UT-Nieuws Magazine december 2011
-
Upload
redactie-ut-nieuws -
Category
Documents
-
view
226 -
download
1
description
Transcript of UT-Nieuws Magazine december 2011
www.utnieuws.nlOnafhankelijk magazine van de Universiteit Twente
jaargang 01 - nummer 02 - december 2011
Onderzoek >Knippen en plakkenmet gezichten
Opinie >Lege Bastille moet weer bruisen
International >Water as a window of opportunity?
Vinod Subramaniam >
‘Parkinson is nog steeds een grote puzzel’
conceptrealisatiemedia-inkoopuitgeven
weten wat je kunt, doen waar je goed in bent agenda’s » advertenties »
boeken » brochures » buitenreclame » crossmediale campagnes » dm-acties » huisstijlen » led-boarding » (sponsored)
magazines » (digitale) nieuwsbrieven » online advertising » online applicaties » websites » advertentie acquisitie
wegenerspeciaalmedia.nl
Getfertsingel 41 | 7513 GA Enschede | (053) 484 22 74
UT NIEUWS 02|2011 3
Nieuws
Van de redactieIn dit nummerAls u dit stukje leest hebben we op de UT
net de Dies Natalis achter de rug. Koningin
Beatrix, tv-presentator Matthijs van
Nieuwkerk, MythBuster Adam Savage en de
andere eredoctores, honderden alumni; ze
kwamen ons allemaal feliciteren met het
50-jarig bestaan. En de verzamelde pers
was er als de kippen bij om de bezoeken van
deze bijzondere gasten van ‘buiten’ vast te
leggen.
Leuk, zoveel aandacht. Dik verdiend ook.
Maar de rust keert nu weer. Gelukkig zijn
er ook ‘binnen’ de UT bijzondere mensen te
vinden, in groten getale zelfs! UT Nieuws
gaat ze opzoeken. In ons magazine plaatsen
we elke maand een groot, persoonlijk in-
terview met een ‘bewoner’ van de campus.
Deze geïnterviewde siert ook de cover
van het magazine. Vinod Subramaniam is
de eerste in de reeks. Hij vertelt over zijn
belangrijke onderzoek naar de ziekten
Parkinson en Alzheimer, maar ook over zijn
dochter Mira (what’s in a name?) en zijn
liefde voor koken (zie pagina 4/5 & 6/7).
We zijn bij UT Nieuws ook dol op meningen,
in de breedste zin des woords. De afgelopen
weken hebben heel veel mensen hun me-
ning gegeven over ons nieuwe magazine.
Hoewel mensen de vertrouwde wekelijkse
krant missen, was er veel lof en waarde-
ring voor het eerste UT Nieuws Magazine.
‘Mooie uitstraling’, ‘veel te lezen’, ‘prima
verhalen’, tekenden we onder meer op. En
dan die column van Peter Buwalda. ‘Hard
om gelachen’, twitterde een UT’er.
Kritiek was er ook. Dat mag. Een mening is
nu eenmaal niet altijd positief. Vooral van
studenten hebben we gehoord dat ze in het
eerste nummer de wat luchtige verhalen
en rubrieken missen. Denk aan jullie
doelgroep!, luidde hun advies. Bij deze…..
beloofd!
Blijf ons vooral voeden met uw mening.
Reageer op artikelen op de website, stuur
een tweet, mail een ingezonden brief voor
het magazine of verwoord uw expertise
over een onderwerp in een opinieverhaal.
Een levendige gemeenschap, die laat van
zich horen. Oók als er geen jubileum te
vieren valt.
Ditta op den Dries, hoofdredacteur.
Vinod Subramaniam > 4 - 7 Activisme > 8 - 9 Nordic walking > 13 Forensisch onderzoek > 14 - 15 Veni-onderzoekers > 16 - 17 Opinie > 20 - 24 Foton > 24 - 25 Studenten in gala > 28 - 29 Sabine Roeser > 30 - 31 Andre de Brouwer > 32 - 33 Peter Buwalda > 34 - 36 Breakdance > 37 Engelse pagina’s > 38 - 43 Ondernemerschap > 44 Servicepagina > 45 - 47
Reportage | BHV > 10 - 12
Gesprek | Twents onderwijsmodel > 18 - 19
Interview | Robbert Dijkgraaf> 26 - 27
Etiquette | Studenten in gala > 28 -29
Onafhankelijk maandblad voor personeel en studenten van de Universiteit Twente. Jaargang 01. Verschijnt donderdag op de campus; vrijdag/zaterdag buiten de UT. Oplage: 8.000 exemplaren.
Redactie-adres:Gebouw De Vrijhof Kamers 315, 316, 317, 328, 319De Veltmaat 5, 7522 NM Enschede Postadres:Postbus 217, 7500 AE EnschedeTelefoon: (053 – 489) 2029zie verder onder redactieFax: (053 – 489) 3439E-mail redactie: [email protected]: http://www.utnieuws.nlof via de homepage van de UTTwitter: @UTNieuws
Redactie:Ditta op den Dries (hoofdredacteur, (053 - 489) [email protected] Paul de Kuyper (053 – 489) [email protected] Platvoet (053 – 489) [email protected] Pool (053 – 489) [email protected]:Brigitte Boogaard (053 – 489) 2029 [email protected] medewerkers:Marloes van Amerom, Giels Brouwer, Rayke Derksen, Nynke Dirven, Maaike Endedijk, Robbin Engels, Egbert van Hattem, Hans van de Kolk, Simone Kramer, Ruben Libgott, Cahterine Ann Lombard, Anna Migge, Leila Nahidi Azar, Thijs Spruijt, Ingrid Szwajcer. Internetbeheer: WAME – Websites, Applicaties, Advieswww.wame.nl
Automatisering/internet:Ivar Engel, Christina Höfer. Foto’s:Arjan Reef, Gijs van Ouwerkerk. Ingrid Szwajcer. Coverfoto: Rikkert Harink.Redactieraad:Prof. dr. E.R. Seydel (vz), dr. A. Heuvelman, drs. J.W.D. ter Hellen, prof. dr. A. Need, dr. O. Peters, M. Driesprong. Advertenties:Bureau Van Vliet BV, Postbus 20, 2040 AA Zandvoort Tel. 023 – 5714745. Site: www.bureauvanvliet.comE-mail: [email protected] op aanvraag.HOP:UT Nieuws is aangesloten bij het Hoger Onder-wijs Persbureau (HOP). Adreswijzigingen:Abonnees (ook studenten) dienen deze schrif-telijk door te geven aan de redactie UT-Nieuws Postbus 217, 7500 AE Enschede of per e-mail: [email protected]. Stage of buitenlands studieverblijf: studenten die op stage gaan of in het buitenland gaan studeren kunnen het UT-Nieuws magazine op schriftelijk verzoek opgestuurd krijgen.
Wie prijs stelt op deze (gratis) service zendt een adreswijziging naar de redactie o.v.v. faculteit, stagelocatie en periode (zo nauwkeurig mogelijk).Kopij: Nieuws voor het UT-Nieuws magazine en de website naar: [email protected]. Abonnementen: Jaarabonnement: 44 euro. Abonnementen schriftelijk aan te vragen met vermelding van naam, adres, postcode, plaats, telefoonnummer en bank-/girorekening. Abonnementen kunnen maandelijks ingaan. Betaling via factuur. Het jaarabonnement wordt automatisch verlengd, tenzij men minimaal 1 maand voor afloop van de abonnementsperiode schriftelijk opzegt.Concept, vormgeving en realisatie: Wegener SpeciaalMediawww.wegenerspeciaalmedia.nlBezorging Campus: Motorsportgroep UT, Richard van Schouwenburg en Arno Wedzinga, tel. 053-4892029. E-mail: [email protected] Copyright UT-Nieuws:Auteursrecht voorbehouden. Het is verboden zonder toestemming van de hoofdredacteur artikelen schema’s foto’s of illustraties geheel of gedeeltelijk over te nemen en/of openbaar te maken in enigerlei vorm of wijze.
Colofon
4 UT NIEUWS 02|2011
UT NIEUWS 01|2011 5
TEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO’S: GIjS VAN OUwERkERk >
Als Vinod Subramaniam (44) enthousiast raakt
beginnen zijn ogen te twinkelen. Ze glimmen
als hij vertelt over zijn onderzoek, over hoe hij
hoopt iets te betekenen voor Parkinson en Alz-
heimer, ziektes waarvan we de precieze oorza-
ken niet kennen. Nog helderder stralen zijn ogen
als hij het heeft over zijn driejarige dochtertje,
Mira.
Hij haalt een grote ingelijste foto van haar van
de wand bij hem thuis in Enschede-Zuid. Mira
kijkt je met grote, nieuwsgierige ogen aan. De
foto gold begin 2009 als inspiratiebron voor de
naamgeving van het instituut voor biomedi-
sche technologie en technische geneeskunde.
Subramaniam: ‘Clemens (van Blitterswijk,
wetenschappelijk directeur MIRA, red.) bekeek
die foto en vroeg: hoe heet zij? Hij zag de ver-
wondering en wilde het instituut Mira noemen.
Het heeft meer betekenissen, zoals “kijk!” in het
Spaans. Ik was er eerst niet voor, maar nu vind
ik het hartstikke leuk.’
Vogels spottenSubramaniam werd geboren in Madras, maar
woonde zijn hele jeugd in de hoofdstad New
Delhi, een metropool van vijftien miljoen inwo-
ners. ‘Hoe dat was, opgroeien in zo’n grote stad?
Het is een heel andere cultuur, maar ik kende
niet anders. Ik heb het er altijd naar mijn zin
gehad.’
Zijn vader werkte voor een van de grootste
accountancybureaus van het land, zijn moe-
der voor het familiebedrijf van haar vader, dat
verschillende buitenlandse hightech bedrijven in
India vertegenwoordigde. Subramaniam noemt
het upper middle class. Een rijke familie vindt
hij een groot woord. Vriendjes op school hadden
ouders die industrie bezaten. Een vriend kwam
van een theeplantage. Van hem krijgt hij nog
steeds echte Indiase darjeeling-thee.
‘Ik was helemaal gefascineerd door de natuur in
mijn schooltijd’, herinnert Subramaniam zich.
‘Dat kwam doordat ik als vrijwilliger werkte in
een dierentuin in New Delhi. Ik moest voorko-
men dat de bezoekers de beesten pestten. Na
school trok ik vaak de bossen in. We hadden een
soort milieugroepje. Soms gingen we naar een
nationaal park buiten de stad, tijgers kijken.’
‘Maar meestal gingen we bird watching, vogels
spotten. Er waren veel bossen in New Delhi,
met honderden vogels. Echt verbazingwekkend.’
Zijn ogen beginnen licht te twinkelen als hij
vertelt over zijn favoriet: de ijsvogel. ‘Die heeft
fantastisch mooie kleuren en kan op één plek stil
hangen als een helikopter. Als hij een vis ziet,
duikt hij als een speer naar beneden.’
Op school moest Subramaniam hard werken.
India kent een prestatiecultuur. ‘Zeker 25 jaar
geleden. Er was een beperkt aantal plekken om
bij universiteiten binnen te komen. Er was druk,
maar voor ons was dat gewoon. Als je techniek
wilde studeren, moest je een examen afleggen.
Slopende ziektes als Alzheimer en Parkinson zijn al 200 jaar bekend, maar tot vandaag is niet
precies duidelijk wat de oorzaken zijn. Dat is wel eens frustrerend, maar het vormt ook een
extra drijfveer, zegt de uit India afkomstige hoogleraar nanobiofysica Vinod Subramaniam.
‘Het is niet alleen een intellectuele uitdaging. Ons onderzoek is belangrijk voor veel mensen.
Iedereen kent wel iemand met Parkinson of Alzheimer.’
‘Parkinson is nog steeds een grote puzzel’
Toen ik dat deed waren er 150 duizend ande-
ren, voor 1500 plekken.’
Subramaniam slaagde, maar al na een paar
weken studeren aan het Indian Institute of
Technology bemachtigde hij een beurs en
visum voor de VS. Hij vertrok naar Cornell
University in de staat New York. ‘Weinig men-
sen kregen de kans om techniek te studeren
aan een topuniversiteit in de VS. Ik heb er
niet eens over nagedacht. Ik was achttien en
het was een groot avontuur.’
Hij bleef uiteindelijk bijna elf jaar in de VS,
voor een studie en promotie (in Michigan),
waarna hij een baan kreeg bij het prestigieuze
Max Planck Institute for Biophysical Chemis-
try in Duitsland. Hij werkte vervolgens in En-
geland bij een farmaceutisch bedrijf tot hij in
2004 de kans kreeg UT-hoogleraar te worden.
keuken als labEen paar jaar geleden besloten Subramaniam
en zijn Indiase vrouw Sowmya – hij leerde
haar in de VS kennen – voor langere tijd in
Enschede te blijven. Niet definitief, dat wil hij
niet zeggen. ‘Ik voel me geworteld, maar we-
tenschap is een mobiele professie. We wonen
hier goed, de UT is voor mij een excellente
plek, ik heb een fantastische groep. Maar, ik
sluit niet uit dat als er een offer you can’t
refuse langskomt dat ik dat serieus overweeg.
Maar voorlopig blijf ik hier.’
Veel moeite om te aarden in Nederland had
hij niet. De taal leren ging vlot en echt wen-
nen aan de cultuur hoefde hij niet. ‘Ik ben
gemakkelijk in dat soort dingen. Je hoort vaak
over de Nederlandse directheid. Dat kennen
ze niet in Angelsaksiche landen en al hele-
maal niet in de Indiase cultuur. Maar door
de wetenschap ben ik gewend kritiek te
krijgen.’ Subramaniam noemt zichzelf een
wereldburger. >
Interview
Vinod Subramaniam onderzoekt het samenklonteren van eiwitten
Inmiddels woont hij langer buiten India dan
dat hij er gewoond heeft. Indiase feestdagen en
tradities viert hij thuis niet meer. ‘We zijn al zo
lang weg. Als de Indiase studentenvereniging
Diwali, het lichtjesfeest, organiseert, dan gaan
wij daar met veel plezier heen, maar thuis doen
we er niets aan.’
‘Natuurlijk zijn er dingen die ik mis. De flora en
fauna, maar ook de drukte, de hoeveelheid men-
sen. Al is het ook wel prettig dat we de verkeers-
drukte van New Delhi hier niet hebben. En ik
mis de keuken, de Indiase markten met spece-
rijen. Ik hou erg van koken. Ik kook thuis vaak
Indiaas, curry’s en soortgelijke gerechten. Dat
is een hobby, ontspanning. Een ruime keuken
was een voorwaarde toen we een huis zochten.
Het is nostalgie, maar eigenlijk is het meer dan
dat. Koken is experimenteren. De keuken is mijn
eigen lab.’
Parkinson en AlzheimerIn dat andere lab, in de Zuidhorst, doet Subra-
maniam met zijn vakgroep onderzoek naar het
samenklonteren van eiwitten in de hersenen.
‘De nadruk ligt op het eiwit alfa-synucleïne.
Een eiwit dat iedereen in grote hoeveelheden
heeft. Het lijkt een belangrijke rol te spelen bij
het ontstaan van Parkinson. Als je de hersenen
bekijkt van overleden patiënten zie je vaak
samenklonteringen van deze eiwitten. Er is dus
een relatie, maar we weten niet hoe het zit. We
weten niet eens wat de functie van het eiwit is in
ons lichaam.’
Tot vijftien jaar geleden was de traditionele kijk
op eiwitten dat hun vorm bepalend is voor de
functie. Subramaniam vergelijkt het met een
paperclip. ‘Die heeft een bepaalde vorm zodat je
een stapel velletjes kun clippen. Maar als je die
paperclip uit elkaar trekt, kun je er niets meer
mee. Dat is ook zo bij een eiwit. Het moet een
bepaalde vorm hebben om functioneel te zijn.
Vijftien jaar geleden zijn eiwitten gevonden die
geen vorm leken te hebben. Dat is een raadsel.
Want wat doet zo’n eiwit dan? En waarom heb-
ben die eiwitten geen vorm?’
In de tijd dat hij in Duitsland werkte, raakte
Subramaniam steeds meer geïnteresseerd in
deze zogenaamde intrinsically disordered
proteins. ‘Ik wilde weten waarom er bij deze
eiwitten zoveel wanorde was. In het begin was
het vooral een fundamentele interesse, maar
algauw merkte ik dat het me boeide dat ik bezig
was met iets dat zowel fundamentele betekenis
had als medische relevantie. Dat is heel sterk
gegroeid in de jaren erna.’
De verbondenheid van het onderzoek met zoge-
heten neurodegeneratieve ziekten als Alzheimer
en Parkinson vormt een extra drijfveer voor
Subramaniam. ‘Het is zeker niet alleen een intel-
lectuele uitdaging. Het onderzoek is zo ontzet-
tend belangrijk voor veel mensen.’ Hij merkt
dat als hij met ouderen praat tijdens lezingen of
als er bezoekers zijn op het lab. ‘Er is altijd een
klik. Iedereen kent wel iemand met Parkinson of
Alzheimer.’
Grote puzzelHoewel beide ziektes al zo’n 200 jaar bekend
zijn, kennen wetenschappers nog steeds de
oorzaak niet. Wat overigens niet betekent dat
we niet veel vooruitgang hebben geboekt, zegt
Subramaniam. ‘We weten veel, maar veel ook
nog niet.’ Soms is dat frustrerend, al moet je dat
relativeren, vindt hij. ‘Als wetenschapper heb je
bepaalde frustraties, maar stel je eens voor hoe
het voor patiënten is.’
Subramaniam en zijn vakgroep zoeken de trig-
ger, datgene wat de eiwitklontering in gang zet.
Dat kan een stofje zijn, een mutatie in een gen
of een blootstelling aan iets. ‘Pas als je ontdekt
wat de boosdoener is, kun je gaan denken aan
gericht ingrijpen.’ Wanneer het zover is, durft
hij niet te zeggen. ‘Ik maak nooit voorspellingen,
want die kun je niet waarmaken. Het is een grote
puzzel. Om echt elk moleculair detail te begrij-
pen, moet er veel gebeuren.’
In reageerbuisjes probeert Subramaniam een
deel van de processen zo goed mogelijk na te
bootsen. ‘Wat wij doen is moleculaire biofysica.
We werken met eiwitten of mengsels van eiwit-
ten. Dat is een zuiver experiment. Vanuit een
fysisch perspectief is het de simpelste manier
om dit te doen. Vanuit biologisch perspectief zou
je kunnen vragen: is het een zinvolle manier?
In een hersencel gebeurt van alles en nog wat.
Hoe boots je die complexiteit van de cel na? Dat
is moeilijk in een reageerbuisje, maar dit is een
manier om het proces een beetje te begrijpen.’
Lang is gedacht dat langgerekte eiwitdraden, die
gevormd worden na het klonteren, de boosdoe-
ner zijn. Nu denkt het onderzoeksveld juist dat
dit een verdedigingsmiddel is en dat het kwaad
geschiedt bij de kleine klontjes, de eerste tien à
twintig eiwitten die aan elkaar plakken. Subra-
maniam: ‘Maar eigenlijk weten we ook dat niet
zeker. Het blijft een zoektocht.’
Ethische vraagSubramaniam zou heel graag iets ontwikkelen
dat kan bijdragen aan het vroegtijdig opsporen
van Alzheimer en Parkinson. ‘De huidige diag-
nose vindt plaats als de symptomen verschijnen.
Maar als die symptomen er zijn, zit de ziekte in
een te ver stadium. We zoeken, wat in vakter-
men een biomarker heet, iets dat we kunnen
meten in bloed, speeksel of het vocht in het
ruggenmerg, dat een aanwijzing geeft dat je een
verhoogd risico hebt op een bepaalde ziekte.’
Maar, realiseert hij zich, dan komt ook een
ethische vraag om de hoek kijken. ‘Stel: er is
geen therapie. Wat is dan het nut om te diagnos-
ticeren? Dat is een lastige vraag. Maar moet dat
onze zoektocht belemmeren? Ik denk het niet.
Of je het wilt weten, is een persoonlijke keuze.
Het helpt misschien niet bij het behandelproces,
maar het helpt wel bij het kiezen hoe je je leven
inricht.’
Of hij zelf zou willen weten of hij aanleg heeft
voor deze ziektes, daar heeft hij eigenlijk nooit
echt over nagedacht. Er zijn tegenwoordig legio
bedrijven die je hele genoom (alle erfelijke
factoren) in kaart brengen als je een paar cellen
opstuurt. Hij heeft wel eens getwijfeld of hij
dat zou doen. ‘Alleen omdat het kan, omdat de
technologie het mogelijk maakt.’
