Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 21lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/089/RUG01... ·...
Transcript of Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 21lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/089/RUG01... ·...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
NEOLIBERALISME EN RUIMTELIJKE ORDENING:
Het Stedenbeleid in Kaapstad
Wetenschappelijke verhandeling
Aantal woorden: 21.182
ELISABET VAN WYMEERSCH
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN
afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. ANNE WALRAET
COMMISSARIS: PASCAL DEBRUYNE
COMMISSARIS: KAREN BÜSCHER
ACADEMIEJAAR 2009 - 2010
1
2
Abstract
Tijdens het Wereldkampioenschap voetbal in de zomer van 2010, was Kaapstad niet uit de media te
slaan. Iedereen stond versteld hoe modern deze Afrikaanse stad oogde, en met welke efficiëntie ze
zulke grote evenementen tot een goed einde bracht. In deze masterproef zal, aan de hand van een
grondige literatuurstudie, nagegaan worden in welke mate de neoliberale ideologie, die in Zuid-Afrika
op nationaal niveau domineert, tot het stedelijk niveau is doorgedrongen. Deze thesis focust daarbij op
het stedelijk beleid in Kaapstad. Omdat het neoliberalisme een „multiscalar‟ fenomeen is, en het
neoliberalisme op stedelijk niveau inherent verbonden is met dat op nationaal en globaal niveau, zal
eerst een algemeen kader van het neoliberalisme op de globale schaal, en vervolgens een meer
concreet kader van het neoliberalisme in Zuid-Afrika gegeven worden. Tenslotte zal bewezen worden
dat sinds de eeuwwisseling, het neoliberalisme op een sneltempo zijn opgang maakte in Kaapstad en
dat neoliberale kenmerken zoals de publiekprivate samenwerking onder het „Cape Town Partnership‟,
het organiseren van grote evenementen als de FIFA Wereldbeker om kapitaal aan te trekken, en het op
poten zetten van allerhande stadsvernieuwingsprojecten, het stadsbeleid in Kaapstad kleuren.
3
4
Voorwoord
Ik zou graag de mensen bedanken die de totstandkoming van deze masterproef hebben mogelijk
gemaakt en mij in dit proces begeleid hebben. Ik heb dit onderwerp met enorme interesse bestudeerd,
en veel bijgeleerd bij het schrijven van deze thesis. In eerste plaats wil ik dan ook mijn promotor,
Professor Doctor Anne Walraet, bedanken voor me de kans te geven dit eindwerk te maken en voor de
uitstekende begeleiding die ze mij daarbij gegeven heeft. Dankzij haar enthousiasme en relevante
aanwijzingen ben ik tot de definitieve vorm van deze verhandeling gekomen.
Verder zou ik graag Koenraad Bogaert willen bedanken. Zijn gastcollege over „Stedelijke
ontwikkeling, macht en de beveiliging van stedelijke ruimte in Marokko‟ heeft als inspiratiebron
gediend bij het zoeken naar een onderwerp voor mijn masterproef. Door voorbeelden uit zijn
gastcollege te linken aan eigen ervaringen van mijn verblijf in Zuid-Afrika, ben ik tot dit concrete
onderwerp gekomen.
Tenslotte zou ik heel graag mijn ouders en Paul Van Wijmeersch willen bedanken voor de steun die ik
kreeg tijdens het schrijven van deze thesis. Zij hebben mij steeds enthousiast gesteund, bijgestaan met
interessante informatie, en geholpen bij het verbeteren van mijn masterproef.
5
6
Inhoudstafel
LIJST MET AFKORTINGEN ............................................................................................................ 8
INLEIDING ........................................................................................................................................ 10
1. ‘ACTUALLY EXISTING NEOLIBERALISM’: NEOLIBERALISME ALS KAMELEON
IN DE POLITIEK-ECONOMISCHE HABITAT.................................................................... 15
1.1. Neoliberalisme op globaal niveau: van een ‘roll back’ naar ‘roll out’-ideologie ..................... 15
1.1.1. Ontstaan van het neoliberalisme: 'redder' in tijden van crisis ............................................ 15
1.1.2. Kameleon in een politiek-economische habitat: het aanpassingsvermogen van het
neoliberalisme ................................................................................................................... 16
1.1.3. Neoliberalisme vandaag.................................................................................................... 17
1.2. De urbanisering van het neoliberalisme .......................................................................................... 20
1.2.1. De stad als laboratorium voor nieuwe projecten ............................................................... 20
1.2.2. Van Bentham naar Foucault: Het stedelijk neoliberaal panopticum ................................ 22
1.2.3. „Urban Revanchism‟: De wraak van de middenklasse ...................................................... 25
1.3. Urbane Neveneffecten van het neoliberalisme: Polarisatie & Gentrificatie ............................ 27
1.3.1. Ruimtelijke en Sociale Polarisatie .................................................................................... 28
1.3.2. Gentrificatie ...................................................................................................................... 29
2. ZUID-AFRIKA IN EEN NEOLIBERAAL KADER: EERSTE VAN DE AFRIKAANSE
KLAS ............................................................................................................................................... 32
2.1. Politiek-economische geschiedenis van Zuid-Afrika ...................................................................... 32
2.1.1. Het Nieuwe Zuid-Afrika ......................................................................................................... 32
2.1.2. Eerste stappen van het ANC als regerende partij .................................................................... 34
2.1.3. Binnenlandse en Buitenlandse Druk ....................................................................................... 35
2.1.4. GEAR: het „roll back‟ neoliberalisme van het ANC ............................................................. 36
2.2. Het ‘Actually Existing Neoliberalism’ van Zuid-Afrika: Verzet en padafhankelijkheid ........ 37
2.2.1. Armoede verminderingsstrategieën in Zuid-Afrika: druppels op een hete plaat ..................... 37
2.2.2. Black Empowerment: vijl voor de scherpe kantjes van het neoliberaal beleid ....................... 39
2.3. Nationale neveneffecten van het neoliberalisme: Ongelijkheid neemt dramatische proporties
aan .......................................................................................................................................................... 40
2.4. Impact van GEAR en andere neoliberale projecten op Zuid-Afrikaanse steden ..................... 42
7
3. HET STEDENBELEID IN KAAPSTAD: INVLOEDEN VAN WESTERSE
NEOLIBERALE PROJECTEN ................................................................................................ 44
3.1. Politiek-economische geschiedenis van Kaapstad .......................................................................... 44
3.2. Het Cape Town Partnership: Het paradepaardje van neoliberalisme in het Zuiden .............. 48
3.2.1. Grote evenementen als middel voor winstmaximalisatie: de FIFA World Cup 2010 ............. 51
3.2.2. De middenklasse in Kaapstad: bron van vers kapitaal ............................................................ 58
3.3. Urbane neveneffecten van het neoliberalisme: Polarisatie en Gentrificatie in Kaapstad ....... 60
3.3.1. Ruimtelijke en Sociale Polarisatie .......................................................................................... 60
3.3.2. Gentrificatie ............................................................................................................................ 61
BESLUIT ............................................................................................................................................ 64
BIJLAGEN ......................................................................................................................................... 67
BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................ 74
8
Lijst met afkortingen
AEN
ANC
ASGISA
Actually Existing Neoliberalism
African National Congress
Accelerated and Shared Growth Initiative for South Africa
BEC Black Empowerment Commission
BEE Black Economic Empowerment
BID Business Improvement District
BMF Black Management Forum
BUSA Business Unity South Africa
CBD
CCDS
Central Business District
Central City Development Strategy
CCID
CCTV
Central City Improvement District
Closed Circuit Television
CID
CMA
City Improvement District
Cape Town Metropolitan Area
COSATU
CTP
Congress of South African Trade Unions
Cape Town Partnership
DDEP Discussion Document on Economic Policy
EEA Employment Equity Act
EEC
FIFA
FOD
Employment Equity Commission
Fédération Internationale de Football Association
Federale Overheidsdienst
GATT General Agreement on Tariffs and Trade
GEAR
HDR
Growth, Employment and Redistribution
Human Development Report
ICT
IDP
IMF
IRT
Information and Communication Technology
Integrated Development Plan
Internationaal Monertair Fonds
Integrated Rapid Transit
ISP Industrial Strategy Project
KSAB
LED
Keep South Africa Beautiful
Local Economic Development
MAC Mess Action Campaign
MERG Macro-Economic Research Group
MIIU Municipal Infrastructure Investment Unit
9
MSDF Metropolitan Spatial Development Framework
NEF
NP
NSDP
NUP
National Economic Forum
Nasionale Party
National Spatial Development Perspective'
New Urban Policy
PAP Poverty Alleviation Project
PPP Public Private Partnership
RDP Reconstruction and Development Programme
SAP Structural Adjustment Programme
SACP
SAPOA
South African Communist Party
South African Property Owners Association
TEDCOR The Entrepreneurial Development Corporation
TINA
TRA
There Is No Alternative
Temporary Relocation Area
UDF
UDP
Urban Development Framework
Urban Development Project
UDZ
URP
Urban Development Zone
Urban Renewal Programme
WB
WK
Wereldbank
Wereldkampioenschap
WTO World Trade Organization
10
Inleiding
Op 11 februari 2010 was het exact 20 jaar geleden dat Nelson Mandela, na een gevangenschap van 27
jaar, werd vrijgelaten uit Robbeneiland. Deze gebeurtenis had vooral een enorme symbolische waarde.
Het luidde een nieuw tijdperk in voor de Zuid-Afrikaanse samenleving. Na 42 jaar van apartheid zou
rechtvaardigheid eindelijk geschieden, zouden blank en zwart evenwaardig zijn, en zouden de
omstandigheden waarin de zwarte bevolking leefde, verbeteren. In zijn Freedom Charter (1955) pleitte
het African National Congress (ANC), de bevrijdingsbeweging waarin Mandela actief was, voor een
gelijke verdeling van de nationale rijkdommen onder de hele bevolking en voor de nationalisatie van
mijnen, banken en monopolistische industrieën, zodat deze in de toekomst het welzijn van zowel blank
als zwart zouden nastreven (Bond, 2000, p. 15; Klein, 2007, p. 242). In 1990 tekende het ANC een
programma uit waaruit bleek dat het deze ideologie in de toekomst zou blijven volgen. Het 'Discussion
Document on Economic Policy' (DDEP) voorzag een actieve rol voor de staat in het plannen van een
strategie voor de Zuid-Afrikaanse industrie en in het wegwerken van ongelijkheden tussen arm en rijk,
tussen man en vrouw, en tussen blank en zwart. 'Growth through redistribution' stond hierin centraal
(Walraet, 2001, p. 245; Marais, 1998, pp. 124-125). Het ANC verwierf een enorme populariteit door
sociale aspecten als 'gelijkheid tussen zwart en blank' te laten primeren boven economische aspecten.
Twintig jaar later blijft er van deze voornemens echter bitter weinig over. Het ANC had de
onfortuinlijke tegenslag dat het net aan de macht kwam in tijden van mondiale veranderingen. Eind
jaren '80 kwam er een einde aan de Koude Oorlog, het conflict tussen de Verenigde Staten en de
Sovjet Unie dat de wereldpolitiek decennia lang in zijn greep hield. Met de implosie van de Sovjet
Unie verdween het communisme van het politiek toneel, en werd het neoliberalisme de dominante
speler op mondiaal vlak. Het internationale wereldbeeld werd gedomineerd door de Washington
Consensus. Loonbeperkingen, inflatiecontrole en handelsliberalisering werden de nieuwe sleutels tot
succes (Southall, 2006, p. 69; Walraet, 2001, p. 261). In deze mondiale context moest het ANC een
keuze maken: ofwel ging het voor de ideologie waarop het al decennia steunde, en waarin de
achterban en de coalitiepartijen „South African Communist Party‟ (SACP) en de „Congress of South
African Unions‟ (COSATU) geloofden, ofwel volgde de partij het advies van internationale
investeerders en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waarvan de partij het kapitaal broodnodig
had om de economie snel te doen groeien (Tangri & Southall, 2008, p. 700). De Zuid-Afrikaanse partij
koos voor het laatste. Met de introductie van het duidelijk neoliberaal getinte 'Growth, Employment
and Redistribution'-programma (GEAR) in 1996, werd dit duidelijk. Niet ideologie, maar economie
was prioritair geworden in de regenboognatie (Walraet, 2001, p. 256; Habib & Padayachee, 2000, p.
246).
11
Zuid-Afrika had goed geleerd van zijn westerse neoliberale leermeesters. In hun visie speelt de stad
een cruciale rol in het neoliberale beleid. Omdat de staatsuitgaven zo veel mogelijk moeten worden
teruggedrongen, worden lokale besturen verplicht om op andere manieren aan inkomsten te komen.
Een populaire manier binnen het neoliberaal discours om aan deze middelen te komen, is het
privatiseren van publieke voorzieningen zoals water en elektriciteit, het opstarten van grootschalige
stadsvernieuwingsprojecten, het lokken van internationale investeerders, toeristen, en de rijke
middenklasse om zich te vestigen in de stad. De stad moet architecturaal zo geconstrueerd worden dat
deze optimaal kapitaal aantrekt. Dat wil zeggen dat lokale besturen er op moeten toezien dat de stad zo
gebouwd wordt, dat de kapitaalkrachtige inwoners zich zo comfortabel en veilig mogelijk voelen, dat
sociale onrust bij de armere klassen ingeperkt kan worden, en dat inwoners met een laag of geen
inkomen zoveel mogelijk uit de stadscentra geweerd worden.
Het concept van politieke controle via de architecturale bouw van een stad is helemaal niet zo nieuw.
Zo is Beijing opgebouwd uit rechte en brede straten. Dit stamt voort uit het begin van de 13e eeuw,
toen Khan deze stad had veroverd. Hij herbouwde de stad op zo een manier, dat indien er opstand zou
komen van de lokale bevolking, hij veel makkelijker met zijn cavalerie kon opereren ( R. Doom,
college, 12 februari 2010). Ook de neoliberale elite heeft begrepen dat men door middel van
ruimtelijke ingrepen, het gedrag van mensen kan manipuleren. In een onderzoek naar
stadsontwikkeling en macht in Marokko, beschrijft Koenraad Bogaert (college, 1 december 2009) hoe
het lokale bestuur in Rabat via kleine ingrepen in de ruimte 'ongewenste actoren' uit het straatbeeld
tracht te bannen. Door bijvoorbeeld ijzeren pinnen te bevestigen op een vensterbank waar anders
bedelaars zaten, kan men ervoor zorgen dat toeristen in die buurt niet meer lastig gevallen worden.
Een ander voorbeeld dat Bogaert aanhaalt, is het plaatsen van grote zoeklichten op pleinen die vroeger
werden beschouwd als 'crime hotspots'. Op die manier tracht men het gevoel te creëren dat de mensen
op deze pleinen dag en nacht zichtbaar zijn. Mensen die hier normaal bijvoorbeeld 's nachts drugs
zouden dealen, zullen zo op deze plaatsen niet meer komen.
Via dergelijke geografische manipulaties kan men er ook voor zorgen dat hele sociale groepen uit het
stadscentrum geweerd worden. Door bijvoorbeeld enkel nieuwe luxueuze flats te bouwen in het
stadscentrum, zorgt men ervoor dat enkel kapitaalkrachtige mensen hier kunnen komen wonen en dat
de armere bevolking genoodzaakt is om ergens in de periferie van de stad te gaan wonen. In
derdewereldlanden is dit meestal in sloppenwijken die enkele kilometers van het stadscentrum zijn
gelegen. Het is duidelijk dat dergelijke neoliberale projecten „sociale en ruimtelijke polarisatie‟ en
gentrificatie in de hand werken.
12
In deze masterproef zal de focus liggen op het stedenbeleid in Kaapstad, en in welke mate het
neoliberalisme hier de heersende ideologie is geworden. Klopt het dat het neoliberaal discours, dat in
Zuid-Afrika op nationaal niveau domineert, tot op stedelijk niveau is doorgesijpeld en zich
manifesteert in de ruimtelijke ordening van de stad? De hypothese in deze thesis luidt dat het
inderdaad zo is dat het Kaapstads bestuur zich laat leiden door neoliberale motieven bij het
uitstippelen van zijn beleid. Aan de hand van een intensieve literatuurstudie van wetenschappelijke
artikels over dit onderwerp, persoonlijke interviews met relevante personen, en een grondige
doorlichting van de desbetreffende Zuid-Afrikaanse wetgeving, zal deze thesis dit trachten aan te
tonen. Ook zal er gebruik gemaakt worden van bronnen afkomstig uit de universiteitsbibliotheek van
Stellenbosch (Zuid-Afrika), die ik tijdens mijn verblijf in 2009 in deze stad verzameld heb.
Vooraleer er op Kaapstad en zijn stedelijk beleid geconcentreerd wordt, zal eerst getracht worden het
algemene kader te duiden waarbinnen de casestudie van Kaapstad gesitueerd moet worden. Het
neoliberalisme is een „multiscalar‟ fenomeen (McGuirk, 2003; Peck, Theodore, & Brenner, 2009, p.
50). Het is een ideologie die zich zowel op globaal, nationaal, als op stedelijk niveau manifesteert. Het
neoliberalisme op stedelijk niveau staat niet los van dit op de hogere niveaus. Integendeel, alle niveaus
zijn inherent met elkaar verbonden. Daarom is het noodzakelijk eerst te duiden hoe het neoliberalisme
zich op de twee andere niveaus1 manifesteert, vooraleer we ons concentreren op het neoliberalisme op
stedelijk niveau2. Om te beginnen, zal er geschetst worden wanneer het neoliberalisme op globaal
niveau zijn opgang kende, en wanneer/waarom deze ideologie dominant is geworden (Hoofdstuk 1).
Verder zal beschreven worden welke evoluties het neoliberalisme heeft ondergaan, en hoe het
gedachtegoed zich vandaag de dag manifesteert.
Vervolgens zal nagegaan worden hoe dit neoliberalisme zich op stedelijk niveau uit. De stad speelt een
cruciale rol in de neoliberale ideologie. Het wordt als een laboratorium gezien om nieuwe beleidslijnen
op uit te testen (Peck et al., 2009, p. 58). In dit gedeelte zal er nog niet op Kaapstad gefocust worden,
maar zal er beschreven worden hoe het neoliberalisme in steden over de hele wereld zijn opgang
maakte sinds de jaren ‟80 en hoe dit zich uit in de ruimtelijke planning en besluitvorming van deze
steden. De visie van machthebbers op de stad, is op dit vlak cruciaal. In deze masterproef zal
besproken worden hoe de neoliberale stedelijke elite het panoptisch en revanchistisch denken in hun
visie incorporeren, en de stad vervolgens zo hervormt dat ze voldoet aan dit beeld.
1 Eerst op globaal niveau, later op nationaal niveau in Zuid-Afrika.
2 In Kaapstad.
13
Hoofdstuk 1 sluit af met een schets van de algemene neveneffecten van het neoliberalisme op het
stedelijke niveau. Negatieve gevolgen als „ruimtelijke en sociale polarisatie‟, en „gentrificatie‟ zullen
verder belicht worden.
Deze masterproef volgt de stelling van Brenner en Theodore (2002) dat er niet zoiets bestaat als een
monolithisch neoliberalisme dat zich overal ter wereld op dezelfde manier manifesteert. Deze auteurs
menen dat het correcter is te spreken over „actually existing neoliberalism‟. Daar waar de neoliberale
ideologie ervan uit gaat dat marktkrachten, waar dan ook ter wereld via dezelfde, onveranderlijke
wetten te werk gaan, benadrukt het concept van „actually existing neoliberalism‟ dat de neoliberale
herstructureringsprojecten contextueel ingeworteld en padafhankelijk zijn (Peck et al., 2009, pp. 49-
50). Het neoliberaal beleid in Zuid-Afrika zal dan ook verschillen met dit in andere landen, het
Kaapstads beleid zal afwijken met dit in andere steden. Omdat elke context waarin een neoliberaal
beleid gegroeid is, verschilt, zal dit beleid ook overal anders zijn.
Buiten het algemene neoliberale kader, is het dus ook noodzakelijk om het politiekhistorisch kader van
Zuid-Afrika en zijn economie te schetsen (Hoofdstuk 2). Het beleid dat op stedelijk niveau in
Kaapstad wordt gevoerd, is rechtstreeks beïnvloed of opgelegd door de Zuid-Afrikaanse nationale
regering. Verder speelt ook de merkwaardige politieke geschiedenis van het land een belangrijke rol in
de huidige besluitvorming. In dit gedeelte zal het aantreden van het ANC als leidende partij in Zuid-
Afrika, en de motieven van zijn ideologische transformatie van Keynesianisme naar neoliberalisme,
geschetst worden. Ook zullen de sociale aspecten van het ANC-beleid, die eigen zijn aan het „actually
existing neoliberalism‟ in Zuid-Afrika, aan bod komen.
Op basis van de literatuurstudie over het neoliberalisme op mondiaal en urbaan niveau, en over de
politieke geschiedenis en de huidige politieke context van Zuid-Afrika, zal er tenslotte getracht
worden het bewijs te geven dat het neoliberale denken dat op het Zuid-Afrikaanse nationale niveau
reeds domineert, zich ook op stedelijk niveau in Kaapstad manifesteert (Hoofdstuk 3). Dit zal deze
thesis proberen te staven aan de hand van voorbeelden van neoliberale evenementen en projecten die
het Kaapstads bestuur recent op poten heeft gezet. Door de vergelijking te maken met andere steden in
de wereld, en gelijkenissen te belichten tussen hun politiek-economische geschiedenis en die van
Kaapstad, zal deze masterproef proberen aan te tonen dat de neoliberale strategieën die in deze andere
steden gebruikt worden, ook in Kaapstad hun intrede hebben gemaakt. Er zal gefocust worden op twee
prototypes van het neoliberale beleid door het Kaapstads bestuur. Ten eerste wordt er gekeken naar de
14
recente evenementen rond de FIFA3 Wereldbeker 2010 in Kaapstad. Door het beleidsplan van het
Kaapstads bestuur betreffende het WK voetbal te analyseren en dit te plaatsen binnen de
literatuurstudie over het neoliberalisme, zal deze thesis trachten aan te tonen dat ook dit evenement
een neoliberale stempel draagt. Ten tweede zal bekeken worden hoe het stadsbestuur van Kaapstad
kapitaal hoopt aan te trekken door van zijn stad een attractieve plaats te maken voor de middenklasse,
en hoe dit denken in het neoliberale kader geplaatst kan worden. Deze twee voorbeelden zijn vooral
gebaseerd op bronnen van Boraine (2009) en Turok (2009).
Tenslotte zal deze thesis de algemene neveneffecten van neoliberalisme, met name „ruimtelijke en
sociale polarisatie‟ en „gentrificatie‟, trachten door te trekken tot op het niveau van Kaapstad.
3 „Fédération Internationale de Football Association‟
15
1. ‘Actually Existing Neoliberalism’:
Neoliberalisme als kameleon in de politiek-economische habitat.
Het neoliberalisme zoals we deze vandaag de dag kennen is geen monolithisch en onveranderlijk
fenomeen. Men zou eerder kunnen stellen dat deze ideologie zich aanpast aan de ruimte en de context
waarin het fungeert. Zowel gebeurtenissen uit de globale als lokale geschiedenis zullen bepalen welke
vorm het neoliberalisme in een specifieke ruimte zal aannemen. Daarom is het volgens Brenner en
Theodore (2002) beter te spreken over „Actually Existing Neoliberalism‟ (AEN). Hoewel dit AEN op
verschillende plaatsen ter wereld een andere vorm zal aannemen doordat het beïnvloed wordt door
lokale voorvallen, kent het enkele algemene kenmerken die in elk neoliberaal beleid voorkomen, en
spelen er feiten mee die op heel het kapitalistisch systeem hun stempel hebben gedrukt. Om het AEN
op lokaal niveau te begrijpen, is het cruciaal deze globale feiten en algemene kenmerken te kennen en
te begrijpen. In dit eerste hoofdstuk zal er een schets gegeven worden van hoe het neoliberalisme zich
op globaal niveau manifesteert, wat de kenmerken zijn van de algemene ideologie, waar dit
neoliberalisme zijn ontstaansbron ligt, hoe het is geëvolueerd doorheen de tijd, op welke manier dit
gedachtegoed zich heeft opgewerkt tot een „multiscalar‟ project en zich heeft ingeplant in het beleid
op verschillende bestuursniveaus, en welke de algemeen gekende neveneffecten van het
neoliberalisme zijn.
1.1. Neoliberalisme op globaal niveau: van een ‘roll back’ naar ‘roll out’-ideologie
1.1.1. Ontstaan van het neoliberalisme: 'redder' in tijden van crisis
Eind jaren '70, begin jaren '80 bevond het globale kapitalistische systeem zich in nauwe schoentjes.
Met de ineenstorting van het Bretton Woods-systeem (1973), de oliecrisissen in '73 en '79, en de
oplopende staatsschulden in verscheidene westerse landen, kregen verschillende staatsleiders een
sterke antipathie voor het Fordistisch-Keynesiaanse stelsel en zijn algemeen welvaartssysteem. Het
Keynesianisme stelde dat de natiestaat het ankerpunt moest zijn in de politiek en de doorslaggevende
beslissingen moest nemen inzake sociale integratie en macro-economisch management. Invloedrijke
staatshoofden zoals Reagan4 en Thatcher
5 waren het echter niet eens met deze interventiepolitiek. Zij
geloofden dat de macro-economische crisis in de jaren '70 veroorzaakt was door het Keynesianisme,
de vakbonden, een teveel aan staatseigendommen, en overgereguleerde arbeidsmarkten. Volgens hen
en prominente economen als Friedman en Hayek, kon men enkel uit de crisis geraken via
deregulering, liberalisering, en door staatsinterventie op de markt zoveel mogelijk te beperken. Open,
competitieve, en gedereguleerde markten zouden de beste oplossing zijn om de financiële toestand te
4 President van de Verenigde Staten van Amerika van 1981 tot 1989.
5Premier van het Verenigd Koninkrijk van 1979 tot 1990.
