www.utnieuws.nlOnafhankelijk magazine van de Universiteit Twente
jaargang 01 - nummer 01 - november 2011
Interviews >Vier eredoctorenover hun werk
Hoger onderwijs >CHEPS overde toekomst
International >The challenges of diversity
Universiteit Twente >
50 jaar kenniscampus
2 UT NIEUWS 01|2011
ChallengingyouTata Steel (voorheen Corus) is een van Europa’s grootste staal-producenten. Onze visie is om de benchmark te zijn voor de wereldwijde staalindustrie. Dat betekent voorop lopen en ambities waarmaken. Wij willen grenzen verleggen.
Er lopen de komende jaren belangrijke verbeterprojecten. We gaan kosten verlagen en investeren op het gebied van manufacturing, maintenance en energy e ciency. Voor deze challenges zoeken wij ambitieuze bachelors en masters met passie voor techniek. Help jij ons innoveren en continu verbeteren?
Tata Steel levert hoogwaardig staal aan klanten die actief zijn in de auto-industrie, de bouw, energiesector en verpakkingsindustrie. Met het internationale netwerk van verkoopkantoren en service centres onderscheidt Tata Steel zich in de markt. Samenwerken en partnership met klanten staan centraal in onze aanpak.
Meer weten over onze challenges en ons nieuwe traineeship Top Techniek? En wat wij voor elkaar kunnen betekenen? Kom voor een persoonlijk gesprek naar onze stand op Techniek Bedrijven Talents, op 18 november in Rotterdam.
www.tatasteeljobs.nl
Hoe ga jij onze grenzen verleggen?
Wij zoekenstarters:
TOPTALENTEN MET PASSIE VOOR
TECHNIEK HBO, WO
UT NIEUWS 01|2011 3
Onafhankelijk maandblad voor personeelen studenten van de Universiteit Twentejaargang 48. Verschijnt donderdag op decampus; vrijdag/zaterdag buiten de UT.Oplage: 8.000 exemplaren.Redactie-adres:Vrijhof kamers 315, 316, 317, 328, 319.Postadres:Postbus 217, 7500 AE Enschede.Telefoon:(053 – 489) 2029zie verder onder redactie.Fax: (053 – 489) 3439E-mail redactie:[email protected]:www.utnieuws.nlof via de homepage van de UT.Redactie:Ditta op den Dries(hoofdredacteur, 2030)
Paul de Kuyper (4084)[email protected] Platvoet (3815)[email protected] Pool (tel. 2936)[email protected]:Brigitte Boogaard (2029)[email protected] medewerkers:Cariene van Aart, Marloes van Amerom,Giels Brouwer, Rayke Derksen,Nynke Dirven, Maaike Endedijk,Robbin Engels, Hans van de Kolk,Ruben Libgott, Catherine Ann Lombard,Ingrid Szwajcer.Automatisering/internet:Ivar EngelChristina HöferFoto’s:Arjan Reef / Gijs van Ouwerkerk /
Ingrid SzwajcerRedactieraad:prof.dr. E.R. Seydel (vz).Advertenties:Bureau Van Vliet BV, Postbus 20,2040 AA Zandvoort,Tel. 023 – 5714745.Site: www.bureauvanvliet.com.E-mail: [email protected] op aanvraag.HOP:UT Nieuws is aangesloten bij het HogerOnderwijs Persbureau (HOP).Adreswijzigingen:Abonnees (ook studenten) dienen dezeschriftelijk door te geven aan de redactieUT-Nieuws Postbus 217, 7500 AE Enschedeof per e-mail: [email protected] of buitenlands studieverblijf: studentendie op stage gaan of in het buitenlandgaan studeren kunnen UT-Nieuws opschriftelijk verzoek opgestuurd krijgen.
Wie prijs stelt op deze (gratis) servicezendt een adreswijziging naar de redactieo.v.v. faculteit, stagelocatie en periode (zo nauwkeurig mogelijk).
Kopij:Bestemd voor de Infomededelingenrubriekdient per e-mail maandag voor 14.00 uur inhet bezit te zijn van de redactie UT-Nieuws.Abonnementen:Jaarabonnement: 44 euro. Abonnementenschriftelijk aan te vragen met vermeldingvan naam, adres, postcode, plaats,telefoonnummer en bank-/girorekening.Abonnementen kunnen wekelijks ingaan.Betaling via factuur. Het jaarabonnementwordt automatisch verlengd, tenzij menminimaal 1 maand voor afloop van deabonnementsperiode schriftelijk opzegt.Technische vervaardiging:Wegener SpeciaalMediaBezorging Campus:Motorsportgroep UT, coördinator StefanDams, tel. 053-4892029.E-mail: [email protected] UT-Nieuws:Auteursrecht voorbehouden. Het isverboden zonder toestemming van dehoofdredacteur artikelen schema’s foto’sof illustraties geheel of gedeeltelijk overte nemen en/of openbaar te maken inenigerlei vorm of wijze.
Nieuws
Van de redactieIn dit nummerKonden we maar in de toekomst kijken.
Dan zouden we met z’n allen weten
waar de Universiteit Twente zich over
50 jaar, zo rond het jaar 2060, bevindt.
Is de UT dan wereldspeler van formaat?
Stromen er vanaf de campus in Enschede
grote groepen excellente studenten het
(internationale) bedrijfsleven in? Hebben
we dan nog wel een campus? En is het
ons gelukt om met een sterk profiel op
de proppen te komen, zoals de minister
van Onderwijs dat heden ten dage graag
van ons ziet? Een wereldprofiel? Of een
regioprofiel? Vragen, vragen, vragen.
We kunnen niet in de toekomst kijken,
al heeft de recente berichtgeving over
neutrino’s die sneller zijn dan het licht
ons wel even aan het twijfelen gebracht.
In de wereld van de wetenschap (én in de
wereld van de journalistiek) houden we
ons graag aan de harde feiten. Vandaar
ook dat we Hans Vossensteyn en Harry
de Boer van CHEPS gevraagd hebben om
voor dit jubileummagazine een stevig
opiniërend artikel over de toekomst van
de universiteiten te schrijven, gebaseerd
op de actuele situatie van het hoger
onderwijs in Nederland. Maar de redac-
tie heeft daarnaast ook enkele UT’ers
uitgedaagd om in de glazen bol te kijken,
hun fantasie de vrije loop te laten en de
toekomst van de UT te voorspellen. Daar
hebben we geen spijt van- (zie pagina
40&41).We waren verrast door de prik-
kelende inzendingen, die ons stuk voor
stuk aan het denken zetten.
In dit jubileumnummer kijken we
achteruit, staan we stil bij zaken en
kijken we vooruit. Voor de redactie van
UT-Nieuws is het 50-jarig bestaan van
de UT absoluut een mijlpaal. Na 40 jaar
een weekblad te zijn geweest gaan we
vandaag over op een maandmagazine
en internet. Internet? Dat had profes-
sor Schuijer (pagina 22&23) een halve
eeuw geleden nooit kunnen voorspellen!
Hoe zouden we over 50 jaar het nieuws
brengen?
Ditta op den Dries, hoofdredacteur.
Colofon
Eredoctoraat: The Mythbusters > 4 - 7 De klas van 1964 > 8 - 9 Thuisbezorgd.nl > 10 Programma Dies Natalis > 11 Architectuur op de campus > 14 - 15 Eredoctoraat: Helga Nowotny > 16 - 19 High tech, human touch > 20 - 21 Van brede bachelor tot brede bachelor > 27 Eredoctoraat: Henri Termeer > 28 - 31 Internationalisation > 32 - 37 CHEPS over de toekomst van universiteiten > 38 - 39 De glazen bol > 40 - 41 Eredoctoraat: Wolfgang Knoll > 42 - 45 | De grote UT Quiz: > 46
Interview | Marina van Damme > 12 - 13
Interview | Professor Schuijer > 22 - 23
Interview | Jorrit de Boer > 24 - 26
Column | Peter Buwalda > 41
They make cars fly through the air, launch self-made rockets,
run in air-tight tracksuits through the desert and research if
an elephant is really scared of a mouse. For the Mythbusters
no assignment is too crazy. On the twenty-fifth of November,
during the celebration of the fiftieth anniversary of the UT,
the illustrious duo will receive the honorary doctorate of the
University of Twente.
And their reaction when they first heard the news? ‘We were
perplexed. And incredibly honored’.
Read the full story on www.utnieuws.nl
Meet the Mythbusters
4 UT NIEUWS 01|2011
UT NIEUWS 01|2011 5
TEKST: DITTA OP DEN DrIES | FOTO: STEFANO STrAMIgIOlI>
Er hangt een bordje bij de voordeur van
M5Industries, een bedrijf aan de rand van een
grijzig industrieterrein, aan de oostkant van San
Francisco. ‘Beste fans, we waarderen jullie belang-
stelling, maar willen jullie alsjeblieft niet kloppen of
bellen? We zijn druk bezig met de voorbereidingen
van ons programma. Groet. Mythbusters’. Duidelijke
taal, dit is het juiste adres. Een paar minuten later
steken ze hun bekende hoofden om de hoek van de
deur; Jamie Hyneman en Adam Savage, oftewel de
Mythbusters. Aangenaam kennis te maken, please
to meet you! Verdere introductie is niet nodig. Want
wie kent de Mythbusters nou eigenlijk niet? De
populaire wetenschappelijke show van het tweetal
is in Nederland bijna dagelijks te zien op Discovery
Channel. Wereldwijd kijken jaarlijks 400 miljoen
mensen uit 200 verschillende landen. En wie één
keer heeft gekeken weet dat Jamie die serieuze man
is met walrussnor en onvermijdelijke baret en Adam
die rossige met ringbaardje en donkere bril, die
altijd aan het dollen is. Een ijzersterk duo met een
ijzersterk tv-programma.
Het tweetal is volledig op elkaar ingespeeld. Ze
maken soepel een taakverdeling: Adam gaat voor ie-
dereen een lunch scoren en Jamie begint alvast aan
de rondleiding. ‘Niet schrikken’, waarschuwt hij, als
hij de deur van zijn kantoor openzwaait. In de hoek
staat een flink toegetakelde, bloederige levensechte
pop. ‘Gebruikt in de thriller Jade, als slachtoffer
van moord’, licht Jamie toe. De pop, gemaakt door
het bedrijf M5Industries, is later hergebruikt voor
educatieve doeleinden voor het Amerikaanse leger,
om soldaten die naar het front moesten voor te
bereiden op hun missie. ‘Ze krijgen nogal eens te
maken met aanslagen en moeten dan in staat zijn
hulp te bieden aan hun gewonde kameraden. Soms
worden ze geconfronteerd met gruwelijke verwon-
dingen. Benen die afgerukt zijn bijvoorbeeld. Deze
Ze laten auto’s de lucht in vliegen, vuren zelfgebouwde raketten af, rennen in een luchtdicht
joggingpak door de woestijn en onderzoeken of een olifant nou echt bang is voor een muis. Voor
de Mythbusters is geen opdracht te gek. Het illustere duo krijgt 25 november, tijdens de viering
van 50 jaar UT, het eredoctoraat van de Universiteit Twente. Hun reactie toen ze dat hoorden?
‘We waren perplex. En ongelofelijk vereerd’.
Meet the Mythbusterspop is als oefenmateriaal gebruikt. Met echt bloed.
En hij is zó levensecht, dat mensen bij het zien van
de pop ter plekke flauwvielen.’
De anekdote van de pop is slechts een voorschotje.
Wie een blik werpt in het kantoor van Jamie beseft
dat de gemiddelde studentenkamer op de campus
een modelwoning is. Het is er een bende. Tussen
de drie bankstellen in de kleine ruimte slingeren
tal van attributen. En bij elk voorwerp heeft Jamie
een verhaal. Aliëns aan de muur, rondslingerende
ledematen van poppen, een opgezette haai en tal
van uitgestalde voorwerpen die ooit dienst deden in
een film of reclamespot.
In een kast staat een afgedankte robot. Jamie is
robotfanaat. Zijn ijzeren vrienden staan aan de wieg
van zijn huidige succes. ‘Mijn bedrijf heet M5Indus-
tries en is gespecialiseerd is special effects voor
films en reclamedoeleinden. Twaalf jaar geleden had
ik voor een reclamespot een robot gebouwd. In die
tijd waren er robotgevechten op televisie. Robotten
gingen in een arena met elkaar in gevecht totdat
er eentje het loodje legde. En wat bleek……..mijn
robot was onverslaanbaar. Dat viel de program-
mamakers op. Ik werd toen door Discovery Chanel
benaderd om het programma de Mythbusters te
maken. Ik wist meteen dat ik zo’n programma kon
maken, maar vond mezelf eigenlijk niet leuk genoeg
voor de camera’s. Daarom heb ik Adam gebeld. We
maakten een testfilmpje en drie weken later was
alles in kannen en kruiken.’
De lunch staat inmiddels op tafel. Een gigantische
hamburger. Daarnaast een enorme beker frisdrank,
boordevol ijsklontjes. Tussen de happen door praten
de Mythbusters honderduit over hun shows. ‘Ik vind
het heerlijk om de testen te doen voor het program-
ma, maar die camera’s? Die beschouw ik als een
noodzakelijk kwaad. Het past voor geen meter bij
me om voor camera’s te acteren. En ik vind mezelf
er ook niet goed in’,zegt Jamie. Nee, dan Adam. ‘Ik
hou juist ontzettend van camera’s. Ik ben een echte
performer en heb ook een achtergrond als acteur.
Of ik een topjob heb? Zeker weten. Maar dat heeft
iedereen die alles wat hij in huis heeft in z’n baan
steekt heeft’, relativeert hij.
Door het succes van de Mythbusters mogen Jamie
en Adam zich inmiddels bekende televisiesterren
noemen. Ze hebben er een dubbel gevoel over. ‘Er
zijn soms idiote taferelen. Als we door het gangpad
van een vliegtuig lopen beginnen mensen ineens al-
lerlei dingen over ons te roepen. Beschamend. >
Eredoctoraat | MythBusters
‘Het idee om de MythBusters voor te dragen voor het
eredoctoraat komt eigenlijk van Leon Abelmann. Ik vond het
meteen geniaal! Het was erg moeilijk om contact te leggen
met de MythBusters. Ik heb toen mijn vriend Ken Goldberg
op Berkeley University een email gestuurd en hij bracht het
balletje snel aan ‘t rollen. Omdat het via mijn netwerk in orde
is gekomen, ben ik tot erepromotor benoemd. En dat vind ik
absoluut eervol.
Ik vind de MythBusters helemaal te gek. Ik heb weinig tijd
om tv te kijken, maar áls ik kijk dan is het vaak naar hun
programma op Discovery Channel. Of ik zoek naar leuke
Youtube-filmpjes van hen. Mijn favoriete filmpje? Dat van die
waterkoker die explodeert en als een raket wordt gelanceerd,
dwars door twee verdiepingen heen. Geniaal! Het is volgens mij
ook het meest bekende filmpje van de MythBusters.
Je krijgt een eredoctoraat als je inhoudelijk hebt bijgedra-
gen aan de bevordering van de wetenschap. De MythBus-
ters zijn in staat geweest wetenschap voor een breed pu-
bliek uitdagend en toegankelijk te maken. Dat is van groot
belang voor de toekomst. Kinderen, óók mijn kinderen,
vinden hun proeven fantastisch! De MythBusters hebben
exact de juiste wetenschappelijke houding. Een weten-
schapper moet niet geloven wat mensen zeggen, maar zelf
gaan onderzoeken of het wel waar is wat er gezegd wordt.
Dat is een houding die iedere academicus zou moeten heb-
ben. Ik vind dat de MythBusters het eredoctoraat dubbel en
dwars hebben verdiend. Zijn er mensen die daar anders over
denken? Vast en zeker bij andere universiteiten! Die zijn
jaloers. Ook op de UT? Ongelofelijk! Dan hebben die mensen
er weinig van begrepen.’
Erepromotor Stefano Stramigioli
Ze hebben het hardop óver ons, niet tegen ons. We
rijden ook in auto’s met getinte ruiten. Dat moet
wel. We hebben voor onze neus auto-ongelukken
zien gebeuren, alleen maar omdat mensen door
onze aanwezigheid op de weg afgeleid werden. Te
gek voor woorden. Aan de andere kant; de voor-
delen van beroemd zijn hebben de overhand. We
reizen de hele wereld over. En als we advies of hulp
nodig hebben, gaan alle deuren voor ons open.’
Mythbuster zijn is een fulltime job. De opnames
voor de programma’s zijn verwerkt in een super-
strak schema. Er wordt gewerkt in blokken van drie
maand. ‘In die periode plannen we alle opnames in.
Daarna hebben we enkele weken vakantie en dan
begint het nieuwe blok van drie maand. Voor een
aflevering hebben we een week tot tien dagen no-
dig. Dan is alles wat we doen op dat ene onderwerp
gefocust’, vertelt Adam. De druk is groot. Soms
zijn er tegenvallers of blokkades en moet er ineens
overgeschakeld worden naar een ander onderwerp.
Want één ding staat voorop; er moeten aan het
eind van de rit voldoende afleveringen op de plank
liggen.
Ze hebben er inmiddels negen seizoenen op zitten.
Honderden myths zijn door hen in de praktijk ge-
bracht en daarna voorzien van het etiketje: busted,
plausible of confirmed. Bang dat de bodem van de
ideeënpot in zicht is zijn ze niet. ‘Sterker nog, de
wachtlijst groeit. Het publiek draagt veel bij. Fans
roepen nieuwe myths als we voorbijlopen. Ze twitte-
ren en emailen in groten getalen. Bovendien hebben
we zelf ook onze eigen interesses en voorkeuren’,
zegt Adam. ‘We bekijken een nieuw idee van alle
kanten en bepalen dan of er een sterke uitzending
van gemaakt kan worden. Daar hebben we inmid-
dels wel gevoel voor.’
Als een idee potentie heeft komt het ‘zenuwcen-
trum’ in actie, gevestigd in het hart van het indus-
triepand. Jamie trekt een deur open. ‘Hier gebeurt
het allemaal. Hier worden de lijnen uitgezet.’ De
ruimte waarin het tweetal samenkomt met de
producers van het programma is opnieuw rom-
melig. Het electronische smartbord staat werkloos
in de hoek. Elke creatieve inval wordt met een
rode stift ergens opgeklad. Met woorden en met
tekeningetjes. Op borden en op de binnenkant van
de deur. Ongeorganiseerd, zo lijkt het, maar de
creativiteit spat er vanaf. En in die chaos komen de
mooiste programma tot leven. ‘Als we een test aan
gaan pakken beginnen we op heel kleine schaal.
We brainstormen samen en dan gaat het balletje
vanzelf rollen.’ Nou ja……vanzelf? Voor een goed
eindresultaat moet strijd geleverd worden. Struggle
for science. Die strijd begint al bij het uitwerken van
het idee. ‘Jamie en ik hebben grote overeenkomsten
in ons karakter, maar zeker ook grote verschillen.
Die verschillen zorgen voor oorlog. We ruziën er
heel wat af samen. Het gebeurt soms dat we twee
uur lang bekvechten over de aanpak en de voort-
gang van een test en dan ineens dé oplossing zien.
Die ruzie is voor ons noodzakelijk om tot een goed
eindresultaat te komen. En een goed eindresultaat
is het enige dat voor ons telt. Daar schuiven we
onze ego’s graag voor opzij. We hebben respect voor
elkaar. We beseffen allebei dat we de dingen beter
samen kunnen doen dan apart’.
De struggle for science eindigt niet in de voorbe-
reidingsfase. Een ware Mythbuster heeft lef, is vast-
houdend en koelbloedig. Dat is nodig om een test
tot een goed einde te brengen. Het gevaar ligt altijd
op de loer. ‘Vooral als je met explosieven werkt.
Spannend materiaal. Echt kicken. Maar daar moet
je niet té creatief mee omspringen’. Verschroeide
wenkbrauwen bij een explosie, een bevroren snor
bij een test in Alaska, de Mythbusters hebben
allerlei (kleine) verwondingen opgelopen bij hun
televisiewerk.
Wat de meest gevaarlijke test was? Adam antwoordt
meteen: upsite down underwater cars. Hij beleefde
benauwde momenten toen hij voor een aflevering
testte of het mogelijk is jezelf te bevrijden uit een
auto, die ondersteboven in het water terecht komt.
‘De meest beangstigende momenten maken we mee
als we, ondanks al onze voorbereiding, de controle
dreigen te verliezen. Dat gebeurde bij deze test.
We dachten vooraf dat we alle problemen hadden
getackeld. Maar het water dat de auto binnenliep
was smerig en bruin, zodat ik geen zicht had en
mijn oriëntatie verloor. Gelukkig blijven Jamie en ik
onder grote druk altijd kalm. Dat is ons beste wapen
in de overlevingsstrijd. Ook dit keer.’ Of hij zich
dan niet afvraagt; waarom doe ik dit eigenlijk? ‘Ja,
natuurlijk! Dat denken we altijd! We noemen dat ons
‘what the fuck-moment’. Bij elke test komt wel een
moment dat we elkaar aankijken, ons hoofd schud-
den en zeggen: ‘dit is zó absurd. Van wie moeten we
dit? Maar de kick achteraf vergoedt veel.’
De meest eervolle myth kwam zonder twijfel uit het
Witte Huis. President Barack Obama gaf de Myth-
busters in 2009 persoonlijk opdracht om de mythe
‘Archimedes Sun Ray’ te testen. Jamie trommelde
500 studenten op van de school, waar zijn vrouw
lesgeeft. Aan de baai van San Francisco richtten zij
gezamenlijk hun spiegels op de zon, om te bewerk-
stelligen dat door de weerkaatsing een schip in zee
in vlammen op zou gaan. In de mythe van Archi-
medes een beproefd middel om zeerovers te lijf te
gaan. In de presidentiële test van de Mythbusters
een ‘busted’.
‘Escape from Alcatraz’ is de meest favoriete afleve-
ring van Adam en Jamie. Ontsnappen van Alcatraz
Naam: James Earl (Jamie) Hyneman
Geboren: 25 september 1956
Geboorteplaats: Marshall Michigan
Burgerlijke stand: Getrouwd, geen kinderen
Jamie groeide op in Indiana. Had tal van baantjes. Was onder
meer wildernisexpert, dierentrainer, duiker, kapitein, metaal-
bewerker, dierenwinkelhouder, betoninspecteur en kok. Hij
woonde jarenlang in het Caraïbisch gebied en werkte er als
duiker en kapitein.
Hij is de eigenaar van het bedrijf M5 Industries, gespeciali-
seerd in het maken van effecten voor films en reclames. In de
Verenigde Staten heeft hij onder andere een speciale 7Up-
automaat en een speciale schoen voor Nike ontwikkeld.
Ook verzorgde hij effecten in de film Top Gun, The Matrix
en Star Wars. Hyneman is vooral bekend van het televisie-
programma MythBusters, waarin populaire mythen worden
getest op hun geloofwaardigheid.
JAMIE
6 UT NIEUWS 01|2011
Eredoctoraat 1 | MythBusters
is altijd voor onmogelijk gehouden, ondanks het
feit dat ooit drie gevangenen van regenjassen een
vlot bouwden en het ruime sop kozen. ‘We hebben
ons op laten sluiten in de cel, nadat we eerst alle
1600 pagina’s van het FBI-rapport over de ontsnap-
ping hadden gelezen. Vervolgens wrongen we ons
door een nauwe opening, die in een luchtkoker
uitkwam. Met aan elkaar geknoopte regenjassen
maakten we het meest accurate vlot dat ooit iemand
heeft gebouwd. Binnen 51 minuten waren we met
het vlot bij de Golden Gate Bridge. Geen haai te
bekennen. Het was helemaal niet moeilijk om te
ontsnappen uit Alcatraz! We denken overigens niet
dat de ontsnapte gevangenen de overkant hebben
bereikt. Daar waren ze niet slim genoeg voor. Weet
je waarom ze gevangen zijn genomen? Ze hebben
een bank beroofd, in een roze Cadillac!!’