‘Er zijn zoveel ziektes. Of je die krijgt hangt af
van zoveel factoren. Nee, ik ben daar niet bang
voor. Ik weet dat ik een verhoogd risico heb op
diabetes, dat komt voor in de familie. Ik be-
weeg niet genoeg. Dat is heel menselijk. Ik leef
gewoon mijn leven. Life is short. Play hard, work
hard. Je moet lol hebben in wat je doet. En dat
heb ik’, onderstreept hij met een glimlach.
6 UT NIEUWS 02|2011
Interview
VerwonderingEén à twee keer per jaar bezoekt hij India, half
november nog voor een conferentie. Hij is vaak
onderweg, maar ook als hij in Enschede is werkt
hij veel. Ontspannen doet hij door te koken en
te lezen. Hij slaat z’n iPad open en bladert door
zijn digitale bibliotheek. De biografie van Steve
Jobs, maar ook Stieg Larsson en het laatste
boek van de Indiase schrijver Aravind Adiga.
‘Ik lees van alles, ook Indiase kranten. Heerlijk.
Ik ben nieuwsgierig naar alles. Niet alleen in de
wetenschap, ik wil weten wat er gaande is in de
wereld.’
Die zelfde verwondering hoopt hij over te
brengen op Mira. Het opgroeien van zijn dochter
vindt hij het mooiste ding dat er is, vertelt hij
vol trots. ‘Echt fantastisch, zo mooi! We zijn veel
buiten, gaan het bos in. Laatst was ik de tuin aan
het opschonen. Dan wil zij natuurlijk helpen. We
gaan ook vaak naar de UT om brood aan de gan-
zen te voeren bij de vijver bij de Drienerburght.’
‘Ik wil graag dat ze nieuwsgierig is, en dat is ze
ook’, besluit hij met stralende ogen. ‘Ik wil haar
een lust for life geven. Wat ze later gaat doen, is
aan haar. Ik wil haar niet een bepaalde richting
op dwingen. Ik heb het geluk gehad veel van de
wereld te zien en ik vond het prachtig. Ik wil
dat zij ook de kans krijgt veel te zien, veel te
leren, met veel culturen om te gaan. Dat vind
ik belangrijk. Want voor mij is dat mijn grootste
leerervaring geweest.’ |
1967 geboren in Madras (India)
1975-1985 St. Columba’s School in New Delhi
1985-1989 bachelor elektrotechniek aan Cornell University in
Ithaca (New York, VS)
1989-1996 master elektrotechniek en master en PhD toegepaste
natuurkunde aan University of Michigan (VS)
1996-2002 onderzoeker en later groepsleider aan het
Max Planck Institute for Biophysical Chemistry in
Göttingen (Duitsland)
2002-2004 senior onderzoeker bij farmaciebedrijf
AstraZeneca R&D in Charnwood
(Verenigd Koninkrijk)
2004-heden hoogleraar biofysische technieken aan de UT,
vanaf 2010: nanobiofysica
2011-heden Senior fellow en gasthoogleraar aan het
Zukunftskolleg van de University of Konstanz
(Duitsland)
01-12-2011 Bijzonder hoogleraar Nanoscale Imaging aan het
Universitair Medisch Centrum St. Radboud in
Nijmegen
Vinod Subramaniam
UT NIEUWS 02|2011 7
8 UT NIEUWS 02|2011
Activisme
Voor Naam: Wessel
Reijers (22)
Studie: Euro-
pean Studies
Actief: Een
jaar bestuur bij
AEGEE-Enschede en anderhalf jaar part-
time AIESEC-bestuur. Nu lid van de Agora-
commissie van AEGEE die de halfjaarlijkse
Algemene Ledenvergadering organiseert
en lid van de Route’14-werkgroep van de
Student Union. Actief als ondernemer in het
aanbieden van rondleidingen en arrange-
menten in de wijk Roombeek.
‘Geld is geen drijfveer voor activisme’
‘Ik ben een groot voorstander van studenten-
activisme, begrijp me goed. Ik denk dat ik ook
zo bekend sta bij andere actieve studenten. Het
doen van nevenactiviteiten en bestuurswerk
is een goede kans om jezelf te ontwikkelen en
nieuwe competenties aan te boren. Daarnaast is
het een dikke plus op je cv en heeft het dus ook
na je studie zeker een meerwaarde.
Het korten op afstudeermaanden is naar mijn
mening niet cruciaal voor het voortbestaan van
activisme. Geld speelt geen rol en is geen drijf-
veer om actief te worden. Het gaat om de erken-
ning van het activisme. Een aantekening op het
diploma bijvoorbeeld, zoals nu gebeurt dankzij
de inzet van de Student Union of het opnemen
van bestuursfuncties in het curriculum zodat je
er studiepunten voor krijgt in plaats van geld.
Op deze manier zou het bestuurswerk een minor
kunnen zijn tijdens de bachelor. Ik vind dat deze
opties zeker bestudeerd moeten worden.
‘Ik denk dat verenigingen wel verwend zijn met
de financiële tegemoetkoming. We krijgen best
veel afstudeermaanden en soms zijn de maan-
den weggegooid geld. Het komt wel eens voor
dat iemand compensatie krijgt, terwijl er geen
sprake is van studievertraging. Het inzetten van
afstudeersteun kan dus beter. Je kunt daarbij
een onderscheid maken tussen bestuur- en com-
missiewerk, waarbij je bestuurders blijft tege-
moetkomen en commissieleden niet.
‘Ik vraag me verder ernstig af of het studenten-
activisme het nieuwe onderwijsmodel overleeft.
In dit modulaire systeem worden curricula
aangeboden in even grote modules van een
kwartiel, tien weken lang, wat staat voor vijftien
studiepunten. Haal je een module niet, dan mag
je niet door naar de volgende ronde. Er zijn tal
van redenen te noemen waarom een student zijn
vakken niet haalt. Het doen van activisme is er
één van. Logisch dat studenten voor de studie
kiezen en niet voor een voltijds bestuursfunctie.
En al helemaal met het oog op de langstudeer-
maatregel. Ik ben benieuwd hoe de universiteit
hierop inspeelt. Een jaar lang collegegeldvrij
besturen zou een oplossing kunnen zijn.’
Tegen
Naam: Wouter van
Zwieten (22)
Studie: Technische
Geneeskunde
Actief: Momenteel
voorzitter stu-
dentenvereniging Taste. Gedaan: introduc-
tiecommissie, organisatie ouderdag, eerste-
Voor | TegenZet je nou overal een punt achter? Zo luidt een van de protestleuzen op de ‘klaagmuur’ voor
het raam van de werkkamer van rector Ed Brinksma, gebouw de Spiegel. De voorgestelde
veranderingen en bezuinigingen van het college van bestuur schieten bij veel studenten in het
verkeerde keelgat. Naast een nieuw, modulair onderwijssysteem tornt het college nu ook aan het
profileringsfonds. Hieruit worden de afstudeermaanden betaald voor actieve studenten. Maar
er wordt bezuinigd. En flink ook. Betekent dit het einde van het studentenactivisme? Of valt het
allemaal mee? Twee studenten aan het woord over de voorgenomen bezuinigingsplannen van het
college van bestuur met betrekking tot de afstudeermaanden.
jaarscommissie, voorzitter
structuurcommissie, lid commissie van
beheer bij Taste.
‘Voor een leuke studentenstad is activisme onmisbaar’
‘Het is vreemd dat de UT wil korten op de
afstudeermaanden. De instelling staat be-
kend als een ondernemende universiteit. Die
ondernemersgeest wordt aangewakkerd door
de zaken die studenten naast de studie doen.
Bij commissiewerk sta je bijvoorbeeld voor de
uitdaging om sponsorgeld binnen te halen. Je
gaat bedrijven langs, je voert gesprekken met
ondernemers, je komt in aanraking met een
andere wereld dan het studentenleven. Dat
prikkelt.
De afstudeermaanden zie ik als een compen-
satie voor de tijd die je niet aan je studie kunt
besteden vanwege je activisme. Daar is een
pot met geld voor en het college van bestuur
vindt dat daar wel iets vanaf kan. Goed,
bezuinigen moet er overal, dus dat begrijp ik
nog wel, maar de manier van aanpak is onbe-
grijpelijk. Het college roept dat we het met
zes ton minder moeten doen. Waarop is dat
gebaseerd? Het genoemde bedrag komt uit het
niets tevoorschijn. Vind je het gek dat ieder-
een op zijn achterste poten staat? Niemand
weet hoe de bezuinigingsmaatregel tot stand is
gekomen. Gelukkig wordt daar nu wel onder-
zoek naar gedaan. Te laat eigenlijk.
‘Enschede wil een aantrekkelijke studenten-
stad zijn. Activisme is dan onmisbaar. Er is
meer nodig dan alleen de mogelijkheid om
biertjes te drinken en te stappen. De extra ac-
tiviteiten die studeren zo leuk maken, komen
uit de creatieve koker van de studenten. Zij
zijn innovatief en verzinnen nieuwe dingen.
Daar moeten ze tijd voor vrijmaken. Denk aan
een openluchtbioscoop, een lezing of een Ken-
nisparklunch. Als je dat voor de eerste keer
opzet, ben je heel wat tijd kwijt. Daar moet
een vergoeding tegenover staan. Ook in de
toekomst.
‘Wij als vereniging spelen al wel vast in op het
nieuwe modulair onderwijsmodel dat eraan
zit te komen. Het dagelijks- en het sociëteits-
bestuur worden omgevormd tot één bestuur.
Je hebt dan minder mensen nodig. Door een
efficiëntere bezetting proberen we zo min
mogelijk studievertraging op te lopen. De om-
buiging komt op het juiste moment. Je moet
je wel aanpassen, wil je als vereniging blijven
bestaan.’ |
TEkST: SANDRA POOl | FOTO’S: ARjAN REEF >
‘Ik vind het leuk om nuttig bezig te zijn en zon-
der mij gaat het vast mis, denk ik regelmatig.
Het resultaat is dat ik zelf veel werk verzet. Bij
het verenigingsblad Impuls van mijn studie-
vereniging Communiqué werken we met een
deadline. Een echt piekmoment. Dan ben ik
superdruk met de eindredactie. Eigenlijk is het
best wel veel en zwaar’, zucht ze.
Bij de atletiekvereniging Kronos zit ze in de
NSK Baancommissie. ‘We zijn we met vier man.
Als ik wegval, moeten zij meer doen. Dan kan ik
net zo goed bijspringen, niet waar?’ Haar voor-
zittersrol bij cabaretvereniging Contramime
vindt ze het leukste. ‘De sfeer tussen de ver-
schillende cultuurverenigingen is leuk. Je voelt
je erg betrokken bij alles wat er in de Vrijhof
gebeurt. Of ik een leider ben? Dat ligt aan de
omgeving. Ben ik op mijn gemak, dan ontpop ik
me als iemand die de kar trekt.’
Fleuren was voor ze naar de UT ging actief bij
de schoolkrant, ze gaf atletiektraining en hielp
bij het opzetten van een musical. ‘Ik had in die
tijd ook muziekles, ik speelde keyboard, en
wilde graag meedoen aan een talentenjacht. Ik
begeleidde mezelf op de piano en schreef mijn
eigen lied.’ Later trad ze ermee op tijdens Ko-
ninginnedag. ‘ Ik had een showtje van meerdere
zelfgeschreven nummers in elkaar gezet en
kreeg erg leuke reacties. ‘ Ze ontdekte dat haar
hart bij de theaterwereld ligt. Ze wil het
podium op. Of iets doen bij de televisie. Het
NOS Journaal presenteren lijkt haar bijvoor-
beeld wel wat. ‘Dan kan iedereen horen hoe
goed ik kan presenteren en voorlezen.’ Want
daar draait het eigenlijk om, erkent ze. ‘Aan
anderen laten zien wat ik allemaal kan.’ |
winnaar P-activismeprijs Rosalie Fleuren:
‘Ik wil aan anderen laten zien wat ik kan’Ze zegt bijna overal ja op. En als ze dat niet doet? ‘Dan gaat het vast mis’, denkt Rosalie Fleuren
(18). De winnares van de P-activismeprijs is actief binnen sport- en cultuurverenigingen van de
UT en binnen haar eigen opleiding communicatiewetenschap. Ze sport, schrijft, redigeert, zingt en
componeert. Een week lang hield ze een dagboek bij hoe ze haar actieve leven combineert met
het studiewerk.
Maandag:
’s Ochtends wat kleine taken voor de NSK Baan commissie
afgevinkt. In de pauze vergadering van de Impuls, waarna
bleek dat ik nog wat moest veranderen aan een opdracht.
Toen ben ik daarmee bezig geweest en ’s avonds naar het
optreden van Cameretten.
Dinsdag:
De hele dag college, ’s avonds een snelle vergadering voor de
NSK Baancommissie van Kronos en daarna meteen door naar
een bestuursvergadering voor Contramime.
Woensdag:
‘s Ochtends heb ik college en in de pauze een vergadering
over de toekomst van cultuur op de UT met de Werkgroep
Toekomst Cultuur. Daarna taart maken voor mijn verjaardag
en ’s avonds serveren tijdens het eten en de repetitie met
Contramime.
Donderdag:
Even uitrusten. We hebben voorlichting over de minorkeuze
en een college. Na het sporten de hele avond op de bank
televisie kijken.
Vrijdag:
Om tien uur begint een cursus Boeiende Artikelen Schrijven
in verband met de Impuls. Om drie uur hebben we een
heleboel geleerd. In de trein naar Brabant lees ik alvast wat
in voor de opdracht van volgende week dinsdag.
Zaterdag en zondag:
Vanwege mijn verjaardag heb ik geen tijd voor iets anders. In
de trein terug naar Enschede nog wat lezen voor de opdracht.
Maandag:
De taken die ik in het weekend verzuimd heb, stapelen zich
op. Op naar een nieuwe week.
Agenda | Rosalie Fleuren
UT NIEUWS 02|2011 9
10 UT NIEUWS 02|2011 KODAK EPP 5005
Reportage
01 > 02 > 03 > 04 >
KODAK EPP 5005 UT NIEUWS 02|2011 11
TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO’S: ARjAN REEF >
‘Ik hoor hoesten’, zegt één van de BHV’ers. Het
is daardoor niet moeilijk om het slachtoffer
te vinden. Iemand van het team zit al bij haar,
ondersteunt haar in de rug. Plat liggen mag nu
niet. De BHV’er zag haar al liggen op weg naar
de BHV-kamer en besloot direct eerste hulp
te verlenen. De vrouw, een onderzoekster van
het lab, is kortademig en hoest veel. Moeizaam
weet ze te vertellen dat er chloorgas is vrij-
gekomen. Het BHV-team besluit het lab af te
sluiten. De afzuigers gaan aan. Al snel neemt de
locatiecoördinator het besluit om de Meander
te ontruimen. De zogenaamde slow-woop - het
ontruimingssignaal – klinkt uit de speakers.
Gek genoeg is niemand in paniek. En al zeker
niet de bewoners van de Horst. Blijkbaar zijn ze
gewend aan dit soort calamiteiten. Medewerkers
in de nabije omgeving pakken gedwee hun jas
en lopen rustig via de nooduitgang naar buiten.
‘Is het een oefening?’, probeert iemand bij het
BHV-team te ontfutselen. Daar wordt niet op ge-
reageerd. Naar buiten. En wel zo snel mogelijk.
De locatiecoördinator bevindt zich met crashkar
in een gang verderop. Via zijn portofoon geeft
hij opdrachten aan het BHV-team. Een tweetal
met beademingsapparatuur mag het afgezette
gebied betreden, de rest moet de overige verdie-
pingen ontruimen. Het slachtoffer is inmiddels
in een kamer naast de receptie neergelegd, waar
ze nog steeds wordt bijgestaan door dezelfde
BHV’er. ‘Heeft u nog pijn? Ook als u ademhaalt?’
Hij sust en kalmeert, vraagt of er familie gebeld
kan worden en laat weten dat een ambulance
onderweg is. ‘Ik hoor de sirene al.’
De receptie dient tevens als crisiscentrum,
omdat zich hier ook de technische apparatuur
bevindt om eventueel liften of deuren af te
sluiten. Twee leden van het BHV-team houden
via de portofoon contact met de locatiecoördi-
nator. Als de ambulance arriveert, zullen zij de
hulpverleners de juiste weg wijzen. De recep-
tioniste blijft koelbloedig onder de hectische
taferelen die zich rondom haar afspelen. Dat
blijkt wel uit de website die ze ondertussen
scant: de laatste nieuwtjes van dagblad De
Telegraaf.
De gang waar de locatiecoördinator zich op-
houdt is inmiddels ook afgezet. Studenten en
medewerkers kijken vertwijfeld: zouden ze wel
of niet even snel onder dat lint door mogen?
Een Horst-bewoonster komt klagen: er komen
straks heel veel studenten bij haar langs, dus
dat afzetlint is niet handig. Kan het niet weg?
‘Als het écht was, zou ik dit respecteren hoor’,
voegt ze er aan toe. De locatiecoördinator gaat
akkoord, het afzetlint gaat een stukje terug. >
Het is 09.06 uur op dinsdagmorgen als de piepers van het BHV-team in de Horst afgaan.
Binnen luttele seconden komen vanuit allerlei hoeken de leden aangesneld naar de BHV-
kamer op de begane grond. Het dagelijkse tenue wordt verwisseld voor een oranje overall.
Helmen en beademingsapparatuur gaan op, de crashkar moet naar de gang. Op naar de
Meander. Daar is chloorgas vrijgekomen in een laboratorium. En iemand heeft het ingeademd.
‘Heeft u nog pijn?’De BHV in actie
05 > 06 > 07 > 08 >
Reportage
Eén BHV’er komt melden dat medewerkers die
hun werkplek moesten verlaten, niet bij het verza-
melpunt - de koelvijver – blijven. ‘Het is te koud.
Ze gaan koffie halen in de kantine, of lopen door
naar de Waaier’, meldt hij. Ondertussen houdt de
locatiecoördinator contact met de BHV-ploegen
die alle verdiepingen van de Meander ontruimen.
Wie klaar is, kan zich weer bij hem melden. Via
de portofoon komt ook het bericht binnen dat de
ambulance en de brandweer is gearriveerd. Tijd
voor de overdracht.
Als de BHV-ploegen zich weer melden, krijgen ze
de opdracht om ‘in te ruimen’, wat betekent dat
alle deuren moeten worden afgesloten ter preven-
tie van diefstal. En weer gaan ze op pad. Nu met
sleutels, en met zweet op het voorhoofd.
Om 10.01 uur is het einde oefening. Alle BHV’ers
komen terug naar de BHV-kamer. De pakken gaan
weer uit, de beademingsapparatuur af, de helmen
en schoenen terug in de kast. Het is tijd voor de ge-
bruikelijke evaluatie na een ontruimingsoefening.
Maar eerst koffie. Daar snakken ze nu wel naar.
De evaluatie‘Jongens, het ging geweldig. Ik heb met veel
enthousiasme gekeken’, zegt Henk Bleijerveld,
coördinator van de BHV op de UT. Bleijer-
veld heeft al die tijd vanaf gepaste afstand de
ontruimingsoefening gevolgd. Nu evalueert hij
samen met het Horstteam de oefening. Ook
Richard Sanders, die vanuit Human Resources
de oefening bijwoonde, is tevreden. ‘Het verliep
vlekkeloos’.
Natuurlijk zijn er een paar aandachtspunten,
zo blijkt uit het rondje dat vervolgens wordt
gemaakt onder alle aanwezigen. De uitgangen
naar buiten bleken onvoldoende bezet, de slow-
woop (het alarm, red.) liep te lang door en de
melding die de BHV’ers om 09.06 uur kregen,
was niet voor iedereen goed hoorbaar. Tyrone
Klaver, hoofd van het BHV-team in de Horst,
maakt aantekeningen. Dat daar aan gewerkt
gaat worden, staat vast. |
Elk gebouw op de UT heeft haar eigen BHV-team, die
daarvoor speciaal is opgeleid. In totaal rukken deze teams
zo’n zestig keer per jaar uit. Vaak gaat het dan om kleine
ongevallen. Iemand die van de trap is gevallen of een en-
kel heeft verzwikt. Soms is de situatie ernstiger. Zo werd
onlangs nog een 29-jarige medewerker gereanimeerd,
nadat hij in de Horst een hartstilstand kreeg. ‘Ik heb wel
eens meegemaakt dat iemand zijn vingers had afgezaagd’,
vertelt Tyrone Klaver, hoofd van het BHV-team in de Horst.
‘Maar dat zijn gelukkig zeldzame gevallen.’
