Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee...

47
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF IN DE EU-STUDIES PROMOTOR : PROF. DR. H. VOS COMMISSARIS 1 : VICKY REYNAERT COMMISSARIS 2 : SARAH DELPUTTE ACADEMIEJAAR 2009 - 2010 WORD COUNT: 20053 1 Israëlische percepties van het EU-beleid: Politieke twist tussen Economische partners?

Transcript of Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee...

Page 1: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke Verhandeling

RIEN BAUWENS

MASTERPROEF IN DE EU-STUDIES

PROMOTOR: PROF. DR. H. VOSCOMMISSARIS 1: VICKY REYNAERT COMMISSARIS 2: SARAH DELPUTTE

ACADEMIEJAAR 2009 - 2010

WORD COUNT: 20053

1

Israëlische percepties van het EU-beleid:Politieke twist tussen Economische partners?

Page 2: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Abstract

De Europese Unie en Israël kennen reeds een lange geschiedenis van relaties. Deze zijn zelfs van die aard

dat de Europese Raad in Essen in 1994 beschouwde dat Israël op basis van haar hoog niveau van

economische ontwikkeling een speciale status zou moeten hebben in haar relaties met de EU. Wanneer men

echter voorbij de economische realiteit kijkt dient een somberder beeld zich aan. Waar de economische

relaties tussen beide zich steeds dieper ontwikkelen, is er op het politiek niveau sprake van wantrouwen en

misnoegen. Uit de theorie van rolconcepten blijkt dat de manier waarop externe staten de EU bekijken een

invloed heeft op hoe de EU zichzelf bekijkt en of ze erin slaagt om haar vooropgestelde doelstellingen te

bereiken. Een analyse van de belangrijkste beleidskaders betreffende de samenwerking blijkt dat de EU zich

als civiele macht in de wereld voorstelt. Een analyse van de percepties die leven ten aanzien van de EU en

Israël op economisch vlak toonden dat voor zover er sprake is van economische samenwerking de perceptie

positief is. Op vlak van politieke samenwerking werd de EU echter als negatief gepercipieerd, wat tegemoet

komt aan de hypothese die de basis vormt voor dit onderzoek. Een centrale rol in deze negatieve perceptie

van de EU in Israël is weggelegd voor het Israëlische veiligheidsconcept.

2

Page 3: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

1. Inleiding:

De diplomatieke banden tussen de Europese Unie en Israël kennen een lange geschiedenis. De eerste

betrekkingen dateren uit 1959, slechts elf jaar na de oprichting van de staat Israël en tien jaar na de

ondertekening van de Schuman-verklaring. Het eerste samenwerkingsakkoord trad in werking in 1975

(Europese Commissie, 2004b, p. 3), waarna het presidentschap van de Europese Raad in Essen verklaarde

dat 'Israël, op basis van haar hoog niveau van economische ontwikkeling, een speciale status in haar relaties

met de EU zou moeten genieten, gefundeerd op wederkerigheid en gemeenschappelijke belangen' (Europese

Commissie, 2004c, p. 1).

1.1. Algemene probleemstelling:

De hierboven beschreven betrekkingen tussen de EU en Israël - die op het eerste zicht positief zijn - worden

gekenmerkt door een aantal tegenstrijdige trends. Er is een sterk en steeds verder groeiend netwerk van

economische, culturele en persoonlijke banden op het bilaterale niveau, terwijl de betrekkingen op het

politieke en multilaterale niveau gekenmerkt worden door ontgoocheling, verbittering en ergernis. Hoe

talrijk, hecht en stabiel de banden ook zijn in termen van gedeelde belangen en gezamenlijke

ondernemingen, toch lijkt de relatie tussen de EU en Israël negatief en onstabiel (Dachs & Peters, 2004, p.

1). Ook volgens Herman (2006, p. 374) hebben de politieke relaties turbulente tijden gekend, niet in het

minst door de onvoorspelbaarheid van het Israëlisch-Arabisch vredesproces. In een historisch-, geografisch-

en religieuze analyse stelt Diner (in Dittrich & Rheinberg, 2007, p. 20) dat 'Israël van Europa, maar niet in

Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat die

geografisch geen deel meer uitmaakt van het continent. Volgens Pardo (2009, p. 70) is Israël dan weer een

land dat zich eerder gedraagt als een eiland in de Atlantische Oceaan dan als een buurland van de uitgebreide

Europese Unie.

Ondanks deze vaststellingen hebben de economische- en handelsbanden tussen beide partners zich over de

jaren op grote schaal ontwikkeld. Uit cijfers van de Europese Commissie (2009, pp. 5-6) blijkt dat de EU op

de eerste plaats staat wat betreft Israëlische import en enkel de Verenigde Staten moet laten voorgaan wat

betreft export. Omgekeerd vormt Israël de voornaamste handelspartner van de EU in de volledige

mediterrane regio.

De Europese Unie is echter niet alleen een economisch globale actor maar heeft ook op politiek vlak globale

aspiraties. Dit komt sterk tot uiting in de Europese Veiligheidsstrategie (EVS). Volgens dit strategisch

document uit 2003 is het 'opbouwen van veiligheid in onze naburige landen' één van haar belangrijkste

3

Page 4: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

doelstellingen. Bij uitbreiding hoort hier bovendien de mediterrane regio bij: 'het is onze taak een ring van

goed bestuurde landen te promoten naar het oosten van de Europese Unie en op de grenzen van de

Middellandse Zee met dewelke we dichte en samenwerkende betrekkingen kunnen hebben' (Raad van

Europa, 2003, pp. 7-8). Israël is één van de landen waar het EVS expliciet naar verwijst wanneer het stelt dat

'het oplossen van het Israëlisch-Arabisch conflict een strategische prioriteit is voor Europa gezien er anders

'weinig kansen zijn om met andere problemen in het Midden-Oosten om te gaan' (Raad van Europa, 2003, p.

7).

1.2. Doelstelling en opbouw:

De doelstelling van deze thesis is een perceptie-onderzoek van Israëlische elites ten aanzien van de EU. Zo

wordt geprobeerd licht te werpen op de vraag waar de veronderstelde negatieve politieke relatie tussen beide

partners vandaan komt, deze keer bekeken van de Israëlische zijde. Het wetenschappelijke en

maatschappelijke belang van dit onderzoeksopzet is niet te onderschatten: op zuiver wetenschappelijk niveau

wordt nagegaan wat de oorzaak is van de paradox tussen de economische en politieke banden. Het

maatschappelijk belang leunt dicht aan tegen de strategische doelstellingen van de EU zoals aangegeven in

het EVS: een negatieve evolutie in de relaties met de vernoemde landen, waaronder Israël, zou kunnen

ingaan tegen de 'opbouw van veiligheid in onze naburige landen'.

Om dit na te gaan wordt een overzicht gegeven van het - schaarse - bestaande onderzoek inzake deze

materie, aangevuld met een eigen onderzoek. In een literatuurstudie zal worden nagegaan vanuit welk

theoretisch kader de bovenstaande problematische relatie het best bekeken kan worden, hierna zal duidelijk

worden gemaakt waarom een perceptie-onderzoek wetenschappelijk relevant is met betrekking tot de

probleemstelling. Daarna wordt dieper ingegaan op het beleid dat de EU voert ten aanzien van Israël

doorheen de lens van het Euro-Mediterraan Partnerschap (EMP) en het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP)

die samen de voornaamste beleidskaders vormen voor de hier onderzochte relatie. Er wordt nagegaan wat de

voornaamste doelstellingen zijn die de EU via deze beleidskaders nastreeft. Zo komen we tot een beeld van

hoe de EU haar relatie met Israël wenst te zien evolueren. Daarnaast zal ook concreet ingegaan worden op

een aantal concrete acties die de EU in samenwerking met Israël op of nabij het Israëlische grondgebied

voert. Deze literatuurstudie zal het mogelijk maken om de belangrijkste concepten met betrekking tot de

relatie tussen de EU en Israël af te lijnen en te definiëren. Daarna zullen ook een hypothese en een aantal

concrete onderzoeksvragen voorop worden gesteld die in het tweede deel van de paper, het eigenlijke

onderzoek, zullen worden geëvalueerd. Hiervoor zal eerst de gebruikte methode - namelijk de afname van

semi-gestructureerde diepte-interviews - alsook de keuze van de respondenten worden verklaard. Dit wordt

gevolgd door een rapportering van de voornaamste bevindingen en een bespreking waarin verbanden worden

gelegd met conclusies uit eerder onderzoek, zowel als met elementen uit de eigen literatuurstudie.

4

Page 5: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

2. Literatuurstudie:

2.1. Een 'buitenlandse blik' op de EU: tijdverlies of geen tijd te verliezen?

In een periode waarin de EU intern wordt geconfronteerd met problemen als een groeiend Euroscepticisme

en financiële perikelen, kan men zich terecht de vraag stellen waarom er aandacht moet worden besteed aan

het externe optreden van de EU. Daarenboven kan de vraag geopperd worden wat de relevantie is om na te

gaan hoe niet-EU-lidstaten dit optreden beoordelen of inschatten. Hier zal echter duidelijk worden gemaakt

dat het onderzoeken van de 'perceptie' van het EU-beleid in externe staten een belangrijke invloed of

terugslag kan hebben op de acties die de EU onderneemt buiten haar eigen grenzen.

2.1.1. De EU als verantwoordelijke mondiale speler:

De EU beschouwt zichzelf als een geloofwaardige en belangrijke mondiale speler. Dat blijkt uit de EVS,

wanneer gesteld wordt dat 'een Unie van 25 [lidstaten] met meer dan 450 miljoen inwoners die een kwart van

het Bruto Nationaal Product (BNP) van de wereld produceren en met een brede waaier aan instrumenten die

ter beschikking staan [...] onvermijdelijk een globale speler is'1. Bovendien blijkt uit het document dat 'de

groeiende convergentie van Europese belangen en het versterken van de wederkerige solidariteit in de EU

ons een geloofwaardigere en effectievere actor maakt. Europa zou klaar moeten zijn om te delen in de

verantwoordelijkheid voor mondiale veiligheid en het bouwen van een betere wereld' (Raad van Europa,

2003, p. 1). Ook in de wetenschappelijke literatuur werd deze positie die de EU zichzelf aanmeet in de

wereld doorheen de laatste jaren door meerdere auteurs, zoals Bretherton en Vogler (2006), Hettne en

Söderbaum (2005), McCormick (2007), Whitman (1998) en anderen, op verschillende vlakken erkend. Zo

stellen Bachmann en Sidaway (2008, p. 94) dat er een welgevorm discours bestaat over de rol van Europa en

haar relatie met de wijdere wereld.

Het volstaat te verwijzen naar de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Buitenlands - en

Veiligheidsbeleid (GBVB), het feit dat de EU is uitgegroeid tot de grootste handelsactor in de wereld - met

een significante invloed in verschillende internationale fora zoals de Wereldhandelsorganisatie (WHO) - en

bovendien de grootste donor is van ontwikkelingshulp om te begrijpen dat het optreden van de EU in de

wereld zich niet in een vacuüm afspeelt (Lucarelli & Fioramonti, 2009, pp. 1-2). Dit brengt uiteraard een

groeiende verantwoordelijkheid met zich mee. Dat de EU deze ter harte neemt blijkt uit de Verklaring van

Laken waar ze zich de vraag stelt of 'Europa, nu het eindelijk eengemaakt is, geen leidende rol te spelen

heeft in een nieuwe wereldorde, een rol van macht, om zowel wereldwijd een stabiliserende invloed te

1 Het valt daarbij op te merken dat de EVS is aangenomen voor de Unie haar laatste uitbreiding kende met Roemenië en Bulgarij. Dat brengt het totaal aantal lidstaten in dehuidige samenstelling van de EU op 27 en niet op 25.

5

Page 6: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

hebben als om de toekomstige weg te wijzen voor vele landen en volken'. De Verklaring voegt daaraan toe

dat 'Europa haar schouders moet zetten onder de verantwoordelijkheden in het omgaan met de

mondialisering' (Raad van Europa, 2001, p. 21).

In internationale diplomatie en het voeren van buitenlands beleid is het echter belangrijk om een wederzijds

begrip te creëren van gedeelde doelstellingen, een gedeelde perceptie, om die doelstellingen samen te kunnen

bereiken. Wanneer dit feit in beschouwing wordt genomen is het evident dat de manier waarop de EU door

andere landen wordt bekeken of gepercipiëerd een directe invloed heeft op haar succes als internationale

speler. Zo zou men volgens Lucarelli en Fioramoti (2009, p. 2) kunnen aannemen dat dergelijke

'buitenlandse' beschouwingen eigenlijk ballonnetjes oplaten voor de EU, die nog steeds verwikkeld is in het

proces om een geloofwaardig internationaal brandpunt te worden. De maatschappelijke relevantie van het

nagaan van de externe perceptie van actoren die betrokken zijn bij, of het doelwit zijn van het Europese

beleid - zoals onder meer Israël - ligt hier: indien dit niet wordt gedaan zou het moeilijk kunnen worden voor

de EU om daadwerkelijk haar doelstellingen te bereiken wegens een zogenaamd foutieve perceptie van deze

doelstellingen door anderen.

2.1.2. Het begrip 'rol' door een theoretische lens bekeken:

Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat het bestuderen van het externe beleid van de EU sterk

verweven is met de manier waarop deze actor zichzelf wil voorstellen. Het gaat anders gesteld om de

'identiteit' die Europa zichzelf aanmeet of de 'rol' die ze via dit beleid naar anderen uitspeelt. Op theoretisch

vlak wordt het 'rolconcept' duidelijk omschreven door Elgström (2006, p. 15). Volgens deze auteur verwijst

het rolconcept naar 'patronen van aangewezen of verwacht gedrag'. Het effect van het consequent handelen

volgens deze rol, door Elgström aangeduid als 'role performance', is daarbij van twee zaken afhankelijk: de

role performance wordt enerzijds bepaald door de eigen opvattingen van de actor over rollen, anderzijds ook

door de verwachtingen en reacties van anderen. Rollen komen daarbij vaak overeen met posities in sociale

structuren waarbij er gestructureerde verwachtingen bestaan van welke rol(len) een actor in een bepaalde

situatie moet spelen (bijvoorbeeld die van supermacht) en hoe er volgens die rol moet worden gehandeld

(bijvoorbeeld als diegene die zijn wil oplegt aan anderen of als diegene waarvan de anderen verwachten dat

deze het voortouw neemt). Het aannemen van een rol, aangeduid als role taking, is echter geen automatisch

of mechanisch proces. Welke rol er precies wordt aangenomen is namelijk tot op zekere hoogte een resultaat

van een leerproces en socialisatie in een interactief proces van onderhandelen. In deze setting wordt het

zelfbeeld namelijk geconfronteerd met externe verwachtingen.

Volgens Aggestam (in Elgström, 2006, p. 15) beschikken actoren over een redelijke marge om te kiezen

welke rol ze zullen spelen. Deze beslissingsmarge is op haar beurt afhankelijk van een interactie tussen

preferenties van actoren en institutionele belemmeringen. Op die manier zou de EU geëvolueerd zijn van een

6

Page 7: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

rol als traditionele grootmacht naar het aannemen van een rol als civiele of normatieve macht (cf infra).

Dit leidt tot de volgende definitie: de vorming van een rol is een complex en dynamisch spel tussen enerzijds

de zelfbeelden en de autonomie van de actor en de gestructureerde verwachtingen van anderen naar de actor.

Een belangrijk onderdeel van de studie van rolconcepten is dus verbonden aan het tweede deel van deze

definitie, namelijk door na te gaan hoe niet-EU actoren de rol(len) en het handelen volgens die rol(len)

beoordelen. Vanuit deze logica wordt het Europees buitenlands beleid namelijk zowel gedreven door interne

ideeën en processen, maar wordt het tegelijkertijd deels vormgegeven als antwoord op de verwachtingen en

reacties van anderen (Chaban, Elgström & Holland, 2006, p. 247). Het lijkt aanvaardbaar dat het nagaan van

de percepties die bestaan bij andere actoren ten aanzien van de EU overeenkomt met het tweede deel van de

bovenstaande definitie. De beelden die anderen hebben van de EU bepalen ten dele of de Europese

beleidsinitiatieven hun doelen bereiken en of de EU een leiderschapsrol kan spelen in een bepaald

beleidsdomein. Externe percepties van de aanwezigheid en mogelijkheden van de EU in internationale

aangelegenheden zijn aldus belangrijke indicatoren van hoe goed intenties vertaald werden of worden in

observeerbare acties. Door aandacht te besteden aan hoe de EU van buitenaf wordt bekeken is het mogelijk

om na te gaan of leemtes tussen verwachtingen en realiteit de reikwijdte van EU-invloed hebben beïnvloed

(Rhodes, 1998, p. 6).

2.1.3. Welke rol speelt de EU?

Wanneer de EU naar voren trad als een autonome bron van invloed in de wereldpolitiek ontstond een

levendig debat in de wetenschappelijke literatuur over welke invloed het dan wel uitoefende (is het een

nieuwe supermacht?), de graad van coherentie (spreekt de EU met één stem?) en de kwaliteiten die haar

beleid bepalen (is de EU een leider in internationale onderhandelingen?). De meeste van dergelijke analyses

bestaan uit academische overwegingen over het 'gedrag' van de EU over een bepaalde periode (Chaban et al.,

2006, p. 245). Reeds in de jaren zeventig ontstond er - samen met het opkomen van Europa als een

wereldmacht - een groeiende tendens om de toenmalige Europese Gemeenschap (EG) te omschrijven als een

progressieve internationale speler die precieze normen en waarden volgt in haar optreden. Sindsdien - en

voornamelijk in de jaren negentig - heeft deze academische literatuur het oorspronkelijke concept van civiele

macht zoals omschreven door Duchêne herontdekt (Lucarelli & Fioramonti, 2009, p. 3). Duchênes

geschriften behoren tot de eerste om een 'verscheiden' (distinctive) geopolitieke conceptie van de rol van een

geïntegreerd Europa in de wereld aan te geven (Bachmann & Sidaway, 2009, p. 95).

