ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM...

119
ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTER Onderzoek naar het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag aan de hand van een casestudy naar de Arabisch-Europese Liga Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01309132) Casteleyn Liselot Academiejaar 2016-2017 Promotor: Commissaris: Prof. Dr. Janssens Jelle De Coensel Stéphanie

Transcript of ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM...

Page 1: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

ONE MAN’S TERRORIST IS

ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTER Onderzoek naar het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag

aan de hand van een casestudy naar de Arabisch-Europese Liga

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (01309132) Casteleyn Liselot

Academiejaar 2016-2017

Promotor: Commissaris:

Prof. Dr. Janssens Jelle De Coensel Stéphanie

Page 2: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

ii

Page 3: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

iii

“ I believe that there will ultimately be a clash

between the oppressed and those who do the oppressing.

I believe that there will be a clash

between those who want freedom, justice and equality for everyone

and those who want to continue the system of exploitation.

I believe that there will be that kind of clash,

but I don't think it will be based on the color of the skin ”

Malcolm X, geboren Malcolm Little

(Nebraska, 19/05/1925 – New York, 21/02/1965)

Woordvoerder Nation of Islam

en burgerrechten activist

Page 4: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

iv

Page 5: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

v

Woord vooraf

Het schrijven van een masterproef maakt een integraal deel uit van het afronden van de studie

criminologische wetenschappen. Dit is een intensief project en ik heb dan ook veel geluk gehad

dat ik zo veel tijd en werk kon spenderen aan een onderwerp dat mij van begin tot einde bleef

verrassen en boeien. Bij aanvang van het academiejaar wist ik dat ik graag het fenomeen

radicalisme wou onderzoeken in mijn masterproef. Dankzij de suggestie van mijn promotor

prof. dr. Janssens om de Arabisch-Europese Liga nader te bestuderen, heeft mijn masterproef

vorm gekregen. Ik kon mij geen betere manier bedenken om deze vierjarige studie af te sluiten

dan door alle reeds opgedane kennis te bundelen en aan te vullen door het uitwerken van dit

onderzoek naar radicalisme, staatsgezag en de Arabisch-Europese Liga.

Deze masterproef is niet volledig af zonder dat het wordt voorafgegaan door een passend

dankwoord. De totstandbrenging van een goed resultaat en het immense werk dat hierin kruipt

kan onmogelijk door slechts één persoon worden bereikt. Ik vind het dan ook belangrijk om de

personen die de uitwerking van deze masterproef hebben bevorderd te bedanken voor hun

bijdrage. In de eerste plaats wil ik prof. dr. Janssens bedanken om mij op het eerste spoor te

zetten door mij op de hoogte te brengen van dit onderwerp en mij verder te begeleiden en raad

te geven tijdens de uitwerking van mijn masterproef. Ik wil ook met nadruk de actoren, in het

bijzonder Dyab Abou Jahjah zelf, bedanken die tijd hebben vrijgemaakt voor een interview en

gepassioneerd hebben geantwoord op mijn vragen.

Daarnaast kan ik dit werk niet afsluiten zonder ook mijn mama te bedanken, dit in de eerste

plaats voor de vele uren die ze heeft besteed aan het nalezen van deze masterproef en in de

tweede plaats, maar minstens even belangrijk, voor het helpen vastleggen van enkele

interviews, iets waartoe ik zelf niet in staat was door mijn Erasmus uitwisseling. Tenslotte wil

ik ook de rest van mijn familie en vrienden bedanken voor de grote steun en het begrip tijdens

dit lange werkproces. Een bijzondere dank gaat hierbij naar Elsie voor de ontelbare uren die

we zij aan zij zaten te werken, elkaars vragen beantwoordden en vooral elkaar steunden en

moed inspraken wanneer het even wat moeilijker werd.

Liselot Casteleyn

Gent, 15 mei 2017

Page 6: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

vi

Page 7: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

vii

Inhoudsopgave

Woord vooraf ........................................................................................................................... v

Inhoudsopgave........................................................................................................................ vii

Lijst van afkortingen .............................................................................................................. xi

Lijst van figuren ...................................................................................................................... xi

Inleiding .................................................................................................................................... 1

DEEL I: Literatuurstudie

1. Inleiding ............................................................................................................................. 7

2. Methodologie ..................................................................................................................... 7

3. Onderscheid tussen een terrorist en een vrijheidsstrijder ................................................... 8

3.1. Verandering van percepties ......................................................................................... 8

3.2. Doel versus middelen .................................................................................................. 9

4. Radicalisering ................................................................................................................... 11

4.1. Radicalisering als een dynamisch en complex proces ............................................... 11

4.2. Het ontstaan van een voedingsbodem ....................................................................... 13

4.3. Radicalisme ............................................................................................................... 15

4.4. Extremisme ................................................................................................................ 17

4.5. Terrorisme ................................................................................................................. 18

5. Staatsgezag ....................................................................................................................... 19

5.1. Staatsgezag als een meerlagig begrip ........................................................................ 19

5.1.1. De staat als een democratische federale rechtsstaat .......................................... 19

5.1.1.1. Een democratische staat ............................................................................... 19

Page 8: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

viii

5.1.1.2. Een federale staat ......................................................................................... 20

5.1.1.3. Een rechtsstaat .............................................................................................. 21

5.1.2. Gezag als gelegitimeerde macht ......................................................................... 22

5.1.3. Belgisch staatsgezag ........................................................................................... 23

5.2. Het sociaal contract ................................................................................................... 24

5.3. De scheiding der machten.......................................................................................... 25

5.3.1. Horizontale scheiding ......................................................................................... 25

5.3.2. Verticale scheiding.............................................................................................. 27

5.4. De evolutie naar een preventief discours ................................................................... 28

6. Theoretische inzichten in het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag ............. 30

6.1. Oorzaken van het ontstaan van een spanningsveld ................................................... 30

6.1.1. Verhouding tussen radicalisme en staatsgezag .................................................. 30

6.1.2. Beeldvorming ...................................................................................................... 31

6.2. Karakteristieken en veruitwendiging van het spanningsveld .................................... 32

6.2.1. Reactie van het staatsgezag ................................................................................ 32

6.2.1.1. Het Belgische veiligheidsbeleid ................................................................... 32

6.2.1.2. Wetgeving .................................................................................................... 34

6.2.1.3. Preventie ....................................................................................................... 36

6.2.1.4. Repressie ...................................................................................................... 37

6.2.2. Reactie van het radicalisme ................................................................................ 38

6.3. Gevolgen van het spanningsveld ............................................................................... 39

6.3.1. Het staatsgezag verleent nazorg ......................................................................... 39

6.3.2. Het radicalisme verdwijnt of evolueert ............................................................... 39

6.3.2.1. Legale en democratische mogelijkheden ..................................................... 39

6.3.2.2. Illegale en gewelddadige mogelijkheden ..................................................... 42

7. Besluit............................................................................................................................... 43

Page 9: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

ix

DEEL II: Casestudy naar de Arabisch-Europese Liga ...................................................... 47

1. Inleiding ........................................................................................................................... 47

2. Methodologie ................................................................................................................... 48

2.1. Gegevensverzameling ................................................................................................ 48

2.1.1. Onderzoeksmethode ............................................................................................ 48

2.1.2. Steekproef ............................................................................................................ 49

2.2. Gegevensanalyse ....................................................................................................... 51

2.3. Beperkingen ............................................................................................................... 51

3. Resultaten ......................................................................................................................... 53

3.1. De Arabisch-Europese Liga....................................................................................... 53

3.1.1. Oprichting van een Arabische volksbeweging .................................................... 53

3.1.2. Xenofobe voedingsbodem.................................................................................... 54

3.1.3. Radicalisme als ideologische basis ..................................................................... 56

3.1.4. Demonstraties en patrouilles als wapenfeiten .................................................... 58

3.1.5. Verkiezingsdeelname en stille dood .................................................................... 60

3.1.6. Aanknopingspunten ............................................................................................. 61

3.2. Dyab Abou Jahjah: portret van de Vlaamse Malcolm X ........................................... 62

3.2.1. Het Arabisch-Israëlisch conflict als achtergrond ............................................... 62

3.2.2. Opgroeien tijdens een Libanese burgeroorlog ................................................... 64

3.2.3. Aankomst in België ............................................................................................. 65

3.2.4. Rellen manager van de Arabisch-Europese Liga ............................................... 67

3.2.5. Terugkeer naar België ........................................................................................ 69

3.2.5.1. Abou Jahjah als activist en strijder voor gelijkheid ..................................... 70

3.2.5.2. Abou Jahjah als auteur en columnist ............................................................ 71

3.2.5.3. Abou Jahjah als politicus.............................................................................. 72

3.3. Empirische inzichten in het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag ......... 73

3.3.1. Oorzaken van het ontstaan van het spanningsveld ............................................. 73

Page 10: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

x

3.3.1.1. Verhouding tussen de AEL en de Belgische overheid ................................. 73

3.3.1.2. Beeldvorming onder invloed van een demoniseringscampagne .................. 74

3.3.2. Karakteristieken en veruitwendiging van het spanningsveld.............................. 75

3.3.2.1. Reactie van de Belgische Staat..................................................................... 75

3.3.2.1. Reactie van de Arabisch-Europese Liga ...................................................... 80

3.3.3. Gevolgen van het spanningsveld ......................................................................... 81

3.3.3.1. De Belgische Staat verleent nazorg .............................................................. 82

3.3.3.2. De Arabisch-Europese Liga verdwijnt en evolueert .................................... 82

4. Besluit............................................................................................................................... 85

Conclusie ................................................................................................................................. 87

Aanbevelingen ........................................................................................................................ 93

Bibliografie ............................................................................................................................. 95

Bijlagen ...................................................................................................................................... i