Het Horstteam behoort te bestaan uit 25 BHV’ers, nu zijn
dat er 16. ‘We hebben dus 9 vacatures’, zegt Klaver. ‘Dat
komt onder andere door verhuizingen, maar ook is een
aantal mensen gestopt wegens de bezuinigingen.’ Tot
twee jaar terug ontvingen BHV’ers maandelijks een basis-
gratificatie van 100 euro, plus een extra gratificatie van
25 euro als diegene in bezit was van een EHBO-diploma
of het diploma persluchtmaskerdrager. Door de bezuini-
gingen ligt de gratificatie nu stukken lager: gemiddeld
20 euro per maand. ‘Het gaat niet om het geld’, benadrukt
Klaver. ‘Maar voor ons speelt een stukje waardering een
veel grotere rol, en ook daar ontbreekt het aan.’
Omdat het Horstteam flink is uitgedund, kunnen er situa-
ties zijn waarbij de hulp van andere teams – zoals van het
nabijgelegen Carré - moet worden ingeroepen. Volgens
Klaver eigenlijk niet ideaal, omdat dit meer tijd kost dan
het oproepen van eigen mensen. ‘Bovendien kent je eigen
team het eigen gebouw het beste.’
BHV’ers zijn eigenlijk gewoon vrijwilligers, vindt Klaver.
‘Ze doen dit naast het reguliere werk, en dat moet ook
af.’ Jaarlijks staat er ongeveer 50 uur aan training op het
programma voor de leden. Daarnaast mag er zo’n 50 uur
onder werktijd worden gesport. ‘Het niveau van de BHV is
dan ook vrij hoog als je het vergelijkt met externe BHV’s.’
Waarom medewerkers zich zouden moeten aanmelden als
vrijwilliger? ‘Het draait natuurlijk om de waardering als
je daadwerkelijk wat kunt betekenen voor anderen. Maar
ook binnen het team heerst een goede sfeer, er is veel
plezier.’
Wie belangstelling heeft om zich aan te melden kan meer
informatie vinden op www.utwente.nl/bhv of door een
mail te sturen naar [email protected] |
De BHV
09 > 10 > 11 > 12 >
KODAK EPP 5005 12 UT NIEUWS 02|2011
TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk >
Al zes jaar lang biedt de UT nordic walking aan,
als onderdeel van de bedrijfssport. En met suc-
ces, want al jaren struint een fanatiek groepje
elke dinsdagmiddag door de bossen rondom het
campusterrein. Met stokken dus. ‘Omdat het erg
prettig loopt’, verklaart de instructrice. ‘Dankzij
de stokken krijg je een extra zetje, je loopt mooi
rechtop en in een steviger tempo dan zonder
stokken.’ Groot voordeel van deze sport is boven-
dien dat de knieën minder belast worden, terwijl
‘wandelen’ juist voor mensen met beschadigde
knieën problematisch is. Ook maken nordic wal-
kers meer gebruik van schouders en bovenarm-
spieren en wordt tijdens het lopen de rug, borst-
en buikspier getraind. Klinkt goed, maar waarom
heeft de sport dan zo’n oubollig imago? ‘Geen
idee’, zegt Gosseling. ‘En ik herken dat beeld ook
niet. In het dorp waar ik vandaan kom doet jong
en oud aan deze sport.’
Tijd om het eens uit te proberen. Gosseling ver-
telt dat de stokken eigenlijk heel soepel langs je
lichaam moet laten vallen. ‘Niet te hard vastpak-
ken, niet knijpen. De stokken gaan mee in het
ritme van je lichaam. Als je arm weer omhoog
komt, pak je de stok even licht vast. Laat je arm
weer zakken, dan laat je de stok ook weer los.’
Het duurt even, maar langzaamaan krijgen alle
deelnemers ‘het gevoel’ te pakken. De een zet er
stevig de pas in, de ander worstelt wat meer om
in een lekker ritme te komen. De kuiten voelen
eerst wat stram, maar na een kwartiertje stevig
doorstappen voelen we allemaal dat het beter
gaat. Soepeler, makkelijker, en in een vlot tempo.
Het weer werkt gelukkig ook mee. Hoewel de zon
niet volop schijnt, blijft het prachtig herfstweer.
De paden in het bos zijn droog, het is alleen af en
toe even uitkijken met alle bladeren. Onderweg
wordt hier en daar wat gekletst. Toevallig bestaat
dit groepje alleen uit vrouwen. Voorgaande jaren
waren ook mannelijke deelnemers van de partij,
vertelt Gosseling. ‘Maar volgens mij zijn die nu
met pensioen.’
Vanmiddag kiest de instructrice voor de snelle
route, want aan het einde van de rit wacht nog
soep met een broodje. Dat wordt geserveerd
in de kantine van het Sportcentrum. En pas
daar merken de meeste deelnemers dat ze ‘het
best wel warm hebben’ en ‘het ook wel voelen’.
Nordic walking maakt in ieder geval meer los dan
verwacht. Het is inspannend en ontspannend te-
gelijk, maar vooral ook fijn omdat het lekker in de
buitenlucht kan worden gedaan. Volgende week
belooft Gosseling de lange route te nemen. ‘Die
wandeling is nóg mooier’, zegt ze.
Wat is er nou suf aan nordic walking?, vragen we
ons af op de terugweg naar kantoor. Goed, er
klinkt geen opzwepende beat uit een speaker. We
hoeven ons niet in een hippe outfit te hijsen, hals-
brekende toeren uit te halen of ons het apelazarus
te zweten. Maar dat is eigenlijk best fijn, als je na
de middagpauze gewoon weer aan het werk moet. |
De paden op, de lanen inNordic walking op de campus
‘wie kan er een koe melken?’, vraagt jolinde Gosseling, instructrice nordic walking. ‘jij? Mooi, dan
heb je nordic walking ook zo onder de knie.’ Het groepje van zeven deelnemers, dat vanmiddag
voor het eerst een herfstwandeling ‘met stokken’ onderneemt, moet erom lachen. Maar Gosseling is
bloedserieus. ‘Ga vooral niet hakken met die stokken’.
De mogelijkheden om op de campus een sportieve prestatie
neer te zetten zijn legio. Van schaken tot schermen, van
taekwondo tot tafeltennis. De redactie van UT Nieuws hijst
zich in sportkleding en gaat het aanbod aan den lijve on-
dervinden. Participating journalism heet dat. Deze maand
aflevering 1: Nordic Walking
Nordic walking is elke dinsdagmiddag van 12.30 tot 13.30 uur
mogelijk op de UT. Onder leiding van docent Jolinde Gosseling
wordt dan vanaf het Sportcentrum een wandeling gemaakt
rondom het campusterrein. Aan de wandeling zijn geen
kosten verbonden, voor materiaal wordt gezorgd. Aanmelden
kan via [email protected]
wanneer?
Sport
UT NIEUWS 02|2011 13
14 UT NIEUWS 02|2011
Onderzoek | Wetenschap
TEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk >
Gelijk maar even een misverstand uit de weg
ruimen. Wat forensisch onderzoekers in series als
Crime Scene Investigation aan technische hulp-
middelen inzetten om foto’s van verdachten te
matchen met de dader, staat ver van de realiteit.
Science fiction, vindt onderzoeker Raymond Veld-
huis uit de EWI-vakgroep Signals and Systems.
‘Het meest wonderlijke dat ik eens heb gezien, is
dat een lichtpuntje van een of twee pixels groot
in de zonnebril van een verdachte werd opgebla-
zen en dat er een haarscherp beeld verscheen
van de etalageruit waar diegene voor stond. Eén
pixel! Dat kan natuurlijk nooit.’
Forensisch onderzoekIn de ‘echte wereld’ kunnen grofweg twee prak-
tijken voor gezichtsherkenning worden onder-
scheiden: die van de forensisch expert en die
van computervergelijkingen. Bij gezichtsherken-
ning in forensisch onderzoek wordt een came-
rabeeld van een overval op een benzinestation
naast de foto van een verdachte gelegd. Foren-
sisch experts letten op de globale vorm van het
gezicht, maar ook op features zoals ogen, neus
en mond en de onderlinge verhoudingen daar-
tussen. Daarnaast kijken ze naar zogenaamde
typica: pukkels, littekens en dergelijke.
‘Dat doen ze heel systematisch, volgens een
protocol’, legt Veldhuis uit. ‘Per categorie geven
ze aan of er sprake is van een overeenkomst, een
verschil of dat dat niet waarneembaar is. Vervol-
gens kennen ze daar een waarde aan toe. Alles
wordt samengevat op een vijfpuntschaal, waarbij
de experts aangeven hoeveel waarschijnlijker het
is dat twee beelden van dezelfde persoon zijn dan
dat ze van verschillende mensen zijn.’
Grootste bezwaar van deze methode: het is
mensenwerk. ‘Forensisch experts zijn getraind
op objectiviteit, maar het blijven subjectieve
statements. In de gezichtsherkenning ken ik geen
voorbeeld, maar op het gebied van vingerafdruk-
ken zijn wel eens mensen veroordeeld op ken-
merken die helemaal niet zo onderscheidend zijn.’
ComputervergelijkingenEen heel andere praktijk is die van de toegangs-
controles op Schiphol. Daar doen computers het
werk. De foto in het paspoort wordt vergeleken
met de persoon die voor het toegangspoortje
met camera staat. ‘Dit systeem vergelijkt heel
andere kenmerken’, aldus Veldhuis. ‘Er wordt
niet gekeken naar de verhoudingen tussen mond,
ogen en neus, maar vooral naar de textuur van
het gezicht, het grijswaardenplaatje. Dat kunnen
globale en lokale karakteristieken zijn. Over de
beelden wordt bijvoorbeeld een soort netwerk
gelegd en per knooppunt wordt vergeleken of de
twee gezichten overeenkomen.’
Nadeel van computervergelijkingen is dat ze
alleen onder ideale omstandigheden gezich-
ten herkennen. Het werkt minder goed bij een
slechte belichting, als het gezicht van de zijkant
is gefilmd of als iemand een bril draagt en op de
foto niet. Daarom moet je neutraal en recht in de
camera kijken op foto’s voor je paspoort.
Geobjectiveerde bewijswaardeVan de Nederlandse organisatie voor Weten-
schappelijk Onderzoek (NWO) ontving Veldhuis,
samen met Chris Klaassen van de Universiteit
van Amsterdam (UvA) en Arnout Ruifrok van het
Nederlands Forensisch instituut (NFI), bijna vijf
ton subsidie om de beide werkwijzen, die van de
forensisch onderzoeker en die van de computer-
vergelijkingen, te combineren.
‘We willen de manier waarop forensisch experts
gezichten vergelijken automatiseren. Dan ben je
af van het menselijk oordeel. Je laat de onderzoe-
ker in twee beelden de neuzen aanklikken en dan
gaat het systeem die met gezichtsherkennings-
technologie vergelijken. Je krijgt een automa-
tisch gegenereerde score. Dat kan zowel voor de
globale afmetingen en verhoudingen als voor de
features en typica.’
Daarnaast wil Veldhuis de technologie die
gebruikt wordt bij toegangscontroles juist meer
geschikt maken voor de forensische praktijk. ‘We
gaan een gezicht opknippen in stukken. Als een
deel van het gezicht slecht belicht is, nemen we
dat deel niet mee. Of als iemand op een plaatje
een bril draagt en op de ander niet, dan rekenen
we dat deel van het gezicht niet mee. Dat is niet
erg, want het levert wel scores op voor de andere
delen.’
Deze twee gezichtsherkenningssystemen gaat de
Knippen en plakkenmet gezichten
Op zoek naar betrouwbaar bewijs
Forensisch experts vergelijken, veelal handmatig, foto’s en camerabeelden op zoek
naar bewijsmateriaal in bijvoorbeeld een overvalzaak. Ook computers kunnen worden
ingezet bij gezichtsherkenning, zoals bij toegangspoortjes op een luchthaven. Die twee
werkwijzen verschillen veel van elkaar en hebben allebei hun beperkingen. Daarom
onderzoekt UT-wetenschapper Raymond Veldhuis of een combinatie van beide technieken
het beter doet dan de expert alleen. Met als doel betrouwbaarder bewijsmateriaal af te
leveren bij de rechter.
UT ontwikkelen. Een derde deel van het onder-
zoek, gebeurt aan de UvA. Daar worden de scores
omgezet in een bewijswaarde. ‘Het doel van ons
onderzoek is dat die bewijswaarde geobjectiveerd
wordt, zodat rechters er meer aan hebben’, aldus
Veldhuis.
Stel er zijn honderd mannen, een van hen heeft
een overval op een benzinestation gepleegd en
er is een hoofdverdachte. Zonder bewijsmateri-
aal is de kans dat de hoofdverdachte het heeft
gedaan 1 op 100. Dat heet in de rechtspraak de a-
priorikans. Mét bewijsmateriaal, bijvoorbeeld uit
gezichtsvergelijkingen van foto’s en cameraopna-
men, kan die kans groter worden. De mate waarin
die kans groter wordt, heet de likelihood ratio.
Om die likelihood ratio te berekenen, moet je
op de scores uit de gezichtsvergelijkingen veel
statistiek loslaten, legt Veldhuis uit. Daarvoor
heb je een grote dataset met veel verschillende
gezichten nodig. Je vergelijkt de foto van een
verdachte met het camerabeeld, maar ook met
al die gezichten uit die database. Veldhuis’
UvA-collega’s gaan een ‘kastje’ bouwen waar al
die vergelijkingsscores in worden gestopt en
waar de likelihood ratio uitrolt. ‘Die likelihood
ratio is de kwantificeerbare bewijswaarde die
naar de rechter gaat. Die is veel objectiever dan
de uitkomst van de checklist die de forensisch
expert nu opstelt.’
CultuuromslagHet project gaat vier jaar duren, de eerste
promovendus moet nog aangesteld worden.
Veldhuis is ervan overtuigd dat de technologie
aan het eind van het project werkt. ‘We hebben
dan een gezichtsherkenningssysteem dat betere
resultaten oplevert. De onderzoeksvraag is na-
tuurlijk hoeveel die verbetering zal zijn.’
Ander verhaal is of de rechtbank die nieuwe
gegevens ook direct gaat gebruiken. Veldhuis:
‘Rechters zijn gewend aan de oude manier
waarbij iemand zegt: het is waarschijnlijk of
zeer waarschijnlijk dat de beelden overeen-
komen. Het kwantificeerbaar maken van de
bewijswaarde moet geaccepteerd worden. In
de DNA-wereld is het gebruik van de likelihood
ratio al breed geaccepteerd, maar bij vingeraf-
drukken en gezichtsherkenning nog niet. Dat
vergt een cultuuromslag. Als een rechter statis-
tiek leuk had gevonden, had hij immers wel wat
anders gestudeerd.’ |
UT NIEUWS 02|2011 15
Fotomontage: Erik Jørgen Heck
Onderzoek | Wetenschap
Vier onderzoekers over hun Veni-geld
Wie: Floris Zwanenburg (35) studeerde Techni-
sche Natuurkunde in Delft en promoveerde daar
ook in 2008. Daarna volgde een postdoc-positie
aan The University New South Wales in Sydney,
Australië. Sinds juni 2011 werkt hij bij de vak-
groep NanoElectronics van Wilfred van der Wiel.
Hij ontving al eerder een Career Integration Grant
van 100.000 euro.
Veni: De jonge onderzoeker zat op het eiland
Samoa toen hij ‘erg goede reviews’ terugkreeg op
zijn subsidievoorstel voor een Veni-beurs. Op het
strand beantwoordde hij enkele vragen van de re-
viewers, en wist toen dat hij grote kans maakte om
de subsidie daadwerkelijk binnen te slepen. Hoera,
dat was wel de eerste gedachte toen het ook of-
ficieel werd. Het gaat hem nu inderdaad voor de
wind: twee forse subsidies vlak na elkaar. Wat zijn
geheim is? Floris Zwanenburg denkt dat hij samen
met UT-hoogleraar Wilfred van der Wiel een goede
combinatie vormt. Door hun expertises samen te
brengen en krachten te bundelen zijn ze beiden in
staat om uitstekende voorstellen te schrijven.
Onderzoek: Zwanenburg wil met enkele elek-
tronen quantumbits maken, de bouwstenen om
uiteindelijk een quantumcomputer te realiseren.
Met het Veni-geld wil hij onder andere investe-
ren in hoog frequente electronica, om enkele
elektronspins rond te kunnen laten draaien. Het
zou heel gaaf zijn als dat lukt. Het meten van de
gegevens doet de onderzoeker met een spiksplin-
ternieuwe opstelling. Deze wordt ook wel ‘het
koudste plekje van Twente’, oftewel ‘the coolest
place in Twente’ genoemd en bereikt een tem-
peratuur van 10 milliKelvin, i.e. -273 Celsius. In
deze superkoelkast kan Zwanenburg de thermi-
sche energie buitenspel zetten, met als resultaat
dat ze de spin kunnen waarnemen en zo kunnen
manipuleren en gebruiken als toestand van de
quantumbit.
Ambitie: Hij hoopt zich te ontwikkelen tot zelf-
standig onderzoeksleider. |
Wie: Femke Nijboer (32) studeerde psychologie
in Groningen en promoveerde aan de Eberhard
Karls Universität in het Duitse Tübingen. Daarna
had ze een korte ‘tussenstop’ in Spanje, waar ze
het bedrijfsleven wilde ontdekken. Maar haar
hart bleek toch bij de wetenschap te liggen. Sinds
juli 2010 is Femke postdoc bij Human Media
Interaction Group van de faculteit EWI. Dat bete-
kende ook: terug naar haar roots. Femke groeide
op in het Twentse Hellendoorn en woont daar nu
weer.
Veni: Ze gilde de ‘hele afdeling’ bij elkaar, bekent
de jonge postdoc lachend. Dus ja, ze was echt
heel blij met het toekennen van de Veni-subsidie.
Want in eerste instantie had ze gedacht dat het
onderzoeksvoorstel niet voldoende was. Pas toen
ze werd uitgenodigd voor het interview, wist
Femke dat het goed zat. En juist in dat interview
kon ze goed haar enthousiasme overbrengen.
Want haar onderzoek is naar eigen zeggen een
‘niche-veld’, en daar heeft ze helemaal haar pas-
sie in gevonden.
Onderzoek: Brain-computer interface, neuro-
technologie, neuro-ethiek en locked-in patiënten.
Dat zijn eigenlijk de keywords waar het onder-
zoek van de postdoc zich op richt. Wat specifie-
ker houdt ze zich bezig met ethische problemen
omtrent de ontwikkelingen op het gebied van
neurotechnologie. Een voorbeeld zijn de implan-
taten die bij Parkinsonpatiënten in hun hersenen
worden aangebracht. Dankzij deze implantaten
hebben de patiënten minder ziekteverschijnse-
len, maar bij een bepaald percentage verandert
ook het gedrag en karakter. Wat heeft dat eigen-
lijk voor gevolgen? Daarnaast zijn er ook com-
merciële ontwikkelingen, op game-gebied. Via
brain-computer interfaces en implantaten is het
mogelijk mensen met de hersenen computers te
laten sturen en dus ook spelletjes te laten spelen.
Dat klinkt best futuristisch ja, maar er wordt
volop onderzoek naar gedaan. Femke wil nu met
de Veni-subsidie kijken welke ethische proble-
men deze ontwikkelingen met zich meebrengen.
Uiteindelijk wil ze haar bevindingen omzetten in
een interactieve theatervoorstelling, waarbij het
publiek bepaalt wat er gebeurt. Theorie, empirie
en stimulatie, staan centraal in haar onderzoek.
Ambitie: Een eigen onderzoeksgroep en een
bedrijf starten. Valorisatie vindt ze belangrijk,
maar wel op het gebied van de neurotechnologie.
Ook ziet Femke in de toekomst wel iets in het
geven van ethische trainingen voor bijvoorbeeld
neuro-ingenieurs. |
Quantumbits
Neurotechnologie
16 UT NIEUWS 02|2011
TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO: ARjAN REEF >
UT NIEUWS 02|2011 17
Vier onderzoekers over hun Veni-geld Wie: Léon Woldering (37) begon na zijn studie in
het Hoger Laboratorium Onderwijs als chemisch
technicus in de vakgroep van emeritus hoogleraar
David Reinhoudt. Bij de vakgroep Complex Photo-
nic Systems van Willem Vos kreeg hij de mogelijk-
heid om te promoveren op ‘fotonische kristallen’,
en deed dat in 2008. Hij werkt nu in de Trans-
ducers Science and Technology Group van Gijs
Krijnen en Miko Elwenspoek aan verschillende
projecten.
