SPORTBELEIDSPLAN 2008-2013isb.colo.ba.be/doc/BP/SBP/SBP_Oud-Heverlee_2008-2013.pdfpijlers. In het...
Transcript of SPORTBELEIDSPLAN 2008-2013isb.colo.ba.be/doc/BP/SBP/SBP_Oud-Heverlee_2008-2013.pdfpijlers. In het...
SPORTBELEIDSPLAN 2008-2013
ER ZIT SPORT IN OUD-HEVERLEE
1
INHOUD
INLEIDING 2
1. MISSIE 3
2. UITGANGSSITUATIE MET BETREKKING TOT SPORT IN DE GEMEENTE 4
2.1. Inventaris 4 2.1.1. Huidige structuren in de gemeente Oud-Heverlee met betrekking tot sport 4 2.1.2. Externe sportfactoren 9
2.2. Situatieschets 18 2.2.1. Huidig sportbeleid 18 2.2.2. Maatschappelijke context 24 2.2.3. Inwonersbevraging 28
2.2.3.1. Methodologie 28 2.2.3.2. Doelgroepen 29 2.2.3.3. Resultaten 30
3. ONDERSTEUNING EN STIMULERING SPORTVERENIGINGEN 32
3.1. Probleemstelling 32
3.2. Doelstellingen en plan van aanpak 32
4. ONDERSTEUNING EN STIMULERING ANDERSGEORGANISEERDE SPORT 35
4.1. Probleemstelling 35
4.2. Doelstellingen en plan van aanpak 35
5. ONDERSTEUNING EN STIMULERING TOEGANKELIJKHEID EN DIVERSITEIT 38
5.1. Probleemstelling 38
5.2. Doelstellingen en plan van aanpak 38
6. MEERJARENPLAN SPORTINFRASTRUCTUUR 41
6.1. Probleemstelling 41
6.2. Doelstellingen en plan van aanpak 41
7. IMPULSSUBSIDIE: DE KWALITEITSVERHOGING VAN DE JEUGDSPORTBEGELEIDER 45
8. INFORMATIE EN COMMUNICATIE 46
8.1. Doelstellingen en plan van aanpak 46
9. SPORTDIENST 47
9.1. Doelstellingen en plan van aanpak 47
10. SPORTRAAD 48
10.1. Doelstellingen en plan van aanpak 48
11. OPVOLGING EN EVALUATIE 49
REFERENTIES 50
BIJLAGEN 52
2
INLEIDING
Met de inwerkingtreding van het decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid, krijgen de
gemeenten de mogelijkheid om het gemeentelijk sportbeleid een extra impuls te geven. De
gemeenten hebben recht op beleidssubsidies voor sportaangelegenheden. Om in aanmerking
te komen voor deze subsidies moet er een gemeentelijk sportbeleidsplan opgesteld worden.
Dit plan is het middel om te komen tot een integraal en kwaliteitsvol lokaal sportbeleid.
Het sportbeleid vertrekt vanuit een duidelijke missie. Deze missie vormt de basis voor het
toekomstgerichte, doelgerichte en strategische sportbeleid van de gemeente.
Een goed beeld hebben op het huidig sportbeleid, met zijn sterktes en zijn zwaktes, is van
groot belang voor het bepalen van het toekomstige beleid. Vandaar dat er in dit beleidsplan
eerst een situatieschets van het bestaande sportbeleid gemaakt wordt. Vervolgens worden de
behoeften van een aantal doelgroepen weergegeven. Zowel jongeren, leden van
sportverenigingen als senioren zijn hierover bevraagd.
Onder andere op basis van de gegevens uit die bevragingen is er een SWOT-analyse
gemaakt om van daaruit het toekomstig sportbeleid uit te stippelen.
Het sportbeleidsplan omvat het totale sportbeleid van de gemeente en binnen dat beleid
moet er minstens aandacht besteed worden aan volgende vier onderwerpen: de ondersteuning
en stimulering van sportverenigingen; de ondersteuning en stimulering van
andersgeorganiseerde sport; toegankelijkheid en diversiteit en een meerjarenplanning
sportinfrastructuur. Voor het beleid dat betrekking heeft op de eerste drie onderwerpen krijgt
de gemeente 1,5 euro beleidssubsidie per inwoner. In het decreet is vastgelegd welk
percentage van de subsidies naar welk onderwerp moet gaan. Bovenop de 1,5 euro
beleidssubsidie per inwoner, past de gemeente 0,75 euro per inwoner bij. De cofinanciering
van de gemeente mag naar eigen goeddunken verdeeld worden over de eerste drie verplichte
pijlers.
In het sportbeleidsplan worden er naast de verplichte pijlers ook volgende onderwerpen
opgenomen: extra subsidies voor de kwaliteitsverhoging van jeugdsportbegeleiders, de
informatie en communicatie rond het sportbeleid, de sportdienst en de sportraad.
Opdat het sportbeleidsplan geen dode letter blijft, is er ook voorzien in de opvolging en de
evaluatie van het plan.
Dit document is het resultaat van een goede samenwerking tussen de schepen van sport,
de gemeentelijke sportdienst, de sportraad en de stuurgroep sportbeleidsplanning. Het is de
bedoeling om deze samenwerking verder te zetten met het oog op een degelijke uitvoering
van het beleidsplan.
Alexander Binon
Schepen van sport
3
1. MISSIE
De gemeente wil een kwaliteitsvol en divers sportbeleid voeren, zodanig dat iedereen, van
jong tot oud, de mogelijkheid heeft om op eigen niveau en in goede omstandigheden aan sport
te doen.
Door kwaliteitsvolle sportmogelijkheden aan te bieden voor zowel individuele sporters als
sportverenigingen probeert de gemeente zoveel mogelijk mensen aan te zetten tot sport, dit
omwille van de positieve effecten van sport op de gezondheid van de sportbeoefenaars.
De sportverenigingen worden omwille van hun belangrijke sociale functie extra
ondersteund. Op die manier wil de gemeente bijdragen aan het sociaal kapitaal van de
samenleving.
Bijkomende inspanningen worden geleverd om het sportaanbod toegankelijk te maken
voor iedereen. Iedereen heeft immers recht op een gezond, sociaal leven.
4
2. UITGANGSSITUATIE MET BETREKKING TOT SPORT IN DE GEMEENTE
2.1. Inventaris
2.1.1. Huidige structuren in de gemeente Oud-Heverlee met betrekking tot sport
A. Gemeentebestuur
* Het gemeentebestuur van Oud-Heverlee kan men bereiken op volgend adres:
Gemeentestraat 2
3054 Oud-Heverlee
tel: 016 38 88 30
fax: 016 38 88 09
* Samenstelling schepencollege
Coalitie : F.B. - CD&V/N-VA
- Albert Vandezande, Burgemeester, bevoegd voor:
Politie, Burgerlijke stand, Openbare werken
- Marianne Thyssen, eerste Schepen, bevoegd voor:
Informatie en communicatie, Senioren, Gezin en kinderopvang, Gelijkekansenbeleid,
Land- en tuinbouw, Europese aangelegenheden
- Ellen Vanvlasselaer, tweede Schepen, bevoegd voor:
Onderwijs en onderwijzend personeel, Cultuur, Recreatie, Toerisme, Middenstand,
Heemkunde en monumenten
- Adri Daniëls, derde Schepen, bevoegd voor:
Ruimtelijke ordening, Verkeer en mobiliteit, Jeugd
- Alexander Binon, vierde Schepen, bevoegd voor:
Begroting en financiën, Personeel, Feestelijkheden, Sport
- Marc Rom, vijfde Schepen, bevoegd voor:
Welzijn en sociale zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Werkgelegenheid en PWA,
Huisvesting, Milieu en groen
- Diane Grauwels, voorzitster OCMW
* Samenstelling gemeenteraad
F.B. - 8 zetels
CD&V/N-VA - 8 zetels
Groen! - 3 zetels
SP(a) - 2 zetels
- Albert Vandezande
- Marianne Thyssen
- Ellen Vanvlasselaer
- Adri Daniëls
- Alexander Binon
- Marc Rom
- Diane Grauwels
- Frans Rentmeesters
- Rachel Clabots
- Bert Vanhamel
5
- Joris Vanderveeren
- Yvette Desmet
- Francis Van Biesbroeck
- Eddy Vandezande
- Paul Pues
- Bart Clerckx
- Kris Debruyne
- Marleen Roelants
- Rita Decock
- Jan Meertens
- Myriam Deprez
- Katrien Timmermans
Marcel Boghe, gemeentesecretaris
Hugo Delestinne, contactpersoon sportbeleid & coördinator sportbeleidsplan
B. Demografie
• Algemeen:
Oud-Heverlee, gelegen in de provincie Vlaams-Brabant, een 5-tal kilometer ten zuiden van
de universiteitsstad Leuven, bestaat uit 5 deelgemeenten: Blanden, Haasrode, Oud-Heverlee,
Sint-Joris-Weert en Vaalbeek. Oud-Heverlee is 3113 ha groot. Op 1 januari 2007 telde de
gemeente 10.861 inwoners. Bijgevolg bedraagt de bevolkingsdichtheid 349 inwoners/km².
Wanneer dit vergeleken wordt met de bevolkingsdichtheid van Vlaanderen, Vlaams-Brabant
of het arrondissement Leuven, is dit een eerder matig cijfer. Dit kan mogelijks verklaard
worden door de aanwezigheid van veel bos en groen, gecombineerd met het residentiële
karakter van de gemeente. Oud-Heverlee is dan ook een gemeente met een uitgesproken
groen karakter. Er zijn twee grote bossen aanwezig namelijk Meerdaalwoud en een deel van
Heverleebos. Bovendien ligt er een beschermde Dijlevallei in het westelijke deel van de
deelgemeenten Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee (Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
• Bevolkingsevolutie:
Er heeft zich een groei van 2% voorgedaan in het aantal inwoners in de gemeente ten
opzichte van de vorige 5 jaar (Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
Tabel: bevolkingsdichtheid en -evolutie 2001-2006 Dichtheid
inw./km2
(2005)
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Index
01-06
Oud-
Heverlee
346
10.624
10.640
10.605
10.725
10.780
10.863
102
Arr.
Leuven
400
458.265
459.451
462.080
463.113
465.089
468.125
102
Vlaams-
Brabant
493
1.018.403
1.022.821
1.027.839
1.031.904
1.037.786
1.044.133
103
Vlaams
Gewest
447
5.952.552
5.972.781
5.995.553
6.016.024
6.043.161
6.078.600
102
Bron: NIS, FOD Economie
6
Er wordt verwacht dat de Vlaamse bevolking met 1% zal toenemen tussen 2006 en 2010
en met 2% tussen 2006 en 2025. Oud-Heverlee komt boven deze verwachting te liggen. Hier
wordt verwacht dat de bevolking met 4% gestegen zal zijn tegen 2025 (Werkgroep jeugd,
cultuur en sport, 2007).
Tabel: bevolkingsprognose 2010 en 2025
Bevolking
2006
Prognose
2010
Index 2006-
2010
Prognose
2025
Index 2006-
2025
Oud-Heverlee 10.863 10.926 101 11.258 104
Arr. Leuven 468.125 472.546 101 480.260 103
Vlaams-
Brabant
1.044.133 1.052.931 101 1.076.254 103
Vlaams gewest 6.078.600 6.122.133 101 6.223.231 102
Bron: Informatiecentrum WVG, Vlaamse Gemeenschap
• Bevolkingssamenstelling:
Hier wordt even gekeken naar de verdeling van de bevolking volgens geslacht, leeftijd en
nationaliteit.Wat geslacht betreft is er een mooie gelijke verdeling. Er zijn bijna evenveel
mannen als vrouwen aanwezig in de gemeente.
Tabel: verdeling volgens geslacht
Eind 2001 Eind 2002 Eind 2003 Eind 2004 Eind 2005 Eind 2006
Vrouw 5.358 5.315 5.360 5.415 5.433 5.456
Man 5.307 5.313 5.381 5.411 5.455 5.430
Tabel: verdeling volgens leeftijd
Eind 2003 Eind 2004 Eind 2005 Eind 2006
0-18 jaar 2.421 2.527 2.530 2.490
19-64 jaar 6.718 6.741 6.763 6.768
+50 jaar 3.649 3.777 3.845
+65 jaar 1.606 1.558 1.595 1.628
Ook voor leeftijd worden de gegevens bekeken. Het aantal jongeren is lichtjes gestegen ten
opzichte van 2003, net als het aantal actieven. Wat opvalt, is dat ook hier bijna net zoveel 65-
plussers zijn als jongeren. Er zijn zelfs bijna twee keer zoveel 50-plussers als jongeren. In de
bespreking van maatschappelijke trends zullen deze indicatoren voor vergrijzing en
ontgroening verder aan bod komen.
Als laatste kijken we naar de verdeling van nationaliteit binnen de gemeente. In Oud-
Heverlee zijn heel weinig niet-Belgen te bespeuren, slechts 2,7% heeft geen Belgische
nationaliteit (Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
Tabel: niet-Belgen 2005
aantal %
Oud-Heverlee 290
2,7
Arr. Leuven 21.759 4,7
Vlaams-Brabant 62.928 6,1
Vlaams Gewest 297.289 4,9
Bron: NIS, FOD Economie, Ecodata
7
73% van deze niet-Belgen zijn mensen op actieve leeftijd. Binnen deze groep niet-Belgen
vallen er drie groepen te onderscheiden, een groep afkomstig uit de traditionele
migratielanden zoals Turkije, Marokko,…, een groep afkomstig uit nieuwere migratielanden
en erkende vluchtelingen en dergelijke en de laatste groep van rijke EU-ambtenaren of
werknemers van internationale bedrijven in en rond Brussel. Meer dan de helft is afkomstig
uit onze buurlanden en 71% heeft de nationaliteit van een EU-land (Werkgroep jeugd, cultuur
en sport, 2007).
C. Gemeentelijke sportdienst
-sport, jeugd, cultuur & toerisme
-kinderdagverblijf
-bibliotheek
De verantwoordelijke van de dienst sport, jeugd, cultuur en toerisme is Hugo Delestinne
Gemeentestraat 2 - 3054 Oud-Heverlee
Tel: 016 38 88 30
Fax: 016 38 88 09
E-mail: [email protected]
Openingsuren: elke werkdag van 9.00 tot 12.30 uur en op dinsdagavond van 18.00 tot 20.00
uur.
Telefonisch: elke werkdag van 8.30 tot 12.30 uur en van 13.00 tot 16.00 uur, dinsdagavond
van 18.00 tot 20.00 uur
Gemeenteraad
College van
burgemeester en
schepenen
Gemeentesecretaris
Algemene administratie
Interne zaken
Welzijn
Burgerzaken
8
D. Stuurgroep sportbeleidsplan
Coördinator sportbeleid: Hugo Delestinne (sportverantwoordelijke gemeente)
Begeleider sportbeleidsplan: Anne Mikse (diensthoofd gemeentelijke sportdienst Lanaken)
Schepen van sport: Alexander Binon (schepen sport gemeente)
Anderen:
Frans Barbier (bestuurslid seniorenraad)
Rose Beaujean (bijzondere leerkracht LO, schoolsport en Blavasport)
Ludo Boghe (ondervoorzitter sportraad, Natuurvrienden Haasrode)
Evelien Derekx (student regent LO)
Eddy Elaerts (secretaris sportraad, Volley Haasrode-Leuven)
Begin 2007 ging de stuurgroep van start. Bij de samenstelling ervan werd er gelet op een
goed evenwicht tussen verschillende invalshoeken. Zo werden er mensen met kennis inzake
schoolsport en seniorensport betrokken. Ook personen uit het sportverenigingsleven werden
gevraagd. De stuurgroep werd bij het sportbeleidsplanningsproces ondersteund door Anne
Mikse, die door de Vlaamse overheid aan de gemeente werd toegewezen als individuele
begeleider.
Het werk van de stuurgroep werd verder geconcretiseerd door Kim Bastaits en Lena
Peeters. Zij hebben respectievelijk de bevraging afgenomen en verwerkt en de redactie van
het beleidsplan op zich genomen.
E. Communicatie en informatieverstrekking
Via de website: www.oud-heverlee.be
Via het gemeentelijke infoblad dat driemaandelijks verschijnt
Via de lokale geschreven pers en ROB
Via informatieborden langs de weg
F. Sportinfrastructuur
• Overdekte infrastructuur
Ontmoetingscentrum Blanden (gemeentelijk eigendom, omnisport)
Bierbeekstraat 8b
3052 Oud-Heverlee
Sporthal Haasrode (gemeentelijk eigendom, omnisport)
A.Verheydenstraat 19
3053 Oud-Heverlee
Ontmoetingscentrum Sint-Joris-Weert (gemeentelijk eigendom, omnisport)
Beekstraat 13
3051 Oud-Heverlee
Turnzaal school Oud-Heverlee (gemeentelijk eigendom, omnisport)
Dorpsstraat 81
3050 Oud-Heverlee
9
Binnenpistes Manege Meerdaalhof (clubeigendom, paardrijden)
Meerdaalweg 2
3050 Oud-Heverlee
• Buiteninfrastructuur
Voetbalveld Koninklijke Stormvogels Haasrode (gemeentelijk eigendom, voetbal)
Kartuizersstraat 2
3052 Oud-Heverlee
Voetbalveld OHL (gemeentelijk eigendom, voetbal)
Korbeekdamstraat 42
3050 Oud-Heverlee
Voetbalveld Sint-Joris-Weert (clubeigendom, voetbal)
Kasteelstraat
3051 Oud-Heverlee
Tennisvelden TC Meerdaal (gemeentelijk eigendom, tennis)
Korbeekdamstraat 40
3050 Oud-Heverlee
Buitenpistes Manege Meerdaalhof (clubeigendom, paardrijden)
Meerdaalweg 2
3050 Oud-Heverlee
Piste Mollendaalruiters (clubeigendom, paardrijden)
Kartuizersstraat
3052 Oud-Heverlee
Tarieven: -sportzalen €2,5 per uur
-voetbalvelden gratis ter beschikking, onderhoud ten laste van gemeente
-gratis sportinfrastructuur voor scholen, jeugd en senioren
Soort gebruikers: scholen en verenigingen
2.1.2. Externe sportfactoren
A. Gemeentelijke sportraad
Voorzitter: Eddy Vandezande (voetbal – Oud-Heverlee Leuven)
Ondervoorzitter: Ludo Boghe (fietsen - Natuurvrienden)
Secretaris: Eddy Elaerts (volleybal – VC Haasrode-Leuven)
*Afvaardiging uit sportverenigingen:
Anne Butiens (omnisport – SVK)
Koenraad Cordemans (paardrijden - Mollendaalruiters)
10
Rudy Delang (voetbal - Koninklijke Stormvogels Haasrode)
Jos Derekx (rope-skiping - Skippies Oud-Heverlee)
Rita Drappier (turnen – Lenig en sportief)
Gilbert Firmin (fietsen - WTC Blandense sportvrienden)
Francine Maertens (fietsen – Berg en Dal Wielertoeristenclub Blanden)
Lisette Melotte (omnisport – KVLV Oud-Heverlee, afdeling sport)
Karel Saenen (omnisport - Blavasport)
Willy Santermans (voetbal - VK Sint-Joris-Weert)
Marc Steeno (paardrijden - Meerdaalhof)
Fernand Vangeel (mountainbiken - Downhill bikers)
*Afvaardiging uit sportorganisaties:
Mark Binon (andersgeorganiseerde sport - Meerdaal 2000)
Ludo Vanderwegen (andersgeorganiseerde sport - Wielerclub De Meerdaalspurters)
*Overige:
Frans Barbier (deskundige seniorensport)
Rose Beaujean (schoolsport – leerkracht LO)
Marc Degeest (individuele sporter)
Philippe Haers (individuele sporter)
Goedele Peeters (schoolsport – leerkracht LO)
Tijl Smitz (sportdeskundige – licentiaat LO)
*Plaatsvervangers:
Dirk Geerens (paardrijden - Mollendaalruiters)
Jos Hendrickx (omnisport - SVK)
Pierre Meulemans (volleybal – VC Haasrode-Leuven)
Robert Philtjens ( voetbal - Oud-Heverlee Leuven)
Lieve Dereymaeker (omnisport – Blavasport)
Lieve Tonnet (fietsen – Natuurvrienden)
B. Sportverenigingen
Berg en Dal Wielertoeristenclub Blanden
Fietsen / recreatief
Luc Struyf
Naamsesteenweg 83
3052 Oud-Heverlee
Tel.: 0494 57 83 79
www.wtcbergendal.tk
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
11
Blavasport
Omnisport (kleuterturnen, badminton, volleybal, omnisport jongeren,…) / recreatief
Karel Saenen
Graumereweg 9
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 401485
www.gezinsbond.be/blandenvaalbeek
Doelgroep: kleuters, jongeren, volwassenen
Infrastructuur: Ontmoetingscentrum Blanden, Ontmoetingscentrum Sint-Joris-Weert
De Zoet Water Vissers vzw
Vissen/recreatief
Steven Vanderwegen
Onze-Lieve-Vrouwstraat 23
3054 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 97 50
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: vijvers Zoet Water
Downhill Bikers
Moutainbike / recreatief
Fernand Vangeel
Waversebaan 72
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 05 51
www.downhillbikers.be
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
Dream Team Wiske
Zaalvoetbal / competitief
Rudi Van de Gaer
Duivenstraat 27
3052 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: geen ruimte voor binnen de gemeente, spelen in De Borre in Bierbeek
Hóla-ba VZW
Dans / recreatief
Ann Jossart
Doelgroep: kinderen en jongeren 3-12, volwassenen
Infrastructuur: overdekte speelplaats vrije school SJW (bij gebrek aan infrastructuur)
Koninklijke Stormvogels Haasrode
Voetbal / competitief
Rudy Delang
12
Kartuizersstraat 6
3052 Oud-Heverlee
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: voetbalveld Blanden
Lenig en Sportief
Turnen / recreatief
Lieve Mommens
Lijsterstraat 20
3052 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: ontmoetingscentrum Blanden
Meerdaalhof
Paardrijden / recreatief
Marc Steeno
Meerdaalweg 2
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 75 96
Fax: 016 47 38 57
www.meerdaalhof.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: manege Meerdaalhof
Meerdaalschutters
Wipschieten / recreatief
Armand Evers
Milsestraat 35
3053 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: wip in Tervuren
Mollendaalruiters
Paardrijden / competitief
Baeb Jeannine
Kartuizersstraat 1
3052 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 16 06
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: wedstrijd- en oefenterreinen Blanden (privaat), openbare weg
Natuurvrienden
Fietsen / recreatief
Constant Boghe
Vinkenbosstraat 25
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 23 22
13
natuurvrienden.skynetblogs.be
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
Oud-Heverlee Leuven
Voetbal / competitief
Michel De Pauw
Kardinaal Mercierlaan 46
3001 Leuven
Tel.: 016 22 85 08
Fax: 016 29 19 34
www.ohl.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: voetbalveld Oud-Heverlee, Stade Leuven
Skippies Oud-Heverlee
Rope-skipping / competitief
Goedele Peeters
Galgenberg 3
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 13 77
Fax: 016 40 13 77
www.Skippies.be
Doelgroep: jongeren
Infrastructuur: Turnzaal Oud-Heverlee
SVK
Omnisport (joggen, mountainbiken, voetbal, volleybal,…)/ recreatief
Jos Hendrickx
Dorpsstraat 9
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 35 13
www.svk-oh.be
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: ontmoetingscentrum Sint-Joris-Weert, openbare weg, voetbalvelden Oud-
Heverlee
Tennisclub Meerdaal
Tennis / recreatief
Nico Timmermans
Korbeekdamstraat 40
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 71 77
www.tcmeerdaal.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: tennisvelden club, Stade Leuven
14
VC Haasrode-Leuven
Volleybal / competitief
Eddy Elaerts
Tel.: 016 40 25 75
Milsestraat 43 (sporthal Haasrode)
3053 Oud-Heverlee
www.vchaasrodeleuven.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: sporthal Haasrode
VK Sint-Joris-Weert
Voetbal / competitief
Willy Santermans
Weertsedreef 21
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 28 32
www.vksjw.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: voetbalveld Sint-Joris-Weert
Volleybal Kerkeveld
Volleybal / recreatief
Willy Massant
Kerkeveld 72
3053 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: sporthal Haasrode
Volleybal Wevok
Volleybal / competitief
Henri Bruggemans
Tel.: 016 40 46 16
Beekstraat 13 (OC Sint-Joris-Weert)
3051 Oud-Heverlee
www.volleywevok.be
Doelgroep: jeugd, volwassenen
Infrastructuur: ontmoetingscentrum Sint-Joris-Weert
Wielerclub Haasrode sportief
Fietsen / recreatief
Constant Boghe
Vinkenbosstraat 25
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 23 22
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
15
Wipmaatschappij Verenigde Geburen
Wipschieten / competitief
René Adams
Vakenstraat 16
3110 Rotselaar
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: wip aan sporthal Haasrode
WTC Blandense Sportvrienden
Fietsen / recreatief
Marcel Boghe
Bierbeekstraat 60
3052 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
ZVC AABB Haasrode
Zaalvoetbal / competitief
Gunther Willems
Parkstraat 101
3053 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: geen ruimte voor binnen de gemeente, spelen in De Borre in Bierbeek
ZVC Den deugniet
Zaalvoetbal / competitief
Paul Thielemans
0474 25 47 67
http://zvc-den-deugniet.skynetblogs.be/
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: geen ruimte voor binnen de gemeente, spelen in TC De Mol in Leuven
ZVC Den Ouden Deugniet
Zaalvoetbal / competitief
Marc Merckx
Dassenstraat 37
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 0497 99 80 60
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: geen ruimte voor binnen de gemeente, spelen in TC De Mol in Leuven
16
C. Onderwijs
• Het gemeentelijk onderwijs:
Gemeentelijke Basisschool Blanden
Bierbeekstraat 4
3052 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 08 06 - Lagere school
Fax: 016 40 66 40
Tel.: 016 40 25 15 – Kleuterschool
E-mail: [email protected]
Website: www.gbsblanden.be
Gemeentelijke Basisschool Haasrode
A. Verheydenstraat 19
3053 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 19 23 – Lagere school
Fax: 016 40 41 88
Tel.: 016 40 26 22 – Kleuterschool
E-mail: [email protected]
Website: www.gbshaasrode.be
Gemeentelijke Basisschool Oud-Heverlee
Dorpsstraat 81
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 25 17
Fax: 016 47 42 18
E-mail: [email protected]
Website: www.gbsoudheverlee.be
• Het gesubsidieerd vrij onderwijs:
Gesubsidieerde Vrije Gemengde Basisoefenschool Oud-Heverlee
Waversebaan 81
3050 Oud-Heverlee
Tel.: 016 40 44 58
Fax: 016 38 92 43
E-mail: [email protected]
Website: www.hhoh.be
Gesubsidieerde Vrije Gemengde Basisoefenschool Sint-Joris-Weert
Pastoor Tilemansstraat 4
3051 Oud-Heverlee
Tel.: 016 47 73 18
Fax: 016 47 73 18
E-mail: [email protected]
Website: www.vrijebasisschoolsintjorisweert.be
17
D. Andere sportorganisaties
De volgende sportorganisaties onderscheiden zich van sportverenigingen doordat ze geen
eigen ledenwerking uitbouwen. Ze organiseren activiteiten die openstaan voor derden.
De Meerdaalspurters
Fietsen / competitief
Organiseren wielerwedstrijden
Ludo Vanderwegen
Kasteelstraat 23
3051 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
Meerdaal 2000
lopen, fietsen / competitief
Organiseren de run-bike-run
Mark Binon
Banhagestraat 85
3052 Oud-Heverlee
Doelgroep: volwassenen
Infrastructuur: openbare weg
Meerdaalse Jonge Crosser
Lopen / competitief
Organiseren de scholencross
Armand Merckx
Blandenstraat 8
3053 Oud-Heverlee
Doelgroep: kinderen
Infrastructuur: terreinen sporthal Haasrode
18
2.2. Situatieschets
2.2.1. Huidig sportbeleid
Het huidige sportbeleid houdt zich voornamelijk bezig met sportinfrastructuur,
sportverenigingen en andersgeorganiseerde sport. Het beleid komt tot stand door de
samenwerking van de sportraad, de sportdienst en de schepen van sport. De sportdienst zorgt
voor de uitvoering van het beleid.
Zowel de drie hoofdonderdelen van het huidige beleid als de rol van de sportraad en
sportdienst in dit beleid komen hieronder uitgebreid aan bod.
A. Sportinfrastructuur
Een eerste doel van het sportbeleid is voorzien in voldoende sportinfrastructuur. De
sportinfrastructuur moet bovendien voldoen aan een aantal normen. Het huidige gemeentelijk
aanbod van sportinfrastructuur kan de vraag naar meer sportspecifieke infrastructuur niet
beantwoorden. Dit blijkt onder andere uit de bezettingscijfers van de bestaande infrastructuur.
Op dit moment zijn er enkele sportverenigingen uit Oud-Heverlee die met hun werking
moeten uitwijken naar buurgemeentes omdat de nodige infrastructuur niet aanwezig is. Dit is
bijvoorbeeld het geval voor enkele zaalvoetbalverenigingen. Andere verenigingen zitten dan
weer op locaties die eigenlijk niet bestemd zijn als sportinfrastructuur. De dansgroep Hola-ba
bijvoorbeeld, die hun lessen voorlopig laten doorgaan op de overdekte speelplaats van de vrije
school in Sint-Joris-Weert. Het gebrek aan gespecialiseerde infrastructuur ligt tevens aan de
basis van het te eenzijdige aanbod van de Oud-Heverleese sportverenigingen.
Wat betreft de kwaliteit van de sportinfrastructuur zijn er de laatste jaren reeds enkele
inspanningen gedaan doch deze zijn nog niet voldoende. De meeste sportzalen zijn stilaan toe
aan ingrijpendere onderhoudswerken. Zo kunnen het ontmoetingscentrum in Blanden en dat
in Sint-Joris-Weert herstellingen en/of een gedeeltelijke renovatie gebruiken. De sportzalen
kampen ook allemaal met een gebrek aan opbergruimte. Niet alleen de overdekte
infrastructuur kampt met kwaliteitsverlies, ook sommige voetbalterreinen lijden onder een te
drukke bezetting. Ook wat betreft het dagelijks onderhoud en de hygiëne van de
sportaccommodatie is er verbetering mogelijk.
Hieronder een overzicht van de staat van zowel de binnen- als buiteninfrastructuur, deze
analyse is gebaseerd op een controle aan de hand van een checklist. Per zaal worden ook de
bezettingscijfers meegegeven en geïnterpreteerd. De bezettingscijfers zijn gebaseerd op de
bezetting van de zalen gedurende de periode 8/10/07-21/10/07. Deze periode werd gekozen
omdat de meeste clubs op dat moment al begonnen zijn met hun werking en er bovendien
geen vakanties of feestdagen in die periode vallen. Naast de bezettingscijfers worden ook de
bezettingsgraden voor enkele specifieke periodes berekend, er werd gekozen voor volgende
onderverdeling: weekdagen-weekend, en binnen de weekdagen nog een verdere opsplitsing
naar schooluren - niet schooluren. Deze graden worden vervolgens geïnterpreteerd.
19
• Staat binneninfrastructuur + bezettingscijfers
Ontmoetingscentrum Blanden:
Toegankelijkheid (ook voor mindervaliden), ligging, materiaal, accommodatie, verlichting
en de toestand van de sportvloer zijn in orde. De EHBO is aanwezig. Wat de nooduitgangen
betreft zijn deze niet veelvuldig aanwezig, de noodverlichting is dan weer wel in orde. Ook de
brandslang zit onbereikbaar achter een gesloten deur. De hygiëne laat te wensen over. Het is
er vuil, er zijn lekkende douches en geurhinder in de toiletten. Het regent er ook binnen op 3
plaatsen. Daarenboven is de parking te klein. De verwarming (warme lucht) valt niet goed te
regelen, vaak te warme lucht. Er is geen cafetaria en er zijn geen zit- en staanplaatsen
aanwezig. Als laatste kan ook de opbergplaats veel beter, daarvoor wordt nu 1 van de 2
kleedkamers gebruikt.
