Transitie Jeugdzorg De werkzame factoren van sociale wijkteams … · 2015-06-11 · transitie van...
Transcript of Transitie Jeugdzorg De werkzame factoren van sociale wijkteams … · 2015-06-11 · transitie van...
RUNNING HEAD: WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
Transitie Jeugdzorg
De werkzame factoren van sociale wijkteams voor
jeugd en gezin.
23-06-2014
Master Opvoedingsondersteuning
Universiteit van Amsterdam
Student: Maud van Putten
Studentnummer: 10645128
Begeleider UvA: Dr. P. Hoffenaar
Tweede beoordelaar: Dr. R. Fukkink
Begeleiders de JeugdZaak: Zefanja van der Kolk & Annemiek van Woudenberg
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
2
Abstract
In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland. Sociale
wijkteams worden op dit moment veelvuldig in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan
deze transformatie. Het is echter nog niet bekend of deze wijkteams zo effectief zijn als wordt
verwacht (Boer en Van der Lans, 2013). In dit kwalitatieve onderzoek werden daarom de
werkzame factoren van deze wijkteams onderzocht. Om het onderzoek in te kaderen werden
er drie mogelijk werkzame concepten als startpunt genomen, die aan de hand van literatuur
verder zijn uitgewerkt. Het gaat om de volgende concepten: eigen kracht, lokaal werken en
teamverband.
Voor dit onderzoek werden drie jeugd- en gezinsteams geselecteerd in drie gemeenten.
Het onderzoek heeft een etnografische insteek, waarbij twee kwalitatieve vormen van
dataverzameling werden toegepast: diepte-interviews en participerende observaties.
Uit deze kwalitatieve studie komen negen werkzame factoren naar voren. De meeste
factoren werden zowel door professionals als ouders genoemd en waren daarnaast in de
observaties terug te zien. De drie concepten: lokaal werken, eigen kracht en teamverband,
komen uit deze studie naar voren als werkzame factoren. Naast deze drie concepten zijn er
ook zes andere factoren gevonden, die bijdragen aan de werkzaamheid van de jeugd- en
gezinsteams. Het gaat om: laagdrempeligheid, flexibiliteit, snelheid, transparantie, integraal
werken en maatwerk. Daarnaast komen er ook diverse randvoorwaarden naar voren die van
belang zijn om als team goed te kunnen functioneren. In dit onderzoek worden diverse
aanbevelingen gedaan voor de teams zelf en voor verder onderzoek. Onder andere het belang
van monitoring wordt aangehaald.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
3
Abstract
In 2015 a transformation and transition of the youth care will take place in Holland. In many
cities „sociale wijkteams‟ are an instrument to shape this transformation. Right now there is
no evidence that these teams are as effective as anticipated (Boer en Van der Lans, 2013). In
this qualitative research the effective factors of these teams are examined. Three possible
effective factors were identified and will be used as sensitizing concepts: empowerment,
community-based working and working in a team.
For this research three youth- and family teams were selected. This research has an
ethnographic approach. Two different qualitative methods were used for data collection:
indebt-interviews and participant-observations.
In this research nine effective factors are identified. Most of these factors were
mentioned by professionals as well as parents and were obtained through observations. The
three concepts: empowerment, community-based working and working in a team, are
identified as effective factors. Besides these three concepts six other factors were found, that
contribute to the effectiveness of the teams. These factors are: fastness, transparency,
approachability, flexibility, integral working and a measured approach. In addition a few
preconditions were found to be important for the functioning of the teams. In this research
several recommendations for the team itself and for future research are made. Among other
things the importance of monitoring is cited.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
4
Inhoudsopgave
1. Theoretisch kader p.6
1.1 Transitie jeugdzorg p.6
1.2 Sociale wijkteams p.10
1.2.1 Eigen kracht p.11
1.2.2 Lokaal werken p.14
1.2.3 Teamverband p.15
1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams p.17
1.4 Praktische en maatschappelijk relevantie p.19
1.5 Onderzoekvragen p.20
2. Methode p.21
2.1 Procedure p.21
2.2 Jeugd- en gezinsteams p.22
2.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes p.24
2.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort p.24
2.2.3 Basisteam Land van Cuijk p.24
2.3 Methode p.25
2.4 Analyse p.27
3. Resultaten p.28
3.1 Werkzame factoren p.28
3.2 Randvoorwaarden p.48
4. Discussie p.49
4.1 Beperkingen p.56
4.2 Aanbevelingen p.57
5. Literatuurlijst p.62
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
5
6. Bijlagen p.70
6.1 interviewlijst professionals p.70
6.2 interviewlijst ouders p.72
6.3 algemene vragen projectleiders p.73
6.4 Observatieschema p.74
6.5 Informed consent formulier p.75
6.6 Informatiebrochures p.76
6.7 Codes p.80
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
6
1. Theoretisch kader
In 2015 zal de transitie en transformatie van de jeugdzorg plaatsvinden in Nederland
(Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2013). Sociale wijkteams worden op dit moment veelvuldig
in gemeenten ingezet, om vorm te geven aan deze transformatie (Boer & Van der Lans,
2013). In dit onderzoek worden deze sociale teams en de mogelijke werkzame factoren van
deze teams onderzocht aan de hand van een kwalitatief onderzoek. In dit hoofdstuk wordt
door middel van eerder onderzoek getracht een beeld te vormen over de sociale wijkteams.
Om zicht te krijgen op het kader waarbinnen deze ontwikkeling zich voordoet, wordt eerst een
beeld geschetst van de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Vervolgens worden deze
teams vanuit de literatuur nader omschreven. Verschillende kenmerken worden aan de hand
van de literatuur verder belicht. Op basis van eerder studies naar deze teams zal vervolgens de
onderzoeksvraag van dit onderzoek worden geformuleerd. Uiteindelijk worden de praktische
en de maatschappelijk relevantie van dit onderzoek beschreven.
1.1Transitie jeugdzorg
In 2015 wordt de transitie van de jeugdzorg een feit. Alle ondersteuning en zorg voor jeugd
en gezinnen wordt dan de verantwoordelijkheid van de gemeenten (NJI, 2013). Het
uitgangspunt van de overheveling van de verantwoordelijkheden is dat de jeugdhulp
efficiënter en effectiever geregeld kan worden op lokaal niveau (Ministerie van VWS &
Ministerie van V&J, 2013). Deze transitie is geen nieuw verschijnsel binnen Europa. In
diverse landen wordt de jeugdzorg al op lokaal niveau georganiseerd (Berg-Le Clerq,
Bosscher, & Vink, 2012). Naast deze transitie zal er ook een transformatie van de jeugdzorg
plaatsvinden. Deze transformatie is gericht op een nieuwe opbouw van de ondersteuning en
zorg voor de jeugd in hun eigen sociale omgeving, met een integrale aanpak van de
problematiek indien nodig (JSO, 2013). Het uiteindelijke doel van deze transformatie is de
„eigen kracht‟ te versterken van de jeugdige zelf en daarnaast van de gezinnen en sociale
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
7
omgeving die om de jeugdigen heen staan (Ministerie van VWS & Ministerie van Ven, 2013).
Deze transitie en transformatie vinden plaats met het idee dat de zorg anders
georganiseerd moet worden. In figuur 1.1 is een overzicht te zien van het huidige stelsel van
de jeugdzorg in Nederland. Zoals in dit figuur is terug te zien, bestaat het stelsel op dit
moment uit een nulde lijn, eerste lijn en tweede lijn zorg. In de nulde lijn bevinden zich alle
basisvoorzieningen voor jeugdigen zoals scholen en kinderopvang. In de eerste lijn gaat het
om de lichtere hulpverlening zoals opvoedingsondersteuning. In de tweede lijn gaat het om
meer intensieve zorg. Bureau jeugdzorg, (huis)artsen, CIZ en rechters bewaken de toegang tot
onderdelen van deze zorg. Het gaat onder andere om de jeugd- & opvoedhulp, jeugd-
ggz,jeugd-(L)VB, de jeugdbescherming- en reclassering, en het Advies- en meldpunt
kindermishandeling (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011).
Figuur 1.1 Huidige stelsel jeugdzorg(NJI, 2014)
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
8
Het NJI (2014) noemt verschillende knelpunten binnen dit stelsel: de versnippering van de
zorg, het zwaartepunt bij de zwaardere problematiek, het zogenaamde
„doorschuifmechanisme‟, de toename van zorggebruik en het „waterbedeffect‟. Deze
knelpunten zullen kort worden toegelicht. In de eerste plaats is sprake van versnippering: er
zijn te veel verschillende voorzieningen, wettelijke kaders en financieringsstromen en dit
bemoeilijkt transparantie en integraliteit van de zorg (NJI, 2014). Het ontbreken van
samenhang in de voorzieningen van de zorg is een groot probleem in Nederland (Weerd &
Kroonenman, 2004).Ten tweede ligt in het huidige stelsel de nadruk op de zwaardere
gespecialiseerde zorg, dit terwijl er weinig geld en aandacht beschikbaar is voor preventie en
algemene jeugdvoorzieningen (NJI, 2014). Dit kan mogelijk verklaard worden door drie
ontwikkelingen in de samenleving: criminalisering van problematisch gedrag van kinderen,
opvoedingstaken vertalen in orthopedagogische en psychopathologische termen en de daling
van het jeugd tolerantieniveau (Hermanns, 2009). Ten derde is er sprake van
een„doorschuifmechanisme‟. Hiermee wordt bedoeld dat er te veel wordt doorverwezen
binnen de zorg (NJI, 2014; Van Yperen & Stam, 2010). Hierdoor duurt het te lang voordat
jeugdigen passende hulp krijgen aangeboden (NJI, 2014). Als vierde punt wordt de toename
van het zorggebruik genoemd; de vraag naar gespecialiseerde hulp blijft toenemen (NJI,
2014). Dit valt echter niet te verklaren vanuit een daadwerkelijke toename van de
problematiek. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat het goed gaat met de
jeugdigen in Nederland en dat problemen eerder afnemen dan toenemen (Hermanns, 2009).
De toename van zorggebruik kan ondermeer verklaard worden door voorgaande knelpunten
(NJI, 2014). Als laatste knelpunt wordt het waterbed effect genoemd. Door de instroom in een
bepaald deel van de zorg te willen beperken, zorgt dit voor een toename van de zorg in een
ander deel van het stelsel (NJI, 2014). Dit kan deels verklaard worden door een eerder
genoemd knelpunt: het ontbreken van samenhang in de zorg (Van Yperen & Stam, 2010).
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
9
Uit bovenstaande informatie kan afgeleid worden dat er veel problemen zijn binnen
het huidige stelsel. Er is behoefte aan verbetering en een meer samenhangend beleid, door
middel van een nieuwe opbouw van de zorg. Binnen deze heropbouw gaan alle
verantwoordelijkheden naar de gemeente; het gaat om zowel preventie, vroege hulp als alle
vormen van gespecialiseerde hulp. Hierbij is er ook sprake van één financieringsstroom (JSO,
2012). De nieuwe visie van dit stelsel is gestoeld op twee pijlers. De eerste pijler is gericht op
„het verbeteren van de kwaliteit van de omgeving‟, door middel van meer informele steun en
het verbeteren van de algemene sociale voorzieningen. De tweede pijler betreft „het
versterken van een samenhangende zorgstructuur‟. De zorg wordt hierbij onderverdeeld in
drie compartimenten. In de eerste plaats het compartiment „de opvoeding versterken‟.
Hieronder valt onder ander de opvoedingsondersteuning, preventie en het activeren van
sociale netwerken. Deze zorg is voor iedereen inzetbaar. In het tweede compartiment gaat het
om de „versterking ondersteunen‟. Dit vindt plaats naast de ondersteuning in het eerste
compartiment, voor de mensen die het nodig hebben. Deze extra versterking vindt zoveel
mogelijk lokaal bij de gezinnen thuisplaats. In het laatste compartiment gaat het om de
„opvoeding overnemen‟. Hierbij gaat het onder andere om: speciaal onderwijs, gesloten
opname en jeugdreclassering. Het is dan echter de bedoeling dat hulp die in de voorgaande
compartimenten geboden kan worden, ook wordt ingezet waar mogelijk (Van Yperen & Van
Woudenberg, 2011).
Zoals eerder al genoemd, is Nederland niet het eerste land waarbij de zorg op lokaal
niveau georganiseerd wordt. In onder andere Denemarken heeft al enige jaren geleden een
transitie van de jeugdzorg plaatsgevonden, waarbij alle verantwoordelijkheden van de
jeugdzorg naar de gemeenten zijn gegaan. Deze transitie wordt vaak aangehaald als een
succesverhaal. Alle verantwoordelijkheden voor de jeugd liggen in Denemarken inmiddels op
lokaal niveau, waarbij er een daling te zien is in het gebruik van de zwaardere zorg
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
10
(Vereniging van Nederlandse gemeenten [VNG], 2014). In Denemarken heeft net als in
Nederland niet alleen een transitie maar ook een inhoudelijke transformatie plaatsgevonden.
Na eerst een toename in kosten en zorgaanvragen, is er na vijf jaar de eerste afname te zien in
het gebruik van zwaardere zorg en een daling van de kosten (NJI, 2012). Er is onder andere
een lichte afname te zien in het aantal uithuisplaatsingen (Berg-Le Clerq et al., 2012). Deze
transitie en transformatie laten zien dat de zorg beter en goedkoper georganiseerd kan worden.
Nederland zit momenteel midden in het transitie- en transformatieproces van de zorg. Om
deze transformatie praktisch vorm te geven, zijn er verschillende projecten en initiatieven
gestart. Één van deze innovaties binnen het nieuwe stelsel om de transformatie vorm te geven,
zijn de sociale wijkteams. In het volgende hoofdstuk worden deze sociale teams nader
gedefinieerd en beschreven.
1.2 Sociale wijkteams
De sociale wijkteams worden in veel gemeenten als belangrijk onderdeel gezien van de
transformatie van de zorg. Bijna alle grote steden in Nederland beschikken op dit moment
over een vorm van sociale wijkteams (Boer & Van der Lans, 2013). De algemene richtlijnen
voor sociale teams zijn als volgt: het zijn teams die lokaal aanwezig zijn, die integraal te werk
gaan en uitgaan van de eigen kracht van gezinnen en individuen. Deze teams hebben drie
taken. Ten eerste ondersteunen zij het jeugdbeleid en de algemene voorzieningen, waardoor
jeugdigen veilig kunnen opgroeien. Daarnaast zijn deze teams gericht op preventie. De derde
taak is het aanpakken van problemen met gerichte interventies of kortdurende ondersteuning
(NJI, 2013). Sociale teams opereren in een context waarbinnen zij de toegangspoort zijn tot
de meer intensievere zorg en daarnaast gaan zij voor een deel preventief te werk. Onder
andere door aanwezigheid in de wijk moet dit verwezenlijkt worden (VNG, 2013).
De doelgroep en de samenstelling van de professionals van deze teams kunnen erg
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
11
verschillen (Boer & Van der Lans, 2013). Er zijn teams voor alle leeftijden maar er zijn ook
gemeenten die een apart team opzetten voor jeugd en gezin naast het bestaande wijkteam
(VNG, 2013). De samenstelling van professionals binnen een team is aan de ene kant
afhankelijk van de wijk waar het sociale wijkteam zich in bevindt en aan de andere kant van
de heersende problematiek binnen deze wijk. Daarnaast vormen de opdracht en de gestelde
doelen van een gemeente een uitgangspunt, voor de samenstelling van een team (Sok,Van den
Bosch, Goeptar, Sprinkhuizen, & Scholte, 2013). Het idee is dat in sociale teams veelal
generalisten moeten plaatsnemen. Echter, de eisen waaraan deze generalisten moeten voldoen
zijn nog onduidelijk (De Koster, 2014). Ook de precieze taken van deze teams zijn nog niet
vastomlijnd en worden door gemeenten zelf ingevuld (VNG, 2013). Dit betekent dat de
functie van een team verschillend kan worden ingevuld, afhankelijk van de gemeente waar het
team zich in bevindt. Het idee is dan ook dat er op maat gewerkt gaat worden met sociale
wijkteams (De Koster, 2014).
Hoewel steeds meer gemeenten deze sociale teams inzetten is volgens Boer en van der
Lans (2013) nog nergens daadwerkelijk bewezen dat deze teams zo effectief zijn als wordt
verondersteld. Een probleem daarbij is, dat onder het mom van sociale wijkteams, veel
verschillende werkwijzen en organisatievormen schuilgaan (Boer & Van der Lans, 2013 ). Dit
wordt onder meer veroorzaakt doordat deze werkwijze vrij nieuw is en dat er nog geen
duidelijk beeld bestaat over wat de ideale invulling van deze teams is (VNG, 2013). Ook komt
uit een uitgebreid onderzoek van Movisie naar voren dat argumenten waarom een wijkteam
wordt ingezet vaak ontbreken; duidelijke doelstellingen zijn niet aanwezig (De Koster, 2014).
Gezien de grote hoeveelheid ideeën en organisatievormen die ondergebracht worden
onder de term „Wijkgericht Werken‟ is het van belang om deze sociale teams conceptueel in
te kaderen (Oldenhof, 2012). In dit onderzoek zal het onderwerp sociale wijkteam opgesplitst
worden in drie concepten: werken gericht op de eigen kracht, lokaal werken en werken in
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
12
teamverband. Er is gekozen voor deze drie concepten omdat deze elementen in bijna alle
teams terug te vinden zijn. Deze drie concepten zullen nader worden uitgewerkt in
onderstaande paragrafen. De concepten worden inhoudelijk verder uitgediept en er zal
gekeken worden naar de mogelijke werkzame elementen.
3.2.1 Werken gericht op eigen kracht
Het concept „werken gericht op eigen kracht‟ is een manier van werken die het eigen kracht
principe (empowerment) in de praktijk brengt. Empowerment is een concept dat moeilijk te
definiëren valt omdat het voor veel verschillende zaken gebruikt wordt. Het wordt toegepast
in verschillende werkvelden, bij verschillende doelgroepen en met verschillende
werkstrategieën (Van Regenmortel, 2009).Wat echter centraal staat in alle situaties waarin
gewerkt wordt met empowerment is, dat het gericht is op het verbeteren van het welzijn van
mensen, met veel aandacht voor het stimuleren van positieve veranderingen (Zimmerman,
2000). Een definitie van empowerment is: “Een proces van versterking waarbij individuen,
organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via
het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van
participatie.” (Van Regenmortel, zoals geciteerd in Van Regenmortel, 2009). Een belangrijk
uitgangspunt is dat de context een grote rol speelt en daarom moet worden meegenomen
(Cattaneo & Chapman, 2010). Empowerment vindt niet plaats op één niveau, maar op
meerdere niveaus. Hoeveel niveaus en welke niveaus dit zijn, kan variëren. Vaak worden er in
ieder geval twee niveaus onderscheiden: een persoonlijk en individueel niveau en een meer
gemeenschappelijk en sociaal-politiek niveau (Van Regenmortel, 2009).
