Palmer Hfdst 2-12
-
Upload
incubusone -
Category
Documents
-
view
226 -
download
0
Transcript of Palmer Hfdst 2-12
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
1/134
Een samenvatting van de hoofdstukken 2 t/m 12 van
R.R. Palmer, Joel Colton en Lloyd Kramer,
A history of the modern world(9e druk; New York 2002)
Reinier W. Verhoeven Rotterdam, 8 december 2003
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
2/134
Hoofdstuk 2 De Omwenteling in het Christendom, 1300-1560
Wanneer traditionele maatschappijen moderniseren, komt ook hun godsdienstig fundament ter discussie
te staan. Veelal betekent dit, dat niet-religieuze (politieke, economische) activiteiten meer belang en
ruimte krijgen. Het Latijnse Christendom was, rond 1300, de eerste grote beschaving die met deze
secularisatie te maken kreeg.
5 De Rampen van de 14e Eeuw
De Zwarte Dood
In de loop van de 14e eeuw verloor Europa ruwweg de helft van haar bevolking. Hongersnoden, maar
vooral pestepidemien (De Zwarte Dood) eisten hun tol. Na de eerste epidemie in 1348 keerde de pest
met onregelmatige en onvoorspelbare tussenpozen steeds weer terug. Jong en oud stierf. Een algehele
desorganisatie was het gevolg. Omdat ook landeigenaren en werkgevers in de steden stierven, raakten
veel armen zonder werk en aan de bedelstaf. Opstanden van arbeiders braken uit (in Vlaanderen, in
Frankrijk (de jacqueries) en in Engeland).
De heersende klasse antwoordde met brute onderdrukking. Toch bracht de situatie ook
verbeteringen voor de gewone man. Meest in het oog springend zijn de concessies die de feodale klasse
van landeigenaren moest doen met o.a. de instelling van erfpacht met een vaste nominale canon, die door
de inflatie in de loop der tijd veel minder zwaar werd.
Koningen, die al vanaf de 11e eeuw bezig waren hun positie t.o.v. zowel kerk als feodale heren te
versterken, geraakten in problemen om hun staande legers op de been te houden. Oorlogen als deHonderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk (1337- 1453) verslonden geld. Inflatoire financiering en
nieuwe en hogere belastingen (minder belastingplichtigen!) waren het gevolg, maar gingen gepaard met
concessies aan landeigenaren en de steden. Vooral de 15e eeuw werd de gouden eeuw van middeleeuwse
parlementen.
Problemen van de Middeleeuwse Kerk
Rond 1300 stond de kerk op het hoogtepunt van haar macht. Deze macht verkeerde in zwakheid: de kerk
zorgde eerst en vooral voor zichzelf (d.w.z. de geestelijken). Zij verloor de band met de gelovigen en
werd tot een bureaucratie, niet in staat zichzelf te hervormen.
Paus Bonifacius VIII verbood belastingheffing op de clerus door wereldlijke heersers en vaardigde
in 1302 de bul Unam Sanctam uit, waarin hij verklaarde dat ieder mens onderworpen was aan het Roomse
gezag. De Franse koning Philips de Schone nam hem gevangen en liet na zijn dood een Frankrijk
welgezinde paus kiezen, die zich te Avignon vestigde. Aldus begon de Babylonische Gevangenschap van
de kerk. De rest van Europa beschouwde het pausdom als een Frans instrument.
In 1378 kozen anti-Franse kardinalen een eigen paus die zich weer te Rome vestigde. Aldus
ontstond het Grote Westerse Schisma. De pausdommen boden tegen elkaar op in extravagantie en
wereldlijke rijkdom en verloren steeds meer geloofwaardigheid onder vrome Christenen. Vanuit degelovigen en lagere geestelijkheid ontstonden tegenkrachten (o.a. de Flagellanten, de Hussieten en de
1
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
3/134
Lollards), die vooral betoogden dat vrome mensen geen kerk en priesters nodig hadden en met het lezen
van de Bijbel konden volstaan. Allen werden door de kerk verketterd.
Concilies
Anderen drongen er op aan dat een algemeen concilie, met vertegenwoordigers uit alle lagen van hetChristendom, bijeengeroepen werd om een einde aan het schisma de maken. Het Concilie van Pisa (1409)
leidde er slechts toe dat er nu drie pausen waren.
Vijf jaar later had het Concilie van Konstanz wel succes: de eenheid van de kerk werd hersteld,
maar van hervorming kwam niets terecht. Zo werd Jan Huss veroordeeld tot de brandstapel. Ook de
corruptie bleef welig tieren. Simonie (het kopen of verkopen van kerkelijke ambten), nepotisme en het
verkopen van genade in de vorm van aflaten waren wijd verbreid.
Het fenomeen van concilies handhaafde zich gedurende de 1e helft van de 15e eeuw. De pausen
verzetten zich tegen de conciliebeweging omdat het een inperking van hun macht betekende. Het
pausdom won deze strijd en na de ontbinding van het Concilie van Bazel en lag de weg open voor de
Renaissance-pausen, moderne mannen van de wereld met veel meer belangstelling voor de bouw- en
schilderkunst, de wetenschap en de literatuur dan voor geestelijke zaken.
6 De Renaissance in Itali
In het Itali van de 15e eeuw verscheen een nieuwe houding t.o.v. de wereld, gekenmerkt door een
cultuur die niet werd gedomineerd door de theologie of de wetenschap, maar door aandacht voor morele
en burgerlijke vraagstukken. Het ging hierbij om zaken als smaak, stijl, gepastheid, decorum, karakteren opleiding. Kortom, vrijwel puur wereldlijk gedrag deed zijn intrede. De term Renaissance,
wedergeboorte, slaat op het weer tot leven wekken van de Grieks-Romeinse beschaving.
De Italiaanse Steden en de Nieuwe Denkbeelden over het Leven
De Italiaanse steden waren in die tijd de grootste en meest levendige van Europa. Vaklieden in de
kunstnijverheid stonden op een zeer hoog peil, waardoor dezen echte artiesten werden. Handelaars
verdienden zoveel geld dat zij bankiers konden worden en nog meer verdienden. De mannen van het geld
en die van de kunst vonden elkaar.
De steden waren onafhankelijke stadstaten, die, op een aantal uitzonderingen na (o.a. Milaan),
zichzelf als republieken bestuurden. Dit gaf de elite allerhande politieke ervaring en creerde een
omgeving waarin vele facetten van mens tot ontwikkeling konden komen.
Van alle steden springt Florence het meest in het oog, dat een buitengewoon grote hoeveelheid
zeer begenadigde individuen voortbracht. De Medici-familie, die het van handelaars via bankiers tot de-
facto heersers over de stad brachten en tevens als mecenas voor kunsten en wetenschappen optraden,
speelde hierin een prominente rol.
In deze omgeving ontstonden eerder genoemde nieuwe wereldlijke denkbeelden met betrekking
tot het leven. De breuk met het verleden is aan te geven met enkele tegenstellingen: van afstandelijkheidnaar betrokkenheid, van respect voor armoede naar het genieten van rijkdom, en van bezinning naar
2
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
4/134
activiteit. Individualisme werd de norm: de Renaissance man creerde zijn eigen toekomst, wist waar hij
mee bezig was en ging uit van zijn eigen (excellente!) kwaliteiten.
Zowel in de bouw-(symmetrie, kolommen, bogen en koepels) de beeldhouw-(bustes en
standbeelden, menselijke anatomie) als de schilderkunst werd teruggegrepen naar de Grieks-Romeinse
tijd.De schilderkunst profiteerde daarnaast van de uitvinding van de olieverf en de ontwikkeling van
technieken m.b.t. 3-dimensionale effecten. De schilderkunst werd minder symbolisch en schilders gingen
zich meer bezighouden met de menselijke anatomie. Het meegeven van expressie aan de gezichten van
mensen was een ander belangrijk kenmerk. De beroemdste Renaissance schilders zijn Leonardo da Vinci
(Laatste Avondmaal), Raphael en Michelangelo.
Humanisme: de Geboorte van de Literatuur
De term humanisme is afgeleid van de belangstelling voor de menselijke letteren (litterae humaniores).
De Italiaanse humanisten schreven vnl. in het Latijn, maar dan niet in de stijl van hun Middeleeuwse
voorgangers. Zij prefereerden de klassieken, zoals Cicero en Livius, voor hun stijl en omwille van hun,
niet-religieuze, onderwerpen.
Belangrijkste schrijvers waren:
- Dante, die, in het Florentijnse dialect dat zich later tot Algemeen Beschaafd Italiaans zou
ontwikkelen, de Divina Commedia schreef;
- Petrarca. Een jurist en ordegeestelijke, die zeer kritisch stond tegenover deze professies;
- Boccaccio, die de Decamerone (100 verhalen) schreef, bedoeld om zowel amusant als leerzaam
m.b.t. het menselijk karakter en gedrag te zijn;- Bruni. Schreef een geschiedenis van Florence, waarbij hij de historie aanwendde voor een
praktisch politiek doel: de verdediging van de vrijheidstraditie van de stad tegen de dreiging van
buren (Milaan).
Scholing, Manieren en Familieleven
De Italiaanse Renaissance heeft een blijvende invloed gehad op m.n. het middelbaar onderwijs (invoering
van klassen gebaseerd op leeftijd, aandacht voor de klassieken en de rhetorica). Universiteiten bleven
zich vooral richten op de professionele training van theologen, juristen en artsen.
Ook kwam er voor het eerst aandacht voor goede manieren. Castiglione schreef Het Boek van de
Hoveling (1528). De gentleman wordt geboren. De man werd geacht robuust en stoer, maar wel goed
gemanierd, te zijn, hetgeen in balans werd gebracht door de zachte gevoeligheid van de vrouw. Het boek
werd in vele talen vertaald en in grote oplagen gedrukt.
Florentijnse mannen waren veelal rond de 30 voor ze trouwden met een vrouw van rond de 18. De
man had dan al een carrire opgebouwd en kon daarmee voortgaan, terwijl zijn jonge echtgenote thuis de
kinderen grootbracht.
Politiek en de Italiaanse RenaissanceIn dit opzicht heeft de Italiaanse Renaissance weinig voortgebracht. Sterker, het grootste instituut uit die
tijd, de Roomse Kerk, werd sterk verwaarloosd door de Renaissance-pausen. Het web van stadsstaten was
3
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
5/134
een broeinest van list en bedrog, oorlogjes en wisselende coalities. Er was geen enkele beweging richting
de vorming van een nationale staat.
Een van de weinige Italiaanse patriotten uit die tijd was de Florentijn Machiavelli, wiens
meesterwerk De Vorst vooral gebaseerd was op observatie van koningen buiten Itali. Hij concludeerde
dat effectieve heersers en regeringen puur en alleen handelen in hun eigen politieke belang en daarbijletterlijk en figuurlijk over lijken gaan. Het doel heiligt de middelen.
Omdat het in de politiek in Itali in die tijd eigenlijk alleen ging om de mannelijke eer en niet om
de knikkers werd het land steeds kwetsbaarder voor verovering door minder gemakzuchtige volkeren.
Itali werd de twistappel van Frankrijk en Spanje. De verschrikkelijke en vernederende plundering van
Rome in 1527 door Spaanse en Duitse huurlingen betekende in feite het einde van de Italiaanse
Renaissance.
7 De Renaissance buiten Itali
De noordelijke Renaissance verschilde van Italiaanse in de zin dat het veel meer een geleidelijke overgang
vanuit de Middeleeuwen was, waarin oud en nieuw zich mengden en bovendien het religieuze element
veel sterker was.
