Transfer 8, jaargang 17

32

Click here to load reader

description

Transfer is het onafhankelijke vakblad uitgegeven door Nuffic

Transcript of Transfer 8, jaargang 17

Page 1: Transfer 8, jaargang 17

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

­8 jaargang 17 | mei 2010

ton nijhuis verwacht verdubbeling aantal duitse studenten | universiteiten kwets-baar voor spionage | ideale international office bestaat niet | commissie veerman pleit voor opwaardering hbo | studenten veroveren europese studiekeuzemarkt

Wat­brengt­het­WK­­Zuid-Afrika?

Page 2: Transfer 8, jaargang 17

8Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

Redactie Els Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel en Elleke Bal

Aan dit nummer werkten mee Annemieke Bosman, Eun-mi Postma, Martine Postma, Stef Verhoeven, Robert Visscher

BeeldPeter van Beek, Cynthia Boll/HH, Caro Bonink, Niels Bongers, Piet Gispen, Peter Hilz, Jan Luursema/ANP, Jacques Marais/Africa Media Online/HH, Bruno Morandi/ANP, Marco Okhuizen/HH, Arenda Oomen, Ed Oudenaarden/ANP, Bart van Overbeeke, Michiel de Ruiter

Redactieraad Riekele Bijleveld (ITC), David Bohmert (Nether), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Frans Godfroy (TU Delft), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel. 070 – 426 0126 / 426 0144 / 426 0122fax 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected]: www.transfermagazine.nl

Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar.Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer, bellen naar DUO-tijdschriftenservice 030 – 263 1089 of een e-mail sturen naar [email protected].

Abonnementenadministratie DUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Brigitta Opstal (www.makingwaves.nl)

Druk Drukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Foto omslag Zuid-Afrikaanse dansers tijdens de aan-loop naar het WK voetbal. Foto: Jacques Marais/Africa Media Online/HH

Transfer 9 , jaargang 17, verschijnt op 24 juni 2010

Goudmijn,­bezuinigingsoptie­­­

of­probleem?­Over drie weken, net na de verkiezingsuitslagen, barst het WK voetbal los. Vier studenten reisden in maart al af naar Zuid-Afrika. Als winnaar van de Millenniumbattle 2010 mochten zij een week naar Kaapstad om daar de impact van het WK op de lokale bevolking te onderzoeken. De regering heeft beloofd het evenement aan te grijpen voor sociale en economische vooruitgang, maar Zuid-Afrika wil ook bewijzen dat het kan voldoen aan de eisen van de wereldvoetbalbond FIFA. En die zijn hoog, ontdekten de studenten. Transfer volgde hen op hun zoektocht in Zuid-Afrika, die veel vragen opriep, en wijdde er een reportage aan. Want wat is nu vooruitgang? “Is dat het feit dat we nu in de file kunnen staan in Kaapstad?.” Naast het WK, zijn ook de bezuinigingen een spannend thema. Volgens de ambtenaren die besparingsscenario’s opstelden, kan er best bezuinigd worden op de bekostiging van het grote aantal, vooral Duitse, grensstudenten dat in Nederland studeert. Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam, is het daar niet mee eens. De Duitse studenten zijn juist een goudmijn, betoogt hij in dit nummer van Transfer. Nijhuis verwacht dat bij ongewijzigd beleid hun aantal de komende vier jaar zelfs zal verdubbelen. Op de Universiteit Maastricht, waar dertig procent van de studenten van Duitse komaf is, is de toenemende segregatie tussen Nederlandse en Duitse studenten inmiddels officieel als probleem bestempeld. Veel buitenlandse studenten klagen dat de internationale universiteit die ze beloofd was eerder een Duits bastion is. Een projectgroep onder voorzitterschap van de rector beveelt daarom aan de werving in het buitenland realistischer en eerlijker te laten verlopen. “Maar die realistische voorstelling van zaken mag de werving niet schaden”, voegt ze daaraan toe. Spannend wordt ook de komende maanden of de titulatuurkwestie eindelijk opgelost zal worden. De commissie-Veerman vindt dat afgestudeerden aan hbo en universiteit dezelfde titel moeten krijgen. Ron Bormans, lid van de commissie Veerman en hogeschoolbestuurder, heeft goede hoop dat de Tweede Kamer dit keer daarmee akkoord zal gaan, zegt hij in deze Transfer. “De consensus over het belang van onderzoek en onderwijs is nooit zo groot geweest. Ons rapport valt in vruchtbare aarde.”

Els [email protected]

24-42t r a n s fe r

Page 3: Transfer 8, jaargang 17

i n h o u d

24-42 8‘Duitse studenten kunnen economische winst opleveren’ Niet iedereen is enthousiast over de grote groepen Duitsers die in Nederland studeren. Onterecht, vindt Ton Nijhuis. Volgens de directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam zijn de Duitse studenten een goudmijn waar meer gebruik van gemaakt moet worden. “Als zij straks met Nederland samenwerken, is dat enorme winst.”

12Centraal of decentraal internationaliserenHvA-lector internationalisering Hans de Wit adviseerde de Universiteit Leiden om het centrale international office op te heffen en de zaken decentraal te organiseren. De Hogeschool Arnhem en Nijmegen gaf hij juist het tegenovergestelde advies. Vreemd? Transfer zoekt het antwoord op de vraag wat nu de beste plaats is om internationaliseringsbeleid onder te brengen.

18Commissie-Veerman wil sterker hboHet hbo moet worden versterkt en opgewaardeerd, schrijft de commissie-Veerman in haar rapport over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse hogeronderwijsstelsel. Wat betekent dat in de praktijk? Ron Bormans, bestuursvoorzitter van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen en lid van de commissie-Veerman, legt het uit.

22 Het WK en de ‘gewone’ Zuid-AfrikaanMet hun plan om het WK voetbal in Zuid-Afrika aan te grijpen om voorlichting over aids te geven, wonnen vier studentes de MillenniumBattle 2010. Hun prijs: een week naar Zuid-Afrika, samen met hulporganisatie Cordaid, om de impact van het WK op de lokale bevolking te onderzoeken. Transfer reisde met de studentes mee.

t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Universiteiten kwetsbaar voor spionage

16 Column Eun-mi Postma 17 Afscheid Louk Box 20 De expat 25 Vliegende Hollander

26 Duizend euro voor je eigen internationaliseringsproject 28 Het succes van Studyportals

31 Agenda

Page 4: Transfer 8, jaargang 17

­­­ n i e u w s b e r i c h t e n

Eindhoven­door­Chinese­ogen

Verbeeld Eindhoven door Chinese ogen, luidde

de opdracht voor Eindhoventhroughthe

eyesofChineseStudentsandEngineers, een

wedstrijd georganiseerd door de vereniging

voor Chinese studenten en wetenschappers

in Eindhoven (ACSSE). TU-alumni Shaoxian

Zhang en Wei Guo, die samen in Eindhoven

wonen en net hun eerste kind hebben gekre-

gen, gaven het gezicht van een jongetje vorm

met foto’s van hun stad. Deze inzending ligt

samen met nog 25 foto’s, video’s, prototypes

en andere kunstwerken ter beoordeling bij

de jury. De wedstrijd is geïnspireerd door de

Nederlandse deelname aan de EXPO 2010 in

Shanghai, waarvoor het Holland Paviljoen is

ontworpen door TU-alumnus John Körmeling.

Hij zit ook in de jury van deze wedstrijd

die deze of volgende maand een winnaar

aanwijst. Bekijk de andere inzendingen op

eie.acsse.nl, en volg het verloop van de wed-

strijd op transfermagazine.nl. (EB)

In navolging van een aantal andere univer-siteiten wil de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) internationale studenten binnenkort honderd euro laten betalen voor aanmelding via internet. De universiteit wil zo een halt toeroepen aan het grote aantal aanmeldingen van buitenlandse studenten die zich vervol-gens niet inschrijven. Sinds 2008 werkt de RUG met een nieuw online aanmeldingssysteem waardoor het aantal aanmeldingen van buitenlandse studenten fors is gestegen, vertelt woord-voerder Jos Speekman. Vorig studiejaar meldden zich 9.000 studenten aan. Daarvan schreven er slechts negenhonderd zich ook

echt in. “Al die aanmeldingen vereisen een reactie”, zegt Speekman. “Van iedere student die zich aanmeldt maken we een dossier. Dat is veel werk.”De universiteit beseft dat het bedrag van honderd euro studenten kan afschrikken. Maar volgens Speekman betalen buiten-landse studenten toch al veel collegegeld, “dus honderd euro valt relatief gezien nog wel mee”. Hij wijst erop dat ook de univer-siteiten in Leiden, Utrecht, Maastricht, Amsterdam (UvA) en Nijmegen aanmel-dingsgeld vragen.Het bestuur van de RUG moet nog een defi-nitief besluit nemen over de maatregel. (EB)

RUG­wil­geld­­voor­online­aanmelding

| mei 2010 | transfer4

Page 5: Transfer 8, jaargang 17

­­­

Zo vindt de PVV dat alle buitenlandse studenten hun eigen studiekosten moeten betalen. GroenLinks pleit er juist voor dat buitenlandse studenten gemakkelijker toegang krijgen tot ons onderwijs. Wat dat in de praktijk betekent, wordt niet toegelicht.GroenLinks wil ook dat een groter deel van de EU-begroting wordt besteed aan onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Nederland zou daarvoor moeten ijveren, net als voor een Erasmusbeurs waarmee alle studerenden de extra kosten van een studiejaar in het buitenland kunnen dekken.De positie van promovendi wordt alleen genoemd in het CDA-programma. Om het aantal promovendi te vergroten, willen de christendemocraten het moge-lijk maken om studenten van buiten de Europese Economische Ruimte een promotieplaats als bursaal aan te bieden.Een studiebeurs voor studenten uit ontwikkelingslanden is een bekende wens van de ChristenUnie. Niet alleen de toplaag van studenten uit deze landen, maar ook de groep daaronder zou voor zo’n beurs in aanmerking moeten komen, vindt de ChristenUnie, als de studenten maar talentvol zijn en hard werken. De CU neemt daarnaast een standpunt in over verengelsing van het hoger onder-wijs: “Waar Engels niet noodzakelijk is voor de opleiding, wordt in het hbo in het Nederlands gedoceerd.”

Goede aansluitingDe VVD houdt het algemeen, door te stellen dat het Nederlandse onderwijssysteem goed moet aansluiten bij de internationale omgeving waarin leerlingen en studenten later terechtkomen. Daarom moeten onder-wijsinstellingen voldoende aandacht besteden aan inter-nationalisering, vinden de liberalen. “Het binnenhalen van buitenlandse topstudenten en -onderzoekers lukt alleen als het onderwijs dat zij hier aantreffen, voldoende is geïnternationaliseerd”, staat in het VVD-programma. D66 wordt evenmin erg concreet. “Op zeer veel terreinen zal de grensoverschrijdende samenwerking moeten

worden geïntensiveerd”, schrijft de partij. “Zo is er bijvoorbeeld nog heel veel te winnen op het gebied van milieu, informatietechnologie, onderzoek en onderwijs-uitwisselingen.” Dat internationalisering zich niet moet beperken tot het hoger onderwijs, maakt D66 wel duide-lijk: ook in het mbo moeten leerlingen de mogelijkheid krijgen via internationale stages en uitwisselingen hun horizon te verbreden. De PvdA herhaalt de ambitie dat ons onderwijs tot de top-5 van de wereld moet behoren. De SP merkt op dat we achterlopen bij de rest van Europa. Maar over interna-tionalisering in het hoger onderwijs meldt geen van beide partijen echter iets concreets. (AS)

Verkiezingsprogramma’s­vaag­over­internationalisering

Internationalisering in het hoger onderwijs is geen speerpunt bij de parlementsverkiezingen van

9 juni. Dat blijkt uit de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen. Veel partijen stellen

wel aspecten van internationalisering aan de orde, maar meestal blijft het bij op zichzelf staande,

niet uitgewerkte opmerkingen.

