Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging...

155
1 Woord vooraf Mijn interesse voor Dendermondse folklore werd mij met de paplepel ingegeven. Al vanaf mijn derde levensjaar zat ik op mijn vaders schouders met een klein hartje de knaptanden te volgen om me daarna te verwonderen over die zonderlinge reuzen Indiaan, Mars en Goliath. Na enkele jaren zag ik dan eindelijk dat mysterieuze paard met vier kinderen op zijn rug, dat ik al zo vaak op foto en tekening aan de muur had zien hangen bij mij en bij mijn grootouders thuis. De muziek begon, ‟t Ros Beiaard verscheen om de hoek en de Dendermondse microbe had mij onherroepelijk in haar macht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Dendermondse dialect mijn aandacht trok toen ik Germaanse taal- en letterkunde ging studeren in Gent. Ik maakte vorig jaar al een jaarwerk voor het werkcollege Dialectologie over de voornaamwoorden in het Dendermonds en daarbij ontdekte ik ook enkele eigenaardigheden in het klanksysteem. Zinnetjes als „Oltsja kintsj oit de wintsj of twer blintsj‟ 1 of een grootmoeder die op de mark bij een schoenenkraam tegen haar kleinkind twee maal „Pasta poeëra‟ 2 zegt, met telkens een andere betekenis, kon ik dan ook niet zomaar negeren. Deze scriptie betekende voor mij dan ook een boeiende uitdaging, die ik gelukkig niet helemaal alleen hoefde aan te gaan. Mijn dank gaat uit naar Prof. Dr. Van Keymeulen, mijn promotor, en Prof. Em. Dr. Taeldeman, die mij dit jaar met hun kennis en goede raad hebben bijgestaan. Ook bij V. Bouckaert, secretaresse van de vakgroep Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent, kon ik steeds met al mijn vragen terecht. Verder wil ik ook A. Stroobants, conservator-archivaris van het Zwijvekemuseum te Dendermonde, dankzij wie ik een kopie van de Enquête Willems van Dendermonde kon laten drukken, bedanken. Ten slotte wil ik nog vermelden dat ik de medewerking en steun van alle informanten, mijn ouders, mijn vriend, familie en vrienden enorm apprecieer. Claudia Peersman 1 Haal dat kind uit de wind of het wordt blind. 2 De eerste keer is het een bevel: „pas dat paar u!‟ ofwel „pas dat paar!‟ ; en de tweede keer een vraag: „past dat paar u?‟

Transcript of Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging...

Page 1: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

1

Woord vooraf

Mijn interesse voor Dendermondse folklore werd mij met de paplepel ingegeven. Al

vanaf mijn derde levensjaar zat ik op mijn vaders schouders met een klein hartje de

knaptanden te volgen om me daarna te verwonderen over die zonderlinge reuzen

Indiaan, Mars en Goliath. Na enkele jaren zag ik dan eindelijk dat mysterieuze paard

met vier kinderen op zijn rug, dat ik al zo vaak op foto en tekening aan de muur had

zien hangen bij mij en bij mijn grootouders thuis. De muziek begon, ‟t Ros Beiaard

verscheen om de hoek en de Dendermondse microbe had mij onherroepelijk in haar

macht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Dendermondse dialect mijn aandacht

trok toen ik Germaanse taal- en letterkunde ging studeren in Gent. Ik maakte vorig jaar

al een jaarwerk voor het werkcollege Dialectologie over de voornaamwoorden in het

Dendermonds en daarbij ontdekte ik ook enkele eigenaardigheden in het klanksysteem.

Zinnetjes als „Oltsja kintsj oit de wintsj of twer blintsj‟1 of een grootmoeder die op de

mark bij een schoenenkraam tegen haar kleinkind twee maal „Pasta poeëra‟2 zegt, met

telkens een andere betekenis, kon ik dan ook niet zomaar negeren.

Deze scriptie betekende voor mij dan ook een boeiende uitdaging, die ik gelukkig niet

helemaal alleen hoefde aan te gaan. Mijn dank gaat uit naar Prof. Dr. Van Keymeulen,

mijn promotor, en Prof. Em. Dr. Taeldeman, die mij dit jaar met hun kennis en goede

raad hebben bijgestaan. Ook bij V. Bouckaert, secretaresse van de vakgroep

Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent, kon ik steeds met al mijn vragen

terecht. Verder wil ik ook A. Stroobants, conservator-archivaris van het

Zwijvekemuseum te Dendermonde, dankzij wie ik een kopie van de Enquête Willems

van Dendermonde kon laten drukken, bedanken.

Ten slotte wil ik nog vermelden dat ik de medewerking en steun van alle informanten,

mijn ouders, mijn vriend, familie en vrienden enorm apprecieer.

Claudia Peersman

1 Haal dat kind uit de wind of het wordt blind.

2 De eerste keer is het een bevel: „pas dat paar u!‟ ofwel „pas dat paar!‟ ; en de tweede keer een vraag:

„past dat paar u?‟

Page 2: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

2

Inhoud

Woord vooraf 1

0. Inleiding 6

1. Motivering 6

2. Opzet 7

3. Werkwijze 8

I. Dendermonde binnen het Oost-Vlaamse/Brabantse dialectlandschap 14

1. Externe geschiedenis van het Oost-Vlaamse dialect(landschap) 14

2. Externe geschiedenis van het Brabantse dialect(landschap) 20

3. Externe geschiedenis van het Brusselse dialect 21

II. De West-Germaanse korte vocalen in gesloten lettergreep 24

1. De West-Germaanse zonder umlautfactor in gesloten syllabe 24

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 24

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

nasaliteitsveranderingen kan ondergaan

25

1.3. Posities met (ook) heel sterke kwalitatieve variatie: vóór al dan niet

gedekte liquidae

26

1.4. Oude + *l +d/t 29

1.5. Lexicale variatie 30

2. De West-Germaanse met umlautfactor in gesloten syllabe 31

2.1. Primaire umlaut 32

2.2. Lexicale variatie 34

2.3. Secundaire en morfo(no)logische umlaut 35

3. De West-Germaanse in gesloten syllabe 38

3.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 38

3.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

39

3.3. Lexicale variatie 42

4. De West-Germaanse in gesloten syllabe 43

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 43

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en 45

Page 3: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

3

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

4.3. Lexicale variatie 46

5. De West-Germaanse in gesloten syllabe 48

5.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 48

5.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

48

5.3. Posities met (ook) sterke kwalitatieve variatie in de realisatie van

oude : vóór gedekte r

49

5.4. Oude + *l + d/t 51

6. De West-Germaanse in gesloten syllabe 53

6.0. Opmerking 53

6.1. De West-Germaanse zonder umlautfactor (niet vóór r) 55

6.2. Oude + *l + d 58

6.3. De West-Germaanse met morfo(no)logische umlaut 59

6.4. De West-Germaanse met umlautfactor in gesloten syllabe (niet

vóór r)

60

6.5. De West-Germaanse vóór r + consonant 61

III. De West-Germaanse korte vocalen in open lettergreep 63

1. De West-Germaanse zonder umlautfactor in open syllabe 63

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 63

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

64

2. De West-Germaanse met umlautfactor in open syllabe 65

2.1. Primaire umlaut 65

2.2. Secundaire en morfo(no)logische umlaut 66

3. De West-Germaanse in open syllabe 68

3.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 68

3.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en 69

Page 4: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

4

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan: vóór r

4. De West-Germaanse in open syllabe 70

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 70

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

70

5. De West-Germaanse in open syllabe 72

5.1. Vóór een coronale consonant 73

5.2. Vóór een niet-coronale consonant 74

6. De West-Germaanse in open syllabe 75

6.0. Opmerking 75

6.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 76

IV. De West-Germaanse lange vocalen en diftongen 81

1. De West-Germaanse 81

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 81

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

83

1.3. Lexicale variatie 85

2. De West-Germaanse , zijn umlaut en de West-Germaanse 87

2.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 87

2.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

88

2.3. Lexicale variatie 90

3. De Nederlandse ui2 92

4. De West-Germaanse , 93

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 93

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

94

5. De West-Germaanse en zijn umlaut 95

5.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 95

5.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en 96

Page 5: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

5

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

5.3. Lexicale variatie 97

6. De West-Germaanse zonder umlautfactor 98

6.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 98

6.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

99

6.3. Lexicale variatie 100

7. De West-Germaanse met umlautfactor 102

7.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 102

7.2. Lexicale variatie 103

8. De West-Germaanse en 104

8.1. De West-Germaanse 105

8.2. De West-Germaanse 105

9. De West-Germaanse en 107

9.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 107

9.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en

kwaliteitsveranderingen kan ondergaan

109

V. De neutrale vocaal 110

1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt 111

2. Posities met kwalitatieve variatie 113

VI. Het Dendermondse dialect samengevat 114

1. De korte vocalen 114

2. De lange vocalen 115

3. De sluitende diftongen 115

4. De centrerende diftongen 116

VII. Enkele fonologische transformatieregels op vocaalsegmenten 117

1. Deletie van de eindsjwa 117

2. Vocaalverkorting 118

3. Ontronding 119

4. Mouillering 121

Page 6: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

6

5. Een Dendermondse “chaîne de traction” 122

VIII. Slotconclusie 123

Bibliografie 126

Bijlagen 130

0. Inleiding

0. Motivering

Binnen de stad Dendermonde zelf bestaan er variaties van het dialect die vooral vroeger

prominent waren, maar bij de jongere generaties zijn die steeds meer genivelleerd tot

een soort „Algemeen Dendermonds‟. In het verleden kende Dendermonde drie grote

wijken: „t Vestje, ‟t Zwijveke en de Molenberg3. Ze waren gesitueerd in het

zuidoostelijke stadsgedeelte op de rechteroever van de Dender. Een vertakking van deze

waterloop, het Vestje, liep dwars door de gelijknamige wijk, waardoor die zeer lang het

schipperskwartier van de haven is geweest. De Dender vormde een natuurlijke grens

met de noordwestelijke stadshelft, waar voornamelijk de burgerij verbleef. De meeste

bewoners van „t Vestje verhuisden echter naar de Donckstraat of „t Keur, nadat de

waterloop in de wijk werd gedempt.

Er valt in het Dendermonds wel onderscheid te maken tussen het dialect van de burgerij

en dat van de laagste volksklasse dat, vooral in de wijk Het Vestje, zeer plat klinkt; de

gedeelten Molenberg ten Z.W. van de stad en Appelse Poort vertonen locale

afwijkingen. (RND:1950:16)

De oudste generatie beweert vaak nog één van de variaties te beheersen. Het leek mij

dan ook een uitdaging om de eventuele verschillen op een wetenschappelijke manier te

onderzoeken.

Zoals blijkt uit het Woord vooraf breidde mijn interesse voor de Dendermondse folklore

zich uit naar het Dendermondse dialect. De dialecten in de Denderstreek, waartoe het

Dendermonds behoort, werden tijdens mijn studie steeds als Brabantse dialecten

3 Zie Bijlage 2.

Page 7: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

7

beschreven. Toen ik mijn jaarwerk voor het werkcollege Dialectologie schreef, ontdekte

ik echter een aantal vormen die niet tot het Brabants behoren, waardoor ik aan die

bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken

viel, groeide.

Ik ging daarom bij de vakgroep Nederlandse taalkunde op zoek naar vakliteratuur over

het onderwerp, maar tot mijn verbazing bleek het Dendermondse dialect zelden apart

bestudeerd te zijn.

Door de achteruitgang van de dialecten dreigde het Dendermonds dus te verdwijnen,

met uitzondering van symbolen op de kaarten van de Fonologische Atlas der

Nederlandse Dialecten (FAND) en de fonologische transcripties van enkele zinnen in de

Dialect-atlas van Klein-Brabant uit de Reeks Nederlandse Dialect-atlassen (RND). In de

hoop die leemte op te vullen, besloot ik om mijn licentiaatverhandeling over het

vocaalsysteem van het Dendermonds te schrijven.

1. Opzet

De primaire doelstelling van deze scriptie is een vocaalinventaris opstellen van het

Dendermondse dialect. Daarbij horen de volgende verduidelijkingen. Het onderzoek is:

- formeel: dat betekent dat de dialectelementen in hun structurele en systematische

samenhang werden bestudeerd zonder rekening te houden met hun sociale

functie;

- monotopisch: in deze dissertatie gaat alle aandacht uit naar het stadsdialect in de

strikte zin, d.w.z. het dialect dat in het centrum van Dendermonde gesproken

wordt. De deelgemeenten van Dendermonde ( Sint-Gillis, Grembergen, Appels,

Baasrode, Oudegem, Mespelaere en Schoonaarde) maken dus geen deel uit van

het onderzoeksdomein.

- monostratisch: in deze scriptie wordt het dialect van de oudere, laaggeschoolde

Dendermondenaren besproken. De sociale variabelen blijven ongeveer gelijk bij

elke informant.

Daarnaast volgen nog twee bijkomende onderzoeksvragen:

1) Bestaat er nog een wezenlijk verschil tussen het dialect van de verschillende

wijken?

Page 8: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

8

2) Is er taalverandering te bemerken tussen het Dendermonds van de Enquête

Willems uit 1885 en het huidige dialect?

Omdat een dialect niet louter op zichzelf bestaat, maar steeds in contact komt met

naburige dialecten, zal ik in mijn bespreking ook wijzen op de gelijkenissen en

verschillen tussen het Dendermonds en het (Oost-)Vlaamse en het Brabantse

dialectlandschap en de Denderstreek.

2. Werkwijze

Woordenlijst

Als uitgangspunt voor de behandeling van de Dendermondse vocalen zal ik het West-

Germaanse vocaalsysteem van de Fonologisch Atlas van de Nederlandse Dialecten

(FAND I-III:1998-2000) gebruiken, die hieronder schematisch zijn weergegeven:

Wgm. korte vocalen Wgm. lange vocalen

1

2

Wgm. diftongen

/

/

/

De woordenlijst zelf is grotendeels overgenomen uit de lijst van besproken woorden uit

de FAND (1998-2005). Daaraan heb ik een aantal woorden toegevoegd uit de lijst van

Page 9: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

9

de Enquête Willems, waarvan ik vond dat ze opmerkelijke klanken vertoonden in het

Dendermonds van eind 19de

eeuw.

Mijn opgevraagde woordenlijst is te vinden in Bijlage 1.

Veldwerk

In de traditionele dialectgeografie werden steevast „NORM-speakers‟ als ideale

informanten beschouwd: non-mobile (honkvaste), older (bejaarde), rural (plattelands-)

male (mannen). Op die manier werd ernaar gestreefd om zo weinig mogelijk door

nivellering aangetaste dialectgegevens te registreren (FAND I: VI). Toch kan er van

deze criteria worden afgeweken zonder af te doen aan de “authenticiteit” van de

gegevens:

- rural: ook de stadsdialecten verdienen een volwaardige plaats in

dialectonderzoek;

- male: uit allerlei sociolinguïstisch onderzoek blijkt gemiddeld een iets grotere

dialect-loyauteit bij mannen, maar dat betekent niet noodzakelijk dat vrouwen

het dialect slechter kennen. Vrouwen zijn over het algemeen taalgevoeliger dan

mannen en richtten zich naar de “beste taal” die ze kennen, waardoor ze

verondersteld worden minder goed „dialect‟ te praten; anderzijds zijn (waren)

vrouwen in het oude rollenpatroon honkvaster en lager geschoold dan mannen,

waardoor ze dialectvaster kunnen zijn;

- old: bij de opvragingen werd er geënquêteerd bij mensen tussen vijftig en

vijfenzeventig jaar.

Bij mijn keuze van de informanten heb ik met de criteria van de FAND rekening

gehouden, tenzij er een goede reden was om ervan af te wijken. Ik heb bijvoorbeeld

geen mensen van het platteland geïnterviewd, omdat het onderwerp van mijn onderzoek

het stadsdialect van Dendermonde is.

Het allerbelangrijkste criterium was echter dat de informanten autochtoon en honkvast

waren, dat wil zeggen geboren, getogen en werkzaam (geweest) in Dendermonde, bij

voorkeur met ouders en een partner die zelf ook autochtoon zijn of waren. Ze dienden

bovendien nog heel geregeld het Dendermondse dialect te gebruiken.

Aangezien het onderwerp van deze scriptie een grondige analyse van klankrealisaties

vereist, heb ik gekozen voor een directe mondelinge enquête, zodat ik de informanten

Page 10: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

10

eventueel kon bijsturen of bepaalde dingen kon verduidelijken. Op die manier kon ik

ook een spontaner gesprek voor of na de enquête aanknopen, waarin ze minder geremd

waren. Om de antwoorden zo weinig mogelijk te laten beïnvloeden door het AN of de

spelling van de woorden heb ik foto‟s verzameld en zinnen opgesteld met voor de hand

liggende associaties4. Ik vroeg de informanten dan om te zeggen wat ze op de foto‟s

zagen of om de zinnetjes aan te vullen die ik voorlas. Om een gunstige taalsituatie te

creëren, heb ik zo weinig mogelijk woorden voorgezegd en sprak ik zelf ook steeds

Dendermonds. Bij de interviews gebruikte ik een digitale recorder, zodat ik achteraf de

gegevens kon transcriberen.

De profielen van de informanten zien eruit als volgt:

- Prosper Van Begelen (85) werd geboren in Dendermonde. Hij begon op zijn

veertiende te werken bij bakkerij Oosterlinck (toen in de Brusselse Straat) en

trouwde op zijn zesentwintigste met een Dendermondse. Zijn Dendermondse

ouders woonden in de “platste” volkswijk „t Vestje. Ook na zijn huwelijk bleef

hij zijn Vestje trouw en verhuisde slechts naar de naburige Sint-Rochusstraat.

Daar verbleef hij tot hij op zijn tachtigste naar het Rusthuis Aymonshof

(Gentsesteenweg 3, Dendermonde) ging.

- Maria Verstrepen (73) is een geboren en getogen Dendermondse en liep school

tot haar vijftiende. Ze woonde met haar ouders in de “platste” volkswijk „t

Vestje tot ze trouwde met Jean Van Damme en naar de Ros Beiaardstraat, een

zijstraat van de Donckstraat, verhuisde.

- Jean Van Damme (79) werd net zoals zijn vrouw geboren in Dendermonde bij

Dendermondse ouders. Op zijn veertiende ging hij aan de slag als bouwvakker.

Tot zijn huwelijk met Maria Verstrepen verbleef ook hij met zijn ouders in de

volkswijk ‟t Vestje. Momenteel woont hij nog steeds met haar in de Ros

Beiaardstraat.

- Ook Willy Meulebroek (80) is een geboren en getogen Dendermondenaar van „t

Vestje. Door de oorlog ging hij slechts tot zijn veertiende naar school. Na zijn

huwelijk met een Dendermondse baatte hij veertig jaar lang het café Antiekens

op ‟t Vestje uit tot hij met pensioen ging. Sindsdien woont hij in de Leo

Bruynincxstraat (40) te Dendermonde.

4 Bijvoorbeeld peper en …(zout); de kleur van gras is …(groen); enz.

Page 11: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

11

- Maria Van Nieuwenhove (85) werd geboren in Dendermonde in een

Dendermonds gezin. Vanaf haar veertiende deed ze fabriekswerk in de

schoenenfabriek Nadia te Dendermonde. Na haar huwelijk met een

Dendermondenaar verhuisde ze naar „t Keur waar ze tweeënveertig jaar

gewoond heeft tot ze naar het Rusthuis Aymonshof ging, waar ze nu verblijft.

- Maria van der Straete (88) werd geboren in Dendermonde en woonde heel haar

leven lang op de Molenberg. Ook zij trouwde met een Dendermondenaar. Tot

haar pensioen werkte ze in een schilderswinkel in Dendermonde. Enkele jaren

geleden verhuisde ze naar het dienstencentrum Het Zilverpand (Nieuwburcht 10)

van Dendermonde.

- Irène Gijssels (73) werd geboren in Dendermonde en ging op haar veertiende

werken in de schoenenfabriek Nadia. Rond haar veertigste nam ze het café De

Witte Hond in de Brusselse Straat over samen met haar Dendermondse

echtgenoot, dat ze bleef uitbaten tot ze met brugpensioen ging. Zij en haar

Dendermondse ouders hebben hun hele leven lang op de Molenberg gewoond.

Haar huidig adres is Molenstraat 25.

- Monique De Donder (65) werd geboren in Dendermonde en woonde samen met

haar Dendermondse ouders in de wijk „t Zwijveke in het centrum van

Dendermonde. Op haar veertiende begon ze te werken in een schoenenwinkel in

Dendermonde. Ze trouwde niet en na de dood van haar moeder enkele jaren

geleden verhuisde ze met haar vader naar de Boonwijkstraat (7) in Sint-Gillis.

Haar vader Pierre De Donder (87) was jammer genoeg niet meer in staat om de

hele enquête te beantwoorden, maar hielp wel mee bij enkele twijfelgevallen.

Andere bronnen

Ik zal in mijn onderzoek de resultaten van de enquête bij de informanten vergelijken

met die van de Enquête Willems.

In 1885 besloot de Maastrichtenaar Pieter Willems een enquête op te stellen voor de

Frankische dialecten (Nederlandstalig België, het zuiden van Nederland en het

Rijnland) om ze op lexicaal, fonologisch, morfologisch en syntactisch niveau te

inventariseren (Cornips: 1997: 1). Het is de oudste enquête die in Nederlandstalig

België werd verspreid. Willems stuurde zijn vragenlijst naar 337 verschillende plaatsen,

waaronder Dendermonde. De enquête werd er ingevuld door Alfons Roegiers, een

Page 12: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

12

onderwijzer van tweeëntwintig die vreemd genoeg afgestudeerd was als “doctor in

wijsbegeerte en letteren”. De resultaten worden bewaard onder de naam Enquête

Willems, maar zijn in slechte staat. Om te vermijden dat dit materiaal verloren zou

gaan, werden de boekjes op microfiches gezet, die te raadplegen zijn bij de vakgroep

Nederlandse taalkunde van de Universiteit Gent en vakgroep Nederlandse Taalkunde en

Taalbeheersing van de Katholieke Universiteit Leuven.

Verder heb ik mij ook laten inspireren door enkele (niet-wetenschappelijke) werken van

Dendermondenaars met een passie voor de folklore en het dialect:

- het Dendermonds woordenboek van Georges Dierickx ([s.d.]): Dendermonde,

volkstaal, typen en bijnamen;

- een studie van het Dendermonds door Jean-Pierre Verhofstadt (s.d.);

- het verhaal Van de zwerte Mergriet in het dialect van Dendermonde, zoals het is

verschenen in het derde boekdeel van Germaniens Völkerstimmen, een

verzamelwerk dat tussen de jaren 1843 en 1866 door de Duitse geleerde

Firmenich-Richartz werd ontworpen en gepubliceerd en zoals het later werd

overgenomen door Grauls (1957: 36-37). Het is niet bekend welke

Dendermondenaar het verhaal heeft neergeschreven.

Verwerking van de gegevens

Allereerst heb ik de gegevens van de interviews getranscribeerd volgens de conventies

van de International Phonetic Association (IPA). Daarbij gebruikte ik de fonetische

tekens van het lettertype SILManuscriptIPA93. Daarna vergeleek ik de transcripties met

de bevindingen van de Fonologische Atlas der Nederlandse Dialecten en de Dialect-

atlas van Klein-Brabant, aangezien het Dendermonds in beide werken werd opgenomen.

Deze atlassen vormen ook het uitgangspunt voor de dialectgegevens van het Oost-

Vlaams, het Brabants en de dialecten van de Denderstreek, waarmee ik het

Dendermonds heb vergeleken.

Het materiaal van de Enquête Willems was iets moeilijker te verwerken. Werken met de

microfiches was vrij omslachtig en tijdrovend. Daarom heb ik met de hulp van Aimé

Stroobants, conservator-archivaris van het Zwijvekemuseum in Dendermonde, en op

aanraden van Valérie Bouckaert van de vakgroep Nederlandse taalkunde de microfiches

Page 13: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

13

laten afdrukken bij De Nobele NV te Gent. De prints zullen hierna bewaard worden in

het archief van het Zwijvekemuseum.

Niet alleen praktisch, maar ook inhoudelijk vormde zich een probleem. Toen Alfons

Roegiers de lijst in 1885 invulde, bestond er immers nog geen fonetisch schrift. Hij

paste daarom de conventionele spelling van de woorden zoveel mogelijk aan aan hun

uitspraak in het dialect. Zo liet hij bijvoorbeeld bij de werkwoorden vaak de eind n weg

en voegde hij een (svarabhakti)sjwa toe waar nodig. Voor de klanken waarvoor geen

vaste spelling bestond in het Algemeen Nederlands maakte hij soms een combinatie van

letters en diakritische tekens of hij schreef er “scherplang” of “zachtlang” bij. Op zich

zijn deze gegevens weinig bruikbaar voor fonologisch onderzoek, ware het niet dat

Roegiers er steeds een equivalente klank uit een andere taal (meestal het Frans) had

bijgeschreven. Bij de <ae> noteerde hij bijvoorbeeld “heeft de klank van ‟t fr. aî of è in

maître, père”. Ook begrippen als „metathese‟ en „semi-voyelle‟ hanteerde hij om

bepaalde elementen te verduidelijken en waar hij zich op het eerste gezicht liet leiden

door de spelling van de woorden, schreef hij toch nog bij “spreek uit alsof er stond” 5

.

Dankzij die toelichtingen kon ik vaak ook parallellen trekken met zijn schrijfwijze voor

andere klanken. Na analyse bleken de gegevens dus toch zeer bruikbaar.

Voor de woorden die ik uit de Enquête Willems heb toegevoegd, heb ik telkens het

Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (De Vries & De Tollenaere: 1992)

geraadpleegd.

5 Bij “hesp” schreef hij “eps (metathese)” en bij “knoopje” noteerde hij “knoopke (spreek uit alsof er

stond: knupke)”.

Page 14: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

14

I. Dendermonde binnen het Oost-Vlaamse/Brabantse

dialectlandschap

Dat het Dendermondse dialect niet zomaar onder één overkoepelende dialectgroep kan

worden gebracht, wordt al duidelijk geïllustreerd door Vlaams-Brabants en Antwerps,

Oost-Vlaams en Brussels, drie delen uit de reeks Taal in stad en land die alle

Dendermonde op hun kaft hebben staan. Een blik op de (taal)geschiedenis van deze

gebieden kan een verklaring bieden.

1. Externe geschiedenis van het Oost-Vlaamse dialect(landschap)

De latere Nederlanden werden in de 4de

-5de

eeuw gekoloniseerd door drie Germaanse

volkeren: de Saksen, de Franken en de Friezen. Een deel van de Saksen, die uit het

noorden van het tegenwoordige Duitsland kwamen, zwenkte af naar de Vlaamse, de

Noord-Franse en de Zeeuwse kusten om dan verder in het binnenland door te dringen.

De Franken daarentegen kwamen van over de Rijn en verplaatsten zich in westelijke

richting tot aan de Schelde en de Dender (Schönfeld & Van Loey: 1970: xxi-xxix).

Vanaf dit prille begin was de Dender dus al een grensgebied. Het precieze verloop van

de isoglossen werd natuurlijk nog door latere expansies en regressies gewijzigd.

Volgens Taeldeman (2005: 78) is de basis voor het huidige Nederlandse

dialectlandschap ongeveer 1500 jaar geleden gelegd bij de voltooiing van het

germaniseringsproces in wat later „de Nederlanden‟ zal worden genoemd. Boven de

Romaanse taalgrens ontstond een Proto- of Oudnederlands dialectcontinuüm dat vooral

gekenmerkt werd door grote oost-/west-tegenstellingen. Deze zijn te karakteriseren als

Kust-West- Germaanse kenmerken tegenover Continentaal-West-Germaanse

kenmerken. Onze huidige westelijkste dialecten (vooral de West-Vlaamse) vertonen het

Page 15: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

15

grootste aantal kustverschijnselen, die overigens ook in het Engels te vinden zijn.

Taeldeman (2005: 79) geeft enkele voorbeelden van die typische klankverschijnselen:

- de in (= bok), (= op), (= zon), (=

boter) en (= mossel); alle verwant met respectievelijk <buck>, <up>,<

sun>, <butter>, < mussel> in het Engels.

- de in (= put), (= dun) en (= rug); alle

verwant met respectievelijk <pit>, <thin> en <ridge> in het Engels.

- de in (= af), verwant met het Engelse <of(f)>.

De huidige oostelijke dialecten (bijvoorbeeld de Limburgse) daarentegen vertonen meer

Continentaal-West-Germaanse trekken, die ook in het Hoogduits aanwezig zijn, onder

andere:

- de morfologische umlaut in verkleinwoorden: (= appeltje);

- meervoudsvormen als <kinder>, <eier>, enz.

Uit de studie van de huidige Oost-Vlaamse dialecten concludeert Taeldeman (2005: 79)

dat:

geen enkel oostelijk/Oostnederfrankisch kenmerk zover naar het westen is kunnen

doordringen (…) maar van die Kust-West-Germaanse/Saksische kenmerken

treffen we er nog een behoorlijk aantal aan(…) Voor de hele periode tot de

verschriftelijking (d.w.z. de opkomst van teksten in het Diets) mogen we stellen

dat het ( intussen tot aan de Dender uitgebreide) Graafschap Vlaanderen in z‟n

geheel vooral westelijk georiënteerd was. (Mijn onderlijning)

Er bestond nog geen onderscheid tussen West-Vlaams en Oost-Vlaams, zoals nu, maar

wel was er een terraslandschap met van oost naar west een toenemende Kust-West-

Germaanse inslag.

Vanaf de dertiende eeuw kwam vooral in het Graafschap Vlaanderen, dat toen op

economisch en cultureel gebied het machtigste gewest van de Lage Landen was, een

relatief grote productie van ambtelijke en literaire teksten in de volkstaal op gang. In die

periode bestond er uiteraard nog geen algemene schrijftaal, waardoor de scribenten van

toen aangewezen waren op hun eigen dia- of regiolect. Taeldeman (2005: 81) wijst er

Page 16: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

16

wel op dat een auteur hoogstwaarschijnlijk in de leer was geweest in een schrijfschool

of scriptorium, waar hij kennis kon nemen van enkele bestaande schrijfconventies en

-tradities die soms nog weinig te maken hadden met het lokale dialect. Authentiek

dialect is dus niet in teksten uit die tijd te vinden, maar een zekere “couleur locale” is

volgens hem zeker aanwezig. Tijdens deze Vlaams-Ingveoonse expansie vallen de

umlautsontrondingen6 te situeren (Schönfeld & Van Loey: 1970: 50-51).