Godgeleerdheid en Wetenschap
Vaak wordt het onderscheid gemaakt tussen het heidense humanisme van Itali en het Christelijke
humanisme van het noorden. Humanisten beschouwden de bestaande (Italiaanse) universiteiten als
betweterig, monnikachtig en schools, waar geen ruimte voor experiment geboden werd.In het noorden, m.n. in Duitsland, werden in de 15e eeuw vele nieuwe universiteiten gesticht.
Duitsland was het centrum in deze, dat veel belangrijke ontwikkelingen met zich bracht: de mijnbouw, de
boekdrukkunst (Gutenberg te Mainz, ca. 1450) en de schilderkunst (Drer en de Holbeins, de Vlaamse
meesters).
Andere belangrijke wetenschappers waren Regiomontanus (bestudering van het heelal), Nicolaas
van Cusa (filosoof), Copernicus, Behain en Schner (cartografen) en Paracelsus (medicijnen).
Het allesoverheersende kenmerk van deze intellectuele ontwikkeling was dat de mens, met zijn
onbeperkte capaciteiten, in staat was de natuur te begrijpen en beheersen. Wat dit betreft is de parallel
met Itali, waar de meeste van hierboven genoemden veel tijd doorbrachten, evident.
Mystiek en Lekengodsdienst
In het noorden bleef ook een echte religieuze impuls aanwezig. Mystiek en soberheid zetten de toon.
Bekende mystici waren Meester Eckhart (1327) en Thomas Kempis (1471), schrijver van De Navolging
van Christus. De essentie van de mystiek is het geloof, dat de menselijke geest in volstrekte eenzaamheid
direct met God kan communiceren. Mystici waren geen rebellen. De verbreiding van deze denkbeelden
leidde ertoe dat mensen, die zich tot de religie aangetrokken voelden, zich minder bij orden aansloten en
vaker leek bleven.Lekenpredikers waren vooral een Nederlands fenomeen. De bekendste is Gerard Grote, die in 1374
een zusterschap, en wat later ook een broederschap, stichtte, genaamd Zusters (resp. Broeders) des
4
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
6/134
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
7/134
In Spanje was in feite sprake van twee koninkrijken, Aragon en Castili, die door het huwelijk van
Ferdinand van Aragon en Isabel van Castili in 1469 in een personele unie verenigd werden. De beide, qua
taal en staatsinrichting sterk verschillende, koninkrijken werden in feite slechts verenigd door de
Christelijke kruistocht tegen de Moren, die in 1492 succesvol beindigd werd met de val van Granada (de
reconquista).De eenwording van Spanje vond plaats rond de kerk, die in de Inquisitie, een rechtbank, over het
enige gemeenschappelijke Spaanse instituut beschikte. De Inquisitie speelde een grote rol in de vervolging
van Moren en Joden. Deze beide groepen werden verbannen in 1492. In Spanje werd iedereen vanaf dat
moment geacht Christen te zijn. Personen die verdacht werden van Moorse of Joodse sympathien werden
genadeloos vervolgd en voor de Inquisitie gebracht. Spanje werd een orthodox Rooms Katholiek land, dat
een sterke missiedrang (ook naar Amerika) had.
Het Heilige Roomse Rijk en de Suprematie van de Habsburgers
Zelfs in het Heilige Roomse Rijk leefden de ideen van de Nieuwe Monarchie. Er waren drie soorten staten
(staatjes) in dat Rijk: staten met aan het hoofd een heer (koning, hertog, graaf), kerkelijke staten
(bisdommen, abtschappen) en keizerlijke vrije steden.
De keizer van het Heilige Roomse Rijk werd sinds 1356 gekozen door een college van vier vorsten
(Bohemen, Palts, Saksen en Brandenburg) en drie aartsbisschoppen (Mainz, Trier en Keulen). In 1452 werd
de Aartshertog van Oostenrijk (van het huis Habsburg) tot keizer gekozen. In de periode van 1452 tot 1806
wisten de Habsburgers vrijwel ononderbroken steeds weer herkozen te worden. Daarnaast slaagden zij
erin door zowel een uiterst effectieve huwelijkspolitiek als door oorlogen vorst te worden in een zeer
groot aantal gebieden. Desondanks was iedere poging tot centralisatie van het Heilige Roomse Rijk totmislukken gedoemd t.g.v. de rechten van de individuele staten.
De macht van Habsburgers culmineerde in de persoon van Karel V, die van vier grootouders erfde:
Oostenrijk van Maximiliaan, de Nederlanden en het Vrije Graafschap Bourgondi van Maria van
Bourgondi, Castili en Spaans Amerika van Isabel en Aragon, Napels en Sicili van Ferdinand.
Tijdgenoten vreesden voor de universele monarchie in Europa.
9 De Protestantse Reformatie
De godsdienstige omwenteling van de 16e eeuw vond haar voedingsbodem in drie stromingen:
1) de ontevredenheid onder het gewone volk met het grootse kerkapparaat en het geloof dat de rijke
bisschoppen en abten deel uitmaakten van de heersende klasse;
2) de middenklassen, met name in de min of meer autonome stadsstaten, wensten hun religieuze
aangelegenheden zelf te regelen en niet afhankelijk te zijn van een kerkhirarchie, die in hun
ogen te feodaal was;
3) koningen en andere heersers streden voortdurend om de macht met de kerk, waarbij het ging om
eigendom, belastingheffing, juridische zeggenschap en politieke invloed.
Uit het feit dat het noorden van Europa Protestant werd, zou men geneigd kunnen zijn simpelwegte veronderstellen dat het noorden zich van de kerk afscheidde, waardoor sinds 1560 van een vrijwel
6
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
8/134
permanente grens tussen Protestantisme en Katholicisme sprake was. De werkelijkheid was evenwel meer
complex.
Luther en het Lutheranisme
Maarten Luther, oorspronkelijk een zeer toegewijde monnik, was de eerste die met succes de kerktrotseerde. Uitgaande van een brief van St. Paulus aan de Romeinen ontwikkelde hij de leer waarin het
geloof in God alleen een gelovige rechtvaardigt. Velen binnen de kerk meenden dat Luthers doctrine
niet inging tegen de leer van de kerk.
Toen echter in 1517 Luther was inmiddels professor te Wittenberg- een bedelmonnik in heel
Duitsland aflaten verkocht ter financiering van de bouw van de St. Pieter te Rome, meende hij dat de
gelovigen werden misleid. Een mens kon in zijn ogen geen genade of bevrijding uit het vagevuur kopen. En
zo verschenen zijn 95 stellingen op de deur van de kerk in Wittenberg.
In eerste instantie deed Luther een beroep op Paus Leo X om het misbruik van aflaten te stoppen.
Toen deze weigerde, pleitte hij tevergeefs voor een concilie. Uiteindelijk poneerde hij de (revolutionaire)
stelling, dat individuen o.b.v. het lezen van de Bijbel zelf hun eigen interpretaties volgens hun eigen
geweten maken.
De zaken escaleerden en Luther werd gexcommuniceerd, waarna Karel V, als keizer van het
Heilige Roomse Rijk verantwoordelijk voor de bestrijding van ketterij, hem sommeerde te verschijnen
voor de rijksdag in Worms. Toen hij daar geen gevolg aan gaf, werd Luther ook door het Keizerrijk in de
ban gedaan. Hij vond bescherming bij de Hertog van Saksen en wijdde zich aan de vertaling van de Bijbel
in het Duits.
Het Lutheranisme verspreidde zich snel over Duitsland. In het kielzog ontstonden allerleirevolutionaire bewegingen, sommige puur sociaal-economisch andere (extreem) religieus. Voor deze
laatste categorie wordt de term Wederdopers gebruikt. Tienduizenden fanatiekelingen kwamen samen in
Mnster in 1534, waar de kleermaker Jan van Leyden een terreurbewind vestigde.
Luther, die gruwde van het vermengen van de religieuze- en de sociale revolutie, stelde dat godsdienstige
vrijheid een innerlijke is. In wereldlijke zaken diende de goede christen te gehoorzamen aan het
bestaande gezag.
Met de verspreiding van het Lutheranisme groeide ook een rebellie van de vrije steden en de
staten in Noord Duitsland. Waar deze overgingen tot het nieuwe geloof confisqueerden zij de kerkelijke
bezittingen. Karel V, ook nog eens in conflict met Frankrijk en de Turken, kon het tij niet keren en deed
een beroep op de paus om een concilie bijeen te roepen. Paus na paus stelde een beslissing hierover uit,
mede op instigatie van de (katholieke) Franse koning, Frans I, die, als echte Machiavellist, met de
Lutheranen in Duitsland samenwerkte om Karels macht in te dammen.
In 1546 brak een burgeroorlog uit tussen de Katholieke en de Protestantse Duitse staten, die in 1555 bij de
vrede van Augsburg werd beslecht in het voordeel van de Lutheranen: iedere staat zijn eigen religie, maar
geen individuele godsdienstvrijheid.
Gevolg was een blijvende versnippering van Duitsland. Voor het Lutheranisme betekende het een
sterke associatie met de gevestigde staten in Noordwest Europa, waardoor verdere internationaleverspreiding moeilijk werd.
7
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
9/134
Calvijn en het Calvinisme
De meest succesvolle internationale vorm van Protestantisme werd het Calvinisme. Calvijn, geboren in
1509, was priester en advocaat en kende zowel Grieks, Latijn als Hebreeuws. In 1536 verscheen zijn
Institutie. Dit werk richtte zich tot allen, waar ook ter wereld, die ontevreden waren met de Roomse
kerk. Het bood een set van universele regels, die een mens zou kunnen toepassen in zijn eigen situatie.Veel meer dan Luther geloofde Calvijn in de Predestinatie, het idee dat God sommigen heeft voorbestemd
voor het eeuwig leven en anderen voor eeuwige verdoemenis.
Een tweede verschil tussen Lutheranisme en Calvinisme betrof de verhouding met de maatschappij
en de staat. Calvinisten wezen de onderschikking van de kerk aan de staat af. Sterker nog, zij wensten de
maatschappij zelf te maken tot een religieuze gemeenschap. Calvijn bracht zijn ideen in de praktijk in
Genve. Een zeer strikt bewind was het gevolg. Alle luchthartigheid werd onderdrukt. Dissidenten werden
verbannen. De eredienst was streng en meer intellectueel dan emotioneel. Afbeeldingen (van Christus,
Maria en heiligen) waren niet toegestaan.
Genve werd het Protestantse Rome, van waaruit naar alle windstreken Calvijns Hervormde leer
werd verbreid. Op vele plaatsen, tot in Spanje en Itali toe, ontstonden kleine groepen op basis van de
Institutie, die ook methoden ter organisatie bevatte. Alhoewel het Calvinisme zich sterk verspreidde,
werd het slechts op enkele plaatsen (Genve, de noordelijke Nederlanden, Schotland en (later) New
England) de leidende godsdienst. In Engeland, Frankrijk (Hugenoten) en Duitsland bleven de Calvinisten
een oppositiegroep tegen zowel staat als kerk.
