Weetjes Vgt

download Weetjes Vgt

of 28

description

vgt

Transcript of Weetjes Vgt

Categorien0. Genetica1. Ademhalingstelsel2. Bloed-en lymfestelsel + afweersysteem3. Spier- en skeletstelsel4. Geestelijke gezondheidszorg5. Voortplantingsstelsel6. Hart- en vaatstelsel7. Hormoonstelsel en metabolisme8. Huid- en bindweefsel10. Spijsverteringstelsel11. Nieren en urinewegen14. Wetenschapsleer en methodologie15. Registratie van infectieziekten16. KNOogheelkunde17. Spoedeisende hulp18. Verwekkers19. Neurologie

Categorie 0: GeneticaLocus: fysische plaats op een chromosoom. Op een locus bevindt zich een bepaalde sequentie of gen. Een locus draagt een specifiek allel van dit gen. Allel: een van de alternatieve vormen van een gen op een bepaald locus. Genetische marker: elk locus kan gebruikt worden als genetische merker van zodra het mogelijk is genetische variatie ter hoogte van dit locus te detecteren. Haplotype: in een strikte betekenis, de specifieke allelen van verschillende loci die zich op dezelfde fysische chromosoom bevinden. In de brede betekenis zeggen we dat een set allelen voor verschillende loci een haplotype vormen. We erven dan een haplotype van onze moeder en een haplotype van onze vader. Genotype: genetische constitutie van een organisme. Ons genotype wordt gedefinieerd door twee specifieke allelen voor elke locus.

Lynch syndroom: coloncarcinoom in combinatie met (meest frequent) endometriumcarcinoom. Verder: ovarium-, maag-, dunne darm- en urotheelcelkanker. Hersencarcinoom, melanoom.

Mitochondrieel DNA (mtDNA) erft maternaal over.

BRCA-1: geeft verhoogd risico op ovarium- en/of mammacarcinoomBRCA-2: geeft verhoogd risico op mamma- en prostaatcarcinoom bij mannen specifiek

Genetische heterogeniteit: als verschillende genene onafhankelijk van elkaar nzelfde fenotype veroorzaken. Variabele expressie: betekent dat de aanwezigheid van een allel bij verschillende individuen tot een verschillende ernst van het fenotype kan leiden. Meestal is dit het gevolg van het effect van andere (modifier) genen.Penetrantie: Soms leidt de aanwezigheid van een allel niet altijd tot het fenotype dat hiermee samenhangt. We spereken dan van onvolledige penetrantie. Als een individu het allel bezit, vertoont het het fenotype, of niet. Als we spreken van 80% penetrantie, betekent dit dat 80 % van de individuen die het allel bezitten ook het fenotype vertonen.Pleiotropie/allelisme: Soms kunnen de verschillende allele van een gen tot verschillende fenotypes leiden. Zo kan bijvoorbeeld een null allel tot een ernstig complex klinisch syndroom leiden en een missense puntmutatie in hetzelfde gen enkel tot mentale retardatie. Dit noemen we pleiotropisme of allelisme.

Imprinting: Is een onderscheiden deel van epigenetische genregulatie, waarbij de activiteit van een gen op omkeerbare wijze wordt gewijzigd afhankelijk van het geslacht van de ouder die het naar de nakomeling overdraagt. Genomische imprinting leidt tot ongelijke expressie (regulatie) van de maternale en de paternale allelen van een gen (een locus) of een chromosoomregio. Bekende voorbeelden van klinische afwijkingen veroorzaakt door afwijkingen van imprinting in een bepaalde regio op de lange arm van chromosoom 15 zijn: het prader-willisyndroom en het angelmansyndroom.

Mozacisme: niet alle cellen in het lichaam hebben hetzelfde genetische materiaal. Kiembaanmozaicisme: mutatie in teelbalcellen of ovariumcellen, waardoor kans bestaat dat zaad- en eicellen aangetast kunnen zijn. Niet alle gameten hoeven aangetast te zijn. Vaak problemen bij fertiliteit of herhaalde miskraam.Down syndroom: 3 exemparen van chromosoom 21.

Er zijn 3 opeenvolgend ebasenparen nodig om te coderen voor en aminozuur.