Het bericht dat de Mythbusters vanwege hun ver-
dienste voor de wetenschap een honorary degree
van de Universiteit Twente krijgen, is bij hen inge-
slagen als een bom. ‘Crazy is het! Echt crazy. We zijn
er volkomen door overrompeld. En vinden het een
bijzonder grote eer’, zegt Adam. Hij noemt zichzelf
een autodidact pur sang. ‘Bij ons thuis werd vroeger
gehamerd op het belang van een hogere opleiding.
Dat lag als een druk op mijn schouders. Ik was nogal
een vervelend mannetje, dat het niet goed deed op
school. Ik ben na zes maand opleiding gestopt. Maar
ik ben wél iemand die levenslang wil leren. Jamie
en ik zijn geen mannetjes in laboratoriumpakjes,
die allerlei testen doen. We proberen de wereld om
ons heen te begrijpen en doen daar in de praktijk
onderzoek naar. Dat is wetenschap. Wetenschap is
eigenlijk van en voor iedereen.’
De Mythbusters vinden het bijzonder dat hun
programma zoveel neveneffecten heeft. Het was
vooraf niet hun doel om beroemd en rijk te worden.
Maar ze werden het wel. Ook hebben ze zich niet
op kinderen gericht. Maar juist kinderen blijken erg
geboeid door het programma. ‘Toen we met ons
programma begonnen hebben we vooraf óók niet
gezegd dat we iets ‘wetenschappelijks’ gingen doen.
We wilden gewoon een object of onderwerp dat
onze interesse heeft grondig onderzoeken, zodat
we ervan konden leren. Dat wilden we zo efficiënt
mogelijk doen en alles uit de kast halen. Methodie-
ken ontwerpen om je doel te bereiken. Dat is wat
we doen. En dat is toevallig precies hetzelfde wat
wetenschappers doen. Het is voor ons heel belang-
rijk dat de Universiteit Twente het belang van ons
programma voor de wetenschap erkent. We zijn
trots. Werkelijk, we zouden niet trotser en blijer
kunnen zijn”.’ |
robotica
Naam: Adam John Savage
Geboren op: 15 juli 1967
Geboorteplaats: New York
Burgerlijke stand: getrouwd, vader van een tweeling
Adam groeide op in Westchester County. Als de zoon van een
schilder/animator/regisseur had Adam als kind al vaak een
rol als de stem van een van de door zijn vader ontworpen ani-
matiekarakters voor de televisieserie Sesamstraat. (favoriete
Sesamstraat figuur: Koekiemonster).
Beroep: special effects expert (vooral op het gebied van
modelbouw) en tv-presentator. Hij werkte voor onder andere
Warner Bros. Entertainment en Walt Disney Pictures. Hij hielp
mee met de special effects van films als Star Wars Episodes I en
II, The Matrix.
Van Adam is verder bekend dat hij nogal snel last heeft van
zeeziekte. Iets dat echter goed uitkwam toen de Mythbusters
een paar mythen rond geneesmiddeltjes tegen zeeziekte
onderzochten.
ADAMDe Mythbusters hebben een grote voorliefde voor
robotica. ‘We zijn het meest gefascineerd door werk
dat ontwikkeld wordt door MIT, het Massachusetts
Institute for Technologie. Vliegende robots, die zich
voortbewegen als klapwiegende vogels en insecten,
prachtig vinden we dat. We sturen elkaar linkjes
door met de nieuwste ontdekkingen.’ Robots
worden veelvuldig gebruikt voor de experimen-
ten in het programma van de Mythbusters. ‘Met
behulp van robots krijgen we alles voor elkaar. We
gebruiken lasers en plasma cutting voor de meest
simpelste werkzaamheden. Robots gebruiken is
efficiënt; het bespaart ons tijd en geld.’
Veelbelovend vinden ze de ontwikkeling rond
3D-printen. ‘Waanzinnig goed! Zodra je een sterk
idee hebt bedacht, is de vorm een peulenschil.
Daar zorgt de 3D-printer voor’, zegt Jamie. Het
is volgens hem het topje van de ijsberg voor wat
ons in de toekomst te wachten staat. Adam: ‘Als
we de afstand tussen onze creatieve gedachten
en de nieuwste ontwikkelingen klein houden is
er in de nabije toekomst heel erg veel mogelijk.’
Jamie onderstreept dat hij het prachtig vindt
dat robots kunnen kruipen, tegen muren klim-
men of een ontbijtje serveren. ‘Dat is grappig.
Dat is lachen. Maar het wezenlijk belang van
robotica voor de mensheid is vele malen groter.’
Er is de afgelopen tien jaar een flinke slag
gemaakt in robotica. ‘Het is veel gemakkelijker
geworden om aan robotonderdelen te komen. Om
een voorbeeld te noemen; er bestaat nu gewoon
een robot-magazine, waar je je benodigde onder-
delen kunt bestellen. Het aantal hobby-weten-
schappers is mede daardoor flink toegenomen. Dat
vinden we een belangrijke ontwikkeling. Want hoe
meer mensen experimenteren, hoe meer ontdek-
kingen we doen.’
De toekomst van robotica? ‘Alles moet kleiner,
kleiner en nog eens kleiner worden. Daar zijn veel
mensen mee bezig. Voor de ruimtevaart is dat
bijvoorbeeld erg belangrijk. Hoe compacter een
robotonderdeel, hoe beter het de ruimte in kan.’
Ook Jamie houdt zich ermee bezig. Hij heeft een
robotarm zo verkleind dat het beter toepasbaar
is. De NASA heeft er inmiddels belangstelling
voor getoond. ‘Ze willen het in een ruimtesonde
naar Mars sturen en hebben al drie keer contact
met me gezocht.’ Of zijn vinding daadwerkelijk
gebruikt wordt? Jamie zou het prachtig vinden,
maar blijft met beide benen op de grond. ‘Ach…..
er hoeft maar één crisis op te duiken en het gaat
niet door’, relativeert hij. |
UT NIEUWS 01|2011 7
8 UT NIEUWS 01|2011
De reünie
TEKST: SANDrA POOl | POrTrETTEN: ArJAN rEEF >
Naam: Jeroen IJsseldijk (64)
Studie: Digitale techniek,
afgestudeerd in 1972
‘Ik was zestien jaar toen ik
na het afronden van de Hoge
Burger School naar Enschede
kwam. Een jonge student
dus. Dat komt omdat ik op
een gunstige datum jarig ben,
31 augustus. Ik studeerde in
1972 af bij professor Blauw.
Daarna vertrok ik naar België en kwam terecht in
de Telecomindustrie. Daar heb ik mijn hele leven
ingezeten. Eerst op de afdeling om computers te
ontwikkelen. Daarna werd ik hoofd van die afde-
ling en vervolgens ging ik naar operations, zoals
dat heet. Ik was verantwoordelijk voor de produc-
tie van ASDL. Niet alleen in België, maar ook in
China en Mexico.
‘Ik woonde op de UT in de topflat Calslaan 11-4.
Daar mocht je wonen als je getrouwd was. Mijn
vrouw leerde ik 47 jaar geleden kennen tijdens
het openingsfeest van de Technische Hogeschool
in Hengelo. We werden voor het feest gekoppeld
aan de zussen van medestudenten. De lijsten met
namen en adressen hingen keurig in de Boerderij.
Daaruit mocht je een date kiezen. Omdat ik toeval-
lig wist waar de Haverstraat was, heb ik het meisje
gekozen dat daar woonde. Een uur voor het feest
begon, ben ik langs haar huis gegaan om kennis
te maken met de ouders. In pak uiteraard. We zijn
inmiddels 42 jaar getrouwd.’
Naam: Hans van Wijhe (64)
Studie: Elektrotechniek,
afgestudeerd bij Bedrijfskunde in 1972
‘Ik behoorde tot de eerste vier
afstudeerders van bedrijfs-
kunde. We kennen elkaar
allemaal nog. We kregen
college bij Lievegoed op de
kamer. Na mijn studie vertrok
ik met mijn vrouw en twee
koffers naar Suriname. Daar
hielp ik mee met het aanleggen van de infrastruc-
tuur voor de bouw van telefooncentrales. Dat was
voor de Surinaamse PTT. We hadden destijds zin
in een buitenlands avontuur en we zijn er 3,5 jaar
gebleven. Onze kinderen zijn er geboren. Daarna
werkte ik jaren voor de KPN en op mijn 48e ben
ik voor mezelf begonnen. Daar zijn twee bedrijven
uitgekomen. Calvi, gespecialiseerd in Telecom
management, en Tele-BS, een adviesbureau voor
telecommunicatie.
‘Waarom ik destijds voor Enschede koos? Ik denk
dat mijn vader daar een grote rol in speelde. Op
de campus houden ze hem wel in de gaten, heeft
hij vast gedacht. Delft betekende in zijn ogen een
hoop bier en studentenleven. Op de THT ging de
poort dicht en dan komt het wel goed met die
jongen, meende hij. Hier werd ook wel bier gedron-
ken hoor. In dit gebouw, de Faculty Club, dat in die
tijd de Boerderij was, werden de nodige feestjes
gevierd en kwam je zwalkend naar buiten. Wat ik
me ook nog goed herinner is het gooien en smeren
met boter in onze flats. Klodders boter smeten we
op de muur. En daarna hagelslag. We hadden een
werkster en die ruimde alles de volgende morgen
weer op.’
Naam: Gerard te Meerman (65)
Studie: Wiskunde en filosofie,
afgestudeerd in 1972
‘Na mijn studie werkte ik vijf
jaar in Nijmegen als weten-
schapsfilosoof. Daarna ging ik
voor Unesco naar Jakarta waar
ik ook vijf jaar verbleef en nu
werk ik al weer dertig jaar bij
de Universiteit van Groningen
als statistisch geneticus. De
THT was voor mij een uitstekende methode om uit
huis te gaan. Ik wilde wiskunde studeren, maar de
Universiteit Delft betekende thuis blijven bij mijn
ouders. Dat zag ik niet zitten. En een nieuwe on-
derwijsinstelling trok me wel. Mijn medestudenten
van vroeger noemen me gekscherend ‘beroemd en
berucht’ en ik heb inderdaad wel voor wat reuring
gezorgd. Ik was een actieve student. Heb veel
gedaan. Richtte de studentenvakbond op, deed
studentenvormingswerk om te knokken voor breed
en gevarieerd onderwijs, wat nu overigens heel
normaal is. Was lid van de Hogeschoolraad, zat in
de gemeenteraad van Enschede en ik zat in de eer-
ste introductiecommissie. De numerus fixus ging
in dat jaar omhoog en dat betekende een kamerte-
kort. Het gevolg was dat wij met z’n tweeën op één
kamer moesten. Daar hadden wij helemaal geen
zin in. Weet je hoe wij er tegenin zijn gegaan? We
hebben tegen het bestuur gezegd dat je daarmee
de homofilie bevordert. De bestuurders wisten niet
Klodders boter en hagelslag aan de muur
reünie eerste lichting studenten uit 1964
Spraakmakende anekdotes, warme herinneringen, een rondleiding over de campus en een
borrel. Dat waren de ingrediënten van de reünie van ‘de klas van 1964’. ruim tachtig oud-
studenten van het eerste uur kwamen onlangs samen in de Faculty Club. Velen hadden elkaar
na de studie, waar ze in 1964 aan begonnen, nooit meer gezien. Hoog tijd om eens flink bij te
praten. Aan het woord vier alumni over meisjes, klodders boter, homofilie en een nieuw pak.
UT NIEUWS 01|2011 9
hoe snel ze de numerus fixus weer omlaag moesten
bijstellen. Ik ben mijn respect voor autoriteit toen
snel verloren.’
Gerhard van der Laan (64)
Studie: Werktuigbouwkunde,
afgestudeerd in 1971
‘Ik herinner me alles nog.
Alles. Ik was vreselijk jong
toen ik aan mijn studie begon.
Zeventien jaar. In het eerste
weekend dat ik thuiskwam had
mijn moeder een nieuw pak
voor me gekocht. Mijn postuur
is hier gevormd. Er waren in
die begintijd meer verenigingen dan studenten. Je
was voorzitter van de ene club en secretaris bij de
andere. Zo ging dat.
‘Ik ben na mijn studie nog een tijdje blijven hangen.
Ik had iets unieks gevonden. Ik was de eerste ter
wereld die op non-destructieve wijze een dislocatie
dichtheid kon meten. Dat was nog nooit eerder
gebeurd en daarvoor had ik een instrument ontwik-
keld. De ontdekking was van belang voor materi-
alen en metalen. Met een financiële beurs kreeg
ik inkomen en kon ik er over publiceren. Daarna
stelde mijn begeleider voor te promoveren, maar
ik vond het veel te duf. Ik wilde werken met de
boutjes en de moertjes. Wetenschappelijk onder-
zoek vond ik te passief. Bij Alcoa, een Amerikaanse
aluminiumproducent in Brabant, kon ik aan de
slag. Vijf jaar lang deed ik er van alles. Daarna werd
ik weggekocht door Nationaal Grondbezit waar
ik ook vijf jaar heb gezeten. Vredestein volgde. Ik
werkte op afdeling met techniekartikelen en vloog
de hele wereld over. De koffer stond onder de
kapstok en ik wist ’s morgens niet ik welk bed ik ’s
avonds sliep. Daarna werkte ik nog twee jaar voor
een textielbedrijf en ben uiteindelijk voor mezelf
begonnen als interim manager. Ik heb in mijn leven
meer mensen ontslagen dan menig directeur.’ |
De reünie is de eerste van een reeks. Volgend
jaar is het de beurt aan de lichting van 1965.
Archieffoto: De klas van 1964.
10 UT NIEUWS 01|2011
Succesverhaal
TEKST: MAAIKE PlATVOET | FOTO: ArJAN rEEF >
Honderd man personeel telt thuisbezorgd.nl nu.
Dat was in 1999, toen Jitse Groen als student
bedrijfsinformatietechnologie op het idee kwam
om de website te lanceren, wel anders. Maar
zijn idee ‘vanachter de computer eten bestel-
len’, bleek een gouden idee. En de groei van zijn
bedrijf was daarna explosief. Van het BTC ver-
huisde hij naar een groot pand aan de Lasonder-
singel, en ook daar is het nu te klein. ‘Binnenkort
verhuizen we weer, naar een locatie die ik nog
niet prijs kan geven. Maar ik ben er ontzettend
blij mee.’
Naast Enschede heeft thuisbezorgd.nl ook
vestigingen in Utrecht, Brussel en Kopenhagen.
Utrecht fungeert als het internationale hoofdkan-
toor, van waaruit de bestellingen in Zwitserland,
Oostenrijk en Duitsland worden geregeld. Maar
ook worden in Utrecht nieuwe marketingstrate-
gieën bedacht. ‘Wat we willen verkopen is een
massaproduct, dus moet je veel mensen kunnen
bereiken. De laatste jaren is daarom hard ingezet
op marketing, onder andere ook om de Belgi-
sche markt te veroveren.’ Wie herinnert zich
bovendien niet de ludieke gratis pizza-actie van
thuisbezorgd.nl? ‘Die actie had ik zelf bedacht,
alle media doken er boven op. Het heeft me twee
ton gekost, maar we hebben er wel enorm mee
gescoord en flink aan naamsbekendheid gewon-
nen.’
Thuisbezorgd.nl timmert hard aan de weg in
Europa. Dankzij de door thuisbezorgd.nl ont-
wikkelde software kan iemand in Berlijn een
bestelling plaatsen, waarna de bon via Utrecht
bij het lokale restaurant in Berlijn weer wordt
uitgedraaid. ‘Het systeem werkt als een soort
van lus. We willen dit dan ook compleet in eigen
hand houden. Tijdens de avonduren komen er
soms honderden bestellingen tegelijk binnen.
Dan kunnen we ons geen fouten permitteren. Als
er een storing optreedt zijn onze eigen it-experts
ook in staat om zelf het probleem op te lossen.’
Maar het állerlastigste van zijn product is ‘om
de bestelling bij de klant te krijgen’, zegt Groen.
‘Een fax met de bestelling kan bijvoorbeeld ook
op de grond vallen, waardoor deze over het
hoofd wordt gezien. Over dat proces hebben wij
geen controle, maar desondanks willen we het
perfect uitvoeren.’
Sinds kort verstrekt thuisbezorgd.nl daarom ook
zogenaamde terminals aan restaurants die zich
aansluiten bij de website. Via dit apparaat kan
De UT en Kennispark Twente noemen zijn bedrijf graag als voorbeeld van ‘geslaagd en succesvol
ondernemerschap’. Begrijpelijk, als je alleen al in Nederland een omzet van 72 miljoen euro
draait. Directeur Jitse groen (33) van thuisbezorgd.nl is nuchter onder alle belangstelling die
hij krijgt. ‘Binnen het bedrijf schiet ik met al die aandacht niet zo op. Hier wordt gewoon hard
gewerkt.’
Het succes van thuisbezorgd.nleen bestelbon geprint worden, maar het geeft
ook een waarschuwingssignaal af als dit niet
tijdig gebeurt of als de bestelling gereed dient
te zijn.
Groen is al lang niet meer de student van toen.
Zijn studie bedrijfsinformatietechnologie heeft hij
zelfs voortijdig afgebroken. ‘Helaas, want ik had
best graag willen afstuderen. Maar de UT stond
toen niet toe dat ik dat bij mijn eigen bedrijf deed.’
Nu is hij bovenal manager, die op en neer reist
tussen zijn vestigingen in Nederland en daarbui-
ten. ‘Ik bemoei me niet meer met alle beslissingen,
dat is ook niet te doen. Soms is dat wel gek, zie
ik opeens een tv-reclame van ons voorbij komen
waarmee ik mij niet heb bemoeid.’
Wat hij nog heel graag zou willen, is de Verenig-
de Staten ‘veroveren’. Maar volgens de jonge
directeur is het daarvoor nog te vroeg. ‘Dat zou
heel veel investeringsgeld kosten, daar moet je
dus goed over nadenken. Maar het zou heel gaaf
zijn.’ |
Programma:Vanaf 13.00 uur: Ontvangst in foyer Wilminktheater
14.00 uur: Binnenkomst cortège
14.05 uur: Welkomstwoord door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus
14.15 uur: Uitreiking ‘Overijssel PhD-award’ door mw. drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten, Commissaris van de Koningin
14.25 uur: Uitreiking ‘Professor De Winterprijs’ door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus
14.35 uur: Muzikaal intermezzo door Orkest van het Oosten onder leiding van Chef-dirigent J.W. de Vriend
14.45 uur: Binnenkomst Hare Majesteit de Koningin
14.50 uur: Welkom door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus
14.55 uur: Diesrede ‘Functie volgt vorm’, door prof.dr. C.A. van Blitterswijk, wetenschappelijk directeur van
het onderzoeksinstituut MIRA
15.15 uur: Muzikaal intermezzo door Orkest van het Oosten
15.25 uur: Opening van de openbare zitting van het College voor Promoties door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus
Uitreiking eredoctoraten aan:
- Prof.dr. W. Knoll, erepromotor prof.dr. G.J. Vancso, faculteit Technische Natuurwetenschappen
- Prof.dr. H. Nowotny, PhD, erepromotor prof.dr. S. Kuhlmann, faculteit Management en Bestuur
- Dhr. H.A. Termeer, MBA, erepromotor prof.dr. C.A. van Blitterswijk, faculteit Technische Natuurwetenschappen
- Dhr. J. Hyneman en dhr. A. Savage, erepromotor prof.dr.ir. S. Stramigioli, faculteit Elektrotechniek,
Wiskunde en Informatica
16.10 uur: Afsluiting en dankwoord door prof.dr. H. Brinksma, Rector Magnificus
16.15 uur: Receptie in foyer Wilminktheater
UT NIEUWS 01|2011 11
50ste DIES NATALIS van de Universiteit Twenteop vrijdag 25 november 2011Wilminktheater | Wenninkgaarde 40-42 | Enschede
Interview | Marina van Damme
TEKST: DITTA OP DEN DrIES | FOTO: INgrID SZWAJCEr >
Ze wil graag vooruitkijken. Ze wil het over vrouwen
hebben. Over ambitieuze, talentvolle vrouwen, die
technische studies gekozen hebben. Voor hén is de
Marina van Damme beurs in het leven geroepen.
Een bedrag van 9000 euro krijgen vrouwen, die zich
verder willen ontwikkelen in of buiten hun vakge-
bied. ‘En dat hoeft lang niet altijd te betekenen dat
iemand een stap hogerop de ladder wil. Een horizon-
tale, verbredende stap is minstens zo belangrijk. Als
ze maar niet stil blijven zitten. Als ze maar blijven
denken over de volgende stap in hun loopbaan. En
nooit, maar dan ook nooit teruggaan naar de plek
waar ze al geweest zijn.’
Al 20 vrouwen hebben in de afgelopen jaren de Ma-
rina van Damme beurs ontvangen; negen uit Delft,
twee uit Eindhoven en negen uit Twente. Ze raakt
op dreef als ze over ‘haar’ vrouwen praat. Stuk voor
stuk kanjers, dat zijn het. ‘Sonia was de eerste, die
de beurs kreeg. Een Argentijnse die voor elektro-
techniek koos, voor de harde wetenschap.’ Haar
duim gaat goedkeurend omhoog. ‘Sonia typeert het
soort vrouwen dat in het Marina van Damme net-
werk zit. En wat te denken van Klaudie, die eerder
dit jaar in Twente de beurs kreeg uitgereikt. Klaudie
heeft echt hart voor de natuur, maakt onderwater-
films, maar verwijdert ook achtergebleven netten in
de Noordzee, om allerlei zeedieren te beschermen.
Geweldig vind ik dat!’ Ze laat een foto zien, waar alle
20 vrouwen opstaan. ‘Dit stel? Daar ben ik hartstikke
trots op’, klinkt het, recht uit haar hart.
Toen de beurs in het leven werd geroepen had ze er
zelf een paar mooie, neutrale namen voor bedacht.
‘Maar dat kreeg ik er niet door. Het moest en zou de
Marina van Damme beurs worden. Ach….daar heb
ik mee leren leven’, zegt ze bescheiden. En dan komt
het er toch van: achteruitkijken. Want die beschei-
denheid, die stamt uit haar jeugd.
TerugblikHaar ouders woonden in het begin van de vorige
eeuw in (de zak van) Zuid-Beverland. ‘Maar toen
in de 20’er jaren de trek naar Rotterdam begon,
vertrokken zij ook daarheen. Daar ben ik geboren,
als jongste meisje van het gezin, dat uit vier kinderen
bestond; drie meisjes en een jongen. We groeiden
op in de oorlogsjaren. Moeilijke jaren waren het. Er
was honger. We leerden als kind al om blij te zijn met
datgene wat je hebt. Met eten werd erg zuinig omge-
sprongen. Er verdween niets in de vuilnisbak. Toen
niet en nu nog steeds niet. Ik gooi niets weg. Kliekjes
gaan naar de kippen, oud brood naar de eendjes.’
Haar ouders hadden alleen lagere school. Maar ze
zorgden ervoor dat alle kinderen hun hbs-diploma
haalden. ‘En geloof me, dat was in die tijd heel
bijzonder. Het liefst reik ik de Marina van Damme
beurs daarom uit aan vrouwen, wier ouders geen
academische achtergrond hebben. Om hen kansen
te bieden.’
Zelf heeft ze volop kansen gehad in haar carrière.
Toen ze ging studeren twijfelde ze nog even tussen
chemische technologie en bouwkunde. ‘Mijn opa, de
vader van mijn moeder, was aannemer in het dorp.
Mijn moeder had diezelfde interesse. Als kind ging
ik vaak boodschappen met haar doen en dan bleven
mijn moeder en ik altijd een poos stilstaan bij bouw-
putten. Dus ja, bouwkunde zou zeker iets voor me
geweest zijn. Maar ik ben achteraf heel blij met mijn
keus voor chemische technologie. Het heeft me een
geweldig leven en een geweldige carrière gebracht.’