Vanaf de vijftiende eeuw verschoof het politieke, economische en culturele zwaartepunt

in de Zuidelijke Nederlanden naar het Hertogdom Brabant. Tijdens de Bourgondische

en de Habsburgse periode waren Brussel, Leuven, Mechelen en vooral Antwerpen

brandpunten van cultureel leven. Tijdens de Renaissance speelden de humanisten een

belangrijke rol. Zij wilden immers de volkstaal verbeteren, codificeren en de taal

klaarmaken voor de functies die het Latijn (wetenschap) en het Frans (politiek) tot dan

toe hadden uitgeoefend (Van Keymeulen: 2005: 23). Door de nieuwe dominerende

positie van het Hertogdom Brabant kwam ook de expansie van Brabantse

taalkenmerken op gang. Vooral vanuit Zuid-Brabant, en wel Brussel ging die expansie

zich ook op het westen, dus op de oostelijke regionen van het Graafschap Vlaanderen

richten. Taeldeman (2005: 82) meent dat de Denderstreek ( met de vier steden

Dendermonde, Aalst, Ninove en Geraardsbergen) al vanaf de veertiende eeuw is gaan

verbrabantsen.

Volgens hem voltrok de infiltratie van dialectelementen uit Brabant naar oostelijk

Vlaanderen zich grosso modo langs twee lijnen:

- de geleidelijke opmars van plaats naar plaats ( vergelijkbaar met het oprukken

van een landleger);

- de “parachutering”/ “dropping” van een dialectkenmerk in de grootste plaats

(stad) van het aangrenzende, “te veroveren” gebied.

Langs die twee lijnen heeft zich de verbrabantsing van Oost-Vlaanderen voorgedaan:

enerzijds een langzaam oprukken via/vanuit de Dendersteden en anderzijds een

parachutering naar Gent. Vanuit Gent kon dat proces zich dan herhalen: verovering van

het omringende Oost-Vlaamse platteland en parachutering naar steden van de tweede

rang en zo verder. Er was dus een soort medewerking nodig van Gent en kleinere Oost-

Vlaamse steden om in oorsprong (Zuid-)Brabantse dialectkenmerken over heel Oost-

6 Zie hoofdstuk II.6.

Page 17: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

17

Vlaanderen te verspreiden. Waar die medewerking er niet kwam, bleven Brabantse

expansies beperkt tot ongeveer het oostelijke kwart van Oost-Vlaanderen ( het

Waasland en de Denderstreek), waar enkel het directe, langzame contact heeft kunnen

werken (Taeldeman:2005:84-85). Een paar voorbeelden van fonologische Brabantse

infiltraties zijn:

- uit Brussel en omgeving en met Gent als secundair expansiecentrum kwam de

oprukken en verdreef de oude / ( bv. in brood en

boom);

- het wegvallen van de doffe eindsjwa die geen grammaticale functie meer had:

→ , → , →, enz.;

- de Wgm. werd voor en voor :

→, →.

Het huidige dialectlandschap van Oost-Vlaanderen is zeer verscheiden en wordt door

Taeldeman (2005: 20) opgesplitst in drie kerngebieden (1, 2 en 3) en twee

overgangszones (a en b), die ook op Kaart I.1. aangeduid staan.

1) “echt” Oost-Vlaams a) de westelijke(r) grenszone

2) het Waasland b) de oostelijke(r) grenszone

3) de Denderstreek

Page 18: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

18

Kaart I.1. Het Oost-Vlaamse dialectlandschap in het algemeen

Taeldeman, Oost-Vlaams (2005)

Dendermonde werd afgekort tot “Dm” en bevindt zich in het derde gebied. Enkele

typisch “echte” Oost-Vlaamse kenmerken zijn volgens hem (2005: 24-31):

- verwijding van de korte, gesloten vocalen in <vis>, <mus> en <mes>, soms met

een lichte naslag in de vorm van een korte sjwa;

- afwezigheid van umlaut in bijvoorbeeld <kaas>, <maart>, <schaar>, <groen>,

<vroeg> en <proeven>;

- in een aantal woorden met Wgm. treedt nog de typisch West-Vlaamse,

palatale klinkers en op zoals bijvoorbeeld in (= vol),

(= pop), (= blozen) en (= gewoon);

- ontwikkeling van de Wgm. en tot lichte diftongen ergens in de buurt van

en in bijvoorbeeld (= ijs), (= huis), enz.;

- de afwezigheid van kwantiteitscorrelatie: historisch korte en lange klinkers zijn

vóór dezelfde medeklinkers even lang – of even kort – geworden, zoals

bijvoorbeeld in <bol> en <school> en in <rol> en <zool>;

Page 19: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

19

- de medeklinkers , en kunnen worden gesyncopeerd, wat

gepaard gaat met een sterke rekking van de voorafgaande klinker, bijvoorbeeld

(= liegen), (= nieuwe), (= dragen en

draaien),enz;

- enz.

Vanaf z‟n monding in Dendermonde tot waar hij de Waals/Vlaamse taalgrens kruist,

stroomt de Dender over Oost-Vlaams grondgebied. Tussen Aalst en Ninove volgt hij

zelfs even de provinciegrens tussen Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. De

Denderstreek is daar maar vijfentwintig kilometer verwijderd van Brussel, dat al sinds

de late Middeleeuwen een enorme aantrekkingskracht uitoefende op een ruim

ommeland. Op Kaart I.2. is duidelijk te zien dat Dendermonde onder sociaal-

economische invloed stond (of in satellietrelatie (Taeldeman: 2005: 42)) van zowel

Gent als Brussel. Om deze redenen en doordat er tussen de Denderstreek en

(Zuid-)Brabant geen belangrijke natuurlijke hindernissen bestaan, is heel dat

zuidoostelijk stuk van Oost-Vlaanderen al vroeg gaan verbrabantsen. Tussen Aalst en

Dendermonde was (is) de Dender breder, waardoor hij de westgrens vormt van een

aantal Brabantse klankverschijnselen (Taeldeman: 2005: 37).

Page 20: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

20

Kaart I.2. Grenszones en sociaal-economische invloedssferen.

Taeldeman, Oost-Vlaams (2005)

Enkele Brabantse kenmerken die ook in de Denderstreek voorkomen, zijn (Taeldeman:

2005: 37-38):

- -apocope: de weglating van de eindsjwa als die geen echt achtervoegsel is;

- umlaut op de lange klinkers: → in bijvoorbeeld (=

kaas), (= schaar); → en soms in

bijvoorbeeld / (= groen);

- in de auslaut vallen en weg: bv. (= vrouw), (=

leeuw), of (= hooi), enz.;

- de korte voorvocalen worden gesloten uitgesproken in bijvoorbeeld <vis> en

<mus>;

- de gesloten klinkers en zijn lang gebleven in bijvoorbeeld <lief>,

<bloed>, <roepen>, enz.;

- de diftongen zijn heel zwaar: (= rijp), (= huis);

Page 21: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

21

- de Wgm. wordt voor en voor :

→, →.

Taeldeman (2005: 38) vermeldt ook enkele Zuid-Brabantse specialismen in de

Denderstreek:

- mouillering, die vaak gepaard gaat met ingrijpende wijzigingen aan de

voorafgaande vocaal, bijvoorbeeld (= muts), (= kletsen),

enz.;

- ontronding: (= muur), (= deur), (= put),

/ (= groen), enz.

Hij noemt ook enkele Denderspecialismen, waarvan de begrenzing van elk verschijnsel

sterk kan verschillen (2005: 39-40):

- in sommige streken (bv. Ninove) is de oude bewaard gebleven in het

begin en in het midden van een woord, bijvoorbeeld (= school),

(= schande), enz.;

- Ninove heeft de eigen variant ontwikkeld van de of ,

bijvoorbeeld (= brood), enz.

Taeldeman (2005: 40) noemt de Denderdialecten daarom “(Zuid-)Brabants van snit”.

2. Externe geschiedenis van het Brabantse dialect(landschap)

Zoals hierboven vermeld won het Hertogdom Brabant vanaf de 15de

eeuw aan macht en

prestige in de Nederlanden. Het nam daarbij het culturele overwicht van het Graafschap

Vlaanderen over. Tijdens de Renaissance kwam er een standaardisering op gang vanuit

Brabant, met Antwerpen als belangrijkste stad, die duurde tot de val van Antwerpen in

1585 daar een einde aan maakte.

Van Keymeulen (2005:27-41) bespreekt de belangrijkste fonologische ontwikkelingen

in het Brabantse dialect:

Page 22: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

22

- umlautverschijnselen: → , → , →

, → , enz. gaan terug tot het Oudnederlands en zijn erg

belangrijk voor het Brabants, omdat ze nieuwe klinkers hebben doen ontstaan;

- gesloten en lange realisaties van en werden behouden uit sommige

middeleeuwse Brabantse dialecten;

- de werd verdonkerd tot (voor dentaal) en (voor

niet-dentaal), bijvoorbeeld (= laten) en (= avond), of

werd (in Leuven) of ( in Brussel);

- + dentaal, historisch ontstaan uit + + dentaal, kregen in

sommige dialecten stijgende diftongen: (= paard);

- de Ndl. wordt in de Brabantse dialecten meestal in

bijvoorbeeld (= steen), maar ook in het Antwerpse

(= spelen) en in het noorden van de provincie Antwerpen

in bijvoorbeeld (= veel);

- de Ndl. wordt soms als een gerealiseerd: (=

leugen);

- lange klinkers en diftongen worden in de Brabantse dialecten vaak verkort

wanneer ze gevolgd worden door bepaalde combinaties van medeklinkers,

meestal over de woordgrens heen: (= steentje), (=

diepst), (= ziekte), enz.;

- -apocope: de weglating van de sjwa op het einde van een woord als die geen

suffigale functie (meer) heeft;

- wegvallen van de eind n bij infinitieven en meervouden;

- wegvallen van de r op het einde van woorden die een lange klinker bevatten,

bijvoorbeeld (= hier),(= voor), enz.;

- enz.

Page 23: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

23

3. Externe geschiedenis van het Brusselse dialect

Het Brusselse dialect vormt volgens Goossens(1992: 17) een primaire cluster in het

centrale Zuid-Nederlandse stedennetwerk met daar rond een aantal Zuidwest-Brabantse

dialecten sprekende steden. “Deze zijn de Dendersteden Aalst, Dendermonde, Ninove

en in mindere mate ook Geraardsbergen in het westen, Mechelen in het noorden,

Leuven in het oosten en Halle in het Zuiden.” (Goossens: 1992: 17). Dendermonde

heeft dus rechtstreekse beïnvloeding gekend van het Brusselse dialect. Daarom is het

interessant om ook even stil te staan bij de geschiedenis ervan.

Volgens de Vriendt (2005: 36) heeft er in het Brusselse dialect gedurende een bepaalde

periode in het verleden een echte klankverschuiving van het lange-klinkersysteem,

vergelijkbaar met de “great vowel shift” in het Engels, plaatsgevonden. De vroegere

gesloten vocalen werden meer open en de zeer open articulatie van de Mnl. lange a

werd meer gesloten. In een Brusselse tekst uit 1482 vond hij de vorm te mauckene ( = te

maken), met een spelling die op een o-achtige klank lijkt te wijzen. Nog duidelijker zijn

de vormen van een plaatsnaam in Ukkel: vanaf 1356 Maansberg, later Monsberg, maar

vanaf de achttiende eeuw ook Moensberg (nu Moensberg).

Nog andere aanwijzingen voor bovenstaande theorie vond Van Loey (1979: 81) in de

twee vormen sloêpe ( = slapen) en ze slôpt ( = ze slaapt). Dit slôpt kan volgens hem

beschouwd worden als de “normale” verkorting van slôpe, waardoor men kan

veronderstellen dat het Brusselse dialect ooit de vormen slôpe en slôpt gekend heeft. De

klinker van slôpe is dan zoals het hele systeem van lange klinkers verschoven, in dit

geval van ô naar oê, terwijl de korte klinker van slôpt door die verschuiving niet werd

aangetast.

Van Loey (1979: 84) vond ook aanwijzingen in verband met andere lange klinkers of

tweeklanken: het vroegere Drieboomen wordt in een tekst van 1636 Draeyboom

genoemd. Oorspronkelijk bedoelde men daarmee een draaiboom7, maar door de

homonymie tussen drie en draai schreef men Drieboomen. Het Goude dal (1370) heette

7 Een sluitboom van het hek van een weide, die in horizontale richting opengedraaid kon worden.

Page 24: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

24

in 1751 nog gouwdelle, maar in 1771 reeds gaedelle en van de voorstad Oudergem

verscheen in 1709 voor het eerst de vorm Aavergem.

De Vriendt ( 2005:37) concludeert uit deze en een aantal andere voorbeelden “dat de

verschuiving van het lange-klinkersysteem in de loop van de achttiende eeuw moet

hebben plaatsgevonden”.

Over de geschiedenis van de mouillering van dentale medeklinkers in het Brusselse

dialect schrijft De Vriendt ( 2005:37) dat dit verschijnsel vroeger ongetwijfeld vaker

voorkwam: in 1874 had Winkler het over “den zogenoemden niesklank” in woorden als

vriendsj ( = vriend), aai zwitsj ( = hij zweet) en ge gotsj ( = ge gaat). Van Loey (1979:

88) schrijft deze klankrealisatie toe aan de Marollenwijk, sommige steegjes in Sint-

Joost-ten-Noode en in “gemene volksbuurten”. De Vriendt (2005: 37) vermoedt dat de

typische “Marolse niesklank” helemaal verdwenen is in de Marollen, in het centrum van

de stad en in de meeste voorsteden.

Enkele huidige klankkenmerken van het Brusselse dialect zijn (de Vriendt: 2005: 39-

44):

- in het Brussels gebruikt men de huig ;

- de Wgm. werd voor in bv. (= hard), maar de oude

evolueerde dankzij secundaire umlaut ook naar in bijvoorbeeld

(= bakker) ;

- zeer gesloten vocalen in bijvoorbeeld <vis> en <mus>;

- Wgm. / werd : (= gieten), (= tien), enz.;

- de d tussen een vocaal en een sjwa valt weg of wordt vervangen door j:

(= rode), (= kleden), enz;

- n-deletie bij infinitieven en meervouden in bijvoorbeeld (= bakken) en

(= katten);

- zware diftongen zoals bv. : (= pijp) en (=

kruis);

Page 25: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

25

- de Ndl. wordt gerealiseerd als , of ,

bijvoorbeeld (= tafel), (= varen), (=

naald);

- enz.

II. De West-Germaanse korte vocalen in gesloten lettergreep

1. De West-Germaanse zonder umlautfactor in gesloten syllabe

In een gesloten lettergreep is de Wgm. zonder umlautfactor prototypisch vooral

door een korte, open, mediale -achtige vocaal vertegenwoordigd in de

hedendaagse Ndl. Dialecten (FAND I: 1).

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (kat, glas, appel, af,

bak, dak, acht, (ik) bracht, spannen, vlam, tam, vangen, man, tang)

Vóór een enkele obstruent, een alveolaire obstruent, een labiale obstruent, een velaire

obstruent, een dubbele obstruent en de ongedekte nasalen n, m en komt in de

Nederlandse dialecten bijna uitsluitend de -achtige typerealisatie voor (FAND I: 1).

De langere realisaties in de westelijke helft van Oost-Vlaanderen maken deel uit van de

opheffing van de systematische kwantiteitscorrelatie tussen historisch korte en lange

vocalen, die typisch is voor wat Taeldeman (2005: 24-31) het “echte” Oost-Vlaams

noemt8. Globaal gezien vertoont Oost-Vlaanderen overwegend velaire allofonen, terwijl

in het Brabants een eerder palataal -type voorkomt. De Denderstreek kent

8 Zie ook hoofdstuk I, 1.

Page 26: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

26

voornamelijk mediale -types.

Voor Dendermonde attesteert de FAND (I: 3, 7, 11, 23) een iets palatalere realisatie

bij kat, appel, bak en tam. Dit stemt echter niet overeen met de resultaten van

mijn onderzoek: alle informanten gebruikten bij deze woorden een open, mediale

met een neutrale lipstand.

Een uitzondering op de typerealisatie vormt het woord bracht. Het Dendermonds sluit

bij de realisatie van dit woord aan bij het gebied met de Ingveoonse en wordt er als

volgt uitgesproken: . Een verklaring voor deze afwijkende vorm is te

vinden in Schönfeld & Van Loey (1970: 29): de nasaal in *branta (de onvoltooid

verleden tijd van *brangjan) werd opgenomen in de voorafgaande , waardoor die

vocaal gerekt en genasaleerd werd. In een verdere evolutie verdween de nasalering en

werd de vocaal verkort tot Mnl. brachte. In het westen van de West-Germania (Engels,

Fries en de Nederlandse kustdialecten) is dit proces van nasalering en rekking gepaard

gegaan met ronding en velarisering: . Denasalering en verkorting

leidden ten slotte tot de vorm . Deze westelijke vorm of “Ingveonisme” is

tijdens de bloeitijd van het Graafschap Vlaanderen9 ver naar het oosten geëxpandeerd,

wat zijn aanwezigheid in het Dendermonds verklaart.

Volgens de FAND (I: 1) komt in de Nederlandse dialecten bijna uitsluitend de -

achtige typerealisatie voor bij de Wgm. vóór de ongedekte nasalen n, m en . Deze

vaststelling gaat zeker ook op voor het Dendermondse dialect. Toch beweert de FAND

(I: 20) dat bij man in de Oost-Vlaamse Denderstreek de overal gerekt is. Dit blijkt

een te gegeneraliseerde bewering te zijn, aangezien ik bij elke informant een korte,

mediale heb waargenomen bij dit woord. Bovendien wordt de gerekte variant

zelfs vaak bespot, omdat ze in Dendermondse oren typisch Aalsters klinkt.

9 Zie hoofdstuk I.1.

Page 27: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

27

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en nasaliteitsveranderingen kan

ondergaan

Vóór gedekte nasalen (zand, gans, lamp, plank, tand, dansen, lang)

Vóór gedekte nasalen (-nt, -nd, -ns, -nz, -mp en -k) wordt een vocaal vaak gerekt.

Verder treedt er ook regelmatig nasalering op, die louter het gevolg kan zijn van

coarticulatie, maar soms ook in combinatie met rekking kan voorkomen. In dat laatste

geval valt de nasaal zelf meestal weg (FAND I: 26).

Ook hier tekent de FAND (I: 27, 29, 31, 33) voor het Oost-Vlaams vooral velaire

klanken op, terwijl in het Brabants de soms gerekt en genasaleerd wordt tot

. In de Denderstreek treedt echter weinig tot geen kwantiteits- of

nasaliteitsverandering op en dat geldt ook voor het Dendermondse dialect. Ook in deze

fonetische context werd door de informanten steeds een korte, mediale

gerealiseerd10

.

1.3. Posities met (ook) heel sterke kwalitatieve variatie: vóór al dan niet gedekte

liquidae

Vóór ongedekte (maar vroeger gegemineerde) (kar)

Ten opzichte van de prototypische mediale realisatie heeft de vaak een

rekkende invloed op de voorafgaande korte vocaal gehad. Hier is dat echter niet het

geval: geen rekking vóór oorspronkelijk -rr- (kar < Latijnse carrus) (Schönfeld & Van

Loey: 1970:67).

Op dit vlak sluit Dendermonde aan bij de Denderstreek en Oost-Vlaanderen die volgens

de FAND (I: 35) in deze context overwegend vertonen. Ook de RND (zin 74)

noteert voor Dendermonde , wat overeenstemt met de resultaten van mijn

enquête11

.

10

De FAND (I: 27, 29, 31, 33) attesteert hier voor Dendermonde opnieuw een verkleuring in de palatale

richting. 11

De FAND (I:35) noteert hier echter voor Dendermonde een .

Page 28: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

28

Vóór r + alveolaire obstruent (zwart, gras, kaart)

In het AN is de Wgm. in deze positie op twee verschillende, lexicaal diffuse

manieren gerepresenteerd: in sommige woorden (bv. bars, hard, zwart) bleef de oude

onveranderd, in andere (bv. baard, baars, kaart, vaart) werd * al heel vroeg

gerekt tot (Schönfeld & Van Loey: 1970: 67). In het Nederlandstalige

dialectlandschap blijkt ongeveer dezelfde lexicale diffusie op te treden.

Voor zwart attesteerde ik bij alle informanten een palatale , zoals bij kar,

waarmee Dendermonde hier aansluit bij het zuidoosten van Oost-Vlaanderen en het

oosten van Brabant.

In verband met de idiosyncratische ontwikkeling van de Wgm. in gras is bekend dat

r-metathesis ook een verkleuring kon veroorzaken van de vocaal waarmee de r van

plaats verwisselde (Schönfeld & Van Loey: 1970: 58-59). Speciale ontwikkelingen zijn

bijgevolg ook te verwachten bij de bij Wgm. in gras. Zuid-Brabant vormt daarbij de

kern met een sterke tendens tot palatalisering, die zelfs al tot in de zuidelijke en

oostelijke helft van West-Vlaanderen is doorgedrongen (FAND I: 40).

Dendermonde behoort bijgevolg tot het gebied met r-metathesis. De Wgm. in gras

is er geëvolueerd tot , waarmee de stad aansluit bij de rest van de Denderstreek

en het zuidwesten van Brabant. In de Oost-Vlaamse en noordoostelijke Brabantse

dialecten wordt dit woord grotendeels met een iets opener uitgesproken.

De oude * in kaart heeft in de meeste dialecten rekking ondergaan. Die gerekte is

vervolgens bijna overal dezelfde weg opgegaan als de in open syllabe gerekte Wgm.

. De Wgm. in kaart heeft inderdaad ook in het Dendermonds dezelfde evolutie

gekend als de Wgm. in open syllabe in bijvoorbeeld maken, vader en sparen. De

uitspraak van de hoofdvocaal in deze woorden varieert in het Dendermonds van

tot een gesloten . Meer uitleg over dit fenomeen volgt in hoofdstuk

III.1.1.

Page 29: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

29

Vóór r + labiale of velaire consonant (warm, arm, merg, zwerm)

De oorspronkelijke vertoont in deze positie allerlei afwijkingen. In de overgang van

het Oudnederlands naar het Middelnederlands trad er vocaalverkleuring op vóór r +

consonant (Schönfeld & Van Loey: 1970: 68-69). De palatale verandering van naar

was volgens Taeldeman (1979: 52) aanvankelijk vooral een Brabants verschijnsel.

Aangezien het huidige Algemeen Nederlands een combinatie is van het vroegere

Brabants en Hollands, zijn sommige woorden met deze klankverkleuring ook

opgenomen in de standaardtaal (bv. zwerm en merg). In West-Vlaanderen en Frans-

Vlaanderen was er ongeveer voor elk woord een verschillende ontwikkeling.

In Oost-Vlaanderen daarentegen is er geen verschil in de woorden onderling,

maar wel tussen de diverse streken: ae in het Waasland en de Denderstreek, èè

in de buurt van Wetteren-Zeveneken-Moerbeke, o(o) op de rechter Schelde-

oever ten zuiden van Gent en òò in het Gentse, het Meetjesland en Zuid-Oost-

Vlaanderen ten westen van de Schelde. (Taeldeman: 1979: 52)

Op Kaart II.1 is de regionale verspreiding van bovengenoemde vormen in kaart

gebracht. In het Dendermondse dialect heeft de oude zich inderdaad tot één en

dezelfde vocaal ontwikkeld in woorden als warm, arm, merg en zwerm. Deze vocaal is

gerekt en gediftongeerd met als eerste element een half-open, gespreide voorvocaal en

als tweede een korte sjwa: .

Kaart II.1. De Nederlandse vóór - rm

Taeldeman, Het klankpatroon van de Vlaamse dialekten (1979)

Page 30: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

30

Roegiers (1885: 13) beschrijft in de Enquête Willems arm, darm en zwerm met de

vocaal <ae> en beschrijft die klank als volgt: “heeft de klank van ‟t fr. aî of è in maître,

père”. Ook de RND (zin 43) bevestigt dit resultaat met (= sterk) en de

FAND (I: 43, 45) met voor warm en merg. Geen van de werken noteren

echter de naslag. Varianten met sjwa zijn wel courant in het Oost-Vlaamse taalgebied.

Het Dendermonds heeft dus een tussenvorm: geslotener dan de Brabantse ,

opener dan de Oost-Vlaamse en met een Oost-Vlaamse naslag.

Vóór ongedekte l (stal, smal)

Ook de l kan een rekkend effect op de oude uitoefenen, zij het in mindere mate en

op beperktere schaal. Vocaalrekking is vrij courant in o.a. de Denderstreek, waar

bijvoorbeeld in Aalst stal wordt uitgesproken als (FAND I: 46).

Hier volgt het Dendermonds de Oost-Vlaamse tendens om te velariseren. Een

ongedekte l duwt de naar achteren, zodat die licht velair gekleurd wordt: 12.

Er treedt geen vocaalrekking op. Ook hier wordt de gerekte variant als typisch Aalsters

gepercipieerd.

Vóór gedekte l (balk)

Dezelfde situatie is terug te vinden vóór een gedekte l: het Dendermonds neemt

opnieuw deel aan de Oost-Vlaamse velarisering, in tegenstelling tot het Brabants en de

rest van de Denderstreek.

1.4. Oude + *l +d/t (zout, oud, koud (kous, paus, fout))

12

De FAND (I: 47) noteert voor Dendermonde hier opnieuw een palatale verkleuring.

Page 31: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

31

In de overgang van het Oudnederlands naar het Middelnederlands is de Wgm. + *l

vóór d of t samen tot versmolten. De oorzaak hiervan is de vocalisering van

de *l, een allofonische variant van de l, nl. een „donkere‟ of „dikke‟ l na velaire vocalen:

deze liquida duwde de oude in de richting van het velum en viel daarna in de

Vlaamse en Brabantse dialecten (en ook in het AN) weg. De verkleuring van de

ontstane vocaal was afhankelijk van het oorspronkelijke timbre van *l. In de Brabantse

en Oost-Vlaamse dialecten zijn tijdens dit proces de volgende vocalen ontstaan: -

achtige, -achtige en gepalataliseerde, -achtige diftongen. Secundair konden die

diftongen ook tot monoftongen herleid worden (FAND I: 50).

In het Dendermondse dialect viel de oude *l weg en ontstond een positionele opsplitsing

van de eerste twee genoemde diftongen. De vocaal in oud en koud is in eerste instantie

gediftongeerd tot , daarna verwijd tot en ten slotte

gemonoftongeerd tot , terwijl de vocaal in zout iets meer gesloten en

gemonoftongeerd is tot . In een jongere evolutie werd deze vocaal in het

Dendermonds opnieuw gediftongeerd tot 13. Verder heeft de Oudfranse au

in bijvoorbeeld kous, paus en fout dezelfde evolutie als de Wgm. + *l + t gekend.

Volgens Taeldeman (1985: 202) hangt de positionele opsplitsing -t > < -d nauw samen

met het feit dat vóór w stond of kon staan, aangezien d kon evolueren tot w

(bv. kouwe) en dat die w intervocalisch kon wegvallen, terwijl dat bij t niet het geval

was. Deze regel blijkt ook in het Dendermondse dialect te gelden (zie Tabel II.1).

+ *l + d (Een) oude (man) (Een) oude (vrouw) (Het) oude (paard)

Enquête

Roegiers (1885: 22) <aa> <aa> <aad>

+ *l + t (Een) zoute (vis) (Een) zoute (zee) (Een) zout (brood)

13

Deze evolutie wordt besproken in hoofdstuk VII, 5.

Page 32: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

32

Enquête

Roegiers (1885: 52) <zaute>14

<zaute> <zaut>

Tabel II.1. Positionele opsplitsing van Wgm. + *l + d/t in het Dendermonds

1.5. Lexicale variatie

Zacht

Bij zacht doet zich in het Dendermondse dialect net als in het Oost-Vlaams een klank-

en registerdifferentiatie voor: slaat bij alle informanten onder andere op de

textuur van een bepaalde stof, terwijl enkel gebruikt wordt om de gaarheid

van aardappelen en groenten te beschrijven. De FAND (I: 16) verklaart de vorm

als volgt:

Ging er in het oude Germaans een nasaal aan oorspr. - of -

vooraf (…) dan mogen we de volgende ontwikkelingen verwachten: N…→

(…) . In de „ingweoonse‟/westelijke dialecten ging de compensatorische

rekking bovendien met velarisering van de oude gepaard: → (…) .

Deze velaire volgt zoals bij brocht uit de Oergermaanse combinatie van ,

een nasaal en -of -. In de loop der eeuwen viel de nasaal weg, waardoor

de nasalering overnam en gerekt werd tot . Vervolgens viel die nasale

en gerekte uitspraak weg. In de westelijke dialecten ging dit proces gepaard met sterke

velarisering met als resultaat. Deze evolutie kende net als bij brocht

waarschijnlijk een oude landinwaartse expansie in het Brabantse taalgebied, wat een

verklaring kan bieden voor de aanwezigheid van beide vormen in vele Oost-Vlaamse

dialecten en dus ook in het Dendermonds.

2. De West-Germaanse met umlautfactor in gesloten syllabe

14

Roegiers (1885: 7) beschrijft de klank <au>, waarmee hij de vocaal in zout benoemt als dezelfde als het

Franse faute.

Page 33: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

33

Onder umlaut (…) verstaat men sedert Grimm het verschijnsel, dat in ‟t owgm. (ook

in ‟t on., niet in ‟t got.) onder invloed van een j of i van de volgende zwakbetoonde

syllabe de stamvocaal de plaats van articulatie in de richting van een i wijzigde.

