Transfer 1, jaargang 18

32
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer Gaat zij Nederlandse vrienden maken? jaargang 18 | september 2010 jan donner (kit) over geldverspillende ontwikkelingssamenwerking | nieuwe serie: voorlopers in de internationalisering | geneeskundestudenten steeds vaker naar buitenland | wetenschapper op de vlucht | old internationals blijven passie trouw 1

description

In dit nummer: liever een college dan een barbecue, Jan Donner over geldverspillende ontwikkelingssamenwerking, geneeskundestudenten steeds vaker naar buitenland, wetenschapper op de vlucht.

Transcript of Transfer 1, jaargang 18

Page 1: Transfer 1, jaargang 18

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

Gaat zij Nederlandse

vrienden

maken?

jaargang 18 | september 2010

jan donner (kit) over geldverspillende ontwikkelingssamenwerking | nieuwe serie: voorlopers in de internationalisering | geneeskundestudenten steeds vaker naar buitenland | wetenschapper op de vlucht | old internationals blijven passie trouw

1

Page 2: Transfer 1, jaargang 18

24-42t r a n s fe r1Transfer is een onaf hankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel en Elleke Bal

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Bas Haring, Han van der Horst, Martine Postma, Robert Visscher, Dirk-Jan Zom

BeeldGuy Ackermans, AFP, Ali Al-Saadi/AFP, Niels Bongers, DBNL, Henriëtte Guest, Istockphoto, Maarten Hartman, Serge Ligtenberg, Mikkel Østergaard/Hollandse Hoogte, Benoist Sebire

RedactieraadRiekele Bijleveld (ITC), David Bohmert (Nether), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Frans Godfroy (TU Delft), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 426 0126 / 426 0144 / 4260122fax: 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected] website: www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Brigitta Opstal (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Foto omslag Josephine Nkhoma, studente aan de Haagse Hogeschool. Foto: Henriëtte Guest

Transfer 2 , jaargang 18, verschijnt op 7 oktober 2010

Mission impossible?

Vol verwachting zijn weer duizenden internationale studenten in Nederland aangekomen. Tijdens de introductieweken zijn kosten noch moeite gespaard om ze met elkaar en met hun Nederlandse studiegenoten in contact te brengen. Toch zoeken tijdens het studiejaar buitenlandse en Nederlandse studenten elkaar maar zelden op. “We leven in gescheiden werelden. Ik voel me daardoor niet welkom”, vertelt een Portugese student. Zij is een van de twintig internationale studenten die Transfer interviewde over hun verwachtingen en ervaringen rond integratie. Goed contact krijgen met Nederlanders noemt een Bulgaarse student ‘een mission impossible’. De ondervraagde studenten vinden het jammer dat het zo loopt, maar geven ook aan hun studie veel belangrijker te vinden dan het maken van Nederlandse vrienden. Zij zien weinig heil in nog meer barbecues en andere gezellige activiteiten. Veel liever willen zij dat instellingen zich meer richten op academische integratie waarbij bijvoorbeeld wordt uitgelegd hoe een lesmethode werkt. Ook het werken in gemengde werkgroepen staat hoog op het wensenlijstje. Docenten zouden dat verplicht moeten stellen, vinden de studenten. Gebeurt dat niet, dan ontstaan er automatisch twee groepen: Nederlandse en buitenlandse studenten. En juist een gemengde werkgroep bevordert de integratie, is de ervaring. De international classroom klinkt mooi, maar valt in praktijk vaak bitter tegen. Aan de kwaliteit van internationalisering valt nog veel te verbeteren. Een thema dat in deze jaargang regelmatig zal terugkeren. Drie nieuwe columnisten zullen dit studiejaar hun licht laten schijnen op internationalisering. Els van der Werf doet dit vanuit Groningen waar zij verbonden is aan het international office van de Hanzehogeschool, Hans-Georg van Liempd is hoofd internationalisering aan de Universiteit van Tilburg en Bas Haring is filosoof, schrijver en hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Bas Haring bijt het spits af. Hij publiceerde het boek Kaas en de evolutietheorie. Zijn eerste column voor Transfer gaat over Kaas en internationalisering. Internationalisering is van alle tijden. Dat blijkt ook uit de nieuwe rubriek Pioniers in de internationalisering. Historicus Han van der Horst portretteert daarin negen markante figuren die meer dan honderd jaar geleden hun nek uitstaken voor internationale onderwijssamenwerking. Het succes van hun pogingen was wisselend, maar daarom niet minder inspirerend.

els [email protected]

Page 3: Transfer 1, jaargang 18

i n h o u d

24-42t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 7 EUPE-studenten: kind van de rekening

11 Rem op mobiliteit 18 Alumnus 19 Column Bas Haring 22 Proeftuin modern migratiebeleid

24 Vliegende Hollander 25 Nieuwe serie: pioniers in internationalisering 26 HKU doet aan game design,

samen met Japan 28 Old Internationals 30 Journal over ervaringen buitenlandse studenten 31 Agenda

8‘Ontwikkelingssamenwerking is zeer slecht georganiseerd’In ontwikkelingssamenwerking wordt veel geld verspild, meent Jan Donner. Volgens de bestuursvoorzitter van het Koninklijk Instituut voor de Tropen mag er daarom best wat op het budget worden bezuinigd. Maar veel belangrijker vindt hij het dat er een visie wordt geformuleerd wat Nederland met ontwikkelings­samenwerking wil bereiken. ‘Het debat gaat bijna alleen over geld.’

12Barbecue hoeft niet van buitenlandse studentOm buitenlandse studenten beter te laten integreren, vestigen veel instellingen hun hoop op sociale activiteiten zoals barbecues en feesten. Maar als het aan de buitenlanders zelf lag, zou de nadruk veel meer komen te liggen op academische integratie. ‘Laat ons verplicht met Nederlanders samenwerken in een groep, dan komt het contact vanzelf.’

16 Wat is het geheim van geneeskunde?Het percentage universitair afgestudeerden dat tijdens de studie internationaal mobiel was, wil bij de meeste studierichtingen maar niet toenemen. Uitzondering is geneeskunde. Medisch studenten gaan juist steeds vaker naar het buitenland. Transfer sprak met internationaliseerders van de medische faculteiten en probeerde hun geheim te ontdekken.

20‘In mijn land kan ik niet werken’ Een Iraakse microbioloog was in het thuisland zijn leven niet zeker. Nu werkt hij met hulp van de Amerikaanse organisatie Scholars at Risk, aan de TU Delft. Een droom, aldus de wetenschapper. In Transfer doet hij zijn verhaal. ‘Als je met de Amerikanen samenwerkt, word je in Irak als verrader gezien.’

Page 4: Transfer 1, jaargang 18

Ook dit studiejaar moet Wageningen Universiteit buiten-landse studenten waarschijnlijk onderbrengen in een bungalowpark, meldt universiteitsblad Resource. De universiteit hoopte dat de noodopvang in de bossen bij Hoenderloo niet nodig zou zijn door afspraken met het veel dichterbij gelegen hotel Hof van Wageningen. Dat biedt 170 buitenlandse studenten onderdak in aangepaste hotelkamers en wil nog eens 180 studenten huisvesten in verbouwde kantoorruimte, aldus Resource. Maar de kamernood in Wageningen lijkt groter dan vorig jaar, en dus komt het bungalowpark met busvervoer van en naar de universiteit weer in beeld. “Anybody ideas on how to (temporary) deal with the housing shortage for our new Wageningen students?”, twitterde WUR-woordvoerder Simon Vink begin augustus. Berichten dat buitenlandse studenten voor 11 euro per nacht in hotelkamers terecht zouden kunnen, leidden tot Kamervragen van de PVV. Die partij spreekt van ongelijke behandeling en vroeg de minister of hij kan regelen dat ook Nederlandse studenten voor zo’n ‘vrien-denprijsje’ onderdak kunnen krijgen. Volgens de minister gaat het niet om extra luxe of goedkope woonruimte en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. (AS)

n i e u w s b e r i c h t e n

De Hogeschool Zuyd heeft in mei vier studenten van de hotelschool studiekosten terugbetaald zonder zich te verweren in de rechtszaal. De studenten eisten geld terug dat ze hebben betaald voor onder meer internationale stagebemiddeling en kookpractica. Die eigen bijdragen lopen op tot honderden euro’s per student, bovenop het vastgestelde collegegeld. Studenten en oud-studenten die de eigen bijdragen te hoog vonden, dagvaardden de hogeschool in maart.

Volgens het Landelijk Studenten Rechtsbureau, dat de studenten verte-genwoordigt, heeft de hogeschool nooit op de dagvaarding gereageerd. De zaak is niet inhoudelijk behandeld; de instelling heeft uitgekeerd toen de reactietermijn was verstreken. Guillette van Grinsven van het LSR: “We hebben de zaak gewonnen, maar niet op de manier waarop we graag wilden. Dit schept geen precedent.”Van Grinsven legt uit dat ruim 250 studenten en oud-studenten hun geld

terug willen, maar dat het admini-stratief lastig was om al hun namen snel onder de dagvaarding te krijgen en bewijs te verzamelen. Daarom werd gestart met vier studenten. Een tweede dagvaarding, namens andere studenten, is al de deur uit.De hogeschool zegt niet op de dagvaar-ding te hebben gereageerd omdat gewacht wordt op een standpunt van de minister. (EB)

Studenten mogelijk toch weer het bos in

Hotelschool Maastricht betaalt

studenten terug

Foto

: Guy

Ack

erm

ans

Buitenlandse studenten in het bungalow-

park, twee jaar geleden.

| september 2010 | transfer4

Page 5: Transfer 1, jaargang 18

De drie technische universiteiten achten het niet nodig extra maatregelen te nemen om spionage tegen te gaan. Inlichtingendienst AIVD zou graag zien dat zij dat wel doen, staat in de Kwetsbaarheidanalyse Spionage. Daaruit blijkt dat vooral de technische universiteiten gevoelig zijn voor spionage, maar dat deze instellingen zich weinig bewust zijn van de risico’s daarvan. Volgens de AIVD-publicatie proberen buitenlandse inlichtingendiensten regelmatig kennis over bijvoorbeeld nanotechnologie en biotechnologie te verkrijgen via wetenschappelijke instellingen. “We waren altijd al alert, daar bracht dit rapport geen verandering in. Maar we zijn geen verlengstuk van de staatsveiligheidsdienst”, laat Peter van Dam (TU Eindhoven) aan Transfer weten. Paul van Tongeren (Universiteit Twente) sluit zich daarbij aan: “Wij zijn opgericht noch geëquipeerd om spionage tegen te gaan.” Kamerleden zijn bezorgd over de gevolgen die de waarschuwing van de AIVD kan hebben voor de uitwisseling van kennis en studenten met buiten-landse universiteiten. Maar demissionair minister Rouvoet van OCW heeft hen inmiddels gerustgesteld. Volgens hem is het delen van kennis over de grenzen heen een voorwaarde voor de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie, en is het geen primaire taak van een universiteit om inlich-tingenactiviteiten te onderkennen. (EB)

Monitor: hbo’ers steeds

mobielerSteeds meer hbo-studenten volgen een deel van hun opleiding in het buitenland. Dat blijkt uit de Internationaliseringsmonitor van het onderwijs in Nederland 2009. De ‘studiepuntmobiliteit’ onder universi-taire studenten neemt juist af. De Internationaliseringsmonitor baseert zich voor deze cijfers op een enquête onder afgestudeerden. Die krijgen de vraag of zij tijdens hun studie in het buitenland zijn geweest voor stage of een ander onderdeel van hun opleiding. Onder wo-afgestudeerden was dat in 2003–2004 bij 36 procent het geval, vier jaar later was dat 26,6 procent. Onder hbo-afgestudeerden stijgt het percentage met buitenlandervaring al enkele jaren licht. In 2007–2008 – de meest recente cijfers – was het 21,5 procent. “De mobiliteit van hbo- en wo-studenten groeit naar elkaar toe”, zegt Eric Richters, Nuffic-beleidsmedewerker en coördinator van de Internationaliseringsmonitor. Voor het hoger onderwijs als geheel bleef het percentage met 23,1 procent stabiel.De populariteit van een hele studie in het buitenland – diplomamobiliteit – nam in 2006–2007 voor het derde achtereenvolgende jaar toe. De groei was wel minder groot dan in 2004–2005 en 2005–2006. Het effect van de meeneembare studiefinanciering, die in 2007 werd ingevoerd, is in de cijfers nog niet zichtbaar. (AS)

Hotelschool Maastricht betaalt

studenten terug

Foto

: Mik

kel Ø

ster

gaar

d/H

H

transfer | september 2010 | 5

Een nanotechnoloog aan het werk.