Foto

: Mar

co O

khui

zen/

HH

transfer | mei 2010 | 5

Page 6: Transfer 8, jaargang 17

n i e u w s b e r i c h t e n

Buitenlands­nieuws

Quotum buitenlandse studenten mag somsBij hoge uitzondering is het toegestaan het aantal buiten-landse studenten bij een opleiding te beperken. Dat stelt het Europees Hof van Justitie in een arrest, naar aanleiding van het quotum van 30 procent ‘niet-ingezetenen’ dat de Franse Gemeenschap van België in 2006 heeft ingesteld voor negen (para)medische studierichtingen. De maatregel is vooral gericht tegen Franse studenten, die voorheen massaal in het buurland geneeskunde of een aanverwante opleiding kwamen volgen. Een aantal van hen diende een klacht in bij het Grondwettelijk Hof in België. Dat legde de kwestie voor aan het Europees Hof. Het quotum discrimineert op grond van nationaliteit, oordeelt het Hof, en dat is in principe verboden. Maar bescherming van de volksgezondheid zou deze ongelijke behandeling kunnen rechtvaardigen. België moet dan bewijzen dat Wallonië het anders zou moeten stellen met minder of minder goed opgeleide medici, en dat alternatieve maatregelen dat niet kunnen voorkomen. (AS)

OESO raadt Finnen collegegeld aanHet invoeren van collegegeld in Finland kan ertoe bijdragen dat de gemiddelde studieduur omlaag gaat en dat de arbeidsmarktsituatie meer invloed krijgt op de studiekeuze. Dat is een van de aanbevelingen die de OESO doet in haar Economic Survey of Finland 2010. Ook wordt een leenstelsel met een terugbetaalregeling, afhankelijk van het latere inkomen, geopperd. Met deze maatregelen kan Finland de prestaties in het hoger onderwijs verbeteren, denkt de OESO, die constateert dat Finse studenten lang studeren, met ruime en schier eindeloze beurzen en toelagen. Finland doet het goed qua aantallen onderzoekers, uitgaven aan R&D en pres-taties in het basis- en middelbaar onderwijs. (AS)

Oost-Aziatisch ‘Erasmusprogramma’China, Japan en Zuid-Korea willen de mobiliteit binnen de eigen regio bevorderen. Daarom gaan de drie landen samen-werken in het project ‘Campus Asia’, volgens The Korea Times gemodelleerd naar het Europese Erasmusprogramma. Het is de bedoeling begin volgend jaar een commissie in te stellen die gaat bekijken hoe onder meer de overdracht van studiepunten, gezamenlijke opleidingen en uitwisselings-programma’s georganiseerd kunnen worden. De Verenigde Staten alleen al ontvangen jaarlijks meer dan 200.000 studenten uit China, Japan en Zuid-Korea, meldt The Chronicle of Higher Education. Nederland telde in 2008–2009 naar schatting 5.000 Chinese, 450 Zuid-Koreaanse en drie-honderd Japanse studenten. (AS)

Bursalenstelsel­

toch­bespreekbaar

Staatssecretaris Van Bijsterveldt neemt voor de zomer geen standpunt in over een bursalenstelsel voor promovendi. Ze wacht een onderzoek af naar de positie van promovendi, met een internatio-nale vergelijking, zei ze in een vergadering van de Kamercommissie OCW. Van Bijsterveldt zei wel dat ook zij de nadelen ziet van het huidige systeem, waarin promovendi werknemers zijn. Dat systeem kan volgens haar belemmerend zijn voor mensen die graag willen promoveren. Oud-minister Plasterk wees een bursalensysteem nog stellig af. In de Tweede Kamer is vooral de VVD voor verande-ring van de regels omtrent promovendi.“Wat is er tegen een gemengd stelsel, zoals bijna alle EU-landen hebben?”, zei VVD’er Mark Harbers. “Er zijn mensen die best als bursaal willen promoveren.” De VVD vindt wel dat zaken als ziektekosten goed geregeld moeten zijn. Volgens de PvdA is Nederland te klein voor twee arbeidsrechtelijke systemen naast elkaar. Ook de SP houdt vast aan de werknemerstatus voor promovendi.D66, aanvankelijk tegen een bursalenstelsel, wil nu bekijken of universiteiten ontheffing kunnen krijgen voor bepaalde premies. Om promovendi voor de instellingen minder duur te maken, wil D66-Kamerlid Boris van der Ham “de backoffice anders organiseren” Het CDA noemde dat ‘een beetje vaag’. (AS)

Staatssecretaris Van Bijsterveldt.

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

| mei 2010 | transfer6

Page 7: Transfer 8, jaargang 17

Buitenlandse studenten in Nederland komen soms helemaal niet in aanraking met studenten van andere nationaliteiten. Dat moet anders, schrijft de Inspectie van het Onderwijs in het rapport De staat van het onderwijs. Sinds 2003 heeft de inspectie diverse onderzoeken gedaan naar voorlichting en onderwijs aan niet-EU-studenten in het Nederlandse hoger onderwijs. Veel is al verbeterd, constateert zij in dit rapport over het onderwijs in 2008/2009.Toch blijft de Onderwijsinspectie het werven en opleiden van buitenlandse studenten op afstand volgen. Vooral bij instellingen die financieel geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van visumplich-tige studenten, bestaat het risico

dat ze studenten aantrekken die een visum belangrijker vinden dan een opleiding. Die instellingen zijn kwetsbaar bij samenwerking met commerciële bemiddelings-bureaus, die er belang bij hebben de lat voor toelating tot het Nederlandse hoger onderwijs zo laag mogelijk te leggen.De Inspectie schrijft in het rapport ook dat het niet in het internatio-naliseringsbeleid van de overheid past om tientallen buitenlandse studenten van één nationaliteit in Nederland samen onderwijs te laten volgen. Er moet beleid worden ontwikkeld om te zorgen dat zij in aanraking komen met studenten uit andere landen, zeker ook met Nederlandse en overige Europese studenten. (AS)

Inspectie­wil­

integratie­niet-EU-student­

De namen ‘universiteit’ en ‘hogeschool’ mogen in de toekomst alleen nog worden gevoerd door onderwijsinstellingen die erkend zijn door de Nederlandse overheid. Staatssecretaris van Onderwijs Marja van Bijsterveldt schrijft aan de Tweede Kamer dat wettelijke bescherming nodig is omdat de namen steeds vaker worden misbruikt, onder meer door organisaties die nepdiploma’s verkopen. De Tweede Kamer vroeg vorig jaar in een motie om een onderzoek naar de mogelijk-heden om de termen universiteit, university, hogeschool en university of applied science te beschermen. Jan Jacob van Dijk (CDA) stelde de motie op na ophef over de Via Vinci University die geen geaccrediteerde

opleidingen aanbood, maar op haar website suggereerde dat studenten er een erkende wetenschappelijke titel konden behalen. Oud-minister Plasterk vond dat de naam ‘universiteit’ in dit geval misleidend was, maar kon geen strafrechtelijke stappen nemen.In de buurlanden België, Duitsland en Engeland bestaan al wettelijke bescher-mingsregelingen voor instellingsbena-mingen. Om die reden is Van Bijsterveldt bang dat Nederland een vrijplaats wordt voor “onzorgvuldig opererende aanbieders van hoger onderwijs die met louter commer-ciële bedoelingen de grenzen van de wet opzoeken”. (EB)

Bescherming­voor­

term­‘universiteit’

Duizenden deelnemers aan

de introductieweek, maar weinig

van buiten de EU.

Foto

: Jan

Luu

rsem

a/A

NP

transfer | mei 2010 | 7

Page 8: Transfer 8, jaargang 17

Het aantal Duitse studenten in Nederland kan binnen vier jaar verdubbelen, denkt Ton

Nijhuis. De wetenschappelijk directeur van het Duitslandinstituut ziet het opleiden

van Duitse studenten niet als ongewenste kostenpost. “Als zij straks met Nederland

samenwerken, is dat enorme winst.”

Foto

: Pet

er v

an B

eek

t o n n i j h u i s , d i r e c t e u r d u i t s l a n d i n s t i t u u t

‘Duitse studenten in Nederland zijn een goudmijn’

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 8, jaargang 17

‘Penny wise, pound foolish’. Ton Nijhuis bedient zich van een Engelse uitdrukking om duidelijk te maken hoe hij denkt over het plan om te bezuinigen op grensstudenten. Dat voorstel kwam onlangs van de ambtelijke werkgroep die bezuinigingsscenario's voor het hoger onderwijs moet opstellen. Vooral veel Duitse studenten trekken de grens over om hier een diploma te halen: in 2008/2009 vormden de bijna 20.000 Duitsers ruim 40 procent van alle internationale studenten in ons land. De ambtelijke werkgroep merkte op “dat het aantal grensstudenten de laatste jaren fors is toegenomen, terwijl een groot deel na de studietijd weer terugkeert naar het moederland”. De instellings bekostiging van grensstudenten kan worden versoberd om deze groei te matigen, stelde de werkgroep voor. De wetenschappelijk directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) weet dat de kosten die het opleiden van Duitse studenten voor de Nederlandse schatkist met zich meebrengt, niet het enige bezwaar zijn tegen de komst van zo veel Duitsers. “Er wordt af en toe geklaagd, ook in dit blad, dat er als het ware Parallelgesellschaften ontstaan van Duitse en Nederlandse studenten”, zegt Nijhuis, die tevens hoogleraar Duitslandstudies is aan de Universiteit van Amsterdam. “Maar laten we eerlijk zijn: toen ik in Amsterdam studeerde, hadden de Limburgers ook een clubje, en de ‘Grunningers’ ook. Omdat het nu langs nationale lijnen loopt, wordt het ineens veroor-deeld.”

Internationalisering lightVoor een echte international classroom is het niet goed als er naast Nederlanders vooral Duitsers zijn, erkent Nijhuis. “Dan moet je de groep diverser maken, actiever andere studenten gaan werven. Dat is ook weer mogelijk juist omdát je zo succesvol bent op de Duitse markt, wat het aantrekkelijker maakt voor Polen, Hongaren en Tsjechen om hier te komen. Maar je kunt ook zeggen dat je als het ware een binationale opleiding hebt. Ik zie niet waarom dat slecht zou zijn, al moet je het wel onderscheiden van andere vormen van internationalisering. Het is een soort internationa-lisering light.”Nijhuis vindt dat Nederland vooral ook naar de andere kant van de medaille moet kijken. “Want ook al trekken

ze vooral met eigen volk op, de Duitse studenten zijn toch vier jaar ondergedompeld in de Nederlandse manier van werken. Zij vormen een goudmijn voor Nederlandse bedrijven, maar ook voor andere organisa-ties die over de grens samenwerken. Die studenten zijn in de toekomst perfecte bemiddelaars.” Nederland zou meer moeten doen om die goudmijn productief te maken, vindt Nijhuis. Bijvoorbeeld via alumnibeleid. “Dan wordt ook duidelijk waarom de investering lonend is. Mensen opleiden kost geld. Maar als ze vervolgens in de Nederlands-Duitse Austausch – economisch of anderzins – actief blijven, of meer geneigd zijn om met Nederland samen te werken, dan is dat enorme winst.”

Geen haalbare kaartOngeveer 25 procent van de Nederlandse handel is met Duitsland, en volgens Nijhuis gaat dat percentage ook op voor andersoortige contacten,

zoals culturele activiteiten. “Dus eigenlijk zou je ook een kwart van de Nederlandse studenten naar Duitsland willen kunnen sturen”, zegt hij. Maar voorlopig is de buren-liefde niet wederzijds. Het aantal Nederlanders dat in Duitsland een diploma haalt, daalt zelfs. “Via programma’s als Erasmus lijkt het me ook niet zo'n haalbare kaart”, vult Nijhuis aan, “maar een verdub-

beling in drie tot vier jaar tijd is wel een realistisch doel, en ook nastrevenswaardig. Want het Duitstalige wetenschapsgebied is gigantisch groot met onge-looflijk goed onderzoek. Daar zouden we veel meer gebruik van moeten maken.”Mede om dat doel te bereiken zou Nijhuis, liever dan “domweg bezuinigen”, willen werken aan een geïnte-greerd onderwijs- en onderzoeksveld. “Dat ontwik-kelt zich al langs de grens. Er komen steeds meer samenwerkingsprojecten van universiteiten, zoals Enschede met Münster. En er zijn goede contacten tussen Maastricht en Aken. Met een gemeenschap-pelijke ‘infrastructuur’ zouden we hier in de noord-westhoek van Europa het allergrootste en aller-mooiste onderwijsaanbod van de wereld hebben. We zouden deze regio tot een magneet kunnen maken voor de rest van de wereld. Daar zouden we België ook bij moeten nemen, of in elk geval Vlaanderen.” Door strategischer samen te werken zou het voor Nederlandse studenten ook aantrekkelijker worden

“Duitse studenten die

vier jaar in Nederland zijn

geweest, zijn straks de

perfecte bemiddelaars”

transfer | mei 2010 | 9

Page 10: Transfer 8, jaargang 17

om naar Duitsland te gaan, denkt Nijhuis. Hij heeft enkele verklaringen waarom dat vooralsnog niet populair is. Zo bestaat aan Duitse zijde niet zo’n neiging om buitenlandse studenten binnen te halen, omdat er in het land zelf al te veel zijn. Maar volgens Nijhuis wordt ook nauwelijks duidelijk gemaakt wat het voordeel kan zijn van studeren over de oost-grens. “Nu denken veel studenten: in Duitsland studeren, wat heb ik daaraan? Het zal wel een beetje zoals bij ons zijn, met een stomme taal. En net over de grens, dus niet exotisch. Bij het bureau interna-tionalisering krijgen studenten de vraag: waar zou je naartoe willen? Ze kiezen vervolgens op gronden van volstrekt toeristische aard. Dan is een plaats als Barcelona heel interessant en Osnabrück helemaal niet. Daar moeten studenten veel specifieker in gecoacht worden.”

