Transfer 3, jaargang 18

32
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer Bedrijfjes duiken op internationale bemiddeling jaargang 18 | november 2010 voorzitter kennisland: nederland moet slimmer worden | joint degree toch niet het ei van columbus | acculturatieproject werkt als warm bad | internetgeneratie kritisch over buitenlandverblijf | singaporese kenniseconomie dendert door 3

description

In dit nummer van Transfer: bedrijfjes duiken op internationale bemiddeling, voorzitter kennisland: nederland moet slimmer worden, joint degree toch niet het ei van Columbus, acculturatieproject werkt als warm bad en Singaporese kenniseconomie dendert door.

Transcript of Transfer 3, jaargang 18

Page 1: Transfer 3, jaargang 18

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

Bedrijfjes duiken

op internationale bemiddeling

jaargang 18 | november 2010

voorzitter kennisland: nederland moet slimmer worden | joint degree toch niet het ei van columbus | acculturatieproject werkt als warm bad | internetgeneratie kritisch over buitenlandverblijf | singaporese kenniseconomie dendert door

3

Page 2: Transfer 3, jaargang 18

24-42t r a n s fe r3Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel en Elleke Bal

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Han van der Horst, Hans-Georg van Liempd, Marjolein Marchal, Geraldine Molema, Martine Postma, Robert Visscher

BeeldGuy Ackermans, Amber Beckers/Hollandse Hoogte, Niels Bongers, Collectie Tropenmuseum, Michael Coyne/HH, Herman Engbers, Henriëtte Guest, James Hardy/HH, Peter Hilz/HH, Olivier Hoslet/EPA, Jon Hrusa/EPA, Frank Muller/HH, National University of Singapore, Bert Spiertz/HH, Verbeeld

RedactieraadRiekele Bijleveld (ITC), David Bohmert (Nether), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Frans Godfroy (TU Delft), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 426 0126 / 426 0144/426 0122fax: 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected] website: www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Foto omslagHenriëtte Guest

Transfer 4 , jaargang 18, verschijnt op 16 december 2010

Koersen op kwaliteit?Een minister-president die zijn stempel heeft gedrukt op de internationalisering van het hoger onderwijs. Dat is een noviteit in onze parlementaire geschiedenis. Want het was Mark Rutte, staatssecretaris voor hoger onderwijs van 2004 tot 2006, die zorgde voor een koerswijziging op internationaliseringsgebied. In zijn Internationaliseringsbrief Koersen op Kwaliteit maakte hij korte metten met zoals hij het zelf verwoordde “de grote nonsens om het aantal buitenlandse studenten te maximaliseren, zonder te kijken naar de kwaliteit”. Talent en kwaliteit waren de sleutelwoorden in zijn notitie en het accent kwam in de jaren daarna veel meer te liggen op het aantrekken van goede buitenlandse studenten. Ook in het regeerakkoord staat verbeteren van de kwaliteit van het hoger onderwijs centraal. Maar de maatregelen lijken er vooral op gericht de student zo snel mogelijk door zijn studie te jagen. Of dat leidt tot meer kwaliteit, valt te bezien. De studiefinanciering beperkt zich tot de bachelorfase en voor het mastertraject komt er een sociaal leenstelsel. De meeneembare studiefinanciering, in de vorm van een gift, geldt dus niet meer voor de masterfase. De opbrengsten van deze maatregel zullen geleidelijk in de kwaliteit van het onderwijs worden geïnvesteerd, meldt het regeerakkoord. De vraag is wat de student hiervan gaat merken. Wat hij zeker zal merken is dat als hij meer dan een jaar studievertraging oploopt, hij drieduizend euro extra collegegeld moet gaan betalen. Studeren wordt op deze manier steeds duurder. Of studenten in die context de stap naar het buitenland zullen wagen, is de vraag. Van studenten wordt gevraagd te investeren in hun eigen toekomst. Maar het nieuwe kabinet investeert netto helemaal niets in onderwijs, onderzoek en innovatie, constateert Joeri van den Steenhoven , voorzitter van Kennisland, in dit nummer van Transfer. Er wordt weliswaar anderhalf miljard in onderwijs geïnvesteerd, maar tegelijkertijd bezuinigt de regering hetzelfde bedrag. Hij is een van de velen die waarschuwt dat de internationale positie van de Nederlandse kenniseconomie op het spel staat. Maar veel effect lijkt dat niet te hebben.

els [email protected]

Page 3: Transfer 3, jaargang 18

i n h o u d

24-42t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Aan de slag met rapporten Veerman en WRR

21 Alumnus 22 Gewenst: modern internationaliseringsbeleid 24 Vliegende Hollander

25 Pioniers in internationalisering 26 Wat kan Nederland leren van Singapore?

29 Column Hans-Georg van Liempd 30 Gidsje helpt bij opstellen degree profile 31 Agenda

8‘Nederland moet over de hele linie slimmer worden’ Het kabinet doet er dan wel goed aan om innovatie te concentreren bij het ministerie van Economische Zaken, maar het investeert netto helemaal niets in innovatie, onderwijs en onderzoek. Dat bedreigt de internationale positie van de Nederlandse kenniseconomie, waarschuwt Joeri van den Steenhoven. De Kennisland-voorzitter klaagt niet alleen, hij presenteert ook een oplossing.

12Bemiddelingsbedrijfjes zijn booming businessHogeronderwijsinstellingen schakelen steeds vaker externe bedrijven en bedrijfjes in voor zaken die volgens sommigen tot hun kerntaken behoren. Zoals informatieverschaffing aan studenten. Transfer buigt zich over de razendsnel groeiende markt van bedrijfjes die bemiddelen tussen studenten en instellingen in binnen- en buitenland.

16 De onzekere toekomst van de joint degreeLang hebben de instellingen gewacht op het moment dat joint degrees eindelijk toegestaan zouden zijn. Sinds juli is het zo ver. Maar de blijdschap is inmiddels omgeslagen in scepsis. Wat blijkt? De weg naar een joint degree is bezaaid met bureaucratische hobbels en kuilen – meer nog dan bij een double degree.

18 Acculturatieproject werkt als een warm badOm uitval van buitenlandse studenten in het eerste jaar te voorkomen, organiseerde SURFfoundation de afgelopen jaren het Acculturatieproject. Daarbij bereiden aankomende studenten zich, ieder in zijn eigen land, online gezamenlijk voor op hun studie in Nederland. ‘Het is fijn om bij het eerste college iemand in de zaal te zien die je al kent.’

Page 4: Transfer 3, jaargang 18

n i e u w s b e r i c h t e n

Alle Europese landen waar studiefinanciering meeneembaar is, hebben daaraan een verblijfseis verbonden. Zij vinden zo’n voorwaarde, die volgens de Europese Commissie (EC) discrimine-rend is, cruciaal. Dat stelt Shirin Reuvers vast in haar bachelorscriptie bij European Studies aan de Universiteit Twente. Net als Nederland bieden Duitsland, Denemarken, Zweden, Finland en Noorwegen studenten de mogelijkheid om studiefinanciering te krijgen voor een opleiding in het buitenland. Om misbruik van de regeling te voorkomen, stellen ze de voorwaarde dat de student in de vooraf-gaande periode een minimumaantal jaren in hun

land moet hebben gewoond. In Duitsland is dat drie jaar direct voor aanvang van de buitenlandse studie, in Denemarken twee van de voorafgaande tien jaar en in Finland, Zweden en Noorwegen twee van de vorige vijf.De EC heeft Nederland, dat met een drie-uit-zes-eis niet de strengste is, vorig jaar aange-klaagd bij het Europese Hof van Justitie. Omdat Nederlanders gemakkelijker aan de verblijfseis kunnen voldoen dan anderen, zou er sprake zijn van discriminatie. Nederland bestrijdt dat en krijgt in de rechtszaak steun van Duitsland. De landen met meeneembare studiefinanciering vrezen de gevolgen als de EC in het gelijk wordt gesteld. (AS)

Een mobiliteitsscorebord en een website die verwijst naar informatie over mogelijkheden om studie- of werkervaring in het buitenland op te doen. Dat zijn twee actiepunten van de Europese Commissie in het kader van de Youth on the move-strategie. Om de leermobiliteit van Europese jongeren te vergroten,

is er ook een online-enquête over de toekomst van mobiliteitsprogramma’s. Youth on the move is een onderdeel van de Europe 2020-strategie van de EU en omvat 28 actiepunten om onderwijs beter op de behoeften van jongeren af te stemmen en hen te stimuleren met een Europese beurs in een ander land te studeren. Doel is dat de jongeren beter inzetbaar worden op de arbeidsmarkt.Tegelijk met de presentatie van Youth on the move is de Europese Commissie begonnen met een inven-tarisatie van ideeën over een vervolg op haar Leven Lang Leren-programma’s, zoals Erasmus, en over een nieuw internationaal hogeronderwijsprogramma dat in 2014 Erasmus Mundus moet vervangen. De Commissie hoopt niet alleen op reacties van lidstaten en partnerlanden, maar ook van onder-wijsinstellingen, docenten en studenten. Zij kunnen tot 30 november hun mening geven via online-enquêtes. (AS)

Verblijfseis meeneembare stufi

is normaal

EU in actie

voor beter inzetbare jongeren

Foto

: Oliv

ier H

osle

t/EP

A

Europees Commissaris Androulla Vassiliou

van Onderwijs en Jeugd.

| november 2010 | transfer4

Page 5: Transfer 3, jaargang 18

Het aantal buitenlanders dat voor een studie naar Nederland komt, stijgt gestaag. Maar doordat het hoger onderwijs groeit, is het aandeel buitenlandse studenten vorig studiejaar niet veranderd. Het bleef 7,4 procent. Bijna 60 procent van de buitenlanders is vrouw. Driekwart schrijft zich in voor bachelor-onderwijs. Dat blijkt uit de nieuwe Nuffic-publicatie Mobiliteit in beeld 2010. Het marktaandeel van Nederland in de mondiale internationale studentenmarkt is tussen 2000 en 2007 bijna verdubbeld: van 0,7 naar 1,3 procent. Ondanks die verdubbeling ligt het aandeel buiten-landse studenten onder het EU-gemiddelde. Volgens de monitor studeerden hier vorig jaar onge-veer 77.000 buitenlandse studenten. De meesten

van hen, zo’n 54.000, kwamen voor een diploma. Duitsland blijft met 21.000 studenten de grootste leverancier wat betreft diplomamobiliteit, op afstand gevolgd door China en België. Steeds meer studenten komen uit de landen waar de Nuffic een Neso-kantoor heeft. Tussen 2005 en 2009 is dat aantal gestegen van bijna 1.400 tot ruim 9.300 studenten. Mobiliteit in beeld 2010 is een aanvulling op de in juli gepubliceerde Internationaliseringsmonitor van het onderwijs in Nederland (IMON), waarin de hele onderwijskolom wordt belicht. Mobiliteit in beeld beperkt zich tot het hoger onderwijs en heeft daardoor meer ruimte voor analyse en achtergrondinformatie. (EH)

Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven hebben de afge-lopen drie jaar 250 miljoen euro aan subsidies ontvangen uit het Zevende Kaderprogramma (KP7). De Nederlandse overheid betaalde tussen 2007 en 2009 750 miljoen euro aan het Europese subsidiemonster, maar er

werd een miljard geïncasseerd. KP7 is het grootste Europese subsidie-programma voor onderzoek en techno-logie-ontwikkeling, en loopt van 2007 tot en met 2013. Het totaalbudget is 50 miljard euro. Nederland staat in de topvijf van Europese landen die er het meest uit ontvangen, achter Duitsland,

het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië. Dat staat in het overzicht Nederland in KP7, dat onlangs werd uitgegeven door EG-liaison, de Nederlandse KP7-coördinator bij SenterNovem. Nederland presteert van de kleinere EU-landen het beste.VNO-NCW en MKB Nederland zijn ondanks deze prestatie ontevreden over het magere aandeel van het bedrijfsleven in het kaderprogramma. Van het aan Nederland toegekende subsidiebedrag gaat 20 procent naar het bedrijfsleven. In Europa is dat gemiddeld 27 procent. De deelname van Nederlandse bedrijven is gehal-veerd sinds het einde van KP6 in 2006. Volgens de Nederlandse werkgevers komt dit door onnodige bureaucratie en complexiteit van het programma. De afgelopen jaren ging subsidie vooral naar universiteiten en publieke kennis-instituten. (EB)

Nederland zeer succesvol in KP7

Gestaag meer buitenlandse studenten

Lucht- en

Ruimtevaarttechniek

aan de TU Delft.