16
saneren, en economische ontwikkeling te garanderen. Vrijhandel, flexibele arbeidsmarkten, en een
actief individualisme werden de stokpaardjes van deze alles-dominerende ideologie. In de jaren '90
kreeg het neoliberalisme een mondiaal karakter onder de vorm van de „Washington Consensus‟6
(Brenner & Theodore, 2002, p. 343; 349; Peck & Tickell, 2002, pp. 380-388; Harvey, 2005; Gough,
2002, pp. 409-410; Peck et al., 2009, p. 50; Jessop, 2002, p. 455).
1.1.2. Kameleon in een politiek-economische habitat: het aanpassingsvermogen van het
neoliberalisme
Neoliberalisme werd de juiste goede manier om aan politiek te doen. “There is no alternative” werd
het motto van neoliberale politici als Margaret Thatcher. Regeringen die dit neoliberaal beleid
overnamen, snoeiden intensief aan de staatsuitgaven om de staatsschulden in te perken, probeerden de
macht van vakbonden in te dammen, en lieten de markt met zijn eigen regels en specifieke werking
zoveel mogelijk ongemoeid. Hoewel ondertussen is gebleken dat deze visie schadelijke neveneffecten7
met zich meebracht, is dit neoliberalisme toch blijven bestaan. Meer nog, dit denken is de
dominerende wereldideologie geworden en is doorgesijpeld tot alle lagen van de samenleving. Eerder
dan te verdwijnen door zijn onvolkomenheden, heeft het neoliberalisme zich aangepast aan de huidige
situatie. Sinds de jaren '80 heeft deze ideologie een enorme evolutie achter de rug en bewees het
bestand te zijn tegen de Anglo-Amerikaanse recessies in het begin van de jaren '90. In plaats van voor
het opgeven van dit gedachtegoed te zorgen, bleken deze economische crisissen belangrijke mijlpalen
te zijn in de transformatie van het neoliberalisme (Peck & Tickell, 2002, pp. 380-387). Daarom moet
men volgens Peck en Tickell (2002, p. 383) neoliberalisering als een proces bekijken, niet als een
eindfase. Ze geloven dat deze ideologie verandert in tijd en ruimte, en dat het padafhankelijk is.
Naargelang de context verandert, zal de invulling van het neoliberalisme ook veranderen. Brenner en
Theodore (2002) menen dan ook dat het beter is te spreken over ‘actually existing neoliberalism’8.
6 Voor meer informatie over de Washington Consensus, zie (Williamson, 2004).
7 Zie 1.3 van deze thesis.
8 Zie ook (Peck et al., 2009, pp. 52-56)
17
Hoewel men dus niet mag spreken over neoliberalisme als een monolithisch gegeven, en de effecten
ervan niet universeel zijn, kan men binnen de Noord-Atlantische zone wel een ongeveer gelijklopende
transformatie van het neoliberalisme waarnemen. Peck en Tickell (2002, p. 384) stellen dat het
neoliberalisme is geëvolueerd van een experimentele proto-vorm in de jaren '70, naar een expliciet
politiek-economisch project gedurende de jaren '80 tot een „diep neoliberalisme‟ in het laatste
decennia. Volgens deze auteurs kan men deze evolutie omschrijven als de overgang van „proto
neoliberalism‟, (het filosofisch project dat in de vroege jaren '70 werd uitgedacht door Friedman en
Hayek,) naar ‘roll back neoliberalism’, (het patroon van deregulering en ontmanteling van leiders als
Reagan en Thatcher dat dominant was in de jaren '80,) tot ‘roll out neoliberalism’ (een fase van
actieve 'state-building' en regulerende hervormingen). De agenda van het neoliberalisme zou
geëvolueerd zijn van één die bezeten was door de actieve vernietiging en het in diskrediet brengen van
Keynesiaanse en sociaal-collectivistische instellingen tijdens de „roll back‟ periode, naar een agenda
die eerder gefocust is op het bewust construeren en consolideren van geneoliberaliseerde staats- en
beleidsvormen, en regulerende relaties tijdens de „roll out‟ periode (Peck & Tickell, 2002, p. 384; 388).
Terwijl neoliberalisme in zijn „roll back‟ periode nog hoopte een Utopia te creëren van vrije markten,
waar elke vorm van staatsinmenging verwijderd is, ondervond het in zijn „roll out‟ periode dat intense
en dwingende vormen van staatsinterventie nodig waren om de dominantie van de markt op te leggen,
en de daarbij gepaard gaande gevolgen en contradicties onder controle te houden (Peck et al., 2009, p.
51). Momenten van „destructie‟9 (als onderdeel van het „roll back‟ neoliberalisme) en momenten van
„creatie‟10
( als onderdeel van het „roll out‟ neoliberalisme) volgen elkaar op en zijn inherent met
elkaar verbonden. Dit proces van opeenvolgende momenten van „destruction‟ en „creation‟, wordt
door Brenner en Theodore (2002, p. 362) ‘Creative Destruction’ genoemd.
1.1.3. Neoliberalisme vandaag
Het ‘roll out’ neoliberalisme manifesteert zich momenteel over heel de wereld, ook in Zuid-Afrika.
Het begon als een reactie tegen de mislukkingen van het „roll back‟ neoliberalisme. Toen in de vroege
jaren '90 duidelijk werd dat het neoliberalisme van Thatcher en Reagan op zijn politieke en
institutionele limieten gestoten was, implodeerde het niet, maar paste het zich als een kameleon aan
aan de context. Het neoliberale project werd omgebouwd tot een soort van Derde Weg tussen het
socialisme en het kapitalisme, een project dat meer gericht was op sociaal interventionisme dan het
oorspronkelijke neoliberalisme. Het beleid van Clinton en Blair waren toonbeelden van deze 'Third
9 In deze momenten van (gedeeltelijke) destructie, worden bestaande institutionele afspraken en politieke
compromissen vernietigd via marktgeoriënteerde hervormingsinitiatieven (Brenner & Theodore, 2002, p. 362). 10
In de momenten van creatie, wordt er een nieuwe infrastructuur voor de marktgeoriënteerde economische
groei, voor commodificatie en de heerschappij van het kapitaal gecreëerd (Brenner & Theodore, 2002, p. 362).
18
Way'. Politici geloofden niet langer in een volledige terugtrekking van de staat11
. Integendeel, men
onderstreepten net het belang van nieuwe vormen van institutionele opbouw en staatsinterventie. De
staat moest harder interveniëren in „sociale‟ zaken als criminaliteit, immigratie, politioneel toezicht,
hervorming van het welvaartssysteem, urbane orde en controle, en gemeenschapsregeneratie (Peck &
Tickell, 2002, pp. 388-392; Swyngedouw, Moulaert, & Rodriguez, 2002, p. 547).
“The same parties, politicians, pundits, and professors who yesterday mobilized, with readily
observable success, in support of “less government” as concerns the prerogatives of capital and the
utilization of labor, are now demanding, with every bit as much fervor, “more government” to mask
and contain the deleterious social consequences, in the lower regions of social space, of the
deregulation of wage labor and the deterioration of social protection”.
(Wacquant, zoals aangehaald in Peck & Tickell, 2002, p.389)
Peck & Tickell (2002, pp. 390-392) geloven dat deze inhoudelijke verandering van het neoliberalisme
drie belangrijke gevolgen met zich meebracht. Een eerste gevolg is dat er een verandering kwam in de
status van het neoliberalisme als regulerend project. Ten tweede wijzigde ook de focus van het
neoliberale beleid, en tenslotte bracht de transformatie van het neoliberalisme een schaalverandering
met zich mee.
Ten eerste menen Peck en Tickell de status van neoliberalisme als regulerend project doorheen de
jaren een andere inhoud heeft gekregen. De transformatie in de jaren '90 verschilt volgens hen
fundamenteel van de vorige (in de jaren '70). Daar waar de eerste transformatie een reactie was tegen
een extern project, namelijk de Keynesiaanse welvaartsstaat, is de tweede eerder een reactie op de
interne contradicties die het neoliberalisme zelf veroorzaakte. Tijdens de jaren '70-'80 was men er nog
van overtuigd dat een vrije marktwerking voldoende was om de economie te reguleren. De staat moest
zich zoveel mogelijk op de achtergrond houden. In de jaren '90 werd echter duidelijk dat volledige
deregulering geen oplossing was. Vandaar dat men enkele bestuurs- en reguleringsvormen ging
omarmen die losstonden van de marktwerking. Tot deze „buitenmarktelijke‟ vormen behoorden het
selectief toe-eigenen van „de gemeenschap‟ en stelsels die niets met de markt te maken hebben, het
vestigen van een sociaalkapitalistisch discours, de inlijving van bestuursmanieren die gebaseerd zijn
op lokaal bestuur en vennootschappen, en het verzorgen van projecten in domeinen als
stadsvernieuwing en sociale welvaart (Peck & Tickell, 2002, p. 390).
11
Zie ook (Jessop, 2003)
19
Een tweede gevolg van de transformatie in de neoliberale ideologie is dat de focus van het beleid op
andere punten is komen te liggen. Zoals reeds eerder vermeld is de agenda van het neoliberalisme
geëvolueerd van één die bezeten was door de vernietiging en het in diskrediet brengen van het
Keynesianisme, naar één die gefocust is op het consolideren van geneoliberaliseerde staats-, en
beleidsvormen (Peck & Tickell, 2002, p. 384; 388). Lokale besturen leggen de focus meer op
internationale competitie en op het voeren van een op economie gebaseerd beleid. In het sociale beleid
drukt dit zich onder andere uit in de (her)criminalisering van armoede12
en de normalisering van
onzeker werk (Peck & Tickell, 2002, pp. 391-392; Purcell, 2002, p. 100).
Een derde gevolg is de schaalverandering van het neoliberaal beleid. De neoliberale ideologie
gelooft namelijk dat de nationale staat zo weinig mogelijk moet tussen komen in het dagelijkse leven
van zijn bevolking. Een gevolg daarvan is dat verantwoordelijkheden die eerder bij het nationaal
bestuur lagen, nu op de schouders van het lokaal bestuur en technocratische structuren komen te liggen.
De delegitimering van een te sterke staatsinterventie en de lokalisering van de macht, zorgen ervoor
dat de verantwoordelijkheid, en de gevaren van besluiten nemen bij lokale administraties en extra-
statelijke agentschappen komen te liggen. Als er kritiek komt op het beleid, ligt de schuld niet bij de
staat maar bij deze laatstgenoemde actoren. (Peck & Tickell, 2002, p. 391; Gough, 2002, p. 413).
Steden zijn in dit neoliberaal proces strategisch belangrijke arena‟s, en worden als laboratoria gebruikt
om een variëteit aan neoliberale experimenten op uit te testen, gaande van „place-marketing‟,
bedrijfszones, „Public-Private Partnerships‟, tot nieuwe strategieën voor sociale controle en bewaking,
en renoveringsontwerpen voor eigendommen (Peck et al., 2009, p. 58). Een andere schaalverandering
is de machtsoverdracht van nationaal niveau naar globaal niveau. Het neoliberale geloof dat de staat
zich zo weinig mogelijk moet moeien met de markt heeft ervoor gezorgd dat transnationale bedrijven
veel meer macht verwierven in de geglobaliseerde en macro-economische wereld. Internationale
instellingen als het Internationaal Monetair Fonds (IMF), het 'General Agreement on Tariffs and
Trade' (GATT) -Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de Wereldbank (WB) werden omgevormd tot
agenten van het transnationaal neoliberalisme en werden gemobiliseerd om de dominantie van de
marktwerking ook in derdewereldlanden te institutionaliseren, door in ruil voor financiële steun
'structural adjustment programs' (SAPs) op te leggen (Peck & Tickell, 2002, p. 391; Brenner &
Theodore, 2002, p. 350). Deze schaalverandering van nationaal niveau naar enerzijds lokaal, en
anderzijds globaal niveau wordt 'Glocalisation' genoemd (Martin, McCann, & Purcell, 2003, p. 115;
Brenner & Theodore, 2002, p. 363). Naar de schaalverandering van nationaal naar stedelijk en globaal
niveau verwijst men met de term ‘Glurbanisation’ (Matusitz, 2010; Jessop & Sum, 2001).
12 Dit fenomeen wordt benoemd met de term revanchisme. Voor meer informatie, zie 1.3.
20
1.2. De urbanisering van het neoliberalisme
1.2.1. De stad als laboratorium voor nieuwe projecten
De schaalverandering die de neoliberale transformatie met zich meebracht, betekende dat steden een
veel belangrijkere rol gingen spelen in het besluitvormingsproces, en stadscentra centraal kwamen te
staan in de economische en bedrijfswereld. Sinds de economische recessie in 1973 geloofden
prominente staatshoofden en economen dat staatsinterventie op nationaal niveau zoveel mogelijk
ingeperkt moest worden, de Fordistische-Keynesiaanse welvaartstaat onmanteld moest worden, en
subsidies van nationaal naar lokaal niveau ingeperkt moesten worden. Steden kregen het steeds
moeilijker om aan kapitaal binnen te rijven (Harvey, 1989, p. 5). Als gevolg van de globale
economische crisis in de kapitalistische wereld, kregen verschillende verschillende steden in Noord-
Amerika en West-Europa te kampen met een catastrofale desindustrialisering en moesten ze toekijken
hoe stedelingen met hoge inkomens naar de voorsteden vluchtten (Smith, 2002, p. 434). Ook in
Vlaanderen was stadsvlucht een welgekend fenomeen. Hendrickx (1993, pp. 38-39) schetste de
situatie als volgt: “De stad verliest aan betekenis als woonplaats, als ekonomisch centrum, als
knooppunt van maatschappelijke en kulturele voorzieningen… Leegstand en verkrotting, kansarme
buurten, verkeersoverlast en onbereikbaarheid van het centrum zijn de uiterlijke tekenen van het
stadsverval”. De verarmde bevolking concentreerde zich in de binnenstad, waardoor er een nog meer
druk ontstond op de stedelijke overheden. Dit was volgens Weber (2002) het perfecte alibi voor
voorstanders van het neoliberalisme om aan „creatieve destructie‟13
te doen. Doordat de politieke elite
op nationaal en globaal niveau het „roll back‟ neoliberalisme algemeen aanvaardde, zagen
verschillende stadsbesturen zich verplicht hun sociaal beleid en strategische prioriteiten te herzien.
Stadsbesturen zagen volledige tewerkstelling niet meer als prioritair, maar gaven de voorkeur aan het
aanhalen van de banden tussen private en publieke sectoren, de promotie van lokale gebieden, en het
aantrekken van nieuwe investeringen (Harvey, 1989, p. 4). MacLeod (2002, p. 604) meent dat de
overgang van Keynesianisme naar neoliberalisme op nationaal niveau, gepaard ging met een
gelijkaardige evolutie op stedelijk niveau, namelijk van „urban managerialism‟ 14 naar ‘urban
entrepreneurialism’. Onder dit „urban entrepreneurialistic‟ beleid werd het vooral belangrijk de
competitieve positie van de stedelijke economieën en vooral het stadscentrum te versterken (MacLeod,
2002, pp. 603-604; Swyngedouw et al., 2002, p. 563; MacLeod & Ward, 2002, p. 155; MacLeod,
Raco, & Ward, 2003, p. 1658). De commerciële functie van de stad werd herontdekt.
Winkelwandelroutes werden aangelegd in het stadscentrum en er kwamen nieuwe budgetten vrij voor
monumentenzorg als onderdeel van de commerciële aantrekkingsstrategie (Hendrickx, 1993, pp. 39-40;
McCann, 2003, p. 174).
13
Zie pg. 15 en voetnoten 17 en 18. 14
Onder dit beleid lag de nadruk vooral op de lokale voorziening van diensten, faciliteiten en voordelen voor de
stedelijke bevolking (Harvey, 1989, p. 3).
21
“[…] cities are induced to jump on the bandwagon of urban entrepreneurialism. […] Thus, elite
partnerships, mega-events, and corporate seduction become, in effect, both the only games in town
and the basis of urban subjugation.”
(Peck & Tickell, 2002, p. 393)
Harvey (1989) stelt dat dit „urban entrepreneurialism‟ gekarakteriseerd wordt door drie essentiële
kenmerken. Ten eerste meent hij dat de nieuwe stedelijke politieke arena, in tegenstelling tot deze uit
het tijdperk van het Fordistisch- managerialisme, volledig gedrenkt is in invloeden van machtige
bedrijfsbelangen, zeker door de samenwerking tussen publieke en private instellingen. Eind jaren ‟70,
begin jaren ‟80 werd „public-private partnership‟ (PPP) tot nieuw ordewoord gebombardeerd binnen
het stedelijk beleid. De privésector zou voor het kapitaal, de knowhow, de efficiëntie en marktkennis
zorgen, terwijl de overheid zou instaan voor de noodzakelijke vergunningen, de gunstige (fiscale)
regelingen en de stedenbouwkundige ordening en eigendomsverwervingen (Hendrickx, 1993, p. 40)15
.
Dit PPP is nog steeds populair in het stedenbeleid over de hele wereld. Een tweede kenmerk van dit
„urban entrepreneurialism‟ is dat de economiegeleide agenda veel minder begaan is met de
herverdeling van rijkdom en welvaart, maar eerder met het creëren van gunstige voorwaarden voor
economische ondernemingen. Men gelooft in het neoliberaal gedachtegoed dat een „trickle down‟
effect ervoor zal zorgen dat ook de arme bevolkingsgroep van dit beleid zal kunnen genieten.
Tenslotte gelooft Harvey dat „urban entrepreneurialism‟ eerder gedreven wordt door een politieke
economie van „place‟, dan door een politieke economie van „territory‟16. Grote vlaggenschipprojecten
zoals conventiecentra en festivals of evenementen als de FIFA Wereldbeker, worden gecreëerd met de
bedoeling toeristen en mobiele kapitalisten aan te trekken, eerder dan de lokale bevolking te
bevoordelen (Harvey, zoals aangehaald door MacLeod, 2002, pp. 604-605). „The Right to the City‟
valt volgens Harvey steeds meer in private of quasi-private handen. Een kleine politieke en
economische elite beslist hoe de stad eruit moet zien, en dit is meer en meer gebaseerd enkel en alleen
op hun eigen verlangens (Harvey, 2008, p. 38). Met de opkomst van ‘(Central) City Improvement
Districts’ (CCIDs) is deze trend alleen versterkt. „City Improvement Districts‟ zijn zones die, betaald
met privéfondsen, extra veiligheids-, opkuis-, en marketingdiensten ontvangen. Eens 51% van de
eigendombezitters in het gebied hebben toegezegd met de introductie van een CID, moeten alle
eigenaars in deze zone extra taksen betalen aan het stadsbestuur, om deze diensten te ondersteunen.
Huurders van woningen of winkels in zo een district hebben geen zeggingschap in heel het gebeuren,
omdat het stemmen alleen onder eigendombezitters wordt georganiseerd. Enkel de kapitaalkrachtigen
beslissen dus hoe het stadsbeleid er uit zal zien (Miraftab, 2007, p. 605).
15
Deze samenwerking tussen publieke en private instellingen past perfect binnen het denken van „roll out‟
neoliberalen, die staatsinterventie niet meer trachten te vermijden maar eerder gebruiken om een zo gunstig
mogelijke omgeving te creëren voor de markt. 16
Voor meer informatie over het verschil tussen politieke economie van „place‟ en „territory‟, zie (Harvey, 1989,
pp. 7-8)
22
1.2.2. Van Bentham naar Foucault: Het stedelijk neoliberaal panopticum
Het is voor deze elite niet altijd even vanzelfsprekend om de stad te herscheppen naar haar eigen hand
en verlangens. In hun poging om dat te doen, stoot men vaak op verzet van bevolkingsgroepen die
daar minder baat bij hebben. Een handig hulpmiddel om dit obstakel te overwinnen is door de stad als
een panopticum te bekijken. Deze visie bouwt voort op het werk van Jeremy Bentham (1748-1812).
Deze spitste zich bijna 2 decennia lang toe op het uitwerken van wat hij zag als het plan voor de
perfecte gevangenis, het panopticum. De gevangenis zou zo opgebouwd zijn, dat elke gevangene in
elke cel dag en nacht in de gaten kon gehouden worden vanuit een centrale observatietoren. De
gevangenen zouden nooit zeker weten of ze effectief werden gecontroleerd, maar het feit dat de kans
ertoe bestond, zou hen weerhouden om zich te misdragen. Op die manier dacht Bentham van elke
gevangene een modelburger te maken (Levin, 2002, p. 12; Lyon, 1994, pp. 62-63; Foucault, 1989, pp.
276-278).
Het werk van Bentham sloeg aan bij machthebbers, die in dit plan een mogelijkheid zagen om niet
enkel van gevangenen modelburgers te maken, maar van elke persoon. Als men in de stad
bijvoorbeeld het gevoel zou creëren dat de inwoners voortdurend gecontroleerd werden, zouden ze
minder geneigd zijn zich 'incorrect' te gedragen. Foucault noemt dit de „disciplinary society‟. Volgens
hem wordt de moderne wereld gekenmerkt door een veelomvattend repertorium van
bewakingspraktijken die eigen waren aan het panopticum van Bentham. Zo zullen mensen aarzelen
om door een rood licht te rijden als ze een camera zien hangen, ook al weten ze niet of deze effectief
werkt. De vrees om betrapt en gestraft te worden zal hun weerhouden om door te rijden (Levin, 2002,
p. 12; Lyon, 1994, pp. 64-65; Deleuze, 1992; Harvey, 2000).
In verschillende steden is dit denken volledig geïncorporeerd in het neoliberaal beleid. Voor het
stadsbestuur is kapitaal aantrekken naar zijn stad het prioritaire doel van zijn beleid. In de meest
recente golf van neoliberalisme, proberen lokale leiders de investeerders vooral naar het stadscentrum
te lokken. Kapitaalkrachtige investeerders zullen zich echter niet snel vestigen in buurten die als
gevaarlijk of marginaal beschouwd worden. Mensen die als zodanig worden beschouwd moeten dus
kost wat kost zich correcter opstellen, of uit het stadscentrum verwijderd worden. Door camera's te
plaatsen en politiemannen te laten patrouilleren door het stadscentrum, tracht men ongepast gedrag
zoveel mogelijk uit dit gebied te weren17
.
17
Zie ook (Dobson, 2007; Flusty, 2001)
23
‘Gated Communities’ of „hekwerkwijken‟18
zijn een ideale omgeving om als panopticum te gebruiken.
De opkomst van deze “beveiligde residentiële zones waartoe de toegang beperkt of afgesloten is,
teneinde niet-bewoners te weerhouden van indringing en dus implicerend dat publiek ogend domein
eigenlijk welomlijnd privaat bezit is”(Claessens, 2007)19
, is een belangrijke trend in verscheidene
grootstedelijke gebieden over de hele wereld.De afgesloten domeinen worden hevig gepromoot als
idyllische woon- en werkomgevingen, waar mensen met een hoog inkomen een veilig, vrij en rustig
leven kan leiden. Ongewenste actoren uit „de buitenwereld‟ worden efficiënt uit deze „Utopieën‟
gehouden, door middel van een heel arsenaal van beveiligingstechnieken, die vaak door private
veiligheidsfirma‟s worden voorzien (Pieterse, 2008, p. 27)20
. Voorbeelden van „gated communities‟ in
de wereld, zijn er genoeg. Zo leeft Margaret Thatcher, hevige voorstander van het neoliberaal denken,
in een „gated community‟ ten zuiden van Londen. Een voorbeeld in België is de afgesloten Antwerpse
Rivierstraat in het Sint-Andrieskwartier, waarover in 2005 een heuse hetze ontstond (Claessens, 2007,
pp. 31-32).
Het fenomeen van „gated communities‟ kent sinds de jaren ‟90 een enorme bloei in Zuid-Afrika, uit
angst voor de reële en vermeende stijging van de criminaliteit in Zuid-Afrika. Landman (2000, pp. 2-4)
meent dat, als men het over „gated communities‟ in Zuid-Afrika heeft, men een onderscheid kan
maken tussen „security villages‟ en „enclosed neighbourhoods‟ .
18
Deze term werd voor het eerst gebruikt in „Barrières tegen de boze buitenwereld‟, de Volkskrant (Wagendorp,
2003). 19
Dit is een definitie van Claessens (2007). „Gated communities‟ hoeven niet noodzakelijk residentiële wijken
te zijn. Ook „Central Business Districts‟ (CDBs) of werk- of winkelomgevingen kunnen onder deze noemer
vallen. Zie ook (Lemanski, 2006). 20 Blakely en Snyder (1998) herkennen drie varianten van deze „gated communities‟. De eerste variant is de
‘Lifestyle Communities’ of de „Leisure Gated Communities‟, waarbinnen bijvoorbeeld gepensioneerden of
mensen met specifieke ontspanningsinteresses zoals golf elkaar terug vinden. De ‘Prestige Communities’ zijn
een tweede variant, en zijn grotendeels gebouwd voor rijke en bekende mensen. Met de massale
stadsontvluchting door de verloedering van de binnenstad, kreeg de „gated community‟ er een derde variant bij,
namelijke de ‘Security Zone Communities’. De „gevluchte‟ stedelijke middenklasse voelde zich in dit soort
gemeenschappen beveiligd tegen de stedelijke criminaliteit. Vandaag de dag liggen deze „Security Zone
Communities‟ verspreid zowel in de buiten- als in de binnenstad, uit schrik voor criminaliteit en „buitenstaanders‟
(Claessens, 2007, p. 30; MacLeod & Ward, 2002, p. 154; 160). Deze drie varianten hebben met elkaar gemeen
dat het geprivatiseerde woon- en gecommercialiseerde „publieke‟ ruimten zijn, die zo gebouwd en beveiligd zijn
dat ze werkelijke en vermeende dreigingen vanuit de „dystopische‟ omgeving kunnen buiten houden. Doordat
enkel de meer gegoede mensen het zich kunnen veroorloven in zulke „gated communities‟ te leven, werkt dit
fenomeen sociale polarisatie in steden in de hand (MacLeod & Ward, 2002, p. 154). Ook in Zuid-Afrika zijn
„gated communities‟ geen onbekend fenomeen. Landman (2000, pp. 2-4) is er echter van overtuigd dat de drie
varianten, door Blakely en Snyder beschreven, niet van toepassing zijn op Zuid-Afrika. In een poging een
geformaliseerde definitie van de term „gated communities‟ te introduceren die ook van toepassing is op Zuid-
Afrika, stelt zij voor om te spreken over ‘enclosed neighbourhoods’ en ‘security villages’. Verder in deze
masterproef zullen dan ook voornamelijk deze twee varianten gebruikt worden.
