Uittreksel Functionele beleidsgebieden LOI HBO Management
Transcript of Uittreksel Functionele beleidsgebieden LOI HBO Management
Functionele beleidsgebieden H14 t/m 20
Communicatie:Globaal omschreven → het uitwisselen van gedachten; iemand laat iemand anders iets weten, of wil iets van iemand anders wetenDefinitie: Communicatie is een doorlopend proces waarbij de zender een boodschap overbrengt aan 1 of meer ontvangers die hierop feedback geven. 3 hoofddoelen: Informatie geven Informatie vragen/verzamelen Beïnvloeden van gedrag of houdingOok zijn er tal van nevendoelen, deskundigheid laten zien, jezelf profileren, etc.Communicatie is een proces waarbij tenminste 2 personen betrokken zijnZender:Meestal is het doel van de zender dat de ontvanger kennisneemt van wat hij wil zeggen, de inhoud-doel-presentatie van de boodschap moet afgestemd zijn op de voorkennis en interesse van de ontvanger → boodschap.Ontvanger:Meestal als hoofddoel kennis te nemen van wat de zender vertelt.4 functies boodschap: nadruk ligt op 1-2 functies Referentiële functie
Dat deel dat gaat over het overbrengen van feitelijke informatie Expressieve functie
Beeld van de zender Relationele functie
Mening over de ontvanger Appelerende functie
Beroep op de ontvanger, om iets te doen/laten of om een bepaalde mening te hebben
Feedback: (terugkoppeling)De reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender.Wanneer blijkt dat de ontvangen boodschap duidelijk is kan de zender zijn communicatie vervolgen → follow up
Oorzaken communicatiestoornissen: Filter: Referentiekader filtert de informatie Ruis: Factor die de communicatie tussen zender en ontvanger negatief
beïnvloedt, iedere verstoring of ongunstige beïnvloeding tijdens het transport van een boodschap - Externe ruis → oorzaak in de omgeving- Interne ruis → oorzaak bij zender of ontvanger- Non-intentionele ruis → niet opzettelijk als ruis bedoeld- Intentionele ruis → bedoeld als verstoring van de communicatie
Coderen: Boodschap vormgeven, zodanig dat deze voor de ontvanger betekenis heeft.Decoderen: Boodschap verwerken, ontvanger moet de signalen koppelen aan begrippen.Interpreteren: Waarde bepalen, welke mening over de boodschap.
Interpersoonlijke communicatie:Voortdurende positieverandering tussen personen die met elkaar communiceren, er vindt actie en reactie plaats.Intrapersoonlijke communicatie: Iets voor onszelf duidelijk krijgen, alter ego.
Communicatierichting: Eenzijdige communicatie → geen waarneembare feedback van de ander Tweezijdige communicatie → ontvanger geeft feedback Meerzijdige communicatie → meer dan 2 richtingen, beurtelings zender en
ontvanger
Massacommunicatie:Richt zich op de massa, op grote groepen mensen.Openbare communicatie, voor iedereen toegankelijk 2 vormen: Zuivere massacommunicatie , in principe voor iedereen bedoeld Categoriale massacommunicatie, richt zich op een bepaalde doelgroep
Verbale communicatie: alle communicatie waarbij geschreven / gesproken woorden gebruikt wordenNon-verbale communicatie: via afbeeldingen of via lichaamstaalFormele communicatie: officieel vastgelegd, verloopt volgens vaste lijnen en structurenInformele communicatie: alle communicatie die niet door vaste regels en structuren wordt bepaald
Schriftelijke communicatie: Doelgroep bepalen, rekening houden met referentiekader van de doelgroep Tekstdoel formuleren Functies van de boodschap:
- Referentiële functie- Expressieve functie- Relationele functie- Appelerende functie
Schrijfstrategie: Brainstormen Materiaal verzamelen Ordenen, door het hanteren van standaardmodellen ontstaat eenheid in
beschrijving en structuur Schrijven
Taal en stijl: Spelling Vermijden moeilijke woorden Vermijden ambtelijke taal Beperken passieve (lijdende) vorm, werkwoord ‘worden’ → bij veel gebruik
wordt de tekst abstract en daardoor moeilijk leesbaar Vermijden tangconstructies, tangconstructie is een manier van formuleren
waarbij woorden die bij elkaar horen van elkaar gescheiden worden door veel andere woorden
Duidelijke woordkeus, exacte toelichting
Zakenbrief:
Briefhoofd Aanhef Inleiding Middengedeelte Slot Briefschema, vergemakkelijkt het opstellen van de brief
Algemene gesprekstechniek:Gesprek tussen 2 personen → tweegesprek, aan 3 voorwaarden voldoen: Het doel is van te voren vastgesteld Er is een gespreksleider, deze bepaalt wat er besproken wordt en op welke
manier Het gespreksonderwerp is bij beide partners bekend2 fasen: Voorbereiding van het gesprek:
- hoofd- en subdoelen vaststellen → geven/vragen van informatie, veranderen/beïnvloeden van gedrag/houding, subdoel is t.b.v. hoofddoel- nadenken over de relatie met de gesprekspartner → ongelijke/gelijke relatie, bewustzijn van de verhouding- planning van het gesprek maken → neutraal terrein maakt gesprek op gelijk niveau mogelijk, ook de opstelling is van belang- structuur van het gesprek bepalen → welke vragen/informatie/volgorde
Het gesprek: Starten met social talk Inhoud in overeenstemming met het doel Luisteren:
Passief → minimale responsActief → ander stimuleren om meer informatie te geven Negatief kritisch (actief) → het doel fouten en vergissingen op te sporen, feedback is ook negatief kritisch, zal irritatie opwekkenPositief kritisch (actief) → onderliggende motieven naar boven halen, gevoelens over de in houd van het gesprek duidelijk krijgen
Samenvatten, tussentijds feedback, kort en volledig, vragend karakter → afsluiten van een fase, controle of het goed begrepen is, grote lijn blijft duidelijk, afsluiting van het gesprek
Vragen stellen:Gesloten vragen, nuttig wanneer er feiten op tafel moeten komenOf/of vragen, nadeel beperkte keuzeOpen vragenVragen naar feiten/meningenSuggestieve vragen vermijden, vaak ‘zeker wel’ ‘ook’ ‘vindt u ook’Dubbele vragen, verwarrendToetsende vragen, controleren
Beoordelingsgesprek:3 methoden: Tell and sell, beoordelaar vormt zich een mening , leidt het gesprek en deelt
die in het gesprek beargumenteerd mee aan de beoordeelde Tell and listen, medewerker krijgt de gelegenheid zijn mening te verwoorden,
beoordelaar luistert hiernaar Problemsolving methode, tweezijdige communicatie, beoordelaar en
medewerker zoeken samen naar oplossingen, zijn gelijkwaardige gesprekspartners
Hoofddoel → geven van informatieSubdoel → vragen van informatie
Functioneringsgesprek:Vorm van tweezijdige communicatie , beide gesprekspartners hebben even grote inbrengHoofddoel → beïnvloeden van gedragSubdoel → geven en vragen van informatieGespreksstructuur: Opening gesprek De functie Motiverende en belemmerende factoren Opleiding en training Afsluiting, mening over het gesprek Vastlegging Adviezen:Niet in verdediging gaanNiet ontkennenPositieve wending
Valkuilen bij beoordeling: Subjectiviteit, effect is sterker wanneer de normen voor beoordeling
onduidelijk zijn → oordeel multi-interpretabel Centrale tendentie, het veilige midden, confrontaties uit de weg gaan Veel goede beoordelingen, verleidelijk → bevestigt de teamgeest Halo- en horneffect, overheersend effect, halo-effect → zeer positieve
uitstraling van 1 goede eigenschap, horneffect → slechte eigenschap overheerst
Recente gebeurtenis, positief of negatief Relatieve beoordeling, vaste criteria zijn beperkt, beste medewerker is de
maatstaf → gevaar voor de middellange termijn
Slechtnieuwsgesprek: Informatie geven, hoofddoel in de 1e fase Beïnvloeden van gedrag of houding, hoofddoel in de 2e fase Afronding, 3e fase
Probleemoplossend gesprek:Hoofddoel: beïnvloeden of veranderen van gedrag of houdingSubdoel: geven/vragen van informatie
Gespreksfasen: Nagaan wat het probleem is Oplossingen bespreken Besluiten nemen
Disciplinegesprek: (correctiegesprek)Hoofddoel: het beïnvloeden van houding en gedragSubdoel: geven van informatie6 stelregels: Wees duidelijk Corrigeer zo snel mogelijk Wees onpartijdig Maatregelen in verhouding tot het vergrijp Wees consequent Bij herhaling steeds strengere maatregelen nemenStructuur, 4 fasen: Aanspreken Laten reageren Luisteren naar argumenten Afspraak maken Disciplinaire maatregelen
Selectiegesprek:Hoofddoelen: verzamelen van informatie over de sollicitant / geven van informatie aan de sollicitantVoorbereiding: Verdiepen in de functie Afspraken maken Vragen opstellenValkuilen: Onjuist beeld van de werksituatie 1e indruk overheerst Halo- en horneffect Aanreiken antwoordcategorieën Sollicitant neemt gesprek overPer sollicitant tot een afweging komen.