Page 11: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

xi

Lijst van afkortingen

AEL Arabisch-Europese Liga

KIV Kadernota Integrale Veiligheid

MDP Moslim Democratische Partij

MvX Movement X

Plan R Actieplan Radicalisme

S4B Sharia4Belgium

Lijst van figuren

Figuur 1 Doel en middelen in conflicten tussen een organisatie en een staat

Figuur 2 Onderscheid tussen een terrorist en een vrijheidsstrijder

Figuur 3 Een dynamisch model van radicalisering

Figuur 4 Horizontale scheiding der machten

Figuur 5 Verticale scheiding der machten

Figuur 6 Iter criminis

Figuur 7 Veiligheidsketen volgens de 5 schakels vooropgesteld in de KIV 2016-2019

Page 12: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

xii

Page 13: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

1

Inleiding

Elk verhaal heeft twee kanten. Welke kant het uiteindelijk haalt in de geschiedenisboeken

wordt meestal bepaald door de afloop. Ter illustratie wordt hierbij het verhaal van Malcolm X

aangehaald. In de jaren ’40 van de vorige eeuw bekeerde de zwarte straatcrimineel Malcolm X

zich in de gevangenis tot de Islam. Bij zijn vrijlating sloot hij zich aan bij de Nation of Islam

van Elijah Muhamed, een beweging waarin zwarte moslims verenigd waren in de strijd voor

emancipatie in de Verenigde Staten. Terwijl ze hetzelfde doel nastreefden als de

burgerrechtenbeweging van Martin Luther King, vond de Nation of Islam dat dit doel alle

middelen heiligt. Dankzij de inspirerende redevoeringen van Malcolm X, waarmee hij een stem

gaf aan het onrechtvaardigheidsgevoel dat de zwarte bevolking van de Verenigde Staten ervoer,

groeide de Nation of Islam zowel in ledenaantal als aanzien. In het begin van de jaren ’60 brak

Malcolm X echter met de Nation of Islam en nam hij bij zijn verdere strijd voor de emancipatie

van de zwarte bevolking afstand van de hardvochtige visie van de Nation of Islam. In 1965

werd Malcolm X neergeschoten tijdens een van zijn voordrachten. Men vermoedt dat dit het

resultaat was van een complot tussen de Nation of Islam en de FBI. Desondanks het feit dat

Malcolm X tijdens zijn leven als een ernstige bedreiging werd beschouwd door en voor de

blanke bevolking van de Verenigde Staten wordt hij tegenwoordig door de internationale

gemeenschap beschouwd als een voorvechter van de mensenrechten. (Benzakour, 2004;

Gillespie, 2005; Rose, 1987; van der Gulik, 2003).

Dit bekende voorbeeld toont aan hoe moeilijk het is om een onderscheid te maken tussen een

terrorist en een vrijheidsstrijder. Het is precies naar deze verschillende, tegenstrijdige

percepties dat het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom fighter verwijst. Deze

uitspraak zal in deze masterproef als bril fungeren wanneer wordt gekeken naar de case van de

Arabisch-Europese Liga1. Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor

de zwarte bevolking van de Verenigde Staten van Amerika, komt Dyab Abou Jahjah, de leider

van de AEL, als moslim op voor gelijke rechten voor de Arabische bevolking van België. Net

zoals het geval was bij Malcolm X, beschouwde men in België ook Abou Jahjah als een groot

gevaar (Benzakour, 2004; De Witte, 2004; van der Gulik, 2003).

1 Vanaf hier zal AEL steeds gebruikt worden om te verwijzen naar de Arabisch-Europese Liga

Page 14: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

2

Met de oprichting van de AEL deed Abou Jahjah iets wat nooit eerder was gedaan door

immigranten in ons land: actief opkomen voor de eigen gemeenschap in plaats van passief zijn

plaats in de samenleving aanvaarden. Dit creëerde echter een spanningsveld tussen de AEL en

de overheid. Dit spanningsveld bereikte zijn hoogtepunt in 2002 wanneer toenmalig premier

Guy Verhofstadt in het parlement afkondigde dat er actie zou worden ondernomen tegen Abou

Jahjah. Nog diezelfde avond werd Abou Jahjah gearresteerd door de politie naar aanleiding

van zijn betrokkenheid bij rellen in Borgerhout. Dergelijk repressief optreden lijkt kenmerkend

wanneer het aankomt op groeperingen die het gezag contesteren en ondermijnen, wat het geval

is bij een radicale groep zoals de AEL. Maar is dit de enige antwoordmogelijkheid van de

overheid of zijn er ook andere mogelijkheden om met dit spanningsveld om te gaan? (De Witte,

2008; De Witte & El Omari, 2008).

Onderzoeksvraag

Ingegeven door de terroristische aanslagen op 9/11 is een wereldwijde focus op het fenomeen

terrorisme ontstaan. Onder het mom van de war on terror bundelt de internationale

gemeenschap zijn middelen om de democratische rechtsstaten te beschermen tegen dit

schrikwekkend, gewelddadig fenomeen. Dit alles wordt versterkt door de opkomst van IS en

bijkomstig het gegeven dat terrorisme ook door Westerse burgers wordt gepleegd en bovendien

steeds vaker plaatsvindt op Westerse bodem. Hierdoor worden ook de laatste Belgische

regeerakkoorden en beleidsteksten gedomineerd door het uitwerken van een gepaste aanpak

van radicalisering. Ter ondersteuning hiervan is een wetenschappelijk discours ontstaan

waarbij het radicaliseringsproces van begin tot einde wordt onderzocht met het oog op het

voorkomen en bestrijden van deze complexe entiteit.

Een eerste gegeven dat hierbij naar voor komt is dat radicalisme, in tegenstelling tot terrorisme,

geen inherent kwaadaardig fenomeen is en dat de negatieve connotatie die er mee samenhangt

in de media vaak onterecht is. Desalniettemin wordt vastgesteld dat een spanningsveld ontstaat

wanneer de staat met radicalisme wordt geconfronteerd. Een tweede gegeven dat naar voor

komt, is de geïntegreerde en integrale aanpak van radicalisering die door de staatsinstellingen

wordt vooropgesteld in tegenstelling tot een limitatieve focus op repressieve maatregelen zoals

initieel volgde uit de war on terror. In de praktijk stelt men echter vast dat de staat bij de

veruitwendiging van het spanningsveld overwegend punitief reageert op de radicale elementen

Page 15: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

3

in dit veld. Dit spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag vormt dan ook de theoretische

context van deze masterproef.

Terwijl er een groot aantal wetenschappelijke artikelen beschikbaar zijn over radicalisme en

staatsgezag afzonderlijk, wordt bij de uitwerking van het Belgische veiligheidsbeleid het

fenomeen radicalisme veelal over het hoofd gezien ten voordele van de focus op radicalisering

in het algemeen en extremisme en terrorisme in het bijzonder. Desalniettemin wordt de staat

ook met elementen geconfronteerd die wel een radicaal gedachtegoed vooropstellen maar niet

gewelddadig optreden en ook in deze situaties is een gepaste reactie noodzakelijk. Het is hierbij

niet alleen belangrijk om te weten hoe radicalisme en staatsgezag zich tegenover elkaar

verhouden maar ook hoe deze verhouding zich zal veruitwendigen in het eerder vermelde

spanningsveld. Met name is het relevant om te onderzoeken over welke reactiemogelijkheden

de staat beschikt, welke worden toegepast en wat de gevolgen hiervan zijn voor zowel de

radicale groep zelf als de gehele maatschappij aangezien deze laatste tenslotte het strijdtoneel

van dit spanningsveld vormt. Naar aanleiding van de aard van deze gevolgen kan het bijkomstig

nodig zijn om ook te bestuderen welke alternatieve reactiemogelijkheden voor handen zijn en

een positiever gevolg zouden kennen voor zowel de radicale groep als de maatschappij in het

algemeen.

Het doel van deze masterproef is dan ook om een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk

inzicht in het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag. Dit doel wordt bereikt door in

de eerste plaats een kritische analyse van de reeds bestaande wetenschappelijke literatuur met

betrekking tot dit spanningsveld en diens centrale concepten uit te voeren. In de tweede plaats

wordt de case van de Arabisch-Europese Liga gedetailleerd bestudeerd om aan de hand van de

beschikbare literatuur hierover en de bevraging van enkele sleutelfiguren tot nieuwe of

aanvullende inzichten te komen. De centrale onderzoeksvraag die hier naar voor komt is:

Welke oorzaken, karakteristieken en gevolgen omvat

het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag?

Om tot een adequate beantwoording van deze vraag te komen, worden enkele concrete

deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen focussen elk op een afzonderlijk element van de

onderzoeksvraag om zo een holistische en systematische uitwerking mogelijk te maken. Op

Page 16: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

4

deze manier kan de onderzoeksvraag worden beantwoord en aldus het vooropgestelde doel

worden bereikt. De relevante deelvragen die hiertoe werden uitgewerkt, luidden:

Welke kenmerken van het radicalisme en het staatsgezag die een invloed uitoefenen op

de verhouding tussen deze beide kunnen worden geïdentificeerd?

Over welke reactiemogelijkheden beschikt de staat wanneer deze wordt geconfronteerd

met een radicale groep en welke worden effectief aangesproken?

Op welke manieren kan de radicale groep reageren op een confrontatie met de staat en

welke gevolgen heeft deze confrontatie voor de evolutie van de groep?

Welke empirische inzichten ter bevestiging of aanvulling van de theoretische kennis

kunnen worden onderscheiden?

De theoretische relevantie van deze masterproef situeert zich aldus in de bijdrage die wordt

geleverd aan de literatuur met betrekking tot het spanningsveld tussen radicalisme en

staatsgezag. Er wordt geprobeerd om een prominent maatschappelijk en academisch vraagstuk

diepgaand te analyseren aan de hand van enkele vernieuwende invalshoeken. Hierbij gaat het

in de eerste plaats om de onderzoeksoptiek die wordt gehanteerd: er wordt rekening gehouden

met de rol van percepties bij de totstandkoming en de uiting van dit spanningsveld. In de tweede

plaats wordt aan de hand van een casestudy naar de Arabisch-Europese Liga het inzicht in het

spanningsveld geconcretiseerd. Bovendien kan ook omgekeerd meer inzicht in de case van de

Arabisch-Europese Liga worden verkregen door deze te bestuderen vanuit het spanningsveld

dat wordt gecreëerd met het staatsgezag.

