RWS Lichtkogel-bundel 2013_def

160
De Lichtkogel 2013 Rijkswaterstaat en de veranderende samenleving

Transcript of RWS Lichtkogel-bundel 2013_def

Rijkswaterstaat

De Lichtkogel 2013

De Lichtkogel 2013Rijkswaterstaat en de veranderende samenleving

Dit is een uitgave van

Rijkswaterstaat

www.rijkswaterstaat.nl 0800 - 8002 (gratis, dagelijks 06.00 - 22.30 uur)

maart 2014 | CD0314

Intranetsite De Lichtkogel:artikelenbundel 2013

Over Rijkswaterstaat en het Nieuwe Burgerschap, verschuivende klimaatzones, veranderingen in de informatiepositie en andere ontwikkelingen

Water.Wegen.Werken. Rijkswaterstaat.

| Rijkswaterstaat

Dit is een selectie uit de artikelen die eind 2012 en in 2013 op de Intranetsite De Lichtkogel zijn verschenen over ontwikkelingen in de samenleving die voor Rijkswaterstaat van belang zijn. Kijk op http://corporate.intranet.rws.nl/projecten/overig/programma_strategische_verkenningen_rws/lichtkogel/ voor nog meer verhalen.

Foto voorpagina: miniatuurvoertuigen waarmee de TU Eindhoven de Cooperative Adaptive Cruise Control demonstreert. Dit systeem, dat nog volop in ontwikkeling is, genereert geautomatiseerd informatie over snelheid en acceleratie van medeweggebruikers.

| Rijkswaterstaat2

Inhoud

Voorwoord 7

Thema Het Nieuwe Burgerschap 9Samenvatting thema 10

Irini Salverda en Marcel Pleijte, bestuurskundigen Alterra 15Actieve burgers in het publieke domein

Berend de Vries, wethouder gemeente Tilburg 19Gemeente Tilburg geeft de burger MOED

Henk Aalderink, burgemeester gemeente Bronckhorst 22In Bronckhorst maken burgers de dienst uit

Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde Universiteit Tilburg en politiek filosoof 27Meer ruimte voor de burger

José Andringa, adviseur Agentschap NL 31Tien kansen voor de energieke ambtenaar

Paul Dekker, onderzoeker Sociaal Cultureel Planbureau 34Participatie samenleving onvoldoende om machte loos heid burgers te bestrijden

Lidewijde Ongering, directeur-generaal Bereikbaarheid, ministerie van IenM 38Beter bereikbaar door de kracht van de samenleving

LEF-sessie: Hans Boutellier, directeur Verwey-Jonker Instituut 42Het Nieuwe Burgerschap: welke paradigmashift is bij de overheid nodig?

Thema Verschuivende klimaatzones 47Samenvatting thema 48

Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper KNMI 51Welkom in subtropisch Nederland

Claire Vos, onderzoeker Alterra 55Natuur moet kunnen meebewegen met klimaatzones

De Lichtkogel | 3

Ana Maria de Roda Husman, afdelingshoofd Milieu LZO, RIVM 60Effect ander klimaat op gezondheid lokaal bepaald

Nanneke van der Heijden, cursusleider open source ‘Universiteit Amersfoort’ 64Homo Economicus in zwaar weer

Paula Verhoeven, directeur Duurzaam, gemeente Rotterdam 68Rotterdamse adaptatiestrategie ook goed voor RWS

Paul Fortuin, klimaatwetenschapper en adviseur RWS 72Op naar minder Blue Spots op het hoofdwegennet

Thema Informatiepositie van Rijkswaterstaat 77Samenvatting thema 78

Sander Duivestein, trendwatcher Verkenningsinstituut Nieuwe Technologie 81Social media: the Dark Side

Lex Slaghuis, medeoprichter Hack de Overheid en directeur Wikiwise 85Hack de Overheid en de roze olifant van RWS

Roger de Crook, monitoringadviseur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 89Waterschap opent data op vier sterren niveau

Leon Schouten en Rick Ghauharali, adviseurs Infram en Ecoflight 93Drones boven RWS-areaal

Bram van den Ende, projectmanager telecommunicatie TNO 97RWS en de slag om white space frequenties

Marc de Vries, jurist en econoom The Green Land 101Open data: perfectie is de vijand van het goede

Arie Versluis, plv. HID RWS Centrale Informatievoorziening en kwartiermaker Chief Data Officer 105Datakoorts bij RWS

| Rijkswaterstaat4

Trendwatch 109Samenvatting 110

Trend: RWS in de Caraïben

Sybren van Dam, directeur Rijksdienst Caribisch Nederland 115Werken in de Carib: proeftuin voor alliantievorming

Milton Horn, senior adviseur RWS Zee en Delta 119Nieuwe wind waait door Caribisch Nederland

Trend: ruimtelijke ontwikkelingen

Rients Dijkstra, Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad 123Transformatie is ook een opgave voor RWS

Eric Luiten, Rijksadviseur voor Landschap en Water 127Borg ruimtelijke kwaliteit bij natte Waterstaat

Vincent Marchau, hoogleraar managementwetenschappen Radboud Universi-teit Nijmegen 130Adaptief programmeren vereist andere mindset

Daan Roosegaarde, designer en kunstenaar 134Op de Smart Highway komen functie en ervaring samen

Peter van Rooy, directeur Accanto 137Rijkswaterstaat, doe gewoon je werk!

Trend: reflectie

Ger Nijman, oud-docent Sustainability and Reliable Mobility Innovation, Hogeschool van Amsterdam 141Haast te laat

Paul Verhaeghe, psychoanalyticus en hoogleraar Universiteit van Gent 145Pleidooi voor herstel van gemeenschapszin

Bert Toussaint, historicus RWS 148Recessies houden RWS scherp en innovatief

De Lichtkogel | 5

| Rijkswaterstaat6

Voorwoord

2013 was het jaar van de ‘kracht van de samenleving’. Toegegeven, aanvankelijk ontmoette de term ook bij mij wel enige scepsis. Kwam de nadruk op meer maatschappelijke verant-woordelijkheid niet vooral voort uit de noodzaak om te bezuinigen? Inmiddels ben ik ver-rast door de denkkracht en ondernemingszin die burgers, bedrijven en instellingen bereid zijn in te zetten voor hun leefomgeving. In het eerste thema van deze Lichtkogel vindt u prachtige voorbeelden. Denkkracht en ondernemingszin die voor ons als Rijkswaterstaat heel waardevol zijn. Willen we Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar houden, dan zijn traditionele maatregelen niet meer altijd de beste keuze. Samen moeten we op zoek naar nieuwe oplossingen.

Een bijzondere opgave licht ik hier even uit: in het Lichtkogelthema ‘Verschuivende klimaat-zones’ lees ik dat er naast adaptatiemaatregelen voor de blauwe en de grijze netwerken (water en wegen), ook adaptatiemaatregelen nodig zijn voor de groene netwerken. Hoe zorgen we ervoor dat planten en dieren de voor hen geschikte klimaatzone kunnen blijven volgen? Ook als RWS zullen we hier in de toekomst mee te maken krijgen. De uitdaging is om als overheid en maatschappij samen slimme antwoorden te bedenken.

Ten slotte, als er één onderwerp is waarop de samenleving zich al volop initiatiefrijk en bedrijvig toont, dan is het wel op het vlak van ‘data en informatie’. Het is meer dan terecht dat deze Lichtkogelbundel hier aandacht aan besteedt. De ontwikkeling van big data, analyse-technieken en toepassingen gaat harder dan wij als overheden kunnen bijbenen. Het open-databeleid betekent nog eens een extra impuls. Hoe hervinden wij als overheden in deze omgeving een effectieve en stabiele informatiepositie? Over dit onderwerp moeten we méér met elkaar in debat, en de samenwerking opzoeken. De Lichtkogel is hiervoor een mooi platform. Graag nodig ik u uit!

Jan Hendrik DronkersDirecteur-Generaal Rijkswaterstaat

De Lichtkogel | 7

Vrijwilligers verbouwen op een locatie bij Vijfhuizen groenten en fruit voor de voedselbank van Schiedam.

thema

Het Nieuwe Burgerschap

Samenvatting thema

Het Nieuwe Burgerschap: wat is nog de overheidsrol?

Een maatschappij waarin burgers zelf initiatieven nemen om problemen in de samenleving het hoofd te bieden, hun eigen expertise inbrengen en de overheid benaderen om als partner mee te werken: het lijkt erop dat we hier steeds meer naartoe groeien. Voorbeelden van opkomende burger initiatieven zijn eigen kinderopvang, aanleg van parken en stads­landbouw. Het nieuwe burgerschap is een interessante ontwikkeling die de vraag opwerpt: wat is nog de overheidsrol?

Een reeks externe deskundigen geeft antwoord op deze vraag. Aan het woord komen bestuurskundigen Irini Salverda en Marcel Pleijte van Alterra, wethouder Berend de Vries van de gemeente Tilburg, burgemeester Henk Aalderink van de gemeente Bronckhorst, Paul Frissen, hoogleraar bestuurs-kunde aan de Universiteit van Tlburg en lid van de Raad voor Maatschappe-lijke Ontwikkeling, José Andringa van Agentschap NL, Paul Dekker van het Sociaal en Cultureel Planbureau, en Lidewijde Ongering, directeur-generaal Bereikbaarheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Met een impressie van een workshop in april 2013 over dit onderwerp met deelne-mers van verschillende overheden eindigt deze artikelenserie. Gastspreker daar was Hans Boutellier, algemeen directeur van het Verweij-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Veiligheid en Burgerschap aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Ruimte voor ambtenaren

Hoe kan de overheid partijen/burgers die aan publieke waarden werken, sturen? Volgens bestuurskundigen Irini Salverda en Marcel Pleijte vraagt dit flexibiliteit en handelingsruimte voor ambtenaren. ‘Als de overheid wil kunnen meebewegen met initiatieven uit de samenleving, moet daar ruimte voor zijn in de organisatie. Ruimte in termen van geld, maar ook in personele capaciteit.’ Boodschap voor RWS: neem daarvoor een post onvoorzien op in de begroting. (Zie artikel Actieve burgers in het publieke domein).

In Tilburg werken burgers en bedrijven samen aan het realiseren van duur-zame energieprojecten. De overheid faciliteert, maar blijft op de achter-grond. Dat is wel even wennen, maar wethouder Berend de Vries vertrouwt

| Rijkswaterstaat10

Het N

ieuwe Burgerschap

op de kracht van de samenleving. ‘Om het samenspel tussen burgers en de overheid vlot te laten verlopen, moet de overheid beleid op hoofdlijnen maken, in plaats van denken in termen van oplossingen. Dat vraagt ook om een specifieke uitvoeringsorganisatie. Gemeente Tilburg heeft er twee: één voor burgers en één voor bedrijven.’ De uitdaging voor RWS is volgens De Vries om lokale overheden te ondersteunen in de worsteling die de nieuwe manier van omgaan met bedrijven met zich meebrengt. ‘RWS zou kennis – bijvoorbeeld over DBFM-contracten – beschikbaar kunnen stellen.’ (Zie artikel Gemeente Tilburg geeft de burger MOED).

Ondernemingszin burgers prikkelen met het waterschap als voorbeeld

‘Burgerparticipatie is nodig om de krimpgemeente Bronckhorst leefbaar te houden’, zegt burgemeester Henk Aalderink. Burgerparticipatie op zich is niet nieuw, maar bijzonder is dat in Bronckhorst de ondernemingszin van de burgers tot het uiterste wordt geprikkeld. Zij mogen bijvoorbeeld zelf de bestemming bepalen van lege gebouwen, zoals scholen. Wat kan RWS hier-van leren? ‘De werkwijze van RWS valt in de categorie het oude denken. Eerst zelf plannen maken, dan een ideeënboekje uitbrengen en dat ten slotte toetsen. Dat is wat anders dan het probleem delen en ons uitnodigen om mee te denken. We hebben als samenleving een probleem. Dat moeten we dus ook samen oplossen. Als je tenminste wilt dat burgers zich betrokken voelen en hun denkkracht inzetten voor de leefomgeving.’ (Zie artikel ‘In Bronckhorst maken burgers de dienst uit’).

‘Als de overheid zich terugtrekt, komt er ruimte voor initiatieven in de regio’, zegt hoogleraar Paul Frissen. Aan RWS de opgave om beter aan te sluiten bij zulke initiatieven. Frissen: ‘Niet gelijkheid, maar verschil en ongelijkheid zijn dominante maatschappelijke patronen. Ongelijke gevallen vragen om ongelijke behandeling, domweg omdat er niet zoveel gelijke gevallen bestaan. In de samenleving bruist het nu van de initiatieven. Mensen willen graag dat er recht wordt gedaan aan hun verschillen. In Groningen mag het best anders zijn dan in Maastricht.’ Een voorbeeld dat volgens Frissen naadloos aansluit bij de kracht van de samenleving is de bestuurs-vorm van het waterschap. ‘Het was altijd een rechtstreeks bestuur van burgers, een soort lekenbestuur met een gezamenlijk belang, namelijk het zorgen voor droge voeten. Dat lijkt me ook in deze tijd een geweldige inspiratiebron.’ (Zie artikel Meer ruimte voor de burger).

De Lichtkogel | 11

Gelijkwaardige partijen

Netwerksturing vult de traditionele manieren van overheidssturing aan. José Andringa schreef samen met Liane Lankreijer, Caroline van Leenders en Lidwien Reyn het boekje ‘Tien kansen voor de energieke ambtenaar’. Een citaat uit het boekje: ‘Als we doorgaan met wat we altijd al deden, krijgen we ook wat we altijd al kregen. Als we het anders willen, moeten we het anders gaan doen’. Naast een grote dosis nieuwsgierigheid en een systeemgerichte blik kenmerken energieke ambtenaren zich doordat ze partijen goed weten te verbinden op basis van gelijkwaardigheid. Andringa: ‘Dat is echt nieuw! Tot nu toe stond de overheid immers boven alle partijen. Netwerksturing vraagt om durf van de ambtenaren die daaraan meewerken, ook die van Rijkswaterstaat. Het is een kwestie van uitproberen.’ (Zie artikel Tien kansen voor de energieke ambtenaar).

Paul Dekker heeft goed zicht op zaken als burgerlijke tevredenheid, vertrou-wen, maatschappelijke zorgen en politieke prioriteiten van de bevolking. Veel burgers zijn pessimistisch over hun invloed op besluitvorming. Het ideaal van meebeslissen heeft plaatsgemaakt voor de doe-democratie, maar vooral in de buurt. Over de toenemende kracht van de samenleving is Dekker tamelijk sceptisch. ‘Volgens mij is het een vertekend beeld dat je snel kunt krijgen als je alleen met initiatiefrijke koplopers praat, of met modieuze politici. Laten we niet te gauw denken dat het een massabewe-ging wordt. Kijk ook eens naar de doorsnee burger, de grote massa.’ Bood-schap voor Rijkswaterstaat: ‘RWS kan burgers betrekken bij zijn projecten, of ten minste uitleggen waarom de projecten moeten worden uitgevoerd. Daarmee helpt RWS om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers te vergroten.’ (Zie artikel Participatiesamenleving onvoldoende om machteloosheid burgers te bestrijden).

Volgens Lidewijde Ongering moeten slimme ideeën voor een betere bereik-baarheid van ons land uit de samenleving komen. RWS’ers in de regio zijn dan de ogen en oren van IenM. ‘We gaan minder traditioneel investeren: enerzijds omdat er minder geld is, anderzijds omdat de complexe proble-men in het stedelijk gebied ook niet meer met traditionele investeringen, zoals extra stroken asfalt, zijn op te lossen. Wat nodig is, zijn andersoortige afspraken tussen het ministerie en bedrijven en instellingen, en andere keuzen in de ruimtelijke ordening. Dat gesprek goed organiseren, dat is de

| Rijkswaterstaat12

Het N

ieuwe Burgerschap

nieuwe uitdaging, ook voor RWS.’ (Zie artikel Beter bereikbaar door de kracht van de samenleving).

De overheid moet niet regisseren, maar processen kanaliseren

Dat burgers steeds vaker proberen zelf meer grip te krijgen op problemen in de samenleving en op hun eigen leefsituatie, is na al deze verhalen wel duidelijk. Burgers vormen netwerken en ontplooien initiatieven, waarbij ze soms de overheid vragen als netwerkpartner mee te doen. Wat de rol is van de overheid in zulke gevallen, was het onderwerp van een workshop die het RWS-programma Strategische Verkenningen in april hield in het LEF Future Center. De deelnemers kwamen van verschillende overheden. Gastspreker Hans Boutellier, directeur van het Verwey-Jonker Instituut, raadt de over-heid aan niet te gaan regisseren, maar de dynamiek die al gaande is te kana-liseren en daarbij helder te zijn over de uitgangspunten. ‘Actieve burgers hebben geen behoefte aan een overheid die zegt: zo doen we het. Wat ze wél willen, is een overheid die zegt: gegeven de dynamiek proberen we zoveel mogelijk deze weg te bewandelen.’ (Zie artikel Het Nieuwe Burgerschap: welke paradigmashift is bij de overheid nodig?).

De Lichtkogel | 13

| Rijkswaterstaat14

Het N

ieuwe Burgerschap

Juli 2013Irini Salverda en Marcel Pleijte, bestuurskundigen Alterra

Actieve burgers in het publieke domein

Het is een misvatting om te denken dat publieke waarden het primaat van de overheid zijn. Andere partijen – ook burgers – kunnen daar net zo goed aan werken. Maar hoe moet de overheid dan sturing geven?

De overheid wil graag ruimte geven aan het zelforganiserend vermogen van burgers, kijk maar naar het natuurbeleid. Maar als burgers zich daadwerkelijk in het publieke domein gaan roeren en daar een plek opei-sen, hoe moet de overheid daar dan mee omgaan? Wat komt er bij kijken? ‘Dat vraagt in ieder geval om herbezinning op de rol van de overheid’, zeggen Irini Salverda en Marcel Pleijte van Alterra Wageningen UR. Beiden zijn bestuurskundig onderzoeker.

Salverda benadert het onderwerp vanuit de sociale processen binnen burgerinitiatie-ven. Welke groepen burgers zetten zich in voor de groene leefomgeving en waarom en

hoe doen ze dat? Pleijte onderzoekt vooral samenwerking bij gebiedsontwikkeling. Wat te doen als groepen mensen ineens zelf met ideeën komen terwijl de overheid al plannen heeft? In opdracht van het ministerie van EZ schreven ze samen het essay Meervoudige overheidssturing in open dynamische en lerende netwerken.

‘Die herbezinning op de rol van de overheid is nodig, omdat we zien dat overheden vanuit hun eigen doelen vertrekken. Ze vragen zich bijvoorbeeld af hoe ze burgers kunnen betrekken bij het verwezenlijken van (internationale) beleidsdoelen. We moeten burgers al in de pre-verkennings-fase erbij betrekken, hoor je vaak. Maar zo werkt het bij burgerinitiatieven niet. Bur-gers betrekken jou ergens bij’, zegt Pleijte. Dat lijkt de omgekeerde wereld.

Spanning tussen formele systeemwereld en informele leefwereld

Pleijte licht toe: ‘Als overheden zelf begin-nen met een initiatief en daar burgers bij betrekken, noemen we dat burgerparticipa-tie. Dat kunnen overheden doorgaans wel. Maar als burgers het initiatief nemen en dus aan overheden vragen om ondersteuning in de vorm van experimenteerruimte, vergun-ningen of geld, gaat het in feite om over-

Irini Salverda Marcel Pleijte

De Lichtkogel | 15

heidsparticipatie. Daar praten we dus over als we het hebben over de kracht van de samenleving. Dat vraagt om een nieuwe manier van sturing door de overheid, want je staat als overheid met één been in een andere wereld.’

‘Eigenlijk gaat het om twee verschillende werelden’, beaamt Salverda. ‘De overheids-wereld is een systeemwereld: hiërarchisch, formeel, probleemgericht, risicomijdend en controleerbaar. Die botst vaak met de logica van de leefwereld van burgers: kleinschalig, persoonlijk, horizontaal, informeel en oplossingsgericht. Burgerinitiatieven wer-ken vanuit horizontale informele verban-den, die uitgaan van andere vormen van vertrouwen. Drijvende kracht achter burger-initiatieven is het sociaal kapitaal. Het moet ook gezellig zijn. Het gaat om geven en nemen zonder dat het zwart op wit staat. Vaak is er geen formeel aanspreekpunt. Daarmee is het proces voor een overheid vaak moeilijk grijpbaar en het is lastig te snappen wat er precies in zo’n groep gebeurt.’

Met andere woorden: de formele systeem-wereld en de informele leefwereld sluiten niet zo goed op elkaar aan. Dat maakt samenwerken lastig, maar niet onmogelijk. Pleijte: ‘Het is de kunst om een andere bril op te zetten en jezelf af te vragen welke doelen burgers hebben. Wat willen ze? Vervolgens is het de vraag of die ideeën ook passen binnen het beleid of de plannen die je zelf voor ogen hebt. Kun je als overheid aanhaken bij die burgerinitiatieven zodat

ook je eigen doelen worden gerealiseerd, en kun je daarbij iets extra’s doen? En last but not least: lukt het je om daarbij een mid-denweg te vinden tussen de formele over-heidsorganisatie en de informele burgernet-werken?’

Flexibiliteit door meervoudige rolopvatting

Dat lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. ‘Het valt voor een overheid niet mee om de eigen plannen even apart te zetten en mee te liften met ideeën van anderen. Dat vergt een mentaliteitsverandering. Maar er is meer. Het vraagt vooral ook om flexibiliteit en handelingsruimte voor ambtenaren. Die is nodig om te kunnen meebewegen met processen van burgerinitiatieven’, zegt Pleijte.

De onderzoekers zien die beweegruimte voor ambtenaren vooral in de vorm van meervoudige overheidsrollen. Dat betekent kort door de bocht gezegd dat de overheid – afhankelijk van de context en situatie – een andere rol aanneemt. De rol beweegt dus mee met de ontwikkelingsfase van een burgerinitiatief en kan variëren van loslaten en nietsdoen tot faciliteren, stimuleren en co-creëren of ten slotte toch maar alles zelf doen.

Een praktijkvoorbeeld komt uit de natuur. Door de strikte uitvoering van de Flora- en faunawet riskeren veel projectontwikkelaars liever geen natuurontwikkeling op hun in de toekomst te ontwikkelen terrein. Ze maaien en spuiten opkomende natuur liever plat. Want als de bulldozers over tien

| Rijkswaterstaat16

Het N

ieuwe Burgerschap

jaar aan de slag mogen, en er wordt een zeldzame planten- of diersoort aangetroffen, gaat het hele bouwfeest niet door. Door het braakliggende terrein als experimenteer-ruimte aan te wijzen, en te regelen dat het om tijdelijke natuur gaat die over tien jaar weer wordt opgeruimd, faciliteert de over-heid de natuurwens van de burgers. En die zorgen op hun beurt vervolgens gedeeltelijk voor het beheer van het natuurterrein.

Salverda voegt nog een extra dimensie toe aan de noodzakelijke flexibele manier van overheidssturing: ‘Er zijn enthousiaste ambtenaren die goed weten hoe ze de kracht en kunde van burgerinitiatieven kunnen benutten. Vooral als ze behalve met wettelijke en financiële instrumenten ook werken met sociale instrumenten, zoals communities of practices. Daarmee gaan ze via internet en sociale media een ander soort verbinding aan met de samenleving. Meer op basis van zichtbaarheid en interactie.’

‘Die digitale sociale interactie heeft veel voordelen. De ambtenaar is niet meer ano-niem, maar is zichtbaar gekoppeld aan een dossier. Het wij-zijgevoel tussen burgers en ambtenaren vermindert, en er is minder polarisatie. Doordat ambtenaren zich men-gen in lopende discussies ontstaat meer wederzijds begrip.’Het ministerie van EZ gebruikt dit principe al in de beleidsvorming, bijvoorbeeld bij het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (via de interactieve website www.toekomstglb.nl) en bij de ontwikkeling van de nieuwe Natuur-visie (#toekomstnatuur).

Wat betekent het voor Rijkswaterstaat?

Hoe goed en interactief de communicatie met burgers ook is, ambtenaren hebben te maken met strikte afspraken van de eigen organisatie. Programma’s en plannen zijn vaak strak omschreven en gepland, denk bijvoorbeeld aan het MIRT (Meerjaren-programma Infrastructuur en Ruimte). Natuur is een voorbeeld van een publieke waarde waar burgers zich hard voor willen maken. Maar geldt dat ook voor mobiliteit en waterbeheer?

Pleijte: ‘Het antwoord kom je nooit te weten als je niet met de omgeving in gesprek gaat. In de samenleving liggen immers volop onvoorziene kansen om meerwaarde te creëren. Mijn indruk is dat RWS heel goed is in het realiseren van doelen rond mobiliteit en waterbeheer. De organisatie is gewapend met voldoende budget en uitvoerbare wettelijke kaders, en dus is RWS zelf tamelijk slagkrachtig. Dan ben je geneigd om van binnen naar buiten te denken in plaats van andersom. Maar dan mis je misschien wel kansen, bijvoorbeeld rond gezamenlijk beheer.’

‘Als RWS de kracht van de samenleving wil benutten en wil kunnen meebewegen met initiatieven uit de samenleving – denk aan de plannen uit Lunetten, Laat Utrecht niet Stikken – dan moet daar in de eerste plaats wel ruimte voor zijn in de organisatie. Ruimte in termen van geld, maar ook in personele capaciteit. Er moeten mensen zijn die met burgers kunnen meedenken en die de plannen tot uitvoering kunnen helpen

De Lichtkogel | 17

brengen. Dat vraagt ook wat van het bestuur, namelijk dat er toch een soort post onvoorzien wordt opgenomen in de begroting.’

Salverda: ‘Als je de kracht van de samen-leving wilt benutten, vraagt het ook om een bepaalde houding. Wanneer burgers zich verzetten als een deel van een landschap wordt weggenomen, bijvoorbeeld bij de verbreding van een weg, betekent dat dat ze er emotioneel bij betrokken zijn. Als je die betrokkenheid en kracht weet aan te boren en die burgers niet als hindermacht ziet, maar als potentiële samenwerkings-partners, kunnen tegenstanders je partners worden.’

Pleijte: ‘Maar het begint allemaal met die ene vraag die RWS zichzelf moet stellen, namelijk of en in hoeverre collectieve doelen als een goede doorstroming op de weg, veiligheid tegen overstromingen of een goede waterkwaliteit ook door andere partijen dan RWS (mede) zijn te realiseren. Als de conclusie van de discussie is dat anderen dat inderdaad óók zouden kunnen, of een deel van de taken zouden kunnen overnemen, dan is vervolgens de vraag: hoe moet ik sturen om daar dan ook ruimte voor te bieden en wat moet ik dan nog zelf doen? Met die vraag worstelen overigens alle overheidsorganisaties op dit moment, RWS is niet de enige.’

| Rijkswaterstaat18

Het N

ieuwe Burgerschap

Juni 2013Berend de Vries, wethouder gemeente Tilburg

Gemeente Tilburg geeft de burger MOED

De overheid heeft initiatiefrijke burgers nodig, bijvoorbeeld voor het realiseren van duurzaamheidsopgaven. ‘Dat vraagt om een andere rolverdeling tussen burgers, ambtenaren en de politiek,’ zegt Berend de Vries.

Oktober 2012: de Jan Ligthartschool in Tilburg opent als eerste school in Nederland een zonnecentrale – bestaande uit twee-honderd zonnepanelen – die nagenoeg de hele elektriciteitsbehoefte van de school dekt. De centrale wordt gefinancierd door ESCO, Energy Service Company (Rooftop Energy), een bedrijf dat de installatie ook onderhoudt.

Daardoor hoeft de school niet eerst zelf te investeren en is dus ook niet afhankelijk van overheidssubsidies. Met andere woorden: de school betaalt alleen voor de geprodu-ceerde energie. Ook pakweg dertig andere Tilburgse scholen zijn geïnteresseerd in het

initiatief en staan op het punt om hierover een green deal te sluiten met de gemeente. (Een green deal is een samenwerkings-verband om belemmeringen rond verduur-zamingsprojecten uit de weg te nemen. Red.) April 2013: de Energie Coöperatie Uden-hout, gemeente Tilburg, organiseert een informatieavond voor de dorpsbewoners in Ontmoetingscentrum ‘t Plein. Binnen een periode van maximaal twintig jaar wil het dorp Udenhout geheel zelfstandig in zijn eigen energie voorzien. Op de agenda van de coöperatie staan energieproductie en energiebesparing.

De werkgroepen van de coöperatie zijn bezig met de gezamenlijke aankoop van zonnepanelen, met woningisolatie en voorlichting over energiebesparing. De Udenhoutse Coöperatie is niet uniek, ook bewoners van Berkel-Enschot en een groot aantal Tilburgse wijken bundelen hun krachten om op energiegebied zelfvoor-zienend te worden.

Vertrouwen in de kracht van de samenleving

Deze twee voorbeelden uit de krant illustre-ren de werkwijze van D66-wethouder De Vries van de gemeente Tilburg als het gaat om burgerinitiatieven. Die werkwijze is als volgt: organiseer eerst het overheidsloket, daarna de kennisuitwisseling tussen burgers onderling en met bedrijven, en blijf daarbij zelf vooral op de achtergrond. Waarom kiest De Vries deze aanpak?

De Vries: ‘Ik vertrouw op de kracht van de samenleving en ben gefascineerd door hoe

De Lichtkogel | 19

initiatiefrijk de samenleving is op terreinen waarop ook de overheid iets wil. Bijvoor-beeld op het terrein van duurzaamheid. Daarover heeft de overheid afspraken gemaakt op Europees niveau. Lokale over-heden hebben die vertaald naar beleids-doelen voor CO2. Als overheid en burgers beiden iets willen met duurzaamheid en beiden belang hebben, ontstaat een interessant samenspel.’

Spannend is het samenspel zeker, want overheidsorganisaties zijn van oudsher ingericht op het schrijven van beleid dat ze vervolgens zelf gaan uitvoeren. ‘Dat werkt niet bij burgerinitiatieven,’ meent De Vries. ‘Neem om te beginnen de politiek. De gemeenteraad is de baas. Die stelt budget-ten vast, en formuleert daarbij doelen. Maar als die doelen te gedetailleerd zijn, timmeren ze de uitvoering dicht.’

‘Dan heb je de ambtenaren. Die doen graag iets voor de samenleving. Maar ze hebben de neiging om de eigen professionaliteit en deskundigheid zo serieus te nemen dat ze vóór de samenleving gaan denken. Ten slotte zijn er burgers. Die zien de overheid in het samenspel vooral als financier van duurzaamheid en verwachten per definitie subsidie.’ Voilà, dit is de gemeentelijke worsteling rond de kracht van de samen-leving in een notendop.

Andere rol van de overheid nodig

De vraag is wat er nodig is om het samen-spel tussen burgers en de overheid vlot te laten verlopen. De Vries: ‘Van de overheid

vereist het beleid op hoofdlijnen, in plaats van denken in termen van oplossingen. En het vraagt om een specifieke uitvoeringsor-ganisatie.’ De Vries heeft er daar in Tilburg twee van opgericht: een uitvoeringsorgani-satie voor burgers (het Klimaatbureau) en één voor bedrijven (Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid, MOED).

‘Het zijn als het ware twee front offices, maar ze zijn meer dan een loket. De mensen die er werken zijn namens de overheid beschikbaar om actief mee te denken met initiatieven en vragen van burgers. Bijvoor-beeld vragen over regels op het gebied van ruimtelijke ordening, over het wegnemen van belemmeringen, of over de organisatie van de financiering.’

‘Omdat we op zoek waren naar een dyna-miek die past bij nieuwe collectieven en omdat we bureaucratie wilden voorkomen, zijn het Klimaatbureau en MOED min of meer twee buitenboordmotoren van de Tilburgse gemeentelijke overheid. Ze zijn dus niet ingebed in de staande gemeente-lijke organisatie. Er is wel onderlinge kruis-bestuiving. In de praktijk ontstaan er juist ook kansen op het snijvlak tussen burger-initiatieven en plannen van bedrijven.’

Ruimte claimen voor burgercoöperaties in green deals

Een voorbeeld. ‘Via MOED zijn we bezig om met bedrijven samen een aantal windmo-lens te realiseren. Die komen aan de rand van de stad, waar vroeger het afval van de

| Rijkswaterstaat20

Het N

ieuwe Burgerschap

stad terechtkwam en waar ook de riool-waterzuiveringsinstallatie van het water-schap staat.’

‘Juist daar gebeuren nu revolutionaire din-gen. Het waterschap onderzoekt samen met bedrijven hoe ze van afvalstoffen energie en grondstoffen kunnen maken. Met andere woorden: op de plek waar vroeger het vuil van de stad werd gestort, ontstaan straks duurzame initiatieven, zoals windmolens en een biogasinstallatie. Het oude terrein wordt als het ware een nieuw “duurzaam energiepark”. Voorafgaand aan de uitvoe-ring sluiten de betrokken partijen een green deal af. Dan weet iedereen vooraf waar “ie aan toe is”.’

‘De gemeente zit vanuit de traditionele ruimtelijke ordeningsrol in die green deal; een deel van de beoogde windmolens is namelijk op gemeentelijk grondgebied gepland. Maar daarnaast heb ik in die samenwerking als lokale overheid ook een eigen positie geclaimd. Niet voor onszelf, maar om ervoor te zorgen dat ook burger-coöperaties in de toekomst kunnen partici-peren in het initiatief. Zo kunnen de energie-coöperaties van wijken of dorpen straks deelnemen in de windmolens. Daarmee heb ik dus de verbinding gelegd tussen de bedrijvenaanpak en de burgeraanpak.’

Waar moet de discussie binnen RWS over gaan?

Dat verbinden van duurzame bedrijfsinitia-tieven met burgercollectieven klinkt allemaal wel erg als iets voor de lokale overheid. Hoe zit de rijksoverheid in deze ontwikkeling?

De Vries: ‘Voordat ik wethouder werd, heb ik zelf voor het ministerie van Economische Zaken gewerkt. Daardoor ken ik ook de wereld van de rijksoverheid. Die zit op veel meer afstand van de burger. Ik vind het daardoor lastig om een vergelijking te maken, behalve als je kijkt naar de manier waarop het rijk met bedrijven samenwerkt.’

‘In abstracto zie je dan dezelfde houding bij zowel het rijk als de lokale overheden. De rijksoverheid daagt de markt uit om met voorstellen te komen, in plaats van dat ze zelf gedetailleerde plannen maakt en laat uitvoeren. Wat RWS doet met wegenbou-wers en aannemers, doen wij met burgers en groepen burgers. Met de DBFM-contrac-ten heeft het rijk een grote omslag gemaakt.’

‘Verder heb ik eigenlijk niet voldoende zicht op de werkterreinen van RWS, maar als er taken zijn op het gebied van klimaatveran-dering, zijn er zeker ook relaties met het werk van lokale overheden. De uitdaging voor RWS zou in dat geval zijn om lokale overheden te ondersteunen in de worsteling die de nieuwe manier van omgaan met bedrijven met zich meebrengt. RWS zou bijvoorbeeld opgedane kennis beschikbaar kunnen stellen. Lokale overheden leggen immers ook infrastructurele werken aan. Hoe stel je die nieuwe contracten op, waar loop je tegen aan?’

De Lichtkogel | 21

Juli 2013Henk Aalderink, burgemeester gemeente Bronckhorst

In Bronckhorst maken burgers de dienst uitDe gemeente Bronckhorst legt steeds meer keuzes en verantwoordelijkheden bij de inwoners neer, zoals over de bestemming van lege schoolgebouwen. Burgemeester Aalderink vertelt wat vergaande burgerparticipatie betekent, onder andere voor ambtenaren.

Bronckhorst omvat 30.000 hectaren en telt 37.500 inwoners. Ze leven verspreid over 44 dorpen, kernen en buurtgemeenschappen. De Gelderse gemeente behoort tot de tien grootste plattelandsgemeenten van Neder-land. Demografische ontwikkelingen – zoals bevolkingskrimp –slaan vooral bij plattelandsgemeenten hard toe. Macro-economische cijfers van het CBS voorspellen dat er in 2020 ruim 15 procent minder men-sen in Bronckhorst leven, dat er bijna 30 procent minder kinderen zijn, en dat één op de drie inwoners dan 65-plusser is.

Tel daar de financiële crisis en de bezuini-gingen op het overheidsapparaat bij op, en het dilemma voor de gemeente wordt dui-delijk. Het huidige voorzieningenniveau (zorg, scholen, sport) komt zwaar onder druk te staan. In Bronckhorst betekent het bijvoorbeeld dat twintig van de dertig scho-len dicht moeten. Wie wil weten wat de gevolgen van bevolkingskrimp kunnen zijn, kan leren van Parkstad Limburg en Noord-oost-Groningen. Dat deed de gemeente Bronckhorst. Ze ging niet zitten tobben over welke voorzieningen moesten worden geschrapt, maar stelde zichzelf de vraag: hoe kan Bronckhorst in 2020 net zo mooi en leef-baar blijven als nu? Wat is daarvoor nodig?

Wij weten het niet meer

De gemeente besloot tot een vernieuwende aanpak. Burgemeester Henk Aalderink licht toe: ‘Omdat dit een probleem is van alle inwoners en niet alleen van de gemeente, hebben we besloten de burgers van meet af aan bij het dilemma te betrekken en ze meer keuzes en verantwoordelijkheden te geven. Onze boodschap aan de burgers was: denk met ons mee, want wij weten het niet meer. Deze kwetsbare opstelling ontlokte natuur-lijk direct opmerkingen van de oppositie (‘Dit is het eerste college zonder visie’). Maar daar moet je tegen kunnen als je wilt vernieuwen.’

Burgerparticipatie an sich is niet nieuw, maar bijzonder is dat in Bronckhorst de ondernemingszin van de burgers tot het uiterste wordt geprikkeld. Aalderink somt een paar voorbeelden op. ‘Neem het

| Rijkswaterstaat22

Het N

ieuwe Burgerschap

gemeentelijke groenbeheer. Door de krimp-opgave kunnen we als gemeente de parkjes niet meer onderhouden. We stelden daarom voor om er gras van te maken. De bewoners waren het er niet mee eens. Sindsdien nemen ze twee à drie keer per jaar gezamen-lijk de schoffel ter hand en drinken daarna samen een bakje koffie. Daardoor is er nog maar één coördinator namens de gemeente nodig. Het voordeel is dat de parkjes echt van de mensen zelf worden. En gooi daar dus vooral geen rommel neer, want dan word je er direct op aangesproken.’

‘Op dezelfde manier hebben we ook alle buitensportaccommodaties overgedragen aan verenigingen. Dorpshuizen zijn naar particuliere initiatiefnemers gegaan, zwem-baden zijn overgedragen aan stichtingen, soms aan een bedrijf. We hebben bijvoor-beeld een grote aardappelfabriek in de gemeente. Die levert nu vanuit zijn maat-schappelijke betrokkenheid warmte aan het zwembad. Dat levert direct een besparing van driehonderdduizend euro op de energie-rekening op.’

Nieuwe aanpak nodig

Zulke actieve burgers wil elke gemeente wel, zou je denken. De vraag is: hoe krijg je mensen zo ver? Aalderink: ‘We moeten als gemeente af van het oude denken. De tradi-tionele aanpak werkt niet meer. Vroeger kreeg een ambtenaar opdracht om een notitie te schrijven over een probleem en wat het betekent voor de toekomst. Normaal gesproken kijkt het college van B&W vervol-gens naar de notitie, wijzigt het een en

ander, waarna het stuk verdergaat naar de raadscommissie, die er lang en breed over praat. Daarna komt de notitie bij de gemeenteraad, die het stuk aftikt. Ten slotte gaat het voorgekookte verhaal naar de bur-gers met de vraag: wat vinden jullie ervan?’

‘Dit noem ik het traditionele of oude den-ken. Wij hebben het anders aangepakt. Toen wij de macro-economische cijfers van het CBS onder ogen kregen, wilden we die feiten delen met de bevolking. Noem het maar gezamenlijke bewustwording. We presenteerden de getallen dus aan de bur-gers en het maatschappelijke middenveld, en stelden daarbij drie vragen: Herkent u zich in deze getallen? Hebt u oplossingen voor de problemen? Wat gaat u er zelf aan doen? Door deze bewustwording ontston-den nieuwe initiatieven. Mensen herkenden zich in de cijfers en gingen nadenken over wat het voor hen zou betekenen.’

Voorzieningen opnieuw verdelen over andere leefgebieden

‘Toen zagen we dat er energie ging bruisen in de samenleving. Mensen kwamen met initiatieven. Daar zijn we op aangehaakt, want er is meer burgerlijke denkkracht nodig. Bronckhorst bestaat uit 44 dorpen, en dat is te veel om straks het voorzienin-genniveau op peil te houden. In de toe-komst willen we naar vijf leefgebieden. In die gebieden moeten we voorzieningen organiseren: wonen, zorg, voorzieningen voor kinderen (scholen, opvang), sport-faciliteiten, en een ontmoetingsplaats. Om daarover ideeën te ontwikkelen, hebben we

De Lichtkogel | 23

zestien dorpsbelangenorganisaties uitge-daagd om met plannen te komen voor de herinrichting van lege (school)gebouwen. We zijn bereid om die voor één euro over te dragen, als er tenminste initiatieven worden ontwikkeld die bijdragen aan de door ons genoemde maatschappelijke doelen en die de leefbaarheid ten goede komen.’

‘Herverdeling van de voorzieningen bete-kent ook dat er opnieuw moet worden nagedacht over mobiliteit. Nu rijden er nog allemaal verschillende busjes, maar we willen naar een ander vervoersmodel toe. Bijvoorbeeld door één busje in te zetten dat ritten combineert: dat ’s ochtends om 7:00 uur de mensen naar de sociale werkvoorzie-ning brengt, om 8:00 uur de kinderen naar school brengt, om 10:00 uur de mensen naar de dagopvang brengt, om 10:30 uur voor tafeltje-dek-je rijdt en tussendoor nog wat ritjes naar het gemeentehuis of naar de apotheek verzorgt. Daar denken burgers en ondernemers over na.’

Aalderink droomt ondertussen al verder; hij ziet het helemaal voor zich: burgers die in de toekomst zelf onderling het gezamen-lijke budget van een leefgebied verdelen. En nog een stapje verder: ‘Misschien lukt het burgers wel om geld te verdienen door nieuwe kansen te creëren. Misschien gaan ze bijvoorbeeld zelf plastic inzamelen en verkopen.’

Politiek versus burger

Ondertussen wordt de gemeenteraad er wel een beetje zenuwachtig van, want stel dat de

gemeente allerlei verwachtingen wekt die niet kunnen worden waargemaakt? Wat als burgers teleurgesteld raken en de hele burgerparticipatie in elkaar zakt? En last but nog least: hoe zit het met de programma’s en plannen van de gemeente zelf? Aalderink wuift alle ja maars stuk voor stuk weg: ‘Het gaat in de communicatie om openheid, maar ook om duidelijkheid: wat kan er wel en wat kan er niet? Er zijn randvoorwaarden, die moet je natuurlijk bewaken.’

Een praktisch voorbeeld. ‘We zijn al een tijdje aan het nadenken over een integraal kindcentrum, dat kost 3,9 miljoen. Over de invulling en uitwerking zijn veel verschil-lende ideeën en er is veel discussie. Daarom hebben we als gemeente gezegd: we bemoeien ons er niet meer mee. De gemeenteraad geeft het geld nu als krediet aan een stichting, bestaande uit burgers en ondernemers, en die gaan het plan verder ontwikkelen. Wij als gemeente geven dus alleen het geld en de randvoorwaarden mee.’

‘We kunnen er dan natuurlijk voor kiezen om een projectleider namens de gemeente te laten participeren. Of we kunnen aan-schuiven bij het bestuur van de stichting. Maar volgens mij gaat het er vooral om dat we als gemeente durven los te laten. We staan nog maar aan het begin van wat je als gemeente kunt doen met de inbreng van burgers. Daar moeten we al doende achter komen.’

| Rijkswaterstaat24

Het N

ieuwe Burgerschap

Ambtenaren moeten kunnen luisteren en leren laveren

Hoe dan ook, burgers en ondernemers in Bronckhorst lijken de smaak te pakken te hebben en brainstormen er flink op los. Maar als burgers voortaan de dienst uitma-ken, wat betekent dat dan voor de ambtena-ren? Wat is hun toevoegde waarde, en hoe kunnen ze de burger te vriend houden en tegelijkertijd de opdracht van de politieke baas uitvoeren?