Vergadering:Definitie: Een bijeenkomst van personen, die uitgenodigd zijn, en volgens een bepaalde procedure met elkaar spreken over 1of meer van te voren vastgestelde onderwerpen.Convocatie: uitnodiging voor een vergadering
Wanneer Hoe laat Waar Welke bijlagen zijn bijgevoegd Vaak gecombineerd met de agendaStructuur aanbrengen: Beeldvorming Discussie om tot een mening te komen Besluitvorming
Soorten besprekingen: Informatieve bespreking Probleemoplossende bespreking Brainstorm Besluitvormende bespreking Instructieve bespreking Evaluatieve bespreking
Notulen:Goedkeuren → arresteren, eerstvolgende vergadering Officieel bewijsstuk t.b.v. rechtshandelingen Informatiebron voor niet aanwezigen Geheugensteun Documentatie, naslagwerk
Corporate image:Imago dat de doelgroepen van de organisatie hebben, beleidsinstrument dat zorgvuldig gehanteerd moet wordenCorporate identity: gehele stelsel van normen of waarden dat de organisatie vertegenwoordigt, identiteit van de organisatie
Public relations:Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie ne haar publieksgroepen (intern en extern).
Communicatiedoelgroepen:Voornaamste externe doelgroepen: Klanten Overheid Pers Vakbonden / werkgeversorganisaties Toeleveranciers CWI / uitzendbureaus Omwonenden Kapitaalverschaffers / banken Andere bedrijven / concurrenten
Externe communicatiemedia: Folders / brochures Direct mail Advertenties Persberichten Jaarverslag Internet Zendtijd radio / tv Tentoonstellingen, beurzen, e.d. → multimediacommunicatie Congressen / symposiaBelangrijk communicatielijnen in kaart te brengen.
Intern communicatiebeleid:Belang: (motiverende functie) Goede informatie over onderneming en werkklimaat Verklaring en toelichting van het organisatiebeleid Vergroting van betrokkenheid Bevordering van goede verhoudingenDoelstellingen → vaak verdeeld in subdoelenbv commercieel, financieel, sociaal, maatschappelijk, politiek:
- verbeteren interne processen- verbeteren intern imago- verbeteren identificatie van de organisatie- verbeteren eigenlijke werkuitvoering- verbeteren dienstbetoon aan klanten
Voorwaarden organisatieleiding: Invoelingsvermogen Juist taalgebruik Wekken van geloofwaardigheid en vertrouwenVoorwaarden werknemers: Vermogen de boodschap op te nemen Bereidheid informatie op te nemenInterne communicatiemiddelen toetsen en evalueren.Interne communicatiemedia: Directiebrief Jaarverslag, sociaal en financieel Introductieboekje Publicatieborden Personeelsblad Huisorgaan / bedrijfsblad Intranet
Communicatierichtingen:Verticale communicatie → verticaal tussen hogere en lagere functiesBottom up communicatie → informatiestroom van werkvloer naar managementTop down communicatie → informatiestroom van management naar werkvloerHorizontale communicatie → tussen werknemers van gelijkniveauDiagonale communicatie → werknemers van ongelijk niveau, verschillende afdelingen
Informatieplanning:Gegevens verwerkende systeem: het geheel van mensen, middelen en procedures om gegevens systematisch te verzamelen, te ordenen, te bewerken, te bewaren en te verstrekken.Bestuurlijke informatie: Het geheel aan informatie dat nodig is om de organisatie te besturen.Informatiesysteem gericht op: Besturen Functioneren Verantwoording afleggenMaximaliseren van de noodzakelijke informatie.Minimaliseren van de onnodige informatie.
Informatievoorziening:Doel: mensen voorzien van de juiste informatie die nodig is voor goede taakuitoefening, beoordeling van resultaten daarvan en voor bijsturing van activiteiten.Bevat alle administratieve taken in een organisatie.Functies: Hulpmiddel bij uitvoering of ondersteuning bedrijfsprocessen Hulpmiddel bij ondersteuning management Onderdeel van product of dienst
Overleg per organisatieniveau:Overlegvormen: Allerhoogste niveau
- overleg van de Raad van Commissarissen (bij BV en NV)- directie- aandeelhoudersvergadering- bij stichtingen → bestuursvergadering, Raad van Commissarissen + bestuur = Raad van toezicht of bestuur- verenigingen → ledenvergadering
Hoger-kaderniveau- directievergaderingen- managementteamnon-profitsector → stafvergaderingen = hoger kader
Middenkaderniveau- sectoroverleg
Lager-kaderniveau- afdelingsoverleg, werkoverleg, teamvergadering
Verschillende niveaus- commissievergadering- ondernemingsraad- belangengroeperingen, bv oudercommissie
Linking pin model:Leider van de groep is de verbindende schakel tussen zijn eigen groep en de groep van een niveau hoger.Ontwikkelt door R. Likert → uitgangspunt was dat leidinggevenden alleen goed kunnen functioneren als ze mogen meedenken en inspraak hebben in de besluitvorming van hun meerderen.
Werkoverleg:Rond 1990 → verplicht gesteld in de Arbo wet.Functie OR: Artikel 28.2 van de Wet op ondernemingsraden → De OR bevordert naar vermogen het werkoverleg, etc.Definitie: Er is sprake van werkoverleg als de afdelingsleiding haar medewerkers betrekt bij de besluitvorming over werk en werkomstandigheden.Functies: Efficiëntere bedrijfsvoering Tegemoetkoming aan de behoefte van medezeggenschap en informatie Vervreemdingsproces tegengaan, meer betrokkenheid, arbeidsbevrediging Verborgen capaciteiten medewerkers leren kennen Aanvaarden veranderingen en verbeteringen van werkomstandigheden
Voorwaarden voor invoeren werkoverleg: Uitgangspunten en doelstellingen formuleren Concreet beleidsplan Werkoverleggroepen betrekken in de besluitvorming Planmatige introductie en begeleiding van de overleggroepenVoorwaarden om werkoverleg te doen slagen: Begeleiden en stimuleren Controleren, informeren, duidelijke bevoegdheden Concrete resultaten Deelname van iedereen Regelmatige bijeenkomsten Agenda en verslagleggingDoelstelling: Bijdrage leveren aan zowel efficiënte bedrijfsvoering als aan het scheppen van persoonlijke ontplooiingsmogelijkheden binnen de doelstelling van de organisatie.
Overige overlegvormen:Ondernemingsraad:Gericht op inspraak en medezeggenschap.Verantwoordelijk, bevoegd en aansprakelijk.Neemt een aangelegenheid in behandeling:
- op uitdrukkelijk verzoek- wanneer er hiërarchisch geen mogelijkheden meer zijn- wanneer het tot het werkterrein van de OR hoort
Werkgroep: Meestal van dezelfde disciplineProjectgroep: Heeft een afgeronde taak, wordt daarna ontbonden Bedrijfskring: Ook wel quality circle, gebaseerd op de filosofie dat mensen vaak meer kwaliteiten hebben dan men denkt → kleine groepen die zich inzetten om dagelijkse werkproblemen (mn kwaliteits- en efficiency) in groepsverband op te lossen. Soms wordt er een stuurgroep opgeformeerd die de beleidslijnen bepaalt waarbinnen de bedrijfskringen zich kunnen bewegen.
Sociaalbeleid:Definitie: Het geheel van maatregelen dat nodig is om mens en arbeid zodanig op elkaar af te stemmen dat de doelen van de arbeidsorganisatie en die van de medewerker gerealiseerd kunnen worden.Doel is tweeledig: Realisatie van organisatiedoelen Realisatie van doelen van medewerkersPersoneelsbeleid: Gericht op alle aspecten van de relatie tussen mens en arbeid binnen de organisatie.Personeelswerk: Omat de uitvoerende activiteiten van het personeelsbeleid.Personeelszaken: Stafafdeling, adviesrelatie met het management.Soorten taken PZ: Uitvoerende taken Coördinerende taken,
Bewaken van samenhang in het sociaal beleid → bv coördinatie van werving- en selectieprocedures
Beleidsgerichte takenVoorbereiding van het sociaal beleid → bv loopbaanbeleid, scholingsprogramma’s
Hoofdtaken PZ: Personeelsbeheer
Doel: Optimale kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbezetting binnen de organisatie bewerkstelligen en voor de toekomst waarborgen- personeelsvoorziening, activiteiten die gericht zijn op de verwerving van een juiste personeelsbezetting voor de organisatie → personeelsinstrumenten: personeelsplanning / werving en selectie / beëindiging dienstverband- personeelsbegeleiding, voortdurende zorg en aandacht voor het optimaal functioneren van organisatie medewerkers → personeelsinstrumenten: introductie / personeelsbeoordeling / beloning / functiewaardering / bedrijfsgezondheidszorg - personeelsontwikkeling, het totale leerproces dat de medewerker in de organisatie doormaakt op zowel theoretisch als praktisch gebied → personeelsinstrumenten: opleiding / loopbaanontwikkeling
PersoneelsinformatieHet resultaat van doelgerichte verwerking van gegevens, geautomatiseerd systeem PRIS (PersoneelsRegistratie Informatie Systeem) →personeelsinstrumenten: personeelsinformatiesystemen
Arbeidsverhoudingen en medezeggenschapStelsel van arbeidsverhoudingen:- collectieve arbeidsverhoudingen tussen belangenorganisaties van werkgevers, werknemers en de overheid- niet-collectieve arbeidsverhoudingen, individueel tussen werkgever en werknemer2 soorten medezeggenschap:- direct, alle werknemers hebben zeggenschap zonder tussenkomst van vertegenwoordigers (werkoverleg)- indirect, medezeggenschap via gekozen vertegenwoordigers van werknemers in raden of commissies (ondernemingsraad)
Arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandighedenArbeidsvoorwaarden: Regels en afspraken die gelden in de arbeidsrelatie tussen werknemer en werkgever- primaire, financiële vergoeding- secundaire, o.a. pensioen- en VUT regeling, auto van de zaakArbeidsovereenkomst → onderdeel van het arbeidsrecht, opgenomen in het Nieuw Burgerlijk WetboekVerder in het NBW geregeld:- Rechten / plichten van werknemers - Rechten / plichten van werkgevers- Werktijden (maxima) - Regels bij ontslag - ConcurrentiebedingArbeidsomstandigheden: regels zijn vastgelegd in wetten, besluiten en proceduresArbowet: Beoogt veiligheid, gezondheid en welzijn i.v.m. arbeid te waarborgen. Schrijft ook voor hoe overleg moet plaatsvinden en hoe beleidsvorming over arbeidsomstandigheden moet geschieden.Personeelsinstrumenten: arbeidsvoorwaardenoverleg, bedrijfsgezondheidszorg, bedrijfsmaatschappelijk werk
PZ legt de werving en selectie activiteiten voor de hele organisatie vast in een wervingsplan.