Doorheen de jaren zijn meerdere dergelijke rolconcepten voorgesteld die elk aannemen dat de EU een

specifieke macht is en heeft in de wereld (bijvoorbeeld Europa als magnetische macht, als verantwoordelijke

macht, als normatieve macht, ...) (Orbie, 2008, p. 2). Elk van deze concepten gaat ervan uit dat de EU een

andere internationale actor is, een nieuwe vorm van globale speler, anders dan traditionele machten. Deze

7

Page 8: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

auteurs, of ze nu het originele concept willen uitwerken (bijvoorbeeld Tèlo, 2006) of weerleggen

(bijvoorbeeld Manners, 2006) delen de visie van Duchêne dat de EU internationaal anders is omwille van

haar originele telos (vrede door integratie), haar historische ontwikkelingen en haar hedendaags institutioneel

en normatief raamwerk. Dit maakt de EU vanuit deze redenering beter geschikt om universele waarden uit te

dragen (Lucaralli & Fioramonti, 2009, p. 3).

Dit academisch beeld beperkt zich echter niet tot discussies tussen wetenschappelijke auteurs maar werd

gaandeweg weerspiegeld in de zelf-retorische representatie van de EU. Dit blijkt onder meer uit de woorden

van voormalig Europees Commissaris voor Externe Relaties Benita Ferrero-Waldner wanneer ze stelt dat 'het

succesvolle Europese model van regionale integratie en een ecosociale markteconomie kan dienen als een

belangrijk prototype. Het is aan ons als een civiele macht Europa om onze zelf-conceptie sterk te

ontwikkelen als een globale actor en de aantrekkingskracht van onze ideeën constructief te gebruiken' (in

Bachmann & Sidaway, 2009, p. 103).

2.1.4. Wordt de EU als civiele macht bekeken?

Het voorgaande punt behandelt de ene zijde van de definitie die Elgström aangeeft voor de vorming van een

rol, namelijk het zelfbeeld van de actor in de wetenschappelijke literatuur en retoriek. De wetenschappelijke

literatuur is volgens Lucarelli en Fioramonti (2009, p. 3) zeer nuttig geweest om de sterktes en zwaktes van

het internationale optreden, de coherentie en de effectiviteit van de EU als civiele macht na te gaan. Waar

deze literatuur echter in gefaald is, is te onderzoeken in hoeverre de EU wel of niet wordt beschouwd als een

dergelijke 'distinctive' wereldmacht door andere internationale actoren (Lucarelli, 2007, p. 249).

Hoewel de literatuur betreffende het buitenlands beleid van de EU vaak het belang van de perceptie en

verwachtingen van andere actoren van het EU-beleid onderlijnt bestaat er een gebrek aan theoretisch

onderzoek in dit terrein, zowel als een gebrek aan empirische vaststellingen betreffende de externe visie op

eigen rolconcepten2 (Chaban et al., 2006, pp. 246-247). Vanaf de jaren zeventig stelden sommigen zich al

vragen bij hoe anderen naar Europa kijken (zie bijvoorbeeld Fritz Stern, 1977, pp. 113-114). Toch bestaat er

een gebrek of een leemte aan systematisch onderzoek naar externe percepties van de EU in de wereld3. Dit

gebrek aan informatie is zorgwekkend voor een actor met globale aspiraties en een bijhorende uitgebreide

retoriek. Bovendien kan het zelfs gemakkelijk aanleiding geven tot het ontstaan van een 'cognitieve

dissonantie' tussen wat de EU over zichzelf zegt en hoe de rest van de wereld over de EU denkt (Lucarelli &

Fioramonti, 2009, p. 3). Er wordt met andere woorden onvoldoende toegekomen aan onderzoek naar het

tweede deel van de definitie van Elgström betreffende de vorming van een rol.

2 Er kan bevoorbeeld verwezen worden naar het onderzoek van Bretherton en Vogler, die aangeven dat 'actorness kritiek afhankelijk is van de verwachtingen en constructies vananderen' of waar ze stellen dat 'de relatie tussen interne coherentie en consistentie en percepties betreffende de aanwezigheid van de EU van centraal belang zijn.Verwachtingen van anderen zijn ook een centraal begrip in Hill's ideeën over een 'capabilities-expectations gap' waar hij argumenteert dat er problematische niet-overeenkomstis van wat de EU eigenlijk in de wereld had moeten verwezenlijken en de middelen die de Unie hiervoor van de Lidstaten kreeg (Elgström, 2007, p. 951).

3 De beschikbare studies zijn Lucarelli & Fioromonti (2009) en Chaban et al. (2006).

8

Page 9: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Het huidig onderzoek wenst zich dus in deze onderzoeksstroming in te schrijven teneinde op

wetenschappelijk vlak te kunnen bijdragen tot het beeld van hoe externe actoren, in dit geval Israël, naar de

EU kijken. Vooraleer hier op in te gaan is het nodig dieper in te gaan op de vraag welk beleid de EU precies

ten aanzien van haar buurlanden en in tweede instantie ten aanzien van Israël voert.

2.2. Overzicht van de Europese beleidskaders ten aanzien van buurlanden:

Het belang in te gaan op de Europese beleidskaders is tweeledig: ten eerste verschaft een algemeen beeld van

deze kaders inzicht in de specifieke manier waarop de EU haar beleid ten aanzien van haar buurlanden voert.

Dit kan van nut zijn voor het begrijpen van de eerder beschreven dualiteit tussen de politieke en economische

banden tussen de EU en Israël. Ten tweede geeft een dergelijk overzicht een beter inzicht in de doelstellingen

die de EU in haar relatie met haar buurlanden nastreeft. Dat is nodig om over te gaan tot een evaluatie,

hetgeen deel uitmaakt van het hier gevoerde perceptie-onderzoek.

2.2.1. Het Euro-Mediterraan Partnerschap:

Gedurende een tiental jaar was het EMP het belangrijkste kader voor de relaties van de EU ten aanzien van

de zuidelijke periferie. Het Parterschap had betrekking op de meeste landen op de zuidelijke oever van de

Middellandse Zee, waaronder Israël. Het EMP omvat verschillende aspecten van regionale en bilaterale

coöperatie in de domeinen van politiek en veiligheid, economie, sociale en culturele aangelegenheden (Del

Sarto & Schumacher, 2005, p. 17). In dit beleidskader onderhandelde de EU met iedere mediterrane staat

afzonderlijk associatieakkoorden. Het partnerschap werd gelanceerd op de conferentie van Barcelona in 1995

en is daarom ook bekend onder de noemer 'Barcelona-proces' (Khasson, Vasilyan & Vos, 2008, p. 217). De

Verklaring van Barcelona concentreert zich op vier doelstellingen van Europese interventie. De eerste

doelstelling is de totstandkoming van een gebied van vrede en stabiliteit, gebaseerd op de principes van

respect voor mensenrechten en democratie. Ten tweede verwijst de Verklaring naar het oprichten van een

gebied van gedeelde welvaart via de toenemende totstandkoming van vrijhandel tussen de EU en haar

mediterrane partners en tussen deze partners onderling. De derde doelstelling is de verbetering van

wederzijds begrip tussen de volken van de regio en de ontwikkeling van een vrij en bloeiend sociaal

middenveld of 'civil society' (Newman & Yacobi, 2004, p. 29). In 2005 werd migratie als een vierde pijler

toegevoegd (Europese Commissie, n.d.). Het bilateraal onderhandelde EU-Israëlisch associatieakkoord, dat

in voege trad in juni 2000, vormt tot op vandaag de legale basis van de relaties tussen de EU en Israël

(Europese Commissie, 2004b, p. 3). Het associatieakkoord tussen de EU en Israël wordt geëvalueerd en

overschouwd door een jaarlijkse bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse zaken (de 'Association

Council') en ontmoetingen tussen ervaren ambtenaren (het 'Association Committee'). Deze procedure is

dezelfde voor alle overige mediterrane partners. Om coöperatie tussen beide partners te versterken

9

Page 10: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

installeerde de Association Council verschillende sub-comités in domeinen als industrie, handel en diensten,

interne markt, transport, energie en milieu, economische en financiële aangelegenheden, politieke dialoog en

coöperatie,... (Pardo, 2007, p. 6). In tegenstelling tot deze klinkende doelstellingen stellen Del Sarto en

Schumacher (2005, pp. 17-18) dat de verwezenlijkingen van het EMP te bescheiden. De auteurs beweren

bovendien dat de meeste waarnemers ermee zouden instemmen dat dit partnerschap niet is tegemoetgekomen

aan haar verwachtingen. Del Sarto en Schumacher wijzen met een beschuldigende vinger naar de

ineenstorting van het vredesproces in het Midden-Oosten en het geweld dat de relatie tussen de Palestijnen

en de Israëli's kenmerkt. Dit zette druk op de inspanning van het EMP om tot regionale integratie te komen.

2.2.2. Het Europees Nabuurschapsbeleid:

Bij de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 werden tien Centraal- en Oost-Europese staten bij de Unie

gevoegd en werden de grenzen van de Unie drastisch hertekend. Twee jaar voor deze historische uitbreiding,

op de Europese Raad van Kopenhagen in 2002, bereidden de Europese leiders zich al voor op de uitdaging

van een nieuwe externe omgeving (Khasson et al., 2008, p. 218). Men wachtte niet tot de beslissing tot

uitbreiding zelf genomen was om 'de noodzaak aan een strategische ambitie om een ambitieuze en

geïntegreerde aanpak te formuleren op lange termijn' en dit naar 'elk van de naburige landen' te formuleren

(Dannreuther, 2006, p. 185). In maart 2003 lanceerde de Europese Commissie het project 'wider Europe', wat

in mei 2004 uitgroeide tot het Europees Nabuurschapsbeleid'. De Europese Commissie publiceerde die

maand een beleidsverklaring dat de relaties van de EU met haar Oostelijke en mediterrane buren vorm zou

geven (Chilosi, 2007, p. 25). Het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) is in tegenstelling tot het Euro-

Mediterraan Partnerschap (EMP) een beleid dat alle buren van de Unie omvat en niet enkel de staten rond de

Middellandse Zee.

De uittekening en totstandkoming van dit nieuwe beleid kan gezien worden als een uiting van de wens om

een succesvolle interne Europese 'operatie' naar het buitenland te exporteren. De EU kan namelijk met veel

voldoening terugkijken naar haar eigen geschiedenis waarin een groot deel van Europa - dat ooit geplaagd

werd door oorlogen, nationalistische scheidingslijnen, Nazisme en Fascisme - getransformeerd werd naar een

regio waar vrede, stabiliteit, politieke modernisering en bescherming van mensenrechten heerst. (Harpaz,

2007, p. 90). Deze gedachte werd letterlijk vertaald in de doelstellingen van het ENB: de Commissie (2004a,

p. 4) stelt namelijk dat het ENB er is om 'de voordelen van de uitbreiding van de EU in 2004 te delen met de

naburige landen door het versterken van stabiliteit, veiligheid en welzijn'. Ze wijst er ook op dat 'het ENB is

ontworpen om het verschijnen van nieuwe breuklijnen ('dividing lines') tussen een uitgebreide EU en haar

buurlanden te voorkomen' terwijl ze hen de kans geeft 'om deel te nemen aan verscheidene EU-activiteiten,

via grotere politieke, economische en culturele coöperatie'. Eén van de voornaamste onderliggende

doelstellingen is het totstandkomen van een 'vriendencirkel' ('ring of friends') via integratie van de economie

van de naburige landen in deze van de uitgebreide Europese Unie. Zo draagt de EU bij tot groei van

10

Page 11: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

stabiliteit, veiligheid en voorspoed voor zichzelf en haar buurlanden en gebruikt ze het ENB als een

instrument om economische constructie, democratie, goed bestuur en de rechtsstaat ('rule of law') te

promoten. Op dezelfde manier ondersteunt ze op deze manier de totstandkoming van civiele, politieke,

economische, sociale en culturele mensenrechten in haar buurlanden (Del Sarto & Schumacher, 2005, p. 20;

Harpaz, 2007, pp. 90-91).

Verder stelt de Commissie (2004c, n.d.) dat het ENB het bestaande beleidskader ten aanzien van de

meditterane Partners niet moet opzijschuiven, maar dat het ENB zal worden geïmplementeerd via het

Barcelona-proces en de associatieakkoorden met ieder partnerland. Om de betrekkingen met deze partners te

onderhouden binnen het beleidskader van het ENB onderhandelt de EU bilaterale Actie Plannen (AP) met

elk land afzonderlijk.

2.2.3. Van EMP naar ENB:

Het ENB verschilt aanzienlijk van het EMP. Wanneer beiden worden vergeleken kunnen er vier innovaties

worden gedefinieerd die een aantal tekortkomingen van het EMP corrigeren. De eerste belangrijke innovatie

heeft betrekking op de Actie Plannen of AP's: deze zijn gebaseerd op de principes van bilateralisme en

differentiatie. Waar het EMP een sterke regionale focus heeft en de bijbehorende associatieakkoorden tussen

iedere mediterraanse partner en de EU gelijkend zijn qua principes en omvang, wordt binnen het

beleidskader van het ENB de nadruk eerder gelegd op de dimensie van bilaterale relaties. De AP's hebben

een grotere intensiteit, omvang en dekking dan de associatieakkoorden, de geformuleerde doelstellingen zijn

ambitieuzer. Het principe van differentiatie is er speciefiek op gericht één van de grootste tekortkomingen

van het EMP op te lossen: de betrokken landen konden hun bilaterale relaties enkel uitbreiden en verdiepen

in het geval van een algemene regionale vooruitgang. Het differentiatieprincipe van het ENB bracht hier

verandering in. De bilaterale aanpak kan gunstig uitpakken voor zowel de EU als de Mediterrane partners.

Het staat de EU toe een grotere politieke en economische invloed uit te oefenen in haar omgeving. Tegelijk is

het een tegemoetkoming is aan de wensen van de meeste mediterrane partners. Deze staten hebben nooit

ingestemd met het principe van één groep 'zuidelijke Mediterrane staten', het ENB stelt hen in staat om hun

specifieke bezorgdheden te uiten (Del Sarto & Schumacher, 2005, pp. 28-29; Herman, 2006, p. 373).

Een belangrijke tweede innovatie is het principe van 'joint ownership'. Dit wijst op de intense onderhandeling

en betrokkenheid van de partnerlanden in het te volgen traject en de specifieke definitie van prioriteiten per

land, zoals vastgelegd in het AP. Door dit principe toe te passen worden de AP's steeds opnieuw aangepast

aan de specifieke behoeften van elk land. Bovendien kan opgemerkt worden dat dit principe ook een grotere

transparantie geeft aan de AP's gezien de betrokken overheden moeten instemmen met het AP en de relevante

plannen en doelstellingen moeten onderschrijven (Dannreuther, 2006, p. 192; Del Sarto & Schumacher,

2005, p. 29; Herman, 2006, p. 374).

11

Page 12: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Ten derde biedt het ENB de partners 'everything but the institutions' aan. Dit principe verwijst naar de

mogelijkheid voor de buurlanden om dezelfde behandeling en economische voordelen van lidmaatschap te

verkrijgen, op één element na: de actieve participatie in de Europese instellingen. Dit zou gebeuren via een

graduele aanpassing van het partnerland aan de lidmaatschapscriteria van de EU (Chilosi, 2007, pp. 25-26).

De laatste innovatie is het principe van 'positieve conditionaliteit'. De Commissie (2004a, p. 16) stelt dat de

'uitbreiding van voordelen, zoals opgevoerde financiële bijstand, erop moet gericht zijn hervormingen te

bemoedigen en te belonen'. Engagement van de EU zou dus progressief moeten worden ingevoerd en

conditioneel zijn van het vervullen van bepaalde doelstellingen door het partnerland. Verder stelt de

Commissie dat 'nieuwe voordelen enkel aangeboden zouden moeten worden om vooruitgang in politieke en

economische hervormingen gemaakt door de partnerlanden te weerspiegelen'. Wanneer er met andere

worden geen vooruitgang wordt geboekt zullen de partnerlanden deze mogelijkheden niet aangeboden

krijgen. Onder auspiciën van het ENB verwacht de EU dat haar buurlanden de basiswaarden van de EU

overneemt - vrede, de rechtsstaat, democratie en de bescherming van mensenrechten - in ruil voor het openen

van haar economische poorten. De EU streeft dus politieke, economische en institutionele hervormingen na

ind e partnerlanden. Een duidelijke quid pro quo wordt dus gepostuleerd: het is slechts wanneer de

buurlanden vooruitgang op het politieke, economische, juridische en sociale vlak kunnen voorleggen dat ze

ten volle de economische vruchten van het ENB kunnen plukken (Harpaz, 2007, pp. 92-93). Waar het EMP

gebaseerd was op het principe van negatieve conditionaliteit4, is het ENB expliciet gebaseerd op het principe

van positieve conditionaliteit. Dit gaat hand in hand met de gediferentieerde aanpak. Het ENB vertrouwt dus

op een 'benchmarking' benadering: enkel die staten die de politieke en economische waarden van de EU

delen en/of zich eraan verbinden hervormingen door te voeren hebben iets te winnen bij het ENB (Del Sarto

& Schumacher, 2005, pp. 21-23).

2.2.4. EMP en ENB als uitingen van de EU als civiele macht:

In deze studie, na de nodige bewijsvoering in een literatuuroverzicht, wordt inderdaad uitgegaan van de EU

als civiele macht. Het is duidelijk dat dit concept een ideaaltype is en dus kan worden gecontesteerd. Er is

bijvoorbeeld discussie over de vraag hoe militaire integratie van de lidstaten al dan niet ondergraaft dat de

EU macht uitoefent via een civiele weg5. Hier zal echter niet verder ingegaan worden op deze discussie en

zal het concept 'civiele macht' in een ideaaltypische omschrijving gebruikt worden als middel om de

betrekkingen tussen de EU en de haar omringende landen - in casu Israël - te benaderen, rekening houdende

met de beperkingen van dit concept.

4 Het moet daarbij wel opgemerkt worden dat dit principe van negatieve conditionaliteit in een eerder theoretische manier werd ingevoegd in het EMP. Hoewel deassociatieakkoorden een clausule hadden die stelt dat het akkoord kan opgeschort worden indien het partnerland het principe van mensenrechten niet respecteert heeft de EUnooit gebruik gemaakt van deze clausule.