(Schönfeld & Van Loey: 1970: 41)

De Wgm. werd umgelautet (gepalataliseerd tot een e-achtige vocaal), wanneer in

een volgende lettergreep een onbeklemtoonde i, i , iu of j (de umlautfactor) stond

(FAND I: 55). Om de huidige toestand in de Nederlandse dialecten te begrijpen is het

nodig een onderscheid te maken tussen primaire en secundaire umlaut. De primaire

umlaut was algemeen en opereerde op korte vocalen, meer bepaald op de korte en de

korte u, wanneer de umlautfactor in de onmiddellijk volgende lettergreep stond. De

secundaire umlaut beperkte zich tot de oostelijke helft van het Nederlandse taalgebied

en opereerde op een grotere reeks klinkers: korte vocalen, ook wanneer de umlautfactor

in bijvormen stond, lange klinkers (Wgm. , o en û) en de Wgm. diftong ao

(Goossens: 1981: 21).

Een voorbeeld van primaire umlaut is het Nederlandse zetten: in het Wgm. *sattjan

was de j de zogenaamde umlautfactor, d.w.z. de klank die de umlaut mogelijk maakte,

waardoor de werd umgelautet tot in zetten.

Secundaire umlaut is bijvoorbeeld te vinden in het regionale bekker voor bakker: bij het

Wgm. *bakkâri stond de umlautfactor i niet in de onmiddellijk volgende lettergreep,

waardoor er geen primaire umlaut optrad. In het Nederlands en in de meeste dialecten

evolueerde dit woord tot bakker. In een aantal oostelijke dialecten opereerde de

secundaire umlaut ook op vocalen waarvoor de umlautfactor in een bijvorm (zoals hier

een affix) stond, met als resultaat het regionale bekker.

Page 34: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

34

2.1. Primaire umlaut

Wanneer er geen jongere storingen in de taalgeografische verhoudingen zijn

opgetreden, tekent zich een tegenstelling af tussen een zuidwestelijk (Vlaams) gebied

met open , soms heel open (-achtig) vocalisme en het overige taalgebied met

half-open , soms half-gesloten vocalisme (FAND I: 56).

Vóór een stemloze obstruent (zetten, rekken, zes)

Het Dendermondse dialect sluit in dit geval aan bij het niet-Vlaamse taalgebied, dat

voor zetten, rekken en zes (uit Wgm. *sattjan, Got. -rakjan en Got. saihs (De Vries &

De Tollenaere: 1992: 440, 303, 440)) realiseert. De primaire umlaut heeft

duidelijk ook in het Dendermonds gewerkt.

Vóór stemhebbende obstruent (bed, leggen)

In het Dendermonds heeft het Middelnederlandse bedde zijn tweelettergrepigheid

behouden, waardoor de obstruent hier zijn stemhebbende eigenschap heeft bewaard15

.

Dit woord is afkomstig van het Wgm. *badi met umlautfactor i. Het resultaat van de

primaire umlaut was *bed-i, waarbij de e slechts een allofoon was van de

oorspronkelijke . In een later stadium werden de umlautfactoren gereduceerd tot een

sjwa ( *bed-), waardoor de umgelautete vocaal e een foneem werd (Schönfeld &

Van Loey: 1970: 108-109). Het Dendermonds heeft ook hier als vocaal:

en .

Vóór een nasaal (kennen, brengen, engel, zwemmen, hemd)

Het vocalisme in kennen, brengen, zwemmen en hemd gaat terug op dat van

respectievelijk Got. kannjan, Wgm. *brangjan, Wgm. *swammjan en Germ.* amiÞja

(FAND I: 66-75 en De Vries & De Tollenaere: 1992: 193). Deze gevallen bevatten een

intervocalische nasaal die teruggaat op een vroegere geminaat of op een nasaal +

15

In het Algemeen Nederlands worden stemhebbende obstruenten stemloos in de auslaut.

Page 35: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

35

stemhebbende occlusief. Een opvallende afwijking is de sluiting van het vocalisme tot

(zelfs ) in een aantal Zuid-Brabantse dialecten (FAND I: 66 en 68).

Volgens de FAND komt in deze fonetische context ook in de Denderstreek eerder

gesloten vocalisme voor16

.

In het Dendermonds wordt de vocaal enkel gesloten vóór de velaire nasaal . Roegiers

(1885: 33, 34, 3, 27, 6) noteert <kenne>, <bringe>, <ingel>, <zwemme> en <em> voor

respectievelijk kennen, brengen, engel, zwemmen en hemd. De woorden met niet-velaire

nasaal kregen dus steeds als vocaal, wat bevestigd wordt door de FAND (I: 67

en 75)17

en voor zwemmen door de RND (zin 42). Voor brengen en engel noteert

Roegiers <i>, de RND (zin 39) geeft voor brengen en de FAND respectievelijk

en . De velaire nasaal heeft in het Dendermonds duidelijk een sluitend

effect op de voorafgaande vocaal. Bij de enquête werden zowel als

geattesteerd vóór . De -realisaties zijn waarschijnlijk te wijten aan invloed van

de standaardtaal.

Vóór een nasaal + s (mens, hengst)

De combinatie -ns schept de ideale voorwaarde voor nasalering en rekking van de

voorafgaande vocaal, wat bij extreme ontwikkeling tot compensatierekking kan leiden.

Hierbij verdwijnt de nasale medeklinker en de gerekte vocaal kan zelfs zijn nasalering

verliezen (FAND I: 76).

Op het kaartbeeld van mens (FAND I: 77) zit het Dendermondse dialect (samen met de

Denderstreek) als het ware samengeperst tussen de Vlaamse eerder open, diftongische

realisaties en de Brabantse verspreiding van half-gesloten vocalen. Het resultaat hiervan

voor de Denderstreek en Dendermonde is vreemd genoeg geen van beide, maar wel

een half-open .

De vocaal in hengst (hier vóór gedekte ) levert daarentegen wel sluiting op: <ingst>

16

Het Aalsterse dialect heeft bijvoorbeeld een in kennen, engel en zwemmen (FAND I: 67,71 en

73). 17

Behalve voor zwemmen, waar de FAND (I: 73) voor Dendermonde onterecht de optekent.

Page 36: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

36

volgens Roegiers (1885: 8) en bij de FAND (I: 79). Tijdens mijn enquête werd

dit woord zoals bij brengen en engel (cf. supra) zowel met als

gerealiseerd. Bij dit weinig frequente woord zijn de -realisaties waarschijnlijk

opnieuw aan de invloed van het Algemeen Nederlands te wijten.

Vóór l (helft)

Vóór l sluit de umgelautete vocaal in het Dendermonds aan bij het merendeel van het

niet-Vlaamse gebied en wordt ze als volgt gerealiseerd: . Er treedt dus geen

rekking of sluiting op.

2.2. Lexicale variatie

Kennen

Kennen kan in het Dendermonds twee verschillende betekenissen hebben, namelijk

„kennen‟, zoals in het AN, en „kunnen‟. Opmerkelijk is dat de eerste en derde persoon

enkelvoud van de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) in beide betekenissen een korte,

mediale heeft (zie Tabel II.2).

Kennen Enkelvoud (OTT) Meervoud (OTT)

1ste

persoon

2de

persoon

3de

persoon

Tabel II.2. De onvoltooid tegenwoordige tijd van het werkwoord kennen in het Dendermondse dialect

In het AN heeft de umgelautete vocaal van de infinitief kennen zich uitgebreid naar de

eerste en de derde persoon enkelvoud van de OTT die oorspronkelijk geen umlautfactor

hadden (Schönfeld & Van Loey: 1970: 112). In het Dendermondse dialect is die

uitbreiding blijkbaar niet gebeurd en bleef de oude, niet-umgelautete vorm bewaard in

de eerste en de derde persoon enkelvoud van de OTT.

Page 37: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

37

2.3. Secundaire en morfo(no)logische umlaut

De secundaire umlaut beperkte zich tot de oostelijke helft van het Nederlandse

taalgebied en opereerde op een grotere reeks klinkers: korte vocalen, ook wanneer de

umlautfactor in bijvormen stond, lange klinkers (Wgm. , o en û) en de Wgm.

diftong ao (Goossens: 1981: 21).

Gevallen zonder umlautalternantie (mes, ekster, metselen)

Deze gevallen hebben ook in het Nederlands umlaut gekend (FAND I: 82). Voor zowel

mes als ekster heb ik bij alle informanten -vocalisme waargenomen. Opnieuw

sluit het Dendermonds daarmee samen met de rest van de Denderstreek aan bij het niet-

Vlaamse taalgebied18

.

Metselen heeft echter een heel ander verhaal. Volgens de FAND (I: 84) heeft dit woord

een onduidelijke etymologie en is het niet eens zeker of op de oude een palatale

consonant volgde. Volgens De Vries & De Tollenaere (1992: 247) kan dit woord

teruggaan op het Middellatijnse macio, waarvan ook het Franse maçon is afgeleid. Dit

macio gaat dan weer terug op het Frankische *makjo- bij maken.

Metselen klinkt in het Dendermondse dialect als 19. De vraag is of de

mediale zich hier onttrokken heeft van de primaire umlaut. Dat lijkt weinig

18

Uitgezonderd het zuidoosten met een opener .

19 In het Dendermonds is de -ts- niet volledig gemouilleerd (gepalataliseerd) tot (zoals in het

Aalsters), maar tot een tussenvorm: .

Page 38: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

38

waarschijnlijk, aangezien de vocaal hier gevolgd wordt door een gemouilleerde

(gepalataliseerde) consonantcluster, die een depalataliserend effect heeft op de

voorafgaande vocaal. Het oorspronkelijke umlautsproduct is onder invloed van de

gemouilleerde consonantcluster dus opnieuw mediaal geworden20

.

Gevallen met umlautalternantie (mannetje, bakje, zakken, kammen, takken)

Volgens de FAND (I: 88) reikte de umgelautete diminutief van man in de vorige eeuw

nog tot aan de westgrens van het Brabants. Toch bestaat er een opvallende teruggang

van de umlaut in dit woord. Het Dendermonds kent wel nog de diminutiefvorm met

umlaut: , maar geen umlaut bij de diminutief bakje of de

meervoudsvormen zakken en kammen. Ook hier voegt de FAND (I: 89, 91) het

Dendermonds toe aan de Brabantse tendens, nl. een iets palatalere vóór een

velaire occlusief. Bij alle informanten heb ik echter steeds een eerder velaire, mediale

waargenomen vóór -k en een ongekleurde vóór de bilabiale nasaal in

kammen.

In het enkelvoud krijgt tak de mediale -uitspraak, maar in het meervoud heeft het

secundaire umlaut ondergaan. Hierdoor werd de umgelautet tot in de

onregelmatige meervoudsvorm . Deze vorm is echter sterk

gelexicaliseerd, want hij komt enkel voor in de uitdrukking “hou u vast aan de takken

van de bomen”. In een andere context gebruikt men in het Dendermonds steeds

.

Rückumlaut ((ik heb) gezet, pan, kan)

20

Meer uitleg over mouillering in het Dendermonds volgt in hoofdstuk VII, 4.

Page 39: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

39

Bij sommige werkwoorden was de umlautfactor i bij het preteritum en het participium

perfectum een middenvocaal, die vóór de werking van de umlaut werd gedeleerd. In de

infinitief en het presens was de umlautfactor een j ofwel een i die geen middenvocaal

was, zodat de umlaut er wel werkte. Men noemt dit verschijnsel met een historisch

onjuiste term “Rückumlaut”. In de regel heeft de umlautklinker door analogie in het

preteritum en het participium perfectum de verdrongen (FAND I: 94).

In Brabant, de Denderstreek en ook in Dendermonde heeft het participium perfectum

van zetten zich inderdaad aangepast aan de infinitief en het presens: telkens werd

gerealiseerd en ook Roegiers (1885: 34) schrijft een <e> voor (ik) zet, (hij) zet

en (ik heb) gezet.

In het Dendermonds wordt een kan een en een pan een . Volgens

De Vries & De Tollenaere (1992: 188, 276) en Philippa, Debrabandere & Quak (2005:

619) is de etymologie van deze woorden niet echt duidelijk. Waarschijnlijk zijn beide

ontleend uit de respectievelijk Laatlatijnse woorden canna en patina. Toch blijken deze

woorden in de vierde of vijfde eeuw al in het Germaans aanwezig te zijn, zij het nu

ontleend uit het Latijn of reeds voorhanden in de erfwoordenschat. Hoewel canna geen

umlautfactor lijkt te bevatten, was die waarschijnlijk wel aanwezig in de diminutief. De

umgelautete kon dan via Rückumlaut uitbreiden naar de ongelede vorm.

Page 40: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

40

3. De West-Germaanse in gesloten syllabe

Wgm. is in gesloten lettergreep in het Nederlands in de regel een e-achtige korte

klinker gebleven, waarmee de primaire umlaut van de Wgm. in dezelfde positie is

samengevallen. Dit geldt ook voor het merendeel van de dialecten, waarbij de

tegenstelling tussen de zuidwestelijke (Vlaamse) dialecten met een open en het

grootste overige deel van het taalgebied met een half-open duidelijk wordt, net

als bij de primaire umlaut van de Wgm. . Het hele oostelijke en zuidelijke Brabants

kent een tegenstelling tussen een open en een half-open realisatie (FAND I: 97).

Volgens Taeldeman (1979: 53) beantwoorden aan de Nederlandse e in het Waasland en

vooral in de Denderstreek twee korte vocalen: een half-open tot vrij gesloten

en een opener . Oorspronkelijk moet er een verdeling volgens historische

herkomst geweest zijn: (of ) uit de Wgm. met umlautfactor (*badi >

bed) en uit de Wgm. , maar thans is het hoofdzakelijk een kwestie van

Page 41: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

41

fonetische omgeving geworden: vooral vóór de velaire medeklinkers (k, , )

en (of ) elders. De toestand is echter zeer verward en verschilt ongeveer

van plaats tot plaats.

3.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór obstruent (weg, likken, vechten, nest)

Vóór obstruenten kreeg de Wgm. in het Dendermondse dialect de half-open

uitspraak , waarmee het aansluit bij de rest van de Denderstreek en het noorden

en het zuidwesten van Brabant voor weg en likken. Voor vechten en in mindere mate

voor nest attesteert de FAND (I: 103 en 105) in de provincie Antwerpen en sommige

Dendersteden, zoals Aalst, een half-gesloten . Het Dendermonds kent die half-

gesloten realisatie niet.

Vóór nasaal of l (pen, bel, geld, helpen, venster)

In de Denderstreek “ is een gebiedje rond Aalst, waar half-gesloten vocalisme werd

genoteerd” (FAND I: 108).

Het klankbeeld van de Wgm. blijft in het Dendermonds echter ongewijzigd

vóór een nasaal of l. Met die half-open realisatie maakt het deel uit van het Brabantse

taalgebied en het noorden. Ook voor pen is dat het geval, hoewel het in het

Dendermonds zijn tweelettergrepigheid bewaart: . Opvallend is hier de

homonimiteit met pan in 2.3. De Wgm. met umlautfactor en de Wgm. , volgens

Taeldeman ooit respectievelijk en , zijn in het Dendermonds inderdaad

volledig samengevallen, wat zelfs homonymie veroorzaakte.

Page 42: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

42

Venster daarentegen heeft een verhaal dat vergelijkbaar is met dat van metselen in 2.3.

De nasaal valt niet weg, zoals bijvoorbeeld in Gijzegem en Aalst (FAND I: 115), maar

wordt wel gemouilleerd door de palatalisatie van de -st-, waardoor de voorafgaande

vocaal een open, mediale uitspraak krijgt: . Dit resultaat wordt

ondersteund door Roegiers (1885: 50) en Dierickx ([s.d.]: 195) die beiden <a> schrijven

als hoofdvocaal in venster, maar niet door de FAND (I: 115) die voor Dendermonde

hier een open weergeeft. De open, mediale realisatie is op de venster-kaart van

de FAND (I: 115) slechts in enkele zuidwestelijke Brabantse steden terug te vinden21

.

3.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen kan

ondergaan

Vóór gegemineerde r (ster, ver)

In het Middelnederlandse sterre is de gegemineerde r het resultaat van een assimilatie

van de intervocalische groep -rn- (sterne). Hetzelfde is het geval in ver, waarvan het

vocalisme zeer goed met dat van ster overeenstemt (FAND I: 116).

Taeldeman (1979: 53) vermeldt dat vooral in de Denderstreek de oorspronkelijke

langer en opener wordt uitgesproken vóór r alleen. De FAND (I: 117) geeft voor het

Dendermonds echter een half-gesloten weer bij ster. Tijdens de enquête hoorde

ik bij sterre22

zowel de korte als een gerekte, gediftongeerde variant:

zoals in warm, arm, merg en zwerm 23

. Bij ver was die tweede vocaal zelfs de enige

mogelijkheid. Waarschijnlijk zijn de -realisaties bij ster opnieuw aan invloed van

het AN te wijten, aangezien sterre in de Dendermondse uitdrukking “iets in zijn sterre

krijgen/hebben”24

steeds met werd uitgesproken.

21

In Baardegem, Merchtem, Londerzeel, Asse, Laken, Heikruis en Lot attesteert de FAND (I: 115) een

open, mediale . 22

Dit woord behoudt (in tegenstelling tot ver) in het Dendermonds zijn tweelettergrepigheid. 23

Zie 1.3. 24

/. Dit betekent “een plotse inval krijgen, iets beslist willen

doen”.

Page 43: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

43

Vóór r + dentaal (hart, barsten, paard, staart)

De r valt in het Brabants (behalve in het noorden van de provincie Antwerpen) meestal

weg, wat vaak vooraf opening van de voorafgaande vocaal heeft veroorzaakt (FAND I:

118).

De taaltoestand verschilt in het Dendermonds van woord tot woord. Bij hart neemt het

Dendermonds geen deel aan de Brabantse tendens, aangezien de r bij geen enkele

informant gedeleerd werd. Roegiers (1885: 8), de RND (zin 72) en Dierickx ([s.d.]: 61)

bevestigen dat. Bovendien vertoont het Dendermonds in hart een (Oost-Vlaamse) open

.

In barsten heeft zich metathesis van de r voorgedaan. Dat houdt hier in dat er zich eerst

een sjwa heeft ontwikkeld tussen consonant en r (*brestan → *brestan), die

vervolgens kleur kreeg en waarop ten slotte het woordaccent overging, met gelijktijdige

verzwakking en verdwijning van de oude vocaal na r. Bovendien kon de r in de

dialecten vóór een dentaal ook wegvallen (*brestan → *berstn → Mnl. be(r)stn)

(Schönfeld & Van Loey: 1970:70-71). Het Algemeen Nederlandse barsten is volgens

Schönfeld & Van Loey (1970: 69) een historische “ontsporing”, omdat de hedendaagse

uitspraak zich naar de leestaalvorm gericht heeft, waarin de vormen met -er en -ar

hersteld waren “of naar de oude schrijftraditie, of ter wille van differentiatie”.

Bij dit woord heb ik bij de verschillende informanten enige variatie bespeurd. Het werd

namelijk zowel met palatale als met velaire gerealiseerd, waarbij in het

eerste geval de r werd gedeleerd en in het tweede geval behouden: en

. De meeste vertelden er wel bij dat scheuren meer gebruikt wordt dan

barsten, zelfs als het over barsten in een muur gaat. Roegiers (1885: 27) schrijft <beste>

en ook Dierickx ([s.d.]: 37) vermeldt enkel die variant. Verdonkering van de Wgm.

en vóór een gedekte r tot een o-achtige vocaal komt wel voor in Oost-Vlaanderen bij

bijvoorbeeld arm en warm (zie Kaart II.1), maar niet bij barsten. Toch is volgens mij

bovengenoemde -realisatie onder invloed van de Oost-Vlaamse tendens tot

Page 44: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

44

verdonkering vóór r + (labiale/velaire) consonant tot stand gekomen, terwijl de -

realisatie eerder Brabants aandoet.

Bij paard en staart is zo goed als algemeen rekking of diftongering doorgevoerd.

Meestal heeft de rekking een lange opgeleverd. In Oost-Vlaanderen vertoont

hij vaak een naslag (). Half-open, lange is hoofdzakelijk Brabants en

Limburgs (FAND I: 122).

In het Dendermonds wordt ook hier de r bewaard. Verder is er zowel rekking

opgetreden als een naslag in de vorm van een korte sjwa toegevoegd: en

. Roegiers (1885: 8, 6) vermeldt bij staart echter <steert>, terwijl hij bij

paard <paerd>25

noteert.

Vóór r + labiaal/velair (scherp, berg, sterven)

Vóór r + p, f, v, k, of m ondergaat de klinker nogal wat wijzigingen. In het

Waasland en in de Denderstreek is de vocaal vrij open en gerekt. De rest van Oost-

Vlaanderen heeft over het algemeen een geslotener en licht gediftongeerde -

vocaal (Taeldeman: 1979: 53).

Bovengenoemde woorden worden in het Dendermonds inderdaad met gerekte, half-

open vocaal uitgesproken. Toch krijgen ze ook een diftongerende naslag, zoals in het

Oost-Vlaams: , opnieuw zoals bij arm, warm, merg en zwerm. Andermaal

bewaarde elke informant de r.

3.3. Lexicale variatie

Hart

Dit woord heeft in het Dendermonds twee meervoudsvormen: een regelmatige en een

onregelmatige. Als men spreekt over harten uit een kaartspel, wordt de onregelmatige

25

“ae heeft de klank van ‟t fr. aî of è in maître, père” (Roegiers: 1885: 3)

Page 45: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

45

meervoudsvorm gebruikt: . De vocaal wordt dus een diftong met als

eerste element een gerekte, half-open, palatale vocaal en als tweede een korte sjwa. In

de andere betekenissen van het woord blijft de vocaal uit de ongelede vorm bewaard:

.

4. De West-Germaanse in gesloten syllabe

De Wgm. in gesloten lettergreep wordt in het Nederlands als een half-gesloten korte

gerealiseerd. De realisatie in de dialecten wijkt daar in de regel niet veel van af.

Page 46: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

46

In twee dialectgroepen zijn er echter opvallende verschillen. In het Vlaams is, net als bij

de representanten van de Wgm. en umgelautete , ook de realisatie van de i

opvallend open (). Binnen dit gebied heeft de vocaal in het Oost-Vlaamse areaal

zonder kwantiteitscorrelatie een naslag . Het tweede gebied met een afwijking

vormt een deel van het Brabants, vooral het zuidwesten en de Denderstreek, waar de i

zeer gesloten, als , wordt uitgesproken (FAND I: 131 en Taeldeman: 1979: 55-

56). Op Kaart II.2 staat de verwijding van de Wgm. geïllustreerd. Globaal beschouwd

neemt de sluitingsgraad af van oost naar west.

Kaart II.2. De verwijding van de Wgm.

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór obstruent (wit, dik, smid, vis, nicht, liggen, schip, rib, lip)

Volgens de kaarten van de FAND (I: 133, 135, 137, 139, 141, 143) behoort de

Denderstreek tot het deel van het Brabants waar de Wgm. zeer gesloten wordt

uitgesproken. Dit klopt grotendeels met de resultaten van de enquête. De vocaal in wit,

dik, vis, nicht, schip en liggen is inderdaad een zeer gesloten, gespreide en palatale

. Deze realisatie wordt door de RND (zin 5) bevestigd voor schip.

De klinkers in de andere woorden zijn echter niet zo vanzelfsprekend. In het AN werd

de (ook de umlauts- uit Wgm. met umlautfactor) een vóór een gedekte

Page 47: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

47

nasaal of vóór l. Voorbeelden daarvan zijn verminken (< Latijnse mancus), schil (Got.

skalja) en gillen (Mnl. ghellen). Afgezien van de woorden waarin de wisseling reeds op

het Oudwestgermaans teruggaat, komt in het Middelnederlands door dialectische

invloeden die wisseling algemeen voor. Tegenover de Vlaamse staat de

Brabantse, Limburgse en noordelijke (Schönfeld & Van Loey: 1970: 43, 93).

Deze oorspronkelijke verdeling bestaat deels nog in de dialecten.

Voor smid bijvoorbeeld bestonden in het Middelnederlands twee varianten naast elkaar:

smet en smit. Frans-, West- en Oost-Vlaanderen vertonen hier een open -

vocalisme, terwijl het Zuid-Brabants beschikt over een half-open of en

het de westelijke helft van de provincie Antwerpen heeft (FAND I: 136).

Roegiers (1885: 6) schreef in zijn Dendermondse dialect nog <smed>. De informanten

gebruikten echter een gesloten . Dit betekent dat het Mnl. smet toen nog in het

Dendermonds aanwezig was, maar nu waarschijnlijk onder invloed van het AN

verdwenen is.

In lip en rib daarentegen realiseerden de informanten wel een half-open , wat

bewijst dat dit verschijnsel wel op de terugweg is, maar nog niet volledig is verdwenen.

Vóór nasaal of l (beginnen, slim, krimpen, winter, blind, vinger, wild)

In al deze woorden, uitgezonderd krimpen, heb ik bij de informanten steeds een gesloten

waargenomen, zonder rekking of nasalering van de vocaal. De nasaal bleef steeds

bewaard en werd zelfs gemouilleerd in winter, blind en wild. Die resultaten komen

overeen met de kaarten van de FAND (I: 145-155) voor Dendermonde en de

Denderstreek. Krimpen daarentegen werd steeds met half-gesloten gerealiseerd.

De Wgm. in gesloten syllabe in een substantief of werkwoord kan blijkbaar als

gerealiseerd worden als die Wgm. in de buurt staat van een nasaal of liquida

die niet gemouilleerd wordt: krimpen, smid, lip en rib.

Page 48: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

48

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen kan

ondergaan

Vóór r + dentaal of velair (kers, kerk)

Wgm. vóór r + consonant werd in het Algemeen Nederlands geopend tot

(FAND I: 156). Bovendien is de r vóór tautomorfematische s/z uitgevallen in

Vlaanderen, Zeeland, Brabant (behalve het noorden van Antwerpen) en het zuidwesten

van Belgisch- en het zuiden van Nederlands-Limburg (De Schutter & Taeldeman: 1994:

89). De r heeft zowel in het zuiden als in het noordoosten zijn sporen nagelaten in de

rekking van de vocaal. In het zuidelijke Brabants is de realisatie vaak open als gevolg

van de werking van de gedeleerde r (FAND I:156).

Ook in het Dendermondse dialect is de r in kers weggevallen. De vocaal werd er echter

noch gerekt, noch geopend en bleef dus een korte, palatale, half-open 26.

Of de r al dan niet gedeleerd werd na r-metathesis lijkt in het Dendermonds invloed te

hebben uitgeoefend op de vocaal: open -vocalisme in (= kar),

(= zwart) en (= hart)27

, tegenover half-open -vocalisme in

(= gras)28

, (= barsten)29

en (= kers).

De vocaal in kerk gedraagt zich zoals de Wgm. en + + labiale/velaire

consonant: .

4.3. Lexicale variatie

Licht

In het Dendermondse dialect wordt de homonymie gedeeltelijk opgelost. In de

betekenis van “natuurverschijnsel dat de voorwerpen zichtbaar maakt, hetzij afkomstig

van de zon of een ander hemellichaam, hetzij van een brandend voorwerp; lamp” en in

26

Mijn resultaat komt op dit vlak niet overeen met dat van de FAND (I: 157), die bij Dendermonde wel

een open weergeeft. 27

Zie 3.2. 28

Zie 1.3. 29

Zie 3.2.

Page 49: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

49

de betekenis van “helder, goed verlicht” blijft de vocaal in het Dendermonds een

gesloten . In de andere betekenis, namelijk “weinig gewicht hebben, met geringe

uitwerking, weinig moeite en inspanning vragend” wordt dit woord in het Dendermonds

echter als uitgesproken. In het Dendermondse dialect wordt de homonymie

dus gedeeltelijk opgelost.

De verklaring voor het uitspraakverschil is opnieuw in de etymologie van het woord te

vinden. Volgens De Vries & De Tollenaere (1992: 227) had licht in die laatste betekenis

een lange vocaal die door de uitval van een nasaal was ontstaan: *lita- < *leta-

, terwijl licht in de eerste betekenis afkomstig is van *leu(-ta)-. Volgens Schönfeld

(1970: 29) vond daarna vóór de zware consonantverbinding ch/f + t vocaalverkorting

plaats bij licht in de betekenis van „niet zwaar‟ met Oergermaanse ī en bij licht in de

betekenis van „niet donker‟ met Oergermaanse eu.

In 1.1. en 1.5. werd al een gelijkaardige ontwikkeling beschreven bij bracht en zacht,

namelijk de Oergermaanse combinatie van + nasaal + -/, waarbij de vocaal

eerst genasaleerd en gerekt werd tot . Vervolgens viel die nasale en gerekte

uitspraak weg, wat in de westelijke dialecten gepaard ging met sterke velarisering:

evolueerde dus tot . Het is niet ondenkbaar dat *lita- of

*leta- een soortgelijke ontwikkeling tot heeft gekend, waarvoor bij

*leu(-ta)- de nasaal ontbrak, en opnieuw via een oude landinwaartse expansie in het

Brabantse taalgebied en dus ook in Dendermonde is terechtgekomen.

Blind

In Oost-Vlaanderen is het gebied met een centrerende diftong bij blind wezenlijk

kleiner dan bij de andere realisaties van de Wgm. voor een nasaal of l: het beperkt

zich nagenoeg tot het zuidwesten van de provincie. Voor de rest heeft die nu zoals

West-Vlaanderen open of, in het zuidoosten, half-open die zich zelfs tot

in het Pajottenland voortzet. Dit alles vormt een argument om voor het zuidwesten

historisch e-vocalisme aan te zetten, wat overeenkomt met het Mnl. (Vlaamse) blent.

(FAND I: 150).

Page 50: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

50

In de niet-verbogen vorm van het adjectief vertoont blind in het Dendermonds een

gesloten . Dit verandert echter wanneer het verbogen of zelfstandig gebruikt

wordt. Ook de palatalisering van de eindconsonant valt dan weg, zoals in Tabel II.3 te

zien is:

Algemeen Nederlands Dendermonds

blind

(een) blinde

(twee) blinde (mensen)

Tabel II.3. De verbuiging van blind in het Dendermondse dialect

Opnieuw zijn dus zowel de Brabantse als de Vlaamse vorm met enige betekenisvariatie

aanwezig in het Dendermonds. Bovenstaand onderscheid wordt ook door Roegiers

(1885: 22) bevestigd.