Activiteiten belangrijk voor doorstroom: Werkstructurering
- Taakverruiming, job enlargement- Taakroulatie, job rotation- Taakverrijking, job enrichment
Opleiding en training- Opleiding: opdoen van nieuwe kennis.- Bijscholing: verdieping van bestaande kennis.- Training: aanleren van specifieke, praktische vaardigheden → toepassen van kennis.- opleidingsplan → PZ
Loopbaanplanning en Management development- Loopbaanplanning, gestimuleerd vanuit de organisatie, gericht op alle medewerkers. (Carrièreplanning → activiteit van de individuele medewerker)- Management development, loopbaanplanning gericht op managementfuncties.
Promotie en demotiePZ registreert alles in een promotie- of demotieplan
Flexibilisering:Interne flexibilisering: werkgever probeert personeel flexibel in te zetten, daar waar nodig, werkstructurering is een belangrijk instrument → allround op veel gebieden, job rotation – job enrichment en job enlargement zijn belangrijke instrumentenExterne flexibilisering: Geeft de werkgever de mogelijkheid personeel van buiten de organisatie tijdelijk in te hurenFlexwet: 1 januari 1999, duidelijkheid of er bij een flexibele arbeidsrelatie wel/geen arbeidsovereenkomst van kracht is.Tijdelijke contracten: arbeidscontract voor onbepaalde tijd (flexwet) na: 3 achtereenvolgende contracten achtereenvolgende contracten een periode van 3 jaar of langer beslaan bij een periode van minder dan 3 maanden tussen de tijdelijke contracten
spreekt men van elkaar opvolgende contractenProeftijd: maximale duur van 2 maanden, bij tijdelijke contracten in relatie tot de duur van het contractUitzendkrachten: Maximale termijn is afgeschaft In de 1e 26 weken enige mate van vrijheid bij het aangaan en verbreken van
de arbeidsrelatie Verboden om werknemers uit te zenden naar een bedrijf waar een
arbeidsconflict is uitgebroken. Uitzendbureau is verplicht de werknemers salarissen te betalen die
vergelijkbaar zijn met die van werknemers in vergelijkbare functiesOproepkrachten: Minimumaanspraak op loon, de werkgever moet per oproep minimaal 3 uur betalen, ook als er korter gewerkt is.Ontslag: Opzegtermijn van 1 maand, bij elke 5 jaar dat de werknemer in dienst is wordt
de termijn met 1 maand verlengd tot een maximum van 4 maanden (voor de Flexwet 6 maanden)
CWI toetst ontslagaanvragen aan de regels van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Werknemers hoeven bij ontslag om bedrijfseconomische redenen niet langer voor de vorm bezwaar aan te tekenen om een WW uitkering te krijgen,
ontslagvergunning is voldoende bewijs voor het niet-verwijtbaar zijn van de werkeloosheid
Functiewaardering: Ontstaan na de 2e wereldoorlog om loonvorming in de hand te houden 1952: 1e methode van functiewaardering → Genormaliseerde Methode (GM) Rond 1960 drong de vakbeweging aan op hogere beloning voor vuil /
onaangenaam werk → leidde tot toekenning van meer gewicht aan bezwarende omstandigheden of inconveniënten in de functie → GM systeem werd aangepast → Uitgebreide Genormaliseerde Methode (UGM)
50 verschillende waarderingssystemen, 55% wordt ingeschaald volgens een functiewaarderingssysteem
3 stappen:- functieomschrijving, het systematisch ordenen en naar bepaalde gezichtspunten beschrijven van een functie → functiebenaming → plaats in de organisatie → doel van de functie → beschrijving van de hoofdbestanddelen, voornaamste taken → gezichtspunten / kenmerken, criteria niveau en zwaarte (meestal 10 punten in Nederland)- functieanalyse, systematische beschrijving van de werkinhoud van de functie Doelen: → buitenstaanders een beeld geven van de werkinhoud en de uitoefeningseisen van de functie → vergelijking met andere functies , zichtbaar maken welke plaats deze inneemt in de beroepswereld → commissie voor functie-indeling juist inzicht verschaffen in de functie- functie-indeling, classificatie → vaststellen van een rangorde (functiehiërarchie) in de beoordeelde functies, afweegfactoren vormen een vastgegeven, verschillen in zwaarte en belang → indelen in functieklasse of functiegroepen → koppelen van functieklassen aan loongroepen
Beloningssystemen:Vast loon: Geen direct verband tussen arbeidsprestatie en loonhoogteVariabel loon: Rechtstreeks verband tussen arbeidsprestatie en loonhoogte, variabele factor kan een hoeveelheid of tijd zijnCombinatie vast/variabel loon: Vast basisloon met een variabele verhoging, vaak wel met een maximum, een loonplafondVeel gebruikte beloningssystemen: Tijdloon, hoogte van het loon wordt vastgesteld per tijdseenheid Incentive-systemen (Incentive = prikkel tot het leveren van prestatie)
- Prestatiebeloning, beloning afhankelijk van de geleverde prestatie- Multifactorbeloning, niet alleen gekeken naar de tijd of prestatie, ook andere factoren spelen een rol, bv kwaliteit
Tariefloon, direct verband tussen prestatie en loonhoogte (zelden voorkomend)- kwalitatief systeem, vooraf worden kwaliteitsnormen opgesteld- kwantitatief systeem, normen voor het aantal te vervaardigen stuks
Merit rating, persoonlijke toeslagen, periodiek moet worden onderzocht hoe de werknemer zijn functie vervult, volgens vastgestelde maatstaven
Contractverloning, loonhoogte op langere termijn variabel, gebaseerd op een afspraak tussen management en medewerker(s) om voor een periode een bepaalde prestatie te leveren tegen een voorafgestelde vergoeding, het overeengekomen bedrag wordt onafhankelijk van de prestatie uitbetaald, afwijking van de werkelijke prestatie t.o.v. de norm heeft invloed op de vaststelling van het prestatieniveau en beloning voor de volgende contractperiode
Groepsbeloning Collectieve systemen op langere termijn, via een indexcijfer wordt getracht
verband te leggen tussen de collectieve prestatie en de productiviteit- Scanlon-plan, doelstelling is productiviteitsverhoging → ontstaan kostenbesparingen die volgens een vooraf vastgestelde sleutel of normquote worden verdeeld tussen werkgever en werknemer → systeem streeft naar participatie van alle niveaus binnen het bedrijf- winstdeling, naast vast loon een deel van de winst
Trens in beloning- het cafetariaplan, flexibele individuele beloning
Personeelsbeoordeling:Het geheel van handelingen gericht op het oordelen over prestatie en gedrag van een medewerker in relatie tot de functie die de medewerker uitoefent Observeren Toetsen aan randvoorwaarden Actie ondernemenDoelstellingen: Maatstaf voor beloning Beslissing over mutatie of arbeidsovereenkomst Inzicht in taak-/functievervulling Vaststelling opleidingsbehoefte
Beoordelingssystemen:Traditionele systemen: Eenzijdige beoordeling door leidinggevende Gezamenlijke beoordeling Zelfbeoordeling Iedereen beoordeelt elkaarPotentieelbeoordeling: Richt zich met name op de vraag hoe de medewerker zich in de toekomst kan ontwikkelen, past bij de uitgangspunten van Human Resources Management
Beoordelingscriteria: Taakinhoud: Kennis Vaardigheid Uitdrukkingsvaardigheid Communicatievermogen Kwaliteit en kwantiteit
