uitrekenen. Je rekent dan uit wat de eigen productie kost en je rekent uit wat je betaalt voor dezelfde productie bij een bedrijf. Het verschil tussen beide bedragen is de waarde van de productie thuis.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 62 en 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

3 Armaan doet water bij de rijst. Dat water komt uit de natuur en het heeft een lange weg afgelegd voordat het uit de kraan komt.

a Welke weg heeft het water afgelegd? Maak gebruik van de woorden uit afbeelding 11 en zet ze in de goede volgorde.

Regen – grondwater – water- zuivering – waterleidingnet – kraan.

b Om te kunnen produceren zijn arbeid en hulp-middelen nodig. Wat is er voor productie nog meer nodig?

De natuur.

Je kunt niet produceren zonder een bijdrage van de natuur. De natuur zorgt bijvoorbeeld voor water en voor de zon. Zonder water kun je niet koken en zonder zon groeit er geen voedsel (afb. 12).

afb. 12

4 Lana kan goed koken, maar niet zo goed als een echte kok. Toch kookt ze meestal zelf, want ze vindt koken leuk. Vergelijk thuis koken met uit eten gaan in een restaurant.

a Welk financieel voordeel heeft thuis koken?

Bijv. het is goedkoper. b Lana en Armaan halen af en toe kant-en-klaar eten

in huis. Waarom zullen ze dat doen?

Bijv. ze hebben geen tijd of geen zin om te koken.

512921_Hfdst_1-4.indd 43512921_Hfdst_1-4.indd 43 7-10-10 16:457-10-10 16:45

44

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

4444

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

a Waarom hoeft Jacco geen uren te koken?

Hij koopt kant-en-klare en voorbewerkte etenswaren.

b Welk kookwerk laat Jacco door bedrijven uitvoeren?

Bijv. de saus maken, de tortellini maken, de pudding maken, sinaasappels persen.

c Hoe kan hij besparen op de kosten van deze maaltijd?

Bijv. door de sla zelf klaar te maken.

afb. 15

werkzaam-heden

uren per week

uurloon loon per week

koken 5 € 35 € 175 poetsen 10 € 25 € 250 wassen/strijken

4 € 24 € 96

kind verzorgen

14 € 27 € 378

klusjes enzovoort

8 € 35 € 280

totaal € 1.179

9 Axel doet thuis alles zelf. Reken uit wat hij per week zou moeten betalen als hij al zijn werk in huis zou uitbesteden aan bedrijven. De gegevens over zijn huishouden staan in het overzicht (afb. 15).

afb. 16

Materialen voor het schilderwerkbenodigdheden prijs4 blikken verf € 15,95 per blik

2 verfrollers € 9,36 per stuk

2 setjes schuurpapier € 3,56 per setje

¼ fles terpentine € 4,20 per fles

½ tube plamuur € 5,20 per tube

diversen € 5

12

3

afb. 14

6 Voor een barbecue zijn arbeid, hulpmiddelen en de natuur nodig (afb. 14). Schrijf in de tekening het cijfer 1 op de arbeid, het cijfer 2 op de hulpmiddelen en het cijfer 3 op de bijdrage van de natuur.

7 Karin moet de bougie van haar scooter vervangen. Als zij het zelf doet, kost dat haar een nieuwe bougie van € 4,95 en een bougiesleutel van € 5,95. Een scooterzaak rekent voor het vervangen van een bougie € 21,90.

a Wat kost het Karin als zij zelf de bougie vervangt?

€ 4,95 + € 5,95 = € 10,90 b Hoeveel geld bespaart Karin door het zelf te doen?

€ 21,90 – € 10,90 = € 11 c Hoeveel geld bespaart ze als ze na 5.000 kilometer

opnieuw zelf de bougie vervangt?

€ 21,90 – € 4,95 = € 16,95 d Wat is een nadeel van het zelf vervangen van de

bougie?

Bijv. ze krijgt smerige handen, het kost tijd, je moet opzoeken hoe je dat moet doen.

8 Jacco wil koken, maar hij wil geen uren in de keuken staan. Hij houdt daar rekening mee bij het boodschappen doen. Hij neemt gesneden en gewassen sla en doet er een kuipje kant-en-klare dressing bij. Verder neemt hij een pak tortellini met een potje pastasaus, een puddinkje en een beker voorgeklopte slagroom. Voor de dorst neemt hij vers sinaasappelsap uit de koeling.

512921_Hfdst_1-4.indd 44512921_Hfdst_1-4.indd 44 7-10-10 16:457-10-10 16:45

4545

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

1 Consumeren is kiezen

45

2 Een etentje thuis

10 De woning van Myra heeft een verfje nodig. De schilder vraagt € 700 en dat vindt ze te veel. Daarom doet ze het zelf. In het overzicht (afb. 16) staat wat ze nodig heeft.

a Reken uit hoeveel deze spullen bij elkaar kosten.

4 × € 15,95 + 2 × € 9,36 + 2 × € 3,56 + 0,25 × € 4,20 + 0,5 × € 5,20 + € 5 = € 63,80 + € 18,72 + € 7,12 + € 1,05 + € 2,60 + € 5 = € 98,29

b Op het lijstje van Myra staat ‘diversen’. Dat is voor de kleine kosten die ze moet maken. Geef twee voorbeelden van deze kosten.

Bijv. kopen van schoonmaakmiddel, afplakband, vervoerskosten bij het doen van de inkopen.

c Hoeveel bespaart ze door zelf te verven?

€ 700 – € 98,29 = € 601,71

11 Selma laat haar haren verven door de kapper. Dat kost € 16,45. De kleur blijft zes weken zitten. Zij kan ook bij de drogist een doe-het-zelfverfpakket kopen voor € 7,96. De kleur houdt dan vier weken.

a Hoeveel kost door de kapper geverfd haar gemiddeld per week?

€ 16,45 : 6 = € 2,74 per week b Hoeveel goedkoper is zelf geverfd haar per week?

€ 2,74 – € 7,96 : 4 = € 0,75

Maak rekentrainer 2.2 op bladzijde 64.

Heb je deze paragraaf in het boek gemaakt, dan mag je Economie in de praktijk overslaan.

Neem jij elke schooldag boterhammen mee van huis of koop je je lunch in de kantine van de school? In de economie leer je kiezen wat het voordeligst is: boterhammen meenemen van thuis of eten kopen in de kantine. Je gaat de kosten met elkaar vergelijken en je leert hoe je dat moet uitrekenen.

Maak de computerles bij deze paragraaf.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 45512921_Hfdst_1-4.indd 45 7-10-10 16:457-10-10 16:45

46

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

Afbeelding 18 bestaat uit staven en daarom heet zo’n afbeelding een staafdiagram. De betekenis van de staven staat in de titel en in de legenda. In een staafdiagram kun je de gegevens gemakkelijk vergelijken door op de lengte van de staven te letten.