Veni: Het was best een spannend half jaar, vond
Léon. Het schrijven van het voorstel en naden-
ken over een eigen onderzoekslijn nam een paar
maanden in beslag. Hij is dan ook écht ontzettend
blij met de toekenning van de subsidie, want hij
wil heel graag verder als onderzoeker en is enorm
gemotiveerd. Leuk vindt hij ook dat de commissie
zijn onderzoek vernieuwend noemt.
Onderzoek: Computers moeten sneller en beter.
Daarom maken ze in de industrie de transistoren
en andere structuren op silicium chips steeds
kleiner, uiteindelijk totdat ze zo klein zijn als een
aantal atoomdeeltjes. Waarschijnlijk wordt rond
2020 een eindpunt hierin bereikt, dan kan het
niet kleiner. Een mogelijke oplossing is te vinden
in 3D-systemen. Léon wil met de Veni-subsidie
een fabricagemethode ontwikkelen om 3D-silicum
nano- en microstructuren te maken. En daar zijn
veel elementen voor nodig, want hoe maak je
nu precies dergelijke 3D-structuren? De onder-
zoeker wil dat doen door middel van selectieve
interactie tussen siliciumdeeltejs. Deze interactie
wordt veroorzaakt door specifieke moleculen die
hij op vooraf bepaalde plaatsen op de deeltjes
aanbrengt, waardoor waterstofbruggen tussen de
deeltjes kunnen ontstaan waardoor de deeltjes
elkaar aantrekken.
Ambitie: Een eigen onderzoekslijn opzetten en
kijken naar de zelforganisatie van complexe syste-
men. Léon vermoedt dat zijn Veni-onderzoek nog
maar het topje van de ijsberg is, op het gebied van
onderzoeksmogelijkheden. Verder weet hij dat de
industrie grote behoefte heeft aan dergelijk onder-
zoek, ook al is het nu nog sterk fundamenteel. Hij
wil dan ook nog zeker met bedrijven om tafel. |
Wie: Tatiana Filatova (30) groeide op in Rusland
waar ze cum laude afstudeerde in ‘Information Sys-
tems in Economics’. Voor haar PhD, bij de vakgroep
Waterbeheer van UT-hoogleraar Suzanne Hulscher
en promotor Anne van der Veen, kwam ze naar
Nederland. Maar tussendoor was ze ook gestatio-
neerd in Washington. Haar promotie rondde ze in
2010 cum laude af. Sindsdien werkt ze als universi-
tair docent parttime voor het Centre for Studies in
Technology and Sustainable Developement, van de
faculteit MB. Daarnaast is ze beleidsmedewerker
economie voor Deltares, een kennisinstituut dat
nauw samenwerkt met Rijkswaterstaat.
Veni: Extremely happy, was haar gevoel toen ze
het nieuws hoorde. En tegelijkertijd was ze ook zo
gespannen dat ze het officiële nieuws niet eens goed
kon lezen. Het was voor Tatiana de tweede keer dat
ze een voorstel indiende. En hoewel veel collega’s
klagen, is zij juist blij met het Nederlandse com-
petitieve systeem voor wetenschappers. Ze vindt
NWO Vernieuwingsimpuls een prachtig programma
omdat het innovatie financiert, en tegelijkertijd
onderzoekers gelijke kansen biedt op basis van hun
objectieve prestaties. En in Nederland valt het met
de competitie nog best mee, als je het vergelijkt met
Amerika. Zonder een tenure track is het daar bijna
onmogelijk om universitair hoofddocent of hoogle-
raar te worden.
Onderzoek: Changing climate, changing behaviour,
dat is de titel van het onderzoek van Tatiana. Ofte-
wel: hoe heeft het klimaat invloed op ons gedrag?
Onze economische modellen, die gebruikt worden
voor beleidsondersteuning van de besluitvorming,
zijn ontworpen om economische situaties te on-
derzoeken in stabiele toestanden. Ze zijn dus niet
bedoeld om plotselinge marginale veranderingen
aan te pakken, zoals tijdens een crisis. In het geval
van een tsunami of eurocrises werken de huidige
economische modellen dus niet. Tatiana wil nu in
haar Veni-onderzoek computersimulaties maken van
adaptief gedrag en die combineren met de observa-
tie van menselijke keuzes in risicovolle situaties. Die
resultaten zijn relevant voor beleidsmakers: want
waar ga je bijvoorbeeld in de toekomst bouwen?
Ambitie: Een aanstelling als hoogleraar, dat wil ze
heel graag. Of dat in Nederland zal zijn, aan de UT, is
moeilijk te voorspellen. Terug naar Rusland is geen
optie, want haar vakgebied is daar wetenschappelijk
niet interessant. Amerika, dat lijkt haar ook wel wat.
Maar alleen beslissen kan ze niet, haar echtgenoot
werkt namelijk ook aan de UT. |
3D Nanostructuren
klimaatverandering
18 UT NIEUWS 02|2011
Onderwijs
Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs
spreekt mij als docent zeer aan.
MB: ‘Als docent ben ik erg constructief, maar als
alles op de schop gaat dan raak ik het overzicht
kwijt. De nieuwe bachelorstructuur is nogal in-
gewikkeld. Naar mijn mening is het idee van mo-
dules te dominant. Enerzijds wil je uniformiteit
om efficiënter te worden. Dat botst echter met
flexibiliteit, die iedereen graag wil behouden.
En dat maakt het complex. Ik ben niet tegen de
nieuwe bachelorstructuur, want er zijn een hoop
goede ideeën. Maar volgens mij kunnen we dit op
een eenvoudiger manier ook bereiken.’
RvD: ‘Het lijkt mij leuk om straks in de nieuwe
structuur te moeten werken. Ik doceer wis-
kunde, maar altijd ingebed in natuurkunde en
engineering voor de brede bachelor advanced
technology en werk eigenlijk al een tijd zo. Die
combinatie van verschillende disciplines spreekt
de studenten, en mij, erg aan, zeker als het
lastige wiskunde betreft. Ik heb persoonlijk meer
moeite met die verplichte 15 EC, dat gaat abso-
luut voor problemen zorgen bij veel projecten
en is naar mijn idee niet haalbaar. Hoe zit het
bijvoorbeeld met de toetsbaarheid? Dat is echt
een probleem.’
PF: ‘In eerste instantie dacht ik: oh, gelukkig.
Neem projectonderwijs, dat doen we namelijk
bij onderwijskunde al vrij veel. Toch loop ik niet
over van enthousiasme bij alle vernieuwingen,
maar dat komt ook door het hele proces en de
manier waarop dingen nu opgelegd worden. Er
had meer naar de betrokkenen, de docenten, ge-
luisterd moeten worden. Wij moeten het immers
straks wel uitvoeren.’
Stelling: Het moet vanzelfsprekend zijn dat stu-
denten in drie jaar hun bachelordiploma halen.
PF: ‘Vanzelfsprekend vraag ik mij af. Het zou een
streven moeten zijn. Het programma wordt ver-
zwaard, maar je moet studenten nog wel de ruimte
geven om anderen dingen te doen dan studeren.’
RvD: ‘Mee eens. De studieverenigingen vormen een
soort familie. Het modulaire systeem biedt weinig
ruimte voor activisme.’
MB: ‘Het model gaat uit van veertig uur per week.
Daar kun je toch van alles naast doen?’
RvD: ‘Het gaat om het belang van die groepen. Stel
iedereen loopt nominaal en jij loopt achter, dan raak
je de groep kwijt en val je er buiten.’
MB: ‘Het idee van groepen begrijp ik. Het is zo mak-
kelijk om passief te raken als de studie te vrijblijvend
is. Wat men wil is een normverandering. Je probeert
te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. Dat
is de achterliggende gedachten van die modules van
15 EC, al moet er wel ingespeeld worden op onvoor-
ziene omstandigheden waardoor studenten achterop
kunnen raken.’
RvD: ‘Helemaal mee eens.’
MB: ‘Als ik kijk naar het Amerikaanse model, dat
is veel harder. Je krijgt één kans. Daar gaat enorme
druk vanuit.’
RvD: ‘Haal je het niet dan lig je eruit.’
PF: ‘Ik snap dat er echt iets gedaan moet worden aan
het rendement en de doorstroom. Maar als hier ook
die verharding intreedt dan vind ik dat wel zorgelijk.
Het wordt er niet leuker op. Je komt om te studeren
en dat is veel meer dan alleen colleges volgen.’
RvD: ‘Waaruit blijkt die verharding?’
MB: ‘Nu wordt een tentamen gezien als: ‘ik ga het
een keer proberen’. Het herkansen wordt in het
nieuwe model veel minder gemaakt en dat vind ik
wel terecht.’
Stelling: Het modulair onderwijs biedt
docenten geen uitdaging.
MB: ‘Wie zegt dat?’
RvD: ‘Veel meer zou ik zeggen. Niet dat iedere
docent het leuk zou vinden.’
PF: ‘Ik vind het een uitdaging dat je niet zomaar
meer alleen je eigen vak kan doen, maar dat je met
andere docenten overleg moet hebben over moge-
lijke integratie van vakken. Dat maakt het voor mij
interessant.’
MB: ‘Sommige docenten vinden het minder leuk
om niet alleen vakinhoud te doceren. Het is lasti-
ger om te geven, maar daar zit ook de uitdaging als
je het leuk vindt om de verbanden tussen ver-
schillende vakken te leggen. Het is op een andere
Docenten in gesprek over Twents onderwijsmodel
‘Als je het niet haalt, dan lig je eruit’Over het nieuwe bacheloronderwijs is al heel wat gezegd en geschreven. Vooral door studenten en
beleidsmakers, maar nog niet door de uitvoerders zelf: de docenten. wat vinden zij eigenlijk van
het toekomstige Twents onderwijsmodel? De docenten Mieke Boon (faculteit Gw, filosofie van
wetenschap en techniek), Ruud van Damme (faculteit EwI, wiskunde) en Petra Fisser (faculteit Gw,
curriculumontwikkeling & onderwijsinnovatie) gingen aan de hand van vier stellingen met elkaar in
gesprek over de plussen en minnen en gaven hun persoonlijke visie.
TEkST: SANDRA POOl EN MAAIkE PlATVOET | FOTO: ARjAN REEF
Aan tafel: V.l.n.r. Mieke Boon, Ruud van Damme en Petra Fisser.
‘Als je het niet haalt, dan lig je eruit’
UT NIEUWS 02|2011 19
manier uitdagend dan alleen vakinhoudelijk.’
PF: ‘Als je de kans hebt om modules opnieuw op te
zetten, zorg je er natuurlijk voor dat die een mooie
samenhang hebben. Je raapt niet allerlei vakken bij
elkaar, maar je zorgt ervoor dat docenten de diepte in
kunnen gaan.’
MB: ‘Je moet rekening houden met doceerstijlen van
docenten. Die ruimte voor sterke en zwakke punten
van onderwijzers moet er blijven. Voor het modulaire
onderwijs zou ik een aantal fundamentele vakken
kiezen die als basis dienen en daaromheen bouw je
modules.’
RvD: ‘Kunnen studenten die vakken allemaal op
hetzelfde niveau aan?’
MB: ‘Het zijn basisvakken die iedereen die een
ingenieursopleiding doet, moet kunnen.’
PF: ‘Bij Gedragswetenschappen heb je die basisvak-
ken ook. Daarna kun je specialiseren.’
Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs
is te schools.
MB: ‘Flauwekul. Eisen aan studenten stellen door
opdrachten te laten maken is allesbehalve schools.’
RvD: ‘Ik geef nu een aantal vakken op een andere
manier. Dat betekent dat ik de studenten veel meer
laat doen en ook veel meer toets. Ze blijven aan het
werk, ook thuis, slagen vrijwel allemaal, terwijl ik nu
meer dingen kan behandelen. Onderweg veel toetsen
is denk ik de oplossing voor het 15 EC-probleem.’
MB: ‘Bij mij gaat dat ook zo. Elke week moeten ze iets
inleveren, opdrachten doen. Ze halen het gewoon. Het
werkt. Studenten kunnen die vrijheid van alleen een
tentamen aan het eind helemaal niet aan. Je kunt het
ook disciplineren noemen. We krijgen nu vaak afstu-
deerders die geen zelfdiscipline ontwikkeld hebben.’
PF: ‘Het is wel de bedoeling dat je ze steeds meer
loslaat.’
MB: ‘Maar wat zit daar nou achter? Als je straks werkt
heb je ook een manager die je aanstuurt.’
PF: ‘Maar tussen de deadlines door moet je wel zelf-
standig kunnen werken.’
MB: ‘Dat is in dit onderwijs ook. Ik heb het idee dat de
academische vrijheid op een psychologisch idee be-
rust. Sommigen kunnen heel goed zelfstandig werken,
maar een groot deel niet.’
RvD: ‘Ik vind het ook zeker niet schools.’
PF: ‘Ik vind het wel schools, maar ik denk dat je die
begeleiding wel moet geven en daarna moet afbou-
wen.’
Behoefte om te reageren op deze stellingen?
Reageer op onze website www.utnieuws.nl
Of stuur een ingezonden brief via mail naar de
redactie: [email protected]
Aan tafel: V.l.n.r. Mieke Boon, Ruud van Damme en Petra Fisser.
20 UT NIEUWS 02|2011
Volgens velen betekent het uit de eurozone treden van Griekenland (eventueel gevolgd door
Italië) het begin van de desintegratie van de Europese Unie en het einde van het Europese
project. Europese Commissie-voorzitter Barosso wenst daarom vast te houden aan het
idee dat iedere EU-lidstaat lid móet worden van de eurozone. Hij volgt daarmee een meer
algemeen idee, namelijk dat alles binnen de EU op dezelfde wijze geregeld moet zijn voor
alle 27 lidstaten. Het is echter juist deze misvatting die ons in de huidige problemen heeft
gebracht. En een uitweg uit die problemen is alleen mogelijk als aanvaard wordt dat er
economische en institutionele verschillen zijn tussen lidstaten die verschillen in beleid (en
dus ook in het niveau van integratie) noodzakelijk maken.
Verschil mag er zijn
Opinie
TEkST: NICO GROENENDIjk | IllUSTRATIE BAS VAN DER SCHOT >
Voor wat de huidige problemen betreft: ik zie
Griekenland niet als de oorzaak van de huidige
eurocrisis (de Griekse economie is binnen de
eurozone simpelweg te klein om er echt toe te
doen), hoogstens als de druppel die de al eerder
volgelopen emmer heeft doen overlopen.
Sinds de toetreding tot de Europese Gemeen-
schappen (in 1981) heeft Griekenland als onder-
deel van het EU regionale beleid (of: structuur-
beleid) volop steun gehad voor de broodnodige
herstructurering van de Griekse economie. Bij
het Verdrag van Maastricht (waarmee de euro in
UT-hoogleraar Nico Groenendijk over de eurocrisis
UT NIEUWS 02|2011 21
het leven werd geroepen) is bovendien voor een
viertal economisch zwakkere landen (Ierland,
Spanje, Portugal, Griekenland) extra steun tot
stand gebracht, juist om ook die landen de mo-
gelijkheid te bieden zich te zijner tijd te kwalifi-
ceren voor toetreding tot de monetaire unie.
Voor-elk-wat-wils-karakterAl deze steun heeft echter nauwelijks effect gehad;
landen als Griekenland en Portugal zijn niet opge-
stoten in de vaart der volkeren en hebben hun re-
latieve achterstand behouden. De reden is dat het
regionaal beleid van de EU een hoog voor-elk-wat-
wils-karakter heeft (dat wil zeggen: alle lidstaten
moeten er van kunnen profiteren). Bovendien zijn
de eisen die aan adequate implementatie worden
gesteld lange tijd erg algemeen en vrijblijvend ge-
weest. De ironie wil dat in september 2011, nadat
de dam was gebroken, specifiek voor Griekenland
wél aanvullende afspraken zijn gemaakt over een
strakkere invulling van dit beleid.
Per januari 1999 zijn vervolgens alle toenmalige
lidstaten toegelaten tot de eurozone, behalve
die lidstaten die daar zelf niets voor voelden, en
Griekenland, dat in 2001, verlaat, en met de nodige
list en bedrog, de eurozone binnenkwam. De
zogenaamde Maastrichtse convergentiecriteria, be-
doeld als toegangsexamen, zijn slechts marginaal
toegepast, ondanks evidente grote economische
verschillen tussen de deelnemers.
Ook in-EMU is er nauwelijks een onderscheid
gemaakt. De te simpele regels van het Stabiliteits-
en Groeipact (voorzover toegepast) lieten lange
tijd nauwelijks differentiatie tussen lidstaten toe,
waardoor Nederlandse, Duitse, Franse, Belgische,
Griekse en Portugese tekorten op één hoop wer-
den geveegd.
De houding van de marktenHoewel politieke leiders dus decennialang
verschillen tussen lidstaten hebben genegeerd,
ook in een zich steeds verder uitbreidende Unie,
is er iets gebeurd dat ze niet hadden verwacht.
Wijzer geworden door de bankencrisis van 2008,
zijn markten wél verschil gaan maken en zijn
hoge rentes gaan eisen op staatsobligaties van
zwakkere eurolanden. De EU wist en weet daar
niet goed mee om te gaan. Achteraf (en – toe-
gegeven – dat is makkelijk praten) had men
beter direct de uiterste consequentie uit eerdere
keuzes voor uniformiteit kunnen trekken door
geheel over te gaan op gezamenlijke uitgifte
van staatsschuld voor alle eurolanden om het
markten zo onmogelijk te maken te discrimine-
ren. Dat had het noodfonds overbodig gemaakt
en daarmee het gehannes met het telkenmale
vergroten daarvan, met de discussie over de be-
trokkenheid van andere internationale partners
en van private partijen. Maar Duitsland is en was
tegen dergelijke eurobonds, gesteund door een
aanzienlijk aantal andere lidstaten.
Angst voor tweedeling Betekent een meer exclusieve monetaire unie
het einde van de EU? Nee, de monetaire unie
is niet de (economische) kern van het Euro-
pese project, dat is de interne markt. Rond die
interne markt, als gezamenlijke kern, zijn allerlei
losse en minder losse samenwerkingsverbanden
tussen lidstaten denkbaar. Lidmaatschap van de
EU is er dus in verschillende smaken. De angst
dat er een tweedeling ontstaat (two-speed Euro-
pe) is niet gerechtvaardigd omdat ook die angst
zijn oorsprong vindt in het idee van uniformiteit:
achter de horizon ligt een gezamenlijk eindpunt
(volledige politieke unie) waarnaar alle lidsta-
ten, zowel voorlopers als achterblijvers, (moe-
ten) streven. Voor sommige lidstaten kan op een
bepaald terrein het huidige niveau van integratie
echter voldoende zijn. Zo lijken de EU-lidstaten
die niet tot de euro behoren niet echt ongeluk-
kig met dat feit; interessant genoeg doen die
landen het al jarenlang beter qua inflatie, groei
en staatsschuld dan de eurozone.
SolidariteitTot slot: is er binnen een EU met gediffentieerde
integratie dan nog wel solidariteit tussen lidsta-
ten mogelijk? Jazeker, maar dan niet via nood-
fondsen. Solidariteit tussen overheden wordt in
(quasi-)federale stelsels vormgegeven via een
stelsel van fiscal transfers waarbij op adequate
wijze en schaal middelen worden overgeheveld
van (kans)rijkere landen of regio’s naar
(kans)armere landen of regio’s. Een dergelijk
stelsel kent de EU niet, maar de eurocrisis en de
Griekse tragedie laten zien dat dat hard nodig is.
Auteur is Jean Monnet hoogleraar European
Economic Governance aan de faculteit MB
van de Universiteit Twente. |
Nico Groenendijk
Bovendien wordt de Bastille – vaak voorafgegaan
door ‘bruisende’ – al jaren gepresenteerd als hét
studentengebouw van de campus. Hoe kun je je
studententijd beter beginnen dan dit gebouw te
bestormen?
Na de Kick-In gaat er echter iets mis. Wanneer komt
een doorsnee student nog in de Bastille? Als we de
feestavonden in de Vestingbar even buiten beschou-
wing laten, hoogstens om een keer een pasfoto
te laten maken of een UT-hoodie te kopen in de
Unionshop. Verder kun je er terecht voor de studen-
tenpsychologen en de wat meer betrokken student
komt misschien naar een borrel met de rector. Maar
om te stellen dat de Bastille platgelopen wordt door
studenten, niet bepaald.
