SF-MAGAZINE 36

60

description

Clubmagazine SFAN

Transcript of SF-MAGAZINE 36

Page 1: SF-MAGAZINE 36
Page 2: SF-MAGAZINE 36
Page 3: SF-MAGAZINE 36
Page 4: SF-MAGAZINE 36
Page 5: SF-MAGAZINE 36
Page 6: SF-MAGAZINE 36
Page 7: SF-MAGAZINE 36

Het zou wel enigszins doordeweeks aandoen dit editoriaal in te zetten met de vaststelling dat buiten de zon straalt, ter- wijl ik deze korte beschouwingen op papier zet. Toch zou ik de zomermaanden hier als leidraad willen nemen. Vooreerst is het zo dat dit nummer van SF-MAGAZINE u nog met enige vertraging bereikt. Dank zij de verdubbelde inspannin- gen van onze technische medewerker(s), die deze maanden niet in ledigheid doorbrengen, hopen wij deze achterstand echter spoedig in te lopen.

Traditioneel is het ook zo dat wij in de loop van de zomer- maanden het zwaardere informatiemateriaal iets terzijde laten ten voor verhalen en lichter werk. Aangezien wij voor ons juli-augustusnummer bijzondere plannen hebben (die we hier - zoals men zegt - nog niet kunnen onthul- len) hebben wij de verhalen dan ook naar dit nummer verschoven en nu treft het bijzonder dat onze eminente medewerken Eddy C. Bertin kortelings zijn derde bundel publiceert, waaruit hij ons, bij wijze van avant-première toestond een betrekkelijk lang verhaal over te nemen. Ik zal hier niet verder op dit "membraan"-verhaal ingaan, aan- gezien Eddy eraan hield dit zelf van een inleiding te voorzien. Wel zei hij me het op prijs te zullen stellen indien zijn le- zers hierop met aanmoedigingen of kritiek wilden reageren. Ik hoop van harte dat hij hier meer bijval zal bij hebben dan wijzelf, want ondanks verschillende oproepen blijven de lezers van dit blad op dat punt oost-indisch doof, als ik me deze uitdrukking correct herinner.

De zomermaanden nog steeds. Zomin als onze technische medewerker(s) zitten andere mensen op deze tijd van het jaar in hun luie stoel. Te Gent is iedereen druk in de weer om het komende congres voor te bereiden en dit belooft een bijzonder succes te worden. Indien u dit nog niet deed wordt het dan ook bijzonder dringend uw deelname-bijdrage hiervoor te regelen. Spaart u a.u.b. een overlast aan werk in de drukke en drukkende augustusmaand en een bijkomende hoeveelheid inschrijvingswerk bij de ingang van de zaal.

Te Amersfoort is iedereen ook druk in de weer met de voorbe- reiding van BENELUXCON 2 dat dit jaar begin november plaats- grijpt. Iets laat op het jaar, maar de deelnemers zullen het zich niet beklagen. En te Grenoble start op 8 juli EUROCON 2.

Page 8: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 02

Over al deze zaken leest u in dit nummer meer.

Lektuur tenslotte voor de warme dagen. Hadden wij dan niet de gelegenheid ze reeds te lezen, dan stel- len we toch vast (en met genoegen) dat een aantal echt goede boeken op onze Belgische markt verschenen. Ik denk aan Aldiss' "Moment of Eclipse", aan Vonnegut's "Breakfast of Champions", aan Thomas Disch' "334", aan "Orbit 12", aan "Clarion 3" en in Nederlandse vertaling bij Meulenhoff, de Hugo-prijswinners "Het Laatste Kasteel" (The Last Castle) van Jack Vance en speciaal het superbe meesterwerk van Frank Herbert "DUIN" (Dune). Van sommige hiervan treft u in dit nummer een bespreking aan. Andere volgen naar wij hopen kortelings. Wel, dat was het dan weer. Tap, tap, tap.

En nu voert Eddy (c) Bertin u binnen in de wereld der membra- nen : we laten hem aan het woord ... a.i. ROBERT SMETS

Page 9: SF-MAGAZINE 36

Voorwoord bij : "VOOR JOU, POPPETJE" - Een verhaal uit de membranen.

Door EDDY C. BERTIN

De "verhalen uit de membranen" zijn een bewuste poging om tot een nieuwe benadering te komen van de "human condition" en de "alien condition", en dit op een wijze die door een verschui- ving van gezichtspunten teven een samensmeltingspünt tracht te bereiken tussen de klassieke thematiek van de zgn. Golden Age SF en de New Wave SF. Het basisthema is dit van de confronta- tie met het onbekende, en dit in drie varianten : de mens t.o. een onaardse reflektie van hemzelf, de alien t.o. alien onder invloed van een aardse reflektie, en uiteindelijk de mens t.o. mens, doch zowel onder aardse als onaardse invloeden, en de eind-confrontatie van het "ik"-wezen met zichzelf. Uiteraard zijn het verhalen van conflict, want in elke vertrouwde vorm het onmenselijke zich ook voordoet, het blijft een onbekende en dus te wantrouwen factor, terwijl precies het menselijke e- lement het meest onmenselijke zal worden door ons gebrek aan werkelijke communicatie, de onmogelijkheid om onze eigen psyche volledig te doorgronden en de ons ingeboren trekken van aliena- tie en geweld. Fundamenteel zijn de "verhalen uit de membranen" het conflict van alternatieve realiteiten, die - net zoals de wisselende personnages - elkaar in elk der drie verhalen aanraken en we- derzijds beïnvloeden doorheen tijd en realiteit, of wat daar- voor doorgaat in de membraanwerelden. Net zoals de verhalen van deze losse trilogie op zichzelf staan, ondanks de weder- zijdse verwijzingen, zo moeten ook de personages, aards of on- aards opteren voor hun eigen realiteit, hoe voorbeschikt deze ook lijkt door de splinters van de membranen die ze in zich dragen. In hoeverre mijn poging geslaagd is, daarover zal uiteraard de lezer zelf moeten oordelen. Het is niet noodzakelijk de verha- len in een bepaalde volgorde te lezen, maar de "chronologische" volgorde (in feite een grap op zichzelf) is : MEMBRAANSCHIP ( oorspr. in kortere versie als MEMBRAAN); VOOR JOU POPPETJE; ALS EEN EENZAME BLOEDVOGEL. Het eerste verscheen in Trifid 4, het tweede heeft u in uw handen, het derde, samen met de eerste twee, komt waarschijnlijk in mijn volgende SF-bundel of in een of ander tijdschrift voorheen. Deze trilogie staat enigszins op zichzelf, maar het zullen waarschijnlijk de laatste "membraan- verhalen" nog niet zijn. VOOR JOU POPPETJE ontstond geleidelijk over een periode van vier maanden; dank voor de onvrijwillige hulp wordt verleend aan David Bowie, Lou Reed, Dimitri Van Toren, Liesbeth List en "Tommy", de rock-opera van The Who.

SF-MAGAZINE P. 03

Page 10: SF-MAGAZINE 36
Page 11: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 05

Langzaam, onmogelijk langzaam bewoog hij zich voort : langsheen de wand als een verkromde spin. Eerst de wortels loshakken die zijn eigen vlees waren, ééngeworden met de materiie van wat voor de vloer doorging. Met handen van beton, vingers van asbest, ver- pletterende schaduwen doorheen de eindeloze gangen van het mem- braan. De tijd om zijn vingers te spreiden : die tijd die een schepsel nodig heeft om van amoebe tot mens te evolueren. De tijd om één voet te verzetten : de bijna-eeuwigheid die een ster nodig heeft om tot leven te komen en weer uit te doven. De tijd van één ademteug : de wenteling van een sterrennevel. Brett ging doorheen de zes poorten van het membraan. De eerste had een gewone deur geleken, waarvan de panelen in onbegrijpe- lijke hoeken tot elkaar stonden, doch toen hij de deur aanraak- te kronkelde ze zich langsheen zijn arm en probeerde in zijn keel te bijten. De tweede poort van rond geweest, een kelk- vormige opening omgeven door een kroon van getande kristallen die zijn eigen wanstaltig misvormde gedaante op hem afzonden als een zwerm schitterende, monsterachtige insekten. Zijn ei- gen reflekties hadden hem aangevallen met priemen van ijs, en hij had ze één voor één moeten verpletteren tussen zijn stalen vingers. Toen hij de laatste samenperste tot een klomp smel- tend ijs, doofden de lichtgevende kristallen rond de poort, en hij was blindelings in die richting gesprongen, en had de poort door puur geluk gevonden en doorbroken, als een orien- tatieloos zweefvliegtuig. Zo was hij de derde poort genaderd, een spinneweb van zwartharige vingers, elk getooid met drie in elkaar vergroeide zilveren nagels die zich bij zijn nade- ring als zelfstandig denkende wezens naar hem toe kromden. Ze krasten op zijn huid, reten doorheen zijn ingewanden, en één ervan gleed als een scalpel doorheen zijn oogbal. Hij nam ze tussen zijn groeiende tanden en rukte ze stuk voor stuk los, verbrijzelde ze tussen zijn malende kiezen en spuw- de ze dan uit. Ze bleven rond hem liggen kronkelen als levend geworden sinistere bloemen tot hij ze vertrapte. De vierde poort, toen hij die bereikte, was absurd klein, nauwelijks groter dan een mangat, maar toen hij zich er doorheen wrong groeide ze, breidde zich aan alle kanten van hem uit tot een zilverstralende oneindigheid, ofwel was het hijzelf die kromp en zichzelf dreigde te verliezen in een microuniversum. Daar- in vond hij de vijfde poort, een wereld in zijn eigen oneindig klein en onmogelijk groot lichaam, toen hij als een verloren duiker tussen zijn eigen breincellen zwom. Woorden volgden hem, spetterden als vonken in een bad van ami- nozuren, alsof de DNA-ketens zelf letters vormden. Woorden die misschien wel, en misschien niet van hem waren.

"Laat mij zwemmen doorheen de duistere zeeën van je geest, en duiken, omgeven door jouw vrede, naar beneden gaan, geen ge-

Page 12: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 06

luid, geen lucht meer, om nooit meer op te stijgen, te verdrin- ken in de sluimers van je diepte ..." De diepten slorpten hem op, wiegden hem en zogen zich aan hem vast. Hij werd steeds lomer, vorderde steeds langzamer, steeds moeilijker. De zesde membraanpoort leek oneindig ver weg, als stond hij aan het begin van een omhoog leidende trap waarvan elke trede hoger was dan de vorige. Brett hees zich op aan de onderste, groeide dan zuignappen aan zijn vingers en begon te stijgen. Het protoplasma van de diepten verdroogde op zijn huid, en brokkelde dan af in zwarte schubben die kletterende geluiden maakten wanneer ze van hem afvielen ... Hij viel in het licht als in een stralende poel. Hij struikel- de en bleef op handen en knieën neergehurkt zitten. Het licht was zo felbrandend, zo wèrkelijk dat het bijna een materie leek die hem van alle kanten omringde en dreigde te verstikken. Wol- ken van beschermende, vliezige duisternis kropen over zijn pu- pillen als wollige spinnelijven, hun poten onwezenlijke flar- den vervagende mist.

Brett verzette zich tegen de zwakte van zijn lichaam, maar zijn benen en onderlichaam leken op een blubberige geleimassa die zich slechts moeizaam en met enorme tegenzin van de vloer ver- hief.

Slechts moeizaam nam hij opnieuw vaste vorm aan. Hij bracht zijn handen omhoog en veegde de stofinsekten van zijn ogen. Het was alsof hij met scherpe nagels op een door roet bekraste ruit kraste, fragmenten duisternis losten zich en lieten licht doorsijpelen. Dan kon hij zien, maar het was een vreemd ver- wrongen zien dat zes identieke beelden doorliet, als keek hij doorheen zes tegen elkaar geplaatste lenzen. "Welkom, Teber", zei het meisje. Brett zei niets. Het misvormde beeld ging niet weg, zijn pu- pillen bleven gestadig zesmaal hetzelfde beeld naar zijn brein doorseinen. Hij herinnerde zich de dolkachtige membraannagels die doorheen zijn oogbal reten. Was deze permanent beschadigd geworden ? Hij verdrong deze gedachte op de achtergrond en pro- beerde zich te orienteren.

Hij bevond zich in een tamelijk kleine kamer, zo klein dat de zijmuren hem bijna aanraakten. Pas toen hij nauwkeuriger keek merkte hij dat hij nog gedeeltelijk in een manshoge nis in één muur stond. De nis leek de muil van een uitgehongerd mechanisch beest, vol met schakelaars en kontrole-instrumenten waarvan hij de bedoeling zelfs niet kon raden. Verschillende kontakt-dra- den hingen los aan de muur te bengelen, alsof hij ze zopas had losgerukt. Misschien was dat wel zo, want toen zijn blik naar zijn handen gleed zag hij verschillende verkleurde vlekken ... de plekken waardoor hij met de muur verbonden geweest was ?

Page 13: SF-MAGAZINE 36

De nis bevond zich in een veel grotere kamer, waarvan ingewik- kelde elektronische apparatuur het merendeel in beslag nam. Een viertal onbezette kontroletafels stonden allen met de nis in verbinding. In een hoek stond een roltafel, gevuld met wat me- dische en chirurgische instrumenten leken, en rekken vol met reageerbuisjes, notaboeken en dergelijke. Een vijftal dingen die op stoelen leken, stonden kriskras verspreid, en in één daarvan zat het meisje, dat nu rechtstond en op hem toekwam. "Welkom, Teber", herhaalde ze. Haar huid was ivoorkleurig, haar haar lang en donker, los over haar schouders geslagen. Ze was klein en eerder tenger gebouwd met kleine, stevige borsten. Haar gelaat was amandelvormig, smal en met een klei- ne mond, haar ogen groot en donker. Ze staarde hem onderzoe- kend en nieuwsgierig aan. "Wie is Teber ?", vroeg hij. Het scheen een eeuwigheid geleden dat hij zijn eigen stem gehoord had, de woorden kronkelden zich als met tegenzin van tussen zijn tanden vandaan, werden gegre- pen door het overdadige licht en metamorfoseerden zich tot me- talen vlinders die op spookvleugels doorheen de kamer wegwiek- ten.

"Jij bent Teber", zei het meisje. Haar stem was zacht en toch geprononceerd en doordringend, ze scheen vreemde herinneringen bij hem op te roepen, alsof hij dit alles reeds eens meegemaakt had. Hij had het onwerkelijke gevoel een beeltenis te zijn in een projektie die opnieuw afgerold werd.

"Ik ben Brett", zei hij. "Wie ben jij ? Waar ben ik ?" "Je bent thuis, Teber", zei ze, "je bent teruggekomen doorheen de membranen. Ik ben Cy-LBL-741002730102. Je kan mij Byett noemen".