Foto

: Am

ber B

ecke

rs/H

H

transfer | november 2010 | 5

Page 6: Transfer 3, jaargang 18

Brits advies: geen grens aan collegegeldLaat universiteiten zelf hun collegegeldtarieven bepalen. Dat is een opvallend advies uit een rapport over de finan-ciering van het hoger onderwijs in het Verenigd Koninkrijk. Afgestudeerden betalen pas na afloop van hun studie, bij een hoger inkomen dan in de huidige situatie. Nu geldt er een maximum van omgerekend zo’n 3.450 euro. Instellingen die in de toekomst het collegegeld verhogen naar meer dan 6.300 euro, zouden naar rato een heffing moeten betalen die wordt ingezet om de armste studenten financieel te steunen. Kort na de presentatie van het rapport maakte de Britse regering bekend drastisch te gaan bezuinigen op het onder-wijsbudget voor universiteiten. De verwachting is dan ook dat het advies over het collegegeld wordt opgevolgd.

Bezuinigingen dreigen in Australisch hoAls het aantal internationale studenten in Australië niet aantrekt, zijn sommige hogeronderwijsinstellingen genood-zaakt de komende jaren fors te bezuinigen. Zo heeft Monash University in Melbourne plannen om driehonderd medewer-kers te ontslaan, schrijft dagblad The Age. Vooralsnog is er volgens de overheid sprake van 0,4 procent minder aanmeldingen in de eerste acht maanden van dit jaar ten opzichte van dezelfde periode in 2009. Maar de International Education Association of Australia maakte cijfers bekend die duiden op een afname van het aantal buitenlandse studenten met 100.000 volgend jaar. In 2009 bedroeg hun aantal nog 630.000.Een van de oorzaken is een aantal geweldsincidenten rond Indiase studenten. Daarnaast heeft Australië de visumproce-dures verscherpt. Ook hogere wisselkoersen maken het land minder aantrekkelijk voor internationale studenten.

Ierland wil veel meer buitenlandse studentenEen toename van het aantal buitenlandse studenten met 50 procent binnen vijf jaar. Dat is een van de doelen die Ierland zichzelf stelt in een nieuwe internationaliseringsstrategie. De opbrengsten van internationaal onderwijs moeten met 300 miljoen euro stijgen tot een totaal van ongeveer 1,2 miljard. Internationale betrekkingen zijn belangrijk voor een kleine, open economie, vindt Ierland. Om te bereiken dat het aantal buitenlandse studenten met ruim 12.000 stijgt naar 38.000, wil de regering onder meer procedures en regel-geving op het gebied van visa en immigratie versoepelen. Verder wordt de promotie van het Ierse onderwijs verbeterd, komen er nieuwe beursprogramma’s en moeten instellingen uitgaande mobiliteit van staf en studenten aanmoedigen. Een code en een keurmerk worden ingezet om de kwaliteit van het internationale onderwijs te waarborgen. (AS)

Buitenlands nieuws

Neem concrete maatregelen om mobiliteit van Europese studenten en docenten naar Afrika te vergroten, en om braindrain te beperken. Die aanbe-veling is een van de uitkomsten van het project Access to success. Dat project was bedoeld om de samenwer-king op het gebied van hoger onderwijs tussen Afrika en Europa te versterken. Bij het project, gefinancierd uit het Erasmus Mundus-programma en gecoördineerd door onder meer de European University Association (EUA) en de Association of African Universities (AAU), waren beleidsmakers, organisaties voor ontwikkelingshulp en universiteitsbestuurders betrokken. Een andere aanbeveling is dat regeringen hoger onder-wijs een belangrijke rol geven in hun ontwikkelings-beleid en daar navenant in investeren. Universiteiten in Afrika en Europa kunnen bijdragen door ontwikke-lingssamenwerking in hun inter nationaliseringsbeleid op te nemen. En hulporganisaties zouden oog moeten hebben voor wederzijdse uitwisseling van studenten en docenten. Ook regionale en nationale verenigingen van universiteiten kunnen een rol spelen, net als de Afrikaanse en de Europese Unie. De EUA en de AAU gaan de aanbevelingen onder de aandacht brengen bij hun leden en zullen ze eind deze maand ook naar voren brengen op de Afrika-EU-top. (AS)

‘Stimuleer

mobiliteit

naar Afrika’

Studenten in Johannesburg, Zuid-Afrika.

Foto

: Jon

Hru

sa/E

PA

| november 2010 | transfer6

Page 7: Transfer 3, jaargang 18

Geen internet, één keuken voor 120 man, buiten douchen en geen bureau om aan te werken. De buitenlandse studenten die tijdelijk in hotel Hof van Wageningen zijn gevestigd vanwege kamernood, waren niet tevreden. Ze eisten huurverlaging. In de landelijke media kreeg hun verhaal de afgelopen maand veel aandacht. Het college van bestuur van Wageningen Universiteit stemde uiteindelijk in met een huurverlaging van 240 naar 180 euro per maand, en verbeterde de noodhuisvesting. De universiteit onderzoekt ook de mogelijkheid om de wachtlijst voor een permanente kamer te publi-ceren. De studenten hadden daarom gevraagd.Buitenlandse studenten die naar Wageningen komen, krijgen een kamergarantie. Maar de universiteit en studentenhuisvester Idealis kampen al jaren met een kamertekort, vooral aan het begin van het studiejaar. Studenten worden daarom ook al jaren gehuisvest op een bungalowpark in Hoenderloo.

Rien Bor, die voor Wageningen Universiteit studenten werft in het buitenland, zegt in het univer-siteitsblad: “Dit soort verhalen hoor ik terug in de werving en dat is natuurlijk niet bevorderlijk. Vorig jaar heb ik gezegd dat het dit jaar beter zou zijn. Dus het is erg vervelend dat dit nu weer gebeurt.” (EB)

Niet op alle vragen over het Moderne Migratiebeleid dat op 1 januari van kracht wordt, bestaat een duidelijk antwoord. Dat bleek onlangs tijdens de ‘kick-off’ die de IND en de Nuffic organiseerden. Moet een student bijvoorbeeld bezwaar kunnen maken bij de instelling, als die aan de IND doorgeeft dat hij te weinig studiepunten heeft behaald? Aan het Moderne Migratiebeleid is een studievoortgangseis van 50 procent verbonden. Voldoet een student daar niet aan, zonder ‘verschoonbare reden’, dan trekt de IND de verblijfs-vergunning in. De Universiteit Leiden, die deelnam aan de ‘proeftuin monitoring studievoortgang’, denkt dat de examencommissie hierover een besluit moet nemen waartegen bezwaar mogelijk is. Maar dat staat niet in de Wet op het hoger onderwijs (WHW), werpt de Universiteit Utrecht tegen. En wat te doen met een student die zich naderhand elders inschrijft?Naast het monitoren van de studievoortgang krijgen de instellingen nog meer plichten. Vanaf 1 januari kunnen zij voor hun studenten in een keer een inreis-visum en een verblijfsvergunning voor de duur van de studie aanvragen. Zij moeten dan de vereiste documenten controleren en bewaren. Over deze prakti-sche zaken organiseren de IND en de Nuffic de komende maanden vijftien regio-nale workshops. (AS)

Huurverlaging voor

studenten Wageningen

Modern Migratiebeleid

nog niet glashelderFo

to: G

uy A

cker

man

s

Een studentenkamer in

hotel Hof van Wageningen

transfer | november 2010 | 7

Page 8: Transfer 3, jaargang 18

Het nieuwe kabinet investeert netto helemaal niets in onderwijs, onderzoek en innovatie, constateert

Joeri van den Steenhoven. De voorzitter van Kennisland waarschuwt dat de internationale positie van

de Nederlandse kenniseconomie op het spel staat. En presenteert een eigen plan om ons land over de hele

linie slimmer te maken.

j o e r i v a n d e n s t e e n h o v e n , v o o r z i t t e r k e n n i s l a n d :

‘Huidige kenniseconomie verscherpt contrasten’

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

| november 2010 | transfer8

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 3, jaargang 18

“Mijn passie is het vernieuwen van de samenle-ving.” Niet iedereen zal er warm voor lopen, Joeri van den Steenhoven (39) wel. Hij is voorzitter en mede-oprichter van Kennisland. Al elf jaar staat Van den Steenhoven aan het roer van deze onafhanke-lijke denktank, die op allerlei manieren probeert de Nederlandse kenniseconomie te versterken. Hetzij door onderzoek te doen, hetzij door het debat op te zoeken of computers neer te zetten in achterstands-wijken.In het kantoor van Kennisland aan de Amsterdamse Keizersgracht laat Van den Steenhoven zijn nieuwste product zien: de Kenniseconomie Monitor 2010, getiteld Voorbij de tegenstellingen in een slimmer Nederland. Volgens Van den Steenhoven is het niet het zoveelste rapport over het feit dat Nederland, vergeleken bij andere landen, zo weinig geld uitgeeft aan R&D. Maar een nieuwe visie op de staat van de Nederlandse kenniseconomie.Nederland is volgens deze monitor achtste in de ‘moederindex van de kenniseconomie’. Op basis van vijftien veelgebruikte rankings, zoals de Global Competiveness Index en de Times Higher Education Ranking, heeft Kennisland de positie van Nederland bepaald. Dat Nederland achtste staat, betekent dat er zeven landen zijn die als kenniseconomie op meer dan de helft van deze vijftien rankings beter scoren dan Nederland. Nederland is een goede allrounder, volgens Van den Steenhoven, maar haalt de top niet.

Nieuwe bedrijvigheidDe zeven die het beter doen, zijn Denemarken, Zweden, Canada, Singapore, Zwitserland, de Verenigde Staten en Finland. Wat kan Nederland van hen leren? Volgens Van den Steenhoven geldt dat veel landen die qua samenstelling en economie op Nederland lijken, altijd net even sneller lopen om hun kenniseconomie te versterken. Dat is goed zichtbaar tijdens deze economische crisis. “Kijk naar Finland”, zegt hij. “Nokia kondigde in september 2009 al een initiatief aan om de economie te stimuleren. Duizenden ongebruikte octrooien van de multina-tional kwamen beschikbaar voor Finse ondernemers. Nokia en de Finse overheid deden daar nog eens 8 miljoen euro durfkapitaal bij. Dat heeft tot veel nieuwe bedrijvigheid geleid.”

De Kennisland-voorzitter is daarom allesbehalve tevreden over het regeerakkoord van het nieuwe kabinet. “Als je naar deze crisis kijkt, dan kiezen veel van de landen die boven ons staan in de moeder-index ervoor om te investeren in onderwijs, kennis en innovatie. Onze regering investeert anderhalf miljard in onderwijs, maar bezuinigt hetzelfde bedrag. Als je naar onderzoek en innovatie kijkt, gaan we er fors op achteruit, omdat alle middelen

voor onderzoek en innovatie, die voornamelijk uit het FES-fonds kwamen, worden geschrapt.” Van den Steenhoven is wel posi-tief over de beslissing van het kabinet om innovatie te concen-treren bij het ministerie van Economische Zaken (EZ). “Het Innovatieplatform kwam niet goed uit de verf, omdat OCW en EZ te weinig met elkaar samenwerkten.”

Het in juni opgeheven Innovatieplatform was een project uit de hoge hoed van Kennisland. Van den Steenhoven deed samen met Frans Nauta, mede-oprichter van Kennisland, onderzoek in Finland. Ze stuitten op een Fins platform dat het functioneren van het kennis- en innovatiesysteem kritisch tegen het licht hield, en voor doorbraken moest zorgen. Dat had Nederland ook nodig, vonden ze. Het Innovatieplatform kwam er, en Nauta werd de eerste secretaris. Het platform liep volgens Nauta uit op een fiasco, waarover hij een boek schreef.

Digitale trapveldenVan den Steenhoven had zelf ook gehoopt op meer concrete resultaten, in plaats van “een boel op zich best mooie rapporten”. Maar het platform heeft volgens hem wel bijgedragen aan de bekendheid van het begrip kenniseconomie. “Dat is uit het politieke debat niet meer weg te slaan.” Een nieuw innovatie-platform hoeft er van hem niet te komen. “Zo’n plat-form zou geld moeten verdelen, maar er lijkt geen geld te verdelen.”Hoe probeert Kennisland om niet in dezelfde val te lopen als het Innovatieplatform, en wél tast-baar resultaat te boeken? “Wij proberen juist heel concreet projecten uit te voeren”, zegt Van den Steenhoven. Tussen 2000 en 2004 bouwde de denktank bijvoorbeeld vierhonderd ‘digitale trap-velden’.