Het aantal genen in het menselijk genoom: 30.000

Klinefelter: XXY, 47 chromosomen aanwezigTurner: X, 45 chromosomen aanwezigSyndroom van Patau: trisomie 13Syndroom van Down: trisomie 21Syndroom van Edwards: trisomie 18

Bij Klinefelter is de productie van geslachtshormonen verstoord. Dit leidt tot: te weinig androgenen.Bij Turner is het FSH-gehalte in het bloed bij vervroegde ovarile uitval: verhoogd (om te compenseren).

Categorie 1: AdemhalingsstelselHoge luchtwegobstructie: normaal inspirium, verlengd expirium

Bijgeluiden Rhonchi: door obstructie. Hoogfequent =piepend: door stijve bronchuswan; bronchospasme, astma-aanval Laagfrequent = brommend: bij verdikte bronchuswand of taai slijm (eerst laten hoesten): COPD, chronische bronchitisInspiratoire stridor is een piepende inademingCrepitaties (door gezwollen parenchym) Borrelen van lucht in slijm in de grote luchtwegen, laagfrequente, grove crepitaties: sputum, bloed of etter in de grote luchtwegen, longoedeem, ernstig emfyseem Hoogfrequent, fijne crepitaties door openspringen kleinere luchtwegen: longontstekingen (vaak met bronchiaal ademgeruis), links-decompensatio cordis, bedlegerigheid, longfibrosePleurawrijven: pleuritis, longembolie

Karakter (frequentie en scherpte)Normaal (vesiculair) ademgeruis: inspirium is luiden en duurt langer dan het experiumVerscherpt ademgeruis: verhoogde luchtstroom bij inspanning, hyperventilatie, vernauwde luchtwegen, bijv. astma bronchialeBronchiaal ademgeruis: hoorbaar expirium en langer dan inspirium, luidheid van experium is toegenomen; astma, COPD, pneumonie, pleuravocht, bloeding

Verlengd experium: luchtwegobstructie (astma, COPD)Verlengd inspirium: hoge luchtwegobstructie

Pneumonie: koorts, hoest, sputumcollectie, rillingen, dyspnoe, pleurale pijn. Crepitaties bij auscultatie, demping bij percussie, fremitus lokaal verhoogd bij palpatie. Volwassenen: Streptococcus pneumonia, Haemofilus influenza, Mycoplasma pneumoniae, Chlamydia pneumoniae, Legionella species. Viraal: influenza, parainfluenza, adenovirus. Kinderen tot 8 jr: Streptococcus pneumonia, Haemofilus influenza, Staphylococcus aureus. Kinderen > 8 jr: mycoplasma pneumoniae, streptococcus pneumonia

COPD: compliantie van de long is: toegenomen.De meest frequente oorzaak van secundarie pulmonale hypertensie: chronische bronchitis. Bronchuscarcinoom gaat vaak samen met: hypercalcimie.Antihistaminica bij allergische rhinitis werken als volgt: blokkeren van de histaminereceptor.

Categorie 2: Bloed & lymfestelsel + ImmuunsysteemSarcodose: granulomen in het bronchusbiopt steunen deze diagnose.

Rhesus (D)-negatieve vrouwen die een rhesus (D)-positieg kind verwacht: bij eerste kind geen probleem. Bij tweede kind kan rhesusprik in de 30e week, zo kan rhesusziekte voorkomen worden.Kind met rhesusziekte kan behandeld worden met UV-licht. In ernstige gevallen bloed vervangen dmv wisseltransfusie.

Hydrocephalus: de liquor cerebrospinalis wordt in de meeste gevallen door een shuntsysteem omgeleid vanaf de zijventrikels naar de peritoneaalholte.