Het hele leven bestaat uit kiezen, zegt ze. Kiezen
voor een volgende stap. Ze heeft in het bedrijfs-
leven heel wat fusies meegemaakt. En als ze zich
door de gevolgen van die fusies geremd voelde in
haar ontwikkeling, dan begon ze gewoon helemaal
opnieuw. ‘Als je verstandig bent en de goede ge-
bieden kiest, kun je echt je hele leven lang leren.’
Op tijd vertrekken uit een functie, niet wachten
tot iemand je iets aanbiedt, maar zelf op zoek gaan
naar nieuwe uitdagingen, zo vat ze haar succesfor-
mule samen.
In haar eigen carrière heeft ze altijd de drang ge-
voeld om een volgende stap te nemen. Ze bereikte
er de top van het bedrijfsleven mee. Als directeur
van Akzo bijvoorbeeld. ‘En altijd als enige vrouw
he?! Tijdens mijn studie chemische technologie
‘Vrouwelijke hoogleraren moeten hun bescheidenheid aan de kant zetten’
Marina van Damme over de ambities van talentvolle vrouwen
Ze was midden jaren ‘60 de allereerste die promoveerde aan de Universiteit Twente. Een
interview in dit jubileumnummer is daarom op z’n plaats. Maar toch moet Marina van Damme
er heel even over nadenken. ‘Ik heb geen zin om achteruit te kijken hoor! Dat heb ik in
interviews al vaak genoeg gedaan.’
De Marina van Damme beurs is 20 keer uitgereikt, waarvan
negen keer in Enschede. Bij de Universiteit Twente ontvingen
de volgende vrouwen de beurs:
2003 mw. dr. ir. S.M. Heemstra De Groot 2004 mw. dr. I. Breymann
2005 mw. drs. T. Stobbelaar-van der Laan
2006 mw. drs. I.N. van de Kamp
2007 mw. ir. N. Haye
2008 mw. ir. H. bij de Vaate
2009 mw. ir. C.D. Wezeman
2010 mw. ir. W.M. Borneman
2011 mw. drs. K.M.C. Bartelink
Marina van Damme beurs
12 UT NIEUWS 01|2011
zeiden we als vrouwelijke studenten tegen elkaar;
‘we lopen 1 op 100.’ Nou, ook in het bedrijfsleven
liep ik als vrouw ‘1 op 100’. Als alle directeuren en
de Raad van Bestuur jaarlijks bijeenkwamen, was
ik steevast de enige vrouw. Of dat eenzaam was?
Nee, zo heb ik dat niet ervaren. Ik werd gewaar-
deerd om mijn werk en heb er vrienden voor het
leven gemaakt.’
Zonder het feminisme aan te hangen wil Marina
van Damme graag dat er meer gelijkwaardigheid
komt tussen mannen en vrouwen. Er is nog veel
werk aan de winkel. ‘Het calvinisme heeft vrouwen
lang van de arbeidsmarkt gehouden. In de jaren ’60
en ’70 was er een inhaalslag, maar ik heb het idee
dat we nu stilstaan, in ieder geval bij de technische
beroepen. Zéker als we naar het buitenland kijken,
waarop we nog ver achterlopen. Hoe dat komt
weet ik niet, wél dat er iets moet gebeuren. Er moet
meer en betere voorlichting komen om meisjes te
overtuigen van nut, belang en plezier van techni-
sche studies. Te veel ouders en decanen zeggen nu
nog; ‘meisje, da’s niks voor jou. Onzin! We hebben
verder meer rolmodellen nodig. Vrouwen die het
gemaakt hebben in de techniek. De drie technische
universiteiten moeten daarin beter gaan samenwer-
ken.
Het is écht nodig dat er iets extra’s voor vrouwen
wordt gedaan, maar te vaak wordt dat als positieve
discriminatie gezien. Dat vind ik heel erg jammer.
Er zitten veel te weinig vrouwen aan de top in het
bedrijfsleven. Terwijl het is aangetoond dat een
onderneming een ander soort bestuur vormt als er
meer vrouwen in zitten. Vrouwen reageren anders,
kiezen voor een andere aanpak en luisteren beter.
Ze luisteren vaak met een second ear en komen
daardoor tot andere conclusies.’
Ze heeft nog meer tips. Vrouwelijke hoogleraren
moeten hun bescheidenheid aan de kant zetten en
veel meer aan de weg timmeren. Vrouwen moeten
niet afwachten, maar zich áánmelden voor top-
functies. Benoemingscommissies moeten in balans
zijn; zowel vrouwen als mannen. En op scholen
voor voortgezet onderwijs moeten meiden extra
gestimuleerd worden voor gedurfde keuzes. Een
meidenkamp in Enschede is een goed voorbeeld
om hen warm te maken voor een technische studie,
maar gerichte voorlichting op 3 en 5 vwo voor meis-
jes is even belangrijk.
geluk onder de appelboom‘Ach, ik probeer vanuit mijn geïsoleerde positie in
m’n boerderij in Vorden af en toe nog wat zaken in
beweging te brengen. Dat zal ik ook blijven doen. Ik
kijk niet achterom. Ik had en heb een geweldig leven.
Ik ben een zondagskind. De Marina van Damme
beurs heb ik voor de komende vijf jaar gegarandeerd.
Als het aan mij ligt komen er nog heel veel beurs-
winnaars. De vrouwen vormen inmiddels een hecht
netwerk. Een keer per jaar komen ze bij me thuis.
Als het mooi weer is zitten we samen in de tuin,
onder de appelboom. Dat is geluk. Zolang ik leef blijf
ik me inzetten voor dit netwerk. Binnenkort gaat er
weer een nieuwsbrief op de post. Ik hoop heel erg
dat de vrouwen dit netwerk verder voortzetten, als ik
er over een aantal jaren niet meer ben.’ |
Naam: M.A. (Marina) van Damme-Van Weele
Leeftijd: 81
Geboren in: Rotterdam
Loopbaan:
• Begon in 1947 met een studie Chemische Technologie
in Delft.
• Studeerde in 1953 af.
• Werkte vijf jaar bij TNO in Delft.
• Stapte over naar Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie
(KNZ heet nu Akzo Nobel). Begon als researchmedewerker,
werd later hoofd van het laboratorium en vervolgens
adjunct-directeur van KNZ.
• Promoveerde als eerste (dus ook als eerste vrouw) aan de
Universiteit Twente in 1965.
• Werd in 1977 directeur Chemische Strategie van Akzo.
Nevenfuncties:
• Was actief in ondernemersorganisatie VNO.
• Was lid van commissies over technologiebeleid, in Brussel
en op het ministerie van Economische Zaken.
• Zat in de Raad van Toezicht van TNO en van ABN/AMRO.
• Was lid van de Wetenschappelijk Raad van
Het Regeringsbeleid.
Curriculum Vitae
UT NIEUWS 01|2011 13
14 UT NIEUWS 01|2011
TEKST: SANDrA POOl | FOTO’S: PETEr TIMMErMAN >
Zijn liefde voor de kunst van het bouwen en
ontwerpen is ooit begonnen door de vader van zijn
eerste vriendinnetje, ergens eind jaren tachtig. ‘Hij
was architect en had prachtige platen aan de muur
hangen. Daar spraken we over en toen zijn mijn
ogen geopend.’
Timmerman heeft sindsdien vele beroemde gebou-
wen bekeken. ‘Het is ongelofelijk wat architecten
met ruimte kunnen doen’, omschrijft hij zijn lief-
hebberij. ‘Dat komt bij mij wel binnen en daar kan
ik dan behoorlijk van onder de indruk zijn.’
Op het UT-terrein verzorgt hij rondleidingen en
vertelt onderweg over de architectonische gebou-
wen. ‘Maar ik wilde meer. Iets unieks. Het vijftig-
jarige jubileum van de universiteit is een mooie
aanleiding om de architectuur op de campus eens
onder de loep te nemen.’
De zeven genoemde thema’s vormen de basis van
het boek. ‘Het is mijn eigen, particuliere visie. Ik
poog bouwwerken in een context te plaatsen door
er een vergelijkend, heel onverwachts plaatje naast
te zetten. Het doel is mensen te verleiden om
anders naar bouwkunst te kijken.’
Op de campus begint de architectuur in de jaren
zestig met het functionalisme. De Hogekamp is een
van de eerste gebouwen. Timmerman: ‘Zakelijk
en rationeel. Lange, strakke gangen. Een heldere
plattegrond.’ Als reactie daarop bouwden de
architecten Heijdenrijk en Mol in de jaren zeventig
Cubicus. ‘Een voorbeeld van labyrintische archi-
tectuur. Er is geen touw aan vast te knopen. Je ziet
kleine hoekjes met een trappenhuis en een keu-
kentje en daarvan worden er enkelen aan elkaar
gebreid. Bij gebouw Carré heb je geen idee wat
zich achter de gevel afspeelt. Het is eigenlijk een
steriel en kaal gebouw. Daar had de architect, wat
mij betreft, veel meer expressie in kunnen leggen.
De Hogekamp vind ik een stuk interessanter. Het
ketelhuis en de buizen die buitenom lopen. Dat
heeft iets. Het is heel prominent aanwezig en laat
zien wat er binnenin gebeurt. De techniek spat er
vanaf. Ik vind het een stoer gebouw. Cubicus, dat
in het water staat, spreekt me ook meer aan. Er
ontstaat een spel met zonlicht en water, waardoor
het grijze, saaie beton spannend wordt en tot leven
komt. Dat is heel slim gedaan.’
In zijn boek, dat deze maand bij Broekhuis-filia-
len in de regio verschijnt, behandelt Timmerman
de gebouwen bewust niet op een chronologische
manier. ‘Ik had behoefte aan een eigen visie. Het
is uiteindelijk een thematisch boek geworden en
dat heeft me veel vrijheid gegeven.’ |
Op donderdag 24 november en 1 december
vertelt Timmerman tijden Studium Generale
over zijn boek. Meer info: www.grotea.nl
Stoer, spannend en steriel
Bouwkunst op de campus
Peter Timmerman, hoofd Studium generale, is de maker van het nieuwe boek Architectuur
met een grote A. Op basis van zeven thema’s – situering, route, ruimte, plek, gezicht, detail
en licht – behandelt en beschrijft hij gebouwen op de campus. Deze thema’s zijn volgens hem
de hoofdingrediënten voor iedere goede architect. ‘Het is de beste manier om een gebouw te
benaderen.’ Als liefhebber en als kenner vertelt hij over vijftig jaar architectuur op de campus.
Architectuur in beeld
STOEr SPANNEND STErIEl
UT NIEUWS 01|2011 15
On Schlickgasse 3 in Vienna, Professor emerita Helga
Nowotny (73) has a small office that is the hub of all of
her activities. But as president of the European Research
Council (ERC) she also flies regularly to Brussels and other
metropolises for meetings and congresses. There is no
stopping her, it seems. ‘Knowledge is what inspires me.’
Read the full story on www.utnieuws.nl
‘Knowledge inspires me’
16 UT NIEUWS 01|2011
UT NIEUWS 01|2011 17
TEKST: MAAIKE PlATVOET >
Une petite, zo werd ze ooit eens omschreven in
een interview. En klein is ze inderdaad, maar
achter haar frêle gestalte gaat een grande dame
schuil. In de eerste plaats vanwege de prestaties
op haar vakgebied STS: science and technology
studies. Haar oeuvre op dit interdisciplinaire
wetenschapsgebied is indrukwekkend. No-
wotny speelde een belangrijke rol in discussies
en vernieuwing in de kennissociologie. Maar
haar roem reikt verder. Onder haar voorzitter-
schap - en daarvoor als vice-voorzitter - groeide
de European Research Council (ERC) uit tot
een succesvolle en populaire organisatie onder
Europese wetenschappers. Het is nu de meest
belangrijke onderzoeksfinancier in Europa, de
reputatie van de ERC is enorm. Nowotny heeft
zich als president van de ERC twee grote doelen
gesteld, die ze voordat haar termijn in 2013
afloopt wil behalen: meer onafhankelijkheid van
de ERC ten opzichte van de bureaucratische
structuur en een forse toename - 200% - van het
budget, voor de periode van 2014 tot 2020. Dat
zou moeten betekenen dat de ERC vanaf 2014
3,4 miljard euro per jaar in kas te verdelen heeft
voor Europese wetenschappers. ‘Of deze cijfers
gehaald kunnen worden hangt af van de politieke
bereidheid om in de toekomst te investeren, in
het bijzonder in onderzoek en innovatie.’
‘Ik ben net terug van een persmeeting in Brus-
sel. Daar hebben we als ERC onze task forces
gepresenteerd voor de komende jaren: meer
onafhankelijkheid voor de ERC, uitgebreidere
en meer wetenschappelijke ondersteuning voor
de commissies van de ERC en een sterkere en
fulltime rol voor de ERC-president en de ERC-
directeur. We zitten al in de goede richting, maar
hebben ook nog een lange weg te gaan.’ Ook de
ambities om het budget omhoog te krijgen, liegen
er niet om. ‘Er ligt een voorstel voor 80 miljard
Aan de Schlickgasse 3 in Wenen, heeft emeritus-hoogleraar Helga Nowotny (73) een
klein kantoor, dat de thuisbasis vormt voor al haar werkzaamheden. Maar als president
van de European research Council (ErC) vliegt ze ook regelmatig naar Brussel en andere
wereldsteden voor meetings, congressen en vergaderingen. Onvermoeibaar, lijkt ze.
‘Knowledge is what inspires me.’
‘Kennis inspireert me’Helga Nowotny, president van de European research Council
Eredoctoraat 2 | Helga Nowotny
bij het Europees parlement. Noodzakelijk, omdat
we voor grote wetenschappelijke uitdagingen
staan, onder andere op het gebied van klimaat-
veranderingen en gezondheidszorg.’ Onlangs nog
beloofde Nowotny, als president van de ERC, to
make frontier research the dynamic element
in confronting the challenges ahead. Wat
bedoelde ze daar mee? ‘We moeten erkennen dat
er een groot gat zit tussen de beleidsdoelstel-
lingen van de overheid en fundamenteel weten-
schappelijk onderzoek. Hoe vertaal je dan jouw
onderzoek naar die doelstelling die de overheid
ook voor ogen heeft? Maar juist dat fundamen-
tele onderzoek legt de basis voor innovatie en
technologische vooruitgang in onze maatschap-
pij. Daarmee kunnen we de uitdagingen die voor
ons liggen aan. Het dynamische aspect zit in het
feit dat je niet kunt verwachten dat het funda-
mentele onderzoek morgen al met antwoorden
komt, het is een investering die op zijn minst tien
jaar kost. Frontier research is de meest dynami-
sche vorm van kennisproductie en duwt ons naar
onbekende terreinen.
Uitkomsten kunnen daarom nog niet voorspeld
worden, maar we zien wel de enorme potentie
van science and technology voor onze toekomst.’
Terug naar de werkkamer in Wenen, die zich
vlakbij de University of Vienna bevindt. Terwijl
haar personal assistent thee serveert, vertelt
Nowotny hoe vereerd ze zich voelt dat ze een
eredoctoraat van de Universiteit Twente ont-
vangt. ‘Toen ik het nieuws hoorde, was ik echt
geraakt. Ik heb eerder eredoctoraten ontvan-
gen, maar deze erkenning komt van mijn eigen
vakgebied science and technology studies en
voelt daardoor heel persoonlijk. STS is namelijk
een tamelijk klein veld, met niet veel onderzoeks-
groepen in Europa. Dat maakt dit eredoctoraat
extra speciaal.’
Ze is bekend met de UT. Emeritus hoogleraar
Arie Rip (van de vakgroep Science, Technology,
Policy Studies) leerde ze lange tijd terug al
kennen op conferenties. Ook met Rips opvolger
hoogleraar Stefan Kuhlmann, tevens haar erepro-
motor, heeft ze goed contact. >
Erepromotor Stefan KuhlmannHaar erepromotor aan de UT is Stefan Kuhlmann, hoogleraar
Foundations of Science, Technology and Society van de faculteit
Management & Bestuur. Hij heeft Nowotny meermalen
ontmoet en noemt haar werk ‘op een ideale manier gericht op
raakvlakken tussen harde en zachte wetenschap’. ‘Daarom past
haar eredoctoraat ook uitstekend bij het profiel ‘high tech,
human touch’ van onze universiteit.’ Kuhlmann noemt haar
een veelzijdig talent: ‘naast een excellent wetenschapper is
ze ook een goede manager en politiek ambitieus.’ ‘Hoewel ze
terecht trots is op haar functie als president bij de ERC, weet
ik dat ze zich bovenal ziet als wetenschapper en schrijver van
boeken.’ De boodschap die Nowotny haar gehele carrière laat
doorklinken, luidt volgens Kuhlmann dat we een steeds com-
plexere maatschappij ontwikkelen, met onder meer behoefte
aan nieuwe vorm van flexibel overheidsbeleid. ‘En dat levert
vaak spanning, omdat veel mensen dat moeilijk vinden.’ De
hoogleraar zegt dat zijn vakgroep STePS het van belang vond
om een vrouw voor te dragen voor een eredoctoraat, omdat
‘vrouwen een steeds belangrijkere rol spelen in de weten-
schap’. ‘Daarmee willen we ook een statement maken naar de
Nederlandse universiteiten, waar vrouwelijke hoogleraren nog
steeds in de minderheid zijn.’
‘Hoewel ik niet close ben met zijn vakgroep, ken-
nen we elkaar allemaal in dit wereldje. Ik volg de
ontwikkelingen van collega’s, hun onderzoek en
ontwikkelingen. STS heeft het als klein onder-
zoeksgebied niet altijd gemakkelijk gehad, in geen
enkel land.’
KErNENErgIENowotny’s werk werd in Nederland al vrij vroeg
opgemerkt. Dat kwam omdat in 1983 een artikel
van haar over de casus kernenergie werd vertaald
in het Nederlands. In dit artikel schreef Nowotny
– toen nog hoofddocent aan de Universiteit van
Wenen – over de wetenschappelijke controverses
inzake kernenergie. In alle West-Europese landen
gaat het kernenergieconflict in de periode 1975-
1980 vaak gepaard met massademonstraties en
soms ook met veel geweld van actievoerders en
politie. Veel regeringen grijpen daardoor naar
een politieke bypass: een experimentele vorm
van besluitvorming. Zo wordt in Oostenrijk voor
een referendum over kernenergie gekozen, wat
onder meer een grootschalige informatiecampagne
en een serie debatten met experts inhoudt. Er
blijken echter onvoldoende experts te zijn die het
antinucleaire standpunt wetenschappelijk kunnen
en willen uitdragen. Dat maakt de casus kernener-
gie maatschappelijk, politiek en wetenschappelijk
cruciaal. Nowotny publiceert over de discussie
zelf, maar bovenal is ze geïnteresseerd in de rol
van kennis en wetenschap in het debat. Haar con-
clusie luidt dat de wetenschap inzake de kwestie
kernenergie niet in staat is om boven de partijen
uit de rol van conflictbeheerser te hanteren. No-
wotny: ‘Dertig jaar later zie je dat er eigenlijk nog
niets veranderd is. Want door de nucleaire ramp
in Fukushima is mijn publicatie van toen nu weer
actueel geworden. Dezelfde discussies en debatten
over kernenergie herhalen zich. ’
Ze glimlacht als ze hoort dat de vakgroep STePS
haar mede heeft voorgedragen, omdat de UT-colle-
ga’s het belangrijk vonden dat er ook een eredoc-
toraat naar een vrouwelijke wetenschapper gaat.
Slechts twee vrouwen kregen eerder van de UT
een eredoctoraat: de Amerikaanse wetenschapper
en STS-vakgenoot Sheila Jasanoff van de Harvard
University en Ora Kedem, een Israëlisch professor
in de membraantechnologie. Wat vindt de eredoc-
tor van het specifiek benoemen van een vrouw?
‘Voor mij is er geen verschil’, zegt ze resoluut. ‘Een
rolmodel is iets wat anderen in mij zien. Ik heb ook
nooit geprobeerd een rolmodel te zijn. Maar als an-
deren mij zo zien, dan heb ik daar geen problemen
mee.’ Slechts één keer in haar carrière ondervond
ze een barrière wegens het vrouw-zijn. ‘Dat was
toen ik solliciteerde als assistent professor bij het
Instituut voor Criminologie van de Vienna Uni-
18 UT NIEUWS 01|2011
versity in Wenen. De ‘Herr Professor’ kende mijn
werk en was op de hoogte van mijn kwalificaties.
Hij zei letterlijk: ‘Ik zou je graag willen aannemen,
maar kan dat niet omdat je een vrouw bent.’ Daar
nam ik natuurlijk geen genoegen mee en zei: ‘als u
een betere kandidaat dan mij vindt, dan kunt u die
aannemen.’ Die vond de professor niet en ik werd
aangenomen. Dit was mijn eerste, maar ook enige
confrontatie die ik had omdat ik een vrouwelijke
wetenschapper ben.’
BAlANSHelga Nowotny werkt hard. Hoewel ze al 73 jaar
is, heeft ze de energie van iemand half zo oud. Hoe
doet ze dat? ‘I am a well organized person’, lacht
ze. ‘Maar ook probeer ik de balans in mijn leven te
houden. Het is belangrijk om regelmatig afstand
van het werk te nemen, door soms vrij te nemen
en andere dingen te doen. Er zijn meerdere dingen
belangrijk voor me. Niet alleen werk en carrière,
ik heb veel interesses.’ En ja, ze reist erg veel, en
daar is ze aan gewend. Minimaal twee keer per
maand naar Brussel. Toen ze nog vice-voorzitter
was kostte die job haar 50% van haar tijd, nu is dat
80%. ‘Ik vind het geen punt om hard te werken,
ook niet onder tijdsdruk. Voor mij geldt bovenal dat
ik het leuk moet vinden. Zo niet, dan stop ik direct.’
Terugkijkend op haar carrière, vindt ze dat er
verschillende belangrijke fases waren. Dat begon
eigenlijk al op haar achtste. Na de Tweede Wereld-
oorlog werd ze als achtjarig meisje naar het Westen
van Oostenrijk gestuurd, om daar - net als zoveel
andere Weense kinderen – aan te sterken op het
platteland. Daar kwam ze terecht in een gebied
waar ze het dialect niet kende, maar na een paar
dagen sprak ze het zelf vloeiend. ‘Een vreemde
maar wonderlijke ervaring voor een kind’. Als ze
op de lagere school het ‘hulpje’ van de leraar wordt
en bij elke les mag assisteren, besluit ze dat ze later
beslist niet datgeen wil worden wat veel meisjes
dan nog wel willen: huisvrouw. ‘Ik wilde leren,
kennis opdoen. Op die leeftijd werd de basis voor
mijn wetenschappelijke carrière al gelegd.’ Ook de
uitnodiging om Fellow te worden en aan het pres-
tigieuze Wissenschaftskolleg in Berlijn te doceren,
begin jaren tachtig, noemt ze een belangrijke fase.
‘Daar kreeg ik de tijd om aan mijn wetenschappe-
lijke ideeën te werken, waardoor mijn carrière in
een stroomversnelling kwam.’
AMErIKAANS MODElHoewel ze als emeritus-hoogleraar al enige tijd
geen studenten meer begeleidt, is ze begaan met
het universitaire onderwijs. Ze betreurt het dat
er ondanks de afspraken van Europese univer-
siteiten in de Bologna-verklaring (juni 1999) er
weinig oog is voor de inhoud en de ontwikkeling
van het curriculum. ‘Welke kennis willen we onze
bachelors bijbrengen? Hoe bereiden we ze voor
op deze 21e eeuw met al haar onzekerheden?