Page 51: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

51

5. De West-Germaanse in gesloten syllabe

5.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (pot, stok, kloppen,

grof, dochter)

In de hedendaagse Nederlandse dialecten is de Wgm. in gesloten lettergreep

prototypisch gerepresenteerd door een korte, half-open à half-gesloten, velaire -

achtige vocaal. Gemiddeld is deze vocaal nauwelijks van lengte of kleur veranderd. Die

typerealisaties treffen we vooral vóór een of meer obstruenten aan (FAND I: 161).

Op de kaartbeelden van pot, kloppen, grof en dochter (FAND I: 163-169) valt inderdaad

op dat enkel Oost-Vlaanderen een ietwat geslotener uitspraak dan de AN-realisatie

heeft. De hele Denderstreek en dus ook Dendermonde hoort volgens de kaarten in

kwestie bij dat Oost-Vlaamse gebied met . Dit is enigszins vreemd, aangezien de

Denderstreek tot hiertoe meestal aansloot bij de Brabantse tendensen. De RND (zin 56)

noteert voor het Dendermonds bij potten zelfs een nog meer gesloten als

hoofdvocaal. Bij de informanten heb ik echter geen half-gesloten realisaties

waargenomen. Het Dendermonds volgt hier de typerealisatie , zoals in het AN.

5.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen kan

ondergaan (hol, volk)

Voor (gedekte) l kunnen er vooral sterke rekkingsverschijnselen en zelfs diftongeringen

voorkomen, meestal door vocalisering van de l (FAND I: 161, 170).

Vóór al dan niet gedekte l ondergaat de Wgm. in het Dendermonds echter geen van

beide. De informanten realiseerden ook hier steeds een half-open ( ), die soms

een lichte velaire invloed van de l onderging. De FAND (I: 172) verklaart het uitblijven

van l-vocalisering en bijgevolg ook vocaalrekking bij volk in de centrale gebieden door

Page 52: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

52

een vroege sjwa-insertie (svarabhaktivocaal) tussen l en een niet-coronale consonant

(hier: voll). Nochtans is die svarabhaktivocaal in deze context niet aanwezig in het

Dendermonds, wat bevestigd wordt door Roegiers (1885: 48).

5.3. Posities met (ook) sterke kwalitatieve variatie in de realisatie van oude : vóór

gedekte r

Sterke kwalitatieve verkleuringen zijn bijna uitsluitend beperkt tot de positie voor r +

consonant. De kwaliteitsverandering die zich hier bij uitstek voordoet is palatalisatie

van tot een -achtige vocaal. Vóór r + alveolaire consonant kan de Wgm.

net als de Wgm. ook vroeg gerekt zijn en daarna nog allerlei secundaire

veranderingen ondergaan hebben (FAND I: 161-174).

Vóór r + coronale consonant (sport, poort, koord, woord)

Woorden met ongerekte Wgm. + r + coronale consonant zoals sport30

krijgen in het

Dendermonds een palatale , zoals in het grootste deel van Oost-Vlaanderen,

Vlaams-Brabant, Antwerpen en enkele zuidelijke grensplaatsen van Noord-Brabant

(FAND I: 174).

Wanneer de Wgm. in dezelfde fonetische context wel werd gerekt, gaf dat

uiteenlopende resultaten:

Centrerende diftongen zijn vooral te situeren in de Westhoek, Zuid-Brabant en

het zuiden van Limburg. Het geslotener ( )-type domineert in West-

Vlaanderen, de provincie Antwerpen, de Wase linkeroever van de Schelde en het

zuidoosten van Limburg. De gepalataliseerde ( )- of -

realisatie is typisch voor Brussel en het Pajottenland en ongeveer heel Oost-

Vlaanderen (FAND I: 174).

Het Dendermonds deelt in poort en koord de -realisatie met het merendeel van

de Oost-Vlaamse dialecten en het Brussels. Meer uitleg over deze diftong volgt in

hoofdstuk IV.9.

30

De sport van een ladder. Het leenwoord in de betekenis van het Engelse sports is te jong om in deze

studie opgenomen te worden.

Page 53: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

53

Woord heeft daarentegen in het zuiden een heel ander kaartbeeld (FAND I: 174): “de oo

van woord is daar meestal in het spoor van de „zachtlange‟, eerder monoftongische oo

gebleven”. Ook in het Dendermonds is de vocaal hier zachtlang gebleven, maar is wel

gediftongeerd tot .

Vóór r + niet coronale consonant (zorgen, dorp)

In het zuiden zijn er volgens de FAND (I: 176) duidelijk een aantal

palataliseringshaarden met een of -achtige uitspraak: de Brabantse met

expansie naar Limburg en Oost-Vlaanderen is veruit de grootste. Vanuit die

gepalataliseerde basisvorm konden er zich nog twee secundaire veranderingen voordoen

(FAND I: 176):

1) ontwikkeling van een centrerende diftong in het Oost-Vlaamse gebied zonder

kwantiteitscorrelatie;

2) ontronding van ( ) tot een gespreide in de klassieke zuidelijke

ontrondingsgebieden.

Daarbij dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen occasionele en

systematische ontronding (Taeldeman: 1994: 154). Occasioneel zijn de ontrondingen

die zich binnen een bepaalde historische categorie slechts bij een beperkt aantal lexicaal

geconditioneerde gevallen voordoen. Een voorbeeld hiervan zijn de woorden met Wgm.

met umlautfactor in gesloten syllabe31

. Sommige daarvan vertonen umlautontronding

in een aantal westelijke “ingveoonse” dialecten. Het verspreidingsgebied verschilt er

van woord tot woord: het zijn relicten die dateren uit de 12de

à 14de

eeuwse Vlaams-

Ingveoonse expansie32

. Stuk, put, dun en brug zijn woorden waarvan de ontronde

variant met /-vocalisme een relictachtig bestaan leiden in een aantal zuidwestelijke

dialecten en sommige Hollandse plaatsen.

Systematische ontrondingen manifesteren zich daarentegen in principe bij alle lexemen

met een bepaald historisch vocalisme (bv. de Wgm. vóór r + niet coronale

consonant). In zijn meest extreme vorm kan ontronding alle historisch geronde

31

Zie hoofdstuk 6.4. 32

Zie hoofdstuk I.1.

Page 54: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

54

voorvocalen systematisch in gespreide equivalenten omzetten (Taeldeman: 1994: 154).

Op Kaart II.3 staan de gebieden aangeduid waar nog systematische ontronding

voorkomt.

Kaart II.3. De ontrondingsgebieden in Zuid-Nederland

Goossens, Inleiding tot de Nederlandse dialectologie (1972)

Dendermonde blijkt nog net tot het ontrondingsgebied in de Denderstreek te behoren.

De Wgm. vóór r + niet coronale consonant wordt in het Dendermonds dan ook

systematisch ontrond: en zijn er de realisaties van zorgen en

dorp.

5.4. Oude + *l + d/t (goud, stout, hout)

De bontste waaier van vocaalschakeringen is te vinden in woorden waar Wgm. vóór

oude (intussen meestal gedeleerde) *l + d/t staat. Net zoals bij de Wgm. + *l + d/t is

de Wgm. + *l + d/t in het Algemeen Nederlands tot versmolten. De

oorzaak hiervan is opnieuw de vocalisatie van de *l (zie ook 1.4). In de Nederlandse

dialecten is de oude combinatie + *l vóór t/d aan heel heterogene ontwikkelingen

onderhevig geweest, naargelang van wat er met de l gebeurde (FAND I: 180):

Page 55: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

55

1) net als bij Wgm. + *l voor d/t bleef l tussen Wgm. en d/t bewaard in een

groot noordoostelijk gebied;

2) in het gebied waar *l gevocaliseerd is, varieert de realisatie van oude voor d/t

enorm, wellicht op de eerste plaats afhankelijk van het timbre van de *l (helder

of donker), het daarmee samenhangende timbre van de oude en in een groot

deel van Oost-Vlaanderen ook de aard van de slotobstruent (t of d).

De mogelijke vocalen voor de Brabantse en Oost-Vlaamse dialecten zijn opnieuw: -

achtige, -achtige en gepalataliseerde, -achtige diftongen of daaruit geëvolueerde

monoftongen (FAND I: 180-181).

In het Dendermondse dialect is er bij de Wgm. in bovengenoemde fonetische context

geen positionele opsplitsing die samenhangt met de tegenstelling -t >< -d, terwijl die er

bij de Wgm. wel was33

. De Wgm. in goud, stout en hout evolueerde steeds tot

dezelfde lichte diftong als bij de Wgm. + *l + t, namelijk . Ook hier kon

de oorspronkelijke vóór w staan, aangezien d evolueerde tot w, waarna die w

intervocalisch kon wegvallen. Hier heeft dat echter geen invloed gehad op de

voorafgaande vocaal: (ne) (ring).

33

Zie 1.4.

Page 56: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

56

6. De West-Germaanse in gesloten syllabe

6.0. Opmerking

Net als bij de Wgm. is hier een onderscheid mogelijk tussen de oude met en

zonder umlautfactor. Over deze opsplitsing bestaat echter nog steeds een controverse.

De FAND (I:189) beschrijft die controverse als volgt: de discussie gaat over umlaut en

palatalisering in de Nederlandse dialecten, waarbij Goossens, Taeldeman en Buccini de

antagonisten zijn. Volgens de “traditionelere” visie op umlaut en palatalisering in de

Nederlanden dient een essentieel onderscheid gemaakt te worden tussen een westelijk

gebied, waar de i-umlaut enkel op de historisch korte vocalen ingewerkt heeft (d.w.z.

Wgm. en Wgm. ), en een oostelijk gebied waar de i-umlaut ook op de historisch

lange vocalen en diftongen (bv. Wgm. , , en ) geopereerd heeft en waar

die i-umlaut bovendien een morfo(no)logische functie had (bv. enk. zak/mv. zäk).

De huidige visies op umlaut en palatalisering bij de Wgm. zijn als volgt samen te

vatten:

Goossens en Buccini menen dat de oostelijke dialecten primaire umlaut hebben gekend

op de Wgm. zonder umlautremmende elementen en secundaire umlaut op de andere

vocalen waar een umlautfactor op volgde en op de Wgm. met umlautremmende

elementen. Goossens schrijft de palatale representanten van de Wgm. in de oostelijke

dialecten dus toe aan secundaire umlaut. De palatale representanten van de Wgm. in

de westelijke dialecten (bv. (= zon) en (= wol)) zijn volgens hem

het gevolg van een niet door een umlautfactor geconditioneerde palataliseringstendens,

aangezien die dialecten geen secundaire umlaut hebben gekend.

Page 57: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

57

Taeldeman meent daarentegen dat wanneer de Wgm. gevolgd werd door een i-

umlautfactor in de ongemarkeerde vorm van het paradigma (bv. de nominatief van het

substantief of de infinitief van het werkwoord), dan viel die net als bij de Wgm.

binnen het bereik van de primaire umlaut. Kwam die i-umlautfactor enkel in sommige

morfologisch gemarkeerde (bij)vormen voor (bv. de genitief of datief van het

zelfstandig naamwoord), dan pas spreekt hij over secundaire umlaut, die ook volgens

hem enkel in de oostelijkere dialecten aantoonbaar gewerkt heeft. Hij is het wel eens

met Goossens dat de palatale representanten van de Wgm. in de westelijke dialecten

het gevolg zijn van een niet door een umlautfactor geconditioneerde

palataliseringstendens.

Voor beide visies blijven echter drie westelijke verschijnselen problematisch:

(1) de talrijke, vaak heel ruim verspreide palatalisaties van het /-type

zonder dat er een umlautfactor in het geding kon zijn (bv. (= zon)

en (= wol));

(2) De lexicaal en geografisch sterk versnipperde -relicten in woorden waar op

Wgm. onmiskenbaar een umlautfactor volgde (bv. (= mug) en

(= schudden));

(3) De ontronde /-vocalen in verscheidene woorden met Wgm. +

umlautfactor (bv. / (= put)).

Dat laatste problematisch verschijnsel is ook van belang voor het Dendermondse

dialect. Uit de analyse van de Wgm. met umlautfactor zal immers blijken dat bij

de Wgm. met umlautfactor ook in het Dendermonds ontronding voorkomt.

Daarom is een onderscheid tussen de Wgm. met en zonder umlautfactor toch van

belang voor de volgende uiteenzetting. Bij de onderverdeling van dit hoofdstuk heb

ik dan ook grotendeels de FAND (I: 189-190) gevolgd, zodat ik eveneens geen kleur

hoefde te bekennen in bovenstaande controverse. De Wgm. met en zonder

Page 58: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

58

umlautfactor werden dus beide in dit hoofdstuk ondergebracht. Verder werd de

indeling gemaakt op grond van de aard van het vocalisme in de niet-westelijke

(d.w.z. niet-Vlaamse + niet-Zeeuwse + niet-Hollandse) dialecten.

6.1. De West-Germaanse zonder umlautfactor (niet vóór r)

De westelijke dialecten (Vlaamse + Zeeuwse + Hollandse) vertonen hier een lexicaal

niet bepaald voorspelbare afwisseling van (korte) palataal-geronde en velaire vocalen

met een intermediaire openingsgraad. De niet-westelijke dialecten hebben normaal

velair vocalisme dat qua openingsgraad kan variëren van gesloten tot half-open (FAND

I: 190).

Vóór obstruent(encluster) (schot, schudde(re)n, mossel, bobbel, pop, op, bok,

slok, klok34

, bos, lucht)

Vóór -t/d en vóór enkelvoudige -s komt de Wgm. zonder umlautfactor heel zelden

voor, aangezien de Oergermaanse al zeer vroeg door a-umlaut tot is geworden

(FAND I: 190).

Bovenstaande observatie geldt ook voor het Dendermonds: vóór -t/d of enkelvoudige -s

in bijvoorbeeld schot, schudde(re)n, bos en mossel evolueerde de Wgm. tot de korte,

velaire .

Opmerkelijk is volgens de FAND (I: 192) het gesloten, wellicht relictmatige (

)-vocalisme in Vlaams-Brabant en de Denderstreek met een noordwestelijke uitloper

naar Antwerpen en een oostelijke uitloper in Zuid-Limburg. Ook in het Dendermonds

34

In de betekenis van “hen”.

Page 59: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

59

werd de oude - vocaal bewaard in de volgende woorden: en ,

respectievelijk bobbel en pop. Dat is volgens de resultaten van mijn enquête ook het

geval bij slok en klok, hoewel de FAND (I: 199) voor het eerste bij Dendermonde de

(typisch Oost-Vlaamse) noteert35

. Mijn resultaten worden echter bevestigd door

Roegiers (1885: 5, 19) en Dierickx ([s.d.]: 143, 169 en 91), die met <poep>, <sloek> en

<kloek> duidelijk een -achtige klank beschrijven. Vangassen (1963: 151) geeft

o.a. volgende voorbeelden van -woorden in het Dendermonds: bluts, bult, hutsepot,

klomp, pop, pols, slokker, enz. Uit zijn analyse van Dendermondse stadsrekeningen uit

de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw blijkt dat toen een grotere

verspreiding had: groefs steens, van voren toet achter en den joexten broeder36

.

Volgens de FAND (I: 192) is het voorkomen van de zuidelijke centrale ( )

beperkt tot de positie vóór een niet-alveolaire consonant (-p, -b, -f, -v, -m, -k, -g) of

consonantencluster (-mp en -k). Bij op en bok daarentegen sluit de Denderstreek niet

(meer) aan bij het zuidelijk-centrale gebied met ( )-vocalisme. In het huidige

Dendermondse dialect worden die twee woorden met een half-open, velaire

gerealiseerd. Lucht kent dan weer wel ( )-vocalisme in een deel van de

Denderstreek (bv. Denderleeuw), maar niet in Dendermonde: en ook

<locht> bij Roegiers (1885: 8) en Dierickx ([s.d.]: 109). Door de a-umlaut van

Oergermaanse tot valt de vocaal van lucht en licht (in de tweede betekenis: zie

4.3.) in het Dendermondse dialect dus samen.

Vóór l of nasaal (+ consonant) (wol, wolf, zon, zondag, donder, hond, ons)

Net als in mossel, bos en zon is hier elk spoor van een zuidelijk-centraal vocalisme met

gesloten ( ) afwezig. De oostelijke helft van Oost-Vlaanderen, het Waasland en

de Denderstreek vormen hier opnieuw een gebied met -vocalisme. Bij zon werd

35

Voor klok werd in de FAND (I:198) geen kaart opgenomen. 36

Respectievelijk “grove stenen”, “van voor tot achter” en “de jongste broer”.

Page 60: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

60

door de FAND (I: 209) in een klein gebied in de Denderstreek ( ) geattesteerd.

Die realisatie komt niet voor in het Dendermonds. Bovenstaande woorden werden door

de informanten steeds met half-open als hoofdvocaal gerealiseerd.

Vóór labiale nasaal + (oorspronkelijk) labiale obstruent (krom, pomp, lomp)

In krom zijn twee condities vervuld op grond waarvan (vooral) in de zuidelijker

dialecten gemiddeld een geslotener vocalisme te verwachten is (FAND I: 218):

1) Wgm. staat vóór een niet-coronale consonant;

2) Wgm. staat vóór een aanvankelijk gedekte nasaal (-m uit *-mb).

Die verwachting wordt volgens de FAND (I: 218) ingelost in o.a. een zuidelijk-

centraal/Zuid-Brabants gebied, met in de westelijke periferie van dat gebied een niet

door een umlautfactor geconditioneerde palataliseringstendens tot / en

zelfs ontronding tot in het Aalsterse ontrondingsgebied. Hoewel het

Dendermonds tot dit ontrondingsgebied behoort (zie Kaart II.3), neemt het hier geen

deel aan bovengenoemde palataliseringstendens, noch aan de Aalsterse ontronding. Het

behoudt ook hier -vocalisme.

De Wgm. zonder umlautfactor vóór bewaard gebleven -mp-cluster kent alweer een

gesloten openingsgraad in een zuidelijk-centraal Zuid-Brabants gebied. Volgens de

kaart van pomp (FAND I: 221) behoort het Dendermonds niet tot dat gebied. De

resultaten van mijn enquête wijzen echter uit dat Dendermonde bij andere woorden

zoals lomp wel een gesloten heeft, wat door Taeldeman (1979: 59) wordt

bevestigd: “aan de zuidoostrand van OV komt deze overgang (-omp -oemp)

sporadisch voor (bv. Dendermonds kloemp naast pomp).”

Vóór velaire nasaal + (oorspronkelijk) velaire obstruent (tong)

Vóór - uit -* krijgt de Wgm. zonder umlautfactor opnieuw bovenstaande

gesloten openingsgraad in Zuid-Brabant, maar niet in Dendermonde, waar opnieuw de

typerealisatie heerst.

Page 61: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

61

Met de gegevens van hond, klomp en tong kan, naar analogie met de FAND (I: 222), in

een Tabel (II.4) het voorkomen van ( ) voor vanouds gedekte nasalen worden

weergegeven in Dendermonde, de Denderstreek en Zuid-Brabant. De symbolen + en -

staan respectievelijk voor het al dan niet voorkomen van ( ). De tendens tot

veralgemening van kort ( )-vocalisme blijkt hier even sterk (of zwak) in

Dendermonde als in de rest van de Denderstreek, maar zeker niet zo sterk als in Zuid-

Brabant.

Dendermonde Denderstreek Zuid-Brabant

Alveolaire nasaal +

consonant - - -

Labiale nasaal +

consonant + + +

Velaire nasaal +

consonant - - +

Tabel II.4. De verspreiding van ( ) voor vanouds gedekte nasalen

6.2. Oude + *l + d (schouder, kouter 37

)

Uiteraard valt ook hier opnieuw de *l weg in het Dendermonds. Net als bij de Wgm.

en + *l + d/t krijgt de Wgm. in deze fonetische context diverse vocaaltimbres in de

gebieden waar de *l is weggevallen.

In het Dendermonds is zowel -d- als de daaruit ontstane -w- ook hier weggevallen. Bij

de Wgm. geldt opnieuw de regel uit 1.4. : vóór *l + d is de vocaal geëvolueerd tot

een lange, mediale . Roegiers (1885: 3) noteert echter bij dit woord <scha-ër>.

De sjwa uit een vroeger stadium (schawr) was blijkbaar toen nog niet geheel

37

In de betekenis van “ploegmes”.

Page 62: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

62

weggevallen, wat in het huidige Dendermonds wel het geval is: . Vóór *l

+ t is de Wgm. echter opnieuw tot geëvolueerd.

In Tabel II.5 staan de Dendermondse variaties van zowel de Wgm. , de Wgm. als

de Wgm. + *l + d/t ter vergelijking getranscribeerd. Vóór *l + d is vreemd genoeg

enkel de Wgm. niet tot geëvolueerd, terwijl vóór *l + t zowel de Wgm.

als de Wgm. en tot zijn ontwikkeld. De positionele opsplitsing -t > <

-d komt in het Dendermonds dus enkel bij de Wgm. en + *l + d/t voor.

+ *l + d oud koud

+ *l + t zout

+ *l + d goud

+ *l + t stout hout

+ *l + d schouder

+ *l + t kouter

Tabel II.5. De verspreiding van de vocalen bij de Wgm. + *l + d/t, de Wgm. + *l + d/t en de Wgm. + *l + d

6.3. De West-Germaanse met morfo(no)logische umlaut

Zoals ook al met de Wgm. het geval was, vertonen sommige woorden met niet-

umlautbare Wgm. in de ongelede vorm toch een morfo(no)logisch geconditioneerde

umlautalternantie in sommige flexie- en derivatiecategorieën: in de meervoudsvorming,

in de tweede en derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd bij sterke

werkwoorden, bij de diminutieven en andere woordvorming. In Nederlandstalig België

Page 63: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

63

ligt de grens tussen palatale en velaire vocalen grosso modo tussen de Brabantse

dialecten en het Limburgs (FAND I: 226).

Meervoudsvorming (mosselen, poppen, wolven, honden, tongen)

In het Dendermonds is bij de meervoudsvorming van woorden met Wgm. geen

secundaire umlaut operationeel geweest. Mosselen, wolven, honden en tongen bewaren

hun velaire uit het enkelvoud en ook poppen behoudt het wellicht relictmatige

-vocalisme.

Diminutiefvorming (bosje, popje, pompje, hondje)

De diminueringsumlaut is het regelmatigst geconditioneerd en geografisch het ruimst

verspreid (FAND I: 226). Toch reikt de secundaire umlaut opnieuw niet tot in

Dendermonde. Het -vocalisme van de ongelede vorm wordt ook hier bewaard in

bijvoorbeeld bosje, pompje en hondje en ook de blijft behouden in de diminutieve

vorm van pop.

De derde persoon enkelvoud van de onvoltooid tegenwoordige tijd (hij komt, hij

schudt)

Het werkwoord komen verandert van categorie in de derde persoon enkelvoud van de

onvoltooid tegenwoordige tijd. De infinitief heeft namelijk de Wgm. in open syllabe

(FAND II: 76), terwijl (hij) komt onder de Wgm. met morfo(no)logische umlaut valt

(FAND I: 230).

Ook hier verandert er in het Dendermonds niets aan het vocaaltimbre wanneer

bovenstaande werkwoorden worden vervoegd in de onvoltooid tegenwoordige tijd.

6.4. De West-Germaanse met umlautfactor in gesloten syllabe (niet vóór r)

Vanuit de “traditionele” umlautvisie (zie 6.0.) verwacht de FAND (I: 234) in deze

fonetische context voornamelijk geronde palatale vocalen (zoals in het Algemeen

Nederlands), behalve in de traditionele ontrondingsgebieden.

Page 64: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

64

Vóór obstruent(encluster) (put, mus, knuppel, schop, stuk, kruk, brug, rug,

vrucht, koster)

In de „klassieke‟ ontrondingsgebieden (Centraal-Limburg, Leuven, een Zuiderkemps

gebiedje, Boom, een gebiedje in de Denderstreek met Aalst en Ninove, Maldegem +

directe omgeving) wordt de palatale vocaal in deze woorden ontrond en meer gesloten

(FAND I: 234).

Zoals al bleek uit Kaart II.3 behoort Dendermonde nog net tot het ontrondingsgebied in

de Denderstreek. Vangassen (1963: 152) meent dat de Wgm. in de Denderstreek eerst

is geëvolueerd tot en daarna ontrond tot .

Roegiers (1885: 7, 5, 8, 11, 9) ontrondt nog zeer systematisch. Woorden als put, mus,

schop, stuk, kruk, brug, rug en vrucht noteert hij telkens met <i>. De FAND (I: 235-

247) geeft ontronding weer bij alle woorden, uitgezonderd koster, en ook de RND (zin

13, 101 en 106) attesteert een gesloten in put, knuppel, stuk en brug. In het

huidige Dendermondse dialect is ontronding echter op de terugweg, aangezien

enkel nog werd gerealiseerd bij put, stuk, kruk, rug en brug. De informanten ontrondden

tijdens de enquête bij mus en knuppel minder frequent tot zelfs zeer zelden bij vrucht en

gebruiken in de plaats daarvan een vrij gesloten, palatale . Volgens Taeldeman

(1994: 154) is dit fenomeen in alle ontrondingsgebieden al een hele tijd op de terugweg:

In de afbouwfase gelden ontronde vormen steeds meer als de „platte‟ varianten

van de geronde equivalenten en ze raken steeds meer geassocieerd met de

laagste sociale klasse. Zo‟n stigmatisering moet zich ook al in het 17de

-eeuwse

Holland gemanifesteerd hebben, want anders waren sommige „ingweoonse‟

ontrondingen zoals stik (= stuk), brig/breg (= brug) en pit/pet (= put)

ongetwijfeld tot het AN doorgedrongen.

Goossens (1992: 40) deelt zijn mening en meent dat de stad Antwerpen, die geen

ontronding kent, door zijn (nog steeds) stijgende dynamiek de in oorsprong Brusselse

ontronding alsmaar meer terugdringt.

Schop in de betekenis van „werktuig‟ zoals in de FAND (I: 240) werd door de

informanten meestal met korte, half-open gerealiseerd. Slechts één informant

Page 65: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

65

sloot de vocaal tot . Schop in de betekenis van „stoot, trap‟ krijgt daarentegen wel

de gesloten, ontronde als vocaal.

Bij koster ligt Dendermonde op de grens van de secundaire umlaut: “in Vlaanderen is

het “klassieke” tracé van de secundaire-umlautgrens veel gaver bewaard (nl. de Schelde

tot Dendermonde en dan een zuidwaartse lijn in de buurt van de Dender).” (FAND I:

248). Koster kent inderdaad tot in Bornem en Londerzeel een palatale vocaal, terwijl in

het Dendermonds zonder uitzondering als hoofdvocaal werd gerealiseerd. Ook

Roegiers (1885: 3) schreef <koster>, wat betekent dat Dendermonde ook toen niet tot

het secundaire-umlautgebied behoorde.

Vóór een sonorant (dun)

De vocaal in dun wordt in de Denderstreek en ook in Dendermonde meestal opnieuw

ontrond en gesloten tot . Roegiers (1885: 22) en de RND (zin 100) bevestigen dat

resultaat.

6.5. De West-Germaanse vóór r + consonant (kort, dorst, borstel, wortel, worm)

Voor Oost-Vlaanderen is het kaartbeeld vrij verward: de Denderstreek en de hele

zuidelijke helft hebben doorgaans palataal vocalisme, maar in de noordelijke helft komt

bijna uitsluitend nog o voor. In de “klassieke” ontrondingsgebieden verschijnen een

aantal ontronde ( )-vocalen (FAND I: 256).

De Wgm. en vóór r (+ consonant) in gesloten syllabe kende in de Denderstreek

palatalisatie en ontronding. Volgens Vangassen (1964: 43) is de ontronding veel jonger

dan de palatalisatie die vanuit West-Brabant de Denderstreek binnendrong. In Brabant

dateert de palatalisatie van voor de dertiende eeuw. In bepaalde gebieden evolueerde de

geronde, palatale / tot een gespreide . Zo vond Vangassen (1964:

46) voor Brussel een (begin) vijftiende eeuwse ontronding in het woord korf: cleinen

Page 66: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

66

kerue38

. Bewijs van palatalisatie in Dendermonde ontdekte hij in een rekening van het

Begijnhof uit het jaar 1479-80 in de woorden steenen duerpels39

. Hij vond ook een

bewijs van ontronding uit 1682 in het Rijksarchief van Dendermonde: eenen bestel40

.

Uit deze en andere bewijzen concludeert hij dat Dendermonde de palatalisatie al van in

de veertiende eeuw kent. Ontronding tot komt volgens zijn gegevens voor vanaf

de zestiende à zeventiende eeuw. Voor Dendermonde, Aalst en Ninove was de evolutie

vrijwel identiek (ontronding tot ), terwijl Geraardsbergen samen met andere

Oost-Vlaamse gemeenten tot een gemengd velair-palataal gebied ging behoren

(Vangassen: 1964: 39-43).

De informanten realiseerden inderdaad de opgevraagde woorden met half-open .

De FAND (I: 259, 261) attesteert nochtans bij dorst en borstel in Dendermonde een iets

geslotenere . De RND (zin 19 en 86) daarentegen bevestigt de resultaten van

mijn enquête door die twee woorden met te transcriberen. Vóór r lijkt de

ontronding in het Dendermonds beter stand te houden.

III. De West-Germaanse korte vocalen in open lettergreep

38

“kleine korf” 39

“stenen dorpels”; “de ue, eu en eú beantwoorden hier niet aan lange vokalen maar aan de korte palataal

of ” (Vangassen: 1964: 43) 40

“een borstel”.

Page 67: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

67

1. De West-Germaanse zonder umlautfactor in open syllabe

De FAND (II: 1) maakt hier een onderscheid op basis van de consonant die op de Wgm.

volgt. Bevat die consonant het kenmerk [+ coronaal], dan heeft de Wgm. in de

meeste Nederlandse dialecten een andere klankkleur dan wanneer die consonant dat

kenmerk niet heeft. Dit geldt echter niet voor het Dendermonds, waardoor dit

onderscheid overbodig is.