De Reformatie in Engeland
In Engeland brak Hendrik VIII (1509-1547), aanvankelijk zelfs een fervent supporter van het katholiekegeloof, met de Roomse kerk niet zozeer om des geloofs wille maar omdat de kerk hem dwars zat in een
dynastieke kwestie. Zijn eerste echtgenote Catharina van Aragon, tante van Karel V, schonk hem geen
mannelijke opvolger. Toen hem een scheiding werd geweigerd, nam Hendrik de zaak in eigen hand en liet
hij in 1534 het Parlement de Acte van Suprematie aannemen, waardoor de Engelse koning hoofd van de
Kerk van Engeland werd. Alle onderdanen werden verplicht hierop de eed af te leggen. Wie weigerde,
zoals de humanist Thomas More, werd gexecuteerd wegens hoogverraad. Hendrik VIII sloot alle kloosters
en confisqueerde hun zeer uitgebreide bezittingen, die vervolgens weer uitdeelde onder zijn aanhangers,
de landadel.
Na Hendriks dood in 1547 werd hij opgevolgd door zijn 10-jarige zoon Edward VI. Toen deze zes
jaar later overleed, kwam zijn veel oudere halfzus Mary op de troon. Zij was de dochter van Catharina van
Aragon en devoot katholiek. Haar pogingen de zaak terug te draaien liepen op een mislukking uit. Mary
stierf in 1558 en werd opgevolgd door Elizabeth.
Onder Elizabeths bewind transformeerde de Kerk van Engeland tot een Protestantse staatskerk,
vergelijkbaar met de Lutherse kerk. Met uitzondering van de kloosters bleef veel van oude organisatie
(bisschoppen, bisschoppelijke rechtbanken, kerkelijke belastingen, parochies) intact. De religieuze
praktijk was wel strikt Protestants: geen Latijn in de eredienst, geen heiligenverering, gehuwde
geestelijken. Qua leer was de Kerk van Engeland niet erg strikt.
8
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
10/134
De Consolidatie van het Protestantisme rond 1560
Alhoewel Protestanten onderling verschilden, hadden zij veel gemeen. De autoriteit van de paus, het
bovennatuurlijke karakter van het priesterschap, het celibaat, de zeven sacramenten, het gebruik van het
Latijn in de eredienst waren allemaal zaken die zij afwezen.
Alhoewel sommigen beweren dat de opkomst van het Protestantisme ook sterk sociaal-economischbenvloed is, lijkt het erop dat de keuze voor het nieuwe geloof toch veeleer werd door enerzijds
godsdienstige overtuigingen en anderzijds politieke omstandigheden: waar de vorst of de regering
overging, ging dus ook de staat en het volk over.
Het Protestantisme had een vrijwel onmiddellijke invloed op het denken over het huwelijk en het
gezin. Seksuele onthouding en celibaat werden niet langer gezien als kernwaarden van zeer devote
personen. Integendeel, het huwelijk en het ouderschap vormden het ideale instituut voor geestelijken en
leken om het geloof verder te verbreiden. Overigens veranderde er weinig aan de traditionele verhouding
tussen mannen en vrouwen, binnen noch buiten de Protestantse kerk.
10 Hervorming en Reorganisatie van het Katholicisme
Het Katholieke antwoord op het Protestantisme, de Katholieke- of Contrareformatie, was tweeledig.
Enerzijds onderging de kerk een echte hervorming, anderzijds was er de pure reactie op het
Protestantisme, (contra)activiteit gericht op het bestrijden ervan.
Het Concilie van Trente
De conciliaire beweging, rond 1450 verslagen door de pausen, kwam in de 16e
eeuw weer op. Rome, uitangst dat het zijn macht zou verliezen, wist er zeer lange tijd weerstand aan te bieden. Geleidelijk drong
ook binnen de curie het besef door dat hervorming zo noodzakelijk was dat het risico van een concilie
maar moest worden genomen. Na enige jaren uitstel vanwege de oorlogen tussen Frankrijk en het
Keizerrijk kwam in 1545 het Concilie van Trente bijeen. Het bleef, met onregelmatige tussenpozen,
bijeenkomen tot 1563.
Het concilie, dat in belangrijke mate het lot van het moderne Katholicisme zou bepalen, ging
gebukt onder politieke problemen. Hieruit bleek, dat een dergelijk internationaal gremium niet echt
geschikt was om de Katholieke zaken te regelen. Vaak ook waren slechts enkele tientallen prelaten
aanwezig, wat discussies over bijv. de suprematie van het concilie over de Heilige Stoel en vice-versa
bemoeilijkte. Bisschoppen stonden bovendien nogal eens onder sterke invloed van hun wereldlijke heren.
Uiteindelijk besloot het concilie dat het pausdom het centrum van eenheid van de kerk zou blijven.
Inhoudelijk hield het concilie zich bezig met zowel de hervorming van de Katholieke leer als met
de aanpak van de misstanden binnen de kerk. De leer hield veel zaken bij het oude: de 7 sacramenten,
het celibaat, de kloosterorden, het Latijn, de heiligenverering en de praktijk van aflaten bleven allemaal.
De Heilige Schrift en de overlevering bleven beiden als bronnen van het geloof. Het Vulgaat, de 4e eeuwse
Latijnse vertaling van de Bijbel door St. Hieronymus, werd de enig toegestane versie.
Misstanden werden met maatregelen, de praktijk bleek overigens weerbarstiger, te lijf gegaan.Drastische hervorming van de kloosterorden, de plicht van bisschoppen om in hun eigen diocees te
resideren en een betere opleiding van geestelijken waren de belangrijkste.
9
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
11/134
De Tegenkruistocht
Naarmate de Renaissance in Itali heidenser werd, kwamen tegenkrachten op. Hervormingsgezinde
pausen, van wie Paulus II (1534-1549) de eerste was, hielden weliswaar vast aan het primaat van deHeilige Stoel, maar beperkten zich voortaan tot morele en religieuze zaken.
Meest in het oog springend was de opkomst van nieuwe religieuze orden zoals de Oratorirs voor
mannen en de Ursulinen voor vrouwen, die zich beiden met zendingswerk onder de armen bezighielden.
Meer in het algemeen trok de Katholieke geestelijkheid zich meer aan van het lot van de onderdrukten
van de wereld (armen, overwonnenen in kolonin en slaven) dan hun Protestantse evenknien.
De beroemdste van de nieuwe orden waren ontegenzeggelijk de Jezueten. Gesticht door Ignatius
van Loyola, van origine een militair, werd deze orde de voorhoede in de strijd tegen de afvalligen. Deze
Sociteit van Jesus kende een ijzeren discipline en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan meerderen.
Lidmaatschap stond slechts open voor sterke, intellectueel gevormde mannen, die zich niet terugtrokken
in hun kloosters maar juist een actieve deelname aan het openbare leven zochten.
Dit uitte zich vooral in een tweetal activiteiten: onderwijs aan de zonen van de Katholieke elite en
optreden als biechtheren en adviseurs van de heersende klasse. De Jezueten opereerden als een
internationale missionaire tegenkracht tegen het Protestantisme.
Om de Katholieke gelovigen in het gareel te houden beschikte de Roomse kerk over nog twee
instrumenten: de pauselijke Index van Verboden Boeken en de Inquisitie. Weinig werd verafschuwd als de
Inquisitie. De pauselijke Inquisitie, in 1542 opgericht onder een permanente commissie van kardinalen,
fungeerde als rechtbank waar over ketterij geoordeeld. Marteling van verdachten was hierbij de meesttoegepaste verhoormethode. Behalve in Spanje, waar al in 1480 een Inquisitie ontstond, en Itali kreeg de
pauselijke Inquisitie nergens echt voet aan de grond. De nationale weerstand in de Katholieke staten
bleek te sterk.
Uiteindelijk moet geconcludeerd worden dat er geen krachtiger instrumentarium om geloof af te
dwingen was dan het staatsapparaat en de politieke soevereiniteit. Waar de Protestanten de macht
overnamen, werd het volk Protestants. Waar Katholieken aan de macht bleven, vormden de Protestanten
een kleine minderheid. Aldus werd religieuze diversiteit een permanent gegeven in de Europese cultuur.
Deze diversiteit droeg, samen met het humanisme van de Renaissance en de nieuwe Europese
monarchien, bij aan de geleidelijke ontkerkelijking van de moderne maatschappij.
10
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
12/134
Hoofdstuk 3 Economische vernieuwing en de Godsdienstoorlogen 1560-1648
De periode 1560-1648 kenmerkte zich enerzijds door economische vernieuwing (ontdekking nieuwe
continenten, nieuwe handelsroutes, beginnend kapitalisme en de ontwikkeling van nieuwe sociale klassen)
en anderzijds door de godsdienstige twisten (in Frankrijk, Engeland, de Nederlanden en het Roomse Rijk).
Het eind, de Vrede van Mnster, liet de Spanjaarden en Duitsers ernstig verzwakt achter bij de Fransen,
Engelsen en Nederlanders, die een enorme economische ontwikkeling doormaakten.
11 De Ontsluiting van de Atlantische Oceaan
Rond 1500 werd de Atlantische Oceaan een brug i.p.v. een barrire. De gevolgen waren enorm, voor de
Europeanen vnl. gunstig maar voor de andere volken desastreus. Een decimering van de bevolking in
Amerika t.g.v. ziekten, in Afrika t.g.v. de slavenhandel. Daarnaast vernietiging van eeuwenoude
beschavingen en talen.
Het bijeenkomen van de zgn. Oude en Nieuwe Wereld markeerde het begin van de moderne
wereldgeschiedenis, waarbij ook de Europese cultuur sterk veranderde: bevolkingsgroei door de komst van
de Amerikaanse aardappel en afhankelijkheid van de invoer van goederen (o.a. suiker en tabak).
De Portugezen in het Oosten
Betere en grotere schepen, met tuigage van zeilen en de uitvinding van het kompas maakte in de 15e
eeuw mogelijk buiten het zicht van land te varen. Toen Vasco da Gama in 1498 de route naar Azi rondom
Afrika ontdekte, betekende dat het begin van een revolutie in de handel met het Oosten. Na een tweedeveel grotere expeditie in 1502 brak er oorlog uit tussen de Portugezen en de Arabische handelaren
(gesteund door de Egyptenaren, Turken en zelfs de Venetianen). Deze laatsten zagen hun gevestigde
handelskanalen grondig verstoord. De Portugezen traden daarbij buitengewoon wreed op tegen de
ongelovigen.
De Portugezen vestigden zich permanent in Goa, Aden, Hormuz en in Oost Afrika en in 1509 ook in
Malakka, China en de Specerijen-eilanden. Zo ontstond het eerste commerciekoloniale rijk, dat steunde
op een superioriteit ter zee en in vuurkracht. In het spoor van de handelaren volgden de Jezueten. St.
Franciscus Xaverius had tegen 1550 duizenden gedoopt in India, Indonesi en China.
De prijzen van de goederen uit het Oosten kelderden: Lissabon was 5 keer zo goedkoop als Veneti
in 1504. De lagere prijzen wakkerden vraag en consumptie in Europa zeer sterk aan.
De Ontdekking van Amerika
In 1492 zeilde Christofoor Colombus, gesteund door Isabella van Castili, naar het westen om het Oosten
te bereiken. Het Carabische gebied, dat hij ontdekte, noemde hij West-Indi. Alle nieuwe gebieden
werden eigendom van de Spaanse kroon. De Kerk zag het gebied als een veld voor kruistochten en
bekering en de regering als een bron van goud en zilver.
De Conquistadores, gerekruteerd uit de adel die sinds de Reconquista werkloos was, stortten zichop de Azteken in Mexico (Corts) en de Incas in Peru (Pizarro). Met harde hand onderwierpen zij de locale
bevolking, die echter zeer snel in aantal terugliep. Dit leidde vrijwel onmiddellijk tot de import van slaven
11
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
13/134
uit Afrika. In 1520 vond Magellaan de zuidwest passage naar de Stille Oceaan. En na de ontdekking van de
Filippijnen voer hij door de Indische oceaan terug naar Spanje. In de periode daarna waren er vele
vruchteloze pogingen om ook de noordoost- en noordwest passages te vinden.