Bezettingscijfers
OC BL 9 30 10 30 11 30 12 30 13 30 14 30 15 30 16 30 17 30 18 30 19 30 20 30 21 30 22 30
Ma 8/10
Di 9/10
Wo 10/10
Do 11/10
Vr 12/10
Za 13/10
Zo 14/10
Ma 15/10
Di 16/10
Wo 17/10
Do 18/10
Vr 19/10
Za 20/10
Zo 21/10
Bezettingsgraden weekdagen:
Tijdens schooluren 9u-15.30u 100 %
Na schooluren 15.30u-23u 50 %
19-21.30u 76 %
Waar het OC Blanden een (quasi) volledige bezetting heeft tijdens de schooluren, zijn de
naschoolse uren niet zo druk bezet. De nog vrije uren liggen voornamelijk tussen 15.30u en
19u en na 21.30u. De periode hiertussen is met een bezettingsgraad van 76% wel zeer druk
bezet. De vrije uren voor 19u zouden nog ingevuld kunnen worden, voor de uren na 21.30u is
dit minder evident. Op weekdagen is dit vrij laat om nog te starten met activiteiten. Voor een
gewone turnzaal, met een beperkt aantal sportmogelijkheden, zijn dit goede bezettingscijfers.
De weekends worden hier niet meegerekend aangezien deze vrijgehouden worden voor
andere activiteiten dan sportactiviteiten. Al de verenigingen, zowel cultuur-, sport- als
jeugdverenigingen, kunnen de zaal tijdens het weekend reserveren voor randactiviteiten.
20
Sportzaal Haasrode:
De toegankelijkheid (ook voor mindervaliden), de ligging, de parkeerplaats, het materiaal,
de accommodatie, de toestand van de sportvloer, de EHBO, de verlichting, de cafetaria en de
zit- en staanplaatsen voor toeschouwers zijn in orde.
Ook hier kan het onderhoud heel wat beter. Het regent er binnen en de verwarming (met
warme lucht) is niet helemaal goed afgestemd, net als het warm water. Wat de nooduitgangen
betreft, zijn ook hier de deuren op slot en van de noodverlichting zijn verscheidene lampen
stuk. Ook zijn er loshangende stopcontacten en losliggende roosters van lampen en
functioneren enkele verluchtingsramen niet.
De kleedkamers, douches en toiletten zijn in 2007 gerenoveerd.
Bezettingscijfers
Sporthal 8 30 9 30 10 30 11 30 12 30 13 30 14 30 15 30 16 30 17 30 18 30 19 30 20 30 21 30 22 30
HA
Ma 8/10
Di 9/10
Wo 10/10
Do 11/10
Vr 12/10
Za 13/10
Zo 14/10
Ma 15/10
Di 16/10
Wo 17/10
Do 18/10
Vr 19/10
Za 20/10
Zo 21/10
Bezettingsgraden weekdagen:
Tijdens schooluren 8.30-16u 100 %
Na schooluren 16-22.30u 84 %
Tijdens de schooluren is er een bezetting van 100%. Ook na de schooluren is er, met een
bezettingsgraad van 84% een quasi volledige bezetting. De overige vrije uren zijn ofwel te
kort om er gebruik van te kunnen maken, ofwel niet elke week beschikbaar.
Net zoals in het ontmoetingscentrum Blanden, zijn ook de weekends voorbehouden voor
andere activiteiten.
21
Ontmoetingscentrum Sint-Joris-Weert:
De toegankelijkheid (ook voor mindervaliden), de ligging, de accommodatie, de toestand
van de sportvloer, de EHBO, de verlichting, de verwarming, de toiletten (ook voor
mindervaliden), de nooduitgang en de noodverlichting zijn in orde.
De parking mocht iets groter zijn en ook is er een groot gebrek aan opbergruimte. De
cafetaria valt klein uit en er zijn geen zit- en staanplaatsen in de sportzaal aanwezig. Het
onderhoud gebeurt door de gemeente. De kleedkamers en douches kunnen beter, er zijn
slechts 2 kleedkamers en 4 douchekoppen per kleedkamer. Dat is te weinig. Op de
gemeenteraad van 30/10/2007 werd beslist dat het sanitair van het ontmoetingscentrum
vernieuwd zal worden. Voor de algemene veiligheid is het niet bevorderlijk dat stoelen de
toegang tot de elektriciteitskast belemmeren. Soms zijn er ook problemen met het warm water
en de verwarming.
Bezettingscijfers
OC SJW 8 30 9 30 10 30 11 30 12 30 13 30 14 30 15 30 16 30 17 30 18 30 19 30 20 30 21 30 22 30
Ma 8/10
Di 9/10
Wo 10/10
Do 11/10
Vr 12/10
Za 13/10
Zo 14/10
Ma 15/10
Di 16/10
Wo 17/10
Do 18/10
Vr 19/10
Za 20/10
Zo 21/10
Bezettingsgraden weekdagen:
Tijdens schooluren 8.30-15.30u 44 %
Na schooluren 15.30-22.30u 69 %
Bezettingsgraden weekend:
Zaterdag 9-23u 93 %
Zondag 9-23u 32 %
De bezetting tijdens de schooluren ligt in het OC SJW met 44% nogal laag. Gezien er in
SJW slechts één kleine basisschool gelegen is, is dit makkelijk te verklaren.
Hoewel er voorlopig dus heel wat uren beschikbaar zijn tijdens de schooluren, kiezen de
verenigingen er toch voor om de sportzaal te gebruiken na de schooluren. Dit is ook logisch,
aangezien de meeste verenigingen zich richten op schoolgaande jeugd en/of op de actieve
beroepsbevolking. Van maandag tot vrijdag leidt dit tot een bezetting van ongeveer 70%. De
resterende vrije uren zijn echter niet allemaal bruikbaar. Alleen dinsdag in de vooravond zou
22
er nog een vereniging bij kunnen. De andere vrije periodes zijn ofwel te kort, ofwel niet elke
week beschikbaar.
Het OC SJW kan als enige sportzaal ook in het weekend gebruikt worden door
sportverenigingen. Het haalt bovendien een behoorlijke bezettingsgraad. Zaterdag bedraagt
deze zelfs 93 %. Zondag is de zaal iets minder druk bezet, de bezetting concentreert zich in de
voormiddag en ‘s avonds. Zondagnamiddag vinden er geen activiteiten plaats.
Deze zaal is volledig bezet, wat ook te merken is aan het feit dat volley WEVOK een
aantal uur per week in een zaal in Leuven speelt.
Turnzaal school Oud-Heverlee:
De toegankelijkheid (ook voor mindervaliden), de ligging, het materiaal, de toestand van
de sportvloer, de verlichting, de EHBO, de verwarming, de toiletten (ook deze voor
mindervaliden), de nooduitgang, de algemene veiligheid (met brandalarm) en de akoestiek
zijn in orde. Het onderhoud gebeurt er door een onderhoudsfirma, dat is in orde.
Een cafetaria en zit- en staanplaatsen zijn niet aanwezig. Er is ook te weinig bergruimte
aanwezig, kleedkamers en douches worden hiervoor gebruikt. De accommodatie is niet
helemaal in orde. Er zitten losliggende panelen in het plafond en de tegels zitten los.
De bezettingscijfers van deze turnzaal liggen, buiten de schooluren, zeer laag. Oorzaak
hiervan is dat het slechts om een kleine schoolturnzaal gaat, die slechts voor enkele sporten
geschikt is. De zaal fungeert eerder als noodoplossing, bij gebrek aan betere infrastructuur in
Oud-Heverlee. Het gebruik van deze turnzaal wordt ook niet aangemoedigd vanuit de
sportdienst.
• Staat buiteninfrastructuur
De buiteninfrastructuur in private eigendom, wordt door de clubs zelf onderhouden. Het
dagelijks onderhoud van de gemeentelijke buiteninfrastructuur gebeurt door de clubs, de
grotere werken zijn ten laste van de gemeente. Door de band genomen zijn ze in goede staat
en worden ze goed onderhouden. Enkele voetbalvelden worden wel te druk bespeeld,
waardoor ze in minder goede staat zijn.
B. Sportverenigingen
Binnen OH zijn er verschillende sportverenigingen actief, deze verenigingen hebben
bovendien een groot aantal leden. De Oud-Heverleese sportverenigingen bieden echter wel
een eenzijdig sportaanbod aan, er zijn nog te veel sporten die niet aanwezig zijn in Oud-
Heverlee. In vele gevallen is de afwezigheid van gespecialiseerde infrastructuur hier de
oorzaak van.
Wat betreft de ondersteuning van de sportverenigingen, wordt vooral de quasi gratis ter
beschikkingstelling van de infrastructuur gewaardeerd. De meeste buitenterreinen worden via
een recht van opstal ter beschikking gesteld aan verenigingen. De verenigingen staan dan zelf
in voor het onderhoud van de terreinen. Jeugd en senioren kunnen dan weer gratis gebruik
maken van de sportzalen, andere verenigingen betalen alleen de energiekosten.
Naast materiële ondersteuning, biedt de sportdienst ook ondersteuning voor de uitbouw
van een kwaliteitsvolle jeugdwerking. Het instrument dat de sportdienst hiervoor gebruikt,
23
zijn subsidies voor gediplomeerde jeugdtrainers. Daartoe moeten trainers met succes een
sportkaderopleiding volgen bij de Vlaamse trainerschool of bij een erkende sportfederatie. Dit
geldt enkel in de jeugdcompetitie tot en met 18 jaar. Niettegenstaande deze subsidies goed
onthaald worden door de sportclubs, is het toch nodig om hun doeltreffendheid te evalueren.
Naast deze toelage wordt er voorlopig geen andere financiële ondersteuning voorzien.
De gemeente biedt de verenigingen ook mogelijkheden op vlak van
informatieverstrekking. Zo krijgt elke vereniging de kans om informatie over haar werking op
de gemeentelijke website te plaatsen. De aankondiging van activiteiten kan zowel via het
gemeentelijk informatieblad als via de website.
Ten slotte is er ook een inspraakmogelijkheid voorzien voor de sportverenigingen. Via de
sportraad kunnen de verenigingen wegen op het sportbeleid.
C. Andersgeorganiseerde sport
De gemeente biedt op vlak van andersgeorganiseerde sport reeds enkele initiatieven. Zo
wordt er in het lager onderwijs goed samengewerkt met de Stichting Vlaamse Schoolsport.
Ook de gemeentelijke sportdienst is actief bezig met het verstrekken van
andersgeorganiseerde sport. Ze doet dit onder andere in samenwerking met BLOSO (bv.
Sportlint) en via de sportregio Dijle & Hageland (bv. sportdag 50+, familieschaatsdag,...).
Daarnaast zijn er nog enkele organisaties die sportactiviteiten aanbieden. Jaarlijks organiseren
‘De Meerdaalspurters’ en ‘Meerdaal 2000’ respectievelijk enkele wielerwedstrijden en een
run-bike-run. De bosrijke omgeving van de gemeente, met vele wandel- fiets- en
mountainbikeroutes, leent zich dan ook goed tot het organiseren van zulke activiteiten. Wat er
echter nog ontbreekt zijn kleine sportvelden of speelpleintjes die buurtsport zouden
aanmoedigen.
D. Sportdienst
Voorlopig is er slechts één ambtenaar bevoegd voor sport, deze ambtenaar is tevens
verantwoordelijk voor jeugd, cultuur en toerisme. Door dit sportbeleidsplan zal de sportdienst
er een aantal taken bij krijgen. Deze taken behoorlijk uitvoeren, is gezien de huidige, lage
personeelsbezetting een moeilijke opgave. De verdere uitbouw van de sportdienst is dan ook
wenselijk.
E. Sportraad
De gemeente beschikt al een hele tijd over een sportraad, die op regelmatige basis
vergadert en actief betrokken is bij het sportbeleid. De raad heeft de voorbije jaren
inspanningen geleverd om te voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een autonome
sportraad en zal dit blijven doen.
24
2.2.2. Maatschappelijke context
In deze postmoderne maatschappij zijn er heel wat nieuwe maatschappelijke evoluties die
sterk hun stempel drukken op deze samenleving. Ook op sport kunnen zij een invloed hebben.
Deze trends zijn vergrijzing, ontgroening, flexibilisering van de arbeid, individualisering,
consumentisme,… Eén voor één worden deze nu bekeken met het oog op sport.
Om te beginnen gaan we dieper in op fenomenen als vergrijzing en ontgroening. Deze
kunnen ervoor zorgen dat het beleid meer of minder op senioren afgestemd moet zijn. We
kunnen uit de volgende leeftijdspiramide van het arrondissement afleiden dat deze niet de
meest gezonde vorm heeft voor de verderzetting van de samenleving. Een gezonde piramide
heeft een brede basis met veel jongeren en een smalle top met weinig ouderen. Dat is hier niet
zo, de basis is zelfs smaller dan het midden waar de mensen op beroepsactieve leeftijd zich
bevinden. De leeftijdsklassen 40 tot 44 en 45 tot 49 zijn sterk vertegenwoordigd. Dat zijn de
babyboomers die nu op volwassen leeftijd zijn gekomen. Dat duidt op een sterke vergrijzing
in de komende tientallen jaren. Het geboortecijfer is niet afdoende om dit op te vangen
(Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
Figuur: bevolkingspiramide arrondissement Leuven 01/10/2005
Arrondissement Leuven (01/01/2005)
95 + jaar
90-94 jaar
85-89 jaar
80-84 jaar
75-79 jaar
70-74 jaar
65-69 jaar
60-64 jaar
55-59 jaar
50-54 jaar
45-49 jaar
40-44 jaar
35-39 jaar
30-34 jaar
25-29 jaar
20-24 jaar
15-19 jaar
10-14 jaar
5-9 jaar
0-4 jaar
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000
vrouw en mannen
Bron: NIS, FOD Economie, Ecodata
Maar wanneer nu de gegevens voor Oud-Heverlee bekeken worden, blijkt dat dit een vrij
jonge gemeente is. De jongste leeftijdsgroep is mooi vertegenwoordigd met 24,6%, daar waar
de oudste leeftijdsgroep 20,3% van de totale bevolking uitmaakt. Dit zijn cijfers die beter zijn
dan deze voor het arrondissement, de provincie en het gewest. Ook het aantal in de
beroepsactieve leeftijd ligt vrij hoog met 55,2% (Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
25
Tabel: globale leeftijdsverdeling op 01/01/2006 en percentage t.o.v. de totale bevolking
jongeren
(0-20)
beroepsactieve leeftijd
(20-60)
ouderen (60+)
aantal %* aantal %* aantal %*
Oud-Heverlee 2.669 24,6 5.991 55,2 2.203 20,3
Arr. Leuven 101.214 21,6 260.993 55,8 105.918 22,6
Vlaams-Brabant 237.602 22,8 571.304 54,7 235.227 22,5
Vlaams gewest 1.348.899 22,2 3.331.686 54,8 1.398.015 23,0
Bron: NIS, FOD Economie, Ecodata
Als laatste kijken we naar de groene en grijze druk die op de beroepsactieve bevolking
van Oud-Heverlee weegt. Dit is het aantal jongeren of het aantal ouderen, afgezet tegen de
beroepsactieve bevolking. De grijze druk in Oud-Heverlee blijkt vrij beperkt te zijn op 36,8
wat duidelijk onder alle andere referentiecategorieën ligt. De groene druk is hier zelfs hoger
met 44,6 (Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
Tabel: bevolkingscoëfficiënten op 01/01/2006
groene
druk
grijze druk afhankelijkheids-
coëfficiënt
Oud-Heverlee 44,6 36,8 81,3
Arr. Leuven 38,8 40,6 79,4
Vlaams-Brabant 41,6 41,2 82,8
Vlaams gewest 40,5 42,0 82,4
Bron: NIS, FOD Economie
Toch zal ook het aantal ouderen in onze gemeente gevoelig blijven stijgen waardoor
tegen 2025 30% van de bevolking ouder dan 60 jaar zal zijn. Dit houdt in dat senioren toch
een vrij grote groep van de bevolking zullen worden die ook recht hebben op sportinitiatieven
en organisaties voor zichzelf. We gaan te maken krijgen met een groep jonge actieve senioren
(Werkgroep jeugd, cultuur en sport, 2007).
Een tweede trend die zich voordoet, is geen demografische maar een economische trend.
De meerderheid van de inwoners van Oud-Heverlee bevinden zich in de hogere
inkomensklassen. Oud-Heverlee is een rijke gemeente. Wanneer we kijken naar het
percentage inwoners aanwezig in de lage inkomensgroepen is dit 19,1%, wat wel hoger ligt
dan in de referentiecategorieën. Maar ook het percentage inwoners in de hoge
inkomensgroepen ligt met 20,2% van alle inwoners hoger dan in andere referentiecategorieën.
Tabel: inkomen per aangifte naar categorie 2003
totaal
aangiften
<
10.000€
10.000 -
20.000 €
20.000 -
30.000 €
30.000 -
40.000 €
40.000 -
50.000
>
50.000 €
Oud-Heverlee 5.373 1.025 1.269 988 596 409 1.086
Arr. Leuven 249.529 42.928 78.380 51.775 26.993 17.398 32.055
Vlaams-Brabant 555.490 99.155 170.848 113.024 59.313 39.038 74.112
Vlaams gewest 3.218.555 570.830 1.098.772 686.329 341.227 210.725 310.626
Bron: APS portaal lokale statistieken
26
Tabel: lage en hoge inkomens 2003
totaal
inkomen
% lage
inkomens
% hoge
inkomens
gemiddeld
inkomen
mediaan
inkomen 2001
x 1.000.000 € < 10.000 € > 50.000 € in € in €
Oud-Heverlee 178,2 19,1 20,2 33.165,8 25.120
Arr. Leuven 6.894,7 17,2 12,8 27.630,9 -
Vlaams-Brabant 15.576,4 17,9 13,3 28.040,8 -
Vlaams Gewest 80.988,2 17,7 9,7 25.162,9 -
Bron: APS lokale statistieken
Het globale inkomen van het Vlaamse gewest is over de jaren heen sterk gestegen. Dat het
inkomen stijgt, is van belang. Zo zal de koopkracht stijgen waardoor mensen meer geld
hebben om te spenderen aan vrijetijdsbesteding en sport, waardoor hun eisen tegenover de
cursussen en accommodatie ook hoger zullen zijn. Ook hiermee moet rekening gehouden
worden.
Tabel: gemiddeld inkomen per inwoner in euro volgens de fiscale aangiftes naar gewest
aanslagjaar
2005
inkomen
2004
aanslagjaar
2004
inkomen
2003
aanslagjaar
2003
inkomen
2002
aanslagjaar
2002
inkomen
2001
aanslagjaar
2001
inkomen
2000
aanslagjaar
2000
inkomen
1999
België
13.222
12.655
12.252
11.775
11.062
10.669
Vlaams
Gewest
14.026
13.485
13.002
12.542
11.788
11.277
Waals
Gewest
12.357
11.713
11.343
10.764
10.088
9.864
Brussels
Gewest
11.309
10.846
10.805
10.562
9.961
9.712
Bron: APS, Algemene directie statistiek
Een derde trend is eerder een trend in het gezondheidslandschap. Steeds meer mensen
kampen met overgewicht en hebben moeite met een gezonde levensstijl. 57% van de
bevolking doet minder dan 4uur per week aan sport, 18% 4 uur of meer dan 4 uur per week en
25% doet helemaal niet aan lichaamsbeweging in de vrije tijd (Demarest, 2004). Vaak zijn
het dan ook nog de hoger opgeleiden die meer aan lichaamsbeweging doen. Dit bevordert een
gezonde levensstijl absoluut niet. Het beleid moet dus sporten en bewegen aansporen, zeker
bij lager opgeleiden. Bij volwassen vrouwen blijkt zelfs 66% de kritische minimumdrempel
van beweging niet meer te overschrijden. Bij volwassen mannen is dat 40%. Het mag dan ook
niet verwonderen dat vanaf 40 jaar bij mannen en 50 jaar bij vrouwen meer dan 50% kampt
met overgewicht (BMI tussen 25 en 29). De mensen met obesitas (BMI hoger dan 30)
bedragen 10% vanaf 45 jaar (Lefevre, 2005). Ook de Vlaamse jeugd wordt steeds dikker. 14%
heeft overgewicht en 3% is zelfs obees (De Tijd, 23/09/2004). Over het algemeen heeft 23%
van de Belgen last van overgewicht en 20% van obesitas. De grootste oorzaken hiervan zijn
ongezonde voeding en te weinig beweging (Boone, 31/03/2004). Als dit een trend is die zich
doorzet, zal er van sporten op lange termijn misschien nog weinig sprake zijn. Het is dan ook
nu dat mensen zich bewust moeten worden van het plezier en de voordelen die sporten kan
bieden. Daar is een taak weggelegd voor de gemeente, op vlak van bewustwording. In de
volgende tabel komen deze gegevens nog eens aan bod.
27
Tabel: aandeel van de volwassen bevolking met overgewicht (BMI>25)
2004 2001 1997
geslacht man 49,6 49,3 47,5
vrouw 35,9 37,3 33,3
leeftijd 15-24 14,1 13,5 15,1
25-34 26,4 34,0 28,4
35-44 41,7 39,0 39,8
45-54 47,4 49,2 48,3
55-64 58,5 56,9 62,7
65-74 60,1 63,9 55,9
75+ 48,8 45,1 43,8
opleiding lager onderwijs 55,0 51,6 59,1
lager secundair 46,4 54,3 47,4
hoger secundair 44,3 43,2 42,5
hoger onderwijs 34,4 32,9 27,1
totaal 42,7 43,3 40,4
Bron: APS Vlaanderen & Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
Ook op de arbeidsmarkt hebben zich heel wat nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. De
overkoepelde uitspraak hierover is dat we van een fordisme en taylorisme naar een toyotisme
geëvolueerd zijn. Dat houdt in dat arbeiders niet meer aan de lopende band allemaal dezelfde
gestandaardiseerde producten ontwikkelen van 9u ‘s ochtends tot 17u ‘s avonds voor 5 dagen
per week. In deze postindustriële maatschappij zijn we gegaan naar flexibiliteit: zowel
loonflexibiliteit (premies, toelagen, betaling per stuk, betalen naar prestatie,…), contractuele
flexibiliteit (contracten voor onbepaalde of bepaalde duur, interim-arbeid,
thuiswerkcontract,...) en temporele flexibiliteit. Deze laatste is voornamelijk belangrijk voor
het sportbeleid. Mensen werken niet meer allemaal in nine-to-five-jobs. Ze werken deeltijds,
hun weekends vallen op dinsdag en woensdag, ze werken in dag- en nachtploegen, met
variabele werktijden en zo meer (Berghman & Lammertyn, 2004). Dat houdt in dat
volwassenen ‘s avonds niet zonder meer thuis zijn om te sporten. Ze kunnen en willen nu ook
overdag sporten. Daar moet de gemeente dan ook de mogelijkheid toe bieden. In de volgende
tabel zien we deze temporele flexibiliteit uitgedrukt in cijfers.
Tabel: aandeel loontrekkende met een afwijkend uurrooster naar geslacht en vorm voor
het Vlaamse Gewest in %
2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000
Totaal Nachtarbeid 4,5 4,2 4,6 4,5 4,3 4,2 4,8
Avondwerk 12,5 12,5 12,3 12,4 12,1 13,0 12,0
Zaterdagwerk 13,6 13,4 12,8 12,6 12,6 12,3 12,3
Zondagwerk 7,5 7,5 7,3 7,3 7,1 7,1 7,1
Ploegenarbeid 9,0 9,5 9,6 10,0 9,4 10,5 10,2
Mannen Nachtarbeid 6,0 5,6 6,1 5,9 5,5 5,5 6,4
Avondwerk 15,0 14,5 14,5 14,4 14,1 14,7 14,1
Zaterdagwerk 12,1 11,4 11,0 10,8 10,7 10,6 10,9
Zondagwerk 7,2 7,1 6,6 7,0 6,4 6,7 6,7
28
Ploegenarbeid 11,1 11,7 11,7 12,2 11,5 12,7 12,4
Vrouwen Nachtarbeid 2,7 2,5 2,6 2,7 2,7 2,6 2,5
Avondwerk 9,6 10,1 9,6 9,8 9,6 10,8 9,3
Zaterdagwerk 15,3 15,8 15,2 14,8 15,2 14,5 14,3
Zondagwerk 7,8 8,1 8,1 7,6 8,0 7,7 7,6
Ploegenarbeid 6,5 6,8 7,0 7,2 6,8 7,6 7,1
Bron: APS Vlaanderen, Algemene directie statistiek
Een laatste belangrijke trend is de individualiseringstrend. De sociale cohesie is steeds
minder geworden, mensen leven steeds vaker op zichzelf dan in groep. Vooral dan in het
lidmaatschap van maatschappelijke organisaties en vrijwilligerswerk heeft zich een stagnatie
of een daling voorgedaan. Dat leidt ertoe dat verenigingen en projecten zich vaak met een
kleine groep erg hard zich moeten inzetten (Breedveld, Harms & Tiessen-Raaphorst, 2006).
Dat kan nefast zijn voor sportverenigingen of andere sportorganisaties. Een aansporing van
het groepsgevoel en de sociale cohesie is dus nodig, ook in deze gemeente.
2.2.3. Inwonersbevraging
Om een goed beeld te krijgen van de wensen en noden van de bevolking, werd een
inwonersenquête afgenomen bij vier doelgroepen. Deze bevraging werd verwerkt tot een
indrukwekkende verzameling gegevens die een goed beeld geven van de sterke en zwakke
punten van sport in Oud-Heverlee.
2.2.3.1. Methodologie
In dit onderzoek werd gewerkt met een theoretische steekproef. Omdat dit onderzoek een
verkennend onderzoek is naar wat inwoners van de gemeente op vlak van sport doen, wat ze
goed vinden en wat ze graag verbeterd zouden zien, is een theoretische steekproef meer op
zijn plaats dan een toevalssteekproef. En toevalssteekproef wordt voornamelijk gebruikt om
gegevens te veralgemenen naar een hele populatie om dan algemene uitspraken te kunnen
doen (Billiet & Waege, 2003, pp.183-184). Dat was bij dit onderzoek niet de bedoeling. Het is
ook niet meteen nodig om de gegevens te kunnen veralgemenen naar alle inwoners van Oud-
Heverlee. Bij een theoretische steekproef is het de bedoeling om de representativiteit van de
steekproef te verwezenlijken door de meest interessante cases te selecteren. Dit wilt zeggen
dat men zelf op zoek gaat naar de mensen die men in de steekproef wilt opnemen en dat deze
liefst zo verschillend mogelijk zijn zodat ze een breed spectrum beslagen van de voor het
onderzoek interessante populatie (Billiet & Waege, 2003, pp.183-184). Zo gebeurde het ook
in dit onderzoek. Het heeft geen zin om iedere inwoner van de gemeente te bevragen over hun
sportgebruik als ze niet allemaal aan sport doen. Beter is het om deze mensen te selecteren die
veel aan sport doen en daarbij gebruik maken van wat de gemeente te bieden heeft. Daartoe
werden dan ook vier volledig verschillende groepen ondervraagd, vier doelgroepen: leerlingen
van de basisscholen uit de gemeente, leden van verscheidene verenigingen uit de gemeente,
bevoorrechte personen en senioren. Zo werd er toch geprobeerd een zo breed mogelijk
spectrum van verschillende interessante personen te selecteren. Onze resultaten zullen dus
niet absoluut veralgemeenbaar zijn naar alle inwoners maar geven wel een representatieve
kijk op wat deze doelgroepen vinden van sport in de gemeente.
29
De enquête zelf is een kwantitatieve gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst. Dat houdt
in dat de vragen niet open zijn maar dat de respondent moet antwoorden in vooraf opgelegde
antwoordstructuren. In deze enquêtes waren heel veel vragen gesloten (dus met een vooraf
vastgelegde antwoordstructuur) maar toch werd er ook ruimte gelaten voor opmerkingen en
open vragen. Dat is nodig bij een verkennend onderzoek. De voordelen van een schriftelijke
enquête zijn dat men niet gestuurd kan worden door een interviewer, waardoor de antwoorden
niet vertekend zullen zijn, men kan de enquête invullen op een geschikt moment en de vragen
zijn nog meer gestandaardiseerd dan wanneer deze voorgelezen worden door een interviewer
met specifieke intonatie en onbedoelde nadruk op sommige vragen. Sturend
interviewergedrag is hier dus niet mogelijk. Het nadeel is dan weer dat men informatie over
verschillende vragen kan opzoeken en dat de respons minder hoog is dan bij echte
interviewerenquêtes (Billiet & Waege, 2003, pp. 289-291).
2.2.3.2. Doelgroepen
Zoals opgemerkt in het vorige deel worden voornamelijk de interessante cases
geselecteerd. Dat mondde uit in het ondervragen van 4 verschillende doelgroepen. De
scholen, verenigingen en bevoorrechte personen hebben we zelf bevraagd, de gegevens van
de senioren werden voornamelijk gehaald uit het seniorenbehoefteonderzoek van eerder dit
jaar (aangevuld met eigen enquêtes). Deze doelgroepen werden geselecteerd omdat vooral zij
de gevolgen van een nieuw sportbeleid zullen voelen. Daarom is het ook belangrijk om met
hen rekening te houden.
De eerste doelgroep waren de scholen en dat beperkt zich in Oud-Heverlee tot de
basisscholen. Er werden in totaal 122 leerlingen bevraagd uit het 6e leerjaar. Van hen werd
verwacht dat ze volwassen genoeg zijn en ervaring genoeg hebben met sport in de gemeente.
De tweede doelgroep waren de verenigingen. Hierbij werden 87 leden uit verscheidene
gemeentelijke verenigingen bevraagd. In de volgende tabel ziet u de verdeling naar
sportclubs:
Tabel: verdeling naar sportclubs
frequentie %
blavasport 16 21,62
fietsclub 1 1,35
lenig en sportief 1 1,35
manege meerdaalhof 3 4,05
natuurvrienden Haasrode 11 14,86
OHL 24 32,43
SVK 3 4,05
TCM 6 8,11
VC Haasrode 2 2,70
Wevok SJW 2 2,70
WTC Blanden 5 6,76
missings= 4
Vanuit het seniorenbehoefteonderzoek werden 1170 senioren bevraagd. Uiteraard doen
deze niet allemaal aan sport maar toch gaf de bevraging een mooi beeld van de
vrijetijdsbesteding van senioren. Deze resultaten werden aangevuld met 10 enquêtes die we
zelf afnamen bij senioren die regelmatig sporten. Als laatste werden ook 4 bevoorrechte
personen ondervraagd. Dit zijn mensen die meer dan gemiddeld in aanraking komen met sport
en sport in Oud-Heverlee.
30
2.2.3.3. Resultaten
De lijst van resultaten uit het onderzoek is natuurlijk zeer lang, daarom beperken we ons
hier tot de conclusie. Verderop in het beleidsplan zullen specifiekere resultaten aan bod
komen, bij het bespreken van het nieuwe sportbeleid. Na analyse van de gegevens kunnen
conclusies gemaakt worden die vier delen van het sportbeleid beslaan: sportinfrastructuur,
sportaanbod, sportbeleid en informatieverspreiding. Deze conclusies zullen nu één voor één
besproken worden.
Sportinfrastructuur:
Als eerste kan de hygiëne van alle bestaande sporthallen beter. Het sanitair is er vaak vuil,
het materiaal of de zaal zelf versleten en in sommige gevallen worden de veiligheid en de
gezondheid bedreigd door loshangende bedrading en schimmel. Men vindt wel dat er
voldoende sanitair en kleedkamers aanwezig zijn.
Een tweede punt dat sterk naar boven kwam is de nood aan een polyvalente sporthal en
speelplein erlangs waar verschillende sporten (ook nieuwe sporten als skaten op een
skateplein, basketbal, tafeltennis, hockey, judo,…) kunnen uitgeoefend worden. Deze
polyvalente sporthal zou ook ruimte kunnen bieden aan vergader- en/of leslokalen waar
trainerscursussen kunnen doorgaan, waar de sportraad kan samenkomen, waar clubs kunnen
vergaderen,…
Enkel een speelplein aan deze polyvalente sporthal is niet genoeg. Wanneer er 1 groot
speelplein (met skatepark en basketbalveld) aan de polyvalente sporthal gelegen zou zijn
(zoals in de Sportoase te Leuven) en steeds 1 klein speelplein per deelgemeente zou dit het
sociaal contact en de sportmogelijkheden voor de kinderen bevorderen. Deze nieuwe
infrastructuur moet uiteraard goed onderhouden worden en zo gebouwd zijn dat ze voor
iedereen gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar is (bijvoorbeeld in het centrum van Oud-
Heverlee).
Sportaanbod:
Het sportaanbod zou verbreed moeten worden. Mensen gaan nog te vaak buiten de
gemeente sporten voor sporten die hier ook zouden kunnen zoals judo, tafeltennis, basket,
dans, zaalvoetbal, … Dit zou bevorderd kunnen worden door de bouw van een polyvalente
sporthal waar misschien ruimte komt voor squash en fitness en andere sporten. Velen willen
ook graag een zwembad binnen de gemeente maar dat is onrealistisch. De senioren opperden
dan ook het voorstel van een gezamenlijke pendeldienst van en naar het zwembad te Leuven.