Hij proefde de naam, rolde hem langsheen zijn gehemelte. Zijn tong was gezwollen en ruste als een dikke spons in zijn mond, die hem het spreken onmogelijk maakte. Byett ... Byett ... Toeval ? Waar had hij het gezicht van dit meisje voorheen ge- zien ? Een deel van zijn ik zocht in zijn geheugen, maar enkel woorden kwamen : "Zacht en vlak vloeiend, je haar vormt een beeldhouwwerk van bewegende duisternis, een zwarte roos rond je gelaat, en noch- tans zacht, zo zacht ..." Had hij die woorden ooit voorheen gesproken, of moesten ze nog gesproken worden ? Terwijl hij naar het meisje keek scheen ze te veranderen, haar ogen hadden rode pupillen die als kleine zonnen in hem branden, haar tanden flitsten als platinium van tussen haar licht ge- opende lippen. Hij strekte zijn handen uit om de realiteit vast te houden, en terwijl hij did deed gleed de elektronische apparatuur van de muren en hij stond alleen op een vreemd strand

SF-MAGAZINE P. 07

Page 14: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 08

van donkerrood zand. Iets verder van hem kabbelde langzaam een zwart-lijkende zee op een bizar vertraagd ritme, als een lang- zaam afrollende film. Een vreemde grote vogel zweefde met ge- spreide vleugels over hem heen en druppelde een regen van warm bloed over hem. Hij voelde zijn eigen lippen dik een gevoelig worden, en de lijnen van zijn mond samentrekken tot een koude en wrede glimlach. De zilveren tanden van het meisje weerkaat- sten zijn ogen, die op vertroebeld glas leken, en grijs en koud waren als bevuilde ijsblokken. "Help me", steunde hij, maar zijn tong rolde als het lichaam van een slak en verbrijzelde zijn woorden tegen zijn tanden vooraleer ze uitgesproken waren. Zijn brein deinsde achter- uit, en vreemde herinneringen kropen omhoog, vertakten zich in zijn hersenen als wildgroeiende bloemen. Hun fijne wortels kronkelden zich om zijn breincellen, infiltreerden zijn ge- dachten. Fragmenten van geluiden, muziek en conversaties ra- telden op zijn trommelvliezen als hagel op de ruiten. Twee- dimensionale beelden rezen voor hem op, groeiden tot ze als dreigende kolossen boven hem optorenden, en vervaagden dan, losten zich op in wegdrijvende mistsluiers. De mist hechtte zich tussen vreemde bladloze bomen en bleef daar hangen als een bevreemdend spinneweb dat alle kleuren van de regenboog reflekteerde. Hij probeerde tegen de herinneringen te vech- ten, maar ze vielen hem aan van binnenuit zijn eigen brein, de werkelijkheid van zijn membraan. Van sommige gedachten, die hem met hun weifelende tentakels aanraakten, kon hij spe- cifiek vaststellen dat ze van een ander membraan afkomstig wa- ren, omdat hun struktuur té onaards was en té onbegrijpelijk, terwijl anderen daarentegen gewoonweg ineenvloeiden met zijn eigen membraan. Waarom deze stap achteruit ? Verzette een deel van zijn brein zich tegen de terugkeer naar zijn eigen wereld ? Of ... was dit zijn wereld niet, en kon het membraan zich niet aanpassen ? Hij probeerde zijn eigen breinpatronen op te speuren, maar ze ont- vloden hem als veelkleurige insekten die gedragen door kristal- len waariervleugels op het regenboogweb toefladderden, zich er- aan vasthechtten en daar veranderden in zachtroze poppen. Te- rug, ... hij moest terug, dit was zijn wereld niet, zijn membraan niet, de webben gleden niet over elkaar. Maar hij kon niet meer achteruit, de inkrimping van zijn mem- braan was reeds begonnen. Angst kwam, als een ijzige bloem, een zaad in zijn hart dat plots opzwol en openbarstte, de vrij- heid gaf aan een bevreemdend en sinister leven dat vanuit het overwonnen centrum zijn voelsprieten uitstrekte naar de buiten- wereld. Waarom nu deze overweldigende paniek ? Hij was gans de weg bang geweest. Zijn brein, zijn lichaam hadden het membraan bestreden, terwijl hij het schiep, elke stap was een revolutie geweest in de ruimte in de tijd, de tijd in de membraanruimte,

Page 15: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 09

deze schijnbaar eeuwige Nirgendwo-wereld doorheen dewelke hij gereisd had. Hij herinnerde zich de zesde membraanpoort, aan het einde van een korte oneindig-lange gang, verlicht door lampen die er niet waren. Langzaam was hij er doorheen gekropen, en de muren krom- pen samen rondom hem, sloten zich achter hem, om hem te verplet- teren of om hem voort te stuwen ? Dit was het om doorheen je eigen brein te wandelen. Of tenminste, dat hadden ze hem toch verteld, maar hoe kon zijn eigen brein zo afschuwelijk, zo angstaanjagend zijn ? Hij mocht er nu niet aan denken, hij moest doorheen de zesde poort, de laatste deur die het einde betekende van de membranen, de uiteindelijke ineenkrimping en wedersamenvloeiing van het uiterlijke membraanvlies dat ruimte en tijd overkoepelde, en de kleine, microscopische nucleus, de celkern die zijn eigen huiverende ik was. Het membraan WIST, HIJ was het membraan, dus wist HIJ, en dit lichaam, deze on- werkelijke schim van zijn eigen ik, was enkel een pion een slaaf, een machinale wandelaar die terugmoest. "Dààr waar de zon haar gouden licht spilt over mijn gespreide vleugels, daar wil ik blijven ..."

Verloren woorden die als vallende en opgejaagde bladeren door een onaardse wind in zijn brein ingevoerd werden, om daar on- der te gaan in een cacafonie van geluid en storm. De woorden waren meér dan angst : ze deden pijn.

"Daar hoog boven jou, beschuttend, wil ik blijven, een versteend beeld in je wolkenloze hemel ... "

Snij de woorden uit, scheur ze uit het membraan, verbrand ze, ze deden pijn, en pijn kon hij niet verdragen, niet verwerken in dit membraan dat zèlf pijn was in zijn meest intense vorm. Naar de poort moest hij, als een kwal schoof hij doorheen de kokervormige gang op de zesde membraanpoort toe, en ging er doorheen, herboren uit de membraanvagina, uitgespuwd door het schrikwekkende en toch bekend-veilige. "Hij komt weer bij", zei een stem. De toon was scherp, en de stem zelf was lijzig en hoog, met een sissende nevenklank. "Hoor je mij, Teber ? Kan je mij verstaan ?"

Ja, ik hoor je, dacht hij, maar waarom zou ik je antwoorden ? Ik ben Teber niet. Toch, ik van Teber wél. Hij dacht even er over na. Hij was de membranen ingegaan, en teruggekomen. Toen hij zijn ogen opende, wist hij wat hij zou zien, en toch was het onaards voor dat deel van hem dat luisterde naar de naam Brett.

Een man stond over hem gebogen, en richtte zich langzaam op toen Teber moeizaam zijn oogleden opentrok. De man droeg een nauwsluitende, donkergroene overall. Zijn armen waren lang en leken ongewoon slank, vergeleken bij de brede, platte borstkas.

Page 16: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 10

Zijn handen waren slank, met lange dunne vingers waarvan de leden niet op de juiste plaatsen leken te zitten. Zijn haar was kort en zwart, met een blauwachtige schemer, zijn gelaat mager en scherpgelijnd. Hij had een ongezonde, bijna geel- ivoorachtige huid, en droeg een zwarte metalen band net bo- ven zijn ogen, die elk zes facetten hadden, als van een in- sekt. In het midden van de band was een matglimmende bol, als van een vooruitspringend kikkeroog. De mond van de man was breed en bijna lippenloos, wat de oorzaak was van de sis- sende nevenklank van zijn stem. Stevige banden hielpen Teber overeind. Hij zag nu dat er een vijftal mannen in de kamer waren, allen identiek gekleed, en al- len droegen de zwartrnetalen banden. Ook het meisje was er nog, de enige normale in het gezelschap. En hijzelf natuurlijk.

Hijzelf ? Hij zag alles zesmaal, en het was alsof hij altijd zo gekeken had. Waarom maakte hij de bizarre vergelijking met kikkers met zijn medemensen ? Wat waren ... kikkkers ? "Gaat het beter nu, Teber ?" vroeg de man opnieuw. Het had wel bezorgd moeten klinken, maar zijn reptielstem droeg niet de minste intonatie die enige gevoelens uitdrukte.

Hij knikte stom. Hij herinnerde zich nu zijn eigen stem, en de sissende klank die ze had. Hij plooide zijn zes vingers, en voelde de vijf bolgewrichten meegeven.

Hij praat als een slang, zei zijn brein, zijn stem klinkt als die van een robot, zonder enige gevoelens.

Wat is een slang ? Wat zijn gevoelens ?

En tegelijkertijd met constatatie en vraag was het antwoord er, alsof hij het altijd geweten had.

De banden die hem ondersteunden lieten hem los, en wankelend stond hij op zijn eigen benen nu. De man voor hem keek opzij naar het meisje en knikte. Ze kwam op hem toe en legde haar hand op zijn schouder.

"Rustig aan nu, Teber", zei ze. "We weten hoe moeilijk de te- rugkeer was. Probeer niets te begrijpen nu. We zullen je een injektie geven om het membraan tegen te werken, en daarna zal je je beter voelen, en in staat om op alles te antwoorden". Een der mannen kwam op hem toe met een injektienaald, en on- willekeurig deinsde hij achteruit, maar dadelijk grepen ste- vige handen hem vast.

"Kalm aan, man", siste men in zijn oor. "Er is niets om bang van te zijn". Hij was trouwens veel te zwak om zich veel te kunnen verzetten, zelfs indien hij gewi ld had. De naald van het injectieapparaat was verbonden met een der controletafels, zag hij, en heel even had hij nog de tijd om zich daarover te

Page 17: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 11

verwonderen, vooraleer ze als de angel van een sluipwesp in in hem neerdaalde. Hij zonk weg in de vloer, en deze sloot zich als een rubberen zee boven zijn hoofd. Hij droomde, of meende te dromen. Terwijl hij in de vloer wegzakte, scheen zijn lichaam te veranderen, alsof hij een nieuw membraan be- trad. Hij voelde vreemd misvormd, en ànders aan, hoewel hij geen nauwkeurige afwijkingen kon vaststellen. Hij scheen in een soort cabine te zitten, zijn handen gekluisterd aan een hem totaal onbekend instrumentenpaneel, bijna alsof zijn vin- gers erin verworteld waren, en hijzelf een levend verlengstuk van de machine voor hem. Samen met de machine bewoog hij zich voort doorheen een schijnbaar eindeloze rij tweedimensionale uurwerken die voor hem opdoken en die allen achter elkaar ge- plaatst waren) als een doorlopende reeks doelwitten waar hij als een projektiel doorheen ging, ze stuk voor stuk vernietig- de bij zijn doortocht. De verbrijzelde overblijfselen spuw- den hun verwrongen wijzers en schitterende maar onleesbare cijfers als ingewanden rondom hem heen, wentelden om onzicht- bare assen en vielen achter hem weg. Hij probeerde een weg te vinden doorheen de uurwerken, maar hij wist niet waarheen die weg - als hij al bestond - hoorde te leiden, evenmin als hij nog enig besef had van zijn vertrekpunt? Een zachte, fijne hand lag tegen zijn wang toen hij bij kennis kwam. Het was een aangenaam gevoel, want hij had het enorm koud en het leek wel of de warmte van die hand geleidelijk in hem overging. In een automatisch gebaar bracht hij zijn ge- spreide vingers omhoog en nam de hand vast. Ze werd niet weg- getrokken. Hij heield de ogen gesloten, en probeerde enige orde in zijn gedachten te scheppen.

Eerst kwamen de membraanpoorten, en daarna Kitty. Hij opende zijn zesledige ogen, en zijn gezichtvermogen focusde zich. Het meisje was Kitty niet, haar tanden waren wit toen ze naar hem glimlachte, en haar ogen waren donker en niet flikkerend rood als onheilspellende nova's. Haar lang en donker haar viel over haar schouders en raakte zijn voorhoofd toen ze zich vooroverboog en haar hand voorzichtig losmaakte uit zijn greep. "Gaat het wat beter nu ? Teber ?" vroeg ze. Haar stem was als haar gelaat, zacht en vriendelijk, een kalmerende echo, die iets in hem wakker riep dat er aan beantwoorde.

"Als je het beter kan noemen", zei hij, automatisch de sissende klank van zijn stem noterend. Hij gleed even met zijn spitse tong over de dunne randen die zijn lippen waren. "Dat was een doeltreffende spuit die je vrienden me toedienden.

"Dat moest wel", zei ze, "om je volledig uit het membraan te halen. Men heeft je inmiddels reeds aan een volledig medipsy- chisch onderzoek onderworpen gedurende de vijfendertig perans

Page 18: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 12

dat je in verdoving gebleven bent. Lichamelijk ben je volko- men in orde, maar er iets waarop je je beter kan voorbereiden, als je het tenminste zelf nog niet vastgesteld hebt inmiddels.

Hij schudde zijn hoofd en probeerde zich op te richten. Het leek wel of zijn spieren geen vaste vorm meer bezaten, zijn lichaam leek wel een slappe, doordrenkte spons van zwakte.

"Ik heb de tijd niet gehad om iets ... specifieks vast te stel- len", zei hij. "Wat het ook is, vertel het mij dus maar".

"Je bent afgestoten van Webcom", zei ze. "Het was iets wat we onmogelijk konden voorzien : de psycogs hebben gans de tijd door je membraanecho's opgevangen en geprobeerd je doorheen het web te leiden, maar reeds bij de aanvang van de terugkeer wis- ten we dat er iets fout ging. De zesfasen-injecties moeten te sterk geweest zijn bij dit eerste experiment, het membraan heeft bepaalde patronen in je psyche veranderd, en daardoor ook konden de psycogs je bijna niet doorheen de zesde fase te- rughalen : je eigen membraanpatroon verzette zich tegen de we- deropname in Webcom".

"Daarvan herinner ik mij ... zaken", zei hij. "Ik herinner mij namen en plaatsen, personen zelfs die ik normaal niet kàn kennen. Daarentegen roept ... Webcom ... geen herinneringen bij mij op. Nu toch nog niet".

Ze knikte. "Dat dacht ik al", zei ze, "daarom ook lieten ze je door mij opwachten toen je doorheen de zesde fase moest : de echo's van de laatste membraanpoort waren bijna onherkenbaar geworden. Ze vreesden zelfs dat niet jij, maar iets gans an- ders terugkwam, en wilden de psycogs verplichten het contact volledig te verbreken. Dat ging echter niet meer, de membraan- inkrimping was reeds begonnen. Ik ben blij dat ze het toch doorgezet hebben.

"Maar jij zegt dat ik Teber ben. Ik wéét dat ik die hoor te zijn, maar tevens schijn ik, in mezelf, andere namen te dragen, me andere dingen te herinneren die niet van Teber kunnen zijn"!

"Dat zijn pseudoherinneringen uit het membraan. Je zal daar- over langdurig ondervraagd worden door onze psycogs, later wan- neer je beter bent. Bepaalde delen van je brein, deze die je in contact hielden met Webcom, werden gedeeltelijk uitgevlakt door de membraan-injecties, en de herinneringen - die je op- diepte uit de membranen hebben deze lege plaatsen ingenomen. Alles moet je wel enorm verward voorkomen, maar wees gerust, de psycogs zullen dat wel in orde brengen. En dank zij jou zullen we méér, véél méér weten over het membraan". Hij sloot de ogen opnieuw. Dus ik ben Teber, dacht hij, en ik ben een proefkonijn, of welk equivalent hier ook telt. En te- vens weet ik dat ik Brett ben, maar wat is er dan met een van de twee gebeurt ? Ik kan ze toch niet alletwee zijn ? Hij pro-

Page 19: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 13

beerde zich Brett voor te stellen, en dan Teber, en slaagde er slechts gedeeltelijk in. En steeds weer kwam dat derde ge- zicht op de proppen, met de gevoelige en toch wrede lippen, waarvan hij wist dat ook hij dit was, en deze derde was Brett noch Teber. Bloedvogel, dacht hij, dit is Bloedvogel. Met de herinneringen kwamen fragmenten van zinnen :

"Laat mij de zon aanraken, met vingers versteven door de kilte van te vele winters ..."

De woorden bleven zichzelf herhalen, als een vastgelopen plaat, neen, géén plaat ... iets anders, een kleine bol die op een spil draaide en waarin een naald van licht priemde, en de bol sprak de woorden. De bol was op L.B.L., waar ook de bloedvo- gels waren, maar wààr was L.B.L. ? Die planeet was een droom, herinnerde hij zich, een nachtmerrie die hij meegemaakt had in de membranen. Hij herinnerde zich Kitty, een flits van pla- tina tanden en van lokkende warmte, maar wie was Kitty ? Op- nieuw kwamen de gedachten van Bloedvogel, en zoals steeds dein- sde hij ervoor terug, ze spoelden een ziekelijke golf van ver- nietigende razernij over hem die hem angst aanjoeg.

Hij probeerde het logisch te overdenken. Toen hij de membra- nen ingestuurd werd, wat deze ook waren, had men delen van zijn brein geleidelijk ... uitgevlakt, en als een spons had hij op- gezogen wat hij ontmoette in het membraan. Dat kon veel ver- klaren, zoals waarom zijn herinneringen nergens duidelijk en klaaromlijnd waren, waarom de persoonlijkheden die in hem op- doken als schimmen toch steeds gedeeltelijk onwezenlijk ble- ven. Zijn herinneringen aan hun verleden en hun heden waren fragmentarisch, onvolledig. Hij was met hen verbonden door splinters van hun ik, die uitgewisseld geworden waren. Als hij al die splinters uit zijn eigen ik zou kunnen loswerken, zou hij dan weer volledig Teber worden, met diens eigen herin- neringen ? Of zouden die uit zichzelf terugkomen ? De psycogs ... ja, die herinnerde hij zich nu ... zouden daar toch wel in slagen ? Een vreemde droefheid overviel hem, een oneindig gevoel van nutteloosheid dat hij niet kon verklaren, een intens gevoel van verlies dat als een kwaadaardige bron van duisternis in zijn innerlijk scheen te ontspringen, en van daaruit als een vertee- rende parasiet bezit nam van hem. Het deel van hem dat zich Teber noemde keek minachtend neer op deze gevoelens, terwijl het Brett-ik zich ertegen verzette alsof het instinktief aan- voelde dat de leegte een vijand was. Zijn ogen flitsten open, alsof het binnenlaten van het licht een bondgenoot was in de innerlijke strijd tegen het duistere niets dat hem van binnen- in dreigde te absorberen. Hij greep de hand van het meisje en hield ze vast, alsof ze zijn enige baken was in het onbekende, een broze verbinding met de werkelijkheid.