24
‘Security villages’ verschillen volgens Landman van „enclosed neighbourhoods‟ in het feit dat ze
volledig ontworpen zijn door een private ontwikkelaar. Deze gebieden zijn fysiek omheind en hebben
meestal een beveiligde poort of een gecontroleerde toegangspunt. De wegen in deze gebieden zijn
privaat, en in de meeste gevallen worden ze beheerd en onderhouden door privémanagement
(Landman, 2000, p. 3). Een mooi voorbeeld van zo een „security village‟ is de studentenresidentie
Academia in Stellenbosch. Dit omheind gebied heeft één ingangs- en uitgangspoort die 24 op 24 wordt
bewaakt door beveiligingspersoneel. De meeste internationale studenten aan de Universiteit van
Stellenbosch worden hier gehuisvest en leiden er een rustig en onbezonnen leven, zonder zich zorgen
te moeten maken over criminaliteit, zwervers en andere „minder aangename‟ actoren waar men in
publieke ruimten mee zou kunnen geconfronteerd worden. De prijs om dit wooncomplex te wonen ligt
veel hoger dan die van andere studentenresidenties, maar in ruil daarvoor krijgen de studenten extra
faciliteiten als verzekerde veiligheid21
. Somerset West, een stad in de voorstedelijke regio van
Kaapstad, is een meer extremer voorbeeld van een „security village‟. Rondom de gehele oppervlakte
van deze internationale en toeristische trekpleister is elektrische omheining opgetrokken, die
oorspronkelijk gebruikt werd om leeuwen buiten te houden, maar nu gehanteerd wordt om ongewenste
actoren als criminelen en daklozen weg te houden (Davis, 2007, p. 117).
‘Enclosed neighbourhoods’ omschrijft Landman als bestaande buurten die via poorten of hefbomen
een gecontroleerde toegang hebben. Veel van deze buurten zijn omheind door hekken of muren, en
hebben een beperkt aantal ingangen/exits, die meestal door beveiligingspersoneel bewaakt worden. De
wegen binnen deze gebieden waren, en zijn in veel gevallen nog steeds publieke eigendom en het
lokale bestuur is verantwoordelijk voor de publieke voorzieningen binnen deze gemeenschap
(Landman, 2000, p. 3). Volledig in de lijn van het panoptisch denken proberen neoliberale
machthebbers van hele gebieden „enclosed neighbourhoods‟ te maken. Zo sluiten verscheidene
stadsbesturen in Zuid-Afrika hele regio‟s binnen hun stad af voor „ongewenste actoren‟. Indien deze
zich toch in dit welomlijnd gebied begeven, zal een hoogtechnologisch veiligheidssysteem hun
detecteren, en zullen beveiligingspatrouilles hun uit het gebied kunnen verwijderen. Tijdens de
evenementen rond de FIFA Wereldbeker 2010, werkten in Durban de 'South African Police Force',
de 'Durban Metro Police', de 'Durban Beach Law Enforcement', en verscheidene onafhankelijke
private veiligheidsbedrijven samen, om het hele gebied waar de evenementen plaatsvonden, te
beveiligen Men wilde het gevoel van zichtbaarheid onder de mensen vergroten, door een 'closed
circuit television' (CCTV) te installeren. “...more than 200 cameras [are] already strategically placed
across Durban and within the sporting precinct. The cameras cover main transport corridors, popular
public areas including the Moses Mabhiba Stadium, fan parks, entertainment venues, hotels, base
camps and official training sites helping to ensure that all residents and visitors to the city are safe
and secure”(City of Durban, 2009).
21
Voor meer informatie, zie (Academia, 2000)
25
Het stadsbestuur van Kaapstad is een publiekprivaat partnerschap (PPP) aangegaan om de veiligheid
van kapitaalkrachtige inwoners en toeristen zoveel mogelijk te garanderen. Om het verblijf van deze
mensen in Kaapstad zo aangenaam mogelijk te maken, zal men ook proberen om landlopers, daklozen
en andere armoedzaaiers uit het straatbeeld te verwijderen. Naar aanloop van de evenementen rond de
FIFA Wereldbeker 2010, heeft dit PPP het aantal politiemensen op straat hevig opgedreven, en de
veiligheidsmaatregelen in het stadscentrum drastisch verhoogd. Ook in dit stadscentrum is een CCTV-
netwerk geïnstalleerd, waardoor het 24 op 24 kan gecontroleerd worden. Wanneer men via dit netwerk
„ongewenste actoren‟ detecteert in het stadscentrum, kunnen deze op een efficiënte manier uit het
stadscentrum verwijderd worden22
.
„Gated communities‟ kunnen nefaste gevolgen met zich meebrengen. Volgens Landman en Schönteich
dragen „gated communities‟ bij tot ruimtelijke fragmentatie in stedelijke gebieden, en zorgen deze
„hekwerkwijken‟ voor een gestegen polarisatie, fragmentatie en een verminderde solidariteit binnen de
samenleving. Door andere stedelingen en mensen uit naburige gemeenschappen uit te sluiten, kunnen
deze „gated communities‟ bijdragen tot sociale uitsluiting, en verhinderen dat er sociale netwerken
ontstaan met mensen buiten de omheinde gemeenschap (Landman & Schönteich, 2002)23
. Het
panoptisch denken in het algemeen heeft gelijkaardige nefaste gevolgen. Zoals later nog zal vermeld
worden, sluit het nauw aan bij het „urban revanchism‟ dat in verschillende steden zijn opgang maakt,
en werkt het „ruimtelijke en sociale polarisatie‟ en „gentrificatie‟ in de hand24
.
1.2.3. ‘Urban Revanchism’: De wraak van de middenklasse
It is not “people” in general who are to be brought “back into our cities”. […] Rather, the appeal to
bring people back into the city is always a self-interested appeal that the white middle and upper-
middle classes retake control of the political and cultural economies as well as the geography of the
largest cities.
(Smith, 2002, p. 445)
22
Zie 3.2.1. van deze thesis 23
Jensen (2005) stelt echter dat we de link tussen de toenemende beveiligingsmaatregelen en de opkomst van het
neoliberalisme moeten nuanceren in Zuid-Afrika. Er bestaat volgens hem zeker een verband, maar de
verandering in het veiligheidsbeleid die plaatsvond begin de jaren ‟90, heeft evenveel te maken met lokale
specifieke eigenschappen, als met de globale neoliberale trends. 24
Zie 1.2.3. en 1.3. van deze thesis.
26
‘Urban revanchists’ maken gebruik van het beeld van „stad als panopticum‟ om de binnenstad te
heroveren. In een poging van het „urban entrepreneurialism‟ om het stadsverval van de jaren ‟60-‟80
tegen te gaan, en het stadscentrum via het stadsvernieuwingsprojecten weer een thuis te maken voor de
middenklasse, gebruiken „urban revanchists‟ een mengeling van militaire technieken en morele
discours over publieke orde op straten om de andere bewoners weg te kuisen (MacLeod, 2002, p. 606).
Deze technieken kwamen reeds voor in het laat-19e eewse Parijs
25, maar het was Neil Smith die de
baanbrekende link tussen het oorspronkelijk revanchisme en het neoliberale politieke beleid in de late
20e eeuw in New York legde. Smith meende echter dat dit revanchistische denken niet enkel in New
York heerste. Hij was ervan overtuigd dat overal ter wereld revanchistische praktijken plaatsvonden in
de laatkapitalistische steden. In deze nieuwe revanchistische steden tracht men defensie te gebruiken
om het stedelijk landschap te structureren en de stad zo te herontwerpen dat criminaliteit
buitengewerkt wordt (Slater, 2009). „Ongewenste actoren‟ moeten uit het stadscentrum gehouden
worden, en dit tracht men te verwezenlijken door onder andere het aantal beveiligingsmaatregelen op
te drijven. Fysieke barrières rond gebieden met beperkte toegang, geavanceerde
beveiligingstechnieken in de vorm van hoogtechnologische CCTV, en verscheidene andere indirecte
maatregelen zijn ingeburgerd in het beleid van verschillende steden26
. Deze revanchistische steden
linken veiligheid openlijk met regeneratie en vernieuwing van de stad, zowel op microniveau via
gentrificatie27
initiatieven, als op macroniveau via „city marketing‟ initiatieven (Coaffee, 2005, p. 448).
Door steden te promoten als oases van veiligheid en rust waar geen plaats is voor criminaliteit, tracht
men het bedrijfsleven in de stad een boost te geven. Dergelijke pogingen „to design out criminality‟
hebben echter bijgedragen tot een verdere fragmentatie van het stedelijk landschap, en de creatie van
radicale en complexe patronen van segregatie en gentrificatie, van inclusie en uitsluiting (Coaffee,
2005, pp. 448-449; Baeten, 2007)28
.
Dit revanchistisch denken binnen het neoliberale kader is ook overgewaaid naar het Zuiden. Swanson
(2007, p. 708) herkent in haar onderzoek in Ecuador extreme vormen van „urban revanchism‟ in
steden als Quito en Guayaquil. Ze meent dat deze steden zich steeds meer laten inspireren door het
„zero-tolerance‟ beleid in het Noorden. Quito en Guayaquil startten recent stadsvernieuwingsprojecten
25
De term „revanchistische stad‟ stamt terug van uit het laat 19e-eeuwse Parijs. De revanchisten indertijd waren
een groep bourgeois nationalistische reactionairen die zich verzetten tegen het liberalisme van de Tweede
Republiek, de decadentie van het koningshuis en vooral tegen de socialistische opkomst van de Parijse
Commune. De revanchisten waren vastberaden om de bourgeois klasse weer aan de macht te krijgen, door
militarisme en moralisme te laten samensmelten in één strategie, die als doel „de publieke orde op de straat te
herstellen‟ had. Iedereen die hen daarbij in de weg stond, werd nagejaagd en uit het Parijse stadsbeeld
„verwijderd‟ (Slater, 2009).
26 Zoals eerder vermeld, sluit dit zeer nauw aan bij het fenomeen van „gated communities‟.
27 Zie 1.3.2 van deze thesis.
28 Voor meer informatie over revanchisme, zie ook (Hubbard, 2004, pp. 669-670)
27
op om de informele werkers, bedelaars en straatkinderen uit het straatbeeld weg te kuisen. In het
algemeen wordt de habitat van straatwerkers steeds meer bedreigd door een „bestraffend beleid‟
binnen steden dat gemaakt is om de straten vrij van „stedelijke ongewensten‟ te maken. Onder het
mom van „revitalisering‟ of „vernieuwing‟, hervormen steden over de hele wereld hun stedelijke
ruimten om op die manier hun stadscentra te doen heropleven en globaal kapitaal aan te trekken
(Swanson, 2007, p. 709). Ook in Kaapstad is zichtbaar hoe de kapitaalkrachtige klasse de stad tracht in
te palmen, en actoren zoals landlopers en straatventers via wetten uit het stadsbeeld weg te werken.
Zoals later nog zal besproken worden, zien zij in de evenementen rond de FIFA Wereldbeker de ideale
gelegenheid om hun doel waar te maken29
. Dat dit „urban revanchism‟ en andere manieren om
stadscentra een neoliberaal Utopia te maken, sociale en ruimtelijke polarisatie, en gentrificatie
stimuleert, ligt voor de hand.
1.3. Urbane Neveneffecten van het neoliberalisme: Polarisatie & Gentrificatie
De neveneffecten van het „roll out‟ neoliberalisme zijn ondertussen gekend. Een doordringend
marktfalen, hardnekkige werkloosheid, een versterkte inkomensongelijkheid30
, nieuwe vormen van
sociale polarisatie, een dramatische intensifiëring van een ongelijke ontwikkeling op alle ruimtelijke
schalen, een toename van gentrificatie, destructieve interlokale competitie, wijdverspreide
coördinatieproblemen, en een veralgemeende sociale onzekerheid zijn enkele voorbeelden van de
negatieve gevolgen van het huidige beleid (Brenner & Theodore, 2002; Smith, 2002; Peck et al., 2009,
p. 51; Wacquant, 2002, p. 221). Andere critici menen dat het centrale probleem binnen de globale
neoliberale herstructurering ligt in het feit dat het de democratische burgerrechten van burgers
ontneemt. Volgens hen wordt de inspraak van burgers en hun verkozenen in de overheid ontnomen, en
aan transnationale corporaties en niet verkozen transnationale organisaties gegeven (Purcell, 2002, pp.
99-100; Cerny, 1999; Purcell, 2003).
„Sociale en ruimtelijke polarisatie‟, en „gentrificatie‟ zijn de belangrijkste neveneffecten van het
neoliberale beleid op stedelijk niveau en zullen in het gedeelte hieronder verder uitgelegd worden.
Deze fenomenen hangen heel nauw met elkaar samen, waardoor er soms geen duidelijk vaststaande
scheiding bestaat tussen hen. Zo kan de opkomst van „gated communities‟ in het stadscentrum
bijvoorbeeld gezien worden als een vorm van „urban revanchism‟, en kan dit zowel „sociale en
ruimtelijke polarisatie‟ als „gentrificatie‟ in de hand werken. Afgesloten wooncomplexen in het
29
Zie 3.2.1. van deze thesis. 30
Voor een overzicht, zie Bijlage 1.
28
stadscentra worden in de revanchistische ideologie namelijk gezien als een manier van de
middenklasse om de binnenstad weer te heroveren. Door gebieden in de stad te privatiseren, te
omheinen en de beveiliging op te drijven, kan men daar de grondprijzen de hoogte in drijven,
waardoor minder begoede klassen zich niet kunnen veroorloven om in deze gebieden te leven. Dit
zorgt ervoor dat deze geprivatiseerde wooncomplexen enkel rijke mensen huisvesten, en sociale
polarisatie in de stad verder in de hand werken.
1.3.1. Ruimtelijke en Sociale Polarisatie
Een welgekend neveneffect van het neoliberale beleid, is dat het zorgt voor polarisatie binnen de
samenleving. Als de Gini-indexen31
van sommige landen met elkaar vergeleken worden, is het
resultaat duidelijk. Landen die het neoliberalisme hoog in het vaandel dragen, zoals de Verenigde
Staten, hebben een opvallend hoge inkomensongelijkheid. Volgens het „CIA World Factbook‟ is de
Gini-index van de Verenigde Staten drastisch gestegen van 40,8 in 1997, naar 45 in 2007 (CIA, 2009).
Deze inkomensongelijkheid is aanzienlijk hoger dan in een land als België. Volgens een rapport van
de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie ligt de Gini-index veel lager in België, maar is deze
ook hier fors gestegen in het laatste decennium. Tussen 1997 en 2010 is de Gini-index in België
gestegen van 29,35 naar 35,2532
(FOD Economie, 2010). In de Verenigde Staten, het prototype van
een neoliberaal land, zijn er zowel diepe ruimtelijke als sociale kloven, die de scheiding tussen rijk en
arm steeds groter maken. Het contrast tussen de goed beveiligde citadellen van de rijken en de
verloederde en levensgevaarlijke buurten waarin de armen leven, wordt steeds scherper.
Ook op stedelijk niveau wordt deze scheiding steeds extremer. Marcuse en van Kempen (2002, p. 3)
verwijzen naar dit soort steden, waarin de bevolking door ruimtelijke en sociale obstakels gescheiden
wordt, met de term 'partitioned cities'. Deze 'verdeelde steden' worden niet alleen gekenmerkt door een
diepe kloof tussen de rijke en arme inwoners, ze gaan ook gepaard het ideologische geloof dat zowel
de staat als de stad niets aan deze kloof kan doen, omdat de druk om economisch competitief te zijn in
een geglobaliseerde wereld te groot is (Marcuse & van Kempen, 2002, p. 3). Lemanski gelooft dat het
„herordenen van de stad‟, om op die manier te kunnen meespelen in de globale economie, leidt tot
sociale en spatiale polarisering (2007, p. 450). Volgens deze auteur neemt de stedelijke segregatie
twee vormen aan. Ten eerste is er de categorisering en de verdeling van stedelijke ruimten volgens
31
De Gini-index is een methode om de mate van ongelijkheid van ontwikkelingen en verschijnselen te
berekenen. Het is een getal tussen 0 en 100. De waarde 0 correspondeert hierbij met „perfecte gelijkheid‟ (in dit
geval heeft iedereen hetzelfde inkomen) en 100 correspondeert met „perfecte ongelijkheid‟ (één persoon heeft al
het inkomen en de rest heeft geen inkomen) (CIA, 2009). 32
Gegevens verkregen door het gemiddelde te nemen van de Gini-index voor en na belastingen.
29
investeringen en ontwikkeling, wat leidt tot ruimtelijke polarisering; ten tweede is er de opsplitsing
van stedelingen via inkomens en klassen, wat zich vertaald in gepolariseerde socio-spatiale sectoren.
Hij meent dat deze polarisering niet enkel voorkomt in Europese en, meer in het algemeen, westerse
steden, maar steeds meer kan waargenomen worden in steden in het Zuiden. Marcuse (2002, pp. 28-29)
geeft deze neoliberale gepolariseerde steden de naam 'Post-Fordist or Globalizing Cities'33
. Hij meent
dat het kenmerkend aan dit type steden is dat de dienstensector zich volledig in het stadscentrum heeft
genesteld, wat er voor gezorgd heeft dat er minder jobs voor handarbeiders in dit gebied beschikbaar
zijn. De ruimte die oorspronkelijk door deze en ongeschoolde arbeiders werd ingenomen, krimpt
geleidelijk aan in door het gentrificatie-proces34
. Het centrum wordt steeds meer een enclave voor de
rijken. In dit proces heeft volgens Marcuse de staat wel degelijk een belangrijke rol. Deze kan de
extreme inkomensongelijkheden doen stijgen, en de ruimtelijke patronen die uit deze ongelijkheid
voortvloeien direct controleren (Marcuse & van Kempen, 2002, pp. 28-29).
1.3.2. Gentrificatie
Een tweede effect van neoliberale stadsplanning is gentrificatie35
, een proces dat zeer nauw aanleunt
bij het vorige neveneffect. Volgens Niedt (2006, p. 100) is dit een proces waarbij de rijkere, meer
geprivilegieerde inwoners en nieuwe invullingen van landgebruik36
, de armere, minder
geprivilegieerde inwoners vervangt, alsook de oudere invullingen van landgebruik. Kotze & van der
Merwe (2000, p. 40) omschrijven het als een proces waarbij de buurten in het stadscentrum, waar
vroeger de arbeidersklasse woonde, worden overspoeld door mensen uit de middenklasse met een
hoger inkomen. Dit resulteert op zijn beurt tot de verplaatsing van veel van de originele bewoners.
Volgens verscheidene auteurs zijn in de recente geschiedenis reeds drie golven van intense
gentrificatie zichtbaar geweest (Hackworth & Smith, 2000; Davidson, 2007; Niedt, 2006). Een eerste
golf speelde zich af voor de economische recessie van 1973, en bestond uit een sporadische
gentrificatie in de grotere steden. Hoewel deze gentrificatie sterk gelokaliseerd was, werd ze vaak
gesteund door de staat. Lokale en nationale overheden gebruikten het in een poging om de afname in
33
Naast de 'post-Fordistische of geglobaliseerde stad' maakt Marcuse(2002, pp. 28-29) onder andere een
onderscheid tussen de 'vroege prekapitalistische stad', de 'ontwikkelende commerciële stad', de 'koloniale stad',
de 'vroeg geïndustrialiseerde kapitalistische stad', de 'volwassen geïndustrialiseerde, Fordistische stad', en de
'socialistische stad'. 34
Zie 1.3.2. van deze thesis. 35
Dit proces is niet noodzakelijk zomaar een neveneffect van het neoliberale beleid. In sommige gevallen
stimuleert de staat actief het gentrificatieproces, waardoor het eerder een methode dan een neveneffect van het
neoliberaal beleid is. In deze thesis zal het gentrificatieproces echter bij neveneffecten besproken worden. 36
Namelijk, deze invullingen van landgebruik die de steun krijgen van de rijke inwoners en andere rijkere
burgers aantrekt (Niedt, 2006, p. 100).
30
de privémarkteconomie in de stadscentra tegen te gaan. De economische recessie in '73 bevorderde de
overschakeling van investeringen in onproductieve naar productieve sectoren, wat de basis legde voor
de herinvestering in werk-, ontspannings- en woongelegenheden in het stadscentrum (Hackworth &
Smith, 2000, p. 466; Niedt, 2006, p. 100).
Toen de markten na de depressie opnieuw begonnen te herleven, welde de gentrificatie op als nooit
tevoren. De rol van de staat was in deze tweede golf van gentrificatie veel minder aanwezig dan in de
vorige golf. „Roll back‟ neoliberale staatsleiders geloofden namelijk in het 'laissez-faire' principe en
focusten zich eerder op het stimuleren van de privé markt, dan op het actief stimuleren van de
gentrificatie. Deze golf duurde tot het einde van de jaren '80, en werd gekarakteriseerd door zijn
integratie in een bredere context van economische en culturele processen op een globale en nationale
schaal (Niedt, 2006, p. 100; Hackworth & Smith, 2000, pp. 466-468).
De derde golf van gentrificatie kwam net na de recessie van de vroege jaren '90. Deze postrecessie
golf verschilt in vier opzichten van zijn voorgangers. Ten eerste verspreidde gentrificatie zich zowel in
buurten van het stadscentrum die reeds door de vorige golven waren beïnvloed, als in verder afgelegen
buurten. Ten tweede werden door de herstructurering en de globalisering grotere plannenmakers
betrokken bij het gentrificatie proces. Ten derde daalde het effectieve verzet tegen gentrificatie.
Tenslotte, en misschien meteen ook de belangrijkste verandering, was dat de staat met zijn „roll out‟
neoliberale ideologie, veel meer betrokken was in het gentrificatie proces dan in vorige golf
(Hackworth & Smith, 2000, p. 468; Smith, 2002, pp. 441-443). De overheid stimuleerde het
gentrificatie proces actiever, in de hoop op die manier de stadsvlucht tegen te gaan en de
kapitaalkrachtigen terug naar de binnenstad te lokken. De derde golf van gentrificatie wordt door de
staat als een positieve en noodzakelijke ruimtelijke strategie ervaren binnen
stadsvernieuwingsprogramma‟s (Smith, 2002, p. 445). Een mooi voorbeeld van de actieve
betrokkenheid van de staat in België kan teruggevonden worden in het „Liberaal Stedenmanifest‟
(2004) van de toenmalig regerende partij, de VLD.
“Voor ons is gentrification, de inwijking van een begoede klasse in achtergestelde wijken, niet per se
een vies begrip. De stedelijke renaissance is slechts in beperkte mate het gevolg van een beleid tot op
heden, het is vooral een spontane nieuwe dynamiek in de samenleving. Wij willen een stedelijke
overheid die de nodige ruimte schept, letterlijk en figuurlijk voor deze trend.”
(Van Rouveroij, Leysen, & Gatz, 2004, p. 7)
31
Een andere Vlaamse partij die vindt dat actieve gentrificatie moet gebruikt worden om stadsverval
tegen te gaan is het Vlaams Belang. In zijn programmaboek van 2004, staat het volgende op:
“In belangrijke mate is de nog steeds voortschrijdende verstedelijking van Vlaanderen het gevolg van
de stadsvlucht. Alsmaar meer mensen verlaten de stad. Op de vlucht voor verkrotting, vervreemding,
criminaliteit en een hoge belastingdruk. Deze uittocht naar de voorsteden en de groene gemeentes legt
een zware druk op de zeldzame open ruimtes. Het Vlaams Belang wil de stadsvlucht zo snel mogelijk
stoppen. De overheid moet wonen en werken in de stad weer aantrekkelijk maken. Daarvoor is een
pakket maatregelen nodig. Wij denken daarbij aan een harde aanpak van de criminaliteit, aan de
sanering van verloederde wijken en aan het verlenen van premies en subsidies die het wonen in de
stad ook fiscaal bevorderen.”
(Vlaams Belang, 2004, p. 67)
De belangen van de arme klasse worden met dit soort beleid volledig over het hoofd gezien, en de
sociale en ruimtelijke kloof tussen arm en rijk wordt alleen verdiept.
