UT-Nieuws Magazine december 2011

48
www.utnieuws.nl Onafhankelijk magazine van de Universiteit Twente jaargang 01 - nummer 02 - december 2011 Onderzoek > Knippen en plakken met gezichten Opinie > Lege Bastille moet weer bruisen International > Water as a window of opportunity? Vinod Subramaniam > ‘Parkinson is nog steeds een grote puzzel’

description

Het decembernummer van UT-Nieuws Magazine

Transcript of UT-Nieuws Magazine december 2011

Page 1: UT-Nieuws Magazine december 2011

www.utnieuws.nlOnafhankelijk magazine van de Universiteit Twente

jaargang 01 - nummer 02 - december 2011

Onderzoek >Knippen en plakkenmet gezichten

Opinie >Lege Bastille moet weer bruisen

International >Water as a window of opportunity?

Vinod Subramaniam >

‘Parkinson is nog steeds een grote puzzel’

Page 2: UT-Nieuws Magazine december 2011

conceptrealisatiemedia-inkoopuitgeven

weten wat je kunt, doen waar je goed in bent agenda’s » advertenties »

boeken » brochures » buitenreclame » crossmediale campagnes » dm-acties » huisstijlen » led-boarding » (sponsored)

magazines » (digitale) nieuwsbrieven » online advertising » online applicaties » websites » advertentie acquisitie

wegenerspeciaalmedia.nl

Getfertsingel 41 | 7513 GA Enschede | (053) 484 22 74

Page 3: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 3

Nieuws

Van de redactieIn dit nummerAls u dit stukje leest hebben we op de UT

net de Dies Natalis achter de rug. Koningin

Beatrix, tv-presentator Matthijs van

Nieuwkerk, MythBuster Adam Savage en de

andere eredoctores, honderden alumni; ze

kwamen ons allemaal feliciteren met het

50-jarig bestaan. En de verzamelde pers

was er als de kippen bij om de bezoeken van

deze bijzondere gasten van ‘buiten’ vast te

leggen.

Leuk, zoveel aandacht. Dik verdiend ook.

Maar de rust keert nu weer. Gelukkig zijn

er ook ‘binnen’ de UT bijzondere mensen te

vinden, in groten getale zelfs! UT Nieuws

gaat ze opzoeken. In ons magazine plaatsen

we elke maand een groot, persoonlijk in-

terview met een ‘bewoner’ van de campus.

Deze geïnterviewde siert ook de cover

van het magazine. Vinod Subramaniam is

de eerste in de reeks. Hij vertelt over zijn

belangrijke onderzoek naar de ziekten

Parkinson en Alzheimer, maar ook over zijn

dochter Mira (what’s in a name?) en zijn

liefde voor koken (zie pagina 4/5 & 6/7).

We zijn bij UT Nieuws ook dol op meningen,

in de breedste zin des woords. De afgelopen

weken hebben heel veel mensen hun me-

ning gegeven over ons nieuwe magazine.

Hoewel mensen de vertrouwde wekelijkse

krant missen, was er veel lof en waarde-

ring voor het eerste UT Nieuws Magazine.

‘Mooie uitstraling’, ‘veel te lezen’, ‘prima

verhalen’, tekenden we onder meer op. En

dan die column van Peter Buwalda. ‘Hard

om gelachen’, twitterde een UT’er.

Kritiek was er ook. Dat mag. Een mening is

nu eenmaal niet altijd positief. Vooral van

studenten hebben we gehoord dat ze in het

eerste nummer de wat luchtige verhalen

en rubrieken missen. Denk aan jullie

doelgroep!, luidde hun advies. Bij deze…..

beloofd!

Blijf ons vooral voeden met uw mening.

Reageer op artikelen op de website, stuur

een tweet, mail een ingezonden brief voor

het magazine of verwoord uw expertise

over een onderwerp in een opinieverhaal.

Een levendige gemeenschap, die laat van

zich horen. Oók als er geen jubileum te

vieren valt.

Ditta op den Dries, hoofdredacteur.

Vinod Subramaniam > 4 - 7 Activisme > 8 - 9 Nordic walking > 13 Forensisch onderzoek > 14 - 15 Veni-onderzoekers > 16 - 17 Opinie > 20 - 24 Foton > 24 - 25 Studenten in gala > 28 - 29 Sabine Roeser > 30 - 31 Andre de Brouwer > 32 - 33 Peter Buwalda > 34 - 36 Breakdance > 37 Engelse pagina’s > 38 - 43 Ondernemerschap > 44 Servicepagina > 45 - 47

Reportage | BHV > 10 - 12

Gesprek | Twents onderwijsmodel > 18 - 19

Interview | Robbert Dijkgraaf> 26 - 27

Etiquette | Studenten in gala > 28 -29

Onafhankelijk maandblad voor personeel en studenten van de Universiteit Twente. Jaargang 01. Verschijnt donderdag op de campus; vrijdag/zaterdag buiten de UT. Oplage: 8.000 exemplaren.

Redactie-adres:Gebouw De Vrijhof Kamers 315, 316, 317, 328, 319De Veltmaat 5, 7522 NM Enschede Postadres:Postbus 217, 7500 AE EnschedeTelefoon: (053 – 489) 2029zie verder onder redactieFax: (053 – 489) 3439E-mail redactie: [email protected]: http://www.utnieuws.nlof via de homepage van de UTTwitter: @UTNieuws

Redactie:Ditta op den Dries (hoofdredacteur, (053 - 489) [email protected] Paul de Kuyper (053 – 489) [email protected] Platvoet (053 – 489) [email protected] Pool (053 – 489) [email protected]:Brigitte Boogaard (053 – 489) 2029 [email protected] medewerkers:Marloes van Amerom, Giels Brouwer, Rayke Derksen, Nynke Dirven, Maaike Endedijk, Robbin Engels, Egbert van Hattem, Hans van de Kolk, Simone Kramer, Ruben Libgott, Cahterine Ann Lombard, Anna Migge, Leila Nahidi Azar, Thijs Spruijt, Ingrid Szwajcer. Internetbeheer: WAME – Websites, Applicaties, Advieswww.wame.nl

Automatisering/internet:Ivar Engel, Christina Höfer. Foto’s:Arjan Reef, Gijs van Ouwerkerk. Ingrid Szwajcer. Coverfoto: Rikkert Harink.Redactieraad:Prof. dr. E.R. Seydel (vz), dr. A. Heuvelman, drs. J.W.D. ter Hellen, prof. dr. A. Need, dr. O. Peters, M. Driesprong. Advertenties:Bureau Van Vliet BV, Postbus 20, 2040 AA Zandvoort Tel. 023 – 5714745. Site: www.bureauvanvliet.comE-mail: [email protected] op aanvraag.HOP:UT Nieuws is aangesloten bij het Hoger Onder-wijs Persbureau (HOP). Adreswijzigingen:Abonnees (ook studenten) dienen deze schrif-telijk door te geven aan de redactie UT-Nieuws Postbus 217, 7500 AE Enschede of per e-mail: [email protected]. Stage of buitenlands studieverblijf: studenten die op stage gaan of in het buitenland gaan studeren kunnen het UT-Nieuws magazine op schriftelijk verzoek opgestuurd krijgen.

Wie prijs stelt op deze (gratis) service zendt een adreswijziging naar de redactie o.v.v. faculteit, stagelocatie en periode (zo nauwkeurig mogelijk).Kopij: Nieuws voor het UT-Nieuws magazine en de website naar: [email protected]. Abonnementen: Jaarabonnement: 44 euro. Abonnementen schriftelijk aan te vragen met vermelding van naam, adres, postcode, plaats, telefoonnummer en bank-/girorekening. Abonnementen kunnen maandelijks ingaan. Betaling via factuur. Het jaarabonnement wordt automatisch verlengd, tenzij men minimaal 1 maand voor afloop van de abonnementsperiode schriftelijk opzegt.Concept, vormgeving en realisatie: Wegener SpeciaalMediawww.wegenerspeciaalmedia.nlBezorging Campus: Motorsportgroep UT, Richard van Schouwenburg en Arno Wedzinga, tel. 053-4892029. E-mail: [email protected] Copyright UT-Nieuws:Auteursrecht voorbehouden. Het is verboden zonder toestemming van de hoofdredacteur artikelen schema’s foto’s of illustraties geheel of gedeeltelijk over te nemen en/of openbaar te maken in enigerlei vorm of wijze.

Colofon

Page 4: UT-Nieuws Magazine december 2011

4 UT NIEUWS 02|2011

Page 5: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 01|2011 5

TEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO’S: GIjS VAN OUwERkERk >

Als Vinod Subramaniam (44) enthousiast raakt

beginnen zijn ogen te twinkelen. Ze glimmen

als hij vertelt over zijn onderzoek, over hoe hij

hoopt iets te betekenen voor Parkinson en Alz-

heimer, ziektes waarvan we de precieze oorza-

ken niet kennen. Nog helderder stralen zijn ogen

als hij het heeft over zijn driejarige dochtertje,

Mira.

Hij haalt een grote ingelijste foto van haar van

de wand bij hem thuis in Enschede-Zuid. Mira

kijkt je met grote, nieuwsgierige ogen aan. De

foto gold begin 2009 als inspiratiebron voor de

naamgeving van het instituut voor biomedi-

sche technologie en technische geneeskunde.

Subramaniam: ‘Clemens (van Blitterswijk,

wetenschappelijk directeur MIRA, red.) bekeek

die foto en vroeg: hoe heet zij? Hij zag de ver-

wondering en wilde het instituut Mira noemen.

Het heeft meer betekenissen, zoals “kijk!” in het

Spaans. Ik was er eerst niet voor, maar nu vind

ik het hartstikke leuk.’

Vogels spottenSubramaniam werd geboren in Madras, maar

woonde zijn hele jeugd in de hoofdstad New

Delhi, een metropool van vijftien miljoen inwo-

ners. ‘Hoe dat was, opgroeien in zo’n grote stad?

Het is een heel andere cultuur, maar ik kende

niet anders. Ik heb het er altijd naar mijn zin

gehad.’

Zijn vader werkte voor een van de grootste

accountancybureaus van het land, zijn moe-

der voor het familiebedrijf van haar vader, dat

verschillende buitenlandse hightech bedrijven in

India vertegenwoordigde. Subramaniam noemt

het upper middle class. Een rijke familie vindt

hij een groot woord. Vriendjes op school hadden

ouders die industrie bezaten. Een vriend kwam

van een theeplantage. Van hem krijgt hij nog

steeds echte Indiase darjeeling-thee.

‘Ik was helemaal gefascineerd door de natuur in

mijn schooltijd’, herinnert Subramaniam zich.

‘Dat kwam doordat ik als vrijwilliger werkte in

een dierentuin in New Delhi. Ik moest voorko-

men dat de bezoekers de beesten pestten. Na

school trok ik vaak de bossen in. We hadden een

soort milieugroepje. Soms gingen we naar een

nationaal park buiten de stad, tijgers kijken.’

‘Maar meestal gingen we bird watching, vogels

spotten. Er waren veel bossen in New Delhi,

met honderden vogels. Echt verbazingwekkend.’

Zijn ogen beginnen licht te twinkelen als hij

vertelt over zijn favoriet: de ijsvogel. ‘Die heeft

fantastisch mooie kleuren en kan op één plek stil

hangen als een helikopter. Als hij een vis ziet,

duikt hij als een speer naar beneden.’

Op school moest Subramaniam hard werken.

India kent een prestatiecultuur. ‘Zeker 25 jaar

geleden. Er was een beperkt aantal plekken om

bij universiteiten binnen te komen. Er was druk,

maar voor ons was dat gewoon. Als je techniek

wilde studeren, moest je een examen afleggen.

Slopende ziektes als Alzheimer en Parkinson zijn al 200 jaar bekend, maar tot vandaag is niet

precies duidelijk wat de oorzaken zijn. Dat is wel eens frustrerend, maar het vormt ook een

extra drijfveer, zegt de uit India afkomstige hoogleraar nanobiofysica Vinod Subramaniam.

‘Het is niet alleen een intellectuele uitdaging. Ons onderzoek is belangrijk voor veel mensen.

Iedereen kent wel iemand met Parkinson of Alzheimer.’

‘Parkinson is nog steeds een grote puzzel’

Toen ik dat deed waren er 150 duizend ande-

ren, voor 1500 plekken.’

Subramaniam slaagde, maar al na een paar

weken studeren aan het Indian Institute of

Technology bemachtigde hij een beurs en

visum voor de VS. Hij vertrok naar Cornell

University in de staat New York. ‘Weinig men-

sen kregen de kans om techniek te studeren

aan een topuniversiteit in de VS. Ik heb er

niet eens over nagedacht. Ik was achttien en

het was een groot avontuur.’

Hij bleef uiteindelijk bijna elf jaar in de VS,

voor een studie en promotie (in Michigan),

waarna hij een baan kreeg bij het prestigieuze

Max Planck Institute for Biophysical Chemis-

try in Duitsland. Hij werkte vervolgens in En-

geland bij een farmaceutisch bedrijf tot hij in

2004 de kans kreeg UT-hoogleraar te worden.

keuken als labEen paar jaar geleden besloten Subramaniam

en zijn Indiase vrouw Sowmya – hij leerde

haar in de VS kennen – voor langere tijd in

Enschede te blijven. Niet definitief, dat wil hij

niet zeggen. ‘Ik voel me geworteld, maar we-

tenschap is een mobiele professie. We wonen

hier goed, de UT is voor mij een excellente

plek, ik heb een fantastische groep. Maar, ik

sluit niet uit dat als er een offer you can’t

refuse langskomt dat ik dat serieus overweeg.

Maar voorlopig blijf ik hier.’

Veel moeite om te aarden in Nederland had

hij niet. De taal leren ging vlot en echt wen-

nen aan de cultuur hoefde hij niet. ‘Ik ben

gemakkelijk in dat soort dingen. Je hoort vaak

over de Nederlandse directheid. Dat kennen

ze niet in Angelsaksiche landen en al hele-

maal niet in de Indiase cultuur. Maar door

de wetenschap ben ik gewend kritiek te

krijgen.’ Subramaniam noemt zichzelf een

wereldburger. >

Interview

Vinod Subramaniam onderzoekt het samenklonteren van eiwitten

Page 6: UT-Nieuws Magazine december 2011

Inmiddels woont hij langer buiten India dan

dat hij er gewoond heeft. Indiase feestdagen en

tradities viert hij thuis niet meer. ‘We zijn al zo

lang weg. Als de Indiase studentenvereniging

Diwali, het lichtjesfeest, organiseert, dan gaan

wij daar met veel plezier heen, maar thuis doen

we er niets aan.’

‘Natuurlijk zijn er dingen die ik mis. De flora en

fauna, maar ook de drukte, de hoeveelheid men-

sen. Al is het ook wel prettig dat we de verkeers-

drukte van New Delhi hier niet hebben. En ik

mis de keuken, de Indiase markten met spece-

rijen. Ik hou erg van koken. Ik kook thuis vaak

Indiaas, curry’s en soortgelijke gerechten. Dat

is een hobby, ontspanning. Een ruime keuken

was een voorwaarde toen we een huis zochten.

Het is nostalgie, maar eigenlijk is het meer dan

dat. Koken is experimenteren. De keuken is mijn

eigen lab.’

Parkinson en AlzheimerIn dat andere lab, in de Zuidhorst, doet Subra-

maniam met zijn vakgroep onderzoek naar het

samenklonteren van eiwitten in de hersenen.

‘De nadruk ligt op het eiwit alfa-synucleïne.

Een eiwit dat iedereen in grote hoeveelheden

heeft. Het lijkt een belangrijke rol te spelen bij

het ontstaan van Parkinson. Als je de hersenen

bekijkt van overleden patiënten zie je vaak

samenklonteringen van deze eiwitten. Er is dus

een relatie, maar we weten niet hoe het zit. We

weten niet eens wat de functie van het eiwit is in

ons lichaam.’

Tot vijftien jaar geleden was de traditionele kijk

op eiwitten dat hun vorm bepalend is voor de

functie. Subramaniam vergelijkt het met een

paperclip. ‘Die heeft een bepaalde vorm zodat je

een stapel velletjes kun clippen. Maar als je die

paperclip uit elkaar trekt, kun je er niets meer

mee. Dat is ook zo bij een eiwit. Het moet een

bepaalde vorm hebben om functioneel te zijn.

Vijftien jaar geleden zijn eiwitten gevonden die

geen vorm leken te hebben. Dat is een raadsel.

Want wat doet zo’n eiwit dan? En waarom heb-

ben die eiwitten geen vorm?’

In de tijd dat hij in Duitsland werkte, raakte

Subramaniam steeds meer geïnteresseerd in

deze zogenaamde intrinsically disordered

proteins. ‘Ik wilde weten waarom er bij deze

eiwitten zoveel wanorde was. In het begin was

het vooral een fundamentele interesse, maar

algauw merkte ik dat het me boeide dat ik bezig

was met iets dat zowel fundamentele betekenis

had als medische relevantie. Dat is heel sterk

gegroeid in de jaren erna.’

De verbondenheid van het onderzoek met zoge-

heten neurodegeneratieve ziekten als Alzheimer

en Parkinson vormt een extra drijfveer voor

Subramaniam. ‘Het is zeker niet alleen een intel-

lectuele uitdaging. Het onderzoek is zo ontzet-

tend belangrijk voor veel mensen.’ Hij merkt

dat als hij met ouderen praat tijdens lezingen of

als er bezoekers zijn op het lab. ‘Er is altijd een

klik. Iedereen kent wel iemand met Parkinson of

Alzheimer.’

Grote puzzelHoewel beide ziektes al zo’n 200 jaar bekend

zijn, kennen wetenschappers nog steeds de

oorzaak niet. Wat overigens niet betekent dat

we niet veel vooruitgang hebben geboekt, zegt

Subramaniam. ‘We weten veel, maar veel ook

nog niet.’ Soms is dat frustrerend, al moet je dat

relativeren, vindt hij. ‘Als wetenschapper heb je

bepaalde frustraties, maar stel je eens voor hoe

het voor patiënten is.’

Subramaniam en zijn vakgroep zoeken de trig-

ger, datgene wat de eiwitklontering in gang zet.

Dat kan een stofje zijn, een mutatie in een gen

of een blootstelling aan iets. ‘Pas als je ontdekt

wat de boosdoener is, kun je gaan denken aan

gericht ingrijpen.’ Wanneer het zover is, durft

hij niet te zeggen. ‘Ik maak nooit voorspellingen,

want die kun je niet waarmaken. Het is een grote

puzzel. Om echt elk moleculair detail te begrij-

pen, moet er veel gebeuren.’

In reageerbuisjes probeert Subramaniam een

deel van de processen zo goed mogelijk na te

bootsen. ‘Wat wij doen is moleculaire biofysica.

We werken met eiwitten of mengsels van eiwit-

ten. Dat is een zuiver experiment. Vanuit een

fysisch perspectief is het de simpelste manier

om dit te doen. Vanuit biologisch perspectief zou

je kunnen vragen: is het een zinvolle manier?

In een hersencel gebeurt van alles en nog wat.

Hoe boots je die complexiteit van de cel na? Dat

is moeilijk in een reageerbuisje, maar dit is een

manier om het proces een beetje te begrijpen.’

Lang is gedacht dat langgerekte eiwitdraden, die

gevormd worden na het klonteren, de boosdoe-

ner zijn. Nu denkt het onderzoeksveld juist dat

dit een verdedigingsmiddel is en dat het kwaad

geschiedt bij de kleine klontjes, de eerste tien à

twintig eiwitten die aan elkaar plakken. Subra-

maniam: ‘Maar eigenlijk weten we ook dat niet

zeker. Het blijft een zoektocht.’

Ethische vraagSubramaniam zou heel graag iets ontwikkelen

dat kan bijdragen aan het vroegtijdig opsporen

van Alzheimer en Parkinson. ‘De huidige diag-

nose vindt plaats als de symptomen verschijnen.

Maar als die symptomen er zijn, zit de ziekte in

een te ver stadium. We zoeken, wat in vakter-

men een biomarker heet, iets dat we kunnen

meten in bloed, speeksel of het vocht in het

ruggenmerg, dat een aanwijzing geeft dat je een

verhoogd risico hebt op een bepaalde ziekte.’

Maar, realiseert hij zich, dan komt ook een

ethische vraag om de hoek kijken. ‘Stel: er is

geen therapie. Wat is dan het nut om te diagnos-

ticeren? Dat is een lastige vraag. Maar moet dat

onze zoektocht belemmeren? Ik denk het niet.

Of je het wilt weten, is een persoonlijke keuze.

Het helpt misschien niet bij het behandelproces,

maar het helpt wel bij het kiezen hoe je je leven

inricht.’

Of hij zelf zou willen weten of hij aanleg heeft

voor deze ziektes, daar heeft hij eigenlijk nooit

echt over nagedacht. Er zijn tegenwoordig legio

bedrijven die je hele genoom (alle erfelijke

factoren) in kaart brengen als je een paar cellen

opstuurt. Hij heeft wel eens getwijfeld of hij

dat zou doen. ‘Alleen omdat het kan, omdat de

technologie het mogelijk maakt.’

