50 Immersive vragen

4
Silke ter Stal, 489699, IC1V, Immersive Space 50 Immersive vragen 1. Waar zijn we? In New York. 2. Wat zien we? Een straatbeeld waaruit blijkt dat de New Yorkers te dik zijn. We zien fastfoodrestaurants en eettentjes op straat. We zien afval in prullenbakken en op straat. We zien mensen die fastfood eten en te dik zijn. 3. Van waaruit zien we? We kijken vanaf de overkant van de straat naar de restaurants etc. In het metrostation kijken we richting de metro. 4. Door wiens ogen zien we? De bezoekers “kijken door hun eigen ogen”. Ze worden meegenomen op reis. Het is niet zo dat we vanuit een bepaald personage kijken. Er wordt gebruik van informatieve teksten. 5. Verandert je point of view gedurende de productie? Nee, het is de bedoeling de bezoeker te overtuigen van mijn visie: De mensen in New York zijn te dik. Hierdoor heeft de interactieve ruimte een overtuigende functie en blijft mijn point of view hetzelfde. 6. Ga je als gebruiker anders tegen het onderwerp aankijken? Het is de bedoeling de mensen te overtuigen van het feit dat de meeste mensen in New York, maar ook in het algemeen te dik zijn. Op het moment dat ze mijn wereld bezoeken zal de nadruk hierop liggen. Hierdoor worden mensen aangezet te gaan nadenken over het onderwerp. Het is de bedoeling dat ze zich gaan realiseren dat het eigenlijk wel heel erg is dat er zo veel mensen te dik zijn. 7. Of verandert de inhoud van het onderwerp gaandeweg? Nee, zie bovenstaande. 8. Welk moment van de dag is het? Overdag. Hierdoor vallen voorwerpen als plastic zakjes en blikjes op straat goed op. Ook kan ik zo goed nadruk leggen op het fastfoodgebruik door gebruik te maken van opvallende en minder opvallende kleuren. In het donker is contrast leggen lastiger. 9. Hoe is het licht, welk seizoen? Het “verhaal” speelt zich af in de zomer. Waarschijnlijk komt dit door mijn eigen gevoel: Ik ben in de zomer in New York geweest en heb zo indrukken van de stad gekregen in tijde van de zomer. 10. Hoe is het weer? Het is mooi weer, hier en daar een wolkje. Als je denkt aan zomer, denk je aan stralend weer. Ook dit heeft te maken met het feit dat ik in de zomer in New York ben geweest. Het was toen zo’n dertig graden met zon. Doordat ik in mijn wereld ook de zomer gebruik kan ik goed gebruik maken van de indrukken die ik zelf heb gekregen, ze sluiten aan bij mijn gevoelens en gedachten. 11. Hoe is de stemming?’ De stemming is positief, het is een drukke stad die leeft. Ik denk dat de manier waarop New York ook in reclames en in tv-series neergezet wordt ook in mijn wereld naar boven moet komen. Zo houdt je het herkenbare karakter. De stad staat niet voor niets bekend als: “The City That Never Sleeps”. Bovendien kan je alleen in een positieve stemming “negatieve” boodschappen overbrengen. Je kan aan mensen zo beter “negatieve” gegevens over overgewicht overbrengen. 12. Blijft dat zo? Ja, zo blijft de stad herkenbaar. Bovendien geeft het iets sarcastisch mee: Eigenlijk is het heel erg dat veel mensen te dik zijn, maar ze zien dit zelf niet in. Ze accepteren het, leven door. Een sombere constatering die niet zo ervaren wordt. Een sombere stemming past dus niet bij de gedachten die de dikke mensen zelf hebben.

description

50 vragen over mijn interactieve wereld.

Transcript of 50 Immersive vragen

Page 1: 50 Immersive vragen

Silke ter Stal, 489699, IC1V, Immersive Space

50 Immersive vragen

1. Waar zijn we? In New York.

2. Wat zien we? Een straatbeeld waaruit blijkt dat de New Yorkers te dik zijn. We zien fastfoodrestaurants en eettentjes op straat. We zien afval in prullenbakken en op straat. We zien mensen die fastfood eten en te dik zijn.

3. Van waaruit zien we? We kijken vanaf de overkant van de straat naar de restaurants etc. In het metrostation kijken we richting de metro.

4. Door wiens ogen zien we? De bezoekers “kijken door hun eigen ogen”. Ze worden meegenomen op reis. Het is niet zo dat we vanuit een bepaald personage kijken. Er wordt gebruik van informatieve teksten.