MakelaarNijhuis begrijpt wel dat een bureau internatio-nalisering niet de vakkennis in huis heeft om te kunnen bepalen welke universiteit voor de betref-fende student interessant zou zijn. “Vaak hebben medewerkers van de opleiding ook niet zo’n goed zicht op het universitaire veld, zeker niet waar het om Duitsland gaat.” Daar zou het DIA verandering in kunnen brengen, denkt de wetenschappelijk directeur, door heel specifiek per vakgebied aan te geven waar interessante dingen gebeuren. “Ook kunnen wij, meer nog dan nu, als makelaar fungeren: Duitse wetenschappers uit verschillende disciplines naar Nederland halen en in contact brengen met Nederlandse vakgenoten. En actiever Nederlandse academici verleiden om af en toe in Duitsland een presentatie te geven op een wetenschappelijke confe-rentie. Als ze elkaar kennen en vertrouwen, dan weten ze: dat is een interessante man of vrouw om mijn studenten naartoe te sturen.”

Het DIA richt zich nu in beperkte mate op studenten, zegt Nijhuis. Dat wil het in de toekomst meer gaan doen. “Wij hebben wel de algemene opdracht gekregen om iets te doen aan kennis over en belangstelling voor het contemporaine Duitsland, aan het

Duitslandbeeld in algemene zin. Daar zijn we ook rede-lijk goed in geslaagd. Toen we in ’96 werden opgericht, was het imago van Duitsland buitengewoon negatief. Dat is in vijftien jaar tijd toch volkomen omgeslagen, van een van de minst tot een van de meest geliefde landen – als je de verschillende enquêtes mag geloven. Als je zo’n omslag kunt bewerkstelligen, dan moet dat in principe bij studenten ook lukken.”

PioniersDe hogeronderwijsinstellingen moeten die studenten mobiliteit of institutionele samenwerking zelf handen en voeten geven, benadrukt Nijhuis. “Maar wij zouden natuurlijk wel de knowhow kunnen leveren. Je moet deze problematiek van vele kanten aanpakken. Want we kunnen het ons niet veroorloven dat de belangstelling voor Duitsland afneemt.”Andersom is het ook begonnen met enkele pioniers, schetst de Duitslandkenner. Studenten die in Duitsland waren uitgeloot, de numerus clausus niet hadden gehaald of in eigen land een specifieke oplei-ding niet konden vinden, zochten hun heil in ons land. Vervolgens begonnen universiteiten en hoge-scholen in de grensstreek bewust Duitse studenten te werven – toch hun achterland, en ze krijgen per diploma betaald – en speciale voorzieningen te treffen voor deze groeiende groep. “Dan gaat het rondzingen dat Nederland een aantrekkelijke optie is, waar je met relatief weinig extra inspanningen goed, kleinschalig en minder hiërarchisch onderwijs kunt volgen. De media gaan erover berichten, zodat nog meer mensen het weten. Dus ik voorspel dat, als de instellingen er geen rem op zetten, het aantal Duitse studenten in ons land in enkele jaren tijd nog expo-nentieel kan toenemen. Een verdubbeling in vier jaar is heel goed mogelijk. Als je dat zou willen.”

annelieke slappendel

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

| mei 2010 | transfer10

Steeds meer Duitse studenten weten

hun weg naar Nederland te vinden.

Page 11: Transfer 8, jaargang 17

Nederlandse universiteiten kwetsbaar voor spionageDe open cultuur van universiteiten en de aanwezigheid van veel buitenlandse studenten en

onderzoekers maken het voor buitenlandse inlichtingendiensten heel eenvoudig om te spioneren bij

Nederlandse kennisinstellingen. Daar moet meer aandacht voor komen, vindt de AIVD.

Foto

: Ed

Oud

enaa

rden

/AN

P

Een buitenlandse wetenschappelijke delegatie die voor meer dan de helft uit inlichtingenofficieren bleek te bestaan. Onlangs ontmaskerde de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) deze groep, die wetenschappelijke samenwerking op het gebied van nanotechnologie als reden voor een bezoek aan Nederland had opgegeven. Het verza-melen van gevoelige informatie was het echte doel. De AIVD en het ministerie van Binnenlandse Zaken waarschuwen dan ook in een recent rapport voor dit ongewenste neveneffect van het bevorderen van kennismigratie en het aantrekken van buitenlandse studenten: het werkt spionage door buitenlandse mogendheden in de hand. Het bezoek van de ‘weten-schappelijke delegatie’ is een klassieke vorm hiervan, aldus de inlichtingendienst, die niet kan zeggen uit welk land de groep kwam. In het jaarverslag van 2009 van de geheime dienst staat wel dat landen als Iran, Rusland en China wetenschappelijke spionage niet schuwen. Op welke schaal er in Nederland op kennisinstellingen wordt gespioneerd weet de AIVD niet. “Maar door de toe nemende internationalisering van het onderwijs neemt het risico van spionage toe”, aldus woordvoerder Sander van Dam. Er zijn ‘aanwijzingen’ dat buiten-landse inlichtingendiensten landgenoten in Nederland laten opleiden, bij voorkeur op technische universi-teiten in sectoren als lucht- en ruimtevaarttechno-logie, biotechnologie en nanotechnologie. Kennis van materialen of technologieën die in Nederland worden ontwikkeld voor consumenten, kan vervolgens worden gebruikt voor strategisch-militaire doelen.

Gevoelige informatie De economische veiligheid van Nederland komt ook door spionage in het gedrang, staat in het rapport: “Strategisch-economische kennis die moet bijdragen aan het economisch potentieel van de toekomstige Nederlandse kenniseconomie kan via buitenlandse studenten en onderzoekers wegvloeien naar concur-renten.” Buitenlandse studenten kunnen gemakkelijk

aan stageplaatsen komen bij bedrijven die gevoelige informatie in handen hebben. Net zoals kennis-migranten octrooidocumenten, datasets, beleids-standpunten of onderhandelingstrategieën naar het buitenland kunnen doorspelen. Op universiteiten en onderzoeksinstituten is gevoe-lige informatie volgens de AIVD slecht afgeschermd, en zijn faculteiten vrij toegankelijk. “Er heerst een cultuur van open kamerdeuren, open kasten en eenvoudig toegankelijke computernetwerken.” In het rapport staan een aantal aanbevelingen. De AIVD wil dat in kaart wordt gebracht welke Nederlandse technisch-wetenschappelijke studie-richtingen en onderzoeksterreinen een verhoogd spionagerisico hebben. Er zouden ‘awareness-trajecten’ voor medewerkers moeten komen om hen bewust te maken van de gevaren. Ook ziet de AIVD graag een discussie op gang komen over de belangen-afweging tussen kennis delen met buitenlandse studenten en onderzoekers, en het beschermen van die kennis. Het rapport is naar de Tweede Kamer gestuurd. Een kabinetsreactie wordt verwacht rond het zomerreces.

elleke bal

Zie ook de berichtgeving hierover en een link naar het rapport op

www.transfermagazine.nl.

11transfer | mei 2010 |

a c t u e e l

In het Van Leeuwenhoek Laboratorium

in Delft bestaat risico op spionage.

Page 12: Transfer 8, jaargang 17

Het nieuws dat het Leidse international office in een andere vorm verder gaat, heeft bij veel hogeronder-wijsinstellingen de wenkbrauwen doen fronsen. Het international office was altijd strak georganiseerd, zeggen medewerkers van andere instellingen. Een enkeling was zelfs jaloers op de Leidse concurrent.Toch verdwijnt het huidige international office. Onder meer op advies van Hans de Wit, lector inter-nationalisering van de Hogeschool van Amsterdam. “Vijf jaar geleden was het internationaliseringsbeleid in Leiden versnipperd over verschil-lende afdelingen die niet op elkaar aansloten”, vertelt De Wit. “Men wilde meer buitenlandse master-studenten trekken. Marketing en betere toelatingsprocessen moesten dit versnellen. Een sterk centraal bureau kon die impuls geven.”Maar, zegt De Wit, uiteindelijk werd het international office in de ogen van veel faculteiten te veel een eiland. Bovendien was het bureau, met ruim dertig medewerkers, duur. De tijd is volgens hem dan ook rijp voor verandering. Het international office vindt straks onderdak bij studentenzaken. Daar krijgt het vooral uitvoerende taken op het gebied van inschrij-ving, visa en huisvesting. Marketing en Communicatie neemt de internationale marketing voor zijn rekening en Academische Zaken stippelt voortaan het beleid wat betreft internationalisering uit.

Geen samenhangDe Wit is niet per definitie tegen centrale bureaus. Bij de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) pleitte hij daar onlangs juist vóór. “Bij de HAN gebeurt te veel op opleidingsniveau. Er is geen samenhang of gemeenschappelijkheid en geen gezamenlijke lijn

naar buiten toe”, zegt De Wit. Een centraal bureau moet dat veranderen. De grote koerswijziging in Leiden blaast de discussie over de beste vorm om internationalisering te organiseren, nieuw leven in. Al jaren debatteert de internationaliseringswereld over de voor- en nadelen van centrale international offices. De meeste universiteiten hadden van oudsher een centraal bureau. Hogescholen voerden vaak decentraal beleid: sommige opleidingen deden aan internationalisering,

andere niet. Zes jaar geleden veranderde dat. Een aantal universiteiten ontmantelde het centrale international office, of slankte het sterk af. Faculteiten kregen meer eigen verantwoorde-lijkheden, zoals studentenuitwis-selingen regelen, contact onder-houden met partnerinstellingen en diploma’s van aantaande studenten beoordelen. Uitvoerende taken

wat betreft visa, inschrijving en huisvesting werden door complexe regelgeving vaak wel centraal belegd, bijvoorbeeld bij studentenzaken. Afdelingen marke-ting en communicatie namen helemaal of deels de internationale marketing over.

LandenteamsSystemen waarbij internationalisering op die manier in de hele organisatie werd ingebed – ‘gemain-streamd’, in jargon – ontstonden bij de universi-teiten in Utrecht, Maastricht, Amsterdam (UvA) en Rotterdam. Leiden sluit zich hier nu bij aan.“Puur Nederlands beleid bestaat niet, alles heeft een internationale dimensie”, onderbouwt Jeanine Gregersen, directeur marketing en communicatie bij de Universiteit Maastricht (UM), de keuze van haar

Xxxxxxxx

h a n s d e w i t : i d e a a l i n t e r n a t i o n a l o f f i c e b e s t a a t n i e t

De Universiteit Leiden heft haar centrale international office in 2011 op. Door die beslissing laait

de discussie weer op waar internationaliseringsbeleid het beste kan worden ondergebracht: op de

faculteiten, of op centraal niveau?

“ De overstap van centraal

op decentraal en vice versa

is bij veel instellingen een

pendelbeweging”

Centraal of decentraal, dat is de vraag

a c h t e r g r o n d

| mei 2010 | transfer12

Page 13: Transfer 8, jaargang 17

Illus

trat

ie: N

iels

Bon

gers

Instellingen met een centraal

international office zijn de

universiteiten in Groningen,

Eindhoven, Wageningen,

Nijmegen, Delft en Tilburg, en

hogescholen zoals Stenden,

Fontys, InHolland, de HAN,

Saxion en de Hanzehogeschool.

Op universiteiten in de volgende

steden is het internationali-

seringsbeleid ingebed in de

organisatie: Utrecht, Maastricht,

Amsterdam (UvA), Rotterdam en

straks ook Leiden.

