Sectie Psychologie Studenten van het Nederlands Instituut van ...
Psychologie van de adolescentie
-
Upload
thiememeulenhoff -
Category
Documents
-
view
222 -
download
3
description
Transcript of Psychologie van de adolescentie
Omslag TM • Psychologie van de adolescentie • Arienne de Boer | studio Pietje Precies bno, Hilversum
rugdikte: 17 mm • formaat 170 * 243 mm • fc
Psychologie van de adolescentie
Wim SlotMarcel van Aken [redactie]
Psychologie van de adolescentieBasisboek
Slot | Van Aken [red.]
Regelmatig wordt de vraag gesteld of adolescenten de laatste jaren moeilijker zijn
geworden. En de vraag of ouders nog wel invloed hebben op de ontwikkeling van
hun kinderen als die de adolescentie bereikt hebben. Worden adolescenten niet
veel meer beïnvloed door hun leeftijdgenoten dan door ouders?
In Psychologie van de adolescentie wordt volop aandacht geschonken aan de
ontwikkelingen die een adolescent doormaakt: zowel de lichamelijke ontwikkeling
en rijping, als de hersenontwikkeling en de ontwikkeling van het zelf en de
identiteit. Deze 25e druk van het boek is grondig vernieuwd en geactualiseerd
aan de hand van recente onderzoeksuitkomsten. Speciale aandacht is er voor
de ontwikkeling van allochtone adolescenten. Daarnaast komt de invloed
van gezinsprocessen, leeftijdgenoten, seksualiteit en internaliserende en
externaliserende stoornissen, uitgebreid aan bod. En ook wordt de rol van de
hulpverlening besproken. De snelle veranderingen in de jeugdzorg, de justitiële
jeugdzorg en de jeugd-ggz hebben geleid tot een vernieuwd hoofdstuk over
hulpverlening aan adolescenten.
De auteurs zijn er in geslaagd alle vernieuwingen op het vakgebied te ordenen
tot een coherent en goed leesbaar geheel. De toegankelijke schrijfstijl en heldere
structuur zijn gebleven. Dit maakt het boek bij uitstek geschikt voor Welzijn-
opleidingen op hbo- en wo-niveau.
Omslag TM • Psychologie van de adolescentie • Arienne de Boer | studio Pietje Precies bno, Hilversum
rugdikte: 17 mm • formaat 170 * 243 mm • fc
Psychologie van de adolescentie
Wim SlotMarcel van Aken [redactie]
Psychologie van de adolescentieBasisboek
Slot | Van Aken [red.]
Regelmatig wordt de vraag gesteld of adolescenten de laatste jaren moeilijker zijn
geworden. En de vraag of ouders nog wel invloed hebben op de ontwikkeling van
hun kinderen als die de adolescentie bereikt hebben. Worden adolescenten niet
veel meer beïnvloed door hun leeftijdgenoten dan door ouders?
In Psychologie van de adolescentie wordt volop aandacht geschonken aan de
ontwikkelingen die een adolescent doormaakt: zowel de lichamelijke ontwikkeling
en rijping, als de hersenontwikkeling en de ontwikkeling van het zelf en de
identiteit. Deze 25e druk van het boek is grondig vernieuwd en geactualiseerd
aan de hand van recente onderzoeksuitkomsten. Speciale aandacht is er voor
de ontwikkeling van allochtone adolescenten. Daarnaast komt de invloed
van gezinsprocessen, leeftijdgenoten, seksualiteit en internaliserende en
externaliserende stoornissen, uitgebreid aan bod. En ook wordt de rol van de
hulpverlening besproken. De snelle veranderingen in de jeugdzorg, de justitiële
jeugdzorg en de jeugd-ggz hebben geleid tot een vernieuwd hoofdstuk over
hulpverlening aan adolescenten.
De auteurs zijn er in geslaagd alle vernieuwingen op het vakgebied te ordenen
tot een coherent en goed leesbaar geheel. De toegankelijke schrijfstijl en heldere
structuur zijn gebleven. Dit maakt het boek bij uitstek geschikt voor Welzijn-
opleidingen op hbo- en wo-niveau.
omslag psychologie van de adolescentie | pres V_02 17.06.2013
Voorplat
voor- en achterplat
Psychologie van de adolescentie
Basisboek
Vijfentwintigste druk
Wim Slot, Marcel van Aken (redactie)
14502_BW_HSAO_Boek.indb 3 21-06-13 12:35
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onder-wijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonder-wijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijs-markt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling.
ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling.
Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een over-zicht van onze educatieve oplossingen:www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 16
ISBN 978 90 06 95142 4Vijfentwintigste druk, eerste oplage, 2013
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2013
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati-seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mecha-nisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk ver-schuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compila-tiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gel-den, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
AuteurWim SlotMarcel van AkenFrits BoerWim BeyersKirsten BuistEveline CroneMaja DekovicJudith DubasRutger EngelsHanneke de GraafLuc GoossensLydia KrabbendamRamón LindauerKoen LuyckxAnna van der MeulenTjeert OlthofRon ScholteHedy SteggeBart SoenensHan SpanjaardMaarten Vansteenkiste
Inhoudelijke redactieWim SlotMarcel van Aken
TaalredactieSingeling Tekstproducties, Amersfoort
OntwerpStudio Pietje Precies, Hilversum
OpmaakImago MediaBuilders, Amersfoort
FotografieShutterstock, Pressmaster
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
14502_BW_HSAO_Boek.indb 4 21-06-13 12:35
5Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Woord vooraf 13
1 Inleiding 151.1 Adolescentie: een eerste typering 15
1.2 Puberteit en adolescentie 17
1.2.1 Begin en einde van de adolescentie, verschillen per cultuur en sekse 18
1.3 Een moeilijke leeftijd? 19
1.3.1 Altijd problematisch? 20
1.4 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt 21
1.4.1 De adolescentie als een karakteristieke ontwikkelingsperiode, met daaraan
verbonden specifieke ontwikkelingstaken 22
1.4.2 De adolescentie als onderdeel van een ontwikkelingsproces met continue en
discontinue momenten 23
1.4.3 Ontwikkelingspsychopathologie: het samenspel tussen individu en omgeving 26
1.5 De opzet van dit boek: adolescentie als periode van transities 28
2 Theorieën over de adolescentie 312.1 Inleiding 31
2.2 De rol van theorieën over de ontwikkeling 32
2.2.1 Ontwikkelingstaken 32