‘Er zijn zoveel ziektes. Of je die krijgt hangt af

van zoveel factoren. Nee, ik ben daar niet bang

voor. Ik weet dat ik een verhoogd risico heb op

diabetes, dat komt voor in de familie. Ik be-

weeg niet genoeg. Dat is heel menselijk. Ik leef

gewoon mijn leven. Life is short. Play hard, work

hard. Je moet lol hebben in wat je doet. En dat

heb ik’, onderstreept hij met een glimlach.

6 UT NIEUWS 02|2011

Interview

Page 7: UT-Nieuws Magazine december 2011

VerwonderingEén à twee keer per jaar bezoekt hij India, half

november nog voor een conferentie. Hij is vaak

onderweg, maar ook als hij in Enschede is werkt

hij veel. Ontspannen doet hij door te koken en

te lezen. Hij slaat z’n iPad open en bladert door

zijn digitale bibliotheek. De biografie van Steve

Jobs, maar ook Stieg Larsson en het laatste

boek van de Indiase schrijver Aravind Adiga.

‘Ik lees van alles, ook Indiase kranten. Heerlijk.

Ik ben nieuwsgierig naar alles. Niet alleen in de

wetenschap, ik wil weten wat er gaande is in de

wereld.’

Die zelfde verwondering hoopt hij over te

brengen op Mira. Het opgroeien van zijn dochter

vindt hij het mooiste ding dat er is, vertelt hij

vol trots. ‘Echt fantastisch, zo mooi! We zijn veel

buiten, gaan het bos in. Laatst was ik de tuin aan

het opschonen. Dan wil zij natuurlijk helpen. We

gaan ook vaak naar de UT om brood aan de gan-

zen te voeren bij de vijver bij de Drienerburght.’

‘Ik wil graag dat ze nieuwsgierig is, en dat is ze

ook’, besluit hij met stralende ogen. ‘Ik wil haar

een lust for life geven. Wat ze later gaat doen, is

aan haar. Ik wil haar niet een bepaalde richting

op dwingen. Ik heb het geluk gehad veel van de

wereld te zien en ik vond het prachtig. Ik wil

dat zij ook de kans krijgt veel te zien, veel te

leren, met veel culturen om te gaan. Dat vind

ik belangrijk. Want voor mij is dat mijn grootste

leerervaring geweest.’ |

1967 geboren in Madras (India)

1975-1985 St. Columba’s School in New Delhi

1985-1989 bachelor elektrotechniek aan Cornell University in

Ithaca (New York, VS)

1989-1996 master elektrotechniek en master en PhD toegepaste

natuurkunde aan University of Michigan (VS)

1996-2002 onderzoeker en later groepsleider aan het

Max Planck Institute for Biophysical Chemistry in

Göttingen (Duitsland)

2002-2004 senior onderzoeker bij farmaciebedrijf

AstraZeneca R&D in Charnwood

(Verenigd Koninkrijk)

2004-heden hoogleraar biofysische technieken aan de UT,

vanaf 2010: nanobiofysica

2011-heden Senior fellow en gasthoogleraar aan het

Zukunftskolleg van de University of Konstanz

(Duitsland)

01-12-2011 Bijzonder hoogleraar Nanoscale Imaging aan het

Universitair Medisch Centrum St. Radboud in

Nijmegen

Vinod Subramaniam

UT NIEUWS 02|2011 7

Page 8: UT-Nieuws Magazine december 2011

8 UT NIEUWS 02|2011

Activisme

Voor Naam: Wessel

Reijers (22)

Studie: Euro-

pean Studies

Actief: Een

jaar bestuur bij

AEGEE-Enschede en anderhalf jaar part-

time AIESEC-bestuur. Nu lid van de Agora-

commissie van AEGEE die de halfjaarlijkse

Algemene Ledenvergadering organiseert

en lid van de Route’14-werkgroep van de

Student Union. Actief als ondernemer in het

aanbieden van rondleidingen en arrange-

menten in de wijk Roombeek.

‘Geld is geen drijfveer voor activisme’

‘Ik ben een groot voorstander van studenten-

activisme, begrijp me goed. Ik denk dat ik ook

zo bekend sta bij andere actieve studenten. Het

doen van nevenactiviteiten en bestuurswerk

is een goede kans om jezelf te ontwikkelen en

nieuwe competenties aan te boren. Daarnaast is

het een dikke plus op je cv en heeft het dus ook

na je studie zeker een meerwaarde.

Het korten op afstudeermaanden is naar mijn

mening niet cruciaal voor het voortbestaan van

activisme. Geld speelt geen rol en is geen drijf-

veer om actief te worden. Het gaat om de erken-

ning van het activisme. Een aantekening op het

diploma bijvoorbeeld, zoals nu gebeurt dankzij

de inzet van de Student Union of het opnemen

van bestuursfuncties in het curriculum zodat je

er studiepunten voor krijgt in plaats van geld.

Op deze manier zou het bestuurswerk een minor

kunnen zijn tijdens de bachelor. Ik vind dat deze

opties zeker bestudeerd moeten worden.

‘Ik denk dat verenigingen wel verwend zijn met

de financiële tegemoetkoming. We krijgen best

veel afstudeermaanden en soms zijn de maan-

den weggegooid geld. Het komt wel eens voor

dat iemand compensatie krijgt, terwijl er geen

sprake is van studievertraging. Het inzetten van

afstudeersteun kan dus beter. Je kunt daarbij

een onderscheid maken tussen bestuur- en com-

missiewerk, waarbij je bestuurders blijft tege-

moetkomen en commissieleden niet.

‘Ik vraag me verder ernstig af of het studenten-

activisme het nieuwe onderwijsmodel overleeft.

In dit modulaire systeem worden curricula

aangeboden in even grote modules van een

kwartiel, tien weken lang, wat staat voor vijftien

studiepunten. Haal je een module niet, dan mag

je niet door naar de volgende ronde. Er zijn tal

van redenen te noemen waarom een student zijn

vakken niet haalt. Het doen van activisme is er

één van. Logisch dat studenten voor de studie

kiezen en niet voor een voltijds bestuursfunctie.

En al helemaal met het oog op de langstudeer-

maatregel. Ik ben benieuwd hoe de universiteit

hierop inspeelt. Een jaar lang collegegeldvrij

besturen zou een oplossing kunnen zijn.’

Tegen

Naam: Wouter van

Zwieten (22)

Studie: Technische

Geneeskunde

Actief: Momenteel

voorzitter stu-

dentenvereniging Taste. Gedaan: introduc-

tiecommissie, organisatie ouderdag, eerste-

Voor | TegenZet je nou overal een punt achter? Zo luidt een van de protestleuzen op de ‘klaagmuur’ voor

het raam van de werkkamer van rector Ed Brinksma, gebouw de Spiegel. De voorgestelde

veranderingen en bezuinigingen van het college van bestuur schieten bij veel studenten in het

verkeerde keelgat. Naast een nieuw, modulair onderwijssysteem tornt het college nu ook aan het

profileringsfonds. Hieruit worden de afstudeermaanden betaald voor actieve studenten. Maar

er wordt bezuinigd. En flink ook. Betekent dit het einde van het studentenactivisme? Of valt het

allemaal mee? Twee studenten aan het woord over de voorgenomen bezuinigingsplannen van het

college van bestuur met betrekking tot de afstudeermaanden.

jaarscommissie, voorzitter

structuurcommissie, lid commissie van

beheer bij Taste.

‘Voor een leuke studentenstad is activisme onmisbaar’

‘Het is vreemd dat de UT wil korten op de

afstudeermaanden. De instelling staat be-

kend als een ondernemende universiteit. Die

ondernemersgeest wordt aangewakkerd door

de zaken die studenten naast de studie doen.

Bij commissiewerk sta je bijvoorbeeld voor de

uitdaging om sponsorgeld binnen te halen. Je

gaat bedrijven langs, je voert gesprekken met

ondernemers, je komt in aanraking met een

andere wereld dan het studentenleven. Dat

prikkelt.

De afstudeermaanden zie ik als een compen-

satie voor de tijd die je niet aan je studie kunt

besteden vanwege je activisme. Daar is een

pot met geld voor en het college van bestuur

vindt dat daar wel iets vanaf kan. Goed,

bezuinigen moet er overal, dus dat begrijp ik

nog wel, maar de manier van aanpak is onbe-

grijpelijk. Het college roept dat we het met

zes ton minder moeten doen. Waarop is dat

gebaseerd? Het genoemde bedrag komt uit het

niets tevoorschijn. Vind je het gek dat ieder-

een op zijn achterste poten staat? Niemand

weet hoe de bezuinigingsmaatregel tot stand is

gekomen. Gelukkig wordt daar nu wel onder-

zoek naar gedaan. Te laat eigenlijk.

‘Enschede wil een aantrekkelijke studenten-

stad zijn. Activisme is dan onmisbaar. Er is

meer nodig dan alleen de mogelijkheid om

biertjes te drinken en te stappen. De extra ac-

tiviteiten die studeren zo leuk maken, komen

uit de creatieve koker van de studenten. Zij

zijn innovatief en verzinnen nieuwe dingen.

Daar moeten ze tijd voor vrijmaken. Denk aan

een openluchtbioscoop, een lezing of een Ken-

nisparklunch. Als je dat voor de eerste keer

opzet, ben je heel wat tijd kwijt. Daar moet

een vergoeding tegenover staan. Ook in de

toekomst.

‘Wij als vereniging spelen al wel vast in op het

nieuwe modulair onderwijsmodel dat eraan

zit te komen. Het dagelijks- en het sociëteits-

bestuur worden omgevormd tot één bestuur.

Je hebt dan minder mensen nodig. Door een

efficiëntere bezetting proberen we zo min

mogelijk studievertraging op te lopen. De om-

buiging komt op het juiste moment. Je moet

je wel aanpassen, wil je als vereniging blijven

bestaan.’ |

Page 9: UT-Nieuws Magazine december 2011

TEkST: SANDRA POOl | FOTO’S: ARjAN REEF >

‘Ik vind het leuk om nuttig bezig te zijn en zon-

der mij gaat het vast mis, denk ik regelmatig.

Het resultaat is dat ik zelf veel werk verzet. Bij

het verenigingsblad Impuls van mijn studie-

vereniging Communiqué werken we met een

deadline. Een echt piekmoment. Dan ben ik

superdruk met de eindredactie. Eigenlijk is het

best wel veel en zwaar’, zucht ze.

Bij de atletiekvereniging Kronos zit ze in de

NSK Baancommissie. ‘We zijn we met vier man.

Als ik wegval, moeten zij meer doen. Dan kan ik

net zo goed bijspringen, niet waar?’ Haar voor-

zittersrol bij cabaretvereniging Contramime

vindt ze het leukste. ‘De sfeer tussen de ver-

schillende cultuurverenigingen is leuk. Je voelt

je erg betrokken bij alles wat er in de Vrijhof

gebeurt. Of ik een leider ben? Dat ligt aan de

omgeving. Ben ik op mijn gemak, dan ontpop ik

me als iemand die de kar trekt.’

Fleuren was voor ze naar de UT ging actief bij

de schoolkrant, ze gaf atletiektraining en hielp

bij het opzetten van een musical. ‘Ik had in die

tijd ook muziekles, ik speelde keyboard, en

wilde graag meedoen aan een talentenjacht. Ik

begeleidde mezelf op de piano en schreef mijn

eigen lied.’ Later trad ze ermee op tijdens Ko-

ninginnedag. ‘ Ik had een showtje van meerdere

zelfgeschreven nummers in elkaar gezet en

kreeg erg leuke reacties. ‘ Ze ontdekte dat haar

hart bij de theaterwereld ligt. Ze wil het

podium op. Of iets doen bij de televisie. Het

NOS Journaal presenteren lijkt haar bijvoor-

beeld wel wat. ‘Dan kan iedereen horen hoe

goed ik kan presenteren en voorlezen.’ Want

daar draait het eigenlijk om, erkent ze. ‘Aan

anderen laten zien wat ik allemaal kan.’ |

winnaar P-activismeprijs Rosalie Fleuren:

‘Ik wil aan anderen laten zien wat ik kan’Ze zegt bijna overal ja op. En als ze dat niet doet? ‘Dan gaat het vast mis’, denkt Rosalie Fleuren

(18). De winnares van de P-activismeprijs is actief binnen sport- en cultuurverenigingen van de

UT en binnen haar eigen opleiding communicatiewetenschap. Ze sport, schrijft, redigeert, zingt en

componeert. Een week lang hield ze een dagboek bij hoe ze haar actieve leven combineert met

het studiewerk.

Maandag:

’s Ochtends wat kleine taken voor de NSK Baan commissie

afgevinkt. In de pauze vergadering van de Impuls, waarna

bleek dat ik nog wat moest veranderen aan een opdracht.

Toen ben ik daarmee bezig geweest en ’s avonds naar het

optreden van Cameretten.

 

Dinsdag:

De hele dag college, ’s avonds een snelle vergadering voor de

NSK Baancommissie van Kronos en daarna meteen door naar

een bestuursvergadering voor Contramime.

 

Woensdag:

‘s Ochtends heb ik college en in de pauze een vergadering

over de toekomst van cultuur op de UT met de Werkgroep

Toekomst Cultuur. Daarna taart maken voor mijn verjaardag

en ’s avonds serveren tijdens het eten en de repetitie met

Contramime.

Donderdag:

Even uitrusten. We hebben voorlichting over de minorkeuze

en een college. Na het sporten de hele avond op de bank

televisie kijken.

Vrijdag:

Om tien uur begint een cursus Boeiende Artikelen Schrijven

in verband met de Impuls. Om drie uur hebben we een

heleboel geleerd. In de trein naar Brabant lees ik alvast wat

in voor de opdracht van volgende week dinsdag.

Zaterdag en zondag:

Vanwege mijn verjaardag heb ik geen tijd voor iets anders. In

de trein terug naar Enschede nog wat lezen voor de opdracht.

Maandag:

De taken die ik in het weekend verzuimd heb, stapelen zich

op. Op naar een nieuwe week.

Agenda | Rosalie Fleuren

UT NIEUWS 02|2011 9

Page 10: UT-Nieuws Magazine december 2011

10 UT NIEUWS 02|2011 KODAK EPP 5005

Reportage

01 > 02 > 03 > 04 >

Page 11: UT-Nieuws Magazine december 2011

KODAK EPP 5005 UT NIEUWS 02|2011 11

TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO’S: ARjAN REEF >

‘Ik hoor hoesten’, zegt één van de BHV’ers. Het

is daardoor niet moeilijk om het slachtoffer

te vinden. Iemand van het team zit al bij haar,

ondersteunt haar in de rug. Plat liggen mag nu

niet. De BHV’er zag haar al liggen op weg naar

de BHV-kamer en besloot direct eerste hulp

te verlenen. De vrouw, een onderzoekster van

het lab, is kortademig en hoest veel. Moeizaam

weet ze te vertellen dat er chloorgas is vrij-

gekomen. Het BHV-team besluit het lab af te

sluiten. De afzuigers gaan aan. Al snel neemt de

locatiecoördinator het besluit om de Meander

te ontruimen. De zogenaamde slow-woop - het

ontruimingssignaal – klinkt uit de speakers.

Gek genoeg is niemand in paniek. En al zeker

niet de bewoners van de Horst. Blijkbaar zijn ze

gewend aan dit soort calamiteiten. Medewerkers

in de nabije omgeving pakken gedwee hun jas

en lopen rustig via de nooduitgang naar buiten.

‘Is het een oefening?’, probeert iemand bij het

BHV-team te ontfutselen. Daar wordt niet op ge-

reageerd. Naar buiten. En wel zo snel mogelijk.

De locatiecoördinator bevindt zich met crashkar

in een gang verderop. Via zijn portofoon geeft

hij opdrachten aan het BHV-team. Een tweetal

met beademingsapparatuur mag het afgezette

gebied betreden, de rest moet de overige verdie-

pingen ontruimen. Het slachtoffer is inmiddels

in een kamer naast de receptie neergelegd, waar

ze nog steeds wordt bijgestaan door dezelfde

BHV’er. ‘Heeft u nog pijn? Ook als u ademhaalt?’

Hij sust en kalmeert, vraagt of er familie gebeld

kan worden en laat weten dat een ambulance

onderweg is. ‘Ik hoor de sirene al.’

De receptie dient tevens als crisiscentrum,

omdat zich hier ook de technische apparatuur

bevindt om eventueel liften of deuren af te

sluiten. Twee leden van het BHV-team houden

via de portofoon contact met de locatiecoördi-

nator. Als de ambulance arriveert, zullen zij de

hulpverleners de juiste weg wijzen. De recep-

tioniste blijft koelbloedig onder de hectische

taferelen die zich rondom haar afspelen. Dat

blijkt wel uit de website die ze ondertussen

scant: de laatste nieuwtjes van dagblad De

Telegraaf.

De gang waar de locatiecoördinator zich op-

houdt is inmiddels ook afgezet. Studenten en

medewerkers kijken vertwijfeld: zouden ze wel

of niet even snel onder dat lint door mogen?

Een Horst-bewoonster komt klagen: er komen

straks heel veel studenten bij haar langs, dus

dat afzetlint is niet handig. Kan het niet weg?

‘Als het écht was, zou ik dit respecteren hoor’,

voegt ze er aan toe. De locatiecoördinator gaat

akkoord, het afzetlint gaat een stukje terug. >

Het is 09.06 uur op dinsdagmorgen als de piepers van het BHV-team in de Horst afgaan.

Binnen luttele seconden komen vanuit allerlei hoeken de leden aangesneld naar de BHV-

kamer op de begane grond. Het dagelijkse tenue wordt verwisseld voor een oranje overall.

Helmen en beademingsapparatuur gaan op, de crashkar moet naar de gang. Op naar de

Meander. Daar is chloorgas vrijgekomen in een laboratorium. En iemand heeft het ingeademd.

‘Heeft u nog pijn?’De BHV in actie

05 > 06 > 07 > 08 >

Page 12: UT-Nieuws Magazine december 2011

Reportage

Eén BHV’er komt melden dat medewerkers die

hun werkplek moesten verlaten, niet bij het verza-

melpunt - de koelvijver – blijven. ‘Het is te koud.

Ze gaan koffie halen in de kantine, of lopen door

naar de Waaier’, meldt hij. Ondertussen houdt de

locatiecoördinator contact met de BHV-ploegen

die alle verdiepingen van de Meander ontruimen.

Wie klaar is, kan zich weer bij hem melden. Via

de portofoon komt ook het bericht binnen dat de

ambulance en de brandweer is gearriveerd. Tijd

voor de overdracht.

Als de BHV-ploegen zich weer melden, krijgen ze

de opdracht om ‘in te ruimen’, wat betekent dat

alle deuren moeten worden afgesloten ter preven-

tie van diefstal. En weer gaan ze op pad. Nu met

sleutels, en met zweet op het voorhoofd.

Om 10.01 uur is het einde oefening. Alle BHV’ers

komen terug naar de BHV-kamer. De pakken gaan

weer uit, de beademingsapparatuur af, de helmen

en schoenen terug in de kast. Het is tijd voor de ge-

bruikelijke evaluatie na een ontruimingsoefening.

Maar eerst koffie. Daar snakken ze nu wel naar.

De evaluatie‘Jongens, het ging geweldig. Ik heb met veel

enthousiasme gekeken’, zegt Henk Bleijerveld,

coördinator van de BHV op de UT. Bleijer-

veld heeft al die tijd vanaf gepaste afstand de

ontruimingsoefening gevolgd. Nu evalueert hij

samen met het Horstteam de oefening. Ook

Richard Sanders, die vanuit Human Resources

de oefening bijwoonde, is tevreden. ‘Het verliep

vlekkeloos’.

Natuurlijk zijn er een paar aandachtspunten,

zo blijkt uit het rondje dat vervolgens wordt

gemaakt onder alle aanwezigen. De uitgangen

naar buiten bleken onvoldoende bezet, de slow-

woop (het alarm, red.) liep te lang door en de

melding die de BHV’ers om 09.06 uur kregen,

was niet voor iedereen goed hoorbaar. Tyrone

Klaver, hoofd van het BHV-team in de Horst,

maakt aantekeningen. Dat daar aan gewerkt

gaat worden, staat vast. |

Elk gebouw op de UT heeft haar eigen BHV-team, die

daarvoor speciaal is opgeleid. In totaal rukken deze teams

zo’n zestig keer per jaar uit. Vaak gaat het dan om kleine

ongevallen. Iemand die van de trap is gevallen of een en-

kel heeft verzwikt. Soms is de situatie ernstiger. Zo werd

onlangs nog een 29-jarige medewerker gereanimeerd,

nadat hij in de Horst een hartstilstand kreeg. ‘Ik heb wel

eens meegemaakt dat iemand zijn vingers had afgezaagd’,

vertelt Tyrone Klaver, hoofd van het BHV-team in de Horst.