Allergische reacties Gell & Goombs:Type I: hierbij binden mestcellen het Fc deel van IgE via hun Fc()-receptoren. Als een allergeen via binding twee IgE moleculen overbrugt ('cross-linking') ontstaat een verbinding tussen Fc()-receptoren. Dit leidt tot degranulatie van de mestcel en het vrijmaken van mediatoren, die een (allergische) ontstekingsreactie opwekken. Overgevoeligheid ontstaat na herhaald contact met het allergeen.VB: anafylaxie, atopisch astma, atopisch eczeem, geneesmiddelenovergevoeligheid, hooikoorts.Type II: en antilichaam (IgG of IgM) is gericht tegen antigeen van lichaamseigen of lichaamsvreemde (bijv. getransfundeerde) cellen. Dit kan cytotoxische reacties door killer (K) cellen uitlokken, of door via complement-activatie verlopende lysis.VB: autoimmuun hemolytische anemie, hemolytische anemie van de pasgeborene, myasthenia gravis, pemphigus, syndroom van Goodpasture, toxische epidermale necrolyse.Type III: immuuncomplexen (antigeen en gewoonlijk IgG of IgM) slaan in weefsel neer. Hierdoor wordt complement geactiveerd en worden granulocyten (in mindere mate monocyten) aangetrokken, en treedt plaatselijk weefselbeschadiging en ontsteking op. De volgende ziektebeelden worden onderscheiden: acute en chronische serumziekte, en de Arthus reactie.VB: polyartertis nodosa, post-streptococcen glomerulonefritis, SLEType IV: met antigeen gesensibiliseerde T-cellen maken lymfokines vrij bij hernieuwd antigeencontact. Cytokines leiden tot een locale ontstekingsreactie en het aantrekken van macrofagen, die op hun beurt ontstekingsmediatoren vrijmaken. Antilichamen gericht tegen cel- of weefselantigeen zijn meestal auto-antilichamen; zij zijn minder vaak gericht tegen extrinsieke antigenen. Men onderscheidt de volgende typen IV overgevoeligheid: tuberculine type overgevoeligheid, en granulomateuze overgevoeligheidsreactie.VB: lepra, sarcodose, schistosomiasis, tbc, Ziekte van Crohn

T-cel onafhankelijke antilichaamproductie, meest geproduceerd: IgM.IgG kan door de placenta

Graft-versus-hostziekte: immuunrespons van de donor tegen de ontvanger. Veroorzaakt door T-cellen van de donor

Van tijd tot tijd pandemie van influenzavirus door: het hemagglutinine eiwit van het virus verandert waardoor er wereldwijd geen immuniteit tegen een dergelijk veranderd virus is.

Eosinofielen bestrijden vooral parasieten.

Prothrombinasecomplex: wordt gevormd op membraanoppervlak van bloedplaatjes.

Reumatode artritis heeft reumafactoren in het bloed. Dit zijn antistoffen tegen: het Fc-gedeelte van IgG.

HLA-B27 positiviteit wordt frequent geassocieerd met: ankyloserende spondylitis.

Bezinkingssnelheid is verhoogd bij polymyalgia rheumatica. Niet bij artrose. Niet bij fibromyalgie.

Categorie 3: BewegingsapparaatUnhappy triad: mediale meniscslaesie, voorste kruisbandletsel, mediaal collateraal bandletsel

De plexus cervicobrachialis loopt paravertebraal tussen twee spieren: m. scalenus anterior en m. scalenus medius.

Humerusschacht#: spierfunctie versoord van extensie van de elleboog

Het distale deel van het mediale onderarmbeen heet: caput ulnae.

Bij elleboogklachten in de huisartsenpraktijk heeft men meestal te maken met epicondylitis lateralis.

Structuur die het meest anterior ligt in het bovenste mediastinum: thymus.

Schouderluxatie zenuwuitval als gevolg daarvan: m. deltoideus.

Syndroom van Marfan: lange extremiteiten, pectus excavatum

Distale radius# kan zenuw beknellen in carpale tunnel: n. medianus.

Een gecompliceerde # betekent: een open verbinding tussen # en buitenwereld.

Osteoporose meest voorkomende #: distale radius.Afgenomen botmatrix komt voor bij osteoporose.

Corticaal bot bevindt zich vooral in de: diafyse.

Hernia femoralis (dijbeenbreuk) komt vooral voor bij vrouwen.

Verzwikking van de enkel verdenking op fractuur: hematoomverkleuring van de laterale enkel.

Fractuur van de elleboog uitsluiten dmv: volledig passief strekken van de elleboog.

Categorie 4: Geestelijke gezondheidszorgSomatiseerders brengen spanningen en conflicten tot uiting in lichamelijke symptomen.

Gegeneraliseerde angststoornis: de hele tijd angstig en bezorgd over alledaagse dingen.Voor wie aan een gegeneraliseerde angststoornis lijdt, staan de frequentie, intensiteit en duur van de zorgen niet in verhouding tot hun feitelijke bron. De optredende spanningen staan de dagelijkse gang van zaken in de weg.