Gedurende een eeuw domineerden de Spanjaarden en Portugezen de oceanen, waarbij zij de
wereld ruwweg in tween hadden verdeeld: Spanje het Westen en Portugal het Oosten. Portugezen blevenin hun gebieden echter altijd een klein groepje buitenstaanders, terwijl de Spanjaarden, ook al door de
decimering van de inheemse volkeren, in staat waren hun Europese cultuur op te leggen.
Het Spaanse Rijk in Amerika
Het ware karakter van het Spaanse rijk is lastig te schetsen. De regering beschouwde de kolonin vnl. als
bron van voordeel voor het moederland. De Indianen, en later de Afrikanen, werden als slaven ingezet in
de mijnen en op het land. Wel kwamen er regelingen, die de Indianen in staat stelden ook een eigen
stukje land te bewerken. Veel Spaanse mannen trouwden Indiaanse vrouwen, waardoor er een grote groep
zgn. mestiezen ontstond. Mestiezen en Indianen namen veelal de Spaanse taal en het Katholieke geloof
over. De Inquisitie was er bovendien niet zo fel als in het moederland.
Midden 16e eeuw waren er twee onderkoningschappen, Mexico en Peru, met 22 bisdommen en
iedere een eigen universiteit. De ontdekking, in 1545, van zeer grote hoeveelheden goud en zilver in Peru
maakte, dat de Spaanse kroon haar Contrareformatorische projecten kon financieren.
Europa, en dan m.n. de westkust, werd aldus het centrum van waaruit Amerika, Afrika en Azi kon
worden bereikt. Voorshands gedomineerd door de Iberirs probeerden Franse, Nederlandse en Engelse
piraten zich meester te maken van de Spaanse en Portugese schepen vol schatten. Pas na het einde van de
Godsdienstoorlogen konden zij ten volle profiteren van de ontsluiting van de wereldzeen.
12 De Commercile Revolutie
Naast de opening van nieuwe handelsroutes waren er nog twee belangrijke factoren die een rol speelden
bij de economische veranderingen in Europa: de bevolkingsgroei (naar 90 miljoen in 1600) en een
geleidelijke inflatie. De bevolkingsgroei vond plaats in de zeer grote steden (o.a. Londen en Parijs bijna
200.000) en door een grotere dichtheid op het platteland.
De geleidelijke waardedaling van het geld vond zijn oorzaken in zowel de groei van de bevolking
(toenemende vraag naar voedsel -> nieuw, minder vruchtbaar, land gecultiveerd -> hogere kosten) als in
de verlaging van de goud- of zilverstandaard van het geld door de koningen. Van alle prijzen stegen die
van arbeid het minst. De Commercile Revolutie liep in feite van de 14e tot de 19e eeuw. Een zeer
langzaam en langdurend proces.
Veranderingen in Handel en Productie
De Middeleeuwse ambachtslieden, verenigd in gilden, waren geen kapitalisten. Zij produceerden op order
voor klanten wier aantal en smaak zij kenden. Weinig winst, weinig risico en weinig innovatie. Geleidelijk
werden meer goederen op voorraad, en voor verder weg gelegen markten, geproduceerd. Dit kon delocale meester niet aan. Nieuwe entrepreneurs kwamen op, handelaars die zich geleidelijk ook tot
bankiers zouden ontwikkelen ( de Medicis in Florence en de Fuggers in Augsburg waren d voorbeelden).
12
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
14/134
Zij investeerden hun vermogens in andere ondernemingen (mijnbouw en de Portugese handel) en leenden
grote sommen aan de Renaissance-pausen en de koningshuizen. Hun voorspoed werd aldus sterk
afhankelijk van het financile reilen en zeilen van de Habsburgers.
Andere lakenhandelaren maakten zich los uit het stedelijke gildensysteem door werk uit te
besteden naar mensen op het platteland. Thuiswerk verspreidde zich zeer sterk, waarbij de vrouwen dewol spinden en de mannen er laken van weefden.
Kapitaal en Arbeid
Het systeem van huiselijke nijverheid op het platteland betekende een ontkoppeling van kapitaal en
arbeid. Aan de ene kant was er een grote arbeidsreserve, die kon worden ingezet en weer afgedankt naar
behoefte. Aan de andere kant de ondernemer die het hele proces managede, van inschatting van de
markt, via de inkoop van de grondstoffen en het vervoeren van de halffabrikaten naar de verschillende
plattelanders naar de verkoop op de markt. De gehele tijd bleef hij eigenaar van materialen en
benodigdheden, slechts lonen betalend voor verleende diensten.
In andere, opkomende industrien was de behoefte aan financiering zo groot, dat een
kapitalistische aanpak van meet af aan nodig was (mijnbouw, drukkerij, scheepsbouw, wapenfabricage).
Militaire behoeften waren een belangrijke factor in de opkomst van het kapitalisme: de duizenden wapens
en uniformen, en later ook barakken en fortificaties, vergden massaproductie. Ook de grote stromen van
niet alleen luxegoederen maar ook bulkgoederen als rijst en suiker die via de nieuwe handelsroutes de
markten in West Europa bereikten, behoefden financiering.
Geld werd niet alleen genvesteerd maar ook uitgeleend (aan de kerk, de overheid en arme
edelen). De bankiers die zich hiermee bezighielden, berekenden rente, hetgeen lange tijd (ook nog in de15e en 16e eeuw) als woeker werd gezien en m.n. vanuit het geloof werd veroordeeld. Maar de praktijk
bleek te sterk en geleidelijk aan werd er onderscheid gemaakt tussen woeker en een gerechtvaardigde
tegenprestatie. De Amsterdamse Wisselbank was, eerste helft 17e eeuw, de eerste die een dermate
vertouwen genoot dat mensen er hun spaargeld stortten, dat door de bank werd uitgeleend ter
financiering van commercile activiteiten.
Het effect van al deze ontwikkelingen was een commercialisering van de nijverheid. De
ondernemer die de markt waar het product verkocht werd, kende, had de overhand over de man die
slechts wist hoe het te vervaardigen.
Mercantilisme
Heersers hadden altijd veel geld nodig. Hun wens om een stroom goud en zilver hun koninkrijken binnen
te laten vloeien, was de eerste aanzet tot wat we noemen het mercantilisme. Geleidelijk werd dit
denken in termen van goud- en zilvervoorraden vervangen door het meer algemene concept van het
opbouwen van een sterke en zelfvoorzienende economie.
Dit betekende enerzijds de armen aan het werk zetten (leegloop, zwerven, bedelarij tegengaan) en
anderzijds de handelaren/ondernemers, die de armen aan werk hielpen en goederen exporteerden, op
allerhande wijzen ondersteunen. Een positieve handelsbalans, waardoor andere staten hun schulden ingoud en zilver moesten afbetalen, was het doel. In de praktijk betekende het mercantilisme:
- het nagenoeg uitschakelen van de (behoudende) gilden;
13
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
15/134
- het onderdrukken van landloperij;
- het introduceren van nieuwe industrien en het lokken van geschoolde arbeiders (o.a. de Vlaamse
wevers naar Engeland in de jaren 80 van de 16e eeuw);
- het aangaan van verdragen ter bescherming en bevoordeling van de eigen handelaren in den
vreemde;- het subsidiren van export en het opwerpen van tariefmuren tegen import;
- het (proberen te) creren van een vrije markt binnen de eigen staat;
- het oprichten van officile, door de overheid bevoorrechte, monopolistische bedrijven, waarin de
handelaars hun krachten en kapitaal konden bundelen in het zoeken naar nieuwe markten (de
Oost-Indische Compagnien van Engeland (1600) en Nederland (1602) zijn hiervan de bekendste
voorbeelden).
De oprichting van deze Compagnien betekende de eerste structurele aanval op de Iberische
monopolie, die pas echt doorzette na het beindigen van binnenlandse controverses.
13 Veranderende Maatschappelijke Structuren
Gedurende de Commercile Revolutie vormden zich de klassen in de maatschappij, die feitelijk tot in de
20e eeuw bleven bestaan. De klassen waren de landadel, de boerenstand, de gemengde middenklassen en
de armen in de steden. Het lot van deze groepen in de 16e en 17e eeuw verschilde sterk. Ook binnen de
groepen waren verschillen. Boeren die een stuk land pachtten tegen een vaste canon (bij voortdurende
geldontwaarding) waren steeds beter af. Hun soortgenoten, die slechts in loondienst (de overgrote
meerderheid) waren, juist niet. Bij de landadel het spiegelbeeld: eigenaren. Wiens voorouders het landhadden verpacht, zagen hun inkomsten in rele termen steeds verder teruglopen.
Sociale Klassen
De voormalige feodale klasse werd een meer moderne aristocratie, die, zeker als het inkomen uit hun
landgoederen daalde, in toenemende mate in dienst traden van koning, overheid of kerk. Vooral deze
laatsten gingen vaak in de steden wonen, ontwikkelden een meer burgerlijke smaak en kregen meer
aandacht voor de opleiding van hun kinderen.
De middenklassen of bourgeoisie, van oudsher de bewoners van de steden, werden steeds vaker
landeigenaar. Zo vervaagden de verschillen in levensstijl tussen aristocratie en de bovenlaag van de
middenklassen, echter wel onder handhaving van een zeer sterk klassenbewustzijn. Afkomst was en bleef
zeer belangrijk. De middenklassen groeiden zowel in aantal als in diversiteit. De samenstelling was zeer
heterogeen: aan de ene kant van het spectrum de zeer rijke bankiers en aan de andere zijde de
bescheiden beroepen als kuipers, leerlooiers en kleine winkeliers en ook nog hun leerlingen en
werknemers.
De geestelijkheid werd gerekruteerd uit alle klassen, maar de middenklassen waren hier
oververtegenwoordigd. In de steden van de Nederlanden, Duitsland en Noord Itali, waar het koninklijke
gezag niet erg sterk was, vormde het stedelijk patriciaat welhaast een eigen aristocratie.De grote massa van de bevolking bestond in alle landen uit de arme arbeiders. Niet alleen de
ongeschoolde arbeiders, maar ook veel werklozen, arbeidsongeschikten en armlastigen (waaronder veel
14
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
16/134
zwervers en bedelaars). Liefdadigheid kwam op in deze periode, maar het algemene idee was toch dat
niet werkende armen zoveel mogelijk van de rest van de maatschappij moesten worden gesepareerd.
Armen die wel werk hadden (landarbeiders, mijnwerkers, zeelieden en vissers, dragers, bedienden,
huishoudelijke hulpen enz.) zagen over het algemeen hun verdiensten de inflatie niet bijhouden. Zij
profiteerden het minst of zelfs in geheel niet van de economische ontwikkelingen in de 16e
en 17e
eeuw.
De Maatschappelijke Rollen van Onderwijs en Overheid
Eind 16e eeuw nam onderwijs een steeds belangrijker plaats in het maatschappelijke systeem. Zowel
Protestantse als Katholieke kerken kregen in toenemende mate behoefte aan goede, en dus goed
opgeleide, predikanten. Commercie en overheden werden steeds complexer en kregen steeds meer
behoefte aan geletterde klerken en ambtenaren. Daarnaast waren er steeds meer boekhouders, mensen
met verstand van financin en advocaten nodig.
In de periode van 1580 tot 1640 werden overal scholen voor secundair onderwijs opgericht
(grammar schools in Engeland en collges in Frankrijk). Ook het aantal universiteiten groeide sterk.
