UT-Nieuws 3 november 2011

48
www.utnieuws.nl Onafhankelijk magazine van de Universiteit Twente jaargang 01 - nummer 01 - november 2011 Interviews > Vier eredoctoren over hun werk Hoger onderwijs > CHEPS over de toekomst International > The challenges of diversity Universiteit Twente > 50 jaar kenniscampus

description

UT-Nieuws Magazine

Transcript of UT-Nieuws 3 november 2011

Page 1: UT-Nieuws 3 november 2011

www.utnieuws.nlOnafhankelijk magazine van de Universiteit Twente

jaargang 01 - nummer 01 - november 2011

Interviews >Vier eredoctorenover hun werk

Hoger onderwijs >CHEPS overde toekomst

International >The challenges of diversity

Universiteit Twente >

50 jaar kenniscampus

Page 2: UT-Nieuws 3 november 2011

2 UT NIEUWS 01|2011

ChallengingyouTata Steel (voorheen Corus) is een van Europa’s grootste staal-producenten. Onze visie is om de benchmark te zijn voor de wereldwijde staalindustrie. Dat betekent voorop lopen en ambities waarmaken. Wij willen grenzen verleggen.

Er lopen de komende jaren belangrijke verbeterprojecten. We gaan kosten verlagen en investeren op het gebied van manufacturing, maintenance en energy e­ ciency. Voor deze challenges zoeken wij ambitieuze bachelors en masters met passie voor techniek. Help jij ons innoveren en continu verbeteren?

Tata Steel levert hoogwaardig staal aan klanten die actief zijn in de auto-industrie, de bouw, energiesector en verpakkingsindustrie. Met het internationale netwerk van verkoopkantoren en service centres onderscheidt Tata Steel zich in de markt. Samenwerken en partnership met klanten staan centraal in onze aanpak.

Meer weten over onze challenges en ons nieuwe traineeship Top Techniek? En wat wij voor elkaar kunnen betekenen? Kom voor een persoonlijk gesprek naar onze stand op Techniek Bedrijven Talents, op 18 november in Rotterdam.

www.tatasteeljobs.nl

Hoe ga jij onze grenzen verleggen?

Wij zoekenstarters:

TOPTALENTEN MET PASSIE VOOR

TECHNIEK HBO, WO

Page 3: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 3

Onafhankelijk maandblad voor personeelen studenten van de Universiteit Twentejaargang 48. Verschijnt donderdag op decampus; vrijdag/zaterdag buiten de UT.Oplage: 8.000 exemplaren.Redactie-adres:Vrijhof kamers 315, 316, 317, 328, 319.Postadres:Postbus 217, 7500 AE Enschede.Telefoon:(053 – 489) 2029zie verder onder redactie.Fax: (053 – 489) 3439E-mail redactie:[email protected]:www.utnieuws.nlof via de homepage van de UT.Redactie:Ditta op den Dries(hoofdredacteur, 2030)

Paul de Kuyper (4084)[email protected] Platvoet (3815)[email protected] Pool (tel. 2936)[email protected]:Brigitte Boogaard (2029)[email protected] medewerkers:Cariene van Aart, Marloes van Amerom,Giels Brouwer, Rayke Derksen,Nynke Dirven, Maaike Endedijk,Robbin Engels, Hans van de Kolk,Ruben Libgott, Catherine Ann Lombard,Ingrid Szwajcer.Automatisering/internet:Ivar EngelChristina HöferFoto’s:Arjan Reef / Gijs van Ouwerkerk /

Ingrid SzwajcerRedactieraad:prof.dr. E.R. Seydel (vz).Advertenties:Bureau Van Vliet BV, Postbus 20,2040 AA Zandvoort,Tel. 023 – 5714745.Site: www.bureauvanvliet.com.E-mail: [email protected] op aanvraag.HOP:UT Nieuws is aangesloten bij het HogerOnderwijs Persbureau (HOP).Adreswijzigingen:Abonnees (ook studenten) dienen dezeschriftelijk door te geven aan de redactieUT-Nieuws Postbus 217, 7500 AE Enschedeof per e-mail: [email protected] of buitenlands studieverblijf: studentendie op stage gaan of in het buitenlandgaan studeren kunnen UT-Nieuws opschriftelijk verzoek opgestuurd krijgen.

Wie prijs stelt op deze (gratis) servicezendt een adreswijziging naar de redactieo.v.v. faculteit, stagelocatie en periode (zo nauwkeurig mogelijk).

Kopij:Bestemd voor de Infomededelingenrubriekdient per e-mail maandag voor 14.00 uur inhet bezit te zijn van de redactie UT-Nieuws.Abonnementen:Jaarabonnement: 44 euro. Abonnementenschriftelijk aan te vragen met vermeldingvan naam, adres, postcode, plaats,telefoonnummer en bank-/girorekening.Abonnementen kunnen wekelijks ingaan.Betaling via factuur. Het jaarabonnementwordt automatisch verlengd, tenzij menminimaal 1 maand voor afloop van deabonnementsperiode schriftelijk opzegt.Technische vervaardiging:Wegener SpeciaalMediaBezorging Campus:Motorsportgroep UT, coördinator StefanDams, tel. 053-4892029.E-mail: [email protected] UT-Nieuws:Auteursrecht voorbehouden. Het isverboden zonder toestemming van dehoofdredacteur artikelen schema’s foto’sof illustraties geheel of gedeeltelijk overte nemen en/of openbaar te maken inenigerlei vorm of wijze.

Nieuws

Van de redactieIn dit nummerKonden we maar in de toekomst kijken.

Dan zouden we met z’n allen weten

waar de Universiteit Twente zich over

50 jaar, zo rond het jaar 2060, bevindt.

Is de UT dan wereldspeler van formaat?

Stromen er vanaf de campus in Enschede

grote groepen excellente studenten het

(internationale) bedrijfsleven in? Hebben

we dan nog wel een campus? En is het

ons gelukt om met een sterk profiel op

de proppen te komen, zoals de minister

van Onderwijs dat heden ten dage graag

van ons ziet? Een wereldprofiel? Of een

regioprofiel? Vragen, vragen, vragen.

We kunnen niet in de toekomst kijken,

al heeft de recente berichtgeving over

neutrino’s die sneller zijn dan het licht

ons wel even aan het twijfelen gebracht.

In de wereld van de wetenschap (én in de

wereld van de journalistiek) houden we

ons graag aan de harde feiten. Vandaar

ook dat we Hans Vossensteyn en Harry

de Boer van CHEPS gevraagd hebben om

voor dit jubileummagazine een stevig

opiniërend artikel over de toekomst van

de universiteiten te schrijven, gebaseerd

op de actuele situatie van het hoger

onderwijs in Nederland. Maar de redac-

tie heeft daarnaast ook enkele UT’ers

uitgedaagd om in de glazen bol te kijken,

hun fantasie de vrije loop te laten en de

toekomst van de UT te voorspellen. Daar

hebben we geen spijt van- (zie pagina

40&41).We waren verrast door de prik-

kelende inzendingen, die ons stuk voor

stuk aan het denken zetten.

In dit jubileumnummer kijken we

achteruit, staan we stil bij zaken en

kijken we vooruit. Voor de redactie van

UT-Nieuws is het 50-jarig bestaan van

de UT absoluut een mijlpaal. Na 40 jaar

een weekblad te zijn geweest gaan we

vandaag over op een maandmagazine

en internet. Internet? Dat had profes-

sor Schuijer (pagina 22&23) een halve

eeuw geleden nooit kunnen voorspellen!

Hoe zouden we over 50 jaar het nieuws

brengen?

Ditta op den Dries, hoofdredacteur.

Colofon

Eredoctoraat: The Mythbusters > 4 - 7 De klas van 1964 > 8 - 9 Thuisbezorgd.nl > 10 Programma Dies Natalis > 11 Architectuur op de campus > 14 - 15 Eredoctoraat: Helga Nowotny > 16 - 19 High tech, human touch > 20 - 21 Van brede bachelor tot brede bachelor > 27 Eredoctoraat: Henri Termeer > 28 - 31 Internationalisation > 32 - 37 CHEPS over de toekomst van universiteiten > 38 - 39 De glazen bol > 40 - 41 Eredoctoraat: Wolfgang Knoll > 42 - 45 | De grote UT Quiz: > 46

Interview | Marina van Damme > 12 - 13

Interview | Professor Schuijer > 22 - 23

Interview | Jorrit de Boer > 24 - 26

Column | Peter Buwalda > 41

Page 4: UT-Nieuws 3 november 2011

They make cars fly through the air, launch self-made rockets,

run in air-tight tracksuits through the desert and research if

an elephant is really scared of a mouse. For the Mythbusters

no assignment is too crazy. On the twenty-fifth of November,

during the celebration of the fiftieth anniversary of the UT,

the illustrious duo will receive the honorary doctorate of the

University of Twente.

And their reaction when they first heard the news? ‘We were

perplexed. And incredibly honored’.

Read the full story on www.utnieuws.nl

Meet the Mythbusters

4 UT NIEUWS 01|2011

Page 5: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 5

TEKST: DITTA OP DEN DrIES | FOTO: STEFANO STrAMIgIOlI>

Er hangt een bordje bij de voordeur van

M5Industries, een bedrijf aan de rand van een

grijzig industrieterrein, aan de oostkant van San

Francisco. ‘Beste fans, we waarderen jullie belang-

stelling, maar willen jullie alsjeblieft niet kloppen of

bellen? We zijn druk bezig met de voorbereidingen

van ons programma. Groet. Mythbusters’. Duidelijke

taal, dit is het juiste adres. Een paar minuten later

steken ze hun bekende hoofden om de hoek van de

deur; Jamie Hyneman en Adam Savage, oftewel de

Mythbusters. Aangenaam kennis te maken, please

to meet you! Verdere introductie is niet nodig. Want

wie kent de Mythbusters nou eigenlijk niet? De

populaire wetenschappelijke show van het tweetal

is in Nederland bijna dagelijks te zien op Discovery

Channel. Wereldwijd kijken jaarlijks 400 miljoen

mensen uit 200 verschillende landen. En wie één

keer heeft gekeken weet dat Jamie die serieuze man

is met walrussnor en onvermijdelijke baret en Adam

die rossige met ringbaardje en donkere bril, die

altijd aan het dollen is. Een ijzersterk duo met een

ijzersterk tv-programma.

Het tweetal is volledig op elkaar ingespeeld. Ze

maken soepel een taakverdeling: Adam gaat voor ie-

dereen een lunch scoren en Jamie begint alvast aan

de rondleiding. ‘Niet schrikken’, waarschuwt hij, als

hij de deur van zijn kantoor openzwaait. In de hoek

staat een flink toegetakelde, bloederige levensechte

pop. ‘Gebruikt in de thriller Jade, als slachtoffer

van moord’, licht Jamie toe. De pop, gemaakt door

het bedrijf M5Industries, is later hergebruikt voor

educatieve doeleinden voor het Amerikaanse leger,

om soldaten die naar het front moesten voor te

bereiden op hun missie. ‘Ze krijgen nogal eens te

maken met aanslagen en moeten dan in staat zijn

hulp te bieden aan hun gewonde kameraden. Soms

worden ze geconfronteerd met gruwelijke verwon-

dingen. Benen die afgerukt zijn bijvoorbeeld. Deze

Ze laten auto’s de lucht in vliegen, vuren zelfgebouwde raketten af, rennen in een luchtdicht

joggingpak door de woestijn en onderzoeken of een olifant nou echt bang is voor een muis. Voor

de Mythbusters is geen opdracht te gek. Het illustere duo krijgt 25 november, tijdens de viering

van 50 jaar UT, het eredoctoraat van de Universiteit Twente. Hun reactie toen ze dat hoorden?

‘We waren perplex. En ongelofelijk vereerd’.

Meet the Mythbusterspop is als oefenmateriaal gebruikt. Met echt bloed.

En hij is zó levensecht, dat mensen bij het zien van

de pop ter plekke flauwvielen.’

De anekdote van de pop is slechts een voorschotje.

Wie een blik werpt in het kantoor van Jamie beseft

dat de gemiddelde studentenkamer op de campus

een modelwoning is. Het is er een bende. Tussen

de drie bankstellen in de kleine ruimte slingeren

tal van attributen. En bij elk voorwerp heeft Jamie

een verhaal. Aliëns aan de muur, rondslingerende

ledematen van poppen, een opgezette haai en tal

van uitgestalde voorwerpen die ooit dienst deden in

een film of reclamespot.

In een kast staat een afgedankte robot. Jamie is

robotfanaat. Zijn ijzeren vrienden staan aan de wieg

van zijn huidige succes. ‘Mijn bedrijf heet M5Indus-

tries en is gespecialiseerd is special effects voor

films en reclamedoeleinden. Twaalf jaar geleden had

ik voor een reclamespot een robot gebouwd. In die

tijd waren er robotgevechten op televisie. Robotten

gingen in een arena met elkaar in gevecht totdat

er eentje het loodje legde. En wat bleek……..mijn

robot was onverslaanbaar. Dat viel de program-

mamakers op. Ik werd toen door Discovery Chanel

benaderd om het programma de Mythbusters te

maken. Ik wist meteen dat ik zo’n programma kon

maken, maar vond mezelf eigenlijk niet leuk genoeg

voor de camera’s. Daarom heb ik Adam gebeld. We

maakten een testfilmpje en drie weken later was

alles in kannen en kruiken.’

De lunch staat inmiddels op tafel. Een gigantische

hamburger. Daarnaast een enorme beker frisdrank,

boordevol ijsklontjes. Tussen de happen door praten

de Mythbusters honderduit over hun shows. ‘Ik vind

het heerlijk om de testen te doen voor het program-

ma, maar die camera’s? Die beschouw ik als een

noodzakelijk kwaad. Het past voor geen meter bij

me om voor camera’s te acteren. En ik vind mezelf

er ook niet goed in’,zegt Jamie. Nee, dan Adam. ‘Ik

hou juist ontzettend van camera’s. Ik ben een echte

performer en heb ook een achtergrond als acteur.

Of ik een topjob heb? Zeker weten. Maar dat heeft

iedereen die alles wat hij in huis heeft in z’n baan

steekt heeft’, relativeert hij.

Door het succes van de Mythbusters mogen Jamie

en Adam zich inmiddels bekende televisiesterren

noemen. Ze hebben er een dubbel gevoel over. ‘Er

zijn soms idiote taferelen. Als we door het gangpad

van een vliegtuig lopen beginnen mensen ineens al-

lerlei dingen over ons te roepen. Beschamend. >

Eredoctoraat | MythBusters

‘Het idee om de MythBusters voor te dragen voor het

eredoctoraat komt eigenlijk van Leon Abelmann. Ik vond het

meteen geniaal! Het was erg moeilijk om contact te leggen

met de MythBusters. Ik heb toen mijn vriend Ken Goldberg

op Berkeley University een email gestuurd en hij bracht het

balletje snel aan ‘t rollen. Omdat het via mijn netwerk in orde

is gekomen, ben ik tot erepromotor benoemd. En dat vind ik

absoluut eervol.

Ik vind de MythBusters helemaal te gek. Ik heb weinig tijd

om tv te kijken, maar áls ik kijk dan is het vaak naar hun

programma op Discovery Channel. Of ik zoek naar leuke

Youtube-filmpjes van hen. Mijn favoriete filmpje? Dat van die

waterkoker die explodeert en als een raket wordt gelanceerd,

dwars door twee verdiepingen heen. Geniaal! Het is volgens mij

ook het meest bekende filmpje van de MythBusters.

Je krijgt een eredoctoraat als je inhoudelijk hebt bijgedra-

gen aan de bevordering van de wetenschap. De MythBus-

ters zijn in staat geweest wetenschap voor een breed pu-

bliek uitdagend en toegankelijk te maken. Dat is van groot

belang voor de toekomst. Kinderen, óók mijn kinderen,

vinden hun proeven fantastisch! De MythBusters hebben

exact de juiste wetenschappelijke houding. Een weten-

schapper moet niet geloven wat mensen zeggen, maar zelf

gaan onderzoeken of het wel waar is wat er gezegd wordt.

Dat is een houding die iedere academicus zou moeten heb-

ben. Ik vind dat de MythBusters het eredoctoraat dubbel en

dwars hebben verdiend. Zijn er mensen die daar anders over

denken? Vast en zeker bij andere universiteiten! Die zijn

jaloers. Ook op de UT? Ongelofelijk! Dan hebben die mensen

er weinig van begrepen.’

Erepromotor Stefano Stramigioli

Page 6: UT-Nieuws 3 november 2011

Ze hebben het hardop óver ons, niet tegen ons. We

rijden ook in auto’s met getinte ruiten. Dat moet

wel. We hebben voor onze neus auto-ongelukken

zien gebeuren, alleen maar omdat mensen door

onze aanwezigheid op de weg afgeleid werden. Te

gek voor woorden. Aan de andere kant; de voor-

delen van beroemd zijn hebben de overhand. We

reizen de hele wereld over. En als we advies of hulp

nodig hebben, gaan alle deuren voor ons open.’

Mythbuster zijn is een fulltime job. De opnames

voor de programma’s zijn verwerkt in een super-

strak schema. Er wordt gewerkt in blokken van drie

maand. ‘In die periode plannen we alle opnames in.

Daarna hebben we enkele weken vakantie en dan

begint het nieuwe blok van drie maand. Voor een

aflevering hebben we een week tot tien dagen no-

dig. Dan is alles wat we doen op dat ene onderwerp

gefocust’, vertelt Adam. De druk is groot. Soms

zijn er tegenvallers of blokkades en moet er ineens

overgeschakeld worden naar een ander onderwerp.

Want één ding staat voorop; er moeten aan het

eind van de rit voldoende afleveringen op de plank

liggen.

Ze hebben er inmiddels negen seizoenen op zitten.

Honderden myths zijn door hen in de praktijk ge-

bracht en daarna voorzien van het etiketje: busted,

plausible of confirmed. Bang dat de bodem van de

ideeënpot in zicht is zijn ze niet. ‘Sterker nog, de

wachtlijst groeit. Het publiek draagt veel bij. Fans

roepen nieuwe myths als we voorbijlopen. Ze twitte-

ren en emailen in groten getalen. Bovendien hebben

we zelf ook onze eigen interesses en voorkeuren’,

zegt Adam. ‘We bekijken een nieuw idee van alle

kanten en bepalen dan of er een sterke uitzending

van gemaakt kan worden. Daar hebben we inmid-

dels wel gevoel voor.’

Als een idee potentie heeft komt het ‘zenuwcen-

trum’ in actie, gevestigd in het hart van het indus-

triepand. Jamie trekt een deur open. ‘Hier gebeurt

het allemaal. Hier worden de lijnen uitgezet.’ De

ruimte waarin het tweetal samenkomt met de

producers van het programma is opnieuw rom-

melig. Het electronische smartbord staat werkloos

in de hoek. Elke creatieve inval wordt met een

rode stift ergens opgeklad. Met woorden en met

tekeningetjes. Op borden en op de binnenkant van

de deur. Ongeorganiseerd, zo lijkt het, maar de

creativiteit spat er vanaf. En in die chaos komen de

mooiste programma tot leven. ‘Als we een test aan

gaan pakken beginnen we op heel kleine schaal.

We brainstormen samen en dan gaat het balletje

vanzelf rollen.’ Nou ja……vanzelf? Voor een goed

eindresultaat moet strijd geleverd worden. Struggle

for science. Die strijd begint al bij het uitwerken van

het idee. ‘Jamie en ik hebben grote overeenkomsten

in ons karakter, maar zeker ook grote verschillen.

Die verschillen zorgen voor oorlog. We ruziën er

heel wat af samen. Het gebeurt soms dat we twee

uur lang bekvechten over de aanpak en de voort-

gang van een test en dan ineens dé oplossing zien.

Die ruzie is voor ons noodzakelijk om tot een goed

eindresultaat te komen. En een goed eindresultaat

is het enige dat voor ons telt. Daar schuiven we

onze ego’s graag voor opzij. We hebben respect voor

elkaar. We beseffen allebei dat we de dingen beter

samen kunnen doen dan apart’.

De struggle for science eindigt niet in de voorbe-

reidingsfase. Een ware Mythbuster heeft lef, is vast-

houdend en koelbloedig. Dat is nodig om een test

tot een goed einde te brengen. Het gevaar ligt altijd

op de loer. ‘Vooral als je met explosieven werkt.

Spannend materiaal. Echt kicken. Maar daar moet

je niet té creatief mee omspringen’. Verschroeide

wenkbrauwen bij een explosie, een bevroren snor

bij een test in Alaska, de Mythbusters hebben

allerlei (kleine) verwondingen opgelopen bij hun

televisiewerk.

Wat de meest gevaarlijke test was? Adam antwoordt

meteen: upsite down underwater cars. Hij beleefde

benauwde momenten toen hij voor een aflevering

testte of het mogelijk is jezelf te bevrijden uit een

auto, die ondersteboven in het water terecht komt.

‘De meest beangstigende momenten maken we mee

als we, ondanks al onze voorbereiding, de controle

dreigen te verliezen. Dat gebeurde bij deze test.

We dachten vooraf dat we alle problemen hadden

getackeld. Maar het water dat de auto binnenliep

was smerig en bruin, zodat ik geen zicht had en

mijn oriëntatie verloor. Gelukkig blijven Jamie en ik

onder grote druk altijd kalm. Dat is ons beste wapen

in de overlevingsstrijd. Ook dit keer.’ Of hij zich

dan niet afvraagt; waarom doe ik dit eigenlijk? ‘Ja,

natuurlijk! Dat denken we altijd! We noemen dat ons

‘what the fuck-moment’. Bij elke test komt wel een

moment dat we elkaar aankijken, ons hoofd schud-

den en zeggen: ‘dit is zó absurd. Van wie moeten we

dit? Maar de kick achteraf vergoedt veel.’

De meest eervolle myth kwam zonder twijfel uit het

Witte Huis. President Barack Obama gaf de Myth-

busters in 2009 persoonlijk opdracht om de mythe

‘Archimedes Sun Ray’ te testen. Jamie trommelde

500 studenten op van de school, waar zijn vrouw

lesgeeft. Aan de baai van San Francisco richtten zij

gezamenlijk hun spiegels op de zon, om te bewerk-

stelligen dat door de weerkaatsing een schip in zee

in vlammen op zou gaan. In de mythe van Archi-

medes een beproefd middel om zeerovers te lijf te

gaan. In de presidentiële test van de Mythbusters

een ‘busted’.

‘Escape from Alcatraz’ is de meest favoriete afleve-

ring van Adam en Jamie. Ontsnappen van Alcatraz

Naam: James Earl (Jamie) Hyneman

Geboren: 25 september 1956

Geboorteplaats: Marshall Michigan

Burgerlijke stand: Getrouwd, geen kinderen

Jamie groeide op in Indiana. Had tal van baantjes. Was onder

meer wildernisexpert, dierentrainer, duiker, kapitein, metaal-

bewerker, dierenwinkelhouder, betoninspecteur en kok. Hij

woonde jarenlang in het Caraïbisch gebied en werkte er als

duiker en kapitein.

Hij is de eigenaar van het bedrijf M5 Industries, gespeciali-

seerd in het maken van effecten voor films en reclames. In de

Verenigde Staten heeft hij onder andere een speciale 7Up-

automaat en een speciale schoen voor Nike ontwikkeld.

Ook verzorgde hij effecten in de film Top Gun, The Matrix

en Star Wars. Hyneman is vooral bekend van het televisie-

programma MythBusters, waarin populaire mythen worden

getest op hun geloofwaardigheid.

JAMIE

6 UT NIEUWS 01|2011

Eredoctoraat 1 | MythBusters

Page 7: UT-Nieuws 3 november 2011

is altijd voor onmogelijk gehouden, ondanks het

feit dat ooit drie gevangenen van regenjassen een

vlot bouwden en het ruime sop kozen. ‘We hebben

ons op laten sluiten in de cel, nadat we eerst alle

1600 pagina’s van het FBI-rapport over de ontsnap-

ping hadden gelezen. Vervolgens wrongen we ons

door een nauwe opening, die in een luchtkoker

uitkwam. Met aan elkaar geknoopte regenjassen

maakten we het meest accurate vlot dat ooit iemand

heeft gebouwd. Binnen 51 minuten waren we met

het vlot bij de Golden Gate Bridge. Geen haai te

bekennen. Het was helemaal niet moeilijk om te

ontsnappen uit Alcatraz! We denken overigens niet

dat de ontsnapte gevangenen de overkant hebben

bereikt. Daar waren ze niet slim genoeg voor. Weet

je waarom ze gevangen zijn genomen? Ze hebben

een bank beroofd, in een roze Cadillac!!’