2.3 Drie typen van theorieën over de adolescentie 35
2.3.1 Psycho-analytische theorieën over de adolescentie 35
2.3.2 Sociaal-culturele theorieën over de adolescentie 37
2.3.3 Cognitieve theorieën over de adolescentie 38
2.3.4 Integratie en wederzijdse aanvulling 39
2.4 Contextuele theorieën 40
2.4.1 De structuur van de omgeving 41
2.4.2 De rol van de geschiedenis 42
2.4.3 Aansluiting tussen kenmerken van het individu en de omgeving 45
2.4.4 Het belang van contextuele theorieën 46
2.5 Toegepaste ontwikkelingspsychologie en positieve ontwikkeling van
jongeren 47
2.6 Besluit 48
3 Lichamelijke ontwikkeling en rijping 493.1 Inleiding 49
3.2 De lichamelijke veranderingen tijdens de adolescentie 50
3.2.1 De hormonale regelsystemen achter de lichamelijke veranderingen 51
3.2.2 Lichamelijke veranderingen 54
14502_BW_HSAO_Boek.indb 5 21-06-13 12:35
3.2.3 Verschillen in lichamelijke ontwikkeling als gevolg van omgevingsfactoren 56
3.3 Rijping en lichamelijke ontwikkeling en het functioneren van
adolescenten 58
3.3.1 Status en het functioneren 59
3.3.2 Timing en het functioneren 62
3.3.3 Tempo van de lichamelijke ontwikkeling en het functioneren 67
3.4 Verklaringen voor de invloed van de lichamelijke ontwikkeling op het
functioneren 68
3.4.1 De hypothese van de stressvolle verandering 68
3.4.2 De hypothese van de hormooninvloeden 69
3.4.3 De hypothese van de afwijkende timing 70
3.4.4 De contextuele versterkingshypothese 71
3.4.5 De accentueringshypothese 72
3.4.6 De rijpingsdichtheidhypothese 72
3.5 Besluit 72
4 Hersenontwikkeling 754.1 Inleiding 75
4.2 Hersenontwikkeling 76
4.3 Puberteit 78
4.4 Hersenontwikkeling en gedrag 80
4.5 Executieve functies 80
4.6 Risico’s en beloningen 82
4.7 Gezichten en emoties 82
4.8 Sociale interacties 84
4.9 Besluit 85
5 Cognitieve ontwikkeling 875.1 Inleiding 87
5.2 Benaderingen van cognitieve ontwikkeling 87
5.3 De Piagetiaanse benadering 88
5.3.1 Adaptatie 89
5.3.2 Structuren 90
5.3.3 Ontwikkelingsfasen 90
5.3.4 Ontwikkeling in en na de adolescentie? 94
5.3.5 Verbanden met het psychosociale functioneren 95
5.4 De informatieverwerkingsbenadering 97
5.4.1 Een klassiek informatieverwerkingsmodel van het cognitieve systeem 98
5.4.2 Informatieverwerking bij adolescenten 99
5.4.3 Sociale informatieverwerking 102
5.5 De psychometrische benadering 103
5.6 Besluit 107
14502_BW_HSAO_Boek.indb 6 21-06-13 12:35
6 Emotionele ontwikkeling 1096.1 Inleiding 109
6.2 Functionalistisch perspectief op emoties 109
6.3 De ontwikkeling van emotionele competentie 111
6.3.1 Oorzaken van emoties: wat voel ik en waarom? 112
6.3.2 Strategisch emotioneel gedrag: hoe reageer ik in deze situatie? 113
6.3.3 Emotioneel bewustzijn: woorden voor gevoelens 114
6.4 Emoties in de adolescentie 116
6.4.1 Emotionele turbulentie 117
6.4.2 Gedrag in emotionele situaties 118
6.5 Schaamte 119
6.6 Emotieregulatie en probleemgedrag in de adolescentie 122
6.6.1 Regulatieproblemen en depressie 122
6.6.2 Agressie, narcisme en emotieregulatie 125
6.7 Besluit 128
7 Ontwikkeling van het zelf en de identiteit 1297.1 Inleiding 129
7.1.1 Wie ben ik? 129
7.1.2 Begripsbepaling 130
7.2 Zelfpsychologie 131
7.2.1 Theorieën over ontwikkeling van het zelf 131
7.3 Ontwikkeling van het zelf 132
7.3.1 Normatieve ontwikkeling 132
7.3.2 Contextfactoren 134
7.3.3 Niet-adaptieve ontwikkeling 137
7.4 De ego-ontwikkelingstheorie van Loevinger 137
7.5 De identiteitstheorie van Erikson 139
7.5.1 De identiteitsbepaling van Marcia 139
7.5.2 Kritiek op het Identiteit Status Paradigma van Marcia 141
7.5.3 Aanpassingen en toevoegingen bij het Identiteit Status Paradigma en andere
theorieën 141
7.6 Ontwikkeling van identiteitsvorming 142
7.6.1 Normatieve ontwikkeling 142
7.6.2 Contextfactoren 143
7.6.3 Niet-adaptieve ontwikkeling 146
7.7 Besluit 147
8 Autonomie-ontwikkeling 1498.1 Inleiding 149
8.2 Het paraplubegrip autonomie: onafhankelijkheid versus vrijwillig
functioneren 149
14502_BW_HSAO_Boek.indb 7 21-06-13 12:35
8.2.1 Autonomie als onafhankelijkheid of separatie 150
8.2.2 Autonomie als vrijwillig of zelfgedetermineerd functioneren 151
8.2.3 De twee definities van autonomie nader vergeleken 154
8.3 Ontwikkeling van autonomie 156
8.3.1 Autonomie als separatie of loskomen van de ouders 156
8.3.2 Autonomie als vrijwillig of zelfgedetermineerd functioneren 159
8.4 Autonomie als bron van welbevinden en basis voor latere ontwikkeling 161
8.4.1 Gevolgen van separatie en het ontwikkelen van onafhankelijkheid 161
8.4.2 Gevolgen van zelfgedetermineerd of vrijwillig functioneren 163
8.5 Contexten die bijdragen tot de ontwikkeling van autonomie, of die
ontwikkeling juist hinderen 164
8.5.1 Opvoedingsprocessen vanuit het separatie-individuatie perspectief 164
8.5.2 Opvoedingsprocessen vanuit het zelfdeterminatie perspectief 166
8.5.3 Invloeden van buiten het gezin 169
8.6 Besluit 170
9 Morele ontwikkeling 1719.1 Inleiding 171
9.2 Morele ontwikkeling 171
9.3 Morele oordelen en andere oordelen 171
9.4 De biologische basis van het vermogen tot moreel oordelen 172
9.5 Morele ontwikkeling en de ontwikkeling van moreel affect 173
9.6 Morele ontwikkeling en morele internalisatie 174
9.7 De ontwikkeling van moreel redeneren 175
9.8 Moraliteit en sekse 179
9.9 Moraliteit en cultuur 180
9.10 Moreel gedrag: relaties met oordelen, affect en identiteit 182
9.11 Besluit 184
10 Psychosociale ontwikkeling: de rol van het gezin 18710.1 Inleiding 187
10.2 Gezinnen met adolescenten 187
10.3 Opvoeding in de adolescentie 189
10.4 Opvoeder-kindrelatie: gehechtheid en conflicten 193
10.4.1 Gehechtheid 193
10.4.2 Conflicten 195
10.5 Het gezin als systeem van relaties 196
10.5.1 De relatie tussen broers en zussen 196
10.5.2 Het gezin als geheel 197
10.6 Gezin en maatschappij 202
10.7 Gezinnen van allochtone afkomst 205
10.8 Besluit 209
11 Psychosociale ontwikkeling: de invloed van leeftijdgenoten 211
14502_BW_HSAO_Boek.indb 8 21-06-13 12:35
11.1 Inleiding 211
11.2 Vriendschappen van adolescenten: kenmerken, dynamiek, effecten
en invloeden 211
11.2.1 Kenmerken van vriendschappen 211
11.2.2 Dynamiek van vriendschappen: ontstaan, stabiliteit en beëindiging 213
11.2.3 Effecten van vriendschappen 214