‘Maar dat zijn gelukkig zeldzame gevallen.’

Het Horstteam behoort te bestaan uit 25 BHV’ers, nu zijn

dat er 16. ‘We hebben dus 9 vacatures’, zegt Klaver. ‘Dat

komt onder andere door verhuizingen, maar ook is een

aantal mensen gestopt wegens de bezuinigingen.’ Tot

twee jaar terug ontvingen BHV’ers maandelijks een basis-

gratificatie van 100 euro, plus een extra gratificatie van

25 euro als diegene in bezit was van een EHBO-diploma

of het diploma persluchtmaskerdrager. Door de bezuini-

gingen ligt de gratificatie nu stukken lager: gemiddeld

20 euro per maand. ‘Het gaat niet om het geld’, benadrukt

Klaver. ‘Maar voor ons speelt een stukje waardering een

veel grotere rol, en ook daar ontbreekt het aan.’

Omdat het Horstteam flink is uitgedund, kunnen er situa-

ties zijn waarbij de hulp van andere teams – zoals van het

nabijgelegen Carré - moet worden ingeroepen. Volgens

Klaver eigenlijk niet ideaal, omdat dit meer tijd kost dan

het oproepen van eigen mensen. ‘Bovendien kent je eigen

team het eigen gebouw het beste.’

BHV’ers zijn eigenlijk gewoon vrijwilligers, vindt Klaver.

‘Ze doen dit naast het reguliere werk, en dat moet ook

af.’ Jaarlijks staat er ongeveer 50 uur aan training op het

programma voor de leden. Daarnaast mag er zo’n 50 uur

onder werktijd worden gesport. ‘Het niveau van de BHV is

dan ook vrij hoog als je het vergelijkt met externe BHV’s.’

Waarom medewerkers zich zouden moeten aanmelden als

vrijwilliger? ‘Het draait natuurlijk om de waardering als

je daadwerkelijk wat kunt betekenen voor anderen. Maar

ook binnen het team heerst een goede sfeer, er is veel

plezier.’

Wie belangstelling heeft om zich aan te melden kan meer

informatie vinden op www.utwente.nl/bhv of door een

mail te sturen naar [email protected] |

De BHV

09 > 10 > 11 > 12 >

KODAK EPP 5005 12 UT NIEUWS 02|2011

Page 13: UT-Nieuws Magazine december 2011

TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk >

Al zes jaar lang biedt de UT nordic walking aan,

als onderdeel van de bedrijfssport. En met suc-

ces, want al jaren struint een fanatiek groepje

elke dinsdagmiddag door de bossen rondom het

campusterrein. Met stokken dus. ‘Omdat het erg

prettig loopt’, verklaart de instructrice. ‘Dankzij

de stokken krijg je een extra zetje, je loopt mooi

rechtop en in een steviger tempo dan zonder

stokken.’ Groot voordeel van deze sport is boven-

dien dat de knieën minder belast worden, terwijl

‘wandelen’ juist voor mensen met beschadigde

knieën problematisch is. Ook maken nordic wal-

kers meer gebruik van schouders en bovenarm-

spieren en wordt tijdens het lopen de rug, borst-

en buikspier getraind. Klinkt goed, maar waarom

heeft de sport dan zo’n oubollig imago? ‘Geen

idee’, zegt Gosseling. ‘En ik herken dat beeld ook

niet. In het dorp waar ik vandaan kom doet jong

en oud aan deze sport.’

Tijd om het eens uit te proberen. Gosseling ver-

telt dat de stokken eigenlijk heel soepel langs je

lichaam moet laten vallen. ‘Niet te hard vastpak-

ken, niet knijpen. De stokken gaan mee in het

ritme van je lichaam. Als je arm weer omhoog

komt, pak je de stok even licht vast. Laat je arm

weer zakken, dan laat je de stok ook weer los.’

Het duurt even, maar langzaamaan krijgen alle

deelnemers ‘het gevoel’ te pakken. De een zet er

stevig de pas in, de ander worstelt wat meer om

in een lekker ritme te komen. De kuiten voelen

eerst wat stram, maar na een kwartiertje stevig

doorstappen voelen we allemaal dat het beter

gaat. Soepeler, makkelijker, en in een vlot tempo.

Het weer werkt gelukkig ook mee. Hoewel de zon

niet volop schijnt, blijft het prachtig herfstweer.

De paden in het bos zijn droog, het is alleen af en

toe even uitkijken met alle bladeren. Onderweg

wordt hier en daar wat gekletst. Toevallig bestaat

dit groepje alleen uit vrouwen. Voorgaande jaren

waren ook mannelijke deelnemers van de partij,

vertelt Gosseling. ‘Maar volgens mij zijn die nu

met pensioen.’

Vanmiddag kiest de instructrice voor de snelle

route, want aan het einde van de rit wacht nog

soep met een broodje. Dat wordt geserveerd

in de kantine van het Sportcentrum. En pas

daar merken de meeste deelnemers dat ze ‘het

best wel warm hebben’ en ‘het ook wel voelen’.

Nordic walking maakt in ieder geval meer los dan

verwacht. Het is inspannend en ontspannend te-

gelijk, maar vooral ook fijn omdat het lekker in de

buitenlucht kan worden gedaan. Volgende week

belooft Gosseling de lange route te nemen. ‘Die

wandeling is nóg mooier’, zegt ze.

Wat is er nou suf aan nordic walking?, vragen we

ons af op de terugweg naar kantoor. Goed, er

klinkt geen opzwepende beat uit een speaker. We

hoeven ons niet in een hippe outfit te hijsen, hals-

brekende toeren uit te halen of ons het apelazarus

te zweten. Maar dat is eigenlijk best fijn, als je na

de middagpauze gewoon weer aan het werk moet. |

De paden op, de lanen inNordic walking op de campus

‘wie kan er een koe melken?’, vraagt jolinde Gosseling, instructrice nordic walking. ‘jij? Mooi, dan

heb je nordic walking ook zo onder de knie.’ Het groepje van zeven deelnemers, dat vanmiddag

voor het eerst een herfstwandeling ‘met stokken’ onderneemt, moet erom lachen. Maar Gosseling is

bloedserieus. ‘Ga vooral niet hakken met die stokken’.

De mogelijkheden om op de campus een sportieve prestatie

neer te zetten zijn legio. Van schaken tot schermen, van

taekwondo tot tafeltennis. De redactie van UT Nieuws hijst

zich in sportkleding en gaat het aanbod aan den lijve on-

dervinden. Participating journalism heet dat. Deze maand

aflevering 1: Nordic Walking

Nordic walking is elke dinsdagmiddag van 12.30 tot 13.30 uur

mogelijk op de UT. Onder leiding van docent Jolinde Gosseling

wordt dan vanaf het Sportcentrum een wandeling gemaakt

rondom het campusterrein. Aan de wandeling zijn geen

kosten verbonden, voor materiaal wordt gezorgd. Aanmelden

kan via [email protected]

wanneer?

Sport

UT NIEUWS 02|2011 13

Page 14: UT-Nieuws Magazine december 2011

14 UT NIEUWS 02|2011

Onderzoek | Wetenschap

TEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk >

Gelijk maar even een misverstand uit de weg

ruimen. Wat forensisch onderzoekers in series als

Crime Scene Investigation aan technische hulp-

middelen inzetten om foto’s van verdachten te

matchen met de dader, staat ver van de realiteit.

Science fiction, vindt onderzoeker Raymond Veld-

huis uit de EWI-vakgroep Signals and Systems.

‘Het meest wonderlijke dat ik eens heb gezien, is

dat een lichtpuntje van een of twee pixels groot

in de zonnebril van een verdachte werd opgebla-

zen en dat er een haarscherp beeld verscheen

van de etalageruit waar diegene voor stond. Eén

pixel! Dat kan natuurlijk nooit.’

Forensisch onderzoekIn de ‘echte wereld’ kunnen grofweg twee prak-

tijken voor gezichtsherkenning worden onder-

scheiden: die van de forensisch expert en die

van computervergelijkingen. Bij gezichtsherken-

ning in forensisch onderzoek wordt een came-

rabeeld van een overval op een benzinestation

naast de foto van een verdachte gelegd. Foren-

sisch experts letten op de globale vorm van het

gezicht, maar ook op features zoals ogen, neus

en mond en de onderlinge verhoudingen daar-

tussen. Daarnaast kijken ze naar zogenaamde

typica: pukkels, littekens en dergelijke.

‘Dat doen ze heel systematisch, volgens een

protocol’, legt Veldhuis uit. ‘Per categorie geven

ze aan of er sprake is van een overeenkomst, een

verschil of dat dat niet waarneembaar is. Vervol-

gens kennen ze daar een waarde aan toe. Alles

wordt samengevat op een vijfpuntschaal, waarbij

de experts aangeven hoeveel waarschijnlijker het

is dat twee beelden van dezelfde persoon zijn dan

dat ze van verschillende mensen zijn.’

Grootste bezwaar van deze methode: het is

mensenwerk. ‘Forensisch experts zijn getraind

op objectiviteit, maar het blijven subjectieve

statements. In de gezichtsherkenning ken ik geen

voorbeeld, maar op het gebied van vingerafdruk-

ken zijn wel eens mensen veroordeeld op ken-

merken die helemaal niet zo onderscheidend zijn.’

ComputervergelijkingenEen heel andere praktijk is die van de toegangs-

controles op Schiphol. Daar doen computers het

werk. De foto in het paspoort wordt vergeleken

met de persoon die voor het toegangspoortje

met camera staat. ‘Dit systeem vergelijkt heel

andere kenmerken’, aldus Veldhuis. ‘Er wordt

niet gekeken naar de verhoudingen tussen mond,

ogen en neus, maar vooral naar de textuur van

het gezicht, het grijswaardenplaatje. Dat kunnen

globale en lokale karakteristieken zijn. Over de

beelden wordt bijvoorbeeld een soort netwerk

gelegd en per knooppunt wordt vergeleken of de

twee gezichten overeenkomen.’

Nadeel van computervergelijkingen is dat ze

alleen onder ideale omstandigheden gezich-

ten herkennen. Het werkt minder goed bij een

slechte belichting, als het gezicht van de zijkant

is gefilmd of als iemand een bril draagt en op de

foto niet. Daarom moet je neutraal en recht in de

camera kijken op foto’s voor je paspoort.

Geobjectiveerde bewijswaardeVan de Nederlandse organisatie voor Weten-

schappelijk Onderzoek (NWO) ontving Veldhuis,

samen met Chris Klaassen van de Universiteit

van Amsterdam (UvA) en Arnout Ruifrok van het

Nederlands Forensisch instituut (NFI), bijna vijf

ton subsidie om de beide werkwijzen, die van de

forensisch onderzoeker en die van de computer-

vergelijkingen, te combineren.

‘We willen de manier waarop forensisch experts

gezichten vergelijken automatiseren. Dan ben je

af van het menselijk oordeel. Je laat de onderzoe-

ker in twee beelden de neuzen aanklikken en dan

gaat het systeem die met gezichtsherkennings-

technologie vergelijken. Je krijgt een automa-

tisch gegenereerde score. Dat kan zowel voor de

globale afmetingen en verhoudingen als voor de

features en typica.’

Daarnaast wil Veldhuis de technologie die

gebruikt wordt bij toegangscontroles juist meer

geschikt maken voor de forensische praktijk. ‘We

gaan een gezicht opknippen in stukken. Als een

deel van het gezicht slecht belicht is, nemen we

dat deel niet mee. Of als iemand op een plaatje

een bril draagt en op de ander niet, dan rekenen

we dat deel van het gezicht niet mee. Dat is niet

erg, want het levert wel scores op voor de andere

delen.’

Deze twee gezichtsherkenningssystemen gaat de

Knippen en plakkenmet gezichten

Op zoek naar betrouwbaar bewijs

Forensisch experts vergelijken, veelal handmatig, foto’s en camerabeelden op zoek

naar bewijsmateriaal in bijvoorbeeld een overvalzaak. Ook computers kunnen worden

ingezet bij gezichtsherkenning, zoals bij toegangspoortjes op een luchthaven. Die twee

werkwijzen verschillen veel van elkaar en hebben allebei hun beperkingen. Daarom

onderzoekt UT-wetenschapper Raymond Veldhuis of een combinatie van beide technieken

het beter doet dan de expert alleen. Met als doel betrouwbaarder bewijsmateriaal af te

leveren bij de rechter.

Page 15: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT ontwikkelen. Een derde deel van het onder-

zoek, gebeurt aan de UvA. Daar worden de scores

omgezet in een bewijswaarde. ‘Het doel van ons

onderzoek is dat die bewijswaarde geobjectiveerd

wordt, zodat rechters er meer aan hebben’, aldus

Veldhuis.

Stel er zijn honderd mannen, een van hen heeft

een overval op een benzinestation gepleegd en

er is een hoofdverdachte. Zonder bewijsmateri-

aal is de kans dat de hoofdverdachte het heeft

gedaan 1 op 100. Dat heet in de rechtspraak de a-

priorikans. Mét bewijsmateriaal, bijvoorbeeld uit

gezichtsvergelijkingen van foto’s en cameraopna-

men, kan die kans groter worden. De mate waarin

die kans groter wordt, heet de likelihood ratio.

Om die likelihood ratio te berekenen, moet je

op de scores uit de gezichtsvergelijkingen veel

statistiek loslaten, legt Veldhuis uit. Daarvoor

heb je een grote dataset met veel verschillende

gezichten nodig. Je vergelijkt de foto van een

verdachte met het camerabeeld, maar ook met

al die gezichten uit die database. Veldhuis’

UvA-collega’s gaan een ‘kastje’ bouwen waar al

die vergelijkingsscores in worden gestopt en

waar de likelihood ratio uitrolt. ‘Die likelihood

ratio is de kwantificeerbare bewijswaarde die

naar de rechter gaat. Die is veel objectiever dan

de uitkomst van de checklist die de forensisch

expert nu opstelt.’

CultuuromslagHet project gaat vier jaar duren, de eerste

promovendus moet nog aangesteld worden.

Veldhuis is ervan overtuigd dat de technologie

aan het eind van het project werkt. ‘We hebben

dan een gezichtsherkenningssysteem dat betere

resultaten oplevert. De onderzoeksvraag is na-

tuurlijk hoeveel die verbetering zal zijn.’

Ander verhaal is of de rechtbank die nieuwe

gegevens ook direct gaat gebruiken. Veldhuis:

‘Rechters zijn gewend aan de oude manier

waarbij iemand zegt: het is waarschijnlijk of

zeer waarschijnlijk dat de beelden overeen-

komen. Het kwantificeerbaar maken van de

bewijswaarde moet geaccepteerd worden. In

de DNA-wereld is het gebruik van de likelihood

ratio al breed geaccepteerd, maar bij vingeraf-

drukken en gezichtsherkenning nog niet. Dat

vergt een cultuuromslag. Als een rechter statis-

tiek leuk had gevonden, had hij immers wel wat

anders gestudeerd.’ |

UT NIEUWS 02|2011 15

Fotomontage: Erik Jørgen Heck

Page 16: UT-Nieuws Magazine december 2011

Onderzoek | Wetenschap

Vier onderzoekers over hun Veni-geld

Wie: Floris Zwanenburg (35) studeerde Techni-

sche Natuurkunde in Delft en promoveerde daar

ook in 2008. Daarna volgde een postdoc-positie

aan The University New South Wales in Sydney,

Australië. Sinds juni 2011 werkt hij bij de vak-

groep NanoElectronics van Wilfred van der Wiel.

Hij ontving al eerder een Career Integration Grant

van 100.000 euro.

Veni: De jonge onderzoeker zat op het eiland

Samoa toen hij ‘erg goede reviews’ terugkreeg op

zijn subsidievoorstel voor een Veni-beurs. Op het

strand beantwoordde hij enkele vragen van de re-

viewers, en wist toen dat hij grote kans maakte om

de subsidie daadwerkelijk binnen te slepen. Hoera,

dat was wel de eerste gedachte toen het ook of-

ficieel werd. Het gaat hem nu inderdaad voor de

wind: twee forse subsidies vlak na elkaar. Wat zijn

geheim is? Floris Zwanenburg denkt dat hij samen

met UT-hoogleraar Wilfred van der Wiel een goede

combinatie vormt. Door hun expertises samen te

brengen en krachten te bundelen zijn ze beiden in

staat om uitstekende voorstellen te schrijven.

Onderzoek: Zwanenburg wil met enkele elek-

tronen quantumbits maken, de bouwstenen om

uiteindelijk een quantumcomputer te realiseren.

Met het Veni-geld wil hij onder andere investe-

ren in hoog frequente electronica, om enkele

elektronspins rond te kunnen laten draaien. Het

zou heel gaaf zijn als dat lukt. Het meten van de

gegevens doet de onderzoeker met een spiksplin-

ternieuwe opstelling. Deze wordt ook wel ‘het

koudste plekje van Twente’, oftewel ‘the coolest

place in Twente’ genoemd en bereikt een tem-

peratuur van 10 milliKelvin, i.e. -273 Celsius. In

deze superkoelkast kan Zwanenburg de thermi-

sche energie buitenspel zetten, met als resultaat

dat ze de spin kunnen waarnemen en zo kunnen

manipuleren en gebruiken als toestand van de

quantumbit.

Ambitie: Hij hoopt zich te ontwikkelen tot zelf-

standig onderzoeksleider. |

Wie: Femke Nijboer (32) studeerde psychologie

in Groningen en promoveerde aan de Eberhard

Karls Universität in het Duitse Tübingen. Daarna

had ze een korte ‘tussenstop’ in Spanje, waar ze

het bedrijfsleven wilde ontdekken. Maar haar

hart bleek toch bij de wetenschap te liggen. Sinds

juli 2010 is Femke postdoc bij Human Media

Interaction Group van de faculteit EWI. Dat bete-

kende ook: terug naar haar roots. Femke groeide

op in het Twentse Hellendoorn en woont daar nu

weer.

Veni: Ze gilde de ‘hele afdeling’ bij elkaar, bekent

de jonge postdoc lachend. Dus ja, ze was echt

heel blij met het toekennen van de Veni-subsidie.

Want in eerste instantie had ze gedacht dat het

onderzoeksvoorstel niet voldoende was. Pas toen

ze werd uitgenodigd voor het interview, wist

Femke dat het goed zat. En juist in dat interview

kon ze goed haar enthousiasme overbrengen.

Want haar onderzoek is naar eigen zeggen een

‘niche-veld’, en daar heeft ze helemaal haar pas-

sie in gevonden.

Onderzoek: Brain-computer interface, neuro-

technologie, neuro-ethiek en locked-in patiënten.

Dat zijn eigenlijk de keywords waar het onder-

zoek van de postdoc zich op richt. Wat specifie-

ker houdt ze zich bezig met ethische problemen

omtrent de ontwikkelingen op het gebied van

neurotechnologie. Een voorbeeld zijn de implan-

taten die bij Parkinsonpatiënten in hun hersenen

worden aangebracht. Dankzij deze implantaten

hebben de patiënten minder ziekteverschijnse-

len, maar bij een bepaald percentage verandert

ook het gedrag en karakter. Wat heeft dat eigen-

lijk voor gevolgen? Daarnaast zijn er ook com-

merciële ontwikkelingen, op game-gebied. Via

brain-computer interfaces en implantaten is het

mogelijk mensen met de hersenen computers te

laten sturen en dus ook spelletjes te laten spelen.

Dat klinkt best futuristisch ja, maar er wordt

volop onderzoek naar gedaan. Femke wil nu met

de Veni-subsidie kijken welke ethische proble-

men deze ontwikkelingen met zich meebrengen.

Uiteindelijk wil ze haar bevindingen omzetten in

een interactieve theatervoorstelling, waarbij het

publiek bepaalt wat er gebeurt. Theorie, empirie

en stimulatie, staan centraal in haar onderzoek.

Ambitie: Een eigen onderzoeksgroep en een

bedrijf starten. Valorisatie vindt ze belangrijk,

maar wel op het gebied van de neurotechnologie.

Ook ziet Femke in de toekomst wel iets in het

geven van ethische trainingen voor bijvoorbeeld

neuro-ingenieurs. |

Quantumbits

Neurotechnologie

16 UT NIEUWS 02|2011

TEkST: MAAIkE PlATVOET | FOTO: ARjAN REEF >

Page 17: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 17

Vier onderzoekers over hun Veni-geld Wie: Léon Woldering (37) begon na zijn studie in

het Hoger Laboratorium Onderwijs als chemisch

technicus in de vakgroep van emeritus hoogleraar

David Reinhoudt. Bij de vakgroep Complex Photo-

nic Systems van Willem Vos kreeg hij de mogelijk-

heid om te promoveren op ‘fotonische kristallen’,

en deed dat in 2008. Hij werkt nu in de Trans-

ducers Science and Technology Group van Gijs

Krijnen en Miko Elwenspoek aan verschillende

projecten.