Dankzij de vernieuwende theoretische inzichten die worden nagestreefd, zullen bijkomstig ook

enkele relevante aanbevelingen met betrekking tot de praktijk kunnen worden gedaan. Zo

zullen aan de hand van de bestudeerde literatuur en interviews met sleutelfiguren enkele

extracties naar de toekomst kunnen worden gemaakt. Het doel hierbij is om aan de hand van

de lessen uit het verleden, meer specifiek de case van de AEL, enkele aanbevelingen te doen

naar de toekomst toe met betrekking tot de verschillende reactiemogelijkheden van de staat die

met eerder genoemd spanningsveld gepaard gaan.

Page 17: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

5

Werkwijze

Deze masterproef gaat uit van een kwalitatief, diepgaand, empirisch onderzoek. Met het oog

op de beantwoording van de onderzoeksvraag worden de centrale concepten die deze

masterproef behelst, uitgewerkt in het eerste deel. Hier wordt in de eerste plaats stilgestaan bij

de specifieke invalshoek van deze masterproef namelijk de verandering van percepties zoals

wordt weergegeven in het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom fighter.

Vervolgens wordt het radicaliseringsproces bestudeerd met aandacht voor de dynamische aard

van dit proces en het onderscheid tussen de drie verschillende fasen met name radicalisme,

extremisme en terrorisme. Er zal in het bijzonder uitgebreid worden stilgestaan bij de eerste

fase om aan de hand van een kritische analyse van de beschikbare academische literatuur en

beleidsdocumenten de voor dit onderzoek best gepaste definiëring van radicalisme op te stellen.

Daarnaast wordt ook toegelicht wat wordt verstaan onder staatsgezag aan de hand van een

ontleding van dit begrip en een verdere uitwerking van die aspecten die relevant zijn voor het

verdere onderzoek aangezien dit een uiterst breed begrip betreft. Tenslotte worden deze

inzichten gecombineerd om een eerste theoretisch inzicht te verwerven in het spanningsveld

tussen radicalisme en staatsgezag. Hierbij wordt de structuur van de Belgische veiligheidsketen

gevolgd om systematisch de oorzaken, karakteristieken en gevolgen van het spanningsveld uit

te werken.

In het tweede luik van deze masterproef worden de abstracte noties radicalisme en staatsgezag

vervolgens gekoppeld aan concrete fenomenen in de vorm van de AEL en de Belgische

overheid. De beschikbare (auto)biografische werken en krantenartikelen met betrekking tot de

Arabisch-Europese Liga en diens voorman Abou Jahjah liggen aan de basis van de uitwerking

van de casestudy naar de AEL. Om een diepgaand inzicht in de case van de AEL mogelijk te

maken worden bovendien enkele half gestructureerde interviews georganiseerd met een aantal

sleutelfiguren die als aanhanger of opponent van de AEL over relevante meningen en gegevens

beschikken met betrekking tot de case. Aan de hand hiervan wordt nagegaan welke oorzaken

aan de grond liggen van het ontstaan van dit spanningsveld, hoe dit spanningsveld zich

veruitwendigt door middel van de acties die de overheid en de AEL ondernemen en tenslotte

welke gevolgen dit alles heeft voor beide betrokken actoren. Hierbij wordt voornamelijk

onderzocht hoe het spanningsveld zich ontplooide in het begin van de eeuw maar ook welke

impact dit ruim een decennium later heeft achtergelaten. Deze temporele tussenperiode maakt

het mogelijk om de gebeurtenissen die hebben geleid tot en volgden op het spanningsveld beter

Page 18: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

6

te kunnen contextualiseren. Verder kan er ook concreet inzicht worden verworven in de lange

termijn gevolgen door hun werkelijke ontplooiing te bestuderen.

Bij het lezen van deze masterproef is het belangrijk om voor ogen te houden dat dit onderzoek

wordt gevoerd aan de hand van een enkelvoudige casestudy en dat de uitspraken die op basis

hiervan worden gemaakt aldus niet kunnen worden gegeneraliseerd. Dat slechts één van de vijf

respondenten bij wie een kwalitatief interview kon worden afgenomen, een opponent van de

AEL was tegenover vier aanhangers van de beweging en diens ideologie, vormt een andere

beperking. Dit zorgt er uiteraard voor dat deze laatste visie algauw sterker doorweegt bij de

verwerking van deze interviews ondanks een kritische analyse. Bovendien is een strikte

categorisering van bepaalde resultaten als oorzaak, karakteristiek of gevolg niet mogelijk.

Daarom werd hier gekozen om de indeling bij ambigue gevallen te baseren op het

chronologische verloop van de omstandigheden.

Page 19: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

7

DEEL I: Literatuurstudie

1. INLEIDING

Radicalisering is een van de meest prominent aanwezige maatschappelijke fenomenen van de

laatste jaren. De aandacht voor dit fenomeen is zowel onder de academische, politieke,

journalistieke als algemene bevolking enorm groot. Het wetenschappelijke discours probeert

hierbij de eenzijdig negatieve beeldvorming van radicalisme als grondoorzaak voor terrorisme

tegen te gaan. Een dergelijke problematisering van het begrip heeft namelijk een grote impact

op alle betrokken actoren. In deze masterproef wordt, van alle verschillende actoren die met

radicalisme worden geconfronteerd, de Belgische Staat uitgekozen om verder te bestuderen.

Voornamelijk gaat het hier om het optreden van de staat tegen radicale elementen in de

samenleving. Er wordt hierbij vertrokken vanuit de vaststelling dat een spanningsveld is

ontstaan tussen radicalisme en het staatsgezag. Met het oog op een allesomvattende schets van

het staatsoptreden met betrekking tot radicalisme wordt in deze masterproef nader onderzocht

of deze eenzijdige focus voldoende rekening houdt met alle aspecten van het spanningsveld of

dat er alternatieve reactiemogelijkheden bestaan voor de staat.

In het eerste luik van deze masterproef wordt eerst beknopt toegelicht welke methodologie

wordt gehanteerd voor de uitwerking van dit deel. Vervolgens wordt het onderscheid tussen

een terrorist en een vrijheidsstrijder toegelicht ter verduidelijking van het gezegde one man’s

terrorist is another man’s freedom fighter. Hierna volgt een uitgebreide bespreking van de

kernconcepten van deze masterproef, met name radicalisme en staatsgezag, om zo tot een

duidelijke conceptualisering en definiëring van beide begrippen te komen. Tenslotte worden al

deze elementen samengebracht en worden de onderlinge verhoudingen bestudeerd aan de hand

van het concept spanningsveld.

2. METHODOLOGIE

Het eerste luik van deze masterproef behelst een uitgebreide literatuurstudie van de centrale

concepten die aan bod komen in dit werkstuk met name radicalisering en staatsgezag. In de

eerste plaats wordt de literatuur geraadpleegd om het onderwerp te verkennen. Dankzij een

studie van de relevante literatuur kan het onderzoek zo worden gesitueerd in het ruimere

Page 20: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

8

wetenschappelijke onderzoeksveld. Onder relevante literatuur worden alle wetenschappelijke

tijdschriftartikels en boeken begrepen die betrekking hebben op terrorisme, vrijheidsstrijders,

het radicaliseringsproces en staatsgezag. In de tweede plaats is een grondige studie van de

literatuur nodig om het verdere onderzoek voor te bereiden. Het gaat hierbij zowel om het

opstellen van de topic list die in het tweede luik aan bod komt als om het concreet afbakenen

van het onderzoek. Ten derde vormt de literatuur zelf een kostbare bron van informatie.

Dankzij een zorgvuldige literatuurstudie wordt inzicht verworven in het theoretische kader van

het onderzoek (Mortelmans, 2010). Op deze manier kunnen de kernbegrippen worden

uitgewerkt en toegelicht. Om meer inzicht te krijgen in het spanningsveld worden bovendien

de relevante Belgische wetgeving en beleidsteksten met betrekking tot veiligheid, radicalisme

en private milities geraadpleegd. Het is tenslotte belangrijk om steeds kritisch te werk te gaan

zodat de beschikbare literatuur een maximale meerwaarde kan vormen.

3. ONDERSCHEID TUSSEN EEN TERRORIST EN EEN VRIJHEIDSSTRIJDER

3.1. Verandering van percepties

Bij het hanteren van one man’s terrorist is another man’s freedom fighter als invalshoek voor

de uitwerking van deze masterproef moet worden benadrukt dat dit gezegde eerder als bril

fungeert dan dat het volledig letterlijk moet worden genomen. Zo verwijst dit gezegde in deze

context naar de verschillende percepties die uitgaan ten opzichte van een bepaalde persoon of

een groep personen. Deze verschillende percepties hoeven echter niet dermate extreem op het

continuüm te liggen dat de desbetreffende persoon of groep personen ofwel als terrorist ofwel

als vrijheidsstrijder worden gezien. De percepties kunnen verschillen naargelang de tijd, plaats

of bevolkingsgroep van waaruit deze afkomstig zijn. Ter illustratie wordt hierbij verwezen naar

het in de inleiding geschetste voorbeeld van Malcolm X. Toen Malcolm X actief was in de 20e

eeuw werd hij door de Afro-Amerikaanse bevolking als een held gezien terwijl hij door de

blanke bevolking van de Verenigde staten als een subversieve bedreiging werd gedefinieerd.

Momenteel wordt hij wereldwijd in een overwegend positief licht herdacht als een voorvechter

van de mensenrechten. Deze eerste beschouwing is aldus gebaseerd op een subjectieve

benadering van een bepaalde persoon of groep personen als goed of slecht (Policzer, 2005).