32
2. Zuid-Afrika in een neoliberaal kader: Eerste van de Afrikaanse klas
Neoliberalisme wortelde zich niet enkel in het Westerse, Anglo-Amerikaanse beleid. Ook in het
Zuiden duurde het niet lang voor de eerste tekenen van een neoliberale opgang duidelijk werden. Na
zijn benoeming in 1994, koos het Zuid-Afrikaanse ANC vrij snel om het neoliberale pad te volgen, ten
koste van zijn eerder sociale gedachtegoed waarvoor het gekend stond tijdens zijn strijd tegen de
apartheid. In het volgende gedeelte zal onderzocht worden wat de drijfveren achter deze overgang
waren. Ook hier zal duidelijk worden waarom het beter is te spreken over „actually existing
neoliberalism‟. Het neoliberale beleid dat gevoerd wordt in Zuid-Afrika, is getekend door de unieke
context en geschiedenis van het land. In een poging om met zijn apartheidsverleden af te rekenen, zal
de ANC-top niet-neoliberale aspecten incorporeren in het beleid. Deze zullen later uitgebreid aan bod
komen. Verder zal vermeld worden welke de neveneffecten van dit neoliberaal beleid zijn, en wat de
gevolgen ervan zijn op stedelijk niveau.
2.1. Politiek-economische geschiedenis van Zuid-Afrika
2.1.1. Het Nieuwe Zuid-Afrika
“Ze hebben ons nooit bevrijd. Ze hebben alleen de ketenen van onze nek gehaald en die om onze
enkels gelegd”
(Rassool Snyman, zoals aangehaald door Klein, 2009, p. 252)37
Tien mei 1994 wordt nog steeds gezien als een keerpunt in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Het was
de dag dat er definitief een einde kwam aan de decennia lange onderdrukking van de zwarte bevolking
door het apartheidsregime. De dag dat de hoop ontstond dat gelijkheid eindelijk zou heersen in de
regenboognatie. De dag dat Nelson Mandela als eerste niet-blanke president werd van Zuid-Afrika.
Deze ommekeer kwam er na een jarenlange strijd van onder andere het ANC tegen het racistische en
discriminerende beleid van de Nasionale Party (NP), de voormalige regerende partij die vooral de
belangen van de blanken verdedigde. Toen het ANC aan de macht kwam bestond zijn voornaamste
taak er dan ook in om de onrechtvaardigheden die de zwarte bevolking in het verleden waren
aangedaan, ongedaan te maken en de economische positie van deze mensen te verbeteren. Deze
doelstellingen leefden al geruime tijd bij het ANC. In het Freedom Charter (1955) werden ze voor
het eerst verwoord:
37
Rassool Snyman was een activist tegen apartheid
33
“The people shall share in the country‟s wealth!
The national wealth of our country, the heritage of all South Africans shall be resorted to the people;
The mineral wealth beneath the soil, the banks and monopoly industry shall be transferred to the
ownership of the people as a whole;
All other industries and trade shall be controlled to assist the well-being of the people;
All people shall have equal rights to trade where they choose, to manufacture and to enter all trades,
crafts and professions.”
(Marais, 1998, p. 124)
Het „Discussion Document on Economic Policy‟ uit 1990 was de eerste poging van het ANC om zijn
economisch beleid beter uit te werken. Het DEP-document had een duidelijke Keynesiaanse
ondertoon en voorzag een actieve rol voor de staat in de uitbouw van de industriële sector en het
wegwerken van ongelijkheden tussen arm en rijk, man en vrouw, blank en zwart. Het centrale thema
van dit document was „Growth through Redistribution‟38 (Walraet, 2001, pp. 124-125; Marais, 1998,
pp. 124-126; Natrass, 1994, pp. 346-347; Davis, 2003, pp. 33-34).
Niet alleen de Zuid-Afrikaanse politiek en samenleving beleefden eind jaren '80 een ingrijpende
hervorming, de gehele wereldpolitiek werd door elkaar geschud. Met de implosie van het Sovjetrijk,
verdween ook het communisme als concurrerende ideologie voor het kapitalisme. De wereld zoals die
bestond ten tijde van het Freedom Charter was verdwenen. Het neoliberalisme werd het populaire
discours binnen de Westerse wereld, en het internationale wereldbeeld werd gedomineerd door de
Washington Consensus. Binnen deze manier van denken waren loonbeperkingen, inflatiecontrole en
handelsliberalisering de sleutels tot succes (Walraet, 2001, p. 261; Southall, 2006, p. 69; Bond, 2000,
p. 55). Het ANC moest kiezen tussen de ideologie waarop het al decennia steunde, en waarin de
achterban en de coalitiepartijen SACP en COSATU geloofden, en het advies van internationale
investeerders en het IMF, waarvan het ANC het kapitaal broodnodig had om de economie snel te doen
groeien (Tangri & Southall, 2008, p. 700; Turok, 2008, pp. 19-48).
38
Hiermee wordt bedoeld dat de staat de vraag moest aanwakkeren, door ervoor te zorgen dat de arme bevolking
meer inkomen had, zodat deze meer kon uitgeven en op die manier de economische groei kon stimuleren (Davis,
2003, p. 34)
34
2.1.2. Eerste stappen van het ANC als regerende partij
In 1994 bracht het ANC het ‘Reconstruction and Development Program’ uit. Dit document pleitte
voor een Keynesiaanse beleid en een interventiepolitiek39
. Het RDP verdedigde een
herverdelingsstrategie, die de positie van de gemarginaliseerde zwarte meerderheid moest verbeteren
(Walraet, 2001, p. 244).
“The fundamental principles of our economic policy are democracy, participation and development.
We are convinced that neither a neither a commandist central planning system nor an unfettered free
market system can provide adequate solutions to the problems confronting us. Reconstruction and
development will be achieved through the leading and enabling role of the state, a thriving private
sector, and active involvement by all sectors of civil society which in combination will lead to
sustainable growth.”
(African National Congress, 1994, para. 4.2.1.)
Bond (2000, p. 54) ziet dit document als een compromis tussen het macro-economisch
neoliberalisme en het tevreden houden van de achterban40
. Het RDP genoot namelijk volop de
steun van het SACP en de vakbonden. Dit was ook nodig, want het ANC had hun stemmenaantal hard
nodig tijdens zijn verkiezingscampagne. Op dit moment zag het er nog naar uit dat ideologie
belangrijker zou zijn dan economie (Walraet, 2001, p. 246; Turok, 2008, pp. 75-110; Maré, 2003, p.
36; Adam, 1997, pp. 241-242).
39
Zo eiste het RDP bijvoorbeeld dat de overheid substantiële fondsen voorzag voor landherverdeling, dat het
subsidies uitreikte om huisvesting betaalbaar te houden voor iedereen, en dat het de interestvoeten laag hield
(Natrass, 1994, p. 358)
40 COSATU, communistische partij, ANC-achterban, stedelijke bewegingen zoals de 'SA National Civic
Organistion', de ANC-gerelateerde vrouwenbeweging, studenten- en jongerenverenigingen,...
35
2.1.3. Binnenlandse en Buitenlandse Druk
“Hé, we hebben de staat, maar waar is de macht?”41
Ideologie alleen was echter niet genoeg om een samenleving leefbaar te houden. De Zuid-Afrikaanse
economische groei was al sinds de jaren ‟70 vertraagd, maar kende begin jaren ‟90 een waar
dieptepunt. Tussen maart 1989 en mei 1993 hield een sterke recessie Zuid-Afrika in zijn greep. De
frustratie en chaos die daarmee gepaard ging, zorgde ervoor dat tijdens de overgangsperiode begin
jaren '90, het land op het punt van een burgeroorlog stond (Habib & Padayachee, 2000, p. 246). “De
townships werden geterroriseerd door bendes die door de Nasionale Party waren bewapend, de politie
richtte nog steeds bloedbaden aan, leiders werden nog steeds vermoord en iedereen had het er
voortdurend over dat het land afgleed naar een massale uitbarsting van geweld” (Klein, 2007, p. 254).
Binnen de top van het ANC leefde de vrees dat, indien chaos en instabiliteit de bovenhand zouden
krijgen in Zuid-Afrika, zij alles waar ze ooit voor gevochten hadden door hun vingers zouden zien
glippen. Het apartheidsregime zou profiteren van maatschappelijke chaos om zijn macht te behouden.
Het ANC moest dus kost wat kost maatschappelijke stabiliteit brengen, en dit kon alleen als men
economische stabiliteit kon verzekeren.
Het apartheidsregime had er echter in zijn regeerperiode voor gezorgd dat de belangrijkste
economische bedrijven in handen waren van blanke ondernemers. Tijdens de onderhandelingen tussen
de NP en het ANC deed de eerste partij er dan ook alles aan om de economische macht nog verder te
consolideren in blanke handen. De ANC-top zag politieke onafhankelijkheid van het ANC als
prioritaire doelstelling. 'Kleine economische toegevingen' aan de NP zoals de onafhankelijkheid van de
centrale bank in handen van Chris Stals42
en het in dienst blijven van Derek Keyes als minister van
Financiën43
, zagen zij als noodzakelijk bij het bereiken van een compromis met het vroegere
apartheidsbewind (Klein, 2007, pp. 247-250). De ANC-top besefte dat een te socialistisch of raciaal
beleid de blanke economen zou afschrikken, en dat dit de Zuid-Afrikaanse economie niet ten goede
zou komen. Dit werd trouwens meermaals bewezen. Telkens wanneer Mandela bijvoorbeeld
uitspraken deed in de richting van nationalisatie, ontstond er regelrechte paniek op de Zuid-Afrikaanse
aandelenbeurs, en daalde de waarde van de Rand zienderogen (Klein, 2007, pp. 256-257; Tangri &
Southall, 2008, p. 702; Natrass, 1994, pp. 344-345). De leiders van het ANC wilden eerst en vooral de
41
Mopje in de wandelgangen, onthouden door Patrick Bond; aangehaald door Klein (2007, p. 251).
42 Hoofd van de centrale bank onder het apartheidsregime.
43 Derek Keyes was ook minister van Financiën tijdens het apartheidsregime.
36
toestand gestabiliseerd en hun macht geaffirmeerd zien. Ze geloofden dat enkel door middel van een
neoliberaal beleid een economische crisis binnen het land vermeden kon worden, dat enkel zo
buitenlandse investeerders konden gelokt worden, en enkel op die manier maatschappelijke stabiliteit
kon gecreëerd worden. Niet lang na zijn verkiezing, liet het ANC dan ook zijn socialistische ideologie
voor een groot deel varen en liet economie primeren op ideologie (Davis, 2003, pp. 43-47; Bond, 2000,
pp. 49-52; Turok, 2008, pp. 49-74).
“In ons economisch beleid...wordt geen enkele maal verwezen naar dingen als nationalisatie, en dat is
niet toevallig. Er staat geen enkele leuze in die ons met welke linkse ideologie dan ook verbindt.”
(Mandela, zoals aangehaald door Klein, 2009, p. 258)
2.1.4. GEAR: het ‘roll back’ neoliberalisme van het ANC
Dat het neoliberale denken de bovenhand gekregen had op het socialistisch denken, werd duidelijk in
het ‘Growth, Employment and Redistribution’-programma dat de ANC-regering in 1996 lanceerde44
.
Terwijl het RDP een nog eerder interventionistisch en uitgesproken Keynesiaans karakter had, was
GEAR meer marktgericht en uit op privatisering (Bond, 2000, p. 55; Tangri & Southall, 2008, p. 702;
McDonald & Smith, 2004, p. 1463). Volgens deze nieuwe doctrine komt groei niet meer uit
herverdeling, zoals verdedigd werd in het DEP-document45
, maar zal juist omgekeerd, herverdeling uit
groei volgen. „Redistribution through Growth‟ werd het nieuwe stokpaardje van de ANC-top (Walraet,
2001, p. 256). Het GEAR-programma zegt dat groei enkel kan verwezenlijkt worden door de
internationale handel te liberaliseren, en door voor de heropbouw van de staat op de
marktmechanismen en de integratie in de globale economie te vertrouwen (Miraftab, 2007, p. 604;
Turok, 2008, pp. 111-138). Op die manier koos de nieuwe Zuid-Afrikaanse regering om, tegen de wil
in van zijn achterban46
, een neoliberale koers te volgen, en kapitaal aantrekken als prioritaire
doelstelling te promoveren (Davis, 2003, pp. 37-42). In 2006 werd deze neoliberale lijn doorgetrokken
met de introductie van het ASGISA47
(ASGISA Task Force, 2007).
44
Eigenlijk waren er al aanwijzingen dat het ANC de socialistische koers ging laten varen, bij de aanname van
het RDP-witboek, vijf maanden nadat het RDP uitgebracht was. De prioriteiten van het RDP-witboek waren
reeds verschoven weg van basisnoden en herverdeling, en ten voordele van groei- en investeringsaccenten
(Walraet, 2001, p. 246) 45
Zie 2.1.1. van deze thesis. 46
De vakbondskoepel COSATU werd niet geraadpleegd bij de aanname van GEAR. Dit insnoeren van de
vakbondsmacht kan als een vorm van „roll back‟ neoliberalisme gezien worden. 47
Dit programma legt ook een duidelijke klemtoon op het wegwerken van armoede en past dus eerder in het „roll
out‟ neoliberalisme. Voor meer uitleg, zie (ASGISA Task Force, 2007).
37
2.2. Het ‘Actually Existing Neoliberalism’ van Zuid-Afrika: Verzet en padafhankelijkheid
Het zou echter onjuist zijn te beweren dat een ongebreideld neoliberalisme Zuid-Afrika nu in zijn
greep houdt. Heel wat aspecten van het Zuid-Afrikaanse beleid dragen nog steeds een sociale
stempel48
. Toen het neoliberalisme in de jaren ‟90 zijn opgang maakte in Zuid-Afrika, moest het land
trachten te overleven in een bepaalde context en leren om te gaan met zijn unieke geschiedenis. Het
neoliberalisme is dominant geworden in Zuid-Afrika, omdat het zich zo goed aanpaste aan de situatie
en gebruik maakte van de speciale context. Door de markt, in tegenstelling tot de apartheidsstaat uit
het recente verleden, als niet-discriminerend terrein te promoten, trachtte de neoliberale top
populariteit te verwerven. Het verleden werd gebruikt om hun nieuwe discours te introduceren
(Ruiters, 2006, p. 293). De ANC-top kon het echter niet alle sociale aspecten uit zijn programma
schrappen, doordat het de arme zwarte bevolking, die de meerderheid van de populatie en het grootste
aandeel van hun kiespubliek vertegenwoordigde, beloofd had via „rechtstellende actie‟49
hun positie in
de maatschappij te verbeteren. Om als dominante ideologie te kunnen overwinnen, moest het
neoliberalisme dus op bepaalde gevoelige punten iets minder radicaal gemaakt worden dan misschien
gewenst. Dit neoliberale beleid met zijn sociale kantjes, beïnvloed door de unieke geschiedenis van het
land, bewijst waarom het in Zuid-Afrika noodzakelijk is te praten over „actually existing
neoliberalism‟. In het volgende gedeelte worden de sociale aspecten binnen het Zuid-Afrikaanse
beleid belicht, als bewijs voor het bestaan van het AEN in het land. Zo zal vermeld worden wat de
belangrijkste kenmerken van het sociale ANC-beleid zijn, en welke nieuwe programma‟s de
neoliberale ANC-top moest creëren om zijn achterban tevreden te houden.
2.2.1. Armoede verminderingsstrategieën in Zuid-Afrika: druppels op een hete plaat
De Zuid-Afrikaanse staat werkt over het algemeen met drie soorten projecten om de armoede terug te
schroeven. Deze armoede verminderingsstrategieën zijn (1) het uitvoeren van openbare werken, (2)
het uitbouwen van een sociaal zekerheidssysteem, en (3) het toepassen van 'Poverty Alleviation
Programs' (PAPs) (Mubangizi, 2008, pp. 177-178). Hieronder worden deze strategieën kort besproken,
en wordt er uitgelegd waarom deze volgens Mubangizi (2008) niet voldoende zijn.
48
Zo meent Jensen (2005, p. 564) dat het land meer aan welvaart, educatie en gezondheidszorg spendeert dan
ooit tevoren. 49
De term ‘rechtstellende actie’ is afgeleid van de Afrikaanse term „regstellende aksie‟. Afrikaners gebruiken
deze term om te verwijzen naar het affirmative action-beleid van de huidige Zuid-Afrikaanse regering. Volgens
de International Labour Organisation is affirmative action “a coherent set of measures of a temporary nature
with the specific goal of improving the position of members of a targeted group in regard to one or more aspects
of social life, in order to achieve equality” (Hermann, 2007, Glossary). Rechtstellende actie is dus een set van
maatregelen die voor meer gelijkheid binnen een bepaalde samenleving moet zorgen. Deze gelijkheid kan enkel
tot stand komen door de toestand van de groep die in het verleden benadeeld was, te verbeteren.
38
Openbare werken worden gebruikt om infrastructuur, land- en waterbronnen te ontwikkelen en om
tewerkstelling te voorzien voor de meest kwetsbare lagen van de bevolking, zoals vrouwen en
mindervaliden. Het probleem met dit soort tewerkstelling is dat het tijdelijk is, en geen oplossing biedt
op lange termijn. De wet schrijft voor dat niemand langer mag tewerkgesteld worden in openbare
werken dan 2 jaar binnen een 5-jarencyclus (Department of Labour zoals aangehaald door Mubangizi,
2008, p. 177). Wegens de kortheid van deze periode, is het onwaarschijnlijk dat de werknemer zijn
kans om tewerkgesteld te worden in de toekomst zal verhogen. Ook de overdracht van vaardigheden
(„skills transfer‟) en het aantal banen dat gecreëerd wordt, zijn te gelimiteerd (Mubangizi, 2008, p.
177). Volgens Skweyiya (zoals aangehaald door Mubangizi, 2008, p. 177) worden er per jaar 220.000
jobs gecreëerd via openbare werken. Deze 220.000 extra jobs kunnen echter geen fundamentele
oplossing bieden voor de 25,2% van de Zuid-Afrikaanse populatie die werkloos is50
(Statistics South
Africa, 2010, p. 12). McCord (2004) meent dan ook dat openbare werken enkel een oplossing kunnen
bieden in combinatie met andere maatregelen om de armoede te verminderen.
Het Zuid-Afrikaans sociaal zekerheidssysteem is een tweede manier om met de armoede om te gaan.
Deze bestaat uit zowel „cash benefits‟ als „in-kind benefits‟. ‘Cash benefits’ worden beheerd door het
Departement van Sociale Ontwikkeling. Hun taak bestaat er in een inkomen te verschaffen aan de
armste mensen uit de bevolking. Er wordt vooral gericht op kinderen onder de 14 jaar, ouderen boven
de 60 en 65 jaar (resp. voor vrouwen en mannen), andersvalide personen (ook personen die aan AIDS
lijden), en adoptiekinderen. ‘In-kind benefits’ zijn geen financiële maar materiële voordelen.
Basisvoedingsmiddelen of -diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs, en behuizing zijn enkele van
deze soort voordelen. Ook gratis medische zorg voor zwangere vrouwen en kinderen jonger dan 6 jaar,
gratis water, en gratis openbaar vervoer behoren hiertoe. Hoewel het sociale zekerheidsstelsel in Zuid-
Afrika vrij uitgebreid is vergeleken met andere ontwikkelingslanden, kan men volgens Mubangizi de
efficiëntie en effectiviteit ervan in vraag stellen. „Cash transfers‟ geraken namelijk meestal niet tot bij
de meest kwetsbare en armste groepen van de bevolking. Zo krijgen kinderen die aan het hoofd staan
van een huishouden geen toegang tot deze voordelen, omdat deze enkel door volwassenen in het bezit
van een identiteitskaart kunnen aangevraagd worden. Ook zijn er veel mensen die voldoen aan de
voorwaarden om toegang te krijgen tot deze voordelen, maar ze simpelweg niet krijgen omdat ze niet
overweg kunnen met het systeem (Mubangizi, 2008, p. 178).
50
Zie Bijlage 2.
39
Een derde manier van armoedeverlichting gebeurt via het opzetten van „anti-armoede projecten‟. Sinds
1994 heeft het „Departement voor Sociale Ontwikkeling‟ over het hele land een groot aantal ‘Poverty
alleviation projects’ opgericht, die als doel hadden vrouwen, jongeren en invalide personen te steunen.
Sommige van deze projecten hebben een positieve impact gehad op hun doelpubliek, maar over het
algemeen kan gesteld worden dat ook dit soort projecten geen significante impact hebben gehad op het
enorme werkloosheidscijfer en de armoede in Zuid-Afrika (Mubangizi, 2008, pp. 178-179). Volgens
sommigen is de armoede op basis van ras en de raciale ongelijkheid in Zuid-Afrika even groot als
tijdens de apartheidsperiode of zelfs gestegen (Mubangizi, 2008, p. 174; Pieterse, 2006, p. 286). Een
recent rapport van Stats SA (2010) toont dat de kloof tussen het werkloosheidscijfer bij Afrikanen
(29,7%) en het werkloosheidscijfer bij blanken (6,1%) nog steeds dramatisch is51
.
2.2.2. Black Empowerment: vijl voor de scherpe kantjes van het neoliberaal beleid
Een andere manier die de Zuid-Afrikaanse staat gebruikt om de economische ongelijkheid die
jarenlange apartheid met zich meegebracht heeft, weg te werken, is via „rechtstellende actie‟ of
„affirmative action‟. Dit is volgens Tierney “a set of preventive mechanisms designed to minimise the
probability of discrimination in the labour market in an attempt to address the historical injustices
suffered by specific groups so as to create diversity in the workforce. The main objective of these
measures is to allow every ethnic or racial group to have an opportunity to be represented in the
economic activities of the country” 52 ( Tierney zoals aangehaald door Modisha, 2008, p.159).
„Rechtstellende actie‟ heeft sinds begin de jaren ‟90 altijd op de agenda van de regering gestaan, maar
is doorheen de jaren naar de achtergrond geschoven ten voordele van een uitgesprokener neoliberaal
beleid. Tegen het einde van de jaren ‟90 werd echter duidelijk dat het GEAR-programma er niet in
slaagde om de ANC-achterban, COSATU en het SACP tevreden te houden. De frustratie over het feit
dat de ‘Black Economic Empowerment‟ 53 (BEE) niet snel genoeg ging, steeg binnen de Zuid-
Afrikaanse bevolking, en er gingen steeds meer stemmen op om de staat een actievere rol te laten
spelen in het promoten van „Black Empowerment‟. Het ANC zag in dat de spanningen die uit deze
onrust vloeiden, de politieke stabiliteit van het nieuwe Zuid-Afrika konden ondermijnen (Tangri &
Southall, 2008, p. 704; Southall, 2004, p. 321).
51
Zie bijlage 2. 52
Deze definitie van rechtstellende actie is gebaseerd op drie principes: het herstellen van historische
onrechtvaardigheden, het uitwissen van huidige discriminerende praktijken, en het nemen van preventieve
maatregelen voor arbeidspraktijken in de toekomst (Modisha, 2008, p.159 ). In tegenstelling tot de algemene
definitie van de International Labour Organisation (zie voetnoot 57 van deze thesis), is deze omschrijving
volledig gericht op de economie.
53 Wetgevingen zoals de BEE-act, die gecreëerd zijn met het doel de tewerkstelling van de zwarte populatie in
de zakenwereld te stimuleren. Voor meer informatie, zie (Iheduru, 2004; Southall, 2004; Tangri & Southall,
2008; Southall, 2006; Freund, 2007)
40
Om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de zwarte bevolking, werd in 1998 de „Employment
Equity Act‟ afgekondigd. Deze wetgeving moest voor een verdere regulering van „affirmatieve actie‟
in Zuid-Afrika zorgen. “Depending on the size of the business or organisation concerned, employers
are required to submit annual or biennial reports to demonstrate progress with affirmative action”.
Wanneer een bedrijf „affirmatieve actie‟ niet snel genoeg introduceert, kunnen er hoge boetes of andere
sancties volgen, of kunnen de overheidscontracten teruggetrokken worden (2007, Glossary). Omdat de
kritiek54
bleef aanhouden, voerde de staat in 2004 een laatste grote hervorming van de Black Economic
Empowerment-strategie door. Deze staan beschreven in de „Broad-Based BEE-act‟. Deze wet bevat
„Codes of Good Practice‟ die uitleggen hoe men kan meten hoe goed een bedrijf zich inzet voor de
BEE (Tangri & Southall, 2008, p. 706; Turok, 2008, pp. 139-178).
2.3. Nationale neveneffecten van het neoliberalisme: Ongelijkheid neemt dramatische proporties
aan
Zoals duidelijk blijkt uit de toelichting hierboven, kent het Zuid-Afrikaanse overheidsbeleid sinds
1994 een duaal karakter. Langs de ene kant voelt het zich verplicht om de raciale discriminatie, die
tijdens het apartheidsregime gecreëerd werd, weg te werken. Omdat het armste deel van de Zuid-
Afrikaanse bevolking grotendeels uit zwarten55
bestaat, en dit nu net ook de groep is die tijdens het
apartheidsregime gediscrimineerd en benadeeld werd, kan de Zuid-Afrikaanse staat het zich niet
veroorloven om een uitsluitend neoliberaal beleid te voeren, dat de armen aan hun lot overlaat. Via
BEE-programma‟s tracht de regering de zwarte bevolking te steunen in hun klim op de economische
ladder. Ook gebruikt de staat allerhande armoedeverminderingsstrategieën zoals het creëren van
tewerkstelling via grootschalige openbare werken, het verder uitbouwen van het sociaal
zekerheidssysteem, en het gebruiken van „poverty alleviation projects‟ (PAPs), om op die manier de
steun van de arme massa te behouden (Mubangizi, 2008, p. 176). Langs de andere kant probeert de
regering van de Zuid-Afrikaanse economie een competitieve speler te maken, die kan opboksen tegen
andere sterke actoren in de wereldeconomie. Dit tracht men onder andere te verwezenlijken via het
GEAR- (1996) en ASGISA-programma (2006)56
.