Page 20: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 14

"Je hebt je naam genoemd", zei hij, "jij bent ..." "Byett", vulde ze aan, "Cy-LBL-741002730102". "Byett ... een soort anagram van Brett", mompelde hij, meer tot zichzelf dan tot haar, "Een Kogel Met Mijn Naam". Het moést meer dan toeval zijn, en plots besteedde hij ook aandacht aan de rest van haar woorden. LBL ... de planeet van de bloedvo- gels uit zijn nachtmerrie. En ook het nummer betekende iets, een betekenis die Teber hoorde te kennen. Het Teber-ik rea- liseerde zich dit, en dolf dieper in zijn eigen geheugen, doch de DNA-ketens weigerden hun informatie los te laten. "De Ko- gels is ook genummerd", mompelde Bloedvogels cynisch in zijn brein, "élke Kogel heeft een Naam en een Nummer. Maar deze draagt niet het Nummer van het Beest". Brett protesteerde woest tegen de tussenkomst van een wezen dat enkel in een nacht- merrie hoorde te bestaan, en dat geen recht had om nu nog tot zijn bewuste ik door te dringen, en Teber was volledig in ver- warring nu het feit dat bepaalde splinters uit zijn eigen ge- heugen ontvreemd waren hem als een realiteit voor de ogen geplaatst werd. Zijn gemengde gedachten dreigden zoals ge- woonlijk te ontaarden in een draaikolk van tegenstrijdigheden waaruit geen ontkomen mogelijk was, en hij sloot ze bewust af van het nu-ik.

Hij voelde zich vermoeid, een diepte loomheid die langzaam over hem kroop, als een kat die de lichaamswarmte van haar slapende meester opzoekt. "Je lijkt .... op een pop", zei hij, en de woorden sisten moeizaam over zijn lippen. "Een broze, lieve pop ... ik zal je ... Poppetje noemen ..." Hij concentreerde zijn gedachten op de dunne maar stevige vin- gers die zijn hand omklemden. De kleine bol in zijn hoofd be- gon opnieuw te wentelen op zijn dunne spil, en ergens in zijn brein ontstond een priem van licht die zich in de bol boorde en er woorden uit ontlokte die hij zelf niet uitsprak. Als verwarrende vuurvliegen dansten ze in zesvoud tegen de binnen- kant van zijn ogen.

"Een beeldhouwwerk van bewegende duisternis, een zwarte kroon rond je gelaat ...". Wie had deze woorden ooit gesproken, of zou ze ooit spreken in een toekomstige realiteit die te ver van hem lag om ze nog volledig te kunnen bevatten nu hij hier was.

"Kende ik je ... voor ik vertrok, Poppetje ?" vroeg hij. "Neen", was het antwoord, "dat kon je immers niet".

Dat leek wel vreemd. Zij was aanwezig geweest bij zijn terug- keer, was zelfs speciaal aangeduid geworden om hem op te wach- ten vooraleer de anderen binnenkwamen. Dus moest ze wel be- langrijk zijn voor het ... Ultracentrum ? Neen, zei Teber-ik, en vond het juiste woord : Webcomzetel. Ultracentrum riep he- rinneringen op van een enorm grote ruimte en van een vreemd

Page 21: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 15

voorwerp, een soort ... dimensieschip ? In elk geval niet de plaats waar hij aangekomen was.

"Hoe komt dat ?" vroeg hij.

Het antwoord werd zachtjes aan zijn oor gefluisterd, even voor- aleer de loomte hem volledig in haar bezit nam.

"Je bent twaalf jaren lang weggeweest ..."

Dan werd een enorme spons over zijn ik gelegd, en veegde daar bepaalde delen weg, die dadelijk door andere ingenomen werden. Ditmaal riepen ze echter geen emotionele reakties op, het was alsof hij uitgetreden was en vanop veilige hoogte onverschil- lig neerkeek op hetgeen er in zijn eigen brein gebeurde, ofwel had het Teber-ik de andere persoonlijkheden volledig onderdrukt. Zijn ik vormde zich om tot een onderaardse grot die een meer overkoepelde, waarvan de randen afgeboord waren met smalle stro- ken donkerrood zand. Hij breidde zich uit over gans de binnen- oppervlakte van de grot, als een zwam die slechts enkele cellen dik was maan die toch het zichtsvermogen bezat. Een man stond aan de rand van het meer. Hij had een mager, bijna uitgeteerd gelaat, met zeer diepliggende ogen. Zijn pupillen waren zo bleek van kleur dat ze bijna kleurloos en doorzichtig leken als troebel ijs. Purperen schaduwen rezen op rondom de man alsof hij spookachtige drakentanden gezaaid had. De gedaanten namen vreemd-versluierde vormen aan die een wilde winddans rondom de man uitvoerden, en dan als door onzichtbare handen uit elkaar gerafeld werden. De man had iets in zijn handen dat op een pistool leek, en als een marionet draaide hij op zijn hielen rond en richtte het op de schimmen, doch vuurde nooit. Een intense stilte en kille woede ging van hem uit, gedempt door een even intens gevoel van wanhoop en berustende droefheid. Zijn dunne lippen bewogen, maar geen geluid weerklonk, alsof Teber's aanwezigheid zijn woorden opslorpte. In zijn droom, of wat het ook was, vormde Teber een tentakel die van het pla- fond naar de man neerdaalde. De man keek op en opende zijn mond. Zijn tanden waren verzilverd en schitterden als kleine, pas opgepoetste juwelen. Tussen zijn tanden klemde hij een kleine, ontzaglijk snel rondwentelende bol die hij stuk beet, en de resten van de bol smolten en druppelden als bloed uit zijn mondhoeken. Teber's cellen openden een reeks tandeloze monden langsheen de muren en citeerden op efficiënte-mechani- sche wijze :

"Laat mij zwemmen doorheen de duistere zeeën van je geest, en duiken, omgeven door jouw vrede, naar beneden gaan ..."

Het gezicht van de bekende-onbekende man vertrok op vreemde manier, in iets wat geen glimlach en geen grijns was, een uit- drukking die noch woede noch wanhoop bevatte, maar enkel ge- latenheid, bijna opluchting.

"Geen geluid, geen lucht meer", replikeerde hij, "om nooit meer

Page 22: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 16

op te stijgen, te verdrinken in de sluimer van je diepte".

Dan implodeerde de man. Zijn lichaam krampte samen in een reeks opeenvolgende schokken, en brandende vlekken verschenen op zijn gelaat. Het vuur scheen Teber te verschrikken, want hij trok zich ijlings terug, de grot vloeide ineen tot een kleine, holle zwarte koker, en hij spiraalde naar boven waar er een kleine, ronde lichtvlek was. Toen was hij boven en staarde neer op de stad die zich aan zijn voeten uitstrekte. Hij nam een lichaam aan en had iets in zijn handen dat hij op de enorme bedrijvig- heid beneden hem richtte. Plots explodeerden stukken steen naast hem, en hij gleed voorover en viel, als een langzaam dwarrelend blad, op de stad toe. Zijn machteloze armen spreid- den zich uit als de vleugels van een stervende bloedvogel. Juist vooraleer hij de bodem bereikte ontwaakte hij met een gesmoorde gil, die dadelijk gesust werd door het gevoel van een vertrouwde handdruk op zijn schouder.

"Rustig maar", zei Poppetje. Hij bleef liggen en hield zijn ogen gesloten. Tegen het zil- verrode vliesweb van zijn oogleden herleefde hij fragmentarisch de dromen. Nee, geen dromen als dusdanig, want ze verdwenen niet met het ontwaken, integendeel. Ondanks de schijnbare sur- realiteit schenen de beelden nog te versterken. Het waren een vorm van herinneringen, misvormd en gewijzigd, maar het waren enkele der splinters in zijn brein. Hij besefte dat indien hij zich werkelijk zou inspannen, hij ook de naam zou kennen van de man die verouderde gedichten reciteerde en die op zand- schimmen joeg. Maar zou dit precies diens persoonlijkheid niet nog meer naar boven halen ? Was het wel aangeraden zich té veel te herinneren, tenminste, in de situatie waarin hij zich momen- teel bevond ?

"Probeer niet de nachtmerries te verdringen, Teber", fluisterde het meisje. "Hoe vreemd of verschrikkelijk ze je ook mogen voorkomen, laat ze gewoon opborrelen uit je brein, dat is de enige manier om de membraanherinneringen te confronteren met je werkelijkheid, en ze zo uit je te verbannen".

De werkelijkheid, dacht hij bitter, wàt is de werkelijkheid ? Hoe zou ik één werkelijkheid aankunnen als ik het mezelf nog niet eens geworden ben wie ik zelf ben. Hij moest luidop gesproken hebben zonder het zelf te merken, want het meisje vervolgde met aandrang :

"Jij bent Teber, welke pseudoherinneringen er ook schuilen in je breinspelonken".

Teber opende de ogen, en stelde vast dat hij op een soort bed lag, in een kleine, uiterst sober ingerichte kamer. Hij voel- de een vreemd-kille druk tegen zijn hoofd, en keek opzij. Een kleine eivormige doos was via twee kontakten verbonden met twee zuigers die tegen zijn slapen drukten. De doos was voorzien van

Page 23: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 17

een reeks schakelaars en een lampje dat voortdurend fel oranje opflikkerde. Teber herkende het dadelijk. Hij schudde haar hand van zich af en trok met een woeste ruk de twee kontakt- punten van zijn voorhoofd. Het lichtje van het apparaat schitterde rood nu.

"Een breinspion" , siste hij woedend, "een verdomde breinlezer".

Het meisje trok haar wenkbrauwen op.

"Géén breinspion, Teber", zei ze lichtjes vermanend. "Je weet toch zelf dat die verouderde apparaten overbodig waren na de inschakeling van Webcom ? Dit is een doodgewoon registreerap- paraat dat je reakties op je membraandromen optekent, terwijl je rust. Hoe kunnen we anders proberen je je eigen identiteit volledig terug te geven ? We moeten toch weten tegen wàt we vechten ?"

Vechten was het juiste woord niet, dacht hij, eerder een vis- sen naar zijn ware identiteit, die éne splinter die hijzelf geweest was. Maar de andere splinters leken al even gehecht aan zijn ... ik ? Wie hij ook werkelijk was, de anderen zouden zich er in elk geval tegen verzetten, en hoe kon hij zonder hulp een deel van zijn eigen geest bestrijden ? Met de hulp van de psycogs, de getrainde Webcom-speurders, misschien voor- opgesteld dat ze er in zouden slagen wegwijs te raken in de donkere zeeën van zijn geest. Dat was weer één van die vreem- de feiten : als hij er zich bewust toe inspande, schenen de herinneringen aan hetgeen voor hem hier "normaal" hoorde te zijn, zoals de terminologie van "Webcom" en "psycogs" heel ge- makkelijk te komen, doch zodra hij ze in focus probeerde te krijgen werden ze troebel, onduidelijk en verdwenen tenslotte opnieuw in de verwarring. Hij was twaalf jaren lang wegge- weest, had ze gezegd. Dat leek wel onmogelijk, fysisch moest hij dan toch veranderd zijn, zijn lichaam moest toch gevoed geweest zijn ?

"Verontschuldig mijn uitbarsting", zei hij, rustiger nu. "Maar dit alles werkt enkel nog bevreemdender voor mij. Het wordt tijd dat ik zelf iets meer verneem over wat er precies ... met mij gebeurd is". "Maar natuurlijk", zei ze vriendelijk, "ik ben geïndoctrineerd in de membraanecho's die we van jou ontvingen. Ik kan op alles antwoorden wat je me te vragen hebt". "Op àlle vragen ?" "Maar natuurlijk !" Ze trok haar wenkbrauwen op in een verbaas- de frons, die een kleine rimpel trok tussen haar ogen. "Waarom zouden we iets voor je trachten te verbergen ? Zodra je weer volledig ... in orde bent kom je immers weer in Webcom. Welke zin zouden geheimen dan hebben voor jou ?" Met een medelijden- de klank in haar stem vervolgde ze, "Het moet allemaal wel vreemd voor je zijn om afgesloten te zijn van Webcom, helemaal alleen met je eigen brein".

Page 24: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 18

"Was ik dat maar", mompelde hij, "alleen in mijn brein. Jij zegt dat ik Teber ben, maar ikzelf weet het nog zo precies niet. Luister, beschouw mij als een kind dat niets afweet van niks. Ik voel mij alsof ik zopas geboren werd in een wereld die ik hoor te begrijpen, maar dit mij totaal vreemd is".

"Dat weet ik", knikte ze. "De membraanecho's waren duidelijk genoeg op dat punt, of misschien zou ik beter zeggen "onduide- lijk genoeg". De patronen werden grillig en totaal onbereken- baar".

"Vertel me één ding tegelijkertijd. Het membraan. Ik wéét nu hoe het aanvoelt, maar wàt is het ?"

"Dat weten we niet, nog niet tenminste. We hopen het van jou te leren".

"Van mij ? Maar als jullie niet wéten wat het membraan is, hoe kon ik er dan ... twaalf jaar in vertoeven ? Wààr ben ik ge- weest, hoe is mijn lichaam dan in leven gebleven ?"

"Kan je dàt ook niet meer herinneren ? Nadat Webcom ingescha- keld was, en begon te experimenteren met de psycogs, kwamen we op het spoor van het membraan. We dreven de capaciteiten, de mentale krachten van de psycogs op door proeven met nieuwe drugs, en toen vingen de sterksten de impulsen op die we mem- braanecho's noemden. Opdat het psycogs waren, de kijkers in de toekomst, dachten we dat het membraan de poort doorheen de tijd zou zijn, en dat de membraanecho's herinneringen uit de toekomst waren, waarvan onze meest ervaren psycogs de laatste uitstervende echo's opvingen. Maar dat is het niet. Noch jij noch ik zouden de mathematische principes begrijpen, evenmin de psychische. Enkel Webcom was groot genoeg om deze in te zien, maar zelfs Webcom kon niet voorzien dat jij van hem zou afgesneden worden zodra je het membraan betrad. Weet je dat je helemaal niet verouderd bent ? Ikzelf kende je natuur- lijk niet maar ik heb de projecs door en door bestudeerd die gemaakt werden van je vertrek".

"Maar twaalf jaren ! Ik moet toch érgens geweest zijn !"

"Ja, in het membraan. We weten nu dat het membraan een andere realiteit is, maar die jezelf oproept. Door middel van een reeks van zes injecties werd je kontakt met Webcom verzwakt, zodat je verplicht was in de reserves van je eigen geest te putten. Want dààrin ligt het membraan, zoals Wecom had moe- ten voorzien toen wij de eerste membraanecho's opvingen, niet via de psycogs zoals we gedacht hadden, maar UIT de psycogs. Je geest heeft je lichamelijk verplaatst in een ... alternatieve realiteit. Maar dààr was je niet langer alleen : je membraan- echo's, ons enige kontakt met jou, veranderden, en toen besef- ten we dat we niet de tijd overwonnen hadden, maar iets gans anders hadden benaderd. We hadden een kontaktpunt gevonden met een alles-overkoepelende realiteit, waar begrippen als ruimte

Page 25: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 19

en tijd niet meer bestaan. Misschien is het een ons totaal vreem- de vorm van bestaan, een soort primitief intellekt, of misschien een zuiver mechanische toestand van het universum".

"Ik kan niet zeggen dat het bepaald overeenkomt met mijn herin- neringen. Het is alsof je over iets sprekt waar ik nog nooit van gehoord heb !"

"Maar precies je herinneringen zijn zo belangrijk ! Het brein bezit een automatische verdediging tegen overbelasting, en dat is ook hetgeen met jou gebeurd is. Een deel van je membraanherin- neringen zijn wèr kelijk, maar een ander deel bestaat uit sym- bolische aanpassingen van hetgeen je meegemaakt en ervaren hebt. Je brein kon de totale alienatie niet dragen, en daarom heeft het in het membraan déze dingen waarvoor geen referentie be- schikbaar was automatisch omgezet in begrippen, symbolen en gebeurtenissen die het wèl kon verwerken. Daarom spraken we ook over pseudo-herinneringen. Dààrom is alles zo belangrijk, tot je dromen toe, want uit deze legpuzzel is het dat wij de ware aard van het membraan moeten trachten te ontdekken".