5 Voor een overzicht van deze discussie zie vb. Orbie, 2008 of Bachmann en Sidaway, 2009.

12

Page 13: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Smith (2005a, pp. 1-5) omschrijft de EU als civiele macht in een ideaaltypische betekenis aan de hand van de

volgende definitie: 'een civiele macht is een actor die civiele middelen gebruikt voor overreding, om civiele

doelstellingen te bereiken, en wiens buitenlandse beleidsvorming onderhevig is aan democratische controle

of publieke stemming'. Dit ideaaltype kan gespiegeld worden aan het tegenovergestelde ideaaltype, namelijk

dat van de militaire macht. Dit is een actor die 'militaire middelen gebruikt en die vertrouwt op dwang om

andere actoren te beïnvloeden, die unilateraal militaire doelstellingen nastreeft en wiens buitenlandse

beleidsvorming niet democratisch is. Aldus ontstaat volgens Smith een spectrum of as met deze twee

ideaaltypes als extremen.

Wat houdt deze definitie van Smith nu specifiek in? Volgens Maull en Duchêne (in Smith, 2005a) zijn de

civiele doelstellingen van de EU internationale cooperatie, solidariteit, het versterken van de 'rule of law' in

internationale relaties, verantwoordelijkheid voor het globale milieu en de verspreiding van gelijkheid,

rechtvaardigheid en tolerantie. In de bewoording van Wolfers (in Orbie, 2008) zijn dit 'milieu goals' en geen

'possession goals'. 'Possession goals' zijn doelen die enkel nationale belangen dienen, terwijl 'milieu goals'

erop gericht zijn de condities te vormen buiten de nationale - of in dit geval de Europese - grenzen (Orbie,

2008, p. 17; Smith, 2005a, p. 3). Ze overstijgen met andere woorden een zuiver nationaal belang.

Hierna is het van belang te kijken hoe de EU civiele middelen aanwendt om deze doelstellingen te bereiken.

Hill (in Smith, 2005a) maakt een onderscheid tussen de mogelijkheid van een actor om een andere actor te

dwingen iets te doen door het gebruik van geweld6 of afschrikking door te dreigen op te treden met geweld,

of door een andere actor te motiveren iets te doen door het gebruik van overreding of latente invloed. Het is

duidelijk dat de laatste mogelijkheid dichter in de buurt komt van de uitoefening van civiele macht in plaats

van militaire macht. Wat het laatste element betreft, stelt Hazel Smith (in Smith, 2005a) dat de EU in de

richting van een 'ethisch' buitenlands beleid wordt geduwd omdat het zo open en zichtbaar is. Hiermee wordt

bedoeld dat het constant geëvalueerd wordt door de lidstaten, hun Parlementen, het Europees Parlement en

de Europese publieke opinie.

Aan de definitie van de EU als civiele macht dient het volgende toegevoegd: de civiele macht is vooral te

merken in de low-politics-dimensie. Dit betekent dat de aanwezigheid van de EU veel merkbaarder en

uniform is in het economische dan in het politieke domein (zijnde de high-politics-dimensie) (Orbie, 2008, p.

4).

Wanneer de elementen uit de bovenstaande definitie worden bekeken kan de veronderstelling gemaakt

worden dat de EU haar invloed over haar nabije omgeving eerder op een normatieve dan op een militaire

manier zal laten gelden. Ze zal trachten buurlanden te overtuigen om actie te ondernemen, meer dan ze

daartoe dwingend zal optreden. Bovendien kan de veronderstelling worden gemaakt dat de middelen van de

6 Hill gebruikt het woord 'force' waarvoor verschillende vertalingen mogelijk zijn. Geweld is misschien niet de meest genuanceerde vertaling, maar de vertaling 'macht' blijft hierteveel in het midden.

13

Page 14: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

EU om aldus haar doelstellingen te bereiken eerder op het economische dan op het politieke niveau te

situeren zijn. De veronderstelling dat de EU dus een civiele macht is houdt dus stand. Drie van de vier

elementen uit de definitie worden bevestigd door de inhoud van het EMP en in grotere mate van het ENB. Er

is geen sprake van militaire middelen om vooropgestelde doelstellingen te bereiken in de naburige landen,

Israël inbegrepen, en de klemtoon ligt op civiele doelstellingen (bijvoorbeeld de versterking van vrede en

stabiliteit) die bereikt dienen te worden via civiele middelen (bijvoorbeeld het principe van joint ownership),

de weg van invloed en overtuiging wordt overtuigend gevolgd (bijvoorbeeld het gebruik van positieve

conditionaliteit).

2.3. Israël in het Europees-Mediterraan Partnerschap en het Europees Nabuurschapsbeleid:

Zoals reeds aangegeven vormt het associatieakkoord binnen het kader van het EMP de legale basis van de

relaties tussen de EU en Israël. Israël is een volledige partner in dit beleidskader en participeert in alle

programma's verbonden aan het Partnerschap. Wat betreft de positie van Israël in het EMP kan echter worden

opgemerkt dat deze staat een vreemde eend in de bijt is. Politiek gezien is Israël noch een kandidaat voor

toetreding tot de EU, noch een staat met een Islamitische meerderheid (in tegenstelling tot de negen andere

partners). Op economisch vlak kent Israël een verder gevorderde ontwikkeling dan andere mediterrane staten

- gelijkend op de situatie van meerdere lidstaten - en komt omwille van die reden niet in aanmerking voor

bilaterale financiële steun verstrekt via MEDA, het financieel instrument van het Partnerschap. Toch heeft

Israël deelgenomen aan een reeks Euro-Mediterrane regionale programma's die werden opgestart onder

auspiciën van dit instrument (Dror & Pardo, 2006, p. 21).

Net zoals Del Sarto en Schumacher (2005, pp. 17-18) oordeelt Pardo (2007, pp. 7-8) dat zolang het

vredesproces in het Midden-Oosten een vooruitgang kende, het EMP een positieve invloed had op de

bilaterale relaties tussen de EU en Israël. Van zodra dit proces echter ontspoorde had het Partnerschap een

negatieve invloed op deze relaties. Ondanks de verwaarloosbare economische impact van het Partnerschap

voor Israël kan toch worden aangenomen dat het heeft bijgedragen tot een verhoging van haar regionale

politieke legitimiteit (Sadeh, 2004, p. 23).

In tegenstelling tot het EMP biedt het AP dat werd onderhandeld door Israël en de EU volgens Herman

(2006, p. 371) een brede waaier van mogelijkheden voor diepere integratie en de verbetering van relaties op

elk niveau. Bovendien, zoals Del Sarto (2007, p. 60) argumenteert, heeft Israël de meest geavanceerde

economische status en meest verregaande relaties met de EU. Het AP weerspiegelt deze status van Israël,

zeker in vergelijking tot de AP's die zijn onderhandeld met de andere landen.

Gebaseerd op de innovaties die hierboven werden aangehaald stelt de Commissie (2004c, p. 11), in het AP

14

Page 15: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

dat werd geconcludeerd met Israël, dat omwille van de uitbreiding van de Unie in 2004 'de EU en Israël nu

dichter bij elkaar zijn dan ooit tevoren en dat ze, als dichte buren, hun politieke en economische

interdependentie zullen versterken' terwijl 'de mogelijkheid voor de EU en Israël wordt geboden om een

verregaande dichte relatie te ontwikkelen die verder gaat dan coöperatie, met een significante mate van

economische integratie'. Dit houdt de mogelijkheid in voor Israël om een aandeel te hebben in de interne

markt van de EU en deel te nemen aan belangrijke aspecten van EU-beleidskaders en -programma's. Naast

economische integratie wordt ook politieke coöperatie aangeboden wat volgens de Commissie (2004c, p. 11)

zal bijdragen aan de vervolmaking van de Verklaring van Essen (cf supra). Voorts beklemtoont de

Commissie dat de EU en Israël de gemeenschappelijke waarden van democratie, respect voor mensenrechten

en de 'rule of law' en fundamentele vrijheden delen. Historisch en cultureel zou er bovendien sprake zijn van

een 'natuurlijke affiniteit' en een 'gedeeld erfgoed' (Del Sarto, 2007, p. 61).

Het AP tussen de EU en Israël kan dus worden beschouwd als een politiek document dat op maat gemaakt is

voor de politieke en economische situatie in Israël. Het lijnt alsdusdanig de strategische doelstellingen uit

van de samenwerking tussen beide partners door te verwijzen naar samenwerking in het politiek en

veiligheidsdomein, zowel als naar de versterking van de economische en socio-culturele samenwerking. Ook

het delen van verantwoordelijkheid in conflictpreventie en - resolutie wordt benadrukt. Bovendien wordt er

verwezen naar een dialoog in verband met de strijd tegen antisemitisme en de non-proliferatie van

massavernietigingswapens (Dror & Pardo, 2006, p. 22-23).

Volgens Emmerson, Noutcheva en Popescu (2007, pp. 26-27), in hun classificatie van de Europese

buurlanden die omvat worden door het ENB, staat Israël positief ten aanzien van het algemene idee van

diepere betrekkingen met de EU en is het aldus een 'willing' of welwillende staat. De virtuele isolatie van

Israël in het overwegend Arabische Midden-Oosten en haar onbehagen ten aanzien van het multilaterale

'one-size-fits-all'-karakter van het EMP zorgt ervoor dat dit land bijzonder positief is ten aanzien van de

bilaterale dimensie van het ENB. Dit wordt aangetoond door de zeer actieve onderhandeling van het AP naar

de belangen van Israël en blijkt ook uit de woorden van de voormalige Israëlische Minister van Buitenlandse

Zaken Silvan Shalom die het AP beschouwt als 'een grote voouitgang in de relaties tussen Israël en de

Europese Unie [...]. Het afsluiten van het gemeenschappelijke EU-Israël Actieplan binnen het kader van het

ENB heeft deze relatie tot nieuwe hoogtes gebracht. Israël en de EU hebben nu een versterkt platform voor

dialoog en coöperatie betreffende diepergaande wederzijdse handel en investeringen, het promoten van de

oorlog tegen terrorisme, het gevecht tegen anti-Semitisme en vele andere gemeenschappelijke doelstellingen,

waaronder ook de vrede in het Midden-Oosten [...]' (Delegatie van de Europese Unie in Israël, 2005).

Het Actieplan toont inderdaad een ander vertrekpunt dan het EMP en is exemplarisch voor de goed

ontwikkelde bilaterale relatie (Del Sarto, Schumacher, Lannon & Driss, 2007, p. 43). Dat dit bovendien geen

eindpunt is blijkt uit het feit dat er in maart 2007 een zogenaamde 'Reflectiegroep' werd opgericht door de

15

Page 16: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

EU en Israël die de opdracht had na te gaan in welke domeinen de coöperatie tussen beiden zou kunnen

worden versterkt. De EU-Israëlische 'Association Council' kwam vervolgens in juni 2008 samen in

Luxemburg en baseerde zich op het voorbereidende werk van deze Reflectiegroep om de politieke wil te

uiten om zowel de Euro-Israëlische relaties te intensifiëren als om deze relaties gradueel te ontwikkelen

binnen het kader van het ENP (Pardo, 2008, p. 8). De Raad van Europa in de samenstelling van de Ministers

van Buitenlandse Zaken bevestigde in december 2008 de sterke wil om de bilaterale relaties met Israël op te

krikken en stelde tegelijkertijd een aantal leiddraden voor om de politieke dialoog met Israël te versterken

(Raad van Europa, 2008, pp. 2-3). Daartoe begonnen de EU en Israël effectief een 'upgrade' van deze relaties

te onderhandelen. Het moet echter opgemerkt worden dat dit proces ten gevolge van de oorlog die Israël in

januari 2009 in de Gazastrook voerde de facto werd uitgesteld (Pardo, 2009, p. 71). Toch informeerde de EU

bij wege van de Association Council op 15 juni 2009 aan de Israëlische minister van buitenlandse zaken

Avigdor Lieberman dat het aanbod van diepere relaties op de tafel blijft liggen (O'Donnel, 2009, p. 2). De

relatie tussen de EU en Israël beperkt zich echter niet tot deze beleidskaders. Voor de volledigheid wordt

ingegaan op twee andere vormen van concrete samenwerking.

2.4. Akkoorden tussen de EU en Israël betreffende Wetenschappelijke en Technologische

Cooperatie:

Israël is het eerste en enige niet-Europese land dat volledig geassocieerd is met de Europese

beleidsprogramma's betreffende Onderzoek en Technologische ontwikkeling. Deze beleidsprogramma's

vormen een essentieel onderdeel van de EU om een Europese onderzoeksruimte tot stand te brengen die

effectief de concurrentie aankan met andere onderzoekscentra zoals Noord-Amerika of Azië. Israël wordt

hier algemeen beschouwd als een actieve participant en heeft zichzelf getoond als een bron van innovatie in

zowel primair als marktgericht onderzoek in Europa (Dror en Pardo, 2006, p. 20-21). Na de 'Israëli Science

Foundation' vormt de EU op haar beurt de tweede grootste bron van onderzoeksfinanciering (Pardo, 2007, p.

7).

2.5. Concrete Europese acties op of nabij het Israëlisch grondgebied:

Er kan verwezen worden naar twee concrete acties, gevoerd door de EU, die beiden een opmerkelijke en

intensieve versterking van de relaties met Israël aantonen en als bewijs dienen voor de groeiende invloed van

de Unie in het Midden-Oosten in het domein van veiligheid (Pardo, 2007, p. 10).

16

Page 17: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

2.5.1. EU Border Assistance Mission for the Rafah crossing point ('EU BAM Rafah'):

De terugtrekking door het Israëlische leger in Augustus 2005 uit de Gazastrook werd gevolgd door het

sluiten van een 'Akkoord betreffende Beweging en Toegang' van en naar dit gebied door Israël en de

Palestijnse Autoriteit ter vergemakkelijking van de beweging van mensen en goederen van en naar de

Palestijnse Gebieden. In dit akkoord werden de principes voor de grensdoorgang via Rafah vastgelegd en

werd de EU als 'derde partij' uitgenodigd bij dit punt op de grens tussen Gaza en Egypte. Als antwoord

besloot de EU om de 'EU Border Assistance Mission for the Rafah crossing point (EU BAM Rafah)' te

lanceren met de taak om de operaties op dit punt om de grens over te steken te monitoren (Europese

Commissie, 2006, pp. 3-4; Pardo, 2007, p. 9). Deze Missie werd opgericht binnen het kader van het

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EDVB). De operationele fase begon op 30 november 2005 voor

een initiële periode van twaalf maanden, maar werd reeds driemaal verlengd. Voorlopig eindigt deze Missie

op 24 mei 2010, maar met een duidelijk standpunt van een EU die zichzelf bereid heeft verklaard om de

Missie op korte termijn herop te starten indien de omstandigheden daarom vragen (EUBAM Rafah, n.d.).

Bovendien heeft de Unie meermaals het belang van de volledige implementatie van het akkoord herhaald,

met name de permanente opening van de oversteekpunten bij Rafah en Karni. Tegelijkertijd riep de Unie op

tot de onmiddellijke vrijlating van de ontvoerde Israëlische soldaat Gilad Shalit en de onmiddellijke

vrijlating van Palestijnse Ministers en parlementairen in Israëlische gevangenschap (Europese Commissie,

2006, p. 4). De uitvoering van de Missie kan gezien worden als een significante stap voorwaarts in de relaties

tussen de EU en Israël, gezien het gaat om de eerste keer dat Israël bereid is om de EU een

verantwoordelijkheid te geven in het domein van 'harde veiligheid' (Pardo, 2007, p. 9).

2.5.2. United Nations Interim Force in Lebanon ('UNIFIL II'):

Op 11 augustus 2006 werd de resolutie 1701 door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties unaniem

goedgekeurd waarmee een einde werd gesteld aan een vierendertig dagen durende oorlog tussen Israël en de

Libanese Hezbollah. Zodoende werd de oprichting van een 'robustere' United Nations Interim Force in

Lebanon (UNIFIL) mogelijk gemaakt gepaard met een vernieuwd mandaat om toe te zien op het beëindigen

van de geweldadigheden en de terugtrekking van Israëlische troepen uit Libanon zowel als het installeren

van het Libanese leger en de terugkeer van effectieve Libanese staatsautoriteit. Hoewel er in dit geval geen

sprake is van een EU missie - zoals wel het geval is bij EU BAM Rafah - valt op dat doorheen de toelevering

van meer dan zevenduizend soldaten aan UNIFIL II door de Europese Lidstaten de EU er toch in slaagt een

centrale en cruciale rol te spelen als entiteit in het conflict tussen Israël en Hezbollah en dat de EU de

ruggegraat vormt van deze nieuwe troepenmacht. In die zin betekent een deelname aan deze missie een

kantelmoment gezien hierdoor zowel het Midden-Oosten als het conflict tussen Israël en de Arabische

wereld stevig op de Europese agenda worden gezet (Makdisi, Göksel, Hauck & Reigeluth, 2009, p. 5; Pardo,

2007, p. 10).

17

Page 18: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Het voorgaande, zowel wat betreft de positie van Israël in het EMP en voornamelijk het ENB als de

verbondenheid inzake onderzoek en technologische ontwikkelingen en het effectieve optreden van de EU in

of nabij Israël, wekt de verwachting dat de relatie tussen deze partners eigenlijk voornamelijk positief is,

zowel op vlak van economische en politieke samenwerking. Dankzij intenties en interesses van de EU is er

volgens Dror en Pardo (2006, p. 23) inderdaad reeds veel bereikt zoals onder meer de hierboven vermelde

geïntensifieerde economische interactie en wetenschappelijke samenwerking. Israël werkt er volgens deze

auteurs op haar beurt dan weer aan om op eerder systematische manier relaties op te bouwen met meerdere

EU-instituties en aftakkingen.

Bovendien zijn de EU en al haar lidstaten onconditioneel toegewijd aan het bestaan, voortbestaan en de

voorspoed van Israël. Op dit punt is er een grote consensus die nooit eerder in vraag werd getrokken. Dit

wordt bijvoorbeeld geuit in de woorden van de Franse president Sarkozy waar hij stelt dat 'Frankrijk altijd

aan de zjde van Israël zal staan wanneer haar veiligheid, haar bestaan wordt bedreigd'. Ook de Duitse

kanselier Merkel verklaarde in een toespraak voor de Israëlische Knesset dat 'ik er de nadruk op leg dat elke

Duitse regering en elke voorgaande kanselier een toewijding heeft gehad aan de speciale

verantwoordelijkheid die Duitsland draagt inzake de veiligheid van Israël. Dit betekent voor mij, als Duitse

kanselier, dat de veiligheid van Israël niet onderhandelbaar is' (Pardo, 2008, p. 13).

Op basis van dergelijke vaststellingen zou er kunnen worden afgeleid dat er geen sprake is van de paradox

tussen de economische en politieke banden die beiden met elkaar hebben gezien de welwillendheid van

zowel de EU als Israël om samen te werken. Een diepere blik op de concrete politieke samenwerking toont

echter een genuanceerder beeld.