11.2.4 Invloeden van vriendschappen: sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling 216
11.3 Vriendengroepen: kenmerken en invloeden 217
11.3.1 Kenmerken van vriendengroepen 218
11.3.2 Invloeden van vriendengroepen 219
11.3.3 Vrienden en etniciteit in Nederland 221
11.4 Groepen op school: sociale status, sociale verwerping en pesten 222
11.4.1 Sociale status 222
11.4.2 Sociale verwerping 224
11.4.3 Pesten 225
11.5 Ouder-adolescentrelaties 228
11.6 Besluit 231
12 Psychoseksuele ontwikkeling 23312.1 Inleiding 233
12.2 Ontwikkelingen in het denken over seksuele ontwikkeling 234
12.3 Genderidentiteit en genderrol 235
12.4 Soloseks 237
12.5 Relatievorming 238
12.6 Seksuele contacten met anderen 240
12.7 Opvattingen over seksualiteit 241
12.8 Seksuele oriëntatie 241
12.9 Problemen tijdens de seksuele ontwikkeling 243
12.9.1 Ongeplande zwangerschappen en soa’s 243
12.9.2 Seksueel misbruik en seksueel geweld 245
12.9.3 Problemen met de genderidentiteit 246
12.9.4 Problemen rondom de seksuele oriëntatie 247
12.9.5 Seksuele disfuncties 248
12.10 Seksuele opvoeding en vorming 249
12.11 Besluit 251
13 Internaliserende problematiek 25313.1 Inleiding 253
13.2 Ontwikkelingstaken/-kenmerken van de adolescentie 253
13.3 Normale ontwikkeling angst, verdriet en lichamelijke klachten 255
13.3.1 Angst in normale ontwikkeling 255
13.3.2 Verdriet in normale ontwikkeling 256
13.3.3 Lichamelijke klachten in normale ontwikkeling 256
14502_BW_HSAO_Boek.indb 9 21-06-13 12:35
13.4 Problemen of stoornissen in de levensloop 256
13.4.1 Categoriaal versus dimensionaal 258
13.4.2 De categoriale benadering 258
13.4.3 Voordelen en bezwaren 258
13.4.4 De dimensionale benadering 259
13.5 Angststoornissen 260
13.5.1 Paniekstoornis 261
13.5.2 Specifieke fobie 261
13.5.3 Sociale-angststoornis 261
13.5.4 Obsessieve-compulsieve stoornis 262
13.5.5 Posttraumatische stressstoornis 263
13.5.6 Gegeneraliseerde angststoornis 265
13.6 Stemmingsstoornissen 265
13.6.1 Depressieve stoornis 266
13.6.2 Dysthyme stoornis 266
13.6.3 Bipolaire stoornis 267
13.7 Eetstoornissen 267
13.7.1 Anorexia nervosa 267
13.7.2 Boulimia nervosa 268
13.7.3 Onduidelijk ontstaan van anorexia nervosa 268
13.7.4 Gevolgen van vasten 269
13.8 Besluit 270
14 Crimineel gedrag en externaliserende stoornissen 27114.1 Inleiding 271
14.2 ‘Normale’ jeugdcriminaliteit 271
14.3 De omvang van jeugdcriminaliteit 271
14.4 Wordt jeugdcriminaliteit een groter probleem? 274
14.5 Deviante ontwikkelingstrajecten 275
14.5.1 Loeber: trajecten waarlangs crimineel gedrag zich van kwaad tot erger
ontwikkelt 275
14.5.2 Moffitt: trajecten als typology 277
14.5.3 Tremblay: een traject als afwijking van de normale ontwikkeling 278
14.5.4 Patterson, Coie en collega’s en Hirschi: een traject op basis van opeenvolgende
modellen 279
14.6 Afnemende criminaliteit na de adolescentie 280
14.7 Factoren die het stoppen met crimineel gedrag bevorderen 281
14.8 Meisjescriminaliteit 282
14.9 Seksuele delicten 284
14.10 Externaliserende stoornissen 285
14.10.1 ODD en CD 285
14.10.2 Kenmerken en prevalentie van ODD 286
14.10.3 Kenmerken en prevalentie van CD 286
14502_BW_HSAO_Boek.indb 10 21-06-13 12:35
14.11 Risico’s 287
14.11.1 Inleiding: risico’s en bescherming 288
14.11.2 Biologische factoren als risico 288
14.11.3 Riskante erfelijke invloeden 289
14.11.4 Riskante individuele kenmerken 291
14.11.5 Riskante invloeden van ouders 293
14.11.6 Etniciteit en risico’s 294
14.11.7 Riskante vrienden 295
14.12 Alcohol-, tabak- en drugsgebruik in de adolescentie 297
14.12.1 Inleiding 297
14.12.2 Soorten drugs en cijfers over het gebruik 297
14.12.3 Zorgen over problematisch gebruik 299
14.12.4 Drugsgebruik in relatie tot antisociaal gedrag 302
14.13 Besluit 302
15 Hulpverlening aan adolescenten 30315.1 Inleiding 303
15.2 Ontwikkelingstaken en problemen van jongeren 304
15.3 Waar zoeken jongeren hulp? 305
15.4 Hulp in verschillende soorten en maten 306
15.5 Wat vinden jongeren belangrijk als ze hulp krijgen? 310
15.6 Wat werkt? 310
15.7 De basis: werkrelatie en motivatie 312
15.7.1 Hoe werkt motiverende gespreksvoering? 312
15.7.2 Houding van de hulpverlener bij adolescenten 313
15.7.3 Sekse- en cultuurverschillen 314
15.8 Informatie verzamelen en analyseren en doelen stellen 315
15.8.1 Hulpmiddelen 316
15.8.2 Vragenlijsten 316
15.8.3 Diagnostisch onderzoek 317
15.9 Programma’s voor jongeren met externaliserende problemen 317
15.10 Programma’s voor jongeren met internaliserende problemen 320
15.11 Andere vormen van hulp 322
15.12 Besluit 325
Literatuur 326
Persoonsregister 385
Zakenregister 387
Personalia 391
14502_BW_HSAO_Boek.indb 11 21-06-13 12:35
13Woord vooraf
Woord vooraf
De belangstelling voor de adolescentie is de afgelopen decennia enorm toegenomen. Dit
blijkt uit een toevloed van boeken, talloze publicaties in wetenschappelijke tijdschriften
en de komst van een nieuwe tijdschriften over de adolescentie. Diverse longitudinale
onderzoeken naar de wijze waarop kinderen zich tot adolescenten ontwikkelen, hebben
de afgelopen jaren een schat aan gegevens opgeleverd. Ook in de media is er aandacht
voor de adolescentie. Regelmatig wordt de vraag gesteld of adolescenten de laatste jaren
moeilijker zijn geworden. En de vraag of ouders nog wel invloed hebben op de ontwik-
keling van hun kinderen als die de adolescentie bereikt hebben. Worden adolescenten
niet veel meer beïnvloed door hun leeftijdgenoten dan door ouders? Op de achtergrond
van deze vragen speelt de zorg dat de adolescentie voor ouders en kinderen een turbu-
lente periode is waarin veel kan misgaan. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het
met die turbulentie wel meevalt. Lang niet alle jongeren ervaren deze periode als een
moeilijke levensfase. Voor ouders ligt het waarschijnlijk iets anders. Sommigen van hen
hebben moeite met de wijze waarop hun kind in deze fase een eigen levensstijl en toe-
komstperspectief gaat vormen. Onderzoek laat ook zien dat ouders wel degelijk een
positieve invloed kunnen hebben op adolescenten. Vrienden en vriendengroepen spe-
len een grote, maar niet de enige rol. Globaal gesproken zijn adolescenten ook niet
moeilijker geworden de laatste jaren.