Veni: Het was best een spannend half jaar, vond

Léon. Het schrijven van het voorstel en naden-

ken over een eigen onderzoekslijn nam een paar

maanden in beslag. Hij is dan ook écht ontzettend

blij met de toekenning van de subsidie, want hij

wil heel graag verder als onderzoeker en is enorm

gemotiveerd. Leuk vindt hij ook dat de commissie

zijn onderzoek vernieuwend noemt.

Onderzoek: Computers moeten sneller en beter.

Daarom maken ze in de industrie de transistoren

en andere structuren op silicium chips steeds

kleiner, uiteindelijk totdat ze zo klein zijn als een

aantal atoomdeeltjes. Waarschijnlijk wordt rond

2020 een eindpunt hierin bereikt, dan kan het

niet kleiner. Een mogelijke oplossing is te vinden

in 3D-systemen. Léon wil met de Veni-subsidie

een fabricagemethode ontwikkelen om 3D-silicum

nano- en microstructuren te maken. En daar zijn

veel elementen voor nodig, want hoe maak je

nu precies dergelijke 3D-structuren? De onder-

zoeker wil dat doen door middel van selectieve

interactie tussen siliciumdeeltejs. Deze interactie

wordt veroorzaakt door specifieke moleculen die

hij op vooraf bepaalde plaatsen op de deeltjes

aanbrengt, waardoor waterstofbruggen tussen de

deeltjes kunnen ontstaan waardoor de deeltjes

elkaar aantrekken.

Ambitie: Een eigen onderzoekslijn opzetten en

kijken naar de zelforganisatie van complexe syste-

men. Léon vermoedt dat zijn Veni-onderzoek nog

maar het topje van de ijsberg is, op het gebied van

onderzoeksmogelijkheden. Verder weet hij dat de

industrie grote behoefte heeft aan dergelijk onder-

zoek, ook al is het nu nog sterk fundamenteel. Hij

wil dan ook nog zeker met bedrijven om tafel. |

Wie: Tatiana Filatova (30) groeide op in Rusland

waar ze cum laude afstudeerde in ‘Information Sys-

tems in Economics’. Voor haar PhD, bij de vakgroep

Waterbeheer van UT-hoogleraar Suzanne Hulscher

en promotor Anne van der Veen, kwam ze naar

Nederland. Maar tussendoor was ze ook gestatio-

neerd in Washington. Haar promotie rondde ze in

2010 cum laude af. Sindsdien werkt ze als universi-

tair docent parttime voor het Centre for Studies in

Technology and Sustainable Developement, van de

faculteit MB. Daarnaast is ze beleidsmedewerker

economie voor Deltares, een kennisinstituut dat

nauw samenwerkt met Rijkswaterstaat.

Veni: Extremely happy, was haar gevoel toen ze

het nieuws hoorde. En tegelijkertijd was ze ook zo

gespannen dat ze het officiële nieuws niet eens goed

kon lezen. Het was voor Tatiana de tweede keer dat

ze een voorstel indiende. En hoewel veel collega’s

klagen, is zij juist blij met het Nederlandse com-

petitieve systeem voor wetenschappers. Ze vindt

NWO Vernieuwingsimpuls een prachtig programma

omdat het innovatie financiert, en tegelijkertijd

onderzoekers gelijke kansen biedt op basis van hun

objectieve prestaties. En in Nederland valt het met

de competitie nog best mee, als je het vergelijkt met

Amerika. Zonder een tenure track is het daar bijna

onmogelijk om universitair hoofddocent of hoogle-

raar te worden.

Onderzoek: Changing climate, changing behaviour,

dat is de titel van het onderzoek van Tatiana. Ofte-

wel: hoe heeft het klimaat invloed op ons gedrag?

Onze economische modellen, die gebruikt worden

voor beleidsondersteuning van de besluitvorming,

zijn ontworpen om economische situaties te on-

derzoeken in stabiele toestanden. Ze zijn dus niet

bedoeld om plotselinge marginale veranderingen

aan te pakken, zoals tijdens een crisis. In het geval

van een tsunami of eurocrises werken de huidige

economische modellen dus niet. Tatiana wil nu in

haar Veni-onderzoek computersimulaties maken van

adaptief gedrag en die combineren met de observa-

tie van menselijke keuzes in risicovolle situaties. Die

resultaten zijn relevant voor beleidsmakers: want

waar ga je bijvoorbeeld in de toekomst bouwen?

Ambitie: Een aanstelling als hoogleraar, dat wil ze

heel graag. Of dat in Nederland zal zijn, aan de UT, is

moeilijk te voorspellen. Terug naar Rusland is geen

optie, want haar vakgebied is daar wetenschappelijk

niet interessant. Amerika, dat lijkt haar ook wel wat.

Maar alleen beslissen kan ze niet, haar echtgenoot

werkt namelijk ook aan de UT. |

3D Nanostructuren

klimaatverandering

Page 18: UT-Nieuws Magazine december 2011

18 UT NIEUWS 02|2011

Onderwijs

Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs

spreekt mij als docent zeer aan.

MB: ‘Als docent ben ik erg constructief, maar als

alles op de schop gaat dan raak ik het overzicht

kwijt. De nieuwe bachelorstructuur is nogal in-

gewikkeld. Naar mijn mening is het idee van mo-

dules te dominant. Enerzijds wil je uniformiteit

om efficiënter te worden. Dat botst echter met

flexibiliteit, die iedereen graag wil behouden.

En dat maakt het complex. Ik ben niet tegen de

nieuwe bachelorstructuur, want er zijn een hoop

goede ideeën. Maar volgens mij kunnen we dit op

een eenvoudiger manier ook bereiken.’

RvD: ‘Het lijkt mij leuk om straks in de nieuwe

structuur te moeten werken. Ik doceer wis-

kunde, maar altijd ingebed in natuurkunde en

engineering voor de brede bachelor advanced

technology en werk eigenlijk al een tijd zo. Die

combinatie van verschillende disciplines spreekt

de studenten, en mij, erg aan, zeker als het

lastige wiskunde betreft. Ik heb persoonlijk meer

moeite met die verplichte 15 EC, dat gaat abso-

luut voor problemen zorgen bij veel projecten

en is naar mijn idee niet haalbaar. Hoe zit het

bijvoorbeeld met de toetsbaarheid? Dat is echt

een probleem.’

PF: ‘In eerste instantie dacht ik: oh, gelukkig.

Neem projectonderwijs, dat doen we namelijk

bij onderwijskunde al vrij veel. Toch loop ik niet

over van enthousiasme bij alle vernieuwingen,

maar dat komt ook door het hele proces en de

manier waarop dingen nu opgelegd worden. Er

had meer naar de betrokkenen, de docenten, ge-

luisterd moeten worden. Wij moeten het immers

straks wel uitvoeren.’

Stelling: Het moet vanzelfsprekend zijn dat stu-

denten in drie jaar hun bachelordiploma halen.

PF: ‘Vanzelfsprekend vraag ik mij af. Het zou een

streven moeten zijn. Het programma wordt ver-

zwaard, maar je moet studenten nog wel de ruimte

geven om anderen dingen te doen dan studeren.’

RvD: ‘Mee eens. De studieverenigingen vormen een

soort familie. Het modulaire systeem biedt weinig

ruimte voor activisme.’

MB: ‘Het model gaat uit van veertig uur per week.

Daar kun je toch van alles naast doen?’

RvD: ‘Het gaat om het belang van die groepen. Stel

iedereen loopt nominaal en jij loopt achter, dan raak

je de groep kwijt en val je er buiten.’

MB: ‘Het idee van groepen begrijp ik. Het is zo mak-

kelijk om passief te raken als de studie te vrijblijvend

is. Wat men wil is een normverandering. Je probeert

te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. Dat

is de achterliggende gedachten van die modules van

15 EC, al moet er wel ingespeeld worden op onvoor-

ziene omstandigheden waardoor studenten achterop

kunnen raken.’

RvD: ‘Helemaal mee eens.’

MB: ‘Als ik kijk naar het Amerikaanse model, dat

is veel harder. Je krijgt één kans. Daar gaat enorme

druk vanuit.’

RvD: ‘Haal je het niet dan lig je eruit.’

PF: ‘Ik snap dat er echt iets gedaan moet worden aan

het rendement en de doorstroom. Maar als hier ook

die verharding intreedt dan vind ik dat wel zorgelijk.

Het wordt er niet leuker op. Je komt om te studeren

en dat is veel meer dan alleen colleges volgen.’

RvD: ‘Waaruit blijkt die verharding?’

MB: ‘Nu wordt een tentamen gezien als: ‘ik ga het

een keer proberen’. Het herkansen wordt in het

nieuwe model veel minder gemaakt en dat vind ik

wel terecht.’

Stelling: Het modulair onderwijs biedt

docenten geen uitdaging.

MB: ‘Wie zegt dat?’

RvD: ‘Veel meer zou ik zeggen. Niet dat iedere

docent het leuk zou vinden.’

PF: ‘Ik vind het een uitdaging dat je niet zomaar

meer alleen je eigen vak kan doen, maar dat je met

andere docenten overleg moet hebben over moge-

lijke integratie van vakken. Dat maakt het voor mij

interessant.’

MB: ‘Sommige docenten vinden het minder leuk

om niet alleen vakinhoud te doceren. Het is lasti-

ger om te geven, maar daar zit ook de uitdaging als

je het leuk vindt om de verbanden tussen ver-

schillende vakken te leggen. Het is op een andere

Docenten in gesprek over Twents onderwijsmodel

‘Als je het niet haalt, dan lig je eruit’Over het nieuwe bacheloronderwijs is al heel wat gezegd en geschreven. Vooral door studenten en

beleidsmakers, maar nog niet door de uitvoerders zelf: de docenten. wat vinden zij eigenlijk van

het toekomstige Twents onderwijsmodel? De docenten Mieke Boon (faculteit Gw, filosofie van

wetenschap en techniek), Ruud van Damme (faculteit EwI, wiskunde) en Petra Fisser (faculteit Gw,

curriculumontwikkeling & onderwijsinnovatie) gingen aan de hand van vier stellingen met elkaar in

gesprek over de plussen en minnen en gaven hun persoonlijke visie.

TEkST: SANDRA POOl EN MAAIkE PlATVOET | FOTO: ARjAN REEF

Aan tafel: V.l.n.r. Mieke Boon, Ruud van Damme en Petra Fisser.

Page 19: UT-Nieuws Magazine december 2011

‘Als je het niet haalt, dan lig je eruit’

UT NIEUWS 02|2011 19

manier uitdagend dan alleen vakinhoudelijk.’

PF: ‘Als je de kans hebt om modules opnieuw op te

zetten, zorg je er natuurlijk voor dat die een mooie

samenhang hebben. Je raapt niet allerlei vakken bij

elkaar, maar je zorgt ervoor dat docenten de diepte in

kunnen gaan.’

MB: ‘Je moet rekening houden met doceerstijlen van

docenten. Die ruimte voor sterke en zwakke punten

van onderwijzers moet er blijven. Voor het modulaire

onderwijs zou ik een aantal fundamentele vakken

kiezen die als basis dienen en daaromheen bouw je

modules.’

RvD: ‘Kunnen studenten die vakken allemaal op

hetzelfde niveau aan?’

MB: ‘Het zijn basisvakken die iedereen die een

ingenieursopleiding doet, moet kunnen.’

PF: ‘Bij Gedragswetenschappen heb je die basisvak-

ken ook. Daarna kun je specialiseren.’

Stelling: Het nieuwe bacheloronderwijs

is te schools.

MB: ‘Flauwekul. Eisen aan studenten stellen door

opdrachten te laten maken is allesbehalve schools.’

RvD: ‘Ik geef nu een aantal vakken op een andere

manier. Dat betekent dat ik de studenten veel meer

laat doen en ook veel meer toets. Ze blijven aan het

werk, ook thuis, slagen vrijwel allemaal, terwijl ik nu

meer dingen kan behandelen. Onderweg veel toetsen

is denk ik de oplossing voor het 15 EC-probleem.’

MB: ‘Bij mij gaat dat ook zo. Elke week moeten ze iets

inleveren, opdrachten doen. Ze halen het gewoon. Het

werkt. Studenten kunnen die vrijheid van alleen een

tentamen aan het eind helemaal niet aan. Je kunt het

ook disciplineren noemen. We krijgen nu vaak afstu-

deerders die geen zelfdiscipline ontwikkeld hebben.’

PF: ‘Het is wel de bedoeling dat je ze steeds meer

loslaat.’

MB: ‘Maar wat zit daar nou achter? Als je straks werkt

heb je ook een manager die je aanstuurt.’

PF: ‘Maar tussen de deadlines door moet je wel zelf-

standig kunnen werken.’

MB: ‘Dat is in dit onderwijs ook. Ik heb het idee dat de

academische vrijheid op een psychologisch idee be-

rust. Sommigen kunnen heel goed zelfstandig werken,

maar een groot deel niet.’

RvD: ‘Ik vind het ook zeker niet schools.’

PF: ‘Ik vind het wel schools, maar ik denk dat je die

begeleiding wel moet geven en daarna moet afbou-

wen.’

Behoefte om te reageren op deze stellingen?

Reageer op onze website www.utnieuws.nl

Of stuur een ingezonden brief via mail naar de

redactie: [email protected]

Aan tafel: V.l.n.r. Mieke Boon, Ruud van Damme en Petra Fisser.

Page 20: UT-Nieuws Magazine december 2011

20 UT NIEUWS 02|2011

Volgens velen betekent het uit de eurozone treden van Griekenland (eventueel gevolgd door

Italië) het begin van de desintegratie van de Europese Unie en het einde van het Europese

project. Europese Commissie-voorzitter Barosso wenst daarom vast te houden aan het

idee dat iedere EU-lidstaat lid móet worden van de eurozone. Hij volgt daarmee een meer

algemeen idee, namelijk dat alles binnen de EU op dezelfde wijze geregeld moet zijn voor

alle 27 lidstaten. Het is echter juist deze misvatting die ons in de huidige problemen heeft

gebracht. En een uitweg uit die problemen is alleen mogelijk als aanvaard wordt dat er

economische en institutionele verschillen zijn tussen lidstaten die verschillen in beleid (en

dus ook in het niveau van integratie) noodzakelijk maken.

Verschil mag er zijn

Opinie

TEkST: NICO GROENENDIjk | IllUSTRATIE BAS VAN DER SCHOT >

Voor wat de huidige problemen betreft: ik zie

Griekenland niet als de oorzaak van de huidige

eurocrisis (de Griekse economie is binnen de

eurozone simpelweg te klein om er echt toe te

doen), hoogstens als de druppel die de al eerder

volgelopen emmer heeft doen overlopen.

Sinds de toetreding tot de Europese Gemeen-

schappen (in 1981) heeft Griekenland als onder-

deel van het EU regionale beleid (of: structuur-

beleid) volop steun gehad voor de broodnodige

herstructurering van de Griekse economie. Bij

het Verdrag van Maastricht (waarmee de euro in

UT-hoogleraar Nico Groenendijk over de eurocrisis

Page 21: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 21

het leven werd geroepen) is bovendien voor een

viertal economisch zwakkere landen (Ierland,

Spanje, Portugal, Griekenland) extra steun tot

stand gebracht, juist om ook die landen de mo-

gelijkheid te bieden zich te zijner tijd te kwalifi-

ceren voor toetreding tot de monetaire unie.

Voor-elk-wat-wils-karakterAl deze steun heeft echter nauwelijks effect gehad;

landen als Griekenland en Portugal zijn niet opge-

stoten in de vaart der volkeren en hebben hun re-

latieve achterstand behouden. De reden is dat het

regionaal beleid van de EU een hoog voor-elk-wat-

wils-karakter heeft (dat wil zeggen: alle lidstaten

moeten er van kunnen profiteren). Bovendien zijn

de eisen die aan adequate implementatie worden

gesteld lange tijd erg algemeen en vrijblijvend ge-

weest. De ironie wil dat in september 2011, nadat

de dam was gebroken, specifiek voor Griekenland

wél aanvullende afspraken zijn gemaakt over een

strakkere invulling van dit beleid.

Per januari 1999 zijn vervolgens alle toenmalige

lidstaten toegelaten tot de eurozone, behalve

die lidstaten die daar zelf niets voor voelden, en

Griekenland, dat in 2001, verlaat, en met de nodige

list en bedrog, de eurozone binnenkwam. De

zogenaamde Maastrichtse convergentiecriteria, be-

doeld als toegangsexamen, zijn slechts marginaal

toegepast, ondanks evidente grote economische

verschillen tussen de deelnemers.

Ook in-EMU is er nauwelijks een onderscheid

gemaakt. De te simpele regels van het Stabiliteits-

en Groeipact (voorzover toegepast) lieten lange

tijd nauwelijks differentiatie tussen lidstaten toe,

waardoor Nederlandse, Duitse, Franse, Belgische,

Griekse en Portugese tekorten op één hoop wer-

den geveegd.

De houding van de marktenHoewel politieke leiders dus decennialang

verschillen tussen lidstaten hebben genegeerd,

ook in een zich steeds verder uitbreidende Unie,

is er iets gebeurd dat ze niet hadden verwacht.

Wijzer geworden door de bankencrisis van 2008,

zijn markten wél verschil gaan maken en zijn

hoge rentes gaan eisen op staatsobligaties van

zwakkere eurolanden. De EU wist en weet daar

niet goed mee om te gaan. Achteraf (en – toe-

gegeven – dat is makkelijk praten) had men

beter direct de uiterste consequentie uit eerdere

keuzes voor uniformiteit kunnen trekken door

geheel over te gaan op gezamenlijke uitgifte

van staatsschuld voor alle eurolanden om het

markten zo onmogelijk te maken te discrimine-

ren. Dat had het noodfonds overbodig gemaakt

en daarmee het gehannes met het telkenmale

vergroten daarvan, met de discussie over de be-

trokkenheid van andere internationale partners

en van private partijen. Maar Duitsland is en was

tegen dergelijke eurobonds, gesteund door een

aanzienlijk aantal andere lidstaten.

Angst voor tweedeling Betekent een meer exclusieve monetaire unie

het einde van de EU? Nee, de monetaire unie

is niet de (economische) kern van het Euro-

pese project, dat is de interne markt. Rond die

interne markt, als gezamenlijke kern, zijn allerlei

losse en minder losse samenwerkingsverbanden

tussen lidstaten denkbaar. Lidmaatschap van de

EU is er dus in verschillende smaken. De angst

dat er een tweedeling ontstaat (two-speed Euro-

pe) is niet gerechtvaardigd omdat ook die angst

zijn oorsprong vindt in het idee van uniformiteit:

achter de horizon ligt een gezamenlijk eindpunt

(volledige politieke unie) waarnaar alle lidsta-

ten, zowel voorlopers als achterblijvers, (moe-

ten) streven. Voor sommige lidstaten kan op een

bepaald terrein het huidige niveau van integratie

echter voldoende zijn. Zo lijken de EU-lidstaten

die niet tot de euro behoren niet echt ongeluk-

kig met dat feit; interessant genoeg doen die

landen het al jarenlang beter qua inflatie, groei

en staatsschuld dan de eurozone.

SolidariteitTot slot: is er binnen een EU met gediffentieerde

integratie dan nog wel solidariteit tussen lidsta-

ten mogelijk? Jazeker, maar dan niet via nood-

fondsen. Solidariteit tussen overheden wordt in

(quasi-)federale stelsels vormgegeven via een

stelsel van fiscal transfers waarbij op adequate

wijze en schaal middelen worden overgeheveld

van (kans)rijkere landen of regio’s naar

(kans)armere landen of regio’s. Een dergelijk

stelsel kent de EU niet, maar de eurocrisis en de

Griekse tragedie laten zien dat dat hard nodig is.

Auteur is Jean Monnet hoogleraar European

Economic Governance aan de faculteit MB

van de Universiteit Twente. |

Nico Groenendijk

Page 22: UT-Nieuws Magazine december 2011

Bovendien wordt de Bastille – vaak voorafgegaan

door ‘bruisende’ – al jaren gepresenteerd als hét

studentengebouw van de campus. Hoe kun je je

studententijd beter beginnen dan dit gebouw te

bestormen?

Na de Kick-In gaat er echter iets mis. Wanneer komt

een doorsnee student nog in de Bastille? Als we de

feestavonden in de Vestingbar even buiten beschou-

wing laten, hoogstens om een keer een pasfoto

te laten maken of een UT-hoodie te kopen in de

Unionshop. Verder kun je er terecht voor de studen-

tenpsychologen en de wat meer betrokken student

komt misschien naar een borrel met de rector. Maar

om te stellen dat de Bastille platgelopen wordt door

studenten, niet bepaald.