(Middelbare) scholen en universiteiten betrokken hun studenten uit alle klassen. Uiteraard waren de adel
en de bovenkant van de middenklassen oververtegenwoordigd. Echter het heeft er alle schijn van de
universiteiten in de 17e eeuw wat meer gedemocratiseerd waren dan eind 19e eeuw.
Ook de overheden droegen bij tot de vorming van sociale klassen. Zo droegen de Engelse koningen
sterk bij aan het ontstaan van een klasse van rijke handelaren, terwijl in Spanje economische groei juist
werd gefrustreerd en deze klasse dus veel minder groeide. In Frankrijk ontleenden veel
middenklassenfamilies hun positie aan het ambtenaarschap. In zijn algemeenheid kan men zeggen dat er
een sociale piramide was, waarin iedere klasse neerkeek op die onder hen: Koninklijk hof-> landadel->middenklassen-> werknemers-> armen.
Oost en West Europa
Waar in West Europa de Commercile Revolutie ten faveure van de middenklassen en van een deel van de
boerenstand uitpakte, waren het in Oost Europa vrijwel uitsluitend de landheren die profiteerden van de
groeiende vraag naar graan en hout (uit het Westen) en bijbehorende hogere prijzen.
De boerenstand in Oost Europa (Noord Oost Duitsland, Polen, Bohemen, Hongarije en Rusland)
genoot weinig rechtsbescherming (de heer was vaak ook het hoogste rechtscollege). Deze zwakke positie
leidden ertoe dat de massa van de boerenstand tot een soort lijfeigenschap verviel. Zij dienden 3 4
dagen per week dwangarbeid voor de heer te verrichten en mochten (zonder toestemming) de
heerlijkheid niet verlaten, trouwen of een vak leren.
In West Europa daarentegen waren de boeren voor de wet vrije mensen, die in nogal wat gevallen
op weg waren kleine landeigenaren te worden. De landheer in het Oosten was een absoluut heerser over
zijn eigen domein met weinig of geen lastige bourgeoisie (weinig, en kleine, steden). Uiteraard wierp deze
situatie zijn schaduw vooruit voor de sociale en politieke situatie in deze gebieden in volgende eeuwen.
15
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
17/134
14 De Kruistocht van Katholiek Spanje tegen de Nederlanden en Engeland
De Ambities van Filips II
Na het aftreden van Karel V in 1556 werd Filips II koning van Spanje en tevens heer over de Habsburgse
bezittingen in de Nederlanden, het Vrije Graafschap Bourgondi, Milaan, Napels en Sicili. In 1580 kwamdaar Portugal nog bij. Ook alle Spaanse veroveringen in Amerika en de Portugese bezittingen in het Oosten
behoorden aan de Spaanse kroon.
Filips een vurig en fanatiek Katholiek, die maar al te graag het aanvoerderschap van het
Katholieke tegenoffensief tegen het opkomende Protestantisme op zich nam. Economische en materile
belangen schonk hij nauwelijks aandacht. Voorshands was dat geen probleem omdat de goud- en
zilvermijnen van Potos (Peru) daarin voorzagen.
De periode 1550-1650 wordt ook gezien als de Gouden Eeuw van de Spaanse cultuur. In de
literatuur zijn Cervantes Don Quichote en Lopez de Vegas dramas daar d exponenten van. In de
schilderkunst waren dat El Greco, Murillo en Velsquez. Deze cultuur steunde heel sterk op het Katholieke
geloof, dat enorme invloed had op het leven in Spanje: geschat wordt dat omstreeks 1600 ca. n derde
van alle Spanjaarden op de n of andere wijze in dienst van de kerk was. Ook de bouw van het Escoriaal,
Filips koninklijke residentie, dient hier vermeld te worden: een enorm, rechthoekig en sober gebouw, dat
de geest van zijn opdrachtgever weerspiegelde.
Vanuit het Escoriaal bestuurde Filips zijn enorme rijk en begon hij zijn kruistocht, aanvankelijk
met succes. In 1567 wist Alva de Opstand in de Nerderlanden min of meer te bedwingen. In 1569 werd een
revolte van de Moriscos (afstammelingen van de Moren) neergeslagen. In 1570 excommuniceerde de paus
Elizabeth, koningin van Engeland. Een jaar later de zeeslag bij Lepanto, waar de Turken werdenverslagen. En in 1572 werden, mede op aanraden van Filips, duizenden Hugenoten in Frankrijk afgeslacht.
Toch bleek geen van deze zeges van blijvende aard.
De Opstand in De Nederlanden
De 17 provincies van de Nederlanden waren in de loop der eeuwen bijeen gerfd, gekocht en veroverd
door de hertogen van Bourgondi. Via zijn vader Karel V had Filips deze verkregen. De 17 waren allen een
klein staatje op zich, met eigen vrijheden, privileges, wetten en belastingen. Zij waren slechts verbonden
door het feit dat zij dezelfde heer hadden, die van tijd tot tijd een Staten Generaal bijeenriep.
De, aanvankelijk nauwelijks aanwezige, Nederlandse identiteit werd versterkt door de persoon van
Filips, die als een Spanjaard werd gezien en vanaf 1560 slechts (Spaanse) landvoogden en troepen stuurde
om de Nederlanden te besturen. Bovendien schoot het Protestantisme zeer snel wortel in het gebied.
De Opstand was zowel politiek als religieus van aard, met een steeds belangrijker wordende
economische component. Als de start kan worden gezien de smeekbede van het Eedverbond der Edelen
(1566) om de Inquisitie niet in te stellen. Dit werd geweigerd, waarna de Beeldenstorm opstak. Filips zond
Alva (Raad van Beroerten, instelling van de 100e, 20e & 10e penning, confiscatie van bezittingen van
edelen). Dit was olie op het vuur. Willem van Oranje stelde zich aan het hoofd van de oppositiebeweging,
die aanvankelijk vooral steunde op de Watergeuzen. In 1576 was het anti-Spaanse gevoel zo sterk, datvertegenwoordigers van de 17 provincies in de Staten Generaal hun godsdienstige verschillen terzijde
schoven en besloten samen te werken om de Spanjaarden te verdrijven.
16
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
18/134
Betrokkenheid van Engeland
Koningin Elizabeth steunde de Nederlanden, heimelijk omdat zij geen oorlog met Spanje wilde riskeren.
Zij zat bovendien met het probleem van Mary Stuart, Koningin der Schotten, die als boegbeeld van de
Katholieken in Engeland fungeerde en de eerstvolgende in lijn voor de troon was. Mary werd doorElizabeth gevangen gezet.
In 1578 kwam Parma als landvoogd naar de Nederlanden. Hij wist het front van de 17 te breken,
waarbij in het noorden de 7 Verenigde Provincin ontstonden (Unie van Utrecht, 1579). De 10 zuidelijke
provincies kreeg Parma aan zijn zijde. De Vlaamse steden Brugge, Gent en Antwerpen kozen in eerste
instantie voor het noorden, maar werden in 1584/1585 door de Spanjaarden veroverd.
In Engeland was intussen ook een sterk anti-Spaans sentiment ontstaan. Nederlanders en Engelsen
vochten schouder aan schouder tegen de Spanjaarden. In Spanje werd intussen een invasie van Engeland
voorbereid, waarop de Engelsen besloten Mary Stuart, na 20 jaar gevangenschap, te executeren.
In 1588 voer de Spaanse Armada (130 schepen, 30000 man) naar het noorden. Het werd een totale
mislukking. In het Kanaal werden zij verslagen door de Engelse vloot (Sir Francis Drake), die veel
wendbaarder was. Een storm blies de restanten van de Armada verder noordwaarts. Zij moesten om
Schotland en Ierland heen hun weg terug naar huis zoeken.
Het Resultaat van de Oorlog
De oorlog kabbelde voort tot de dood van Filips in 1598. De Engelsen, verzekerd van hun
onafhankelijkheid, waren verenigd geworden in een Protestantse nationale staat, vrij om de vleugels uit
te slaan op zee (East India Company, 1600)In de Nederlanden werd de scheiding tussen het Katholieke zuiden (Spaanse Nederlanden) en het
Calvinistische noorden (de Republiek der Zeven Provincin) definitief, waarbij in de Republiek een
aanzienlijke mate van tolerantie bestond voor de grote minderheid van Katholieken. De zuidelijke
Nederlanden waren geruneerd door 40 jaar oorlog. Daarnaast werd de Schelde door de noordelijken
afgesloten. Het noorden bloeide enorm op. Amsterdam werd het financile centrum van de wereld en de
handel ging crescendo (VOC, 1602).
Spanje bleef, mede dankzij de aanvoer van edelmetalen, een formidabele militaire macht. Echter
door een combinatie van afkeer van werk (gevoed door de zeer grote groep edelen die generaties lang
slechts kruistochten hadden ondernomen) en extreme concentratie op godsdienst raakte het land in
economisch opzicht ver achterop. Dit laatste werd nog verergerd door de deportatie van zon half miljoen
Moriscos, die nu juist tot het meest efficinte en hardst werkende gedeelte van de bevolking behoorden,
naar Noord Afrika in de jaren 1609-1611.
Interne twisten (de afscheiding van Portugal in 1640, de Catalaanse oorlog) en koningen, die
mentaal zwak begaafd waren, maakten dat de macht der Spanjaarden, waar nog wel rekening mee moest
worden gehouden, toch steeds verder afbrokkelde.
17
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
19/134
15 De Desintegratie en Wederopbouw van Frankrijk
Politieke en Religieuze Verdeeldheid
De Franse Godsdienstoorlogen waren evenzeer politiek als religieus: een feodale opstand, niet alleen van
edelen maar van alle groepen met rechten binnen de staat. De Nieuwe Monarchie had een zekere eenheidaan het land opgelegd waar het ging om buitenlands beleid. Binnenslands bleef de invloed van locale
heren erg groot en was er zeer grote diversiteit (zon 300 gebieden kenden ieder hun eigen juridische
systeem). Steden, de zgn. bonnes villes van de koning, verdedigden hun stadsrechten. Daarnaast kende
Frankrijk een aantal zeer grote provincies: Bretagne, Bourgondi, Provence en Languedoc, ieder weer met
eigen identiteit, autonomie, wetten, rechtbanken, belastingen en staten.
Hier werd, door een snelle verbreiding van het Calvinisme, nu een religieuze diversiteit aan
toegevoegd. De onafhankelijke positie t.o.v. Rome maakte dat de Franse, Gallicaanse, kerk niet bijzonder
gevoelig was voor het Protestantisme. Het Protestantisme dat zich wel verspreidde, was er een van de
meest radicale soort. De Hugenoten vormden al snel een niet onaanzienlijke en veeleisende minderheid.
En derde tot de helft van de Franse adel was in de periode 1560-1570 Protestant, daarbij veelal
het ius reformandi (de heer bepaalt de godsdienst in zijn landgoederen) opeisend. Op deze wijze werden
ook veel boeren Protestant. Bovendien bekeerden in alle delen van het land steden zich tot het
Protestantisme.
De koningen Frans I en Hendrik II zagen het Calvinisme als een bedreiging voor de monarchie en
voor de kerk (waar zij de facto de baas waren). Reeds in de vijftiger jaren begon de vervolging van
Hugenoten (brandstapel). Toen Hendrik II in 1559 overleed waren zijn kinderen nog jong. Hun moeder,
Catharina de Medici, begeleidde haar drie zoons in hun koningschap, maar kon niet voorkomen dat hetland uiteenviel in chaos, waarbij zowel Hugenoten als Katholieken probeerden de macht te grijpen.