Wat willen we doceren, en hoe doen we dat op
masterniveau?’ Ook is Nowotny kritisch op de be-
geleiding van PhD-studenten, dat de organisatie-
structuur kenmerkt van veel Europese universi-
teiten. ‘Europese universiteiten zouden naar mijn
idee naar een Amerikaans model toe moeten,
waarin de undergraduate eerst in brede basis
wordt opgeleid. Daarom juich ik het invoeren van
de brede bachelor toe. Het moet dan wel een goe-
de mix zijn van humanities and science. Voor een
18-jarige is alleen het volgen van STS-onderwijs
te abstract, maar als onderdeel van onderwijs in
een brede bachelor is het zeer geschikt.’
De meeste bekendheid verwierf de Oostenrijkse
met haar boek The New Production of Know-
legde uit 1994, dat ze onder andere met de Britse
wetenschappers en beleidsanalist Michael Gib-
bons schreef. Het is de bekendste publicatie van
Nowotny geworden door het aansprekende, maar
niet onomstreden onderscheid dat ze maakt in dit
boek tussen twee types wetenschapsproductie:
Mode 1 (de klassieke kennisproductie) en Mode 2
(de hedendaagse kennisproductie). ‘Het was een
essay dat we schreven, geen historisch commen-
taar. Sommige boeken worden eenvoudiger geac-
cepteerd en verdwijnen snel uit de belangstelling
omdat er weer andere publicaties zijn. Het Mode
2-boek kreeg hoe dan ook veel aandacht omdat de
timing en het onderwerp juist was. Zo werkt dat
dus ook in de wetenschap’, klinkt het nuchter.
De eredoctor vindt het jammer dat door haar
functie als president van de ERC ze niet meer
aan het schrijven van boeken toekomt. Als vice-
president slaagde ze er nog in om haar meest
recente boek Naked Genes, reinventing the
human in the molecular age af te ronden.
Ideeën voor nieuwe boeken heeft ze volop, maar
voorlopig ontbreekt de tijd. ‘Ik hoop nog wel dat
er nieuwe publicaties komen. De behoefte om
te schrijven heb ik namelijk altijd gehad. Als ik
schrijf is het fascinerend te zien hoe ideeën zich
dan verder ontwikkelen. En hoewel ik mij binnen
de ERC tussen veel politici en beleidsmakers
begeef, ben ik dat zelf niet. Ik ben een STS-
wetenschapper, die observeert en analyseert,
en nu ook in een positie verkeert waarin ik mijn
verworven kennis direct en indirect kan inzetten
om de financiering en de werkomstandigheden
van wetenschappers te verbeteren. De politieke
wereld is interessant, maar mijn hart ligt bij de
wetenschap.’ |
Nadat Helga Nowotny in 1959 aan de Universiteit van
Wenen doctor in de rechter was geworden, ging ze in die
stad aan de slag als assistent bij het Instituut voor Crimi-
nologie. Daar raakte ze geïntrigeerd door de wijze waarop
experts in juridische procedures autoriteit verwerven en
daarmee de procedures ingrijpend beïnvloeden. De figuur
van ‘de expert’ op de grens tussen wetenschap, samenle-
ving en politiek laat haar daarna niet meer los. Van het
vakgebied wetenschapssociologie heeft ze dan echter nog
geen weet. Dat verandert als ze met haar echtgenoot naar
Amerika verhuist, en aan de Columbia University sociolo-
gie gaat studeren en later promoveren. Op de Columbia
University ontmoet ze twee grootheden van dat moment:
Robert K. Merton, die haar inleidt in de algemene socio-
logie en de kennissociologie, en Paul F. Lazersfeld, haar
methodologische leermeester. Haar doctoraat in 1969
is dan ook vooral theoretisch-methodologisch. Het werk
van Nowotny in de jaren ’70 en ’80 bevat onderwerpen
zoals wetenschappelijke controverses en technologische
risico’s, omgaan met onzekerheid, zelforganisatie in de
wetenschap, genderverhoudingen, wat resulteert in grote
monografieën, co-bewerkte boeken en talloze artikelen.
In 1987 wordt ze professor of Social Studies of Science, aan
de University of Vienna, later is ze dat ook aan het Swiss
Federal Institute of Technology in Zürich.
Vanaf de jaren ’90 richt ze haar onderzoek op nieuwe
onderwerpen in sociale studies van wetenschap en tech-
nologie, en heeft daarbij verschillende posities aan het
Institute of Advanced Study in Wenen, het King’s College
in Cambridge, de Universiteit van Bielefeld, het Wissen-
schaftszentrum Berlin en de Ecole des Hautes Etudes en
Sciences in Parijs. Naast haar onderwijs- en onderzoeksac-
tiviteiten, heeft Nowotny zich ook altijd bezig gehouden
met onderzoeksbeleid. Van 1985 tot 1992 was zij voorzit-
ter van het comité voor de Sociale Wetenschappen van de
European Science Foundation. Ook is ze voorzitter en lid
van wetenschappelijke adviesraden van tal van onder-
zoeksinstellingen in Europa. Van 2001 tot begin 2006 was
zij voorzitter van de European Research Advisory Board van
de Europese Commissie, daarna wordt ze vice-voorzitter
van de ERC en in maart 2010 ERC-president.
Wie is Helga Nowotny?
UT NIEUWS 01|2011 19
20 UT NIEUWS 01|2011
TEKST: EgBErT VAN HATTEM | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >
De veelbesproken slogan high tech, human touch
stond in het najaar van 2008 ineens zwart op wit.
De interne discussie begon volgens CvB-voorzitter
Anne Flierman al eind 2007. Het profileringsrap-
port van Hubert Coonen en Dave Blank en het
brandingonderzoek van Newcom vormden aanzet
tot bezinning. Dat de UT zich buiten de regio maar
matig bleek te profileren, vormde volgens Flierman
de doorslag de nieuwe slogan door te zetten. Met
een stuurgroep communicatie, onder zijn leiding,
en met de huisstijl-ontwerpers van Boer & Croon
viel de keuze uiteindelijk op: high tech, human
touch.
Het alternatief, technology for life, viel af. Flier-
man: ‘De interpretatie die wij eraan konden geven
was te eng. High tech, human touch paste wel
duidelijk bij de signatuur en de geschiedenis van
de UT.’
De nieuwe slogan heeft volgens de bestuurders
vooral buiten de regio meer impact dan z’n ver-
trouwde voorganger: de ondernemende universi-
teit. Binnen de regio wil de UT in doen en laten als
zodanig herkenbaar blijven. Ook blijft de onder-
nemende universiteit onder het briefpapier staan.
Flierman: ‘We voeren high tech, human touch ook
internationaal, met de ondernemende universiteit
deden we dat niet. Zonder dicht bij huis veel in te
leveren winnen we elders des te meer, door iets
anders van de UT scherp neer te zetten.’
De profilering is, volgens Flierman in politiek Den
Haag reeds goed gevallen en andere universiteiten
kijken met een nieuwe blik naar de UT. Zo bestaat
vanuit Groningen veel interesse voor extra samen-
werking. Verder vindt Flierman het ‘grappig’ dat de
TU Eindhoven in recente plannen extra aandacht
inruimt voor sociale wetenschappen als onderdeel
van de opleidingen.
‘Onze goede deelname in recente NanoNext pro-
gramma’s zie ik ook als een succes. Het gaat ons
om nanotechnologie in relatie tot medische toepas-
singen, tot voeding en tot materialen voor nieuwe
energievormen. Verder komen UT-wetenschappers
zelf met plannen, zoals de samenwerking tussen
de professoren Pieter Hartel (Informatica) en Ma-
rianne Junger (Maatschappelijke Veiligheid) over
cybercrime.’
OnderwijsIn het onderwijs wil Flierman onder meer voor
bachelors tijdblokken inruimen om vanuit verschil-
lende disciplines één maatschappelijk thema in
samenhang te bestuderen. Een idee dat goed past
bij de brede bachelor plannen, waaraan EWI-de-
caan Ton Mouthaan werkt. ‘De slogan speelt daarin
zeker een rol. We zoeken een nieuwe balans tussen
gedegen vakkennis, maatschappelijke rekenschap
en andere eisen vanuit de maatschappij waaraan
de moderne ingenieur moet voldoen.’
Sommige invullingen ziet Mouthaan concreet voor
zich. Zo kunnen studenten in de afstudeerfase
naast technische verdieping werken aan vraagstuk-
ken rondom succesvolle innovatie en ethiek. Ook
onderwijs over helder en eenvoudig rapporteren
en communiceren, krijgt handen en voeten. Een
UT-student moet aan een vwo-leerling kunnen
uitleggen wat hij doet, vindt Mouthaan.
‘Dat gaat vast lukken. Moeilijker is het om de
filosofische tak van human touch tot z’n recht te
laten komen. Daar hebben we de vingers nog niet
helemaal achter. De modellen van de fysica en die
van de gedragswetenschappen staan nog wezens-
vreemd tegenover elkaar. Eigenlijk wel raar.’
BeïnvloedenPeter-Paul Verbeek, hoogleraar Filosofie van Mens
en Techniek, vindt dat de HTHT-slogan beter recht
doet aan de academische kant van de UT. ‘Het on-
dernemende vond ik te beperkt.’ Hij wil graag dat
studenten inzien dat hun vakgebied een geschie-
denis heeft, ofwel in relatie met de maatschappij
is ontstaan. Als vakexpert kan de afgestudeerde
later, met een gezond kritische houding, die ont-
wikkeling vervolgen.
Verbeek: ‘Industrieel ontwerpen is meer dan een
technische vaardigheid met een ergonomisch of
psychosociaal sausje. Ingenieurs beïnvloeden met
‘High tech, human touch’. Ineens was de slogan geboren. In de conceptnota van route
14 dook hij voor het eerst op. Het moet de UT een herkenbaar gezicht geven. We vroegen
meerdere mensen om een reactie.
Aan de slag met sloganAchtergrond | High tech, human touch
hun producten de maatschappij. Zoals Senseo
apparaten de manier van koffiedrinken hebben
veranderd, zullen nieuwe telecare technieken
bijdragen aan minder hospitalisatie en meer zelf-
redzaamheid van patiënten, maar evengoed aan
medicalisering van de thuissituatie. Een ingenieur
kan daar van meet af aan maar beter goed mee om-
gaan. Ik wil werken aan concrete ontwerpactivitei-
ten voor studenten waarin zij zich bewust worden
van mens-product relaties.’
Maakbare mensHeleen Miedema, opleidingsdirecteur Technische
Geneeskunde, werkt aan een nieuw bachelorpro-
gramma voor Biomedische Technologie waarin de
‘ingenieursbenadering’ direct zichtbaar is. ‘Ik ken
trouwens geen opleiding of vakgroep op de UT
waarin men als absolute nerd te werk gaat en in
afscherming van de maatschappij publiceert voor
slechts een handjevol experts.’
Volgens haar doen wetenschappers veel voordeel
ermee hun onderzoeksactiveiten te ontlenen aan
de maatschappij en zo, met toepassingsgerichte
antwoorden, wat terug te geven. In het nieuwe
bachelorprogramma komt een eerstejaars kwartiel
rondom het thema: de regeneratieve (maakbare)
mens.
Miedema: ‘Multidisciplinaire onderwerpen komen
in samenhang aan de orde. Om lichamelijke dis-
functies te herstellen gaat het over botvorming,
biodegradeerbare dragermaterialen, afstotingsver-
schijnselen, chemische processen, maar ook over
stijfheid van gebruikte materialen, slijtvastheid van
cellen enzovoorts. De student krijgt meteen inzicht
in de relevantie van diverse vakgebieden.’
Zorgscenario’s Erwin Hans (zorglogistiek) benadrukt dat high
tech en succesvol toepassingsgericht onderzoek
elkaar niet hoeven bijten. ‘Met geavanceerde
simulatiemodellen en het doorrekenen en naspelen
van denkbare scenario’s, kunnen we wachttijden in
de zorg aantoonbaar terugdringen, op een veilige
manier. Met visualisering van nieuwe concepten en
eindresultaten weten we artsen te overtuigen.’
Naast de productiviteit willen we de kwaliteit
van zorg én de kwaliteit van arbeid verbeteren,
zegt Hans. ‘Dat zijn echte human touch elemen-
ten. High tech betreft de geavanceerde modellen
waarmee we in kritische zorgprocessen tot aan-
UT NIEUWS 01|2011 21
bevelingen komen. De nachtelijke teambezetting
van spoed-OK’s efficiënter organiseren, geldt als
voorbeeld. In nieuwe tijdschriften krijgen weten-
schappers kansen tot hooggewaardeerde publica-
ties te komen.’
Eén-op-éénVerschillende rapporten, zoals van de Advies-
raad voor Wetenschap & Techniek, benadrukken
volgens GW-decaan Erwin Seydel, dat techniek
alleen succesvol is in samenhang met zijn sociale
context. ‘De UT neemt een unieke positie in. Dat
technoloog en sociaal wetenschapper één-op-één
moeten optrekken is trouwens onjuist. Ze staan
niet samen in het lab maar werken wel samen in
de keten van productontwerp tot implementatie.’
Samenwerking met de industrie is volgens Seydel
nodig voor technische en sociale onderzoeksdo-
meinen van nanotechnologie tot robotica, ICT
en educatie. ‘Met inzet van ICT-hulpmiddelen
kan men de kwaliteit van leven verbeteren voor
bepaalde groepen dementiepatiënten, door ver-
trouwde beelden uit het verleden op te roepen.
Nieuwe generaties in robotica en leugendetectie
zijn ook kansrijk. Daarin werken stem, gevoels-
uitingen, fysiologie en andere inputvariabelen
effectiever samen.’ |
TEKST: MAAIKE PlATVOET | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >
Hoe gaat het met u?
‘Heel goed. Samen met mijn vrouw doe ik nog
regelmatig leuke uitstapjes. Het contact met de UT
is er ook nog steeds, maar vooral met de afdelingen
sport en cultuur. Zo reik ik jaarlijks de door mij
ingestelde Cultuurprijs en de Stheemanbokaal uit.
Dankzij Gewis, de afdeling voor gepensioneerden
van de UT-Kring, zijn mijn vrouw en ik ook nog
betrokken bij de UT. Zo was er laatst een door deze
vereniging georganiseerde lezing over de Zuidpool.
En de leden van Gewis gaan jaarlijks op excursie,
als het kan gaan mijn vrouw en ik mee.’
Door alle nieuwbouw ziet de campus er nu
heel anders uit dan in uw tijd, de jaren zestig,
zeventig en tachtig. Wat vindt u bijvoorbeeld
van het O&O-plein?
‘Mooi kan ik het niet vinden. Bij Carré ben ik nog
niet binnen geweest. Ik weet dat daar aan na-
notechnologie gewerkt wordt, een fantastische
ontwikkeling. Mooi ook om te zien hoe Dave Blank,
toen met een HTS-achtergrond, nu zo’n groot we-
tenschapper is geworden op dit terrein.’
Wat vindt u mooi aan de campus?
‘De indeling, de beplanting en de bebouwing maken
de campus samen tot een uniek fraai geheel. Het
Torentje van Drienerlo vind ik ook erg mooi. Mis-
schien komt het omdat ik een hele tijd mijn werk-
plek had op de begane grond van de Vrijhof en toen
uitkeek op dat torentje. Aan mijn tijd daar bewaar ik
fijne herinneringen. Een andere favoriete plek was
het toenmalige campusbureau, gehuisvest achter de
sportvelden. Het campusbureau werd gebouwd in
een tijd dat alles mogelijk was. Alle ontwikkelingen
op de TH gingen toen in een hoog tempo.’
En waar zorgde u voor?
‘Voor van alles. U moet zich voorstellen dat de cam-
pus nog helemaal moest worden opgebouwd. Er was
niets. Ik heb ervoor gezorgd dat culturele activiteiten
professionele begeleiding kregen door de aanstelling
van een daarvoor geschikte cultureel medewerker.
Studium Generale kon ik een aanzet geven door
Op zondagavond 20 oktober 1963 krijgt de 42-jarige Jan Schuijer, chemieonderzoeker bij
de Nederlandse Staatsmijnen, een telefoontje van de heer Berkhoff. Deze beoogd rector
magnificus van de derde TH in Nederland doet Schuijer het aanbod om een ‘directeursfunctie’
uit te oefenen, namelijk die van campusdecaan. Wat volgt is een loopbaan aan de UT
in opbouw, tot aan zijn pensioen in 1986. Nu is professor Schuijer 90 jaar en volgt de
ontwikkelingen op de universiteit nog steeds nauwlettend, maar op gepaste afstand.
De herinneringen van campusdecaan Jan Schuijer
Interview | Jan Schuijer
dit bij de secretaris aan te kaarten en met diens
instemming een ton op de begroting van de campus
op te nemen. Later, toen ik decaan van Chemische
Technologie was, heb ik een vrije studierichting CT
ingevoerd voor studenten met belangstelling voor de
milieu-effecten van de chemische industrie.’
De professor Schuijer van toen stond – zo
heb ik horen zeggen – ook te boek als ‘streng’.
Herkent u zichzelf daarin?
‘Als onderzoeker of als campusdecaan? Streng was
ik volgens mij niet echt. Maar de campus was iets
nieuws, dat lokte ook diefstal en vernielingen uit.
Daarom heb ik weleens studenten in een studen-
tenhuis aangesproken omdat ze onderdak verleen-
den aan ‘gespuis’. Dat kon natuurlijk niet.’
En u sloot de campus ’s avonds toch ook
af met een ketting, zodat niemand er in-
of uit kon?
‘Dat is echt onzin. De campus was vrij om in en uit
te gaan. Maar die kettingen waren er zodat geen
vreemde auto’s ’s avonds het terrein op konden, ter
voorkoming van diefstal en dergelijke. Iedereen kon
zo over die kettingen heen stappen, hoor.’
Maar er was toch ook sprake van een
woonplicht op de campus?
‘Die bestond inderdaad voor de eerste twee stu-
diejaren, om te voorkomen dat Twentse studenten
thuis zouden blijven wonen en zo niet deelnamen
aan het studentenleven waar een vormende werking
van werd verwacht. De ouders die binnen een straal
van 25 kilometer om de campus woonden kregen
daarom een reductie op het campusgeld. Die woon-
plicht is achteraf bezien te lang gehandhaafd.’
Wat ziet u nog terug van de campusgedach-
te, waarbij studentenleven, studie, sport en
cultuur geïntegreerd met elkaar behoorde
te zijn?
‘Daar zie ik nog wel wat van terug door de activitei-
ten van veel verenigingen en de sport- en cultuur-
voorzieningen. De campus nodigt studenten uit tot
deelname aan activiteiten en het verenigingsleven,
en dat bevordert de onderlinge contacten en daar-
mee hun persoonlijke ontwikkeling.’ |
Wie is Jan Schuijer?Jan Schuijer (1921) studeerde vanaf 1939 scheikunde in
Leiden. Zijn studie liep vertraging op door de Tweede
Wereldoorlog. Het was soms maar afwachten wanneer
een tentamen gemaakt kon worden, vaak gebeurde dat
gewoon bij een docent thuis. In 1945 wordt de jonge
Schuijer praeses van het Chemische Dispuut in Leiden,
waar hij ook zijn echtgenote – eveneens een studente
scheikunde – ontmoet. Na zijn studie, promoveert Schuijer
in 1952, eveneens in Leiden. Daarna vertrekt hij met
vrouw naar Limburg om als chemisch onderzoeker te
werken bij de Nederlandse Staatsmijnen. In 1963 verhuist
hij naar Twente, na het telefoontje van rector Berkhoff.
Schuijer wordt in 1972 decaan van de faculteit Chemische
Technologie en blijft dat tot aan zijn pensioen in 1986.
Tegenwoordig woont de professor samen met zijn vrouw in
een appartement in hartje Enschede.
22 UT NIEUWS 01|2011
UT NIEUWS 01|2011 23
24 UT NIEUWS 01|2011
UT NIEUWS 01|2011 25
Geschiedenis
TEKST: PAUl DE KUyPEr | FOTO: gIJS VAN OUWErKErK >
‘Iemand van toen nog het Hogeschoolfonds heeft
ooit gezegd: “Als de THT er niet was geweest,
waren Hengelo en Enschede vergelijkbaar met
plaatsen als Meppel en Hoogeveen”. Kleine
provinciestadjes. Ik denk dat hij gelijk had. Nu
hebben ze behoorlijk meer allure. Wat niet wil
zeggen dat Enschede de uitstraling heeft van een
traditionele universiteitsstad, zoals Leiden. Door
de campus zullen we die ook nooit krijgen.’
Was getekend, Jorrit de Boer (27). ‘In mijn
proefschrift ben ik voorzichtiger’, glimlacht hij.
‘Dan kan ik langer nadenken voor ik iets stel.’ Zijn
dissertatie kun je beschouwen als de biografie
van de UT, met naar eigen zeggen ‘veel voetnoten
en weinig plaatjes’. De historicus promoveert 24
november, een dag voor de dies, op de geschiede-
nis van de vijftigjarige universiteit.
‘De UT is na vijftig jaar niet meer weg te denken
uit Twente. We spelen een belangrijke maatschap-
pelijke rol’, begint De Boer zijn verhaal. ‘In de be-
ginjaren was dat wel anders. Er gold een strikte
grens tussen de campus en de rest van de wereld.
In de jaren vijftig probeerde een club Twentse
industriëlen een technische hogeschool op te
richten, onder meer als antwoord op het ver-
lies aan werkgelegenheid in de textielindustrie,
hoewel die industrie zelf de TH voornamelijk als
bedreiging zag. Het moest de regio een sterkere,
meer gevarieerde basis geven. Op het moment dat
het lukte die TH naar Twente te halen, sloeg de
relatie met de buitenwereld helemaal om. De ho-
geschool begaf zich in een soort isolement. Je kon
de campus af, maar noodzakelijk was het niet.’
‘De campus was een experiment. Studenten
moesten zo spoedig mogelijk een academische
opleiding voltooien. Je woonde verplicht op
de campus, had dus geen reistijd en door de
mensa hoefde je niet zelf te koken. De tijd die
je overhield, kon je in je studie steken. Boven-
dien woonden ook veel stafleden op de campus.
Al wandelend konden studenten en docenten
een goed gesprek voeren. De THT maakte je
tot ingenieur, de campus tot mens, zo luidde de
gedachte.’
‘De eerste lichtingen ging het goed met die ge-
sloten gemeenschap. Door invloeden van buiten
en de Parijse studentenopstanden ontdekte men
later dat het een achterhaald concept was. Het
campusexperiment werd begin jaren zeventig
mislukt verklaard en de campus moest ‘vermaat-
schappelijkt’ worden. De THT bleef echter nog
een tijdje een in zichzelf gekeerd instituut.’
‘Pas begin jaren tachtig gingen we echt de boer
op. Het idee ontstond dat we geld konden verdie-
nen met ons onderzoek. Eigenlijk mocht dat niet
gezegd worden. Het idee dat een universiteit geld
verdient, was een gotspe. Er ontstonden kleine
initiatieven om resultaten van onderzoek te gelde
te maken. Dat werd opgepikt door rector Harry
van den Kroonenberg. Plots stonden we bekend
als een ondernemende universiteit. Dat paste
perfect in dat tijdperk. De overheid bezuinigde
fors en wilde steeds meer controle. Door naar het
bedrijfsleven te stappen, kreeg je toch geld om
nog eigen onderzoek te doen.’
‘Toen pas loste de THT de belofte aan de regio
in. Spin-offs zorgden voor werkgelegenheid in
de buurt. Vanaf halverwege de jaren tachtig tot
recent zijn we de ondernemende universiteit
geweest. Dat was het meest succesvolle epithe-
ton dat een Nederlandse universiteit ooit heeft
gehad. Nu is het niet onderscheidend meer, want
iedereen moet ondernemend zijn om te kunnen
overleven. Maar van mij hadden ze die slogan
onder het logo mogen handhaven.’
‘Ons profiel is vijftig jaar lang een van de pran-
gende vraagstukken van de UT geweest. In het
begin was het helder. We zijn een technische
hogeschool, ons doel is het opleiden van goede
ingenieurs. Er bestond echter ook een afdeling
algemene wetenschappen. In de jaren zeventig
kwamen daaruit initiatieven om maatschappelijke
opleidingen op te richten: bestuurskunde en
bedrijfskunde. Van een technische hogeschool
werden we een hogeschool voor technische en
maatschappelijke wetenschappen.’