Naast relevante kenmerken of gezichtspunten kunnen ook de afzonderlijke taken of functiebestanddelen worden beoordeeld, bij MBO (Management by Objectives) worden de resultaten beoordeeld.Houding: Subjectieve kenmerken, bv belangstelling, initiatief, flexibiliteit
Waarderingsmogelijkheden:Leidinggevende geeft per criterium een waardering of score, algemene samenvattende waarderingWaarderingsschalen, nadeel van bv 3 puntsschaal is de beperkte nuancering
Functioneringsgesprekken:Niet-vrijblijvende , periodieke gesprekken tussen leidinggevende en medewerker, waarbij het functioneren van de medewerker in de ruimste zin centraal staat. Tweezijdige communicatie Schriftelijke afspraken en een actieplan Bij aanvang volgend gesprek , afspraken en plan evalueren → cyclisch proces:
Job planning and review
Sollicitatiecode:Opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid (NVP) (1980)Behelst het geheel van regels dat arbeidsorganisaties, naar het oordeel van de NVP, in acht horen te nemen bij hun beleid inzake de behandeling van de vacatures6 rechten sollicitant: Recht op een eerlijke kans bij aanstelling Recht op informatie Recht op privacy Recht op vertrouwelijke behandeling Recht op een instrumenteel doelmatige procedure Recht van klacht
Werving en selectie:Lijnmanager: melding van de vacature, functie-eisen en keuzePersoneelsmanager: coördineert de procedure, onpartijdig, geschikt als voorzitter van de selectiecommissie (niet > 6)Doel van de organisatie: Aantrekken van maximaal geschikte, vakbekwame en gemotiveerde medewerkersVoor handhaving van de concurrentiepositie wil men beschikken over: Flexibele personeelsvoorziening Snelle en doelmatige procedure Aantrekkelijk geheel aan arbeidsvoorwaardenVoorbereidingsfase: Informatie over de vacature
- Toekomstgericht, methodisch informatie verzamelen over vacature, functie, team
- Vervangingsvacature of uitbreidingsvacature- Reorganisatie- Vacaturemelding
Informatie over de functie- Functieomschrijving- Functieprofiel, samenvatting van de functieomschrijving
Informatie over het team- Teamprofiel
Selectiecriteria- objectieve, meetbare waarneembare feiten zonder te interpreteren- subjectieve, persoonlijkheid- wervingsdrempel, formuleren van selectiecriteria
Arbeidsvoorwaarden- primaire arbeidsvoorwaarden- secundaire arbeidsvoorwaarden
Werving- regels uit de sollicitatiecode
Interne werving Externe werving
- open sollicitaties - arbeidsbureau / CWI- executive search, hoger leidinggeven of specialistisch → headhunting- databanken- advertentie plaatsen → inhoud → corporate image → organisatie informatie → functiebenaming → functie informatie → functie eisen → arbeidsvoorwaarden → sollicitatieprocedure, uiterste datum → inlichtingen → manier van solliciteren
Selectiegesprek: Objectieve selectiecriteria Visie Verwachtingen Subjectieve selectiecriteria Beoordeling, 1e indruk + 1-2 dagen later
- scoreformulier- open beoordeling
Aanvullende selectiemethoden- psychologische test- Assessment Center Methode, door assessoren → getrainde waarnemers- vaardigheidstest- medische keuring- antecedentenonderzoek- referenties
Conflicten:Kenmerken: Tussen 2 of meer partijen die structureel of functioneel met elkaar te maken
hebben Standpunten van de ene partij sluiten die van de andere uit Betrokken partijen willen over en weer voordeel uit het conflict halen ten koste
van de ander, door te intimideren, belemmeren, benadelen of beschadigen Strekt zich uit over een langere periodeFunctionele conflicten: kunnen positief resultaat opleverenDisfunctionele conflicten: voegen niets toe, verstorend sfeerOorzaken:
Middelenverdeling Machtsverschillen Emoties Communicatie en informatie, gebrekkig - geen Afhankelijkheidsrelaties, zoveel belang aan eigen doelstellingen hechten dat
de andere partij uit het oog verloren wordt Cultuurverschillen Onduidelijke structuur, bevoegdheden, verantwoordelijkheden Tijdsdruk, deadline, weinig tijd voor communicatieGevolgen: Stijging activiteitenniveau Toename groepsprocessen, medestanders zoeken Emotionele reactiesSoorten: Persoonlijke conflicten, individuele of intrapersoonlijk
- rolconflicten, extern (meerdere rollen), intern (binnen 1 rol)- keuzeconflicten, positief/positief, negatief / negatief, positief/negatief
Conflicten tussen personen- instrumentele conflicten, zakelijk verschil van mening- sociaal-emotionele conflicten, persoonlijke voorkeuren- belangen conflicten, 1 van de partijen merkt dat de ander zijn belangen schaadt- conflictgrid Horizontaal: coöperatief → groepsbelang Verticaal: assertief → eigenbelang Diagonaal: vermijden (1,1) → compromis sluiten (5,5) → samenwerken (9,9)
Conflicten tussen groepen, intergroepsconflict- concurrentie tussen groepen- veranderende rol leidinggevende- afnemende contacten- ongunstige beïnvloeding sfeer en imago
Conflicten tussen organisaties- verdeling van middelen (arbeidsvoorwaarden) tussen vakbond en wergever- machtsconflict over patentrechten- cultuurconflict tussen onderneming en belangengroepering
Voorbereiding conflictoplossing: Vragen beantwoorden
- functioneel / disfunctioneel- omvang- beeld- oorzaak- oplossing nodig / escaleren
Begeleiding conflictoplossing- verantwoordelijke manager- bevoegde functionaris- onafhankelijke derde- conflicterende partij zelf
Oplossingen- arbitrage, na partijen gehoord te hebben een standpunt innemen en een bindende uitspraak doen- machtsingreep, zonder verder overleg een beslissing formeel opleggen- negeren, alleen effectief als het conflict klein is- herstructureren, andere taakverdeling maken, risico voor verschuiving- onderhandelen, nuttig bij tegengestelde belangen
Hulpmiddelen - probleemoplossende vergadering, duidelijke probleemformulering- gesprekken, gesprekstechnieken: → uiten van gevoelens, uitwisselen van argumenten → omschrijven van gevoelens en mogelijke oorzaken → confrontatie, milde of harde manier uitwisselen van argumenten
Conflict is opgelost als de verschijnselen niet meer aanwezig zijn, als er geen tegengestelde standpunten meer bestaan en als de partijen hun pogingen de ander te intimideren of te beschadigen hebben gestaakt.
Functionele beleidsgebieden H 21 t/m 28
Financiering: Het aantrekken van vermogen Vermogen: beschikkingsmacht over goederen, vermogen gebruiken kost geldFinancieringsprobleem:1. Bepalen vermogensbehoefte2. voorzien in vermogensbehoefte
Bepalen vermogensbehoefte: 4 situaties, hoeveel vermogen is er in de tijd gezien nodig? Gelijkmatige productie en gelijkmatige verkoop Seizoenproductie en gelijkmatige verkoop Seizoenproductie en seizoenverkoop Gelijkmatige productie en seizoenverkoop
Totale vermogensbehoefte:Combinatie van 3 soorten Kortstondig tijdelijk, tijdelijke en korter dan 1 jaar Langdurig tijdelijk, tijdelijk en langer dan 1 jaar Permanent, onbeperkte tijd → bv grond in bezit
Voorzien in vermogensbehoefte:Aantrekking van financieringsmiddelen → passieve financiering.Verstrekken van financieringsmiddelen → actieve financieringPassieve financiering: Externe financiering Interne financiering
Externe financiering:Aantrekking van financieringsmiddelen van buiten de onderneming.Organisatie sluit een lening af of geeft obligaties uit.