2.4. Politieke cooperatie of doekjes voor het bloeden?

Zoals aangegeven in de inleiding heeft de EU succesvolle relaties met Israël voor zover het economische

samenwerking betreft. Dit wil echter niet zeggen dat de politieke dimensie geen belang heeft, zeker

betreffende de algemene probleemstelling in deze paper. Deze dimensie kan vanuit verschillende

voorbeelden kritisch worden benaderd.

Een belangrijk onderdeel van de verbetering van de politieke relatie is het leveren van bijdragen door Israël

om te komen tot een oplossing in het conflict in het Midden-Oosten (Europese Comissie, 2004c, p. 6). Een

dergelijke oplossing kan niet in een vacuüm worden beoordeeld zoals hierboven reeds werd aangegeven -

waar verwezen werd naar de EVS - en heeft een invloed op de hele regio. In die optiek argumenteert Harpaz

(2007, pp. 90-91) dat de relatie met Israël moet worden beschouwd als een onderdeel van het bredere

Europese beleid naar het Midden-Oosten toe. De auteur geeft aan dat, in de context van het Midden-Oosten,

het Nabuurschapsbeleid enkele kenmerken in zich draagt van 'social engineering' of het 'bouwen van een

18

Page 19: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

natie ('nation building'). Eén van die kenmerken is de unificatie van verschillende etnische groepen binnen

een staat. Een ander kenmerk plaatst de klemtoon op de verbetering van goed bestuur door de implementatie

van een rechtsstaat, waarbij corruptie wordt bevochten en democratie geïnstalleerd. Een derde aspect focust

op een economische constructie. Deze drie kenmerken of aspecten van 'social engineering' kunnen relevant

zijn voor het Midden-Oosten en komen inderdaad overeen met wat de Europese Commissie stelt te willen

bereiken via het ENB (cf supra). Het is volgens Harpaz echter duidelijk dat er in deze regio sprake is van

structurele problemen die zowel van sociale, politieke als economische aard zijn. Deze weerhouden de

ontwikkeling van democratische waarden, voorspoed en de bescherming van mensenrechten en hebben dus

een negatieve invloed op de oplossing van het Arabisch-Israëlisch conflict. Het niet komen tot een oplossing

in dit conflict dient dan weer als een voorwendsel voor autocratische regimes om sociale, politieke en

markthervormingen niet uit te voeren. De EU wenst dus deze staat van zaken te verbeteren door interne

hervormingen in de buurlanden, in casu Israël, als oplossing naar voren te schuiven. Een dergelijke

vooruitgang veronderstelt echter een oprechte en gedeelde samenwerking en is onlosmakelijk verbonden met

de mogelijkheid voor de EU om met andere conflicten in de regio om te gaan (cf supra).

Wat het vredesproces betreft stelt de Commissie (2004b, p. 11; 2004c, p. 6) dat het 'stappenplan van het

Kwartet ('Quartet Roadmap'), overeengekomen tussen de EU, de VN, de VSA en de Russische Federatie

voor een permanente twee-staten oplossing voor het Israëlisch/Palestijns conflict, zou moeten uitmonden in

het ontstaan van een 'onafhankelijke, democratische en leefbare Palestijnse staat die zij aan zij bestaat naast

Israël en haar andere buren in vrede en veiligheid'. In dit opzicht beklemtoont het AP de doelstelling om een

veelomvattende regeling te bekomen van het conflict in het Midden-Oosten en verwijst naar het doel voor

Israël om samen te werken met de EU 'op een bilaterale basis en als lid van het Kwartet'. Bijkomende

doelstellingen omvatten de ondersteuning door Israël van de inspanningen van de Palestijnse Autoriteit in het

ontmantelen van terroristische organisaties, inspanningen om de gevolgen van maatregelen tegen terrorisme

op burgers tot een minimum te herleiden, inspanningen om de economische en sociale condities voor 'alle

volken' te verbeteren en het vergemakkelijken van humanitaire bijstand en de heropbouw van infrastructuur.

Het AP verwijst ook naar de doelstelling om de transparantie, verantwoordelijkheid en het democratisch

bestuur van de Palestijnse Autoriteit te bevorderen.

Ondanks deze veelbelovende doelstellingen stelt Smith (2005b, pp. 765-766) dat het AP van Israël eigenlijk

een uizondering tegenover de AP's is die onderhandeld werden met andere partnerlanden. Het gaat volgens

haar namelijk minder om een lijst zaken die Israël uit moet voeren, maar meer een lijst van zaken die de EU

en Israël gezamenlijk moeten aanpakken. Del Sarto (2007, p. 61) gaat verder en geeft aan dat de paragrafen

over politieke samenwerking, waartoe de hierboven uiteengelegde positie van de Commissie betreffende het

vredesproces behoort, bijzonder vaag zijn en dat gezien de traditionele verschillen tussen de EU en Israël

over de principes van politieke coöperatie in het algemeen, en de rol van de EU in het vredesproces in het

bijzonder, een diepgaande analyse van het AP gegronde twijfels doet ontstaan over het feit of beide partijen

19

Page 20: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

eigenlijk dezelfde zaken zijn overeengekomen. Zo kan er verwezen worden naar de zin die de

bovenvermelde doelstellingen in het AP voorafgaat: 'het versterken van politieke samenwerking en het

identificeren van domeinen voor verdere cooperatie. Afspreken om samen te werken in een aantal zaken en

overeenkomen om enkel een aantal domeinen voor samenwerking te 'identificeren' kan leiden tot behoorlijk

verschillende interpretaties (Del Sarto, 2007, p. 63).

Hetzelfde probleem duikt op wanneer gekeken wordt naar de sectie in het AP betreffende 'mensenrechten'.

De houding van Israël betreffende mensenrechtensituaties, zeker wanneer gekeken wordt naar die van de

Palestijnse bevolking in de Bezette Gebieden, is onderwerp van bilateraal dispuut. Toch blijkt ook hier dat

het AP bijzonder vaag blijft in de voorgestelde oplossingen. Dat blijkt des te meer wanneer de punten inzake

'rechten van minderheden' als voorbeeld worden genomen. Wanneer Israël in 2003 haar wet op 'Burgerschap

en Toegang tot Israël' amendeerde stootte dit op hevig verzet van mensenrechtenorganisaties. Deze wet, die

door de Israëlische regering gelegitimeerd onder het voorwendsel van angst voor de eigen veiligheid,

discrimineert de Arabische Israëli's die reeds te leiden hebben onder een hele reeks discriminerende

praktijken, zoals bij de toekenning van budgetten, tewerkstelling, onderwijs, gezondheid en politieke

representatie. Hoewel het 'Country Report' van de EU over Israël kritisch stond ten aanzien van deze

geamendeerde wet, bleef het AP verdacht stil (Del Sarto et al., 2007, p. 42; Europese Commissie, 2004b, p.

10).

Het ENB-AP voor Israël stelt verder dat het 'verbeteren van economische en sociale aangelegenheden voor

alle volken een doelstelling is', samen met de verdere verbetering van 'toegang en coördinatie om de

implementatie en aflevering van humanitaire en andere vormen van bijstand te vergemakkelijken en bij te

dragen tot de reconstructie en rehabilitatie van infrastructuur' (Europese Commissie, 2004c, p. 11). Ook hier

moet erop gewezen worden dat de voorzieningen die in deze sectie worden opgesomd vooraf worden gegaan

door een zin die hun relevantie in twijfel doet trekken. Het AP verklaart namelijk niet dat beide partners

zullen samenwerken betreffende deze problemen, maar dat ze 'hun politieke dialoog zullen versterken en

gebieden voor verdere coöperatie zullen identificeren', gevolgd door de bovenvermelde punten. Het is echter

duidelijk dat de doelstelling om gebieden voor verdere coöperatie te identificeren niet zeer precies is (Del

Sarto et al., 2006, p. 43). Tegelijk argumenteert Harpaz (2007, p. 93) dat het de mening is van de EU dat de

verklaarde Joodse natuur van de staat Israël, de moeilijkheid om die te verzoenen met de rechten van

Israëlische niet-Joodse minderheden en de voortdurende schending van mensenrechten in de Bezette

Gebieden de oplossing van het Arabisch/Israëlisch conflict tegenhouden.

Daarnaast kan de individuele 'benchmarking' aanpak van het ENB de traditionele ambitie van de EU om een

onpartijdige bemiddelaar in het vredesproces te zijn in gevaar brengen. Het EMP stelde het uitbreiden van

de bilaterale relaties tussen de EU en Israël afhankelijk van vooruitgang in het vredesproces. Met het ENB

lijkt de EU haar positie te verzwakken en de integratie van Israël in de Europese interne markt voorop te

20

Page 21: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

stellen (Del Sarto & Schumacher, 2005, p. 24).

Een ander probleem, dat echter nauw met de bovenstaande problematiek is verbonden, is dat de EU niet

beschouwd zou worden als een belangrijke speler in het vredesproces. Dit zou voortkomen uit een

diepgeworteld en groeiend wantrouwen in Israël over de Europese doelstellingen in de regio, hetwelke zou

ontstaan zijn na de Europese 'Verklaring van Venetië' in 1980. Hierin stelde de toenmalige Europese

Gemeenschap dat een 'eerlijke oplossing moet worden gevonden voor het Palestijnse probleem'. Zodoende

werd het bestaansrecht van de Palestijnen alsdusdanig door Europa erkend wat blijkt uit het feit dat 'het

bereiken van deze doelstellingen de inmenging en betrokkenheid van alle gerelateerde partijen veronderstelt'

waaronder dus ook 'het Palestijnse volk en de Palestinian Liberation Organisation (PLO) die bij de

onderhandelingen zullen moeten worden betrokken' (Knesset, 2000). Deze erkenning van zowel het

Palestijnse volk als de PLO in de hoedanigheid van haar vertegenwoordiger werd in Israël gezien als de

uiting van Arabische sympathie vanuit Europese hoek. De EU zou sindsdien beschouwd worden als een anti-

Israëlische groep van naties met een anti-Joodse geschiedenis en gevoelens. Als uitloper van deze Verklaring

nemen sommigen aan dat de politieke relaties zich tot op heden nog niet zouden hersteld hebben van dit

zogezegd verraad (Pardo, 2009, p. 71). Op die manier zou een steeds groter wordende groep Israëli's van

oordeel zijn dat de EU niet te vertrouwen is en ze de Israëlische belangen niet behartigt in haar extern beleid.

Aldus vrezen ze dat dichtere banden met de EU een grotere druk zullen doen ontstaan voor een oplossing

van het conflict die ongunstig is voor Israël (Asmus & Jackson, 2005, p. 52).

In de trant van deze bevinding kan gewezen worden op het feit dat ondanks de nadruk op

gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en belangen die vaak vanuit Europese hoek wordt gelegd, er toch

sprake is van scherpe kritiek van de EU, daarin vaak gesteund door de meeste Lidstaten, op belangrijke

Israëlische beleidsbeslissingen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de tegenstelling tussen Israël en de EU

betreffende de 'Separation Barrier' of de 'Israëlische Muur' tussen de Palestijnse gebieden op de Westelijke

Jordaanoever en Israëlisch grondgebied. De scheidingssmuur werd veroordeeld door het Internationaal

Gerechtshof en de resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ondanks een intensieve

lobbyactie door Israël steunden alle EU-Lidstaten de Resolutie van de Algemene Vergadering die de bouw

van de scheidingsmuur veroordeelde (Pardo, 2007, p. 12).

Als laatste voorbeeld van een moeizame politieke samenwerking kan gewezen worden op de problematisch

hoge economische interdependentie met Israël. Deze zou namelijk de mogelijkheid voor de EU om net deze

economische banden aan te halen als middel om invloed uit te oefenen aanzienlijk beperken. De EU zou

evenveel te verliezen hebben bij een achteruitgang van het huidige niveau van economische- en

handelsrelaties als Israël (Newman & Yacobi, 2004, pp. 29-32).

21

Page 22: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Wanneer deze voorbeelden van politieke coöperatie tussen de EU en Israël worden bekeken, is het duidelijk

dat de relatie niet eenduidig positief is. Zowel uit Europese als uit Israëlische hoek is er sprake van

onduidelijkheden, ambiguïteiten en onzekerheden die kunnen worden samengevat als een geheel van

tegenstellingen in visie. Dit kan uiteraard zwaar wegen op een positieve evolutie van de bredere relatie

tussen de beide partners, zowel als op het bereiken van de doelstellingen die de EU nastreeft via deze relatie

(als civiele macht, cf supra). Om dieper te kunnen ingaan op wat nu net de oorzaken zijn van dat verschil in

visie is het nuttig om na te gaan welke de overheersende percepties zijn die in Israël leven ten aanzien van de

EU, zeker nu duidelijk is op welke manier het Europees beleid ten aanzien van Israël wordt gevoerd.

Wanneer de violen namelijk niet gelijk gestemd zijn is het moeilijk om een verbetering in de symfonie van

de samenwerking te verwachten, dus moet gekeken worden naar hoe Israël met dit beleid omgaat. Wat de

resultaten ook zullen zijn, er kan verondersteld worden dat zowel de EU als Israël gebaat zouden zijn bij een

intensere, oprechtere en meer ontspannen politieke relatie, die enkel kan bijdragen aan de reeds gevestigde

economische relatie.

3. Israëlische percepties van de EU:

Zoals hierboven aan de hand van de roltheorie van Elgström werd verduidelijkt, is er nood aan onderzoek

omtrent de perceptie van de EU door andere staten of entiteiten. Indien de EU werkelijk wil optreden als

civiele macht en haar basiswaarden wenst uit te dragen in de wereld, is het nodig dat deze toedracht

onderkend wordt door het partnerland. Uit het voorgaande kon afgeleid worden dat de EU via de

beleidskaders van het EMP en ENB succesvol is in het nastreven van economische relaties met Israël. Het

voeren van positieve politieke relaties bleek echter ingewikkelder. Dit komt overeen met opmerking dat een

het uitoefenen van een civiele macht veel merkbaarder is in het economische dan in het politieke domein.

Vooraleer de hypothese en de onderzoeksvragen die de grondslag zullen vormen naar het onderzoek van de

Israëlische percepties beschreven worden, moet de aandacht op een aantal punten worden gevestigd. Zoals

Dror en Pardo (2006, p. 28) opmerken is het een vaak voorkomende praktijk in de theorie van de

Internationale Relaties om staats- of multi-staatsentiteiten als enkelvoudige actoren met een coherente set

van interesses en beleid voor te stellen. Op die manier zouden zowel 'Israël' als de 'EU' als enkelvoudige

coherente en consistente actoren worden beschouwd. Deze auteurs geven echter aan dat dit niet helemaal

correct is, gezien zowel Israël als de EU pluralistische democratieën zijn waarbinnen vele

meningsverschillen bestaan. Zo kan er aangenomen worden dat actoren binnen het linkse en rechtse politieke

spectrum in Israël verschillende visies hebben op de EU. Ook de EU zelf is alles behalve een unitaire actor.

Niet alleen de verschillende lidstaten, maar ook de verschillende instituties van deze organisatie kunnen

verschillende belangen en interesses hebben. Wanneer ook hier het vredesproces als voorbeeld wordt

genomen is het duidelijk dat er een opkomende Europese stem is, maar dit wilt niet zeggen dat de Europese

lidstaten nooit in de verleiding komen om een nationale kaart te spelen. Bovendien verschillen ze in hun

22

Page 23: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

posities betreffende het uitvoeren van de gevormde EU-consensus inzake de uitvoering van de twee-staten

oplossing. Op dezelfde manier is het niet altijd duidelijk of het Europese beleid ten aanzien van Israël

afkomstig moet zijn van de Europese Commissie, de Speciale Gezant aan de Regio of de Ministers van

Buitenlandse Zaken van de Lidstaten (Newman & Yacobi, 2004, pp. 25-42). Om niet verloren te raken in de

overvloed aan stemmen, meningen en opinies wordt de aandacht in dit onderzoek voornamelijk gericht op de

EU zoals ze vertegenwoordigd wordt door de Europese Commissie. Er zal wel worden nagegaan of er

noemenswaardige verschillen zijn tussen de linkse en rechtse visies die leven in Israël.

Wanneer al deze elementen worden samengebracht kan de volgende hypohese worden vooropgesteld:

Wanneer Israël de EU beschouwt als een economische partner is er sprake van een positieve Israëlische

perceptie, maar wanneer Israël de EU beschouwt als een politieke partner is er sprake van een negatieve

perceptie. Deze negatieve perceptie leidt ertoe dat de EU niet in staat is haar vooropgestelde beleid succesvol

te voeren.

3.1. Onderzoeksvraag:

Om de bovenstaande hypothese te kunnen testen moeten er een aantal onderzoeksvragen worden afgelijnd.

De eerste en meest omvattende vraag is uiteraard: 'Wat is de Israëlische perceptie van de EU?' Deze vraag is

zeer breed en moet daarom worden uiteengelegd in een aantal deelvragen. Het spreekt voor zich dat deze

uiteenlegging een keuze van de onderzoekspopulatie met zich meebrengt. Deze wordt in het volgende punt

besproken en wetenschappelijk geduid. De deelvragen die kunnen worden vooropgesteld zijn de volgende:

Wat is de perceptie die leeft bij Israëlische politieke elites ten aanzien van (1) de EU als economische partner

(2) als politieke partner? Wat is de perceptie die leeft bij het Israëlische middenveld ten aanzien van (1) de

EU als economische partner (2) als politieke partner?

In het geval van Israël is er één voorgaand onderzoek dat qua opzet sterk verwant is met dit onderzoek.

Pardo (2009) beschrijft hoe de publieke opinie, de politieke elites, het georganiseerde middenveld en de

Israëlische media denken over het gevoerde EU-beleid. De auteur komt tot drie opmerkelijke bevindingen.