Het wetenschappelijk onderzoek naar de adolescentie heeft de laatste jaren een grote ont-
wikkeling doorgemaakt. In deze 25e druk is de Psychologie van de adolescentie daarom
grondig vernieuwd en geactualiseerd aan de hand van recente onderzoeksuitkomsten. De
redactie mocht een aantal nieuwe auteurs verwelkomen. Eveline Crone, verbonden aan de
Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam, breidde haar eerdere tekst over de
hersenontwikkeling in de adolescentie uit tot een nieuw hoofdstuk. Anna van der Meulen
en Lydia Krabbendam, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit, schreven een geheel
nieuw hoofdstuk over de ontwikkeling van het zelf en de identiteit. Judith Dubas en Mar-
cel van Aken (Universiteit Utrecht) schreven een nieuw hoofdstuk over de lichamelijke
ontwikkeling en rijping. Ramón Lindauer, werkzaam bij kinder- en jeugdpsychiatrisch
centrum De Bascule, maakte een revisie van het oorspronkelijke hoofdstuk van Frits Boer
over internaliserende stoornissen. Han Spanjaard (PI Research) nam een geheel nieuw
hoofdstuk voor zijn rekening over hulpverlening aan adolescenten.
Onderzoek naar de ontwikkeling in de adolescentie laat zien dat biologische en erfelijke
factoren van grotere invloed zijn dan vroeger werd aangenomen. Steeds duidelijker wordt
ook dat de interactie tussen de biologische en omgevingsfactoren de uiteindelijke uit-
komst van de ontwikkeling bepaalt. Deze kennis komt in deze nieuwe editie uitgebreid
aan bod. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de bespreking van de wijze waarop externalise-
rend probleemgedrag en criminaliteit in de adolescentie kunnen ontstaan en bij het beant-
woorden van de vraag hoe het komt dat broers en zussen zich op geheel verschillende
wijze kunnen ontwikkelen terwijl zij met dezelfde gezinsfactoren te maken hebben.
14502_BW_HSAO_Boek.indb 13 21-06-13 12:35
14 Psychologie van de adolescentie
In deze nieuwe editie wordt ook verwezen naar recente uitkomsten van longitudinaal
onderzoek. Zo is er aandacht voor de langetermijneffecten van internaliserende en
externaliserende stoornissen en aandacht voor factoren die maken dat veel jongeren aan
het einde van de adolescentie stoppen met crimineel gedrag, terwijl anderen dit gedrag
juist voorzetten. Longitudinaal onderzoek relativeert ook het idee van een scherp af te
bakenen adolescentie. De hoofdstukken over de lichamelijke rijping en de hersenont-
wikkeling laten zien dat deze ontwikkeling tot in de jongvolwassenheid doorloopt.
In deze nieuwe editie besteden we extra aandacht aan de ontwikkeling van allochtone
adolescenten. Ook sekseverschillen komen regelmatig aan bod. Niet alleen in het her-
nieuwde hoofdstuk over het zelf en de identiteit, maar ook bij de behandeling van
gezinsprocessen, invloed van leeftijdgenoten, seksualiteit en internaliserende en exter-
naliserende stoornissen. De snelle veranderingen in de jeugdzorg, de justitiële jeugd-
zorg en de jeugd-ggz maakten het nodig het hoofdstuk over hulpverlening aan adoles-
centen geheel te vernieuwen.
Bij al deze vernieuwingen hebben we in samenwerking met de auteurs steeds getracht
Psychologie van de adolescentie tot een coherent en goed leesbaar geheel te maken.
Juni 2013
Wim Slot
Marcel van Aken
14502_BW_HSAO_Boek.indb 14 21-06-13 12:35
15Inleiding
1 Inleiding
Marcel van Aken en Wim Slot
De grenzen van de adolescentie zijn volgens sommigen aan het vervagen. Het kopen
van eigen kleren en de eerste intieme ervaringen bijvoorbeeld waren ervaringen waar
jongeren vroeger pas in de adolescentie aan toekwamen. Tegenwoordig zijn jongeren
daar vaak al ver vóór de adolescentie mee bezig. Omgekeerd uiten (jong)volwassenen
zich soms in kleding en gedrag op een manier die voorheen typerend was voor adoles-
centen of zelfs kinderen. Vroeger zou geen volwassene het in zijn hoofd halen op rol-
schaatsen naar het werk te gaan, terwijl dit tegenwoordig – op skeelers weliswaar – niet
geheel ondenkbaar is.
Anderen menen zelfs dat de adolescentie een kunstmatig begrip is omdat veel van de
mijlpalen die het begin of het eind van de adolescentie markeren op afspraken berusten
die men binnen een bepaalde cultuur op een zeker moment in de geschiedenis maakt.
Denk aan het eindigen van de adolescentie met 18 jaar, omdat iemand dan wettelijk vol-
ledig verantwoordelijk is. Vaak is het inderdaad zo, dat dergelijke afspraken er zijn,
maar dit wil niet zeggen dat de adolescentie daarom geen aparte periode is. In dit hoofd-
stuk komen tal van ontwikkelingen aan bod die het onderscheiden van de adolescentie
als specifieke levensperiode rechtvaardigen.
Het hoofdstuk begint met een karakterschets van de adolescentie (1.1), gevolgd door een
bespreking van de begrippen puberteit en adolescentie (1.2). Vervolgens komt de vraag
aan de orde of de adolescentieperiode als een moeilijke leeftijd kan worden beschouwd
en worden enkele stereotiepe opvattingen ten aanzien van de adolescentie ter discussie
gesteld (1.3). Daarna wordt ingegaan op de ontwikkelingspsychologische vooronderstel-
lingen waarop de theorievorming over de adolescentieperiode is gebaseerd (1.4). Ten
slotte wordt de opzet van het boek kort aangegeven (1.5).
1.1 Adolescentie: een eerste typering
Het woord adolescentie wordt gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de vol-
wassenheid. Dit is een periode van overgang, waarin zich veel ontwikkelingen voordoen
op verschillende terreinen. Jongeren krijgen met diverse uitdagingen te maken en doen
nieuwe ontdekkingen. Er is ook verhoogde kwetsbaarheid en er zijn spanningen. Som-
mige jongeren beleven deze periode als prettig en als een tijd zonder veel extra proble-
men, andere hebben er moeite mee.
In de adolescentieperiode voltrekt zich een biologisch rijpingsproces dat zowel de hor-
moonhuishouding als de hersenen betreft. Er vinden ontwikkelingen plaats in het ver-
standelijk functioneren en het denken over morele kwesties. Door groei, spier- en vet-
ontwikkeling verandert het uiterlijk. De relatie met de ouders krijgt een andere kwaliteit
en door de psychoseksuele ontwikkeling krijgt het leven er nieuwe dimensies bij. Al
deze ontwikkelingen staan niet los van elkaar. Ze werken door in de manier waarop de
14502_BW_HSAO_Boek.indb 15 21-06-13 12:35
16 Psychologie van de adolescentie
jongere zichzelf ziet en ervaart. De diverse ontwikkelingen worden geïntegreerd in het
beeld dat de jongere heeft van zichzelf en van anderen met wie relaties worden aange-
gaan. De diversiteit aan veranderingen stelt de jongere steeds weer voor vragen: wie ben
ik eigenlijk? Wat vinden anderen van mij? Hoe wil ik zijn?
