Ontstaansmechanismen van ziekten - inkijkexemplaar

8
Ontstaansmechanismen van ziekten Basisprincipes van de ziekteleer Lieven Dupont

description

Ontstaansmechanismen van ziekten. Basisprincipes van de ziekteleer

Transcript of Ontstaansmechanismen van ziekten - inkijkexemplaar

Lieve

n Dup

ont I O

ntstaa

nsme

cha

nisme

n van zie

kten

9 7 8 9 0 3 3 4 7 6 3 3 4

Ontstaansmechanismenvan ziekten

Basisprincipes van de ziekteleer

Lieven Dupont

In Ontstaansmechanismen van ziekten worden de basisprincipes

die verantwoordelijk zijn voor het tot stand komen van ziektes uit-

gelegd.

Dit boek geeft geen exhaustief overzicht van alle mogelijke ziektes

met opsomming van diagnostiek en behandeling. Het probeert

wel een inzicht te verschaffen in de mechanismen van het lichaam

om de gezondheid te bewaren of te herstellen en wat daarbij fout

kan gaan met ziekte als gevolg. De verschillende vormen en oor-

zaken van ziekte worden onderscheiden en uitvoerig beschreven

(trauma, infectie, ontsteking, aangeboren afwijkingen, kanker,...).

Daarbij wordt getracht om biologie en fysiologie te integreren met

epidemiologische en klinische gegevens.

Dit boek moet de lezer in staat stellen beter te vatten hoe we ziek

worden en welke factoren (genetische aanleg, leefwijze, omge-

ving,...) dit proces beïnvloeden. Dit inzicht laat ook toe een logische

afl eiding te maken naar diverse ziektebeelden en hierbij de moge-

lijke diagnostische testen en behandelingsvormen te suggereren en

beter te begrijpen.

Lieven Dupont is als longarts verbonden aan UZ Leuven en funda-

menteel klinisch mandaathouder van het Fonds voor Wetenschappelijk

Onderzoek Vlaanderen. Hij is deeltijds hoofddocent aan de K.U.Leuven

en doceert aan de Faculteit Geneeskunde en de Faculteit Bewegings-

en Revalidatiewetenschappen.

GEZONDHEID EN ZIEKTE

26

1.1.2.3 Sociale dimensie

In de sociale benadering staat het maatschappelijk functioneren centraal en is het indi-vidu met zijn eigen behoeften en verlangens hieraan ondergeschikt.

Volgens deze benadering is een persoon gezond als hij de sociale rollen ten uitvoer brengt die de samenleving hem toebedeelt. Een persoon is ziek als hij niet in staat is zich aan te passen aan en te gedragen naar de heersende waarden en normen, behorende bij zijn cultuur.

Deze benadering kent een sterk sociologische inkleuring van gezondheid. Het accent ligt op de sociale dimensie.

1.1.2.4 Humane benadering

Sinds halfweg de vorige eeuw is er, in vergelijking met de eerder besproken biomedi-sche benadering van gezondheid, steeds meer ruimte ontstaan voor een multicausale, multifactoriële benadering van gezondheid. Deze legt ook een verband tussen de bio-logische, de psychologische en de sociale benadering. Zo werd in 1948 door de WHO (World Health Organization) bij haar oprichting een ruimere omschrijving van gezond-heid opgesteld, die de humane benadering wordt genoemd. Binnen deze humane be-nadering wordt gezondheid gedefi nieerd als volgt.

“Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or infi rmity.”“Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter de afwezigheid van ziekte of lichamelijk gebrek.”

(Preamble to the Constitution of the World Health Organization as adopted by the Inter-national Health Conference, New York, 19-22 June 1946; signed on 22 July 1946 by the representatives of 61 States (Offi cial Records of the World Health Organization, no. 2, p. 100) and entered into force on 7 April 1948).

In het Ottawa Charter (WHO, 1999) wordt gezondheid verder omschreven:

“Health is a resource for everyday life, not the object of living. It is a positive concept emphasizing social and personal resources as well as physical capabilities. (...) The funda-mental conditions and resources for health are peace, shelter, education, food, income, a stable eco-system, sustainable resources, social justice and equity.”

