SF-MAGAZINE 34

54

description

Clubmagazine SFAN

Transcript of SF-MAGAZINE 34

Indien u in bovenstaand vakje Een kruisje vindt, dan is uw Lidgeld uitgeput. Gelieve dan 250 F op onze rekening bij de N.V. GENERALE BANKMAATSCHAPPIJ te ANTWERPEN te storten—nr 220-096I338-07 van SFAN-ANTWERPEN (Nederland uitsluitend per inter- Nationaal postmandaat). DANK U !!!

Een maart-nummer dat u pas begin maand juni bereikt ... Hoofd- oorzaak hiervan is zoals ik in mijn vorig editoriaal aanhaalde het in gebreke blijven van schrijver dezes, die allerlei ver- plichtingen te voldoen kreeg en er ondanks herhaald en nadrukke- lijk aandringen van de andere redaktieleden niet toe kwam het hoogstnoodzakelijke zelfs maar binnen redelijke termijn te pos- Ten

Hun ongeduld worde hen ten gunste gerekend.

(Beter dacht ik tot zelfkritiek over te gaan eerder dan anderen de kans te geven deze kritiek in mijn plaats te ondernemen, niet ?)

Wat nu dit blad zelf betreft werden ons in een al dan niet re- cent verleden een aantal kritieken geformuleerd. Om op de ingeslagen weg verder te gaan, zou ik een aantal aan- merkingen willen aanhalen, die ik voor mezelf maakte. Waarom werden de namen van mensen als Verne, Wells of Stapledon, om slechts willekeurig deze drie te noemen, nauwelijks vernoemd in de drie-en-dertig nummers van Info-Sfan/SF-MAGAZINE, die tot op heden het licht zagen ? Om welke reden werd er nauwelijks gesproken over andere dan angel- saksische SF, wanneer zowel in West- als in Oost-Europa bijzonder talentvolle auteurs aan het werk zijn ? Ik denk bv. aan Italië, aan Polen, of aan de U.S.S.R ... Waarom werd bv. van het over- lijden van Ivan Jefremov, de auteur van de "Andromedanevel" zelfs geen melding gemaakt ? Waarom tenslotte werden tientallen SF-boeken, die in het Nederlands het licht zagen (en vele SF-films die in onze zalen werden vertoond) noch vermeld, noch besproken ?

Een en ander hadden wij voor onszelf vastgesteld toen de naam van dit blad werd gewijzigd in een zin die bredere informatie en een nauwer aansluiten bij de aktualiteit vooropstelde.

Aan de behoefte tot bredere informatie trachten wij te voldoen door een reeks van hoofdartikelen en die telkens een belangrijk aspect van de SF of een belangrijk(e) (groep) schrijver(s) be- handelen. Dit vergt echter veel tijd en werk, vooral omdat het bv. niet volstaat één schrijver te lezen om deze correct te in- terpreteren : een studie van de anticipatie in de Russische lite- ratuur van de twintiger jaren, zoals wij in deze en volgend num- mer brengen veronderstelt een grondige voorafgaande kennis zowel van de geschiedkundige samenhang waarin dit werk onstond als van de algemene literaire context van die periode; zaken waar men niet

SF-MAGAZINE P. 02

in enkele weken toe komt. Mede om die reden ware het interessant indien we van een aantal mensen die ons bij vorige gelegenheden verrasten met belangrijke bijdragen ook soortgelijke artikels mochten verwachten over on- derwerpen of schrijvers, die hun bijzonder aan het hart liggen.

Naast de tijd is de medewerking inderdaad ons voornaamste pro- bleem.

Dit geldt evenzeer voor de andere actualiteitsrubrieken die we u willen brengen. In dit nummer werd een bijzondere inspanning gedaan om recente nederlandstalige publicaties te bespreken. Meer hopen we u te brengen in ons mei-nummer, maar wees niet ver- baasd te vernemen dat de redactieleden van dit blad nauwelijks de tijd meer hebben enig SF-werk ter hand te nemen.

Verhalen ook. Uit ervaring weten we dat vele lezers - en vooral nieuwere leden - graag veel verhalen lezen. SF-MAGAZINE is ook nagenoeg hun enige bron in het Nederlandse taalgebied, waar re- gelmatig verschijnende bladen (sic) zeldzaam zijn. In dit nummer kan u kennis maken met Jean-Pierre Lewy die met ons (iets te letterlijk) in aanraking kwam toen zijn verloofde, met zijn wagen, deze van Robert Smets, aanreed. In ons mei-nummer hopen wij het in dit verband terug (bijzonder) goed te maken met een lang verhaal van Eddy Bertin, dat deel uit- maakt van zijn "Membraan"-cyclus die kortelings in druk verschijnt.

Russische SF tenslotte. Onze hoofdbrok voor dit nummer, zoals u al wel merkte. En dit in een artikel van de hand van Darko Suvin, de Joegoslavische essayist, die terzake bekendheid verwierf. Toen hij in Canada verbleef schreef hij dit artikel in het Engels, voor voor een Australisch SF-blad, waaruit het in het Duits werd ver- taald. Uit deze taal nu diende onze geleenheidsvertaler, die de Duitse taal betrekkelijk weinig machtig is, het in de kortste tijd in het Nederlands om te zetten. Gelieve hem dan ook te verontschuldigen voor te flagrante germa- nismen, alsmede voor het niet vernederlandsen van uitdrukkingen als "axiometrische idiomen" of "pogologische paradigmata".

Even ernstiger nu. Russische SF is hier ten lande weinig bekend; uiteraard door de afwezigheid van belangrijke vertalingen. Wie er iets meer mee vertrouwd is, zal ongetwijfeld worden getroffen door de sterke utopische ondertoon ervan. Ook Darko Suvin heeft dit punt be- klemtoond. Het overgrote deel van de (angelsaksische) SF die wij kennen ver- toont daarentegen een sterk dystopisch karakter : de betere SF- schrijvers brengen inderdaad scherpe kritiek op een aantal aspec- ten van onze maatschappij en op ontwikkelingen die ze mogelijk nog zal ondergaan. Kritiek en waarschuwing dienen wij hier op één lijn te plaatsen. Opmerkelijk genoeg stellen zeer weinigen hier het beeld tegenover een maatschappij, zoals deze dan wel zou horen te zijn. Een posi-

SF-MAGAZINE P. 03

tief beeld dus. Nochtans is het beeld dat de fantasierijksten onder ons zich ma- ken van de toekomst vaak in grote mate bepalend voor de richting welke deze in werkelijkheid neemt. Het voorstellen van een dynamische utopie, die het nastreven waard is, lijkt me dan ook een van de belangwekkendste aspecten en taken van SF en meteen de grondslag van haar esthetische waarde.

Juist in deze optiek kan men de afwezigheid van positieve beelden in de westerse SF zoals die thans wordt voortgebracht als pijnlijk en misschien wel als ongezond ervaren. Vooral wanneer de indruk wordt gewekt dat SF-schrijvers die als naief afschrijven omdat zij het onderbewust misschien als ongeloofwaardig aanvoelen. Dit heeft hoegenaamd niets te maken met een klakkeloos aanvaarden van bestaande toestanden; integendeel, uiteraard. Vandaar dat het ook fout is het posietieve aspect van Russische teksten af te doen met een laatdunkend "Opgelegd optimisme". Vanzelfsprekend hebben Russische schrijvers het moeilijk gehad hun utopisme zuiver te bewaren. Hoe zij hierin zijn geslaagd is m.i. juist een van de interessantste zijden van hun welslagen. Ongeacht elke politieke stellingname, die we in dit blad ook niet nastreven, zou het m.i. boeiend zijn te vernemen hoe de schrijvers in ons taalgebied (bv. zij die dit lezen) de rol van de utopie in SF zien. Indien zij ons dit wilden laten kennen, zou - denk ik al- thans - een belangwekkend debat terzake kunnen worden geopend. Aan hen (en aan u) het woord ...

Buiten de landen van het Warschau-Pakt is de Russische SF weinig bekend. Nochtans heeft zij zich ontwikkeld tot een literair ver- schijnsel van internationale betekenis zij het dan zonder inter- nationale verspreiding.

Er bestaat evenwel een kern van zowat vijftig auteurs die regel- matig, zoniet beroepsmatig, publiceren en een uitgebreid publiek, waaronder verschillende honderdduizenden 'fans' die alles ver- slinden wat op dit vlak verschijnt. Overwegend jongeren, maar ook wetenschapsmensen en technici.

De ruimere lezerskring, d.w.z. het publiek dat naast SF ook tech- nische literatuur en "technisch avontuur" leest, schat men op ca. 25 % van de werkende klasse, van de studenten en van de techni- sche intelligentsia : zowat een 20 miljoen mensen, mag men aan- nemen.

Er bestaan geen juiste statistische gegevens omtrent het aantal SF-boeken, dat in openbare en half-openbare - bv. wetenschappe- lijke - bibliotheken voorradig is, doch er werd vooropgesteld dat in de periode 1917-1969 1624 titels werden gepubliceerd, waarvan meer dan 1000 na 1958. Ik vermoed dat dit cijfer alle taalgrqepen van de U.S.S.R. omvat en alle literaire genres, dus ook verhalen in tijdschriften, dichtwerken, toneelwerk, scenario 's, enz.

In de Russische taal zelf zagen van 1956 tot 1970 285 werken voor het eerst het licht. Dit betekent een oogst van 15 à 30 boeken jaarlijks. Daarbij horen een half dozijn nieuwe bloemlezingen met kortere en langere verhalen, terwijl de rest zich zowat ge- lijkmatig verdeelt over romans en bundels. Meestal zijn deze boeken beduidend omvangrijker dan het doorsnee-westers werk : ca. 300 à 400 blz. elks.

De prijs van boeken ligt in Rusland bewonderenswaardig laag en een bloemlezing kost 20 tot 40 fr., terwijl een boek van één auteur van zowat 12 tot 30 fr. varieert. Meestal betreft het hier dan nog gebonden uitgaven.

Op basis van zowat 60 verschijningen berekende ik dat de doorsnee oplage, bij de eerste druk, voor bloemlezingen ca. 150.000 exem- plaren moet belopen en voor werken van één auteur ca. 90.000. Jaar na jaar worden een drie miljoen SF-boeken uitgegeven en ver- spreid. Mogelijk omvat dit cijfer ook vertalingen, herdrukken en uitgaven in niet-Russische talen van de Unie.

De belangrijkste uitgeverijen zijn niet enkel te Moskou en te Le- ningrad gevestigd, maar bv. ook te Bakoe en er verschijnt SF-werk zowel in de Europese republieken als in Siberië als in het Verre

SF-MAGAZINE P. 06

Oosten en zelfs tot in Centraal-Azië.

Ook tijdschriften als "Nauka i schisn" (met een oplage van 3,5 miljoen), "Technika molodeschi", "Iskatel", "Snanie sila", "Ju- nost" enz. brengen SF. Amusante anecdoten doen in dit verband de ronde, ondermeer hoe een schare ijverige fans voortdurend in bibliotheken op deze tijdschriften beslag legt en deze niet lost vooraleer zij alle SF-verhalen hebben verslonden. Zeer tot het ongenoegen van de andere bezoekers, uiteraard. Dit gaat zelfs tot de stiekeme lektuur van het jeugdblad "Junij technik".

Een tweede grond voor interesse in de Russische SF ligt niet zo- zeer in de sociologie, maar in de esthetiek en in de ethiek van deze literatuur zelf, d.w.Z. in haar waarde-oordelen.

Het valt de moderne "Atlantische"-SF moeilijk te ontkomen aan de angsten welke uit haar historische ervaring zijn gegroeid, d.w.z. in laatste instantie aan de strijd van ieder tegen ieder (Hobbes). Zoals H.G. Wells, die ertoe bijdroeg deze redenering te bevesti- gen, in zijn "Oorlog der Werelden" voorhield : waarom zou bv. een technisch hoger ontwikkelde beschaving de aardbewoner niet behan- delen zoals de blanken de bevolking van hun koloniën behandelden, m.a.w. hem zonder gewetensbezwaar uitroeien ?

Nochtans is de oorsprong van de belangstelling voor buitenaardse wezens en toestanden veel verscheidener. SF werd van in de vroeg- ste tijden geschreven van uit een gevoel van fascinatie ten over- staan van de verbazende mogelijkheden die zich in andere werelden kunnen voordoen. Deze mogelijkheden hebben altijd de waarde van een voorbeeld : een richtsnoer of een kontrast, een positief of een negatief model. Science-Fiction biedt een visie op mogelijk- heden, die voor het inzicht bevattelijk worden gemaakt en waarvan de kritische geest zich indirekt (satirisch) of direkt (utopisch) kan bedienen.

Vanuit dit gezichtspunt, dat weigert de tijdsgebonden en bekrom- pen criteria van de Amerikaanse uitgevers-industrie als geldige definitie te accepteren begint en eindigt het genre niet met de moderne wetenschap. Integendeel zou men onder de SF-traditie alle verhalend proza kunnen onderbrengen waarvan de belangstelling uitgaat naar nieuwe hypothetische (dus anders-soortige), doch bevattelijke referen- tiepatronen van verstandig leven. De SF onderzoekt dan wat deze patronen in het kader van nieuwe cosmologische betrekkingen en sociale normen kunnen inhouden voor de personen die ten tonele worden gevoerd.

Centraal staan parabels en parallellen met betrekking tot mense- lijke verhoudingen en dus houdt SF zich minstens zoveel bezig met ethiek als met techniek. Haar vaste onderwerp en haar vast criterium blijft een niet-dog- matisch utopisme, zoals dit door Ernst Bloch werd verstaan en waarin zowel Don Quichote en Columbus als Hythloday en Gulliver begrepen liggen.

SF-MAGAZINE P. 07

En juist dit utopisme vormt het hoofdbestanddeel tussen zowel de Russische als de socialistische traditie en het anglo-ameri- kaanse empirisme. Het soort onderscheid dat bijzonder duidelijk naar voren treedt in SF, waarvan het precies de opgave is sub- versief te zijn en nieuwe uitzichten te bieden voor menselijke (of quasi-menselijke) ontwikkelingen, die ons nu nog niet ver- trouwd zijn.

