Vlaams secretariaat van het katholiek onderwijs · Ook de herfst en zelfs de winter zijn prachtige...

32
in dit nummer JUNI 2014 06 Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel Vlaams secretariaat van het katholiek onderwijs “Dank” / Wijziging participatiedecreet / Vlaanderen Wees Wijs-dag / Werkplekleren

Transcript of Vlaams secretariaat van het katholiek onderwijs · Ook de herfst en zelfs de winter zijn prachtige...

in dit nummer

JUNI 2014

06 Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus

Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel

Vl

aa

ms

s

ec

re

ta

ria

at

v

an

h

et

k

at

ho

lie

k o

nd

er

wij

s

“Dank” / Wijziging participatiedecreet / Vlaanderen Wees Wijs-dag / Werkplekleren

forum nr. 06 • juni 2014

Hoofdartikel

Dank 3

In de kern

Met al je zintuigen op vakantie. 4

Algemeen onderwijsbeleidHet gewijzigde participatiedecreet 5

BasisonderwijsVlaanderen wees wijs-dag III 8 een terugblik.

Wereldoriëntatie 11opnieuw nascholing

Groeiend zorgbeleid: door nascholing een stap vooruit 13

Nascholing kleuteronderwijs 15

Vormingsdag ‘alles op het spel zetten’ 17

Secundair onderwijsHervorming secundair onderwijs 19 Het VVKSO informeert en gaat in gesprek.

Pedagogische ondersteuningDe ‘Groote oorlog’, anders bekeken 20

Werkplekleren 22

Aan de slag met data 25

SchoolbesturenBetrokkenheid creëren in het bestuur 27

Opvoedingsproject & pastoraalTussen taal en teken 30

HoofdartikelDank

Slechts vier letters, één enkel woord. Veel te kort en vluchtig om de emoties, de warmte, de ontroering weer te geven,

die mij in deze laatste dagen overweldigt. Want ook al gaat de deur pas op 31 augustus definitief dicht, grijpen

zoveel geledingen, deelorganisaties, individuen uit het onderwijsveld of uit de brede samenleving deze einde school-

jaarperiode aan om mij te overladen met woorden van waardering en verrassende attenties.

Op het moment dat ik deze column neerschrijf ben ik nog in het ongewisse over wat de organisatoren van de

academische zitting in petto hebben. Ik verneem enkel dat zoveel mensen er graag bij willen zijn. Ook de samen-

zweerdersbijeenkomsten van de eigen medewerkers in de Guimardstraat voor de informele afscheidsparty laat mij

enkel toe te gissen naar hun ‘surprise-acts’.

Het raakt mij ten diepste dat zovelen mij dit hartverwarmende gevoel willen meegeven naar de volgende, laatste

periode in mijn leven. Ook de herfst en zelfs de winter zijn prachtige seizoenen.

Toch geeft het mij een onbevredigd gevoel omdat het omgekeerde had moeten kunnen gebeuren: ik had zoveel

mensen moeten kunnen huldigen en in de spotlights plaatsen voor wat zij voor mij hebben betekend in de afgelopen

prachtige tien jaren.

In het huis van vertrouwen zelf, de Guimardstraat, hebben alle medewerkers mij van bij de start en zonder dat men

mij kende het volste vertrouwen gegeven en de onontbeerlijke steun om mij wegwijs te maken in de complexiteit

van de organisatie en van het onderwijsgebeuren. Dit vertrouwen ging snel over naar een totale inzet vanuit niet

alleen hun deskundigheid, maar ook vanuit hun geloof in het gezamenlijk project. Ook de warme intermenselijke

verbondenheid in goede en kwade dagen neem ik met mij mee. De leidinggevenden in de Guimardstraat, secretarissen-

generaal en directeurs waren hierbij de spoortrekkers. Eenzelfde ingesteldheid mocht ik tot mijn grote vreugde ervaren

bij de verantwoordelijken en de medewerkers in de meer gedecentraliseerde organen, zoals diocesen en congregaties.

Mijn meer directe kennismaking met de professionele en vrijwillige veldwerkers: bestuurders, directeurs, leerkrachten/

docenten/opvoeders, pedagogisch begeleiders en ondersteunend personeel in de vele onderwijsinstellingen, die ik

mocht ontmoeten bij werkbezoeken of bij een aanwezigheid op een meestal feestelijk moment gaven mij telkens

opnieuw een diepe motivatie om de mij opgelegde taak voort in te vullen. Hun enthousiasme, creativiteit en geïn-

spireerd engagement werkten aanstekelijk.

Aan hen allen wil ik mijn welgemeende en hartelijke erkentelijkheid betuigen. Maar bovenal overheerst het gevoel

van dankbaarheid omdat ik deze prachtige opdracht gedurende tien jaar heb mogen uitvoeren. Mijn geloof in de

unieke opdracht van het katholiek onderwijs om aan jongeren, maar ook aan de samenleving het wonder te mogen

wijzen en het visioen te mogen benoemen van een warme, gelukkige samenleving wanneer wij het evangelie als

toetssteen nemen voor ons denken, spreken en handelen.

Vanuit de talenten, die ik in dankbaarheid heb mogen ontvangen, heb ik - binnen mijn menselijke onvolmaaktheid -

mijn best gedaan om mee te (mogen) timmeren aan de weg vanuit diegene die de ware Weg is en het Leven. Voor

dat alles, dank.

Mieke Van HeckeDirecteur-generaal VSKO

© M

areo

Mer

tens

het gewijzigde participatiedecreeteen gevolg van samen beleid maken

ALGEMEEN ONDERWIJSBELEIDIN DE KERN

juni 20144

CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS

DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS

MAANDBLADVerschijnt niet in juli en augustus

VERANTWOORDELIJKE UITGEVERMieke Van Hecke, directeur-generaal VSKOGuimardstraat 1 - 1040 Brussel

EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek

EINDREDACTIE: Rita Herdies

REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bo gaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth

REDACTIEADRES:VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 BrusselTel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be

ABONNEMENTJaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW)38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel

PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83

COVER: © Ilse Prinsen/2010

met al je zintuigen op vakantieHet is weer een druk gevuld schooljaar geworden. Nog enkele dagen en de schoolpoorten gaan voor een tijdje dicht. Dat is goed. Velen hebben immers de vakantie echt verdiend en zien dan ook met verlangen uit naar deze periode. De reisagentschappen spelen op dit verlangen in en bieden een gamma aan mogelijke droomvakanties. Toch blijft de bedoeling van elke vakantie dat de mens wat tot rust kan komen, dat hij wat tijd vindt voor het gezin, voor zichzelf, voor anderen, voor stilte en bezinning. Want dat is toch de betekenis van vakantie. Vrij zijn van om vrij te zijn voor. Velen houden eraan om het huis te verlaten en weg te trekken. Sommigen willen alleen maar de rust opzoeken: geen telefoons, geen afspraken … Anderen zoeken rust op midden de drukte van het strandtoerisme. Weer anderen verkennen de natuur en de kunst en willen mensen ontmoeten. Wat het ook mag zijn: een goede vakantie betekent altijd opnieuw graag naar huis komen met een pak nieuwe energie en met een verhaal over op gedane ervaringen, ontmoetingen, ontdekkingen, mooie dingen.

Wie met vakantie gaat, moet op de eerste plaats zijn zintuigen gebrui-ken. Probeer met je ogen te kijken. Met de voet op het gaspedaal zie je alles oppervlakkig en vliegen wij aan zoveel dingen voorbij zodat we veel moois niet opmerken. Wie te voet door het landschap stapt, heeft veel meer gezien dan met de wagen. De schoonheid van de kleine dingen ontsluit zich niet voor een vluchtige blik. Daarom staan er in de toeristische streken vaak banken opdat de mensen de pracht van de natuur zouden zien als een geschenk voor iedereen. Zo’n banken staan ook in musea, waar je de nodige tijd en rust moet nemen om een kunstwerk te bekijken.

In het boekje, De kleine prins, van Antoine de Saint-Excupery zegt de vos tegen de kleine prins: “Jullie kijken en zien niet, jullie ogen zijn blind. Met je hart moet je kijken.”

Eén van de opvallende kenmerken van het optreden van Jezus van Nazareth was dat Hij zag wat vele anderen niet merkten. Hij zag waar mensen verdriet hadden, waar mensen gebukt gingen onder de last van het uitgesloten of niet aanvaard zijn. Hij zag de mensen aan de kant van de weg en hun noden. Hij zag hen met zijn hart!

Gebruik je oren wanneer je met vakantie gaat. Vroeger trokken heel wat mensen naar de eenzaamheid van de woestijn om er de stilte te

zoeken en ze te horen. Die mensen waren zwijgzaam. Niet omdat ze niets te zeggen hadden, maar wel omdat ze in weinig woorden heel veel konden zeggen. Bij ons is het dikwijls omgekeerd! Gelukkig zijn er hier en daar ook mensen die de stilte van een abdij of de natuur op-zoeken om tot rust te komen. Vakantie is durven luisteren naar de stilte, het lawaai vergeten van motoren en drukdoende mensen. Het is aandachtig worden voor het ruisen van de bomen en het gezang van de vogels. Alleen hij die luistert, vindt de toegang tot het mysterie. Wie schreef ook weer: “Als de ziele luistert, spreekt het al een taal….” en zei Jezus ook niet tegen zijn leerlingen: “Kom nu mee naar een eenzame plaats en rust wat uit.”

Probeer op vakantie ook de wereld eens te ruiken met je neus. Je kan het zeewater, de velden, de bloemen ruiken. Maar daarvoor moet je er wel bij stilstaan. De geur van de sparren en het gemaaide gras vervult een hele omgeving. En de wierook- en kaarsengeur van kerken en ka-thedralen brengt mensen in een hogere transcendente sfeer. Ook dat is vakantie: tijd maken voor het mensoverstijgende door bezinning en gebed, door een tijd wat dichter bij God te zijn.

Ook mag je de mooie dingen van de natuur eens betasten en voelen. Wat kunnen onze handen niet allemaal doen: tasten, betasten, aanra-ken, strelen…? Hoeveel mensen heeft Jezus destijds niet aangeraakt om hen te genezen? Ook wij mogen elkaar op een menselijke en warme manier nabij zijn. Vakantie is de waarde van elke mens, het geluk van vriendschap en het mooie dat er in de wereld is, mogen ontdekken. Een tijd om te genieten van de warme nabijheid van mens en natuur.

Als de vakantie je wat beter heeft leren zien, horen, ruiken, en tasten dan zal al het mooie en goede ons ook aanzetten tot een diepe dankbaar-heid. Dan leer je opnieuw de wonderen te ontdekken in de kleine dingen, niet alleen in verre landen, maar heel dicht bij jou thuis en bij lieve medemensen. Dan ontdek je zeker ook opnieuw de Gever van alle goed.

Graag wens ik aan iedereen een deugddoende vakantie om nadien, met opgeladen batterijen, weer aan de slag te gaan.

Jan Vander VelpenVSKO-pastor

juni 2014 5

het gewijzigde participatiedecreeteen gevolg van samen beleid maken

S amen school maken in een participatieve schoolcultuur maakt deel uit van de opdrachten van een christelijk geïnspireerde school. De logge, inef�ciënte en verstrikkende structuren en procedures die het participatiedecreet in 2004 instal-

leerde, botsten met dit uitgangspunt. Exact 10 jaar later – op 26 maart 2014 – keurde het Vlaams parlement een grondige wijziging van het participatiedecreet goed. Deze wijzigin-gen gaan in vanaf 1 september 2014 en zijn o.a. het gevolg van een aantal onderzoeken die het decreet evalueerden. De evaluatie van het participatiedecreet door het VSKO in 2008 is er daar één van. Dankzij de medewerking van vele directies, voorzitters van schoolbesturen en schoolraden zette het mee de toon en zorgde zo voor een versoepeling van de regel-geving. Hieronder beschrijven we de weg die het voorbije decennium werd afgelegd.

Dat leidde tot de volgende conclusies:

1. Scholen vinden moeilijk kandidaten voor de schoolraad en de onderliggende raden. Bij verkiezingen geldt dikwijls dat wie zich kandidaat stelt sowieso zetelt omdat er minder of evenveel kandidaten zijn dan verkiesbare plaatsen.

2. De aanwezigheid van het schoolbestuur op de schoolraad wordt als wenselijk er-varen. In bijna de helft van de scholen is het schoolbestuur steeds aanwezig op de schoolraad. Gemiddeld vinden twee op drie respondenten de aanwezigheid van het schoolbestuur in de schoolraad essentieel of belangrijk voor de goede werking van de schoolraad.

3. De inzet en betrokkenheid van de direc-teur zijn essentieel voor de goede werking van de schoolraad. In de praktijk is de directeur – tot ieders tevredenheid – zeer actief betrokken bij de werking van de schoolraad.

4. Het correct uitvoeren van de procedures en bepalingen in het participatiedecreet verhoogt de werkdruk in vele scholen. Dat geldt in de eerste plaats voor de di-recteurs.

5. Het gebrek aan expertise bij sommige leden bemoeilijkt een vlotte werking van de schoolraad.

6. Het participatiedecreet wordt door de scholen pragmatisch toegepast. De op-richting, de samenstelling en de werking van de schoolraad en de onderliggende raden zijn vrij strikt gereglementeerd. Uit de antwoorden op verschillende vragen blijkt dat de scholen een aantal bepalin-gen eerder op een pragmatische manier toepassen (bv. het samenstellen van de onderliggende raden, het afvaardigen van leden naar de schoolraad vanuit deze onderliggende raden, het maken van een onderscheid tussen advies- en overleg-bevoegdheden).

7. De schoolraad en de onderliggende raden maken weinig gebruik van een aantal formele bepalingen uit het decreet, zoals het inzage vragen in documenten of het formuleren van een advies op eigen ini-tiatief.

Het participatiedecreet zoals goedgekeurd op 2 april 2004Tijdens de onderhandelingen formuleerde het VSKO een aantal fundamentele kritieken op het participatiedecreet:

1. Participatief denken noodzaakt het creëren van mogelijkheden tot dialoog en recht-streeks overleg tussen alle betrokkenen, in functie van compromisvorming via een consensusmodel. Aangezien het school-bestuur geen volwaardig lid is van de schoolraad dreigt het decreet in een con-flictmodel te ontaarden.

2. De complexiteit van het decreet zal con-traproductief werken. Gemotiveerde leden van de scholengemeenschap die een bij-drage willen leveren, zullen afhaken en de pedagogische raad, ouderraad en leer-lingenraad als verplichte onderdelen dreigen de reeds in vele scholen bestaan-de informele participatievormen te ver-dringen. De verplichte organisatie van verkiezingen, het onderscheid tussen advies- en overlegbevoegdheden en de daaraan gekoppelde strikte termijnen garanderen helemaal niet het noodzake-lijke evenwicht tussen enerzijds dynamiek, inzet en welbevinden van alle betrok-kenen en anderzijds een werkbare en snelle besluitvorming, integendeel.

Deze kritische houding nam niet weg dat het VSKO de schoolbesturen en scholen steeds op een objectieve wijze heeft ingelicht over de uitvoering van het decreet.

Evaluatie van het participatie decreet door het VSKO tijdens het schooljaar 2007-20081 Het VSKO ging ervan uit dat de gegrondheid van de kritiek bevestigd zou worden door een evaluatie door de overheid. In het regeerak-koord 2004-2009 werd immers de optie ge-nomen om het participatiedecreet na een periode van drie jaar te evalueren en even-tueel bij te sturen. Dat gebeurde niet. Het VSKO wachtte deze evaluatie niet af en nam tijdens het schooljaar 2007-2008 zelf het initiatief om d.m.v. een vragenlijstonderzoek het participatiedecreet te evalueren.

Het doel van het onderzoek was om op een objectieve wijze na te gaan hoe het partici-patiedecreet in de scholen werd toegepast en hoe de verschillende betrokkenen dit ervoeren. Aan de directies, de voorzitters van de school-raad en de voorzitters van het schoolbestuur van 150 basisscholen en 150 secundaire scho-len werd gevraagd een vragenlijst in te vullen. De respons lag erg hoog: 68% en 85% bij de directeurs, 44% en 49% bij de voorzitters van het schoolbestuur en 48% en 69% bij de voor-zitters van de schoolraad.

ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID

1 Het volledige onderzoeksrapport vindt u terug als bij-lage bij de Mededeling van 17 juli 2008 betreffende

“Evaluatie van het participatiedecreet: conclusies en beleidsaanbevelingen” (M-VVKSO-2008-050).

juni 20146

gaan in vanaf 1 september 2014 en hebben ook gevolgen voor de onderliggende raden en schoolraden waarvan het mandaat pas in het schooljaar 2016-2017 afloopt.

De wijzigingen van het participatiedecreet sluiten zeer nauw aan bij het VLOR-advies over participatie op school en voor een groot deel dus ook bij de conclusies en beleidsaan-bevelingen van de VSKO-evaluatie. De memo-rie van toelichting bij de gewijzigde regelge-ving verwijst overigens expliciet naar de evaluatie door het VSKO, met daarbij de toevoeging dat de gekozen onderzoekstech-niek (o.m. representativiteit van steekproef) van die aard is dat de getrokken conclusies als valabel mogen worden beschouwd.

Concreet wordt de regelgeving op een aantal fundamentele punten versoepeld en/of ver-eenvoudigd:

• Het wordt mogelijk de onderliggende raden niet langer via verkiezingen te la-ten samenstellen. De raden kunnen zelf bepalen op welke wijze zij de eigen raad samenstellen. Zij moeten ook een regeling uitwerken waarbij jaarlijks nieuwe leden worden ingevoegd tijdens de mandaat-periode en beslissen zelf op welke wijze zij de mandaten voor hun geleding in de schoolraad invullen.

• Het onderscheid tussen verplichte advies- en overlegbevoegdheden verdwijnt. Voort-aan zijn er enkel nog verplichte overleg-bevoegdheden. Dit is een vereenvoudiging en zorgt er meteen voor dat het school-bestuur (of zijn gemandateerde) de ver-gaderingen van de schoolraad steeds bijwoont. In het decreet wordt wel een onderscheid gemaakt tussen de vier ge-ledingen van de schoolraad (de ouders, het personeel, de leerlingen in het se-cundair onderwijs en de lokale gemeen-schap) en het schoolbestuur. De reden daarvoor is dat er nog steeds sprake is van overlegbevoegdheden. Aangezien de schoolraad moeilijk kan overleggen met een eigen geleding wordt het schoolbe-stuur formeel niet beschouwd als een geleding van de schoolraad.

Voor de aanwezigheid van het schoolbe-stuur geldt één uitzondering. Indien de schoolraad wenst te vergaderen om een advies op eigen initiatief te formuleren, kan de raad aangeven dat hij dat advies zal opmaken zonder dat de directeur of een afgevaardigde van het schoolbestuur aanwezig is.

• De lijst van bevoegdheden is aangepast, maar niet ingekort. De schoolraad heeft wel de mogelijkheid af te zien van het overleg. Zo is het bv. mogelijk dat de

de onderwijsinspectie (2008), een onderzoek-steam in opdracht van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2010) en de Vlaamse Scholierenkoepel (2010). De evalu-aties werden als vertrekpunt genomen voor een sterkte-zwakteanalyse waarbij gestreefd werd naar een zo groot mogelijke consensus. Op bepaalde punten vertoonden de evaluaties grote gelijkenissen, op andere punten be-stonden er verschillen.

Het VLOR-advies kwam voor een groot stuk tegemoet aan de verzuchting van velen om participatie op school op een minder for-mele wijze te kunnen invullen. Concreet wordt o.a. voorgesteld om leraren, ouders en leer-lingen meer vrijheid te geven in de manier waarop ze zich organiseren en bij de beslis-sing wie zij afvaardigen naar de schoolraad. Daarnaast pleit de VLOR voor een afschaffing van het onderscheid tussen advies- en over-legbevoegdheden. De adviesprocedure zoals uitgetekend in het participatiedecreet leidt o.m. tot bijkomende administratieve verplich-tingen voor het schoolbestuur en de directeur. De VLOR toont zich ook voorstander van een schoolraad die bestaat uit afgevaardigden van de onderliggende raden, een afvaardiging van het schoolbestuur en de directeur van de school. Alle belanghebbenden overleggen er met de directeur en het schoolbestuur.

Beleidsbrief Onderwijs Beleidsprioriteiten 2011-2012

In de Beleidsbrief Onderwijs Beleidsprioritei-ten 2011-2012 beloofde minister Pascal Smet om op basis van de uitgevoerde evaluaties en van het VLOR-advies het participatiedecreet op een aantal punten bij te sturen. De legis-tieke goedkeuringsprocedure van een nieuw decreet was gepland voor het schooljaar 2011-2012. Dat gebeurde echter niet, wat bijzonder jammer was. Het zorgde er namelijk voor dat – niettegenstaande het grote draagvlak van de partners voor een sterk gewijzigd partici-patiedecreet – de nieuwe samenstelling van de onderliggende raden en de schoolraad nog steeds moest gebeuren op basis van het oor-spronkelijke decreet. In de meeste scholen liepen de mandaten van de verschillende raden af in de loop van het schooljaar 2012-2013.

Grondige wijziging van het participatiedecreet vanaf 1 september 2014Op 26 maart keurde het Vlaams parlement eindelijk een aantal grondige wijzigingen aan het participatiedecreet goed. De wijzigingen

8. De respondenten willen vooral inspraak in thema’s die hen rechtstreeks aanbe-langen, zoals het opstellen of wijzigen van het schoolreglement, het opstellen of wijzigen van de bijdrageregeling en wijzigingen in het studieaanbod.

9. De verschillende betrokkenen zijn tevre-den over de samenwerking tussen school-raad, schoolbestuur en directie.

10. Het participatiedecreet heeft niet tot een hogere participatiegraad geleid. Meer dan twee derde van de respondenten vindt echter niet dat de participatiegraad en betrokkenheid bij het schoolgebeuren van ouders, leerkrachten en leerlingen is toe-genomen door het participatiedecreet.

De slotconclusie luidt dat scholen participa-tie belangrijk vinden – er wordt heel veel tijd en werk in geïnvesteerd – maar niet op de formele wijze zoals het participatiedecreet dat voorschrijft.

Uit de conclusies distilleerden we drie be-leidsaanbevelingen:

1. Erken het schoolbestuur als volwaardige geleding van de schoolraad. Alle be-vraagde partijen vinden de vaste aanwezig-heid van het schoolbestuur op de school-raad belangrijk. In de praktijk proberen veel schoolraden het schoolbestuur al zoveel mogelijk te betrekken. Als het schoolbestuur deel uitmaakt van de school-raad dan kunnen de formele aspecten van de advies- en overlegprocedures tot een minimum worden herleid. Het schoolbe-stuur kan eventueel beslissen om bevoegd-heden aan de directeur op te dragen.

2. Laat de verschillende geledingen zelf kiezen op welke manier ze zich organi-seren en wie zij afvaardigen naar de schoolraad. De respondenten vinden dat het participatiedecreet vereenvoudigd moet worden en minder formalistische bepalingen moet bevatten. De samenstel-ling en werking van de onderliggende raden is daarvan een duidelijk voorbeeld.

3. Laat het beleidscontract school-CLB, het profiel van de directeur en het nascho-lingsbeleid, die als het minst belangrijk worden ervaren, niet verplicht op de schoolraad bespreken .

VLOR-advies over participa-tie op school in 2011Op 26 mei 2011 formuleerde de Vlaamse On-derwijsraad een advies op eigen initiatief. De raad deed dat n.a.v. verschillende evaluaties door de volgende instanties: het VSKO (2008),

juni 2014 7

recties, voorzitters van schoolbesturen en voorzitters van schoolraden aan de VSKO-evaluatie zorgde ervoor dat het VSKO steeds goed voorbereid aan de start stond bij de gesprekken en onderhandelingen en dat de verzuchtingen vanuit het veld het uitgangs-punt vormden. Door vervolgens de kans te krijgen om hierover op een constructieve manier in overleg te gaan met de andere stakeholders zijn we tot een resultaat geko-men waarvoor naar ons aanvoelen een groot draagvlak aanwezig is.

Joost LaeremansVVKSO

Dienst Leerlingen en schoolorganisatie

menstelling en werking. Het huishoude-lijk reglement moet voldoende garanties inhouden voor effectieve inspraak van alle actoren en een goede werking.

Conclusie

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad en het komt later dan het VSKO verhoopte, maar louter inhoudelijk betekent het gewij-zigde participatiedecreet een belangrijke stap voorwaarts. Er werd rekening gehouden met het VLOR-advies waarin het VSKO vele bekom-mernissen kwijt kon die uit de eigen evalu-atie naar boven kwamen. De weg die bewan-deld werd, kan dan ook op zich beschouwd worden als vorm van samen beleid maken, intern en extern. De deelname van vele di-

schoolraad bij het begin van het school-jaar zijn overlegagenda bepaalt na ken-nisname van alle onderwerpen waarover het schoolbestuur dat jaar een beslissing plant. Indien daar in de loop van het schooljaar een onderwerp wordt aan toe-gevoegd, dan komt ook dit item voor overleg in aanmerking.

• Een medezeggenschapscollege op het niveau van de scholengemeenschap is enkel verplicht als ten minste één schol-raad daarom vraagt en dit motiveert.

• De regelgeving m.b.t. de minimale inhoud van het huishoudelijk reglement voor de schoolraad en de onderliggende raden wordt uitgebreid. De regelgever is van mening dat dit de keerzijde is van een beperkte wetgeving i.v.m. wijze van sa-

De raad van bestuur van de vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs (PBDKO) heeft op zijn vergadering van 5 mei 2014 mevrouw Machteld Verhelst (°1970) aangesteld als nieuwe directeur van PBDKO.

Machteld Verhelst is doctor in de Germaanse taal- en letterkunde (KU Leuven, 2002). Ze was coördinator basisonderwijs en directeur van het Centrum voor Taal en Onderwijs (K.U.L.). Sinds september 2011 en tot eind dit schooljaar is ze verbonden aan PBDKO, als pedagogisch directeur van PB van het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (VVKBaO). Ze is auteur van natio-nale en internationale publicaties, handboeken, evaluatie-instrumenten… o.a. m.b.t. gelijke onderwijskansen, krachtige leeromgevingen, onderwijsinnovatie-projecten, taalonderwijs, evaluatie en kinderarmoede. Ze was wetenschappelijk onderzoeker, nascholer en materiaalontwikkelaar.

Machteld Verhelst zal per 1 september 2014 de heer Fredy Mels vervangen als directeur PBDKO. Fredy Mels blijft nog een schooljaar actief binnen PBDKO, als lid van de Stafdienst PBDKO en als voorzitter van de vzw SNPB.

Machteld Verhelst nieuwe directeur vzw Pedagogische Begeleidingsdienst Katholiek Onderwijs

juni 20148

vlaanderen wees wijs-dag IIIeen terugblik

O p 23 april vond - voor de derde maal al - de Vlaanderen Wees Wijs-dag

plaats, de vijfjaarlijkse confrontatie van de directeurs basisonderwijs bij

monde van hun directiecommissie (DCBaO) met de onderwijsbeleidsmakers.

Tijdens de voorafgaande maanden werden via bevraging de prioritaire noden van de

directies nagegaan. Op basis daarvan werd daarna een memorandum samengesteld

ten aanzien van de volgende Vlaamse Regering. Ruim 700 aanwezigen keken in de

AB met meer dan gewone nieuwsgierigheid uit naar de reactie van de politici.

BASISONDERWIJS

In zijn openingstoespraak somt Lieven Verkest, voorzitter van DCBaO, de vijf eisen op:• voldoende beleidsondersteunend personeel voor

de directeur; • het optrekken van de werkingstoelage van het

kleuteronderwijs tot op het niveau van het la-ger onderwijs;

• voldoende middelen voor infrastructuur;• een gelijk loon voor alle directeurs (barema 879);• voldoende ondersteunende garanties ingeval

van bestuurlijke schaalvergroting.

Prioritaire eis: meer beleidsomkadering voor de directeurAdri De Brabandere van het Rekenhof zegt in dat verband:• Beleids- en pedagogische ondersteuning in ba-

sisscholen staan onder druk door gebrek aan middelen! (1/3 van de omkadering in het se-cundair onderwijs)

• 4/5 van de directies basisonderwijs zegt taken uit te voeren die eigenlijk tot het takenpakket van het beleids- en ondersteunend personeel behoren.

• 1/3 van de directies wenst hoger geschoold personeel voor beleidsmatige, pedagogische en/of administratieve ondersteuning, maar die kos-ten meer punten.

De pedagogische en administratieve omkadering in het basisonderwijs anno 2014 is ondermaats. Meer-dere studies bevestigen dat. Voor DCBaO is de eis naar meer beleidsomkadering voor de directeur een prioritaire eis. Het voorstel van DCBaO luidt:

• Bereken de omkadering lineair op basis van 2 punten per leerling (verdubbeling van huidige berekening, maar nog altijd minder dan de waarde van een leerling in het secundair on-derwijs).

• Ken de punten toe op het niveau van de scho-lengemeenschap die daarmee personeel aanwerft uit drie categorieën: ‘leidinggevend-beleidsvoe-rend’, ‘pedagogisch’ en ‘administratief-organi-satorisch’ personeel.

• De keuze met betrekking tot het aan te werven personeel wordt gemaakt op basis van de noden van de individuele school die ten minste 90 procent van de middelen naar haar school ziet terugvloeien.

juni 2014 9

Prof. Geert Devos (UGent) zegt in dat verband:

• De overtuiging dat bassischolen al heel lang onterecht beperkt worden omkaderd, dwingt mij om hier vandaag ten aanzien van de beleidsmakers op het podium van de AB te staan.

• Er is nood aan een permanente bezetting van het secretariaat en bijkomende ves-tigingsplaatsen behoeven bijkomende ondersteuning.

• Als men verwacht dat scholen ‘beleids-voerend vermogend’ zijn, dan dient de directeur op de eerste plaats vrij te zijn van elementaire administratieve taken.

De reactie van de politiek op het voorstel van DCBaO:

• N-VA erkent de bezorgdheid en suggereert om te zorgen voor minder (plan)lasten voor de scholen, een soepeler inzet van het personeel. De partij pleit tegelijk voor financieel realisme bij het voorstel van DCBaO.

• Sp.a denkt heil te kunnen vinden in de bestuurlijke schaalvergroting zodat be-paalde taken over de scholen heen inge-richt kunnen worden.

• Open VLD geeft vertrouwen aan sterke, lokaal verankerde scholengemeenschappen die de middelen genereren.

• Groen erkent het voorstel van DCBaO als sterk en creatief. Met dat voorstel kan men tevens tegemoet komen aan budget-taire behoeften ingevolge de invoering van het M-decreet.

• Ook CD&V erkent het probleem. Zij wil vanuit de bestaande scholengemeenschap-pen nadenken over nieuwe organisatie-modellen waarbij expertise tussen scho-len kan worden uitgewisseld.

Verhoging van de werkingstoelage in het kleuteronderwijsKleuters kosten evenveel als lagereschool-kinderen. Er zijn de gewone nutskosten voor elektriciteit, verwarming en verlichting. En er is de nood aan moderne klassen met aangepast meubilair en ontwikkelingsondersteunende materialen. Toch genereren de jongsten van onze basisschool slechts 66 procent in verhou-ding tot hun ietwat oudere lager schoolgangers. Begrijpe wie begrijpe kan! Daarom vraagt DC-BaO de verhoging van de werkingstoelage voor een kleuter tot op het niveau van een leerling van de lagere school.

Enkele reacties van onze politici:

• CD&V zegt principieel ‘voor’ een gelijk-schakeling van de financiering kleuter- en lager onderwijs te zijn. De partij heeft de intentie om de werkingstoelage op te trekken maar wil eerst de resultaten van de lopende studie afwachten (eind 2014).

• N-VA engageert zich eveneens voor de gelijkschakeling, maar wil gezien de kost-prijs (60 mln. euro) stapsgewijs te werk gaan. In eerste instantie wil de partij de onderwijsplicht instellen voor de 5-jarigen en voor die groep kleuters de financiële gelijkschakeling bewerkstelligen.