Gek is dat niet. Hét studentengebouw – in het
verleden zelfs wel eens aangeduid als ‘studenten-
hol’ – maakt een troosteloze indruk, en dan zeker de
benedenverdieping. De ruimte van de oude mensa
staat al twee jaar min of meer leeg, met een uitzon-
dering voor de coffee corner die er dit najaar tijdelijk
zat. Ook de Union-bar wordt niet meer gebruikt. In
oktober vertrok bovendien de boekhandel, omdat de
hoge huur niet opwoog tegen de inkomsten. Van een
verdieping hoger verhuisde de studentenadministra-
tie naar de Vrijhof en in december vertrekt de laatste
horecagelegenheid, eetcafé De Stek, eveneens naar
de buurman aan de Boulevard.
De Bastille loopt leeg en dat is terecht tegen het zere
been van Student Union, Facilitair Bedrijf en het
campusmanagement, samen verantwoordelijk voor
het gebouw. Er wordt gesproken over een nieuwe
invulling, maar concrete plannen liggen er nog niet.
Commerciële partijen tonen geen belangstelling, ver-
moedelijk door de hoge huurprijzen, en een nieuwe
horecagelegenheid (grand café, cafetaria, snackbar
zijn in het verleden geopperd) lijkt er evenmin te
komen. Cateraar Sodexo verlaat met De Stek het
pand en met andere partijen kan de UT contractueel
gezien moeilijk in zee gaan. Het meest concreet lijkt
nu de komst van de afdeling campusmanagement
naar het gebouw.
Daar moet snel iets bij komen. Horeca en winkels
lijken de meest aantrekkelijke optie. Die kunnen
studenten trekken en voor leven in de brouwerij
zorgen. Over drempels als cateringcontracten en
hoge huurprijzen moet dan misschien heen gestapt
worden. Een lege Bastille is immers ook duur (de
afschrijving en het onderhoud lopen gewoon door)
en hoe langer het gebouw leeg staat hoe onaan-
trekkelijker het wordt. Het wordt hoog tijd dat de
Bastille ook na de Kick-In-bestorming dagelijks uit
zijn voegen barst van de studenten. Pas dan mogen
we weer met recht spreken van een ‘bruisend stu-
dentenhol’. |
Paul de Kuyper, redacteur UT-Nieuws.
Reageren? www.utnieuws.nl.
Lege Bastille moet weer bruisenOpinie
Elke augustusmaand weer beklimmen honderden kersverse eerstejaars besmeurd met
modder via touwladders de Bastille. Het is een van de populairste activiteiten tijdens de kick-
In en er gaat veel symboliek van uit. Een ontgroening mag het niet heten, maar het vormt
ontegenzeggelijk de inwijding in een nieuwe periode, de studententijd, zoals de 18e-eeuwse
bestorming van de Parijse Bastille de Franse Revolutie inluidde.
22 UT NIEUWS 02|2011
Kick-in 2011
Foto: Archief
Niemand zal de affaire rond Diederik Stapel ontgaan
zijn. Deze (voormalig) Tilburgse hoogleraar Cognitieve
Sociale Psychologie en decaan van de School of Social
and Behavioural Science aldaar werd aan het begin
van dit collegejaar op non-actief gesteld wegens het
gebruik van gefingeerde data. Inmiddels is duidelijk
dat deze fraude al zeker sinds 2004 aan de gang was en
dat minstens dertig van Stapels artikelen frauduleus
zijn. Pas deze zomer durfden enkele promovendi aan de
alarmbel te trekken. Anderen durfden dat niet, mede
door Stapels reputatie. Zijn reputatie en zijn baan is hij
nu kwijt. Zijn doctorstitel (behaald aan de UvA) leverde
hij recent zelf in.
Stapel is echter niet de enige wetenschapper die
onlangs op negatieve wijze in de media is gekomen.
Op 22 oktober wijdde het NRC Handelsblad een artikel
aan (financiële) misstanden aan de TU Delft. Eén van
de zaken die in dat artikel genoemd werd betreft de
regels voor bijverdienen en voorkomen van (de schijn
van) belangenverstrengeling van medewerkers. Bij een
decaan was schimmigheid ontstaan over opdrachten
die vanuit zijn faculteit naar ondernemingen van zijn
vrouw gingen en over de rector magnificus schreef de
NRC dat hij niet helder was over zijn bijbanen. In de TU
Delta is een interview te lezen waarin Dirk Jan van den
Berg, de Delftse collegevoorzitter, reageert op het NRC-
artikel en een commissie aankondigt waar wetenschap-
pers te rade kunnen gaan als twee petten die ze dragen
met elkaar verstrengeld dreigen te raken.
De twee genoemde situaties zijn verschillende van
aard, maar tonen ook een overeenkomst in het feit dat
ze beide met integriteit te maken hebben. Boven-
dien zijn ze allebei zeer relevant voor de Universiteit
Twente, waar onderzoekers ook in competatieve velden
opereren. En er zijn ook UT-medewerkers die naast hun
baan hier nog een functie vervullen, bijvoorbeeld in de
politiek of bij een (eigen) bedrijf. Daar is niets kwalijks
aan, eerder het tegenovergestelde, maar wat elders
gebeurt kan ook hier gebeuren.
De UT zou er verstandig aan doen om nog eens na
te gaan wat zij doet om soortgelijke problemen te
voorkomen. Waar kun je op de UT terecht als je serieuze
aanwijzingen hebt dat een collega niet integer han-
delt? En werken bestaande methodieken ook echt, of
vooral op papier? Ik geloof niet dat de UT een bolwerk
van corrupte en frauderende mensen is, maar de
actualiteit heeft aangetoond hoe belangrijk het voor
een universiteit is hier aandacht aan te besteden. Als
het niet om ethische redenen is dan op zijn minst voor
het publieke imago van de UT.
Beer Sijpesteijn is student Technische Informatica.
Reageren? www.utnieuws.nl
Column | Beer Sijpesteijn
UT NIEUWS 02|2011 23
Vijf vragen over:
Nominaal studeren wordt de norm
TEkST: PAUl DE kUyPER >
1.) Wat is ‘de norm’ nu dan?
‘Het gaat niet om de norm als formele regel.
Als je niet nominaal studeert, vlieg je er niet
uit. Het gaat om wat we normaal vinden. Het
moet vanzelfsprekend zijn dat je in drie jaar je
bachelordiploma haalt. Nu is er eigenlijk geen
norm. De perceptie is dat de studieperiode een
soort vrijplaats is om te oefenen met verschil-
lende vormen van volwassenheid. Dat daar ook
een opleiding bij hoort, lijkt soms secundair.’
2.) Welke maatregelen gaan ervoor zorgen
dat nominaal studeren norm wordt?
‘Voor een deel verandert het al door druk
van bovenaf, zoals de langstudeermaatregel.
De samenleving accepteert het niet meer dat
studenten jaren langer over hun opleiding doen.
Zelf moeten we duidelijk laten zien dat we pres-
taties verwachten. Studenten moeten elkaar
ook aanspreken op hun inzet. In het nieuwe
bacheloronderwijs doen we dat door studenten
meer van elkaar afhankelijk te maken via pro-
jectonderwijs. Je krijgt wederzijdse verantwoor-
delijkheid. Een andere maatregel is de module
van 15 EC die je als geheel moet halen. Het is
alles of niets, je kunt het er niet een beetje bij
doen. Dat geldt ook voor de manier van toetsen.
Als je minder mogelijkheden tot herkansen
biedt, zie je meteen dat studenten beter hun
best doen om het de eerste keer te halen.’
3.) Waarom mogen studenten niet zelf be-
slissen hoe ze hun studie(duur) inrichten?
‘Dat is een gewetensvraag. Je hebt een ambte-
narenreden: omdat de overheid het zo wil. In
directe zin is langstuderen niet zoveel duurder
dan nominaal studeren. Maar de overheid rede-
neert anders. De tijd die hoogopgeleide profes-
sionals studeren, zijn jaren die ze niet werken,
waarin ze geen belasting betalen en geen hoge
economische output leveren. Een goede reden,
maar voor ons niet de enige. Ik geloof dat de
kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat als
iedereen echt zijn best doet. Als nominaal
studeren de norm wordt, gaat de gemiddelde
inspanning van studenten omhoog en daarmee
de kwaliteit van de opleiding.’
4.) Welke gevolgen heeft dit voor ontplooi-
ing buiten de studie, zoals bijbaantjes,
sport, cultuur, activisme?
‘Ik heb hier een impopulair standpunt. Er zijn
weinig studenten die meer dan dertig uur per
week in hun studie steken. Die inspanning met
vijf tot tien uur verhogen zou al ongekend zijn.
Daarnaast kun je nog makkelijk vijftien tot twin-
tig uur in activisme steken. Voltijdsactivisme
is een ander verhaal. Maar dat heeft niets te
maken met het Twents onderwijsmodel. De
langstudeermaatregel is daar het probleem.’
5.) Gaat deze norm potentiële studenten
aantrekken of juist afschrikken?
‘Het gros van de studenten kan het geen biet
schelen hoe het onderwijs ingericht is. Dat gaat
veranderen onder druk van bijvoorbeeld de lang-
studeerboete en het verschralen van de studiefi-
nanciering. Studenten en vooral hun ouders gaan
hun keuze steeds meer bepalen op grond van de
prestaties van de universiteit. Op termijn zullen we
meer studenten trekken, maar pas als we bewezen
resultaten hebben.’ |
In de inleiding van de nota Naar een Twents onderwijsmodel – over het nieuwe bacheloronderwijs –
staat het zwart op wit: Nominaal studeren moet de norm worden. Vijf vragen hierover aan de ‘geestelijk
vader’ van de nota, programmamanager onderwijsvernieuwing Tom Mulder, die zelf zeven jaar deed
over zijn vierjarige opleiding Arts & Sciences in Maastricht.
AFVD Foton
24 UT NIEUWS 02|2011
UT NIEUWS 02|2011 25
PlONS………
Ze hebben circa 40 leden, van wie er vijftien heel
actief zijn. Elke woensdagavond komen de leden
van AFVD Foton bijeen in zaal 5 van de Vrijhof.
AFVD staat voor Amateur Fotografen Vereniging
Drienerlo. Ze schieten de mooiste plaatjes en ex-
perimenteren met opstellingen en lichtinval. Alles
voor het behalen van een fraai eindresultaat!
Voor deze foto voerden de leden van Foton het
volgende experiment uit. Ze maakten een ronde
opstelling van vijf fotocamera’s op een standaard.
Daarna lieten ze een waterdruppel door een la-
serstraal vallen, die vervolgens een lichtgevoelige
sensor triggerde. De sensor stuurde input naar
een microcontroller, die op zijn beurt de camera’s
weer aanstuurde. PLONS….deed de waterdrup-
pel, exact op het moment dat de fotocamera’s
één voor één afgingen. Zo konden de leden van
Foton de vallende waterdruppel op verschillende
tijdsmomenten vastleggen. De foto hiernaast is
één zo’n tijdsmoment.
In de komende nummers van UT Nieuws
Magazine laten we meer werk van Foton zien.
Foto: AFVD Foton, Robert-Jan Doll
en Djurre Broekhuis.
Interview | Robbert Dijkgraaf
HOP, BAS BEllEMAN | FOTO: HANS STAkElBEEkk >
Binnenkort verruilt hij Nederland voor een
droombaan als directeur aan het Institute for
Advanced Study in Princeton, waar Einstein nog
gewerkt heeft: natuurkundige en KNAW-president
Robbert Dijkgraaf.
“Iemand waarschuwde alvast dat ik niet als een
soort Johan Cruijff vanaf een berg ver weg com-
mentaar moet blijven leveren op het Nederlandse
onderwijs en onderzoek”, glimlacht Robbert Dijk-
graaf. “Dat zal ik zeker proberen te voorkomen.”
Maar voorlopig spreekt hij nog vrijuit, want tot
mei 2012 is hij gewoon de president van de Ko-
ninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-
pen. Het is zijn taak om zich ermee te bemoeien,
vindt hij. “Wij zijn in 1808 opgericht om de koning
van advies te dienen.”
U heeft natuurkunde en wiskunde gestudeerd,
maar ging tussendoor ook schilderen aan de
Gerrit Rietveld Academie. Had u in deze tijd
van hoge collegegelden voor langstudeerders
en tweede opleidingen kunnen uitgroeien tot
wie u nu bent?
“Laten we eerlijk zijn: het wordt wel steeds
moeilijker. Misschien zou ik in deze tijd wel naar
een brede opleiding als het university college zijn
gegaan. We lijken soms te vergeten dat er een ze-
ker ritme zit in hoe de student zich ontwikkelt. In
Nederland doen we alsof de middelbare school de
tijd is waarin je je vleugels kunt uitslaan, waarna
je op je achttiende doelgericht gaat studeren. Op
mijn achttiende kon ik dat toevallig wel, maar op
mijn twintigste begon het weer te kriebelen.
Onderschat de menselijke geest niet. Soms lijkt
het van buitenaf alsof iemand de weg kwijt is,
terwijl die gewoon om zich heen aan het kijken is.
Als je het aankunt, dan moet het tot de mogelijk-
heden behoren om in vrijheid rond te dwalen.
Studenten moeten zelf ook begrijpen dat ze
steeds alle kanten op kunnen. Soms denken ze
dat ze op een hogesnelheidstrein stappen. Ze
beginnen aan een opleiding economie en op hun
vijftigste zijn ze dan nog altijd econoom. Maar het
is eerder een boemeltreintje. Het stopt op heel
veel stations: je kunt altijd overstappen. Daarom
is het ook goed om een helder onderscheid tussen
bachelor en master te hebben, zodat studenten
tot nadenken worden gedwongen.”
Als staatssecretaris Zijlstra zijn zin krijgt,
wordt een deel van het onderwijsgeld gereser-
veerd voor kwaliteitsbekostiging. Is dat een
goed idee?
“Je moet oppassen dat je kwaliteit niet te smal
opvat. Een instelling kan excelleren met een
hbo-opleiding voor mensen aan de onderkant, die
anders buiten het systeem zouden vallen. Of door
samenwerking met het bedrijfsleven. Of met een
masteropleiding voor de allerbeste studenten. Je
moet rekening houden met zulke diversiteit.
Maar toch is het belangrijk dat er een bepaald
competitief element in het onderwijs komt.
Voor het wetenschappelijk onderzoek is de rol
van NWO heel belangrijk geweest. Daar moet je
strijden voor geld en dat heeft zeker de kwaliteit
van wetenschap verbeterd. Zoiets zou ook in het
onderwijs kunnen. Maar je moet er heel eerlijk in
zijn: dat kan alleen met extra middelen.”
De VVD zegt dan altijd: als je nieuw geld ver-
standig kunt verdelen, dan kun je dat met het
bestaande budget ook.
“Je moet geen berg maken door ergens anders
een kuil te graven. Die kuil laat zich ook niet
zomaar uitgraven. Je roept dan te veel negatieve
energie op. En als je echt profilering nastreeft,
dan hebben we het over hele onderzoeksgroepen
en delen van opleidingen die overstappen naar
andere instellingen. Een verbouwing kost geld en
wordt van tevoren altijd te optimistisch inge-
schat.”
Het kabinet wil ook dat het universitaire
onderzoek een scherper profiel krijgt, onder
het motto ‘focus en massa’. Wat is daarbij uw
grootste zorg?
“Dat er witte vlekken op de kaart van het weten-
schappelijk onderzoek ontstaan. Als alle univer-
siteiten keuzes maken en alleen willen doen waar
ze goed in zijn, vallen er dan geen disciplines
buiten de boot? Neem sterrenkunde, een klein
vakgebied dat me na aan het hart ligt. Dat zit
verspreid over allerlei universiteiten. In Utrecht
hebben ze besloten de sterrenkunde af te stoten.
Het zou jammer zijn als de andere universiteiten
daar ook voor kiezen.
Als een universiteit een mooi kopje uit haar
handen laat vallen, dan is dat jammer, maar het is
maar één kopje. Alleen is het servies dan eigenlijk
niet meer compleet. Wie maakt zich zorgen om
het hele servies van de wetenschap? Dat is de
taak van de KNAW en het moet de zorg van Den
Haag zijn. De vraag is niet alleen: hoe gaat het
met de afzonderlijke instellingen? De vraag is ook:
hoe gaat het met de hele wetenschap?
Maar toegegeven, soms kan het werkelijk verstan-
diger. Kijk naar de twee Amsterdamse universitei-
ten. Sommige afdelingen van de Vrije Universiteit
liggen dichter bij de UvA dan bij andere afdelin-
gen van de eigen instelling. Zij zouden hun gees-
teswetenschappen en bèta-opleidingen opnieuw
kunnen ordenen.”
Dus als een faculteit te klein wordt, dan moet
die samengaan met een zusterfaculteit aan
een andere instelling?
“Niet altijd. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk om
een studie als wiskunde op verschillende uni-
versiteiten aan te bieden, al is het een kleine
opleiding. Veel studenten kiezen eerst voor een
bepaalde stad en pas daarna voor een opleiding.
‘Houd het servies van de wetenschap compleet’
22 november 2011 – Profileren is goed, maar universiteiten horen zich niet uitsluitend
op hun sterke kanten richten. Samen moeten ze alle disciplines overeind houden, vindt
natuurkundige en kNAw-president Robbert Dijkgraaf.
26 UT NIEUWS 02|2011
Dus het aantal studenten wiskunde zou drama-
tisch afnemen als ze allemaal in dezelfde stad
zouden moeten studeren. Bovendien heeft een
discipline als wiskunde een dienende functie:
andere wetenschappen zijn ermee gebaat dat er
aan de universiteit goede wiskundigen rondlopen.
Dit geldt natuurlijk ook voor sommige geesteswe-
tenschappen. Een fatsoenlijke universiteit moet
bepaalde studies in huis hebben, al zou er bijna
niemand op af komen.”
Nederlandse wetenschappers presteren opval-
lend goed. Waarom zouden we überhaupt iets
aanpassen?
“Denk aan de Rode Koningin uit Alice in Wonder-
land: zij moet blijven rennen om op haar plaats te
blijven. Subsidiestromen veranderen nu eenmaal.
Europa wordt steeds belangrijker en gaat zijn
budget misschien wel verdubbelen. Er komen
meer grootschalige subsidies voor grote projec-
ten. Daar moet je rekening mee houden.
Maar inderdaad reageer ik graag enigszins conser-
vatief. We zijn het negende land te wereld in het
aantal citaties in de wetenschap. Voor een klein
land als Nederland is dat enorm. Onze weten-
schappers zijn bijna de meest productieve ter
wereld; alleen Zwitserland staat daar nog boven.
We hoeven niet telkens scherpe keuzes te maken.
Het aanbod kan best volledig blijven.”
U pleit voor extra geld voor de wetenschap,
maar de Nederlandse wetenschap doet het pa-
radoxaal genoeg goed, ook al zijn de middelen
schaars.
“Eigenlijk is er geen sprake van een paradox.
Ik las dat Nederlandse natuurkundigen gemid-
deld de beste ter wereld zijn, als je naar de
invloed van hun onderzoek kijkt. Maar ja, er
zijn niet zo veel Nederlandse natuurkundigen.
Alleen de allerbesten worden hoogleraar, want
er zijn maar een paar leerstoelen te verdelen.
Ik zou het niet erg vinden als Nederland in dat
opzicht naar de tweede plaats zakt, als we er
dan een paar extra hoogleraren natuurkunde
bij zouden hebben.
Vergeet bovendien niet dat de huidige goede
wetenschappers in het midden van hun car-
rière zitten. Ze hebben een aanloop van twintig
jaar gehad. Wat dat betreft is het als de sterren
die we zien schijnen: dat is het licht van de-
cennia geleden. Ik maak me wel zorgen. Als ik
zie wat nu de mogelijkheden voor jonge men-
sen zijn, dan voorspel ik dat de Nederlandse
wetenschap zeker niet zal groeien.”
Robbert Dijkgraaf (1960) studeerde natuurkunde en wiskunde
in Utrecht. Tussendoor stapte hij tijdelijk over op de Gerrit Riet-
veld Academie. Later promoveerde hij cum laude bij Nobelprijs-
winnaar Gerard ’t Hooft en stortte hij zich op de snaartheorie:
de stroming in de theoretische natuurkunde die ervan uitgaat
dat alle verschijnselen (licht, energie, materie) op het kleinste
niveau dezelfde basis hebben, zoals snaren in verschillende
trilling verschillende klanken voortbrengen.
Hij was gasthoogleraar in onder andere Harvard, Berkeley
en Kyoto en aan het MIT. Hij werkte enige tijd aan Princeton
en is nu universiteitshoogleraar aan de Universiteit van
Amsterdam.
Zijn tweede termijn als president van de KNAW (Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen) maakt hij niet
af. Hij wordt directeur van het Institute for Advanced Study
in Princeton, waar hij al twee keer eerder heeft gewerkt.