De Universiteit Twente en de

Vrije Universiteit Amsterdam

kennen een gemengd systeem

met een sterk centraal bureau

én veel beleidsverantwoordelijk-

heden bij faculteiten. (RV)

w i e d o e t w a t ?

Centraal of decentraal, dat is de vraaginstelling om internationalisering in de organisatie in te bedden. Ze vertelt over de vele vormen waarin overal op de UM aan internationalisering wordt gedaan. “Zo hebben wij speciale landenteams. De voorzitter is meestal een senior-wetenschapper, maar er zitten ook marketingspecialisten en beleidsmede-werkers in.”Toch houdt een groot aantal andere universiteiten vast aan een systeem met een sterk centraal inte-national office, dat beleid en uitvoering meestal combineert. Vrijwel altijd zijn er in dit systeem ook speciale internationaliseringsmedewerkers op facul-teiten, maar dat zijn er minder dan bij een decentraal

systeem. De universiteiten in Groningen, Eindhoven, Wageningen, Nijmegen, Delft en Tilburg hebben sterke centrale international offices. Veel hoge-scholen, zoals Stenden, Fontys, InHolland, de HAN, Saxion en de Hanzehogeschool kiezen ook al jaren voor een centraal systeem. “Het is belangrijk dat er een centraal punt is dat alles overziet en zo de slagvaardigheid vergroot”, zegt Chris van den Borne, directeur international office van Saxion Hogescholen. Dat is volgens hem voor hogescholen des te belangrijker omdat die van oudsher geen onderzoekscontacten met buitenlandse instellingen hebben.

transfer | mei 2010 | 13

Page 14: Transfer 8, jaargang 17

Foto

: Car

o Bo

nink

Ook het hoofd international office van de TU Delft, Elco van Noort, prijst een centraal bureau. “Faculteiten wisselen met en via ons best practices uit. Wij adviseren ook over contracten met partnerinstellingen en welke beurzen wel en niet waarvoor geschikt zijn. Door onze jarenlange ervaring hebben wij al die expertise in huis.” Voorstanders van een centraal systeem benadrukken het belang van één aanspreekpunt. Buitenlandse instel-lingen hebben ook vaak een centraal bureau, benadrukt bijvoorbeeld Wessel Meijer, hoofd international office van Fontys. “Vooral in Azië, waar veel instellingen contact mee willen, is dat zo.” Maar Linda de Vries, hoofd international office bij de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit, vindt dat een vreemd argument. “Instellingen zijn vaak specifiek op zoek naar samen-werking met een opleiding, bijvoorbeeld onze business school. Daar hoeft niet de hele universiteit bij betrokken te worden. Verder kan ik me niet voorstellen dat ze ons niet kunnen vinden. Ons internationaliseringsbeleid is volstrekt anders dan dat van andere opleidingen aan de Erasmus Universiteit, zoals psychologie of medicijnen.”

OverbodigVoorstanders van een systeem zonder sterk centraal bureau benadrukken dat de internationalisering bij hen zo ver is doorgevoerd dat een apart bureau overbodig is. Daar tekenen instellingen met centrale bureaus protest tegen aan. Volgens hen zijn Leiden, Utrecht en Maastricht niet verder dan andere instellingen. Zij vragen zich ook af of internationalisering wel in de haarvaten van een organisatie kan doordringen. “Het bewustwordingsproces betekent ook niet dat centrale bureaus automatisch overbodig worden”, zegt hoofd international office Els van der Werf (Hanzehogeschool). “We geven allemaal geld uit en werken met computers, maar daardoor zijn de afde-lingen financiën en ICT toch ook niet overbodig?” Ook anderen vragen zich af of het ooit zo ver zal komen dat álle universiteitsmedewerkers aan inter-nationalisering denken. “Ik zou graag willen dat internationalisering voor iedereen vanzelfspre-kend is, maar dat is niet zo. Er valt nog veel werk te verrichten. Dan blijft een international office nodig”, zegt Marian Janssen, hoofd international office van de Radboud Universiteit. Als voorbeelden van werk dat er nog ligt, noemen internationaliseringsmedewer-kers het internationaliseren van het curriculum, het toetsen van het Engels van docenten, het stimuleren

“Als je internationalisering serieus neemt, moet je als

instelling een centrale doelstelling formuleren”, vindt

Willem Viets, directeur internationale zaken van hoge-

school InHolland. “Anders doen alleen de paar opleidingen

die het belangrijk vinden aan internationalisering en de

andere niet. Wij willen bijvoorbeeld dat minimaal 10 pro-

cent van onze studenten buitenlandervaring opdoet en

dat opleidingen het curriculum internationaliseren. Als

wij daar niet structureel aan werken, komt het lang niet

overal uit de verf.”

InHolland stippelt centraal het beleid uit, dat op de zes

locaties decentraal wordt uitgevoerd. Het international

office heeft daarbij een stevige vinger in de pap. Viets:

“Dat is nodig omdat niet alle opleidingen even veel kennis

hebben van internationalisering.” Op alle locaties zitten

extra international offices met spreekuren waar bijvoor-

beeld studenten advies inwinnen. Alle schools, zoals de

faculteiten bij InHolland heten, hebben een eigen interna-

tionaliseringscoördinator. (RV)

i n h o l l a n d : z e s o f f i c e s v o e r e n c e n t r a a l b e l e i d u i t

| mei 2010 | transfer14

Page 15: Transfer 8, jaargang 17

Foto

: Jan

Luu

rsem

a

van een internationale staf samenstelling en twee-talige brieven en bewegwijzering. Ook op de instellingen waar internationalisering is ingebed in de organisatie, verloopt nog lang niet alles vlekkeloos. “Ik vraag me af of het verstandig was om volledig te mainstreamen”, zegt internationalise-ringsadviseur Michiel van de Kasteelen van de facul-teit rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht (UU). “Internationalisering is ook een eigen vakge-bied, het is niet alleen een onderdeel van beleid en uitvoering. Het belang van internationalisering wordt ook niet altijd goed ingezien. Of het universiteitsjaar begint op 28 augustus of 1 september, maakt voor buitenlandse studenten veel uit, omdat kamers per maand worden verhuurd.” Van de Kasteelen twijfelt of dergelijke zaken wel door iedereen worden gezien. Hans de Wit beaamt dat de zaken bij de UU beter kunnen. “Utrecht is te snel versnipperd zonder dat iemand nog aanstuurde”, aldus De Wit. De Universiteit van Amsterdam heeft volgens hem soortgelijke problemen, met afdelingen die langs elkaar heen werken. “Een grote fout.”

Leren van foutenTilburg had zulke problemen ook, sinds de ophef-fing van het centrale international office in 1998. In 2006 keerde het centrale bureau daarom terug. “Wij vonden dat de taken te versnipperd waren over verschillende faculteiten”, zegt directeur interna-tional office Hans-Georg van Liempd.In Leiden kunnen ze daarvan leren, meent De Wit. De problemen op verschillende universiteiten geven volgens hem absoluut niet aan dat inbedding in de organisatie per definitie niet werkt. “Als je main-streamt en beleid en uitvoering uit elkaar haalt, is het van fundamenteel belang dat de communicatie blijft. Het is een risico dat dit niet gebeurt, zoals we in Utrecht en Amsterdam hebben gezien.”Dé ideale organisatievorm bestaat niet, volgens De Wit. “Het hangt van veel factoren af wat op een bepaald moment het beste systeem is. Bijvoorbeeld de mensen die er werken, de traditie, de financiën en de doelstellingen. Vandaar dat de overstap van centraal op decentraal en vice versa bij veel instel-lingen een pendelbeweging is.”

robert visscher

De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft al sinds de

jaren negentig een centraal bureau. “Wij zijn een sterk

constant punt”, zegt Franka van den Hende, hoofd van

het Bureau Internationale Samenwerking (BIS). Met

31 medewerkers (24 fte) is het BIS een van de grootste

centrale international offices van Nederland. “Dat geeft

ons voordelen omdat wij veel werkterreinen op het

gebied van internationalisering samenbrengen, zoals

de synergie tussen marketing en toelating”, vertelt Van

den Hende. “En het levert ons veel expertise op bij het

maken van projectvoorstellen voor bijvoorbeeld NICHE.

Nadeel is dat het soms lastig is om zo’n grote groep aan

te sturen.”

Het BIS neemt zowel het beleid als de uitvoering voor

zijn rekening. “Ik vind dat verstandig. Wij weten wat er

speelt op beide gebieden”, zegt Van den Hende. “En hoe

we onze doelen kunnen realiseren, zodat in 2014 vijfdui-

zend van de 30.000 studenten uit het buitenland komen

en eenvijfde van de wetenschappers buitenlander is.”

Ook in de contacten met partneruniversiteiten en bij

marketing speelt het BIS een belangrijke rol. Faculteiten

maken daarnaast eigen plannen. Zij mogen ook zelf part-

ners zoeken. (RV)

r u g : e e n s t e r k c o n s t a n t p u n t

transfer | mei 2010 | 15

Page 16: Transfer 8, jaargang 17

c o l u m n

Balkenende:­

thuis­in­KoreaDemissionair premier Balkenende is twee dagen in Korea. Dat heeft alles te maken met economische en culturele betrekkingen tussen beide landen. Op hetzelfde moment is er een handelsmissie van 38 Nederlandse bedrijven in Korea. Op de eerste dag staat er voor Balkenende een lunch op het programma met de Koreaanse presi-dent Lee in de Blue House, de werk-vertrekken van de president. Ik ben daar als gast uitgenodigd. Voorafgaand aan de lunch hebben beide leiders een tête-à-tête, die langer duurt dan gepland. Wat zouden zij allemaal bespreken? Dat vragen de gasten in de kamer ernaast zich natuurlijk stilletjes af. De nucleaire dreiging in Noord-Korea? Economische samenwerking? Of gaat het gesprek over het Koreaanse oorlogsschip dat een maand geleden is geëxplodeerd, met 46 doden tot gevolg? President Lee zit in een heel lastig parket. Het onder-zoek is nog steeds gaande. Maar als straks harde bewijzen richting Noord-Korea wijzen, moet hij dan de oorlog verklaren? Het land is in elk geval onderge-dompeld in rouw.Dan is het zover. Iedereen stelt zich op in een rij, de calling card in de hand. Daar staat je naam op en je functie. Vlak voordat je de Koreaanse presi-dent begroet, moet je de kaart afgeven aan een ambtenaar naast hem die kort maar luid je naam en functie opnoemt. Nadat beide volksliederen zijn gespeeld, opent president Lee zijn speech: “There is a saying, that God made the world but the Dutch made the Netherlands.” Daarmee zet Lee gelijk de toon. Hij prijst de Nederlandse economie, verwijst naar de Nederlandse handelsgeest en noemt de twee bekendste Nederlanders in Korea: Hendrick Hamel en Guus Hiddink. Hamel is een historische figuur die een boek schreef over zijn jaren in Korea nadat

hij daar voor de kust in 1653 schip-breuk had geleden. Alle Koreaanse kinderen leren op school over deze eerste ‘witneus’ die in hun land verbleef. Balkenende begint zijn speech met condoleances aan de nabestaanden van degenen die bij de explosie van het oorlogs-schip zijn omgekomen. Verder is hij ‘very impressed’ hoe snel Korea een herstel laat zien van de crisis. “Dit jaar kent Korea een econo-mische groei van 4 tot 5 procent. Bij ons is dat -1”, zegt Balkenende.

De premier noemt Guus Hiddink een van de beste Nederlandse exportproducten. Ik weet niet of hij zich vereerd moet voelen, maar de eveneens aanwezige Hiddink staat op om een luid applaus in ontvangst te nemen.Na de lunch ontvangt Balkenende een eredoctoraat in de sociologie van de Koreaanse universiteit Yonsei. Hij krijgt het voor zijn verdiensten als politicus en zijn pleidooi voor herstel van christelijke waarden en normen in de samenleving. Twee Nederlandse studenten die aan Yonsei studeren hebben de eer om bloemen te overhandigen aan Balkenende. “Wat een verrassing om hier Nederlandse studenten te zien”, reageert die. “Internationalisering is de eerste stap om te werken aan vriendschap en samenwerking.” Het bezoek van Balkenende kan niet meer stuk. “De dag is nog niet voorbij, maar ik voel mij nu al thuis in Korea.”

eun-mi postma

Eun-mi Postma is directeur van het Neso-kantoor in Zuid-Korea.