Bij empowerment is er aandacht voor de kwetsbare groepen en mensen in de
samenleving (Van Regenmortel, 2009). De omgeving en de hulpverlening hebben de taak de
eigen kracht bij deze kwetsbare doelgroep te activeren. Het lijkt op het eerste gezicht een
tegenstrijdig principe, omdat het enerzijds gericht is op kracht en controle krijgen en
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
13
anderzijds aandacht heeft voor de kwetsbaarheid van mensen en ondersteuning van de
omgeving. De nadruk ligt echter op de positieve zaken, maar wel onder de volle erkenning
van de problemen die aanwezig zijn (Van Regenmortel, 2009). Ook Duyvendak (1997) noemt
deze schijnbare paradox, maar benadrukt dat, hoewel eigen kracht iets is wat in de individu
zelf ligt, dit juist met hulp van buitenaf bereikt kan worden. De omgeving heeft de taak deze
kracht naar boven te halen. De vraag is hierbij:„hoe moet de omgeving deze eigen kracht
activeren en wat betekent dit voor de praktijk van de hulpverlening?‟ Werken gericht op eigen
kracht betekent voor voorzieningen en professionals, dat zij de vraag van jeugdigen en
gezinnen serieus nemen en dat ze wanneer nodig ondersteuning bieden. Het is hierbij de
bedoeling dat jeugdigen en gezinnen op den duur weer zoveel mogelijk zelfstandig verder
kunnen (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Het gaat om een werkwijze waarbij eerst
wordt gekeken naar wat mensen zelf zouden kunnen oplossen, eventueel ondersteund door
hulpbronnen uit het eigen sociale netwerk (Groot, De Jong, & Schout, 2013).Voor de
hulpverleningspraktijk betekent deze werkwijze praktisch gezien twee zaken. In de eerste
plaats dienen hulpverleners meer aanwezig zijn in de eigen omgeving van gezinnen en ten
tweede horen hulpverleners zich binnen deze eigen omgeving dienstbaar opstellen ten aanzien
van de eigen kracht van gezinnen (Kesselring, Winter, Horjus, & Van Yperen, 2013). Doordat
empowerment geen methodiek is maar een raamwerk, biedt het concept volgens Van
Regenmortel (2009) geen concrete handvatten „hoe te handelen‟. Het is een bruikbaar kader,
waarbij in ieder situatie op maat gewerkt moet worden, rekening houdend met de context en
personen in die specifieke situatie.
In de literatuur wordt empowerment als een werkzaam principe gezien. Empowerment
is gericht op het weer controle krijgen over je eigen leven. Interventies zijn effectiever als er
aandacht is voor het controle terugkrijgen over het eigen leven (Hermanns, Öry, & Schrijvers,
2005). Uit verschillende onderzoeken wordt duidelijk dat het gevoel van controle hebben over
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
14
je eigen leven een positieve invloed heeft op het welzijn en de gezondheid van mensen.
Mensen die minder controle hebben in de thuissituatie, hebben een significant grotere kans op
depressie en angstklachten (Griffin, Fuhrer, Stansfeld, & Marmot, 2002). Ook blijkt uit
verschillende onderzoeken dat het gevoel van „controle hebben‟ invloed kan hebben op de
gezondheid (Lachman & Weaver 1998; Chandola, Kuper, Singh-Manoux, Bartley, &
Marmot, 2004). Empowerment wordt gezien als een manier om het sociale functioneren, de
levenskwaliteit en sociale veranderingen te versterken en te verbeteren, onder andere door het
inzetten van bronnen en sociale participatie (Song, 2011).Geconcludeerd kan worden dat
empowerment een breed begrip is waar geen eenduidige handelswijze voor bestaat. Het kan
echter als raamwerk dienen waarbinnen situaties aangepakt worden, waarbij er aandacht is
voor de context en maatwerk geleverd kan worden. Werken gericht op empowerment kan een
positieve invloed hebben op het welzijn en de gezondheid van mensen en is daarmee mogelijk
een werkzame factor.
3.2.2 Lokaal werken
Onder het concept lokaal werken wordt verstaan dat hulpverleners meer aanwezig zijn
in de naaste omgeving en aansluiten bij het dagelijks leven van mensen (Boer, Van Diepen, &
Meijs, 2013). Het begrip sluit op deze manier aan bij het community-based werken, waarbij
men ernaar streeft om concrete doelen te stellen en deze te behalen, door samenwerking met
de naaste omgeving van de jeugdige (Hermanns, 2009). Bij deze aanpak wordt niet alleen
geprobeerd het gedrag van kinderen of mensen zelf te veranderen, maar ook van hun
omgeving. Deze visie komt van oorsprong uit 1976 met Lalonde als grondlegger. Binnen deze
visie gaat het om het veranderen van omgevingsfactoren, het is volgens deze visie niet genoeg
om door middel van voorlichting en individuele activiteiten mensen te vertellen hoe zij hun
leefstijl kunnen verbeteren (Van Koperen & Seidell, 2010).
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
15
Wat betekent dit voor de hulpverleningspraktijk? Volgens Kesselring en collega‟s
(2013) moeten hulpverleners meer aanwezig zijn in de leefomgeving van mensen zodat zij de
sociale veerkracht kunnen mobiliseren. Sociale netwerken worden op deze manier geactiveerd
en mensen kunnen zelf hun problemen oplossen. Lokaal werken is in dit geval dus belangrijk
om de eigen kracht te ondersteunen. Het ondersteunen van empowerment is een belangrijke
doel van het lokaal werken (Bibeau, Howell, Rife, & Taylor,1996). Praktisch gezien betekent
deze aanpak voor de omgeving en de hulpverlening: naar de mensen toegaan, aansluiten bij de
levensomstandigheden van de buurt en het aangaan van duurzame relaties met mensen (Paes
& De Maeseneer, 2010). Het doel van dit lokale werken is uiteindelijk „herstel van het
gewone leven‟ door middel van samenwerken met de opvoeders in het gewone leven
(Hermanns, 2009).
Vanuit de literatuur wordt community-based werken als een sterke werkzame factor
gezien. Strategieën waarbij de kracht van de omgeving en het betrekken van de omgeving
worden ingezet, zijn erg succesvol gebleken (Lando, Loken, Howard-Pitney, & Pechacek,
1990; Puska, Vartianinen, Laatikainen, Jousilahti, & Paavola, 2008). Interventies waarbij de
netwerken rondom mensen worden gemobiliseerd en ingezet zijn effectiever dan interventies
die dit niet doen (Hermanns, 2005).
Uit bovenstaande overzicht komt naar voren dat het concept lokaal werken een
werkwijze is die aansluit bij het community-based principe, waarbij het gaat om aansluiting
vinden bij het dagelijks leven. Onder meer het inzetten van sociale netwerken en het
betrekken van de omgeving worden gezien als werkzame elementen van deze werkwijze.
1.2.3Werken in teamverband
Het derde concept is werken in teamverband. Over het algemeen bestaat een team uit twee of
meer individuen met specifieke rollen, die gedeelde doelen hebben, een aanpassend vermogen
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
16
hebben en taken uitvoeren die afhankelijk zijn van anderen (Salas, Dickinson, Converse, &
Tannenbaum, zoals geciteerd in Cooke, Salas, Cannon-Bowers, & Stout, 2000) Het doel van
werken in teamverband houdt vaak in dat diensten meer en beter geïntegreerd worden, door
een betere samenwerking. Het doel van dit meer geïntegreerd werken is: een verbetering van
de efficiëntie en effectiviteit van de hulpverlening, om op die manier de uitkomsten te
verbeteren voor de doelgroep waar de hulpverlening op gericht is (Burt, Resnick & Novick,
1998). Binnen de transitie leeft het idee dat door het werken in teamverband, professionals
elkaar kunnen versterken en samen problemen kunnen oplossen. Werken in teamverband
maakt dit integraal werken mogelijk (Boer & Van der Lans, 2013).
Uit de literatuur komt naar voren dat werken in teamverband een werkzame factor is.
Werken in teamverband kan volgens onderzoek van Cooney en Sohal (2004) worden gezien
als één van de meest krachtige instrumenten voor het bereiken van gestelde doelen. Daarnaast
kan het werken in teamverband het delen van informatie, probleem oplossen en het
ontwikkelen van werknemersverantwoordelijkheid faciliteren (Cooney & Sohal, 2004).Vier
constructen hebben een grote invloed op hoe een team functioneert: de duidelijkheid van de
rolverdeling, gedeelde doelen en waarden tussen teamleden, relaties- en taakconflicten onder
teamleden en werktevredenheid (Khipnis, Rhodes, Burchill, & Datner, 2013). Binnen de
gezondheidszorg is veel onderzoek gedaan naar werken in teamverband. In een review van
Lemieux-Charles en McGuire (2006) zijn onderzoeken naar de effectiviteit van teams binnen
de gezondheidszorg tussen 1986 en 2006 verzameld. Uit deze review komt naar voren dat de
diversiteit van expertise binnen een team voor een groot deel de verbetering bij patiënten
bepaalt. Door de verschillende expertises worden er minder fouten gemaakt en is er minder
vertraging, hierdoor ontstaat een toename van de effectiviteit
(Kydona, Malamis, Giasnetsova, Tsiora, & Gritsi-gerogianni, 2010). Ook uit onderzoek van
Smith-Jentsch, Salas en Baker (1996) komt naar voren dat er minder fouten worden gemaakt
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
17
door een team dan door individuen. Uit een literatuuronderzoek wordt duidelijk dat
samenwerking tussen organisaties een positieve invloed kan hebben op het gezond en veilig
opgroeien van jeugdigen (Rutte, Pijpers, & Timmermans, 2014) .
Geconcludeerd kan worden dat werken in teamverband gericht is op een beter
samenwerking en meer geïntegreerd werken. Onder andere de diversiteit van disciplines
binnen een team en de snelheid waarmee een team kan werken, zijn werkzame aspecten en
maken van het concept werken in teamverband een mogelijke werkzame factor.
1.3 Onderzoek naar sociale wijkteams
Als eerder onderzoek naar de sociale wijkteams wordt bekeken, dan komen er verschillende
punten naar voren. In de eerste plaats zijn er veel kleinschalige studies gedaan die inzoomen
op bepaalde werkzame aspecten van de sociale teams in Nederland. Er zijn onderzoeken die
gericht zijn op „de waarde voor de maatschappij. Een voorbeeld hiervan is de kosten-
batenanalyse van de sociale wijkteams in Leeuwarden (Luben & Larssen, 2012). Daarnaast
zijn er veel onderzoeken gedaan naar de sociale teams binnen één bepaalde gemeente of wijk.
Voorbeelden hiervan zijn: het onderzoek naar de sociale wijkcoaches in Enschede aan de
hand van effect- en procesevaluaties (Klok, Denters, & Oude Vrielink, 2012) en de
tussenevaluatie van de buurtteams in Utrecht, aan de hand van de analyse van twintig
casussen (Meere, Hamdi, & Deuten, 2013). Resultaten die uit deze onderzoeken naar voren
komen zijn veelbelovend. In het onderzoek naar de buurteams in Utrecht wordt bijvoorbeeld
geconcludeerd dat escalaties vaker voorkomen worden en dat er sneller resultaten worden
geboekt door deze teams (Meere et al., 2013).
Ook zijn er enkele bredere onderzoeken naar de sociale wijkteams gedaan waarin
verschillende gemeenten zijn meegenomen in het onderzoek. Een voorbeeld is het onderzoek
van het VNG (2013) waarin vijf gemeenten hebben samengewerkt, om een beeld te schetsen
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
18
van de sociale wijkteams. Ook een onderzoek van Sociaal werk in de wijk volgde gedurende
twee jaar tien verschillende gemeenten. Vanuit dit onderzoek werd een handleiding gemaakt
voor de sociale wijkteams, met onder andere aandacht voor randvoorwaarden en dilemma‟s
van deze teams (Sok et al., 2013).
Echter wat ook naar voren komt uit de literatuur is dat er op dit moment nog geen
duidelijk beeld bestaat of deze teams zo doeltreffend zijn als wordt verondersteld (Boer &
Van der Lans, 2013). Er zijn veel hoge verwachtingen van deze teams, waarvan nog niet
duidelijk is of deze ook worden waargemaakt (Koster, 2014). Het is dan ook van belang dat
duidelijk in kaart wordt gebracht wat de werkzame factoren van deze teams zijn. Daarom zal
dit onderzoek zich richten op de werkzame factoren van deze wijkteams. Deze informatie kan
gebruikt worden voor de toekomstige ontwikkeling van sociale wijkteams. Na het raadplegen
van de literatuur blijkt er geen tot weinig onderzoek te zijn gedaan, dat specifiek gericht is op
sociale wijkteams voor jeugdigen en gezinnen. De focus zal in dit onderzoek daarom liggen
op de jeugd- en gezinteams en daarmee op de jeugdigen en gezinnen die hulpverlening
ontvangen van deze teams. Wat zijn hun ervaringen met deze manier van werken en wat
levert het de jeugdige en gezinnen op? In dit onderzoek zal er geprobeerd worden om een
meer overkoepelend beeld te vormen van de werkzame factoren van de teams, door
verschillende gemeenten mee te nemen in dit onderzoek.
Uit onderzoek van Movisie naar de sociale wijkteams binnen verschillende gemeenten
blijkt, dat in veel onderzoeken voornamelijk aandacht is voor de financiële en procesmatige
aspecten (Koster, 2014). Er wordt echter weinig aandacht geschonken aan wat het mensen
oplevert. Dit terwijl het belangrijk is om juist de ervaringen van mensen in kaart te brengen,
omdat dit vaak het succes van een interventie bepaalt (Hermans, 2006). Dit onderzoek zal
zich daarom richten op de ervaringen van mensen. Wat ervaren de betrokken mensen als
werkzaam? De drie concepten: Eigen kracht, lokaal werken en werken in teamverband die in
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
19
het voorgaande hoofdstuk zijn uitgewerkt, worden gebruikt als „sensitizing concepts‟. Dit
houdt in dat deze concepten gebruikt zullen worden als startpunt bij de dataverzameling en als
ondersteuning dienen, om de informatie te benaderen en te organiseren (Charmaz, 2013).
Uiteindelijk zal geprobeerd worden een antwoord te geven op de vraag: „Wat zijn de
werkzame factoren van de sociale wijkteams voor jeugd en gezin?‟
1.4 Praktische en maatschappelijke relevantie
In 2015 vindt de transitie van jeugdzorg plaats. De sociale wijkteams zijn een belangrijk
instrument binnen deze transitie. Het aantal sociale wijkteams zal daardoor de komende tijd
waarschijnlijk toenemen. Er leven op het moment veel vragen over de inrichting van deze
teams en hun werkwijze. Zijn ze daadwerkelijk vernieuwend of werken ze alleen onder een
nieuwe naam op de ouder manier verder (Boer & Van der Lans, 2013)? Daarnaast is er op dit
moment nog weinig empirische bewijslast voor deze teams. Dit terwijl steeds meer het belang
wordt benadrukt van het evidence-based werken. Evidence-based werken is werken met
kennis over wat werkt. Deze manier van werken wordt steeds belangrijker binnen de
jeugdhulp omdat er gestreefd wordt naar meer transparantie en het willen verbeteren van de
effectiviteit (Van Yperen, 2010). Door het doen van onderzoek kan de effectiviteit worden
vastgesteld van een werkwijze. Het huidige onderzoek kan bijdragen aan het evidence-based
werken, door in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van deze sociale wijkteams
voor jeugd en gezin.
Vanuit praktisch oogpunt is het goed om handvatten te ontwikkelen waarmee de
sociale wijkteams aan de slag kunnen. Uit dit onderzoek zullen uiteindelijk conclusies en
aanbevelingen volgen die de werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven en die
als richtlijnen kunnen dienen voor de implementatie van sociale wijkteams, gericht op
jeugdigen en gezinnen.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
20
1.5 Onderzoeksvragen
De hoofdvraag waar dit onderzoek zich op richt is: „Wat zijn de werkzame factoren van
sociale wijkteams voor jeugd en gezin?‟
Deze vraag wordt voor dit onderzoek onderverdeelt in vier deelvragen:
1. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „werken gericht
op de eigen kracht‟?
2. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „lokaal werken‟
3. Wat zijn de ervaringen van projectleiders, medewerkers en ouders met „werken in
teamverband‟?
4. Wat ervaren projectleiders, medewerkers en ouders als „werkzame factoren‟?
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
21
2. Methode
In dit onderzoek wordt getracht een beeld te vormen van de werkzame factoren van de sociale
wijkteams voor jeugd en gezin. Dit onderzoek heeft een kwalitatieve insteek, waarbij er op
een explorerende manier te werk wordt gegaan om data te verzamelen. Aan de hand van drie
casestudies bij drie verschillende gemeenten wordt vanuit verschillende bronnen data
verzameld.
2.1 Procedure
In dit onderzoek worden drie casestudies gedaan bij drie verschillende gemeenten in
Nederland. Er is gekozen voor een casestudie omdat bij deze vorm van onderzoek er op
intensieve manier een casus onderzocht kan worden (Braster, 2000). Dit is van belang omdat
er op dit moment nog geen duidelijk beeld bestaat van wat de werkzame factoren zijn van
deze sociale wijkteams. Door op een intensieve manier onderzoek te doen en zoveel mogelijk
data te verzamelen, zal een breed en diepgaand beeld worden verkregen van de sociale
wijkteams.
Er worden voor dit onderzoek drie representatieve casussen gebruikt die de werkwijze
van de sociale teams weergeven. Aangezien dit een kwalitatief onderzoek betreft, wordt met
representatief bedoelt dat er getracht wordt een compleet overzicht te geven van alle
mogelijke meningen, attitudes en gedragingen binnen deze doelgroep (Dinklo, 2013). Voor
dit onderzoek zijn alleen jeugd- en gezinsteams meegenomen, omdat het onderzoek zich hier
specifiek opricht. Er zijn drie jeugd- en gezinsteam in drie verschillende gemeentes in
Nederland geselecteerd, om op deze manier een breed beeld te krijgen van de ervaringen van
de populatie. De populatie bestaat uit de mensen die betrokken zijn bij de sociale wijkteams:
projectleiders, medewerkers en ouders. De procedure gaat als volgt: Als eerste worden de
projectleiders van een gemeente benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Vanuit deze
projectleiders worden de medewerkers en gezinnen benaderd om mee te doen aan het
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
22
onderzoek. Het streven is om vijftien interviews af te nemen voor dit onderzoek. Er wordt
getracht om negen professionals te interviewen, waarvan drie projectleiders en zes
medewerkers. Daarnaast wordt er geprobeerd om zes ouders te interviewen. Naast de
interviews is het de bedoeling om in elk team een vergadering te observeren. De deelnemers
ontvangen voorafgaand aan het onderzoek een informatiebrochure en een informed consent
formulier. Hierin staat beschreven wat het onderzoek inhoud en dat anonimiteit en privacy
gewaarborgd wordt. Als mensen akkoord gaan, worden er afspraken gemaakt om de
interviews af te nemen en een vergadering bij te wonen voor observaties.