Wel blijft hij hoogleraar aan de UvA en co-voorzitter van de
internationale vereniging van wetenschappelijke academies:
the InterAcademy Council.
In 2003 kreeg hij de hoogste Nederlandse wetenschappe-
lijke onderscheiding: de Spinoza-premie. Van het geld liet
financierde hij www.proefjes.nl, een website met alledaagse
proefjes voor kinderen vanaf acht jaar. Hij wordt alom gepre-
zen om het vuur waarmee hij de wetenschap toegankelijk
maakt voor buitenstaanders, bijvoorbeeld in het televisie-
programma De Wereld Draait Door.
Robbert Dijkgraaf
UT NIEUWS 02|2011 27
28 UT NIEUWS 02|2011
1) De opdirksessie begint vaak al bij de dresscode op de uitno-
diging. Luidt het voorschrift black tie dan draag je als man een
smoking, een tweedeling kostuum in de kleuren zwart, donkerblauw
of crème. Het colbert heeft een smalle satijnen revers en is kort
van snit. Eronder draag je een helderwit overhemd met opstaande
boord. Voor de hippe studenten onder ons: bij een smoking draagt
men tegenwoordig ook een stropdas in de kleur van het hemd of in
het zwart zoals veel BN-ers doen.
2) Is de dresscode white tie dan hijs je je als man in een rokkos-
tuum. De pantalon is vergelijkbaar met die van de smokingoutfit. En
let op! Een pantalon hoort niet op de heup te zitten zoals bij gewone
spijkerbroeken in de mode is. De taille is toch echt de plek waar de
broek thuis hoort. De pantalon valt net over de hak.
3) Het jasje van een rokkostuum heeft een slip. Andere kleuren
dan zwart en wit zijn bij het voorschrift white tie absoluut not done.
4) Een rokkostuum bestaat verder uit een strikje en gilet, beide
wit van kleur. Een zelfstrikker is tegenwoordige helemaal hot. Het
knopen ervan vergt echter veel moeite. Trek er dus gerust een paar
uur voor uit.
5) Onder het jasje draag je een overhemd, eveneens wit. De mou-
wen, afgezet met manchetknopen, moeten iets onder de mouwen
van het jasje uitsteken.
6) Glimmende, zwarte lakschoenen maken het kostuum voor de
man helemaal af.
7) Wie naar een gala gaat, draagt overigens geen horloge. Gezellig-
heid kent geen tijd is het credo. Een vestzakhorloge mag wel.
Gala, hoe heurt het eigenlijk?
Studentenleven | Etiquette
Stropdas of vlinderstrik? lange jurk of cocktail? December
is dé maand van de chique feestjes en dat staat garant
voor de nodige kledingstress. want hoe zat het nou ook al
weer? Mogen die lange handschoenen nu wel of niet bij een
avondjurk? wie geen flater wil slaan op een gala, kan maar
beter de onderstaande etiquettetips ter harte nemen. wedden
dat je dan het stralende middelpunt van de avond bent?
2.
9.
7.
6.
3.
4.
5.
1.
8) Als dame word je op een gala in het lang verwacht.
9) De lengte van een avondjapon mag vallen vanaf de knok-
kels van de enkels tot nét boven de grond.
10) Ben je lang, neem dan geen gladde japon uit een lengte,
maar een tweedelige set of een jurk uit een lengte maar dan
bewerkt. Ben je klein, neem dan een zo lang mogelijke jurk.
Door een halter aan de japon lijk je optisch ook langer.
11) Voor de haardracht van lange lokken wordt aangedra-
gen om de haren (losjes) op te steken.
12) Een halter is ook goed voor dames met een grote
cupmaat. Draag je avondkleding waar geen bh onder kan?
Gebruik een plak bh van siliconen waardoor de borsten ook
nog beetje gelift worden. Toch een bh aan? Neem dan geen
plastic bandjes aan een bh. Dat is not done. Schaf een strap-
less exemplaar aan.
13) Buikje weg? Gebruik bodyshaping underwear.
14) De tijd voor lange handschoenen is passe.
15) Heb je een afwijkende kleur schoenen bij de avondjurk,
kies dan ook voor accessoires in die kleur.
16) Bij een zwarte galajurk draag je geen zwarte kousen,
maar een antracietkleurige panty van 15 denier, zo dun
mogelijk dus.
17) Hou het stijlvol. Laat een boa thuis en wees sober met
het aantal sieraden, dus één armband en één ketting.
Denk ook na over de jas die je over je jurk aantrekt als je
naar het feest komt en weer naar huis keert. Wees sub-
tiel. Een trainingsjas kan de chique uitstraling behoorlijk
schaden. De heer pakt bij de garderobe de jas van de dame
en helpt haar met aantrekken. Bij het weggaan gaat de
dame de heer voor en wacht bij de deur totdat deze voor
haar geopend wordt. Tot slot brengt de heer de dames weer
netjes thuis.
TEkST: SANDRA POOl EN GABy EGBERINk, EIGENARESSE VAN AIMéE, SPECIAAlZAAk IN AVOND- EN BRUIDSklEDING | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk I MODEllEN: DE UT-STUDENTEN THIjS SPRUIjT EN SIMONE kRAMER
UT NIEUWS 02|2011 29
8.
17.
11.
10.
13.
14.
16.
15.
12.
Interview | Sabine Roeser
TEkST: SANDRA POOl | FOTO: ARjAN REEF >
Je bent je studieloopbaan begonnen aan
de kunstacademie. Hoe ben je tot die
keuze gekomen?
‘Het leek mij de moeilijkste studie, de grootste
uitdaging en de ultieme vrijheid om zelf aan de
slag te gaan. Ik kom uit een echte bètafamilie.
Mijn vader had wiskunde voor ogen, want daar
was ik goed in. De kunstacademie was echt een
no go. Na jaren worstelen kwamen we tot een
compromis: een architectuurstudie op een kunst-
academie. Tijdens mijn eerste tussentijdse beoor-
deling kreeg ik te horen dat ik wiskunde aan het
bedrijven was. Dat was een wake up call. Ik moest
de nauwkeurige en analytische benadering losla-
ten en zelf aan de slag. Dat was een mind switch,
een vaardigheid die ik nog steeds aanboor. Als ik
een pittig commentaar krijg op een paper grijp ik
terug naar dat leermoment. Ik probeer de kritiek
te zien als een mogelijkheid waar ik zelf mee aan
de slag kan.’
Hoe verliep je studie aan de kunstopleiding?
‘Uiteindelijk is het geen architectuur geworden,
maar schilderen, het vrije werk. Met mijn diploma
op zak, kwam de honger naar kennis weer om de
hoek kijken. Ik koos filosofie en politicologie als
vervolgstudies.’
Emoties en risico’s zijn terugkerende
thema’s in jouw onderzoek. Wat spreekt
jou hierin aan?
‘Het is een mooie combinatie van mijn analytische
kant en creatieve kant. In mijn onderzoek hou ik
een pleidooi dat rede en emotie samengaan.’
Je zegt in je rede: ‘ morele emoties zijn
nodig om morele aspecten van risico’s te
begrijpen.’ Wat bedoel je daarmee?
‘Bij morele emoties moet je denken aan
schaamte, schuldgevoel en verontwaardiging.
In de context van risico’s komen er emoties bij
die soms wel en soms niet om morele aspecten
gaan. Angst voor kernenergie kan gaan over het
onvoorspelbare karakter of over de verantwoor-
delijkheid die we hebben voor toekomstige ge-
neraties. Hetzelfde geldt voor walging. Het kan
irrationeel zijn en gericht op het onbekende,
maar het kan ook duiden op een ongemakkelijk
gevoel ten aanzien van technologische innova-
ties. Emotie kan erop duiden dat er moreel iets
aan de hand is waar we over moeten nadenken.
Daarom moeten we emoties onderzoeken om
er achter te komen of ze ons op belangrijke
dingen wijzen.’
Wat is het vernieuwende element in
jouw onderzoek?
‘Dat ik inzichten uit het emotieonderzoek
samenbreng met inzichten uit de risicopsycho-
logie. Er heerst inmiddels een brede consensus
dat een puur technische benadering van risico’s
niet voldoende is en dat er ook morele aspecten
aan zitten. Maar de rol van emotie is daarin nog
onderbelicht. Mijn theoretische kader draagt bij
aan een breder perspectief van emoties.’
Wat zijn veel gehoorde kritieken op jouw
onderzoek en hoe ga je hiermee om?
De meest gehoorde tegenwerping betreft voorbeel-
den van misleidende emoties. Dat klopt enerzijds,
maar emoties hebben ook een smeerolie-effect in
onze maatschappij. Al die emoties sturen ons de
hele dag het leven door zonder dat we er ons altijd
bewust van zijn. Ik refereer vaak aan het werk van
de neuropsycholoog Antonio Damasio. Hij toonde
aan dat mensen met een hersenbeschadiging,
waardoor ze geen emoties meer hebben, ook geen
concrete morele oordelen meer kunnen vellen. De
patiënten zijn veranderd in onbeleefde mensen en
ze zijn bereid om heel grote risico’s te nemen die
gewone mensen onaanvaardbaar vinden. Emoties
zijn dus nodig om morele oordelen en verantwoorde
risico-oordelen te vellen.’
Wat is je volgende stap?
‘In mijn Vidi-project zal ik het onderzoek uit-
breiden naar de politieke besluitvorming.
Ik ontwikkel daarvoor een politiek-filosofisch
kader voor risico-emoties.
Een aangetrokken promovenda en postdoc ver-
richten het empirische onderzoek.’
Wat wil je bijdragen met je onderzoek?
‘Ik zou graag willen zien dat zowel in wetenschap-
pelijke als in het maatschappelijk discours over
risico en emotie meer aandacht besteed wordt aan
de positieve bijdrage die emoties kunnen leveren
aan het inzien van morele aspecten van risico’s.
Emoties zijn een bron van inzicht en reflectie.
Door ze te negeren of te accepteren zonder er over
na te denken mis je belangrijke inzichten.’ |
‘Emotie kan erop duiden dat er moreel iets aan de hand is’
wie emoties negeert of accepteert zonder er goed over na te denken, mist belangrijke inzichten. Aan het
woord is Sabine Roeser, bijzonder hoogleraar politieke filosofie en ethiek bij de vakgroep wijsbegeerte
van de faculteit Gedragswetenschappen. Vandaag, donderdag 1 december, is haar oratie over morele
emoties en risicopolitiek. ‘Door emoties voel je wat mogelijke gevolgen zijn van risico’s’ , aldus Roeser.
De studieloopbaan van Sabine Roeser begon met een
diploma van de kunstacademie in Maastricht, dat ze in 1994
behaalde. Daarna studeerde ze in 1997 cum laude af voor
haar master filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.
Begin 1998 slaagde ze voor haar master politicologie aan
dezelfde universiteit.
In 2002 rondde ze haar PhD-onderzoek af bij de Vrije Uni-
versiteit Amsterdam. Van 2005 tot 2009 werkte Roeser
aan een Veni-beurs voor het onderzoeksproject Emoties
en technologische risico’s. In 2009-2010 was ze Fellow bij
het NIAS, het Netherlands Institute for Advanced Study
in the Humanities & Social Sciences. In 2010 leidt ze een
Vidi-project over morele emoties en risicopolitiek. Sinds
2001 werkt ze bij de sectie Filosofie van de Technische
Universiteit Delft, eerst als universitair docent en sinds
2010 als universitair hoofddocent. Daarnaast is ze sinds
2009 managing director van het 3TU Centre for Ethics
and Technology. Sabine Roeser is op 21 september 1970
geboren in Haan, Duitsland. Ze is getrouwd en heeft een
zoon van zeven en een dochter van vier.
wie is Sabine Roeser?
30 UT NIEUWS 02|2011
Genzyme
UT NIEUWS 02|2011 31
Wie is...
‘Elkaar kunnen vinden, daar gaat het om’
32 UT NIEUWS 02|2011
UT NIEUWS 02|2011 33
Loopbaan: ‘Ik heb een groene achtergrond en
heb me al doende opgewerkt richting manage-
mentfuncties. Na mijn studie aan de tuinbouw-
school ging ik in Dieren aan de slag bij een groen-
bedrijf. Vervolgens werkte ik twaalf jaar als hoofd
uitvoerder bij het tuincentrum Jan Boomkamp in
Borne. Daarna trad ik in dienst bij Huib van den
Hoven, een groenaannemer met een vestiging
op de campus. Dat bedrijf nam ISS Plantscaping
over. In 2007 werd ik contactmanager terrein bij
de UT. Door de overstap kon de aansturing van
het terreinbeheer beter gereguleerd worden. Ik
hou me bezig met alles buiten de gebouwen. Van
straatverlichting tot aan de bomen en van het
groen tot aan de infrastructuur.’
Trots: ‘Ik ben trots op de mooie, groene campus.
De uitstraling is sterk verbeterd. Er is geïnves-
teerd in goede wegen, stoepen en veiligheid. Maar
ook op sportgebied gebeurt er van alles. De sintel-
baan is misschien wat verouderd, maar neem de
nieuwe beachvolleybal-bakken. Die zien er goed
uit. Daarnaast is de organisatorische structuur
duidelijk geworden. Mensen weten bij wie ze
moeten aankloppen voor het onderhoud.’
Collega’s: ‘Zijn ontzettend belangrijk. Je hebt
ze bijna net zo hard nodig als een goede vriend.
Ik weet ze te vinden. Zowel binnen het Facilitair
Bedrijf als daarbuiten. Ja, ik ken veel mensen en
ik heb veel contacten. Ik kan makkelijk bruggen
bouwen tussen verschillende afdelingen. Het is
belangrijk dat je elkaar kunt vinden en elkaar in
de waarde laat. Of ze mij wel eens op de kast krij-
gen? Ja, dat lukt wel. Als mensen hun afspraken
niet nakomen bijvoorbeeld. Of als er zaken op het
laatste moment geregeld moeten worden, terwijl
dat al veel eerder had gekund. Een voorbeeld? We
hanteren het beleid dat er geen spandoeken aan
gebouwgevels mogen hangen. Als dat dan toch
via een andere weg gebeurt, terwijl wij verkondi-
gen dat het niet mag, dan komt dat niet ten goede
aan onze geloofwaardigheid.’
Slapeloze nachten: ‘Ja, die heb ik wel eens. Van
een aanbesteding bijvoorbeeld. Doe ik het wel
goed, maalt dan door mijn hoofd. Een aanbeste-
ding leg je voor meerdere jaren vast. De procedu-
re staat voor iedereen open en in die zin heb je er
geen vat op. Je weet niet welke groep je binnen-
haalt en dat is spannend. Het komt ook wel eens
voor dat ik gebeld word midden in de nacht. Dan
is er een waterlekkage of een andere calamiteit en
kom ik deze kant op.
Vrachtwagens: ‘Wat ik doe als ik niet aan het
werk ben? Vrachtwagens spotten of rijden. Dat
vind ik mooi. Een hobby van me. Helemaal gaaf.
Dat grote, stoere, robuuste van zo’n voertuig
spreekt me aan. Als het nodig is, rij ik op de
truck. De papieren heb ik. Tijdens de Batavieren-
race breng en haal ik de afvalbakken per vracht-
wagen. Zo ben ik op een leuke manier betrokken
bij het evenement.’ |
‘Elkaar kunnen vinden, daar gaat het om’NAAM: André de Brouwer
FUNCTIE: Contactmanager terrein bij het Facilitair Bedrijf
GEBOREN: 14 oktober 1967
WOONACHTIG: Ambt Delden
OPLEIDING: Middelbare tuinbouwschool
IS: Getrouwd
KINDEREN: Twee dochters van 25 en 27 en een zoon van 13
TV: Actualiteitenprogramma’s
FILM: Het liefst actie met de nodige humor erin
BOEK: Vakbladen en elke dag de krant
IS OOK: Lid van het stichtingsbestuur van het sportcomplex De Pol in Bentelo, lid van het onderhoudsteam van
datzelfde sportcomplex en lid van de carnaval- en voetbalvereniging
wie is André de Brouwer?
34 UT NIEUWS 02|2011
UT NIEUWS 02|2011 35
TEkST: DITTA OP DEN DRIES | FOTO’S: MIkEl BUwAlDA >
De bel van zijn woning in Haarlem doet het
niet. Kloppen svp, staat er op een briefje. Na
een stevige roffel op de voordeur komt Peter
de trap af stormen. Brede glimlach. Haar in de
war. Diep donkere ogen, die kunnen priemen,
lachen en dromen. Hij vindt het fijn dat er be-
zoek uit Twente is. Het is per slot van rekening
de thuisbasis van zijn debuutroman Bonita
Avenue. Kan hij mooi herinneringen ophalen uit
de tijd dat hij journalist bij het UT-Nieuws was.
Want aan die periode, van 1998 tot 2002, heeft
hij heel veel te danken, zegt hij.
‘Ik heb bij UT Nieuws leren produceren op
momenten dat het nodig is. Die basis, daar
profiteer ik regelmatig van. Als het om taal gaat
ben ik een enorme perfectionist. Ik kan heel
erg lang over een zin doen, soms wel uren. Ik
ben wel stylist, geloof ik. Een alinea is voor mij
niéts waard als ie niet kristalhelder, vermakelijk
en scherp is. De opeenstapeling van dergelijke
alinea’s maakt dat een tekst de moeite waard is
om te lezen.
Schrijven is schrappen, wordt soms gezegd.
Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik hou
van lange zinnen. Die horen bij mijn stijl als
schrijver. En je schrijfstijl is een projectie van
jezelf als denker. Ik hou van ritme, cadans in
mijn zinnen. En van barokke taal. Een zin hoeft
helemaal niet uitgebeend te worden. Juist niet.
Het moet een volzin zijn. Niet vol om de vol-
heid, maar om de functie die de zin heeft.’
Hij grijpt naar zijn debuutroman Bonita Avenue,
die op de eettafel ligt. ‘De langste is de eerste
alinea van hoofdstuk 8. Ik schat dat die ene zin
zo’n 150 woorden telt. Daar heb ik wel even
op gezeten. Het is moeilijk om de spanning in
een lange zin vast te houden. Maar als het lukt,
dan heb je ook wat, nietwaar? En bovendien,
de korte zin die je daarachter zet, komt veel
harder binnen.’
Het leven van Peter Buwalda (39) is geen
lineaire lijn. Integendeel, het slingert hem heen
en weer, van het ene uiterste naar het andere.
Vier jaar lang leefde hij in een enorm isolement,
sloot hij zichzelf op om onafgebroken aan zijn
bestseller Bonita Avenue te schrijven. Hij zoog
alleen buitenlucht op als er niets meer te eten
in huis was. De afgelopen maanden is hij amper
meer thuis, leeft hij uit de koffer. Lezingen,
signeersessies in boekhandels van Leeuwarden
tot Maastricht, interviews voor radio, tv en
kranten. ‘Een zuiver tegendeel van het schrijf-
proces. En opnieuw heb ik geen boterham in
huis.’
Hij was arm. Leefde tijdens het schrijven van
zijn boek op het voorschot van 35.000 euro, dat
hij van zijn uitgever kreeg. Nu gaat het beter.
‘Er zijn inmiddels al 100.000 exemplaren van
Bonita Avenue verkocht. De schoorsteen rookt.
Wie weet worden het er wel meer.’
Toen hij voor het eerst voet op de UT-campus
zette, was er een fors dieptepunt, zat hij hele-
maal aan de grond. Hij schetst die periode met
verve. Hoe hij Nederlands studeerde in Utrecht
en een lijntje uitgooide naar een vervolgstudie,
een postdoctorale opleiding journalistiek in
Rotterdam. Er hadden zich 2000 kandidaten ge-
meld, er konden maar 20 worden aangenomen.
‘Ik dacht dat ik toch niet aangenomen zou wor-
den. Wel dus. Er was alleen een probleempje, ik
had mijn scriptie voor Nederlands nog niet af.
Daarmee bracht ik mezelf in een heel lastig par-
ket. Toen ze er bij mijn nieuwe opleiding achter
kwamen dat ik nog niet was afgestudeerd, viel
dat heel erg slecht. Ze vonden het valsheid in
geschrifte. Ik kreeg ruzie met docenten, met
mijn medestudenten, nou ja…met iedereen
eigenlijk. Mijn leven liep op alle fronten fout. Ik
was in die periode één groot lopend conflict. Ik
ben afgestudeerd zonder mijn ouders, zonder
vrienden. Ik vond dat er niks te vieren viel.’ >
Cultuur | Peter Buwalda
‘Hee Buwalda……., je verhaal komt niet in het museum!’