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (laat, zaal, vader,

maken, haver, mager, zaag, kamer )

In het typebeeld springen naast het te verwachten open, mediale, -achtige vocalisme

twee belangrijke kwalitatieve alternanties in het oog: een sterke palatale, gespreide

-achtige variant en een verdonkerde, (meestal) geronde vocaal, die allerlei graden

van velarisering en sluiting vertoont. Dit velair of verdonkerd vocalisme komt vrij

algemeen voor in de Belgisch-Nederlandse dialecten (uitgezonderd het Mechelse gebied

en de noordoostelijke helft van Limburg). De sterkste sluiting (zelfs tot een -achtig

timbre) is te vinden aan de zuidrand van Oost-Vlaanderen (o.a. Ronse) en in Zuid-

Brabant (o.a. Brussel) (FAND II: 2). Volgens de kaartbeelden van bovenstaande

woorden (FAND II: 3-22) domineert velair vocalisme ook in de Denderstreek: de Oost-

Vlaamse centrerende diftong (en in mindere mate) is er sterk

vertegenwoordigd. Bovendien valt zoals in het merendeel van de Oost-Vlaamse

dialecten vooral de ontwikkeling van centrerende diftongen in de Denderstreek op.

Volgens de FAND (II: 2) lijken die zelfs een belangrijk tussenstadium naar verdere

sluiting:

↑ ↑ ↑ ↑

* → → →

Page 68: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

68

↓ ↓

Van Loey (1979: 81) vond bewijzen voor het bovenstaande ontwikkelingsschema in het

verleden van het Brusselse dialect. In een Brusselse tekst uit 1482 trof hij de vorm te

mauckene41

aan, met een spelling die op een o-achtige klank lijkt te wijzen. Nog

duidelijker zijn de vormen van een plaatsnaam in Ukkel: vanaf 1356 Maansberg, later

Monsberg, maar vanaf de achttiende eeuw ook Moensberg (zie ook hoofdstuk I.3.).

Het Dendermondse dialect sluit zich volledig aan bij het velaire vocalisme. De FAND

(II: 3, 5, 9 en 11) noteert bij Dendermonde een half-gesloten ( ). Tijdens

de enquête heb ik bij de realisaties van bovenstaande woorden echter twee varianten

waargenomen: en . Bij bovenstaande woorden was de

sluitingsgraad echter niet afhankelijk van de volgende consonant, maar wel van de

afkomst van de informanten. Het Vestjes dialect, dat in Dendermonde als het “platst”

wordt ervaren, vertoonde overwegend , terwijl de informanten uit de andere

wijken meestal realiseerden. Eén informant, die zelf steeds

realiseerde, overdreef het gesloten vocalisme zelfs spontaan tot , wanneer ze de

woorden herhaalde van iemand van „t Vestje waarmee ze bevriend was.

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan: vóór r (sparen)

Vóór r onderging de Wgm. zonder umlautfactor in sparen velarisering en sluiting

tot

en zelfs tot in het Vestjes. De informanten uit de andere wijken

realiseerden ook hier meestal tijdens de enquête, maar in spontaan

taalgebruik sloop er ook bij hen soms de meer gesloten variant tussen. Een

volgende r lijkt hier dus sluiting te bevorderen.

41

„te maken‟

Page 69: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

69

2. De West-Germaanse met umlautfactor in open syllabe

Zoals in hoofdstuk II.2. worden eerst gevallen van primaire en daarna van secundaire en

morfo(no)logische umlaut besproken.

2.1. Primaire umlaut

In Oost-Vlaanderen en de Denderstreek evolueerde de Wgm. met umlautfactor in

open syllabe overwegend tot de half-gesloten monoftong , terwijl het

Brabantse dialectgebied hier grotendeels de half-open realiseert (FAND II:

23-24)

Typerealisatie (ezel, lepel)

Vrijwel in heel Vlaanderen wordt zachtlange ee ongeveer zoals in het AN

uitgesproken. Alleen in de Gentse agglomeratie en in de streek van Aalst is er,

vooral bij “plat” spreken, een duidelijke afwijking in de richting van een opener èè

of zelfs een tweeklank ei. (Taeldeman: 1979: 65)

De FAND (II: 24-25) attesteert ook diftongeringen in een Zuid-Brabants gebied dat tot

in de buurt van Antwerpen reikt en zich in het oosten tot in de Zuid-Limburgse

omgeving van Sint-Truiden uitstrekt, maar in veel gevallen werd het eerste lid van de

diftong er meer geopend tot . Bij Dendermonde noteert de FAND echter steeds

de half-gesloten monoftong .

Voor het Dendermonds geldt nochtans Taeldemans bevinding: de Wgm. met

umlautfactor in open syllabe is er umgelautet, gerekt en ten slotte gediftongeerd tot

Page 70: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

70

. Uit de bespreking van de Wgm. in open syllabe42

zal blijken dat de

bovenstaande diftong ook voorkomt bij de realisatie van de zogenaamde „zachtlange

ee‟.

Vóór r (geweer)

In het Dendermonds wordt de Wgm. met umlautfactor in open syllabe vóór r niet als

een sluitende, maar als een centrerende diftong gerealiseerd: . Het

Dendermonds neemt ook hier een tussenpositie in ten opzichte van het Brabants, dat

overwegend de monoftong kent in deze positie, en het Oost-Vlaams, dat

meestal de diftong of vertoont. De volgende r lijkt de ontwikkeling van

de gerekte vocaal tot een sluitende diftong hier te verhinderen, maar bevordert wel de

invoeging van een naslag in de vorm van een sjwa.

Vóór consonantcluster (vreemd)

Op het oosten van Limburg na treft de FAND (II: 30) overal een korte klinker aan. Hoe

deze korte vocaal is ontstaan is moeilijk uit te maken. Was de syllabe in vreemd

(< Germ. *fram) al gesloten toen de korte klinkers in open syllabe gerekt werden of is er

na een eventuele rekking secundair verkorting ten gevolge van het ontstaan van een

cluster opgetreden?

Zowel Dendermonde als de rest van de Denderstreek sluit met een half-open -

vocaal aan bij de Brabantse dialecten. In het merendeel van Oost-Vlaanderen werd deze

vocaal nog iets opener: .

2.2. Secundaire en morfo(no)logische umlaut

42

Zie hoofdstuk 3.

Page 71: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

71

Gevallen zonder umlautalternantie (beter, eend)

Beter kent enkel in het oosten secundaire in plaats van primaire umlaut. Elders vertoont

dit woord ook umlaut, maar die is niet te onderscheiden van de primaire umlaut,

waarvoor de klankwettige voorwaarden waren vervuld (FAND II: 32).

Het Dendermondse dialect is hier zeker geen uitzondering op en vertoont hier bijgevolg

opnieuw de diftong als hoofdvocaal in beter.

Het Dendermonds kent daarentegen geen rekking in eend. Over de vocaalkleur in dit

woord schrijft de FAND (II: 34) het volgende:

Het oostelijk gebied met open vocalisme is op details na identiek met dat in

„beter‟. Het reikt iets verder naar het noorden, waar het ook het zuidwesten van

Drente omvat, en ook iets verder naar het zuidwesten, waar ook de Denderstreek

ertoe behoort. Het Zuidbrabants heeft in de regel een korte (kort gebleven of

vóór medeklinkercluster secundair verkorte) of .

De Denderstreek en ook Dendermonde vertoont inderdaad een half-open, korte

in eend: .

Gevallen met umlautalternantie (aapje, haantje, (hij) draagt, varen, (hij) vaart))

In het Dendermonds vertonen de vocalen in aapje en haantje vocaalverkorting: de

gerekte diftongen uit de ongelede vorm verliezen hun naslag en rekking in de

diminutieve vorm. Bovendien worden ze een graad opener: en .

Er treedt echter geen secundaire umlaut op.

In de derde persoon enkelvoud van de OTT van varen heeft in het Dendermondse

dialect de secundaire umlaut wel gewerkt en zich daarenboven uitgebreid naar de

infinitief: bij (hij) vaart (met umlautfactor) en varen (zonder umlautfactor) realiseerden

de informanten telkens een gediftongeerde, palatale .

Dit is echter niet het geval bij de derde persoon enkelvoud van de OTT van dragen.

Hier vertoont het Dendermonds geen palataal vocalisme, maar wel opnieuw

.

Page 72: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

72

In het Dendermonds heeft de secundaire umlaut bij de Wgm. met umlautfactor in

open syllabe blijkbaar enkel vóór r gewerkt. In de andere gevallen behoort

Dendermonde tot het umlautloze gebied.

3. De West-Germaanse in open syllabe

In de Nederlandse dialecten bestaat er een duidelijke tegenstelling tussen het westen, dat

hetzelfde vocalisme heeft als de woorden met umlaut van de Wgm. in open syllabe

( of , met dezelfde verdeling) en het oosten, waar een meer open

vocalisme voorkomt, dat er correspondeert met dat van de secundaire umlaut (,

of ) (FAND II: 46).

3.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (week, scheel, keel,

eten)

De kaartbeelden van de FAND (II: 47-51) vertonen hier net zoals bij de typerealisatie

van de Wgm. met umlautfactor in open syllabe overwegend de half-gesloten

monoftong in Oost-Vlaanderen en de Denderstreek, terwijl het Brabantse

dialectgebied opnieuw grotendeels de half-open realiseert.

Page 73: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

73

Zoals bij de Wgm. met umlautfactor in open syllabe bekleedt het Dendermondse

dialect hier een vrij uitzonderlijke positie. Het kent namelijk in week en eten opnieuw de

sluitende diftong 43. Ditmaal worden de resultaten van de enquête wel

deels bevestigd door de FAND (II: 51), die op de kaart van eten duidelijk

noteert voor Dendermonde. Vreemd genoeg doet hij dat niet bij week. De RND (zin 66)

geeft, net als de FAND (II: 47) op de kaart van week, de Oost-Vlaamse weer

bij de transcriptie van eten. Toch lijkt me die ene attestatie in deze context voldoende

om het bestaan van de diftong te bevestigen. Eens te meer omdat de FAND de diftong

wel attesteert bij de Wgm. in open syllabe44

, die in deze positie (in het Dendermonds)

samenvalt met de Wgm. in open lettergreep.

Scheel en keel zouden volgens de FAND (II: 48) een bijna identieke vocaalverdeling

vertonen. Tijdens mijn enquête realiseerden de informanten in beide woorden echter

verschillende vocalen. Keel kreeg de hierboven besproken als vocaal,

maar scheel in de betekenis van “scheef” werd telkens met de centrerende diftong

uitgesproken. Roegiers (1885: 21) en Dierickx ([s.d.]: 159) bevestigen dat

door scheel respectievelijk met <ae> en <èi> te spellen45

. Nu vermeldt de FAND (II:

48) wel dat een volgende l bevorderlijk kan zijn voor de ontwikkeling van een naslag,

maar dat verklaart dit verschil in uitspraak niet, aangezien beide woorden op l eindigen.

In het Dendermondse dialect krijgt scheel wel de bovenstaande diftong in een andere

betekenis van het woord, namelijk “deksel”. Het Dendermonds kent dus zowel de Oost-

Vlaamse vorm zonder secundaire umlaut als de Brabantse met secundaire umlaut, maar

met een duidelijke betekenisdifferentiatie.

3.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan: vóór -r (peer)

43

Deze diftong manifesteert zich volgens Taeldeman (1979: 65) in deze vorm enkel in de Gentse

agglomeratie en in de streek van Aalst. 44

Zie hoofdstuk 4. 45

Roegiers (1885: 3) schreef als commentaar bij <ae>: “heeft de klank van ‟t fr. aî of è in maître, père” .

Dierickx ([s.d.]: 13) noteerde bij <èi>: “zoals in het Frans de ê van bête”.

Page 74: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

74

Een vergelijking met het kaartbeeld van geweer in hoofdstuk 2.1. levert een verregaand

parallellisme op. Blijkbaar hebben de primaire umlaut van de Wgm. met

umlautfactor in open syllabe en de Wgm. in open syllabe vóór r niet alleen in het

westen, maar ook in het grootste deel van het oosten dezelfde ontwikkeling

meegemaakt, met in dezelfde streken dezelfde tendensen tot opening of sluiting of

ontwikkeling van een naslag (FAND II: 52).

Dit geldt zeker ook voor het Dendermonds dat bij peer, zoals bij geweer, een gerekte,

palatale vocaal met naslag krijgt: .

4. De West-Germaanse in open syllabe

In het Nederlands is de Wgm. in open syllabe samengevallen met de Wgm. en

met de primaire umlaut van de Wgm. in dezelfde positie. Voor de westelijke

dialecten geldt dat eveneens, maar in een aanzienlijk deel van de oostelijke dialecten is

er enkel samenval van de Wgm. met de primaire umlaut van de Wgm. (FAND II:

55).

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (zeker, beet, pekel)

In het Dendermondse dialect vallen de realisaties van de Wgm. met umlautfactor

(ezel), de Wgm. (week, keel) en de Wgm. , alle in open syllabe, in deze positie

Page 75: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

75

samen. Zeker, beet en pekel hebben bijgevolg eveneens als hoofdvocaal.

Ook hier wordt de diftong door de FAND (II: 56) enkel in Gent geattesteerd.

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

In hiaatpositie (sne(d)e)

Het is een bekend verschijnsel dat gesloten en half-gesloten lange klinkers zich in

hiaatpositie gemakkelijker tot sluitende diftongen ontwikkelen dan in gedekte positie.

De hiaat in dit woord is door syncope van de intervocalische d ontstaan (FAND II: 62).

Op het kaartbeeld van sne(d)e (FAND II: 63) is inderdaad te zien dat de verspreiding

van hier groter is dan bij zeker, beet of pekel. Ook in het Dendermonds viel de

intervocalische d weg en ontstond de sluitende diftong in deze positie, wat

ditmaal wel door de FAND wordt bevestigd.

Ronding (spelen, veel, zeven)

Een labiale omgeving, die eventueel versterkt is met een l, bevordert bij de gerekte,

ongeronde voorvocalen het optreden van ronding. De geronde klinker is meestal de

gelabialiseerde tegenhanger van de ongeronde klinker, in dit geval in plaats

van en in plaats van ( FAND II: 64).

Aangezien het Dendermondse dialect deel uitmaakt van het ontrondingsgebied in de

Denderstreek is hier geen sprake van ronding. De sluitende diftong , die

hier door de FAND (II: 65) enkel wordt bevestigd bij spelen, blijft dus behouden.

Page 76: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

76

5. De West-Germaanse in open syllabe

In de hedendaagse Nederlandse dialecten is de gerekte Wgm. in een historisch open

syllabe, die traditioneel de “zachtlange oo” genoemd wordt46

, prototypisch

gerepresenteerd door een lange, half-gesloten tot half-open, sluitende of centrerende

monoftong/diftong. Er treden ook lengteverschillen op en occasioneel zelfs de

tegenstelling velair/palataal (FAND II: 67).

5.1. Vóór een coronale consonant

46

In tegenstelling tot de “scherplange oo” uit de Wgm. .

Page 77: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

77

Net zoals bij de gerekte Wgm. 47 manifesteren zich in sommige dialecten positionele

opsplitsingen of allofoniseringen, al naargelang de volgende consonant al dan niet het

kenmerk [+ coronaal] vertoont. Een enkele keer wordt de allofonisering beheerst door

de tegenstelling occlusieve versus fricatieve volgconsonant. Soms ook ontwikkelt zich

vóór r een aparte variant (FAND II: 67).

Vóór een coronale obstruent (geschoten)

Een woord als geschoten bevat volgens de FAND (II: 68) in een groot gebied van de

Nederlandstalige dialecten een ideale representant van gerekte of “zachtlange oo” voor

een coronale obstruent. De gerealiseerde vocaal kan van gebied tot gebied variëren qua

lengte, openingsgraad en [± diftongisch]. De Oost-Vlaamse dialecten vertonen

overwegend velaire monoftongen, terwijl in de Brabantse dialecten ook een aantal

sluitende diftongen aanwezig zijn. Volgens het kaartbeeld van de FAND (II: 69) sluit de

Denderstreek volledig aan bij de Oost-Vlaamse dialecten, met als enige uitzondering het

Aalsters dat een gesloten -vocalisme vertoont. De FAND noteert dus ook voor

Dendermonde de lange, velaire monoftong .

Het Dendermondse dialect kent echter in deze positie opnieuw een sluitende diftong,

maar deze keer met een velair timbre, namelijk . Zoals hierboven vermeld

komen sluitende diftongen ook voor in een aantal Brabantse gebieden48

. Het eerste

element van de diftong wordt er echter meestal verder geopend dan in het Dendermonds

().

Vóór l (school)

De vocaal in school is in het Dendermonds opnieuw de zogenaamde “zachtlange oo”,

die ook vóór l met bovenstaande sluitende diftong wordt uitgesproken.

Vóór r (boren)

47

Zie hoofdstuk 1. 48

Namelijk in een Antwerps + Zuid-Brabants gebied.

Page 78: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

78

In Vlaanderen evolueerde de gerekte Wgm. vóór r meestal tot een centrerende

diftong (// e.d.) die vooral in de westelijke helft (d.w.z.

het oude Graafschap Vlaanderen), de stad Antwerpen, de Kempen en het westen van

Vlaams-Brabant samengevallen is met de “scherplange oo” (< Wgm. ) vóór r

(FAND II: 70).

Uit het kaartbeeld van boren (FAND II: 71) blijkt dat de Denderstreek gedeeltelijk bij

de Oost-Vlaamse () en gedeeltelijk bij de Brabantse ()aansluit.

In het Dendermonds is de situatie als volgt: de gerekte Wgm. vóór r is

samengevallen met de Wgm. in dezelfde positie49

. Vóór r manifesteren ze beide de

centrerende diftong . Het Dendermonds heeft deze diftong dus gemeen met

het Oost-Vlaams. Dit lijkt enigszins vreemd, aangezien in het Dendermonds alle

geronde voorvocalen ontrond worden. In hoofstuk IV.9. wordt de herkomst van deze

vocaal verder uitgediept.

5.2. Vóór een niet-coronale consonant

Vóór een niet-coronale occlusief of fricatief (koken, oven)

In deze positie maken velaire sluitende diftongen vaker dan voordien deel uit van het

kaartbeeld. Tijdens de enquête kregen ook koken en oven steeds bovenstaande sluitende

diftong als hoofdvocaal, wat hier op de kaart van koken wel door de FAND

(II: 75) bevestigd wordt. In het Dendermonds bestaat geen positionele opsplitsing van

de gerekte Wgm. vóór een niet-coronale occlusief of fricatief.

Idiosyncratisch: ko(m)men

Uniek aan dit kaartbeeld is dat de lange of diftongische representanten van de

“zachtlange oo” afwisselen met een (ver)korte in zowat alle delen van het

Nederlandse taalgebied (FAND II: 76). Het Dendermonds vertoont hier net zoals het

49

Zie hoofdstuk IV. 9.2.

Page 79: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

79

zuidwesten van Vlaams-Brabant een korte, velaire vocaal: .

Van der Meer (1927: 2) meent dat de korte realisaties zijn veroorzaakt door de oude

geminering van m na een velaire vocaal (bv. blomm (= bloem)). Uit de bespreking van

de Wgm. zonder umlautfactor in gesloten syllabe bleek al dat oude geminatie in het

Dendermonds rekking kon tegenhouden (bv. rr in kar). Het is dus aannemelijk dat de

gegemineerde m hier de rekking van de Wgm. in open lettergreep heeft voorkomen.

Roelandts (1960: 118) daarentegen verklaart kommen door regressie uit de vorm komt

van de 2de

en 3de

persoon enkelvoud van de OTT en van de imperatief. Volgens mij is

deze theorie veel minder plausibel dan de vorige, aangezien er in het Dendermonds wel

een aantal tegenvoorbeeld bestaan. Zo krijgt koken in de 2de

en 3de

persoon enkelvoud

van de OTT en in de imperatief door vocaalverkorting een korte vocaal: 50. In

de infinitief is de vocaal echter gerekt en gediftongeerd: . Ook eten

vertoont in het Dendermonds een korte vocaal () in de 2de

en 3de

persoon

enkelvoud van de OTT en in de imperatief, terwijl de infinitief met de diftong

wordt uitgesproken.

6. De West-Germaanse in open syllabe

50

Zie hoofdstuk VII, 2.

Page 80: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

80

6.0. Opmerking

Met opzet wordt in dit hoofdstuk net zoals in de FAND (II: 81) niet meteen een

onderscheid gemaakt tussen de Wgm. met en zonder umlautfactor. De verklaring

hiervoor is opnieuw de nog niet beslechte controverse over umlaut en palatalisering in

de Nederlandse dialecten51

.

Volgens de FAND (II: 81) blijven de volgende drie westelijke verschijningsaspecten

van de Wgm. in open syllabe in de discussie problematisch:

(1) de talrijke, vaak heel ruim verspreide palatalisaties van het -type zonder dat

er een umlautfactor in het geding kón zijn (bv. (= zoon),

(= vogel), enz.);

(2) de lexicaal en geografisch sterk versnipperde -relicten in woorden waar op de

Wgm. onmiskenbaar een umlautfactor volgde (bv. (= sleutel)).

De vraag blijft hier waarom zoveel woorden met Wgm. in open syllabe in het

westen zoveel vaker palataal vocalisme vertonen;

(3) De ontronde -vocalen in verscheidene woorden met Wgm. met

umlautfactor in open syllabe (bv. (= kreupel).

Theoretisch bleef dan nog de mogelijkheid over om een tweedeling te maken op basis

van de aan- of afwezigheid van umgelautete vormen in de oostelijke(r) dialecten, maar

volgens de FAND (II: 81) reikte de “Ingveoonse” of de niet door een umlautfactor

geconditioneerde palatalisatie tot diep in de noordoostelijke dialecten en is soms voor

de oostelijke dialecten een i-umlautfactor aanwijsbaar die in het westen wellicht altijd

ontbrak (bv. Limburgs (= over), enz.).

In het licht van zoveel onopgeloste en mogelijk onoplosbare aspecten heeft de FAND

(II: 81) de representatie van Wgm. in de Nederlandse dialecten buiten de

51

Zie hoofdstuk II.6.0. over de Wgm. in gesloten syllabe

Page 81: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

81

umlautcontroverse willen houden en daar sluit ik mij opnieuw volledig bij aan.

Uiteindelijk heeft de FAND (en ik dus ook) afgezien van elke subcategoriering.

6.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (deur, leugen,

neus, kreupel, sleutel, molen, koning, voor (vz.), door (vz.), mogen, mogelijk, zoon,

schotel, noot, vogel, zomer, boter, over, kogel)

Voor sommige Nederlandse dialecten noteert de FAND (II: 82-122) een aantal palataal-

geronde varianten: een opener -achtige monoftong in bijvoorbeeld Noord-

Brabant en de omgeving van Antwerpen, een sluitende -achtige diftong in een

Zuid-Brabantse wig van Antwerpen tot Sint-Truiden en het Haspengouwse ommeland

en een centrerende diftong tot in sommige oostelijke dialecten (o.a.

in het zuidoosten van Limburg).

Dendermonde behoort echter tot het ontrondingsgebied van de Denderstreek, waar

bovengenoemde palataal-geronde vocaaltypes worden ontrond tot hun gespreide

tegenhanger ( ).

De gepalataliseerde en ontronde Wgm. in open syllabe valt in het Dendermonds

samen met de typerealisatie van de Wgm. met umlautfactor, de Wgm. en de

Wgm. , alle in open syllabe. Dat betekent dat de ontronde realisaties diftongering tot

hebben ondergaan in woorden als deur, leugen, neus, kreupel, sleutel,

molen, voor en door. Ook Roegiers (1885: 4, 9, 3) beschrijft de vocalen in deze

woorden als “zachtlange ee” en de RND (zin 95 en 109) attesteert eveneens ontronding

bij deur en voor. Bovenstaande woorden die in het Dendermonds met lippenspreiding

gerealiseerd worden, hadden volgens de FAND (II: 82-99) in hun Germaanse basisvorm

steeds een i-umlautfactor.

Ook hier is ontronding echter op de terugweg52

. Bij de informanten die niet meer

systematisch ontrondden, evolueerde de Wgm. met umlautfactor in open syllabe tot

52

Zie hoofdstuk II.6.4.

Page 82: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

82

de sluitende diftong . Het diftongisch karakter van de vocaal bleef dus

bewaard.

Hoewel koning volgens de FAND (II: 94) ook een historische umlautfactor bevat (<

Oud-Nederfrankisch cuning) , wat palatalisatie en ontronding mogelijk maakte,

realiseerden alle informanten een gerekte, velaire . De RND (zin 76)

bevestigt de velaire vocaalkleur in dit woord, maar niet het diftongisch karakter. De

vorm met -vocalisme is volgens het kaartbeeld van koning (FAND II: 95))

wijdverspreid in Nederland, maar zeker niet in de Belgisch-Nederlandse dialecten, waar

palataal-geronde of ontronde vocalen (o.a. in de Denderstreek) overheersen. In Oost-

Vlaanderen en Belgisch-Brabant attesteert de FAND (II: 95) telkens slechts tweemaal

velair vocalisme, waaronder voor het Dendermonds.

De vorm „koning‟ is ons inziens evenzeer een Hollands (en mogelijk ook

Zeeuws) „ingweoons‟ -relict, dat het ook in het AN gehaald heeft en zo een

soort „Hollandse expansie door bijna heel Nederland gekend heeft. De

verovering van AN-status zal bij „koning‟ (meer dan bij „molen‟) in de hand

gewerkt zijn door het plechtige connotationele gehalte van het woord en zijn

referent. (FAND: II: 94)

Enkele decennia geleden gaven volgens de FAND (II: 94) tal van informanten zowel de

vorm met als met op tijdens dialectopnemingen in West-

Vlaanderen, maar met een duidelijke betekenisdifferentiatie: “koning voor de vorst en

keuning voor de heer in het kaartspel”. In het Dendermonds wordt de heer in het

kaartspel niet koning, maar genoemd. Daarom had ik ook een foto van een

winterkoninkje bij mijn lijst gezet. De naam van dit vogeltje werd door de informanten

echter steevast als

uitgesproken.

Dat de vocaal in koning al meer dan een eeuw een velaire uitspraak heeft in het

Dendermonds bewijst Roegiers (1885: 10) die bij koning <konink> schrijft, en dit in

tegenstelling tot woorden als deur, neus, kreupel, sleutel, molen, voor en door, die hij

steeds met “zachtlange ee” noteert en dus ontrondt.

Page 83: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

83

In een verhaaltje over het hondje “Gillegake” van de “Zwerte Mergriet”53

dat in het

Dendermonds werd opgeschreven tussen 1843 en 186654

staat echter het volgende:

Oon ‟t strand, as er in eene keer en stem oit ‟t woter kwamp, die riep:

“Gillegillegaken?”

- “Wad is da? wad is da?” zei de kenink. - “Niemandale, antwoordde de

zwerte Mergriet; ‟t sen de blore die woijen.55

(Grauls: 1957: 37)

In de rest van het verhaaltje komt nog tweemaal <kenink> en eenmaal <in ‟s keninks

ermen>56

voor. De omschakeling van palataal-ontrond vocalisme naar een geronde

velaire vocaal heeft dus waarschijnlijk ergens in de negentiende eeuw plaatsgehad.

In tegenstelling tot de reeds besproken woorden heeft het werkwoord mogen geen

duidelijke umlautfactor:

De kaartgegevens zijn inderdaad ambigu m.b.t. een mogelijke basisvorm: terwijl

het Limburgs velair vocalisme om een basisvorm zonder umlautfactor vraagt

(Wgm. *mugan), kan het Brabantse -vocalisme niet zonder (eventueel

secundaire) umlaut verklaard worden. De vraag is dan echter waar die

(secundaire) umlautfactor vandaan kan komen. Het waarschijnlijkst lijkt ons de

mogelijkheid van (facultatieve) analogie met vervroegde vormen mét

umlautfactor. (FAND: II: 100)

Mogelijk heeft volgens de FAND (II: 102) wel morfologische (secundaire) umlaut

ondergaan, waardoor de Limburgse dialecten hier wel palataal-gerond vocalisme

vertonen.

Het Dendermondse dialect vertoont vreemd genoeg zowel in mogen als mogelijk

opnieuw de velaire, sluitende diftong . Dit was ook al het geval in 1885,

aangezien Roegiers (1885: 34) mogen als <môgen> genoteerd heeft. De FAND

bevestigt het velaire karakter van de vocaal voor beide woorden. Uit het kaartbeeld van

mogelijk (FAND: II: 103) blijkt zelfs dat het Dendermonds het enige Belgisch-

Nederlandse dialect is met velair vocalisme in dit woord. Ik kan hier als verklaring

enkel aannemen dat in het Dendermonds, net zoals een aantal Limburgse dialecten, de

bovengenoemde basisvorm zonder umlautfactor (*mugan) gold. Verder is secundaire

53

Zie Bijlage 3. 54

Zie Inleiding, 0.3.1. 55

Aan het strand, als er ineens een stem uit het water kwam, die riep: “Ge(he)el-ge(he)el-en-gauw-ke?”

“Wat is dat? Wat is dat?”, zei de koning. “Niemand/Niets,”, antwoordde de zwarte Margriet, “het zijn de

bladeren die waaien.” 56

“in ‟s konings armen”, ofwel “in de armen van de koning”.

Page 84: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

84

umlaut tot hiertoe, in tegenstelling tot in die Limburgse dialecten, zelden operationeel

geweest in het Dendermonds, wat kan verklaren dat ook in mogelijk het velaire

vocalisme behouden bleef.

Bij zoon gaat de FAND (II: 104) uit van twee verschillende mogelijke basisvormen: een

met umlautfactor (*suni) en een zonder (*sunu).

Zowel in het zuidwesten als in het noordoosten dringt uitzonderlijk diep het

binnenland in. Het noordoostelijke -gebied bestrijkt het hele Saksische

dialectareaal tot op de linkeroever van de IJssel (de Veluwe); in het zuidwesten

heeft ingweoonse ook heel Oost-Vlaanderen (behalve de Denderstreek),

Antwerpen (…) en het noordwesten van de gelijknamige provincie en zelfs het

westen van Noord-Brabant kunnen „veroveren‟. (FAND: II: 104)

Opnieuw blijkt het Dendermonds (in dit geval samen met de rest van de Denderstreek

en het merendeel van Belgisch-Brabant) de vorm zonder umlautfactor als basisvorm te

hebben. Zowel de RND (zin 76) als Roegiers (1885: 14) attesteren een velaire vocaal in

zoon. Dit komt volledig overeen met het velaire vocalisme van de informanten in zoon:

.