2 Bekijk het staafdiagram (afb. 18) nog eens. Links in het staafdiagram staat de schaalverdeling.

a Wat betekenen de getallen langs de schaalverdeling?

Het aantal uren werk per week. b Hoeveel uren werkt Nora in huis?

25 uur per week.

In sommige staafdiagrammen staat in of bij elke staaf een getal. Bij staafdiagrammen met een schaalverdeling staan die getallen er meestal niet. Je moet dan de getallen afl ezen van de schaalverdeling. Je kijkt dan naar de lengte van de staaf en op welk punt van de schaalverdeling het uiteinde van de staaf komt.

afb. 19

Soorten werk thuis

Elmer

Nora0 1284 2016

UREN PER WEEK

huishoudelijkwerk

klussen entuinieren

zorg voorde kinderen

3 Gebruik het staafdiagram (afb. 19). In het staafdiagram staan de tijden die Elmer en Nora aan drie soorten werk besteden.

a Wie besteedt de meeste tijd aan huishoudelijk werk?

Elmer.

In deze paragraaf leer je gegevens opzoeken in staafdiagrammen en in cirkeldiagrammen.

Nora en Elmer hebben een druk gezin met twee jonge kinderen. Door een goede verdeling van de taken hebben ze beiden hun betaalde baan kunnen houden en loopt hun huishouden op rolletjes (afb. 17).

afb. 17

1 Afbeelding 18 gaat over de tijd die Nora en Elmer besteden aan het werk thuis.

a Hoe herken je de staaf over Nora en de staaf over Elmer?

De staaf over Nora is oranje en die over

Elmer is groen. b In welk onderdeel van het staafdiagram vind je het

antwoord op vraag a?

De legenda.

Werk thuis

URE

N P

ER W

EEK 40

Elmer

Nora

35

30

25

20

15

10

5

0

titel

schaalverdeling legenda

afb. 18

3 De taken verdeeld

512921_Hfdst_1-4.indd 46512921_Hfdst_1-4.indd 46 7-10-10 16:457-10-10 16:45

47

3 De taken verdeeld

In afbeelding 20 staat een gestapeld staafdiagram. In zo’n staafdiagram zijn de staven opgebouwd uit delen die elk een eigen betekenis hebben. De betekenis van deze staafdelen staat in de legenda of in de staven zelf.

Werk van Nora (in uren per week)

zorg voor de kinderen

huishoudelijk werk

betaald werk

klussen en tuinieren

63

22

20

afb. 21

5 De taken worden anders verdeeld: Elmer neemt een volledige baan en Nora gaat korter werken bij haar baas. Bekijk de nieuwe taken van Nora (afb. 21).

a Hoeveel uur per week werkt Nora nog tegen betaling?

6 uur. b Welke kleur heeft huishoudelijk werk in de

afbeelding?

Lichtgroen. c Hoe heten de gekleurde delen van de cirkel?

Sectoren.

Het diagram (afb. 21) heeft de vorm van een cirkel, vandaar de naam cirkeldiagram. Een cirkeldiagram is opgebouwd uit sectoren. De betekenis van de sectoren staat in de titel, de legenda en ook bij de sectoren zelf. Een cirkeldiagram is heel geschikt om weer te geven hoe iets is onderverdeeld.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 62 en 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

b Hoeveel uur besteedt Nora aan de zorg voor de kinderen?

12 uur per week c Nora besteedt meer tijd aan de zorg voor de

kinderen dan aan klussen en tuinieren. Hoe groot is het verschil in uren per week?

12 – 5 = 7 uur per week

In een staafdiagram kunnen de staven zowel staand als liggend worden getekend. En vaak bestaat een staafdiagram uit verschillende groepjes staven. Dan heeft elk groepje staven een eigen betekenis. Vooral de staven die in een groepje bij elkaar staan, kun je gemakkelijk vergelijken.

Onbetaald werk thuis en betaald werkbuitenshuis

URE

N P

ER W

EEK 55

Elmer

Nora

50

0

4540353025201510

5

buitenshuis

thuis

buitenshuis

thuis

afb. 20

4 Nora en Elmer hebben naast hun werk in huis allebei een betaalde baan. Gebruik het staafdiagram (afb. 20).

a Wie van beiden werkt de meeste uren tegen betaling?

Nora. b Hoeveel uur werkt de één meer dan de ander tegen

betaling?

24 – 18 = 6 uur per week. c Waarom noem je afbeelding 20 een gestapeld

staafdiagram?

De staven zijn op elkaar gestapelde afzonderlijke delen.

512921_Hfdst_1-4.indd 47512921_Hfdst_1-4.indd 47 7-10-10 16:457-10-10 16:45

48

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

7 Gebruik het cirkeldiagram (afb. 23).

a Geef een voorbeeld van betaalde opvang.

Bijv. kinderdagverblijf, buiten- schoolse opvang, gastouderopvang.

b Hoeveel gezinnen met kinderen maken geen gebruik van de betaalde opvang?

364.000 + 706.000 = 1.070.000

c Wie vangt de kinderen uit deze gezinnen op?

Hun ouders en/of familie.

De samenstelling van de uitgaven van Frits en Sietske

ontspanning

voeding

huisvesting

overig

28%

24%17%

31%

afb. 24

8 De uitgaven van Frits en Sietske zijn gemiddeld € 2.800 per maand. De samenstelling van hun uitgaven staat in het cirkeldiagram (afb. 24).

a Hoeveel procent van hun uitgaven is voor huisvesting en voeding?

28% + 24% = 52% b Hoeveel geven ze per maand uit aan huisvesting en

voeding?

€ 2.800 : 100 × 52 = € 1.456 c Hoeveel geven ze per maand uit aan ontspanning?

€ 2.800 : 100 × 17 = € 476

Betaald en onbetaald werk vanStephan en Anita

URE

N P

ER W

EEK 60

betaald werk

onbetaald werk0

55504540353025201510

5

Stefan Anita

afb. 22

6 Anita heeft een baan van veertig uur per week. Stephan heeft een baan van twintig uur per week. In het staafdiagram (afb. 22) moeten deze gegevens terug te vinden zijn, maar hiervoor moet je het staafdiagram eerst verder afmaken.

a Kleur in de staven van Stephan en Anita het deel over het betaalde werk rood. Kleur de rest van de staven geel.

b Kleur in de legenda de juiste blokjes rood en geel.

c Hoeveel uur per week doen Stephan en Anita onbetaald werk thuis?

Stephan 30 uur en Anita 15 uur.

Kinderopvang in Nederland (2007)(aantal gezinnen met kinderen tot 13 jaar)

opvang door familie

opvang door ouders

betaalde opvang

313.000

706.000

364.000

afb. 23

512921_Hfdst_1-4.indd 48512921_Hfdst_1-4.indd 48 7-10-10 16:457-10-10 16:45

49

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

3 De taken verdeeld

d Bedenk twee uitgaven die zij tot hun overige uitgaven zullen rekenen.