• Open VLD stelt dat ze de financiering wil herbekijken in de globaliteit van het leerplichtonderwijs. Als de studie verder uitwijst dat men bepaalde probleemsitu-aties (op latere leeftijd) kan voorkomen via extra investering in het basisonderwijs dan sluit ze niet uit dat daartoe via een afslanking in het secundair onderwijs mogelijkheden zijn.

• Sp.a erkent de duidelijke nood die histo-risch gegroeid is. De evolutie van bewaar-school naar kleuterschool met andere opdrachten en doelen vereist een aange-paste financiering. Ze wil de problematiek mee naar de begrotingsbesprekingen nemen. Ze vindt investeren in onderwijs de ‘’meest verstandige investering”.

• Ook Groen is een absolute voorstander van de verhoging van de werkingstoela-gen in het kleuteronderwijs. Men verwijst naar Europese cijfers die zeggen dat Vlaanderen te weinig investeert in haar

basisonderwijs. Groen geeft binnen haar becijferd budget voor onderwijs (729 mln. euro) onder andere prioritaire aandacht aan het optrekken van die werkingstoe-lagen in het kleuteronderwijs.

Meer middelen voor infrastructuurDCBaO vraagt om de bestaande wachtlijsten voor het katholiek basisonderwijs weg te werken zodat nieuwbouw en renovatie terug mogelijk worden. 6 procent btw op renovatiewerken en een herschikking van de schulden van het waarborgfonds zouden scholen ook terug adem-ruimte geven.

Hoe denken de voorzitters de wachtlijsten voor het katholiek basisonderwijs ten be-drage van 1 miljard euro weg te werken?

• Wouter Van Besien (Groen) wil naast de 180 mln. euro die nu reeds voorzien is in de meerjarenbegroting, per jaar 200 mln. euro extra investeren in scholenbouw. De DBFM-formule is een ramp. Tot slot pleit hij voor een gemengd gebruik van de schoolinfrastructuur.

• Voor Gwendolyn Rutten (Open VLD) moe-ten een aantal acute situaties nog aan-gepakt worden via het traditionele subsi-diëringssysteem. Er is een sterk geloof in een nieuwe golf PPS-constructies waarbij de samenwerking met de lokale besturen ook het onderwijs ten goede zal komen.

• Bruno Tobback wil namens Sp.a ook bij-komend investeren in infrastructuur onder

Marc Van de Looverbosch modereerde het debat.

juni 201410

wereldoriëntatieopnieuw nascholing

BASISONDERWIJS

het falen noemt hij de logheid van het ene bovenschoolse bestuur en de (te) grote verschil-len tussen de verschillende scholen. Meer be-paald op het gebied van eigenheid, pedagogisch project en pedagogisch-didactische visie. Daarom zijn advies om toekomstige samen-werkingsverbanden niet te groot te maken, zodat ze pedagogisch én logistiek nog werkbaar blijven.

In zijn betoog heeft professor Devos (UGent) het over het belang van scholengemeenschap-pen na tien jaar traditie. Goed-werkende scho-lengemeenschappen kunnen voordelen gene-reren en kansen bieden. “Het zou jammer zijn de opgedane expertise te laten verloren gaan. Lokale samenwerking tussen scholen blijft belangrijk. Het samenvallen van schoolbestuur en scholengemeenschap kan daarbij mogelijk bestaande spanningen wegwerken.”

Mogen de bestaande scholengemeenschappen als onderliggende structuur nog blijven be-staan als de overheid kiest voor bestuurlijke schaalvergroting?

Alle partijen erkennen het belang van het behoud van de eigenheid van de individuele school, maar geven tevens aan dat samen-werking voordelen kan genereren. Men pleit dan ook zeker voor het behoud van de be-staande scholengemeenschappen. Bestuur-lijke schaalvergroting moet daarnaast kunnen, maar dan op basis van vrijwilligheid en van-uit het principe van de vrijheid van scholen om zichzelf te organiseren.

Groen benadrukt dat in eerste instantie de scholengemeenschappen in de volgende le-gislatuur moeten worden versterkt. Sp.a stelt

andere via een volkslening. Ook wil de partij prioritaire aandacht geven aan ‘bouwrijpe’ dossiers ten nadele van dossiers die nu op de wachtlijst staan, maar waar-bij de nood nog niet zo hoog is. En ten derde wil men naar een aanpassing van het gebruik van de verkorte procedure.

• NV-A heeft bij monde van Bart De Wever geen vertrouwen meer in een nieuwe PPS-reeks. Door de zesde staatshervorming zal er een tekort in de Vlaamse begroting zijn waardoor besparingen zich opdringen. Toch moet de problematiek van de gebrek-kige schoolinfrastructuur aangepakt wor-den. Verschuivingen van middelen binnen de onderwijsbegroting (minder onderwijs-gerelateerde omkadering buiten de school-muren) zullen daarbij nuttig kunnen zijn. Slechts in het allerlaatste geval kan ook een lening soelaas bieden.

• Voor CD&V ten slotte is er niet één oplos-sing om dit probleem weg te werken. Wouter Beke gelooft in een combinatie van een goed investeringsplan, verbeterde PPS-constructies, crowdfunding en een goede samenwerking met lokale besturen (sport, cultuur, kinderopvang, …).

Bestuurlijke schaalvergrotingGerard Karman, directeur van de katholieke basisscholen Zwolle, vertelt over de mislukte bestuurlijke schaalvergroting van 41 basis-scholen (4 000 leerlingen, 400 leerkrachten) in Nederland. Als voornaamste redenen voor

Lieven Verkest, voorzitter DCBAO

meer dan de andere partijen dat onder an-dere voor verhoogde administratieve onder-steuning het beter zou zijn om in een gro-tere structuur te werken die de school en de scholengemeenschap overstijgt.

Of bij bestuurlijke schaalvergroting die ni-veauoverstijgend gebeurt, de werkingsmid-delen van het basisonderwijs gelijk worden aan die van het secundair onderwijs, zijn de antwoorden ietwat verschillend gaande van “niet realistisch noch prioritair” (CD&V en N-VA), “niet verstandig” (Sp.a) tot “wenselijk” (Open VLD) en zelfs “essentieel” (Groen).

Een gelijk loon voor alle directeursIn de loop der jaren is er een evolutie geweest met betrekking tot de directeurswedden. Ko-mende van 4 verschillende directeurenwedden in de jaren 80, over éénzelfde wedde voor alle directies (1994), werd er later opnieuw geko-zen voor een gedifferentieerde verloning.

Zijn de partijen – anno 2014 – bereid om terug over te schakelen naar één directie-wedde, meer bepaald weddeschaal 879? Ont-roerende eensgezindheid bij alle politieke partijen, al stelt Open VLD wel voorwaarden.

Vlaanderen Wees Wijs-dag een schot in de roosKwart over één. De derde Vlaanderen wees wijs-dag wordt afgesloten. Het is een top editie geworden in de AB met veel volk, toppolitici en gerenommeerde sprekers en ervaringsdes-kundigen. Het programma was een boeiende aaneenschakeling van ernst en ont spanning. Voor dat eerste zorgden de politici en sprekers, voor dat andere zorgden de Vlaanderen wees wijs-dag-band, een aantal meewerkende directeurs en andere medewerkers.

Voorzitter Lieven Verkest overloopt in zijn slotwoord de besproken eisen en de gemaak-te beloften. De sprekers worden bedankt en bedacht met een passend geschenk. Opvallend is ook de attentie voor afscheidnemend directeur-generaal, Mieke Van Hecke.

En dan wachten er broodjes … Op naar 2019, voor VWW-dag IV? Als die dan nog nodig mocht zijn … We vermoeden van wel.

Vic Medaer,directeur van vrije basisschool Oeterveld en

lid DCBaO, bisdom Hasselt

juni 2014 11

wereldoriëntatieopnieuw nascholing

H eel wat schoolteams professionaliseerden zich de laatste jaren door zich te verdiepen in het leerplan Wereldoriëntatie. Toch blijkt uit gesprekken met directeurs en beleidsmakers van scholen dat de implementatie van het leerplan Wereld-

oriëntatie nog niet volledig afgerond is. Vanuit schooldoorlichtingen – waar de focus op wereldoriëntatie lag – merken we dat doelgericht werken met aandacht voor een gradueel en overzichtelijk onderwijsaanbod, niet voor elk team evident is. Vanuit de vragen uit het werkveld hebben we er dan ook voor gekozen om de nascholing wereldoriëntatie opnieuw op te starten. We focussen ons volgend schooljaar op drie invalshoeken: herbronnen van het leerplan Wereldoriëntatie, een ‘STEM’ voor techniek, en onderzoekend leren als hefboom voor goede WO-activiteiten.

leergebied een vast kader om mee te werken. Dat kader kan uiteraard, naargelang de be-ginsituatie van de school, verdiept worden. Verder willen we in de vorming voldoende ruimte laten om te oefenen. Zo wordt er in de nascholing geoefend hoe leerkrachten leerplandoelen concreet kunnen maken bin-nen de eigen klaspraktijk.

Ook het werken met educaties (verkeersedu-catie, milieueducatie …) krijgt een plaats in deze sessie. Veel leerkrachten ervaren het werken rond educaties als tijdrovend en com-plex. De inhouden van die educaties krijgen op school vaak een plaats naast de activitei-ten wereldoriëntatie. We proberen dan ook te onderzoeken hoe die educaties als middel kunnen gehanteerd worden om leerplandoelen WO te realiseren binnen bestaande thema’s.

STEM op techniekVandaag is het al STEM wat de klok slaat. STEM is een verzamelnaam voor Science, Technology, Engineering en Mathematics. De overheid gebruikt STEM binnen het basison-derwijs vooral om het domein techniek in de kijker te zetten. De doelstelling van de over-heid om techniek en wetenschappen tast-baarder te maken met het oog op toekom-stige maatschappelijke verwachtingen, kan op begrip rekenen. Maar het opsplitsen van

Het leerplan Wereldoriëntatie (opnieuw) in de focus De laatste maanden kwam het leergebied wereldoriëntatie regelmatig in het nieuws. Het wetsvoorstel rond de opsplitsing van het leergebied zorgde voor ongerustheid in het basisonderwijs. De Vlaamse Regering wil in de basisschool het leergebied wereldoriënta-tie opsplitsen in twee delen: een vak Weten-schappen en techniek en een vak Mens en maatschappij. Het opsplitsen van wereldori-entatie ondergraaft de kern van het basison-derwijs, met name het ontwikkelingsgericht werken, en verengt het concept van onderwijs tot het overbrengen van een door de inhoud gestructureerd kennisgeheel.

Die herordening van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen heeft echter helemaal geen impact op het bestaande leerplan Wereldori-entatie. Het leerplan Wereldoriëntatie is en blijft de leidraad voor wereldoriëntatie in onze scholen omdat het de visie op goed WO-on-derwijs expliciteert en concretiseert. Wereld-oriëntatie is géén versmelting van verschil-lende vakgebieden. Door het leergebied wereldoriëntatie wordt juist duidelijk dat je een verschijnsel vanuit verschillende invals-hoeken kan bekijken. De doelen van wereld-oriëntatie zijn in dit leerplan opgedeeld naar de verschillende bestaansdimensies van waar-uit leerlingen de wereld of de werkelijkheid leren verkennen. De leerinhouden dienen daarom ook vooral thematisch aangeboden te worden.

In de module Het leerplan WO (opnieuw) in de focus gaat de aandacht naar de krachtlij-nen, de leerplandoelen en de didactische aanpak van wereldoriëntatie. Die worden hertaald in de zeven kapstokken van het leer-plan: doelgerichtheid, open geest en open evaluatie, engagement, sterke didactiek, verschillende invalshoeken, educaties en aandacht voor het thematisch en cursorisch werken. Elke kapstok wordt theoretisch ver-kend maar ook geconcretiseerd naar de eigen school- en klaspraktijk. Het kader van het leerplan wordt voorgesteld. Steeds wordt er verwezen naar het basiskader van het leerplan. Zo krijgen leerkrachten binnen eenzelfde

BASISONDERWIJS

Met dank aan de Sint-Jozefschool uit Emblem© Hi

lde

Hend

rickx

juni 201412

bevordert hun technisch denken.

In de nascholing STEM op techniek maken teams op een praktijkgerichte manier kennis met de bestaansdimensie Mens en techniek. We ontdekken en passen de vier bouwstenen van techniek concreet toe: technische sys-temen, processen, hulpmiddelen en keuzes. We onderzoeken hoe techniek kan geïmple-menteerd worden in de bestaande WO-thema’s. We gaan na hoe een thema kan ontwikkeld worden waar de technische geletterdheid centraal staat. De drie dimensies van techniek - begrijpen, hanteren en duiden - verkennen we al doende en via filmfragmenten uit de klaspraktijk. We reiken voorbeelden aan van didactisch handelen dat het technisch denken van (jonge) kinderen stimuleert.

Onderzoekend leren ontdekkenOnderzoekend leren is een specifieke didac-tische aanpak die breder dan binnen WO-onderwijs aan bod kan komen in de basis-school. Toch is onderzoekend leren een hefboom voor rijke WO-activiteiten omdat kinderen zo via hun eigen vragen, onderzoe-ken en handelen de wereld om hen heen kun-nen verkennen.

WO-activiteiten, zeker binnen de bestaans-

het leergebied wereldoriëntatie – zoals de overheid voorstelt - is geen goed idee.

De te bereiken doelstellingen zijn momenteel opgenomen in verschillende domeinen in het leergebied wereldoriëntatie. Techniek en we-tenschappen zijn vandaag al heel herkenbaar en zichtbaar in de eindtermen als aparte domeinen. Voor elk domein en dus ook voor wetenschappen en techniek zijn er immers aparte ontwikkelingsdoelen (voor het kleu-teronderwijs) en aparte eindtermen (voor het lager onderwijs). Dat betekent dat elke kleu-terschool en elke lagere school moet werken aan wetenschappen en techniek. Dat doet ze aan de hand van de in 2010 gewijzigde ont-wikkelingsdoelen en eindtermen voor weten-schappen en techniek, zoals die opgenomen

zijn in het leerplan Wereldoriëntatie (be-staansdimensies Mens en natuur en Mens en techniek).

Willen we werken aan de bestaansdimensie Mens en techniek, dan moeten we vooral inzetten op professionalisering. Binnen de module STEM op techniek onderzoeken we met het team hoe we de leerplandoelen tech-niek geïntegreerd aan bod kunnen laten ko-men. Techniek is méér dan technisch knut-selen. Het gaat er vooral om kinderen te leren nadenken aan de hand van strategische vragen over bv. technische principes. Dat

BASISONDERWIJS

groeiend zorgbeleid door nascholing een stap vooruit

Met dank aan de Sint-Jozefschool uit Emblem

Meer infoMeer info vind je op: www.nascholing.be/vvkbao (> kleuter- en lager onderwijs > wereldoriëntatie). Je kunt daar ook inschrijven. Heb je vragen, dan kun je terecht bij [email protected].

© Hi

lde

Hend

rickx

dimensie Mens en natuur, bieden uitgelezen kansen om kinderen aan te zetten om zelf (met veel of minder ondersteuning) antwoor-den te leren zoeken op hun vragen. Het im-plementeren van zinvolle (wetenschaps-)activiteiten staat dan ook centraal in deze sessie. We bekijken welke vaardigheden je als leerkracht nodig hebt om onderzoekend leren in je activiteiten toe te passen en gaan met een aantal van die vaardigheden (vb. het stellen van vragen) aan de slag. De praktijk-voorbeelden die tijdens deze sessie verkend worden, gaan verder dan proefjes uitvoeren. We proberen vooral het onderzoekend leren en probleemoplossend denken bij kinderen te stimuleren.

Tot slotMet de nieuwe start van de nascholing WO willen we schoolteams (opnieuw) aanzetten om het leerplan Wereldoriëntatie te verken-nen. We hebben van bij het begin voldoende aandacht voor de beginsituatie van de teams. De visie van het leerplan wordt steeds gekop-peld aan de klas- maar ook aan de school-praktijk. Leren van elkaar is immers belang-rijk. Verder worden methodieken die een plaats krijgen binnen goed WO-onderwijs, in deze nascholing toegepast.