Uiteindelijk zijn er voor dit onderzoek dertien interviews afgenomen en vier
observaties gedaan. Er zijn in totaal drie projectleiders, zes medewerkers en vier ouders
geïnterviewd. In alle gemeenten is er bij een vergadering geobserveerd. Daarnaast is er in één
gemeente ook geobserveerd bij een casuïstiekoverleg.
2.2. Jeugd- en gezinsteams
Voor dit onderzoek zijn drie verschillende Jeugd- gezinsteams benaderd in drie
gemeenten:Amersfoort, Goes en Land van Cuijk. In tabel 1.1 staat een overzicht met de
kenmerken van deze drie teams. Aan de hand van een algemene vragenlijst die bij de drie
projectleiders werden afgenomen zijn de kenmerken van het team verzameld, om op deze
manier een goed beeld te krijgen van deze teams.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
23
Tabel 1.1: Overzicht Jeugd- en gezinsteams
Kenmerken Goes Amersfoort Land van Cuijk
1. Omvang
Team
8 personen 10 personen 13 personen
2. Expertises -JGZ- verpleegkundige
-Consulente LVB
-Maatschappelijk werk
-Jongerenwerker
-Welzijnswerker
-Intensieve
Pedagogische thuishulp
-Thuiszorg
-JGZ- verpleegkundige
-Consulente LVB
-Maatschappelijk werk
-Jongerenwerker
-Leger des Heils
-Bureau jeugdzorg
-Opvoedings-
ondersteuner
- School-
maatschappelijk werk
-Psychiatrie
-JGZ-verpleegkundige
-Consulente LVB
-Maatschappelijk werk
-Jongerenwerker
-Jeugdpreventie
-Pedagoog
-School-
maatschappelijk werk
3. Wijk(en) 2 wijken (10,778
inwoners)
1 wijk (10,480
inwoners)
Drie gemeenten
(85 000 inwoners)
4. Bestaans-
duur
12 maanden 13 maanden 18 maanden
5. Casussen Alles wordt opgepakt
maar in de praktijk
veelal Multiproblem
gezinnen
Alles wat binnenkomt
oppakken
Alles wat binnenkomt
oppakken
6. Vergaderin
-gen
-2x in de week lunchen
-1x 3 weken intervisie
-1x 6 weken
casusoverleg ( 2 uur)
- 2x per week
casusbespreking (2 uur)
- Casusoverleg1x in de
twee weken
- Teamoverleg 1x per
maand
7. Functie Laagdrempelige zorg
bieden in de wijk. Die
integraal en flexibel is en
waarbij er snel
geschakeld kan worden.
Laagdrempelige zorg
bieden in de wijk, die
integrale hulp biedt en
snelheid is hierbij een
randvoorwaarde
Bieden van
laagdrempelige zorg
8. Herkomst
Aanmeldin
-gen
-CJG
-Wijkteam
-Jongerenwerker
-Huisartsen
-Scholen
-Huidige aanbieders
-CJG
-Jongerenwerkers
-Telefonisch spreekuur
-Scholen
-CJG
9. Doelgroep Gezinnen 0-23 jaar Gezinnen 0-23 jaar Gezinnen 0-23 jaar
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
24
4.2.1 Jeugd- en gezinsteam Goes
Het Jeugd- en Gezinteam in Goes bevindt zich in de wijk en zit op dezelfde locatie als het
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het team bestaat uit acht personen met uiteenlopende
expertises. Het team pakt alles op wat binnenkomt, maar in de praktijk gaat het vaak om de
zwaardere zorgvragen. Het team heeft de mogelijkheid om op dinsdagen en donderdagen in
de middag samen te lunchen en te werken op locatie. Tijdens deze middagen vinden er
informele overleggen plaats tussen verschillende medewerkers van het team. Daarnaast wordt
er één keer in de drie weken intervisie gehouden en vindt er één keer in de zes weken een
casusoverleg plaats. De meeste casussen komen binnen via het CJG. Verder komt een deel
van de casussen binnen via het wijkteam zelf, dit gebeurt meestal via de jongerenwerker.
4.2.2 Jeugd- en gezinsteam Amersfoort
Het Jeugd- en gezinsteam in Amersfoort bevindt zich in de wijk en heeft een ruimte in een
schoolgebouw. Het team bestaat uit tien mensen met verschillende expertises. Alle casussen
worden opgepakt: van lichte opvoedingsvragen tot de zwaardere zorg. Specialisten worden
betrokken wanneer nodig. Het team komt twee keer per week samen voor casusoverleg,
nieuwe casussen worden op dat moment ingebracht. Na zes weken vindt er binnen de
vergadering een evaluatie plaats. Er is één telefoon waarop het Jeugd en gezinsteam dagelijks
bereikbaar is, deze wordt afwisselend gedragen door de verschillende teamleden. Casussen
komen binnen via diverse toegangswegen zoals de huisarts, CJG en scholen
4.2.3 Basisteam Land van Cuijk
In Land van Cuijk gaat het om een basisteam. Het basisteam bevindt zich binnen het CJG en
werkt hier nauw mee samen. Op dit moment bedient het basisteam een relatief groot gebied,
vergeleken met de andere twee teams. Het team is gericht op jeugdigen en gezinnen en pakt
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
25
alles op wat binnenkomt. Het basisteam bestaat uit dertien personen met verschillende
expertises. Indien een vraag makkelijk en laagdrempelig opgepakt kan worden, wordt dit
binnen het basisteam gedaan. De meer ingewikkelde hulpvragen worden doorgeschakeld naar
het backoffice team. Eén keer in de maand vindt er een teamoverleg plaat en daarnaast is er
één keer in de twee weken een casuïstiekoverleg. Dit casuïstiekoverleg is een overleg waar
ouders zelf ook bij aansluiten. In de andere twee jeugd- en gezinsteams sluiten geen ouders
aan bij een casusoverleg. Veel casussen komen binnen via het telefonisch spreekuur wat
dagelijks plaatsvindt van 09.00-12.00 uur. Ook via scholen en het CJG komen aanmeldingen
binnen.
4.3.Methode
Aan de hand van twee kwalitatieve technieken: diepte-interviews en participerende
observaties wordt geprobeerd, inzicht te krijgen in wat de werkzame factoren van deze sociale
wijkteams zijn. Er is gekozen voor kwalitatieve technieken omdat de deelvragen gericht zijn
op de ervaringen die mensen hebben. Kwalitatief onderzoek is een geschikte methode om te
onderzoeken hoe mensen situaties ervaren en wanneer er gevraagd wordt naar het perspectief
van een persoon (Lucassen, Olde Hartman, & Van Mazel 2007). Het doel van dit onderzoek is
om te identificeren wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams. Met effectiviteit
wordt in dit onderzoek beoogd de ervaringseffectiviteit te meten zoals beschreven door
Pawson (2006) . Bij ervaringseffectiviteit gaat het erom hoe de doelgroep in dit onderzoek de
effecten van deze methode ervaart, met andere woorden: wat zien zij als de effectieve
factoren? In dit onderzoek worden zowel de ervaringen van ouders als professionals
verzameld. De bijdrage die actoren leveren aan het tot stand komen van een bepaalde
uitkomst (“agency”) is van belang (Pawson, 2006). Daarom is het belangrijk om juist de
ervaringen van de betrokken mensen te onderzoeken, omdat succes van interventies en
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
26
methodes in de hulpverlening deels hierdoor wordt bepaald.
De diepte-interviews worden afgenomen bij ouders, medewerkers van een sociaal
wijkteam en de projectleiders. Het interview wordt afgenomen aan de hand van de ervaringen
van mensen zelf en een topiclijst. De topiclijst voor professionals bevat drie
onderwerpen:lokaal werken, werken in teamverband en werken gericht op eigen kracht.
Daarnaast wordt er gevraagd aan professionals welke werkzame factoren zij zelf identificeren.
De topiclijst voor ouders bevat alleen algemene vragen over hoe de hulpverlening is verlopen
en hoe zij de hulp hebben ervaren. Met de data die uit de interviews naar voren komt, zal
geprobeerd worden een breed en diepgaand beeld te schetsen van de ervaringen van gezinnen
en professionals.
Naast de interviews zullen er observaties in de praktijk plaatsvinden. Nadat de
interviews zijn afgenomen zal de onderzoeker een vergadering bijwonen bij elk wijkteam. Het
zal gaan om een participerende observatie, waarbij de onderzoeker de rol van observator zal
aannemen (Robson, 2002). Observaties kunnen andere vormen van dataverzameling
complementeren doordat er een inzicht wordt gegeven in het echte leven en de gedragingen
(Robson, 2002). De observaties in dit onderzoek zullen in de eerste plaats worden gebruikt
om een context te schetsen van de praktijk. Daarnaast dienen de observaties als
vergelijkingsmateriaal. Wat ziet de onderzoeker terug van de ervaringen van de professionals
en ouders? Het is belangrijk om observaties te gebruiken als vergelijkingsmateriaal, omdat er
vaak een verschil zit tussen wat mensen aangeven in bijvoorbeeld een interview en wat
mensen daadwerkelijk in de praktijk doen (Gilbert & Mulkay, 1984).
Door middel van het gebruik van triangulatie wordt geprobeerd de validiteit van de
resultaten te waarborgen (Robson, 2002). Er is sprake van triangulatie op het gebied van de
dataverzameling, door middel van het combineren van twee technieken: observaties en
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
27
interviews. Daarnaast is er sprake van triangulatie op het gebied van de bronnen, „zowel
ouders als professionals worden geraadpleegd‟.
4.4 Analyses
Voor het analyseren van de data wordt de software Atlas.ti. (2013) gebruikt in dit
onderzoek. Zowel de data uit de interviews als de data uit de observaties, worden met behulp
van deze software geanalyseerd worden. Zodra de eerste drie interviews afgenomen zijn,
wordt een begin gemaakt met de analyse. De interviews zullen eerst getranscribeerd worden,
aan de hand van de opnames die gemaakt zijn tijdens het onderzoek. Het coderen zal
gebeuren in het programma Atlas-ti. De eerste stap is het open coderen, waarbij de gehele
tekst aan de hand van steekwoorden gecodeerd wordt. Daarna volgt het axiaal coderen,
waarbij delen van de interviews die dezelfde code hebben, worden vergeleken om op deze
manier overeenkomsten en verschillen te kunnen onderscheiden tussen codes. Op deze manier
worden categorieën gevormd. Als laatste vindt het selectief coderen plaats, waarbij er wordt
gezocht naar de hoofdcategorie achter de categorieën die uit het axiaal coderen naar voren
komen (Robson, 2002).De drie concepten: lokaal werken, werken gericht op eigen kracht en
werken in teamverband zullen dienen als sensitizing concepts. Vanuit deze analyse zal de
informatie naar voren komen die gebruikt kan worden om de onderzoeksvragen te
beantwoorden. Daarnaast zullen enkele citaten worden uitgeschreven in de resultaten, om
belangrijke punten te illustreren en te onderbouwen. De data die uit de observaties naar voren
komt wordt uitgewerkt, waarna deze open, axiaal en daarna selectief gecodeerd wordt. De
observaties worden omschreven om de context goed weer te geven. De observaties dienen
verder als vergelijkingsmateriaal.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
28
5. Resultaten
Aan de hand van het selectief coderen zijn er hoofdcategorieën naar voren gekomen die de
werkzame factoren van de sociale wijkteams weergeven. Hieronder vallen de drie concepten
die genoemd zijn in het theoretisch kader. Daarnaast zijn er zes andere werkzame factoren
gevonden die niet in theoretisch kader beschreven zijn. Tevens zijn er verschillende
aandachtpunten naar voren gekomen in het onderzoek, waar teams tegenaan kunnen lopen en
daarom van belang zijn. Geconcludeerd kan worden dat de drie jeugd- en gezinsteams in de
basis vaak overeen komen, maar dat de uitwerking wel enigszins kan verschillen tussen de
teams. Hoewel er dus enige nuanceverschillen bestaan tussen de drie teams die zijn
onderzocht, zijn er negen werkzame factoren naar voren gekomen waar alle drie de teams mee
werken. Deze factoren zullen in dit hoofdstuk verder besproken worden.
5.1 Werkzame factoren
Eigen kracht
Alle professionals noemden het werken met eigen kracht. Er kunnen volgens professionals
drie vormen van eigen kracht worden onderscheiden: eigen kracht van de wijk, eigen kracht
van het team en eigen kracht van het gezin. Eigen kracht van de wijk wordt door vier
professionals uit drie verschillende teams aangehaald. Het wordt onder andere gezien als
weten wat je nodig hebt als wijk.
P1: ‘De wijk beter kennen en daardoor weer meer gebruik kunnen maken van de eigen
kracht of van de buurt of van het netwerk dat er is’
Eigen kracht binnen het team is de tweede vorm van werken met eigen kracht en wordt door
twee teams genoemd. Het gaat hierbij om zelf de regie hebben als team en keuzes durven
maken. Een professional noemde het belang van eigen kracht van het team.
P1: ‘We staan steeds meer in onze eigen kracht, dan kunnen ze dat ook weer uitstralen
naar anderen’
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
29
Eigen kracht van het gezin wordt door alle professionals genoemd. Eigen kracht wordt
omschreven als: naar de mogelijkheden en krachten van een gezin kijken. Een belangrijk
onderdeel van eigen kracht is de regie bij ouder laten, dit wordt door acht professionals
genoemd. Voorbeelden van hoe er met eigen kracht wordt gewerkt zijn: op handen zitten als
professional zijnde, samen met ouders dingen aanpakken, richten op het positieve en
bewustwording creëren.
M1: „Nu zeggen we nee, je mag het zelf oplossen, we kijken mee, we denken mee, we
doen mee maar je moet het zelf oplossen.’
Ook het inzetten van het eigen netwerk van het gezin is belangrijk om mensen te
ondersteunen en uiteindelijk weer zelfredzaam te laten worden. Verschillende professionals
gaven aan dat mensen altijd een eigen netwerk hebben, hoe klein dit soms ook is. Echter
maakten verschillende professionals hierbij wel een kanttekening, het moest volgens deze
professionals namelijk niet als wondermiddel gezien worden. Als het netwerk wordt
ingeschakeld voor ondersteuning, dan moet er in de gaten worden gehouden of het netwerk
het ook kan volhouden. Daarnaast noemden enkele professionals de rol van schaamte die het
inschakelen van het netwerk lastig kan maken.
M5:’Ik heb wel een paar gezinnen gehad en dan zie je een taalbarrière als je
buitenlandse gezinnen hebt. Die willen het liefst alles binnenskamers houden. Als ze
dan ook nog hun omgeving moeten vragen en daar zie je dan ook dan moet je soms
mensen overtuigen. Of voordat je dat dan doet, moet veel meer de situatie binnen het
gezin duidelijk zijn voordat je dat netwerk gaat inschakelen.’
Dit voorbeeld lijkt ook te impliceren dat het niet altijd mogelijk is om een netwerk in te
schakelen, ondanks dat een netwerk wel aanwezig is. Het netwerk inschakelen kan volgens
professionals dus niet gelijk als een standaard werkwijze gebruikt worden in situaties.
Professionals noemden verder diverse praktische voorbeelden waarin eigen kracht
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
30
gestimuleerd werd: Een moeder leren fietsen, zodat ze zelf haar kinderen naar school kan
brengen en een jongen met een beperking zelf leren reizen. Ook noemden drie professionals
het zelfvertrouwen stimuleren als een belangrijk middel. Er werden echter ook kanttekeningen
door verschillende professionals geplaatst bij het werken met eigen kracht. Het gaat hier dan
vooral om het niet moeten doorslaan in eigen kracht, want mensen worden niet altijd volledig
zelfredzaam. Een professional verwoordde het als volgt:
M1:’ Ik geloof zeker dat er in alle mensen eigen kracht zit en eigen kracht betekent dat
je weer zelfstandig verder kunt. Zelfstandig kan ook wel met behulp van de buurvrouw
of met hulp van een instantie zijn, maar dat je wel weer bij je eigen dingen kunt en dat
je het ook snapt, ……Maar eigen kracht hoeft niet te betekenen dat je het allemaal
weer alleen moet doen’.
Hieruit lijkt naar voren te komen dat werken met eigen kracht verschillende dingen kan
betekenen en dat het van de situatie en het gezin afhangt in hoeverre zelfredzaamheid
gestimuleerd moet worden.
Ouders noemden diverse punten met betrekking tot eigen kracht. Voor ouders is het
belangrijk dat zij zelf de regie hebben. Alle ouders gaven aan dat zij over het algemeen het
gevoel hadden, zelf de regie te hebben tijdens het hulpverleningsproces. Dit kwam soms
doordat dit specifiek werd benoemd of doordat ouders het gevoel hadden dat er niets werd
opgedrongen.
O2: ‘Maar R. had gezegd jullie beslissen, jullie zijn degene die zeggen of het wel of
niet gebeurt. Daar was ze wel heel duidelijk in.’
Toen er aan deze ouder gevraagd werd waarom dit belangrijk was voor haar, werd het
volgende gezegd:
O2: ‘Ja dat is wel een belangrijk punt, dan ga je een gesprek al anders in. Ons kan
niets gebeuren. Ik heb vaak dat je overrompeld wordt met iets. Nu had ik: wat ze ook
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
31
voorstellen wij beslissen. We zeggen gewoon dat we het overleggen en dan beslissen
we thuis.’
Het is belangrijk voor ouders dat professionals vaak gericht waren op wat er wel goed ging in
het gezin. Twee ouders gaven hierbij aan dat ze juist daardoor weer het zelfvertrouwen
terugkregen.
O4:’Ik denk het goeie, de dingen die wel goed gaan te benadrukken, want er zijn
natuurlijk wel dingen die goed gaan heus wel. En gewoon praktisch dingen. Ja
praktische handvaten die heb ik gebruikt en daardoor heb ik ook wel ingezien dat
ik het heus wel kan omdraaien.’
Een kanttekening die hierbij genoemd moet worden is dat ouders mogelijk in sommige
situaties minder snel de regie durven te pakken en zich daardoor snel laten beïnvloeden door
professionals. Ter illustratie het volgende citaat, toen er aan een ouder werd gevraagd of zij
het plan zelf opgesteld hadden:
O2:’Ja in samenspraak met hun. Ik was er wel van overtuigd dat er een IQ onderzoek
moet zijn, maar hun kijken ook nog wel wat breder en nou daar hebben hun dus ook
de expertise voor. En verder zullen we dadelijk nog wel de stappen zetten naar die
andere vrouw, of de schoolarts want ik heb wel het idee dat die daar goede
contacten mee heeft. Dan heb ik zoiets van, doet hij dat maar hij kan dat gewoon
beter toelichten.’
Uit dit citaat lijkt door te schemeren dat deze ouder veel respect had voor de expertise van de
professionals en aan haar eigen oordeel hierdoor minder waarde hechtte. Het kan voor
professionals daarom van belang zijn om hier alert op te zijn. De expertise en kundigheid van
de professional zou juist het eigen kracht principe tegen kunnen gaan, doordat ouders hierdoor
niet zelf de regie durven te pakken.