Het bericht dat de Mythbusters vanwege hun ver-

dienste voor de wetenschap een honorary degree

van de Universiteit Twente krijgen, is bij hen inge-

slagen als een bom. ‘Crazy is het! Echt crazy. We zijn

er volkomen door overrompeld. En vinden het een

bijzonder grote eer’, zegt Adam. Hij noemt zichzelf

een autodidact pur sang. ‘Bij ons thuis werd vroeger

gehamerd op het belang van een hogere opleiding.

Dat lag als een druk op mijn schouders. Ik was nogal

een vervelend mannetje, dat het niet goed deed op

school. Ik ben na zes maand opleiding gestopt. Maar

ik ben wél iemand die levenslang wil leren. Jamie

en ik zijn geen mannetjes in laboratoriumpakjes,

die allerlei testen doen. We proberen de wereld om

ons heen te begrijpen en doen daar in de praktijk

onderzoek naar. Dat is wetenschap. Wetenschap is

eigenlijk van en voor iedereen.’

De Mythbusters vinden het bijzonder dat hun

programma zoveel neveneffecten heeft. Het was

vooraf niet hun doel om beroemd en rijk te worden.

Maar ze werden het wel. Ook hebben ze zich niet

op kinderen gericht. Maar juist kinderen blijken erg

geboeid door het programma. ‘Toen we met ons

programma begonnen hebben we vooraf óók niet

gezegd dat we iets ‘wetenschappelijks’ gingen doen.

We wilden gewoon een object of onderwerp dat

onze interesse heeft grondig onderzoeken, zodat

we ervan konden leren. Dat wilden we zo efficiënt

mogelijk doen en alles uit de kast halen. Methodie-

ken ontwerpen om je doel te bereiken. Dat is wat

we doen. En dat is toevallig precies hetzelfde wat

wetenschappers doen. Het is voor ons heel belang-

rijk dat de Universiteit Twente het belang van ons

programma voor de wetenschap erkent. We zijn

trots. Werkelijk, we zouden niet trotser en blijer

kunnen zijn”.’ |

robotica

Naam: Adam John Savage

Geboren op: 15 juli 1967

Geboorteplaats: New York

Burgerlijke stand: getrouwd, vader van een tweeling

Adam groeide op in Westchester County. Als de zoon van een

schilder/animator/regisseur had Adam als kind al vaak een

rol als de stem van een van de door zijn vader ontworpen ani-

matiekarakters voor de televisieserie Sesamstraat. (favoriete

Sesamstraat figuur: Koekiemonster).

Beroep: special effects expert (vooral op het gebied van

modelbouw) en tv-presentator. Hij werkte voor onder andere

Warner Bros. Entertainment en Walt Disney Pictures. Hij hielp

mee met de special effects van films als Star Wars Episodes I en

II, The Matrix.

Van Adam is verder bekend dat hij nogal snel last heeft van

zeeziekte. Iets dat echter goed uitkwam toen de Mythbusters

een paar mythen rond geneesmiddeltjes tegen zeeziekte

onderzochten.

ADAMDe Mythbusters hebben een grote voorliefde voor

robotica. ‘We zijn het meest gefascineerd door werk

dat ontwikkeld wordt door MIT, het Massachusetts

Institute for Technologie. Vliegende robots, die zich

voortbewegen als klapwiegende vogels en insecten,

prachtig vinden we dat. We sturen elkaar linkjes

door met de nieuwste ontdekkingen.’ Robots

worden veelvuldig gebruikt voor de experimen-

ten in het programma van de Mythbusters. ‘Met

behulp van robots krijgen we alles voor elkaar. We

gebruiken lasers en plasma cutting voor de meest

simpelste werkzaamheden. Robots gebruiken is

efficiënt; het bespaart ons tijd en geld.’

Veelbelovend vinden ze de ontwikkeling rond

3D-printen. ‘Waanzinnig goed! Zodra je een sterk

idee hebt bedacht, is de vorm een peulenschil.

Daar zorgt de 3D-printer voor’, zegt Jamie. Het

is volgens hem het topje van de ijsberg voor wat

ons in de toekomst te wachten staat. Adam: ‘Als

we de afstand tussen onze creatieve gedachten

en de nieuwste ontwikkelingen klein houden is

er in de nabije toekomst heel erg veel mogelijk.’

Jamie onderstreept dat hij het prachtig vindt

dat robots kunnen kruipen, tegen muren klim-

men of een ontbijtje serveren. ‘Dat is grappig.

Dat is lachen. Maar het wezenlijk belang van

robotica voor de mensheid is vele malen groter.’

Er is de afgelopen tien jaar een flinke slag

gemaakt in robotica. ‘Het is veel gemakkelijker

geworden om aan robotonderdelen te komen. Om

een voorbeeld te noemen; er bestaat nu gewoon

een robot-magazine, waar je je benodigde onder-

delen kunt bestellen. Het aantal hobby-weten-

schappers is mede daardoor flink toegenomen. Dat

vinden we een belangrijke ontwikkeling. Want hoe

meer mensen experimenteren, hoe meer ontdek-

kingen we doen.’

De toekomst van robotica? ‘Alles moet kleiner,

kleiner en nog eens kleiner worden. Daar zijn veel

mensen mee bezig. Voor de ruimtevaart is dat

bijvoorbeeld erg belangrijk. Hoe compacter een

robotonderdeel, hoe beter het de ruimte in kan.’

Ook Jamie houdt zich ermee bezig. Hij heeft een

robotarm zo verkleind dat het beter toepasbaar

is. De NASA heeft er inmiddels belangstelling

voor getoond. ‘Ze willen het in een ruimtesonde

naar Mars sturen en hebben al drie keer contact

met me gezocht.’ Of zijn vinding daadwerkelijk

gebruikt wordt? Jamie zou het prachtig vinden,

maar blijft met beide benen op de grond. ‘Ach…..

er hoeft maar één crisis op te duiken en het gaat

niet door’, relativeert hij. |

UT NIEUWS 01|2011 7

Page 8: UT-Nieuws 3 november 2011

8 UT NIEUWS 01|2011

De reünie

TEKST: SANDrA POOl | POrTrETTEN: ArJAN rEEF >

Naam: Jeroen IJsseldijk (64)

Studie: Digitale techniek,

afgestudeerd in 1972

‘Ik was zestien jaar toen ik

na het afronden van de Hoge

Burger School naar Enschede

kwam. Een jonge student

dus. Dat komt omdat ik op

een gunstige datum jarig ben,

31 augustus. Ik studeerde in

1972 af bij professor Blauw.

Daarna vertrok ik naar België en kwam terecht in

de Telecomindustrie. Daar heb ik mijn hele leven

ingezeten. Eerst op de afdeling om computers te

ontwikkelen. Daarna werd ik hoofd van die afde-

ling en vervolgens ging ik naar operations, zoals

dat heet. Ik was verantwoordelijk voor de produc-

tie van ASDL. Niet alleen in België, maar ook in

China en Mexico.

‘Ik woonde op de UT in de topflat Calslaan 11-4.

Daar mocht je wonen als je getrouwd was. Mijn

vrouw leerde ik 47 jaar geleden kennen tijdens

het openingsfeest van de Technische Hogeschool

in Hengelo. We werden voor het feest gekoppeld

aan de zussen van medestudenten. De lijsten met

namen en adressen hingen keurig in de Boerderij.

Daaruit mocht je een date kiezen. Omdat ik toeval-

lig wist waar de Haverstraat was, heb ik het meisje

gekozen dat daar woonde. Een uur voor het feest

begon, ben ik langs haar huis gegaan om kennis

te maken met de ouders. In pak uiteraard. We zijn

inmiddels 42 jaar getrouwd.’

Naam: Hans van Wijhe (64)

Studie: Elektrotechniek,

afgestudeerd bij Bedrijfskunde in 1972

‘Ik behoorde tot de eerste vier

afstudeerders van bedrijfs-

kunde. We kennen elkaar

allemaal nog. We kregen

college bij Lievegoed op de

kamer. Na mijn studie vertrok

ik met mijn vrouw en twee

koffers naar Suriname. Daar

hielp ik mee met het aanleggen van de infrastruc-

tuur voor de bouw van telefooncentrales. Dat was

voor de Surinaamse PTT. We hadden destijds zin

in een buitenlands avontuur en we zijn er 3,5 jaar

gebleven. Onze kinderen zijn er geboren. Daarna

werkte ik jaren voor de KPN en op mijn 48e ben

ik voor mezelf begonnen. Daar zijn twee bedrijven

uitgekomen. Calvi, gespecialiseerd in Telecom

management, en Tele-BS, een adviesbureau voor

telecommunicatie.

‘Waarom ik destijds voor Enschede koos? Ik denk

dat mijn vader daar een grote rol in speelde. Op

de campus houden ze hem wel in de gaten, heeft

hij vast gedacht. Delft betekende in zijn ogen een

hoop bier en studentenleven. Op de THT ging de

poort dicht en dan komt het wel goed met die

jongen, meende hij. Hier werd ook wel bier gedron-

ken hoor. In dit gebouw, de Faculty Club, dat in die

tijd de Boerderij was, werden de nodige feestjes

gevierd en kwam je zwalkend naar buiten. Wat ik

me ook nog goed herinner is het gooien en smeren

met boter in onze flats. Klodders boter smeten we

op de muur. En daarna hagelslag. We hadden een

werkster en die ruimde alles de volgende morgen

weer op.’

Naam: Gerard te Meerman (65)

Studie: Wiskunde en filosofie,

afgestudeerd in 1972

‘Na mijn studie werkte ik vijf

jaar in Nijmegen als weten-

schapsfilosoof. Daarna ging ik

voor Unesco naar Jakarta waar

ik ook vijf jaar verbleef en nu

werk ik al weer dertig jaar bij

de Universiteit van Groningen

als statistisch geneticus. De

THT was voor mij een uitstekende methode om uit

huis te gaan. Ik wilde wiskunde studeren, maar de

Universiteit Delft betekende thuis blijven bij mijn

ouders. Dat zag ik niet zitten. En een nieuwe on-

derwijsinstelling trok me wel. Mijn medestudenten

van vroeger noemen me gekscherend ‘beroemd en

berucht’ en ik heb inderdaad wel voor wat reuring

gezorgd. Ik was een actieve student. Heb veel

gedaan. Richtte de studentenvakbond op, deed

studentenvormingswerk om te knokken voor breed

en gevarieerd onderwijs, wat nu overigens heel

normaal is. Was lid van de Hogeschoolraad, zat in

de gemeenteraad van Enschede en ik zat in de eer-

ste introductiecommissie. De numerus fixus ging

in dat jaar omhoog en dat betekende een kamerte-

kort. Het gevolg was dat wij met z’n tweeën op één

kamer moesten. Daar hadden wij helemaal geen

zin in. Weet je hoe wij er tegenin zijn gegaan? We

hebben tegen het bestuur gezegd dat je daarmee

de homofilie bevordert. De bestuurders wisten niet

Klodders boter en hagelslag aan de muur

reünie eerste lichting studenten uit 1964

Spraakmakende anekdotes, warme herinneringen, een rondleiding over de campus en een

borrel. Dat waren de ingrediënten van de reünie van ‘de klas van 1964’. ruim tachtig oud-

studenten van het eerste uur kwamen onlangs samen in de Faculty Club. Velen hadden elkaar

na de studie, waar ze in 1964 aan begonnen, nooit meer gezien. Hoog tijd om eens flink bij te

praten. Aan het woord vier alumni over meisjes, klodders boter, homofilie en een nieuw pak.

Page 9: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 9

hoe snel ze de numerus fixus weer omlaag moesten

bijstellen. Ik ben mijn respect voor autoriteit toen

snel verloren.’

Gerhard van der Laan (64)

Studie: Werktuigbouwkunde,

afgestudeerd in 1971

‘Ik herinner me alles nog.

Alles. Ik was vreselijk jong

toen ik aan mijn studie begon.

Zeventien jaar. In het eerste

weekend dat ik thuiskwam had

mijn moeder een nieuw pak

voor me gekocht. Mijn postuur

is hier gevormd. Er waren in

die begintijd meer verenigingen dan studenten. Je

was voorzitter van de ene club en secretaris bij de

andere. Zo ging dat.

‘Ik ben na mijn studie nog een tijdje blijven hangen.

Ik had iets unieks gevonden. Ik was de eerste ter

wereld die op non-destructieve wijze een dislocatie

dichtheid kon meten. Dat was nog nooit eerder

gebeurd en daarvoor had ik een instrument ontwik-

keld. De ontdekking was van belang voor materi-

alen en metalen. Met een financiële beurs kreeg

ik inkomen en kon ik er over publiceren. Daarna

stelde mijn begeleider voor te promoveren, maar

ik vond het veel te duf. Ik wilde werken met de

boutjes en de moertjes. Wetenschappelijk onder-

zoek vond ik te passief. Bij Alcoa, een Amerikaanse

aluminiumproducent in Brabant, kon ik aan de

slag. Vijf jaar lang deed ik er van alles. Daarna werd

ik weggekocht door Nationaal Grondbezit waar

ik ook vijf jaar heb gezeten. Vredestein volgde. Ik

werkte op afdeling met techniekartikelen en vloog

de hele wereld over. De koffer stond onder de

kapstok en ik wist ’s morgens niet ik welk bed ik ’s

avonds sliep. Daarna werkte ik nog twee jaar voor

een textielbedrijf en ben uiteindelijk voor mezelf

begonnen als interim manager. Ik heb in mijn leven

meer mensen ontslagen dan menig directeur.’ |

De reünie is de eerste van een reeks. Volgend

jaar is het de beurt aan de lichting van 1965.

Archieffoto: De klas van 1964.

Page 10: UT-Nieuws 3 november 2011

10 UT NIEUWS 01|2011

Succesverhaal

TEKST: MAAIKE PlATVOET | FOTO: ArJAN rEEF >

Honderd man personeel telt thuisbezorgd.nl nu.

Dat was in 1999, toen Jitse Groen als student

bedrijfsinformatietechnologie op het idee kwam

om de website te lanceren, wel anders. Maar

zijn idee ‘vanachter de computer eten bestel-

len’, bleek een gouden idee. En de groei van zijn

bedrijf was daarna explosief. Van het BTC ver-

huisde hij naar een groot pand aan de Lasonder-

singel, en ook daar is het nu te klein. ‘Binnenkort

verhuizen we weer, naar een locatie die ik nog

niet prijs kan geven. Maar ik ben er ontzettend

blij mee.’

Naast Enschede heeft thuisbezorgd.nl ook

vestigingen in Utrecht, Brussel en Kopenhagen.

Utrecht fungeert als het internationale hoofdkan-

toor, van waaruit de bestellingen in Zwitserland,

Oostenrijk en Duitsland worden geregeld. Maar

ook worden in Utrecht nieuwe marketingstrate-

gieën bedacht. ‘Wat we willen verkopen is een

massaproduct, dus moet je veel mensen kunnen

bereiken. De laatste jaren is daarom hard ingezet

op marketing, onder andere ook om de Belgi-

sche markt te veroveren.’ Wie herinnert zich

bovendien niet de ludieke gratis pizza-actie van

thuisbezorgd.nl? ‘Die actie had ik zelf bedacht,

alle media doken er boven op. Het heeft me twee

ton gekost, maar we hebben er wel enorm mee

gescoord en flink aan naamsbekendheid gewon-

nen.’

Thuisbezorgd.nl timmert hard aan de weg in

Europa. Dankzij de door thuisbezorgd.nl ont-

wikkelde software kan iemand in Berlijn een

bestelling plaatsen, waarna de bon via Utrecht

bij het lokale restaurant in Berlijn weer wordt

uitgedraaid. ‘Het systeem werkt als een soort

van lus. We willen dit dan ook compleet in eigen

hand houden. Tijdens de avonduren komen er

soms honderden bestellingen tegelijk binnen.

Dan kunnen we ons geen fouten permitteren. Als

er een storing optreedt zijn onze eigen it-experts

ook in staat om zelf het probleem op te lossen.’

Maar het állerlastigste van zijn product is ‘om

de bestelling bij de klant te krijgen’, zegt Groen.

‘Een fax met de bestelling kan bijvoorbeeld ook

op de grond vallen, waardoor deze over het

hoofd wordt gezien. Over dat proces hebben wij

geen controle, maar desondanks willen we het

perfect uitvoeren.’

Sinds kort verstrekt thuisbezorgd.nl daarom ook

zogenaamde terminals aan restaurants die zich

aansluiten bij de website. Via dit apparaat kan

De UT en Kennispark Twente noemen zijn bedrijf graag als voorbeeld van ‘geslaagd en succesvol

ondernemerschap’. Begrijpelijk, als je alleen al in Nederland een omzet van 72 miljoen euro

draait. Directeur Jitse groen (33) van thuisbezorgd.nl is nuchter onder alle belangstelling die

hij krijgt. ‘Binnen het bedrijf schiet ik met al die aandacht niet zo op. Hier wordt gewoon hard

gewerkt.’

Het succes van thuisbezorgd.nleen bestelbon geprint worden, maar het geeft

ook een waarschuwingssignaal af als dit niet

tijdig gebeurt of als de bestelling gereed dient

te zijn.

Groen is al lang niet meer de student van toen.

Zijn studie bedrijfsinformatietechnologie heeft hij

zelfs voortijdig afgebroken. ‘Helaas, want ik had

best graag willen afstuderen. Maar de UT stond

toen niet toe dat ik dat bij mijn eigen bedrijf deed.’

Nu is hij bovenal manager, die op en neer reist

tussen zijn vestigingen in Nederland en daarbui-

ten. ‘Ik bemoei me niet meer met alle beslissingen,

dat is ook niet te doen. Soms is dat wel gek, zie

ik opeens een tv-reclame van ons voorbij komen

waarmee ik mij niet heb bemoeid.’

Wat hij nog heel graag zou willen, is de Verenig-

de Staten ‘veroveren’. Maar volgens de jonge

directeur is het daarvoor nog te vroeg. ‘Dat zou

heel veel investeringsgeld kosten, daar moet je

dus goed over nadenken. Maar het zou heel gaaf

zijn.’ |

Page 11: UT-Nieuws 3 november 2011

Programma:Vanaf 13.00 uur: Ontvangst in foyer Wilminktheater

14.00 uur: Binnenkomst cortège

14.05 uur: Welkomstwoord door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus

14.15 uur: Uitreiking ‘Overijssel PhD-award’ door mw. drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten, Commissaris van de Koningin

14.25 uur: Uitreiking ‘Professor De Winterprijs’ door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus

14.35 uur: Muzikaal intermezzo door Orkest van het Oosten onder leiding van Chef-dirigent J.W. de Vriend

14.45 uur: Binnenkomst Hare Majesteit de Koningin

14.50 uur: Welkom door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus

14.55 uur: Diesrede ‘Functie volgt vorm’, door prof.dr. C.A. van Blitterswijk, wetenschappelijk directeur van

het onderzoeksinstituut MIRA

15.15 uur: Muzikaal intermezzo door Orkest van het Oosten

15.25 uur: Opening van de openbare zitting van het College voor Promoties door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus

Uitreiking eredoctoraten aan:

- Prof.dr. W. Knoll, erepromotor prof.dr. G.J. Vancso, faculteit Technische Natuurwetenschappen

- Prof.dr. H. Nowotny, PhD, erepromotor prof.dr. S. Kuhlmann, faculteit Management en Bestuur

- Dhr. H.A. Termeer, MBA, erepromotor prof.dr. C.A. van Blitterswijk, faculteit Technische Natuurwetenschappen

- Dhr. J. Hyneman en dhr. A. Savage, erepromotor prof.dr.ir. S. Stramigioli, faculteit Elektrotechniek,

Wiskunde en Informatica

16.10 uur: Afsluiting en dankwoord door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus

16.15 uur: Receptie in foyer Wilminktheater

UT NIEUWS 01|2011 11

50ste DIES NATALIS van de Universiteit Twenteop vrijdag 25 november 2011Wilminktheater | Wenninkgaarde 40-42 | Enschede

Page 12: UT-Nieuws 3 november 2011

Interview | Marina van Damme

TEKST: DITTA OP DEN DrIES | FOTO: INgrID SZWAJCEr >

Ze wil graag vooruitkijken. Ze wil het over vrouwen

hebben. Over ambitieuze, talentvolle vrouwen, die

technische studies gekozen hebben. Voor hén is de

Marina van Damme beurs in het leven geroepen.

Een bedrag van 9000 euro krijgen vrouwen, die zich

verder willen ontwikkelen in of buiten hun vakge-

bied. ‘En dat hoeft lang niet altijd te betekenen dat

iemand een stap hogerop de ladder wil. Een horizon-

tale, verbredende stap is minstens zo belangrijk. Als

ze maar niet stil blijven zitten. Als ze maar blijven

denken over de volgende stap in hun loopbaan. En

nooit, maar dan ook nooit teruggaan naar de plek

waar ze al geweest zijn.’

Al 20 vrouwen hebben in de afgelopen jaren de Ma-

rina van Damme beurs ontvangen; negen uit Delft,

twee uit Eindhoven en negen uit Twente. Ze raakt

op dreef als ze over ‘haar’ vrouwen praat. Stuk voor

stuk kanjers, dat zijn het. ‘Sonia was de eerste, die

de beurs kreeg. Een Argentijnse die voor elektro-

techniek koos, voor de harde wetenschap.’ Haar

duim gaat goedkeurend omhoog. ‘Sonia typeert het

soort vrouwen dat in het Marina van Damme net-

werk zit. En wat te denken van Klaudie, die eerder

dit jaar in Twente de beurs kreeg uitgereikt. Klaudie

heeft echt hart voor de natuur, maakt onderwater-

films, maar verwijdert ook achtergebleven netten in

de Noordzee, om allerlei zeedieren te beschermen.

Geweldig vind ik dat!’ Ze laat een foto zien, waar alle

20 vrouwen opstaan. ‘Dit stel? Daar ben ik hartstikke

trots op’, klinkt het, recht uit haar hart.

Toen de beurs in het leven werd geroepen had ze er

zelf een paar mooie, neutrale namen voor bedacht.

‘Maar dat kreeg ik er niet door. Het moest en zou de

Marina van Damme beurs worden. Ach….daar heb

ik mee leren leven’, zegt ze bescheiden. En dan komt

het er toch van: achteruitkijken. Want die beschei-

denheid, die stamt uit haar jeugd.

TerugblikHaar ouders woonden in het begin van de vorige

eeuw in (de zak van) Zuid-Beverland. ‘Maar toen

in de 20’er jaren de trek naar Rotterdam begon,

vertrokken zij ook daarheen. Daar ben ik geboren,

als jongste meisje van het gezin, dat uit vier kinderen

bestond; drie meisjes en een jongen. We groeiden

op in de oorlogsjaren. Moeilijke jaren waren het. Er

was honger. We leerden als kind al om blij te zijn met

datgene wat je hebt. Met eten werd erg zuinig omge-

sprongen. Er verdween niets in de vuilnisbak. Toen

niet en nu nog steeds niet. Ik gooi niets weg. Kliekjes

gaan naar de kippen, oud brood naar de eendjes.’

Haar ouders hadden alleen lagere school. Maar ze

zorgden ervoor dat alle kinderen hun hbs-diploma

haalden. ‘En geloof me, dat was in die tijd heel

bijzonder. Het liefst reik ik de Marina van Damme

beurs daarom uit aan vrouwen, wier ouders geen

academische achtergrond hebben. Om hen kansen

te bieden.’

Zelf heeft ze volop kansen gehad in haar carrière.

Toen ze ging studeren twijfelde ze nog even tussen

chemische technologie en bouwkunde. ‘Mijn opa, de

vader van mijn moeder, was aannemer in het dorp.