Hij liet dit even inzinken. Het wàs mogelijk. Hijzelf had ingezine dat de verschillende persoonlijkheden die in hem om voorrang streden allen fragmentarisch leken. Konden ze alle- gorieën zijn die zijn brein zelf geschapen had in een defen- sieve reflex ? Maar nee, daartoe leken sommige te gedetailleerd, té onaards. Maar hij had alle tijd om er over na te denken, hij had al teveel nieuwe indrukken ontvangen in deze korte periode. Hij kon ze nu beter eerst verwerken, vooraleer een nieuwe lading op te doen. En tevens werd hij zich van een gans ander gevoel bewust, en het duurde zelfs even voor hij besefte wat het was. "Ik heb honger"zei hij. Vervolg zie p. 32

Page 26: SF-MAGAZINE 36

SF-VERHALEN 5 - DE MAN ZONDER HOOFD

Samengesteld door Terry Carr, Luytingh (Oorspr. Universe 2) Het vijfde deel in een reeks waarin de uitgeverij Luytingh meer recente (Amerikaanse) SF-verhalen brengt. Een formule die voor enkele jaren terug werd opgenomen be- staat erin in de vorm van een bundel oorspronkelijk werk te brengen dat dus nog niet in magazines verscheen. Damon Knight deed dit in de "Orbit"-reeks, Delany in "Quark", Hoskins in "Infinity" en Terry Carr in "Universe". Elke reeks verschilt naargelang het standpunt dat de "editor" inneemt : bij Carr kan men een nadruk vaststellen op het zuivere SF-element, met uitsluiting van fantasy en "speculative fiction". Voordeel voor de lezer, die de magazines niet volgt, is dat hij sneller contact krijgt met recent werk én met nieuwere talenten : vooral in het Nederlandse taalgebied een belang- rijke zaak. Nu is het echter zo dat m.i. geen van de verhalen in deze bun- del werkelijks iets nieuws brengt. Silverberg's "Einde van de Wereld" kan even boeien en Ellison's "Laatste Stuk" heeft (zo- als vaak bij deze auteur) een onmiskenbare charme, terwijl Joanna Russ een aantal leuke "Nuttige zinnen voor de toerist" brengt. Daartegenover blijven Bob Shaw en Lafferty onder de maat, net als het merendeel van de andere verhalen in de bun- del. Noteer terloops enkele praktisch in elke tekst weerkeren- de gegevens, drugs, o.m. Wel krakteristiek voor een gedeelte van de recente produktie. ROBERT SMETS STARTREK 1

1966, bewerkt door James Blish, Luytingh Hier zijn ze dan ook in het Nederlands, de verhalen uit deze succesrijke televisie-serie, die in 1966 werd gelanceerd door Gene Rodenberry. Ongetwijfeld bevat deze reeks elementen die wij ons van elders herinneren; ongetwijfeld staat ze echter ook hoger dan van der- gelijk feuilleton kon worden gevreesd. Vooral de behandeling van het contact met de alien wil wel eens afwijken van het ste- reotiepe, het immer dreigende, het imperialistische, het antro-

SF-MAGAZINE P. 20

Page 27: SF-MAGAZINE 36

po-racistische. Wat nu over de zeven verhalen in deze bundel ? Typische scenario's, die de liefhebber niet zullen te leurstel- len, al komt een scenario onvermijdelijk iets schematisch uit de doeken en doet het je - even onvermijdelijk - met enige wee- moed verlangen naar het "afgewerkt produkt".

ROBERT SMETS

PILOOT STORM 4 - GEHEIMEN VAN DE KRATER

Henk Sprenger - Uitg. Skarabee te Laren (NH) Ook reeds het vierde deel in deze reeks, na "Ontvoerd in de Stra- tosfeer" , "De Strijd om de Zwarte Burcht" en "Terreur in de Mat- to Grosso". Een herdruk van de avonturen van (test)-piloot Storm, die door vriendelijke Venusianen wordt ontvoerd om hen bij te staan in de strijd tegen de dictator Zorin van Granol, een van de twee continenten van hun planeet. Aan verwikkelingen geen tekort : raketten en vliegende scho- tels, brave en moedige officieren en snode verraders, bewoners van zowat alle planeten van dit zonnestelsel en een steed§ dap- per wachtende verloofde ... (wie zei daar iets van een wasbeer ?) Klassieke ingredienten van een jeugd-SF-feuilleton van de vijfti- ger jaren, toen de koude oorlog woedde en de maan nog veraf was het woord "uranium" een sinistere bijklank kreeg en het doorbre- ken van de geluidsmuur (door een Sabre ?) voor de snotneuzen die we waren het technische evenement van het jaar was ... "Piloot Storm" werd naar men zegt de langstlopende Nederlandse strip. In tegenstelling met ons verouderde hij nauwelijks en zijn verloofde, tja, voor zover ik weet, wacht zij nog steeds. Nostalgie ? Moet je haar vragen.

ROBERT SMETS

WAT IS SCIENCE FICTION ? door Sam J. Lundwall

Meulenhoff M=SF nr. 69, 1974, 293 blz., 240 BF (f 14,50) Eindelijk is voor de eerste maal een werk óver SF in de Neder- landse taal verschenen. Dit was werkelijk hoognodig gezien de bijval van de verscheidene SF-reeksen in ons taalgebied. Dat de keuze hierbij op Sam Lundwall's boek "Science Fiction : What It's All About" viel (in 1971 bij ACE verschenen, vertaald en herbewerkt door hemzelf naar de oorspronkelijke Zweedse versie van 1969) en bijvoorbeeld niet op een werk zoals "New Maps of Hell" van Kingsley Amis, is toe te juichen. Daarenboven kon de datum van verschijnen toevallig niet beter gekozen worden : SAM LUNDWALL is immers één der gasten van ons

SF-MAGAZINE P. 21

Page 28: SF-MAGAZINE 36

SFANCON 5 te Gent ! Deze auteur staat als niet-Amerikaan ook meer open voor niet in het engels verschenen SF en kan aldus meer objektief oordelen. Alhoewel het hier over een naslag- werk handelt, laat het zich even vlot lezen als een boeiende roman. Het is een historisch overzicht van wat SF is, een studie over de achtergronden en herkomst, een commentaar op àl de aspekten van de SF; dus zowel boeken, auteurs, fans en fandom, strekkingen, thema's, magazines, TV-feuilleton's, ... dikwijls humoristisch, lovend doch ook afbrekend als het moet. Deze uitgave werd uit het Engels vertaald en hier en daar bij- gewerkt door Warner Flamen. Deze zorgde ook voor een bijge- voegd, uitstekend hoofdstuk over de SF in het Nederlandse taal- gebied. SFAN, INFO-SFAN en zelfs BENE LUXCON worden verschil- lende malen vermeld ! Spijtig dat de inleiding van Donald A Wollheim in de Engelse uitgave waarin veel inlichtingen over Sam Lundwall werden ver- strekt, hier niet werd opgenomen.

In elk geval een "must" voor de Nederlandstalige SF-liefhebber !

ANDRE DE RIJCKE BREAKFAST OF CHAMPIONS door Kurt Vonnegut Jr.

Dell nr. 440-03148, $ 1.75 Luister : "Breakfast of Champions" (of : "Goodbye, Blue Monday !") is géén SF-roman, al bevat het boek de "outline" van zowat een tiental SF-verhalen. Het is evenmin een beeldroman, al bevat het dan tientallen illustraties in de tekst. De illustraties zijn van de hand van Kurt Vonnegut zelf. De verhalen zijn van Kilgore Trout, een SF-schrijver die door Vonnegut werd uitgedacht, doch van zijn schepper tot hiertoe weinig materieel succes meekreeg. Trout's bijzonder uitge- breid werk diende inderdaad slechts als voorwendsel voor "wide open beaver"-publicaties en bracht hem slechts één fan, nl. Eliot Rosewater, miljonairszoon en alkolieker, brandweerman en filantroop, dwaas en zuiver van hart. Een typische Vonne- gut creatie, Eliot Rosewater, en misschien zijn beste (Zie "God, bless you, Mr. Rosewater"). Op aandringen van deze Eliot Rosewater wordt de eenzaam en arm levende schrijver uitgenodigd te spreken op het Midland City Arts Festival. Een masochistisch experiment, waarbij hij een nieuwe Vonnegut-figuur, nl. de onbehoorlijk rijke Pontiac-dealer Dwayne Hoover, met zijn mechanistische theorieën ten gronde richt en tenslotte zijn schepper zelf ontmoet. And so on, zou Vonnegut zeggen.

Vonnegut wijkt in dit boek niet af van de chaotische stijl, die hij in zijn voorgaande vier romans ontwikkelde; tientallen figuren evolueren in evenveel korte paragrafen, met hun on- aanzienlijke, doch welgevulde en sterk door elkaar gevlochten

SF-MAGAZINE P. 22

Page 29: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 23

levensloop. Vonnegut voegt hieraan in dit boek een nieuw ele- ment van vervreemding toe, met de verklaring van enkele honder- den van de meest banale zaken en uitdrukkingen, desgevallend aan de hand van illustraties, waarover we het reeds hoger had- den. Bovendien verwerkt hij in deze elementen een bijzonder hevige kritiek op een aantal typerende bestanddelen van de "American Way of Life". Terecht noemden we deze schrijver vroeger reeds een moralist.

Een en ander kan de lezer bijzonder charmeren, wanneer hij een- maal door Vonnegut's wonderlijke humor en filosofie werd "ge- raakt". Het kan hem ook irriteren, wanneer hij in een overvloed van gelijkaardige en gelijkwaardige anecdotes verdwaalt, en het procédé reeds in vroeger werk van de schrijver had ervaren. Wanneer het "so it goes" iets te sterk naar het "and so on" gaat overhellen, zou ik zeggen. Het is dan ook zo dat - hoewel ik Vonnegut tot de belangrijkste hedendaagse Amerikaanse schrijvers reken - zijn laatste boek me na een honderdtal blz. bepaald minder ging overtuigen, waar- bij ik met enige weemoed terugdacht aan "Cat's Craddle", "Mr. Rosewater" en "S1aughterhouse 5".

Dan duikt de schrijver echter zelf plots in zijn werk op, met een briljante demonstratie en een bijzonder overtuigende recht- vaardiging van zijn methode, en is Vonnegut weer op zijn best. Naar het einde toe zal hij zelfs zijn personages vrijlaten, bij zijn vijfstigste verjaardag, zoals historische figuren dit met hun slaven plachten te doen.

Wat is de rol van de schrijver, en de zin van dit leven ? "To be the eyes and ears and conscience of the Creator of the Uni- verse, you fool". (CH. 7, p. 67).

steeds weer verbazende States, waar dergelijk boek wekenlang nr. 1 op de bestseller-lijsten bleef !

ROBERT SMETS THE MOMENT OF ECLIPSE door Brian W. Aldiss Panther SF, nr. 586.03776.4 Waarschijnlijk zag u op 04.06. ll. de volledige maansverduis- tering, die bijzonder goed waar te nemen viel. Een gelijkaardig gebeuren bracht Thomas Hardy er destijds toe zijn verbazing uit te drukken over het feit dat onze woelige aarde op kosmische schaal werd teruggebracht tot deze kleine schaduw :

"an even monochrome and curving line of imperturbable serenity"

Een vervreemding en een onbehagen, dat Brian Aldiss vooraan stelde in wat m.i. zijn beste verhalen-bundel is sinds een aan- tal jaren en meteen een werk dat hem naar mijn gevoel aan de

Page 30: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 24

spits van de SF-avant-garde plaatst.

Niet dat "Moment of Eclipse" formeel of inventief verbijsteren- de experimenten bevat. Slechts het verhaal "Orgy of the Living and the Dying" wijkt enigszins af van het traditionele, door tus- senschakeling van reminiscenties die hierdoor een bijzonder re- liëf verkrijgen.

De waarde van de bundel ligt m.i. juist in de assimilatie van de verworvenheden van een achttal jaren "New Wave" en - vooral dan - in de bezinning op het werkelijk essentiële : de bezorgd- heid om het lot van de mens in deze woelige wereld.

Consequent hiermee situeert Aldiss dan ook een drietal van de belangrijkste verhalen van deze bundel in een steeds scherper met de westerse wereld contrasterende "derde wereld", met name in India. ("Orgy ...", "The Village Swindler" en "And the Stagnation of the Heart")

Mensen van de (westerse) medische staf worden hier geconfron- teerd met de ernstige problemen van deze tijd en van een betrek- kelijk nabije toekomst, terwijl de schrijver naar diepere moti- vaties peilt.

Onbehagen ook in de in technisch verder gevorderde maatschappij- en gesitueerde verhalen "Super-toys last all summer long" en "Working in the Spaceship Yards". Aldiss heel bijzondere humor verder in "Confluence", "Heresies of the Huge God" en "Swastika".

Een bijzondere vermelding tenslotte voor "The Day We Embarked For Cythera", formeel waarschijnlijk het mooiste SF-verhaal dat de laatste jaren werd gepubliceerd en waarin Aldiss een vrijmoedige doch nostalgieke filosofie ontwikkeld in een sfeer, die hem - naar hij me toevertrouwde - werd gesuggereerd door de schilderwerken van Tiepolo en Watteau waar hij, overigens net als ondergetekende, bijzonder van houdt en waaraan dit verhaal onweerstaanbaar herinnert.

Een bundel die werkelijk meesterlijk werk bevat en die ik dan ook ieder ten zeerste aanbeveel.

ROBERT SMETS CRASH! door Jim Ballard

Editions Calman-Lévy, Collection "Dimensions", vertaald door Robert Louit, 1974, 253 blz., FF 28. Dit boek verscheen oorspronkelijk onder dezelfde titel in 1973 bij Jonathan Cape in Engeland. Ballard schijnt drie jaar aan deze roman te hebben gewerkt. Wel, het was drie jaar te veel. Deze lawaaierige titel verbergt een "speculative fiction"-apo- kaliptische roman, zogenaamde moderne SF, die gevoelige lezers wel zal chokeren. Waarover gaat het ? Over de wisselwerking

Page 31: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 25

tussen sexualiteit (om het nog deftig uit te drukken) en de au- to. Het hoofdthema is eigenlijk dat de auto in ons leven, met zijn kracht en snelheid, een agressie bij de bestuurder teweeg- brengt die zich uitdrukt in een erotisch gevoel. Ballard tracht dit voor de lezer plausibel te maken door de perikelen te ver- tellen van een reporter die het super-orgasme zoekt en vindt in een dodelijk ongeval. Voor de liefhebbers !

ANDRE DE RYCKE

NON-STOP door Brian W. Aldiss

Luitingh, Laren (Nh), Tijgerpocket, 1974. Dit is de eerste SF-roman die Aldiss in 1958 geschreven heeft en het is dadelijk een inslaande SF-hoogvlieger geworden. Bij Faber kwam het boek eerst uit als "Non-Stop"; deze titel werd in de USA in 1959 veranderd in "Starship". Het is gebaseerd op een kort verhaal ("Non-Stop") dat in 1956 gepubliceerd werd in Science Fantasy nr. 17. In zijn korte inleiding vermeldt de auteur dat "een maatschap- pij die niet kan of niet wil de onbeduidendheid inzien van de plaats die ze in het universum inneemt, niet een echte gecivi- liseerde maatschappij is; in haar binnenste verbergt ze een fa- taal onstabiliteitsprincipe. Dit boek handelt over een derge- lijke maatschappij." Aldiss gebruikt hier een klassiek SF-thema, doch hij behandelt het uit een dusdanige nieuwe gezichtshoek en vermengt er zulke interessante filosofische beschouwingen in, dat dit werk uiter- mate boeit tot de laatste bladzijde. Een afgesloten stam vecht tegen de hem omringende, opdringerige jungle om in leven te kunnen blijven. Wat is deze jungle eigen- lijk, waarvan komen zijzelf vandaan, wat zijn de beruchte "reu- zen" en "vreemdelingen" en wat bedoelen de priesters met de uit- spraak "de wereld is een ruimteschip" ? Roy Complain en enkele van zijn vrienden, moedige jagers, willen er meer van weten en trekken de jungle in ... Spannende SF-klassieker. Een must !

ANDRE DE RYCKE

EN DE MENS SCHIEP ... door Edmund Cooper

Luitingh, Laren (Nh), Tijgerpocket, 1974. Dit is een van de eerste boeken van deze 48-jarige Britse auteur die reeds een 25-tal SF-boeken op zijn aktief heeft. In 1958 verscheen deze roman voor het eerst als "Deadly Image" bij Bal- lantine en wat later werd er door Coronet een andere titel aan gegeven "The Uncertain Midnight". In het jaar 2113 besluiten de overlevenden van een atoomoorlog die praktisch gans de aarde heeft verwoest, al hun krachten te bundelen om een soort utopische

Page 32: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 26

maatschappij te stichten. Zo worden alle onaangename karwijt- jes, waaronder ook het regeren, uitgevoert door de Androïden, perfekte robots met menselijk uitzicht. De mensen zelf hoeven niets anders te doen dan hun overvloedige vrije tijd te be- nutten om gelukkig te zijn. In deze maatschappij nu, na een hibernatie van 150 jaar, ontwaakt John Markham, een man uit de 20e eeuw. Hij kan echter deze gelijkvormige gelukzaligheid niet aanvaarden, zelfs niet in het aangename gezelschap van zijn persoonlijke vrouwelijke androïde, de goddelijk mooie Marion. Hij tracht deze Marion tot een echte vrouw te maken, die écht kan leven en liefhebben, ... net als de griekre beeld- houwer Pygmalion die een beeld van Aphrodite schiep en dan de Goden smeekte het te laten leven (vandaar de titel van de fran- se editie van dit boek : "Pygmalion 2113"). John revolteert zich tegen de menselijke onderworpenheid en vervoegt het plaat- selijk, Londens, bevrijdingsleger. Oprecht aanbevolen, vlotte, lektuur.