Aalderink: ‘De ambtenaar moet vooral goed kunnen luisteren naar wat initiatiefnemers willen. Daarbij zijn de hoofdlijnen duide-lijk, want de politieke opdracht ligt vast in het raadsprogramma. Omdat er door de burgerparticipatie zoveel verandert, moet de ambtenaar wel leren laveren. Dat vraagt om nieuwe vindingen. En om een denk-omslag.’

‘Tot nu toe kon de ambtenaar bijvoorbeeld een burgerinitiatief weigeren omdat niet aan wettelijke regels en voorschriften werd voldaan. Dat verandert nu. Het gaat steeds meer om de vraag: hoe ver wijkt het idee af van de regels en voorschriften, en wat kun-nen we als gemeente doen om het dichter op de voorschriften te laten aansluiten zodat het plan wél kan doorgaan? Feitelijk moet de ambtenaar weer opnieuw naar school. Ik ben er overigens van overtuigd dat het laveren steeds soepeler zal gaan, en dat ook het raadsprogramma er na 2014 heel anders uit komt te zien. Meer open en gericht op burgerinitiatieven.’

Punt van aandacht voor RWS

Tot slot: valt hier een parallel te trekken met de manier waarop het rijk en RWS omgaan met burgerparticipatie? Aalderink meent van wel, en hij baseert zich daarbij op de gang van zaken rond het programma Ruimte voor de Rivier. ‘Ruimte voor de Rivier is volop in uitvoering, maar de maatregelen lijken toch niet afdoende om klaar te zijn voor de toekomstige waterafvoer. RWS blijkt daarom al druk bezig met plannen voor een vervolg op Ruimte voor de Rivier.’

‘Dat weten we toevallig, omdat onze wet-houder via een watersportclub een folder in handen kreeg met daarin schetsen van een toekomstige nieuwe geul langs de IJssel, ter hoogte van onze gemeente Bronckhorst. De vraag bij ons in de gemeenteraad was: waar-om wisten we dat niet? We zijn namelijk zelf ook bezig met de plannen van boeren in het desbetreffende buitengebied. De wethouder wist niet zeker of de informatie al openbaar was, maar wilde tegelijkertijd geen belang-rijke informatie achterhouden. Daarom is de raad toch geïnformeerd, waardoor we dit toekomstbeeld in ons achterhoofd kunnen houden en wat extra slagen om de arm nemen bij eventuele wijzigingen in bestem-mingsplannen.’

‘Inmiddels heeft RWS ons zelf ook geïnfor-meerd. Recent is een informatief boottochtje georganiseerd voor de raadsleden. Maar het gaat er natuurlijk om hoe je over dit soort plannen naar buiten toe communiceert. De werkwijze van RWS valt in dit geval voor mij nog in de categorie het oude denken. Eerst

De Lichtkogel | 25

zelf plannen maken, dan een ideeënboekje uitbrengen en dat ten slotte toetsen. Dat is wat anders dan het probleem delen en ons uitnodigen om mee te denken. Daar zit de crux. Het is een misverstand om te denken dat RWS een probleem heeft. Nee, we heb-ben als samenleving een probleem met de waterafvoer. Dat moeten we dus ook samen oplossen. Als je tenminste wilt dat burgers zich betrokken voelen en hun denkkracht inzetten voor de leefomgeving.’

| Rijkswaterstaat26

Het N

ieuwe Burgerschap

September 2013Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde Universiteit Tilburg en politiek filosoof

Meer ruimte voor de burger

‘Bestuurlijke decentralisatie biedt kansen om de kracht van de samenleving optimaal te benutten. Dat heeft echter wel conse­quenties voor de inrichting van Nederland’, zegt hoogleraar bestuurskunde en politiek filosoof Paul Frissen.

In zijn werken, zoals De Fatale Staat en De Staat van Verschil, werpt Paul Frissen een helder licht op het ego van de overheid, en daarmee op de besturing van Nederland. Kort samengevat zegt hij dat als de overheid het credo ‘participatiesamenleving’ echt serieus meent, dat automatisch betekent dat de overheid zelf aan macht en invloed moet inboeten, en dat maatschappelijke organisaties – vanuit al hun kleurenpracht en diversiteit – voortaan de dienst gaan uitmaken (Staat van Verschil). En ja, dat zal ook wel eens mis gaan. De wereld wordt nu eenmaal gekenmerkt door risico’s, pech en onvolkomenheid. Ook dat zal de overheid dan voor lief moeten nemen, want ‘er zijn

grenzen aan de regel- en controledruk’ (Fatale Staat).

Frissen: ‘Niet gelijkheid, maar verschil en ongelijkheid zijn dominante maatschappe-lijke patronen. Ongelijke gevallen vragen om ongelijke behandeling, domweg omdat er niet zoveel gelijke gevallen bestaan. In de samenleving bruist het nu van de initiatie-ven. Mensen willen graag dat er recht wordt gedaan aan hun verschillen. In Groningen mag het best anders zijn dan in Maastricht.’

Terugtreden is vooruitzien

Deze filosofie schemert ook door in het advies Terugtreden is vooruitzien, opgesteld vanuit zijn werk voor de Raad voor Maat-schappelijke Ontwikkeling. Dat advies is bedoeld voor de regering om ontwikkelin-gen in de samenleving scherper te kunnen zien. Frissen: ‘Laten we eerlijk zijn: politieke verhalen over een terugtredende overheid, meer maatschappelijke verantwoordelijk-heid en meer zelfredzaamheid, komen in de eerste plaats voort uit de noodzaak om te bezuinigen. De Verzorgingsstaat is domweg financieel niet meer op te brengen.’

‘Maar de kracht van de samenleving is meer dan alleen een bezuinigingsoperatie. Geor-ganiseerde groepen burgers willen zelf meer invloed, zodat ze zich beter kunnen herken-nen in hun leefomgeving en zich meer lotsverbonden kunnen voelen bij wat er in de samenleving gebeurt. Met andere woor-den: er is een roep om terug te gaan naar de oorspronkelijke basis van onze maatschap-pij – van voor de Verzorgingsstaat –, waarin

De Lichtkogel | 27

veel taken en voorzieningen werden geregeld door particuliere initiatieven (zoals de kerk en vakbonden), maar dan in een nieuwe bij deze tijd passende vorm. De overheid lijkt die beweging ook te willen, maar voor het zover is moet er nog wel wat gebeuren.’

Zoals wat? Het antwoord blijkt de kern van dat RMO-advies te zijn. Frissen: ‘Als de over-heid écht wil terugtreden en meer aan de samenleving wil overlaten, zal ze zich gewoon minder moeten bemoeien met wat er gebeurt. Dat klinkt gemakkelijk, maar is in de praktijk erg lastig. Want het “niet bemoeien” heeft consequenties, en die zul je als overheid moeten aanvaarden. Afstand nemen en loslaten is zo ongeveer het moei-lijkste dat er is voor de overheid.’

Waarom? ‘Als je taken overdraagt aan de samenleving betekent het bijvoorbeeld dat een aantal bestaande voorzieningen niet meer wordt getroffen. Daarnaast zullen bestaande voorzieningen op een andere manier in stand worden gehouden. Ten slotte zullen er nieuwe maatschappelijke initiatieven ontstaan, die de politiek eigen-lijk helemaal niet wil. Kortom: het wordt allemaal anders dan je als overheid vooraf had gedacht. En er ontstaat onvermijdelijk meer verschil en ongelijkheid, en dat is juist het tegenovergestelde van wat we met de Verzorgingsstaat wilden bereiken.’

Decentralisatie en lotsverbondenheid

Toch is het beeld van één uniforme Verzor-gingsstaat (waarbij de verdeling van voor-zieningen overal en voor iedereen gelijk is)

echt op zijn retour. Nu de regeldruk van de overheid de pan uit rijst en tegelijkertijd de geldkraan wordt dichtgedraaid, stellen maatschappelijke organisaties zichzelf namelijk ook al de vraag: hoe herwinnen wij onze oorspronkelijke maatschappelijke verankering en legitimiteit, zodat we onze voorzieningen ook los van de overheid in stand kunnen houden? Met andere woor-den: maatschappelijke organisaties willen taken van de overheid overnemen, als ze daar de ruimte voor krijgen.

Dit is in een notendop het dilemma achter de transitie naar een krachtige, participa-tieve samenleving. Dilemma, want hoe doe je dat dan, dat loslaten van een besturings-systeem dat in de loop der tijd zo succesvol en comfortabel is geworden? Frissen zoekt het antwoord in de bestuurlijke decentrali-satie van de overheid: ’Decentralisatie biedt kansen voor hernieuwde kracht en vitaliteit van de samenleving, tenminste als de over-heid die decentralisatie uitvoert zoals die bedoeld is: namelijk minder taken voor de centrale overheid, meer ruimte voor initia-tieven in de regio. Dat wil niet zeggen dat de taken die overgaan van rijk naar regio dan per se door lokale en regionale overheden moeten worden uitgevoerd, waarbij in het ergste geval de rijksoverheid ook nog eens toezicht blijft houden op die overheden. Dan schiet je je doel voorbij.’

Ervaringen met decentralisaties tot nu toe hebben Frissen tamelijk sceptisch gemaakt. ‘De ervaring leert dat de rijksoverheid de lokale en regionale overheden gewoon

| Rijkswaterstaat28

Het N

ieuwe Burgerschap

stevig blijft controleren met allerlei bench-marks en best practices. En deze overheden doen er zelf vaak ook nog een schepje bovenop door zich extra te laten gelden in de samenleving – vaak tot achter de voor-deur van de burger aan toe. Hoezo, terug-trekkende overheid?’

Volgens hem horen bij de politieke verhalen over een terugtrekkende overheid dus ook andere bestuurlijke arrangementen met meer ruimte voor maatschappelijke organi-saties en burgerinitiatieven. Daarnaast pleit hij voor andere vormen van financiering. ‘Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de over-heid zegt zich terug te trekken en het aan de samenleving over te laten, maar dan nog wel net zoveel belasting heft. Minder over-heid betekent dus ook minder belasting.’

Waterschap als inspiratiebron

Maar hoe zit het dan met de belangrijkste taak van de overheid, het beschermen van de zwakkeren in de samenleving? Frissen: ’In het RMO-advies pleiten wij voor een meer rechtstatelijke interpretatie van over-heidssturing. Dat betekent dat de politiek abstracter moet, en dat de overheid zich minder inhoudelijk met oplossingen moet bemoeien. In plaats daarvan zorgt de over-heid voor randvoorwaardelijke waarborgen, dat wil zeggen dat er een vorm van gover-nance wordt geregeld, waarbij de burger zeggenschap en rechtszekerheid heeft. Voor ambtenaren betekent het niet meer zorgen voor, maar zorgen dat er initiatieven worden uitgevoerd. Zulke ambtenaren zijn echte toppers: ze weten inhoudelijk van de hoed

en de rand, maar ze kunnen wel afstand bewaren en de uitvoering loslaten.’

Een voorbeeld van een bestuursvorm die volgens Frissen naadloos aansluit bij de kracht van de samenleving is die van het waterschap. ’Historisch gezien is het water-schap een van de oudste bestuursvormen die we in Nederland hebben. Het was altijd een rechtstreeks bestuur van burgers, een soort lekenbestuur met een gezamenlijk belang, namelijk het zorgen voor droge voeten. Dat lijkt me ook in deze tijd – waar-in we het hebben over de kracht van de samenleving – een geweldige inspiratie-bron. In de praktijk zie ik echter een tegen-overgestelde beweging, namelijk dat dit type waterschapsbestuur van burgers juist onder het normale provinciale bestuur wordt gebracht. Lijkt me vanuit de optiek van de participatieve samenleving geen goed idee.’

Wat zijn de gevolgen voor Rijkswaterstaat?

Frissen denkt vooruit: ‘Als de trend van de kracht van de samenleving echt doorzet, en de invloed van maatschappelijke organisa-ties groter wordt in bijvoorbeeld het sociale domein, zal dat ook doorwerken naar de inrichting van de fysieke ruimte, de leef-omgeving. Vanuit het domein van de sociale voorzieningen kunnen er bijvoorbeeld meer claims komen met betrekking tot de infra-structuur. En als burgercoöperaties met duurzame energie aan de gang gaan, zullen er ook bepaalde wensen ontstaan over de inrichting van een gebied.’

De Lichtkogel | 29

‘Kortom: maatschappelijke organisaties zullen meer willen meepraten over de inrichting van gebieden en meer hun stem-pel willen drukken op hoe de ruimte er fysiek uit zal komen te zien. Als de maat-schappelijke krachten meer vrij spel krijgen, betekent dat dus dat RWS minder streng zal moeten worden over hoe een gebied er uit mag zien. Immers: meer mensen, meer meningen, meer diversiteit.’

Ten slotte nog een laatste vraag: waarover moet de discussie binnen RWS gaan? Frissen: ‘Het kan niet anders dan dat dit type maatschappelijke ontwikkeling consequen-ties zal hebben voor het specifieke domein waar RWS verantwoordelijk voor is. Als maatschappelijke organisaties c.q. groepen burgers meer verantwoordelijkheid krijgen en meer activiteiten gaan ontwikkelen, is het voor RWS dus de vraag: wat betekent dat voor ons, kunnen we bestuurlijke arrange-menten ontwikkelen om daar slim mee te gaan? Kunnen we als RWS beter aansluiten bij maatschappelijke initiatieven? Daar liggen dus strategische opgaven voor RWS. Kortom: hoe zorgt RWS voor meer Ruimte voor de Burger?’

| Rijkswaterstaat30

Het N

ieuwe Burgerschap

november 2013José Andringa, adviseur Agentschap NL

Tien kansen voor de energieke ambtenaar

De andere manier van overheidssturing vraagt om een nieuw soort ambtenaar. José Andringa, adviseur bij Agentschap NL, schreef samen met drie collega’s een boekje met tien gouden tips. Wat beteke­nen die voor Rijkswaterstaat?

‘Als we doorgaan met wat we altijd al deden, krijgen we ook wat we altijd al kregen. Als we het anders willen, moeten we het anders gaan doen’ (uit ‘Tien kansen voor de energieke ambtenaar’).

Iedereen kent zo langzamerhand wel het transitieverhaal: de overheid krimpt, steeds meer taken worden teruggelegd bij de samenleving. Resterende maatschappelijke vraagstukken – zoals duurzaamheid, energie, milieu, Europa – zijn complex. Ze kunnen alleen worden opgelost door alle maatschap-pelijke kennis en expertise te benutten.

De oude, hiërarchische manier van over-heidssturing werkt daarbij niet meer helemaal. Die is grotendeels gebaseerd op

juridische en financiële instrumenten. Volgens kenners is netwerksturing de aan-vullende weg. Het idee daarbij is dat de rollen van ambtenaren, professionals en burgers veranderen. Wat betekent dat voor de ambtenaar die zijn werk ook in deze nieuwe context goed wil doen?

Volgens José Andringa hebben energieke ambtenaren de toekomst in handen. Andringa is zelf ambtenaar bij Agentschap NL. Daar werkt ze als adviseur duurzame ontwikkeling, tussen beleidmakers en doel-groepen in. Ze werkt onder andere aan het programma Duurzaam Door, dat erop is gericht om de transitie naar de groene economie c.q. duurzame ontwikkeling te versnellen. Aan De Lichtkogel vertelt ze over het boekje ‘Tien kansen voor de energieke ambtenaar’, dat ze samen met Liane Lankreijer, Caroline van Leenders en Lidwien Reyn schreef.

Netwerksturing vraagt andere competenties

Waarom vraagt de maatschappelijke transitie volgens u om een andere sturingsrol van de overheid? ‘De trend die ik zie is dat we in Nederland steeds hoger zijn opgeleid. Het gevolg is dat er een heleboel kennis aanwezig is in onze samenleving. Parallel daaraan zie je dat op het gebied van milieu en duurzaamheid de gemakkelijk oplosbare problemen inmid-dels zijn aangepakt. Nu blijven de meer complexe problemen over.’

‘Die twee parallelle ontwikkelingen – het hoge opleidingsniveau en de resterende complexe problemen – moeten nu bij

De Lichtkogel | 31

elkaar komen. Gelukkig zien we dat er ook veel maatschappelijke initiatieven zijn. Burgers willen actief en betrokken zijn. De ambtenaar wordt partner in dit soort initia-tieven. De enige sturingsmogelijkheid is dan netwerksturing. Bijvoorbeeld door te zorgen voor verbindingen tussen verschil-lende partijen die elkaar zelf niet direct weten te vinden. Dat is ook de werkwijze in het programma Duurzaam Door, dat is gericht op het versnellen van de overgang naar een duurzame samenleving met een groene economie. Agentschap.NL faciliteert die transitie door onderwijsinstellingen, bedrijven, kennis instituten, overheden en anderen in de samenleving bij elkaar te brengen.’

‘Maar dat verbinden van partijen kan alleen succesvol verlopen als de samenwerking gebaseerd is op gelijkwaardigheid. Dat is echt nieuw! Tot nu toe stond de overheid immers boven alle partijen. En ook nu nog kun je in recente handreikingen voor amb-tenaren lezen: realiseer je dat je als overheid een dominante partij bent in het maatschappelijke veld. Met andere woorden: veel mensen hebben nog steeds het idee dat de overheid de cen-trale actor is, die alle kennis in huis heeft, alles weet en alles aanstuurt. Dat is natuur-lijk niet meer zo.’

‘Die veronderstelde dominante rol is geba-seerd op een misverstand, namelijk dat de overheid voldoende budget heeft om zelf-standig projecten te kunnen realiseren, en dat complexe problemen met wetten en regels zijn op te lossen. Maar dat kan lang

niet altijd. Inmiddels is een nieuwe aanpak ontstaan, waarbij ambtenaren ook sociale instrumenten, zoals facilitering van social media, moeten kunnen hanteren. Dat algemene besef, dat de overheid de grote problemen alleen kan aanpakken vanuit gelijkwaardigheid en door samenwerking, proberen we in ons boekje te vertalen naar hoe dat dan is voor een specifieke ambtenaar.’

Signalement van de nieuwe medewerker

Er blijken al ambtenaren rond te lopen die met één been in de praktijk staan en met het andere been in het kantoor. Zij kennen het klappen van de zweep, en weten wat er nodig is om op straat te kunnen werken en tegelijkertijd de opdracht van de baas te kunnen uitvoeren. Andringa en haar col-lega’s hebben juist die ervaringen en wijs-heid gebundeld in het boekje ‘Tien tips voor de energieke ambtenaar’.

Het signalement van zo’n energieke ambte-naar in een notendop: de medewerker is (1.) nieuwsgierig, werkt met een (2.) systeembril op, (3.) op meerdere niveaus, en maakt daar-bij gebruik van (4.) trends om netwerken te (5.) verbinden. De energieke ambtenaar is iemand die met (6.) vertrouwen co-creëert, en leert in (7.) allianties, daarbij (8.) ruimte maakt, een (9.) vinger aan de pols houdt en zo nodig de (10.) spelregels aanpast.

Kunt u een voorbeeld geven waaruit duidelijk wordt hoe een energieke ambtenaar te werk gaat?‘Het begint met het nemen van tijd voor reflectie, ook al staat er tijdsdruk op het project. Wat speelt er precies, wie heb ik

| Rijkswaterstaat32

Het N

ieuwe Burgerschap

voor me, wat is mijn rol en wat is de rol van de ander? Tweede punt is het maken van een systeemanalyse, zowel rationeel als met gevoel. Hoe zit het systeem concreet in elkaar, wat gaat er fout in het huidige systeem, en wat zijn aanknopingspunten voor een oplossing? Denk aan het energie-probleem van de kassen in het Westland. Daar worden enorme hoeveelheden bloe-men en groente geteeld, onder andere voor de export. De kassen zijn grootgebruikers van aardgas. Omdat ze zo belangrijk zijn voor de economie en ongelofelijk veel gas verbruiken, krijgen ze dat gas heel goed-koop. Dat is een systeemfout.’

‘Een paar energieke ambtenaren uit het innovatienetwerk bedachten daarom dat het anders zou moeten kunnen. Wat zou er gebeuren als de kassen juist energie zouden leveren in plaats van gebruiken? Het uit-gangspunt werd toen de kas als energie-bron. De oppervlakte van de kas benutten voor het opvangen van zonne-energie. Met andere woorden: die ambtenaren hebben de relatie kas-energie omgedraaid.’

‘Dat idee ontstond bij wijze van spreken op de achterkant van een bierviltje. Daarna volgde een grote zoektocht naar mensen die wilden meewerken aan deze systeem-verandering. En ja, in het begin werden de ambtenaren straal uitgelachen. Maar na verloop van tijd is het toch gelukt.Naast een grote dosis nieuwsgierigheid en een systeemgerichte blik kenmerken energieke ambtenaren zich doordat ze partijen goed weten te verbinden. Het werk komt er

bijvoorbeeld op neer dat ze een community of practice faciliteren, zoals mijn collega Caro-line van Leenders deed voor een zestiental bedrijven dat het onderwerp biodiversiteit wilde opnemen in hun core business.’

‘Een ander voorbeeld waarin je de nieuwe werkwijze van netwerksturing terugziet, zijn de green deals die de overheid tegenwoordig sluit met bedrijven en kennisinstellingen om duurzame innovatie te bevorderen. Zelf ben ik zijdelings betrokken bij het Samen-werkingsverband Duurzaam GWW (Grond-, Weg- en Waterbouw), waarbij ook het spoor hoort. Verschillende markt- en overheids-partijen hebben op 10 juni 2013 een green deal afgesloten, met doelen als meer duur-zame innovatie, meer energiebesparing en meer doen met minder budget.’

Betekenis voor RWS

Wat betekent dit voor Rijkswaterstaat?‘Ook RWS doet mee, naast de Unie van Waterschappen, ProRail en de Dienst Vast-goed van Defensie. Het interessante is dat opdrachtgevers én marktpartijen samen-werken in de Aanpak Duurzaam GWW. Het betekent steeds vroeger samenwerken in concrete projecten, met zoveel mogelijk duurzame innovatie als resultaat. Dat vraagt om durf van de ambtenaren die daaraan meewerken, ook die van Rijkswaterstaat. Het is een kwestie van uitproberen. Spin off: het werk wordt er alleen maar leuker door. Die ervaringen zien we ook terug in de LinkedIn-groep Energieke Ambtenaar, waarvoor geïnteresseerde RWS’ers zich vanzelf sprekend kunnen aanmelden.’

De Lichtkogel | 33

Juli 2013Paul Dekker, onderzoeker Sociaal Cultureel Planbureau

Participatie-samenleving onvoldoende om machte loos heid burgers te bestrijdenVeel burgers willen het liefst dat de gemeente alle buurtvoorzieningen regelt. Ze hoeven niet zo nodig méér zelf te doen, ook al staat daar wat tegenover. ‘Enig realisme over de kracht van de samenleving is gepast’, zegt Paul Dekker van het SCP dan ook.

Politicoloog Paul Dekker, verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau, publi-ceert vier keer per jaar de resultaten van het trendonderzoek naar burgerperspectieven. Daarbij gaat het niet alleen om kale cijfers uit enquêtes, maar ook om de achterlig-gende motieven die mensen in focusgroepen ventileren. Daardoor heeft Dekker goed zicht op zaken als burgerlijke tevredenheid, vertrouwen, maatschappelijke zorgen en politieke prioriteiten van de bevolking.

Over de zogenaamde toenemende kracht van de samenleving blijkt hij tamelijk sceptisch. ‘Volgens mij is het een vertekend beeld dat je snel kunt krijgen als je alleen met initiatief-rijke koplopers praat, of met modieuze politici. Laten we niet te gauw denken dat het een massabeweging wordt. Kijk ook eens naar de doorsnee burger, de grote massa.’

Burgers somber over samenleving

Dat laatste doet Dekker dus regelmatig. Hij komt daarbij tot de volgende observaties. ‘Een opvallende constante bevinding is dat mensen doorgaans heel tevreden zijn over hun eigen leefsituatie (gezondheid, geluk, veiligheid), maar dat ze negatiever worden naarmate de situatie politieker wordt en verder van ze af komt te staan. Mensen zijn bijvoorbeeld meer tevreden over hun eigen gemeente dan over Den Haag, maar Den Haag scoort weer beter dan Europa. Dat was al zo in 2008, voordat de crisis begon.’

‘Mensen zijn structureel somber over de ontwikkeling van de samenleving. Ze maken zich vooral grote zorgen over hoe we met elkaar omgaan. Dat geldt niet alleen voor de onderlinge interactie tussen mensen, waar agressie, egoïsme en onverschilligheid de boventoon schijnen te voeren, maar ook voor toenemende verschillen tussen groe-pen in de samenleving. Ook de economie c.q. de werkeloosheid scoort hoog op de zorgenlijst. Als een nieuw kabinet aan-treedt, wordt de maatschappelijke stem-ming tijdelijk optimistischer – “misschien gaat het nu wel gebeuren” – maar daarna is het al snel weer tobben geblazen.’

| Rijkswaterstaat34

Het N

ieuwe Burgerschap

In de focusgroepen, waar burgers hun standpunten kunnen toelichten en met elkaar in gesprek gaan, is de stemming vaak ronduit pessimistisch. ‘We maken vaak een rondje in de groep waarin we vragen wat mensen in de praktijk voor elkaar doen, gewoon uit sociaal oogpunt. Dan blijkt dat ze stuk voor stuk toch wat te melden heb-ben. De een doet wat voor de kerk, de ander voor de sportclub of de buurvrouw in de straat. Een enkeling doet niets, vaak jonge mensen die druk zijn met hun werk en vrienden en die nauwelijks of geen contac-ten hebben met buren die eventueel hulp-behoevend zijn.’

‘Maar al met al doet bijna iedereen dus wel wat. Dat gesignaleerd hebbende, wordt de stemming in de groep heel even beter. Maar vrijwel onmiddellijk daarna hoor je: ja, maar dat geldt alleen in dit groepje, niet voor de rest van Nederland. Waar die negatieve houding mee te maken heeft? Ik weet het niet, misschien dat de media daar een rol in spelen. Die vergroten schokkende en ongewenste gebeurtenissen toch behoorlijk uit. Dat beeld blijft dan hangen bij de mensen.’

Eigen verantwoordelijkheid

De vraag is wat dat sombere beeld betekent voor het gevoel van eigen verantwoordelijk van burgers. Gaan ze zelf dan maar hun eigen zaken regelen? Of nog een stap ver-der: is die somberheid juist een voedings-bodem voor de kracht van de samenleving, en gaan mensen met buurtcollectieven en coöperaties de depressie te lijf?

Die gedachte blijkt te kort door de bocht. ‘We vragen mensen regelmatig of ze vinden dat burgers meer eigen verantwoordelijk-heid moeten nemen. Als je het in het alge-meen vraagt, vindt een meerderheid van wel. Zodra de vraag concreter wordt, gaan mensen zich meer zorgen maken. Denk aan buurtvoorzieningen. We legden vorig jaar in een representatieve steekproef Nederlan-ders de keuze tussen drie manieren van beslissen over buurtvoorzieningen voor: a) de gemeente bepaalt welke voorzienin-gen waar moeten zijn, b) burgers regelen onderling hoe het buurtbudget over voor-zieningen wordt verdeeld, c) burgers beta-len minder belasting, maar regelen alle voorzieningen zelf.’

‘Veel mensen hadden geen voorkeur; een even groot deel koos voor het buurtbudget (elk 31 procent). Slechts 4 procent koos voor geheel eigen verantwoordelijkheid. De meeste mensen (33 procent) wilden dat de gemeente zou beslissen. En daar hebben ze goed argumenten voor.’

‘Dat was best een verrassing. Ik dacht: men-sen vinden het vast positief om samen te mogen beslissen over een buurtbudget, dat schept toch een band. En dat geluid hoor je ook wel, maar veel harder nog klinken bezwaren als: dat gaat alleen maar ruzie opleveren; de buurman met de grote mond zal het allemaal wel weer gaan bepalen; moet ik daar ook nog over beslissen, ik heb het al zo druk; en waarom stem ik dan voor de gemeenteraad en betaal ik zoveel belasting?’

De Lichtkogel | 35

‘Politici en ambtenaren doen die geluiden vaak af als consumentisme of passiviteit. Ik vind dat ze dan te gemakkelijk doen over mensen die niet enthousiast zijn om maat-schappelijke taken op te pakken. Burgers vragen de overheid niet voor niets om voor het algemeen belang op te komen, de zwak-ken te beschermen, ruzies te voorkomen en risico’s te beperken. Ze staan dus lang niet allemaal te trappelen om zelf aan de slag te gaan in de buurt.’

‘Opvallend was dat de hogeropgeleiden het meest voor beslissingen door de gemeente waren, terwijl zij toch het meest competent mogen worden geacht om zelf mee te beslissen. Misschien zijn zij het meest beducht voor de tijdsinvestering en geruzie in de buurt, maar ongetwijfeld zal ook een rol spelen dat hogeropgeleiden meer vertrouwen hebben in de overheid.’

Wereldje wordt steeds kleiner

Lang niet iedereen heeft dus tijd en zin om maatschappelijke initiatieven op te pakken. Maar ook voor de groep burgers die dat wél doet, signaleert Dekker een riskante trend: die van schaalverkleining en verkokering.

‘Tot voor kort bestond er nog zoiets als interactieve beleidsvorming. Daarbij kon-den burgers meedenken met beleidsmakers over de inrichting van een gebied, of over hoe de toekomst er wat hen betreft uit zou zien. Dat zorgde voor maatschappelijke betrokkenheid. Maar vaak leverde dat ook frustraties op bij zowel de beleidsmakers als de betrokken burgers. Nu lijkt het oude

ideaal van meebeslissen vervangen door de “doe-democratie”. Om concrete activiteiten mogelijk te maken en aan te sluiten bij de belevingswereld van burgers wordt hun actieradius echter sterk beperkt: de buurt, de straat, het pleintje. Daar maak ik me wel zorgen over.’

‘Uit ons onderzoek blijkt namelijk ook steeds weer dat mensen het idee hebben dat belangrijke zaken elders voor hen worden beslist, ver weg. Er gaan miljarden euro’s naar Zuid-Europa, en hier worden voorzie-ningen geschrapt. Daardoor hebben burgers het gevoel gekregen dat ze zijn overgeleverd aan allerlei hogere onbegrijpelijke krachten die voor hen beslissen. Ze hebben het gevoel dat ze steeds minder invloed hebben, machteloos zijn. Het kan aantrekkelijk zijn om je dan maar te richten op de eigen wijk, waar je wél invloed kunt hebben. Het lijkt me belangrijk dat burgers betrokken blijven bij de wereld buiten hun wijk, en vooral dat ze het gevoel hebben dat ze wel degelijk in staat zijn om over belangrijke zaken mee te beslissen. Hetzij via de reguliere politiek, hetzij door zelf actief mee te denken in beleidsvorming.’

Waar de discussie binnen RWS over moet gaan

‘Ik sta wat ver van Rijkswaterstaat af, maar het lijkt me juist bij uitstek een organisatie die het niet hoeft te hebben van meer eigen initiatieven van burgers. Het is een organi-satie met collectieve landelijke taken die iedereen belangrijk vindt. Sterker nog: volgens mij moet RWS de maatschappelijke tekortkomingen aan eigen kracht toch juist

| Rijkswaterstaat36

Het N

ieuwe Burgerschap

compenseren? Ik denk dat er weinig mensen zijn die zeggen: laat burgers zelf maar een weg aanleggen of een stukje dijk beheren.’

‘De zorg voor die netwerken valt buiten de spontane kracht van de samenleving. Typisch werk voor deskundigen. Dat blijkt ook wel in de praktijk. Vrienden van mij wonen in de uiterwaarden en hun huis grenst aan de buitendijk. Daar staat een bord met de verordening dat er zelfs geen tulpenbolletjes in de tuin mogen. Op dat niveau laat RWS mensen dus heel duidelijk weten wat de grenzen zijn aan eigen initia-tief. En dat lijkt me ook verstandig.’

‘Daarnaast kan RWS burgers wel betrekken bij de projecten die ze doen, of ten minste uitleggen waarom de projecten moeten worden uitgevoerd. Daarmee helpt RWS om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers te vergroten. Dat komt de kracht van de samenleving weer ten goede.’

De Lichtkogel | 37

oktober 2013Lidewijde Ongering, directeur-generaal Bereikbaarheid, ministerie van IenM

Beter bereikbaar door de kracht van de samenleving Om de bereikbaarheid van Nederland te verbeteren, moeten we beter gebruik maken van slimme ideeën uit de samen­leving. Regionale diensten van RWS zijn daarbij de ogen en oren van IenM, volgens Lidewijde Ongering.

Een korte terugblik. In 2012 verscheen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die de ambities en de plannen van de regering voor ruimte en mobiliteit tot 2040 beschrijft. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen. De focus ligt daarbij op het vergroten van de concurrentiekracht, het verbeteren van de bereikbaarheid en het zorgen voor een leefbare en veilige omgeving.

De gebruiker staat centraal

Voor wat betreft het punt bereikbaarheid stelt het rijk vervolgens – in diezelfde SVIR –

dat de gebruiker, dat wil zeggen de reiziger en de vervoerder c.q. de verlader, centraal staat. In de uitvoering van het beleid moet daarom rekening worden gehouden met een paar belangrijke trends die de mobiliteit van de gebruiker beïnvloeden. Denk aan duurzaamheid, verstedelijking, verande-rende mobiliteitsbehoefte en ontwikkelin-gen in de informatietechnologie.

De vraag is alleen hoe? Hoe kan het ministe-rie van IenM de bereikbaarheid in onze complexe, veranderende samenleving facili-teren, met als uitgangspunt de reiziger en vervoerder c.q. verlader? Moeten we mis-schien denken aan een nieuwe Rijksagenda Bereikbaarheid met daarin handelings-perspectieven voor de overheid? Nee. Vol-gens Lidewijde Ongering, directeur-generaal Bereikbaarheid van het ministerie van IenM, moeten we de antwoorden niet langer alleen in Den Haag zoeken, maar midden in de samenleving.

Effectieve voorbeelden

Wat betekent het thema de kracht van de samen-leving voor DG Bereikbaarheid?Ongering: ‘Veel. Ons departement moet beter gebruikmaken van de wijsheid die er in de samenleving is. Dat betekent dat we meer met een open vizier en een luisterend oor het gesprek moeten aangaan met regio-nale en lokale overheden, maar vooral ook met het bedrijfsleven, met instellingen en maatschappelijke organisaties. Alleen samen kunnen we de complexe bereikbaar-heidsproblemen oplossen.’

| Rijkswaterstaat38

Het N

ieuwe Burgerschap

Ongering noemt een voorbeeld van maat-schappelijke innovatie, afkomstig van het academisch ziekenhuis in Rotterdam. Daar speelde de kwestie bereikbare zorg versus zorgelijke bereikbaarheid. Met andere woorden: hoe zorgen we ervoor dat het ziekenhuis altijd goed bereikbaar is? Daarop is een antwoord gevonden. Medewerkers die niet met de auto naar het werk komen, krijgen een beloning. Fietsen, lopen, reizen met het OV: het levert allemaal geld op. Pak je toch de auto, dan gaat het budget omlaag. Dit bonus-malussysteem blijkt uiterst effectief. De parkeerdruk rond het ziekenhuis is aanzienlijk minder, en dat komt de bereikbaarheid ten goede.

Een ander voorbeeld komt uit Twente. Ook daar staken bedrijven en kennisinstellingen de koppen bij elkaar om de bereikbaarheid in de regio te verbeteren. Ze sloten een conve-nant, Samen Slim Werken. Op basis daarvan paste de universiteit bijvoorbeeld lestijden aan, zodat docenten en studenten voortaan buiten de spits kunnen reizen. Dat scheelt. Van dit soort ideeën moeten we het in de toekomst gaan hebben, volgens Ongering.

De oplossingen moeten uit de regio komen

Hoe komt de kracht van de samenleving tot uitdruk-king in de uitvoering van het mobiliteitsbeleid?Ongering: ‘De tijd dat ons ministerie met een geldbuidel kon zwaaien om verkeers-problemen op te lossen, is voorbij. We gaan minder traditioneel investeren. De komen-de tien jaar zullen er nog enkele aanleg-projecten worden uitgevoerd, maar daarna houdt het echt op. Voor grootschalige inves-

teringen is geen geld meer. En de vraag is ook of grootschalige investeringen de com-plexe problemen in het stedelijk gebied wel kunnen oplossen. Daarom werken we sinds twee jaar samen met regionale overheden en bedrijven aan het programma Beter Benutten. RWS heeft hier ook een belang-rijke rol in. Daarbij zoeken we de oplossin-gen voor bereikbaarheidsproblemen niet meer primair in nieuwe investeringen.’

De vijf i’s

Waar moeten we dan wel aan denken? Kort gezegd komt het erop neer dat de drie i’s uit de SVIR – innoveren, in stand houden, investeren – zijn uitgebreid met twee extra i’s: die van informeren en inrichten. Maar dat is nog steeds beleidstaal. Ongering vertaalt het als volgt naar de praktijk: ‘We willen maximaal gebruikmaken van de ideeënrijkheid van de organisaties en instanties in de regio. Het kan dus gaan om heel andere soorten oplossingen dan het aanleggen van nieuwe stroken asfalt. Daar-om moeten we denken aan andersoortige afspraken tussen het ministerie en bedrijven en instellingen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over andere werktijden of openingstijden. Of over andere afwegingen die een rol spelen bij keuzes in het woon-werkverkeer, zoals beloningssystemen. En ook om andere keuze in de ruimtelijke ordening: waar komen de extra woningen die in stedelijke gebieden nog nodig zijn? Dat is bepalend voor de mobiliteitsstromen.’

‘Daarvoor is nodig dat we met de partners in de regio in gesprek gaan, en dat we dat

De Lichtkogel | 39

gesprek dus goed weten te organiseren. Dat is de nieuwe uitdaging, ook voor RWS.’

Ogen en oren van het ministerie

Wat betekent dit voor RWS?‘Behalve door te werken aan infrastructuur kunnen we de bereikbaarheid proberen te verbeteren met innovatie of door middel van vraagbeïnvloeding en dus beïnvloeding van het reizigersgedrag. Dat vraagt om een andere manier van denken. De traditionele denkwijze ging uit van de aanbodkant: er is een knelpunt, want we hebben te weinig asfalt. Dat ligt nu anders. De vraagkant – het probleem – staat centraal: waar en wanneer precies is de vraag om mobiliteit te grootst?’

‘RWS speelt een cruciale rol in het verzame-len van dat type informatie. Dat bleek wel tijdens een bezoek aan de verkeerscentrale in Rhoon. Er is direct contact nodig met de gebruiker, om het woon-werkverkeer echt beter in de vingers te krijgen. Dat begrijpen ook de collega’s van RWS, die de mobiliteits-vraag daar op wijkniveau in kaart brengen. RWS’ers zijn dus als het ware de ogen en oren van het ministerie.’

Hoe merken we dat de samenleving een rol speelt in het verbeteren van de bereikbaarheid?Ongering: ‘De overheid stelt nieuwe priori-teiten en laat meer los. Daardoor ontstaat ruimte voor initiatieven in de samenleving. Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten, zet het rijk vooral in op de bereikbaarheid van de belangrijkste econo-mische regio’s. Dat betekent dat we investe-ren in hoogwaardige internationale

verbindingen, en in een goede bereikbaar-heid van onze belangrijkste economische regio’s: de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, met onder andere de mainports Rotterdam en Schiphol, en de Brainport.’

‘Door op nationaal niveau te prioriteren, ontstaat meer ruimte voor andere initiatie-ven. Die diversiteit biedt bij uitstek kansen voor andere partijen, zoals bedrijven en semipublieke instellingen, om meer te participeren in mobiliteitsvraagstukken. En dat willen we als overheid ook graag.’

Heeft de beoogde andere rolverdeling tussen rijk en regio ook consequenties voor bijvoorbeeld de verdeling van de verantwoordelijkheden rond bereikbaarheid? Ongering: ‘Behalve financiële – we hebben domweg minder geld om te investeren – heeft deze nieuwe aanpak geen juridische of andere consequenties voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en regio. We vullen onze rijksrol gewoon op een andere manier in. Kort door de bocht: we willen niet meer de partij zijn waaraan alleen maar wordt gevraagd om investerin-gen te doen. We willen samen met anderen naar oplossingen zoeken. En daarbij niet weglopen voor onze verantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd ook anderen op hun verantwoordelijkheid aanspreken.’

Samenvattend: uit het verhaal van Lidewijde Ongering blijkt dat de oude gang van zaken – beleid wordt in Den Haag gemaakt en in de regio uitgevoerd – op z’n retour is. In plaats van te investeren in grootschalige

| Rijkswaterstaat40

Het N

ieuwe Burgerschap

infrastructuurprojecten organiseert de rijksoverheid tegenwoordig steeds meer een goed gesprek met regionale overheden en maatschappelijke organisaties op locatie. Het gezamenlijke probleem staat daarbij centraal, en de oplossingen mogen regio-nale overheden, bedrijven, instellingen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk bedenken. Zij kennen de situatie immers het beste. Het rijk faciliteert het proces, brengt partijen bij elkaar, en zorgt voor kruisbestuiving met innovatieve kennis van elders.

Nieuwe taak voor RWS: vervoersmodaliteiten verbinden

Wat gaat er daardoor concreet veranderen in het werk van RWS?‘Omdat de weg overbelast is, proberen we nadrukkelijk ook gebruik te maken van andere vervoersmodaliteiten, zoals vervoer over het spoor of over het water. Het gaat om het verbinden van verschillende ver-voersmodaliteiten, zodat die elkaar optimaal kunnen versterken. Die vraag – het beter laten aansluiten van vervoersvormen – is nieuw voor RWS.’

‘Dit heeft bijvoorbeeld ook invloed op de informatievoorziening door RWS. Het zor-gen voor real time reisinformatie is nu al een belangrijke trend. Dat gaat nu nog om informatie over de weg, bijvoorbeeld over files, maar straks ook over aansluiting op het OV of over de verbinding tussen de rijksweg en de binnenstad. Denk bijvoor-beeld aan de beschikbaarheid van parkeer-plaatsen. Die multidisciplinaire kijk op

bereikbaarheid is echt een nieuwe tak van sport voor RWS.’

Waarover moet de discussie binnen RWS gaan?

‘Hoe kunnen we bereikbaarheid in een ander en breder perspectief gaan bezien? Hoe organiseren we het gesprek met de nieuwe mobiliteitspartners in de regio? Met andere woorden: wat kunnen we anders doen in ons regionale netwerk, zodat we het SVIR optimaal helpen te implementeren?’

De Lichtkogel | 41

April 2013LEF-sessie: Hans Boutellier, directeur Verwey-Jonker Instituut

Het Nieuwe Burgerschap: welke paradigmashift is bij de overheid nodig?

Burgers proberen meer grip te krijgen op problemen in de samenleving en op hun eigen leefsituatie. Ze vormen netwerken en ontplooien initiatieven, waarbij ze soms de overheid vragen mee te doen. Welke paradigmashift bij de overheid is nodig?

Om hierop een antwoord te vinden, organi-seerde het programma Strategische Verken-ningen van Rijkswaterstaat samen met de gemeente Den Haag een discussiemiddag. Plaats: LEF Future Center in Utrecht, dag: 26 april 2013. Deelnemers van verschillende overheden bogen zich samen over dit vraag-stuk. Drie cases boden inspiratie voor de discussie: A Living Wall, Gemeente Schoon en de Overdiepse Polder.

Case A Living Wall

Bewoners van de Utrechtse wijk Lunetten hoorden eind 2008 dat de snelweg langs hun wijk, de A12/A27, zou worden verbreed. Dat was voor hen aanleiding om in bewe-ging te komen en een positieve bijdrage te leveren aan hun leefomgeving. Zo ontstond het concept van A Living Wall.Het is een combinatie van ideeën, waaronder een 2 kilometer lange multifunctionele geluids-muur, die duurzaam bijdraagt aan schonere lucht en minder geluidsoverlast, maar ook aan het energieneutraal maken van de wijk. Doordat het gebouw bovendien plaats heeft voor bijvoorbeeld een afvalscheidingsstation, een school, stadslandbouw, een energiecen-trale, sportclubs en opslag, kan het zelf geld genereren. De bewoners werken aan econo-misch haalbare plannen, zodat ook de gemeente Utrecht zal willen aanhaken.