Schrijver Peter Buwalda leerde produceren bij UT Nieuws
Hij kon er de klok op gelijk zetten. Elke woensdagmiddag tussen twee en vijf uur, als de deadline
van het weekblad UT Nieuws naderde, drentelde oud-hoofdredacteur Bert Groenman constant
om zijn bureau, als een politie-agent. ‘He Buwalda, zet je verhaal in de pot. Nu!! Het hoeft niet in
een museum!’, schreeuwde hij dan, in de hoop dat journalist Buwalda eindelijk zijn ei eens legde.
‘Heel begrijpelijk’, zegt de succesvolle schrijver, bijna tien jaar na dato. ‘Perfectionistisch zijn qua
taalgebruik is een voordeel voor een romancier, maar een nadeel voor een journalist.’
Zijn medestudenten gingen na hun opleiding
werken bij de Volkskrant en het NRC. Peter
Buwalda solliciteerde bij UT Nieuws. ‘Enschede,
da’s lekker ver weg van alles, dacht ik. Ik had een
sollicitatiegesprek met Bert Groenman. Wel een
goed gesprek, maar een dag later belde ik toch op,
om mijn sollicitatie weer in te trekken. Ik zag het
niet zitten. Maar Groenman wilde daar niks van
weten. ‘Man, je bent aangenomen!’, zei hij. En ik:
‘oké, dan kom ik.’
Ik was 27 en volkomen berooid en uitgewoond.
Groenman dacht dat hij een topper binnenhaalde.
Maar ik had dan wel een elite-opleiding voltooid,
ik was gewoonweg een wrak. Had een geknakt
zelfvertrouwen, een gigantisch slaapprobleem
en enorm veel schulden. Ik kan me mijn eerste
werkdag nog heel goed herinneren. De hele nacht
ervoor had ik wakker gelegen en kon mijn ogen
amper openhouden. Toen ben ik, onder werktijd,
stiekem onder een boom op de campus een paar
uurtjes gaan slapen.’
‘Het klikte meteen in mijn nieuwe baan. Ik kwam
in een vriendelijke omgeving terecht, met leuke
collega’s. Ik kreeg een (klein) salaris. Ik kon
overal over schrijven, want bij een universiteits-
blad is er een grote bandbreedte aan onderwer-
pen. Gevarieerder dan op een krantenredactie. Ik
schreef wetenschappelijke verhalen, interviewde
popartiesten, volgde de succesvolle verrichtingen
van De Twente 4, de roeiers van de UT die aan
de Olympische Spelen meededen. Mijn zelfver-
trouwen ging in Enschede met sprongen vooruit.
Want ik merkte ineens dat ik het best aardig kón;
schrijven. En zo klauterde ik het dal weer uit.’
‘De UT was ook mijn speeltuin. Het studentenle-
ven bijvoorbeeld? Daar dompelde ik me volledig
in onder. Ik liep alle studentenfeestjes af. Het is
voorgekomen dat ik ’s nachts om twaalf uur naar
de hoofdredacteur belde. ‘Bert…..ik sta nu bij
Audentis en heb redelijk wat modder aan mijn
schoenen. Dat moet ik morgenvroeg eerst schoon-
maken. Dusse….. ik kom wat later.’
De sfeer op de redactie was soms ronduit melig.
We bedachten ieder jaar een 1 april grap. Lieten
we bijvoorbeeld een net spannen in de hal van de
Vrijhof en schreven we in de krant dat Richard
Krajicek een clinic kwam geven, nadat hij bij de
werktuigbouw in een windtunnel strips op zijn
arm had getest voor een snellere service. Vanaf
het balkon zagen we de mensen toestromen. En
samen met een collega heb ik rond Valentijns-
dag handgeschreven liefdesbrieven de deur uit
gedaan. Eentje naar de rector, eentje bij Tonnie
Buitink onder de ruitenwissers. En Dick Meijer
van de U-raad kreeg er ook eentje. Vervolgens
maakten we een belrondje om te vragen of ze aan
Valentijnsdag deden en of ze wellicht liefdespost
hadden gekregen. Het was leuk. Misschien wel
beter dan mijn eigen studententijd. De UT is wel
een beetje mijn universiteit geworden.’
In zijn boek Bonita Avenue komen veel plek-
ken en herinneringen aan de campus voor. De
vuurwerkramp speelt in zijn boek een grote rol.
In werkelijkheid maakte Peter Buwalda, die aan
de rand van het rampgebied woonde, de ramp
ook mee. ‘Nou, niet aan den lijve. Ik was ten tijde
van de ramp op een bruiloft, net als Aaron, uit
mijn boek. Ik heb voor UT Nieuws veel studenten
geïnterviewd die de ramp meemaakten.’
Twentse lezers herkennen in Siem Sigerius, de
hoofdpersoon van Bonita Avenue, oud-rector
magnificus Frans van Vught. Zien ze spoken? ‘Nee
hoor, Van Vught was absoluut een inspirator voor
de figuur Sigerius, ik denk voor een procentje
of twintig. In mijn periode bij de UT heb ik hem
ervaren als een man met charisma. Iemand die
me doet denken aan wat Barack Obama in ’t groot
uitstraalt. Een man met ambitie, met elan, popu-
lair onder zowel studenten als wetenschappers,
bereid zijn nek uit te steken en die daardoor ook
vijanden maakte.
Van Vught en ik konden het goed met elkaar
vinden. We spraken over literatuur, over onze
favoriete schrijvers. Voordat ik aan Bonita Avenue
begon heb ik twee keer met Van Vught afge-
sproken. Eén keer in Den Haag en één keer in
Enschede. Hij heeft me toen input gegeven voor
het karakter Siem Sigerius. Ik heb de positie en
het charisma van Van Vught gebruikt in mijn
boek. Maar de aankleding van de figuur Sigerius is
uiteraard fictie.’
Buwalda bekijkt de UT-campus als een wereld
onder een stolp. ‘Het is een veilige, complete
wereld. Afgesloten, maar tegelijkertijd verbonden
met de hele planeet. In die beschermde omge-
ving kon ik weer opkrabbelen en herstellen. De
campus was mijn kuuroord. Een fantastische
omgeving, ook voor een boek over personages
die op die sfeervolle, groene campus wonen en
leven. En bovenop die stolp zit Sigerius, als een
soort King Kong.’ |
Cultuur | Peter Buwalda
Schrijver Peter Buwalda komt op dinsdag 27 maart naar de UT.
Hij doet dat op uitnodiging van Studium Generale en UT
Nieuws. Buwalda wordt geïnterviewd door oud-collega Peter
Timmerman. In januari werden de filmrechten voor zijn debuut-
roman Bonita Avenue gekocht. Er bestaat momenteel interesse
om van zijn boek een zevendelige televisieserie te maken.
Peter Buwalda naar de UT
36 UT NIEUWS 02|2011
UT NIEUWS 02|2011 37
B-girlTEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO: ARjAN REEF >
‘Je moet lenig en sterk zijn voor breakdance. Zelf moet ik het vooral van mijn lenigheid hebben’,
vertelt Joy Huiberts (19), derdejaars werktuigbouwkunde en vierdejaars breakdancer. Met haar
pet op, sneakers aan en een wijd T-shirt is ze een echte B-girl, zoals vrouwen in de breakdance-
cultuur heten; mannen zijn B-boys. ‘Eigenlijk hoort er ook wijde broek bij, maar dat vind ik niet
lekker zitten.’
Joy is twee jaar lid van de UT-breakdancevereniging Break-Even en was afgelopen jaar zelfs
voorzitter van de ongeveer 25 leden tellende vereniging. Ze danst drie keer per week, doet
soms mee aan battles (wedstrijden) en geeft met Break-Even geregeld workshops en demo’s.
Relaxte muziek erbij – breakbeat ( vooral hiphop en funk ) – en losgaan. Ze bedenkt nieuwe
dansbewegingen en probeert spectaculaire freezes uit, poses waarin je helemaal stilstaat. ‘We
hebben geen trainer dus we leren van elkaar. Of ik kijk op internet een filmpje en dan probeer ik
die moves na te doen.’
‘Waarom ik breakdance zo leuk vind? Omdat het helemaal iets van jezelf is. Bij andere dansen
voer je vaak iets uit dat een choreograaf heeft bedacht. Je moet creatief zijn om nieuwe eigen
dansstukjes te bedenken. Wat ook gaaf is: ik kan me lekker uitsloven.’ |
International
TExT: ROBBIN ENGElS >
Assistant Professor Irna van der Molen is no
stranger to conducting research projects in
conflict areas. Her aspirations: to explore how
scientific knowledge and technological innova-
tion can make a contribution to reduce ten-
sions— no matter how small of a contribution
—to resolve conflict. And in the heated case
of the drought-ridden Middle East, two states
are divided over many issues, including their
scarce water resources. Both sides, Palestine
and Israeli, are trying to reach equable agree-
ments on shared water and maybe science can
help guide the process.
Engineer Saul Arlosoroff, who retired director
and chairperson of the Finance and Economic
Committee of Mekorot, the National Water
Corporation of Israel believes in the need for
further talks: ‘Since the 1993 Oslo agreements,
there have been at least 100 conferences,
workshops or meetings and not once were the
two ambassadors present together.’ The IGS
Conference was a milestone for the UT as both
the Israeli and Palestine ambassadors took part
in productive sessions on diplomacy, despite
the presence of underlying tensions.
Several years ago, Van Der Molen went on a
tour of some of Israel’s water infrastructure,
and was impressed, ‘During my visit to Tel Aviv,
I was taken on a field trip by the chief hydrolo-
gist of Mekorot. The company plays a leading
role — at national and international level — in
water resources management.’ During recent
years of drought, the water levels from the lake
and aquifers have dropped below the red line,
causing a stop to water pumping.’
One of the largest infrastructural projects that
Mekorot constructed in the 1950s-1960s was
the National Water Carrier system that brings
Water as a window of opportunity?
Aquifer moves flow of discussions on water diplomacy in Middle East
what seemed to fly under the radar of national
media attention in October was a meeting of
the Israeli and Palestine ambassadors at a two-
day IGS-Sense conference.
‘The Mountain Aquifer is shared between Israel and Palestine.
It doesn’t require much imagination to realize that (over)
pumping of water from the aquifer on one side can have an
impact on the water available on the other side of the borders
between Israel and the Palestinian Territories. The pumping
station and control center of the National Water Carrier are
located at Lake Tiberius, next to the location which is visited
by tourists for the Bible story referring to the miracle of the
multiplication of five loaves and two fishes that fed thousands
of people. If the amount of water could only be multiplied, as
in the story of the loaves of bread and fishes, then tensions
might be reduced over water issues between both countries.
Yet, miracles don’t happen that easily, and certainly not in
the highly politicized context of the Middle East’ Assistant
Professor, Irna van der Molen chatting in her Ravelijn office on
alternative solutions in the context of shared water.
A symbolic story?
38 UT NIEUWS 02|2011
Irna van der Molen. Photo: Gijs van Ouwerkerk
UT NIEUWS 02|2011 39
water from the Sea of Galilee (Lake Tiberias),
the Mountain aquifer and the Coastal aquifer
to Israel’s arid southern region. Annually, four
hundred million cubic meter of water is pumped
from the catchment basin of the Sea of Galilee
into the National Water Carrier.
Increase the pieWhen Van der Molen gives lectures to her
students at the university, she tells them there
are many ways to look at a situation. If you
have a bowl of oranges, for example, and two
people want them then how do you divide
them? Do you give ¾ to one person and ¼ to
the other? Or does one person perhaps only
want the peel? How can you ‘increase the
pie?’ She tells about her lesson to parallel one
growing problem which is water losses. ‘Water
is seeping away due to leakages because of
lack of maintenance and unaccounted water
losses. To build wells, the Palestinians need to
get permits from the Joint Water Committee,
in which both are represented, but which is
not perceived to operate to the equal benefit
of both.’ In turn, cooperation is necessary as
water has no boundaries; yet this cooperation
proves difficult in reality.
To add to the mix, infrastructural problems in
Palestine territories cause 35% water losses in
Palestinian areas. Israeli has less of a loss at 15
percent, partly due to more advanced technolo-
gies that are in place and self-sufficiency which
allows them to make changes independently. In
terms of organization, the water sector in Pal-
estine is more fragmented. ‘Palestinians have
to get permission from the Israeli Joint Water
Committee in order to change something in the
three western bank areas labeled A, B and C
that were created with the Israeli-Palestinian
Interim Agreement of 1995. ‘While there is
some information sharing on the use and ex-
traction of ground water, not all data is shared
due to the political nature of the distribution
of water,’says Van Der Molen. But the question
begs asking: ‘How can you plan sustainably if
you don’t have updated scientific information?’
Needs-based versus rights- basedWhat is the minimum quantity of water that
people need in order to live and survive? At the
national level, the final negotiations on wa-
ter issues will take a long time to be realized.
‘Water plays a crucial role and there are two
ways to examine the problem: one is a needs-
based approach and the other a rights-based
approach or a combination of the two,’ she
reflects, while her palms are facing upward,
making a weighing-scale motion. Every year,
the World Health Organization (WHO) sets
minimum standards. ’ >
Name: Dr Nabil Abuznaid
Born: 1 January 1954
Place of birth: Hebron, Palestine
Education: Master of Arts in International Relations
Howard University, Washington, DC
PhD International Relations
Warsaw University, Poland
Ambassador Nabil was appointed to the head of the
Palestinian Delegation to the Kingdom of the Netherlands
in September 2009. Prior to his appointment, he served
as Chargé ď Affairs in the PLO Mission to the United States
beginning in 2008. During the Oslo Peace Negotiations, he
was advisor to the late Chairman and President of the PLO,
Yasser Arafat.
The ambassador participated in peace talks in Annapolis
in November 2007 and participated in many internatio-
nal conferences on Palestine. He is author of numerous
articles and books and has been interviewed by CNN, Al
Jazeera and Time magazine. Ambassador Abuznaid’s
dissertation was written on the Palestinian-Israeli conflict
and is entitled, ‘From Confrontation to Negotiations.’
Palestine Ambassador
40 UT NIEUWS 02|2011
International
The rights-based approach is what is fair and
represents a completely different point of view.
As a fictitious example, she offers, ‘What if you
estimate that one side needs a minimum of
100 liter water capita per day while the other
side uses 200-250 liter capita per day. Is this
perceived as fair? Future possible demographic
changes also play a role. What if the population
doubles?’ According to the peace agreement,
there were also targets set and agreed upon
that the Israelis should supply the Palestinians
with a certain amount of water per year and –
while they do comply – it is not sufficient, and
comes at a price. ‘The further development of
independent water infrastructure by the Pales-
tinians is constrained, especially in area B and
C; keeping Palestinians dependent on Israeli
water supply.’
Scenarios, solutions and trust How then can negotiators who hold divided
interest make concrete decisions? Can science
help collective negotiation sessions visualize
future outcomes? According to Van der Molen,
whose calm, almost-swan-like presence soothes
most anyone around her, the long-term per-
spective is shaded with tints of optimism by
building trust, finding scientific solutions and
showing through scenarios how the changing
landscape will be affected by various choices. In
the near future, she’s exploring follow-up activi-
ties with the Technical University of Delft and
the ITC Faculty. She has also invited both am-
bassadors to return to the University of Twente
for guest lectures, offering students a glance at
the problems in the area.
Not to be ignored, she acknowledges the reali-
ties on the ground, ‘The ongoing struggle for
power between Hamas and Fatah makes for
a venerable and delicate two-state relation-
ship. There is the “fear of normalization” by
some Palestinians. Some are not happy about
transboundary cooperation between Israel and
the Palestinian Authorities if this only aims to
solve urgent water-related problems in a par-
ticular area. They argue that one needs to find
agreements at national level otherwise existing
inequalities will never be solved. On the one
hand, water is a “window of opportunity,” yet
on the other hand, if we don’t acknowledge how
politically-charged it is, then one might only
reinforce the current situation.’’ |
40 UT NIEUWS 02|2011
Name: Dr Haim E. Divon
Born: 20 October 1950
Place of birth: Jerusalem, Israel
Education: Legum Baccalureus (Bachelor of Law)
Hebrew University of Jerusalem Law Faculty in 1975
Ambassador Divon joined the Ministry of Foreign Affairs in
1975 and served in the Israeli consulates in Bombay and
Toronto, headed the Israeli Mission in Sri Lanka, and has
served as Ambassador to Ethiopia and to Canada.
Back in 1990-91, as Director of the Ethiopian Affairs Desk,
he coordinated the inter-ministerial team responsible for
the planning and implementation of Operation Solomon,
the airlift of Ethiopian Jews to Israel.
The ambassador is married to his wife Linda and has
three children. As Head of Israel’s National Agency for
International Cooperation (MASHAV), Ambassador Divon
was the initiator and signatory to the Memorandum of
Understanding with the World Bank Institute.
Israeli Ambassador
GUEST CONTRIBUTOR: jENNA DElONG >
‘One of the biggest problems that I would love to
improve in Latvia is the loose collaboration be-
tween universities and industries. This gap creates
also a dichotomy between teachers and students
that isn’t present here in Holland. The teach-
ers here don’t act superior to their students; the
relationships are much closer, making it appealing
for students to work harder. The ambitious nature
of Dutch students is encouraging, and something
I would like to incorporate into my culture back
home.
I believe it is important to know the planet you live
on and to get to know the people you live side by
side with. That being said, all the traveling I have
done has made me realize the depth of personal
relationships is severely suffering. I have found
when I get to know more people, my personal
relationships become loose and not grounded.
Partly due to the fact I never know where I will be
in six months. Unfortunately, I find myself putting
less and less effort into having solid, long-lasting
relationships.
Although my relationships, this far, in The Neth-
erlands have been superficial, I have learned a
lot about the Dutch. Getting to know some of the
students and even the teachers made me realize
how hardworking and pragmatic they are. People
in Latvia are different and adapt well to difficult
situations, but often times they don’t do things for
themselves and act independent, but they expect
it will be done for them.
I don’t think the people of my motherland are to
blame. The history of my small country is rich and
most of us reminiscence the recent Soviet-Union
times when recalling Latvia’s antiquity. I remem-
ber being told a story about how my great grand-
mother was summoned to Siberia to an extermina-
tion camp only because she had more property
than people living around her. There was once a
time when we worked hard for what we wanted,
even though we feared it could all be taken away.
If I could, I would travel to every corner of the
world and pick out the best aspects of each
country. Certainly, the exceptionally hardworking,
down-to-earth environment provided by university
teachers is what I will take away with me from The
Netherlands.’ |
My teacher knows my nameAs a 24-year-old exchange student at
Venturelab Twente, ludmila Miscenko dreams
of improving the educational programs back
in her tiny homeland of latvia. She realizes
how important intimate relationships can be,
and hopes to encourage deeper connections
between teachers and students in her
otherwise lackluster education system.
ExpatLens
UT NIEUWS 02|2011 41
Photo: Gijs van Ouwerkerk
International
TExT: MARlOES VAN AMEROM | PHOTO: ARjAN REEF >
Hotel perks‘Living in a hotel certainly has its advantages’,
laughs Salome Wabuyere, from Kenya, who
was just heading to the hotel’s elevator with
her Tanzanian colleagues and friends Calista
Mkenda and Gregory Mlay.
‘You can always ask things at the reception,
they are very helpful. Like when you have a
problem with your sink. It is usually fixed the
same day, during ITC office hours when the
hotel management knows we are out working,
so as not to disturb us’. Mlay and Mkenda, who
are like Wabuyere studying for an MSc degree
in Geoinformatics, nod. ‘Everything is de-
signed in such a way that we can 100% focus
on our studies during our stay here. You don’t
have to worry about cleaning for example,
thanks to the hotel’s housekeeping, which I
personally think is pretty great’ adds Mlay,
grinning. ‘And I like the level of security: al-
though we are located at the heart of the city
center there are never any problems, because
the reception functions as a watchdog.’
Residential facilities‘Yet, I don’t usually feel like I am living in a
hotel’, observes Mkenda then. ‘More like just
in a student residence. Perhaps because they
let us hold on to our keys.’ She is hardly alone
in her feelings. After speaking with some of
the hotel’s student guests it strikes how many
of them think of their ITC hotel not so much in
terms of a hotel per se, but more as a general
student residence.
No wonder perhaps; the ITC hotel is far more
than your average hotel. To give students the
feeling that they have a “home away from
home”, the hotel was designed with its future
student population in mind, rather than guests
staying for just a few days.