54
Blanken vonden dat de EEA-act te weinig rekening hield met de belangen van de blanke minderheid
(Modisha, 2008, p. 171), en de zwarte bevolking klaagde dat Black Economic Empowerment enkel een kleine
Afrikaanse elite rijk maakte (Freund, 2007, p. 672), en dat bedrijven, vooral in de landbouwindustrie, zich
nauwelijks iets aantrokken van het BEE-programma en niet werden afgestraft door de overheid (Tangri &
Southall, 2008, p. 702) (Er moet op gewezen worden dat dit niet de mening is van de volledige zwarte, of de
volledige blanke bevolking, en dat dit zeker niet veralgemeend mag worden.)
55 Met de term zwarten, wordt in deze context naar zowel Afrikanen, kleurlingen als Indiërs verwezen. 56
Zie ook (Gray, 2006).
41
Het „rechtstellende actie‟-beleid kent enkele significante effecten. „Affirmative action‟ heeft ervoor
gezorgd dat burgers privileges van de staat en andere institutionele actoren krijgen op basis van het feit
dat ze tot een historisch benadeelde groep horen. BEE-instellingen voorzien zwarte en andere
benadeelde groepen van subsidies en leningen om op die manier verscheidenheid te brengen in het
eigenaarschap en de bestuursprofielen van Zuid-Afrikaanse bedrijven. Studenten uit historisch
benadeelde groepen krijgen beurzen om zo hun instroom naar universiteiten en hogescholen te
vergemakkelijken. De meest belangrijke evolutie is echter dat zwarte bedrijfsmensen enorm gesteund
worden in hun ondernemingen. Dit gebeurt zowel door staatsleningen die op basis van preferentiële
voorwaarden worden toegekend, als door gewettigde „diversity targets‟ voor bepaalde sectoren in de
markt (Habib & Bentley, 2008, pp. 21-22). Toch hebben deze programma's niet de vruchten
afgeworpen waarop men gehoopt had. De Zuid-Afrikaanse samenleving is zowel op sociaal, ruimtelijk,
als economisch vlak nog erg verdeeld en ongelijk. Data uit het „CIA World Factbook‟ en de databank
van de Wereldbank tonen aan dat de Gini-index van Zuid-Afrika tussen ‟93 en ‟95 lichtjes daalde, van
59,33 naar 56,59, maar daarna, net als in verscheidene andere neoliberale landen, daarna weer
dramatisch steeg naar 65 in 2005 (CIA, 2009; The World Bank Group, 2010) 57
. Daardoor hoort Zuid-
Afrika, naast onder andere Brazilië en Bolivia bij de 5 meest ongelijke landen ter wereld. Terwijl de
ANC-regering gehoopt had dat een neoliberaal beleid, via een „trickle down‟ effect, de -voornamelijk
zwarte- arme bevolking ten goede zou komen, bewijzen deze cijfers het tegenovergestelde. In 2008
leefde de helft van de 46,9 miljoen Zuid-Afrikanen onder de armoede grens (Mubangizi, 2008, p. 175).
Ook op tewerkstellingsvlak is Zuid-Afrika nog steeds sterk (raciaal) verdeeld. Volgens een onderzoek
in 2006 van Stats SA is het merendeel van de zwarte bevolking nog steeds sterk geconcentreerd in de
laagste beroepscategorieën en vermindert de vertegenwoordiging van zwarten naargelang de
beroepscategorie hoger wordt58
(Stats SA, zoals aangehaald door Modisha, 2008). Het Zuid-
Afrikaanse neoliberaal en BEE-beleid hebben er vooral voor gezorgd dat een kleine groep zwarten het
elitaire blanke business clubje kon vervoegen, en dat de zwarte massa op economische vlak er even
slecht, of nog slechter aan toe is dan voordien.
In het volgende gedeelte zal bekeken worden welke impact het neoliberaal beleid dat op nationaal
niveau gevoerd wordt, heeft op de Zuid-Afrikaanse steden. Verder zal er gekeken worden of Zuid-
Afrikaanse steden dezelfde centrale functie op zich nemen als in andere landen met een neoliberaal
beleid. Eerst wordt er kort besproken welke rol steden hebben gespeeld doorheen de Zuid-Afrikaanse
politiek-economische geschiedenis, en welke impact dit heeft gehad op de vormgeving van de huidige
Zuid-Afrikaanse steden.
57
Gegevens over de Gini-index ten tijde van het apartheidsregime zijn niet te verkrijgen zowel in de Worldbank
Databank, het HDR 2009, als het CIA Worldfactbook. 58
Zie Bijlage 3.
42
2.4. Impact van GEAR en andere neoliberale projecten op Zuid-Afrikaanse steden
Steden hebben steeds een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de moderne Zuid-Afrikaanse
politieke economie. In de 19e, begin 20
ste eeuw waren ze de voornaamste verzamelplaatsen voor het
kapitaal dat uit de mijnindustrie gehaald werd. Steden waren de weerspiegeling bij uitstek van de
bestaande spatiale en raciale scheidingen tijdens het apartheidsregime. Het is om deze reden dat steden
ook voor de postapartheid-overheid, centrale elementen zijn gebleven in de strijd tegen de spatiale,
economische en sociale ongelijkheden die apartheid had veroorzaakt (Cornelissen, 2009, pp. 232-233).
Sinds het einde van apartheid heeft de nationale regering veel energie gestoken in het hervormen van
de geografie van de Zuid-Afrikaanse economie, deels om spatiale en raciale scheidingen weg te
werken, deels om economische crisis en de „white-flight‟ van de jaren ‟80-‟90 tegen te gaan (Visser,
2002, p. 419). Het GEAR-programma („96) en de Grondwet (‟96) zorgden voor doorslaggevende
veranderingen in het postapartheidsbeleid, die volledig in de lijn lagen van het globaal neoliberaal
denken. Zo werden bijvoorbeeld lokale autoriteiten in de Grondwet benoemd tot sleutelspelers in de
promotie van de economie en de sociale ontwikkeling in hun gebieden. Lokale overheden kregen de
opdracht om via „Local Economic Development Programs‟ (LEDs) de economie te doen groeien,
armoede te verminderen en nieuwe jobs te creëren (Rogerson, 1999, pp. 511-512; Cornelissen, 2009, p.
233).
Vooral drie specifieke wetten waren cruciaal voor de evolutie in het stedenbeleid: 'the Municipal
Demarcation Act' (No. 27 in 1998), 'the Municipal Structures Act' (No. 117 in 1998) en 'the Municipal
Systems Act' (No. 32 in 2000). Deze wetten concretiseren hoe macro-economische doelen bereikt
kunnen worden door gebieden op een specifieke manier te verdelen en te gebruiken. In de ‘Muncipal
Structures Act’ wordt gepleit voor een alternatieve manier van besturen. De wet verdedigt een model
van besturen waarbij in bepaalde stedelijke gebieden de macht wordt gecentreerd in een
overkoepelende uitvoerende raad. Dit soort bestuursmodellen staat algemeen bekend als 'mega-cities'
of 'Unicities'. Zoals later besproken zal worden, werkt ook Kaapstad met zo een 'Unicity'. De
‘Muncipal Systems Act’ (2000) verplicht wereldstedelijke autoriteiten om ontwikkelingsdoelen en -
programma's uit te tekenen door middel van „Integrated Devolopment Plans‟ (IDPs). De IDPs die door
de metropolissen Johannesburg, Durban59
en Kaapstad werden uitgeschreven, hebben met elkaar
gemeen dat ze allen sterk focussen op de promotie van export en binnenlandse investeringen. Ten
tweede zijn ze sterk gericht op de ontwikkeling van specifieke industrieën en economische activiteiten,
59
Voor meer informatie over neoliberalisering in Durban , zie (Freund & Padayachee, 2002)
43
meestal op deze die meer potentieel hebben om internationaal goed te presteren. Zo is het zeer
duidelijk in het „Integrated Development Plan‟ van het stadsbestuur van Kaapstad dat de groei van
sectoren als ICT, toerisme, en belcentrales centraal staan (Cornelissen, 2009, pp. 233-238).
Wetten als de „Municipal Systems Act‟ en de „Municipal Structures Act‟, die gemaakt werden op
nationaal niveau, brengen enorme gevolgen met zich mee voor het lokale niveau. Steden werden bij de
inwerkingtreding van deze wetten op de voorgrond geplaatst in de bredere politieke economie van
Zuid-Afrika, niet alleen door de administratieve invloed die de „Unicities‟ hebben, maar ook omdat ze
drastische territoriale hervormingen met zich meebrachten, en de stedelijke regio's verder uitbreidden.
Dit gebeurde vaak door rurale gebieden binnen de administratieve grenzen van steden te leggen. Een
tweede gevolg van deze wetten is dat de stedelijke hiërarchisering versterkt werd. Grote steden, zoals
Johannesburg, Durban en Kaapstad, domineren het nationale landschap, en tweede- of
derderangssteden dienen enkel om deze 'mega-cities' te voorzien van functionele steun. Uit al deze
evoluties blijkt dat de nationale regering vooral vooruitgang prioritair stelt in (wereld)stedelijke
gebieden, en minder in rurale regio's. De nationale overheid gaat er van uit dat economische groei in
de grote steden zal zorgen voor een „trickle down‟ effect naar het platteland (Cornelissen, 2009, pp.
233-235; Pillay & Tomlinson, 2006).
Er kan besloten worden dat sinds de jaren ‟90, Zuid-Afrikaanse steden een steeds grotere
verantwoordelijkheid hebben gekregen in het politieke beleid. Met de inwerkingtreding van het
GEAR-programma, de Grondwet, en belangrijker 'the Municipal Demarcation Act', 'the Municipal
Structures Act' en 'the Municipal Systems Act', sijpelde het neoliberaal beleid op nationaal niveau door
tot op het lokale niveau. Steden moeten onder andere instaan voor de economische ontwikkeling en de
armoedebestrijding in hun gebied. Vooral grote metropolen als Johannesburg, Durban en Kaapstad
staan centraal in het economisch beleid van Zuid-Afrika, en moeten zich als competitieve
wereldsteden profileren op de globale economische markt. Op hun weg daar naartoe, worden ze vaak
geholpen door PPP‟s als Blue IQ60
en het CTP61
, die zich volledig focussen op deze taak. Het „urban
entrepreneurialism‟ dat tijdens de jaren ‟80 reeds in verscheidene westerse steden zijn opgang maakte,
is ook aanwezig in de Zuid-Afrikaanse metropolen, alhoewel het pas veel later (eind jaren ‟90)
volledig openbloeide.
60
Blue IQ is een machtig PPP dat officieel in het verlengde van het provinciaal bestuur van Gauteng ligt, maar
de werking heeft van een particulier bedrijf. Voor meer informatie zie (Blue IQ, 2010; Klein, 2007, pp. 265-266) 61
Het Cape Town Partnership is een PPP dat samenwerkt met Unicity (Kaapstad). Zie 3.2. van deze thesis.
44
3. Het Stedenbeleid in Kaapstad: Invloeden van westerse neoliberale projecten
Cornelissen (2009, p. 238) meent dat een neoliberaal stedelijk beleid twee zeer kenmerkende
veruiterlijkingen kent. Ten eerste zou het neoliberale stadsbestuur zijn de lokale economie extra
stuwkracht proberen te geven en grote proporties publieke en private investeringen aan te trekken,
door een aantal vlaggenschipprojecten op poten te zetten. Een tweede kenmerk van dit neoliberale
beleid op stedelijk niveau zou zijn dat statutaire lichamen, ontwikkelingsagentschappen, en
publiekprivate vennootschappen in het leven geroepen worden om deze projecten in goede banen te
leiden.
In dit gedeelte wordt gekeken of deze veruiterlijkingen ook het Kaapstads beleid kleuren, en of er
andere neoliberale kenmerken kunnen teruggevonden worden in de acties van het stadsbestuur in deze
stad. De algemeen gekende neveneffecten die het neoliberalisme in andere steden met zich meebrengt,
probeert deze masterproef ook in Kaapstad terug te vinden. Op die manier tracht deze thesis te
bewijzen dat het neoliberalisme en het „urban entrepreneurialism‟ ook sterk aanwezig zijn in het
stadsbeleid van Kaapstad. Enkele sociale programma‟s die het stadsbestuur uitvaardigt, wijzen er
echter op dat ook op dit niveau de recente geschiedenis niet uit het oog mag verloren worden, en dat
men ook hier beter spreekt over „actually existing neoliberalism‟62. Om te kunnen begrijpen welke
gebeurtenissen dit neoliberaal beleid hebben getekend en om de link te kunnen leggen tussen andere
neoliberale steden, is het noodzakelijk eerst een korte politiek-economische geschiedenis van de stad
te geven.
3.1. Politiek-economische geschiedenis van Kaapstad
Reeds in de 17e eeuw werd er tussen verschillende bevolkingsgroepen gestreden om het gebied rond
Kaapstad. Toen de blanke kolonisten voet aan wal zetten in de Westkaap, verdreven ze de Khoisan
van hun land en vee, exploiteerden ze slavenarbeid, en ontgonnen ze natuurlijke rijkdommen om de
accumulatie van de expansionistische, mercantilistische en kapitalistische klasse in de metropool te
ondersteunen. Over de jaren heen groeide Kaapstad uit tot een monocentrische stad met een relatief
sterke en gediversifieerde economie. Tot de jaren '50 had de stad een redelijk efficiënte ruimtelijke
62
Een sociaal programma dat ook perfect in het „roll out‟ neoliberalisme past, is het „Business Plan for Urban
Renewal Programme: Khayelitsha and Mitchell‟s Plain‟. Via dit duidelijk neoliberaal URP, probeert de staat de
levensomstandigheden van de arme bevolking in deze gebieden te verbeteren (City of Cape Town, 2007). Ook
wijzen Parnell & Pieterse (2010, p. 151) op het feit dat, ondanks het huidig neoliberaal karakter van het beleid, er
in Kaapstad steeds een hoge graad van toewijding was van de overheid op alle niveaus (nationaal, provinciaal en
lokaal) om de armoede te verlagen.
45
ordening. De verschillende sociale groepen leefden in gemengde residentiële gebieden en de stad
genoot van een relatief liberale reputatie (Miraftab, 2007, pp. 602-603; Miraftab, 2004, p. 875; Turok,
2001, pp. 2350-2351; Landman, 2000, p. 5).
In de naoorlogse periode werd de ruimtelijke ordening van de stad volledig getransformeerd door de
nieuwe Nationale Partij-overheid. Deze wou totale apartheid in de stad, wat resulteerde in de
oplegging van een strenge residentiële segregatie. Nationale wetten, zoals de 'Land Act' uit 1913,
waren zogezegd bedoeld om de oorspronkelijke bewoners te begunstigen via een gescheiden
ontwikkeling van de inheemse en de blanke bevolking. In werkelijkheid sloot de „Land Act‟ de
oorspronkelijke bewoners op in verlaten 'homelands', waardoor ze uitgesloten werden uit de grote
steden, de meest voor de hand liggende ruimten om aan kapitaal- en machtsaccumulatie te doen en
broedplaatsen voor eventueel verzet tegen het regime. De 'Group Areas Act' uit 1950 liet uitschijnen
dat het bedoeld was om een beter welzijn voor alle stadsbewoners te garanderen, maar
herstructureerde de stedelijke ruimten zodanig dat Afrikanen verder uitgesloten werden. Op deze
manier werd de exploitatie van geracialiseerde arbeidskracht in de stad verder geconsolideerd. Het
onderscheid in burgerschap stond volledig in het teken van ras in apartheidssteden. De apartheidsstaat
ontwikkelde een gelaagd systeem van basisinfrastructuur en -voorzieningen, waardoor de
leefomstandigheden van de blanke stedelingen en Afrikanen enorm verschilden. Blanke woonwijken
konden genieten van hoge standaarden voor infrastructuur en diensten, terwijl zwarte townships zelf
van de meest fundamentele basisvoorzieningen beroofd werden. Zwarte urbanisatie werd strikt
gereguleerd, industriële en commerciële ontwikkeling in de townships werd verboden, en de opkomst
van kleinhandel werd er in de kiem gesmoord (Miraftab, 2007, pp. 602-603; Miraftab, 2004, p. 875;
Turok, 2001, pp. 2350-2351; Landman, 2000, p. 5).
The implementation of the Group Areas legislation had a devastating impact, leading to the
dislocation of well-established communities and the forced removal, by the end of the 1960s, of an
estimated 150.000 people to new public housing estates or 'townships' built on the Cape Flats.
(Wilkinson, 2000, p. 197)
46
Afrikaanse en gekleurde inwoners van Kaapstad werden uit het hun oorspronkelijke woongebied
verdrongen, en overgeplaatst naar townships aan de rand van de stad. Woonwijken zoals 'District 6' en
'De Waterkant‟63
werden onder het mom van stadsvernieuwing van arme Afrikanen ontdaan. In 1966
werd 'District 6' een blanke woonwijk, en werden de oorspronkelijke bewoners massaal uit hun huis
gezet. In 1968 was 'de Waterkant' aan de beurt. Townships als Gugulethu, Nyanga, en later Mitchell's
Plain, Blue Downs, en Delft werden gebouwd om Afrikaanse en gekleurde arbeidskrachten, die nodig
waren voor economische groei van Kaapstad, te voorzien van accommodatie. Al snel bleek dat de
townships te weinig woonplaatsen hadden, waardoor een sterke overbevolking en overbelasting van de
publieke faciliteiten onvermijdelijk werden (Kotze & van der Merwe, 2000, p. 40; Turok, 2001, p.
2351).
Segregatie van de stad werd versterkt door institutionele fragmentatie en door de ongelijke
belastinggrondslag in de verschillende gebieden. In de jaren '80 waren er niet minder dan 69 publieke
autoriteiten actief in de „Capetown Metropolitan Area‟ (CMA). Dit zorgde ervoor dat strategische en
coherente planning onmogelijk was. Eén van de gevolgen van deze segregatie was het feit dat hoewel
80% van alle jobs in het „Central Business District‟ (CBD), en in de Noordelijke en Zuidelijke wijken
van Kaapstad gevestigd was, slechts 37% van de bevolking effectief in dit gebied woonde. Dit zorgde
voor een dagelijkse volksverhuizing van huis naar werk, en enorme bijkomende transportkosten. Veel
van de armen moeten nog steeds 10% van hun inkomsten afstaan aan transport (Turok, 2001, p. 2352).
Toen het apartheidsregime werd afgeschaft in 1994, bestond de hoofdtaak van zowel het nationaal als
lokaal bestuur erin om deze discriminatie en onrechtvaardigheid ongedaan te maken, en stedelijke
integratie te bevorderen. Dit wilde men verwezenlijken door goedkope behuizing te voorzien die
dichter bij de tewerkstellingscentra lagen, en door een economische basis in de townships te
ontwikkelen. Het postapartheidsbestuur in Kaapstad erkende snel het probleem van de inefficiëntie
van het gefragmenteerde stedelijke systeem. Als antwoord daarop, werd in 1996 het ‘Metropolitan
Spatial Development Framework’ (MSDF) gelanceerd. Dit document belichaamde voorstellen die in
scherp contrast stonden met het beleid in het verleden. Het MSDF was onder andere voorstander om
goed gelegen land te gebruiken om de arme bevolking te huisvesten, en stadswijken aan elkaar te
linken door middel van knooppunten en corridors. Het plan was er sterk op gefocust om de verdeelde
stad te re-integreren (Turok, 2001, pp. 2354-2356).
63
„De Waterkant‟ mag niet verward worden met „The V&A Waterfront‟. Zie Bijlage 4.
47
Tijdens de jaren '90 kon men volgens Turok (2001, p. 2358) echter vier trends waarnemen, die de
beslissingen van het stadsbestuur richting hebben gegeven, en hen deels hebben laten afwijken van
hun vooropgesteld plan. Deze trends waren decentralisatie, deconcentratie, de trek naar het noorden,
en differentiatie. Decentralisatie werd weerspiegeld in de verhuizing van economische activiteiten uit
het CDB naar voorstedelijke centra. Dit zou te maken hebben met de verloedering van het CDB
tijdens de jaren '90. Tussen 1995 en 2000 zou er 5 keer meer geïnvesteerd zijn in nieuwe kantoren in
gedecentraliseerde knooppunten dan in het CDB. Deconcentratie is een tweede trend, en impliceert
een verhuizing van economische activiteiten weg van de gevestigde centra naar een meer verspreid
patroon van ontwikkeling. Een derde trend is de trek van privé-investeringen en tewerkstelling naar
het noorden. Tussen 1998 en 2000 zijn er volgens Turok 72 grote projecten in de noordelijke
voorsteden geïntroduceerd, tegen 35 in het gevestigde „central city district‟64, 24 in de zuidelijke
voorsteden65
, en slechts 9 in heel het Zuid-Oostelijk gedeelte van de stad. Een laatste trend die viel
waar te nemen tijdens de jaren '90 was differentiatie. Economische centra raakten steeds meer
gespecialiseerd in bepaald segmenten van de markt. Zo kan men vaststellen dat Claremont, Constantia,
Tyger Valley en de Waterkant voornamelijk fancy winkelcentra hebben, terwijl Parow, Bellville,
Goodwood en Wynberg zich vooral op minder gegoede consumenten richten (Turok, 2001, pp. 2358-
2361).
Deze trends werken niet alleen duidelijk sociale segregatie in de hand, wat belangrijker was voor het
Kaapstads bestuur is dat ze investeerders en kapitaal deden wegtrekken uit het stadscentrum. Hier
kwam nog eens bij dat onder het neoliberaal discours dat op nationaal niveau gevoerd werd, veel meer
verantwoordelijkheid werd doorgeschoven naar het lokale niveau. Hoewel het lokale bestuur dus meer
taken te verrichten kreeg, werden de subsidies die het ontving van het nationaal bestuur verminderd.
De toelagen die het centrale niveau aan het lokale niveau uitkeerden, waren in 2001 met 85%
verminderd in vergelijking van de toelagen in 1991 (Miraftab, 2004, p. 876). Lokale besturen, dus ook
het stadsbestuur van Kaapstad, moesten voor een groot deel voor hun eigen inkomen zorgen. Om aan
kapitaal te geraken, was men deels genoodzaakt de uitgaven bij te snoeien, en deels nieuwe
investeerders te zoeken.
64
waaronder de V&A Waterfront, CDB en Pinelands/Epping/Goodwood (Turok, 2001, p. 2360) 65
tussen Claremont/Newlands en Muizenberg (Turok, 2001, p. 2360)
48
3.2. Het Cape Town Partnership: Het paradepaardje van neoliberalisme in het Zuiden
Bestuurders in Kaapstad trachtten de uitgaven in te perken, door het aantal administratieve afdelingen
te verenigen in één systeem dat men 'Unicity' noemt. De eerste fase van deze samensmelting vond
plaats in 1995/96, toen het aantal gemeentebesturen in het Kaapstads gebied werd teruggedrongen van
39 naar 766
. In een tweede fase, die werd doorgevoerd in 2000, smolten deze 7 lokale overheden samen
in één stadsbestuur dat heel het gebied van de metropool, en de 3 miljoen inwoners die in dit gebied
leven, vertegenwoordigt (Miraftab, 2004, p. 876).
Om de financiële uitgaven beter te beheren, steunt Unicity op verscheidene strategieën. Eén daarvan
bestaat uit het uit handen geven van publieke voorzieningen aan private bedrijven. Hierbij wordt het
onder andere geholpen door de 'Municipal Infrastructure Investment Unit' (MIIU)67
. Deze werd in
1998 opgericht door de Zuid-Afrikaanse overheid met financiële steun van internationale donoren, en
werd in het leven geblazen als een 'non profit' organisatie die gemeentebesturen moest helpen bij het
uit handen geven van hun diensten, het vormen van vennootschappen met private bedrijven, of het
privatiseren van bepaalde diensten (Miraftab, 2004, pp. 876-866).
De eeuwwisseling bracht een hoop veranderingen voor het stadsbestuur van Kaapstad met zich mee.
Niet alleen kreeg Unicity toen zijn uiteindelijke vorm, ook het „Cape Town Partnership’ en het
„Central City Improvement District‟ zagen toen het licht. Deze nieuwe PPP‟s konden meteen aan het
werk gaan met hun stadsvernieuwingsprojecten toen ze te horen kregen dat Kaapstad één van de
gaststeden voor de FIFA Wereldbeker 2010 zou worden. Het Cape Town Partnership (1999) is een
samenwerking tussen publieke en private sectoren in Kaapstad om gezamenlijk het stadscentrum te
ontwikkelen, te promoten en te beheren68
. Het bestaat uit het stadsbestuur van Kaapstad (Unicity), de
„South African Property Owners Association‟ (SAPOA), de „Cape Town Regional Chamber of
Commerce and Industry‟, en andere belanghebbenden. Deze vennootschap kwam tot stand als
antwoord op de degeneratie van het stadscentrum van Kaapstad, en de terugtrekking van investeringen
uit dit gebied in de jaren ‟90 (CTP, 2008b).
66
Hiermee was het Kaapstads bestuur voor op het nationaal bestuur, die de samensmelting van de verschillende
administraties in één overkoepelende „Unicity‟ pas verplichtte in 1998 onder de „Municipal Structures Act‟. Zie
2.4. van deze thesis. 67
Voor meer informatie over het MIIU, zie (USAID South Africa, 2006; McDonald & Smith, 2004, p. 1464) 68
Zie ook (Robins, 2002)
49
Het Cape Town Partnership ziet het als zijn taak om:
(1) Mobilise the public and private sectors and other stakeholders around common development
objectives.
(2) Consolidate the Central City as the economic, social and cultural heart of the Cape Town
metropolitan region.
(3) Broaden access to the benefits, services and opportunities in the Central City for all the people of
Cape Town.
(4) Coordinate and facilitate urban regeneration programmes.
(5) Guide decision-making and direct resources into solving the economic and social challenges
facing the Central City.