De WHO heeft in 1998 tijdens de ‘101st Session of the WHO Executive Board’ in Genève een nieuwe defi nitie van gezondheid voorgesteld:

GEZONDHEID EN ZIEKTE

58

2.4.1 Sensitiviteit

De sensitiviteit (‘gevoeligheid’) van een test is het percentage van werkelijke zieken bij wie het testresultaat positief is, of de verhouding van de testpositieven bij alle zieken (fi guur 1.8).

Hoe minder vals negatieven er voorkomen, hoe hoger de sensitiviteit is en dus hoe hoger de garantie dat een persoon met een negatieve test ook echt niet-ziek is.

Ziek Niet ziek

Positief testresultaat echt positieven vals positieven

Negatief testresultaat vals negatieven echt negatieven

Sensitiviteit = echt positieven

echt positieven + vals negatieven

= gezond

= test negatief

= test positief

= ziek

Figuur 1.8. Schematische voorstelling en berekening van de sensitiviteit van een test.

2.4.2 Specifi citeit

De specifi citeit (‘gerichtheid’) van een test is het percentage van niet-zieken bij wie het testresultaat negatief is, of de verhouding van testnegatieven bij alle niet-zieken (fi guur 1.9).

105

1. Menselijk lichaam

1.1 Structuur en functies

Het leven in zijn eenvoudigste vorm is terug te brengen tot het bestaan van een eencel-lig organisme.

Voor het bestaan van een eencellig organisme moeten twee noodzakelijke maar in prin-cipe tegenovergestelde voorwaarden vervuld zijn. Enerzijds moet het organisme zich afschermen tegen de chaos van de hem omringende levenloze omgeving; anderzijds is het een open systeem, aangewezen op uitwisseling van warmte, zuurstof, voedings- en afvalstoffen, evenals op informatie over zijn omgeving (fi guur 2.1).

Exocytose

Celkern

VerteringOnverteerde resten

(restlichaampje)

Pinocytose

FagocytoseEndocytose

Celmembraan

Voedselvacuole

Figuur 2.1. Eigenschappen van een eencellig organisme.

167

3. De ontstekingsreactie

Een verwonding, diverse trauma’s of infecties induceren een reeks complexe en gecon-centeerde reacties die op de plaats van de weefselbeschadiging ontstaan. Deze reacties treden snel op en diverse onderdelen van het afweersysteem (immunologisch systeem) nemen eraan deel. Het doel van deze reacties is de agressor af te wenden, maar ze heb-ben ook als nadeel dat ze het weefsel van de gastheer kunnen beschadigen.

De typische eigenschappen van de ontstekingsreactie zijn al lang bekend en vormen een dagdagelijkse realiteit voor elke arts en zorgverlener.

In de meeste gevallen zal de ontstekingsreactie erin slagen het beschadigende agens te neutraliseren en/of te elimineren. De ontstekingsverschijnselen nemen af en als het herstelproces goed verloopt, zal de oorspronkelijke toestand hersteld worden. Er kan echter wel een blijvend litteken ontstaan dat voor ernstige complicaties kan zorgen. Lukt het niet het agens te neutraliseren, dan zal er een chronische ontstekingsreactie ontstaan.

3.1 Defi nitie

Ontsteking is een karakteristieke reactie van gevasculariseerd (van bloed voorzien) weef-sel op een microbieel, fysische of chemisch agens met als doel het beschadigde agens te neutraliseren, zijn verspreiding te voorkomen en de mogelijkheid te scheppen om de ontstane weefselschade te herstellen.

Het herstel zelf (regeneratie en reparatie) hoort evenwel niet tot de ontstekingsreactie.

De ontstekingsreactie is een van de meest voorkomende reactiepatronen en wordt tot de normale aangeboren afweer gerekend.

ZIEKTEN VAN HET AFWEERSYSTEEM

192

Rode bloedcellen

Witte bloedcellen

Bloedplaatjes

Beenmerg

Hematopoietischestamcel

Mastcel

Dendritische cel

Macro-faag

Monocyt Monocyt progenitor cel

Neutrofiel

Eosinofiel

Basofiel Basofiel progenitor cel

Bloedplaatjes

Erythrocyt of rode bloedcelErythroid progenitor cel

Megakaryocyt

Myeloideprogenitor cel

Lymfoïdeprogenitor cel

Natural killer(NK)-cel

TH helper lymfocyt

TC cytotoxische lymfocyt

B-lymfocytB-celprogenitor cel

T-celprogenitor cel

Granulocyt progenitor cel

Eosinofiel progenitor cel

Figuur 4.2. Oorsprong van de cellen van het immuunsysteem.

