ZV APL en ATRA - Erasmus MC: Patiëntenzorg patiënt Analyse zorgvraag: De patiënt met een APL die...
-
Upload
trinhthuan -
Category
Documents
-
view
217 -
download
3
Transcript of ZV APL en ATRA - Erasmus MC: Patiëntenzorg patiënt Analyse zorgvraag: De patiënt met een APL die...
Gegevens patiënt Analyse zorgvraag: De patiënt met een APL die wordt behandeld met ATRA
Zorgvraag: De patiënt met (acute) promyelocytenleukemie= APL/PML=AML-M3
die wordt behandeld met ATRA en wordt gecontroleerd op optreden/voorkomen van de mogelijk ernstige complicatie ATRA-syndroom.
Oorzaak: APL, waarvoor gebruik van ATRA (vesanoïd of tretinoïne) noodzakelijk is.
Achtergrondinformatie: - Een promyelocyt is een cel in een volgende uitrijpingsfase na de blast. Cellen rijpen niet goed
uit. Bij niet behandelen binnen 24 uur kun je de patiënt verliezen aan levensbedreigende bloedingen. Uit moleculair onderzoek blijkt translocatie van chromosoom 15-17. Op chromosoom 15 zit het PML gen en op 17 Retinoic Acid Receptor a gen= RARa. Deze translocatie is ATRA gevoelig. ATRA verbetert de myelocytenuitrijping. Het stopt het eiwit van het koppelgen (translocatiebreuk). Eénmaal uitgerijpt is de cel gevoeliger voor chemotherapie. Andere varianten, zoals t(11:17) zijn niet RARa betrokken en dus niet ATRA gevoelig.
- ATRA is teratogeen. Kan schade geven aan ongeboren vrucht. Zwangere verpleegkundigen moeten dit middel aan patiënt geven met handschoenen aan. De lege medicijnstripjes mogen bij gewoon afval worden weggegooid.
- Cyclokapron wordt voorgeschreven tot dag 28 of totdat de trombo’s spontaan boven de 50 blijven.
- ATRA wordt gegeven tot dag 90 of tot complete remissie. Na de kuren krijgt de patiënt 2 jaar een onderhoudsbehandeling met orale chemo en blokjes ATRA giften. ATRA is een vitamine A zuur.
- Bij pericarditis wordt gestart met prednison.
Kenmerken: APL ‐ Verhoogde bloedingsneiging met mogelijk overlijden tot gevolg bij niet
behandelen. Patiënt dient dan ook binnen 24 uur te starten met
behandeling. Dit betekent ook dat een Academisch Centrum een nieuwe
patiënt met APL ten allen tijde dient over te nemen vanuit de periferie
om te kunnen starten met behandeling.
‐ In verband met stollingsstoornissen wordt in beginsel geen centrale lijn
gegeven, maar een venflon.
‐ Bloeddrukmeten het liefst handmatig; niet teveel onnodige druk geven
in verband met risico op bloeding.
Doel ‐ Patiënt is geïnformeerd. ‐ Patiënt wordt tijdens elke dienst preventief geëvalueerd op het optreden
van bloedingen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Verpleegkundige interventies:
‐ Observeer de huid bij de punctieplaats.
‐ Gebruik de handmatige bloeddrukmeter i.v.m. risico op onderhuidse
bloedingen (bovendien ‘onthoudt’ de meter de waarde van de vorige
patiënt).
‐ Informeer en instrueer de patiënt op het doorgeven van
bloedingen/blauwe plekken, bloed bij ontlasting, menstruatie. Adviseer
de patiënt niet te persen!
‐ Controleer de trombo waarde.
‐ Voorkom val‐accidenten.
Kenmerken: ATRA-syndroom Risico op: Kenmerk:
Pericarditis De boven-en onderdruk van RR kunnen naar elkaar toekomen, bijvoorbeeld 90/75. Het vocht drukt dan het hart samen waardoor er weinig output is. Tevens kan er pijn optreden door langs elkaar wrijven van pericardvliezen. Pijn kan ook weer verdwijnen; dit is echter gevaarlijker, omdat dan door veel vocht de pericardvliezen elkaar niet meer raken.
‐ Hypotensie ‐ Koorts ‐ Pijn (of juist geen pijn!!)
bij het hart, met risico op acuut levensbedreigende situatie!
‐ Onregelmatige hartslag
Longoedeem ‐ Dyspneu ‐ Hoesten
Trombose ‐ Pijn ‐ Visusstoornissen ‐ Bewustzijnsverlies ‐ Trombocytemie
Druk binnen de schedel/goedaardige overdruk ‐ Ernstige hoofdpijn ‐ Misselijkheid ‐ Braken
Huidproblemen ‐ Uitslag ‐ Jeuk ‐ Roodheid ‐ Schilferen ‐ Ontsteking van de huid ‐ Gezwollen, droge of
gebarsten lippen ‐ Droge huid
Leverenzymstoornissen, nierfunctiestoornissen ‐ Vermoeidheid Gewichtstoename ‐ Oedemen
‐ Gewrichtsklachten/botpijn ‐ Algehele malaise ‐ Verward, angstig, bezorgd of
terneergeslagen voelen.
Verpleegkundige interventies:
‐ Controleer tijdens elke dienst op genoemde kenmerken.
‐ Controleer dagelijks de huid op bovengenoemde klachten.
‐ Gebruik de NRS‐schaal om eventuele pijnklachten te monitoren met
vermelding van de locatie.
‐ Bied ondersteuning in de ADL bij duizeligheid.
‐ Bespreek de observaties dagelijks tijdens de visite met arts tijdens visite.
‐ Informeer de patiënt over gebruik voorbehoedsmiddelen bij besmette
excreta. Maak gebruik van foldermateriaal, zoals de folder ‘Cytostatica in
het ziekenhuis’ en ‘Het thuis innemen van cytostatica’.
Doel:
‐ Patiënt is geïnformeerd. ‐ Patiënt wordt tijdens elke dienst preventief geëvalueerd op het optreden
van/ernst van ATRA syndroom, om de risico’s zoveel mogelijk te
beperken.