Die velaire realisatie manifesteert zich trouwens ook in de andere woorden, die volgens

de FAND (II: 107-121) zeker geen umlautfactor konden bevatten. Schotel, noot, vogel,

zomer, boter, over en kogel werden telkens met bovenstaande diftong gerealiseerd.

Of wonen al dan niet een umlautfactor bevatte in het West-Germaans is niet echt

duidelijk. Volgens de FAND (II: 116) heeft dit woord zijn vorm wellicht te danken aan

het Oud-Nederfrankische *wunon, hoewel het Friese wenje eerder naar een oude vorm

*wunian verwijst. Palataal vocalisme is op het kaartbeeld van wonen (FAND II: 117)

enkel in de westelijker dialecten waar te nemen. De grens met velaire klanken ligt in het

oosten van Oost-Vlaanderen. In de Belgisch-Nederlandse dialecten bemerkt de FAND

(II: 116) een treffende gelijkenis met het kaartbeeld van o.a. boon57

, waarin de vocaal

afkomstig is van de Wgm. . Die gelijkenis krijgt de volgende verklaring (FAND II:

116):

57

Zie hoofdstuk IV. 9.1.

Page 85: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

85

Wij gaan uit van een sequentie w + korte of , die een stijgende diftong vormden

( of ()). Het Nederlands neigt echter veel meer tot dalende dan tot stijgende

diftongen, wat in ons geval waarschijnlijk geleid heeft tot een centrerende diftong

of (doorgaans met procope van w-) en dat zijn herkenbare fasen in de

ontwikkelingsgang van Wgm. . Zo is ons inziens te verklaren dat vele Limburgse

en Brabantse dialecten () naast (boon) hebben, en dat in het

zuidwesten van Brabant (inclusief het Brussels (…)) een uit () „spontaan‟

gepalataliseerde () te voorschijn treedt.

In het Dendermondse dialect wordt in wonen een niet onder invloed van een

umlautfactor ontstane (dus “spontaan”), gepalataliseerde gerealiseerd. Het

resultaat van de RND (zin 77) komt in dit geval volledig overeen met de realisaties van

de informanten.

In het Dendermonds vallen de Wgm. (niet vóór r) in open syllabe en de Wgm.

zonder umlautfactor in open syllabe dus samen. Bovendien vond in het Dendermonds

enkel palatalisering en ontronding plaats als er een historische umlautfactor aanwezig

was.

Page 86: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

86

IV. De West-Germaanse lange vocalen en diftongen

1. De West-Germaanse

Aan de zuidoostelijke rand van West-Vlaanderen en in Oost-Vlaanderen treffen

Taeldeman (1979: 75) en de FAND (III: 124-141) doorgaans een opener vocalisme aan:

in de West-Vlaamse wig is dat een duidelijke tweeklank , maar in de westelijke

tweederde van Oost-Vlaanderen is het diftongische karakter van de klinker volgens hem

vaak twijfelachtig ( of ). In het Waasland en in een noord-zuid gerichte

strook ten westen van de Dender verschijnt een lange, niet-gediftongeerde .

Helemaal in het (zuid)oosten noteert hij een heel open (bv. in Baasrode,

Opdorp en Geraardsbergen), (bv. in Ninove) en zelfs (o.a. in Aalst en

omgeving).

1.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór obstruent(encluster) of sonorant (bijten, pijp, ijs, stijf, lijf, vijg, blijven,

lijster, vijl, fijn)

Page 87: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

87

Vóór een (stemloze) occlusief, een fricatief, een nasaal of l evolueerde de Wgm. in

het Dendermonds tot de centrerende diftong . Bij vijg en vijl attesteert de

FAND (III: 133, 139) voor Dendermonde een -achtige diftong, die ik echter bij

geen enkele informant heb waargenomen.

Goossens (1992: 33-34) gaat ervan uit dat het eerste element van de diftong op de

palatale zijde van de klinkerdriehoek in de richting van gesloten naar open en dan op de

velaire zijde in de richting van open naar gesloten steeds meer van het tweede element

gedissimileerd werd. Op elk punt van die twee zijden kon het tweede element zich

secundair tot een sjwa-achtige naslag ontwikkelen en tenslotte verdwijnen. In zijn

analyse beperkte hij zich tot drie realisatiemogelijkheden van het eerste lid van de

diftong: e-achtige, a-achtige en o-achtige realisaties. Deze reductie leverde

onderstaande Tabel IV.1 op:

ei èèë èè

ai aaë aa

oi òòë òò

Tabel IV.1. De realisatiemogelijkheden van de Wgm.

Goossens, Dialecten in het centrale zuidnederlandse stedennetwerk (1992)

De diftongen die in de buurt van de standaardtalige liggen, zijn hoofdzakelijk

aan de randen van het diftongeringsgebied aan te treffen, namelijk in zuidoostelijk

West-Vlaanderen, in centraal Belgisch-Limburg en in de Antwerpse Noorderkempen.

Elders is de ontwikkeling verder gegaan, maar het verst kwam ze “in een boogvormig

geheel van arealen met òòë in het Zuid-Brabants rondom Brussel, een bij Aalst, van

vlak ten noorden van Ninove tot aan de Schelde, een in Klein-Brabant ten zuiden van de

Rupel en ten westen van Mechelen, een derde bij Leuven” (Goossens: 1992: 34). De

verspreiding van de extreme diftongering doet zich dus voor in de Brabantse

ontrondingsgebieden. De -achtige diftongen overheersen in het gebied dat

erdoor omsloten wordt: in de Brusselse agglomeratie in een boog rondom het

hoofdstedelijke gebied. De -achtige diftongen zijn vooral in het zuiden

Page 88: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

88

daarvan goed vertegenwoordigd (Goossens: 1992: 34). Volgens Goossens (1992: 34) is

de Wgm. in een eerste fase in het Brussels gediftongeerd tot . Via de

centrale Brabantse as heeft de diftongering zich dan vrij vlug verspreid naar het oosten

en het westen. Het resultaat hiervan is in de periferieën nog herkenbaar. In de andere

gebieden zwakte meestal het tweede lid van de tweeklank af tot een sjwa of werd het

door het eerste lid geabsorbeerd. Goossens (1992: 34) meent bovendien dat de

diftongering niet alleen in Brussel is begonnen, maar ook dat ze daar ook het extreemst

werd doorgevoerd (tot ()). Deze extreme diftong werd vervolgens

overgenomen door de steden Aalst, Leuven en Mechelen, terwijl het platteland tussen

Brussel en die drie steden werd overgeslagen. In een latere fase evolueerde de diftong in

Brussel naar de minder extreme vorm , die opnieuw werd overgenomen in het

grootste deel van het gebied binnen de ()-ring. Binnen dat geheel heeft zich

in het Zuid-Brabants de beschreven nieuwe dynamiek ontwikkeld, waarbij een

stedennetwerk als motor fungeerde (Goossens: 1992: 34-35).

Voor de evolutie van de Wgm. tot in het Dendermondse dialect bestaan

dus twee mogelijke verklaringen: ofwel heeft het Dendermonds ooit tot de -ring

behoord, zoals het huidige Aalsterse dialect en is die diftong nogmaals onder invloed

van het Brussels minder extreem geworden, ofwel heeft het Dendermonds zich afgezet

tegen de eerste, extreemste diftongering, maar niet tegen de “nieuwere” . In

beide gevallen is het goed mogelijk dat de Dendermondenaren wegens de eeuwenoude

rivaliteit met Aalst zich tegen de Aalsterse uitspraak hebben afgezet en daarom

ontvankelijker waren voor bovenstaande minder extreme diftong. Uit sociolinguistische

studies van o.a. Labov is immers voldoende gebleken dat assimilatie- en

afstotingseffecten het resultaat kunnen zijn van onbewust taalgedrag. Goossens (1992:

31) voegt daaraan toe dat dit ook van toepassing is op collectieve taalgedragingen in

stadsdialecten.

Er is echter ook een meer structurele verklaring mogelijk. Zoals zal blijken uit

hoofdstuk 6.1. onderging de Wgm. zonder umlautfactor in het Dendermonds

velarisering en sluiting tot / , waardoor deze vocaal zeer dicht in

Page 89: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

89

de buurt kwam van de Wgm. (typerealisatie ) 58

en de extreme diftong

() uit de Wgm. . De mogelijke samenval van die drie vocalen heeft

volgens mij aanleiding gegeven tot de minder extreme realisatie van de Wgm.

in het Dendermonds.

1.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

Vóór hiaat en in de auslaut (vrijen, zijde)

In het Dendermonds is vrijen zeker nog aanwezig in de erfwoordenschat. De vocaal in

dit woord staat al vanouds in een hiaatpositie, die kennelijk de diftongering bevordert en

de diftong achteraf ook beter kan vasthouden. Ook de Wgm. in zijde kwam in

hiaatpositie te staan, aangezien de intervocalische d werd gesyncopeerd. In de gebieden

zonder -apocope59

waar de d is weggevallen, is de finale meestal bewaard, wat

zorgde voor een echte hiaatpositie (FAND III: 142, 144).

In het Dendermonds viel de d weg in zijde en werd de eindsjwa behouden. Ook vrijen

staat in het Dendermonds in hiaatpositie, aangezien de nasaal in de auslaut hier wegvalt.

In beide woorden werd door de informanten in deze positie niet , maar het

palatalere als vocaal gerealiseerd. Uit het kaartbeeld van vrijen (FAND III:

143) en zeker uit dat van zijde (FAND III: 145) blijkt dat het Dendermondse dialect een

vrij uitzonderlijke positie inneemt ten opzichte van:

- de Oost-Vlaamse dialecten, die hier overwegend monoftongen vertonen;

- de Brabantse dialecten, die wel tweeklanken kennen in deze positie, maar het

eerste lid heeft er steeds een mediaal of velair timbre (bv. in de Denderstreek).

Vóór r (vieren)

58

Zie 2.1. 59

Zie hoofdstuk V.

Page 90: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

90

Vóór r is de Wgm. in het Nederlands niet gediftongeerd, waardoor samenval met

Wgm. eo/ e2 tot stand is gekomen. Ook in de dialecten heeft geen diftongering

plaatsgevonden, behalve in een kleine strook langs de taalgrens in het zuidoosten van

Vlaams-Brabant en het zuidwesten van Belgisch-Limburg. Het resultaat is echter nog

als een diftongeringsaanloop te beschouwen met een vrij gesloten eerste lid:

(éénmaal gerond ). De kwantiteit van de bewaarde oude klinker in vieren is

nagenoeg steeds lang (zelfs overlang), maar er is ruim verspreid ook een naslag

genoteerd () (FAND: III: 146).

Uit vorige hoofdstukken bleek al dat het Dendermonds de neiging vertoont om lange

monoftongen tot sluitende diftongen om te zetten: de Wgm. en met umlautfactor

in open syllabe en de Wgm. en in open syllabe evolueerden tot en

de Wgm. in open lettergreep en de Wgm. zonder umlautfactor in open lettergreep

ontwikkelden zich tot . Deze tendens zet zich verder bij de Wgm. vóór

r: in deze positie ontstond in het Dendermonds een sluitende diftong met als eerste lid

een gerekte en zeer gesloten palatale vocaal: . Dit resultaat is wel in strijd

met de vaststellingen van de FAND60

, maar niet met de “diftongeringsdrang” van het

Dendermondse dialect.

1.3. Lexicale variatie

Tijd

Dit woord kent naast de typerealisatie nog enkele andere vormen, die ik

tijdens enkele spontane gesprekken met de informanten heb opgemerkt in de volgende

zinnen:

- Als je niet op tijd bent, zal je er van krijgen.

- Als je moe bent, moet je op tijd in je bed kruipen.

60

De FAND (III: 147) noteert voor het Dendermonds een gesloten, gerekte monoftong .

Page 91: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

91

In het eerste zinnetje veranderde niet veel aan de vocaal, maar wel aan de rest van het

woord: 61. In het tweede zinnetje werd de

oorspronkelijke vocaal van tijd verkort en gemonoftongeerd als het voorzetsel op werd

vervangen door in: .

Dijk

Dit woord kent over het algemeen de centrerende diftong . Toch is er in het

Dendermonds een -relict bewaard gebleven: de Dijkstraat62

in Dendermonde is nog

steeds gekend als de Dikstraat (met ). De Sint-Onolfsdijk of de Lange of Korte

Dijkstraat in Sint-Gillis worden daarentegen wel met bovenstaande centrerende diftong

uitgesproken.

Vijftig, lijster

In vijftig en lijster werd soms een verkorte, gepalataliseerde monoftong gerealiseerd:

en in plaats van en . De

eerst genoemde vormen werden over het algemeen door de informanten die ze

gebruikten als “minder plat” beschouwd.

Lijfje

Lijf kent in het Dendermonds twee diminutieve vormen met betekenisdifferentiatie.

Wanneer de vocaal kort en palataal wordt gerealiseerd (), spreekt men altijd

over een onderlijfje63

. Als men het daarentegen heeft over het lichaampje van een kind,

blijft de vocaal uit de ongelede vorm ongewijzigd: . Deze laatste vorm

wordt ook wel voor “onderlijfje” gebruikt, maar kan nooit de betekenis van

“een klein lichaam” krijgen.

61

De intervocalische tussen en maakt hier de verbinding. 62

De Dijkstraat is een zijstraat van „t Vestje. 63

Onderkleding zonder mouwen, het zogenaamde “marcelleke”.

Page 92: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

92

2. De West-Germaanse , zijn umlaut en de West-Germaanse

Zoals in hoofdstuk II al werd vermeld heeft de primaire umlaut in het hele Nederlandse

taalgebied gewerkt, terwijl de secundaire umlaut enkel in het oostelijk gedeelte van het

taalgebied gefonemiseerd is en een morfologische functie krijgt (bv. stoel - stuulke in

Limburg). De isoglossenbundel van de secundaire umlaut is een van de belangrijkste in

het Nederlandse taalgebied, aangezien hij de grens vormt tussen twee klinkersystemen:

één met enkel primaire umlaut en één met primaire en secundaire umlaut. De

afwezigheid van de secundaire umlaut in de Nederlandse kustdialecten (en bijgevolg in

het AN) is een erg opmerkelijk verschijnsel, aangezien dit betekent dat ze geen deel

hebben genomen aan een algemene klankverandering die in het hele Germaanse

Page 93: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

93

taalgebied is opgetreden, nl. de palatalisering van lange vocalen onder invloed van een

volgende i/j in een onbeklemtoonde lettergreep.64

Uit de bespreking in dit hoofdstuk zal blijken dat voor het Dendermondse dialect dit

keer geen indeling nodig is tussen de representanten van de Wgm. met en zonder

umlautfactor en de Wgm. .

2.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór obstruent(encluster) of sonorant (buiten, buik, muis, huis, vuist, bruin,

duim, gebruiken, luisteren, uil, kuiken, buigen)

In het Dendermondse dialect worden buiten, buik, muis, huis, bruin en duim (zonder

umlautfactor) met de centrerende diftong gerealiseerd. De woorden

gebruiken, luisteren, uil en luiden, die wel een umlautfactor bevatten, krijgen in het

Dendermonds dezelfde uitspraak als de representanten van de Wgm. zonder

umlautfactor. Dit geldt ook voor kuiken en buigen met Wgm. .

Volgens de FAND (III: 150) kon in de Brabantse ontrondingsgebieden de diftong het

stadium (of daaromtrent) ontronden tot , en daardoor

samenvallen met de Wgm. of het eerste lid van de diftong kon met een iets opener

vocaal gerealiseerd worden. Beide diftongen of het resultaat van hun eventuele

samenval konden daarna in velaire richting opschuiven. Er bestaat volgens de FAND

(III: 150) ook een opvallende correlatie tussen de ligging van de Brabantse

ontrondingsgebieden en de quasi-samenval of dichte benadering van beide diftongen.

Bij elke van de twee of bij de diftong die uit hun samenval resulteerde, is het

uiteindelijke resultaat van de ontwikkeling een centrerende diftong met een o-achtige

vocaal als eerste lid.

Bovenstaande vaststelling van de FAND (III: 150) gaat echter niet op voor het

Dendermondse dialect. Aangezien de Wgm. (niet vóór r of in hiaat) er geëvolueerd

64

Bijvoorbeeld sweet in het Engels, swiet in het Fries, süss in het Duits, söt in het Zweeds, zuut in het

Brabants, zeut in het Limburgs, maar zoet in het Vlaams, Zeeuws, Hollands en Nederlands.

Page 94: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

94

is tot 65, viel die vocaal niet samen met de velaire diftong die ontstond uit de

Wgm. en .

2.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

Vóór hiaat (duwen, bouwen, luiden)

Het eerste element van de diftong in duwen klinkt in een deel van het Brabants en in het

westelijke Limburgs -achtig. Het tweede element heeft zich in het Zuid-Brabants tot

de fricatief ontwikkeld. Daaraan gaat dan in Brussel en omgeving een lange

monoftong vooraf en daar rondom een (FAND: III: 162). In het

oosten van Oost-Vlaanderen attesteert de FAND (III: 162) een combinatie van de lange

klinker gevolgd door de fricatief . In sommige delen van Oost-

Vlaanderen en Limburg vindt meestal een contractie van de twee syllaben plaats, in

plaats van de Brabantse of de daaruit ontstane (FAND IV: 404). In

bouwen vertonen de meeste Oost-Vlaamse en Zuid-Brabantse dialecten een -achtig

vocalisme. Brabant ontwikkelde ook in bouwen de fricatief , terwijl de Oost-

Vlaamse dialecten hier geen fricatief vertonen.

In de verschillende bronnen duiken er voor het Dendermonds enkele variaties op:

- Roegiers (1885: 42, 41) noteert duwen en bouwen met een lange, -achtige

vocaal, maar zonder fricatief: <dauë> en <bauë>.

- De RND (zin 105) vermeldt twee vormen voor duwen: één met en één zonder

fricatief . Die vormen hebben echter telkens een lange -achtige vocaal:

en .

- De FAND (III: 163 en IV: 405) attesteert daarentegen in duwen en bouwen een

-achtige klinker én in duwen.

65

Zie hoofdstuk 1.1.

Page 95: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

95

- Tijdens de enquête realiseerden de informanten zowel een velaire als een

mediale vocaal en in duwen en een mediale vocaal zonder fricatief in

bouwen: / en .

De Wgm. zonder umlautfactor vóór hiaat heeft zich in het Dendermonds dus zowel

tot een o- als een a-achtige vocaal ontwikkeld.

De aanwezigheid van de fricatief in duwen is waarschijnlijk een vrij recente

ontwikkeling in het Dendermondse dialect, aangezien die bij Roegiers (1885: 42)

afwezig is, bij de RND (zin 105) de vorm met en zonder fricatief aanwezig is en ten

slotte door de huidige dialectsprekers systematisch wordt gerealiseerd.

Door syncope van een intervocalische d is in luiden secundair een hiaat tot stand

gekomen. Verder stemmen de velaire realisaties in het Brabants overeen met die van

een aantal andere kaarten met ui overeen. Ze verschijnen hier vaak als monoftong,

omdat de naslag met de werkwoordsuitgang - versmolten is en deze bij de

segmentering is afgetrokken (FAND: III: 174).

Ook in het Dendermonds valt de vocaal in luiden samen met die in buiten, buik, muis,

huis, enz66

. De naslag is er ook versmolten met de werkwoordsuitgang, maar deze werd

niet bij de segmentering afgetrokken: .

Vóór r (zuur, schuur, duur)

Ook bij Wgm. heeft vóór r geen diftongering plaatsgevonden. In de Brabantse

ontrondingsgebieden is de vocaal meestal gepalataliseerd en ontrond tot een gesloten

.

De Wgm. in zuur (zonder umlautfactor), schuur (met umlautfactor) en duur (met

66

Zie 2.1.

Page 96: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

96

Wgm. ) werd in het Dendermonds inderdaad gepalataliseerd en ontrond. De lange,

gesloten vocaal werd ook hier door de informanten licht geopend en gediftongeerd tot

. Roegiers (1885: 21) ontrondde ook hier systematisch met <zier>, <schier>

en <dier>. De RND (zin 100) bevestigt die resultaten voor zuur. Vóór r schijnt

ontronding beter stand te houden, want bijna alle informanten realiseerden

bovenstaande ontronde diftong. Wanneer de ontronding toch wegviel werd steeds een

gediftongeerde gerealiseerd.

2.3. Lexicale variatie

Duizend

Duizend is het buitenbeentje tussen de representanten van de Wgm. zonder

umlautfactor: de vocaal werd in het Dendermonds gepalataliseerd zonder ontronding,

licht geopend en gediftongeerd tot . Dergelijke realisaties komen ook in

Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en de provincie Antwerpen veelvuldig voor.

Duivel

Algemeen wordt aangenomen dat dit woord, dat op het Latijnse diabolus of het Griekse

διάβολος teruggaat, -vocalisme vertoont. Alle Nederlandse dialecten, behalve die uit

de ontrondingsgebieden, vertonen ook in dit woord gerond, palataal vocalisme (FAND

III: 186). In tegenstelling tot de geronde vocaal in duizend is die in duivel in het

Dendermonds wel ontrond: .

Kuikentje

Het Dendermonds vertoont in de ongelede vorm van kuikentje met Wgm. de diftong

, wat volgens het kaartbeeld van kuiken in de FAND (III: 181) zeer

Page 97: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

97

uitzonderlijk is, aangezien zowel de Oost-Vlaamse als de Brabantse dialecten -

vocalisme kennen in dit woord. In de diminutieve vorm spraken enkele informanten

echter over een , waarmee het Dendermonds dus toch bij het Oost-

Vlaamse en Brabantse -vocalisme aansluit.

Huisje

Huisje heeft in het Dendermonds twee mogelijke realisaties met elk een verschillende

betekenis. Een eerste is , waarmee een klein huis bedoeld wordt.

Wanneer in het Dendermonds de hoofdvocaal echter kort en palataal gerealiseerd wordt,

spreekt men over het “huisje” dat vroeger in de meeste tuinen stond, waar men zijn

behoefte in deed: .

3. De Nederlandse ui2

Page 98: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

98

De Ndl. ui gaat niet enkel terug op Wgm. (al of niet vóór umlautfactor) en iu. Er

bestond immers in het Mnl. al een geronde palatale sluitende diftong, waarmee

achteraf de gediftongeerde Wgm. û/iu is samengevallen, de z.g. ui2. Deze kwam

slechts in een beperkt aantal woorden voor. (FAND: III: 189)

Spuiten

In de Denderstreek is het kaarbeeld van spuiten (FAND III: 191) verdeeld: Aalst en

Geraardsbergen leunen aan bij de Oost-Vlaamse dialecten met , terwijl

Dendermonde en Ninove met een o-achtige diftong bij de Brabantse dialecten

aansluiten. Het Dendermonds vertoont hier inderdaad dezelfde centrerende diftong als

bij de typerealisatie van de Wgm. en , namelijk .

Lui

In het centrale gebied is de toestand niet helemaal dezelfde als bij spuiten: in het

grootste, noordelijke deel van de provincie Antwerpen attesteert de FAND (III: 192-

193) nu de diftong , wat vermoedelijk met de auslautpositie samenhangt

(FAND III: 192). In Oost-Vlaanderen vertoont het kaartbeeld van lui (FAND: III: 193)

voornamelijk () als vocaal. In tegenstelling tot bij spuiten leunt de hele

Denderstreek en dus ook Dendermonde hier aan bij de Brabantse dialecten. De

informanten realiseerden bijgevolg ook hier .

4. De West-Germaanse ,

Page 99: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

99

In de Wgm. zijn twee verschillende elementen van het Gemeengermaanse

vocaalsysteem samengevallen, namelijk de 2 en de diftong . De samenval moet

zich in de Oudnederlandse periode voltrokken hebben (FAND III: 195). Gysseling

(1964: 43) dateert hem zelfs erg precies: “De evolutie van eo tot io, van ea (= ê2) tot ia

lijkt in het Nederlandse en in een groot deel van het Duitse taalgebied begrepen te zijn

tussen het eind van de 8e en het 5

e decennium van de 9

e eeuw. Deze io, ia evolueert tot

ie omstreeks het 3e kwart van de 9

e eeuw van Vlaanderen en Holland tot voorbij de

Moezel.”

4.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór obstruent en sonorant (brief, diep, kiezen, gieten, vliegen, spiegel)

Behalve in stukken van de oostelijke rand van het taalgebied vinden we de gesloten

monoftong of de verkorting daarvan, . De gehandhaafde lange realisatie

is overwegend in het zuiden aan te treffen, waar in een aantal Brabantse en Limburgse

dialecten uit de zelfs een diftongeringsaanloop of soms een meer open

vocaal is ontstaan (FAND: III: 196). Het Gents vertoont volgens Taeldeman

(1985: 115) eveneens bovenstaande diftongeringsaanloop.

De FAND (III: 197, 199 en 201) attesteert voor Dendermonde de gesloten monoftong

() in de woorden brief, vliegen en spiegel, wat door de RND (zin 71) bevestigd

wordt voor brief. Tijdens mijn enquête heb ik echter bij alle informanten een iets

geopende en licht gediftongeerde variant van bovenstaande vocaal aangetroffen:

. Het Dendermondse dialect vertoont hier dus ook een diftongeringsaanloop

zoals een aantal Brabantse dialecten en het Gents, maar het eerste lid blijft in het

Dendermonds lang en gesloten.

Page 100: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

100

4.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

Vóór -w en in hiaat/auslaut (nieuw, knie)

De historische vormen van nieuw, waarvoor het Germaanse *niuja < *newja wordt

aangezet, vertonen een grote verscheidenheid. In de dialecten heeft de centrale as van

het taalgebied, Holland-Brabant, vormen (bv. nieuw, nief), waarin duidelijke reflexen

van een w zijn bewaard. Overigens sluit de meerderheid van de dialectvormen van het

vocalisme beter bij dan bij aan. Het zuidoosten van Vlaams-Brabant, het

zuidelijke Oost-Vlaanderen en het zuidwesten van Brabant vertonen bij de realisatie van

nieuw een diftongeringsaanloop (FAND III: 202). Bij knie attesteert de FAND (III: 204)

eveneens een gesloten gebiedje met diftongeringsaanloop in het noorden van de

provincie Antwerpen.

Het Dendermonds kent zowel in nieuw (met in overgegane ) als knie een

diftongeringsaanloop, zoals bij de typerealisatie in 4.1.: .

Vóór r (vier)

Niet alleen in de standaardtaal zijn de Wgm. /2 en vóór r samengevallen,

ook in een aantal dialecten, waaronder het Dendermonds, wordt vier en vieren op

dezelfde manier uitgesproken. De gerealiseerde vocaal is ook hier opnieuw de sluitende

diftong .

Page 101: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

101

5. De West-Germaanse en zijn umlaut

De FAND (III: 209-239) maakt een indeling tussen de Wgm. met en zonder

umlautfactor, omdat de Wgm. met umlautfactor in de oostelijke helft van het

taalgebied palataal vocalisme vertoont. In de westelijke helft is het (velaire) vocalisme

echter hetzelfde als bij het ontbreken van die umlautfactor. Volgens Taeldeman (1979:

67-68) hebben de Brabants georiënteerde dialecten van de Denderstreek umlaut van de

lange vocalen gekend. In het ontrondingsgebied werden de umgelautete vocalen zelfs

ontrond tot . Hoewel Dendermonde in dit ontrondingsgebied gelegen is, kent

het Dendermondse dialect geen palatalisering of ontronding (meer) bij de Wgm.

met umlautfactor. Het sluit daarentegen aan bij de westelijke, velaire helft van het

taalgebied. Een indeling naargelang de aan- of afwezigheid van een umlautfactor is dus

overbodig.

5.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Vóór een (post)alveolaire/labiale/velaire vocaal (niet r) (voet, roepen, hoek,

groen, voelen, koel, proeven, zoeken, vloek, vroeg)67

In het oosten attesteert de FAND (III: 220) bij de Wgm. met umlautfactor geronde

palatale tegenhangers van de velaire klinkers en diftongen bij de representanten van de

Wgm. zonder umlautfactor: , behalve in de klassieke ontrondingsgebieden,

waar een gespreide gerealiseerd wordt. Opnieuw vertonen de kaartbeelden van

de FAND (III: 209-239) een aantal diftongeringsaanlopen in Vlaams-Brabant en ook in

Gent en zijn filialen in Oudenaarde en Ronse.

In Dendermonde attesteren de FAND (III: 211-233) en de RND (zin 122: groen) een

lange tot overlange ()() in bovenstaande woorden. Tijdens de enquête werd de

67

Voet, roepen en hoek bevatten volgens de FAND (III: 211-233) geen historische umlautfactor. De

andere woorden wel.

Page 102: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

102

vocaal in voet, roepen, groen, voelen, koel en proeven echter iets opener en met een

lichte diftongering gerealiseerd: . Het Dendermonds kent dus ook in deze

positie een diftongerinsaanloop.

Volgens Taeldeman (1979: 68) wordt vóór p/f/v/k/g/m meestal kort gerealiseerd

in de Denderstreek. Dat is gedeeltelijk ook het geval in het Dendermonds: de Wgm.

vóór of vertoont geen diftongeringsaanloop en wordt korter uitgesproken

in hoek, zoeken, vloek en vroeg: , , en . In roepen en

proeven krijgt de Wgm. echter de hierboven beschreven diftong:

en

.

5.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

In hiaat/auslaut (koe, koeien)

In een groot centraal Brabants-Zeeuws-Utrechts areaal is de hiaatvullende ()

van het meervoud „koeien‟ door metanalyse het finale element van het enkelvoud

geworden. (FAND: III: 218).

De Oost-Vlaamse dialecten vertonen in beide woorden meestal een gerekte

zonder hiaatvullende j of i. De Denderstreek is bij koe (alweer) verdeeld tussen de Oost-

Vlaamse en de Brabantse uitspraak. In een groot centraal Brabants-Zeeuws-Utrechts

areaal is de hiaatvullende j(i) van het meervoud immers door metanalyse het finale

element van het enkelvoud geworden.

Het Dendermonds sluit hier volgens de resultaten van de enquête en de FAND (III: 219

en 235) aan bij dit centraal Brabants-Zeeuws-Utrechts areaal, want het heeft bij koe

zowel in het enkelvoud (zonder umlaut) als het meervoud (met morfologische umlaut)

als vocaal. Deze resultaten worden ook door Roegiers (1885: 4) met <koei> en

<koeie> bevestigd.