De Burger- en Godsdienstoorlogen
De burgeroorlogen die hierop volgden, waren van de ergste soort: totaal ontbreken van welk gezag ook,
rondtrekkende gewapende groepen zonder vaste basis of bestaansmiddel en voortdurend wisselende
coalities.
Belangrijkste spelers bij de Hugenoten waren Admiraal de Coligny en Hendrik van Bourbon, Koning
van Navarra en bij de Katholieken de Hertog van Guise en de Kardinaal van Lotharingen. Catharina de
Medici zat klem in het midden en probeerde beide partijen tegen elkaar uit te spelen. Toen de Hugenoten
steeds meer invloed op de koning leken uit te oefenen, greep zij in en liet zij op Bartholomeusnacht
duizenden Hugenoten, die in Parijs bijeen waren, vermoorden. Coligny werd gedood, Hendrik van Bourbon
ontsprong de dans.
De Hugenoten waren furieus en de burgeroorlog laaide sterk op, met toenemende wreedheden van
beide zijden en steeds meer buitenlandse inmenging: Duitse huurlingen aan twee kanten en Spanjaarden
die de Guises steunden. Toch kon geen van beide partijen echt de overhand krijgen met als gevolg
regelmatig wapenstilstanden, die echter door gebrek aan wederzijds vertrouwen niet tot vrede leidden.
Geleidelijk vormde zich een derde groep, die zichzelf les politiques noemden. Zij beleden eenseculiere visie, nl. dat geen geloofsleer een alsmaar voortdurende oorlog rechtvaardigt en dat het land
eerst en vooral recht en orde nodig had. Zij meenden dat alleen een krachtige monarchie (en niet de
18
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
20/134
kerk) in staat zou zijn de anarchie ongedaan te maken. Bodin was hun belangrijkste denker, die de kiem
legde voor het idee van koninklijk absolutisme en de soevereine staat.
Het Eind van de Oorlogen: Wederopbouw onder Hendrik IV
In 1589 werden zowel Hendrik III, Hendrik IIs laatste zoon, als Hendrik van Guise vermoord. De troonverviel nu aan Hendrik van Bourbon, Koning van Navarra. Hij ging regeren als Hendrik IV. Hendrik,
aanvankelijk Hugenoot, tijdens de Bartholomeus-nacht weer even Katholiek, was inmiddels weer
aanvoerder der Hugenoten, maar mr nog van Protestant was hij politique.
Dit laatste bleek vooral toen de Katholieken, erg sterk in de Parijse regio, hem niet wilden
erkennen en dus een voortzetting van de burgeroorlog dreigde. In 1593 zwoer hij het Calvinisme af en
verkreeg hij pauselijke absolutie. Weer aanvaardbaar voor de Katholieken had hij nu een probleem met de
Hugenoten.
Ook hier had Hendrik een antwoord op: het Edict van Nantes (1598) garandeerde iedere landheer
het recht op zijn eigen godsdienst en stond de Protestantse eredienst toe in steden en dorpen waar zij de
meerderheid vormden. Daarnaast kregen Protestanten (op papier) gelijke burgerrechten en mochten zij
hun eigen militaire verdediging organiseren.
Op deze wijze forceerde Hendrik een mate van tolerantie in Frankrijk. De minderheid werd
beschermd door het centraal gezag maar niet door de volkswens. Hierna besteedde Hendrik zijn aandacht
aan de zwaar gehavende staat: zowel regering, bestuur als economie werden weer op de rails gezet. Hij
deed dit als absoluut monarch: de Staten Generaal riep hij niet nmaal bijeen.
Nadat hij vermoord was (1610) werd zijn weduwe, Maria de Medici, door weer toenemende
onrust, gedwongen de Staten bijeen te roepen. Alras bleek dat dit college dermate verdeeld was dat hetniets tot stand kon brengen. Tot algehele opluchting zond Maria hen in 1615 naar huis, waarna Frankrijk,
onder de Bourbons, tot 1795 een nationale regering had van en door de koning.
Kardinaal Richelieu
Uit naam van Maria en haar jonge zoon Lodewijk XIII regelde Kardinaal Richelieu de meeste staatszaken.
Hij was een echte politique, met meer interesse voor de staat dan voor de kerk, die vooral de economie
versterkte met een mercantilistische politiek. Daarnaast wist hij de edelen verder te beteugelen door
priv-oorlogjes te verbieden en de vernietiging van versterkte kastelen te gebieden.
Een nieuwe rebellie van de Hugenoten wist Richelieu te onderdrukken, waarna hij het Edict van
Nantes aanpaste: de vrijheid van godsdienst en burgerrechten bleven, maar de hun territoriale- en
politieke macht raakten de Hugenoten kwijt.
16 De 30-jarige Oorlog, 1618-1648: Desintegratie van Duitsland
In Duitsland was er, godsdienstig gezien, geen echte meerderheid. Vermoedelijk waren er rond 1600 meer
Protestanten dan Katholieken in het Roomse Rijk, maar veel deed dat er niet toe. Per staat (er waren er
ca. 300) liep de scheidslijn: de een Katholiek, de ander Protestant. Lutheranen en Katholieken warenbegin 17e eeuw vooral verwikkeld in een dogmatische strijd, die weinig ruimte liet voor culturele
19
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
21/134
ontwikkelingen. Ook de economie was op zijn retour: het zwaartepunt van de handel verschoof richting
Atlantische Oceaan.
Achtergrond van de 30-jarige Oorlog
Na de Vrede van Augsburg hadden de Lutheranen aanzienlijke terreinwinst weten te boeken, vooral doorhet seculariseren van kerkelijke staten en deze om te vormen tot lekenvorstendommen. Ook de
Calvinisten waren in opmars en zelfs enkele staten, waaronder de Palts (waarvan de vorst n van de
keuzeheren was) werd Calvinistisch. In 1608 vormden de Protestanten een Unie om hun positie te
verdedigen en een jaar later deden de Katholieken, onder aanvoering van Beieren, met steun van Spanje
hetzelfde.
De opmaat voor een godsdienstoorlog was daar. Tegelijkertijd liep het 12-jarig Bestand tussen
Spanje en de Nederlanden ten einde en leek een hervatting van de oorlog onvermijdelijk. De Spanjaarden
namen hiertoe posities in in het Rijnland en in Zwitserland. Frankrijk, op haar beurt, was bevreesd voor
zowel deze Spaanse activiteiten als voor het streven van de Habsburgers om in Duitsland een sterkere,
meer gecentraliseerde macht te vestigen.
Al met al een zeer complexe situatie. Een Duitse burgeroorlog over godsdienstige kwesties was
tegelijkertijd een oorlog over constitutionele geschilpunten tussen keizer en staten, waarbij Katholieke en
Protestantse staten gelijkelijk de keizerlijke overheersing bevochten. Bovendien was het een
internationale oorlog: tussen Fransen en Habsburgers, tussen Spanjaarden en Nederlanders en met
betrokkenheid van Zweden, Denen en een allegaartje van beroepslegertjes, wier aanvoerders ieder weer
hun eigen agenda hadden.
De Vier Fasen van de Oorlog
De (1e) Boheemse fase begon in 1618 in Praag met het uit het raam werpen van koning Matthias. De keizer
zond troepen om zijn gezag te herstellen, waarna de Tsjechen hem afzetten en Calvinistische Keuzeheer
van de Palts tot koning uitriepen. Keizer Ferdinand wist, met hulp Spanje en Beieren, de opstand neer te
slaan en liet zich tot Koning van Bohemen kiezen. Bohemen en ook Oostenrijk werden gerekatholiseerd.
De Spanjaarden groeven zich vervolgens in bij de grenzen van Frankrijk en De Nederlanden.
Het vaandel van het Protestantisme werd overgenomen door de Koning van Denemarken (2e fase),
die hoopte enkele Noord Duitse bisdommen aan zijn gebieden toe te voegen. Tegen hem trad Keizer
Ferdinand op met een priv-leger, bestaande uit professionals die zichzelf uitbetaalden in de vorm van
plundering, onder Albert van Wallenstein. Wallenstein versloeg de Denen.
De Contrareformatie leek op weg het Protestantisme te overweldigen, hetgeen met name de
Fransen en de Zweden (3e fase) alarmeerde. Richelieu, die zijn positie in Frankrijk nog niet volledig had
geconsolideerd, zocht een weg om, zonder zelf te vechten, toch de Habsburgers in bedwang te houden.
Hij betaalde de Zweden een bedrag van n miljoen pond per jaar voor het op de been houden van een
leger van 40.000 man in Duitsland. Ook De Nederlanden subsidieerden de Zweden.
De Zweedse koning Gustaaf Adolf was een briljant strateeg, die het modernste leger van zijn tijd
had gecreerd: gedisciplineerd, moedig en voorzien van mobiele artillerie. Terwijl Gustaaf Adolf in1631/32 een aantal spectaculaire overwinningen te velde boekte (maar wel zelf het leven liet), bewerkte
Richelieu de katholieke staten van Duitsland. Gebruikmakend van hun angst voor keizerlijke centralisatie
20
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
22/134
wist hij tweedracht te zaaien en de keizer te isoleren. De keizer herriep een edict uit 1628, waarbij alle
geseculariseerde eigendommen waren teruggegeven aan de kerk, en het leek erop dat het einde van de
oorlog daar was.
Richelieu hernieuwde zijn samenwerking (4e fase) met de Zweden en koos nu openlijk de zijde van
de Protestanten in Duitsland. De Spanjaarden vielen Frankrijk binnen en verwoestten Champagne,Bourgondi en gebieden in het zuiden. Toen echter Portugal en Cataloni tegen de Spaanse koning
rebelleerden, keerden de kansen. De oorlog was inmiddels verworden tot een internationaal conflict dat
grotendeels op Duits grondgebied werd uitgevochten. De Duitsers hadden er mr dan genoeg van.
De Vrede van Westfalen
In 1644 begonnen vredesbesprekingen in Mnster en Osnabrck Op aandrang van Frankrijk en Zweden
namen alle (300!) Duitse staten individueel aan de onderhandelingen deel. Honderden diplomaten
verzamelden zich in Westfalen. Het eerste Europese congres, dat niet onder de vlag van de kerk werd
georganiseerd. De secularisatie schreed verder.
Uiteindelijk werden in 1648 de verdragen van Mnster en Osnabrck gesloten. In zijn algemeen
betekenden deze een schaakmat voor de Contra-Reformatie:
- Iedere Duitse Staat het recht zijn eigen godsdienst te bepalen;
- Calvinisme toegevoegd als aanvaardbare godsdienst;
- Katholieke aanspraken op kerkelijke gebieden werden opgegeven;
- Het Heilige Roomse Rijk werd ontbonden;
- De Nederlanden en Zwitserland werden onafhankelijke, soevereine staten.
Frankrijk en Zweden verkregen gebiedsuitbreiding, waardoor nu alle mondingen van Duitserivieren door niet-Duitsers werden beheerst. De grootste overwinning voor de Fransen, Zweden en
Nederlanders was gelegen in het feit, dat alle Duitse staten nagenoeg soeverein werden. Het Keizerrijk
mocht geen wetten maken, belastingen heffen, soldaten rekruteren of oorlog verklaren. Gevolg: terwijl in
de rest van Europa zich nationale staten consolideerden, verviel Duitsland in feodale chaos, omdat de
weg naar nationale eenheid geblokkeerd was.