Interne (zelf)financiering:Eigen vermogen als financieringsmiddel: Reserves aanpreken Afschrijvingen gebruiken, geld gebruiken dat vrijkomt door afschrijvingen van
productiemiddelen- technische levensduur, periode dat een machine productief kan zijn- economische levensduur, periode waarover men de machine wil afschrijven- afschrijving, wordt van de winst afgetrokken → minder belasting betalen → economisch profijt van snel afschrijven- schijninkomen, geld dat uit afschrijven vrijkomt, kan opnieuw geïnvesteerd worden- ideaalcomplex, bij gelijkblijvende prijzen kan het bedrijf van het schijninkomen een nieuw apparaat aanschaffen
Eigen vermogen:Wordt permanent aan de onderneming overgedragen, risicodragend, eigenvermogenverschaffer heeft recht op de winst BV, eigen vermogen in aandelen verdeeld → 1 of enkele aandeelhouders NV, eigen vermogen in aandelen verdeeld → onbekende aandeelhouders,
verhandeld op de effectenbeurs Intrinsieke waarde, waarde:aantal aandelen Nominale waarde, waarde waarvoor de aandelen op de balans staan
Reserve, verschil intrinsieke en nominale waarde, veel gebruikt voor investeringen of winstuitkering
Eigen vermogen bestaat dus uit: Aandelenkapitaal Reserves
Aandelenkapitaal: Financieringsfunctie, het vermogen wordt gebruikt om productiemiddelen mee
te financieren- dividend, winst die aan aandeelhouders wordt uitgekeerd
Waarborgfunctie, organisatie heeft veel geld geleend, aandelenkapitaal dient als zekerheid tegenover de leningverschaffers
Aandeel op naam / aan toonder- BV, altijd op naam, aandeelhoudersregister- NV, aan toonder, degene die het aandeel toont wordt aangemerkt als eigenaar, makkelijk verhandelbaar
Nominale waarde, waarde die op het bewijs van aandeel staat vermeld Koerswaarde, afhankelijk van vraag en aanbod, doorgaans voor een heel
ander bedrag dan de nominale waarde Coupure, grootte van het aandeel, als de beurswaarde van een aandeel erg
groot is kan men besluiten de aandelen te splitsen in kleinere coupures Preferent aandeel, geeft een aandeelhouder voorkeursrecht /
voorkeursbehandeling- preferentie bij winstuitkering- beheerspreferentie, prioriteitsaandelen → meebeslissen over de benoeming van bestuurders- preferentie bij liquidatie, de houder krijgt zijn geld vóór alle overige schuldeisers
Reserves: Agioreserve, ontstaat indien aandelen voor meer dan de nominale waarde
worden uitgegeven, het verschil wordt aangeduid als agio per aandeel Herwaarderingsreserve, ontstaat doordat de bezittingen van het bedrijf meer
waard zijn geworden Reorganisatiereserve, kan ontstaan wanneer de onderneming de financiële
situatie reorganiseert, verliesgevende onderdelen worden verkocht, aandelen worden in waarde verminderd → situatie kan ontstaan dat de onderneming meer waard is dan de aandelen
Vreemd vermogen:Tijdelijke schuld, indeling naar:
1. Leentermijn2. Leenvorm
Leentermijn: Lang vreemd vermogen, relatie met de vreemdvermogenverschaffer duurt
meer dan 10 jaar Middellang vreemd vermogen, na 2-12 jaar moet worden terugbetaald Kort vreemd vermogen, terugbetalen binnen 1 jaar
Leenvorm: Obligaties, bewijs van deelname aan een geldlening, obligatielening is
verdeeld in coupures- uitbetaling van rente (in tegenstelling tot aandelen), vast percentage van de
nominale waarde- rentevergoeding hangt niet af van de bedrijfsinkomsten (in tegenstelling tot aandelen)- obligatielening wordt na een afgesproken periode afgelost- inkomstenobligaties, (Income Bonds), geven recht op rente-uitkering voor zover de winst dit toelaat, wanneer er geen winst is wordt geen rente betaald, lijken op aandelen, veel voorkomend bij reorganisaties- winstdelende obligaties, geven recht op vaste rente plus een deel van de winst, hebben ook wat van aandelen- converteerbare obligaties, de houder kan binnen een bepaalde tijd (conversieperiode) in een bepaalde verhouding (conversiekoers) tegen aandelen inwisselen, conversiekoers is hoger dan de aandelenkoers- pandbrievenuitgifte van obligaties door de bank zelf
Leningen: Onderhandse lening, lang vreemd vermogen dat door 1 of enkele geldgevers
wordt verstrekt- gaat buiten de effectenbeurs om- minder kosten dan bij aandelen of obligaties- institutionele beleggers (bv beleggingsmaatschappijen, pensioenfondsen) hebben door alle ontvangen premies veel geld beschikbaar
Achtergestelde lening, meer risico verbonden- bij faillissement (liquidatie) pas uitgekeerd nadat alle overige schuldeisers zijn betaald- tussen eigen en vreemd vermogen in- bij snel groeiende onderneming → veel vermogen nodig- Nationale investeringsbank → staat garandeert dat de lening wordt terugbetaalt- looptijd van 5 à 10 jaar
Voorzieningen: Wordt meestal tot het vreemd vermogen van de onderneming gerekend,
hoewel het niet echt een schuld is → soort spaarpot Kortetermijnvoorzieningen, dubieuze debiteuren, onderhouds- en
garantieverplichtingen Langetermijnvoorzieningen, groot onderhoud installaties,
pensioenvoorzieningen
Leveranciers- en afnemerskrediet: Leverancierskrediet, eerst goederen en diensten ontvangen, daarna pas
betalen → vorm van vreemd vermogen Afnemerskrediet, eerst betalen, daarna pas diensten of producten ontvangen
Balans:Een organisatie heeft bezittingen en schulden → wordt vastgelegd op de balansDe balans is een weergave van de financiële situatie van een organisatie op een bepaald moment
Linkerkant van de balans: Bezittingen → activa, debetzijdeRechterkant van de balans: Schulden: passiva, creditzijde
Activa: Vaste activa, langer dan 1 jaar Vlottende activa, binnen 1 jaar om te zetten in geld
- vertegenwoordigt bezittingen die vaak redelijk snel in geld omzetbaar zijn → de realiseerbare middelen- in geldvorm aanwezige middelen → de liquide middelen
Debiteuren zijn bezittingen omdat de onderneming geld tegoed heeft
Passiva: Eigen vermogen, bv aandelenkapitaal, reserve, agioreserve Lang vreemd vermogen, bv hypotheek, lening, pensioenvoorziening Kort vreemd vermogen, bv RC bank, Handelskrediet, crediteuren
- leveranciers die niet contant betaald worden- crediteuren, zolang er niet betaalt is kan het geld gebruikt worden om bezittingen mee te financieren
Liquiditeit: De mate waarin het bedrijf in staat is zijn direct opeisbare verplichtingen te voldoenBelangrijk is de vraag: welke waarden kan het bedrijf inzetten voor de voldoening van deze kortlopende verplichtingen? Current ratio (kengetal), de verhouding tussen de vlottende middelen
(realiseerbaar en beschikbaar) en de schulden op korte termijn
Een gezonde waarde voor dit kengetal ligt boven de 1, alleen dan kan aan de schuldeisers tegemoet worden gekomenDe hoogte van de liquiditeit kan mede beïnvloed worden door:- te hoge voorraden- overtollige kasmiddelen- wanbetalers onder debiteurenAlgemeen geldt daarom een waarde tussen de 1,5 en 2 als gezond, afhankelijk van de onderneming.
Quick ratio (kengetal), verhouding tussen de liquide middelen, eventueel aangevuld met de posten Effecten en debiteuren uit de voorgaande balans, en de kortlopende schulden Geeft de mate aan waarin de verschaffers van het kort vreemd vermogen uit de vlottende activa kunnen worden betaald
Hier worden alleen de voorraden, in tegenstelling tot de current ratio, niet meegerekend, deze kunnen vaak niet in zijn geheel verkocht worden omdat daarmee de continuïteit van de onderneming in gevaar komtEen gezonde waarde moet minimaal 1 zijn, wel rekening houden met betalingstermijnen, als die van debiteuren langer is dan crediteuren kan men bij een waarde van 1 toch in gevaar komenLage waarde wijst op hoge voorraden, waarin verouderde en misschien waardeloze goederen zijn opgenomen.
Werkkapitaal , het verschil tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden,oftewel de teller van de current ratio min de noemer van de current ratio
Een positieve waarde betekent dat er meer eigen vermogen en lang vreemd vermogen is aangetrokken dan dat er in de vaste activa is geïnvesteerd, geeft een solide beeld weer van de huidige situatie van de onderneming, het verlenen van kredieten door de bank wordt vaak afhankelijk gesteld van de in de onderneming aanwezige nettowerkkapitaal
Solvabiliteit: Geeft als kengetal de mate aan waarin het bedrijf in staat is aan al zijn
verplichtingen te voldoen, belangrijk als het bedrijf wordt opgeheven (geliquideerd), in die situatie moet het mogelijk zijn uit de liquidatiewaarde van de totale activa het totale vreemde vermogen terug te betalen
x 100%
Afhankelijk van de directe opbrengstwaarde van de activa ligt de minimumnorm van de waarde tussen de 0,25 en 0,50, vanwege eventuele waardevermindering van de activa bij liquidatie wordt er geen norm van 1 gehanteerd
Andere berekeningswijze: verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen x 100%
Een groot bedrag aan vreemd vermogen op de balans beperkt natuurlijk voor een bedrijf de mogelijkheid om geld te lenen, als de solvabiliteit niet gunstig is en het bedrijf heeft nogal wat verplichtingen zoals betaling van rente en aflossing, is het weerstandsvermogen van het bedrijf beperkt
Rentabiliteit:De opbrengstvoet van het in het bedrijf geïnvesteerde vermogen Rentabiliteit van het eigen vermogen (REV):
REV=nettowinst (na belasting) Eigen vermogen x100%