Meer columns van haar zijn te lezen op www.transfermagazine.nl.

| mei 2010 | transfer16

Page 17: Transfer 8, jaargang 17

“Positie ISS sterker dan ooit”Louk de la Rive Box nam vorige maand afscheid als rector van het International Institute of Social

Studies (ISS). Ook al wordt zijn instituut met bezuinigingen bedreigd, Box is ervan overtuigd dat juist

internationaal onderwijs de toekomst heeft.

“Het stomste wat je kunt doen is een instituut als het ISS opheffen. In veel landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika hebben wij contacten op het hoogste niveau omdat onze afgestudeerden daar vaak topposities bezetten. Dat vertegenwoordigt een enorm kapitaal. Het Nederlands belang is breder dan het besparen van een paar stuivers op deze meest klassieke vorm van ontwikkelingssamenwerking”. Louk Box (67) ziet geen enkele reden om te bezui-nigen op het internationaal onderwijs, zoals voor-gesteld werd in drie van de vijf besparingsscenario’s op ontwikkelingssamenwerking. “Het is niet voor niets dat landen al generaties lang studenten naar ons toesturen”, voegt hij eraan toe. “Internationaal onderwijs vormt de grondslag van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking”, bena-drukte hij in zijn afscheidsspeech. “Het is effectief, niet corruptiegevoelig en efficiënt; tegen een relatief lage kostprijs wordt een hoogwaardig onderwijspro-gramma gerealiseerd”. Ondanks de aanzwellende kritiek op ontwikkelings-samenwerking ziet hij de toekomst van zijn insti-tuut met vertrouwen tegemoet. “De positie van het ISS is sterker dan ooit”. Dat is mede te danken aan de Erasmusuniversiteit die het instituut twee jaar

geleden overnam. “Jarenlang zijn we klein gehouden en kregen we steeds minder geld. We konden geen aanspraak maken op onderzoeksgelden van NWO. Maar de Erasmusuniversiteit stimuleert de groei van het ISS. We kunnen nu meedoen aan grote onderzoeksprojecten. En met onze ervaring in het internationaal onderwijs, kunnen wij de universiteit helpen een echte internationale instelling te worden. Capaciteitsopbouw staat nu op de agenda van de Erasmusuniversiteit”, stelde Box tevreden vast.

Boerderij in Frankrijk De scheidende rector heeft de overname door de Erasmusuniversiteit altijd als een positieve ontwik-keling gezien. “Onze plaats is in het Nederlands hoger onderwijs, niet ernaast”, is zijn stelling. De grote afstand tussen de reguliere universiteiten en de instituten voor internationaal onderwijs, ziet hij als een gemiste kans. “De goede naam die het ISS in het buitenland heeft opgebouwd, contrasteert sterk met de onbekendheid in eigen land. Ook al wezen evalu-aties keer op keer uit dat de instituten voor internati-onaal onderwijs uitstekend onderwijs verzorgen, de universiteiten zagen ons niet staan. Door die nega-tieve relatie konden beide partijen niet veel van elkaar leren, terwijl dat juist essentieel is in een tijd van global competition.” Het rectorschap dat hij vijf jaar vervulde, ziet Box als de kroon op zijn werk. “Alle aspecten van ontwikkelings-samenwerking waar ik me in mijn veertigjarige loop-baan mee bezig heb gehouden, komen hier bij elkaar. Er wordt voortreffelijk onderwijs gegeven, goed onder-zoek verricht en er worden nuttige projecten uitge-voerd op het gebied van capaciteitsopbouw. Voor mij, als sociaal wetenschapper, is dat een geweldige mix.”

els heuts

Lees het volledige interview met Louk Box op

www.transfermagazine.nl.

transfer | mei 2010 | 17

a c t u e e lFo

to: P

iet G

ispe

n

Louk Box tijdens zijn

afscheidsceremonie.

Page 18: Transfer 8, jaargang 17

c o m m i s s i e - v e e r m a n s c h e t s t

i n t e r n a t i o n a a l p e r s p e c t i e f

De commissie-Veerman heeft in haar rapport nadrukkelijk gekozen voor een internationaal perspectief. Op tal van aspecten is in kaart gebracht hoe het Nederlandse hoger onderwijs presteert vergeleken met andere landen. Wat vond u opmerkelijk? “Opvallend is dat Nederland een veel grotere hbo-sector heeft dan andere landen met een binair stelsel. Tweederde van de studenten in ons hoger onderwijs studeert aan een hogeschool. In Frankrijk is dat maar 5 procent, in Finland 46. Daardoor heeft ons hoger onderwijs een relatief lage onderzoeksintensiteit en worden relatief weinig masterstudenten opgeleid.”

De commissie constateert dat de onderwaardering van (bepaalde) hbo-opleidingen moet worden aangepakt. Op welke punten wordt het hbo ondergewaardeerd? “Ondergewaardeerd roept eigenlijk de verkeerde associ-atie op. Kerngegeven in ons rapport is het onderscheid tussen academisch en beroepsgericht hoger onderwijs. Dat is heel relevant, daarom koesteren we dat verschil. Maar we bevestigen het op de verkeerde manier: in het onderzoeksbeleid, in hoe we met masters omgaan en via de titulatuur. Wij zeggen: doe niet zo moeilijk over die titulatuur. Geef afgestudeerden aan hbo en universiteit dezelfde titel en leg in het diplomasupplement uit waar de opleiding precies voor staat. Daarmee vergroten we onze herkenbaarheid en waarde in het buitenland.”

Met de huidige staat van het hoger onderwijs komt

Nederland niet in de top-5 van meest concurrerende

kenniseconomieën ter wereld. Vooral het hbo moet

worden versterkt, concludeert de commissie-Veerman.

Transfer sprak daarover met commissielid Ron

Bormans, bestuursvoorzitter van de Hogeschool

Arnhem-Nijmegen.

‘Geef afgestudeerden aan hbo en wo dezelfde titel’

Foto

: HA

N

Oud-landbouwminister

Cees Veerman

tijdens de presentatie

van het rapport.

Ron Bormans

| mei 2010 | transfer18

i n t e r v i e w

Page 19: Transfer 8, jaargang 17

De commissie pleit voor meer onderzoek bij hoge-scholen. Wordt Nederland daarmee een succesvollere kenniseconomie?“Dat zal zeker helpen. Het gaat hierbij om onderzoek in dienst van de beroepspraktijk. Om de dynamiek van de beroepspraktijk te kunnen volgen, te door-gronden en door te ontwikkelen, heb je onderzoek nodig. Het is essentieel dat wij onze studenten ook leren hoe te innoveren. Daarvan moeten wij het in Nederland hebben. En op dat vlak hebben we interna-tionaal een achterstand in te lopen.”

Vijf jaar geleden pleitte de commissie-Abrahamsen ook al voor een sterkere onderzoekscomponent in het hbo, en voor gelijkschakeling van de titulatuur van sommige hbo- en wo-opleidingen. De Tweede Kamer sprak toen van ongewenste academisering. Denkt u dat de Kamer nu wel overstag gaat? “Het is van groot belang dat hogescholen hun maatschappelijke opdracht kunnen vervullen en internationaal herkend worden. Het onderzoek dat hogescholen verrichten, is betekenisvol voor de beroepspraktijk. Dat heeft niets te maken met academisering. Ons rapport is op een uniek moment naar buiten gebracht: het is verkie-zingstijd en binnenkort treedt een nieuw kabinet aan. De consensus over het belang van onderwijs en onderzoek is nooit zo groot geweest. Dus ons rapport valt in vruchtbare aarde.”

Nederlandse hogeschooldocenten zijn internationaal gezien bijzonder laag gekwalificeerd. Minder dan de helft van de docenten heeft een masterdiploma, slechts 4 procent is gepromoveerd. Hoe komt dat?“Veel docenten geven les aan een opleiding die ze vroeger zelf hebben gevolgd. Dat zijn dus bachelors. Verder hebben we de afgelopen jaren veel mensen aangenomen die hun gezag ontlenen aan de beroeps-praktijk. Er komt nu erkenning voor het feit dat het belangrijk is om het onderwijs te ondersteunen door onderzoek te verrichten. Bij de HAN willen we een inhaalslag maken. Tussen nu en vijf jaar willen we dat 70 procent van onze docenten een mastertitel heeft en 10 procent is gepromoveerd. Daar gaan we gericht op werven.”

Door de massale deelname aan het hbo heeft Neder-land internationaal vergeleken maar een beperkt

aantal masterstudenten: 13 procent. Ook buitenlandse studenten komen vooral af op het bacheloronderwijs. Wat vindt u daarvan? “Ik vind het niet zorgelijk dat veel jonge mensen met een bachelordiploma de arbeidsmarkt opgaan. En ik ben er geen voorstander van dat hbo-bachelors massaal doorstromen naar een master opleiding. Het gaat pas wringen als je het lage aantal master-studenten combineert met het leven lang leren, dat internationaal gezien slecht scoort in Nederland. We moeten jonge mensen de ruimte geven eerst te gaan werken en daarna een additionele masteropleiding te volgen.”

Universiteiten en hogescholen moeten zich meer van elkaar onderscheiden en een scherper profiel kiezen op basis van het Europese classificatiemodel. Waarom is voor dit model gekozen? “We hebben gekozen om het Nederlandse hoger onderwijs in het hart van Europa te plaatsen. Dat is

voor de commissie een heel princi-piële stellingname geweest en het belang daarvan werd bevestigd door onze twee Angelsaksische commis-sieleden. Consequentie is dan dat je eerst kijkt naar een Europees clas-sificatiemodel. Interessant daaraan

is dat het met verschillende profielen werkt, bijvoor-beeld de betekenis van een hogeschool in de regio of de mate waarin een universiteit zich internationaal profileert. Het profiel op basis van wetenschappelijke output alleen is dan niet zaligmakend meer.”

Het is een mooie gedachte dat universiteiten en hogescholen de krachten moeten bundelen en keuzes moeten maken. Maar hoe wilt u dit realiseren? “Dat zal niet eenvoudig zijn. Ik vind dat die discussie moet beginnen op de instellingen. Daar moet de vraag worden gesteld wat de kernwaarden en het profiel moeten zijn van de opleiding en de instelling. Op de HAN zijn wij daarmee begonnen. Daarnaast moet via competitie duidelijk worden wie de beste papieren voor een bepaald profiel heeft. Verder opteren we voor een missiegebonden financiering waarbij de keuze voor een bepaald profiel en de daarop gebaseerde prestaties wordt beloond. En misschien moet je het aandurven om de overheid hier een zekere regie te gunnen.”

els heuts

Foto

: Cyn

thia

Bol

l/H

H

‘Geef afgestudeerden aan hbo en wo dezelfde titel’

“Wij leiden relatief weinig

masterstudenten op”

transfer | mei 2010 | 19

Page 20: Transfer 8, jaargang 17

Dat Ralph Hooreman in Marokko ging wonen en werken, was geen grote verrassing voor zijn omge-ving. Hij groeide op in Rotterdam-Zuid en speelde van jongs af aan vooral met Marokkaans-Nederlandse leef-tijdsgenoten. Vanaf zijn vijfde ging hij in de zomerva-kantie met hen mee naar het Noord-Afrikaanse land. Hij raakte op slag verliefd op de cultuur en de mensen. “Marokkanen zijn extraverter dan Nederlanders. Ze zijn uitgelatener, en dat spreekt mij aan. Zelfs op iets kleins vestigen ze soms zo veel aandacht dat het groot wordt. Nederland is in mijn ogen saaier, omdat Nederlanders ingetogen zijn”, zegt Hooreman.Nadat Hooreman anderhalf jaar geleden promoveerde aan de TU Eindhoven, wilde hij graag in zijn geliefde land werken. Hij kreeg een aanstelling aan de School of Business Administration van de Al Akhawayn universiteit in Ifrane. “Toch was het een grote beslis-sing. Ik werkte op dat moment bij de Rekenkamer en ontving een goed salaris. Ik had een goede carrière in het vooruitzicht. Dat is nog steeds zo, maar het is toch een risico om naar een land als Marokko te gaan. Dit is niet de place to be voor mijn vakgebied. Daarom moest ik er wel over nadenken. Uiteindelijk wogen de voordelen zwaarder: dat ik me hier zo thuis voel en dat ik graag weer les wilde geven. Daarnaast woonde mijn Marokkaanse verloofde hier.”