Misschien kan hiervoor een soort schoolbus ingelegd worden op vaste tijdstippen in de week.
Dat lijkt alvast meer haalbaar dan een zwembad in de gemeente zelf.
Sportbeleid:
Het sportbeleid binnen de gemeente staat nog niet op punt. Velen vinden dat er te weinig
aandacht wordt besteed aan sport en inspraak in het sportbeleid.
Om allerlei activiteiten beter op elkaar af te stemmen moet er een beter contact zijn tussen
de clubs en de gemeente. Een sportfunctionaris zou een en ander kunnen verhelpen door een
rechtstreekse communicatielijn te zijn tussen de verenigingen, sporters en de gemeente. Deze
31
zou zich ook meer kunnen toespitsen op het organiseren van sportactiviteiten binnen de
gemeente die toegankelijk zijn voor iedereen.
Verder heeft de gemeente wel troeven als een sportraad en sportdienst in handen maar
deze zijn lang niet genoeg gekend bij de mensen en ze weten bijgevolg ook niet hoe ze deze
kunnen gebruiken om hun inspraak te bevorderen. Deze diensten meer bekendheid geven is
dus een dringende taak voor de gemeente.
Informatieverspreiding:
Essentieel is een goede verspreiding van de informatie over sportmogelijkheden binnen de
gemeente. Inwoners, zeker de senioren, vinden het gemeentelijke infoblad een goede bron van
informatie. Ook nieuwe technologieën zoals het internet moeten gebruikt worden door middel
van e-mail en forums. Er wordt ook voorgesteld een maandelijkse affiche of maandblad te
verspreiden waarin alle gemeentelijke activiteiten voor de maand vermeld staan. Wat
informatieverspreiding betreft kan het dus nog heel wat beter.
Deze enquêtes geven weer wat de (sportende) inwoners graag willen, het lijkt niet meer
dan logisch om hier in het beleid in de mate van het mogelijke rekening mee te houden.
Tenslotte zijn de inwoners van de gemeente de belangrijkste graadmeter voor de effectiviteit
van het beleid. Laten deze vier punten dan ook de uitvalsbasis zijn voor het nieuwe
sportbeleid van de gemeente.
32
3. ONDERSTEUNING EN STIMULERING SPORTVERENIGINGEN
Om tot een goed sportbeleid te komen moet er voldoende aandacht besteed worden aan de
belangrijkste actoren uit het sportveld, namelijk de sportverenigingen. Zij moeten gesteund
worden in het werk dat ze verrichten, om zo tot een kwaliteitsverhoging en uitbreiding van het
sportaanbod te komen.
Het belang van de rol van de sportverenigingen in een goed sportbeleid komt ook tot
uiting in de voorwaarden met betrekking tot de beleidssubsidies. De Vlaamse regering heeft
bepaald dat van de beleidssubsidies die de gemeente zal ontvangen, maar liefst 50% besteed
moet worden aan de directe ondersteuning en stimulering van jeugdverenigingen.
3.1. Probleemstelling
Uit een bevraging bij leden van sportverenigingen blijkt dat de kwaliteit van het huidige
sportaanbod goed bevonden wordt, dit mag de gemeente echter niet weerhouden om verder te
investeren in een kwaliteitsvol sportaanbod. Het uitbouwen van de sportdienst en een nieuw
subsidiereglement dat de ondersteuning van de sportclubs moet regelen, zouden hiervoor
welkom zijn. De sportverenigingen moeten ook de mogelijkheid krijgen om het huidige
sportaanbod uit te breiden, een groot struikelblok hierbij is het gebrek aan de nodige
sportinfrastructuur. Ten slotte moet de bekendheid van zowel de verenigingen als de sportraad
verhogen.
3.2. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
De kwaliteit van het sportaanbod van de sportverenigingen behouden en liefst verhogen, door
middel van een actieve en structurele ondersteuning van de verenigingen.
Operationele doelstelling 1:
Tegen 2008 wordt de basiswerking van de clubs financieel ondersteund, op basis van een
subsidiereglement met kwaliteitscriteria.
Maatregelen Timing Wie
Kleinschalig onderzoek naar behoeften van de
verenigingen
Voorjaar
2008
Sportraad en
sportdienst
Opstellen subsidiereglement Voorjaar
2008
Sportraad en
sportdienst
Uitbetalen subsidies Vanaf
oktober 2008
Financiële dienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013
25 700 24 950 24 950 24 950 24 950 24 950
Evaluatie:
- indicatoren: subsidiereglement
uitbetaalde subsidies
- feedback van de sportverenigingen via de sportraad
33
Operationele doelstelling 2:
Vanaf 2009 minstens 1 vorming per jaar organiseren om de kennis van
bestuursleden/lesgevers in verband met de organisatie en omkadering van sportverenigingen
te verhogen.
Maatregelen Timing Wie
Navragen bij sportverenigingen welke infosessies
wenselijk zijn
2008 Sportdienst en
sportraad
Administratieve opleidingen organiseren voor bestuurders
en/of lesgevers van sportverenigingen
Vanaf 2009 Sportdienst en
externe organisatie
Budget (geen subsidiëring):
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- 250 250 250 250 250
Evaluatie:
- indicatoren: aantal vormingsessies per jaar
aantal deelnemers per vorming
- feedback van deelnemers via sportraad
Operationele doelstelling 3:
De verenigingen ondersteunen bij hun interne communicatie, zodat er meer financiële
middelen overblijven voor de basiswerking van de vereniging.
Maatregelen Timing Wie
Verenigingen kunnen gratis kopiëren in gemeentehuis,
voor hun interne communicatie
Vanaf 2008 Secretariaat
Budget: maakt deel uit van budget algemene administratie
Evaluatie:
-indicatoren: aantal genomen kopieën voor sportverenigingen
Operationele doelstelling 4:
Vanaf 2011 voorzien we startsubsidies om de oprichting van nieuwe sportverenigingen aan te
moedigen, om zo tot een meer gediversifieerd sportaanbod te komen.
Maatregelen Timing Wie
Het subsidieregelement aanpassen en de mogelijkheid tot
het verkrijgen van startsubsidies er in opnemen
2010 Sportdienst en
sportraad
Uitbetalen van de startsubsidies Vanaf 2011 Financiële dienst
Budget: maakt deel uit van budget voorzien voor OD 1
Evaluatie:
-indicatoren: uitbetaalde startsubsidies
aantal nieuw opgerichte sportverenigingen
34
Naast de bovenvermelde ondersteuning kunnen de verenigingen ook rekenen op logistieke
ondersteuning van de gemeente. Ze kunnen tegen democratische prijzen gebruik maken van
de gemeentelijke sportinfrastructuur. Bovendien zal er de komende jaren extra geïnvesteerd
worden in die infrastructuur. Zo wordt er een extra sporthal gebouwd, zodoende dat de
sportverenigingen tijd en plaats hebben voor het ontplooien van hun werking. Door deze extra
infrastructuur kunnen er ook extra sporttakken aangeboden worden. Het onderhoud en de
uitbreiding van de sportinfrastructuur komen verder aan bod in het hoofdstuk
‘Meerjarenplanning infrastructuur’. Hoe de gemeente zal bijdragen in de promotie van de
sportverenigingen is terug te vinden in het hoofdstuk ‘Informatie en communicatie’.
Daarnaast zal de aanwerving van een sportfunctionaris de ondersteuning van de verenigingen
verbeteren. De verenigingen kunnen ten slotte ook op het beleid wegen, dit doen ze via
lidmaatschap van de sportraad. Zowel aan de sportdienst als aan de sportraad wordt een
afzonderlijk hoofdstuk gewijd.
35
4. ONDERSTEUNING EN STIMULERING ANDERSGEORGANISEERDE SPORT
Niet alleen de organisatie van sportactiviteiten in clubverband moet ondersteund worden,
er moet ook aandacht besteed worden aan de andersgeorganiseerde sport. Onder
andersgeorganiseerde sport worden al de sportactiviteiten verstaan die niet onder de werking
van de sportverenigingen vallen. De gemeente zal ook op dit vlak een beleid uitstippelen.
Voor de ondersteuning en stimulering van deze andersgeorganiseerde sportactiviteiten,
voorziet de Vlaamse overheid 20 % van de te ontvangen beleidssubsidies.
4.1. Probleemstelling
De bosrijke omgeving van Oud-Heverlee is uitermate geschikt voor het organiseren van
allerlei sportieve activiteiten. Bovendien is de wil er om te sporten en deel te nemen aan de
verschillende activiteiten, zo blijkt uit de enquêtes. Het huidige aanbod verder uitbreiden is
echter niet vanzelfsprekend. Het werk dat bij de organisatie van zulke activiteiten komt
kijken, maakt het niet eenvoudig om vrijwilligers te vinden. Een ander knelpunt, dat vooral tot
uiting kwam in de enquêtes, is de informatieverspreiding rond andersgeorganiseerde sport.
Nog te veel inwoners zijn niet goed genoeg op de hoogte van wat er binnen hun gemeente
wordt aangeboden op sportief vlak. Zowel voor wat betreft het uitbreiden van het
andersgeorganiseerde sportaanbod als voor de promotie ervan is een belangrijke taak
weggelegd voor de gemeente, in het bijzonder de sportdienst.
4.2. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
Tegen 2009 is er een groter activiteitenaanbod, zodat ook de andersgeorganiseerde sporter
voldoende sportmogelijkheden heeft binnen de gemeente.
Operationele doelstelling 1:
De gemeente verbindt zich ertoe vanaf 2008 per jaar minstens 5 sportactiviteiten voor
specifieke doelgroepen te organiseren. Dit teneinde een divers doelpubliek te bereiken.
Maatregelen Timing Wie
Een sportdag voor 50-plussers organiseren Vanaf 2008 Sportdienst en
sportregio
Dijle-Hageland
Een familieschaatsdag organiseren Vanaf 2008 Sportdienst en
sportregio
Dijle-Hageland
Een sportdag voor andersvaliden organiseren Vanaf 2008 Sportdienst en
sportregio
Dijle-Hageland
Een kindersportdag organiseren Vanaf 2008 Sportdienst en
jeugddienst
Een familiezwemdag organiseren Vanaf 2008 Sportdienst en
sportregio
Dijle-Hageland
36
Budget :
2008 2009 2010 2011 2012 2013 - Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
- Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
- Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
- Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
- Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
- Sportregio: 550
- Kindersportdag
450
Totaal: 1000
Evaluatie:
- indicatoren: aantal sportactiviteteiten
aantal deelnemers
Operationele doelstelling 2:
Door het aanbieden van het nodige sportmateriaal worden andersgeorganiseerde vormen van
sport, zoals buurtsport, schoolsport en seniorensport aangemoedigd.
Maatregelen Timing Wie
Aankoop van een curve bowl set 2008 Sportdienst
Samenstellen van een circuskoffer 2008 Sportdienst
Samenstellen van 2 multisportkoffers 2008 Sportdienst
Sportkoffers integreren in uitleenreglement jeugddienst 2009 Sportdienst en
jeugddienst
Uitlenen van de koffers Vanaf 2009 Uitleendienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013 - Curve bowl: 2100
- Circuskoffer: 500
- 2 Multisportkoffers: 700
Totaal: 3300
- - - - -
Evaluatie:
- indicatoren: aangekocht materiaal
aantal uitleningen van het materiaal
Operationele doelstelling 3:
Vanaf 2010 minstens 4 sportkampen per jaar organiseren om jongeren aan te zetten tot
sportbeoefening.
Maatregelen Timing Wie
Jaarlijks materiaal aankopen voor de sportkampen Vanaf 2009 Sportdienst
4 sportkampen per jaar organiseren Vanaf 2010 Sportdienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- 3300 3300 3300 3300 3300
Evaluatie:
- indicatoren: aantal georganiseerde sportkampen per jaar
aantal deelnemers aan de kampen
37
Ten slotte wordt andersgeorganiseerde sport ook aangemoedigd door het voorzien van de
nodige infrastructuur. De gemeente zal in kleine sport/speelpleintjes voorzien om het aanbod
van buurtsport te stimuleren, en kwaliteitsvolle wandelingen, fietstochten en
mountainbiketochten aanbieden. Ook schoolsport wordt aangemoedigd, door de scholen gratis
gebruik te laten maken van de gemeentelijke sportinfrastructuur. Deze doelstellingen komen
uitgebreider aan bod in het hoofdstuk infrastructuur. Op welke manier de
andersgeorganiseerde sport meer bekendheid zal trachten te verwerven, staat in het hoofdstuk
informatie en communicatie te lezen.
38
5. ONDERSTEUNING EN STIMULERING TOEGANKELIJKHEID EN
DIVERSITEIT
Dit hoofdstuk handelt over de toegankelijkheid en diversiteit van het gemeentelijk
sportaanbod. Het sportaanbod, dat gecreëerd wordt door zowel sportverenigingen als andere
organisaties, moet niet alleen een hoog niveau halen, het moet bovendien divers en
toegankelijk zijn. Het is een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat er een ruim
aanbod aan sporttakken is en dat de toegang tot deze sporten zo laagdrempelig mogelijk is.
Kwetsbare groepen uit de samenleving mogen hierbij niet over het hoofd gezien worden.
Een tiende van de beleidssubsidies moet hiervoor gebruikt worden. Deze 10% mag ook
beschouwd worden als een onderdeel van de 50% bedoeld voor de sportverenigingen en/of
van de 20 % bestemd voor andersgeorganiseerde sport.
5.1. Probleemstelling
In het huidige sportbeleid zijn geen maatregelen voorzien voor het vergroten van de
toegankelijkheid en diversiteit van het sportaanbod. Voorlopig wordt er nog geen werk
gemaakt van een specifiek doelgroepenbeleid. Mits een betere personeelsbezetting zou de
sportdienst wel een doelgroepenbeleid kunnen uitwerken. Samen met andere organisaties is
het haar taak om de drempel tot sportbeoefening zo laag mogelijk te houden, hierbij extra
aandacht bestedend aan moeilijk te bereiken doelgroepen.
Het sportaanbod wordt ook toegankelijker naarmate het aanbod meer divers is. Tot nu toe
is het sportaanbod in Oud-Heverlee te eenzijdig. Veelal omwille van het ontbreken van
sportinfrastructuur. De bestaande en toekomstige infrastructuur moet zo toegankelijk mogelijk
zijn. Er moet gelet worden op de toegankelijkheid voor andersvaliden en de bereikbaarheid en
parkeermogelijkheden in de buurt.
5.2. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
Het sportbeleid moet aandacht hebben voor de diversiteit onder de bevolking. Een
doelgroepenbeleid, waarin senioren, andersvaliden en sportkansarmen gestimuleerd worden
om aan sport te doen, moet hierbij helpen.
Operationele doelstelling 1:
Bij de bouw of verbouwing van sportinfrastructuur moet aandacht besteed worden aan de
toegankelijkheid voor personen met een beperking.
Maatregelen Timing Wie
Bij infrastructuurwerken beroep doen op het gratis advies
van de provincie Vlaams-Brabant in verband met
toegankelijkheid voor personen met een beperking
Vanaf 2008 Technische dienst
& adviesbureau
Budget: gratis
Evaluatie:
- indicatoren: aantal gevraagde adviezen
toegankelijkheid infrastructuur
39
Operationele doelstelling 2:
Kansarmen ondersteunen bij sportbeoefening en stimuleren om aan sport te doen, door
sportcheques te verdelen.
Maatregelen Timing Wie
Overleg met OCMW over modaliteiten sportcheques 2008 Sportdienst ism
OCMW
Sportcheques ter beschikking stellen Vanaf 2009 Sportdienst of
OCMW
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- 1500 1500 1500 1500 1500
Evaluatie:
- indicatoren: aantal gevraagde en gebruikte sportcheques
Strategische doelstelling 2:
Ondanks het ontbreken van een gemeentelijk zwembad, moet de gemeente haar inwoners
aanzetten tot het beoefenen van zwemsport. Op die manier worden de sportmogelijkheden
meer gediversifieerd.
Operationele doelstelling 1:
De inwoners van de gemeente de mogelijkheid geven om voordeliger te gaan zwemmen in de
stedelijke zwembaden van Leuven om zo de sportmogelijkheden te vermeerderen.
Indicator: aantal OH zwemmers in Leuven
Maatregelen Timing Wie
Overleg opstarten met Stad Leuven 2008 Sportdienst
Maatregel uitwerken 2009 Sportdienst
Maatregel van start laten gaan 2010 Sportdienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- - 5500 5500 5500 5500
Evaluatie:
- indicatoren: aantal zwemmers uit Oud-Heverlee in Leuven
Strategische doelstelling 3:
Door vrij toegankelijke sportmogelijkheden aan te bieden, geeft de gemeente aan zoveel
mogelijk mensen de kans om te sporten.
Operationele doelstelling 1:
Het plaatsen van een nieuwe, gemoderniseerde Fit-O-Meter zorgt ervoor dat zowel
individuele sporters als sportverenigingen op een kwaliteitsvolle en goedkope manier aan hun
conditie kunnen werken.
40
Maatregelen Timing Wie
Fit-o-meter aankopen 2008 Sportdienst
Fit-o-meter plaatsen 2008 Technische dienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013
6500 - - - - -
Evaluatie:
- indicatoren: aangekochte en geplaatste fit-o-meter
Strategische doelstelling 4:
De gemeentelijke sportinfrastructuur zo toegankelijk mogelijk maken.
Operationele doelstelling 1:
Fysieke drempels vermijden of proberen weg te werken.
Maatregelen Timing Wie
Plaatsen van fietsenrekken/stallingen waar nodig 2009 Technische dienst
Budget :
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- 5500 - - - -
Evaluatie:
- indicatoren: geplaatste fietsenrekken
In de vorige twee hoofdstukken kwamen reeds enkele maatregelen aan bod die de
toegankelijkheid en de diversiteit van het sportaanbod verbeteren. De ondersteuning van de
sportverenigingen zou moeten leiden tot een meer gevarieerd sportaanbod. Daarnaast wordt er
door per jaar minstens één activiteit te voorzien voor bepaalde doelgroepen, gewerkt aan een
doelgroepenbeleid. Ook het voorzien van kwaliteitsvolle wandel-, fiets- en mountainbike-
routes draagt bij tot een toegankelijker sportbeleid. De bouw van een nieuw sportcomplex en
bijhorende openluchtinfrastructuur zorgen op hun beurt voor een meer divers sportaanbod.
Door voordelige gebruiksvoorwaarden kan deze infrastructuur toegankelijk gemaakt worden
voor bepaalde doelgroepen. Deze laatste maatregelen komen allemaal aan bod in het volgende
hoofdstuk. Ten slotte moet ook bij de informatieverspreiding extra aandacht besteed worden
aan moeilijk bereikbare groepen.
41
6. MEERJARENPLAN SPORTINFRASTRUCTUUR
Een degelijk sportbeleid is slechts mogelijk in een goede omgeving. Een meerjarenplan
infrastructuur is dan ook onontbeerlijk. Zowel het onderhoud en de renovatie van de
bestaande sportinfrastructuur als de bouw van nieuwe sportinfrastructuur maken deel uit van
die meerjarenplanning. De beleidssubsidies kunnen hier echter niet voor aangewend worden.
Voor bepaalde infrastructuurwerken kan er wel beroep gedaan worden op het Vlaams
Sportinfrastructuur Plan.
6.1. Probleemstelling
De grootste uitdagingen in verband met de sportinfrastructuur zijn, zo blijkt uit de
confrontatiematrix:
- het uitbreiden van de sportaccommodatie zowel indoor als outdoor
- de bestaande ruimtes en terreinen zo goed mogelijk onderhouden
- voldoende opbergruimte creëren in sportzalen
Naast deze uitdagingen mogen de sterke punten uit het huidige beleid, zoals het gratis ter
beschikking stellen van de infrastructuur aan bepaalde doelgroepen, niet uit het oog verloren
worden.
Om grote infrastructurele investeringen mogelijk te maken heeft de Vlaamse overheid
bovendien een Vlaams Sportinfrastructuur Plan (VSP) opgesteld. Dit plan geeft aan de
gemeente de mogelijkheid om voor bepaalde werken subsidies aan te vragen. Dit is onder
andere mogelijk voor de bouw van een multifunctioneel sportcentrum en voor de aanleg van
kunstgrasvelden.
6.2. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
De mogelijkheid aanbieden aan de individuele sporters en aan de sportverenigingen om een
sport te beoefenen in een degelijke sportomgeving en dit aan democratische tarieven.
Operationele doelstelling 1:
Het in stand houden en optimaliseren van de bestaande binnensportinfrastructuur.
Maatregelen Timing Wie
Opfrissings- en renovatiewerken OC SJW 2008 Technische dienst
Herstellen van het dak Sporthal Haasrode 2008 Technische dienst
Moderniseren van sanitair en kleedkamers in het OC
Blanden
2009 Technische dienst
Bergruimte creëren in het OC Blanden 2009 Technische dienst
Herstellen van het dak in het OC Blanden 2009 Technische dienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013 - OC SJW: 146 000
-Dak Haasrode: 15 000
Totaal: 161 000
OC Blanden:
150 000
- - - -
42
Evaluatie:
- indicatoren: staat van de infrastructuur
uitgevoerde werken
Operationele doelstelling 2:
Er moet meer aandacht besteed worden aan het dagelijks onderhoud van de infrastructuur
zodoende dat er in een gezonde, hygiënische en veilige omgeving aan sport kan gedaan
worden.
Maatregelen Timing Wie
Onderhoud door technische dienst Vanaf 2008 Technische dienst
Onderzoek naar onderhoud door externe firma Technische dienst
Betere controle op dagelijks onderhoud Technische dienst
Budget: n.v.t. (zie onderhoudspersoneel en gewone dienst gebouwen)
Evaluatie:
- indicatoren: staat van de infrastructuur
aantal onderhoudsuren per sportzaal
controle op onderhoud
- feedback via sportraad
Operationele doelstelling 3:
Alle inwoners van Oud-Heverlee worden gestimuleerd om gebruik te maken van de
fit-o-meter en de wandel-, fiets- en mountainbikeroutes door deze zo goed mogelijk te
onderhouden.
Maatregelen Timing Wie
Onderhoud van de fit-o-meter, wandel-, fiets- en
mountainbikeroutes in zoverre dat onder de bevoegdheid
van de gemeente valt
Vanaf 2008 Technische dienst
Budget: n.v.t. (zie milieu & openbare werken)
Evaluatie:
- indicatoren: staat van de routes
Operationele doelstelling 4:
Zowel bij de voetbalclubs OHL en Stormvogels Haasrode een kunstgrasveld leggen, zodanig
dat de leden van de club de mogelijkheid hebben om op een bespeelbaar terrein te trainen.
Maatregelen Timing Wie
Aanleggen van 1 kunstgrasveld bij OHL via VSP 2009 of
2010
Technische dienst
Aanleggen van 1 kunstgrasveld bij Stormvogels Haasrode
via VSP
2009 of
2010
Technische dienst
Beschikbaarheidsvergoeding beginnen betalen Na aanleg Technische dienst
43
Budget (10 jaar lang een beschikbaarheidsvergoeding betalen van 75 000 euro per veld):
2008 2009 2010 2011 2012 2013
- (150 000) 150 000 150 000 150 000 150 000
Evaluatie:
- indicatoren: oppervlakte kunstgras
Operationele doelstelling 5:
Zowel individuele sporters als sportverenigingen moeten de kans hebben om tegen
democratische prijzen gebruik te maken van de gemeentelijke sportinfrastructuur, voor
bepaalde doelgroepen moet dit zelfs kosteloos kunnen.
Maatregelen Timing Wie
Infrastructuur gratis ter beschikking stellen aan
andersvalidenwerking van een sportvereniging
Vanaf 2008 Sportdienst
Prijzen voor gebruik van nieuwe sporthal door
individuele sporters vastleggen
2011 Sportdienst
Huidig (gratis-)beleid verderzetten Vanaf 2008 Sportdienst
Budget: 0 euro
Evaluatie:
- indicatoren: bezettingsgraad sportinfrastructuur
Strategische doelstelling 2:
Uitbreiden van de sportinfrastructuur, met het oog op enerzijds het diversifiëren van het
sportaanbod en anderzijds het ontlasten van de huidige infrastructuur.
Operationele doelstelling 1:
Het aanbod van openluchtsportterreinen uitbreiden teneinde meer sportmogelijkheden aan te
bieden en meer sporters te bereiken.
Maatregelen Timing Wie
Aanleg beachvolleybalterrein aan de sporthal in Haasrode 2008 Technische dienst
Aanleg petanquebaan aan de sporthal in Haasrode 2008 Technische dienst
Aanleg petanquebaan Blanden 2008 Technische dienst
Aanleg kleine sport/speelpleintjes in de deelgemeenten 2008 Technische dienst
Aanleg atletiekpiste+sportvelden (aan sportcomplex) 2013 Technische dienst
Aanleg skatepark (aan nieuw sportcomplex) 2013 Technische dienst
Budget:
2008 2009 2010 2011 2012 2013 - Sport/speelpleintjes: 10 000
- Beachvolleybalterrein: 15 000
- Petanquebaan Haasrode: 9 000
- Petanquebaan Blanden: 7000
Totaal:41 000
- - - - - Atletiekpiste +
sportvelden: zie
budget sporthal
- Skatepark: zie
budget sporthal
Evaluatie:
- indicatoren: oppervlakte buiteninfrastructuur
44
Operationele doelstelling 2
Het aanbod van binneninfrastructuur uitbreiden teneinde meer sportmogelijkheden aan te
bieden en meer sporters te bereiken.
Maatregelen Timing Wie
Aanstellen van een ontwerper voor het multifunctioneel
sportcentrum
2008 Technische dienst
Bouw van een multifunctioneel sportcentrum via VSP Voor 2011 Technische dienst
Budget
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Erelonen:
10 000
Erelonen
10 000
Sporthal:
1 000 000
Sporthal:
1 000 000
- -
Evaluatie:
- indicatoren: oppervlakte binneninfrastructuur
45
7. IMPULSSUBSIDIE: DE KWALITEITSVERHOGING VAN DE
JEUGDSPORTBEGELEIDER
De Vlaamse overheid voorziet vanaf 2009 ook een bijkomende toelage voor de gemeentes
die zich deze bestuursperiode engageren om de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders in
sportverenigingen, aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie, te verhogen. Deze
impulssubsidie van 0,80 euro per inwoner is van tijdelijke aard, de gemeenten kunnen hier
slechts deze legislatuur gebruik van maken.
De gemeente Oud-Heverlee wenst zich hiervoor te engageren. Het is echter nog wachten
op het uitvoeringsbesluit in verband met deze impulssubsidie. Eenmaal dit uitvoeringsbesluit
er is, zal dit hoofdstuk verder aangevuld worden met concrete doelstellingen en maatregelen.
46
8. INFORMATIE EN COMMUNICATIE
Het volstaat niet om binnen de gemeente een kwalitatief sportaanbod te hebben, het moet
ook gekend zijn bij de bevolking. De gemeente moet al het mogelijke doen om haar inwoners
op de hoogte te houden van al de sportmogelijkheden binnen de gemeente. Ook de sportclubs
en organisatoren van sportactiviteiten moeten goed geïnformeerd zijn. Uit de inwoners-
bevraging blijkt dat niet iedereen goed genoeg op de hoogte is, er is dus ruimte voor
verbetering.
8.1. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
De inwoners moeten zo goed mogelijk geïnformeerd zijn over de sportmogelijkheden binnen
de gemeente.
Operationele doelstelling 1:
Iedere vereniging of organisatie heeft de mogelijkheid om informatie over hun werking of
over sportactiviteiten te verstrekken via de gemeente.
Maatregelen Timing Wie
Op de gemeentelijke website plaats voorbehouden voor
de sportverenigingen
Vanaf 2008 Informatie-
ambteanaar
In het gemeentelijk informatieblad plaats voorbehouden
voor de sportverenigingen
Vanaf 2008 Informatie-
ambtenaar
Mogelijkheid om folders en dergelijke in het
gemeentehuis en het OCMW-gebouw te leggen
Vanaf 2008 Sportdienst en
OCMW
Informatieborden plaatsen Vanaf 2008 Technische dienst
Informatie in verband met wandel- fiets- en mountain-
bikeroutes beschikbaar stellen in het gemeentehuis
Vanaf 2008 Sportdienst
Budget: 0 euro (informatieborden van budget algemene diensten)
Evaluatie:
- indicatoren: aanwezige informatie over sportmogelijkheden
aantal informatieborden, met aankondigingen in verband met sport
Operationele doelstelling 2:
Er is een aanspreekpunt, waar zowel de burgers als de verenigingen terecht kunnen met hun
vragen over sport.
Maatregelen Timing Wie
Info over de gemeentelijke sportdienst verspreiden via de
website en het gemeentelijk infoblad
Vanaf 2008 Informatie-
ambtenaar
Een loket voor de sportdienst voorzien (in het nieuwe
sportcomplex)
2011
Budget: 0 euro
Evaluatie:
- indicatoren: aanwezige informatie over de sportdienst
een loket voor de sportdienst
47
9. SPORTDIENST
Om al de doelstellingen uit de vorige hoofdstukken te bereiken, zal de sportdienst moeten
uitbreiden. Tot op heden is er slechts één ambtenaar bevoegd voor zowel sport, jeugd, cultuur
als toerisme. Om de kwaliteit van het beleid te waarborgen, is in het Sport-voor-Allen decreet
dan ook opgenomen dat elke gemeente een SGA moet aanstellen tegen 2008. Dit is een
basisvoorwaarde om in aanmerking te komen voor de subsidiëring op basis van het decreet.
9.1. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
Er moet voor eind 2008 een sportgekwalificeerd ambtenaar aangeworven worden, dit teneinde
de kwaliteit van het gemeentelijk sportbeleid te waarborgen.
Operationele doelstelling 1:
Een sportgekwalificeerd ambtenaar (SGA) aannemen, om de sportdienst te professionaliseren.
Maatregelen Timing Wie
Personeelskader aanpassen 2008 Personeelsdienst
Vacature uitschrijven 2008 Personeelsdienst
Indiensttreding SGA Ten laatste 1
oktober 2008
Personeelsdienst
Budget (stel contractueel, voltijds, op B-niveau, 2008: 3 maanden) :
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Min. 8 750
Max. 14 750
Min. 35 000
Max. 59 000
Min. 35 000
Max. 59 000
Min. 35 000
Max. 59 000
Min. 35 000
Max. 59 000
Min. 35 000
Max. 59 000
Evaluatie:
- indicatoren: een aangeworven SGA
48
10. SPORTRAAD
Een andere basisvoorwaarde voor de subsidiëring is de erkenning van een autonome
sportraad. Niettegenstaande dat de huidige sportraad al een groot deel van het Oud-Heverleese
sportveld vertegenwoordigd, moet de sportraad blijven streven naar een nog grotere
vertegenwoordiging. De sportraad moet ook zo goed mogelijk trachten bij te dragen aan het
beleid.
10.1. Doelstellingen en plan van aanpak
Strategische doelstelling 1:
Er is een autonome sportraad, die voldoet aan de desbetreffende regelgeving en die via haar
werking een interactieve bestuursstijl mogelijk maakt.
Operationele doelstelling 1:
Zo veel mogelijk betrokkenen bij de sportraad laten aansluiten en hen actief betrekken bij het
sportbeleid.
Maatregelen Timing Wie
Activiteiten organiseren om kennis over de werking van
de sportraad bij verenigingen en andere sportactoren te
vergroten
Vanaf 2008 Sportraad
Kampioenenhuldiging herinvoeren 2009 Sportraad
Leden van de sportraad de mogelijkheid geven om deel te
nemen aan informatiesessies over sportaangelegenheden
Vanaf 2008 Sportdienst en
sportraad
Budget (= huidige werkingskosten):
2008 2009 2010 2011 2012 2013
1500 1500 1500 1500 1500 1500
Evaluatie:
- indicatoren: aantal leden van de sportraad
kampioenenhuldiging
deelname aan informatiesessies
- feedback over kampioenenhuldiging en informatiesessies via sportraad
49
11. OPVOLGING EN EVALUATIE
Nu er vastgelegd is wat er de komende jaren allemaal zal gebeuren op sportief vlak in de
gemeente, is het ook nodig om vast te leggen hoe het beleidsplan en de uitvoering ervan
geëvalueerd zullen worden. Het opvolgen van het beleidsplan zou ervoor moeten zorgen dat
er een efficiënt en effectief beleid gevoerd wordt.