Tijdens de observaties komen er ook verschillende voorbeelden naar voren waarin er
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
32
gewerkt wordt met eigen kracht. Tijdens de observatie van het casuïstiekoverleg werd steeds
aan ouders gevraagd wat zij zelf wilden. Als ouders op een gegeven moment aangaven dat de
professional wel een orthopedagoog mocht inschakelen, antwoordde de professional hierop
dat hij dat niet van plan is, maar juist graag samen met ouders wil kijken wie zij geschikt
zouden vinden. Vaak werden er voor en na vergaderingen onderling zaken met elkaar
besproken. Een voorbeeld is een kort gesprek over een casus, waarin moeder een tijdje van
huis moet en er nog geen oplossing is gevonden voor de kinderen. Er werd gevraagd aan de
professional of er niemand is binnen het eigen netwerk die hier kan inspringen. De
professional gaf aan wel naar het netwerk te hebben gekeken, maar dat er maar één zus is die
moeilijk weg kan. Hieruit lijkt ook door te schemeren dat een netwerk inschakelen niet altijd
tot de mogelijkheden behoort. Tijdens een vergadering blijkt dat professionals een training
hebben gehad over het inzetten van een netwerkberaad. Deze training werd nabesproken
tijdens de vergadering.
Alle professionals spraken over werken met eigen kracht. Ook alle ouders noemden
dit, zij hebben meestal het gevoel zelf regie te hebben over de situatie. Ouders gaven
daarnaast aan dat zij het heel prettig vonden dat er gekeken werd naar wat er wel goed ging in
het gezin. Ook verschillende professionals noemden meermalen het belang van gericht zijn op
wat goed gaat. Het eigen netwerk inzetten om eigen kracht te stimuleren, werd door
professionals veelvuldig genoemd. De ouders die geïnterviewd werden, noemden deze vorm
van ondersteuning helemaal niet. Dit kan komen doordat het in deze casussen niet nodig was.
Dat er namelijk wel mee gewerkt wordt in de jeugd- en gezinsteams kan afgeleid worden uit
de observaties, waarin meerdere keren de inzet van netwerken werd genoemd en besproken.
Een kanttekening die uit beide bronnen naar voren kwam is dat het niet altijd mogelijk is om
netwerken in te schakelen door: schaamte, een beperkt netwerk, of een niet geschikt netwerk.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
33
Lokaal werken
Lokaal werken is een factor die door de komst van deze teams echt mogelijk is geworden.
Verschillende professionals noemden dit als iets dat wezenlijk veranderd is, door de komst
van het jeugd- en gezinsteam.
M1: ‘Nu heb ik bij uitzondering een gesprek op kantoor. Dus dat is echt een
hele grote omslag dus veel meer bij de gezinnen zitten en in de wijken.’
Dit citaat illustreert de verandering die professionals ervaren in hun manier van werken. In
plaats van een kantoorbaan wordt er nu een meer ambulante invulling aan hun functie
gegeven. Lokaal werken is belangrijk volgens professionals omdat het zorgt voor meer
herkenbaarheid. Onder lokaal werken wordt verstaan: aanwezigheid in de wijk door
bijvoorbeeld boodschappen te doen in de wijk, rond te fietsen en langs te gaan in gezinnen.
Ook het kennen van de wijk waarin je werkt en daardoor ook meer wijkgericht kunnen
werken, wordt als een belangrijk onderdeel gezien van lokaal werken. Op deze manier kan er
ingespeeld worden op wat er al aanwezig is. Professionals doen dit praktisch door contacten
op te bouwen met huisartsen, wijkagenten, kerken en scholen. Eén professional noemde als
praktisch voorbeeld van wijkgericht werken het langsgaan op een wijkraadavond.
Daarnaast is het volgens professionals belangrijk om het informele netwerk met
vrijwilligers en vrijwillige initiatieven te kennen en hier ook gebruik van maken. Een
voorbeeld van hoe dit gestimuleerd werd binnen een team:
M4: ‘Morgen hebben we een teamdag waarbij we een rondje maken door de wijk
…..vrijwilligersinstanties en jongerenwerkers waar die zitten. Dat je elkaar weet te
vinden. Ik denk dat, dat een hele mooie is als het gaat om lokaal werken, dat je meer
kunt samenwerken met wat er in de wijk is.’
Uit dit citaat komt naar voren dat het jeugd- en gezinsteam dus ook tijd investeert om dit
lokaal werken te bevorderen. Het lijkt ook van belang om hier aandacht aan te schenken
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
34
omdat enkele professionals ook aangaven dat ze hier nog wel aan moeten wennen.
Het grote voordeel van het werken in één wijk is dat gezinnen en kinderen
gemakkelijker gevolgd kunnen blijven worden, doordat er meer overzicht en aanwezigheid
mogelijk is. Er zijn maar enkele scholen, dokters en kinderdagverblijven waar contact mee
gehouden hoeft te worden. Hierdoor is dit ook haalbaar voor professionals.
De ouders die geïnterviewd werden kwamen op verschillende manieren bij het team
terecht: via school of huisarts werden ouders doorverwezen, daarnaast had één ouder het team
gevonden via google. Toen aan ouders werd gevraagd of ze het team al kenden voor de
aanmelding, bleken twee ouders er al eens eerder van gehoord te hebben. Het ging hierbij om
ouders van twee verschillende jeugd- en gezinsteams. Toen ouders werd gevraagd in hoeverre
ze medewerkers tegenkwamen in de wijk bleken de ervaringen nogal verdeeld. Niet alle
ouders hadden hier dezelfde ervaringen mee. Ook ouders binnen dezelfde wijk hadden hier
niet altijd dezelfde ideeën over. Het voorbeeld hieronder is van twee ouders die in dezelfde
wijk wonen en antwoorden op de vraag of ze de hulpverleners wel eens tegenkomen in de
wijk:
O4: ‘Ik zie L. hier heel vaak fietsen ja. Die fietst hier eeuwig door de wijk met die
krullenbol’
O1: ‘Nee ik zie ze eigenlijk nooit nee’.
Tijdens de observaties in vergaderingen werd er meermalen informatie gegeven over
vrijwilligersprojecten die in de wijk aanwezig zijn en waar het wijkteam gebruik van kan
maken. Een voorbeeld hiervan is een maatschappelijk sportproject in de wijk waar kinderen
twee middagen in de week terecht kunnen. Dit soort ideeën werden goed ontvangen en het
lijkt te leven in de wijkteams. Professionals reageerden enthousiast door hier veel vragen over
te stellen en gelijk voorbeelden te noemen van gezinnen waar ze het wilden voorleggen. Ook
werden er foldertjes uitgedeeld van een vrijwilligersproject en deze werden direct door
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
35
professionals meegenomen. Daarnaast werden er nieuwtjes en feiten gedeeld over wat er in de
wijk speelt, zoals een nieuw rooster voor de scholen in de wijken, of het percentage
scheidingsaantallen in de wijk.
Professionals gaven veel voorbeelden van hoe zij lokaal werken en zorgen voor meer
aanwezigheid. Ook in de observaties bleek dit meermalen naar voren te komen, zoals de
vrijwilligersinitiatieven in de wijk. Uit de interviews met ouders kwam een minder eenduidig
beeld naar voren. Geconcludeerd kan worden dat lokaal werken leeft in de wijkteams en er
veel aandacht aan wordt geschonken. Het lijkt echter nog wel in een ontwikkelingfase te
zitten waar professionals het lokaal werken nog meer eigen moeten maken.
Teamverband
Teamverband is een werkzame factor volgens alle professionals. Het teamverband krijgt in
alle drie de teams vorm door in duo‟s te werken, te overleggen en te ontmoeten. Een
werkzaam element is volgens professionals de combinatie van verschillende expertises.
P2:’Met meerdere expertise rondom één casus zitten. Dan ervaar je ook dat het een
absolute meerwaarde heeft voor die cliënt, omdat er dingen over tafel gaan waar je
niet aan hebt gedacht omdat het je expertise niet is’|
Professionals gaven aan het prettig te vinden om in een team te werken, doordat je makkelijk
collega‟s kan consulteren. Ook het van elkaar kunnen leren, wordt als een positief aspect van
het werken in teamverband gezien.
Om teamverband te kunnen ontwikkelen is het belangrijk om elkaar goed te leren
kennen en hiervoor de tijd te nemen. Een probleem dat veel professionals hierbij noemden is
loyaliteit. Twee teams hadden het over loyaliteitsconflicten doordat ze enerzijds verbonden
zijn aan hun eigen organisatie en anderzijds het jeugd- en gezinsteam:
M1: ‘Je wilt je eigen organisatie goed verkopen zeg maar. Je wilt ook goed doen naar
de klant, dus in die zin wil je soms ook dat het wat oplevert. Niet dat je zegt ik zit er
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
36
altijd, maar alle zaken gaan naar een collega. Je zit een beetje in een spagaat met je
eigen organisatie. Dat je denkt ja het moet me ook wat opleveren. En wij worden nog
steeds betaald per cliënt zeg maar. Dus ja neem je geen cliënten mee hoe zit het dan?’
Eén team noemde dit echter niet. Waarom één team hier geen last van lijkt te hebben, wordt
niet echt duidelijk uit dit onderzoek. Het is mogelijk dat het in deze gesprekken niet naar
voren is gekomen omdat er niet expliciet naar loyaliteit wordt gevraagd in de interviews. Wel
noemde één professional uit dit team het volgende:
P2: ‘maar je zit niet met de organisatie nog in je hoofd, want je bent met de nieuwe
organisatie bezig dat was ook de ontwikkelopdracht. Laat het achter je en we gaan
met elkaar dit experiment uitvoeren.’
Mogelijk zijn er meer duidelijke afspraken gemaakt met de organisaties en professionals
binnen dit team waardoor loyaliteitsconflicten minder een rol spelen.
Drie van de vier ouders noemden het teamverband. Ervaringen die zij hier mee hadden
waren: professionals die in duo‟s langskwamen of door een groter overleg waar meerdere
professionals bij elkaar kwamen en waarbij ouders zelf aanwezig waren. Eén ouder zei over
het teamverband dat ze het gevoel had dat men elkaar opvangt als iemand een steek laat
vallen, een ander ouder noemde het aanvullen:
O1:’Dat de één de ander kan aanvullen op sommige momenten.’
Teamverband is iets dat duidelijk naar voren komt uit de vergaderingen. Er werd tijdens deze
vergaderingen met elkaar over casussen gepraat en overlegd. Medewerkers vroegen om input
van hun collega‟s als ze het zelf niet wisten. Ook het in duo‟s werken komt vaak naar voren,
doordat er gesproken werd over samen naar een casus gaan, of er werden nieuwe duo‟s
gevormd tijdens een vergadering.
Teamverband komt duidelijk uit de drie bronnen naar voren. Voor ouders is dit alleen
door middel van het in duo‟s werken of een teamoverleg, verder merkten zij weinig van het
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
37
teamverband. Professionals gaven zelf ook meermalen aan dat teamverband voornamelijk
indirect een effect heeft op ouders.
Laagdrempeligheid
Laagdrempeligheid is volgens de drie teams één van de belangrijkste aspecten van een jeugd-
en gezinsteam. Laagdrempeligheid betekent volgens professionals in de eerste plaats de
toegankelijkheid. Het team moet toegankelijk zijn voor mensen. Dit moet in letterlijke zin het
geval zijn, de toegang moet open en makkelijk bereikbaar zijn.
P3: ‘Het makkelijker maken voor ouders en jongeren. Dat er 1 poort is waar je
gewoon naar binnen kunt en dat je niet hoeft na te denken, dit gaat over luieruitslag
dus dan moet ik naar het consultatiebureau, maar mijn zoontje van 9 gedraagt zich de
laatste tijd wel heel erg raar dan moet ik daar zijn. Gewoon dat idee van die poort
waar je alles binnen hebt.’
Daarnaast moeten professionals in de hulpverleningrelatie toegankelijk zijn. Mensen moeten
zich op hun gemak voelen en hun verhaal kunnen doen. Belangrijke aspecten die daarbij
meespelen zijn: een klik hebben met het gezin en het vertrouwen hebben. Een professional
noemde hierbij dat het belangrijk is om duidelijk te maken dat het jeugd- en gezinsteam iets
anders is dan jeugdzorg.
M3: ‘Ook nog heel veel geassocieerd met hulpzorg. Nou dat zijn we niet we zijn
jeugdhulpverlening dat helpt ook, dat je dat uitlegt, we zijn geen jeugdzorg. Want
jeugdzorg is per definitie de instantie die kinderen uit huis komt halen.’
Bovenstaande impliceert dat het belangrijk is om als jeugd- en gezinsteam meer duidelijk te
maken wie ze zijn en wat ze precies doen, omdat dit nog niet altijd duidelijk is voor mensen.
Het is mogelijk dat door verkeerde associaties de teams nu nog minder laagdrempelig en
toegankelijk zijn voor sommige mensen.
Opvallend is dat voor alle ouders laagdrempeligheid ook een hele belangrijke factor is.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
38
Ouders noemden dit veelvuldig en gebruikten woorden als: gewoon, informeel en gezellig,
om de sfeer te beschrijven. Een voorbeeld hiervan is het onderstaande citaat.
O4:’Ze kwamen hier rond lunchtijd. Met zijn allen aan tafel een boterham gegeten. Zo
hebben ze de kinderen leren kennen. K. kende ze natuurlijk al een beetje. En zo konden
ze zien, hoe ik dan met de kinderen omga…..het ging heel goed en het was ook nog
heel gezellig’.
Ouders vinden het daarbij erg belangrijk dat ze hun verhaal kunnen doen.
O3’Ik was emotioneel, I. heeft me gewoon laten praten. Uiteindelijk heeft ze gezegd
van probeer inderdaad dit eens, maar de eerste keer nog niet zoveel. Dat was ook niet
nodig, had ik op dat moment ook niet nodig’
Ook het vertrouwen hebben en een klik hebben met de professional die langskomt is volgens
alle ouders erg belangrijk
O2: Het is al bij een hand geven hoe iemand zich opstelt …..maar ik vind het heel
belangrijk om me bij iemand vertrouwd te voelen.
Een ouder gaf aan dat veel mensen het team nog associëren met Bureau Jeugdzorg .
O4: ‘Ik vind het belangrijk dat het heel laagdrempelig is. ….volgens mij weten heel
veel mensen niet van het bestaan van het team. Heel veel mensen denken jeugdzorg en
daar hoor je heel veel slechte dingen over. Misschien wat duidelijker zijn dat zo’n
team bestaat, dat het niet eng is. Want heel veel mensen denken straks nemen ze mijn
kinderen af.’
Tijdens een casuïstiekbespreking werd aan ouders gevraagd wat zij van de casuïstiek
bespreking vonden. Ouders gaven aan dat het een fijn informeel gesprek was en dat het ze het
prettig vonden dat het in woorden was gegaan die zij ook konden volgen. Hierin gaven ouders
dus aan laagdrempeligheid te waarderen.
Geconcludeerd kan worden dat laagdrempeligheid een belangrijke eigenschap is van
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
39
de jeugd- en gezinsteams, die door ouders als uitermate belangrijk wordt ervaren. Duidelijk
maken aan ouders wat het jeugd- en gezinsteam precies is en wat zij als team kunnen bieden,
lijkt van belang om de teams toegankelijker te maken.
Snelheid
Snelheid is een onderwerp waar alle professionals het over eens zijn. Werken in een jeugd- en
gezinsteam zorgt voor meer snelheid. In alle teams wordt er getracht binnen twee weken na de
aanmelding bij een gezin lang te gaan. De snelheid van het team wordt door professionals
verklaard vanuit verschillende factoren. In de eerste plaats het snellere schakelen, dit is
mogelijk doordat er één team is met daarin verschillende expertises, daardoor zijn de lijnen
korter.
P1:‘Dat je gelijk kan overleggen, snel schakelen. Ze zitten even aan tafel hun
boterham te eten ze bespreken deze casus. Ik kan vanmiddag want er is een afspraak
uitgevallen. Ik kan er dan wel even naar toegaan. Heb jij tijd om even mee te gaan? Ja
ik heb wel tijd om even mee te gaan. Oké we gaan.’
Ook het „gewoon doen‟ speelt volgens professionals een rol. Er wordt niet gewacht op een
diagnose maar men begint gewoon met het starten van de hulp.
M4: „maar dat we als we kunnen ook verwijzen naar een mediator
ouderschapsbemiddeling, maar we kunnen zelf ook al gesprekken voeren met ouders.
Wat hebben jullie nodig om weer in gesprek met elkaar te komen? Misschien is dat
wel het hele ouderschapsbemiddeling traject zeg maar, omdat er een wachttijd is
en je moet wel wat doen.’
Bovenstaande citaat doet voorkomen dat het team soms inspringt in het gat van de wachttijd
van andere instanties om op deze manier alvast hulp te kunnen geven. Ook onderstaande
voorbeeld onderschrijft dit:
P3: ‘Maar alles wat we doorzetten naar de ambulante hulp dat was de afspraak. Die
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
40
hebben ook de afspraak gekregen binnen twee weken moet je leveren. Nou dat gebeurt
echt niet. Je mag blij zijn dat ze binnen twee weken contact opnemen. Dat er binnen
twee weken gestart wordt dat is nog maar helemaal de vraag. En als mensen horen bij
hun gaat het wel snel dan zeggen ze: ja, dan heb ik liever iemand van jullie want
anders moet ik zo lang wachten tot er iemand komt.’
Uit bovenstaande citaat blijkt dat gezinnen soms zelf terugkomen bij het wijkteam door de
wachttijd bij andere instanties. Dit impliceert ook dat de teams meer oppakken dan
oorspronkelijk de bedoeling is en ze mogelijk snel overbelast raken. Hierbij kan het gevaar
zijn dat een wijkteam juist daardoor zijn snelheid gaat verliezen.
Ook ouders zeiden dat ze snel terecht konden bij het jeugd- en gezinsteam. Meestal
kwamen ze binnen een week bij het gezin langs. Eén ouder gaf aan dat ze gewoon binnenliep
en gelijk geholpen werd. Ouders noemden daarnaast de korte tijd die tussen de afspraken zat
prettig:
O3 „Ja het ging gewoon door weet je wel er zaten niet drie weken tussen’
Eén ouder beschreef toen er gevraagd werd waarom de snelheid fijn was:
O4: ‘Ik bedoel ik kreeg wel het gevoel dat ze het serieus namen en dat ze in ieder
geval mij serieus namen. Dat ze goed met hun werk bezig zijn dat ze zelf ook al heel
serieus nemen.’
Snelheid wordt door zowel ouders als professionals als een belangrijke factor aangehaald. Dit
komt echter niet direct uit de observaties naar voren. Het is mogelijk dat dit toevallig niet
direct ter sprake is gekomen. Snelheid is daarnaast lastig te observeren. Aangezien ervaringen
van ouders met betrekking tot snelheid overeenkomen met de ervaringen van professionals
kan met enige zekerheid worden aangenomen dat snelheid een eigenschap is van de jeugd- en
gezinsteams. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat als de teams mogelijk te veel
oppakken, de snelheid op den duur verloren kan gaan.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
41
Integraal
Integraal werken is een belangrijk werkzame factor volgens alle professionals. Een leidend
principe is voor alle teams: één gezin, één plan en één regisseur. Dit wordt onder andere
bereikt door samen te werken met andere organisaties en instanties, verbindingen te zoeken en
uiteindelijk elkaar weten te vinden als het nodig is. Dit betekent expertises inschakelen als het
nodig is, maar dat er één persoon is die alles blijft coördineren.