Hilde Hendrickx,pedagogisch begeleider VVKBaO

juni 2014 13

BASISONDERWIJS

groeiend zorgbeleid door nascholing een stap vooruit

E en degelijk zorgbeleid uitwerken is een decretale opdracht van elke school. Hoe kan je elk teamlid actief betrekken bij het ontwikkelen van een zorgvisie en het uitbou-wen van een zorgbeleid? Hoe zorg je ervoor dat elke leerkracht zijn rol als de

spil�guur van zorg opneemt? Hoe leer je leerkrachten hun eigen ondersteuningsbehoeften in kaart brengen? Het nascholingsaanbod zorgbeleid van VVKBaO biedt verschillende trajecten aan om schoolteams hierbij te ondersteunen en te versterken.

Vademecum zorg. Er is een aanbod voor twee verschillende doelgroepen: voor zorgteams met hun directeur en voor schoolteams.

Wat houdt dit aanbod in?

Voor zorgteams mét hun directie

In de module Een continuüm van zorg op maat van mijn school worden de zorgteams samen met hun directeur per scholengemeenschap of per regio samengebracht. Na de intake, met afstemming op de beginsituatie en de noden volgen twee halve-dag-sessies. Via actieve werkvormen bespreken we welke stap-pen je met je schoolteam concreet kunt zet-ten bij de uitbouw van je zorgbeleid. De deelnemers reflecteren vanuit het kader van beleidsvoerend vermogen over de voorwaar-den om een optimaal en door het hele team gedragen zorgbeleid vorm en inhoud te geven.

De brede basiszorg van de school wordt onder de loep gelegd: Hoe gaan we aan de slag met de principes van het handelingsgericht wer-ken? Hoe kunnen we met ons schoolteam werken aan een veilig klas- en schoolklimaat, aan een krachtige leeromgeving en aan af-stemming op de behoeften van de leerling? Hoe kunnen we stimuleren dat elke leerkracht zijn rol opneemt als spilfiguur van zorg?

Ook aan coachend zorg dragen wordt gewerkt. De zorgteams verkennen kansen om de team-kracht optimaal te ontdekken, de professio-nele leergemeenschap te versterken en te benutten, en ontdekken mogelijkheden om handelingsgericht overleg met alle betrok-kenen op school vorm te geven en te orga-niseren.

Na de eerste sessie bekijken de deelnemers de schooleigen zorgvisie door de bril van het beleidsvoerend vermogen. Die tussentijdse opdracht brengt het huidige zorgbeleid in beeld. Aan de hand daarvan wordt in de tweede sessie concreet op maat van elke school verder gewerkt. Naast inzichten en materialen, maken zorgteams kennis met praktisch bruikbare werkvormen om concrete werkpunten met het schoolteam aan te pak-ken. Dat biedt de mogelijkheid om het zorg-verhaal van hun school met het hele team samen te schrijven. Daarnaast werkt dit tra-ject ook inspirerend. De teams wisselen met

Verbondenheid en competentiegevoel Samen met je team aan een warme, zorgzame school werken, is een hele uitdaging. In het nascholingstraject rond zorg, leren we teams stilstaan bij wat ze al doen en waar het nog beter kan. Actieve werk- en spelvormen zor-gen voor een grote betrokkenheid. Daardoor groeit het gevoel van gedeelde verantwoor-delijkheid. Positief maar kritisch brengen we samen met alle teamleden het zorgbeleid in kaart: wat zijn onze sterke kanten? Wat zijn mogelijke werkpunten en onbenutte kansen en op welke mogelijke tegenkantingen moe-ten we voorbereid zijn?

Die SWOT-analyse levert niet alleen input voor een gedragen visietekst om het zorgbeleid op korte en lange termijn uit te werken. Elke leerkracht wordt bevestigd in wat hij reeds doet en uitgedaagd om een volgende stap te zetten. Door in groepjes te bespreken hoe ze zorgzaam werken in hun klas, leren leerkrach-ten van en met elkaar. Dat opent deuren voor meer samenwerking.

Zorg als prioriteit Tijdens het traject bekijken we het zorgbeleid door de bril van het beleidsvoerend vermogen. Eén van de pijlers is responsief vermogen. Een school wordt dagelijks uitgedaagd om een antwoord te bieden op vragen van leer-lingen, ouders, leerkrachten, medewerkers, de koepel, de overheid, de maatschappij.

Een concreet voorbeeld daarvan is de goed-keuring van het Decreet betreffende maatre-gelen voor leerlingen met specifieke onder-wijsbehoeften, kortweg het M-decreet. Hoe ga je daar als school mee om? Hoe kan je het team versterken om een antwoord te bieden

op het recht op redelijke aanpassingen? Hoe beïnvloedt dat je zorgbeleid en je school-werkplan? Tijdens het traject laten we team-leden inzien dat er al veel talent en kennis op school aanwezig is, maar dat we niet kun-nen blijven stilstaan. Het is beter één stap voorwaarts grondig uit te werken dan op alle vlakken tegelijk te werken. Met ander woor-den: is zorg een prioriteit? Dan gaan we er samen voor!

Continuüm van zorg als kaderHet nascholingstraject is geënt op het Vade-mecum zorg van VVKBaO en biedt, door te werken vanuit het zorgcontinuüm, een ant-woord op de regelgeving van het M-decreet. We bekijken hoe leerkrachten nu al het ver-schil maken bij het omgaan met kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. We zetten de brede basiszorg die binnen de school aanwe-zig is, in de kijker. We bieden mogelijkheden en voorbeelden om die praktijk verder uit te bouwen.

Het Vademecum zorg vertrekt vanuit de visie van breed kijken naar kinderen. Tijdens het nascholingstraject maken we de leerkrachten bewust van de bril waardoor ze naar kinderen kijken. We dagen hen uit verschillende brillen op te zetten om een bredere blik te verwerven. Dat is een voorwaarde om meer kansen te creëren binnen hun pedagogisch-didactisch handelen.

Vanuit het Vademecum zorg naar het nascholingstraject Net zoals in 2013-2014 biedt VVKBaO samen met DNI volgend schooljaar meerdere nascho-lingsmodules aan om de scholen te onder-steunen bij het werken aan zorg vanuit het

juni 201414

BASISONDERWIJS

nascholingkleuteronderwijs

Vanuit het ontdekken en inzetten van talen-ten reiken we materialen aan om meer aan-dacht te hebben voor alle talenten. Aan de hand van een ‘test’ ontdekken de leerkrachten hun eigen talenten en hoe die zich weerspie-gelen in hun leerkrachtvaardigheden. Ze worden zich bewuster van hun zelfbeeld. Dat verkleint de stap naar het zelfbeeld van leer-lingen en het creëren van ontwikkelingskan-sen waarbij alle talenten aan bod komen. We leren het positieve benutten om groeimoge-lijkheden te zien vanaf de kleuterschool. Hoe werk je concreet aan de ontwikkeling van een positief realistisch zelfbeeld bij kinderen? Hoe geeft dat een positieve stimulans in de klas? We verkennen methodieken om met de kin-deren te reflecteren op hun zelfbeeld en werkhouding om hun leren te optimaliseren.

De nascholingen zijn heel praktijkgericht. Ze laten het denken vanuit tekorten los. School-teams zijn dan ook enthousiast om er verder mee te gaan. Ze vragen vaak om het vol-gende schooljaar op die prioriteit door te werken, maar dan vanuit een nieuwe invals-hoek. Het aanbod van de vervolgmodule Breed kijken naar kinderen en jezelf! biedt daar een antwoord op. Vanuit de kennis en vaardighe-den, verworven in de basismodule, wordt het breed kijken verder geïmplementeerd met nieuwe inzichten, materialen en werkvormen. De keuzemogelijkheid Opstap naar breed eva-lueren wordt enkel in het vervolgtraject aan-geboden omdat een aantal inzichten op breed kijken daarvoor de basis vormen.

Het is een plezier om te zien hoe creatief schoolteams uit de hoek komen. Wij worden er ook door geïnspireerd!

Greet Vanhove, pedagogisch begeleider VVKBaO

In de module Leerkracht ≈ teamkracht! reflec-teren de deelnemers op hun eigen leerkrach-tenstijl vanuit twee van de uitgangspunten van het handelingsgericht werken: ’de leer-kracht doet ertoe’ en het ‘positieve benutten’. Ze ontdekken de invloed ervan op hun klas-praktijk en het begeleiden van leerprocessen. Ze leren breed kijken naar kinderen om de totale ontwikkeling te stimuleren. We gaan met het team op zoek naar de aanwezige krachten en talenten binnen de school. De leerkrachten zoeken en benoemen hun leer-krachtvaardigheden. Ze krijgen kansen aan-gereikt om die vaardigheden te versterken en optimaal in te zetten voor het creëren van krachtige leeromgevingen voor alle kinderen. Daardoor vergroten ze hun handelingsbe-kwaamheid en meteen ook de teamkracht.

Bij de evaluaties springt in het oog dat school-teams deugd beleven aan het gevoel van samen te mogen en te kunnen groeien, en aan de expliciete uiting van de onderlinge waardering voor elkaars deskundigheid.

In de module Breed kijken naar kinderen en jezelf! kan het na de intake en de eerste sessie meerdere richtingen uitgaan. In func-tie van de beginsituatie en de prioriteiten van de school maakt het kernteam een keuze uit de volgende invalshoeken:

• Kindercontact en reflectiegesprekken

• Portfolio

• Talentontwikkeling vanuit een brede kijk

• Opstap naar breed evalueren

De deelnemers maken kennis met de uitgangs-punten van het handelingsgericht werken. Van daaruit reflecteren ze op hun manier van kijken naar kinderen en manieren van leren. Ze gaan na hoe dat hun praktijk beïnvloedt.

andere zorgteams ervaringen uit en leren zo van elkaar. Omdat de zorgteams dit traject samen met hun directeur volgen, voelen ze zich gesterkt en krijgen ze energie om met het eigen schoolteam aan de slag te gaan.

Uit de evaluaties van de deelnemers blijkt dat ze vooral de bruikbare werkvormen en materialen waarderen. Zorgteams appreciëren de concrete werkvormen waarmee ze in hun school met het hele team aan de slag kunnen gaan om te werken aan het zorgbeleid.

Meer keuze voor schoolteams

Voor schoolteams is er keuze uit verschil-lende modules. Elke module heeft een vaste structuur: na een intake met het kernteam volgt voor het schoolteam een personeels-vergadering en daarna een pedagogische studiedag. In alle modules wordt individueel en in groepjes materiaal verkend. De deelne-mers oefenen werkvormen voor zorgbreed werken in de klas en op school. De verwach-te actieve deelname en reflectie op de klas- en schoolpraktijk haalt de teamleden uit hun ‘comfortzone’. Voor sommigen is dat in eerste instantie confronterend, maar het levert in-zichten op en doet de bereidheid tot veran-deren groeien.

Cart

oon

Ides

Cal

leba

ut

Andere info

Je vindt meer informatie over de modules op www.nascholing.be/vvkbao bij zorgbeleid.

Je kunt er ook inschrijven. Heb je vragen? Neem dan contact met Greet Vanhove

([email protected]), projectleider nascholing zorg.

juni 2014 15

BASISONDERWIJS

nascholingkleuteronderwijs

D e voorbije jaren tekenden al heel wat scholen in op de nascholing Doelgericht werken in de kleuterschool. Ook volgend schooljaar wordt die nascholing aangeboden en uitgebreid met enkele modules. Binnen de nascholing verkennen de kleuterteams

de relatie tussen het Ontwikkelingsplan, de leerplannen en de decretale ontwikkelings doelen. Zo proberen ze een antwoord te bieden op de vraag hoe de teams inspanningen kunnen verrichten om de decretale ontwikkelingsdoelen te bereiken.

Doelen kiezen ze niet zomaar. Kleuteronder-wijzers laten zich in de eerste plaats leiden door observatie van de kleuters. Hoe kunnen ze de kleuters doelgericht ondersteunen in hun ontwikkeling? Hoe kunnen ze die doel-gerichtheid dan nastreven binnen een BC? Ook de tijd van het jaar of de prioriteit van de school moedigt kleuteronderwijzers aan om passende doelen te vinden.

Binnen de module Een BC doelgericht uitwer-ken werkt de nascholer samen met het team een BC uit, waarbij in verschillende stappen wordt onderzocht hoe doelgerichtheid een plaats kan krijgen bij de keuze van het BC, bij de brainstorm, bij het bepalen van domi-nante ontwikkelingsaspecten, bij de relatie tot de levensbeschouwelijke religieuze en godsdienstige componenten, en bij het toe-kennen van de ervaringssituaties. Zo worden de dominante ontwikkelingsaspecten of het leerplan in de kijker zichtbaar in de kleuterklas.

De nascholer maakt hierbij gebruik van ver-schillende werkvormen en instrumenten, die ook in de verdere klaswerking bruikbaar zijn. Zo is de zoeker (www.vvkbao.be > inloggen > snelmenu > zoeker) bijvoorbeeld een han-dig digitaal instrument om de relatie tussen de ontwikkelingsstappen en leerplandoelen te bekijken. Ook de kijkwijzer Een BC aan de slag ermee biedt rijke kansen om tot doel-gerichtheid in de kleuterklas te komen.

Het spel van de kleuter doelgericht observeren Spelen is iets wat we kunnen leren van onze kinderen. Want kinderen spelen vaak en ze vinden dat reuzeleuk. Denk vooral niet dat spelen een leuk maar nutteloos tijdverdrijf is. Het tegendeel is waar: spelen is van es-sentieel belang voor een gezonde ontwikke-ling. Kinderen spelen om plezier te maken. Daardoor ontwikkelen ze zichzelf. De motoriek, de creativiteit, de fantasie, het denkvermogen, het samenleven met anderen, het omgaan met frustraties en het ruimtelijk inzicht wor-den geprikkeld door spel. Elk kind ontwikkelt uiteraard verschillend, maar voor alle kinde-ren geldt wel één principe: spel is de motor van elke ontwikkeling, het is de meest na-tuurlijke vorm van leren. Spel daagt kinderen

Een pak leerplannen, één OntwikkelingsplanKleuteronderwijzers zijn sterk vertrouwd met het Ontwikkelingsplan. Het Ontwikkelingsplan komt tegemoet aan de brede ontwikkeling van elke kleuter. Kleuteronderwijzers bieden wekelijks een waaier van activiteiten aan binnen de verschillende ervaringssituaties. Zo prikkelen zij de ontwikkeling van de kleu-ters. De ontwikkelingsaspecten zijn hun lei-draad.

Daarnaast wordt er van kleuteronderwijzers verwacht dat zij ook de leerplannen hanteren. Dat is voor kleuteronderwijzers niet altijd even evident. De leerplannen zijn opgedeeld in leergebieden, waardoor zij het gevoel krijgen dat de ontwikkelingsgerichte bril wel eens verloren durft te gaan. Toch zijn er heel wat mogelijkheden om de leerplandoelen concreet

te maken in de kleuterklas. Binnen de nascho-ling maakt een kleuterteam kennis met die mogelijkheden.

In een belangstellings-centrum (BC) doelgericht-heid nastreven

Wanneer kleuteronderwijzers een belangstel-lingscentrum (BC) uitwerken, vertrekken zij vaak vanuit activiteiten: activiteiten die ze vorige jaren succesvol uitprobeerden, willen ze opnieuw aanpakken, of ze hebben leuke ideeën gezien bij collega’s, of ze haalden inspiratie in methodes of tijdschriften. Daar is natuurlijk niks mis mee. Elke activiteit in de kleuterklas is vaak rijk aan ervaringskan-sen. Toch is het ook belangrijk om na te denken over de na te streven doelen.

© El

len

Bauw

ens

juni 201416

BASISONDERWIJS

vormingsdag ‘alles op het spel zetten’

Over spel en spelontwikkeling bij kleuters

uit en laat hen hun grenzen verleggen.

Volgend schooljaar kan elk kleuterteam dat eerder de sessie Planmatig en doelgericht werken volgde, intekenen op de verdiepings-sessie Doelgericht observeren binnen het spel van de kleuters. In die sessie krijgen de deel-nemers zicht op spelontwikkeling van kleuters. Ze reflecteren over hun rol als begeleider bij het spel en hoe ze die rol concreet invulling kunnen geven. Teams ontdekken dat meespe-len één van de krachtigste observatievormen is om de talenten, kennis en vaardigheden van de kleuters te ontdekken.