Affectieve functies: stemming en affect Cognitieve functies:bewustzijn, geheugen, aandacht, concentratie en orintatie. Conatieve functies: psychomotoriek, motivatie, gericht gedrag, algemene voorkomen, de mimiek, gestiek en de spraak

Neologisme: het gebruik van niet-bestaande woordenConfabulatie: het zelf feiten verzinnenIncoherentie: spreekt onlogisch en onsamenhangend Ontsporing: onderbreekt verhaal met irrelevante, onbegrijpelijke opmerkingen

Narcistische persoonlijkheidsstoornis: grootheidsgevoelens, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, ijdelheid, zelfingenomenheidBorderline persoonlijkheidsstoornis: crisis, intern conflictTheatrale persoonlijkheidsstoornis: aandacht, aandacht, aandachtAntisociale persoonlijkheidsstoornis: egosme en impulsiviteit

Delirium criteria: -bewustzijnsstoornis-veranderingen in cognitieve functies-ontwikkeling in korte tijd.Risicofactoren: dementie, hartfalen, elektrolytenstoornissen, mannelijk geslachtDerealisatie: de persoon ervaart een scheiding tussen zichzelf en de wereld, zijn identiteit of lichamelijkheid. Het leven wordt vaak beschreven als een film, wazig en onecht. Het is vaak het gevolg van langdurige stress of psychisch trauma.

Een hallucinatie is een zintuiglijke waarneming die niet overeenkomt met wat er in de werkelijkheid gebeurt. Een illusie is een foutieve interpretatie van rele externe prikkels. Dit zijn dus stoornissen in de perceptie.

Sociale anamnese milieus:Eerste milieu: leefsituatie, alleenstaand/samewonend/kinderen/huisvesting, partner en kinderen, relaties/problemen, eigen rol in het gezin als partner en ouder, zelfverzorging, sociale steun.Tweede milieu: werk en opleiding, functie, werkprestatie, contact met collegas, indien geen werk: oorzaak of toekomstverwachtingDerde milieu: familieorl, band met ouders, broers/zussen, burgerrol, deelname aan maatschappelijke organisaties en verenigingen. Contacten met vrienden/kennissen/justitie

Biofeedback is een vorm van leerstrategie: operante conditionering.Behandeling depressie: 1. SSRI, 2. TCAs, 3. MAO-remmers.Depressie bij ouderen extra van belang om aan te pakken omdat: ze een verminderde immuunfunctie hebben.Bij depressie speelt vooral serotonine een rol.

Categorie 5: Voortplantingsstelsel en GynaecologieUrineweginfectie postpartum bij vrouw die borstvoeding geeft: mag gn nitrofurantone.

Het Hb van een kind van 3 maanden is ten opzichte van pasgeborenen lager; want pasgeborene heeft nog van de moeder.

Pubertas praecox: als gevolg van gonadotrofinestimulatie. Oorzaak in hypofyse.Pseudopubertas praecox: oorzaak ligt in het lichaam bij n van de endocriene klieren (adrenogenitaal syndroom, congenitale bijnierhyperplasie, hypothyreodie)

Eclampsie: bh van eerste keuze is toediening van magnesiumsulfaat.

Meconiumhoudend vruchtwater duidt op: foetale hypoxie.

Normogonadotroop komt het meest voor (andere: hyper/hypogonadotroop).

Eerste handgreep van Leopold: fundushoogteTweede: plaats van de rug enzovoortDerde: aard van voorliggende deelVierde: indaling

Viagra (sildenafil) niet voorschrijven in combinatie met nitraten (angina pectoris).

Extra uterine graviditeit: ectopische zwangerschap. Innesteling vaak in de tuba uterina.Diagnostiek bij EUG dmv: HCG-bepaling en vaginaal echografie.

Navelstreng: 2 arteriae umbilicalis, 1 vena umbilicalis

Salpingitis: opstoot- en slingerpijn. Meest voorkomende verwekker: Chlamydia trachomatis

Bay met wisselende inspiratoire stridor, goedaardig aangeboren afwijking: laryngomalacie.

Oligomenorroe: lange tussenpozes (eens in de 3 maanden ongesteld)

De anovulatie bij anorexia wordt gekenmerkt door een: hypogonadotrope- hypo-oestrogene status.

De concentratie van progesteron in de urine van een zwangere vrouw bereikt tussen de 30e en 36e week de maximale waarde.

Amenorroe definitieMetroraghiemenorraghie

Vlakken van Hodge

Wanneer ontstaat placenta in welke week?