M3:‘Dat je samen op pad gaat en dat je niet als jij specialistische hulp nodig hebt of
het Riagg of maakt niet uit eigenlijk, dan blijf ik je volgen. Ik blijf bij je, we gaan
samen kijken wat heb je nodig om wel weer zelf je gezin te runnen. Met een
schuldregeling of een behandeling als het nodig is of maar er blijft 1 gezicht.’
Daarnaast zijn er ook hele praktische manieren om het integrale werken te stimuleren: door
één plan op te stellen en één registratiesysteem te gebruiken. Ook binnen het gezin wordt er
gestreefd naar een integrale aanpak, door systeemgericht te werken, het hele gezin erbij te
betrekken.
P2: „Dan kom je echt bij een gezin met de vraag, meteen voor het hele gezin. Dan kan
vader een alcoholprobleem hebben, moeder een psychische beperking en dochterlief
heeftontwikkelingsproblemen. Dan is dat duo verantwoordelijk voor de aanpak in dat
gezin.’
Professionals noemden echter ook dat dit integraal werken nog niet altijd mogelijk is. Hierbij
lijkt het belangrijk dat door de transitie en transformatie straks daadwerkelijk ontschotting
moet plaatsvinden en dat dit een randvoorwaarde is om integraal te kunnen werken.
P3:’ Nou ben je nog een beetje collega’s hoe moet ik dat zeggen concurrerend
….Maar je zit altijd wel met het touwtje vast aan je eigen organisatie en logisch ook.
Volgens mij kun je, kun je dat pas echt ontschotten door gewoon ergens mandaat
neer te leggen.’
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
42
Het integraal werken werd door alle ouders genoemd. Het gaat vanuit hun perspectief dan
voornamelijk om het systeemgerichte werken binnen het gezin. Kinderen werden in alle
situaties in ieder geval eenmalig betrokken bij een afspraak. Soms werden er aparte afspraken
gemaakt met het kind indien dit nodig was. Als het mogelijk was dan werden beide ouders
erbij betrokken.
O1: ‘Nou dat gesprek met D. een keer apart ja. Dat moet natuurlijk ook anders hoor je
alleen onze kant’
O3: ‘I. Is ook een keer bij ons thuis geweest om ook met mijn man te praten. Met
ons drieën en dat was ook heel goed. Dan wist hij in ieder geval waar wij heen
gingen.’
Uit de observaties kwam naar voren dat de teams op dit moment druk zijn met verbindingen
leggen met andere organisaties. Tijdens twee vergaderingen kwam er een andere organisatie
langs om uit te leggen wat zij precies doen en hoe het team hen kan inschakelen. Ook sloot er
tijdens een vergadering iemand van Bureau Jeugdzorg aan voor kruisbestuiving tussen
organisaties. Samenwerken met andere organisaties blijkt dus een belangrijke rol te spelen in
de teams.
Integraal werken komt naar voren uit de drie verschillende bronnen. Voor ouders
speelde voornamelijk het systeemgericht zijn een rol. Echter, uit de observaties komt de
verbinding met andere organisaties juist sterk naar voren. Niet alleen aan de contacten binnen
het team maar ook aan de contacten buiten het eigen team wordt hard gewerkt, om op deze
manier meer integraal te kunnen werken.
Flexibiliteit
Bij flexibiliteit gaat het volgens professionals onder andere om het „out of the box‟ durven te
denken. Professionals hebben meer vrijheid om dingen uit te proberen, maar hebben daarnaast
ook meer verantwoordelijkheid. Van medewerkers wordt een flexibelere houding verwacht,
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
43
geen‟ negen tot vijf mentaliteit‟ en mensen moeten buiten de kaders durven te denken. Het is
mogelijk om daarbij te experimenteren. Voorbeelden hiervan zijn: medewerkers laten
solliciteren in een gezin, waarbij het gezin zijn eigen hulpverlener mag uitkiezen. Ook het
opzetten van „blended hulpverlening‟ is een nieuwe vorm van hulpverlening, waarbij er een
combinatie wordt gemaakt tussen online en offline hulpverlening. Deze vorm van
hulpverlening werd door een medewerker opgezet als experiment, zoals in het onderstaande
citaat beschreven wordt:
M6: Ik ben gaan experimenteren met dat blended hulpverlening omdat de transitie ook
richt op dat voorliggende veld. Meer investeren op dat voorliggende veld.
Echter een probleem wat naar voren komt is, dat naast dit meer flexibele werken er
tegelijkertijd een behoefte is bij professionals aan grenzen en kaders. Er is behoefte aan
grenzen, enerzijds om zo overbelasting te voorkomen en anderzijds om ook te weten wat er
van jou als hulpverlener wordt verwacht. Een hulpverlener zei hierover het volgende:
M5: ‘Ik vind dat je als hulpverlener moet je over grenzen kijken en moet je breed
kunnen kijken. Je moet niet denken oké ik moet hierbinnen lopen en als het nou echt
twee cm buiten is dan kan het niet, maar ik vind dat moet ook gewoon kunnen. Maar
op een gegeven moment heb je wel een richtlijn nodig. Ik heb wel nodig dat tegen mij
gezegd wordt: deze mogelijkheden heb je en is het anders dat ik het weer terug kan
leggen bij iemand. Nu zie ik wel eens dat het anders is of dat ik de mogelijkheid niet
heb, maar dat ik het bij niemand terug kan leggen en dan pak ik het uiteindelijk toch
weer zelf op. Dan krijg je dus gedoe dat je boven je uren komt .’
Dit citaat illustreert de tweestrijd die hierboven ook wordt genoemd, aan de ene kant meer
vrijheid hebben maar daarnaast ook de behoefte hebben om te weten waar deze vrijheid
ophoudt. Dit zou echter ook kunnen betekenen dat het werken in een jeugd- en gezinsteam
veel vraagt van iemand en daardoor alleen voor bepaalde mensen is weggelegd. Enkele
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
44
professionals gaven dan ook aan dat er daarom nagedacht moet worden over een profiel voor
medewerkers van deze teams:
M6: ‘Dan moet je daar wel die mensen in hebben zitten, daar moet geen negn tot
vijf mentaliteit zitten of iemand die het zelf moeilijk vindt om af te wijken want dat kan
ook. Mensen die niet buiten de kaders durven te denken, die denken nou ik werk fijner
of beter binnen de kaders……Goed belichten en de competenties te beschrijven en ook
gewoon het profiel neer te zetten, van wie is nou wie en wat hebben we nodig’.
Twee ouders noemden flexibiliteit tijdens de interviews. Het ging dan vooral om het buiten de
kader willen werken, iets extra‟s willen doen. Een voorbeeld die een ouder noemde:
O3: ‘Toen zei ik dan breng ik je er wel heen en kom ik je halen. Oh zegt I. ik kom toch
langs bij jullie dan zet ik haar wel af. Dat heeft toch bij J. een hele grote band
geschept. Dat had je nodig want die is normaal echt van vreemden daar moet ik niets
van hebben. Dat ging eigenlijk van het eerste moment goed.’
Hierbij lijkt iets meer doen dan nodig is, een belangrijke rol te spelen in het opbouwen van de
vertrouwensband.
Flexibiliteit komt echter niet direct uit de observaties naar voren. Zaken zoals nieuwe
interventies uitproberen of overwerken, kwamen niet direct naar voren,Het is mogelijk dat dit
toevallig niet ter sprake is gekomen. Aangezien ervaringen van ouders met betrekking tot
flexibiliteit overeenkomen met de ervaringen van professionals kan met enige zekerheid
worden aangenomen dat hier wel mee gewerkt wordt in de jeugd- en gezinsteams.
Maatwerk
Maatwerk werd door zeven professionals genoemd als een werkzame factor. Het gaat om
passende hulp die dicht bij het gezin wordt gegeven. Dit kan volgens professionals bereikt
worden door het perspectief van de cliënt leidend te laten zijn en daardoor beter bij de cliënt
aan te sluiten. Het is daarbij belangrijk om niet aanbodgestuurd te werken maar juist
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
45
vraaggestuurd te werk te gaan.
M6: ‘Dat je veel meer je richt op de vraag en niet op het aanbod. Vroeger had je dit is
kastje van wat we hebben. Daaruit kun je a, b of c kiezen en iets anders hebben we
niet en als iemand c met een combinatie van b wil dan kan dat niet. Tenminste zo was
het vroeger. Nu is het veel meer kijken van oké dan gaan we zoeken en dan gaan we
kijken wat we samen kunnen. Dat vind ik wel een voordeel, want als je hulp verleent
die aanslaat bij de vraagsteller en of dat je meegaat in wat de vraag is, dan kom je
veel sneller tot resultaat.’
Dit citaat doet voorkomen dat deze manier van werken wezenlijk verschilt van het vroegere
werken. Eerst werd er met een vast aanbod gewerkt waar nu de vraag leidend is. Dit lijkt
daarmee dus ook een andere houding van professionals te vragen. Als professional moet je
geen standaard antwoorden paraat hebben,maar eerder over een open en zoekende houding
beschikken. Enkele professionals noemden dit ook tijdens de interviews:
M4’…als hulpverlener dan wist je alles al. Nu moet iedereen kijken van wat zit waar
wie doet wat ….wat is nuttig voor deze mensen.‟
Maatwerk werd door één ouder meermalen als belangrijk werkzame factor aangehaald, ze
beschreef hierbij onder andere het volgende:
O4: ‘Ik denk dat ze dat zelf ook heel goed in kunnen schatten, dat het ene gezin het
andere niet is natuurlijk. Bij de ene is dat misschien wel nodig om echt duidelijk op te
schrijven wat de doelen zijn, wat de verbeteringen zijn, maar hier was dat niet.’
Maatwerk werd vaak benadrukt in vergaderingen. Dit kwam onder meer naar voren toen er
tijdens een vergadering de website van het team werd besproken. Er werd gezegd dat het
aanbod van de trainingen van de site moest worden gehaald omdat er meer vraaggericht moet
worden gewerkt . Hierover ontstond een discussie want de medewerkers vonden het lastig dat
ze geen duidelijk aanbod aan de ouders kunnen bieden. Toch werd uiteindelijk het belang
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
46
benadrukt om naar aanleiding van vragen van ouders, op zoek te gaan naar wat het beste
aansluit bij de vraag in plaats van vaste cursussen aan te bieden.
„Werken op maat‟ werd door professionals veelvuldig genoemd. Echter, maar één
ouder noemde dit tijdens de interviews. Dit kan mogelijk worden verklaard doordat ouders dit
vaak niet direct opmerken. Het is wel interessant dat tijdens een observatie professionals
aangaven het soms moeilijk te vinden om zonder aanbod te werken. Het is dus ook mogelijk
dat dit nog niet overal voldoende is ingebed in de aanpak van de professionals.
Transparantie
De laatste werkzame factor is transparant werken. Deze factor werd door alle drie de teams
beschreven en door vijf professionals genoemd. Transparant werken is niet over maar juist
met de cliënt te praten. Eerlijk vertellen wat je denkt of ziet. Professionals proberen op deze
manier het vertrouwen te behouden.
M3: ‘Ja dat je met de cliënt werkt en dat je laat zien dat je betrouwbaar bent en dat je
niet over hun zit te kletsen, maar met hun. Dat is ook een principe wat ontzettend goed
werkt: niet over de cliënt maar met de cliënt.’
Uit dit citaat lijkt naar voren te komen dat transparant werken belangrijk is om een
vertrouwensband te ontwikkelen en te behouden. Soms lopen professionals er tegenaan dat ze
zelf zorgmeldingen moeten doen, omdat dit de vertrouwensband kan schaden. Eén
professional gaf aan bewust in dit soort situaties niet transparant te werk te gaan:
M2:’Ik heb wel eens een tweetjes met de politie. Dat zij zeggen laat ze op ons maar
boos zijn dat geeft niet, als de hulpverlening dan maar binnenblijft dan doen wij die A
MK melding ja of zorgmelding in hun geval. Dan kunnen jullie erin.’
Echter verschillende ander professionals gaan er vanuit dat het bijna altijd mogelijk is om
transparant te zijn. Ook in situaties waar zorgmeldingen worden gedaan of mogelijk
uithuisplaatsing, is het juist van belang om hier open en duidelijk over te zijn:
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
47
M5:’Ja eerst werd er meer gezegd dat het kind uithuis moet en soms moet dat ook,
maar ik denk dat het nu veel meer in samenspraak is. Goh nou zien we dat het niet
meer lukt en wat kunnen we nou bedenken, dus dat die samenspraak en ook het
vertrouwen in je hebben dat het ook wel weer goed komt. Dat is wel het verschil van
werken denk ik. Heel transparant en ook heel duidelijk zijn, dit en dit hebben we
gedaan, nu kunnen we even niks meer. Het enige wat ik nu kan doen is deze weg
bewandelen dat gaan we ook doen, maar dat willen we wel doen in overleg met jou.’
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er nog geen eenduidige aanpak is voor het doen van
zorgmeldingen. Echter bij beide manieren staat het vast kunnen houden van de relatie na een
zorgmelding centraal.
Transparantie wordt door twee ouders genoemd. Het gaat hierbij alleen om het
toestemming vragen om contact op te nemen met de huisarts of om het verhaal bij het team
neer te leggen.
O2:’Dan hebben we pas dat overlegteam gehad en dat was op voorstel van R.’
Tijdens de vergaderingen kwam meermalen het onderwerp transparantie aan bod. Bij een
vergadering ging het over het anoniem doorgeven van gegevens aan een instantie. Er werd
duidelijk aangegeven dat het team juist waarde hecht aan transparantie, zelfs in gevallen waar
zorgenmeldingen zijn gedaan. Tijdens een andere vergadering werd er een casus
voorgedragen waarbij er een probleem was, doordat moeder dacht dat de professional achter
haar rug om contact had opgenomen met de school. Daardoor vertrouwde moeder de
professional niet meer. Er werd vervolgens een voorstel gedaan in de vergadering om een
groot overleg te organiseren waarbij alle partijen om de tafel kunnen gaan zitten.
Geconcludeerd kan worden dat transparantie uit alle drie de bronnen naar voren komt en als
een werkzame factor wordt gezien. Echter, dat nog niet altijd op een transparante manier
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
48
wordt gewerkt blijkt ook uit de interviews met professionals. Mogelijk zijn de richtlijnen in de
wijkteams nog niet voldoende duidelijk op dit gebied.
3.2 Randvoorwaarden
Naast de werkzame factoren komen er ook enkele randvoorwaarden naar voren in dit
onderzoek. Deze randvoorwaarden zijn nog niet altijd goed geregeld, maar zijn wel van
belang om als jeugd- en gezinsteam goed te kunnen functioneren. In de eerste plaats gaat het
hier om praktische randvoorwaarden: een goede internetaansluiting, een registratiesysteem en
de aanwezigheid van computers en telefoons. Meermalen werd het belang van een geschikt
locatie genoemd door professionals in de interviews. Tijdens een vergadering werd er iemand
gebeld die wegliep en die uiteindelijk in de bezemkast het telefoongesprek moest houden,
omdat ze ander nergens privé een gesprek kon voeren. Ook wordt het ontbreken van een
internetaansluiting en telefoons meermalen genoemd.
Daarnaast is volgens professionals voldoende capaciteit een belangrijke
randvoorwaarde, om als wijkteam te kunnen functioneren. Uit de interviews met professionals
en de observaties komt naar voren dat teams zich soms overbelast voelen. Te volle agenda‟s
worden vaak genoemd. In één vergadering werd er aangekondigd dat er voor het eerst sinds
de start van het team geen nieuwe casussen zijn. Iedereen reageerde hier vrolijk en opgelucht
op. Ook wanneer er in vergaderingen bekend werd gemaakt dat er nieuwe medewerkers of
stagiaires konden meedraaien, werd dit met veel enthousiasme begroet, door gejuich en
enthousiaste uitroepen. Als laatste belangrijke randvoorwaarde werd vrijheid genoemd door
verschillende professionals. Wijkteams moeten de ruimte en de tijd krijgen om als team te
kunnen groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Ook om deze nieuwe manier van werken
eigen te kunnen maken, is vrijheid van belang volgens de medewerkers.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
49
4. Discussie
De resultaten die uit dit onderzoek naar voren gekomen zijn, moeten gezien worden als een
eerste evaluatie van de sociale wijkteams en moeten ook in dit licht geïnterpreteerd worden.
Het doel van dit onderzoek was te kijken wat de werkzame factoren van de wijkteams zijn
voor jeugd en gezin, vanuit de ervaringen van professionals, ouders en etnografische
observaties. Dit is een uniek onderzoek waar vanuit verschillende invalshoeken gekeken is
naar wat werkt. Voor vrijwel alle geïdentificeerde werkzame factoren geldt dat ze naar voren
kwamen in zowel de interviews met professionals, met ouders als ook in de
observatieverslagen van de onderzoeker.
Werken met eigen kracht blijkt al sterk ingebed in de teams. Juist de tegenstrijdigheid
van het concept eigen kracht wordt beschreven door de professionals. Enerzijds de controle
terugkrijgen als persoon, maar anderzijds is er ook ruimte voor hulp en ondersteuning van de
omgeving (Van Regenmortel, 2009; Duyvendak, 1997). Volgens professionals is het van
belang om hier een evenwicht in te vinden, omdat er een gevaar bestaat om door te schieten in
eigen kracht. Hieruit blijkt dat professionals niet alleen werkwijzen en methodieken zomaar
toepassen, maar ook rekening houden met de context en kijken naar wat past bij een gezin.
Evenwicht vinden krijgt bij professionals uitdrukking in het zoeken naar de mate van
zelfredzaamheid die mogelijk is binnen een gezin. Wel met de gedachte dat ondersteuning
van professionals soms van groot belang is en ingezet wordt waar nodig. Het inzetten van
netwerken speelt dan ook een grote rol in de jeugd- en gezinsteams.
Zowel uit de literatuur als uit dit onderzoek wordt duidelijk dat eigen kracht geen
methodiek is, maar een raamwerk waarbinnen gewerkt wordt (Van Regenmortel, 2009). Ook
in de wijkteams blijkt het vooral te gaan om een basishouding van de professionals. Naast
eigen kracht van de gezinnen werden ook twee ander vormen van eigen kracht genoemd:
eigen kracht van de buurt en eigen kracht van het team. Eigen kracht van de buurt lijkt aan te
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
50
sluiten bij de eigen kracht op een meer gemeenschappelijk niveau (Van Regenmortel, 2009),
zoals ook genoemd in het theoretisch kader. Hieruit blijkt dat teams niet alleen gericht zijn op
gezinnen, maar ook aandacht hebben voor de context waarin deze gezinnen zich bevinden.