Vrij elitairHooreman werkt aan de semi-publieke Al Akhawayn universiteit, waarvan de academische organisatie gebaseerd is op het Amerikaanse universiteits-systeem. “Het is een vrij elitaire universiteit. Het collegegeld bedraagt 12.000 euro per jaar, dat is voor Marokkaanse begrippen uiteraard een hoog bedrag. De meeste studenten hebben rijke ouders.

Ze hebben meer van de wereld gezien en zijn ook meer ontwikkeld dan studenten aan andere univer-siteiten in Marokko. Hun niveau is gelijk aan dat van Nederlandse studenten. Door het hoge collegegeld staan ze onder grote druk om hun best te doen. Ze werken heel hard. Dat komt ook omdat de concur-rentie op de arbeidsmarkt moordend is.”Het valt Hooreman op dat studenten respectvol zijn tegenover docenten. “Ik word aangesproken met professor of doctor. In Marokko hebben wetenschap-pers een hoge status, het salaris is redelijk goed en mensen met kennis worden hier zeer gewaardeerd. Als ik de klas binnenloop zijn de studenten direct stil, ze zeuren ook niet over cijfers. Kritiek op de docent geven ze niet. Het is daardoor lastig om discussies van de grond te krijgen. Maar discussies zijn voor mijn vak niet altijd relevant. Ik doceer accountancy en daar is altijd weinig ruimte voor discussie: regels zijn regels, waar het ook gegeven wordt. Studenten zijn berekenend als ze wel hun mening geven. Over een aantal onderwerpen, voornamelijk religie, wordt niet gesproken.” Dit doen docenten onderling ook niet, weet Hooreman. Verder is alles bespreek-baar tussen docenten, merkt hij. “Er is niet meer hiërarchie dan in Eindhoven. Dat komt door het Amerikaanse universiteitssysteem.” Hooremans werkzaamheden bestaan vooral uit onderwijstaken. Daarnaast doet hij onderzoek naar Marokkaanse

‘Marokko waardeert mensen met kennis’Veel talentvolle wetenschappers zoeken hun heil in het

buitenland. Wie zijn deze kenniswerkers? Transfer praat

met negen van hen. Deze maand Ralph Hooreman (27),

universitair docent Accounting aan de Al Akhawayn

universiteit in Marokko.

Ralph Hooreman (l)

| mei 2010 | transfer20

d e e x p a t

Page 21: Transfer 8, jaargang 17

‘Marokko waardeert mensen met kennis’beursgenoteerde ondernemingen in Europa en de invloed van de accountantregel geving daarop. Hooreman doceert ook als onbezoldigd gastdocent aan de publieke universiteit van Meknes. “Ik heb altijd graag lesgegeven. In Nederland doceerde ik bijvoorbeeld ook aan de Hogeschool van Rotterdam. Mij valt op dat het niveau aan de universiteit van Meknes hoger is, dan het hbo in Nederland. Het systeem selecteert ook meer, dat vind ik goed. Wie hier het niveau niet haalt valt af en daardoor werken studenten harder.”

NaturaliserenHooreman vertrok naar Marokko om er voorgoed te blijven. Maar onlangs deed hij een nare ontdekking. “Hier krijgen alleen Marokkanen een aanstelling voor onbepaalde tijd (en pensioen) aan een universiteit. Dat wist ik van te voren. Ik krijg een jaarcon-tract, dat moeilijk te krijgen en te verlengen is door de concurrentie. Ik wil me daarom laten naturaliseren. Volgens de wet kom je daarvoor na vijf jaar in aanmer-king. Maar ik ontdekte dat er na 1958 weinig mensen zijn genaturaliseerd: er is verschil tussen wetgeving en realiteit. Als ik trouw met een Marokkaanse heeft dit ook geen invloed op naturalisatie. Dat is alleen zo als

een buitenlandse vrouw met een Marokkaan trouwt. Ik wil dolgraag blijven en doe er alles aan om goede wil te tonen. Ik geef in Meknes gratis les, leer de taal en wil mijn Nederlandse nationaliteit opgeven. Mijn motivatie neemt af, omdat een leven geregeerd door werk- en verblijfsvergunningen en wachten op natu-ralisatie niet prettig is. Veel mensen weten niet dat dit speelt. Ik hoop dat er iemand opstaat die mij naar de Marokkaanse naturalisatie leidt.”Het zegt volgens Hooreman wat over het niveau van internationalisering van het Marokkaanse publieke onderwijssysteem. “In Nederland staat internatio-nalisering bij instellingen hoog in het vaandel. Hier speelt het niet zo’n grote rol. Ik hoop dat dit snel

verandert, want hier liggen kansen. De economie groeit flink, zelfs in crisistijd. Dat trekt buitenlandse bedrijven en expats aan. Een goed internationaliseringbeleid is daarom wenselijk. Ik vertrok uit Nederland om een toekomst op te bouwen in een prachtig land. Maar ik weet hierdoor niet of dat wel gaat lukken

en dat vind ik een gemiste kans. Mijn verzoek aan beide regeringen is: praat erover en laat problemen zoals de mijne niet voortbestaan.”

robert visscher

Foto

: Bru

no M

oran

di/A

NP

transfer | mei 2010 | 21

Zicht op Meknes, waar Ralph Hooreman doceert.

“De concurrentie

op de arbeidsmarkt

is moordend”

Page 22: Transfer 8, jaargang 17

Wat heeft de gewone Zuid-Afrikaan aan

WK voetbal?s t u d e n t e n o p

f a c t f i n d i n g m i s s i o n

n a a r z u i d - a f r i k a

r e p o r t a g e

V.l.n.r.: Angela Jansen, Loukie Molenaar,

Maartje Gardeniers, Simone Oosterkamp.

Page 23: Transfer 8, jaargang 17

De temperatuur herinnert er ons nadrukkelijk aan dat we in het zuidelijkste puntje van Afrika zijn: 38 graden Celsius wijst het metertje in de bus. De airco lekt en we staan vast in het verkeer. “Allemaal de schuld van het WK”, moppert Charles Maisel, die zich graag ‘innovator in sociale projecten’ laat noemen. Alle wegen liggen open om de voetbalsup-porters straks soepeltjes naar het Greenpoint Stadion te kunnen vervoeren. Weggegooid geld, vindt Charles. “Dertig biljoen rand! Hoeveel huizen kun je daarvan bouwen? Hoeveel HIV/Aidstesten kun je daarvan doen?” Charles is een voetballiefhebber, maar dit WK zal Zuid-Afrika sociaal en economisch alleen maar ellende brengen, voorspelt hij. Het is een speeltje voor de rijken.We zijn op weg naar een rafelrand van Kaapstad. Het is dag twee van de factfinding mission van Maartje (24, development studies), Angela (24, holocaust en genocide studies), Simone (25, pedagogiek) en Loukie (25, development studies). Tot hun grote verrassing wonnen de vier studentes onder de naam 4 Inspiration de finale van de MillenniumBattle 2010. Via dat onderwijsproject probeert de NCDO (Nederlandse Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling) studenten uit het hoger onderwijs te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking.

Bus met tv-schermIn de vierde – en tevens laatste – editie van de MillenniumBattle stond het WK voetbal in Zuid-Afrika centraal. Het plan van Maartje, Angela, Simone en Loukie om tijdens het WK met een gesponsorde bus met groot tv-scherm de rurale gebieden in te trekken, kon rekenen op applaus van de jury. Onder de titel GOall Protected willen de vier het toernooi aangrijpen om voorlichting te geven over aids en verandering in seksueel gedrag. Als prijs mochten ze een week naar Kaapstad met hulporgani-satie Cordaid om een antwoord te vinden op de vraag wat het voetbaltoernooi betekent voor de economi-sche en sociale ontwikkeling van Zuid-Afrika. En: in hoeverre het haalbaar is om aidsvoorlichting aan het WK te koppelen.

Charles zit in het reisprogramma vanwege het contro-versiële HIV testing programme dat hij met steun van Cordaid heeft opgezet. “Wat is het probleem bij HIV/Aids?”, vraagt hij retorisch aan de Nederlanders. “Er rust een taboe op testen. Slechts 10 procent van de Zuid-Afrikanen laat zich vrijwillig testen. Ik richt me op de andere 90 procent. Ik betaal ze als ze een aidstest doen. Dat werkt: ze staan in de rij!”Charles toont zijn gelijk op een stoffig stukje niemandsland. Er staat een lange rij mannen voor de Tutu-Tester, een omgebouwde camper met drie kleine kamertjes waar verpleegsters bloed afnemen. De mannen worden geregistreerd met een digitale vinger-afdruk. Loukie is onder de indruk van het succes, maar twijfelt over de duurzaamheid van deze vorm van ontwikke-lingshulp. “Uiteindelijk gaat het niet alleen om de test, maar toch ook om een verandering in hun seksuele gedrag?” Charles vindt dat een heilloze missie. “Ik registreer, ik test, ik haal resultaat.” Hij maakt er ook geen geheim van dat hij goed verdient aan dit project. “Met sponsors voor voedselbonnen en de verkoop van mijn registratiesoftware kan ik dit doen.”

SpagaatWe moeten verder. Er wacht een lunchafspraak met ambassadeur Rob de Vos in het nette deel van Kaapstad. Langs de N1 lijkt er geen eind te komen aan de huisjes die met plastic, hout, golfplaat en steen bij elkaar worden gehouden. In de verte blinkt, aan de voet van de Tafelberg, het veelbesproken Greenpoint Stadion waar Nederland op 24 juni tegen Kameroen speelt. Het stadion is symbool geworden voor de spagaat waarin Zuid-Afrika zich bevindt. Enerzijds heeft de regering beloofd het WK aan te grijpen voor sociale en economische vooruitgang, anderzijds wil Zuid-Afrika bewijzen dat het mee kan in de eisen van de wereldvoetbalbond FIFA. Die zijn hoog, hebben de studenten ontdekt in hun vooronderzoek. Maartje: “De FIFA heeft weinig interesse voor de sociale kant van het evenement. De kaarten zijn duur, het stadion staat ver van de town-ships en lokale handel rond het stadion is aan banden gelegd.” Ook moeten de lokale NGO’s een flink deel

Maar liefst 77 teams deden mee aan de MillenniumBattle 2010, een Nederlands project om studenten

uit het hoger onderwijs te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking. De winnaars mochten een week

naar Kaapstad om daar de impact van het WK voetbal op de lokale bevolking te onderzoeken. Transfer

volgde de vier studentes op hun missie.

Foto

: Mic

hiel

de

Rui

ter

transfer | mei 2010 | 23

Page 24: Transfer 8, jaargang 17

van hun budget inleveren om de overheid in staat te stellen dit WK te financieren, weet Angela. “Alleen in de stadions is al ruim een miljard euro geïnvesteerd.”De Nederlandse ambassade ruikt naar tropisch hard-hout dat net in de boenwas is gezet. Op de lunchtafel liggen kerstservetten. “Prachtig plan”, juicht ambassadeur De Vos als Maartje het winnende millennium-project heeft gepresenteerd. “Maar”, waarschuwt hij, “dit WK is geen armoede- of aidsbestrijdingsproject. En de FIFA is geen hulp organisatie.” De Vos erkent dat aids en gebrekkig onderwijs Zuid-Afrika voor een enorm probleem stellen, maar heeft vooral oog voor de kansen die het WK biedt. “Er is de laatste drie jaar zo veel gebeurd. Er zijn 6.500 arbeiders opgeleid en aan het werk gezet in de bouw. Van die investeringen profiteert iedereen.”