Binnen en buiten spelenKleuters spelen op alle momenten van de dag. Spelen gaat werken vooraf of werken gaat spelen vooraf. Spelen gebeurt in de hoeken, maar ook buiten.

Het spel kan je in de kleuterklas het beste observeren binnen de hoeken. Een kleuter-team kan de keuze maken om de eigen hoe-ken kritisch te bekijken en erover te reflec-teren binnen de sessie Suggesties om hoeken doelgericht te verrijken. Aan de hand van rijk film- en fotomateriaal ontdekken de kleuter-onderwijzers heel wat impulsen om de hoeken te verrijken. In de sessie verkent het team hoe de hoeken doelgericht verrijkt kunnen worden via een leerplan, een dominant aspect, een gekozen BC of de inbreng van een kleu-ter. Er worden kansen geboden om binnen eenzelfde hoek een doelgerichte gradatie aan

te brengen. De deelnemers bespreken een mogelijke hoekenfiche.

Omdat de speelplaats de uitgelezen plek is om tot spel te komen, bieden we binnen de nascholing een nieuwe module aan waarbij het buitenspelen centraal staat: De speel-plaats, een plaats om te spelen. We onderzoe-ken wat een speelplaats of een tuin allemaal te bieden heeft. We gaan concreet aan de slag op de eigen speelplaats en ontdekken de natuur, de ruimte en de omgeving buiten de kleuterklas. Daarnaast bekijken we welke ontwikkelingsaspecten kansen krijgen op de speelplaats. We reflecteren over onze eigen begeleidingsstijl tijdens het buitenspel en zoeken betekenisvolle activiteiten om de ontwikkeling van de kleuter ook te prikkelen

buiten de klas. De nascholer maakt daarbij gebruik van de nieuwe publicatie van VVKBaO Buiten spelen! Dat handige naslagwerk biedt een gamma aan inspirerende voorbeelden.

Tot slotDe nascholing biedt boeiende modules aan om elk kleuterteam op maat te professiona-liseren. In elke sessie staat de kleuter cen-traal. De nascholer gaat met het kleuterteam op pad en onderzoekt welke ontwikkelings-aspecten en leerplandoelen kansen krijgen. Zo draagt de nascholing bij tot de harmonische groei van jonge kinderen.

Ellen Bauwens,pedagogisch begeleider VVKBaO

Meer info

Wil je graag meer informatie over deze en andere nascholingen die VVKBaO voor het kleuteronderwijs organiseert, neem dan een kijkje op www.nascholing.be/VVKBaO.Heb je vragen? Neem dan contact met de projectleiders, Ellen Bauwens ([email protected]) of Soraya Fret ([email protected]).

De publicatie Een BC, aan de slag er mee kan je bestellen via www.vvbao.be(> snelmenu > uitgaven VVKBaO bestellen) of downloaden via www.vvkbao.be (inloggen > pedagogisch-didactisch > kleuteronderwijs > visie en aandachtspunten > doelgericht werken in de kleuterschool).

De publicatie Buiten spelen! wordt verwacht tegen eind juni. Ze kan al besteld worden via www.vvkbao.be (> snelmenu > uitgaven VVKBaO bestellen).

In dit boek spreekt Mieke Van Hecke vrijuit en bevlogen. Over haar jeugdjaren in een Gentse ar-beiderswijk. Over voor haar belangrijke thema’s zoals gezin en opvoeding, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, het toch kunnen genieten in haar drukke leven, ethische kwesties die raken aan het recht op leven, en de manier waarop ze vormgeeft aan haar geloof.

Mieke Van Hecke is een boeiende, enthousiasmerende en veelzijdige vrouw:Echtgenote, moeder, oma. Juriste en politica. Feministe zonder barricade. Nuchtere idealiste en kritische gelovige.En natuurlijk Mieke Van Hecke, directeur-generaal van de grootste onderwijskoepel, het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs.

Op http://www.kuleuven.be/thomas/page/mieke-van-hecke vindt u de pagina met de verschillende filmpjes met felicitaties ter gelegenheid van het afscheidsfeest (KU Leuven) van Mieke Van Hecke als directeur-generaal van het VSKO. Uiteraard kan u ook zelf een bericht insturen via de pagina of via deze link. Voor bestelgegevens zie p. 18.

VSKO schenkt u in samenwerking met Uitgeverij Lannoo 20% korting bij aankoop van dit boek.In plaats van € 19,99 betaalt u nu slechts € 15,99.Surf hiervoor naar www.lannooshop.com/VSKO.

juni 2014 17

BASISONDERWIJS

vormingsdag ‘alles op het spel zetten’

Over spel en spelontwikkeling bij kleuters

O p 1 april 2014 ontving VVKBaO 62 pedagogisch begeleiders en lerarenopleiders voor de vierde editie van de Dag van het kleuteronderwijs. Dit jaar was het thema spel en spelontwikkeling bij kleuters.

Spelmomenten plannen en observeren in IkKlik

Veronique De Kock en Tiny De Bock

Binnen het online computerprogramma IkKlik kan de kleuteronderwijzer haar spelmomenten plannen en erover reflecteren. Elk BC biedt kansen tot spelen. De meeste spelmomenten komen aan bod binnen de hoeken. IkKlik bouwt samen met de kleuteronderwijzer hoe-kenfiches op. In deze werkwinkel werd er dieper ingegaan op de visie rond hoekenfiches en hoe je die een plaats kan geven binnen IkKlik.

WW 2: Coöperatief leren en spelen in de kleuterschool? Het kan!

Nadine Coppens

Aan de hand van zelfgemaakte spellen en een kijkwijzer ontdekten de deelnemers welke sleutelbegrippen van coöperatief leren aan bod kunnen komen bij kleuters. De focus lag vooral op het verwerven van vaardigheden in aanloop naar coöperatief leren. Wat zijn moge-lijkheden, moeilijkheden en valkuilen? Welke effecten zien kleuteronderwijzers? Er werd ook een online werkdocument van en voor kleuteronderwijzers voorgesteld.

WW 3: Rondje rekenspelMarleen Duerloo

Kinderen houden van spelletjes. Een spel spelen is een sociale activiteit: ze leren sa-menspelen, samenwerken en overleggen. Omdat het in rekenspellen zowel om geluk als tactiek gaat, is het niet altijd de slimste die wint. Het competitie-element is beperkt, maar daagt kinderen wel uit en motiveert. Bovendien duren de spelletjes niet lang. Ver-loren? Dan nog snel een rondje spelen.

De deelnemers gingen actief aan de slag: ze speelden een aantal spellen waarin kennis, vaardigheden en inzichten op het gebied van getalbegrip centraal staan. De spellen kunnen

Belang van spel voor de ontwikkeling van kleuters

Spel is de leidende activiteit in de ontwikke-ling van het jonge kind. Door middel van spel proberen kleuters de wereld te ontdekken, te grijpen en te begrijpen. Spel toont de ontwik-keling die een kind doormaakt, en omgekeerd heeft het spelen ook een invloed op die ont-wikkeling. Spel is als het ware de motor die de ontwikkelingstrein in gang zet.

Hoe verloopt de spelontwikkeling bij jonge kinderen? Hoe creëer je een rijke speelomge-ving? Hoe kan je kleuters (weer) leren spelen? Hoe kan je als kleuteronderwijzer meespelen? Hoe kunnen we het spelaanbod verrijken vanuit de verschillende leergebieden? En hoe kunnen we (toekomstige) leerkrachten hier-in begeleiden? Deze en nog meer vragen vormden de basis voor de verschillende werk-winkels. Inspiratie genoeg om er weer een leerrijke dag van te maken!

Een vormingsdag rond spel

De dag startte met een opening door de pe-dagogisch begeleiders voor het kleuteronder-wijs, Ellen Bauwens en Soraya Fret. Met het verhaal Dit is geen doos’ van Antoinette de Jong als leidraad introduceerden ze het cen-trale thema. En omdat het 1 april was, werd er nog een filmpje getoond waarin enkele kleuters hun beste moppen bovenhaalden.

Na die opwarmer werden de deelnemers ver-wacht in één van de werkwinkels. Er werden in de voormiddag vijf en in de namiddag vier werkwinkels aangeboden. De sessies werden begeleid door pedagogisch begeleiders van VVKBaO en begeleiders uit de verschillende bisdommen. Tussen de twee sessies werden de deelnemers verwacht in het restaurant voor een broodjesmaaltijd. Ze maakten dankbaar van dat moment gebruik om met elkaar kennis te maken bij te praten, ervaringen uitwisselen.Hieronder belichten we kort de invulling van de werkwinkels.

© El

ien

Wer

brou

ck

SECUNDAIR ONDERWIJS

juni 201418

kleuteronderwijzer participeert in het spel kan stimulerend zijn voor de ontwikkeling van de kleuters. Hoe kan je ervoor zorgen dat er iets te beleven valt en dat kleuters actief ervaringen kunnen opdoen? Meespelen is de boodschap! In deze werkwinkel lag de focus op de soorten spel, de spelontwikkeling bij kleuters en de mogelijke begeleidingsrollen van de kleuteronderwijzer.

Dit vonden de deelnemers ervan …De dag van het kleuteronderwijs werd door de deelnemers positief onthaald. Het thema was actueel, de organisatie verliep vlot. In de werkwinkels was er naast de inhoudelijke input ook ruimte voor het delen van bruik-bare tips en materialen, wat erg gewaardeerd werd. In de evaluaties werden ook een aantal terechte opmerkingen en suggesties gefor-muleerd waaruit we kunnen leren. Zo mag er onder andere nog meer ingezet worden op de samenwerking en interactie tussen pedago-gisch begeleiders en lerarenopleiders.

We maken graag een afspraak op dinsdag 31 maart 2015 voor een nieuwe editie van de Dag van het kleuteronderwijs!

Soraya Fret,pedagogisch begeleider VVKBaO

(toekomstige) kleuteronderwijzers die ontwik-kelingsgericht met kinderen aan de slag wil-len. Binnen dit referentiekader gingen de deelnemers op zoek naar de mogelijkheden van spelontwikkeling en welke invloed spel heeft op de klaspraktijk. Ze zoomden in op wat kleuteronderwijzers nodig hebben om kleuters spelenderwijs te stimuleren in hun brede ontwikkeling. Daarnaast werd er ook aandacht besteed aan de rol van begeleiders en lerarenopleiders binnen dat leerproces.

WW 7: Dramatisch spelGerda De Backer

Dramatisch spel komt binnen muzische op-voeding soms minder aan bod. In deze werk-winkel werd het in volle glorie benaderd. Wat zijn de aspecten binnen drama? Hoe kan je dramatisch spel beschouwen en creëren? Een filmpje, inspiratie voor een BC, de huishoek … Aan de hand van praktische voorbeelden werd het deelleerplan toegelicht en kregen de deelnemers een schat aan inspirerende tips om dramatisch spel in de klas een plaats te geven.

WW 8: Juf, speel je mee?Ellen Bauwens en Soraya Fret

Spelen is voor jonge kinderen fundamenteel. Al spelend ontdekken de kleuters de wereld. Een rijk spel prikkelt alle ontwikkelings-domeinen: ze exploreren, leren probleem-oplossend denken, oefenen motorische vaar-digheden en gaan in interactie met elkaar en de kleuteronderwijzer. De wijze waarop de

zelfstandig gespeeld worden of samen met de kleuteronderwijzer. Ze zijn geschikt voor interactief, klassikaal gebruik. Ze beantwoor-den aan de ontwikkelings- en leerplandoelen en weerspiegelen de leerlijn van wiskundige initiatie in de kleuterklas. Er werd ook inge-zoomd op een aantal criteria waaraan spel-letjes moeten voldoen en de aanpak van de kleuteronderwijzer.

WW 5: God, laten we er maar (g)een spel van maken!

Ludo Guelinckx en An De Clerk

Ervaring leert begeleiders en nascholers dat het aanbod binnen de godsdienstige ontwik-keling vaak beperkt wordt tot twee ervarings-situaties: ontwikkelingsondersteunend leren en ontmoeten. In deze werkwinkel kregen de deelnemers een ruim aanbod aan concrete voorbeelden en konden ze aan den lijve er-varen hoe ook het zelfstandig spel in dit ontwikkelingsdomein volwaardig kan worden betrokken. Meteen werd de kans benut om te tonen hoe de godsdienstdienstige ontwikke-ling een geïntegreerde plaats verdient in het lopende BC en niet in een vergeethoekje mag worden gedrumd.

WW 6: Spelenderwijs door het Ontwikkelingsplan

An Van Rompaey en Ime Dehon

Elke kleuter ontwikkelt zich op een speci-fieke manier. Spel is essentieel voor de opti-male ontwikkeling van het jonge kind. Het Ontwikkelingsplan biedt kapstokken voor

SECUNDAIR ONDERWIJS

juni 2014 19

hervorming secundair onderwijs

Het VVKSO informeert en gaat in gesprek

Eén van de opdrachten van het VVSKO is aan visieontwikkeling doen. Ook in het dossier ‘Hervorming secundair onderwijs’ wil het Verbond zich niet onbetuigd laten. We hebben in vorige nummers van Forum reeds voldoende stilgestaan bij de VVKSO-visie over de toekomst van het secundair onderwijs inKLEUREN. Bij de ontwikkeling van een visie zijn communicatie naar en dialoog met wie de visie straks in de praktijk moet brengen, cruciaal. Tijdens eerdere infosessies in de verschillende diocesen had het VVKSO het aan-bod gedaan om in de loop van het 2de en 3de trimester de scholengemeenschappen zelf te bezoeken. Meer dan 50 scholengemeenschappen tekenden in op het aanbod. Bij het schrij-ven van dit artikel zijn ongeveer 20 scholengemeenschappen bezocht, voldoende dus om een eerste bilan op te maken.

kan aanbieden. We rekenen erop dat straks de grotere schoolbesturen die voor een Vlaanderen brede organisatievorm opteren, zich ook verantwoordelijk zullen voelen voor het katholiek onderwijs in een regio.

Zo kom ik bij de bestuurlijke schaalvergroting. Bijna automatisch verlegt een discussie over het toekomstig studieaanbod de focus op een bestuurlijke schaalvergroting. Bijna in elke scholengemeenschap is de conclusie dat er in de toekomst sterke, bestuurskrachtige schoolbesturen zullen nodig zijn om te komen tot een sterk, rationeel en evenwichtig stu-dieaanbod in de regio. De implementatie van een toekomstig secundair onderwijs kan on-mogelijk slagen zonder krachtige school-besturen. De ervaring leert het VVKSO dat minder schoolbesturen leiden tot betere re-sultaten op het vlak van rationalisatie van het studieaanbod.

Ook de toekomstige schoolstructuur is een voortdurend gespreksonderwerp en het woord ‘domeinschool’ valt hier meermaals. Ook hier kan het VVKSO een geruststellende boodschap brengen. Het is nooit onze bedoeling geweest om een bepaalde schoolstructuur op te leggen. De inhoudelijke doelstellingen die het VVKSO wil nastreven, met name een optimalisering van de studiekeuze en maximaal inspelen op de verschillende leerlingenprofielen, moeten in verschillende structuren van scholen gere-aliseerd kunnen worden.

Tussentijds kunnen we stellen dat de visie en de gebruikte methodiek van het VVKSO niet gecontesteerd wordt, maar bescheidenheid is op zijn plaats: structurele ingrepen kunnen enkel de realisatie van beoogde doelstellingen faciliteren. Het verschil wordt niet in Brussel gemaakt, maar wel in Maaseik, Blankenberge, Beringen en elders door professionele en enthousiaste directie- en leraren-teams, die gesteund worden door bestuurskrachtige schoolbesturen. We prijzen ons gelukkig dat we die tijdens ‘onze ronde’ in groten getale mogen ontmoeten.

Chris SmitsSecretaris-generaal VVKSO

In december 2013 trok het VVKSO naar elk diocees om het denkwerk omtrent het secun-dair onderwijs van de toekomst te delen met de achterban. De sessies in de verschillende diocesen hadden tot doel de directies kapstok-ken aan te bieden om hierover binnen de eigen school/ scholengemeenschap in gesprek te treden met de leraren en met ouders. Het was ook de bedoeling dat de schoolbesturen reflecteerden op de mogelijke consequenties voor hun scholen.