Internationalisering kan

wat migratie niet kan:

de vergrijzing van

krimpregio’s oplossen

j o e r i v a n d e n s t e e n h o v e n , v o o r z i t t e r k e n n i s l a n d :

‘Huidige kenniseconomie verscherpt contrasten’

transfer | november 2010 | 9

Page 10: Transfer 3, jaargang 18

Dat zijn computerruimtes in buurthuizen of bibli-otheken in achterstandswijken, waar iedereen kan leren om te gaan met ICT. Tienduizenden maakten er gebruik van. Nederland scoort tegenwoordig inter-nationaal heel goed op het gebied van computervaar-digheden onder de bevolking. “Natuurlijk niet alleen door ons”, relativeert Van den Steenhoven. “Maar het is exemplarisch voor hoe wij werken. We zoeken een maatschappelijke uitdaging, en gaan daarmee aan de slag.”Ook wil Kennisland met de Kenniseconomie Monitor een nieuwe impuls geven aan het Nederlandse debat over de kenniseconomie. Van den Steenhoven wil dit verbreden. Hij vindt dat dit debat tot nu toe te elitair is geweest. “Het gaat altijd over hoger onderwijs, over technologie of bedrijven die hoogwaardig onderzoek uitvoeren. Dat is allemaal heel belangrijk. Maar wat we met deze monitor duidelijk willen maken, is dat de opkomst van de kenniseconomie niet alleen effect heeft op universiteiten, maar op de hele samenleving.”

BijsturenDe vijf voorwaarden voor een kenniseconomie – excel-lent onderwijs, scherp onderzoek, innovatief onderne-merschap, sterke infrastructuur en een slimme over-heid – zitten volgens Kennisland inmiddels bij iedereen tussen de oren. Maar een belangrijke conclusie uit de monitor is dat de opkomende kennissamenleving de tegenstellingen in de Nederlandse samenleving verscherpt. De kloof tussen jong en oud, hoog- en laagopgeleid, groei- en krimpregio’s en de open en gesloten samenleving zal alleen maar groter worden als er niet wordt bijgestuurd. “Neem de tegenstelling jong-oud”, legt Van den Steenhoven uit. “Vergrijzing is een onomkeerbare demografische trend. Maar de opkomst van de kennis-economie versterkt dat effect nog eens, omdat kennis en beroepen door innovatie steeds sneller veranderen.” De oudere generatie heeft daardoor steeds meer moeite om bij te blijven, zegt hij. Zij moet blijven leren, maar de overheid investeert daar weinig in. Daardoor haken ouderen af en moeten jongeren steeds harder werken. “De enige mogelijkheid om deze spiraal te doorbreken, is de productiviteit te verhogen door innovatiever te gaan werken. Want met alleen meer en langer werken redden we het niet.”Ook de tegenstelling groei versus krimp baart Van den Steenhoven zorgen. “De kenniseconomie is echt een

stedelijke economie. Steden groeien en trekken talent en bedrijvigheid weg uit de krimpregio’s, die sowieso al door vergrijzing worden getroffen.” Migratie is geen oplossing, zegt Van den Steenhoven. “Als je het vergrijzingsprobleem via migratie zou willen oplossen, zouden jaarlijks 300.000 migranten moeten instromen, heeft het CBS berekend.” Maar internatio-nalisering kan wel een oplossing bieden, bijvoorbeeld door de krimpregio’s meer aansluiting te laten zoeken met België en Duitsland.

WaarschuwingHet gevaar van de tegenstellingen is volgens de Kennisland-voorzitter dat er groepen ontstaan die niet meer meedoen in de kenniseconomie. “Mensen die wat ouder zijn, een lagere opleiding hebben en in een krimpgebied wonen, die haken af. Terwijl we ook hen nodig hebben.”Een andere tegenstelling die Kennisland in de monitor noemt, is open versus gesloten. In Nederland is dit momenteel een belangrijk vraagstuk, zegt Van den Steenhoven. Hij wijst op Denemarken. De Scandinavische topper staat samen met Zweden bovenaan de moederindex. Aanvankelijk stond Denemarken alleen aan kop, vertelt hij. Maar toen kwam de Global Competitiveness Index 2010 uit en daar is Denemarken op gezakt. De belangrijkste oorzaak is dat ondernemers de huidige instabiele en krampachtige regering, die een restrictief immigra-tiebeleid voert, niet goed vinden voor het vestigings-klimaat. Is dat een waarschuwing voor Nederland? “Ja”, zegt Van den Steenhoven. “De huidige politieke situatie is een reëel gevaar voor de Nederlandse kennis-economie.”

elleke bal

g e d r e v e n p o l i t i c o l o o g m e t r u i m e e r v a r i n g

Joeri van den Steenhoven is, behalve voorzitter van Stichting Kennisland,

ook bestuurslid van de Europese denktank Lisbon Council in Brussel en lid

van de netwerken onderwijsinnovatie en Social Innovation Exchange. Tijdens

zijn studie politicologie aan de UvA was hij vice-voorzitter van de Landelijke

Studenten Vakbond. Later werd hij beleidsadviseur van de HBO-Raad. (EB)

| november 2010 | transfer10

Page 11: Transfer 3, jaargang 18

Waar in het vorige kabinet ministers zich bezig-hielden met zowel hoger onderwijs als ontwik-kelingssamenwerking, vallen beide terreinen in het kabinet-Rutte onder een staatssecretaris. Halbe Zijlstra, de nieuwe staatssecretaris bij OCW, was in de Tweede Kamer al woordvoerder hoger onderwijs namens zijn partij. Uit het regeerakkoord blijkt dat hij de aanbevelingen uit het rapport van de commissie Toekomstbestendigheid hoger onderwijs, onder leiding van Cees Veerman, gaat uitvoeren. Dus moet selectie mogelijk zijn, wordt bekostiging gericht op kwaliteit ‘met minder perverse financiële prikkels’, krijgt excellentie een stimulans en komt er meer ruimte voor specialisatie van onderwijsinstellingen. Ook enkele andere afspraken die VVD, CDA en PVV hebben gemaakt kunnen van invloed zijn op de internationalisering van het hoger onderwijs, met name op de studentenmobiliteit. Studenten die meer dan een jaar vertraging oplopen tijdens hun studie moeten drieduizend euro extra collegegeld gaan betalen. Daarnaast wordt hun instelling drieduizend euro gekort per langstudeerder. “Vooral de ambiti-euze studenten worden hierdoor getroffen”, zegt de Landelijke Studenten Vakbond op haar website.

“Stage en studie in het buitenland, zware studies en bestuurswerk worden erdoor ontmoedigd.”De studiefinanciering wordt beperkt tot de bachelor. Voor de masterfase wordt een sociaal leenstelsel inge-voerd. Nu vinden studenten de kosten van een studie in het buitenland en de rompslomp bij het aanvragen van meeneembare studiefinanciering vaak bezwaarlijk. Als de financiële bijdrage voor een master in Nederland vervalt, zou over de grens kijken wat aantrekkelijker kunnen worden. Het nieuwe kabinet wil verder de numerus fixus binnen vijf jaar afschaffen. Welke gevolgen die maatregel zal hebben voor Nederlandse en buitenlandse studenten, hangt af van hoe dit voor-nemen ingevuld zal worden.

Zelfredzaamheid Ben Knapen, de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken die zich op ontwikkelingssamenwerking gaat richten, heeft nog geen ervaring op dat gebied. Hij werkte weliswaar voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat afgelopen jaar het rapport Minder pretentie, meer ambitie publiceerde, maar leverde daar geen bijdrage aan. Uit het regeerakkoord valt op te maken dat hij het rapport als leidraad moet nemen bij het fundamenteel herzien en moderniseren van het ontwikkelingsbeleid. Uitgangspunt daarbij is een verschuiving van hulp naar investeren, wat moet leiden tot zelfredzaamheid in ontwikkelingslanden. Het budget voor ontwikkelingslanden wordt terug-gebracht van 0,8 procent van het bruto binnenlands product naar 0,7 procent: een vermindering van 750 miljoen euro per jaar. “In tijden van crisis moet iedereen de broekriem aanhalen”, legt Knapen uit op de website van zijn ministerie. “Dus moeten we keuzes maken en efficiënter werken. Maar Nederland wil een constructieve en eerlijke bijdrage leveren.”

elleke bal en annelieke slappendel

Aan de slag met rapporten van Veerman en WRRHet uitvoeren van de aanbevelingen van de commissie-Veerman, is de komende jaren een van de

belangrijkste taken voor Halbe Zijlstra (VVD). De nieuwe staatssecretaris is verantwoordelijk voor

het hoger onderwijs. Voor Ben Knapen (CDA), de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken die

ontwikkelingssamenwerking onder zijn hoede neemt, wordt het rapport van de WRR leidend.

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

transfer | november 2010 | 11

a c t u e e l

Staatssecretaris

Halbe Zijlstra.

Page 12: Transfer 3, jaargang 18

b e d r i j f v a a k g e b o r e n u i t f r u s t r a t i e b i j o p r i c h t e r

Internationale bemiddeling is booming business

Steeds meer bedrijven en bedrijfjes werpen zich op als bemiddelaar tussen studenten en instellingen

in binnen- en buitenland. Een goede ontwikkeling? Of een signaal dat de instellingen steken laten

vallen? Transfer brengt deze nieuwe, zich snel ontwikkelende markt in kaart. De kwaliteit moet worden

gewaarborgd, vinden alle betrokkenen.

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

a c h t e r g r o n d

Page 13: Transfer 3, jaargang 18

Door de globalisering wordt de wereld steeds kleiner. Toch heeft het vaak heel wat voeten in de aarde om voor studie of stage naar het buitenland te gaan, of anderszins je weg te vinden in het internati-onele hoger onderwijs. Was vroeger de universiteit of hogeschool de aangewezen partij om bij te rade te gaan, de laatste jaren verschijnen steeds meer bedrijven en bedrijfjes op deze groeiende markt. Zij ondersteunen studenten bij het vinden van oplei-dingen en stages in het buitenland, of verlenen dien-sten aan buitenlandse studenten in Nederland. Precieze cijfers zijn er niet, maar de trend is duidelijk: steeds meer werk op het gebied van interna-tionalisering wordt uitbesteed. “Instellingen schakelen wereldwijd steeds vaker externe bedrijven in en geven meer taken uit handen”, zegt Hans de Wit, lector internati-onalisering aan de Hogeschool van Amsterdam.

Gat in de markt De bedrijven richten zich op zeer verschil-lende gebieden van de internationalisering. Bemiddelingsbureau On-Stage, door Nederlanders gerund in Nicaragua, regelt bijvoorbeeld stages voor Nederlandse studenten in het Midden-Amerikaanse land. Jules & You in Maastricht richt zich op buiten-landse studenten in Nederland, met services zoals fietsenverkoop, bemiddeling bij kamerverhuur en hulp met belastingaangiftes. Twee Duitse oud-studenten van de Saxion hogeschool begonnen in 1999 met het werven van Duitse studenten voor de grenshogeschool. Inmiddels doen ze dat voor meer dan dertig Nederlandse instellingen, verzorgen ze complete brandingcampagnes en zijn ze ook actief in Denemarken en Ierland. Hun bedrijf border concepts telt naast de drie vennoten, negen vast medewerkers en dertig parttimers. De internationale studiebemid-delaar Kilroy education helpt studenten kosteloos bij het zoeken naar een buitenlandse instelling, het invullen van aanmeldingsformulieren, het vertalen van diploma’s en het regelen van accommodatie en een verzekering. De buitenlandse instellingen betalen de bemiddelaar 10 tot 15 procent van het collegegeld als commissie per aangeleverde student. Drie slimme studenten technische natuurkunde

uit Eindhoven ontdekten ruim drie jaar geleden een ander gat in de markt. Ze lanceerden de site Studyportals waarop het Europese aanbod aan bachelor-, master- en PhD opleidingen in kaart is gebracht. Maandelijks trekt de site meer dan een miljoen bezoekers. Ook alle studiebeurzen die in Europa te verkrijgen zijn, heeft het bedrijf via ScholarshipPortal.eu overzichtelijk bij elkaar gezet. Vaak zijn de jonge bedrijven deels opgezet uit frus-tratie. Veel van de ondernemers gingen jaren geleden zelf als student naar het buitenland en vonden de

begeleiding en dienstverlening van instellingen ondermaats. Of ze kwamen in aanraking met (buiten-landse) studenten in Nederland die klaagden over gebrekkige service. Inmiddels zijn de internationalise-ringsbedrijven booming business. Vele begonnen een jaar of vijf geleden met een paar studenten als klant, maar hebben nu tientallen, soms meer dan honderd studenten

ingeschreven staan. Zo is Studyportals marktleider in Europa en is het personeelsbestand in de korte tijd van zijn bestaan uitgebreid van drie naar vijftien medewerkers.