‘ TU’s zijn geen verlengstuk

van de AIVD’

Page 6: Transfer 1, jaargang 18

Nieuwe Neso China start in

oktober Neso China gaat in oktober opnieuw open. Een Memorandum of Understanding, dat de Nuffic eind juni ondertekende met een nieuwe Chinese partner, maakt dit mogelijk. Ook is inmiddels onderdak gevonden voor het nieuwe kantoor.De Nuffic gaat in China samenwerken met de China Education Association for International Exchange (CEAIE). Deze organisatie, gelieerd aan het Chinese ministerie van Onderwijs, heeft 160 Chinese univer-siteiten als lid. De Nuffic is de eerste onderwijs-organisatie die met de CEAIE een kantoor opent.De Neso in Beijing moest in juni dicht, omdat de samenwerking met het Chinese Service Center for Scholarly Exchange na negen jaar werd beëindigd. Daarmee viel de juridische basis voor de vestiging van het onderwijssteunpunt weg. Organisaties zoals de Nuffic mogen zich volgens Chinese regels niet zelfstandig in China vestigen. De tijdelijke sluiting leidde tot veel onbegrip bij onderwijsinstellingen. Mede omdat de Nuffic tegelijkertijd besloot de afgifte van het Neso-certificaat, dat Chinese studenten nodig hebben om in Nederland te kunnen komen studeren, voortaan in Den Haag te gaan doen. De angst bestond dat dit de inkomende mobiliteit uit China zou belemmeren. Maar volgens de Nuffic zijn er ten opzichte van vorig jaar zelfs meer certificaten afgegeven. (EB/AS)

Buitenlands nieuws

Meer ruimte voor Engels in Vlaams hoIn het Vlaamse hoger onderwijs komt meer ruimte voor het gebruik van andere talen dan het Nederlands. Dat is een onderdeel van de hervormingen waartoe de Vlaamse rege-ring heeft besloten. Ook worden honderden miljoenen extra geïnvesteerd in hoger onderwijs, wetenschap en innovatie. Vlaamse bacheloropleidingen mogen voortaan voor dertig in plaats van achttien studiepunten in een andere taal zijn, bijvoorbeeld Engels. Voor masters is er geen beperking, maar geldt wel de voorwaarde dat de opleiding ergens in Vlaanderen ook in het Nederlands kan worden gevolgd.Vlaanderen wil verder toezien op de kwaliteit van de gebruikte vreemde taal. Schrikbeeld zijn ‘Nederlandse toestanden’. Onderwijs zou hier vaak in ‘Dunglish’ worden gegeven in plaats van in correct Engels. Vlaanderen moet voorkomen dat er ‘Flenglish’ ontstaat, zoals De Standaard het formuleerde. (AS)

Australië waarschuwt buitenlandersEr liggen heel wat belagers op de loer als buitenlandse student George zich in het donker, luisterend naar zijn iPod, een laptop bij de hand, van de universiteit naar huis begeeft. Maar het loopt goed af met de nietsvermoe-dende hoofdrolspeler in het animatiefilmpje dat onderdeel is van de Australische digitale campagne Think before (www.thinkbefore.com). Die campagne moet internationale studenten bewust maken van veiligheidsrisico’s in Australië. De politie geeft tips in veertien – vooral Aziatische – talen om gevaarlijke situaties te vermijden, zoals het kiezen voor voldoende verlichte (om)wegen. Ook het nationale alarm-nummer komt prominent naar voren in de campagne. Het afgelopen jaar kwam studeren in Australië in een negatief daglicht te staan door verschillende geweldsincidenten met vooral Indiase slachtoffers. (AS)

Animo voor VS groeit minder snelHet aantal buitenlandse studenten dat een opleiding volgt in de Verenigde Staten, stijgt minder snel dan voorheen. Dat stelt de National Science Foundation (NSF) op basis van gege-vens over studentenvisa van vorig najaar. De economische crisis wordt als oorzaak genoemd. Afgelopen herfst stonden 3 procent meer buitenlandse studenten ingeschreven aan Amerikaanse instellingen dan in het najaar van 2008. De jaren daarvoor was de groei nog 3,7 en 4,3 procent. De NSF concludeert dat de verwachting uitkomt dat de financiële crisis negatieve gevolgen heeft voor de studentenmobiliteit. Instellingen nemen minder studenten aan en hebben minder geld beschikbaar voor beurzen. Ook zijn vreemde valuta in waarde gedaald ten opzichte van de dollar en is collegegeld gestegen. (AS)

| september 2010 | transfer6

Foto

: AFP

Chinese studenten kunnen binnenkort

weer bij een Neso in Beijing terecht.

Page 7: Transfer 1, jaargang 18

Afgelopen juni sloot demissionair staatssecretaris Van Bijsterveldt de instelling op basis van een vernie-tigend inspectierapport. Daaruit blijkt dat sinds 2006 er geen studenten meer zijn afgestudeerd, en dat het onderwijs, de bedrijfsvoering en de financiële huis-houding niet aan wettelijke eisen voldeden. Het afge-lopen studiejaar volgden 150 studenten uit voorna-melijk India, Nepal en Pakistan een bachelor opleiding of een pre-course bij EUPE. Zij konden in juni hun biezen pakken. Had dit voorkomen kunnen worden? EUPE heeft al sinds 2006 een dubieuze reputatie. De inspectie schreef in 2006 en 2007 rapport na rapport over de ‘zorgwekkende’ situatie in Den Haag. Minister Plasterk kon daardoor begin 2007 de erkenning van de instelling intrekken, maar gaf EUPE toch een kans. In deze ‘verbeterperiode’ mochten er geen nieuwe studenten worden aangetrokken.

Tegelijkertijd vroeg EUPE accreditatie aan voor haar Bachelor of Business Administration omdat deze verlopen bleek te zijn. De accreditatie vond plaats in ongewone omstandigheden, daar werd het accreditatie panel goed over ingelicht, zegt Leendert Klaassen, bestuurslid van accreditatieorganisatie NVAO en destijds betrokken bij dit dossier.

KeerpuntHet accreditatiepanel kreeg bij EUPE niet alle les materialen te zien, bevond een aantal leslokalen niet geschikt voor onderwijs en zag zeven scrip-ties van oud-studenten waarvan er drie niet aan de eisen voldeden. Maar, vond het panel, EUPE voldeed aan de basiskwaliteit. De NVAO voelde nattigheid en nodigde het panel uit voor een gesprek. “Dat is ongebruikelijk”, zegt Klaassen. Toch wist het panel de NVAO te overtuigen en er werd geen verificatie-panel gestuurd. Klaassen: “Er waren voldoende aanknopingspunten om te zeggen dat de basis-kwaliteit bij EUPE behaald werd. Achteraf denk je natuurlijk: hadden we dat verificatiepanel toch niet moeten sturen?” De accreditatie leek een keerpunt voor EUPE. De instelling voldeed daardoor aan de Gedragscode Internationale Student en kon weer studenten gaan werven.Volgens Klaassen lag het keerpunt al eerder, name-lijk toen de discussie werd gevoerd over het moge-lijk intrekken van de aanwijzing in 2007. Toen de inspectie in september 2007 “geen ernstige tekort-komingen” meer aantrof, besloot de minister de instelling open te houden. Ondanks dat de inspectie geen verificatie had kunnen doen naar de kwaliteit van de werving van nieuwe studenten, omdat tijde-lijk geen studenten werden geworven.De Onderwijsinspectie, de NVAO en het ministerie van Onderwijs hebben de afgelopen jaren bovenop deze zaak gezeten. Hoe kon EUPE steeds weer het voordeel van de twijfel krijgen? Voor Klaassen is de kous nog niet af: “Ik vraag me af, moeten we onze instrumenten niet beter op elkaar afstemmen?”

elleke bal

Lees op www.transfermagazine.nl in het dossier European University

hoe het de studenten van EUPE vergaat.

EUPE kreeg steeds voordeel van de twijfel

Sinds 2006 werd de European University for Professional

Education (EUPE) in de gaten gehouden, maar de

Haagse hbo-instelling kreeg steeds het voordeel van de

twijfel. Nu staan er 150 studenten op straat, zonder

studiepunten en duizenden euro’s aan collegegeld lichter.

transfer | september 2010 | 7

a c t u e e lFo

to: I

stoc

kpho

to

Page 8: Transfer 1, jaargang 18

Ontwikkelingssamenwerking is in Nederland

bedroevend slecht georganiseerd.

Een betere organisatievorm zal ertoe leiden dat met

minder geld meer kan worden bereikt, denkt Jan Donner.

Volgens de voorzitter van het honderdjarige Koninklijk

Instituut voor de Tropen mag er best wat worden

bezuinigd op het ontwikkelingsbudget.

j a n d o n n e r ,

v o o r z i t t e r r a a d v a n b e s t u u r

t r o p e n i n s t i t u u t

‘Het is apekool dat Nederland efficiënt werkt’

Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam-Oost straalt grandeur uit. Het imposante gebouw weerspiegelt de rijke koloniale geschiedenis van Nederland, maar is ook ruim voorzien van deco-raties en symbolen uit andere culturen. Het interna-tionale kenniscentrum met een museum en theater viert dit jaar zijn honderdjarig bestaan. En ook al ligt ontwikkelingssamenwerking zwaar onder vuur, voorzitter van de Raad van Bestuur Jan Donner heeft een rotsvast vertrouwen in de toekomst van zijn instituut.Sterk punt is volgens hem dat het KIT werkzaam is in zowel de publieke als de private sector. “We kijken kritisch naar de markt, maar benutten die ook.” Dat is vanaf het begin zo geweest. Overheid en bedrijfs-

| september 2010 | transfer8

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 1, jaargang 18

leven richtten het koloniaal instituut in 1910 op om de industrie en nijverheid in de koloniën te bevor-deren en kennis over de tropen op te doen. “We zijn een vereniging met individuele leden en met leden uit bedrijfsleven en overheid”, benadrukt Donner. “We zijn ondernemers, maar weten ook hoe we de overheid tevreden moeten houden. En we staan met onze voeten in de klei. We werken in zestig landen. En dat zijn morgen weer andere landen dan vandaag.”“Andere organisaties redeneren vanuit charitas, het KIT redeneert vanuit kennis, expertise en gedeeld eigenbelang”, constateerde Rudy Rabbinge, voor-zitter van de raad van commissarissen, dit jaar tijdens een van de vieringen van het honderdjarig bestaan.

Foto

: Hen

riett

e G

uest

Nederland wachten zware bezuinigingen. Ontwikkelingssamenwerking zal daarbij niet buiten schot blijven. Toch maakt Donner zich vooralsnog niet al te veel zorgen over het budget voor deze sector. Sterker nog: wat hem betreft kan en mag er best worden bezuinigd. "Er gaat veel geld om in ontwikkelingssamenwerking, zonder dat we weten waaraan we dat geld moeten besteden. We hebben last van bestedingsdruk. Nederland heeft een enorme drive om de diaconie te bedrijven. We moeten en zullen 0,8 procent van het bruto nationaal product uitgeven. Dat is een doel op zich geworden. Organisaties gaan zoeken waaraan ze hun geld kunnen uitgeven. En dat zijn lang niet altijd de goede doelen.” Hij kan zich dan ook vinden in het oordeel van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat ontwikkelingshulp vergelijkbaar is met een schot confetti: goed bedoeld maar zelden in de roos. “Maar”, nuanceert hij, “we moeten niet doen of het in andere sectoren anders is. In de gezondheidszorg wordt echt niet minder geld verspild. Maar dat gaat over onszelf, dus dat willen we liever niet weten. En in de Vogelaarwijken wordt nog meer geld verbeu-zeld. Het idee heerst dat in Nederland zo efficiënt wordt gewerkt, maar dat is apekool.”

ToekomstvisieHet stoort hem dat het debat bijna alleen over geld gaat. Veel belangrijker vindt Donner het dat er nu snel een toekomstvisie op ontwikkelingssamenwer-king wordt geformuleerd. “Minister Koenders noch de WRR is daarin geslaagd”, stelt hij. “We moeten vaststellen wat we met ontwikkelingssamenwerking willen bereiken en hoe we dat organiseren. Als dat is gebeurd, denk ik dat we met minder geld meer kunnen bereiken. Want de organisatie van ontwikke-lingssamenwerking is echt bedroevend. De overheid heeft tal van programma’s gefinancierd waardoor er veel kleine organisaties konden ontstaan die allemaal bestedingsmogelijkheden zoeken.”Donner verwacht dat, mede door het WRR-rapport, de organisatie van ontwikkelingssamenwerking op de schop gaat en er minder geld beschikbaar wordt gesteld. Het KIT, met zo’n vierhonderd medewerkers, zal daar weinig van merken, schat hij in. “Wij hebben geen last van bestedingsdruk omdat we een aantal activiteiten hebben waar we vervolgens geld bij gaan zoeken. Tot nu toe is dat nooit moeilijk geweest. We ontvangen geen basissubsidie van de Nederlandse overheid, maar voeren opdrachten voor haar uit. En

transfer | september 2010 | 9

Page 10: Transfer 1, jaargang 18

minstens de helft van onze omzet komt van organisa-ties als de Wereldbank, de EU, nationale overheden, het bedrijfsleven en burgers.”