Bijv. kleding, abonnementen.

Extra zakgeld bij een tekort?

IN P

ROCE

NTE

N 50

ja, maar ik krijg het nooit

ja en dan krijg ik het ook

ja en af en toe krijg ik het ook

nee, ik kom nooit geld te kort

0jongens

40

30

20

10

meisjes

afb. 25

9 Veel jongeren vragen extra geld aan hun ouders als ze geld te kort komen. In afbeelding 25 zie je of ze hierbij succes hebben.

a Wie hebben minder last van een geldtekort: de jongens of de meisjes?

De jongens. b Wie krijgen vaker extra geld van de ouders: de

jongens of de meisjes?

De meisjes. c Hoeveel procent van de meisjes krijgt altijd of af en

toe wat extra geld bij een tekort?

9% + 39% = 48%

Maak rekentrainer 2.3 op bladzijde 65.

Bij deze opdracht heb je de medewerking van je ouders nodig. Of van een oom en tante. Of van de buurman en buurvrouw. Je mag zelf weten welke twee mensen je vraagt om mee te werken, als ze maar samen in één huis wonen. Je onderzoekt hoe deze twee personen de taken in huis hebben verdeeld. Je gaat ze eerst interviewen. De uitkomsten van je onderzoek verwerk je in een tabel en daarna in een staafdiagram.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 2.3 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 49512921_Hfdst_1-4.indd 49 7-10-10 16:457-10-10 16:45

50

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

afb. 27

b Waarom heeft de behangfabriek niet genoeg aan de afdeling productie?

Bijv. dan wordt het geproduceerde behang niet verkocht.

c Waarom heeft een bedrijf werknemers nodig?

Zij leveren de arbeid voor de productie.

Werknemers leveren de noodzakelijke arbeid voor de productie van een bedrijf. Zonder arbeid is er geen productie mogelijk. Dat merk je pas goed bij een staking door de werknemers, want dan ligt een bedrijf plat.

afb. 28

3 De machines in de fabriek staan af en toe stil voor onderhoud of reparatie (afb. 28).

a Welk gevolg heeft het voor de productie van behang als de machines stilstaan?

De productie ligt stil.

In deze paragraaf leer je wat er nodig is voor de productie in bedrijven.

Deco bv is een behangfabriek. De fabriek produceert tien-tallen soorten behang in verschillende stijlen en kleuren. Het bedrijf heeft afnemers in binnen- en buitenland.

afb. 26

1 In afbeelding 26 zie je hoe Casper zijn kamer opknapt. Deco bv levert daaraan een bijdrage.

a Welke bijdrage levert Deco bv aan het opknappen van Caspers kamer?

Het bedrijf levert het behang. b Streep de onjuiste woorden door.

• De productie van Casper – Deco bv is betaald.• In de krant betekent productie meestal:

betaalde – onbetaalde productie.

Een kenmerk van de productie door bedrijven is de betaling. Wanneer je in opgaven het woord ‘produceren’ of ‘productie’ tegenkomt, wordt daarmee meestal de betaalde productie bedoeld. Ook in de krant betekent produceren zo goed als altijd: wat bedrijven doen of maken tegen betaling.

2 Er werken bij Deco bv dertig medewerkers (afb. 27).

a Op welke afdelingen werken deze mensen?

De afdelingen productie, verkoop, administratie en transport.

4 De productie van behang

512921_Hfdst_1-4.indd 50512921_Hfdst_1-4.indd 50 7-10-10 16:457-10-10 16:45

51

4 De productie van behang

De productie en verkoop van rollenbehang door Deco bv

400

ROLL

EN B

EHA

NG

x 1

.000

vorig jaar dit jaar0

300

200

100

afb. 30

5 Deco bv kan per jaar met de bestaande machines maximaal 360.000 rollen behang produceren. Bij een stijgende vraag naar Deco-behang wordt dat maximum in de toekomst een probleem. Gebruik het staafdiagram (afb. 30).

a Met hoeveel rollen behang kan de productie nog stijgen met de bestaande machines?

360.000 – 350.000 = 10.000 rollen behang

b Wat moet Deco bv doen als het bedrijf de productie verder wil verhogen?

Betere machines en/of extra machines aanschaffen.

c Hoe heet de aanschaf van kapitaalgoederen door een bedrijf?

Investeren.

Bedrijven investeren door het kopen van machines en andere kapitaalgoederen. Er zijn extra kapitaalgoederen nodig als een bedrijf meer wil produceren of andere producten wil produceren.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 62 en 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

b Bij welk soort goederen horen de machines?

Kapitaalgoederen.

Er is veel geld nodig om een bedrijf te beginnen. De eigenaren van het bedrijf moeten zorgen voor de huisvesting, de machines, de transportmiddelen en nog veel meer. Een bedrijf kan niet produceren zonder deze kapitaalgoederen.

afb. 29

4 De grondstoff en voor behang komen uit de natuur (afb. 29). Ook de energie waarop de machines van Deco bv draaien komt uit de natuur.

a Welke grondstof zit er in het papier waarvan behang gemaakt wordt?

Hout. b Welke energiebron wordt veel gebruikt om stroom

op te wekken?

Bijv. aardgas, olie, wind, zon. c Hoe heten de drie productiefactoren?

Arbeid, kapitaalgoederen en natuur.

De natuur levert de grondstoff en en de energie die nodig zijn voor de productie. De productie in de bedrijven ligt meteen stil als bijvoorbeeld de stroom uitvalt of een grondstof ontbreekt. Arbeid, kapitaalgoederen en de natuur zijn onmisbaar voor de productie in de bedrijven. Dit zijn de drie productiefactoren.

512921_Hfdst_1-4.indd 51512921_Hfdst_1-4.indd 51 7-10-10 16:457-10-10 16:45

52

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

8 Tuinder Peter Roof heeft in zijn woonhuis een energiezuinige cv-ketel laten installeren. En hij heeft in zijn kassen enkel glas laten vervangen door dubbel glas.

a Welke aankoop van Peter is een investering? Leg je antwoord uit.

Dubbel glas, dit is een hulpmiddel bij de productie in zijn bedrijf.

b Welke productiefactor wordt minder belangrijk in zijn bedrijf na deze investering? Leg je antwoord uit.

Natuur, want hij heeft minder aardgas nodig om zijn kassen te verwarmen.

c Welke productiefactor wordt belangrijker in zijn bedrijf na deze investering? Leg je antwoord uit.

Kapitaalgoederen, want door de aanschaf van dubbel glas heeft hij meer kapitaalgoederen.