De centrale ontwikkelingstaak in de adolescentie is in navolging van Erikson (1968) te
typeren als het ontwikkelen van een eigen identiteit. In de adolescentie gaan jongeren
zich heroriënteren. Vaak gebeurt dit op kritische wijze. Al experimenterend verkennen
ze hun nieuwe mogelijkheden en leren ze hun beperkingen te accepteren. Een belang-
rijke rol spelen daarbij de reacties van mensen met wie jongeren relaties onderhouden,
zoals ouders en zeker ook vrienden en leeftijdgenoten. Ze willen zich erkend en her-
kend voelen door volwassenen en door jongeren die voor hen belangrijk zijn. In de
voortdurende interactie met anderen komen jongeren tot keuzes en gaan ze verplichtin-
gen aan die grote consequenties kunnen hebben voor de toekomst. Deze keuzes en
verplichtingen hebben betrekking op persoonlijke relaties, levensovertuiging en maat-
schappelijke positie. Op deze wijze ontstaat geleidelijk aan een besef van identiteit, dat
wil zeggen dat de persoon zichzelf beleeft als iemand met een eigen herkenbare levens-
stijl die, ondanks allerlei veranderingen, consistent is en voor de mensen om hem heen
als zodanig herkenbaar is.
Men is het er in het algemeen over eens dat leeftijd geen waterdicht criterium is om de
periode van de adolescentie te definiëren of om te bepalen welke bij de ontwikkeling
horende problemen een jongere op een bepaald moment tegenkomt: binnen de adoles-
centie kunnen jongeren verschillen in het moment waarop bepaalde ontwikkelingsta-
ken (zie hoofdstuk 2) voor hen centraal staan of zijn opgelost. Aan de andere kant is
leeftijd vaak wel de enige maatstaf die beschikbaar is om een maatschappelijke status
aan te geven. Zo zien we dat in de westerse wereld het toekennen van verantwoordelijk-
heden doorgaans toch is gekoppeld aan leeftijdsgrenzen, die niet voor alle rechten en
plichten gelijk zijn. Zo is het jeugdstrafrecht in Nederland vanaf 12 jaar van toepassing
en geldt het volwassenenstrafrecht vanaf 18 jaar. In enkele uitzonderingsgevallen wordt
het volwassenenstrafrecht echter al vanaf 16 jaar toegepast, terwijl het jeugdstrafrecht
soms tot 23 jaar van kracht is. Wat betreft het bioscoopbezoek ligt de leeftijdsgrens voor
het bekijken van bepaalde films op 12 jaar en voor andere films op 16 jaar; voor het wer-
ken op zaterdag of in de vakantie gelden strikte leeftijdsgrenzen die echter weer anders
zijn dan die voor een volledige werkweek, terwijl het minimumloon nog per leeftijd
verschilt en pas op 23 jaar het maximum bereikt, enzovoort.
Sommige leeftijdsgrenzen liggen al vrij vroeg in de adolescentie en lijken steeds verder
naar voren te schuiven. Tegelijkertijd lijkt de maatschappij steeds gecompliceerder te
worden waardoor het zelfstandig worden meer tijd vergt. Vooral bij jongeren met een
hogere opleiding zien we dat de overgang naar de geïnstitutionaliseerde volwassenheid
vrij lang duurt, omdat ze langer studeren en daardoor ook langer thuis blijven wonen.
Er is een discrepantie tussen enerzijds geacht worden al vroeg zelfstandig te zijn, maar
anderzijds pas laat echt de middelen hiervoor te hebben. Sommige theoretici (bijvoor-
beeld Moffitt, 1993) veronderstellen dat juist deze discrepantie tot probleemgedrag leidt.
Jongeren moeten bijvoorbeeld over alles meepraten en van alles op de hoogte zijn terwijl
14502_BW_HSAO_Boek.indb 16 21-06-13 12:35
17Inleiding
ze over het algemeen pas laat verdienen, of althans zoveel verdienen dat alle verworven-
heden van de volwassenheid te betalen zijn.
Ook Arnett (2007) signaleert dat jongeren in westerse, geïndustrialiseerde landen
steeds langer deelnemen aan het onderwijs en later gaan werken. Zij blijven langer
thuis wonen en gaan ook steeds later een vaste relatie of huwelijk aan. In tegenstelling
tot Moffitt meent hij niet dat dit tot spanningen hoeft te leiden. Het is eerder omge-
keerd: de jonge twintigers lijken het niet onprettig te vinden dat zij nog geen volwassen
rollen op zich moeten nemen. Het geeft ruimte om nog te experimenteren, voordat er
keuzes met betrekking tot liefde en werk gemaakt worden. Men spreekt in dit verband
weleens van een verlengde adolescentie. Arnett spreekt over ‘emerging adulthood’,
ofwel ‘ontluikende volwassenheid’.
Het idee dat de leeftijdsgrens van 18 jaar niet zonder meer betekent dat iemand volwas-
sen is, wordt steeds breder geaccepteerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat in Neder-
land mannen tot de leeftijd van 23 jaar volgens het jeugdstrafrecht veroordeeld kunnen
worden als er tekenen zijn dat zij nog niet echt op een volwassen niveau functioneren.
Ook in de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg wordt in toenemende mate bena-
drukt dat er sprake moet zijn van ‘transitional care’, waarbij ‘jeugd’ wordt gedefinieerd
als de periode tussen 15 en 24 jaar (Van Amelsvoort, 2013). De leeftijd van 18 wordt niet
gehanteerd als een scherpe grens waarop een jongere bijvoorbeeld van de kinder- en
jeugdpsychiatrie naar de volwassenpsychiatrie doorverwezen wordt.
Deze verlengde adolescentie geldt echter zeker niet voor alle jongeren. Sommigen
beginnen bijvoorbeeld al in de vroege adolescentie met experimenteren, terwijl anderen
daar juist lang mee wachten. Er zijn jongeren die het zoeken van een baan wel erg lang
uitstellen, terwijl anderen na een beroepsopleiding aan de slag gaan. Jongeren die onder
risicovolle omstandigheden opgroeien, kunnen zich geen verlengde adolescentie ver-
oorloven. Veel meisjes in justitiële instellingen bijvoorbeeld zijn al op zeer jonge leeftijd
moeder en worden daarmee voor volwassen opgaven gesteld, temeer als er sprake is van
armoede en een laag opleidingsniveau.