5. Verandert je point of view gedurende de productie? Nee, het is de bedoeling de bezoeker te overtuigen van mijn visie: De mensen in New York zijn te dik. Hierdoor heeft de interactieve ruimte een overtuigende functie en blijft mijn point of view hetzelfde.

6. Ga je als gebruiker anders tegen het onderwerp aankijken? Het is de bedoeling de mensen te overtuigen van het feit dat de meeste mensen in New York, maar ook in het algemeen te dik zijn. Op het moment dat ze mijn wereld bezoeken zal de nadruk hierop liggen. Hierdoor worden mensen aangezet te gaan nadenken over het onderwerp. Het is de bedoeling dat ze zich gaan realiseren dat het eigenlijk wel heel erg is dat er zo veel mensen te dik zijn.

7. Of verandert de inhoud van het onderwerp gaandeweg? Nee, zie bovenstaande.

8. Welk moment van de dag is het? Overdag. Hierdoor vallen voorwerpen als plastic zakjes en blikjes op straat goed op. Ook kan ik zo goed nadruk leggen op het fastfoodgebruik door gebruik te maken van opvallende en minder opvallende kleuren. In het donker is contrast leggen lastiger.

9. Hoe is het licht, welk seizoen? Het “verhaal” speelt zich af in de zomer. Waarschijnlijk komt dit door mijn eigen gevoel: Ik ben in de zomer in New York geweest en heb zo indrukken van de stad gekregen in tijde van de zomer.

10. Hoe is het weer? Het is mooi weer, hier en daar een wolkje. Als je denkt aan zomer, denk je aan stralend weer. Ook dit heeft te maken met het feit dat ik in de zomer in New York ben geweest. Het was toen zo’n dertig graden met zon. Doordat ik in mijn wereld ook de zomer gebruik kan ik goed gebruik maken van de indrukken die ik zelf heb gekregen, ze sluiten aan bij mijn gevoelens en gedachten.

11. Hoe is de stemming?’ De stemming is positief, het is een drukke stad die leeft. Ik denk dat de manier waarop New York ook in reclames en in tv-series neergezet wordt ook in mijn wereld naar boven moet komen. Zo houdt je het herkenbare karakter. De stad staat niet voor niets bekend als: “The City That Never Sleeps”. Bovendien kan je alleen in een positieve stemming “negatieve” boodschappen overbrengen. Je kan aan mensen zo beter “negatieve” gegevens over overgewicht overbrengen.

12. Blijft dat zo? Ja, zo blijft de stad herkenbaar. Bovendien geeft het iets sarcastisch mee: Eigenlijk is het heel erg dat veel mensen te dik zijn, maar ze zien dit zelf niet in. Ze accepteren het, leven door. Een sombere constatering die niet zo ervaren wordt. Een sombere stemming past dus niet bij de gedachten die de dikke mensen zelf hebben.

Page 2: 50 Immersive vragen

Silke ter Stal, 489699, IC1V, Immersive Space

13. Zit er een lijn in?

Ja. Op de verschillende plaatsen moet allemaal duidelijk worden welke boodschap de interactieve ruimte heeft: mensen zijn te dik.

14. Welke objecten kunnen we zien? Fastfoodketens, eet- en dranktentjes(denk aan hotdogkraam). Verder herkenbare attracties van New York(bijvoorbeeld Empire State Building, Central Park of het Vrijheidsbeeld). Ook zullen er veel mensen zijn, van verschillende culturen. Velen zullen aan het eten zijn en/of te dik zijn. Ook in de prullenbakken en op straat zullen resten of afval van fastfood te zien zijn. Verder speelt een deel zich af in het metrostation.

15. Welke objecten gaan een rol spelen in het verhaal? Voornamelijk de fastfoodketens en kraampjes zijn belangrijk, even als de dikke mensen en het afval. Dit sluit goed aan bij de boodschap. Ook de Big Apple, die verandert in een hamburger heeft een sarcastische insteek.

16. Welke objecten zijn belangrijk, vallen ons direct al op? De Big Apple die verandert in een hamburger op het beginscherm. Dit is het eerste object dat de lezers wijst op het doel.

17. Speelt het in het heden, verleden, toekomst? Het verhaal speelt zich af in het heden. Overgewicht is een actueel probleem.

18. Hoe zien de 4 verschillende scènes eruit? De “homepagina” bestaat uit een gele taxi die een grote appel(Big Apple) binnen rijdt. Deze appel verandert telkens in een grote hamburger. Vervolgens stopt de taxi voor de Empire State Building. Hiernaast staat een McDonalds tentje. De derde scène is in de metro. Een laatste andere scène speelt zich ook af in de straten van New York.