Mijn moeder had diezelfde interesse. Als kind ging

ik vaak boodschappen met haar doen en dan bleven

mijn moeder en ik altijd een poos stilstaan bij bouw-

putten. Dus ja, bouwkunde zou zeker iets voor me

geweest zijn. Maar ik ben achteraf heel blij met mijn

keus voor chemische technologie. Het heeft me een

geweldig leven en een geweldige carrière gebracht.’

Het hele leven bestaat uit kiezen, zegt ze. Kiezen

voor een volgende stap. Ze heeft in het bedrijfs-

leven heel wat fusies meegemaakt. En als ze zich

door de gevolgen van die fusies geremd voelde in

haar ontwikkeling, dan begon ze gewoon helemaal

opnieuw. ‘Als je verstandig bent en de goede ge-

bieden kiest, kun je echt je hele leven lang leren.’

Op tijd vertrekken uit een functie, niet wachten

tot iemand je iets aanbiedt, maar zelf op zoek gaan

naar nieuwe uitdagingen, zo vat ze haar succesfor-

mule samen.

In haar eigen carrière heeft ze altijd de drang ge-

voeld om een volgende stap te nemen. Ze bereikte

er de top van het bedrijfsleven mee. Als directeur

van Akzo bijvoorbeeld. ‘En altijd als enige vrouw

he?! Tijdens mijn studie chemische technologie

‘Vrouwelijke hoogleraren moeten hun bescheidenheid aan de kant zetten’

Marina van Damme over de ambities van talentvolle vrouwen

Ze was midden jaren ‘60 de allereerste die promoveerde aan de Universiteit Twente. Een

interview in dit jubileumnummer is daarom op z’n plaats. Maar toch moet Marina van Damme

er heel even over nadenken. ‘Ik heb geen zin om achteruit te kijken hoor! Dat heb ik in

interviews al vaak genoeg gedaan.’

De Marina van Damme beurs is 20 keer uitgereikt, waarvan

negen keer in Enschede. Bij de Universiteit Twente ontvingen

de volgende vrouwen de beurs:

2003 mw. dr. ir. S.M. Heemstra De Groot 2004 mw. dr. I. Breymann

2005 mw. drs. T. Stobbelaar-van der Laan

2006 mw. drs. I.N. van de Kamp

2007 mw. ir. N. Haye

2008 mw. ir. H. bij de Vaate

2009 mw. ir. C.D. Wezeman

2010 mw. ir. W.M. Borneman

2011 mw. drs. K.M.C. Bartelink

Marina van Damme beurs

12 UT NIEUWS 01|2011

Page 13: UT-Nieuws 3 november 2011

zeiden we als vrouwelijke studenten tegen elkaar;

‘we lopen 1 op 100.’ Nou, ook in het bedrijfsleven

liep ik als vrouw ‘1 op 100’. Als alle directeuren en

de Raad van Bestuur jaarlijks bijeenkwamen, was

ik steevast de enige vrouw. Of dat eenzaam was?

Nee, zo heb ik dat niet ervaren. Ik werd gewaar-

deerd om mijn werk en heb er vrienden voor het

leven gemaakt.’

Zonder het feminisme aan te hangen wil Marina

van Damme graag dat er meer gelijkwaardigheid

komt tussen mannen en vrouwen. Er is nog veel

werk aan de winkel. ‘Het calvinisme heeft vrouwen

lang van de arbeidsmarkt gehouden. In de jaren ’60

en ’70 was er een inhaalslag, maar ik heb het idee

dat we nu stilstaan, in ieder geval bij de technische

beroepen. Zéker als we naar het buitenland kijken,

waarop we nog ver achterlopen. Hoe dat komt

weet ik niet, wél dat er iets moet gebeuren. Er moet

meer en betere voorlichting komen om meisjes te

overtuigen van nut, belang en plezier van techni-

sche studies. Te veel ouders en decanen zeggen nu

nog; ‘meisje, da’s niks voor jou. Onzin! We hebben

verder meer rolmodellen nodig. Vrouwen die het

gemaakt hebben in de techniek. De drie technische

universiteiten moeten daarin beter gaan samenwer-

ken.

Het is écht nodig dat er iets extra’s voor vrouwen

wordt gedaan, maar te vaak wordt dat als positieve

discriminatie gezien. Dat vind ik heel erg jammer.

Er zitten veel te weinig vrouwen aan de top in het

bedrijfsleven. Terwijl het is aangetoond dat een

onderneming een ander soort bestuur vormt als er

meer vrouwen in zitten. Vrouwen reageren anders,

kiezen voor een andere aanpak en luisteren beter.

Ze luisteren vaak met een second ear en komen

daardoor tot andere conclusies.’

Ze heeft nog meer tips. Vrouwelijke hoogleraren

moeten hun bescheidenheid aan de kant zetten en

veel meer aan de weg timmeren. Vrouwen moeten

niet afwachten, maar zich áánmelden voor top-

functies. Benoemingscommissies moeten in balans

zijn; zowel vrouwen als mannen. En op scholen

voor voortgezet onderwijs moeten meiden extra

gestimuleerd worden voor gedurfde keuzes. Een

meidenkamp in Enschede is een goed voorbeeld

om hen warm te maken voor een technische studie,

maar gerichte voorlichting op 3 en 5 vwo voor meis-

jes is even belangrijk.

geluk onder de appelboom‘Ach, ik probeer vanuit mijn geïsoleerde positie in

m’n boerderij in Vorden af en toe nog wat zaken in

beweging te brengen. Dat zal ik ook blijven doen. Ik

kijk niet achterom. Ik had en heb een geweldig leven.

Ik ben een zondagskind. De Marina van Damme

beurs heb ik voor de komende vijf jaar gegarandeerd.

Als het aan mij ligt komen er nog heel veel beurs-

winnaars. De vrouwen vormen inmiddels een hecht

netwerk. Een keer per jaar komen ze bij me thuis.

Als het mooi weer is zitten we samen in de tuin,

onder de appelboom. Dat is geluk. Zolang ik leef blijf

ik me inzetten voor dit netwerk. Binnenkort gaat er

weer een nieuwsbrief op de post. Ik hoop heel erg

dat de vrouwen dit netwerk verder voortzetten, als ik

er over een aantal jaren niet meer ben.’ |

Naam: M.A. (Marina) van Damme-Van Weele

Leeftijd: 81

Geboren in: Rotterdam

Loopbaan:

• Begon in 1947 met een studie Chemische Technologie

in Delft.

• Studeerde in 1953 af.

• Werkte vijf jaar bij TNO in Delft.

• Stapte over naar Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie

(KNZ heet nu Akzo Nobel). Begon als researchmedewerker,

werd later hoofd van het laboratorium en vervolgens

adjunct-directeur van KNZ.

• Promoveerde als eerste (dus ook als eerste vrouw) aan de

Universiteit Twente in 1965.

• Werd in 1977 directeur Chemische Strategie van Akzo.

Nevenfuncties:

• Was actief in ondernemersorganisatie VNO.

• Was lid van commissies over technologiebeleid, in Brussel

en op het ministerie van Economische Zaken.

• Zat in de Raad van Toezicht van TNO en van ABN/AMRO.

• Was lid van de Wetenschappelijk Raad van

Het Regeringsbeleid.

Curriculum Vitae

UT NIEUWS 01|2011 13

Page 14: UT-Nieuws 3 november 2011

14 UT NIEUWS 01|2011

TEKST: SANDrA POOl | FOTO’S: PETEr TIMMErMAN >

Zijn liefde voor de kunst van het bouwen en

ontwerpen is ooit begonnen door de vader van zijn

eerste vriendinnetje, ergens eind jaren tachtig. ‘Hij

was architect en had prachtige platen aan de muur

hangen. Daar spraken we over en toen zijn mijn

ogen geopend.’

Timmerman heeft sindsdien vele beroemde gebou-

wen bekeken. ‘Het is ongelofelijk wat architecten

met ruimte kunnen doen’, omschrijft hij zijn lief-

hebberij. ‘Dat komt bij mij wel binnen en daar kan

ik dan behoorlijk van onder de indruk zijn.’

Op het UT-terrein verzorgt hij rondleidingen en

vertelt onderweg over de architectonische gebou-

wen. ‘Maar ik wilde meer. Iets unieks. Het vijftig-

jarige jubileum van de universiteit is een mooie

aanleiding om de architectuur op de campus eens

onder de loep te nemen.’

De zeven genoemde thema’s vormen de basis van

het boek. ‘Het is mijn eigen, particuliere visie. Ik

poog bouwwerken in een context te plaatsen door

er een vergelijkend, heel onverwachts plaatje naast

te zetten. Het doel is mensen te verleiden om

anders naar bouwkunst te kijken.’

Op de campus begint de architectuur in de jaren

zestig met het functionalisme. De Hogekamp is een

van de eerste gebouwen. Timmerman: ‘Zakelijk

en rationeel. Lange, strakke gangen. Een heldere

plattegrond.’ Als reactie daarop bouwden de

architecten Heijdenrijk en Mol in de jaren zeventig

Cubicus. ‘Een voorbeeld van labyrintische archi-

tectuur. Er is geen touw aan vast te knopen. Je ziet

kleine hoekjes met een trappenhuis en een keu-

kentje en daarvan worden er enkelen aan elkaar

gebreid. Bij gebouw Carré heb je geen idee wat

zich achter de gevel afspeelt. Het is eigenlijk een

steriel en kaal gebouw. Daar had de architect, wat

mij betreft, veel meer expressie in kunnen leggen.

De Hogekamp vind ik een stuk interessanter. Het

ketelhuis en de buizen die buitenom lopen. Dat

heeft iets. Het is heel prominent aanwezig en laat

zien wat er binnenin gebeurt. De techniek spat er

vanaf. Ik vind het een stoer gebouw. Cubicus, dat

in het water staat, spreekt me ook meer aan. Er

ontstaat een spel met zonlicht en water, waardoor

het grijze, saaie beton spannend wordt en tot leven

komt. Dat is heel slim gedaan.’

In zijn boek, dat deze maand bij Broekhuis-filia-

len in de regio verschijnt, behandelt Timmerman

de gebouwen bewust niet op een chronologische

manier. ‘Ik had behoefte aan een eigen visie. Het

is uiteindelijk een thematisch boek geworden en

dat heeft me veel vrijheid gegeven.’ |

Op donderdag 24 november en 1 december

vertelt Timmerman tijden Studium Generale

over zijn boek. Meer info: www.grotea.nl

Stoer, spannend en steriel

Bouwkunst op de campus

Peter Timmerman, hoofd Studium generale, is de maker van het nieuwe boek Architectuur

met een grote A. Op basis van zeven thema’s – situering, route, ruimte, plek, gezicht, detail

en licht – behandelt en beschrijft hij gebouwen op de campus. Deze thema’s zijn volgens hem

de hoofdingrediënten voor iedere goede architect. ‘Het is de beste manier om een gebouw te

benaderen.’ Als liefhebber en als kenner vertelt hij over vijftig jaar architectuur op de campus.

Architectuur in beeld

STOEr SPANNEND STErIEl

Page 15: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 15

Page 16: UT-Nieuws 3 november 2011

On Schlickgasse 3 in Vienna, Professor emerita Helga

Nowotny (73) has a small office that is the hub of all of

her activities. But as president of the European Research

Council (ERC) she also flies regularly to Brussels and other

metropolises for meetings and congresses. There is no

stopping her, it seems. ‘Knowledge is what inspires me.’

Read the full story on www.utnieuws.nl

‘Knowledge inspires me’

16 UT NIEUWS 01|2011

Page 17: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 17

TEKST: MAAIKE PlATVOET >

Une petite, zo werd ze ooit eens omschreven in

een interview. En klein is ze inderdaad, maar

achter haar frêle gestalte gaat een grande dame

schuil. In de eerste plaats vanwege de prestaties

op haar vakgebied STS: science and technology

studies. Haar oeuvre op dit interdisciplinaire

wetenschapsgebied is indrukwekkend. No-

wotny speelde een belangrijke rol in discussies

en vernieuwing in de kennissociologie. Maar

haar roem reikt verder. Onder haar voorzitter-

schap - en daarvoor als vice-voorzitter - groeide

de European Research Council (ERC) uit tot

een succesvolle en populaire organisatie onder

Europese wetenschappers. Het is nu de meest

belangrijke onderzoeksfinancier in Europa, de

reputatie van de ERC is enorm. Nowotny heeft

zich als president van de ERC twee grote doelen

gesteld, die ze voordat haar termijn in 2013

afloopt wil behalen: meer onafhankelijkheid van

de ERC ten opzichte van de bureaucratische

structuur en een forse toename - 200% - van het

budget, voor de periode van 2014 tot 2020. Dat

zou moeten betekenen dat de ERC vanaf 2014

3,4 miljard euro per jaar in kas te verdelen heeft

voor Europese wetenschappers. ‘Of deze cijfers

gehaald kunnen worden hangt af van de politieke

bereidheid om in de toekomst te investeren, in

het bijzonder in onderzoek en innovatie.’

‘Ik ben net terug van een persmeeting in Brus-

sel. Daar hebben we als ERC onze task forces

gepresenteerd voor de komende jaren: meer

onafhankelijkheid voor de ERC, uitgebreidere

en meer wetenschappelijke ondersteuning voor

de commissies van de ERC en een sterkere en

fulltime rol voor de ERC-president en de ERC-

directeur. We zitten al in de goede richting, maar

hebben ook nog een lange weg te gaan.’ Ook de

ambities om het budget omhoog te krijgen, liegen

er niet om. ‘Er ligt een voorstel voor 80 miljard

Aan de Schlickgasse 3 in Wenen, heeft emeritus-hoogleraar Helga Nowotny (73) een

klein kantoor, dat de thuisbasis vormt voor al haar werkzaamheden. Maar als president

van de European research Council (ErC) vliegt ze ook regelmatig naar Brussel en andere

wereldsteden voor meetings, congressen en vergaderingen. Onvermoeibaar, lijkt ze.

‘Knowledge is what inspires me.’

‘Kennis inspireert me’Helga Nowotny, president van de European research Council

Eredoctoraat 2 | Helga Nowotny

bij het Europees parlement. Noodzakelijk, omdat

we voor grote wetenschappelijke uitdagingen

staan, onder andere op het gebied van klimaat-

veranderingen en gezondheidszorg.’ Onlangs nog

beloofde Nowotny, als president van de ERC, to

make frontier research the dynamic element

in confronting the challenges ahead. Wat

bedoelde ze daar mee? ‘We moeten erkennen dat

er een groot gat zit tussen de beleidsdoelstel-

lingen van de overheid en fundamenteel weten-

schappelijk onderzoek. Hoe vertaal je dan jouw

onderzoek naar die doelstelling die de overheid

ook voor ogen heeft? Maar juist dat fundamen-

tele onderzoek legt de basis voor innovatie en

technologische vooruitgang in onze maatschap-

pij. Daarmee kunnen we de uitdagingen die voor

ons liggen aan. Het dynamische aspect zit in het

feit dat je niet kunt verwachten dat het funda-

mentele onderzoek morgen al met antwoorden

komt, het is een investering die op zijn minst tien

jaar kost. Frontier research is de meest dynami-

sche vorm van kennisproductie en duwt ons naar

onbekende terreinen.

Uitkomsten kunnen daarom nog niet voorspeld

worden, maar we zien wel de enorme potentie

van science and technology voor onze toekomst.’

Terug naar de werkkamer in Wenen, die zich

vlakbij de University of Vienna bevindt. Terwijl

haar personal assistent thee serveert, vertelt

Nowotny hoe vereerd ze zich voelt dat ze een

eredoctoraat van de Universiteit Twente ont-

vangt. ‘Toen ik het nieuws hoorde, was ik echt

geraakt. Ik heb eerder eredoctoraten ontvan-

gen, maar deze erkenning komt van mijn eigen

vakgebied science and technology studies en

voelt daardoor heel persoonlijk. STS is namelijk

een tamelijk klein veld, met niet veel onderzoeks-

groepen in Europa. Dat maakt dit eredoctoraat

extra speciaal.’

Ze is bekend met de UT. Emeritus hoogleraar

Arie Rip (van de vakgroep Science, Technology,

Policy Studies) leerde ze lange tijd terug al

kennen op conferenties. Ook met Rips opvolger

hoogleraar Stefan Kuhlmann, tevens haar erepro-

motor, heeft ze goed contact. >

Erepromotor Stefan KuhlmannHaar erepromotor aan de UT is Stefan Kuhlmann, hoogleraar

Foundations of Science, Technology and Society van de faculteit

Management & Bestuur. Hij heeft Nowotny meermalen

ontmoet en noemt haar werk ‘op een ideale manier gericht op

raakvlakken tussen harde en zachte wetenschap’. ‘Daarom past

haar eredoctoraat ook uitstekend bij het profiel ‘high tech,

human touch’ van onze universiteit.’ Kuhlmann noemt haar

een veelzijdig talent: ‘naast een excellent wetenschapper is

ze ook een goede manager en politiek ambitieus.’ ‘Hoewel ze

terecht trots is op haar functie als president bij de ERC, weet

ik dat ze zich bovenal ziet als wetenschapper en schrijver van

boeken.’ De boodschap die Nowotny haar gehele carrière laat

doorklinken, luidt volgens Kuhlmann dat we een steeds com-

plexere maatschappij ontwikkelen, met onder meer behoefte

aan nieuwe vorm van flexibel overheidsbeleid. ‘En dat levert

vaak spanning, omdat veel mensen dat moeilijk vinden.’ De

hoogleraar zegt dat zijn vakgroep STePS het van belang vond

om een vrouw voor te dragen voor een eredoctoraat, omdat

‘vrouwen een steeds belangrijkere rol spelen in de weten-

schap’. ‘Daarmee willen we ook een statement maken naar de

Nederlandse universiteiten, waar vrouwelijke hoogleraren nog

steeds in de minderheid zijn.’

Page 18: UT-Nieuws 3 november 2011

‘Hoewel ik niet close ben met zijn vakgroep, ken-

nen we elkaar allemaal in dit wereldje. Ik volg de

ontwikkelingen van collega’s, hun onderzoek en

ontwikkelingen. STS heeft het als klein onder-

zoeksgebied niet altijd gemakkelijk gehad, in geen

enkel land.’

KErNENErgIENowotny’s werk werd in Nederland al vrij vroeg

opgemerkt. Dat kwam omdat in 1983 een artikel

van haar over de casus kernenergie werd vertaald

in het Nederlands. In dit artikel schreef Nowotny

– toen nog hoofddocent aan de Universiteit van

Wenen – over de wetenschappelijke controverses

inzake kernenergie. In alle West-Europese landen

gaat het kernenergieconflict in de periode 1975-

1980 vaak gepaard met massademonstraties en

soms ook met veel geweld van actievoerders en

politie. Veel regeringen grijpen daardoor naar

een politieke bypass: een experimentele vorm

van besluitvorming. Zo wordt in Oostenrijk voor

een referendum over kernenergie gekozen, wat

onder meer een grootschalige informatiecampagne

en een serie debatten met experts inhoudt. Er

blijken echter onvoldoende experts te zijn die het

antinucleaire standpunt wetenschappelijk kunnen

en willen uitdragen. Dat maakt de casus kernener-

gie maatschappelijk, politiek en wetenschappelijk

cruciaal. Nowotny publiceert over de discussie

zelf, maar bovenal is ze geïnteresseerd in de rol

van kennis en wetenschap in het debat. Haar con-

clusie luidt dat de wetenschap inzake de kwestie

kernenergie niet in staat is om boven de partijen

uit de rol van conflictbeheerser te hanteren. No-

wotny: ‘Dertig jaar later zie je dat er eigenlijk nog

niets veranderd is. Want door de nucleaire ramp

in Fukushima is mijn publicatie van toen nu weer

actueel geworden. Dezelfde discussies en debatten

over kernenergie herhalen zich. ’

Ze glimlacht als ze hoort dat de vakgroep STePS

haar mede heeft voorgedragen, omdat de UT-colle-

ga’s het belangrijk vonden dat er ook een eredoc-

toraat naar een vrouwelijke wetenschapper gaat.

Slechts twee vrouwen kregen eerder van de UT

een eredoctoraat: de Amerikaanse wetenschapper

en STS-vakgenoot Sheila Jasanoff van de Harvard

University en Ora Kedem, een Israëlisch professor

in de membraantechnologie. Wat vindt de eredoc-

tor van het specifiek benoemen van een vrouw?

‘Voor mij is er geen verschil’, zegt ze resoluut. ‘Een

rolmodel is iets wat anderen in mij zien. Ik heb ook

nooit geprobeerd een rolmodel te zijn. Maar als an-

deren mij zo zien, dan heb ik daar geen problemen

mee.’ Slechts één keer in haar carrière ondervond

ze een barrière wegens het vrouw-zijn. ‘Dat was

toen ik solliciteerde als assistent professor bij het

Instituut voor Criminologie van de Vienna Uni-

18 UT NIEUWS 01|2011

Page 19: UT-Nieuws 3 november 2011

versity in Wenen. De ‘Herr Professor’ kende mijn

werk en was op de hoogte van mijn kwalificaties.

Hij zei letterlijk: ‘Ik zou je graag willen aannemen,

maar kan dat niet omdat je een vrouw bent.’ Daar

nam ik natuurlijk geen genoegen mee en zei: ‘als u

een betere kandidaat dan mij vindt, dan kunt u die

aannemen.’ Die vond de professor niet en ik werd

aangenomen. Dit was mijn eerste, maar ook enige

confrontatie die ik had omdat ik een vrouwelijke

wetenschapper ben.’

BAlANSHelga Nowotny werkt hard. Hoewel ze al 73 jaar

is, heeft ze de energie van iemand half zo oud. Hoe

doet ze dat? ‘I am a well organized person’, lacht

ze. ‘Maar ook probeer ik de balans in mijn leven te

houden. Het is belangrijk om regelmatig afstand

van het werk te nemen, door soms vrij te nemen

en andere dingen te doen. Er zijn meerdere dingen

belangrijk voor me. Niet alleen werk en carrière,

ik heb veel interesses.’ En ja, ze reist erg veel, en

daar is ze aan gewend. Minimaal twee keer per

maand naar Brussel. Toen ze nog vice-voorzitter

was kostte die job haar 50% van haar tijd, nu is dat

80%. ‘Ik vind het geen punt om hard te werken,

ook niet onder tijdsdruk. Voor mij geldt bovenal dat

ik het leuk moet vinden. Zo niet, dan stop ik direct.’

Terugkijkend op haar carrière, vindt ze dat er

verschillende belangrijke fases waren. Dat begon

eigenlijk al op haar achtste. Na de Tweede Wereld-

oorlog werd ze als achtjarig meisje naar het Westen

van Oostenrijk gestuurd, om daar - net als zoveel

andere Weense kinderen – aan te sterken op het

platteland. Daar kwam ze terecht in een gebied

waar ze het dialect niet kende, maar na een paar

dagen sprak ze het zelf vloeiend. ‘Een vreemde

maar wonderlijke ervaring voor een kind’. Als ze

op de lagere school het ‘hulpje’ van de leraar wordt

en bij elke les mag assisteren, besluit ze dat ze later

beslist niet datgeen wil worden wat veel meisjes

dan nog wel willen: huisvrouw. ‘Ik wilde leren,

kennis opdoen. Op die leeftijd werd de basis voor

mijn wetenschappelijke carrière al gelegd.’ Ook de

uitnodiging om Fellow te worden en aan het pres-

tigieuze Wissenschaftskolleg in Berlijn te doceren,

begin jaren tachtig, noemt ze een belangrijke fase.

‘Daar kreeg ik de tijd om aan mijn wetenschappe-

lijke ideeën te werken, waardoor mijn carrière in

een stroomversnelling kwam.’

AMErIKAANS MODElHoewel ze als emeritus-hoogleraar al enige tijd

geen studenten meer begeleidt, is ze begaan met

het universitaire onderwijs. Ze betreurt het dat

er ondanks de afspraken van Europese univer-

siteiten in de Bologna-verklaring (juni 1999) er

weinig oog is voor de inhoud en de ontwikkeling

van het curriculum. ‘Welke kennis willen we onze

bachelors bijbrengen? Hoe bereiden we ze voor

op deze 21e eeuw met al haar onzekerheden?