‘In de jaren tachtig sloeg de profilering om rich-
ting de ondernemende universiteit. Het idee van
die twee kernen was minder prominent aanwezig.
Vervolgens kwamen er nieuwe opleidingen als
communicatiewetenschap en psychologie. Vol-
gens mij een vlucht naar voren om meer studen-
ten binnen te halen. De vraag of die opleidingen
een plek moesten hebben bij een universiteit die
zich omschreef als technisch, daar heeft men niet
bij stilgestaan.’
‘Eens in de zoveel tijd stellen we ons de vraag:
wat voor universiteit zijn we eigenlijk? Een tech-
nische? Een brede smalle universiteit? Of een
smalle brede? High tech human touch is voorlo-
pig een antwoord op die vraag. Of het een goed
antwoord is, dat kun je later pas beoordelen. Na
verloop van tijd zal dezelfde vraag weer opbor-
relen. Ik kan me voorstellen dat als bepaalde
opleidingen die buiten het ‘high tech human
touch-spectrum’ vallen, het goed doen, het
profiel weer wordt bijgesteld. Of dat er nieuwe
studies worden opgericht die niet in het profiel
passen. Dat is niet erg, maar als ze succesvol
worden, moet je je profiel bijstellen. Of dat over
vijf, tien of twintig jaar zal zijn, weet ik niet. Maar
die vraag komt weer, dat is zeker.’ >
50 jaar worstelenmet het profielHistoricus Jorrit de Boer verdedigt de dag voor de dies zijn proefschrift over de vijftigjarige
UT-geschiedenis, op de dag zelf presenteert hij een feestelijk fotoboek. In vier jaar tijd heeft
hij de universiteit door en door leren kennen. Volgens hem kroop de UT pas in de jaren tachtig
echt uit haar schulp met de succesvolle ondertitel ‘de ondernemende universiteit’. ‘Ons profiel is
vijftig jaar lang een van de prangende vraagstukken geweest, en dat zal niet veranderen. ’
Tijdens zijn promotieonderzoek stuitte
Jorrit de Boer op talrijke historische
anekdotes. Drie van zijn favorieten:
Het BastillereglementDiefstal en vernielingen waren begin jaren ze-
ventig een groot probleem op de campus, vooral
in de Bastille. Verdacht werden de eerstejaars en
de langharigen van kunstacademie AKI. De reeks
vernielingen en diefstallen maakte het noodzake-
lijk een reglement van orde voor de Bastille in te
stellen. Op 2 maart 1972 trad dit nieuwe Bastil-
lereglement in werking. Daarin stond dat een
Bastille-commissaris bij overtredingen boetes
kon uitschrijven van vijf tot honderd gulden.
De vraag was echter wat het reglement waard
was. Daarvoor werd mr. P.J. Jebbink, als jurist
verbonden aan de TH en de voormalig voorzit-
ter van het scheidsgerecht, ingeschakeld. Hij
deed ongeveer alles wat het Bastillereglement
verbood ‘om zekerheid te verkrijgen ten aanzien
van de inningsmogelijkheid van eventuele boe-
tes’. ‘Zo zou hij onder meer een speelautomaat
hebben misbruikt en zijn hond hebben meegeno-
men naar de Mensa.’ Toen Jebbink conform het
Bastillereglement werd beboet, vocht hij deze
boete aan bij het kantongerecht. De kantonrech-
ter in Enschede veroordeelde hem tot een boete
van 25 gulden. Nieuws in en om de THT stelde
echter dat Jebbink de wandaden nooit heeft
begaan. Hij wilde slechts een proefproces om
de deugdelijkheid van het Bastillereglement te
testen. En met succes: het reglement had stand-
gehouden. Maar die boete van 25 gulden moest
hij wel voldoen.
Opheffing van de THTNa zestien jaar was het wel genoeg geweest voor
de THT volgens Klaas Beuker, Tweede Kamerlid
namens de katholieke RKPN. Aan staatssecretaris
Ger Klein van Onderwijs vroeg hij begin 1977 om
opheffing van de THT. ‘Ik hoor van alle kanten dat
de Technische Hogeschool Twente op politieke
gronden en op verkeerde prognoses is opgericht,
dat er economisch helemaal geen noodzaak voor
zou zijn geweest en dat alleen de biomedische
techniek als studierichting in trek is. Ik heb bo-
vendien gehoord dat deze hogeschool kampt met
een schreeuwend tekort aan studenten, dat hele
afdelingen leegstaan en dat de campus […] voor
het grootste gedeelte ook leegstaat. Is dit juist?’
Volgens Beuker konden hoogleraren eenvoudig
naar Delft, Eindhoven en Maastricht afvloeien
en konden de 2000-3000 studenten door andere
hogescholen worden opgevangen. ‘Als het waar is
dat deze hogeschool daar geheel overbodig staat
en alleen op de begroting staat om een bedrag van
zo’n 100 miljoen euro te verbruiken, dan vind ik
dat de bewindslieden zo flink moeten zijn om te
zeggen dat zij deze hogeschool sluiten.’
De staatssecretaris was het niet met Beuker eens.
Klein vond het voorstel een ‘iets te hevige ingreep’.
Wel vond hij de leegstand op de THT verontrus-
tend en stelde hij dat nieuwe activiteiten moes-
ten worden ontwikkeld. Hij startte daarvoor een
verkenningscommissie.
Turbo HarryVanaf halverwege de jaren tachtig staat de UT
bekend als ‘de ondernemende universiteit’. Die
ondernemendheid kon ook doorslaan, zoals bij
hoogleraar bedrijfskunde Harry Janssen, ook wel
bekend als Turbo Harry. Hij dankte die bijnaam
aan zijn flamboyante en energieke optreden
bij de door hem bezette commissariaten en
adviseurschappen in het bedrijfsleven. Naast
hoogleraar was Janssen onder andere president-
commissaris bij Management Share. Zijn positie
bij dat bedrijf stond eind 1992 echter onder druk
en om deze te versterken, deelde hij tijdens een
college 1100 aandelen Management Share uit aan
zijn studenten. Enige voorwaarde die hij daaraan
verbond, was dat zij op de aandeelhoudersver-
gadering zouden komen. Turbo Harry noemde
dat ‘participerend bedrijfskundig onderzoek’. ‘In
mijn colleges maak ik regelmatig gebruik van een
rollenspel. Nu wordt het nog wat echter via een
participerend onderzoek’, aldus de hoogleraar.
Management Share voorzag echter ongeregeld-
heden bij de aandeelhoudersvergadering en was
woedend over deze actie van Janssen. Het kwam
hem op een storm van kritiek te staan, ook in de
landelijke pers. Het college van bestuur van de
UT kon het optreden van Turbo Harry evenmin
waarderen, maar deed het slechts af als een
‘theoretical joke’. |
Anekdotes
26 UT NIEUWS 01|2011 De Bastille in 1975.
De Bastille in 1969.
Geschiedenis
UT NIEUWS 01|2011 27
TEKST: PAUl DE KUyPEr | SANDrA POOl >
Baccalaureaat en doctoraalHet onderwijs aan de Technische Hogeschool
Twente kende vanaf de start in 1964 een baccalau-
reaat programma van drieënhalf jaar. Alle studen-
ten waren verplicht het baccalaureaatsexamen
af te leggen. Daarna konden ze beginnen aan het
tweejarige doctoraalprogramma met de ingenieurs-
titel als kroon op het werk.
De gedachte achter het Twentse baccalaureaat was
dat er in zowel het bedrijfsleven als in de non-
profitsector vele ingenieursfuncties waren ‘waar-
voor niet meer dan een fundamenteel technisch
wetenschappelijk opleiding nodig is en de eis van
de dieper gaande theoretische en technische vor-
ming van de ingenieur niet door de behoefte van de
praktijk worden gesteld’.
Een afgeronde baccalaureaat studie moet vol-
doende zijn. Het gros van de studenten zette de
studie echter voort om ook het doctoraalexamen af
te leggen. De gedachte, dat voor vele ingenieurs-
functies een baccalaureaatdiploma zou volstaan,
bleek dus onjuist, net zoals tegenwoordig vrijwel
geen student de arbeidsmarkt opstapt met enkel
een bachelor op zak. In 1979 besloot men daarom
te stoppen met het experiment.
Algemene propedeuse Aan de THT werd voor de eerste drie op te starten
studierichtingen - werktuigbouwkunde, elek-
trotechniek en chemische technologie - één en
hetzelfde studieprogramma ingevoerd met één
propedeutisch examen. De student kon daardoor
een meer gefundeerde studiekeuze maken en de
zogeheten algemene propedeuse was tevens een
eerste selectiemiddel voor het meten van de (on)
geschiktheid voor de studie, wat moest leiden tot
een beter studierendement.
Het gezamenlijke eerste jaar lag vanaf het begin
onder vuur. Men wilde meer inhoud. Het onderwijs
verschilde bovendien niet veel met dat van Delft en
Eindhoven. De studieresultaten en de instroom van
eerstejaars werden evenmin significant beter. Het
ministerie wilde daarnaast een verkorting van de
studieduur. Het lag voor de hand om het algemene
karakter te vervangen door echte werktuigbouw-
kunde, elektrotechniek en chemische technologie.
In 1975 stierf het Twentse onderwijsexperiment
een zachte dood.
Major-minorMet de invoering van een major-minorsysteem
wilde rector Frans van Vugt twintig jaar later, eind
jaren negentig, een nieuwe impuls geven aan de
verbreding van studenten. Met deze onderwijsvorm
– je kiest een bijvak in een heel andere richting dan
je hoofdvak – had hij net als bij het baccalaureaat
de opleiding van ‘arbeidsmarktgerichte academici’
voor ogen. Flexibiliteit trekt bovendien studenten,
luidde het argument dat nu ook gebruikt wordt als
drijfveer voor de nieuwe bachelors.
Het college van bestuur noemde het major-minor-
systeem in 2004 – inmiddels onderdeel van de in
Hoe nieuw zijn de ‘nieuwe bachelors’ die de UT in september 2013 wil starten? Die vraag kun
je stellen als je kijkt naar de vijftigjarige geschiedenis van het UT-onderwijs. Verbreding was in
1964 al het devies, net als het uitstellen van het studiekeuzemoment en het streven naar een
hoger studierendement.
De kringloop van de brede bachelor2003 ingevoerde bachelor-masterstructuur – een
succes: ‘De aantrekkelijkheid en de dynamiek van
het onderwijs zijn vergroot.’ Bovendien hebben alle
Nederlandse universiteiten het voorbeeld inmid-
dels gevolgd. Van een groeiende studenteninstroom
door dit systeem was echter geen sprake en met
name de studenten uit de maatschappelijke oplei-
dingen blijken vaak een minor in het eigen vakge-
bied te kiezen, waardoor verbreding uitblijft. In het
voorjaar van 2010 nam de UT definitief afscheid
van die paradigmashift: van rector Ed Brinksma
hoeft de minor niet meer verbredend te zijn, maar
mag die ook de diepte ingaan.
Nieuwe bachelors
Dit plan verdwijnt echter naar de achtergrond als
eind 2010 voor het eerst in het openbaar wordt
gesproken over een nieuw Twents onderwijsmodel
met (ongeveer) tien brede, of nieuwe, bachelors
met daarin verschillende hoofdstudies. De eerste
modules zijn nog breed en gedeeld met meerdere
opleidingen, waardoor het definitieve keuzemo-
ment voor een studierichting kan worden uitge-
steld. Daarbij komt dat de studiesnelheid omhoog
gaat en de uitval beperkt wordt, beweegredenen
die hetzelfde zijn als bij de keuze destijds voor het
baccalaureaat en de algemene propedeuse.
Helemaal nieuw zijn de plannen dus niet, eerder
een moderne invulling van de ideeën die er in
1964 ook al waren. De UT verwacht er veel van,
ook als het gaat om toenemende studentenaantal-
len, omdat studiesnelheid en rendement steeds
belangrijkere keuzecriteria zouden worden. Cri-
tici wijzen er echter op dat nog uit niets blijkt dat
aankomende studenten op deze nieuwe bachelors
zitten te wachten. Gezien de ervaringen uit het
verleden is het logisch dat zij de hooggespannen
verwachtingen temperen. Zowel bij het bacca-
laureaat, de algemene propedeuse als de major-
minor viel de groei aan eerstejaars uiteindelijk
tegen. |
Bronnen: Van landgoed tot kenniscampus,
archief UT-Nieuws
28 UT NIEUWS 01|2011
TEKST EN FOTO’S: SANDrA POOl >
Boston, Atlantic Avenue. Een groenoranje ge-
kleurde Old Town Trolley dendert richting Con-
gress street, het hart van het financiële district
van de stad. Toeristen laten zich met de hop-on-
hop-off bus trakteren op de high lights van down
town Boston. De toer gaat langs Fenway Park, de
thuisbasis van de honkbalploeg Red Sox. Ook het
legendarische café Cheers van de gelijknamige
televisieserie is opgenomen in lijst van hot spots.
De bus koerst door Cambrigde, de academische ziel
van het gebied. Hier vind je de vooraanstaande uni-
versiteit Harvard. Opgericht in 1636, de oudste van
het land. Het even zo prestigieuze Massachusetts
Institute of Technology ligt iets verderop langs de
Charles River. De gebouwen strekken zich uit tot
zeven kilometer langs het water. Het topinstituut
bracht vele Nobelprijswinnaars voort. Rondom
de kennisbolwerken zit een enorme industrie van
innovatieve, biomedische bedrijven. Het levert de
stad een bovenmatige dichtheid aan intellectueel
talent op. Het niveau is hoog. Zowel van het onder-
Door puur toeval kwam hij terecht in de wereld van de gezondheidszorg. In 1983 werd
Henri Termeer geheadhunt door genzyme, een biomedisch technologiebedrijf in Boston. Bijna
dertig jaar zwaaide hij er de scepter. Als een pionier bouwde hij aan de markt en economie voor
geneesmiddelen en therapieën voor patiënten met zeldzame ziekten, orphan drugs genoemd.
De biomedische industrie was up coming en Termeer verrichtte baanbrekend werk om de
ontwikkeling van deze weesgeneesmiddelen veilig te stellen voor de toekomst.
‘Niets is krachtiger dan levensreddende ontdekkingen doen’
Henri Termeer pionier in biomedische technologie
Henri Termeer ended up in the world of health care purely
by coincidence. After having been headhunted in 1983 by
Genzyme, a biotechnology company in Boston, he stood at
the helm for almost three decades.
He pioneered the market and economy for drugs and
therapies for patients with rare diseases, the so-called
orphan drugs. The biomedical industry was up and coming
and Termeer broke new ground to safeguard these orphan
drugs for the future.
Read the full story on www.utnieuws.nl
‘Making lifesaving discoveries’
Eredoctoraat 3 | Henri Termeer
wijs en onderzoek als van de valorisatie van kennis.
Laatstgenoemde gebeurt onder meer in het zakelij-
ke centrum. Hier staat ook de Federal Reserve Bank
waarvan Henri Termeer voorzitter van de raad van
bestuur is. Het 32 verdiepingen tellende gebouw
oogt statig. De bewaking is streng. Metaaldetectors
scannen. Veiligheidsmedewerkers controleren tas-
sen. Het kantoor is op de bovenste etage en is van
het chique soort. Een klassiek houten bureau met
goudkleurige handgrepen aan de laatjes.
Erachter een dressoir, opgeleukt met sierlijke
Chinese vazen. Het uitzicht is adembenemend.
‘Daar zit MIT’, wijst de chairman - gekleed in grijs
pak, rode stropdas - enthousiast. ‘Ernaast zit het
Massachusetts General Hospital en daar zit het
hoofdkantoor van Genzyme.’
Ondanks zijn Nederlandse afkomst, prefereert hij
het Engels. Veertig jaar woont en werkt hij in The
States. In 1971 aangekomen voor een MBA-studie.
‘En ik ben nooit meer teruggegaan.’ Wel is hij regel-
matig te vinden in Nederland. ‘Ik was destijds de
enige van de familie die in het buitenland woonde.
Ondanks de afstand zijn we heel close met elkaar.
Ik heb een warm contact met mijn twee zussen en
drie broers. Met mijn 97-jarige moeder bel ik elke
woensdagmorgen een uurtje. Dan bespreken we de
politiek van Nederland, Europa en Amerika.’ Lacht:
‘En we hebben het natuurlijk over de familie.’ Een
echt ondernemersgezin. Zijn inmiddels overleden
vader was de eigenaar van schoenenfabrikant
Sacha. ‘Het is nog steeds een family business. Mijn
broer runde het en nu zijn zoon.’ Niet verwonderlijk
dat Termeer al op jonge leeftijd een sterke drang
had naar onafhankelijkheid. ‘Ik was een avonturier
en wilde mijn eigen toekomst bepalen.’
Bij Genzyme kreeg hij die kans als managing direc-
tor. ‘We zaten destijds daar’, wijst hij aan. ‘Te mid-
den van de rosse buurt en tegenover China town.
Genzyme was een nieuw bedrijf. De biomedische
technologie kwam net opzetten. De grootste uitda-
ging was het ontdekken van een nieuw geneesmid-
del voor erfelijke, zeldzame ziektes.’ >
Henri Termeer werd in 1946 geboren in Tilburg waar hij ook zijn
jeugd doorbracht. Na de Hogereburgerschool (HBS) wachtte op
achttienjarige leeftijd de dienstplicht. Termeer werd officier bij
de Koninklijke Luchtmacht. Tussendoor studeerde hij economie
aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Een studie die hij niet
afmaakte. Het buitenland lonkte. Op 23-jarige leeftijd vertrok
hij naar Londen en ging bij een detailhandel aan de slag. Toen
hij wilde terugkeren, kwam hij in contact met Amerikanen. Zij
brachten hem op het idee een studie in de Verenigde Staten te
volgen. Zijn MBA haalde hij vervolgens aan de Darden School
van de University of Virginia. In 1973 kwam hij terecht bij Baxter
International in Chicago, een bedrijf gespecialiseerd in de ge-
zondheidszorg. In 1976 werd hij general manager voor Baxter in
München en in 1979 vicepresident in Los Angeles. Headhunters
haalden hem vier jaar later naar Genzyme. Hij bleef er 28 jaar
aan het roer. Tot mei dit jaar. Het Franse farmaciebedrijf Sanofi-
Aventis nam Genzyme over voor 20,1 miljard dollar. Termeer
cashte zijn aandelen en legde in juni zijn functie neer. Meer tijd
kwam vrij voor zijn nevenfuncties. Hij is voorzitter van de raad
van bestuur van de Federal Reserve Bank van Boston en hij zit
in de raad van bestuur van het Massachusetts General Hospital.
Ook zit hij in de Board of Fellows van de Harvard Medical School
en zit hij in het Executive Committee van het Massachusettes
Institute of Technology (MIT).
Henri Termeer
UT NIEUWS 01|2011 29
De grote doorbraakDat liet tien jaar op zich wachten. Het eerste medi-
cijn Cerezyme dat op de markt kwam was de grote
doorbraak volgens Termeer. ‘Het voelde als een
miracle. Niets is krachtiger dan het doen van een
levensreddende ontdekking.’
Cerezyme is een eiwittherapie en behandelt de
ziekte van Gaucher, een lysosomale stapelingsziekte
ofwel stofwisselingsziekte. Bij mensen met deze aan-
doening ontbreekt het enzym (het eiwit) om celafval
af te breken.
De eerste generatie producten was afkomstig uit
menselijke tissue engineering, zegt Termeer. ‘De
benodigde enzymen haalden we uit placenta. Om
één patiënt te behandelen hadden we 22 duizend
placenta’s nodig. Dat zijn heel veel geboortes. We
kregen een derde van alle Amerikaanse placenta’s
en zeventig procent van de Europese. De medewer-
king was enorm. Het ging immers om levensred-
dende medicijnen. Nu, 28 jaar later, kweken we de
eiwitcellen biomedisch in het laboratorium.’
Hij nodigt uit om dat eens met eigen ogen te
bekijken. In zijn Mercedes SL geeft hij gas richting
de plant. ‘Ik had altijd een chauffeur, maar na de
overname door het Franse bedrijf Sanofi niet meer.’
Twee kapiteins op één schip werkt volgens hem niet.
Daarom legde hij zijn functie neer en nam met pijn
in zijn hart afscheid. ‘Genzyme was mijn baby. Ik ben
er trots op. Het hoofdgebouw is mijn handtekening.
Weggaan voelt bitter sweet. En dat is heel mense-
lijk.’
De oud-directeur is ervan overtuigd dat ‘zijn kindje’
in goede handen is. ‘Sanofi is heel groot en heeft
110 duizend medewerkers. Het bedrijf benaderde
ons voor een overname en wil nieuwe investeringen
doen. Interessant voor de toekomst dus.’
rondleiding in het labOndanks dat Termeer niet meer aan het roer staat,
is er bij het laboratorium keurig een parkeerplaats
gereserveerd. Het weerzien met ex-collega’s is
hartelijk. Handen worden geschud, een dikke omhel-
zing volgt. De vestigingsmanager Sandra leidt rond
en praat vlug even bij met haar oude baas. Achter
glas staan bioreactoren te pruttelen die Cerazyme
maken. De manager legt uit: ‘We gebruiken levende
cellen uit de eierstokken van Chinese hamsters. We
voegen een stukje menselijke DNA toe. Daardoor
kunnen menselijke eiwitten geproduceerd wor-
den.’ Ze vertelt dat de cellen zich in enkele weken
vermeerderen van enkele miljoenen naar wel dertig
miljard. ‘De cellen gaan in de bioreactor waar het
deelproces doorgaat. De eiwitten halen we vervol-
gens uit de reactor. Nadat ze gefilterd zijn wordt het
eiwit gebruiksklaar gemaakt, ingepakt en gaat het
richting patiënt.’
Termeer vertelt dat in 2009 een virus de fabriek
op zijn kop zette. ‘We hadden geen andere keuze
dan de boel te sluiten en volledig schoon te maken.
Een waar drama. Onze voorraden raakten op en we
konden niet voldoende medicijnen leveren. Dat was
heel hard.’
Het bedrijf opereert in een niche van de gezond-
heidszorg: het genezen van erfelijke, zeldzame aan-
doeningen. De afname van medicijnen is daardoor
beperkt. In Nederland zijn bijvoorbeeld minder dan
honderd patiënten met de ziekte van Gaucher. Dat
maakt de geneesmiddelen duur. ‘De kosten voor een
patiënt lopen soms op tot honderdduizend dollar per
jaar. De ziektekostenverzekering vergoedt dat.’ In
landen zonder verzekeringssysteem, zoals Vietnam
en lange tijd Rusland, verstrekt Genzyme de mid-
delen gratis.
De medicatie wordt ook wel orphan drugs genoemd,
weesgeneesmiddelen. ‘Ik heb heel hard gewerkt om,
in samenwerking met de regering, een Orphan Drug
Law op te zetten. Als je zeldzame ziekten hetzelfde
behandelt als algemene aandoeningen, dan loop je op
een gegeven moment vast. Je kunt een nieuw product
bijvoorbeeld niet testen op duizend patiënten omdat
die er simpelweg niet zijn, terwijl dat wel geëist wordt
in de wet. We creëerden nieuwe regelgeving die
productie mogelijk maakte.’ Baanbrekend werk om
Genzyme naar een hoger plan te tillen. Essentieel ook.
Dat wordt wel duidelijk in The Hall of Hope, een spe-
ciaal ingerichte hal in het laboratorium waar schilde-
rijen van behandelde patiënten aan de wand hangen.
Op het doek visualiseren zij hun ziekte. Bijgevoegde
teksten gaan over hoop en genezing. ‘De realisatie dat
je in life sciences echt het verschil kunt maken voor
patiënten, is mijn drijfveer. Genzyme was hiervoor
my central. Dat wil ik resetten.’ Lacht: ‘Met pensioen
gaan op 65-jarige leeftijd is veel te vroeg. ‘I’m still
extremely bussy.’