Liggingen (aangezichtsligging, achterhoodsligging, stuitligging, voorhoofdsligging

Bij welke criteria fertiliteitsonderzoek?

OACIUD

Hormonen laag FSH en dingen, WO classificatie

Categorie 6: Hart-en vaatstelsel

Decompensatio cordis (hartfalen) links: linker harthelft pompt het bloed niet meer goed rond, waardoor ophoping van vr de linker harthelft onstaat: de longen, longoedeem, benauwdheid, kortademigheid rechts: ophoping in rest vh lichaam. Vooral buikklachten, stuwing afvoerende vaten, oedeem enkels.Klachten: bij acuut hartfalen plotseling optredende ernstige kortademigheid in rust, klamme huid en reutelende snelle ademhaling. LO: auscultatie longen: tweezijdig basaal crepiteren, rhonchi en pulmonaal piepen. Pols tachycard, lage bloeddruk is meest bedreigend. Auscultatie hart: 3e of 4e harttoon.

Classificatie New York Heart Association (NYHA) klasse 1 tm 41. Pt zonder beperking van fysieke activiteit. Normale activiteit veroorzaakt geen klachten.2. Pt met een geringe beperking van fysieke activiteit. Geen klachten in rust, maar wel bij matige fysieke activiteit.3. Pt met een duidelijke beperking van fysieke activiteit. Geringe inspanning geeft al klachten.4. Pt met ernstige beperkingen in de fysieke activiteit. Klacht ook aanwezig in rust.Andere indeling van de American Heart Association: meer nadruk op preventie Stadium A: hoog risico op hartfalen. In dit stadium zijn alleen nog maar risicofactoren aanwezig, zoals hypertensie, dabetes of coronair lijden. Stadium B: ontbreken kachten en verschijnselen hartfalen, maar er zijn wel structurele afwijkingen van het hart Stadium C: manifesteren zich klachten en symptomen Stadium D: hartfalen dat niet meer verbetert door behandeling (endstage)

Hartfalenmedicatie ACE-remmers: captopril, enalapril, lisinopril, ramipril, trandolapril Diuretica: furosemide(bij ernstige vochtretentie), bumetanide, hydrochloorthiazide, chlooralidon Btablokkers: bisoprolol, cavedilol, meoprolol, nebivolol AII-antagonisten: candesartan, valsartan

Volgens CEAP-classificatie voor DVT die een posttrombotisch syndroom ontwikkelen (categorie C4,5,6) is de kans daarop 25%.C: Klinisch beeldE: EtiologieA: AnatomieP: Pathofysiologie

Als de compliantie (uitrekken) van de aorta afneemt, neemt de polsdruk: toe.

Angina pectoris: samensnoerend/drukkende pijn op de borst.

Pijn op de borst als gevolg van cardiale ischemie komt minder intens voor bij: diabetes mellitus.

Pansystolisch geruis aan het hart: meest waarschijnlijke oorzaak: mitralis insufficintie.

In gezond hart wordt de hoogste voortgeleidingssnelheid van de actiepotentiaal gevonden in de: Purkinjevezels.

Bij pericarditis auscultatie: trifasisch systolisch en diastolisch geruis.

Dissectie in een aneurysma aortae bevindt zich de scheur meestal in: de media (niet adventitia/intima).

Bij eenvena cava superior syndroomis er sprake van een gedeeltelijke of volledige afsluiting van de vena cava superior, het bloedvat dat het vloed afvoert uit het hoofdhalsgebied en de armen naar het hart.

Categorie 7: HOrmoonstelsel en metabolismeVitamine A wordt vooral opgeslagen in de lever.

Rigor mortis wordt veroorzakt door een gebrek aan ATP.

In het intracellulaire compartiment is het ion met de hoogste concentratie: K+.

Cellulaire ademhaling: de eerste stap bij afwezigheid van zuurstof: glycolyse.

Uit welke stof kan het menselijk lichaam glucose maken: vetzuren.

Categorie 8 Huid- en bindweefselFotodermatose: huidafwijking genduceerd door UV-licht of zichtbaar licht.

Melanoom kent vier verschillende typen. In Nederland het meest voorkomende is: superficieel groeiend melanoom.

Huidpigmentatie: het verschil tussen verschillende rassen wordt het MINST verklaard door de densiteit van melanocyten. Wel door de hoeveelehid en type melanine, de grootte van melanosomen en het patroon van distributie van melanosomen.