Vies woordVerder is het volgens Donner een misvatting dat het KIT er vooral is voor ontwikkelingslanden. "Doordat wij veel kennis over andere landen verzamelen, maken we die toegankelijker voor Nederland. We brengen ons geld voor Nederland net zo goed op als voor andere landen.”Het kritische WRR-rapport heeft door de val van het kabinet nog niet geleid tot een regeringsstandpunt over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking. Welke weg moet er volgens Donner worden inge-slagen? “Er is altijd geroepen dat armoedebestrijding het doel van ontwikkelingssamenwerking is. Maar langzamerhand zien we dat duurzame ontwikkeling daarvoor in de plaats komt. Die twee kunnen heel goed samengaan en dat moet ook. We zien – en dat is al het begin van de toekomst – dat ondernemerschap steeds belangrijker wordt. Ook ngo’s zijn daar veel meer mee bezig. Het ophouden van de hand wordt daardoor bij hen rap minder.”Dat ondernemerschap steeds meer geaccepteerd raakt, merkt Donner ook binnen zijn eigen organisatie. “Vijf jaar geleden was dat hier een vies woord. Nu doen we het gewoon. We zijn aandeelhouder in vijf bedrijven die we hebben opgezet in landen als Mali, Mozambique en Bolivia. Dit jaar komen daar nog vijf bedrijven bij. We verzekeren boeren en ondernemers van de afname van hun producten en een inkomen op de lange termijn. Zo vindt een enorme ketenontwikkeling plaats en brengen we duurzame ontwikkeling op gang. Een aantal mede-werkers is nu bedrijfsdirecteur. Dat was een tijd geleden moeilijk voorstelbaar”, aldus Donner.

EigenbelangOok het bedrijfsleven moet nog veel meer worden betrokken bij ontwikkelingssamenwerking, vindt de bestuursvoorzitter. Hij heeft daarmee goede ervaringen. “Elsevier Science Publishers heeft ons bijvoorbeeld toestemming gegeven om abon-nementen gratis ter beschikking te stellen aan de tweehonderd bibliotheken waarmee wij samen-werken in ontwikkelingslanden. Die steunen daar in belangrijke mate op. We werken ook nauw samen met Nederlandse banken om ervoor te zorgen dat

arme boeren in ontwikkelingslanden hun rekeningen betaald krijgen. Naast microkrediet is ook micro-facturering belangrijk.” Maar ook eigenbelang hoort volgens Donner thuis in een toekomstvisie op ontwikkelingssamenwerking. “Het is belangrijk om Nederland als kennisland in de etalage te zetten. We verdienen 70 procent van ons nationaal inkomen in het buitenland. We moeten daarom veel investeren in de zichtbaarheid van ons land en laten zien op welke terreinen we uitblinken.”Ondanks zijn kritiek op een aantal facetten van ontwikkelingssamenwerking, is Donner positief over de ontwikkelingsprogramma’s in het Nederlandse hoger onderwijs, die worden beheerd door de Nuffic. “Het NFP (beurzenprogramma voor studenten uit ontwikkelingslanden, red.) moet hoe dan ook over-eind worden gehouden en liefst uitgebreid”, vindt hij.

Verrekte moeilijkHet KIT verzorgt een aantal geaccrediteerde master-programma’s op het gebied van onder meer gezond-heidszorg. “Dit jaar hebben we 68 masterstudenten uit veertig landen. We weten zeker dat ze teruggaan en in hun eigen organisatie goed terechtkomen. Vaak stijgen ze daarna snel door in de hiërarchie en geven ons feedback over wat in hun land gebeurt. Ook het

NICHE-programma, gericht op capaciteitsopbouw, is goed. Want een land zonder goed functione-rende universiteiten zal het verrekte moeilijk krijgen om zijn economie aan de gang te krijgen.”Uiteraard zal er over honderd jaar

binnen het KIT het nodige veranderd zijn. Maar bestuursvoorzitter Donner is ervan overtuigd dat een brede internationale kennisinstelling als de zijne ook dan nog bestaansrecht heeft. “We dragen bijvoorbeeld eraan bij dat erfgoed in arme landen behouden blijft, zodat de bewoners trots kunnen zijn op hun eigen cultuur. En neem het thema verwaarloosde ziekten, zoals leptospirose en leishmania. Met de door ons ontwikkelde diagnostica kunnen miljoenen patiënten worden opgespoord. Het is essentieel dat deze exper-tise behouden blijft. Over tien jaar zijn er weer andere ziektes. De wereld wordt er niet makkelijker op.”

els heuts

Het KIT organiseert tal van activiteiten in het kader van het

honderdjarig bestaan. Kijk voor het uitgebreide programma op

www.kit.nl/100

| september 2010 | transfer10

“Ook in de gezondheidszorg

wordt veel geld verbeuzeld”

Page 11: Transfer 1, jaargang 18

Nieuwe bekostigingsregels remmen mobiliteit

Studenten die voor studie of stage naar het buitenland gaan en op de teldatum niet staan ingeschreven

bij de gemeentelijke basisadministratie, worden vanaf 2011 niet meer bekostigd. Opleidingen met een

actief buitenlandbeleid kunnen daardoor heel wat geld mislopen.

Volgens het nieuwe bekostigingsstelsel moet een student voldoen aan het woonplaatsvereiste, wil een instelling voor hem of haar bekostiging ontvangen. Dat houdt in dat hij woonachtig moet zijn in de Benelux of de Duitse Bondstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen. Wie op de teldatum niet voldoet aan deze eis, wordt niet bekostigd. De categorie waar het om gaat zijn thuiswonende studenten, die aan het begin van het studiejaar naar het buitenland vertrekken. In de meeste gevallen willen zij dan een uitwonende beurs ontvangen. Om daarvoor in aanmerking te komen moeten ze zich bij hun gemeente uitschrijven en daardoor voldoen ze op de teldatum (30 september) niet aan het woon-plaatsvereiste. Bij studenten die na deze peildatum de grens over gaan, speelt dit probleem niet. Vooral in het hbo, waar veel studenten nog thuis wonen, kan dit een remmende werking hebben op de mobiliteit. Een aantal hogescholen uitte daarom voor de zomer hun zorg hierover in het hogeschoolbrede internationaliseringsoverleg. Volgens voorzitter

Wessel Meijer, tevens hoofd internationalisering bij Fontys Hogescholen, gaat het om een onbedoeld effect van het nieuwe bekostigingsstelsel. De finan-ciële gevolgen kunnen echter groot zijn. Bijvoorbeeld voor opleidingen waar 30 tot 40 procent van het cohort in het eerste semester naar het buitenland vertrekt. Per hbo-student ontvangt een instel-ling 4.400 euro. Sommige opleidingen overwegen daarom hun studenten later weg te sturen of een ontmoedigingsbeleid te gaan voeren.

Negatieve prikkelMeijer heeft een grove schatting gemaakt om het probleem inzichtelijk te maken. Volgens cijfers van de Nuffic gaan er jaarlijks zo’n 30.000 studenten voor studiepuntmobiliteit naar het buitenland. Daarvan gaat de helft, 15.000 studenten, in het eerste semester. Zo’n 20 procent van die categorie vertrekt na 30 september. Van de resterende 12.000 zal meer dan de helft zich niet bij het GBA uitschrijven omdat zij al uitwonend zijn of geen recht hebben op studiefinanciering, schat Meijer. Op basis van die berekening komt hij voor het hele hoger onderwijs op zo’n 5.000 studenten waarvoor geen bekostiging meer wordt ontvangen met ingang van het studiejaar 2011/2012. Meijer heeft daarover contact gehad met het ministerie. “Het probleem is daar bekend en er wordt naar een oplossing gezocht”, vertelt hij. De VSNU stuurde al in 2008 een brief naar het minis-terie waarin gewezen werd op de negatieve prikkel van het nieuwe bekostigingsstelsel voor internatio-nalisering. En ook de HBO-raad trok aan de bel. ‘We kennen het probleem”, bevestigt een woord-voerder van het ministerie. “In september hebben we hier overleg met de koepels over.” Het nieuwe bekos-tigingsbesluit treedt per januari 2011 in werking. Er is dus nog tijd om een oplossing te vinden.

els heuts

Foto

: Ist

ockp

hoto

11transfer | september 2010 | 11

a c t u e e l

Page 12: Transfer 1, jaargang 18

b u i t e n l a n d s e s t u d e n t i n t e g r e e r t b e t e r v i a s t u d i e

Om de kloof tussen Nederlandse en internationale studenten te dichten, hebben instellingen jarenlang

gehamerd op sociale integratie. Maar buitenlandse studenten blijken veel meer behoefte te hebben aan

academische integratie: aan succesvol meedraaien en samenwerken op studiegebied. Daar valt nog veel

te verbeteren, blijkt uit onderzoek van Transfer.

Liever een college dan een barbecue

Foto

’s: H

enrie

tte

Gue

st

| september 2010 | transfer12

a c h t e r g r o n d

Studenten van de TU Delft werken tijdens

de introductie aan een miniproject.

Page 13: Transfer 1, jaargang 18

Liever een college dan een barbecueals we uitgingen, praatten haar vrienden in hun moedertaal. Ik merk hetzelfde op de universiteit: in de collegezaal spreekt iedereen Engels, daarbuiten Nederlands.”Het is een ervaring die velen met hem delen. Transfer sprak ruim twintig buitenlandse studenten voor een onderzoekje naar hun ervaringen, wensen en verwachtingen op integratiegebied. Deze studenten willen allemaal dolgraag meer contact met Nederlanders. Toch is dat niet per definitie wat ze zich vooraf van hun tijd in Nederland hadden voor-gesteld. “Ik verwachtte niet veel met Nederlanders in contact te komen”, zegt Stefanov. “Het leek me lastig om vrienden te maken in een vreemd land waar ik de taal niet sprak. Ik voel me ook geen moment onge-wenst als ik tussen een groepje Nederlanders zit en ze praten in hun eigen taal. Ik vind het vanzelfspre-kend.”Studiegenoot Gábor Majdán (24) uit Hongarije beaamt dat. “In mijn land spreekt bijna niemand Engels. Daar is de scheiding tussen buitenlandse en Hongaarse studenten groter. Ik verwachtte dat ik helemaal geen Nederlandse vrienden zou maken.”

ToverwoordMajdán en Stefanov gaan vrijwel uitsluitend met buitenlandse studenten om, vooral met andere Oost-Europeanen. “Ik hoef niet zo nodig met Nederlanders in contact te komen”, zegt Stefanov. Ook het lidmaat-schap van een studentenvereniging mist hij niet. Een minderheid van de ondervraagden had van tevoren wel gehoopt met Nederlanders in contact te komen. Zoals de Engelse Katie Donaghy (20). “Anders had ik ook op een willekeurige andere plek kunnen gaan studeren”, zegt de bachelorstudente sociology en human geography aan de Roosevelt Academy in Middelburg. Elisabete Gomes Rodrigues (24) uit Portugal, die international livestock production studeert aan de Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten, is teleurgesteld omdat ze naar eigen zeggen nergens met Nederlanders in contact komt. “We leven in gescheiden werelden. Ik voel me daardoor niet welkom.”Maar of de studenten nu wel of geen hoge verwach-tingen hadden, ze benadrukken stuk voor stuk dat ze hun studie veel belangrijker vinden dan sociale

Goed contact krijgen met Nederlanders is welhaast een mission impossible, stelt Hristo Stefanov (25) na twee jaar studeren in Nederland. “Ik heb een Nederlandse vriendin gehad en ik dacht dat het daar-door makkelijker was om me onder Nederlanders te begeven”, vertelt de Bulgaarse masterstudent business informatics (Universiteit Utrecht). “Maar

transfer | september 2010 | 13

Page 14: Transfer 1, jaargang 18

Foto

: Car

o Bo

nink

begrijpen en zo betere studieresultaten behalen.Recent onderzoek ondersteunt die opvatting. “Sociale integratie heeft geen invloed op studiepres-taties. Academische integratie bepaalt het succes van buitenlandse studenten”, zegt Bart Rienties, onder-zoeker E-learning aan de Universiteit Maastricht. Hij onderzocht de integratie van buitenlandse studenten in Nederland. “Als instellingen veel focussen op sociale aspecten, bezorgen ze studenten misschien een goed gevoel en leuke vrienden. Maar vrienden maken ze vaak toch wel. Ze zijn hier gekomen voor hun diploma.” Onder academische integratie wordt in de weten-schappelijke literatuur onder meer verstaan of studenten begrijpen wat de docent bedoelt en wat de lesstof behelst. Weten studenten wat er van ze wordt gevraagd bij groepswerk? Ook persoonlijke en emo tionele aanpassingen spelen een rol. Hoeveel stress levert de integratie op? Tot slot is van belang welke binding studenten hebben met de instelling waar ze studeren.Over de academische integratie zijn de buitenlandse studenten niet te spreken. “Ik werk nooit samen met Nederlandse studenten tijdens college”, zegt Gomes Rodrigues. Ze begrijpt niet waarom daar niet meer aandacht voor is. Veel andere studenten hebben dezelfde ervaring. “Als er vrijwillig groepen worden gevormd, zijn er altijd Nederlandse en buitenlandse groepen”, zegt Majdán. Sommige docenten hebben het samenstellen van groepen daarom overgenomen. Zij delen de studenten nu in gemengde groepen in. En dat werkt. “Doordat we verplicht in een groep samenwerkten, kreeg ik ineens contact met Nederlandse studenten”, aldus Majdán. “We spreken elkaar nu ook buiten de collegezaal. Ik wil daarom graag dat docenten altijd groepen gemengd samen-stellen.”

contacten opdoen. Sociale integratie was voor universiteiten en hogescholen lange tijd het toverwoord als het erom ging buiten-landse en Nederlandse studenten dichter bij elkaar te brengen. Het idee was dat groeps-barbecues en andere gezellige activiteiten niet alleen de sfeer bevorderden, maar ook de studieresultaten van de buitenlanders verbe-terden. Het effect van alle pogingen was vaak mager: vriendschappen

kwamen niet veel makkelijker van de grond, zeggen de studenten. “Zelfs als een feest was bedoeld om de scheiding tussen de twee groepen te doorbreken, lukte dat niet. Het is gewoon zo dat slechts een aantal Nederlanders contact met buitenlanders wil. De meesten interesseren zich niet voor ons”, zegt Gomes Rodrigues.