KluitjesvoetbalDe airco in het busje loopt op zijn laatste benen. In de bochten gutst het vocht eruit. We stoppen bij een sportveldje in Hanover Park, de township waar oud-Ajacied Benny McCarthy is opgegroeid. De Engelse Clare Barrel – lokaal beter bekend als ‘B’ – leidt er het project SCORE dat sport inzet als middel om ontwik-keling te bevorderen. Met steun van de FIFA organi-seert SCORE tijdens het WK bijzondere activiteiten rond de kleine stadions. Maar genoeg gepraat, zegt ‘B’ na een introductie van twee minuten, het is tijd voor een potje voetbal! Pedagogiekstudente Simone slaakt een zucht van verlichting. “Concreet aan de slag met jongeren, heerlijk!” Na een onooglijk wedstrijdje kluitjesvoetbal ontmoeten we de bevlogen SCORE-directeur Stefan Howells. In zijn sobere kantoor licht hij zijn missie toe. Kort gezegd is die: changing lives through sports and building communities. SCORE beschouwt het WK als een gegeven. “Er is veel kritiek mogelijk, maar wij grijpen het evenement aan om de kinderen uit de townships erbij te betrekken. Sport kan hier echt het

verschil maken. De kinderen die vandaag na school voetbaltrainingen volgen, zijn de trainers van morgen. En we boeken resultaat: 30 procent van onze vrijwil-ligers vindt een betaalde baan bij de overheid.” Een paar dagen later lopen we in de township

Philippi waar Danielle Manuel, een oud-SCORE-vrijwilliger, namens het stadsbestuur een rondleiding geeft in een strak gerenoveerd voetbalstadion. Loukie wil weten of hier tijdens het WK gevoetbald gaat worden. “Nee”, zegt Manuel. “Misschien gaat Italië hier twee keer trainen, maar de Italiaanse bond moet nog komen kijken of deze plek bevalt.” En daarna? “Dat weten we

nog niet”, bekent ze. “Er is eigenlijk geen club in de omgeving die dit stadion kan betalen.” De studenten kijken elkaar verbaasd aan.Op de laatste avond van de factfinding mission staan we bovenop de Tafelberg. De oceaan plooit zich soepel om de spectaculaire rotskust, de lichtjes van Kaapstad bibberen in de avondwarmte. Na een propvolle week liggen de twee prangende vragen nog steeds op tafel. Wat betreft de eerste – wat is de erfenis van dit WK voor de lokale bevolking? – zijn er eigenlijk alleen maar meer vragen gerezen, zegt Angela. “De grote vraag is: wat noem je vooruitgang? Is dat het feit dat we nu in de file kunnen staan in Kaapstad? Of is dat de collectieve trots rond dit WK die we hier bij bijna iedereen hebben gevoeld?” En GOall Protected? Dat project heeft nog steeds potentie, vinden de studenten. “We zouden aanslui-ting moeten zoeken bij een organisatie als SCORE”, vindt Loukie. Voor deze zomer lukt het niet om alles rond te krijgen. Maar in 2014 is er weer een WK, in Brazilië. Dat betekent nog vier jaar tijd voor een aange-past plan.

stef verhoeven

Foto

’s: M

ichi

el d

e R

uite

r

Zuid-Afrikanen in de rij voor een aids-test.

De vier studenten hadden in

Zuid-Afrika een vol programma.

| mei 2010 | transfer24

“Dit WK is geen armoede-

of aidsbestrijdingsproject

en de FIFA is geen

hulporganisatie”

Page 25: Transfer 8, jaargang 17

‘Alsof ik in een speelfilm zat’

Paul Verhage (23) doet voor zijn master Inter-

nationale Ontwikkelingsstudies aan de Wageningen

Universiteit onderzoek in Chili. Tijdens de aardbeving

in februari werd hij flink door elkaar geschud.

“Ik woon inmiddels alweer een poosje in Santiago, een miljoenenstad. Wil je op wereldniveau kunnen meepraten over de milieuproblematiek, en dat wil ik straks graag, dan moet je zo veel mogelijk van die wereld hebben meegekregen. Dat levert soms schok-kende ervaringen op. Hier in Chili letterlijk, toen ik eind februari opeens middenin een aardbeving zat. Dat was heftig, want het was een flinke jongen – sterker nog dan die op Haïti een maand eerder. Ik ben flink door elkaar geschud.Terwijl ik door het huis rende om mezelf in veilig-heid te brengen, had ik de sensatie in een speelfilm te zitten. Foto’s vielen van de muren, de badkamer kwam naar beneden. Behoorlijk eng. Gelukkig viel de schade in Santiago zelf uiteindelijk nogal mee. Dat maakte ook dat de mensen hier al snel weer overgingen tot de orde van de dag, denk ik. Er worden inmiddels zelfs

grappen gemaakt over de ramp. Ik vraag me af of we dat in Nederland zouden doen. Wij zouden vermoede-lijk eerder in de slachtofferrol kruipen.

Groene planeetToen ik twaalf jaar oud was, zei ik tegen mijn vader: “Ik ga later de wereld verbeteren.” Want ik was er vast van overtuigd dat iedereen, net als ik, een groene planeet wilde. Tijdens mijn bachelor Milieu- en Natuurwetenschappen in Utrecht kwam ik erachter dat dat wat naïef van me was geweest. Het streven naar duurzaamheid is een luxe die mensen zich pas permitteren als ze op elk ander vlak bevredigd zijn. Als ze een auto en een televisie hebben. Zelf ben ik daar ook niet ongevoelig voor, moet ik eerlijk toegeven. Bij dat aspect van mezelf wilde ik me niet zomaar neerleggen. Daarom besloot ik, nadat ik mijn bachelor had afgerond, een tijd naar Oeganda te gaan om vrijwilligerswerk te doen. Ik wilde uitvissen welke plaats mijn liefde voor de natuur in mijn toekomstplannen moest innemen, zonder dat ik werd gepamperd door de gebruikelijke westerse overdaad. Helemaal back to the basics. Middenin het oerwoud van Afrika ondervond ik aan den lijve dat een groene omgeving inderdaad schitterend is, maar wel wat saai als er geen gelijk-gestemden zijn met wie je erover van gedachten kunt wisselen. Niet zozeer die groene planeet, als wel de verbondenheid tussen mens en natuur is voor mij belangrijk, realiseerde ik me toen. Vandaar mijn master Ontwikkelingsstudies aan de Wageningen Universiteit. Ik hou me hier in Chili bezig met de positie van kleine boeren in de landbouw.Milieubewustzijn hebben de mensen hier nauwelijks. Ook hier geldt dat spullen belangrijker zijn dan een frisse natuur, zolang de Chilenen zelf niet de luxe hebben die ze op de televisie zien. Wat dat betreft valt hier nog een hoop werk te verzetten. Eigenlijk net als in de rest van de wereld dus.”

annemieke bosman

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

transfer | mei 2010 | 25

Page 26: Transfer 8, jaargang 17

t u - p r o j e c t w i l i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g s t i m u l e r e n

Hoe maak je docenten intercultureel gevoelig en ondersteun je hen in een nieuwe rol als global teacher? Dat is een van de vragen waar het Onderwijskundig Centrum Focus van de Technische Universiteit (TU) Delft zich dagelijks over buigt. Het project One thousand flowers is een antwoord op die vraag. Het idee: Geef een docent duizend euro om een eigen internationaliseringsproject uit te voeren.

‘One thousand flowers’ ondersteunt ideeën van docenten om hun eigen masterstudenten – circa 30 procent komt uit het buitenland – dichter bij elkaar te brengen, en om curricula verder te internationali-seren. De ene docent wil studenten een week samen laten sporten in internationale teams, een ander wil een computerspel ontwerpen dat studenten van verschillende nationaliteiten samen moeten uitspelen, een derde wil Delftse studenten tijdens een online seminar met studenten uit Afrika laten samenwerken. Door ‘One thousand flowers’ konden deze projecten worden uitgevoerd.

CultuuromslagDe TU Delft wil een internationale gemeenschap vormen, maar dat blijkt in de praktijk niet eenvoudig te zijn. Veel docenten stellen zich bijvoorbeeld nog altijd niet erg open op tegenover buitenlandse studenten, merkte ‘Flower’-projectleider Renate

Geef docenten duizend euro om hun eigen

internationaliseringsproject vorm te geven.

Daarmee worden ze vanzelf enthousiast voor

internationalisering, was het idee achter het project

One thousand flowers aan de TU Delft.

Achttien bloemen bloeien in Delft

Dankzij de ‘Flowers’ konden Delftse

docenten net even iets extra’s voor

studenten doen. | mei 2010 | transfer26

a c h t e r g r o n d

Page 27: Transfer 8, jaargang 17

Klaassen van Focus. "De houding is vaak: zíj willen hier studeren, dan moeten zij zich maar aanpassen." Dat vroeg om een cultuuromslag, vond de TU. Focus kreeg twee jaar geleden de opdracht om grote groepen docenten en wetenschappers gevoelig te maken voor de veelkleurig-heid van hun eigen studentengroep.Klaassen ziet de sleutel in het zogeheten grassroots-prin-cipe: ontwikkeling van onderop. “Interculturele gevoelig-heid bereik je door docenten zelf te laten ontdekken hoe zij de inhoud van hun colleges globalisering-klaar kunnen maken en kennis wereldwijd toepasbaar.”Het onderwijskundig centrum was eerder succesvol met een grassroots-project om docenten meer ict in het onder-wijs te laten gebruiken. “We dachten dat succes te gaan herhalen”, vertelt Klaassen. “Maar dat is slechts ten dele gelukt.”Een aantal docenten heeft het idee waarvoor ze duizend euro kregen, inderdaad tot een goed einde gebracht. Van de 22 ontkiemde bloemen zijn er uiteindelijk achttien ‘opgeleverd’, zoals Klaassen het noemt. Het zijn ideeën van tien verschillende docenten. Al deze projecten krijgen een structureel vervolg dat financieel wordt ondersteund vanuit de faculteiten.

Meer schwungNieuwe ‘flowers’ zullen er echter niet komen. Geld is een van de factoren die daarbij meespelen. “Duizend euro is eigenlijk te weinig om echt iets heel nieuws op te starten”, zegt Klaassen. “Het is net genoeg om een al bestaand project meer schwung te geven. Drieduizend euro zou realistischer zijn geweest. Vooral omdat internationaliseringsinitiatieven snel kostbaar worden.”Docent entrepreneurship Boukje Vastbinder kan daar-over meepraten. “Het is niet zozeer het verschil tussen doen of niet doen, maar tussen doen en het echt léuk doen.” Samen met collega Esther Blom coacht Vastbinder bijvoorbeeld studenten die in hun zomervakantie ontwikkelingswerk voor bedrijven in het buitenland doen. “Dankzij de flowers kunnen we workshops geven als voorbereiding op dat werk. Die combineren we met lunches, en we nodigen regelmatig gastsprekers uit.”Een ander voorbeeld van een succesvol flower-project is dat van docente Niki Frantzeskaki. Zij was geschokt toen studenten aan het einde van hun master policy analysis opmerkten dat de onderzoeksmethoden die ze in Delft hadden geleerd, niet zouden werken in een sociaal-politiek minder gestructureerd land dan Nederland. Ze

begon workshops te organiseren over hoe de onderzoeks-methoden ook in andere landen zouden kunnen werken, bijvoorbeeld door de resultaten anders te presenteren.

DynamischKlaassen had van tevoren op iets meer belangstelling voor de ‘flowers’ gehoopt. Kansen zien en met een open blik naar de wereld kijken is niet iedere TU-docent gegeven, weet ze inmiddels. Van de beoogde 35 flower-projecten is slechts de helft opgeleverd. Klaassen: “Het enthousiasme blijkt te komen van de paar mensen die zelf al een zekere intercul-turele gevoeligheid hadden en daar al mee bezig waren. Een substantieel deel van de docenten heeft niet gereageerd. Sommigen omdat ze geen tijd hebben. En een heleboel docenten doen zelfstandig al aan internationalisering, die hadden geen flower nodig. Helaas zijn er ook die zich afvragen waarom al die internationalisering eigenlijk nodig is. Een docent zei letterlijk tegen mij: “Wat heeft cultuur eigenlijk te maken met onderwijs?”

Dat de enthousiaste reacties vooral uit de hoek kwamen van docenten in entre-preneurship, telecommunicatie en policy analysis, verrast Klaassen niet. “Daar werken veel mensen die van nature een brede horizon hebben, dynamisch zijn en denken in termen van innovatie. Deze vakken lenen zich bij uitstek voor internationalisering. Bij vakken als

wiskunde of mechanica ligt internationalisering minder voor de hand.”‘One thousand flowers’ wordt niet voortijdig stopgezet; het project zou twee jaar lopen en die tijd is om. Voor nieuwe soortgelijke projecten is voorlopig geen geld: de TU Delft moet de komende drie jaar 45 miljoen euro bezuinigen. Wel wordt aan de Universiteit Leiden met belangstelling naar het project gekeken, en bestaat de kans dat daar binnenkort een ‘flower’ de kop opsteekt. Klaassen heeft nog hoop op een doorstart in Delft dankzij plannen van de NVAO om hogeronderwijsinstellingen een certificaat voor internatio-nalisering te geven. “Universiteiten kunnen dat per oplei-ding aanvragen om zich daarmee, als ze aan de juiste criteria voldoen, vervolgens te onderscheiden. Wij zijn daar heel blij mee. Ik zie het als een kans.”