ANDRE DE RYCKE

Page 33: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 27

Regelmatig krijgen we inlichtingsaanvragen van geïnteresseerde personen die uitleg wensen over dit of gene aspekt van SF, die gewoonweg willen weten wàt SF nu eigenlijk wel is, of die meer wensen te weten over de geschiedenis, de ontwikkeling van de SF. Te hunner informatie geven we hier twee zeer beknopte lis- tings, de eerste van ALGEMENE STUDIEWERKEN, die historische overzichten geven van de SF, zowel als bundelingen van essays of studies uit bepaalde sociale, religieuze, anthropologische e.a. standpunten van specifieke aspekten van het SF-verschijn- sel. De tweede richt zich meer tot de verzamelaar van boeken en tijdschriften, en is een listing van CHECKLISTS en INDEX- VOLUMES, die gezamelijk zowat gans de 20e eeuw bestrijken.

Veel belangrijke studiewerken worden NIET vermeld, omdat ze uit druk zijn en zéér moeilijk verkrijgbaar, ofwel zeer duur. Al de hier gegeven boeken zijn courant verkrijgbaar via be- stellingen bij uw boekhandelaar, al zal u er misschien wel even op moeten wachten.

Deze twee listings vormen een selectie van ongeveer een 200e van de titels die voorkomen in de "SF-GIDS TOT DE REFERENTIE- WERKEN, BIBLIOGRAFIEEN, CHECKLISTS EN INDEXVOLUMES VOOR SF, FANTASTIEK EN HORROR IN LITERATUUR EN FILM" door mij samenge- steld, en die rond de zomerperiode zal verschijnen. Omvang en prijs is nog niet vastgesteld, doch laat ons uw naam en adres kennen per briefkaart of brief, en u wordt dan verwittigd bij publikatie en ontvangt volledig vrijblijvend alle gegevens over dit boek.

De listings zijn opgesteld in maart 1974. 1. ALGEMENE STUDIEWERKEN Aldiss, Brian : Billion Year Spree (Doubleday 1973, $ 7.95 - Weidenfeld & Michelson, £ 3.75). SF-geschiedenis, geïll.

Amis, Kingsley : New Maps of Hell (1960, herdruk bij NEL in 1969). SF-STUDIE uit sociaal oogpunt, veel vbn.

Atheling, William J. (James Blish) : The issue at hand (Ad- vent, 1967). Essays en Studies; More issues at hand (Advent, 1971). Essays & studies.

Baily O.J. : Pilgrims trough Space and Time (1947, Greenwood Press, herdruk 1972, $ 3.50). De eerste studie over SF.

Page 34: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 28

Barmeyer, E. : Science Fiction, Theorie und Geschichte (W. Findz Verlag, München, 1972, DM 16,80).

Baudin, Henri : La SF (Bordas, connaissance, 1971, pb). Be- knopte studie.

Baxter, John : SF in the cinema (Zwemmer-Barnes, Londen, 1969, ± £ 1, pb). Rijk geïllustreerd overzicht.

Bouxjou, J.P. : La SF au cinéma (Un. Gén. d'éditions, Série 10/18, 1971, FF 9,80). Lijvige en geïll. studie.

Bretnor, Reginald : SF today and tomorrow (Harper & Row, 1973, $ 7.95). Studie.

Clareson, Thomas (ed.) : SF, the other side of realism (Bow- ling Green Univ. Pop Press, 1972, $ 3.50). 20-tal essays door diverse auteurs.

Davenport, Basil (ed.) : The SF novel (Advent 1964, $ 5). Vier essays door verschillende auteurs.

Goulart, Ron : Cheap Thrills, an informal history of the pulp magazines (Arlington House, 1972, $ 7.95, pb ACE, 1973, $ 1.25). Studie.

Hienger, Jörg : Literärische Zukumftsfantastik (Vandenhoeck & Ruprecht, 1972, DM 34). Studie.

Knight, Damon : In search of wonder (Advent herdruk 2e versie, 1967). Kritiek en essays.

Lownches, R.A.W : Three faces of SF (NESPA, 1973, $ 5.95). Drie essays.

Lundwall, Sam : SF, what it's all about (ACE pb, 1971, 95¢). Lijvige studie (nederlandse vertaling bij Meulenhoff SF als Wat is SF ?).

Moskowitz, Sam : Explorers of the Infinite (Hyperion Press, 1974, $ 3.95). Biografies van klassieke SF-Auteurs.

Seekers of Tomorrow (Hyperion Press, 1974, $ 4.75). Biogra- fies van Golden Age-SF-AUteurs.

Als editor : Under the moons of Mars (Holt, Rissehart en Winslon, 1970, $ 7.95). Studie-bundel over SF 1912-1920.

The immortal storm (Hyperion Press, 1974, $ 3.95). Over SF-fandom. Verscheen oorspronkelijk in 1954.

Rogers, H : A Requiem for Astounding (Advent, 1964). Studie over dit tijdschrift en zijn auteurs 1930-1959.

Rose, Sthephen en Lois : The shattered ring, SF and the search for meaning (S.C.M. 1970, 18 sh; USA 1970, $ 3.95). Studie uit religieus oogpunt.

Sadoul, Jacques : Histoire de la SF moderne (Albin Michel, Paris, 1973, FF 49). Lijvige studie. Hier l'an 2000 (Denoël, Paris, 1973, FF 69). Verz. ill. uit SF-magazines, luxeboek.

Page 35: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 29

Slover, Leon, E. : La SF Amèricaine (Aubier Montagne, Paris, 1972). Studie uit sociaal, Antropologisch standpunt.

Suvin, Darko : Other Worlds, other seas (Random House, NY, 1970, $ 6.95; Berkley, 75¢). Studie en anthologie SF uit Oost-Europese landen.

Van Herp, Jacques : Panorama de la SF (Ed. Marabout, 1973, 385 BF). Lijvige studie.

Versins, Pierre : Encyclopédie de l'utopie, et de la science- fiction (Ed. L'Age d'Hommes, Lausanne, 1972, 997 blz., FF 190). EEN ENORM BOEK !!!

Wollheim, Donald : The universe makers (Harper & Row, 1971, $ 4.95). Geschiedenis en studie. 2. CHECKLISTS & INDEXEN

Bleiler, E.F. : The checklist of fantastic literature (1948, Faxtell Ed, herdrukt in 1972, $ 10). De "bijbel" van de ver- zamelaar.

Briney Robert & Wood Edward : SF Bibliogaphies (Advent, 1972, $ 1.95). Beperkte listing voor referentiewerken met uitleg.

Clarke, I.F. : The tale of the future 1644-1970 (London, 1972, £ 3.75). Listing met uitleg, onvolledig.

Clareson, Thomas : SF Criticism, an annonated checklist (Kent Slate Univ. Press, 1972, $ 7). Kritische checklist met no- ta's.

Lockcroft, T.G. : Index to Weird Fiction Magazines, W.T. & Others (Lockcroft, 1962,1964, 1 per titel, 2 per auteur, $ 5 voor de 2 delen.).

Day, Donald B. : INdex to the SF magazines 1926-1950 (Perri Press, 1952, herdrukt, $ 15). Index van 50-tal magazines.

Lewis, Anthony (New English SF Association, NESFA) : Index to SF Magazines 1966à1970 (1971, $ 5). The NESFA Index toSF magazines and original anthologies 1970-71 (1973, $ 3).

Metralf, Norman : The Index of SF Magazines 1951-65 (Abal Books, Stark, 1968, $ 8.50).

Strauss, Erwin S. : The MITSF Society Index to SF-magazines 1951-65 (MITSF, 1966, $ 10).

Page 36: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 30

SFANCON 5 te Gent op 30, 31 augustus en 1 september 1974.

Voor het volledige programma zie bet maartnummer (nr. 34). Wij maken er u nogmaals op attent dat de uiterste datum voor maaltijd- en kamerreservatie 31 juli 1974 is. Een kleine correctie : de prijs voor de maaltijden in het universiteitsrestaurant is 90 BF i.p.v. 60, zoals gedrukt. Uw inschrijvingen verwachten we nog steeds op onze rekening bij N.V. GENERALE BANKMAATSCHAPPIJ nr. 220-0961338-07 op naam van SFAN - ANTWERPEN. Vergeet het niet !!! BENELUXCON 2 te Amersfoort op 9 en 10 november 1974.

Beneluxcon is een jaarlijkse SF-convention, die beurtelings wordt verzorgd door SFAN-België en het N.C.S.F.-Nederland. Dit jaar vindt zij plaats in het Evert Kupersoord te Amers- foort, in het weekeinde van 9 en 10 november.

Op het programma staan non-stop films, lezingen, prijsuit- reiking filmwedstrijd, veiling, boekentafels, "mechanisch vermaak", ontmoetingen met Nederlandstalige auteurs, exposi- tie van SF-illustraties en SF-objekten, e.a.

Het Evert Kupersoord is rustig gelegen even buiten de kom van Amersfoort en beschikt over een ruime parkeerplaats. Inzake publiek vervoer vermelden we de uitstekende treinver- bindingen via Utrecht en bussen die om de 10 min. van het station naar het conferentiecentrum rijden.

Dit BENELUXCON wordt ingericht door een comité onder voorzit- terschap van Alfred Brouwer, De Rade 100 te DEN HAAG, waar men ook terecht kan voor alle verdere inlichtingen.

Technische inlichtingen (medewerking, expositie-ruimte e.a.) bij : GERRIT VAN OVEN Dalweg 127 SOEST (Nl) De deelname kost Fl. 75,- per persoon en omvat :

- deelname aan het ganse programma, zonder extra entrée-gelden. - overnachting in een tweepersoonskamer in het centrum : de ka- mers zijn keurig, hoewel niet luxueus (toeslag douche Fl. 8,-/p). - lunch en diner op 9 november, en ontbijt en luch op 10 november,

Page 37: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 31

inclusief beide dagen éénmaal thee en éénmaal koffie. (bar en zelfbedieningsbuffet aanwezig tegen redelijke prijzen) - Bedieningsgeld en taksen. - Programmaboekje, badge, lidmaatschapskaart, berichtgeving en stemrecht. Regeling kan in twee maal gebeuren, nl. Fl. 25 bij inschrij- ving en volstorting uiterlijk twee weken voor het Con. Dit op postgiro nr. 3126603 t.n.v. Adm. N.C.S.F. Beneluxcon. Belgische deelnemers raden wij evenwel aan hun naam op te ge- ven aan Robert Smets, Italiëlei 84 te Antwerpen, die de deel- namen zal centraliseren en bijkomende inlichtingen inzake rege- ling verschaffen. BENELUXCON 1 kende een belangrijke Nederlandse toeloop. Laten wij nu niet achterwege blijven en ook BENELUXCON 2 tot een da- verend succes maken !!! EUROCON 2 te Grenoble van 8 tot 13 juli 1974.

Betrekkelijk laat ontvingen wij inlichtingen in verband met EUROCON 2. Dit tweede Europese SF-congres gaat te Grenoble door van 8 tot 13 juli, op de universitaire campus. Er staan een hele reeks filmvoorstellingen op het programma, naast paneelgesprekken over SF en prospectiviteit, SF in de Oost-Europese landen, SF en Fantasie, SF en sexualiteit, e.a.

Verder valt een boekenbeurs te vermelden, en openlucht-maaltijd en de toekenning van prijzen aan verdienstelijke auteurs. In dit verband herhalen wij wat we reeds vroeger zeiden, nl. dat de verscheidenheid der taalgebieden, die maakt dat prak- tisch niemand werk van andere dan Engelse schrijver kent.

Inzake toekenning van "nationale" prijzen voor België maken we meer specifiek voorbehoud aangezien SFAN, en dus uzelf, zijnde het overgrote gedeelte van de Sf-lezers in België, niet werden geconsulteerd. Laat dit echter geen afbreuk doen aan de evidente waarde van dit congres.

Eregasten zijn voornamelijk Stanislaw Lem, Brian Aldiss en Jimmy Ballard, Michael Moorcock en Ken Bulmer. Bij de inrichters noteren we J.P. Andrevon, die ook op SFANCON 5 aanwezig zal zijn. Deelname kost FFR. 80,-. Het is ons echter niet bekend wat deze prijs inhoud.

Inlichtingen bij : of, in België, bij :

JACQUES BOCZKE DANIËL DE RAEVE Rue de la Poste 7 Cogels-Osylei 37 F-38000 GRENOBLE B-2600 BERCHEM

Page 38: SF-MAGAZINE 36

Vervolg “VOOR JOU POPPETJE”, P. 19 SF-MAGAZINE P. 32

Later volgden de eindeloos aanslepende zittingen met de psy- cogs. Ze leken wel onvermoeibaar, en losten elkaar af tot hij er bij dreigde neer te vallen. Alles werd opgetekend, verge- leken, op grafieken gezet, in hun pogingen om logica te bren- gen in de absurde realiteiten die hij hen aangaf. Woorden, namen, gebruiken die hen helemaal niets zegden, die zelfshem onaards voorkwamen wanneer hij ze uitsprak. Ultrapsyc ... membraanschip ... Ultracentrum ... Kryti ... LBL ... Sybilia ... Aarde ... Zo noemden ze hun wereld, deze wezens die zijn soortgenoten waren, maar zo noemde ook Brett ZIJN wereld, en waar was die ? Hier noemde iedereen hem Teber, dus was hij dat ook, en als hij soms handelde als Brett, dan verkoos hij het verborgen te houden.

Poppetje was altijd bij hem, zelfs tijdens de langdurige onder- vragingen door de psycogs. Ze leek zowat aangeduid als zijn bestendige compagnon, gids en bewaarengel, waarvoor hij dank- baar was. Zij leek de enige normale in deze bevreemdende we- reld die de zijne was, en pas toen hij op een bepaalde middag voor een spiegel bleef staan, en zijn eigen reflektie opnam, trof het hem als een vuistslag. Zij leek de enige normale ...

Maar precies ZIJ was niet normaal hier. De vormen van haar gelaat, haar lippen, haar lichaam, deze pasten hiér niet. Zij had vijf vingers, en geen zes zoals hij en al de anderen, en haar ogen hadden één pupil en waren niet zesfacettig. Toen besefte hij voor wié ze wel normaal moest voorkomen : voor Brett. Zij was een vrouw uit de wereld die het Brett-ik zich herinnerde, en pas nu drong het tot hem door in welke mate dit gedeelte het lichaam overheerste want pas nu was het verschil aan het Teber-ik gedeelte opgevallen.

Hij confronteerde haar met dit verschil, maar haar antwoorden versterkten de verwarring in hem nog.

"We zegden je toch dat je Brein veranderd is, Teber", zei ze. "Ik zelf ben enigszins aangepast aan de membraanecho's die we ontvingen nà dat je begon te ... veranderen, veranderen dan in die zin dat je hersenen de overbelasting compenseerden door pseudo-herinneringen in te voeren om hetgeen je meemaakte te kunnen absorberen. Daarom zie je mij momenteel nog steeds niet zoals ik ben, je eigen ogen bedriegen je en onbewust plaats je membraanherinneringen over mij. Dat is één van die dingen die geleidelijk zullen vervangen worden door de werke- door de werkelijkheid".

Dat leek hem wel wat moeilijk om te aanvaarden. "Als dat met jou zo is", zei hij, "waarom zie ik dan de psy- cogs en al de anderen zoals ze zijn ?"

Ze lachte, een beetje spottend zelfs. "Mijn arme Teber", zei ze. "Wie zegt jou dat je ze ziet ZOALS ZE ZIJN ? Wie verzekert jou dat jij jezelf ziet zoals je bent, en niet als de beeltenis die je van jezelf gemaakt hebt in het

Page 39: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 33

membraan ? Herinner je dat het membraan in je brein is ! Je zal pas de werkelijkheid van het hier-nu volledig terughebben als je weer in Webcom bent".

"Goed", zei hij bits. "Breng me dan bij Webcom".

"Ik kan je Webcom enkel tonen", zei ze, "maar Mcker moet mee- gaan, hij kan je dat beter uitleggen, tenslotte is hij de oppercomtec. Kom mee".