(6) Contribute to the overall economic and social development of the City of Cape Town.
(CTP, 2008e)
In 2000 creëerde dit partnerschap het CCID met de extra taksen die werden opgelegd aan de
eigendombezitters uit het CBD. Het ‘Central City Improvement District’ wordt internationaal
gelauwerd als modelvoorbeeld van een goedwerkende publiek-private samenwerking tussen eigenaars
en de zakenwereld, met de steun van het stadsbestuur. Kaapstad was de eerste grote stad in Zuid-
Afrika om een „Improvement District‟ te maken dat over het hele gebied van het stadscentrum reikt.
Tussen 2000 en 2008 hebben de eigendombezitters in het Kaapstads centrum meer dan 150 miljoen
Rand in de vernieuwing van het stadscentrum gepompt. Als wederdienst voor hun bijdrage, mogen
deze eigenaars mee beslissen welke onderwerpen prioritair zijn bij het uitbesteden van het budget. Van
het jaarlijks budget van dit PPP, wordt 51% aan veiligheid gespendeerd, 22% aan „opkuiswerk‟, 11%
aan communicatie en marketing, en 3% aan sociale ontwikkeling (CTP, 2008a). Zo wordt er onder
andere geld gegeven aan een uitgebreid CCTV netwerk, en 200 beveiligingsmensen om dit
„Improvement District‟ vrij van criminaliteit te houden (Lemanski, 2007, p. 451).
Om de opbloei van deze metropool verder te stimuleren, schreef het Cape Town Partnership in 2008
een strategie uit om de binnenstad verder te ontwikkelen. In de ‘Central City Development Strategy’
(CCDS) worden vijf grote doelstellingen beschreven, die in de meeste recente beslissingen van het
CTP terugkomen. Deze doelstellingen zijn vooral gericht op het aantrekken van kapitaal via de
toeristische sector, het bedrijfsleven, de middenklasse, openbare werken, grote evenementen, …
50
De vijf grote punten zijn volgens het hoofd van het CTP, Andrew Boraine, de volgende:
(1) To reinstate the historical connection of the City and the sea, the mountain and to the water, the
raison d‟être of the City of Cape Town in the first place, through a variety of public space
interventions;
(2) To bring the people of Cape Town back into the Central City to live, through appropriate
residential densification and more affordable housing;
(3) To improve the public transport system, providing greater accessibility to, from and around the
Central City for Capetonians and visitors;
(4) To provide space for future growth and investment in the Central City, in particular through the
redevelopment of the Cape Town Station Precinct; and
(5) To divide the Central City into 20 neighbourhoods, paving the way for development protocols,
based on local characteristics that reinforce the distinctiveness of the Central City, in order to
address issues such as appropriate densification, mixed usage, building height, parking ratios,
street-frontage, heritage and conservation.
(CTP, 2008d)
Verscheidene van deze punten zijn op dit moment reeds bewerkstelligd. Met het oog op de
evenementen rond de FIFA Wereldbeker, werd een deel van deze „Central City Development Strategy‟
(CCDS) al uitgevoerd. Zo werd onder invloed van doelstelling (3) en (4) het transportnetwerk in de
binnenstad volledig vernieuwd. Het „Integrated Rapid Transit‟-netwerk verbindt de luchthaven met
het stadscentrum, en gaat vandaar verder naar Green Point, Sea Point, en Hout Bay. Verder is het
treinstation van Kaapstad volledig gemoderniseerd ter gelegenheid van de FIFA Wereldbeker (CTP,
2008d). Ook aan de andere doelstellingen wordt hard gewerkt. Zo wordt het wonen in het
stadscentrum sterk gepromoot (2). Hieronder zal ten eerste gefocust worden op hoe het CTP de FIFA
Wereldbeker gebruikte om deze doelstellingen te verwezenlijken en hoe deze doelstellingen in het
algemener neoliberale kader passen. Dit zal gebeuren, aan de hand van bemerkingen die Boraine
(2009) geeft over de rol van het CTP tijdens de FIFA Wereldbeker. Ten tweede zal er geconcentreerd
worden op de doelstelling van het CCDS om de bevolkingsdichtheid in Kaapstad te verhogen.
Baserend op een studie van Turok (2009) zal er gekeken worden hoe deze doelstelling in het
neoliberale denken past, en of dit voor duurzame oplossingen kan zorgen.
51
3.2.1. Grote evenementen als middel voor winstmaximalisatie: de FIFA World Cup 2010
In 2005 publiceerden Gratton et al. het artikel 'Sport and Economic Regeneration in Cities'. Daarin
beschreven ze hoe sinds 20 jaar, stadsbesturen over de hele wereld investeren in sportinfrastructuur,
met de hoop op die manier toeristen te lokken en binnenlandse investeringen aan te moedigen, om zo
het stadsbeeld te veranderen. Deze investeringen moeten er uiteindelijk voor zorgen dat deze steden
worden getransformeerd tot metropolen. Door grote sportevenementen te organiseren in de stad, hoopt
het stadsbestuur internationale publiciteit te krijgen, wat een enorm voordeel betekent bij het
commodificeren van de stad. Kasimati (zoals aangehaald door Gratton et al., 2005, p. 987) ziet „de
creatie van nieuwgebouwde evenementfaciliteiten en -infrastructuur, de heropleving van de stad, een
verbeterde internationale reputatie van de stad, verhoogd toerisme, een verbeterd maatschappelijk
welzijn, en een toename in tewerkstelling en binnenlandse investeringen‟ als mogelijke voordelen van
het investeren in grote sportevenementen. Gratton et al. (2005, p. 987) merken op dat er echter ook
negatieve kanten aan dit plaatje verbonden zijn. Zo zou het organiseren van zulke evenementen hoge
bouwkosten en tijdelijke verkeersopstopping met zich meebrengen, en zouden toeristen die niets met
het evenement te maken hebben, zich genoodzaakt voelen naar andere locaties te verhuizen. Een
belangrijker nadeel dat wordt aangehaald door deze auteurs, is het feit dat de opbouw van zulke
evenementen georganiseerd wordt door een bepaalde elite, en dat de normale burgers weinig of niets
te zeggen hebben in het besluitvormingsproces, of zoals Roche (zoals aangehaald door Gratton et al.,
2005) het verwoordt: ”the decisions about hosting major events are essentially political decisions
made by urban elite groups with little of no democratic community input”.
Toen begin de jaren '00 beslist werd dat Zuid-Afrika het WK voetbal in 2010 mocht organiseren, zag
het stadsbestuur van Kaapstad hierin de uitgelezen kans om door middel van dit sportevenement
kapitaal en toeristen te lokken, en zijn infrastructuur beter uit te bouwen. Kaapstad was 1 van de 9
gaststeden69
die de FIFA World Cup in goede banen dienden te leiden. Volledig in de lijn met de
neoliberale ideologie, heeft het bestuur van Kaapstad een deel van zijn macht afgestaan aan een
'public/private partnership', zodat deze het hele evenement op een efficiënte manier kon laten
verlopen. Het CTP werkt reeds sinds 1999 nauw samen met het stadsbestuur van Kaapstad om het
stadscentrum van Kaapstad nieuw leven in te blazen, en om deze plaats te promoten als een oord voor
globale business, investeringen, kleinhandel, amusement en ontspanning (Lemanski, 2007, p. 451).
Volgens Andrew Boraine (2009, pp. 1-2), het hoofd van het CTP, zal men via de FIFA World Cup
2010 trachten:
69 Naast Port Elizabeth, Durban, Bloemfontein, Johannesburg, Pretoria, Rustenburg, Nelspruit, en Polokwane
52
(1) de burgerparticipatie te versterken,
(2) een unieke en authentieke Kaapstad-ervaring te organiseren voor bezoekers,
(3) bij te dragen tot een efficiënt en goed georganiseerd evenement,
(4) te zorgen voor een duurzame economische, sociale en culturele nalatenschap,
(5) ervoor te zorgen dat de business sector van Kaapstad gepromoot wordt, en
(6) de effecten van de globale recessie te verzachten door de grootschalige infrastructuurprojecten die
voor de World Cup op poten werden gezet.
(1) Het versterken van de burgerparticipatie in Kaapstad kan volgens het Cape Town Partnership
verwezenlijkt worden door middel van het '2010 Central City Partner's Forum'. Dit is een online-
forum waar alle belanghebbenden uit het stadscentrum hun zeg kunnen doen. Boraine ziet het forum
als een “opportunity to discuss opportunities for retailers, suppliers, event organisers, cultural
performers and advertisers arising from preparations for 2010 around issues such as accommodation,
food, travel, tours, entertainment and gifts” (Boraine, 2009, p. 2). Wat opvalt aan Boraines
omschrijving van 'de burger', is dat het ofwel kapitaalkrachtige personen (bv: kleinhandelaars,
organisatoren van evenementen,...), ofwel „toerist-aantrekkende‟ personen (bv: artiesten) zijn. Uit deze
uitspraak lijkt het dat er geen plaats is op het '2010 Central City Partner's Forum' voor inwoners die
niet over een groot kapitaal beschikken of niet meehelpen aan het aantrekken van kapitaal naar de stad.
Een gelijkaardig fenomeen kan ook waargenomen worden in Europese steden. Swyngedouw et al.
(2002) kwamen tot de conclusie dat in de 12 Europese steden waar ze onderzoek hebben verricht,
grootschalige „Urban Development Projects‟ (UDPs)70
steeds meer gebruikt worden om
'uitzonderlijke maatregelen' te kunnen nemen in plan- en beleidsprocedures. Volgens hen maakt dit
deel uit van de neoliberale „New Urban Policy‟-benadering waarbij democratie alleen van toepassing
is op de middenklasse en de bovenklasse. Dit nieuw urbaan beleid gaat gepaard met nieuwe vormen
van beleidsvoering op stedelijk niveau, die minder democratisch zijn en worden gedreven door de
prioriteiten van de elite71
. Volgens Peter Marcuse (2002, p. 269) is dit een algemene trend in steden
over de hele wereld. Hij beschrijft hoe „deplanning‟ het ruimtelijk stedenbeleid van een aantal
metropolen domineert. Met deze term verwijst hij naar de weigering van het stadsbestuur tot open en
participatieve processen in de stedelijke planning, en de totale verwaarlozing van principes als sociale
gelijkheid in dat proces. Er wordt vooral gekeken naar de noden van de rijke stadsbewoners, en arme
70
Het is duidelijk dat de FIFA Wereldbeker 2010 door het CTP gebruikt wordt als gelegenheid om verschillende
UDPs uit te voeren waarbij, net als in de bemerkingen van Swyngedouw et al. (2002), alleen geluisterd wordt
naar de mening van de boven- en middenklasse. 71
Zie ook (Purcell, 2006)
53
inwoners krijgen geen of praktisch geen inspraak in de totstandkoming van het urbaan beleid. Het
politieke „right to the city‟ wordt hierbij van deze mensen afgenomen (Dikeç, 2002, p. 95).
(2) De tweede doelstelling van het CTP, namelijk het organiseren van een unieke en authentieke
ervaring voor toeristen en andere bezoekers, tracht men onder andere te bereiken door het
Greenmarket Square72
te vernieuwen (Boraine, 2009, p. 3). Het Greenmarket Square is het tweede
oudste openbaar plein in Zuid-Afrika, en staat bekend als de toeristenmagneet van Kaapstad. Het plein
staat vol kraampjes met goedkope souvenirs en andere snufjes voor mensen die op zoek zijn naar een
'authentiek Afrikaans' geschenk. In maart 2010 werd het plein 300 jaar oud. Om deze gelegenheid te
vieren besliste het Cape Town Partnership het plein volledig te renoveren met een totaalbedrag van zo
een 1,5 miljoen Rand. Het CTP tekende speciaal voor het WK een 2,6 kilometer lange 'fan walk' voor
supporters uit doorheen het stadscentrum van Kaapstad. Deze 'fan walk' loopt ook langs het
Greenmarket Square, waarmee de initiatiefnemers van dit project hopen dat toeristen en voetbalfans
uitgebreid zullen stoppen aan dit plein om hun geld te besteden aan souvenirs. Het plein wordt ook 24
op 24 beveiligd door patrouilles die constant in het stadscentrum aanwezig zijn (Suter, 2010; CTP,
2010).
Miraftab (2007, pp. 608-610) ziet in dit soort initiatieven van het CTP en de eigendombezitters die in
deze vennootschap zetelen, een poging om de informele handel, waar vaak enkel niet-eigenaars hun
brood mee verdienen, zo te reguleren dat deze hun eigen business en klanten niet te veel stoort. Alle
informele handelaars worden verplicht om hun waar enkel te verkopen op de daartoe door het CTP
voorziene plaatsen. Het Greenmarket Square is de belangrijkste van deze voorziene plaatsen. Op die
manier heeft het CTP controle over informele handelaars, en kan het ervoor zorgen dat deze de
formele handelaars niet teveel storen. Wanneer men aan Dereck Bock, „Chief Operations Officer‟ voor
de vernieuwing van het stadscentrum, vroeg waarom informele handelaars verplicht werden op
voorbestemde marktplaatsen te staan met hun koopwaren, antwoordde hij als volgt:
“[W]e73 need to get the traders off the pavements… The reason is that the businesses, especially the
established businesses, are very anti traders on the pavements, because people can‟t walk there… And
secondly, some of the street traders obstruct the windows of shops…”
(Bock, zoals aangehaald door Miraftab, 2007, p. 608)
72
Greenmarket Square ligt in het CBD van Kaapstad. 73
Het Cape Town Partnership
54
Volgens Miraftab (2007, p. 610) vrezen informele handelaars echter dat de stadsvernieuwings-
strategie van Kaapstad, die vooral gericht is op het aantrekken van toeristen en rijke consumenten, hen
zal dwingen om op toerismegerichte markten, zoals het Greenmarket Square, te staan. Deze ogen
misschien wel ordelijk, maar zijn niet de drukke doelmarkten waar de meeste informele handelaars
hun cliënteel halen. Buiten het controleren en coördineren van informele handelaars, gebruikt het
stadsbestuur ook andere tactieken om zijn kapitaalkrachtige bevolking te bevoordelen. Door informele
handelaars simpelweg te verbieden in het stadscentrum, tracht het deze „ongewenste actoren‟ weg te
werken. In 2009 stemde het stadsbestuur van Kaapstad een wet die het doen en laten van deze
handelaars tijdens de FIFA Wereldbeker moest reguleren. Zo staat er in deze wet dat:
26. (1) A street trader shall not, for the term-
a. Occupy any part of a public place with his or her property or goods, except to the extent approved by the
City Manager, (…)
g. stay overnight at the place of his or her street trading business;
h. erect any structure for the purpose of providing shelter at the place of his or her street trading business
except to the extent approved by the City Manager;
i. interfere with the ability of a person using a verge to view the goods displayed behind a shop display
window, or obscure such goods from view; (…)
28.(1) No person shall, except with prior approval of the City Manager granted specifically with regard to
the Competition-
a. carry on the business of street trading at any Controlled Access Site or Exclusion Zone during the term;
b. carry on the business of street trading in a restricted area;
(City of Cape Town, 2009, p. 24)
Activisten als Ismail Farouk (2010) en wetenschappers als Faranak Miraftab (2007) zien in dit soort
wetten doelbewuste pogingen om informele economie onmogelijk te maken en de publieke ruimte op
te kuisen74
. Een voorbeeld hiervan is de „opruiming‟ van meer dan 1000 informele handelaars aan het
Centraal Station van Kaapstad. De vernieuwingswerken aan het station waren volgens Farouk (2010)75
de perfecte gelegenheid om de mensen die eerder aan de ingang van het station hun brood verdienden,
weg te werken. “Some traders were accommodated in the city, whilst the majority of traders were
removed - and asked to trade in the outskirts of Cape Town - In particular in places like Michells
Plein” (Farouk, 2010).
74
Zie ook (Webb, 2010) 75
Zie bijlage 5.
55
(3) Bijdragen tot een efficiënt en goed georganiseerd evenement, is een derde doelstelling dat het Cape
Town Partnership zichzelf oplegt. Om de evenementen rond het WK vlot te laten verlopen, “existing
security, cleansing and urban management partnerships, now in place for ten years under the auspices
of the Central City Improvement District (CCID), are being strengthened to deliver additional services”
(Boraine, 2009, p. 4).
Hieruit blijkt dat het CTP zijn panoptisch en revanchistisch denken, eigen aan de neoliberale ideologie,
tracht te versterken. Door het aantal veiligheidspatrouilles en -camera's drastisch op te drijven, wordt
getracht ongewenste actoren zoals criminele bendes, maar ook zwervers en informele handelaars uit
het straatbeeld weg te werken. In een interview met Muneeb Hendricks, „Security Manager‟ van het
„Cape Town Central City Improvement District‟, vertelde hij dat de criminaliteit in het stadscentrum
enorm gedaald was via “a partnership approach with various state and municipal departments. We
pooled our resources, concentrated on “hot spot” areas and jointly prevented crime. The deployment
of visible officers (Bobby on the beat) to the ground also made a huge difference”(Hendricks, 2010)76
.
Deze patrouilles moeten er onder meer voor zorgen dat informele handelaars en daklozen de toeristen
niet lastigvallen en zoveel mogelijk uit het CCID geweerd worden.
Het wegwerken van „ongewenste actoren‟ uit het stadsbeeld voor grote evenementen als het WK
voetbal, is zeker geen Zuid-Afrikaans unicum. Swanson (2007) zag het zelfde gebeuren bij de “Miss
Universe Pageant 2004” in Ecuador. Bij het uitzenden van dit evenement, werden de beelden die de
wereld werden ingezonden, zorgvuldig uitgekozen en werden „de minder mooie kantjes van het land‟
weggelaten. In de maanden voor het evenement, werden informele handelaars, bedelaars en
straatkinderen steeds meer lastig gevallen door politie en opgepakt op straat. Volgens Swanson past dit
revanchistisch denken perfect in het neoliberaal kader, dat de rechten en de belangen van eigenaars
belangrijker acht dan deze van informele werkers. Ook ziet men dat publieke ruimten in stijgende
mate gesaneerd worden van vervelende armoedetaferelen, om op die manier het stadscentrum over te
laten aan toeristen en de middenklasse (Swanson, 2007, p. 722).
Een gelijkaardige evolutie kan waargenomen worden in Zuid-Afrikaanse grootsteden, ook in Kaapstad.
Er werd reeds eerder vermeld dat het stadsbestuur in samenwerking met het Cape Town Partnership
het aantal veiligheidspatrouilles en -camera‟s in het straatbeeld drastisch heeft opgedreven om zo
tijdens het WK ongewenste actoren zoals criminele bendes, maar ook zwervers, en informele
76
Zie bijlage 6.
56
handelaars, uit het oog van toeristen en rijke investeerders vandaan te kunnen halen. Fysiek geweld
tegen dakloze zwervers, informele parkeerwachters, bedelaars en straatkinderen zou daarbij niet
geschuwd worden (Lemanski, 2007, p. 456). Volgens Miraftab (2007, p. 611) liet het CTP tussen 2000
en 2003 regelmatig private veiligheidsbedrijven straatkinderen en daklozen oppakken en wegvoeren77
.
Ismail Farouk (2010) bevestigt dit fenomeen door te stellen dat het CTP ter voorbereiding van de
evenementen rond het WK „ongewenste actoren‟ uit het gebied rond Green Point-stadium78
liet halen,
en tegen hun wil verhuisden naar Blikkiesdorp. Dit terrein werd in 2008 gecreëerd en wordt door de
huidige burgemeester van Kaapstad, Dan Plato, omschreven als een „temporary relocation area‟
(TRA). Verschillende bewoners vinden echter dat het meer lijkt op een concentratie kamp, en dat er
veel te weinig naar de noden van de mensen wordt omgekeken (The Global Urbanist, 2010; Smith,
2010).
“The shops are far [away], people are starving, and many don‟t work. When they moved us they said
there was a place for children in schools, electricity was in[stalled], everything is fine. But when we
came there was no electricity, and no place for the children in the school”
(Rosline Maritz, zoals aangehaald door The Global Urbanist, 2010)
Een ander voorbeeld van het panoptisch en revanchistisch neoliberale beleid in Kaapstad, kan men
waarnemen in het „Victoria & Alfred Waterfront’79
. Dit winkel- en ontspanningscentrum werd in
1988 gebouwd in een poging om via stadsvernieuwing van het gebied rond de Victoria en Alfred
dokken “a mixed-use area with a focus on retail, tourism and residential development, with the
continued operation of a working harbour" te maken (V&A Waterfront Cape Town, 2010). Het „V&A
Waterfront‟ kan perfect worden omschreven met wat Flusty (2001) een „interdictory space‟ noemt. Dit
soort ruimte is gecreëerd om “systematically exclude those adjudged to be unsuitable and even
threatening… [or] people whose class and cultural positions diverge from the developers and their
target markets” (Flusty, 2001, p. 659). MacLeod & Ward zien hoe winkelcentra als die in het „V&A
Waterfront‟ vaak gebouwd zijn als „enclosed neighbourhoods‟, zodat ze afgesloten zijn van de straten
en de wereld buiten hun muren. Hoewel het zogezegd publieke ruimten zijn, zorgt het feit dat ze
gecreëerd zijn om zoveel mogelijk winst uit kleinhandel te halen ervoor dat zwervers, politieke
activisten, onafhankelijke artiesten en straatzangers, en alle andere personen die de ethica van het
„consumptiegerichte burgerschap‟ zouden kunnen verstoren, uit deze winkelcentra worden geweerd
77 Sinds eind 2003 is de tactiek van het CTP iets gematigder en werkt het met sociale werkers om straatkinderen
en daklozen buiten het territorium van het CID te houden (Miraftab, 2007). 78
Zie bijlage 4 (Green Point). 79
Het „V&A Waterfront‟ mag niet verward worden met „De Waterkant‟.
57
(MacLeod & Ward, 2002, p. 162). Wanneer men door het „V&A Waterfront‟ wandelt, vakt het snel op
dat het doelpubliek waarop de winkels daar gericht zijn, toeristen en kapitaalkrachtigen mensen zijn.
In dit gebied vindt men enkel luxueuze souvenirshops en verfijnde restaurants. Het hele terrein wordt
zorgvuldig bewaakt zodat alle actoren die niet passen in dit recreatie-utopie, systematisch buiten
gehouden kunnen worden.
(4) Een vierde ambitie van het Cape Town Partnership is het verzorgen van een duurzame
economische, sociale en culturele nalatenschap. Volgens Boraine creëert de FIFA World Cup
'opportunities to upgrade and improve our national information and communications technologies,
satellite and fibre-optic facilities, visitor visa-processing services, and national security plan, amongst
others'. Zijn doelstellingen om het spoornetwerk te verbeteren en een eerste fase van een nieuw
Integrated Rapid Transit (IRT) systeem dat een connectie heeft met de internationale luchthaven van
Kaapstad in te leiden, zijn ondertussen al gerealiseerd. De luchthaven zelf is ondertussen ook
vernieuwd en uitgebreid. Verder zijn er door de City of Cape Town ook inspanningen gedaan om
voetpaden her aan te leggen, en publieke ruimten te voorzien van fietsroutes (Boraine, 2009, p. 5).
Deze ambities waren er reeds ten tijde van het CCDS80
, maar zijn ten uitvoer gebracht ter
voorbereiding van de evenementen rond de FIFA Wereldbeker.
(5) Het bedrijfsleven in Kaapstad versterken is een vijfde doelstelling van het Cape Town Partnership.
Volgens Boraine is de toeristische en ontspanningsbusiness in Kaapstad al sterk uitgebouwd, maar
heeft het bedrijfsleven in Kaapstad nog geen sterk reclameplatform. Het bedrijfsleven in Kaapstad
wordt nog niet gezien als een aantrekkelijk handelsmerk. Boraine meent dat de 2010 FIFA World Cup
een gelegenheid is om 'business connections' te versterken, om bijvoorbeeld potentiële investeerders
en ondernemers aan te trekken en een sterker platform te creëren voor economische promotie. Ook
gelooft hij dat de World Cup kan zorgen voor een verbeterd netwerk van publieke/private
samenwerking in de stad (Boraine, 2009, p. 7).
(6) Een laatste doelstelling van het CTP is de herstelling van de economische recessie. In Zuid-Afrika
zijn er in het eerste kwart van 2009 180.000 jobs gesneuveld. In dezelfde periode steeg het
werkloosheidscijfer van 21,9% naar 23,5%. Volgens Boraine kan de 2010 FIFA World Cup door
middel van publieke uitgaven de ergste effecten van de recessie helpen te verminderen (Boraine, 2009,
pp. 7-8).
80
Zie 3.2. van deze thesis.
58
Doelstellingen (4), (5) en (6) kunnen perfect in het kader van „urban entrepreneurialism‟ geplaatst
worden. „Urban development projects‟, zoals de modernisering van het transportnetwerk, en de
vernieuwing van het station en de internationale luchthaven, worden op poten gezet om de lokale
economie extra stuwkracht te geven. Ook grote vlaggenschipprojecten, zoals de bouw van het Green
Point Stadium, worden met dit doeleinde georganiseerd. Met de schaalverandering in het neoliberaal
beleid, heeft ook het Kaapstads bestuur meer verantwoordelijkheden gekregen op economisch vlak. Er
wordt van het stedelijk bestuur verwacht dat het een serieuze inspanning levert om de schade van de
recente economische crisis in te perken. Dat probeert het stadsbestuur van Kaapstad, in samenwerking
met het Cape Town Partnership, onder meer te verwezenlijken door kapitaal en nieuwe bedrijven naar
de stad te lokken, door een sterker reclameplatform voor het bedrijfsleven in Kaapstad uit te bouwen.