BuitenspelDat de service aan studenten, mede door deze bedrijven, verbeterd wordt is een goede zaak. Maar lector Hans de Wit ziet ook de schaduwkant, vooral als het om stages gaat die in het buitenland worden geregeld. Hoe groter de afstand is, hoe minder grip de instelling heeft op zo’n bedrijf en op wat er in het buitenland gebeurt. Bedrijfjes die bijvoorbeeld buitenlandse stageplekken regelen voor studenten, doen zaken met het stagebedrijf en de student; die laatste betaalt. Instellingen komen daardoor deels buitenspel te staan. Ze hebben vaak officieel geen band met de bemiddelingsbedrijven omdat ze hen niet betalen. “Daardoor is er vaak geen controle op de kwaliteit”, zegt De Wit. “Terwijl dat nu juist extra belangrijk is wanneer je een externe partij inschakelt. Zorgt het bedrijf ervoor dat de student op de juiste plek terechtkomt, wordt hij of zij goed begeleid en wat is daarbij de rol van het bedrijf en de instelling? Studenten en bedrijven hebben vaak andere belangen dan instellingen. En tegen wie zegt de student dat

b e d r i j f v a a k g e b o r e n u i t f r u s t r a t i e b i j o p r i c h t e r

Internationale bemiddeling is booming business

“Onze relatie met de

instelling is indirect, we

zijn geen verantwoording

verschuldigd”

transfer | november 2010 | 13

Page 14: Transfer 3, jaargang 18

Studeren in de Verenigde Staten lijkt op het eerste gezicht een-

voudig. Maar de praktijk blijkt vaak weerbarstiger, vertelt Marina

Meijer van adviesbureau UStudy. “Het begint al bij de studiekeuze.

Wil iemand studeren bij een kleine universiteit of bij een van de Ivy

League? Er zijn vierduizend universiteiten en colleges, dus er is veel

keuze. Ik bepaal aan de hand van uitgebreide vragenlijsten, gesprek-

ken en financieringsmogelijkheden welke universiteit het beste bij

studenten past. Dat kan verrassende keuzes opleveren. Veel studen-

ten weten bijvoorbeeld niet dat er liberal arts colleges zijn die op hun

vakgebied hoger scoren dan de bekende research-universiteiten.”

De kosten zijn afhankelijk van het aantal uren dat UStudy in een

bemiddeling steekt, maar het begint bij negentig en loopt in uitzon-

derlijke gevallen op tot een paar duizend euro. Bij de oprichting in

2005 had UStudy vijftien studenten als klant, komend jaar verwacht

Meijer er 150 te helpen.

Ondernemer Meijer begeleidt ook veel sporters. Ze organiseerde

onlangs een Europese basketbal-showcase, waarbij een Amerikaanse

scout overkwam om talent voor universiteiten te spotten. “Ik advi-

seer bijvoorbeeld de talentvolle jeugdtennisser Iris Verboven. Zij

bezoekt momenteel Amerikaanse universiteiten om met coaches en

de campus kennis te maken.” (RV)

u s t u d y h e l p t o o k b a s k e t b a l l e r s n a a r d e v s

Tijdens haar opleiding European Studies in Maastricht viel het Karin

van der Ven op dat veel internationale studenten tegen praktische

problemen aanliepen. Ze zette in 2008 Jules & You voor hen op.

“Wij regelen van alles. Van fietsen en woonruimte zoeken tot

de belastingaangifte en hulp bij Nederlandstalige brieven.

Veel Chinezen begrijpen bijvoorbeeld niet goed dat Nederlandse

organisaties als de Informatie Beheer Groep per post communiceren.”

Jules & You voorziet duidelijk in een behoefte: in Maastricht

staan maar liefst 7.000 studenten ingeschreven. Het bedrijf

is sinds mei dit jaar ook te vinden in Tilburg (2.000 inschrij-

vingen) en sinds september in Groningen (nu ongeveer

tweehonderd inschrijvingen). Door de vele klanten liggen de

tarieven laag: inschrijven kost 10 euro, een fiets 50 en hulp bij

een belastingaangifte 27,50.

Jules & You werkt nauw samen met de Universiteit van Tilburg,

waar het bedrijf een balie heeft bij het Shared Service Center.

“Daar bieden we bijvoorbeeld huisvesting aan. De universiteit kan

zo goed zien hoe we werken en ook naar ons doorverwijzen.” (RV)

j u l e s & y o u h e l p t b i j d e b e l a s t i n g a a n g i f t e

Stagebemiddelaar Khaya in Zuid-Afrika kreeg dit jaar een grote

stroom klanten. In de aanloop naar het WK voetbal ondersteunde het

bedrijf maar liefst 130 studenten. Bij de oprichting in 2005 waren dat

er slechts zes. “We streven naar rond de 75 studenten per jaar”, zegt

oprichter Martijn van der Put. “Dan kan ik ze de beste persoonlijke

zorg geven en ervan rondkomen. Wij halen ze op van het vliegveld.

In geval van nood staan we dag en nacht tot hun beschikking.” De

bemiddelingskosten voor een stage bedragen 395 euro.

Khaya heeft kleine vestigingen in Port Elizabeth en Kaapstad en

regelt voornamelijk stages voor studenten van de PABO, pedago-

gische hulpverlening en economie. Maar ook stages voor studen-

ten met bijzondere wensen zijn mogelijk. “Een studente creatieve

therapie wilde onderzoeken hoe elfjes bijdragen aan de behande-

ling van getraumatiseerde kinderen. Zij is naar een opvangtehuis

gegaan voor kinderen met HIV en heeft daar therapie spelenderwijs

gegeven.” (RV)

k h a y a s t a a t d a g e n n a c h t k l a a r i n z u i d - a f r i k a

Foto

: Brig

itte

van

Hee

swijk

| november 2010 | transfer14

Page 15: Transfer 3, jaargang 18

zijn stage inhoudelijk niet bevalt? Wie is aansprake-lijk?” Ook de bedrijfjes worstelen met deze vraag. “We hebben indirect een relatie met de instelling, maar die zijn wij geen verantwoording verschuldigd”, zegt Tjitske de Winne van On-Stage Nicaragua. Dat zorgt soms voor lastige situaties. “Een studente voor wie wij hadden bemiddeld, kreeg psychische problemen in Nicaragua. Wij waren bang voor haar veiligheid en hebben toen toch de hogeschool ingeschakeld. Het bleek dat deze studente een geschiedenis van psychi-atrische problemen had. Dat stond in haar dossier bij de hogeschool.” In de toekomst wil On-Stage Nicaragua niet alleen meer een relatie met de student, maar ook met de instelling.

Inzicht in handelwijzeVolgens Hans de Wit is het noodzakelijk dat de oplei-ding verantwoordelijk blijft. “Dat geldt niet alleen voor stages, maar ook voor een aantal andere services in internationalisering. En er moet goed inzicht zijn in de handelwijze van bedrijven.” Maar de discussie over de opkomst van de bemiddelingsbedrijven gaat verder dan de vraag hoe de kwaliteit van de geleverde diensten wordt gewaarborgd en wie waar-voor verantwoordelijk is. Volgens De Wit nemen de bedrijven met hun werk basale taken over van de Nuffic en de instellingen. “Die zouden meer en betere informatie moeten verschaffen aan Nederlandse en buitenlandse studenten.” Instellingen voeren aan dat er vaak geen tijd en geld is om studenten intensief te begeleiden. Soms ontbreekt ook de deskundigheid, merkt Marina Meijer van UStudy, adviesbureau voor studie in de Verenigde Staten. “Wij begeleiden studenten die hun studie tijdelijk of volledig voortzetten in Amerika. Omdat de instelling niet meer aan ze verdient en onbekend is met de vele mogelijkheden, is de voorlichting vanuit de instelling vaak onvoldoende.”

Lokale contactenOndanks zijn bezwaren tegen het uitbesteden van instellingstaken, vindt ook De Wit dat bedrijven als bemiddelaars in het buitenland zeker een meer-waarde kunnen hebben. “Zij hebben veel lokale contacten en weten wat er mogelijk is.” Daarop wijzen de bedrijven ook zelf. Ze benadrukken hun uitgebreide netwerk en hun kennis van omgaan met

mensen in andere landen. “Ik ken veel mensen bij bedrijven en instellingen. Zij weten wat ze mogen verwachten van de studenten voor wie wij bemid-delen”, zegt Martijn van der Put van bemiddelingsbu-reau Khaya in Zuid-Afrika.De academie voor sociale studies in Den Bosch besloot onlangs alleen nog maar samen te werken met bemiddelingsbedrijven in het land waar de student naartoe gaat. “Veel studenten selecteren een studie en stage in het buitenland op een globale indruk. Wij komen vaak lastig in contact met die buitenlandse instelling”, zegt internationaliserings-coördinator Henriette van Balkom. “Dan hebben wij geen grip op de situatie en weten weinig van de kwaliteit. Bemiddelingsbureaus die we vertrouwen zijn waardevol, omdat zij onze eisen aan stage- en studieplekken kennen.”De Wit vindt dat instellingen gezamenlijk zouden moeten optrekken bij het vergaren van informatie over stage- en studiemogelijkheden in het buitenland of het aantrekken van buitenlandse studenten. “Er moeten expertisecentra komen, waar de instellingen van op aankunnen.” Op die manier zouden de instel-lingen minder afhankelijk worden van bedrijven, die immers een winstoogmerk hebben. “Want dat is problematisch”, aldus De Wit.

robert visscher

transfer | november 2010 | 15

Page 16: Transfer 3, jaargang 18

Een internationale joint degree is bij uitstek een middel om internationalisering vorm te geven, betoogde toen-malig minister Plasterk een jaar geleden. De constructie houdt in dat een Nederlandse hoger onderwijsinstelling samen met een of meerdere buitenlandse partners een internationaal programma op bachelor-, master- of PhD-niveau verzorgt. De student volgt het ene deel van de opleiding aan zijn eigen instelling, het andere bij de buitenlandse partner. Na afloop ontvangt hij één gezamenlijk diploma van beide instellingen. Staf en studenten moeten reizen en dat zorgt voor meer mobi-liteit. Bovendien is zo’n gezamenlijk traject met een gerenommeerde partner goed voor de internationale

reputatie van Nederlandse universiteiten. Ook kan het de kwaliteit van het onderwijs verhogen omdat beide partners hun expertise inbrengen. Tot zover de theorie. De praktijk blijkt een stuk weer-barstiger. De weg naar een joint degree is bezaaid met hobbels en kuilen, zeggen kenners. Dat komt doordat de onderwijswetgeving, ondanks het voortschrijdende Bolognaproces, vooral een nationale aangelegenheid is. Daardoor lopen deze grensoverschrijdende samen-werkingsverbanden tegen verschillende wettelijke bepalingen aan. Zo verschillen de collegegeldtarieven per land, net als de eisen die aan de accreditatie worden gesteld. Ook de lengte van de master varieert, evenals de regels voor bekostiging. De bureaucratische hobbels zijn maar al te goed bekend bij medewerkers van instellingen die al langer betrokken zijn bij zogenaamde double degree-oplei-dingen – gezamenlijke internationale opleidingen waarbij de student twee diploma’s ontvangt. Hoe verdeel je het collegegeld als de buitenlandse instel-ling waarmee je samenwerkt 8.000 euro collegegeld vraagt, terwijl jij als Nederlandse instelling gebonden bent aan het wettelijk collegegeld van 1.672 euro? Dat vergt ingewikkelde verrekenmethodes. En keer op keer

r e g e l s z i j n n o g c o m p l e x e r d a n b i j d o u b l e d e g r e e

Joint degree blijkt toch niet het ei van ColumbusSinds juli 2010 zijn joint degrees wettelijk toegestaan.