Ten eerste maakt hij melding van de wijdverspreide en populaire gedachte, zowel onder de publieke opinie

als politici, dat Israël kans maakt op toetreding tot de EU. De respondenten van Pardo gaven aan dat ze in de

toekomst hopen op toetreding. Jammer genoeg gaat Pardo niet in op de redenen achter deze wijdverspreide

mening. Vervolgens meldt de auteur dat de relatie met de Verenigde Staten als veel crucialer wordt aanzien

dan de relatie met de EU. De meeste respondenten halen hiervoor historische banden aan, vooral uit de

periode vlak na de tweede wereldoorlog toen het land in opbouw was. De band tussen de VS en Israël wordt

door de populatie als bijzonder hecht en symbiotisch omschreven. Europa wordt aanzien als een

onbetrouwbare partner in vergelijking met de VS. Ten derde is de meerderheid van de Israëlische publieke

23

Page 24: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

opinie, de elites en media ervan overtuigd dat er in de EU sprake is van antisemitisme en dat de EU via haar

beleid het veiligheidsconcept van de staat Israël op het spel zou zetten. Eén van de redenen die door de

respondenten worden gegeven voor de gerapporteerde angst voor het antisemitisme, zijn de steeds groeiende

moslimminderheden in de meeste Europese landen.

In navolging van Pardo is de huidige studie ontworpen om na te gaan hoe de EU wordt gepercipieerd door de

verschillende spelers in het Israëlische politieke veld: media, middenveld en politieke elite. Het doel is in

eerste instantie niet zozeer de onderzoeksresultaten van Pardo te repliceren, als wel om na te gaan wat aan de

basis ligt van de paradox van sterke economische banden en politieke ambiguïteit. In tweede instantie zullen

de belangrijkste onderzoeksresultaten van Pardo vergeleken worden met de resultaten van dit onderzoek.

3.2 Methode:

Om de keuze te maken welke populatie dient onderzocht te worden en op welke manier dat moet gebeuren

zijn er verschillende mogelijkheden. Chaban et al. (2006, p. 48) geven aan dat het perceptieonderzoek erop

kan gericht zijn om na te gaan wat de spreiding en de diversiteit van opvattingen zijn over het buitenlandse

beleid – in dit geval van de EU – onder de bredere bevolking. In dit geval is de 'publieke opinie' de logische

populatie en zijn vragenlijsten of gelijkaardig onderzoeksmateriaal de aangewezen methode. Op dezelfde

manier kan de focus van het onderzoek gericht zijn op de rol van de massamedia. Dan kunnen inhouds- en

discoursanalyses of interviews met media-vertegenwoordigers nuttig zijn. Als het onderzoek erop gericht is

eventuele overheidsreacties op het EU-beleid na te gaan kan de aandacht beter gericht worden op politieke

vertegenwoordigers of personen uit de administratie. Ook beleidsdocumenten en interviews kunnen dan

bijdragen tot klare antwoorden. Wanneer het onderzoek dan weer gaat over concrete onderhandelingen zijn

interviews met diplomaten en/of andere staatsvertegenwoordigers, die betrokken zijn bij de

onderhandelingen het nuttigst.

Om dit onderzoek uit te voeren, werd eerst een vragenlijst opgesteld waarin gepeild werd naar de perceptie

van de EU als politieke dan wel als economische partner. Deze vragenlijst werd voorgelegd aan vier

vertegenwoordigers van de grootste politieke partijen, twee vertegenwoordigers van het middenveld en één

journalist uit de geschreven pers. De keuze voor politieke vertegenwoordigers viel op een lid van de Knesset

voor de centrumrechtse partij Yisrael Beteinu, een lid van de Knesset voor de rechtse partij Likud en een

woordvoerder van de centrumpartij Kadima. Verder werd een ex-woordvoerder van de linkse sociaal-

democratische partij New Meretz gecontacteerd. Kadima heeft 28 zetels binnen de huidige Knesset en werd

opgericht door voormalig eerste minister Ariel Sharon. De doelstelling van de partij is het behouden van een

Joodse meerderheid binnen Israël door het maken van territoriale concessies, het behouden van Israëlische

controle in Jerusalem en in grote Joodse kolonies en het steunen van de vorming van een gedemilitariseerde,

terreurvrije Palestijnse staat (Kaplan & Friedman, 2009). Likud heeft 27 zetels in de Knesset en levert de

24

Page 25: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

huidige eerste minister Binjamin Netanyahu. Likud voert traditioneel een harde lijn wat de Palestijnen

betreft, met een directe focus op terroristische leiders en een tegenstand versus een Palestijnse landspositie.

Recentere verklaringen van partijleiders wijzen echter op een bereidheid om te onderhandelen over de zaak

van een Palestijnse staat. Huidig president Benyamin Netanyahu speelde deze angsten uit tegenover het

partijleiderschap van de Eerste Minister Sharon, met als gevolg dat Sharon de centrumpartij Kadima

oprichtte. Yisrael Beitenu heeft vijtien zetels in de Knesset en werd opgericht door voormalig Likud-lid

Avigdir Liberman die de huidig Minister van Buitenlandse Zaken is. Yisrael Beytenu, wat zoveel wil zeggen

als 'Israël, onze thuis' is een seculiere, centrumrechtse Zionistische partij. Deze partij staat voor een harde lijn

ten aanzien van de Palestijnse Autoriteit en Arabische staten. Vanuit deze partij werd zelfs voorgesteld om

Israëlische Arabieren te verplichten loyauteit te zweren aan Israël of hun burgerschap te schrappen.

Desondanks steunt de partij een twee-staten oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict (Kaplan &

Friedman, 2009). New Meretz heeft slechts drie vertegenwoordigers in de Knesset. De partij strijdt voor de

vrede, mensenrechten, religieuze vrijheden en de verzorging van het milieu.

De keuze voor de vertegenwoordigers van het georganiseerde middenveld viel op een contactpersoon bij

Hamoked - the Center for the Defense of the Individual en een contactpersoon bij Alternative Information

Centre. De ondervraagde journalist is redacteur bij de Israëlische centrumrechtse krant Maariv, de tweede

grootste krant in oplage van het land.

Om de percepties van deze respondenten ten aanzien van de EU te kunnen onderzoeken werd gekozen om te

werken met semi-gestructureerde interviews. Dit houdt in dat voorafgaand aan de afname van de interviews

een lijst met hoofdvragen werd opgesteld. Deze vragen komen elk overeen met een bepaald onderwerp dat in

het interview moest worden behandeld. Om ruimte te laten voor bijvragen en doorvragen werd er niet

gekozen om een exhaustieve lijst van vragen op te stellen, maar eerder om deze onderwerpen één voor één

aan te kaarten. Een groot voordeel van deze techniek is dat ze de respondenten toeliet om zelf met nieuwe

inzichten en visies, betreffende de economische en politieke relatie tussen de EU en Israël, naar voren te

komen ondanks er in eerste instantie niet werd naar gevraagd. De techniek van semi-gestructureerde

interviews laat bovendien voldoende vrijheid aan de interviewer om op deze inzichten en visies in te gaan.

Het werken met afgelijnde hoofdvragen heeft ook op analytisch vlak voordelen. Door de interviews achteraf

met elkaar te vergelijken met deze hoofdvragen als onderverdelingen konden gemeenschappelijke of

afwijkende visies worden bekeken. Deze worden in de rapportering en bespreking verder uiteengezet. De

afname van de interviews gebeurde gedurende de maand april 2010. Omwille van praktische redenen werden

deze interviews op telefonische wijze afgenomen, wat een aantal nadelen met zich meebracht. Ten eerste was

er geen sprake van een face-to-face setting. Hierdoor gingen elementen die een invloed kunnen hebben op

hoe de antwoorden moeten worden geïnterpreteerd, zoals non-verbale communicatie, verloren. Bovendien

kon niet nagegaan worden waar de respondenten zich precies bevonden tijdens de bevraging. Sociaal

wenselijke antwoorden naar de omgeving van de respondent kunnen aldus niet geheel worden uitgesloten.

25

Page 26: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

3.3. Resultaten:

3.3.1. De politieke partijen

Uit de antwoorden van de drie respondenten uit de centrumrechtse- of rechtse partijen op de vraag wat hun

perceptie is van de EU als (1) economische dan wel (2) als politieke partner, blijkt de volgende heel

duidelijke trend: de beschreven paradox tussen de economische banden en de politieke banden wordt

volledig weerspiegeld in de interviews van de drie respondenten. Zowel de vertegenwoordiger van Kadima,

als de vertegenwoordiger van Likud, als de vertegenwoordiger van Yisrael Beitenu geven aan sterk

geïnteresseerd te zijn in toekomstige sterkere economische banden met de EU. Wat de politieke invloed

betreft, zijn de drie vertegenwoordigers het eveneens eens met elkaar: uit de gegeven antwoorden blijkt een

zeer negatieve houding ten opzichte van politieke inmenging met de interne zaken van Israël, de drie

respondenten geven expliciet aan dat de problematiek rond de scheidingsmuur en de bezette gebieden louter

binnenlandse aangelegenheden zijn en niet als een internationale problematiek kunnen bestempeld worden.

Dat ligt anders bij Ido Gideon, ex-woordvoerder van de linkse partij Meretz. Volgens Gideon weerspiegelt de

beschreven paradox wel degelijk het algemene denken in Israël. Hij laakt bovendien het feit dat de EU als

politieke partner nauwelijks serieus genomen wordt door de rechtse meerderheid in het land. Volgens hem is

het wantrouwen dermate groot dat Israël nooit een duimbreed zal toegeven aan Europese druk. Hij vermeldt

hier tevens de sterke economische banden tussen de EU en Israël en beweert dat de EU niet meer in staat is

om enige druk uit te oefenen door de economische interdependentie.

Uit de antwoorden van Danny Hershtal, vertegenwoordiger van de partij Yisrael Beitenu, blijkt een

diepgeworteld wantrouwen in de politieke inmenging van de EU en een geloof dat de EU niet over de

mogelijkheid beschikt beslissingen te nemen voor Israël wegens onbegrip. Volgens Hershtal zou niets in de

weg mogen staan van de gegarandeerde veiligheid van elke Israëli en moeten daarvoor alle noodzakelijke

maatregelen genomen worden, ook al gaan die in tegen de fundamentele rechten van de Israëlisch-Arabische

minderheid van het land. Het gaat er volgens Hershtal in het bijzonder om dat Israël een Joodse en

democratische staat is en moet blijven. Als er elementen zijn die dit in het gedrang kunnen brengen, zoals

politieke representatie van Arabische Israëli's die openlijk het bestaan van de staat als Joodse entiteit

contesteren, zouden die onmiddellijk van rechtswege verwijderd moeten worden uit het politieke systeem

van de staat.

De drie respondenten van de rechtse meerderheidspartijen geven bovenal historische redenen aan om

politieke inmenging van de EU met de binnenlandse zaken te vermijden. In de eerste plaats wordt verwezen

naar de holocaust en de redenen van het joodse volk om terug te keren naar de plek die hen beloofd was. Ten

26

Page 27: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

tweede wordt door de drie respondenten vermeld dat noch de publieke opinie in de EU, noch de politieke

vertegenwoordiging kan beseffen hoe het is om onder een constante terreurdreiging te leven. Dit zijn volgens

de rechtse vertegenwoordigers de belangrijkste redenen om de EU politieke inmenging te ontzeggen.

Volgens Davidi Hermelin van de rechtse partij Likud heeft de EU wegens historische redenen het recht niet

om zich met de politiek van Israël te bemoeien. Ido Gideon van Meretz heeft ook wat dit betreft een meer

genuanceerde visie: volgens hem lijdt Israël aan een achtervolgingswaan, vermeerderd met een eeuwige

slachtofferrol. Volgens Gideon is er in Israël nog steeds geen plaats voor verschillende verhalen, hij haalt er

de verhalen van de jodenvervolging en de verhalen over de verdrijving van de Arabieren bij als voorbeeld:

door de horror van de holocaust is er in Israël nog steeds geen plaats om het lijden van een ander volk onder

ogen te zien. Gideon beschrijft hoe deze slachtofferpositie diep geworteld is in de nationale psyche en

verklaart hoe het de politiek beïnvloedt: de rechtse partijen, zij die er eigenlijk van overtuigd zijn dat het hele

land van Israël aan de Joden toebehoort, maken handig gebruik van de slachtofferrol om hun beleid te

rechtvaardigen. Daarom duldt het geen inmenging van de EU, die vaak een kritisch geluid laat horen, en

verkiest het samen te werken met de VS, waar het tot voor kort op onvoorwaardelijke steun kon rekenen.

Volgens Gideon gaat het om een comfortabele politieke positie die er niet naar uitziet te veranderen nu het

linkse front helemaal uiteen lijkt te zijn gevallen. Bovendien haalt Gideon de recente koppigheid van eerste

minister Binjamin Netanyahu aan als voorbeeld van het profijt dat Israëlisch rechts trekt uit het

veiligheidsprincipe: onder het voorwendsel van de slachtofferrol is het in Israël toegelaten dat een

staatshoofd zichzelf volledig isoleert door uitspraken te doen die tegengesteld zijn aan het internationaal

recht en internationaal veroordeeld worden door andere staten. Toch is het voor een dergelijke leider

mogelijk dergelijke uitspraken te doen zonder te vrezen voor het einde van een politieke carrière.

Uit de summiere antwoorden van de vertegenwoordiger van Kadima Maya Jacobs valt af te leiden dat ook de

centrumpartij het standpunt van de rechterzijde deelt: Jacobs verwijst naar het kordate optreden van het

Israëlische leger in Gaza in 2009 en lauwert de toenmalige premier Tzipi Livni om de standpunten van haar

partij kracht bij te zetten. Ook volgens Maya Jacobs kan de EU geen standpunt innemen inzake de

Israëlische politiek omdat die in de eerste plaats om veiligheid draait. Volgens Jacobs is het niet toegelaten

dat een niet-betrokken partij het 'recht op het bestaan van het Joodse volk' in gevaar brengt door

ondoordachte politieke inmenging. Maar alle vertegenwoordigers beklemtonen dat ze uitkijken naar sterkere

economische banden met de EU. Alleen Ido Gideon aarzelt, volgens hem komen de economische banden in

het vaarwater van de mensenrechten.

In tweede instantie werden de bevindingen van Pardo (2009) nagegaan. De eerste bevinding, namelijk dat de

meeste Israëli's uitkijken naar EU-lidmaatschap, werd maar ten dele bevestigd. De vier respondenten

verklaarden dat Israël niet binnen binnen afzienbare tijd EU-lid zou worden. De respondenten van Kadima

en Meretz gaven aan hoopvol en positief te staan tegenover een dergelijke ontwikkeling. Wanneer hen

gevraagd werd naar de redenen, kwam bij Maya Jacobs de hoop op gedeelde welvaart naar boven. Ido

27

Page 28: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Gideon vond aansluiting bij de EU een goed idee omwille van de gedeelde waarden zoals de vrijwaring van

de fundamentele mensenrechten. Uit het onderzoek van Pardo (2009) bleek dat 75% van de Israëlische

publieke opinie zou willen toetreden tot de Europese Unie. Zowel Jacobs, Gideon, Hershtal als Hermelin

gaven aan dat een dergelijk groot percentage bijna onmogelijk is in de huidige Israëlische samenleving.

Hershtal en Hermelin geven aan dat veel Israëli's snel zouden terugdeinzen indien ze zouden weten welke

vereisten er zijn voor toetreding tot de EU. Ze verwijzen naar het vrij verkeer van personen: een

ongecontroleerde toestroom van immigranten zou het einde kunnen betekenen van de Joodse beschaving en

de joodse identiteit van de staat kunnen ondermijnen. Hermelin en Hershtal zijn het idee van toetreding niet

genegen omwille van deze reden. De vier respondenten gaven ten tweede aan dat de relatie met de VS als

veel inniger beschouwd kan worden dan die tussen de EU en Israël. Alle respondenten geven aan dat dit

komt door de onaflatende steun van de VS aan Israël sinds de oprichting van de staat. Ten slotte zijn de vier

respondenten ervan overtuigd dat Europa sterk antisemitisch is. Volgens Davidi Hermelin is er zelfs sprake

van een nieuwe golf van antisemitisme in de meeste Europese staten. De vertegenwoordigers van Kadima en

Yisrael Beitenu verwijzen naar de groeiende terreurdreiging, specifiek gericht tegen Joden in Europa, en het

groeiende fundamentalisme onder moslims in Europa.

Door alle respondenten werd bovendien het volgende bemerkt: ze geven allemaal aan dat de EU beschouwd

wordt als een onbetrouwbare politieke partner omdat men er niet helemaal zeker van is of de EU de principes

van het Zionisme onderschrijft. Het Zionisme is volgens de respondenten het onvervreemdbaar recht van de

Joodse bevolking om zich te komen vestigen op de plek die nu Israël heet. Aan dit recht mag niet getwijfeld

worden, wordt aangegeven door zowel de respondenten van rechter- als van de linkerzijde. Alle

respondenten geven aan dat de EU niet de indruk geeft sterk betrokken te zijn bij de Zionistische gedachte.

Bij de ondervraging van het Israëlische politieke veld moet de volgende kanttekening gemaakt worden: de

indruk zou kunnen ontstaan dat de meerderheid van het Israëlische politieke veld het rechtse gedachtengoed

is toegedaan. In deze studie is er echter gebruik gemaakt van twee rechtse partijen, één centrumrechtse partij

en één linkse partij. De linkerzijde van het politieke spectrum is aldus ondervertegenwoordigd in deze studie.

Hoewel, zoals is aangegeven in de methodesectie, zijn de drie grootste partijen allen centrumrechtse of

uitgesproken rechtse partijen en samen goed voor niet minder dan 70 zetels op een totaal van 120. Nogmaals

19 zetels gaan naar partijen van religieuze signatuur en slechts zes zetels zijn voorbehouden voor linkse

partijen. De Israëlisch-Arabische partijen doen net iets beter met zeven zetels.

3.3.2. Het middenveld:

De antwoorden van de twee respondenten uit het middenveld op de vraag wat hun perceptie is van de EU als

(1) economische dan wel (2) als politieke partner tonen eveneens sterke overeenkomsten. Beide

respondenten geven aan dat de EU als economische partner een positieve invloed heeft door de financiële

28

Page 29: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

steun aan de Palestijnse Autoriteit, net als aan mensenrechtenorganisaties en andere ngo's in Israël en de

Palestijnse gebieden. Deze steun wordt door hen beiden als vitaal ingeschat voor het goed functioneren van

deze organisaties. Toch merkte mensenrechtenadvocaat Yossi Wolfson van Hamoked – Centre for the

Defense of the Individual - op dat deze steun wordt gegeven 'bijna tot op het punt dat deze organisaties

daarvan afhankelijk worden, misschien zelfs tot het punt van echte afhankelijkheid'. Deze invloed vindt

Wolfson te ver gaan, maar gevraagd naar alternatieve financieringsbronnen weet hij geen antwoord te geven.