Als derde vorm van eigen kracht wordt eigen kracht van het team genoemd. Volgens
professionals moet een team in zichzelf geloven, daardoor kunnen ze dit ook weer uitstralen
naar de buitenwereld. Dit kom overeen met de definitie van eigen kracht van het team van
Kirkman en Rosen (1999). Volgens deze definitie gaat het onder andere om geloven in: de
potentie van het team, de waarde van het team en de impact van het team. Uit een meta-
analyse van Seibert, Gang, en Courtright (2010) komt naar voren dat eigen kracht van een
team bijdraagt aan de prestaties van een team. Eigen kracht van het team kan dus ook een
waardevolle bijdrage leveren aan de hulpverlening.
In overeenstemming met de literatuur komt lokaal werken duidelijk naar voren als een
werkzame factor. De invulling, zoals omschreven in de literatuur, is onder andere aansluiten
bij het dagelijks leven (Boer et al., 2013). Hier wordt in de jeugd- en gezinsteams praktisch
invulling aan gegeven door aanwezig te zijn in de wijk, gebruik te maken van de initiatieven
die er in de wijk zijn en contacten te leggen met de verschillende vindplaatsen zoals scholen
en huisartsen. In dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat dit in de eerste plaats gedaan
wordt om meer herkenbaarheid te creëren. Mensen moeten weten dat het jeugd- en
gezinsteam er is. Dit sluit uitstekend aan bij de opvatting van Sleeboom en Hermanns (2006)
dat bekendheid een belangrijk onderdeel is van kwalitatief goede hulp. Uit de literatuur komt
echter ook naar voren dat een doel van lokaal werken is om omgevingsfactoren te veranderen
(Van Koperen & Seidell, 2010). In hoeverre bij interventies de omgeving buiten het gezin,
zoals sportverenigingen en scholen ook wordt meegenomen, komt minder duidelijk uit dit
onderzoek naar voren. Jeugd- en gezinsteams hebben wel veel contact met in ieder geval
scholen in de wijk, maar in hoeverre deze ook echt worden betrokken bij het inzetten van
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
51
interventies en ondersteuning wordt minder duidelijk in dit onderzoek.
Deze studie bevestigt dat werken in teamverband positief bijdraagt aan de effectiviteit
van de jeugd- en gezinsteams en geeft ook duidelijke aanwijzingen welke onderliggende
factoren daarin het meest van belang zijn, in de ogen van professionals. Redenen die gegeven
worden zijn: de snelheid waarmee gereageerd kan worden en de verschillende expertises die
in het team zitten. Dit komt overeen met de literatuur, waar in de eerste plaats de
verschillende expertises genoemd worden (Lemieux-Charles & McGuire, 2006). Daarnaast
zorgt een team voor minder vertraging (Kydona et al., 2010). Of er ook daadwerkelijk minder
fouten worden gemaakt (Smith-Jentsch et al., 1996) door de jeugd- en gezinsteams wordt in
dit onderzoek niet duidelijk. Wel gaven ouders aan dat ze merkten dat teamleden elkaar
aanvullen en elkaars fouten opvingen. Ook professionals zelf gaven aan dat ze elkaar kunnen
aanvullen binnen het team. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van een casuïstiekoverleg,
waarin verschillende expertises elkaar kunnen aanvullen met kennis vanuit de verschillende
invalshoeken. Mogelijk worden er dus minder fouten gemaakt door deze teams, er is echter
wel meer onderzoek nodig om dit vast te kunnen stellen.
Dit onderzoek laat naast deze drie concepten ook nog andere werkzame factoren zien.
Twee gevonden werkzame factoren zijn: werken op maat en integraal werken. In het
theoretisch kader werd al genoemd dat deze twee factoren belangrijk zijn bij het werken
gericht op eigen kracht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het bij maatwerk draait om
hulp die goed aansluit bij het gezin. Dit wordt onder andere bereikt door het perspectief van
het gezin leidend te laten zijn. Uit verschillende onderzoeken naar interventies, komt naar
voren dat de interventies met aandacht voor hoe mensen hun eigen situatie ervaren,
effectiever zijn (Hermanns et al., 2005). Een review naar de uitkomsten van psychotherapie
laat zien dat aansluiten bij de cliënt één van de belangrijkste dingen is, voor een goede
alliantie tussen de professional en de cliënt (Lambert & Barley, 2001). De alliantie tussen de
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
52
professional en de cliënt is weer van invloed op de uitkomst van de therapie (Lambert &
Barley, 2001). Er zijn dus aanwijzingen binnen de literatuur dat werken op maat een
werkzame factor is. Bij de werkzame factor integraal werken draait het om de samenhang in
de hulp die geboden wordt. Zowel de samenhang van de hulp binnen het gezin, als tussen de
verschillende hulpverleners en organisaties. Uit de literatuur komt naar voren dat aandacht
voor de samenhang van hulp belangrijk is, om kwalitatief goede hulp te kunnen leveren
(Sleeboom & Hermanns, 2006). Volgens een uitgebreid literatuuronderzoek blijkt uit
verschillende meta-analyses, dat het systeem betrekken bij de hulp een positieve invloed heeft
op de effectiviteit (Barnhoorn et al., 2013). Het is interessant dat in dit onderzoek door ouders
alleen het systeemgerichte werken werd genoemd en niet de samenwerking tussen
professionals en organisaties. Een verklaring hiervoor kan zijn dat alleen voor bepaalde
gezinnen de samenwerking tussen organisaties van groot belang is, zoals bij meervoudige
probleemgezinnen (Barnhoorn et al., 2013). In het huidige onderzoek ging het om gezinnen
met voornamelijk enkelvoudige problematiek.
Daarnaast komen er nog vier andere werkzame factoren naar voren uit dit onderzoek:
Snelheid, transparantie, laagdrempeligheid en flexibiliteit. Uit de literatuur blijkt dat de
snelheid waarmee gewerkt wordt, belangrijk is voor de kwaliteit van de hulpverlening (Van
Yperen, 2010). Snelheid wordt echter vaak indirect gemeten, veelal als het gevolg van andere
werkzame factoren. Voorbeelden hiervan zijn: de snelheid die verkregen wordt door werken
in teamverband (Kydona et al., 2010) en de toegenomen snelheid door integraal te werk te
gaan binnen de hulpverlening (Barnhoorn et al., 2013). Uit het huidige onderzoek blijkt dat
snelheid voor ouders een belangrijke factor is. Ouders in dit onderzoek voelden zich onder
andere serieus genomen, doordat er snel gereageerd werd op hun hulpvraag en ondersteuning
ook snel geboden werd. Naar deze factor en het werkzame mechanisme achter deze factor is
nog verder onderzoek nodig.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
53
Bij de werkzame factor transparantie draait het volgens professionals voornamelijk om
eerlijkheid en openheid. Door transparant te zijn, kunnen professionals een vertrouwensband
opbouwen met het gezin. Als er gekeken wordt naar de factor transparantie in de literatuur
dan is dit volgens verschillende bronnen een belangrijke aspect bij het verlenen van hulp
(Vries, 2010; Van Yperen 2010). Ook uit een review van Ackerman en Hilsenroth (2003)
blijkt dat eerlijkheid en betrouwbaarheid van de professional belangrijk zijn, voor de alliantie
tussen de hulpverlener en cliënt. Dit is van belang omdat vertrouwen erg belangrijk is voor
gezinnen. Dit kan door middel van transparantie bereikt worden (De Vries, 2010).
Laagdrempeligheid is een factor die in de ogen van ouders zeer belangrijk is. Zij
noemden in het onderzoek punten als informeel en gezellig als belangrijke eigenschappen van
de hulp. Er moet een klik zijn volgens zowel ouders als professionals. Ook de literatuur
bevestigt dat als hulpverleners op een informele manier te werk gaan, dit prettig is voor
cliënten omdat dit duidelijk en eerlijk overkomt. Communiceren op een manier die voor
ouders begrijpelijk is, is van belang binnen de hulpverleningsrelatie (Smekens, Driessens, &
Lauwers, 1997). Uit een review blijkt dat eigenschappen zoals warmte en vriendelijkheid
belangrijk zijn en veel invloed hebben op de alliantie (Ackerman & Hilsenroth, 2003). De
laatste werkzame factor die uit dit onderzoek naar voren is gekomen, is flexibiliteit. Uit een
uitgebreid literatuuronderzoek blijkt dat er vanuit verschillende meta-analyses en reviews
sterk bewijs is, voor het belang van flexibiliteit van professionals (Barnhoorn et al., 2013).
Een flexibele houding heeft een positieve invloed op de alliantie tussen professional en cliënt
(Ackerman & Hilsenroth, 2003). Dus ook vanuit de literatuur kan onderbouwd worden dat
flexibiliteit een werkzame factor is.
Uit dit onderzoek komen in totaal negen werkzame factoren naar voren. In hoeverre
dit echter allemaal op zichzelf staande factoren zijn, moet verder onderzoek uitwijzen.
Laagdrempeligheid lijkt bijvoorbeeld nauw aan te sluiten bij lokaal werken, beide factoren
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
54
draaien uiteindelijk deels om toegankelijkheid van de teams. Zoals al eerder werd genoemd,
zijn maatwerk en integraal werken sterk verbonden met eigen kracht.
Naast de gevonden factoren die de jeugd- en gezinsteam werkzaam maken, worden
hierbij ook diverse aandachtspunten genoemd. Uit dit onderzoek komt een spanningsveld naar
voren, waarbij de expertise van de professional de eigen kracht van de cliënt tegen kan
werken. Enerzijds kan beargumenteerd worden dat professionals de kennis en expertise
hebben om te beslissen welke hulp het beste is voor het gezin. Echter blijkt ook uit onderzoek
dat de besluitvorming van professionals vaak niet op feiten en kennis is gebaseerd (Van
Yperen, Booy, & Van der Veldt, 2003). Daarnaast komt uit literatuuronderzoek naar voren dat
wanneer ouders actief betrokken worden bij de besluitvorming, de kans groter is dat ouders de
hulp accepteren en wordt daarmee de kans van slagen van de hulp vergroot ( Bartelink et al.,
2013). Het is dus ook van belang voor het uiteindelijk resultaat, dat ouders meebeslissen. Een
voorwaarde hiervoor is wel dat professionals ouders voldoende informatie geven, zodat zij
een geïnformeerde keuze kunnen maken. Door ouders goed te informeren wordt de eigen
kracht gewaarborgd (Van Regenmortel, 2008). Als op deze wijze te werk wordt gegaan, hoeft
de expertise van de professional niet de eigen kracht van de ouder in de weg te staan, maar
kan deze de eigen kracht juist ondersteunen.
Hoewel er lokaal gewerkt wordt en laagdrempeligheid een belangrijke rol speelt in de
jeugd- en gezinsteams, blijkt de toegankelijkheid nog niet altijd even groot. Verschillende
ouders hadden nog niet eerder gehoord van het jeugd- en gezinsteam. Ook wordt er
verschillende keren genoemd dat ouders soms associaties hebben met Bureau Jeugdzorg.
Hierbij lijkt de bekendheid van wat een jeugd- en gezinsteam is en doet, nog niet voldoende
duidelijk voor ouders. Wat echter duidelijk wordt uit dit onderzoek, is dat scholen en
huisartsen, het jeugd- en gezinsteam wel kennen en doorverwijzen. Dit terwijl uit onderzoek
uit 2007 bleek dat huisartsen en leerkrachten nauwelijks wisten waar ze ouders en kinderen
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
55
naar konden verwijzen voor zaken als opvoedingsondersteuning (Hermanns, 2007). Juist door
het lokale karakter van deze teams lijkt het aansluiten bij vindplaatsen zoals huisartsen en
scholen mogelijk te worden. Zoals al eerder beschreven zorgt het lokale karakter van de
wijkteams voor overzichtelijkheid: het gebied is niet te groot en is daardoor voor
professionals te overzien. Wat ook naar voren lijkt te komen, is dat het voor andere instanties
overzichtelijk is wat het aanbod in de wijk is en waar ze naar kunnen doorverwijzen. Door
goed in de wijk op plaatsen zoals scholen en consultatiebureaus aan te sluiten, kunnen andere
professionals het jeugd- en gezinsteam goed vinden en wordt daardoor de toegankelijkheid
van het team groter, zelfs als ouders niet direct op de hoogte zijn van het aanbod (Sleeboom &
Hermanns, 2006).
Flexibiliteit en maatwerk komen uit dit onderzoek naar voren als een belangrijke
werkzame factoren van het werken in een jeugd- en gezinsteam. Een vraag die hierbij naar
boven komt is: hoe past dit binnen het kader van het evidence-based werken? Is er sprake van
een conflict of kunnen beiden naast elkaar bestaan? Zoals in het theoretische kader al eerder
werd genoemd, wordt er gestreefd naar steeds meer evidence-based interventies en
methodieken binnen de jeugdhulp (Van Yperen, 2010). Maar in hoeverre is dit evidence-
based werken haalbaar in de praktijk van de hulpverlening? In de jeugd- en gezinsteams
wordt gepleit voor meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor de hulpverlener. Dit sluit aan
bij het concept: „discretionaire ruimte‟, hierbij gaat het om de handelingsruimte van de
professional om de interventies en methodes aan te passen op de situatie (Van Yperen, 2010).
Dit zou voor de factor maatwerk betekenen dat dit binnen deze ruimte valt, als de
methodieken en interventies hetzelfde blijven . Echter, de factor flexibiliteit zoals uit dit
onderzoek naar voren komt, waarbij het onder andere draait om nieuwe methodes uit te
proberen zoals „blended hulpverlening‟, valt niet altijd binnen deze „discretionaire ruimte‟.
Toch komt uit dit onderzoek naar voren dat dit deze factor belangrijk gevonden wordt. Voor
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
56
ouders kan dit soms een belangrijke manier zijn om overtuigd en gemotiveerd te worden.
Aangezien de cliënt zelf en zijn inzet voor het grootste gedeelte bepalend zijn voor het slagen
van de hulp, zou juist de betrokkenheid van de ouders en gezinnen leidend moeten zijn bij de
inzet van strategieën en methodieken (De Vries, 2010). Dit hoeft echter niet te betekenen dat
er geen aandacht is voor effectiviteit. Een meer practise-based manier van werken, waarbij de
professional de uitvinder is van verschillende strategieën en methodes sluit hierbij aan.
Interventies die worden ingezet door professionals kunnen onderzocht worden op effectiviteit
(Van Yperen, 2010). Door een goede afstemming en uitwisseling moet het mogelijk zijn om
een wisselwerking tussen onderzoek en praktijk te bewerkstelligen. Dit betekent wel dat hier
ook de middelen beschikbaar moeten zijn om deze uitwisseling mogelijk te maken. Het
monitoren van uitkomsten en processen is hierbij een minimale voorwaarde .
Hoewel het niet de insteek was van dit onderzoek, zijn een aantal randvoorwaarden
voor effectieve hulpverlening naar voren gekomen. Een belangrijk randvoorwaarde volgens
professionals is: vrijheid krijgen om te groeien als professional en als team. Het is van belang
om juist ook professionals bij deze omslag te ondersteunen. Ook dit draagt bij aan een
kwalitatief betere hulpverlening (Van Yperen, 2010). Bij verschillende werkzame factoren,
zoals bij het vraaggerichte werken en het lokale werken, komt duidelijk naar voren dat
verschillende professionals nog moet wennen aan deze nieuwe aanpak en dat er nog niet altijd
op deze manier gewerkt wordt. De vraag is hoe deze omslag vorm krijgt. Uit dit onderzoek
lijkt naar voren te komen dat door het werken in teamverband een cultuur van leren en
ontwikkelen ontstaat. Praktische voorbeelden hiervan zijn: in duo‟s werken, casuïstiekoverleg
en het houden van intervisies. Professionals hebben op deze manier de mogelijkheid om
elkaar scherp te houden. Door als professionals samen die verantwoordelijkheid voor het
functioneren en de prestaties van het team te dragen, zorgt dit voor onderlinge controle. Uit
onderzoek blijkt dat teamverband bij kan dragen aan werknemersverantwoordelijkheid
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
57
(Cooney & Sohal, 2004). Daarnaast is voldoende capaciteit is een belangrijk randvoorwaarde.
Uit het onderzoek wordt duidelijk dat medewerkers zich vaak overbelast voelen. Ook dit kan
een negatief effect hebben op de effectiviteit. Het is belangrijk dat professionals voldoende
tijd hebben om een gezin goed te kunnen begeleiden (Bartelink, Ten Berge, & Van Yperen,
2013). Als medewerkers te volle agenda‟s hebben en een te grote caseload dan kan dit ten
nadele van de gezinnen werken. Het is daarom van belang om hier alert op te zijn en kaders
voor professionals aan te brengen met betrekking tot de caseload.
Over het geheel genomen, kan er geconcludeerd worden dat het voor de jeugd- en
gezinsteams van belang is om bij de jeugdigen en gezinnen aan te kunnen sluiten. Veel
gevonden werkzame factoren zoals: werken op maat, flexibiliteit, eigen kracht en
laagdrempeligheid zijn werkwijzen, waarbij ouders en jeugdigen centraal staan. Niet het
aanbodgerichte werken en bestaande effectieve methodieken en interventies worden als
leidend gezien, maar de gezinnen zelf. Mogelijk is juist dit uitgangspunt effectief, omdat de
cliënt uiteindelijk voor een groot deel bepalend is voor de uitkomst van de hulp die geboden
wordt (Lambert & Ogles, 2004; Van Yperen et al., 2003).
4.1 Beperkingen
De resultaten die gevonden zijn, moeten geïnterpreteerd worden in het licht van de
beperkingen van deze studie. In de eerste plaats is er een limitatie opgetreden tijdens de
werving van participanten. In één gemeente zijn geen ouders geïnterviewd. Aangezien de
principes van de drie jeugd- en gezinsteams over het algemeen overeen komen, wordt
aangenomen dat er voldoende inzicht is verkregen om toch een algemene uitspraak over de
jeugd- en gezinsteams te kunnen doen. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de
ouders in deze gemeente mogelijk nog een andere informatie hadden kunnen toevoegen.
Vanwege de grote rol van de onderzoeker binnen kwalitatief onderzoek is het
belangrijk om hierop te reflecteren. De onderzoeker heeft een bepaalde achtergrond die van
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
58
invloed is op hoe situaties worden waargenomen en heeft daarmee ook invloed op de
uitkomsten van dit onderzoek ( Lucassen et al., 2007). In de vraagstelling zijn op voorhand
drie concepten als mogelijke werkzame factoren genoemd. Deze aannames hebben het
onderzoek gestuurd. De invloed die de onderzoeker in het huidige onderzoek heeft gehad,
hoeft niet als negatief te worden gezien. De onderzoeker zelf is binnen kwalitatief onderzoek
een instrument die bijdraagt aan de uitkomsten van het onderzoek, door zijn perceptie en
interpretatie (Ploch & Van Zwieten, 2007). Het is echter wel van belang om vertekening van
de resultaten tegen te gaan. Er is op dit risico geanticipeerd door in de eerste plaats transparant
te werk te gaan (Van Zwieten & Willems, 2004). Door de stappen die genomen zijn duidelijk
te omschrijven en de interviews op te nemen en te transcriberen is er zoveel mogelijk gedaan,
om de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. De interpretaties die de
onderzoeker doet, worden navolgbaar en controleerbaar door het weergeven van diverse
citaten uit het onderzoek (Ploch & Van Zwieten, 2007). Daarnaast is in dit onderzoek gebruik
gemaakt van triangulatie. Door middel van triangulatie kan de invloed van de onderzoeker
verminderd worden (Van Zwieten & Willems, 2004).