Lang is naar deze mijlpaal uitgekeken, maar de

aanvankelijke blijdschap heeft inmiddels plaatsgemaakt

voor scepsis. Instellingen vrezen meer in plaats van

minder bureaucratische rompslomp.

illus

trat

ie: N

iels

Bon

gers

| november 2010 | transfer16

a c h t e r g r o n d

Page 17: Transfer 3, jaargang 18

maatwerk. En hoe los je het op als jouw partner alleen maar tweejarige masters mag aanbieden? En hoe ga je om met de verschillende eisen die aan scripties worden gesteld? Dat is iedere keer weer puzzelen. Bij joint degrees ligt een aantal zaken nog inge-wikkelder. Dat komt doordat er een gezamenlijk programma wordt ontworpen met gezamenlijke examinering en toetsing. Met partners uit verschil-lende landen, met elk hun eigen opleidingscultuur, is dat geen sine-cure. Bij de double degree worden twee bestaande geaccrediteerde programma’s in elkaar geschoven. Er kan gebruik worden gemaakt van wederzijdse vrijstellingen waardoor er wat meer rek zit in het programma. Bij een joint degree moeten beide partners het programma, inclusief het deel dat aan de partner-universiteit wordt gevolgd, laten accrediteren in beide landen. Het gezamenlijk ontwerpen en het tweezijdig laten accrediteren kosten veel tijd, inspanning en geld. Tegelijkertijd vormt het volledig geïntegreerde programma de meerwaarde van de joint degree. Het lijkt erop dat de Nederlandse wet vooralsnog onvoldoende ruimte biedt aan de joint degree. En is dat de reden dat instellingen niet staan te popelen om deze trajecten te ontwikkelen. “Een joint degree is kostbaar vanwege de tijd die erin gaat zitten om zoiets te ontwerpen”, zegt Janco Bonnink, coördinator strategisch onderwijsbeleid bij de Vrije Universiteit. Een hoger collegegeld mag er echter niet voor worden gevraagd. “Wij hebben de ambitie om internationaal talent aan te trekken. Daar spelen joint degrees een belangrijke rol in. De meerwaarde van een joint degree wegen we per geval af tegen de inspanningen die het kost”. Bonnink denkt dat, vanwege de nationale verschillen, er minder gebruik van de joint degree zal worden gemaakt dan vijf jaar geleden werd gedacht. “Maar”, tekent hij aan, “misschien waren de verwach-tingen toen ook wel te hooggespannen. Toen het idee van joint degrees werd gelanceerd, dacht men dat we inmiddels, in het kader van Bologna, veel verder zouden zijn met Europese regelgeving op het gebied van kwaliteitszorg en collegegeld.”Ook Frans Rutten, associate dean for international affairs aan de Rijksuniversiteit Groningen, houdt het voorlopig op double degree-opleidingen. Aan zijn

instelling zijn inmiddels acht van deze mastertrajecten ontwikkeld. “Een joint degree is a hell of a job en ik zie er geen grootse toekomst voor weggelegd”, vertelde hij eind september op de Duits-Nederlandse hogeronder-wijsdagen. “De bureaucratische rompslomp is beslist niet minder geworden doordat het wettelijk mogelijk is

gemaakt.”Ook het hbo loopt nog niet warm voor joint degrees. Dat komt doordat in de wet is vastgelegd dat deze opleiding niet mag bestaan uit een hbo- en een wo-programma. Nu werken veel hogescholen samen met buitenlandse universiteiten. Via die constructie kunnen hbo-studenten in het buitenland een mastertitel behalen. Dat is interessanter voor

hen dan een joint degree op hbo-niveau. Dat het opzetten van joint degrees tijdrovend en kost-baar is, is bekend. Daarom heeft de overheid er voor de periode 2009–2013 extra geld voor uitgetrokken. Naast de directe bijdrage aan de instellingen is jaarlijks 60.000 euro gereserveerd voor netwerkactiviteiten, het bundelen van best practices en evaluaties. Op die manier kunnen ervaringen worden gedeeld en hoeft niet iedere instelling zelf het wiel uit te vinden. Universiteitenvereniging VSNU beheert dit stimule-ringsfonds.

PerspectiefDe Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) werkt aan een andere hobbel. Als de buiten-landse accreditatie valt onder een wederzijdse erken-ningsovereenkomst met de NVAO, dan neemt de NVAO deze beoordeling over. Dat kan een heleboel werk schelen, maar dan moet je partner wel in een land zitten dat een overeenkomst met de NVAO heeft. Gelukkig breidt de samenwerking op accreditatiegebied zich, door het voortschrijdende Bolognaproces, steeds verder uit. Dat biedt dus perspectief voor de toekomst. Want ook al is het ploeteren om gezamenlijke interna-tionale opleidingen op te zetten, betrokkenen vinden het nog steeds de moeite waard. Zij wijzen erop dat joint degrees niet alleen verrijkend zijn voor de instel-ling, maar studenten veel meer bieden dan een uitwis-seling met een partnerinstelling.

els heuts

r e g e l s z i j n n o g c o m p l e x e r d a n b i j d o u b l e d e g r e e

Joint degree blijkt toch niet het ei van Columbus

“Van joint degrees zal

minder gebruik worden

gemaakt dan vijf jaar

geleden werd gedacht”

transfer | november 2010 | 17

Page 18: Transfer 3, jaargang 18

o n l i n e - c u r s u s v o o r a f m a a k t h e t o n b e k e n d e m i n d e r e n g

Warm bad voor buitenlandse studenten

Foto

: Jam

es H

ardy

, HH

| november 2010 | transfer18

a c h t e r g r o n d

Page 19: Transfer 3, jaargang 18

Een godsgeschenk noemt Jan Brouwer, docent aan de Haagse Hogeschool, het acculturatieproject. “Wij hebben veel instroom uit Azië”, legt hij uit. “Alles wat we kunnen doen om de problemen voor deze groep te verminderen, is meegenomen.” Cijfers over de uitval van deze studenten heeft hij niet. “Maar je hoort docenten en studenten mopperen over de moeizame samenwerking.”De uitval van buitenlandse studenten in het eerste jaar vormde de aanleiding voor het accultura-tieproject, dat onderdeel is van het Nationaal Actieplan e-learning van SURFfoundation. Ook projectleider Ria Jacobi heeft geen exacte cijfers daarover. Wel weet ze dat uitval de opleiding geld kost en dat het voor de student ook nog moeilijk ligt om thuis te komen zonder diploma. En ze wist van een succesvol project op de Universiteit Maastricht (UM). Die boekte hoopgevende resultaten met Webspijkeren, een online zomercursus wiskunde en economie voor aankomende studenten. De deelnemers presteerden daarna significant beter. “Studenten leerden elkaar via de zomercursus al kennen en konden meteen vragen stellen over praktische zaken als huisvesting”, vult Jacobi de voordelen aan.

ZelfvertrouwenDie aspecten werden meegenomen in het accul-turatieproject, dat van start ging in 2008. De vier universiteiten en vijf hogescholen die meededen, hoefden het Maastrichtse voorbeeld niet te kopiëren, maar konden een eigen online pilot opzetten om de aansluiting van internationale studenten op het

Nederlandse hoger onderwijs te verbeteren. De een opende een forum, de ander maakte filmpjes over de eigen stad en instelling. Sommige deelnemers gaven les via videoconferenties, en er werden e-coaches en buddy’s ingeschakeld.De Haagse Hogeschool koos voor die laatste aanpak om het Engels van aankomende studenten uit China te verbeteren. Dat verliep anders dan verwacht, vertelt Brouwer. “We hadden e-coaches geselecteerd die vloeiend Engels spraken. Hun niveau schiep afstand, de Chinezen sloegen dicht. Bij een tweede pilot hebben we de studenten daarom laten samen-werken op basis van gelijkheid. Ze moesten vertellen over feesten in elkaars land. De Chinezen bleken meer te weten over kerst dan de studenten hier over het midherfstfestival. Dat was goed voor hun zelfver-trouwen.”Een vergelijkbare ‘truc’ paste Hogeschool Zuyd toe in zijn pilot. De hogeschool organiseerde een inhoude-lijke cursus voor Duitsers die zich hadden aangemeld voor een Nederlandstalige opleiding in de gezond-

heidszorg. Via die cursus konden de Duitsers de taal inclusief vaktermen onder de knie krijgen. “We hielpen hen over hun spreekangst heen door de Nederlandse buddy’s soms in het Duits te laten antwoorden, om te laten zien dat ook zij fouten maakten”, legt Marleen van der Laan uit. Bij de tweede pilot liet

de hogeschool Duitsers meedoen die al een jaar in Nederland studeerden. Ze spraken al redelijk Nederlands en konden vertellen hoe zij dingen hadden aangepakt. Daarnaast werden Facebook-pagina’s ingezet voor contact tussen studenten onderling.

OngezoutenBrouwer noemt de tweede pilot van de Haagse Hogeschool zonder meer succesvol. “Het allerbe-langrijkste is dat de studenten het daarna minder eng vonden om naar Nederland te komen.” Chinese studenten zijn niet erg geïnteresseerd in praktische zaken als het openbaarvervoersysteem in Nederland, is zijn ervaring. Ze willen vooral weten hoe de mensen hier zijn. “En wij zijn echt heel anders. Daar moeten wij als hogescholen rekening mee houden, want wij trekken jonge studenten die koud van de middelbare school komen.” Het programma X-factor diende als voorbeeld om de

“Het is fijn om bij het eerste

college iemand in de zaal te

zien die je al kent”

Om te voorkomen dat buitenlandse studenten in

het eerste jaar uitvallen, deden negen instellingen de

afgelopen twee jaar mee aan het Acculturatieproject.

Ze lieten aankomende studenten, ieder in zijn eigen

thuisland, zich samen online voorbereiden op hun

studie in Nederland. Een vervolgproject staat inmiddels

in de steigers.

transfer | november 2010 | 19

Page 20: Transfer 3, jaargang 18

aankomende studenten duidelijk te maken dat het er op de Haagse Hogeschool anders toegaat dan op de middelbare school in China. Brouwer maakte een clip van het in China verboden programma toegankelijk via Blackboard. “Zo confronteerden we de studenten onder begeleiding met de ongezouten manier waarop we hier mensen beoordelen. Dat is in China niet geaccepteerd. Sommige studenten betoogden dat het maar goed is dat zo’n programma bij hen verboden is.” Of acculturatie ook zo nuttig is voor westerse studenten, betwijfelt Brouwer. Toch is Marleen van der Laan (Hogeschool Zuyd) op haar beurt redelijk tevreden over de pilots met Duitse studenten. De docenten vonden het lesgeven op afstand aanvan-kelijk spannend, zegt ze. Maar in de praktijk viel het mee. Voor sommige Duitse studenten waren de lessen, meestal in de avonduren, moeilijk te combi-neren met andere bezigheden. Maar alle moeite was niet voor niets: “Alle deelnemers van de online-cursus zijn geslaagd voor de toets, een voorwaarde om verder te kunnen. Voorheen was dat nog wel eens lastig.”

Minder bindingskrachtBrouwer miste zo’n stok achter de deur. Van de twintig studenten die na het toelatingsgesprek voor de Haagse Hogeschool aan de pilot begonnen, rondden er slechts negen die ook af. Hij denkt dat dat komt doordat de cursus gratis en vrijwillig was. “Deze studenten betalen veel geld om hier te komen studeren. Van een gratis cursus gaat minder bindings-kracht uit.” Eigenlijk, vindt Brouwer, zou de cursus een regulier onderdeel moeten zijn van de voorberei-ding op de studie in Nederland.De betrokkenen durven slechts voorzichtig conclu-sies te trekken over het acculturatieproject. Uit een nulmeting bleek dat vooral niet-westerse studenten moeilijk integreren en laag scoren, vertelt project-leider Jacobi. De laatste meting, na acht maanden, gaf aan dat de pilots effect hebben op de academische en sociale integratie. “De eerste signalen zijn dat accul-turatie in elk geval positief is voor het welbevinden van de student. Wat ik harder durf te stellen, door de geluiden die ik hoor, is het belang van een contact-persoon. Soms kunnen studenten het international office alleen bereiken via e-mail. Persoonlijk contact vóór aankomst in Nederland geeft wat zekerheid.” Dat is precies wat de Chinese studente Pingshi Gu

zegt in een filmpje over de cursus van de UM: “Het is fijn om bij het eerste college iemand in de zaal te zien die je al kent.”Onderzoeker Bart Rienties, tot voor kort verbonden aan de UM en daar ook betrokken bij Webspijkeren, noemt dat het ‘we care-principe’, waarbij studenten van tevoren een soort warm bad ervaren en zelfver-trouwen krijgen. Volgens hem toont het project aan dat het belangrijk is om iets te doen aan acculturatie. “Maar dan moet je het wel inbedden in een relevante activiteit. Toekomstige studenten alleen naar filmpjes laten kijken over de instelling, heeft weinig zin. Het gaat om samenwerken, samen leren, kennismaken.”