Wat willen we doceren, en hoe doen we dat op

masterniveau?’ Ook is Nowotny kritisch op de be-

geleiding van PhD-studenten, dat de organisatie-

structuur kenmerkt van veel Europese universi-

teiten. ‘Europese universiteiten zouden naar mijn

idee naar een Amerikaans model toe moeten,

waarin de undergraduate eerst in brede basis

wordt opgeleid. Daarom juich ik het invoeren van

de brede bachelor toe. Het moet dan wel een goe-

de mix zijn van humanities and science. Voor een

18-jarige is alleen het volgen van STS-onderwijs

te abstract, maar als onderdeel van onderwijs in

een brede bachelor is het zeer geschikt.’

De meeste bekendheid verwierf de Oostenrijkse

met haar boek The New Production of Know-

legde uit 1994, dat ze onder andere met de Britse

wetenschappers en beleidsanalist Michael Gib-

bons schreef. Het is de bekendste publicatie van

Nowotny geworden door het aansprekende, maar

niet onomstreden onderscheid dat ze maakt in dit

boek tussen twee types wetenschapsproductie:

Mode 1 (de klassieke kennisproductie) en Mode 2

(de hedendaagse kennisproductie). ‘Het was een

essay dat we schreven, geen historisch commen-

taar. Sommige boeken worden eenvoudiger geac-

cepteerd en verdwijnen snel uit de belangstelling

omdat er weer andere publicaties zijn. Het Mode

2-boek kreeg hoe dan ook veel aandacht omdat de

timing en het onderwerp juist was. Zo werkt dat

dus ook in de wetenschap’, klinkt het nuchter.

De eredoctor vindt het jammer dat door haar

functie als president van de ERC ze niet meer

aan het schrijven van boeken toekomt. Als vice-

president slaagde ze er nog in om haar meest

recente boek Naked Genes, reinventing the

human in the molecular age af te ronden.

Ideeën voor nieuwe boeken heeft ze volop, maar

voorlopig ontbreekt de tijd. ‘Ik hoop nog wel dat

er nieuwe publicaties komen. De behoefte om

te schrijven heb ik namelijk altijd gehad. Als ik

schrijf is het fascinerend te zien hoe ideeën zich

dan verder ontwikkelen. En hoewel ik mij binnen

de ERC tussen veel politici en beleidsmakers

begeef, ben ik dat zelf niet. Ik ben een STS-

wetenschapper, die observeert en analyseert,

en nu ook in een positie verkeert waarin ik mijn

verworven kennis direct en indirect kan inzetten

om de financiering en de werkomstandigheden

van wetenschappers te verbeteren. De politieke

wereld is interessant, maar mijn hart ligt bij de

wetenschap.’ |

Nadat Helga Nowotny in 1959 aan de Universiteit van

Wenen doctor in de rechter was geworden, ging ze in die

stad aan de slag als assistent bij het Instituut voor Crimi-

nologie. Daar raakte ze geïntrigeerd door de wijze waarop

experts in juridische procedures autoriteit verwerven en

daarmee de procedures ingrijpend beïnvloeden. De figuur

van ‘de expert’ op de grens tussen wetenschap, samenle-

ving en politiek laat haar daarna niet meer los. Van het

vakgebied wetenschapssociologie heeft ze dan echter nog

geen weet. Dat verandert als ze met haar echtgenoot naar

Amerika verhuist, en aan de Columbia University sociolo-

gie gaat studeren en later promoveren. Op de Columbia

University ontmoet ze twee grootheden van dat moment:

Robert K. Merton, die haar inleidt in de algemene socio-

logie en de kennissociologie, en Paul F. Lazersfeld, haar

methodologische leermeester. Haar doctoraat in 1969

is dan ook vooral theoretisch-methodologisch. Het werk

van Nowotny in de jaren ’70 en ’80 bevat onderwerpen

zoals wetenschappelijke controverses en technologische

risico’s, omgaan met onzekerheid, zelforganisatie in de

wetenschap, genderverhoudingen, wat resulteert in grote

monografieën, co-bewerkte boeken en talloze artikelen.

In 1987 wordt ze professor of Social Studies of Science, aan

de University of Vienna, later is ze dat ook aan het Swiss

Federal Institute of Technology in Zürich.

Vanaf de jaren ’90 richt ze haar onderzoek op nieuwe

onderwerpen in sociale studies van wetenschap en tech-

nologie, en heeft daarbij verschillende posities aan het

Institute of Advanced Study in Wenen, het King’s College

in Cambridge, de Universiteit van Bielefeld, het Wissen-

schaftszentrum Berlin en de Ecole des Hautes Etudes en

Sciences in Parijs. Naast haar onderwijs- en onderzoeksac-

tiviteiten, heeft Nowotny zich ook altijd bezig gehouden

met onderzoeksbeleid. Van 1985 tot 1992 was zij voorzit-

ter van het comité voor de Sociale Wetenschappen van de

European Science Foundation. Ook is ze voorzitter en lid

van wetenschappelijke adviesraden van tal van onder-

zoeksinstellingen in Europa. Van 2001 tot begin 2006 was

zij voorzitter van de European Research Advisory Board van

de Europese Commissie, daarna wordt ze vice-voorzitter

van de ERC en in maart 2010 ERC-president.

Wie is Helga Nowotny?

UT NIEUWS 01|2011 19

Page 20: UT-Nieuws 3 november 2011

20 UT NIEUWS 01|2011

TEKST: EgBErT VAN HATTEM | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >

De veelbesproken slogan high tech, human touch

stond in het najaar van 2008 ineens zwart op wit.

De interne discussie begon volgens CvB-voorzitter

Anne Flierman al eind 2007. Het profileringsrap-

port van Hubert Coonen en Dave Blank en het

brandingonderzoek van Newcom vormden aanzet

tot bezinning. Dat de UT zich buiten de regio maar

matig bleek te profileren, vormde volgens Flierman

de doorslag de nieuwe slogan door te zetten. Met

een stuurgroep communicatie, onder zijn leiding,

en met de huisstijl-ontwerpers van Boer & Croon

viel de keuze uiteindelijk op: high tech, human

touch.

Het alternatief, technology for life, viel af. Flier-

man: ‘De interpretatie die wij eraan konden geven

was te eng. High tech, human touch paste wel

duidelijk bij de signatuur en de geschiedenis van

de UT.’

De nieuwe slogan heeft volgens de bestuurders

vooral buiten de regio meer impact dan z’n ver-

trouwde voorganger: de ondernemende universi-

teit. Binnen de regio wil de UT in doen en laten als

zodanig herkenbaar blijven. Ook blijft de onder-

nemende universiteit onder het briefpapier staan.

Flierman: ‘We voeren high tech, human touch ook

internationaal, met de ondernemende universiteit

deden we dat niet. Zonder dicht bij huis veel in te

leveren winnen we elders des te meer, door iets

anders van de UT scherp neer te zetten.’

De profilering is, volgens Flierman in politiek Den

Haag reeds goed gevallen en andere universiteiten

kijken met een nieuwe blik naar de UT. Zo bestaat

vanuit Groningen veel interesse voor extra samen-

werking. Verder vindt Flierman het ‘grappig’ dat de

TU Eindhoven in recente plannen extra aandacht

inruimt voor sociale wetenschappen als onderdeel

van de opleidingen.

‘Onze goede deelname in recente NanoNext pro-

gramma’s zie ik ook als een succes. Het gaat ons

om nanotechnologie in relatie tot medische toepas-

singen, tot voeding en tot materialen voor nieuwe

energievormen. Verder komen UT-wetenschappers

zelf met plannen, zoals de samenwerking tussen

de professoren Pieter Hartel (Informatica) en Ma-

rianne Junger (Maatschappelijke Veiligheid) over

cybercrime.’

OnderwijsIn het onderwijs wil Flierman onder meer voor

bachelors tijdblokken inruimen om vanuit verschil-

lende disciplines één maatschappelijk thema in

samenhang te bestuderen. Een idee dat goed past

bij de brede bachelor plannen, waaraan EWI-de-

caan Ton Mouthaan werkt. ‘De slogan speelt daarin

zeker een rol. We zoeken een nieuwe balans tussen

gedegen vakkennis, maatschappelijke rekenschap

en andere eisen vanuit de maatschappij waaraan

de moderne ingenieur moet voldoen.’

Sommige invullingen ziet Mouthaan concreet voor

zich. Zo kunnen studenten in de afstudeerfase

naast technische verdieping werken aan vraagstuk-

ken rondom succesvolle innovatie en ethiek. Ook

onderwijs over helder en eenvoudig rapporteren

en communiceren, krijgt handen en voeten. Een

UT-student moet aan een vwo-leerling kunnen

uitleggen wat hij doet, vindt Mouthaan.

‘Dat gaat vast lukken. Moeilijker is het om de

filosofische tak van human touch tot z’n recht te

laten komen. Daar hebben we de vingers nog niet

helemaal achter. De modellen van de fysica en die

van de gedragswetenschappen staan nog wezens-

vreemd tegenover elkaar. Eigenlijk wel raar.’

BeïnvloedenPeter-Paul Verbeek, hoogleraar Filosofie van Mens

en Techniek, vindt dat de HTHT-slogan beter recht

doet aan de academische kant van de UT. ‘Het on-

dernemende vond ik te beperkt.’ Hij wil graag dat

studenten inzien dat hun vakgebied een geschie-

denis heeft, ofwel in relatie met de maatschappij

is ontstaan. Als vakexpert kan de afgestudeerde

later, met een gezond kritische houding, die ont-

wikkeling vervolgen.

Verbeek: ‘Industrieel ontwerpen is meer dan een

technische vaardigheid met een ergonomisch of

psychosociaal sausje. Ingenieurs beïnvloeden met

‘High tech, human touch’. Ineens was de slogan geboren. In de conceptnota van route

14 dook hij voor het eerst op. Het moet de UT een herkenbaar gezicht geven. We vroegen

meerdere mensen om een reactie.

Aan de slag met sloganAchtergrond | High tech, human touch

hun producten de maatschappij. Zoals Senseo

apparaten de manier van koffiedrinken hebben

veranderd, zullen nieuwe telecare technieken

bijdragen aan minder hospitalisatie en meer zelf-

redzaamheid van patiënten, maar evengoed aan

medicalisering van de thuissituatie. Een ingenieur

kan daar van meet af aan maar beter goed mee om-

gaan. Ik wil werken aan concrete ontwerpactivitei-

ten voor studenten waarin zij zich bewust worden

van mens-product relaties.’

Maakbare mensHeleen Miedema, opleidingsdirecteur Technische

Geneeskunde, werkt aan een nieuw bachelorpro-

gramma voor Biomedische Technologie waarin de

‘ingenieursbenadering’ direct zichtbaar is. ‘Ik ken

trouwens geen opleiding of vakgroep op de UT

waarin men als absolute nerd te werk gaat en in

afscherming van de maatschappij publiceert voor

slechts een handjevol experts.’

Volgens haar doen wetenschappers veel voordeel

ermee hun onderzoeksactiveiten te ontlenen aan

de maatschappij en zo, met toepassingsgerichte

antwoorden, wat terug te geven. In het nieuwe

bachelorprogramma komt een eerstejaars kwartiel

rondom het thema: de regeneratieve (maakbare)

mens.

Miedema: ‘Multidisciplinaire onderwerpen komen

in samenhang aan de orde. Om lichamelijke dis-

functies te herstellen gaat het over botvorming,

biodegradeerbare dragermaterialen, afstotingsver-

schijnselen, chemische processen, maar ook over

stijfheid van gebruikte materialen, slijtvastheid van

cellen enzovoorts. De student krijgt meteen inzicht

in de relevantie van diverse vakgebieden.’

Zorgscenario’s Erwin Hans (zorglogistiek) benadrukt dat high

tech en succesvol toepassingsgericht onderzoek

elkaar niet hoeven bijten. ‘Met geavanceerde

simulatiemodellen en het doorrekenen en naspelen

van denkbare scenario’s, kunnen we wachttijden in

de zorg aantoonbaar terugdringen, op een veilige

manier. Met visualisering van nieuwe concepten en

eindresultaten weten we artsen te overtuigen.’

Naast de productiviteit willen we de kwaliteit

van zorg én de kwaliteit van arbeid verbeteren,

zegt Hans. ‘Dat zijn echte human touch elemen-

ten. High tech betreft de geavanceerde modellen

waarmee we in kritische zorgprocessen tot aan-

Page 21: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 21

bevelingen komen. De nachtelijke teambezetting

van spoed-OK’s efficiënter organiseren, geldt als

voorbeeld. In nieuwe tijdschriften krijgen weten-

schappers kansen tot hooggewaardeerde publica-

ties te komen.’

Eén-op-éénVerschillende rapporten, zoals van de Advies-

raad voor Wetenschap & Techniek, benadrukken

volgens GW-decaan Erwin Seydel, dat techniek

alleen succesvol is in samenhang met zijn sociale

context. ‘De UT neemt een unieke positie in. Dat

technoloog en sociaal wetenschapper één-op-één

moeten optrekken is trouwens onjuist. Ze staan

niet samen in het lab maar werken wel samen in

de keten van productontwerp tot implementatie.’

Samenwerking met de industrie is volgens Seydel

nodig voor technische en sociale onderzoeksdo-

meinen van nanotechnologie tot robotica, ICT

en educatie. ‘Met inzet van ICT-hulpmiddelen

kan men de kwaliteit van leven verbeteren voor

bepaalde groepen dementiepatiënten, door ver-

trouwde beelden uit het verleden op te roepen.

Nieuwe generaties in robotica en leugendetectie

zijn ook kansrijk. Daarin werken stem, gevoels-

uitingen, fysiologie en andere inputvariabelen

effectiever samen.’ |

Page 22: UT-Nieuws 3 november 2011

TEKST: MAAIKE PlATVOET | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >

Hoe gaat het met u?

‘Heel goed. Samen met mijn vrouw doe ik nog

regelmatig leuke uitstapjes. Het contact met de UT

is er ook nog steeds, maar vooral met de afdelingen

sport en cultuur. Zo reik ik jaarlijks de door mij

ingestelde Cultuurprijs en de Stheemanbokaal uit.

Dankzij Gewis, de afdeling voor gepensioneerden

van de UT-Kring, zijn mijn vrouw en ik ook nog

betrokken bij de UT. Zo was er laatst een door deze

vereniging georganiseerde lezing over de Zuidpool.

En de leden van Gewis gaan jaarlijks op excursie,

als het kan gaan mijn vrouw en ik mee.’

Door alle nieuwbouw ziet de campus er nu

heel anders uit dan in uw tijd, de jaren zestig,

zeventig en tachtig. Wat vindt u bijvoorbeeld

van het O&O-plein?

‘Mooi kan ik het niet vinden. Bij Carré ben ik nog

niet binnen geweest. Ik weet dat daar aan na-

notechnologie gewerkt wordt, een fantastische

ontwikkeling. Mooi ook om te zien hoe Dave Blank,

toen met een HTS-achtergrond, nu zo’n groot we-

tenschapper is geworden op dit terrein.’

Wat vindt u mooi aan de campus?

‘De indeling, de beplanting en de bebouwing maken

de campus samen tot een uniek fraai geheel. Het

Torentje van Drienerlo vind ik ook erg mooi. Mis-

schien komt het omdat ik een hele tijd mijn werk-

plek had op de begane grond van de Vrijhof en toen

uitkeek op dat torentje. Aan mijn tijd daar bewaar ik

fijne herinneringen. Een andere favoriete plek was

het toenmalige campusbureau, gehuisvest achter de

sportvelden. Het campusbureau werd gebouwd in

een tijd dat alles mogelijk was. Alle ontwikkelingen

op de TH gingen toen in een hoog tempo.’

En waar zorgde u voor?

‘Voor van alles. U moet zich voorstellen dat de cam-

pus nog helemaal moest worden opgebouwd. Er was

niets. Ik heb ervoor gezorgd dat culturele activiteiten

professionele begeleiding kregen door de aanstelling

van een daarvoor geschikte cultureel medewerker.

Studium Generale kon ik een aanzet geven door

Op zondagavond 20 oktober 1963 krijgt de 42-jarige Jan Schuijer, chemieonderzoeker bij

de Nederlandse Staatsmijnen, een telefoontje van de heer Berkhoff. Deze beoogd rector

magnificus van de derde TH in Nederland doet Schuijer het aanbod om een ‘directeursfunctie’

uit te oefenen, namelijk die van campusdecaan. Wat volgt is een loopbaan aan de UT

in opbouw, tot aan zijn pensioen in 1986. Nu is professor Schuijer 90 jaar en volgt de

ontwikkelingen op de universiteit nog steeds nauwlettend, maar op gepaste afstand.

De herinneringen van campusdecaan Jan Schuijer

Interview | Jan Schuijer

dit bij de secretaris aan te kaarten en met diens

instemming een ton op de begroting van de campus

op te nemen. Later, toen ik decaan van Chemische

Technologie was, heb ik een vrije studierichting CT

ingevoerd voor studenten met belangstelling voor de

milieu-effecten van de chemische industrie.’

De professor Schuijer van toen stond – zo

heb ik horen zeggen – ook te boek als ‘streng’.

Herkent u zichzelf daarin?

‘Als onderzoeker of als campusdecaan? Streng was

ik volgens mij niet echt. Maar de campus was iets

nieuws, dat lokte ook diefstal en vernielingen uit.

Daarom heb ik weleens studenten in een studen-

tenhuis aangesproken omdat ze onderdak verleen-

den aan ‘gespuis’. Dat kon natuurlijk niet.’

En u sloot de campus ’s avonds toch ook

af met een ketting, zodat niemand er in-

of uit kon?

‘Dat is echt onzin. De campus was vrij om in en uit

te gaan. Maar die kettingen waren er zodat geen

vreemde auto’s ’s avonds het terrein op konden, ter

voorkoming van diefstal en dergelijke. Iedereen kon

zo over die kettingen heen stappen, hoor.’

Maar er was toch ook sprake van een

woonplicht op de campus?

‘Die bestond inderdaad voor de eerste twee stu-

diejaren, om te voorkomen dat Twentse studenten

thuis zouden blijven wonen en zo niet deelnamen

aan het studentenleven waar een vormende werking

van werd verwacht. De ouders die binnen een straal

van 25 kilometer om de campus woonden kregen

daarom een reductie op het campusgeld. Die woon-

plicht is achteraf bezien te lang gehandhaafd.’

Wat ziet u nog terug van de campusgedach-

te, waarbij studentenleven, studie, sport en

cultuur geïntegreerd met elkaar behoorde

te zijn?

‘Daar zie ik nog wel wat van terug door de activitei-

ten van veel verenigingen en de sport- en cultuur-

voorzieningen. De campus nodigt studenten uit tot

deelname aan activiteiten en het verenigingsleven,

en dat bevordert de onderlinge contacten en daar-

mee hun persoonlijke ontwikkeling.’ |

Wie is Jan Schuijer?Jan Schuijer (1921) studeerde vanaf 1939 scheikunde in

Leiden. Zijn studie liep vertraging op door de Tweede

Wereldoorlog. Het was soms maar afwachten wanneer

een tentamen gemaakt kon worden, vaak gebeurde dat

gewoon bij een docent thuis. In 1945 wordt de jonge

Schuijer praeses van het Chemische Dispuut in Leiden,

waar hij ook zijn echtgenote – eveneens een studente

scheikunde – ontmoet. Na zijn studie, promoveert Schuijer

in 1952, eveneens in Leiden. Daarna vertrekt hij met

vrouw naar Limburg om als chemisch onderzoeker te

werken bij de Nederlandse Staatsmijnen. In 1963 verhuist

hij naar Twente, na het telefoontje van rector Berkhoff.

Schuijer wordt in 1972 decaan van de faculteit Chemische

Technologie en blijft dat tot aan zijn pensioen in 1986.

Tegenwoordig woont de professor samen met zijn vrouw in

een appartement in hartje Enschede.

22 UT NIEUWS 01|2011

Page 23: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 23

Page 24: UT-Nieuws 3 november 2011

24 UT NIEUWS 01|2011

Page 25: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 25

Geschiedenis

TEKST: PAUl DE KUyPEr | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >

‘Iemand van toen nog het Hogeschoolfonds heeft

ooit gezegd: “Als de THT er niet was geweest,

waren Hengelo en Enschede vergelijkbaar met

plaatsen als Meppel en Hoogeveen”. Kleine

provinciestadjes. Ik denk dat hij gelijk had. Nu

hebben ze behoorlijk meer allure. Wat niet wil

zeggen dat Enschede de uitstraling heeft van een

traditionele universiteitsstad, zoals Leiden. Door

de campus zullen we die ook nooit krijgen.’

Was getekend, Jorrit de Boer (27). ‘In mijn

proefschrift ben ik voorzichtiger’, glimlacht hij.

‘Dan kan ik langer nadenken voor ik iets stel.’ Zijn

dissertatie kun je beschouwen als de biografie

van de UT, met naar eigen zeggen ‘veel voetnoten

en weinig plaatjes’. De historicus promoveert 24

november, een dag voor de dies, op de geschiede-

nis van de vijftigjarige universiteit.

‘De UT is na vijftig jaar niet meer weg te denken

uit Twente. We spelen een belangrijke maatschap-

pelijke rol’, begint De Boer zijn verhaal. ‘In de be-

ginjaren was dat wel anders. Er gold een strikte

grens tussen de campus en de rest van de wereld.

In de jaren vijftig probeerde een club Twentse

industriëlen een technische hogeschool op te

richten, onder meer als antwoord op het ver-

lies aan werkgelegenheid in de textielindustrie,

hoewel die industrie zelf de TH voornamelijk als

bedreiging zag. Het moest de regio een sterkere,

meer gevarieerde basis geven. Op het moment dat

het lukte die TH naar Twente te halen, sloeg de

relatie met de buitenwereld helemaal om. De ho-

geschool begaf zich in een soort isolement. Je kon

de campus af, maar noodzakelijk was het niet.’

‘De campus was een experiment. Studenten

moesten zo spoedig mogelijk een academische

opleiding voltooien. Je woonde verplicht op

de campus, had dus geen reistijd en door de

mensa hoefde je niet zelf te koken. De tijd die

je overhield, kon je in je studie steken. Boven-

dien woonden ook veel stafleden op de campus.

Al wandelend konden studenten en docenten

een goed gesprek voeren. De THT maakte je

tot ingenieur, de campus tot mens, zo luidde de

gedachte.’

‘De eerste lichtingen ging het goed met die ge-

sloten gemeenschap. Door invloeden van buiten

en de Parijse studentenopstanden ontdekte men

later dat het een achterhaald concept was. Het

campusexperiment werd begin jaren zeventig

mislukt verklaard en de campus moest ‘vermaat-

schappelijkt’ worden. De THT bleef echter nog

een tijdje een in zichzelf gekeerd instituut.’

‘Pas begin jaren tachtig gingen we echt de boer

op. Het idee ontstond dat we geld konden verdie-

nen met ons onderzoek. Eigenlijk mocht dat niet

gezegd worden. Het idee dat een universiteit geld

verdient, was een gotspe. Er ontstonden kleine

initiatieven om resultaten van onderzoek te gelde

te maken. Dat werd opgepikt door rector Harry

van den Kroonenberg. Plots stonden we bekend

als een ondernemende universiteit. Dat paste

perfect in dat tijdperk. De overheid bezuinigde

fors en wilde steeds meer controle. Door naar het

bedrijfsleven te stappen, kreeg je toch geld om

nog eigen onderzoek te doen.’

‘Toen pas loste de THT de belofte aan de regio

in. Spin-offs zorgden voor werkgelegenheid in

de buurt. Vanaf halverwege de jaren tachtig tot

recent zijn we de ondernemende universiteit

geweest. Dat was het meest succesvolle epithe-

ton dat een Nederlandse universiteit ooit heeft

gehad. Nu is het niet onderscheidend meer, want

iedereen moet ondernemend zijn om te kunnen

overleven. Maar van mij hadden ze die slogan

onder het logo mogen handhaven.’