Dit idee om een stad te „verkopen‟ is niet nieuw. In de jaren ‟70 werd dit idee al geïntroduceerd in
New York onder de noemer „place-marketing‟81 of „city-marketing‟. Zo werd het “I Love New York”-
logo speciaal in het leven geblazen om de stad te „verkopen‟ aan toeristen en bedrijfsmensen (Harvey,
2007, p. 9; Hendrickx, 1993, p. 40). Sindsdien kan men dit fenomeen in verschillende steden in de
wereld waarnemen. Het A-logo, waarmee Antwerpen zich tracht te promoten in het internationale
landschap, of het “I AmSterdam”-logo van Amsterdam zijn hier mooie voorbeelden van. Ook
Kaapstad heeft zijn eigen logo waarmee het zichzelf probeert te verkopen82
.
3.2.2. De middenklasse in Kaapstad: bron van vers kapitaal
Een andere manier om meer kapitaal binnen te rijven, is volgens het Cape Town Partnership het
aantrekken een nieuw soort inwoners. Zoals eerder vermeld heeft de „Central City Development
Strategy‟ als één van zijn doelstellingen „de populatie van Kaapstad te vermeerderen tot 100.000
inwoners binnen de 10 jaar‟. Dit is een ambitieuze doelstelling als men weet dat er in 2009 slechts
55.000 inwoners in de stad leefden (Turok, 2009, p. 2)83
. Volgens Turok (2009, pp. 4-5) zijn er drie
algemene argumenten waarom men het bevolkingsaantal in de stad zou willen verhogen.
Ten eerste zou een hoger bevolkingsaantal bijdragen tot de creatie van een stabielere, duurzamere stad
in de toekomst, zowel op milieugerelateerd als op financieel vlak. Een laag stedelijk bevolkingsaantal
zorgt er namelijk voor dat milieukosten die samenhangen met transport hoger liggen. Het
energieverbruik en uitlaatgassen van privaat auto-gericht transport zou minder zijn als meer mensen
dichter bij hun werk zouden wonen. Een groter aantal inwoners in de binnenstad zou er ook voor
kunnen zorgen dat centrale faciliteiten zoals scholen, bibliotheken, en ontmoetingsplaatsen voor kunst-,
81
Zie 1.2.1. van deze thesis 82
Zie Bijlage 7. 83
Zie 3.2. van deze thesis.
59
sport- , en cultuurliefhebbers, makkelijker opgericht worden in dit gebied. Deze zaken zouden er
volgens Turok voor kunnen zorgen dat Kaapstad zijn positie als toeristische trekpleister en magneet
voor de creatieve industrie kan versterken. Een tweede voordeel van een hogere bevolkingsdichtheid
zou zijn dat dit op economisch gebied efficiëntie en groei zou promoten door middel van positieve
spillovers. Volgens Turok (2009, pp.4-5) zou er een groeiend bewijs zijn dat de nabijheid tussen
firma's, hun klanten, de leveranciers en concurrenten flexibiliteit, productiviteit en vernieuwing
stimuleren. Een derde argument is dat een hogere bevolkingsdichtheid in het centrum van de stad
belangrijk is voor economische insluiting en sociale cohesie. Het kan benadeelde groepen die naar de
binnenstad verhuizen, betere toegang geven tot centraal gelegen economische en sociale voordelen.
Een meer divers stadscentrum zou ook kunnen dienen als een kostbaar model om meer tolerantie en
sociale integratie over de stad heen te creëren. In het geval van Kaapstad zou de stad dan kunnen
worden afgebeeld als kosmopolitische metropool waarin mensen van verschillende achtergronden
succesvol samenleven (Turok, 2009).
Uit de bovenstaande beschrijving van de voordelen die men uit een hogere bevolkingsdichtheid zou
willen halen, kan men afleiden welk soort inwoners men probeert aan te trekken. Er zit echter een
discrepantie tussen de eerste twee argumenten en het laatste argument. Het eerste argument suggereert
eerder dat het doelpubliek van de bevolkingsverdichting uit de midden- en bovenklasse komt en een
wagen bezit, dat het mensen zijn die normaal voor hun baan met de auto naar het stadscentrum moeten,
en anders in de voorsteden zouden wonen. Het tweede argument laat uitschijnen dat de stimulering om
een hogere bevolkingsdichtheid te krijgen uit economische overwegingen zou moeten gebeuren,
eerder dan uit overwegingen om het bevolkingsaantal op zich te verhogen. Dus niet het aantal
inwoners op zich is belangrijk, maar de economische meerwaarde dat het met zich meebrengt. De
prioriteit is om ondernemers die voordeel halen uit de concentratie van inwoners in het stadscentrum,
aan te trekken en in het stadscentrum te houden. Het eerste en het tweede argument wijzen er dus
beide op dat het doelpubliek eerder kapitaalkrachtig moet zijn. Het laatste argument zegt echter dat de
prioriteit eerder bij het huisvesten van lagere inkomensgroepen ligt. Dit argument lijkt echter in strijd
met de vorige argumenten. Ook uit de andere doelstellingen van het CCDS84
, blijkt dat lagere
inkomensgroepen niet de prioritaire doelgroep zijn voor het Cape Town Partnership. Het promoten
van het verhuizen van een kapitaalkrachtige bevolkingsgroep lijkt tevens sterk op het beleid in
verschillende westerse steden dat gentrificatie stimuleert85
. Of dit het gentrificatieproces in Kaapstad
effectief in de hand werkt, wordt hieronder besproken. Ook zal gekeken worden of de sociale en
ruimtelijke polarisatie, die het neoliberale denken in westerse steden met zich meebrengt, ook in
Kaapstad aanwezig is.
84
Zie 3.2. van deze thesis. 85
Zie 1.3.2. van deze thesis.
60
3.3. Urbane neveneffecten van het neoliberalisme: Polarisatie en Gentrificatie in Kaapstad
3.3.1. Ruimtelijke en Sociale Polarisatie
Ruimtelijke en sociale polarisatie bestaan al langer dan vandaag in Zuid-Afrika. Onder het
apartheidsregime werd deze polarisatie doelbewust in de hand gewerkt, en had het een uitgesproken
raciaal karakter. Hoewel het apartheidssysteem ten val is gekomen, is deze polarisatie86
blijven bestaan
en wordt het door het neoliberale beleid alleen versterkt (Beall, 2002, p. 50). Thabo Mbeki, één van de
tenoren die aan de wieg stonden van het Zuid-Afrikaans neoliberaal beleid, moest zelf in zijn fameuze
'two nations-speech' toegeven dat het huidige Zuid-Afrika uit twee 'naties' bestaat. Eén 'natie' is blank,
relatief welvarend, terwijl de andere zwart en arm is (Mbeki, 1998)87
. De polarisering tussen deze
'twee naties' kan pijnlijk goed waargenomen worden op stedelijk niveau in Kaapstad. Lemanski (2007)
onderzocht welk effect de globale competitiviteit heeft op Kaapstad. Hij stelde vast dat de drang om
van Kaapstad een wereldstad te maken, ook in deze stad ruimtelijke en sociale polarisatie met zich
meebracht. Deze auteur ziet ruimtelijke polarisatie bijvoorbeeld in het feit dat er in één centraal
gebied (het CBD) overgeïnvesteerd wordt, ten koste van de rest van de stad. Het Cape Town
Partnership werd in 1999 speciaal in het leven geblazen om het stadscentrum te doen heropbloeien.
Inwoners van Kaapstad met eigendommen in het centrum, betalen extra taksen aan het CTP die dan
door de instelling worden uitbesteed aan het revitaliseren van het centrum. Hoewel men kan zeggen
dat het maar eerlijk is dat het geld van deze mensen terug geïnvesteerd wordt in projecten waar ze zelf
baat bij hebben, en dat het niet verrassend is dat investeerders kiezen voor de veilige zones om hun
geld in te investeren, zorgt het wel voor een verdere polarisering tussen het stadscentrum en townships
aan de stadsrand. Miraftab (2007) is ervan overtuigd dat „City Improvement Districts‟ in het
stadscentrum van Kaapstad sociale en ruimtelijke ongelijkheid promoot. Hij ziet in het Cape Town
Partnership een perfect voorbeeld van hoe publiekprivate vennootschappen de ruimtelijke ordening in
postapartheidssteden controleren, en hoe deze hun macht systematisch uitbreiden. Door de CID‟s in
Kaapstad wordt volgens hem de urbane ruimte zodanig geherstructureerd, dat het volledig in dienst
staat van de creatie van een wereldklasse stad die geïntegreerd is in de globale economie, ten koste van
de sociale en ruimtelijke integratie van de stad (Miraftab, 2007, p. 603). Lokale en nationale
overheden erkennen deze ruimtelijke polarisering en proberen deze onevenwichtigheden te
86
De polarisatie is nog steeds raciaal omdat, de meeste armen zwart zijn, en de meeste rijken blank zijn. Hoewel
onder het neoliberaal beleid het raciale onderscheid niet benadrukt wordt (kapitalisme is kleurenblind), blijft
deze raciale scheiding grotendeels bestaan, omdat de raciale scheiding in Zuid-Afrika vasthangt aan de sociale
scheiding. 87
Deze uitspraak kwam er nadat hij overladen werd door kritiek over het GEAR-programma. Dit programma
zou te weinig naar het belang van de arme zwarte bevolking kijken. Na zijn „two nations-speech‟, is Mbeki en
zijn ANC-top weer meer aandacht gaan besteden aan „Black Economic Empowerment‟. Zie 2.2.2. van deze
thesis.
61
overwinnen via ruimtelijke ordening. Het 'Urban Development Framework' (UDF)88
(1997) en het
'National Spatial Development Perspective' (NSDP)89
(1998) waren er beiden op gericht om in het
post-apartheidstijdperk sociale segregatie ongedaan te maken, maar hebben beiden hun doel gemist.
Het MSDF90
, dat uit was op het creëren van meer gelijkheid onder de Kaapstadse inwoners, mislukte
op dezelfde manier, omdat het geen evenwicht kon vinden tussen zijn doel om van Kaapstad een
wereldstad te maken, en zijn doel om de noden van de armen beter te lenigen. Uiteindelijk bleek het
eerste doel belangrijker te zijn voor de lokale leiders, dan het tweede (Lemanski, 2007, p. 456).
Buiten ruimtelijke polarisering, ziet Lemanski ook een groeiende sociale polarisering in Kaapstad.
Deze sociale polarisatie is niet alleen waarneembaar in de uitsluiting van armen in het stadscentrum,
het kan ook gezien worden in veel ruimere strekkingen in de metropolitaanse regio. Er bestaan
reusachtige verschillen tussen het inkomen, de tewerkstelling, en de klassen bij de inwoners van
Kaapstad. Volgens Farouk (2010) is Kaapstad met zijn Gini-index van 75 de meest ongelijke stad ter
wereld. Hoewel een groot deel van deze inkomensongelijkheid afstamt uit het apartheidstijdperk, is ze
versterkt door het groeiende globale succes van de stad, dat niet evenwichtig verspreid is over de hele
regio. De populatie van Kaapstad is sterk gepolariseerd tussen omheinde middenklassen die in zwaar
beveiligde „gated communities‟ leven, en de stedelijke armen in de informele en formele townships
(Lemanski, 2007, pp. 456-457).
3.3.2. Gentrificatie
Net als in de rest van de kapitalistische wereld ondergingen Zuid-Afrikaanse steden midden jaren '70
een proces van decentralisatie ten gevolge van de globale economische crisis. Tegen de late jaren '80
werd dit proces versterkt door de „white flight‟ uit binnensteden. Grote bedrijven trokken uit de stad en
kapitaal werd minder in deze gebieden geïnvesteerd. Tijdens deze periode zag je de fysische
achteruitgang van de Zuid-Afrikaanse CDB‟s en de omliggende gebieden in de binnenstad (Visser &
Kotze, 2008, p. 2565; Visser, 2002, p. 419). In een poging om deze processen van verval in het
stadscentrum om te keren, stimuleert de staat actief processen van gentrificatie. De introductie van
'central city improvements districts' en verscheidene andere stadsvernieuwingsprojecten brachten
enorme veranderingen met zich mee voor de Zuid-Afrikaanse stedelingen, ook in Kaapstad.
88
Voor meer informatie, zie (The Department of Housing, 1997) 89
Voor meer informatie, zie (The Presidency Republic of South Africa, 2006) 90
Zie 3.1. van deze thesis. Voor meer informatie, zie (City of Cape Town, 2001)
62
De term „gentrificatie‟ is lang afwezig gebleven in wetenschappelijke artikels over Zuid-Afrikaanse
steden. Het is pas recent dat Visser & Kotze (2008) er op wijzen dat ook in Kaapstad de derde golf
van gentrificatie91
volop aan het woeden is. Eerder onderzoek van Kotze & van der Merwe had reeds
uitgewezen dat gentrificatieprocessen aanwezig waren in „De Waterkant‟ en „Lower Gardens‟ (Kotze
& van der Merwe, 2000). Ook regio‟s als Bo-Kaap, Green Point en de „Main Road‟ naar Sea Point
zijn onderworpen aan gentrificatie. Deze werden echter vooral gestuurd door initiatieven van de
middenklasse. De gentrificatie in het „Central Business District‟ van Kaapstad wordt volgens Visser &
Kotze echter niet gestuurd door de middenklasse, maar actief gestimuleerd door de staat. Deze wilde
het CBD op die manier transformeren tot een economisch competitieve plaats. Het verschil tussen het
CBD en de andere „gegentrifieerde‟ gebieden in Kaapstad, is volgens deze auteurs dat “this92 was
achieved through planning frameworks that are linked to political structures that aim to position the
city within a neo-liberal, global economy, and the transformation achieved through new-build
development and office-to-residence conversions”(Visser & Kotze, 2008, p. 2572). Sinds het ontstaan
van het CCID in 2000, heeft het CBD een enorme transformatie achter de rug, en is het volledig
„opgekuist‟ en vrij van criminaliteit. Door van het „Central Business District‟ een „urban development
zone‟ te maken, waar de privésector van taksvoordelen geniet om panden te bouwen en te vernieuwen,
probeert men vooral 24 tot 45 jaar oude professionals aan te trekken. Deze nieuwe middenklasse is
ook bereid om veel meer te besteden aan huisvesting. Tussen 2000 en 2007 zijn de prijzen van
residentiële woningen in het CBD maar liefst verdrievoudigd. Hierdoor worden woningen
onbetaalbaar voor minder kapitaalkrachtige inwoners, en zijn deze verplicht om te verhuizen naar
meer betaalbare regio‟s (Visser & Kotze, 2008, pp. 2568-2583).
91
Zie 1.3.2. van deze thesis. 92 De gentrificatie in het CBD
63
64
Besluit
Deze masterproef heeft trachten te bewijzen dat het neoliberaal discours, dat in Zuid-Afrika op
nationaal niveau domineert, ook tot op stedelijk niveau is doorgesijpeld en zich manifesteert in de
ruimtelijke ordening van de stad. De focus van dit onderzoek lag op het stedenbeleid in Kaapstad.
Door de casestudie van Kaapstad in zowel het kader van het globale neoliberalisme, als in het kader
van de Zuid-Afrikaanse politiek-economische geschiedenis te plaatsen, heeft deze thesis trachten aan
te tonen dat het neoliberaal beleid in Kaapstad onder de term ‘actually existing neoliberalism’ valt, en
verschilt van het neoliberalisme op andere plaatsen onder invloed van zijn unieke geschiedenis en
context.
Deze thesis heeft de link proberen te leggen tussen de evolutie van het neoliberalisme op globaal
niveau, en dit op het Zuid-Afrikaanse nationale niveau. Er wordt tot de conclusie gekomen dat de
overgang van „roll back‟ naar „roll out‟ neoliberalisme die in verschillende westerse landen heeft
plaatsgevonden, zich tot op zekere hoogte ook in Zuid-Afrika manifesteert. Het „roll back’
neoliberalisme dat door het IMF en de WB gepromoot werd, uit zich in Zuid-Afrika onder andere in
het feit dat het Keynesiaanse RDP (‟94) snel werd omgeruild voor het neoliberale GEAR (‟96), en het
oorspronkelijk doel om staatscontrole over de centrale bank te hebben, werd opgegeven. Ook het feit
dat bij het ontstaan van het GEAR-programma de vakbondskoepel COSATU niet werd geraadpleegd,
is te vergelijken met „roll back neoliberalism‟ praktijken van politici als Thatcher. Wanneer de ANC-
top merkte dat de economische toestand van de arme zwarte massa niet verbeterde, en volgens
sommige zelf verslechterde onder het nieuwe beleid, verzachtte die zijn neoliberale aanpak door deze
een meer sociaal interventionistische „touche‟ te geven. Zo werd er weer meer aandacht besteed aan
„Black Economic Empowerment‟ onder de EEA-act (‟98) en de Broad-Based BEE-act (2004), en
kwam er een grotere focus te liggen op het wegwerken van armoede, onder andere in het ASGISA
programma (2006). Dit ‘roll out’ neoliberalisme blijft uiteraard strikt binnen de lijntjes van de
neoliberale visie, die economische groei als prioriteit stelt.
De overgang naar „roll out‟ neoliberalisme bracht met zich mee dat de schaal waarop aan economie
gedaan werd, vooral naar globaal en stedelijk niveau verschoof. Steden kregen veel meer
verantwoordelijkheid, en moesten die trachten te verwezenlijken met minder subsidies van het
nationale niveau. In Zuid-Afrika werd dit duidelijk met de uitvaardiging van „the Municipal
Demarcation Act‟ (‟98), „the Municipal Structures Act‟ (‟98), en „the Municipal Systems Act‟ (2000).
65
Om zijn nieuwe taken te kunnen uitvoeren, richtten neoliberale stadsbesturen zich op internationaal
kapitaal, dat het trachtte te lokken door zijn stad uit te bouwen tot een economisch competitieve
wereldstad. In het sociaal beleid, uitte deze neoliberalisering zich onder andere in het
(her)criminaliseren van armoede, en de normalisering van onzeker werk. Deze manier van besturen
wordt in vaktermen het ‘urban entrepreneurialism’ genoemd. Net zoals westerse steden in de
jaren ‟70-‟80 hadden moeten toekijken hoe desindustrialisering hun centrum teisterde, en stedelingen
met hoge inkomens naar de voorsteden vluchtten, moest het stadsbestuur van Kaapstad vaststellen dat
tijdens de jaren ‟90 bedrijven uit het CBD naar de voorstedelijke centra trokken. Rond die tijd leed
ook Kaapstad onder een stadsvlucht van de blanke middenklasse uit het stadscentrum. Dit fenomeen
staat bekend in Zuid-Afrika als „the white flight‟. Om deze economische tegenvallers te kunnen
opvangen, legden neoliberale stadsbesturen de prioriteit niet meer bij volledige tewerkstelling, maar
gaven ze de voorkeur aan het aanhalen van de banden tussen private en publieke sectoren, de promotie
van hun stad, en het aantrekken van nieuwe investeringen via allerhande grote vernieuwingsprojecten.
In Kaapstad valt zeer duidelijk op te merken hoe sinds 1999 het Cape Town Partnership, een
publiekprivaat partnerschap dat samenwerkt met het stadsbestuur om het stadscentrum te vernieuwen,
steeds meer macht heeft weten te verwerven. Met de creatie van het Central City Improvement District
in 2000, werd zijn vermogen om het stadsbeeld grondig aan te passen nog verhoogd. Deze twee
publiekprivate vennootschappen, waartussen geen duidelijke scheiding bestaat, hebben al verscheidene
„urban development projects‟ uit de grond gestampt, en immense vlaggenschipprojecten als het
organiseren van de FIFA Wereldbeker en de verbouwingen aan het Centraal Station van Kaapstad, tot
een goed einde gebracht. Het CTP laat in zijn beleidsdocumenten tevens weten dat het aantrekken van
nieuwe investeerders en toeristen één van zijn grootste doelen is.
Om deze doelen volledig te verwezenlijken, is het noodzakelijk dat de neoliberale elite het gebied
waarin men de veranderingen wilt doorvoeren, volledig onder controle heeft, en ongewenste meningen
en actoren zoveel mogelijk weet uit te schakelen. Een manier om dit te doen, is door deze terreinen als
een soort van panopticum te beschouwen en de samenleving binnen dit gebied om te bouwen tot een
„disciplinary society‟. Door een veelomvattend repertorium van bewakingspraktijken te installeren, en
het gevoel bij mensen te creëren dat ze voortdurend in de gaten worden gehouden, kan men gedrag dat
niet strookt met de neoliberale visie uit dit gebied weren. „Gated communities‟ zijn hier het perfecte
terrein voor, omdat ze niet te groot en goed afgebakend zijn. In Kaapstad is het V&A Waterfront een
voorbeeld van zo een „enclosed neighbourhood‟. Dit is een sterk beveiligd winkel- en
ontspanningscentrum dat publiek terrein is maar dat niet voor iedereen toegankelijk is. Zo zal men hier
nooit zwervers of daklozen terugvinden, omdat deze niet in het neoliberale plaatje passen.
66
Dit panoptisch denken sluit nauw aan bij het revanchistisch denken van de neoliberale elite. In
westerse steden maakte het revanchisme opgang na het stadsverval van de jaren ‟70-‟80. In Kaapstad
is dit een veel recenter fenomeen dat nu volop in de bloei is. Door middel van stadsvernieuwings-
projecten tracht het stadsbestuur de middenklasse en de kapitaalkrachtigen weer naar het stadscentrum
te lokken en armere bewoners weg te werken. De FIFA Wereldbeker, waarvoor Kaapstad in de
zomer van 2010 één van de gaststeden was, was voor het CTP de perfecte gelegenheid om hun
revanchistisch beleid door te voeren. Om hun stadscentrum „proper‟ te krijgen voor de evenementen,
werden informele handelaars het stadscentrum buiten gewerkt of op de door hen voorziene markten
geplaatst, en werden daklozen opgepakt en in gebieden buiten het centrum gedropt. Blikkiesdorp is
een mooi voorbeeld van zo een „droppingplaats‟.
De neveneffecten die eigen zijn aan een neoliberaal beleid, kunnen ook waargenomen worden in de
Kaapstadse regio. Zo stelde Lemanski vast dat het CTP ruimtelijke polarisatie in de hand werkt door
in één centraal gebied (het CBD) te overinvesteren, ten koste van de rest van de stad. Een versterking
van de sociale polarisatie neemt deze auteur waar in het feit dat de armen systematisch uit het
stadscentrum worden geweerd. De extreme sociale polarisatie is ook overduidelijk wanneer
vastgesteld wordt dat Kaapstad met een Gini-index van 75 de meest ongelijke stad ter wereld is.
Hoewel de polarisatie in Kaapstad voor een groot deel afstamt uit het apartheidstijdperk, is ze zeker
versterkt door het nieuwe neoliberale beleid.
Een ander algemeen neveneffect van een neoliberaal beleid, namelijk gentrificatie, kan ook zeer
duidelijk waargenomen worden in de Kaapstadse binnenstad. Kotze & van der Merwe wijzen er op dat
de derde golf van gentrificatie in Kaapstad volop aan het woeden is. Volgens deze auteurs wordt de
gentrificatie in het CBD van Kaapstad actief gesteund en gestuurd door de staat. Via doelgericht
„urban development projects‟ probeert het stadsbestuur het stadsbeeld op te smukken, en de
middenklasse naar het stadscentrum te lokken. Een logisch gevolg van dit alles, is dat de huur- en
bouwprijzen enorm de hoogte in gaan. Tussen 2000 en 2007 zijn de prijzen van de residentiële
woningen in het CBD maar liefst verdrievoudigd. Woningen worden onbetaalbaar voor minder
kapitaalkrachtige inwoners, waardoor deze worden verplicht uit dit gebied te trekken.
Uit deze masterproef blijkt dat het stadsbeleid in Kaapstad duidelijke kenmerken van het
neoliberalisme vertoont. Hoewel het trager op gang gekomen is dan in de meeste westerse steden, is de
neoliberale transformatie ook hier bijna helemaal voltooid. Of de bevolking van Kaapstad de sociale
ongelijkheid die met dit beleid gepaard gaat, zomaar blijft slikken, valt nog maar af te wachten.
67
Bijlagen
Bijlage 1: Gini-Coëfficiënt 2009
Bron: (CIA, 2009)
Bijlage 2: Werkloosheidspercentage in Zuid-Afrika per populatiegroep (2009-2010)
Bron: (Statistics South Africa, 2010)
68
Bijlage 3: Tewerkstellingspercentage in Zuid-Afrika volgens categorie en ras (2006)
Bron: (EEC, zoals aangehaald door Modisha, 2008, p.165)
Bijlage 4: Kaapstad
Kaart van de Waterkant
Bron: (Cape Town Partnership, 2010)
69
Gebieden in het stadscentrum van Kaapstad
1. Green Point Common 2. V&A Waterfront 3. Green Point 4. Bo-Kaap
5. De Waterkant 6. Convention District 7. Mid City 8. Company‟s Gardens
9. East Foreshore 10. Cape Town Station 11. East City 12. District Six
13. Walmer Estate 14. Upper Woodstock 15. Lower Woodstock/
Salt River
16. Vredehoek
17. Lower Gardens 18. Upper Table Valley 19. Culemborg 20. Port
Bron: (Cape Town Partnership, 2010)
70
Bijlage 5 : Interview Ismail Farouk (21/07/2010)
- In the lecture you focussed on the impact of the Fifa World Cup activities on the city images of
Johannesburg. You mentioned how in two years time the privatisation of public spaces drastically
increased, what detrimental was for the informal economy, and the people who live of the informal
economy. Can we see the same thing happening in Cape Town?
Yes - the Central Station development in Cape Town has resulted in the eviction over 1000 informal
traders. Some traders were accommodated in the city, whilst the majority of traders were removed -
and asked to trade in the outskirts of Cape Town - In particular in places like Michells Plein.