Geschiedkundig gezien werd de Russische SF op geen enkel ogen- blik door een technische of avontuurlijke stroming overheersd. Wel door de concurrentie tussen sociale en utopische SF. Waar eerstgenoemde meer spiritualistische is, meer staatsgezind en meer autoritair, is de tweede meer vrijheidsgezind. Het onder- scheid is niet zuiver godsdienstig, want zowel Tsjechow's demo- kratisch humanisme als Tolstoj's landelijk-christelijk anarchis- me behoren tot het 2e alternatief. Zelfs Gorki toont de elasti- citeit van beide mogelijkheden aan in personages als de oude Luka in "Op de bodem".

In werkelijkheid vloeit de vrijheidslievende utopische traditie in de Russische literatuur voort uit een misschien vaag, maar krachtig verlangen naar een luilekkerland - naar sprookjeslanden als het Perzië, het Indië en het China van de legenden - en naar een land waar gerechtigheid heerst zonder onderscheid van socia- le rang. Denk maar aan het sterke, karakteristieke thema van de nederige, naar het einde toe beloonde helden, van de Iwanusjka van de volkse legenden tot de lage, maar arrogante karakters bij Dostojewski en Tolstoj.

De autoritaire overlevering daarentegen is een nevenverschijnsel van de centraliserende politiek die sinds de 16e eeuw werd ge- voerd, toen Pereswetov voor Iwan de Verschrikkelijke zijn "Legen- de van Sultan Mehmed" schreef : een staatsbeeld dat door Stalin erkentelijk werd geciteerd; men vindt haar terug in vele ratio- nalistische staats-romans van de 18e eeuw en van het begin van de 19e eeuw, zoals bv. in het fragment "Het Jaar 4338" van Vorst Odojewski, waarin ze met de vroege romantiek versmolt.

Beide tradities zijn tegenover elkaar blijven bestaan en hebben de drie hoofdperiodes van de Russische literatuur, die men tot op heden onderscheidde, op belangwekkende wijze doordrongen : de zes- tiger jaren van de 19e eeuw en de uitlopers hiervan, de twintiger jaren van deze eeuw en de jaren na 1958.

Duidelijkst was deze confrontatie in de zestiger jaren van de 19e eeuw, toen ze zich omheen twee reuzen toespitste : Tjernisjevki, in zijn zeer onderschatte roman "Wat te doen ?" en Dostojewki. Wie de belangrijkste schrijver was, staat buiten twijfel, maar wat de waarde en het elan van hun standpunt aangaat zijn beiden minstens evenwaardig.

Inderdaad bleek de socialiserende utopische strekking van Tjerni- sjewski (samen met Sjtsjedrin's politieke allegorieën en zijn "Geschiedenis van een stad" of "De gekkenstad") beduidend krachti-

SF-MAGAZINE P. 08

ger in de Russische traditie en aan de bronnen van de SF. Ook Dostojewski was messianistisch en anti-burgerlijk, maar na in zijn jeugd bij illegale utopisch-socialistische stromingen be- trokken te zijn geweest, richtte zijn diepste haat zich later juist tegen het anticipatie-symbool van het "Kristallen paleis" ("Witte Nachten", "Herrinneringen aan de ondergrond"); een haat waarin zowel zijn verzet tegen de kapitalistische vernedering van de mens als zijn verzet tegen Tjernisjewski's voorstellen voor een libertair-socialistische re-humanisatie (1) uitdrukking vonden. (1 Bedoeld is het Crystal Palace dat toendertijd de Lon- dense wereldtentoonstelling symboliseerde en voor hem het sym- bool van de geïndustrialiseerde onmenselijkheid werd; een soort- gelijk gebouw komt voor in Tsjernisjewski's "Vierde droom" - n.v.d.v.).

Doch zelfs na deze nijdige polemiek bleef het idee van een "gou- den tijdperk" nawerken, waaraan men merkt hoezeer onschuld, broe- derlijkheid en het einde van sociale tegenstellingen hem bleven fascineren. Duidelijkst is dit in "De droom van een belachelijk mens", waarin een utopische samenleving door individualisme wordt verdorven en - tot schrik van de hoofdpersoon - verwordt tot een volwaardige beschaafde maatschappij incl. misdaad en wetenschap, oorlog en heiligheid; een nostalgieke doch betekenisvolle toege- ving aan Tjernisjewski's "Droom".

Nooit volledig uit de Russische literatuur verdwenen, kwam de sociaal anticipatieve SF telkens dan bijzonder aan het licht, wanneer het paradijs zich op aarde scheen te zullen realiseren, zoals dit in de twintiger jaren gebeurde. Een kleine voorsmaak had men reeds omstreeks 1900 gekend in het werk van Brioesov, Bogdanov, Solovjev en anderen. Het was een periode waarin de toe- komst oppermachtig over het heden heerste en waarin de trage stroom van de tijd plots in een wilde waterval overging, die een regenboog aan de nabije horizon deed schitteren, en onvermoede energie losmaakte. Wells bezocht de Sovjet-Unie midden de hon- gersnood en trof Lenin aan, die vol vertrouwen plannen maakte voor een volledig geëlektrificeerd en zelfstandig Rusland. De "Utopist" Wells stond verbaasd over de utopische vermetelheid van de auteur van "Staat en Revolutie"; zonder dit te hebben be- grepen, doch diep onder de indruk keerde hij terug om zijn zin- volste utopische roman te schrijven "Mensen als Goden" ("Men like Gods").

In de Sovjet-literatuur bracht deze atmosfeer een vloed aan an- ticipatie met zich mee (Itin, Bobrov, Okoenjev, Zelikovskitj, Larri), naast planetaire verhalen en ver aan SF verwante verha- len en avonturen. De beste jonge schrijvers pleegden "nabije toekomst"-romans zoals Ehrenburg, Katajev, Sjaginian, Lavrenev, Boelgakov, vs. Ivanov en Sjklovski, of utopisch toeneel, zoals Loents of Brioessov. Een ganse poëtische school noemde zich "Kosmisten" en jonge dichters als Pasternak of Majakovski droom- den van een "wetenschappelijke dichtkunst".

SF-MAGAZINE P. 09

De beste vertegenwoordiger van deze richting was wellicht Maja- kovski, al raakt zijn belangrijkst werk dan slechts zijdelings of gedeeltelijk de SF. Niettemin komt de spannlng tussen een an- ticipatieve communistische utopie en een weerspannige realiteit als voornaamste drijfveer van zijn creatieviteit naar voor, en dit zowel in zijn gedichten als in zijn scenario's enz., doch duidelijkst nog in de drie toneelwerken die hij na de revolutle schreef. Zijn eerste toneelwerk, "Mistero Buffo" verbeeldt de Oktoberrevo- lutie als een tweede zondvloed, waarbij de arbeidende klasse haar meesters van zich af schudt en zich een paradijs op aarde schept, waarin zij met de dingen om haar heen wordt verzoend. Zijn revolutie is zowel politiek als kosmisch; onomkeerbaar en eschatologisch, oneerbiedig en mysterieus, aards en gevoelig vormt zij een terugkeer tot een zinnelijke verhouding van de mens met een niet langer vervreemd universum. Geen wonder dat de werken "De Vlo" en "De Baden" een protest vormden tegen de dreigende uitelkaar groeien van de klassenloze hemel en de aard- se werkelijkheid. In zijn laatste stuk materialiseert zich de Sovjet-slogan "De tijd vooruit !" in een tijdmachine, die met haar maker naar de toekomst verdwijnt doch burokraten uitspuwt.

Het andere SF-hoofdwerk van deze periode, nl. Zamjatin's "WIJ" behandelt eveneens de verhouding van de nieuwe hemel tot de ou- de aarde. Om de utopie van het "Crystal Palace" te ontwijken maakt de schrijver een interessant gebruik van enkele Dostojew- skiaanse elementen. Niet dat Zamjatin het "ancien régime" genegen was : hij was een gewezen Bolsjewiek die ongetwijfeld de afkeer van Tjernisjewski en Dostojewski voor het westerse kapitalisme deelde. Hij on- dervond deze als decadent en teneerdrukkend en hernam in "WIJ" een reeks details van ouder satirisch werk, waarin hij afstand deed van het Engelse burgerlijke bestel zoals de sex-coupons en de Tayloriaanse dagindeling.

Revolutie is voor Zamjatin het onaangetaste principe van leven en beweging, in scherpe tegenstelling tot de entropie van dogma en dood, en hij betoogde dat anti-entropische wetenschap, sa- menleving en literatuur noodzakelijk waren : "Een utopische literatuur, absurd als Babeuf in 1797; 150 jaar later wordt zij als de juiste genoemd". Het is duidelijk dat Zamjatin zichzelf als een utopist beschouw- de, een waarachtige utopist, en een betere utopist dan de Bolsje- wieken; om die reden betuigt het van weinig scherpzinnigheid hem in de eerste plaats als een anti-sovjet~schrijver voor te stel- len. Vreemd genoeg stemt deze mening, die in de USA zo verspreid is, volledig overeen met die van de in toenemende mate dogmatische (zoals Zamjatin zou zeggen) of bureaucratische (zoals Majakov- ski zou verkiezen) hogepriesters van het Russische literaire leven, die deze roman nooit in de U.S.S.R. hebben laten verschij- nen.

SF-MAGAZINE P. 10

Inderdaad had Zamjatin, rekening houdend met de voornaamste ka- pitalistische en socialistische ervaringen in deze zin, het re- pressieve potentieel geëxtrapoleerd van elke sterke staat en van elke bureaucratische instelling. Halverwege tussen Dostojewski en Tjernisjewski houdt zijn boodschap de vruchtbare waarschuwing in dat het nieuwe paradijs niet etatisch kan zijn, ook al betreft het hier een paradijs van mathematica, van staal en interplane- taire vluchten. In zekere mate houdt deze waarschuwing tegenstrijdigheden in, want Zamjatin was zelf, met Tsiolkowski, de eerste Russische SF-schrijver die van beroep uit wetenschapsmens was, en hij kwam er niet toe een vorm van wetenschappelijk denken schuld toe te schrijven aan het misbruik van diezelfde wetenschap. De wetenschap leverde hem zelfs de vorm van zijn roman : laborato- riumnota's. Hij beperkt er zich toe de anti-utopische staat of massa-staat met een impliciet utopisch-socialistische norm te confronteren. Opmerkelijk is hoe vele belangrijke SF-schrijvers heretici en dromers waren, die aan de rand van hun "officiële" traditie leefden : Dostojewski en het tsarisme, Majakowski en Zamjatin en de sovjet-staat, allen treden zij naar voren als ketterse gelovigen, de lastigste soort van volgelingen. Zoals Zamjatin zei, in zijn artikel "Morgen" :

"Wij richtten ons niet tot diegenen die het heden verwerpen in naam van een terugkeer tot voorbije tijden, noch tot diegenen die door het heden wanhopig werden verlamd, maar tot diegenen die de verre toekomst zien, en in naam van deze toekomst, en in naam van de mensheid, richten wij ons tot het heden". Deze stellingname verschilt van deze van Majakowski in de mate waarin Zamjatin zich ascetisch concentreert op hedendaagse wantoestanden, zonder hier expliciet een utopische toekomst te- genover te stellen, ook al blijft deze bij Majakowski vaag en veraf. In Zamjatin's eigen woorden heeft de nederlaag in "WIJ" slechts betrekking op de "dag" en niet op de "tijd"; men kan het boek beschouwen als het oordeel van een "warme" utopist over een "koel" utopia (Bloch).

Naast de sociale SF ontstond in de twintiger jaren ook een Rus- sische vervorming van het genre, die dichter bij het Amerikaan- se pragmatlsche type aansluit, nl. de combinatie van een socio- logische met natuurwetenschappelijke extrapolatie, die voorna- melijk interplanetair of futuristisch avontuur brengt. Het baanbrekend werk van Tsiolkowski culmineerde in 1920 in "Ver van de Aarde" en een breed publiek werd begeesterd door astronautische studiekringen, voordrachten, tentoonstellingen en discussies aan hogescholen. Uit deze belangstelling ont- stond een vorm van SF die Alexej Tolstoj in zijn roman "Aelita" vastlegde : een verhaal van liefde en avontuur waarin hij op een innemende lyrische toon een sovjet-revolutie op Mars combineert met een somber slot in de trant van Wells of Burroughs (kontakt met de verloren gewaande geliefde).

SF-MAGAZINE P. 11

In zijn tweede roman "De Dodenstraal van Ingenieur Garin" wend- de hij een reeks avonturen- en samenzweringsclichés aan, die hij motiveerde met geloofwaardige natuurwetenschappelijke ontdekkin- gen en met revolutionaire dynamiek. De veelzijdigheid van Tolstoj's extrapolatie de verscheidenheid van karakters en zijn taal bezorgden dit genre algemene erkenning als hoofdrichting der SF, zoals dit ook bij zijn voorganger Wells in Engeland was gebeurd.

In talrijke werken werd deze combinatie van wetenschappelijke triller en politieke bewustmaking nagevolgd. Het meeste succes kende in dit verband de vruchtbare schrijver Beliajev. In zijn werk bracht hij sprookjesachtige fabels samen met wetenschappe- lijke toekomstbeelden op gebied van transplantatie en astronau- tiek

Toch werd de hoop die door de veelbelovende revolutiejaren was gewekt niet tot werkelijkheid worden en zou(den) de Russische sch(o)ol(en) niet toonaangevend worden. Niet enkel de openlijk anti-utopische maar ook de utopische richting werden door Sta- lin's neo-pragmatisme onderdrukt. Vooruitlopen werd een ge- waagde onderneming in een periode waarin het enkel Stalin toe- gelaten bleef de toekomst te voorspellen en in de kwart-eeuw die bij Majakowski's dood en Zamjatin's vertrek uit Rusland in- zette en tot Jefremov duurde verscheen geen enkel belangrijk SF-werk in boekvorm, hoewel het bv. in tijdschriften duidelijk was dat de impuls als dusdanig niet verloren was gegaan. De weinige boeken die werden uitgegeven waren jeugdboeken, die dan nog waren herzien in de zin van Stalin's theorie der "nau- we grenzen", volgens dewelke SF zich diende te houden aan de door de staat geplande technologische vooruitgang voor de vol- gende jaren en zich in geen geval in te laten had met radikale wijzigingen buiten die grenzen.