INFECTIEZIEKTEN

296

4.1.1 Centraal nucleïnezuur

Het nucleïnezuur van virussen is DNA of RNA. Het RNA is meestal enkelstrengig (slechts één groep virussen bevat dubbelstrengig RNA). Bij DNA-virussen bestaat het centrale nucleïnezuur uit DNA, dat zowel enkel- als dubbelstrengig voorkomt en cir-culair of lineair is. In een aantal virussen zijn eiwitten gevonden in nauwe relatie met het nucleïnezuur (kerneiwitten). Deze hebben een beschermende functie en een rol bij de replicatie.

4.1.2 Eiwitmantel

De eiwitmantel (capside) is opgebouwd uit identieke subeenheden (capsomeren), die op een verschillende wijze gerangschikt kunnen zijn. Bij de isometrische virussen zijn ze gerangschikt in de vorm van regelmatige veelhoeken; bij de helixvirussen wordt het nucleïnezuur als een spiraal door de capsomeren omhuld. Bij sommige virussen heeft de capside een zeer ingewikkelde opbouw (complexe virussen) (fi guur 5.12). De cap-side beschermt het virusnucleïnezuur en is mede bepalend voor de gastheerspecifi citeit van het virus. De capside bevat ook de antigene eigenschappen van het virus.

Helix ComplexEicosaeder

Figuur 5.12. Virusvormen, ingedeeld volgens de eiwitmantel.

4.1.3 Virusmantel of enveloppe

Sommige virussen worden verder omringd door een membraan van glyco- of lipopro-teïnen, de virusmantel of enveloppe. De enveloppe bevat de antigene determinanten

ZIEKTEN DOOR GENETISCHE AFWIJKINGEN

352

Tabel 6.2. Indeling van de genetische aandoeningen.

Geslachtschromosomaal gebonden recessieve aandoeningen

Aandoening Gendefect leidend tot Symptomen

Hemofi lie defi ciëntie stollingsfactor bloedingsneiging

Daltonisme rood/groen receptoren retina moeilijk onderscheid kleuren

G6PD-defi ciëntie defi ciëntie glucose-6-fosfaatdehyrogenase

fragiele rode bloedcellen

X-gebonden agammaglobulinemie

agammaglobulinemie immunodefi ciëntie

Spierdystrofi e type-Duchenne abnormaal dystrofi ne progressieve spierzwakte

Autosomaal dominante aandoeningen

Aandoening Gendefect leidend tot Symptomen

Familiale hypercholesterolemie LDL-receptordefect atherosclerose

Ziekte van Von Willebrand defect factor VIII bloedstollingsstoornissen

Polycystosis afwijkend polycystine vergrote cystische nieren met nierfalen

Neurofi bromatosis afwijkend neurofi bromine, merline

zenuwschedetumoren huidpigmentvlekken

Osteogenesis imperfecta afwijkend collageen fragiele botten fracturen

Syndroom van Marfan afwijkende elastische vezels lange dunne ledematen lensluxatie

Syndroom van Ehlers-Danlos afwijkend collageen hyperlaxiteit

Autosomaal recessieve aandoeningen

Aandoening Gendefect leidend tot defi ciëntie

Symptomen

Glycogenose (ziekte van Pompe, von Gierke)

glucosidase opstapeling glycogeen

Sfi ngolipidose (ziekte van Tay-Sachs, Gaucher)

hexosaminidase, glucocerebrosidase

opstapeling ganglioside, glucocerebroside

Mucopolysacharidosen (ziekte van Hurler, Hunter)

iduronaatsulfatase, iduronidase opstapeling mucopolysachariden

Fenylketonurie fenylalaninehydroxylasen mentale retardatie

Sikkelcelanemie hemoglobine bloedarmoede

α1-antitrypsinedefi ciëntie α1-antitrypsine long- en leverbeschadiging