Academische integratieUit de gesprekken die Transfer voerde met buiten-landse studenten, blijkt dan ook dat zij weinig heil zien in nog meer sociale activiteiten om de integratie te bevorderen. Veel liever willen ze meer aandacht voor academische integratie. Nederlandse instel-lingen zouden zich volgens hen moeten inspannen om te zorgen dat buitenlandse studenten met verschillende culturele achtergronden zich in de collegezaal thuis voelen, de lesstof en de methode

| september 2010 | transfer14

In de stralende zon slaat

Alexander Nuer op zijn grote

trommel. Studenten kijken ver-

baasd op. Een aantal beweegt

mee op het aanstekelijke ritme.

De Ghanese student internatio-

nal development studies heeft in

Wageningen zijn draai gevonden.

Dat heeft wel even geduurd. De

eerste vier maanden van zijn

verblijf in Nederland kwijnde

Nuer weg op zijn kamer. “In

Ghana worden bezoekers snel

uitgenodigd bij mensen thuis.

Dat gebeurde mij helemaal niet.

Ik kreeg het gevoel dat mensen

mij niet mochten.”

Na een paar maanden kwam hij

erachter dat Nederlanders wel

degelijk in hem geïnteresseerd

waren. Ze zetten alleen zelden

de eerste stap in het contact.

Nuer nam daarom zijn trommel

mee naar de campus. “Dat breekt

het ijs.” Samen met een aantal

andere buitenlandse studenten

startte hij ook de ‘international

kitchen’, waarbij studenten

gerechten uit hun eigen land

koken voor een groep. De inter-

national kitchen is ook populair

onder Nederlanders.

Volgens de Tilburgse hoog-

leraar Cross-Cultural Psychology

Fons van de Vijver is dit soort

initiatieven belangrijk en moet

er zeker aandacht voor blijven,

ook als instellingen zich meer

op academische integratie gaan

richten. (RV)

“ h e t l e v e n i s m e e r d a n l e r e n a l l e e n ”

Page 15: Transfer 1, jaargang 18

In het voorbeeld van de Hongaarse student bleek sociale integratie dus bereikt te worden via acade-mische integratie. Het onderzoek van Rienties wijst dat ook uit. “Nederlandse en buitenlandse studenten leren elkaar zo beter kennen en hebben daardoor buiten de collegezaal automatisch ook meer contact”, zegt hij. “Bovendien helpt gemengd groepswerk studenten ook om met culturele verschillen om te gaan. Nederlanders werken in een groep pro-actiever dan Chinezen. Die kunnen van de Nederlandse houding leren.” Op hun beurt kunnen de Nederlanders weer leren van de buitenlanders, die vaak harder werken. Er zijn natuurlijk ook valkuilen. Zo kunnen Chinezen door de actieve houding van de Nederlanders wat wegvallen in een werkgroep. Intercultureel bewustzijn in de collegezaal is daarom van groot belang. Studenten geven aan dat daaraan nog veel kan worden verbeterd. Zo ervaren veel buitenlandse studenten die Transfer sprak, Nederlandse docenten als te direct. “Ik maakte een verkeerde berekening en de docent zei tegen mij dat ik er niets van bakte. Ik kom uit Duitsland en daar zijn docenten ook redelijk direct. Toch schrok ik. En een Vietnamese studente schrok nog meer dan ik”, zegt Allan Pluschkell (24), student international food business aan de Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten.Pluschkells ervaring geeft aan hoe lastig het voor docenten is om met verschillende culturen om te gaan. “Studenten mogen geen gezichtsverlies lijden”, is een stelregel van Fons van de Vijver. Hij is hoog-leraar Cross-Cultural Psychology aan de Universiteit van Tilburg. Volgens Van de Vijver zijn er nu eenmaal verschillende culturele verwachtingspatronen en dient een docent daar rekening mee te houden wanneer hij voor een internationaal samengestelde groep staat. “Dat doen we in Nederland weinig.”

Pittige discussieEen essentieel onderdeel van succesvolle academi-sche integratie en intercultureel bewustzijn is dat studenten weten wat er van ze wordt verwacht. Dat kan volgens de studenten die Transfer sprak, duide-lijker worden aangegeven. Zo had Deryk Luzinda (24) uit Uganda graag van tevoren gehoord of het in Nederland toegestaan is een docent tegen te spreken. “Ik was het onlangs oneens met mijn docent. We hadden een pittige discussie”, vertelt de student international business and management studies

(Hogeschool van Amsterdam). “In mijn land spreek je een docent niet tegen. Ik was dan ook bang dat hij boos zou worden. Maar hij complimenteerde mij achteraf met mijn overtuigende argumentatie.”Luzinda heeft nog een voorbeeld van een geval waarin hij graag eerder had willen weten wat precies de bedoeling was. “In Uganda is het gebruikelijk om tijdens de les veel te praten, om te tonen wat

je allemaal weet. Bij tentamens schrijf je daarom lange antwoorden, waarin je je kennis etaleert. Maar in Nederland moet een student zich juist tot de essentie beperken. Het duurde een tijd voordat ik dat doorhad.”De studenten die Transfer sprak, hebben inmiddels in de praktijk het nodige opgestoken. Maar nu een nieuw studiejaar is begonnen, staan

weer duizenden nieuwe buitenlandse studenten voor de deur. Met vermoedelijk dezelfde vragen, wensen en verwachtingen. Het lijkt raadzaam dat Nederlandse instellingen zich bij hun pogingen om deze studenten goed te laten integreren, niet primair richten op barbecues, feesten en andere sociale activi-teiten. Een speciaal college met uitleg hoe studenten zich in de Nederlandse studieomgeving gedragen, of een cursus intercultureel bewustzijn voor docenten, heeft misschien meer effect.

robert visscher

transfer | september 2010 | 15

Ook in andere landen kampen buitenlandse studenten

met aanpassingsproblemen binnen en buiten de college-

zaal. “In België, Duitsland en Engeland spelen dezelfde

problemen als bij ons", zegt cross-cultureel psycholoog

Fons van de Vijver. Hij vindt dat instellingen een voorbeeld

kunnen nemen aan de aanpak op Amerikaanse universi-

teiten. “Die hebben vaak een professioneel systeem van

studiebegeleiding en -advies voor buitenlandse studen-

ten. Een aantal Nederlandse universiteiten gaat de goede

richting op. Zoals Wageningen, die een professionele

Engelse website heeft. Wageningen doet buitenlandse

studenten er niet bij, die zijn core-business. Ook initiatie-

ven als een buddysysteem, waarbij ouderejaars nieuwe

buitenlandse studenten wegwijs maken, zijn een stap

voorwaarts.” (RV)

a m e r i k a a l s v o o r b e e l d

“Doordat we verplicht in

een groep samenwerkten,

kreeg ik ineens contact met

Nederlandse studenten”

Page 16: Transfer 1, jaargang 18

a c t i e f b e l e i d b o e k t e n o r m e r e s u l t a t e n

Artsen in spe zijn echte buitenlandgangers geworden

Volgens de nieuwe mobiliteitsmonitor van de Nuffic, die vorige maand verscheen, is het percen-tage universitair afgestudeerden dat tijdens de studie internationaal mobiel was, de afgelopen jaren opnieuw afgenomen. Maar die trend geldt niet voor geneeskundestudenten. Die gaan de laatste jaren juist steeds vaker voor studie naar het buitenland. Dat terwijl de mobiliteit van medisch studenten aanvankelijk maar slecht op gang kwam, verge-leken bij andere vakgebieden. Dat was in 1987 reden voor de decanen van de medische faculteiten om een landelijk overlegorgaan internationalisering in te stellen. Het idee achter internationalisering bij geneeskunde is dat studenten kennis kunnen maken met andere gezondheidszorgsystemen en culturen, en dat artsen in hun beroep worden geconfronteerd met patiënten van buitenlandse komaf en import-ziekten.

Op een rijNiemand had in die jaren kunnen vermoeden hoeveel geneeskundestudenten vandaag de dag de grens over gaan. Voor Transfer zetten de internationaliseerders van de medische faculteiten, die nog altijd twee keer per jaar bijeenkomen, hun cijfers op een rij. Die cijfers tonen dat bij geneeskundeopleidingen in Nederland gemiddeld 50 procent van de studenten een gedeelte van de studie in het buitenland volgt. Dat percentage ligt ver boven het landelijk gemiddelde: minder dan 20 procent van de Nederlandse studenten gaat op dit moment voor studie of stage de grens over.Voor de internationaliseerders zijn de cijfers een tast-baar resultaat van hun werk. Vorig jaar een nieuwe deal gesloten met een partner in Tanzania? Dit jaar meteen vijftien studenten daarnaartoe voor een aantal maanden stage. Er wordt constant gezocht naar uitbreiding van het aanbod. Tijdens het landelijke overleg bespreken de coördinatoren onder meer of

de universiteiten elkaar in het buitenland niet in de weg zitten bij het aangaan van partnerschappen en helpen ze elkaar met het zoeken van partners. En steeds vaker laten de medische faculteiten studenten in verschillende fases van hun studie vertrekken, wat voor de faculteiten veel planning vergt. Zo kunnen de studenten naar het buitenland voor onderwijs, weten-schappelijk onderzoek of een co-assistentschap. Soms moet per student worden bekeken hoeveel studie-punten een buitenlandverblijf oplevert.Bij geneeskunde wordt veel geïnvesteerd in interna-tionalisering, dat valt op. Alle faculteiten geven hun studenten beurzen mee. Bij het Erasmus Medisch Centrum is bijvoorbeeld voor iedere student die naar het buitenland wil, 1.250 euro aan subsidies beschik-baar. Simone Hoogakker, coördinator internationa-lisering in Rotterdam: “Ook besteden we sinds een aantal jaar meer aandacht aan promotie, voorlich-tingsbijeenkomsten en de website. En we hebben een speciaal spreekuur waar studenten terechtkunnen met vragen.” Op diverse faculteiten wordt benadrukt dat er vooral de afgelopen vier jaar meer aandacht wordt besteed aan promotie. “Maar dat de uitgaande mobiliteit goed loopt is ook inherent aan het vak”, nuanceert Ina ten Have, hoofd international office bij het Academisch Medisch Centrum Amsterdam. “De geneeskunde is universeel.”

Jaloerse blikWaarom zoveel Maastrichtse geneeskundestudenten naar het buitenland gaan, legt hoofd onderwijs-bureau Pauline Vluggen uit: “De opleiding heeft een groot internationaliseringsteam binnen de afdeling onderwijszaken die alle logistieke dingen regelt. En we geven de studenten een flinke subsidie als ze weggaan.” Sommige studenten gaan daardoor zelfs twee keer naar het buitenland. Door de korte afstand

Te weinig Nederlandse studenten gaan de grens over voor studie, wordt vaak gemopperd. Maar dat

geldt niet voor geneeskundestudenten. Die vertoeven regelmatig in verre buitenlanden. Transfer sprak

met internationaliseerders van medische faculteiten over de uitgaande mobiliteit in hun vakgebied en

kreeg een inkijkje in hun mobiliteitscijfers.

a c h t e r g r o n d

| september 2010 | transfer16

Page 17: Transfer 1, jaargang 18

0 100 200 300 400 500

Leuvencohort=360

Gentcohort=180

Brusselcohort=44

Antwerpencohort=240

Rotterdamcohort=410

Maastrichtcohort=340

Nijmegencohort=330

Leidencohort=315

Groningencohort=410

Amsterdam (UvA)cohort= 350

Amsterdam (VU)cohort= 350

Artsen in spe zijn echte buitenlandgangers gewordenis het voor Maastrichtse studenten ook makke-lijk om een stage in België of Duitsland te volgen. Maastrichtse studenten blijven trouwens relatief vaak binnen Europa; bij alle andere universiteiten die geneeskunde aanbieden, zijn Afrika en Amerika de populairste bestemmingen. Sinds drie jaar hebben ook de Vlaamse medische facul-teiten zich aangesloten bij het Nederlandse overleg. Ze kijken wel eens met een jaloerse blik naar het geld dat de Nederlanders voor internationalisering over hebben. In Vlaanderen zijn er weinig mensen die zich

fulltime met internationalisering bezighouden. De uitgaande mobiliteit onder geneeskundestudenten is in Vlaanderen dan ook lager dan in Nederland (zie infographic).Volgens Hilde Groenen, van de medische faculteit in Leuven, komt dat doordat het Vlaamse curriculum traditioneler is. “Dat maakt het lastiger om een buitenlandverblijf in te bouwen.” In Leuven moeten studenten bovendien aan strenge eisen voldoen als ze naar het buitenland willen. Zo moeten ze speciale vakken zoals tropengeneeskunde hebben gevolgd als ze naar Afrika gaan, en moeten ze de taal van het land spreken waar ze naartoe willen. Voor vertrek moet de student een taaltest afleggen. “Studenten die weg willen moeten eigenlijk twee jaar van tevoren al beginnen met voorbereiden”, zegt Groenen. Ook blijkt in Vlaanderen het adagium “kwaliteit gaat voor kwantiteit” een grote rol te spelen. Studenten kunnen meestal alleen stage lopen of onderzoek doen bij partners waarvan zeker is dat ze aan de kwali-teitseisen voldoen. In Gent is er een wachtlijst voor studenten die graag naar het buitenland willen, maar niet kunnen omdat er niet genoeg plaatsen bij partners zijn. De Nederlandse medische faculteiten zijn hier wat losser in; het is hier gemakkelijker voor studenten om zelf een stageplaats in het buitenland te zoeken.