Een tweede belangrijke bloeiperiode in de Russische SF zette dan ook logischerwijze in bij de rehabilitatie van de utopische ver- beelding na Chroesjow's rede tot het 20e partijcongres en na een aantal sensationale successen van de Russische fysica die werden gesymboliseerd door de "Sputnik". Onmiddellijk vond dit werk een zeer breed publiek bij de jeugd en bij de intelligentsia, die de oude clichés meer dan beu wa- ren en dorsten naar kennis en fantasie. Hun smaak haalde het in het grote debat omheen "Andromeda" : ondanks heftige ideologische tegenstand bekroonde in 1957/58 Jefremov's "Andromedanevel" de overwinning van de "nouvelle vague" en bewerkte meteen een terugkeer naar de oorspronke- lijke Russische traditie. Dogmatische critici en schrijvers van de "ijzige" richting ver- wierpen de hoofdfiguren van de "Andromedanevel" omdat ze te ver van onze tijd stonden en derhalve voor de lezer - en zeker voor de jongere lezers (!) - onverstaanbaar zouden zijn. Doch de vertegenwoordigers van de "dooi" - critici, schrijvers

SF-MAGAZINE P. 12

en duizenden lezers die de auteur, dagbladen en tijdschriften hun mening schreven - haalden het en de roman werd sindsdien in miljoenenexemplaren verkocht en gretig gelezen.

Jefremov's roman kreeg historische betekenis omdat hij een klassiek utopische socialistische visie ontwierp van een één- gemaakte, welstellende, humanistische, klasse- en statenloze aarde : in "Adromeda" wordt de aarde, naar analogie met de as- sociatieve centra van het menselijk brein, bestuurd door een raad voor Sterrevaart en door een economische raad, die alle plannen op de bestaande mogelijkheden afstemmen. Gespeciali- seerde onderzoekscentra- en academies stemmen overeen met de menselijke waarnemings-centra. Wat nog belangrijker is : in een krachtige verhaaltrant en in een avontuurlijke behandeling zet hij de traditie voort van het avontuur van de ontdekking, met motieven van utopische sociologie, moderne cosmologie en evolutionistische biologie.

Toch legt Jefremov's sterk uitgesproken antropo-centrisme de hoogste waarde op een overwinning op de tijd door creatieve ac- tiviteit : een avontuur waaraan daad, gedachte en gevoel deel- nemen en waardoor fysische en ethische schoonheid worden be- reikt. Dit utopische pathos is zelfs in de symbolische titel evident : Andromeda is niet enkel een verre nevel, maar ook de geketende schoonheid die door vliegende helden wordt gered van het monster van klasse-egoïsme en willekeur, diie een aantal Stalinistische kenmerken draagt (gepersonifieerd in de Stier).

Ruimtevaart wordt dus als een humanistische discipline voorge- steld, als een band tussen natuurwetenschappen, sociale weten- schappen, ethica en esthetica, en als de norm die Jefremov de nieuwe mens voorhoudt. Verder is zijn toekomst geen eindpunt van de geschiedenis, een fout die sinds Plato karakteristiek was bij de utopie : creati- viteit blijft immers een tegenstander vinden in entropie en el- ke realisatie wordt met lijden betaald. In het boek vindt men een zeer interessant teruggrijpen naar een marxistisch "felix culpa" of naar een "optimistisch drama" : het experiment met de Mwen Massa. Verder brengt het accent dat wordt gelegd op schoonheid en ver- antwoorde vrijheid een aantal vrouwelijke heldinnen in het brand- punt van de belangstelling, net zoals dit bij Tjernisjewski het geval was. Dit draagt bij tot de emotionele motivering van de nieuwe ethiek, in een goed geïnformeerde polemische dialoog met de Amerikaanse SF.

Toegegeven, motivering en tempo van de roman kunnen worden be- kritiseerd. Hij richt zich tot een publiek dat niet gewend is zich snel op nieuwe perspektieven in te stellen en dat nog vat- baar is voor sentiment en voor een zeker moraliseren. En het feit dat we hier te maken hebben met een Russische wetenschaps- mens van een oudere generatie, verklaart dat de statische, mono- litische karakters tot persoonlijke verhoudingen leiden die voor

SF-MAGAZINE P. 13

deze alles-omvattende, breed-uitgaande utopie merkwaardig oud- modisch aandoen. Jefremov's beperkingen merkt men duidelijk in de latere publika- tie "Het hart van de slang", dat een expliciete weerlegging in- houdt van een Amerikaans verhaal, nl. Leinster's "First Contact", en vooral van de egoïstische en militaristische trekken hiervan. In Jefremov's verhaal lossen de aardmensen, die in een ruimteschip een op basis van fluor levende mensheid aantreffen, het probleem van de kontaktname op door een omzetting uit te denken van fluor in zuurstof, die overigens niet verder gepreciseerd wordt. Het verhaal had een eerlijke parabel kunnen zijn in pacifistisch-so- cialistische trant, met een integratie van de anderen (de Ameri- kaanse kapitalisten ?) in ons (Russisch ?) bestel, maar zijn ethnocentrische of genocentrische optiek (als ik dat laatste adjectief mag introduceren), sluit volwaardig imaginatieve SF uit. Duidelijkst merkt men de zwakte van Jefremov's verbeelding in zijn mislukte laatste roman "Het uur van de stier", die het hu- morloze en praatzieke van zijn vroeger werk heeft, zonder de positieve zijden ervan.

"Andromeda" naar mijn mening is toch een hoogtepunt binnen de SF : het is een der eerste utopieën in de wereldliteratuur die nieuwe karakters in wisselwerking toont met een nieuwe maatschap- pij, d.w.z. de uitwerking van de utopie op hun persoonlijke vlak. Jefremov's kunstgreep zijn verhaal zo te laten verlopen dat de voorgestelde toekomst reeds een normatief heden schijnt, combi- neert de klassieke "terugblik" van de utopische prognose met eeuwenoude dromen van een rechtvaardig en gelukkig bestaan.

Om die reden is deze roman juist tot een knooppunt van de Rus- sische utopische SF uitgegroeid, die zich van oudsher met ethi- sche en historische "absoluten" inliet; en daarom ook luidde hij een nieuw tijdperk in de Russische SF in.

Sinds het verschijnen van "Adromeda" trad een groot aantal nieuwe namen naar voor. Een schets die (ook inzake jeugdboeken) naar volledigheid streeft zou de namen dienen te omvatten van Antsjarov, Bachnov, Doedin- tsev, Jemsev-Parnov, Gansovski, Gromiva-Nudelman, Goerevitsj, Larionova, Polesjtsjoek, Rosochovatski, Savtsjenko, Schefner, Snegov, Woïskoenski-Loekodjanov, e.a. Omstreeks 1960 traden Anatoli Dneprov (pseud. van A. Miskewitsj) en Genrik Altov op het voorplan. Dneprov voerde de cybernetica in de Russische SF in en wendde ze aan om varianten van de moei- lijkheden omheen Frankenstein te verbeelden : de uitvinding die zich tegen haar uitvinder keert. In tegenstelling tot de roman- tische traditie zondigen zijn dwaze en vermetele wetenschapsmen- sen echter niet tegen goddelijke maar tegen menselijke regels. De motieven van deze katastrofe of toch onmenselijke aanwending van nieuwe ideeën en ontdekkingen liggen op het morele en poli- tieke vlak en zijn technische avontuur is verwant met het pamflet

SF-MAGAZINE P. 14

zoals bv. zijn beste verhaal, "Het eiland van de krabben".

De daaruit voortvloeiende dystopische verschrikking wordt ge- woonlijk terug onder kontrole gekregen, maar ze is er niet min- der reëel om. Het losgebroken cybernetische monster verbeeldt de creativiteit waarbij kennis en macht worden aangewend zonder ethische veilig- heidsregels, en waarschuwt ons tegen aggressieve afwijkingen van het utopische humanisme. Altov schrijft zijn korte verhalen momenteel in samenwerking met Valentina Sjoeraleva, die zijn belangstelling in SF deelt. Toen hij begon te publiceren schreef hij lyrisch en romantisch, zoals Gorki, of Bradbury; later ontwikkelde zich zijn werk tot een tus- senvorm van verhaal en essay, die door een stormachtige lyrische symboliek werden gebonden. Deze originele vormgeving brengt wat men een "heuristisch" zou kunnen noemen : voortvloeiend uit cy- bernetica en biologie, en vaak gecombineerd met een verhoging van het menselijke bevattingsvermogen voor gegevens. Dit laat- ste beeld treft men sinds Beliajew regelmatig aan in de Russi- sche antropologische utopie.

Het ware interessant in een schets van de SF van de zestiger jaren een analyse op te nemen van de warme psychologische ly- riek van Tendrjakov's "Eeuwenlange Reis" of van de psychologi- sche en epistemologische finesses die in Gor's werk als cyber- netische raadsels zijn vermomd. Eerder dan lang over deze men- sen te spreken zou ik de plaats die me nog ter beschikking staat willen gebruiken om meer uitvoerig in te gaan op de au- teurs die onbetwist de eerste plaats innemen, nl. de gebroe- ders Stroegatski. Hun werk, en in de tweede plaats dat van Varsjavski, lijkt me best de tendenties en de problemen van de Russische SF weer te geven, vooral sinds 1964.

Arkadi en Boris Stroegatski, die samen schrijven, brachten on- getwijfeld de belangrijkste Russische SF van de periode na '58 op hun naam. Hun oudste werk omvat een "interplanetaire" trilo- gie, met eenzelfde groep helden, nl. "De Atoomvulkaan Golkonda", "De Weg naar Amaltheia" en "Vrijwilligers", en verwante kort- verhalen in de bundels "De zes lucifers" en "Thuiskomst (Middag, 22e eeuw)". Al deze werken zagen het licht van '59 tot '62, doch werden geschreven sinds 1956. In een tweede fase kan men een aantal romans en langere verha- len groeperen, die van 1962 tot 1965 verschenen, nl. "Ontsnap- pingspoging", "Verre Regenbogen", "Het is moeilijk een God te zijn" en "De Roofzuchtige Dingen van onze eeuw". Een derde fase omvat dan de romans en de verhalen "Maandag be- gint 's zaterdags" (1965), "De tweede Marsiaanse invasie" (1967), "De slak op de Helling" (1966-68), "De fabel van de Troika" (1968), "Het bewoonde Eiland" (1969), "Hotel 'De Verdwaalde Alpinist'" (1970) en vermoedelijk het niet gepubliceerde ro- manfragment "De hatelijke Zwanen" (dat ik niet kon lezen).

SF-MAGAZINE P. 15

De eerste periode van de Stroegatski's is eerder idyllisch. Ze omvat de samenhoren cyclus van een "toekomst-geschiedenis", die van de 20e tot de 22e eeuw loopt. Op een realistische ma- nier worden hierin menselijke relaties beschreven op een over- wegend communistische (klassenloze) aarde en bij het onderzoek van de ruimte.

De personnages van de Stroegatski's waren veel echter dan de kartonnen en marmeren helden die de hoofdbrok van de Russische SF bevolkten, hun werelden waren plastisch uitgebeeld en geva- rieerd, hun gevoel voor detail was feilloos en hun bewogen ak- tie wierp steeds ergens een ethisch probleem op; dit bracht de jonge auteurs spoedig op het voorplan. In hun werk gold de ethiek (met uitzondering van enkele egoïs- tische en kapitalistische restanten) als stevig gevestigd en algemeen door de personnages aanvaard en dus werd de basis van hun romans gevormd door de epische strijd tussen de natuur en haar menselijke veroveraars : even zoveel collectieve Robinsons. Toch treedt naar het einde van de cyclus toe, in "De Vrijwilli- gers" en in enekele verhalen als "Zwervers en Reizigers" een element naar voor van open twijfel en van verwarring in verband met deze wat aseptische schitterende toekomstbeelden. Nog wordt de toekomst gezien als het stilhoudende gouden ogenblik van de "Middag", maar toch begint de historische tijd, met zijn raad- sels, zijn pijn en zelfs de mogelijkheid van een teruggang met de schaduwen van de ervaringen van de namiddag binnen te drup- pelen. Een dialectiek van onschuld en ervaring, van utopische ethiek en historische remmingen op de weg naar de verwezenlijking er- van zal verder de hoofdbrok van hun werk vormen. De horizon verduistert zich in "Ontsnappingspoging", met een ge- schiedkundige periode waarin slavernij en hoog ontwikkelde tech- niek hand in hand gaan, zij het dan bij wijze van uitzondering in hun utopische universum, op een achterlijke planeet. Het is een schetsmatig werk, dat het midden houdt tussen het nauwgezette re- alisme van de toekomst-cyclus en de parabelvorm van de tweede fa- se, maar voor de eerste maal wordt hier een bijzonder effectief gegeven aangewend : de hoofdfiguur zitten gevangen in een doodlo- pend straatje van de geschiedenis.

De eerste twee meesterwerken van de Stroegatski's zijn het lange verhaal "Verre Regenbogen" en de roman "Het is moeilijk een god te zijn". In beide werken maakt de zuivere extrapolatie plaats voor een scherp gestelde vorm van analogische en parabolische, rijpe SF. Tevens wordt de utopische ethiek getoetst aan moeilijkheden, nl. aan onmenselijke en schijnbaar onoverkomelijke incidenten. Op de kleine planeet "Verre Regenbogen" nemen deze vorm aan van een na- tuurkundig fenomeen, nl. van een zwarte bron die de ganse vrolijke gemeenschap van onderzoekers en scheppers ten onder brengt. De utopische helden komen allen om en enkel de kinderen worden gered, samen met de niet aan de dood onderworpen androïde die hier de los- staande, machteloze, cassandra-achtige kennis verpersoonlijkt, om

SF-MAGAZINE P. 16

de nooit te bevredigen menselijke hoop en dorst naar kennis ver- der te dragen. Deze geschiedenis van natuurgeweld, dat door on- derzoekers wordt ontketend en dat hen daarop zelf vernielt, vormt een waardevol verhaal en een waardevolle parabel met betrekking tot de prijs van kennis en vooruitgang.