Een derde kanttekening bij dit onderzoek is dat de werkzame factoren gebaseerd zijn
op ervaringen en meningen, dit zijn echter geen objectieve maten. Of deze ervaren werkzame
factoren ook daadwerkelijk bijdragen aan een betere hulpverlening of afname van klachten,
kan daarom niet met zekerheid gezegd worden. Door het gebruiken van meer objectieve
maten en een onderzoeksdesign waarmee causaliteit kan worden vastgesteld, kan dit verder
onderzocht worden. Ideeën voor vervolgonderzoek zullen besproken worden in de volgende
paragraaf.
4.2 Aanbevelingen
Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de jeugd- en
gezinsteams. Er is in de eerste plaats verder onderzoek nodig. Uit een uitgebreid literatuur
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
59
onderzoek uit 2013 blijkt dat een merendeel van de studies naar werkzame factoren in de zorg
voor jeugd alleen gebaseerd zijn op vragenlijsten. Daarom wordt er aangespoord om andere
onderzoeksmethoden en meerdere informanten te gebruiken voor toekomstig onderzoek naar
de werkzame factoren (Barnhoorn et al., 2013). Het huidige onderzoek voldoet aan deze
aanbevelingen. Het is echter van belang dat, ook voor toekomstig onderzoek naar de jeugd- en
gezinsteams, hier aandacht voor is. Informatie vanuit meerdere perspectieven en methodes
kan namelijk een beter en completer beeld geven van de werkzame factoren (Barnhoorn et
al., 2013). Ook binnen de jeugd- en gezinsteams is het van belang om een compleet overzicht
te krijgen over wat werkt.
De gevonden werkzame factoren in dit onderzoek zijn gebaseerd op de ervaringen van
ouders en professionals Dit blijven echter subjectieve maten. Mogelijk worden er minder
fouten gemaakt door deze teams, maar dat kan met dit onderzoek niet worden aangetoond.
Een manier om te onderzoeken of er minder fouten worden gemaakt binnen deze teams, is aan
de hand van de afname van klachten binnen de jeugdzorg. Door het gebruik van een
longitudinaal design kan de causaliteit worden vastgesteld (Robson, 2002). Hiervoor zijn
gegevens nodig over de klachten binnen de jeugdzorg uit het verleden. Daarnaast is het
belangrijk dat deze klachtenregistratie op dezelfde manier wordt gedaan, ook na de komst van
de jeugd- en gezinsteams. Verder kunnen aan de hand van de gevonden werkzame factoren uit
dit onderzoek indicatoren ontwikkeld worden, die de effectiviteit van deze teams kunnen
meten op grotere schaal in de praktijk.
Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat de nadruk in de jeugd- en gezinsteams ligt op
flexibiliteit, aansluiten bij de cliënt en vrijheid van de professionals. Om zicht te houden op de
effectiviteit van de hulpverlening is het van belang dat er aan monitoring wordt gedaan
(Barnhoorn et al., 2013). Monitoring zorgt voor meer kwaliteit en effectiviteit, door registratie
worden patronen zichtbaar die werken en kan waar nodig is worden ingegrepen ( Veerman,
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
60
Van Yperen, & Wilschut, 2013). Ook komt uit dit onderzoek naar voren dat professionals de
uitvinders van behandelingen kunnen zijn. Middels monitoring kunnen deze behandelingen
beter worden verantwoordt tegenover derden zoals beleidsmakers (Veerman et al., 2013).
Daarnaast kan monitoring onderzoek ondersteunen. Door het verzamelen van deze gegevens
op grotere schaal wordt de representativiteit verhoogt en kan op grotere schaal worden
onderzocht wat werkt (Veerman et al., 2013). Het is in ieder geval belangrijk om als jeugd-
en gezinsteam tot een beslissing te komen hoe er gemonitord gaat worden en welk systeem
hiervoor ingezet kan worden. Mogelijk kunnen de gegevens uit een registratiesysteem van een
team hiervoor gebruikt worden.
Uit de observaties kwamen punten naar voren die de resultaten uit de interviews soms
verduidelijkten. Een voorbeeld hiervan is het aanbodgerichte werken loslaten, wat vaak werd
genoemd door professionals. Echter, uit de observaties kwam naar voren dat het
aanbodgerichte werken loslaten soms als lastig werd ervaren. Hieruit wordt duidelijk dat het
doen van observaties een waardevolle toevoeging kan zijn, voor het doen van onderzoek en
ook extra informatie kan opleveren. In het huidige onderzoek is er alleen tijdens
vergaderingen en overleggen geobserveerd. In de toekomst zou het doen van observaties
tijdens directe interacties, tussen hulpverlener en gezin in het hulpverleningsproces, een
waardevolle toevoeging zijn. Uit literatuuronderzoek blijkt namelijk dat er binnen de
jeugdzorg weinig observatieonderzoek is gedaan naar directe interacties in de
hulpverleningrelatie (Barnhoorn et al., 2013). Daarnaast kunnen observaties dienen als
reflectiegegevens voor medewerkers (Barnhoorn et al., 2013). Op deze manier zijn deze
gegevens direct bruikbaar voor de teams zelf en kunnen ze als ondersteuning dienen in het
ontwikkelingsproces van deze teams.
Het opstellen van een duidelijk profiel voor medewerkers van jeugd- en gezinsteams is
van belang om enkele werkzame factoren in de praktijk te waarborgen. Door een
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
61
profielomschrijving kunnen duidelijk de verwachtingen worden weergegeven en de eisen
waaraan medewerkers moeten voldoen. De negen werkzame factoren die in dit onderzoek
naar voren zijn gekomen, kunnen als leidraad dienen voor deze profielomschrijving. Voor
medewerkers van een jeugd- en gezinsteam is onder andere „integraal kunnen werken‟ en
„samen kunnen werken‟ een vereiste. Verder moeten deze competenties niet alleen gaan over
de daadwerkelijke vaardigheden van medewerkers, maar persoonlijkheid is hierbij ook van
belang. Flexibiliteit en creativiteit zijn bijvoorbeeld belangrijke eigenschappen voor
medewerkers van deze teams. Door een duidelijk profiel op te stellen voor de functies binnen
het wijkteam, wordt er in de eerste plaats gereflecteerd op de teams zelf. Wat is belangrijk
voor dit team, wat willen ze bereiken en wie hebben ze daarvoor nodig? Daarnaast wordt het
voor professionals zelf duidelijk welke competenties en vaardigheden nodig zijn, om te
werken binnen een jeugd- en gezinsteam.
De laatste aanbeveling die voortkomt uit dit onderzoek, heeft betrekking op de
randvoorwaarden. Verschillende randvoorwaarden zijn vaak nog niet goed geregeld in de
jeugd- en gezinsteams. Door de randvoorwaarden goed te organiseren, hebben medewerkers
de mogelijkheid om zich meer te richten op de ontwikkeling van het team en de
daadwerkelijke hulpverlening. Het is bijvoorbeeld goed om van te voren na te gaan denken
over een geschikte locatie voor een team en de eisen waaraan een locatie moeten voldoen. Dit
soort praktische zaken kunnen meehelpen aan een goede start van de jeugd- en gezinsteams.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
62
5. Literatuur
Ackerman, S. J. & Hilsenroth, M. J. (2003). A review of therapist characteristics and
techniques positively impacting the therapeutic alliance. Clinical Psychology Review,
23, 1-33. doi 10.1016/S0272-7358(02)00146-0
Atlas.ti versie 7 [computer software] (2013). Berlin: Scientific Software Development.
Barnhoorn, J., Broeren, S., Distelbrink, M., Greef, M. de, Grieken, A. van, Jansen, W., …,
Raat, H. (2013). Cliënt-, professional- en alliantiefactoren: hun relatie met het effect
van zorg voor jeugd: Verkenning van kennis en kennishiaten voor het ZonMw-
programma Effectief werken in de jeugdsector. Den Haag: ZonMw. Geraadpleegd op
24 mei van http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd
Bartelink, C., Berge, I. ten, & Yperen, T. van (2010). Beslissen over effectieve hulp. Wat
werkt in indicatiestelling? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 25
maart van http://www.nji.nl
Berg-le Clercq, T., Bosscher, N., & Vink, C. (2012). Jeugdzorg in Europa versie 2. Utrecht:
Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 16 december van http://www.nji.nl/publicaties
Bibeau, D. L., Howell, K. A., Rife, J. C., & Taylor, M. L. (1996). The role of a community
coalition in the development of health services for the poor and
uninsured. International Journal of Health Services, 26, 93- 110. Geraadpleegd op 25
maart van http://www.metapress.com.proxy.uba.uva.nl
Boer, N. de, Diepen, A. van, & Meijs, L. (2013). Swingen met lokale kracht – overheden en
de netwerksamenleving. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling.
Geraadpleegd op 14 februari van http://www.movisie.nl/publicaties
Boer, N., & Lans, J. van der (2013). Burgerkracht in de wijk: Sociale wijkteams en de
lokalisering van de verzorgingsstaat. Platform, 1-115. Geraadpleegd op 14 februari
van http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/file
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
63
Braster, J. F. A. (2000). De kern van casestudies. Assen: Van Gorcum.
Geraadpleegd op 15 december van http://books.google.nl/books
Burt, M., Resnick, G., & Novick, E. (1998). Building supportive communities for at-risk
adolescents: It takes more than services. Washington, DC: American Psychological
Association.
Cattaneo, L. B., & Chapman, A. R. (2010). The process of empowerment: A model for use in
research and practice. American Psychologist, 65, 646-659. doi: 10.1037/a0018854
Chandola, T., Kuper, H., Singh-Manoux, A., Bartley, M., & Marmot, M. (2004). The effect of
control at home on CHD events in the Whitehall II study: Gender differences in
psychosocial domestic pathways to social inequalities in CHD. Social Science and
Medicine, 58, 1501-1509. doi: 10.1016/S0277-9536(03)00352-6
Charmaz, K. (2003). Grounded theory: Objectivist and constructivist methods. In N. K.
Denzin & Y. S. Lincoln (Eds.), Strategies for qualitative inquiry (pp. 249-291).
Thousand Oaks, CA: Sage.
Cooke, N. J., Salas, E., Cannon-Bowers, J. A., & Stout, R. (2000). Measuring team
knowledge. Human Factors, 42, 151-173. Geraadpleegd op 17 februari van
www.researchgate.net
Cooney, R., & Soohal, A. (2004). Teamwork and Total Quality Management: A Durable
Partnership. Total Quality Management & Business Excellence, 15, 1131-1142.
doi:10.1080/1478336042000255442
Dinklo, I. (2006). Fabels en feiten over kwalitatieve onderzoeksresultaten: Hardnekkige
misverstanden over generaliseren van kwalitatieve onderzoeksuitkomsten, Kwalon, 11,
35-43. Geraadpleegd op 15 december van http://www.boomlemmatijdschriften.nl
/tijdschrift/KWALON
Duyvendak, J.W. (1997). Opbouwwerk zorgt voor cement. VWS-bulletin (6).
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
64
Gilbert. G. N., & Mulcay, M. J. (1984). Opening Pandora's Box: A Sociological Analysis of
Scientists' Discourse. Cambridge: Cambridge University Press.
Griffin, J. M., Fuhrer, R., Stansfeld, S. A., & Marmot, M. (2002). The importance of low
control at work and home on depression and anxiety: do these effects vary by gender
and social class? Social Science and Medicine, 54, 783-798. doi:10.1016/S0277-
9536(01)00109-5
Groot, N., Jong, G. de, & Schout, G. (2013). Sociale netwerken bij Eigen Krachtconferenties.
Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 22, 65-84. Geraadpleegd op 16
februari van http://www.journalsi.org/index
Hermanns, J. (2007). Opvoedingsondersteuning die helpt. Ouderschap en Ouderbegeleiding,
10, 14-26. Amsterdam: SWP.
Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Amsterdam: Vossiuspers UvA.
Hermanns, J., Öry, F., & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden:
eerder, sneller en beter. Een advies over vroegtijdige signalering en interventies.
Utrecht: Julius centrum. Geraadpleegd op 15 januari 2014 van
http://www.pow-alumni.socsci.uva.nl/alumni/documents/RapportInventgroep.pdf
Hermans, R. (2008). Evidence-based practice: Opportuniteit voor het sociaal werk. Alert, 2,
13-23.
JSO (2013). Transitie Jeugdzorg. Geraadpleegd op 28 oktober van
http://www.jso.nl/transitiejeugdzorg
Kesselring, M., Winter, M. de, Horjus, B., & Yperen, T.A. van (2013). Allemaal opvoeders
in de pedagogische civil society. Naar een theoretisch raamwerk van een ander
paradigma voor opgroeien en opvoeden‟. Pedagogiek, 33, 5-20.
Geraadpleegd op 28 oktober van http://www.pedagogiek-online.nl.
Khipnis, A., Rhodes, K. V., Burchill, & Datner, E. (2013). The relationship between patients'
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
65
perceptions of team effectiveness and their care experience in the emergency
department. The Journal of Emergency Medicine, 45, 731-738. doi10.1016/
j.jemermed.2012.11.052
Kirkman, B. L., & Rosen, B. (1999). Beyond self-management: Antecedents and
consequences of team empowerment. Academy of Management Journal, 42, 58-
74. Geraadpleegd op 28 mei van
http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/journals/00014273.html
Klok, P., Denters, B., & Oude Vrielink, M. (2012). Wijkcoaches in Velve‐Lindenhof:
overkoepelende eindrapportage. Enschede: Universiteit Twente.
Geraadpleegd op 12 december van http://doc.utwente.nl/84420/
Koperen, M. van, & Seidell, J. (2010). Overgewichtpreventie, een lokale aanpak naar Frans
voorbeeld. Praktisch Pediatrie, 2, 10-14. Geraadpleegd op 12 december van
http://www.falw.vu.nl/nl
Koster, Y., de (2014). Vaagheid troef bij sociale wijkteams. Binnenlands Bestuur.
Geraadpleegd op 12 maart van http://www.movisie.nl/sites
Kydona, C., Malamis, G., Giasnetsova, T., Tsiora, V., & Gritsi-Gerogianni, N. (2010). The
level of teamwork as an index of quality in ICU performance. Hippokratia, 14, 94-
97 . Geraadpleegd op 16 februari van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/issues/188120
Lachman, M. E., & Weaver, S. L. (1998). Sociodemographic variations in the sense of control
by domain: Findings from the MacArthur Studies of Midlife. Psychology and Aging,
13, 553-562. Geraadpleegd op 16 februari van http://ovidsp.tx.ovid.com.
proxy.uba.uva.nl:2048/sp-3.12.0b/ovidweb.
Lando, H. A., Loken, B., Howard-pitney, B., & Pechacek, T. (1990). Community impact of
a localized smoking cessation contest. American Journal of Public Health, 80, 601-
603. Geraadpleegd op 16 februari van http://web.b.ebscohost.com.proxy.uba.uva.nl
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
66
Lambert, M. J., & Barley, D. E. (2001). Research summary on the therapeutic relationship ans
psychotherapy outcome. Psychotherapy: Theory/Research/Practice/Training, 28, 357-
361. Geraadpleegd op 16 februari van http://ovidsp.tx.ovid.com.proxy.uba.uva.nl
Lambert, M. J., & Ogles, B. M. (2004). The efficacy of Psychotherapy. In M. J. Lambert
(eds.), Bergin and Garfield’s Handbook of Psychotherapy and behavior change
(pp. 149-194). New York: John Wiley & Sons.
Lemieux-Charles, L., & McGuire, W. (2006). What do we know about health care team
effectiveness: A review of literature. Medical Care Research and Review, 63, 263-300.
doi:10.1177/1077558706287003
Lucassen, P. L. B. J., Olde Hartman,T. C., & Mazel, J.A. (2007). Kwalitatief onderzoek
praktische methoden voor de medische praktijk. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum. Geraadpleegd op 16 februari van http://books.google.nl/books
Lubbe, M., & Larsen, V. (2012). MKBA Frontlijnteam Heechter-Schieringen. Leeuwarden:
LPBL. Geraadpleegd op 16 februari van http://www.heechterpschieringen.nl
/website/documents
Paes, M., & Maeseneer J. de (2010). What about the context in family medicine? British
Journal of General Practice, 60, 56–58. doi:10.3399/bjgp10X482176
Meere, F. de, Hamdi, A., & Deuten, J. (2013). Goede hulp is veel waard. Evaluatie na één
jaar Utrechtse buurtteams Jeugd & Gezin. Utrecht: Ecorys en Verwey-Jonker.
Geraadpleegd op 27 oktober van Instituut. http://www.verwey-
jonker.nl/vitaliteit/publicaties
Ministerie van VWS & Ministerie van Ven J. (2013). Jeugdwet memorie van
toelichting. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
ministerie van Veiligheid en Justitie. Geraadpleegd op 27 oktober van
http://www.nji.nl/nl/Jeugdwet-memorie-van-toelichting-27-juni-2013.pdf
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
67
Mikolajczak, J., Stals, K., Fleuren, M. A. H., Wilde, E.J. de, & Paulussen, T. G. W. M.
(2009). Kennissynthes van condities voor effectieve invoering van
jeugdinterventies. Leiden: TNO rapport Kwaliteit van Leven. Geraadpleegd op 15
maart van http://kic.nisb.nl/site/catalogus/show/9282
Nederlands Jeugdinstituut (2013). Transitie Jeugdzorg. Geraadpleegd op 26 oktober van
http://www.nji.nl/Transitie-jeugdzorg
Oldenhof, L. (2012). Wijkgericht werken: intersectorale samenwerking in
de wijk door grenzenwerk. Den Haag: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg.
Geraadpleegd op 27 oktober van http://www.rvz.net/uploads/docs
Pawson, R. (2006). Evidence-Based Policy: A Realist Perspective. London: Sage.
Ploch, T., & Zwieten, M. C. B. van (2007). Handboek gezondheidszorgonderzoek. Houten:
Bohn Stafleu Van Loghum. Geraadpleegd op 15 maart van http:// www.
myravanzwieten.nl/pdf/pub_artikelen_hoofdstukken/Handboek_Gezondheidszorgonde
rzoek
Puska, P., Vartianinen, W., Laatikainen T., Jousilahti P., & Paavola, M. (2008). The North
Karelia Project: from North Karelia to national action. Helsinki: National Institute for
Health and Welfare. Geraadpleegd op 15 maart van http://www.thl.fi/thl-
client/pdfs/731beafd-b544-42b2-b853-baa87db6a046
Regenmortel, T. van (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader sociale
inclusie en moderne zorg. Tilburg: Fontys Hogescholen. Geraadpleegd op 25 mei van
http://www.bindkracht.be
Regenmortel, T. van (2009). Empowerment als uitdaging kader voor sociale inclusie en
moderne zorg. Journal of Social Intervention:Theory and Practice, 18, 22-42.