19. Hoe ga je van de ene scène naar de andere? Het is mogelijk het metrostation links en rechts te verlaten. Zo kom je bij de twee andere scènes. Vanuit deze scènes kan je het metrostation in of doorlopen naar links of rechts richting de andere scène.

20. Welke metaforen gebruik je in je productie? De Big Apple is een metafoor voor New York City. Ook de hamburger waar deze Big Apple in verandert staat voor New York City.

21. Welke verassingen heb je voor de gebruiker in petto? Ik ga gebruik maken van interactief klikken. De gebruiker drukt bijvoorbeeld op een hamburger die iemand aan het eten is, op dat moment verschijnt bijvoorbeeld een tekst met het aantal calorieën dat er in de hamburger zit of hoe lang je moet hardlopen wil je de calorieën weer verbranden.

22. Hoe ga je om met het begrip ontdekken? Zie hierboven. Het is de bedoeling dat gebruiker over bepaalde voorwerpen kan gaan waardoor deze veranderen in een boodschap, opmerking.

23. Wat kan de gebruiker in je productie gaan veranderen? De gebruiker moet zich bewust zijn van het aantal mensen dat te dik is. Op het moment dat de gebruiker zelf te dik is moet het de persoon aanzetten tot het nadenken over minder eten.

24. Wat wil je daarmee bereiken? Minder mensen die te dik zijn.

25. Hoe past je idee binnen de definitie van Immersive Space? - Immersion arises when artwork and technologically advanced apparatus,

message and medium are perceived to merge inseperably. Het is geen informatieve webpagina waar platte tekst op staat om mensen te informeren over het te dik zijn. Mensen komen op een leuke manier belangrijke informatie te weten.

26. Hoe visualiseer je achtergrond? De achtergrond zijn flats van New York. In de metroscène komt telkens een metro voorbij rijden op de achtergrond.

27. Hoe ga je om met coulissenwerking? In het hoofdvenster staat de Yellow Taxi voor The Big Apple. Deze rijdt langzaam naar binnen. In het metrostation rijdt de metro voor een muur langs, voor de metro staan

Page 3: 50 Immersive vragen

Silke ter Stal, 489699, IC1V, Immersive Space

verschillende mensen en andere objecten. Bij de straatscènes rijden gele taxi’s over de weg op de voorgrond. Op de achtergrond staan hoge flats en fastfoodketens. Op de voorgrond bevindt zich een stoep waar eettentjes etc. staan.

28. Welke rol speelt kleur? Alle elementen die te maken hebben met het overbrengen van de boodschap, denk aan fastfoodketen en eettentjes komen in kleur. De overige elementen, flats op de achtergrond en dergelijke, komen in zwart-wit. Door het contrast dat zo ontstaat, wordt extra nadruk gelegd op de elementen die belangrijk zijn voor de boodschap.

29. Welke rol speelt contrast? Zie vraag 28.

30. Werk je figuratief? Ja. Ik maak gebruik van herkenbare voorwerpen en plaatsen.

31. Of werk je fotorealistisch? Nee. Mijn virtuele wereld wordt herkenbaar, maar niet heel realistisch van opzet.

32. Of werk je cartoonesk? Nee. Ik werk figuratief.

33. Hoe ziet je planning eruit? De eerste twee weken ga ik me vooral richten op ideeën en het uitwerken hiervan op papier en in de vorm van een maquette. Hierna ga ik bezig met het ontwerp in Flash.

34. Waar gaat volgens jou het meeste werk in zitten? Ontwerpen - produceren van assets – ‘assemblen’ in flash Ik denk dat het ontwerp in Flash mij de meeste tijd gaat kosten. Ik heb nog nooit met Flash gewerkt waardoor ik nog wel wat tijd kwijt ben in het onder de knie krijgen van het programma.

35. Waar ligt jouw kracht in deze productie? Ik denk na waarom ik bepaalde dingen doe, ik heb redenen voor mijn keuzes. Verder wil ik graag dat mijn wereld van hoge kwaliteit is waardoor ik bereid ben extra uren te maken om er voor te zorgen dat mijn wereld in Flash ook daadwerkelijk zo wordt als hoe ik deze op papier ontworpen heb.

36. Hoe komt jouw passie voor het onderwerp tot uiting? Zie vraag 35: mijn bereidheid tot hardwerken en mijn perfectionisme om alles daadwerkelijk eruit te laten zien zoals ik bedacht had.