In "Het is moeilijk een god te zijn" wordt ons een conflict ge- toond tussen militante kleinburgerlijkheid, socio-psychologische entropie en het utopisch commune-idee. Ditmaal nagenoeg zonder "kosmische" omkleding, direkt in het verhaal (en daarom ook meer subtiel en meer effektief), in de vorm van een geslaagde aanpas- sing van de historische roman.

De hoofdfiguur behoort tot het handvol mensen dat door het aardse "Instituut voor Experimentele Geschiedenis" naar een feodale pla- neet wordt gezonden. Hij is perfekt verkleed als een inheems e- delman en zijn opdracht luidt uitsluitend waar te nemen, zonder tussenbeide te komen. De futurologische partijlijn van het instituut en de "feodale ba- sistheorie" die voor deze planeet een langzame lineaire vooruit- gang vooropstellen blijken echter vals. De held komt inderdaad tegenover een georganiseerde teruggang naar het obscurantisme te staan, die leidt tot de dood of tot de uitschakeling van alle dichters, wetenschapsmensen, dokters en andere vertegenwoordigers van menselijke waardigheid en menselijke kennis in het koninkrijk Arkanar, en die zelfs culmineert in de moord op zijn geliefde. Zoals in "Verre Regenbogen" wordt hier een onvoorziene, ongunsti- ge geschiedkundige evolutie afgebeeld en geloofwaardig uitgebeeld (hier door de weergave van gebruiken, legenden en levenswijze op Arkanar en in de psychologie van de hoofdfiguur). Deze wordt dan op een realistische manier open gelaten.

Bij "Het is moeilijk een god te zijn" identificeert de lezer zich met de hoofdfiguur en ondergaat zelf, met de helden van de roman, het konflikt tussen de utopische menselijke waarden (die voor de Stroegatski's steeds het vaste oriëntatiepunt blijven) en de vre- selijke empirische druk van massaal egoïsme, domheid en tyrannie van kleine groepen. Onder dergelijke druk zal de grote meerder- heid van de mensen tot religieus fanatisme komen en verworden tot massamoordenaars, of vervallen in onverschilligheid. De situatie die wordt vooropgesteld herinnert aan de ergste fou- ten van het Stalinisme (de samenzwering van de dokters, afgedwon- gen bekentenissen, her-schrijven van de geschiedenis om de heer- ser ter wille te zijn) en van het nazisme (milities en pogroms, de nacht van de lange messen ...)

De geest van de revolutie is, zoals bij de opstandelingenleider Arata, onsterfelijk, maar dient af te rekenen met de alomtegen- woordige inertie van de geschiedenis. En een interventie van bui- tenuit kan een volk niet bevrijden, zonder een nieuwe, zij het welwillende diktatuur in de plaats te stellen; de "Goden" van de Aarde zijn zowel ethisch tot ingrijpen verplicht als historisch tot onmacht gedwongen. Immers ... de echte vijand schuilt in het

SF-MAGAZINE P. 17

binnenste van ieder mens : slavernij en kennis, bekrompen klasse- psychologie en axiologische werkelijkheid van een klassenloze toe- komst vechten het nog steeds onder elkaar uit, in een variante van Dostojewski's scène met de Groot-Inquisiteur.

Het rijpe werk van de Stroegatski's heeft de utopische afschuw voor de "schrikwekkende geesten van vroeger" bewaard, en het ge- loof in de noodzaak van een meer menselijke toekomst, doch is zich intensief bewust van de nederlagen die de mensheid sinds de utopische hoogtepunten van de vroege twintiger jaren heeft geleden. Als vele goede SF-werken sinds Wells en London biedt het een inzicht in de gevaren van de maatschappelijke verwording : een waarschuwing zonder simplistische antwoorden, een getuige- nis. Meer nog, het brengt een zeer wezenlijke uitdrukking van de tragiek van het actieve utopisme en kan worden vergeleken met de ethische en geschiedkundig/filosofische visies van de beste wer- ken van Hemingway, of met dichters als Brecht (het dilemma van de held verschilt weinig van dit van de held in "De maatregel"), Okudsjava of Vosnesjenski. Geen wonder dat dit boek het populairste SF-werk in de U.S.S.R. werd. In vergelijking ermee is "De roofzuchtige dingen van onze eeuw" eerder een lauwe poging om een aantal doodlopende historische we- gen op aarde precieser te lokaliseren. De roman speelt zich af in "Gekkenland", halfweg tussen een gemoderniseerd Amerika à la Hemingway, à la Raymond Chandler en andere gangstergeschiedenissen, en een fantasieland zoals dit uit de sprookjes bekend is. De optiek is echter onduidelijk : onvoldoende concreet om een pre- ciese socio-politieke kritiek te brengen (zoals enkele Sovjet-cri- tici overhaast vaststelden), en onvoldoende algemeen voor een pa- rabel over de massa-welvaartstaat. Met zijn historisch verantwoorde, doch net voldoende vervreemde lokalisering en zijn versmelting van middeleeuwen en late 20e eeuw en van persoonlijke en algemene elementen, blijft "Het is moeilijk een god te zijn" tot 1965 het hoogtepunt in het werk van de Stroegatski's.

Een expliciete kritiek van situaties die dichter bij lagen dan "duizenden jaren en duizende parsecs van de aarde" had met zich kunnen brengen dat zij het SF-genre en de lezers die dit hen had bijgebracht hadden dienen op te geven. Daarom opteerden de Stroe- gatski's voor een tweede mogelijkheid : naar de vorm sprookjes- achtige parabels met toenemend satirische boventoon. Hun derde fase onderscheidt zich van hun vroeger werk door de toenemende precisie van de verwijzingen.

Ook karakteriseert zij zich door vele pogingen en formele experi- menten, die zich tot volledig uiteenlopende lezersgroepen richten : van de jeugd tot de meest onderlegde lezer. De hoofdfiguur van de Stroegatski's neemt een bevoorrecht stand- punt in. Meestal werpt hij, als Voltaire's Candide, een naieve blik op de zienderogen meer vervreemdende en minder-harmonische wereld en

SF-MAGAZINE P. 18

worstelt hij met een belangrijk probleem van de 20e eeuw, nl. hoe in een grote gemeenschap met tot monopolie verworden informatie- kanalen juist dienen geinterpreteerd. Dit leidt tot angsten, als in "De Slak op de Helling", of tot een aktivistisch antwoord, als in "Het bewoonde Eiland", of nog tot een versmelting van beiden in "De fabel van de Troika". In "De tweede Marsiaanse invasie" is de hoofdfiguur echter onwe- tend als Candide, gelukkig in zijn conformistisch onbegrip. De- ze invasie heeft geen "hittestralen" nodig om de bevolking te on- derwerpen : enkel plaatselijke verraders, economische corruptie en valse geruchten. De rampen maken, zoals dit in een ééndimensionaal tijdvak hoort, niet veel gerucht, maar zijn er niet minder overtuigend en af- schrikwekkend om. Het ganse verhaal is een "tour de force" in zijn identificatie van kleinburgerlijke uitspraken en idealen, en van nauwelijks merkbare nuancen, die de helling van het ver- raad afvoeren. Een Russisch criticus noemde het terecht een "groteske" : "... die niet uit de stijl, maar uit het standpunt voortvloeit". Stilistisch behoort dit verhaal, samen met "Het is moeilijk een god te zijn" en met het eerste deel van "De slak op de Helling" tot het gaafste wat beide schrijvers voortbrachten.

Werd de "Tweede Marsiaanse Invasie" in de trant van Voltaire en Swift geschreven, dan herinneren de angsten van de twee hoofd- personages van de "Slak op de Helling" (1968) aan Kafka. Toevalligerwijze heet een van beide Kandid. Het waarneembare universum wordt hierin teruggebracht tot een fantastisch moeras- sig woud - het klassieke Russische tegenbeeld van een beschaafde wereld - en is zelfs als dusdanig moeilijk herkenbaar door het smartelijk zoeken van de hoofdfiguren heen om er enige verklaring aan te geven. In de twee delen van het boek wordt dit woud beurtelings van on- deraan en van bovenuit bekeken : het is een zwaargeladen symbool, een taaivloeiende, langzaamverlopende nachtmerrie waarvan het on- verkwikkelijke geheim en de angstwekkende raadsels het volk ver- beelden, de toekomst, een microcosmos van macht, en vele andere zaken meer. Het deel waarvan Kandid de hoofdfiguur is bediend zich van de "bewustzijnstroom" van deze persoon, die tegenover de landelijke taal van zijn omgeving wordt gesteld, met zijn oer- oude overleveringen en idiomen, irriterend gelijkvormig en mono- toon als het leven waarvan ze de ademtoch uitdrukt. De lezer raakt beklemd door het gebrek aan gegevens, door de on- mogelijkheid geldige conclusies te trekken, en door de dromerige, plantaardige levenswijze van deze groep, die niets van geschie- denis afweet en onderworpen is aan onbekende krachten, die zijn orde verstoren. In het tweede deel wordt deze visie op het woud gecompleteerd door het motief van een van buiten komende "Organisatie voor het onderzoek en het te nutte maken van het Woud", een burocratisch monster met een onzichtbare directeur, een eigen vernielingsafde-

SF-MAGAZINE P. 19

ling, enz. Naar de climax van beide delen toe, nemen de hoofdfiguren telkens afstand van het overheersende ideaal : de een laat alle moraal va- ren en gaat de mensen als proefkonijnen gebruiken, de andere gaat een romantische nostalgie voelen naar het woud.

Hoewel het tweede deel, dat enkel in het tijdschrift "Baikal" verscheen, ietwat overladen aandoet, behoort deze dubbel-roman tot de interessantste scheppingen van de Stroegatski's, en het Kandid-deel op zichzelf is een juweel van de hedendaagse Russis- che literatuur.

Een centrale plaats in het werk van hun derde periode komt wel- licht de "Privalov-cyclus" toe, die tot op heden bestaat uit de romans "Maandag begint 's zaterdags" (1965) en "De fabel van de Troïka", die enkel in het tweemaandelijkse tijdschrift "Angara" verscheen, in 1968. In de vorm van gemoderniseerde legenden vertolken zij de basiselementen van deze fase : de afwezigheid van een lineaire logica en van een lineaire zingeving, die de menselijke betrekkingen volledig heeft doordrongen. Door hun complicatie en door hun aan een oningewijde meerderheid ont- trokken bediening vertoenen de moderne wetenschap en de moder- ne maatschappelijke relaties gelijkenis met de witte en zwarte magie. Omgekeerd kan men de verschijningsvormen van de volkse overlevering als voorlopers beschouwen van de tans bekende "Quanten-alchemie" en kan men deze vrij door elkaar vermengen.

Inderdaad zijn de traditionele figuren, die hier ten tonele worden gevoerd - een krenterige Baba Yaga, een sklerotische sprekende kat en een bekrompen bok, die drie wensen vervult - klein grut, dat zich enkel leent tot een beetje argeloos ple- zier tot onbeleefd commentaar en tot een stemmingsachtergrond, wanneer men ze vergelijkt met de uit alienatie voortvloeiende gruwel van in wetenschappelijke oplichterij en burocratisch machtsmisbruik.

"Maandag begint 's zaterdags" behandelt in de eerste plaats toe- passing van de wetenschap : gebruik, misbruik en oplichterij. Dit wordt geschetst aan de hand van de carrière van Janus Nev- strujev, directeur van het "wetenschappelijk instituut voor to- venarij" waar de problemen van het menselijk geluk worden onder- zocht. In deze sprookjes-sfeer spelen zich beide boeken af. Nevstrujev heeft zich gesplitst in een wetenschapsmens, W-Janus, een een beambte B-Janus, die de tijd omgekeerd beleeft. De op- lichterij daarentegen wordt verpersoonlijkt door Amvros Ambroe- asovitsj Wybegallo, een half-ontwikkelde arrivist die er naar streeft een gelukkige "allesverbruiker" voort te brengen en zich uitdrukt in een mengeling van slecht frans en demagogische bu- reaucraten-jargon. Zijn homunculus - het toonbeeld van abs olute tevredenheid- wordt er in het verhaal slechts tenauwernood van weerhouden het ganse universum te verslinden. Van dergelijke Goyaanse visies van "dromen van vernuft die mon-

SF-MAGAZINE P. 20

sters het leven schenken" gaat de roman tot een vertederde terug- keer tot de wortels van Russische en andere volksverhalen. De losse pitoreske vorm leent zich overigens bijzonder voor de fan- tasieën van de auteurs. Zo wordt bv. in. een fragment waarin Privalov een machine beproeft om te reizen door "ideale tijdvakken" een parodie gebracht van utopische SF, van Well's "Tijdmachine", van Russisch "kosmische" anticipatie en van westerse SF (uiteraard ook met een behoorlijke dosis zelfspot !). Anderszijds wordt bv. een bloedige oorlog met robotten, aliens en bacteriologische wapens achter een "Ijzeren Muur" gesitueerd.

"De fabel van de Troïka" behandelt de gebeurtenissen omheen een bureaucratisch triumviraat - oorspronkelijk een commissie voor afvalwatercontrole - dat de macht gegrepen heeft in een land waar zich onverklaarbare verschijningen voordoen. Zij zullen ofwel misbruiken ofwel wegredeneren. Professor Wybegallo is weten- schappelijk adviseur van de drie, en hun macht berust op het gro- te "ronde zegel". Hun vooroordelen, hun militaristische optreden en hun onderlinge machtstrijd geven een briljant en rijkelijk gedetailleerd beeld van de stalinistische methodes, zoals deze op "wetenschappelijk- organisatorische wijze" werden toegepast en het jargon voor half- ontwikkelden, de versleten pseudo-demokratische slogans en de woord-en-begrip-verdraaiingen die de volledige incompetentie van het drietal verraden, worden weergegeven met een dartele zwarte humor die dit verhaal tot amusante SF-werk maakt dat ik ken.