Page 21: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

9

3.2. Doel versus middelen

Het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom fighter is een van de zaken die

aangeeft waarom het zo moeilijk is om een algemene consensus te bereiken over een

internationaal geldende definitie van terrorisme. Bij de bespreking van het

radicaliseringsproces wordt ingegaan op het formuleren van een definitie voor terrorisme2. Nu

wordt in de eerste plaats stilgestaan bij het onderscheid dat wordt teruggevonden in het

definiëren van terroristen en vrijheidsstrijders. Naast de eerste subjectieve benadering wordt

door Ganor (2002) en Schmid (1992) gesteld dat er ook een objectieve definitie mogelijk is. In

dit geval situeert het onderscheid tussen terroristen en vrijheidsstrijders zich in het feit dat

hierbij respectievelijk wordt uitgegaan van de middelen of van het doel die de twee

verschillende groepen hanteren (zie figuur 1).

Figuur 1: Doel en middelen in conflicten tussen een organisatie en een staat (Ganor, 2002, p. 295)

Deze objectieve benadering onderscheidt in de eerste plaats terrorisme van guerilla warfare op

basis van de gebruikte middelen, of eerder de doelwitten. Dit onderscheid is gebaseerd op het

Verdrag van Geneve (ICRC, 1949). Dit maakt in gewone oorlogen tussen staten een

onderscheid tussen gerechtvaardigde oorlogsdaden tegenover militaire doelwitten en

onrechtvaardige oorlogsmisdaden tegenover niet-militaire doelwitten. Zo onderscheidt ook

terrorisme zich van guerilla warfare doordat terrorisme zich richt op burgers en guerilla warfare

2 Infra Deel 1, 4.5. Terrorisme

Page 22: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

10

enkel acties onderneemt tegen militaire doelwitten. Omdat het doel de middelen niet

rechtvaardigt kunnen terroristen volgens deze benadering niet beschouwd worden als

vrijheidsstrijders. Het streven voor nationale bevrijding zorgt aldus niet zonder meer dat men

kan worden beschouwd als een vrijheidsstrijder. Wanneer men opzettelijk burgers aanvalt om

dit doel te bereiken is er zonder uitzondering sprake van terrorisme. Daarom is het ook

belangrijk om terrorisme en een nationale bevrijdingsstrijd niet als twee uitersten van eenzelfde

spectrum te zien. Op deze manier zou het zogezegd onmogelijk zijn dat een groep die streeft

naar nationale bevrijding tevens een terroristische organisatie is en vice versa. Deze twee zijn

niet altijd onderling tegenstrijdig (zie figuur 2) (Ganor, 2002; Schmid, 1992).

Figuur 2: Verhouding terrorist en vrijheidsstrijder (Ganor, 2002, p. 298)

Bij het bepalen van wat terrorisme precies is, kan er daarom worden gesteld dat het (politieke)

doel dat wordt nagestreefd irrelevant is. Door daarentegen te kijken naar de doelwitten van de

aanval, kan een objectieve definitie van terrorisme worden opgesteld zonder verstrikt te raken

in het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom fighter. Zolang een organisatie

aldus de rules of war volgt, is er sprake van guerilla warfare. Zodra men burgers aanvalt, wordt

men een terroristische organisatie. Door dit objectieve criterium wordt volledig afstand

genomen van de subjectieve mening van degene die de definitie formuleert (Ganor, 2002;

Schmid, 1992).

Page 23: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

11

4. RADICALISERING

4.1. Radicalisering als een dynamisch en complex proces

Door het overmatige gebruik van de begrippen radicalisme, extremisme, terrorisme en

radicalisering is de werkelijke betekenis van deze woorden en de onderlinge verhouding

verloren gegaan. Bovendien worden ze vaak door elkaar gebruikt alsof ze dezelfde betekenis

hebben. Een nauwkeurige bestudering van deze concepten maakt algauw duidelijk dat het

tegengestelde waar is en het hier vier verschillende, weliswaar moeilijk definieerbare,

begrippen betreft.

In de eerste plaats wordt stilgestaan bij het begrip radicalisering. Radicalisering wordt

beschouwd als een complex, dynamisch en gefaseerd proces (Verhage et al., 2013). Slootman

en Tillie (2006, p. 24) duiden radicalisering aan als “een proces van verwijdering van de

samenleving, een proces van delegitimatie”. Ten gevolge van een toenemend wantrouwen in

het maatschappelijke en politieke systeem trekt men zich terug in een eigen groep. Wanneer

het niet lukt om de gewenste veranderingen op een democratische manier te verkrijgen, zal

men deze op een extreme manier proberen bewerkstelligen. Deze nadruk op het procesmatige

karakter wordt het best weergegeven door Gielen:

“Radicalisering is het proces van toenemend radicalisme bij een persoon of groep

waarbij de bereidheid groeit om zelf met gebruik van geweld dergelijke diep

ingrijpende veranderingen van de samenleving en de democratische rechtsorde na te

streven en/of te ondersteunen, dan wel anderen daartoe aan te zetten. Het is geenszins

een proces dat mensen plotseling omarmen, het is veeleer een langdurig, gelaagd en

veelvormig proces. Radicalisering is een langdurig proces, omdat het doorsnijden van

banden met de gevestigde samenleving tijd en energie kost. Het is gelaagd in die zin dat

het groepen, generaties, groepen geestesverwanten en individuen kan betreffen. Het is

eveneens veelvormig vanwege de verschillende dimensies die het omvat: zowel politiek,

religieus als sociaal cultureel.” (Gielen, 2008, p. 14)

Dit radicaliseringsproces omvat drie grote fasen: radicalisme, extremisme en terrorisme.

Hieraan voorafgaand kan een vierde fase worden geïdentificeerd, namelijk het creëren van een

voedingsbodem voor de verdere radicalisering (zie figuur 3). Deze fasen bevinden zich op een

Page 24: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

12

continuüm. Een gegeven dat hierbij zeker in het achterhoofd moet worden gehouden, is dat

iemand zich niet noodzakelijk rechtlijnig over dit continuüm beweegt. Zo gaat radicalisering

op zich niet gepaard met geweld en leidt dit niet automatisch tot gewelddadig gedrag.

(European Commission’s Expert Group on Violent Radicalisation, 2008; Noppe et al., 2011;

Van der Pligt & Koomen, 2009; Verhage et al., 2013).

Figuur 3: Een dynamisch model van radicalisering (Noppe, Ponsaers, Verhage, De Ruyver & Easton, 2011, p.51)

De nood om radicalisme, de eerste fase van het radicaliseringsproces, te bestuderen en radicale

groepen in de gaten te houden, valt aldus niet zomaar te verklaren door het gevaarlijke karakter

van radicalisme, maar wel door de mogelijkheid dat dit verder evolueert tot extremisme of zelfs

terrorisme. Dit wetende, kunnen aldus twee verschillende doelen worden onderscheiden bij het

optreden van de staat ten opzichte van een radicale groep: ofwel wil de staat het radicalisme

aanpakken ofwel wil men terrorisme voorkomen (De Waele, Pauwels, Ponsaers, Schils & Easton,

2013). In het Actieplan Radicalisme3 wordt duidelijk voor dit tweede doel gekozen en

beschouwt men de aanpak van radicalisme in functie van het radicaliseringsproces (Van

Tichelt, 2016). Aangezien er geen een op een relatie is tussen radicalisme en terrorisme is het

niet nuttig om zich blind te staren op het bestrijden van radicalisme ter voorkoming van

terreurdaden. Er moet ook aandacht worden besteed aan de context die deze radicale gedachten

tot stand doet komen (Coolsaet, 2012).

3 Vanaf hier zal Plan R steeds gebruikt worden om te verwijzen naar het Actieplan Radicalisme

Page 25: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

13

De laatste fase van het radicaliseringsproces omhelst het terrorisme. Het kenmerkende verschil

tussen radicalisme en terrorisme situeert zich in het feit dat radicalisme verwijst naar een

gedachtegoed en terrorisme naar gewelddadig gedrag. Tijdens de fase van het radicalisme

vermindert de weerstand tegen geweld weliswaar langzaamaan (Verhage et al., 2013). Het is

meer uitzondering dan regel dat radicalisering leidt tot het stellen van terreurdaden. Slechts een

klein aantal mensen dat aan een radicaliseringsproces begint, bereikt deze laatste fase. Hoe

dichter men zich bij de top van de piramide bevindt, hoe radicaler men zelf is en hoe kleiner

de groep is. Dit is duidelijk waarneembaar in figuur 2 (Noppe, 2011; De Waele et.al., 2013;

Van der Pligt & Koomen, 2009; Verhage et.al., 2013).

4.2. Het ontstaan van een voedingsbodem

Tijdens de voorfase van radicalisering wordt men onder invloed van een veelheid aan factoren

vatbaar voor radicale ideologieën. Het is belangrijk erop te wijzen dat het hier gaat over een

complex samenspel van factoren en dat er geen causaal verband kan worden onderscheiden

tussen één bepaalde factor en de verdere radicalisering (Verhage et al., 2013). Bovendien

spelen andere factoren een rol bij aanvang van het radicaliseringsproces dan bij de overgang

van radicalisme naar extremisme en terrorisme (Van der Pligt & Koomen, 2009). Het is niet

mogelijk in het bestek van deze masterproef de veelheid aan wetenschappelijk onderzoek die

reeds is verricht naar de voedingsbodem van radicalisering, recht aan te doen. In wat volgt

wordt gepoogd een zo volledig mogelijk beknopt overzicht te geven van die factoren die een

invloed uitoefenen op het ontstaan van het radicaliseringsproces.

Vooral sociale en maatschappelijke factoren kunnen een rol spelen in de radicalisering van

individuen. Onrechtvaardigheidsgevoelens die worden ingegeven door zowel werkelijke als

gepercipieerde achterstelling, oefenen hier een grote invloed op uit. Op materieel vlak speelt

voornamelijk relatieve deprivatie een rol. Dit wordt door Grant en Brown gedefinieerd als:

“een waarneming dat een verwachting is geschonden (de cognitieve component) evenals

gevoelens van onrechtvaardigheid, ontevredenheid en boosheid naar aanleiding van deze

schending (affectieve component)” (Grant & Brown, 1995, p. 195). Hierbij kan een onderscheid

worden gemaakt tussen individuele en collectieve relatieve deprivatie dewelke respectievelijk

volgen uit een vergelijking van de eigen situatie met die van een andere persoon en de

vergelijking van de eigen groep met andere groepen. De Relatieve Deprivatie Theorie stelt dat

collectieve relatieve deprivatie leidt tot sociaal protest gevoed door gevoelens van frustratie ten

Page 26: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

14

opzichte van de andere groep (Berkowitz, 1989). Naast de ervaring van relatieve deprivatie

draagt ook stigmatisering en discriminatie bij tot onrechtvaardigheidsgevoelens. (Van den Bos,

Loseman & Doosje, 2009, Van der Pligt & Koomen, 2009).