De gemeente moet zich aan volgende decretale verplichtingen houden wat betreft de
opvolging van het sportbeleidsplan.
Ten eerste moet er een jaarlijks verslag opgesteld worden. Er moet nagegaan worden of de
doelstellingen die dat jaar vooropgesteld werden, bereikt zijn. Dit kan men doen aan de hand
van de indicatoren die bij elke doelstelling geplaatst werden. Er moet ook geargumenteerd
worden waarom doelstellingen eventueel niet bereikt werden. Op basis van die argumentatie
moet er ook beslist worden welke maatregelen getroffen worden om de doelstelling toch te
bereiken. Dit kan gaan om het ondernemen van nieuwe acties, of het bijsturen van de
doelstelling.
In 2010 moet er in overleg met de sportraad een tussentijdse evaluatie gemaakt worden.
Deze evaluatie moet ook nagaan of de vooropgestelde doelstellingen wel bereikt werden, en
het beleidsplan bijsturen waar nodig.
In het laatste jaar van de sportbeleidsplanperiode moet er ten slotte een eindevaluatie
ingediend worden samen met het nieuwe sportbeleidsplan. Ook deze evaluatie vindt plaats in
overleg met de sportraad.
De opvolging van het beleidsplan gebeurt in de eerste plaats intern, met name door de
sportdienst en de stuurgroep. Indien dit wenselijk geacht wordt, kunnen er ook externen
betrokken worden bij de evaluatie van het beleid.
50
REFERENTIES
APS Algemene directie statistiek. (2007). Aandeel loontrekkende met een afwijkend
uurrooster naar geslacht en vorm voor het Vlaamse Gewest. APS
[http://aps.vlaanderen.be/statistiek/
cijfers/stat_cijfers.htm].
APS Algemene directie statistiek. (2006). Gemiddelde inkomen per inwoner in euro volgens
fiscale aangiftes. APS [http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_cijfers.htm].
APS Lokale Statistieken. (2003). Inkomen per aangifte naar categorie. APS
[http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.htm].
APS Lokale Statistieken. (2003). Lage en hoge inkomens. APS
[http://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.htm].
APS Vlaanderen, Gezondheidsenquête & Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.
(2005). Aandeel volwassen bevolking met overgewicht BMI > 25. APS
[http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_cijfers.htm].
Berghman, J. & Lammertyn, F. (2004). Samenleving feiten en problemen: Deel 1 en 2.
Leuven: Acco.
Billiet, J., & Waege, H. (2003). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-
wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
Boone, M. (31/03/2004). Overgewicht is maatschappelijke tijdbom. De Standaard.
Breedveld, K., Harms, L. & Tiessen-Raaphorst, A. (2006). Maatschappelijke ontwikkelingen.
In Breedveld, K. & Tiessen-Raaphorst, A. (Reds). Rapportage sport 2006. Den haag:
sociaal en cultureel planbureau.
Demarest S. e.a. (2004). Gezondheidsenquête België 2004. Wetenschappelijk Instituut voor
Volksgezondheid.
De Tijd (23/09/2004). Opgeschoten jeugd krijgt nieuwe groeicijfers. De Tijd.
Informatiecentrum WVG (2006) MIRA update bevolkingprojecties 2005: bevolkingsprognose
2010 en 2025. Vlaamse Gemeenschap.
Lefevre,, J. e.a. (2005). Fitheid Vlaming bedenkelijk. Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek:
sport, beweging en gezondheid.
NIS FOD Economie ecodata. (2006). Bevolkingscoëfficiënten op 01/01/2006. NIS
[http://statbel.fgov.be/home_nl.asp].
NIS FOD Economie ecodata. (2007). Bevolkingsdichtheid en –evolutie 2001-2006. NIS
[http://statbel.fgov.be/home_nl.asp].
51
NIS FOD Economie ecodata. (2005). Bevolkingspiramide arrondissement Leuven 01/10/2005.
NIS [http://statbel.fgov.be/home_nl.asp].
NIS FOD Economie ecodata. (2006). Globale leeftijdsverdeling op 01/01/2006. NIS
[http://statbel.fgov.be/home_nl.asp].
NIS FOD Economie ecodata. (2006). Niet-Belgen 2005. NIS [http://statbel.fgov.be
/home_nl.asp].
Werkgroep Jeugd, cultuur en sport. (2007). Thematische omgevingsanalyse: lokaal sociaal
beleid Oud-Heverlee. Oud-Heverlee: Gemeente Oud-Heverlee
52
BIJLAGEN
- Subsidiereglement gediplomeerde jeugdtrainers
- Statuten sportraad Oud-Heverlee
- Afsprakennota sportraad Oud-Heverlee – gemeentebestuur Oud-Heverlee
- Confrontatiematrices
- Sportbeleidsplan: analyse van bevraging van inwoners
- Advies sportraad
53
Reglement subsidies voor
gediplomeerde jeugdtrainers
Sportdienst Gemeentestraat 2 - 3054 Oud-Heverlee Artikel 1 Elke door de gemeentelijke sportraad erkende sportclub kan, binnen de perken van de door de gemeenteraad op de begroting goedgekeurde kredieten, jaarlijks een toelage ontvangen voor het inzetten van gediplomeerde jeugdtrainers. Het bedrag van de subsidie per gediplomeerde jeugdtrainer wordt berekend door het totale krediet te delen door het in aanmerking komend aantal jeugdtrainers. Artikel 2 Een gediplomeerde trainer is de persoon die met succes een sportkaderopleiding heeft gevolgd bij de Vlaamse Trainersschool of bij een erkende sportfederatie. Deze persoon wordt door de sportclub ingezet tijdens het sportseizoen om een groep, een ploeg of een geheel van ploegen sportief te begeleiden en/of te coördineren. Zijn taak staat omschreven in een tussen de club en de trainer ondertekende overeenkomst.
Artikel 3 De club bezorgt het college van burgemeester en schepenen de namen en adressen, samen met een kopie van het behaalde diploma / getuigschrift van de door haar ingezette trainers tijdens het sportjaar. Artikel 4 Op verzoek van het college van burgemeester en schepenen zal de club een jaarverslag overmaken betreffende de goede werking van de opleiding. Artikel 5 De subsidies hebben enkel betrekking op gediplomeerde trainers van ploegen die deelnemen aan een jeugdcompetitie tot en met 18 jaar. Artikel 6 Alle uitbetaalde subsidies moeten aangetoond worden door een officiële overeenkomst tussen de club en de gediplomeerde trainer. Deze zal als bijlage steeds deel uitmaken van het dossier ter aanvraag van de subsidie. Artikel 7 De club dient te bewijzen dat alle gelden officieel worden overgemaakt aan de betrokken jeugdtrainers van de jeugdopleiding en dient volledig in orde zijn met de fiscale en sociale wetgeving. Artikel 8 Op vraag van het college van burgemeester en schepenen dient een getuigschrift van goed gedrag en zeden van de betrokken jeugdtrainer voorgelegd te worden.
Artikel 9 De uitbetaling van de subsidies geschiedt conform de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van de toelage. Artikel 10 Overgangsbepaling: Voor de dienstjaren 2004, 2005, 2006 en 2007 komen in afwijking van bovenstaande bepalingen alle jeugdtrainers (van ploegen die deelnemen aan een jeugdcompetitie tot en met 18 jaar) voor subsidies in aanmerking, ongeacht of zij in het bezit zijn van het door art. 2 vereiste diploma of getuigschrift.
54
STATUTEN
GEMEENTELIJKE SPORTRAAD
OUD-HEVERLEE
55
HOOFDSTUK 1: DOELSTELLING
Artikel 1
De sportraad heeft in het algemeen tot doel de sport, de lichamelijke opvoeding en de
openluchtrecreatie te bevorderen bij alle inwoners van de gemeente Oud-Heverlee.
Hij doet dit onder andere door:
a. Het geven van advies aan de gemeentelijke overheid, hetzij op eigen initiatief, hetzij op
verzoek, inzake alle aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 9° van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zijnde de lichamelijke opvoeding, de sport
en het openluchtleven;
b. Het geven van advies, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek, inzake planning en
uitbouw van sportinfrastructuur in de gemeente;
c. Het geven van advies inzake de gemeentebegroting betreffende sportaangelegenheden;
d. Het tot stand brengen van overleg en samenwerking tussen de verenigingen, diensten,
instellingen en andere organisaties die betrokken zijn bij het bevorderen van de
lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven;
e. Het voorstellen van op de behoeften afgestemde initiatieven op gebied van
sportbeoefening en kaderopleiding;
f. Het geven van advies aan het bestuur van de sportaccommodaties, overeenkomstig de
terzake geldende wetgeving (decreet 5/4/1995);
g. Het verrichten van onderzoek, verzamelen van documentatie en informatie;
h. De deelname aan het geregeld gezamenlijk overleg met andere bestaande raden voor
culturele aangelegenheden en de onderlinge uitwisseling van informatie.
HOOFDSTUK 2 : SAMENSTELLING EN STRUCTUUR
Artikel 2.
De sportraad moet voldoende representatief zijn voor alle bestaande vormen van
sportbeoefening bij de bevolking. Hij is samengesteld uit een algemene vergadering en een
raad van bestuur.
2.1. ALGEMENE VERGADERING
Artikel 3.
Het gemeentebestuur moet in de sportraad de actoren betrekken die het Nederlandstalig
sportleven bevorderen, zijnde:
a. Alle sportverenigingen en organisaties, zowel private als publieke, die werken met
vrijwilligers en een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente;
b. Alle sportorganisaties en instellingen, zowel private als publieke, die werken met
professionele beroepskrachten en een werking ontplooien op het grondgebied van de
gemeente;
c. Deskundigen inzake sport, woonachtig in de gemeente.
Artikel 4.
Elke vereniging, organisatie, instelling wijst, volledig vrij, één lid en één plaatsvervanger aan.
Deze dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a. Zij moeten lid zijn van de vereniging, organisatie, instelling die zij vertegenwoordigen;
b. Zij mogen niet meer dan één vereniging, organisatie, instelling vertegenwoordigen.
56
Artikel 5.
Alle leden zijn stemgerechtigd.
Artikel 6.
Politieke mandatarissen kunnen geen deel uitmaken van de sportraad. De schepen bevoegd
voor de sport kan als waarnemer uitgenodigd worden op de vergaderingen.
Artikel 7.
De sportverantwoordelijke van de gemeente is de contactpersoon tussen gemeente en
sportraad. Hij/zij kan de vergaderingen bijwonen.
Artikel 8.
Een vereniging, organisatie, instelling, deskundige die lid van de sportraad wenst te worden,
dient een aanvraag te richten aan de raad van bestuur van de sportraad via het college van
burgemeester en schepenen. Indien ze beantwoordt aan de in artikel 3 gestelde normen, kan ze
toetreden tot de algemene vergadering.
Artikel 9.
Tot de bevoegdheid van de algemene vergadering behoren :
a. De wijziging van de statuten en de ontbinding van de sportraad;
b. Het aanvaarden en uitsluiten van leden van de algemene vergadering;
c. De aanstelling en het ontslag van de bestuurders;
d. De aanstelling van de rekeningnazichters;
e. De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen en de begroting van de sportraad;
f. Het verlenen van advies over het sportbeleidsplan en het jaarlijks sportpromotieplan;
g. Het goedkeuren en wijzigen van het huishoudelijk reglement.
2.2. RAAD VAN BESTUUR
Artikel 10.
De algemene vergadering bepaalt op welke manier de leden van de raad van bestuur worden
verkozen en neemt daartoe de nodige bepalingen op in het huishoudelijk reglement.
Artikel 11.
De algemene vergadering kiest uit haar leden die zich kandidaat stellen, bij gewone
meerderheid van stemmen, een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris.
Artikel 12.
De schepen bevoegd voor de sport kan als waarnemer uitgenodigd worden op de
vergaderingen van de raad van bestuur.
Artikel 13.
De medewerker aangeduid door de gemeente (sportverantwoordelijke) kan de vergaderingen
van de raad van bestuur bijwonen. Indien de gemeente beschikt over een gesubsidieerde
cultuurbeleidscoördinator kan deze worden uitgenodigd op de vergaderingen van de
sportraad.
57
Artikel 14.
De duur van de mandaten bedraagt zes jaar, behoudens herverkiezing. Wanneer een mandaat
van een lid van de raad van bestuur tussentijds vacant wordt, wijst de algemene vergadering
een opvolger aan, die het mandaat van zijn voorganger voltooit.
Bij vacatie van de functie van voorzitter en/of ondervoorzitter benoemt de raad van bestuur
een plaatsvervanger tot de eerstvolgende algemene vergadering. Deze wijst een opvolger aan,
die het mandaat van zijn voorganger voltooit.
Artikel 15.
De bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan de algemene vergadering zijn toegewezen,
behoren tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.
HOOFDSTUK 3 : REKENINGEN VAN DE SPORTRAAD
Artikel 16.
Elk jaar worden de rekeningen van het verlopen jaar en de begroting van het volgende jaar
voorgelegd aan de algemene vergadering.
HOOFDSTUK 4 : ERKENNING DOOR HET GEMEENTEBESTUUR
Artikel 17.
De sportraad vraagt zijn erkenning aan de gemeenteraad en legt daartoe zijn statuten en
huishoudelijk reglement, en de latere wijzigingen ervan, ter goedkeuring voor.
Artikel 18.
De gemeenteraad bepaalt, na advies van de sportraad, de voorwaarden en modaliteiten van de
oprichting en erkenning van de sportraad en van de werking van de sportraad, inzonderheid
betreffende:
a. Het recht op informatie van de sportraad ten aanzien van het gemeentebestuur;
b. De wijze van aanvragen en uitbrengen van de adviezen met inbegrip van de termijn
binnen dewelke advies dient te worden uitgebracht;
c. De termijn binnen dewelke de gemeenteraad een gemotiveerd standpunt nopens de
uitgebrachte adviezen inneemt;
d. Mogelijkheid tot inzage in de werking van de sportraad;
e. De wijze waarop de gemeente toezicht zal houden op de door haar aan de sportraad ter
beschikking gestelde financiële middelen;
Deze voorwaarden worden neergeschreven in het huishoudelijk reglement.
Artikel 19.
Binnen het kader van de goedgekeurde gemeentebegroting voorziet het gemeentebestuur een
werkingstoelage voor de gemeentelijke sportraad.
Artikel 20.
Het gemeentebestuur stelt een vergaderlokaal ter beschikking aan de sportraad.
Artikel 21.
De sportraad moet uiterlijk zes maanden volgend op de installatie van de nieuwe
gemeenteraad, opnieuw worden samengesteld.
58
HOOFDSTUK 5 : HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Artikel 22.
In het huishoudelijk reglement wordt alles geregeld wat niet door de statuten wordt bepaald.
Dit reglement wordt goedgekeurd door de algemene vergadering bij gewone meerderheid van
de aanwezige leden. Wijzigingen worden voorbereid door de raad van bestuur van de
sportraad en ter goedkeuring aan de algemene vergadering voorgelegd.
5.1. ALGEMENE VERGADERING
Artikel 23. frequentie van vergaderen
De algemene vergadering komt minstens éénmaal per jaar samen. Een buitengewone
algemene vergadering kan bijeengeroepen worden, hetzij door de raad van bestuur, hetzij op
schriftelijk verzoek van minstens 1/5 van de leden.
Artikel 24. oproeping tot de vergadering
Al de leden van de algemene vergadering worden schriftelijk opgeroepen tot het bijwonen van
de vergadering. De oproepingsbrief vermeldt de agenda. Elk voorstel, schriftelijk gedaan
door ten minste 1/10 van de leden, moet op de agenda worden gebracht. De oproepingen
geschieden minstens tien dagen voor de vergadering.
Artikel 25. geldig vergaderen
De algemene vergadering kan slechts geldig vergaderen indien minstens de helft van de leden
aanwezig is. Als dit aantal niet wordt bereikt, wordt binnen de veertien dagen een
buitengewone algemene vergadering samengeroepen met dezelfde agenda. Deze vergadering
beslist geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Bij wijziging van de statuten of bij ontbinding van de sportraad kan slechts geldig vergaderd
worden als minstens 2/3 van de leden op de vergadering aanwezig is.
Artikel 26. geldig beslissen
Alle beslissingen die niet vermeld zijn in artikel 28 en 29 worden genomen met gewone
meerderheid van stemmen.
Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter. Indien deze staking van stemmen
zich voordoet bij geheime stemming, volgt een herstemming. Bij een nieuwe staking van
stemmen wordt het voorstel verworpen.
Artikel 27. geheime stemming
Een stemming is geheim, telkens het om personen gaat of als 2/5 van de aanwezige leden
erom verzoekt.
Artikel 28. wijziging van statuten en ontbinding van de sportraad
Bij wijziging van statuten dient de goed te keuren tekst in de oproepingsbrief vermeld. Deze
tekst wordt voorbereid in de raad van bestuur.
Tot de wijziging van statuten of ontbinding van de sportraad kan enkel beslist worden als
minimum 2/3 van de leden op de vergadering aanwezig is. Wordt aan deze vereiste niet
voldaan, dan dient binnen de veertien dagen volgend op de eerste vergadering een tweede
vergadering belegd. Deze zal geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal
aanwezige leden.
Beslissingen aangaande wijziging van statuten of ontbinding van de sportraad worden ten
allen tijde genomen met 2/3 meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.
59
Artikel 29. ontslag en uitsluiting van leden
Aan het mandaat van lid van de algemene vergadering komt automatisch een einde door het
niet meer voldoen aan één van de voorwaarden, gesteld in artikel 3 van de statuten.
Een lid van de algemene vergadering dient schriftelijk zijn/haar ontslag te melden aan de raad
van bestuur van de sportraad. Indien het lid een vereniging of organisatie vertegenwoordigt,
kan deze vereniging een nieuw lid afvaardigen.
Een vereniging/organisatie die zich terugtrekt uit de sportraad, dient dit per brief te melden
aan de raad van bestuur, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de
vereniging/organisatie.
Een lid van de algemene vergadering kan uitgesloten worden bij drie opeenvolgende niet-
gemotiveerde afwezigheden op de vergadering. Beslissingen aangaande het uitsluiten van
leden kunnen enkel genomen worden met een 2/3 meerderheid van stemmen van de
aanwezige leden.
5.2. RAAD VAN BESTUUR
Artikel 30. samenstelling
De raad van bestuur bestaat uit minstens vier en maximaal elf leden, waaronder de voorzitter
en de ondervoorzitter. De verhouding professionelen en deskundigen samen mag 2/5 van het
aantal leden niet overschrijden. De leden van de raad van bestuur worden verkozen door en
uit de leden van de algemene vergadering.
Aftredende leden zijn herkiesbaar.
Artikel 31. frequentie van vergaderen
De raad van bestuur komt minstens viermaal per jaar samen. De voorzitter roept de
vergadering bijeen. Indien minstens 1/3 van de leden van de raad van bestuur hierom
verzoekt, moet binnen de veertien dagen een vergadering bijeengeroepen worden.
Artikel 32. oproeping tot de vergadering
Al de leden van de raad van bestuur worden schriftelijk opgeroepen tot het bijwonen van de
vergadering. De oproepingsbrief vermeldt de agenda. De oproepingen geschieden minstens
vijf dagen voor de vergadering.
Artikel 33. geldig vergaderen
De raad van bestuur kan slechts geldig vergaderen indien minstens de helft van de leden
aanwezig is. Als dit aantal niet wordt bereikt, wordt binnen de acht dagen een nieuwe
vergadering samengeroepen met dezelfde agenda. Deze vergadering beslist geldig, ongeacht
het aantal aanwezige leden.
Artikel 34. geldig beslissen
Alle beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met gewone meerderheid van
stemmen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter. Indien deze staking van
stemmen zich voordoet bij geheime stemming, volgt een herstemming. Bij een nieuwe
staking van stemmen wordt het voorstel verworpen.
Artikel 35. tekenen van documenten
Om geldig te zijn, dienen alle officiële documenten, uitgaande van de raad van bestuur,
ondertekend te worden door de voorzitter en de secretaris van de raad van bestuur.
Artikel 36.
De sportraad wordt naar buiten vertegenwoordigd door de leden van de raad van bestuur.
60
Afsprakennota Sportraad Oud-Heverlee - Gemeentebestuur Oud-Heverlee
ERKENNING:
De sportraad wordt erkend als adviesorgaan in uitvoering van het decreet van het Decreet van
28 februari 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de
Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid, volgens
de nadere voorwaarden bepaald in dit gemeenteraadsbesluit.
DOELSTELLINGEN:
De gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen zullen de sportraad betrekken
bij de voorbereiding en de uitvoering van het gemeentelijke sportbeleid. Dit houdt in dat de
gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen voor de definitieve
besluitvorming in deze organen, op grond van hiernavolgende bevoegdheidsverdeling de
sportraad om advies zullen vragen.
De gemeentelijke sportraad zal hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek, advies verlenen
over ALLE aangelegenheden die de sportraad belangrijk acht in het kader van het
gemeentelijk sportbeleid en voor alle aangelegenheden die voorzien zijn in de van kracht
zijnde regelgeving.
De sportraad zal een expliciete rol vervullen bij het tot stand komen van het sportbeleidsplan.
De sportraad moet dan ook betrokken worden bij de opmaak, uivoering en evaluatie van het
sportbeleidsplan.
INFORMATIE UITWISSELING EN OVERLEG :
Om de adviesfunctie van de erkende sportraad mogelijk te maken zal het gemeentebestuur aan
de sportraad de adviesvragen, de agenda van de gemeenteraad, een afschrift van de
gemeenteraadsbeslissingen betreffende de het toegewezen beleidsmateries en het verslag van
de raadscommissie – waar sport onder ressorteert – ter beschikking stellen. De documenten
zullen verstuurd worden aan de voorzitter.
De schepen bevoegd voor sport en/of de gemeentelijke ambtenaar die werd toegewezen aan
het adviesorgaan, zal op vraag van de sportraad mededeling geven van de agendapunten van
de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen die te maken hebben met de
beleidsmateries waarover de sportraad adviesbevoegdheid heeft.
61
Wanneer het gemeentebestuur de sportraad om advies vraagt, zal het bij de adviesaanvraag
alle nodige informatie voegen. Tevens hebben de leden van de sportraad het recht om inzage
te nemen in alle documenten en dossiers die betrekking hebben op het dossier, tenzij er
wettelijke bezwaren zijn. Dit inzagerecht zal uitgeoefend worden via de gemeentelijke
ambtenaar die toegewezen is aan de sportraad.
Wanneer de sportraad op eigen initiatief een advies wenst uit te brengen kan hij steeds
informatie opvragen aan het college van burgemeester en schepenen, dat deze informatie ter
beschikking zal stellen tenzij er wettelijke bezwaren zijn.
Schriftelijke verzoeken om informatie vanwege de sportraad zullen binnen de tien werkdagen
beantwoord worden door de wettige informatie ter beschikking te stellen, ofwel door de
wettelijke bezwaren tegen de informatieverstrekking mee te delen.
ADVIES VRAGEN
Het gemeentebestuur zal de adviesvragen schriftelijk stellen met:
1. een duidelijke omschrijving van de concrete vraag;
2. opgave van de wettelijke en financiële randvoorwaarden waarmee de adviesgever
moet rekening houden;
3. opgave van de uiterste datum van inlevering van het advies bij het gemeentebestuur.
Het gemeentebestuur zal de sportraad steeds minimaal een termijn van zes weken geven te
rekenen vanaf de datum van verzending van de adviesvraag.
Slechts om uitzonderlijke redenen en omwille van hoogdringendheid kan het gemeentebestuur
deze termijn op gemotiveerd verzoek inkorten.
In onderlinge afspraak tussen sportraad en gemeentebestuur kan de termijn ook verlengd
worden.
ADVIES UITBRENGEN
De sportraad zal de adviezen die hij uitbrengt steeds schriftelijk bezorgen aan het
gemeentebestuur en in de adviezen melding maken van:
1. de wijze waarop het advies tot stand kwam met duidelijke opgave welke betrokkenen
op welke manier geconsulteerd werden;
2. de argumentatie die geleid heeft tot de standpuntbepaling in het advies;
3. duidelijke weergaven van het standpunt van de adviesraad met vermelding van
afwijkende meningen of minderheidsstandpunten.
De tekst van de adviezen maakt steeds deel uit van het desbetreffende dossier dat wordt
voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad.
62
BEANTWOORDING VAN ADVIEZEN
Het bestuur motiveert bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de
uitgebrachte adviezen. Deze motivering wordt binnen een termijn van zes weken opgestuurd
naar de voorzitter van de sportraad.
ONDERSTEUNING
Het gemeentebestuur zal de erkende sportraad ondersteunen door:
a. Op de gemeentelijke begroting jaarlijks een budget voor de financiering van de
werking op te nemen. De controle op de aanwending van het budget zal gebeuren door
het college van burgemeester en schepenen;
b. Administratieve en logistieke ondersteuning door de gemeentelijke diensten te
verzorgen, alsook de sportgekwalificeerde ambtenaar ter beschikking te stellen voor
het bijwonen van de vergaderingen en om administratieve taken waar te nemen. Deze
ambtenaar kan evenwel geen officiële functie van secretaris opnemen, gezien hij geen
stemrecht heeft.
WERKING VAN DE SPORTRAAD
De algemene vergaderingen van de sportraad zijn steeds openbaar. De verslagen van de
algemene vergadering zijn openbaar en ter inzage.
Namens de sportraad,
De secretaris De voorzitter,
Namens het gemeentebestuur,
De gemeentesecretaris, De burgemeester,
GEMEENTE OUD-HEVERLEE
DIENST SPORT
SPORTBELEIDSPLAN
ANALYSE VAN BEVRAGING VAN INWONERS
HUGO DELESTINNE
ANNE MIKSE KIM BASTAITS
AUGUSTUS 2007
2
Inhoud
1. INLEIDING
2. METHODOLOGIE
3. ANALYSE
3.1. Doelgroep 1: scholen
3.1.1. Eendimensionele tabellen
3.1.1.1. Achtergrondkenmerken
3.1.1.2. Sportkenmerken
3.1.1.3. Informatie en (na)schoolse sport
3.1.1.4. Gemeentekenmerken
3.1.2. Tweedimensionele kruistabellen
3.2. Doelgroep 2: senioren
3.2.1. Achtergrondkenmerken
3.2.2. Vrijetijdsbesteding
3.2.3. Activiteiten in organisatorisch verband
3.2.4. Gemeentelijke ondersteuning verenigingsleven
3.2.5. Illustratie met behulp van enquêtes van het sportbeleidsplan
3.3. Doelgroep 3: verenigingen
3.3.1. Eendimensionele tabellen
3.3.1.1. Achtergrondkenmerken
3.3.1.2. Sportkenmerken
3.3.1.3. Clubkenmerken
3.3.1.4. Informatie en initiatieven
3.3.1.5. Gemeentelijke infrastructuur
3.3.1.6. Gemeentekenmerken
3.3.2. Tweedimensionele kruistabellen
3.3.2.1. Kruistabellen naar geslacht
3.3.2.2. Kruistabellen naar leeftijd
3.4. Doelgroep 4: bevoorrechte personen
4. CONCLUSIE
3
RERENTIES
BIJLAGEN
Bijlage 1. Grafieken van de kruistabellen doelgroep scholen
Bijlage 2. Grafieken van de kruistabellen doelgroep verenigingen
4
1. Inleiding
In dit rapport worden alle gegevens van de inwonersenquête, verzameld in het kader van
de opmaak van het sportbeleidsplan, bijeengebracht en geanalyseerd. Bij het afnemen van
deze enquête werden vier doelgroepen geselecteerd: de scholen, de senioren, de
verenigingen en de bevoorrechte personen. Uit de resultaten van deze analyse zullen dan
de sterktes en zwaktes van de gemeente Oud-Heverlee op sportgebied blijken, waarna
een grondige SWOT-analyse gemaakt kan worden.
In wat volgt zal eerst de methodologie van de verzamelde gegevens besproken
worden, zowel het opstellen van de gestandaardiseerde vragenlijst als het trekken van de
steekproef. Daarna zal de analyse besproken worden waarin de vier doelgroepen ieder
apart geanalyseerd zullen worden. Uit deze analyses zullen ongetwijfeld verschillende
conclusies getrokken kunnen worden die dan besproken zullen worden in het laatste deel
van dit rapport.
5
2. Methodologie
Alvorens van start te gaan met de analyses van de gegevens, is er een klein woordje op
zijn plaats over hoe deze gegevens verkregen zijn. Daartoe zal eerst de getrokken
steekproef besproken worden en hoe deze te plaatsen valt in het steekproeflandschap.
Daarna wordt dieper ingegaan op de enquête zelf en als laatste wordt aandacht besteed
aan de omvang van de werkelijke steekproef.
Wanneer we spreken over steekproeven is het belangrijk twee soorten steekproeven te
onderscheiden: de toevalssteekproef en de theoretische steekproef (Billiet & Waege,
2003, p.183). Bij een toevalssteekproef poogt men een zo goed mogelijke afspiegeling
van de populatie te bekomen. Dit houdt dan ook in dat de gegevens uit deze steekproef
veralgemeenbaar zijn naar de algemene populatie of bevolking. Zo kan men bijvoorbeeld
uitspraken doen als ‘60% van de mannen verdient nog steeds meer dan vrouwen in
dezelfde job’. Daartoe hoeft men niet echt alle mannen te ondervragen. Een deel alle
mannen, die men op toevallige wijze uitgeloot heeft, volstaat hiertoe. Omdat hun kans om
in de steekproef opgenomen statistisch berekenbaar is (want toevallig), zijn de resultaten
ook veralgemeenbaar. Zulke steekproeven worden voornamelijk gebruikt in beschrijvend,
verklarend of toetsend onderzoek (Billiet & Waege, 2003, pp.18-184).
In dit onderzoek wordt echter gewerkt met een theoretische steekproef. Dit onderzoek
is een verkennend onderzoek naar wat inwoners van de gemeente op vlak van sport doen,
wat ze goed vinden en wat ze graag verbeterd zouden zien. Daartoe is het ook niet
meteen nodig om de gegevens te kunnen veralgemenen naar alle inwoner van Oud-
Heverlee. Bij een theoretische steekproef is het de bedoeling om de representativiteit van
de steekproef te verwezenlijken door de meest interessante cases te selecteren. Dit wilt
zeggen dat men zelf op zoek gaat naar de mensen die men in de steekproef wilt opnemen
en dat deze liefst zo verschillend mogelijk zijn zodat ze een breed spectrum beslaan van
de voor het onderzoek interessante populatie (Billiet, 2003, pp.183-184). Zo gebeurde het
ook in dit onderzoek. Het heeft geen zin om iedere inwoner van de gemeente te bevragen
over hun sportgebruik als ze niet allemaal aan sport doen. Beter is het om deze mensen te
selecteren die veel aan sport doen en daarbij gebruik maken van wat de gemeente te
bieden heeft. Daartoe werden dan ook vier volledig verschillende groepen ondervraagd,
6
vier doelgroepen: leerlingen van de basisscholen uit de gemeente, leden van verscheidene
verenigingen uit de gemeente, bevoorrechte personen en senioren. Zo werd er toch
geprobeerd een zo breed mogelijk spectrum van verschillende interessante personen te
selecteren. (Eenmaal opgenomen in de steekproef wordt er naar deze personen steeds
verwezen als respondenten, de officiële naam voor een element in de steekproef.) Onze
resultaten zullen dus niet absoluut veralgemeenbaar zijn naar alle inwoners maar geven
wel een representatieve kijk op wat deze doelgroepen vinden van sport in de gemeente.
De enquête zelf is een kwantitatieve gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst. Dat
houdt in dat de vragen niet open zijn maar dat de respondent moet antwoorden in vooraf
opgelegde antwoordstructuren. In deze enquêtes waren heel veel vragen gesloten en dus
met een vooraf vastgelegde antwoordstructuur maar toch werd er ook ruimte gelaten voor
opmerkingen en open vragen. Dat is wel nodig bij en verkennend onderzoek. De
voordelen van een schriftelijke enquête zijn dat men niet gestuurd kan worden door en
interviewer waardoor de antwoorden niet vertekend zullen zijn, men kan de enquête
invullen op een geschikt moment en de vragen zijn nog meer gestandaardiseerd dan
wanneer deze voorgelezen worden door een interviewer met specifieke intonatie en
onbedoelde nadruk op sommige vragen. Sturend interviewergedrag is hier dus niet
mogelijk. Het nadeel is dan weer dat men informatie over verschillende vragen kan
opzoeken en dat de respons veel minder hoog is dan bij echte interviewerenquêtes (Billiet
& Waege, 2003, pp. 289-291).