Het is spijtig dat de autoriteiten zijn verschijnen in boekvorm hebben verhinderd en dit werk enkel als een kritiek op de sov- jet-maatschappij hebben opgevat. Zoals de episode met de aliens duidelijk aantoont, is de kritiek op de gedegenereerde machtspositie toepasselijk op de ganse he- dendaagse mensheid die psychologisch op een ontmoeting met de toekomst volledig onvoorbereid is. Ik ken werkelijk geen betere verklaring voor de beweegredenen welke een elite naar de macht doen verlangen dan wat de voor- zitter van de troïka verklaart in zijn rede tijdens het proces tegen de aliens, wanneer hij onder invloed staat van een appa- raat dat de diepste motieven aan de oppervlakte brengt. Hoewel op een ander niveau is dit wellicht het belancrijkste experiment van de Stroegatski's. Hun beide laatste romans schijnen een adempauze in te luiden. "Het bewoonde Eiland" is een aanpassing van het rijpere Stroe- gatski-gegeven in het avontuurlijke genre van de "new maps of hell". Op dit niveau is het een voortreffelijk werk, met de gebruikelijke rechtschapen utopische helden in een afgesloten wereld, waar een hoogontwikkelde techniek, vooral op het gebied van de massa-manipulatie, ten dienste staat van een militaire- diktatuur. De achtergrond en de atmosfeer, de uitwerking van deze vrolijke fabel en de persoonlijkheid van de hoofdfiguur, die hier de ver-

SF-MAGAZINE P. 21

schillende maatschappelijke lagen, doorwandelt van een volk dat van zijn geschiedenis werd beroofd, verraden allen de hand van de meester. De inzichten die worden geboden op de oligarchie en op de geheimen van de politiek bijvoorbeeld, of op het fanatieke in het gelid lopen, zijn zoals steeds in het werk van de Stroegatski's bijzon- der overtuigend.

Hun recentste publicatie "Het Hotel 'De Verdwaalde Alpinist'", is zuivere ontspanningsliteratuur, een detective-story met een SF- wending. Het komt hierop neer dat alle onopgeloste raadsels toegeschreven dienen te worden aan buitenaardse robotten met ongewone krachten. Laten we maar hopen dat de naam van dit hotel geen symbool vormt voor het verdere werk van de Stroegatski's.

Noch dat - vooral nadat hun "Hatelijke Zwanen" niet werden gepu- bliceerd - zou blijken dat in de U.S.S.R. esthetisch en sociolo- gisch geen plaats bestaat voor socio-filosofische avant-garde SF.

Het ware een aanzienlijk verlies, want men kan stellen dat hun werk in zekere zin als een ijsbreker heeft gefungeerd, die de route vrijmaakte voor de esthetische manoeuvers van een hele vloot SF-schrijvers. De drie fasen van hun oeuvre brachtten het sluitendste geheel van literair werk tot stand binnen de Russische SF. Vanuit de optiek van een statische utopie evolueerde dit werk - over een terugkeer tot een meer gecompliceerde vorm van geschie- denis - tot een eindpunt waar juist de statische norm als immo- reel en anti-utopisch geldt. Gelijklopend hiermee onderging ook de hoofdfiguur een evolutie : van een knaap in een gulden collectivistisch universum werd hij tot een pionier die diepe pijn ervaart en verder tot een eenzame held die, als laatste toevlucht van de utopische ethiek, het besluit neemt zich tegen de onmenselijkheid in te zetten. En waar hun werk eerst eenvoudig in de toekomst werd gesitueerd, gingen zij later over tot een vermenging van verleden en toe- komst in analoge werelden, om tenslotte tot een sterk vervreem- de en in zichzelf gekeerd tijdskader te komen, waar bv. het "er was eens" van de legenden door elkaar loopt met bepaald fu- turistische wetenschappelijke ontwikkelingen en waar een absolu- te ethische waardeschaal als toevlucht wordt gehandhaafd tegen- over retrograde politieke verschijnselen. Toch heeft de visie van de Stroegatski's haar zwakke zijden. De combinatie van ethiek met politiek en filosofie leidt tot duister- heden, de lokalisering van het verhaal schommelt wel iets te wild en de socio-filosofische kritiek die ze brengt schikt zich slechts losjes in het SF-kader. Toch lijken deze tekortkomingen in grote mate terug te brengen tot de moeilijkheden welke de auteurs ondervinden om zich te schikken naar normatieve stelregels die de meeste literaire genres in Rus- land beheersen, ook voor wat de thematiek betreft. Toch dient

SF-MAGAZINE P. 22

een zestal van hun werken tot de werkelijke belangrijke litera- tuur gerekend.

Hun laatste romans zetten op verantwoorde wijze de trend verder van Gogol en de grote Russische traditie van Ilf & Petrov en Olisja, op het randgebied tussen SF en satire zoals ook in Maja- kovski's laatste stukken. Een en ander herinnert aan de werkwij- ze van Lem of van Kafka (in diens "Strafkolonie"). Het roofzuch- tige bestiarium waartoe een mensheid zonder duidelijk afgelijnde ethiek verwordt, de groteske staten en de monsters, die steeds afschrikwekkender worden naarmate de Lezer gaat beseffen dat het over ons is dat het verhaal gaat, al deze elementen wijzen erop dat de inspiratie van de Stroegatski's in hun laatste werk bij het belangrijkste SF-voorbeeld aansluit, nl. dit van "Gulliver's reizen". Inderdaad herinnert iets in hun werk ook aan Swifts fascinerende houding tegenover de taal; een vermenging van bureaucratische en wetenschappelijke termen, van kleinburgerlijke en fanatieke uit- drukkingen, van ironie en parodie, van omgangstaal en neologismen. Zoals in hun visies zijn zij dus ook polemist in hun literaire techniek en hen komt de eer toe het element van vervreemding te hebben ingevoerd in wat ze eens de "ontstuimige banaliteit" van het genre noemden.

Men kan de beste werken van de laatste periode van de Stroegat- ski's aanzien als een modernisering van de fabels van Sjtsjedrin, zoals "De Berengouverneur" en de kroniek van Gloepovo ("Gekken- stad") met zijn notabelen. De hoofdfiguur en de veronderstelde lezer zijn echter niet langer Russische boeren, doch eigentijdse wetenschappelijk en humanistisch ingestelde intellectuelen, die de kloof tussen de "twee kulturen" overbruggen : de lezers van Lem, van Vosnesjenski en Voltaire, van Wiener en van Wells. Vele passages bij de Stroegatski's kan men interpreteren als een hymne aan de jonge wetenschapsmens die terzelfdertijd een aktief lid van zijn gemeenschap is, nostalgie voelt naar een ideale we- reld en de zin van het leven ziet in een voordurende exploratie van het onbekende.

De dynamiek van het werk van deze auteurs vindt haar oorsprong dan ook voornamelijk in een "ethica van de ontdekking" die op haar beurt haar oorsprong dankt aan een samengaan van utopisme en moderne cognitieve theorieën. Deze optiek kenmerkt hun werk zowel in de Russische als in de internationale SF.

Van hun kant vormen de korte paradoxale verhalen van Varshavski die verzameld werden in de bundels "Het moleculair café", "De Man die de Anti-wereld aanschouwde", "De zon gaat onder in Dono- ga" en de "Dromenzaak", daarentegen SF "in de tweede graad",d.w. z. gecondenseerde parodieën en tot het absurde uitgesponnen the- ma's en ideeën van de Russische en Amerikaanse SF, maar ook deze van Stanislaw Lem.

Zie verder P. 41

SF-MAGAZINE P. 23

Dit weet ik zeker :

Voortdurend worden wij door HEN geschaduwd. De ganse dag houden ZIJ ons scherp in de gaten en vier-en-twintig uur op vier-en-twintig slaan ZIJ os al in een goudviskom gade : wat we zeggen en wat we doen, waar we heengaan en wie we ontmoeten.

Altijd zijn ZIJ bij ons, maar WIJ zien HEN niet.

Hoe doen ZIJ dit en hoe ontkom ik HEN ?

Deze vraag is me tot een obsessie geworden.

Een gedeelte van het antwoord ligt allicht voor de hand : bij het bouwen van een groepswoning heb je wel duizendmaal de gele- genheid uiterst gevoelige micro's te verbergen, oscillografen en camera's in te bouwen en in te stellen en elk woord en elke be- weging waar te nemen en te registreren.

En in het duister volgen infra-rood kijker je intiemste gedragingen. Daaraan hoef je niet te twijfelen.

Er bestaan weliswaar toestellen waarmee je leidingen en apparatuur op het spoor kan komen, maar beide zijn in dergelijke hoeveelheden aanwezig, dat het haast hopeloos wordt er de strijd tegen aan te binden.

Je zal HEN toch niet doen geloven dat HUN hele instalatie plots toevallig is defekt geraakt ?

Bovendien, wanneer je er al in slaagt een lens of een objectief te vernielen, dan wordt deze toch na korte tijd discreet vervan- gen, zonder dat je ook maar iemand in de buurt hebt bemerkt.

De nieuwste generatie electronisch materiaal is zelf-reproducerend, zegt men.

Geen ogenblik ben je alleen en steeds kijken of luisteren of lezen ZIJ over je schouder mee.

Maar buiten dan ?

Onopvallende wagens staan in elke straat gestationeerd en daaruit wordt alles opgenomen wat in een straal van honderden meters ge- daan en gezegd wordt.

SF-MAGAZINE P. 24

En bij nacht baadt de ganse stad en tot het kleinste hoekje van de stad in een zee van licht.

Heel je leven wordt door HEN gevolgd en ZIJ weten precies wat je hebt gedaan.

Al wat je doet kan immers tegen je worden gebruikt en wij leven allen slechts in voorlopige vrijheid.

"Verder dan," dacht ik, "buiten het bereik van camera's en anten- nes en gestationeerde wagens ..."

Want geleidelijk was in mij die drang gegroeid toch ééns alleen te zijn en was het doel van mijn leven geworden toch ééns ergens een daad te stellen die door niemand zou worden opgetekend.

Bij valavond verliet ik de stad, zonder dat iemand me iets vroeg, en ongeveer een uurlang dwaalde ik in de bedding van de nu uit- gedroogde rivier, die vroeger deze streek bevloeide.

Plots overviel me het besef dat ik niet eens had overwogen welke daad ik dan wel wilde stellen.

Tenslotte nam ik een kei op de bodem en liet hem in mijn zak glij- den. In het vale licht van een verre schijnwerper geleek hij e- nigszins op de stenen werktuigen die door de vroegste bewoners van dit land werden gebruikt.

Als met de kostbaarste gestolen rijkdom op me, haastte ik me naar de geborgenheid van mijn flat en sliep die nacht bijzonder on- rustig.

Ik kan niet zeggen dat ik me schuldig voelde; toch was het alsof ik onherroepelijk een afstand had geschapen, tussen mezelf en alle anderen.

Dit vreemde gevoel hield aan tot me in de loop van de namiddag van de volgende dag mijn gebruikelijke tijdsoverzicht bereikte.

Naast 19.45 U. was een gaatje geponst.

Gelieve te verantwoorden.

Ongetwijfeld wisten ZIJ reeds. Ons leven is een open boek en altijd hebben ZIJ al alles van ons geweten.

Ik verontschuldigde me in een lange brief en zond HEN de kei en hoorde verder niets.

Vroeg of laat zal hier rekening mee geworden houden : goed voor mijn dienststaat is het zeker niet.

Voortdurend schaduwen ZIJ ons, maar HOE ?

Toen verloor ik elke voorzichtigheid uit het oog : iets in mij zei me het bij die ene poging niet te laten en HEN verder op de proef te stellen.

"Misschien worden toestellen in ons lichaam ingebouwd", viel me te binnen, "van m'n geboorte af ... ben ik een zend-toestel ?"

SF-MAGAZINE P. 25

Onder dwaze voorwendsels liet ik door medische controlediensten me doorlichten, maar de radiografieën, die ik meekreeg brachten niets aan het licht.

Waarom bemerk je overigens nergens enige aparatuur wanneer iemand door een van HUN wagens werd verbrijzeld ?

Iets waar je geen aandacht aan schenkt ...

Je kleding ?

Tot die veronderstelling ben ik pas gisteren gekomen en nu heb ik de driehoekige torens van de stad ver achter me gelaten en sta ik midden een open vlakte, die zich kilometers ver uitstrekt in alle richtingen om me heen.

Geen technisch object valt te bespeuren in deze verlatenheid. En- kel de licht-staven en die werken niet.

Het is enkel een vermoeden, maar ik heb me gans ontkleed en die enkele zaken die ik op me had in een kleine bundel begraven achter een struik, met dode blaren er over heen

Ik sta hier naakt onder de middagzon.

Toch heb ik het gevoel dat ZIJ dit weten.

Ook dit.

Kleding kan het niet zijn. Iets dat veel subtieler is eerder : iets wat je ongemerkt steeds bij je draagt. Een vertrouwde aanwezigheid.

Een kleurloze en reukloze en gewichtloze vondst : de opperste elec- tronische gadget die ZIJ bedenken kunnen.

Maar wat het ook blijkt te zijn, toch kan ik het mijden en toch moet ik het van me kunnen afschudden.

Tenzij ZIJ ook dit hebben voorzien.

Een vertrouwde aanwezigheid.

Ik voel dat ZIJ mij Zien.

Als de zon.

Pas nu begin ik mijn schaduw te verdenken ...