37. Op welke manier kun jij je creativiteit hierop botvieren? Ik gebruik eerst mijn creativiteit volledig om een mooi ontwerp neer te zetten. Ook al weet ik dat bepaalde ontwerpen lastiger zijn uit te voeren, ik beperk mijn ontwerpen niet. Ik zet eerst een goed ontwerp neer omdat ik weet dat ik het uiteindelijk wel kan maken, al zal dit betekenen dat ik er waarschijnlijk meer tijd in moet stoppen.

38. Hoe geef je blijk van je nieuwsgierigheid over het onderwerp? Ik ben zelf een echte sporter. Ik probeer mensen in het ontwerp te informeren over en aan te zetten tot minder eten en meer te bewegen. Ik heb vele feitjes en gegevens opgezocht omdat ik het zelf ook interessant vind om te weten.

39. Hoe komt je daadkracht m.b.t. flash tot uiting? Zie vraag 35 t/m 38: mijn bereidheid tot het maken van vele uren in het onder de knie krijgen van Flash.

40. Wanneer ben jij tevreden over het resultaat? Ik ben een perfectionist en ben dus niet snel tevreden. Ik ben pas tevreden wanneer het resultaat er redelijk professioneel uitziet en ik mijn ideeën met betrekking tot het ontwerp grotendeels heb kunnen waar maken.

41. Hoe kijk je er tegenaan dat je nu individueel werkt? Ik vind individueel werken geen probleem. Ik ben van niemand afhankelijk, kan mijn eigen planning maken. Bovendien weet ik zeker dat mijn product aan mijn eigen eisen voldoet, in een groepje hebben mensen soms minder hoge eisen dan ikzelf.

42. Welke sfeer wil je oproepen? Het moet een positieve sfeer zijn. Mensen moeten op een positieve manier worden benaderd. Juist door het onderwerp positief te benaderen houdt je de aandacht van

Page 4: 50 Immersive vragen

Silke ter Stal, 489699, IC1V, Immersive Space

mensen en alleen zo kan je ze op de juiste manier “negatieve” informatie met betrekking tot overgewicht overbrengen.

43. Welke muziek past het beste bij de sfeer die je wilt oproepen? Ik maak gebruik van geluiden van de stad zelf. In het metrostation zal bijvoorbeeld geroezemoes klinken van metroreizigers en zal af en toe het geluid van een voorbijkomende metro klinken. Op straat hoor je taxi’s en voorbijgangers.

44. Wie gaat er helemaal lyrisch worden over je eindproduct? Ik denk mensen die zich bezig houden met het voorkomen van overgewicht bij kinderen. Ik probeer een product neer te zetten die op een interactieve manier informatie geeft over overgewicht. Juist voor kinderen is dit een betere manier dan alleen een informatieve website.

45. Hoe stel je je docenten tevreden? Ik zorg en voor dat ik mijn ideeën noteer in mijn schetsboek om zo te laten zien hoe mijn ontwerp tot stand gekomen is. Verder probeer ik alle keuzes die ik maak goed te onderbouwen. Hopelijk heb ik voldoende kennis van Flash opgedaan om zo ook met het ontwerp te schitteren.

46. Wat zijn je leerdoelen op technisch vlak? Leren werken met Flash. Ik heb nog nooit met Flash gewerkt, hier kan ik mezelf dus nog flink in ontwikkelen.

47. Wat zijn je leerdoelen op creatief vlak? Proberen “out of the box” te denken. Ik zit vaak nog vast aan bepaalde gedachten, hier kan ik niet van loskomen, dat bevordert mijn creativiteit natuurlijk niet.

48. Wat zijn je leerdoelen op gebied van planning, deadlines? Op zich heb ik niet zo veel moeite met deadlines en planningen. Ik maak altijd planningen zodat ik zeker weet dat ik op het einde niet in de stress schiet en alles op tijd kan inleveren. Ik hoop wel dat ik deze course in de eerste paar weken al meer met mijn eindproduct bezig kan zijn en niet alleen in de laatste weken.

49. Hoe komt je pro-actieve houding naar buiten? Ik zorg ervoor dat ik mijn producten op ipernity zet zodat ook anderen kunnen zien waar ik sta in het proces. Verder zorg ik ervoor dat ik elke les aanwezig ben en mijn huiswerk af heb.

50. Welke extra’s kun jij inbrengen in deze course? Het is een uitdaging om niet in de stress te schieten wanneer ik vastloop. Dit is voor mij nog moeilijk. Verder kan ik werken aan mijn presentatievaardigheden. Ik heb snel last van zenuwen, hier moet ik mee leren om gaan.