Bij het bekijken van de EU als politieke partner werd een zeer kritische kanttekening geplaatst. Beide

respondenten kwamen namelijk hierin overeen dat ze zich de vraag stellen of de politieke malaise die de EU

doormaakt in haar betrekkingen met Israël niet ondergeschikt is aan de economische betrekkingen die ze

heeft met het land. Ondanks veroordelingen van de situatie in de bezette gebieden, grove schendingen van

mensenrechten en het niet naleven van verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht schroeft de

EU volgens deze respondenten haar economische samenwerking niet terug, terwijl ze die net als druk zou

moeten gebruiken om Israël te dwingen een andere houding aan te nemen. Redenen hiervoor zijn 'de wens

dat het Europese kapitaal ook in Israël kan renderen', de wil van de EU om ervoor te zorgen 'dat de Europese

export Israël kan bereiken zonder douanegrenzen' en zo misschien 'goedkoper op de markt komen dan

Amerikaanse producten'. Politieke eisen, zoals een vooruitgang in het vredesproces, zijn volgens hen

ondergeschikt aan economische belangen. In de woorden van Wolfson 'zullen ze geen enkele deal doen

afspringen'. Valentina Azarov van het Alternative Information Centre wees als voorbeeld op het non-

probleem inzake producten afkomstig van illegale nederzettingen waarin de formele positie van de EU op

politiek vlak vrij hard was, maar de EU toch niet ambitieus was in haar effectieve stellingname. Ondanks de

vaststelling dat de EU haar politieke relaties ondergeschikt maakt aan haar economische relaties bestaat is er

een duidelijke overeenstemming tussen beide respondenten wat hun mening betreft dat de politieke druk op

Israël opgevoerd moet worden om tot een oplossing te komen in het Israëlisch-Arabisch conflict. Beiden

geven echter aan dat er weinig kans is dat een opgevoerde druk ook tot effectieve resultaten zou leiden,

gezien ze aangeven dat de Israëlische politieke blik in eerste instantie naar de VS wordt gericht als

betrouwbare bondgenoot.

Yossi Wolfson geeft verder aan dat de Israëlische publieke opinie de laatste tijd neigt naar de rechterzijde van

het politieke spectrum over te hellen omwille van twee verschillende redenen. Ten eerste is de linkerzijde te

veel versnipperd en heeft dit gezorgd voor een ontgoocheling bij de publieke opinie. Bij recente

moeilijkheden, zoals de oorlog in Gaza in januari 2009, had het pubiek bijvoorbeeld geen linkerzijde om op

terug te vallen. Ten tweede leeft het gros van de Israëlische bevolking in een 'illusionaire wereld'. Volgens

Wolfson is bij de rechterzijde, maar nu ook over de hele bevolking, de roep om wraak te horen. De publieke

opinie stemt op de partijen die deze wraak belichamen, maar niemand wil weten wat oorlogvoeren precies

inhoudt. 'Iedereen roept om wraak, iedereen wil oorlog om korte metten te maken met de dreiging, maar

niemand wil weten hoe het voelt om je kinderen verloren te zijn of om afgerukte ledematen op straat te zien.'

29

Page 30: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Dit is volgens Wolfson de illusie die bij het Israëlische publiek leeft: ze willen hard terugslaan, maar willen

niet weten wat dat terugslaan werkelijk betekent. Volgens Wolfson is het voor het ogenblik niet mogelijk

voor de EU om haar politieke eisen te stellen: daar is de tijd nog niet rijp voor.

Volgens Valentina Azarov is de EU op basis van het internationaal recht verplicht om het associatieakkoord,

dat bij het EMP hoort en de legale basis is van alle diplomatieke betrekkingen tussen de EU en Israël,

eenzijdig op te zeggen. Dit is volgens Azarov geen politiek drukkingsmiddel maar een legale verplichting

zonder meer: 'het tweede artikel van het associatieakkoord bevat een clausule over mensenrechten en

democratie, die is zeer rechtuit, net zoals de situatie op het veld rechtuit is.' De kans dat de EU dit zal doen,

is echter bijzonder klein al is de huidige gang van zaken door de mensenrechtenschendingen van de staat

Israël in strijd met het internationaal recht.

In tweede instantie werden de bevindingen van Pardo (2009) nagegaan. De eerste bevinding, namelijk dat de

meeste Israëli's uitkijken naar EU-lidmaatschap, werd door beide mensenrechtenadvocaten ontkend. Zelf

gaven ze echter aan het een goed idee te vinden. De mensenrechtensituatie zou er alleen wel bij varen. Ze

zien het echter niet binnen afzienbare tijd gebeuren, maar achten het gebeuren wel mogelijk. De twee

respondenten gaven aan dat de relatie met de VS over het algemeen als veel inniger beschouwd wordt door

het gros van de Israëlische bevolking. Dit is volgens Valentina Azarov een 'verkeerde situatie die de

mensenrechtenschendingen doet voortbestaan'. Volgens haar is de onvoorwaardelijke steun van de VS het

gevolg van de sterke Joodse lobby in het Witte Huis en is het vooral vanwege het grote aantal Joden in de VS

dat de band zo sterk wordt aanzien. De twee respondenten ontkenden van mening te zijn dat Europa lijdt aan

een diepgeworteld antisemitisme. Er zou inderdaad sprake zijn van bepaalde anti-Joodse tendensen in

Europa, maar enkel van marginaal belang. Ook van groeiende islamitische minderheden en groeiend

fundamentalisme gaven ze aan geen weet te hebben of er geen geloof aan te hechten.

Ook bij deze rapportering van de onderzoeksgegevens hoort een kleine kanttekening: zowel Valentina

Azarov als Yossi Wolfson zijn mensenrechtenadvocaten die in dienst zijn voor linkse ngo's. Er zijn ook

rechtse ngo's in Israël die zich onder meer inzetten voor het vrijwaren van de joodse identiteit van de staat of

religieuze ngo's die ijveren voor meer religieuze rechten. Dit onderzoek geeft geen inzicht in de meningen

van vertegenwoordigers van dergelijke verenigingen. Deze gegevens kunnen aldus niet geëxtrapoleerd

worden over het gehele Israëlische middenveld.

3.3.3. De media:

Journalist Roy Regev van de centrumrechtse krant Maariv, gevraagd naar de perceptie van de EU als (1)

economische dan wel (2) als politieke partner, geeft in grote lijnen weer wat we terugvonden in het

onderzoek bij de politieke partijen en het middenveld. Regev geeft vooraf aan dat hij volledig onpartijdig is

30

Page 31: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

en geen kleur wenst te kiezen. Hij geeft aan enkel inzicht te willen verschaffen in de complexiteit van de

Israëlische politiek. Volgens Regev is Israël een land dat te sterk op zichzelf gericht is om rekening te kunnen

houden met eender welke politieke partner. Economische partners zijn dus steeds welkom op voorwaarde

'dat die de Israëli's niet de les komen spellen'. Volgens Regev wordt de Israëlische maatschappij geplaagd

door achterdocht wanneer het politiek betreft: verhalen uit de holocaust, vermengd met de constante

terreurdreiging zorgen voor een nationale psyche van angst. Het zal dus voor het gros van de Israëli's van het

allergrootste belang zijn dat niet aan de veiligheid van hun land gekomen wordt. De recente oorlog in Gaza

en de constante dreiging van nieuwe raketaanvallen uit Gaza hebben deze gedachten enkel aangewakkerd,

vindt Regev. Hij besluit dat Israël tot niets anders in staat is dan naar binnen te kijken en uit wantrouwen

geen politieke partners te dulden, tenzij die onvoorwaardelijk voor Israël hebben gekozen zoals het geval is

voor de VS.

Volgens Regev wordt bovendien door de publieke opinie en de politieke vertegenwoordiging van de EU

onderschat wat de invloed is van de verplichte legerdienst in Israël. Regev geeft aan dat de verplichte

legerdienst, drie jaar voor mannen en twee jaar voor vrouwen, ervoor zorgt dat de meeste Israëli's een zeer

defensieve houding aannemen wanneer het over het eigen land gaat. Kritiek op het eigen land wordt moeilijk

geslikt door de meerderheid van de publieke opinie, zelfs van de jongeren 'want de prijs die sommigen

ervoor betalen is heel hoog', aldus Regev. Aangezien het conflict al generaties lang duurt en iedereen er op

één of andere manier mee in contact is gekomen, hetzij als getuige van een aanslag, hetzij als soldaat in

oorlogsgebied of als familielid van een gesneuvelde soldaat, zorgt voor de kenmerkende Israëlische houding.

'Iedereen is persoonlijk betrokken bij de verdediging van het eigen volk', zegt Regev, 'net daarom worden

geen dissidenten geduld.' Bovendien is iedereen is Israël ervan overtuigd dat niemand uit Europa de

complexiteit van de Israëlische samenleving zelf kan begrijpen. In Israël leven religieuze en seculiere Joden,

pas geïmmigreerde Russische immigranten, Bedoeïenen die hun nomadische levensstijl hebben moeten

opgeven, Christelijke Arabieren, Islamitische Arabieren, Druzen, enz. Elk van deze bevolkingsgroepen heeft

een eigen onderscheiden levensstijl, andere gebruiken en andere ethische regels. Regev verwijst ook naar de

verschillende en uiteenlopende afkomsten van de Joodse bevolking. Volgens Regev moet iedereen die zich

wil inmengen in de binnenlandse aangelegenheden van Israël, hier eerst van op de hoogte zijn.

In tweede instantie werden de bevindingen van Pardo (2009) nagegaan. De eerste bevinding, namelijk dat de

meeste Israëli's uitkijken naar EU-lidmaatschap, werd door Regev bevestigd. De 75% die door Pardo

gerapporteerd werd, is volgens Regev een onderschatting van het werkelijke percentage. Regev stelt dat de

EU vooral bij jongeren zeer populair is. Gevraagd naar de reden, antwoordt hij dat dit de Israëlische jeugd in

staat zou stellen om zich verbonden te voelen met een groot land. Hij stelt dat Israël erg klein is en de

jongeren weinig ademruimte hebben. Volgens Regev zou het lidmaatschap de jongeren de kans geven

gemakkelijker te reizen. Ten tweede gaf Regev aan dat de band met de VS als zeer hecht ervaren werd.

Wanneer hem gevraagd wordt waarom, vertelt hij dat Israël alles te danken heeft aan de VS, dat zonder de

31

Page 32: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

VS Israël al lang weggevaagd zou zijn. Hij verwijst expliciet naar de militaire middelen die de VS ter

beschikking stellen van het Israëlisch leger en het afschrikkend effect dat de VS hebben op de omringende

landen. Regev gaf tot slot aan te geloven in een diepgeworteld antisemitisme in de EU. Regevs grootouders

ontvluchtten zelf de Balkan tijdens de tweede wereldoorlog. Hij vermeldt dit verhaal expliciet om zijn

stelling te verduidelijken. Hij zegt op de hoogte te zijn van groeiend fundamentalisme in Europa en geeft dit

aan als reden waarom hij er niet heen zou gaan. Regev geeft aan dat het Israëlische publiek wekelijks

geconfronteerd wordt met verhalen over antisemitisme in de media. Aangezien deze verhalen ook

gepubliceerd worden in de linkse media, zoals de veelgelezen krant Haaretz, gaat Regev ervan uit dat de

verhalen waar zijn.

3.4. Bespreking resultaten:

Hoewel dit onderzoek vrij beperkt is in omvang kunnen er toch een aantal algemene bevindingen worden uit

afgeleid. Het moet daarbij opgemerkt worden dat deze bevindingen niet zonder meer mogen geëxtrapoleerd

worden naar de hele Israëlische samenleving. Toch zijn er tussen deze verschillende respondenten een aantal

gemeenschappelijke percepties aanwezig. Gezien de respondenten zowel komen uit het linkse als het rechtse

politieke spectrum van de staat Israël geven deze resultaten een ruwe indicatie van hoe deze bevindingen

zouden kunnen terug te vinden zijn op een breder niveau in de Israëlische sameleving. De doelstelling van

deze bespreking is om in eerste instantie na te gaan of de eigen onderzoeksvragen naar de perceptie van de

economische dan wel politieke rol van de EU positief dan wel negatief beantwoord werden. In tweede

instantie zullen de belangrijkste bevindingen van Pardo, waar eveneens naar gepeild werd bij de

respondenten in het eigen onderzoek, worden geëvauleerd. Ten derde wordt er vanuit deze bespreking een

link gelegd naar de theorie uit de literatuurstudie. Het is voor een bespreking van bovenstaande bevindingen

nuttig om de hypothese die voorafging aan het onderzoek in herinnering te brengen. Deze stelt dat wanneer

de EU als een economische partner wordt beschouwd er sprake is van een positieve perceptie. Wanneer de

EU als politieke partner wordt beschouwd is er sprake van een negatieve perceptie. De vraag is hier in

hoeverre de bovenstaande bevindingen overeen komen met deze hypothese.

3.4.1. Een antwoord op de onderzoeksvragen:

Wanneer de EU door de Israëlische elite als een economische partner wordt bekeken is er duidelijk sprake

van een positieve perceptie. Alle respondenten hadden een welbepaalde reden om de economische relatie met

de EU als positief te beschouwen en om bovendien een verdere ontwikkeling van deze relaties als wenselijk

te beschouwen. Er moeten echter een aantal belangrijke verschillen in nuance aangeduid worden. Voor de

Israëlische politieke elite (met uitzondering van Ido Gideon van het linkse New Meretz) is er een duidelijke

interesse in het ontwikkelen van toekomstige sterkere economische banden met de EU. Volgens onze

32

Page 33: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

respondent van de Israëlische politieke linkerzijde zouden toekomstige sterkere economische banden al snel

in het vaarwater komen van het vrijwaren van de mensenrechten in Israël. De elite uit het middenveld bekijkt

de relatie ook als positief, maar vanuit een heel ander standpunt. Deze visie vertrekt namelijk vanuit de

bijdragen die de EU financieel levert aan de Palestijnse gebieden en ngo's in Israël en Palestina. Het is voor

hen deze financiële steun, die bovendien bij zou kunnen dragen tot de oplossing van het Israëlisch-Arabisch

conflict, die belangrijk is in de economische relatie. Journalist Roy Regev verwoordt dan weer dat

economische relaties wenselijk zijn, zolang er geen inmenging is in interne aangelegenheden. De mate

waarin de EU als economische partner positief wordt gepercipieerd verschilt dus in intensiteit of invalshoek.

Toch kan aangenomen worden dat de algemene perceptie is dat de EU als dergelijke partner positief wordt

gepercipieerd door zowel de respondenten uit het politieke veld, het middenveld en de media.

Wanneer de EU door Israëlische elite als een politieke partner wordt bekeken toont zich een complexer

verhaal. Het is duidelijk dat de perceptie zich vooral bij de Israëlische politieke elite vertaalt in negatieve

termen. Een zeer opmerkelijke vaststelling daarbij is de veelheid aan verwijzingen naar de 'veiligheid' van de

staat Israël, die niet of onvoldoende zou kunnen gewaarborgd worden door de EU. De geschiedenis van de

holocaust en de continue dreiging voor de vernietiging van de staat Israël staan daarbij centraal. De

verwoordingen gaan daarbij van een weigering van inmenging in binnenlandse aangelegenheden, een

diepgeworteld wantrouwen waardoor nooit toegevingen zullen worden gedaan, de holocaust tot een

slachtofferrol van waaruit geen enkele vorm van kritiek aanvaard wordt. Volgens Landau en Tamar (2003, p.

5) zijn dit onderdelen van de culturele motieven die de Israëlische 'veiligheidscultuur' vormgeven. De

verwijzingen naar een voortdurende strijd voor overleving en het daaraan gekoppelde gevoel van extreme

gevoeligheid, de vermoeidheid verbonden aan deze strijd en een doorgedreven innerlijke overtuiging om

iedere vijand die gericht is op de vernietiging van Israël te overwinnen, kunnen in de antwoorden van bijna

alle politieke respondenten worden teruggevonden. Het concept 'nationale veiligheidscultuur' wordt door

Krause (in Landau en Tamar, 2003, p. 5) gedefinieerd als 'voortdurende en wijdverspreide overtuigingen,

tradities, attititudes en symbolen die tonen op welke manieren een staat of samenleving haar interesses met

betrekking tot veiligheid, stabiliteit en vrede percipieert, articuleert en als keuze vooropstelt'. Wat door Israël

echter wordt gezien als een 'veiligheidsrealiteit' is daarom nog geen objectieve realiteit. Ze is beïnvloed door

historische en culturele kenmerken waarbinnen de contouren van deze realiteit vorm en betekenis wordt

gegeven door Israël zelf. Wanneer er dus een poging wordt ondernomen om een gemeenschappelijk

veiligheidsconcept vorm te geven moet de eerste stap altijd een duidelijke inspanning bevatten om de wortels

en de fundamenten van de veiligheidsperceptie van de partnerstaat worden nagegaan. Er moet gekeken

worden naar waarom bepaalde zienswijzen van veiligheid en bedreigingen van deze veiligheid werden

gecreëerd en ondersteund door Israël doorheen de jaren (Landau & Tamar, 2003, p. 5). Vanuit het perspectief

van de Israëlische politieke elites is het net deze veiligheidsrealiteit die niet wordt begrepen door de EU.

Daarom kan de EU volgens hen geen noemenswaardige politieke invloed uitoefenen.

33

Page 34: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Ook de opmerking van Roy Regev betreffende het onbegrip dat bestaat in de Europese publieke opinie en de

politieke vertegenwoordiging omtrent de rol van de legerdienst in de Israëlische maatschappij kan geplaatst

worden binnen deze veiligheidsrealiteit. Wanneer de Israëlische civiele-militaire relaties worden bekeken

valt op dat zowel het militaire als de samenleving zelf worden 'gerekruteerd' om het het gemeenschappelijk

doel van de overleving van Israël in stand te houden. Het leger is in Israël namelijk een gelijke partner in het

proces van beleidsvorming. Hooggeplaatste officieren van het Israëlisch leger, de Israeli Defense Forces

(IDF), werden in het verleden meermaals integraal betrokken bij de onderhandelingen van vredesakkoorden.