Leeftijdsaanduidingen zijn dus altijd slechts benaderingen. De typering van een periode
kan daarom het beste worden ontleend aan de aard en het karakter van de ontwikkeling
die in deze periode plaatsvindt. Wat er gebeurt met de jongere zegt meer over de fase
waarin hij zich bevindt dan de precieze leeftijd. Wanneer er om praktische redenen toch
leeftijdsgrenzen moeten worden aangeven, is de periode van ongeveer 10 tot 22 jaar de
adolescentieleeftijd. De vroege adolescentie ligt tussen 10 en 13 jaar, de middenadoles-
centie tussen 14 en 18 jaar en de late adolescentie tussen 19 en 22 jaar. De ‘emerging
adulthood’ eindigt per definitie pas als volwassen rollen zijn opgenomen, hetgeen bij de
meesten zo rond het 25e jaar wel gebeurd is.
1.2 Puberteit en adolescentie
Het begrip puberteit heeft betrekking op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief
de hormonale ontwikkeling die de geslachtsrijping en tal van andere rijpings- en ont-
wikkelingsprocessen aanstuurt. Als gevolg van deze processen treedt er verandering op
14502_BW_HSAO_Boek.indb 17 21-06-13 12:35
18 Psychologie van de adolescentie
in gedrag en stemmingen: het puberen. De adolescentie is de fase waarin de jongeren
de veranderingen gaan integreren die zich ten gevolge van rijping en ontwikkeling
voordoen. Ze gaan zich bezighouden met de vraag: ‘In hoeverre ben ik aan het veran-
deren, wat zegt dit over wie ik ben, wat ik zou willen bereiken en wat anderen van mij
verwachten?’
Wat hierboven werd gezegd over de grenzen tussen de adolescentie en de volwassenheid
geldt in zekere mate ook voor de grens tussen de puberteit en de adolescentie. Dat komt
omdat de kennis over de interactie tussen biologische veranderingen en gedragsveran-
deringen de laatste jaren enorm is toegenomen. Het beeld dat de hormonen in de
puberteit gaan opspelen en dat dit leidt tot gedragsveranderingen die dan in de adoles-
centie tot persoonskenmerken geïntegreerd worden, is wellicht te simpel. In hoofdstuk
3 komt bijvoorbeeld aan de orde dat hormonale veranderingen leiden tot ander gedrag
en dat dit gedrag vervolgens weer aanleiding kan zijn tot veranderingen in de hormoon-
huishouding. Het is een cyclisch proces dat tot ver in de adolescentie en zelfs tot de
jongvolwassenheid kan duren. Bovendien is het te simpel gedacht dat de hormonale
processen en de daarbij behorende gedragsveranderingen de puber als het ware ‘overko-
men’ en dat deze pas later in de adolescentie overdacht worden en geïntegreerd in het
zelfbeeld en de identiteit. Sommige pubers zijn aardig in staat om onder woorden te
brengen welke veranderingen zij bij zichzelf ervaren en wat dit betekent voor het beeld
dat zij van zichzelf en de omgeving hebben.
1.2.1 Begin en einde van de adolescentie, verschillen per cultuur en sekse
De adolescentie is een periode die moet worden gezien binnen het kader van de gehele
levensloop. Wat in de adolescentie gebeurt, wordt enerzijds beïnvloed door wat er in de
kinderjaren heeft plaatsgevonden en anderzijds door het perspectief dat de volwassen-
heid biedt. Uitgaande van de gedachte dat de adolescentie een overgangsperiode vormt
tussen de kinderjaren en de volwassenheid, ligt het voor de hand het begin van de ado-
lescentie te koppelen aan de overgang van kinderjaren naar adolescentie en het eind aan
de overgang van adolescentie naar volwassenheid. Deze overgangen zijn vaak echter
niet zo duidelijk. Er worden dan ook verschillende definities gehanteerd.
Vaak wordt gezegd dat de adolescentie begint in de biologie en eindigt in de cultuur.
Daarmee wordt bedoeld dat het begin van de adolescentie dikwijls wordt afgemeten aan
objectief waarneembare biologische verschijnselen, zoals de fysiologische veranderin-
gen die uiteindelijk de geslachtsrijpheid veroorzaken, de lichamelijke verschijnselen
waaruit geslachtsrijpheid blijkt of de versnelling van de lengtegroei. Toch is het eenzij-
dig om het begin uitsluitend in verband te brengen met deze biologische veranderingen.
Ten eerste weten we inmiddels dat de hormonale veranderingen al veel vroeger begin-
nen, al ver voor er lichamelijke verschijnselen zijn waar te nemen. Ten tweede loopt het
psychisch ontwikkelingsproces niet altijd synchroon met de lichamelijke rijping: kinde-
ren kunnen lichamelijk al verder zijn dan psychisch, of andersom. Ten derde zien we
aan het begin van de adolescentie ook al belangrijke veranderingen die sociaal en cultu-
reel zijn bepaald. De overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is
14502_BW_HSAO_Boek.indb 18 21-06-13 12:35
19Inleiding
daarvan een voorbeeld. Mede door de verschillen in het klimaat op deze onderwijsni-
veaus ervaren de meeste jongeren de overstap naar het vervolgonderwijs als een ingrij-
pende ervaring. Er is dus meer dan alleen een biologisch begin van de adolescentie.
Het einde van de adolescentie wordt meestal getypeerd als het bereiken van de volwas-
senheid, waarin weer nieuwe taken centraal staan: het aangaan van persoonlijke, intie-
me relaties en de zorg voor de volgende generatie. Volwassenheid is echter niet het
bereiken van een soort eindstadium. Ook bij volwassenen (zelfs tot aan de laatste levens-
fasen) is er sprake van een voortdurend ontwikkelingsproces, waarbij het steeds weer
gaat om een optimale afstemming van de eigen mogelijkheden en wensen op de condi-
ties die de omgeving en de levensfase stelt. Er zijn dan ook diverse vormen en momen-
ten van volwassenheid denkbaar, al naargelang de persoonlijke, maatschappelijke of
culturele ontwikkeling. Er zijn dus verschillende afrondingen van de adolescentie denk-
baar.
Sociale en culturele aspecten bepalen in grote mate hoe de adolescentie wordt afgeba-
kend. De verschijningsvorm van de adolescentie kan per tijdperk en per cultuur dan ook
sterk verschillen. In onze westerse samenleving zijn we bijvoorbeeld geneigd om bij een
begrip als identiteit vooral aan ‘eigenheid’ en autonomie te denken, terwijl in andere
culturen het zekere gevoel om deel uit te maken van een groep, een breed vertakte fami-
lie of een stam een belangrijker aspect van identiteit vormt. Naast culturele invloeden
zijn ook sekseverschillen van invloed op de wijze waarop de ontwikkeling zich gedu-
rende de adolescentie manifesteert. Daarom wordt in dit boek regelmatig stilgestaan bij
de verschillen tussen meisjes en jongens.