Tijdens onze huidige ronde van de scholen-gemeenschappen kunnen zij kiezen uit twee formats. Het format ‘beleidsinfo’ focust zich op grote groepen (van leraren) en besteedt aandacht aan de algemene principes, doelstel-lingen en methodiek van de VVKSO-visie. Bedoeling is om sloganeske taal en oneliners te overstijgen en de keuzes die het VVKSO heeft gemaakt inhoudelijk te onderbouwen. Het format ‘beleidscontact’ heeft als doel om in discussie te gaan en om mee na te denken over de consequenties van de uitgewerkte visie op de situatie van de regio of scholen-gemeenschap. Dit format richt zich tot klei-nere groepen, voornamelijk bestuurders van schoolbesturen en directies; diegenen die de verantwoordelijkheid opnemen voor de orga-nisatie van het katholiek onderwijs in een bepaalde regio.

De contacten met de leraren leren ons dat zij open staan voor de structurele ingrepen die het VVKSO voorstelt, indien er voldoende tijd is om de keuzes te argumenteren. Vele reac-ties van leraren gaan dan ook in de richting

dat ze na de toelichting enigszins gerustge-steld zijn. Minpunt is dat de principes van het VVKSO voor hen vaak te weinig concreet zijn. Vanuit die optiek stellen ze veel vragen over de toekomstige eerste graad. En toege-geven: voor de concrete uitwerking van de eerste graad heeft het VVKSO binnen zijn achterban nog geen draagvlak gevonden. Ook de mogelijke overgangen tussen de verschil-lende studierichtingen, vb in de loop of op het einde van de tweede graad is een steeds terugkerende vraag. Wat de leraren ook (te-recht) bezig houdt, is de significante toe-name van leerlingen die extra zorg nodig hebben en het aanvoelen dat ze hiervoor onvoldoende opgeleid zijn. Het VVKSO noemt de rol van de leraar één van de kritische suc-cesfactoren voor het slagen van de ‘hervor-ming’ en onderschrijft de nood aan een leraar die een professional is. Vanuit deze invalshoek vragen de leraren dat hun professionaliteit erkend wordt door meer gewicht te geven aan de adviezen van de klassenraden in het kader van studiekeuze.

Bij de beleidscontacten ligt de focus zeer sterk op het studieaanbod en de gevolgen van de voorgestelde reductie van studierich-tingen (ondergebracht in studiedomeinen ) voor de individuele scholen. De reductie van studierichtingen kan immers betekenen dat scholen die op basis van het huidige studie-aanbod geen ‘concurrenten’ zijn, wat de re-krutering van leerlingen betreft in elkaars vaarwater terecht komen. In vele regio’s zul-len (nieuwe) transparante afspraken nodig zijn over welke school wat in de toekomst

juni 201420

PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING

de ‘groote oorlog’, anders bekeken

Herinneringseducatie kwalitatief verbeteren door vakoverschrijdend werken

I n het kader van de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog organiseert de Ka-tholieke Hogeschool VIVES op dinsdag 21 en woensdag 22 oktober 2014 het tweedaags internationaal congres “De Groote Oorlog anders bekeken” in Kortrijk.

Dit initiatief, dat loopt in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen, het Eekhout-centrum en de DPB-Brugge, is de opvolger van het succesvolle congres “De Groote Oorlog Her-dacht” dat in 2012 plaatsvond.

Hij gaat na wat de invloed was van WOI voor de 20ste eeuw. In de namiddag zijn paral-lelle plenaire sessies, waarvan de deelnemers er één moeten kiezen. Anne Morelli van de Université Libre de Bruxelles (ULB) toont aan hoe ingrijpend oorlogspropaganda haar stem-pel zette op het verloop van de oorlog. Ge-orgi Verbeeck is hoogleraar in Leuven en Maastricht en Duitslandspecialist. Zijn lezing gaat zowel in op de invloed van WOI op de binnenlandse politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van Duitsland als op de manier waarop nu, 100 jaar later, in Duitsland op de oorlog wordt terug gekeken. Kaat Wils is hoofddocente geschiedenis in Leuven en is er ook betrokken bij de Lerarenopleiding ge-schiedenis. Samen met Karel Van Nieuwen-huyse publiceerde ze recent over de ‘zin en onzin van herinneringseducatie’. Vanuit de eindtermen wordt elke school geacht aan herinneringseducatie te doen. Wils gaat na hoe zinvol die ambitie is vanuit een historisch en geschieddidactisch perspectief.

Dit zijn de 18 werkwinkels op 22 oktober 2014:

• Griet Brosens, Op zoek naar gesneuvelde Belgische soldaten uit de Eerste Wereld-oorlog

• Ann Callens, De vuige sluipmoordenaar (chemische oorlogsvoering)

• Linda De Clercq, De War Poets, Engelse frontpoëzie uit WOI

• Luc Gheysens, Geheime codes of hoe wis-kunde een oorlog kan beïnvloeden

• Christa Pacco/Christine Surmont, De Eerste Wereldoorlog in de basisschool: leren én beleven

• Nicole Pannier/Greet Verschatse, Kortrijk 14/18, case-study van een bezette stad in het Etappengebiet (met transfermogelijk-heden naar andere locaties)

• Philippe Servais, Een Kleine Vrede in de Groote Oorlog

• Lieven Stubbe, De Ieperboog: het landschap als getuige van de Groote Oorlog

• Marieke Stubbe, De Groote Oorlog bekeken door de ogen van leerlingen uit het bui-tengewoon onderwijs

Op dinsdag 21 oktober 2014 staan een aantal gerenommeerde sprekers op het pro-gramma. De focus ligt op hoe verschillende samenlevingen omgaan met het fenomeen oorlog, welke impact de ‘Groote Oorlog’ hierop had en welke factoren hierbij een rol spelen. Vooraanstaande historici uit binnen- en buitenland (Adam Hochschild (VS), Marc Reynebeau, Anne Morelli, Georgi Verbeeck en Kaat Wils) werden bereid gevonden om een lezing te geven. Als afsluiter van de eerste dag staat de schitterende voorstelling “Velden van weleer” van Kees en Chrisje Brants & The Trench Octet op het programma. Zij brengen het verhaal van de Groote Oorlog in woord, beeld en lied.

Het programma van woensdag 22 oktober 2014 bestaat uit een mix van workshops, voorstellingen en lezingen. Hierbij wordt duidelijk gemaakt hoe de Groote Oorlog heel gevarieerd en vakoverschrijdend aan bod kan komen in het onderwijs en in het sociaal-cultureel werk. Daarnaast kunnen ook een paar unieke voorstellingen voor het brede publiek bijgewoond worden. Bedoeling van deze dag is om de kwaliteit van herinne-rings- en vredeseducatie te verbeteren door voorbeelden aan te reiken van vakover-schrijdend werken rond WOI. Hiertoe wordt een brede waaier aan vakken ingezet en met elkaar verbonden: geschiedenis, esthetica, film, muzikale opvoeding, plastische opvoe-ding, humane wetenschappen, moderne talen, chemie, fysica, wiskunde, aardrijkskunde, biologie, godsdienst en filosofie. Tegelijk kan hierdoor een aanzienlijk pakket aan vakover-schrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoe-len gerealiseerd worden. Uiteraard staat context 7 (socioculturele samenleving) hierbij voorop. Door zo te werken krijgt her-inneringseducatie een attractieve en frisse

up-date en wordt komaf gemaakt met een gedateerde visie die te nadrukkelijk gericht was/is op geschiedenis. In deze workshops worden dan ook voorbeelden gegeven van hoe leerlingen heel actief kunnen betrokken worden in dit opzet. Bedoeling is dat zij com-petenties ontwikkelen en oefenen om zelf op onderzoek te gaan, gegevens te interpreteren en te rapporteren. Ze leren hierbij in team werken, probleemoplossend denken en ont-wikkelen communicatievaardigheden. Samen met de aangeboden workshops van tijdens het eerste colloquium (oktober 2012) worden nagenoeg alle vakken uit de curricula van het secundair onderwijs bereikt.

Uniek aan dit congres is dat het ook ni-veauoverstijgend van aard is: er staan work-shops geprogrammeerd voor het basisonder-wijs, het secundair onderwijs (- ook voor het bijzonder secundair onderwijs-) en het hoger onderwijs. Alle deelnemers kunnen niveauover-stijgend intekenen voor deelname aan een workshop. Ook opmerkelijk is dat 120 der-dejaarsstudenten van VIVES uit de leraren-opleidingen van de campussen Brugge, Tielt en Torhout tijdens de 2-daagse de klas overnemen van leerkrachten basisonderwijs die het congres volgen.

Op 21 oktober 2014 start het congres met de lezing ‘To End All Wars’ van de Ameri-kaanse publicist Adam Hochschild. Het is ook de titel van zijn boek, dat in het Neder-lands verscheen onder de titel ‘Verzet en eendracht. De Grote Oorlog, 1914-1918’. Hierin geeft hij eerherstel aan de vredesac-tivisten die tegen de waanzin van de Grote Oorlog protesteerden en klaagt hij de mede-plichtigheid van de massamedia aan. Hij wordt hierbij ingeleid door acteur Wim Opbrouck. Journalist en historicus Marc Reynebeau zorgt voor de tweede keynote van de voormiddag.

juni 2014 21

• Yves T’Sjoen, Vlaamse frontpoëzie tijdens de Groote Oorlog

• Heidi Timmerman, Filmproject ’14-herd18’ op tablet

• Luc Vanacker, De grote leemte. Nooit ge-stelde vragen over de Eerste Wereldoorlog

• Marleen Vandenberghe, 4 jaar herdenking WOI in de lagere school? Een uitdaging!

• Hugo Verkest, God aan het front

• Aline Verbeeck, Kinderen in bezet gebied

• David Vergauwen, Avant-garde in de loop-graven. De kunstenaar als frontsoldaat

• Stefaan Vandenbussche, Vrouwen in de Groote Oorlog

• Sofie Viaene, Nooit meer oorlog

Deelnemers kiezen drie werkwinkels uit dit aanbod van 18.

Prijs (inclusief congresmap, maaltijd en re-ceptie) is 150 euro voor 2 dagen en 80 euro voor 1 dag. Studenten betalen 75 euro voor 2 dagen en 40 euro voor 1 dag.

Inschrijven is mogelijk via de website van het Eekhoutcentrum: www.eekhoutcentrum.be ‘De Groote Oorlog anders bekeken’

Meer informatie: http://dvt.vsko.be/nieuws/agenda

Johan Vankeersbilck,DPB-Brugge

juni 201422

werkpleklerenEen vernieuwd ‘stage’-concept binnen de lerarenopleidingen

voor kleuter- en lager onderwijs

V orig jaar vierde de toenmalige KATHO campus Tielt vijf jaar werkplekleren. In de traditie van een oude zegswijze ‘al doende leert men’, schetst het jubileum-boek(1) de grote krijtlijnen van deze boeiende leerroute naar het werkveld toe.

Het kleinschalig proefproject dat in 2008 het levenslicht zag, werd stilaan volwassen. Het aantal startende studenten en deelnemende partnerscholen uit de aanvangsfase is intussen vermenigvuldigd met circa factor 7(!): van 2 naar 15 partnerscholen en van 18 starters naar meer dan 100. Intussen �oreert de eerste lichting van afgestudeerden al in onze basisscholen.

De Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst Brugge werd voor de opstart bij het project betrokken, o.m. bij de zoektocht naar basis-scholen in de regio Kortrijk. Daarnaast be-zochten we n.a.v. een interne vormingsdag in april 2011, met onze voltallige ploeg de allereerste ‘werkplekschool’ Sint-Paulus waar momenteel onze eigen dochter haar aspiraties om kleuterjuf te worden, probeert waar te maken.

Het concept

Sinds de start vormt werkplekleren binnen de huidige Katholieke Hogeschool VIVES campus Tielt samen met de dagopleiding en het af-standsonderwijs de drie leerroutes in de pro-fessionele ontwikkeling tot bachelor kleuter- of lager onderwijs.

Het was toentertijd uniek maar het kreeg intussen in Vlaanderen – wat mij eerlijk ge-

PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING

Elise Misschaert observeert in de leefgroep van het 2de/3de kleuterklas.

zegd ietwat verbaast – nog maar heel be-perkte navolging.

De hogeschool lanceerde een hernieuwd sa-menwerkingsplatform tussen haar opleiding en de basisscholen. Studenten krijgen van meet af aan een bad in ‘het grote onderwijs-gebeuren’ d.m.v. gerichte observaties, oefen-momenten en stageblokken en daarbij vormt het opdoen van praktijkervaring dé cruciale schakel in het leerproces. Tijdens het oefenen mogen de studenten fouten maken; er is im-mers altijd begeleiding voorzien.

Op dinsdag en donderdag gaan alle studenten naar hun werkplekschool. Zij doen er ervaring op in een welbepaalde leefgroep of klas, een andere naargelang het semester.

De interne coach is de go-between tussen de basisschool en de lerarenopleiding en bege-leidt ook de leraren ‘in spe’ om hun leerproces te optimaliseren; dit gaat zowel om de indi-viduele ontwikkeling als om delend leren in de vaste momenten waarin alle werkplekstu-denten van dezelfde school samenkomen. Die interne coach brieft en ondersteunt ook de plaatselijke mentoren.

Op maandag en vrijdag vinden de ‘gewone’ lesdagen plaats waarin de praktijkervaringen gelinkt worden aan de ‘leer’-stof. Het beste voorbeeld hiervan is het vak pedagogie waarin theoretische referentiekaders rond bv. leef- en leerklimaat, diversiteit …, gekoppeld worden aan concrete casussen uit de werkplek.

De woensdag wordt vrijgehouden voor de vele voorbereidingen en groepsopdrachten.

Een veel gestelde vraag is of deze leerroute geen afbreuk doet aan de verwachte ‘klas-siekere’ leerstof; mijns inziens niet. Alle stu-denten verwerven immers de hele dag door informatie omdat zij constant ‘online’ zijn. Werkplekstudenten assimileren bovendien die theorie veel vlotter vanuit hun vele leermo-menten op de klasvloer en de wekelijkse samenkomsten met hun lotgenoten.

juni 2014 23

bereiken door ook met de verschillende leerstijlen rekening te houden dan lijkt het me een goede zaak dat ook de hoge-scholen een diversificatie binnen hun opleiding proberen aan te reiken. Dit was al het geval bij meerdere studiegebieden, de lerarenopleiding moest wel volgen.

Er zijn bovendien ook nogal wat jongeren die aan het eind van het secundair on-derwijs een zekere leermoeheid vertonen en bij wie ‘traditionele’ dagopleidingen niet meteen de motivatie weer aanzwen-gelen. Voor hen en/of de studenten die eerder praktisch en creatief ingesteld zijn, is werkplekleren wellicht een stimule-rende leerroute.

2 De studenten leren meteen met het hele schoolgebeuren kennismaken. Ze leren al gauw dat er bij de job van leerkracht naast de leerkrachtentaak heel wat komt kijken: bewegingsopvoeding, toezicht, contact met de ouders, de schoolvisie en haar prioriteitenbewaking, de samenwer-king met collega’s … Met werkplekleren weet men echt wel van meet af aan wat de taak als leerkracht inhoudt.

De meerwaarde voor de basisschoolNiet elke school is bereid om als werkplek-school te fungeren. Maar liep de zoektocht naar nieuwe partners in het verhaal aanvan-kelijk niet van een leien dakje, dan stellen er zich intussen toch al meerdere scholen kandidaat in de regio Menen – Kortrijk –

interne coach, de praktijkcoördinator – biedt de kans aan de aspiranten om hun talenten maximaal te valoriseren en hun biografisch perspectief uitgebreid te verrijken: hij – meestal zij – krijgt zeker een plus in de ont-wikkeling van zijn/haar beroepsidentiteit en kernkwaliteiten én de ontwikkeling van de basiscompetenties zoals die van elke leer-kracht verwacht worden (en ook in een pu-blicatie(3) zijn opgenomen). Wanneer, bij wijze van voorbeeld, vermeld wordt dat ‘de leraar lid is van een schoolteam’ dan hoeft het geen betoog dat de werkplekstudent hier net iets vlugger aan beantwoordt dan iemand van de reguliere opleiding.