Geen invloed op studiesuccesWaar deelnemers aan Webspijkeren naderhand een halve tot hele punt hoger scoorden, had het accul-turatieproject geen direct aanwijsbare invloed op het studiesucces. Om dat te bereiken moeten taal, onderzoeksvaardigheden en vakspecifieke kennis centraal staan, zegt projectleider Jacobi. Dat worden drie belangrijke pijlers in een vervolgproject, waar-voor inmiddels een aanvraag is ingediend. Vier instel-lingen hebben opnieuw medewerking toegezegd. “We willen een soort nationale acculturatie-portal maken voor buitenlandse studenten”, vult Rienties aan. “En het is mooi als we dat samen kunnen doen. Maastricht heeft geen ervaring met taalonderwijs, Leiden wel. De kans dat studenten meedoen is ook groter als je in een consortium werkt, daardoor krijgt zo’n portal meer bekendheid.” Het delen van materiaal via een repository op www.acculturatie.nl bleek een lastig aspect van het project. De instellingen hadden aanvankelijk aarze-lingen over de bruikbaarheid en over copyright. Uiteindelijk hebben alle betrokkenen toch materiaal ter beschikking gesteld. “Maar het is best wat werk om dat materiaal om te bouwen zodat het geschikt wordt voor je eigen situatie”, vertelt Van der Laan. Ze voegt eraan toe dat andere instellingen ook de contactpersonen van het project kunnen benaderen om ideeën uit te wisselen. Brouwer sluit zich daarbij aan: “Ook al hebben wij geen algemeen geldend recept voor afstandsonderwijs aan Chinezen, we willen onze good practices graag delen.”

annelieke slappendel

| november 2010 | transfer20

Page 21: Transfer 3, jaargang 18

Van Nederland wist Rodrigo Azuero (24) drie jaar geleden vrijwel niets. Toch kende hij de Universiteit van Tilburg. “Ik las artikelen van Tilburgse weten-schappers voor werkstukken en vond ze zeer goed onderbouwd. En mijn docenten waren ook lovend over hen.” Azuero ontdekte dat zijn faculteit van de universiteit De Los Andes in Bogotá een uitwisse-lingverdrag had met Tilburg. Enthousiast vertrok de vierdejaars student economie na de jaarwisseling in 2008 naar Nederland. Azuero is lovend over zijn ervaringen in Tilburg. “In de klas wordt zelfstandiger gewerkt dan in Colombia.

Je wordt gestimuleerd om zelf oplossingen te vinden. Ook buiten het klaslokaal zijn studenten zelfstan-diger. Ze leren niet vaak samen in grote groepen in de bibliotheek of bij iemand thuis. Dat verbaasde mij in het begin, omdat in Colombia iedereen samenwerkt. Ik heb in Tilburg geleerd om zelfstandiger te werken en meer te vertrouwen op mijn eigen manier van denken, kennis en beoordelingsvermogen.” Azuero maakte in Tilburg kennis met econome-trie. Met behulp van wiskunde, statistiek en waar-schijnlijkheidsberekeningen worden economische modellen ontworpen. “Dat fascineerde mij meteen omdat het zo’n veelomvattend vakgebied is”, vertelt hij. “Je kunt bijvoorbeeld in een model vastleggen wat de invloed van leeftijd, sekse, financiële en sociale omstandigheden door de tijd heen is op de ontwikkeling van personen.”

Gay Parade Na een verblijf van zes maanden in Nederland, keerde Azuero terug naar Colombia waar hij eind 2009 afstudeerde. In mei 2010 ging hij aan de slag als onderzoeker bij de Inter-American Development Bank in Washington DC. “Ik wilde graag in het buitenland werken op een zo hoog mogelijk niveau en daarom sprak Amerika mij aan.” Econometrie gebruikt hij dagelijks. “Ik onderzoek momenteel de invloed van gezondheid, sociale omgeving en geslacht op het vinden van werk in Latijns-Amerika. We volgen mensen van jongs af aan en ook nog als ze al werk hebben. Omdat we meerdere varia-belen meten, pas ik econometrie toe. Zonder mijn Nederlandse ervaring was me dat nooit zo goed gelukt.”Azuero wil over twee jaar op zoek naar een promo-tieplek. “Door mijn uitstekende academische erva-ringen en mijn specialisatie in econometrie, denk ik in eerste instantie aan Tilburg. Op persoonlijk gebied vond ik Nederland ook een fijn land. Met name door de tolerantie ten opzichte van minderheden. Neem de Gay Parade, ik vond dat een fantastische gebeurtenis. In Colombia zou dat grote problemen veroorzaken. Ik denk dat mensen wereldwijd zowel van de acade-mische aanpak als van de Nederlandse tolerantie veel kunnen leren.”

robert visscher

‘Ik wil promoveren in Tilburg’ Een studie in het buitenland kan je leven en loopbaan

een nieuwe impuls geven. Dat merken veel buitenlanders

die hier langere of kortere tijd hebben gestudeerd. Hoe

vergaat het ze nu? Transfer praat bij met negen alumni.

Dankzij de kennis die hij in Tilburg opdeed, werkt de

Colombiaan Rodrigo Azuero nu in Amerika.

transfer | november 2010 | 21

a l u m n u s

Page 22: Transfer 3, jaargang 18

Het internationaliseringsbeleid van Nederlandse hogeronderwijsinstellingen is uit de tijd, schreef Transfer in juli 2009. In het artikel betoogden kenners dat de instellingen hun beleid ten onrechte nog altijd baseren op het idee dat een kennismaking met het buitenland per definitie een goede voorbe-reiding op de toekomst is. Studenten anno nu – die al veel gereisd hebben en elke dag de wereld binnen-halen via internet – zouden dat idee allang niet meer delen. Om de internetgeneratie ook voor studie naar het buitenland te krijgen, zouden de instellingen een andere aanpak moeten kiezen, was de conclusie van het artikel. Prue Nairn, teamleider aan de Hotelschool van Hogeschool Stenden in Leeuwarden, besloot naar

aanleiding van het artikel zelf te onderzoeken hoe studenten tegen een buitenlands studieverblijf aankijken. Ze deed literatuuronderzoek naar de huidige generatie studenten. Via een enquête en korte interviews verzamelde ze informatie bij derdejaars van vier Engelstalige opleidingen bij Stenden: Leisure Management, Small Business and Retail Management, International Hospitality Management en Media & Entertainment. Driekwart van de studenten die Nairn ondervroeg, zei het voor persoonlijke en professionele ontwik-keling belangrijk te vinden om in het buitenland te studeren. De onderzoekster vroeg zich af hoe het dan kan dat de uitgaande mobiliteit tegelijkertijd stagneert of slechts beperkt groeit. “Het lijkt erop

a d v i e s : m e e r i n f o r m a t i e e n b e g e l e i d i n g

Internetgeneratie gaat niet zomaar de grens over

“Studenten van nu stellen

zich de vraag: wat kan ik

thuis met mijn buitenlandse

studie-ervaring?”

Om de mobiliteit van studenten te stimuleren, moeten onderwijsinstellingen hun boodschap dat

studeren in het buitenland belangrijk is, anders verkopen. Dat constateert Prue Nairn, docent bij

Hogeschool Stenden, na onderzoek. Studenten moeten een buitenlandverblijf zien als een volwaardig

onderdeel van de studie en niet als extraatje.

Foto

: Ber

t Spi

ertz

, HH

| november 2010 | transfer22

i n t e r v i e w

Page 23: Transfer 3, jaargang 18

dat deze generatie studenten een stuk kritischer is dan eerdere generaties”, zegt Nairn. “Studenten van nu stellen zich de vraag: wat kan ik met de studie-ervaring die ik in het buitenland heb opgedaan, zodra ik weer thuis ben? Het moet ze expliciet duidelijk worden wat de meerwaarde is.”

Volwaardig studieonderdeelDe onderzoekster denkt daarom dat de kijk van studenten op een studieverblijf in het buitenland zal moeten veranderen. Studenten moeten een periode in het buitenland volgens haar gaan zien als een volwaardig onderdeel van het studietraject, niet als een extraatje. Hoe die perceptie kan veranderen? Beleidsmakers zouden studie in het buitenland expli-cieter kunnen formuleren als streven of verplichting, denkt de onderzoekster. “Daardoor zou de uitgaande mobiliteit absoluut toenemen.”Ook zouden studiebegeleiders voor, tijdens en na een buitenlands verblijf meer begeleiding kunnen bieden, meent Nairn. Want daar hebben de huidige studenten volgens haar behoefte aan. “Jongeren van nu worden overspoeld met informatie en hebben ontzettend veel keuzemogelijkheden. Daardoor zijn ze gebaat bij goede begeleiding.” Ook voor ouders is een rol weggelegd. “De huidige generatie heeft niet zo’n behoefte om zich tegen hun ouders af te zetten. Ze vinden het juist belangrijk dat hun ouders achter hun keuzes staan.” Als Stenden-studenten ervoor kiezen om een tijdje buiten Nederland te studeren, dan is het vaak aan een van de campussen die de instelling heeft in bijvoor-beeld Thailand of Zuid-Afrika. De studenten blijken dat te doen omdat de kwaliteit en de veiligheid daar zijn gewaarborgd. Daarnaast blijkt een uitwisseling met een andere Europese instelling aantrekkelijk te zijn. Ook blijven de ondervraagde studenten liever niet al te lang weg. “Ze brengen in het buitenland liever kortere tijd door, en ze gaan liever niet al te ver van huis.”

Goed vindbaarOok dat laatste is iets waar instellingen op kunnen en moeten inspringen, vindt Nairn. Stenden doet dat al door een campus in Spanje te beginnen. Maar ook een excursie van enkele weken naar een ander land is volgens de onderzoekster een goed alternatief. “Tijdens een goed georganiseerde excursie van een paar weken steken studenten soms even veel op als

tijdens een studieverblijf van enkele maanden.”Studiegenoten, internet en intranet zijn volgens het onderzoek van Nairn de voornaamste bronnen die studenten aanboren wanneer ze informatie zoeken over een studieverblijf in het buitenland. Nairn: “Opleidingen moeten dus zorgen dat informatie over de mogelijkheden om in het buitenland te studeren, goed vindbaar is op internet en intranet. Dat is een concrete actie die alle onderwijsinstellingen zouden moeten ondernemen, vind ik.”Ze vindt het opvallend dat docenten volgens haar onderzoek nauwelijks een rol spelen in de infor-matievoorziening. Zou dat wellicht komen doordat veel docenten zelf ook niet zo vaak in het buitenland komen voor hun werk? Nairn sluit het niet uit. Wel denkt ze dat ervaringen van docenten zeker enthou-siasmerend kunnen werken. Stenden stimuleert docenten al om ook eens een tijd buiten Nederland te doceren. Nairn heeft wat dit punt betreft nog een aanbeveling: “Waarom kunnen internationale of interculturele competenties niet gewoon worden toegevoegd aan de persoonlijke ontwikkelings-plannen van docenten?”

OnveiligerStudenten laten zich nu vaak van een periode in het buitenland weerhouden door eventuele extra kosten, de vrees familie en vrienden te zullen missen en twijfels over de kwaliteit. “En wellicht ervaren ze de wereld als onveiliger, na de aanslagen in 2001”, zegt Nairn. Haar onderzoek levert geen geheel nieuwe visie of aanpak op, maar formuleert vooral concrete mogelijkheden om de huidige aanpak te verbeteren. Bij de vier opleidingen die ze onderzocht, is de mobiliteitsscore overigens tamelijk hoog. “Enkele jaren geleden verbleef 58 procent van de hotel-schoolstudenten in het buitenland voor de stage, nu 48 procent. De andere drie opleidingen laten een bescheiden stijging zien”, vertelt Nairn. Niet slecht, toch? “Nee, maar als we willen dat internationalise-ring in het hoger onderwijs slaagt, dan moeten alle onderwijsinstellingen dit aspect integreren in de competentieprofielen van opleidingen. En docenten moeten overtuigd uitdragen dat internationale en interculturele competenties essentieel zijn om in het werkveld te slagen.”

marjolein marchal

a d v i e s : m e e r i n f o r m a t i e e n b e g e l e i d i n g

Internetgeneratie gaat niet zomaar de grens over

transfer | november 2010 | 23

Page 24: Transfer 3, jaargang 18

“Mijn keuze voor de studie Nieuw-Grieks is me ingegeven door liefde voor het land. Ik heb het er altijd fijn gevonden, al vanaf het eerste moment dat ik er met mijn ouders op vakantie ging. Vooral hoe de mensen elkaar bejegenen, aardig en spontaan, spreekt me aan. En dat in die mooie, vriendelijke taal! Ik heb eigenlijk nooit serieus een andere studie overwogen. Dat deel ik met een zeer select groepje. Alleen aan de Universiteit van Amsterdam kun je in Nederland Nieuw-Grieks studeren, en wij zijn na het eerste jaar met maar vijf studenten overgebleven.Toen ik voor mijn taalkundige onderzoeksstage in de universiteitsstad Rethymnon op Kreta aankwam, riepen mijn medestudenten in koor: “Wat kom je hier doen? Wij willen hier zelf allemaal weg!” Gezien de economische crisis waarin Griekenland verkeert, is dat goed voorstelbaar. Toch denk ik dat het met de meeste Kretenzers zo’n vaart niet zal lopen. Familie is alles voor ze, en de stap naar een andere omge-

ving, weg uit die warme boezem, wordt daarom niet gemakkelijk gezet.Wat ook scheelt, is dat het leven op het platteland nu minder armoedig is dan bijvoorbeeld in een metropool als Athene. Ben je op Kreta werkloos, dan kun je met je eigen moestuintje in ieder geval in je dagelijkse voedselbehoefte voorzien. In Athene heb je meer mogelijkheden om op de sociale ladder te stijgen, maar daar koop je op dit moment natuurlijk niets voor.