‘Ons profiel is vijftig jaar lang een van de pran-

gende vraagstukken van de UT geweest. In het

begin was het helder. We zijn een technische

hogeschool, ons doel is het opleiden van goede

ingenieurs. Er bestond echter ook een afdeling

algemene wetenschappen. In de jaren zeventig

kwamen daaruit initiatieven om maatschappelijke

opleidingen op te richten: bestuurskunde en

bedrijfskunde. Van een technische hogeschool

werden we een hogeschool voor technische en

maatschappelijke wetenschappen.’

‘In de jaren tachtig sloeg de profilering om rich-

ting de ondernemende universiteit. Het idee van

die twee kernen was minder prominent aanwezig.

Vervolgens kwamen er nieuwe opleidingen als

communicatiewetenschap en psychologie. Vol-

gens mij een vlucht naar voren om meer studen-

ten binnen te halen. De vraag of die opleidingen

een plek moesten hebben bij een universiteit die

zich omschreef als technisch, daar heeft men niet

bij stilgestaan.’

‘Eens in de zoveel tijd stellen we ons de vraag:

wat voor universiteit zijn we eigenlijk? Een tech-

nische? Een brede smalle universiteit? Of een

smalle brede? High tech human touch is voorlo-

pig een antwoord op die vraag. Of het een goed

antwoord is, dat kun je later pas beoordelen. Na

verloop van tijd zal dezelfde vraag weer opbor-

relen. Ik kan me voorstellen dat als bepaalde

opleidingen die buiten het ‘high tech human

touch-spectrum’ vallen, het goed doen, het

profiel weer wordt bijgesteld. Of dat er nieuwe

studies worden opgericht die niet in het profiel

passen. Dat is niet erg, maar als ze succesvol

worden, moet je je profiel bijstellen. Of dat over

vijf, tien of twintig jaar zal zijn, weet ik niet. Maar

die vraag komt weer, dat is zeker.’ >

50 jaar worstelenmet het profielHistoricus Jorrit de Boer verdedigt de dag voor de dies zijn proefschrift over de vijftigjarige

UT-geschiedenis, op de dag zelf presenteert hij een feestelijk fotoboek. In vier jaar tijd heeft

hij de universiteit door en door leren kennen. Volgens hem kroop de UT pas in de jaren tachtig

echt uit haar schulp met de succesvolle ondertitel ‘de ondernemende universiteit’. ‘Ons profiel is

vijftig jaar lang een van de prangende vraagstukken geweest, en dat zal niet veranderen. ’

Page 26: UT-Nieuws 3 november 2011

Tijdens zijn promotieonderzoek stuitte

Jorrit de Boer op talrijke historische

anekdotes. Drie van zijn favorieten:

Het BastillereglementDiefstal en vernielingen waren begin jaren ze-

ventig een groot probleem op de campus, vooral

in de Bastille. Verdacht werden de eerstejaars en

de langharigen van kunstacademie AKI. De reeks

vernielingen en diefstallen maakte het noodzake-

lijk een reglement van orde voor de Bastille in te

stellen. Op 2 maart 1972 trad dit nieuwe Bastil-

lereglement in werking. Daarin stond dat een

Bastille-commissaris bij overtredingen boetes

kon uitschrijven van vijf tot honderd gulden.

De vraag was echter wat het reglement waard

was. Daarvoor werd mr. P.J. Jebbink, als jurist

verbonden aan de TH en de voormalig voorzit-

ter van het scheidsgerecht, ingeschakeld. Hij

deed ongeveer alles wat het Bastillereglement

verbood ‘om zekerheid te verkrijgen ten aanzien

van de inningsmogelijkheid van eventuele boe-

tes’. ‘Zo zou hij onder meer een speelautomaat

hebben misbruikt en zijn hond hebben meegeno-

men naar de Mensa.’ Toen Jebbink conform het

Bastillereglement werd beboet, vocht hij deze

boete aan bij het kantongerecht. De kantonrech-

ter in Enschede veroordeelde hem tot een boete

van 25 gulden. Nieuws in en om de THT stelde

echter dat Jebbink de wandaden nooit heeft

begaan. Hij wilde slechts een proefproces om

de deugdelijkheid van het Bastillereglement te

testen. En met succes: het reglement had stand-

gehouden. Maar die boete van 25 gulden moest

hij wel voldoen.

Opheffing van de THTNa zestien jaar was het wel genoeg geweest voor

de THT volgens Klaas Beuker, Tweede Kamerlid

namens de katholieke RKPN. Aan staatssecretaris

Ger Klein van Onderwijs vroeg hij begin 1977 om

opheffing van de THT. ‘Ik hoor van alle kanten dat

de Technische Hogeschool Twente op politieke

gronden en op verkeerde prognoses is opgericht,

dat er economisch helemaal geen noodzaak voor

zou zijn geweest en dat alleen de biomedische

techniek als studierichting in trek is. Ik heb bo-

vendien gehoord dat deze hogeschool kampt met

een schreeuwend tekort aan studenten, dat hele

afdelingen leegstaan en dat de campus […] voor

het grootste gedeelte ook leegstaat. Is dit juist?’

Volgens Beuker konden hoogleraren eenvoudig

naar Delft, Eindhoven en Maastricht afvloeien

en konden de 2000-3000 studenten door andere

hogescholen worden opgevangen. ‘Als het waar is

dat deze hogeschool daar geheel overbodig staat

en alleen op de begroting staat om een bedrag van

zo’n 100 miljoen euro te verbruiken, dan vind ik

dat de bewindslieden zo flink moeten zijn om te

zeggen dat zij deze hogeschool sluiten.’

De staatssecretaris was het niet met Beuker eens.

Klein vond het voorstel een ‘iets te hevige ingreep’.

Wel vond hij de leegstand op de THT verontrus-

tend en stelde hij dat nieuwe activiteiten moes-

ten worden ontwikkeld. Hij startte daarvoor een

verkenningscommissie.

Turbo HarryVanaf halverwege de jaren tachtig staat de UT

bekend als ‘de ondernemende universiteit’. Die

ondernemendheid kon ook doorslaan, zoals bij

hoogleraar bedrijfskunde Harry Janssen, ook wel

bekend als Turbo Harry. Hij dankte die bijnaam

aan zijn flamboyante en energieke optreden

bij de door hem bezette commissariaten en

adviseurschappen in het bedrijfsleven. Naast

hoogleraar was Janssen onder andere president-

commissaris bij Management Share. Zijn positie

bij dat bedrijf stond eind 1992 echter onder druk

en om deze te versterken, deelde hij tijdens een

college 1100 aandelen Management Share uit aan

zijn studenten. Enige voorwaarde die hij daaraan

verbond, was dat zij op de aandeelhoudersver-

gadering zouden komen. Turbo Harry noemde

dat ‘participerend bedrijfskundig onderzoek’. ‘In

mijn colleges maak ik regelmatig gebruik van een

rollenspel. Nu wordt het nog wat echter via een

participerend onderzoek’, aldus de hoogleraar.

Management Share voorzag echter ongeregeld-

heden bij de aandeelhoudersvergadering en was

woedend over deze actie van Janssen. Het kwam

hem op een storm van kritiek te staan, ook in de

landelijke pers. Het college van bestuur van de

UT kon het optreden van Turbo Harry evenmin

waarderen, maar deed het slechts af als een

‘theoretical joke’. |

Anekdotes

26 UT NIEUWS 01|2011 De Bastille in 1975.

De Bastille in 1969.

Geschiedenis

Page 27: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 27

TEKST: PAUl DE KUyPEr | SANDrA POOl >

Baccalaureaat en doctoraalHet onderwijs aan de Technische Hogeschool

Twente kende vanaf de start in 1964 een baccalau-

reaat programma van drieënhalf jaar. Alle studen-

ten waren verplicht het baccalaureaatsexamen

af te leggen. Daarna konden ze beginnen aan het

tweejarige doctoraalprogramma met de ingenieurs-

titel als kroon op het werk.

De gedachte achter het Twentse baccalaureaat was

dat er in zowel het bedrijfsleven als in de non-

profitsector vele ingenieursfuncties waren ‘waar-

voor niet meer dan een fundamenteel technisch

wetenschappelijk opleiding nodig is en de eis van

de dieper gaande theoretische en technische vor-

ming van de ingenieur niet door de behoefte van de

praktijk worden gesteld’.

Een afgeronde baccalaureaat studie moet vol-

doende zijn. Het gros van de studenten zette de

studie echter voort om ook het doctoraalexamen af

te leggen. De gedachte, dat voor vele ingenieurs-

functies een baccalaureaatdiploma zou volstaan,

bleek dus onjuist, net zoals tegenwoordig vrijwel

geen student de arbeidsmarkt opstapt met enkel

een bachelor op zak. In 1979 besloot men daarom

te stoppen met het experiment.

Algemene propedeuse Aan de THT werd voor de eerste drie op te starten

studierichtingen - werktuigbouwkunde, elek-

trotechniek en chemische technologie - één en

hetzelfde studieprogramma ingevoerd met één

propedeutisch examen. De student kon daardoor

een meer gefundeerde studiekeuze maken en de

zogeheten algemene propedeuse was tevens een

eerste selectiemiddel voor het meten van de (on)

geschiktheid voor de studie, wat moest leiden tot

een beter studierendement.

Het gezamenlijke eerste jaar lag vanaf het begin

onder vuur. Men wilde meer inhoud. Het onderwijs

verschilde bovendien niet veel met dat van Delft en

Eindhoven. De studieresultaten en de instroom van

eerstejaars werden evenmin significant beter. Het

ministerie wilde daarnaast een verkorting van de

studieduur. Het lag voor de hand om het algemene

karakter te vervangen door echte werktuigbouw-

kunde, elektrotechniek en chemische technologie.

In 1975 stierf het Twentse onderwijsexperiment

een zachte dood.

Major-minorMet de invoering van een major-minorsysteem

wilde rector Frans van Vugt twintig jaar later, eind

jaren negentig, een nieuwe impuls geven aan de

verbreding van studenten. Met deze onderwijsvorm

– je kiest een bijvak in een heel andere richting dan

je hoofdvak – had hij net als bij het baccalaureaat

de opleiding van ‘arbeidsmarktgerichte academici’

voor ogen. Flexibiliteit trekt bovendien studenten,

luidde het argument dat nu ook gebruikt wordt als

drijfveer voor de nieuwe bachelors.

Het college van bestuur noemde het major-minor-

systeem in 2004 – inmiddels onderdeel van de in

Hoe nieuw zijn de ‘nieuwe bachelors’ die de UT in september 2013 wil starten? Die vraag kun

je stellen als je kijkt naar de vijftigjarige geschiedenis van het UT-onderwijs. Verbreding was in

1964 al het devies, net als het uitstellen van het studiekeuzemoment en het streven naar een

hoger studierendement.

De kringloop van de brede bachelor2003 ingevoerde bachelor-masterstructuur – een

succes: ‘De aantrekkelijkheid en de dynamiek van

het onderwijs zijn vergroot.’ Bovendien hebben alle

Nederlandse universiteiten het voorbeeld inmid-

dels gevolgd. Van een groeiende studenteninstroom

door dit systeem was echter geen sprake en met

name de studenten uit de maatschappelijke oplei-

dingen blijken vaak een minor in het eigen vakge-

bied te kiezen, waardoor verbreding uitblijft. In het

voorjaar van 2010 nam de UT definitief afscheid

van die paradigmashift: van rector Ed Brinksma

hoeft de minor niet meer verbredend te zijn, maar

mag die ook de diepte ingaan.

Nieuwe bachelors

Dit plan verdwijnt echter naar de achtergrond als

eind 2010 voor het eerst in het openbaar wordt

gesproken over een nieuw Twents onderwijsmodel

met (ongeveer) tien brede, of nieuwe, bachelors

met daarin verschillende hoofdstudies. De eerste

modules zijn nog breed en gedeeld met meerdere

opleidingen, waardoor het definitieve keuzemo-

ment voor een studierichting kan worden uitge-

steld. Daarbij komt dat de studiesnelheid omhoog

gaat en de uitval beperkt wordt, beweegredenen

die hetzelfde zijn als bij de keuze destijds voor het

baccalaureaat en de algemene propedeuse.

Helemaal nieuw zijn de plannen dus niet, eerder

een moderne invulling van de ideeën die er in

1964 ook al waren. De UT verwacht er veel van,

ook als het gaat om toenemende studentenaantal-

len, omdat studiesnelheid en rendement steeds

belangrijkere keuzecriteria zouden worden. Cri-

tici wijzen er echter op dat nog uit niets blijkt dat

aankomende studenten op deze nieuwe bachelors

zitten te wachten. Gezien de ervaringen uit het

verleden is het logisch dat zij de hooggespannen

verwachtingen temperen. Zowel bij het bacca-

laureaat, de algemene propedeuse als de major-

minor viel de groei aan eerstejaars uiteindelijk

tegen. |

Bronnen: Van landgoed tot kenniscampus,

archief UT-Nieuws

Page 28: UT-Nieuws 3 november 2011

28 UT NIEUWS 01|2011

TEKST EN FOTO’S: SANDrA POOl >

Boston, Atlantic Avenue. Een groenoranje ge-

kleurde Old Town Trolley dendert richting Con-

gress street, het hart van het financiële district

van de stad. Toeristen laten zich met de hop-on-

hop-off bus trakteren op de high lights van down

town Boston. De toer gaat langs Fenway Park, de

thuisbasis van de honkbalploeg Red Sox. Ook het

legendarische café Cheers van de gelijknamige

televisieserie is opgenomen in lijst van hot spots.

De bus koerst door Cambrigde, de academische ziel

van het gebied. Hier vind je de vooraanstaande uni-

versiteit Harvard. Opgericht in 1636, de oudste van

het land. Het even zo prestigieuze Massachusetts

Institute of Technology ligt iets verderop langs de

Charles River. De gebouwen strekken zich uit tot

zeven kilometer langs het water. Het topinstituut

bracht vele Nobelprijswinnaars voort. Rondom

de kennisbolwerken zit een enorme industrie van

innovatieve, biomedische bedrijven. Het levert de

stad een bovenmatige dichtheid aan intellectueel

talent op. Het niveau is hoog. Zowel van het onder-

Door puur toeval kwam hij terecht in de wereld van de gezondheidszorg. In 1983 werd

Henri Termeer geheadhunt door genzyme, een biomedisch technologiebedrijf in Boston. Bijna

dertig jaar zwaaide hij er de scepter. Als een pionier bouwde hij aan de markt en economie voor

geneesmiddelen en therapieën voor patiënten met zeldzame ziekten, orphan drugs genoemd.

De biomedische industrie was up coming en Termeer verrichtte baanbrekend werk om de

ontwikkeling van deze weesgeneesmiddelen veilig te stellen voor de toekomst.

‘Niets is krachtiger dan levensreddende ontdekkingen doen’

Henri Termeer pionier in biomedische technologie

Henri Termeer ended up in the world of health care purely

by coincidence. After having been headhunted in 1983 by

Genzyme, a biotechnology company in Boston, he stood at

the helm for almost three decades.

He pioneered the market and economy for drugs and

therapies for patients with rare diseases, the so-called

orphan drugs. The biomedical industry was up and coming

and Termeer broke new ground to safeguard these orphan

drugs for the future.

Read the full story on www.utnieuws.nl

‘Making lifesaving discoveries’

Eredoctoraat 3 | Henri Termeer

Page 29: UT-Nieuws 3 november 2011

wijs en onderzoek als van de valorisatie van kennis.

Laatstgenoemde gebeurt onder meer in het zakelij-

ke centrum. Hier staat ook de Federal Reserve Bank

waarvan Henri Termeer voorzitter van de raad van

bestuur is. Het 32 verdiepingen tellende gebouw

oogt statig. De bewaking is streng. Metaaldetectors

scannen. Veiligheidsmedewerkers controleren tas-

sen. Het kantoor is op de bovenste etage en is van

het chique soort. Een klassiek houten bureau met

goudkleurige handgrepen aan de laatjes.

Erachter een dressoir, opgeleukt met sierlijke

Chinese vazen. Het uitzicht is adembenemend.

‘Daar zit MIT’, wijst de chairman - gekleed in grijs

pak, rode stropdas - enthousiast. ‘Ernaast zit het

Massachusetts General Hospital en daar zit het

hoofdkantoor van Genzyme.’

Ondanks zijn Nederlandse afkomst, prefereert hij

het Engels. Veertig jaar woont en werkt hij in The

States. In 1971 aangekomen voor een MBA-studie.

‘En ik ben nooit meer teruggegaan.’ Wel is hij regel-

matig te vinden in Nederland. ‘Ik was destijds de

enige van de familie die in het buitenland woonde.

Ondanks de afstand zijn we heel close met elkaar.

Ik heb een warm contact met mijn twee zussen en

drie broers. Met mijn 97-jarige moeder bel ik elke

woensdagmorgen een uurtje. Dan bespreken we de

politiek van Nederland, Europa en Amerika.’ Lacht:

‘En we hebben het natuurlijk over de familie.’ Een

echt ondernemersgezin. Zijn inmiddels overleden

vader was de eigenaar van schoenenfabrikant

Sacha. ‘Het is nog steeds een family business. Mijn

broer runde het en nu zijn zoon.’ Niet verwonderlijk

dat Termeer al op jonge leeftijd een sterke drang

had naar onafhankelijkheid. ‘Ik was een avonturier

en wilde mijn eigen toekomst bepalen.’

Bij Genzyme kreeg hij die kans als managing direc-

tor. ‘We zaten destijds daar’, wijst hij aan. ‘Te mid-

den van de rosse buurt en tegenover China town.

Genzyme was een nieuw bedrijf. De biomedische

technologie kwam net opzetten. De grootste uitda-

ging was het ontdekken van een nieuw geneesmid-

del voor erfelijke, zeldzame ziektes.’ >

Henri Termeer werd in 1946 geboren in Tilburg waar hij ook zijn

jeugd doorbracht. Na de Hogereburgerschool (HBS) wachtte op

achttienjarige leeftijd de dienstplicht. Termeer werd officier bij

de Koninklijke Luchtmacht. Tussendoor studeerde hij economie

aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Een studie die hij niet

afmaakte. Het buitenland lonkte. Op 23-jarige leeftijd vertrok

hij naar Londen en ging bij een detailhandel aan de slag. Toen

hij wilde terugkeren, kwam hij in contact met Amerikanen. Zij

brachten hem op het idee een studie in de Verenigde Staten te

volgen. Zijn MBA haalde hij vervolgens aan de Darden School

van de University of Virginia. In 1973 kwam hij terecht bij Baxter

International in Chicago, een bedrijf gespecialiseerd in de ge-

zondheidszorg. In 1976 werd hij general manager voor Baxter in

München en in 1979 vicepresident in Los Angeles. Headhunters

haalden hem vier jaar later naar Genzyme. Hij bleef er 28 jaar

aan het roer. Tot mei dit jaar. Het Franse farmaciebedrijf Sanofi-

Aventis nam Genzyme over voor 20,1 miljard dollar. Termeer

cashte zijn aandelen en legde in juni zijn functie neer. Meer tijd

kwam vrij voor zijn nevenfuncties. Hij is voorzitter van de raad

van bestuur van de Federal Reserve Bank van Boston en hij zit

in de raad van bestuur van het Massachusetts General Hospital.

Ook zit hij in de Board of Fellows van de Harvard Medical School

en zit hij in het Executive Committee van het Massachusettes

Institute of Technology (MIT).

Henri Termeer

UT NIEUWS 01|2011 29

Page 30: UT-Nieuws 3 november 2011

De grote doorbraakDat liet tien jaar op zich wachten. Het eerste medi-

cijn Cerezyme dat op de markt kwam was de grote

doorbraak volgens Termeer. ‘Het voelde als een

miracle. Niets is krachtiger dan het doen van een

levensreddende ontdekking.’

Cerezyme is een eiwittherapie en behandelt de

ziekte van Gaucher, een lysosomale stapelingsziekte

ofwel stofwisselingsziekte. Bij mensen met deze aan-

doening ontbreekt het enzym (het eiwit) om celafval

af te breken.

De eerste generatie producten was afkomstig uit

menselijke tissue engineering, zegt Termeer. ‘De

benodigde enzymen haalden we uit placenta. Om

één patiënt te behandelen hadden we 22 duizend

placenta’s nodig. Dat zijn heel veel geboortes. We

kregen een derde van alle Amerikaanse placenta’s

en zeventig procent van de Europese. De medewer-

king was enorm. Het ging immers om levensred-

dende medicijnen. Nu, 28 jaar later, kweken we de

eiwitcellen biomedisch in het laboratorium.’

Hij nodigt uit om dat eens met eigen ogen te

bekijken. In zijn Mercedes SL geeft hij gas richting

de plant. ‘Ik had altijd een chauffeur, maar na de

overname door het Franse bedrijf Sanofi niet meer.’

Twee kapiteins op één schip werkt volgens hem niet.

Daarom legde hij zijn functie neer en nam met pijn

in zijn hart afscheid. ‘Genzyme was mijn baby. Ik ben

er trots op. Het hoofdgebouw is mijn handtekening.

Weggaan voelt bitter sweet. En dat is heel mense-

lijk.’

De oud-directeur is ervan overtuigd dat ‘zijn kindje’

in goede handen is. ‘Sanofi is heel groot en heeft

110 duizend medewerkers. Het bedrijf benaderde

ons voor een overname en wil nieuwe investeringen

doen. Interessant voor de toekomst dus.’

rondleiding in het labOndanks dat Termeer niet meer aan het roer staat,

is er bij het laboratorium keurig een parkeerplaats

gereserveerd. Het weerzien met ex-collega’s is

hartelijk. Handen worden geschud, een dikke omhel-

zing volgt. De vestigingsmanager Sandra leidt rond

en praat vlug even bij met haar oude baas. Achter

glas staan bioreactoren te pruttelen die Cerazyme

maken. De manager legt uit: ‘We gebruiken levende

cellen uit de eierstokken van Chinese hamsters. We

voegen een stukje menselijke DNA toe. Daardoor

kunnen menselijke eiwitten geproduceerd wor-

den.’ Ze vertelt dat de cellen zich in enkele weken

vermeerderen van enkele miljoenen naar wel dertig

miljard. ‘De cellen gaan in de bioreactor waar het

deelproces doorgaat. De eiwitten halen we vervol-

gens uit de reactor. Nadat ze gefilterd zijn wordt het

eiwit gebruiksklaar gemaakt, ingepakt en gaat het

richting patiënt.’

Termeer vertelt dat in 2009 een virus de fabriek

op zijn kop zette. ‘We hadden geen andere keuze

dan de boel te sluiten en volledig schoon te maken.

Een waar drama. Onze voorraden raakten op en we

konden niet voldoende medicijnen leveren. Dat was

heel hard.’

Het bedrijf opereert in een niche van de gezond-

heidszorg: het genezen van erfelijke, zeldzame aan-

doeningen. De afname van medicijnen is daardoor

beperkt. In Nederland zijn bijvoorbeeld minder dan

honderd patiënten met de ziekte van Gaucher. Dat

maakt de geneesmiddelen duur. ‘De kosten voor een

patiënt lopen soms op tot honderdduizend dollar per

jaar. De ziektekostenverzekering vergoedt dat.’ In

landen zonder verzekeringssysteem, zoals Vietnam

en lange tijd Rusland, verstrekt Genzyme de mid-

delen gratis.

De medicatie wordt ook wel orphan drugs genoemd,

weesgeneesmiddelen. ‘Ik heb heel hard gewerkt om,

in samenwerking met de regering, een Orphan Drug

Law op te zetten. Als je zeldzame ziekten hetzelfde

behandelt als algemene aandoeningen, dan loop je op

een gegeven moment vast. Je kunt een nieuw product

bijvoorbeeld niet testen op duizend patiënten omdat

die er simpelweg niet zijn, terwijl dat wel geëist wordt

in de wet. We creëerden nieuwe regelgeving die

productie mogelijk maakte.’ Baanbrekend werk om

Genzyme naar een hoger plan te tillen. Essentieel ook.

Dat wordt wel duidelijk in The Hall of Hope, een spe-

ciaal ingerichte hal in het laboratorium waar schilde-

rijen van behandelde patiënten aan de wand hangen.