HELLEVAART door Roger Zelazny

Prisma SF nr. 1616 (oorspronkelijke titel : Damnation Alley, '69)

In de door een nucleaire oorlog grotendeels verwoest Amerika, overleven kleine gemeenschappen, in relatief minder getroffen ge- eden. Contact tussen deze republiken is hachelijk, zoniet uitge- sloten, ondermeer ingevolge ernstige klimatologische storingen. Alleszins is men in dit verband aangewezen op roekeloze "rijders", die vaak een gerechtelijk verleden hebben. "Damnation Alley" verhaalt, nagenoeg in één trek, de odyssee van Hell Tanner, die verplicht wordt een lading serum van L.A. naar Boston te rijden. Men kent met talent waarmee Zelazny de strijd van de mens tegen een vijandige natuur schildert en aan dramatische verwikkelingen is er in dit boek geen gebrek. Natuur, dier en medemens maken van Tanner's toch een ware "hellevaart", die ook de verwende le- zer met spanning zal volgen, neem ik aan. Dan is er ook de psychologische zijde van dit verhaal : een zeke- re loutering die de eerst weerspannige en onverschillige Tanner in de loop van zijn epische strijd ondergaat. Verder gedreven door een drang tot zelfbehoud, gaat hij geleidelijk in het overleven als dusdanig een waarde zien. Een klassieke haat-liefde verhou- ding tot al wat strijdt zoals hij. Uiterst bekwaam geschreven, kan men "Damnation Alley" zekere con- ventionaliteit niet ontkennen : in het verloop van het verhaal enerzijds, waarvan de climaxen professioneel werden gelegd, en in de psychologie van de hoofdfiguur anderzijds, waar Zelazny klaarblijkelijk speculeert op de fascinatie van de uiterst zwar- te anti-held, waarvan zelfs de loutering niet te nadrukkelijk mag overkomen. De slotparagrafen zijn in dit opzicht meester- lijk. R. SMETS SUPERNOVA : Asimov, Ballard, Heinlein

Meulenhoff SF nr. 68, 468 blz., 255 F

Deze lijvige omnibus omvat de herdruk van drie klassieke SF-ro- mans, die allen reeds in het nederlands verschenen in 1967. Voor doorwinterde SF-lezers zal het boek dan ook niets nieuws brengen, voor anderen 3 x een must. Vooreerst is er VERDWAALD TUSSEN DE STERREN door Robert Heinlein (Orphans of the Sky - 1963).

SF-MAGAZINE P. 27

Met deze titel zette Meulenhoff destijds haar SF-reeks in. Het is een classic van de periode van wereldoorlog II : inderdaad vat deze roman twee "novella's" samen, "Universe" en "Common Sense", die respectievelijk in mei en oktober 1941 verschenen in Astoun- ding SF. Een geïsoleerde "beschaving" is in een reusachtig ruimteschip (8 km op 600 m, met concentrische dekken, kantoren, woningen en hy- droponische tuinen) sinds generaties op weg om een lichtjaren ver gelegen zonnestelsel te koloniseren. Doch bij een muiterij komen de kapitein en een deel van de beman- ning om en honderden jaren later zijn niet enkel het doel van de reis, maar ook de oude aarde vergeten. "De Wetten van het Plan van Jordan" en "Elementaire moderne fysica" zijn nog slechts my- then. En op de "gewichtloze" dekken verblijven de "mutties", de mutanten. In deze samenhang ontdekt een der overlevenden het oorspronkelijke doel van de reis en doet het schip landen ...

Tweede uitgave in Meulenhoff's reeks was destijds een in 1954 bij Doubleday verschenen ruimte-detective van Isaac Asimov, nl.

DE STALEN HOLEN door Isaac Asimov (Caves of Steel)

De eerste publikatie hiervan gaat terug tot Galaxy (10/12-1953), en Asimov voert hier toekomstige aardse steden ten tonele, diep onder de grond, met een bevolking die de zon zelfs nog nooit heeft gezien en haar licht ook schuwt. Dit element speelt di- rect en symbolisch een belangrijke rol in het boek. Deze "su- persteden" zijn immers de exponent van een verstarde maatschap- pij, waarvan de bevolking, onderworpen aan starre regels, voed- selschaarste, en een dictatoriaal kastensysteem, als het ware niet uit zijn "stalen hol" durft te treden. Hiertegenover stelt Asimov de "buitenwerelders", aardse kolonies op een 50-tal planeten, waarvan de geest heel anders is, opener in een woord. Een kleine groep kolonisten heeft zelfs een stad gesticht op de oude aarde, naast het vroegere New-York. Een en ander leidt tot conflicten en deze conflicten op hun beurt tot een moord. En deze zal dienen opgelost door het inmiddels beroemde duo, dat gevormd wordt door de aardse detective Lije Baley en zijn bui- tenaardse collega R (voor robot) Daneel Olivaw. Uiteraard gaat bun rol verder dan het opsporen van de moordenaar aangezien hun succes ook het lot van de interplanetaire betrek- kingen gebonden ligt. En aangezien Asimov van de verhouding tus- sen beide mannen gebruik maakt om de houding van beide mensen- groepen (zijnde tenslotte twee uitingen van de hedendaagse mens tegenover vooruitgang) tegenover elkaar te stellen en uit te tes- ten. Een vervolg op dit boek wordt gevormd door "The Naked Sun", (M. SF nr. 12), waarvan het gebeuren zich juist op een buitenplaneet afspeelt en waarin Asimov de "andere zijde" scherper belicht. Overigens passen beide romans in het kader van de "robot"-serie waaruit we nog "I, Robot" en "The Rest of the Robots" noemen.

SF-MAGAZINE P. 28

Heel anders, op alle vlakken, is het derde boek in de bundel, nl.

"DE BRANDENDE AARDE" door J. G. Ballard (The Burning World)

Een der "katastrofe"-romans van deze auteur, samen met "The Drow- ned World" en "The Cristal World". In dit geval gaat de aarde ten onder aan een brandende droogtegolf, die wordt veroorzaakt door een monomoleculaire polluerende laag op het zee-oppervlak die alle verdamping belet. Dokter Ramson tracht de ineenstorting van onze wankele beschaving te overleven. Verder op dit boek ingaan zou ons te ver leiden. Ballard is on- getwijfeld een der allergrootste schrijvers van zijn generatie. voor wie SF in die periode (omheen '60) de natuurlijke uitweg was om op een speculatieve manier de reacties weer te geven van de mens op de verschillende wetenschappelijke, technische en politie- ke omwentelingen, waarvan hij getuige was. Waar hij eens SF definieerde als een literatuur van technologisch optimisme, ontstaan in het Amerika der twintiger jaren, ging Bal- lard juist de andere weg op. Bovendien liet hij de toekomst voor wat ze was om meer in het bijzonder het heden te belichten, en dit vaak vanuit een bijzonder ongewone hoek.

Een aanmerking kunnen we bij deze "Supernova" moeilijk vermijden. Ongetwijfeld zijn de drie vooropgestelde werken op hun manier in- teressant. Maar wanneer herdrukken worden gebracht, waarom zich dan niet beperken tot bij elkaar horende romans van één auteur, tot bepaalde cycli als het ware ? Of misschien toch minstens tot werken die in eenzelfde sfeer liggen of van eenzelfde periode da- teren ? Waarom herdrukken bovendien, wanneer deze romans onge- twijfeld in het bezit zijn van de meest SF-lezers, of toch zeker twee ervan ... En wanneer zoveel ander interessant werk op ver- taling roept ? Bovendien hebben prijzen van omnibussen wel de neiging iets uit de hand te lopen ... A. DE RIJCKE/R. SMETS WELKOM OP AARDE door Eric Frank Russell

Meulenhoff SF nr. 72

Nog een lijvig werk in de Meulenhoff-reeks, waarin nog verhalen- bundels van Vance, Sturgeon, Lafferty, Van Vogt, Tenn, Laumer en anderen aangekondigd worden. 12 verhalen van deze in 1905 geboren Engelse schrijver, die om- streeks 1939 bekendheid verwierf met een aantal SF-verhalen, en daarop een omvangrijk oeuvre bijeenschreef. Ook had hij een zekere invloed op Olaf Stapledon, waarvan het werk en het belang de laatste jaren ook terug wordt geapprecieerd. SF-lezers kennen Russell ongetwijfeld van een zestal werken die van hem reeds in het Nederlands verschenen, o.a. "De Grote Uit- tocht" en "Mensen, Martianen en Machines" bij dezelfde uitgeve- rij. De hier verzamelde teksten, waaronder "Diabologica", "Hob- byist" en "Allamagoosa" kunnen deze kennismaking nuttig afronden. R. SMETS

SF-MAGAZINE P. 29

MIDZOMEREEUW (IN GEVECHT MET DE VOGELS) door James Blish

(Oorspronkelijk : "Midsummer Century", 1972). Born SF nr. 53

De geestelijke "Ik" van Dr. John Martels, polytechnicus, komt in- gevolge een misstap uit zijn 20e eeuwse wereld terecht binnen het afgesplitste gedeelte van QVANT, een meesterbrein dat in de vier- de cyclus van de menselijke geschiedenis werd gebouwd om de over- gang naar de vijfde cyclus te vergemakkelijken. Buiten een handjevol mensen omheen het centrale brein, aan de Zuidpool, leven resten van de mensheid in deze periode, ca. 25000 A.D., in uiterst primitieve omstandigheden, onder voortdurende be- dreig van gemuteerde vogels, die op hun uitschakeling broeden. Omheen dit gegeven bouwt Blish een, naar verhouding, lang "avon- tuurlijk" gedeelte, terwijl hij naar het einde toe een aantal the- orieën aanraakt in verband met geestelijke ervaringen. Ik noem telepathie, mystiek en meditatieve introspectie naar Boeddhisti- sche trant, met elementen van Zen en Tantra. Belangwekkend is het idee de historische cycli, die als wederge- boorten worden aangeduid, in verband te brengen met de stadia der bewustwording, nl. de oriëntatie, het realiteitsverlies, de con- centratie, de meditatie, de contemplatie, de leegte, de herintre- de en de herstabilisering, zoals het hier in vertaling heet. Jam- mer is wel dat het avontuurlijke deel weinig origineels heeft, met een bepaald symplistisch slot, terwijl het "beschouwende" deel be- trekkelijk snel, zonder veel diepgang en zelfs enigszins verward wordt afgewerkt. Er was oneindig meer uit dit idee te halen dan het "gevecht met de vogels". Bij Born verschenen nog vertalingen van Blish' "Case of Conscience" (De goddeloze tuin van Eden, nr. 7) en "Black Easter" (Het helse paasvuur, nr. 29), waarnaar ik de lezer met meer overtuiging ver- wijs. R. SMETS

IN DE MACHT VAN MORGEN door Fritz Leiber

(Oorspronkelijk : "The Big Time", 1961). Born SF nr. 54

Overal omheen de "PLEK" waaien de Winden van de Verandering : een eufemisme voor een (vooral voor de mensheid) genadeloze strijd tussen "spinnen en slangen", die de loop van de geschiedenis voort- durend in eigen voordeel herinrichten en bij het "herzien" van de gebeurtenissen mensen inzetten die uit hun tijdsverband zijn weg- gerukt. Schijndoden, spoken en demonen. We volgen een fase van de strijd vanuit de optiek van zulke demonen, nl. de "Entertainers" die de "PLEK" bevolken en die aardse en buitenaardse gasten op be- zoek krijgen, waarvan sommige het bijzonder bont maken. Eenheid van plaats en tijd (en handeling ...) maken de "PLEK" tot een eiland in het gebeuren en wekken een gevoel van beklemming en uiterste eenzaamheid in de hand. Maar Leiber is ook humorist, en zijn personages evolueren in hun bizarre omgeving met een haast uit- dagende vanzelfsprekendheid. Lafferty avant la lettre zou ik zeggen.

SF-MAGAZINE P. 30

Leiber ontving voor dit boek een "Hugo" : naar ik meen voorname- lijk voor de narratieve eigenschappen ervan en voor de bijzondere wrang-vrolijke toon. De inhoud van deze "fantasy" komt me daarentegen eerder schraal voor en het willekeurige van deze verhaaltrant heeft (voor mij althans) iets irriterends. Naar het einde toe betoogt Leiber dat (resp.) plant, dier en mens (resp.) materie, ruimte en tijd hadden "gebonden", het nu de "demonen" behoort de veranderingen te binden, of de meervoudige mogelijkheden. Een idee dat heel even boven komt en voor mij toch iets te laat om het geheel wer- kelijk boeiend te maken. R. SMETS

HET PUNT OMEGA door George Zebrowski

(Oorspronkelijk : "The Omega point", 1972). Born SF nr. 55

Het eerste werk van deze jonge Poolse-Amerikaanse auteur, als ik me niet vergis. En meteen op een heel behoorlijk niveau. Het volk van Leiderszoon Gorgias werd eeuwen terug na een vrese- lijke slachting door de "aardreuzen" uitgeroeid. Slechts een minderheid op Aarde realiseert zich dat hier enkel het gevaar werd gezien en niet de mogelijke stimulans van een gezamelijke opgang. Gorgias hooggespannen verwachtingen worden teleurgesteld : de fabelachtige "verloren" technische middelen van zijn ras blijken ineffectief, zijn legendarische reserveleger ontbestaande; zijn eigen eenzame wraak blijkt slechts een zinloze guerilla. Van zijn kant behoort zijn aardse achtervolger tot diegenen die een verzoening voorstaan : het succes van zijn zending wordt meteen zijn grootste persoonlijke mislukking. Zal de stagnatie aan bei- de zijden worden verbroken ? Beide hebben echter het essentiële uit het oog verloren : de ver- dere psychologische opgang van de soort. Een doorbraak die door Zebrowski geleidelijk wordt aangebracht. Enigszins met filosofie vertrouwde lezers zullen in het "Punt Omega" zekere ideeën van Teilhard de Chardin terugvinden. Zebrow- ski's bronnen werden overigens voldoende aangegeven in de citaten die verschillende delen van zijn werk voorafgaan. Het behoort niet tot de minste charmes van dit boek een jong au- teur meteen de grenzen van de "space-opera" te zien doorbreken, terwijl zijn boek niettemin bijzonder krachtig en vlot leesbaar blijft. Een euvel waaraan veel betere SF lijdt is een plots samenkomen van een behoorlijke dosis theorie in de allerlaatste bladzijden waar in wat voorafgaat vooral aandacht werd geschonken aan het voor- wendsel, d.w.z. aan de avontuurlijke kant van de zaak, die er in een roman nu eenmaal met al zijn verwikkelingen bijhoort. Ze- browski heeft dit weten te voorkomen door praktisch van bij de aanvang van het boek, een aantal "wakende droom"-sequensen tussen te schakelen, die niet enkel de verdere evolutie verduidelijken,