Page 103: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

103

Vóór r (roeren)

De diftongeringsaanlopen en verschijnen in Gent-Ronse (…)

en in Zuid-Brabant langs de taalgrens. (FAND: III: 236)

In het Dendermonds bleef de Wgm. opnieuw velair, in tegenstelling tot een aantal

palataal-gespreide vocalen in de Denderstreek. De hierboven beschreven

diftongeringsaanloop werd ook in deze positie door alle informanten

gerealiseerd.

5.3. Lexicale variatie

Bloem

In een groot deel van het taalgebied heeft bij dit woord vocaalverkorting

plaatsgevonden (Van der Meer: 1927: 2). Deze moet voor een deel oud zijn, want in het

noordelijke West-Vlaams en het hele Zeeuws evenals in het westelijke Noord-Brabants,

aan de Hollandse kust en sporadisch elders is het verkortingsresultaat . Dat

betekent dat de vocaal er samen met de Wgm. in gesloten lettergreep opening heeft

ondergaan. In de Brabantse dialecten daarentegen is -vocalisme

alomtegenwoordig (FAND III: 216-217).

De Wgm. zonder umlautfactor in bloem wordt in het Dendermonds met een korte,

half-open uitgesproken, waardoor het hier eerder aansluit bij het Oost- en West-

Vlaams. Dit woord behoudt ook zijn oorspronkelijke tweelettergrepigheid:

.

Page 104: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

104

6. De West-Germaanse zonder umlautfactor

In de meeste dialecten van het Nederlandse taalgebied en in het AN zijn de Wgm.

zonder umlautfactor in open syllabe en de Wgm. samengevallen. Uit Tabel IV.1,

die ik gedeeltelijk heb overgenomen uit de FAND (III: 240), blijkt dat in Oost-

Vlaanderen, de provincie Antwerpen en Vlaams-Brabant die samenval aanwezig is. In

dit hoofdstuk zal blijken dat dit ook het geval is in het Dendermondse dialect.

Wgm. Wgm. Samenval?

Oost-Vlaanderen () () ja

Antwerpen ( en) ( en) ja

Vlaams-Brabant () tot () () tot () ja

Tabel IV.1. De realisatie van de gerekte Wgm. en de Wgm. in Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant

6.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (draad, blazen,

paal, schaap, tafel, vragen, traag, straat)

Volgens de FAND (III: 240) domineert velair vocalisme in ruim driekwart van het

Nederlandse taalgebied, met name in heel Vlaanderen en in de oostelijke tweederde van

Nederland. De sterkste sluitingsgraat attesteert hij in Vlaanderen, dichtbij de Germaanse

taalgrens: aan de zuidrand van Oost-Vlaanderen (o.a. in Ronse en in Brussel werd een -

Page 105: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

105

achtig timbre aangetroffen), het Pajottenland en ook in Limburgs Haspengouw.

Uitgezonderd bij blazen en traag, domineert volgens de kaartbeelden van bovenstaande

woorden (FAND III: 241-255) velair vocalisme ook in de Denderstreek: de Oost-

Vlaamse centrerende diftong (en in mindere mate) is er sterk

vertegenwoordigd.

Het Dendermondse dialect sluit zich volledig aan bij dat velaire vocalisme. Tijdens de

enquête heb ik ook bij de Wgm. zonder umlautfactor twee mogelijke realisaties

waargenomen: en . Bij bovenstaande woorden was de

sluitingsgraad opnieuw niet afhankelijk van de volgende consonant, maar wel van de

afkomst van de informanten. Dit was ook al het geval bij de Wgm. zonder

umlautfactor in open syllabe: overwegend bij de informanten van „t Vestje

en bij de informanten uit de andere wijken. De Wgm. zonder

umlautfactor in open syllabe en de Wgm. zonder umlautfactor vallen dus ook in

het Dendermonds samen.

Zoals hierboven vermeld, vertoont een deel van de Denderstreek (bv. Geraardsbergen)

palataal vocalisme in blazen en traag (FAND III: 243 en 255). Dit was ook al het geval

bij varen68

. In blazen kan er volgens de FAND (III: 242) geen sprake zijn van een

vroegere umlautfactor: “Hooguit kan de vroegere morfologische umlautvocaal uit hij

blèèst zich analogisch doorgezet hebben naar de overige niet-preteritumvormen.”

Bij varen vertoonde Dendermonde net als het merendeel van de Denderstreek een

gediftongeerde, palatale vocaal (). Dit is echter niet het geval in blazen,

aangezien dit woord steeds met bovenstaande varianten en

werd uitgesproken. Ook traag, dat als Germaanse oervorm *trêg(i)a heeft (De Vries &

De Tollenaere: 1992: 380), wat secundaire umlaut nochtans niet uitsluit, wordt in het

Dendermonds met en gerealiseerd.

68

Zie hoofdstuk III, 2.2.

Page 106: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

106

In het Dendermonds is de Wgm. , met als typerealisatie , dus dicht in de

buurt gekomen van de Wgm. 69/ zonder umlautfactor ( /

). Deze evolutie is vrij uniek in de Brabantse ontrondingsgebieden, waar de

Wgm. meestal (quasi) samenviel met de Wgm. 70.

6.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

Vóór w (blauw)

Bijna overal wordt de historische verbinding van de Wgm. + w gerepresenteerd

door een sluitende diftong met u/w-achtig element. Uitzonderingen daarop vormen de

meeste dialecten van Oost-Vlaanderen, zuidelijker Brabant en ook enkele dialecten in

Limburg. Daar bevat blauw een (secundaire) monoftong (na vocalisering van w) of een

diftong met een palataal tweede element, al dan niet gevolgd (in de onverbogen vorm)

door een t (FAND III: 258)71

.

In het Dendermonds wordt de Wgm. zonder umlautfactor in deze positie een lange,

mediale . Deze vocaal wordt in de onverbogen vorm gevolgd door een t, die in

de verbogen vorm wegvalt, wat geen naslag met zich meebrengt: die broek is

→ een broek.

Vóór j(i) (draaien)

In Nederlandstalig België (behalve Limburg) heeft de oude volgens de FAND (III:

256) geen apart vocalisme. Het Dendermondse dialect vertoont hier inderdaad opnieuw

velair vocalisme. Toch vonden er ten opzichte van de twee typerealisaties enkele

wijzigingen plaats. Het gerekte eerste lid van de diftong werd hier door alle informanten

korter en half-gesloten gerealiseerd: .

69

In open syllabe. 70

Zie 2.1. 71

In het Dendermonds is bijvoorbeeld ook de w in Germ. *strawa (= stro) geëvolueerd tot een t:

.

Page 107: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

107

Vóór r (zwaar, jaar)

In deze positie evolueerde de Wgm. zonder umlautfactor in het Dendermonds

opnieuw tot , en . Bij de informanten die in andere

posities

gebruikten, heb ik (zeker tijdens een spontaan gesprek) vóór r af en toe een

geslotenere waargenomen. De informanten van „t Vestje, die deze laatste

diftong al in andere posities realiseerden, sloten de vocaal hier vaak nog verder tot

.

6.3. Lexicale variatie

Maand

In de Brabantse dialecten heeft de cluster nd een verkortend effect gehad op de

voorafgaande vocaal. Meestal heeft die verkorte vocaal dezelfde velaire kleur als de

niet-verkorte representant van de Wgm. (FAND III: 244).

In het Dendermondse werd de nasaal gemouilleerd en de occlusief gepalataliseerd, wat

gepaard ging met verkorting van de vocaal: .

Draden, draadje

In het meervoud en de diminutief werd in het Dendermonds de d gesyncopeerd en werd

de vocaal telkens uitgesproken zoals in draaien72

: en .

72

Zie 6.2.

Page 108: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

108

7. De West-Germaanse met umlautfactor

In hoofdstuk II, 2. heb ik al op het onderscheid tussen primaire en secundaire umlaut

gewezen. De Wgm. met umlautfactor is een lange vocaal, waardoor hier enkel

secundaire umlaut van toepassing kan zijn.

De grenzenbundel die de westelijke dialectgroep zonder secundaire umlaut scheidt van

de oostelijke dialectgroep met secundaire umlaut, vertrekt volgens Goossens (1981: 28-

30) ongeveer in de buurt van Geraardsbergen en loopt noordwaarts tot vlakbij de

Schelde, waarmee ze vanaf Dendermonde via Antwerpen tot in Ossendrecht samenvalt.

Ten westen van die grens valt het vocalisme van de Wgm. met umlautfactor

grotendeels samen met dat van de Wgm. zonder umlautfactor. Ten oosten zorgde

Page 109: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

109

de umlaut voor palataal vocalisme. De FAND (III: 262) schematiseert de ontwikkeling

van de Wgm. met umlautfactor (1) en zonder umlautfactor (2) als volgt:

(1) → → ---> ----> (2) →

↓ ǀ ǀ ǀ ↑ ↑ ↑

→ → → → → →

↓ ↓

Uit onderstaande analyse zal blijken dat het Dendermonds beide ontwikkelingen heeft

gekend.

7.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (kaas, schaar,

haring)

De Wgm. met umlautfactor is in het Dendermonds gepalataliseerd en

gediftongeerd tot in schaar en haring, maar niet in kaas. In dat laatste woord

werd de Wgm. opnieuw gevelariseerd en gesloten tot en

en valt ze dus samen met de Wgm. zonder umlautfactor. Het Dendermonds heeft

dus wel secundaire umlaut gekend in schaar en haring, maar niet in kaas.

7.2. Lexicale variatie

Laag

Laag heeft in de Nederlandse dialecten waarschijnlijk een aantal idiosyncratische

ontwikkelingen gekend, aangezien zelfs in Vlaanderen geen spoor meer te vinden is van

velaire realisaties (FAND III: 266). De vocaal in laag valt in de meeste Oost-Vlaamse

Page 110: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

110

en Brabantse dialecten, en dus ook in het Dendermonds, samen met de representanten

van de Wgm. in bijvoorbeeld bleek73

: .

8. De West-Germaanse en

De Wgm. en de Wgm. gaan terug op heel oude, aanvankelijk allofonische

opsplitsingen in het Gemeengermaans. Al naargelang het volgvocalisme of

73

Zie 8.1.

Page 111: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

111

-consonantisme kon de Gemeengermaanse de volgende veranderingen ondergaan

(FAND: III: 273):

- sluiting van halfopen vocaalsegmenten, waardoor gesloten vocaalsegmenten

gesloten bleven: Gemeengermaanse * → Wgm. vóór oude i/j/u in de

volgende syllabe en vóór -h, -r (en soms ook andere alveolairen), -w en in de

auslaut;

- verwijding van gesloten vocaalsegmenten: Gemeengermaanse * → Wgm.

in andere posities.

In de Nederlandse dialecten hebben de Wgm. en zich op (ten minste) twee

verschillende manieren verder ontwikkeld (FAND III: 273):

- De ontwikkeling van de Wgm. kan via een oud tussenstadium * verlopen

zijn, dat verder geëvolueerd is tot , of en (en secundair tot

de monoftongen , , en ) vóór een oude i/j/u. Vanuit de

secundaire monoftong kon zich ook een centrerende diftong ontwikkelen,

die dan weer volgens onderstaande ontwikkeling van de Wgm. verder kon

evolueren, wat volgens Goossens (1969: 32) met de Genkse in

bijvoorbeeld heet, geit en zeep gebeurd is. In de standaardtaal wordt de Wgm.

gerepresenteerd door in woorden als eigen, klein, trein, eik en ei.

- De ontwikkeling van de Wgm. verliep via een oud tussenstadium * ,

dat verder geëvolueerd is tot een intermediaire tot gesloten centrerende diftong

( en ) of een daaruit ontstane monoftong (, en ), en dit in

alle andere gevallen dan vóór een oude i/j/u. In het Algemeen Nederlands wordt

de Wgm. gerepresenteerd door in bijvoorbeeld zeep, scheef, vlees,

bleek en steen.

Page 112: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

112

Deze oorspronkelijke verdeling is het best bewaard in de Brabantse, de Hollandse en de

Zeeuwse dialecten, terwijl in de Oost-Vlaamse dialecten de Wgm. een sterkere

lexicale bezetting gekregen heeft dan in de oorspronkelijke verdeling, waardoor daar

een terraslandschap ontstond (FAND III: 273-274).

Hieronder wordt onderzocht of die oorspronkelijke verdeling in het Dendermondse

dialect bewaard is gebleven.

8.1. De West-Germaanse (zeep, scheef, vlees, bleek, steen, zee, meer (adj.),

eens)

Het Dendermondse dialect sluit hier aan bij het gebied met gesloten centrerende

diftongen dat van aan de Franse taalgrens in het zuiden tot het Rivierengebied in het

noorden loopt. De Wgm. ontwikkelde zich in het Dendermonds dan ook tot de

centrerende diftong . Deze diftong is ook in het RND-materiaal terug te

vinden in de transcriptie van meer en zee in zin 3 en 29, zij het met een lengteverschil:

. De FAND (III: 277- 287) bevestigt echter de aanwezigheid van de eerst

vermelde diftong. Het volgconsonantisme en -vocalisme hebben in de ongelede vorm

geen invloed op de besproken vocaal, behalve als de volgende consonant

gepalataliseerd wordt. In eens viel de nasaal weg en trad palatalisatie op bij de

eindfricatief, waardoor de vocaal gemonoftongeerd en gesloten werd: .

8.2. De West-Germaanse (eigen, klein, eik, ei, sprei, beitel, leiden, scheiden,

geit, reis)

In de Oudnederlandse periode moet volgens de FAND (III: 290) in de Vlaamse

dialecten74

een tendens ontstaan zijn om de Wgm. een sterkere lexicale bezetting te

geven door de oude * uit het tussenstadium te vervangen door *. Daardoor

74

Hiermee worden de dialecten in het Graafschap Vlaanderen bedoeld.

Page 113: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

113

evolueerde de Wgm. o.a. in West-Vlaanderen tot een eerder gesloten diftong

. In de Oost-Vlaamse dialecten is die diftong doorgaans opener en vaak

secundair gemonoftongeerd (bv. in Kleit en in Sint-Niklaas). In de

Brabantse dialecten domineren daarentegen zware diftongen (bv. in Brussel

en in Antwerpen) en daaruit ontstane monoftongen (o.a. in

Mechelen) (FAND III: 290).

Dat het Dendermonds een grensdialect is, komt bij de representanten van de Wgm.

zeer goed tot uiting:

- In het Dendermondse dialect evolueerde de Wgm. in de meeste gevallen tot

de half-open centrerende diftong . Dit is onder andere het geval in

eigen, klein, ei en sprei, die allemaal oorspronkelijk een oude i of j als

volgvocaal gekend hebben75

. Ook Roegiers (1885: 21, 22) kent eigen, klein en ei

een -achtige klank toe.

- De zware, Brabantse diftong kent ook een zekere verspreiding in het

Dendermonds in o.a. geit en reis.

- Verder bestaan er ook enkele woorden waarin de Wgm. dezelfde

ontwikkeling heeft gekend als de Wgm. : beitel, leiden en scheiden vertonen

allebei de diftong als hoofdvocaal. Beitel en leiden bevatten

nochtans oorspronkelijk een oude volgvocaal i76

, waardoor de Wgm. zou

moeten zijn geëvolueerd tot zoals in eigen, klein, ei en sprei. De

-realisatie in beitel en leiden bewijst dus dat de Vlaamse tendens om de

Wgm. een sterkere lexicale bezetting te geven zich ook in het Dendermonds

heeft voorgedaan.

75

Eigen komt van het Wgm. *aigina-, klein van het Wgm. *klainia-, ei van het Wgm. *ajja- en sprei van

het Wgm. *spraiᵭian (De Vries & De Tollenaere: 1992: 125, 199 en 353) 76

Beitel komt van het Wgm.*ᵭaitila- en leiden van het Wgm. *laiᵭianan (De Vries & De Tollenaere:

1992: 74 en 225)

Page 114: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

114

- Bij eik komen zowel de Vlaamse77

als de Brabantse variant naast elkaar voor

zonder betekenisdifferentiatie: en . Roegiers (1885: 10)

en de RND (zin 120) vermelden echter enkel de eerste variant.

9. De West-Germaanse en

De Wgm. en zijn geëvolueerd uit respectievelijk de Oergermaanse zonder

umlautfactor en de Oergermaanse met umlautfactor. De FAND (III: 303) maakt ook

hier een onderverdeling volgens dit criterium. De reden hiervoor is opnieuw de

aanwezigheid van secundaire umlaut in een oostelijk deel van het Nederlandse

taalgebied (Limburg, een groot deel van Brabant en de noordoostelijke dialecten), die

velaire vocalen tot palataal-geronde equivalenten heeft omgezet. In een groot westelijk

gebied bleef de representant van de Oergermaanse buiten het bereik van die umlaut

en is het onderscheid tussen de Wgm. en strikt genomen overbodig (FAND III:

303). Dat is ook het geval in het Dendermonds. Daarom worden beide diftongen hier

samen behandeld.

9.1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt (< Wgm. :

poot, doos, boon, kool, oor, oosten, lopen, boom, oog, ook <Wgm. : droog,

geloven, dopen)

De representanten van de Wgm. en zijn in het Dendermonds samengevallen en

hebben zich al heel vroeg ontwikkeld tot een velaire, centrerende diftong . De

evolutie van die basisdiftong naar de representanten in de huidige Nederlandse dialecten

kan in volgend ontwikkelingsschema samengevat worden (FAND: III: 303):

77

Hier wordt opnieuw verwezen naar het Graafschap Vlaanderen.

Page 115: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

115

→ → → ()

↓ ↓ ↓ ↓

()

De centrerende diftong werd dus over het algemeen meer gesloten. Dit sluitingsproces

kon echter op elk moment afgebroken worden door monoftongering (FAND III: 303).

In het schema is ook een evolutie zichtbaar van naar (met eventueel

monoftongering tot ). Deze palatalisatie is oorspronkelijk een Brusselse

vernieuwing, die niet het gevolg is van umlaut, maar wel van “spontane” palatalisatie,

d.w.z. een niet door een umlautfactor geconditioneerde palatalisatie, van een oudere

of . Pas vanaf 1550 werd die oude / door “parachutering” of

“dropping” van de Brusselse in Gent verdrongen, waarna een geleidelijke

opmars van plaats naar plaats in de rest van het Oost-Vlaamse gebied plaatsvond

(FAND III: 304 en Taeldeman: 2005: 82). Deze “veroveringstocht” van de Brusselse

wordt geïllustreerd op Kaart IV.1.

Page 116: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

116

Kaart IV.1. De parachutering en opmars van de Brusselse in Oost-Vlaanderen

Taeldeman, Oost-Vlaams (2005)

Op bovenstaande kaart is duidelijk te zien dat het Oost-Vlaamse -gebied in

een boog rond het Aalsterse ontrondingsgebied loopt. Volgens De Swaef (1986: 142) is

de oorzaak daarvan wellicht een structurele factor: palatalisering van de oude /

zou ontronding met zich hebben meegebracht, wat aanleiding zou gegeven hebben tot

of en dus tot samenval met de lexicaal zwaar bezette representant

van de Wgm. . Deze theorie gaat echter niet op voor het Dendermonds, waar de

Brusselse leenvocaal78

alomtegenwoordig is bij de representanten van de

Wgm. en (behalve vóór -w). De druk en het prestige van de Brusselse

moet dus zeer sterk zijn geweest, aangezien deze vocaal stand hield in een

vocaalsysteem met systematische ontronding.

78

Deze vocaal kwam in het authentieke Dendermonds, d.w.z. voor de systematische ontronding op de

terugweg was, enkel voor in woorden met de Wgm. of en hun verkortingsproducten. Deze

en het verkortingsproduct zijn dus ontleend uit het Brussels, aangezien ze niet in het

Dendermondse vocaalsysteem voorkwamen.

Page 117: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

117

9.2. Posities waar de typerealisatie sterke kwantiteits- en kwaliteitsveranderingen

kan ondergaan

Vóór w (mouw, vrouw)

Vóór w zijn de Wgm. in mouw en de Wgm. in vrouw net zoals de Wgm.

zonder umlautfactor vóór w79

geëvolueerd tot . De w valt ook hier weg zonder

een naslag te creëren: en .

Vóór j(i) (strooien, hooi)

De j in Got. straujan en Germ. *auja- (De Vries & De Tollenaere: 1992: 365, 173),

respectievelijk strooien en hooi, is in het Dendermonds weggevallen. Ook hier werd

door de informanten steeds gerealiseerd.

Vóór r (horen)

Ditmaal heeft de r geen invloed gehad op de voorafgaande vocaal. Het Dendermonds

vertoont ook hier de Brusselse leenvocaal: .

V. De neutrale vocaal

79

Zie 6.2.

Page 118: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

118

Het Indogermaans kende een wisselend muzikaal woordaccent. Dat betekent dat de

klemtoon afwisselend op de wortelsyllabe, de suffixen en de uitgangen rustte. In de

Gemeengermaanse tijd groeide echter een tendens om de klemtoon in principe steeds op

de eerste syllabe of de wortelsyllabe van het woord te leggen. Het gevolg van de

accentwisseling was niet alleen een totale verandering van het ritme van de taal, maar

vooral ook een geleidelijke verdoffing van het onbeklemtoonde woordeinde. Omdat

precies dat woordeinde de belangrijkste informatie in verband met verschillen in

naamval en tijd bevatte, begon het rijke Indogermaanse casus- en werkwoordsysteem af

te brokkelen (Schönfeld & Van Loey: 1970: 108-109). Tijdens dit deflexieproces

ontstond de sjwa: door verdoffing van oorspronkelijk gekleurde bijtonige vocalen. Net

als alle Nederlandse dialecten kent het Dendermonds ook de “neutrale” sjwa. Die

neutraliteit volgt uit de negatieve specificatie van voor alle typische

vocaalkenmerken:

- lang

- kort

- voor

- achter

- gerond

- gespreid

- hoog

- laag

Bovendien valt de afwezigheid van een klemtoon op.

1. Posities waar (bijna) uitsluitend de typerealisatie voorkomt

Hier beperk ik mij tot de valenties van in het basismorfeem.

Page 119: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

119

In de auslaut na een gekleurde vocaal en gevolgd door één consonanten

Vanaf de 14de

eeuw werd in de Brabantse dialecten de eindsjwa80

meestal

geapocopeerd, als ze tenminste geen suffigale functie (meer) had. De -apocope kan dus

beschouwd worden als een Brabantse vernieuwing. In Vlaanderen werd de eindsjwa

meestal bewaard. Kaart V.1, waarop de gebieden zonder -apocope staan aangeduid,

toont aan dat Dendermonde zich alweer in een grensgebied bevindt.

Kaart V.1. ə-apocope ontbreekt

Weijnen, Nederlandse Dialectkunde (1966)

In het Dendermonds wordt de eindsjwa nog vrij vaak bewaard in eenlettergrepige

substantieven van het type consonant + (ver)korte, betoonde vocaal + consonant + sjwa.

De consonant die op de vocaal volgt, gaat meestal terug op een oude geminaat en is

altijd stemhebbend: de bilabiale nasaal m, de bilabiale occlusief b, de palatale fricatief

80

Die eindsjwa kwam voor bij de meeste vrouwelijke substantieven (door analogie grotendeels

veralgemeend uit de ô-stammen), een beperkt aantal mannelijke en onzijdige substantieven (meestal uit

oude n-stammen, ja-stammen of ĭ/u-stammen van het “korte” type, bv. hān, běd en vrij veel

adjectieven (bv. diep, groen) (Taeldeman: 1985: 191).

Page 120: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

120

, de velaire occlusief , de alveolaire liquidae l en r, de alveolaire nasaal n en de

alveolaire occlusief d (Pletinckx: 2002: 39). Enkele voorbeelden zijn: komm, krabb,

pe, brigg, bell, krr, penn en bedd81. Soms bestaat er zelfs betekenisverschil

tussen de vorm met en zonder eindsjwa: in de betekenis van “meel” spreekt men in

Dendermonde van blom (= bloem), terwijl blomm de betekenis krijgt van “plant”. De

eenlettergrepige adjectieven en voornaamwoorden hebben over het algemeen hun

eindsjwa verloren, behalve in een paar uitzonderingen: bv. kall, wadd , dadd, ikk 82.

In een paar zeldzame gevallen verschijnt de sjwa ook in meerlettergrepige substantieven

na een diftong + stemhebbende consonant: bv. (= trien),

(= trees) en (= maraude (Fr.)).

In de auslaut na een gekleurde vocaal en gevolgd door een consonantcluster

In het Dendermonds kan de eindsjwa ook bewaard vóór de medeklinkerclusters r + s/z;

r + d; r + ts; r + n; l + d en n + d. In een aantal van deze clusters treedt bovendien

assimilatie op: r + z > z; r + d > r; r + ts > rs; r + n > r en l + d > l. De cluster n + d

wordt in het Dendermonds echter behouden. Tabel V.1. illustreert dit met enkele

voorbeelden.

r + s/z l + d n + d r + d/ts r + n

kers

speld

mand

koorts

lantaarn

beurs

naald

wond(e)

koord

hoorn

Tabel V.1. De eindsjwa kan in het Dendermonds bewaard blijven na r + s/z; l + d; n + d; r + d/ts en r + n

81

Respectievelijk kom, krab, pêche (Fr.), brug, bel, kar, pen en bed. 82

Respectievelijk dood, wat, dat, ik.

Page 121: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

121

Svarabhakti

In het Dendermonds wordt in sommige gevallen tussen twee consonanten een sjwa

ingevoegd om de uitspraak te vergemakkelijken. Dit gebeurt over het algemeen bij de

clusters rm en lm maar niet bij de cluster lk: (= arm), (=

kermis), (= zalm) en (= helm), maar (= volk) en

(= melk). Ook deze resultaten worden bevestigd door Roegiers (1885: 13, 15,

48) met <aerem>, <kaeremis>, <zallem>, <hellem> en <volk>.

2. Posities met kwalitatieve variatie

Tussen s en m

In de “plattere” variëteiten van het Dendermonds83

wordt geen gerealiseerd

tussen s en m, maar wel een korte, half-open , tenzij er nog een suffix- volgt na

m. Bijgevolg krijgen adem en bezem in het “platte” Dendermonds als uitspraak

en , maar ademen wordt uitgesproken als

. Roegiers (1885: 51, 4) bevestigt die resultaten met <oasom> en <bessom>.

In de minder “platte” variëteiten wordt wel steeds gerealiseerd: ,

en

.

83

Altijd in het Vestjes, maar ook in de andere wijken bij “plat” taalgebruik.

Page 122: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

122

VI. Het Dendermondse dialect samengevat

1. De korte vocalen

Het Dendermonds heeft negen korte vocalen. Hun categoriale kenmerken staan in Tabel

VI.1. weergegeven, waarbij (+) de aanwezigheid en (-) de afwezigheid van elk kenmerk

aanduiden. De en bestaan in het “authentieke” Dendermonds enkel als

positionele varianten na vocaalverkorting van respectievelijk en in

bijvoorbeeld (= boompje) en (= huisje). Bij de informanten die

niet meer systematisch ontrondden, kreeg echter de waarde van een foneem.

vocalisch + + + + + + + + +

sonorant + + + + + + + + +

consonantisch - - - - - - - - -

nasaal - - - - - - - - -

continuant + + + + + + + + +

stem + + + + + + + + +

hoog + + - - - + - - -

laag - - - + - - + - -

voor + + + - - - + + -

achter - - - - + + - - -

gespreid + - + - - - + - -

gerond - + - - + + - + -

diftongisch - - - - - - - - -

klemtoon + + + + + + + + -

Tabel V.1. De categoriale kenmerken van de Dendermondse korte vocalen

Page 123: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

123

2. De lange vocalen

Het Dendermonds kent slechts één lange vocaal, namelijk . De categoriale

kenmerken voor deze vocaal zijn [+ vocalisch], [+ sonorant], [- consonantisch],

[+ continuant], [+ stem], [- nasaal], [+ lang], [- kort], [- voor], [- achter], [- hoog],

[+ laag], [- gespreid], [- gerond] en [- difongisch]. Het dialect van ‟t Vestje vertoont

echter nog een lange vocaal, die ik in de andere wijken niet heb aangetroffen: .

Bovendien werd die vocaal in deze scriptie enkel vóór r gesignaleerd. De categoriale

kenmerken zijn [+ vocalisch], [+ sonorant], [- consonantisch], [+ continuant], [+ stem],

[- nasaal], [+ lang], [- kort], [- voor], [+ achter], [+ hoog], [- laag], [- gespreid],

[+ gerond] en [- difongisch]. Deze vocalen kunnen uiteraard ook een klemtoon krijgen.

3. De sluitende diftongen

Het “authentieke” Dendermonds kent vier sluitende diftongen, waarvan de categoriale

kenmerken in Tabel VI.2. zijn weergegeven. De vijfde en de zesde diftong

en werden enkel gerealiseerd door de informanten die niet meer

systematisch ontrondden.

(

)

(

)

vocalisch + + + + + +

sonorant + + + + + +

consonantisch - - - - - -

nasaal - - - - - -

continuant + + + + + +

stem + + + + + +

hoog - + - - + -

laag - - + - - -

Page 124: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

124

voor + + - - + +

achter - - + + - -

gespreid + + - - - -

gerond - - + + + +

diftongisch + + + + + +

klemtoon + + + + + + Tabel VI.2. De categoriale kenmerken van de Dendermondse sluitende diftongen

4. De centrerende diftongen

Het Dendermonds heeft zeven centrerende diftongen. Hun categoriale kenmerken staan

in Tabel VI.3. weergegeven.

vocalisch + + + + + + +

sonorant + + + + + + +

consonantisch - - - - - - -

nasaal - - - - - - -

continuant + + + + + + +

stem + + + + + + +

hoog - - - - - - -

laag - - - - - - -

voor + + + - - - -

achter - - - - + + +

gespreid + - + - - - -

gerond - + - - + + +

diftongisch + + + + + + +

klemtoon + + + + + + +

Tabel VI.3. De categoriale kenmerken van de Dendermondse centrerende vocalen

Deze vocalen zijn [- hoog] en [- laag], omdat de tong tijdens de articulatie verglijdt.