Een blik op de inhoudstafel uit het geci-teerde jubileumboek leert ons iets over de specificiteit van deze opleiding. Even een greep uit het aanbod: criteria voor het ont-werpen van een werkplekgerichte opdracht, graduele opbouw van reflectie, leidraad voor reflectiegesprekken en voorbeelden van leer-gesprekken, methodieken om de focus op een werkplekschool en opleiding als lerende or-ganisatie te bespreken …

Tot slot, nog deze twee belangrijke aanvul-lingen:

1 wat vaak als element van meerwaarde wordt vergeten, maar wat mij heel cru-ciaal lijkt is de mogelijkheid om via deze leerroute ook een ander type van student te kunnen aanspreken.

Als wij ervan uitgaan, en dat is in elk geval mijn overtuiging, dat je in een pedagogisch-didactisch proces zoveel mogelijk leerlingen moet proberen te

De meerwaarde voor de aspirant-leerkrachtOmdat we met onze eigen begeleidingsdienst erg nauw betrokken zijn bij de werking en de visie van Dene Magna(2) rond ‘learning from within’ boeit de thematiek van het werkple-kleren ons dermate.

Net zoals we ook in het eigen professionali-seringsbeleid het luik van de theoretische input wat afzwakken door de bewuste ver-ruiming van diverse vormen van intern leren - o.m. hospiteerbeurten en ‘toolbox’-meetings – zien wij in het verhaal van het werkplekle-ren ook de focus op het eigen praktijkge-richte studietraject in verregaande samen-werkingsvormen met de werkplekschool, de interne coaches, de medestudenten …

De werkplekschool is net als Dene Magna hét typevoorbeeld van een professionele leerge-meenschap waarin ook de studenten echte teamspelers leren worden die ervaringen, lesvoorbereidingen, documenten en materi-alen met elkaar delen.

De student krijgt van bij het begin een bij-zonder grote verantwoordelijkheid voor het persoonlijk leerproces waarin zelfreflectie een enorm belangrijke rol speelt.

De praktijkervaring wordt immers pas leerrijk als er ook iets mee gedaan wordt: reflectie en feedback, het integreren van de theoreti-sche inzichten …

De bijzonder goed ontwikkelde persoonlijke begeleiding door het samenspel van de werk-plekschool en de opleiding – de leraren, de

Leen Luwaert aan de slag in het 2de leerjaar.

juni 201424

PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING

aan de slag met dataEerste re�ecties uit het nascholingsproject ‘datagebruik’

Waregem; er zijn er momenteel vijftien.De mond-aan-mondreclame, het olievlekprin-cipe of het multiplicatoreffect heeft hier zijn werk gedaan.

Wanneer de studenten hun ‘toonmoment’ heb-ben, kan dit voor de leerkrachten op de werk-plek inspirerend werken. Ze worden vaak door de innoverende en enthousiaste insteken van hun aspiranten ‘getriggerd’ om zichzelf te vernieuwen en/of zich (opnieuw) te verdiepen in de onderliggende referentiekaders. Op deze wijze wordt bijgedragen aan de werkplekschool als lerende organisatie.

De school krijgt ook heel veel stimuli naar het collectief leren toe en is dit niet juist één van de zes beleidsdomeinen die professor Geert Devos vernoemt als kenmerk van een effectief schoolbeleid? De werkplekstudenten delen elke donderdagnamiddag al hun erva-ringen, doen aan reflectie en worden ge-coacht. De interne coaches komen zelf maan-delijks samen over alle scholen heen en stimuleren aldus het ‘learning from within’.

Deze cultuur van continue professionalisering bereikt vaak haar hoogtepunt omdat leerkrach-ten in de werkplekschool, in het zog van wat zij ervaren met de studenten, zelf gaan hos-piteren bij collega’s of dat zij bij klasherschik-kingen en overnames, samen een intensieve en interne navorming kunnen volgen.

Nog een voorbeeld hiervan is dat een docent samen met een aantal leerkrachten van de basisschool enkele lessen uitwerkt volgens de laatste vernieuwingen. Leerkrachten tes-ten dit uit en komen nadien opnieuw met de docent samen voor de nabespreking. Studen-ten geven die lessen dan ook zodat iedereen van iedereen ook leert. Niet onbelangrijk voor de lerarenopleiding is dat de docenten op die manier ook voeling met het werkveld blijven houden.

Vergeten we natuurlijk niet dat de aanwezig-heid van werkplekstudenten ook voor andere gelegenheden meer dan welkom kan zijn. Zij kunnen ingezet worden als extra ondersteuning

De werkplekstudenten op hun ‘passe-partout’ elke donderdagnamiddag.

Tot slotEnkele jaren geleden verscheen in het Sint-Canisiusblad, het tijdschrift van de begelei-dingsploeg van het basisonderwijs binnen DPB Brugge, een eerste artikel over werkple-kleren. We kregen hier heel wat positieve reacties op zodat een vervolg eigenlijk niet kon uitblijven.

Forum wil vooral ‘beleidsverantwoordelijken’ met dit interessant concept van lerarenop-leiding kennis laten nemen; voor ‘het werkveld’ verschijnt er een artikel in het juni-nummer van School+visie.

Ondertussen heeft de Katholieke Hogeschool Vives de visitatie van o.m. haar lerarenoplei-dingen achter de rug en het rapport voor deze leerroute was uitermate positief. Met eigen woorden samengevat, klinkt het als volgt: ‘ werkplekleren is een innovatief leertraject dat we nog niet elders hebben gezien. Over de achterliggende visie stellen we enthousiasme vast bij het werkveld en de student. Deze leer-route heeft terecht haar plaats gekregen in de opleiding. De commissie suggereert om de goede ervaringen van het werkplekleren te benutten voor de andere leerroutes’.

Natuurlijk is het welbevinden van de eerste betrokkenen in dit verhaal, de werkplekstu-denten zelf, het allerbelangrijkste, maar de waarderende bevindingen van externen vormen uiteraard een opsteker van jewelste! We kun-nen enkel hopen en wensen dat ook andere hogescholen – en ik heb minstens weet van één – zich hierdoor laten inspireren om deze leerroute ook uit te proberen.

Stefaan MisschaertDirecteur DPB Brugge

(1) Jubileumboek: Wante, D. De leerkracht van de werkplek

/ een win-win voor studenten en profes-sionals. Lannoo Campus, 2013.

(2) Dene Magna is een public school in Mit-cheldean, Gloustershire, UK.

Hun visie bestaat erin dat ‘everybody should maximize his potential ánd enjoy this process’.

Ze proberen dit te realiseren via allerlei vormen van ‘collaborative culture’ of vrij vertaald ‘delend leren’.

(3) Publicatie brochure basiscompetenties: Focke, S. De 10 basiscompetenties van de

leraar. Plantyn, 2012.

juni 2014 25

PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING

aan de slag met dataEerste re�ecties uit het nascholingsproject ‘datagebruik’

D atagebruik is een ‘hot’ topic, internationaal én in Vlaanderen. Maar kan datage-bruik ook een meerwaarde bieden in de kwaliteitsontwikkeling van het Vlaams onderwijs? In het schooljaar 2013-2014 liep het proefproject ‘Datagebruik’ in een

tiental Vlaamse secundaire scholen. Momenteel is het proeftraject nog lopende, maar we willen al enkele preliminaire re�ecties maken. Hoe verliep het traject datagebruik? Welke hindernissen ondervonden we? Waar liggen de belangrijkste uitdagingen naar volgend jaar toe? Welke kansen zien scholen om datagebruik in de kwaliteitswerking van de school te integreren?

doorgaans wel aanwezig zijn in een secun-daire school; er zijn personeelsleden die ken-nis hebben van databeheer (bv. ICT-coördi-natoren, leerlingenadministratie); leer krachten die kennis hebben van statistiek (bv. leer-kracht wiskunde of economie) of het gebruik van Excel (bv. leerkracht informatica). De directie kan onder meer ondersteunen bij de interpretatie van de gegevens en het aanstu-ren/coördineren van het team. In een data-team worden deze verschillende personen samengebracht om data aan te wenden ter ondersteuning van de kwaliteitsontwikkeling van een school.

Samenwerking met de pedagogisch begeleidersDe nascholing gebeurt in samenwerking met, en is tevens gericht op, de pedagogisch be-geleiders. Pedagogisch begeleiders willen hierin gevormd worden en ervaring opdoen zodat ze begeleiding op maat kunnen bieden. Daarom betrekken we hen zo veel mogelijk bij dit nascholingsproject. Door de goedkeu-ring van onze aanvraag in het kader van een ministerieel nascholingsproject over data-gebruik kunnen we hier volgend schooljaar nog sterker op inzetten.

Waar staan we tot hiertoe?Bij dit schrijven zitten we in de meeste tra-jecten nog in de dataverzamelingsfase. Hoe de trajecten aflopen, wat de effecten zijn of hoe ze geëvalueerd worden, kunnen we tot op heden nog niet zeggen. Maar we willen u wel al enkele reflecties meegeven.

• We stuiten op moeilijkheden met het exporteren van gegevens uit schoolad-ministratiesystemen of leerlingvolgsys-temen. De mogelijkheid tot het exporte-ren en koppelen van gegevens biedt enorme kansen voor de kwaliteitsontwik-keling binnen scholen. Welke feedback zou een school krijgen indien ze gegevens uit een leerlingvolgsysteem zou kunnen koppelen aan bv. gegevens over het suc-ces in het vervolgonderwijs? Zulke gege-vens zijn cruciaal om de effecten van bepaalde beslissingen (attestering, ad-visering, ondersteuning) te onderzoeken.

Daar er heel wat data aanwezig zijn in scho-len en ze ook veel data aangeleverd krijgen, stijgt de vraag naar ondersteuning op dat vlak. Enerzijds gaat het om data leren lezen en interpreteren, anderzijds wil men ze aan-wenden om hun beleid vorm te geven. Bij-voorbeeld de databundels van de overheid op het platform ‘mijn onderwijs’ en de cijferrap-porten van inspectie, maar ook de data ver-zameld door gemeenten en LOP’s kunnen interessante informatie bevatten voor scholen. Intern zijn bijvoorbeeld leerlingvolgsysteem, overzichten van attesten, lesobservaties en verslagen van vakvergaderingen waardevolle bronnen om te analyseren.

Internationaal wordt meer en meer ingezet op de ondersteuning van scholen in hun da-tagebruik. Ook in het Vlaams onderwijs is er heel wat in beweging op dat vlak, op verschil-lende niveaus. In een tiental katholieke se-cundaire scholen werd een proefproject op-gestart vanuit de samenwerking van de pedagogische begeleidingsdienst en de dienst nascholing en internationalisering van het VSKO.

Proefproject datagebruik

Vraaggestuurde werkingMet het project datagebruik willen we scho-len ondersteunen in het gebruik van data in hun kwaliteitsontwikkeling, zowel op school- als klasniveau. We leggen hierbij de nadruk op ontwikkeling. Het is dus niet de bedoeling om data te gebruiken om bepaalde standpun-ten of resultaten te verantwoorden, aan mar-

keting te doen of strategisch in te zetten. In het nascholingsproject vertrekken we vanuit een leerlinggerichte focus die de school zelf naar voor schuift. Dit kan een beleidsdomein zijn waar men mee bezig is, een probleem dat men nader wil onderzoeken of een thema dat men wil verkennen. Hieronder een greep uit de vele vragen die aan bod kwamen tijdens de proeftrajecten.

School A wil haar huidige studie- en traject-keuzebegeleiding evalueren. Er wordt hierbij de vraag gesteld hoe hun leerlingen het doen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. “Naar welke studierichtingen stromen onze leerlingen door? Hoe succesvol zijn ze? Hoeveel leerlingen zijn werkzoekend?”

School B wil haar adviezen evalueren die aan het einde van het tweede jaar gegeven worden: “Zijn ze goed? Zijn we niet te streng? Worden onze adviezen opgevolgd? Interpreteren de ouders/leerlingen de adviezen op een manier zoals wij het bedoeld hebben?”

School C wil inzetten op het begeleiden van anderstalige leerlingen. “Hoe doen onze an-derstalige leerlingen het? Hoe evolueren taal-zwakke leerlingen op taaltesten en schoolre-sultaten? Hebben de engagementen en extra begeleiding succes, bij wie wel en bij wie niet?”

DatateamsHet werken met data vereist verschillende taken en competenties: data verzamelen, verwerken, interpreteren, conclusies trekken en met de anderen van het schoolteam com-municeren. Deze verschillende rollen worden opgenomen in een ‘datateam’. Het is onze ervaring dat deze verschillende competenties

juni 201426

SCHOOLBESTUREN

betrokkenheid creëren in het bestuur

Bestuurswerk is teamwerk.

Bij deze een warme oproep aan de makers van softwareprogramma’s om dit gebruiks-vriendelijker te maken.

• De ter beschikkingstelling van de data-bundels van de overheid via het platform ‘mijn onderwijs’ is een grote stap voor-waarts. Toch merken we dat scholen zelf graag kiezen met welke groep ze zich willen vergelijken; het Vlaams gemid-delde, een school met een gelijkaardig leerlingenpubliek, of een school met gelijkaardige studierichtingen, etc. Een flexibeler systeem, waarbij een school zelf rapporten kan samenstellen, kunnen wij daarom alleen maar toejuichen.

• Met het verzamelen van gegevens, zeker als het over gegevens over de loopbaan van leerlingen gaat - voor of nadat ze waren ingeschreven in de school – bevin-den – we ons wat betreft privacy van leerlingen op glad ijs. Er is nood aan richtlijnen over het gebruik van data op school en het doorstromen van data van

de ene school naar de andere. We willen samen met andere actoren streven naar een duidelijk kader waarin scholen data kunnen aanwenden voor hun kwaliteits-ontwikkeling mét een maximaal respect voor de privacy van leerlingen.

Volgend jaarOok volgend schooljaar zal er een nascho-lingsaanbod zijn onder het thema ’Datagebruik in het kader van kwaliteitsontwikkeling’ dat open staat voor scholen en scholengemeen-schappen basis, - buitengewoon en secundair onderwijs. Hiervoor werken we vanuit PBDKO en DNI samen met UAntwerpen en KU Leuven. We richten ons op kernteams bestaande uit enkele mensen van het beleidskader: algemeen directeurs, coördinerend directeurs, directeurs, adjunct-directeurs en (andere) beleidsmede-werkers (bestuurders, kwaliteits- en zorgco-ordinatoren, TA, …). Daarnaast kan het in-teressant zijn een ICT-coördinator en/of een

secretariaatsmedewerker, vertrouwd met of geïnteresseerd in databeheer, te betrekken. Ook geïnteresseerde leraren kunnen hieraan deelnemen.

Voor de plenaire sessies zijn naast pedago-gisch begeleiders eveneens opleiders uit directie- en lerarenopleidingen welkom.

Meer informatie vind je op de website van DNI, www.nascholing.be.

Jerissa de Bilde, Nele GoethalsNascholers DNI

Diane JacobsProjectleider

Marleen DecuyperCoördinator DNI

Emile ClaeysStafmedewerker VVKSO

Nieuw nascholingsaanbod onlineVanaf 1 mei kunt u inschrijven voor de initiatieven van het werkjaar 2014-2015

via WWW.NASCHOLING.BE.

VSKO 2014-2015

juni 2014 27

SCHOOLBESTUREN

betrokkenheid creëren in het bestuur

Bestuurswerk is teamwerk.

B estuurswerk is teamwerk. Teamwerk kan het bestuurswerk veraangenamen en lichter maken. Maar hoe stimuleer je dat? Hoe laat je alle bestuursleden (meer) participeren tot (meer) tevredenheid van medebestuursleden en van zichzelf? We

gingen op zoek naar antwoorden en vonden deze bij de groepsdynamica en motivatieleer.

Enkele voorbeeldenBijvoorbeeld op het vlak van competenties van de leden speelt niet alleen technische bekwaamheid een rol; een bestuur heeft ook bestuursleden nodig die sterk zijn in probleem-oplossing en besluitvaardigheid.

De geschikte omvang van het team is belang-rijk: “denk klein” is de boodschap. Een groep van meer dan tien bestuursleden wordt afge-raden.