Hij volgde haar doorheen de hoge, smalle gangen van het ge- bouw waarin hij nog steeds verbleef. Gedurende gans de tijd dat hij hier nu reeds was had men hem nog geen enkele maal de kans gegeven om de buitenlucht te zien, en plots voelde hij een enorme behoefte daaraan. Hij strekte zijn hand uit en nam haar bij de schouder.

"Wacht", zei hij, "ik ben van gedachte veranderd. Ik zou eerst eens willen zien wààr ik nu eigenlijk ben".

"Waar ?" vroeg ze verbaasd. "In de Webcomzetel natuurlijk".

Hij schudde geërgerd het hoofd. "Dat weet ik ook wel", zei hij, bitser dan hij van plan was, "en de Webcomzetel is dit gebouw, maar wat voor een gebouw is het ? Een laboratorium, een uni- versiteit, een psychiatrische kliniek, of wat ook ? Ik zou eens de buitenlucht willen zien, de wind rond mij heen willen voe- len, de stad verkennen, of wat er ook voor doorgaat".

"Webcomzetel is zowat de samenvoeging van alles wat je opgesomd hebt, maar nog veel meer. Het woord verklaart dat toch zelf : de zetel van Webcom, de plaats waaruit alles bestuurd en geleid wordt door Webcom. Dit gebouw is torenvormig, en staat in het centrum van LBL. Een afkorting van "Lefborlo", vervolgde ze toen ze zijn vragende blik opmerkte, "de naam van dit complex van ge- bouwen. Er zijn negenentwintig complexen verspreid over de landoppervlakte van deze planeet, evenals een vijfhonderdtal industriële complexen onder de zee".

"En Webcom bestuurt dit alles ?" vroeg hij verbaasd.

"Neen, natuurlijk niet, wij onderhouden regelmatig verbindingen met de andere complexen, doch enkel in LBL is Webcom reeds zóver gevorderd. De andere complexen zijn nog steeds in het experi- menteel stadium wat psycognitie en het gebruik van de geestes- krachten betreft, en ook wetenschappelijk zijn ze nog niet ver genoeg gevorderd om tot Webcom te komen".

Ze stapten in een der holle bollen die via een uitgebreid tun- nelsysteem de afdelingen van het gebouw in alle richtingen met elkaar verbonden, en Poppetje stelde de richtingsaangever in. De bol sloot zich om hen heen als een bloemenkelk bij het zakken van de zon, en de binnenverlichting flikkerde aan. Het gevoel in zijn ingewanden vertelde Teber dat de bol begon te stijgen.

"Welke afdelingen bevat dit gebouw ?" vroeg hij.

Page 40: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 34

"In het midden is Webcom zelf gecentraliseerd", zei ze, "daar bevinden zich al de controle-apparaten die de normale funkties van het complex waarnemen, zoals de indeling van de werkploegen, de verzorging van de rustcellen en de regelmatige automatische voeding, de transportregeling, de verbindingen met de andere complexen. Beneden bevinden zich dan de laboratoriums en de experimentele kamers, voor de psycogs, en ook de kontakt-kamer met het membraan. Jouw rustkamer bevindt zich ook in die na- bijheid. In de kelderingen zijn de opslagplaatsen, de cyborg- banken, de materiaalzalen en de geheugenbanken van Webcom".

"Geheugenbanken ... dan is Webcom een computer ?"

"Neen, of toch niet helemaal. Mcker kan je dat uitleggen. Je zei toch dat je de stad wou zien ? We zijn er namelijk."

De bol hing roerloos, toen ze uitstapten, en hij voor het eerst de zon zag. Ze stond hoog boven hem, een kleine scherp-witte bol die als een lens in zijn ogenbrandde, zodat hij ze dadelijk moest afwenden. Het was alsof vonken van die zon in hem over- sprongen, een siddering liep doorheen gans zijn lichaam, en woorden kwamen over zijn lippen ongevraagd en onverklaarbaar :

"Laat mij je zon aanraken, met vingers versteven door de kilte van tevele winters ..."

"Wat zijn winters ?" vroeg het meisje.

Hij probeerde haar het begrip uit te leggen, maar ze ontkende het bestaan ervan. "Wij keren altijd hetzelfde gelaat naar de zon" verklaarde ze. "Sommige complexen aan de andere zijde echter zijn voortdurend onder een klimaat dat lijkt op hetgeen jij winter noemt".

De planeet moest wel ver van de zon afstaan, dacht hij, want hoewel de atmosfeer niet erg dicht leek gezien de sterkte van het licht, was het toch verre van warm. Hij besteedde zijn aandacht nu aan de omgeving. Ze stonden op een open vlak, en- kel verbroken door de kamer waarin de bolkoker uitmondde. Hij wandelde naar de uiterste rand van het enorm uitgespreide dak, en zag voor het eerst het complex, de stad. Zij strekte zich uit tot aan de rand van de horizon in alle richtingen, en waar- schijnlijk nog ver daar voorbij. Een eindeloze en monotone opeenvloging van schijnbaar identieke kokervormige gebouwen, al- len beduidend kleiner dan de Webcomzetel. Op regelmatige af- standen bevonden zich versterloze bollen, iets groter dan de "huizen". Ontelbare rolbanen slingerden zich er doorheen als minuscule witmetalen linten.

Hij keek naar beneden, en de wand van het gebouw ontrolde zich voor hem loodrecht naar beneden in de ijzingwekkende diepte. Het was alsof hij zichzelf naar beneden zag wentelen, als een vogel met gebroken vleugels die van een te grote hoogte daalt en gegrepen wordt door de laagbijdegrondse rukwinden die hem uit zijn zwevend evenwicht halen. Het leek alsof hij daarna de don-

Page 41: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 35

kere vlek zag daarbeneden, zo klein dat het slechts een onbe- langrijke en te verwaarlozen stip was vanop deze hoogte, de plek waar zijn lichaam zou uiteenspatten tot een massa ver- brijzelde beelderen en ingewanden.

Bevend wankelde hij achteruit, tot de rand van het gebouw de diepte gapende mond verborg, en hij enkel het dak zelf nog zag, een witgouden oppervlak van glimmend metaal die fragmen- tarisch oplichtte in de stralen van de zon naarmate hij zich bewoog.

"Wat scheelt er Teber ?" vroeg Poppetje verontrust.

"Een ... duizeling", bracht hij er sissend uit, en vervloekte inwendig de vreemde bijklank die zijn woorden altijd hadden, terwijl anderszijds een deel van zijn brein hem ervan trachtte te overtuigen dat het altijd zo geweest was. "Ik kan niet te- gen het zicht van die diepte". Hij zette zich neer, en ze kwam naast hem hurken. Hij proefde een zilte smaak in zijn mond, en likte het zweet van zijn dunne lippen, enerzijds een vertrouwd gebaar, en anderszijds wekte het een gevoel van onbehagen en onwerkelijkheid toen zijn spitse tong over de scherpe randen van zijn mond gleed, als die van een reptiel. Het was alsof hij een gedeelte van zijn eigen zintuigen terugkreeg, deze die bij het lichaam behoorden, en tevens de herinnering kreeg aan àndere zintuigen. Hoewel de kilte hem omhuldde, was het alsof de stralen van de zon vreemd prikkelden op zijn handen. Hij hield ze voor zich uit, en bekeek ze alsof hij ze voor het eerst werkelijk zag, de brede palmen met de zes korte, maar stevige vingers, de hoekig gesneden en purpergeverfde nagels. Dan legde Byett's hand zich over de zijne, en hij keek op in haar ogen. Haar glimlach was als een tweede zon, zacht en ongekun- steld. Haar hand verdween volledig in de zijne. Zo bleef hij een poosje zitten, terwijl hij haar aanwezigheid ervoer als een nieuwe warmte waaraan hij zich koesterde.

"Ik ben bang", fluisterde hij moeizaam. "Ik ben bang voor wat ik hoor te zijn, en voor wat ik voel te zijn".

"Ik weet het", zei ze, "ik ben waarschijnlijk de énige die be- grijpt hoe je je moet voelen, want ik was de enige die geindoc- trineerd werd in je membraanecho's. Ik wéét hoe het voelt geen deel te zijn van Webcom, en verschrikt te zitten in gevoelens die je zelf niet kan begrijpen en ontleden. Daarom ben ik ook altijd bij je".

"Hoe kan jij weten hoe ik voel en denk ?" vroeg hij. "Jij bent toch één van hen ? Je zei zelf dat ik je niet zie zoals je bent in werkelijkheid".

Ze wierp haar haren achterover en keek langs hem heen. "Ik ben niet bij Webcom", zei ze, "evenmin als jij momenteel. Daarom ben ben ik anders."

Page 42: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 36

"Maar hoe komt dat dan ? Iedereen hier lijkt bij Webcom te zijn. Is het omdat jij een vrouw bent ? Ik heb hier geen enkele ande- re vrouw gezien in de Webcomzetel."

"Je weet nog zo weinig over je eigen wereld, Teber", zei ze zachtjes. "Er zijn géén vrouwen in het LBL-complex. Ze waren reeds overbodig toen Webcom uitgewerkt werd, toen ze een abso- lute minderheid vormden. Toen Webcom dan in praktijk omgezet werd, werden ze genetisch geïntegreerd".

"Maar dat is toch klinkklare onzin. Jullie ... wij sterven toch niet uit !"

"Reeds vóór Webcom was cloning een feit, Teber, en met Webcom werd het standaard-procedure. Enkele cellen worden uit het ori- ginele lichaam verwijderd, en daaruit groeit een nieuw individu. Normaal zou dit een volkomen duplikaat zijn, doch de cyborgban- ken zorgen ervoor dat elk individu anders is, en een eigen per- soonlijkheid ontwikkelt".

"Waanzin. Ik weet toch dat ik een ... man ben ?"

"Je hebt mannelijke organen, Teber, omdat je daar speciaal op let natuurlijk. Maar je lichaam bezit ook de vrouwelijke ele- menten. Weet je nog wat ik zei over de blinde vlek ? Iets wat je brein niet wénst te zien, ZIET het gewoonweg niet. Daarom ben jij anders, Teber. Jij denkt volkomen als een ander wezen, als een wezen dat volledig mannelijk is".

"Maar al die mannen ...".

"Nogmaals, Teber, hier zijn geen mannen als dusdanig, enkel per- sonen. Maar hoe kan ik je iets uitleggen wat je enkel zou kun- nen begrijpen als je in Webcom bent ? Ik draag de band niet, ik kàn het je niet duidelijk maken".

"De band. Bedoel je die zwarte metalen band met de lens, die ze allen dragen ?"

"En die jij en ik niet dragen, ja, die bedoel ik. Die band zal ook jij terugkrijgen als je in Webcom gaat, en weer één zal zijn met allen. Dan zal je begrijpen".

Misschien, maar nu begreep hij het niet. Hij zag enkel een be- schaving die op een dood punt aangekomen was. Maar was het wel hijzelf die het zo beschouwde ? Het Teber-ik scheen zich afzij- dig te houden, er zelfs met enige spot en een vreemde, koude min- achting op neer te kijken. Het was alsof de persoonlijkheidsfrag- menten scherp afgetekende plaatsen innamen in zijn brein. Het Teber-ik was koud, een vreemde ongevoelige nieuwsgierigheid. Het Brett-ik probeerde te begrijpen, tot een zekere conclusie te ko- men in verband met deze nieuwe wereld. Beneden de twee, als een dodelijke ondergrond, school het ik van de Bloedvogel, Doriac Greysun, een koude en gevaarlijke schim, het meest onwezenlijke van de drie, en toch op een onbepaalde manier de meest gevaarlij- ke.

Page 43: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 37

"Maar de evolutie", vervolgde hij, terwijl hij zelf naar de juis- te woorden zocht, "leidt toch tot een uiteindelijke opslorping van alle individualiteit, een stopzetten van de individuele drang tot vooruitgang ?"

"Webcom is vooruitgang", zei ze, "het ultimatum aan de vooruit- gang, de uiteindelijke drang naar kennis. Vrijheid van alle ge- voelens, totale communicatie, absoluut kontakt met het alles van iedereen. Momenteel zijn er driehonderd duizend eenheden bedrij- vig in het LBL-complex, plus nog een duizendtal der elite-eenhe- den in de Webcomzetel zelf, en ongeveer één miljoen zeshonderd duizend eenheden bevinden zich in de rustkamers, waar ze automa- tisch gevoed worden, hun lichaamsnoden onderhouden, en hun geest in volledige rust, de energie van hun slapende breinen is de kracht van Webcom. Allen samen ZIJN zij Webcom, het alles-over- spannend web van energie dat het LBL-complex in stand houdt".

"Je bedoelt dat Webcom parasiteert op de breinen van die slapen- de ... eenheden ?"

"Webcom parasiteert niet, Teber. Webcom IS. Zonder een eenheden zouer geen Webcom zijn. Webcom is "Gestalt", de totaliteit die meer is dan de som der delen. Daarom is het ploegenstelsel er. Elke éénheid brengt 2/3 van zijn tijd door in rusttoestand om de psychische energie te leveren die Webcom in stand houdt, en Web- com regelt alles in de plaats. Enkel, zo konden de psycogs verder ontwikkeld worden, en konden wij het membraan benaderen. Eenmaal zullen wij zo ver genoeg ontwikkeld zijn zodat de materiële nood- zaak van Webcom overbodig zal zijn. Dan zal het LBL-complex ver- dwijnen, dan zullen de éénheden ophouden te bestaan en zal er en- kel de totaliteit zijn, die zelfs geen naam meer zal nodig hebben".

"Zoals het membraan", stootte hij uit. "Een totaliteit van eenhe- den, een web dat realiteit vervangt, een web dat realiteit IS. Jullie zijn zelf bezig om een nieuw membraan te scheppen !"

"Ik weet het niet", zei ze.

Binnen in hem luisterde het Teber-ik geïnteresseerd toe. Hij sprong op. "Toon 'mij méér", zei hij, "toon mij de Webcomzetel. Ik moet méér zien om alles te kunnen begrijpen".

Samen verkenden ze gans het gebouw. Hij herbezocht de membraan- kamer, zoals hij ze zelf doopte, de nis in de wand met de los- hangende kontaktpunten, en de kontrolezetels, waar normaal de psycogs plaatsnamen. "Webcom leidt de energie naar de kontrole- zetels, en vandaar naar de membraanpoort", verklaarde ze. "De psycogs ontvangen de echo's en geven ze door aan Webcom". Daar- na ging het verder, naar de laboratoria, waar hij de opslagplaat- sen van de cellen der eenheden zag, waaruit de nieuwe eenheden zouden gevormd zouden worden. "Het bevolkingsaantal van het LBL- complex is min of meer constant", zei Byett, "maar ongevallen ge- beuren, en dan zorgt Webcom voor aanvullingen". Dan dieper, naar de materiaalzalen. Het was alsof hij doorheen een museum wandel-

Page 44: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 38

de, vol met bevreemdende en onverklaarbare voorwerpen. Sommi- gen riepen herinneringen op in het Brett-ik. "Dit is een pers" zei hij, kinderlijk verheugd, "een verdomde oude drukpers ! En hier een schrijfmachine. Hoe komen die hier ?"

Ze glimlachte en haalde de schouders op. "In zekere zin is het wat jij een "museum" noemt. Naarmate Webcom uitgewerkt werd, ontstond een wisselwerking. De materialen, gebruiksvoorwerpen en zo meer die overbodig werden, zijn allen hier opgeslagen, of tenminste enkele exemplaren van elk ..."

"En dit zijn wapens !" riep hij uit, terwijl hij een snelvuurge- weer opnam met wat een soort telescopisch visier leek. "Gewe- ren, granaten, een gans moord-arsenaal. Hoe zit dat met con- flikten ? Je zei dat de andere complexen niet zo ver ontwikkeld waren. Zijn er dan nooit moeilijkheden, schermutselingen ... oorlogen ?"

"De woorden die je gebruikt zijn mij vreemd, Teber. Vroeger waren er vele moeilijkheden, maar sedert Webcom ingevoerd werd, zijn die allen opgelost. De andere complexen kunnen ons gewoon- weg geen moeilijkheden bezorgen.

Mcker voegde zich bij hen, en voor het eerst merkte Teber de ge- voelloze uitdrukking op van zijn gelaat ... Misschien kwam het door die band om zijn hoofd, waardoor het altijd leek of niet hijzelf, maar die lens in de band hem aanstaarde, misschien door het ontbreken van de lippen. Het was alsof ze altijd onpersoon- lijk bleven. Misschien was het ook enkel omdat het Brett-ik mo- menteel de onverhand had dat hij dit nu voor het eerst specifiek opmerkte. Hij herinnerde zich ook alle conversaties, en de on- dervragingen door de psycogs. Allen waren ze vriendelijk geweest, maar nooit leken ze werkelijk bezorgd, alsof ze allen verleng- stukken waren van een machine die enkel maar wou wéten.

Mcker bracht hem bij Webcom. Teber bleef staan, voor de muur flikkerende lichten, wijzerplaten, kontaktpunten en kontroleze- tels. "Zoals ik dacht, een computer", zei hij.