EmigrerenDat Griekenland in zo’n crisis terecht is gekomen, verbaast me helemaal niets. Het land is altijd een chaos geweest. Dat ongeorganiseerde heeft ook zo z’n charme, zeker als je er met vakantie bent. Maar als je er moet wonen, gaat het irriteren dat er zo weinig van de grond komt. Ik heb het zelf gemerkt met het regelen van mijn stage. Hoeveel telefoontjes, brieven en bezoekjes aan het secretariaat er niet voor nodig zijn geweest om me van een plekje in Rethymnon te verzekeren! En dat ging dan om een organisatie op micro-niveau.Maar toen ik er eenmaal zat, heb ik er zondermeer een heerlijke tijd gehad. Ik kwam aan in februari en heb er tot mijn vertrek in de zomer alleen maar zon gezien. Via een advertentie in de krant vond ik een appartement met uitzicht op zee – dat was dan weer wel zo geregeld. Ik had er veel baat bij dat ik de taal spreek, want de Grieken zelf kennen nauwelijks een woord over de grens. Daardoor heb ik ook gemakke-lijk een hele vriendenkring kunnen opbouwen.Griekse mannen zijn knap, en als ze een beetje hersens hebben, ook geëmancipeerd. Voor de liefde zou ik zonder moeite emigreren. Dat lijkt me in ieder geval een stuk gemakkelijker dan zo’n diepgewor-telde Griek hierheen slepen.”

annemieke bosman

Foto

: Her

man

Eng

bers

‘Griekenland is altijd een chaos geweest’

Patty de Man (23) heeft op Kreta haar onderzoeksstage

Griekse taalkunde gedaan. De economische crisis heeft

ze op dat eiland vanaf de zijlijn gadegeslagen.

| november 2010 | transfer24

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

Page 25: Transfer 3, jaargang 18

Het Vaderland besteedde op 29 juni 1936 bijna de hele voorpagina aan de herdenking van prof. dr. Christiaan Snouck Hurgronje (1857–1936), die kort daarvoor was heengegaan. De krant prees hem als een voortreffelijk etnoloog, arabist en kenner van de islam. Zijn standaardwerken over Mekka en de Atjehers passeerden de revue. Ook de rol van Snouck Hurgronje in de bloedige Atjeh-oorlog kwam aan de orde. Dankzij zijn advies om de islam en de bevolking te beschermen, maar alles uit te roeien wat met het propageren van de jihad te maken had, had generaal Van Heutz eindelijk de overhand gekregen. Op oude foto’s zien wij een magere man met een zuinige mond. Snouck Hurgronje moet een work-aholic zijn geweest. Op zijn 23e promoveerde hij, cum laude. Hij studeerde niet alleen in Leiden, maar ook in Straatsburg. Na het mondiale succes van zijn Mekka-studie weigerde hij een professoraat in Cambridge om als ambtenaar van de Nederlands-Indische overheid studies te kunnen doen naar de rol van de islam. Pas in 1906 aanvaardde hij een leer-stoel te Leiden. Daar speelde hij een centrale rol bij de opbloei van de studierichting Indologie, bedoeld voor toekomstige koloniale bestuursambtenaren in Nederlands-Indië. Het was de eerste interdiscipli-naire opleiding met culturele, linguïstische, theologi-sche, etnologische en juridische componenten.

VrouwenDe professor mocht dan streng zijn, studenten fluis-terden toch over de rol van vrouwen in zijn leven. Die was zeer groot. Veel van wat Snouck Hurgronje in zijn studie Mekka vertelt over het leven der vrouwen, dankt hij aan de hulp van de Ethiopische slavin die hij had gekocht. Van haar weten we alleen dat hij haar achterliet toen hij wegens een conflict met de Franse vice-consul Mekka halsoverkop moest verlaten.

In Atjeh huwde Snouck Hurgronje vervolgens een lokale dame, naar eigen zeggen om zo de traditionele huwelijksceremoniën te leren kennen. Hij kreeg uit dit huwelijk vier kinderen. Later trouwde hij op Java nog eens. Ook uit dat huwelijk kwamen kinderen voort.Toen hij eenmaal hoogleraar was geworden, keerde Snouck Hurgronje alleen naar Leiden terug. Hij verbood zijn kinderen contact met hem op te nemen en trouwde opnieuw, met een Nederlandse. De rest van zijn leven had hij een keurige mevrouw aan zijn zijde. Zoals dat paste bij een internationaal befaamd geleerde, die actief lid was van vele buitenlandse academies en internationale organisaties.

han van der horst

Islamkenner in Nederlands-IndiëAl lang voordat internationalisering in het hoger onderwijs werd wat het nu is, waren er personen die

zich sterk maakten voor meer internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap. Historicus en

Nuffic-medewerker Han van der Horst portretteert negen pioniers in internationalisering. Deze keer

Christiaan Snouck Hurgronje, islamonderzoeker met diverse echtgenotes in Nederlands-Indië.

Foto

: Col

lect

ie T

rope

nmus

eum

transfer | november 2010 | 25

p i o n i e r s i n i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g

Page 26: Transfer 3, jaargang 18

o n t w i k k e l i n g g a a t s n e l d a n k z i j a u t o r i t a i r b e s t u u r

Singaporese kennis - economie dendert door

Nederland droomt van een plaats in de wereldwijde topvijf van kenniseconomieën, en

van universiteiten in de top van belangrijke internationale ranglijsten. Singapore en zijn

nationale universiteit hebben die doelen al bereikt. Wat kan Nederland van het Aziatische

stadstaatje leren?

Skyline van Singapore.

| november 2010 | transfer26

a c h t e r g r o n d

Page 27: Transfer 3, jaargang 18

De hoofdcampus van de National University of Singapore (NUS) lijkt een oase in de drukke haven-stad. De tennisvelden en atletiekbaan glinsteren in de tropenzon. De straten zijn brandschoon, breed en omzoomd met inheemse bomen. Bussen rijden af en aan tussen de strakke, hoge faculteitsgebouwen. De sfeer is levendig en dynamisch. Ondanks de hitte wordt er weinig gehangen of geslenterd. Een multi-culturele mix van studenten loopt met laptop onder de arm over de perfect onderhouden paden. Zelfs bij McDonald’s wordt druk overlegd.De NUS is een internationale topuniversiteit. Ze heeft een vermaard docentencorps, uitstekende voorzieningen, veel onderzoeksgeld en een plaats in de top-35 van de Times Higher Education-ranglijst van beste universiteiten ter wereld. Door die voor-aanstaande positie is de universiteit voor velen een geliefde studieplek. Afgelopen jaar studeerden er 11.000 buitenlanders. Het toelatingsbeleid is strikt; alleen de allerslimsten worden toegelaten. De college-gelden zijn aanzienlijk: een jaar rechten studeren kost een Singaporees 15.000 euro, buitenlanders betalen 18.000 euro. Wel zijn allerlei beurzen beschikbaar. Die worden dikwijls toegekend op voor-waarde dat je een aantal jaren in het land blijft werken. Zo wordt meteen op handige wijze de Singaporese behoefte aan ‘hersens’ ingevuld.

Simpele maakindustrieKennis is de brandstof van de economie van Singapore. De dicht-bevolkte stadstaat met ruim vier miljoen inwoners behoort inmiddels tot de topvijf van wereldwijde kenniseconomieën. Dat is bijzonder. Pas in 1965 scheidde het gebied, grotendeels door Chinezen bevolkt, zich af van Maleisië. Het jonge land begon met simpele maakindustrie. Inmiddels geeft Singapore meer dan 2,5 procent van het bruto nationaal product uit aan research & development. Dit jaar is het streven 3 procent, in Nederland is dat 1,78 procent. En onlangs werd bekend dat de tropenstaat eerste is in de World Competitiveness Index; Nederland staat achtste. Dat Singapore is geslaagd in deze razendsnelle trans-formatie van maakindustrie naar kenniseconomie, komt vooral door extreem slagvaardig overheids-beleid. De republiek wordt autoritair bestuurd. Sinds het ontstaan van de staat heeft de regeringspartij het overgrote deel van de parlementszetels in handen. Overheidsaansturing gebeurt strikt top-down. En de geringe afmetingen van het land maken het makkelijk om de regie te voeren.

De nadruk in het overheidsbeleid ligt op langeter-mijnplannen op kerngebieden die leiden tot econo-mische voorspoed. Zo werkt Singepore gericht aan het – letterlijk – creëren van meer hersens. Het land kent extreem lage geboortecijfers. Problematisch, want de overheid wil dat de bevolking binnen vijftig jaar met 40 procent is gegroeid. Dus wordt de hoogopgeleide elite gemaand tot voortplanting. Bijvoorbeeld via een datingcursus die vorig jaar, op kosten van de overheid, werd georganiseerd op twee technische hogescholen.

Niets te klagenVerder wordt veel geld geïnvesteerd in onderwijs. De NUS beschikt daardoor over enorme budgetten, waarmee gerenommeerde buitenlandse academici kunnen worden ingevlogen. Om dit topperso-neel te behouden, wordt het in de watten gelegd. Hoogleraren wonen luxueus, hartje hoofdcampus en met uitzicht op zee. Ook assistent-hoogleraren hebben niets te klagen. “Mijn salaris ligt drie keer hoger dan in de VS. Ik heb zes weken vakantie, een huisvestingstoelage, een jaarlijkse bonus en gratis

gezondheidszorg”, vertelt de Amerikaan Benjamin Sovacool, assistent-prof aan de Lee Kuan Yew School of Public Policy. Sovacool is ook enthousiast over de flinke onderzoeksbudgetten. “Mijn voormalig proefschriftbe-geleider in Amerika moest door bezuinigingen afstand doen van

zijn kantoortelefoon. De universiteit waar ik nu werk, heeft een budget van 150 miljoen euro”, vertelt hij. Door die ruime budgetten komen er elk jaar weer onderzoekscentra en kennisinstituten op de NUS-campus bij. Ook Nederlandse universiteiten zijn daarbij betrokken. In een modern wit pand huist de Singapore-Delft Water Alliance (SDWA).

o n t w i k k e l i n g g a a t s n e l d a n k z i j a u t o r i t a i r b e s t u u r

Singaporese kennis - economie dendert door

Zolang je in de pas

loopt, is de NUS een

wetenschappelijk walhalla

Foto

: Nat

iona

l Uni

vers

ity o

f Sin

gapo

re

Skyline van Singapore.

Foto

: Mic

hael

Coy

ne/H

H

transfer | november 2010 | 27

Page 28: Transfer 3, jaargang 18

Dit kenniscentrum, opgericht in 2007, is een samen-werkingsverband tussen NUS, TU Delft, kennisin-stituut Deltaris en de Public Utilities Board Singapore. Tot 2012 heeft het interdisciplinaire instituut, dat zich bezighoudt met toegepast watermanagementonder-zoek, 36 miljoen euro te besteden. Niet al het NUS-onderzoek wordt zo rijkelijk onder-steund. “Laatst sprak ik een sociaal wetenschapper, die al blij is als hij 40.000 euro onderzoeksgeld binnenhaalt”, zegt Joost Buurman. De Nederlander is onderzoeker bij de SDWA en woont sinds vier jaar in de stadstaat. Financiële ondersteuning is er vooral voor onderzoek dat gerelateerd is aan een van de drie speerpunten van het Singaporese R&D-beleid: milieu en watertechnologie, biomedische industrie en nieuwe media. Toegepast onderzoek en samenwer-king met het bedrijfsleven worden hierbij structureel gepromoot.

CompetitieverBuurman is nauw betrokken bij het double degree-masterprogramma, dat de SDWA in 2008 heeft opgezet voor studenten van de NUS en de TU Delft. Singaporese deelnemers studeren daarbij minimaal een semester aan de TU en vice versa. “De sfeer is hier competetiever”, vertelt de Nederlandse Esther Simoons die het programma volgt. Dat komt volgens haar onder meer door de ‘Amerikaanse’ manier van relatieve cijfertoekenning. Hierbij worden resultaten tussen studenten onderling vergeleken. De beste 10 procent krijgt een A. Door deze onderlinge competitie werken studenten voor Nederlandse begrippen erg hard. “Ik zie in de biblio-theek regelmatig mensen die van vermoeidheid in slaap zijn gevallen.” Een ander opvallend verschil vindt Simoons dat haar Singaporese medestudenten tijdens college weinig kritsche vragen stellen. Dat is niet zo gek: de Singaporese samenleving is gestoeld op de confu-cianistische traditie. Hierbij ligt sterk de nadruk op conformisme en het erkennen van autoriteit. Afwijken van de norm is onacceptabel. Die traditie is wel funest voor wetenschappelijke crea-tiviteit en ondernemerschap – cruciale onderdelen van een kenniseconomie. Voor het ontwikkeling daarvan leunt de universiteit daarom zwaar op haar westerse staf. Zo geeft een Nederlandse collega van Buurman colleges systems architecture. Onderdeel daarvan is een workshop waarvoor een jazzband wordt uitgeno-digd om met studenten te praten over creativiteit.Verder is er NUS Enterprise, een in 2001 opgericht instituut dat ondernemerschap stimuleert. Het verzorgt onderwijs, trainingen, stages en financiële

steun voor startende ondernemingen. Een voorbeeld is het NUS Experience India Programme. In het kader hiervan kan een selecte studentengroep in India werk-ervaring opdoen. Over de resultaten van het instituut drukt CEO Lily Chan zich diplomatiek uit. “We zien de eerste vruchten van ons werk. Dit betekent dat we op de goede weg zijn.”