Geraadpleegd op 15 maart van http://www.journalsi.org/index.php/si/article/view
Robson, C. (2002). Real World research. A resource for social scientist and practitioner-
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
68
researchers. Singapore: Blackwell Publishing.
Rutte, F., Pijpers, F., & Timmermans, M. (2014). Samenwerken aan het gezond en veilig laten
opgroeien van kinderen. Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.
Geraadpleegd op 15 maart van https://www.ncj.nl
Seibert, S. E., Wang, G., & Courtright, S. H. (2011). Antecedents and consequences of
psychological and team empowerment in organizations: A meta-analytic review.
Journal of Applied Psychology, 96, 981-1003. doi:10.1037/a0022676
Sleeboom, I., & Hermanns, J. (2006). De vraaganalyse: methodiekbeschrijving voor het
betrekken van ouders, kinderen en jongeren bij de ontwikkeling van jeugdbeleid.
Eindhoven: SPIL Eindhoven.
Smekens, E., Driessens, K., & Lauwers J. (1997). Als een vogel zonder vleugels: arme
gezinnen aan het woord over formele hulpverlening. Antwerpen: UIA.
Smith-Jentsch, K. A. Salas, E., & Baker D. P. (1996). Training team performance-related
assertiveness. Personnel Psychology, 49, 909-936. doi:1111/j.1744-
6570.1996.tb02454.x
Sok, K., Bosch, A. van den, Goeptar, H., Sprinkhuizen A., & Scholte, M. (2013).
Samenwerken in de wijk. Actuele analyse van sociale wijkteams. Utrecht: Movisie.
Geraadpleegd om 23 november van http://www.divosa.nl/
Song, J. H. (2011). The extent and correlates of the utilisation of empowerment strategies:
A survey of social workers in the field of partner violence. British Journal of Social
Work, 41, 1016-1037. doi: 10.1093/bjsw/bcr007
Veerman, J. W., Yperen, T. A. van, & Wilschut, M. (2013). Uitkomstenmonitoring in de
jeugdzorg: Meer dan alleen maar weten. Utrecht: SEJN. Geraadpleegd op 15-06-
2014 van http://www.praktikon.nl/media/20553/sejn_brochure.pdf
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2013). Sociale wijkteams in ontwikkeling: Inrichting,
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
69
aansturing en bekostiging. Den Haag: VNG. Geraadpleegd om 26 oktober van
http://www.vng.nl/nieuws/13-08-16/handreiking-sociale-wijkteams-in-
ontwikkeling/1082
Vries, S., de (2010). Elke methode is zo goed als zijn uitvoerders:Een kritische bespreking
van het NJI rapport. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 25 mei van
http://www.canonsociaalwerk.eu/
Weerd, M. D., & Krooneman, P. (2004). Opvoed-, opgroei en gezinsondersteuning in
gemeenten. Amsterdam: Regioplan. Geraadpleegd op 18 mei van https://zoek.
officielebekendmakingen.nl/dossier/
Yperen, T. A. van (ed.). (2010). 55 Vragen over Effectiviteit. Antwoorden voor de jeugdzorg.
Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 15 januari van
http://www.nji.nl/nl/(301939)-55-Vragen-over-effectiviteit.pdf
Yperen, T. A. van, Booy, B., & Veldt, M.C. van der (2003). Vraaggerichte hulp,motivatie en
effectiviteit jeugdzorg. Utrecht: NIZW. Geraadpleegd op 16 februari van
http://www.nji.nl
Yperen, T. A. van & Stam, P.T. (2010). Opvoeden versterken. Den Haag: VNG
Geraadpleegd op 23 mei van http://www.bredeschool.nl/
Yperen, T. A. van, & Woudenberg, A. van (2011). Werk in uitvoering: bouwen aan het
nieuwe jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 16 december
van http://www.nji.nl/nl/Werk_in_uitvoering.pdf
Zimmerman, M. A. (2000). Empowerment Theory: Psychological, Organizational and
Community Levels of Analysis. Handbook of Community Psychology, 43–63. doi:
10.1007/978-1-4615-4193-6_2
Zwieten, M. van, & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en
Wetenschap, 47, 38-43. doi:10.1007/BF03083653
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
70
6. Bijlagen
6.1 Topiclijst medewerkers
1.Voorstellen
2. Uitleg onderzoek.
Zoal u al heeft gelezen en gehoord van mij doe ik onderzoek naar de sociale wijkteams.
Daarbij ga ik drie verschillende wijkteams in drie verschillende gemeenten onderzoeken en
Goes is één van deze gemeenten. Ik wil graag in dit interview aan de hand van verschillende
onderwerpen vragen naar uw ervaringen met het werken in een wijkteam. Het gesprek zal
ongeveer een uur duren. Ik neem het gesprek op met een geluidsrecorder en ik maak af en toe
aantekeningen.
3. Vertrouwelijkheid.
De gegevens van onderzoek zullen alleen door mij worden gebruikt en voor interne
rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen
gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De
geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en zal ook
verder niet aan derden vertoond worden.
Heeft u verder nog vragen voordat we gaan beginnen? Dan start ik nu vast de recorder.
4.Vragen
-Wat is uw taak binnen het sociale wijkteam?
-Kunt u kort iets vertellen over het sociale wijkteam waarin u werkt?
-Kunt u beschrijven vanuit welke principes het sociale wijkteam werk?
-U hebt een aantal principes beschreven over de invulling van de sociale wijkteams .
Graag zou ik nog wat specifieker willen vragen naar uw ervaringen met hoe u invulling geeft
aan deze verschillende principes. Zou ik mogen beginnen u te vragen naar………………
-Wat vindt u zelf van deze principes?
-Hoe zien uw dagen er praktisch uit?
1.Eigen kracht
-Wat verstaat u onder eigen kracht?
-In sociale wijkteams is men bezig met werken gericht op eigen kracht. Wat zijn uw
ervaringen met deze werkwijze?
- Kunt u voorbeelden noemen van situaties waarin u dit tegen komt?
- Kunt u aangeven wat en of u verschillen ervaart met hoe u vroeger werkte en hoe u nu werkt
in een sociaal wijkteam, met betrekking tot het werken gericht op eigen kracht?
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
71
- Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terug ziet?
- Wat vindt u van deze werkwijze (werk het) (waaruit blijkt dit)?
- Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen?
4.2.Lokaal werken
-In sociale wijkteams wordt er lokaal gewerkt. Wat zijn uw ervaringen met dit lokale werken
binnen het sociale wijkteam?
- Kunt u praktisch voorbeelden noemen waarin in u dit terugziet?
-Kunt u aangeven wat en of er verschillen zijn met betrekking tot lokaal werken met hoe u
vroeger werkte en hoe u nu werkt?
- Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terugziet?
- Wat vindt u van deze werkwijze (werk het)? (waaruit blijkt dit)?
- Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen?
4.3 Teamverband:
-In sociale wijkteams wordt er gewerkt in teamverband, wat zijn uw ervaringen met het
werken in teamverband binnen een sociaal wijkteam?
- Kunt u praktisch voorbeelden noemen waarin in u dit terugziet?
-Kunt u aangeven wat en of er verschillen zijn met betrekking tot werken in team verband met
hoe u vroeger werkte en hoe u nu werkt?
- Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terugziet?
- Wat vindt u van deze werkwijze (werk het)? (waaruit blijkt dit)?
- Waarom werkt dit (niet) voor gezinnen?
5. Afsluiting
-Is er een veel veranderd door de komst van de sociale wijkteams? (manier van werken/uren
enz).
(-wat vindt u van deze veranderingen (positief/negatief)?)
- Denkt u dat sociale wijkteams werken en zo ja wat is de reden hiervan?
- Welke factoren dragen hier aan bij ? /Waarom werkt het niet?
-Hebt u naar aanleiding van uw ervaringen nog adviezen aan andere sociale wijkteams? Wat
zou u hen willen meegeven?
- Hebt u verder nog zaken die we niet behandeld hebben maar die u nog wel graag wilt
bespreken?
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
72
6.2 Topiclijst ouders
1.Voorstellen
2. Uitleg onderzoek
Zoals u al heeft gelezen en gehoord van mij doe ik onderzoek naar de sociale wijkteams.
Daarbij ga ik drie verschillende wijkteams in drie verschillende gemeenten onderzoeken en
…… is één van deze gemeenten. Ik wil graag in dit interview aan de hand van verschillende
onderwerpen vragen naar uw ervaringen met het wijkteam. Het gesprek zal ongeveer een uur
duren. Ik neem het gesprek op met een geluidsrecorder en ik maak af en toe aantekeningen.
3. Vertrouwelijkheid.
De gegevens van onderzoek zullen alleen door mij worden gebruikt en voor interne
rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen
gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De
geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en zal ook
verder niet aan derden vertoond worden.
4. Vragen:
Kunt u wat vertellen over u zelf en uw gezin?
Hoe bent u in contact gekomen met het sociale wijkteam?
Had u hiervoor ook al contact met de hulpverlening?
Kunt u vertellen hoe de hulp in uw gezin is verlopen?
Kunt u misschien praktisch een voorbeeld geven van hoe het ging?
Wat vindt u van de hulp van het wijkteam? (snel genoeg, luisteren)
Kunt u aangeven wat en of u verschillen ervaart met de hulpverlening van het sociale
wijkteam en eerdere hulpverlening?
Kunt u een voorbeeld noemen waarin u dit terug ziet?
Wat vindt u van deze (nieuwe) werkwijze ?
Waarom werkt dit (niet) voor u en voor uw gezin?
Wat werkt er precies?
Wat werkt er niet?
Heeft u het idee dat u nu weer verder kan zonder hulp?
Hoe komt dit?
Pakt u situaties nu anders aan dan vroeger?
Waar zit dat dan in?
Wat zouden hulpverleners anders moeten doen?
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
73
6.3 Algemene vragen projectleider
1. Hoe groot is het team?
2. Welke expertises zitten er in het team ?
3. Gaat het om één wijk of meerdere wijken?
4. Hoe lang bestaat het team al?
5. Welke casussen worden er behandeld in het team?
6. Aantal vergaderingen?
7. Wat is de functie van het sociale wijkteam?
8. Op welke manier komen (deur) mensen terecht bij het team?
9. Wat is de doelgroep van het team?
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
74
6.4 Observatieschema
Tijd waar wie Wat(handelingen, wat wordt er gezegd, doel, emoties)
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
75
6.5 Informed consent formulier
Informed consent
„Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van
het onderzoek, zoals uiteengezet in de bovenstaande informatie brochure . Mijn vragen zijn
naar tevredenheid beantwoord.
Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze
instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef
dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten
gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier
openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens
zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.
Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst,
kan ik me wenden tot Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710 e-mail:
[email protected]; Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor
eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie
Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de
Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam.
Aldus in tweevoud getekend: (datum) ..-..-…. te (plaats) ……………………………
…………………………… ……………………………
Naam Geïnterviewde Handtekening
„Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen
over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.‟
…………………………… ……………………………
Naam onderzoeker Handtekening
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
76
6.6 Informatiebrochures
Informatiebrochure ouders
Geachte ouder/verzorger,
U bent gevraagd deel te nemen aan een onderzoek naar de sociale wijkteams. In dit
onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale
wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis
neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u daarom het onderstaande
zorgvuldig door.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de
sociale wijkteams voor jeugd en gezin. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden
verzamelt van zowel medewerkers van de sociale wijkteams zelf, als de gezinnen die met
deze teams in aanraking komen. Daarnaast zal er een dag worden meegelopen met een
wijkteam om zo een beeld te krijgen van wat de werkzaamheden zijn van het team. Met deze
informatie wordt er geprobeerd om een zo breed en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van
wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams in Nederland.
Instructie en procedure Het onderzoek gaat voor u als volgt. Op basis van een afspraak zal er een interview bij u thuis
of op een andere overeengekomen plaats, worden afgenomen. Aan de hand van verschillende
onderwerpen zal gevraagd worden naar uw ervaringen met de sociale wijkteams. Het gesprek
zal ongeveer een uur duren. Het gesprek zal worden opgenomen met een geluidsrecorder en er
zullen af en toe aantekeningen worden gemaakt.
Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze
gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken,
zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit
onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt
uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van
redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming
intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.
Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is
er geen speciale verzekering afgesloten.
Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens
De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor
publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw
persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd. De geluidopnames van de
interviews worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en worden niet aan derden
vertoond.
Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de
onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail:
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor
eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie
Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
77
Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam.
Informatiebrochure medewerkers interviews
Geachte medewerker,
U wordt verzocht deel te nemen aan een onderzoek naar de sociale wijkteams. In dit
onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale
wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis
neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u derhalve het
onderstaande zorgvuldig door.
Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de
sociale wijkteams voor jeugd en gezin. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden
verzamelt van zowel medewerkers van de sociale wijkteams zelf als de gezinnen die met deze
teams in aanraking komen. Daarnaast zal er een dag worden meegelopen met uw wijkteam
om zo een breed beeld te krijgen van wat de werkzaamheden zijn van het wijkteam. Met deze
informatie wordt er geprobeerd om een zo breed en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van
wat de werkzame factoren zijn van de sociale wijkteams in Nederland.
Instructie en procedure Het onderzoek gaat voor u als volgt. Op basis van een afspraak zal er een interview worden
afgenomen met u op een overeengekomen plek. Aan de hand van verschillende onderwerpen
zal er gevraagd worden naar uw ervaringen met het werken in een wijkteam. Het gesprek zal
ongeveer een uur duren. Dit gesprek zal worden opgenomen met een geluidsrecorder en er
worden af en toe aantekeningen worden gemaakt.
Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze
gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken,
zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit
onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt
uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van
redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming
intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.
Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is
er geen speciale verzekering afgesloten.
Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor
interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij
wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd.
De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en
worden niet aan derden vertoond.
Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de
onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail:
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
78
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor
eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie
Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de
Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam.
Informatiebrochure medewerkers observatie
Geachte medewerker,
U bent gevraagd deel te nemen aan een onderzoek naar de jeugd- en gezinteams. In dit
onderzoek zal er gekeken worden naar wat de werkzame factoren zijn van de sociale
wijkteams voor jeugd en gezin. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u weet
waar het onderzoek over gaat. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.
Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de werkzame factoren zijn van de
jeugd- en gezinteams. In dit onderzoek zullen de ervaringen worden verzamelt van zowel
medewerkers van de teams zelf als de gezinnen die met deze teams in aanraking komen.
Daarnaast zal er een overleg worden bijgewoond om een beeld te krijgen van wat de
werkzaamheden zijn van het team. Met deze informatie wordt er geprobeerd om een zo breed
en diepgaand mogelijk beeld te schetsen van wat de werkzame factoren zijn van de jeugd- en
gezinteams in Nederland.
Instructie en procedure Het onderzoek gaat als volgt. De onderzoeker zal eenmalig aanwezig zijn tijdens een
vergaderingen, hierbij worden aantekeningen gemaakt. U zult hier zo min mogelijk van
merken.
Vrijwilligheid Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit onderzoek, zal dit op geen enkele wijze
gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken,
zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit
onderzoek, alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt
uw medewerking dus te allen tijde staken. U bent vrij om dit te doen zonder opgave van
redenen. Mocht u uw medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming
intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.
Verzekering Omdat dit onderzoek geen risico‟s voor uw gezondheid of veiligheid met zich mee brengt, is
er geen speciale verzekering afgesloten.
Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens De gegevens van onderzoek zullen alleen door de onderzoekers worden gebruikt en voor
interne rapportage en eventueel voor publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij
wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens, en blijft uw anonimiteit gewaarborgd.
De geluidopnames van de interview worden alleen door de onderzoekers beluisterd, en
worden niet aan derden vertoond.
Nadere inlichtingen Als u nog verdere informatie wilt over dit onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
79
onderzoeker Maud van Putten (telefoon: 06 361 88 710; e-mail:
[email protected] Willem van Mechelenstraat 1, 3817 BB Amersfoort). Voor
eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie
Ethiek van de afdeling Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen en de
Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam, Dr. H.M.W. Bos; e-mail:
[email protected]; Nieuwe Prinsengracht 130, 1030 VZ Amsterdam.
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
80
6.7 Codes
Code Family: 'out of the box denken
Code Family: 1 gezin 1 plan, 1 regisseur
Code Family: 1 registratiesysteem
Code Family: aanwezigheid
Code Family: bevestiging ouders
Code Family: bewustwording
Code Family: bezuinigingen
Code Family: cliënt perspectief
Code Family: controle
Code Family: cultuuromslag
Code Family: doelgericht werken
Code Family: eenheid
Code Family: efficiëntie
Code Family: eigen kracht gezinnen
Code Family: eigen kracht team
Code Family: eigen kracht wijk
Code Family: elkaar kennen
Code Family: elkaar weten te vinden
Code Family: expertise invliegen
Code Family: flexibiliteit
Code Family: generalisten
Code Family: gewoon doen
Code Family: grenzen aangeven
Code Family: herkenbaarheid
Code Family: huisarts
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
81
Code Family: in duo' werken
Code Family: integraal
Code Family: interventies
Code Family: jeugdzorg
Code Family: jongerenwerker
Code Family: kennen wijk
Code Family: kinderen er niet bij
Code Family: klik
Code Family: korte lijnen
Code Family: kunnen benoemen
Code Family: laagdrempelig
Code Family: langskomen
Code Family: leren van elkaar
Code Family: locatie
Code Family: lokaal werken
Code Family: loyaliteit
Code Family: maatwerken
Code Family: minder doorverwijzen
Code Family: minder uithuisplaatsingen
Code Family: netwerk
Code Family: nog iet los ouder regels
Code Family: ontmoeten
Code Family: ontschotten
Code Family: op handen zitten
Code Family: oplossingsgericht werken
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
82
Code Family: overbelast
Code Family: persoonsafhankelijk
Code Family: positieve
Code Family: preventief werken
Code Family: profiel medewerkers
Code Family: randvoorwaarden
Code Family: regie bij ouders
Code Family: samen
Code Family: samenwerken
Code Family: samenwerken andere organisaties
Code Family: schaamte
Code Family: snelle hulp
Code Family: sneller schakelen
Code Family: systeemgericht
Code Family: Teamverband
Code Family: tijdsinvestering
Code Family: tips geven
Code Family: toegang
Code Family: toegankelijkheid
Code Family: toename hulp
Code Family: transparant werken
Code Family: uitkomst
Code Family: vanuit praktijk beginnen
Code Family: veiligheid
Code Family: verantwoordelijkheid professionals
WERKZAME FACTOREN SOCIALE WIJKTEAMS
83
Code Family: verbinding maken
Code Family: vergaderen
Code Family: verschillende expertises
Code Family: vertrouwen
Code Family: volgen
Code Family: vraaggestuurd
Code Family: vragen stellen
Code Family: vrijheid
Code Family: vrijwilligers
Code Family: vroeger
Code Family: wachtlijsten
Code Family: weinig keus
Code Family: wijkgericht werken
Code Family: zelfredzaamheid
Code Family: zelfvertrouwen