Gek is dat niet. Hét studentengebouw – in het

verleden zelfs wel eens aangeduid als ‘studenten-

hol’ – maakt een troosteloze indruk, en dan zeker de

benedenverdieping. De ruimte van de oude mensa

staat al twee jaar min of meer leeg, met een uitzon-

dering voor de coffee corner die er dit najaar tijdelijk

zat. Ook de Union-bar wordt niet meer gebruikt. In

oktober vertrok bovendien de boekhandel, omdat de

hoge huur niet opwoog tegen de inkomsten. Van een

verdieping hoger verhuisde de studentenadministra-

tie naar de Vrijhof en in december vertrekt de laatste

horecagelegenheid, eetcafé De Stek, eveneens naar

de buurman aan de Boulevard.

De Bastille loopt leeg en dat is terecht tegen het zere

been van Student Union, Facilitair Bedrijf en het

campusmanagement, samen verantwoordelijk voor

het gebouw. Er wordt gesproken over een nieuwe

invulling, maar concrete plannen liggen er nog niet.

Commerciële partijen tonen geen belangstelling, ver-

moedelijk door de hoge huurprijzen, en een nieuwe

horecagelegenheid (grand café, cafetaria, snackbar

zijn in het verleden geopperd) lijkt er evenmin te

komen. Cateraar Sodexo verlaat met De Stek het

pand en met andere partijen kan de UT contractueel

gezien moeilijk in zee gaan. Het meest concreet lijkt

nu de komst van de afdeling campusmanagement

naar het gebouw.

Daar moet snel iets bij komen. Horeca en winkels

lijken de meest aantrekkelijke optie. Die kunnen

studenten trekken en voor leven in de brouwerij

zorgen. Over drempels als cateringcontracten en

hoge huurprijzen moet dan misschien heen gestapt

worden. Een lege Bastille is immers ook duur (de

afschrijving en het onderhoud lopen gewoon door)

en hoe langer het gebouw leeg staat hoe onaan-

trekkelijker het wordt. Het wordt hoog tijd dat de

Bastille ook na de Kick-In-bestorming dagelijks uit

zijn voegen barst van de studenten. Pas dan mogen

we weer met recht spreken van een ‘bruisend stu-

dentenhol’. |

Paul de Kuyper, redacteur UT-Nieuws.

Reageren? www.utnieuws.nl.

Lege Bastille moet weer bruisenOpinie

Elke augustusmaand weer beklimmen honderden kersverse eerstejaars besmeurd met

modder via touwladders de Bastille. Het is een van de populairste activiteiten tijdens de kick-

In en er gaat veel symboliek van uit. Een ontgroening mag het niet heten, maar het vormt

ontegenzeggelijk de inwijding in een nieuwe periode, de studententijd, zoals de 18e-eeuwse

bestorming van de Parijse Bastille de Franse Revolutie inluidde.

22 UT NIEUWS 02|2011

Kick-in 2011

Foto: Archief

Page 23: UT-Nieuws Magazine december 2011

Niemand zal de affaire rond Diederik Stapel ontgaan

zijn. Deze (voormalig) Tilburgse hoogleraar Cognitieve

Sociale Psychologie en decaan van de School of Social

and Behavioural Science aldaar werd aan het begin

van dit collegejaar op non-actief gesteld wegens het

gebruik van gefingeerde data. Inmiddels is duidelijk

dat deze fraude al zeker sinds 2004 aan de gang was en

dat minstens dertig van Stapels artikelen frauduleus

zijn. Pas deze zomer durfden enkele promovendi aan de

alarmbel te trekken. Anderen durfden dat niet, mede

door Stapels reputatie. Zijn reputatie en zijn baan is hij

nu kwijt. Zijn doctorstitel (behaald aan de UvA) leverde

hij recent zelf in.

Stapel is echter niet de enige wetenschapper die

onlangs op negatieve wijze in de media is gekomen.

Op 22 oktober wijdde het NRC Handelsblad een artikel

aan (financiële) misstanden aan de TU Delft. Eén van

de zaken die in dat artikel genoemd werd betreft de

regels voor bijverdienen en voorkomen van (de schijn

van) belangenverstrengeling van medewerkers. Bij een

decaan was schimmigheid ontstaan over opdrachten

die vanuit zijn faculteit naar ondernemingen van zijn

vrouw gingen en over de rector magnificus schreef de

NRC dat hij niet helder was over zijn bijbanen. In de TU

Delta is een interview te lezen waarin Dirk Jan van den

Berg, de Delftse collegevoorzitter, reageert op het NRC-

artikel en een commissie aankondigt waar wetenschap-

pers te rade kunnen gaan als twee petten die ze dragen

met elkaar verstrengeld dreigen te raken.

De twee genoemde situaties zijn verschillende van

aard, maar tonen ook een overeenkomst in het feit dat

ze beide met integriteit te maken hebben. Boven-

dien zijn ze allebei zeer relevant voor de Universiteit

Twente, waar onderzoekers ook in competatieve velden

opereren. En er zijn ook UT-medewerkers die naast hun

baan hier nog een functie vervullen, bijvoorbeeld in de

politiek of bij een (eigen) bedrijf. Daar is niets kwalijks

aan, eerder het tegenovergestelde, maar wat elders

gebeurt kan ook hier gebeuren.

De UT zou er verstandig aan doen om nog eens na

te gaan wat zij doet om soortgelijke problemen te

voorkomen. Waar kun je op de UT terecht als je serieuze

aanwijzingen hebt dat een collega niet integer han-

delt? En werken bestaande methodieken ook echt, of

vooral op papier? Ik geloof niet dat de UT een bolwerk

van corrupte en frauderende mensen is, maar de

actualiteit heeft aangetoond hoe belangrijk het voor

een universiteit is hier aandacht aan te besteden. Als

het niet om ethische redenen is dan op zijn minst voor

het publieke imago van de UT.

Beer Sijpesteijn is student Technische Informatica.

Reageren? www.utnieuws.nl

Column | Beer Sijpesteijn

UT NIEUWS 02|2011 23

Vijf vragen over:

Nominaal studeren wordt de norm

TEkST: PAUl DE kUyPER >

1.) Wat is ‘de norm’ nu dan?

‘Het gaat niet om de norm als formele regel.

Als je niet nominaal studeert, vlieg je er niet

uit. Het gaat om wat we normaal vinden. Het

moet vanzelfsprekend zijn dat je in drie jaar je

bachelordiploma haalt. Nu is er eigenlijk geen

norm. De perceptie is dat de studieperiode een

soort vrijplaats is om te oefenen met verschil-

lende vormen van volwassenheid. Dat daar ook

een opleiding bij hoort, lijkt soms secundair.’

2.) Welke maatregelen gaan ervoor zorgen

dat nominaal studeren norm wordt?

‘Voor een deel verandert het al door druk

van bovenaf, zoals de langstudeermaatregel.

De samenleving accepteert het niet meer dat

studenten jaren langer over hun opleiding doen.

Zelf moeten we duidelijk laten zien dat we pres-

taties verwachten. Studenten moeten elkaar

ook aanspreken op hun inzet. In het nieuwe

bacheloronderwijs doen we dat door studenten

meer van elkaar afhankelijk te maken via pro-

jectonderwijs. Je krijgt wederzijdse verantwoor-

delijkheid. Een andere maatregel is de module

van 15 EC die je als geheel moet halen. Het is

alles of niets, je kunt het er niet een beetje bij

doen. Dat geldt ook voor de manier van toetsen.

Als je minder mogelijkheden tot herkansen

biedt, zie je meteen dat studenten beter hun

best doen om het de eerste keer te halen.’

3.) Waarom mogen studenten niet zelf be-

slissen hoe ze hun studie(duur) inrichten?

‘Dat is een gewetensvraag. Je hebt een ambte-

narenreden: omdat de overheid het zo wil. In

directe zin is langstuderen niet zoveel duurder

dan nominaal studeren. Maar de overheid rede-

neert anders. De tijd die hoogopgeleide profes-

sionals studeren, zijn jaren die ze niet werken,

waarin ze geen belasting betalen en geen hoge

economische output leveren. Een goede reden,

maar voor ons niet de enige. Ik geloof dat de

kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat als

iedereen echt zijn best doet. Als nominaal

studeren de norm wordt, gaat de gemiddelde

inspanning van studenten omhoog en daarmee

de kwaliteit van de opleiding.’

4.) Welke gevolgen heeft dit voor ontplooi-

ing buiten de studie, zoals bijbaantjes,

sport, cultuur, activisme?

‘Ik heb hier een impopulair standpunt. Er zijn

weinig studenten die meer dan dertig uur per

week in hun studie steken. Die inspanning met

vijf tot tien uur verhogen zou al ongekend zijn.

Daarnaast kun je nog makkelijk vijftien tot twin-

tig uur in activisme steken. Voltijdsactivisme

is een ander verhaal. Maar dat heeft niets te

maken met het Twents onderwijsmodel. De

langstudeermaatregel is daar het probleem.’

5.) Gaat deze norm potentiële studenten

aantrekken of juist afschrikken?

‘Het gros van de studenten kan het geen biet

schelen hoe het onderwijs ingericht is. Dat gaat

veranderen onder druk van bijvoorbeeld de lang-

studeerboete en het verschralen van de studiefi-

nanciering. Studenten en vooral hun ouders gaan

hun keuze steeds meer bepalen op grond van de

prestaties van de universiteit. Op termijn zullen we

meer studenten trekken, maar pas als we bewezen

resultaten hebben.’ |

In de inleiding van de nota Naar een Twents onderwijsmodel – over het nieuwe bacheloronderwijs –

staat het zwart op wit: Nominaal studeren moet de norm worden. Vijf vragen hierover aan de ‘geestelijk

vader’ van de nota, programmamanager onderwijsvernieuwing Tom Mulder, die zelf zeven jaar deed

over zijn vierjarige opleiding Arts & Sciences in Maastricht.

Page 24: UT-Nieuws Magazine december 2011

AFVD Foton

24 UT NIEUWS 02|2011

Page 25: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 25

PlONS………

Ze hebben circa 40 leden, van wie er vijftien heel

actief zijn. Elke woensdagavond komen de leden

van AFVD Foton bijeen in zaal 5 van de Vrijhof.

AFVD staat voor Amateur Fotografen Vereniging

Drienerlo. Ze schieten de mooiste plaatjes en ex-

perimenteren met opstellingen en lichtinval. Alles

voor het behalen van een fraai eindresultaat!

Voor deze foto voerden de leden van Foton het

volgende experiment uit. Ze maakten een ronde

opstelling van vijf fotocamera’s op een standaard.

Daarna lieten ze een waterdruppel door een la-

serstraal vallen, die vervolgens een lichtgevoelige

sensor triggerde. De sensor stuurde input naar

een microcontroller, die op zijn beurt de camera’s

weer aanstuurde. PLONS….deed de waterdrup-

pel, exact op het moment dat de fotocamera’s

één voor één afgingen. Zo konden de leden van

Foton de vallende waterdruppel op verschillende

tijdsmomenten vastleggen. De foto hiernaast is

één zo’n tijdsmoment.

In de komende nummers van UT Nieuws

Magazine laten we meer werk van Foton zien.

Foto: AFVD Foton, Robert-Jan Doll

en Djurre Broekhuis.

Page 26: UT-Nieuws Magazine december 2011

Interview | Robbert Dijkgraaf

HOP, BAS BEllEMAN | FOTO: HANS STAkElBEEkk >

Binnenkort verruilt hij Nederland voor een

droombaan als directeur aan het Institute for

Advanced Study in Princeton, waar Einstein nog

gewerkt heeft: natuurkundige en KNAW-president

Robbert Dijkgraaf.

“Iemand waarschuwde alvast dat ik niet als een

soort Johan Cruijff vanaf een berg ver weg com-

mentaar moet blijven leveren op het Nederlandse

onderwijs en onderzoek”, glimlacht Robbert Dijk-

graaf. “Dat zal ik zeker proberen te voorkomen.”

Maar voorlopig spreekt hij nog vrijuit, want tot

mei 2012 is hij gewoon de president van de Ko-

ninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-

pen. Het is zijn taak om zich ermee te bemoeien,

vindt hij. “Wij zijn in 1808 opgericht om de koning

van advies te dienen.”

U heeft natuurkunde en wiskunde gestudeerd,

maar ging tussendoor ook schilderen aan de

Gerrit Rietveld Academie. Had u in deze tijd

van hoge collegegelden voor langstudeerders

en tweede opleidingen kunnen uitgroeien tot

wie u nu bent?

“Laten we eerlijk zijn: het wordt wel steeds

moeilijker. Misschien zou ik in deze tijd wel naar

een brede opleiding als het university college zijn

gegaan. We lijken soms te vergeten dat er een ze-

ker ritme zit in hoe de student zich ontwikkelt. In

Nederland doen we alsof de middelbare school de

tijd is waarin je je vleugels kunt uitslaan, waarna

je op je achttiende doelgericht gaat studeren. Op

mijn achttiende kon ik dat toevallig wel, maar op

mijn twintigste begon het weer te kriebelen.

Onderschat de menselijke geest niet. Soms lijkt

het van buitenaf alsof iemand de weg kwijt is,

terwijl die gewoon om zich heen aan het kijken is.

Als je het aankunt, dan moet het tot de mogelijk-

heden behoren om in vrijheid rond te dwalen.

Studenten moeten zelf ook begrijpen dat ze

steeds alle kanten op kunnen. Soms denken ze

dat ze op een hogesnelheidstrein stappen. Ze

beginnen aan een opleiding economie en op hun

vijftigste zijn ze dan nog altijd econoom. Maar het

is eerder een boemeltreintje. Het stopt op heel

veel stations: je kunt altijd overstappen. Daarom

is het ook goed om een helder onderscheid tussen

bachelor en master te hebben, zodat studenten

tot nadenken worden gedwongen.”

Als staatssecretaris Zijlstra zijn zin krijgt,

wordt een deel van het onderwijsgeld gereser-

veerd voor kwaliteitsbekostiging. Is dat een

goed idee?

“Je moet oppassen dat je kwaliteit niet te smal

opvat. Een instelling kan excelleren met een

hbo-opleiding voor mensen aan de onderkant, die

anders buiten het systeem zouden vallen. Of door

samenwerking met het bedrijfsleven. Of met een

masteropleiding voor de allerbeste studenten. Je

moet rekening houden met zulke diversiteit.

Maar toch is het belangrijk dat er een bepaald

competitief element in het onderwijs komt.

Voor het wetenschappelijk onderzoek is de rol

van NWO heel belangrijk geweest. Daar moet je

strijden voor geld en dat heeft zeker de kwaliteit

van wetenschap verbeterd. Zoiets zou ook in het

onderwijs kunnen. Maar je moet er heel eerlijk in

zijn: dat kan alleen met extra middelen.”

De VVD zegt dan altijd: als je nieuw geld ver-

standig kunt verdelen, dan kun je dat met het

bestaande budget ook.

“Je moet geen berg maken door ergens anders

een kuil te graven. Die kuil laat zich ook niet

zomaar uitgraven. Je roept dan te veel negatieve

energie op. En als je echt profilering nastreeft,

dan hebben we het over hele onderzoeksgroepen

en delen van opleidingen die overstappen naar

andere instellingen. Een verbouwing kost geld en

wordt van tevoren altijd te optimistisch inge-

schat.”

Het kabinet wil ook dat het universitaire

onderzoek een scherper profiel krijgt, onder

het motto ‘focus en massa’. Wat is daarbij uw

grootste zorg?

“Dat er witte vlekken op de kaart van het weten-

schappelijk onderzoek ontstaan. Als alle univer-

siteiten keuzes maken en alleen willen doen waar

ze goed in zijn, vallen er dan geen disciplines

buiten de boot? Neem sterrenkunde, een klein

vakgebied dat me na aan het hart ligt. Dat zit

verspreid over allerlei universiteiten. In Utrecht

hebben ze besloten de sterrenkunde af te stoten.

Het zou jammer zijn als de andere universiteiten

daar ook voor kiezen.

Als een universiteit een mooi kopje uit haar

handen laat vallen, dan is dat jammer, maar het is

maar één kopje. Alleen is het servies dan eigenlijk

niet meer compleet. Wie maakt zich zorgen om

het hele servies van de wetenschap? Dat is de

taak van de KNAW en het moet de zorg van Den

Haag zijn. De vraag is niet alleen: hoe gaat het

met de afzonderlijke instellingen? De vraag is ook:

hoe gaat het met de hele wetenschap?

Maar toegegeven, soms kan het werkelijk verstan-

diger. Kijk naar de twee Amsterdamse universitei-

ten. Sommige afdelingen van de Vrije Universiteit

liggen dichter bij de UvA dan bij andere afdelin-

gen van de eigen instelling. Zij zouden hun gees-

teswetenschappen en bèta-opleidingen opnieuw

kunnen ordenen.”

Dus als een faculteit te klein wordt, dan moet

die samengaan met een zusterfaculteit aan

een andere instelling?

“Niet altijd. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk om

een studie als wiskunde op verschillende uni-

versiteiten aan te bieden, al is het een kleine

opleiding. Veel studenten kiezen eerst voor een

bepaalde stad en pas daarna voor een opleiding.

‘Houd het servies van de wetenschap compleet’

22 november 2011 – Profileren is goed, maar universiteiten horen zich niet uitsluitend

op hun sterke kanten richten. Samen moeten ze alle disciplines overeind houden, vindt

natuurkundige en kNAw-president Robbert Dijkgraaf.

26 UT NIEUWS 02|2011

Page 27: UT-Nieuws Magazine december 2011

Dus het aantal studenten wiskunde zou drama-

tisch afnemen als ze allemaal in dezelfde stad

zouden moeten studeren. Bovendien heeft een

discipline als wiskunde een dienende functie:

andere wetenschappen zijn ermee gebaat dat er

aan de universiteit goede wiskundigen rondlopen.

Dit geldt natuurlijk ook voor sommige geesteswe-

tenschappen. Een fatsoenlijke universiteit moet

bepaalde studies in huis hebben, al zou er bijna

niemand op af komen.”

Nederlandse wetenschappers presteren opval-

lend goed. Waarom zouden we überhaupt iets

aanpassen?

“Denk aan de Rode Koningin uit Alice in Wonder-

land: zij moet blijven rennen om op haar plaats te

blijven. Subsidiestromen veranderen nu eenmaal.

Europa wordt steeds belangrijker en gaat zijn

budget misschien wel verdubbelen. Er komen

meer grootschalige subsidies voor grote projec-

ten. Daar moet je rekening mee houden.

Maar inderdaad reageer ik graag enigszins conser-

vatief. We zijn het negende land te wereld in het

aantal citaties in de wetenschap. Voor een klein

land als Nederland is dat enorm. Onze weten-

schappers zijn bijna de meest productieve ter

wereld; alleen Zwitserland staat daar nog boven.

We hoeven niet telkens scherpe keuzes te maken.

Het aanbod kan best volledig blijven.”

U pleit voor extra geld voor de wetenschap,

maar de Nederlandse wetenschap doet het pa-

radoxaal genoeg goed, ook al zijn de middelen

schaars.

“Eigenlijk is er geen sprake van een paradox.

Ik las dat Nederlandse natuurkundigen gemid-

deld de beste ter wereld zijn, als je naar de

invloed van hun onderzoek kijkt. Maar ja, er

zijn niet zo veel Nederlandse natuurkundigen.

Alleen de allerbesten worden hoogleraar, want

er zijn maar een paar leerstoelen te verdelen.

Ik zou het niet erg vinden als Nederland in dat

opzicht naar de tweede plaats zakt, als we er

dan een paar extra hoogleraren natuurkunde

bij zouden hebben.

Vergeet bovendien niet dat de huidige goede

wetenschappers in het midden van hun car-

rière zitten. Ze hebben een aanloop van twintig

jaar gehad. Wat dat betreft is het als de sterren

die we zien schijnen: dat is het licht van de-

cennia geleden. Ik maak me wel zorgen. Als ik

zie wat nu de mogelijkheden voor jonge men-

sen zijn, dan voorspel ik dat de Nederlandse

wetenschap zeker niet zal groeien.”

Robbert Dijkgraaf (1960) studeerde natuurkunde en wiskunde

in Utrecht. Tussendoor stapte hij tijdelijk over op de Gerrit Riet-

veld Academie. Later promoveerde hij cum laude bij Nobelprijs-

winnaar Gerard ’t Hooft en stortte hij zich op de snaartheorie:

de stroming in de theoretische natuurkunde die ervan uitgaat

dat alle verschijnselen (licht, energie, materie) op het kleinste

niveau dezelfde basis hebben, zoals snaren in verschillende

trilling verschillende klanken voortbrengen.

Hij was gasthoogleraar in onder andere Harvard, Berkeley

en Kyoto en aan het MIT. Hij werkte enige tijd aan Princeton

en is nu universiteitshoogleraar aan de Universiteit van

Amsterdam.

Zijn tweede termijn als president van de KNAW (Koninklijke

Nederlandse Akademie van Wetenschappen) maakt hij niet

af. Hij wordt directeur van het Institute for Advanced Study

in Princeton, waar hij al twee keer eerder heeft gewerkt.