REV moet minstens dezelfde hoogte hebben als het rendement op risicovrije langetermijnbeleggingen, bv rente op staatsobligaties
Rentabiliteit van het totale vermogen (RTV), economische rentabiliteit:REV=winst voor belasting + te betalen rente
Eigen vermogen x100%
Doelen kostenberekening: Extern doel: verschil tussen kostprijs en verkoopprijs zo groot mogelijk maken
- kostprijs is de optelsom van alle offers die moeten worden gebracht om het product tot stand te brengen (offers i.p.v. kosten omdat in de praktijk meestal meer geld te besteden is dan strikt noodzakelijk en onvermijdbaar)- verschil tussen kostprijs en verkoopprijs is winst voor het bedrijf
Intern doel: beoordeling van het bedrijf- vooraf normen vaststellen → bepalen hoeveel kosten gemaakt mogen worden- achteraf werkelijke kosten berekenen en vergelijken met de normen → beoordelen van de interne prestatie, eventueel ingrijpen en maatregelen treffen
Kostensoorten:Kosten indelen aan de hand van productiefactorenProductiefactoren: hulpmiddelen waarmee goederen gemaakt of diensten geleverd kunnen worden, 4 groepen: Mens, veroorzaakt bv personeelskosten, adviseurkosten (van derden) Kapitaal, duurzame productiemiddelen (kapitaalgoederen) die nodig zijn om
de organisatie te laten draaien, verschillende kostensoorten:- afschrijvingskosten- onderhoudskosten- rentekosten- huurkosten
Natuur, bv landbouwgrond, grondstoffen en hulpmaterialen Informatie, nodig om de 1e 3 productiefactoren op verantwoorde wijze te
gebruiken, informatiemaatschappij brengt kosten met zich mee
Directe en indirecte kosten:Indeling heeft te maken met de manier waarop de kostensoorten worden toegerekend aan de producten Directe kosten, kunnen worden toegeschreven aan 1 product, bv grondstoffen Indirecte kosten, kunnen niet direct worden toegeschreven aan 1 product,
algemene kosten (overheadkosten), bv schoonmaak, salaris boekhouder
Vaste kosten: Ongeacht de productie steeds hetzelfde Constante kosten, bv huur, afschrijving
Variabele kosten:Variëren afhankelijk van de productieomvang Proportioneel variabele kosten, stijgen of dalen recht evenredig met de omzet Degressief variabele kosten, stijgen of dalenminder dan de omzet, kunnen
ontstaan door kortingen bij inkoop van grote hoeveelheden grondstof (kwantumkorting)
Progressief variabele kosten, stijgen of dalen meer dan de omzet, kan voorkomen wanneer bij grote productiehoeveelheden grondstoffen van verder weg komen, hogere transportkosten
Totale kosten:Variabele en vaste kosten samenVaste kosten kunnen schoksgewijs veranderen als gevolg van capaciteitsuitbreiding → intermitterend variabele kosten
Kostprijsberekening:Optelsom van de offers die moeten worden gebracht om het product tot stand te brengen Kostprijs Ontwikkelingskosten Toeslagpercentage
Bewerkingstijden UurtarievenEr zijn verschillende kostprijsberekeningsmethoden
Integralekostprijscalculatie (Absorption Costing of AC methode:Het geheel aan kosten in de berekening meenemen Gebruiken voor: Langetermijnbeslissingen, keuze van vestigingsplaats/productiemethode Vaststelling verkoopprijs Waardering voorraden, fiscus eist waardering tegen integrale kostenNormale productie: de productieomvang waarover we de vaste kosten verdelen, verschillende mogelijkheden: Meest waarschijnlijke afzet of productie in de komende periode Gemiddelde niveau van de bedrijfsdrukte, gecorrigeerd door
conjunctuurinvloeden (veranderingen/schommelingen) Productieomvang waarbij de kosten per eenheid product het laagst zijn Maximale bedrijfsdrukte die realiseerbaar isLangetermijngrootheid, gemiddelde productie over een langere periodeWerkelijke productie: de vaste kosten verdelen over de (gekozen) normale productie, de variabele kosten gelden per product → de totale variabele kosten worden dus verdeeld over de werkelijke productieFormule integrale kostprijs:
Integrale kostprijs = C + V N W
C = vaste kosten (c = constant)N = normale productieV = (proportioneel) variabele kostenW = werkelijke productieProbleem bij integralekostprijsberekening: normale productie omvang iedere onderneming maakt verschillende soorten producten,
integralekostprijsberekeningen gelden daarom vaak per afdeling of product, ook de vaste kosten per afdeling of product moeten vastgelegd worden
Integralekostprijsberekening kan informatie verschaffen over de resultaten die het bedrijf bereikt → het bedrijfsresultaat
Verkoopresultaat: Het resultaat dat behaald wordt door verkoop van productenFormule:Verkoopresultaat = Afzet x (p-kp)p = verkoopprijskp = kostprijs
Bezettingsresultaat:Ontstaat omdat bij integralekostprijsberekening van de normale productieomvang uitgegaan wordtFormule:Bezettingsresultaat = (W-N) x C (kengetal)
NKengetal geeft een kwantitatief beeld van de prestatie van een bedrijf op een bepaald moment, metingen vergelijken met de verwachtingen3 soorten bezettingsresultaten:
overbezettingswinst, als W>N worden meer vaste kosten in de kostprijs opgenomen dan ze in werkelijkheid bedragen, productiviteit is hoger dan verwacht
onderbezettingsverlies, als W<N worden minder vaste kosten in de kostprijs opgenomen dan ze in werkelijkheid bedragen, productiviteit is lager dan verwachtt
geen verschil, als W=N worden evenveel vaste kosten opgenomen als ze in werkelijkheid bedragen, geen sprake van een bezettingsverschil
Bedrijfsresultaat:Verkoopresultaat plus het bezettingsresultaat
Variabelekostencalculatie (differentiëlekostencalculatie, Direct Costing, DC Methode:Alleen variabele kosten worden in de kostprijs opgenomen, vaste kosten worden in 1 keer als kosten geboekt (achterliggende gedachte is dat vaste kosten op korte termijn niet beïnvloedbaar zijn)Toepassingen: Kortetermijnbeslissingen, incidentele order Beoordeling voortzetting onderneming, tijdelijk lage prijs Dumping, markt veroveren middels tijdelijk aanbieden tegen de variabele
kosten of goedkoper Prijsdiscriminatie, verschillende prijzen op verschillende markten
Bedrijfsresultaat bij variabelekostencalculatie:Brutomarge = Afzet x (p-v)v = variabele kosten per stuk (V/W)p = verkoopprijs per stuk
omzet = Afzet x pvariabele kosten = Afzet x v brutomarge = Afzet x (p-v)vaste kosten = Cbedrijfsresultaat = Afzet x (p-v) - C
Dekkingsbijdrage (Contribution Marge): Verkoopprijs min de variabele kosten per product (p-v), uit deze marge per product moet de bijdrage ter dekking van de vaste kosten komen
Break-evenanalyse:Afzet of omzet waarbij winst noch verlies gemaakt wordt, kosten en opbrengsten zijn aan elkaar gelijk
Break-evenafzet (BEA)= C/(p-v)C = vaste kostenp = verkoopprijs per productv = variabele kosten per product (V/W)p-v = dekkingsbijdrage
Break-evenomzet = (C x p)/(p-v)
Veiligheidsmarge:Het overschot boven de kosten, geeft aan met hoeveel procent afzet en omzet kunnen dalen voordat er verlies geleden wordt
Veiligheidsmarge = (afzet-BEA)/afzet x 100%
Doel en functies budget:Budget: samenvatting van een plan dat vertaald is in geldbedragen, waarvoor een bepaalde functionaris verantwoordelijk kan worden gesteldBegroting: raming van kosten en opbrengsten , taakstellende karakter van het budget ontbreektDoel budgetteren: het beheersen van het organisatieproces met behulp van gekwantificeerde groothedenBudgetteringsproces wordt gecoördineerd door 1 verantwoordelijke functionarisBudgettering is een stuurmiddel bij leidinggeven, planning wordt vertaald in geld, budget wordt vertaald in dagelijkse takenFuncties budget: Bezinning op de toekomst
beleidsplan → acties → vertaling in geldbedragen Middel tot beleidsoverdracht
- communicatiemiddel tussen leiding en medewerkers, budgetbesprekingen, jaarlijkse onderhandelingen → taken vaststellen- afdelingsbudgetten zijn taakopdrachten aan afdelingsmanagers, taakopdrachten zijn niet gedetailleerd genoeg voor uitvoerend niveau
Middel tot toetsing beleidsuitvoer- controlefunctie- periodiek overzichten van de werkelijk behaalde resultaten → vergelijking met budget- per budget vaak toegestane toleranties aangegeven
Verantwoording afleggenmogelijkheid om verantwoording af te leggen over de uitvoering
Budgetvormen: Marketing en verkoop, bv verkoopresultaat , reclame, nagaan of het budget
gehaald is via bv indexcijfers voor omzet, verkoopkosten Productie en inkoop, kwaliteitsnormen voor producten, productiviteitsmetingen
per machine, productiebudgetten leiden tot inkoopbudgetten Onderzoek en ontwikkeling, globale uitspraken over bedragen voor
ontwikkeling van nieuwe producten, verloop volgen Personeelszaken, bv lonen, sociale lasten, opleiding
Masterbudget:Allesomvattend budget, gaat niet alleen om inkomsten, kosten en uitgaven van alle afdelingen, ook personeelskosten, voorzieningen voor onderhoud of afschrijvingen, rentekosten van leningen, debiteuren, voorraden en productiemiddelen → uit alle gegevens wordt de resultatenrekening voor het komend budgetjaar afgeleid
Budgetbewaking:Het registreren van inkomsten, uitgaven en productieresultaten met als doel ontwikkelingen te signaleren en te rapporteren bij de verantwoordelijke managerVaak in de vorm van periodieke rapportageBudgetresultaat: verschil tussen budget en werkelijkheid Activiteitenregistratie, beschrijft het verloop van de ondernemingsactiviteiten Kostenregistratie, werkelijke kosten per afdeling of per order vastleggen →
nacalculatie Efficiencyverschillen, hoeveelheidsverschillen