De onzekerheid over de eigen identiteit vormt een volgende relevante factor die kan leiden tot

processen van radicalisering. Vooral jongeren en immigranten zijn onzekerder over hun plaats

in de wereld: wat moet men denken en doen, wat zijn de passende normen enzovoort. Veel

jongeren sluiten zich dan ook aan bij groepen om zo via hun groepslidmaatschap een sociale

identiteit te ontwikkelen. (Slootman & Tillie, 2006; Van den Bos, Loseman & Doosje, 2009;

Van der Pligt & Koomen, 2009; Verhage et al., 2013). Radicale groepen spelen soms bewust

in op dit gegeven van jongeren die op zoek zijn naar een identiteit (Corens, 2008).

Groepsdreiging is een volgende factor die wordt gedefinieerd in de literatuur. Deze bedreiging

ontstaat ten opzichte van de eigen groep ten gevolge van de aanwezigheid van andere groepen

in de maatschappij. Er valt bovendien een samenspel op te merken tussen de hierboven

vermelde factoren. Collectieve relatieve deprivatie kan leiden tot gepercipieerde

groepsdreiging wat door het belang van de sociale identiteit van jongeren, die ze ontlenen aan

deze groep, in verdere mate ook een bedreiging van de eigen identiteit vormt (Van den Bos,

Loseman & Doosje, 2009; Van der Pligt & Koomen, 2009).

Al deze cognitieve gewaarwordingen kunnen tenslotte ook leiden tot emotionele reacties. Met

name kunnen er gevoelens van woede en afkeer ontstaan ten opzichte van de andere groep of

frustratie ten gevolge van de stigmatisering in de media. Deze emoties spelen ook een

belangrijke rol in de ontvankelijkheid tot radicalisering (Van der Pligt & Koomen, 2009).

Het zijn nu vooral Islamitische jongeren die een dergelijke groepsdreiging ervaren. Daarnaast

is het groepslidmaatschap van Islamitische jongeren belangrijker dan van autochtone jongeren

bij het vormen van de sociale identiteit (Van den Bos, Loseman & Doosje, 2009). De

gepercipieerde onrechtvaardigheidsgevoelens die deze groep ervaart, wordt bovendien

versterkt door discriminatie en werkelijke deprivatie.

Page 27: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

15

4.3. Radicalisme

Om de overwegend pejoratieve betekenis tegen te gaan die in de populaire media samenhangt

met het volledige radicaliseringsproces, wordt in de academische literatuur herhaaldelijk

benadrukt dat “de fase van radicalisme op zichzelf niet per definitie gevaarlijk [is]” (Verhaege

et al., 2013, p. 7). Radicalisme heeft meer te maken met het denken dan met het doen. Dit komt

duidelijk naar voor in Noppe et al. (2011, p. 6): “Als ideologie daagt radicalisme de gevestigde

normen en het gevoerde beleid uit” (European Commission’s Expert Group on Violent

Radicalisation, 2008). Volgens deze interpretatie is radicalisme slechts een dysfemisme voor

maatschappijkritiek (Verhage et al., 2013). Tegenover de negatieve interpretatie van

radicalisme kan dan ook een positieve betekenis worden gesteld waarin radicalisme een

belangrijk middel vormt voor de emancipatie van minderheden (Corens, 2008). Enkele

historische voorbeelden die hierbij naar voor komen zijn de arbeiders -, burgerrechten - en de

vrouwenrechtenbeweging. Een radicaal streeft aldus naar een verandering van de socio-

politieke toestand, meestal voor de eigen groep, maar doet dit binnen de regels van de

democratische rechtsstaat. Deze niet-pejoratieve betekenis van radicalisme komt ook naar voor

in de Kadernota Integrale Veiligheid (2016). Er wordt gewezen op het feit dat niet iedereen die

radicale veranderingen in de samenleving beoogt hierdoor een gevaar vormt voor de

democratie.

Er kunnen evenwel spanningen ontstaan doordat de eisen van de radicale groep ten koste van

andere groepen zijn of een hoge mate van onrust veroorzaken. Pas wanneer de wet wordt

overtreden, in hoofdzaak door het gebruik van geweld, is er effectief een schending van de

democratie en is de radicalisering te vergaand en niet meer aanvaardbaar. Wanneer dit gebeurt,

bevindt het proces zich meestal reeds in het extremistisch of terroristisch stadium. Ook het

verspreiden van of oproepen tot geweld wordt in de hedendaagse maatschappij beschouwd als

onacceptabel. Het gebruik van geweld vormt aldus niet langer het kerncriterium voor wat als

grensoverschrijdend wordt beschouwd. Er vindt een dermate toenemende criminalisering en

demonisering van radicalisering plaats, dat ook radicalisme zelf op de grens van het toelaatbare

komt te staan (Vergahe et al., 2013). Dit wordt gereflecteerd in de definitie die het hernieuwde

Actieplan Radicalisme heeft geformuleerd:

Page 28: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

16

“Het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de

samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde

(doel), eventueel het hanteren van ondemocratische methodes (middel), die een afbreuk

kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect)” (Van

Tichelt, 2016, p. 9).

Deze definitie van het Plan R kan worden teruggevonden bij de Nederlandse Algemene

Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (2004, p. 15) en laat op het eerste zicht weinig

interpretatievrijheid over voor een melioratieve betekenis van radicalisme. De definitie leunt

bovendien dicht aan bij wat onder extremisme wordt verstaan. In een voetnoot licht de

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst dit verwantschap tussen radicalisme en

extremisme evenwel uitdrukkelijk toe waarbij het wijst op het feit dat radicalisme, in

tegenstelling tot extremisme, niet noodzakelijk een negatieve connotatie heeft. Deze

verduidelijking kan echter niet worden teruggevonden in het Plan R. Bovendien voegt men er

een algemene definitie aan toe die stelt dat: “radicalisme is de bereidheid om de uiterste

consequentie van een denkwijze te aanvaarden en in daden om te zetten” (Van Tichelt, 2016,

p. 9). Daar waar de eerste, uitgebreide definitie de deur vooralsnog op een kier liet voor een

positieve interpretatie van radicalisme, is de deur hier volledig gesloten. Het onderscheid met

extremisme lijkt bovendien volledig onbestaand. Ondanks de uitgebreide focus die het Plan R

legt op het procesmatige karakter van radicalisering, lijkt het onderscheid tussen de eerste

stappen van het proces irrelevant op zich en worden deze enkel in beschouwing genomen in

relatie tot het proces en hoe dit verder kan evolueren. Slechts in de laatste zin met betrekking

tot de definiëring van radicalisme en radicalisering stelt men: “radicale opvattingen en

meningen (denken) zijn niet strafbaar, radicale handelingen (doen) die uitmonden in een vorm

van onwettelijke of gewelddadige acties wel.” (Van Tichelt, 2016, p. 10). Hoewel hier niet

uitdrukkelijk wordt vermeld dat dit denken betrekking heeft op radicalisme, kan een nuancering

worden vastgesteld tussen de strafbaarheid van de verschillende fases van het

radicaliseringsproces (Noppe et al., 2011; Verhage et al., 2013).

In de Belgische Wetgeving is er geen definitie van het begrip radicalisme terug te vinden.

Omdat diegene die wordt opgesteld in het Plan R het mediadiscours lijkt te volgen dat een

negatieve betekenis koppelt aan ieder stadium van het radicaliseringsproces wordt voor de

uitwerking van deze masterproef een eigen stipulatieve definitie opgesteld. Deze is gebaseerd

op de conceptualisering van de European Commission’s Expert Group on Violent

Page 29: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

17

Radicalisation (2008) en het werk van Noppe et al. (2011). Door te wijzen op de verhouding

tussen radicalisme en radicalisering wordt reeds een eerste onderscheid gemaakt met

extremisme en terrorisme. Daarnaast wordt de inhoud van het radicale gedachtegoed

weergegeven, namelijk de maatschappijkritiek, en tenslotte komt de vorm van radicalisme aan

bod, wat wordt gelimiteerd door de wetgeving. Zo wordt onder radicalisme verstaan:

“De eerste fase van een dynamisch en complex radicaliseringsproces waarbij de

gevestigde normen en het gevoerde beleid worden uitgedaagd binnen de regels van de

democratische rechtsstaat”.

4.4. Extremisme

Extremisme is een al even ambigu en onduidelijk begrip als radicalisme. Met het oog op de

bestrijding van het extremisme is in artikel 8 van de wet betreffende de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten volgende definitie van dit begrip vastgelegd:

“Racistische, xenofobe, anarchistische, nationalistische, autoritaire of totalitaire

opvattingen of bedoelingen, ongeacht of ze van politieke, ideologische, confessionele of

filosofische aard zijn, die theoretisch of in de praktijk strijdig zijn met de beginselen

van de democratie of de mensenrechten, met de goede werking van de democratische

instellingen of andere grondslagen van de rechtsstaat”. (B.S., 18 december 1998, art.

8, 1° c).

In deze definitie wordt voorbijgegaan aan het feit dat extremisten geloven dat hun opvattingen

eventueel met geweld mogen worden opgelegd (Van de Linde & Rademaker, 2010). Door deze

limitatieve focus op de inhoud van de opvattingen en bedoelingen, zonder stil te staan bij de

manier waarop men deze zou bewerkstelligen of hoe ver men hiertoe zou gaan, leunt deze

wettelijke definitie dicht aan bij de betekenis van radicalisme. Om een duidelijker onderscheid

te scheppen, wordt de definitie van het Belgisch Staatsblad dan ook aangevuld met de

geweldsnotie zoals deze wordt weergeven in Noppe et al.: “Extremisme is de bereidheid om

het gebruik van geweld te aanvaarden, zonder dat daarom overgegaan wordt tot het uitoefenen

van geweld.” (2011, p. 717).