- Is the World Cup project a revanchist project in Cape Town, and if so, do you have examples of
revanchist actions in Cape Town?
Yes - The Grand Parade (This is a Fifa fan fest site). Traders were evicted as part of the Fifa
regulations....
Also, communities in the Green Point area were evicted and moved to Blikkiesdorp. Look here:
http://globalurbanist.com/2010/04/29/mixed-views-on-the-blikkiesdorp-relocation-site-in-cape-
town.aspx
http://www.guardian.co.uk/world/2010/apr/01/south-africa-world-cup-blikkiesdorp
-Do you think that the Fifa World Cup activities in Cape Town will have sustainable positive
influences on the poor people of Cape Town? If so, which would be the positive effects? Which could
be the negative effects?
I don't think the experiences for the poor were good. The homeless were arrested and removed from
the city, also traders were evicted, and so I don't think there were too many positive experiences for
the urban poor.
- In your lecture you mentioned how the informal traders in Johannesburg organised resistance against
the neoliberal urban policy. Do you see any forms of resistance in Cape Town?
Yes - check out the Anti-Eviction Campaign
http://antieviction.org.za/
There's lots of stuff about the World Cup on their website....
71
-In your lecture you used some very interesting maps of Johannesburg, and how the Johannesburg
municipality tries to regain control over some regions, by introducing urban regeneration programs in
that area. Do you see the same thing happening in Cape Town? If so, do you have maps of that as well ?
There are a number of regeneration projects being planned in Cape Town. Unfortunately, I do no have
maps of the development areas, however, I am trying to obtain maps currently and will forward to
you.
Bijlage 6: Interview Muneeb Hendrickx (06/04/2010)
- The CTP-site mentions that '... the crime rate has dropped significantly and many incidents are
prevented from happening.' How does the Cape Town Partnership define 'crime'? Does it includes
small crimes, or only big crimes? Do you have concrete tables of the crime rate in Cape Town and of
how the crime rate evolved over the years? How did the CTP concrete achieved this drop of the crime
rate?
When we mention crime we talk about all levels of crime, from minor offences to the more serious.
Unfortunately there is a moratorium on the release of crime stats and I cannot provide figures. This
huge decrease was achieved through a partnership approach with various state and municipal
departments. We pooled our resources, concentrated on “hot spot” areas and jointly prevented crime.
The deployment of visible officers (Bobby on the beat) to the ground also made a huge difference.
All of the above saw a change in the type of crime committed. The more serious crimes were now
reduced to only minor offences being committed.
- Does the Cape Town Partnership uses other methods of securing than officers and other manpower?
For example, in Morocco, public private partnerships in charge of security use other methods, like
installing camera's or spotlights on crime hot spots in order to create a feeling of visibility, and make
spatial reconfigurations (for example by architectural adjustments) to avoid that people concentrate in
crime hot spots.
The CTP as various methods, the 2 most important are
1 Urban Management.
This depart looks at improving the landscape and utilities of an area. From replacing light bulbs in
streetlights to trimming of trees and fixing potholes. Regulating trading and optimizing the use of
public space. The rational that if an area is not management it may be perceived to be unsafe allowing
criminals to infiltrate
2 Social development.
The CTP has a full social department working on social interventions for underprivileged individuals.
These include job creation projects, family reunification, shelter placement and skills development.
72
- Do you have maps of the crime hot spots in Cape Town?
We regularly plot our own maps based on information received. Unfortunately we cannot provide this
due to the moratorium on stats.
- What kind of extra precautionary measures will the Cape Town Partnership take to enhance the
security during the FIFA World Cup?
There are about 26 different work streams in Cape Town for the World Cup. An important one is
Safety and Security of which the CTP is a role-player. As the plans are continuously evolving, I
cannot as yet specify.
- Some critics argue that crime doesn't drop by these measures, but just moves away from the inner-
city. What is your vision on this?
The CTP not only tracks crime in our area, but also in our neighbouring areas. There is no proof that
crime was displaced to our borders. The strategies used in the CBD is of an inclusive nature where we
try and reintegrate members back into society and not just throw them into jails. Our teams also work
in the areas of origin to try and prevent a “would be” criminal from tipping over onto the other side
Thank you very much for your time!
Kind regards,
Elisabet
Bijlage 7: Voorbeelden City Marketing
Logo New York Logo Antwerpen
(Bron:www.acrstudio.com/teaching/dmdesign4/04_type.html
)
(Bron:communicatie.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp
?id=274)
Logo Amsterdam Logo Kaapstad
(Bron:http://www.damstampers.nl/cms/index.php/nieuws/dam
stamper-nieuws/169-dweilfestival-amsterdam-)
Bron:http://www.unep.org/climateneutral/Default.aspx?tabi
d=869)
73
74
Bibliografie
Academia (2000). Academia. The Smart Choice. Retrieved, 15-7-2010 from
http://www.academia.co.za/MainEng.htm
Adam, K. (1997). The Politics of Redress: South African Style Affirmative Action. The Journal of
Modern African Studies, 35, 231-249.
African National Congress (1994). The Reconstruction and Development Programme. Retrieved, 27-
7-2010 from http://www.anc.org.za/rdp/rdp4.html
ASGISA Task Force (2007). Accelerated and Shared Growth Initiative for South Africa (ASGISA).
Retrieved, 28-6-2010 from http://www.info.gov.za/asgisa/asgisa.htm
Baeten, G. (2007). En toen schiep de middenklasse de binnenstad naar zijn beeld en gelijkenis.
Gentrifiëring is geen motor voor stadsvernieuwing. Ruimte en Planning, 27, 29-33.
Beall, J. (2002). Globalization and social exclusion in cities: framing the debate with lessons from
Africa and Asia. Environment&Urbanization, 14, 41-51.
Blakely, E. J. and Snyder, M. G. (1998). Forting up: gated communities in the United States. Journal
of Architectural and Planning Research, 15, 61-72.
Blue IQ (2010). Welcome to Blue IQ. Retrieved, 15-7-2010 from http://www.blueiq.co.za/
Bond, P. (2000). Elite Transition: From Apartheid to Neoliberalism in South Africa. London: Pluto
Press.
Boraine, A. (2009). Using large events to leverage urban regeneration: the 2010 FIFA World Cup in
the Cape Town Central City. Retrieved, 5-3-2010 from http://www.slideshare.net/CTP/using-
large-events-to-leverage-urban-regeneration-the-2010-fifa-world-cup-in-the-cape-town-
central-city
Brenner, N. and Theodore, N. (2002). Cities and the Geographies of "Actually Existing
Neoliberalism". Antipode, 34, 349-379.
Brenner, N. and Theodore, N. (2002). Preface: From the "New Localism" to the Spaces of
Neoliberalism. Antipode, 34, 341-347.
Cape Town Partnership (2010). Central City Development Strategy. Retrieved, 31-7-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/programmes/strategy/
Cape Town Partnership (2010). Neighbourhood 5: De Waterkant. Retrieved, 31-7-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/programmes/strategy/neighbourhood-5-de-waterkant/
Cerny, P. G. (1999). Globalization and the erosion of democracy. European Journal of Political
Research, 36, 1-26.
CIA (2009). The World Factbook. Distribution of Family Income - Gini Index. Retrieved, 15-7-2010
from https://www.cia.gov/library/publications/the-world-
factbook/fields/2172.html?countryName=South%20Africa&countryCode=sf®ionCode=af
&#sf
City of Cape Town (2001). MSDF Redraft 2001. Retrieved, 13-7-2010 from
http://www.capetown.gov.za/en/sdf/Documents/MSDF%20REDRAFT%202001%20v2.pdf
75
City of Cape Town (2007). Presidential Urban Renewal Programme. Business Plan for Urban
Renewal Programme: Khayelitsha and Mitchell's Plain. Retrieved, 5-7-2010 from
http://www.capetown.gov.za/en/urbanrenewal/Documents/URP_Business_Plan_-
_PDF_682007152628_.pdf
City of Cape Town (2009). 2010 FIFA World Cup South Africa By-Law. Province of Western Cape:
Provincial Gazette, 15-26.
City of Durban (16-9-2009). 2010 Worldcup South Africa. Retrieved, 9-5-2010 from
http://www.sa2010.gov.za/node/2430
Claessens, B. (2007). Gated Communities: What's in a Name? Ruimte en Planning, 27, 29-49.
Coaffee, J. (2005). Urban renaissance in the age of terrorism: revanchism, automated social control or
the end of reflection? International Journal of Urban and Regional Research, 29, 447-454.
Corbin, J. A Walk in the Park. 24-1-2010. BBC News Channel.
Cornelissen, S. (2009). Internationalisation and competitiveness in South African urban governance:
On the contradictions of aspirationist urban policy-making. In P.Kagwanja & K. Kondlo
(Eds.), State of Nation: South Africa 2008 (pp. 226-250). Cape Town: HSRC Press.
CTP (2008). About Us. Retrieved, 8-3-2010 from http://www.capetownpartnership.co.za/ccid/ccid-
overview/
CTP (2008). CCID Overview. Retrieved, 8-3-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/ccid/ccid-overview/
CTP (2008). Central City Development Strategy CCDS. Managing growth and leading change in the
Cape Town Central City. Retrieved, 10-7-2010 from http://capetownpartnership.co.za/wp-
content/uploads/2009/08/CCDS-POP-DOC_opt.pdf
CTP (2008). What We Do. Retrieved, 8-3-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/about/what-we-do/
CTP (2010). Greenmarket Square to become iconic eventing space. Retrieved, 23-6-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/greenmarket-square-to-become-iconic-eventing-space/
Davidson, M. (2007). Gentrification as global habitat: a process of class formation or corporate
creation? Transactions of the Institute of British Geographers, 32, 490-506.
Davis, D. (2003). From the Freedom Charter to the Washington Consensus. Retrieved, 6-7-2010 from
http://www.ukzn.ac.za/ccs/files/FC-IMF.pdf
Davis, M. (2007). Planet of Slums. London, New York: Verso.
Deleuze, G. (1992). Postscript on Societies of Control. October, 59, 3-7.
Dikeç, M. (2002). Police, politics, and the right to the city. Geojournal, 58, 91-98.
Dobson, J. E. (2007). The Panopticon's Changing Geography. Geographical Review, 97, 307-323.
Farouk, I. (21-7-2010).
Ref Type: Personal Communication
Farouk, I. (18-2-2010). Informal Economies in Global Cities.
76
Ref Type: Hearing
Flusty, S. (2001). The Banality of Interdiction: Surveillance, Control and the Displacement of
Diversity. International Journal of Urban and Regional Research, 25, 658-664.
FOD Economie, K. M. O. Middenstand & Energie (2010). Inkomensongelijkheid volgens de Gini-
coëfficiënt. Retrieved, 15-7-2010 from
http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/fisc/Inkomensongelijkheid/index.jsp
Foucault, M. (1989). Discipline, Toezicht en Straf. Groningen: Historische Uitgeverij.
Freund, B. (2007). South Africa: The End of Apartheid & the Emergence of the 'BEE Elite'. Review of
African Political Economy, 114, 661-678.
Freund, B. & Padayachee, V. (2002). (D)urban Vortex: South African City in Transition.
Pietermaritzburg: University of Natal Press.
Gough, J. (2002). Neoliberalism and Socialisation in the Contemporary City: Opposites, Complements
and Instabilities. Antipode, 34, 405-426.
Gratton, C., Shibili, S., and Coleman, R. (2005). Sport and Economic Regeneration in Cities. Urban
Studies, 42, 985-999.
Gray, M. (2006). The progress of social development in South Africa. International Journal of Social
Welfare, 15, 1-37.
Habib, B. & Bentley, K. (2008). Racial Redress & citizenship in South Africa. Cape Town: HSRC
Press.
Habib, B. and Padayachee, V. (2000). Economic Policy and Power Relations in South Africa's
Transition to Democracy. World Development, 28, 245-263.
Hackworth, J. and Smith, N. (2000). The Changing State of Gentrification. Tijdschrift voor
Economische en Sociale Geografie, 92, 464-477.
Harvey, D. (1989). From managerialism to entrepreneurialism: The transformation of urban
governance in late capitalism. Geografiska Annaler, 71B, 3-17.
Harvey, D. (2000). Spaces of Hope. Edinburgh: Edinburgh University Press.
Harvey, D. (2005). A Brief History of Neoliberalism. Oxford: Oxford University Press.
Harvey, D. (2007). Neoliberalism and the City. Studies in Social Justice, 1, 2-13.
Harvey, D. (2008). The Right To The City. New Left Review, 53, 23-40.
Hendricks, M. (6-4-2010).
Ref Type: Personal Communication
Hendrickx, D. (1993). Stadsvernieuwing op een keerpunt. Socialistische Standpunten, 40, 38-44.
Hermann, D. (2007). The Naked Emperor: Why affirmative action failed. Pretoria: Protea Book House.
Hubbard, P. (2004). Revenge and Injustice in the Neoliberal City: Uncovering Masculinist Agendas.
Antipode, 36, 665-686.
77
Iheduru, O. C. (2004). Black economic power and natuin-building in post-apartheid South Africa.
Journal of Modern African Studies, 42, 1-30.
Jensen, S. (2005). The South African Transition: From Development to Security? Development and
Change, 36, 551-570.
Jessop, B. (2002). Liberalism, Neoliberalism, and Urban Governance: A State-Theoretical Perspective.
Antipode, 34, 452-472.
Jessop, B. (2003). The Spatiotemporal Dynamics of Capital and its Globalization- and how they
Challenge State Power and Democracy. Retrieved, 3-2-2010 from
http://www.lancs.ac.uk/fass/sociology/papers/jessop-spatiotemporal-dynamics-of-capital.pdf
Jessop, B. and Sum, N. (2001). An Entrepreneurial City in Action: Hong Kong's Emerging Strategies
in and for (Inter-)Urban Competition. Retrieved, 20-7-2010 from
http://www2.cddc.vt.edu/digitalfordism/fordism_materials/papers/jessop/jessop,%20sum.htm
Klein, N. (2007). De Shockdoctrine: de opkomst van rampenkapitalisme. Breda: De Geus.
Kotze, N. J and van der Merwe, I. J. (2000). Neighbourhood Renewal in Cape Town's inner city: Is it
gentrification? Journal of Family Ecolofy and Consumer Sciences, 28, 39-46.
Landman, K. (2000). An overview of enclosed neighbourhoods in South Africa. Retrieved, 9-7-2010
from
http://www.csir.co.za/Built_environment/Planning_support_systems/gatedcomsa/docs/enclnei
ghb_sa8.pdf
Landman, K. and Schönteich, M. (2002). Urban Fortresses: Gated communities as a reaction to crime.
African Security Review, 11.
Lemanski, C. (2006). Spaces of Exclusivity or Connection? Linkages between a Gated Community
and its Poorer Neighbour in a Cape Town Master Plan Development. Urban Studies, 43, 397-
420.
Lemanski, C. (2007). Global Cities in the South: Deepening social and spatial polarisation in Cape
Town. Cities, 24, 448-461.
Levin, T. Y. (2002). CTRL [SPACE] : Rhetorics of surveillance from Bentham to Big Brother.
Cambridge: MIT.
Lyon, D. (1994). The Electronic Eye: The Rise of Surveillance Society. Cambridge: Polity Press.
MacLeod, G. (2002). From Urban Entrepreneurialism to a "Revanchist City"? On the Spatial
Injustices of Glasgow's Renaissance. Antipode, 34, 602-624.
MacLeod, G., Raco, M., and Ward, K. (2003). Negotiating the Contemporary City: Introduction.
Urban Studies, 40, 1655-1671.
MacLeod, G. and Ward, K. (2002). Spaces of Utopia and Dystopia: Landscaping the Contemporary
City. Geografiska Annaler, 84, 153-170.
Marais, H. (1998). South Africa Limits to Change: The Political Economy of Transformation. London:
Zed.
Marcuse, P. (2002). Afterword. In P.Marcuse & E. T. Van Kempen (Eds.), Of States and Cities: The
Partitioning of Urban Space (pp. 269-282). Oxford: University Press Oxford.
78
Marcuse, P. & van Kempen, R. (2002). Of states and cities : the partitioning of urban space. Oxford:
Oxford university press.
Maré, G. (2003). The state of the state: Contestation and race re-assertion in a neoliberal terrain. In
J.Daniel, A. Habib, & R. Southall (Eds.), State of the Nation: South Africa 2003-2004 (pp. 25-
52). Cape Town: HSRC Press.
Martin, D., McCann, E., and Purcell, M. (2003). Space, Scale, Goverance, and Representation:
Contemporary Geographical Perspectives on Urban Politics and Policy. Journal of Urban
Affairs, 25, 113-121.
Matusitz, J. (2010). Collapsing the Global and the Local through Interscalar Strategies: a
Glurbanization Perspective. Planning Theory, 9, 6-27.
Mbeki, T. (1998). Debate on reconciliation and nation building. Retrieved, 20-7-2009 from
Http://www.info.gov.za/speeches/1998/98602_0x2189810390.htm
McCann, E. (2003). Framing Space and Time in the City: Urban Policy and the Politics of Spatial and
Temporal Scale. Journal of Urban Affairs, 25, 159-178.
McCord, A. (2004). Public Works as a Component of Social Protection in South Africa. Retrieved, 13-
7-2010 from http://www.big.org.za/popups/articleswindow.php?id=27&print=print
McDonald, D. A. and Smith, L. (2004). Privatising Cape Town: From Apartheid to Neo-liberalism in
the Mother City. Urban Studies, 41, 1461-1484.
McGuirk (2003). Producing the Capacity to Govern in Global Sydney: A Multiscaled Account.
Journal of Urban Affairs, 25, 201-223.
Miraftab, F. (2004). Neoliberalism and Casualization of Public Sector Services: The Case of Waste
Collection Services in Cape Town, South Africa. International Journal of Urban and
Regional Research, 28, 874-892.
Miraftab, F. (2007). Governing Post Apartheid Spatiality: Implementing City Improvements Districts
in Cape Town. Antipode, 39, 602-626.
Modisha, G. (2008). Affirmative Action and Cosmopolitan Citizenship in South Africa. In B.Habib &
K. Bentley (Eds.), Racial Redress & Citizenship in South Africa (pp. 153-178). Cape Town:
HSRC Press.
Mubangizi, B. C. (2008). Responses to poverty in post-apartheid South Africa: Some reflections.
International Journal of Social Welfare, 17, 174-181.
Natrass, N. (1994). Politics and Economics in ANC Economic Policy. African Affairs, 93, 343-359.
Niedt, C. (2006). Gentrification and the Grassroots: Popular Support in the Revanchist Suburb.
Journal of Urban Affairs, 28, 99-120.
Parnell, S. and Pieterse, E. (2010). The 'Right to the City': Institutional Imperatives of a
Developmental State. International Journal of Urban and Regional Research, 34, 146-162.
Peck, J., Theodore, N., and Brenner, N. (2009). Neoliberal Urbanism: Models, Moments, Mutations.
SAIS Review, 29, 49-66.
Peck, J. and Tickell, A. (2002). Neoliberalizing Space. Antipode, 34, 380-404.
79
Pieterse, E. (2006). Building with Ruins and Dreams: Some Thoughts on Realising Integrated Urban
Development in South Africa through Crisis. Urban Studies, 43, 285-304.
Pieterse, E. (2008). City Futures: Confronting the crisis of urban development. London; New York ;
Cape Town: Zed Books; UCT Press.
Pillay, U. & Tomlinson, R. (2006). Conclusion. In U.Pillay, R. Tomlinson, & J. du Toit (Eds.),
Democracy and Delivery: Urban Policy in South Africa (pp. 302-319). Cape Town: HSRC
Press.
Purcell, M. (2002). Excavating Lefebvre: The right to the city and its urban politics of the inhabitant.
Geojournal, 58, 99-108.
Purcell, M. (2003). Citizenship and the Right to the Global City: Reimagining the Capitalist World
Order. International Journal of Urban and Regional Research, 27, 564-590.
Purcell, M. (2006). Urban Democracy and the Local Trap. Urban Studies, 43, 1921-1941.
Robins, S. (2002). At the limits of spatial governementality: a message from the tip of Africa. Third
World Quaterly, 23, 665-689.
Rogerson, C. M. (1999). Local Economic Development and Urban Poverty Alleviation: The
Experience of Post-Apartheid South Africa. Habitat International, 23, 511-534.
Ruiters, G. (2006). Social Control and Social Welfare under Neoliberalism in South African Cities:
Contradictions in Free Basic Services. In M.Murray & G. Meyers (Eds.), Cities in
Contemporary Africa (pp. 289-306). New York: Palgrave MacMillan.
Slater, T. (2009). Revanchist City. Retrieved, 25-6-2010 from
http://www.geos.ed.ac.uk/homes/tslater/revanchist.pdf
Smith, D. (2010, April 1). Life in 'Tin Can Town' for the South Africans evicted ahead of World Cup.
The Guardian.
Smith, N. (2002). New Globalism, New Urbanism: Gentrification as Global Urban Strategy. Antipode,
34, 427-450.
Southall, R (2004). The ANC & Black Capitalism in South Africa. Review of African Political
Economy, 31, 313-328.
Southall, R. (2006). Ten Propositions about Black Economic Empowerment in South Africa. Review
of African Political Economy, 111, 67-84.
Statistics South Africa (2010). Quarterly Labour Force Survey. Quarter 1, 2010. Retrieved, 18-7-2010
from
http://www.statssa.gov.za/PublicationsHTML/P02111stQuarter2010/html/P02111stQuarter20
10.html
Suter, E. (2010). Greenmarket Square 300 years old. Retrieved, 23-6-2010 from
http://www.capetownpartnership.co.za/greenmarket-square-300-years-old/#more-2604
Swanson, K. (2007). Revanchist urbanism heads south: the regulation of indigenous beggars and street
vendors in Ecuador. Antipode, 39, 708-728.
Swyngedouw, E., Moulaert, F., and Rodriguez, A. (2002). Neoliberal Urbanization in Europe: Large-
Scale Urban Development Projects and the New Urban Policy. Antipode, 34, 542-577.
80
Tangri, R. and Southall, R (2008). The Politics of Black Economic Empowerment in South Africa.
Journal of Southern African Studies, 34, 699-716.
The Department of Housing (1997). Urban Development Framework. Retrieved, 13-7-2010 from
http://www.info.gov.za/view/DownloadFileAction?id=70505
The Global Urbanist (2010). Mixed views on the Blikkiesdorp relocation site in Cape Town. Retrieved,
22-7-2010 from http://globalurbanist.com/2010/04/29/mixed-views-on-the-blikkiesdorp-
relocation-site-in-cape-town.aspx
The Presidency Republic of South Africa (2006). National Spatial Development Perspective 2006.
Retrieved, 13-7-2010 from
http://www.thepresidency.gov.za/main.asp?include=docs/pcsa/planning/nsdp/main.html
The World Bank Group (2010). World databank. Retrieved, 15-7-2010 from
http://databank.worldbank.org/ddp/home.do?Step=3&id=4
Turok, B. (2008). From The Freedom Charter to Polokwane: The Evolution of ANC Economic Policy.
Cape Town: New Agenda: South African Journal of Social and Economic Policy.
Turok, I. (2001). Persistent Polarisation Post-Apartheid? Progress towards Urban Intergration in Cape
Town. Urban Studies, 38, 2349-2377.
Turok, I. (2009). Driving Density Higher: Challenges for Central Cape Town. Retrieved, 2-3-2010
from http://africancentreforcities.net/assets/turok_driving_density_higher_-_draft-0.pdf
USAID South Africa (2006). Municipal Infrastructure Investment Unit (MIIU) Final Completion
Report. Volume 1 Main Report. Retrieved, 13-7-2010 from
http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PDACJ977.pdf
V&A Waterfront Cape Town (2010). Our History. Retrieved, 14-7-2010 from
http://www.waterfront.co.za/home/history/pages/history_waterfront.aspx
Van Rouveroij, S., Leysen, C., and Gatz, V. (2004). Liberaal Stedenmanifest 5 April 2004. Retrieved,
6-7-2010 from http://www.stadsluchtmaaktvrij.be/liberaal_stedenmanifest.pdf
Visser, G. (2002). Gentrification and South African Cities. Cities, 19, 419-423.
Visser, G. and Kotze, N. J (2008). The State and New-build Gentrification in Central Cape Town,
South Africa. Urban Studies, 45, 2565-2593.
Vlaams Belang (2004). Programmaboek 2004. Retrieved, 6-7-2010 from
http://www.vlaamsbelang.org/files/20041212_programma.pdf
Wacquant, L. (2002). The Rise of Advanced Marginality: Notes on its Nature and Impliations. In
P.Marcuse & R. van Kempen (Eds.), Of States and Cities: The Partitioning of Urban Space
(pp. 221-239). Oxford: Oxford University Press.
Wagendorp, B. (2003). Barrières tegen de boze buitenwereld. de Volkskrant.
Walraet, A. (2001). De politieke economie van postapartheid: van herverdelingsambities naar
duurzame ongelijkheid. In R.Doom (Ed.), De Structuur van de Waanzin: conflicten in de
periferie (pp. 242-269). Gent: Academia Press.
Webb, C. (2010). Selling South Africa: Poverty, Politics and the 2010 FIFA World Cup. Retrieved,
12-4-0010 from http://www.globalresearch.ca/index.php?context=va&aid=18303
81
Weber, R. (2002). Extracting Value from the City: Neoliberalism and Urban Redevelopment. Antipode,
34, 519-540.
Wilkinson, P. (2000). City profile: Cape Town. Cities, 17, 195-207.
Williamson, J. (2004). A Short History of the Washington Consensus. Retrieved, 15-7-2010 from
http://www.iie.com/publications/papers/williamson0904-2.pdf