Case Gemeente Schoon

Een inwoonster van de gemeente Teylingen vroeg in 2010 steun van de gemeente bij haar acties om de woonomgeving vrij te houden van zwerfvuil. Zij wilde hier graag meer mensen bij betrekken. De gemeente gaf met hulp van het programma Gemeente Schoon het initiatief bekendheid en stelde samen met de initiatiefneemster een plan op. Daarop meldden zich meerdere inwo-ners die wel wijkambassadeur wilden wor-den. De aanpak met vaste contactpersonen in de wijk die hun medeburgers aanspreken op het zwerfvuil, heeft veel succes. De gemeente overlegt nu met de wijkambassa-deurs over nieuwe activiteiten voor een schone leefomgeving.

| Rijkswaterstaat42

Het N

ieuwe Burgerschap

Case Overdiepse Polder

Toen de bewoners van de Overdiepse Polder, langs de Bergsche Maas, hoorden dat hun polder één van de beoogde overloopgebie-den was in het kader van Ruimte voor de Rivier, kozen ze ervoor om vanaf het begin mee te denken en hun stempel te drukken op de plannen. Negen van de zeventien veehouders lieten zich uitkopen, de andere acht wilden blijven, mits zij op terpen langs de nieuw te bouwen dijk zouden kunnen wonen. Toen in 2006 de PKB Ruimte voor de Rivier werd vastgesteld, lag er voor de Overdiepse Polder een plan dat door alle bewoners werd gedragen.

Wat opvalt – en dat is misschien wel de belangrijkste succesfactor bij dit soort initiatieven – is dat zowel de burgers als de ambtenaren kunnen worden gekarakteriseerd als zogenaamde best persons. Dat zijn infor-mele leiders die durf hebben, ondernemend zijn en eigenzinnig omgaan met regels.

De improvisatiemaatschappij

Volgens Hans Boutellier, gastspreker op de LEF-sessie, is het Nieuwe Burgerschap ken-merkend voor deze tijd. Boutellier is direc-teur van het Verwey-Jonker Instituut voor onderzoek naar maatschappelijke vraag-stukken en bijzonder hoogleraar Veiligheid en Burgerschap aan de VU. Hij schreef het boek De improvisatiemaatschappij.

Boutellier: ‘In de periode van de verzuiling waren er nog collectieve identiteiten. Het ging niet om het individu. In de jaren zestig en zeventig zijn die collectieve iden-

titeiten verdwenen, en ik betreur dat niet. Nu is het omgekeerd: je hebt meerdere identiteiten. Het gevolg is dat vooral jon-geren zich afvragen wie ze eigenlijk zijn. In de improvisatiemaatschappij rommelen we maar wat aan, maar anderzijds: geslaag-de improvisatie is de hoogste vorm van menselijke organisatie. Daarin ligt nu precies de nieuwe opgave.’

Hoe is die transformatie naar de improvisatie-maatschappij ontstaan?Boutellier: ‘Drie tendensen zijn hierin belangrijk: internationalisering, individua-lisering en informatisering (de drie ‘i’s). Denk bij internationalisering aan migratie, economische globalisering, toerisme, en de EU. Wat betreft individualisering: in de westerse landen is het individu voorop komen staan (‘eigen emotie eerst’), pas dan komt de vraag hoe ik mij verhoud tot mijn omgeving. En ten slotte informatisering: op www is alles te vinden, permanent beschik-baar en permanent te delen. Deze drie verschijnselen bij elkaar opgeteld leiden tot de grote transformatie naar complexiteit zonder richting. Veel mensen (ook bestuur-ders en zelfs de rechterlijke macht) ervaren chaos, of onbehagen en onvrede (popu-lisme). Als reactie daarop willen we regelen, ordenen, standaardiseren en stellen we protocollen op.’

‘Maar laten we reëel zijn, van echte grote chaos is geen sprake. Vanuit complexiteit kun je toch ordenen. Daarvoor gebruik ik de metafoor van improvisatiemuziek, waar de musici op elkaar reageren op basis van een

De Lichtkogel | 43

beperkt aantal afspraken. De leider geeft alleen lichtjes de richting aan.’

Welke aanbevelingen kunnen we hieruit halen voor de overheid?Boutellier noemt er drie:• Stuur het proces niet door te regisseren,

maar door de dynamiek die al gaande is te kanaliseren en wees daarbij helder over de uitgangspunten. In sommige domeinen moet de overheid het initiatief nemen. Maar we hebben geen behoefte aan een overheid die zegt: zo doen we het. Wél aan een overheid die zegt: gegeven deze dynamiek proberen we zoveel mogelijk deze weg te bewandelen.

• Faciliteer wat goed is en begrens wat je (vanuit het algemeen belang) niet goed vindt.

• Denk in termen van thema’s en principes in plaats van in kaders.

‘De verticale functie van de overheid is nog wel nodig, naast de horizontale. Zelf spreek ik liever over de driedimensionale functie. Maar het proces dat gaande is van de terug-trekkende overheid zet zich absoluut door.’ Hoe lang de transformatie duurt, weet Boutellier niet. ‘Organisatie en ordening komen ook van onderop – zelforganisatie bestaat, dat is wel een geruststelling.’

Een grote categorie burgers is zelfredzaam en mon-dig genoeg om zich in een netwerk/improvisatie-maatschappij te redden. Maar sommige groepen zijn daartoe niet in staat. Hoe voorkom je tweedeling in de samenleving?Dat is een politieke opgave, vindt Boutellier. ‘De openheid en gedeeldheid van het proces is een publiek belang. De inclusieve samen-leving is een politiek programma. Houd iets van een sociale structuur vast en laat dit daar bovenop komen.’

Relatie leggen

Boutellier vat het antwoord op de vraag naar de benodigde paradigmashift ten slotte als volgt samen: ‘De grote opgave voor overheids organisaties is om een relatie te leggen met de mensen waar het om gaat.’ Hij wijst daarbij op het belang van een andere mentaliteit. Vanuit overheidsorgani-saties is een houding nodig van ‘aandacht’, ‘luisteren’, ‘kansen zien’ en de ‘dialoog aangaan’.

| Rijkswaterstaat44

Het N

ieuwe Burgerschap

De Lichtkogel | 45

Het dak van het Groothandelsgebouw in Rotterdam is bedekt met sedum, een soort vetplant. De gemeente stimuleert het aanleggen van groene daken. Hiertegenover ligt het nieuwe Centraal Station. Voor de spooroverkapping is glas gebruikt dat zowel lichtdoorlatend als zonwerend is. De overkapping is bovendien voorzien van zonnecellen.

thema

Verschuivende klimaatzones

Samenvatting thema

Kan RWS de verschuivende klimaatzones bijhouden?

Dat het klimaat aan het veranderen is, daaraan twijfelt (vrijwel) niemand meer. Zeespiegelstijging, grotere rivierafvoeren, meer droogteperiodes: het zijn bekende begrippen. Over het aspect ‘verschuiven van klimaat­zones’ hoor je veel minder. Modellen voorspellen een verschuiving in noordelijke richting met enkele honderden kilometers in deze eeuw. Dat roept veel vragen op. Wat betekenen deze verschuivende klimaat­zones voor onze leefomgeving en onze infrastructuur?

De Lichtkogel verkent dit onderwerp in een reeks artikelen, op zoek naar nieuwe inzichten en het belang daarvan voor het werk van Rijkswaterstaat. Aan het woord komen: Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper bij het KNMI, Claire Vos, natuurdeskundige bij Alterra, Ana Maria de Roda Husman, microbioloog bij het RIVM, Nanneke van der Heijden, cursusleider bij open source ‘Universiteit Amersfoort’, Paula Verhoeven, directeur Duurzaam van gemeente Rotterdam, en Paul Fortuin, klimaatwetenschapper en adviseur bij Rijkswaterstaat.

Verder kijken dan alleen naar waterveiligheid

Smeltend asfalt, zompige dijken en stinkend water… Wat betekent de ver-schuiving van klimaatzones voor de inrichting van Nederland, en wat staat Rijkswaterstaat dus te doen? Volgens Wilco Hazeleger moeten de toekomst-scenario’s van RWS verder gaan dan waterveiligheid alleen. ‘RWS moet op zoek naar nieuwe kwetsbaarheden (leefbaarheid, gezondheid, verkeer, mobiliteit) om daarop een visie te ontwikkelen. Het gaat immers om de vraag hoe we Nederland prettig leefbaar en gezond kunnen houden. Veel aspecten hangen onderling samen, en kunnen het beste in hun complexi-teit worden bezien. Klimaatverandering geldt daarbij als randvoorwaarde.’ (Zie artikel Welkom in subtropisch Nederland).

Wie verantwoordelijk is voor de natuur – ook Rijkswaterstaat als beheerder van grote Natura 2000-gebieden – vraagt zich af hoe we die op tijd klimaat-bestendig kunnen maken. Het is belangrijk voor planten en dieren dat zij de voor hen geschikte klimaatzone kunnen blijven volgen. Dat vraagt om grote heterogene gebieden met geleidelijke overgangen en onderlinge verbindin-

| Rijkswaterstaat48

gen. Volgens Claire Vos moet RWS daarom méér het achterland betrekken bij Deltaprojecten, zodat verbindingen met natuur achter de dijk ontstaan. ‘Het Deltaprogramma en Ruimte voor de Rivier bieden volop kansen om de natuur klimaatbestendig te maken. En door het praktische rivierbeheer af te stemmen met de Belgen en de Duitsers kunnen de rivieren een internatio-nale moerascorridor vormen, waarlangs soorten met het klimaat mee kun-nen migreren.’ (Zie artikel Natuur moet kunnen mee bewegen met klimaatzones).

De factor mens

Het veranderende klimaat brengt onbekende risico’s met zich mee voor onze volksgezondheid. Hoe zullen infectieziekten straks veranderen, en hoe moeten we ons daarop voorbereiden? Ana Maria de Roda Husman zegt dat het onderwerp volksgezondheid in de onderzoeksprogramma’s voor klimaat nog onderbelicht is. ‘Het zou goed zijn om het onderwerp volks-gezondheid mee te nemen in alle projecten die te maken hebben met de leefomgeving. Nu worden die plannen voorbereid door teams met daarin ingenieurs, hydrologen, geologen en beleidsmedewerkers. Waarom niet ook microbiologen aan tafel vragen? Anders neem je maatregelen op basis van onvolledige informatie, namelijk zonder de gezondheidsrisico’s erbij te betrekken.’ (Zie artikel Effect ander klimaat op gezondheid lokaal bepaald).

Het milde gematigde klimaat heeft ons tot een ijverig en productief volkje gemaakt. Maar ons gedrag kan zo maar veranderen als het klimaat veran-dert, stelt Nanneke van der Heijden. ‘Als het klimaat verandert, ga je andere dingen doen. Het klimaat heeft invloed op hoe je woont, werkt, eet, reist. Kortom: klimaat is bepalend voor onze leefstijl. Interessant is natuurlijk de vraag welke keuzes mensen maken als het weer verandert. Het uitgangspunt dat mensen voorspelbare rationele keuzes maken, is achterhaald. Daarom zie ik voor RWS wel parallellen tussen mobiliteitsvraagstukken en vraag-stukken rond gedrag en klimaat. Waarom niet opnieuw de gebruikers erbij betrekken en hen bevragen over hun mogelijke gedrag als het klimaat ver-andert?’ (Zie artikel Homo Economicus in zwaar weer).

Adaptatiestrategieën

Klimaatverandering? Niet wachten, niet kletsen, maar doen. Paula Verhoeven vertelt over de nieuwe gemeentelijke adaptatiestrategie van Rotterdam en wat die kan betekenen voor Rijkswaterstaat. ‘RWS heeft belangrijke taken als het gaat om het borgen van (water)veiligheid en het zorgen voor de

De Lichtkogel | 49

Verschuivende klimaatzones

bereikbaarheid van Rotterdam. We hebben onze adaptatiestrategie en aanpak met RWS gedeeld en gevraagd of onze denkwijze zou kunnen passen in de strategie en de doelen van RWS. Dat uitwisselen zouden we veel meer en intensiever moeten doen. We moeten elkaars doelen en opdrachten snappen, zodat we de raakvlakken beter kunnen opsporen en verzilveren.’ (Zie artikel Rotterdamse adaptatiestrategie ook goed voor RWS).

Om te voorkomen dat hevige regenbuien het verkeer in de toekomst steeds vaker lamleggen, werkt Rijkswaterstaat gestaag aan het klimaatbestendig maken van het hoofdwegennet. Daarover vertelt Paul Fortuin. De hamvraag: is de droge infrastructuur klaar voor de komende klimaatveranderingen? ‘Laten we zeggen dat we werkenderwijs steeds beter gesteld staan om de adaptatiemaatregelen te adresseren. De kosten om onze infrastructuur klimaatbestendig te maken zijn peanuts vergeleken met de schade die we kunnen oplopen als we geen voorzorgsmaatregelen nemen. Daardoor is het haalbaar om van het worst case scenario uit te gaan. De ontwerpnormen voor droge infrastructuur kunnen we daarmee 30 procent strenger c.q. veiliger maken dan nu het geval is.’ (Zie artikel ‘Op naar minder Blue Spots op het hoofdwegennet’).

| Rijkswaterstaat50

September 2013Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper KNMI

Welkom in subtropisch NederlandSmeltend asfalt, zompige dijken en stin­kend water? Wat betekent de verschuiving van klimaatzones voor de inrichting van Nederland, en wat staat Rijkswaterstaat dus te doen? Aan het woord is Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper bij het KNMI.

Hazeleger: ‘Over pakweg dertig jaar meten we in Nederland Zuid-Europese temperatu-ren, maar door de westenwind van zee zal het in Utrecht toch anders aanvoelen dan nu in Lyon.’ Kijk, daar kunnen we ons iets bij voorstellen. En dat is nodig, tenminste als we ons alvast willen buigen over de betekenis van het komende subtropische klimaat voor onze veiligheid, leefomgeving en gezondheid. Naast aanlokkelijke beelden – wuivende palmen, fonkelende fonteinen in de stad – zullen er immers ook nieuwe risico’s ontstaan.

Wordt straks de hittestress, door hoge tem-peraturen en luchtvochtigheid in de stad, niet te veel voor ouderen? Zorgen blauwal-gen voor meer gezondheidsrisico’s? En wat gaat het subtropische klimaat betekenen voor het verkeer: krijgen we naast meer hoosbuien ook bijvoorbeeld meer mist? Dat soort kwesties vraagt om een andere kijk op de klimaatwetenschap. Tot nu toe vertalen klimaatdeskundigen data afkomstig van weerstations, satellietobservaties en com-putersimulaties naar situaties over honderd jaar, en daarbij houden ze noodgedwongen een flinke slag om de arm. Uitspraken van deze meteorologen zijn daardoor doorgaans tamelijk abstract en niet direct toepasbaar in andere vakgebieden.

Toch willen beleidsmakers graag meer duide-lijkheid: wat staat ons concreet te doen, hoe bereiden we Nederland voor op de klimaat-verandering? Met andere woorden: het gat tussen klimaatvoorspellingen voor de lange termijn en de betekenis ervan voor concrete situaties over dertig jaar, moet kleiner worden. Het KNMI levert daarbij de laatste stand van zaken vanuit de wetenschap.

Stand van de klimaatwetenschap

Wat weten we anno 2013 eigenlijk over de klimaat-verandering?Hazeleger: ‘De temperatuur op aarde neemt toe, vooral door menselijke activiteiten. Dat weten we omdat we de natuurlijke oorzaken van klimaatverandering: chaos en grilligheid, de invloed van de oceaan, verandering in zonneactiviteit en van vulkanen, kunnen wegfilteren uit de grafieken. Daardoor

De Lichtkogel | 51

Verschuivende klimaatzones

blijven de effecten van menselijk handelen over: emissies van broeikasgassen en uit-gangsstoffen voor fijnstof, en het verande-rende landgebruik c.q. de ontbossing. De temperatuurtoename blijkt daarbij voor meer dan de helft afkomstig van menselijk handelen.’

Hij legt uit wat dit gaat betekenen: ‘Een verandering in broeikasgassen in de atmos-feer, zoals waterdamp, kooldioxide, methaan, lachgas en ozon, heeft effect op de stralingsbalans: het verschil tussen instraling van de zon en de uitstraling van-uit de atmosfeer. Zonder broeikasgassen zou het 33 graden kouder zijn. Door de toename van broeikasgassen is de mondiaal gemiddelde temperatuur de afgelopen eeuw 0,8 graden gestegen, en in Nederland stijgt de temperatuur nog iets sneller, namelijk 1,5 graad. Dat komt enerzijds door onze noordelijke ligging op het land en door Arctische versterking (het verdwijnen van zee-ijs), maar mogelijk ook doordat de lucht iets schoner is geworden en er minder fijnstof is. Fijnstof zorgt voor filtering van de zon en heeft een verkoelend effect.’

‘Voor Nederland betekent dit concreet dat in 2050 de koudste winterdag 1 tot 2,9 graden warmer wordt, en dat tijdens de warmste zomerdag de temperatuur met 1 tot 3,8 graden stijgt. Verder volgen er in 2050 lange periodes van neerslag in de winter, met 4 tot 12 procent toename van de neerslagsom over tien dagen. In de zomer worden de buien extremer, 5 tot 27 procent toename van de neerslagsom over één dag. Er zijn

geen aanwijzingen voor veranderingen in windextremen. De zeespiegel stijgt 15 tot 35 centimeter.’

Maar Hazeleger voegt daar meteen een nuchtere observatie aan toe: ‘Zonder het te weten, hebben we ons al aangepast aan de grilligheid van het klimaat. In vijftig jaar tijd is het aan de Nederlandse kust 30 procent natter geworden, en we hebben het niet eens gemerkt! In de afgelopen eeuw is de zeespiegel 20 centimeter gestegen, en we weten er blijkbaar mee te leven. Dat bete-kent dus dat we ons goed kunnen aanpas-sen. Maar let wel, in de volgende eeuw gaan de veranderingen twee tot vier keer sneller dan tot nu toe. En zelfs als de mensheid er in slaagt om de CO2-uitstoot te verminderen, blijft de opwarming nog jaren doorgaan. Daarmee wordt duidelijk dat er wel iets moet gebeuren.’

Vertaling naar inrichtingsvraagstukken

Tot zo ver de wetenschap. Als we willen weten wat het veranderende klimaat bete-kent voor de inrichting van Nederland, lijkt er nog wel een vertaalslag nodig. Funda-mentele kennis over klimaatverandering vertalen naar praktische weerberichten over dertig jaar. De toegepaste wetenschap vraagt er om, want Nederland moet opnieuw worden ingericht. Maar kan het ook? Hazeleger: ‘Dat is nu juist de uitdaging. Klimaatveranderingen an sich is al een complex vraagstuk, en daarbij komt dat de impact ervan ook nog eens samenhangt met allerlei socio-economische en demografi-sche ontwikkelingen. Nederland is divers. In

| Rijkswaterstaat52

Drenthe spelen andere vragen dan in Zee-land. In het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat is de vraag wat de omschake-ling naar een subtropisch klimaat betekent, uitgewerkt voor een aantal hotspots. Dat zijn kwetsbare gebieden, zoals Schiphol Mainport, Regio Haaglanden, Regio Rotter-dam, de grote rivieren, de Zuidwestelijke delta, ondiepe wateren en veenweidegebie-den, droge landelijke gebieden, de Wadden-zee en de Delta Alliance.’

‘Voor ons als meteorologen betekent dit dat we niet alleen moeten inzoomen op klei-nere regio’s en gebieden in Nederland – en dus een kleinere scope moeten hanteren – maar ook dat we minder ver vooruit moeten kijken. Dat is een uitdaging, want juist voor de kortere periodes hebben onzekerheden veel invloed op het beeld in de klimaatgra-fieken. Hoe korter de periode, hoe grilliger de patronen.’

‘Beleidsmakers willen weten wat de risico’s zijn van de klimaatveranderingen. Om daar uitspraken over te kunnen doen, moet je weten wat de kans is dat een situatie zich voordoet, want risico is kans maal effect. Voor het weerbericht konden we dat al, maar voor klimaat is dat nieuw.’

‘Tot nu konden we alleen scenario’s geven, waarschijnlijke toekomstbeelden, waarbij we niet zeggen dat het ene scenario meer waarschijnlijk is dan het andere. Zo werkt het ook nog in de klimaatberichtgeving voor 2014, maar ondertussen maken we ons wel op voor uitspraken over waarschijnlijk-

heid van klimaatscenario’s voor 2030. Straks kunnen we dus zeggen dat het scenario waarin er x millimeter regen valt, waar-schijnlijker is dan dat er y millimeter regen valt. Hetzelfde geldt voor temperatuur en zeespiegelstijging.’

Basis voor risicomanagement

Wat betekent dit voor Rijkswaterstaat?‘Voor uitvoerders als Rijkswaterstaat is deze kansvraag cruciaal, omdat het de basis is van risicomanagement rond grote projec-ten. Denk aan besluitvorming over investe-ringen die samenhangen met projecten als Ruimte voor de Rivier en het Deltaprogram-ma. Een ander toepassingsvoorbeeld is het hittebestendig maken van de stad. Denk aan besluitvorming over investeringen in water-pleinen. Is het de investering waard, gege-ven de kans dat de omstandigheid zich voordoet? Meteorologen geven daarbij dus informatie over kansen, maar het is niet aan hen om te bepalen welk risico acceptabel is. Dat is een toepassingsvraagstuk.’

‘Aan RWS dus de taak om allereerst duidelijk te krijgen waar de kwetsbaarheden voor klimaatverandering precies zitten. Voor waterveiligheid en watermanagement zijn ze daar al heel ver in, denk aan het Delta-programma, maar er is meer. Als we het over de impact van een subtropisch klimaat in Nederland hebben, moeten we ook kij-ken naar zaken als leefbaarheid, gezond-heid, mobiliteit en (energie)infrastructuur. Deze aspecten hangen vaak onderling samen, de kwetsbaarheid van onze infra-structuur is complex. Als je meer wilt weten

De Lichtkogel | 53

Verschuivende klimaatzones

over die complexe kwetsbaarheid kan het handig zijn om te leren van extremen en (bijna-)calamiteiten. Stel je voor dat zo’n crisissituatie zich afspeelt in 2050, dus in een ander klimaat? Wat staat je dan nu te doen?’

‘Een voorbeeld. In januari 2012 dreigde de dijk langs het Eemskanaal in Noord-Gronin-gen door te breken, doordat die na een maand lang regenen compleet verzadigd was. Het water kon niet zoals gebruikelijk wegstromen in de Waddenzee, doordat het water daar als gevolg van een noordwester-storm hoger stond dan in het kanaal. De dorpen in de polder werden geëvacueerd en de media reisden af om verslag te doen van de situatie, die overigens goed afliep. Maar wat zou er zijn gebeurd als de zeespiegel toen al een paar centimeter hoger was geweest, en er nog meer regen was geval-len? Met andere woorden: wat als dezelfde situatie zich had voorgedaan in het subtro-pische klimaat van 2050? Daar valt veel van te leren.’

Waar moet de discussie binnen RWS over gaan?‘Toekomstscenario’s van RWS moeten ver-der gaan dan waterveiligheid alleen. Dat betekent dat RWS op zoek moet gaan naar nieuwe kwetsbaarheden: leefbaarheid, gezondheid, verkeer, mobiliteit, en daarop een visie moet ontwikkelen. Het gaat immers ook om de vraag hoe we Nederland prettig leefbaar en gezond kunnen houden. En zoals gezegd: veel van deze aspecten hangen onderling samen, en kunnen het beste in hun complexiteit worden bezien.

Klimaatverandering geldt daarbij als rand-voorwaarde.’

‘Wat mij betreft zou RWS dat bijvoorbeeld kunnen doen door klimaatverandering te vertalen naar concrete voorbeelden van weer in de toekomst. En aan de hand van herkenbare situaties (denk aan het voor-beeld van de Eemsdijk) de effecten van het andere klimaat nu al zichtbaar en invoel-baar maken.’

‘Tot slot: klimaatverandering wordt vaak gezien als een doemverhaal, maar dat is niet overal waar. Het feit dat we kwetsbaar zijn en daarom gebieden opnieuw moeten inrichten, schept ook kansen. Denk aan de mogelijkheden voor recreatie en toerisme als er meer ruimte voor de rivier wordt gemaakt.’

| Rijkswaterstaat54

november 2013Claire Vos, onderzoeker Alterra

Natuur moet kunnen meebewegen met klimaatzonesWie verantwoordelijk is voor de natuur – ook RWS als beheerder van grote Natura 2000­gebieden – vraagt zich af hoe we die op tijd klimaatbestendig kunnen maken. Vol­gens Claire Vos van Alterra moet RWS het achterland betrekken bij Deltaprojecten.

Klimaatverandering. In grote lijnen betekent het dat de temperatuur in ons deel van de wereld stijgt en dat neerslagpatronen veran-deren. In de praktijk van alledag ervaren we vooral grillig weer. De ene week loop je vro-lijk in je T-shirt rond, terwijl de week daarop het thermohemd alweer uit de kast moet. Wie genoeg heeft van het onvoorspelbare weer, boekt zijn vakantie naar oorden waar het weer aangenamer en stabieler is. Dat zouden sommige planten- en diersoorten ook wel willen. En dat hebben ze door de eeuwen heen ook altijd gedaan. Neem de rendieren die na de laatste ijstijd, tienduizend jaar geleden, het hazenpad kozen richting Scandinavië omdat het hier te warm werd.

Anno 2013 is het overleven als soort echter veel complexer geworden. We leven in het Antropoceen, het tijdperk waarin mensen bepalen hoe de leefomgeving er uitziet. Overleven is nu van een andere orde. Eerst moet je als planten- of diersoort zien te schuilen voor de plaatselijke grilligheid van het weer. Als er na extreme weersomstan-digheden nog genoeg overlevenden zijn, kunnen die de marsroute richting veiligere oorden uitstippelen. De complexiteit zit daarbij in de vraag: hoe vind je als soort nog de weg in een sterk verstedelijkte wereld?

Daarover gaat het werk van Claire Vos, senior onderzoeker bij het Team Natuur en Samenleving van Alterra. Ze werkt aan ruim-telijke vraagstukken rond natuur en heeft zich de laatste tien jaar gericht op de effec-ten van klimaatverandering en klimaat-adaptatie. Ze was projectleider van het project ‘Adaptatie Ecologische Hoofd-structuur’ binnen het programma Klimaat voor Ruimte en werkt nu mee aan het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat. Samen met het Planbureau voor de Leefomgeving schreef ze in 2010 de Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur. In de Lichtkogel vertelt ze over de adaptatiemaatregelen die nodig zijn om de natuur klimaatbestendig te maken, en wat dat betekent voor Rijkswaterstaat.

Vergroten, verbinden en heterogeniteit

Kunt u beschrijven wat er aan de hand is met de natuur nu het klimaat verandert?‘Mét het klimaat verandert het weer. In ons deel van de wereld wordt het warmer en

De Lichtkogel | 55

Verschuivende klimaatzones

tuur. Ze zijn qua samenstelling bovendien te eentonig. Als we niks doen, betekent het veranderende klimaat verlies aan soorten en aan biodiversiteit. Natuurgebieden moeten daarom niet alleen groter worden, en onderling meer verbonden, maar vooral ook heterogener.’

Blijvend verantwoordelijk voor veranderende natuur

Worden onze oude soorten dan niet automatisch vervangen door die uit Zuid-Europa?‘Bij ons zullen er soorten verdwijnen als gevolg van het veranderende klimaat. Denk aan kraaiheide en de heikikker, dat zijn soorten die zich terugtrekken. Ze maken plaats voor Zuid-Europese gasten, zoals de marmersalamander en de springkikker. Dat is belangrijk om de biodiversiteit in stand te kunnen houden en een voorwaarde voor het functioneren van systemen.’

‘Maar of de ene soort inderdaad wordt vervangen door de andere, hangt af van de vraag of die nieuwe soorten hier überhaupt kunnen komen. Met andere woorden: soorten moeten kunnen meebewegen met de arealen die verschuiven door het veran-derende klimaat. Dat betekent dat we ons nationaal natuurnetwerk in samenhang moeten bezien met het buitenland. Onze natuur moet dus verbonden zijn met die in de rest van Europa. De internationale moe-rascorridor langs de rivieren is daarvoor erg belangrijk.’

Heeft het nog wel zin om soorten met Europese regels te beschermen als het klimaat toch verandert?

veranderen de neerslagpatronen. Sommige soorten kunnen daar niet tegen. De voor hen geschikte arealen verschuiven met het klimaat mee. Het is daarom belangrijk dat soorten de geschikte klimaatzone kunnen blijven volgen. Als de klimaatzone naar het noorden verschuift, en je bent een bos-soort, dan moet er dus bos zijn op een afstand die voor de soort overbrugbaar is.’

‘Klimaatverandering zorgt er ook voor dat het weer nog grilliger wordt dan vroeger. Een zeer droog voorjaar wordt bijvoorbeeld gevolgd door een warme zomer en dan opeens een natte koude oktobermaand. Die grotere grilligheid heeft tot gevolg dat er grotere schommelingen optreden in aantal-len organismen en dat de uitsterfkans toe-neemt. Soorten krijgen hele goede, maar ook hele slechte jaren. Om die grotere schommelingen te kunnen opvangen zou-den natuurgebieden robuust moeten zijn. Dat betekent: groot en heterogeen. Met heterogeniteit bedoel ik variatie in soorten en geleidelijke overgangen. Natuurlijke gradiënten die ervoor zorgen dat soorten in een nat jaar wat droger kunnen zitten, en in een droog jaar juist wat natter. Gradiënten kunnen extreme populatieschommelingen als gevolg van het grillige weer dempen.’

Wat betekent dit voor de natuurgebieden in Nederland?‘Kort gezegd komt het op het volgende neer: onze huidige natuurgebieden zijn niet klimaatbestendig. De gebieden zijn te klein en ze liggen te geïsoleerd of ze worden doorkruist door bebouwing en infrastruc-

| Rijkswaterstaat56

‘Europa regelt vooral de verantwoordelijk-heden die de landen hebben om soorten en habitats te beschermen. Daarvoor is er de Natura 2000-wetgeving. Dat habitattypes als gevolg van het klimaat kunnen veranderen, en dat soorten daardoor kunnen opschui-ven, wordt wel onderkend. Op termijn zou het dus best zo kunnen zijn dat de verdeling van de verantwoordelijkheden daarmee ook verschuift, en dat de verantwoordelijkheid voor een soort van het ene aan het andere land wordt overgedragen. Dat is dan een politieke kwestie.’

‘Maar soorten veranderen natuurlijk niet van de ene op de andere dag. Voorlopig richt Europa zich dan ook op de vraag hoe we de natuur zo klimaatbestendig mogelijk kunnen maken. Het begrip green infrastructure is daarbij belangrijk, dat zorgt voor ruimte-lijke samenhang van Natura 2000-gebieden. De oppervlakte natuur kan immers helpen om de klimaatbestendigheid van een gebied te vergroten, maar kan bijvoorbeeld ook bijdragen aan plaagregulatie in de land-bouw. Natuur kan hand in hand gaan met andere functies.’

Achterland betrekken bij klimaatadaptatie van rivieren

U geeft ruimtelijke suggesties zodat de natuur kan meebewegen met de grilligheid van het weer. Hoe werkt dat in de praktijk?‘Door natuurgebieden te verbinden en te zorgen voor heterogeniteit c.q. natuurlijke gradiënten, kunnen we ervoor zorgen dat de grilligheid van het klimaat minder hard aankomt en dat het herstelvermogen van

soorten wordt vergroot. Zo zorg je ervoor dat als er een soort uit het gebied verdwijnt, er vanuit een ander gebied rekolonisatie mogelijk is.’

‘Een voorbeeld? In het project Fauna in het rivierengebied laten we met kansenkaarten zien hoe dat voor een rivier als de IJssel kan werken. De rivier kan door verschillende ingrepen opnieuw worden verbonden met de natuur in het achterland, achter de dijk. Denk aan het herstel van natuurlijke beek-mondingen, een ecobypass met beneden-stroomse aantakking, het herstel van de kwelzone, redynamisering van stukken oever en het ontwikkelen van ooibos.’ (Zie de kansenkaart van het IJsseltraject1 op de volgende pagina.).

Zijn deze maatregelen wel te combineren met bijvoorbeeld hoogwaterveiligheid? Ooibossen remmen toch de doorstroming?‘Het is te combineren, maar daar moet je wel voor openstaan. Het heeft te maken met de manier van denken over een gebied. Kies je er voor om één functie optimaal aan te passen, zoals versnelde waterafvoer, of vind je dat regionale klimaatadaptatie voor meerdere functies in het gebied geschikt moet zijn? In dat laatste geval ga je op zoek naar synergie en wat daarvoor nodig is.

1 Lange, H.J. de; Maas, G.; Makaske, A.; Nijssen, M.; Noordijk, J.; Rooij, S. van; Vos, C.C. (2013) Fauna in het rivierengebied. Knelpunten en mogelijkheden voor herstel van terrestrische en amfibische fauna Driebergen : Bosschap, - p. 130.

De Lichtkogel | 57

Verschuivende klimaatzones

In het OBN project “Fauna in het rivierengebied” zijn de kansen en knelpunten voor karakteristieke diersoorten in het rivierengebied onderzocht. Voor twee riviertrajecten zijn kansenkaarten opgesteld, die weergeven op welke locaties de meeste natuurwinst te halen is. Meer weten? Complete rapportage is te vinden op: www.natuurkennis.nl Contact: Marieke de Lange, 0317-485784, [email protected] ; www.wageningenur.nl/deltaprogramma

Fauna Kansenkaart IJsseltraject

Kansenkaart IJsseltraject

| Rijkswaterstaat58

Daarvoor moet je met een ruimere blik naar een rivier kijken en ook het land achter de dijk erbij betrekken. Ook binnendijks zijn immers ooibossen mogelijk.’

Betekenis voor Rijkswaterstaat

Wat betekent dit voor Rijkswaterstaat?‘Het Deltaprogramma en Ruimte voor de Rivier bieden volop kansen om de natuur klimaatbestendig te maken. Ruimtelijke samenhang, integratie, multifunctionaliteit: daar draait het om als we Nederland als geheel klimaatbestendig willen maken. Dat is een kwestie van win-win. RWS is immers ook verantwoordelijk voor de Natura 2000-gebieden langs de rivier.’

‘Concrete voorbeelden? Het rapport Fauna in het rivierengebied van het Kennisnetwerk Ontwikkeling + Beheer Natuurkwaliteit geeft goede aanknopingspunten voor het herstel van heterogeniteit. Door het achter-land te betrekken bij de rivier kan RWS zorgen voor meer heterogeniteit in het gebied. Er is een tekort aan laagdynamische moerassen die niet elk jaar door het water worden weggevaagd, aan hoger gelegen vluchtplaatsen voor dieren en aan natte ooibossen. Die kunnen ook best binnen-dijks worden gerealiseerd. En door het praktische rivierbeheer af te stemmen met de Belgen en de Duitsers kunnen de rivieren een internationale moerascorridor vormen, waarlangs soorten met het klimaat mee kunnen migreren.’

‘Dat alles betekent echter wél dat RWS niet alleen moet blijven denken in het aantal kuubs water dat per seconde moet worden afgevoerd. Er is meer tussen hemel en aarde dan alleen capaciteitsverhoging. De interne discussie moet wat mij betreft dan ook gaan over de vraag: denken we als RWS niet te monofunctioneel? Benutten we de kansen die klimaatadaptatie biedt wel optimaal?’

De Lichtkogel | 59

Verschuivende klimaatzones

oktober 2013Ana Maria de Roda Husman, afdelingshoofd Milieu LZO, RIVM

Effect ander klimaat op gezondheid lokaal bepaald Het veranderende klimaat brengt onbekende risico’s met zich mee voor onze volksgezondheid. Hoe zullen infectie­ziekten straks veranderen, en hoe moeten we ons daarop voorbereiden? Aan het woord is Ana Maria de Roda Husman van het RIVM.

Een warmer klimaat lijkt leuk, maar recre-anten zitten natuurlijk niet te wachten op oorontsteking, wondinfecties of buikloop. Toch komt dat er misschien wel aan. Al in de warme zomer van 2006 stak een ongewone infectie met Vibriobacteriën de kop op. Deze bacterie, die in arme landen cholera kan veroorzaken, gedijt goed in opgewarmd zwemwater. Daarin kan ze uitgroeien tot enorme aantallen.

Of en hoeveel recreanten er echt een infectie-ziekte oplopen na zwemmen in natuurlijk water, valt moeilijk te zeggen. Niet iedereen

meldt zich bij de huisarts met een ooront-steking, wondinfectie of met maagdarm-klachten. Daardoor is het lastig om te voor-spellen welke ziekteverwekkers we straks precies kunnen verwachten als het klimaat verandert.

Die onbekendheid moet veranderen, vindt De Roda Husman, die de afdeling Milieu van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM leidt. Ze is ook hoogleraar Global Changes en milieu-overdraagbare infectie-ziekten aan het Institute for Risk Assessment Sciences van de Universiteit Utrecht, en weet veel over effecten en risico’s van infectieziekten die via de lucht, het water of de bodem kunnen worden verspreid.

Weinig aandacht voor gezondheid in klimaatprogramma’s

Ze vertelt dat er in de nationale onderzoeks-programma’s Kennis voor Klimaat en Ruim-te voor Klimaat tot nu toe weinig aandacht is geweest voor gezondheidsrisico’s. Onder-zoekers buigen zich in de eerste plaats over de vraag hoe het klimaat precies zal veran-deren, en wat dat gaat betekenen voor de veiligheid en inrichting van Nederland. Dat klinkt ook logisch. We moeten immers adequaat kunnen anticiperen op de stijgende zeespiegel en op langere en heftigere regen-periodes, afgewisseld met tijden van extreme droogte.

Daarom reserveren we in Nederland ruimte om water te kunnen bergen (voor het geval er ineens te veel water is) en om water te kunnen vasthouden (als er een watertekort

| Rijkswaterstaat60

is). Dat gebeurt op grote schaal langs de rivieren, maar ook in de druk bebouwde stad waar waterpleinen en bergende parkeergarages hun intrede doen. Op woon-wijkniveau is de wadi sterk in opmars, een buffering- of infiltratievoorziening voor regenwater.

Het probleem is dat straten tijdens hevige regenval kunnen volstromen met rioolwa-ter, waar ziekteverwekkende bacteriën, virussen en parasieten in voorkomen. Die ziekteverwekkers kunnen met mest en andere verontreinigingen naar het opper-vlaktewater afstromen. Daar leven trouwens ook andere potentiële ziekteverwekkers, die niet afkomstig zijn van menselijke of dier-lijke faeces, zoals bacteriën, schimmels, en blauwalgen. Ook zij brengen risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Tot zover niets nieuws onder de zon, maar hoe gaat dit straks veranderen als ook het klimaat verandert?

Alles draait weer om hygiëne

Wat betekent het veranderende klimaat voor onze volksgezondheid? De Roda Husman: ‘Klimaat speelt altijd een belangrijke rol in de groei c.q. sterfte van micro-organismen. Het is bekend dat ziekte-verwekkers qua fysiologie worden beïnvloed door temperatuur, UV-straling en neerslag. Dat betekent dat veranderingen in het kli-maat er dus voor kunnen zorgen dat ziekte-verwekkers sterven, overleven of juist in aantal toenemen. Óf dat gebeurt, hangt onder andere af van de soort. Pseudomonas (oorontsteking) groeit harder als het water

warmer wordt, Campylobacter (maag-darm-klachten) sterft er juist sneller door af.’

‘Veel ziekteverwekkende bacteriën worden niet warm of koud van een voorspelde gemiddelde temperatuurtoename van vier graden Celsius als gevolg van klimaatveran-dering. Legionella (veteranenziekte) kan bijvoorbeeld groeien tussen 25 en 42 graden. Maar let op: dat zijn gemiddelde tempera-tuurstijgingen. Op lokaal niveau kunnen die temperatuurverschillen veel groter zijn dan het gemiddelde. Daarmee verandert ook het risicobeeld.’

‘Daar zit meteen de crux van de hele discus-sie over risico’s van klimaatverandering voor de volksgezondheid. Die risico’s worden namelijk juist door lokale omstandigheden bepaald. Gaat het om zoet of zout water, regenwater of smeltwater? Wordt er soms rioolwater op geloosd (overstorten), of kan er poep van huisdieren dan wel mest uit de landbouw in het water terechtkomen? En in hoeverre is er sprake van verdunning door regenwater? Met andere woorden: het bepalen van de invloed van klimaatverande-ring op de volksgezondheid is complex, omdat mens en milieu die risico’s bepalen.’

Kunnen we alvast leren van Zuid-Europese landen? ‘Voor sommige klimaattrends – zoals veran-deringen in de natuur − is het misschien zinvol om alvast te kijken naar Zuid-Europa om te weten wat er op ons afkomt. Maar als je gaat kijken naar veranderingen in de kwaliteit van recreatiewater of drinkwater spelen ook andere factoren een rol. Dan

De Lichtkogel | 61

Verschuivende klimaatzones

gaat het ook om kunstmatige invloeden, zoals de aanwezigheid of afwezigheid van tertiaire zuiveringsprocessen in de rioolwa-terzuiveringsinstallaties. Naast temperatuur, regenval en luchtvochtigheid zullen deze factoren veel invloed hebben op infectie-ziekten.’

Directe en indirecte effecten onderzoeken

Wat betekent dat voor het onderzoek naar de invloed van klimaatverandering op gezondheidsrisico’s?‘We onderzoeken zowel de directe als de indirecte effecten van klimaatverandering op de volksgezondheid. Voor wat betreft de directe effecten is het onderzoek in opdracht van het ministerie van IenM belangrijk. Dat betreft een vierjarig onder-zoek naar infectierisico’s door blootstelling aan recreatiewater. We hebben al veel data verzameld over de dynamiek van de Vibrio-bacterie (onder andere bekend van cholera in ontwikkelingslanden). Het onderzoek vond plaats in warme, natte en droge zomers en combinaties daarvan. Daardoor kunnen we straks bepaalde trends zichtbaar maken. We voeren die data-analyses nu uit en hopen de resultaten in 2014 te kunnen presenteren.’

‘De resultaten over specifieke aantallen Vibriobacteriën in relatie tot klimaatom-standigheden zijn belangrijk om uitspraken te kunnen doen over de effecten van de verwachte klimaatverandering op lange termijn. We kunnen ze bijvoorbeeld gebrui-ken als input voor rekenmodellen. Daarmee kom ik op het onderzoek dat we in opdracht van het European Centre for Disease Control

doen. Omdat lokale omstandigheden de gezondheidseffecten van klimaatverande-ring bepalen, hebben we een rekenmodel ontwikkeld dat de Europese lidstaten kun-nen gebruiken. Zo kunnen de GGD’s van de verschillende landen voor hun eigen situ-atie de gezondheidsrisico’s bepalen. Denk aan risico’s door blootstelling aan recreatie-water, drinkwater of andere verspreidings-routes.’

‘We doen ook onderzoek naar de indirecte effecten van klimaatverandering. Dat gaat over wat er door klimaatverandering kan veranderen in ons ecosysteem. Denk aan veranderingen in natuurlijke stofwisselings-systemen – zoals de stikstof- en nitraatcycli − waardoor veranderingen in de bindings-plaatsen van micro-organismen op zand-korreltjes of kleiplaatjes kunnen optreden. Dat is van invloed op de drinkwaterberei-ding, bijvoorbeeld via duininfiltratie of oeverfiltratie. Op zich zijn dat efficiënte processen om microbiële verontreinigingen te verwijderen. Maar wat gebeurt er als de mate van binding van micro-organismen verandert door het veranderende klimaat? Zijn deze zuiveringen dan nog wel effectief?’

Uitdaging voor Rijkswaterstaat

Wat is de grootste uitdaging als het gaat om klimaat-verandering en risico’s voor de volksgezondheid?‘Gezondheid en klimaat is een groot onder-werp. Het betreft de effecten van hittestress of koudestress op mensen, maar ook aller-gieën en de veranderende blootstelling aan pollen. Daarnaast zijn er infectieziekten die via vectoren zoals muggen en teken worden

| Rijkswaterstaat62

overgebracht. Die vectoren zijn gevoelig voor de effecten van klimaatverandering. Wat weten we daar nu van? Eigenlijk zouden we dus veel meer aandacht moeten beste-den aan het onderwerp volksgezondheid en klimaatverandering. Daar hoort een finan-cieringsprogramma bij. Dat is best een grote uitdaging.’

‘Het ministerie van IenM is er op kleine schaal al mee bezig naar aanleiding van een rapport van het Planbureau voor de Leef-omgeving, waaruit blijkt dat inderdaad adaptatiemaatregelen nodig zijn met het oog op gezondheidsrisico’s. Hoe zit het precies met de verspreiding van ziekte-verwekkende milieu-overdraagbare micro-organismen, en hoe verandert die verspreiding als het klimaat verandert?’