Chinese autofabrikant wil een nieuwe fabriek in Europa

AMSTERDAM – Een Chinese autofabriek wil in Europa een fabriek bouwen voor de productie van elektrische auto’s voor de Europese markt. Er wordt nog gezocht naar een geschikte vestigingsplaats. In de nieuwe fabriek zal de productie voor het overgrote deel gebeuren met behulp van robots. Zo zullen twee robots gezamenlijk de voorruit, de achterruit en de stoelen monteren. De ene robot zorgt voor de plaatsing en de andere draait de moeren vast.

9 Lees het bericht uit een autovakblad (afb. 33).

a Waarom zal een autofabriek met robots werken?

Bijv. robots werken sneller, ze zijn goedkoper dan personeel.

afb. 33

6 De lessen op school zijn een voorbeeld van productie. Zoals bij alle productie zijn ook bij deze lessen de drie productiefactoren nodig. Welke productiefactor herken je in de gegeven voorbeelden van productiefactoren (afb. 31)? Zet achter elk voorbeeld een kruisje in de juiste kolom.

afb. 31

Productiefactoren bij lessen op school

voorbeeld arbeid kapitaal-goederen

natuur

de uitleg van je docent

X

een schoolbord X

het licht van buiten X

afb. 32

7 Supermarkten produceren diensten voor de consumenten.

a Wat voor dienst leveren supermarkten aan hun klanten?

Bijv. ze zorgen ervoor dat klanten gemakkelijk hun boodschappen kunnen doen.

b Schrijf drie kapitaalgoederen op die je in afbeelding 32 ziet.

Bijv. winkelpand, winkelwagens, pinautomaten, kassa’s.

512921_Hfdst_1-4.indd 52512921_Hfdst_1-4.indd 52 7-10-10 16:457-10-10 16:45

53

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

4 De productie van behang

b Bij welke productiefactor horen de robots?

Kapitaalgoederen. c Welk gevolg heeft de inzet van robots voor het

aantal werknemers?

Bijv. er zijn minder mensen nodig voor de productie.

d Is er sprake van een investering door de Chinese autofabrikant als zijn plannen doorgaan? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee. Uitleg: Bij de bouw van een autofabriek koopt de fabrikant kapitaalgoederen.

10 Maak de puzzel hierna. Als je alle woorden goed invult, lees je van boven naar beneden een economisch begrip. De omschrijvingen zijn:1 Ander woord voor werk.2 Iemand in loondienst van een bedrijf.3 Hier volg je een opleiding.4 Het resultaat van produceren.5 Hier produceert men tegen betaling.6 Het soort bedrijf waarin producten worden

gemaakt.7 Eén van de drie productiefactoren.8 Wat werknemers doen in hun werktijd.

1 a r b e i d 2 w e r k n e m e r

3 s c h o o l 4 p r o d u c t i e

5 b e d r i j f 6 f a b r i e k

7 n a t u u r 8 w e r k e n

Maak rekentrainer 2.4 op bladzijde 65.

afb. 34

Bedrijven produceren voor de verkoop. Om meer te kunnen verkopen, hebben veel bedrijven een internet-site. Jij gaat een site opzoeken van een bedrijf in jouw eigen omgeving. Je beschrijft de productie van dit bedrijf en de productiefactoren die erbij gebruikt worden. Je kunt een deel van de site uitprinten en opplakken op je werkblad.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 2.4 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 53512921_Hfdst_1-4.indd 53 7-10-10 16:457-10-10 16:45

54

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

afb. 36

2 Na elk drukwerk maakt Dolf de drukpers schoon. Dat doet hij met een snel verdampend oplosmiddel (afb. 36).

a Waarom draagt hij een masker bij het schoon-maken van de drukpers?

Hij wil niet ziek worden van de damp van het oplosmiddel.

b Volgens welke wet moet de drukkerij Dolf beschermen tegen gevaarlijke toestanden op het werk?

De Arbowet.

Sommige arbeidsomstandigheden in bedrijven zijn slecht voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers. De werkgever moet ervoor zorgen dat de werknemers hun werk veilig kunnen doen en er niet ziek van worden. Deze plicht van de werkgever is wettelijk geregeld in de Arbowet.

afb. 37

Deze paragraaf gaat over de verschillen tussen betaald werk buitenshuis en onbetaald werk thuis.

Dolf werkt aan een drukpers (afb. 35). Zo’n machine maakt een hels kabaal, maar dat hoort bij zijn werk. In de lunch-pauze zit hij met zijn collega’s in de kantine. Hij kan goed met hen opschieten en het is er altijd gezellig. Dat maakt zijn baan aantrekkelijker.

afb. 35

1 Het werk van Dolf is niet altijd even leuk.

a Waardoor wordt zijn werk leuker?

Bijv. het samen eten met zijn collega’s in de kantine.

b Waardoor wordt zijn werk minder leuk?

Het lawaai van de drukpers. c Hoe heten de omstandigheden die zijn werk leuk of

minder leuk maken?

Arbeidsomstandigheden.

Werk kan zwaar, licht, gevaarlijk of ongevaarlijk zijn. Vaak heb je door je werk contact met collega’s, maar er is ook werk waarbij je nooit collega’s ziet. Bij elk soort werk heb je arbeidsomstandigheden. De arbeidsomstandigheden maken het werk leuker of juist minder leuk.

5 De drukkerij

512921_Hfdst_1-4.indd 54512921_Hfdst_1-4.indd 54 7-10-10 16:457-10-10 16:45

55

5 De drukkerij

De één werkt vooral voor het geld. De ander werkt om de contacten met collega’s. Weer een ander wil graag een moeilijke baan, omdat dat een uitdaging is. Dit zijn arbeidsmotieven voor werk buitenshuis. Iemand die voor de eigen kinderen wil zorgen en zelf het werk wil indelen, heeft arbeidsmotieven voor het werk thuis.

Verdeling van de banen in Nederland(2008, in miljoenen banen)

volledige banen

onvolledige banen

4,5

2,9

afb. 39

5 Anneke neemt de baan en ze werkt 19 uur per week. Dolf werkt 38 uur per week (afb. 39).

a Welke kleur heeft de sector met de baan van Anneke en welke kleur heeft de sector met de baan van Dolf?

De sector met de baan van Anneke is groen. De sector met de baan van Dolf is blauw.

b Hoe noem je de banen van Anneke en Dolf?

Anneke heeft een deeltijdbaan. Dolf heeft een voltijdbaan.

Met een volledige baan werk je fulltime: je hebt dan een voltijdbaan. Een voltijdbaan telt 36 of meer uren per week. Het precieze aantal uren verschilt per bedrijf. Veel mensen hebben minder dan een volledige baan. Zij werken parttime: zij hebben een deeltijdbaan.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

3 Toen Dolf en Anneke hun eerste kind kregen, is Anneke gestopt met haar baan. Ze doet nu het grootste deel van het werk thuis. Ze vindt het werk thuis niet zo leuk (afb. 37), maar veel mensen vinden dat werk juist wel leuk.

a Wat is er leuk aan het werk thuis?