1.3 Een moeilijke leeftijd?
Vroeger werd vaak gezegd dat de adolescentie een periode is van grote emotionele
beroering en opstandigheid. Het begrip ‘Storm and Stress’, ook wel ‘Sturm und Drang’
genoemd, verheugt zich sinds de dagen van Hall (1904) in een grote populariteit. Ook
in het gewone spraakgebruik wordt de adolescentie soms als ‘de moeilijke leeftijd’ aan-
geduid. Deze zienswijze wordt echter ook steeds meer bestreden. Zo wordt wel gesteld
dat de opvatting als zou de adolescentie een periode van opstandigheid vormen, voort-
leeft doordat aan allerlei vrij oppervlakkige uitingen van nonconformisme, zoals opval-
lende kleding en haardracht, te veel gewicht wordt toegekend. Het lijkt dus meer een
opstandige periode dan het in werkelijkheid is. Bovendien hebben de massamedia, de
literatuur en de film de neiging jongeren als opstandig en onberekenbaar af te schilde-
ren. Het gebeurt ook dat men aan extreem gedrag van bepaalde kleine groepen jongeren
ten onrechte bepaalde generaliserende conclusies verbindt ten aanzien van alle adoles-
centen. Ook wetenschappelijk onderzoek kan hier trouwens aanleiding toe geven, wan-
neer men bijvoorbeeld bij het schrijven over problematische ontwikkelingen bij bepaal-
de jongeren meer algemene geldigheid suggereert. In werkelijkheid lijkt het toch meer
zo te zijn dat het een periode is die voor bijna iedereen wel wat stress oplevert, maar
waar ook bijna iedereen uiteindelijk goed doorheen komt. Uiteraard wil dit niet zeggen
dat de ontwikkeling van een jongere geen aandacht en zorg behoeft: het ‘bijna’ in de
14502_BW_HSAO_Boek.indb 19 21-06-13 12:35
20 Psychologie van de adolescentie
vorige zin betekent helaas ook dat sommige jongeren wel grote problemen tijdens de
adolescentie kunnen krijgen. Ook aan die problemen zal in dit boek aandacht worden
besteed.
1.3.1 Altijd problematisch?
In hoeverre zijn emotionele onrust en moeilijk gedrag in de adolescentie nu een alge-
meen voorkomend verschijnsel? Of hebben we hier te maken met stereotiepe opvattin-
gen over jongeren? Bij de discussie over deze kwestie komt de vraag aan de orde hoe
ruim verspreid emotionele onrust en moeilijk gedrag tijdens de adolescentie zijn. Een
tweede vraag: moeten de emotionele verwarring en het problematische gedrag van
(sommige) jongeren worden opgevat als een normaal verschijnsel of als een indicatie
voor een stoornis in de ontwikkeling? Bij het beantwoorden van deze vragen moeten
drie zaken aan de orde komen (zie ook Steinberg, 2008a).
1 Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen eenmalige stemmingen of gedra-
gingen en meer langdurende patronen. Zoals in dit boek zal blijken, is de adolescen-
tie ook een periode van experimenteren, van uitproberen. Dit uitproberen (met alco-
hol, met drugs, maar ook met kleine antisociale gedragingen) is meestal onschadelijk
en leidt niet per se tot langdurige problemen. Ook is de adolescentie een periode van
snelle stemmingswisselingen, met hoge toppen en diepe dalen. Ook dit is niet nood-
zakelijkerwijs gekoppeld aan ingrijpende en langdurige emotionele problematiek,
zoals die bij een depressie of bij een eetstoornis hoort. Empirisch onderzoek geeft dus
weinig steun aan de veronderstelling dat de meeste jongeren een periode doormaken
met ernstige gedragsproblemen of een grote emotionele onevenwichtigheid (verge-
lijk Elmen & Offer, 1993).
Zo heeft bijvoorbeeld het nieuwe idee van de ‘emerging adulthood’, zoals eerder
beschreven, zelfs geleid tot het formuleren van een nieuwe crisis, de ‘quarterlife cri-
sis’, waarin jongeren van die leeftijd moeilijkheden ervaren bij het vinden van een
plaats in de volwassen wereld (ga ik een baan zoeken en samenwonen, of toch eerst
nog een jaar backpacken in Australië?). Het meeste onderzoek spreekt het bestaan
van zo’n crisis tegen: met de meeste jongeren gaat het prima tijdens deze periode en
neemt het welzijn zelfs toe (Arnett, 2007).
2 Aan de andere kant zal uit de hoofdstukken over probleemgedrag in dit boek duide-
lijk worden dat bij sommige jongeren wel degelijk ernstige emotionele problemen of
ernstige gedragsstoornissen voorkomen. Er moet dus een onderscheid worden
gemaakt tussen spanningen en de daarmee gepaard gaande onevenwichtigheden die
jongeren in het algemeen ervaren wanneer zij voor nieuwe taken worden gesteld, en
spanningen die we moeten beschouwen als signalen dat de ontwikkeling gestoord
dreigt te raken. Als dit onderscheid niet goed wordt gemaakt, loopt men het gevaar
aan dreigende stoornissen in de ontwikkeling te weinig aandacht te besteden en ten
onrechte te menen dat ernstige problemen ook wel vanzelf zullen overgaan (Rutter,
1990).
14502_BW_HSAO_Boek.indb 20 21-06-13 12:35
21Inleiding
3 Bij de vraag naar het al dan niet problematische karakter van de adolescentie moet
aandacht worden besteed aan het onderscheid tussen problemen die echt uit de ado-
lescentie voortkomen en problemen die hun wortels hebben in de periode vóór de
adolescentie. Zo wordt in diverse theorieën over antisociaal gedrag tijdens de adoles-
centie (zie bijvoorbeeld Moffitt, 1993) een onderscheid gemaakt tussen jongeren die
al gedurende hun hele leven antisociaal of problematisch gedrag vertonen (de ‘life-
course-persistent’-antisocialen) en jongeren bij wie het antisociaal gedrag beperkt
blijft tot de adolescentie en bij wie voordien geen problemen waren (de ‘adolescence-
limited’-antisocialen). Bij de laatstgenoemden verdwijnt het antisociale gedrag na de
adolescentie ook weer (zie ook hoofdstuk 15). Eenzelfde soort onderscheid kan wor-
den gemaakt op het gebied van emotionele problemen bij adolescenten, zoals bij
depressie, waarbij de depressieve gevoelens die veel jongeren van tijd tot tijd ervaren,
niet zijn te vergelijken met de depressieve gevoelens van een kind dat al van jongs af
aan klachten van depressieve aard heeft. Het is daarom ook van belang te bedenken
dat veel van de problemen tijdens de adolescentie weer overgaan, zonder directe con-
sequenties voor het verdere functioneren. Bij de jongeren bij wie dit niet het geval is,
blijkt vaak ook de periode vóór de adolescentie al enige problematiek met zich te heb-
ben meegebracht. Voor het beoordelen van de mate van problemen tijdens de adoles-
centie lijkt het dus belangrijk een ontwikkelingspsychologische kijk te hebben: de
voorgeschiedenis van een kind zegt veel over hoe de problemen tijdens de adolescen-
tie moeten worden ingeschat.
In hoofdstuk 3 (over de lichamelijke ontwikkeling en rijping) zal bijvoorbeeld blijken
dat meisjes die vroeg in de puberteit komen, een hogere kans hebben probleemge-
drag te ontwikkelen, maar dat dit vooral zo is bij meisjes die ook vóór hun puberteit
al problemen hadden. Dit onderzoek is een voorbeeld van het feit dat de adolescentie
soms al bestaande problemen uitvergroot of op de spits drijft, maar niet noodzakelij-
kerwijs veroorzaakt.
Bij al het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ingrijpende, emotionele onrust
of ernstig probleemgedrag bijna nooit het directe of logische gevolg is van de verande-
ringen tijdens de adolescentie. Dit heeft echter ook als consequentie dat als er wél pro-
blemen zijn tijdens deze periode, dit ook als een serieus signaal moet worden opgevat.