‘Onder andere de waterbeheerders moeten veel meer toegang krijgen tot kennis op het gebied van gezondheid, anders kunnen ze niet de juiste beslissingen nemen. Water-beheerders ervaren het veranderende kli-maat nu al aan den lijve. Wateroverlast op straat, blauwalgenproblematiek… Moet het peil worden verhoogd, de sluis verder open of niet?’

Wat betekent dit alles voor Rijkswaterstaat, waarover moet de interne discussie gaan? ‘Naast het vergaren van kennis over de mate waarin de klimaatverandering het risico op infectieziekten beïnvloedt, zou het goed zijn om het onderwerp volksgezondheid mee te nemen bij alle projecten die te maken hebben met de leefomgeving.

Nu worden die plannen voorbereid door teams met daarin ingenieurs, hydrologen, geologen en beleidsmedewerkers. Waarom niet ook microbiologen aan tafel vragen? Anders neem je maatregelen op basis van onvolledige informatie, namelijk zonder de gezondheidsrisico’s erbij te betrekken.’

De Lichtkogel | 63

Verschuivende klimaatzones

november 2013Nanneke van der Heijden, cursusleider open source ‘Universiteit Amersfoort’

Homo Economicus in zwaar weer

Het milde gematigde klimaat heeft ons tot een ijverig en productief volkje gemaakt. Maar ons gedrag kan maar zo veranderen als het klimaat verandert, stelt Nanneke van der Heijden, cursus­leider van open source ‘Universiteit Amersfoort’.

De ‘Universiteit Amersfoort’ is een open source, een netwerk waar mensen met dezelfde vragen elkaar kunnen vinden en kennis kunnen uitwisselen. Onder het motto ‘ken-nis is van iedereen’ zitten leergierigen uit de advieswereld, zorginstellingen, het onder-wijs en overheden bij elkaar aan tafel om kennis uit te wisselen. Ook RWS’er Frans de Kock, projectmanager Grote Projecten en Onderhoud, doet mee. Maar stappen deze studenten c.q. docenten straks ook nog op de fiets om elkaar te treffen als het buiten onafgebroken regent en de straten blank staan? Of vertonen ze dan ander gedrag?

Volgens de Franse filosoof Montesquieu (1689-1755) heeft het klimaat wel degelijk invloed op het gedrag van mensen. Al rei-zende constateerde hij dat de bevolking in warme, zuidelijke landen zich ‘gepassio-neerd, maar lui’ gedroeg. De noordelingen – waarschijnlijk gedreven door de kou – vond hij ‘opvallend ijverig’. Montesquieu trok daarbij de conclusie dat bestuurs-vormen en de wet- en regelgeving moesten meebewegen met de omstandigheden en het klimaat, omdat die zo bepalend waren voor het gedrag van mensen. Hoe warmer het klimaat, hoe strenger de noodzakelijke regels, was zijn motto.

Deze oude vorm van cultuurrelativisme brengt de vraag naar voren: hoe verandert ons gedrag als het klimaat verandert, wat doet het klimaat met ons? Hebben hevige regenval, koude- en hittestress invloed op de keuzes die we maken? Verandert onze manier van leven en werken als het weer verandert? Aan het woord is Nanneke van der Heijden, die samen met haar collega Ad Komen de cursus Psychologie van duurzaam gedrag ontwikkelde voor de ‘Universiteit Amersfoort’.

Psychologie van duurzaam gedrag

Waarom aandacht voor gedrag en klimaat? Van der Heijden: ‘Eerder volgden collega Ad Komen en ik de cursus Nieuwe maatschap-pelijke productie, ook bij de ‘Universiteit Amers-foort’. Die ging onder andere over de nood-zaak om onze grondstoffenkringloop sluitend te krijgen, en over andere manie-ren waarop we met de uitputting van grond-

| Rijkswaterstaat64

stoffen moeten omgaan. Daarbij speelt de trend dat burgers behalve consument ook (energie)producent kunnen worden en zelf functiecombinaties kunnen ontwikkelen. De vraag die tijdens de cursus bij ons opkwam was: hoe kan het zijn dat als de urgentie om duurzaam te veranderen zo hoog is, mensen toch hun gedrag niet aanpassen?’

‘Die vraag werd in de cursus niet beant-woord. Het lesmateriaal ging nog uit van de piramide van Maslow, een hiërarchische ordening van menselijke behoeften die dateert uit 1943. Volgens die theorie zou de mens pas streven naar bevrediging van de behoeften die hoger in de hiërarchie worden geplaatst (zoals zelfontplooiing) nadat de lager geplaatste behoeften zijn bevredigd (lichamelijke behoeften). Wij vonden deze theorie te beperkt en waren benieuwd naar de stand van zaken in de sociale psychologie en gedragseconomie. Vanaf dat moment hebben we veel kennis en inzichten verza-meld en samengebracht in de cursus Psycho-logie van duurzaam gedrag.’

De Universiteit Amersfoort blijkt niet de enige instelling die geïnteresseerd is in het onder-werp. Ook de planbureaus studeren hard op de psychologie van menselijke keuzes en gedrag. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI) werkt bijvoorbeeld aan een rapport over ‘Duurzame leefstijlen’, de Wetenschappelijke Raad voor het Regerings-beleid (WRR) publiceerde vorig jaar een rapport over de ‘Menselijke beslisser in de praktijk’, en het Planbureau voor de Leef-

omgeving (PBL) onderzoekt dilemma’s rond ‘Duurzame consumptie’.

Klimaat bepaalt onze leefstijl

Wat betekenen al deze studies als het gaat om de relatie tussen klimaat en gedrag? ‘Als het klimaat verandert, ga je andere dingen doen. Het klimaat heeft invloed op hoe je woont, werkt, eet, reist. Kortom: klimaat is bepalend voor onze leefstijl. Interessant is natuurlijk de vraag welke keuzes mensen maken als het weer veran-dert. Gaan ze meer water gebruiken of juist niet, gebruiken ze meer stroom om het huis te ventileren, kopen ze een andere auto? Denk bijvoorbeeld aan het reclamefilmpje over een Zweedse auto, waarvan je het autoslot op afstand kunt ontdooien. Gaan we dat straks massaal doen?’

‘Uit alle studies op dit gebied wordt één ding wel duidelijk: het traditionele beeld dat we hebben van de mens als Homo Economicus, ofwel de mens als economisch wezen, is sterk achterhaald. Dat beeld gaat ervan uit dat mensen rationele keuzes maken, gericht op nutmaximalisatie en optimalisering van de kostenbatenanalyse. Dat wil zeggen dat ze op efficiënte, rationele of weloverwogen wijze in hun behoeften voorzien. Beleidsmakers gaan uit van dit calculerende, rationele mensbeeld, dat de basis vormt van veel strategieën.’

‘Maar die aanname klopt niet meer. Onder-zoeken uit de sociale psychologie tonen aan dat mensen lang niet altijd rationele, effi-ciënte of weloverwogen keuzes maken.

De Lichtkogel | 65

Verschuivende klimaatzones

Houding, sociale invloed van de omgeving, en de eigen effectiviteit spelen ook een rol in ons gedrag. Mensen maken dus keuzes op basis van onbewuste automatismen, gewoontes, intuïtie, allerlei vuistregels, impulsen, groepsdruk en de invloed van de omgeving. Ze houden ook rekening met belangrijke anderen, zoals familie en men-sen die dicht bij hen staan. Wat mensen uiteindelijk doen in een bepaalde situatie, is dus lang niet altijd gebaseerd op een rationele weloverwogen keuze.’

‘Een voorbeeld? In mijn hoogopgeleide vriendenkring, waar iedereen weet over de uitputting van de aarde, klimaatverandering en de noodzaak tot duurzaam gedrag, koopt het ene stel een cabriolet als de kinderen de deur uit zijn, terwijl een ander stel aan de slag gaat om het huis duurzaam te verbou-wen, tot ecologische leemwanden aan toe. Zo zie je maar.’

Overheid moet zich verdiepen in gedrag en klimaat

Welke consequenties heeft dat voor het werk van de overheid?‘Mensen maken in de praktijk altijd andere keuzes dan jij als overheid zou denken. Een hardnekkig misverstand is bijvoorbeeld dat alle mensen nu wel weten dat het kli-maat verandert, en dat zij daar zelf de oor-zaak van zijn. En dat mensen dus bereid zijn om hun gedrag te veranderen om ervoor te zorgen dat het ook in de toekomst nog prettig is om te leven. Beleidsmakers veronderstellen dat, maar het klopt niet. Dat betekent dat de overheid bepaalde

aannames moet bijstellen, en meer open moeten staan voor de verschillende omstan-digheden in Nederland. Mensen hebben altijd een goede reden om te doen wat ze doen. Dat is niet irrationeel, maar geba-seerd op hun eigen omstandigheden, hun eigen vermogen om te handelen, persoon-lijkheidskenmerken en de middelen die beschikbaar zijn.’

Betekenis voor RWS

Wat betekent dat volgens u voor het werk van Rijkswaterstaat?‘Een goed voorbeeld vind ik de manier waarop het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat tien jaar geleden omging met vraagstukken rond mobiliteit van de toekomst. Met alle stakeholders en betrokkenen, ook de weggebruikers zelf, is nagedacht over scenario’s en innovaties. Labopstellingen, brainstormsessie, simula-ties: dat alles om antwoorden te vinden op toekomstige vragen. Ik zie wel parallellen tussen die mobiliteitsscenario’s van toen en de vraagstukken die nu te maken hebben met “klimaat en gedrag”. Waarom dus niet opnieuw de gebruikers erbij betrekken en te vragen naar hun mogelijke gedrag als het klimaat verandert?’

| Rijkswaterstaat66

Inzicht in menselijk gedragRWS’er Frans de Kock weet dat het onderwerp klimaat en gedrag belangrijk is voor zijn werk. Hij heeft zich ingeschreven bij de cursus die Van der Heijden en haar collega geven. Waarom? De Kock: ‘De vraag waarom mensen wel of niet veranderen als de nood aan de man is, intrigeert me. Als je resultaat wilt halen in je werk, is gedragsverande-ring een cruciale factor. Het bepaalt immers waar je op inzet, en welk resultaat je voor ogen hebt. Als RWS staan we voor een grote uitdaging. Er moet een antwoord komen op de gevolgen van klimaat verandering, en we moeten naar een duurzame samenleving. Dat vraagt om een proactieve koers. Inzicht in menselijk gedrag is daarbij cruciaal.’

‘Het thema klimaat en gedrag raakt me als professional en als persoon. We zitten allemaal als kikkers samen in een pan heet water. Terwijl de effecten van klimaatverandering al zichtbaar zijn, overtuigen we elkaar ervan dat het nog wel even zal duren. Wat maakt dat we echt anders gaan handelen? Daar ben ik benieuwd naar.’

De Lichtkogel | 67

Verschuivende klimaatzones

oktober 2013Paula Verhoeven, directeur Duurzaam, gemeente Rotterdam

Rotterdamse adaptatiestrategie ook goed voor RWSKlimaatverandering? Niet wachten, niet kletsen, maar doen. Paula Verhoeven, directeur Duurzaam van de gemeente Rotterdam, vertelt over de nieuwe gemeentelijke adaptatiestrategie. Wat betekent die voor Rijkswaterstaat?

Nationaal anticipeert de overheid al op de komende stijging van de zeespiegel, en langere en heftigere periodes van regen afgewisseld met periodes van droogte. Dat doet ze onder andere met het Delta-programma. Maar hoe zit dat op lokaal niveau? De Lichtkogel zocht het uit in Rotterdam. Deltacity Rotterdam heeft een gemeentelijke adaptatiestrategie ontwik-keld om de komende klimaatverandering op tijd het hoofd te kunnen bieden. Uit-gangspunt is dat klimaatverandering onver-mijdelijk is, maar ook kansen biedt voor de stad. Ze versterkt de Rotterdamse economie en creëert werkgelegenheid.

In Rotterdam dienen de klimaatmaatregelen meerdere duurzame doelen. Daardoor zorgen ze voor een betere en fijnere woon- en leefomgeving (lezen we op de website). Er is een klimaatprogramma − het Rotter-dam Climate Initiative à la het Clinton Climate Initiative − waarin de gemeente, het Havenbedrijf Rotterdam, ondernemers-organisatie Deltalinqs en DCMR Milieu-dienst Rijnmond sinds 2007 samenwerken.

Deze mooie woorden zijn voor een deel omgezet in nuchtere daadkracht. In de Rotterdamse binnenstad tref je bijvoorbeeld parkeergarages aan die bij extreme neerslag water kunnen bergen in speciale bassins. En waterpleinen die − als ze droog staan – als sportveld of speelplek dienen, maar die als het nodig is, kunnen veranderen in regen-bassins. En niet te vergeten: drijvende gebouwen, zoals in de Rijnhaven.

Testcase voor de adaptatiestrategie

Daar blijft het niet bij. Illustratief voor de Rotterdamse klimaataanpak is de gebieds-ontwikkeling in het buitendijkse havendorp Heijplaat. Daarbij gaat het om de ontwikke-ling van een woonwijk in industrieel gebied. Daar zijn geen dijken; het water staat in open verbinding met de zee. Hier wordt gewerkt volgens het principe van meerlaags-veiligheid uit het Deltaprogramma, waarbij de overheid en de projectontwikkelaar (de woningbouwcoöperatie) hun krachten bundelen.

‘Dat moet ook wel, want de kosten van de gebiedsontwikkeling zijn voor geen van

| Rijkswaterstaat68

de partijen individueel op te brengen. Zonder vergaande samenwerking zou het gebied dus niet kunnen worden ontwikkeld. Dit is een concreet voorbeeld van hoe onze gemeentelijke adaptatiestrategie in de praktijk kan uitwerken’, zegt Paula Verhoe-ven, directeur Duurzaam van de gemeente Rotterdam.

Verhoeven licht toe: ‘Voor de ontwikkeling van Heijplaat betekent de samenwerking dat de projectontwikkelaar zelf ook zijn steentje bijdraagt, en ervoor zorgt dat de grondge-bonden woningen dusdanig worden ont-worpen dat ze incidenteel overstromingen kunnen opvangen. Denk aan aanpassing van de vloeren en het op hoogte brengen van de elektriciteitsvoorzieningen.’

‘Daardoor hoeven de gemeente en de haven minder vergaand te investeren in de buiten-ruimte en in de waterkering. De gemeente en de woningbouwcoöperatie zorgen ver-volgens samen voor de cruciale communica-tie met de bewoners, want de mensen moe-ten wel weten waar ze wonen. Al met al kan het stukje Heijplaat in deze crisistijden toch klimaatbestendig worden ontwikkeld, en dat tegen lagere kosten dan op de traditio-nele − sectorale − manier.’

Strategie is manier van denken

Wat gaan andere Rotterdamse bewoners of bedrijven merken van de adaptatiestrategie?Verhoeven: ’De adaptatiestrategie is geen vast pakket waarmee we de periode tussen nu en vijftig jaar al helemaal dichttimmeren met projecten, maar een manier van denken

en werken. Het gaat erom dat het klimaat-bestendig maken van de stad een logisch onderdeel wordt van de totale stedelijke ontwikkeling. Bij alle projecten nemen we als gemeente zelf al de vraag mee: waar doen we op dit moment verstandig aan, als we weten dat de zeespiegel stijgt, er meer neerslag komt en er langere periodes van droogte zullen zijn? Met andere woorden, uitgaande van de algemene trend is de vraag wat dan no regret investeringen zijn. Dus los van wetenschappelijke of politieke discussies die de uitvoering kunnen lam leggen.’

‘Datzelfde vragen we ook aan onze stede-lijke partners. Klimaatmaatregelen komen dus niet tot uitdrukking als regels of vergun-ningvoorschriften, maar maken deel uit van de kaders en dialoog rond nieuwe initiatie-ven. Daarbij vragen we onze stedelijke partners om duurzaamheid en klimaat-bestendigheid standaard mee te nemen in hun plannen, die we overigens vaak samen verder ontwikkelen.’

Wat zijn de grootste uitdagingen om de strategie uit te rollen? Verhoeven: ‘Het verhaal dat het verstandig is om duurzame ontwikkeling integraal te verankeren in het afwegingsproces, klopt wel. Daar is iedereen het over eens. Maar hoe voer je dat uit? Dat is nog een hele zoektocht. We hebben nog niet op alle fronten alle instrumenten en ervaring al in huis. Denk aan de kosten-batenanalyses voor de financieringsmodellen. We vragen stedenbouwers, planologen en ontwikke-

De Lichtkogel | 69

Verschuivende klimaatzones

laars om een groot nieuw element, klimaat-bestendigheid, toe te voegen aan hun tradi-tionele manier van werken. Maar ze moeten nog wel leren om die duurzame ontwikke-ling een plaats te geven in de businesscases en de verdienmodellen.’

‘Onze taak als gemeente daarbij is om alle partijen die mogelijk een rol kunnen spelen in een project, in een vroegtijdig stadium bij elkaar te brengen. Zo kunnen partijen samen slimmere oplossingen bedenken en kunnen er nieuwe financiële arrangemen-ten komen. De werkwijze van vóór de crisis (wie betaalt, bepaalt − en dat was meestal de overheid) voldoet niet meer. Alle partners moeten hun krachten bundelen om de stad verder te kunnen ontwikkelen.’

Connecting Delta Cities

Rotterdam werkt internationaal samen met andere grote deltasteden: doet de rijksoverheid het dan niet goed genoeg?Verhoeven: ’Klimaatbestendig ontwikkelen van steden is in de eerste plaats een taak van de steden zelf. De uitvoering van internatio-nale klimaatverdragen vordert immers slechts langzaam. Steden voelen en beseffen dat ze daar niet op kunnen wachten. Juist deltasteden, waar veel handel en economi-sche activiteit is, groeien wereldwijd hard. Wij als Rotterdam kregen vanuit de hele wereld vragen op ons af, omdat we ervaring hebben met watergerelateerde vraag-stukken.’

‘We hebben toen actief een netwerk opge-richt van tien grote deltasteden: New York,

New Orleans, Jakarta, Ho Chi Minhstad, Londen, Kopenhagen, Tokio, Melbourne, Hong Kong en uiteraard Rotterdam. Dat netwerk is gericht op het uitwisselen van kennis en best practices. Daaromheen zit een schil van twintig andere grote steden, die ook worstelen met klimaatvraagstuk-ken. Dat netwerk heet Connecting Delta Cities; ik ben namens Rotterdam de voor-zitter daarvan.’

‘Hoe we werken? We spreken elkaar regel-matig, bijvoorbeeld via webinars of confe-renties die toch al worden georganiseerd in C40-verband (C40 is een alliantie van veertig grote steden die klimaatverandering willen aanpakken, red.). Daar sluiten we als deltas-teden dan bij aan. Daarnaast organiseren we in Rotterdam samen met het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat en twee ministeries wereldwijde conferen-ties over delta’s en klimaatverandering. De eerste conferentie − in 2010 − was gericht op het inventariseren van de vraagstukken en het uitwisselen van kennis. De volgende conferentie, Delta’s in times of climate change 2, houden we in september 2014. Dan zal het vooral gaan om de vertaalslag van kennis naar handelen in de praktijk.’

Betekenis voor Rijkswaterstaat

Wat betekent deze Rotterdamse aanpak voor Rijkswaterstaat?Verhoeven: ‘RWS heeft belangrijke taken als het gaat om het borgen van (water)veilig-heid en het zorgen voor de bereikbaarheid van Rotterdam. We overleggen dus al regelmatig met de HID. We hebben onze

| Rijkswaterstaat70

adaptatiestrategie en aanpak vooraf met RWS gedeeld, ook om te vragen of onze denkwijze zou kunnen passen in de strategie en de doelen van RWS.’

‘Dat uitwisselen zouden we veel meer en intensiever moeten doen. Nu de oude werk-wijze “wie betaalt, bepaalt” niet meer vol-doet, moeten we als partners elkaar nog beter leren begrijpen en verstaan. Met andere woorden: we moeten elkaars doelen en opdrachten snappen, zodat we de raakvlak-ken beter kunnen opsporen en verzilveren.’

Waar moet de discussie over gaan?‘Net als wij zou RWS zichzelf kunnen afvra-gen: wie zijn onze belangrijkste partners, en spreken we die partners wel genoeg? Kunnen we misschien succesvoller zijn als we meer partnerschappen opzoeken? Ik denk bijvoorbeeld dat RWS zich meer zou kunnen verdiepen in stedelijke strategieën, om die ontwikkelingen te kunnen vertalen naar hun eigen doelen en projecten op de korte termijn. Daar kunnen we beide voor-deel uit halen.’

De Lichtkogel | 71

Verschuivende klimaatzones

november 2013Paul Fortuin, klimaatwetenschapper en adviseur RWS

Op naar minder Blue Spots op het hoofdwegennetOm te voorkomen dat hevige regenbuien het verkeer in de toekomst steeds vaker lamleggen, werkt RWS gestaag aan het klimaatbestendig maken van het hoofd­wegennet. Paul Fortuin, klimaatweten­schapper en adviseur bij RWS, vertelt over het actieplan.

Natte ellende, zo staat het weekend van zondag 13 oktober 2013 in ons collectieve geheugen gegrift. Maar voor klimaatprofes-sionals was het een groots leermoment, een voorteken van wat ons de komende tijd vaker te wachten staat, nu het klimaat ver-andert. Dat gold ook voor de deskundigen van RWS die – met het oog op klimaatveran-dering – al sinds 2006 de kwetsbaarheden van het hoofdwegennet onderzoeken. RWS staat aan de lat om de droge infrastructuur op tijd klimaatbestendig te krijgen.

Een van die deskundigen is Paul Fortuin, van huis uit klimaatwetenschapper en gepromoveerd op de massabalans van de Antarctische ijskap. Sinds 2006 is hij advi-seur bij RWS op het gebied van droge infra-structuur. Samen met zijn collega Kees van Muiswinkel werkt hij niet alleen aan duur-zame mobiliteit en klimaatmitigatie, maar ook aan klimaatadaptatie. De RWS’ers hou-den daarbij de Europese ontwikkelingen scherp in de gaten.

Stand van zaken

Op Europees vlak speelt bijvoorbeeld de gezamenlijke opgave om de meest klimaat-gevoelige transportassen in het Europese netwerk ‘prioritair klimaatrobuust’ te maken, zodat er nergens zwakke schakels in de infrastructuur ontstaan. Ook het Delta-programma met de komende Deltabeslis-singen volgen Fortuin en zijn collega’s op de voet. Vanuit het concept van adaptief delta-management kunnen besluiten over infra-structuur meebewegen met het verande-rende klimaat en aansluiten bij de toekomstige actualiteit. Ondertussen zijn de RWS’ers vooral druk bezig met het beant-woorden van die ene cruciale vraag: wat moet er gebeuren om de droge infrastruc-tuur klimaatbestendig te maken?

In 2006 startte RWS daartoe een verkenning naar de kwetsbaarheden van het hoofd-wegennet voor klimaat. Daarna volgde een uitvoerbaarheidstoets, waaruit duidelijk werd wat klimaatverandering concreet gaat betekenen voor de taken en verantwoorde-lijkheden van RWS. In 2008 volgde een

| Rijkswaterstaat72

actieplan met twintig acties. Sindsdien zijn de RWS’ers bezig met het agenderen van deze klimaatgerelateerde acties bij de ver-schillende afdelingen voor de droge infra-structuur. Daarover vertelt Paul Fortuin.

Hoe klimaatverandering de infrastructuur beïnvloedt

Welke ontwikkelingen in het klimaat hebben invloed op de kwaliteit van het hoofdwegennet?Fortuin: ‘Een weg bestaat grofweg uit twee delen: de bovenbouw – ofwel de verhardings-constructie inclusief het wegdek – en een onderbouw van zand dan wel piepschuim in de vorm van EPS-blokken. Als je een weg-dektype hebt dat temperatuurgevoelig is, kun je spoorvorming krijgen. Omdat onze wegen van Zeer Open Asfalt Beton zijn gemaakt, speelt dat probleem niet of nau-welijks meer. Of we ook rekening moeten houden met smeltend asfalt in hete zomers? Volgens onze asfaltdeskundigen niet. ZOAB is wel gevoelig voor vorst, maar dat is niet onze voornaamste zorg als het gaat om klimaatverandering.’

‘Onze grootste zorg is wateroverlast als gevolg van langdurige regenval of korte, zeer intense regenbuien. Dan kunnen wegen onder water komen te staan of stuk-ken talud wegspoelen. Dit alles veroorzaakt schade en verkeershinder. Het wordt nog erger als de onderbouw helemaal door-weekt raakt, waardoor de draagkracht van de weg afneemt en zo ook de toegestane verkeersbelasting.’

Waarop richt het onderzoek zich, en welke inzichten komen daar uit?‘Ons onderzoek richt zich op de kwetsbaar-heden van onze infrastructuur. We nemen drie hoofdzaken onder de loep. In de eerste plaats onderzoeken we het vermogen van het wegdek om water af te voeren als het hard regent. Het tweede punt is het water-peil in de omgeving van de weg, en het (on)vermogen om het waterpeil in die omgeving te beheren. Daarbij is de dimensi-onering van de waterafvoer van belang, maar ook de ruimte die er in de omgeving is om water te kunnen bergen. Daarover zijn afspraken gemaakt met de waterschappen. Voor elk verhard oppervlak dat in Nederland wordt aan gelegd, moet er ook watercom-pensatie plaatsvinden. Dat betekent dus dat als het klimaat verandert, de waterbergings-opgave voor RWS groter wordt.’

‘Het derde onderzoekspunt gaat over de meest ingrijpende gebeurtenis: wat als een dijk doorbreekt en de weg onder water komt te staan? De onderbouw en het talud mogen niet verweken, anders kunnen grote delen wegzakken. Om meer kennis daarover te verzamelen, wordt binnen het onderzoeks-project Infrastructure Networks for Climate Adaptation in Hotspots (INCAH) een casus uitgewerkt. INCAH is onderdeel van het programma Kennis voor Klimaat. Daarbij simuleert men een doorbraak van de Schie in Rotterdam-Noord, waarbij de A13 onder water komt te staan. Men gebruikt reken-modellen die tot nu toe voor dijklichamen werden ingezet. Die modellenkennis is er al. Toch is de onderbouw van een weglichaam

De Lichtkogel | 73

Verschuivende klimaatzones

met talud natuurlijk anders dan die van een dijk. Soms bestaat de onderbouw uit EPS-blokken of AVI-slakken. Gaan de EPS-blok-ken drijven als de weg onder water staat? Hoe kwetsbaar is zo’n weglichaam voor regen of overstroming? Daar willen we dus meer van weten.’

‘Het onderzoek naar de kwetsbare punten in het hoofdwegennet volgt overigens op de Blue Spotanalyse, van oorsprong een Euro-pees onderzoeksinitiatief. Het is een metho-diek om te weten te komen waar een snel-weg precies onder water komt te staan als het hard regent of als een waterkering bezwijkt. Deltares brengt de kwetsbare blue spots op het hoofdwegennet en de risico’s daarvan in kaart, onder andere op basis van hoogtemetingen.’

Kenners noemen natte ellende een ‘maatgevende bui’

Frontale storingen boven Nederland zorg-den van 11 tot 13 oktober 2013 voor zoveel regen dat het KNMI ‘code oranje’ uitgaf. In Zeeland, Zuid-Holland en Utrecht viel 75 mm regen in 24 uur, op sommige plaat-sen in Zuid-Holland zelfs 120 mm. Dat is meer dan er normaal in de hele maand oktober valt. Er was dan ook veel waterover-last. Uit een eerste analyse van het KNMI bleek dat een hoeveelheid van 75 mm regen of meer op deze schaal in dit tijdsbestek (24 uur) minder dan eens in de dertig jaar voorkomt.

Was de hevige regenval van 13 oktober 2013 voor onderzoekers een geschenk uit de hemel? Fortuin: ‘Wij zien het als een voorteken van wat ons te wachten staat. De gebeurtenissen van dat weekend kunnen we vergelijken met de resultaten die de Blue Spotanalyse heeft opgeleverd. Dat geeft veel nieuwe informa-tie. Bijvoorbeeld: waar en in hoeverre was er daadwerkelijk wateroverlast op de wegen, en waren die kwetsbare plekken ook geïden-tificeerd in de Blue Spotanalyse? Het gaat nog verder. Door bij het KNMI na te gaan of er bij overstroomde wegdelen sprake was van een maatgevende bui of niet, kunnen we controleren of de weg wel aan de ont-werpeisen voldeed. Als dat niet het geval was, kunnen we de opdrachtnemer daarop aanspreken.’

‘Het ontwerp van een weg moet namelijk aan bepaalde eisen voldoen, zoals de hoe-veelheid regenwater die binnen een bepaalde tijd moet kunnen worden afgevoerd. Voor een weg met een natuurlijke, brede berm geldt dat die een bui die eens in de tien jaar voorkomt, moet kunnen afvoeren. Als er beperkte opvangmogelijkheden zijn langs de kant van de weg, worden die eisen stren-ger. Die weg moet zó worden ontworpen dat die een bui die eens in de vijftig jaar voor-komt, moet kunnen afvoeren.’

‘Voor een tunnel is de eis nog strenger: die moet zó worden ontworpen dat een bui die eens in de 250 jaar voorkomt, kan worden afgevoerd. Daarop zijn de pompen en de riolering van de weg ontworpen. Met het oog op de komende klimaatverandering hebben

| Rijkswaterstaat74

we deze ontwerpeisen nog eens met 30 pro-cent opgehoogd. Die scherpere eisen komen terecht in de nieuwe ontwerprichtlijnen.’

Wat RWS te doen staat

Wat moet er gebeuren om de wegen klimaat-bestendig te krijgen?‘De grote uitdaging is om klimaatverande-ring slim mee te koppelen in richtlijnen die al bestaan, zodat we geen dubbel werk doen. Denk aan de Watertoets of richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting. Verder moe-ten we de risico’s gebiedsgewijs in kaart brengen, want de gevolgen van klimaat-verandering kunnen lokaal verschillen. Ook oude bestaande infrastructuur hoort bij deze risico-inventarisatie, we moeten dus niet onze kop in het zand steken.’

‘Ook moeten er kosten-batenanalyses wor-den gemaakt. De kosten van voorzorgsmaat-regelen om infrastructuur klimaatbestendig te krijgen worden onder andere bepaald door de aanpassing van de waterafvoer. Dat betekent concreet dat je een grotere buis-diameter voor de riolering specificeert en investeert in waterkolken, sterkere pompen of in grotere waterbergingsruimten voor tunnels. Deze kosten zijn peanuts vergeleken met de schade die je kunt oplopen als je geen voorzorgsmaatregelen neemt. Omdat de meerkosten relatief klein zijn, kunnen we met de ontwerpnormen voor droge infrastructuur ook rekening houden met een worst case klimaatscenario. Ter vergelij-king: voor vaarwegen is dat een ander ver-haal, daar kan een worst case scenario veel te duur worden.’

Is RWS klaar voor klimaatveranderingen?‘Los van wat we allemaal doen aan klimaat-mitigatie en duurzame mobiliteit? Laten we zeggen dat we steeds beter gesteld staan om de adaptatiemaatregelen te adresseren. Het kader voor klimaat in planvorming, dat door RWS is ontwikkeld, zal ons helpen om gaandeweg en werkenderwijs de adaptatie-maatregelen in de projecten door te voeren. Verder moeten we als RWS blijven inspelen op nieuwe inzichten uit het Deltaprogramma en op internationale ontwikkelingen, zoals die van de IPPC. Ik las in het Lichtkogel-artikel van het KNMI dat onze kust de laatste vijftig jaar al 30 procent natter is geworden. Dat zijn belangrijke ontwikkelingen voor ons, dat moeten we weten zodat we er op tijd op kunnen inspelen.’

De Lichtkogel | 75

Verschuivende klimaatzones

thema

Informatiepositie van Rijkswaterstaat

Een staaltje hoogwaardige technologie. Deze BionicOpter wordt bestuurd met een smartphone app. Een sensor stuurt continu gegevens over de positie en de beweging van de vleugels terug. De drone is 44 cm lang en weegt 175 gram.

Samenvatting thema

Open data goed voor democratie en economie

We zitten midden in een digitale (r)evolutie. Continue verandering is nog de enige constante. Social Media, Internet of Things en Big Data zijn binnen tien jaar mainstream in het werk van RWS, voorspellen kenners. In de toekomst bewegen we ons – met de Google bril op onze neus – met opgeheven hoofd door onze werkdag, waarbij de juiste informatie telkens op precies het juiste moment op ons netvlies komt.

Maar dat is straks. Nu zijn we nog getuige van het historische begin van dit nieuwe tijdperk.

De centrale vraag waar het telkens om draait is: hoe kan informatietechno-logie ons als mens, bedrijf of maatschappij verder helpen en naar een hoger niveau tillen? Sociale media gekoppeld aan smartphones hebben nu nog een tamelijk destructieve uitwerking op de samenleving, aldus trendwatcher Sander Duivestein. Maar dat zal snel veranderen, voorspelt hij. Volgens hem komen we terecht in the age of context, waarin technologie steeds beter in staat is om mensen op maat te bedienen, afhankelijk van de fysieke context waarin ze zich bevinden. ‘Daardoor komt de juiste informatie op het juiste moment naar je toe. We gaan van real time naar right time.’(Zie artikel Social media: the Dark Side).

Nederland wordt slimmer en democratischer door open data, stelt Lex Slaghuis van Hack de Overheid. Maar hoe ziet de markt voor open data er dan uit, en wat wordt er van de overheid verwacht? Slaghuis adviseert: ‘Organiseer hackathons als marktplaats voor overheidsdata, dan ontwikke-len programmeurs zelf verrassende toepassingen.’ (Zie artikel Hack de Overheid en de roze olifant van RWS).

Door zulke hackathons hoeft de overheid niet zelf te verzinnen welke nut-tige toepassingen de belanghebbenden zouden willen, weet Roger de Crook van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. ‘Dat doen de ontwikke-laars en programmeurs. Wij ontwikkelen een API (application programming interface) en geven die aan de markt. Dan krijg je niet alleen toepassingen op maat voor de stakeholders, maar ook afgestemde rekenmodellen voor

| Rijkswaterstaat78

waterbeheerders, en uiteindelijk een uniforme informatiearchitectuur voor alle beheerders.’ (Zie artikel Waterschap opent data op viersterrenniveau).

Meesturen op technologische ontwikkeling

De ontwikkeling van drones neemt een hoge vlucht. Onbemande vliegtuig-jes kunnen al veel meer dan alleen observeren en informatie verzamelen. Ze kunnen klusjes klaren op lastig toegankelijke plekken. Met een beetje fantasie zie je ze al aan de slag boven de wegen, bruggen en tunnels van Rijkswaterstaat. De grootste uitdaging voor het werken met drones is wat Rick Ghauharali van Ecoflight betreft het analyseren en verwerken van de grote hoeveelheden ongelijksoortige data die ze verzamelen. Leon Schouten van Infram vindt dat RWS zich moet buigen over de vraag of en hoe ontwik-kelingen rond drones maximaal in eigen RWS-voordeel zijn om te buigen. (Zie artikel Drones boven RWS-areaal).

White spaces zijn onbenutte stukjes bandbreedte in het spectrum tussen de 400 en 800 MHz. Die vrije etherfrequenties zijn mogelijk ook voor RWS aantrekkelijk in verband met de opkomst van Intelligente Transport Systemen (ITS). Mocht dat zo zijn, zet dan snel een effectieve lobby op voor internationaal geharmoniseerde frequentieruimte voor verkeer en vervoer, adviseert Bram van den Ende van TNO. Het duurt namelijk jaren voor zoiets is geregeld. (Zie artikel RWS en de slag om white space frequenties).

Heldere governance

Veel overheden kampen anno 2013 nog met koudwatervrees. Zijn de aan-sprakelijkheidsrisico’s van open data niet te groot? Dat lijkt mee te vallen, blijkt uit het verhaal van opendataveteraan en jurist Marc de Vries. ‘De risico’s zijn niet ondenkbeeldig, maar de overheid moet de aansprakelijk-heidsrisico’s bij het vrijgeven van data voor hergebruik ook niet overschat-ten. Zeg duidelijk dat de data niet gegarandeerd perfect zijn.’ (Zie artikel Open data: perfectie is de vijand van het goede).

Omdat het iedereen het heeft over de voordelen van open data studeert Arie Versluis, plaatsvervangend HID van RWS Centrale Informatievoorziening en kwartiermaker Chief Data Officer, op interne vraagstukken rond data gover-nance. ‘Eerst het proces op orde, dan pas open data. Daar moet het pro-gramma RWS als data-autoriteit/Verbindende Informatievoorziening voor zorgen.’ (Zie artikel Datakoorts bij RWS).

De Lichtkogel | 79

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

| Rijkswaterstaat80

mei 2013Sander Duivestein, trendwatcher Verkenningsinstituut Nieuwe Technologie

Social media: the Dark Side

Sociale media gekoppeld aan smart­phones hebben een tamelijk destructieve uitwerking op de samenleving: we verspil­len onze aandacht. Maar dat zal snel veranderen, voorspellen Sander Dui­vestein en Jaap Bloem in De Zwarte Kant van Sociale Media – alarmbellen, analyse en way out.

Het trendrapport – dat is uitgebracht door VINT, het Verkenningsinstituut Nieuwe Technologie van ICT bedrijf Sogeti, en het crossmedia platform Frankwatching – waar-schuwt voor de mogelijke negatieve effecten van sociale media op de samenleving.

Een citaat: ‘Tien gitzwarte gevolgen van sociale media voor de homo digitalis mobi-lis: de mens wordt dom, asociaal en geestes-ziek, heeft oogkleppen op, lijdt aan geheu-genstoornis en sensatiezucht, is verslaafd aan zijn smartphone en kampt met concen-

tratiestoornissen, wordt gemanipuleerd, en maakt deel uit van een Big Brother- maatschappij waarin geen enkele vorm van privacy meer bestaat.’

Social Media, het Internet of Things en Big Data zijn over tien jaar ook voor RWS main-stream. De vraag is wat het rapport De Zwarte Kant van Sociale Media mogelijk voor RWS bete-kent. De Lichtkogel sprak hierover met Sander Duivestein, bedrijfseconoom en trendwatcher bij VINT. Hij schreef het rapport samen met Jaap Bloem, research director bij VINT.

Problemen onder ogen zien

Kunt u iets vertellen over de context van het rapport, wat was de aanleiding om het uit te brengen?Duivestein: ‘Het VINT onderzoekt trends op ICT-gebied, in opdracht van Sogeti, een zusterbedrijf van Capgemini. Onze rappor-ten en presentaties vormen gratis gedachte-goed, bedoeld om onze klanten te inspire-ren. In 2006 publiceerden we ons eerste boek over sociale media, Me the Media, waarin we de impact van Facebook en Twitter voorspelden. Daarna verscheen The App-effect, over de impact van smart-phones en tablet-pc’s op het individu, het bedrijf en de maatschappij.’

‘Terugkijkend waren die verhalen allemaal erg positief. Daarom hebben we begin vorig jaar onderzoek gedaan naar de negatieve kanten van sociale media. Daarover kregen we steeds vaker signalen, die echter de traditionele media nauwelijks haalden. Ze kwamen dus ook niet terecht op het netvlies van onze klanten.’

De Lichtkogel | 81

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

‘Onze insteek van het onderzoek was om meer grip te krijgen op die negatieve effec-ten, zodat we die hobbels kunnen tackelen en vervolgens kunnen ombuigen. We moe-ten de focus leggen op die ene centrale vraag waar het telkens om draait: hoe kan technologie ons als mens, bedrijf of maat-schappij verder helpen en naar een hoger niveau tillen?’

We never look up anymore

Wat zijn wat u betreft de meest negatieve effecten van sociale media die moeten worden getackeld?‘Er wordt beweerd dat internet ons dom en asociaal maakt. Als je kijkt naar de geschie-denis komt die bewering altijd terug zodra nieuwe technologie haar intrede doet. De Egyptische koning Thamos maakte zich al zorgen toen de god Toth hem het schrift aanbood, als overgang van prehistorie naar historie. Zaken op schrift stellen maakt ons vast vergeetachtig, vreesde de koning. Dezelfde angst zie je terug rond veranderin-gen als gevolg van het internet.’

‘Of die angst terecht is, zal moeten blijken. Het is nog te vroeg om een oordeel te vel-len, maar we moeten er wel aandacht aan besteden. We zijn immers erg afhankelijk geworden van het internet. Vroeger ont-hield ik zelf alle telefoonnummers. Die staan nu in mijn smartphone. Wat als de techniek of het apparaat wegvalt? Ander voorbeeld is de impact van de TomTom. Er zijn mensen die echt de gracht inrijden als de TomTom dat zegt. En wie in een restaurant uit eten gaat, ziet dat stelletjes tegenwoordig naast hun mes en vork ook

de smartphone op tafel hebben liggen. Die gaat aan zodra het gesprek enigszins verstomt.’

‘Hoe erg is dat? Daar kun je vragen bij stel-len. Het gaat er om dat we de veranderingen onder ogen zien. Tijdens de eerste inhuldi-ging van president Obama zag je nog nau-welijks mobieltjes in de zaal waar hij met zijn vrouw danste, terwijl het tijdens de tweede inhuldiging wemelde van de mobieltjes die allemaal waren gericht op het dansende echtpaar Obama. De vraag is of we gebeurtenissen nog wel zelf beleven, of alles alleen maar aan het opslaan zijn. Met andere woorden: we lijken steeds meer een toeschouwer te worden van onze eigen beleving.’

‘Ter illustratie: een oud-onderzoeker van Nokia nam iedere dag foto’s van mensen op straat en zag dat die voortdurend in hun mobieltje aan het staren waren. Hij signa-leerde een zichtbare verschuiving in het straatbeeld en concludeerde: we never look up anymore. We zijn altijd bezig met het scherm en kijken niet meer om ons heen. Met alle gevolgen van dien.’

‘Google komt zelfs tot de opmerkelijke stelling: smartphone’s are emasculating us, ze ontmannelijken ons. Maar er is ook goed nieuws, want Google heeft voor dat pro-bleem Google Glass uitgevonden. Met de Googlebril kunnen we afstand nemen van de smartphone en weer om ons heen gaan kijken.’

| Rijkswaterstaat82

The age of context brengt informatie van real time naar right time

Hoe raken deze ontwikkelingen het werk van een organisatie als Rijkswaterstaat?‘Wat we met het rapport De Zwarte Kant van Sociale Media feitelijk zeggen is dat de techno-logie van sociale media gekoppeld aan smartphones nu nog tamelijk destructief is. Niet sociaal. Hierdoor verspillen we onze aandacht: die wordt aan ons eigenlijke werk onttrokken. Dat zal veranderen. Technolo-gie, het web, komt steeds meer te weten van individuen. We komen terecht in the age of context, waarin technologie steeds beter in staat is om mensen op maat te bedienen, afhankelijk van de fysieke context waarin ze zich bevinden. Daardoor komt de juiste informatie op het juiste moment naar je toe. We gaan van real time naar right time. Daardoor gaat technologie mensen helpen in plaats van lastig vallen.’

‘Ook medewerkers van Rijkswaterstaat zullen in de toekomst dus beter worden bediend met relevante informatie. Dat is positief, maar… natuurlijk maken we ons alweer druk over de digitale echoput of de filterbubbel die kan ontstaan, waardoor werknemers slechts een beperkt deel van de beschikbare informatie aangeboden krij-gen. Om dat te ondervangen, gaan software-algoritmes uit van principes als creativiteit en serendipiteit. We moeten de medewerker tenslotte wel kunnen blijven verrassen.’

Risico’s rond digitale identiteit bij de kop pakken

Is de ontwikkeling van digitale identiteit niet juist gevaarlijk voor RWS? Wat als virtuele personen in plaats van echte mensen zich met het werk van RWS gaan bemoeien?‘Dankzij sociale media en het internet of things laten we steeds meer informatie achter op het web. Alles en iedereen krijgt een digitale identiteit. Het voordeel van deze big data is dat er compleet nieuwe patronen en inzichten ontstaan. De opkomst van big data is qua impact verge-lijkbaar met de ontwikkeling van de micro-scoop en de telescoop een paar eeuwen geleden: we kunnen op nieuwe manieren inzoomen en uitzoomen en zo meer en andere kennis vergaren.’

‘De schaduwzijde van de digitale identiteit is dat er nieuwe risico’s ontstaan. Mensen kunnen zich inderdaad een andere identiteit aanmeten of foute berichten verspreiden. Alle schaduwkanten die in de mens zitten, worden door de nieuwe technologie uitver-groot. De risico’s zijn groot. Er zijn zoekma-chines die het darkweb afzoeken (alles wat een IP-nummer heeft) en zo zelfs toegang kunnen krijgen tot kernreactoren. Ook de apparaten van RWS kunnen worden gezocht en gevonden. Die nieuwe complexiteit vraagt dus om extra aandacht. Grote bedrij-ven hebben daarom tegenwoordig speciale teams die continu bezig zijn met volgen wat er op het internet gebeurt, en die – als het nodig is – de dialoog op internet kunnen aangaan.’