Bijv. je kunt je eigen tijd indelen. b Wat is er minder leuk aan het werk thuis?

Bijv. je hebt geen collega’s.

De arbeidsomstandigheden thuis verschillen van die in een bedrijf. Thuis is er geen chef die zegt hoe en wanneer je het werk moet doen. Thuis zijn er geen collega’s met wie je samenwerkt. Vaak zijn de werktijden thuis langer en onregelmatiger dan in een bedrijf.

Het inkomen van Dolf en Annekeper maand

EURO

’S 3.000

loon Anneke

loon Dolf0Anneke neemtde baan niet

Anneke neemtde baan wel

2.500

2.000

1.500

1.000

500

afb. 38

4 Anneke kan bij de drukkerij een baan krijgen van vijf halve dagen in de week.

a Hoeveel gaat het inkomen van Anneke en Dolf per maand omhoog als ze de baan neemt (afb. 38)?

€ 1.000 b Welk nadeel heeft ze als ze de baan neemt?

Bijv. ze heeft minder tijd voor de kinderen.

c Anneke wil vooral een baan vanwege het loon. Hoe heet een reden om een baan te willen?

Een arbeidsmotief.

512921_Hfdst_1-4.indd 55512921_Hfdst_1-4.indd 55 7-10-10 16:457-10-10 16:45

56

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

c Waarom mogen werknemers en werkgevers zelf weten hoe ze het werk veiliger maken?

Bijv. zij kennen de werksituatie het beste.

d Streep de foute woorden door.• Bedrijven kopen consumptiegoederen –

kapitaalgoederen om de Arbowet na te kunnen leven.

• Hun aankopen hiervoor heten consumptie – investeringen – productie.

Aantal deeltijdbanen groeit

VOORBURG – Het percentage mensen met een deeltijd-baan neemt met de jaren steeds meer toe. In 2001 had 13% van de mannelijke werknemers een deeltijdbaan. Van de vrouwen hadden er veel meer een deeltijdbaan, namelijk 65%. In 2008 waren deze percentages zowel bij de mannen als bij de vrouwen gegroeid. In dat jaar had 16% van de mannen en 70% van de vrouwen een deeltijd-baan.

8 Lees het krantenbericht (afb. 41). Vrouwen werken vaker in deeltijd dan mannen.

a Welk motief hebben veel vrouwen om in deeltijd te werken?

Bijv. zorg voor het huishouden, zorg voor de kinderen.

b Welk motief voor deeltijdwerk heeft niets te maken met beschikbaar zijn voor het werk thuis?

Bijv. een studie willen volgen. c Nederland is een land van ‘anderhalfverdieners’:

de ene partner heeft een voltijdbaan en de andere partner heeft een deeltijdbaan. Welke cijfers uit het krantenbericht tonen dit verschijnsel aan?

16% van de mannen en 70% van de vrouwen had in 2008 een deeltijdbaan.

afb. 41

afb. 40

6 Er kan veel fout gaan op een bouwplaats (afb. 40).

a Schrijf drie onveilige situaties op uit de tekening.

Bijv. de lasser draagt geen lasbril, de schilder en de timmerman werken zonder steiger, niemand draagt een helm.

b Welke wet wordt hier overtreden?

De Arbowet. c Wie is verplicht om deze arbeidsomstandigheden

te verbeteren?

De werkgever.

7 De Arbowet geeft richtlijnen voor de arbeids-omstandigheden. Zo moeten bedrijven maatregelen nemen als het tilwerk zwaarder is dan 23 kilo, het geluidsniveau hoger is dan 85 decibel en als er een risico bestaat om meer dan 2,5 meter te vallen. Werknemers en werkgevers mogen zelf afspreken welke maatregelen ze in die situaties nemen.

a Hoe kunnen schildersbedrijven hun werknemers beschermen tegen het risico van vallen?

Met steigers. b En hoe kan een circus trapezewerkers beschermen

tegen vallen?

Met een vangnet.

512921_Hfdst_1-4.indd 56512921_Hfdst_1-4.indd 56 7-10-10 16:457-10-10 16:45

57

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

5 De drukkerij

9 Lars werkt bij een schildersbedrijf. Hij is in loondienst. Muhand heeft een eigen schildersbedrijf. Hij is een zzp’er, een zelfstandige zonder personeel.

a Geef twee motieven voor werk als zzp’er.

Bijv. de winst kan veel hoger zijn dan het loon van een schilder, je kunt als ondernemer je eigen werktijden regelen

b Geef twee motieven voor werk in loondienst.

Bijv. een vast inkomen, contacten met collega’s.

10 In de overzichten hierna staan motieven voor het werk buitenshuis (afb. 42) en voor het werk thuis (afb. 43).Waardeer elk arbeidsmotief met een cijfer tussen 1 en 10. Geef een hoog cijfer als jij het motief belangrijk vindt en een laag cijfer als jij het motief niet belangrijk vindt. Schrijf je cijfers achter de motieven.

afb. 42

arbeidsmotieven voor werk buitenshuis mijn cijfer

geld verdienen met andere mensen omgaan belangrijk willen zijn

afb. 43

arbeidsmotieven voor werk in huis mijn cijferzelf weten wanneer je je werk doet je kinderen verzorgen en opvoeden zelf weten hoe je je werk doet

Maak rekentrainer 2.5 op bladzijde 66.

Niet alleen werknemers hebben te maken met arbeids-omstandigheden op hun werk. Ook scholieren hebben arbeidsomstandigheden op school. Deze worden bepaald door het lesrooster, de pauzes, de schoolkantine, de leerboeken en nog veel meer. Je gaat op jouw school de arbeidsomstandigheden voor scholieren onderzoeken en beoordelen.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 2.5 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

512921_Hfdst_1-4.indd 57512921_Hfdst_1-4.indd 57 7-10-10 16:457-10-10 16:45

58

LEREN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

afb. 45

2 Joris is klaar met olie verversen. Hij houdt chemisch afval over (afb. 45). Hij mag de afgewerkte olie niet lozen op het riool, en hij mag de oude oliefi lter niet bij het gewone huisvuil doen.

a Waar kan Joris het chemisch afval wel inleveren?

Bijv. bij de chemokar. b Waarom is het verboden olie te lozen op het riool?

Het lukt dan niet om het rioolwater te zuiveren.

Veel vloeibaar afval verdwijnt in het riool en wordt daarna gezuiverd. Dat zuiveren lukt niet als er chemische stoff en in het afvalwater zitten. Chemisch afval kan milieuvriendelijk worden verwerkt als het soort bij soort wordt ingeleverd.

afb. 46

In deze paragraaf leer je over de vervuiling van het milieu door de productie.