Als een jongere ernstige problemen ervaart of vertoont, is het niet verstandig dit toe te
schrijven aan het normale proces van opgroeien. Het is waarschijnlijker dat er in zo’n
geval ook echt iets fout gaat in de ontwikkeling van die jongere (Steinberg, 2008a).
1.4 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt
Hiervoor is duidelijk geworden dat een ontwikkelingspsychologische oriëntatie gewenst
is bij het bestuderen van de adolescentie. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op wat
deze oriëntatie precies inhoudt. Daar zal blijken dat het ontwikkelingspsychologisch
onderzoek primair is gericht op het opsporen van veranderingen die zich binnen de
14502_BW_HSAO_Boek.indb 21 21-06-13 12:35
22 Psychologie van de adolescentie
persoon in het verloop van de tijd voltrekken: de intra-individuele veranderingen. Daar-
naast is men echter ook geïnteresseerd in verschillen die zich daarbij in het verloop van
de ontwikkeling tussen onderscheiden individuen voordoen: de inter-individuele ver-
schillen. Het longitudinaal onderzoek (een vergelijking van verschillende individuen
met zichzelf op verschillende momenten van de levensloop door individuen te volgen
over de tijd) is een belangrijke methode om verschillen die met de leeftijd samenhan-
gen, op te sporen.
Het ontwikkelingsproces wordt door verschillende factoren beïnvloed en is op te vatten
als het resultaat van een langdurige wisselwerking (interactie) tussen aanleg en omge-
vingsfactoren: net zoals omgevingsfactoren de persoon zelf kunnen veranderen, kun-
nen persoonskenmerken leiden tot bepaalde veranderingen in de omgeving. In deze
paragraaf bespreken we drie invalshoeken van een ontwikkelingspsychologische bena-
dering van de adolescentieperiode.
1.4.1 De adolescentie als een karakteristieke ontwikkelingsperiode, met daaraan verbonden specifieke ontwikkelingstaken
Een ontwikkelingspsychologisch gezichtspunt houdt in dat men zich onder andere richt
op het bestuderen van intraindividuele veranderingen, dus veranderingen binnen de
persoon. Vaak worden deze veranderingen opgevat als een opeenvolging van stadia of
fasen. Het begrip fase veronderstelt dat er gedragswijzen en attituden zijn die typerend
zijn voor een bepaald niveau van psychische ontwikkeling en dat deze karakteristieken
ontstaan in de loop van een proces dat een vaste volgorde vertoont. Soms voegt men daar
nog aan toe dat het karakteristieke functioneren in een bepaalde fase samenhangt met
structurele veranderingen en met de structuur van het denken. Men veronderstelt daar-
bij meestal ook dat de overgangen tussen de fasen duidelijk waarneembaar zijn, bijvoor-
beeld door tijdelijk toegenomen onevenwichtigheid.
Als karakteristiek voor de fase van de adolescentie worden vooral gezien:
• het vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie ten opzichte van
de ouders;
• de manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten (bijvoorbeeld in
verband met ambivalente gevoelens ten opzichte van de ouders);
• een bepaald niveau van cognitief functioneren (bijvoorbeeld wat betreft het denken
over morele vraagstukken).
Het denken over ontwikkeling in termen van opeenvolgende fasen is wat controversieel.
Enerzijds blijft het een grote invloed uitoefenen op het denken over het verloop van de
ontwikkeling en kan het nodig zijn een periode in de ontwikkeling met bepaalde ken-
merken of bepaalde niveaus aan te duiden. Anderzijds hoeft het onderscheiden van
deze niveaus echter niet te betekenen dat gedrag van individuen met eenzelfde ontwik-
kelingsniveau over de hele linie uniformiteit vertoont. Niet iedereen van dezelfde leef-
tijd zit in dezelfde fase en in een bepaalde fase zitten niet alleen individuen van dezelfde
leeftijd. Over het algemeen is men het erover eens dat het zinvol is kwalitatief verschil-
14502_BW_HSAO_Boek.indb 22 21-06-13 12:35
23Inleiding
lende ontwikkelingsniveaus te onderscheiden, maar mét de genoemde kanttekening
over de algemene geldigheid van de fasen.
Daar waar sommigen spreken van ontwikkelingsniveaus die in de verschillende domei-
nen kenmerkend zijn voor een bepaalde fase, wordt in hoofdstuk 2 ook gesproken van
ontwikkelingstaken. Ontwikkelingstaken verwijzen naar de eisen en verwachtingen die
binnen een bepaalde cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden. Ontwikkelingsta-
ken voor jongeren zijn dus kwalitatief verschillend van die van kinderen. Het vervullen
van een bepaalde ontwikkelingstaak wordt als een belangrijke voorwaarde gezien voor
een goed verloop van de verdere ontwikkeling (vergelijk Baltes, Reese & Lipsitt, 1980).
Sommige van deze taken hebben een universeel karakter: ze gelden voor iedereen. Jon-
geren kunnen zich bijvoorbeeld niet onttrekken aan het zoeken naar een nieuwe manier
van omgaan met hun seksuele gevoelens. Andere ontwikkelingstaken hangen meer
samen met concrete maatschappelijke verwachtingen, zoals de keuze voor en het volgen
van voortgezet onderwijs.
Slot (1994) komt tot een nadere uitwerking van ontwikkelingstaken voor de adolescentie
op basis van onderzoek naar de ontwikkeling van antisociaal gedrag (Le Blanc & Fréchet-
te, 1989; Jagers, 1992) en van jeugdonderzoek van Compas, Davis en Forsythe (1985).
In laatstgenoemd onderzoek werd middelbare scholieren gevraagd wat zij zelf als de
belangrijkste aspecten van hun dagelijkse leven ervoeren. Deze onderzoeken gaven aan-
leiding tot het formuleren van zeven ontwikkelingstaken voor jongeren, namelijk:
• vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin;
• zorgdragen voor de gezondheid en het uiterlijk;
• zinvol invullen van vrije tijd;
• vormgeven aan intimiteit en seksualiteit;
• participeren in onderwijs of werk;
• vriendschappen en sociale contacten onderhouden;
• omgaan met autoriteit.
Soms wordt bij de formulering van ontwikkelingstaken een bepaald aspect van de ont-
wikkeling geaccentueerd. Deze zeven ontwikkelingstaken zijn bijvoorbeeld vooral gefor-
muleerd ten behoeve van de hulpverlening voor jongeren met antisociaal gedrag, met de
bedoeling hulpverleners – die geneigd zijn de aandacht hoofdzakelijk op problemen te
richten – ertoe te stimuleren bij diagnostiek en behandeling meer vanuit een ontwik-
kelingsperspectief te denken. Het ‘omgaan met autoriteit’ is in dit overzicht een aparte
taak geworden, omdat dit aspect bij het al of niet ontwikkelen van antisociaal gedrag een
belangrijke rol speelt.
1.4.2 De adolescentie als onderdeel van een ontwikkelingsproces met continue en discontinue momenten
Centraal in het begrip ontwikkeling staat het uitgangspunt dat er een samenhang
bestaat tussen vroegere en latere momenten in de ontwikkeling. Over de aard van
deze samenhang kan men echter verschillende visies hebben. Men kan wijzen op de
14502_BW_HSAO_Boek.indb 23 21-06-13 12:35