SF-MAGAZINE P. 31

maar ook logischerwijze hiertoe leiden. Verder geeft dit aan zijn boek een bijzondere actuele kleur. Voor zover men hierover in vertaling kan oordelen lijkt me de auteur ook een briljant sty- list. Werkelijk betere SF. R. SMETS DE GROTE CHAOS door Ron Goulart

(Oorspronkelijk : "After Things fell apart, 1970). Born SF nr. 56

Burgerlijke revoltes en een korte Chinese invasie hebben Amerika tot een chaos gemaakt van stadstaten en enclaves waar vooral de ongeschreven wet belangrijk blijft. In deze wirwar gaat een detec- tive uit de S.F.-enclave (S.F. voor San Francisco, natuurlijk, of dacht u ...?) achter een feministische "mannenmoord"-organisatie aan. Gelegenheid te over voor Goulart om de draak te steken met een aantal recente en toekomstige geplogendheden en modeverschijnse- len. Citeren we, willekeurig : een amateur-maffia, waaruit stelselma- tig Italianen worden geweerd, een Nixon-instituut voor bejaarde rock-zangers, een mechanisch jazz-festival, een FBI-motel, een copie van Freud's Vienna voor adepten van de diepte-psychologie, en, tenslotte, onvermijdelijk, een reeks bewegingen van kleurlin- gen, homofielen en al dan niet dolle dames. Het verhaal is in dergelijk geval enigzins bijkomstig. De satire wil wel eens leuk zijn; hoogst origineel zou ik ze echter niet willen noemen. De kritiek blijft wat ik epidermisch zou noemen. Een indruk die ook het boek als geheel me naliet. R. SMETS

SF-MAGAZINE P. 32

WAAR FABIOLA-HOME (Studentenhome van de Rijksuniversiteit Gent) Stalhofstraat 4 te Gent (= zijstraat van de Overpoortstraat, tus- sen de Overpoort aan het Citadelpark en de oude St.-Pietersabdij). Dit is een modern gebouw van 7 verdiepingen (240 éénpersoonska- mers met elk warm en koud water (douche op elk verdiep). Voor SFANCON 5 hebben we er 100 kamers voorbehouden en krijgen we er de beschikking over drie zalen : twee volledig gescheiden lokalen op het gelijkvloers (één voor de voordrachten en één met bar voor de tentoonstellingen, boekenstands en zithoekjes). Prijs per kamer met ontbijt (+ taks) ... alles inbegrepen 200 F/ persoon. Warme maaltijd op zaterdagmiddag in het universiteitsrestaurant : 60 F/persoon. We zullen trachten eveneens op zondagmiddag een warme maaltijd te bekomen (normaal niet toegestaan door de Uni- versiteit, doch we zullen trachten een gunstige regeling te tref- fen). Het restaurant ligt op 50 m van het Fabiolahome.

Reservaties van de kamers moet 1 (één) maand op voorhand geschie- den.

Voor reservaties van kamers, en maaltijden, schrijven op adres :

ANDRE DE RIJCKE Baron C. Buysseplein 13 B-9820 ST.-DENIJS-WESTREM REGISTRATIE : vrijdag, vanaf 19u, ganse zaterdag en kontrole zon- dagmorgen.

PROGRAMMA

Alle filmvoorstellingen grijpen plaats in de grote benedenzaal. Zaterdag

09u30 : Registratie 10u00 : Welkomstspeech door de toastmaster (grote zaal). 10u15 : Openingsspeech door eregast KEN BULMER. 11u00 : Koffiepauze. 11u20 : Kortfilm van F. VERBEKE : "PERPETUUM MOBILE". 11u30 : JEAN-PIERRE ANDREVON : discussie in de grote zaal. 12u10 : Film van R. PEIRSMAN en N. DANEELS : "MUTANT".

12u35 : Lunch in het universiteitsrestaurant tot 14u00.

14u00 : Speech door SAM LUNDWALL. 14u45 : Koffiepauze. 15u15 : Grote zaal : lezing door ION HOBANA over "L'importance

SF-MAGAZINE P. 33

hi historique de la SF européenne". Kleine zaal : Diskussie met Peter ROBERTS en Jan JANSEN. 16u00 : Grote zaal: SANDRO SANDRELLI (lezing in het Engels). Kleine zaal : MANUEL VAN LOGGEM : Discussie. 16u45 : Kortfilm van F. VERBEKE : "THE YELL OF MR. ASHER". 16u55 : Grote SF-VEILING.

18u30 : Bar wordt gesloten tot 19u30.

20u30 : SF-PARTY : verkleden aangeraden (Eventueel eenakter) Zondag 10u00 : SFAN-AWARDS en uitreiking der prijzen van de verhalen- en tekenwedstrijd. 10u30 : Grote zaal : Speech van Dr. KONRAD FIALKOWSKI. Kleine zaal : Paneelgesprek met YVES FREMION. 11u15 : Koffiepauze tot 11u45. 11u45 : Kortfilm van FERNAND MEES : "DUIVELSRIJEN". 11u55 : Grote zaal : JEAN-PAUL FONTANA. Kleine zaal : CARRY WEBB (van het Star ship program).

12u40 : Lunch tot 14u30.

14u30 : Grote zaal : Speech van Dr. JACQUES GOIMARD. Kleine zaal : Discussies. 15u15 : Film. 15u30 : Koffiepauze. 16u00 : Speech door ANDRE RUELLAN (KURT STEINER). 17u00 : Afscheidswoord.

19u30 : SF-LANGSPEELFILM. (Dit progamma is nog vatbaar voor wijzingingen !!!) Verder nog :

- Diaprojecties.

- Tentoonstellingen.

- Boekenstands.

UW INSCHRIJVINGEN (Attending membership = 120 BF) EN RESERVATIE WORDEN VERWACHT, BIJ RESP.

INSCHRIJVING SFANCON 5

Op rekening van SFAN bij de N.V. GENERALE BANKMAATSCHAPPIJ te ANTWERPEN nr. 220-0961338-07 met vermelding SFANCON 5 (buitenland uitsluitend per inter- nationaal postmandaat).

RESERVATIE DER KAMERS EN MAALTIJDEN (vóór 31 juli)

ANDRE DE RIJCKE Baron C. Buysseplein 13

B-9820 ST.-DENIJS-WESTREM

EDDY C. BERTIN, Dr. Van Bockstaelestraat 80 te 9218 LEDEBERG

Even een kort commentaar : de laatste twee nummers (jan. & febr. 1974) zijn inderdaad een grote verbetering, niet alleen door het gebruik van speciale letter-headings en zo, maar ook door de uit- stekende cover van Pauwels. Inhoud is volgens mij voldoende ge- varieerd : één centraal thema dat de basisbrok vormt, dan de vas- te rubrieken en recensies, afgewisseld met kortverhalen. Even enkele uitweidingen bij Gerd Hallenberger's artikel over SF en pop-muziek. Het is volgens mij zo dat je van een groot deel van de door hem vermelde werken moeilijk of niet kan uitmaken of het iets met SF te maken heeft, tenzij je de teksten werkelijk bij de pand hebt en de songs zo kan volgen, of tenzij je de titel specifiek weergeeft, zoals bij Jefferson Airplane. De zang van de meeste dergelijke groepen is nl. vaak onverstaanbaar en ver- drongen door de muziek. Van de groep UFO hier de ontbrekende ge- gevens : van de LP "UFO 1" weet ik niets, maar "UFO 2" (Decca SLK 16726-P) draagt de ondertitel "Flying : One Hour Space Rock. Kant 1 bevat "Silver Bird", "Star Storm" (18'50") en "Prince Kajuku", kant 2 bevat "The coming of Prince Kajuku" en "Flying" (26'30"). De kortere nummers zijn genietbaar, overwegend instrumentale har- de elektronische rock, de twee longtracks zijn eveneens volledig instrumentaal, véél te lang uitgesponnen ge-experimenteer met ge- luiden en instrumenten zodat ze eerder naar de vervelende kant toegaan. Ze doen soms denken aan minder melodieuze Pink Floyd. Er is ook nog UFO LIVE (Decca SLK 16769-P), dat vijf rock-nummers bevat en de twee "Kajuku"-instrumentale nummers samengebracht tot één doorlopende track van 8'20", zoals de meeste live-platen is deze minder genietbaar. Het beste koopje van deze groep heet "THE BEST OF UFO" (Decca SLK 17008-P) dat 10 goede rock-nummers bevat, waarbij "Galactic Love, "Silverbird" en de twee "Kajuku"- nummers. PINK FLOYD heb ik nooit zo erg kunnen appreciëren, som-

SF-MAGAZINE P. 35

mige nummers zijn wel melodieus maar een groot gedeelte van SAU- CERFUL OF SECRETS lijkt mij toch meer experimenteel geklungel toe dan echte harmonieuze muziek. Hun beste is wel JOURNEY TO THE DARK SIDE OF THE MOON, waarvan de teksten volledig de weg van de "new wave"-SF opgaan, vooral dan in de prachtige finalenummers, "Brain Wave" en "Eclipse". Vreemd ook dat bij de referentietitels heel bepaald THEIR SATANIC MAJESTY REQUESTS (Decca TXS 103, 1967) van The Rolling Stones niet vermeld wordt, daar juist dit album zo zuivere SF-songs bevat, én fantasy. "2000 Light Years from Home" is overbekend uiteraard, maar wat dan over "In another Land" (de droomovergang in een andere wereld, misschien in het brein van de dromer), en"2000 Man (generatieconflict en de familiale situa- ties in de computer-geregeerde toekomst). En dan héél speciaal de MOODY BLUES, waarover bijna niets gezegd wordt, behalve enkele woordjes over één album. In de referenties mag je THE MAGNIFICENT MOODIES wel schrappen, die is reeds jarenlang nergens meer te krijgen en heeft bovendien helemaal geen snars te zien met SF, het zijn zeer goede maar commerciële pop-songs uit de jaren 1960-63. DAYS OF FUTURE PASSED start het experimenteren (uitgebracht na een tweede commerciële plaat "Boulevard de la Madeleine") : het be- schrijven via poëzie en muziek van "a day in the life", in samen- werking met het London Festival Orchestra, en alhoewel sommige me- lodieën wel tegenvallen toch een uitstekende plaat die evenwel ook al weer weinig met SF te maken heeft. De mystieke tour begint met IN SEARCH OF THE LOST CHORD compleet met Yantra en Oosterse "Om"-muziek, waarin het fantastische element vooral naar voren treedt in "House of Four Doors", "Legend of a mind" en vooral in "(Thinking) is the best way to travel". De SF gekoppeld met het fantastische element komt pas voor in ON THE THRESHOLD OF A DREAM met de confrontatie van de kleine mens met de almachtige computer, in "In the Beginning", dan de scènes van het alledaagse "normale" leven in de verdere tracks van kant 1 en de eerste twee songs van kant 2, om over te gaan in de reis in het fantastische in de drie episodes van "The Dream" die de verdere kant 2 in beslag neemt. Evolutie, de toekomst en de verstoorde balans van de moderne be- schaving, gekoppeld aan een voorkeur voor een terugkeer naar de harmonie van het pastorale, samengebracht in zacht en melodieuze songs zijn de hoofdmotieven van EVERY GOOD BOY DESERVES A FAVOUR en TO OUR CHILDREN'S CHILDREN, en deze - vooral het harmonieuze, vredige element komen terug in hun nieuwste elpee (van 1973) SE- VENTH SOJOURN (Threshold Records THS7), waar de algemene sfeer slechts gebroken wordt door het (op zichzelf ook goede) rock-num- mer dat hen daarmede eveneens een hit-single opleverde. Dat is waarschijnlijk het laatste album, want naar het schijnt zouden de Moody Blues uiteen zijn. Tot zover deze aanvullingen die niet bedoeld zijn als kritiek op Hallenberger's artikel. E.C. BERTIN

THE STEAM-DRIVEN BOY AND OTHER STRANGERS door John Sladek

Panther SF nr. 586-03801-9, 1973, 189 blz.

Dertien verhalen van deze (wel erg) new-wave satirist, aangevuld met tien parodiën van gekende (SF-) schrijvers Iclick As-i-move, Barry Dubray, Hitler I. E. Bonner (!), Chipdip K. Kill en anderen. Niet dat Sladek's "gewone" verhalen vrij zouden zijn van parodi- sche inslag. De schrijver van "The Reproductive System" (Mechasm) en "The Müller-Fokker Effect" gaat hier natuurlijk in de eerste plaats zijn gebruikelijke slachtoffers te lijf, nl. de adminis- tratie en al haar min of meer militaire en parallelle nevenver- schijnselen, inclusief spionnitis en gadgetry. Maar ook de best- seller krijgt hier een meer dan behoorlijke deuk. En, zoals ik reeds zei, ook verschillende SF-auteurs. En qua imitatie is Sla- dek behoorlijk op de hoogte.

Geschreven tussen 1966 en 1971, en verschenen in meest diverse tijdschriften, waaronder ook "New Worlds", hebben een aantal ver- halen weinig gemeen met essef, zoals de "eerste generatie" dit bracht. Bovendien heeft dit schrijven "voor lezers", "in de twee- de graad", als vanzelfsprekend beperking dat van de lezer, om geheel genoten te worden, een behoorlijke kennis of vertrouwdheid met klassieken en anderen van het genre (en andere genres) wordt vereist.

Persoonlijk vind ik Sladek op zijn best wanneer hij op een geheel eigen, savoureuse, wat nostalgieke manier de oudere schrijfwijze en atmosfeer oproept van Wells of Poe, of nog, de herfst-tinten van Bradbury (in "Joy Ride").