StokslagenHet Experience India Programme past binnen het universiteitsbeleid om ondernemende, hoogge-schoolde studenten met buitenlandervaring af te leveren. De buitenlandstatistieken van de NUS zijn overigens relatief bescheiden: in 2009 vertrokken 1.250 studenten naar het buitenland. Daarvan studeerden er 157 op overzeese NUS-colleges, onder meer in Silicon Valley.De president van de NUS is optimistisch over de toekomst van zijn universiteit. “We have everything to succeed”, verkondigt hij in een promotiefilmpje. Maar voor wetenschappers en studenten geldt wel de ongeschreven wet dat ze zich moeten conformeren aan strenge regels. In de Singaporese samenleving is weinig ruimte voor westerse waarden als democratie en vrijheid van meningsuiting. “Wait a minute; are we carrying water for restrictive, repressive regimes?”, citeerde de New York Times onlangs een Yale-hoogleraar. Hij reageerde op het nieuws dat zijn werk-gever in 2013, op kosten van de Singaporese overheid, een vestiging opent op de NUS-campus. Vorig jaar ontvingen studenten van de NUS een mail waarin melding werd gemaakt van graffiti op het universiteitsterrein. De vandalen werden gewaar-schuwd voor strenge straffen: stokslagen. Maar zolang je in de pas loopt, is de NUS een wetenschappelijk walhalla en een geweldige werkgever.

geraldine molema

d e n a t i o n a l u n i v e r s i t y o f s i n g a p o r e i n c i j f e r s

De NUS, opgericht in 1905, is de oudste en grootste van de vier staats-

universiteiten in Singapore. Ze staat als enige van de vier sinds 2004 in de

top-35 van de Times Higher Education-ranglijst. De universiteit heeft drie

campussen met in totaal 33.000 studenten. Die zijn afkomstig uit hon-

derd verschillende landen. Ze kunnen kiezen uit 51 bachelorprogramma’s

en 156 master en PhD-programma’s. In 2009 had de NUS ruim 2.000

faculteitsleden en even zo veel onderzoekers. Van die laatste groep komt

een groot deel uit het buitenland. (GM)

| november 2010 | transfer28

Page 29: Transfer 3, jaargang 18

C O L U M NC O L U M NC O L U M N

Tien jaar geleden zou het vloeken in de kerk zijn geweest om onderwijs een internatio-naal verhandelbaar product te noemen. In die tijd spraken we nog over de afdeling voorlich-ting, soms zelfs met een hoofd-letter V. De nadruk lag erop dat we studenten goed wilden uitleggen en laten zien wat voor leuke instelling we hebben, dat we goed onderwijs geven, dat de dienstverlening adequaat is en het in de stad prima toeven is. We wisten ook nog wel studenten te vinden die met veel plezier voor een boekenbon bereid waren om naar middelbare scholen te gaan om daar weinig enthousiaste scholieren voor te lichten over onze opleidingen. De wereld van de voorlichting ziet er inmiddels – zeker na Bologna – heel anders uit. De afdeling heet nu Marketing & Communication, met subafdelingen als International Marketing en Internetmarketing & Social Media. We doen niet meer aan voorlichting.We werven studenten met folders, student fairs, agenten, Facebook en overseas offices. Internationale studenten zijn van levensbelang geworden voor de instellingen. Sommige opleidingen bestaan dankzij de instroom van internationale studenten. Onderwijs is een product en de student is consument geworden. De vraag is of de student die rol prettig vindt. De student-consument wordt bij voortduring bevraagd: door de vakgroep, het departement, het onderwijsbureau, het international office, de instel-ling als geheel, de NUFFIC, de LSVB, de studiever-eniging. Met een rariteitenkabinet aan vragenlijsten willen we weten wat de student van het onderwijs vindt, van de informatievoorziening, van de catering, van het sportcentrum en van de immigratieservice. Of we doen aan outsourcen en betalen bedrijven als I-Graduate een vette prijs om consumentenon-derzoek te laten uitvoeren, inclusief internationale benchmarking. Allemaal waardevolle informatie.

Maar we doen er niets mee want we gunnen onszelf niet de tijd om deze informatie te verwerken en beleid en uitvoe-ring erop aan te passen. De bestuurder stuurt ons al op pad voor de volgende benchmark. Ik ken genoeg studenten die zich beledigd voelen omdat ze door de instelling bena-derd en behandeld worden als consument. Deze studenten voelen zich lid van de acade-mische gemeenschap en geen consumenten. Zij willen een

actieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de instelling waaraan ze studeren. Ik heb prachtige voor-beelden gezien waar instellingen en studenten elkaar inspireren en waar studenten betrokken worden bij het ontwikkelen van dienstverlening. En dan gaat het niet om de student of alumnus die op een beurs staat in Rio de Janeiro of Ankara. Het gaat om de studentondernemers die websites ontwikkelen zoals masterportal.eu waar wij als instelling ongelofelijk van kunnen profiteren. Of bedrijfjes zoals Jules & You die internationale studenten helpen met een goedkoop abonnement voor hun mobieltje of met het vinden van een bijbaantje. Zij nemen de instelling heel veel werk uit handen en meer nog: zij leveren de dienst nog beter dan de instelling dat zelf kan. Hoog tijd voor een stevige herbezinning op de rol van de student binnen de universiteit of hogeschool.

hans-georg van liempd

Hans-Georg van Liempd is senior programme manager, verant-

woordelijk voor het programma ‘international campus’ aan de

Universiteit van Tilburg. Sinds september 2010 is hij vice-president

van de European Association for International Education.

Behandel studenten

niet als consument

Foto

: Ver

beel

d

29transfer | november 2010 |

Page 30: Transfer 3, jaargang 18

Het begon allemaal met het Tuning-project, in 2000 opgezet door een aantal Europese hogeronderwijsin-stellingen om het Bolognaproces handen en voeten te geven. Voor het opzetten van de nieuwe, meer op de student gerichte bachelor- en masterprogramma’s werd een degree profile ontwikkeld waarin het resul-taat van een opleiding staat: de leeruitkomsten en de competenties waarover een afgestudeerde beschikt. Bijvoorbeeld dat iemand met een bachelor geschie-denis kennis heeft van chronologie, en informatie kan verzamelen en analyseren.“Het beschrijven van leeruitkomsten is serieus opge-pakt”, vertelt Nuffic-beleidsmedewerker Jenneke Lokhoff. De Nuffic was in het verleden al betrokken bij een project waarin degree profiles werden geëva-lueerd vanuit het perspectief van diplomawaardering. “Maar iedereen ging zelf zitten puzzelen, en de resul-taten waren onderling niet vergelijkbaar. Zo kon het aantal competenties per degree profile variëren van zeven tot wel honderd.” Een Europees samenwer-kingsverband waarvan Lokhoff en enkele collega’s van de Nuffic – als national academic recognition information centre (NARIC) – deel uitmaakten, stelde een gids samen die dat moet veranderen. A Tuning Guide to Formulating Degree Programme Profiles bevat een handleiding, sjabloon, voorbeelden en een verklarende woordenlijst.

Handzaam documentjeWerken volgens deze gids moet een handzaam documentje opleveren, waarmee de lezer binnen vijf minuten een goed beeld krijgt van een opleiding. “Wij dringen erop aan om de omvang te beperken tot twee A4’tjes”, zegt Lokhoff. “Al blijkt dat soms best lastig in de praktijk.” Bij het ontwikkelen van het sjabloon en de handleiding werd de proef op de som genomen voor drie uiteenlopende vakgebieden: geschiedenis, natuurkunde en verpleegkunde. Per vakgebied stelden drie Europese instellingen een degree profile op. Lokhoff: “Bij verpleegkunde leverde dat aanvankelijk 32 pagina’s op. Maar zo’n

uitgebreid profiel is niet de bedoeling.” Gezamenlijk wikken en wegen leidde uiteindelijk toch tot twee kantjes per vakgebied.Volgens Lokhoff is er al veel belangstel-ling voor de gids. “Instellingen in Europa zijn verplicht om leeruitkomsten te formuleren”, legt ze uit. “Die worden ook steeds belangrijker bij accreditatie. Met deze gids kan dat op programmaniveau.” Het ligt voor de hand dat diplomawaardeer-ders daar voordeel van hebben. Daarnaast kunnen toekomstige studenten op basis van het degree profile gemakkelijker een opleiding kiezen en weten poten-tiële werkgevers beter wat ze van een afgestudeerde kunnen verwachten. “Tuning heeft de gids omarmd”, zegt Lokhoff. “De gids voorziet in de behoefte aan een Europese standaard. We verwachten daarom dat die grotendeels zichzelf zal promoten.”

annelieke slappendel

A Tuning Guide to Formulating Degree Programme Profiles.

Including Programme Competences and Programme Learning

Outcomes verschijnt op 1 december en is te verkrijgen via

Jenneke Lokhoff: [email protected]. Meer informatie staat

op www.core-project.eu.

Gidsje helpt bij opstellen van degree profileHoe stel je een degree profile op, een beschrijving die aangeeft wat een opleiding oplevert en wat een

afgestudeerde kan? Een gidsje dat binnenkort verschijnt, kan daarbij helpen.

Foto

: Fra

nk M

ulle

r/H

H

In het gidsje staat een

degreeprofile van

verpleegkunde als voorbeeld.

| november 2010 | transfer30

a c h t e r g r o n d

Page 31: Transfer 3, jaargang 18

A G E N D ADe Nuffic-cursus Diplomawaardering en het gebruik van landenmodules is bedoeld voor medewer-kers van hongeronderwijsinstellingen die betrokken zijn bij de toelating van studenten met een buitenlands diploma. Aan de hand van één of twee landenmodules leren deelnemers hoe ze de informatie kunnen interpreteren en toepassen. Meer informatie en aanmelden voor de cursus op 25 november via www.nuffic.nl/cursussen

Het ACA-seminar op 3 december in Brussel legt mobiliteit onder het vergrootglas. Onder meer de uitkomsten van een recente ACA-studie naar Europese trends in mobiliteit komen aan de orde. Meer informatie en aanmelden via www.aca-secretariat.be

Op 15 december organiseert de NVAO een seminar over het kwaliteitskenmerk internationalisering. De resultaten en de evaluatie van de pilots worden gepresenteerd, net als een aantal good practices. Verder gaat het over de vraag of het NVAO-certificaat voor internationalisering in de toekomst tot een Europees certificaat kan leiden. Meer informatie en aanmelden op www.nvao.net

november

2010

december

2010

Fairs

EuroPosgrados 2010Mexico Stad 20–21 novemberMonterrey 24 novemberwww.europosgrados.org

EEF TaipeiTaipei 13–14 novemberTaichung 16 novemberKaohsiung 17 novemberwww.ehef.org.tw

Academia EgyptCairo 6–7 decemberAlexandrië 8 december

Onderzoeksbeurzen EUI

Het Europees Universitair Instituut (San Domenico di Fiesole, Florence, Italië) is een internationaal instituut voor postdoctoraal onderwijs en onderzoek. Elk jaar verdelen EUI-lidstaten en andere Europese nationale overheidsinstanties 160 onderzoeksbeur-zen. De Nederlandse overheid stelt jaarlijks 24 beurzen beschikbaar voor de eerste drie jaar. De deadline voor aanmelding bij het EUI is 31 januari 2011. Meer informatie is te vinden op www.nuffic.nl/nederlandse-organisaties/services/beursprogrammas/europees-universitair-instituut.

Meer informatie via [email protected]

31transfer | november 2010 |

Page 32: Transfer 3, jaargang 18

inschrijving is geopend vanaf 1 november 2010kijk voor meer informatie op www.nuffi c.nl/huygens

beurzen voor excellente studenten

0492.1052_Advertentie_WT.indd 1 30-09-2010 16:26:56