Aldus markeerde de Vrede van Westfalen ook de opkomst in internationale wetgeving van het
moderne Europese statensysteem, bestaande uit een groot aantal niet verbonden soevereiniteiten.
Duitsland intussen was geruneerd: steden verwoest, platteland ontvolkt, hongersnood en pestepidemien.
Een politiek en cultureel vacum tussen de Atlantische volkeren enerzijds en de as Berlijn-Wenen
anderzijds. De godsdienstoorlogen waren ten einde, maar tegen een voor Duitsland zeer hoge prijs.
21
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
23/134
Hoofdstuk 4 Vestiging van West Europees Leiderschap
Vanaf 1650 verspreidde zich vanuit een gebied met een straal van ca. 800 km rondom Parijs de Westerse
beschaving: een ontkerkelijkte maatschappij, moderne natuurwetenschappen, kapitalisme, de moderne
staat en parlementaire regeringsvorm, democratische ideen enz.. In deze ontwikkeling namen de
Nederlanders en Engelsen, maar vooral ook de Fransen de leiding. De periode 1650-1700 wordt ook wel
genoemd de Eeuw van Lodewijk XIV.
17 De Verheven Monarchen het Machtsevenwicht
Lodewijk XIV erfde de troon op 5-jarige leeftijd in 1643, aanvaardde regeringsverantwoordelijkheid in
1661 en was tot zijn dood in 1715 het feitelijke en ook als zodanig werkzame hoofd van de Franse
regering. Voortbouwend op de erfenis van Richelieu maakte hij Frankrijk tot het sterkste land van Europa.
In alle opzichten was het superieur: militair, cultureel, filosofisch en bovenal qua staatsvorm. De
Zonnekoning (ltt, cest moi) werd op zeer vele plaatsen bewonderd.
De oude supermacht, Spanje, was in verval. In 1665 werd Karel II, ongelukkig product van vele
generaties van Habsburgse inteelt, koning van Spanje. Met hem zou de tak der Spaanse Habsburgers
uitsterven. Lodewijk, getrouwd met Karels zuster, rook zijn kans. Zijn politiek volgde twee lijnen: (1)
verschuiving van de Franse grenzen naar het (Noord) Oosten (annexatie van de Spaanse Nederlanden en
Franche-Comt) en (2) de Spaanse erfenis verwerven. Voor deze doelen liet hij geen middel onbenut:
intrigeren, betalen van Duitse vorsten en zelfs de Engelse koning, steunen van de Hollandse republikeinen
(!) enz..
Het Concept van het Machtsevenwicht
Lodewijks uiteindelijke doel, het creren van de universele monarchie riep tegenkrachten op, die zich
bedienden van het concept van het machtsevenwicht. De term machtsevenwicht wordt in drie,
gerelateerde, betekenissen gebruikt:
1) als situatie, waarin de macht verdeeld is onder veel afzonderlijke staten;
2) in de zin van contragewicht wanneer n staat het overwicht heeft en anderen een coalitie
vormen ter herstel van het evenwicht;
3) in de zin het machtsevenwicht beheersen, wanneer het gewicht van n partij de balans naar de
ene of andere kant kan doen uitslaan.
Doel van degenen die het instrument gebruikten, is altijd geweest het behoud van eigen
onafhankelijkheid en soevereiniteit. Het is een effectief systeem gebleken, vooral t.g.v. het feit dat er
een groot aantal staten was dat zijn eigen buitenlandse politiek kon bedrijven en, steeds in het eigen
belang, van de ene alliantie naar de andere switchte.
Naarmate de ambities van Lodewijk XIV stoutmoediger werden, waren het de Nederlanders, onder
aanvoering van Prins Willem III, die er steeds weer in slaagden allianties te vormen om hem schaakmat te
zetten.
22
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
24/134
18 De Nederlandse Republiek
Nederlandse Beschaving en Bestuur
De Nederlanders waren in die tijd het meest bourgeois van alle volken en tevens het rijkst en meest
welvarend. Ook in de internationale diplomatie en cultuur speelden zij een grote rol. Gedurende degehele 17e eeuw genoten de Nederlanders een mate van vrijheid, comfort en intellectueel, artistiek en
commercieel succes dat ongevenaard was.
Bekende schrijvers uit die tijd waren Hugo de Groot en Spinoza. In de wetenschap excelleerden
van Leeuwenhoeck (microscoop) en Huygens (telescoop, penduleklok en de golftheorie van het licht).
Bovenal waren er de Hollandse Meesters van het doek: Hals, Vermeer en Rembrandt.
In godsdienstige kwesties koos de Republiek voor tolerantie. Alhoewel de preciezen (orthodoxen)
tijdens de Synode van Dordrecht (1618) het pleit wonnen, werden vanaf 1632 de Arminianen weer
getolereerd. De grote Katholieke minderheid werd hun eredienst toegestaan en ook Joden waren welkom.
De Nederlanders verdienden hun geld met de handel en scheepvaart. In 1600 telde de vloot ca.
10.000 schepen. Zowel kustvaart als naar verre continenten. De VOC (1602) verving de Portugezen in India
en het Verre Oosten, stichtte Batavia (1619) en was de enige partij met wie Japen na 1641 nog zaken
wenste te doen. In 1612 vestigden de Nederlanders zich op Manhattan, waarna in 1621 de WIC werd
opgericht, die kolonies stichtte in Caracas, Curaao, en Guyana (Suriname). In 1652 tenslotte veroverden
zij Kaap de Goede Hoop op de Portugezen.
Het Europese geld- en bankwezen was een chaos: elke staat en vele steden sloegen hun eigen
munten, waarbij velen ook nog eens de gewoonte hadden geregeld het edelmetaalgehalte te verlagen. De
Amsterdamse Wisselbank (1609) accepteerde alle munten van iedereen, bepaalde het edelmetaalgehalteen stond de inleggers toe de tegenwaarde in (keiharde) gouden guldens van de Amsterdamse Wisselbank
te disponeren. Inleggers konden ook cheques trekken op hun tegoed. Deze dienstverlening, gekoppeld aan
de garantie van de Nederlandse overheid, trok kapitaal aan vanuit alle windstreken.
In de Republiek genoten de Nederlanders een grote mate van vrijheid. Politiek was een kwestie
van soort wip tussen de burgerij, pacifistisch en bezig met de commercie, en de Prinsen van Oranje, die
vrijwel steeds tot Stadhouder werden gekozen en verantwoordelijk waren voor de militaire veiligheid.
Wanneer er buitenlandse dreiging was, had de Stadhouder veel invloed en macht. Was het daarentegen
rustig, dan kon hij weinig uitrichten. Willem III, 8 dagen na het overlijden van zijn vader geboren, leek
aanvankelijk voorbestemd om slechts de familiale domeinen te besturen. Immers de Staten hadden in
1650, na Willem IIs dood, besloten het Stadhouderschap vacant te laten (Het Stadhouderloze Tijdperk).
Buitenlandse Zaken: Conflicten met de Engelsen en Fransen
In 1651 kondigde de Engelse regering de Acte van Navigatie af, inhoudende dat Goederen bestemd voor
Engeland slechts door Engelse schepen of door schepen uit het land van herkomst van de goederen
vervoerd mochten worden. Uiteraard was deze maatregel primair tegen de Nederlandse scheepvaart
gericht. Drie oorlogen volgden, tussen 1652 en 1674, echter zonder een echte beslissing te brengen.
In 1667 trok Lodewijk XIV de Spaanse Nederlanden binnen. De Nederlanders zetten onmiddellijkhet mechanisme van machtsevenwicht in werking: disputen met de Engelsen werden terzijde geschoven
23
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
25/134
en met Zweden en Engeland werd de Triple Alliantie aangegaan. Lodewijk trok zich terug maar kwam in
1672 opnieuw, nu met een veel groter leger, en bezette ook drie van de provincies van de Republiek.
Willem van Oranje werd nu tot het Stadhouderschap geroepen en hij wist een nieuwe alliantie
tegen Lodewijk te vormen met Denemarken, Brandenburg en met de Spaanse en Oostenrijkse
Habsburgers. Hierdoor slaagde hij erin Lodewijk tot de Vrede van Nijmegen te dwingen (1678), waarbij deRepubliek zijn volledige territoir behield.
Willems pogingen om binnen de Nederlanden een centraal gezag te vestigen, liepen op weinig tot
niets uit. In 1689 werd hij koning van Engeland, waardoor hij voort kon gaan met het herstellen van het
machtsevenwicht door wederom Lodewijk te bestrijden.
19 Brittanni: De Puriteinse Revolutie
Engeland speelde geen rol van betekenis in de 30-jarige Oorlog. Ten tijde van de onderhandelingen voor
de Vrede van Westfalen was het verwikkeld in een eigen burgeroorlog, die tussen de Calvinistische
Puriteinen en meer gematigde Anglicanen. Ook hier speelden politieke en constitutionele motieven een
rol. De Puriteinen kwamen op voor de rechten van het Parlement tegenover de absolutistische aanspraken
van de koning. Vergeleken bij die op het continent was de Engelse godsdienstoorlog mild van karakter.
Engeland in de 17e Eeuw
Rond 1600 waren er tussen de 4 en 5 miljoen mensen die Engels spraken. Ten gevolge van een flinke
emigratie (Puriteinen naar New England en West Indi, Katholieken naar Maryland, Anglicanen naar
Virginia en Schotse Presbyterianen naar (Katholiek) Noord Ierland) zou dit aantal tot ca. 1750 stabielblijven. Aanvankelijk waren het particuliere initiatieven, die echter geleidelijk door de regering werden
overgenomen teneinde een imperium op te bouwen (New York, Jamaica, Pennsylvania en de Carolinas).
Tegelijk ontstond er een nationale cultuur: schrijver als Shakespeare en Milton, componisten als
Campion en Purcell en de architect Christopher Wren zijn de meeste bekende vertegenwoordigers van de
kunsten uit die periode.
Ook economisch ging het het land voor de wind. Kolenmijnen en wolindustrie waren zeer
belangrijk, evenals de handel en scheepvaart. Desondanks lag de meeste rijkdom van het land nog
besloten in grond. De landadel vormde de rijkste klasse van het land in de 17e eeuw.
Achtergrond van de Burgeroorlog: Parlement en de Stuart Koningen
In Engeland won het Parlement, als Middeleeuws vertegenwoordigend instituut, de strijd van de (naar
goddelijke soevereiniteit strevende) koning. Uniek was dat het Engelse Parlement erin slaagde tot een
werkbare regeringsvorm te komen: regering onder sterke parlementaire controle.
Elizabeth werd in 1603 opgevolgd door Jacobus I (in Schotland Jacobus VI), zoon van Mary Stuart.
Jacobus geloofde sterk in de op van God verkregen rechten gebaseerde absolute monarchie. Daarnaast
was hij voor de Engelsen een buitenlander, niet behept met enig gevoel voor de eeuwenoude Engelse
verhoudingen. En tenslotte kwam hij voortdurend geld tekort.Het Parlement, waarin veel Puriteinen, die ontevreden waren over de organisatie van de Kerk van
Engeland, en veel juristen, die bevreesd waren voor het verlies van het gewoonterecht, moest niets
24
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
26/134
hebben van de ideen van Jacobus en van zijn opvolger Karel I. Ook de landadel en de rijke handelaren,
bang als zij waren voor hogere belastingen, behoorden tot de opposanten.
Deze brede oppositie kon in het Parlement effectief georganiseerd worden dankzij het feit dat er
in Engeland slechts n nationaal parlement was, verdeeld over twee huizen: House of Lords voor de
edellieden en House of Commons voor de lagere adel, de handelaren en de steden. De kerk speelde, sindsHendrik VIII, geen belangrijke rol in het Parlement.