"Géén computer", zei Mcker. "Webcom is aangesloten aan een comp- uter, dat moet wel. Het computergedeelte van Webcom regelt de normale funkties van ons complex. Maar Webcom zelf is de éénheid. Ik BEN Webcom, net zoals iedereen Webcom is, zelfs dezen die ge- durende hun rust de energie leveren voor het denkende gedeelte van Webcom".

"Je kan mij niet wijsmaken dat dat stuk ... computer een denkend wezen is ?" brulde Teber. Hij schrok van zijn eigen reactie, hoe- wel deze Mcker helemaal niet scheen te deren.

"Natuurlijk niet, Teber", zei hij, als sprak hij tot een kind. "Ik weet dat het moeilijk is om te begrijpen voor iemand die niet bij Webcom is. Laat mij het op deze manier proberen uit te leg- gen : wij allen samen vormen één intellekt, één denkend geheel, en dit geheel is Webcom, en via Webcom naar iedereen. Het com-

Page 45: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 39

putergedeelte is slechts een noodzaak, die de technische kanten verzorgt".

Hij begreep het maar al te goed.

"Ik heb genoeg gezien", zei hij moeizaam. "Dank je voor de moeite, Mcker".

Ze verlieten de Webcomkamer, en hij zei "Laat ons terug naar bo- ven gaan ... ik heb dringend behoefte aan een nieuwe lading verse lucht".

Een soort ... bijenstaat, gonsde het door zijn hoofd, maar dan veel verder ontwikkeld. Een massa entiteiten die samen één ge- heel vormden. En daar willen ze mij terug bij aansluiten ? Hij ademde diep in toen ze boven waren. De zon hing veel lager nu, en zij wierpen schaduwen over het dak. Hij zette zich terug neer, op veilige afstand van de rand van het gebouw. Zonder aar- zelen nam ze plaats naast hem. Haar handen drukten zacht op zijn schouders.

"Wat heeft je afgeschrikt, Teber ?" vroeg ze.

"Dat ... gedrocht daar beneden", zij hij bars, "die monstruositeit die jullie Webcom noemen. De indruk die ik reeds tevoren had is juist : al diegenen die ik ontmoette, met wie ik sprak, handelden min of meer als geleide automaten, speelgoedrobotjes van vlees en bloed. Zuivere geest, éénheid van gedachte, jawel hoor, laat je enkel maar opslorpen door een mechanische etititeit, en je wordt een mooi verlengstuk, een nieuwe hand bij voor de reuzemachine. Een nieuwe "Gestalt", maar dan ten kosten van de wèrkelijke indiduele persoonlijkheid, de afstomping en uiteindelijke verdwijning van werkelijke gevoelens. Ik denk er niet aan mij daarmee te laten verenigen, ik ben Teber niet. Ik hoor niet in deze wereld."

"Wie zijn de anderen, Teber ? Die ... persoonlijkheden die je lei- den, die je doen handelen zoals je handelt ?"

Hij vouwde zijn handen samen op zijn knieën en rustte er zijn hoofd op. "Hoe kan ik het werkelijk weten, Poppetje ? Hoe kan ik nog het onderscheid maken tussen de wisselende realiteiten ? Soms dwaal ik doorheen een ruimte die geen ruimte is, doorheen een tijd die geen werkelijke tijd is, op zoek naar iets dat ik niet terug kan vinden. Ik ben aan boord van een soort ruimteschip, maar ikzelf ben het membraanschip, en het schip is mij op een vreemde manier. Er is en- kel angst en wanhoop in mij, en het besef dat er geen einde komt aan beide. Ik ben op een terugweg, maar ik weet niet waarheen, toch niet bewust; het is alsof mijn diepere ik wél weet waarheen, maar zo bang is om daar wérkelijk aan te komen dat het de weten- schap voor mij zelf verbergt. Dan weer wordt ik vervuld door ver- driet en dat verdriet wordt haat, een haat die zo verschrikkelijk brandt en afschuwelijk is dat ikzelf ervoor terugdeins. Ik begrijp niet waarom, ik wil niet haten, maar toch doe ik het. Misschien is dat nog het vreselijkste : nooit te kunnen weten wààrom. En bene- den dit alles klotst een zee van intense stilte en kilte, een zee

Page 46: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 40

van leegte die ik niet kan peilen, maar die er altijd is, alsof ze wacht op een moment van zwakte en mij over te nemen. Soms lijkt het mij alsof het herinneringen zijn aan mijn eigen toe- komst, dat ik zelf een vergevorderde psycog ben, maar dat kan ook al niet ... en dan zijn er de andere onverklaarbare feiten nog, die daar allemaal zo nauw mee verbonden schijnen te zijn".

"Welke onverklaarbare feiten, Teber ? Waarom probeer je ze in je- zelf op te kroppen ? Probeer ze me te vertellen, misschien kanik je helpen ...".

"Hoe zou jij mij daarbij kunnen helpen ? Neem je eigen naam : Byett is bijna een anagram van Brett, de leidende persoonlijkheid die ik ben. LBL komt van Lefborlo zeg je, de naam van dit ge- bouwencomplex, maar voor mij is het de naam van een verre planeet waar eens een man aankwam of zal aankomen in een verre toekomst. een man die zich Doriac Greysun noemt, maar die door iedereen de Bloedvogel genoemd wordt. Van hem komen de woorden, flarden van gedichten die schijnbaar zonder betekenis zijn, en die niet pas- sen bij de intense gevoelloze kilte die zijn persoonlijkheid bij mij oproept. Zelfs het nummer dat je achter je naam draagt schijnt mij bekend te zijn, maar ik kan het niet plaatsen".

"Welke zijn die woorden, Teber, die uit je ... dromen overkomen ?"

Hij wendde zich tot haar. De ondergaande zon was een starend oog boven hem toen hij haar voor het eerst werkelijk aanraakte met deze bedoeling. Haar ogen brandden in de zijne.

"Hier waar de zon haar gouden licht spilt over mijn gespreide vleu- gels", citeerde hij, "hier wil ik blijven. Laat mij fluisteren in je hemel, hem bevrijden van zijn wolken ..."

"... het duister en de roofvogels verjagen. Je enkel te zien, enkel je handen aan te raken, enkel bij jou te zijn ..."

"... is mijzelf te zijn, een versteend beeld in je wolkenloze hemel", besloot hij. De wereld verdween toen hij haar kustte en in haar scheen over te vloeien. Zijn armen omstrengelden haar tengere gedaante, en ze nestelde zich in hem als een zaad in vruchtbare bodem. Haar gelaat was een warme streling aan zijn wang, haar lippen zacht en vochtig.

"Hoe ken JIJ de woorden waarvan ik zelf de oorsprong niet ken ?" vroeg hij verward.

"Ik weet het niet", fluisterde ze, "ze kwamen als vanzelf, ze ont- sprongen automatisch uit mij toen je de eerste zinnen zei, alsof ik ze altijd al gekend heb. Nochtans weet ik zeker dat ik ze nooit tevoren gehoord heb". "Het is alsof ze geboren worden in een verre toekomst, en van daaruit in mij uitvloeien als moede golven van het verleden. Ik weet dat ik ze meegebracht heb uit het membraan, maar dat kan jij niet." Maar jij werd geindoctrineerd in mijn membraanecho's, zei je. Jij bent nauwer met mij verbonden dan wie ook, nauwer dan Webcom ..."

Page 47: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 41

Ze hield haar hoofd lichtjes schuin, en de zon gleed als een ro- de schaduw over haar haren, en deed ze mat glanzen. Hij voelde de rilling door haar lichaam gaan. "Het maakt me bang, Teber", fluisterde ze, "het is alsof een andere werkelijkheid zich aan mij opdringt".

"Er is niets om bang voor te zijn, Poppetje", zei hij zachtjes. "Werkelijkheid is een droom, verleden en toekomst vloeien voort- durend in elkaar over als de stralen van de zon. Ik leef in een realiteit van seconden, een eeuwig en voortdurend veranderend NU. Niets anders schijnt nog werkelijk te zijn".

Nog terwijl hij de woorden sprak overviel hem een huivering, en deed gans zijn lichaam trillen. Hij voelde de vingers in zijn handen verkrampen, dan drukten haar armen hem tegen haar aan. Hij scheen in haar te vallen, doorheen haar, doorheen het gebouw, als- of hij tussen de moleculen van het gebouw zelf wandelde, en de mo- leculen namen vormen aan en grepen naar hem. Een intense stilte daalde in hem neer, en het was alsof zijn brein ingedeeld werd in een keurig gerangschikte vakjes, een mathematisch patroon die het Teber-ik voorstelde. Het patroon viel hem aan met een gevoelloze maar enorme kracht die hem verbijsterde. Wanhopig verzette hij zich tegen de overname, rukte aan het patroon, verbrijzelde de koude indeling van zijn brein. Hij begreep de oorzaak van de plotse aanval niet, enkel dat hij zich ertegen moest verzetten. Het Teber-ik werd een reeks keurige-identieke messen die op hem insneden, en hij gooide er kleuren en smaak tegenaan. Het Teber- ik werd een pletwals die op hem inbeukte, en hij zwom rond het gevaarte, maar het was te sterk voor hem. Hij voelde zich ach- teruitwijken, omsingeld worden door de metaalharde schema's die het Teber-ik ombouwde. Vonken flikkerden in zijn brein, en als van heel ver weg meende hij een stem te horen die naar hem riep. Hij zakte weg in de duisternis van zijn eigen brein, naar de grauwe leegte toe, en plots kwam de leegte omhoog, en hij greep ze en gebruikte ze als wapen, vormde ze om tot protoplasmische handen die hij op het Teber-ik inzond. Hij klampte zich er aan vast, en zo werkte hij zich langzaam omhoog doorheen de membraan- echo's, verpletterde het Teber-patroon, tot hij weer gans zich- zelf was. Huiverend bleef hij tegen haar aan liggen, terwijl haar handen doorheen zijn haar woelden.

"Rustig maar, lieveling", zei ze, "wat het ook was, het is voor- bij nu".

"Maar het zal terugkomen", zei hij. "De membraanecho's zullen terugkomen, ze zullen opnieuw proberen mij weg te sleuren in de alternatieven van de realiteit, weg van jou ..."

"Hoe kan ik je helpen ? Ik moet je bestendige metgezel zijn, maar ik voel mij anders, gevoelens die ik niet begrijp en die ik iniet kan verklaren. Is dat ... liefhebben ? Ik weet zo weinig over de membranen, over jou zoals je werkelijk bent. Hoe kan ik je helpen ?"

Page 48: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 42

"Door te zijn", antwoordde hij zacht, "enkel door te zijn, bij mij te zijn. Dat is voldoende. In deze wereld heb ik enkel jou, jij bent mijn enige aanknopingspunt met mijn werkelijk- heid, en ik heb je nodig, zo hard nodig".

"Webcom zal het niet toelaten", fluisterde ze, "we hebben geen enkele kans. Zodra ze ontdekken wat ik voel voor jou, zullen ze de schakel verbreken".

"Dat kunnen ze niet !" riep hij uit. "Ik zal het niet toelaten !"

"Wat kan jij doen ? Je weet nog zo weinig af over Webcom, en over deze wereld".

"Maar waarom dan ? Er is geen enkele wet die ons verbiedt van elkaar te houden ? Trouwens, ze hebben mij veel te hard nodig om het membraan te doorgronden".

"Er is zo weinig tijd. Hou me vast, druk me stevig tegen je aan, ja, zo is het goed, bij jou te zijn, je armen rond mij te voelen. Laat dat voldoende zijn".

"Niets zal je ooit van mij verwijderen", zei hij beslist.

"Neen ... niets ..." zei ze.

Zo bleven ze zitten, terwijl de kleine witte zon langzaam dieper zakte, tot ze beiden uiteindelijk niet meer waren dan één samen- gesmolten schaduw. Als een automaat bewoog hij zich voort doorheen de gangen van een enorm gebouw. Er waren nergens zichtbare lichtbronnen, en nochtans kon hij zien, een diffuus grauw licht dat als door de muren zelf uitgestraald werd. Alles leek uit metaal vervaardigd, en in hem groeide een ondefinieerbare gevoel van dreiging. Er waren nergens trappen, maar toch wist hij dat hij zich opwaarts begaf. Zo belandde hij in een enorme, ledige metalen kamer. Dan scheen alles tegelijkertijd te gebeuren. Zodra hij binnen- trad in de schijnbaar lege kamer, stelde hij vast dat deze in werkelijkheid gevuld was door een zwarte entiteit, een gasvor- mig wezen waar hij los doorheen kon kijken en dat gans de kamer vulde. Zodra hij binnen was, omhuldde de entiteit hem van alle kanten, als een boosaardige absorberende kwal, en probeerde door- heen zijn poriën zijn lichaam binnen te dringen. Een absolute verpletterende angst overviel hem, terwijl hij zich verzette te- gen de indringer. De muur vlak voor hem begon te pulseren, en lichtende cijfers verschenen : 741002730102. De cijfers waren zilverachtig-grijs en pulseerden als op het ritme van een hart- slag. De kamer veranderde, en het was alsof hij alles in ne- gatief zag nu. Hij voelde de bijna onzichtbare entiteit doorheen de opperste lagen van zijn huid dringen. Zijn hoofd werd als door een onhoudbare macht achterover gedrukt, en gans zijn li- chaam trilde en balde zich samen als één enorme zenuw. Ik droom, flitste het door zijn hoofd, ik lig op mijn rustbed, en ik droom. Ik moet ontwaken !

Page 49: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 43

Hij kon niet ontwaken, de angst was een absolute verstijving nu, die samen met de zwarte entiteit gans zijn lichaam in beslag nam. De cijfers op de muur smolten weg, en werden vervangen door an- dere 666. Ik moet ontwaken of ik ga sterven, dacht hij. Zijn gedachten vertraagden, als stroomden ze doorheen water dat stil- aan in ijs veranderde. Hij schreeuwde in stilte, niet in staat om nog te bewegen. Alles werd ijl, als keek hij doorheen de ogen van de entiteit die nu hijzelf aan het worden was. In een laatste wanhoopspo ging riep hij zichzelf toe : ontwaak, verdom- me, ontwaak !

Hij werd wakker, en de kamer met zijn sinistere bewoner verdwe- nen geleidelijk. Hij beefde over gans zijn lichaam, en tranen van onmacht rolden over zijn wangen. Langzaam, tergend lang- zaam, week ook het verpletterende gevoel van verst ijvende angst uit zijn ledematen.

Hij strekte zijn hand uit naar de plaats naast hem, en die was leeg. Hij zette zich met een ruk rechtop in het bed, en de koude lamp van de kamer flitste aan. Het bed droeg nog de in- druk van haar lichaam, maar zelfs haar warmte was eruit gewe- ken. Hij was plots bang, zonder precies te kunnen zeggen waar- om. In allerijl kleedde hij zich aan, alhoewel er niet de min- ste reden was tot paniek. Ze had immers nooit tevoren met hem geslapen, en waarschijnlijk was ze gewoonweg vroeger opgestaan en was reeds naar haar eigen kamer gegaan. Het was reeds laat in de morgen. Niettemin werd hij voortgedreven door een onbe- rekenbare haast. Hij rende naar haar kamer, iets verder in de gang, en ging naar binnen. Ze was ledig, het bed onbeslapen.

Hij snelde naar buiten, en liep bijna twee mannen omver die net de gang inkwamen. Hij klampte hen aan.

"Waar is Byett ?" riep hij, "Waar is ze ?"

De lenzen op hun metalen banden staarden hem onverschillig aan. ZE besteedden zelfs geen aandacht aan hem, maar vervolgden ge- woon hun weg. Verward keek hij rond, en rende de gang af. Een psycog kwam hem tegemoet, en maakte het gebruikelijke begroe- tingsgebaar.

"Hallo, Teber". "Waar is Byett". "Daarvoor kwam ik net naar je toe. Webcom seinde me door dat je wakker was. Het spijt me maar we moesten haar vanmorgen ontman- telen". "Haar wat ?" "Ontmantelen natuurlijk. Haar dienstperiode was om, en bepaalde breinfunkties begonnen af te wijken, zoals we wel vermoed hadden. Je hebt toch zelf gemerkt dat ze in variabelen begon af te dwa- len ? Kom even mee, ik heb het ergens liggen in mijn kamer".

Teber volgde hem in een der experimentele kamers, en de psycog begon te rommelen in stapels print-outs, en viste er uiteindelijk

Page 50: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 44

een tweetal uit op. "Kijk hier, zie zelf maar, Teber. Zie je deze peaks ? De degenererende reaktie begon reeds een tweetal dagen geleden, en ze vermeerderde plots enorm. Webcom had dit wel voorzien, en Mcker is al op de hoogte gesteld.