Ook op de implementatie van vredesakkoorden hebben ze een grote invloed. De prominente en groeiende

aanwezigheid van hooggeplaatste ex-IDF officieren en commandanten in het parlement en de overheid is

poblematisch in de zin dat op die manier het veiligheidsdenken en de manier waarop de uitdagingen die

Israël staan te wachten steeds verder binnen het kader van deze nationale veiligheidscultuur worden

geplaatst. Een zelfbehoudend en - versterkend proces dus (Landau & Tamar, 2003, pp. 11-12). Bijzonder in

dit opzicht is de opmerking van Ido Gideon van de linkse partij New Meretz, die vertelt dat het

veiligheidsprincipe en de Israëlische achtervolgingswaan worden aangewend als politiek hulpmiddel voor de

rechtse partijen. Volgens Gideon maakt het Israëlisch rechts bewust dan wel onbewust gebruik van deze

strategie om zich in een comfortabele politieke rol te wentelen: de koppigheid van de eerste minister

Binjamin Netanyahu over de illegale bezetting van Oost-Jeruzalem is hierin symbolisch: het kan hem door

het benadrukken van de Joodse slachtofferrol, ook al isoleert hij zichzelf volledig, toch politiek

geloofwaardig houden voor het eigen publiek en in het zadel houden.

Deze veiligheidsrealiteit verklaart ook waarom er door de respondenten in eerste instantie wordt verwezen

naar de VS en niet naar de EU als betrouwbare partner voor Israël. Israël ziet de VS als een 'verzekering'

voor haar verdergezet overleven in de regio. Zodoende wordt Amerikaanse steun als een essentiële factor

gezien om de noodzakelijke militaire macht te voorzien om de Israëlische opponenten af te schriken. De

diepte en breedte van de Amerikaans-Israëlische relaties overstijgt wat Israël met andere partners heeft.

Alsdusdanig wordt de VS beschouwd als de belangrijkste strategische partner (Landau & Tamar, 2003, pp.

13-16). Sinds het sluiten van de Oslo-akkoorden in 1993 is er een grotere internationale harmonie en is er

overeenkomst gegroeid over de twee-staten oplossing als oplossing voor het conflict. De EU en de VSA zijn

inmiddels tot een overeenkomst gekomen over de implementatie van het stappenplan dat vrede moet

brengen in het Midden-Oosten. Met andere woorden verschillen beiden niet veel in termen van beleid ten

aanzien van het vredesproces. Toch is Israël er vurig van overtuigd dat haar buitenlands beleid en

defensiebeleid onafhankelijk tot stand moet komen en geïmplementeerd moet worden zonder enige externe

druk of invloed. In de woorden van David Ben-Gurion, de eerste premier van Israël klinkt het als volgt: 'De

verdediging van Israël rust in eerste instantie en voornamelijk in de mogelijkheid om zichzelf te verdedigen

met haar eigen capaciteiten, en om de vijanden zodanig af te schrikken tot op het punt dat deze vijanden

ophouden vijanden te zijn' . Actieve interventie door derde partijen in het conflict, zoals 'peace keepers',

wordt door Israël wantrouwig bekeken met als argumentatie dat ze voor haar veiligheid niet kan berusten op

34

Page 35: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

de aanwezigheid van derde partijen. Alsdusdanig staat Israël weigerachtig ten aanzien van actieve

interventie, zowel van de Verenigde Naties als van de EU, gezien ze beiden als 'non-honest brokers'

beschouwt. Veel acceptabeler in Israëlische ogen zijn troepen van de VS, of ten minste een internationale

macht die wordt geleid en gecontroleerd door de VS. De rol van belangrijkste derde partij is met andere

woorden weggelegd voor deze laatstgenoemde (Newman & Yacobi, 2004, pp. 26-42).

Opvallend is wel dat de houding van de respondenten uit het Israëlische middenveld zich eerder concentreert

op een andere vorm van negatieve perceptie inzake de EU als politieke partner, namelijk als een partner die

zijn economische belangen vooropstelt op zijn waarden en normen. Volgens deze respondenten moet de druk

op Israël om te handelen conform het internationale recht net worden opgevoerd of zou het zelfs moeten

leiden tot een opzegging van het associatieakkoord dat gesloten is tussen de EU en Israël. De invalshoek van

deze respondenten is dus fundamenteel anders dan die van de Israëlische politieke elite. Uiteraard kan dit

herleid worden tot de verschillende maatschappelijke positie die beide groepen hebben. Er werd eerder reeds

opgemerkt dat de ondervraagde respondenten uit het middenveld afkomstig zijn uit de linkse hoek van de

Israëlische samenleving. Toch is het verschil noemenswaardig, gezien het bijna om een tegengestelde visie

gaat. Hoe het ook benaderd wordt, de algemene perceptie is dat de EU als politieke speler negatief wordt

beoordeeld door de Israëlische elite.

3.4.2. Replicatie van de bevindingen van Pardo (2009):

Het feit dat 75% van de Israëlische publieke opinie en een groot deel van de Israëlische beleidsmakers de

willen dat Israël om lid wordt van de EU en het geloof dat dit op binnen afzienbare tijd zou kunnen

gebeuren wordt door Pardo (2009, p. 80) omschreven als 'whisful thinking'. In het eigen onderzoek is er maar

één respondent, Roy Regev, die deze mening volgt. De overige respondenten kunnen allemaal op zijn minst

één goede reden aanhalen waarom dit eventueel voordelig zou zijn voor Israël. Ze hechten echter geen geloof

aan het feit dat dit binnen afzienbare tijd zou gebeuren. Pardo (2009, p. 80) geeft aan dat een Israëlische

toetreding in zou gaan tegen de raison d'être van Israël. Daarmee verwijst hij naar de onmogelijkheid om de

Israëlische definitie als Joodse staat en het principe van de EU als een open en eengemaakte ruimte zonder

scherpe tegenstellingen tussen de burgers van de lidstaten. Hoe democratisch en liberaal Israël dan wel kan

zijn, haar eigenheid als staat van het Joodse volk maakt haar uniek en een uitzondering op andere staten. Dit

is ook de visie die gedeeld wordt door twee respondenten uit de Israëlische politieke elite. Het toetreden van

Israël tot de EU zou door de vrije beweging van personen en immigratiestromen kunnen leiden tot het

verdwijnen van de Joodse samenleving.

De tweede perceptie waar Pardo (2009, p. 80) naar verwijst is dat de relaties met de VS als veel belangrijker

worden beschouwd dan de relaties met de EU. Alle respondenten bevestigen deze perceptie, hoewel het moet

35

Page 36: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

opgemerkt worden dat de respondenten uit het middenveld de enigen zijn met een negatieve perceptie van dit

feit. Dit wilt niet per se zeggen dat de relatie met de EU daarom als alternatief wordt beschouwd. Volgens

Pardo heeft deze perceptie een negatieve invloed op de staat Israël gezien haar politieke relaties met de EU

eerder van cruciaal belang zijn, gezien de belangrijke economische invloed die de EU op Israël heeft en de

ambitie van de EU om een globale speler te worden. Dit houdt ook de diplomatieke inmenging van de EU in

het Midden-Oosten in. Er kan bovendien worden verwacht dat de EU deze ambitie niet snel zal opgeven.

Het gevoel van diepgeworteld antisemitisme zal volgens Pardo (2009, p. 81) niet snel worden opgegeven. In

het eigen ondezoek bevestigen bijna alle respondenten deze perceptie, hoewel ze genuanceerd wordt door de

elites uit het middenveld. Volgens Yossi Wolfson is het namelijk 'een typische gewoonte van Israël om alles

wat anti-Israëlisch is als antisemitisch voor te stellen als een vorm van verdedigingsmechanisme. Op die

manier moet elke vorm van kritiek wel ingegeven zijn door antisemitische gevoelens'. Pardo geeft aan dat

alle respondenten uit zijn onderzoek de groeiende islamitische populaties in de lidstaten als oorzaak

aanduiden voor een opstoot van Europees antisemitisme. Via dit onderzoek kwamen we tot een eerder

genuanceerd beeld, hoewel de groeiende islamitische populaties door alle respondenten uit de politiek

aangegeven worden als bron van antisemitisme in Europa. De respondenten uit het middenveld gaven aan

hier geen weet van te hebben of er geen geloof aan te hechten. Ook journalist Roy Regev gaf aan te geloven

in een diepgeworteld antisemitisme in Europa, hiervoor haalde hij verhalen aan over de holocaust, zowel als

de groeiende islamitische populaties in Europa.

3.4.3. De theoretische duiding van de onderzoeksresultaten:

In het literatuuroverzicht werd ingegaan op de manier waarop een rol tot stand komt, namelijk door enerzijds

de eigen voorstelling en zelfbeelden van de actor en anderzijds de gestructureerde verwachtingen van externe

actoren betreffende deze actor. De EU werd via het EMP en ENB omschreven als een civiele macht. De

middelen die de EU gebruikt om via het EMP en ENB haar doelstellingen te bereiken kwamen daarbij

namelijk overeen met de definitie van Smith. Volgens Smith is de EU als civiele macht in een ideaaltypische

betekenis : 'een actor die civiele middelen gebruikt voor overreding, om civiele doelstellingen te bereiken, en

wiens buitenlandse beleidsvorming onderhevig is aan democratische controle of publieke stemming'.

Er werd echter snel verduidelijkt dat het succes dat de EU heeft bij het handelen volgens deze rol ten dele

afhankelijk is van hoe anderen naar de EU kijken. Er werd de volgende definitie opgesteld omtrent de

vorming van een rol: een complex en dynamisch spel tussen enerzijds de zelfbeelden en de autonomie van de

actor en de gestructureerde verwachtingen van anderen naar de actor. Een belangrijk onderdeel van de studie

van rolconcepten is verbonden aan het tweede deel van de definitie van rolconcepten, namelijk door na te

gaan hoe niet-EU actoren de rol en het handelen volgens die rol beoordelen. Er werd betoogd dat vanuit deze

36

Page 37: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

logica het Europees buitenlands beleid zowel werd gedreven door interne ideeën en processen, als

vormgegeven als antwoord op de verwachtingen en reacties van anderen. Van hieruit werd de hypothese

opgesteld die aan de basis lag van het gevoerde onderzoek naar de Israëlische percepties van de EU.

Wanneer nu de resultaten van het eigen onderzoek en de vergelijking met het voorgaande onderzoek van

Pardo worden bekeken kan worden gesteld dat de EU succesvol is in het nastreven van haar economische

relaties met Israël. De perceptie van de Israëlische politieke elite en de elite uit het middenveld is namelijk

positief. Zoals verwacht is de perceptie inzake de politieke relatie tussen de EU en Israël negatief en kan er

aangenomen worden dat de EU daarom weinig of geen succes zal boeken in het bereiken van haar politieke

doelstellingen.

3.5. Discussie:

In het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de methodologie van een recente studie van Pardo

(2009) om na te gaan wat de perceptie was van het EU-beleid ten aanzien van Israël. Dit werd gedaan uit de

vaststelling dat dergelijke perceptieonderzoeken nog bijna niet bestaan, maar toch een onmisbaar element

zijn voor het voorspellen van het al dan niet bereiken van de doelstellingen die de EU zichzelf als civiele

macht heeft opgelegd. In het eigen onderzoek werden de resultaten van Pardo, zij het op een iets

genuanceerdere wijze, grotendeels gerepliceerd. Maar het huidig onderzoek heeft, niettegenstaande de kleine

groep respondenten en de ongelijke verdelingen van de respondenten over het Israëlisch politieke spectrum,

meer informatie opgeleverd dan het voorgaande onderzoek. In dit onderzoek werd namelijk licht geworpen

op de redenen achter de negatieve politieke perceptie van de EU door de volledige populatie. Als

belangrijkste en tot nog toe onbelichte factor in de beschrijving van de perceptie van de EU, stootte dit

onderzoek bij elke respondent van de politieke vertegenwoordiging op de almacht van het Israëlische

veiligheidsconcept. Het veiligheidsconcept zoals hierboven beschreven door Landau en Tamar (2003) zorgt

haast voor een verlamming van de Europese politieke invloed op Israël. Als de EU haar politieke invloed wil

laten gelden, zal het eerst de wortels van dit veiligheidsconcept moeten aanpakken. Op welke manier dit kan

gebeuren, is onduidelijk. Er kan geen enkele suggestie geopperd worden die gebaseerd is op de resultaten

van het eigen onderzoek. Eventueel is het onderschrijven van het Zionisme een optie voor het toekomstige

politieke beleid van de EU in Israël. Alle respondenten, ook die van de Israëlische linkerzijde, gaven aan

geen vertrouwen te hebben in de EU omdat ze er niet zeker van waren of de EU het principe van de

Zionistische staat of het onvervreemdbaar Joodse recht om zich te vestigen op de plek die nu Israël heet,

onderschrijft. Indien de EU in de toekomst meer de nadruk zou leggen op haar erkenning van het Zionisme,

zou haar politieke invloed eventueel effectiever zijn.

Interessant is de opdeling tussen actoren uit het middenveld en de politieke vertegenwoordigers in deze

studie. Terwijl de respondenten uit de politieke vertegenwoordiging aangeven dat de EU zich omwille van

onbegrip of een gebrek aan inlevingsvermogen in het Joodse verhaal niet kunnen inmengen met de manier

37

Page 38: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

waarop zij hun beleid vormgeven, staan de actoren uit het middenveld uitgesproken negatief tegenover

politieke samenwerking omdat het indruist tegen de principes van het internationaal recht. Volgens de

mensenrechtenadvocaten is het wenselijk dat alle diplomatieke betrekkingen tussen de EU en Israël worden

stopgezet wegens voortdurende mensenrechtenschendingen. Er bestaat volgens hen geen legale basis voor

diplomatieke betrekkingen. Daarom wordt de EU gepercipieerd als een onbetrouwbare partner en wordt de

civiele macht van de EU door beide mensenrechtenadvocaten gezien als voor de EU ondergeschikt aan de

economische doelstellingen die het in Israël nastreeft. Dit komt ten dele doordat de actoren uit het

middenveld uit de Israëlische linkerzijde komen en de politieke vertegenwoordigers zich voor het grootste

deel zich aan de rechterzijde van het politieke spectrum bevinden. Hoe dan ook wordt de politieke invloed

van de EU in Israël door de volledige populatie als louter negatief beschouwd.

Afgaande op de resultaten van het huidig onderzoek kan gesteld worden dat de rol van de EU als civiele

macht inzake Israël en bij uitbreiding in het volledige Midden-Oosten grondig moet bijgesteld worden. De

uitgesproken negatieve perceptie van de Europese politieke invloed zal ervoor zorgen dat de doelstellingen

van de EU, namelijk het installeren van een 'ring of friends', een bijdrage aan de groei van stabiliteit,

veiligheid en voorspoed voor zichzelf en haar buurlanden, het totstandkomen democratie, de rechtsstaat, het

ondersteunen van de civiele, politieke, economische, sociale en culturele mensenrechten, niet gemakkelijk

zullen verwezenlijkt worden in het Midden-Oosten. Uit de eigen studie kwam nog een opmerkelijk element

naar boven: één van de vertegenwoordigers van het middenveld gaf aan dat financiële steun van de EU aan

ngo's en mensenrechtenorganisaties van die aard en hoeveelheid was dat de betreffende ngo's en

mensenrechtenorganisaties voor hun volledige werking afhankelijk werden van EU-steun. Dit werd alweer

als een negatief element naar boven gebracht.

Door de huidige studie werd inzicht gebracht in de complexiteit van de rol van de EU als civiele macht in

Israël en bij uitbreiding in het Midden-Oosten. Zoals eerder werd aangegeven, is de oplossing van het

Israëlisch-Arabisch conflict namelijk één van de belangrijkste doelstellingen van de EU in de regio. Het

beleid ten aanzien van Israël kan niet los gezien worden van deze doelstelling. Uitgaande van de interviews

met politieke vertegenwoordigers, actoren uit het middenveld en één vertegenwoordiger van de media, kan

gesteld worden dat de EU als civiele macht weinig invloed zal kennen indien ze niet wordt gepercipieerd als

een betrouwbare partner. Indien de EU geen rekening houdt met de inhoud van het Israëlische

veiligheidsconcept, is het niet waarschijnlijk dat hierin verandering zal komen. Hierboven werd echter

beschreven dat het Israëlische veiligheidsconcept niet noodzakelijk overeenkomt met de objectieve

werkelijkheid. Afgaande op een publicatie door Landau en Tamar (2003), kan het Israëlische

veiligheidsconcept omschreven worden als

een cultureel concept dat de volgende kenmerken in zich draagt: het gevoel verwikkeld te zijn in een

constante strijd voor overleving, vermoeidheid verbonden aan deze strijd en een doorgedreven innerlijke

overtuiging om iedere vijand die gericht is op de vernietiging van Israël te overwinnen. Dat de Europese

38

Page 39: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

politieke invloed verlamd wordt door de aanwezigheid van een dergelijk cultureel kenmerk, werd

overtuigend aangetoond door de huidige onderzoeksresultaten.

De vraag die echter gesteld kan worden, is op welke manier de EU om moet gaan met dit concept. Volgens

een recente studie van Bar-Tal, Halperin en Netz-Zehngut (2010) is de perceptie van Israëli's zelf gestaag aan

het veranderen. De vermelde studie werd uitgevoerd in 2008 op een representatieve steekproef van 500

Joods-Israëlische respondenten. Uit de studie bleek dat 47 percent van alle ondervraagden geloofden dat de

Arabische bevolking in 1948 werd verdreven van hun land. Dat is zeven percent meer dan de oude,

Zionistische en tot voor kort algemeen aanvaarde theorie dat de Arabische bevolking in 1948 vrijwillig plaats

ruimde voor de Joodse immigranten. De studie toonde aan dat de Nakba, het Palestijnse verhaal over de

wreedheden begaan door de Joodse troepen in de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948, een plaats krijgt in

het Joods-Israëlische collectieve geheugen. De studie toonde bovendien aan dat 46 percent van de

ondervraagden van mening waren dat de verantwoordelijkheid voor het conflict gelijk verdeeld was tussen

Joden en Arabieren, ten opzichte van 43 percent die dachten dat het conflict de schuld was van de Arabische

bevolking en 4 percent die van mening was dat het de schuld was van de Joden. Deze studie wordt

aangehaald om aan te tonen dat er tegenwoordig meer plaats is voor nuancering en begrip in de Israëlische

maatschappij is dan vroeger. Dit houdt onrechtstreeks verband met het veiligheidsconcept: er kan

geargumenteerd worden dat, eens het gros van de Israëlische bevolking zich niet langer blindstaart op de

eigen veiligheid en begrip op kan brengen voor het lijden van andere volkeren, politieke partners als de EU

minder problemen zullen ondervinden om invloed uit te oefenen op de situatie in het Midden-Oosten. Welke

de precieze factoren zijn die dit proces kunnen bewerkstelligen, is voorlopig nog onduidelijk. Auteurs Bar-

Tal, Halperin en Netz-Zehngut roepen op tot meer internationale belangstelling en investeringen in het

vredesproces (Bar-Tal, Halperin en Netz-Zehngut, 2010). Hoe een politieke investering kan renderen als er

nog niet voldoende bereidheid is om de politieke en eventueel kritische stem van anderen te horen, laten de

auteurs na te vermelden. Ook deze studie kan hierin weinig klaarheid scheppen.