Ehlers-Danlos syndroom: collageenafwijking. Hyperelastische huid, hypermobiliteit.

Alarmtekenen plekje huid: onregelmatige pigmentatie, schilfering of korstvorming, opgeworpen randje rondom het plekje. ABCD: asymmetrisch! Grenzen zijn onregelmatig! Kleur varieert binnen 1 plekje! Diameter is groter dan pencils eraser.

Blaarziekte die gekenmerkt wordt door intra-epidermale blaarvorming: pemphigus vulgaris.

Categorie 10: SPijsverteringsstelselZenkers divertikel klassieke klachten: regurgitatie onverteerd voedsel, het eten zakt niet goed en borrelende geluiden in de hals

Melaena: zwarte, kleverige, teer-achtige ontlasting, met kenmerkend egeur. Veroorzaakt door bloeding in de slokdarm, maag of dunne darm. Meest waarschijnlijk is Ziekte van Crohn.

Coeliakie: glutenintolerantie. Kenmerkend: vlokatrofie van jejunum. Vaak ook huidaandoening: dermatitis herpetiformis.

Geneesmiddel dat secretie maagzuur remt: antihistaminica.

Teken van Courvaisier: bij icterische patient een vergrote, niet pijnlijke galblaas. Als dit fenomeen aanwezig is, is de kans groot dat de galgang is afgesloten door een maligniteit (pancreaskopcarcioom).

Een combinatie van maag- en duodenumsonde na abdominale operatie biedt de mogelijkheid om te controleren in hoeverre: de dunne darm de voeding tolereert.

Categorie 11: NierenMeest voorkomende verwekker van urethritis bij mannen: chlamydia.

Feochromocytoom: hormoonproducerende bijniertumor die goedaardig is in ongeveer 90% van de gevallen.

De basaalmembraan van het glomerulaire filter van de nier is: negatief geladen.

Nierstenen kunnen uit 1 of meer componenten bestaan. Meestal het grootste gedeelte uit: calciumoxalaat.

Kaliumsparend diureticum: furosemide (is sterk diuretisch, sterk natriuretisch en matig kaliuretisch.Bij nefrotisch syndroom albumine verlaagd en vaak ook antitrombine III.SOA verwekker: trichomonas vaginalis

Categorie 14: Wetenschapsleer en methodologiePatroonherkenningSleepnetmethodeHypothse toetsende methode

Sensitiviteit: het percentage van de onderzochte mensen die volgens de gouden standaard aan de ziekte lijden en bij wie de test positief is. De sensitiviteit is te berekenen door a (terecht positieven) te delen door a + c (fout negatieven) x 100.

Specifiteit: het percentage van de onderzochte personen die niet ziek zijn en bij de testuitslag niet afwijkend is. De specifiteit is te berekenen door d ( terecht negatieven) te delen door d + b (fout positieven) x 100

Diagnostische strategienPatroonherkenning: het beeld is zo typisch dat er geen twijfel mogelijk is - het algoritme ( de beslisboom) logisch handelingsschema voor een omschreven probleem Het uitsluiten of bevestigen van een diagnose: gebruikt als er in de differentile diagnose voorkomt die per se bevestigd of uitgesloten moet worden, vanwege de urgentie van handelen indien hij wordt bevestigd. Sequentile hypothesetoetsende methode: uit de lijst worden de een of twee meest waarschijnlijke geselecteerd en getoetst met anamnese en lichamelijk onderzoek. (waarschijnlijkheid) Ongerichte sleepnetmethode: er wordt een anamnese afgenomen van alle orgaansystemen en uitgebreid lichamelijk en aanvullend onderzoek verricht in de hoop dat de diagnose in het net gevangen wordt.

PreventiePrimaire preventie heeft als doel ziekten te voorkomen door het verminderen van de vatbaarheid van gezonde mensen voor die ziekten of door reductie van blootstelling aan ziekmakende factoren: vaccinatie, algemene preventieve en hygienische maatregelen, gezondheidsvoorlichting, opsporen van risicofactoren, individuele primaire preventie (oefeningen). Secundaire preventie: daarbij gaat het om mensen die nog geen klachten hebben maar bij wie de eerste tekenen van de ziekte al wel aanwezig zijn. Het doel is te voorkomen dat er klachten optreden en de ziekte zich gaat ontwikkelen. Tertiaire preventie: de verergering van reeds opgetreden ziekten en/ of blijvende invalidering te voorkomen. (amputatie)

Preventieparadox: een geringe verandering van een risicofactor kan op populatieniveau een forse gezondheidswinst opleveren, terwijl de individuele patint er nauwelijks voordeel bij heeft en andersom.