Bij een bestuur speelt steeds de overweging welke autonomie gedelegeerden krijgen bij het invullen van een taak. Een taak die veel autonomie en vrijheid bevat, werkt motiverend.

Op procesniveau ervaren besturen die vanuit een duidelijke visie werken, hier ook een positieve invloed op de betrokkenheid van hun leden.

Groepsdynamisch modelHet groepsdynamisch model helpt inzichten te verwerven in groepsontwikkeling, de ver-schillende communicatieniveaus en modellen van leiderschap.

• Vaak gaat het bestuur ervan uit dat de groep bestuursleden een vaste gegevenheid is maar de realiteit toont aan dat die groep aan verandering onderhevig is. Nieuwe bestuursleden worden verwelkomd en ge-routineerde leden verlaten om diverse re-denen het bestuur. Dit brengt aanpassingen mee die ook de nodige aandacht vragen. Krijgen die aanpassingen hun verdiende aandacht? Wordt een nieuw bestuurslid bij zijn intrede voldoende gebriefd over de bestuurstaken, over de werkstructuur, over de rol van de medebestuurders? Een nieuw bestuurslid sluit aan bij de bestaande struc-tuur, maar in welke mate wordt die struc-tuur aangepast aan dit nieuw gegeven? Krijgt het nieuwe bestuurslid voldoende begeleiding maar ook ruimte voor inbreng? Bestuursleden verlaten het bestuur; een reorganisatie kan zich dan opdringen. Wordt die situatie aangegrepen om over de efficiëntie van de werking te reflecteren?

• De verschillende communicatieniveaus kun-nen worden verhelderd door de metafoor van de ijsberg (zie model 2: de verschil-

Betrokkenheid creëren start met de bewustwording dat we kijken met onze persoonlijke bril en dat anderen het engagement of de participatie verschillend kunnen percipiëren. Met andere woorden, niet iedereen zal dezelfde mening hebben rond de participatiegraad van collega-bestuurders. Objectieve indicatoren zoals aanwezigheid, tijdsengagement, inhoudelijke en creatieve bijdragen, aandachtig en actief meewerken in de vergaderingen bevatten uiteindelijk nog steeds een subjectieve noot. Dit vertrekpunt is van belang in het werken aan het verhogen van participatie. Aftoetsen bij het team bestuurders hoe ieder deze indicatoren interpreteert is nodig om aan de opdracht te beginnen.

TeameffectiviteitHet hoeft geen betoog dat het verhogen van de teameffectiviteit zal leiden tot meer tevreden-heid en meer betrokkenheid van de bestuursleden. Iedereen werkt meer positief en geëngageerd binnen een hechte, constructieve samenwerking. Om dit te bereiken dienen wij in te grijpen op vier verschillende niveaus: de context, de samenstelling van het bestuur, de manier waarop de taken worden toegewezen en het proces (zie model 1: teameffectiviteit).

Model 1: teameffectiviteit

TEAMEFFECTIVITEIT CONTEXT

• Adequate hulpmiddelen

• Leiderschap en structuur (vergaderen)

• Sfeer van vertrouwen

SAMENSTELLING

• Competenties

• Persoonlijkheid

• Toewijzing rollen

• Diversiteit

• Omvang teams

ONTWERP TAKEN

• Autonomie

• Variatie in vaardigheden

• Taakidentiteit

• Taakbelang

PROCES

• Gemeenschappelijk doel

• Concrete doelstellingen

• Doeltreffendheid

• Niveau conflicten

juni 201428

BronnenMaarten Vansteenkiste, Zelfdeterminatietheorie (2010). In Caleidoscoop, 22, 6-15.

Wim Goossens, Integrale procesbegeleiding van groepen

Tijdschrift werken, leren en leven met groe-pen, december 2004

Tijdschrift voor coaching n° 4 2009

Stephen P. Robbins en Timothy A. Judge, Gedrag in organisaties: GiO, tiende editie.

stijl waarbij op afstand begeleid wordt en waar de taken worden verdeeld. Soms kan een directieve stijl aangewezen zijn, bij-voorbeeld in crisismomenten.

MotivatieleerBij individuen kunnen we betrokkenheid ver-hogen door het stimuleren van autonome motivatie. Personen hebben behoefte aan autonomie, aan gevoel van competentie en aan relationele verbondenheid. Inzetten op die drie behoeften vergroot het engagement. Het gevoel van autonomie kan worden be-vorderd door aan personen keuzes te laten. In een bestuur verdeelt men de taken naar-gelang de competenties maar keuzes inbou-wen naar invulling van de taak, naar de manier waarop geeft meer plezier in de taak zelf. Bestuursleden sluiten meestal aan bij een bestuur omwille van hun competentie, dus dit gevoel van competentie is aanwezig. Door een duidelijke structuur en voldoende informatie aan te bieden zullen bestuurders zich bovendien ook competent voelen over het geheel van de bestuurstaken. De relati-onele verbondenheid is een stimulans voor bestuursleden om naar de vergaderingen te komen en om zich effectief in te zetten voor het gemeenschappelijk doel.

We kunnen er niet omheen dat communicatie een zeer grote invloed uitoefent. De taal die wordt gebruikt, kan ervoor zorgen of personen afhaken of net gemotiveerd worden. Een neu-trale, niet beoordelende taal geeft meest kans op succes.

Besluit We hebben drie manieren gevonden om be-trokkenheid te creëren in het bestuur. We trachten ten eerste bij bestuursleden te zor-gen voor de aanwezigheid van een grote autonome motivatie. Ten tweede hebben we aandacht voor het werken aan de groepsont-wikkeling, de communicatie en de leider-schapsstijl. Tot slot zal een efficiënt draaiend team ook resulteren in een betrokken team.

Lieve Van Camp vormingsmedewerker

dienst voor inrichtende machten VSKO

lende communicatieniveaus). Het inhouds- en procedureniveau is het zichtbare en waarneembare gedrag dat zich boven de waterspiegel bevindt. Het interactieniveau en het bestaansniveau bewegen zich onder de waterspiegel. Het contextniveau is de zee waarin de ijsberg zich bevindt. De com-municatieniveaus hebben hun belang voor het stimuleren van de betrokkenheid van de teamleden. Duidelijkheid op inhouds- en procedureniveau verhoogt de teameffecti-viteit en aldus ook de betrokkenheid. Het interactie- en het bestaansniveau spelen zeker ook een niet te onderschatten rol bij participatie. Wanneer de groepscohesie goed zit, bewerkstelligt die een aangenaam werk-klimaat en willen bestuursleden er graag bij horen en mee werken. Wanneer je je als persoon aanvaard weet binnen de groep bestuursleden, heeft dit een positief effect op het engagement.

Model 2: de verschillende communicatieniveaus

• Het inhoudsniveau “wat” Communicatie over het werk, de doelstel-

ling, de taak, het beoogde eindresultaat, inhoudelijke onderwerpen

• Het procedureniveau “hoe“ Communicatie over werkwijze, agenda,

tijdspad, werkvormen, besluitvormings-procedures

• Het interactieniveau “tussen” Het groepsklimaat, de onderlinge betrek-

kingen, de affectieve verbanden, de rol-verdeling, de groepscohesie, de invloeds-verdeling.

• Het bestaansniveau “binnenwereld “ Het individuele proces, de persoonlijke

identiteit, de persoonlijke ervaringen, de sturende overtuigingen en het zelfbeeld. Het centrale thema is erkenning krijgen voor je deelname, bijdrage, identiteit.

• Het contextniveau “buitenwereld” Maatschappelijke invloeden, gezinssys-

teem, sociale netwerk, bredere sociale omgeving.

• Voor een bestuur kunnen verschillende leiderschapsstijlen op verschillende mo-menten aangewezen zijn. Het situationeel leiderschap speelt in op wat op een gege-ven moment noodzakelijk is om efficiënt te kunnen besturen. De leiderschapsstijl, het meest passend bij de bestuurswerking, bevordert hoge taakgerichtheid, een hoge relatiegerichtheid en inspireert de groeps-leden om de beoogde doelstellingen te realiseren. Overmatig gebruik van inter-actie en overleg kan vermeden worden door ook gebruik te maken van de delegerende

juni 2014 29

SPREKER: Mevrouw Saskia Van Uffelen, Digital Champion Belgium en CEO Belux bij Ericsson

OVER: De kracht van de diversiteit: hoe het beste halen uit de verschillende generaties op de werkvloer?

De deelnemers beluisteren welke oriëntaties een bedrijfsleider uit de profitsector kan mee-geven aan bestuurders in de non-profitsector, i.c. het katholiek onderwijs. Ook in het bedrijfsleven heeft het management inspiratie nodig. Welke input kan de onder-nemerswereld geven aan besturen met ziel en zakelijkheid, de baseline voor besturen in katholiek onderwijs?Deze masterclass tracht bestuurders uit te dagen, te inspireren en aan te zetten tot reflectie.De vorming beoogt eveneens de onderlinge contacten tussen bestuurders te bevorderen en kansen te geven tot netwerking.

DATUM: Dinsdag 21 oktober 2014 van 16.00 u. tot 19.00 u.

PLAATS: VSKO, Guimardstraat 1 te Brussel

INSCHRIJVEN: Inschrijven via www.nascholing.be, onder ‘Aanbod besturen’Helpdesk: tel. 02 507 07 80 (tijdens kantooruren), [email protected]

Bij dit Forumnummer vindt u de brochure met het vormingsaanbod 2014-2015 voor besturen.

Voor volgend schooljaar staat er weer heel wat nieuws gepland voor bestuurders. We starten het vormingsjaar in oktober 2014 met een Masterclass verzorgd door een autoriteit in de profitsector: mevrouw Saskia Van Uffelen neemt ons mee in de ondernemerswereld.Christelijke identiteit en pastoraal is het eerste vormingsthema dat onder uw aandacht wordt gebracht in november/december 2014.Het vervolgscenario van bestuurlijke schaalvergroting wordt daarna in de maand januari 2015 opgenomen.We herhalen in maart 2015 de succesformule van het voorjaarsseminarie met een aantal nieuwe keuzemogelijkheden.Tot slot is er steeds de mogelijkheid een vorming op maat aan te vragen gedurende de loop van het schooljaar 2014-2015.

Meer informatie over vorming en inschrijven via www.nascholing.be, onder ‘Aanbod besturen’.De contactpersoon per bestuur ontvangt ook een vormingsbrochure. Extra exemplaren kunnen worden aangevraagd bij [email protected].

Masterclass voor bestuurders: start van het vormingsjaar 2014-2015

Vormingsbrochure 2014-2015 voor besturen

juni 201430

tussen taal en tekenLeeftocht 2014-2015 over symbolen

H et onzegbare verwoorden en de werkelijkheid verbeelden doen dichters en kunstenaars als ze twee dimensies willen samenbrengen: de dimensie van het zichtbare en de dimensie van het onzichtbare.

TekenEr zit meer in een vis dan je denkt. Het was het symbool bij uitstek voor de eerste chris-tenen in een tijd toen het nog erg gevaarlijk was om je te ‘outen’ als christen. Om er zeker van te zijn dat de gesprekspartner die chris-tenen voor zich hadden een geloofsgenoot was, tekenden ze een lijn in het zand. Als de ander dit herkende en de lijn vervolledigde tot het silhouet van een vis, dan kon er vrij-uit gesproken worden. De vis op de affiche van de jaargang van Leeftocht zie je niet in de winkel, eerder in catacomben, kerken en kapellen. Op zijn buik en staart staan oud-Griekse letters. IXΘY∑ of ichtus betekent VIS. Elke letter is de afkorting van een woord. Voluit staat er: Jezus Christus, Gods Zoon Redder.

TaalDe jaargang van Leeftocht 2014-2015 gaat over de zeggingskracht van het onzegbare. In een school gebeurt er heel wat. Niet alle ervaringen zijn zomaar te meten en te vatten in woorden, tabellen of grafieken. Er is meer tussen hemel en aarde dan waar wij in onze stoutste berekeningen over durven dromen. Zien wij het en durven wij er elkaar over vertellen?

Het schooljaar wordt gevat in 10 symbolen. Zij bevinden zich ergens Tussen taal en teken”. Ook het dagelijkse leven, de hele cultuur, de Bijbel en het onderwijs zijn ervan doordron-gen. Kennen we ze en hoe geven ze richting aan dingen die we moeilijk onder woorden kunnen brengen, maar die wel een aparte dimensie geven aan ons leven?

OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL

PRAKTISCHE INFOJaarabonnement

• Elke abonnee van Forum ontvangt Leeftocht gratis als bijlage.

• Wie geen abonnee van Forum is, kan een individueel jaarabonne-ment nemen.

• Hebben meer collega’s graag een origineel exemplaar van elk nieuw Leeftochtnummer?

Vanaf drie jaarabonnementen op een zelfde adres geniet men van een voordelig groepstarief. Zie de voorwaarden op pastoraal.vsko.be in de rubriek Leeftocht.

• De volledige jaargang kun je online bestellen via de knop Bestellen bovenaan de homepagina van pas-toraal.vsko.be. Prijs: € 15

Powerpoint

Online vind je een PowerPoint die je meditatief inleidt in het thema. Die PowerPoint vind je gehecht aan het startnummer van de jaargang.

Betaling

Abonnering gebeurt door overschrij-ving van het passende bedrag op het rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 – KREDBEBB van het VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling “7031/11310 – abon-nement Leeftocht” + aantal exem-plaren

Contactgegevens

Neem contact op met de Dienst Opvoedingsproject en Pastoraal van het VSKO: tel.: 02 507 07 71,e-mail: [email protected].

juni 2014 31

JAAROVERZICHT LEEFTOCHT 2014-2015 Is verschenen

MAAND SYMBOOL

September Bliksem

Oktober Dans

November Steen

December (advent, Kerstmis) Droom

Januari Wit

Februari Schaduw

Maart (vasten) Zout

April (Pasen) Spiegel

Mei Tent

Juni Parfum Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.

Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale vorm op pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar [email protected]. Bij dit juninummer van Forum vind je de af-fiche, het startnummer en het septembernummer van de jaargang 2014 – 2015 met als thema “Tussen taal en teken”.Bezoek onze website voor meer informatie en de gunstige groepsprijzen. ( http://ond.vsko.be/pastoraal ) Het juninummer van Leeftocht “Uit een stuk” kreeg je reeds in mei toegestuurd.

Jg. 29, Oprapen of laten liggennr. 10, juni 2014

© Ko

en L

emm

ens

Paulus zegt:“Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort hij er dan werkelijk niet bij? En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort het er dan werkelijk niet bij? Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken? God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde. Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn?”(1 Kor 12)

Aan sommige mensen en zaken

zijn we gehecht, ja soms ook verknocht.

Scheiden doet dan lijden.

We zoeken naar affiniteit en continuïteit.

We streven naar coherentie, cohesie

en consistentie in ons leven.

Naar de dragende grond ook

van al wat bestaat.

En wie Jezus volgt, komt uit bij God.

Elk scharniermoment in het schoolleven

nodigt uit om in die zin

terug te blikken en vooruit te kijken.

Oprapen of laten liggen?

Als jij er niet bent,

dan is er ook geen wij.

Dan ben ik alleen.

En wat stel ik dan voor,

als er geen jij is

die me spiegelt of tegenspreekt?

Ik ben maar mij

als jij jou bent.

Wij zijn maar ons

als jullie er ook zijn.

En de wereld is wat hij is

zoals wij hem samen vormen,

verbonden met elkaar

tot een puzzel

waarvan jij een stuk bent.

Jij bent een stuk!

Jij collega, jij geliefde, jij onbekende.

Jij die het leven zoekt en jij die gevonden hebt.

Jij die net als ik voelt.

Jij die beter weet.

Jij die niets weet, maar veel nadenkt.

Jij die doet alsof.

Jij die de clown uithangt.

Jij die de was uithangt.

Jij van wie niemand weet waar hij uithangt.

Jij die hevig verlangt en jij die hebt wat je wou.

Elk heeft z’n plek hier

en wij vormen samen een wereld uit één stuk.

Iesja

© Koen LemmensParels? Een armband of halsketting?

Misschien een gebedskraal, verbond(en) met God?

Suggestie: Deze cover, met teksten uit Leeftocht, kan gebruikt worden voor een bezinnend moment.