VerplichtWat de Nederlandse en de Vlaamse geneeskunde-opleidingen gemeen hebben, is hun streven naar andere vormen van internationalisering dan uitgaande mobiliteit. “Internationalisering omvat zoveel meer dan uitgaande mobiliteit. De inkomende mobiliteit is bijvoorbeeld moeilijk op gang te krijgen. Dat komt doordat het onderwijs en de patiëntenzorg vooral in het Nederlands plaatsvinden”, zegt Ina ten Have uit Amsterdam. Andere aandachtspunten zijn onder meer de aandacht voor importziekten en gezondheidssystemen in het buitenland. Toch blijft het vergroten van de uitgaande mobiliteit ook de komende jaren een belangrijk uitgangspunt op de medische faculteiten. Of de groei doorzet, hangt er volgens velen van af of bestuurders de beslis-sing durven nemen om een buitenlandverblijf voor geneeskundestudenten verplicht te stellen.

elleke bal

u i t g a a n d e m o b i l i t e i t o p l e i d i n g g e n e e s k u n d e i n n e d e r l a n d e n v l a a n d e r e n *

2006–7 2007–8 2008–9 cohort

transfer | september 2010 | 17

* Het aantal studenten dat in een academisch jaar naar het buitenland ging, gezien in verhouding tot

het aantal geneeskundestudenten dat per jaar aan deze universiteit instroomt. In Vlaanderen wordt

niet gewerkt met cohorten, in deze grafiek staat een Vlaams cohort voor de gemiddelde masterin-

stroom over de drie jaren.

Page 18: Transfer 1, jaargang 18

a l u m n u s

Toen Abdur Raashid (36) vorig jaar april voor het eerst voet op Nederlandse bodem zette, was hij verrast. Auto’s en brommers reden niet kriskras door elkaar, er werd niet permanent getoeterd en zwerfvuil ontbrak. De nette, georganiseerde manier van leven vond hij ook terug aan de opleiding bij MDF Training and Consultancy in Ede, waar hij een maand een cursus projectmanagement volgde met een Nuffic-beurs. “Ik heb in Nederland geordend leren nadenken en werken”, vertelt hij anderhalf jaar later.Die vaardigheid wierp vruchten af. “Na het behalen van mijn diploma keerde ik terug naar Bangladesh. Ik werkte voor de universiteit van Dhaka en een ngo. We wilden een project opzetten om onge-schoolde arbeiders die vanuit Bangladesh naar het Midden-Oosten gaan, te helpen. Jaarlijks vertrekken vele ongeschoolde arbeiders daarheen om een paar jaar te werken. Maar omdat ze geen opleiding hebben, verdienen ze bijna niets. Wij bedachten een project om hen vooraf te scholen, bijvoorbeeld als timmerman. Op die manier kunnen ze beter werk krijgen en verdienen ze meer. Ik had in Nederland geleerd om projectvoorstellen te schrijven. Daar heb ik toen veel aan gehad. Het project om armoede te reduceren werd aangenomen bij een Engelse ontwikkelingsorganisatie. Ik weet niet of dat was gelukt zonder de kennis die ik in Nederland heb opgedaan.”

Raashid overwoog niet in Nederland te blijven. “Mijn missie was om kennis op te doen en die te verspreiden in mijn eigen land. Bangladesh is zeer arm en ik wilde het land verder helpen.” Toch kwam er vijf maanden geleden een grote kentering in zijn leven. Raashid kreeg de kans om in Canada te gaan werken. En ondanks zijn toewijding aan zijn thuisland, greep hij die met beide handen aan. “Ik heb inmiddels een zoon; in Canada heeft hij een beter bestaan. Daarom zijn we verhuisd.”

OranjeMomenteel werkt Raashid bij winkelketen Walmart als manager. “Maar ik ben op zoek naar ander werk, bij voorkeur in de milieuwetenschappen. Zonder Nederlands diploma zou ik hier geen kans maken. Ik heb zeekunde gestudeerd in Bangladesh en milieu-wetenschappen aan het Asian Institute of Technology in Thailand. Maar die diploma’s worden in Canada niet erkend.”Raashid denkt nog vaak aan Nederland. “Mijn verblijf daar is voor mijn kennisontwikkeling en carrière heel belangrijk geweest. Ik heb niet veel Nederlandse gebruiken overgenomen. Behalve voetbal kijken. Afgelopen zomer tijdens het WK keek ik alle wedstrijden van het Nederlands elftal. We zaten thuis in het oranje voor de televisie.”

robert visscher

Een studie in Nederland kan je leven en loopbaan

een nieuwe impuls geven. Dat merken veel

buitenlanders die hier langere of kortere tijd

hebben gestudeerd. Hoe vergaat het ze nu? Transfer

praat bij met negen alumni. Abdur Raashid uit

Bangladesh werkt inmiddels in Canada.

‘Zonder Nederlands diploma

was ik hier kansloos’

| september 2010 | transfer18

Page 19: Transfer 1, jaargang 18

C O L U M NC O L U M N

Is de internationalisering van het onderwijs iets goeds? Dat is voor mij de logische vraag om te stellen wanneer me wordt gevraagd om een column over die internationalisering te schrijven. Niet dat ik graag oordelen vel, en stellige over-tuigingen heb over het goed of fout zijn van van alles. Maar ik bevraag wel graag bestaande oordelen. En het bestaande oordeel is dat de internatio-nalisering van het onderwijs goed is. Volgens mij. De meeste mensen vinden het prachtig en verstandig om niet slechts hier, maar ook elders te studeren.Dat oordeel, of die mening, komt niet uit de lucht vallen. Waarom zouden we hier de beste dingen leren die er te leren zijn? Allicht dat men in andere landen ook waardevolle zaken te leren heeft. En dus sturen we studenten daar naartoe en halen we studenten van ver weg naar hier. Bovendien leert men automatisch van het weg zijn. Zelfs al had men elders precies dezelfde colleges gegeven als hier, dan nog steeds zouden er waarde-volle lessen worden geleerd. Reden te meer onze jongens en meisjes weg te sturen.Maar klopt het? Is het echt zo dat de internatio-nalisering van het onderwijs per se goed is? Stel dat het niet om onderwijs ging maar om, laten we zeggen... kaas. Zou de internationalisering daarvan ook goed zijn? Dat hangt volgens mij af van wat er geïnternationaliseerd wordt: de bereiding van de kaas of het eten ervan.Het eten van internationale kazen is verstandig. Zo leer je meer over kaas. Je leert wat kaas óók is. Van schapen- in plaats van koeienmelk. Of gemaakt met schimmels in plaats van stremsel. Het eten van kazen van over de grens verruimt je blik en maakt in zekere zin wijs.Maar stel dat we niet het eten, maar het produceren van kaas zouden internationaliseren. Zou dat nog

steeds zo goed zijn? Ik geloof van niet. De charme van kaas zit hem juist in de lokale verschillen. In Frankrijk en Engeland zijn die verschillen enorm. In het ene dorp wordt de kaas anders gerijpt dan elders. En de koningin der kazen, de roquefort, komt uit één plaatsje in Frankrijk. Uit één grot zelfs. De enige grot waar echte roquefort vandaan komt. Je moet er niet aan denken dat door internationa-lisering de bereiding van kaas wordt gedelokaliseerd en wordt gestandaardiseerd over heel Europa. De roquefort zou niet meer bestaan, en we zouden

slechts gele, licht belegen kazen eten.De vraag blijft of we door het internationaliseren van het eten van kaas, ook de productie ervan terloops internationaliseren. Bij kaas is dat niet gebeurd – bij mijn weten. Lokale kazen worden niet aangepast aan internationale smaken. Onder het schijnbare adagium “Als men het elders niet lekker vindt, dan maar niet.” Ik hoop dat dat voor het onderwijs ook geldt. Dat men slechts het volgen van onderwijs internationa liseert, maar het geven ervan niet.Ik hoop dat die internationalisering er, metafo-risch gesproken, voor zorgt dat we nieuwe kazen ontdekken. Kazen die er elders zijn en die we nog niet kennen. Kazen die ons verrijken. In plaats van dat we, als gevolg van die internationalisering, allemaal Gouda gaan maken. Of van die gestandaar-diseerde smelt-cheddar die je op een cheeseburger vindt.

bas haring

Bas Haring is filosoof, informaticus, columnist en schrijver van

kinder boeken en populair wetenschappelijk werk. Hij is als hoog-

leraar verbonden aan de Universiteit Leiden.

Kaas en internationalisering

transfer | september 2010 | 19

Foto

: Maa

rten

Har

tman

Page 20: Transfer 1, jaargang 18

In 2004, vlak na de Amerikaanse inval in Irak, liep Laith Al-Saed zoals altijd ’s ochtends om acht uur naar zijn werk. Het was nog stil in de stad. Toen hij de straat wilde oversteken, kwam er ineens een auto hard op hem afgereden. Voordat hij het wist, lag hij op straat. Hij werd door omstanders verzorgd en belandde in het ziekenhuis. Wie hem probeerde te vermoorden is onbekend. Maar waarom, dat weet Al-Saed wel. “In de ogen van veel Irakezen was ik een collaborateur.”

i r a a k s e a c a d e m i c u s k a n 1 o f 2 j a a r i n d e l f t b l i j v e n

‘Wie samenwerkt met de Amerikanen, is een verrader’In Irak was hij als wetenschapper zijn leven niet zeker.

‘Ik was altijd bang. Ik nam iedere dag een andere route

naar mijn werk’, vertelt Laith Al-Saed. De Iraakse

microbioloog werkt sinds deze maand aan de TU Delft,

via het Scholars at Risk-project.

| september 2010 | transfer20

i n t e r v i e wFo

to: A

li A

l-Saa

di/A

FP

Iraakse soldaten bewaken

een straat in Bagdad

na een zelfmoordaanslag.

Page 21: Transfer 1, jaargang 18

Zeven jaar later leunt Al-Saed even achterover en kijkt naar de botanische tuin achter het gebouw van de afde-ling biotechnologie in Delft. Zijn nieuwe werkplek doet in niets aan Irak denken, het groen in de tuin staat in groot contrast tot de droogte in zijn thuisland. Drie maanden geleden kwam hij met zijn gezin in Delft aan. “Ik kon alleen maar denken: we zijn er, is dit een droom?” Al-Saed vond een baan in Nederland met hulp van de Amerikaanse organisatie Scholars at Risk. De stich-ting vluchteling-studenten UAF voert het Scholars at Risk-project sinds vorig jaar uit in Nederland. Naar verwachting kunnen ruim dertig bedreigde of gevluchte wetenschappers hun werk de komende drie jaar op Nederlandse universiteiten voortzetten. Op dit moment hebben wetenschappers uit Iran, Madagascar, Zimbabwe, Birma, Syrië en Bhutan hier een plaats aangeboden gekregen.

In verkeerde handenVaak is het gevaarlijk voor hen om met de pers te praten. Al-Saed was tijdens het interview met Transfer openhartig. “U mag alles opschrijven”, zei hij. Maar net voor publicatie van het interview blijken zijn omstan-digheden te zijn veranderd. Hij vraagt niet alle details openbaar te maken. Volgens het UAF kan niet worden uitgesloten dat informatie in verkeerde handen komt. Voorzichtigheid is de norm. Volgens berichten op University World News zijn sinds de val van het regime van Saddam Hoessein al meer dan duizend Iraakse academici om het leven gebracht. Nog eens driedui-zend zijn Irak ontvlucht.Al-Saed begon zijn carrière als microbioloog in 1987 in een laboratorium. “Mijn werk was vreedzaam, ik deed onder meer onderzoek naar toepassingen voor de landbouw. Het was een moeilijke tijd onder Saddam Hoessein. We mochten niet naar het buitenland en moesten uitkijken met wie we contact hadden.” Na 2003 kregen de Amerikanen de overhand in de orga-nisatie van het laboratorium. “Toch bleef ik er werken. Ik hield me daar vooral bezig met voedsel-en water-veiligheid. We dachten dat alles beter zou worden.”Dat werd het niet. Na de aanslag op zijn leven voelde Al-Saed zich niet meer veilig. “Ik nam iedere dag een andere route naar mijn werk. Ik ben het niet eens met alle aspecten van de Amerikaanse bezetting. Maar ze helpen ons wel om het land opnieuw op te bouwen. Ook ik wilde het land vooruit helpen, maar velen realiseerden zich dat niet. Ze dachten dat ik de regering probeerde te helpen, en daar zijn ze tegen. Ze houden er niet van als je een onafhankelijk man bent, er zijn politieke of religieuze groeperingen die willen dat je je

bij hen aansluit. En als je met de Amerikanen samen-werkt, word je als verrader gezien. Mijn familie vond dat het zo niet langer kon. Maar ik wilde mijn beroep blijven uitoefenen, al werd me dat bijna onmogelijk gemaakt omdat we maar twee uur per dag elektriciteit hadden. In een lab is elektriciteit onmisbaar, daarom was ik me op veldwerk gaan richten.”