De Lichtkogel | 83

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

Versnelde verandering is de enige constante

Waar moet de discussie binnen RWS over gaan?‘We leven in een tijdperk van digitaal darwi-nisme en we zien dat de technologie in handen is van de consument. Die weet met nieuwe technologie om te gaan, en neemt die kennis vervolgens mee naar de bedrijfs-vloer. Maar daar is weerstand; de medewer-ker loopt tegen structuren aan die nieuwe technologie tegenhouden. Voorbeelden: mensen mogen op hun werk niet op Face-book, Twitter of Youtube, of ze mogen niet met hun smartphone bij het mailaccount van het bedrijf.’

‘Die houding kan een organisatie niet vol-houden, daarvoor gaan de technologische ontwikkelingen te snel. Versnelde verande-ring is nog de enige constante op dit moment. Als je de technologische verande-ringen niet omarmt, word je aan alle kanten ingehaald (denk aan Kodak, British Encyclo-pedia et cetera).’

Wat betekent dat, meegaan met de technologische veranderingen? Wat is het toekomstbeeld?‘De afgelopen jaren hebben we de stap gezet van de fysieke naar de digitale wereld. We hebben de digitale infrastructuur gebouwd. Nu die klaar is, gaat het erom dat we als mens die digitale infrastructuur in gebruik nemen. We gaan nu de stap zetten van de digitale wereld terug naar de fysieke wereld. De technologie verdwijnt naar de achter-grond, van waaruit ze de mens bijna onzichtbaar helpt, aanvult en versterkt.’

‘Voorbeelden? Technologie sluit steeds beter aan bij de mens, ze versterkt de natuurlijke zintuigen. Denk aan het concept van de wearable computer, technologie op of onder de huid. Of denk aan Google Glass, die het gezichtsvermogen verbetert, of aan technologie die in je oor terechtkomt en het gehoor versterkt. Een ander voorbeeld is Google Car, de zelfrijdende auto, die veiliger rijdt dan mensen kunnen. Of IBM Watson, de supercomputer die gigantisch veel infor-matie kan herkennen, analyseren en combi-neren tot adviezen, bijvoorbeeld voor de medische sector.’

‘Kortom: de nieuwe technologie brengt ons in de toekomst steeds meer informatie op maat, waardoor we nieuwe inzichten en adviezen krijgen die naadloos aansluiten bij onze menselijke, sociale, fysieke wereld. Techniek is niet bedoeld om ons lastig te vallen, maar om ons als mens naar een hoger niveau tillen.’

| Rijkswaterstaat84

november 2012Lex Slaghuis, medeoprichter Hack de Overheid en directeur Wikiwise

Hack de Overheid en de roze olifant van RWSCommerciële apps, gebaseerd op data uit de publieke sector: daar wordt Nederland slimmer en democratischer door, stelt Lex Slaghuis van Hack de Overheid. Hoe ziet de markt voor open data van de overheid er uit? Wat wordt er van RWS verwacht?

Wie negatieve associaties heeft bij de naam Hack de Overheid, doet er goed aan te bedenken dat hacken (via een kortere, slimmere weg het doel bereiken) niet het-zelfde is als cracken (inbreken in computer-systemen, een strafbaar feit). Een typische hack die vaak ter illustratie wordt gebruikt, is die van de Open Kamer van Koophandel, vertelt Slaghuis, een van de oprichters van Hack de Overheid en directeur van Wikiwise.

‘Lange tijd vond de Kamer van Koophandel het niet nodig om informatie beschikbaar te stellen aan anderen, zodat die er nieuwe toepassingen mee zouden kunnen maken.

Toen heeft iemand een programma geschre-ven dat alle informatie van de website afplukte en beschikbaar maakte voor her-gebruik. Volkomen legaal. Dat is hacken.’

Ruw, maar wel effectief. Het bleek de aftrap voor een ontwikkeling die uiteindelijk zou leiden tot een nieuwe markt voor apps, gebaseerd op publieke data. Hoe is het zo ver gekomen? ‘Gewoon uit interesse. Infor-matie van de overheid hoort elektronisch beschikbaar te zijn. Computerprogram-meurs kunnen dan verschillende soorten digitale informatie laagdrempelig, goed-koop en flexibel combineren. Daardoor ontstaan nieuwe diensten en nieuwe inzich-ten, die we anders zouden missen. Door overheidsdata beschikbaar te stellen, wordt Nederland slimmer en democratischer’, stelt Slaghuis.

Hackathons als marktplaats

Dit gedachtegoed vormt de basis van de Hack de Overheid community, die vier jaar geleden ontstond. Sinds kort maakt Hack de Overheid deel uit van stichting Open State. Het organiserend comité bestaat uit een vaste kern van medewerkers met daarom-heen een variabele kring zzp’ers en vrijwil-ligers. In samenwerking met Apps voor Nederland (het visitekaartje van het toen-malige ministerie van EL&I) organiseerde Hack de Overheid de eerste hackathons, bedoeld voor computerprogrammeurs en overheden.

Dit is het concept: in één dag tijd worden er nieuwe toepassingen voor publieke data

De Lichtkogel | 85

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

gemaakt. ‘Best wel stevig’, beaamt Slaghuis. ‘Er wordt keihard gewerkt, maar toch is de sfeer relaxed. Aan het einde van de dag wacht de winnaar van de beste app een bescheiden geldprijs, een ereplek op het podium en publiciteit.’ Breng vragers (hackers) en aanbieders (overheden) met elkaar in contact en voilà: je hebt een nieuwe markt.

De vraagkant bestaat tot nu toe vooral uit slimme studenten en promovendi, die in hun vrije tijd op zoek zijn naar de killer app. Maar ook professionele programmeurs uit het bedrijfsleven nemen deel aan hacka-thons, bijvoorbeeld om hun specialistische kennis te etaleren of om zich te meten met al dan niet geniale amateurs.

In Nederland komen er pakweg tweehon-derd geïnteresseerde hackers op een hacka-thon af. Dat aantal is aanzienlijk hoger dan in Engeland of Amerika, waar gemiddeld zo’n veertig programmeurs aan een derge-lijk evenement deelnemen. Slaghuis denkt dat dit te maken heeft met de formule. ‘In het buitenland hebben bestaande organisa-ties de trend van open data omarmd. Verge-lijkbaar met ons Platform Digitaal Neder-land. Dat werkt toch minder goed dan wanneer nieuwe communities ermee aan de slag gaan. Overigens is het fenomeen open data wel typisch iets internationaals. Dat betekent dus dat ook buitenlandse app-ontwikkelaars meekijken naar onze Nederlandse data. Andersom geldt dat ook.’

In de rij voor de datapitch

Hoe zit het eigenlijk met die Nederlandse publieke data? De aanbodzijde op de publieke datamarkt is in ontwikkeling. Uit de publieke sector zijn al zo’n zevenhonderd datasets beschikbaar, en daar komen dage-lijks nieuwe bij. Overheden staan zelfs in de rij voor hackathons van Hack de Overheid, met de Tweede Kamer voorop (Apps voor democratie).

Slaghuis: ‘We kregen na verloop van tijd zoveel verzoeken dat we elke twee weken wel een hackathon zouden kunnen organi-seren. Dat is te veel van het goede. Het gaat om de vrije tijd van een beperkte groep slimme mensen. Het lijkt ons daarom beter om twee keer per jaar alle koppen bij elkaar te steken in een Hack de Overheid hacka-thon, waarbij we programmeurs op de hoogte brengen van de nieuwe competities en de nieuwe datasets. Dan kunnen ze zelf onderling sparren wat interessante toepas-singen zijn.’

Voorbeelden van datasets die het goed doen op de markt zijn die over cultuur (musea), onderwijs en zorg. Daar stropen hackers graag hun mouwen voor op. Maar er komen ook veel data van gemeenten beschikbaar voor appontwikkelaars, zoals van de gemeente Amsterdam. ‘Daar had de wet-houder een koe van een probleem met de kwaliteit van het onderwijs. Door de onder-wijsdata open te gooien, ontstonden apps waarmee ouders de kwaliteit van de scholen konden vergelijken. Scholen die onder de maat scoorden, kregen vervolgens minder

| Rijkswaterstaat86

leerlingen. Daardoor moesten ze wel aan de slag gaan om het kwaliteitsniveau weer op te vijzelen. Zo hebben open data dus mee-geholpen om het onderwijsprobleem op te lossen.’

Ook de gemeente Rotterdam is actief op hackathons en biedt er verschillende soor-ten data aan. Denk aan verkeers- en parkeer-informatie of data afkomstig van de DCMR (Decentrale Milieudienst Rijnmond). Daar-bij gaat het over milieuvergunningen en bodemkwaliteit. Maar DCMR komt ook met nieuwe typen data, afkomstig van ‘elektro-nische neuzen’ (sensoren voor chemicaliën in de lucht). Ook de waterschappen geven al real time informatie vrij over sluizen en waterstanden. De vraag is alleen of al die data nou echt wel zo interessant zijn. En zo ja: voor wie dan?

Nooit gedachte toepassingen

Slaghuis: ‘Dat weet je nooit van te voren. De eerste kandidaten die zich meldden omdat ze interesse hadden voor de data over bodemkwaliteit, waren frambozen-, bramen- en paddenstoelenplukkers. Dat kun je toch niet van te voren bedenken? Dat geldt ook voor informatie over sluizen en stroom-snelheden van water. Die data blijken erg interessant voor kanoverenigingen. Die weten dan waar ideale draaikolken ontstaan waarin ze kunnen trainen.’

Zo ontstaan er dus tal van onverwachte nieuwe toepassingen door hergebruik van overheidsdata. Om een idee te krijgen: de hackathon Open Data for business leverde

nieuwe apps op als Auto-analist (moet ik die auto met kenteken PT-89-HV wel of niet kopen? Hoe lang gaat een gemiddelde Opel Mantra mee?), Zorgapp (over veiligheid en gezondheid in jouw buurt), en SIM Museum (speel de directeur van het Rijksmuseum en koop nieuwe schilderijen aan). In de wacht voor de eerstvolgende datapitch staan Open Onderwijsdata, Open Cultuurdata en Open Mobiliteit.

Moet RWS niet ook aan dit soort hackathons gaan meedoen? Trouwens, hoe kijkt Hack de Overheid überhaupt aan tegen de open data van RWS? Slaghuis: ‘We denken dat de potentie van de data van RWS enorm is. Maar dat weten we niet zeker, want eigenlijk weten we niet welk soort informatie RWS in huis heeft. Wat doen ze eigenlijk precies?’ Maar er is meer verwondering. ‘Als ik nu de beschikbare open data van RWS wil opha-len, moet ik me eerst aanmelden met een wachtwoord. Dat vind ik persoonlijk taboe. In principe moet een machine de data kun-nen ophalen.’

Zo, dat is er uit. Maar als dat euvel eenmaal is verholpen, wat zou RWS dan nog meer moeten doen om open data te stimuleren? Slaghuis: ‘Vroegtijdig sparren met program-meurs over welke datasets er überhaupt interessant en zinvol zijn. Ook doet RWS er goed aan om van meet af aan te werken met communities. Sommige gemeenten zijn dat bijvoorbeeld vergeten te doen. Die stelden hun data beschikbaar zonder er ruchtbaar-heid aan te geven. Jammer, want dan wordt het door niemand opgepakt. Dan gebeurt er

De Lichtkogel | 87

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

niets mee. Vergeet daarom niet om de data-sets aan te melden bij opendata-overheid.nl. Dan komen ze ook terecht op de website van Hack de Overheid. Daar introduceren we nieuwe datasets in de community. Ook kondigen we nieuwe competities aan, en geven we suggesties voor wat er met de data kan worden gedaan. Vervolgens is het natuurlijk aan de programmeur om ermee te scoren.’

AIS­data onterecht binnenshuis

En, wat zou een mogelijke killer app op basis van data van RWS kunnen zijn? ‘Op een specialistische workshop over Open Havendata hoorde ik dat de markt veel behoefte heeft aan informatie uit AIS, het Automatic Identification System dat schepen gebruiken. Die informatie gaat gewoon door de lucht, en de zenders en ontvangers worden ook voor recreanten steeds beter betaalbaar.’

‘Met die informatie uit AIS kun je nieuwe apps maken, bijvoorbeeld over hoeveel ligplaatsen in een haven beschikbaar zijn. Maar ook over schepen en hun lading: wat vervoeren de schepen eigenlijk die door het kanaal in je achtertuin varen? Dat lijkt me voor veel mensen uiterst relevante informa-tie. Toch is die niet openbaar.’

‘In het buitenland is die AIS-informatie gewoon beschikbaar voor app-ontwikke-laars, maar in Nederland is het gekoppeld aan River Information Services, waarin ook privacygevoelige informatie zit. Elke pro-grammeur weet dat die privacy-informatie

niet openbaar mag. Ik zou dus zeggen: ontkoppel het AIS van River Information Servi-ces, anders missen Nederlandse app-ontwik-kelaars de boot. Die ontkoppeling blijkt lastig te zijn. Ik merk tenminste zelf dat betrokken partijen telkens naar elkaar ver-wijzen. Stel dat RWS hiervoor de probleem- en oplossingseigenaar zou zijn! Eén ding is duidelijk: de informatie uit AIS is de roze olifant van RWS.’ Dat niemand ooit een roze olifant heeft gezien, kan wel eens komen doordat het nu eenmaal meer moeite kost om iets te zien wat we niet verwachten. RWS kan een gat in de markt vullen met de AIS-info die kan leiden tot de killer app, wil Slaghuis maar zeggen.

What’s in it for RWS?

De voordelen van open data voor de markt en voor de samenleving zijn nu wel duide-lijk, maar what’s in it for RWS? Slaghuis: ‘In de eerste plaats: doing the right thing. Het gaat immers om de omschakeling naar een slimmere en meer democratische samen-leving. Daarnaast krijgt RWS er feedback van de gebruikers van de data voor terug, en die feedback kan worden gebruikt voor verbete-ring van de kwaliteit. Maar het belangrijkste voordeel is dat open data kunnen helpen bij het oplossen van maatschappelijke proble-men en vraagstukken. Om maar wat te noemen: de komende vijftig jaar worden miljarden euro’s geïnvesteerd om de veilig-heid van de dijken op orde te brengen. Ik zou dan zeggen: alle hens aan dek, maak er een gezamenlijk probleem van, stel alle data open zodat we ook gezamenlijk nieuwe oplossingen kunnen bedenken.’

| Rijkswaterstaat88

December 2012Roger de Crook, monitoringadviseur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Waterschap opent data op vier sterren-niveau Met een application programming inter­face (API) kan een computerprogramma communiceren met een ander program­ma of onderdelen daarvan. ‘Maak een API voor waterinformatie en geef die aan de markt. Dan krijg je eerst toepassingen op maat voor stakeholders, daarna afgestem­de rekenmodellen en uniforme informatie­architectuur voor waterbeheerders’, voor­spelt waterschapper Roger de Crook.

‘Wij zijn er trots op dat ons bestuur elektro-nische dienstverlening en externe gericht-heid belangrijk vindt. We durven onze beschikbare datasets echt open te stellen en te kijken wat er dan gebeurt. Zonder wacht-woorden (een machine kan de informatie ophalen), zonder disclaimers, en zonder te weten hoe de data gebruikt – of misschien misbruikt – zullen worden.’

Optimistische woorden van monitorings-adviseur Roger de Crook van Hoogheem-raadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Hij heeft er – zeker na deelname aan een hackathon van Hack de Overheid – alle vertrouwen in dat open data veel goeds gaan betekenen voor alle betrokken par-tijen. ‘Onze filosofie is: open data kunnen ons veel meer opbrengen dan dat ze ons schade zullen opleveren.’

De Crook komt tot deze stelling omdat hij net de laatste hand heeft gelegd aan een intern evaluatierapport over open data, waarin hij alle gebeurtenissen van het afge-lopen jaar nog eens op een rijtje zet. Hij is niet te beroerd om het geleerde te delen, integendeel. Te beginnen met de deelname aan de hackathon in de zomer van 2012.

‘De hackathon was een bevestiging van de koers die we zelf al hadden ingezet. HDSR had besloten om waterinformatie via een API beschikbaar te stellen. Dat is (bijna) het hoogst haalbare, want volgens het kwaliteits-systeem voor open data scoor je met een API vier van de vijf beschikbare sterren op de prestatieladder. Met een API zijn de data namelijk vrij toegankelijk en te gebruiken door externe partijen. Dat gaat verder dan de bewerkte data die nu vaak – vanuit wettelijke verplichtingen – op overheids-websites staan.’

Datapitch brengt stroomversnelling

Over welke informatie heeft De Crook het?‘Vooral tijdreeksen op meetpunten bij geografische objecten als sluizen, gemalen,

De Lichtkogel | 89

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

stuwen en inlaten. Dan gaat het om water-standen en debieten. We stellen ook de informatie beschikbaar die nodig is om debieten te bepalen. Denk aan het aantal draaiuren van een pomp, de variatie in hoogte van een stuwklep en de variabele doorstroomopening van een inlaatschuif.’

Daar kun je vast prachtige nuttige toepas-singen voor bedenken. Maar wie gaat dat doen? Het is immers nog maar de vraag of deze schat aan waterinformatie überhaupt wordt opgemerkt, laat staan dat er ooit interessante business cases uit zullen voort-vloeien. Met een API alleen kom je er dus niet, weet ook De Crook. ‘We zijn geen softwarebedrijf, dus we pretenderen ook niet dat we zelf weten voor wie die informa-tie interessant kan zijn.’

‘Maar helemaal blanco zijn we nou ook weer niet. Voor het verbeteren van de elek-tronische dienstverlening hebben we een uitgebreide stakeholderanalyse uitgevoerd. Daardoor weten we welke rollen en belan-gen burgers, marktpartijen en medeoverhe-den hebben. Denk aan verschillende rollen van burgers die een sloot moeten schoon-maken, belasting moeten betalen of water-overlast hebben. Als je die in beeld hebt, weet je echter nog steeds niet precies welke data de buitenwereld interessant vindt. Of hoe je de data aan het rollen krijgt en er toepassingen ontstaan.’

‘We besloten om niet langs alle stakehol-ders te gaan, maar om het anders te doen. We wilden de marktplaats van Hack de

Overheid gebruiken om ruchtbaarheid te geven aan onze informatie. Datzelfde doen we ook al via een prijsvraag op onze eigen website, maar door de data te pitchen op een open hackathon komt alles toch in een stroomversnelling terecht.’

Ontwikkelaar bedient voortaan de stakeholders

Wat leverde de hackathon op? ‘De hackathon drukte ons nog eens met de neus op de feiten: we hoeven ons niet meer te richten op de stakeholders zelf, maar op ontwikkelaars en programmeurs. Twee softwareontwikkelaars staken hun vingers op en gaven aan met onze data aan de slag te kunnen gaan. Dat lieten ze zien door diezelfde dag nog een eenvoudige toepas-sing in elkaar te draaien.’

‘Maar daar bleef het niet bij. Onze taak is niet alleen het beschikbaar stellen van een API (die overigens voor veel ontwikkelaars self explaining is), maar ook om de context te verhelderen waarin de data moeten worden gezien. Een ontwikkelaar was bijvoorbeeld benieuwd naar het onderwerp vergunning-verlening rond wateronttrekkingen in de fruitteelt. Dan help je die desbetreffende marktpartij op weg door uitleg te geven over het vergunningverleningsproces. Daarna hebben ze zelf contact gezocht met de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO), een van onze stakeholders. Met andere woorden: onze data hebben geleid tot een business case zonder dat de overheid iets specifieks voor die toepassing hoefde te doen!’

| Rijkswaterstaat90

De spin off van de hackathon gaat nog verder. Via via komen ook andere geïnteres-seerde partijen bij HDSR terecht. De Crook: ‘Er zijn verschillende soorten ontwikkelaars. Denk aan kleine bedrijfjes die supercreatief op zoek gaan naar leuke apps voor burgers en het MKB. Daarnaast hebben adviesbureaus interesse, zij willen de waterschapsdata in ieder geval zelf kunnen importeren. Daar-door kunnen ze hun producten (vaak data-beheerpakketten) en diensten (implementa-tie daarvan) beter verkopen.’

‘Ten slotte heeft ook een groot bedrijf inte-resse getoond in onze data. Deze system-integrator ontwikkelt business intelligence analyses. Dat zijn pakketten die van alles en nog wat aan systemen integreren. Zo ont-staan de meest fantastische analyses die kunnen worden gebruikt als managementin-formatie. Het bedrijf houdt nu onze data tegen het licht om te kijken of die überhaupt bruikbaar zijn. Binnenkort horen we meer.’

Gezamenlijke ambitie in beleidsnotitie zou helpen

De Crook is dus op meerdere niveaus in gesprek, en het klinkt allemaal veelbelo-vend. ‘Als alles goed gaat, worden onze data straks voor drie typen apps gebruikt: voor mobiele telefoons, desktops – misschien wel in de cloud gepositioneerd als SAAS (Software as a Service) – en ten slotte voor de werkstroompakketten van systemintegra-tors.’ Maar zo ver is het nog niet. Het loopt nog niet echt storm op de API van HDSR. ‘We weten niet of en hoe vaak de API wordt gebruikt. Na de hackathon heb ik welgeteld

vier telefoontjes gehad. En slechts twee partijen – die via via over onze API hadden gehoord – lieten ons weten dat ze van plan zijn om af en toe een zoekopdracht af te vuren op onze data. We merken momenteel niet eens dat er een workload is’, aldus De Crook.

‘Dat er verschillende partijen op onze data afkomen, wil nog niet zeggen dat de data kwalitatief goed en interessant zijn. Dat zal nog moeten blijken. “Open data” is ook voor ons nog steeds een pilot. Als er binnen een jaar geen partijen zijn die met onze data een business case hebben gecreëerd, kan het bestuur alsnog besluiten om de stekker uit het project te trekken.’

Om dat te voorkomen en de speeltijd te verlengen, hoopt De Crook op steun van andere waterbeheerders. Hij ziet kansen in de beleidsnotitie open data voor waterbe-heerders, die het Informatiehuis Water ontwikkelt op verzoek van de Unie van Waterschappen. ‘Als de beleidsnotitie uit-gaat van open data op viersterrenniveau, en alle waterbeheerders hebben diezelfde ambitie, maakt het niet meer uit of en wanneer de markt met geslaagde business cases komt. Dan gaan we hoe dan ook allemaal voor dezelfde soort ontsluiting van open data.’

Niet bang zijn voor gevolgen van open data

Maar dan moeten de andere waterbeheer-ders niet bang zijn voor mogelijke risico’s van open data. De Crook: ‘Wij zien natuur-lijk ook wel dat er risico’s aan kleven. Een

De Lichtkogel | 91

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

boer kan immers op basis van open data straks een claim indienen wanneer blijkt dat we het afgelopen jaar niet hebben voldaan aan het peilbesluit, dus aan de gestelde norm. Maar we hoeven toch niet altijd bang te zijn voor de burger met claims? Open-baarheid van bestuur vraagt er nu eenmaal om dat ingewonnen data vrijelijk beschik-baar zijn. Misschien moeten we wel gewoon het gesprek aangaan met de boer en ervoor zorgen dat we het beter gaan doen. Volgens mij laten we dan precies zien wat de burger van de overheid mag verwachten.’

Hoe zit het met de data-uitwisseling met collega-waterbeheerder RWS? ‘HDSR en RWS werken op tal van vlakken samen, omdat het Amsterdam-Rijnkanaal het beheersgebied van het waterschap door-klieft. Data-uitwisseling betreft het operati-oneel peilbeheer. RWS organiseert terug-koppeling van gegevens voor de waterbalans van het Amsterdam-Rijnkanaal nog steeds op traditionele wijze. Dat wil zeggen via uitwisseling van Excel-bestan-den, met maandenlange vertraging.’

‘Desgevraagd levert HDSR één keer per jaar meetgegevens aan RWS. De onderlinge com-municatie is dus laagfrequent. We zijn er in de samenwerking eigenlijk nooit toegeko-men om andere afspraken te maken over het aanleveren van meetinformatie. Maar de API die we nu hebben ontwikkeld (http:// hdsrapi.lizard.net), is natuurlijk ook vrij toegankelijk voor RWS. En daarnaast blijven we ons aan de gemaakte afspraken houden, en leveren we jaarlijks de gevraagde data.’

Open data verbroederen waterbeheerders

Deze gang van zaken klinkt toch minder dynamisch dan het voorgaande verhaal over open data. Maar ook wat betreft de data-uitwisseling met RWS ziet De Crook de toekomst zonnig in. ‘Open data zijn een opmaat naar de koppeling van verschillende rekenmodellen voor validatie en kalibratie. RWS en HDSR kijken bijvoorbeeld allebei hoe het watersysteem reageert op hevige regenval of langdurige droogte. Die model-len zijn afhankelijk van daadwerkelijk gemeten tijdreeksen, en van geografische informatie.’

‘Open data gaan er hopelijk voor zorgen dat die modellen straks beter worden afge-stemd. Dan is het ook niet meer nodig om alle gegevens in één centraal systeem ergens in een rekencentrum in te voeren. In plaats daarvan kan worden gerekend vanuit meerdere plekken van een netwerk van beheerders.’

Voorwaarde is wel dat er vanuit een afge-stemde informatiearchitectuur wordt gewerkt, stelt De Crook. ‘Nu hebben we NORA (overheidsarchitectuur), Wilma (waterschapsarchitectuur) en ook RWS heeft een eigen informatiearchitectuur. Open data gaan een grote bijdrage leveren aan de uniformering daarvan. Het denken en wer-ken vanuit netwerken van beheerders zal alleen maar toenemen, en open data gaan ons helpen om dat te realiseren.’

| Rijkswaterstaat92

September 2013Leon Schouten en Rick Ghauharali, adviseurs Infram en Ecoflight

Drones boven RWS-areaal

De ontwikkeling van drones neemt een hoge vlucht. Hoe kan RWS hier maximaal van profiteren? Aan het woord zijn Leon Schouten en Rick Ghauharali, beide werk­zaam in de geomatica.

Drones (of uav’s) zijn onbemande vliegtui-gen. Daar kun je van alles onder hangen, zoals camera’s of sensoren. Maar er is meer mogelijk. Al in de eerste film uit de reeks Star Wars (1977) zagen we kleine vliegende robots Luke Skywalker en Han Solo de helpende hand bieden in allerlei mens-onmogelijke situaties. Het beeld van zulke miniatuur robot-drones vormde voor veel wetenschappers een punt op de horizon. Nu, bijna veertig jaar later, presenteert professor Vijay Kumar via TED de weten-schappelijke stand van zaken. In zijn labora-torium werken kleine, wendbare lucht-robots samen aan ingewikkelde taken.Opvallend is dat de handige drones reke-ning houden met elkaar én met hun omge-

ving. Ze kunnen bijvoorbeeld razendsnel berekenen hoe ze door vallende hoepels moeten vliegen of een onbekend gebouw moeten binnengaan. Ze kunnen zelfstandig allerlei taken verrichten. Als er een klus te klaren is, bepalen de vliegende robots onderling wie wat gaat doen. Daar komt geen bestuurder meer aan te pas.

Handige drones

Met andere woorden: onbemande vliegtuig-jes kunnen dus al veel meer dan alleen observeren en informatie verzamelen. Ze kunnen klusjes klaren op lastig toeganke-lijke plekken. Met een beetje fantasie zie je ze al aan de slag boven de wegen, bruggen en tunnels van Rijkswaterstaat. Wie weet heeft elke RWS-inspecteur straks een eigen drone in de kofferbak om sneller en beter complexe verkeerssituaties te kunnen inschatten. In Duitsland heeft de medische wereld al een drone klaarstaan die op afroep een defibrillator uit de lucht kan droppen als er iemand op straat wordt getroffen door een hartstilstand. Drones kunnen sneller door het verkeer dan een ambulance. Technisch gezien kan er dus veel, maar toch blijken er nog wel (juridische) haken en ogen aan de toepassing van drones voor professioneel gebruik te kleven. Er is veel

Leon Schouten Rick Ghauharali

De Lichtkogel | 93

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

commotie over mensenrechten en privacy. Denk aan de reuring over het wetsvoorstel van minister Opstelten – van Veiligheid en Justitie – dat het gemeentes mogelijk moet maken om kleine drones in te zetten voor toezicht op mensenmassa’s.

Maar ook over de veiligheid van vliegende camera’s is het laatste woord nog niet gezegd. Tot voor kort konden ook in Neder-land afgekeurde materialen uit landen als China worden gebruikt voor de bouw van drones. En over de emoties die loskomen bij discussies over de (militaire c.q. terroristi-sche) inzet van gewapende drones, zullen we het maar niet hebben. Kortom: over de maatschappelijke inzetbaarheid van drones is nog veel te doen.

Data uit remote sensing

Toch is het een ontwikkeling waar RWS wel degelijk op voorbereid moet zijn, stellen Leon Schouten en Rick Ghauharali van respectievelijk de adviesbureaus Infram en Ecoflight, beide werkzaam in het vakgebied geomatica, waarvoor ook drones worden ingezet. Infram en Ecoflight zijn met ver-schillende specialistische bedrijven uit de geomatica betrokken bij het project Geo-valley. Dat is bedoeld om hoogwaardige werkgelegenheid in het vakgebied geoma-tica te stimuleren. Schouten en Ghauharali wisselen daar regelmatig ideeën uit. Schou-ten weet veel over GIS-data en het RWS-areaal, Ghauharali over hybride data-verzameling en interpretatie.

De eerste vraag aan hen is: welke ervaring hebben ze met drones?Ghauharali: ‘Ecoflight verzamelt ruimtelijke informatie vanuit de lucht. Dat kan met camera’s, sensoren, of met satellieten. Het gaat dus om remote sensing. De data wor-den bij ons gekoppeld aan informatie afkomstig uit traditioneel veldwerk, we noemen dit hybride inwinning. Vervolgens worden de data omgezet in informatie over de leefomgeving, bijvoorbeeld over pijplei-dingentracés, spoorwegen, rivieren, dijken, wateren, vastgoedregistratie of archeologie.’‘Een voorbeeld is de toepassing van remote sensing voor Staatsbosbeheer. SBB vraagt om informatie over het aantal herten, paar-den en koeien in de Oostvaardersplassen. Wij leveren dan geen luchtfoto, maar cijfers van de aantallen dieren. Wij interpreteren de data voor de klant. De data voor Staats-bosbeheer worden overigens verzameld met een vliegtuig. Alleen voor gebieden kleiner dan vijf vierkante kilometer zijn drones een kostenefficiënt alternatief om informatie vanuit de lucht te verzamelen. Onze drone heet Geoskyhawk. Maar voor grotere gebie-den gebruiken we gewoon vliegtuigen of satellieten.’

Juridische uitdagingen

Wat zijn de grootste uitdagingen voor professioneel gebruik van drones?Ghauharali: ‘De grootste uitdaging voor het werken met drones is wat mij betreft het analyseren en verwerken van de grote hoeveelheden ongelijksoortige data die ze verzamelen. Vaak worden meerdere sensoren en camera’s gebruikt. Die big data moeten op

| Rijkswaterstaat94

een slimme manier worden verwerkt en gecombineerd om er überhaupt chocola van te kunnen maken. De grootste uitdaging is dus intelligente dataprocessing.’

‘Een hoopgevende ontwikkeling in dat verband komt uit de beveiligingswereld. TNO heeft algoritmes ontwikkeld die alleen de relevante informatie uit beelden van bewakingscamera’s weten te halen. Beelden waarop niets gebeurt (denk aan een deur die de hele nacht niet beweegt) vallen buiten de dataset. Dat scheelt een hoop pixels. Een dergelijke benadering zou ook goed werken voor de big data afkomstig van drones. Maar er zijn nog meer technische vragen waarop we een antwoord zoeken. Hoe kunnen de drones langer in de lucht blijven? Hoe kunnen ze meer sensoren meenemen? Kunnen we drones ontwikkelen die ook bij windkracht 5 of meer kunnen vliegen?’

‘En dan zijn er ook nog een paar juridische uitdagingen. Drones heb je in verschillende soorten en maten. Voor drones boven de 150 kilo gelden Europese regels. Voor lich-tere drones mogen de individuele EU-lid-staten zelf de regels bepalen. In ons land is niets apart geregeld voor kleine drones. Bij gebrek aan beter wordt daarom de regel-geving voor modelvliegtuigjes aangepast en toegepast. Daardoor ontstaan wel vreemde situaties. In de wet staat bijvoorbeeld dat de bestuurder van een modelvliegtuigje visueel contact moet blijven houden met het toe-stel. De grens voor dat visuele contact is vastgesteld op 500 meter. Terwijl je een drone juist op grote afstanden kunt

besturen. Geoskyhawk gaat bijvoorbeeld tot 3 kilometer.’

‘Toch zijn de juridische ontwikkelingen juist positief voor de bedrijfstak. We zijn blij dat de Inspectie Leefomgeving en Transport nieuwe regelgeving en kwaliteitseisen voor drones heeft afgekondigd. Nu komt er een set geüniformeerde kwaliteitseisen die voor de hele bedrijfstak geldt. Daarmee zijn bedrijven in de branche beter te beoorde-len. De regels zorgen ervoor dat professio-nele gebruikers van drones procedures opstellen waarin ze vastleggen hoe ze te werk gaan. Denk aan de aanmelding van vluchten en aan hoe om te gaan met calamiteiten.’

‘Dat het nog een juridische zoektocht is, blijkt uit het feit dat de regels alleen gelden voor professionals en niet voor recreanten. Terwijl experts juist onder die groep een sterke toename in het gebruik van drones verwachten. Opmerkelijk is bovendien dat in Nederland andere regels voor drones gelden dan in Duitsland en België. Onlangs zijn daardoor bijvoorbeeld op een grens-overschrijdend perceel van een Belgisch boer alleen aan Belgische zijde opnames gemaakt. De Belgen durfden de drone niet de grens over te sturen. Niet dat er dan meteen een straaljager in je nek zit – het toezicht op de regels is gewoon belegd bij de reguliere politie – maar de boetes kunnen wel oplopen tot 8000 euro.’

Schouten: ‘Het meest interessant vinden we het feit dat er überhaupt een zoektocht is in

De Lichtkogel | 95

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

de wet- en regelgeving. Daaruit blijkt dat de wetgever probeert een goed kader te vinden voor de verdere ontwikkeling.’

Data van drones koppelen aan Google glasses

En in de toekomst? Valt er bijvoorbeeld al iets te zeggen over de koppeling van beelden van drones aan die van Google glasses en daardoor misschien ook aan de drager van zo’n bril?Schouten: ‘Wie weet? Alle ontwikkelingen die nu gelijktijdig plaats vinden, zoals de opkomst van de handige robotdrones en de – overigens afgeschermde – ontwikkeling van Google glasses, kun je eigenlijk niet los van elkaar zien. Naar analogie van de Smart Cities krijgen we straks ook Smart Roads. De opkomst van internet in de auto gaat daarbij een belangrijke rol spelen. Chauffeurs met een Google-bril kunnen dan over andere informatie beschikken. Informatie die onder andere afkomstig zal zijn van RWS. En wie weet is die informatie verzameld door een drone.’

Betekenis van drones voor RWS

Wat zou deze ontwikkeling concreet voor RWS kunnen betekenen?Schouten: ‘Het toepassingsgebied van dro-nes is groter dan menigeen denkt. In alle taken van RWS zouden drones handige hulpjes kunnen zijn. Of RWS ook zélf drones gaat aanschaffen (voor het opsporen van over boord geslagen containers, de inspec-tie van sluizen en kunstwerken, of de inschatting van calamiteiten) is nog maar de vraag. Immers, als RWS het werk via DBFM- contracten uitbesteed, is het aan de markt om te beslissen of ze gebruikmaken van

drones. Daar gaat RWS dan niet meer over.’ Ghauharali: ‘Wel moet RWS weten waartoe drones in staat zijn, zodat ze de kwaliteit van het werk kunnen boordelen.’

Waarover moet de discussie binnen RWS gaan?Schouten: ‘Over de vraag of en hoe RWS ontwikkelingen rond drones maximaal in zijn eigen voordeel weet om te buigen. Een voorbeeld: de verwachting is dat veel par-tijen straks drones zullen gaan gebruiken. Verzekeringsmaatschappijen, schade-experts, journalisten, fotografen: allemaal geïnteresseerd in een calamiteit. Wellicht moet er alvast over worden nagedacht of het dan niet te druk wordt met al die drones boven de infra van RWS.’

| Rijkswaterstaat96

December 2013Bram van den Ende, projectmanager telecommunicatie TNO

RWS en de slag om white space frequenties Google mag in Amerika en Engeland white space frequenties (onbenutte stuk­jes omroepzendruimte) gebruiken voor nieuwe toepassingen van het mobiele internet, zoals Google Car. RWS moet over deze ontwikkelingen nadenken, vindt Bram van den Ende, projectleider en adviseur bij TNO op het gebied van frequentiemanagement.

Een beetje auto wordt ‘remote’ geopend, en dat geldt ook voor de garagedeur, de geluidsinstallatie en de verlichting. Smart-phones, WIFI, Bluetooth, GPS: draadloos is de trend. Daarom zit de ether vol onzicht-bare verbindingen. In dit elektromagneti-sche ecosysteem communiceren apparaten elk op een eigen golflengte met het inter-net: het internet of things. Omdat er steeds meer elektrische apparaten bijkomen, wordt het steeds drukker in de ether. Vrij beschikbare frequenties worden schaars.

Daarom lieten bedrijven in de ICT- en inter-netsector – zoals Microsoft en Google – en bepaalde telecombedrijven hun oog vallen op tot nu toe marginale stukjes elektromag-netisch spectrum, de white spaces. Met white spaces bedoelt men vooral stukjes bandbreedte in het spectrum tussen de 400 en 800 MHz. Het zijn niet of nauwelijks gebruikte gaatjes in het frequentieplan van de operationele TV-omroepzenders en ze bestaan in tal van landen. Ze zijn ontstaan door de manier waarop TV-omroepfrequen-ties worden gepland. Daarbij is sprake van noodzakelijke scheiding tussen de zenders, zodat de verschillende kanalen elkaar niet verstoren.

Met de komst van digitale in plaats van analoge technieken, is er ineens veel meer mogelijk binnen een MHz-spectrum. Daar-door zijn er stukken spectrum vrijgekomen die opnieuw kunnen worden bestemd. Ook in die nieuwe situatie zijn nog steeds white spaces te vinden, hoewel beduidend minder dan in het analoge tijdperk. De vraag die in de VS opkwam, en die intussen via het Verenigd Koninkrijk is overgewaaid, was: zouden we die white spaces niet kunnen benutten, bijvoorbeeld voor breedband-aansluiting in buitengebieden, of voor nieuwe toepassingen?

In ieder geval Google Car beantwoordde die vraag positief. Maar als Google een claim legt op de tot nu toe niet benutte band-breedtes, kunnen die frequenties dan nog wel voor een ander doel worden gebruikt? Loopt RWS straks het risico dat het tech-

De Lichtkogel | 97

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

nisch gezien mogelijk is om weggebruikers via in car-systemen te informeren, maar dat het feest niet kan doorgaan omdat de band-breedte niet meer beschikbaar is? Kortom: wat zou dit alles voor RWS kunnen beteke-nen? De Lichtkogel legde de vraag voor aan Bram van den Ende.

Gecertificeerde database verplicht

Hoe zit dat nou met de verdeling van white space frequenties?Van den Ende: ‘De precieze situatie in de ether verschilt in Europa van land tot land. Dat geldt bij uitstek voor de UHF-frequentie-band waar die white spaces inzitten. Die is in heel Europa weliswaar voor een groot deel bedoeld voor TV-omroep, maar de frequentieplanning en het operationeel gebruik verschillen overal. Elk land gaat in beginsel over zijn eigen frequentieruimte. In ons land is het ministerie van Economi-sche Zaken het beleidsverantwoordelijke departement voor het spectrum. De uit-voering is gedelegeerd aan het Agentschap Telecom. De vrijheid van individuele landen wordt van oudsher wel ingeperkt door de noodzaak van onderlinge coördinatie.’

‘De laatste jaren neemt de beleidsinvloed van de Europese Commissie toe. Brussel wil zo veel mogelijk ruimte in de ether beschik-baar maken om de maatschappelijke vraag naar elektronische communicatiediensten te faciliteren en te versterken. Op die manier kan de Commissie innovaties op het gebied van draadloze en mobiele communi-catie bevorderen. Dat legt steeds meer druk op de lidstaten om grote delen van het

spectrum, zoveel mogelijk geharmoniseerd, voor dergelijke diensten te bestemmen. Ook wil men dat het spectrum – waar dat enigs-zins kan – meervoudig gebruikt gaat worden, het zogenaamde sharen van frequenties, en wil men meer vergunningvrij spectrum creëren. De belangstelling voor white spaces, die eigenlijk al in 2005 ontstond, past helemaal in dit kader.’

‘White space frequenties mag je niet, zoals het bekende WiFi, zomaar overal gaan gebruiken. In de VS wordt alleen zend-apparatuur toegelaten die door de regel-gever (FCC) is gecertificeerd, en die aan-toonbaar goed werkt in combinatie met een eveneens gecertificeerde database. Gebruik van white space frequenties is alleen toe-gestaan als kan worden aangetoond dat de TV-ontvangst in deze frequentieband niet wordt verstoord. Dus een systeem of net-werk dat op white space frequenties werkt, moet altijd en overal weten waar het precies welke frequenties mag benutten.’

‘Een betrouwbare database die daar uitsluit-sel over geeft, is noodzakelijk. Het systeem zelf moet uiteraard ook betrouwbaar zijn, zodat je weet dat het goed is en integer omgaat met die database-informatie. Een aantal partijen, waaronder Google, heeft nu een dergelijke speciale database ontwik-keld. Andere partijen, zoals Redline, hebben draadloze netwerkapparatuur ontwikkeld die in staat is om met zo’n database samen te werken. Voor zover ik weet is in Europa overigens nog geen sprake van verplicht gebruik van gecertificeerde databases.’

| Rijkswaterstaat98

‘Google is niet de enige partij met een goed-gekeurde gecertificeerde database voor white space gebruik – er zijn nog enkele bedrijven die over een licentie beschikken. Maar Google is natuurlijk wel een zeer grote internationale speler met een potentieel behoorlijke invloed in deze opkomende markt, net als Microsoft. Je moet je realise-ren dat bedrijven als Google en Microsoft niet zozeer intrinsiek geïnteresseerd zijn in white spaces, maar wel in vergroting van de wereldwijde populatie van computer- en internetgebruikers. Ze zien white spaces als extra mogelijkheid om internettoegang te realiseren. De aandacht van deze bedrijven gaat vooral uit naar landen met een relatief groot ontwikkelpotentieel. Dat neemt niet weg dat deze ontwikkelingen ook relevant zijn voor een land als Nederland. Wat dat betreft gelden hier min of meer vergelijkbare drijfveren als in het Verenigd Koninkrijk.’

In het Verenigd Koninkrijk testen Google, Microsoft en British Telecom de white spaces uit voor gebruik in sneller mobiel internet en in het internet of things. Wat betekent deze ontwikkeling voor Nederland?Van den Ende: ‘De ontwikkeling rond het gebruik van TV white spaces is nog relatief pril. De trials in het Verenigd Koninkrijk, maar ook elders, zijn beslist van invloed op het denken over slimme benuttingsmoge-lijkheden van niet gebruikt spectrum in het algemeen en over de potentie van TV white spaces in het bijzonder. In Nederland volgen EZ en het Agentschap Telecom deze ontwik-kelingen ongetwijfeld, maar volgens mij kijken ze ook de kat nog even uit de boom. Dat neemt niet weg dat het geen kwaad zou

kunnen wanneer EZ op afzienbare termijn met een eigen visie komt.’

‘Ik denk zelf dat er ondanks of misschien juist door de trials internationaal nog geen sprake is van een overtuigende evaluatie dat TV white spaces alles in zich hebben om een succes te worden. Zolang die twijfel blijft bestaan, ontstaat voorlopig niet het momentum om deze technologie groot-schalig en dus goedkoop te produceren en in te zetten. Ik sluit zelfs niet uit dat we straks veel van TV white spaces hebben geleerd – want dat zal zeker zo zijn – maar dat de doorbraak uiteindelijk niet in die band plaatsvindt, maar ergens anders.’