De TU Delft heeft alle ervaringen met het One Thousand Flowers project

samengebracht in een boekje. U kunt dit tegen kostprijs verkrijgen via

[email protected] of 015–278 8899.

Achttien bloemen bloeien in Delft

Foto

: Are

nda

Oom

en

transfer | mei 2010 | 27

"Eén docent zei letterlijk:

wat heeft cultuur eigenlijk

te maken met onderwijs?”

Page 28: Transfer 8, jaargang 17

Een student uit Kameroen meldde zich laatst via Studyportals bij een universiteit in Zweden. Hij had op Mastersportal.eu de opleiding van z’n dromen gevonden. De student vroeg de universiteit of die het aanmeldings-formulier voor de master wilde opsturen naar de kerk in zijn dorp, de enige locatie met een postadres. Studyportals-oprichter Edwin van Rest: “Door hem besefte ik weer eens dat wij echt kunnen helpen bij een keuze die veel impact heeft op het leven van een student.”Het was een gat in de markt, waar drie slimme studenten technische bedrijfskunde drie jaar geleden in sprongen. Want waar konden studenten terecht als ze informatie zochten over masteropleidingen in Europa? Er was een aantal nationale databases, maar nergens stond het Europese aanbod overzichtelijk op een rij. En voor studenten van buiten Europa was het al helemaal moeilijk om een beeld te krijgen van de moge-lijkheden.

Studyportals is gevestigd op de derde verdieping van de oude gloeilampen-fabriek op het voormalige Philips-terrein in Eindhoven. Het kantoor mag er van binnen wat studentikoos uitzien – de vloerbedekking is oud, er liggen zitzakken in een hoek en de koffie is op –, maar de BV Studyportals is zijn studentikoze karakter al een tijdje ontgroeid.

MarktleiderDe Eindhovenaren beheren een aantal portals, websites waarop studenten bachelor-, master- en PhD-programma’s in Europa kunnen zoeken. De sites bevatten opleidingen van 650 universiteiten en hogescholen uit 37 Europese landen. Alleen al op Mastersportal.eu zitten 14.000 oplei-dingen in de zoekmachine. Op het gebied van informatie over Engelstalige masteropleidingen is Studyportals marktleider in Europa. Dankzij advertenties verdienen momenteel ongeveer vijftien mede-werkers hun brood met de websites.

t u / e - s t u d e n t e n v e r o v e r e n e u r o p e s e s t u d i e k e u z e m a r k t

Van hobby naar bedrijf met vijftien medewerkers

Wat de Europese Unie niet lukte, kregen drie studenten uit Eindhoven wel voor

elkaar. Met hun bedrijf Studyportals scheppen zij sinds 2007 online orde in de

chaos van het Europese studiekeuzeaanbod.

Foto

: Bar

t van

Ove

rbee

ke

In het kantoor van Studyportals in

Eindhoven. Vooraan Edwin van Rest (l.)

en Thijs Putman.

a c h t e r g r o n d

| mei 2010 | transfer28

Page 29: Transfer 8, jaargang 17

Over twee jaar moeten dat er dertig zijn, vertelt Van Rest, chief opportunies officer van Studyportals. Een “strategische partner” heeft net een belang van 20 procent in het bedrijf genomen, in ruil waarvoor deze partner de sites en het bedrijf verder op weg wil helpen. En binnenkort wordt de scholarship-portal gelanceerd, een website waarop studenten infor-matie over studiebeurzen in Europa kunnen vinden. Kortom, Studyportals zit in de lift.

Bloed, zweet en tranenHet verhaal begon in 2007. Edwin van Rest en Thijs Putman, studenten van de TU Eindhoven, en de Zweedse student Magnus Olsson onder-hielden voor hun internationale studievereniging een kleine website met praktische informatie over studeren in het buitenland. Het Bolognaproces zette hen aan het denken over de toekomst. “Er werden duizenden Engelstalige masteropleidingen gecreëerd

en we zagen onze medestudenten rondkijken. Na de bachelor ontstond een belangrijk nieuw keuze-moment. Er waren weinig informatiebronnen die het aanbod op een rij zetten”, vertelt Van Rest. Na markt-onderzoek besloten de drie het serieus aan te pakken: Mastersportal werd geboren. Het eerste jaar was bloed, zweet en tranen, aldus Van Rest. “We werkten vanuit huis. Op onze website wilden we opleidingen van universiteiten uit de Europese de top-100 verzamelen. Die moesten we allemaal bellen. We moesten op ze inpraten, en steeds weer uitleggen waarom het voor studenten belangrijk is om informatie over het masteraanbod in Europa op een rij te hebben.” Na een jaar waren zeventig universiteiten overstag. Via Europese studentenverenigingen werd het bestaan van Mastersportal gepromoot. De bezoe-kersaantallen stegen. Langs een andere route was de site bij de Europese Commissie onder de aandacht

Page 30: Transfer 8, jaargang 17

gebracht. Die schreef 3.000 onderwijsinstellingen in Europa aan. Er kwam schot in de zaak. In 2008 werd de eerste medewerker aangenomen. Van Rest was al die tijd bang dat een grote partij zich in dezelfde studiekeuzemarkt zou wagen, maar dat gebeurde niet. Vorig jaar won het bedrijf 25.000 euro tijdens de New Venture-wedstrijd voor innovatieve start-ups. De bachelor- en PhD-portals kwamen erbij.

Goede contactenVolgens Van Rest heeft het succes van Studyportals twee simpele redenen: “We zijn een unieke infor-matiebron voor studenten, en we helpen onderwijs-instellingen om gemakkelijker en kosteneffectiever aan internationale marketing te doen.” Ook heeft het zijn vruchten afgeworpen dat het bedrijf de afgelopen jaren goede contacten heeft opgebouwd met onderwijsinstellingen, studentenverenigingen, de Europese Commissie, maar ook met organisaties zoals de Academic Cooperation Association (ACA). Bezoekende studenten komen uit de hele wereld, met India, Amerika, Groot-Brittannië en Duitsland in de topvier. Van Rest ziet Studyportals als het Google onder de Europese studie-keuzewebsites. “Net als Google willen we een zo goed mogelijke informatiebron zijn, en daarbij hoort dat je zo compleet mogelijk moet zijn. Als je kan bewijzen dat je de beste informatie-bron bent voor studenten op dit vlak, kun je met heel gerichte advertentieservices gaan werken.” Europese universiteiten, hogescholen, summerschools en orga-nisaties zoals de Nuffic en de British Council tellen het geld voor advertentieruimte op de websites in elk geval graag neer.Onderwijsinstellingen die zich bij de website aanmelden, kunnen gratis informatie over een onbeperkt aantal opleidingen aan de site laten toevoegen. Ze kunnen die informatie zelf up-to-date houden, of Studyportals betalen om dit te doen. Vervolgens kunnen ze ervoor kiezen om op de site te adverteren, bijvoorbeeld door banners te plaatsen. Maar ze kunnen ook betalen voor premium listing. Instellingen die dat doen, vallen in de zoeklijstjes meer op, bijvoorbeeld doordat zij een logo mogen toevoegen.

Altijd bovenaan“Studenten kunnen zelf kiezen hoe ze zoekresul-taten geordend willen hebben, door ze te sorteren op bijvoorbeeld duur van de opleiding of hoogte van het collegegeld”, legt projectmanager Joran van Aart uit. “Maar in de ongesorteerde zoekresultaten staan

de premium listings altijd bovenaan.” Eentiende van alle klanten kiest voor deze vorm van adverteren. Studyportals gebruikt marketingtechnieken die op Amerikaanse en Australische studiekeuzewebsites al veel langer in zwang zijn. “Daar proberen we het een en ander van te leren”, zegt Van Rest. Nederlandse universiteiten en hogescholen zijn op de portals goed vertegenwoordigd. “We weten dat we voor veel universiteiten in Nederland de belang-rijkste bron zijn van internationaal verkeer naar hun websites”, zegt Van Rest. Hij vraagt instellingen wel eens een rekensommetje te maken: “Wat hebben jullie uitgegeven om met twee medewerkers naar een wervingsbeurs in China te gaan, en wat heeft dat opgeleverd in vergelijking met de resultaten en de kosten van internetmarketing?” Was het opzetten van een Europese studiekeuze-website niet bij uitstek iets geweest voor de Europese Unie? Van Rest denkt van niet. De Europese

Commissie, die Studyportals nu al een aantal jaar ondersteunt, heeft zelf ook pogingen gedaan om het onderwijsaanbod in Europa op een rij te zetten, zoals met het initia-tief Ploteus. “Maar commerciële, ondernemende organisaties zijn er beter in om dit soort websites te onderhouden”, meent Van Rest.

“Publieke organisaties zijn afhankelijk van subsidies. Als de geldstroom opdroogt, kunnen ze er moeilijk een advertentieapparaat omheen zetten.”

ChampagneVolgens Van Rest kan Studyportals nog wel even vooruit. “Er is nog veel werk te doen om de infor-matievoorziening voor studenten te verbeteren.” Met subsidie van de Europese Commissie gaat rond begin juni de scholarship-portal van start. Van Aart vertelt dat Studyportals altijd veel vragen krijgt van studenten die willen weten hoe ze aan een beurs voor een studie in Europa kunnen komen. Met gegevens uit de database van het Europese bureau voor statistiek, Eurostat, heeft het bedrijf berekend dat er 15,5 miljard euro aan studiebeurzen beschik-baar is in twintig Europese landen, subsidies als de Nederlandse studiefinanciering meegerekend. Die miljarden wil Studyportals op de portal verzamelen, zodat studenten opleidingsinformatie aan financie-ringsmogelijkheden kunnen koppelen.Studyportals verwacht snel meer dan een miljoen unieke bezoekers per maand te trekken. Of de cham-pagne open gaat als het zover is? Edwin van Rest glimlacht. “Die gaat hier wel vaker open.”

elleke bal

“Wij zijn het Google

onder de Europese

studiekeuzewebsites”

| mei 2010 | transfer30

Page 31: Transfer 8, jaargang 17

mei

2010

juni

2010

A G E N D A

Transfer zoekt nieuwe columnisten

Charles Hoedt, Eun-mi Postma en Hans Dieleman blij-ven vanuit Rusland, Zuid-Korea en Mexico berichten op www.transfermagazine.nl. Maar het blad Transfer biedt de komende jaargang ruimte aan nieuwe colum-nisten die schrijven over eigen ervaringen met inter-nationalisering, of hun mening geven over (inter)nationale ontwikkelingen in het hoger onderwijs. Belangstelling? Stuur dan voor 1 juli een proefcolumn van ongeveer 500 woorden naar [email protected].

Call for proposals Nederlands-Mexicaanse samenwerking

Tot 1 juli kunnen Nederlandse hogeronderwijsinstel-lingen aanvragen indienen voor gezamenlijke projec-ten met Mexicaanse partners, zoals uitwisselingen en joint of double degrees. Het moet gaan om samenwer-king op basis van gelijkwaardigheid en wederkerig-heid. Meer informatie over de voorwaarden, aanvraag- en selectieprocedure en financiën staat op www.nesomexico.org.

Kansas City is de plaats waar van 30 mei tot en met 4 juni de NAFSA Annual Conference 2010 plaats-vindt onder het motto The Changing Landscape of Global Higher Education. Columnist Nicholas Kristof van de New York Times, winnaar van de Pulitzer Prize, is een van de sprekers. Meer informatie en aanmelden op www.nafsa.org/annualconference/default.aspx

Profound, het platform van negentien hogescholen voor ontwikkelingssamenwerking, organiseert op 24 juni in Den Bosch een seminar met als titel Ontwikkelingssamenwerking en duurzaamheid – twee zijden van dezelfde medaille? Met cacaoteelt en productie van chocola als concreet voorbeeld wordt dit thema uitgewerkt. Aanmelden en meer informatie bij Paul Minnee, [email protected].

De IAU 2010 International Conference gaat over Ethics and values in higher education in the era of globalization: what role for the disciplines? en wordt gehouden van 24 tot en met 26 juni in Vilnius, Litouwen. Meer informatie en aanmelden op www.iau-aiu.net/conferences/upcoming.html

Zie ook www.transfermagazine.nl/nieuws/agenda

31transfer | april 2010 |

Page 32: Transfer 8, jaargang 17

In Nederland nam je nu de fi ets

Studie en stage in het buitenland. Gewoon dóén!

bijvoorbeeld met een Erasmusbeurs