Joris ververst de olie van zijn auto (afb. 44). Hij zet een bak onder het oliecarter en draait de aftapplug los. De gebruikte olie loopt in de bak. Hij vervangt de oliefi lter, draait de plug vast en giet de nieuwe olie in het motor-blok.

afb. 44

1 Joris klust in zijn garage. Het is in zijn gemeente verboden om op straat olie te verversen.

a Wat doet Joris als hij olie ververst: produceren of consumeren?

Produceren. b Welk afval ontstaat bij het olie verversen?

Gebruikte olie, een oliefilter, een leeg olieblik.

c Waarom mag je in Nederland bijna nergens op straat olie verversen?

Bijv. als er olie gemorst wordt, kan de milieuschade groot zijn.

Door productie ontstaat afval. Niet al het afval is gevaarlijk voor het milieu. Maar sommige soorten afval veroorzaken grote milieuschade als zij in de grond, in het water of in de lucht terechtkomen. Het is lastig en kostbaar om de schade te herstellen die door dit afval wordt veroorzaakt.

6 Productie en milieu

512921_Hfdst_1-4.indd 58512921_Hfdst_1-4.indd 58 7-10-10 16:457-10-10 16:45

59

6 Productie en milieu

De uitlaatgassen van één auto zijn niet echt schadelijk voor het milieu, maar de uitlaatgassen van miljoenen auto’s zijn dat wel. De grote omvang van de productie geeft veel milieuvervuiling. Bij een groei van de productie zal de milieuvervuiling verder toenemen, tenzij er schoner en met minder afval wordt geproduceerd.

afb. 48

5 Een elektrische auto rijdt op stroom (afb. 48).

a Waarom is deze auto milieuvriendelijk in het gebruik?

Hij stoot geen uitlaatgassen uit. b Een elektrische auto rijdt milieuvriendelijker op

groene dan op grijze stroom. Leg dit uit.

Groene stroom wordt milieu- vriendelijker opgewekt dan grijze stroom.

Veel luchtvervuiling is te voorkomen door zuiniger om te gaan met energie. Een hybride auto bijvoorbeeld stoot minder verbrandingsgassen uit dan een gewone auto. Daarnaast kan energie ook schoner geproduceerd worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld als de wind, de zon en biomassa de rol van olie, gas en steenkool overnemen.

Samenvatting en begrippen vind je op blz. 63. Ga verder met Toepassen op de volgende bladzijde.

3 De arbeidsomstandigheden in garagebedrijven moeten voldoen aan de regels van de Arbowet.

a Welke voorziening in de garage voorkomt sterke verontreiniging van de lucht (afb. 46)?

De uitlaatgassen worden via een slang naar buiten afgevoerd.

b Leg uit waarom deze voorziening in garage-bedrijven niet helpt voor een beter milieu.

De uitlaatgassen komen via de afvoerslang in de buitenlucht.

Veel luchtvervuiling ontstaat door verbrandings-gassen, bijvoorbeeld van de verwarming thuis, van de industriële productie en van het verkeer. De schadelijke stoff en in die verbrandingsgassen kunnen er niet allemaal uitgefi lterd worden. Hierdoor is luchtvervuiling nog moeilijker te bestrijden dan water- en grondvervuiling.

Uitstoot van broeikasgassen in Nederland(omgerekend in koolstofdioxide)

215

UIT

STO

OT

INM

ILJA

RDEN

KIL

OG

RAM

MEN

0

200

1990 2000 2007

203

206

209

212 211

205

213

afb. 47

4 De Nederlandse productie is tussen 1990 en 2007 sterk toegenomen.

a Waarom geeft het staafdiagram het idee dat de productie daalt (afb. 47)?

De vervuiling met broeikasgassen is afgenomen.

b Hoe kan het cijfer na 2000 worden verklaard?

Bijv. de productie is energiezuiniger geworden.

512921_Hfdst_1-4.indd 59512921_Hfdst_1-4.indd 59 7-10-10 16:457-10-10 16:45

60

TOEPASSEN

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

afb. 51

7 Lees de tekst (afb. 50) en bekijk het etiket (afb. 51).

a Welk gevaar heeft het gebruik van bleekwater?

Bijv. het inademen van gevaarlijke dampen, schade aan kleding.

b Neem aan dat iedereen minder bleekwater gaat gebruiken. Wat zijn de financiële gevolgen voor de fabrikanten van bleekwater?

Bijv. hun omzet daalt en misschien moeten zij hun fabriek sluiten.

c Maak je minder goed schoon als je minder bleekwater gebruikt? Leg je antwoord uit.

Ja – Nee. Uitleg: Het schoonmaken lukt net zo goed met andere middelen.

8 De lucht uit een worstfabriek kan veel overlast bezorgen bij de mensen die in de buurt van de fabriek wonen.

a Zou jij in de lucht van zo’n worstfabriek willen wonen? Leg je antwoord uit.

Eigen antwoord.

b Stel, je hebt een baan in een worstfabriek. Zou jij dan willen dat de worstfabriek sluit om de kwaliteit van de lucht te verbeteren voor de omwonenden? Leg je antwoord uit.

Eigen antwoord.

natuurlijkeoorzaak

onnatuurlijkeoorzaak

Aantal stopzettingen waterwinningBiesbosch

0 7AANTAL INNAMESTOPS

2007

2005

2003

2001

1 2 3 4 5 6

6 Het water in De Biesbosch is een grondstof voor drinkwater. Als De Biesbosch is verontreinigd, kan het waterleidingbedrijf het water niet gebruiken. Er volgt dan een innamestop bij het waterleidingbedrijf (afb. 49).

a Geef een voorbeeld van een onnatuurlijke oorzaak voor een innamestop.

Bijv. stroomopwaarts is een schip met een giftige lading gezonken.

b Wanneer komt er een einde aan de innamestop van water door het waterleidingbedrijf?

Als het gif is verwijderd, is weggedreven van het innamepunt of zeer sterk is verdund.

c Hoeveel innamestops waren er in 2001 door een onnatuurlijke oorzaak? En hoeveel in 2007?

In 2001: 0 . In 2007: 6 .

In een gewoon huishouden heeft men genoeg aan een vloeibaar afwasmiddel, schoonmaakazijn, allesreiniger en groene zeep. Eventueel kan er een schuurmiddel aan worden toegevoegd, maar beslist geen bleekwater. Bleekwater is vooral een ontsmettingsmiddel en dat is in een gewoon huishouden niet nodig.

afb. 49

afb. 50

512921_Hfdst_1-4.indd 60512921_Hfdst_1-4.indd 60 7-10-10 16:457-10-10 16:45

61

134890 7Economie in de praktijk

134890 7Aantekeningen

6 Productie en milieu

9 Steeds meer tuinbezitters maken een lusthof van hun tuin. Elk jaar moet hun tuin weer anders, beter en mooier. De tuincentra profi teren hiervan, want ze verkopen elk jaar meer (afb. 52).

a Op welke afbeeldingen staat de manier van tuinonderhoud die de tuincentra het liefste willen? Leg je antwoord uit.