Betekenis voor RWS

RWS is bezig om innovaties in de informatievoorzie-ning rond verkeer en vervoer een plek te geven op de snelweg. Kan Google nu een claim leggen op white space frequenties zodat RWS straks iets anders moet bedenken?Van den Ende: ’Het gaat mij veel te ver om te zeggen dat Google of welke andere partij dan ook bezig is om TV white spaces te claimen. Volgens mij is er genoeg ruimte voor andere partijen, inclusief overheden, bijvoorbeeld in de rol van gebruiker of zelfs operator. De overheid kan uitstekend funge-ren als launching customer voor bepaalde diensten of toepassingen. Als het om ver-keer en vervoer gaat, zie ik een toekomst met Intelligente Transport Systemen (ITS) met diverse ondersteunende elektronische draadloze toepassingen en diensten. De vraag of TV white space frequenties daarin een rol gaan spelen, vind ik lastig te beant-

De Lichtkogel | 99

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

woorden. Niet eens zozeer vanwege de nog wat onzekere internationale status van TV white spaces. De vraag is ook of je er voor verkeer en vervoer iets aan hebt. Die vraag is pas redelijk te beantwoorden als je weet wat ongeveer de behoeftes zullen zijn in de komende tien tot vijftien jaar wat betreft nieuwe typen applicaties en diensten in dat toekomstige ITS-ecosysteem, om het maar even zo te noemen.’

‘Dan ben je er eigenlijk nog niet, want een belangrijke tussenvraag is nog hoe die nieuwe applicaties en diensten beschikbaar komen en wie ze ter beschikking stelt. Kunnen bestaande dienstenaanbieders dit adequaat en kosteneffectief gaan faciliteren of zullen nieuwe partijen dit oppakken? Of ziet de overheid eerder voor zichzelf een rol weggelegd? De beschikbaarheid van pas-sende en voldoende frequentieruimte waar-mee aan de toepassingseisen kan worden voldaan, wordt dan belangrijk. Voor ITS-toepassingen is al spectrum voorzien, maar is de kous daarmee af?’

‘Een andere vraag is of de bestaande en ontluikende mogelijkheden in het spectrum zullen volstaan of dat er specifieke spectrum-behoeften zijn te verwachten. De visie van de relevante industrie is daarbij cruciaal. Uit zo’n oriëntatie kan blijken dat white space frequenties een prima aanvullende rol kunnen spelen, maar het kan ook zijn dat deze frequenties met hun specifieke spel-regels niet volstaan. Als men dan nieuwe, specifieke en essentiële spectrumbehoeften voorziet, is het zaak om snel een effectieve

lobby op te zetten voor internationaal geharmoniseerde frequentieruimte. Het duurt namelijk jaren voordat dergelijke wensen realiteit worden. En dan misschien nog maar gedeeltelijk, gezien de grote schaarste aan frequenties.’

Wat kan RWS dus concreet doen?‘Wat mij betreft kan RWS niet vroeg en vaak genoeg nadenken en overleggen met Euro-pese zusterorganisaties en andere stakehol-ders over hoe (draadloze) ICT zich in Europa kan gaan ontwikkelen en wat de toekom-stige, pan-Europese behoefte aan frequen-ties voor verkeer en vervoer zal zijn. Welke toepassingen, aanbieders, technologie en frequenties zijn van belang? De discussie over white spaces is daarvoor een mooie trigger.’

| Rijkswaterstaat100

JAnuAri 2013Marc de Vries, jurist en econoom The Green Land

Open data: perfectie is de vijand van het goedeDe overheid moet de aansprakelijkheids­risico’s bij het vrijgeven van data voor hergebruik niet overschatten. Bovendien zijn ze grotendeels beheersbaar. Open­dataveteraan Marc de Vries: ‘Zeg duidelijk dat de data niet gegarandeerd perfect zijn.’

In de tijd dat open data nog gewoon over-heidsinformatie heette, werkte jurist en econoom Marc de Vries (The Green Land, een samenwerkingsverband van Openda-taspecialisten) voor de Europese Commissie. Dat was vijftien jaar geleden. Sindsdien is er veel gebeurd. Digitalisering zorgde ervoor dat de herbruikbaarheid van overheidsinfor-matie verbeterde, met als neveneffect dat die informatie ook meteen commercieel inte-ressant werd. Het sociaaleconomisch nut van het hergebruik van open data is veel overheden intussen wel duidelijk, maar hoe zit het met de juridische risico’s?

Europese regels rond open data

‘Hergebruikrecht van overheidsinformatie bestond tot voor kort helemaal niet’, vertelt De Vries. ‘In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ging het vooral om open-baarheid van overheidsinformatie: is het geheim of niet? In de jaren negentig ontstond een nieuwe dimensie. Door digita-lisering en laagdrempelige distributie-mogelijkheden werd overheidsinformatie commercieel interessant, niet alleen voor bedrijven, maar ook voor de overheid zelf. Daardoor werden regels op het gebied van het intellectueel eigendomsrecht en mede-dinging relevant. Maar dat paste allemaal nog niet netjes op elkaar. Een Europese richtlijn uit 2003 regelde een paar aspecten, maar veel andere vragen moesten zich in de praktijk zetten.’

‘Die richtlijn is in 2009 geëvalueerd. Duide-lijk werd dat de ontstane commercie rond overheidsinformatie nieuwe uitdagingen met zich meebrengt. Plat gezegd kan de overheid nu nog winst maken op de ver-koop van haar informatie. Dat was tot voor kort ook de bedoeling, want de overheid moest haar eigen broek kunnen ophouden. Overheidsdiensten met interessante data (denk aan het KNMI, de RDW en het Kadas-ter) hebben zo hun eigen verdienmodellen ontwikkeld.’

‘Punt is alleen: wordt het oorspronkelijke doel van die overheidsinformatie (open-baarheid voor iedereen) nog wel gehaald als er flink voor moet worden betaald? De meningen daarover lopen uiteen. Daarom is

De Lichtkogel | 101

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

eind 2011 het besluit genomen om een nieuwe Europese richtlijn te schrijven, waar-mee de prijsstelling van informatie kan worden gereguleerd. Als de nieuwe richtlijn er komt, mag de overheid alleen nog ver-strekkingskosten voor de informatie reke-nen, tenzij een overheidsdienst daardoor failliet kan gaan (denk aan een Italiaanse Kamer van Koophandel, die voor veertig procent afhankelijk is van inkomsten uit de verkoop van zijn data).’

Aansprakelijkheidsrisico’s: feit of fictie?

Kortom: we zien nu in feite een volgende golf rond overheidsinformatie ontstaan, aangevoerd door de opendatabeweging. Veel Nederlandse overheden zijn ervan overtuigd dat het gratis beschikbaar stellen en toegankelijk maken van hun informatie sociaaleconomisch nuttig is, maar er heerst nog wel onzekerheid over mogelijke aan-sprakelijkheidsrisico’s. Daarom heeft het Bureau Forum Standaardisatie (ministerie van Binnenlandse Zaken) aan De Vries opdracht gegeven om die risico’s eens goed uit te zoeken. Zijn bevindingen zijn te lezen in het rapport Aansprakelijkheid voor Open Data.

De centrale vraag van het onderzoek is: hoe reëel zijn de aansprakelijkheidsrisico’s van overheden voor het in hergebruik geven van hun data nou echt? De Vries maakt voor het beantwoorden van die vraag onderscheid tussen drie verschillende situaties: de data hadden nooit naar buiten gemogen, de data kloppen niet, en het gratis beschikbaar stellen raakt de belangen van marktpartijen.

Onterecht naar buiten

In de eerste situatie had de overheid de data nooit mogen vrijgeven, bijvoorbeeld omdat dit inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen of op de intel-lectuele rechten van derden op de informa-tie. Dat risico is uiteraard niet nieuw, het speelt al sinds overheidsinformatie open-baar is. Maar open data zorgen er wel voor dat de intensiteit, het ritme en de massa heel anders zijn dan tot nu toe. Het risico dat er informatie tussendoor glipt, is dus niet denkbeeldig.

De Vries denkt echter dat de (financiële) risico’s in dit geval beperkt zijn. ‘Als er een database of een persoonsgegeven doorheen glipt, zal de financiële schade beperkt zijn, althans wanneer de fout voortvarend wordt gerepareerd. Natuurlijk zal de minister in de Kamer verantwoording moeten afleggen wanneer er is geblunderd met privacygevoe-lige gegevens. In civielrechtelijke zin is dat geen schade, maar het geeft wel een hoop gedoe.’ Als oplossing om dit risico te beheersen, ziet De Vries het zorgvuldig organiseren van (al bestaande) openbaar-makingsprocessen. ‘Het enige verschil zit in de timing. Je beslist in feite al aan het begin van de levenscyclus van de data of ze beschik-baar worden gesteld voor hergebruik.’

Slechte kwaliteit

Het tweede risicoscenario dat De Vries behandelt, betreft de situatie waarin de data gebrekkig zijn, waardoor hergebruikers schade kunnen leiden als ze afgaan op de juistheid van de informatie. Denk aan de

| Rijkswaterstaat102

data die RWS verzamelt over viaducten, waaronder doorrijdhoogtes. Die hoogtes worden verzameld voor een bepaald doel, gekoppeld aan een bepaalde publieke taak. Hergebruikers uit bijvoorbeeld de transport-sector bedenken met die data tal van nieuwe toepassingen, maar wellicht is de nauwkeu-righeid van de RWS-cijfers voor een bepaalde toepassing eigenlijk niet goed genoeg. Wie is er dan aansprakelijk voor de gebrekkige informatie als een vrachtwagen klem komt te zitten onder de brug?De Vries: ‘Mijn conclusie is dat de overheid dan niet aansprakelijk is, mits ze wel vooraf heeft verteld wat de informatie precies inhoudt en waarvoor deze is verzameld. Het ene doel is immers het andere niet. Verwachtingen moet je vooraf goed mana-gen. Dat kun je doen met een proclaimer, een mededeling vooraf, gecombineerd met een basale laag meta-informatie. Het bedrijf dat er vervolgens mee aan de gang gaat, weet waar het aan toe is. Veel verder gaat de zorgplicht van de overheid op dat moment niet.’

Concurrentievervalsing

Het derde risico: het (bijna) gratis vrijgeven van data voor hergebruik levert onrecht-matige concurrentie op met marktpartijen. Ook voor RWS een bekend struikelblok. Zes jaar geleden was RWS voornemens het Nationaal Wegenbestand (NWB) gratis vrij te geven voor hergebruik. Een marktpartij stapte naar de rechter met het betoog dat ze jarenlang had geïnvesteerd in het verzame-len en bijhouden van dezelfde soort infor-matie. Gratis informatie van RWS zou de

markt verprutsen en de handel onmogelijk maken. De rechter volgde de kaartenmaker daar toen in.

Volgens De Vries zijn de tijden inmiddels fundamenteel veranderd. ‘Nadat minister Schultz van Haegen in 2011 haar commit-ment met open data had uitgesproken, en RWS opnieuw te kennen gaf het NWB open te willen stellen, maakte de rechter korte metten met de argumenten van de tegen-partij. Hetzelfde zien we gebeuren in de Postcodezaak. Daarin oordeelde de rechter dat het vrijgeven van het nationale postcode-bestand door het openstellen van de BAG (basisadministratie gebouwen) niet onrecht-matig was jegens PostNL, die de databank-rechten van de postcodes had geclaimd. De nieuwe regels rond markt en overheid ademen de opendatageest van deze tijd.’

Datareus IenM maakt het verschil

Al met al concludeert De Vries dat aanspra-kelijkheidsrisico’s niet ondenkbeeldig zijn, maar ook dat ze niet moeten worden over-schat. ‘Aansprakelijkheidsrisico’s zijn een onderdeel van een breder politiek en bestuurlijk afwegingsproces, waarin niet alleen naar de risico’s wordt gekeken, maar ook naar de potentiële baten en de lasten van open data. Uiteindelijk is de afweging: gaan we akkoord met wat meer risico dat een bedrijf of een andere overheid schade lijdt doordat data vrijkomen voor herge-bruik, of eisen we een perfecte overheid en een corresponderend aansprakelijkheids-regiem omdat we menen dat een burger of bedrijf nu eenmaal zelf geen risico mag

De Lichtkogel | 103

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

lopen?’ In het onderzoek van De Vries tref je tussen de regels door al het antwoord op die laatste vraag: perfectie is de vijand van het goede. Het hoeft niet perfect te zijn, als je het maar duidelijk zegt.

‘Wat dat betreft is het ministerie van IenM, met RWS voorop, een lichtend voorbeeld’, meent De Vries. ‘Het is niet gebleven bij een loze kreet van de minister. Niet voor niets heeft het ministerie het afgelopen jaar de prestigieuze Europese PSI Alliance Award 2012 gewonnen. Dat het IenM serieus is met open data is een geschenk uit de hemel. Nu zijn open data nog een hype en zit er veel energie in. Maar als die aandacht straks wegvalt, moet de beweging wel gewoon doorgaan. De kunst is dus om het gedachte-goed dat voortkomt uit de hype voldoende snelheid en massa te geven, zodat een onomkeerbare beweging ontstaat. Een datareus als IenM kan daarbij echt het verschil maken.’

| Rijkswaterstaat104

november 2012 / December 2013 (reviSie)Arie Versluis, plv. HID RWS Centrale Informatievoorziening en kwartiermaker Chief Data Officer

Datakoorts bij RWSOmdat iedereen het heeft over de voorde­len van open data, studeert Arie Versluis op interne vraagstukken rond data gover­nance. Eerst het proces op orde, anders geen open data. Een beetje datakoorts doet daarbij wonderen.

RWS heeft een schat aan informatie in huis, maar die is goed verstopt. Schatgravers zoeken overal, want de digitale gadgets liggen verspreid en een schatkaart ont-breekt. Ineens tovert iemand een semanti-sche zoekmachine uit de hoge hoed. Dat verandert de zaak. Hoe loopt dit af?

Laten we bij het begin beginnen, bij de vraag: hoe zit RWS in het thema open data? Arie Versluis: ‘Wij als RWS Centrale Informa-tievoorziening bestuderen vraagstukken rond de bekendheid, bereikbaarheid, bruik-baarheid en betrouwbaarheid van de data van RWS. We inventariseren welke RWS-data beschikbaar zijn en of we data beschikbaar kunnen stellen. De achterliggende motivatie

is dat RWS moet en wil voldoen aan het kabinetsbeleid voor open data. Ook RWS wil innovatie in Nederland ondersteunen en de economie stimuleren.’

‘De kern van het kabinetsbeleid is dat de data die de overheid in huis heeft voor iedereen vrij beschikbaar moeten zijn. Daardoor kunnen ze opnieuw worden gebruikt voor andere toepassingen. Voor deze data is al belastinggeld betaald, dus het zou zonde zijn om ze op een plank te laten verstoffen.’

Voor RWS is een randvoorwaarde te voorko-men dat gevoelige informatie onbedoeld op straat komt te liggen. Denk aan zaken als privacy, gevoeligheden rond aanbestedings-procedures en oneerlijke concurrentie. Het uitgangspunt bij de uitvoering van het beleid is daarom ‘open data, tenzij’. Hoe gaat die uitvoering in zijn werk?

Bekijk open data met ruime blik

Volgens Versluis vraagt de uitvoering van het opendatabeleid vooral om een ruime blik. Dat is nodig, want niet alleen burgers en bedrijven hebben belang bij open data. ‘In de eerste plaats zijn dat de medewerkers van RWS zelf, zodat we onze werkprocessen kun-nen verbeteren en onze faalkosten omlaag kunnen brengen. Maar het gaat ook om andere overheden en samenwerkingspartners (politie, waterschappen, gemeenten, provin-cies, Kadaster, Defensie, KNMI, RIVM). Strikt genomen horen die wellicht niet tot de doel-groepen van het opendatabeleid, maar ook deze partijen hebben er baat bij als de data van RWS bekend en bereikbaar zijn.’

De Lichtkogel | 105

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

Versluis kiest bewust voor die volgorde. ‘Juist ook de overheden zelf kunnen die open data goed gebruiken. Gegevens van rijksambtenaar Jansen uit Groningen zou-den bijvoorbeeld ook bruikbaar kunnen zijn voor mevrouw Pietersen van de provincie Zeeland. Maar tot nu toe kan zij niet bij die data komen. Overigens bevordert de over-heid precies om die reden al jaren dat partijen hun registratiesystemen onderling afstemmen, zodat ze gebruik kunnen maken van elkaars gegevens. Ik denk dat we daar nu, door het opendatabeleid, verdere stappen in moeten zetten.’

Wat betekent dat? In ieder geval werk aan de winkel, want de vraag naar open data stijgt met de dag. Wekelijks melden zich bedrijven met concrete verzoeken om specialistische data van RWS te mogen gebruiken. Maat-schappelijke groeperingen, zoals Hack de Overheid, vragen zich ondertussen af welke en hoeveel datasets RWS eigenlijk in huis heeft.

Versluis: ’Die vraag lijkt simpel, maar is toch lastig te beantwoorden. Dat komt vooral door de manier waarop RWS in het verleden werkte en was georganiseerd. Data werden vooral voor lokaal gebruik ingewonnen, beheerd en ontsloten. Daarnaast zijn er reorganisaties geweest, die ertoe hebben geleid dat het eigendom en het beheer van de data niet altijd goed zijn belegd. Een complicerende factor is bovendien dat mensen de data in de loop van de tijd zijn gaan bewerken, waardoor er verschillende soorten halffabricaten en eindproducten

zijn ontstaan. Dan wordt het tamelijk lastig om te bepalen wat je wel of niet aan data-sets in huis hebt.’

Toch is het een misverstand om te denken dat RWS zijn datazaakjes heeft laten verslof-fen, integendeel. ‘Begrijp me goed: het is volkomen verklaarbaar dat het zo lastig is om de datasets binnen RWS te identificeren. Daar kampen alle grote organisaties mee. Bij RWS wordt juist veel aan databeheer gedaan, maar dat gebeurt vanuit de optiek van een specifieke taak of een specifiek werkproces. Daarmee heb je nog geen open data te pakken.’

Daar komt nog een punt bij: ‘Bedenk dat de omvang van de data de afgelopen jaren explosief is gestegen. In twee jaar tijd creëerden we met z’n allen evenveel data als in de hele geschiedenisperiode daarvoor. Met sensoren en smartphones produceren we big data. Wie kan nu nog iets zinnigs zeggen over wat we aan data in huis hebben?’

RWS als data­autoriteit/Verbindende Informatievoorziening

Toch is duidelijkheid daarover wel cruciaal, als je tenminste aan open data wilt doen en daar ook andere partijen de vruchten van wilt laten plukken. En daar is het Versluis om te doen. Om orde op zaken te stellen, pakt hij het hele datavraagstuk grondig aan: wat verzamelen we, hoe integreren we dat met wat we al hebben, hoe analyseren we dat geheel, hoe halen we er informatie uit? Het programma in spe RWS als data-autoriteit/Verbindende Informatievoorziening moet ervoor

| Rijkswaterstaat106

zorgen dat de processen van productie en levering van data en informatie en de gover-nance daarvan voortaan goed worden geregeld.

Versluis: ‘We gaan de primaire werkproces-sen rond data in kaart brengen en vastleg-gen. Hoe zien de productielijnen voor data er uit? Maar ook: wie in de organisatie is de eigenaar en wie is dus verantwoordelijk voor de kwaliteit van de data? Als we dat in beeld hebben, kunnen we de processen beter beheersen en besturen en zo inrichten dat wijzelf en anderen meer waarde uit de data van RWS kunnen halen.’

Alles goed en wel, maar als je dat zo hoort, bekruipt je toch het gevoel dat het nog lang kan duren voor alle data en hun bazen zijn gevonden, laat staan dat de data kunnen worden opengesteld voor het grote publiek. Dat donkere vermoeden had Versluis eerst ook, tot hij blij verrast werd door nieuwe technische mogelijkheden, zoals semanti-sche zoekmachines.

Semantische zoekmachines begrijpen zoekopdrachten in gewonemensentaal (in plaats van queries, een soort invulformulie-ren waarmee een opdracht aan een database wordt gegeven, die vervolgens gegevens teruggeeft. Red.). Ze kunnen ook in film-, beeld- en geluidsbestanden zoeken. Som-mige van die machines kunnen bovendien patronen in de data herkennen. Een soort verbeterd googlen dus. Dat klinkt veelbelo-vend, vond ook het corporate innovatiepro-gramma van RWS, en dus werd in rap tempo

een proef met een semantische zoekmachine uitgevoerd. Die leverde meteen goede resul-taten op. Mensen in verkeerscentrales zijn bijvoorbeeld aanmerkelijk minder tijd kwijt met zoeken en de machines zijn ook inzet-baar voor het in kaart brengen van inconsis-tenties in de databases.

Logisch dus dat Versluis al droomt over verdere toepassing van die nieuwe inzich-ten. Want met die veelbelovende nieuwe zoektechiek is de stap naar orde op zaken – en dus naar open data – ineens een stuk dichterbij. En dat gaat voor iedereen onge-kende mogelijkheden opleveren, denkt Versluis.

Eerlijk is eerlijk: het verhaal over open data klinkt tot nu toe tamelijk technisch en procedureel. Waar is het vuur? Wie wil er echt voor gaan? Versluis hoopt dat vuurtje met het programma RWS als data-autoriteit/Verbindende Informatievoorziening aan te wak-keren. Als inspirerend voorbeeld vertelt hij een verhaal over Canadese goudwinners. ‘Die wisten niet meer waar ze in het gebied nog naar goud moesten zoeken. Ze dachten dat ze overal hadden gezocht en concludeer-den dat het goud op was. Toen heeft het bedrijf alle gegevens over goudmijnen op het internet gezet, met de vraag wie er zin had om mee te kijken. Wat bleek? Binnen no time hadden ze weer voor tien jaar werk! Dat is de kracht van open data.’

De Lichtkogel | 107

Informatiepositie van Rijksw

aterstaat

Trendwatch

Kunstenaar/designer Daan Roosegaarde bij een van zijn creaties, de Lotus Dome. Het is een interactief kunstwerk van ‘slimme’ folies die zich openvouwen, reagerend op bewegingen van mensen.

Samenvatting

De rubriek Trendwatch op de intranetsite van De Lichtkogel stipt in een los artikel een interessante ontwikkeling aan. Maar soms volstaat dat niet en zijn meerdere artikelen nodig om het verhaal rond te maken. Zo zijn over de activiteiten van Rijkswaterstaat in het Caribisch gebied twee artikelen verschenen. Andere verhalen zijn niet als een reeks opge­zet, maar blijken achteraf wonderwel op elkaar aan te sluiten, zoals de artikelen in deze bundel die over trends op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen gaan. En dan zijn er nog de Trendwatch­verhalen die vanuit een meer filosofische, beschouwende invalshoek zijn geschreven en die verdieping geven aan trends en hun relatie met RWS. Onder het kopje Reflectie besluiten ze deze artikelenbundel.

Trend: RWS in de CaraïbenDirecteur Sybren van Dam van de Rijksdienst Caribisch Nederland, zelf oud-RWS’er, wijst erop dat in de Caraïben alles anders is dan in Nederland: het ontwikkelingsniveau, de voorzieningen en de manier van werken. ‘Een bijzondere aanpak van zaken hier in deze regio is dan ook logisch.’ Daarbij is het noodzakelijk van de verkokering tussen de departementen af te komen. ‘Ik denk dat mensen in Caribisch Nederland staan te springen om de expertise van RWS. Dat betekent echter wel dat RWS moet zorgen dat de kennis dusdanig wordt ingezet dat die aansluit bij de ervaring en belevings-wereld van de eilandbewoners.’ (Zie artikel Werken in de Carib: proeftuin voor alliantie vorming).

RWS heeft de ambitie om op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (‘bijzondere’ gemeenten van Nederland) dé uitvoeringsorganisatie te worden voor alle beleidsdirecties van het ministerie van IenM. Werk is er genoeg. RWS-adviseur Milton Horn vertelt over zijn ervaringen met het ondersteunen van het eilandbestuur bij de uitbreiding van een Amerikaanse olieterminal op Sint Eustatius. ‘Het was ook voor RWS een uniek project. Het ging om het organiseren van nieuwe specifieke kennis in een uiterst complexe situatie. ‘Hij vindt het belangrijk RWS als uitvoerder al in een vroeg stadium bij beleidsplannen voor Caribisch Nederland te betrekken en ook om lokaal de continuïteit van kennis te borgen. (Zie artikel Nieuwe wind waait door Caribisch Nederland).

| Rijkswaterstaat110

Trend: ruimtelijke ontwikkelingenVeel nieuwe ruimtelijke opgaven kenmerken zich door samenhang tussen mobiliteit, infrastructuur en stedelijke ontwikkeling. Hoe meer je erin slaagt infrastructuur en stadsontwikkeling met elkaar in verband te bren-gen, hoe duurzamer de oplossingen die je zo bereikt, is het credo van Rients Dijkstra, Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad. Ontwerpend denken heeft volgens hem een grote meerwaarde in complexe processen rond grote infrastructurele projecten. Ook moeten we nadenken over hoe we bestaande wegen kunnen moderniseren en alsnog goed kunnen inpassen in de omge-ving. Rijkswaterstaat heeft daarin een belangrijke rol, zeker als trekker van de verkenning naar het thema Gezonde verstedelijking. (Zie artikel ‘Transfor-matie is ook een opgave voor RWS’).

Eric Luiten, Rijksadviseur voor Landschap en Water, ziet ook meerwaarde, maar dan in de verbinding van het Deltaprogramma met ecologische ambi-ties en van energietransitie met landbouw en infrastructuur. Luiten moet bij de voorbereiding van grote investeringen het kabinet scherp houden op het aspect ruimtelijke kwaliteit. Hij heeft de indruk dat het organiseren van ruimtelijke kwaliteit nog te weinig ingebakken zit in de structuur en werk-wijze van Rijkswaterstaat, zeker bij de natte tak. (Zie artikel ‘Borg ruimtelijke kwaliteit bij natte Waterstaat’).

Adaptief programmeren doet zijn intrede in het mobiliteitsbeleid. Vincent Marchau, hoogleraar aan de faculteit Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit, ziet voor transport en logistiek vijf onzekere lange-termijnontwikkelingen die een grote impact kunnen hebben en waar dus maatregelen voor moeten worden bedacht en voorbereid. De vijf ontwikke-lingen zijn: klimaatverandering, de gevolgen van de financiële crisis voor de transportvraag, de energietransitie, technologische vooruitgang, en sociaal-culturele ontwikkelingen. Adaptief plannen betekent voor RWS meer denken in termen van opties en vooral veel informatie verzamelen. (Zie artikel Adaptief programmeren vereist andere mindset).

Designer en kunstenaar Daan Roosegaarde nam de infrastructuur van Rijks-waterstaat tot onderwerp voor zijn werk en ontwierp samen met wegenbou-wer Heijmans de Smart Highway. Duurzaam, goed voor het milieu en ook nog mooi. Geen traditionele wegverlichting meer, maar een waaier aan lichtjes in de berm die oplichten als een auto passeert. Op het wegdek

De Lichtkogel | 111

Trendwatch

geschilderde sneeuwvlokjes die pas zichtbaar worden als het nodig is om de automobilist te waarschuwen voor gladheid. En gratis brandstof voor de elektrische auto die op de induction priority lane rijdt. Roosegarde pleit voor meer interactie tussen mensen en openbare ruimte, tussen automobi-list en snelweg. RWS moet meer ruimte scheppen voor dit soort creatieve ideeën en concepten. (Zie artikel Op de Smart Highway komen functie en ervaring samen).

De dwingende spelregels van Rijkswaterstaat maken samenwerking in gebiedsontwikkeling heel lastig. Door de veelheid aan procedures en syste-men is RWS volgens Peter van Rooy, expert op het vlak van gebiedsontwik-keling, mateloos complex geworden. Daardoor raken medewerkers ver-lamd. Zo’n cultuur doorbreken is niet eenvoudig, maar Van Rooy heeft toch een oplossing. ‘Stel een reflectieve ombudsman aan, iemand die rondloopt in de organisatie en voortdurend vragen stelt, bijvoorbeeld over nut en noodzaak van vergaderingen. Goedkoop en zeer effectief.’ Andere partijen zullen een nieuwe Rijkswaterstaat, met meer interne eenvoud en meer ruimte voor participatie door derden, onmiddellijk met open armen ont-vangen, denkt Van Rooy. (Zie artikel ‘Rijkswaterstraat, doe gewoon je werk!’).

Trend: reflectieHaast leidt tot tijdverlies. Dat klinkt paradoxaal, maar Ger Nijman, expert op het gebied van logistiek, openbaarverkeersmodellen en innovatie, kan het uitleggen aan de hand van een aantal wetten en theorieën. Zoals de wet van Behoud van REistijd en VERplaatsing (BREVER) en de wet van reistijd-verlenging (Wrevel). Mensen hebben nooit eerder het gevoel gehad dat ze zo veel tijd te kort kwamen als nu. RWS kan helpen om die stress te vermin-deren door bijvoorbeeld goed gedrag, zoals spitsmijden, te belonen en door niet meer te gaan voor versnelling, maar voor betrouwbaarheid: liever stipt dan snel. ‘RWS moet speelser en flexibeler nadenken over verkeersmaat-regelen en infrastructuur en daarbij kinderen, dwarsdenkers en kunstenaars betrekken’, vindt Nijman. (Zie artikel Haast te laat).

Onze identiteit ontstaat in wisselwerking met onze omgeving. Als de omge-ving verandert, heeft dat gevolgen voor onze identiteit en hoe we ons ver-houden tot anderen, zegt de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe. We zitten nu volgens hem in een doorgeslagen neoliberale samenleving, met als sleutelwoord ‘marktdenken’. Maar in onderwijs, zorg, openbaar vervoer

| Rijkswaterstaat112

en energievoorziening hoort marktdenken helemaal niet thuis. Bovendien speelt het mensen tegen elkaar uit en is het niet gericht op het belang van de gemeenschap. In organisaties betekent het dat werknemers zich niet meer met de organisatie identificeren. Dat heeft negatieve psychische effecten. Verhaeghe pleit voor ‘herbronning’. Het sleutelwoord in de relatie tussen individu en gemeenschap is ‘verbinding’. (Zie artikel Pleidooi voor herstel van gemeenschapszin).

RWS heeft in zijn meer dan tweehonderdjarig bestaan meerdere crises meegemaakt, zoals de recessie van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het kabinet-Lubbers sneed toen flink in de overheidsuitgaven. RWS moest bezuinigen op personeel en beheer en onderhoud. Toen daardoor achter-standen ontstonden en de politiek om bewijs vroeg, is voor het eerst de stand van zaken op het areaal geïnventariseerd, vertelt RWS-historicus Bert Toussaint. In die jaren is ook het denken over samenwerken met de markt ontstaan. ‘Een crisis dwingt een organisatie om te vernieuwen en om scherper na te denken. Zo heeft RWS indertijd het integraal waterbeheer ontwikkeld.’ (Zie artikel ‘Recessies houden RWS scherp en innovatief ’).

De Lichtkogel | 113

Trendwatch

Trend: RWS in de Caraïben

| Rijkswaterstaat114

november 2013Sybren van Dam, directeur Rijksdienst Caribisch Nederland

Werken in de Carib: proeftuin voor alliantievorming‘De kennis en expertise van RWS zijn zeer welkom in Caribisch Nederland, zeker als verbinding wordt gezocht met de lokale samenleving. Dan krijg je het beste van twee werelden’, stelt Sybren van Dam.

De Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is de organisatie van waaruit de verschillende departementen hun taken uitvoeren op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. RCN heeft op alle drie de eilanden vestigin-gen. RCN Centraal is de shared service orga-nisatie voor de departementen die alles regelt wat te maken heeft met bedrijfsvoering: personeel, financiën, communicatie, inkoop, de salarisbetalingen en het formele werkgeverschap van lokale ambtenaren. Zo kunnen de departementen zich maximaal concentreren op het primaire proces.Directeur Sybren van Dam werkte tot vijf jaar geleden bij RWS, als directeur Water en Scheepvaart en Realisatie Infrastructuur bij

de dienst Zuid Holland, en als directeur bedrijfsvoering bij de Data-ICT-Dienst. Hij lijkt dan ook dé aangewezen persoon voor reflectie op de RWS-ambities in Caribisch Nederland. RWS, nu al de uitvoeringsorgani-satie voor IenM, wil daar de uitvoerings-organisatie voor álle departementen wor-den. Wat is daarvoor nodig en wat staat RWS te doen?

Van Dam vertelt over de enorme veranderin-gen en regels die – met de beste bedoelin-gen – vanuit Nederland op Caribisch Neder-land worden losgelaten. Dat zorgt voor de nodige spanningen. Aan de hand van een voorbeeld illustreert hij wat een kansrijke manier is om hiermee om te gaan.

Van Dam is vanuit zijn functie ook opdracht-gever van de aanleg van een zeekabel/glas-vezelverbinding om Saba en St. Eustatius te verbinden met het ‘echte’ internet. Volgens Van Dam laat het glasvezelproject zien dat het wel degelijk mogelijk is om Europese of wereldstandaarden te verbinden met de Caribische behoeftes. De gouden formule: het opdrachtgeverschap is lokaal belegd, de verantwoordingslijn naar Den Haag wordt actief opgepakt en het projectmanagement wordt ingevuld door twee deskundige en aan elkaar complementaire projectleiders. Zo worden Nederlandse talenten (aanjagen, daadkracht, zorgen voor resultaten) ingebed in de Caribische ervaring (relaties, belan-gen, iedereen-kent-iedereen). Juist de com-binatie van beide werelden is cruciaal om projecten te kunnen realiseren, zo leert zijn verhaal.

Trend: RWS in de Caraïben

De Lichtkogel | 115

Trend: RWS in de Caraïben

Regels aanpassen aan omstandigheden

In 2015 treedt de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES helemaal in werking. Hoe staat het met de voorbereiding? Van Dam: ‘Er wordt hard aan gewerkt. Maar ik weet niet of het lukt om het allemaal op tijd klaar te hebben. Het kan helpen dat de staatkundige veranderingen die in 2010 op de eilanden van Caribisch Nederland in gang zijn gezet, in 2015 worden geëvalueerd. De te beantwoorden vraag is dan: zijn we op de goede weg? Het zou best kunnen dat de wetgevende kant dan onder de loep wordt genomen. De ervaring in de uitvoerings-praktijk in Caribisch Nederland leert name-lijk nu al dat er relatief weinig specifieke aandacht is voor de situatie op de eilanden. Mogelijk volgen daar nog aanpassingen uit, die een verantwoorde verdere implementatie kunnen ondersteunen.’

‘Ook bij IenM bestond de neiging om te denken dat de manier waarop het in Neder-land werkt, de beste en enige manier is. Er is een automatisme ontstaan dat wat in Neder-land geldt, ook hier van toepassing wordt verklaard en op dezelfde manier in praktijk moet worden gebracht. Maar de omstandig-heden zijn hier totaal anders dan in Neder-land. Dan heb ik het niet alleen over de tijdzone en het feit dat je op een eiland zit. Ook het ontwikkelingsniveau, de voorzie-ningen, de manier van werken: alles is anders dan in Nederland. Dat betekent in veel gevallen dat de regelgeving zoals die in Nederland wordt toegepast, hier niet werkt. De rijksoverheid erkent dat en werkt aan aanpassingen van de Wet VROM BES

(bescherming leefomgeving en milieu) om toch de beoogde resultaten te bereiken. In de manier van werken, het “hoe”, komt men zo tot meer maatwerk.’

‘Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse regels voor inkoop. Het ontwikkelings-niveau en de “volwassenheid” van het bedrijfsleven hier zijn op bepaalde terreinen beperkt. De markt is klein en er is nauwe-lijks concurrentie. Als je er bij inkoop dus van uitgaat dat een uitvraag in concurrentie op de markt de beste prijs oplevert, kom je van een koude kermis thuis. Als marktpar-tijen weten dat de overheid de opdrachtge-ver is, denken ze dat er geld genoeg is. Dan betaal je als overheid dus de hoofdprijs. Daarbij komt dat we gemiddeld genomen stevige eisen stellen aan de inkoop, en die eisen kunnen door de lokale markt absoluut nog niet worden opgebracht’, stelt Van Dam.

Regionale aanpak voor Caribisch Nederland

Wat betekenen die verschillen voor RWS?‘Dat betekent dat RWS onwaarschijnlijk goed moet letten op de vraag: wat is hier nou eigenlijk nodig? Het gaat niet om wat wil ik brengen, maar om wat kan ik bieden? Wat vragen de problemen op die drie totaal verschillende eilanden van Caribisch Neder-land van ons? En hoe kun je oplossingen zo organiseren dat ze werken? Als je hier pro-jecten op de plat Hollandse rechttoe-recht-aan-manier aanpakt, krijg je geen medewer-king, geen vergunningen, en ontstaan blokkades waarvan je niet eens begrijpt waar ze zitten. Dan komt een project niet van de grond.’

| Rijkswaterstaat116

‘Het gaat dus om culturele verschillen. Maar die zijn er natuurlijk ook in Europees Neder-land. In Limburg en in de Randstad gaat het er anders aan toe dan in Oost-Nederland of Groningen. Ik weet nog uit mijn RWS-tijd dat we het werk in de uitvoering konden toesnijden op de regionale omstandighe-den. Daar was RWS toen goed in. De organi-satie was dan ook serieus in de regio verte-genwoordigd. RWS wist goed om te gaan met het lokale bedrijfsleven en de lokale gebruiken. Door de regionale aanpak was het resultaat van het RWS-werk heel effec-tief. Dat zie je nu terug in het omgevings-management, waarvoor de verantwoorde-lijkheid regionaal is ondergebracht: Sterk in de Regio. Dat geldt hier ook.’

‘In feite is Caribisch Nederland ook gewoon een regio van Nederland en dus potentieel werkgebied van RWS. Een bijzondere aan-pak van zaken hier in deze regio is logisch en wat is er op tegen? Het is een misver-stand om te denken dat het werk dan ondoorzichtig wordt. Ook als je de werk-zaamheden toesnijdt op het gebied waar je actief bent, kun je super transparant en integer een project uitvoeren. De uitvoering van het zeekabelproject laat dat zien: een aanpak die past in de regio, maar waarvan de besluitvorming volledig transparant is en zonder concessies aan de integriteit.’

Coördinatie lukt als verkokering stopt

Er staan veel projecten op stapel en er komt in korte tijd veel op de eilandbesturen af. Wat betekent dat voor de coördinatie?‘Ik heb de wijsheid niet in pacht als het gaat

om coördinatie. Met de formele start van de organisatie Rijksdienst Caribisch Nederland, op 10 oktober 2010, kregen de departemen-ten rechtstreeks inhoudelijke verantwoor-delijkheid voor de werkterreinen waar ze hier over gaan. Ik heb wel gezien dat daar-mee ook de verkokering haar intrede deed.’

‘Als je het werk hier handig en efficiënt wilt doen, moet je beslist van die verkokering af. Dan moet je meer focussen op wat je écht wilt bereiken. Omdat de gemeenschappen hier klein zijn, kun je op geen enkel terrein iets doen of bereiken zonder dat je ook delen van een ander departement raakt. Departementen moeten dus wel afstem-men. Het denken in termen van eigen win-keltjes past hier niet. Caribisch Nederland is voor IenM/RWS een geweldige proeftuin voor alliantievorming.’

‘Los van de coördinatievraag: de omvang van wat er op de eilanden wordt afgevuurd, is enorm. Als dat gebeurt met de focus op het belang van de eilanden, zouden we nog een heel eind kunnen komen. Maar zelfs dan is het heel veel. Daar zit dus een dilem-ma. Aan de ene kant jeuken je handen om de problemen te helpen oplossen. Aan de andere kant is er maar beperkte spankracht. Als je resultaten wilt bereiken, moet je dus keuzes maken en die keuzes zijn het meest haalbaar als je ze niet primair in Nederland maakt, maar op de eilanden en vooral samen met de eilanden.’

De Lichtkogel | 117

Trend: RWS in de Caraïben

Ogen en oren open, mond dicht

Waar moet de discussie binnen RWS wat u betreft over gaan?‘De discussie binnen RWS moet primair gaan over de visie, het doel en op welke werkterreinen RWS de uitvoeringsorganisa-tie zou willen zijn. En vervolgens over wat je dan in huis moet hebben (toegespitst op deze regio). Als RWS langs die weg de depar-tementale verkokering kan helpen vermin-deren en de samenwerking met de drie openbare lichamen Saba, St. Eustatius en Bonaire kan bevorderen, is er echt meer-waarde en dus veel te winnen. Groot voor-deel is dat RWS echt verstand heeft van de uitvoering. Een RWS’er schrikt er niet van dat het in de praktijk anders loopt dan was bedacht. De drie eilanden hebben recent ontwikkelplannen opgesteld. Misschien een goed idee om samen met de eilanden en departementen te bezien hoe RWS kan helpen om de uitvoering daarvan vorm te geven.’

‘Ten slotte: ik denk dat mensen in Caribisch Nederland staan te springen om de expertise van RWS. Dat betekent echter wel dat RWS moet zorgen dat de kennis dusdanig wordt ingezet dat die aansluit bij de ervaring en belevingswereld van de eilandbewoners. Of het nou gaat over waterbeheer of infra-structuur, voor al het werk geldt dat je niets gedaan krijgt als je de expertise niet aanpast aan de setting. De boodschap is dus: RWS verdiep je goed in wat hier gebeurt. Kom met open ogen, open oren en een dichte mond. Luister naar de ervaring van anderen voor je keuzes maakt over hoe je zaken precies wilt aanpakken, en pak ze samen met de eilanden aan.’

| Rijkswaterstaat118

oktober 2013Milton Horn, senior adviseur RWS Zee en Delta

Nieuwe wind waait door Caribisch NederlandWerken in Caribisch Nederland blijkt een kwestie van laveren tussen olietankers en beschermde koraalriffen. RWS zet daartoe al zijn uitvoeringskennis in. Hoe gaat dat in de praktijk? Aan het woord is Milton Horn.

Op 10 oktober 2010 werden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba onder de noemer Cari-bisch Nederland ‘bijzondere’ gemeenten van ons land. Daar was snel nieuwe wetge-ving voor gemaakt: de BES-wetgeving. Deze erkent de drie tropische eilanden officieel als Nederlandse gemeenten met de speciale status van Caribisch openbaar lichaam. Caribisch Nederland heeft intussen kennis gemaakt met onder andere de Wet VROM BES (bescherming leefomgeving en milieu) en de Wet maritiem beheer BES (beheer van de zee rondom Caribisch Nederland). Nu gaat het er om de nieuwe wetten in praktijk te brengen. Daarbij speelt RWS een belang-rijke rol.

Met de komst van de BES-gemeenten werd het ministerie van Infrastructuur en Milieu in één klap verantwoordelijk voor een gebied dat bijna twee keer zo groot is als de Noordzee. De BES-eilanden liggen in een bijzonder en kwetsbaar gebied, waardoor het beheer daarvan anders is dan van onze eigen Noordzee. De Caribische zee omvat het derde grootste koraalrif ter wereld, de Sababank. In de regio varen dagelijks mam-moettankers af en aan. De eilanden liggen op de drukke vaarroute van het Panamaka-naal, en herbergen een van ’s werelds groot-ste olieterminals. Binnen die context moe-ten de lokale eilandbesturen – die qua omvang vergelijkbaar zijn met die van Texel – de nieuwe (op Europese leest geschoeide) wet- en regelgeving zien te implementeren.

RWS in de adviesrol

Het ministerie van IenM vroeg RWS − als uitvoeringsorganisatie − om hulp bij de implementatie van het beleid. De vraag was: hoe organiseren we vergunningverlening, handhaving en bestrijding van maritieme incidenten in een omgeving met een andere cultuur, een ander duurzaamheidbesef en een ander voorzieningenniveau dan we gewend zijn rondom het beheer van de Noordzee?

RWS werkt daartoe met drie projectteams in het Caribisch gebied: één team voor de maritieme incidentenorganisatie, één team voor vergunningverlening en handhaving en één team dat gaat over nieuwe beleids-opdrachten. De beide eerste teams verrich-ten hun werkzaamheden vanuit de rol van

De Lichtkogel | 119

Trend: RWS in de Caraïben

bevoegd gezag (voor de Wet maritiem beheer BES). RWS-adviseur Milton Horn, die vooral bezig is met het concretiseren van nieuwe beleidsopdrachten vanuit het minis-terie, werkt voor het laatste team. Hij blikt terug op de beginperiode, toen RWS − nog niet als bevoegd gezag, maar als adviseur − aan de slag ging in Caribisch Nederland.