Het kwam tot een patstelling toen Karel besloot zonder Parlement verder te regeren en het
Parlement niet bijeen kon komen (alleen bijeengeroepen door de koning). Door een beperkt aantal
maatregelen wist hij vrijwel iedereen tegen zich in het harnas te jagen. Illustratief zijn de
belastingkwesties, waarbij het Parlement het recht eiste belastingen goed (of af-) te keuren en als
goedkeuring werd verleend, mee wilde beslissen over de bestemming van de gelden. De koning
daarentegen meende dat hij het recht had belastingen te heffen voor de staat als hij meende dat dat
nodig was.
Toen de Schotten rebelleerden riep Karel het Engelse Parlement weer bijeen (1640). Toen dit niet
aan zijn verzoek om geld wilde voldoen, ontbond Karel en Parlement en liet hij nieuwe verkiezingen
houden. De zelfde mannen keerden terug. Het Parlement en de koning waren nu openlijk op voet van
oorlog, waarbij de aanhang van de koning zich vooral in het noorden en westen bevond en die van het
parlement vooral in het zuiden en oosten.
De Opkomst van Cromwell
Een onbekende edelman, Oliver Cromwell, verscheen op het toneel. Hij was een devoot Puritein, maar
tegelijkertijd een zeer effectief organisator van het leger van het Parlement, waarmee uiteindelijk Karelwerd verslagen.
Cromwell liet Karel (in 1649) door het restant van het Parlement van 1640 ter dood veroordelen en
hij riep de Republiek der Britse Eilanden uit. Cromwell trachtte deze republiek zo goed mogelijk te
besturen o.a. door een zekere mate van tolerantie op godsdienstig gebied te verordonneren (echter niet
voor athesten, Katholieken en extreme Anglicanen). Met het doden van hun koning had Cromwell de
Schotten weer in het royalistische kamp geduwd. Hun opstand in 1650 sloeg hij bloedig neer. En in Ierland
werden alle Katholieke landheren verdreven en vervangen door Protestanten, veelal Cromwells
legerkameraden. Deze vertokken weer zodra de inkomsten uit pacht waren zeker gesteld. De Katholieke
godsdienst van de Ieren bleef maar verdween geheel ondergronds.
Ondanks enkele successen in zijn buitenlands beleid (o.a. de Acte van Navigatie en de verovering
van Jamaica op de Spanjaarden) ging het regeren Cromwell niet gemakkelijk af. Omdat hij er niet in
slaagde een meerderheid van de Engelsen voor zich te winnen, werd hij in toenemende mate autocratisch.
Dit riep tegenkrachten op van de kant van religieuze en sociale radicalen: Quakers, Diggers en
Fifth Monarchy Men. Cromwell stelde zich tegen al deze groepen teweer. Echter als koningsdoder en
Puritein kon hij zich ook niet wenden tot de royalisten en Anglicanen. Zelfs niet meer in staat het eens te
worden met The Rump, het restant van het in 1640 gekozen parlement, schafte hij dit af. Als Lord
Protector was hij in feite een militaire dictator. Toen hij in 1658 stierf werd Engeland weer eenkoninkrijk, met Karel II, zoon van de vermoorde Karel I, als koning.
25
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
27/134
20 Brittanni: De Zege van het Parlement
De Restauratie, 1660-1688: de Latere Stuarts
In 1660 werd niet alleen de monarchie maar ook de Kerk van Engeland en het Parlement in ere hersteld.
Karel II was beducht het Parlement niet te provoceren en omgekeerd waren de aldaar vertegenwoordigdeklassen meer koningsgezind geworden door de ordeverstoringen van de afgelopen 20 jaar.
Nieuwe wetgeving door het Parlement: afschaffing van feodale betalingen door landbezitters aan
de koning (deze verkreeg een door Parlement vastgesteld bedrag aan belastingen). De aristocratie
bevrijdde hun grondbezit van dienstbaarheden, onder gelijktijdige aanvaarding van belastingheffing. Dit
was minder erg dan het leek aangezien zij grote invloed kregen op zowel nationale (Parlement) als locale
(rechtspraak) zaken.
De andere klassen profiteerden minder. Handelaren profiteerden weliswaar van een verdere
aanscherping van de Acte van Navigatie, maar op religieus gebied (in de steden waren nogal wat
Dissenters, voorheen Puriteinen) was de Kerk van Engeland bepalend. Dit betekende gn zeggenschap
in lokaal bestuur of in de House of Commons noch godsdienst- en onderwijsvrijheid voor andersdenkenden.
De armen tenslotte werden door de Act of Settlement vrijwel veroordeeld te blijven in de parochies waar
zij leefden.
Toch duurde het vreedzaam samenleven van Koning en Parlement niet lang. Engeland was in die
tijd fervent antikatholiek (papisme). Karel II, persoonlijk geneigd tot het katholicisme en een
bewonderaar van Lodewijk XIV, sloot in het geheim het Verdrag van Dover (1670), waarbij Lodewijk hem 3
miljoen pond per jaar betaalde voor zijn meedoen in de oorlog tegen de Nederlanders. Bovendien
bekeerde Karels broer ( en erfgenaam) Jacobus zich tot Rome.Toen Karel aankondigde dat de wetten tegen de Dissenters niet zouden worden gehandhaafd en
zich voor algemene tolerantie uitsprak, antwoordde het Parlement in 1673 met de Test Act, die iedere
ambtsbekleder verplichtte de communie in de Kerk van Engeland te gebruiken. Daarnaast ontwikkelde
zich in het Parlement een sterke beweging gericht op het uitsluiten van Jacobus van de troon (de Whigs).
De Tories vormden de koninggezinde partij, vooral bestaande uit de lagere aristocratie en de landadel.
De Revolutie van 1688
Ondanks het verzet van de Whigs werd Jacobus II in 1685 koning. Jacobus benoemde, in strijd met de Test
Act, veel katholieken op invloedrijke posten en ook hij introduceerde een programma van algehele
religieuze tolerantie. Op deze wijze bedreigde Jacobus de Anglicaanse monopolie in zowel kerk als staat.
Toen ook nog eens in 1688 een katholiek gedoopte zoon het leven zag, vormde zich een coalitie van Whigs
en Tories die Jacobus II afzette en de troon aanbood aan zijn (Protestantse) volwassen dochter Mary.
Mary was gehuwd met Willem III van Oranje. Willem, uiteraard genteresseerd om Engeland aan
zijn zijde te krijgen in zijn strijd tegen Lodewijk XIV, aanvaardde het aanbod van Tories n Whigs om
samen met zijn vrouw koning te worden en landde, voorzien van een schriftelijke invitatie, met een flink
leger. In 1690 versloeg hij Jacobus II definitief (slag aan de Boyne, Ierland). Deze vluchtte naar Frankrijk
alwaar Lodewijk hem met alle egards ontving.In 1689 passeerde het Parlement de Bill of Rights (de koning kon geen wetten buiten werking
stellen, belastingen behoefden goedkeuring van het Parlement en geen detentie van personen zonder
26
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
28/134
proces), welke door Willem III werd geaccepteerd. Hiermee was de verhouding tussen koning en Parlement
in een soort contract vastgelegd. De Toleration Act van hetzelfde jaar haalde de scherpste kanten van de
monopolie van de Anglicaanse Kerk af.
Mede door de Schotten te paaien met economische voordelen slaagden de Engelsen erin in 1707
het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittanni te creren, waarbij de Schotten hun eigen wetten enPresbyteriaanse kerk behielden maar regering en parlement samensmolten met die van Engeland.
Ierland kwam er beduidend slechter van af. De overwegend katholieke bevolking was al
geconfronteerd met een Anglicaanse Kerk van Ierland, met een instroom van Protestanten vanuit
Schotland in het Noorden en, in de tijd van Cromwell, met de komst van Engelse landheren in de rest van
het land. Daar kwam na de Revolutie van 1688 nog een wetboek van strafrecht bij, waarin Katholieken
bijna alles ontzegd werd (gn eigen priesters, vertegenwoordiging in het parlement, stemrecht, eigen
onderwijs, aankoop van land, erfenissen van een Protestant en daarnaast nog beroepsverboden). Wat
restte was export van goederen om de pacht aan de afwezige landheren te kunnen betalen.
Engeland voegde zich bij de coalitie tegen Frankrijk, waartoe Willems regering grote sommen
geld leende van Londense bankiers, die het recht kregen de Bank of England te stichten. Aangezien deze
bankiers via het Parlement invloed konden uitoefenen op het beleid waren zij bereid deze grote bedragen
ter beschikking te stellen.
Later raakten de gebeurtenissen in 1688 bekend als de Glorious Revolution, waarin de principes
van parlementaire regering en rechtszekerheid zegevierden en tevens de constitutionele monarchie
ontstond. Politieke schrijvers als John Locke verbereidden dit gedachtegoed. Inmiddels is wel duidelijk
dat het vooral een beweging van de landadel is geweest, die er uiteindelijk voor zorgde dat uitsluitend
mannen met een onafhankelijke bron van inkomen (land, dus) lid van de House of Commons kondenworden. Aldus werd Engeland een aristocratie , waarin enkele duizenden landeigenaren de touwtjes in
handen hadden.
21 Frankrijk onder Lodewijk XIV: Triomf van het Absolutisme
De Franse Beschaving in de 17e Eeuw
Het Frankrijk van Lodewijk XIV dankte zijn overwicht aan de kwantiteit en de kwaliteit van zijn volk. Met
19 miljoen inwoners was Frankrijk 3x resp. 2x zo groot als Engeland en Spanje. De vruchtbare bodem gaf
het bovendien een, zij het ongelijk verdeelde, rijkdom. De tegenstellingen waren groot: miljoenen
leefden in bittere armoede, terwijl er tegelijkertijd een grote groep (landadel, stedelijke grand seigneurs,
ambtsdragers en bureaucraten) in comfortabele, zelfs luxueuze omstandigheden leefde.
Qua cultuur namen de Fransen de veelzijdigheid van de Renaissance over. Franse schilderkunst,
architectuur waren een voorbeeld voor Europa, evenals hun militaire verdedigingswerken en en
machinebouw. Meest bekend is de Franse literatuur uit die tijd, geheel naar de smaak van het hof dat zich
voorstond op zijn verfijnde smaak. Bekende namen: Corneille en Racine (tragedies), Molire (satirische
komedies), La Fontaine (dierenfabels) en La Rochefoucauld. In de wetenschap: Descartes (wiskundige en
filosoof), Pascal en Bayle.Lodewijk begreep dat een culturele dominantie het internationale prestige van Frankrijk alleen
maat zou vergroten. Hij steunde schrijvers en artiesten, m.n. die te Versailles werkten. Ook richtte hij
27
-
8/2/2019 Palmer Hfdst 2-12
29/134
koninklijke academies op. De officile stroming was het Classicisme, dat de orde, harmonie en
verworvenheden van de antieke tijd benadrukte.
Enige litteraire critici, de Modernen, vonden de kunstenaars van de academies (de Ouden) te
rigide in hun leer en stijl. Met name te Parijs ontstonden salons, waar vrouwen uit de upper class gasten
uitnodigden om de discussiren over filosofie, literatuur en kunst.
De ontwikkeling van het Absolutisme in Frankrijk
Van oudsher kende Frankrijk een traditie van politieke vrijheid in de feodale zin van het woord: Staten
Generaal, Provinciale Staten (m.n. in