Op de afbeeldingen: B en D. Uitleg: Bijv. hierdoor stijgen de winkelverkopen. b De inkomens in Nederland zijn jarenlang fors

gestegen. Welk veranderingen heeft dat tot gevolg voor de manier van tuinonderhoud? Vroeger gebeurde dat meer zoals op de

afbeeldingen A en C. en tegenwoordig

meer zoals op de afbeeldingen B en D.

c Op welke afbeeldingen staat een milieuvriendelijke manier van tuinonderhoud?

Op de afbeeldingen: A en C.

BA

afb. 52

DC

Maak rekentrainer 2.6 op bladzijde 66.

Het milieu wordt vuiler door de productie. Maar je kunt veel vervuiling voorkomen. Op je werkblad staan tekeningen van jouw productie, steeds een milieu-vriendelijke en een minder milieuvriendelijke manier.Je onderzoekt in hoeverre je eigen productie milieu-vriendelijk is.

Gebruik werkblad vmbo-kgt 2.6 onderbouw.

Maak de oefentoets bij deze paragraaf.

Maak de adviestoets bij dit hoofdstuk.

Maak in overleg met je docent de eindtoets bij dit hoofdstuk.

512921_Hfdst_1-4.indd 61512921_Hfdst_1-4.indd 61 7-10-10 16:457-10-10 16:45

62

Samenvatting en begrippen

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

3 De taken verdeeldDe betekenis van de staven in een staafdiagram vind je:• in de titel;

• in de legenda;

• in de schaalverdeling;

• in of bij de staven.Een staafdiagram maakt het vergelijken van getallen gemakkelijker.

In een cirkeldiagram staat de betekenis van de sectoren:• in de titel;

• in de legenda;

• in of bij de sectoren.Een cirkeldiagram laat zien hoe iets is onderverdeeld.

4 De productie van behangIn kranten, boeken en op internet wordt met productie meestal de productie tegen betaling bedoeld.

De productie in bedrijven:• is gericht op de behoeften van de afnemers.• wordt betaald door de afnemers.

De drie productiefactoren zijn:• arbeid;• kapitaalgoederen;• natuur.

Bedrijven investeren in kapitaalgoederen:• om meer te kunnen produceren;• om andere producten te kunnen produceren.

1 Consumeren is kiezenJe consumeert als je behoeften worden bevredigd.

Een behoefte wordt bevredigd door bijvoorbeeld:• iets wat je mist zelf te produceren;

• iets wat je mist te kopen.

Produceren gebeurt:• onbetaald (thuis in gezinnen);

• betaald (buitenshuis in bedrijven).

Consumeren wordt beperkt door:• schaarste in middelen;• schaarste in tijd.Door schaarste moeten consumenten kiezen uit hun behoeften.

2 Een etentje thuisConsumenten produceren voor:• de eigen behoeften;• elkaars behoeften. Deze productie (thuis) is onbetaald.

Bij de onbetaalde productie zijn nodig:• arbeid (onbetaald)• gereedschap• natuur

Consumenten besteden de productie thuis uit aan bedrijven:• als ze het werk zelf niet kunnen;• als ze geen zin hebben in het werk;• als ze er geen tijd voor hebben.Door thuis te produceren, bespaar je op de uitgaven.

512921_Hfdst_1-4.indd 62512921_Hfdst_1-4.indd 62 7-10-10 16:457-10-10 16:45

63

Samenvatting en begrippen

Begrippen Hoofdstuk 21 Consumeren is kiezen

behoefteIets missen waarmee een wens vervuld kan worden.consumerenEen behoefte bevredigen.producerenIets doen of maken voor de bevrediging van behoeften.schaarsteEr zijn te weinig middelen om in alle behoeften te voorzien.

4 De productie van behangkapitaalgoederenHulpmiddelen bij de productie in bedrijven.productiefactorenArbeid, kapitaalgoederen en natuur.investerenDe aankoop van kapitaalgoederen door bedrijven.

5 De drukkerijarbeidsomstandighedenAlles wat werken prettig of minder prettig maakt.ArbowetWet die regels geeft voor de arbeidsomstandigheden in bedrijven.arbeidsmotievenDe redenen om te willen werken.voltijdbaanEen baan die de gebruikelijke volledige werktijd beslaat.deeltijdbaanEen baan die minder dan de gebruikelijke volledige werktijd beslaat.

5 De drukkerijVoorbeelden van arbeidsomstandigheden: • licht of zwaar werk• gevaarlijk of ongevaarlijk werk• samen met collega’s werken of alleen• regelmatige of onregelmatige werktijden

De Arbowet beschermt werknemers tegen:• onveilige arbeidsomstandigheden;• ongezonde arbeidsomstandigheden.

Motieven voor het werk thuis zijn:• voor de eigen kinderen kunnen zorgen;• zelf het werk kunnen indelen.

Motieven voor betaald werk buitenshuis zijn:• het loon• de omgang met collega’s

De betaalde banen buitenshuis worden ingedeeld in:• voltijdbanen• deeltijdbanen

6 Productie en milieu Het milieu (water, lucht en grond) wordt vuiler door de productie.Bij toename van de productie, neemt ook de milieu-vervuiling toe.

Milieuvervuiling ontstaat door:• onbetaalde productie thuis;• betaalde productie in bedrijven.

Het schoonmaken:• van grond en water is duur;• van de lucht is vaak onmogelijk.

Er ontstaat minder afval:• als er minder wordt geproduceerd;• als de productie minder energie vereist;• als er schone technieken worden gebruikt.

512921_Hfdst_1-4.indd 63512921_Hfdst_1-4.indd 63 7-10-10 16:457-10-10 16:45

64

Rekentrainer

2.2 Besparen door eigen productie

Igor repareert zijn scooter zelf.De nieuwe onderdelen kosten € 12,50.Een motorwinkel rekent voor de reparatie € 39,50.Igor bespaart € 39,50 – € 12,50 = € 27.

Maak hieronder de oefeningen.