Horn: ‘In 2010 was er nog maar weinig geregeld om de risico’s rond de olietermi-nals te beheersen. Omdat RWS risico-gestuurd werkt, zijn we begonnen met het organiseren van de maritieme incidentenor-ganisatie. Heel concreet: hoe zorgen we ervoor dat er zo veel mogelijk olie in zo kort mogelijke tijd kan worden opgeruimd? Het ging ons niet alleen om het organiseren van de respons op een ramp, maar natuurlijk ook om het voorkomen van incidenten. Dat laatste doen we door middel van ver-gunningverlening. Daar hoort ook het regelen van de handhaving en de opleiding van plaatselijke (milieu)inspecteurs bij.’

‘In 2010 werd RWS ook gevraagd om het eilandbestuur van Sint-Eustatius te onder-steunen bij de uitbreiding van de Ameri-kaanse olieterminal op het eiland. Qua overslag van olie gaat het nu al om de derde grootste haven van Nederland! Vijf olietan-kers per dag slaan daar hun olie over, mid-den in een gebied dat is aangemerkt als beschermd zeereservaat. De voorgenomen uitbreiding van de terminal bracht met zich mee dat het bedrijf twee keer zo groot zou worden, en dat er bovendien een nieuwe haven moest komen. Het eilandbestuur

stond voor de opgave om in samenwerking met RWS de gevraagde uitbreidingsvergun-ningen binnen vier maanden af te geven. Dat moest gebeuren op grond van plaatse-lijke verordeningen die nog dateerden uit de jaren tachtig, met toepassing van Amerikaanse richtlijnen in een Engelstalige omgeving.’

‘RWS heeft dat proces gefaciliteerd. Dat hield concreet in: wijzigen van het bestem-mingsplan, helpen bij het verlenen van de bouw- en de milieuvergunning, plano-logisch instemmen met de benodigde archeologische opgravingen, en opstellen van contracten tussen bestuur en onder-neming. Het proces stond onder grote tijds-druk, want de multinational wilde contrac-ten gaan sluiten met nieuwe klanten.’

Faciliteren van het eilandbestuur

‘Het eilandbestuur had al een principiële keuze gemaakt voor industrie. Het zag in de toekomst een minder grote rol weggelegd voor toerisme. RWS heeft toen een project-team opgericht dat het eilandbestuur advi-seerde over de consequenties van die keuze. Namens het bestuur organiseerde het team de discussies over de voorgenomen uitbrei-ding met het bedrijf en met consultants en adviesbureaus.’

‘Eén van de elementen in de discussie was bijvoorbeeld het beoordelen en aanpassen van een milieueffectrapportage, MER. Daarin moesten de effecten van de beoogde uitbreiding – bijvoorbeeld voor de beschermde zeeschildpadden, vogels en het

| Rijkswaterstaat120

koraal − in kaart worden gebracht. Dat was voor het Amerikaanse olieconcern een nieuwe ervaring. Ze waren er niet op voor-bereid dat er ineens Nederlandse regels c.q. Europese standaarden van toepassing waren. Een ander onderwerp was de vraag naar de constructieve veiligheid: aan welke bouwnormen moet een olieterminal op een vulkaan voldoen?’

‘Al met al was het een uniek project, niet alleen voor het bedrijf, maar ook voor ons. Het ging om het organiseren van nieuwe specifieke kennis in een uiterst complexe situatie. Om een ander voorbeeld te geven: de uitbreiding was gepland in een gebied met oude begraafplaatsen van slaven. Dat lag zeer gevoelig bij de plaatselijke bevol-king en leidde ook tot demonstraties tegen de plannen. Archeologisch onderzoek moest uitwijzen wat haalbaar was. Om kennis te vertalen naar haalbare beslissin-gen, organiseerden we dagelijks video- en voiceconferences met juridische en techni-sche teams zowel in Nederland als op St. Eustatius en in San Antonio, Texas. Hier-door werd het proces aanzienlijk versneld.’

‘Hoe het afliep? Binnen vier maanden had-den we een wijziging van het bestemmings-plan gerealiseerd en waren de vergunningen rond. Daar waren we best trots op. Maar op het laatste moment trok het bestuur van de olieterminal toch de stekker uit het project. De uitbreiding bleek namelijk veel duurder te worden dan het bedrijf had geraamd. Het bedrijf vertelde dat de oorspronkelijke begroting uitging van 600 miljoen dollar,

maar dat uit nacalculaties bleek dat de bouwkosten konden oplopen tot 1 miljard dollar, vooral vanwege de geïsoleerde lig-ging van het eiland. Door die bijzondere locatie was het inschatten van de kosten van materieel en menskracht lastiger dan gebruikelijk. De uitbreiding is overigens nog niet helemaal van de baan. Het zou best kunnen dat het er de komende jaren in aangepaste vorm alsnog van komt.’

RWS als uitvoeringsorganisatie van heel IenM

De bestuurlijke situatie op de BES-eilanden verandert voortdurend. Als alles goed gaat, treedt de Wet VROM BES (vergelijkbaar met de Wet milieubeheer) halverwege 2015 geheel in werking. Dat betekent dat het rijk en de minister van IenM dan verantwoorde-lijk worden voor vergunningverlening aan de grote industrie. Daarmee worden de lokale besturen ontzorgd. RWS heeft vanaf dat moment geen rol meer als adviseur, maar als bevoegd gezag en als uitvoerder voor meerdere beleidsdirecties. Hoe gaat het dan verder met de werkzaamheden van RWS in Caribisch Nederland? Hoe ziet het toekomstige werk er uit?

Horn: ‘Met de uitvoering van het vergunnin-genproject op St. Eustatius heeft RWS laten zien dat het raad weet met de praktische implementatie van nieuw beleid in uiterst complexe situaties. Deze succesvolle manier van werken is opgevallen bij de verschil-lende beleidsdirecties van het ministerie van IenM. Daardoor komen er nu veel nieuwe vragen op RWS af.’

De Lichtkogel | 121

Trend: RWS in de Caraïben

‘Eén daarvan betreft het faciliteren van het opstellen van een milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland. Verder zijn er vragen over beleidsthema’s als integraal water-management, afvalbeheer, bodembeheer, energiebesparing en externe veiligheid. RWS heeft hierover de kennis in huis en de organisatieonderdelen WVL en Zee en Delta staan nu aan de lat.’

Deze vragen sluiten overigens goed aan bij de ambitie van het RWS-bestuur zelf: RWS wil de uitvoeringsorganisatie worden in Caribisch Nederland voor alle beleids-directies van het ministerie van IenM. Wat is daarvoor nodig, en waarover moet de discussie dus gaan?

Horn: ‘De komende jaren wordt voor 100 miljoen euro geïnvesteerd in Caribisch Nederland. Dat geld gaat naar nieuwe infra-structuur en andere uitvoeringsprojecten. RWS en de beleidsdirecties van het ministe-rie moeten het dus hebben over de prakti-sche uitvoerbaarheid en de haalbaarheid van het beleid in Caribisch Nederland. Daarom is het belangrijk RWS als uitvoerder al in een vroeg stadium bij de beleids-plannen te betrekken.’

‘Bij nieuwe projecten moet vooraf duidelijk zijn dat het idee ook de eindstreep haalt. Met andere woorden: in het implementatie-plan moet niet alleen aandacht zijn voor kennisontwikkeling en training van de plaatselijke bevolking, maar ook voor ken-nisborging. Projecten mogen niet eindigen als de opgeleide mensen weer vertrekken, dat is weggegooid geld. Volgens mij ontko-men we er dus niet aan om de mogelijkheid van een plaatselijk kennisinstituut te ver-kennen en om aan te sluiten bij bestaande initiatieven om de continuïteit van de projecten te waarborgen.’

Trend: ruimtelijke ontwikkelingen

| Rijkswaterstaat122

April 2013Rients Dijkstra, Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad

Transformatie is ook een opgave voor RWS

Veel nieuwe ruimtelijke opgaven kenmer­ken zich door samenhang tussen mobili­teit, infrastructuur en stedelijke ontwik­keling. Welke trends en uitdagingen voor RWS ziet Rients Dijkstra?

Dijkstra maakt deel uit van het drie man sterke College van Rijksadviseurs, dat in 2012 door het kabinet werd benoemd. Hij werkt samen met de Rijksadviseur voor Landschap en Water en de Rijksbouw-meester. Samen adviseren ze het kabinet en de departementen – gevraagd en ongevraagd – over ruimtelijke kwesties.

Leidsche Rijn als inspiratiebron

Als hoofdontwerper van bureau Maxwan architects+urbanist maakte Dijkstra in 1994 het ontwerp voor het masterplan Leidsche Rijn, de grote VINEX-locatie bij Utrecht. In dat project heeft hij ervaren dat veel ingeni-eurs en adviseurs denken vanuit hun secto-rale context. Voor RWS wordt die context

bijvoorbeeld bepaald door de vraag: hebben we een goede, betaalbare en duurzame oplossing voor dit mobiliteitsvraagstuk? Terwijl een stedenbouwkundige zich afvraagt hoe je een nieuwe omgeving kunt organiseren. Wat zien mensen als ze hun huis uitstappen, waar laten ze hun hond uit, waar kunnen ze fietsen?

In Leidsche Rijn kwamen die vraagstukken bij elkaar, doordat de snelwegen (A12 en A2) die de locatie begrenzen zoveel grond en hinderruimte in beslag namen, dat er geen ruimte overbleef om de nieuwe stad zorg-vuldig in elkaar te zetten. Dat dilemma heeft tot een nieuwe integrale oplossing geleid, de landtunnel Leidsche Rijn. Het komt erop neer dat de snelweg werd ingepakt, zodat er op het maaiveld ruimte ontstond voor een groot, gezond en centraal stadspark, buiten de hindercontouren. Leidsche Rijn kon bovendien meer richting Utrecht opschui-ven.

De moraal van dit verhaal: hoe meer je erin slaagt om infrastructuur en stadsontwikke-ling met elkaar in verband te brengen, hoe duurzamer de oplossing die kan worden bereikt. Kort door de bocht gesteld is het ‘met elkaar in verband brengen’ de opdracht van Dijkstra in zijn rol als Rijksadviseur.

Adviesvragen van het ministerie van IenM

Kunt u voorbeelden geven van adviesvragen die u op uw bordje heeft?‘In het algemeen gaat het om ontwerpkwes-ties waar het rijk een direct belang bij heeft, bijvoorbeeld wanneer het rijk eigenaar is

De Lichtkogel | 123

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

van de grond (rijksvastgoedbeheerder) of waar ontwikkelingen de rijksbeleidsagenda raken, zoals bij het ontwerp van knooppun-ten (stationsomgevingen). Voorbeelden van grote infrastructurele projecten waarover we adviseren zijn de Zuidelijke Ringweg Groningen, de Verbindingsweg A13/A16 bij Rotterdam en de Nieuwe Westelijke Oever-verbinding bij Rotterdam. Een voorbeeld van een te ontwikkelen strategische locatie in de stad, waarbij het rijk de grond in han-den heeft, is het Marine Etablissement Amsterdam bij het Centraal Station.’

‘In al die projecten is het mijn rol om ervoor te zorgen dat de meerwaarde van ontwer-pend denken goed terechtkomt in de com-plexe processen, zonder dat die uit de bocht vliegen. Die processen moeten zó worden georganiseerd, dat ontwerp daar een natuurlijk onderdeel van wordt. Voor de duidelijkheid: ik ga dus niet over kant-en-klare oplossingen.’

Vernieuwende vragen

Welke vragen zou het rijk zichzelf – wat u betreft – nog meer moeten stellen?‘Het is bekend dat de grote steden – ondanks de economische crisis en de bevolkings-krimp elders –zullen blijven groeien. Die grote steden worden echter omkneld door brede ringwegen, die zijn aangelegd in een tijd waarin het nadenken over zorgvuldige inpassing van de weg in een stedelijke omgeving nog niet zover was gevorderd. We zijn nu al een tijd bezig om ernstige conflicten (geluidsoverlast, milieudruk, visuele overlast, waardedaling, verbreken

van verbindingen) tussen stad en snelweg te verminderen. Dat doen we vooral door “rekken en erbij blijven”. Er worden bijvoor-beeld grote geluidsschermen geplaatst. Het geluidsprobleem neemt af, de overige pro-blemen blijven onbesproken.’

‘Dat kan in mijn ogen niet meer. Als we het belangrijk vinden dat de snelweg zo goed mogelijk wordt ingepast in de omgeving en het niet meer verantwoord vinden om een nieuwe weg in een open maaiveld aan te leggen, dan moet je er ook over nadenken hoe je de niet ingepaste wegen rond de steden kunt aanpassen en moderniseren. Dat kan niet van vandaag op morgen. In stedelijke gebieden moeten we stapsgewijs tot verbetering komen. Maar daarvoor moe-ten we er wel alvast over gaan nadenken.’

RWS omarmt gezonde verstedelijking

Hoe raakt deze uitdaging het werk van Rijkswaterstaat?‘In de bestuursraad van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de DG van Rijkswaterstaat, Jan Hendrik Dronkers, zich opgeworpen als trekker van een verkenning naar het thema Gezonde Verstedelijking. Het gaat om een denkoefening over de impact van allerlei ontwikkelingen op de stedelijke omgeving en hoe kan worden gestuurd richting een meer gezonde en duurzame stad.’

‘Dat thema, Gezonde Verstedelijking, raakt direct aan het dilemma van de niet geïnte-greerd aangelegde ringwegen rond de grote steden. Waar veel mensen dicht bij de snel-

| Rijkswaterstaat124

weg leven, op een manier die we dertig jaar geleden misschien aanvaardbaar vonden, maar die we nu niet meer accepteren. Daar is de roep om de duurzame, gezonde stad het grootst. Als je ziet hoe indrukwekkend zorgvuldig de wegen tegenwoordig in de omgeving worden ingepast, dan kun je de niet-geïntegreerde ringwegen rond de grote steden niet overslaan. Daar moet een programma voor worden ontwikkeld.’

Hoe verhoudt die nieuwe rol zich met bezuinigingen en krimpopgaven? ‘Kijk naar de wereld van de bouw. Nieuw-bouw is weggevallen en daarvoor in de plaats is beheer en onderhoud toegenomen. Maar dat beheer en onderhoud heeft niet meer het karakter van rekken en erbij blij-ven (repareren, in stand houden), maar van transformeren. In de bouw wordt daarom al gezegd dat beheer en onderhoud de nieuwe grote opgave is, zowel qua volume als qua benodigde denkkracht.’

‘De stap naar RWS is zo gemaakt. We gaan in de toekomst minder nieuwe wegen aanleg-gen in Nederland. Er komt relatief weinig nieuw asfalt bij. Ook bij RWS zal het accent verschuiven richting beheer en onderhoud, maar mogelijk wel met een nieuw elan. Meer richting transformerend beheer. Beheer en onderhoud zijn nauw verbonden met duurzaamheid, waarbij cyclisch denken vraagt om efficiënter gebruik van bestaand materiaal. Wat dat transformerend beheer gaat betekenen voor RWS, en welke raak-vlakken er zijn met stedelijke ontwikkeling, daarover zal RWS goed willen nadenken.’

Rijksverantwoordelijkheid blijft

Welke rol zou de uitnodigingsplanologie kunnen spelen op het raakvlak van infrastructuur en stedelijke ontwikkeling?‘Uitnodigingsplanologie is niet de tover-formule waarmee je projecten die nu niet van de grond komen, ineens kunt oplossen. Natuurlijk kun je best op zoek gaan naar private initiatieven, maar die gaan dit pro-ces niet aansturen. Ik sprak laatst een vast-goedexpert en zijn boodschap was: “Ieder-een heeft het over uitnodigingsplanologie, maar overschat de omvang niet. Voorlopig zal het niet meer dan tien tot vijftien procent van de totale productie zijn”.’

‘Ik zie dus nog niet hoe de uitnodigings-planologie een stimulans is voor de opga-ven die het rijk zich ter harte zou moeten nemen. En één van die opgaven is: welke transformatie gaan we bedenken voor ouderwets ingepaste wegen in en om dicht-bevolkte steden? Dat is in eerste instantie een vraag voor de eigenaar van de weg. Dat je de omgeving daarbij betrekt is logisch en dat doet RWS ook al heel lang en goed. RWS heeft een innige relatie opgebouwd met lokale partijen rond de snelwegen. En als je eenmaal contact hebt met je omgeving, kun je dat gaan uitbreiden. Burgerinitiatieven rond (levende) geluidswallen, zoals bij Lunetten, zijn daarvan een voorbeeld.’

Om verder over na te denken

Hoe ziet u ontwikkelingen rond lokale verdien-modellen, zoals reclame langs de snelweg? ‘Lokale waardecreatie gaat wat mij betreft niet over de ontwikkeling van lichtreclames,

De Lichtkogel | 125

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

zendmasten en windmolens langs de snel-weg. Verrommeling van het landschap – ook langs de snelweg – scoort hoog op de irritatieranglijst van Nederlanders. Het verdienmodel waar we het dus mee moeten doen is gebaseerd op belanginkomsten en accijnzen. We hebben het dan over miljar-den euro’s. Ik vraag me af hoeveel reclame-zuilen je moet plaatsen voor dat in verhou-ding staat. Ik ben geen voorstander van lokale initiatieven die tot extra verromme-ling leiden.’

Waar moet de discussie binnen RWS wat u betreft over gaan?‘Vaak wordt infrastructuur gezien als dat wat achter het geluidsscherm of stofscherm ligt, terwijl stad en infrastructuur nauw met elkaar zijn verweven. In handen van de mensen die mobiliteit beheren en uitvoeren ligt een geweldige opgave, die direct kan worden gekoppeld aan mobiliteitsbeheer-sing, duurzame stedelijke ontwikkeling en het streven naar een gezonde stad. Ik vraag me af of RWS zich die verandering van rol al voldoende realiseert. We zouden wat mij betreft op dit terrein een zeer actieve en productieve houding moeten aannemen.’

| Rijkswaterstaat126

mei 2013Eric Luiten, Rijksadviseur voor Landschap en Water

Borg ruimtelijke kwaliteit bij natte WaterstaatVerbind het Deltaprogramma met ecolo­gische ambities, en energietransitie met landbouw en infrastructuur. Als dat lukt, krijg je toegevoegde waarde, stelt Eric Luiten. Wat betekent dat voor RWS?

De komende jaren neemt het kabinet belang-rijke investeringsbeslissingen. De beoogde interventies hebben effect op de kwaliteit van ons cultuurlandschap. Het kabinet wil bij de voorbereiding van die grote investeringen scherp worden gehouden op dat aspect ruimtelijke kwaliteit. Daarom heeft het ministerie van Economische Zaken Eric Luiten benoemd tot Rijksadviseur voor Land-schap en Water. Luiten is zelfstandig land-schapsarchitect en deeltijdhoogleraar Erf-goed en Ruimtelijk Ontwerp aan de TU Delft. Samen met de Rijksbouwmeester en de Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad heeft hij een werkprogramma opgesteld met de titel De techniek van het verbinden.

Adviesthema’s Landschap en Water

Kunt u voorbeelden geven van actuele adviesthema’s binnen het rijk?‘Drie grote kwesties die aandacht vragen – en die samenhangen met het beleid van de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken – zijn de ener-gietransitie, het Deltaprogramma en de nieuwe Natuurvisie.’

‘De omvorming van energievoorziening uit traditionele koolstofbronnen naar ver-nieuwbare energiebronnen heeft ingrij-pende gevolgen voor het landschap. De minister maakt zich bijvoorbeeld zorgen over de maatschappelijke reactie op de plaatsing van duizend grote windturbines op land en op zee tot 2020. Hoogwater-veiligheid en zoetwatervoorziening nopen ertoe dat je aan de gang gaat met rivier-beheer, dijken, dammen en kustverdediging. De kwalitatieve kant van die opgave is nog onvoldoende in beeld. Ten slotte volg ik nauwgezet de herbezinning van het rijk op zijn rol bij de ontwikkeling van weerbare en betekenisvolle natuur in een steeds diverser landelijk gebied.’

‘De rode draad door al deze adviesthema’s is het organiseren van ruimtelijke kwaliteits-borging. Hoe zorg je ervoor dat we die ruimtelijke kwaliteitsborging in de plan- en uitvoeringsprocessen verankeren? Die vraag is belangrijk, want we constateren een opgedeelde verantwoordelijkheid bij de genoemde onderwerpen en programma’s, terwijl kwaliteit juist ontstaat zodra je zaken met elkaar in verband weet te brengen.

De Lichtkogel | 127

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

Daarmee bedoel ik bijvoorbeeld de koppe-ling tussen het Deltaprogramma en het natuur- en erfgoedbeleid, of tussen energie-transitie, agrarische ontwikkeling en infra-structuur. Dat soort koppelingen, daar zijn we als Rijksadviseurs van. Daarom hebben we ons werkprogramma De techniek van het verbinden genoemd.’

Eén van de thema’s in het werkprogramma is ‘een betere Delta’. Wat is daarbij de grootste uitdaging?‘De uitdaging is om het nieuwe Hoogwater-beschermingsprogramma en de vervan-gingsopgave van natte kunstwerken (eigen-lijk uitvoeringsprogramma’s van het Deltaprogramma) te verrijken en te verbre-den. Strikt genomen moeten die program-ma’s zorgen voor maatregelen voor hoog-waterveiligheid en zoetwatervoorziening in de komende decennia. Ik vind echter dat je verder moet kijken en daarbij ook andere ruimtelijke ontwikkelingen in ogenschouw moet nemen. De ambitieuze waterprogram-ma’s gaan de komende decennia veel geld kosten. De vraag is daarom: op welke manier kunnen we de investeringen in het waterbeleid en -beheer zó inrichten dat ook andere maatschappelijke sectoren er profijt van hebben? We zijn dus op zoek naar toe-gevoegde waarde.’

Managen van maatschappelijke bezorgdheid

Wat gaan deze ruimtelijke uitdagingen betekenen voor Rijkswaterstaat?‘Als uitvoeringsorganisatie neemt RWS het estafettestokje over van de beleidsmakers. Juist in de uitvoering is die ruimtelijke kwaliteitsborging belangrijk. RWS moet wat

mij betreft dan ook stevig blijven nadenken over de ruimtelijke effecten van het fysieke werk dat wordt voorbereid. Daarbij moeten de maatschappelijke waardering en de professionele oordeelsvorming op tijd in de planvorming worden meegewogen. Een inspirerend voorbeeld van een programma waar RWS dit principe goed toepast, is Ruimte voor de Rivier. Daar is destijds in de fase van de Planologische Kernbeslissing vastgelegd dat behalve de hydraulische ook een ruimtelijke opgave aan de orde is, zoals verbetering van stedenbouwkundige, ecolo-gische en recreatieve waarden.’

‘Deze aanpak van Ruimte voor de Rivier – met veel aandacht voor ruimtelijke kwali-teit – is mogelijk ook toepasbaar bij de uitvoering van het Deltaprogramma. Daar spelen dezelfde maatschappelijke kwesties. Als je met dijken aan de gang gaat, krijg je bijvoorbeeld met erfgoed te maken. Dat betekent dat RWS zich moet voorbereiden op maatschappelijke bezorgdheid. Met voorbereiden bedoel ik niet dat je dan maar zoveel mogelijk mensen moet laten inspre-ken, maar wel dat RWS het werk zó organi-seert dat er een adequaat antwoord is op die maatschappelijke vragen. Er moet dus niet alleen een visie liggen op civieltechnische en begrotingstechnische kwesties, maar ook op ruimtelijke en architectonische aspec-ten. Daar moet je een verhaal en de juiste mensen bij hebben.’

| Rijkswaterstaat128

Organiseren van ruimtelijke kwaliteit

Hoe moet RWS dat doen wat u betreft?‘RWS moet mechanismes inbouwen in de voorbereiding, besluitvorming en uitvoe-ring van waterstaatswerken waardoor ieder-een voortdurend scherp blijft op de kwalita-tieve en ruimtelijke aspecten van het werk. Dat allemaal tegen de achtergrond van de groeiende maatschappelijke bezorgdheid om het landschap.’

‘Een voorbeeld waar dit al wordt opgepakt, is de versterking en vernieuwing van de Afsluitdijk. RWS werkt daar met een kwali-teitsteam, net als bij Ruimte voor de Rivier destijds, en heeft mij als voorzitter daarvan gevraagd. Uit het feit dat er een kwaliteits-team is, blijkt dat RWS beseft dat het niet alleen om een civieltechnische voorziening gaat, maar ook om een nationaal icoon. De dijk staat immers model voor de manier waarop we in de jaren dertig van de vorige eeuw met waterbouw omgingen. Ik vind dat RWS met de manier waarop de Afsluitdijk wordt aangepakt, een gezond ruimtelijk kwaliteitsbesef laat zien.’

‘Eén kanttekening daarbij: ik heb wel de indruk dat deze aanpak sterk afhangt van personen die in bepaalde management-posities zitten, en dat het organiseren van ruimtelijke kwaliteit nog te weinig zit inge-bakken in de structuur en de algemene werkwijze van RWS.’

Waar moet de discussie wat u betreft over gaan binnen RWS?‘Ik observeer dat het organiseren van ruim-telijke kwaliteitsborging bij de droge kant van de Waterstaat verder is gevorderd dan bij de natte tak. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat de maatschappij altijd uiterst kritisch is wanneer het gaat om nieuwe infrastructuur. Daar is per definitie sprake van landschappelijke kwetsbaarheid, en is er altijd maatschappelijke weerstand. Dat vertaalt zich door in de manier waarop RWS grote infrastructurele projecten voor-ziet van ruimtelijke kwaliteitsborging. Maar bij de grote natte programma’s begint het borgen van de ruimtelijke kwaliteit nu ook op gang te komen.’

‘Ik reken het tot een van mijn belangrijkste taken richting RWS om ervoor te zorgen dat het organiseren van ruimtelijke kwaliteit meer algemeen gangbaar wordt, juist ook binnen de natte waterstaatswerken. Het College van Rijksadviseurs is benoemd voor een periode van vier jaar. Ik hoop dat we dit binnen die periode op gang hebben gebracht. RWS mag me daar gerust op bevragen.’

De Lichtkogel | 129

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

mei 2013Vincent Marchau, hoogleraar managementwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen

Adaptief programmeren vereist andere mindset

‘Door te denken in termen van opties, minder en anders bouwen en hand aan de kraan, kun je vooraf geprepareerde maat­regelen direct uit de kast trekken als dat nodig is’, zegt Vincent Marchau, expert op het gebied van adaptief programmeren.

Om te kunnen anticiperen op de – per defi-nitie onzekere – toekomst, is organisatori-sche flexibiliteit nodig. In het waterbeheer lijkt dat besef verder te zijn doorgedrongen dan in het mobiliteitsbeleid. Kijk maar naar de gestage invoering van het sturingscon-cept adaptief deltamanagement. Kort door de bocht gesteld werkt dat concept met verschillende toekomstscenario’s voor klimaatverandering, en dientengevolge ook met verschillende adaptatiepaden. Door maatregelen flexibel en modulair te plan-

nen, hopen waterbeheerders te kunnen inspelen op onzekere (gevolgen van) klimaatveranderingen.

Dit adaptieve programmeren doet nu ook zijn intrede in het mobiliteitsbeleid. De Lichtkogel sprak daarover met Vincent Marchau, hoogleraar aan de faculteit Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit. Zijn leeropdracht is Onzekerheid en adaptiviteit van maatschap-pelijke systemen. En leuk om te weten: Marchau is ook managing director van TRAIL, de Dutch Research School for Transport, Infrastructure and Logistics, een samenwer-kingsverband van vijf Nederlandse universi-teiten op dit specifieke vakgebied.

Zwarte zwanen in het transportbeleid

Kunt u om te beginnen uitleggen wat uw leerop-dracht ‘Onzekerheid en adaptiviteit van maatschap-pelijke systemen’ inhoudt? Over welke maatschap-pelijke systemen gaat het?Marchau: ‘Adaptiviteit gaat over zogenaam-de black swan events, verrassingen en onze-kere ontwikkelingen die een grote impact kunnen hebben, maar die we achteraf vaak kunnen rationaliseren. Na een ramp zeggen we: “Logisch dat het is gebeurd, hadden we het maar geweten”. In adaptieve planning gaat het om het vooraf identificeren van zulke zwarte-zwaan-gebeurtenissen, zodat we er maatregelen voor kunnen bedenken en voorbereiden.’

‘Deze manier van denken kun je op tal van maatschappelijke systemen loslaten. Voor transport en logistiek zie ik bijvoorbeeld vijf

| Rijkswaterstaat130

zwarte zwanen waar we iets mee moeten in de adaptieve planning. Denk aan klimaat-verandering, de stijging van de zeespiegel en wat dat gaat betekenen voor de planning van de infrastructuur. Moet je bijvoorbeeld nog doorgaan met het aanpassen c.q. uit-breiden van oude infrastructuur, of gaan nadenken over andere vormen van infra? Het gaat om de ontwikkeling van voldoende robuuste infrastructuur, dat wil zeggen flexi-bel en veerkrachtig genoeg om schade te voorkomen dan wel beheersbaar te maken.’ ‘Denk ook aan de financiële crisis en de consequenties voor de transportvraag, niet alleen wat betreft de omvang, maar ook het type transportvraag. Het KiM heeft recent in de Mobiliteitsbalans 2012 een daling van de groei van de automobiliteit becijferd, maar we weten niet hoe het er op langere termijn uitziet. Onzekerheid dus. Een derde zwarte zwaan is de energietransitie: het is zeer onzeker of we massaal overgaan naar elek-trische voertuigen op batterijtechnologie of brandstofcellen op waterstof. Dat hangt er onder andere van af of er een doorbraak komt in de batterijtechnologie of juist in de brandstofcellen.’

Mobiliteit wordt vervangen door mobiel zijn

‘Technologische vooruitgang an sich is de vierde zwarte zwaan in de infra en logistiek, denk aan de gevolgen van de introductie van automatische voertuigen, zoals de Google Car. Welke technologie komt er in het voer-tuig en welke in de weg, en wat zijn de gevolgen? Als voertuigen veel rijtaken gaan overnemen (afstand houden, koers bepa-

len), kan het rijden veel efficiënter worden, met een hogere verkeerscapaciteit op de huidige wegen als gevolg. Dan kunnen we dus met minder infrastructuur toe.’

‘Ten slotte spelen er sociaal-culturele ont-wikkelingen. Wat doen jongeren de komen-de decennia? Jongeren lijken meer aan de smartphone te hechten dan aan een rij-bewijs. Ook de andere manier van werken heeft invloed op onze mobiliteit. Tegen-woordig kun je overal werken, dat hoeft niet meer op kantoor. Kortom: vroeger ging het over mobiliteit, tegenwoordig over mobiel zijn.’

Accepteer dat de toekomst onzeker is

Deze vijf ontwikkelingen betekenen veel onzekerheid, hoe lost de methode van adaptief programmeren dat op?Marchau: ‘Het begint met de grote bewust-wording dat je in dit soort gevallen de toe-komst niet kunt voorspellen. Toch kunnen we wel proberen ons voor te bereiden, door te verkennen wat er allemaal zou kunnen gebeuren en hoe die gebeurtenissen vervol-gens ons beleid en onze besluitvorming beïnvloeden. Die analyse hoeft niet voor ieder wissewasje te gebeuren, het gaat om langetermijnontwikkelingen die zowel belangrijk als onzeker zijn en waardoor het beleid zou kunnen falen, zoals een techno-logische doorbraak, een ramp, grillige politieke besluitvorming, of in dit concrete geval: een lagere of juist hogere transport-vraag dan verwacht.’

De Lichtkogel | 131

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

‘Een belangrijke basis van adaptief program-meren is monitoring en analyse van onze-kere ontwikkelingen. Zorgen voor inzicht in wat er precies gebeurt en het van te voren definiëren van beslismomenten of grenzen: wanneer gooien we het roer om? Ten slotte komt het aan op alternatieven en vooraf geprepareerde maatregelen die we meteen kunnen uitvoeren. Denk aan het reserveren van ruimte voor capaciteitsuitbreiding, onderzoek naar en voorbereiden van alter-natieve locaties voor mainport-activiteiten, of aan gefaseerde, flexibele bouw. Een klassiek voorbeeld is het originele ontwerp van de brug over de Taag in Lissabon. Deze brug werd sterker gebouwd dan op dat moment nodig was, zodat hij in de toe-komst met een tweede niveau zou kunnen worden uitgebreid. Dat gebeurde midden jarig negentig dan ook.’

Is deze aanpak niet veel te duur in tijden van financiële crisis en bezuinigingen? Marchau: ‘Op basis van onze eerste studie naar de kosten en baten van adaptief beleid ten opzichte van traditioneel beleid blijkt dat adaptief beleid voordeliger is, simpel-weg omdat je klaar bent voor meerdere toekomsten. Flexibiliteit kost in eerste instantie meer, maar omdat je in meerdere toekomsten terecht kunt komen, haal je daar juist je voordeel uit. Maar ik geef toe: het is best lastig om de kosten en de baten van opties en monitoring mee te nemen. Daar moeten we wetenschappelijk nog in groeien.’

Praktische toepassing van adaptief plannen

Is deze adaptieve planningsmethode al praktijk, of valt ze nog onder de noemer wetenschap?Marchau: ‘De methode sluit vooral aan bij de bouw of uitbreiding van grote objecten die over vijftig tot honderd jaar nog steeds bestaan, zoals de uitbreiding van een vlieg-veld, de aanleg van een spoorlijn of een tunnel. De stap van wetenschap naar uitvoe-ringspraktijk is best uitdagend. Daarom ben ik blij met de recente ontwikkelingen bij het ministerie van IenM om te verkennen wat adaptief programmeren kan betekenen voor de gebiedsagenda en het MIRT (Meerjaren-programma Infrastructuur, Ruimte en Transport, red.).’

‘Ik verwacht dat de eerste vingeroefeningen met adaptief denken hun weg kunnen vinden in de gebiedsagenda’s. Decentrale overheden leggen vaak verzoeken bij de rijksoverheid, bijvoorbeeld voor aanleg van infrastructuur teneinde een stad beter te ontsluiten. De rijksoverheid vindt het afwe-gen van al die claims soms moeilijk. Adap-tief denken en plannen kan dan uitkomst bieden.’

Wat is daarvoor nodig?‘Het vraagt om een andere politiek-bestuur-lijke mindset. Het is voor een bestuurder best lastig om uit te leggen dat er misschien een brug gaat komen, maar misschien ook niet. Ik merk dat ze daar bij water al verder mee zijn dan bij infrastructuur. De Delta-commissie werkt bijvoorbeeld al op een adaptieve manier aan waterbeheer. Waarom ze daar bij water verder mee zijn dan bij

| Rijkswaterstaat132

droge infra, is speculeren, maar de lessen en ervaringen zouden ten minste moeten worden uitgewisseld.’

Betekenis voor Rijkswaterstaat

Wat gaat deze manier van denken betekenen voor Rijkswaterstaat?Marchau: ‘Minder en anders bouwen. Een andere manier van plannen: meer denken in termen van opties. Dat betekent zaken open houden en (technologische) kansen grijpen. En vooral: veel monitoren en analy-seren. Voor adaptief plannen is veel infor-matie nodig. Wie gebruikt de weg en wanneer precies? Hoe ontwikkelt de trans-portvraag zich werkelijk, en welke patronen worden zichtbaar? Wanneer verbreden we de weg, en wanneer niet?’

Waar moet de discussie binnen Rijkswaterstaat over gaan?‘Wij wetenschappers ontwikkelen veel, maar vervolgens moeten we toepassings-mogelijkheden vinden. RWS moet samen met wetenschappers optrekken – en doet dat al – om te kijken hoe we adaptief beleid verder kunnen ontwikkelen. Als we deze aanpak willen toepassen op een reëel pro-bleem – zoals een regionale gebiedsagenda – hoe ziet dat er dan uit? En last but not least: kunnen we ook voor de besluitvorming rond infrastructuur de mindset veranderen zodat we adaptief kunnen denken?’

De Lichtkogel | 133

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

november 2013Daan Roosegaarde, designer en kunstenaar

Op de Smart Highway komen functie en ervaring samenDutch Design dat de wereld beter maakt, uitgerold op de infrastructuur van RWS. Volgens designer en kunstenaar Daan Roosegaarde kan het. Samen met wegen­bouwer Heijmans ontwierp hij de Smart Highway. Maar is RWS klaar voor de primeur?

Sinds Daan Roosegaarde halverwege 2013 de prestigieuze internationale designprijs INDEX: Award won, lijkt iedereen ineens weer enthousiast te zijn over de Nederland-se snelweg. Dat komt door het nieuwe concept Smart Highway. Het is ontwikkeld door de designers van Studio Roosegaarde in samenwerking met wegenbouwer Heij-mans. Het concept is niet alleen duurzaam en goed voor het milieu, maar ook nog eens interactief en betoverend mooi. Dat bete-kent ’s avonds nooit meer turen en tobben op de donkere snelweg. In plaats daarvan ruist er een waaier aan lichtjes in de berm

automatisch met je mee terwijl je rijdt. Roosegaarde noemt dat interactieve wegver-lichting. Strepen en andere wegmarkerin-gen lichten op als heuse glow-in-the-dark decoraties, zo weggelopen uit de speelgoed-winkel. Het nieuw ontwikkelde fluoresce-rende materiaal laadt zichzelf overdag op en geeft licht in het donker.

Kristalpad

‘Te gek’, vonden ze in India, ‘elke dag Divali’ (lichtjesfeest, red.). Omdat wegverlichting in India per definitie ontbreekt en er veel ongelukken gebeuren, aarzelde men geen moment. Het glowing lines-concept van Roosegaarde wordt daar momenteel uitge-probeerd. Dichter bij huis trouwens ook. Rond Eindhoven, de streek waar vroeger Vincent van Gogh woonde, wordt een 600 meter lang fietspad voorzien van duizenden glinsterende steentjes die overdag opladen en ’s avonds licht geven. Een hedendaagse ode aan Van Gogh.

Het innovatieve concept van Roosegaarde en Heijmans gaat nog verder. Bij kou en gladheid reis je op de Smart Highway zoals in een film. De sneeuwvlokjes die op het wegdek zijn geverfd – en die normaal gesproken onzichtbaar zijn – veranderen als het nodig is van kleur om de automobilist te waarschuwen voor gladheid. Roosegaarde gebruikt daarvoor ‘slimme verven’ die rea-geren op temperatuurverschillen. De verf kan volgens hem ook worden gebruikt om andere boodschappen door te geven, bij-voorbeeld over de toegestane rijsnelheid. Tunnels op de slimme snelweg zijn binnen-

| Rijkswaterstaat134

kort synoniem aan licht en verbeelding. Dat komt doordat de rijwind die in het midden van de tunnel ontstaat door het verkeer, wordt benut voor het opwekken van elektri-citeit. Ten slotte helpt de Smart Highway de elektrisch rijdende automobilist tijdens het rijden aan gratis brandstof. Dat gebeurt dankzij de induction priority lane. Kortom: Dutch Design dat de wereld beter maakt, uitgerold op de infrastructuur van RWS. Kan het?

Infranatuur

Kunstenaar en designer Daan Roosegaarde meent van wel. Volgens hem moeten we het Nederlandse landschap meer gaan zien als een cultureel statement, een Nederlands icoon. Wie met eigen ogen wil zien wat hij daarmee precies bedoelt, reist af naar de Lotus Dome in Lille, Frankrijk. Dichter bij huis kan ook: Dune 4.2 is geland langs de Maas in Rotterdam. Marbles (interactieve LED rocks) verlichten het Bouwmeesterplein in Almere Stad. De Crystal expo staat in Natlab, Eindhoven. Of je bezoekt gewoon de website van Roosegaarde (www.studioroosegaarde.net).

Vanwaar de stap van kunst naar snelweg?Roosegaarde: ‘We leven onder het zeeniveau. Dus ons hele Nederlands landschap is cultu-reel bepaald, gemaakt door ons. Het gaat me om de transformatie hierin. Als we zoveel tijd en geld steken in het ontwerpen en optimaliseren van auto’s, hoe kan het dan dat het concept van de snelweg nog steeds dateert uit de tijd van de Romeinen? Als je de wereld mooier en duurzamer wilt

maken, is er veel meer interactie nodig tussen mensen en de openbare ruimte. Met de interactieve designs wil ik mensen ver-binden met de omgeving. Natuur, mens en techniek integreren. Infranatuur. Dat kan ook prima op de snelweg. Daar gaat het me om de interactie tussen automobilist en de snelweg.’

‘Waarom moet bijvoorbeeld de straatver-lichting altijd aan, ook als er niemand rijdt? Met slimme materialen kunnen we waar-schuwings- of verlichtingssystemen veel beter verbinden met de vraag of behoefte, via de interactieve gebruiker. Zo kun je duurzamere oplossingen voor problemen ontwikkelen. De hoeveelheid informatie die de weggebruiker krijgt wordt steeds groter, hoe houden we dat nog natuurlijk? Dan moet je anders durven nadenken over high tech materialen en ervaringen.Met andere woorden: de Smart Highway gaat niet alleen over nieuwe technologieën en ontwerpen, maar over het creëren van nieuwe mentale koppelingen. Wat kunnen we hierin leren van de natuur? Ik wil men-sen aanzetten om over de toekomst na te denken.’

Snelweg als permanente icoon

Hoe futuristisch is de Smart Highway?‘De ideeën van de Smart Highway zijn niet per se high tech. Het zijn gewoon basis-principes die binnen drie tot vijf jaar op bestaande wegen kunnen worden toege-past. Daartoe ben ik gaan samenwerken met wegenbouwer Heijmans. Door de whizzkids en ontwerpers van Studio Roosegaarde te

De Lichtkogel | 135

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

verbinden met de vakmensen van Heijmans kunnen we een nieuwe positie op de markt neerzetten. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten. Onze ideeën en concepten vallen wereld-wijd op, we hebben er diverse prijzen mee gewonnen. Dankzij de Index designprijs was er veel internationale media-aandacht voor de Smart Highway. Voor Heijmans is het nieuwe zaken doen. Landen als Qatar, China en enkele Afrikaanse landen hebben zich al bij ons gemeld en willen graag kopen.’

‘Maar ik zou het natuurlijk wel geweldig vinden als we de Smart Highway ook in Nederland kunnen demonstreren. In 2017 is er weer een wereldtentoonstelling. Laten we het gebruikelijke paviljoen vervangen door een kunstwerk hier op Nederlandse bodem, een groot stuk slimme snelweg dat inter-actief en duurzaam is. Dutch Design is nu wereldnieuws. Kunnen we die aandacht niet benutten om onze economische positie te verbeteren? Juist in crisistijden moeten we niet minder, maar meer gaan doen.’

‘Ideeën en mogelijkheden genoeg. Neem Kinderdijk. Kijk hoeveel toeristen er nog steeds naar de molens in Kinderdijk gaan. Dat zijn van oorsprong landschapsmachi-nes, die nu als cultureel erfgoed worden beschouwd. Kunnen we niet voor een verge-lijkbare meer eigentijdse ervaring zorgen, een soort Kinderdijk versie 2.0? Denk aan de mogelijkheden die de Afsluitdijk biedt. Of een ander stuk snelweg.’

Betekenis voor RWS

Waar moet de discussie binnen RWS wat u betreft over gaan?‘Over de manier van aanbesteden. Voor de aannemerij wordt het steeds lastiger om zich nog te kunnen onderscheiden op de markt. Opdrachtgevers als Rijkswaterstaat kijken vaak naar de prijs. Daar valt ondertussen niet veel meer op af te dingen. Daardoor blijft er voor wegenbouwers nog maar weinig ruimte over om te kunnen innoveren. Waarom? Als we op dit moment onze ideeën en concepten met RWS zouden delen, kan het gebeuren dat een andere marktpartij er vervolgens met ons concept vandoor gaat, als ze het tegen een lagere prijs aanbieden. Ook geven de regels weinig ruimte voor nieuwe concepten. Met andere woorden: het systeem van aanbesteden werkt niet, de gewenste push voor innovatie komt op deze manier niet vanuit de overheid. Er moet meer ruimte komen voor proeftuinen met zaken zoals veiligheid en duurzaamheid, maar ook identiteit en beleving.’

‘Maar er is meer. RWS moet – gedwongen door bezuinigingen – ’s avonds het licht op de snelwegen uitdoen. Daar heb ik eigenlijk geen woorden voor. Hoe kon dat gebeuren? We wisten al langer dat dit stond te gebeuren. Ik ben groot voorstander van doetanks (geen denktanks), bestaande uit hybride teams van designers en entrepreneurs die werken aan dat landschap van de toekomst. En die daar samen met RWS ook echt in gaan investeren, weg met de vrijblijvendheid. Innovatie komt allang niet meer uit één sector. In deze tijd van economische crisis moeten we juist meer doen, niet minder.’

| Rijkswaterstaat136

november 2013Peter van Rooy, directeur Accanto

Rijkswaterstaat, doe gewoon je werk!