Als laatste werpen we nog even een blik op de bekomen steekproeven. De scholen,
verenigingen bevoorrechte personen hebben we zelf bevraagd, de gegevens van de
senioren werden gehaald uit het seniorenbehoefteonderzoek van eerder dit jaar. In totaal
werden 122 leerlingen bevraagd uit de gemeentelijke basisscholen, 87 leden van
verscheidene gemeentelijke verenigingen en 4 bevoorrechte personen. Uit het ander
onderzoek bleek dat er 1170 senioren bevraagd zijn maar deze deden uiteraard niet
allemaal aan sport. Dit zijn natuurlijk (uitgezonderd de senioren) niet zulke grote
aantallen maar dat hoeft ook niet want het gaat niet om veralgemenend onderzoek wel om
verkennend onderzoek. Maar deze kleine aantallen leidde er soms wel toe dat in de
analyses specifieke testen gebruikt moesten worden voor kleine aantallen en dat zelfs
deze soms geen succes hadden. Dat is natuurlijk jammer en het zou goed zijn mocht er
7
tegen de volgende enquêteronde nog meer aandacht aan de respons besteed worden.
Natuurlijk moet er ook rekening gehouden worden met de periode waarin de enquêtes
afgenomen werden: juni, juli en augustus zijn moeilijke maanden voor scholen die dan
examens hebben en gesloten zijn zowel als voor verenigingen die dan een seizoenstop
hebben. Er valt voor te pleiten om de enquêtes de volgende keer op een ander tijdstip af
te nemen, dit zal de respons bevorderen.
8
3. Analyse
3.1. Doelgroep 1: scholen
Bij deze eerste doelgroep, scholen, werden 122 enquêtes afgenomen bij jongeren uit het
zesde leerjaar in de gemeentelijke basisscholen van Blanden, Haasrode en Oud-Heverlee.
Daarbij werden de leerlingen bevraagd over hun sportgebruik, wat ze vinden van de
mogelijkheden die de gemeente aanbiedt en de informatie die ze hierover krijgen en de
wat de gemeente nog beter kan doen op sportgebied.
Eerst zullen enkele eenvoudige tabellen bekeken worden om vervolgens enkele
verbanden na te gaan in tweedimensionele kruistabellen. Correlaties konden jammer
genoeg niet berekend worden omdat de overgrote meerderheid van de variabelen
nominaal waren (correlaties kunnen enkel berekend worden bij ordinale en metrische
variabelen). Dit is natuurlijk erg jammer en misschien een werkpunt voor de volgende
keer.
3.1.1. Eendimensionele tabellen
3.1.1.1. Achtergrondkenmerken
Onder achtergrondkenmerken begrijpen we kenmerken als geslacht, leeftijd, burgerlijke
staat, opleiding,… Bij de enquêtes voor scholen zijn enkel het geslacht en de leeftijd
bevraagd. Bijgevolg worden ook enkel deze variabelen besproken.
Voor geslacht bleek er geen enkele missing value te zijn, alle respondenten hebben
geantwoord op deze vraag. De verdeling tussen jongens en meisjes is nagenoeg exact in
de helft verdeeld. Er blijken iets meer jongens dan meisjes aanwezig in onze steekproef.
tabel 1: verdeling naar geslacht
frequentie %
man 63 51,64
vrouw 59 48,36
9
Ook de leeftijd werd bevraagd. Omdat deze vraag in de vragenlijst niet duidelijk naar
voren kwam, hebben hier 24 leerlingen geen antwoord op gegeven. Maar omdat de
enquêtes afgenomen zijn in het zesde leerjaar kan wel gesteld worden dat de overgrote
meerderheid van de kinderen tussen de 10 en 12 jaar oud is, zoals ook blijkt uit de tabel.
Dat de enquêtes enkel afgenomen zijn bij leerlingen uit het zesde leerjaar, waardoor ze
nagenoeg dezelfde leeftijd hebben, maakt dat kruistabellen en verbanden zoeken tussen
leeftijd en andere variabelen nutteloos is aangezien alle respondenten qua leeftijd zeer
dicht bij elkaar aanleunen en zeker niet tot andere generaties behoren. Wat dan ook blijkt
is dat de meerderheid van de leerlingen 11 jaar is, de normale leeftijd voor een leerling
uit een zesde leerjaar. Er zijn toch net iets meer twaalfjarigen aanwezig in de steekproef
dan tienjarigen.
tabel 2: verdeling naar leeftijd
frequentie %
10 jaar 18 18,37
11 jaar 55 56,12
12 jaar 25 25,51
missings=24
3.1.1.2. Sportkenmerken
In dit deel komen kenmerken aan bod zoals welke sport kinderen beoefenen, hoe vaak ze
sporten, in welk verband ze sporten, wat de redenen zijn om te sporten, hun veiligheid en
hun vervoer van en naar de sportclub. Eerst worden de soorten sporten en alles wat
daarmee samenhangt besproken, vervolgens gaat het over het sporten in clubverband en
daarna over vervoer en veiligheid. De meeste kinderen blijken iedere week (44,26%) en
zelfs iedere dag te sporten (45,08%). Er is maar 1 respondent die nooit aan sport doet.
tabel 3: hoe dikwijls sport u?
frequentie %
niet 1 0,83
occasioneel 11 9,09
elke week 54 44,63
(bijna) elke dag 55 45,45
missings= 1
10
Maar welke sporten doen jongeren dan precies? Dat wordt duidelijk in de volgende tabel:
tabel 4: verdeling naar soort sporten
frequentie %
badminton 8 2,79
basketbal 7 2,45
boogschieten 1 0,35
dans 22 7,69
duiken 1 0,35
fietsen 39 13,64
geen 1 0,35
hockey 3 1,05
honkbal 1 0,35
judo 1 0,35
klimmen 2 0,70
lopen 32 11,19
omnisport 5 1,75
paardrijden 16 5,59
petanque 1 0,35
ropeskipping 14 4,89
schaatsen 4 1,40
skaten 6 2,10
tafeltennis 2 0,70
tennis 20 6,99
trampoline 6 2,10
turnen 13 4,55
vissen 4 1,40
voetbal 34 11,88
volleybal 17 5,94
wandelen 4 1,40
zwemmen 22 7,69
Op de eerste plaats merken we dat jongeren vaak meer dan 1 sport beoefenen. Vandaar
dat de opgetelde frequenties niet het juiste aantal respondenten (nl 122) weergeeft maar
een groter aantal. Maximum deed een respondent aan 4 verschillende sporten. Daarbij
blijkt fietsen de populairste sport met 13,64%; daarna volgt voetbal met 11,88% en
daarna lopen met 11,19%. Verder scoren ook dan (7,69%) en zwemmen (7,69%) goed.
Vervolgens komen tennis (6,99%), volleybal (5,94%), paardrijden (5,59%), ropeskipping
(4,89%) en turnen (4,55%) sterk aan bod. Wat blijkt is dat er heel wat sporten beoefend
worden door kinderen die niet voorkomen binnen de gemeente. Zo komen basket,
boogschieten, duiken, hockey, honkbal, judo, klimmen, tafeltennis, schaatsen en
zwemmen niet voor in de gemeente. Dat is 15,39% van de sporten die beoefend worden
11
die buiten de gemeente plaatsvinden. Misschien is het toch mogelijk om enkele van deze
sporten, zoals tafeltennis of judo, binnen de gemeente te laten doorgaan.
Nu we weten dat jongeren vaak verschillende sporten beoefenen en dit op regelmatige
basis, is het de moeite om te kijken naar de redenen die ze opgeven om te sporten. Deze
staat opgesomd in de volgende tabel:
tabel 5: redenen om te sporten
frequentie %
sport is tof 111 78,16
moest van thuis 3 2,11
sporten met vrienden 28 19,11
missings=102
De overgrote meerderheid van de jongeren doet aan sport omdat het tof is (78,16%),
vervolgens omdat ze graag samen met vrienden sporten (19,11%). Slechts een kleine
minderheid doet aan sport omdat het van thuis moet (2,11%). Ook hier blijkt weer dat
jongeren om meerdere redenen aan sport doen want de opgetelde frequentie is niet gelijk
aan het aantal respondenten nl 122. Er kwamen ook nog andere redenen aan bod waarvan
de belangrijkste (met 9 jongeren) was om lichaamsbeweging te hebben. Verder waren
ook ‘papa deed het al’, ‘zag er leuk uit’, het is met dieren’ en ‘ik heb geen keuze’
argumenten om aan sport te doen.
Hoe komen jongeren nu in contact met hun sport? Dat bekijken we in deze tabel:
tabel 6: contact met sport
frequentie %
via folders/brochures 14 10,22
via posters/affiches 1 0,73
via vrienden 60 43,79
via school 19 13,87
via internet 7 5,11
via radio/televisie 2 1,46
via gezin 34 24,82
missings= 229
De voornaamste bron van reclame voor hun sport is mond-aan-mond reclame door
vrienden. Maar liefst 43,79% van de jongeren kwam in contact met de sport door
vrienden. Daarna volgt het gezin als bron van info (24,82%) en dan de school (13,87%).
12
Ook de folders en brochures (10,22%) missen hun doel niet. Ook hier blijkt weer dat
jongeren op meer dan 1 wijze in contact komen met de sport die ze beoefenen. Ook hier
werden nog enkele andere mogelijkheden opgegeven zoals ‘uit mezelf’, ‘door
boerderijkamp’, ‘ik woon dichtbij’ en ‘door het andere kinderen te zien doen’.
Een andere vraag gaat over het gezelschap waarin kinderen sporten. Doen ze dit
liever alleen, in gezinsverband, in clubverband of in een fitnesscenter? Een eerste
opmerking die nog gemaakt moet worden is dat het onderscheid tussen sporten in
clubverband: recreatief en sporten in clubverband: competitief hier niet meer gemaakt
wordt (hoewel dit in de vragenlijst wel gebeurde). Dit komt omdat de respondenten het
onderscheid tussen recreatief en competitief niet konden maken. Ofwel kruisten ze beiden
aan ofwel geen van beiden hoewel ze toch zeiden te sporten in een sportclub. Hieruit
blijkt dat de betekenis van competitief en recreatief voor kinderen te moeilijk is om te
begrijpen. In deze wetenschap, wordt de volgende tabel geïnterpreteerd:
tabel 7: hoe beoefen je deze sportactiviteit?
frequentie %
individueel 37 17,05
met gezin of vrieden 48 22,12
sportclub 111 51,15
fitnesscenter 1 0,46
missings= 271
Ook hier blijkt weer dat jongeren niet enkel op 1 manier aan sport doen, vele doen aan
sport zowel in een club als met het gezin en/of individueel. Toch blijft de sportclub het
populairste om te sporten (51,15%) waarna het gezin en de vrienden volgen (22,12%).
Ook individueel wordt er heel wat gesport (17,05%). Enkel het fitnesscenter blijkt niet
populair (0,46%). Dit kan komen doordat kinderen nog te jong zijn om een
fitnessabonnement te betalen (geen enkel kind deed ook aan fitness), dat deze sport ze
niet interesseert of misschien komt dit doordat de gemeente Oud-Heverlee geen eigen
fitnesscenter heeft.
Nu gebleken is dat de meeste jongeren in clubverband sporten, is het nuttig om na te
gaan hoeveel jongeren in clubverband sporten en wat ze dan verwachten van een
sportclub. Eerst wordt bekeken hoeveel jongeren er in een sportclub zitten:
13
tabel 8: verdeling naar clublidmaatschap
frequentie %
nee 30 24,59
ja 92 75,41
De overgrote meerderheid van de jongeren sport in een sportclub (75,41%), slechts
24,59% sport individueel, in groep, in een fitnesscenter of niet. Dit is niet zo een groot
aantal. Wat verwachten jongeren nu van een sportclub? Ook hier blijkt dat ze meerdere
verwachtingen koesteren ten aanzien van hun club:
tabel 9: wat verwacht je van een sportclub?
frequentie %
afwisseling 24 0,60
bekwaamheid 24 0,60
bijleren 1008 26,32
cafetaria 24 0,60
competitie 96 2,52
eerlijkheid 24 0,60
fit blijven 48 1,20
gelijke behandeling 48 1,20
goed materiaal 192 5,03
goed verloop lessen 24 0,60
goede begeleiding 24 0,60
goede organisatie 120 3,14
goede sfeer 24 0,60
goede terreinen 48 1,25
goede trainers 72 1,89
hulp 144 3,77
inzet 24 0,60
niet te streng 48 1,20
plezier 936 24,50
rekening met je houden 24 0,60
sociaal contact 216 5,66
steun 96 2,52
trainen 144 3,74
veel sporten 144 3,74
veiligheid 24 0,60
vriendelijkheid 120 3,14
zorg 96 2,52
De twee grootste verwachtingen die men koestert ten aanzien van een sportclub zijn
bijleren (26,32%) en plezier maken (24,5%). Verder scoren ook competitie, goed
materiaal, een goede organisatie, goede terreinen, goede trainers, hulp, sociaal contact,
steun, vriendelijkheid en zorg hoog.
14
Een laatste deel binnen sportkenmerken zal gaan over het vervoer van en naar de
sport en de veiligheid tijdens het sporten. Jongeren worden vooral met de auto gebracht
(53,85%) of gaan zelf met de fiets (35,26%). Te voet gaan of de bus nemen zijn minder
populair.
tabel 10: verdeling naar vervoer sporten
frequentie %
fiets 55 35,26
te voet 16 10,26
bus 1 0,64
gebracht met auto 84 53,85
missings=210
De veiligheid tijdens het sporten is een laatste punt van sportkenmerken. Wat blijk is dat
geen enkele jongeren zich tijdens het sporten onveilig voelt. Het merendeel voelt zich
veilig (81,82%) en sommigen (18,18%) voelen zich soms veilig en soms onveilig.
tabel 11: verdeling naar veiligheid
frequentie %
onveilig 0 0,00
soms veilig soms onveilig 22 18,18
veilig 99 81,82
missings= 1
De redenen waarom ze zich soms onveilig voelen hebben vooral te maken met het
verkeer van en naar de sportplaats (‘gevaarlijk voor fietsers’ ‘kans op botsingen’ ‘bang
voor ongevallen’) of met de sport zelf (‘als mijn paard wild is’ ‘angst bij veel tackelaars
in andere ploeg’).
3.1.1.3. informatie en (na)schoolse sport
In dit deel komt aan bod of jongeren vinden dat ze voldoende geïnformeerd zijn over
sportclubs, activiteiten en naschoolse sport. Ook wordt nagegaan op welke manier ze het
liefst informatie zouden willen ontvangen. Een laatste vraag binnen dit deel handelt over
sport op school.
15
Eerst wordt bekeken of kinderen vinden dat ze voldoende geïnformeerd zijn over
sportclubs in de gemeente en sport in de gemeente.
tabel 12: info over sportclubs
frequentie %
ja 52 43,70
nee 67 56,30
missings= 3
Kinderen vinden dat ze niet voldoende geïnformeerd zijn over sportclubs in de gemeente
(56,30), hoewel deze groep maar nipt de bovenhand haalt. Het loont de moeite om na te
gaan of deze resultaten een parallel vertonen met informatie over sport in de gemeente:
tabel 13: info over sport in gemeente
frequentie %
ja 47 39,17
nee 73 60,83
missings= 2
Er valt inderdaad een parallel te trekken Hier vinden kinderen zelfs nog meer (60,83%)
dat ze niet voldoende geïnformeerd zijn over sport in de gemeente. Oplossingen die ze
hiervoor bieden, zijn onder meer extra folders, informatie over waar en hoe er sporten
doorgaan, een sportmagazine met informatie binnen de gemeente en informatie over de
mogelijkheden en kosten. Verder zouden heel wat kinderen het ook leuk vinden meer
informatie te krijgen over de sport die ze al uitoefenen maar dit is natuurlijk niet de taak
van de gemeente.
Een tweede vraag die men zich dan kan stellen is hoe kinderen het liefst informatie
willen ontvangen. Dit wordt duidelijk in de volgende tabel:
tabel 14: hoe wil je informatie krijgen?
frequentie %
infoblad gemeente 43 28,48
via e-mail 27 17,88
via krant 8 5,30
via folders/brochures 60 39,74
via algemene informatiesessie 3 1,98
via digitale nieuwsbrief 10 6,62
missings= 215
16
Ook hier bieden sommige respondenten meerdere alternatieven. Vandaar dat ook hier het
steekproefaantal niet overeenkomt met de totale frequentie. Maar laten we vooral naar de
percentages kijken, dat is het duidelijkst. De kinderen willen het liefst informatie via
folders (39,74%), via het infoblad van de gemeente (28,48%) en via e-mail (17,88%). De
krant, de digitale nieuwsbrief en een algemene infosessie zijn minder populair. Ook hier
werden nog enkele andere mogelijkheden geopperd waar vooral een maandaffiche, met
maandelijks alle informatie over sport in de gemeente op zou verschijnen, uitsprong. Ook
via de school of per post zouden sommige kinderen nog graag informatie krijgen.
Een andere vraag is deze naar (na)schoolse sport. Eerst wordt nagegaan of kinderen
vinden dat er genoeg variatie is in de lessen lichamelijke opvoeding waarna gekeken
wordt naar hun mening betreffende naschoolse sport. Kinderen vinden over het algemeen
dat er genoeg variatie is in de lessen LO (81,67%).
tabel 15: variatie bij sport op school
frequentie %
ja 98 81,67
nee 22 18,33
Indien ze toch vonden dat er niet voldoende variatie is, gaven ze volgende redenen. De
meeste van deze kinderen vinden dat er te weinig uren sport op school zijn en begrepen
de vraag dus niet. Het woord variatie is dus te moeilijk te bevatten voor hen. Anders
wouden ze meer afwisseling en meer toestelturnen. Sommigen gaven ook aan meer uren
les in hun eigen sport te willen. Dit leidt uiteraard niet tot meer maar tot minder variatie.
Ook hier is het dus duidelijk dat ze het woord variatie niet snappen.
Op de vraag ‘ken je naschoolse sportactiviteiten?’ antwoorden het grootste deel van
de kinderen bevestigend (70,25%).
tabel 16: ken je naschoolse sportactiviteiten?
frequentie %
ja 85 70,25
nee 36 29,75
missings= 1
17
Dit houdt echter niet in dat ze vinden dat er voldoende aandacht aan besteed wordt.
Volgens 35,59% van de kinderen kan dat beter.
tabel 17: voldoende aandacht naschoolse sport?
frequentie %
ja 76 64,41
nee 42 35,59
missings= 4
Sommigen vinden dat er geen of niet genoeg naschoolse sportactiviteiten bestaan,
anderen vinden dan weer dat er niet voldoende informatie over bestaat. Meer reclame en
folders worden als oplossing geopperd.
3.1.1.4. Gemeentekenmerken
Een laatste groep kenmerken die bevraagd zijn, zijn de gemeentekenmerken. Hier gaat
het over wat de gemeente nog extra kan doen om sport te promoten en de infrastructuur
die ze nu al aanbied. Ook de algemene opmerkingen komen aan bod.
Eerst zal besproken worden wat de gemeente nog beter kan doen op sportgebied. Een
overzicht van het sportaanbod dat de kinderen nog graag zouden zien, vindt u in de
volgende tabel:
tabel 18: verdeling naar aanbod gemeente
frequentie %
atletiekpiste 64 9,30
badminton 8 1,16
basketbalveld 48 6,98
beachvolleybal 24 3,49
boogschieten 8 1,16
dans 96 13,95
diepzeeduiken 8 1,16
fietsen 24 3,49
fitnesszaal 8 1,16
gevechtssport 8 1,16
golf 8 1,16
ijshockey 8 1,16
info via school 8 1,16
infodagen 16 2,33
18
lopen 16 2,33
meer conditie 8 1,16
meer keuze in sporten 32 4,65
meer trainingen 8 1,16
meer wedstrijden 16 2,33
niets 8 1,16
omnisport 8 1,16
paardrijden 8 1,16
ropeskipping 8 1,16
rugby 8 1,16
samen sporten 8 1,16
skatepark 80 11,63
sportclub hindernissenbanen 8 1,16
sportdag 24 3,49
sportplein 8 1,16
tafeltennis 24 3,49
tennis 40 5,81
vissen 8 1,16
voetbal 56 8,14
volleybal 40 5,81
woont hier niet 24 3,49
zwembad 264 38,37
missings= 816
Ook hier werden per kind weer meerdere mogelijkheden gegeven wat maakt dat de
frequentie niet goed te interpreteren valt maar de percentages wel. Heel veel kinderen
dromen van een zwembad in de gemeente (38,37%). Daarnaast zou ook een skatepark
(11,63%) hen gelukkig maken. Meer aandacht voor dans (13,95%) zou ook op prijs
gesteld worden. Verder willen ze ook graag een atletiekpiste, basketbalvelden, een beach-
volleybalveld en tennisvelden. Wat ook blijkt is dat twee grote sportclubs binnen de
gemeente, volleybal en voetbal, toch nog niet voldoende gekend zijn. Kinderen willen
namelijk dat de gemeente volleybal en voetbal aanbiedt waar ze dat al doet.
Als het gaat over kansen die de gemeente nog moet bieden om de jeugd te doen
sporten dan staat een soort speelplein met sportvelden en plaats voor jongeren om zich uit
te leven bovenaan het verlanglijstje (19,55%). Meer sportclubs zouden ook op prijs
gesteld worden (8,83%) samen met een ‘open sporthal’ waarmee ze bedoelen dat er
gewoon in gesport kan worden zonder dat men in een club of op school hoeft te zitten
(7,26%). Ook meer folders, meer sportmogelijkheden, goedkoper kunnen sporten en meer
sportdagen zouden hen blij maken. Let er ook weer op dat kinderen ook hier meerdere
oplossingen opperden en dat dus de percentages en niet de frequentie van belang is.
19
tabel 19: verdeling naar kansen geven gemeente
frequentie %
alles 16 0,56
aparte sportclubs voor gehandicapten 16 0,56
basketbalveld 16 0,56
beachvolleybalveld 16 0,56
betere terreinen 16 0,56
betere uren 16 0,56
eerst gratis uittesten 16 0,56
folders 144 5,03
geld voor nieuw materiaal 16 0,56
goedkopere sportkampen 16 0,56
grasvelden 48 1,68
gratis materiaal 48 1,68
gratis terreinen 96 3,35
groot sportcentrum 16 0,56
info op school 16 0,56
maand korting om sporten uit te proberen 16 0,56
meer dansscholen 16 0,56
meer fietstochten 16 0,56
meer kindvriendelijk 16 0,56
meer gezonde voeding 16 0,56
meer info 32 1,12
meer materiaal 16 0,56
meer motivatie 32 1,12
meer natuur 16 0,56
meer plezier 64 2,23
meer reclame 144 5,03
meer sportclubs 240 8,38
meer sportdagen 80 2,79
meer sporthallen 96 3,35
meer sportmogelijkheden 112 3,92
meer terreinen 80 2,79
meer uittestmogelijkheden 80 2,79
meer uren sport op school 240 8,38
meer vrij sporten 16 0,56
minder duur 112 3,92
muurklimmen 16 0,56
niemand uitsluiten 16 0,56
niets 16 0,56
open sporthal 208 7,26
opendeurdagen in clubs 16 0,56
speelplein 560 19,55
sporten uit andere landen 16 0,56
uitleenpost sportspullen 16 0,56
vragen welke sport men leuk vindt 16 0,56
vriendelijkheid 16 0,56
missings= 3008
20
Een tweede deel gemeentekenmerken dat bevraagd werd handelde vooral over de
infrastructuur en daarbinnen de hygiëne en het sanitair. Over het algemeen vinden de
kinderen dat er voldoende toiletten aanwezig zijn in de sportzalen (81,67%).
tabel 20: sanitair
frequentie %
ja 98 81,67
nee 22 18,33
missings= 2
Of dit sanitair dan ook proper is, is een andere zaak. De meerderheid van de kinderen
vindt dat de hygiëne in de sportzalen te wensen over laat (53,78%). Dit kan volgens hen
veel beter.
tabel 21: goede hygiëne?
frequentie %
ja 55 46,22
nee 64 53,78
missings= 3
Enkele doornen in het oog worden opgesomd in de volgende tabel:
tabel 22: slechte hygiëne
frequentie %
geen toiletpapier 18 28,13
geen zeep en handdoek 4 6,25
graffiti 2 3,13
meer poetsen 2 3,13
stinkt 9 14,06
vuil 13 20,31
vuil sanitair 17 26,56
missings= 179
Geen toiletpapier staat met stip op één (28,13%) gevolgd door vuil sanitair (26,56%).
Ook is er veel vuil en een stinkende geur. Het poetsen en onderhouden van de sportzalen
kan dus duidelijk beter.
Als laatste zullen we nog enkele losse opmerkingen bekijken:
21
tabel 23: opmerkingen
frequentie %
iedereen laten meedoen 1 5,00
kinderen zelf sportomgeving laten uitdenken 1 5,00
meer aandacht voor jongeren 2 10,00
meer activiteiten organiseren 1 5,00
meer plaats om te sporten 1 5,00
opendeurdagen in clubs 2 10,00
te kleine danszaal bij dansclub 1 5,00
te veel appartementen 9 45,00
verschillende data om te sporten in dezelfde club 1 5,00
voetbalvelden beter verzorgen 1 5,00
missings= 102
Vooral het teveel aan appartementen stuit kinderen tegen de borst (45%). Ook vinden ze
dat de gemeente meer aandacht zou kunnen besteden aan jongeren en hun noden en lijken
opendeurdagen in sportclubs hen niet overbodig. Er is dus nog werk voor de gemeente
weggelegd op sportgebied vinden de kinderen.
3.1.2. Tweedimensionele kruistabellen
Wat ook altijd belangrijk is in een onderzoek, is het verband tussen twee bevraagde
kenmerken. Dit gaat meestal om het verband tussen achtergrondkenmerken en andere
variabelen waarbij de achtergrondkenmerken als onafhankelijke en de andere kenmerken
als afhankelijke variabelen beschouwd worden. In deze vragenlijst is echter slechts 1
afhankelijke variabele van belang namelijk het geslacht. Leeftijd is immers
verwaarloosbaar aangezien alle kinderen ongeveer van dezelfde leeftijd zijn en men dus
niet met verschillende leeftijdscohorten of generaties te maken heeft. Toch werd niet
enkel het geslacht gebruikt als achtergrond variabele. Ook het clublidmaatschap lijkt een
invloed te kunnen hebben op de hoeveelheid sporten. Al deze mogelijke verbanden
worden nu bekeken. Van de volgende tabellen zijn steeds grafieken terug te vinden in de
bijlagen.
Als eerste wordt het verband tussen geslacht en de soort sport die kinderen uitoefenen
nagegaan. Jammer genoeg kon hier geen significantietest uitgevoerd worden wegens veel
te veel cellen met een te klein aantal (of geen enkele) respondenten. Omdat ook hier
22
opgaat dat kinderen meerdere sporten uitoefen zijn de frequenties niet van belang maar
de rijpercentages. We bekijken de tabellen.
tabel 24: kruistabel geslacht sport
. badminton basket boogschieten dans
frequentie jongen 107 4 7 1 4
rijpercentage 1,59 2,78 0,40 1,59
frequentie meisje 95 4 0 0 18
rijpercentage 1,69 0,00 0,00 7,63
totaal 202 8 7 1 22
duiken fietsen geen hockey honkbal
frequentie jongen 1 21 1 3 0
rijpercentage 0,40 8,33 0,40 1,19 0,00
frequentie meisje 0 18 0 0 1
rijpercentage 0,00 7,63 0,00 0,00 0,42
totaal 1 39 1 3 1
judo klimmen lopen omnisport paardrijden
frequentie jongen 1 2 18 3 6
rijpercentage 0,40 0,79 7,14 1,19 2,38
frequentie meisje 0 0 14 2 10
rijpercentage 0,00 0,00 5,93 0,85 4,24
totaal 1 2 32 5 16
petanque tafeltennis rollerskaten ropeskipping schaatsen
frequentie jongen 1 2 2 0 1
rijpercentage 0,40 0,79 0,79 0,00 0,40
frequentie meisje 0 0 0 14 3
rijpercentage 0,00 0,00 0,00 5,93 1,27
totaal 1 2 2 14 4
skaten tennis trampoline turnen vissen
frequentie jongen 2 12 1 4 4
rijpercentage 0,79 4,76 0,40 1,59 1,59
frequentie meisje 2 8 5 9 0
rijpercentage 0,85 3,39 2,12 3,81 0,00
totaal 4 20 6 13 4
voetbal volley wandelen zwemmen totaal
frequentie jongen 30 6 1 7 252
rijpercentage 11,90 2,38 0,40 2,78 100%
frequentie meisje 4 11 3 15 236
rijpercentage 1,69 4,66 1,27 6,36 100%
totaal 34 17 4 22 488
23
Uit deze tabel blijkt dat het cliché van jongenssporten-meisjessporten bevestigd
wordt. Beduidend meer meisjes (7,63%) dan jongens (1,59%) doen aan dans, ook rijden
meisjes (4,24%) twee keer zoveel paard als jongens (2,38%). Jongens doen dan weer
meer aan voetbal (11,9%) dan meisjes (1,69%). Enkel meisjes doen aan rope-skipping
(5,93%) daar waar alleen jongens aan basket (2,78%), hockey (1,19%), tafeltennis
(0,79%) en rollerskaten (0,79%). Zwemmen (6,36%) en volleybal (4,66%) zijn dan weer
eerder meisjessporten net als turnen (3,81%) en trampoline (2,21%). Fietsen wordt door
beide groepen ongeveer evenveel beoefend.
Een tweede variabele waarop geslacht een invloed zou kunnen hebben is het
clublidmaatschap. Dat wordt bekeken in de volgende tabel:
tabel 25: kruistabel geslacht lidmaatschap
geen lid lid totaal
frequentie jongen 16 47 63
rijpercentage 25,40 74,60 100%
frequentie meisje 14 45 59
rijpercentage 23,73 76,27 100%
totaal 30 92
Er blijkt niet echt een verschil te bestaan tussen jongens en meisjes in clublidmaatschap.
Steeds is ongeveer ¾ lid van een club en ¼ niet. Ook de chi-kwadraatsignificantietest
wijst uit dat er nagenoeg geen verschil bestaat tussen beide groepen. De p-waarde
bedraagt 0,8307 wat bijna 1 is. Bij een p-waarde van 1 is er sprake van volledige
gelijkheid tussen de groepen, bij p-waarde gelijk aan 0 is er sprake van een totaal verschil
tussen de groepen. Er wordt pas gesproken van een significant verschil tussen de groepen
als de p-waarde kleiner dan 0,2 en liefst kleiner dan 0,1 is. Er bestaat dus geen verschil
tussen jongens en meisjes wat lidmaatschap van een sportclub betreft.
Bastaat er dan wel een verschil tussen jongens en meisjes in hoe vaak ze aan sport
doen? Dat wordt duidelijk in de volgende tabel:
24
tabel 26: kruistabel geslacht hoeveelheid sporten
niet occasioneel elke week
bijna elke dag totaal
frequentie jongen 1 4 24 33 62
rijpercentage 1,61 6,45 38,71 53,23 100%
frequentie meisje 0 7 30 22 59
rijpercentage 0,00 11,86 50,85 37,29 100%
totaal 1 11 54 55
missings= 1
Hier bestaat wel een verschil tussen jongens en meisjes. Iedereen doet veel aan sport
(ekle week of bijna iedere dag) maar meisjes sporten meer iedere week (50,85%) dan
jongens (38,71%) en jongens sporten vaker iedere dag (53,23%) dan meisjes (37,29%).
Ook sporten meisjes vaker occasioneel (11,86%) dan jongens (6,45%). Maar is dit een
significant verschil? Hiertoe werd een fisher’s-exactttest uitgevoerd (en geen chi-
kwadraattest omdat het aantal respondenten in sommige cellen te klein is of nul
bedraagt). De regels betreffende de p-waarde blijven wel gelijk. Hier bedraagt de p-
waarde 0,1650 wat erop duidt dat het verschil significant is op niveau 0,2. Men kan zich
afvragen of dit een afdoend significantieniveau is aangezien de kans dat we de hypothese
van geen verschil verwerpen terwijl deze toch juist is 20% is. Er is dus nog steeds 20%
kans dat er geen significant verschil bestaat tussen jongens en meisjes op vlak van hoe
vaak ze sporten.