Wel blijft hij hoogleraar aan de UvA en co-voorzitter van de

internationale vereniging van wetenschappelijke academies:

the InterAcademy Council.

In 2003 kreeg hij de hoogste Nederlandse wetenschappe-

lijke onderscheiding: de Spinoza-premie. Van het geld liet

financierde hij www.proefjes.nl, een website met alledaagse

proefjes voor kinderen vanaf acht jaar. Hij wordt alom gepre-

zen om het vuur waarmee hij de wetenschap toegankelijk

maakt voor buitenstaanders, bijvoorbeeld in het televisie-

programma De Wereld Draait Door.

Robbert Dijkgraaf

UT NIEUWS 02|2011 27

Page 28: UT-Nieuws Magazine december 2011

28 UT NIEUWS 02|2011

1) De opdirksessie begint vaak al bij de dresscode op de uitno-

diging. Luidt het voorschrift black tie dan draag je als man een

smoking, een tweedeling kostuum in de kleuren zwart, donkerblauw

of crème. Het colbert heeft een smalle satijnen revers en is kort

van snit. Eronder draag je een helderwit overhemd met opstaande

boord. Voor de hippe studenten onder ons: bij een smoking draagt

men tegenwoordig ook een stropdas in de kleur van het hemd of in

het zwart zoals veel BN-ers doen.

2) Is de dresscode white tie dan hijs je je als man in een rokkos-

tuum. De pantalon is vergelijkbaar met die van de smokingoutfit. En

let op! Een pantalon hoort niet op de heup te zitten zoals bij gewone

spijkerbroeken in de mode is. De taille is toch echt de plek waar de

broek thuis hoort. De pantalon valt net over de hak.

3) Het jasje van een rokkostuum heeft een slip. Andere kleuren

dan zwart en wit zijn bij het voorschrift white tie absoluut not done.

4) Een rokkostuum bestaat verder uit een strikje en gilet, beide

wit van kleur. Een zelfstrikker is tegenwoordige helemaal hot. Het

knopen ervan vergt echter veel moeite. Trek er dus gerust een paar

uur voor uit.

5) Onder het jasje draag je een overhemd, eveneens wit. De mou-

wen, afgezet met manchetknopen, moeten iets onder de mouwen

van het jasje uitsteken.

6) Glimmende, zwarte lakschoenen maken het kostuum voor de

man helemaal af.

7) Wie naar een gala gaat, draagt overigens geen horloge. Gezellig-

heid kent geen tijd is het credo. Een vestzakhorloge mag wel.

Gala, hoe heurt het eigenlijk?

Studentenleven | Etiquette

Stropdas of vlinderstrik? lange jurk of cocktail? December

is dé maand van de chique feestjes en dat staat garant

voor de nodige kledingstress. want hoe zat het nou ook al

weer? Mogen die lange handschoenen nu wel of niet bij een

avondjurk? wie geen flater wil slaan op een gala, kan maar

beter de onderstaande etiquettetips ter harte nemen. wedden

dat je dan het stralende middelpunt van de avond bent?

2.

9.

7.

6.

3.

4.

5.

1.

Page 29: UT-Nieuws Magazine december 2011

8) Als dame word je op een gala in het lang verwacht.

9) De lengte van een avondjapon mag vallen vanaf de knok-

kels van de enkels tot nét boven de grond.

10) Ben je lang, neem dan geen gladde japon uit een lengte,

maar een tweedelige set of een jurk uit een lengte maar dan

bewerkt. Ben je klein, neem dan een zo lang mogelijke jurk.

Door een halter aan de japon lijk je optisch ook langer.

11) Voor de haardracht van lange lokken wordt aangedra-

gen om de haren (losjes) op te steken.

12) Een halter is ook goed voor dames met een grote

cupmaat. Draag je avondkleding waar geen bh onder kan?

Gebruik een plak bh van siliconen waardoor de borsten ook

nog beetje gelift worden. Toch een bh aan? Neem dan geen

plastic bandjes aan een bh. Dat is not done. Schaf een strap-

less exemplaar aan.

13) Buikje weg? Gebruik bodyshaping underwear.

14) De tijd voor lange handschoenen is passe.

15) Heb je een afwijkende kleur schoenen bij de avondjurk,

kies dan ook voor accessoires in die kleur.

16) Bij een zwarte galajurk draag je geen zwarte kousen,

maar een antracietkleurige panty van 15 denier, zo dun

mogelijk dus.

17) Hou het stijlvol. Laat een boa thuis en wees sober met

het aantal sieraden, dus één armband en één ketting.

Denk ook na over de jas die je over je jurk aantrekt als je

naar het feest komt en weer naar huis keert. Wees sub-

tiel. Een trainingsjas kan de chique uitstraling behoorlijk

schaden. De heer pakt bij de garderobe de jas van de dame

en helpt haar met aantrekken. Bij het weggaan gaat de

dame de heer voor en wacht bij de deur totdat deze voor

haar geopend wordt. Tot slot brengt de heer de dames weer

netjes thuis.

TEkST: SANDRA POOl EN GABy EGBERINk, EIGENARESSE VAN AIMéE, SPECIAAlZAAk IN AVOND- EN BRUIDSklEDING | FOTO: GIjS VAN OUwERkERk I MODEllEN: DE UT-STUDENTEN THIjS SPRUIjT EN SIMONE kRAMER

UT NIEUWS 02|2011 29

8.

17.

11.

10.

13.

14.

16.

15.

12.

Page 30: UT-Nieuws Magazine december 2011

Interview | Sabine Roeser

TEkST: SANDRA POOl | FOTO: ARjAN REEF >

Je bent je studieloopbaan begonnen aan

de kunstacademie. Hoe ben je tot die

keuze gekomen?

‘Het leek mij de moeilijkste studie, de grootste

uitdaging en de ultieme vrijheid om zelf aan de

slag te gaan. Ik kom uit een echte bètafamilie.

Mijn vader had wiskunde voor ogen, want daar

was ik goed in. De kunstacademie was echt een

no go. Na jaren worstelen kwamen we tot een

compromis: een architectuurstudie op een kunst-

academie. Tijdens mijn eerste tussentijdse beoor-

deling kreeg ik te horen dat ik wiskunde aan het

bedrijven was. Dat was een wake up call. Ik moest

de nauwkeurige en analytische benadering losla-

ten en zelf aan de slag. Dat was een mind switch,

een vaardigheid die ik nog steeds aanboor. Als ik

een pittig commentaar krijg op een paper grijp ik

terug naar dat leermoment. Ik probeer de kritiek

te zien als een mogelijkheid waar ik zelf mee aan

de slag kan.’

Hoe verliep je studie aan de kunstopleiding?

‘Uiteindelijk is het geen architectuur geworden,

maar schilderen, het vrije werk. Met mijn diploma

op zak, kwam de honger naar kennis weer om de

hoek kijken. Ik koos filosofie en politicologie als

vervolgstudies.’

Emoties en risico’s zijn terugkerende

thema’s in jouw onderzoek. Wat spreekt

jou hierin aan?

‘Het is een mooie combinatie van mijn analytische

kant en creatieve kant. In mijn onderzoek hou ik

een pleidooi dat rede en emotie samengaan.’

Je zegt in je rede: ‘ morele emoties zijn

nodig om morele aspecten van risico’s te

begrijpen.’ Wat bedoel je daarmee?

‘Bij morele emoties moet je denken aan

schaamte, schuldgevoel en verontwaardiging.

In de context van risico’s komen er emoties bij

die soms wel en soms niet om morele aspecten

gaan. Angst voor kernenergie kan gaan over het

onvoorspelbare karakter of over de verantwoor-

delijkheid die we hebben voor toekomstige ge-

neraties. Hetzelfde geldt voor walging. Het kan

irrationeel zijn en gericht op het onbekende,

maar het kan ook duiden op een ongemakkelijk

gevoel ten aanzien van technologische innova-

ties. Emotie kan erop duiden dat er moreel iets

aan de hand is waar we over moeten nadenken.

Daarom moeten we emoties onderzoeken om

er achter te komen of ze ons op belangrijke

dingen wijzen.’

Wat is het vernieuwende element in

jouw onderzoek?

‘Dat ik inzichten uit het emotieonderzoek

samenbreng met inzichten uit de risicopsycho-

logie. Er heerst inmiddels een brede consensus

dat een puur technische benadering van risico’s

niet voldoende is en dat er ook morele aspecten

aan zitten. Maar de rol van emotie is daarin nog

onderbelicht. Mijn theoretische kader draagt bij

aan een breder perspectief van emoties.’

Wat zijn veel gehoorde kritieken op jouw

onderzoek en hoe ga je hiermee om?

De meest gehoorde tegenwerping betreft voorbeel-

den van misleidende emoties. Dat klopt enerzijds,

maar emoties hebben ook een smeerolie-effect in

onze maatschappij. Al die emoties sturen ons de

hele dag het leven door zonder dat we er ons altijd

bewust van zijn. Ik refereer vaak aan het werk van

de neuropsycholoog Antonio Damasio. Hij toonde

aan dat mensen met een hersenbeschadiging,

waardoor ze geen emoties meer hebben, ook geen

concrete morele oordelen meer kunnen vellen. De

patiënten zijn veranderd in onbeleefde mensen en

ze zijn bereid om heel grote risico’s te nemen die

gewone mensen onaanvaardbaar vinden. Emoties

zijn dus nodig om morele oordelen en verantwoorde

risico-oordelen te vellen.’

Wat is je volgende stap?

‘In mijn Vidi-project zal ik het onderzoek uit-

breiden naar de politieke besluitvorming.

Ik ontwikkel daarvoor een politiek-filosofisch

kader voor risico-emoties.

Een aangetrokken promovenda en postdoc ver-

richten het empirische onderzoek.’

Wat wil je bijdragen met je onderzoek?

‘Ik zou graag willen zien dat zowel in wetenschap-

pelijke als in het maatschappelijk discours over

risico en emotie meer aandacht besteed wordt aan

de positieve bijdrage die emoties kunnen leveren

aan het inzien van morele aspecten van risico’s.

Emoties zijn een bron van inzicht en reflectie.

Door ze te negeren of te accepteren zonder er over

na te denken mis je belangrijke inzichten.’ |

‘Emotie kan erop duiden dat er moreel iets aan de hand is’

wie emoties negeert of accepteert zonder er goed over na te denken, mist belangrijke inzichten. Aan het

woord is Sabine Roeser, bijzonder hoogleraar politieke filosofie en ethiek bij de vakgroep wijsbegeerte

van de faculteit Gedragswetenschappen. Vandaag, donderdag 1 december, is haar oratie over morele

emoties en risicopolitiek. ‘Door emoties voel je wat mogelijke gevolgen zijn van risico’s’ , aldus Roeser.

De studieloopbaan van Sabine Roeser begon met een

diploma van de kunstacademie in Maastricht, dat ze in 1994

behaalde. Daarna studeerde ze in 1997 cum laude af voor

haar master filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.

Begin 1998 slaagde ze voor haar master politicologie aan

dezelfde universiteit.

In 2002 rondde ze haar PhD-onderzoek af bij de Vrije Uni-

versiteit Amsterdam. Van 2005 tot 2009 werkte Roeser

aan een Veni-beurs voor het onderzoeksproject Emoties

en technologische risico’s. In 2009-2010 was ze Fellow bij

het NIAS, het Netherlands Institute for Advanced Study

in the Humanities & Social Sciences. In 2010 leidt ze een

Vidi-project over morele emoties en risicopolitiek. Sinds

2001 werkt ze bij de sectie Filosofie van de Technische

Universiteit Delft, eerst als universitair docent en sinds

2010 als universitair hoofddocent. Daarnaast is ze sinds

2009 managing director van het 3TU Centre for Ethics

and Technology. Sabine Roeser is op 21 september 1970

geboren in Haan, Duitsland. Ze is getrouwd en heeft een

zoon van zeven en een dochter van vier.

wie is Sabine Roeser?

30 UT NIEUWS 02|2011

Page 31: UT-Nieuws Magazine december 2011

Genzyme

UT NIEUWS 02|2011 31

Page 32: UT-Nieuws Magazine december 2011

Wie is...

‘Elkaar kunnen vinden, daar gaat het om’

32 UT NIEUWS 02|2011

Page 33: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 33

Loopbaan: ‘Ik heb een groene achtergrond en

heb me al doende opgewerkt richting manage-

mentfuncties. Na mijn studie aan de tuinbouw-

school ging ik in Dieren aan de slag bij een groen-

bedrijf. Vervolgens werkte ik twaalf jaar als hoofd

uitvoerder bij het tuincentrum Jan Boomkamp in

Borne. Daarna trad ik in dienst bij Huib van den

Hoven, een groenaannemer met een vestiging

op de campus. Dat bedrijf nam ISS Plantscaping

over. In 2007 werd ik contactmanager terrein bij

de UT. Door de overstap kon de aansturing van

het terreinbeheer beter gereguleerd worden. Ik

hou me bezig met alles buiten de gebouwen. Van

straatverlichting tot aan de bomen en van het

groen tot aan de infrastructuur.’

Trots: ‘Ik ben trots op de mooie, groene campus.

De uitstraling is sterk verbeterd. Er is geïnves-

teerd in goede wegen, stoepen en veiligheid. Maar

ook op sportgebied gebeurt er van alles. De sintel-

baan is misschien wat verouderd, maar neem de

nieuwe beachvolleybal-bakken. Die zien er goed

uit. Daarnaast is de organisatorische structuur

duidelijk geworden. Mensen weten bij wie ze

moeten aankloppen voor het onderhoud.’

Collega’s: ‘Zijn ontzettend belangrijk. Je hebt

ze bijna net zo hard nodig als een goede vriend.

Ik weet ze te vinden. Zowel binnen het Facilitair

Bedrijf als daarbuiten. Ja, ik ken veel mensen en

ik heb veel contacten. Ik kan makkelijk bruggen

bouwen tussen verschillende afdelingen. Het is

belangrijk dat je elkaar kunt vinden en elkaar in

de waarde laat. Of ze mij wel eens op de kast krij-

gen? Ja, dat lukt wel. Als mensen hun afspraken

niet nakomen bijvoorbeeld. Of als er zaken op het

laatste moment geregeld moeten worden, terwijl

dat al veel eerder had gekund. Een voorbeeld? We

hanteren het beleid dat er geen spandoeken aan

gebouwgevels mogen hangen. Als dat dan toch

via een andere weg gebeurt, terwijl wij verkondi-

gen dat het niet mag, dan komt dat niet ten goede

aan onze geloofwaardigheid.’

Slapeloze nachten: ‘Ja, die heb ik wel eens. Van

een aanbesteding bijvoorbeeld. Doe ik het wel

goed, maalt dan door mijn hoofd. Een aanbeste-

ding leg je voor meerdere jaren vast. De procedu-

re staat voor iedereen open en in die zin heb je er

geen vat op. Je weet niet welke groep je binnen-

haalt en dat is spannend. Het komt ook wel eens

voor dat ik gebeld word midden in de nacht. Dan

is er een waterlekkage of een andere calamiteit en

kom ik deze kant op.

Vrachtwagens: ‘Wat ik doe als ik niet aan het

werk ben? Vrachtwagens spotten of rijden. Dat

vind ik mooi. Een hobby van me. Helemaal gaaf.

Dat grote, stoere, robuuste van zo’n voertuig

spreekt me aan. Als het nodig is, rij ik op de

truck. De papieren heb ik. Tijdens de Batavieren-

race breng en haal ik de afvalbakken per vracht-

wagen. Zo ben ik op een leuke manier betrokken

bij het evenement.’ |

‘Elkaar kunnen vinden, daar gaat het om’NAAM: André de Brouwer

FUNCTIE: Contactmanager terrein bij het Facilitair Bedrijf

GEBOREN: 14 oktober 1967

WOONACHTIG: Ambt Delden

OPLEIDING: Middelbare tuinbouwschool

IS: Getrouwd

KINDEREN: Twee dochters van 25 en 27 en een zoon van 13

TV: Actualiteitenprogramma’s

FILM: Het liefst actie met de nodige humor erin

BOEK: Vakbladen en elke dag de krant

IS OOK: Lid van het stichtingsbestuur van het sportcomplex De Pol in Bentelo, lid van het onderhoudsteam van

datzelfde sportcomplex en lid van de carnaval- en voetbalvereniging

wie is André de Brouwer?

Page 34: UT-Nieuws Magazine december 2011

34 UT NIEUWS 02|2011

Page 35: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 35

TEkST: DITTA OP DEN DRIES | FOTO’S: MIkEl BUwAlDA >

De bel van zijn woning in Haarlem doet het

niet. Kloppen svp, staat er op een briefje. Na

een stevige roffel op de voordeur komt Peter

de trap af stormen. Brede glimlach. Haar in de

war. Diep donkere ogen, die kunnen priemen,

lachen en dromen. Hij vindt het fijn dat er be-

zoek uit Twente is. Het is per slot van rekening

de thuisbasis van zijn debuutroman Bonita

Avenue. Kan hij mooi herinneringen ophalen uit

de tijd dat hij journalist bij het UT-Nieuws was.

Want aan die periode, van 1998 tot 2002, heeft

hij heel veel te danken, zegt hij.

‘Ik heb bij UT Nieuws leren produceren op

momenten dat het nodig is. Die basis, daar

profiteer ik regelmatig van. Als het om taal gaat

ben ik een enorme perfectionist. Ik kan heel

erg lang over een zin doen, soms wel uren. Ik

ben wel stylist, geloof ik. Een alinea is voor mij

niéts waard als ie niet kristalhelder, vermakelijk

en scherp is. De opeenstapeling van dergelijke

alinea’s maakt dat een tekst de moeite waard is

om te lezen.

Schrijven is schrappen, wordt soms gezegd.

Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik hou

van lange zinnen. Die horen bij mijn stijl als

schrijver. En je schrijfstijl is een projectie van

jezelf als denker. Ik hou van ritme, cadans in

mijn zinnen. En van barokke taal. Een zin hoeft

helemaal niet uitgebeend te worden. Juist niet.

Het moet een volzin zijn. Niet vol om de vol-

heid, maar om de functie die de zin heeft.’

Hij grijpt naar zijn debuutroman Bonita Avenue,

die op de eettafel ligt. ‘De langste is de eerste

alinea van hoofdstuk 8. Ik schat dat die ene zin

zo’n 150 woorden telt. Daar heb ik wel even

op gezeten. Het is moeilijk om de spanning in

een lange zin vast te houden. Maar als het lukt,

dan heb je ook wat, nietwaar? En bovendien,

de korte zin die je daarachter zet, komt veel

harder binnen.’

Het leven van Peter Buwalda (39) is geen

lineaire lijn. Integendeel, het slingert hem heen

en weer, van het ene uiterste naar het andere.

Vier jaar lang leefde hij in een enorm isolement,

sloot hij zichzelf op om onafgebroken aan zijn

bestseller Bonita Avenue te schrijven. Hij zoog

alleen buitenlucht op als er niets meer te eten

in huis was. De afgelopen maanden is hij amper

meer thuis, leeft hij uit de koffer. Lezingen,

signeersessies in boekhandels van Leeuwarden

tot Maastricht, interviews voor radio, tv en

kranten. ‘Een zuiver tegendeel van het schrijf-

proces. En opnieuw heb ik geen boterham in

huis.’

Hij was arm. Leefde tijdens het schrijven van

zijn boek op het voorschot van 35.000 euro, dat

hij van zijn uitgever kreeg. Nu gaat het beter.

‘Er zijn inmiddels al 100.000 exemplaren van

Bonita Avenue verkocht. De schoorsteen rookt.

Wie weet worden het er wel meer.’

Toen hij voor het eerst voet op de UT-campus

zette, was er een fors dieptepunt, zat hij hele-

maal aan de grond. Hij schetst die periode met

verve. Hoe hij Nederlands studeerde in Utrecht

en een lijntje uitgooide naar een vervolgstudie,

een postdoctorale opleiding journalistiek in

Rotterdam. Er hadden zich 2000 kandidaten ge-

meld, er konden maar 20 worden aangenomen.

‘Ik dacht dat ik toch niet aangenomen zou wor-

den. Wel dus. Er was alleen een probleempje, ik

had mijn scriptie voor Nederlands nog niet af.

Daarmee bracht ik mezelf in een heel lastig par-

ket. Toen ze er bij mijn nieuwe opleiding achter

kwamen dat ik nog niet was afgestudeerd, viel

dat heel erg slecht. Ze vonden het valsheid in

geschrifte. Ik kreeg ruzie met docenten, met

mijn medestudenten, nou ja…met iedereen

eigenlijk. Mijn leven liep op alle fronten fout. Ik

was in die periode één groot lopend conflict. Ik

ben afgestudeerd zonder mijn ouders, zonder

vrienden. Ik vond dat er niks te vieren viel.’ >

Cultuur | Peter Buwalda

‘Hee Buwalda……., je verhaal komt niet in het museum!’