Criteria van Wilson en Jugner screening:1De op te sporen ziekte moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn.

2Er moet een algemeen aanvaarde behandelingsmethode voor de ziekte zijn.

3Er moeten voldoende voorzieningen voorhanden zijn voor diagnose en behandeling.

4Er moet een herkenbaar latent of vroeg symptomatisch stadium van de ziekte zijn.

5Er moet een betrouwbare opsporingsmethode bestaan.

6De opsporingsmethode moet aanvaardbaar zijn voor de bevolking.

7Het natuurlijke verloop van de op te sporen ziekte moet bekend zijn.

8Er moet overeenstemming bestaan over de vraag wie behandeld moet worden.

9De kosten van opsporing, diagnostiek en behandeling moeten in een acceptabele verhouding staan tot de kosten van de gezondheidszorg als geheel.

10Het proces van opsporing moet een continu proces zijn en niet een eenmalig project.

Het uiteindelijke effect van eeen effectief screeningsprogramma voor een ziekte is toename van de incidentie.

95%- Betrouwbaarheidsinterval wordt smaller als het aantal mensen in de studie wordt verhoogd.

QALY: het aantal (levens)jaren gecorrigeerd voor de kwaliteit van die jaren

Hierarchie van onderzoeken:1. Meta-analyse2. RCT3. Cohort4. Case-control

Trechter van Dunning: prioritering van de zorg1. Noodzakelijke zorg2. Werkzaamheid3. Doelmatigheid4. Eigen rekening en verantwoording5. Relatieve ziektelast

Categorie 16: Keel, Neus- en OogheelkundeChalazion: veel voorkomende, pijnloze zwelling van het ooglid. Betreft verstopping van de kliertjes van Meibom.

Ziekte van Meniere: kenmerkt zich door drietal symptomen: duizelingen, tinnitus, gehoorverlies. De duizeligheid wordt veroorzaakt door hydrops in het labyrint.

De oogdruk van gezonde personen: maximale drukverschil per etmaal is: 5 mmHg.

Werkgever is verplicht gehoorbescherming aan te bieden bij: geluidsniveau van 80 dB (bromfietslawaai)

Categorie 17: Spoedeisende hulpAdrenaline (epinefrine) wordt vaak toegediend tijdens reanimatie als er sprake is van hartstilstand (asystole). De gebruikelijke intraveneuze dosering hiervan is: 1,0 mg bolus.

ABCDE: Airway, Breathing, Circulation, Disability, Exposure.

Bij ongevalpatienten met tekenen van hypovolemische shock wordt in eerste instantie direct begonnen met infunderen van: fysiologisch zout.

Categorie 18: VerwekkersFluor vaginalis uitstrijkje voor Candida albicans: kaliloog (kaliumhydroxide) teovoegen voor microscopische diagnostiek.

Pneumonie: hoge koorts, kortademigheid, pijn op borst: Streptococcen PneumoniaeUrethritis bij mannen vaakst voorkomende vw: ChlamydiaSalpingitis meest voorkomende vw: chlamydia trachomatisPneumonie met grampositieve diplococcen: Streptococcen Pneumoniae

Koorts; aerobe kweek gram negatieve staafvormige bacterie: Pseudomonas aeruginosa

E.coli: gramnegatief, staafvormig

Staphylococcus aureus: grampositie, staafvormig.

Bronchiolitis op zuigelingenleeftijd wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door: Respiratoir syncytieel virus (RS-virus).Behandeling met immuunsuppressiva kan leiden tot infectieuze oesofagitis. Belangrijkste vw: candida albicans.

Categorie 19: Neurologie

Sensorische ataxie: indien bijuitvoering van top-neusproef de ataxie erger wordt met gesloten ogen.

Smaak tong: zenuw VII facialis (7, voorste 2/3 deel tong) en IX glossofaryngeus (9,achterste 1/3 tong)

Guillain-Barr-syndroom: progressieve spierzwakte in beide armen en benen

Acetylcholine: geeft activatie van ligand-gated Na+-kanalen.

Epilepsie: partieel, absence e