Efficiencyverschil = Ps x (Hw – Hs)
Ps = standaardprijsHw = werkelijke hoeveelheidHs = standaardhoeveelheidOorzaken: - veroudering machines- zorgvuldigheid of slordigheid personeel- slechte kwaliteit grondstoffen- hoger personeelsverloop
Prijsverschillen, meer of minder betaald dan verwachtPrijsverschil = Hw x (Pw – Ps)
Hw = werkelijke hoeveelheidPw = werkelijke prijsPs = standaardprijsOorzaken: - tussentijdse prijsverhogingen- wisselkoersschommelingen- overheidsmaatregelen- CAO wijzigingen
Bezettingsverschillen, ontstaan doordat de productiecapaciteit meer of minder benut werd dan verwachtOorzaken: modewisselingen, staken
Verschillen vaste kosten (Cw – Cs)Verschillen vaste kosten = NCw = werkelijk vaste kostenCs = standaard vaste kostenN = normale productieomvang
Bijsturen, belangrijk de juiste oorzaak van een afwijking tussen budget en werkelijkheid vast te stellen2 mogelijkheden: norm aanpassen / uitvoering bijsturen
Budgetverantwoordelijkheid:Budgethouder: degene die, binnen de kaders van het vastgestelde budget, verantwoordelijk is voor het nakomen van de afgesproken taakopdracht, bevoegd om maatregelen te nemen die de uitvoering van de taakopdracht ten goede komtBestedingsplan: besteding van de middelen
Basisvoorwaarden voor budgettering:
Steun topleiding
Duidelijke organisatiestructuur
Deel van gehele planningssysteem
Verantwoordelijkheid budgetsysteem vastleggen
Budgetten mogen beslissingen niet overheersen
Beperkt gebruik bedrijfseconomisch jargon
Niet ingewikkeld, omslachtig of beperkend
Duidelijke doelen en normen
Begrip voor budgettering
Participatie → hogere motivatie, budget wordt meer uitdaging dan beperking
Budgettechnieken:
Vaste budgettering, per periode een vast bedrag toegestaan, onafhankelijk
van de werkelijke optredende bedrijfsdrukte, exacte oorzaak van
overschrijding is moeilijk te lokaliseren
Variabele budgettering, variabele bedrag wordt bepaald door het werkelijke
aantal prestaties te vermenigvuldigen met een standaardtarief,
standaardtarief per eenheid staat vast, achteraf wordt pas het hele budget
bekend, goed na te gaan waar en waardoor afwijkingen zijn ontstaan →
analyse en controlemiddel
Gemengde budgettering, combinatie van vast en variabel, vast bedrag plus
een bedrag per prestatie
Flexibele budgettering, per afdeling iedere keer opnieuw bepalen hoe groot
het budget moet zijn
Uitgangspunten voor budgettering:
Klassieke budgettering, voorgaande periode is uitgangspunt voor het budget,
bezwaar is dat de huidige situatie vanzelfsprekend als efficiënt en juist wordt
aangenomen
Zero-basebudgettering, veronderstelling dat de toekomstige taakstelling
helemaal opnieuw moet worden vastgesteld, veel kritischer, inefficiënties
worden opgespoord en weggenomen, tijdrovend
Beide uitgangspunten kunnen binnen 1 organisatie gebruikt worden, een andere
variant is dat niet alle activiteiten en uitgaven van een afdeling ter discussie
staan maar slechts een deel
Marketingdefinities:
Philip Kotler:
Analyseren, organiseren, plannen en controleren van de kanalen die het bedrijf in
nauw contact brengen met de cliënt, en het voeren van een politiek die erop
gericht is op winstgevende wijze de behoefte en wensen van een tevoren
gekozen groep cliënten te bevredigen.
NIMA:
De studie van activiteiten van een organisatie die verband houden met de
relaties tussen de organisatie en haar bronnen, haar omgeving en haar afnemers.
Het kernobject van marketing wordt gevormd door een ruilovereenkomst waarbij
tussen partijen d.m.v. een ruilproces waarden worden uitgewisseld.
NIMA Marketing Lexicon:
Alle activiteiten verricht door ruilsubjecten die erop gericht zijn om ruiltransacties
te bevorderen, te vergemakkelijken en te bespoedigen.
→ allemaal dezelfde kern: De consument koopt niet wat de producent maakt,
maar de producent maakt wat de consument wenst te kopen
Marketingconcept:
Wensen, behoeften, en koopgedrag van de consument zijn uitgangspunt voor alle
ondernemingsactiviteiten → afnemer/eindgebruiker staat centraal
Fundamentele behoeften, producten, diensten als transport, ontspanning.,
energie, voeding → blijft redelijk constant, slechts onder druk van
economische veranderingen treden er wijzigingen op
Niet-fundamentele behoeften, moeten afgestemd zijn op de wensen van de
consument
Menselijke motieven:
Financiële motieven
Zekerheidsmotieven
Gebruiksmotieven
Pleziermotieven
Status/prestigemotieven
Planning:
Voorbereiden van de bedrijfsvoering van de onderneming
Definitie: Beslissen over in de toekomst te ondernemen acties, ofwel: vaststellen
watt moet worden bereikt (doelstelling) en wie, wanneer, waarover moet
beslissen (strategie).
Voordelen: vooral in het tegengaan van overhaaste en weinig gefundeerde
beslissingen
Planningshorizon:
Langetermijnplanning, 5-10 jaar
Middellangetermijnplanning, 2-5 jaar
Kortetermijnplanning, tot 1 jaar
Planningseenheid: Het bedrijfsonderdeel of het product waar d eplanning over
gaat
Product/marktcombinatie (PMC), bestaat uit 1 of meer producten die een
onderneming op een markt afzet
Strategic business unit (SBU), zeer zelfstandig onderdeel binnen de
onderneming, stelt zelf een strategie
Kenmerken:
- eigen missie
- eigen strategische aanpak
- eigen concurrenten
- eigen directie met winstverantwoordelijkheid
- vooral bij grote ondernemingen (bv Shell)
Vermindert de coördinatietaak van het hoger management
Redelijk zelfstandige eenheden → decompositie van het bedrijf
Leiders van de SBU’s worden wel intrapeneurs genoemd, interne ondernemers
Groeistrategieën:Bestaande producten Nieuwe producten
Bestaande markten 1. marktpenetratie 3. productontwikkeling
Nieuwe markten 2. marktontwikkeling 4. diversificatie
4 groeistrategieën van Ansoff
Marktpenetratie, bestaand product op een bestaande markt, positie in de
markt verbeteren
Marktontwikkeling, bestaand product op een nieuwe markt
Productontwikkeling, nieuw product op bestaande markt
Diversificatie, combinatie van markt- en productontwikkeling, nieuw product
op een nieuwe markt, staat tegenover productspecialisatie
Groeistrategieën kunnen zich in verschillende levensfasen bevinden:Concurrentiepositie
Marktgroei + -
+ Star (bouwer) Wild cat (ondernemer)
- Cash cow (beheerder) Dog (om- en afbouwer)
Levensfase voor producten, Boston Consulting Group-matrix (BCG-matrix)
Wild cat (Question mark), potentiële marktgroei, concurrentiepositie zwak
Star, sterker wordende concurrentiepositie
Cash cow, sterke concurrentiepositie op een verzadigde markt, niet meer
investeren → uitmelken, met de winst producten financieren in de Wild cat en
Star fase
Dog business, neergang, markt plus marktaandeel loopt terug, komen
vervangende producten
Portfoliomanagement: juiste mix van producten
Doelgroepen:
Marktaggregatie, ongedifferentieerde marketing, markt als totaal bewerken
Marktconcentratie, 1 segment bewerken, 1 bepaalde groep afnemers
Marktsegmentatie, gedifferentieerde marketing, risicospreiding door totale
markt te verdelen en verschillende segmenten apart te bewerken
Marketing mix:
Het geheel van middelen om de marktpositie te beïnvloeden of om de
marketingdoelstellingen te verwezenlijken
Product
Prijs
Plaats
Promotie
- reclamebeleid
- persoonlijke verkoop
- sales promotion
- publiciteit
Marketingbeleid:
Marketing als geheel van activiteiten
Definitie: De strategie die gevoerd wordt met de marketing mix, ofwel: het
bewust streven naar optimale verhouding tussen marketingdoelen en
marketingmiddelen om dat doel te bereiken, bestaande uit het afwegen van de
waarde van de verschillende marketinginstrumenten en de keuze daaruit.
SWOT-analyse:
Strenghts Weaknesses, Opportunities, Threats
(sterktes, zwaktes, mogelijkheden, bedreigingen)
1. Interne analyse: analyse van de eigen interne en externe organisatie →
sterktes en zwaktes
2. Externe analyse: bestuderen van de mogelijkheden (kansen en bedreigingen)
in de markt
Interne analyse (SWOT):
Financieel economische functies
- administratieve systeem
- financiële planning
- financieel beheer van activa
- kosten- en kostprijscalculatiesysteem
- budgettering
- financiering
- financiële analyse
Marketingfunctie
- marketingorganisatie
- effectiviteit van de marketing mix
- klantgericht
Management-, personeels- en organisatiestructuur
organisatiestelsel
- stijl van leidnggeven
- omspanningsvermogen, spanwijdte
- personeelsopbouw
- ziekteverzuim
- cultuur
- communicatie
- (overige) personeelsinstrumenten
- ondernemingsvorm
- vestigingsplaatsen
- verzekeringen
- vergunningen
- uitvoering
- functie Arbowet
Technologische functie
- aard productie-, dienstverleningsproces
- leeftijdsopbouw productiemiddelen
- specialistische kennis
- kwaliteit IKZ (Integrale KwaliteitsZorg)
- Research & Development (innovatie)
- “make or buy”
- logistiek
Externe analyse (SWOT):
Marktanalyse, per product-marktcombinatie, welke fase van de levenscyclus
- ontwikkelingsfase
- startfase
- groeifase
- volwassenheidsfase
- verzadigingsfase
- vervalfase
Analyse per PMC:
- (verwachte) ontwikkeling van afzet, omzet en marktaandeel
- (verwachte) ontwikkeling van de winstgevendheid
Portfolioanalyse van de Boston Consulting Group:
- marktgroei van de PMC
- PMC t.o.v. de grootste concurrent
Afnemersanalyse
- belangrijkste afnemers?