Hij doelt op zijn vele nevenfuncties die allemaal een
sterke link hebben met de gezondheidssector. ‘In het
Massachusetts General Hospital open ik binnenkort op
de oncologie-afdeling een onderzoeksgroep. Als voor-
malig aandeelhouder van Genzyme heb ik gecasht. Ik
heb een funding opgezet. Daaruit financier ik projec-
ten die ik belangrijk vind. Eén ervan is het onderzoek
naar medicijnen die kankercellen doelgericht remmen:
targeted therapy. Daar wil ik mij de komende tijd op
focussen. De individuele inspanningen op dit gebied
van ondernemers, investeerders, ziekenhuizen, uni-
versiteiten en technische instellingen wil ik bij elkaar
brengen. Ik denk dat ik dat kan en het is van wezenlijk
belang voor de komende twintig jaar.’ Van achterover-
leunen blijkt nog lang geen sprake. ‘Zeker niet. Er is
nog veel te veel te ontdekken’, aldus de avonturier. |
‘Het is mijn eerste Nederlandse onderscheiding. Dat
geeft een bijzonder gevoel. Ik vind het een geweldig eer.
Met het eredoctoraat voel ik me opnieuw verbonden met
het land. Het is mooi om erkend te worden op zo’n grote
afstand, maar die persoonlijke gevoelens laat ik meestal
achterwege.’
Naast het eredoctoraat van de UT ontving Termeer de
Master Entrepreneur Award van Ernst & Young en werd
hij verkozen tot Honorary Fellow van het British Royal
College of Physicians and Fellow of American Academy of
Arts & Sciences. Ook ontving hij in 2009 de Pharmaceuti-
cals and Biotechnology Lifetime Achievement Award van
Frost and Sullivan.
Het eredoctoraat
Clemens van Blitterswijk, wetenschappelijk directeur van het
onderzoeksinstituut voor biomedische technologie en techni-
sche geneeskunde MIRA, is erepromotor van Henri Termeer.
‘Henri is een van de eerste Nederlanders die in Boston aan de
slag ging’, vertelt hij. ‘De CEO is eigenwijs in zijn bedrijfsvoering.
Producten van Genzyme zijn commercieel niet interessant.
De afnamemarkt is daarvoor te beperkt. Toch drukte hij het
ontwikkelen ervan door. Zoals het kweken van kunsthuid voor
mensen met brandwonden.’
Genzyme gebruikt daarvoor huidcellen van de voetzool en
laat daarvan ‘lakens van huid’ groeien in het laboratorium.
Dat wordt teruggeplaatst op de patiënt. ‘Commercieel niet
interessant. Wel levensreddend.’ Een andere technologie die de
wetenschappelijke directeur noemt, is het kweken van kraak-
been voor de knie. Er worden kraakbeencellen van de patiënt
afgenomen. Die worden vermeerderd in het lab en vervolgens
teruggeplaatst in de knie. ‘Wederom discutabel, maar het
kraakbeen geneest zo wel op een natuurlijke wijze.’
Van Blitterswijk zegt Termeer niet zo heel goed te kennen. ‘Ik
heb hem maar een enkele keer ontmoet tijdens een werkreis
naar Boston. We bezochten onder meer Genzyme en Henri
maakte twee uur voor ons vrij om te brainstormen en te praten
over allerlei kwesties.’
Volgens van Blitterswijk werkt Termeer up stream. ‘Hij maakt
innovatieve ontwikkelingen toepasbaar, werkt aan levensred-
dende toepassingen en heeft doorzettingsvermogen. Dat
waardeer ik. Bovendien doet de UT hetzelfde. We maken tech-
niek toepasbaar en bouwen er een bedrijf omheen. Een goede
match dus. Als Nederlander heeft hij het gemaakt in Amerika.
Dat is voor de UT ook leuk om zich mee te profileren.’
Erepromotor Clemens van Blitterswijk
30 UT NIEUWS 01|2011
Eredoctoraat 3 | Henri Termeer
Het biomedische bedrijf Genzyme werd in 1981 opgericht in Boston en groeide in dertig jaar
uit van zeventien medewerkers naar een onderneming van tienduizend werknemers, ver-
spreid over bijna negentig landen. De focus van Genzyme is het ontwikkelen van medicijnen
om specifieke, zeldzame ziektes te behandelen. Het onderzoek richt zich op genetische ziek-
ten zoals lysosomale stapelingsziekten, ofwel stofwisselingsziekten. Daaronder vallen onder
meer de ziekte van Gaucher, Fabry, MPS I en de ziekte van Pompe. Nierziekten, oncologie,
transplantatie en immuunziekten behoren ook tot het onderzoeksgebied evenals orthopedie
en hart- en vaatziekten.
De jaaromzet is vijf miljard dollar (3,5 miljard euro). De teller van het aantal ontwikkelde
medicijnen staat momenteel op veertien. In 2005 ontving het bedrijf de National Medal of
Technology, de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor innovatieleiders. In mei dit jaar
nam Sanofi-Aventis Genzyme over voor 20, 1 miljard dollar (14,2 miljard euro).
genzyme
UT NIEUWS 01|2011 31
32 UT NIEUWS 01|2011
International
TExT: MArlOES VAN AMErOM | rOBBIN ENgElS >
In the past, it used to be rather difficult to study
abroad: foreign diplomas could lead to raised
eyebrows when students returned home, caused
by a lack of a comparable reciprocal credit
system by which higher education degrees could
be measured. Until more recently at Dutch
universities, established policies on internation-
alization did not exist and educational programs
were not offered in English. For foreign stu-
dents, learning in English is a prerequisite when
they make the final decision on which university
to attend.
Already long accustomed to working daily in
English, Lecturer Sjef van der Steen at the
Faculty of Geo-Information Science and Earth
Observation (ITC), comments: ‘The language
we teach and conduct research in is the English
language. Scientific projects are English-orient-
ed. Students and lecturers have only an English
approach.’ Dr. Vinod Submaniam, professor
of nanobiophics at the MIRA Institute and one
of few professors at the university who isn’t a
Dutch national, adds in the discussion, ‘What
many international students and expats do not
realize is that the Netherlands is one of the very
few countries in continental Europe where you
can easily lead your life in English, all the way
from buying bread to negotiating the bureau-
cracy.’
On the whole, while some issues remain, aca-
demic circles are experiencing internationaliza-
tion at a fevered pitch. Within Europe, many
universities now use ECTS credits to facilitate a
universal system for comparison of educational
programs and degrees, and there are a growing
number of Memoranda of Understanding agree-
ments between universities worldwide. Dutch
universities, including the Universityof Twente
(UT) are no exception to this expansion and
strive to take up a substantial share in the grow-
ing numbers of international students -but can
they really compete?
Behind the numbersAt first glance, the numbers are impressive: the
influx of international students into the Netherlands
has already grown by 70% over eight years (2000-
2008), and in the last academic year alone, numbers
have reached an all-time high: one out of every ten
students in the Netherlands is a foreign student.
Where the influx of internationals got bottlenecked
was at the HBOs (Universities of Applied Sciences),
although the flow to universities continues to grow,
including at the UT.
On the surface, it appears likely, if not for certain, the
new trend of rising numbers of foreign students, now
estimated at some 81,700, will continue and Dutch
universities can absorb even more of the 2.7 million
students who study yearly outside their home coun-
tries and are funded by the United Nations Educa-
tional, Scientific and Cultural Organization.
But it is not just about quantity. What about qual-
ity? Most internationals indicate to be generally
‘very satisfied’ with their studies in the Netherlands,
which could make them good ambassadors for Dutch
universities in the future, thereby adding weight to
the many marketing efforts at Dutch universities and
international student fairs. The Netherlands also has
a relatively high staying rate of 27%, although fewer
international students settle here than in, for ex-
ample, nearby France. When not settling here, a for-
eign student’s link with the university often remains
strong, facilitating an ongoing transfer of knowledge
across boundaries and cultures, an important goal
behind the UT and other universities’ motivation to
engage in internationalization.
Former students keep in touch with their former su-
pervisors, faculties, departments and sometimes con-
tinue to work on research projects together. Yet the
current rise in international students -or rather its
composition – also creates some daunting problems,
alongside various other challenges -from cutbacks to
representation issues.
Too many germans?The jubilant reports published on the rising numbers
of international students in the Netherlands masks
two important facts. First, from a global perspec-
tive, the Netherlands is only just catching up: for
years its numbers of incoming foreign students
stayed well below average, particularly due to low
incoming numbers of non-European students. Num-
bers by the Organization of Economic Cooperation
and Development revealed between 2007- 2008 the
number of non-European foreign students remained
stuck at 10,000, where other OECD countries ob-
served an overall growth rate of 5%. Even today, the
influx of incoming international studies continues to
Internationalization requires non-stop attention and nurturing
going global at Dutch universities
The Netherlands has never been ‘hotter’ as a student destination, with one out of ten students in
higher education coming from a foreign country, the majority of which study at universities. But its
establishment as a sustainable and truly international study destination remains far from certain.
A dreamy nest,
knitted with warm hands,
for an unknown future.
Germinate thoughts,
as colors diffract and make
a different landscape,
where everyone can fly.
leila Nahidi Azar
lean heavily on incoming German students, making
ongoing internationalization overly dependent on
developments over the border. Right now, there
are more German students than the German system
seems to be able digest, but that could change over
time. Assistant Professor Efthymios Constantinides
at NIKOS Institute predicts the shift: ‘In the future,
the composition of our foreign students will be more
representative of the world ‘student market,’ yet
at the moment, the German students are somehow
overrepresented.’
Major cutbacksIt is not as if the challenge to diversify is not recog-
nized: the UT aims to attract students from a wide
range of target countries. But particularly nationals
from developing countries require substantial fund-
ing and funding schemes to Africa and Asia, provid-
ed by the Netherlands Organisation for International
Cooperation in Higher Education (NUFFIC).
As a result of budgetary cuts by the Dutch govern-
ment, the number of overseas students coming
to study might drop, instead of rise. Meanwhile,
government investments in Dutch universities has
also shrunk as a result of the economic recession,
and many Dutch students, who take more than the
designated three years to complete their studies,
will get fined. This might make the Dutch system
less attractive to foreign nationals. On the other
hand, in other countries, like England, universities
have been hard hit, even harder by measures to
economize and rising tuition fees, leading to a small
‘student exodus’ to the Netherlands and Belgium of
which universities like the University of Maastricht
are already beginning to profit.
Incomplete inclusion In contrast to early days of internationalization, the
UT has become far more internationalized and open
to foreigners: many Dutch courses are now on offer
in English for Dutch staff and students, while at the
same time, the International Office offers informa-
tion on a range of issues, including helping prepare
students while they are still in their country of
origin. And to attract internationals, entire Bach-
elor and Master’s educational programs are being
designed in English. ‘Still, there remains room for
improvement. As mentioned, the biggest reservoir
of international students is at the ITC Faculty, and
precisely these students are exempted from many
of the perks that the UT normally offers to students
from access to subsidized campus sports facilities to
special student fees for Dutch and other language
courses which can easily create feelings of exclusion
and resentment.
A usually highly effective way to have interna-
tional student voices heard more at universities
is through representation in formal governing
bodies such as the UT Student Council known by
the name Ureka . However, the council currently
only has one international member, an ITC Master
student who campaigns under the slogan ‘For a
truly international university.’ Perhaps because
official UT documents continue to remain only in
the Dutch language, aside from summaries, full
integration on a governance level is sorely missing.
When and if more internationals would join, the
process of integration might accelerate, leading the
UT to be even more international in their outlook,
and also ready to embrace and integrate new inter-
nationals.
All in all, the internationalization of Dutch universi-
ties is perhaps like ‘normal’ tourism: while fickle
in nature, incoming numbers of foreign students
can be considerably boosted by the right institu-
tional landscape, which means in essence, com-
municating openly, providing the right budgetary
and policy measures, listening to foreign guests
and keeping up good marketing and assistance
programs. Quite possibly a bit of good luck is order,
the same luck as any scientists wants when they
are about to make a major breakthrough: the glori-
ous “ah- ha!” moment when a local warm nest is
weaved for migrating foreign students.’ |
UT NIEUWS 01|2011 33
34 UT NIEUWS 01|2011
TExT: CATHErINE ANN lOMBArD | PHOTO’S gIJS VAN OUWErKErK >
Imagine a UT supervisor and international student
meeting to discuss a project. While the supervisor
reviews the proposal, the student nods in agree-
ment and smiles. But in reality, she doesn’t under-
stand a word the supervisor is saying. She isn’t
used to hearing English spoken so quickly and in a
foreign accent. In her country, where professors are
never questioned, she is afraid to interrupt and ask
the supervisor to speak more slowly. The meeting
ends with everyone smiling in agreement, but noth-
ing has actually been communicated.
This true story (the student asked to remain
anonymous) illustrates that even when two people
speak the same language, they don’t automatically
communicate. In fact, intercultural communica-
tions are influenced by a number of sociological
and psychological factors. ‘Our cultural perspective
is a programming of the mind which distinguishes
us from other cultures,’ said Dr. Erwin R. Seydel,
Director of the Institute for Behavioral Research at
the UT. ‘This perspective then influences how we
relate to each other and ultimately communicate.
‘Power distance is one example of cultural program-
ming,’ he continued. ‘It affects your body posture,
how long you gaze at a person, and the language
you use.’ Power distance is the extent to which
status equality is acceptable in society. While Dutch
culture sees people on a more of an equal foot-
ing, other cultures, like those in Africa and Asia,
have a different set of conventions when interact-
ing with someone who is considered of higher or
lower status. In the scenario above, the student and
supervisor had trouble communicating due to their
different attitudes towards power distance.
Individualism-collectivism (I-C) is another cultural
dimension that affects interpersonal communica-
tion. I-C refers to the extent that the needs of the
group dominate over those of the individual. ‘The
Netherlands is considered a country high on the
individualism index,’ said Seydel. ‘Communication is
more verbal and direct, and competition rather than
cooperation is valued. Countries like China and Ja-
pan are more collectivist, meaning communication
is less explicit and harmony is valued over conflict.’
How are these barriers to multicultural communica-
tion playing out at the UT? And what are some of
the strategies being implemented to help guide us
towards a future where we can better understand
each other? To answer these questions, we first
spoke with Dr. Paul van Dijk, who since 2007 has
acted as director of the Graduate Programme and
then as Head Research at the ITC. We then turned
towards the UT and talked with Dr. Jelle G. Ferw-
erda, coördinator international affairs, who is head-
ing the Acculturation project. Finally, we turned our
focus towards three Dutch bachelor students who
are traveling to South Korea and China this month.
years of experience at the ITCITC currently has 140 PhD students from 46 na-
tions. ‘These students must overcome tremendous
barriers such as language and culture,’ said Van
Dijk. ‘I’m amazed at the drive and resilience they
have to create their success.’
Communicating across cultures can be challenging.
‘It happens quite often,’ admitted Van Dijk, ‘that I
think I am communicating. The students are saying
“yes” or “no.” But they don’t really understand what
I am saying.’ To ensure that he and the student are
effectively communicating, Van Dijk repeats and
augments his questions and statements.
‘The most difficult situation is when you have a very
shy student who comes from a culture where the
professor is not to be challenged. I can ask a ques-
tion twenty different ways and I will only get a “yes”
or “no.”
‘The most dramatic situation is when I must tell a
PhD candidate that he or she does not live up to
our academic standards and must discontinue,’
The challenges of diversity Communicating across cultures
By 2014, the UT aims to recruit approximately 35% of master students from abroad, nearly tripling
the international student population from 140 to 400 according to route ‘14 Strategic Vision 2009-
2011. While this goal promises an influx of diversity and talent, it also poses challenges.
‘International students need a point-of-contact.’
International
UT NIEUWS 01|2011 35
reflected Van Dijk. ‘This situation can be particularly
difficult if the student comes from a collectivism
point-of-view.’
‘Sometimes their motivation is more external,’ he
explained. ‘For example, their drive is coming from
family expectations or financial needs. In that case,
I try to emphasize that the PhD is not the most
important thing in life. At the same time, I have to
realize that, at this moment in time, it is the most
important thing for the student sitting in front of
me. My job is to try and put all of this into a context
the student can understand and possibly accept.’
Buddies, Videos and Home DaySince 2009, the UT has developed an Acculturation
project as part of the Route-14 plan for internation-
alization. The project aims to help international stu-
dents more easily adjust to life in the Netherlands,
both scholastically and personally. Acculturation
refers to the process when groups of people from
different cultures exchange cultural aspects with
each other but remain distinct—clearly something
that can only happen with multicultural communica-
tion.
‘We are now developing a programme to facilitate
mutual adjustment,’ said Ferwerda. ‘We have pre-de-
parture videos informing incoming students on how
education at the UT is organized and the differences
international students may encounter. In addition,
we are creating a cross-cultural module for Dutch
and international students. We hope to build aware-
ness around cultural rules and how they can affect
the way you study and live.’
Student buddies for international students are
also being organized for the first months after their
arrival. In the near future, UT staff will participate
in an‘Internationalization at Home Day.’ And the
Acculturation Work Group plans visits to the various
faculties. In addition, there is an International Face-
book page with more than 1200 members.
International students typically face difficulties
adjusting to and understanding the assessment pro-
cess. Others struggle with limited contact hours with
professors and a more independent learning style.
The Acculturation project also aims at providing
Dutch professors and lecturers with an international
perspective on classroom practices. ‘For example,
we have known professors who asks masters
students before a lecture, “Is there anyone who
doesn’t speak Dutch?” and then proceed to lecture
in Dutch,’ said Menno Kramer from the International
Officer. ‘They are simply not aware at how uncom-
fortable this might be for a Mexican or Chinese
student to raise his hand and seemingly force the
professor to speak English.’
To bring more cultural awareness into the class-
room, the Acculturation project is currently visiting
faculties in close collaboration with their Faculty
International Coordinators. ‘The aim of these visits
is to hear the voice of staff involved on a day-to-day
basis with international students,’ said Ferwerda.
‘We have to be careful to look at both sides of the
story. In the end, we hope to develop information
that can support students and staff.’
From a different perspective, on 12 November,
26 bachelor students and three professors leave
for China and South Korea as part of a research
project focused on strategy for growth. Called the
‘Gloriental Study Tour,’ the UT students plan to
visit and conduct interviews at twenty companies
in Seoul, Shanghai and Chongqing. How are they
being prepared to communicate across cultures? We
turned to three of the student organizers of the trip:
Daan van Leer, Chairman; Ellen Hamelers, Research
Coordinator; and Marjon Pol, Foreign Affairs.
‘Before our departure, we are arranging for guest
speakers,’ said Pol. ‘Recently we invited Mr. Yoon,
who comes from South Korea. He told us things like
how to accept gifts with two hands.’
‘We were able to practice asking him questions and
seeing how he responds,’ continued Hamelers. ‘We
could see the expressions on his face and his eyes
wondering, at times, what’s going on? Sometimes he
would say, “Yes, yes.” And then change the subject.
‘If we are stuck, I have an application on my IPhone,’
said Van Leer. ‘All the Dutch phrases are there, and
I can click and find the Chinese translation, both in
writing and sound. For the trip, I even have “You are
the most beautiful woman I have ever met.”’
Awareness is KeyIn the end, intercultural communication depends
on our sensitivity to the differences we experience
between cultures and the goodwill to accept those
differences and work with them. ‘We need to en-
hance our qualities to deal with cultural differences,
mainly with regard to our cultural style in behaving,’
said Seydel. ‘How do we meet each other? That is
the challenge for our future. As a technical univer-
sity, we have the opportunity to show that cultural
differences can actually provide a unique occasion
to solve common problems.’ |
Erwin Seydel: ‘At the UT there are even cultural differences in communicating between technicians and social scientists.’
International
gUEST CONTrIBUTOr: JENNA DE lONg >
‘I can vividly remember the very first time I ever
set foot outside my homeland. I had traveled to dif-
ferent parts of Iran outside my hometown of Karaj,
but never had the opportunity to actually leave the
country. My mind was going crazy, “What am I doing
here? Is it possible to get back home now?” I had to
tell myself: “I was the one who set this goal, and I
was the one who had to take full responsibility for
leaving.”’
For me, without ambitions and aspirations, life
doesn’t hold meaning. Goals have motived me to
change my life for the better, and one of my lifetime
goals was to get out of my country and earn my Mas-
ters in Water Resources and Environmental Manage-
ment. I used to dream of the day when I would see
Europe and experience a new academic system and
way of life, and now I finally am doing this.
In Holland, everything happens so fast. We always
have a set plan for what we are supposed to be
doing, and when we are supposed to be doing it.
At home we don’t have a structure for everyday
life. There is a lot more spontaneity and a lot less
planned fun and leisure.
I have learned that the Dutch work exception-
ally hard for the things they want, and they have a
timeline, even for their down time. As much as I love
‘Sorry to say, when I travel the world for the ITC
Faculty, the name “University of Twente” draws a
complete blank, except among hard-core soccer
fans who immediately answer “Twente... they won
the Dutch competition a year ago! Is your Univer-
sity affiliated with the football club?” It doesn’t
help that “Twente” is difficult to pronounce
properly in English (what is the “University of
Twenty... twenty what??”, anyway?), and impos-
sible in French. The geographical name “Twente”
does not appear in any non-Dutch atlas. To my in-
ternational friends in soil science and agriculture,
I say this: “Netherlands” = “Wageningen”; to those
in earth sciences, either “Utrecht” (physical geog-
raphy) or “Delft” (mining and hydrology). Which
brings to mind the well-known poem by WIllem
Wilmink: “Het is het eindpunt van de trein, bijna
geen mens hoeft er te zijn.
SENIOr UNIVErSITy lECTUrEr DAVID rOSSITEr, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION
‘Action is needed instead of rhetoric! Some people
often say that the UT exist for East-Netherlands.
This attitude must change. In the beta faculties,
we compete at the international top level, and we
benchmark ourselves with the world top. This is a
good basis. However, we need to switch gears and
change the mentality of talking a lot about “inter-
nationalization” to act in a way to actually make
it happen. For starters, it is now time to move to-
wards full English educational programs, including
for our bachelor students.’
PrOFESSOr JUlIUS VANCSO, CHAIrPErSON OF THE MATErIAlS SCIENCE AND TECHNOlOgy OF POlyMErS rESEArCH grOUP
‘How international is the university or one of its
faculties? There are many foreigners working and
studying at the UT, especially at the ITC Faculty.
But it is not the numbers that make us “internation-
al.” It is the attitude of the “nationvals” towards the
“internationals” that makes the place “internation-
Making Life Worthwhile
How international is the UT in a world context?
Sabah Sabagh believes a life without goals isn’t one worth living. So, she left home for the first
time at age 24 in an effort to pursue one of her personal lifetime goals.
ExpatLens
36 UT NIEUWS 01|2011
We received an overwhelming response from most corners of our community in Twente, and
welcome you to visit our digital newspaper (www.utnieuws.nl) to read more about how people
are experiencing internationa lization at the university. Next month, join us in answering an-
other question.
my new lifestyle of face-paced structure, I miss my
home every day. My immediate family, who I had
spent most of my time with, is so far away, and even
since I’ve been gone for only one month, it hasn’t
been easy.
I was brave enough to leave home because I believe
that as human beings we should always try to
achieve new things in our life. As an international
student, I now solve problems on my own without
my family support and previous social network. I feel
I have achieved a significant personal goal of mine.’
al.” So, how do we deal with the “internationals” at
policy, academic and management levels? How do
we deal with them as colleagues or students? Are
we open for their culture and values, backgrounds,
habits and differences as compared to “us.” Are we
helpful, patient, supportive, sensitive, fair, polite
and willing to accept critique from a “foreigner?”If
the answer is “yes,” then the national has become a
bit of foreigner in their own country, then we start
to become international.If not, we remain as Dutch
as Dutch can be and “always get our sin.”