Een laatste kruistabel die besproken zal worden, is deze tussen clublidmaatschap en
hoeveelheid sporten.
tabel 27: kruistabel lidmaatschap hoeveelheid sporten
niet occasioneel elke week
bijna elke dag totaal
frequentie geen lid 1 9 12 7 29
rijpercentage 3,45 31,03 41,38 24,14 100%
frequentie lid 0 2 42 48 92
rijpercentage 0,00 2,17 45,65 52,17 100%
totaal 1 11 54 55
missings= 1
Hier blijkt wel een verschil te bestaat tussen lidmaatschap en hoeveelheid sporten. Wie
lid is van een sportclub sport beduidend meer dan wie geen lid is. Een lid sport vaker
bijna elke dag (52,17%) dan een niet-lid (24,14%). Ook sporten leden net iets vaker elke
25
week (45,65%) dan niet-leden (41,38%). Bij de niet-leden wordt dan weer veel meer
occasioneel gesport (31,03%) dan bij de leden (2,17%) en de enige niet-sporter is dus ook
geen lid van een sportclub. Dit verschil blijkt wel significant te zijn en wel op niveau 0,01
(wat een zeer goed significantieniveau is). De p-waarde bedraagt 1,075* 10-5
Dit wijst
erop dat sportclubs dus goed zijn om kinderen aan te zetten tot sporten en vooral tot
regelmatiger sporten. Dit kan allerlei redenen hebben gaande van het plezier van samen te
sporten tot de ongeschreven verplichting om iedere week te moeten gaan (er is tenslotte
voor betaald).
3.2. Doelgroep 2: senioren
Omdat senioren een moeilijk te bereiken doelgroep zijn, zij er slechts 10 enquêtes
ingevuld terug binnengekomen van senioren. Dit is uiteraard een veel te lage respons om
zinnige uitspraken te doen over de hele groep van senioren. Gelukkig is dit jaar ook een
grootscheeps seniorenbehoefteonderzoek gevoerd aan de KULeuven op het departement
sociologie onder leiding van Prof. Dr. Jaak Billiet (2007). Dit onderzoek is gevoerd bij
senioren uit Oud-Heverlee om hun behoeften in kaart te brengen. Hierbij zijn ook
activiteiten en vrijetijdsbesteding bevraagd (Billiet, 2007, p.4). Hierbij werden in totaal
2200 senioren aangeschreven voor het invullen van een gestandaardiseerde enquête. Het
totale responspercentage bedroeg 53,18% en dus 1170 enquêtes. Dit is uiteraard een veel
betere responsgraad dan 10 enquêtes en op deze wijze kunnen wel uitspraken gedaan
worden over een volledige populatie van senioren. Hier zullen we dus werken met de
gegevens uit het seniorenbehoefteonderzoek, aangevuld met illustratieve gegevens van de
10 enquêtes afgenomen bij senioren in het kader van het sportbeleidsplan.
Als eerste zal de steekproef bekeken worden, in verdeling naar geslacht, leeftijd en
gemeente. Vervolgens zal de vrijetijdsbesteding nagegaan worden waarbij specifiek
ingezoomd zal worden op sport en hoe vaak men bepaalde sporten beoefend. Daarna
zullen activiteiten in organisatorisch verband aan bod komen om als laatste de
ondersteuning van het verenigingsleven door de gemeente onder de loep te nemen. Om te
26
eindigen zullen de enquêtes afgenomen in het kader van het sportbeleidsplan gebruikt
worden ter illustratie en aanvulling van de voorgaande gegevens.
3.2.1. Achtergrondkenmerken
In het seniorenbehoefteonderzoek werden heel wat achtergrondkenmerken bevraagd,
voor ons zijn er slechts 3 van belang: geslacht, leeftijd en gemeente waar men woont. Als
eerste zal de verdeling naar geslacht besproken worden.
tabel 28: verdeling naar geslacht
frequentie %
man 562 48,95
vrouw 586 51,05
Bron: Billiet, 2007, p.5
Er is een nagenoeg gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen in deze steekproef. Er
blijken toch ook enkele ontbrekende antwoorden te zijn waardoor het totaal van beide
groepen niet overeenstemt met de totale frequentie. De vrouwen zijn iets meer
vertegenwoordigd wat misschien verklaard kan worden door het feit dat vrouwen langer
leven dan mannen en dus vaker in de oudere leeftijdscohortes voorkomen 5billiet, 2007,
p.5).
Ook de verdeling naar leeftijd werd opgenomen in het onderzoek. We bekijken de
volgende tabel:
tabel 29: verdeling naar leeftijd
frequentie %
60-64 jaar 252 21,86
65-69 jaar 294 25,50
70-74 jaar 241 20,90
75-79 jaar 177 15,35
80-84 jaar 115 9,97
85-89 jaar 57 4,94
90+ 17 1,47
Bron: Billiet, 2007, 6
27
De oudste respondent bleek 97 jaar te zijn en de jongste 60. Ongeveer de helft van de
respondenten was tussen de 60 en de 69 jaar oud (47,36%), de ‘jongere ouderen’ dus. Iets
meer dan een derde van de respondenten is tussen de 70 en 79 jaar en ongeveer 15%
tussen de 80 en 89 jaar. De groep hele ouden (90+) is toch ook vertegenwoordigd door 17
respondenten of 1,47% (Billiet, 2007, p.6). In het seniorenbehoefteonderzoek werd ook
nagegaan of de steekproef representatief is, wat inhoudt dat ze vergelijkbaar is met de
totale bevolking. Dit blijkt het geval te zijn, zowel voor geslacht als voor leeftijd. Enkel
de mannelijke 90-plussers blijken sterk ondervertegenwoordigd te zijn in de steekproef
(Billiet, 2007, pp.7-8).
Een laatste verdeling die wordt bekeken is deze volgens de gemeente waarin ze
wonen. Het gaat hier om de vijf deelgemeenten van de fusiegemeente Oud-Heverlee:
Sint-Joris-Weert, Blanden, Haasrode, Vaalbeek en Oud-Heverlee zelf.
tabel 30: verdeling naar gemeente
frequentie %
Sint-Joris-Weert 197 16,95
Oud-Heverlee 359 30,90
Blanden 261 22,46
Haasrode 307 26,42
Vaalbeek 38 3,27
Bron: Billiet, 2007, p.8
De meeste respondenten blijken te wonen in Oud-Heverlee (30,90%), gevolgd door
Haasrode (26,42%) en daarna Blanden (22,46%). Vaalbeek lijkt misschien
ondervertegenwoordigd (3,27%) maar men moet er rekening mee houden dat deze de
kleinste deelgemeente van de vijf is en bijgevolg ook het minste inwoners telt. ¾ van
deze senioren bleek zelfs al 30 jaar of langer in onze gemeente te wonen (Billiet, 2007,
p.8). Dit maakt natuurlijk dat zij wel een duidelijke kijk zullen hebben op de behoeften en
tekortkomingen van deze gemeente op sportgebied.
28
3.2.2. Vrijetijdsbesteding
In het seniorenbehoefteonderzoek werd ook de vrijetijdsbesteding bevraagd. Volgende
tabellen zijn misschien iets moeilijker te interpreteren. De eerste tabel is een
eendimensionele tabel maar de aantallen en percentages die er gegeven zijn, zijn deze van
het aantal senioren die deze activiteit beoefenen. Vaak beoefenen senioren ook
verschillende activiteiten en waren er dus verschillende antwoorden mogelijk. Daarmee
dat de totale frequentie niet overeenstemt met de frequentie van de steekproef en dat de
totale percentages niet op 100% uitkomen. De tweede tabel is een kruistabel tussen
verschillende activiteiten en hoe vaak men ze beoefend.
Laten we de eerste tabel bekijken waarin nagegaan wordt welke activiteiten senioren
overdag doen. De top vijf van populaire activiteiten is de volgende: tv kijken (71,04%),
huishoudelijke taken (62,43%), tuinieren (59,17%), lezen (55,34%) en wandelen
(53,44%). Hier is dus duidelijk een specifieke sport aanwezig, wandelen staat op de
vijfde plaats van vrijetijdsbesteding bij senioren. Fietsen staat dan weer met 33,36% op
de zevende plaats (na opvang kleinkinderen) en sporten in het algemeen op de 15e plaats
of de derde laatste plaats met 9,90% (Billiet, 2007, p.69).
tabel 31: verdeling naar vrijetijdsactiviteiten
frequentie %
wandelen 614 53,44
fietsen 384 33,36
sporten 114 9,90
lezen 627 55,34
huishoudelijke taken 718 62,43
tv kijken 817 71,04
kaarten 149 12,95
tuinieren 681 59,17
handwerk 235 20,43
betaald werk 15 1,30
cafébezoek 93 8,08
vrijwilligerswerk 117 10,17
op bezoek gaan 295 25,63
kerkhofbezoek 180 15,65
op pc werken 268 23,28
opvang kleinkinderen 398 34,58
telefoneren 231 20,07
internet 248 21,55
Bron: Billiet, 2007, p.69
29
Hoe vaak men bepaalde sportactiviteiten beoefent, vindt u terug in de volgende tabel:
tabel 32: mate waarin men bepaalde activiteiten beoefend (in %)
vaak af en toe zelden nooit
fietsen 25,29 33,40 11,95 29,35
wandelen 43,00 38,76 9,47 8,78
hometrainer 9,27 13,17 11,42 66,13
yoga 2,94 1,62 1,91 93,54
zwemmen 6,08 10,64 14,64 68,65
fitness 5,18 5,02 3,81 86,00
andere 35,40 11,50 3,54 49,56
Bron: Billiet, 2007, p.70
Een overgrote meerderheid geeft aan vaak of af en toe te wandelen (ongeveer 82%) en
een meerderheid gaat ook vaak of af en toe fietsen (58,69%). Daar na blijkt de
hometrainer nog een beetje in trek samen met zwemmen. Ook andere activiteiten (turnen,
tennis, joggen, golf) worden vaak uitgeoefend (35,40%). De gemiddelde senior blijkt dus
nog wel sportief te zijn (Billiet, 2007, p.70). In het volgende deel bekijken we of deze
activiteiten in organisatorisch verband beoefend worden.
3.2.3. Activiteiten in organisatorisch verband
Hier wordt bekeken hoe vaak senioren deelnemen aan activiteiten in organisatorisch
verband, welke activiteiten dat dan zijn en welke activiteiten meer voor hen
georganiseerd zouden moeten worden. Als eerste gaan we na hoe vaak ze activiteiten
uitoefenen in organisatorisch verband. 74,54% blijkt dit vaak te doen en slechts 0,46%
nooit (Billiet, 2007, p.72).
tabel 33: deelname activiteiten in organisatorisch verband
frequentie %
vaak 325 74,54
af en toe 104 23,85
zelden 5 1,15
nooit 2 0,46
Bron: Billiet, 2007, p.72
30
Ook in de volgende tabellen wordt het percentage aangegeven van senioren die de
activiteit uitoefenen of van senioren die het ermee eens zijn dat deze activiteit meer
georganiseerd moet worden. Senioren blijken vooral deel te nemen aan uitstapjes/reizen
in organisatorisch verband (43,46%) en aan culturele activiteiten (34,81%).
Sportactiviteiten staan met 18,46% op de 5e plaats van activiteiten die senioren in
organisatorisch verband beoefenen (Billiet, 2007, p.73).
tabel 34: verdeling van deelname aan activiteiten
frequentie %
geen 93 21,28
hobbywerking 31 7,23
culturele activiteiten 149 34,81
sportactiviteiten 79 18,46
cursussen 84 19,63
uitstapjes/reizen 186 43,46
vrijwilligerswerk 64 14,95
koffietafels 75 17,52
kaartnamiddagen 52 12,15
zangkoor 32 7,48
fanfare 18 4,21
andere 22 5,14
Bron: Billiet, 2007, p.73
Wat senioren nog graag (meer) georganiseerd zouden hebben zijn uiteraard op de eerste
en tweede plaats weeral uitstapjes/reizen en culturele activiteiten. Ook hier staan sporten
op de 5e plaats met 16,46% (Billiet, 2007, p.74).
tabel 35: activiteiten die meer georganiseerd moeten worden
frequentie %
geen 67 16,75
hobbywerking 51 12,91
culturele activiteiten 114 28,86
sportactiviteiten 65 16,46
cursussen 79 20,00
uitstapjes/reizen 125 31,65
vrijwilligerswerk 26 6,58
koffietafels 52 13,16
kaartnamiddagen 48 12,15
zangkoor 19 4,81
fanfare 10 2,53
andere 25 6,33
Bron: Billiet, 2007, p.74
31
Uit deze resultaten blijkt wel dat senioren aan sport doen en dan voornamelijk wandelen
en fietsen. Ze sporten ook in organisatorisch verband en zouden zelfs graag zien dat er
nog meer georganiseerd wordt voor hen op sportgebied. Dat is dus alvast een punt om
mee rekening te houden in het sportbeleidsplan.
3.2.4. Gemeentelijke ondersteuning verenigingsleven
Hierover kunnen we erg kort zijn. De overgrote meerderheid van de senioren (79,56%)
vond dat de gemeente genoeg ondersteuning biedt voor het verenigingsleven van
senioren. Wat wel nog ontbreekt volgens hen, is steun op financieel en logistiek vlak.
Bovendien laat de infrastructuur te wensen over en wordt er te weinig rekening gehouden
met hun leeftijd en mogelijkheden voor minder mobiele mensen (Billiet, 2007, p.74).
Ook hier is dus nog werk weggelegd voor de gemeente.
3.2.5. Illustratie met behulp van enquêtes van het sportbeleidsplan
In dit deel zullen we proberen de vinger te leggen op wat de gemeente dan beter kan doen
(zoals het seniorenbehoefteonderzoek uitwees, kan de gemeente nog heel wat meer doen
voor sportende senioren) door het gebruik van de 10 enquêtes afgenomen in het kader
van het sportbeleidsplan. Zoals al eerder vermeld zijn 10 respondenten te weinig om
echte uitspraken te doen maar het loont wel de moeite om eens na te gaan wat deze
respondenten vinden dat beter kan en waar zij de gebreken van de sportinfrastructuur en
de gemeente situeren. Bovendien werden veel van de enquêtes niet volledig ingevuld
waardoor vele klachten of oplossingen slechts van 1 of twee personen afwezig zullen
zijn. Veralgemeenbaarheid naar de populatie senioren in Oud-Heverlee is dus niet
mogelijk. Concreet houdt dit in dat tabellen en grafieken nutteloos zijn en dat dit deeltje
er meer zal in bestaan de verschillende klachten en vragen van de 10 respondenten te
bundelen.
32
Eerst is het van belang te zeggen dat deze 10 respondenten vooral aan zwemmen of
aqua-gym, curve-ball en petanque doen. Dit weerspiegelt zich dan ook in hun klachten.
Als eerste willen ze graag een zwembad binnen de gemeente en als dat niet kan dan een
georganiseerd goedkoop vervoer van en naar zwembaden buiten de gemeente. Verder zou
ook een overdekte petanque-baan niet slechts zijn om ook in de winter te kunnen spelen.
Alleszins zijn er zitplaatsen naast de bestaande petanque-banen nodig zodat ze kunnen
rusten en moeten de banen properder gehouden worden. Ook meerdere toiletten zouden
handig zijn, evenals het beter toegankelijk maken van de huidige sporthallen voor de
senioren. Ook hier komt het idee van een polyvalente sporthal weer bovendrijven
waarvan ze dan toch zeker een uur per week gebruik willen kunnen maken. Ook
meerdere fietsenstallingen zouden ze appreciëren. Ook het meer bekend maken van
sporten voor senioren en deze vaker organiseren zou op prijs gesteld worden. De hygiëne,
de veiligheid en de infrastructuur zijn over het algemeen (op toiletten en bij sommige
toegankelijkheid na) wel in orden. Enkel de curve-ballspelers zouden beter materiaal op
prijs stellen.
3.3. Doelgroep 3: verenigingen
Een derde doelgroep die bestudeerd zal worden, zijn de sportverenigingen en dan
specifieker de leden van de sportverenigingen binnen de gemeente Oud-Heverlee. Hierbij
werden 87 leden uit verschillende verenigingen bevraagd dus bevat onze steekproef 87
respondenten. Dit is niet bijzonder veel zodat een significante samenhang vaak moeilijk
te berekenen valt. Dit werd opgelost door (wanneer dat mogelijk was) te werken met de
fisher’s exact-test, een significantietest specifiek voor kleine steekproeven.
De enquête afgenomen bij de leden van verenigingen was veel uitgebreider dan deze
afgenomen bij leerlingen. Daartoe zullen zes categorieën van variabelen besproken
worden. De achtergrondkenmerken zullen als eerste besproken worden, waarna we de
sportkenmerken onder de loep nemen. Een derde deel zal gaan over de vereniging en de
clubkenmerken. Ten vierde komen de vragen over informatie aan bod en als vijfde de
vragen over de infrastructuur van de gemeente. Een laatste deel behandelt dan de overige
33
gemeentekenmerken. In een tweede luik komen de kruistabellen en significantietesten
aan bod.
3.3.1. Eendimensionale tabellen
3.3.1.1. Achtergrondkenmerken
In dit deeltje komen de verdelingen naar leeftijd en geslacht aan bod evenals de verdling
van leeftijd naar geslacht. Als eerste bekijken we de tabel die de verdeling naar geslacht
in de steekproef weergeeft:
Tabel 36: verdeling naar geslacht
frequentie %
man 59 67,82
vrouw 28 32,18
missings= 2
Hieruit blijkt dat er in de steekproef duidelijk meer mannen (67,82%) dan vrouwen
(32,18%) aanwezig zijn. Dit is dus een scheve verdeling naar geslacht. Dat houdt in dat
het moeilijk zal zijn om de resultaten van de kruistabellen naar geslacht en de
bijbehorende significantietesten te veralgemenen naar alle mannelijke en vrouwelijke
leden van de bevraagde sportclubs. Toch worden deze ook besproken omdat ze wel een
illustratieve waarde bevatten, ook al zijn ze statistisch niet juist te veralgemenen omdat ze
niet gewogen zijn voor de populatie.
Voor de variabele leeftijd blijkt dat er heel wat leeftijden vertegenwoordigd zijn in
onze steekproef. Zo is de jongeste respondent 13 jaar en de oudste 70 jaar. Voor de
duidelijkheid en om zo goed mogelijke kruistabellen en significantietesten te kunnen
opvragen, werden deze leeftijden in drie categorieën onderverdeeld. De eerste categorie
zijn de 10 tot 29-jarigen, de tweede de 30 tot 49-jarigen en de laatste de 50 tot 70-jarigen.
We bekijken de volgende tabel:
34
Tabel 37: verdeling naar leeftijd
frequentie %
10-29 21 35,00
30-49 18 30,00
50-70 21 35,00
missings= 29
Hieruit blijkt dat leeftijd wel een mooie verdeling vertoond naar leeftijdsgroepen. In
iedere groep bevonden zich 0% tot 35% van de respondenten. Wel moet opgemerkt
worden dat de variabele leeftijd veel missings telt omdat deze vraag niet duidelijk genoeg
naar voren kwam uit de enquête. Dat is iets om in vervolgonderzoeken rekening mee te
houden.
Als laatste wordt de verdeling van leeftijd naar geslacht bekeken.
Tabel 38: kruistabel geslacht*leeftijd
10-29 30-49 50-70 totaal
frequentie man 18 7 15 40
rijpercentage 45,00 17,50 37,50 100%
frequentie vrouw 3 11 6 20
rijpercentage 15,00 55,00 30,00 100%
totaal 21 18 21 60
missings= 29
Wat blijkt is dat de grootste groep vrouwen zich bevindt bij de 30 tot 49-jarigen en de
grootste groep mannen bij de 10 tot 29-jarigen. Dit kan verklaard worden door de soort
clubs die bevraagd zijn en de afdelingen per club waarin deze enquêtes uitgedeeld
werden. Zo zijn er heel wat jonge jongens omdat bij OHL de enquêtes uitgedeeld zijn
onder de jongere afdelingen.
3.3.1.2. Sportkenmerken
Eerst zullen de algemene sportkenmerken bekeken worden zoals welke sport men doet,
hoe vaak men sport, waar men sport en waarom men sport. Vervolgens wordt bekeken of
men al dan niet in clubverband sport en hoe men met de club in contact gekomen is. Als
laatste worden, tevredenheid over de begeleiding en de organisatie besproken.
35
De volgende tabel geeft de verdeling naar soorten sport weer:
Tabel 39: welke sporten beoefent u?
frequentie %
aerobics 1 0,65
badminton 13 8,39
fietsen 47 30,32
fitness 3 1,94
lopen 15 9,68
paardrijden 3 1,94
rolschaatsen 1 0,65
squash 4 2,58
tafeltennis 2 1,29
tennis 9 5,81
turnen 3 1,94
voetbal 24 15,48
volleybal 13 8,39
wandelen 12 7,74
zwemmen 5 3,23
De populairste sport blijkt fietsen te zijn met 30,32%. Daarna volgt voetbal met 15,48%
en op de derde plaats komt lopen met 9,68%. Ook volleybal, wandelen en badminton
blijken populair. Ook hier heeft de populariteit van een sport weer te maken met welke
verenigingen men bevraagd en hoeveel respondenten iedere vereniging telt. Het blijft
opletten geblazen met het veralgemenen van deze gegevens naar alle volwassenen van de
gemeente Oud-Heverlee. Ook moet hier, net zoals bij de kinderen, opgemerkt worden dat
één respondent vaak meerdere sporten beoefend.
In de volgende tabellen wordt bekeken hoeveel keer per week en hoeveel uur deze
sporten beoefend worden.
Tabel 40: hoe dikwijls sport u?
frequentie %
niet 0 0,00
occasioneel 7 8,05
elke week 40 45,98
(bijna) elke dag 40 45,98
missings= 2
36
Tabel 41: hoeveel uur sport je per week?
frequentie %
minder dan 1 uur 3 3,45
tussen 1 en 2 uur 7 8,05
tussen 2 en 4 uur 24 27,59
tussen 4 en 8 uur 27 31,03
meer dan 8 uur 26 29,89
missings= 2
De overgrote meerderheid sport elke week (45,98%) of bijna elke dag (45,98%).
Daarenboven wordt ook vaak meer dan 2 uur gesport per week. Wanneer we de
kruistabel bekijken tussen hoe vaak men per week sport en hoeveel uur dan blijkt ook dat
wie veel sport per week ook vaak veel uren per week sport en dat wie occasioneel sport
vaak veel minder uren per week sport. Dit is zelfs een sterk significant verschil, gemeten
met de fisher’s exact-test waarbij de p-waarde minder dan 0,05 bedroeg dus er is een zeer
sterk positief significant verband tussen hoe vaak men sport per week en hoeveel uur men
dan sport per week.
Tabel 42: kruistabel hoe vaak sport je*hoeveel uur sport je
minder dan
1 uur tussen 1 en
2 uur tussen 2 en
4 uur tussen 4 en
8 uur meer dan
8 uur totaal
frequentie niet 0 0 0 0 0 0
rijpercentage 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00%
frequentie occasioneel 2 4 1 0 0 7
rijpercentage 28,57 57,14 14,29 0,00 0,00 100%
frequentie elke week 1 3 22 13 1 40
rijpercentage 2,50 7,50 55,00 32,50 2,50 100%
frequentie (bijna) elke dag 0 0 1 14 25 40
rijpercentage 0,00 0,00 2,50 35,00 62,50 100%
totaal 3 7 24 27 26 87
missings= 2
Ook werd de vraag gesteld of men nog meer aan sport zou willen doen. 59,21% zou
graag nog vaker aan sport doen. Dit is net iets meer dan de helft.
tabel 43: wil je nog meer sporten?
frequentie %
nee 31 40,79
ja 45 59,21
missings= 13
37
Ook de redenen waarom men aan sport doet, zijn interessant om even na te gaan. Ook
hier geven respondenten vaak verschillende redenen op:
tabel 44: verdeling naar redenen om te sporten
frequentie %
gewichtsverlies 16 7,96
verlossing van stress en spanning 34 16,92
voor het plezier 74 36,82
om de gezondheid te verbeteren 33 16,42
om vaardigheden te leren 21 10,45
om mensen te ontmoeten 23 11,44
omdat het moet 0 0,00
De populairste reden om te sporten blijkt voor het plezier te zijn (36,82%) en vervolgens
om verlost te raken van stress en spanning (16,92%). Op de derde plaats sport men om de
gezondheid te verbeteren (16,42%). Geen enkele respondent sport omdat hij of zij dat
moet. Dat is erg positief.
Nu we al weten welke sporten men doet, hoe vaak en om welke reden is het
interessant om te kijken naar de plaatsen waar men gaat sporten. Hier werd een
opsplitsing gemaakt tussen betalende sporten en niet betalende sporten. Ook hier blijken
respondenten vaak op verschillende plaatsen aan betalende en/of niet-betalende sporten te
doen. We kijken naar de volgende tabellen:
Tabel 45: waar sport je bij betalende sporten?
frequentie %
afgehuurde zaal of terrein 24 58,54
zwembad 8 19,51
fitness 8 19,51
andere 1 2,44
missings= 48
tabel 46: waar sport je bij niet-betalende sporten?
frequentie %
bos/park 38 36,54
openbare weg 42 40,38
vrije sportaccomodatie 24 23,08
andere 0 0,00
missings= 48
38
Bij betalende sporten blijkt een afgehuurde zaal of terrein de populairste plaats om te
sporten (58,54%). Met anderen worden voornamelijk de manege, de velden van OHL en
de tennisvelden bedoeld. Bij niet-betalende sporten zijn de openbare weg (40,38%) en het
bos of het park (36,54%) het populairst. Dit kan overeenstemmen met het feit dat fietsen
en lopen (vaak toch niet-betalende sporten), de populairste sporten, geen echte
accommodatie vereisen.
Ook loont het de moeite te kijken op welke wijze respondenten sporten: doen ze dit
alleen, in een club of met vrienden/gezin? Ook hier geldt weer dat respondenten op
meerdere wijzen aan sport doen.
tabel 47: hoe beoefent u deze sporten?
frequentie %
individueel 19 14,84
met gezin of vrienden 22 17,19
recreatief 57 44,53
competitief 24 18,75
fitness 6 4,69
Het merendeel van de respondenten sport op de eerste plaats in een recreatieve sportclub
(44,53%). Dit strookt met het feit dat een groot deel van de respondenten ook
voornamelijk voor het plezier sport. Daarna volgt sporten in een competitieve club
(18,75%). Op een derde plaats komt dan sporten met het gezin of met vrienden (17,19%).
Als de meerderheid van deze respondenten op de eerste plaats in een club sport,
moeten we nagaan hoeveel respondenten precies lid zijn van zo een club. Aangezien de
enquêtes bij sportverenigingen zijn afgenomen, vermoeden we dat het overgrote deel van
de respondenten lid zal zijn van een sportclub.
tabel 48: verdeling naar clublidmaatschap
frequentie %
geen lid 9 10,34
lid 78 89,66
missings= 2
De overgrote meerderheid van de respondenten (89,66%) is lid van een sportclub, hetzij
recreatief, hetzij competitief, hetzij beiden.
39
Hoe komen respondenten nu in contact met een sportclub? Dat blijkt uit deze tabel:
tabel 49: hoe ben je in contact gekomen met de sportclub?
frequentie %
familie/vrienden 50 84,75
school 6 10,17
internet 0 0,00
gemeente 0 0,00
brochures/folders 3 5,08
missings= 30
De meerderheid is via familie of vrienden in contact gekomen met zijn of haar sportclub
(84,75%). Voor de rest vormen ook school (10,17%) en folders (5,08%) een bron van
informatie. Wat opvalt, is dat geen enkele respondent aangeeft via de gemeente in contact
gekomen te zijn met de sportclub. Hieraan kan de gemeente dus zeker nog werken. Er
blijken ook 30 missings te zijn wat inhoudt dat respondenten ook vaak via andere wegen
in contact zijn gekomen met hun sportclub. Voor sommige respondenten was dat via een
scout, anderen zijn zelf een stichter van de sportclub en weer anderen zijn op festiviteiten
van de sportclub zelf ermee in contact gekomen.
Nu we weten dat de overgrote meerderheid lid is van een sportclub, kunnen we
kenmerken van de club zelf nagaan. In het volgende deeltje wordt dieper ingegaan op
algemene clubkenmerken maar hier komen alvast de tevredenheid over de begeleiding en
de organisatie aan bod:
tabel 50: tevredenheid over begeleiding
frequentie %
nee 1 1,27
ja 78 98,73
missings= 10
tabel 51: tevredenheid over de organisatie
frequentie %
nee 2 2,60
ja 75 97,40
missings= 12
Bijna alle respondenten blijken tevreden over zowel de begeleiding (98,73%) als de
organisatie (97,40%). In het volgende deel komen de echte clubkenmerken aan bod.
40
3.3.1.3. Clubkenmerken
In dit deel worden algemene clubkenmerken besproken zoals welke clubs bevraagd zijn,
het ledenaantal van deze clubs, welke sport ze aanbieden, of ze tot een federatie behoren,
of ze financiële ondersteuning krijgen,… Als eerste wordt gekeken naar hoeveel
respondenten van welke club bevraagd zijn.
tabel 52: verdeling naar sportclubs
frequentie %
blavasport 16 21,62
fietsclub 1 1,35
lenig en sportief 1 1,35
manege meerdaalhof 3 4,05
natuurvrienden Haasrode 11 14,86
OHL 24 32,43
SVK 3 4,05
TCM 6 8,11
VC Haasrode 2 2,70
Wevok SJW 2 2,70
WTC Blanden 5 6,76
missings= 4
Er komen heel wat verschillende clubs uit de gemeente aan bod. Voornamelijk bij OHL
(32,4%), blavasport (21,62%) en natuurvrienden Haasrode (14,86%) zijn de meeste
respondenten bevraagd. Uit de fietsclub en lenig en sportief is maar 1 respondent
bevraagd en kunnen de gegevens niet geverifieerd worden aan antwoorden van andere
respondenten. Ook moet gekeken worden naar welke sport beoefend wordt in welke club.
Bij SVK en blavasport worden alle soorten sport beoefend, zij vallen dan ook onder
omnisport. Hierbij werden fietsen, wandelen, volleybal en badminton erg vaak genoemd.
De fietsclub en WTC Blanden zijn uiteraard fietsclubs, lenig en sportief is een turnclub,
OHL doet aan voetbal, VC Haasrode en Wevok SJW zijn beide volleybalclubs, TCM is
een tennisclub en manege Meerdael doet uiteraard aan paardrijden. Het aanbod van
blavasport, de fietsclub, lenig en sportief, natuurvrienden Haasrode, SVK en WTC
Blanden wordt louter recreatief genoemd. Dat van manege Meerdael, TCM en VC
41
haasrode schommelt op de grens tussen recreatief en competitief. Wevok SWJ is dan
weer enkel competitief en OHL balanceert dan weer tussen competitief en topsport.
Ook het ledenaantal van de clubs is belangrijk. Er werd daarvoor een onderverdeling
gemaakt tussen kleine clubs met minder dan 300 leden, middelgrote clubs met een
ledenaantal tussen de 300 en de 600 en grote clubs met meer dan 600 leden.
tabel 53: verdeling naar grootte sportclub
frequentie %
klein 53 59,55
middelmatig 21 23,60
groot 15 16,85
De meeste respondenten zijn lid van een kleine sportclub (59,55%). Deze zijn blavasport,
de fietsclub, lenig en sportief, natuurvrienden Haasrode, SVK, VC Haasrode n WTC
Blanden. OHL en TCM zijn middelgrote club, waarvan 23,60% van de respondenten lid
zijn en manege Meerdael is een grote club waarvan 16,85% van de respondenten lid zijn.
Zijn deze clubs aangesloten bij grotere sportfederaties? De fietsclub, lenig en sportief
en WTC Blanden zijn niet aangesloten bij grotere federaties. Blavasport is aangesloten
bij GSF, manege Meerdael bij VLP, natuurvrienden Haasrode en SVK bij de wielerbond,
OHL bij de KBVB, TCM bij het VTV en VC Haasrode en Wevok SJW bij de VVE. Het
merendeel van de bevraagde sportclubs is dus aangesloten bij een federatie. Wat ook
blijkt is dat, hoewel bijna alle clubs aangesloten zijn bij een federatie, de middelgrote en
grote clubs allemaal aangesloten zijn bij een federatie en de kleine clubs niet allemaal.
Dit is een significant verschil op niveau 0,01 (p-waarde= 0,0056).
tabel 54: kruistabel grootte club*lid van een federatie
nee ja totaal
frequentie klein 9 27 36
Rijpercentage 25,00 75,00 100%
frequentie middelmatig 0 21 21
rijpercentage 0,00 100,00 100%
frequentie groot 0 15 15
rijpercentage 0,00 100,00 100%
totaal 9 63 72
missings= 17
42
Van belang is ook of deze federatie al dan niet erkend is door BLOSO, het BOIC of een
internationale federatie. Wat blijkt is dat dat het geval is bij iedere sportclub die al
aangesloten is bij een federatie.