Page 30: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

18

4.5. Terrorisme

Men wordt de laatste jaren met het begrip terrorisme om de oren geslagen. Dit geeft de indruk

dat terrorisme een nieuw fenomeen is dat enkel tot deze tijd behoort. Er is echter reeds sprake

van terrorisme tijdens de Franse Revolutie (Abou Jahjah, 2016; Corens, 2008; De Waele et.al.,

2013; Verhage et al., 2013). Sommigen verwijzen naar de recente reeks aanslagen als New

Terrorism. Deze benaming geeft echter de onterechte indruk dat er een radicale breuk is met

wat dan het Old Terrorism wordt genoemd (Field, 2009).

Een goede operationele definitie is belangrijk om te kunnen optreden tegen terrorisme of om

dit fenomeen verder te onderzoeken. Verschillende overheidsinstellingen en academici

hanteren daarom elk hun eigen definitie, rekening houdend met de specifieke eigenschappen

en doelstellingen van hun organisatie of onderzoek. Zo wordt terrorisme door de Verenigde

Naties in The United Nations Security Councel Resolution 1566 gedefinieerd als:

“Criminal acts, including against civilians, committed with the intent to cause death or

serious bodily injury, or taking of hostages, with the purpose to provoke a state of terror

in the general public or in a group of persons or particular persons, intimidate a

population or compel a government or an international organization to do or to abstain

from doing any act, which constitute offences within the scope of and as defined in the

international conventions and protocols relating to terrorism, are under no

circumstances justifiable by considerations of a political, philosophical, ideological,

racial, ethnic, religious or other similar nature” (UN, 2004, p. 2).

Omwille van het overaanbod aan definities werden reeds verscheidene onderzoeken verricht

naar het uitdistilleren van de gemeenschappelijke elementen van deze definities. Schmid en

Jongman (1988) hebben uit 100 verschillende definities 22 gemeenschappelijke elementen

gehaald. De termen geweld, kracht, politiek, angst en dreiging kwamen het meeste voor.

Weinberg et al. (2004) heeft verder gebouwd op deze studie door te onderzoeken hoe vaak de

22 elementen van Schmid en Jongman werden toegepast in wetenschappelijke tijdschriften.

Hierbij kwam naar voren dat geweld en kracht, politiek en dreiging het meest werden

aangewend voor het definiëren van terrorisme. Aangezien deze begrippen ook in de Belgische

Wetgeving terug te vinden zijn wordt geopteerd om de definitie in art. 8 van de wet betreffende

de inlichtingen- en veiligheidsdiensten integraal over te nemen:

Page 31: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

19

“Het gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of

politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie

of bedreigingen te bereiken” (B.S., 18 december 1998, art. 8, 1° b).

5. STAATSGEZAG

5.1. Staatsgezag als een meerlagig begrip

Staatsgezag wordt door Van Dale simpelweg gedefinieerd als “Gezag van de staat, gezag door

de staat uitgeoefend”. Deze definitie schept weinig duidelijkheid over wat nu precies met dit

begrip wordt bedoeld. Daarom zal dit onderdeel stilstaan bij wat deze masterproef verstaat

onder staatsgezag. In de eerste plaats zal hier worden toegelicht wat het begrip “staat” in de

Belgische context betekent, waarbij er in feite sprake is van een democratische, federale

rechtsstaat. Vervolgens wordt bestudeerd wat “gezag” inhoudt en wanneer deze legitiem is.

Tenslotte worden deze beide delen samengebracht en de belangrijkste elementen van het

staatsgezag die relevant zijn voor de verdere uitwerking van deze masterproef besproken.

5.1.1. De staat als een democratische federale rechtsstaat

5.1.1.1. Een democratische staat

Een democratie steunt op het principe dat burgers rechtstreeks deelnemen aan het bewind door

middel van verkiezingen. In een democratie wordt gezag aldus gelegitimeerd door het gegeven

dat dit wordt gesteund door de meerderheid van de bevolking, zonder evenwel de minderheid

te onderdrukken. Er kan hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen een directe en

indirecte democratie. Er is sprake van een directe democratie wanneer de bevolking

rechtstreeks het hoofd van de uitvoerende macht kan kiezen of wanneer het volk via bindende

referenda de richting van het verdere beleid bepaalt. In een indirecte, representatieve

democratie, zoals in België, kan het volk enkel een vertegenwoordigende vergadering kiezen

die vervolgens een nieuwe regering vormt. Er vindt evenwel op lokaal niveau een evolutie

plaats naar een meer hybride vorm waarbij ook kenmerken van de directe democratie worden

gebruikt en er veeleer sprake is van een interactieve besluitvorming (Block, Dezeure & Van

Page 32: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

20

Assche, 2010; Thomassen, 1991). Een duidelijke definitie van het begrip democratie kan

worden teruggevonden in Bonger (1934):

“De demokratie is een bestuursvorm eener collectiviteit met zelfbestuur, waaraan een

groot deel harer leden hetzij direct, hetzij indirect deelneemt, en waarbij geestelijke

vrijheid en gelijkheid voor de wet gewaarborgd zijn en waarbij de leden van haar geest

doortrokken zijn.” (zoals in Thomassen, 1991, p. 20)

Hoewel deze definitie reeds enkele decennia geleden werd opgesteld, is ze bijzonder bruikbaar

daar ze zowel het formele als materiële aspect van democratie omvat. Thomassen (1991)

onderscheidt het besluitvormingsproces zoals hierboven uiteengezet als het formele aspect van

de democratie. Ter aanvulling identificeert hij het materiële aspect wat betrekking heeft op de

waarden waar de democratie voor staat inzonderheid de beginselen van vrijheid en gelijkheid.

5.1.1.2. Een federale staat

Met zijn drie gemeenschappen en drie gewesten vormt België een federale staat. Deze drie

verschillende gemeenschappen betreffen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap

en de Duitstalige Gemeenschap. De vorming van deze drie gemeenschappen is gebaseerd op

de drie officiële landstalen die deze groepen van elkaar onderscheiden. De bevoegdheden van

de gemeenschappen strekt verder dan de taalkwesties alleen en heeft betrekking op al wat te

maken heeft met het ruimere aspect cultuur. In de tweede plaats bestaat België uit drie

gewesten, waarbij de onderverdeling is gebaseerd op het grondgebied: het Vlaamse Gewest,

het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze indeling ging uit van de

verschillende economische belangen. De gewesten oefenen dan ook de eigen economische

bevoegdheden uit. Kenmerkend voor een federale staat is dat de federale instellingen en de

gemeenschaps- en gewestinstellingen op hetzelfde niveau staan. Deze federalisering kwam tot

stand tussen 1970 en 1993 en werd formeel geregeld in de opeenvolgende staatshervormingen

(belgium.be, 2016). Bij de recente zesde staatshervorming vond bovendien een grote

overdracht van federale bevoegdheden naar de deelstaten plaats (vlaanderen.be, 2016). Het

federale karakter van België kan worden teruggevonden in het 1e artikel van de Belgische

grondwet dat stelt: “België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de

gewesten” (B.S., 17 februari 1994, art. 1 Gw.).

Page 33: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

21

5.1.1.3. Een rechtsstaat

Terwijl de meeste democratieën ook een rechtsstaat zijn, is een democratie niet per definitie

een rechtsstaat. Een rechtsstaat zoals men deze vandaag kent in Europa is geen recent gegeven

maar het gevolg van een eeuwenlange ontwikkeling die kan worden teruggeleid tot de 18e

eeuw. Dit begrip vloeit voort uit de reacties op het Ancién Regime en vormt een bescherming

van de burgers tegen de willekeur van absolute vorsten in het bijzonder of tegen de macht van

de staat in het algemeen. De oorsprong van de rechtsstaat kan worden teruggevonden in het

gedachtegoed van Hobbes en Locke met betrekking tot het sociaal contract maar het is

Rousseau die kan worden beschouwd als de werkelijke grondlegger van het principe van de

democratische rechtsstaat. Het kernprincipe van de rechtsstaat is de onderwerping aan het

recht. In de eerste plaats houdt dit in dat de burgers niet onderhevig zijn aan het gezag van een

bepaalde persoon of groep maar aan het recht. Daarnaast is ook de staat zelf onderworpen aan

het recht en moeten bijkomstig de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers erkent en

beschermd worden. De wetten die dit recht uitmaken worden bepaald door de soeverein.

Volgens Rousseau gebeurt dit in een democratie onder de vorm van volkssoevereiniteit waarbij

het volk zelf regeert of rechtstreeks participeert (Reussing, 2011). In België geldt daarentegen

het principe van de nationale soevereiniteit waarbij de natie, een abstract collectief, degene is

die het gezag uitoefent. Dit wordt ook zo weerspiegeld in de grondwet: “Alle machten gaan uit

van de Natie (…) ” (B.S., 17 februari 1994, art. 33 Gw.).

Een bruikbare definitie van het begrip rechtsstaat kan worden gevonden bij Dujardin, Vande

Lanotte, Goedertier & Goossens:

“De rechtsstaat is de staat waarin de gezagsdragers gehouden zijn door het objectieve

-democratisch tot stand gekomen – recht waarvan zij de toepassing verzekeren, waarin

de bevoegdheid van de gezagsdragers door de fundamentele rechten en vrijheden van

de burgers wordt beperkt en waarbij de rechtsregels afdwingbaar zijn voor een

onafhankelijke rechtbank.” (Dujardin, Vande Lanotte, Goedertier & Goossens, 2012,

p. 297)

Ter realisatie van de rechtstatelijke beginselen van vrijheid, gelijkheid en rechtszekerheid

onderscheiden Burkens et al. (2006) enkele rechtstatelijke vereisten. Het gaat hier met name

om het legaliteitsbeginsel, de scheiding der machten, de grondrechten en rechterlijke controle.