ASSISTANT PrOFESSOr JOHAN DE MEIJErE, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION
‘I came to Enschede knowing only the ITC, but
during my stay there I tried to read UT Nieuws
frequently. When I was interviewed to cover the
Egyptian revolution, I clearly stated my feelings
and opinions as an Egyptian student abroad,
and it was published clearly and to the point. UT
Nieuws was also covering special international
events such as Indian festival Dawali and other
traditional and important folkloric events, offering
more chances for interaction between Dutch and
international cultures. UT Nieuws: I will keep on
reading it again to help me keep my memories
about a city and people I love.’
MASTEr STUDENT Aly NOUr, FACUlTy OF gEO-INFOrMATION SCIENCE AND EArTH OBSErVATION (ITC)
‘The University of Twente is, more and more,
increasing their international population. This
presents a big challenge for students, employees
and the Executive Board (CvB). The integration of
Dutch and international students is the most dif-
ficult part and depends mostly on the gap between
the expectation of the international students and
the Dutch associations. We want to “go for it” to
minimize this gap in the coming years!’
HANNEKE VAN DEr HOrST, STUDENT UNION‘As a member of the Association of Chinese
Students and Scholars in Netherlands-Enschede
(ACSSNL), I can see more and more activities hap-
pening in the future between Chinese universities
and the UT. There are also more Chinese students
coming to the UT each year. However, as we all
know, there are many Chinese students studying
at famous universities, such as Cambridge and
MIT, and many more around the globe. We think,
if possible, we need to collaborate more with the
best Chinese universities to share knowledge. We
are considered by many as the top-notch Nanolab
in Europe whose research groups lead on a world-
scale, in some areas in this field of study.’
PHD rESEArCHEr yANBO xIE, BIOS lAB-ON-A-CHIP rESEArCH grOUP
UT NIEUWS 01|2011 37
PromiseYoung talent shines.
The grandmother fills at the watering well
buckets for the green crops,
the parent, the wallet for a faraway stay.
Promise of knowledge behind the line of light
on a familiar horizon.
The leg rower, the strong brother with free hands,
casts the fishing net.
Repetition of generations
in calm waves of water.
Less land to cultivate,
the waters impulsive.
She, the talent, gives light, draws,
height lines, point clouds,
her homeland. Hard currency retours,
more mouths to be fed.
Egbert van HattemCampus Poet 2011-2012
38 UT NIEUWS 01|2011
De druk om zichtbaar te presteren en de krapte
aan publieke financiële middelen om aan de toege-
nomen vraag naar hoger onderwijs en onderzoek te
voldoen, dwingt universiteiten nog explicieter na
te denken hoe zij de concurrentie het hoofd zullen
bieden. Het kiezen van een duidelijk herkenbaar
profiel, dat academisch en bedrijfseconomisch
levensvatbaar is, zal de komende jaren een van de
meest besproken thema’s binnen de universitaire
bestuurskamers zijn.
Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen heeft in haar recent verschenen
strategienota ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ de con-
touren geschetst van wat het kabinet als wenselijk
hoger onderwijsbestel ziet. Profilering en diffe-
rentiatie zijn hierin kernbegrippen, naast andere
ambities zoals een hogere kwaliteit (excellentie)
van de primaire processen en prestatiegericht-
heid. De minister omarmt hiermee de belangrijkste
adviezen van de ‘Commissie Toekomstbestendig
Hoger Onderwijs Stelsel’, doorgaans vernoemd naar
diens voorzitter Veerman. Het uitgangspunt van
dit in 2010 verschenen rapport ‘Differentiëren in
drievoud’ is dat de kwaliteit over de volle breedte
van het hoger onderwijs en onderzoek nog verder
omhoog moet om de Nederlandse ambitie van
een top-5 kenniseconomie waar te maken. Deze
veeleisende opgave moet worden volbracht door
langs drie lijnen te differentiëren: in de structuur
van het systeem, in profielen van de instellingen
en in het onderwijsaanbod. Instellingen zullen
worden uitgedaagd om scherpe keuzen te maken,
zeker als instellingsprofielen worden gekoppeld aan
publieke bekostiging zoals de minister overweegt.
Dit zal veel vragen van universitair leiderschap en
zal bovendien zorgen voor veel onrust binnen de
universiteiten. Kiezen doet pijn. Temeer omdat de
omvang van de publieke middelen niet zal groeien.
De vraag voor de komende jaren is dus welke keu-
zen wenselijk en haalbaar zijn.
Europees niveauDeze beleidslijn vinden wij ook terug op Europees
niveau. De Europese Commissie is een warm pleit-
bezorger van een sterk gedifferentieerd Europees
hoger onderwijs landschap. Men hangt aan een rijk
geschakeerd aanbod van opleidingen en instel-
lingen die van elkaar verschillen en hun sterke
punten exploiteren. Dat geeft studenten meer
mogelijkheden om een passende studie te kiezen,
Het hoger onderwijs is flink in beweging. Een toename van het aantal studenten, voortgaande
globalisering en tal van beleidsinitiatieven van nationale overheden en de Europese Unie op het
gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie zorgen voor een zeer dynamische context. Om in
deze context te overleven moeten universiteiten zich strategisch positioneren.
‘UT moet Twente als high-tech regio op de kaart zetten’
Harry de Boer & Hans Vossensteyn van CHEPS
Toekomst van de Universiteit Twente
het bevordert de mobiliteit van student en staf en
stimuleert een betere aansluiting van het hoger on-
derwijs op de arbeidsmarkt. Dit is een kernpunt in
de in september 2011 verschenen Moderniserings-
agenda voor het hoger onderwijs van de Europese
Commissie. De Europese Commissie investeert de
komende jaren in het inzichtelijk te maken van de
diversiteit in het Europese hoger onderwijs door de
mede bij CHEPS (UT) ontwikkelde meerdimensio-
nale Europese classificatie (U-map) en ranking (U-
multirank) van universiteiten toe te passen. Zowel
de commissie Veerman als de Europese Moderni-
seringsagenda geven aan dat bij de profielkeuze
van universiteiten de dimensies van U-map en
U-multirank behulpzaam kunnen zijn. Positioneren
betekent nadenken over het onderwijsprofiel, het
studentenprofiel, het onderzoekprofiel, mogelijkhe-
den tot kennisuitwisseling, internationale oriëntatie
en regionale betrokkenheid. Het nieuwe UT-on-
derwijsmodel is een prachtig voorbeeld om de UT
scherper op de kaart te zetten.
EmployabilityDe nationale en internationale beleidsagenda’s
laten er verder geen twijfel over bestaan dat de
universiteit beter moet inspelen op de behoeften
van de arbeidsmarkt. Niet alleen moet de deelname
aan het hoger onderwijs (nog) verder omhoog
(‘Nederland scoort Europees gemiddeld’), moet het
rendement van de opleidingen verbeteren (‘minder
uitval’), maar afgestudeerden moeten ook snel een
goed passende baan kunnen vinden. Employabi-
lity is iets waar universiteiten in de toekomst op
UT NIEUWS 01|2011 39
zullen worden afgerekend omdat afgestudeerden
met arbeidsmarktrelevante eigenschappen één
van de pijlers onder onze kenniseconomie vormen.
Daarom moeten universiteiten zich meer bewust
worden waar hun afgestudeerden terecht komen.
Universitaire opleidingen moeten, op grond van
academische kennis en waarden, voldoen aan de
behoeften van de arbeidsmarkt. Het contact met de
werkgevers zal daarom moeten worden geïntensi-
veerd, bijvoorbeeld door hen een plaats te geven bij
het curriculumontwerp en onderwijsevaluaties.
OnderzoekEen derde beleidsontwikkeling die de univer-
siteit de komende jaren niet kan negeren richt
zich op de wens tot het verhogen en toepassen
van de onderzoekprestaties. Wie globaal wil
meespelen moet op het gebied van onderzoek
excelleren. Hoewel internationale ranglijsten
(waarin universiteiten worden geordend op grond
van prestaties) door velen worden bekritiseerd,
vormen rankings een sterke prikkel voor beleid-
smakers om academici aan te zetten te excelle-
ren. Maar excelleren op wereldschaal vergt grote
investeringen. Dus moeten universiteiten ook
selectief zijn en de lat hoog leggen. Dit vraagt van
kleine universiteiten – zoals de UT – ook ver-
gaande samenwerking. De internationale tendens
naar fusies toont aan dat kleinschaligheid en
versnippering, ook als de prestaties zeer goed
zijn, op het wereldtoneel te weinig zichtbaarheid
opleveren om als world class university te worden
(h)erkend. Voor de UT is het zaak om samenwer-
king te versterken, zowel binnen de 3TU fede-
ratie, als ook in de regio met Saxion om samen
Twente als high-tech regio op de kaart te zetten.
Universiteiten staan dus voor de grote uitdaging
om nog actiever en zichtbaarder bij te dragen aan
de kenniseconomie. Voor de UT liggen er grote
kansen voor de innovatieve capaciteiten van ‘High
Tech Human Touch’, maar wel binnen de kaders
van meer concurrentie, maatschappelijke relevan-
tie en schaalvergroting. |
Hans Vossensteyn (directeur) en Harry de Boer (plaatsvervangend directeur) vormen samen
het dagelijks bestuur van CHEPS, Center for Higher Education Policy Studies.
Toekomst van de Universiteit Twente
OnderzoekIn het jaar MMLXI is heel 4C4D3M14-NL (zo heet het Hoger Onderwijs in Ne-
derland dan) kapot gegaan aan grootheidswaanzin en vernieuwingsdrang. Héél
4C4D3M14-NL? Nee, een kleine universiteit bleef moedig weerstand bieden aan
de overweldigers en filistijnen...
Waar in de rest van Nederland het hebben van een campus dé hype van het mo-
ment is, lijkt het alsof wij hier maar niet weten te waarderen wat we hebben.
Koester die campus. Als de Universiteit Twente een duidelijke en scherpe keuze
maakt in haar onderzoeks- en onderwijsterreinen en zorgt dat de campus de
juiste woon- en werkvoorzieningen heeft, kan op het landgoed Drienerlo in 2061
een topuniversiteit staan. Meer studenten of medewerkers dan nu is echt niet
nodig. Zorg wel voor woonruimte op de campus voor deze mensen. Houdt het
sport- en cultuuraanbod in stand. Verbeter de horecavoorzieningen. Dan zal het
jubileumfeest in 2061 ongekend zijn.
De visstand van Kostunrix hebben we al, een Abraracourcix ook. Waar blijft onze
Panoramix?
Beer Sijpesteijn, student Bedrijfs Informatie Technologie.
route 2061+De trend, die rond de eeuwwisseling is ingezet in de VS en de UK, zet zich de ko-
mende decennia door in Nederland: voor fundamenteel onderzoek is steeds minder
ruimte. Daardoor gaan universiteiten met elkaar concurreren en ontstaat er een
tweedeling: slechts op een tweetal plaatsen blijft internationaal erkend top-klasse
wetenschappelijk onderzoek bestaan met vele promovendi en postdocs: de Uni-
versiteit Utrecht voor de algemene wetenschappen en de Technische Universiteit
Eindhoven voor de technische wetenschappen. Alle andere universiteiten zijn gefu-
seerd tot een vijftal instellingen die onderwijs als voornaamste taakstelling hebben,
met daarnaast een bescheiden volume aan toegepast en regionaal geörienteerd on-
derzoek.Rond de eeuwwisseling ingezette onderzoeksrichtingen doen de grenzen
van alfa/beta/gamma verder vervagen. Inhoudelijk evolueert het onderwijsaanbod
aan de UT daarom naar twee hoofdrichtingen die aan deze trends invulling geven:
technische levenswetenschappen en neuropsychotechnologie. Door de in 2011 al
ingezette focus op integratie van alfa/gamma en beta kan de UT in dit wereldwijde
proces een voortrekkersrol spelen.
Jurriaan Huskens, Hoogleraar TNW
KernVijftig jaar Universiteit Twente. Een universiteit in beweging: een ondernemende,
actieve, internationale en excellerende universiteit. Kroonenberg, van Vught,
Zijm en Brinksma probeerden de universiteit elke paar jaar een andere richting in
te duwen. ‘We gaan op een andere wijze kennis produceren. Met behoud van het
goede uiteraard.’
Met de toekomstige rectoren zal in de komende vijftig jaar de richting van de
universiteit nog vaak veranderen. ‘Met behoud van het goede uiteraard.’ Niet
omdat die ‘goede producten’ zo lekker aansluiten bij de koerswijzigingen. Meer
omdat het zo moeilijk is om van die producten af te komen wanneer de omgeving
er om schreeuwt.
De toekomst zal dan ook uitwijzen wat de ‘goede producten’ van de Univer-
siteit Twente zijn. Wanneer over vijftig jaar de overheid de ondersteuning
voor internationale studenten heeft ingetrokken en in geen enkele ranking als
respectabele en excellente research universiteit wordt aangemerkt, blijven de
kernprodukten overeind. En we noemen ze tegen die tijd waarschijnlijk ‘de
vraag uit de maatschappij’: ondernemende en actieve studenten en weten-
schappers. Met voldoende kennis en lef.
Martijn Driesprong, student Civiele Techniek.
regioprofielHet is 2060. Het Europese hoger onderwijs en onderzoeksysteem heeft zich de
afgelopen decennia sterk ontwikkeld. Door de extra investeringen in onderwijs
en onderzoek heeft het Europese stelsel de aansluiting met de universitaire
systemen in Zuidoost Azië en de VS weten te behouden. Op wereldschaal zijn er
nu drie grote systemen, waarvan de erin functionerende instellingen onderling
concurreren in verschillende ‘leagues’.
Het EU-beleid ten aanzien van hoger onderwijs en onderzoek heeft geleid tot
een sterk gedifferentieerd stelsel van instellingen met uiteenlopende profielen.
Het Nederlandse hoger onderwijssysteem is in dat bredere en sterk gediffe-
rentieerde Europese systeem opgegaan. Slechts één Nederlandse universiteit
opereert in de ‘world league of comprehensive research universities’. Alle andere
Nederlandse hoger onderwijsinstellingen hebben een inhoudelijk specialistisch
of regionaal profiel.
Na de herverkaveling van het onderzoek van de universiteiten in de Randstad is
40 UT NIEUWS 01|2011
Universiteit Twente 2061...
Frans, ik ben je manDe laatste maanden vind ik mezelf opvallend vaak terug voor een zaal mensen, het woord
voerend over de Universiteit Twente. Heel gek is dat niet, eerder onvermijdelijk: ik word in het
lezingencircuit geacht te vertellen over Bonita Avenue, mijn romandebuut, en dat boek speelt
zich nou eenmaal grotendeels af op de campus. Ik krijg er altijd heimwee van, van wat ik dan
vertel, de verhalen worden steeds idyllischer: de weiden graziger, de torens verzonkener, de
saamhorigheid Oxfordiaanser. Laatst moest ik denken aan iets wat ik al bijna vergeten was: dat
ik ooit bijna écht de woordvoerder van de UT was geworden.
Dat speelde tijdens de periode-Frans van Vught, ik geloof eind 2001, ik werkte toen een jaar
of drie als journalist voor UT-Nieuws, en toegegeven, een groot deel van mijn dag ging op aan
het dwarszitten van de charismatische krachtcentrale die Van Vught in die jaren was. Kritische
stukjes, daar kreeg ik soldij voor. Er staat me een verhit telefoontje bij, de rector magnificus en
ik bekvechtend over het woord ‘bakzeil’, Van Vught: ‘het moet eruit,’ ik: ‘van wie?’ – krijsende
meeuwen op de achtergrond, hij belde vanaf een Waddeneiland, ik weet het nog precies, en
ook dat ons twistgesprek eindigde met: ‘Peter, besef jij wel dat ik een gezin heb?’
Een week later vroeg ‘zeg maar Frans’ of ik zijn woordvoerder wilde worden. Slimme zet, de
rotte appel in je eigen mandje leggen, Van Vught was een veldmaarschalk, en dat mandje,
beloofde hij me, stond in een klein vertrek náást zijn rectorenkamer, zodat we de lijntjes kort
konden houden. ‘Zorg ik ervoor dat jij een grotemensensalaris krijgt, hoor je me?’
Ik hoorde hem prima, en dat peeskamertje kende ik ook, tot die tijd zat daar een andere
Raspoetin, een goeddoorvoede oorfluisteraar die wij ter redactie de Pelikaan noemden, ik ben
vergeten waarom, wel weet ik nog dat deze kerel zelfs het oor van burgemeester Mans befluis-
terde en alvast ‘nee’ begon te schudden zodra hij mij aan de horizon ontwaarde. Hij lunchte
brood met biefstuk, en zat eigenlijk nooit in zijn spindoctorshokje, maar wel in een lease-BMW.
Ik zei: ‘Frans, ik ben je man.’
De weken die volgden waren warrig. Totdat mijn volvette contract op tafel lag, bleef ik redac-
teur van UT-Nieuws, maar sloop wel driemaaldaags de kelder van de Vrijhof in waar ik door mijn
privételefoon Van Vught probeerde te pluggen bij NRC of HP/DE TIJD. Het duurde en het duurde
– het duurde te lang. De rector was even vergeten dat er een complete Dienst Communicatie
bestond, een Vijfde Colonne met een eigen gebouw die óók wat van mij vond. Dat ik nu al op
Greet Hofmans leek, bijvoorbeeld. Achter de schermen kletterden machtswoorden. Van Vught
bleef vriendelijk als altijd, maar schimmiger. Na een paar weken werd ik door een mevrouw
met een Twents accent gebeld die me aanbood als ‘juniormedewerker’ aan ‘de slag’ te gaan op
de afdeling PR. Met behoud van mijn oude salaris, natuurlijk.
En mijn BMW dan? vroeg ik.
Column | Peter Buwalda
UT NIEUWS 01|2011 41
de TU-Delft uitgegroeid tot een specialistische wereldspeler op technologisch
gebied. De Universiteit Twente heeft, na de definitieve mislukking van de fusie
van de drie technische universiteiten, gekozen voor een regionaal profiel. Om
redenen van schaal en efficiëntie is de UT in 2031 gefuseerd met Saxion Hoge-
scholen. Als ‘University of Twente Network’ geldt deze instelling op Europese
schaal als een voorbeeld van een ‘entrepreneurial regional university’.
Frans van Vugt, oud-rector magnificus.
Excelleren in technologische road mapsDe bezuinigingen op het budget van de Nederlandse universiteiten is een sig-
naal van de afkalvende maatschappelijke inbedding van de wetenschappelijke
instellingen. Dat in deze tijd ook de technische universiteiten worden getrof-
fen is wel zeer opmerkelijk. Technologische ontwikkeling leiden wereldwijd tot
een sterk groeiend aantal nieuwe producten, die van veel betekenis zijn voor
de meest existentiële onderwerpen van deze tijd. Blijkbaar hebben we dat de
samenleving niet goed verteld.
Nog minder bekend is dat wetenschappers kampioen zijn in het wereldwijd
samenwerken. De informatierevolutie die wij de laatste 40 jaar hebben mee-
gemaakt, heeft haar succes in hoge mate te danken aan collectieve toekomst-
planning in de ITRS: International Technology Roadmap for Semiconductors.
Deze organisatie maakt al decennia lang op basis van de inbreng van honder-
den experts een voortschrijdende drie jaar planning voor de chipproductie en
is wereldwijd toonaangevend. Veel ondernemingen baseren hun bedrijfsplan
op deze verkenning en ook de UT zou haar bijdrage aan deze road map op een
voor iedereen zichtbare wijze moeten aangeven. Wie weten nog dat Wifi en
Bluetooth Enschedese uitvindingen zijn? De doorbraak in de genetica is het
directe resultaat van intensieve samenwerking van wetenschappers in het $
3 miljard kostende Human Genome Project, dat in 2003 het menselijk DNA in
kaart bracht en daarmee een revolutie in de gezondheidszorg heeft veroor-
zaakt waar we de komende jaren nog veel van zullen merken. Ook futurologen
hebben elkaar inmiddels gevonden, onder andere in de Amerikaanse Singula-
rity University, en delen met elkaar de groeiende belangstelling voor door-
braakinnovaties.
De toekomst van de UT vraagt om het breed communiceren van de belang-
rijkste technologische ontwikkelingen, het onderzoeken van de mogelijke
maatschappelijke gevolgen ervan en het benadrukken van de rol die de UT in
de internationale gemeenschap speelt. Positioneer de frontrunners van de UT
en de Universiteit staat nog steviger op de kaart.
Wim de Ridder, Hoogleraar Toekomstonderzoek UT
VirtueelIn 2061 is de maatschappij onherkenbaar veranderd, en zijn door de ongekende
ontwikkeling van de technologie organisaties grotendeels virtueel en niet meer
aan specifieke geografische locaties gebonden. Nederland is een provincie van
de Noordwestelijke deelstaat van de Europese Federatie, en de campus van
de UT is een van de fysieke ontmoetingsplekken van de World University of
Integral Design and Engineering, een netwerk van 20 academische clusters
wereldwijd dat zich richt op Infophysical and Sociomatic Design. Infophysical
technology is een vakgebied dat is ontstaan uit de integratie van nanotechnolo-
gie, biotechnologie en ICT, en sociomatics is de tak van de sociale wetenschap-
pen die zich richt op het gebruik van technologie voor sociale vraagstukken.
Docenten en studenten zijn via brain-computer interfaces direct gekoppeld aan
de relevante sociale, educatieve en research gemeenschappen en groepen met
deelnemers vanuit elke plek op de wereld. Ook de onderzoeksfaciliteiten zijn
vernetwerkte platforms die fysieke installaties overal ter wereld integreren.
Ed Brinksma, rector magnificus UT. |
42 UT NIEUWS 01|2011
Professor Wolfgang Knoll is a global authority on biophysics.
But as scientific director of the Austrian Institute of
Technology, TNO’s smaller Austrian counterpart, he has not
occupied himself solely with this domain for some time.
‘I have become a generalist.’ He does still conduct research,
though, for example on new antibiotics. His scientific dream
is the smell sensor, a technological equivalent of the human
nose.
Read the full story on www.utnieuws.nl
‘We dream about scent sensors that work just like our noses.’
UT NIEUWS 01|2011 43
TEKST EN FOTO’S: PAUl DE KUyPEr >
‘Ik heb bijna niemand over het eredoctoraat
verteld’, zegt Wolfgang Knoll (1949) aarzelend.
‘Wetenschappers lopen niet met zoiets te koop.
Dat past niet in onze cultuur. Ik denk dat weinig
collega’s het weten.’ De wetenschappelijk directeur
van het Austrian Institute of Technology (AIT) in
Wenen doet deze ‘bekentenis’ op zijn werkkamer
in een glazen kantoortoren langs de oostelijke
oever van de Donau. Dit is Tech Gate Vienna, een
modern wetenschap- en technologiepark. Er wordt
nog volop gebouwd. Als Knoll uit het raam kijkt,
ziet hij hijskranen werken aan wat het hoogste
gebouw van Wenen moet worden, 200 meter de
lucht in.
Het was het laatste wat de Duitse topweten-
schapper had verwacht, toen zijn collega en
‘goede vriend’ Julius Vancso – TNW-hoogleraar en
erepromotor van Knoll – belde om het nieuws te
verkondigen. ‘Totaal verrast. En zeer vereerd dat
dit eredoctoraat juist uit Twente komt. Ik reali-
seerde me dat Julius de aanjager was. Om een
eredoctor te benoemen heb je een local champion
nodig. Iemand die niet alleen je naam naar voren
Professor Wolfgang Knoll is wereldwijd toonaangevend in de biofysica. Maar als
wetenschappelijk directeur van het Austrian Institute for Technology, het Oostenrijkse broertje
van TNO, houdt hij zich allang niet meer alleen bezig met dat vakgebied. ‘Ik ben generalist
geworden.’ Wel doet hij nog eigen onderzoek, bijvoorbeeld naar nieuwe antibiotica. Zijn
wetenschappelijke droom is de geursensor, een technologisch equivalent van de menselijke neus.