Op het doek visualiseren zij hun ziekte. Bijgevoegde

teksten gaan over hoop en genezing. ‘De realisatie dat

je in life sciences echt het verschil kunt maken voor

patiënten, is mijn drijfveer. Genzyme was hiervoor

my central. Dat wil ik resetten.’ Lacht: ‘Met pensioen

gaan op 65-jarige leeftijd is veel te vroeg. ‘I’m still

extremely bussy.’

Hij doelt op zijn vele nevenfuncties die allemaal een

sterke link hebben met de gezondheidssector. ‘In het

Massachusetts General Hospital open ik binnenkort op

de oncologie-afdeling een onderzoeksgroep. Als voor-

malig aandeelhouder van Genzyme heb ik gecasht. Ik

heb een funding opgezet. Daaruit financier ik projec-

ten die ik belangrijk vind. Eén ervan is het onderzoek

naar medicijnen die kankercellen doelgericht remmen:

targeted therapy. Daar wil ik mij de komende tijd op

focussen. De individuele inspanningen op dit gebied

van ondernemers, investeerders, ziekenhuizen, uni-

versiteiten en technische instellingen wil ik bij elkaar

brengen. Ik denk dat ik dat kan en het is van wezenlijk

belang voor de komende twintig jaar.’ Van achterover-

leunen blijkt nog lang geen sprake. ‘Zeker niet. Er is

nog veel te veel te ontdekken’, aldus de avonturier. |

‘Het is mijn eerste Nederlandse onderscheiding. Dat

geeft een bijzonder gevoel. Ik vind het een geweldig eer.

Met het eredoctoraat voel ik me opnieuw verbonden met

het land. Het is mooi om erkend te worden op zo’n grote

afstand, maar die persoonlijke gevoelens laat ik meestal

achterwege.’

Naast het eredoctoraat van de UT ontving Termeer de

Master Entrepreneur Award van Ernst & Young en werd

hij verkozen tot Honorary Fellow van het British Royal

College of Physicians and Fellow of American Academy of

Arts & Sciences. Ook ontving hij in 2009 de Pharmaceuti-

cals and Biotechnology Lifetime Achievement Award van

Frost and Sullivan.

Het eredoctoraat

Clemens van Blitterswijk, wetenschappelijk directeur van het

onderzoeksinstituut voor biomedische technologie en techni-

sche geneeskunde MIRA, is erepromotor van Henri Termeer.

‘Henri is een van de eerste Nederlanders die in Boston aan de

slag ging’, vertelt hij. ‘De CEO is eigenwijs in zijn bedrijfsvoering.

Producten van Genzyme zijn commercieel niet interessant.

De afnamemarkt is daarvoor te beperkt. Toch drukte hij het

ontwikkelen ervan door. Zoals het kweken van kunsthuid voor

mensen met brandwonden.’

Genzyme gebruikt daarvoor huidcellen van de voetzool en

laat daarvan ‘lakens van huid’ groeien in het laboratorium.

Dat wordt teruggeplaatst op de patiënt. ‘Commercieel niet

interessant. Wel levensreddend.’ Een andere technologie die de

wetenschappelijke directeur noemt, is het kweken van kraak-

been voor de knie. Er worden kraakbeencellen van de patiënt

afgenomen. Die worden vermeerderd in het lab en vervolgens

teruggeplaatst in de knie. ‘Wederom discutabel, maar het

kraakbeen geneest zo wel op een natuurlijke wijze.’

Van Blitterswijk zegt Termeer niet zo heel goed te kennen. ‘Ik

heb hem maar een enkele keer ontmoet tijdens een werkreis

naar Boston. We bezochten onder meer Genzyme en Henri

maakte twee uur voor ons vrij om te brainstormen en te praten

over allerlei kwesties.’

Volgens van Blitterswijk werkt Termeer up stream. ‘Hij maakt

innovatieve ontwikkelingen toepasbaar, werkt aan levensred-

dende toepassingen en heeft doorzettingsvermogen. Dat

waardeer ik. Bovendien doet de UT hetzelfde. We maken tech-

niek toepasbaar en bouwen er een bedrijf omheen. Een goede

match dus. Als Nederlander heeft hij het gemaakt in Amerika.

Dat is voor de UT ook leuk om zich mee te profileren.’

Erepromotor Clemens van Blitterswijk

30 UT NIEUWS 01|2011

Eredoctoraat 3 | Henri Termeer

Page 31: UT-Nieuws 3 november 2011

Het biomedische bedrijf Genzyme werd in 1981 opgericht in Boston en groeide in dertig jaar

uit van zeventien medewerkers naar een onderneming van tienduizend werknemers, ver-

spreid over bijna negentig landen. De focus van Genzyme is het ontwikkelen van medicijnen

om specifieke, zeldzame ziektes te behandelen. Het onderzoek richt zich op genetische ziek-

ten zoals lysosomale stapelingsziekten, ofwel stofwisselingsziekten. Daaronder vallen onder

meer de ziekte van Gaucher, Fabry, MPS I en de ziekte van Pompe. Nierziekten, oncologie,

transplantatie en immuunziekten behoren ook tot het onderzoeksgebied evenals orthopedie

en hart- en vaatziekten.

De jaaromzet is vijf miljard dollar (3,5 miljard euro). De teller van het aantal ontwikkelde

medicijnen staat momenteel op veertien. In 2005 ontving het bedrijf de National Medal of

Technology, de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor innovatieleiders. In mei dit jaar

nam Sanofi-Aventis Genzyme over voor 20, 1 miljard dollar (14,2 miljard euro).

genzyme

UT NIEUWS 01|2011 31

Page 32: UT-Nieuws 3 november 2011

32 UT NIEUWS 01|2011

International

TExT: MArlOES VAN AMErOM | rOBBIN ENgElS >

In the past, it used to be rather difficult to study

abroad: foreign diplomas could lead to raised

eyebrows when students returned home, caused

by a lack of a comparable reciprocal credit

system by which higher education degrees could

be measured. Until more recently at Dutch

universities, established policies on internation-

alization did not exist and educational programs

were not offered in English. For foreign stu-

dents, learning in English is a prerequisite when

they make the final decision on which university

to attend.

Already long accustomed to working daily in

English, Lecturer Sjef van der Steen at the

Faculty of Geo-Information Science and Earth

Observation (ITC), comments: ‘The language

we teach and conduct research in is the English

language. Scientific projects are English-orient-

ed. Students and lecturers have only an English

approach.’ Dr. Vinod Submaniam, professor

of nanobiophics at the MIRA Institute and one

of few professors at the university who isn’t a

Dutch national, adds in the discussion, ‘What

many international students and expats do not

realize is that the Netherlands is one of the very

few countries in continental Europe where you

can easily lead your life in English, all the way

from buying bread to negotiating the bureau-

cracy.’

On the whole, while some issues remain, aca-

demic circles are experiencing internationaliza-

tion at a fevered pitch. Within Europe, many

universities now use ECTS credits to facilitate a

universal system for comparison of educational

programs and degrees, and there are a growing

number of Memoranda of Understanding agree-

ments between universities worldwide. Dutch

universities, including the Universityof Twente

(UT) are no exception to this expansion and

strive to take up a substantial share in the grow-

ing numbers of international students -but can

they really compete?

Behind the numbersAt first glance, the numbers are impressive: the

influx of international students into the Netherlands

has already grown by 70% over eight years (2000-

2008), and in the last academic year alone, numbers

have reached an all-time high: one out of every ten

students in the Netherlands is a foreign student.

Where the influx of internationals got bottlenecked

was at the HBOs (Universities of Applied Sciences),

although the flow to universities continues to grow,

including at the UT.

On the surface, it appears likely, if not for certain, the

new trend of rising numbers of foreign students, now

estimated at some 81,700, will continue and Dutch

universities can absorb even more of the 2.7 million

students who study yearly outside their home coun-

tries and are funded by the United Nations Educa-

tional, Scientific and Cultural Organization.

But it is not just about quantity. What about qual-

ity? Most internationals indicate to be generally

‘very satisfied’ with their studies in the Netherlands,

which could make them good ambassadors for Dutch

universities in the future, thereby adding weight to

the many marketing efforts at Dutch universities and

international student fairs. The Netherlands also has

a relatively high staying rate of 27%, although fewer

international students settle here than in, for ex-

ample, nearby France. When not settling here, a for-

eign student’s link with the university often remains

strong, facilitating an ongoing transfer of knowledge

across boundaries and cultures, an important goal

behind the UT and other universities’ motivation to

engage in internationalization.

Former students keep in touch with their former su-

pervisors, faculties, departments and sometimes con-

tinue to work on research projects together. Yet the

current rise in international students -or rather its

composition – also creates some daunting problems,

alongside various other challenges -from cutbacks to

representation issues.

Too many germans?The jubilant reports published on the rising numbers

of international students in the Netherlands masks

two important facts. First, from a global perspec-

tive, the Netherlands is only just catching up: for

years its numbers of incoming foreign students

stayed well below average, particularly due to low

incoming numbers of non-European students. Num-

bers by the Organization of Economic Cooperation

and Development revealed between 2007- 2008 the

number of non-European foreign students remained

stuck at 10,000, where other OECD countries ob-

served an overall growth rate of 5%. Even today, the

influx of incoming international studies continues to

Internationalization requires non-stop attention and nurturing

going global at Dutch universities

The Netherlands has never been ‘hotter’ as a student destination, with one out of ten students in

higher education coming from a foreign country, the majority of which study at universities. But its

establishment as a sustainable and truly international study destination remains far from certain.

A dreamy nest,

knitted with warm hands,

for an unknown future.

Germinate thoughts,

as colors diffract and make

a different landscape,

where everyone can fly.

leila Nahidi Azar

Page 33: UT-Nieuws 3 november 2011

lean heavily on incoming German students, making

ongoing internationalization overly dependent on

developments over the border. Right now, there

are more German students than the German system

seems to be able digest, but that could change over

time. Assistant Professor Efthymios Constantinides

at NIKOS Institute predicts the shift: ‘In the future,

the composition of our foreign students will be more

representative of the world ‘student market,’ yet

at the moment, the German students are somehow

overrepresented.’

Major cutbacksIt is not as if the challenge to diversify is not recog-

nized: the UT aims to attract students from a wide

range of target countries. But particularly nationals

from developing countries require substantial fund-

ing and funding schemes to Africa and Asia, provid-

ed by the Netherlands Organisation for International

Cooperation in Higher Education (NUFFIC).

As a result of budgetary cuts by the Dutch govern-

ment, the number of overseas students coming

to study might drop, instead of rise. Meanwhile,

government investments in Dutch universities has

also shrunk as a result of the economic recession,

and many Dutch students, who take more than the

designated three years to complete their studies,

will get fined. This might make the Dutch system

less attractive to foreign nationals. On the other

hand, in other countries, like England, universities

have been hard hit, even harder by measures to

economize and rising tuition fees, leading to a small

‘student exodus’ to the Netherlands and Belgium of

which universities like the University of Maastricht

are already beginning to profit.

Incomplete inclusion In contrast to early days of internationalization, the

UT has become far more internationalized and open

to foreigners: many Dutch courses are now on offer

in English for Dutch staff and students, while at the

same time, the International Office offers informa-

tion on a range of issues, including helping prepare

students while they are still in their country of

origin. And to attract internationals, entire Bach-

elor and Master’s educational programs are being

designed in English. ‘Still, there remains room for

improvement. As mentioned, the biggest reservoir

of international students is at the ITC Faculty, and

precisely these students are exempted from many

of the perks that the UT normally offers to students

from access to subsidized campus sports facilities to

special student fees for Dutch and other language

courses which can easily create feelings of exclusion

and resentment.

A usually highly effective way to have interna-

tional student voices heard more at universities

is through representation in formal governing

bodies such as the UT Student Council known by

the name Ureka . However, the council currently

only has one international member, an ITC Master

student who campaigns under the slogan ‘For a

truly international university.’ Perhaps because

official UT documents continue to remain only in

the Dutch language, aside from summaries, full

integration on a governance level is sorely missing.

When and if more internationals would join, the

process of integration might accelerate, leading the

UT to be even more international in their outlook,

and also ready to embrace and integrate new inter-

nationals.

All in all, the internationalization of Dutch universi-

ties is perhaps like ‘normal’ tourism: while fickle

in nature, incoming numbers of foreign students

can be considerably boosted by the right institu-

tional landscape, which means in essence, com-

municating openly, providing the right budgetary

and policy measures, listening to foreign guests

and keeping up good marketing and assistance

programs. Quite possibly a bit of good luck is order,

the same luck as any scientists wants when they

are about to make a major breakthrough: the glori-

ous “ah- ha!” moment when a local warm nest is

weaved for migrating foreign students.’ |

UT NIEUWS 01|2011 33

Page 34: UT-Nieuws 3 november 2011

34 UT NIEUWS 01|2011

TExT: CATHErINE ANN lOMBArD | PHOTO’S gIJS VAN OUWErKErK >

Imagine a UT supervisor and international student

meeting to discuss a project. While the supervisor

reviews the proposal, the student nods in agree-

ment and smiles. But in reality, she doesn’t under-

stand a word the supervisor is saying. She isn’t

used to hearing English spoken so quickly and in a

foreign accent. In her country, where professors are

never questioned, she is afraid to interrupt and ask

the supervisor to speak more slowly. The meeting

ends with everyone smiling in agreement, but noth-

ing has actually been communicated.

This true story (the student asked to remain

anonymous) illustrates that even when two people

speak the same language, they don’t automatically

communicate. In fact, intercultural communica-

tions are influenced by a number of sociological

and psychological factors. ‘Our cultural perspective

is a programming of the mind which distinguishes

us from other cultures,’ said Dr. Erwin R. Seydel,

Director of the Institute for Behavioral Research at

the UT. ‘This perspective then influences how we

relate to each other and ultimately communicate.

‘Power distance is one example of cultural program-

ming,’ he continued. ‘It affects your body posture,

how long you gaze at a person, and the language

you use.’ Power distance is the extent to which

status equality is acceptable in society. While Dutch

culture sees people on a more of an equal foot-

ing, other cultures, like those in Africa and Asia,

have a different set of conventions when interact-

ing with someone who is considered of higher or

lower status. In the scenario above, the student and

supervisor had trouble communicating due to their

different attitudes towards power distance.

Individualism-collectivism (I-C) is another cultural

dimension that affects interpersonal communica-

tion. I-C refers to the extent that the needs of the

group dominate over those of the individual. ‘The

Netherlands is considered a country high on the

individualism index,’ said Seydel. ‘Communication is

more verbal and direct, and competition rather than

cooperation is valued. Countries like China and Ja-

pan are more collectivist, meaning communication

is less explicit and harmony is valued over conflict.’

How are these barriers to multicultural communica-

tion playing out at the UT? And what are some of

the strategies being implemented to help guide us

towards a future where we can better understand

each other? To answer these questions, we first

spoke with Dr. Paul van Dijk, who since 2007 has

acted as director of the Graduate Programme and

then as Head Research at the ITC. We then turned

towards the UT and talked with Dr. Jelle G. Ferw-

erda, coördinator international affairs, who is head-

ing the Acculturation project. Finally, we turned our

focus towards three Dutch bachelor students who

are traveling to South Korea and China this month.

years of experience at the ITCITC currently has 140 PhD students from 46 na-

tions. ‘These students must overcome tremendous

barriers such as language and culture,’ said Van

Dijk. ‘I’m amazed at the drive and resilience they

have to create their success.’

Communicating across cultures can be challenging.

‘It happens quite often,’ admitted Van Dijk, ‘that I

think I am communicating. The students are saying

“yes” or “no.” But they don’t really understand what

I am saying.’ To ensure that he and the student are

effectively communicating, Van Dijk repeats and

augments his questions and statements.

‘The most difficult situation is when you have a very

shy student who comes from a culture where the

professor is not to be challenged. I can ask a ques-

tion twenty different ways and I will only get a “yes”

or “no.”

‘The most dramatic situation is when I must tell a

PhD candidate that he or she does not live up to

our academic standards and must discontinue,’

The challenges of diversity Communicating across cultures

By 2014, the UT aims to recruit approximately 35% of master students from abroad, nearly tripling

the international student population from 140 to 400 according to route ‘14 Strategic Vision 2009-

2011. While this goal promises an influx of diversity and talent, it also poses challenges.

‘International students need a point-of-contact.’

International

Page 35: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 35

reflected Van Dijk. ‘This situation can be particularly

difficult if the student comes from a collectivism

point-of-view.’

‘Sometimes their motivation is more external,’ he

explained. ‘For example, their drive is coming from

family expectations or financial needs. In that case,

I try to emphasize that the PhD is not the most

important thing in life. At the same time, I have to

realize that, at this moment in time, it is the most

important thing for the student sitting in front of

me. My job is to try and put all of this into a context

the student can understand and possibly accept.’

Buddies, Videos and Home DaySince 2009, the UT has developed an Acculturation

project as part of the Route-14 plan for internation-

alization. The project aims to help international stu-

dents more easily adjust to life in the Netherlands,

both scholastically and personally. Acculturation

refers to the process when groups of people from

different cultures exchange cultural aspects with

each other but remain distinct—clearly something

that can only happen with multicultural communica-

tion.

‘We are now developing a programme to facilitate

mutual adjustment,’ said Ferwerda. ‘We have pre-de-

parture videos informing incoming students on how

education at the UT is organized and the differences

international students may encounter. In addition,

we are creating a cross-cultural module for Dutch

and international students. We hope to build aware-

ness around cultural rules and how they can affect

the way you study and live.’

Student buddies for international students are

also being organized for the first months after their

arrival. In the near future, UT staff will participate

in an‘Internationalization at Home Day.’ And the

Acculturation Work Group plans visits to the various

faculties. In addition, there is an International Face-

book page with more than 1200 members.

International students typically face difficulties

adjusting to and understanding the assessment pro-

cess. Others struggle with limited contact hours with

professors and a more independent learning style.

The Acculturation project also aims at providing

Dutch professors and lecturers with an international

perspective on classroom practices. ‘For example,

we have known professors who asks masters

students before a lecture, “Is there anyone who

doesn’t speak Dutch?” and then proceed to lecture

in Dutch,’ said Menno Kramer from the International

Officer. ‘They are simply not aware at how uncom-

fortable this might be for a Mexican or Chinese

student to raise his hand and seemingly force the

professor to speak English.’

To bring more cultural awareness into the class-

room, the Acculturation project is currently visiting

faculties in close collaboration with their Faculty

International Coordinators. ‘The aim of these visits

is to hear the voice of staff involved on a day-to-day

basis with international students,’ said Ferwerda.

‘We have to be careful to look at both sides of the

story. In the end, we hope to develop information

that can support students and staff.’

From a different perspective, on 12 November,

26 bachelor students and three professors leave

for China and South Korea as part of a research

project focused on strategy for growth. Called the

‘Gloriental Study Tour,’ the UT students plan to

visit and conduct interviews at twenty companies

in Seoul, Shanghai and Chongqing. How are they

being prepared to communicate across cultures? We

turned to three of the student organizers of the trip:

Daan van Leer, Chairman; Ellen Hamelers, Research

Coordinator; and Marjon Pol, Foreign Affairs.

‘Before our departure, we are arranging for guest

speakers,’ said Pol. ‘Recently we invited Mr. Yoon,

who comes from South Korea. He told us things like

how to accept gifts with two hands.’

‘We were able to practice asking him questions and

seeing how he responds,’ continued Hamelers. ‘We

could see the expressions on his face and his eyes

wondering, at times, what’s going on? Sometimes he

would say, “Yes, yes.” And then change the subject.

‘If we are stuck, I have an application on my IPhone,’

said Van Leer. ‘All the Dutch phrases are there, and

I can click and find the Chinese translation, both in

writing and sound. For the trip, I even have “You are

the most beautiful woman I have ever met.”’

Awareness is KeyIn the end, intercultural communication depends

on our sensitivity to the differences we experience

between cultures and the goodwill to accept those

differences and work with them. ‘We need to en-

hance our qualities to deal with cultural differences,

mainly with regard to our cultural style in behaving,’

said Seydel. ‘How do we meet each other? That is

the challenge for our future. As a technical univer-

sity, we have the opportunity to show that cultural

differences can actually provide a unique occasion

to solve common problems.’ |

Erwin Seydel: ‘At the UT there are even cultural differences in communicating between technicians and social scientists.’

Page 36: UT-Nieuws 3 november 2011

International

gUEST CONTrIBUTOr: JENNA DE lONg >

‘I can vividly remember the very first time I ever

set foot outside my homeland. I had traveled to dif-

ferent parts of Iran outside my hometown of Karaj,

but never had the opportunity to actually leave the

country. My mind was going crazy, “What am I doing

here? Is it possible to get back home now?” I had to

tell myself: “I was the one who set this goal, and I

was the one who had to take full responsibility for

leaving.”’

For me, without ambitions and aspirations, life

doesn’t hold meaning. Goals have motived me to

change my life for the better, and one of my lifetime

goals was to get out of my country and earn my Mas-

ters in Water Resources and Environmental Manage-

ment. I used to dream of the day when I would see

Europe and experience a new academic system and

way of life, and now I finally am doing this.

In Holland, everything happens so fast. We always

have a set plan for what we are supposed to be

doing, and when we are supposed to be doing it.

At home we don’t have a structure for everyday

life. There is a lot more spontaneity and a lot less

planned fun and leisure.

I have learned that the Dutch work exception-

ally hard for the things they want, and they have a

timeline, even for their down time. As much as I love

‘Sorry to say, when I travel the world for the ITC

Faculty, the name “University of Twente” draws a

complete blank, except among hard-core soccer

fans who immediately answer “Twente... they won

the Dutch competition a year ago! Is your Univer-

sity affiliated with the football club?” It doesn’t

help that “Twente” is difficult to pronounce

properly in English (what is the “University of

Twenty... twenty what??”, anyway?), and impos-

sible in French. The geographical name “Twente”

does not appear in any non-Dutch atlas. To my in-

ternational friends in soil science and agriculture,

I say this: “Netherlands” = “Wageningen”; to those

in earth sciences, either “Utrecht” (physical geog-

raphy) or “Delft” (mining and hydrology). Which

brings to mind the well-known poem by WIllem

Wilmink: “Het is het eindpunt van de trein, bijna

geen mens hoeft er te zijn.

SENIOr UNIVErSITy lECTUrEr DAVID rOSSITEr, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION

‘Action is needed instead of rhetoric! Some people

often say that the UT exist for East-Netherlands.

This attitude must change. In the beta faculties,

we compete at the international top level, and we

benchmark ourselves with the world top. This is a

good basis. However, we need to switch gears and

change the mentality of talking a lot about “inter-

nationalization” to act in a way to actually make

it happen. For starters, it is now time to move to-

wards full English educational programs, including

for our bachelor students.’

PrOFESSOr JUlIUS VANCSO, CHAIrPErSON OF THE MATErIAlS SCIENCE AND TECHNOlOgy OF POlyMErS rESEArCH grOUP

‘How international is the university or one of its

faculties? There are many foreigners working and

studying at the UT, especially at the ITC Faculty.

But it is not the numbers that make us “internation-

al.” It is the attitude of the “nationvals” towards the

“internationals” that makes the place “internation-

Making Life Worthwhile

How international is the UT in a world context?

Sabah Sabagh believes a life without goals isn’t one worth living. So, she left home for the first

time at age 24 in an effort to pursue one of her personal lifetime goals.

ExpatLens

36 UT NIEUWS 01|2011

We received an overwhelming response from most corners of our community in Twente, and

welcome you to visit our digital newspaper (www.utnieuws.nl) to read more about how people

are experiencing internationa lization at the university. Next month, join us in answering an-

other question.

my new lifestyle of face-paced structure, I miss my

home every day. My immediate family, who I had

spent most of my time with, is so far away, and even

since I’ve been gone for only one month, it hasn’t

been easy.

I was brave enough to leave home because I believe

that as human beings we should always try to

achieve new things in our life. As an international

student, I now solve problems on my own without

my family support and previous social network. I feel

I have achieved a significant personal goal of mine.’