Page 34: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

22

Het legaliteitsbeginsel stelt dat ieder overheidsoptreden moet gebaseerd zijn op een vooraf

vastgelegde wettelijke bepaling. De scheiding der machten heeft betrekking op de

machtsverdeling tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht opdat niet alle macht

geconcentreerd zou zijn bij één orgaan4. Grondrechten betreffen die dermate fundamentele

rechten en vrijheden van de burgers die ook staatsinstellingen te allen tijde moeten respecteren.

Een grondrecht dat in het kader van deze masterproef relevant is en herhaaldelijk ter sprake

komt, is de vrijheid van meningsuiting. Tenslotte is er de eis van rechterlijke controle die stelt

dat de rechter onafhankelijk zijn macht uitoefent ter waarborging van de rechtsbescherming

van de burger (Burkens et al., 2006; de Jong & Thomassen, 1992).

5.1.2. Gezag als gelegitimeerde macht

Over de definiëring van gezag bestaat evenmin een consensus. Gezag kan hierbij worden

opgevat als een eigenschap, waarbij gezag automatisch samengaat met bijvoorbeeld de positie

die men bekleedt of een relatie, waarbij dit volgens de hiërarchie van boven naar beneden geldt,

of een combinatie van beide. Voor de uitwerking van deze masterproef kan gezag worden

geïnterpreteerd als “de mogelijkheid, die een gezagsdrager heeft om gezag uit te oefenen over

een gezagsonderhorige, met wie de eerste een gezagsverhouding onderhoudt” (Breur, 1969, p.

204). Wanneer in deze gezagsverhouding de gezagsonderhorige bovendien de hiërarchische

verhouding erkent, kan de gezagsdrager steeds gehoorzaamheid verwachten. Hiermee wordt

aangekomen bij het legitimiteitsaspect van het gezag waarvan het belang in een gezagsrelatie

tussen de staat en de bevolking door Green (1990) wordt aangetoond.

Volgens Green (1990) wordt gezag in relatie tot de staat niet getypeerd door het gegeven dat

de bevolking gehoorzaam is aan de staat maar net aan de reden die ten gronde van deze

gehoorzaamheid ligt. Met name gaat het er hier om dat de eis van gehoorzaamheid van de staat

op zich een bindende reden voor de burger is om gehoorzaam te zijn onafhankelijk van de

inhoud van deze eis en of dit aldus voordelen of nadelen inhoudt voor de burger zelf. Het is

echter niet omdat de burger aan de eisen van de overheid voldoet dat men het hier ook mee

eens is. In deze morele rechtvaardiging van het gezag schuilt de legitimiteit van het staatsgezag

wat een cruciaal onderdeel uitmaakt van deze verhouding (Reussing, 2011).

4 Infra Deel 1, 5.3.1. Horizontale scheiding der machten

Page 35: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

23

Het werk van Weber op vlak van gezag biedt een duidelijke indeling van het legitimiteitsaspect.

Bij zijn beschouwing van gezag als de grondslag van de maatschappij differentieert hij gezag

van macht door gezag te beschouwen als aanvaarde macht die gelegitimeerd is. Het opleggen

van strafrechtelijke maatregelen volgens het strafrecht is aldus een veruitwendiging van het

staatsgezag. Het eerste type van legitimering is afgeleid van de buitengewone eigenschappen

van de leider waarmee hij mensen dermate kan motiveren dat ze hem volgen. Het tweede type

van legitimering ontstaat door gewoontes en gebruiken. Het laatste type betreft gezag dat wordt

gelegitimeerd door algemeen geldende regels. Naar deze drie types wordt respectievelijk

verwezen als charismatisch, traditioneel en rationeel-legaal gezag. Breuer (1969) onderscheidt

een vierde type waarbij het gezag gelegitimeerd wordt door het vertrouwen in de deskundigheid

van de gezagsdrager met betrekking tot het verwezenlijken van de belangen van de

gezagsonderhorige bij de totstandkoming van de eigen doelen. In Westerse staten vindt steeds

meer een evolutie plaats van het rationeel-legale naar het functionele gezagstype (Breuer, 1969;

Weber & Braam, 1972). Dit functionele gezagstype wordt gedefinieerd als:

“Die vorm van gezagsuitoefening, welke berust op een legitimering van de

machtsuitoefening door instemming (van hen die aan die macht onderworpen zijn) met de

doeleinden waarvoor en de middelen waarmee macht wordt uitgeoefend” (Breuer, 1969, p.

212).

5.1.3. Belgisch staatsgezag

In België wordt het staatsgezag aldus op federaal en deelstatelijk niveau uitgeoefend door de

wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht met respect voor het legaliteitsbeginsel en de

grondrechten en een onafhankelijke rechter. De bespreking van de legitimiteit van dit

staatsgezag vindt algauw plaats binnen het domein van de politieke filosofie dat de organisatie

van gemeenschappen analyseert met het oog op de machtsverdeling tussen de burgers en de rol

van een overheid om deze machtsverdeling af te stemmen of te domineren. Kenmerkend voor

een rechtsstaat kan deze legitimiteit worden teruggeleid naar de wetten waaraan de staat is

gebonden en de verhouding tussen de staat en de bevolking (Reussings, 2011).

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op twee centrale concepten van het

Belgische staatsgezag die in relatie tot het onderwerp van deze masterproef herhaaldelijk aan

bod komen. In de eerste plaats komt het contractdenken aan bod wat niet alleen aan de basis

Page 36: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

24

lag van de rechtsstaat maar ook een legitimering biedt voor het staatsgezag. Ten tweede wordt

zowel de horizontale als de verticale scheiding der machten verder toegelicht dewelke

respectievelijk verband houden met de rechtstatelijke vereisten en het federale karakter van de

Belgische Staat. Ter afsluiting wordt ingegaan op de recent waarneembare evolutie van de staat

naar een preventieve staat. Dit gegeven beïnvloedt de uitoefening van het staatsgezag in het

algemeen en deze van de rechterlijke macht op strafrechtelijk vlak in het bijzonder. Aangezien

deze evolutie voornamelijk betrekking heeft op ernstige misdrijven zoals terrorisme, komt ook

dit aspect beknopt aan bod bij de verdere bespreking van het staatsgezag.

5.2. Het sociaal contract

De term “sociaal contract” werd voor het eerst geïntroduceerd in 1762 door Jean-Jacques

Rousseau in zijn werk “Du contrat social”. Rousseau is net zoals de overige grote en

vooraanstaande contractdenkers, Hobbes en Locke, afkomstig uit de 17e en 18e eeuw toen het

contractdenken werkelijk opkwam. Onder invloed van de Verlichting werd in deze periode

door verscheidene intellectuelen kritiek geuit op allerlei maatschappelijke fenomenen

waaronder ook op de politieke macht in Europa. Ondanks de oude oorsprong van het

contractdenken oefent deze politieke filosofie nog steeds invloed uit op het hedendaagse

denken over politieke legitimiteit in een democratische rechtsstaat (Kelly & Boucher, 1994).

Een eerste begrip dat naar voor komt in het contractdenken is de “state of nature”. Dit verwijst

naar de periode voordat er sprake was van een georganiseerde maatschappij waarin mensen

weliswaar samenleefden maar dit alles zonder een overkoepelende overheid, wetten en regels.

Hierop volgt logischerwijze de ontwikkeling van een “social contract”. Net zoals een zakelijk

contract is ook het sociaal contract een overeenkomst tussen twee partijen, in dit geval de

overheid en de bevolking. Terwijl een zakelijk contract echter steeds bewust en intentioneel

wordt afgesloten, is er bij het sociaal contract eerder sprake van een impliciete overeenkomst

waaraan men verbonden is. Het sociaal contract biedt bescherming aan de burgers in ruil voor

enkele vrijheden. De voordelen zijn ruimer dan bescherming alleen, zoals het feit dan men zich

kan verplaatsen via door de staat aangelegde openbare wegen en de mogelijkheid om boeken

te ontlenen uit een bibliotheek. Enkele van de vrijheden die hiertegenover staan is dat men geen

misdrijven kan plegen zonder hiervoor gestraft te worden, dat belastingen betaald moeten

worden en dat men vroeger bovendien een verplichte legerdienst had. Bij het aangaan van het

sociaal contract komt het derde sleutelbegrip, de “sovereign”, naar voor. Dit verwijst naar de

Page 37: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

25

legitieme overheidsmacht die zijn positie via het sociale contract heeft verworven. Via het

sociale contract is men aldus kunnen evolueren van een state of nature tot een civic state

(Barikmo, 2015; Kelly & Bouher, 1994).

Deze politieke filosofie verleent inzicht in de legitimiteit van de uitoefening van het

staatsgezag. Desalniettemin blijft de invloed van het sociaal contract beperkt aangezien dit geen

bindend en dwingend karakter heeft. In tegenstelling tot deze filosofie is de Belgische overheid

echter door allerlei nationale en internationale wetten gehouden tot bepaalde specifieke

interventies en maatregelen. Dit wordt hierna toegelicht voor de uitoefening van het staatsgezag

met betrekking tot radicalisme.

5.3. De scheiding der machten

5.3.1. Horizontale scheiding

Een fundamenteel principe van de democratische rechtsstaat is de scheiding der machten. Het

stelt dat noch één persoon noch één orgaan alle staatsmacht kan bezitten en uitoefenen maar

dat deze verdeeld is over drie machten die elk hun eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid

hebben. Bovendien bestaan er allerlei wisselwerkingsmechanismes tussen deze drie machten

om zowel een goede samenwerking als de nodige onderlinge controle toe te laten. Op deze

manier gaat dit principe overheidswillekeur en machtsconcentratie tegen ten voordele van de

rechtsbescherming van de burger (Alen & Wintgens, 2000; Popelier, 2010). Hoewel de

scheiding der machten niet uitdrukkelijk staat neergeschreven in de grondwet behelst het een

“ongeschreven algemeen rechtsbeginsel dat aan meerdere grondwetsbeginselen ten grondslag

ligt.” (Alen, 1995, p. 16).