Page 125: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

125

VII. Enkele fonologische transformatieregels op

vocaalsegmenten

1. Deletie van de eindsjwa

Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen woordinterne en woordexterne

deletie van .

Woordintern

Als “grensdialect” tussen de Oost-Vlaamse en Brabantse dialecten wordt het

Dendermonds o.a. gekenmerkt door de aanwezigheid van een niet-suffigale eindsjwa in

de ongelede vorm van eenlettergrepige substantieven van het type consonant +

(ver)korte, betoonde vocaal + stemhebbende consonant + sjwa. Bij de eenlettergrepige

adjectieven, voornaamwoorden, bijwoorden en telwoorden en de meerlettergrepige

substantieven valt, op een aantal uitzonderingen na84

, de eind weg.

Woordextern

In het Dendermonds wordt de eindsjwa ook behouden als het onmiddellijk volgende

woord met een vocaal begint. Om de uitspraak te vergemakkelijken wordt meestal een

intervocalische nasaal85

toegevoegd. Enkele voorbeelden zijn:

(Er staat een) bed in (de kamer): + →

84

Zie hoofdstuk V, 1. 85

Deze nasaal geeft in het Dendermonds hier geen meervoudsvorm aan, want het meervoud van bed en

pan is respectievelijk en , waardoor de nasaal hier dus zonder problemen voor de

verbinding kan zorgen.

Page 126: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

126

(Zet die) pan op (het vuur): + →

2. Vocaalverkorting

In de vorige hoofdstukken zijn al enkele voorbeelden aan bod gekomen van lange

vocalen en diftongen die om een bepaalde reden kort werden. In dit hoofdstuk worden

de voorwaarden en de resultaten van vocaalverkorting besproken.

Voorwaarden

Vocaalverkorting manifesteert zich systematisch bij alle informanten en treedt in het

Dendermonds hoofdzakelijk op in bimorfematische woorden. Dat wil zeggen dat er

binnen de consonantcluster die de verkorting veroorzaakt een morfeemgrens valt

(Keymeulen & Taeldeman: 1985: 137). Bovendien moeten de segmenten van die cluster

aan bepaalde voorwaarden voldoen:

- de auslautconsonant van het stammorfeem moet een obstruent, liquida of nasaal

zijn;

- het anlautsegment van het afleidingsmorfeem is een obstruent (t, d, k, s, t, d)

Verkortingsproducten

De lange vocaal kent in het Dendermonds geen verkortingsproduct. De

fonetische verkortingsproducten van de Dendermondse diftongen en zijn als

volgt te transcriberen:

Page 127: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

127

→ in bv. → (brief - briefje)

→ in bv. → (spelen - hij

speelt)

→ in bv. → (stoel - stoeltje)

→ in bv. → (koken - hij kookt)

( → in bv. → (muur - muurtje))

( → in bv. → (kleur - kleurtje))

→ in bv. → (straat - straatje)

→ in bv. → (straat - straatje)

→ in bv. → (huis - huisje)

→ in bv. → (pijp - pijpje)

→ in bv. → (paard - paardje)

→ vóór niet-gemouilleerde consonantcluster in

bv. → (boom - boompje)

→ vóór gemouilleerde consonantcluster in

bv. → (boon - boontje)

→ in bv. → (steen - steentje)

→ in bv. → (jaar - jaartje)

De verkortingsproducten van de Dendermondse lange vocalen en diftongen op een rijtje

zijn: , ,, , en .

De diftongen en staan hier opnieuw tussen haakjes, omdat

zij enkel voorkomen bij informanten die niet meer systematisch ontronden. De

diftongen

en zijn allofonen en krijgen daarom hetzelfde woord als

Page 128: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

128

voorbeeld. De diftong is de variant van ‟t Vestje, maar wordt ook

sporadisch door de informanten uit andere wijken gerealiseerd86

. Opvallend is wel dat

beide varianten en hetzelfde verkortingsproduct hebben. Dit is volgens

mij een bewijs voor de theorie van Van Loey (1979: 81) die veronderstelt dat het

Brusselse dialect ooit slôpe en de verkorte vorm slôpt gekend heeft. De klinker van

slôpe is volgens hem dan zoals het hele systeem van lange klinkers verschoven, in dit

geval van ô naar oê, terwijl de korte klinker van slôpt door die verschuiving niet werd

aangetast. Deze theorie manifesteert zich hier duidelijk in het Dendermonds, waar de

verschuiving van naar

en zelfs (nog) niet voltooid is, maar waar alle drie de vocalen

hetzelfde verkortingsproduct vertonen.

3. Ontronding

In hoofdstuk II, 5.3. werd al even ingegaan op het noodzakelijke onderscheid tussen

occasionele en systematische ontronding (Taeldeman: 1994: 154). Occasioneel zijn de

ontrondingen die zich binnen een bepaalde historische categorie slechts bij een beperkt

aantal lexicaal geconditioneerde gevallen voordoen. Een voorbeeld hiervan zijn de

woorden met Wgm. met umlautfactor in gesloten syllabe87

. Sommige daarvan

vertonen umlautontronding in een aantal westelijke “Ingveoonse” dialecten. Het

verspreidingsgebied verschilt er van woord tot woord: het zijn relicten die dateren uit de

12de

à 14de

eeuwse Vlaams-Ingveoonse expansie88

. Stuk, put, dun en brug zijn woorden

waarvan de ontronde variant met /-vocalisme een relictachtig bestaan leiden in een

aantal zuidwestelijke dialecten en sommige Hollandse plaatsen.

Systematische ontrondingen manifesteren zich daarentegen in principe bij alle lexemen

86

Zie hoofdstuk III, 1 en IV, 6. 87

Zie hoofdstuk II, 6.4. 88

Zie hoofdstuk I., 1.

Page 129: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

129

met een bepaald historisch vocalisme (bv. de Wgm. vóór r + niet coronale

consonant). In zijn meest extreme vorm kan ontronding alle historisch geronde

voorvocalen systematisch in gespreide equivalenten omzetten (Taeldeman: 1994: 154).

In het “authentieke” Dendermonds zijn inderdaad de meeste historisch geronde

voorvocalen systematisch ontrond:

- oudere (< Wgm. met umlautfactor in gesloten syllabe) → bv. in

(= put) en (= brug);

- oudere (< Wgm. vóór r + consonant) → bv. in (=

dorst) en (= borstel);

- oudere (< Wgm. vóór r) → bv. in (= muur)

en

(= zuur);

- oudere (< Wgm. met umlautfactor in open syllabe) → bv. in

( = deur/door) en (= leugen).

De enige historische voorvocaal die in het Dendermonds aan ontronding ontsnapt, is de

oudere uit de Wgm. met umlautfactor, die had moeten ontronden tot

. Waarschijnlijk heeft het Dendermonds ooit wel ontronding gekend bij de Wgm.

met umlautfactor, maar is die als eerste verdwenen toen ontronding steeds meer als

“plat” werd ervaren. Dat de achteruitgang van ontronding in fasen gebeurt, is

momenteel zeer goed aantoonbaar in het Dendermondse dialect. De en

niet vóór r werden door de informanten sneller gerond tot en

dan vóór r. De ontronding tot in bv. deur/door en leugen houdt tot

hiertoe het beste stand.

Page 130: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

130

4. Mouillering

Mouillering of palatalisatie, is een verschijnsel waarbij een consonant meer naar het

hard verhemelte of palatum uitgesproken wordt dan normaal gesproken het geval is. Dat

gebeurt in het Dendermonds o.a. bij de medeklinkercombinaties ns, ld, lt, tt, ls, ts en st.

Enkele voorbeelden hiervan zijn: (= mens), (= geld),

(= twintig), (= muts), (= kletsen),

(= pels), enz. Een volledige bespreking van mouillering valt hier buiten het

onderzoeksonderwerp, aangezien dit fenomeen zich enkel manifesteert bij

consonantclusters. Een van de belangrijkste implicaties van de mouillering, namelijk de

grondige verkleuring van de voorafgaande vocaal, is hier wel van belang. In het

Dendermonds worden een aantal palatale vocalen immers gedepalataliseerd als ze

gevolgd worden door een gemouilleerde cluster: , en gaan in die

positie over in hun velaire of mediale tegenhangers , en .

Keymeulen (1986: 270) ziet hierin precies de tegenovergestelde beweging van de i-

umlaut, die voor een beweging in palatale richting zorgde, en noemt de depalatalisatie

daarom u-umlaut. De klankverschuiving verloopt immers in de richting van de

(maar wordt er niet door veroorzaakt). De evolutie van de vocalen vóór een

gemouilleerde cluster is als volgt te schematiseren (Keymeylen: 1986: 271):

→ in bv. → → (= muts)

→ in bv. → → →

(= Duitser)

→ in bv. → → (= metser)

Het Dendermonds heeft de mouillering hier niet helemaal tot doorgedreven:

, en . De hierboven geschematiseerde

overgangen gebeurden bij alle informanten nog zeer systematisch, zeker wanneer ze

onder invloed van diminutiefvorming was ontstaan (bv. (= boontje)).

Page 131: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

131

Volgens Keymeulen (1986: 272) manifesteert er zich in het West-Brabantse

mouilleringsgebied onder invloed van mouillering ook een sluitingstendens.

Voorbeelden hiervan zijn en in het Hofstaads. Dit gesloten

vocalisme heb ik in deze context echter bij geen enkele informant waargenomen.

Opvallend is wel dat mouillering ook voor vocaalverkorting kan zorgen: bv.

(= maand), (= plaats), enz.

5. Een Dendermondse “chaîne de traction”

In het Dendermonds is zoals in het Gents (Taeldeman: 1985: 208) een vrij recente

“zuigbeweging” op gang gekomen die geen enkele gesloten of half-gesloten lange

vocaal ongemoeid heeft gelaten. Taeldeman (1985: 208-209) onderscheidt voor het

Gents drie fasen:

1) Verwijding + lichte diftongering van , en

2) Verwijding + lichte diftongering van , en

3) Monoftongering van de palatale centrerende diftongen

De eerste twee fasen zijn ook in het Dendermondse dialect al voltooid:

1) De oorspronkelijke lange vocalen en zijn verwijd en licht

gediftongeerd tot en in bijvoorbeeld leven en school.

2) De oorspronkelijke lange vocalen en zijn verwijd en licht

gediftongeerd tot en in bijvoorbeeld brief en voelen.

Ook de geronde palatale vocalen die door sommige informanten werden gerealiseerd,

ondergingen deze evolutie: en → en

in bijvoorbeeld deur en muur.

Gelijkaardige evoluties zijn volgens Taeldeman (1985: 209) ook te vinden in een aantal

andere West-Brabantse steden (o.a. Brussel, Mechelen en Antwerpen). Hij schrijft dit

verschijnsel echter niet toe aan onderlinge beïnvloeding, maar wel aan de interne

Page 132: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

132

dynamiek van die stadsdialecten. Na Brussel, Mechelen en Antwerpen, mag ook

Dendermonde dus aan die lijst toegevoegd worden.

VIII. Slotconclusie

Page 133: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

133

De voornaamste doelstelling van deze scriptie was een vocaalinventaris opstellen van

het Dendermondse dialect. Daarbij hoorden de volgende verduidelijkingen. Het

onderzoek was:

- formeel: dat betekent dat de dialectelementen in hun structurele en systematische

samenhang werden bestudeerd zonder rekening te houden met hun sociale

functie;

- monotopisch: in deze dissertatie ging alle aandacht uit naar het stadsdialect in de

strikte zin, d.w.z. het dialect dat in het centrum van Dendermonde gesproken

wordt. De deelgemeenten van Dendermonde ( Sint-Gillis, Grembergen, Appels,

Baasrode, Oudegem, Mespelaere en Schoonaarde) maakten dus geen deel uit

van het onderzoeksdomein.

- monostratisch: in deze scriptie werd het dialect van de oudere, laaggeschoolde

Dendermondenaren besproken. De sociale variabelen bleven ongeveer gelijk bij

elke informant.

Daarnaast volgden nog twee bijkomende onderzoeksvragen:

3) Bestaat er nog een wezenlijk verschil tussen het dialect van de verschillende

wijken?

4) Is er taalverandering te bemerken tussen het Dendermonds van de Enquête

Willems uit 1885 en het huidige dialect?

Voor de vocaalinventaris zelf verwijs ik naar hoofdstuk II tot V en een samenvatting

daarvan in hoofdstuk VI. Uit die hoofdstukken bleek dat het Dendermonds alle

kenmerken had van een grensdialect. In sommige gevallen sloot het (misschien meer

dan verwacht) aan bij het Oost-Vlaamse dialectlandschap en in andere gevallen bij de

Brabantse dialecten met het Brussels als voornaamste invloed. Bovendien bleek het

Dendermonds ook een aantal Denderspecialismen te hebben ontwikkeld. Toch heb ik

mijns inziens ook gewezen op enkele eigenschappen, die misschien in se niet uniek zijn,

maar wel uitzonderlijk in combinatie met de rest van het vocaalsysteem en in

vergelijking met andere dialecten in de omgeving.

In hoofdstuk VII ben ik wat dieper ingegaan op een paar kenmerkende fonologische

transformatieregels, zoals de deletie van de eindsjwa, vocaalverkorting, ontronding,

mouillering en een belangrijke Dendermondse klankverschuiving.

Page 134: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

134

In verband met de bijkomende onderzoeksvragen heb ik vastgesteld dat er wel degelijk

nog een wezenlijk verschil bestaat tussen het dialect van de “platste” volkswijk ‟t Vestje

en dat van de “beschaafdere” wijken ‟t Zwijveke en de Molenberg. In ‟t Vestjes wordt

in tegenstelling tot de andere wijken nog veel systematischer ontrond en klinkt de sjwa

tussen s en m nog vaker als . Bovendien wordt de gerekte Wgm. en

zonder umlautfactor er een graad verder gesloten tot (en zelfs tot

vóór r), terwijl die Wgm. vocalen in de andere wijken meestal als werden

gerealiseerd. Dat mensen die afkomstig zijn van ‟t Vestje in Dendermonde nog steeds

aan hun taalgebruik worden herkend, blijkt dus ook een wetenschappelijke basis te

hebben.

Tussen het Dendermonds van de Enquête Willems uit 1885 en het huidige dialect is er

weinig evolutie te bemerken. Het enige wezenlijke verschil is dat Roegiers nog zonder

uitzondering ontrondt (maar ook hij gebruikt al <oe> in de woorden met Wgm. met

umlautfactor) en dat hij iets meer Oost-Vlaamse varianten realiseert dan de huidige

informanten (bv. > < ), wat bewijst dat de Brabantse

beïnvloeding nog steeds verder gaat.

Page 135: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

135

Bibliografie

1. BLANCQUAERT, E. (1950). Dialect-atlas van Klein-Brabant. Antwerpen, De

Sikkel, 15-16. Reeks Nederlandse Dialect-atlassen:1.

2. CORNIPS, L. (1997). De betrouwbaarheid van de schriftelijke dialect-enquête

Willems (1885): de middelconstructie in de Limburgse dialecten.

http://www.meertens.knaw.nl/medewerkers/leonie.cornips/betrouwbaar.pdf,

(29/07/07).

3. DE SCHUTTER, G. & TAELDEMAN, J. (1994). /r/ in stressed syllables before

consonant in the southern Dutch dialects. taal & tongval, 7, 73-109.

4. DE SWAEF, L. (1986). Tussen Aalst en Gent. In: Devos, M. & Taeldeman, J. (eds.)

Vruchten van z‟n akker. Opstellen van (oud)-medewerkers en oud-studenten voor

Prof.V.F. Vanacker, Gent, Rijksuniversiteit Gent, 135-150.

5. DE VRIENDT, S. (2005). Brussels. Tielt, Lannoo, 124p. Taal in stad en land: 2.

6. DE VRIES, J. & DE TOLLENAERE, F. (1992). Etymologisch woordenboek.

Utrecht, Het Spectrum, 449p.

7. DIERICKX, G. (s.d.). Dendermonde, volkstaal, typen, bijnamen. Dendermonde, De

Hauwere, 279p.

8. FIERENS, M. (2002). Aan de oevers van Schelde en Dender. Een fonologische

verkenning van het vocalisme van het Grembergs. Scriptie, Universiteit Gent,

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 189p.

9. GOOSSENS, J. (1969). Strukturelle Sprachgeographie. Eine Einführung in

Methodik und Ergebnisse. Heidelberg, C. Winter, 148p.

Page 136: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

136

10. GOOSSENS, J. (1972). Inleiding tot de Nederlandse dialectologie. Tongeren,

Michiels, 173p.

11. GOOSSENS, J. (1992). Dialecten in het centrale Zuidnederlandse stedennetwerk.

taal & tongval, 5, 29-47.

12. GOOSSENS, J. (1981). Middelnederlandse vocaalsystemen. Gent, Koninklijke

Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 93p.

13. GOOSSENS, J., TAELDEMAN, J. & VERLEYEN, G. (1998). Fonologische atlas

van de Nederlandse dialecten (Deel I). Gent, Koninklijke Academie voor

Nederlandse Taal- en Letterkunde, 278p.

14. GOOSSENS, J., TAELDEMAN, J. & VERLEYEN, G. (2000). Fonologische atlas

van de Nederlandse dialecten (Deel II & III). Gent, Koninklijke Academie voor

Nederlandse Taal- en Letterkunde, 345p.

15. GRAULS, J. (1957). Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Bruegel.

Antwerpen, Standaard Boekhandel, 223p.

16. GYSSELING, M. (1964). Proeve van een Oudnederlandse grammatica. Studia

Germanica Gandensia, 6, 9-43.

17. KEYMEULEN, L. (1986). In: Devos, M. & Taeldeman, J. (eds.) Vruchten van z‟n

akker. Opstellen van (oud)-medewerkers en oud-studenten voor Prof.V.F. Vanacker,

Gent, Rijksuniversiteit Gent, 267-286.

18. KEYMEULEN, L. & TAELDEMAN, J. (1985).Tussen fonologie en morfologie. De

vocaalverkorting in een Brabants dialect. taal & tongval, 37, 124-164.

19. OOMS, M. & VAN KEYMEULEN, J. (2005). Vlaams-Brabants en Antwerps. Tielt,

Lannoo, 122p. Taal in stad en land: 5.

Page 137: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

137

20. PHILIPPA, M., DEBRABANDERE, F. & QUAK, A. (2005). Etymologisch

woordenboek van het Nederlands. Amsterdam, Amsterdam University Press, 725p.

21. PLETINCKX, L. (2002). De pélle van de pèzze en de kèrre van de kèzze of… het

behoud van de (Vlaamse) eind-schwa in het Pajottenlands. In: Wellekens, W.,

Pletinckx, L. & Ooms, M. (eds.) Brabantse dialecten, cultureel erfgoed. Leuven,

Stichting Brabantse Dialecten, 33-42.

22. ROEGIERS, A. (1885). Enquête Willems. Ongepubliceerd.

23. ROELANDTS, K (1960). Regressie en secundaire woordvorming. Mededelingen

van de Vereniging voor Naamkunde, 89-124.

24. SCHÖNFELD, M. & VAN LOEY, A. (1970). Historische grammatica van het

Nederlands. Zutphen, N.V.W.J. Thieme & Cie, 367p.

25. TAELDEMAN, J. (1978). De vokaalstruktuur van de “Oostvlaamse” dialekten. Een

poging tot historische en geografische situering in het Zuidnederlandse

dialektlandschap. Amsterdam, Noord-Hollandse Uitgevers Maatschappij, 68p.

26. TAELDEMAN, J. (1979). Het klankpatroon van de Vlaamse dialekten. Een

inventariserend overzicht. In: Devos, M., Ryckeboer, H. & Taeldeman, J. (eds.)

Woordenboek van de Vlaamse dialekten. Inleiding. Gent, Rijksuniversiteit Gent, 48-

117.

27. TAELDEMAN, J. (1985). De klankstruktuur van het Gentse dialekt. Wetteren,

Uitgeverij Universa, 261p.

28. TAELDEMAN, J. (1994). Ronding en ontronding in het Nederlands en de

Nederlandse dialecten. Een verhaal over 'cultuur' vs. 'natuur'. taal & tongval, 46,

152-179.

Page 138: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

138

29. TAELDEMAN, J. (2005). Oost-Vlaams. Tielt, Lannoo, 123p. Taal in stad en land:

6.

30. VAN DER MEER, M. (1927). Historische Grammatik der niederländischen

sprache. 1: Einleitung und Lautlehre. Heidelberg, Winter, 353p.

31. VAN LOEY, A. (1979). Het Brusselse Nederlands dialect. Taal en Sociale

Integratie, 2, 77-98.

32. VANGASSEN, H. Aan de grens van Vlaanderen en Brabant.

I. Nl. ei en ij. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie &

Dialectologie, 29 (1955), 209-241.

II. Ndl. ui. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie &

Dialectologie, 32 (1958), 69-99.

III. Ndl. oe en û vóór r. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor

Toponymie & Dialectologie, 34 (1960), 45-76.

IV. Umlaut en ontronding van Nl. u in gesloten lettergreep. Handelingen van de

Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie, 35 (1961), 105-129.

33. VERHOFSTADT, J.P. (s.d.). Studie van het Dèrremons. Dendermonde, Den

Dèrremonse Klapper, 30p.

34. WEIJNEN, A. (2000). Nederlandse Dialectkunde. Assen, Van Gorcum, Assen, 75p.

Page 139: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

139

Bijlage 1

De West-Germaanse korte vocalen in gesloten syllabe

Wgm. zonder umlautfactor

kat

glas

appel

af

bak

dak

acht

(ik) bracht

zacht

spannen

vlam

man

tam

tang

vangen

zand

tand

gans

dansen

lamp

plank

lang

kar

zwart

kaart

gras

warm

arm

merg

zwerm

stal

smal

balk

zout

oud

koud

kous

paus

fout

katten

bakken

kaarten

vlammen

tanden

ganzen

armen

stallen

planken

karren

kousen

fouten

katje

bakje

tandje

stalletje

plankje

armpje

kousje

foutje

kaartje

Page 140: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

140

karretje

lampje

(hij) lacht

(hij) houdt

(hij) danst

Wgm. met umlautfactor

zetten

rekken

zes

bed

leggen

kennen

brengen

engel

zwemmen

hemd

mens

hengst

helft

mes

metselen

ekster

(ik heb) gezet

pan

kan

bedden

kannen

pannen

mensen

helften

bedje

kannetje

pannetje

mensje

helftje

(ik) ken

(hij) kent

(hij) brengt

Page 141: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

141

Wgm.

weg

likken

vechten

nest

pen

bel

geld

helpen

venster

ster

ver

hart

barsten

paard

staart

berg

scherp

sterven

nesten

pennen

harten

sterren

vensters

paarden

staarten

bergen

nestje

hartje

sterretje

paardje

staartje

(het) barst

(hij) helpt

(hij) sterft

Wgm.

wit

dik

smid

vis

nicht

liggen

schip

rib

lip

beginnen

slim

krimpen

winter

blind

vinger

wild

kers

kerk

licht

blind

blinde

vissen

nichten

ribben

Page 142: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

142

lippen

vingers

kersen

kerken

visje

nichtje

ribbetje

lipje

vingertje

kersje

kerkje

(hij) ligt

(hij) begint

(hij) krimpt

Wgm.

pot

stok

kloppen

grof

dochter

hol

volk

sport

poort

koord

woord

zorgen

dorp

goud

stout

hout

potten

koorden

woorden

dorpen

potje

koordje

woordje

dorpje

Page 143: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

143

Wgm.

mossel

schot

schudde(re)n

bobbel

pop

op

bok

slok

klok

bos

lucht

wol

wolf

zon

zondag

donder

hond

ons

krom

pomp

lomp

tong

schouder

kouter

mosselen

poppen

wolven

honden

tongen

schouders

bosje

popje

pompje

hondje

(hij) komt

(hij) schudt

put

mus

knuppel

schop

stuk

kruk

brug

rug

vrucht

koster

dun

kort

dorst

borstel

wortel

worm

bruggen

putten

stukken

borstels

wormen

brugje

putje

stukje

borsteltje

wormpje

Page 144: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

144

De West-Germaanse korte vocalen in open syllabe

Wgm. in open syllabe

laat (adj.)

zaal

vader

maken

haver

zaag

kamer

sparen

plaats

zalen

zagen

vaders

zaaltje

zaagje

vadertje

(hij) maakt

Wgm. met umlautfactor in open syllabe

ezel

lepel

geweer

vreemd

ezels

geweren

ezeltje

geweertje

beter

eend

aapje

haantje

(hij) draagt

varen

(hij) vaart

Page 145: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

145

Wgm. in open syllabe

week (subst.)

scheel

keel

eten

peer

weken

kelen

peren

weekje

keeltje

peertje

(hij) eet

Wgm. in open syllabe

zeker

beet

pekel

sne(d)e

spelen

veel

zeven

beten

sneden

beetje

sneetje

(hij) speelt

Wgm. in open syllabe

geschoten

school

boren

koken

oven

komen

scholen

ovens

schooltje

oventje

(hij) kookt

Page 146: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

146

Wgm. in open syllabe

deur

leugen

neus

kreupel

sleutel

molen

koning

voor (vz.)

door (vz.)

mogen

mogelijk

zoon

schotel

noot

vogel

zomer

boter

over

kogel

deuren

neuzen

zonen

noten

deurtje

neusje

zoontje

nootje

De West-Germaanse lange vocalen en diftongen

Wgm.

bijten

pijp

ijs

stijf

lijf

vijg

blijven

lijster

vijl

fijn

tijd

dijk

vijftig

vrijen

zijde

Page 147: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

147

vieren

pijpen

lijven

vijlen

tijden

pijpje

lijfje

vijltje

tijdje

Wgm.

buiten

buik

muis

huis

duizend

bruin

duim

duwen

bouwen

zuur

muizen

huizen

duimen

muisje

huisje

duimpje

(hij) duwt

(hij) bouwt

Wgm. met umlautfactor

gebruiken

luisteren

uil

luiden

schuur

uilen

schuren

uiltje

schuurtje

(hij) luistert

(hij) gebruikt

(hij) luidt

Page 148: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

148

Wgm.

kuiken

buigen

duur

duivel

kuikens

kuikentje

(hij) buigt

Ndl. ²

spuiten

lui

(hij) spuit

Wgm. en

brief

diep

kiezen

gieten

vliegen

spiegel

nieuw

knie

vier

brieven

knieën

briefje

knietje

(hij) kiest

(hij) giet

(hij) vliegt

Wgm.

voet

stoel

roepen

hoek

bloem

koe

Page 149: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

149

voeten

hoeken

bloemen

voetje

hoekje

stoeltje

bloempje

(hij) roept

Wgm. met umlautfactor

groen

voelen

koel

proeven

zoeken

vloek

vroeg

koeien

roeren

vloeken

vloekje

(hij) zoekt

(hij) roert

Wgm.

draad

blazen

paal

schaap

tafel

vragen

traag

straat

zwaar

jaar

maand

draaien

blauw

draden

palen

schapen

straten

jaren

draadje

paaltje

straatje

jaartje

(hij) blaast

(hij) draait

Page 150: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

150

Wgm. met umlautfactor

kaas

schaar

laag

kazen

scharen

kaasje

schaartje

schaapje

(hij) laat

Wgm. (Ogm. zonder umlautfactor)

zeep

scheef

vlees

bleek (adj.)

steen

zee

meer (adj.)

eens

zepen

stenen

zeepje

steentje

Page 151: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

151

Wgm. (met umlautfactor)

eigen

klein

sprei

eik

ei

beitel

leiden

scheiden

geit

reis

eiken

eieren

beitels

geiten

eikje

eitje

beiteltje

geitje

kleinst

Wgm. /

poot

doos

boon

oor

oosten

lopen

ook

boom

oog

strooien

hooi

mouw

vrouw

droog

geloven

dopen

horen

bonen

poten

ogen

Page 152: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

152

mouwen

vrouwen

boontje

pootje

oogje

mouwtje

vrouwtje

(hij) loopt

(hij) strooit

De neutrale

kom

krab

pêche

brug

bel

kar

pen

bed

bloem

kalle

wat

dat

ik

trien

trees

maraude

kers

beurs

speld

naald

mand

wond

koorts

koord

lantaarn

hoorn

arm

kermis

zalm

helm

volk

melk

bezem

adem

kommen

bedden

pennen

beurzen

spelden

manden

lantaarns

armen

zalmen

bezems

kommetje

bedje

pennetje

beursje

speldje

mandje

lantaarntje

Page 153: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

153

armpje zalmpje bezempje

Bijlage 2

Op de volgende kaart staan de verschillende wijken in het centrum van Dendermonde

afgebeeld.

Legende:

- - - - - - -: ‟t Vestje

________: ‟t Zwijveke

xxxxxxxx: de Molenberg

Page 154: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

154

Page 155: Woord vooraf - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/292/563/RUG01... · bewering ging twijfelen. Mijn nieuwsgierigheid naar wat er nog allemaal te ontdekken viel, groeide.

155

Bijlage 3

Van de Zwerte Mergriet

<< Oon ‟t strand, as er in eene keer en stem oit ‟t woter kwamp, die riep:

<<Gillegillegaken?>>

- Wad is da? wad is da? zei de kenink. - <<Niemandale, antwoordde de zwerte

Mergriet; ‟t sen de blore die woijen. Jo mer, die stem kwamp weeral op:

<<Gillegillegaken?>>

Den ond begost zai steertjen al te loteren, man. - Wad is da? Wad is da? zei de kenink.

<< ‟t Is ‟t lawait van de boren. >> antwoordde de zwerte Mergriet. Jo mer, die stem

kwamp weeral op:

<< Gillegillegaken?>>

En ‟t ondje dee zai moälken open en ‟t riep tegen:

<< Wa bliet er a, me schuu vraken?>>

- Zee! ‟t ondje spreekt; lootj ons ne kier loästeren, zei de kenink.

-<< Moor nee, antwoordde de zwerte Mergriet med en banaad‟ert,

lootj ons wa vuder goon>>. En de stem riep:

<< Woor es de zwerte Mergriet,

Die mai in ‟t woter stiet?>>

- <<Ze ligd in ‟s keninks ermen>> zei Gillegillegaken;

-<<Och ermen! <<antwoordde de stem en ze zweeg.>>

(In: Grauls, J. (1957). Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Bruegel.

Antwerpen, Standaard Boekhandel, 36-37.)