Schrijver Peter Buwalda leerde produceren bij UT Nieuws

Hij kon er de klok op gelijk zetten. Elke woensdagmiddag tussen twee en vijf uur, als de deadline

van het weekblad UT Nieuws naderde, drentelde oud-hoofdredacteur Bert Groenman constant

om zijn bureau, als een politie-agent. ‘He Buwalda, zet je verhaal in de pot. Nu!! Het hoeft niet in

een museum!’, schreeuwde hij dan, in de hoop dat journalist Buwalda eindelijk zijn ei eens legde.

‘Heel begrijpelijk’, zegt de succesvolle schrijver, bijna tien jaar na dato. ‘Perfectionistisch zijn qua

taalgebruik is een voordeel voor een romancier, maar een nadeel voor een journalist.’

Page 36: UT-Nieuws Magazine december 2011

Zijn medestudenten gingen na hun opleiding

werken bij de Volkskrant en het NRC. Peter

Buwalda solliciteerde bij UT Nieuws. ‘Enschede,

da’s lekker ver weg van alles, dacht ik. Ik had een

sollicitatiegesprek met Bert Groenman. Wel een

goed gesprek, maar een dag later belde ik toch op,

om mijn sollicitatie weer in te trekken. Ik zag het

niet zitten. Maar Groenman wilde daar niks van

weten. ‘Man, je bent aangenomen!’, zei hij. En ik:

‘oké, dan kom ik.’

Ik was 27 en volkomen berooid en uitgewoond.

Groenman dacht dat hij een topper binnenhaalde.

Maar ik had dan wel een elite-opleiding voltooid,

ik was gewoonweg een wrak. Had een geknakt

zelfvertrouwen, een gigantisch slaapprobleem

en enorm veel schulden. Ik kan me mijn eerste

werkdag nog heel goed herinneren. De hele nacht

ervoor had ik wakker gelegen en kon mijn ogen

amper openhouden. Toen ben ik, onder werktijd,

stiekem onder een boom op de campus een paar

uurtjes gaan slapen.’

‘Het klikte meteen in mijn nieuwe baan. Ik kwam

in een vriendelijke omgeving terecht, met leuke

collega’s. Ik kreeg een (klein) salaris. Ik kon

overal over schrijven, want bij een universiteits-

blad is er een grote bandbreedte aan onderwer-

pen. Gevarieerder dan op een krantenredactie. Ik

schreef wetenschappelijke verhalen, interviewde

popartiesten, volgde de succesvolle verrichtingen

van De Twente 4, de roeiers van de UT die aan

de Olympische Spelen meededen. Mijn zelfver-

trouwen ging in Enschede met sprongen vooruit.

Want ik merkte ineens dat ik het best aardig kón;

schrijven. En zo klauterde ik het dal weer uit.’

‘De UT was ook mijn speeltuin. Het studentenle-

ven bijvoorbeeld? Daar dompelde ik me volledig

in onder. Ik liep alle studentenfeestjes af. Het is

voorgekomen dat ik ’s nachts om twaalf uur naar

de hoofdredacteur belde. ‘Bert…..ik sta nu bij

Audentis en heb redelijk wat modder aan mijn

schoenen. Dat moet ik morgenvroeg eerst schoon-

maken. Dusse….. ik kom wat later.’

De sfeer op de redactie was soms ronduit melig.

We bedachten ieder jaar een 1 april grap. Lieten

we bijvoorbeeld een net spannen in de hal van de

Vrijhof en schreven we in de krant dat Richard

Krajicek een clinic kwam geven, nadat hij bij de

werktuigbouw in een windtunnel strips op zijn

arm had getest voor een snellere service. Vanaf

het balkon zagen we de mensen toestromen. En

samen met een collega heb ik rond Valentijns-

dag handgeschreven liefdesbrieven de deur uit

gedaan. Eentje naar de rector, eentje bij Tonnie

Buitink onder de ruitenwissers. En Dick Meijer

van de U-raad kreeg er ook eentje. Vervolgens

maakten we een belrondje om te vragen of ze aan

Valentijnsdag deden en of ze wellicht liefdespost

hadden gekregen. Het was leuk. Misschien wel

beter dan mijn eigen studententijd. De UT is wel

een beetje mijn universiteit geworden.’

In zijn boek Bonita Avenue komen veel plek-

ken en herinneringen aan de campus voor. De

vuurwerkramp speelt in zijn boek een grote rol.

In werkelijkheid maakte Peter Buwalda, die aan

de rand van het rampgebied woonde, de ramp

ook mee. ‘Nou, niet aan den lijve. Ik was ten tijde

van de ramp op een bruiloft, net als Aaron, uit

mijn boek. Ik heb voor UT Nieuws veel studenten

geïnterviewd die de ramp meemaakten.’

Twentse lezers herkennen in Siem Sigerius, de

hoofdpersoon van Bonita Avenue, oud-rector

magnificus Frans van Vught. Zien ze spoken? ‘Nee

hoor, Van Vught was absoluut een inspirator voor

de figuur Sigerius, ik denk voor een procentje

of twintig. In mijn periode bij de UT heb ik hem

ervaren als een man met charisma. Iemand die

me doet denken aan wat Barack Obama in ’t groot

uitstraalt. Een man met ambitie, met elan, popu-

lair onder zowel studenten als wetenschappers,

bereid zijn nek uit te steken en die daardoor ook

vijanden maakte.

Van Vught en ik konden het goed met elkaar

vinden. We spraken over literatuur, over onze

favoriete schrijvers. Voordat ik aan Bonita Avenue

begon heb ik twee keer met Van Vught afge-

sproken. Eén keer in Den Haag en één keer in

Enschede. Hij heeft me toen input gegeven voor

het karakter Siem Sigerius. Ik heb de positie en

het charisma van Van Vught gebruikt in mijn

boek. Maar de aankleding van de figuur Sigerius is

uiteraard fictie.’

Buwalda bekijkt de UT-campus als een wereld

onder een stolp. ‘Het is een veilige, complete

wereld. Afgesloten, maar tegelijkertijd verbonden

met de hele planeet. In die beschermde omge-

ving kon ik weer opkrabbelen en herstellen. De

campus was mijn kuuroord. Een fantastische

omgeving, ook voor een boek over personages

die op die sfeervolle, groene campus wonen en

leven. En bovenop die stolp zit Sigerius, als een

soort King Kong.’ |

Cultuur | Peter Buwalda

Schrijver Peter Buwalda komt op dinsdag 27 maart naar de UT.

Hij doet dat op uitnodiging van Studium Generale en UT

Nieuws. Buwalda wordt geïnterviewd door oud-collega Peter

Timmerman. In januari werden de filmrechten voor zijn debuut-

roman Bonita Avenue gekocht. Er bestaat momenteel interesse

om van zijn boek een zevendelige televisieserie te maken.

Peter Buwalda naar de UT

36 UT NIEUWS 02|2011

Page 37: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 37

B-girlTEkST: PAUl DE kUyPER | FOTO: ARjAN REEF >

‘Je moet lenig en sterk zijn voor breakdance. Zelf moet ik het vooral van mijn lenigheid hebben’,

vertelt Joy Huiberts (19), derdejaars werktuigbouwkunde en vierdejaars breakdancer. Met haar

pet op, sneakers aan en een wijd T-shirt is ze een echte B-girl, zoals vrouwen in de breakdance-

cultuur heten; mannen zijn B-boys. ‘Eigenlijk hoort er ook wijde broek bij, maar dat vind ik niet

lekker zitten.’

Joy is twee jaar lid van de UT-breakdancevereniging Break-Even en was afgelopen jaar zelfs

voorzitter van de ongeveer 25 leden tellende vereniging. Ze danst drie keer per week, doet

soms mee aan battles (wedstrijden) en geeft met Break-Even geregeld workshops en demo’s.

Relaxte muziek erbij – breakbeat ( vooral hiphop en funk ) – en losgaan. Ze bedenkt nieuwe

dansbewegingen en probeert spectaculaire freezes uit, poses waarin je helemaal stilstaat. ‘We

hebben geen trainer dus we leren van elkaar. Of ik kijk op internet een filmpje en dan probeer ik

die moves na te doen.’

‘Waarom ik breakdance zo leuk vind? Omdat het helemaal iets van jezelf is. Bij andere dansen

voer je vaak iets uit dat een choreograaf heeft bedacht. Je moet creatief zijn om nieuwe eigen

dansstukjes te bedenken. Wat ook gaaf is: ik kan me lekker uitsloven.’ |

Page 38: UT-Nieuws Magazine december 2011

International

TExT: ROBBIN ENGElS >

Assistant Professor Irna van der Molen is no

stranger to conducting research projects in

conflict areas. Her aspirations: to explore how

scientific knowledge and technological innova-

tion can make a contribution to reduce ten-

sions— no matter how small of a contribution

—to resolve conflict. And in the heated case

of the drought-ridden Middle East, two states

are divided over many issues, including their

scarce water resources. Both sides, Palestine

and Israeli, are trying to reach equable agree-

ments on shared water and maybe science can

help guide the process.

Engineer Saul Arlosoroff, who retired director

and chairperson of the Finance and Economic

Committee of Mekorot, the National Water

Corporation of Israel believes in the need for

further talks: ‘Since the 1993 Oslo agreements,

there have been at least 100 conferences,

workshops or meetings and not once were the

two ambassadors present together.’ The IGS

Conference was a milestone for the UT as both

the Israeli and Palestine ambassadors took part

in productive sessions on diplomacy, despite

the presence of underlying tensions.

Several years ago, Van Der Molen went on a

tour of some of Israel’s water infrastructure,

and was impressed, ‘During my visit to Tel Aviv,

I was taken on a field trip by the chief hydrolo-

gist of Mekorot. The company plays a leading

role — at national and international level — in

water resources management.’ During recent

years of drought, the water levels from the lake

and aquifers have dropped below the red line,

causing a stop to water pumping.’

One of the largest infrastructural projects that

Mekorot constructed in the 1950s-1960s was

the National Water Carrier system that brings

Water as a window of opportunity?

Aquifer moves flow of discussions on water diplomacy in Middle East

what seemed to fly under the radar of national

media attention in October was a meeting of

the Israeli and Palestine ambassadors at a two-

day IGS-Sense conference.

‘The Mountain Aquifer is shared between Israel and Palestine.

It doesn’t require much imagination to realize that (over)

pumping of water from the aquifer on one side can have an

impact on the water available on the other side of the borders

between Israel and the Palestinian Territories. The pumping

station and control center of the National Water Carrier are

located at Lake Tiberius, next to the location which is visited

by tourists for the Bible story referring to the miracle of the

multiplication of five loaves and two fishes that fed thousands

of people. If the amount of water could only be multiplied, as

in the story of the loaves of bread and fishes, then tensions

might be reduced over water issues between both countries.

Yet, miracles don’t happen that easily, and certainly not in

the highly politicized context of the Middle East’ Assistant

Professor, Irna van der Molen chatting in her Ravelijn office on

alternative solutions in the context of shared water.

A symbolic story?

38 UT NIEUWS 02|2011

Irna van der Molen. Photo: Gijs van Ouwerkerk

Page 39: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 39

water from the Sea of Galilee (Lake Tiberias),

the Mountain aquifer and the Coastal aquifer

to Israel’s arid southern region. Annually, four

hundred million cubic meter of water is pumped

from the catchment basin of the Sea of Galilee

into the National Water Carrier.

Increase the pieWhen Van der Molen gives lectures to her

students at the university, she tells them there

are many ways to look at a situation. If you

have a bowl of oranges, for example, and two

people want them then how do you divide

them? Do you give ¾ to one person and ¼ to

the other? Or does one person perhaps only

want the peel? How can you ‘increase the

pie?’ She tells about her lesson to parallel one

growing problem which is water losses. ‘Water

is seeping away due to leakages because of

lack of maintenance and unaccounted water

losses. To build wells, the Palestinians need to

get permits from the Joint Water Committee,

in which both are represented, but which is

not perceived to operate to the equal benefit

of both.’ In turn, cooperation is necessary as

water has no boundaries; yet this cooperation

proves difficult in reality.

To add to the mix, infrastructural problems in

Palestine territories cause 35% water losses in

Palestinian areas. Israeli has less of a loss at 15

percent, partly due to more advanced technolo-

gies that are in place and self-sufficiency which

allows them to make changes independently. In

terms of organization, the water sector in Pal-

estine is more fragmented. ‘Palestinians have

to get permission from the Israeli Joint Water

Committee in order to change something in the

three western bank areas labeled A, B and C

that were created with the Israeli-Palestinian

Interim Agreement of 1995. ‘While there is

some information sharing on the use and ex-

traction of ground water, not all data is shared

due to the political nature of the distribution

of water,’says Van Der Molen. But the question

begs asking: ‘How can you plan sustainably if

you don’t have updated scientific information?’

Needs-based versus rights- basedWhat is the minimum quantity of water that

people need in order to live and survive? At the

national level, the final negotiations on wa-

ter issues will take a long time to be realized.

‘Water plays a crucial role and there are two

ways to examine the problem: one is a needs-

based approach and the other a rights-based

approach or a combination of the two,’ she

reflects, while her palms are facing upward,

making a weighing-scale motion. Every year,

the World Health Organization (WHO) sets

minimum standards. ’ >

Name: Dr Nabil Abuznaid

Born: 1 January 1954

Place of birth: Hebron, Palestine

Education: Master of Arts in International Relations

Howard University, Washington, DC

PhD International Relations

Warsaw University, Poland

Ambassador Nabil was appointed to the head of the

Palestinian Delegation to the Kingdom of the Netherlands

in September 2009. Prior to his appointment, he served

as Chargé ď Affairs in the PLO Mission to the United States

beginning in 2008. During the Oslo Peace Negotiations, he

was advisor to the late Chairman and President of the PLO,

Yasser Arafat.

The ambassador participated in peace talks in Annapolis

in November 2007 and participated in many internatio-

nal conferences on Palestine. He is author of numerous

articles and books and has been interviewed by CNN, Al

Jazeera and Time magazine. Ambassador Abuznaid’s

dissertation was written on the Palestinian-Israeli conflict

and is entitled, ‘From Confrontation to Negotiations.’

Palestine Ambassador

Page 40: UT-Nieuws Magazine december 2011

40 UT NIEUWS 02|2011

International

The rights-based approach is what is fair and

represents a completely different point of view.

As a fictitious example, she offers, ‘What if you

estimate that one side needs a minimum of

100 liter water capita per day while the other

side uses 200-250 liter capita per day. Is this

perceived as fair? Future possible demographic

changes also play a role. What if the population

doubles?’ According to the peace agreement,

there were also targets set and agreed upon

that the Israelis should supply the Palestinians

with a certain amount of water per year and –

while they do comply – it is not sufficient, and

comes at a price. ‘The further development of

independent water infrastructure by the Pales-

tinians is constrained, especially in area B and

C; keeping Palestinians dependent on Israeli

water supply.’

Scenarios, solutions and trust How then can negotiators who hold divided

interest make concrete decisions? Can science

help collective negotiation sessions visualize

future outcomes? According to Van der Molen,

whose calm, almost-swan-like presence soothes

most anyone around her, the long-term per-

spective is shaded with tints of optimism by

building trust, finding scientific solutions and

showing through scenarios how the changing

landscape will be affected by various choices. In

the near future, she’s exploring follow-up activi-

ties with the Technical University of Delft and

the ITC Faculty. She has also invited both am-

bassadors to return to the University of Twente

for guest lectures, offering students a glance at

the problems in the area.

Not to be ignored, she acknowledges the reali-

ties on the ground, ‘The ongoing struggle for

power between Hamas and Fatah makes for

a venerable and delicate two-state relation-

ship. There is the “fear of normalization” by

some Palestinians. Some are not happy about

transboundary cooperation between Israel and

the Palestinian Authorities if this only aims to

solve urgent water-related problems in a par-

ticular area. They argue that one needs to find

agreements at national level otherwise existing

inequalities will never be solved. On the one

hand, water is a “window of opportunity,” yet

on the other hand, if we don’t acknowledge how

politically-charged it is, then one might only

reinforce the current situation.’’ |

40 UT NIEUWS 02|2011

Name: Dr Haim E. Divon

Born: 20 October 1950

Place of birth: Jerusalem, Israel

Education: Legum Baccalureus (Bachelor of Law)

Hebrew University of Jerusalem Law Faculty in 1975

Ambassador Divon joined the Ministry of Foreign Affairs in

1975 and served in the Israeli consulates in Bombay and

Toronto, headed the Israeli Mission in Sri Lanka, and has

served as Ambassador to Ethiopia and to Canada. 

Back in 1990-91, as Director of the Ethiopian Affairs Desk,

he coordinated the inter-ministerial team responsible for

the planning and implementation of Operation Solomon,

the airlift of Ethiopian Jews to Israel.

The ambassador is married to his wife Linda and has

three children. As Head of Israel’s National Agency for

International Cooperation (MASHAV), Ambassador Divon

was the initiator and signatory to the Memorandum of

Understanding with the World Bank Institute.

Israeli Ambassador

Page 41: UT-Nieuws Magazine december 2011

GUEST CONTRIBUTOR: jENNA DElONG >

‘One of the biggest problems that I would love to

improve in Latvia is the loose collaboration be-

tween universities and industries. This gap creates

also a dichotomy between teachers and students

that isn’t present here in Holland. The teach-

ers here don’t act superior to their students; the

relationships are much closer, making it appealing

for students to work harder. The ambitious nature

of Dutch students is encouraging, and something

I would like to incorporate into my culture back

home.

I believe it is important to know the planet you live

on and to get to know the people you live side by

side with. That being said, all the traveling I have

done has made me realize the depth of personal

relationships is severely suffering. I have found

when I get to know more people, my personal

relationships become loose and not grounded.

Partly due to the fact I never know where I will be

in six months. Unfortunately, I find myself putting

less and less effort into having solid, long-lasting

relationships.

Although my relationships, this far, in The Neth-

erlands have been superficial, I have learned a

lot about the Dutch. Getting to know some of the

students and even the teachers made me realize

how hardworking and pragmatic they are. People

in Latvia are different and adapt well to difficult

situations, but often times they don’t do things for

themselves and act independent, but they expect

it will be done for them.

I don’t think the people of my motherland are to

blame. The history of my small country is rich and

most of us reminiscence the recent Soviet-Union

times when recalling Latvia’s antiquity. I remem-

ber being told a story about how my great grand-

mother was summoned to Siberia to an extermina-

tion camp only because she had more property

than people living around her. There was once a

time when we worked hard for what we wanted,

even though we feared it could all be taken away.

If I could, I would travel to every corner of the

world and pick out the best aspects of each

country. Certainly, the exceptionally hardworking,

down-to-earth environment provided by university

teachers is what I will take away with me from The

Netherlands.’ |

My teacher knows my nameAs a 24-year-old exchange student at

Venturelab Twente, ludmila Miscenko dreams

of improving the educational programs back

in her tiny homeland of latvia. She realizes

how important intimate relationships can be,

and hopes to encourage deeper connections

between teachers and students in her

otherwise lackluster education system.

ExpatLens

UT NIEUWS 02|2011 41

Photo: Gijs van Ouwerkerk

Page 42: UT-Nieuws Magazine december 2011

International

TExT: MARlOES VAN AMEROM | PHOTO: ARjAN REEF >

Hotel perks‘Living in a hotel certainly has its advantages’,

laughs Salome Wabuyere, from Kenya, who

was just heading to the hotel’s elevator with

her Tanzanian colleagues and friends Calista

Mkenda and Gregory Mlay.

‘You can always ask things at the reception,

they are very helpful. Like when you have a

problem with your sink. It is usually fixed the

same day, during ITC office hours when the

hotel management knows we are out working,

so as not to disturb us’. Mlay and Mkenda, who

are like Wabuyere studying for an MSc degree

in Geoinformatics, nod. ‘Everything is de-

signed in such a way that we can 100% focus

on our studies during our stay here. You don’t

have to worry about cleaning for example,

thanks to the hotel’s housekeeping, which I

personally think is pretty great’ adds Mlay,

grinning. ‘And I like the level of security: al-

though we are located at the heart of the city

center there are never any problems, because

the reception functions as a watchdog.’

Residential facilities‘Yet, I don’t usually feel like I am living in a

hotel’, observes Mkenda then. ‘More like just

in a student residence. Perhaps because they

let us hold on to our keys.’ She is hardly alone

in her feelings. After speaking with some of

the hotel’s student guests it strikes how many

of them think of their ITC hotel not so much in

terms of a hotel per se, but more as a general

student residence.

No wonder perhaps; the ITC hotel is far more

than your average hotel. To give students the

feeling that they have a “home away from

home”, the hotel was designed with its future

student population in mind, rather than guests

staying for just a few days.

‘On the ground floor there is a laundry room

as well as a common room, while every floor

is also equipped with a communal kitchen, so

the students are not forced to eat out. And

the first floor has a lounge that is turned into

a disco every month, attracting people from

all nationalities and floor’, smiley receptionist

Patrick Hartlief sums up. Meanwhile the hotel

also hosts modest sports facilities through the

provision of a ping pong and a pool table while

students can also play darts.