Page 37: UT-Nieuws 3 november 2011

al.” So, how do we deal with the “internationals” at

policy, academic and management levels? How do

we deal with them as colleagues or students? Are

we open for their culture and values, backgrounds,

habits and differences as compared to “us.” Are we

helpful, patient, supportive, sensitive, fair, polite

and willing to accept critique from a “foreigner?”If

the answer is “yes,” then the national has become a

bit of foreigner in their own country, then we start

to become international.If not, we remain as Dutch

as Dutch can be and “always get our sin.”

ASSISTANT PrOFESSOr JOHAN DE MEIJErE, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION

‘I came to Enschede knowing only the ITC, but

during my stay there I tried to read UT Nieuws

frequently. When I was interviewed to cover the

Egyptian revolution, I clearly stated my feelings

and opinions as an Egyptian student abroad,

and it was published clearly and to the point. UT

Nieuws was also covering special international

events such as Indian festival Dawali and other

traditional and important folkloric events, offering

more chances for interaction between Dutch and

international cultures. UT Nieuws: I will keep on

reading it again to help me keep my memories

about a city and people I love.’

MASTEr STUDENT Aly NOUr, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION (ITC)

‘The University of Twente is, more and more,

increasing their international population. This

presents a big challenge for students, employees

and the Executive Board (CvB). The integration of

Dutch and international students is the most dif-

ficult part and depends mostly on the gap between

the expectation of the international students and

the Dutch associations. We want to “go for it” to

minimize this gap in the coming years!’

HANNEKE VAN DEr HOrST, STUDENT UNION‘As a member of the Association of Chinese

Students and Scholars in Netherlands-Enschede

(ACSSNL), I can see more and more activities hap-

pening in the future between Chinese universities

and the UT. There are also more Chinese students

coming to the UT each year. However, as we all

know, there are many Chinese students studying

at famous universities, such as Cambridge and

MIT, and many more around the globe. We think,

if possible, we need to collaborate more with the

best Chinese universities to share knowledge. We

are considered by many as the top-notch Nanolab

in Europe whose research groups lead on a world-

scale, in some areas in this field of study.’

PHD rESEArCHEr yANBO xIE, BIOS lAB-ON-A-CHIP rESEArCH grOUP

UT NIEUWS 01|2011 37

PromiseYoung talent shines.

The grandmother fills at the watering well

buckets for the green crops,

the parent, the wallet for a faraway stay.

Promise of knowledge behind the line of light

on a familiar horizon.

The leg rower, the strong brother with free hands,

casts the fishing net.

Repetition of generations

in calm waves of water.

Less land to cultivate,

the waters impulsive.

She, the talent, gives light, draws,

height lines, point clouds,

her homeland. Hard currency retours,

more mouths to be fed.

Egbert van HattemCampus Poet 2011-2012

Page 38: UT-Nieuws 3 november 2011

38 UT NIEUWS 01|2011

De druk om zichtbaar te presteren en de krapte

aan publieke financiële middelen om aan de toege-

nomen vraag naar hoger onderwijs en onderzoek te

voldoen, dwingt universiteiten nog explicieter na

te denken hoe zij de concurrentie het hoofd zullen

bieden. Het kiezen van een duidelijk herkenbaar

profiel, dat academisch en bedrijfseconomisch

levensvatbaar is, zal de komende jaren een van de

meest besproken thema’s binnen de universitaire

bestuurskamers zijn.

Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur

en Wetenschappen heeft in haar recent verschenen

strategienota ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ de con-

touren geschetst van wat het kabinet als wenselijk

hoger onderwijsbestel ziet. Profilering en diffe-

rentiatie zijn hierin kernbegrippen, naast andere

ambities zoals een hogere kwaliteit (excellentie)

van de primaire processen en prestatiegericht-

heid. De minister omarmt hiermee de belangrijkste

adviezen van de ‘Commissie Toekomstbestendig

Hoger Onderwijs Stelsel’, doorgaans vernoemd naar

diens voorzitter Veerman. Het uitgangspunt van

dit in 2010 verschenen rapport ‘Differentiëren in

drievoud’ is dat de kwaliteit over de volle breedte

van het hoger onderwijs en onderzoek nog verder

omhoog moet om de Nederlandse ambitie van

een top-5 kenniseconomie waar te maken. Deze

veeleisende opgave moet worden volbracht door

langs drie lijnen te differentiëren: in de structuur

van het systeem, in profielen van de instellingen

en in het onderwijsaanbod. Instellingen zullen

worden uitgedaagd om scherpe keuzen te maken,

zeker als instellingsprofielen worden gekoppeld aan

publieke bekostiging zoals de minister overweegt.

Dit zal veel vragen van universitair leiderschap en

zal bovendien zorgen voor veel onrust binnen de

universiteiten. Kiezen doet pijn. Temeer omdat de

omvang van de publieke middelen niet zal groeien.

De vraag voor de komende jaren is dus welke keu-

zen wenselijk en haalbaar zijn.

Europees niveauDeze beleidslijn vinden wij ook terug op Europees

niveau. De Europese Commissie is een warm pleit-

bezorger van een sterk gedifferentieerd Europees

hoger onderwijs landschap. Men hangt aan een rijk

geschakeerd aanbod van opleidingen en instel-

lingen die van elkaar verschillen en hun sterke

punten exploiteren. Dat geeft studenten meer

mogelijkheden om een passende studie te kiezen,

Het hoger onderwijs is flink in beweging. Een toename van het aantal studenten, voortgaande

globalisering en tal van beleidsinitiatieven van nationale overheden en de Europese Unie op het

gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie zorgen voor een zeer dynamische context. Om in

deze context te overleven moeten universiteiten zich strategisch positioneren.

‘UT moet Twente als high-tech regio op de kaart zetten’

Harry de Boer & Hans Vossensteyn van CHEPS

Toekomst van de Universiteit Twente

het bevordert de mobiliteit van student en staf en

stimuleert een betere aansluiting van het hoger on-

derwijs op de arbeidsmarkt. Dit is een kernpunt in

de in september 2011 verschenen Moderniserings-

agenda voor het hoger onderwijs van de Europese

Commissie. De Europese Commissie investeert de

komende jaren in het inzichtelijk te maken van de

diversiteit in het Europese hoger onderwijs door de

mede bij CHEPS (UT) ontwikkelde meerdimensio-

nale Europese classificatie (U-map) en ranking (U-

multirank) van universiteiten toe te passen. Zowel

de commissie Veerman als de Europese Moderni-

seringsagenda geven aan dat bij de profielkeuze

van universiteiten de dimensies van U-map en

U-multirank behulpzaam kunnen zijn. Positioneren

betekent nadenken over het onderwijsprofiel, het

studentenprofiel, het onderzoekprofiel, mogelijkhe-

den tot kennisuitwisseling, internationale oriëntatie

en regionale betrokkenheid. Het nieuwe UT-on-

derwijsmodel is een prachtig voorbeeld om de UT

scherper op de kaart te zetten.

EmployabilityDe nationale en internationale beleidsagenda’s

laten er verder geen twijfel over bestaan dat de

universiteit beter moet inspelen op de behoeften

van de arbeidsmarkt. Niet alleen moet de deelname

aan het hoger onderwijs (nog) verder omhoog

(‘Nederland scoort Europees gemiddeld’), moet het

rendement van de opleidingen verbeteren (‘minder

uitval’), maar afgestudeerden moeten ook snel een

goed passende baan kunnen vinden. Employabi-

lity is iets waar universiteiten in de toekomst op

Page 39: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 39

zullen worden afgerekend omdat afgestudeerden

met arbeidsmarktrelevante eigenschappen één

van de pijlers onder onze kenniseconomie vormen.

Daarom moeten universiteiten zich meer bewust

worden waar hun afgestudeerden terecht komen.

Universitaire opleidingen moeten, op grond van

academische kennis en waarden, voldoen aan de

behoeften van de arbeidsmarkt. Het contact met de

werkgevers zal daarom moeten worden geïntensi-

veerd, bijvoorbeeld door hen een plaats te geven bij

het curriculumontwerp en onderwijsevaluaties.

OnderzoekEen derde beleidsontwikkeling die de univer-

siteit de komende jaren niet kan negeren richt

zich op de wens tot het verhogen en toepassen

van de onderzoekprestaties. Wie globaal wil

meespelen moet op het gebied van onderzoek

excelleren. Hoewel internationale ranglijsten

(waarin universiteiten worden geordend op grond

van prestaties) door velen worden bekritiseerd,

vormen rankings een sterke prikkel voor beleid-

smakers om academici aan te zetten te excelle-

ren. Maar excelleren op wereldschaal vergt grote

investeringen. Dus moeten universiteiten ook

selectief zijn en de lat hoog leggen. Dit vraagt van

kleine universiteiten – zoals de UT – ook ver-

gaande samenwerking. De internationale tendens

naar fusies toont aan dat kleinschaligheid en

versnippering, ook als de prestaties zeer goed

zijn, op het wereldtoneel te weinig zichtbaarheid

opleveren om als world class university te worden

(h)erkend. Voor de UT is het zaak om samenwer-

king te versterken, zowel binnen de 3TU fede-

ratie, als ook in de regio met Saxion om samen

Twente als high-tech regio op de kaart te zetten.

Universiteiten staan dus voor de grote uitdaging

om nog actiever en zichtbaarder bij te dragen aan

de kenniseconomie. Voor de UT liggen er grote

kansen voor de innovatieve capaciteiten van ‘High

Tech Human Touch’, maar wel binnen de kaders

van meer concurrentie, maatschappelijke relevan-

tie en schaalvergroting. |

Hans Vossensteyn (directeur) en Harry de Boer (plaatsvervangend directeur) vormen samen

het dagelijks bestuur van CHEPS, Center for Higher Education Policy Studies.

Page 40: UT-Nieuws 3 november 2011

Toekomst van de Universiteit Twente

OnderzoekIn het jaar MMLXI is heel 4C4D3M14-NL (zo heet het Hoger Onderwijs in Ne-

derland dan) kapot gegaan aan grootheidswaanzin en vernieuwingsdrang. Héél

4C4D3M14-NL? Nee, een kleine universiteit bleef moedig weerstand bieden aan

de overweldigers en filistijnen...

Waar in de rest van Nederland het hebben van een campus dé hype van het mo-

ment is, lijkt het alsof wij hier maar niet weten te waarderen wat we hebben.

Koester die campus. Als de Universiteit Twente een duidelijke en scherpe keuze

maakt in haar onderzoeks- en onderwijsterreinen en zorgt dat de campus de

juiste woon- en werkvoorzieningen heeft, kan op het landgoed Drienerlo in 2061

een topuniversiteit staan. Meer studenten of medewerkers dan nu is echt niet

nodig. Zorg wel voor woonruimte op de campus voor deze mensen. Houdt het

sport- en cultuuraanbod in stand. Verbeter de horecavoorzieningen. Dan zal het

jubileumfeest in 2061 ongekend zijn.

De visstand van Kostunrix hebben we al, een Abraracourcix ook. Waar blijft onze

Panoramix?

Beer Sijpesteijn, student Bedrijfs Informatie Technologie.

route 2061+De trend, die rond de eeuwwisseling is ingezet in de VS en de UK, zet zich de ko-

mende decennia door in Nederland: voor fundamenteel onderzoek is steeds minder

ruimte. Daardoor gaan universiteiten met elkaar concurreren en ontstaat er een

tweedeling: slechts op een tweetal plaatsen blijft internationaal erkend top-klasse

wetenschappelijk onderzoek bestaan met vele promovendi en postdocs: de Uni-

versiteit Utrecht voor de algemene wetenschappen en de Technische Universiteit

Eindhoven voor de technische wetenschappen. Alle andere universiteiten zijn gefu-

seerd tot een vijftal instellingen die onderwijs als voornaamste taakstelling hebben,

met daarnaast een bescheiden volume aan toegepast en regionaal geörienteerd on-

derzoek.Rond de eeuwwisseling ingezette onderzoeksrichtingen doen de grenzen

van alfa/beta/gamma verder vervagen. Inhoudelijk evolueert het onderwijsaanbod

aan de UT daarom naar twee hoofdrichtingen die aan deze trends invulling geven:

technische levenswetenschappen en neuropsychotechnologie. Door de in 2011 al

ingezette focus op integratie van alfa/gamma en beta kan de UT in dit wereldwijde

proces een voortrekkersrol spelen.

Jurriaan Huskens, Hoogleraar TNW

KernVijftig jaar Universiteit Twente. Een universiteit in beweging: een ondernemende,

actieve, internationale en excellerende universiteit. Kroonenberg, van Vught,

Zijm en Brinksma probeerden de universiteit elke paar jaar een andere richting in

te duwen. ‘We gaan op een andere wijze kennis produceren. Met behoud van het

goede uiteraard.’

Met de toekomstige rectoren zal in de komende vijftig jaar de richting van de

universiteit nog vaak veranderen. ‘Met behoud van het goede uiteraard.’ Niet

omdat die ‘goede producten’ zo lekker aansluiten bij de koerswijzigingen. Meer

omdat het zo moeilijk is om van die producten af te komen wanneer de omgeving

er om schreeuwt.

De toekomst zal dan ook uitwijzen wat de ‘goede producten’ van de Univer-

siteit Twente zijn. Wanneer over vijftig jaar de overheid de ondersteuning

voor internationale studenten heeft ingetrokken en in geen enkele ranking als

respectabele en excellente research universiteit wordt aangemerkt, blijven de

kernprodukten overeind. En we noemen ze tegen die tijd waarschijnlijk ‘de

vraag uit de maatschappij’: ondernemende en actieve studenten en weten-

schappers. Met voldoende kennis en lef.

Martijn Driesprong, student Civiele Techniek.

regioprofielHet is 2060. Het Europese hoger onderwijs en onderzoeksysteem heeft zich de

afgelopen decennia sterk ontwikkeld. Door de extra investeringen in onderwijs

en onderzoek heeft het Europese stelsel de aansluiting met de universitaire

systemen in Zuidoost Azië en de VS weten te behouden. Op wereldschaal zijn er

nu drie grote systemen, waarvan de erin functionerende instellingen onderling

concurreren in verschillende ‘leagues’.

Het EU-beleid ten aanzien van hoger onderwijs en onderzoek heeft geleid tot

een sterk gedifferentieerd stelsel van instellingen met uiteenlopende profielen.

Het Nederlandse hoger onderwijssysteem is in dat bredere en sterk gediffe-

rentieerde Europese systeem opgegaan. Slechts één Nederlandse universiteit

opereert in de ‘world league of comprehensive research universities’. Alle andere

Nederlandse hoger onderwijsinstellingen hebben een inhoudelijk specialistisch

of regionaal profiel.

Na de herverkaveling van het onderzoek van de universiteiten in de Randstad is

40 UT NIEUWS 01|2011

Universiteit Twente 2061...

Page 41: UT-Nieuws 3 november 2011

Frans, ik ben je manDe laatste maanden vind ik mezelf opvallend vaak terug voor een zaal mensen, het woord

voerend over de Universiteit Twente. Heel gek is dat niet, eerder onvermijdelijk: ik word in het

lezingencircuit geacht te vertellen over Bonita Avenue, mijn romandebuut, en dat boek speelt

zich nou eenmaal grotendeels af op de campus. Ik krijg er altijd heimwee van, van wat ik dan

vertel, de verhalen worden steeds idyllischer: de weiden graziger, de torens verzonkener, de

saamhorigheid Oxfordiaanser. Laatst moest ik denken aan iets wat ik al bijna vergeten was: dat

ik ooit bijna écht de woordvoerder van de UT was geworden.

Dat speelde tijdens de periode-Frans van Vught, ik geloof eind 2001, ik werkte toen een jaar

of drie als journalist voor UT-Nieuws, en toegegeven, een groot deel van mijn dag ging op aan

het dwarszitten van de charismatische krachtcentrale die Van Vught in die jaren was. Kritische

stukjes, daar kreeg ik soldij voor. Er staat me een verhit telefoontje bij, de rector magnificus en

ik bekvechtend over het woord ‘bakzeil’, Van Vught: ‘het moet eruit,’ ik: ‘van wie?’ – krijsende

meeuwen op de achtergrond, hij belde vanaf een Waddeneiland, ik weet het nog precies, en

ook dat ons twistgesprek eindigde met: ‘Peter, besef jij wel dat ik een gezin heb?’

Een week later vroeg ‘zeg maar Frans’ of ik zijn woordvoerder wilde worden. Slimme zet, de

rotte appel in je eigen mandje leggen, Van Vught was een veldmaarschalk, en dat mandje,

beloofde hij me, stond in een klein vertrek náást zijn rectorenkamer, zodat we de lijntjes kort

konden houden. ‘Zorg ik ervoor dat jij een grotemensensalaris krijgt, hoor je me?’

Ik hoorde hem prima, en dat peeskamertje kende ik ook, tot die tijd zat daar een andere

Raspoetin, een goeddoorvoede oorfluisteraar die wij ter redactie de Pelikaan noemden, ik ben

vergeten waarom, wel weet ik nog dat deze kerel zelfs het oor van burgemeester Mans befluis-

terde en alvast ‘nee’ begon te schudden zodra hij mij aan de horizon ontwaarde. Hij lunchte

brood met biefstuk, en zat eigenlijk nooit in zijn spindoctorshokje, maar wel in een lease-BMW.

Ik zei: ‘Frans, ik ben je man.’

De weken die volgden waren warrig. Totdat mijn volvette contract op tafel lag, bleef ik redac-

teur van UT-Nieuws, maar sloop wel driemaaldaags de kelder van de Vrijhof in waar ik door mijn

privételefoon Van Vught probeerde te pluggen bij NRC of HP/DE TIJD. Het duurde en het duurde

– het duurde te lang. De rector was even vergeten dat er een complete Dienst Communicatie

bestond, een Vijfde Colonne met een eigen gebouw die óók wat van mij vond. Dat ik nu al op

Greet Hofmans leek, bijvoorbeeld. Achter de schermen kletterden machtswoorden. Van Vught

bleef vriendelijk als altijd, maar schimmiger. Na een paar weken werd ik door een mevrouw

met een Twents accent gebeld die me aanbood als ‘juniormedewerker’ aan ‘de slag’ te gaan op

de afdeling PR. Met behoud van mijn oude salaris, natuurlijk.

En mijn BMW dan? vroeg ik.

Column | Peter Buwalda

UT NIEUWS 01|2011 41

de TU-Delft uitgegroeid tot een specialistische wereldspeler op technologisch

gebied. De Universiteit Twente heeft, na de definitieve mislukking van de fusie

van de drie technische universiteiten, gekozen voor een regionaal profiel. Om

redenen van schaal en efficiëntie is de UT in 2031 gefuseerd met Saxion Hoge-

scholen. Als ‘University of Twente Network’ geldt deze instelling op Europese

schaal als een voorbeeld van een ‘entrepreneurial regional university’.

Frans van Vugt, oud-rector magnificus.

Excelleren in technologische road mapsDe bezuinigingen op het budget van de Nederlandse universiteiten is een sig-

naal van de afkalvende maatschappelijke inbedding van de wetenschappelijke

instellingen. Dat in deze tijd ook de technische universiteiten worden getrof-

fen is wel zeer opmerkelijk. Technologische ontwikkeling leiden wereldwijd tot

een sterk groeiend aantal nieuwe producten, die van veel betekenis zijn voor

de meest existentiële onderwerpen van deze tijd. Blijkbaar hebben we dat de

samenleving niet goed verteld.

Nog minder bekend is dat wetenschappers kampioen zijn in het wereldwijd

samenwerken. De informatierevolutie die wij de laatste 40 jaar hebben mee-

gemaakt, heeft haar succes in hoge mate te danken aan collectieve toekomst-

planning in de ITRS: International Technology Roadmap for Semiconductors.

Deze organisatie maakt al decennia lang op basis van de inbreng van honder-

den experts een voortschrijdende drie jaar planning voor de chipproductie en

is wereldwijd toonaangevend. Veel ondernemingen baseren hun bedrijfsplan

op deze verkenning en ook de UT zou haar bijdrage aan deze road map op een

voor iedereen zichtbare wijze moeten aangeven. Wie weten nog dat Wifi en

Bluetooth Enschedese uitvindingen zijn? De doorbraak in de genetica is het

directe resultaat van intensieve samenwerking van wetenschappers in het $

3 miljard kostende Human Genome Project, dat in 2003 het menselijk DNA in

kaart bracht en daarmee een revolutie in de gezondheidszorg heeft veroor-

zaakt waar we de komende jaren nog veel van zullen merken. Ook futurologen

hebben elkaar inmiddels gevonden, onder andere in de Amerikaanse Singula-

rity University, en delen met elkaar de groeiende belangstelling voor door-

braakinnovaties.

De toekomst van de UT vraagt om het breed communiceren van de belang-

rijkste technologische ontwikkelingen, het onderzoeken van de mogelijke

maatschappelijke gevolgen ervan en het benadrukken van de rol die de UT in

de internationale gemeenschap speelt. Positioneer de frontrunners van de UT

en de Universiteit staat nog steviger op de kaart.

Wim de Ridder, Hoogleraar Toekomstonderzoek UT

VirtueelIn 2061 is de maatschappij onherkenbaar veranderd, en zijn door de ongekende

ontwikkeling van de technologie organisaties grotendeels virtueel en niet meer

aan specifieke geografische locaties gebonden. Nederland is een provincie van

de Noordwestelijke deelstaat van de Europese Federatie, en de campus van

de UT is een van de fysieke ontmoetingsplekken van de World University of

Integral Design and Engineering, een netwerk van 20 academische clusters

wereldwijd dat zich richt op Infophysical and Sociomatic Design. Infophysical

technology is een vakgebied dat is ontstaan uit de integratie van nanotechnolo-

gie, biotechnologie en ICT, en sociomatics is de tak van de sociale wetenschap-

pen die zich richt op het gebruik van technologie voor sociale vraagstukken.

Docenten en studenten zijn via brain-computer interfaces direct gekoppeld aan

de relevante sociale, educatieve en research gemeenschappen en groepen met

deelnemers vanuit elke plek op de wereld. Ook de onderzoeksfaciliteiten zijn

vernetwerkte platforms die fysieke installaties overal ter wereld integreren.

Ed Brinksma, rector magnificus UT. |

Page 42: UT-Nieuws 3 november 2011

42 UT NIEUWS 01|2011

Professor Wolfgang Knoll is a global authority on biophysics.

But as scientific director of the Austrian Institute of

Technology, TNO’s smaller Austrian counterpart, he has not

occupied himself solely with this domain for some time.

‘I have become a generalist.’ He does still conduct research,

though, for example on new antibiotics. His scientific dream

is the smell sensor, a technological equivalent of the human

nose.

Read the full story on www.utnieuws.nl

‘We dream about scent sensors that work just like our noses.’

Page 43: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 43

TEKST EN FOTO’S: PAUl DE KUyPEr >

‘Ik heb bijna niemand over het eredoctoraat

verteld’, zegt Wolfgang Knoll (1949) aarzelend.

‘Wetenschappers lopen niet met zoiets te koop.

Dat past niet in onze cultuur. Ik denk dat weinig

collega’s het weten.’ De wetenschappelijk directeur

van het Austrian Institute of Technology (AIT) in

Wenen doet deze ‘bekentenis’ op zijn werkkamer

in een glazen kantoortoren langs de oostelijke

oever van de Donau. Dit is Tech Gate Vienna, een

modern wetenschap- en technologiepark. Er wordt

nog volop gebouwd. Als Knoll uit het raam kijkt,

ziet hij hijskranen werken aan wat het hoogste

gebouw van Wenen moet worden, 200 meter de

lucht in.

Het was het laatste wat de Duitse topweten-

schapper had verwacht, toen zijn collega en

‘goede vriend’ Julius Vancso – TNW-hoogleraar en

erepromotor van Knoll – belde om het nieuws te

verkondigen. ‘Totaal verrast. En zeer vereerd dat

dit eredoctoraat juist uit Twente komt. Ik reali-

seerde me dat Julius de aanjager was. Om een

eredoctor te benoemen heb je een local champion

nodig. Iemand die niet alleen je naam naar voren

Professor Wolfgang Knoll is wereldwijd toonaangevend in de biofysica. Maar als

wetenschappelijk directeur van het Austrian Institute for Technology, het Oostenrijkse broertje

van TNO, houdt hij zich allang niet meer alleen bezig met dat vakgebied. ‘Ik ben generalist

geworden.’ Wel doet hij nog eigen onderzoek, bijvoorbeeld naar nieuwe antibiotica. Zijn

wetenschappelijke droom is de geursensor, een technologisch equivalent van de menselijke neus.