- bepalen van de eisen
- wordt hieraan voldaan?
Concurrentieanalyse, bepalen van de strategische groep
- zelfde markstrategie
- zelfde karakteristieken
- zelfde middelen en vaardigheden
Bedrijfstakanalyse, vijfkrachtenmodel van M. Porter, volgens dit model wordt
de intensiteit van de concurrentie in een bedrijfstak bepaald door 5 factoren:
- toetredingsdrempels, bv benodigde hoge investering, imago
- macht van de afnemers
- macht van de leveranciers
- dreiging van substituten
- rivaliteit tussen de bestaande bedrijven, concurrentieanalyse
Analyse van de macro-economische factoren (trends)
- demografisch
- economisch
- technologisch
- maatschappelijk
- politiek
- milieu
Vaststellen van de strategie:
Strategie is de richting die de organisatie kiest voor de komende 3 à 5 jaar.
Confrontatiemix: helpt de afstemming bepalen tussen de ontwikkelingen in de omgeving en de interne kwaliteiten en ondersteunt daarmee de formulering van de strategie.
Sterkten Zwakten
Kansen Uitbuiten offensief Zwakten verbeteren
Ombuigen
Schoon schip maken
bedreigingen Benadrukken sterkten
Concurrentie nauwlettend
volgen
defensief
Confrontatie aangaan
Overleven en crisis
Missie:
Ligt aan de basis van het functioneren van de organisatie, verwoording van
datgene waarop de acties gebaseerd zijn
Doel
Strategie
Normen en waarden, emotionele en morele aspecten
Korte gedragsregels, leidraad voor dagelijkse gang van zaken
Doelstellingen:
Economische doelstellingen
Sociale doelstellingen
Maatschappelijke doelstellingen, zorg voor werkgelegenheid etc.
SMART-Doelstellingen, afgeleid van de ondernemingsdoelstellingen
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realiseerbaar
Tijdsgebonden
Strategische opties:Algemene generieke strategieën (M. Porter)
Cost leadership, ‘kostenleider’ van de bedrijfstak
Differentiatie, meerwaarde aan afnemers
Focus, richten op differentiatie, op lage kosten of beide
Richting
Kiezen voor ongewijzigde strategie, nuloptie
Terugtrekken uit bepaalde markten
Kiezen voor groeistrategie of combinatie van groeistrategieën (Ansoff)
Methodes
Interne groei
Overname van bedrijven, samenwerking bv franchising, joint venture
Keuze strategische optie, volgende criteria:
Optie levert een bijdrage aan de oplossing van het centrale probleem
Optie voldoet aan de doelstellingen
Optie sluit aan bij de sterke punten en de kansen zoals blijkt uit de SWOT
analyse
FOETSIE
- financieel
- organisatorisch
- economisch
- technologisch
- sociaal
- iustia (juridisch)
- ecologisch (milieu)
Implementatie:
De vastgestelde strategie is de basis voor de actieplannen voor de komende
periode
Het geheel aan deelbudgetten levert het masterbudget:
Liquiditeitsbegroting
Rentabiliteitsbegroting
Prognosebalans (balans nu over een jaar)
Financiële prognose:
Doel: aangeven of aan het einde van de planningshorizon (bv 3 jaar) de
economische doelstellingen zijn gerealiseerd
Productbeleid:
Definitie: een product is alles dat aan een markt kan worden aangeboden, zoals
aandacht, verkrijging of consumptie. Het omvat fysieke voorwerpen, diensten,
persoonlijkheden, plaatsen, organisaties en ideeën.
Productniveaus:
Fysieke product, eigenlijke functies van een product
Uitgebreide product, ook andere niet-fysieke eigenschappen bij betrokken, bv
verpakking, service
Totale product, ook nog zogenaamde afgeleide eigenschappen, bv
gebruiksgemak, status
Productui
Binnenste → core product, het eigenlijke product
1e schil om de kern → tangible product, vormt het productbeeld
Buitenste schil → augmented product, totale product
Productclassificatie:
Convenience goods, producten waarvoor de consument weinig tot geen
inspanning voor wil leveren, relatief lage prijs, gewoontegoederen
- stapelgoederen, zeer regelmatig gekocht, merkentrouw
- impulsgoederen, zonder enige planning gekocht
- emergency-goederen, worden gekocht als er behoefte aan is
Shopping goods, , bewuste keuze uit alternatieven
- homogene , volkomen identiek, laagste prijs
- heterogene, primaire beoordeling op kwaliteit, geschiktheid, vormgeving,
prijs van secundair belang
Specialty goods, bijzondere aantrekkingskracht
Unsought goods, nog nie wensbaar of niet weten dat het te koop is
- new, onbekend maakt onbemind
- regular, wel bekend, niet zeker of het ooit gewenst is of aangeschaft wordt,
bv levensverzekering
Productlifecycle (PLC):
Geeft weer hoe een product zich in de markt ontwikkelt
Introductiefase
- innovators en early adaptors
- hoge kosten, lage omzetten
Groeifase
- nadruk van product naar merkbekendheid
Volwassenheidsfase of rijpheidsfase
Verzadigingsfase
- winst neemt nog verder af
- productvernieuwing om de afnemende winst te compenseren
Vervalfase
Doorloop van verschillende fasen afhankelijk van:
Technologische vooruitgang, verbeterd, geavanceerder
Modeontwikkeling, steeds meer onderhevig aan trends, kortere PLC’s
Welvaart, betere duurdere producten
Concurrentieverhoudingen
Productontwikkeling:
Risico’s bij introductie, hoge kosten
Fases in productontwikkeling
- zoeken naar ideeën
- doorlichting van ideeën
- economische en commerciële analyse, business analyses, gaat vooral om het
rendement van het product, breakevenanalyse
- technische ontwikkeling, prototype
- commerciële ontwikkeling, naast een introductieplan een marketingplan
- operationeel maken
Prijsdoelstellingen:
Maximaal marktaandeel, aantrekkelijke prijs
Opruiming oude voorraden, financiële armslag
Verhogen omzet andere artikelen
Prijsstrategiën:
Early cash recovery, maximale omzet op korte termijn, liquidemiddelen
genereren
Afroompolitiek (skimming), product tegen een hoge prijs op d emarkt brengen,
daarna trapsgewijs laten dalen
Kortingen- en margebeleid:
Kwantumkorting
Omzetbonus, extra korting over de gerealiseerde omzet
Functionele korting, marge, vervullen van een functie
Betalingskorting
Seizoenkorting
Promotionele korting, bevorderen verkopen tussenhandel
Actiekorting
Prestatiekorting
Distributiebeleid:
Functies tussenhandel:
Collecteren
Transporteren
Voorraad houden
Sorteren en selecteren naar kwaliteit
Distribueren
Verkoopondersteuning
Ontwikkelingen in de distributie:
Wheel of retailing, nieuwe detailhandelsvormen, lage prijzen grote omzetten,
zichzelf herhalend verschijnsel
Integratie, verticale veranderingen in de bedrijfskolom
Bedrijfskolom, wordt gevormd door een aantal ondernemingen
- voorwaartse , eerstvolgende schakel uit de bedrijfskolom wordt
weggenomen, fabrikant neemt de taken van de groothandel over
- achterwaartse, schakel neemt de voorgaande schakel over, detailhandel
neemt de groothandelsfunctie over
Differentiatie, schakels toevoegen in de bedrijfskolom
Specialisatie, horizontale varnderingen
Parallellisatie, tegenhanger specialisatie, schakel neemt er functies bij
Diversificatie
- brancheverwant = parallellisatie
- branchevreemd , producten toevoegen
→ branchevervaging
Distributie intensiteit:
Intensieve distributie, convenience goods
Selectieve distributie, vooral shopping goods
Exclusieve distributie, shopping en specialty goods
Perceptieproces:
Proces waarbij de consument stimuli van buitenaf waarneemt, deze verwerkt en
daaraan een bepaalde betekenis toekent
Stadia:
Stimuli → selectieve exposure → selectieve aandacht → selectieve begrips- en
gevoelsmatige verwerking → selectieve retentie; geheugen; behoud van
informatie op langere termijn
Exposure, contact of confrontatie met zintuigen → stimuli
Aandacht, afhankelijk van stimulusfactoren en persoonlijke factoren
Begripsfase, invloed van vooroordelen, stereotype opvattingen kunnen leiden
tot vertekening in de waarneming → wanbegrip of distortion
Cognitieve reacties, zakelijk
Affectieve reacties, emotioneel
Retentie, van belang dat informatie op langere termijn aanwezig blijft
Leerproces:
Klassiek conditioneren (associatief leren), Pavlov
Operant of instrumenteel conditioneren, niet passief, individu experimenteert
met allerlei gedragingen om in zijn behoefte te voorzien, reinforcement →
beloning
Cognitief leren, nadruk op het leren d.m.v. kennis en inzicht