Ook werd nagegaan of begeleiders van de sportclub al dan niet een cursus daarvoor
gevold hebben. Dit bleek wel hert geval te zijn bij de fietsclub, lenig en sportief, manege
Meerdael, OHL, TCM, VC Haasrode en Wevok SJW. Daar hadden alle begeleiders een
trainingscursus gevolgd. Bij blavasport hebben de begeleiders geen cursus gevolgd. Ze
hebben echter wel een diploma LO of een diploma kleuterleidster met
bewegingsopvoeding nodig. Bij natuurvrienden Haasrode vinden ze dan weer dat zo een
trainerscursus niet nodig is omdat ze enkel een recreatieve club zijn. Wat ook opvalt, is
dat het weer voornamelijk de grote clubs zijn die hun begeleiders trainingscursussen laten
volgen. Er is een duidelijk significant verschil op niveau 0,01 (p-waarde < 0,0001).
tabel 55: kruistabel grootte club*begeleidingscursussen
nee ja totaal
frequentie klein 31 5 36
rijpercentage 86,11 13,89 100%
frequentie middelmatig 2 13 15
rijpercentage 13,33 86,67 100%
frequentie groot 0 15 15
rijpercentage 0,00 100,00 100%
totaal 33 33 66
missings= 23
Verder werd ook nagegaan of de clubs financiële ondersteuning krijgen. Dit bleek het
geval voor iedere club behalve voor WTC Blanden. Lenig en sportief had hier geen
antwoordmogelijkheid aangeduid. De financiële ondersteuning die ze dan ontvangen is
nogal verschillen. Bij blavasport krijgen ze vooral ondersteuning vanuit de federatie en
de gemeente, bij de manege Meerdael enkel vanuit de federatie. De natuurvrienden
Haasrode ontvangen vooral geld van sponsoring net als SVK. OHL krijgt zowel geld van
sponsoring als van de gemeente en de federatie. TCM krijgt geld vanuit de gemeente en
vanuit sponsoring net als VC Haasrode en Wevok SJW. Ook hier bleek er weer een
verband te bestaan tussen grootte van de club en al dan niet financiële steun ontvangen.
Voornamelijk de grote clubs ontvangen financiële steun, de kleinere vaker niet. Dit
verband was jammer genoeg niet significant (p-waarde= 0,2305).
43
tabel 56: grootte club*financiële ondersteuning
nee ja totaal
frequentie klein 7 33 40
rijpercentage 17,50 82,50 100%
frequentie middelmatig 1 18 18
rijpercentage 5,26 94,74 100%
frequentie groot 0 14 14
rijpercentage 0,00 100,00 100%
totaal 8 65 73
missings= 5
Ook de soort financiële steun die ze krijgen hangt af van de grootte van de club. Grote
clubs halen vooral geld uit sponsoring, Kleine clubs eerder uit de federatie of de
gemeente en middelgrote clubs uit de gemeente en van sponsoring. Hier bestaat er wel
een significant verschil op niveau 0,01 (p-waarde= 0,0015).
tabel 57: grootte club*welke soort financiële ondersteuning
geld van de gemeente sponsoring
geld van de federatie
andere bronnen totaal
frequentie klein 19 15 16 1 51
rijpercentage 37,25 29,41 31,37 1,96 100%
frequentie middelmatig 8 8 0 2 18
rijpercentage 44,44 44,44 0,00 11,11 100%
frequentie groot 2 12 2 0 16
rijpercentage 12,50 75,00 12,50 0,00 100%
totaal 29 35 18 3 85
Ondanks deze grote verschillen in inkomen, beweerden alle clubs een gezonde club te
zijn hoewel voor blavasport en Wevok SJW de accommodatie toch wat beter kan.
Als laatste zullen we nog even nagaan welke verwachtingen men van een club heeft:
44
tabel 58: verwachtingen van een sportclub
frequentie %
bijleren 13 32,50
goed materiaal 1 2,50
goede fietsroutes 2 5,00
goede organisatie 5 12,50
goede sfeer 10 25,00
goede trainers 1 2,50
kwaliteit 1 2,50
nieuwe initiatieven 1 2,50
rekening houden met ieders mogelijkheden 1 2,50
sociaal contact 4 10,00
vriendschap 1 2,50
missings= 38
De twee belangrijkste verwachtingen zijn bijleren (32,50%) en een goede sfeer (25%).
Ook deze verwachtingen zijn gerelateerd de soort club waartoe de respondenten behoren.
Bij OHL is de verwachting duidelijk om bij te leren, terwijl bij de natuurvrienden
Haasrode en WTC Blanden verwacht wordt dat de nadruk eerder ligt op een goede sfeer
en een goede organisatie. Andere clubs hebben een minder eenduidig
verwachtingspatroon. Ook hier hangt de verwachting van de respondent samen met de
grootte van de club. Van grote clubs verwacht men vooral bij te leren. In kleine clubs
gaat men eerder voor de goede sfeer en de vriendschap. Her speelt ook goede organisatie
een grote rol. De middelgrote clubs schipperen tussen bijleren en sociaal contact. Ook
hier kan gesproken worden van een significant verschil op niveau 0,01 (p-waarde <
0,0001).
3.3.1.4. Informatie en initiatieven
In dit deel van de bespreken van de resultaten van verenigingen zal het voornamelijk
gaan over of men voldoende informatie krijgt over sport en dergelijke in de gemeente,
aan welke initiatieven men deelneemt en op welke wijze men graag nog geïnformeerd
zou worden. We beginnen met de algemene vraag: vindt u dat u voldoende geïnformeerd
bent over sport in de gemeente?
45
tabel 59: bent u voldoende geïnformeerd over sport in uw gemeente?
frequentie %
nee 45 54,88
ja 37 45,12
missings= 7
Wat blijkt is dat de meerderheid (54,88%) vindt dat ze niet genoeg geïnformeerd zijn
over sport in de gemeente. Men zou graag nog informatie krijgen over de verschillende
sportmogelijkheden in de gemeente, over sportevenementen, over de prijzen, over waar
en wanneer er aan sport gedaan wordt,…
Nu is het ook van belang te kijken naar welke soort informatie men wel of niet
genoeg krijgt. Daarom wordt de algemene term sport opgesplitst in sportinitiatieven,
sportdagen, fietsroutes, sportclubs en andere initiatieven. Deze tabellen worden nu
bekeken:
tabel 60: bent u voldoende geïnformeerd over sportinitiatieven?
frequentie %
nee 44 55,00
ja 36 45,00
missings= 9
tabel 61: bent u voldoende geïnformeerd over sportdagen?
frequentie %
nee 44 61,11
ja 28 38,89
missings= 17
tabel 62: bent u voldoende geïnformeerd over fietsroutes?
frequentie %
nee 47 60,26
ja 31 39,74
missings= 11
tabel 63: bent u voldoende geïnformeerd over sportclubs?
frequentie %
nee 31 41,89
ja 43 58,11
missings= 15
46
tabel 64: bent u voldoende geïnformeerd over andere initiatieven?
frequentie %
nee 32 78,05
ja 9 21,95
missings= 48
De meerderheid van de respondenten vinden dat ze over alles niet goed geïnformeerd
zijn, behalve over sportclubs, daar zegt 58,11% toch genoeg informatie over te
ontvangen. Dit is slechts een klein beetje meer dan de helft, wat ons ertoe leidt de
conclusie te trekken dat de gemeente nog heel wat werk te verzetten heeft op het vlak van
mensen informeren over sport in de gemeente. Wanneer trouwens dezelfde vraag over
sportclubs verderop in de vragenlijst nog eens terugkomt onder de vorm “bent u
voldoende geïnformeerd over bestaande sportclubs in de gemeente?” blijkt dat nu nog
maar 42,35% van de respondenten vindt dat hij of zijn hierover voldoende geïnformeerd
is. Dit kan verklaard worden doordat het aantal missings tussen de twee vragen gedaald is
van 15 naar 4 ontbrekende antwoorden. De 11 respondenten die op de eerste vraag niet en
op de tweede vraag wel geantwoord hebben, maken hier duidelijk het verschil uit tussen
voldoende geïnformeerd zijn of niet voldoende geïnformeerd zijn. Ook voor
sportinitiatieven werd een soortgelijke vraag opnieuw gesteld verderop in de enquête:
“bent u voldoende geïnformeerd over sportinitiatieven georganiseerd in onze gemeente?”.
Ook hier bleek het aantal respondenten dat ja antwoordde gedaald van 45% naar 39,02%.
Ook hier daalde het aantal ontbrekende antwoorden van 9 naar 7 respondenten.
De respondenten vinden dus duidelijk dat ze niet voldoende geïnformeerd zijn over
sport in de gemeente. Daartoe werd dan ook gevraagd op welke manier ze graag
geïnformeerd zouden worden. Dat leverde volgende resultaten op:
Tabel 65: hoe wil je informatie krijgen?
frequentie %
via een algemene informatiesessie 2 1,37
via een digitale nieuwsbrief 15 10,27
via e-mail 38 26,03
via folders/brochures 28 19,18
via het gemeentelijke infoblad 54 36,99
via de krant 9 6,16
47
Ook hier gaven respondenten verschillende mogelijkheden als antwoord waardoor te
totale frequentie van deze tabel niet overeenstemt met de bestaande steekproef. Daarom
zijn vooral de percentages van belang. Het liefst willen mensen dus langs verschillende
kanalen geïnformeerd worden. Daarbij is het gemeentelijke infoblad met 36,99% de
populairste wijze om geïnformeerd te raken. Daarna volgt e-mail met 26,03% en op een
derde plaats staan folders en brochures met 19,18%. Een algemene informatiesessie blijkt
hier het minst populair te zijn met 1,37%.
Een laatste puntje dat hierin besproken zal worden is of de gemeente genoeg
initiatieven organiseert en of men al dan niet aan deze initiatieven deelneemt. Eerst zullen
we kijken naar hoeveel respondenten aan deze initiatieven deelneemt.
tabel 66: neemt u deel aan sportinitiatieven?
frequentie %
nee 50 71,43
ja 20 28,57
missings= 19
Wat blijkt is dat slechts 28,57% van de respondenten deelneemt aan sportinitiatieven
in de gemeente. Ze nemen dan vooral deel aan clubevenementen, de voetbal, de bosloop,
de volleybal, de sportdag voor 55plussers en de fietstochten. Maar 71,43% neemt dus niet
deel aan de initiatieven. Ze nemen niet deel omwille van het feit dat ze geen informatie
hierover ontvangen en/of omwille van tijdsgebrek. De eerste reden werd echter twee keer
zoveel aangehaald als de tweede. Dit wijst er nogmaals op dat er beter geïnformeerd zou
moeten worden van de gemeente uit. Andere redenen om niet deel te nemen waren het
slechte tijdstip waarop deze initiatieven georganiseerd worden, het heeft geen
toegevoegde waarde of het zijn geen initiatieven in de juiste sport. Toch vindt net 51,47%
dat er genoeg initiatieven binnen de gemeente georganiseerd worden.
tabel 67: worden er genoeg initiatieven georganiseerd binnen de gemeente?
frequentie %
nee 33 48,53
ja 35 51,47
missings= 21
48
Wat nog ontbreekt volgens de respondenten is een start-to-run programma, fitness en
aerobics, fietsroutes en –tochten, yoga en activiteiten over de deelgemeentes heen.
Hieruit kunnen we dus concluderen dat de gemeente wel net genoeg (maar het kan altijd
beter) initiatieven organiseert maar de bevolking daarover niet genoeg informeert.
3.3.1.5. Gemeentelijke infrastructuur
In dit onderdeel wordt de gemeentelijke infrastructuur onder de loep genomen. Er wordt
gekeken naar hoe vaak deze gebruikt wordt, wat er beter kan qua materiaal, veiligheid en
hygiëne. Ook de parkeermogelijkheden worden bekeken. Maar laten we als eerste kijken
of men gebruikt maakt van de infrastructuur en waarom (niet)?
tabel 68: maakt u gebruik van de aanwezige sportinfrastructuur in de gemeente?
frequentie %
nee 33 37,93
ja 54 62,07
missings= 2
Wat blijkt is dat 62,07% of 54 respondenten wel degelijk gebruik maakt van de
aanwezige sportinfrastructuur. Dat is toch een meerderheid. Laten we eens kijken van
welke mogelijkheden men dan gebruik maakt:
tabel 69: indien ja, waarvan?
frequentie %
manege 3 6,38
ohl 14 29,79
ontmoetingscentrum SJW 13 17,66
sporthal 4 8,51
sporthal Blanden 3 6,38
sporthal Haasrode 1 2,13
tennisveld 6 12,77
volleybalveld 3 6,38
missings= 7
Het meeste worden de velden van OHL gebruikt en het ontmoetingscentrum SJW, dat is
logisch aangezien een groot deel van de respondenten voetballen bij OHL of volleybal
49
spelen of badminton in SWJ. Ook de tennisvelden worden frequent gebruikt. Maar wat
zijn nu de redenen om de aanwezige infrastructuur niet te gebruiken? Ook hier gaven
respondenten vaak meer dan 1 reden op:
tabel 70: indien nee, waarom niet?
frequentie %
ik doe niet aan sport 0 0,00
ik sport in een andere gemeente 13 40,63
ik heb geen sportinfrastructuur nodig om te sporten 19 59,38
De meerderheid (59,38%) heeft gewoon geen infrastructuur nodig om te sporten. Er mag
aangenomen worden dat het hier dan vooral gaat om de fietsers, de wandelaars en de
lopers. Verder doen sommigen ook aan sport in een andere gemeente. Dit zal dan opgaan
voor de sporten die de gemeente Oud-Heverlee niet aanbiedt. Misschien is het wel
mogelijk om dit sportaanbod te verbreden met bijvoorbeeld fitness, zwemmen,
tafeltennis, rolschaatsen, squash,…
Nu gaan we kijken naar wat respondenten dan vinden van de gemeentelijke
sportinfrastructuur. Deze werd eerst algemeen bevraagd op beschikbare ruimte,
bereikbaarheid, toegankelijkheid en tarieven. Verder wordt dieper ingegaan op het
materiaal, de veiligheid, de kleedkamers, het sanitair, de hygiëne en de
parkeermogelijkheden. Maar eerst de algemene kenmerken:
tabel 71: wat vindt u van de beschikbare ruimte?
frequentie %
slecht 15 21,43
matig 13 18,57
goed 42 60,00
missings= 19
tabel 72: wat vindt u van de bereikbaarheid?
frequentie %
slecht 3 4,62
matig 8 12,31
goed 54 83,08
missings= 24
50
tabel 73: wat vindt u van de toegankelijkheid?
frequentie %
slecht 3 4,62
matig 12 18,46
goed 50 76,92
missings= 24
tabel 74: wat vindt u van de tarieven?
frequentie %
slecht 3 5,66
matig 13 24,53
goed 37 69,81
missings= 36
Over het algemeen vindt de meerderheid de bereikbaarheid, de beschikbare ruimte, de
toegankelijkheid en de tarieven goed. De beschikbare ruimte wordt echter nog door
21,43% slecht gevonden. Een grotere sporthal of meerdere sportzalen zijn dus geen
overbodige luxe. Ook uit de opmerkingen blijkt dat er een tekort aan ruimte is. Zo wil
men meer ruimte voor badminton, een sporthal in de deelgemeente Oud-Heverlee, meer
velden, een polyvalente sporthal. Verder wordt opgemerkt dat er nood is aan gordijnen in
de sporthal van Sint-Joris-Weert, dat de voetbal teveel aandacht krijgt en dat er wel wat
meer gepoetst mag worden.
Laten we nu dieper ingaan op specifieke delen van de infrastructuur, om te beginnen
het materiaal:
tabel 75: is er voldoende materiaal?
frequentie %
nee 18 33,96
ja 35 66,04
missings= 36
66,04% vindt dat er voldoende materiaal aanwezig is, hoewel wel vaak opgemerkt wordt
dat dit om materiaal van de club zelf gaat. Ook vinden sommigen dat er niet voldoende
materiaal is of dat dit materiaal versleten is en vervangen moet worden. Daarom werd
ook de vraag gesteld naar de staat van het materiaal:
51
tabel 76: hoe is de staat van het materiaal?
frequentie %
slecht 5 9,43
matig 15 28,30
goed 33 62,26
missings= 36
Ondanks de vorige opmerkingen wordt de staat van het materiaal door meer dan 9/10 van
de respondenten matig tot goed bevonden. Ook hier maakte men weer vaak de opmerking
dat het om materiaal van de club zelf ging. Misschien moet de gemeente dan toch maar
investeren in meer materiaal voor clubs en het huidige materiaal herstellen of vervangen.
Ook de veiligheid van de accommodatie en het materiaal is volgens 76,27% van de
respondenten in orde.
tabel 78: is er voldoende veiligheid gegarandeerd van accommodatie en materiaal?
frequentie %
nee 14 23,73
ja 45 76,27
missings= 30
Opmerkingen hier gaan vooral over het gevaar voor fietsers door een gebrek aan en
slechte staat van fietspaden en oversteekplaatsen voor fietsers. Ook de sportzaal van
Blanden wordt als onveilig beschouwd door loshangende lampen en bedrading. Ook
regent het er binnen. Het onderhoud moet over het algemeen beter en aandacht voor
brandveiligheid en duidelijk aangeduide nooduitgangen in alle zalen is een must.
Een vierde deeltje zal gaan over de kleedkamers, het sanitair en de hygiëne van de
accommodatie. 68,25% vindt dat er genoeg kleedkamers zijn.
tabel 78: zijn er genoeg kleedkamers?
frequentie %
nee 20 31,75
ja 43 68,25
missings= 25
Over de staat van de kleedkamers zijn de meningen eerder verdeeld. Slechts 40,32%
vindt dat ze in goede staat zijn, 30,65% vindt dat ze in een matige staat zijn en zelfs
29,03% vindt dat ze in slechte staat zijn.
52
tabel 79: hoe is de staat van de kleedkamers?
frequentie %
slecht 18 29,03
matig 19 30,65
goed 25 40,32
missings= 27
Er worden opmerkingen gemaakt als meer poetsen, vuile kleedkamers, schimmels op de
muren, onhygiënisch en oude kleedkamers. Het vaker poetsen en eventueel opknappen
van de kleedkamers lijkt dus nodig. Wat het sanitair betreft zijn de respondenten wel
tevreden. 86,36% vindt namelijk dat er voldoende wc’s aanwezig zijn.
tabel 80: zijn er genoeg wc's?
frequentie %
nee 9 13,64
ja 57 86,36
missings= 23
Maar of dat alles hygiënisch is? De respondenten vinden alvast van niet. De meerderheid
(53,85%) vindt dat de hygiëne slecht is.
tabel 81: is het voldoende hygiënisch?
frequentie %
nee 35 53,85
ja 30 46,15
missings= 24
Vaak gemaakte opmerkingen zijn meer poetsen, vuil sanitair, versleten accommodatie,
geen toiletpapier en geen handdoek of handdroger. Op het vlak van hygiëne kan er dus
duidelijk heel wat beter. Vaker poetsen is absoluut nodig en ook mogen oude delen wel
vervangen worden.
Als laatste worden de parkeermogelijkheden bekeken. Daarvoor is het belangrijk te
weten waarvan de respondenten vooral gebruik maken. Dat wordt duidelijk in de
volgende tabel:
53
tabel 82: van welke parkeermogelijkheid maakt u gebruik?
frequentie %
autoparking 65 90,28
de (brom)fietsstalling 7 9,72
andere 0 0,00
missings= 17
De overgrote meerderheid maakt gebruik van de autoparking (90,28%). Toch komt 1 op
10 met de (brom)fiets. Er wordt over het algemeen niet geklaagd over het aantal
parkeerplaatsen. 84,72% vindt dat er voldoende parkeergelegenheid is voor deauto.
tabel 83: is er voldoende parkeergelegenheid?
frequentie %
nee 11 15,28
ja 61 84,72
missings= 17
Enkel aan de sporthallen van Haasrode en Blanden zou volgens sommigen nog wat meer
parkeergelegenheid mogen zijn. Toch is nagenoeg iedereen wel van mening dat hun auto
daar veilig staat. Maar liefst 97,14% vindt dat de auto veilig staat. Slechts 2 respondenten
vinden van niet.
tabel 84: vindt u dat uw wagen er veilig staat?
frequentie %
nee 2 2,86
ja 68 97,14
missings= 19
Over het aantal fietsenstallingen zijn respondenten het minder eens. Ook hier vindt nog
steeds de meerderheid (80%) dat er voldoende stallingen zijn maar 20% zou toch graag
meer fietsenrekken zien aan sporthallen. Hierbij wordt ook weer voornamelijk gedacht
aan de sporthallen in Haasrode en Blanden.
tabel 85: zijn er voldoende fietsenrekken?
frequentie %
nee 13 20,00
ja 52 80,00
missings= 24
54
Toch mag gezegd worden dat de respondenten over het algemeen erg tevreden zijn over
de parkeeraccommodatie.
3.3.1.6. Gemeentekenmerken
In dit laatste deel van eendimensionale tabellen worden de overige gemeentekenmerken
bekeken. Zo wordt gekeken wat de gemeente beter kan doen volgens de respondenten, of
de gemeentelijke sportdienst en de sportraad wel voldoende gekend zijn en of men
genoeg inspraak heeft. Ook enkele algemene opmerkingen horen hier thuis. In de
volgende tabel zijn alle suggesties gebundeld over wat de gemeente mogelijks beter zou
kunnen doen:
tabel 86: wat kan de gemeente beter doen?
frequentie %
aerobics 1 0.83
afgesloten fietsmogelijkheid 1 0.83
atletiekpiste 2 1.65
badmintonterreinen 6 4.96
beachvolleybalterreinn 2 1.65
betere verluchting 1 0.83
fietsschool voor kinderen 1 0.83
finse piste 2 1.65
fitness 9 7.44
instappremie van sporten 1 0.83
kunstgras 23 19.01
meer bergruimte in Blanden 1 0.83
meer fietspaden 1 0.83
meer mogelijkheden voor kinderen en kleuters 1 0.83
meer sportzalen 2 1.65
meer terreinen buiten 3 2.48
open sporthal 3 2.48
overdekte tennisvelden 2 1.65
petanquebaan 2 1.65
polyvalente sporthal 33 27.28
skipiste 1 0.83
speelplein 1 0.83
squash 2 1.65
tennisveld 2 1.65
teveel aandacht voor voetbal 1 0.83
zwembad 15 12.40
55
Als eerste valt ook weer op dat mensen verschillende suggesties doen. Dit mag niet
verwonderen omdat deze tabel een samenvoegen is van verscheidene vragen uit de
vragenlijst. Helemaal bovenaan op de verlanglijst staat een polyvalente sporthal
(27,28%), daarna volgt kunstgras voor de voetbalvelden met 19,01% (uiteraard vooral
aangevraagd door leden van OHL) en op de derde plaats wil men graag een zwembad
(12,4%). Ook fitnessruimte en extra badmintonterreinen zouden welkom zijn. Het lijkt
dus voor de gemeente zeker een optie om een polyvalente sporthal te bouwen met
verschillende zalen waar extra ruimte is voor bestaande verscheidene sporten en
mogelijkheid tot nieuwe sporten zoals fitness, eventueel zwemmen (wat moeilijk lijkt
omwille van het grote budget dat een zwembad vraagt), squash, turnen en dergelijke.
Indien we deze resultaten combineren met deze van de kinderen zou een polyvalente
sporthal met daarnaast een groot speelplein met skatepark, basketbal- en
beachvolleybalveld een mogelijkheid zijn om heel veel wensen te combineren. Uiteraard
mag ook niet uit het oog verloren worden dat kinderen meer dan 1 speelterrein willen en
zou een grasplein met eventueel een beetje sportaccommodatie in iedere deelgemeente
zeker niet slecht zijn. Al deze wensen moeten uiteraard bekeken worden in het licht van
het budget en de ruimte die de gemeente ter beschikking heeft.
Verder werd ook geïnformeerd naar de bekendheid van de gemeentelijke sportdienst
en de sportraad. Beiden blijken door net iets meer dan de helft gekend te zijn.
tabel 87: kent u de gemeentelijke sportdienst?
frequentie %
nee 42 49.41
ja 43 50.59
missings= 4
tabel 88: kent u de gemeentelijke sportraad?
frequentie %
nee 34 39.53
ja 52 60.47
missings= 3
Toch is dit geen reden tot juichen. Bij een bevraging van leden van sportverenigingen
zouden de twee grote sportorganen van de gemeente toch wat meer bekendheid mogen
hebben. Zeggen dat ongeveer ½ deze diensten kent is net zo goed zeggen dat ½ deze
56
diensten niet kent. Een streefdoel lijkt toch wel dat ongeveer 2/3 van de respondenten al
gehoord zou hebben van deze diensten. Wanneer we kijken naar de vraag of mensen
genoeg geïnformeerd zijn over deze diensten, blijkt dat zelfs meer dan 2/3 van de
respondenten vindt dat ze er niet voldoende over geïnformeerd zijn.
tabel 89: bent u voldoende geïnformeerd over het werk van de gemeentelijke sportdienst?
frequentie %
nee 61 73.49
ja 22 26.51
missings= 6
tabel 90: bent u voldoende geïnformeerd over het werk van de gemeentelijke sportraad?
frequentie %
nee 66 78.57
ja 18 21.43
missings= 5
Uit deze resultaten blijkt dat, ondanks dat er in de gemeente wel een goed werkende
sportdienst en een goede sportraad bestaan, deze niet optimaal gebruikt kunnen worden
omdat ze niet voldoende gekend zijn bij de bevolking. Ook hieruit blijkt andermaal dat de
gemeente zijn inwoners veel meer moet informeren over wat ze allemaal in huis hebben.
De gemeente heeft veel troeven in handen, enkel het uitspelen ontbreekt.
Ook op het vlak van inspraak kan het nog heel wat beter. Maar liefst 67,86% vindt dat
ze niet genoeg inspraak hebben op sportgebied.
tabel 91: heeft u voldoende mogelijkheid tot inspraak in de sport en het sportbeleid?
frequentie %
nee 38 67.86
ja 18 2.14
missings= 33
Indien men zegt wel inspraak te hebben dat gebeurt dit volgens de respondenten door zelf
mee te werken in clubs en zo, door folders, door de keuzemogelijkheden, door
vergaderingen en via de club zelf. De sportraad wordt hier slechts door 2 respondenten
van de 10 respondenten aangegeven als een middel tot inspraak. En is het niet die
sportraad die in het leven geroepen is om inwoners en sporters meer inspraak te geven in
het sportbeleid? Ook hier blijkt weeral dat mensen hierover niet genoeg geïnformeerd
57
zijn en zelfs de juiste functie ervan niet kennen. Respondenten die vinden dat ze te weinig
inspraak hebben, opperden volgende oplossingen: een grote algemene vergadering met
geïnteresseerden, deze enquête is een goede manier om wensen te achterhalen, een forum
op het internet (wat erg haalbaar lijkt), raadpleging van sportclubs via de sportraad,
kleinere infosessies,…
Als laatste zullen enkele algemene opmerkingen besproken worden. Een vaak
gehoord verwijt aan de gemeente is dat vooral de voetbal (en soms worden ook de
volleybal en tennis in één adem genoemd) aandacht en geld krijgt, de andere sporten niet.
Dat kan duidelijk beter, ook andere sportclubs mogen het gevoel hebben dat ze meetellen.
Verder vinden ook vel respondenten het belangrijk dat begeleiders een opleiding of
cursus volgen die de gemeente eventueel kan aanbieden (in de eventuele polyvalente
sporthal kunnen hiervoor vergader/leslokalen) voorzien worden). Meer hygiëne en
poetsen zouden nogmaals op prijs gesteld worden. Een laatste opmerking houdt nog in
dat men graag een voltijdse sportfunctionaris in de gemeente zou hebben.
3.3.2. Tweedimensionale kruistabellen
In dit deel wordt nagegaan in hoeverre sommige resultaten beïnvloed zijn door
achtergrondkenmerken als geslacht en leeftijd. In wetenschappelijk onderzoek wordt
hiervoor altijd gecontroleerd bij relevante variabelen. Dat zullen we ook hier trachten te
doen. Zo is het bijvoorbeeld aannemelijk dat mannen en vrouwen niet evenveel dezelfde
sport uitoefenen. Ook naar leftijd kan dit verschillen. Verder zullen nog andere
kenmerken, zoals redenen om te sport, clublidmaatschap, informatieverspreiding en
sommige infrastructuurkenmerken in relatie tot geslacht en leeftijd bekeken worden.
Hierbij zal ook, wanneer dat mogelijk is, een significantietest opgevraagd worden die ons
weergeeft of het gaat om een significant verschil tussen mannen of vrouwen of
verschillende leeftijdscategorieën. Toch moet benadrukt worden dat in een kleine
steekproef, zoals onze steekproef, deze significantietesten moeilijk uit te voeren zijn.
Daartoe hebben we gebruik gemaakt van de fisher’s exact-test, speciaal ontworpen voor
kleinere populaties. Deze test werkt echter enkel voor tabellen met niet al te veel
58
verschillende cellen. Bijgevolg is er niet voor iedere kruistabel een significantietest
berekend kunnen worden. Hier worden eerst de eventuele verschillen naar geslacht
bekeken, dan deze naar leeftijd.
3.3.2.1. Kruistabellen naar geslacht
Om te beginnen, kijken we naar welke sporten mannen uitoefenen en welke sporten
vrouwen. Jammer genoeg kon hier, omwille van het grote aantal cellen in de tabel, niet
nagegaan worden of dit om een significant verschil gaat. Toch kunnen er wel enkele
verschillen uitgehaald worden.
tabel 92: kruistabel geslacht sport
aerobics badminton fietsen fitness lopen
frequentie man 0 8 34 2 9
rijpercentage 0 7.92 33.66 1.98 8.91
frequentie vrouw 1 5 13 1 6
rijpercentage 1.85 9.26 24.07 1.85 11.11
totaal 1 13 47 3 15
paardrijden tafeltennis rolschaatsen squash tennis
frequentie man 1 2 0 3 6
rijpercentage 0.99 1.98 0 2.97 5.94
frequentie vrouw 2 0 1 1 3
rijpercentage 3.7 0 1.85 1.85 5.56
totaal 1 2 1 4 9
turnen voetbal volleybal wandelen zwemmen
frequentie man 0 24 6 4 2
rijpercentage 0 23.76 5.94 3.96 1.98
frequentie vrouw 0 0 7 8 3
rijpercentage 5.56 0 12.96 14.81 5.56
totaal 3 24 1 12 5
Wat duidelijk mag zijn, is dat enkel mannen aan voetbal en tafeltennis doen, terwijl
aerobics, turnen en rolschaatsen weer uitsluitend door vrouwen wordt beoefend.
Wandelen wordt dan weer meer door vrouwen gedaan dan door mannen en voor fietsen
geldt het omgekeerde. Volleybal, zwemmen, badminton, paardrijden en lopen zijn eerder
59
sporten die door vrouwen worden beoefend, daar waar mannen meer aan squash doen.
Tennis en fitness worden ongeveer door evenveel mannen als vrouwen beoefend.
Als de sporten tussen mannen en vrouwen verschillen, zouden ook de redenen
waarom mannen en vrouwen aan sport doen wel eens kunnen verschillen.
tabel 93: kruistabel geslacht*redenen om te sporten
gewichtsverlies voor de gezondheid vaardigheden
leren mensen te leren
kennen
frequentie man 7 24 20 17
rijpercentage 4,96 17,02 14,18 12,06
frequentie vrouw 9 9 1 6
rijpercentage 15,00 15,00 1,67 10,00
totaal 16 33 21 23
voor het plezier tegen stress en
spanning het moest totaal
frequentie man 52 21 0 141
rijpercentage 36,88 14,89 0,00 100%
frequentie vrouw 22 13 0 60
rijpercentage 36,67 21,67 0,00 100%
totaal 74 34 0 201
Hier is ook een duidelijk verschil waarneembaar. Vrouwen doen veel meer aan sport om
gewicht te verliezen en tegen de stress en spanning dan mannen. Mannen willen dan weer
vaker bijleren dan vrouwen. Voor de gezondheid, om mensen te leren kennen en voor het
plezier zijn redenen die ongeveer evenveel door mannen als door vrouwen genoemd
worden. Het blijkt hier inderdaad te gaan om een significant verschil tussen mannen en
vrouwen. De p-waarde dan 0,05 (0,023) en dat geeft een significant verschil.