De dwingende spelregels van Rijkswater­staat maken samenwerking in gebieds­ontwikkeling heel lastig. ‘Dit moet anders, anders doet RWS er steeds minder toe!’, waarschuwt Peter van Rooy, goeroe op het vlak van gebiedsontwikkeling.

Peter van Rooy van bureau Accanto werkt al ruim vijfentwintig jaar als adviseur in de wereld van gebiedsontwikkeling. Van Rooy – die zichzelf vooral kansvergroter noemt – is betrokken bij het innovatieprogramma annex de denktank NederLandBovenWater. Na te hebben meegedaan aan ruim honderd praktijkcasussen heeft hij een tamelijk betrouwbaar beeld van wat wel en niet werkt in gebiedsontwikkeling. Deze inzich-ten en leerpunten zijn allemaal opgetekend in boeken en brochures. Van zijn hand verscheen onder andere het cahier ‘Verdien-mogelijkheden in gebiedsontwikkeling’. De laatste twee jaar zijn er volgens Van Rooy amper nieuwe inzichten over de do’s and don’ts in gebiedsontwikkelingsprocessen

meer bijgekomen: alle lessen op dit terrein zijn bekend. Nu gaat het om het herkennen van patronen in organisaties, en het coa-chen van veranderingsprocessen. Niet vreemd dus dat NederLandBovenWater vanaf 2014 verder gaat als ‘opwerkend’ opleidingsprogramma. Ook RWS gaat hier weer in participeren.

Reflectie op werkwijze van RWS

Wat is uw beeld van de manier waarop RWS in gebiedsontwikkeling participeert? ‘Ik geef al jarenlang met veel plezier trainin-gen aan mensen van RWS. Er is altijd een goede sfeer. Maar wat mij zo langzamer-hand opvalt, is dat het verschil tussen proces en procedure bij RWS matig wordt begrepen. Voor de duidelijkheid: een proces is communicatie over en weer tussen perso-nen in een netwerk, een procedure is een spelregel. Bij samenwerking in gebiedsont-wikkeling draait alles om het proces dat je speelt met meerdere spelers. Dat daarbij procedures komen kijken, is “slechts” nodig om niet te vervallen in praatcircuits zonder voortgang.’

‘Binnen RWS wegen procedures relatief zwaar, eigen interne procedures wel te verstaan. Gaat de samenwerking niet vol-gens de spelregels van RWS, dan gaat het hele spel domweg niet door of zonder RWS. Ideeën en uitvindingen die niet afkomstig zijn van RWS zelf, zijn vaak onbekend of worden genegeerd. Neem de methode van de universiteit van Tilburg om duurzame ontwikkeling in kaart te brengen. Provincies gebruiken die methode veel. RWS’ers zijn

De Lichtkogel | 137

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

daar door de bank genomen niet mee bekend. En dus bedenken ze zelf iets, dat juist bij partnerorganisaties onbekend is. Deels is dit inherent aan een grote organisa-tie, maar dit kan beter.’

‘Ander voorbeeld: een normaal gesprek over communicatie stuit spoedig op een scan, matrix of stroomschema met een veronder-steld creatieve benaming. Zonder een derge-lijke scan, nee zelfs zonder exact format A of B, stokt het proces. Communicatie als spon-tane interactie tussen mensen bestaat dan niet. Door strikt vast te houden aan zelf opgelegde keurslijven haal je gewoon veel minder uit mensen dan wat er eigenlijk in zit.’

Te intern gericht

Wat betekent dat voor de samenwerking in gebiedsontwikkeling?‘Mede door de eigen procedures en syste-men is RWS mateloos complex geworden. Dit neemt toe in de tijd, naar mijn indruk sneller dan de toename van complexiteit in de samenleving als geheel. Toen ik begon te werken, halverwege de jaren tachtig, was RWS een gezaghebbend kennisnetwerk. De organisatie bood een omgeving waar innovaties ook zonder topsectoren wortel konden schieten. Prachtig voorbeeld is de procesinnovatie voor inrichting van de Veluwerandmeren. Grootgemaakt door RWS plukt de hele regio er nu de vruchten van. Nog dit jaar richten zestien gemeenten een coöperatie op om samen het werk van RWS voort te zetten. Over absolute meerwaarde gesproken…’

‘Vooral deze eeuw is de inhoudelijke kennis dunner geworden en lijken werving en selectie vooral gericht op versterking van controlling, procurement, risk assessment en andere Angelsaksische functies. Als we niet oppassen, groeit RWS uit tot één com-plexe, intern gerichte controleclub met meer procedures dan de club zelf aankan. Mensen durven dan niet meer te handelen, terwijl de dynamische samenleving juist vraagt om overheden die er zichtbaar toe doen.’

‘Ik zeg dit omdat RWS me na aan het hart ligt. Het is een loyale organisatie, waaraan ook ik een deel van mijn kennis te danken heb. Het is een belangrijke uitvoeringsorga-nisatie voor Nederland, de grootste ruimte-lijke ordenaar. Ik gun het Nederland én RWS dat de situatie snel verbetert. Laat de tijd dat zo’n grote organisatie zó erg met zichzelf bezig is vooral kort zijn en zie het dan maar als een noodzakelijke overgang.’

Weet u voorbeelden waar het RWS wél is gelukt om samen te werken in gebiedsontwikkeling?‘Ruimte voor de Rivier en de inpassing van windmolens op zee zijn twee sterke pro-gramma’s die tonen dat de organisatie nog steeds grensverleggend en effectief kan samenwerken. De programma’s leunen op RWS en het zijn conceptuele exportartikelen. Op kleinere schaal was onlangs sprake van een doorbraak in de samenwerking rond de A59 tussen Den Bosch en Waalwijk, de gebiedsontwikkeling rond de Oostelijke Langstraat. Het is een combinatie van infra-structuur, waterveiligheid, natuur, recreatie

| Rijkswaterstaat138

en economie. Onlangs hebben alle betrok-ken overheden met maatschappelijke orga-nisaties een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. RWS deed daar niet aan mee, maar heeft in separate overeenkomsten wel verklaard te zullen investeren in infrastruc-tuur. Een puzzelstuk is eerst uit de puzzel genomen om die er vervolgens na realisatie weer in terug te brengen. Als het zo wél kan, dan maar zo.’

Nog meer goede voorbeelden?

‘Klassiek voorbeeld is dat van de gebieds-ontwikkeling rond de Overdiepse Polder. Daar moest Rijkswaterstaat eerst wennen aan het afstaan van autonomie aan de pro-vincie, het waterschap en de boeren. Gaande-weg heeft RWS in dat project toch een con-structieve rol gespeeld en is de organisatie vanwege haar vakkennis zeer gewaardeerd. Verder is de A2 Maastricht een spraakmakend voorbeeld, maar daar gaat het om innovatie in het aanbestedingenproces. Als het gaat om samenwerking met marktpartijen in aanbestedingsprocedures is RWS absoluut marktleider. Maar dan hoef je ook niet echt samen te werken. In de rol van opdracht-gever kun je immers gewoon jouw eigen procedures opleggen.’

Minder complexiteit en interne spelregels

Wat moet er volgens u gebeuren om van een proce-durecultuur naar een procescultuur over te stappen?‘Om te kunnen samenwerken met andere partijen moet de complexiteit van de eigen organisatie snel en drastisch worden ver-minderd. De medewerkers raken er name-lijk door verlamd. Ze schermen zich af van

de buitenwereld, omdat ze bang zijn voor nog meer complexiteit. Dat kunnen ze niet aan, want er is al zoveel intern gedoe. Het verminderen van de complexiteit is overi-gens makkelijker gezegd dan gedaan. Het is een cultuur die er langzaam is ingeslopen. Zeker waar ordebewakers het voor het zeg-gen hebben, houdt een systeem zichzelf vaak in stand. Beslist niet alleen bij RWS.’

‘De vraag die talloze anonieme RWS’ers zichzelf stellen is: hoe breek je zo’n proce-durecultuur open en hoe maak je dus meer ruimte voor mensgericht maatwerk? Die vraag stellen ook andere organisaties zich, zoals de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Haarlemmermeer. Zij besloten een reflectieve ombudsman in te zetten. Dat is iemand die rondloopt in de organisatie en voortdurend vragen mag stellen. Die tijdens een bijeenkomst vraagt: wat is de meer-waarde van deze bijeenkomst? Wat draagt het bij aan het doel? Wie is er bij gebaat? Zo rammel je de cultuur open. Zeer effectief en het kost bijna niets.’

‘Wat het oplevert? Het effect is nu al dat medewerkers van de provincie in een nieuwe routine komen en zichzelf de vraag stellen: wat is onze rol, waar ligt onze toe-gevoegde waarde, wat kunnen we doen? In plaats van er automatisch maar van uit te gaan dat ze meerwaarde hebben en er toe doen. Zelfs overheden die al eeuwen bestaan, kunnen zich dit niet langer permitteren.’

De Lichtkogel | 139

Trend: ruimtelijke ontw

ikkelingen

Betekenis voor RWS

Waarover moet de discussie binnen RWS wat u betreft gaan?‘RWS, doe gewoon je werk! En zorg ervoor dat de output van de organisatie hoger wordt. Veel medewerkers hebben het druk, maar ze zouden met elkaar verder kunnen komen en van meer betekenis kunnen zijn voor Nederland. Gooi de luiken open: kijk eerst naar buiten voordat je zelf iets ontwik-kelt. Ook buiten RWS wordt stevig denkwerk verricht; door dat te adopteren smeedt je indirect een band met de ontwikkelaar. Hier tekenen zich gidsprincipes voor de organi-satie af. (1) Bij behoefte aan een methodiek eerst buiten de deur zoeken en pas als die echt nog niet bestaat, zelf aan de slag. (2) Bij behoefte aan een scan of matrix eerst pro-beren het zonder te doen en er pas aan beginnen na een overtuigende motivatie van de noodzaak. (3) Geen veronderstelde creatieve krachtkreten meer, die eerder van de leg houden dan dat ze bijdragen! De discussie zou in bescheidenheid moeten gaan over de vraag hoe RWS, met al zijn ken-nis en kunde, tot extra meerwaarde voor de toekomst van de samenleving kan komen.’

‘De DG, Jan Hendrik Dronkers, is waar-schijnlijk dagelijks met deze vraag bezig. Net als veel medewerkers, want de organisa-tie wil graag leren. Nu RWS participeert in het vervolg van het programma NederLand-BovenWater, zullen we ook van daaruit alles op alles zetten om daaraan bij te dragen. Andere partijen zullen het nieuwe RWS, met meer interne eenvoud en meer ruimte voor participatie door derden, onmiddellijk signaleren en met open armen ontvangen.’

Trend: reflectie

| Rijkswaterstaat140

Juli 2013Ger Nijman, oud-docent Sustainability and Reliable Mobility Innovation, Hogeschool van Amsterdam

Haast te laatHaast leidt tot tijdverlies. Dat komt door­dat tijd gekoppeld is aan energie en dus entropie, maar tegelijkertijd ook aan de chaostheorie, stelt Ger Nijman, expert op het gebied van logistiek, openbaarver­keersmodellen en innovatie. ‘RWS moet daarom speelser en flexibeler nadenken over verkeersmaatregelen en infrastruc­tuur.’

Stel dat we in 2030 minder haast hebben, wat betekent dat dan voor het ontwerpen van onze infrastructuur? Die vraag stelden enkele RWS-medewerkers aan het einde van de vorige eeuw toen ze er achter waren gekomen dat de files niet verdwenen door de aanleg van meer asfalt. Het tegendeel leek zelfs waar: hoe meer asfalt, hoe meer files.

Denktanks onder de vlag van Wegen naar de Toekomst hielden zich vanaf dat moment bezig met fundamentele kwesties, zoals tijd en tijdbeleving. Daar werd ook Ger Nijman

bij betrokken, die toen docent was aan de Hogeschool van Amsterdam in het vakge-bied transportmodellen, humane logistiek en innovatie. Nijman is naar eigen zeggen al vanaf zijn vroege kinderjaren gefascineerd door de tijd en door vervoernetwerken. Vorig jaar eindigde zijn carrière bij de Hoge-school met het afscheidssymposium Liever stipt dan snel. Inmiddels legt hij de laatste hand aan zijn boek Haast te laat (uit ‘Opzij, opzij, opzij’ van Herman van Veen). De Lichtkogel sprak met hem over tijd en tijd-beleving en de betekenis ervan voor het werkveld van RWS.

BREVER en Wrevel

Hoe komt het dat haast leidt tot tijdverlies?Nijman: ‘Dat komt onder andere door de wet van Behoud van REistijd en VERplaat-sing (BREVER). Als mensen verder kunnen komen, kiezen ze hun bestemmingen ook verder weg. Ze gaan bijvoorbeeld verder van hun werk wonen. De straal van het werkge-legenheidsgebied neemt dus toe. Met de straal neemt ook de oppervlakte van de cirkel toe, maar wel kwadratisch. Dat is een hogere macht, en die drukt harder door. Met andere woorden: als je de file oplost, denk je lineair, maar in werkelijkheid krijg je de file kwadratisch terug.’

‘Nog een ander mechanisme speelt een rol bij de fileproblematiek, en dat is wat ik Wrevel noem: de Wet van reistijdverlenging. Die heeft te maken met de toenemende complexiteit van de samenleving. Vroeger ging de man met een broodtrommel onder de snelbinders op de fiets naar zijn werk, en

De Lichtkogel | 141

Trend: reflectie

’s avonds fietste hij weer naar huis. Tegen-woordig is de gezinslogistiek complexer. Man en vrouw werken allebei, vaak niet naast de deur. Voor en na het werk worden kinderen van en naar school gebracht, en bij het zwembad afgezet. Tussendoor wor-den de gezinsboodschappen gedaan, en ’s avonds zijn er nog andere afspraken. Met al die bewegingen neemt de kans op kwets-baarheden niet-lineair toe. Twee keer zo complex betekent vaak tien keer zo kwets-baar.’

Wetten en theorieën

Welke wetten en theorieën spelen nog meer mee?‘Een theoretisch natuurkundige, Michiel de Bruijn, wees me op de wet van de entropie. Op grond daarvan kon hij bewijzen dat elke poging om tijd te winnen, elders of later zal resulteren in tijdverlies. Als je in de tijd duikt, kom je bij energie uit. Dat zal ik toelichten. Energie gaat nooit verloren, maar wordt altijd omgezet in een voor ons nutteloze vorm. De energie die vrijkomt uit de dieselolie die we verstoken, wordt voor een klein deel omgezet in beweging, de rest in warmte, net als de beweging wanneer we remmen. De warmte verdwijnt voor het allergrootste deel in het heelal.’

‘De volgende stap in de puzzel is de relativi-teitstheorie van Einstein. Daaruit weten we dat energie en tijd onlosmakelijk aan elkaar zijn gekoppeld, want E=mc2, waarbij c wordt uitgedrukt in meters per seconde. Met andere woorden: als je tijd probeert te winnen (haast) kost dat energie. De hoe-veelheid energie die je moet besteden is

evenredig met het kwadraat van de snel-heid. Dus hoe harder je wilt rijden, hoe meer energie het kost. En die energie zit op haar beurt weer vastgekoppeld aan de tijd.’

‘Dan is er nog de chaostheorie van Lorenz, die vaak wordt geïllustreerd met het butter-fly-effect. In het kort komt het erop neer dat als een vlinder in Rio de Janeiro met zijn vleugels wappert, er een week later een orkaan in Tokio kan ontstaan. Volgens Lorenz is de atmosfeer chaotisch, en daar-mee niet wiskundig voorspelbaar. Daardoor kunnen we het weer bijvoorbeeld ook nau-welijks langer dan een week tevoren voor-spellen. In complexe systemen, zoals de samenleving, de economie of ons eigen leven, is de relatie tussen oorzaak en gevolg a-lineair en niet meer op te sporen.’

Hoe beïnvloeden deze inzichten in tijd en tijdbeleving de logistieke praktijk?‘Modellen voor menselijk gedrag zijn gebouwd op aannames. Dat geldt ook voor economische en verkeersmodellen, want ook daar gaat het om menselijk gedrag. De enige modellen die kloppen zijn die uit de natuur-kunde, omdat de natuur geen emotie heeft en zich volgens wetmatigheden gedraagt. Maar het menselijk gedrag is emotioneel en dus chaotisch. Veel wiskundige modellen op dit gebied zijn gebaseerd op intuïtieve aan-names en veronderstellingen, maar die kunnen zomaar veranderen wanneer morgen onze blik op de wereld verandert.’

‘Kijk naar de huidige tijdsordening die berust op het industriële principe. De

| Rijkswaterstaat142

manier waarop we onze dag indelen komt voort uit de industriële denk- en werkwijze. Die gaat uit van grootschaligheid, denk aan massaproductie aan de lopende band. Daar-voor is het nodig dat alle processen worden gesynchroniseerd, ook de werktijden van de arbeiders. We hebben daardoor een ijzeren wil ontwikkeld om mensen te synchronise-ren, maar dat hoeft steeds minder. Wel bij OV-knooppunten omdat je in Nederland zo vaak moet overstappen. OV is te vergelijken met ballet. Een combinatie van Mondriaan en Bach.’

Wat betekent die grootschaligheid voor onze tijdbeleving?‘Inmiddels weten we dat de industriële werkwijze op zijn retour is. Schaalvergroting is passé, we weten dat die maar tot op zeke-re hoogte tot meer efficiëntie leidt. Maar de 3D-printer kan enorme impact krijgen op de logistiek. Daardoor wordt het transport meer lokaal, kleinschaliger en vooral diffu-ser van karakter. Kortom: een ander produc-tieproces zal tot een ander verkeersbeeld leiden.’

‘Daarnaast kan de trend van Het Nieuwe Werken veel invloed op de logistiek krijgen. Als je de dag niet meer volgens de industri-ele principes indeelt (waarbij iedereen tegelijkertijd aan het werk is), maar meer flexibel, dan ontstaat er in principe meer ruimte. Dat zou invloed kunnen hebben op onze tijdbeleving. We zouden onszelf dan bijvoorbeeld eens rustig kunnen afvragen: waar zijn we nou helemaal mee bezig?’

‘Volgens de wet van BREVER van C. Northcote Parkinson en G. Hupkes zullen we dat echter niet doen. Als je tijd over hebt, ga je die vullen, blijkt uit bedrijfskundige studies. Dat betekent: hoe meer ruimte over, hoe meer extra activiteiten, hoe meer verkeers-bewegingen. De wereld gaat aan vlijt ten onder. We hebben van alles gedaan om tijd te winnen, maar dat is niet gelukt. We heb-ben onszelf voorzien van allerlei tijdbespa-rende apparaten zoals computers, hogesnel-heidstreinen, vliegtuigen. Maar we hebben nooit eerder het gevoel gehad dat we zo veel tijd te kort kwamen als nu. Dertigjarigen lijden in toenemende mate aan burn out. De snelst groeiende instroom in de WAO bestaat uit gestreste mensen.’

Beloningssysteem

Hoe kan RWS inspelen op deze inzichten?‘Dat kan bijvoorbeeld met een belonings-systeem voor goed rijgedrag, een van de aanbevelingen uit Wegen naar de Toekomst. Zoals spitsmijden: dit idee stoelt op het a-lineaire karakter van files. In gewone taal: vijf procent minder verkeersaanbod kan tientallen procenten fileverkorting beteke-nen. Met andere woorden: trek mensen naar de parkeerplaats en geef ze gratis koffie en een broodje, 5 euro of gratis muziek. Daardoor wordt de reistijd van mensen die echt snel op hun bestemming moeten zijn betrouwbaarder. Die a-lineariteit zie je nu door de economische crisis. Die zorgt voor 2 procent minder woon-werkverkeer, waar-door veel files inmiddels zijn verkort of verdwenen.’

De Lichtkogel | 143

Trend: reflectie

‘Het is dus belangrijk dat RWS de complexi-teit van de materie (h)erkent. RWS zegt nu bijvoorbeeld: we gaan niet meer voor ver-snelling, maar voor betrouwbaarheid. Lie-ver stipt dan snel, dus. We zien dat dat prin-cipe bij de spoorwegen al goed werkt. Die hebben nu een dienstregeling die 3 procent langzamer is dan tien jaar geleden, maar die wel is geoptimaliseerd op het halen van de aansluiting. En omdat 40 procent van de mensen moet overstappen, betekent het verlangzamen van de dienstregeling een reistijdwinst van 35 procent.’

Waar moet de discussie binnen RWS over gaan?‘RWS moet toegeven dat er een chaostheorie is, en dat onze modellen op veronderstellin-gen gebaseerd zijn die volkomen onder-steboven kunnen worden gegooid. Dat betekent dat we ons heil moeten zoeken in systemen die semipermanent en goedkoper zijn. Denk aan de fantastische brug uit Wegen naar de Toekomst, die bij weg-werkzaamheden in één dag kan worden gebouwd en dezelfde dag ook weer kan worden weggehaald.’

‘De hoeveelheid geld die we uitgeven aan infrastructuur om de file weg te halen, staat wat mij betreft sowieso ter discussie. Als je fileminuten omrekent in jaren kosten de files ons 4000 mensjaren per jaar. Maar de 650 verkeersdoden (gemiddeld 30 jaar oud, met een levensverwachting van nog 50 jaar) kosten ons 32.000 mensjaren per jaar. Dat is acht keer zoveel. Er is een discrepantie tussen de hoeveelheid geld die we besteden aan het oplossen van files en de maatschap-

pelijke winst die ermee wordt gehaald. We zouden dat geld beter kunnen besteden aan het voorkomen van verkeersslachtoffers.’

‘Ten slotte een laatste discussiepunt: als RWS inzicht wil krijgen in de toekomst, moeten er kinderen, dwarsdenkers en kun-stenaars bij worden betrokken. De geschie-denis leert dat veel inzichten ontstaan bij kunstenaars, en een paar jaar later opduiken in de wetenschap. Zo kwam Picasso in 1903 met het portret van de vrouw die je zowel recht van voren als van opzij ziet. Twee jaar later kwam Einstein met de theorie waarin hij aantoont dat niet alleen tijd, maar ook ruimte relatief is. In 1961 goten kunstenaars een flesje limonade leeg in zee en riepen: dit is een happening. Twee jaar later was er de chaostheorie, die stelt it’s happening en je weet niet hoe het gebeurt. Met andere woorden: kunst inspireert de samenleving, direct maar vooral indirect, tot paradigma-veranderingen. Dat zou ook met ons ijdele streven naar tijdwinst kunnen gebeuren. Een andere blik op tijd en haast.’

| Rijkswaterstaat144

April 2013Paul Verhaeghe, psychoanalyticus en hoogleraar Universiteit van Gent

Pleidooi voor herstel van gemeenschapszin

Onze identiteit ontstaat in wisselwerking met onze omgeving. Als de omgeving ver­andert, heeft dat gevolgen voor onze identi­teit en hoe we ons verhouden tot anderen, zegt de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe. Wat betekent dat voor RWS?

In zijn boek Identiteit (uitgave De Bezige Bij, 2012) beschrijft Verhaeghe de mens als een sociaal dier met twee tegengestelde gedrags-tendensen: solidariteit en groepsvorming enerzijds, en autonomie en individualisme anderzijds. De maatschappij bepaalt de meest dominante tendens, die onze identi-teit vervolgens verder inkleurt.

Een korte terugblik in de geschiedenis leert dat onze samenleving zich – tot begin jaren zestig van de vorige eeuw – kenmerkte door een collectief zoeken naar veiligheid en stabiliteit. Het gevolg daarvan was dat men-sen zich onderling aanpasten, met groeps-vorming als resultaat.

Toen dat als te benauwend werd ervaren, zetten enkele vernieuwers zich daartegen af. Daardoor verlegden ze de maatschappelijke koers naar meer autonomie en keuzevrij-heid. Het individu werd belangrijker dan de groep, en materiële levensdoelen stonden voorop.

Doorgeslagen marktdenken

De neoliberale economie die zich daar later op entte, bepaalt volgens Verhaeghe nu ons leven, onze identiteit en de manier waarop we met elkaar omgaan. Wat hem betreft is die neoliberale economie echter doorgesla-gen, en staan we als maatschappij opnieuw op een kantelpunt in de evolutie van onze identiteit.

U beschrijft maatschappelijke golfbewegingen en constateert dat we in een doorgeslagen neoliberale samenleving terecht zijn gekomen. Waaruit blijkt dat?‘Het motto van die neoliberale economie is “eigen ik eerst”; wij moeten zoveel mogelijk profiteren. Het sleutelwoord is vermarkting, of marktdenken. Dat principe wordt ver doorgevoerd, ook voor zaken waar markt-denken helemaal niet thuishoort, zoals het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en de energievoorziening. De markt heeft namelijk maar één doel, en dat is het maken van winst. En dat is niet het primaire doel van collectieve dienstverleners.’

‘Marktdenken gaat bovendien uit van con-currentie, het tegen elkaar uitspelen van individuen. Dat staat haaks op de bedoeling van een organisatie die gericht is op het belang van de gemeenschap. Dat markt-

De Lichtkogel | 145

Trend: reflectie

denken efficiëntiewinst oplevert, is een groot misverstand. Efficiëntie en winst staan haaks op elkaar. Het beste voorbeeld dat het principe niet werkt, is de economische crisis; winst op korte termijn, een ramp op middel-lange termijn. Marktdenken werkt al hele-maal niet voor collectieve voorzieningen, en wellicht ook niet voor Rijkswaterstaat.’

‘Toch zit het marktdenken in onze hele omgeving. We spiegelen ons dus dagelijks aan deze neoliberale context. Dat het markt-denken is doorgeslagen blijkt uit het feit dat we ook onszelf en anderen in termen van marktdenken zijn gaan bekijken: we “inves-teren” in een relatie, en het nieuwe scheld-woord is “loser”.’

Nauwelijks identificatie met organisatie

Hoe vertaalt zich dat op de werkvloer van organisaties?‘Marktdenken betekent altijd een tegenstel-ling tussen het individu en de organisatie, want beide partijen denken vanuit winst-maximalisatie. “Wat kan ik er maximaal uit halen? Kan ik ergens anders nog meer krij-gen?” Winstmaximalisatie wordt vaak ver-momd als efficiëntie, maar dat is het niet. Het gevolg van het marktdenken in organi-saties is namelijk dat werknemers zich als “rationele spelers” gedragen in plaats van als team, en zich nauwelijks met de organi-satie identificeren. Doordat ze zich niet verbonden voelen, nemen ze geen collec-tieve verantwoordelijkheid. De tegenstelling tussen individuen en de organisatie veroor-zaakt wantrouwen. Vandaar de toenemende controles, met als gevolg dat meten en

cijfers een papieren werkelijkheid creëren, op basis waarvan top-downbeslissingen worden genomen.’

De trend is dat medewerkers zich steeds meer als ZZP’ers in een organisatie gaan gedragen. Is dat ook een vorm van door geslagen neoliberaal marktden-ken? Wat zijn de gevolgen?‘Vermoedelijk is dit isoleren van medewer-kers tot ZZP’ers een illustratie van de oppo-sitie tussen het individu en de organisatie. Daarbij werken medewerkers afzonderlijk, en ze worden individueel beoordeeld. Medewerkers werken niet samen in teams, collega’s zijn concurrenten. Als de trend inderdaad zo zou uitpakken, heeft dat nega-tieve effecten op de psyche van de medewer-kers, en dus op de productiviteit van de organisatie. De normale sociale verbanden op de werkvloer worden dan namelijk door-geknipt. Dat gaat in tegen datgene waar we ons als mens goed bij voelen, namelijk dragende sociale verbanden. Let wel, ik wil niet de indruk wekken dat ik tegen zaken als individuele beoordeling of concurrentie ben. De situatie waarin deze instrumenten worden gebruikt bepaalt of ze interessant of gevaarlijk zijn.’

Sleutelwoord: verbinding

U hebt het in uw boek over ‘herbronning’. Is dat een alternatief voor het neoliberale marktdenken in organisaties?‘Herbronning houdt in dat we terugkeren naar enkele goede ideeën van vroeger, maar die wel een eigentijdse, moderne vorm geven. In plaats van organisatie gebruik ik liever het woord gemeenschap. Illustratief is

| Rijkswaterstaat146

de relatie tussen het individu en de gemeen-schap, waarbij het sleutelwoord verbinding is. In de verhouding tussen het individu en de gemeenschap is er weliswaar een span-ningsveld, maar daar halen beide partijen winst uit. Het individu stelt namelijk zijn kennis en ervaring in ten dienste van de gemeenschap, de gemeenschap geeft het individu daarvoor de nodige erkenning, autonomie en vertrouwen. Het individu voelt zich daardoor verbonden met de gemeenschappelijke doelen van de gemeen-schap.’

‘Een voorbeeld waarbij men is overgestapt naar deze nieuwe vorm van werken is het Vlaamse ministerie van Sociale Zaken. Top-ambtenaar Frank van Massenhove transfor-meerde het saaiste ministerie tot een van de meest aantrekkelijke en efficiënte werkplek-ken bij de Belgische overheid, en hij publi-ceerde er een boek over: De collega’s werken thuis. Het ministerie draait tegenwoordig volledig op basis van samenwerking, ver-trouwen en identificatie, daarbij geholpen door moderne technische voorzieningen zoals internet. Een meerderheid van de mensen werkt (online) vanuit thuis, en komt slechts een of twee dagen per week bewust samen op kantoor. In zes jaar tijd zijn alle achterstanden in dossiers weg-gewerkt, is het ziekteverzuim gedaald, en hangt er een betere werksfeer.’

Nieuwe keuzes maken

U stelt dat we als maatschappij op de wip zitten, en (moeten) overgaan naar een nieuwe fase. Heeft het marktdenken daar nog wel een plaats in?‘De markt heeft natuurlijk een belangrijke plaats, maar het marktdenken moet zich focussen op de markt als zodanig. Daar loopt het nu grondig mis. Wij hebben hele-maal geen vrije markt, maar een gederegu-leerde markt. Dat is iets totaal anders. We moeten dus weer terug naar een systeem waarin de markt inderdaad een vrije markt is. Dat is een taak van politici die zich boven de economie moeten plaatsen, in plaats van politici die zich opstellen als dienstknechten van de economie.’

‘Toch kunnen we maatschappelijk gewenste veranderingen niet alleen op het bordje van politici en economisten leggen. Net zoals veertig jaar geleden een handjevol mensen zich ging afzetten tegen de toenmalige groepsdwang en het verplichte conformis-me, zullen wij op onze beurt nieuwe keuzes moeten maken voor meer duurzaamheid en solidariteit. Ieder van ons, elk op zijn eigen niveau, bij voorkeur in onze eigen onmid-dellijke omgeving. Het mooie is dat we ons daardoor als individu beter en meer auto-noom zullen gaan voelen.’

De Lichtkogel | 147

Trend: reflectie

September 2013Bert Toussaint, historicus RWS

Recessies houden RWS scherp en innovatiefRWS­historicus Bert Toussaint vergelijkt de economische recessie van de jaren tachtig met de huidige crisis. Wat valt er te leren voor RWS?

Als het bruto nationaal product (waarde van geproduceerde goederen en diensten) van een land minimaal twee kwartalen na elkaar krimpt, zitten we in een recessie. We praten over een economische depressie (laagcon-junctuur) als de economische groei langdu-rig en sterk afneemt. Depressies kenmerken zich door hoge werkeloosheid, lage econo-mische bedrijvigheid en weinig consumen-tenvertrouwen. Enkele bekende depressies zijn de Paniek van 1837 in Amerika, de Grote Depressie van 1873-1896 tijdens de tweede industriële revolutie, en de Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw, in Nederland bekend als ‘de crisisjaren’. Meer recent zijn de recessie van de jaren tachtig en de huidige kredietcrisis.

Als je weet dat Rijkswaterstaat al meer dan tweehonderd jaar bestaat, snap je dat de organisatie dus al deze depressies en reces-sies heeft doorstaan! De vraag is hoe, en wat valt ervan te leren? Aan het woord is histori-cus Bert Toussaint, die bij RWS verantwoor-delijk is voor onderzoek naar en geschied-schrijving over de uitvoering van de taken door de jaren heen.

Krimp anno 1980

Wat gebeurde er precies tijdens de recessie van de jaren tachtig?‘In de jaren tachtig was er een snel oplopend financieringstekort dat nog hoger was dan het huidige tekort. De collectieve sector was destijds veel groter dan nu. De overheidsuit-gaven dus ook. Dat alles kon betaalbaar worden gehouden door de enorme econo-mische groei van de jaren vijftig en zestig. Maar in 1979 werd de Westerse wereld voor de tweede achtereenvolgende keer gecon-fronteerd met een oliecrisis, veroorzaakt door onrust in het Midden-Oosten. Onder het regime van ayatollah Khomeini expor-teerde Iran toen veel minder olie, waardoor de olieprijzen stegen.’

‘Het ging slecht met het Nederlandse bedrijfsleven, waardoor we in een neer-waartse spiraal terechtkwamen van minder belastinginkomsten, grotere overheids-tekorten en oplopende werkeloosheid. Die crisis raakte ook de overheid hard. Dat bracht het eerste kabinet-Lubbers ertoe om flink te snijden in de overheidsuitgaven, ook in die voor RWS. Dure wegenbouw-projecten werden getemporiseerd, het facili-

| Rijkswaterstaat148

teren van het autoverkeer kreeg minder hoge prioriteit. Er kwam minder geld beschikbaar voor RWS en voor de wegenbouw.’

Hoe heeft dit het werk van RWS toen beïnvloed?‘Minder geld betekende dat wegenbouw-projecten selectiever werden uitgevoerd. Maar het betekende vooral dat flink werd bezuinigd op het beheer en onderhoud van sluizen, tunnels en bruggen. Daar begon-nen toen achterstanden te ontstaan. De dienstkringen trokken aan de bel omdat dit niet langer zo kon doorgaan. RWS wees de politiek erop dat hier iets aan moest worden gedaan, en dat er meer geld nodig was. De Tweede Kamer vroeg om bewijs: toon maar aan dat er inderdaad achterstanden zijn. Dat was voor RWS aanleiding om de stand van zaken op het areaal te inventariseren. Dat was eigenlijk voor het eerst. Op basis van de gesignaleerde knelpunten is er overigens wel beperkt en selectief extra geld gekomen.’

‘De jaren tachtig was ook de tijd van leiders als Margaret Thatcher, Ronald Reagan en in ons land Neelie Kroes, die allen voorstander waren van private financiering. Het denken over samenwerken met de markt is in die tijd ontstaan. De bestrijding van files had toen topprioriteit, maar de overheid kon niet meer alles zelf betalen. Met als gevolg dat publiek-private samenwerking voor het eerst op de agenda van RWS kwam. Het eerste PPS-project werd de Noordtunnel bij Rotterdam. Die is aangelegd met schaduw-tol, waarbij de bouwer een bedrag krijgt per gepasseerd voertuig gedurende een contrac-tueel vastgelegde periode.’

‘Een andere reactie op de recessie van de jaren tachtig was grootschalig opgelegde personeelskrimp. Het rijk moest vier jaar lang 2 procent per jaar krimpen. Bij RWS werkten toen 13 duizend mensen. Dus werd er gesneden in het personeelsbestand en gekeken of en hoe het werk efficiënter kon worden uitgevoerd. Er ontstond discussie over de vraag: wat zijn onze kerntaken? Het gevolg was dat veel werk is overgedragen aan de markt. Dat begon met het uitbeste-den van veel facilitaire diensten, zoals kantinepersoneel.’

Is toen ook communicatie ingezet als middel in de crisis?‘Nee, moderne maatregelen als “het zicht-baar maken van de kosten voor het publiek” stammen niet uit die tijd. Dat komt doordat er bij RWS destijds nog niet structureel werd nagedacht over communicatie als instru-ment. Er waren nog maar heel weinig com-municatiemensen in dienst. Die ontwikke-ling begon pas in de jaren negentig. Sindsdien is communicatie diep in de organisatie ingebed.’

RWS kan als grote opdrachtgever van de GWW-sector invloed uitoefenen op (herstel van) de crisis. Is dat ook gebeurd in de jaren tachtig?‘Misschien werd dat wel op die manier gevoeld, maar dat is nooit zo gesteld. Toen-malige projecten als de Oosterscheldekering hadden positieve invloed op de werkgele-genheid en de ontwikkeling van innovatieve kennis, maar dat werd meer gezien als een neveneffect van de investeringsstroom die op gang bleef. Het is RWS altijd te doen om

De Lichtkogel | 149

Trend: reflectie

de uitvoering van de kerntaken, daar wordt de organisatie immers op afgerekend. Voor de bestrijding van de crisis is een ander departement aan zet. Dat neemt niet weg dat RWS wel altijd een grote aanjager is geweest van kennisontwikkeling in de markt.’

Wat is het grootste leerpunt uit de recessie van de jaren tachtig?‘Dat krimp of bezuinigingen geen reden zijn tot somberheid, of om bij de pakken neer te gaan zitten. Integendeel: een crisis dwingt een organisatie om te vernieuwen en om scherper na te denken. Oude manieren van werken en denken “doen” het immers niet meer. Daarom moet je opnieuw bedenken waarom je taken voor de samenleving ver-richt. Dat houd je scherp. Zo heeft RWS in de jaren tachtig het integraal waterbeheer ontwikkeld. Behalve waterveiligheid en bevaarbaarheid zijn ook andere functies, zoals milieu en ruimte, aan het waterbeheer gekoppeld. Een mooi voorbeeld van een grote innovatie in crisistijd.’

Krimp in 2013

Helpen de oplossingen uit de jaren tachtig RWS ook nu weer uit de economische crisis, of zijn er andere maatregelen bedacht?‘Deels wel. Ook nu moet het personeels-bestand verder krimpen en zoekt RWS naar efficiëntieverbetering door werk uit te besteden aan de markt. De PPS-trend zet verder door. Het samenspel met de markt blijft interessant. We zijn nu wel een fase verder. De basis voor samenwerking is nu anders dan toen. Er is meer sprake van

co-creatie met de markt, en daardoor van een andere rolverdeling. RWS ontwerpt niets meer zelf, terwijl dat in de jaren tach-tig nog wel het geval was. Tegenwoordig werken we met DBFM-contracten (Design, Build, Finance, Maintain).’

‘De uitvoering van PPS gaat niet zonder horten of stoten. Bij de DBFM-projecten vormt vooral de financiering een steeds grotere uitdaging. In de huidige economi-sche crisis houden de banken immers de hand op de knip en geven nauwelijks nog kredieten, waardoor projecten überhaupt moeilijker te financieren zijn.’

Wat betekent de huidige kredietcrisis voor RWS?‘RWS zal het financieringsspel nu anders moeten spelen, omdat het geld ergens anders vandaan moet komen. Bijvoorbeeld van institutionele beleggers (pensioenfond-sen) of uit EU-fondsen. De EU wordt steeds belangrijker voor ons, want die heeft nog altijd sociale cohesiefondsen voor achter-standsgebieden. Daar heeft Nederland al eerder gebruik van gemaakt. Ook zijn er bij de EU fondsen beschikbaar om de crisis te bestrijden. Dat vraagt van RWS dus een schaalsprong voor PPS. Het nieuwe onder-nemingsplan spreekt dan ook over DBFM-plus.’

‘Op zoek naar nieuwe vormen van financie-ring, zet RWS niet alleen meer in op samen-werking met de markt, maar steekt ook meer tijd en energie in de samenwerking met de partners uit het netwerk. Dat RWS meer budget heeft dan de andere overheden

| Rijkswaterstaat150

– en het werk daardoor min of meer alleen kan doen – heeft mogelijk zijn langste tijd gehad. Dat betekent dat RWS meer op basis van gelijkwaardigheid moet samenwerken met de andere netwerkpartners.’

‘Verder denkt RWS als gevolg van de krediet-crisis na over nieuwe verdienmodellen. Dat betekent bijvoorbeeld dat gebruikers van RWS-diensten binnenkort gaan betalen voor bepaalde services. Het concept staat nog in de kinderschoenen, maar het komt er wel aan.’

Stel dat de economische crisis nog tien jaar duurt, wat zou dat dan betekenen voor de toekomst van RWS?‘Tien jaar crisis is nog nooit eerder in de moderne geschiedenis voorgekomen. Het lijkt me om een aantal redenen ook erg onwaarschijnlijk. De basisvoorwaarden voor de economie zijn nu veel beter dan in de jaren tachtig. Toen was de winstgevendheid van het bedrijfsleven nul, uitgehold door hoge loonskosten. Dat is nu niet meer het geval. Qua concurrerend vermogen zit Nederland wereldwijd zelfs in de top tien. We worden niet meer weggeconcurreerd door hoge loonkosten. De winstgevendheid van bedrijven zit nog steeds op een behoor-lijk niveau.’

‘Daarbij komt dat Nederland een open economie is. Andere exportmarkten – zoals de VS, Azië en ook Duitsland – groeien sterk, dus onze vooruitzichten zijn goed. Er komt een moment dat we worden meege-trokken met de groei om ons heen. Maar

belangrijker nog: Nederland heeft een hoogontwikkelde moderne marktecono-mie. Dat wil zeggen dat exportgerichte, commerciële markten onderling goed zijn geïntegreerd. Kenners zeggen zelfs dat Nederland die moderne markteconomie heeft uitgevonden.’

Hoe komt het dan dat Nederland als enige land nog in de crisis zit?‘We hebben hier een paar specifieke handi-caps, zoals de huizenmarkt die decennia-lang gefinancierd is met kapitaal van de banken. In het buitenland is de huizen-markt minder afhankelijk van de banken, daar moet je eigen kapitaal hebben om een huis te kunnen bouwen. De huizenmarkt is een vliegwiel voor de economie, dus als die stilvalt (doordat de banken geen kredieten meer geven) heeft dat ook invloed op ande-re investeringen.’

‘Een andere reden waarom wij meer dan andere landen getroffen worden door de kredietcrisis, is het grote aantal flexwerkers in Nederland. Mensen zonder vast inkomen worden hier extra hard getroffen door de crisis, waardoor de koopkracht verder ach-teruitgaat. Dat speelt bij ons meer dan in andere landen, want Nederland is daarnaast ook nog kampioen deeltijdwerken.’

Wat betekent die hoogontwikkelde Nederlandse markteconomie voor de toekomst van RWS?‘Dat we niet somber hoeven te zijn over de toekomst en ons werk gewoon goed moeten blijven doen, in partnership met de markt. Er komt veel werk op ons af, denk bijvoor-

De Lichtkogel | 151

Trend: reflectie

beeld aan de uitvoering van het Deltapro-gramma. Dat werk gaan we in toenemende mate delen met partners. Het betekent dat we meer denken en werken vanuit onze netwerken met marktpartijen en burgers.’

Waar moet de discussie over gaan?‘Over ons lerend vermogen. Hoe kunnen we omgevingsfactoren – zoals de economische crisis – beter begrijpen en doorvertalen in een visie op duurzaamheid en innovatie? Met andere woorden: ook de economische crisis vraagt om innovatief denken, omdat de oude denkmodellen steeds minder vol-doen. RWS zal daartoe zijn externe blik nog verder moeten ontwikkelen.’

| Rijkswaterstaat152

De Lichtkogel | 153

Trend: reflectie

| Rijkswaterstaat154

Colofon

Opdrachtgever

Erna Ovaa, Rijkswaterstaat, programma Strategische Verkenningen Redactieraad De Lichtkogel in 2013

Jasmina Tepic (projectleider), Adriënne Boekhold, Wim van den Boogaard, Gemma van Eijsden, Wil René Jansen, Els de Jong, Jan van Kempen, Han de Lange, Esther Lumiers, Ruud Matthijsse, Rob Portielje, Han Roebers, Jasper Snippe, Ida Spronk, Gilbert WestdorpProductie

Communicatiebureau BCP, AmsterdamTeksten

Ingrid Zeegers, Portretten in WoordenFoto’s

Voorpagina: Festo / Rex features Ltd. / Hollandse HoogtePagina 8: Marco Zwinkels / Hollandse HoogtePagina 46: David Rozing / Hollandse HoogtePagina 76: Berry Stokvis / Hollandse HoogtePagina 108: Studio Daan RoosegaardeVormgeving

VormVijf, Den HaagMeer informatie over De Lichtkogel

[email protected]

maart 2014

Rijkswaterstaat

De Lichtkogel 2013

De Lichtkogel 2013Rijkswaterstaat en de veranderende samenleving

Dit is een uitgave van

Rijkswaterstaat

www.rijkswaterstaat.nl 0800 - 8002 (gratis, dagelijks 06.00 - 22.30 uur)

maart 2014 | CD0314