‘We dromen van een geursensor die net zo werkt als onze neus’
schuift, maar ook hard moet werken om uit te leg-
gen waarom je een eredoctoraat verdient. Ik weet
zeker dat dit ook veel voor Julius betekent.’
Extra bijzonder is het volgens Knoll dat een
eredoctoraat doorgaans wordt uitgereikt voor
verdiensten in basic science, het dagelijkse
wetenschappelijke onderzoek. Terwijl hij juist dat
werk drie jaar geleden verliet. Na ruim vijftien jaar
directeurschap aan het zeer hoog aangeschreven
Max Planck-Institut für Polymerforschung (poly-
meeronderzoek) in Mainz koos de biofysicus in juli
2008 voor het Austrian Institute for Technology.
Van wetenschapper werd hij manager, van een in-
stituut voor fundamenteel onderzoek ging hij naar
de toepassingen, van specialist werd hij generalist.
Kick of scienceWereldwijd is Knoll toonaangevend in de biofysica,
een vakgebied waarin fysica, chemie en (cel)bio-
logie samensmelten. Eigenlijk wilde Knoll elektro-
techniek studeren. Maar hij haalde goede cijfers
voor natuurkunde en zijn docent overtuigde hem
voor fysica te kiezen.
‘De echte kick of science kreeg ik toen ik met mijn
afstudeeronderzoek bezig was’, herinnert Knoll
zich. ‘Dat bestond uit anderhalf jaar experimenteel
werk in het lab. Na drie jaar lang boeken lezen en
herkauwen wat anderen hadden opgeschreven,
had ik voor het eerst het gevoel: dit is weten-
schap. Niet alleen maar meetgegevens van anderen
interpreteren, maar alles zelf doen. Zelf een
betekenisvol experiment opzetten en niet weten
wat de uitkomst zal zijn. Zelf metingen verrichten,
gegevens interpreteren, ze in een model proberen
te passen en beschrijven wat ze betekenen. >
Wolfgang Knoll op zoek naar next next generation things
Eredoctoraat 4 | Wolfgang Knoll
1949: geboren in Schwäbisch Hall, Duitsland
1973: afgestudeerd in natuurkunde Technische
Universiteit Karlsruhe
1976: PhD in biofysica Universiteit van Konstanz
1976-1981: Postdocs aan de universiteiten van Konstanz
en Ulm en het IBM Research Laboratorium in
San José (California, VS)
1981-1986: Onderzoeker Technische Universiteit München
1986-1991: Onderzoeker Max Planck Instituut voor
Polymeeronderzoek in Mainz
1991-1999: Hoofd van het Laboratory for Exotic Nano-
Material in Japan
1992-nu: Gasthoogleraar Stanford University, California
1993-2008: Directeur Max Planck Instituut voor
Polymeeronderzoek in Mainz
1998-nu: Gasthoogleraar Universiteit van Florida
1999-nu: Gasthoogleraar Hanyang University, Korea
1999-2003: Deeltijdhoogleraar National University of
Singapore
2004-nu: Gastonderzoeker Institute of Materials
Research and Engineering in Singapore
2008-nu: Wetenschappelijk directeur Austrian Institute
of Technology in Wenen.
Wolfgang Knoll
Een scriptie verandert de wereld niet, maar het is
wel de eerste stap in het onbekende.’
Zijn afstudeeronderzoek – over optische eigen-
schappen van halfgeleidende materialen die
gebruikt kunnen worden voor fotosensors die nu
bijvoorbeeld in compacte camera’s zitten – opende
Knoll op twee manieren de ogen. Het werd duide-
lijk dat hij wetenschapper zou worden. ‘Maar op
een ander vakgebied. Optische fysica wilde ik niet
mijn hele leven doen.’
Het werd biofysica, een vakgebied waar in 1973
nog weinig mensen van hadden gehoord. Knoll
bezocht verschillende Duitse universiteiten om
zich te oriënteren. Uiteindelijk koos hij voor een
promotie in Konstanz, mede om het uitzicht over
de Bodensee. ‘Waarom biofysica’, kaatst hij de
vraag terug. ‘Ik heb geen idee wat voor mij de
trigger was. Toeval denk ik. Maar die beslissing
heeft mijn verdere leven bepaald. Ik doe nu nog
steeds dingen waarvoor ik in Konstanz de stimuli
heb gekregen.’
geursensorDe moleculaire processen in membranen vor-
men de rode draad in Knolls onderzoek. Hij is er
nog steeds trots op en ziet het als een van zijn
belangrijkste bijdragen aan de wetenschap dat hij
een nieuw model membrane system ontwikkelde.
Een model dat het mogelijk maakte uitgebreide
studies te doen naar de werking van biologische
membranen.
Alle cellen in het menselijk lichaam bevatten een
flinterdun laagje, slechts een paar nanometer dik.
Dat laagje, een lipid bilayer membrane, voorkomt
dat ionen (positief of negatief geladen moleculen)
uit de cel kunnen ontsnappen en andersom, dat
moleculen van buiten kunnen binnendringen. ‘Dat
is hoe een cel zijn identiteit handhaaft’, doceert
Knoll.
Hij vervolgt zijn uitleg: ‘Bepaalde eiwitten werken
als een katalysator voor het openen en sluiten
van de minuscule kanaaltjes in het membraan
zodat moleculen juist wel naar binnen en buiten
kunnen.’ Dat gegeven noemt de voormalige Max
Planck-directeur nog steeds ‘van enorm belang’.
‘Meer dan de helft van alle medicijnen werkt zo.
Een molecuul bindt zich aan een eiwitreceptor
in het membraan en zet een proces in gang. Dat
gebeurt miljoenen keren in je lichaam. Als bijvoor-
beeld een bepaald hormoon overgestimuleerd
raakt, kan dat ongemakken veroorzaken. Om dat
proces te stoppen moet je een molecuul kunnen
toedienen dat zich wel bindt aan de eiwitrecep-
tor, maar die niet het proces triggert. Bètablok-
kers, tegen stress, werken bijvoorbeeld zo.’ Op dit
moment probeert Knoll dit principe toe te passen
in onderzoek naar nieuwe antibiotica. ‘Die zijn
hard nodig, omdat bacteriën steeds vaker resis-
tent blijken tegen bestaande middelen.’
Een heel andere toepassing of eigenlijk een ‘wens
voor de toekomst’ ziet de biofysicus in een geur-
sensor, die net zo werkt als je neus maar sterk
vereenvoudigd. ‘In onze neus zitten membranen
met receptoren. Moleculen komen onze neus
binnen, die binden zich en aan het eind van dit in-
gewikkelde proces wordt een kanaaltje opengezet
waardoor wij een bepaalde geur ruiken.’
Knoll vindt het merkwaardig dat een dergelijke
kunstmatige geursensor nog niet bestaat. ‘Geur
bepaalt zoveel. We vinden onze partners met fero-
monen. In supermarkten worden we geleid door
geuren, vliegtuigmaatschappijen manipuleren ons
door businessclass te laten ruiken als business-
class. Bovendien hebben we wel lichtgevoelige
sensors die een enkel foton kunnen detecteren en
sterke microfoons die elk geluid opvangen. Maar
technisch gezien is er nog niets dat kan concurre-
ren met onze natuurlijk geursensor.’
‘Terwijl zo’n sensor een enorme potentie heeft.
Neem de beveiliging op vliegvelden. Honden die
snuffelen naar explosieven en drugs. Die honden-
neus zouden we willen vervangen door een ap-
paraatje. Voor explosieven bestaat al een techni-
sche oplossing, voor drugs nog niet. Dat kan een
geursensor doen. Denk ook aan gas. Amerikanen
in de Irak-oorlog hadden een kip op hun dak om
zenuwgas te detecteren. Je ruikt het niet, maar
als die kip stierf, kon je maar beter maken dat je
wegkwam. Met een geursensor voor zenuwgas heb
je geen kip meer nodig. ’
‘Andere toepassingen zijn systemen voor het
handhaven van luchtkwaliteit of een sensor voor
kwaliteitscontrole van voedsel. Iets kan er lekker
uitzien, maar als je het dan ruikt, zeg je “nou nee,
bedankt”. We dromen nog steeds van dergelijke
toepassingen. We zullen niet in staat zijn onze
neus helemaal na te bouwen. Daarvoor is die te
gecompliceerd. Maar wellicht lukt het ons de ba-
sisprincipes te leren begrijpen en het principe met
goedkopere, simpelere en robuustere elementen
te benaderen.’
Technologie van overmorgenSinds zijn overstap naar het AIT houdt Knoll zich
lang niet meer alleen bezig met biofysica. Het
Austrian Institute for Technology heeft afdelin-
gen energie, mobiliteit, veiligheid en beveiliging,
beleidsontwikkeling en gezondheid en milieu. Hij
houdt zijn duim en wijsvinger dicht bij elkaar:
‘Daarvan is zo’n deel biofysica.’ Daarnaast heeft
de aanstaande eredoctor nog wel aanstellingen als
gast- of deeltijdhoogleraar in Singapore, Korea,
Florida en California.
AIT is de Oostenrijkse broer van TNO, maar dan
vier keer kleiner. Het heeft tot taak om samen met
Wolfgang Knoll is trots dat hij dankzij TNW-hoogleraar ma-
teriaalkunde en polymeertechnologie Julius Vancso een ere-
doctoraat ontvangt. Vancso op zijn beurt is trots dat Knoll
een ambassadeur wordt van de UT. De wetenschappelijke
vrienden organiseerden uitwisselingen tussen Enschede en
Mainz. Ook werken ze al jaren samen in Singapore op het
gebied van nanotechnologie van polymeren.
‘Een van onze afgestudeerde chemici wilde aan het Max
Planck Instituut promoveren’, herinnert Vancso zich het be-
gin van de samenwerking met Knoll. ‘Het diploma van onze
student bleek niet voldoende voor een promotie in Duits-
land. Ik heb toen gebeld en samen hebben we dat probleem
opgelost en gesproken over verdere samenwerking.’
Vanaf toen organiseerden de twee groepen elke acht à tien
maanden een gezamenlijke meerdaagse bijeenkomst. De
ene keer in Mainz, dan weer in Enschede. Later sloot ook
een vakgroep uit Bath (Engeland) zich aan. Vancso:
‘Die meetings kwamen voort uit pure nieuwsgierigheid.
Promovendi hielden voordrachten en ervaren wetenschap-
pers werden uitgenodigd om lezingen te geven. Het was een
succesvolle formule zonder bureaucratie. Er kwamen geza-
menlijke projecten, publicaties en zelfs een boek uit voort.’
‘Minstens zo belangrijk is onze persoonlijke relatie’, vertelt
Vancso. ‘Toen Wolfgang nog in Mainz zat, was een tele-
foontje van mij genoeg en ik wist dat een student bij hem
terecht kon voor een bepaald instrument dat wij zelf niet
in huis hadden. Omgekeerd maakte hij soms gebruik van de
faciliteiten in ons NanoLab of in de groep.
‘Ik ben enorm trots dat Wolfgang Knoll eredoctor wordt van
de UT. Hij behoort tot de wereldtop. Ik ben jaloers op zijn
brede kennis in biowetenschappen. Met deze onderschei-
ding wordt hij een geweldige ambassadeur van onze univer-
siteit. De inbedding van de UT wordt hiermee duidelijk. We
laten aan de buitenwereld zien dat biomedische toepassin-
gen één van onze speerpunten is.’
Erepromotor Julius Vancso
‘Knoll behoort tot de wereldtop’
44 UT NIEUWS 01|2011
Eredoctoraat 4 | Wolfgang Knoll
UT NIEUWS 01|2011 45
de industrie wetenschap te vertalen naar rele-
vante maatschappelijke toepassingen. Toen Knoll
werd aangetrokken stond het instituut dertig jaar
min of meer stil en wilde de overheid het AIT
nog een laatste kans bieden. Aan Knoll, en zijn
collega-directeur Anton Plimon, de opdracht het
AIT weer een sterk wetenschappelijk imago te
geven. Zijn academische netwerk is daarvoor van
onschatbare waarde. ‘Ik praat nog steeds veel met
onderzoekers en ik kan collega’s makkelijk weg-
wijs maken in de wetenschappelijke wereld. Dat
ik zo’n netwerk heb is goed voor de zichtbaarheid
van het instituut.’
Knoll barst van ambitie. ‘AIT is niet alleen weten-
schap, het is engineering. We zijn op zoek naar
doorbraken. Niet iets een klein beetje kleiner
of goedkoper maker, maar een echte stap voor-
waarts. Niet vasthouden aan bestaande principes.
Je kunt dingen langs een lijn ontwikkelen, maar
daar komen geen doorbraken van. De huidige
cameraatjes zijn niet het resultaat van het steeds
gevoeliger maken van een film. Flatscreens zijn
geen lineaire extrapolatie van de beeldbuis. Een
volledige technologische breuk, dat streven we na:
de next next generation things. Niet de techno-
logie van morgen, maar van overmorgen.’
Twee keuzesKnolls eigen biofysica-onderzoek zat altijd al aan de
toepassingenkant van het wetenschappelijke spec-
trum. Het Max Planck Instituut is traditioneel veel
fundamenteler georiënteerd. Zo bezien is zijn over-
stap naar AIT niet vreemd. Toch hebben velen, onder
wie zijn voormalige collega’s, zich erover verbaasd
dat hij besloot na 22 jaar het Duitse topinstituut te
verlaten.
‘Als je 58 bent, heb je twee keuzes. Nee, eigenlijk
hebben de meeste mensen maar een keus’, grapt
Knoll. ‘Die moeten nog zeven jaar dingen doen die ze
al heel lang hebben gedaan, waarvan ze weten hoe
het gaat en waarvan de uitdaging en bevrediging rond
het nulpunt zitten.’
‘Voor een wetenschapper valt die sleur mee, omdat
je nieuwe uitdagingen creëert’, vervolgt hij. ‘Maar ook
het schrijven van artikelen en onderzoeksvoorstellen
wordt routine. Ik kreeg de kans om iets totaal anders
te doen. Iets waarvan ik niet wist hoe anders het zou
zijn. Maar ik heb er geen moment spijt van gehad.’
‘Natuurlijk heb ik wel eens gedacht: wat als het mis-
gaat? Ik nam een risico. Ik had niet kunnen terugke-
ren naar Max Planck. Ik liet alles achter. Het worst
case scenario zou een vervroegd pensioen zijn. Maar
dan zou ik ergens gasthoogleraar zijn geworden.
Ik heb over de hele wereld vrienden die me graag
zouden betrekken bij hun onderzoek. Dus zo bezien:
dit worst case scenario zou nog steeds een goed
scenario zijn geweest.’
Want aan zijn pensioen wil Knoll voorlopig niet den-
ken. Hij werkt nog te graag. En veel. In 2011 had hij
nog geen vakantie, op twee vrije dagen in Indonesië
na. ‘Maar ik kan behoorlijk goed relaxen’, glimlacht
hij. ‘Ik pak mijn momenten. Ik woon vlak bij de Alte
Donau, een meer. Gisterochtend voor het ontbijt ben
ik nog even gaan zwemmen. Dat is mijn manier om de
batterij op te laden. Ik voel geen stress door het werk.
Mijn werk is mijn leven.’ |
1) Aan de meeste Nederlandse universiteiten
kondigt de pedel het einde van de verdediging
van een proefschrift aan met een luide tik met
de pedelstaf gevolgd door de woorden ‘Hora est!’
(‘Het is tijd!’). De UT kent die traditie niet. Welke
woorden gebruikt de pedel hier?
A – ‘Hora finita!’
B – ‘Mijnheer de rector, de tijd is verstreken.’
C – ‘Het zit erop.’
D – ‘Geachte promovendus, u bent klaar.’
2) Op 28 april 2012 wordt de 40ste Batavierenrace
georganiseerd met finish zoals altijd op de campus.
Altijd? Nee, niet helemaal. De eerste editie in 1973
kende een ander parcours. Welk?
A – Van de UT-campus naar Nijmegen
B – Van Wageningen naar de UT-campus
C – Van Nijmegen naar Wageningen
D – Van Nijmegen naar Rotterdam
3) De architect die de Bastille ontwierp heeft meer
bekende gebouwen op zijn naam staan. Welke
onder andere?
A – De kubuswoningen in Rotterdam
B – Het stadhuis van Hengelo
C – Het Evoluon in Eindhoven
D – Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht
4) Welke UT-hoogleraar speelt een belangrijke rol
in een kinderboek?
A – Detlef Lohse in het boek Bellen blazen
B – Albert van den Berg in het boek Een pil
met een lab erin
C – Dave Blank in het boek Een legosteen zo
klein als een haar
D – Stefano Stramigioli in het boek Een dorp
vol robots
5) In 1995 wint Euros voor het eerst (en tot
nu toe ook voor het laatst) de belangrijkste
studentenroeiwedstrijd van het jaar, de Varsity.
Anderhalf jaar later pakt de Holland Acht
olympisch goud in Atlanta. Welke acht-roeier was
UT-student en zat in 1995 ook in de winnende
Euros-boot?
A – Diederik Simon
B – Nico Rienks
C – Niels van Steenis
D – Ronald Florijn
6) In 1976 wordt het college van bestuur voor
het eerst voor de rechter gesleept door een
student. Paul Klaarwater eiste schadevergoeding
omdat huisvestingspersoneel ongevraagd de
fietsenstalling van zijn campusflat heeft geruimd.
Welk ‘collector’s item’ komt daarbij op de vuilstort
terecht?
A – Het motorblok van een Fiat Topolino
uit 1954
B – Een door een Roemeense vioolbouwer
gemaakte viool uit 1961
C – Een van de eerste tandemfietsen van
Gazelle uit 1935
D – De loop van een Russische tank uit 1951
7) Op de eerste borrel (in 1976) van de eerste
vrouwenvereniging van de THT werden van boven
uit de Mensa breipatronen en recepten over de
borrelende vrouwen uitgegooid. Hoe heette deze
vereniging?
A – Wilhelmina
B – Carmina
C – Mieke
D – Aletta
Welke hoogleraar speelt een belangrijke rol in een kinderboek? Welke UT-student won
Olympisch goud in Atlanta? En welk bedrijf zat er vroeger eigenlijk in De Pakkerij? Test je
kennis van de vijftigjarige geschiedenis in deze UT-quiz.
De grote UT-quiz...Gouden Jubileum-Quiz
8) De UT-Kring, de personeelsvereniging van
de UT, heeft verschillende sub-verenigingen.
Zo is er imkervereniging De Botte Hommel en
hengelsportvereniging Carperdiem. Ook kent de
vereniging sinds jaar en dag een voetbalgroep. Welke
topvoetballer verzorgde in de jaren zeventig de
trainingen?
A – Abe Lenstra
B – Faas Wilkes
C – Hans Kraay sr.
D – Eddy Pieters Graafland
9) In De Pakkerij zijn tegenwoordig vier studenten-
verenigingen gehuisvest. Welke firma gebruikte het
pand vroeger als pakhuis?
A – Bolletje
B – Ten Cate
C – Hollandse Signaalapparaten
D – Van Heek & Co
10) Mr. Pieter van Vollenhoven, de man van prinses
Margriet, is praktijkhoogleraar bij de faculteit MB.
Op welk vakgebied eigenlijk?
A – Risicomanagement
B – Veiligheidsstudie
C – Politicologie
D – Koninkrijksrelaties
11) Jan Schoenaker is een kunstenaar uit Oldenzaal,
vooral bekend om zijn glas-in-loodramen. Welk(e)
kunstwerk(en) maakte hij voor de UT?
A – De geschilderde portretten van de eerste
negen rectores magnifici.
B – Het Sardineblik langs de Drienerlolaan
C – De kop van de pedelstaf
D – De wijzerplaat voor het Torentje van
Drienerlo
12) De eerste computer die de THT aanschaft (in
1964) is een IBM 360/30. Volgens de offerte heeft
de machine een ‘centrale verwerkingseenheid’ van
32.768 bytes. Hoeveel zou verdubbeling van dit
geheugen kosten?
A – 420 gulden
B – 2.420 gulden
C – 22.420 gulden
D – 222.420 gulden
13) Gebouw Cubicus heeft een B- en een C-vleugel.
De A- en de D-vleugel van wat toen nog het TW/
RC-gebouw heette, brandden op 20 november 2002
helemaal af. De brand bleek aangestoken. Door wie?
A – Een systeembeheerder van de opleiding
wiskunde
B – Een student informatica
C – Een zwerver
D – Een bewoner van de Bosweg, grenzend aan
de campus |
Doe mee en win !Hoe goed kent u de geschiedenis van de UT eigenlijk?
Het 50-jarig jubileum van de UT lijkt ons bij uitstek de
gelegenheid om die kennis eens te testen. Bovendien
kunt u er een leuke prijs mee winnen. UT Nieuws biedt
de prijswinnaar van deze quiz een fotoshoot aan met een
van onze fotografen. Dé kans om eens van uw goede kant
gefotografeerd te worden. Op uw favoriete plekje op de
campus, op uw werkplek, met uw vakgroep of met alle
collega’s, in het studentenhuis, met kinderen of partner
of met uw favoriete sportgroep. U mag het zeggen.
De goede antwoorden moeten uiterlijk op donderdag
17 november per mail ingestuurd worden naar:
[email protected] . Uit de inzendingen trekken
wij een winnaar. De juiste antwoorden zijn vanaf maan-
dag 21 november te vinden op www.utnieuws.nl
46 UT NIEUWS 01|2011
UT NIEUWS 01|2011 47
Dé carrièrebeurs in het najaar voor student, starter en professional!
Voor meer informatie en gratis entree ga je naar www.carrieredagen.nl
vrijdag 25 & zaterdag 26 november 2011 Amsterdam RAI
De Nederlandse Carrièredagen is een activiteit van onderdeel van de
www.autorijschoolstiphout.nl
ut-stiphout 111025.indd 1 25-10-2011 12:25:27
Houd kennis niet achter slot en grendel.
NWO zet zich in om het resultaat van wetenschappelijk
onderzoek vrij toegankelijk te maken.
Kijk op: www.nwo.nl/openaccess
Open up!
www.rabobank.nl
Rabobank. Een bank met ideeën.
Universiteit Twente: gefeliciteerd!
48 UT NIEUWS 01|2011
In het ORMIT-netwerk participeren onder andere: ABN AMRO, Agis, Akzo Nobel, Alliander, ANWB, ASML, ASR, Belastingdienst, De Rechtspraak, Dela, DSM, Ericsson, GVB, Iddink, Nike, NXP, Ordina, Philips, Post NL, Rabobank, RDW, Shell, Stichting Liliane Fonds, TNT, UMC, Unicef, Unilever, VDL, Warchild.
ORMIT. DEDICATED TO MAKING THE MOST OF YOUR TALENT.
Als dit jouw strategie is om de productiviteit te verhogen, moet je niet bij ORMIT zijn.
Een pizza als managementinstrument? Heb je betere ideeën over leiderschap, dan biedt ORMIT je een waardevol vervolg op je universitaire
studie. Als hèt adres op het gebied van Management Development, kun je als managementtrainee bij ORMIT rekenen op een aanpak die je aan alle
kanten aanscherpt. Zo ga je twee jaar lang in een uniek managementtraineeprogramma op interim-basis aan het werk. Op uitdagende projecten bij
vier toonaangevende organisaties uit ons netwerk.
Tegelijkertijd doorloop je een ontwikkelprogramma waarin coaching, intervisie en opleiding centraal staan. Daarbij ga je vanzelf deel uitmaken
van de hechte community van ‘ORMIT’ers’, zelfs als je niet meer bij ORMIT werkt. Door deze combinatie van werken en leren, brengen we de
manager in je boven. En kun je doorstromen naar een leidinggevende functie bij een van onze participanten. Dus wil je het beste uit jezelf halen, ga
dan naar www.ormit.nl.
Top Related