ROBERT SMETS

SF-MAGAZINE P. 37

L'ENCHASSEMENT door Ian Watson

Editions CALMANN-LEVY, Paris, Coll. "DIMENSIONS" (28 F.Fr.) (Oorspronkelijk : "The Embedding)

Dit is de eerste roman van deze talentvolle 31-jarige Ergelsman die zijn diploma "letteren" behaalde te Oxford en nu dit vak do- ceert aan het "Arts & Design Center" te Birmingham; hij geeft er tevens les in "SF" en met Peter Nichols wordt hij de 2e Brit die op deze manier in zijn levensonderhoud voorziet. Zijn eerste stappen op SF-gebied deed hij in '69 in "New Worlds". Tot op he- den genoot hij bekendheid met enkele verhalen en kritische lite- raire artikels, doch zijn eerste roman mag werkelijk inslaand genoemd worden. Enerzijds is er de traditionele Engelse gevoels- sfeer en anderzijds een invloed van de killere "New Wave". Oordeel zelf : wat is "Embedding" ? Vrij vertaald het inprenten, het inlassen. Het is een thema dat door het ganse boek loopt, onder verschillende betekenissen, doch vooral in de zin van "spe- ciale woordstructuur"; rencente Amerikaanse taaltheorieën over de neurologische basis in alle menselijke syntaxis in de "transfor- mationele" en "generatieve" grammatica vormen het - niet expliciet vermelde - stramien van dit boek. De semantische wetten der "te- ruglopendheid", die toelaten eenzelfde operatie meerdere malen uit te voeren wanneer men een zin opbouwt, worden hier toegepast om om een zin zo lang te maken als men wil en dit in een bepaalde vorm, bv. "'t is de kaas die de rat die de kat die de hond heeft weggejaagt, heeft gebeten, heeft gegeten". Grammaticaal juist, doch moeilijk te volgen. Gaat men nog verder dan bekomt men iets als Raymond Roussel dichtwerk "Nouvelles Impressions d'Afrique". Naar deze bundel wordt in dit boek dikwijls verwezen, doch wat I. Watson niet duidelijk zegt is dat Roussel inderdaad heeft geleefd en dat zijn bundel effectief verscheen in 1932 : 1276 verslijnen waarin hij ijverig gebruik maakte van taalkundige haakjes, haakjes tussen haakjes ... tot zelfs vijf haakjes na elkaar. Dus: (((((..). Om deze verzen te begrijpen moet men dan ook vaak naar voorgaande bladzijden teruggrijpen. Wat heeft dit nu te maken met de "Embedding" ? In dit boek gaat de schrijver nog véél verder met de zoëven aangehaalde taal theo- riën. Een der hoofdpersonages is Chris Sole, een taakkenner, die in een Engels instituut een groep weeskinderen onderwijst, vanaf hun prille jeugd, in een"geprefabriceerde", vervormde engelse taal volgens een doorgedreven Roussel-principe. De kinderen leven sinds hun geboorte praktisch in afzondering, en werden voortdurend be- handeld met een "proteïne-synthese-versneller", die een verhoogde hersenfunctie veroorzaakt. Deze kinderen spelen en spreken met el- kaar, doch men kan hen niet verstaan of met hen converseren zonder tussenkomst van een computer. Anderzijds is er de etnoloog Pierre Darriand, vriend van Sole en ex-minnaar van zijn echtgenote, die in Brazilië verblijft bij een indianenstam die met uitroeiing wordt bedreigd door een amerikaans-braziliaans project tot constructie van een reuzendam die het ganse Amazone-gebied onder water zal zetten. Deze schrijft Chris een uitvoerige brief over de stam die

SF-MAGAZINE P. 38

over twee talen beschikt, het Xemahoa A en -B; laatstgenoemde taal is enkel verstaanbaar onder invloed van een drug, de "Maka-I" en dient om de oeroude rythen over te leveren. Chris wordt naar Nevada gezonden om als taalkundige te bemiddelen tussen Amerikanen en Russen enerzijds en op aarde gelande aliens anderzijds. Na een 1000-jarige studiereis door het melkweg-stel- sel zijn deze echt geloofwaardige Sp'thra inderdaad ook bij ons geland, in hun speurtocht naar een ultieme taal. Zij wensen dan ook gegevens in verband met het taalgebruik te ruilen voor tech- nische inlichtingen betreffende ruimtevaart. In dit verband gaat nu het Xemahoa-B een belangrijke rol spelen. Doch alles loopt in het honderd, wanneer de machtstrijd in Brazi- lië een expeditie tot bij de indianenstam doet mislukken en wan- neer het kind dat de indianenstam als redding onder invloed van de drug had verwekt een monster blijkt te zijn. De Sp'thra wor- den door paranoïde terranen aangevallen en ook de achtergebleven "ingeprente" kinderen in het engels instituut maken amok ... Een indrukwekkend resultaat, deze eersteling. Ieder die wel eens het gevoel had dat zijn denkvermogen sneller werkt dan zijn spraak- en uitdrukkingsvermogen wordt deze roman aanbevolen. Hij bevat ook nieuwe doch aanvaardbare elementen, in verband met de zeden van de indiaenenstam, de ruimtevaart-technieken van de aliens (dit- maal met een rationele uitleg ...) en tenslotte de tweeling-wereld en de para-wezens van deze laatsten. Nogmaals aanbevolen.

A. DE RIJCKE THE HAUNTED EARTH & DEMON SEED door Dean R. Koontz

Resp. Lancer Books en Bantam Books, 192 en 182 blz.

Aktie in twee nieuwe romans van deze talentvolle schrijver. In "The Haunted Earth" gaat hij het satirische pad op : de aarde heeft kontakt gekregen met de humanoide Maseni. Deze kennen het geheim tot kontaktname met de werelden van het bovennatuurlijke, zodat de aarde een medebevolking krijgt van vampiers, tovenaars, weerwolven, spoken e.a., plus "Moderne legendefiguren" als de "Amerikaanse neger" en de "Uitgeweken Italiaan", terwijl de Ma- seni opgescheept raken met aardse figuren als "De Dronken Chauf- feur" en uiteindelijk een Lovecraftiaanse onzichtbare griezel. Het verhaal zelf is een kolder-detective omheen een vermiste Maseni.

In zijn andere roman, nl. Demon Seed, neemt Koontz de klassieke situatie van de moderne Gothische triller : een mooi jong meisje alleen opgesloten in een oud huis, waarin een moordlustige maniak ronddwaalt. In dit geval is de maniak echter een superintelligen- te computer die het mechanische huis volledig heeft overgenomen en die dolgraaggeen baby van het brave kind zou willen. Het klinkt vergezocht en het slot lijkt op een fragment uit een monster- film-scenario, maar het boek is degelijk uitgewerkt en bijna ge- loofwaardig.

E.C. BERTIN

SF-MAGAZINE P. 39

THE BOOK OF PHILIP JOSE FARMER

DAW-Books nr. 63, 1973. 239 blz. 95 ¢. (cover van Jack Gaughan) Ondertitel : "Or the Wares of Simple Simon's Custard Pie and Spa- ce Man" (of wat kon je anders van PJF verwachten ?) Een bundel verhalen, waarvan de helft origineel. In feite omvat het boek drie secties. Deel 1 bevat vijf novellen, die elk een specifiek aspect van Farmer's werk naar voren brengt, zoals zijn "vreemde verwantschappen op sexueel gebied" met "My Sister's Bro- ther", de brutale tekening van "The Alley Man" of de moderne va- riant op het Gothische griezelverhaal in "Father's in the Base- ment". In Deel 2 vinden we zes "Polytropical Paramyths", korte fantastische kolderverhalen en satiren, en in Deel 3 de fictieve biografiën : een interview met Lord Greystroke, alias Tarzan, en een artikel over Vonnegut's Kilgore Trout. Een uitstekende keuze van verhalen en "essays", aaneengeregen door uitgebreide inleidingen over het hoe en waarom door Farmer.

E.C. BERTIN

De toekomst van het jaar 2293. In de "Vortex", een kleine ge- sloten samenleving, opgericht eeuwen geleden in een door oorlog geteisterde, overbevolkte en vervuilde wereld, leven de eeuwig jonge "Eternals". Buiten de "Vortex", in de "Outlands" leven de "Brutals" en de "Eterminators". De "Etermihators" zijn de zendelingen van de god "Zardoz", een stenen reuzehoofd met het gezicht van een Grieks treurmasker, dat door de "Vortex"-bewo- ners wordt aangewend om de bijgelovige "Outlanders" levensmid- delen af te persen, en de "Exterminators wapens te leveren ten einde de snel voortplantende "Brutals" uit te dunnen. Zed, een van de "Exterminators" dringt via het stenen hoofd de "Vortex" binnen, vindt het geheim van het eeuwige leven van de "Eternals" en kan daarmee deze samenleving vernietigen. Een eenvoudig thema lijkt u ...

Science-fiction schijnt tegenwoordig fel "in" te zijn in de ci- neastenwereld. Misschien daarom dat JOHN BOORMAN, bekend om zijn uitstekende films als "Leo the Last" en "Deliverance" er zich ook een keer aan wou wagen ...

Enkele dagen geleden verscheen in een bekend Vlaams tijdschrift een uiterst objectieve kritiek over deze film, die treffend mijn, als mijn-mede-vrienden-toeschouwers' bezwaren en opmerkingen sa- menvatte. Enkele paragrafen willen we u niet onthouden :

"...voor mij is het pure fantasie en dan nog geen van de beste soort, omdat het allegaartje van science-fiction, futurologie, religie, bijgeloof, mythologie, technologie en metafysische alle- gorie op geen enkel ogenblik tot iets zinsvol wordt samengebracht". "...Eén van de meest flagrante pretenties van "Zardoz" is het uit- spelen van het menselijke intellect tegen de menselijke fysiek ( een constante in de films van Boorman). Dat Zed erin slaagt de Vortex (met intellect) te vernietigen, komt in de eerste plaats door zijn kracht (ook de vrouwelijke leidsters van Vortex zijn gefascineerd door zijn viriliteit waardoor hij gespaard wordt van de dood) en dan pas door zijn verworven kennis. De tweede pretentie is uiteraard de allegorie die achter de feiten schuil- gaat, en waaruit we verzocht worden de wereldschokkende vast- stelling te halen dat het maar wat goed is dat de mens KAN Sterven ..." Nou ja, go and see it yourself ...

SF-MAGAZINE P. 41

Vervolg van p. 22

Een amusant en onbezorgd werk dat veel succes kent bij de Russische lezer, maar ook zijn stekelige zijden heeft. Dit aspekt komt duide- lijk naar voor in verhalen als "De Vlucht", die als het ware een condensatie inhouden van het recenste werk van de Stroegatski's.

Het valt moeilijk de ontwikkeling van de belangrijkste SF in de U.S.S.R. te voorspellen, aangezien deze zo nauw afhangt van de wisselvalligheden van de algemeen kulturele politiek. Een viertal jaren vroeger leek een verdere bloei waarschijnlijker dan nu. Men overwege slechts de afname van het aantal publikaties, dat tot de helft terugliep in vergelijking met die periode. De buitenlandse criticus kan enkel wagen voorop te stellen dat de Russische SF zich in een stadium bevindt waarin een terugkeer tot vroegere werk- wijzen onmogelijk wordt, en waar het haar enkel mogelijk blijft hetzij tot een hoger niveau te stijgen en nog diepere inzichten te brengen, hetzij in de tweede-rangs literatuur terug te zinken. Ons steunend op de geschiedenis welke zij heeft en op de beschou- wingen welke we hoger maakten, kunnen we haar de schitterendste mogelijkheden toeschrijven. Indien het klimaat een bloei toestaat ... aan zaad ontbreekt het niet. Meer zelfs, een gedeelte van de oogst werd reeds binnenge- bracht. O ===oooOoOooo=== O

SF-MAGAZINE P. 42

Gezocht door EDDY C. BERTIN Res. Murillo Dr. Van Bockxstaelestraat 80 B-9218 LEDEBERG !!! Enkel in de aangeduide uitgaven !!! Meulenhoff : VERDWAALD TUSSEN DE STERREN (Heinlein); DE BRANDENDE AARDE (Ballard). Uitg. Ridderhof-Ridderke (Kerco) : VAL DOOR DE EEUWEN (Burroughs; HETLAND DER VERSCHRIKKING (Burroughs). BORN-Romanpers : Perry Rhodanpulps nrs. 37 39 40 41 86 BORN : Perry Rhodan pockets nrs. 1 à 6 (de originele 96-blz. pbs). Prisma pbs : AVONTUUR TUSSEN DE STERREN (Van Vogt), REIS NAAR HET DIEPSTE DER ZEE (Sturgeon), VERHALEN DIE HITCHCOCK KOOS nr.3. De reeks ALFRD HITCHCOCK PRESENTEERT nrs. 12 & 17. Zwarte beertjes : CITY (Simak, nr. 909), DE KLAPLOPER (Bloch, nr. ABC - grote pbs : DE VROUW OP DE SCHIMMEL (Collier), DE SPECIA- LITEIT VAN HET HUIS (Ellin). De Franse Dracula-pockets nrs. 9, 13 en verder. Het nederlandse magazine SPOOKY nrs. 8,10 en verder. Tweedehands enkel ben ik ook geinteresseerd in de volgende boeken : DE BEZETENE (Blatty, Triton Pers), DE OOM (LeFanu, ABC), DRACULA (Stoker, AB -herdruk van 1973), DE LIEFDE VAN ELEA (BARJAVEL, Geill. Pers, Amst,), 2001 (Clarke, Elsevier), REISDOEL MENSELIJK BREIN (Asimov, Bruna SF-26 herdruk enkel), REIZIGER IN DE ANTI- TIJD (Hugo Raes, Bez. Bij), HET KWIJLEN VAN DE DUIVEL (Cortazar, Bez. Bij), VECTOR 6 (Henry Sutton), SERVIRES SF OMNIBUS (1970), FANTASTISCHE VERHALEN (Abraham Terts, Van Gennep), GEESTEN EN MA- GIERS (Frischlier, Luitingh), HET IJZIGE ZAAD VAN DE DUIVEL (Mar- tin Koomen, wet. uitg. Amst.), 30 BEROEMDE VERHALEN (Poe, Amstel- pocket), REIS ARTHUR GORDON PYM (Poe, herdruk Prisma 1973 of de eerste uitgave), DE VROUWEN VAN IACHARTIS (Frank Visser, ZHU), alle Burroughs-uitgaven in het Nederlands van Uitg. Westfriesland. SCHRIJF MIJ WAT U BEZIT EN UW PRIJS !!!