Ook hoe vaak mannen en vrouwen aan sport doen kan verschillen. In de volgende
tabel zie je dat vrouwen meestal elke week sporten waar mannen bijna elke dag sporten.
tabel 94: kruistabel geslacht*hoe vaak sport u?
niet occassioneel elke week
(bijna) elke dag totaal
frequentie man 0 2 33 59
rijpercentage 0 5.08 38.98 55.93 100%
frequentie vrouw 0 4 17 7 28
rijpercentage 0 14.29 60.71 25 100%
totaal 0 7 40 40 87
missings= 2
60
Ook hier kon een significantietest berekend worden die uitwees dat dit verschil
significant is op niveau 0,05 (p-waarde= 0,0147).
Als laatste werd de kruistabel tussen geslacht en lid van een sportclub opgevraagd:
tabel 95: kruistabel geslacht*lid sportclub
geen lid lid totaal
frequentie man 3 56 59
rijpercentage 5.08 94.92 100%
frequentie vrouw 6 22 28
rijpercentage 21.43 78.57 100%
totaal 9 78 87
missings=2
Ook hier blijkt dat mannen veel vaker lid zijn van een sportclub hoewel er van beide
geslachten steeds meer dan 2/3 lid is van een sportclub. Ook hier gaat het om een
significant verschil op niveau 0,05 (p-waarde= 0,0282).
3.3.2.2. Kruistabellen naar leeftijd
In dit deel worden de kruistabellen voor leeftijd bekeken. Dezelfde variabelen als bij
geslacht worden nu ook gecontroleerd voor leeftijd samen met enkele nieuwe variabelen
zoals hoe men informatie wil ontvangen, van welke sportclub men lid is en enkele
kenmerken van de sportinfrastructuur. Ook hier beginnen we met de soort sport te
controleren voor leeftijd.
tabel 96: kruistabel leeftijd* welke sport
aerobics badminton fietsen fitness lopen
frequentie 10-29 0 0 8 0 2
rijpercentage 0 0 22.86 0 5.71
frequentie 30-49 1 1 13 2 7
rijpercentage 2.50 2.50 32.50 5,00 17.50
frequentie 50-70 0 5 15 0 5
rijpercentage 0 13.16 39.47 0 13.16
totaal 1 6 36 2 14
61
paardrijden tafeltennis rolschaatsen squash tennis
frequentie 10-29 0 2 0 1 1
rijpercentage 0 5.71 0 2.86 2.86
frequentie 30-49 1 0 0 1 2
rijpercentage 2.50 0 0 2.50 5,00
frequentie 50-70 1 0 0 1 4
rijpercentage 2.63 0 0 2.63 10.50
totaal 2 2 0 3 7
turnen voetbal volleybal wandelen zwemmen
frequentie 10-29 0 16 3 0 2
rijpercentage 0 45.71 8.57 0 5.71
frequentie 30-49 2 1 2 4 3
rijpercentage 5 2.5 5 10 7.5
frequentie 50-70 1 0 2 4 0
rijpercentage 2.63 0 5.26 10.53 0
totaal 3 17 7 8 5
missings= 42
Wat blijkt is dat vooral tafeltennis en voetbal uitgeoefend worden door de jongeren.
Verder zijn aerobics en fitness duidelijk meer beoefend in de middelste leeftijdscategorie.
Verder is ook zwemmen eerder een sport voor de twee eerste categorieën daar waar
badminton, lopen, paardrijden, turnen en wandelen veeleer door de twee laatste
categorieën beoefend worden. Het aantal mensen dat tennis speelt stijgt ook met het
ouder worden. Fietsen, squash en volleybal zijn sporten die door iedere leeftijdsgroep
ongeveer evenveel beoefend worden. Ook hier kon geen significantietest berekend
worden wegens het te grote aantal cellen.
Ook de redenen waarom men aan sport doet, verschillen naar leeftijd.
tabel 97: kruistabel leeftijd*redenen om te sporten
gewichtsverlies voor de gezondheid vaardigheden
leren mensen te leren
kennen
frequentie 10-29 1 2 13 2
rijpercentage 2,33 4,65 30,23 4,65
frequentie 30-49 8 8 1 4
rijpercentage 17,78 17,78 2,22 8,89
frequentie 50-70 3 13 2 12
rijpercentage 5,66 24,53 3,77 22,64
totaal 12 23 16 18
62
frequentie 10-29 voor het plezier tegen stress en
spanning het moest totaal
rijpercentage 19 6 0 43
frequentie 30-49 44,19 13,95 0,00 100%
rijpercentage 13 11 0 45
frequentie 50-70 28,89 24,44 0,00 100%
rijpercentage 18 5 0 53
totaal 33,96 9,43 0,00 100%
50 22 0 141
missings= 60
Jongeren doen vooral aan sport om iets bij t leren daar waar ouderen veeleer sporten om
gezond te blijven en mensen te leren kennen. De middengroep sport vooral om gewicht te
verliezen en om stress en spanning tegen te gaan (logisch want in deze groep bevinden
zich waarschijnlijk de meeste werkende mensen). Iedereen sport voor zijn plezier. Ook
hier kon een significantietest jammer genoeg niet berekend worden.
Ook is er een verschil naar leeftijd in hoe vaak men sport. Jongeren sporten meestal
bijna elke dag terwijl ouderen en de middengroep eerder elke week sporten.
tabel 98: kruistabel leeftijd*hoe vaak sport u?
niet occassioneel elke week
(bijna) elke dag totaal
frequentie 10-29 0 0 2 19 21
rijpercentage 0 0 9.52 90.48 100%
frequentie 30-49 0 2 12 4 18
rijpercentage 0 11.11 66.67 22.2 100%
frequentie 50-70 0 2 11 8 21
rijpercentage 0 9.52 52.38 38.1 100%
totaal 0 4 25 31 60
missings= 29
Hier gaat het wel degelijk om een significant verschil op niveau 0,05 (p-waarde <
0,00007466).
Ook wordt nagegaan of er een verschil is in lidmaatschap naar leeftijd.
63
tabel 99: kruistabel leeftijd*lid sportclub
geen lid lid totaal
frequentie 10-29 0 21 21
rijpercentage 0 100 100%
frequentie 30-49 4 14 18
rijpercentage 22.2 77.78 100%
frequentie 50-70 3 18 21
rijpercentage 14.29 85.71 100%
totaal 7 53 60
missings=29
Wat blijkt is dat alle jongeren lid zijn van een sportclub terwijl er bij de middengroep en
de ouderen wel een aantal mensen geen lid zijn. Ook hier gaat het om een significant
verschil maar wel op niveau 0,1 (wat een slechter significant verschil is dan op niveau
0,05 maar toch nog voldoende significant) met en p-waarde van 0,07. Nu we weten dat
ouderen minder vaak lid zijn, is het logisch te denken dat er ook een verschil in leeftijd is
naar soort sportclub waar men lid van is. Er bestaan misschien clubs die eerder jongeren
en clubs die eerder ouderen aantrekken.
tabel 100: kruistabel leeftijd*welke sportclub
blavasport fietsclub lenig en sportief
manege meerdaal
natuurvrienden Haasrode
frequentie 10-29 0 0 0 0 1
rijpercentage 0 0 0 0 4.76
frequentie 30-49 2 1 1 1 6
rijpercentage 15.38 7.69 7.69 7.69 46.15
frequentie 50-70 4 0 0 1 4
rijpercentage 22.2 0 0 5.56 2.22
totaal 6 1 1 2 11
OHL SVK TCM VC Haarsrode Wevok SJW
frequentie 10-29 16 0 1 2 1
rijpercentage 76.19 0 4.76 9.52 4.76
frequentie 30-49 1 0 1 0 0
rijpercentage 7.69 0 7.69 0 0
frequentie 50-70 0 1 0 0 1
rijpercentage 0 5.56 16.67 0 5.56
totaal 17 1 5 2 2
Wat opvalt is dat VC Haasrode en OHL veeleer jongeren tot hun leden tellen terwijl de
andere vooral de middengroep en ouderen als leden hebben. Vooral SVK telt alleen
oudere leden. Enkel Wevok SJW maakt hierop een uitzondering door zowel jongeren als
64
ouderen maar niemand van de middengroep tot hun leden te rekenen. Ook hier gaat het
om een significant verschil op niveau 0,05 (p-waarde < 0,00000003).
Met alle nieuwe technologie die voorhanden is, kan de gemeente moeilijk
achterblijven bij het informeren van bewoners over sportinitiatieven. Voor oudere
mensen is het werken met deze nieuwe technologieën als internet en e-mail echter niet zo
evident. Daarom wordt hier ook nagegaan of er een verschil is in hoe men informatie wil
ontvangen naar leeftijd.
Tabel 101: kruistabel leeftijd*hoe wil je informatie krijgen?
via algemene
informatiesessie via digitale nieuwsbrief
via e-mail
via folders/brochures
frequentie 10-29 1 1 9 4
rijpercentage 3,70 3,70 33,33 14,81
frequentie 30-49 1 4 9 6
rijpercentage 2,78 11,11 25,00 16,67
frequentie 50-70 0 2 7 9
rijpercentage 0,00 5,26 18,42 23,68
totaal 2 7 25 19
via gemeentelijke infoblad via de krant totaal
frequentie 10-29 8 4 27
rijpercentage 29,63 14,81 100%
frequentie 30-49 13 3 36
rijpercentage 36,11 8,33 100%
frequentie 50-70 19 1 38
rijpercentage 50,00 2,63 100%
totaal 40 8 101
missings= 45
Hier blijkt echter niet veel verschil te zijn, ook ouderen willen via e-mail en een digitale
nieuwsbrief op de hoogte gehouden worden, al zijn deze mogelijkheden wat minder
populair dan bij de jongeren of de middengroep. De helft van de ouderen wil wel het
liefst via het gemeentelijke infoblad geïnformeerd liggen, dat percentage ligt bij de
andere groepen toch wat lager. Omdat er niet echt sprake is van een verschil, is dit
verschil natuurlijk ook niet significant want de p-waarde bedraagt veel meer dan 0,05 of
0,1 namelijk 0,4626.
Als laatste worden enkele kenmerken van de sportinfrastructuur bekeken in functie
van leeftijd. Men kan zich voorstellen dat oudere mensen wel wat vaker hinder
65
ondervinden van de beschikbare ruimte of de toegankelijkheid, daar waar jongeren
misschien meer problemen hebben met de tarieven. Dat wordt in de volgende tabellen
bekeken:
tabel 102: leeftijd*sportinfrastructuur beschikbare ruimte
slecht matig goed totaal
frequentie 10-29 1 1 18 20
rijpercentage 5 5 90 100%
frequentie 30-49 4 5 4 13
rijpercentage 30.77 38.46 30.77 100%
frequentie 50-70 3 6 5 14
rijpercentage 21.43 42.86 35.71 100%
totaal 8 12 27 47
missings= 42
Voor de beschikbare ruimte zijn het vooral de jongeren die tevreden zijn. De ouderen en
vooral de middengroep vinden dat er absoluut ruimte voor verbetering is. Hier is dan ook
sprake van een significant verschil op niveau 0,05 (p-waarde= 0,0014)
tabel 103: leeftijd*sportinfrastructuur bereikbaarheid
slecht matig goed totaal
frequentie 10-29 0 3 17 20
rijpercentage 0 15 85 100%
frequentie 30-49 1 2 6 9
rijpercentage 11.11 22.22 66.67 100%
frequentie 50-70 1 0 13 14
rijpercentage 7.14 0 92.86 100%
totaal 2 5 36 43
missings= 46
Wat de bereikbaarheid betreft, is ook weer voornamelijk de middengroep ontevreden. De
jongeren hebben geen probleem met de bereikbaarheid en ook voor de meeste ouderen
vormt dit geen probleem. Misschien komt dit verschil doordat in de middengroep
waarschijnlijk de meeste ouders van jonge kinderen zitten die graag alles zo dicht
mogelijk bij huis doen om zo sneller thuis te zijn om voor hun kinderen te kunnen
zorgen. Dit is echter maar een wilde gok want hier ontbreekt het ons aan informatie. Dit
verschil is dan ook niet significant op niveau 0,05 of zelfs 0,1 (wel op niveau 0,2 maar
dat zegt ons wat minder). De p-waarde bedraagt 0,1647.
66
tabel 104: leeftijd*sportinfrastructuur toegankelijkheid
slecht matig goed totaal
frequentie 10-29 0 5 15 20
rijpercentage 0 25 75 100%
frequentie 30-49 1 2 5 9
rijpercentage 11.11 33.33 55.56 100%
frequentie 50-70 1 1 12 14
rijpercentage 7.14 7.14 85.71 100%
totaal 2 9 32 43
missings= 46
Waar men zou denken dat de toegankelijkheid van de infrastructuur vooral voor ouderen
een probleem zou zijn, is dit weeral veel meer het geval bij de middengroep. Slechts 2
oudere respondenten vinden deze matig of slecht terwijl dat bij de middengroep 4
respondenten zijn. Dit verschil is echter niet significant (p-waarde= 0,2067).
tabel 105: leeftijd*sportinfrastructuur tarieven
slecht matig goed totaal
frequentie 10-29 0 7 10 17
rijpercentage 0 41.18 58.82 100%
frequentie 30-49 1 1 7 9
rijpercentage 11.11 11.11 77.78 100%
frequentie 50-70 0 2 9 11
rijpercentage 0 18.18 81.82 100%
totaal 1 10 26 37
missings= 52
Ook in deze tabel is het weer de middengroep die het minst tevreden is over de tarieven.
Toch zegt bijna de helft van de jongeren de tarieven maar matig te vinden. Ook hier is
geen sprake van een significant verschil (p-waarde= 0,1963).
3.4. Doelgroep 4: bevoorrechte personen
In dit laatste deel van de analyses gaan we dieper in op wat vier bevoorrechte personen
vinden over sport in de gemeente. Bevoorrechte personen werden niet meteen bekeken
als bekende personen maar eerder als personen die in het dagelijkse leven meer dan
gemiddeld geconfronteerd worden met de sport(infrastructuur) van de gemeente. Er
werden een licentiaat LO en conservator van het Sportimonium te Hofstade, een
67
leerkracht 6e leerjaar en veelvuldig vrijetijdssporter, een turnleerkracht en een
bestuurslid van de seniorenraad en het netwerk van ondernemende senioren geselecteerd.
Deze werden bevraagd over de sportinfrastructuur van de gemeente, de informatie-
doorstroom, de sportacties, het doelgroepenbeleid en het sportaanbod.
Uit deze bevraging komt eigenlijk weinig nieuws. Hierin wordt nogmaals benadrukt
wat de kinderen, senioren en leden van verenigingen reeds aanbrachten, zij het soms met
meer haalbaarheid. Zo wordt er benadrukt dat de infrastructuur van de sportzaal in
Haasrode en de terreinen rond vaak slecht onderhouden zijn (voornamelijk het sanitair)
en versleten. Ook meer verluchtingsmogelijkheden en meer opbergruimte in iedere
sportzaal is een must. Speelpleinen voor kinderen in de verschillende deelgemeenten zijn
ook echt nodig net als een grote centrale sporthal met verschillende zalen die kan dienen
als uitvalsbasis voor de clubs.
Over de informatieverspreiding is men duidelijk: het gemeentelijk infoblad is een
noodzakelijke maar niet voldoende bron van info. Als eerste moet de communicatie
tussen verenigingen en de redactie van het infoblad beter zodat er meer accurate
berichtgeving over de sportactiviteiten kan plaatsvinden. Verder zouden ook een website
met aankondigingen van activiteiten, een eventuele mailinglijst, een maandaffiche met
alle activiteiten goede aanvullende bronnen va informatie kunnen zijn.
Ook vindt men een dienst die jeugd, cultuur en sport deel te weinig. Een voltijdse
sportfunctionaris zou handig zijn, die dan samen met een bekende en vlot werkende
sportraad, de link kan zijn voor communicatie tussen de clubs en de gemeente.
Wat het doelgroepenbeleid betreft, is een ‘sport voor allen’-idee de beste uitvalsbasis,
met nadruk op de jeugd. Ook voor kansarmen en mindervaliden moet de drempel naar de
mogelijkheid tot sporten omlaag. Dit kan door bij de bouw van de nieuwe sporthal
volledig rekening te houden met de mindervaliden en alle infrastructuur op hen af te
stemmen. Voor kansarmen moet de gemeente en niet de clubs tussenkomen. Er moet dus
gestreefd worden naar een inclusief beleid. Topsport ondersteunen lijkt dan nu weer
overbodig omdat de gemeente niet groot is en deze taak weggelegd is voor andere
instituten zoals federaties. De gemeente moet zich vooral richten op recreatiesport.
68
Een laatste punt is dat er voor trainers en begeleiders toch een soort diploma zou
moeten bestaan of dat de gemeente ten minste de cursussen vanuit de federaties moet
promoten en stimuleren.
69
4. Conclusie
Na de analyse van deze gegevens kunnen conclusies gemaakt worden die vier delen van
het sportbeleid beslaan: sportinfrastructuur, sportaanbod, sportbeleid en
informatieverspreiding. Deze conclusies zullen nu één voor één besproken worden.
Wat de sportinfrastructuur betreft blijkt dat er bovenal nood is aan twee verschillende
dingen. Als eerste kan de hygiëne van alle bestaande sporthallen beter. Het sanitair is er
vaak vuil, het materiaal of de zaal zelf versleten en in sommige gevallen worden de
veiligheid en de gezondheid bedreigd door loshangende bedrading en schimmel. Dit kan
opgelost worden door op regelmatige basis een poetsploeg langs alle sporthallen van de
gemeente te sturen, een onderhoudspersoon aan te stellen die versleten materiaal kan
vervangen, onveiligheden en vuil kan melden en klachten van sporters kan ontvangen.
Een tweede punt dat sterk naar boven kwam is de nood aan een polyvalente sporthal met
speelplein erlangs waar verschillende sporten (ook nieuwe sporten als skaten op een
skateplein, basketbal, tafeltennis, hockey, judo,…) kunnen uitgeoefend worden. Deze
polyvalente sporthal zou ook ruimte kunnen bieden aan vergader- en/of leslokalen waar
trainerscursussen kunnen doorgaan, waar de sportraad kan samenkomen, waar clubs
kunnen vergaderen,… Enkel een speelplein aan deze polyvalente porthal is niet genoeg.
Wanneer er 1 groot speelplein (met skatepark en basketbalveld) aan de polyvalente
sporthal gelegen zou zijn (zoals in de Sportoase te Leuven) en steeds 1 klein speelplein
per deelgemeente zou dit het sociaal contact en de sportmogelijkheden voor de kinderen
bevorderen. Deze nieuwe infrastructuur moet uiteraard goed onderhouden worden en zo
gebouwd zijn dat ze voor iedereen gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar is
(bijvoorbeeld in het centrum van Oud-Heverlee).
Een tweede besluit heeft te maken met het vorige namelijk dat het sportaanbod
binnen de gemeente verbreed zou moeten worden. Mensen gaan nog te vak buiten de
gemeente sporten voor sporten ie hier ook kunnen zoals judo, tafeltennis, basket, dans,…
Dit zou bevorderd kunnen worden bij de bouw van een polyvalente sporthal waar
misschien ruimte komt voor squash en fitness en andere sporten. Velen willen ook graag
een zwembad binnen de gemeente maar dat lijkt onhaalbaar. De senioren opperden dan
ook het voorstel van een gezamenlijke pendeldienst van en naar het zwembad te Leuven.
70
Misschien kan hiervoor een soort schoolbus ingelegd worden op vaste tijdstippen in de
week. Dat lijkt alvast meer haalbaar dan een zwembad in de gemeente zelf.
Een derde conclusie gaat over het sportbeleid binnen de gemeente. Dat staat nog niet
op punt. Velen vinden dat er te weinig aandacht wordt besteed aan sport en inspraak in
het sportbeleid. Een voltijdse sportfunctionaris zou dit euvel kunnen verhelpen door een
rechtstreekse communicatielijn te zijn tussen de verenigingen en sporters en de gemeente.
Deze zou zich ook meer kunnen toespitsten op het organiseren van sportactiviteiten
binnen de gemeente die toegankelijk zijn voor iedereen. Verder heeft de gemeente wel
troeven als een sportrad en sportdienst in handen maar deze zijn lang niet genoeg bekend
bij de mensen en ze weten bijgevolg ook niet hoe ze deze kunnen gebruiken om hun
inspraak te bevorderen. Deze diensten meer bekendheid geven is dus een dringende taak
voor de gemeente.
Een laatste conclusie heeft te maken met de informatieverspreiding. Al eerste moet er
een beter contact zijn tussenclubs en de gemeente om allerlei activiteiten beter op elkaar
te kunnen afstemmen en er ruchtbaarheid aan te geven. Mensen vinden het gemeentelijke
infoblad een goede bron voor informatie, zeker de senioren, maar ook nieuwe
technologieën zoals het internet moeten gebruikt worden door middel van e-mail en
forums. Er wordt ook voorgesteld een maandelijkse affiche of maandbad te verspreiden
waarin alle gemeentelijke activiteiten voor de maand vermeld staan. Wat
informatieverspreiding betreft kan het dus nog heel wat beter.
Laten deze vier punten dan ook de uitvalsbasis zijn voor het nieuwe sportbeleid van
de gemeente. Deze enquêtes geven weer wat de (sportende) inwoners graag willen, het
lijkt niet meer dan logisch om hier in het beleid in de mate van het mogelijke rekening
mee te houden. Wanneer er enkele wijzigingen zijn doorgevoerd, lijkt het raadzaam
opnieuw zulke vragenlijsten af te nemen om te kijken of de gemeente op sportvlak
positief of negatief geëvalueerd is. Tenslotte zijn de inwoners van de gemeente de
belangrijkste graadmeter voor de effectiviteit van het beleid.
71
Referenties
Billiet, J., Cincinnato, S. & Vanherwegen, D. (2007). Seniorenbehoefteonderzoek: Oud-
Heverlee 2006-2007. Leuven: KULeuven, Departement Sociologie.
Billiet, J., & Waege, H. (2003). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-
wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
72
Bijlagen
Bijlage 1. Grafieken van de kruistabellen doelgroep scholen
hoeveelheid sporten in functie van geslacht
0
5
10
15
20
25
30
35
niet occasioneel elke week bijna elke dag
jongen
meisje
clublidmaatschap in functie van geslacht
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
geen lid lid
jongen
meisje
73
hoeveelheid sporten naar lidmaatschap
0
10
20
30
40
50
60
niet occasioneel elke week bijna elke dag
geen lid
lid
74
Bijlage 2. Grafieken van kruistabellen doelgroep verenigingen
leeftijd naar geslacht
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
10-29 30-49 50-70
man
vrouw
hoeveelheid sporten naar geslacht
0
5
10
15
20
25
30
35
niet occassioneel elke week (bijna) elke dag
man
vrouw
75
lidmaatschap naar geslacht
0
10
20
30
40
50
60
geen lid lid
man
vrouw
hoeveelheid sporten naar leeftijd
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
niet occassioneel elke week (bijna) elke dag
10-29
30-49
50-70
76
lidmaatschap naar leeftijd
0
5
10
15
20
25
geen lid lid
10-29
30-49
50-70
Confrontatiematrix: gemeentelijke sportinfrastructuur
KANS
K1: Extra subsidies door decreet “sport voor allen” K2: Aanleg openluchtsportinfrastructuur (looppiste, tennisveld, basketterrein,…) K3: Braakliggende terreinen (welke zonering) K4: Middelen ter beschikking door Vlaams sportinfrastructuurplan K5: Beter onderhoud van de zalen onder meer door een onderhoudsfirma K6: Meer controle op onderhoud K7: Redelijke tarieven voor de inwoners voor gebruik van de te bouwen polyvalente sporthal K8: Goede zwembaden in de buurt (Leuven) K9: Meerjarenplanning infrastructuur in sportbeleidsplan
BEDREIGING
B1:Kostprijs bijkomende sportinfrastructuur (polyvalente sporthal) B2: Samenwerking met Leuven kan leiden tot vermindering tennisleden in Oud-Heverlee B3: Kostprijs kunstgrasvelden en openluchtinfrastructuur B4: Teveel appartementen (volgens kinderen) weinig plaats voor speelplein B5: Kostprijs en praktische realisatie en bijkomende opbergruimte B6: Redelijke tarieven zijn misschien niet haalbaar voor gebruik van de te bouwen polyvalente sporthal B7: Strenge regelgeving ivm hygiëne
STERKTE
S1: Goede volleybalzaal in Haasrode S2: Polyvalente zalen op verschillende locaties S3: Geschikte infrastructuur voor curve bowl S4: Oud-Heverlee heeft goed onderhouden voetbal- en tennisvelden S5:Voldoende infrastructuur voor paardrijden S6: Scholen krijgen jaarlijks een budget om materiaal aan te schaffen S7: Goede logistieke ondersteuning van de gemeente S8: Goed reservatiesysteem S9: Goede bezettingsgraad sportinfrastructuur S10: Sanitair aanwezig S11: Lokalen gratis ter beschikking stellen voor doelgroepen S12: Andere gebruikers betalen enkel energiekosten S13: Alle accommodaties zijn vlot bereikbaar met eigen vervoermiddelen S14: Voldoende parkeermogelijkheden HA-OH S15: Technische dienst gemeente is inschakelbaar
S11/12-K9: tarieven voor sportclubs behouden S11/12-K7: gulden middenweg vinden als de nieuwe hal er is
S11-B6 bestaande tarieven vooral voor clubs te verdedigen S11-B6: de tarieven niet te hoog maken voor verenigingen
ZWAKTE
Z1: Te kort aan (controle op) onderhoud Z2: Gebrek aan specifieke sportaccommodatie (skateplein, beachvolley, atletiek, judo, tafeltennis, basket…) Z3: Geen overdekte tennishal Z4: Zwembad wordt gemist Z5:Kleine sport- en speelpleinen ontbreken Z6: Fit-o-meter wordt verwaarloosd Z7: Tekort aan petanquebanen Z8: Te hoge bezettingsgraad voetbalvelden Z9: Gebrek aan (afsluitbare) opbergruimte Z10: Gemeente heeft tekort aan beschikbaar sportmateriaal (curvebowls) Z11: Herstellingen duren veel te lang Z12: Veel vraag maar te weinig aanbod Z13: Vuile sanitair Z14: Openbaar vervoer tussen de verschillende sportaccommodaties is er niet, echter niet haalbaar Z15: Bij grote evenementen is er op sommige plaatsen niet voldoende parkeerruimte Z16: Nood aan fietsrekken Z17: Gebrek aan parkeerplaatsen SJW en BL Z18: Geen uitbreidingsmogelijkheden in BL en SJW Z19: Te weinig sportmogelijkheden voor individuele sporter
Z2/Z29/Z7-K4/K3: bouw van polyvalente sporthal + bijhorende buitenterreinen Z4-K8: inwoners aanmoedigen om in Leuven te gaan zwemmen Z7-K3 sport en speelpleintjes realiseren Z8-K4: aanleg kunstgrasveld Z19-K2 looppiste kan gebruikt worden zowel door individuele sporters als clubs Z1-K6: propere zalen= aangename sporten=meer leden en ziekten vermijden Z19/12-K4: aanbod beschikbare uren groter door bouw sporthal Z1-K9: aandacht voor het onderhoud Z10-K1: materiaal aankopen
Z3-B2: een overdekte tennishal bouwen zodat de tennissers uit Oud-Heverlee niet moeten uitwijken naar Leuven Z9-B5: Praktisch nadenken om beschikbare ruimte efficiënt te gebruiken Z1/13/11-B7: extra aandacht besteden aan onderhoud
Confrontatiematrix: ondersteuning van sportverenigingen
KANS
K1: Meer en betere samenwerking tussen de verenigingen K2: Decreet “sport voor allen” K3: Betere samenwerking tussen sportraad en verenigingen K4: Veel sportverenigingen K5: Vlaams Sportinfrastructuurfonds
BEDREIGING
B1: Te weinig vrijwilligers voor sportverenigingen B2: Te weinig communicatie vanuit verenigingen naar gemeente B3: Zonevreemd terrein B4: Te weinig gediplomeerde trainers/lesgevers B5: Aanbod is te weinig gekend
STERKTE
S1: Goede logistieke steun van de technische dienst S2: Subsidies gediplomeerde jeugdtrainer S3: Infrastructuur gratis ter beschikking voor jeugd en senioren S4: Verenigingen betalen enkel energiekost voor gebruik infrastructuur S5: Promotioneel publiciteit via website en gemeentelijk informatieblad S6: Inspraakmogelijkheden via sportraad
S2-K2: subsidiereglement behouden S6-K3: via actieve inspraak nog meer wegen op beleid
S2-B4: dmv susidies het aantal gediplomeerde trainers nog verhogen S5-B5: website en informatieblad optimaal gebruiken voor het verspreiden van informatie ivm sportverenigingen S5-B2: verenigingen aansporen om gebruik te maken van de website S6-B2: zoveel mogelijk verenigingen bij sportraad betrekken
ZWAKTE
Z1: Te veel verschillende verenigingen die hetzelfde aanbod bieden. Z2: Te weinig diversiteit in sportaanbod, te eenzijdig Z3: Te beperkt subsidiereglement Z4: Geen continuïteit kampioenenhulde Z5: Adviesfunctie sportraad te weinig gekend Z6: Te weinig personeel voor sportdienst
Z1-K1: werking verenigingen op elkaar afstemmen Z2-K2 + K5: sportaanbod meer divers maken door nodige infrastructuur te voorzien en nieuwe clubs financieel te ondersteunen Z3-K2: subsidiereglement uitwerken voor betere ondersteuning verenigingen Z4-K3: kampioenenhulde terug invoeren Z5-K3: nog meer verenigingen aanmoedigen om naar sportraad te gaan Z6-K2: sportfunctionaris aanwerven
Z6-B2 communicatie kan beter door functionaris Z5-B2: verenigingen aanmoedigen om naar sportraad te gaan Z3-B1: vrijwilligers motiveren door betere ondersteuning via een subsidiereglement
Confrontatiematrix: andersgeorganiseerde sport
KANS
K1: Kinderen willen graag sporten na school K2: Decreet “sport voor allen” K3: Goede sportomgeving K4: Verenigingen organiseren reeds enkele succesvolle initiatieven (vb wielerwedstrijden)
BEDREIGING
B1: Niet voldoende interesse om naschoolse sport te organiseren B2: Het aanbod is onvoldoende gekend
STERKTE
S1:Er zijn in heel Oud-Heverlee veel acties voor schoolsport S2: In lager onderwijs samenwerking met Stichting Vlaamse Schoolsport: volleybal, voetbal, ropeskipping S3: Goede samenwerking binnen sportregio Dijle-Hageland
S2-K1: verder aanmoedigen van schoolsport S3-K2: budgetten voorzien voor het organiseren van sportdagen
S1-B1 eventueel betalende trainers aanstellen S1-B1: het organiseren ervan aantrekkelijker maken
ZWAKTE Z1: Te weinig betrokkenheid van de ouders bij schoolsport Z2: De gemeente organiseert nog geen sportactiviteiten voor jongeren Z3: Geen buurtsportwerking Z4: Te weinig ondersteuning vanuit gemeente
Z3-K2: aanmoedigen buurtsport Z2 +K1: naschoolse activiteiten organiseren Z4+K4: beter ondersteunen om nog meer succesvolle activiteiten te hebben
Z1+B2: via betere informatieverspreiding de mensen meer betrekken
Confrontatiematrix: toegankelijkheid en diversiteit
KANS
K1: Initiatieven van de provincie rond toegankelijkheid K2: Nieuw sportdecreet (bepalingen ivm toegankelijkheid) K3:Vlaams Sportinfrastructuurfonds K4: Blavasport en voetbalclubs staan open voor andersvaliden
BEDREIGING
B1: Budget voor aanpassing infrastructuur B2: Hoog lidgeld van sportverenigingen B3: Aanbod curve bowl is vrij onbekend
STERKTE
S1: Goede samenwerking binnen sportregio Dijle-Hageland S2: Goed uitgewerkte website
S1-K2-K4: doelgroepgerichte sportdagen organiseren
S2-B3: meer publiciteit via website
ZWAKTE Z1: Sportaanbod is te weinig gediversifieerd Z2: Te weinig aandacht voor senioren, andersvaliden en kansarmen Z3: Infrastructuur niet aangepast aan andersvaliden Z4: Geen gemeentelijk zwembad
Z3-K1: bij bouw of verbouwingen infrastructuur beroep doen op provincie Z1-K2: door beleidssubsidies groter sportaanbod creëren Z1-K3: meer gespecialiseerde infrastructuur = meer sportmogelijkheden Z2-K2-K4: doelgroepgerichte sportdagen organiseren
Z2-B2: kansarmen financieel bijstaan