BomAl-Saed woonde met zijn vrouw en vier kinderen in een wijk waar veel militanten zich ophielden. “We waren erg blij toen we konden verhuizen naar een flat in een veilige wijk. Maar juist daar raakte mijn vrouw gewond toen er een bom ontplofte. Ik was altijd bang, voor mijn eigen leven, maar ik maakte me vooral zorgen over mijn familie. Mijn kinderen konden nooit buiten spelen. Het vijfjarige zoontje van mijn broer is een keer ontvoerd. Zeven dagen is hij weg geweest. De militanten doen dit soort dingen om geld te verdienen.” In 2006, toen de situatie in Irak verslechterde, kreeg Al-Saed het voor elkaar om zijn familie naar Syrië te brengen. “Ik kon zelf niet mee, ik moest geld verdienen. Ik probeerde ons appartement te verkopen en met de opbrengst daarvan naar Syrië te gaan, maar ik raakte het huis niet kwijt. Met mijn generator ging ik het internet op, dagen en nachten zocht ik naar een baan in het buitenland.”Al-Saed hoorde over het Amerikaanse Scolar Rescue

Fund. Dat had geld voor hem, maar vroeg hem om zelf onderdak te zoeken. Dat bleek erg moeilijk. Uiteindelijk heeft Scholars at Risk haar netwerk ingeschakeld. Zo belandde hij in Delft, waar Al-Saed onder meer gaat werken aan het produceren van chemische materialen uit bacteriën. De TU betaalt uiteindelijk een groot deel

van zijn aanstelling. Hoe lang hij kan blijven? Er is geld voor een jaar, misschien twee. Terugkeren, daar denkt de Irakees nog niet aan.“Mijn land heeft me nodig, maar ik kan daar niet werken. Hier is wetenschap belangrijk, in Irak staat het onderaan de prioriteitenlijst, er wordt niet in geïnves-teerd. En hier in Nederland hoef ik me niet iedere dag zorgen te maken over mijn veiligheid.” Het verbaasde de Irakees dat zoveel Nederlanders de afgelopen maanden met vakantie in het buitenland waren. “Jullie wonen toch al in het paradijs?”

elleke bal

De naam van de geïnterviewde is om veiligheidsredenen gefingeerd.

Meer informatie over het Scholars ar Risk-project in Nederland via

www.uaf.nl.

transfer | september 2010 | 21

“Mijn land heeft me nodig,

maar ik kan daar niet

werken”

Page 22: Transfer 1, jaargang 18

Visumprocedures zullen vanaf volgend jaar veel korter duren. Instellingen kunnen het inreisvisum (mvv) en de verblijfsvergunning (vvr) in een keer aanvragen, de jaarlijkse verlenging komt te vervallen. Daarmee raakt de overheid controlemogelijkheden kwijt, legde toenmalig staatssecretaris van Justitie Albayrak vorig jaar in Transfer uit. Daarom werd aan de nieuwe wet een studievoortgangseis gekoppeld: instellingen moeten elk jaar nagaan of studenten minimaal de helft van de studiepunten hebben gehaald. Het aanvankelijke protest dat ze daarmee een verlengstuk van de IND worden, lijkt inmiddels verstomd. Twaalf hogeronderwijsinstel-lingen doen sinds mei mee aan de ‘proeftuin monitoring studievoort-gang’. Ook de Hanzehogeschool Groningen, al heeft die volgens hoofd international student office Janine Brons moeite met het span-ningsveld dat ontstaat door de verplichting om studenten af te melden bij de IND als zij niet aan de norm voldoen. “De Wet op het hoger onder-wijs (WHW) biedt geen ruimte om iemand uit te schrijven bij onvoldoende studie voortgang. Er kunnen dus straks studenten bij ons ingeschreven staan die geen verblijfsvergunning meer hebben. Het zou mooi zijn als de studie voortgangseis werd veran-kerd in de WHW, zodat dit knelpunt verdwijnt.”

OngelijkheidOok de hoogte van de norm is de Hanzehogeschool een doorn in het oog. “Aanvankelijk dachten we: 50 procent valt best mee”, zegt Brons. "Maar wij moedigen studenten aan om naast de studie ook

andere dingen te doen. Door de voortgangseis ontstaat er ongelijkheid tussen niet-EU-studenten en anderen, die bijvoorbeeld bestuurswerk doen. Maar de twee groepen moeten wel samenwerken bij opdrachten.”Femke van der Geest, als medewerker van het international office van de Universiteit Utrecht ook proeftuindeelnemer, vindt de norm haalbaar en ziet zelfs voordelen. “Een student die het niet kan of onvoldoende gemotiveerd is, komt daardoor boven

drijven. Dan kunnen we samen bekijken of die wel op de juiste plek zit. Studenten weten waar zij aan toe zijn en de norm dwingt ons in de gaten te houden hoe zij het doen.” Dat laatste gebeurt nog niet altijd, moet ze bekennen. “Een paar jaar terug, toen het collegegeld al zo’n 4.500 euro was, hadden we een student die drie jaar lang niets haalde zonder dat dit werd opge-

merkt. Dan doe je als universiteit toch iets niet goed.”De TU Eindhoven, een derde deelnemer in de proeftuin, heeft al een ‘verkapte studievoort-gangseis’, vertelt studentendecaan Mirjam Hagoort. “Studenten met een beurs van ons moeten op 1 mei 75 procent van de tot dan toe te halen studiepunten hebben, anders stoppen we hun scholarship. Ook andere studenten die de norm niet halen, laten we op gesprek komen, al ontbreekt een pressiemiddel.” Afgelopen collegejaar voldeden maar een of twee op ruim honderd scholarship-studenten niet aan de eis. Van de circa vijftig zelfbetalende niet-EU-studenten waren dat er twintig. “Wie binnen twee jaar moet afstuderen vanwege een scholarship, trekt er meestal harder aan om dat te halen”, stelt Hagoort vast.

Instellingen oefenen met monitoren studievoortgangOp 1 januari 2011 wordt de Wet modern migratiebeleid van kracht. Vanaf dat moment moeten

hogeronderwijsinstellingen jaarlijks de studievoortgang van niet-EER-studenten monitoren. In een

‘proeftuin’ wordt hiermee nu al geoefend.

| september 2010 | transfer22

a c h t e r g r o n d

“Studenten weten waar

zij aan toe zijn en wij zijn

gedwongen in de gaten te

houden hoe zij het doen”

Page 23: Transfer 1, jaargang 18

Bij het monitoren van de studievoortgang komt wel heel wat administratie kijken, merken de proef-tuindeelnemers. Zij kregen eerst van de IND een lijst met niet-EER-studenten aan hun instelling in 2008/2009. Op die lijst moesten zij aangeven wie de norm niet zou hebben gehaald. In oktober of november krijgen ze weer een lijst, nu met gegevens van het afgelopen studiejaar. Bij de Hanzehogeschool betekent een en ander veel extra werk: Brons moet bij negentien schools aankloppen voor de studie-resultaten van bijna zeshonderd studenten. “Maar gelukkig komt er een nieuw studenteninformatiesy-steem, met een dossier voor elke student.”In Utrecht ontbreekt een centraal overzicht van studenten met een verblijfsvergunning voor studie. Daardoor moesten de juiste student-nummers bij de IND-lijst worden opgezocht. Van der Geest hoopt op een aanpassing van het programma Osiris, dat veel universiteiten gebruiken. Eindhoven registreert studenten al wel op het IND-verblijfsvergunningnummer. Toch draaide het daar aanvankelijk uit op handwerk vanwege streepjes tussen de cijfers. “Toen de nummers eenmaal over-eenkwam, was het met een druk op de knop gere-geld”, vertelt Hagoort.

Ander gezichtOp de lijsten moeten de deelnemers verder invullen waarom een student de norm niet haalde. Een verschoonbare reden, zoals ziekte of bijzondere familie omstandigheden, kan één keer aanleiding zijn om af te zien van afmelding. De proeftuin kent een categorie ‘twijfelgevallen’. Bij de evaluatie, in december, moet duidelijk worden of de deelnemers verschoonbaarheid gelijk interpreteren. Aan de Universiteit Utrecht wordt niet getwijfeld

over wat verschoonbare redenen zijn. Van der Geest wijst erop dat faculteiten al bekend zijn met het begrip doordat de UU werkt met een bindend studie-advies. Hagoort (TU Eindhoven) kwam wel enkele twijfelgevallen tegen onder de veertien studenten die, op de eerste lijst van 275, de norm niet haalden. “Twee studenten hadden aanpassingsproblemen. Gaan die richting depressiviteit, dan is het duidelijk. Maar hoe kwalificeer je moeite met de overstap van hbo naar wo?” Brons (Hanzehogeschool) voorziet complicaties bij een verplicht studieonderdeel in het buitenland. “Als daar een ramp gebeurt, kan dat de studieresultaten beïnvloeden. Dat is goed uit te leggen, maar het is geen verschoonbare reden.”

PartnerBrons had een proeftuin voor zo’n gecompliceerde en belangrijke kwestie liever al in een eerder stadium gehad. Hagoort is blij dat kinderziektes in elk geval aan het licht komen voordat de wet van kracht wordt. De IND gaat het naleven van de nieuwe regels straks steekproefsgewijs controleren. Bij nalatigheid krijgen instellingen eerst een waarschuwing. Daarna volgen boetes en uiteindelijk kan de bevoegdheid om niet-EER-studenten toe te laten worden ingetrokken. Maar de proeftuindeelnemers zien de IND eerder als partner dan als boeman. Brons: “Dankzij de proef-tuinen heeft de IND een ander gezicht gekregen.”

annelieke slappendel

Illus

trat

ie: N

iels

Bon

gers

transfer | september 2010 | 23

Page 24: Transfer 1, jaargang 18

"China is een chaos."

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

‘Ik wilde niet geëvacueerd worden’ Bram Bijnen (23) heeft net het derde jaar afgerond van de opleiding International Hospitality

Management aan de Stenden hogeschool in Leeuwarden. Hij liep stage in Bangkok toen daar een

volksopstand uitbrak.

“Ik had mijn hotelstage ook in Nederland kunnen doen, maar dan zou ik die hebben gelopen in een oefenhotel van de opleiding. Heel gedegen, maar ook een beetje braaf, met alle docenten in de buurt om je bij de hand te nemen. Bovendien, wat ben je voor hotelmanager als je zelf niets van de wereld hebt gezien? Je moet je toch een beetje in je gasten kunnen verplaatsen. Het stond voor mij daarom vast dat ik naar Bangkok zou gaan, waar de Stenden Hogeschool een dependance heeft. Daar ging ik aan de slag in een echt hotel, gerund door Thai. Al snel toen we in Thailand waren aangekomen, begonnen de protesten van de Roodhemden tegen de zittende president. Die zou te weinig aan de positie van de arme boerenbevolking doen, en daarom willen ze hun oude leider terug. Maar die is in het buiten-land ondergedoken omdat hij miljoenen baht aan overheidsgeld in eigen zak heeft gestoken. Daarvan zou hij nu de volksopstand hebben gefinancierd, met een beloning voor iedere deelnemer. Aanvankelijk hadden de demonstraties iets weg van

een volksfeest. Iedereen liep mee, ook vrouwen en kinderen. Er werd veel door megafoons geroepen, maar niet gevochten. En de huidige regering stond de protesten toe. Ik vond het kleurrijk, gezellig haast, zeker niet dreigend. Maar half mei werd de sfeer toch grimmig. De regering wilde de demonstranten na twee maanden weg hebben uit het centrum van Bangkok en stuurde er tanks op af. Ons studenten werd met klem aangeraden op de campus in Rangsit te blijven. De hogeschool overwoog zelfs om ons naar Bali te evacueren.