‘On the ground floor there is a laundry room
as well as a common room, while every floor
is also equipped with a communal kitchen, so
the students are not forced to eat out. And
the first floor has a lounge that is turned into
a disco every month, attracting people from
all nationalities and floor’, smiley receptionist
Patrick Hartlief sums up. Meanwhile the hotel
also hosts modest sports facilities through the
provision of a ping pong and a pool table while
students can also play darts.
SocialisingEven better than all the facilities seem for
many the social aspects of staying with your
fellow students in a hotel. ‘All I have to do is
pick up the phone and dial my friends’ room
number and we can arrange to meet. No need
to leave the building even!’ giggles Chinese
student Cui for example, who arrived last Sep-
tember to pursue her MSc degree in Urban
Planning and Management. From his room on
the 9th floor, Nepalese Ragindra Man Rajnhan-
dari heartily agrees. ‘It is easy to make friends
here and great to be able to mingle and inter-
act with so many different cultures. I really
feel I expanded my horizons by staying here.’
Mixed feelingsYet, in spite of the fact that most interviewees
seem to enjoy their stay in the hotel, many
indicate a desire to move out. Nearby UT stu-
dent residence Macandra, where rooms cost
€ 230 a month, proves a particular popular
destination. ‘Paying around € 445 is quite a lot
when you are a student.’ Cui explains.
There is also the issue of extra costs. ‘When
my husband comes over I have to rent a bed’
explained Mkenda. Laughing: ‘but surely
he can sleep in mine!’ Chinese MSc student
You touches upon an other issue: freedom of
choice. ‘UT students can leave their accom-
modation on campus. Now that the ITC is part
of the UT it might be nice if a similar policy
were followed for ITC-ers’. |
‘My friends are just a phone call away’
life at the ITC Hotel
A large part of the UT’s foreign student population - namely the overwhelming majority of MSc
students of the Faculty of Geo-information Science and Earth Observation (ITC)-live in the ITC
hotel. How do the hotel guests experience their stay? what is it like to stay semi-permanently
in a hotel? And does this in the Netherlands unique concept of hosting students in a hotel still
have a future? Marloes van Amerom talks to some of the hotel’s residents.
Originally residing in Delft, the ITC moved to
Enschede in the early Seventies. In 1973 the ITC
hotel opened its doors. The two star hotel currently
has 398 rooms spread out over 12 floors. The hotel
is subsidized by the Dutch government and a room
costs 14.80 a night. All rooms come with fridge,
television and an en suite bathroom. Partially due
to the Dutch governmental residential regulations
around foreign Master students, MSc students are
normally not allowed to leave the hotel to stay
elsewhere, unlike PhD students. Most ITC MSc stu-
dents typically receive a monthly allowance of €900
to cover their accommodation and living costs.
42 UT NIEUWS 02|2011
MSc student in Geoinformatics
Rajbhandari photographed on his
balcony: ‘In Nepal high buildings are not
that common yet; I was used to buildings
with two floors maximum. So, you can
imagine how surprised and happy I was
to get this view from my window.’
UT NIEUWS 02|2011 43
44 UT NIEUWS 02|2011
TEkST EN FOTO: RENE VAN lEEUwEN >
Eén van die vele Nederlanders (er zitten er in de
regio en in San Francisco zo’n 30.000) is oud-UT’er
Hans van Rietschote (57). Vele jaren geleden, in
1984, werd de telecomafdeling van Philips, waar
Hans toen werkte, opgekocht door het Amerikaanse
bedrijf AT&T. Daar begon zijn Amerikaanse avon-
tuur. Tijdens de conferentie Silicon Valley Summit
(zie kadertje), waar Hans een van de sprekers was,
zochten we hem op.
Hans studeerde van 1971 tot 1978 toegepaste wis-
kunde in Twente. ‘De keuze voor Twente was voor
mij destijds snel gemaakt. Delft vond ik te oubollig
en Eindhoven was de kweekvijver van Philips. Daar
voelde ik me niet toe aangetrokken. Niet wetende
dat Philips later toch mijn werkgever zou worden’,
zegt hij lachend.
‘In Twente kwam ik erachter dat het studentenleven
zich vooral concentreerde op de campus, die ook
niet direct in het centrum van Enschede lag. Spor-
ten was belangrijk op de campus. Ik werd voorzitter
van de handboogvereniging. Samen met een goede
vriend schreef ik de statuten, vroeg Koninklijke
goedkeuring én subsidie aan.’ Die ervaring nam Hans
mee in zijn carrière in de telecom en computerindus-
trie, met name waar het ging om het aanvragen van
patenten en octrooien. Inmiddels heeft hij meer dan
dertig softwarepatenten op zijn naam staan.
‘Tijdens mijn studie in Twente liep ik op een vakantie
een Amerikaanse dame tegen het lijf. Zij zou later
mijn vrouw worden. Het plan was om de studie in
Twente af te maken en daarna naar de VS te vertrek-
ken. Maar het liep allemaal wat anders.’ Hans kreeg
na zijn afstuderen een baan aangeboden bij TNO
en nam die aan. Later ging hij bij Philips werken en
begon zijn lat-relatie met Amerika. Jarenlang reisde
Hans zeer regelmatig naar de VS. Dat was leuk, maar
ook vermoeiend. ‘Uiteindelijk duurde het tot 1998
voordat ik de definitieve stap naar de VS zette. Als
‘expat’ ging ik voor Philips een nieuwe divisie opzet-
ten.’
Hans werd later hoofd van de afdeling Technology
Scouting bij het bedrijf Veritas. Hij bleek een goede
neus te hebben om ambitieuze startups te scouten.
Uiteindelijk heeft Hans zich voor Veritas zo’n tien
jaar beziggehouden met het scouten van meer dan
duizend startups. Het piepjonge Symantec kocht het
grote Veritas op een gegeven moment op. Symantec/
Veritas groeide uit tot een bedrijf met tienduizen-
den werknemers en een miljardenomzet. Bij een
reorganisatie twee jaar geleden vond Hans het mooi
geweest. Hij pakte zijn vertrekpremie en richtte
daarmee zijn eigen bedrijf, een eenmanszaak, op.
Daar zet hij nu, parttime, zo’n 150.000 dollar per
jaar mee om. Namens zijn bedrijf, Mercury Swan
Consulting, helpt hij startende ondernemers op weg
en geeft hij advies aan kleine bedrijven.
Het idee van onbeperkte mogelijkheden lokte Hans
van Rietschote destijds naar de VS. Zijn Ameri-
kaanse bedrijf richtte hij op via internet. ‘Je krijgt
wat papierwerk thuis, vult wat lijsten in, handteke-
ning eronder en een paar dagen later heb je je eigen
bedrijf, en ben je ingeschreven en geregistreerd bij
alle instanties. Die soepele werkwijze én het fraaie
klimaat in het zonovergoten Sunnyvale, middenin
Silicon Valley, zorgen ervoor dat een terugkeer naar
Nederland voorlopig niet in mijn hoofd opkomt.’ |
Economie | Ondernemerschap
Broedplaats voor startende ondernemerOud-UT’er Hans van Rietschote boert goed in Silicon Valley
Silicon Valley is het Mekka voor de gemiddelde ‘nerd’. Niet alleen computergiganten zoals
Apple, Facebook en Google hebben hun hoofdkantoor in Silicon Valley, het is ook bij uitstek een
broedplaats voor startende en kleinere ondernemers. Het klimaat, de investeringsmogelijkheden,
de cultuur maar vooral de mensen die zich verzamelen in Silicon Valley maken de regio tot een
lokplaats voor mensen vanuit de hele wereld. Zo ook voor Nederlanders.
44 UT NIEUWS 02|2011
Zo’n 30 jonge Nederlandse ondernemers bezochten onlangs
de conferentie Silicon Valley Summit in San Francisco. Onder
hen vijf deelnemers van Kennispark Twente. Europese en
Amerikaanse ondernemers lieten in lezingen en trainingen
horen hoe zij hun bedrijf gestart zijn, welk businessmodel voor
startups interessant is en hoe jonge ondernemers hun Ameri-
can dream kunnen waarmaken. Een ‘onwijs inspirerende trip’,
schrijft Bert Reijmerink, een van de deelnemers, na afloop op
de website van Kennispark Twente.
Silicon Valley Summit
Hans van Rietschote (links) in gesprek met jonge ondernemers.
UT NIEUWS 02|2011 45
Service
www.autorijschoolstiphout.nl
ut-stiphout 111025.indd 1 25-10-2011 12:25:27
Alle promoties zijn in het gebouw de Waaier.
- F. Alkhaier, faculteit, ITC, 01 december, 12.45 uur.
- ir. D.J. Kroon, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 01 december,
14.45 uur.
- Mrs. Ir. W.A.M. van Lent, faculteit Management en Bestuur, 01 december, 16.45
uur.
- J.M. Jani, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 02 december, 12.45 uur.
- ir. K.C. Rovers, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 02 decem-
ber, 14.45 uur.
- drs. A.H. Zomer, faculteit Management en Bestuur, 02 december, 16.45 uur.
- Mrs. drs. H. Baan, faculteit Gedragswetenschappen, 06 december, 12.45 uur.
- ir. T.J. Muizelaar, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 06
december, 14.45 uur.
- Mrs. L.S. Moreira Teixeira, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 07
december, 12.45 uur.
- Mrs. C. Chen, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 07 december,
14.45 uur.
- L.O. Bonino da Silva Santos, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informa-
tica, 08 december, 12.45 uur.
- drs. J.F. Gosselt, faculteit Gedragswetenschappen, 08 december, 14.45 uur.
- Ir. S.J. Buwalda, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 08 december,
16.45 uur.
- Ir. G.A. ten Brinke, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 09
december, 12.45 uur.
- Ir. R.J.M. Westerhof, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 09 december,
14.45 uur.
- Mrs. E. Vereshchagina, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 09 decem-
ber, 16.45 uur.
- drs. A.J.R. van den Boogaard, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 13
december, 12.45 uur.
- S.S. Keshkamat, faculteit ITC, 13 december, 14.45 uur.
- Mrs. S. Jose, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 13 decem-
ber,16.45 uur.
- K. Loebnitz, faculteit Management en Bestuur, 14 december, 12.45 uur.
- J.A. Disselhorst, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 14 december,
14.45 uur.
- T.M. Stawski, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 15 december,
12.45 uur.
- T. Sangaroon, faculteit Management en Bestuur, 15 december, 14.45 uur.
- A. George, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 15 december, 16.45 uur.
- Mrs. P. Glampedaki, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 16
december, 12.45 uur.
- Mrs. N. Karlitskaya, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 16
december, 14.45 uur.
- ir. D.P.M. van Gils, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 16 december,
16.45 uur.
- A.M.K. Dagamseh, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 21
december, 12.45 uur.
- Mrs. drs. L.E.W. Sleddens,faculteit Management en Bestuur, 21 december,
14.45 uur.
- P. Andricciola, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 21 decem-
ber, 16.45 uur.
Universiteit Twente Promoties December 2011
1) ‘Toga’s doen niet helemaal recht aan het
beeld van de wetenschap. Je loopt het gevaar
dat het beeld ontstaat dat wij de hele dag in
een zwarte jurk rondlopen.’
2) ‘Ik zou graag wetenschappers uit de tent
willen lokken. Zij moeten hun kennis niet
alleen delen met vakgroepgenoten, maar met
iedereen.’
3) ‘Ik kan niet ontkennen dat één van de
scenario’s is dat onderwijskunde in de toekomst
niet meer bestaat.’
4) ‘Mijn mat helpt me echt door het leven
doordat ik hierdoor veel aanzien, aandacht en
zelfvertrouwen krijg.’
5) ‘De missie van de sociale wetenschappen
moet zijn om de maatschappij te begeleiden
tot verstandige beslissingen in technologische
ontwikkelingen.’
6) ‘We hebben vorige week dinsdag onze eerste
begrafenis gehad. Ik dacht maar heel even: goh
er ligt iemand in de kist.’
7) ‘Ik ben een natural beauty.’
8) ‘De regio Twente is het voorbeeld van
Nederland.’
9) ‘Ook verbaast het me dat hoogleraren
zo veel tijd kwijt zijn aan het schrijven van
onderzoeksvoorstellen. Tijd die eigenlijk zou
moeten worden besteed aan het onderzoek
zelf.’
10) ‘Er komt wel een stukje theater om de
hoek kijken tijdens een college.’
11) ‘Het hoger onderwijs lijdt aan anorexia.’
12) ‘Het is hard werken en ik neem graag het
voortouw. Niet voor niets heb ik zo’n harde
kop.’
13) ‘De wetenschap verschraalt.’
14) ‘Op een gegeven moment is boe-roepen
en met je portefeuille zwaaien het enige middel
dat je nog hebt.’
15) ‘We leven niet op een eiland.’
16) ‘Je wilt natuurlijk niet dat mensen alleen
maar om je onderzoek lachen.’
17) ‘Zondag ben ik door een paar van die
grapjassen met kleren en al in het zwembad
gegooid. Dat was mijn ontgroening.’
18) ‘Als de plannen doorgaan, zullen er in 2015
alleen nog maar eenheidsworsten rondlopen.’
19) ‘Ik ken trouwens geen opleiding of
vakgroep op de UT waarin men als absolute
nerd te werk gaat en in afscherming van de
maatschappij publiceert voor slechts een
handjevol experts.’
20) ‘Ik was nogal een vervelend mannetje,
dat het niet goed deed op school. Ik ben na
zes maand opleiding gestopt. Maar ik ben wél
iemand die levenslang wil leren.’
Het hoger onderwijs lijdt aan anorexia en de wetenschap verschraalt. Nee, het was
geen optimistisch jaar als je onderstaande citaten leest. Gelukkig is er een lichtpuntje,
want Twente is het voorbeeld van Nederland. Maar wie nam deze woorden in de mond?
Combineer de twintig citaten uit UT-Nieuws van 2011 met de juiste sprekers.
Pak je pen of overhoor je collega’s. De juiste antwoorden staan vanaf 14 december op
www.utnieuws.nl.
Je neemt me de woorden uit de mond…
Rubrieken
A) Weervrouw Helga van Leur
B) Oud-SP-leider Jan Marijnissen
C) Winnaar onderwijsprijs Koen van Andel
D) Student technische bedrijfskunde Peter Prins,
oprichter van Dragergilde Avecta
E) Premier Mark Rutte
F) Evenementenmanager Tonnie Buitink
G) UT-psycholoog en winnares Ig Nobelprijs
Mirjam Tuk
H) Hoogleraar natuurkunde Hans Hilgenkamp
I) Futuroloog Wim de Ridder
J) Campusdichter Egbert van Hattem
K) Student technische bedrijfskunde Alexander van
Schie
L) Opleidingsdirecteur technische geneeskunde
Heleen Miedema
M) Voorzitter Raad van Toezicht van de UT Kees van
der Graaf
N) Hoogleraar filosofie van mens en techniek Peter-
Paul Verbeek
O) Oud-decaan van Management en Bestuur Paul van
Loon
P) Collegevoorzitter Anne Flierman
Q) Mythbuster en UT-eredoctor Adam Savage
R) Voorzitter van studentenvereniging Taste Wouter
van Zwieten
S) Rector Ed Brinksma
T) Bedrijfskundestudent Fokke van Bokkel
46 UT NIEUWS 02|2011
Naam: Daniël van Schoot (23)
Studie: Electrical Engineering
Standplaats: Hitachinaka, Japan
‘De high tech, de traditionele cultuur, de mooie
films Anime, kortom het Japanse heeft me altijd
al getrokken. Na een studiereis in Zuidoost-Azië
had ik de ambitie om ook voor mijn masterstage
terug te keren naar het verre Oosten. Het ont-
dekken van nieuwe culturen is een grote passie
van me. Bij professoren en docenten peilde ik of
zij connecties hadden in Japan. Via via zit ik nu
dus in Hitachinaka, een stad op honderd kilo-
meter van Tokio met een totaal aantal inwoners
van 250 duizend. Klein voor Japanse begrippen,
maar als je het vergelijkt met Enschede is het
een grote stad. Ik werk bij Hitachi High-Tech, een
internationaal bedrijf gespecialiseerd in high tech
solutions en onderdeel van Hitachi. Over mijn
onderzoek kan ik niet heel erg in detail treden.
Allemaal bedrijfsgeheim. Ik houd me bezig met
een immunoassay, een groot apparaat waarmee
in ziekenhuizen bloed getest wordt. Men kan er
allerlei ziekten mee detecteren, zoals hepatitis B,
HIV en de concentratie van bepaalde hormonen.
Ik werk aan een soort verbetermechanisme waar-
door de elektrochemische sensor langer meegaat.
Ik ben in september begonnen en een week voor
de kerst ben ik klaar. Dan wachten er drie weken
rondreizen op me.
‘Bij Hitachi ben ik de enige buitenlander. Sa-
menwerken met Japanners is een bijzondere
ervaring. Ze maken lange dagen, maar ze zijn niet
altijd productief en efficiënt. Zo wordt er tijdens
lunchpauzes en presentaties veel geslapen.
Vriendelijk en aardig zijn ze allemaal. Ik word
vaak door collega’s uitgenodigd om na het werk
wat te drinken of te eten. Gek genoeg zijn ze dan,
buiten de kantoormuren, heel open. Alles komt
op tafel en wordt besproken. De volgende dag op
het werk zitten ze weer in het strakke keurslijf.
Heel bijzonder. Verder is er voor elke manier wel
een Japanse manier. Engelse woorden krijgen
bijvoorbeeld een Japans tintje mee. En hier op
de werkvloer zijn alle documenten in het Japans.
Gelukkig spreken mijn collega’s goed Engels.
Waar ik van onder de indruk ben? Het heerlijke,
verse eten. Ik ga elke week minimaal een keer
naar de sushi bar en in het weekend zit ik vaak in
Tokio.’ |
Crossing Borders
‘Voor elke manier is er een Japanse manier’
Serieuze wetenschap en mooie verhalen zijn een prima
stel. Die conclusie trekt Jos Engelen, bestuursvoorzitter
van de NWO (Nederlandse Organisatie voor Weten-
schappelijk Onderzoek) in zijn voorwoord van het boek
Experiment NL. Samen met het blad Quest brengt hij in
het recent uitgegeven boek wetenschappelijk onderzoek
in Nederland voor het voetlicht.
De redactie van UT Nieuws is het helemaal met Engelen
eens. Dat wetenschap interessant nieuws op kan leveren,
dat weten we natuurlijk allang. Uit de dagelijkse praktijk.
Het is vervolgens de taak van een journalist de vertaal-
slag naar de lezer uit te voeren, hoe ingewikkeld een
onderzoek ook in elkaar steekt. Daarvoor is de journalist
afhankelijk van de verbale kwaliteiten van de betref-
fende hoogleraar. Kan hij (het belang van) zijn onderzoek
goed duiden? Kennelijk niet altijd, want de vakbond van
journalisten, de NVJ, biedt een cursus aan met de wel-
luidende titel: ‘Professor? Wat zegt u nu?’. Hij prijkt op ons
verlanglijstje. Bij Quest hebben ze de cursus waarschijnlijk
al gevolgd. Een ‘thuiswedstrijd’, want hij wordt gegeven
door één van hun eigen redacteuren: Tonnie Mudde.
Hoe dan ook, het is de makers van Experiment NL gelukt
om de lezer de resultaten van heel veel wetenschappe-
lijke onderzoeken in hapklare brokken voor te schotelen.
Toegankelijk en voor iedereen te consumeren. Tussen alle
interessante verhalen prijken vijf UT-ers; Eric Smaling,
Ferdi van der Heijden, Jan Eijkel, Jeroen Cornelissen en
Tijmen Tiemersma. Wilt u ook lezen hoe een fosfaatcrisis
voorkomen kan worden door een alternatieve poepkar
te ontwikkelen? Hoe een lab-on-a-chip de calcium- en
magnesiumspiegel in het bloed van koeien kan meten? En
hoe een voetkijker amputaties kan voorkomen?
UT Nieuws stelt tien gratis exemplaren van Experiment NL
beschikbaar.
Volg UT Nieuws op twitter en maak een tweet met de
tekst: ik wil graag een boek.
of
Ga naar www.utnieuws.nl en zet onder de recensie je
naam en ‘Ik wil graag een boek’ .
De winnaars krijgen van ons een bericht terug.
Kopen kan natuurlijk ook!
Titel: Experiment NL Wetenschap in Nederland.
Prijs: 19,95 euro,
ISBN: 9 789048 811052.
Recensie
UT NIEUWS 02|2011 47
lees maandelijks > UT Nieuws Magazine
kijk voor het dagelijkse nieuws op > www.utnieuws.nl
Volg ons ook op > twitter
Download in januari onze > UT Nieuws App!
Bijblijven?