‘We dromen van een geursensor die net zo werkt als onze neus’

schuift, maar ook hard moet werken om uit te leg-

gen waarom je een eredoctoraat verdient. Ik weet

zeker dat dit ook veel voor Julius betekent.’

Extra bijzonder is het volgens Knoll dat een

eredoctoraat doorgaans wordt uitgereikt voor

verdiensten in basic science, het dagelijkse

wetenschappelijke onderzoek. Terwijl hij juist dat

werk drie jaar geleden verliet. Na ruim vijftien jaar

directeurschap aan het zeer hoog aangeschreven

Max Planck-Institut für Polymerforschung (poly-

meeronderzoek) in Mainz koos de biofysicus in juli

2008 voor het Austrian Institute for Technology.

Van wetenschapper werd hij manager, van een in-

stituut voor fundamenteel onderzoek ging hij naar

de toepassingen, van specialist werd hij generalist.

Kick of scienceWereldwijd is Knoll toonaangevend in de biofysica,

een vakgebied waarin fysica, chemie en (cel)bio-

logie samensmelten. Eigenlijk wilde Knoll elektro-

techniek studeren. Maar hij haalde goede cijfers

voor natuurkunde en zijn docent overtuigde hem

voor fysica te kiezen.

‘De echte kick of science kreeg ik toen ik met mijn

afstudeeronderzoek bezig was’, herinnert Knoll

zich. ‘Dat bestond uit anderhalf jaar experimenteel

werk in het lab. Na drie jaar lang boeken lezen en

herkauwen wat anderen hadden opgeschreven,

had ik voor het eerst het gevoel: dit is weten-

schap. Niet alleen maar meetgegevens van anderen

interpreteren, maar alles zelf doen. Zelf een

betekenisvol experiment opzetten en niet weten

wat de uitkomst zal zijn. Zelf metingen verrichten,

gegevens interpreteren, ze in een model proberen

te passen en beschrijven wat ze betekenen. >

Wolfgang Knoll op zoek naar next next generation things

Eredoctoraat 4 | Wolfgang Knoll

1949: geboren in Schwäbisch Hall, Duitsland

1973: afgestudeerd in natuurkunde Technische

Universiteit Karlsruhe

1976: PhD in biofysica Universiteit van Konstanz

1976-1981: Postdocs aan de universiteiten van Konstanz

en Ulm en het IBM Research Laboratorium in

San José (California, VS)

1981-1986: Onderzoeker Technische Universiteit München

1986-1991: Onderzoeker Max Planck Instituut voor

Polymeeronderzoek in Mainz

1991-1999: Hoofd van het Laboratory for Exotic Nano-

Material in Japan

1992-nu: Gasthoogleraar Stanford University, California

1993-2008: Directeur Max Planck Instituut voor

Polymeeronderzoek in Mainz

1998-nu: Gasthoogleraar Universiteit van Florida

1999-nu: Gasthoogleraar Hanyang University, Korea

1999-2003: Deeltijdhoogleraar National University of

Singapore

2004-nu: Gastonderzoeker Institute of Materials

Research and Engineering in Singapore

2008-nu: Wetenschappelijk directeur Austrian Institute

of Technology in Wenen.

Wolfgang Knoll

Page 44: UT-Nieuws 3 november 2011

Een scriptie verandert de wereld niet, maar het is

wel de eerste stap in het onbekende.’

Zijn afstudeeronderzoek – over optische eigen-

schappen van halfgeleidende materialen die

gebruikt kunnen worden voor fotosensors die nu

bijvoorbeeld in compacte camera’s zitten – opende

Knoll op twee manieren de ogen. Het werd duide-

lijk dat hij wetenschapper zou worden. ‘Maar op

een ander vakgebied. Optische fysica wilde ik niet

mijn hele leven doen.’

Het werd biofysica, een vakgebied waar in 1973

nog weinig mensen van hadden gehoord. Knoll

bezocht verschillende Duitse universiteiten om

zich te oriënteren. Uiteindelijk koos hij voor een

promotie in Konstanz, mede om het uitzicht over

de Bodensee. ‘Waarom biofysica’, kaatst hij de

vraag terug. ‘Ik heb geen idee wat voor mij de

trigger was. Toeval denk ik. Maar die beslissing

heeft mijn verdere leven bepaald. Ik doe nu nog

steeds dingen waarvoor ik in Konstanz de stimuli

heb gekregen.’

geursensorDe moleculaire processen in membranen vor-

men de rode draad in Knolls onderzoek. Hij is er

nog steeds trots op en ziet het als een van zijn

belangrijkste bijdragen aan de wetenschap dat hij

een nieuw model membrane system ontwikkelde.

Een model dat het mogelijk maakte uitgebreide

studies te doen naar de werking van biologische

membranen.

Alle cellen in het menselijk lichaam bevatten een

flinterdun laagje, slechts een paar nanometer dik.

Dat laagje, een lipid bilayer membrane, voorkomt

dat ionen (positief of negatief geladen moleculen)

uit de cel kunnen ontsnappen en andersom, dat

moleculen van buiten kunnen binnendringen. ‘Dat

is hoe een cel zijn identiteit handhaaft’, doceert

Knoll.

Hij vervolgt zijn uitleg: ‘Bepaalde eiwitten werken

als een katalysator voor het openen en sluiten

van de minuscule kanaaltjes in het membraan

zodat moleculen juist wel naar binnen en buiten

kunnen.’ Dat gegeven noemt de voormalige Max

Planck-directeur nog steeds ‘van enorm belang’.

‘Meer dan de helft van alle medicijnen werkt zo.

Een molecuul bindt zich aan een eiwitreceptor

in het membraan en zet een proces in gang. Dat

gebeurt miljoenen keren in je lichaam. Als bijvoor-

beeld een bepaald hormoon overgestimuleerd

raakt, kan dat ongemakken veroorzaken. Om dat

proces te stoppen moet je een molecuul kunnen

toedienen dat zich wel bindt aan de eiwitrecep-

tor, maar die niet het proces triggert. Bètablok-

kers, tegen stress, werken bijvoorbeeld zo.’ Op dit

moment probeert Knoll dit principe toe te passen

in onderzoek naar nieuwe antibiotica. ‘Die zijn

hard nodig, omdat bacteriën steeds vaker resis-

tent blijken tegen bestaande middelen.’

Een heel andere toepassing of eigenlijk een ‘wens

voor de toekomst’ ziet de biofysicus in een geur-

sensor, die net zo werkt als je neus maar sterk

vereenvoudigd. ‘In onze neus zitten membranen

met receptoren. Moleculen komen onze neus

binnen, die binden zich en aan het eind van dit in-

gewikkelde proces wordt een kanaaltje opengezet

waardoor wij een bepaalde geur ruiken.’

Knoll vindt het merkwaardig dat een dergelijke

kunstmatige geursensor nog niet bestaat. ‘Geur

bepaalt zoveel. We vinden onze partners met fero-

monen. In supermarkten worden we geleid door

geuren, vliegtuigmaatschappijen manipuleren ons

door businessclass te laten ruiken als business-

class. Bovendien hebben we wel lichtgevoelige

sensors die een enkel foton kunnen detecteren en

sterke microfoons die elk geluid opvangen. Maar

technisch gezien is er nog niets dat kan concurre-

ren met onze natuurlijk geursensor.’

‘Terwijl zo’n sensor een enorme potentie heeft.

Neem de beveiliging op vliegvelden. Honden die

snuffelen naar explosieven en drugs. Die honden-

neus zouden we willen vervangen door een ap-

paraatje. Voor explosieven bestaat al een techni-

sche oplossing, voor drugs nog niet. Dat kan een

geursensor doen. Denk ook aan gas. Amerikanen

in de Irak-oorlog hadden een kip op hun dak om

zenuwgas te detecteren. Je ruikt het niet, maar

als die kip stierf, kon je maar beter maken dat je

wegkwam. Met een geursensor voor zenuwgas heb

je geen kip meer nodig. ’

‘Andere toepassingen zijn systemen voor het

handhaven van luchtkwaliteit of een sensor voor

kwaliteitscontrole van voedsel. Iets kan er lekker

uitzien, maar als je het dan ruikt, zeg je “nou nee,

bedankt”. We dromen nog steeds van dergelijke

toepassingen. We zullen niet in staat zijn onze

neus helemaal na te bouwen. Daarvoor is die te

gecompliceerd. Maar wellicht lukt het ons de ba-

sisprincipes te leren begrijpen en het principe met

goedkopere, simpelere en robuustere elementen

te benaderen.’

Technologie van overmorgenSinds zijn overstap naar het AIT houdt Knoll zich

lang niet meer alleen bezig met biofysica. Het

Austrian Institute for Technology heeft afdelin-

gen energie, mobiliteit, veiligheid en beveiliging,

beleidsontwikkeling en gezondheid en milieu. Hij

houdt zijn duim en wijsvinger dicht bij elkaar:

‘Daarvan is zo’n deel biofysica.’ Daarnaast heeft

de aanstaande eredoctor nog wel aanstellingen als

gast- of deeltijdhoogleraar in Singapore, Korea,

Florida en California.

AIT is de Oostenrijkse broer van TNO, maar dan

vier keer kleiner. Het heeft tot taak om samen met

Wolfgang Knoll is trots dat hij dankzij TNW-hoogleraar ma-

teriaalkunde en polymeertechnologie Julius Vancso een ere-

doctoraat ontvangt. Vancso op zijn beurt is trots dat Knoll

een ambassadeur wordt van de UT. De wetenschappelijke

vrienden organiseerden uitwisselingen tussen Enschede en

Mainz. Ook werken ze al jaren samen in Singapore op het

gebied van nanotechnologie van polymeren.

‘Een van onze afgestudeerde chemici wilde aan het Max

Planck Instituut promoveren’, herinnert Vancso zich het be-

gin van de samenwerking met Knoll. ‘Het diploma van onze

student bleek niet voldoende voor een promotie in Duits-

land. Ik heb toen gebeld en samen hebben we dat probleem

opgelost en gesproken over verdere samenwerking.’

Vanaf toen organiseerden de twee groepen elke acht à tien

maanden een gezamenlijke meerdaagse bijeenkomst. De

ene keer in Mainz, dan weer in Enschede. Later sloot ook

een vakgroep uit Bath (Engeland) zich aan. Vancso:

‘Die meetings kwamen voort uit pure nieuwsgierigheid.

Promovendi hielden voordrachten en ervaren wetenschap-

pers werden uitgenodigd om lezingen te geven. Het was een

succesvolle formule zonder bureaucratie. Er kwamen geza-

menlijke projecten, publicaties en zelfs een boek uit voort.’

‘Minstens zo belangrijk is onze persoonlijke relatie’, vertelt

Vancso. ‘Toen Wolfgang nog in Mainz zat, was een tele-

foontje van mij genoeg en ik wist dat een student bij hem

terecht kon voor een bepaald instrument dat wij zelf niet

in huis hadden. Omgekeerd maakte hij soms gebruik van de

faciliteiten in ons NanoLab of in de groep.

‘Ik ben enorm trots dat Wolfgang Knoll eredoctor wordt van

de UT. Hij behoort tot de wereldtop. Ik ben jaloers op zijn

brede kennis in biowetenschappen. Met deze onderschei-

ding wordt hij een geweldige ambassadeur van onze univer-

siteit. De inbedding van de UT wordt hiermee duidelijk. We

laten aan de buitenwereld zien dat biomedische toepassin-

gen één van onze speerpunten is.’

Erepromotor Julius Vancso

‘Knoll behoort tot de wereldtop’

44 UT NIEUWS 01|2011

Eredoctoraat 4 | Wolfgang Knoll

Page 45: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 45

de industrie wetenschap te vertalen naar rele-

vante maatschappelijke toepassingen. Toen Knoll

werd aangetrokken stond het instituut dertig jaar

min of meer stil en wilde de overheid het AIT

nog een laatste kans bieden. Aan Knoll, en zijn

collega-directeur Anton Plimon, de opdracht het

AIT weer een sterk wetenschappelijk imago te

geven. Zijn academische netwerk is daarvoor van

onschatbare waarde. ‘Ik praat nog steeds veel met

onderzoekers en ik kan collega’s makkelijk weg-

wijs maken in de wetenschappelijke wereld. Dat

ik zo’n netwerk heb is goed voor de zichtbaarheid

van het instituut.’

Knoll barst van ambitie. ‘AIT is niet alleen weten-

schap, het is engineering. We zijn op zoek naar

doorbraken. Niet iets een klein beetje kleiner

of goedkoper maker, maar een echte stap voor-

waarts. Niet vasthouden aan bestaande principes.

Je kunt dingen langs een lijn ontwikkelen, maar

daar komen geen doorbraken van. De huidige

cameraatjes zijn niet het resultaat van het steeds

gevoeliger maken van een film. Flatscreens zijn

geen lineaire extrapolatie van de beeldbuis. Een

volledige technologische breuk, dat streven we na:

de next next generation things. Niet de techno-

logie van morgen, maar van overmorgen.’

Twee keuzesKnolls eigen biofysica-onderzoek zat altijd al aan de

toepassingenkant van het wetenschappelijke spec-

trum. Het Max Planck Instituut is traditioneel veel

fundamenteler georiënteerd. Zo bezien is zijn over-

stap naar AIT niet vreemd. Toch hebben velen, onder

wie zijn voormalige collega’s, zich erover verbaasd

dat hij besloot na 22 jaar het Duitse topinstituut te

verlaten.

‘Als je 58 bent, heb je twee keuzes. Nee, eigenlijk

hebben de meeste mensen maar een keus’, grapt

Knoll. ‘Die moeten nog zeven jaar dingen doen die ze

al heel lang hebben gedaan, waarvan ze weten hoe

het gaat en waarvan de uitdaging en bevrediging rond

het nulpunt zitten.’

‘Voor een wetenschapper valt die sleur mee, omdat

je nieuwe uitdagingen creëert’, vervolgt hij. ‘Maar ook

het schrijven van artikelen en onderzoeksvoorstellen

wordt routine. Ik kreeg de kans om iets totaal anders

te doen. Iets waarvan ik niet wist hoe anders het zou

zijn. Maar ik heb er geen moment spijt van gehad.’

‘Natuurlijk heb ik wel eens gedacht: wat als het mis-

gaat? Ik nam een risico. Ik had niet kunnen terugke-

ren naar Max Planck. Ik liet alles achter. Het worst

case scenario zou een vervroegd pensioen zijn. Maar

dan zou ik ergens gasthoogleraar zijn geworden.

Ik heb over de hele wereld vrienden die me graag

zouden betrekken bij hun onderzoek. Dus zo bezien:

dit worst case scenario zou nog steeds een goed

scenario zijn geweest.’

Want aan zijn pensioen wil Knoll voorlopig niet den-

ken. Hij werkt nog te graag. En veel. In 2011 had hij

nog geen vakantie, op twee vrije dagen in Indonesië

na. ‘Maar ik kan behoorlijk goed relaxen’, glimlacht

hij. ‘Ik pak mijn momenten. Ik woon vlak bij de Alte

Donau, een meer. Gisterochtend voor het ontbijt ben

ik nog even gaan zwemmen. Dat is mijn manier om de

batterij op te laden. Ik voel geen stress door het werk.

Mijn werk is mijn leven.’ |

Page 46: UT-Nieuws 3 november 2011

1) Aan de meeste Nederlandse universiteiten

kondigt de pedel het einde van de verdediging

van een proefschrift aan met een luide tik met

de pedelstaf gevolgd door de woorden ‘Hora est!’

(‘Het is tijd!’). De UT kent die traditie niet. Welke

woorden gebruikt de pedel hier?

A – ‘Hora finita!’

B – ‘Mijnheer de rector, de tijd is verstreken.’

C – ‘Het zit erop.’

D – ‘Geachte promovendus, u bent klaar.’

2) Op 28 april 2012 wordt de 40ste Batavierenrace

georganiseerd met finish zoals altijd op de campus.

Altijd? Nee, niet helemaal. De eerste editie in 1973

kende een ander parcours. Welk?

A – Van de UT-campus naar Nijmegen

B – Van Wageningen naar de UT-campus

C – Van Nijmegen naar Wageningen

D – Van Nijmegen naar Rotterdam

3) De architect die de Bastille ontwierp heeft meer

bekende gebouwen op zijn naam staan. Welke

onder andere?

A – De kubuswoningen in Rotterdam

B – Het stadhuis van Hengelo

C – Het Evoluon in Eindhoven

D – Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht

4) Welke UT-hoogleraar speelt een belangrijke rol

in een kinderboek?

A – Detlef Lohse in het boek Bellen blazen

B – Albert van den Berg in het boek Een pil

met een lab erin

C – Dave Blank in het boek Een legosteen zo

klein als een haar

D – Stefano Stramigioli in het boek Een dorp

vol robots

5) In 1995 wint Euros voor het eerst (en tot

nu toe ook voor het laatst) de belangrijkste

studentenroeiwedstrijd van het jaar, de Varsity.

Anderhalf jaar later pakt de Holland Acht

olympisch goud in Atlanta. Welke acht-roeier was

UT-student en zat in 1995 ook in de winnende

Euros-boot?

A – Diederik Simon

B – Nico Rienks

C – Niels van Steenis

D – Ronald Florijn

6) In 1976 wordt het college van bestuur voor

het eerst voor de rechter gesleept door een

student. Paul Klaarwater eiste schadevergoeding

omdat huisvestingspersoneel ongevraagd de

fietsenstalling van zijn campusflat heeft geruimd.

Welk ‘collector’s item’ komt daarbij op de vuilstort

terecht?

A – Het motorblok van een Fiat Topolino

uit 1954

B – Een door een Roemeense vioolbouwer

gemaakte viool uit 1961

C – Een van de eerste tandemfietsen van

Gazelle uit 1935

D – De loop van een Russische tank uit 1951

7) Op de eerste borrel (in 1976) van de eerste

vrouwenvereniging van de THT werden van boven

uit de Mensa breipatronen en recepten over de

borrelende vrouwen uitgegooid. Hoe heette deze

vereniging?

A – Wilhelmina

B – Carmina

C – Mieke

D – Aletta

Welke hoogleraar speelt een belangrijke rol in een kinderboek? Welke UT-student won

Olympisch goud in Atlanta? En welk bedrijf zat er vroeger eigenlijk in De Pakkerij? Test je

kennis van de vijftigjarige geschiedenis in deze UT-quiz.

De grote UT-quiz...Gouden Jubileum-Quiz

8) De UT-Kring, de personeelsvereniging van

de UT, heeft verschillende sub-verenigingen.

Zo is er imkervereniging De Botte Hommel en

hengelsportvereniging Carperdiem. Ook kent de

vereniging sinds jaar en dag een voetbalgroep. Welke

topvoetballer verzorgde in de jaren zeventig de

trainingen?

A – Abe Lenstra

B – Faas Wilkes

C – Hans Kraay sr.

D – Eddy Pieters Graafland

9) In De Pakkerij zijn tegenwoordig vier studenten-

verenigingen gehuisvest. Welke firma gebruikte het

pand vroeger als pakhuis?

A – Bolletje

B – Ten Cate

C – Hollandse Signaalapparaten

D – Van Heek & Co

10) Mr. Pieter van Vollenhoven, de man van prinses

Margriet, is praktijkhoogleraar bij de faculteit MB.

Op welk vakgebied eigenlijk?

A – Risicomanagement

B – Veiligheidsstudie

C – Politicologie

D – Koninkrijksrelaties

11) Jan Schoenaker is een kunstenaar uit Oldenzaal,

vooral bekend om zijn glas-in-loodramen. Welk(e)

kunstwerk(en) maakte hij voor de UT?

A – De geschilderde portretten van de eerste

negen rectores magnifici.

B – Het Sardineblik langs de Drienerlolaan

C – De kop van de pedelstaf

D – De wijzerplaat voor het Torentje van

Drienerlo

12) De eerste computer die de THT aanschaft (in

1964) is een IBM 360/30. Volgens de offerte heeft

de machine een ‘centrale verwerkingseenheid’ van

32.768 bytes. Hoeveel zou verdubbeling van dit

geheugen kosten?

A – 420 gulden

B – 2.420 gulden

C – 22.420 gulden

D – 222.420 gulden

13) Gebouw Cubicus heeft een B- en een C-vleugel.

De A- en de D-vleugel van wat toen nog het TW/

RC-gebouw heette, brandden op 20 november 2002

helemaal af. De brand bleek aangestoken. Door wie?

A – Een systeembeheerder van de opleiding

wiskunde

B – Een student informatica

C – Een zwerver

D – Een bewoner van de Bosweg, grenzend aan

de campus |

Doe mee en win !Hoe goed kent u de geschiedenis van de UT eigenlijk?

Het 50-jarig jubileum van de UT lijkt ons bij uitstek de

gelegenheid om die kennis eens te testen. Bovendien

kunt u er een leuke prijs mee winnen. UT Nieuws biedt

de prijswinnaar van deze quiz een fotoshoot aan met een

van onze fotografen. Dé kans om eens van uw goede kant

gefotografeerd te worden. Op uw favoriete plekje op de

campus, op uw werkplek, met uw vakgroep of met alle

collega’s, in het studentenhuis, met kinderen of partner

of met uw favoriete sportgroep. U mag het zeggen.

De goede antwoorden moeten uiterlijk op donderdag

17 november per mail ingestuurd worden naar:

[email protected] . Uit de inzendingen trekken

wij een winnaar. De juiste antwoorden zijn vanaf maan-

dag 21 november te vinden op www.utnieuws.nl

46 UT NIEUWS 01|2011

Page 47: UT-Nieuws 3 november 2011

UT NIEUWS 01|2011 47

Dé carrièrebeurs in het najaar voor student, starter en professional!

Voor meer informatie en gratis entree ga je naar www.carrieredagen.nl

vrijdag 25 & zaterdag 26 november 2011 Amsterdam RAI

De Nederlandse Carrièredagen is een activiteit van onderdeel van de

www.autorijschoolstiphout.nl

ut-stiphout 111025.indd 1 25-10-2011 12:25:27

Houd kennis niet achter slot en grendel.

NWO zet zich in om het resultaat van wetenschappelijk

onderzoek vrij toegankelijk te maken.

Kijk op: www.nwo.nl/openaccess

Open up!

www.rabobank.nl

Rabobank. Een bank met ideeën.

Universiteit Twente: gefeliciteerd!

Page 48: UT-Nieuws 3 november 2011

48 UT NIEUWS 01|2011

In het ORMIT-netwerk participeren onder andere: ABN AMRO, Agis, Akzo Nobel, Alliander, ANWB, ASML, ASR, Belastingdienst, De Rechtspraak, Dela, DSM, Ericsson, GVB, Iddink, Nike, NXP, Ordina, Philips, Post NL, Rabobank, RDW, Shell, Stichting Liliane Fonds, TNT, UMC, Unicef, Unilever, VDL, Warchild.

ORMIT. DEDICATED TO MAKING THE MOST OF YOUR TALENT.

Als dit jouw strategie is om de productiviteit te verhogen, moet je niet bij ORMIT zijn.

Een pizza als managementinstrument? Heb je betere ideeën over leiderschap, dan biedt ORMIT je een waardevol vervolg op je universitaire

studie. Als hèt adres op het gebied van Management Development, kun je als managementtrainee bij ORMIT rekenen op een aanpak die je aan alle

kanten aanscherpt. Zo ga je twee jaar lang in een uniek managementtraineeprogramma op interim-basis aan het werk. Op uitdagende projecten bij

vier toonaangevende organisaties uit ons netwerk.

Tegelijkertijd doorloop je een ontwikkelprogramma waarin coaching, intervisie en opleiding centraal staan. Daarbij ga je vanzelf deel uitmaken

van de hechte community van ‘ORMIT’ers’, zelfs als je niet meer bij ORMIT werkt. Door deze combinatie van werken en leren, brengen we de

manager in je boven. En kun je doorstromen naar een leidinggevende functie bij een van onze participanten. Dus wil je het beste uit jezelf halen, ga

dan naar www.ormit.nl.