Beetje naïef Ik zat daar helemaal niet op te wachten. Ik begreep de overwegingen van Stenden wel, die de veiligheid van zijn studenten wilde waarborgen, maar ik had het zelf veel te veel naar mijn zin om te willen verkassen. Bovendien was ik niet bang. Zelfs niet toen ik zag dat de demonstranten een belangrijk winkelcentrum in Bangkok hadden platgebrand. Een beetje naïef misschien, maar ik had te veel goede ervaringen opgedaan met de Thai met wie ik werkte om bang te worden voor mijn eigen hachje. In al de maanden dat ik daar ben geweest, heb ik persoonlijk namelijk niet één boze Thai meegemaakt. Wel teleurgesteld, geïr-riteerd misschien, maar nooit bóós.Thai zijn geboren voor het hotelwezen. Ze hebben een ongekend hoog serviceniveau. Als ik na mijn opleiding zelf een hotel begin, streef ik dat ook na. Net iets meer doen voor je gasten, iets onverwachts, waarmee je je kunt onderscheiden van andere hotels. Binnenkort ga ik een jaar in Amerika werken, maar uiteindelijk wil ik een hotel in Nederland beginnen. In Brabant om precies te zijn. Daar kom ik vandaan, en de regio is als vakantiebestemming in opkomst.”

annemieke bosman

| september 2010 | transfer24

Page 25: Transfer 1, jaargang 18

De meeste historici kennen Robert Fruin (1823–1899) als de man die de Nederlandse geschiedschrijving een wetenschappelijk karakter gaf. Dit jaar krijgt hij extra aandacht, omdat hij precies ander-halve eeuw geleden in Leiden zijn oratie hield.Fruin schreef naast zijn hoogleraarschap ook artikelen voor maand-blad De Gids. Daarin

toonde hij zich een keurige liberaal die geloofde in vooruitgang en toenemende beschaving. Misschien wilde hij juist daarom graag meedenken, toen in 1884 een delegatie van de Zuid-Afrikaanse Republiek in ons land hulp kwam zoeken voor de opleiding van academici. Tot dan toe waren de weinige studenten uit deze door Afrikaner boeren gestichte staat aangewezen op Schotse universiteiten. Zouden de Nederlandse stamverwanten een alternatief kunnen bieden?Fruin werkte een heel plan uit. Hij wilde niet zomaar studenten importeren, nee, hij bedacht een systeem waarbij de verantwoordelijkheid volledig bij de regering in Pretoria bleef. Die moest een Zuid-Afrikaanse Academie oprichten, bestaande uit vijf Nederlandse hoogleraren. Zij moesten de Zuid-Afrikaanse studenten in Nederland opvangen, op de juiste universiteit plaatsen en eventueel zorgen voor speciale studie-onderdelen die nuttig waren voor

een toekomst in Afrika. De Academie moest aan het eind van de opleiding examens afnemen en graden en diploma’s toekennen die de Zuid-Afrikaanse over-heid moest accrediteren en erkennen. De delegatie had wel oren naar het voorstel. Toch is het niet doorgegaan. Fruins politieke tegenstander, de antirevolutionaire leider Abraham Kuyper, liet zijn geestverwanten in Zuid-Afrika weten dat de studenten door Fruins plannen in handen zouden vallen van goddeloos liberalisme. Alleen op zijn Vrije Universiteit waren zij daartegen beschermd. De streng gereformeerde president Paul Kruger heeft het plan-Fruin vervolgens aan de vergetelheid prijsge-geven.

Double degree systemTussen 1880 en 1930 hebben enkele honderden studenten uit Zuid-Afrika in Nederland gestudeerd, onder wie zowat alle grondleggers van de Apartheid. Als Fruin zijn Academie had gekregen, was hij waar-schijnlijk in conflict gekomen met de machthebbers in Pretoria, want die beleden een calvinisme dat met liberale overtuigingen in directe tegenspraak was.Toch was het een mooi plan. De grondgedachte – de verantwoordelijkheid blijft bij het land dat de studenten uitstuurt – blijft tot op heden inspireren. Net als Fruins uitgangspunt om geen Nederlandse maar Zuid-Afrikaanse graden toe te kennen. Tegenwoordig zouden we eerder denken aan een double degree system, maar toch. Fruin mag in zijn jubileumjaar door internationaliseerders terecht worden geëerd als voorloper.

han van der horst

Een Zuid-Afrikaanse

Academie in NederlandAl lang voordat internationalisering in het hoger onderwijs werd wat het nu is, waren er

personen die zich sterk maakten voor meer internationale samenwerking in onderwijs en

wetenschap. Historicus en Nuffic-medewerker Han van der Horst portretteert negen pioniers

in internationalisering. Allereerst Robert Fruin, die in 1884 Zuid-Afrikaanse studenten naar

Nederland wilde halen.

Robert Fruin

transfer | september 2010 | 25

p i o n i e r s i n i n t e r n a t i o n a l i s e r i n gIll

ustr

atie

: DBN

L

Page 26: Transfer 1, jaargang 18

Een Japanse studente die haar liefde voor games maken in Nederland ontdekt. Het lijkt vreemd; Japan, thuisland van gamegigant Nintendo, is in de wereld een van de grotere gameproducenten. Toch is het voor Eri Shiroyama (22) werkelijkheid. Vorig jaar september kwam de Japanse voor een jaar naar Nederland om aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) vakken te volgen bij de opleiding Game Design. Inmiddels heeft ze besloten nog een jaar te blijven.Shiroyama kwam vooral naar Nederland om beter Engels te leren. “Maar hier ben ik games leuk gaan vinden. Je leert programmeren en met allerlei soft-ware werken. En op de HKU zijn mensen ook geïn-teresseerd in anime en manga (Japanse tekenfilms en strips, red.) en in Japan”, vertelt ze.

Tien keer zo grootDe HKU is in Nederland de instelling met de meeste gameopleidingen. De game-industrie in ons land groeit hard. Tussen 2002 en 2009 werd die zelfs tien keer zo groot, volgens brancheorganisatie Stichting NLGD. Vreemd is Shiroyama’s verhaal dus niet.De HKU besloot drie jaar geleden om de internatio-nale samenwerking op het gebied van game design te intensiveren en zich vooral te richten op Japan, vertelt Marinka Copier. Zij is lector Play Design and Development aan de HKU en verantwoorde-lijk voor de gameopleidingen. Inmiddels werkt de kunst academie samen met drie Japanse onderwijs-instellingen: Kyoto Seika University, Kyushu University en Osaka Electrical Communications University. De universiteit in Kyoto is een kunst-academie zoals de HKU, de andere twee zijn reguliere universiteiten.

In het kader van de samenwerking worden studenten en docenten uitgewisseld. Voor studenten duurt een uitwisseling een half of heel jaar, docenten gaan korter. Copier: “Zo hebben we een project voor Vodafone gedaan. De bedoeling was voor de Europese markt een nieuwe gebruikersinterface te ontwerpen voor de mobiele telefoon. De docenten zijn uiteindelijk samen met studenten naar Japan gegaan om feedback te krijgen van docenten en bedrijven daar.” Ook op onderzoeksgebied wordt samengewerkt, nu nog vooral in kortlopende projecten. Het onderzoek betreft volgens Copier vooral de toepassing van games in de zorg, het onder-wijs of in organisaties.

Creatief ontwerpIn Japan gebeurt veel op gamegebied. Toch was niet dat feit de hoofdreden voor de samenwerking, maar het verschil in aanpak. “In Japan werkt men veelal met technologie als uitgangspunt", vertelt Copier. “Innovatie gebeurt vanuit technologische mogelijkheden. Zo is bijvoorbeeld de Nintendo Wii ontstaan door de mogelijkheden van de bewegings-sensor. Wij innoveren vanuit creatief ontwerp, om een betekenis vol product te maken. Wij kijken of het spel ook boeiend is. Het is interessant om deze twee werkwijzen samen te brengen. Dat wij creatief ontwerp combineren met onderzoek en technologie maakt de HKU weer interessant voor hen.”De structuur van de game-industrie maakt inter-nationale samenwerking ook noodzakelijk, zegt Copier. “Steeds meer gamestudio’s werken gedis-tribueerd, stukjes van het bedrijf zijn verspreid over heel de wereld. Disciplinaire, praktische en culturele barrières moeten dus worden overbrugd. Het is onderdeel van ons curriculum om studenten daarmee te leren omgaan. Als een van onze studenten door zijn ervaringen in Japan de samenwerking tussen een Japans en een Nederlands bedrijf weet te versoepelen, dan hebben wij ons werk goed gedaan.” Het Japanse onderwijssysteem lijkt op het Amerikaanse. Na de basisschool volgen drie jaar lagere en drie jaar hogere middelbare school, verge-lijkbaar met high school. Het hoger onderwijs – en dan vooral de duurdere privé-universiteiten – staat goed aangeschreven. De University of Tokyo en Kyoto University staan in de top-30 van de THES-ranglijst. Universiteiten kennen vaak pittige toe latingstesten,

j a p a n s e e n n e d e r l a n d s e k e n n i s v u l l e n e l k a a r g o e d a a n

HKU bouwt internationaal netwerk voor game designDe Hogeschool voor de Kunsten Utrecht zocht drie jaar

geleden samenwerking met Japanse universiteiten op

het gebied van game design. Want de game-industrie in

Nederland is booming. In het internationale netwerk

dat de HKU wil opbouwen, mag Japan als grote game-

producent niet ontbreken.

| september 2010 | transfer26

a c h t e r g r o n d

Page 27: Transfer 1, jaargang 18

waarvoor scholieren keihard studeren en zich laten bijscholen.

Van elkaar lerenStudentenuitwisselingen tussen de Japanse univer-siteiten en de HKU vinden sinds 2008 plaats. Het begon met drie Nederlandse tegen drie Japanse studenten, inmiddels is dat zes om zes. Aduen Darriba (27) ging in 2009 een halfjaar naar Fukuoka: “Ik ben een technofiel en Japan heeft – met bedrijven als Hitachi, Honda en Sony – een goede naam op het gebied van robotica en technologie-ontwikkeling.” Darriba was onder de indruk van de onderlinge samenwerking op de universiteit. “Ik was aange-sloten bij een lab, een werkplaats waar mensen van verschillende richtingen samenkomen, onder de noemer Interaction Design. Zo’n lab is bedoeld om van elkaar te leren. Daar staat Japan echt voor.”Ook Copier probeert de samenwerking tussen Japanse en Nederlandse studenten tijdens de uitwis-seling zo veel mogelijk te stimuleren. Buitenlandse studenten worden bijvoorbeeld zo snel mogelijk gespreid over projectgroepen. “Je ziet nu dat ze ook

in hun vrije tijd gaan ontwerpen met Nederlanders. Dat vinden we belangrijk.” De samenwerking met Japan moet meer worden dan een uitwisseling alleen, zegt ze. “We bouwen aan een internationaal netwerk in onderwijs, onderzoek en industrie. Je hoopt dat gelegde contacten blijven bestaan. Het is iets dynamisch, waarvan we ook niet precies weten wat het wordt, maar waar wel nieuwe producten of vormen van samenwerking uit kunnen ontstaan.”Na drie jaar werk is Copier tevreden over de resultaten van wat ze een langetermijnproject noemt. “Toen ik voor het eerst in Japan rondliep, dacht ik: ‘Er moeten flink wat culturele verschillen worden overbrugd.’ Japanners zijn voorzichtig, Nederlanders recht door zee. Maar dat we toch nu al een vertrouwensbasis hebben gelegd en studenten uitwisselen, dat vind ik uniek.”

dirk-jan zom

j a p a n s e e n n e d e r l a n d s e k e n n i s v u l l e n e l k a a r g o e d a a n

HKU bouwt internationaal netwerk voor game design

Foto

: Ben

oist

Seb

ire

transfer | september 2010 | 27

Een 18 meter hoge Gundam (robot) uit de

Japanse anime wordt bewonderd in Tokyo.

Page 28: Transfer 1, jaargang 18

De babyboomgeneratie verlaat de komende jaren massaal de arbeidsmarkt. Ook het hoger onderwijs ziet veel oudere werk-nemers vertrekken. Werd vroeger de plotselinge zee aan vrije tijd vaak gevuld met hobby’s en reisjes, nu willen steeds meer gepensioneerden iets met hun professie blijven doen. Dat geldt ook voor een aantal internationaliseerders van het eerste uur. Marianne Brekelmans, Paul Minnee en Pieter Geertsma zijn zulke internationaliseerders. Betrokken en bevlogen orga-niseerden ze de eerste studentenuitwisselingen. Inmiddels zijn ze met pensioen, maar ze treffen elkaar nog regelmatig. Gedrieën vormen ze de programmacommissie van het Genootschap Hoger Onderwijs Oud Internationals (HOOI). Op een zomerse dag zijn ze naar Den Haag gekomen voor een interview met Transfer. “Het begon in 2005 als reünie van een groepje dat contact wilde houden”, vertelt Marianne Brekelmans, voormalig senior international advisor bij Avans Hogescholen. “Later kwam het idee erbij dat we ook onze expertise op internatio-naliseringsgebied wilden inzetten.”

o l d i n t e r n a t i o n a l s o o k n a h u n p e n s i o n e r i n g a c t i e f

‘Wij zijn onverbiddelijk positief over internationalisering’

“Er komen steeds minder

jongeren in Europa, dus

het is goed als ouderen

betrokken blijven”

Oldinternationals

Pieter Geertsma (l.), Paul Minnee

en Marianne Brekelmans .

Ze stonden aan de wieg van de

internationalisering van het hbo en zetten

zich met hart en ziel in voor uitwisselingen

en Engelstalige programma’s. Nu verlaat een

aantal van deze voorlopers het hoger onderwijs.

Maar hun expertise blijven ze inzetten, via het

genootschap Old Internationals.