3.6. Toekomstige perspectieven:

Vanuit deze interessante problematiek kunnen nog vele andere domeinen van onderzoek worden voorgesteld

die zouden kunnen bijdragen tot een dieper en systematischer beeld van de paradox tussen de economische

en politieke relaties tussen de EU en Israël. Wanneer verder wordt gebouwd op dit onderzoek zou een

diepgaande analyse van de Israëlische publieke opinie en media, bijvoorbeeld in de vorm van de geschreven

pers, en een verder gevorderd onderzoek naar de Israëlische politieke elite en middenveld een duidelijker en

wetenschappelijk aannemelijker onderzoek tot stand brengen. Resultaten zouden in dit geval beter

geanalyseerd en vergeleken kunnen worden. Wanneer er dan bovendien sprake zou zijn van overeenkomsten

tussen de bevindingen die worden gedaan uit deze drie onderzoekspopulaties kan met meer zekerheid

39

Page 40: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

uitspraak gedaan worden over de paradox tussen de economische en politieke banden tussen de EU en Israël.

Hoewel er in dit onderzoek vertegenwoordigers van de grootste politieke partijen werden bevraagd naar hun

percepties betreffende de economische, dan wel de politieke relaties met de EU zou het nuttig zijn om na te

gaan wat de officiële partijstandpunten zijn ten aanzien van de EU. Gezien het beleid van een land wordt

gevormd door haar regering zou het concrete Israëlische beleid ten aanzien van de EU op deze manier

kunnen worden geanalyseerd. Ook dit zou een beter licht kunnen werpen op de hier onderzochte paradox.

Bovendien werd er in dit onderzoek uitgegaan van de EU als een geheel. Dit wil zeggen dat de prioriteit van

dit onderzoek er niet in lag de houding van Israël ten aanzien van verschillende EU-instituties en lidstaten na

te gaan. Toch zou een onderzoek naar de percepties die leven in Israël ten aanzien van deze verschillende

instituties of ten aanzien van de posities en standpunten die worden ingenomen door vertegenwoordigers van

de lidstaten interessant zijn. De EU is namelijk geen monolitisch blok met een eengemaakt beleid op alle

vlakken en eerder werd aangegeven dat er verschillen bestaan tussen hoe de verschillende EU-instituties,

zowel als de verschillende EU-lidstaten, de relatie met Israël omschrijven en benaderen. Een systematisch

inzicht in hoe Israël naar deze spelers kijkt kan enkel bijdragen tot een duidelijker en afgelijnder

wetenschappelijk beeld van wat de moeizame politieke relaties tussen de EU en Israël kenmerkt. Israël zou

ook hier kunnen worden geoperationaliseerd als publieke opinie, politieke elites, middenveld en media.

Op dezelfde manier zou er in omgekeerde richting kunnen worden gewerkt, door na te gaan of er een

eengemaakte Europese stem in de maak is in de relatie tussen de EU en Israël. Een onderzoek van de posities

die de lidstaten en verschillende Europese instellingen betreffende het vredesproces innemen zou hier

kunnen leiden tot een duidelijker afgelijnd beeld van inconsistenties die bestaan tussen deze verschillende

actoren. De inname van verschillende - misschien zelfs tegengestelde - posities door deze actoren zou een

dieper beeld kunnen werpen op de oorzaken van de moeizame politieke relatie tussen de EU en Israël.

Uit dit onderzoek volgde de vaststelling dat Israël meer belang hecht aan de relatie met de VS dan aan de

relatie met de EU. Om een beter inzicht te krijgen in waarom dit het geval is zou het nuttig kunnen zijn om

dieper in te gaan op een vergelijking van het beleid dat de VS voert en het beleid dat de EU voert ten aanzien

van Israël. Bovendien zou kunnen nagegaan worden of er sprake is van overeenkomsten of tegenstellingen in

het beleid van deze twee actoren. Ook hier zou het vredesproces als concreet voorbeeld kunnen dienen, want

ook daar geldt dat Israël meer vertrouwen heeft in de VS dan in de EU als 'onpartijdige onderhandelaar'. Een

dergelijke analyse zou ook toelaten om dieper in te gaan op het 'Israëlische veilgheidsconcept'. Dit zou

vanuit een theoretische hoek dieper kunnen worden benaderd en toegespitst op de relaties tussen de VS en

Israël en de EU en Israël. Ook hier zouden verschillen in deze relaties de onderzochte paradox beter kunnen

duiden.

40

Page 41: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Een andere interessante vraag die vanuit deze relatie kan worden onderzocht is na te gaan of de EU normen

of belangen vooropstelt in haar relatie met Israël. Waar eerder de overgang van het EMP naar het ENB werd

bekeken werd de verdieping in zowel economische als politieke relaties via het ENB afhankelijk gesteld van

politieke hervormingen. Uit dit onderzoek bleek echter dat vooruitgang op het politieke niveau schaars is.

Toch houdt de positieve economische relatie tussen de EU en Israël stand. Vanuit deze opmerking kan

nagegaan worden welke zaken nu juist primeren voor de EU in haar relatie met Israël. Dit komt bovendien

dicht in de buurt van een algemenere vraag die kan worden gesteld in verband met het principe van

(positieve) conditionaliteit. Er zou kunnen nagegaan worden op basis van de hier onderzochte relatie of het

principe van politieke conditionaliteit efficiënt is indien er geen lidmaatschap wordt aangeboden.

Vanuit theoretisch oogpunt geven Lucarelli en Fioramonti (2009, p. 1-5) aan dat kijken naar het externe

imago van de EU overeenkomt met het kijken naar één van de variabelen die een rol speelt bij het vormen

van de Europese 'politieke identiteit' bij de Europeanen zelf. Zelf-retorische representatie, publiek debat en

gespiegelde beelden zijn volgens hen fundamentele componenten van een politieke identiteit in wording.

Uitgaande van de geschiedenis van het Europese project en haar culturele en sociale mix kan aangenomen

worden dat een Europese politieke identiteit nog steeds in opbouw is. Ondanks de relevantie van externe

percepties op de vorming van een identiteit (analoog aan de definitie van Elgström betreffende het

rolconcept) is de tradtionele literatuur betreffende de Europese identiteit volgens deze auteurs niet

geïnteresseerd in dit onderwerp. Deze literatuur gaat namelijk niet in of en hoe het Europese buitenlandse

beleid en externe beelden van dit beleid relevant zijn in de constructie van een Europees politiek

zelfbewustzijn. Dit is volgens hen opvallend gezien er blijkt uit metingen van de Eurobarometers dat de

Europeanen niet alleen hun eigen visie hebben van de rol die de EU speelt in de wereld, maar dat ze

bovendien de Europese internationale standpunen legitiem, positief en navolgbaar vinden. Hier zou de relatie

tussen de EU en Israël kunnen dienen als case-studie om na te gaan wat de reacties zijn van de Europese

publieke opinie op het beleid dat gevoerd wordt met Israël.

Op dit ogenblik kunnen slechts twee elementen van pertinent belang aangedragen worden uit de huidige

studie. Het staat boven kijf dat perceptieonderzoeken vaker moeten gebeuren, omdat deze van

doorslaggevend belang zijn in het bereiken van de doelstellingen van het Europese politieke beleid naar niet-

lidstaten. Dit bleek uit het eerste theoretische luik van deze studie. Ten tweede is het duidelijk dat, wat Israël

betreft, de EU geconfronteerd wordt met een structurele hinderpaal: het Israëlisch veiligheidsconcept en het

traditionele wantrouwen dat eruit voortvloeit naar de EU toe zijn belemmeringen voor het bereiken van de

doelstellingen van de EU in Israël. Het is duidelijk dat inspannigen zullen moeten geleverd worden vanuit de

EU om de algemene negatieve perceptie op politiek vlak te verbeteren. Maar het onderzoek kan niet

uitmaken of Europese inspanningen in dit geval van enig nut zullen zijn. Het is in die zin een

veronderstelling dat inspanningen om de Israëlische perceptie van de EU te verbeteren zullen leiden tot

betere politieke cooperatie. Gezien het belang dat de EU hecht om een oplossing in het vredesproces te

41

Page 42: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

vinden, gezien er anders weinig mogelijkheden zijn om met andere problemen in het Midden-Oosten om te

gaan, is het de aanbeveling van deze studie dat verder onderzoek in hoe de perceptie van de EU als politieke

actor zich in Israël vormt diepgaander wordt uitgevoerd. De belangrijkste bemerking van het praktische

gedeelte van dit bescheiden onderzoek is dat de EU niet mag voorbijgaan aan het veiligheidsconcept van de

Israëlische publieke opinie. De huidige studie maakt daarom geen aanspraak op enige wetenschappelijkheid

in se, maar kan aangewend worden als richtingaanwijzer voor volgend onderzoek in deze meer dan

interessante materie. Een dergelijk onderzoek zou bovendien perfect passen binnen de retoriek van de EU als

nieuwe, niet-traditionele, ethische civiele macht die zich inzet voor vrede en stabiliteit in de buurlanden. Via

een grootschalig perceptieonderzoek, rekening houdende met het problematische veiligheidsconcept, zou de

EU een dieper inzicht verwerven over welke exacte stappen het moet nemen alvorens vrede in het Midden-

Oosten kan gesloten worden.

42

Page 43: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Referentielijst:

Asmus, R.D., Jackson, B.J. (2005). Does Israel Belong In the EU and NATO? Policy Review, 16 (129), 47-

56.

Bachmann, V. & Sidaway, J.D. (2008). Zivilmacht Europa: a critical geopolitics of the European Union as a

global power. London: Royal Geographical Society.

Bar-Tal, D., Halperin, E. & Nets-Zehngut, R. (2010). The Effects of Collective Memory and Delegitimization

on Fear and Hope in Israeli Jewish Society. Paper gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de 31e

ISPP Jaarlijkse Wetenschappelijke bijeenkomst. Paris, France.

Chaban, N., Elgström, O., Holland, M. (2006). The European Union As Others See It. European Foreign

Affairs Review 11 (2), pp. 245-262.

Chilosi, A. (2007). The European Union and its Neighbours: "Everything but Institutions"?. The European

Journal of Comparative Economics, 4 (1), 25-38.

Dachs, G. & Peters, J. (2004). Israel and Europe, The Troubled Relationship: Between Perceptions and

Reality. Beer Sheva: The Centre for the Study of European Politics and Society.

Dannreuther, R. (2006). Developing the Alternative to Enlargement: The European Neighbourhood Policy.

European Foreign Affairs Review, 11 (2), 183-201.

Delegatie van de Europese Unie in Israël (2005). European Neighbourhood Policy - Israel Action Plan

Endorsed. Geraadpleegd op 21 februari, 2010 op

http://www.delisr.ec.europa.eu/newsletter/english/default.asp?edt_id=15&id=194

Del Sarto, R.A. (2007). Wording and Meaning(s): EU Israeli Political Cooperation according to the ENP

Action Plan. Mediterannean Politics, 12 (1), 59-75.

Del Sarto, R.A. & Schumacher, T. (2005). From EMP to ENP: What's at Stake with the European

43

Page 44: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Neighbourhood Policy towards the Southern Mediterranean? European Foreign Affairs Review, 10 (1), 17-

38.

Del Sarto, R.A., Schumacher, T., Lannon, E. & Driss, A. (2007). Benchmarking Democratic Development in

the Euro-Mediterranean Area: Conceptualising Ends, Means and Strategies. A EuroMeSCo Report. Portugal:

EuroMeSCo.

Dittrich, S. & Rheinberg, B. (Eds.) (2008). Annual Report 2007. Berlin: Heinrich Böll Stiftung.

Dror, Y. & Pardo, S. (2006). Approaches and Principles for an Israeli Grand Strategy toward the European

Union. European Foreign Affairs Review, 11 (1), 17-44.

Emerson, M., Noutcheva, G. & Popescu, N. (2007). European Neighbourhood Policy Two Years on:

Time indeed for an 'ENP plus'. CEPS Policy brief (126). Brussels: Centre For European Policy

Studies.

Elgström, O. (2006). Leader or Foot-Dragger? Perceptions of the European Union in Multilateral

International Negotiations. Swedish Institute for European Policy Studies. Sweden: SIEPS.

Elgström, O. (2007). Outsiders' Percption of the European Union in International Trade Negotiations.

Journal of Common Market Studies (JCMS), 45 (4), pp. 949-967.

EUBAM Rafah (n.d.). The EU Council extends the mandate of EUBAM-Rafah and confirms readiness to

redeploy at short notice. Geraadpleegd op 20 maart, 2010 op http://www.eubam-rafah.eu/portal/en/node/508

Europese Commissie (2004b, mei). European Neighbourhood Policy. Country Report Israel. Geraadpleegd

op 17 december, 2008 op http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/country/israel_enp_country_report_2004_en.pdf

Europese Commissie (2004c, n.d.). EU/Israel Action Plan. Geraadpleegd op 18 december, 2008 op

http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/action_plans/israel_enp_ap_final_en.pdf

44

Page 45: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Europese Commissie (2006, november). ENP progress report. Israel. Geraadpleegd op 25 maart, 2010 op

http://ec.europa.eu/world/enp/pdf/sec06_1507-2_en.pdf

Europese Commissie (2009, september). Israel. EU bilateral trade and trade with the world. Geraadpleegd

op 12 februari, 2010 op http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2006/september/tradoc_113402.pdf

Europese Commissie (n.d.). The Euro-Medterranean Partnership. Geraadpleegd op 20 december, 2008 op

http://ec.europa.eu/external_relations/euromed/index_en.htm.

Harpaz, G. (2007). Normative Power Europe and the Problem of a Legitimacy Deficit: An Israeli

Perspective. European Foreign Affairs Review, 11 (1), 89-109.

Herman, L. (2006). An Action Plan or a Plan for Action? Israel and the European Neighbourhood Policy.

Mediterannean Politics, 11 (3), 371-394.

Khasson, V., Vasilyan, S. & Vos, H. (2008). 'Everybody Needs Good Neighbours': The EU and its

Neighbourhood. In J. Orbie (Ed.), Europe's Global Role. External Policies of the European Union (pp. 217-

231). Aldershot: Ashgate.

Knesset (2000). Venice Declaration. June 13, 1980. Geraadpleegd op 26 maart op

http://www.knesset.gov.il/process/docs/venice_eng.htm.

Landau, E., Tamar, M. (2003). Culture and Security Policy in Israel. EuroMeSCo Paper 21. Portugal:

EuroMeSCo.

Lucarelli, S. & Fioramonti, L. (2009). Introduction. The EU in the eyes of the others - Why bother? In S.

Lucaralli & L. Fioramonti (Eds.), External Perceptions of the European Union as a Global Actor (pp. 1-9).

New York: Routledge.

Makdisi, K., Göksel, T., Hauck, H.B. & Reigeluth, S. (2009). UNIFIL II: Emerging and Evolving European

Engagement in Lebanon and te Middle East. EuroMeSCo paper 76. Portugal: EuroMeSCo.

45

Page 46: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Newman, D. & Yacobi, H. (2004). The EU and the Israel\Palestine Conflict: An Ambivalent Relationship.

Working Paper Series in EU Border Conflict Studies. Beer Sheva: Ben Gurion University.

O'Donnel, C. M. (2009). The EU's Approach to Israel and the Palestinians: A move in the right direction.

Centre for European Reform Policy Brief. London: Centre for European Reform.

Orbie, J. (2008). A Civilian Power in the World? Instruments and Objectives in European Union External

Policies. In Orbie, J. (Ed.), Europe's Global Role. External Policies of the European Union (pp. 1-33).

Aldershot: Ashgate.

Pardo, S. (2007). The European Union: A View from Israël. Israëli Misperceptions of the EU. Paper

gepresenteerd aan het 4th ECPR General Conference, Pisa, Italy.

Pardo, S. (2008). Toward an Ever Closer Partnership: A Model for a New Euro-Israeli Partnership.

EuroMeSCo paper 72. Portugal: EuroMeSCo

Pardo, S. (2009). Between attraction and resistance. Israeli views of the European Union. In S. Lucaralli &

L. Fioramonti (Eds.), External Perceptions of the European Union as a Global Actor (pp. 70-86). New York:

Routledge.

Raad van Europa (2001, december). Presidency Conclusions. European Council meeting in Laeken 14 and

15 December 2001. Geraadpleegd op 2 april, 2010 op

http://ec.europa.eu/governance/impact/background/docs/laeken_concl_en.pdf

Raad van Europa (2003, december). A Secure Europe in a Better World. European Security Strategy.

Geraadpleegd op 17 december, 2008 op http://consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/738367.pdf.

Raad van Europa (2008, december). Council Conclusions. Strenghtening of the European Union's bilateral

relations with its Mediterranean partners. Geraadpleegd op 12 maart, 2010 op

http://www.delisr.ec.europa.eu/newsletter/english/default.asp?edt_id=15&id=194.

46

Page 47: Wetenschappelijke Verhandeling RIEN BAUWENS MASTERPROEF … · 2011-05-13 · Europa is', waarmee hij alludeert op de Europese herkomst van het gros van de bevolking in een staat

Rhodes, C. (1998). The European Union in the World Community. London: Lynne Rienner Publishers, Inc.

Sadeh, T. (2004). Israël and a Euro-Mediterranean Internal Market. Mediterranean Politics, 9 (1), 29-52.

Smith, K. (2005a). Still 'civilian power EU?'. European Foreign Policy Unit Working Paper 2005/1. Londen:

London School of Economics.

Smith, K. (2005b). The outsiders: the European neighbourhood policy. International Affairs, 81 (4), 757-773.

Strern, F. (1977). The Giant from Afar: Visions of Europe from Algiers to Tokyo. Foreign affairs, 56 (1),

111-135.

47