Hoeveel bespaar je door eigen productie?de productiekosten zijn:

bij een bedrijf

bij eigen produc-tie

besparing

benzine tanken € 54 € 52 € 2 schoenen poetsen

€ 5 € 1 € 4

ruit vervangen € 65 € 15 € 50 dak repareren € 198 € 40 € 158 schilderwerk € 365,25 € 59,15 € 306,10 reparatie goot € 119 € 25 € 94 brood bakken € 2,15 € 1,75 € 0,40eten koken € 42,30 € 18,45 € 23,85 ramen wassen € 14,90 € 0,25 € 14,65 de was doen € 22,50 € 4,50 € 18 strijken € 21 € 0,50 € 20,50fi ets repareren € 14,90 € 1,20 € 13,70 hond uitlaten € 5,20 € 0,10 € 5,10 kind opvangen € 14,90 € 0,50 € 14,40 zieke verzorgen € 114 € 5 € 109 lamp vervangen € 10,50 € 0,40 € 10,10 stof afnemen € 13,30 € 0 € 13,30 tuinonderhoud € 154,65 € 15,25 € 139,40 nagels verzorgen

€ 17,50 € 2,10 € 15,40

haren knippen € 14,90 € 1,50 € 13,40

2.1 Herhaling

• Zoeken in een tabel (zie blz. 35)• Rente berekenen per jaar (zie blz. 36)

Maak hieronder de oefeningen.

spaar-geld

rentepercentage

2% 3% 4% 5%€ 1.000 € 20 € 30 € 40 € 50

€ 2.400 € 48 € 72 € 96 € 120

€ 3.200 € 64 € 96 € 128 € 160

€ 4.300 € 86 € 129 € 172 € 215 € 5.800 € 116 € 174 € 232 € 290

Hoeveel rente ontvang je per jaar? Markeer de uitkomsten in de tabel hierboven.2% van € 2.4004% van € 4.3003% van € 1.0005% van € 3.2003% van € 5.800

Vul de rentebedragen per jaar in de tabel hierboven in.2% van € 3.2002% van € 5.8003% van € 2.4004% van € 1.0005% van € 4.300

Hoeveel rente ontvang je?3,5% van € 3.250 in 3 jaar = € 341,25 4,2% van € 1.780 in 2 jaar = € 149,52 2,6% van € 2.390 in 4 jaar = € 248,56 1,2% van € 4.290 in 2 jaar = € 102,96 2,3% van € 2.010 in 3 jaar = € 138,69

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis

512921_Hfdst_1-4.indd 64512921_Hfdst_1-4.indd 64 7-10-10 16:457-10-10 16:45

65

2.4 Zoeken in een cirkeldiagram

Lottes ontvangsten in geld (per maand)

zakgeld

loon

12

18

Welke ontvangsten zijn het hoogst?De grootste sector is: groen.De groene kleur betekent: loon.Dus: de loonontvangsten zijn het hoogst.

Maak hieronder de oefeningen.

Dag van Anna en Eva (in uren)

schooldaghuiswerk

baantje overigslapen

Anna Eva

7

7

8

31

6 5

29

Zoek in de cirkeldiagrammen hierboven.

Het linkerdiagram gaat over: Anna.Het rechterdiagram gaat over: Eva.De schooldag van Eva duurt: 8 uur.De schooldag van Anna duurt korter – langer.

Het huiswerk van Eva duurt: 3 uur.Het huiswerk van Anna duurt korter – langer.

Anna slaapt meer – minder uren dan Eva.

Uitgaan hoort bij de sector: overig.Anna – Eva heeft een baantje.

2.3 Zoeken in een staafdiagram

Favoriete sporten in klas 2A

20 864AANTAL 2A-ERS

voetbal

handbal

fitness

geen sport

Hoeveel 2A-ers doen aan voetbal?De juiste staaf is: voetbal.De lengte van deze staaf is: zeven.Zeven 2A-ers doen aan voetbal.

Maak hieronder de oefeningen.

Favoriete sporten in klas 2B

10 632 4 5AANTAL 2B-ERS

voetbalzwemmenbasketbalhardlopentafeltenniswielrennenschaatsen

skiëngeen sport

Zoek in het staafdiagram hierboven.

Het staafdiagram gaat over klas: 2B.De meest populaire sport is: voetbal.De sport met vier beoefenaars is: hardlopen.Sporten met één beoefenaar zijn: zwemmen, tafeltennis, skiën.Aan wielrennen doen 3 2B-ers.

Aan basketbal doen 2 2B-ers.

Aan schaatsen doen 2 2B-ers.

Het aantal niet-sporters in 2B is 6.

Rekentrainer

512921_Hfdst_1-4.indd 65512921_Hfdst_1-4.indd 65 7-10-10 16:457-10-10 16:45

66

Hoofdstuk 3 De winkel in Rekentrainer

2.6 Herhaling

• Omrekenen van periodieke bedragen (zie blz. 34)

• Besparen door eigen productie (zie blz. 64)

Maak hieronder de oefeningen.

€ 121,50 per maand = € 1.458 per jaar

€ 139,50 per maand = € 1.674 per jaar

€ 255 per maand = € 3.060 per jaar

€ 15 per week = € 780 per jaar

€ 12 per week = € 624 per jaar

€ 17,50 per week = € 910 per jaar

€ 48,75 per maand = € 11,25 per week

€ 67,60 per maand = € 15,60 per week

€ 58,50 per maand = € 13,50 per week

€ 19,80 per week = € 85,80 per maand

€ 10,20 per week = € 44,20 per maand

€ 10,80 per week = € 46,80 per maand

Hoeveel bespaar je door eigen productie?de productiekosten zijn:bij een bedrijf

bij eigen productie

besparing

slot vervangen € 35 € 19 € 16 lamp ophangen € 17,50 € 0 € 17,50 afvoer ontstoppen

€ 22,95 € 5,20 € 17,75

kamer behangen

€ 115 € 42 € 73

auto wassen € 12,50 € 1,50 € 11 bloemen schikken

€ 15 € 6 € 9

plafond witten € 129 € 39,50 € 89,50 band plakken € 12 € 1,50 € 10,50

2.5 Herhaling

• Zoeken in een tabel (zie blz. 35)• Rente berekenen per jaar (zie blz. 36)

Maak hieronder de oefeningen.

Rentebedragen per jaarspaar-geld

rentepercentage

2% 3% 4% 5%€ 1.500 € 30 € 45 € 60 € 75

€ 1.900 € 38 € 57 € 76 € 95

€ 2.300 € 46 € 69 € 92 € 115

€ 2.700 € 54 € 81 € 108 € 135 € 3.100 € 62 € 93 € 124 € 155

Hoeveel rente ontvang je per jaar? Markeer de uitkomsten in de tabel hierboven.2% van € 1.9004% van € 2.7003% van € 1.5005% van € 2.3003% van € 3.100

Vul in de tabel hierboven de rentebedragen per jaar in.2% van € 2.3002% van € 3.1003% van € 1.9004% van € 1.5005% van € 2.700

Hoeveel rente ontvang je?1,5% van € 2.480 in 2 jaar = € 74,40 3,7% van € 1.150 in 3 jaar = € 127,65 2,3% van € 4.170 in 4 jaar = € 383,64 4,5% van € 8.000 in 5 jaar = € 1.800 3,6% van € 3.420 in 4 jaar = € 492,48

512921_Hfdst_1-4.indd 66512921_Hfdst_1-4.indd 66 7-10-10 16:457-10-10 16:45