Foto

: Ser

ge L

igte

nber

g

| september 2010 | transfer28

a c h t e r g r o n d

Page 29: Transfer 1, jaargang 18

Inmiddels telt het genootschap achttien leden. Drie tot vier keer per jaar is er een activiteit in de vorm van een bezoek aan een hogeschool, de Nuffic, de HBO-raad of, zoals komend jaar, aan het Europees Parlement in Straatsburg. De ‘werkbezoeken’ worden gecombineerd met een culturele activiteit. Een aantal van de leden wordt regelmatig geraadpleegd door het werkveld, bijvoorbeeld voor het aanvragen van EU-subsidies of om projecten te beoordelen. “We zijn een genootschap met meerdere snelheden”, verduidelijkt Brekelmans. “Sommige leden zijn nog heel actief op inter-nationaliseringsgebied, andere wat minder.” Tijdens het gesprek komen veel herinneringen boven en wordt duidelijk waarom internationalisering nog steeds een bindende factor is voor de old internationals. Met hart en ziel hebben ze zich er van meet af aan voor ingezet. “Ik vond het van eminent belang dat mijn studenten Europeaan werden”, vertelt Pieter Geertsma, die tot 2000 bij de lera-renopleidingen van Avans werkte. Internationalisering deed hij naast zijn docentschap Nederlands. “Er moesten weerstanden worden overwonnen. Sommige collega’s zagen het nut van uitwisselingen niet in en het was moeilijk om studiepunten erkend te krijgen. Maar als er dan inter-nationale studenten te gast waren, werden docenten vaak enthousiast. Dan werd het concreet.”“We waren roependen in de woestijn”, stelt Paul Minnee, die in juli afscheid nam bij de HBO-raad als beleidsadviseur

internationale samenwerking. Al in 1977 organiseerde hij aan de lerarenopleidingen in Nijmegen nascholingsactiviteiten voor docenten in het kader van de Europese eenwording. “Als de directeur van een instelling kansen zag, gebeurde er iets”, weet hij nog uit zijn tijd als directeur internationa-lisering bij Hogeschool Inholland. “Maar als een opleiding moest krimpen, ging internationalisering er als eerste aan.

Diplomaat “Er was nauwelijks beleid en internationalisering was niet ingebed in de organisatie”, zegt Brekelmans. “Alles draaide om persoonlijke contacten en je moest een diplomaat zijn om zaken voor elkaar te krijgen.” Ze gaf Duits en Engels aan de voorlopers van Avans, internationalisering deed ze erbij. “Ik vond dat fantastisch en stak er ook veel vrije tijd in.” Sommige studenten vonden in die begintijd bij haar onderdak. “En ik herinner me dat ik eens snel een stuk van het curriculum elektrotechniek in het Engels heb vertaald voor Franse uitwisselingsstudenten. Bij aankomst bleek dat

niet geregeld te zijn.” Ook brochures van de hogeschool werden door haar vertaald zodat de nieuwe doelgroep er ook kennis van kon nemen. In 1991 mocht ze zich fulltime gaan bezighouden met internationalisering. “We hebben er altijd keihard aan getrokken en die pioniers-mentaliteit heeft het hbo ook vooruit geholpen”, vinden de old internationals. “De hbo-master is tot bloei gekomen dankzij internationalisering. Door samenwerking met een buitenlandse universiteit konden hbo’ers een mastertitel halen.”

IntegratieMaar er is nog steeds een wereld te winnen. “De interna-tionale dimensie is nog geen gemeengoed in het hbo. Dat gebeurt pas als die wordt opgenomen in de staande organi-satie en in kwaliteitsmetingen. Voordat je dat hebt bereikt, ben je het oliemannetje.” Teleurstellend vinden ze dat de meeste studenten niet te porren zijn voor een buitenlands verblijf. En er zijn nog meer voor de hand liggende initi-atieven die opgepakt kunnen worden. Brekelmans: “Zet buitenlandse studenten in bij het taalvaardigheidsonderwijs. Zo bevorder je ook de integratie tussen internationale en Nederlandse studenten.” Desondanks blijven ze ‘onverbiddelijk positief ’ over inter-nationalisering. “Wij voelen ons Europeaan”, aldus de genootschapleden. Zij vinden het belangrijk dat er een appèl wordt gedaan op professionals die het arbeidsproces

verlaten. “Er komen steeds minder jongeren in Europa, dus het is goed dat er beleid wordt ontwikkeld om ouderen erbij te blijven betrekken”, vindt Brekelmans. Ook Vlaanderen denkt erover een soortgelijk genootschap op te richten. En binnen de European Association for International Education (EAIE) is inmiddels het netwerk SAINTS (Senior Advisers on INTernational higher education) gestart, gericht op leden die bijna met pensioen gaan of al gepensioneerd zijn. EAIE-leden die net beginnen met internationaliseren, kunnen een beroep doen op de Saints. “Een leven lang leren vind ik een bedillerige term”, zegt Pieter Geertsma. “Maar een appèl doen op senioren, daarin kan ik me helemaal vinden.”

els heuts

Lid worden van HOOI? Mail naar Marianne Brekelmans m.brekelmans4@

kpnmail.nl. Collega’s uit het wetenschappelijk onderwijs zijn ook van harte

welkom.

o l d i n t e r n a t i o n a l s o o k n a h u n p e n s i o n e r i n g a c t i e f

‘Wij zijn onverbiddelijk positief over internationalisering’

transfer | september 2010 | 29

Page 30: Transfer 1, jaargang 18

Bestuurders, beleidsmedewerkers, internationaliseerders, onderzoekers, docenten en studenten die geïnteresseerd zijn in internationalisering kunnen vanaf deze maand beschikken over een nieuwe informatiebron. De Nuffic International Education Monitor (NIEM) geeft een compleet en up-to-date overzicht van nieuws, beleidsontwikkelingen en achter-grondinformatie over het internationale hoger onderwijs. De Engelstalige site is 6 september gelanceerd. Het informatieportal heeft vijf functionaliteiten: een landen-monitor, nieuws over het Nederlands en het internationaal hoger onderwijs, dossiers, blogs en een beleidsmonitor.De landenmonitor belicht de internationale ontwikkelingen in 47 landen. Naast beleidsdocumenten zijn hier een aantal kerngegevens en een korte introductie van het hoger-onderwijssysteem van het betreffende land te vinden. De

belangrijkste thema’s in het internationaal hoger onderwijs zoals mobiliteit, ontwikkelingssamenwerking, Europa, transparantie en erkenning en de internationale hoger-onderwijsmarkt zijn ondergebracht in zeven dossiers . Die bestaan onder meer uit een korte introductie op het thema en relevante rapporten. In de vorm van blogs analyseren en bespreken Nuffic-medewerkers en externe deskundigen actuele ontwikkelingen. Bezoekers kunnen op deze blogs reageren. Als expertisecentrum beschikt de Nuffic over veel kennis op het gebied van internationale samenwerking in het hoger onderwijs. De verwachting is dat via NIEM de informatie en expertise beter ontsloten zullen worden voor een breder publiek. De site maakt deel uit van de website van de Nuffic en is te vinden via www.nuffic.nl/niem. [EH]

Barbara Skinner

Online Discussion: Can It Help International

Students Ease Into British University Life?

Dit artikel richt zich op een project aan de

Ierse Universiteit van Ulster die nieuwe

internationale studenten aanmoedigt om

online in discussie te gaan met hun peers

tijdens de gewenningsperiode vlak na aan-

komst in Groot-Brittannië. Skinner onder-

zocht hun discussies online. De studenten

bleken op het internet vooral praktische

zaken te bespreken, maar niet openlijk

hun gevoelens te uiten over aanpassings-

problemen of een eventuele cultuurshock.

Wel ontstonden er vriendschappen tussen

studenten uit verschillende landen.

R. Lindsey Parsons

The Effects of an Internationalized

University Experience on Domestic

Students in the United States and Australia

Internationalisering heeft voordelen voor

studenten, claimen de voorstanders ervan.

Het kan bijvoorbeeld leiden tot meer

respect voor andere culturen en betere

interculturele communicatie. In dit artikel

zijn de voordelen van internationalisering

op een rij gezet, en is een instrument

ontworpen om deze te meten. Hiermee

is onderzoek gedaan naar binnenlandse

studenten aan een Amerikaanse en een

Australische universiteit. Daaruit bleek dat

studenten die ervaring hebben met inter-

nationaal onderwijs door bijvoorbeeld een

buitenlandverblijf of een internationaal

curriculum, ook daadwerkelijk hoger scoren

op de schalen die de voordelen van interna-

tionalisering aanduiden, dan studenten die

geen ervaring hebben met internationaal

onderwijs.

Overige artikelen

- Negotiating Different Assumptions: The

Experience of Mature Japanese Students In

British Universities, Misa Akazaki

- Another Look at the Language Difficulties of

International Students, Yanyin Zhang and

Yinan Mi

- Determinants of International Students’

Academic Performance: A Comparison Between

Chinese and Other International Students,

Gang Li, Wei Chen, and Jing-Lin Duanmu

- Cultural Competence: Its Influence on the

Teaching and Learning of International

Students, Claudia Nieto and Margaret Zoller

Booth

elleke bal

Abonnees van Transfer kunnen nu voor

€ 10 per jaar een online abonnement nemen

op het Journal of Studies in International

Education. Meer informatie en aanmelden

via www.nuffic.nl/asie

J O U R N A L O F S T U D I E S I N I N T E R N A T I O N A L E D U C A T I O N , S E P T . 2 0 1 0 – T H E M A N U M M E R O V E R D E E R V A R I N G E N V A N B U I T E N L A N D S E S T U D E N T E NVijf keer per jaar zet Transfer de highlights uit dit tijdschrift voor u op een rij.

Nuffic lanceert site over internationaal hoger onderwijs

| september 2010 | transfer30

Page 31: Transfer 1, jaargang 18

september

2010

oktober

2010

november

2010

A G E N D AStudenten, docenten, onderzoeksinstellingen en bedrijven aan weerszijden van de grens ontmoeten elkaar op 23 en 24 september tijdens de Duits-Nederlandse Hoger Onderwijsdagen in Nijmegen. De eerste dag gaat over uitwisseling en samenwerking op het gebied van onderwijs, de tweede dag komt de rol van het bedrijfsleven daarin aan bod. Meer informatie en aanmelden via www.ru.nl/daadcongres of [email protected]

Hoe komen de Times Higher Education World University Rankings tot stand? De makers geven uitleg tijdens de conferentie Building a world-class university op 30 september in Londen. Meer informatie en aanmelden via http://buildingaworldclassuniversity-the.eventbrite.com/

World-class: the brave new world of global higher education and research is het thema van een ACA-seminar op 15 oktober in Brussel. Sprekers zijn Dirk van Damme (OESO), Gero Federkeil (CHE), Peter van der Hijden (Europese Commissie, DG Research) en Philip Altbach (CIHE, Boston College). Meer informatie en aanmelden op www.aca-secretariat.be

De jaarlijkse conferentie van de European University Association (EUA) vindt plaats van 20 tot 23 oktober in Palermo. Thema is Diversities and Commonalities – the changing face of Europe’s univer-sities. Europees Commissaris Androulla Vassiliou van Onderwijs en Cultuur houdt er een keynote speech. Meer informatie en aanmelden via www.eua.be/palermo.aspx

De Nuffic organiseert op zaterdag 13 november een bijeenkomst voor alle buitenlandse studenten in Nederland: de Day of the International Student in het World Forum in Den Haag. Meer informatie op www.dis2010.nl

Zie ook www.transfermagazine.nl/nieuws/agenda

Fairs

Holland Education Fair, VietnamHanoi 25 sepCan Tho 28 sepHo Chi Minh-stad 2 okt

Expo Estudiante, ColombiaBarranquilla 21 oktBogotá 23–24 oktMedellin 28 oktCali 30 oktwww.bmimedia.net

Holland Education Fair, IndonesiëYogjakarta 5 oktBandung 7 oktJakarta 9–10 okt (European Higher Education Fair)Surabaya 12 oktMakassar 14 okt

China Education Expo (CEE)Beijing 16–17 oktDalian 19 oktXián 1 oktShanghai 23–24 oktChengdu 27 oktKunming 30 oktwww.chinaeducationexpo.com

Korea Study Abroad and Language fairBusan 30 sepSeoul 2–3 oktwww.yuhak2min.com

International Education Fair, RuslandMoskou 9 oktSint-Petersburg 10 oktwww.iciep.ru

IEFT, TurkijeAnkara 17 oktIzmir 19 oktBursa 21 oktIstanbul 23–24 oktKayseri 26 oktAntalya 28 oktwww.ieft.net

Internationalisation and Quality Assurance

Wat komt er allemaal kijken bij kwaliteits zorg van internationalisering? Daarover gaat Internationalisation and Quality Assurance, samengesteld door Adinda van Gaalen en onderdeel van een serie ‘toolkits’ van de EAIE. Er staan concrete tips in en case studies van onder meer de Radboud Universiteit Nijmegen over het monitoren van uitwisselingsstudenten. De publicatie is te bestellen via www.eaie.org/ publications/toolkit.asp.

Meer informatie via [email protected]

31transfer | september 2010 |

Page 32: Transfer 1, jaargang 18

Adv_transferDIS2010_deƒ.pdf 12-08-2010 15:59:55