"Ik begrijp je niet", brulde Teber. "Ik vraag je nogmaals : waar is Byett".

De psycog keek hem aan, en even leek het wel alsof er een trek van verbazing over zijn gevoelloze gelaatstrekken liep. "Ik zei je toch dat ze werd ontmanteld. De nog bruikbare elementen zijn teruggebracht naar de cyborgaanbanken. De gebruikelijke proce- dure met cyborgydes die hun funktie vervuld hebben".

"Cyborgides ?"

"Maar natuurlijk, Teber, je wist toch wel dat ze een cyborgide was ? Eeen heel speciaal gekweekte clone, een pseudo-en titeit aangepast aan de membraanecho's die we van jou opvingen".

Maar Teber was reeds weg, naar beneden, naar de cyborgaanbanken. De woorden voerden een helledans uit in zijn brein. Cyborgide ... speciaal gekweekte pseudo-entiteit ... aangepast aan zijn membraanecho's ... vervulde funktie ...

De liftbol bracht hem naar beneden, en een man keek op van de klasseerbakken waaraan hij werkzaam was toen Teber binnenkwam.

"Waar is Byett" vroeg deze. "Byett ? Wie is Byett ?" "De cyborgide". "Haja, die van deze morgen. Wel, er waren nog vele elementen bruikbaar. Enkel het brein natuurlijk niet meer, de afwijkin- gen waren al te ver gevorderd". "Wat deed je met haar ?" "Hé, zachtjes aan. Wat bezielt je wel ? Maar ... jij draagt de lens niet ! Jij moet de membraan-wandelaar zijn ! Natuurlijk, die cyborgide werd speciaal aangevraagd toen Webcom ze ..." "Toen Webcom WAT ?" "Nou, toen de membraanecho's veranderden. We kregen een ganse lijst specificaties voor de cloning van de cyborgide die ze wil- den. Het werd een verdomd moeilijke job, maar ik denk wel dat het resultaat goed was. We volgden alle instrukties uiterst precies op. Aan de vlugge degeneratie konden we niets verhelpen, dat werd onmiddellijk doorgeseind toen we de cyborgide klaarhad- den". "Waar is ze nu ? Antwoord mij, verdoemd !" "Nu, in de cyborgaanbank, natuurlijk. Dààr !" Voor het eerst keek Teber rond in de ruimte. Het leek op een combinatie van een operatiezaal en een technologisch centrum. Elektronische apparatuur klikte en knipoogde tegen hem in ve- lerlei lichten langsheen de muren. Twee daarvan werden volle- dig in beslag genomen door wazig-doorzichtige bakken, gevuld met een geleiachtige stof waarin vreemde vormen dreven als lo-

Page 51: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 45

me vissen. Hij ging erheen om beter te zien wat de vormen waren, en deinsde dan achteruit. Hij probeerde het tegen te houden, maar het ging niet. Hij kokhalsde, en braakte op de vloer.

De man kwam op hem toe. "Wat scheelt er ? Ben je ziek ?"

"Wat zijn dat ?" wrong Teber van tussen zijn tanden. "Dat ? De reservestukken natuurlijk, de cyborgaanbanken. De re- stanten van onbruikbare clones en ontmantelde cyborgides. Enkel de organische elementen natuurlijk. De elektronische bevinden zich hiernaast, ook die van jouw cyborgide. Ze worden stuk voor stuk getestom na te gaan wat er daarvan nog bruikbaar is".

Hij kon enkel maar naar die man staren, met een onnozele glimlach op zijn gelaat. Byett : een cyborgide, bestaande uit speciaal gekweekte organische lichaamsdelen, gefokt in een organenbank, vervaardigd op maat naar specificatie, en dan een zuiver mecha- nisch, machinaal gedeelte, beiden op elkaar afgestemd, en in el- kaar gevoegd tot een pop. En haar brein zelf ... haar gedachten, haar werkelijke IK, waar was dat nu ?

De man sprak tot hem, maar hij hoorde het niet. Hij zag iets liggen op een van de smetteloos witte tafels, en wankelde er- heen. Voorzichtig nam hij het in zijn handen.

"Zacht en vlak vloeiend, je haar vormt een beeldhouwwerk van be- wegende duisternis, een zwarte kroon rond je gelaat, en nochtans zacht, zo zacht ..."

De man nam het uit zijn handen. "Ja, dat is natuurlijk ook nog bruikbaar", zei hij, "opperbeste kwaliteit. Al denk ik niet dat we nogmaals een dergelijke cyborgide zullen moeten vervaardigen".

Uiteengehaald. Vernietigd. Een afgedankte pop.

"Hoe denkt een cyborgide ?" vroeg hij zachtjes.

De man keek écht verbaasd nu. "Denken ? Dat doen ze toch niet", zei hij beslist. "De persoonlijkheid wordt afgestemd, dat weet je toch wel".

Maar ze dàcht wèl, kreet zijn brein, ze dacht en ze voelde, en ze beminde. Dat waren de variabelen waarin ze afdwaalde, en die de- ze wereld, die Webcom niet kon toestaan. Daarom werd ze vernie- tigd.

De man voor hem vervlakte tot een tweedimensionaal beeld in een kamer vol onwezenlijke spiegels. Zijn stem werd een echo van iets wat lang geleden gebeurd was. Teber draaide zich om en verliet de cyborgaanbank. Het leek wel alsof hij zichzelf van uit de hoog- te de kamer zag verlaten. Neutraal luisterde hij naar de be- vreemdende stilte in zijn brein. Hij voelde niets, er was een eindeloze poel van leegte in hem, een grauwe ondoordringbare duisternis. Het had beangstigend moeten zijn, maar dat was het niet. Hij handelde zonder erbij na te denken. Hij ging naar de plaats

Page 52: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 46

die hij het "museum" gedoopt had, en nam er enkele zaken mee die bruikbaar leken. Dan nam hij de bollift naar boven, naar Mcker 's kamer. Mcker was in de Webcorn-controlekamer. Het leek wel alsof hij Teber verwacht had.

"Je was in de cyborgaanbanken", constateerde hij, "Webcom gaf het mij zopas door".

Teber verwonderde zich zelfs niet om zijn eigen kalmte. De leeg- te was over gans zijn lichaam en denken, alsof hij leeggelopen was, en nu enkel nog een wandelend omhulsel.

"Waarom ? vroeg hij. "Waarom heb je haar vernietigd ?"

"Ze funktioneerde niet meer", zei Mcker, "dat hadden we precies wel verwacht. We wisten dat wat uit de membranen terugkwam niet meer gans Teber was, dus vervaardigden we de cyborgide om je we- deraanpassing te vergemakkelijken. We moesten echter dus een brein vervaardigen, aangepast aan de variabele membraanecho's die we van je ontvingen, en we begrepen dadelijk dat het slechts een tijdje zou duren vooraleer de afwijkingen zouden beginnen, gezien het net zoals jij onstabiel hoorde te zijn. We hoopten enkel dat jij je tijdig terug zou aanpassen vooraleer we haar moesten uitschakelen. Daarom gaven we de cyborgide de naam Byett, en gaven we haar jouw eigen nummer, Teber. Jouw Webcom- nummer is 741002730102".

"Maar toen ging iets mis ?"

"Neen. In plaats dat jij je aanpastte, versterkte je hààr kunstmatige persoonlijkheid, de cyborgide paste zich aan JOU aan. Of het je bevalt of niet, Teber, je bent een onstabiele eenheid. We zullen je op andere manieren via de psycogs moe- ten werderaanpassen nu, vooraleer je weer bij Webcom aan te sluiten".

"En daarom vermoordden jullie haar ..."

"Vermoorden ? Kom nou, Teber. Zij was een geneeskundige machine, en niets meer, een hulpmiddel dat faalde in zijn werking. In plaats van de Teber-persoonlijkheid in jou terug te brengen, ver- sterkte zij de membraanherinneringen, en riep de pseudo-persoon- lijkheden meer en meer op".

"Daarom kende ze de woorden", fluisterde Teber, "ze kreeg ze van mij zelf. Een fluisteren in een ledige hemel. Wij vulden die hemel met ons tweeën, en dat was teveel voor jullie. Jullie pseudo-realiteit kon onze werkelijkheid niet verkroppen"...

Hij haalde het laserpistool tevoorschijn en richtte het op de muur met de ontelbare lichten en bedieningspanelen. Hij haalde de trekker over. Een penseellijn van rood vuur brandde doorheen de kamer. Webcom spuwde vonken. Metaal smolt en stroomde sissend door de kamer.

"Hou op !"kreet Mcker, en kwam op hem toe. Als een ijsdruppelende

Page 53: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 47

wolk zwom de grauwe leegte doorheen Teber. De lijn van vuur ver- anderde van richting en sneed doorheen Mcker. Hij gilde éénmaal, een hoge snijdende kreet, en viel dan neer. Hij kronkelde over de vloer, en grabbelde als waanzinnig naar zijn benen die slechts nog twee rokende stompen waren.

Teber boog zich over hem heen, en keek onverschillig in Mcker's zesledige ogen.

"Waarom ?" gilde deze, "Waarom dit ? Voor een pop ... met lang haar en grijze ogen ?"

"Zij was alles wat IK had", zei Teber. Hij richtte de laser op- nieuw op de kreunende man, en liet de vuurgloed langzaam langs diens lichaam glijden. Mcker spartelde nog even onder hem, de pijn te intens om ze nog uit te krijsen. Zijn kleren krulden als kleine zwarte slangen die tot as vervielen, zijn vlees ver- schroeide en verpulverde dan. Teber hield pas op toen de ge- daante roerloos, vormloos geworden was, een zwart-stinkende massa.

De deur werd opengeslingerd, en een drietal psycogs stormden naar binnen, recht in de wachtende vuurlijn van het laserpistool. Ze stierven als ledepoppen, vooraleer ze een woord hadden kunnen uiten. Geen van hen had er aan gedacht zich te wapenen, geweld was hen vreemd geworden. Webcom was niet in staat om zinloos geweld te begrijpen en zich ertegen te verdedigen.

Dan wendde Teber zich opnieuw tot Webcom, en begon een brandend patroon te tekenen over de computermuur. Lampen ontploften met doffe geluiden, wijzers raasden als dolgeworden insekten over hun wijzerplaten vooraleer ze veranderd werden in smeltende me- taalstiften. Alarmlichten sprongen overal op, en de kamer vul- de zich met bijtende rook. Toen de la ding van de laser opge- bruikt was, liet hij hem vallen, en ging naar buiten. Hij nam de andere materialen waarvan hij zich voorzien had, ensteeg naar het dak met de bollift. Hij vernietigde de regelaar van de lift zodat deze roerloos bleef en de enige toegang tot het dak versper- de.

Hij ging naar de uiterste rand van het dak en keek naar beneden. De rolwegen lagen stil, en massa's eenheden liepen rond in ab- solute wanorde en verwarring. Dikke zwarte rookwolken stegen op uit verschillende delen van het complex. De morgenzon wierp een roodbruin en roodgouden licht over hem, en even meende hij de schaduw van een andere gedaante naast de zijne te zien, maar toen hij opkeek was hij alleen.

Mechanisch plaatste hij de verschillende dozen ammunitie naast zich en schroefde het televisier op het verouderde snelvuurge- weer. Zijn gedachten waren samengesmolten tot een verstarde zwarte klomp die tegen de beenderen van zijn schedel drukte van binnenuit. Ergens misschien, diep verborgen en sidderend in die grauwe wolk zat hijzelf, maar het had geen belang meer.

Hij zette zich neer op de rand van het dak, zijn lange magere

Page 54: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 48

benen bengelden over de diepte. Hij bracht het geweer aan zijn schouder, en zette het visier op scherp, totdat hij de wezens beneden duidelijk kon zien, hun verontruste verwrongen gezichten, hun paniekerige bewegingen. Als schietpoppen in lange, lange rijen. "Voor jou, Poppetje", zei hij. En opende het vuur.

(c) by Eddy C. BERTIN

Page 55: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 49

WIE ZEI OOK WEER

dat SF lekker loopt deze dagen in de Nederlanden ? Vanuit Utrecht bereikte ons het bericht dat een nieuw informa- tief blad het licht zag onder de naam INFO. Het verscheen voor de eerste maal in februari van dit jaar en zou verder 4 à 6 maal per jaar verschijnen. Het formaat is dit van SF-GIDS, de omvang 32 blz. (offset) en de prijs voor een jaarabonnement beloopt Fl. 9,75.

Inlichtingen bij R.A.J. ZIELSCHOT Boerhaavelaan 88 UTRECHT (Nl) MAAR OOK TE GENT ...

loopt alles lekker. Nog heeft onze convention niet plaatsge- vonden en reeds worden plannen gemaakt voor volgend selzoen. Een voorsmaakje ?

Zaterdag 21 september spreeks Marc Verbeke over "Robotica". Zaterdag 26 oktober wordt een hypnose-avond, met dhr. Luc Joos van St.-Niklaas. Wij wachten met spanning af of deze er zal lukken Luc De-Meester het zwijgen op te leggen.

Zaterdag 30 november spreekt deze laatste (terug) en wel over het overbruggen van de interstellaire ruimte (hopelijk in klare, voor de leek verstaanbare, niet-wiskundige taal, zon- der diagrammen ???).

Inlichtingen bij André De Rijcke, Baron C. Buysseplein 13 te B-9820 ST.-DENIJS-WESTREM. De bijeenkomsten gaan door te St.-Amandsberg, in de ruime zaal "Tijl", Klinkkouterstraat 70 (Even voorbij de Dampoort). EN VERGEET NIET !!!

Twee Born-pockets voor ieder die een nieuw lid aanbrengt ! Enkele tientallen boeken werden reeds uitgedeeld en verzonden, doch er blijft een ruime voorraad beschikbaar !

Page 56: SF-MAGAZINE 36

SF-MAGAZINE P. 50

EN NIEUWE LEDEN

L. BAERT Guido Gezellestraat 31 9000 GENT Mark CONJAERTS Bekaertlaan 31 3583 OVERPELT Mireille VAN DE GEJUCHTE Karel Mirystraat 45 9000 GENT Hubert LIPPENS Dapperheidstraat 7 9000 GENT Antoinnette DEMEESTER Leenstraat 3 9210 HEUSDEN Wieme KOENE Rijhovelaan 153 9000 GENT Jean DE CLERCQ v. Braeckmanlaan 129 9110 ST.AMANDSBERG Marcel VAN HECKE Kon. Fabiolapark 48 9220 MERELBEKE R.A.J. ZIELSCHOT Boerhaavelaan 88 ---- UTRECHT (NL) HEBT U OOK BEMERKT

dat het merendeel van onze nieuwe leden in het Gentse wonen ? Een gevolg van de onverdroten inspanningen van de SFAN-kern aldaar. Wanneer volgen andere leden hun voorbeeld, elders in het land ? Bestuur en redaktie hebben het werkelijk te druk om bovendien SFAN-bijeenkomsten te plannen, maar zullen alle gewenste rucht- baarheid geven aan uw projecten in het kader van de vereniging.

Wenst u bv. namen te kennen van SFAN-leden in uw buurt ? Schrijft u ons even en u krijgt alle gewenste inlichtingen. Ook sprekers en ervaring zijn ruim voorhanden. BORN - BORN - BORN - BORN

Viermaal Born. Deze uitgeverij die zo vriendelijk was boeken ter beschikking te stellen meldt ons dat eerlang vier nieuwe titels zullen verschijnen, nl. :

SF 57 Fred & Geoffrey HOYLE : INFERNO (Inferno) SF 58 Poul Anderson : KOMT TIJD (There will be time) SF 59 Richard COWPER KULDESAK (Kuldesak) SF 60 Fred HOYLE DE ZWARTE WOLK (The black cloud)

Deze titels zullen de eerste in de Born-serie zijn welke op een nieuw formaat verschijnen. Uitkijken ! EN DE SFAN VERHALEN- EN ILLUSTRATIE-WEDSTRIJD ???

Wel, na een eerder kalm begin bereikten ons tientallen verhalen omstreeks de sluitingsdatum die eerst was vastgesteld op 31.5. Een steeds weerkerend verschijnsel, die laatste dagen : een bus gevuld met express-zendingen en berichten van aangetekende zen- dingen die op de post dienen afgehaald. Illustraties ontvingen we daarentegen praktisch niet. Daarom werd, zoals we reeds zeiden, de sluitingsdatum voor beide wedstrijden op 31.07 gebracht. Misschien laten de zomermaanden u toe een bijzondere inspanning te doen. Vermeldt anderzijds onze wedstrijden aan beginnende schrijvers en tekenaars die u kent. Reglementen zijn beschikbaar op eenvoudige aanvraag.

Page 57: SF-MAGAZINE 36
Page 58: SF-MAGAZINE 36
Page 59: SF-MAGAZINE 36
Page 60: SF-MAGAZINE 36