SocialisingEven better than all the facilities seem for

many the social aspects of staying with your

fellow students in a hotel. ‘All I have to do is

pick up the phone and dial my friends’ room

number and we can arrange to meet. No need

to leave the building even!’ giggles Chinese

student Cui for example, who arrived last Sep-

tember to pursue her MSc degree in Urban

Planning and Management. From his room on

the 9th floor, Nepalese Ragindra Man Rajnhan-

dari heartily agrees. ‘It is easy to make friends

here and great to be able to mingle and inter-

act with so many different cultures. I really

feel I expanded my horizons by staying here.’

Mixed feelingsYet, in spite of the fact that most interviewees

seem to enjoy their stay in the hotel, many

indicate a desire to move out. Nearby UT stu-

dent residence Macandra, where rooms cost

€ 230 a month, proves a particular popular

destination. ‘Paying around € 445 is quite a lot

when you are a student.’ Cui explains.

There is also the issue of extra costs. ‘When

my husband comes over I have to rent a bed’

explained Mkenda. Laughing: ‘but surely

he can sleep in mine!’ Chinese MSc student

You touches upon an other issue: freedom of

choice. ‘UT students can leave their accom-

modation on campus. Now that the ITC is part

of the UT it might be nice if a similar policy

were followed for ITC-ers’. |

‘My friends are just a phone call away’

life at the ITC Hotel

A large part of the UT’s foreign student population - namely the overwhelming majority of MSc

students of the Faculty of Geo-information Science and Earth Observation (ITC)-live in the ITC

hotel. How do the hotel guests experience their stay? what is it like to stay semi-permanently

in a hotel? And does this in the Netherlands unique concept of hosting students in a hotel still

have a future? Marloes van Amerom talks to some of the hotel’s residents.

Originally residing in Delft, the ITC moved to

Enschede in the early Seventies. In 1973 the ITC

hotel opened its doors. The two star hotel currently

has 398 rooms spread out over 12 floors. The hotel

is subsidized by the Dutch government and a room

costs 14.80 a night. All rooms come with fridge,

television and an en suite bathroom. Partially due

to the Dutch governmental residential regulations

around foreign Master students, MSc students are

normally not allowed to leave the hotel to stay

elsewhere, unlike PhD students. Most ITC MSc stu-

dents typically receive a monthly allowance of €900

to cover their accommodation and living costs.

42 UT NIEUWS 02|2011

Page 43: UT-Nieuws Magazine december 2011

MSc student in Geoinformatics

Rajbhandari photographed on his

balcony: ‘In Nepal high buildings are not

that common yet; I was used to buildings

with two floors maximum. So, you can

imagine how surprised and happy I was

to get this view from my window.’

UT NIEUWS 02|2011 43

Page 44: UT-Nieuws Magazine december 2011

44 UT NIEUWS 02|2011

TEkST EN FOTO: RENE VAN lEEUwEN >

Eén van die vele Nederlanders (er zitten er in de

regio en in San Francisco zo’n 30.000) is oud-UT’er

Hans van Rietschote (57). Vele jaren geleden, in

1984, werd de telecomafdeling van Philips, waar

Hans toen werkte, opgekocht door het Amerikaanse

bedrijf AT&T. Daar begon zijn Amerikaanse avon-

tuur. Tijdens de conferentie Silicon Valley Summit

(zie kadertje), waar Hans een van de sprekers was,

zochten we hem op.

Hans studeerde van 1971 tot 1978 toegepaste wis-

kunde in Twente. ‘De keuze voor Twente was voor

mij destijds snel gemaakt. Delft vond ik te oubollig

en Eindhoven was de kweekvijver van Philips. Daar

voelde ik me niet toe aangetrokken. Niet wetende

dat Philips later toch mijn werkgever zou worden’,

zegt hij lachend.

‘In Twente kwam ik erachter dat het studentenleven

zich vooral concentreerde op de campus, die ook

niet direct in het centrum van Enschede lag. Spor-

ten was belangrijk op de campus. Ik werd voorzitter

van de handboogvereniging. Samen met een goede

vriend schreef ik de statuten, vroeg Koninklijke

goedkeuring én subsidie aan.’ Die ervaring nam Hans

mee in zijn carrière in de telecom en computerindus-

trie, met name waar het ging om het aanvragen van

patenten en octrooien. Inmiddels heeft hij meer dan

dertig softwarepatenten op zijn naam staan.

‘Tijdens mijn studie in Twente liep ik op een vakantie

een Amerikaanse dame tegen het lijf. Zij zou later

mijn vrouw worden. Het plan was om de studie in

Twente af te maken en daarna naar de VS te vertrek-

ken. Maar het liep allemaal wat anders.’ Hans kreeg

na zijn afstuderen een baan aangeboden bij TNO

en nam die aan. Later ging hij bij Philips werken en

begon zijn lat-relatie met Amerika. Jarenlang reisde

Hans zeer regelmatig naar de VS. Dat was leuk, maar

ook vermoeiend. ‘Uiteindelijk duurde het tot 1998

voordat ik de definitieve stap naar de VS zette. Als

‘expat’ ging ik voor Philips een nieuwe divisie opzet-

ten.’

Hans werd later hoofd van de afdeling Technology

Scouting bij het bedrijf Veritas. Hij bleek een goede

neus te hebben om ambitieuze startups te scouten.

Uiteindelijk heeft Hans zich voor Veritas zo’n tien

jaar beziggehouden met het scouten van meer dan

duizend startups. Het piepjonge Symantec kocht het

grote Veritas op een gegeven moment op. Symantec/

Veritas groeide uit tot een bedrijf met tienduizen-

den werknemers en een miljardenomzet. Bij een

reorganisatie twee jaar geleden vond Hans het mooi

geweest. Hij pakte zijn vertrekpremie en richtte

daarmee zijn eigen bedrijf, een eenmanszaak, op.

Daar zet hij nu, parttime, zo’n 150.000 dollar per

jaar mee om. Namens zijn bedrijf, Mercury Swan

Consulting, helpt hij startende ondernemers op weg

en geeft hij advies aan kleine bedrijven.

Het idee van onbeperkte mogelijkheden lokte Hans

van Rietschote destijds naar de VS. Zijn Ameri-

kaanse bedrijf richtte hij op via internet. ‘Je krijgt

wat papierwerk thuis, vult wat lijsten in, handteke-

ning eronder en een paar dagen later heb je je eigen

bedrijf, en ben je ingeschreven en geregistreerd bij

alle instanties. Die soepele werkwijze én het fraaie

klimaat in het zonovergoten Sunnyvale, middenin

Silicon Valley, zorgen ervoor dat een terugkeer naar

Nederland voorlopig niet in mijn hoofd opkomt.’ |

Economie | Ondernemerschap

Broedplaats voor startende ondernemerOud-UT’er Hans van Rietschote boert goed in Silicon Valley

Silicon Valley is het Mekka voor de gemiddelde ‘nerd’. Niet alleen computergiganten zoals

Apple, Facebook en Google hebben hun hoofdkantoor in Silicon Valley, het is ook bij uitstek een

broedplaats voor startende en kleinere ondernemers. Het klimaat, de investeringsmogelijkheden,

de cultuur maar vooral de mensen die zich verzamelen in Silicon Valley maken de regio tot een

lokplaats voor mensen vanuit de hele wereld. Zo ook voor Nederlanders.

44 UT NIEUWS 02|2011

Zo’n 30 jonge Nederlandse ondernemers bezochten onlangs

de conferentie Silicon Valley Summit in San Francisco. Onder

hen vijf deelnemers van Kennispark Twente. Europese en

Amerikaanse ondernemers lieten in lezingen en trainingen

horen hoe zij hun bedrijf gestart zijn, welk businessmodel voor

startups interessant is en hoe jonge ondernemers hun Ameri-

can dream kunnen waarmaken. Een ‘onwijs inspirerende trip’,

schrijft Bert Reijmerink, een van de deelnemers, na afloop op

de website van Kennispark Twente.

Silicon Valley Summit

Hans van Rietschote (links) in gesprek met jonge ondernemers.

Page 45: UT-Nieuws Magazine december 2011

UT NIEUWS 02|2011 45

Service

www.autorijschoolstiphout.nl

ut-stiphout 111025.indd 1 25-10-2011 12:25:27

Alle promoties zijn in het gebouw de Waaier.

- F. Alkhaier, faculteit, ITC, 01 december, 12.45 uur.

- ir. D.J. Kroon, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 01 december,

14.45 uur.

- Mrs. Ir. W.A.M. van Lent, faculteit Management en Bestuur, 01 december, 16.45

uur.

- J.M. Jani, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 02 december, 12.45 uur.

- ir. K.C. Rovers, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 02 decem-

ber, 14.45 uur.

- drs. A.H. Zomer, faculteit Management en Bestuur, 02 december, 16.45 uur.

- Mrs. drs. H. Baan, faculteit Gedragswetenschappen, 06 december, 12.45 uur.

- ir. T.J. Muizelaar, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 06

december, 14.45 uur.

- Mrs. L.S. Moreira Teixeira, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 07

december, 12.45 uur.

- Mrs. C. Chen, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 07 december,

14.45 uur.

- L.O. Bonino da Silva Santos, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informa-

tica, 08 december, 12.45 uur.

- drs. J.F. Gosselt, faculteit Gedragswetenschappen, 08 december, 14.45 uur.

- Ir. S.J. Buwalda, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 08 december,

16.45 uur.

- Ir. G.A. ten Brinke, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 09

december, 12.45 uur.

- Ir. R.J.M. Westerhof, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 09 december,

14.45 uur.

- Mrs. E. Vereshchagina, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 09 decem-

ber, 16.45 uur.

- drs. A.J.R. van den Boogaard, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 13

december, 12.45 uur.

- S.S. Keshkamat, faculteit ITC, 13 december, 14.45 uur.

- Mrs. S. Jose, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 13 decem-

ber,16.45 uur.

- K. Loebnitz, faculteit Management en Bestuur, 14 december, 12.45 uur.

- J.A. Disselhorst, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 14 december,

14.45 uur.

- T.M. Stawski, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 15 december,

12.45 uur.

- T. Sangaroon, faculteit Management en Bestuur, 15 december, 14.45 uur.

- A. George, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 15 december, 16.45 uur.

- Mrs. P. Glampedaki, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 16

december, 12.45 uur.

- Mrs. N. Karlitskaya, faculteit Construerende Technische Wetenschappen, 16

december, 14.45 uur.

- ir. D.P.M. van Gils, faculteit Technische Natuurwetenschappen, 16 december,

16.45 uur.

- A.M.K. Dagamseh, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 21

december, 12.45 uur.

- Mrs. drs. L.E.W. Sleddens,faculteit Management en Bestuur, 21 december,

14.45 uur.

- P. Andricciola, faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, 21 decem-

ber, 16.45 uur.

Universiteit Twente Promoties December 2011

Page 46: UT-Nieuws Magazine december 2011

1) ‘Toga’s doen niet helemaal recht aan het

beeld van de wetenschap. Je loopt het gevaar

dat het beeld ontstaat dat wij de hele dag in

een zwarte jurk rondlopen.’

2) ‘Ik zou graag wetenschappers uit de tent

willen lokken. Zij moeten hun kennis niet

alleen delen met vakgroepgenoten, maar met

iedereen.’

3) ‘Ik kan niet ontkennen dat één van de

scenario’s is dat onderwijskunde in de toekomst

niet meer bestaat.’

4) ‘Mijn mat helpt me echt door het leven

doordat ik hierdoor veel aanzien, aandacht en

zelfvertrouwen krijg.’

5) ‘De missie van de sociale wetenschappen

moet zijn om de maatschappij te begeleiden

tot verstandige beslissingen in technologische

ontwikkelingen.’

6) ‘We hebben vorige week dinsdag onze eerste

begrafenis gehad. Ik dacht maar heel even: goh

er ligt iemand in de kist.’

7) ‘Ik ben een natural beauty.’

8) ‘De regio Twente is het voorbeeld van

Nederland.’

9) ‘Ook verbaast het me dat hoogleraren

zo veel tijd kwijt zijn aan het schrijven van

onderzoeksvoorstellen. Tijd die eigenlijk zou

moeten worden besteed aan het onderzoek

zelf.’

10) ‘Er komt wel een stukje theater om de

hoek kijken tijdens een college.’

11) ‘Het hoger onderwijs lijdt aan anorexia.’

12) ‘Het is hard werken en ik neem graag het

voortouw. Niet voor niets heb ik zo’n harde

kop.’

13) ‘De wetenschap verschraalt.’

14) ‘Op een gegeven moment is boe-roepen

en met je portefeuille zwaaien het enige middel

dat je nog hebt.’

15) ‘We leven niet op een eiland.’

16) ‘Je wilt natuurlijk niet dat mensen alleen

maar om je onderzoek lachen.’

17) ‘Zondag ben ik door een paar van die

grapjassen met kleren en al in het zwembad

gegooid. Dat was mijn ontgroening.’

18) ‘Als de plannen doorgaan, zullen er in 2015

alleen nog maar eenheidsworsten rondlopen.’

19) ‘Ik ken trouwens geen opleiding of

vakgroep op de UT waarin men als absolute

nerd te werk gaat en in afscherming van de

maatschappij publiceert voor slechts een

handjevol experts.’

20) ‘Ik was nogal een vervelend mannetje,

dat het niet goed deed op school. Ik ben na

zes maand opleiding gestopt. Maar ik ben wél

iemand die levenslang wil leren.’

Het hoger onderwijs lijdt aan anorexia en de wetenschap verschraalt. Nee, het was

geen optimistisch jaar als je onderstaande citaten leest. Gelukkig is er een lichtpuntje,

want Twente is het voorbeeld van Nederland. Maar wie nam deze woorden in de mond?

Combineer de twintig citaten uit UT-Nieuws van 2011 met de juiste sprekers.

Pak je pen of overhoor je collega’s. De juiste antwoorden staan vanaf 14 december op

www.utnieuws.nl.

Je neemt me de woorden uit de mond…

Rubrieken

A) Weervrouw Helga van Leur

B) Oud-SP-leider Jan Marijnissen

C) Winnaar onderwijsprijs Koen van Andel

D) Student technische bedrijfskunde Peter Prins,

oprichter van Dragergilde Avecta

E) Premier Mark Rutte

F) Evenementenmanager Tonnie Buitink

G) UT-psycholoog en winnares Ig Nobelprijs

Mirjam Tuk

H) Hoogleraar natuurkunde Hans Hilgenkamp

I) Futuroloog Wim de Ridder

J) Campusdichter Egbert van Hattem

K) Student technische bedrijfskunde Alexander van

Schie

L) Opleidingsdirecteur technische geneeskunde

Heleen Miedema

M) Voorzitter Raad van Toezicht van de UT Kees van

der Graaf

N) Hoogleraar filosofie van mens en techniek Peter-

Paul Verbeek

O) Oud-decaan van Management en Bestuur Paul van

Loon

P) Collegevoorzitter Anne Flierman

Q) Mythbuster en UT-eredoctor Adam Savage

R) Voorzitter van studentenvereniging Taste Wouter

van Zwieten

S) Rector Ed Brinksma

T) Bedrijfskundestudent Fokke van Bokkel

46 UT NIEUWS 02|2011

Page 47: UT-Nieuws Magazine december 2011

Naam: Daniël van Schoot (23)

Studie: Electrical Engineering

Standplaats: Hitachinaka, Japan

‘De high tech, de traditionele cultuur, de mooie

films Anime, kortom het Japanse heeft me altijd

al getrokken. Na een studiereis in Zuidoost-Azië

had ik de ambitie om ook voor mijn masterstage

terug te keren naar het verre Oosten. Het ont-

dekken van nieuwe culturen is een grote passie

van me. Bij professoren en docenten peilde ik of

zij connecties hadden in Japan. Via via zit ik nu

dus in Hitachinaka, een stad op honderd kilo-

meter van Tokio met een totaal aantal inwoners

van 250 duizend. Klein voor Japanse begrippen,

maar als je het vergelijkt met Enschede is het

een grote stad. Ik werk bij Hitachi High-Tech, een

internationaal bedrijf gespecialiseerd in high tech

solutions en onderdeel van Hitachi. Over mijn

onderzoek kan ik niet heel erg in detail treden.

Allemaal bedrijfsgeheim. Ik houd me bezig met

een immunoassay, een groot apparaat waarmee

in ziekenhuizen bloed getest wordt. Men kan er

allerlei ziekten mee detecteren, zoals hepatitis B,

HIV en de concentratie van bepaalde hormonen.

Ik werk aan een soort verbetermechanisme waar-

door de elektrochemische sensor langer meegaat.

Ik ben in september begonnen en een week voor

de kerst ben ik klaar. Dan wachten er drie weken

rondreizen op me.

‘Bij Hitachi ben ik de enige buitenlander. Sa-

menwerken met Japanners is een bijzondere

ervaring. Ze maken lange dagen, maar ze zijn niet

altijd productief en efficiënt. Zo wordt er tijdens

lunchpauzes en presentaties veel geslapen.

Vriendelijk en aardig zijn ze allemaal. Ik word

vaak door collega’s uitgenodigd om na het werk

wat te drinken of te eten. Gek genoeg zijn ze dan,

buiten de kantoormuren, heel open. Alles komt

op tafel en wordt besproken. De volgende dag op

het werk zitten ze weer in het strakke keurslijf.

Heel bijzonder. Verder is er voor elke manier wel

een Japanse manier. Engelse woorden krijgen

bijvoorbeeld een Japans tintje mee. En hier op

de werkvloer zijn alle documenten in het Japans.

Gelukkig spreken mijn collega’s goed Engels.

Waar ik van onder de indruk ben? Het heerlijke,

verse eten. Ik ga elke week minimaal een keer

naar de sushi bar en in het weekend zit ik vaak in

Tokio.’ |

Crossing Borders

‘Voor elke manier is er een Japanse manier’

Serieuze wetenschap en mooie verhalen zijn een prima

stel. Die conclusie trekt Jos Engelen, bestuursvoorzitter

van de NWO (Nederlandse Organisatie voor Weten-

schappelijk Onderzoek) in zijn voorwoord van het boek

Experiment NL. Samen met het blad Quest brengt hij in

het recent uitgegeven boek wetenschappelijk onderzoek

in Nederland voor het voetlicht.

De redactie van UT Nieuws is het helemaal met Engelen

eens. Dat wetenschap interessant nieuws op kan leveren,

dat weten we natuurlijk allang. Uit de dagelijkse praktijk.

Het is vervolgens de taak van een journalist de vertaal-

slag naar de lezer uit te voeren, hoe ingewikkeld een

onderzoek ook in elkaar steekt. Daarvoor is de journalist

afhankelijk van de verbale kwaliteiten van de betref-

fende hoogleraar. Kan hij (het belang van) zijn onderzoek

goed duiden? Kennelijk niet altijd, want de vakbond van

journalisten, de NVJ, biedt een cursus aan met de wel-

luidende titel: ‘Professor? Wat zegt u nu?’. Hij prijkt op ons

verlanglijstje. Bij Quest hebben ze de cursus waarschijnlijk

al gevolgd. Een ‘thuiswedstrijd’, want hij wordt gegeven

door één van hun eigen redacteuren: Tonnie Mudde.

Hoe dan ook, het is de makers van Experiment NL gelukt

om de lezer de resultaten van heel veel wetenschappe-

lijke onderzoeken in hapklare brokken voor te schotelen.

Toegankelijk en voor iedereen te consumeren. Tussen alle

interessante verhalen prijken vijf UT-ers; Eric Smaling,

Ferdi van der Heijden, Jan Eijkel, Jeroen Cornelissen en

Tijmen Tiemersma. Wilt u ook lezen hoe een fosfaatcrisis

voorkomen kan worden door een alternatieve poepkar

te ontwikkelen? Hoe een lab-on-a-chip de calcium- en

magnesiumspiegel in het bloed van koeien kan meten? En

hoe een voetkijker amputaties kan voorkomen?

UT Nieuws stelt tien gratis exemplaren van Experiment NL

beschikbaar.

Volg UT Nieuws op twitter en maak een tweet met de

tekst: ik wil graag een boek.

of

Ga naar www.utnieuws.nl en zet onder de recensie je

naam en ‘Ik wil graag een boek’ .

De winnaars krijgen van ons een bericht terug.

Kopen kan natuurlijk ook!

Titel: Experiment NL Wetenschap in Nederland.

Prijs: 19,95 euro,

ISBN: 9 789048 811052.

Recensie

UT NIEUWS 02|2011 47

Page 48: UT-Nieuws Magazine december 2011

lees maandelijks > UT Nieuws Magazine

kijk voor het dagelijkse nieuws op > www.utnieuws.nl

Volg ons ook op > twitter

Download in januari onze > UT Nieuws App!

Bijblijven?