Het trias politica gedachtegoed vindt zijn oorsprong in Charles de Montesquieu zijn De l’esprit

des lois uit 1748. Later diende dit tijdens de Franse Revolutie als basis voor de hervorming van

het Franse staatsgezag. Als reactie op het gegeven van een absolute vorst die alle macht bezit,

stelde Montesquieu een deconcentratie van deze macht voor door ze te verdelen over drie

onafhankelijk van elkaar werkende organen. Napoleon op zijn beurt introduceerde dit nieuwe

concept van staatsgezag in België toen België op het einde van de 18e eeuw onder Frans bewind

kwam. De scheiding der machten bleef echter beperkt tot een theoretisch principe terwijl de

macht in de praktijk nog steeds uitging van een absolute vorst. Ook toen België onder

Page 38: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

26

Nederlands bewind kwam in het begin van de 19e eeuw werd het idee van de scheiding der

machten niet weerspiegeld in de praktijk. Het is net ten gevolge van deze jarenlange periode

dat België onder een buitenlandse en absolute heerschappij viel dat de scheiding der machten

een cruciaal element vormde bij de oprichting van België in 1830 (Goedertier, G. & Vande

Lanotte, J., 2007).

De drie machten waar het hier over gaat, werden door Montesquieu geïdentificeerd als la

puissance législative, la puissance exécutif en la puissance judiciaire (Montesquieu, 1979).

Naar dit voorbeeld wordt de staatsmacht in België uitgeoefend door de wetgevende,

uitvoerende en rechterlijke macht (zie figuur 4). De wetgevende macht maakt de wetten. Dit

wordt krachtens de grondwet uitgeoefend door het parlement en de koning (art. 36). Het

parlement bestaat uit de Senaat en de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De uitvoerende

macht bestuurt het land. Deze macht wordt uitgeoefend door de koning en zijn regering van

ministers en staatssecretarissen (art. 37). De rechterlijke macht doet uitspraak over geschillen.

Dit wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken (art. 40, 1e lid) (Belgium.be, 2016).

Figuur 4: Horizontale scheiding der machten (eigen figuur)

Terwijl in Franrijk een strikte opvatting van de scheiding der machten werd gehanteerd,

interpreteerde men dit in België eerder als pragmatische visie waardoor het concept veeleer

neerkomt op een “spreiding” der machten. Dit hield in dat men de drie machten niet als

afzonderlijke en onafhankelijke elementen van een geheel beschouwt maar dat de meerwaarde

voor en de bescherming van het staatsgezag net schuilt in een systeem van samenwerking en

controle tussen de drie machten. Alen (1990) aan de andere kant verwijst naar een

“samenwerking” der machten in plaats van de zogenaamde scheiding der machten. Montesquie

op zijn beurt had een “équilibre des pouvoirs”, of aldus een evenwicht van machten, voor ogen

bij het opstellen van zijn De l’esprit des lois (Alen & Wintgens, 2000).

Page 39: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

27

5.3.2. Verticale scheiding

In België valt er naast een horizontale scheiding der machten eveneens een verticale scheiding

der machten te onderscheiden. Aangezien dit minder relevant is bij de uitwerking van deze

masterproef zal hier niet uitgebreid worden bij stilgestaan. De verticale scheiding der machten

verwijst naar de bevoegdheidsverdeling van de staatsmacht tussen het nationale, regionale en

lokale niveau. Het eerste beleidsniveau wordt in België zowel door de Federale Staat als de

drie Gemeenschappen en Gewesten gevormd. Het tweede beleidsniveau wordt uitgeoefend

door de tien provincies. Deze tien provincies zijn verdeeld over vijf Vlaamse en vijf Waalse.

Sinds de federalisering van België staan de provincies niet enkel onder het gezag van de

Federale Staat maar zijn hun bevoegdheden ook afhankelijk van de Gemeenschappen en

Gewesten. Het laagste beleidsniveau wordt in België tenslotte gevormd door de 589 gemeentes

(zie figuur 5) (belgium.be, 2016).

Figuur 5: Verticale scheiding der machten (eigen figuur)

Tegenwoordig kan een extra supra - en internationaal niveau worden onderscheiden dat de

scheiding der machten beïnvloedt. Het ontstaan van een supranationaal en internationaal niveau

heeft enerzijds de bevoegdheidsverdeling van de Belgische staatsorganen verder

gecompliceerd, anderzijds zorgt het voor extra controle en rechtszekerheid voor de Belgische

burgers. Dit niveau beïnvloedt voornamelijk de rechterlijke macht door middel van het Hof

van Justitie en het Europees Hof voor de rechten van de mens. Deze zien respectievelijk toe op

de eerbiediging van de Europese verdragen en van het Europees Verdrag voor de Rechten van

de Mens. Naar deze veelheid van actoren die vorm geven aan een verticale scheiding der

machten wordt ook wel verwezen als “multilevel government” (Popelier, 2010).

Page 40: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

28

5.4. De evolutie naar een preventief discours

Zedner (2007:262) stelt vast dat er een evolutie plaatsvindt “from a post- to a pre-crime

society”. In deze nieuwe preventieve staat ligt de nadruk niet langer op de opsporing,

vervolging, straftoemeting en straftuitvoering maar op het voorkomen van de misdaad in de

eerste plaats. Door deze strafrechtelijke verschuiving van repressie naar preventie wordt het

onderscheid tussen beide echter minder duidelijk. Daar waar preventieve maatregelen voordien

werden gezien als een alternatief voor straffen, vallen beide in dit nieuwe discours steeds vaker

samen. Zo wordt bestraffing niet langer enkel reactief ingezet maar ook proactief, ter

voorkoming van een misdrijf.

In het strafrecht kan een onderscheid worden gemaakt tussen zogenaamde mala in se en mala

prohibita. Deze eerste categorie omhelst die misdrijven die als inherent slecht worden

beschouwd zoals moord en verkrachting. Bij de tweede categorie betreft het daden die enkel

als slecht worden beschouwd omdat ze werden verboden, hierbij kan worden gedacht aan

druggebruik of het bezit van wapens. Deze tweede vormen aldus het resultaat van een

criminaliseringsproces. Wanneer een verruiming van het strafrecht optreedt, heeft dit dan ook

voornamelijk betrekking op de mala prohibita. Omdat het criminaliseringsproces afhankelijk

is van de maatschappelijke context zal in een preventieve staat een net-widening van het

strafrecht plaatsvinden door een toename van de strafbare poging (Lommel, 2012).

Het debat omtrent de bestraffing van een poging, en aldus een onvoltooid misdrijf, heeft te

maken met de zogenaamde iter criminis (zie figuur 6). Dit is met name de weg die wordt

afgelegd vanaf het voornemen om een misdrijf te plegen tot de uiteindelijke voltooiing van dit

misdrijf. Het voornemen om een misdrijf te plegen en ook het voorbereiden of beramen hiervan

zijn in principe niet strafbaar. In het Belgische strafrecht zijn voorlopig slechts enkele

limitatieve voorbereidingshandelingen opgenomen die strafbaar worden gesteld zoals het

bedrieglijk namaken van valse sleutels. Deze feiten worden bovendien niet als poging bestraft

maar als een op zichzelf staand misdrijf. Bestraffing is pas mogelijk wanneer de uitvoering van

het misdrijf is begonnen. Op dit punt spreekt men van een strafbare poging. Ook niet alle

pogingen zijn strafbaar. Pas wanneer een misdrijf voltooid is, is dit altijd strafbaar. Voordien

bestaat nog steeds de mogelijkheid tot wat “spontane terugtred” wordt genoemd, waardoor er

nog sprake kan zijn van slechts een poging (Van den Wyngaert & Vandromme, 2014).

Page 41: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

29

De afbakening van de drie stadia bepaalt aldus de strafbaarheid van de gestelde gedragingen.

Om te kunnen spreken van een strafbare poging moeten een moreel, materieel en specifiek

element aanwezig zijn. Het morele element verwijst naar het voornemen om een bepaald

misdrijf te plegen. Het materiele element ligt in een veruitwendiging van dit voornemen. Het

specifieke element stelt dat de reden voor het niet voltooien van het misdrijf bij de dader zelf

moet liggen en niet afhankelijk mag zijn van een situatie buiten de wil van de dader (Van den

Wyngaert & Vandromme, 2014).

Figuur 6: Iter Criminis (eigen figuur)

Ten gevolge van de evolutie naar een preventieve staat worden nu niet alleen meer

voorbereidingshandelingen gecriminaliseerd maar aangezien deze worden beschouwd als een

volwaardig misdrijf worden deze ook harder gecriminaliseerd. Deze net-widening blijft

momenteel beperkt tot bepaalde zeer ernstige misdrijven zoals terrorisme en seksuele delicten.

De selectiviteit in de bestraffing weerlegt de stelling dat de punitiviteit toeneemt. Er is

daarentegen sprake van een bifurcatie of dualisering waarbij ernstige misdrijven langer en

zwaarder worden bestraft en minder ernstige misdrijven tegelijkertijd in aanmerking komen

voor een alternatieve straf. Door de bestraffing van voorbereidingshandelingen situeert men de

strafrechtelijke aansprakelijkheid reeds in een veel vroeger stadium. De vraag die hierbij naar

voor komt is hoe ver er kan worden gegaan in de criminalisering van “a risk of harm” in

tegenstelling tot “the causing of harm”? (Ashworth & Zedner, 2011, p.280).

Page 42: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

30

6. THEORETISCHE INZICHTEN IN HET SPANNINGSVELD TUSSEN

RADICALISME EN STAATSGEZAG

Van Dale definieert een spanningsveld als een “terrein waarop tegengestelde krachten

werken”. In deze masterproef betreft dit met name het terrein van de machtsstructuren waarop

zowel het radicalisme als het staatsgezag werken. Om een duidelijke structuur en een antwoord

op de onderzoeksvraag te kunnen weergeven, wordt ervoor gekozen om de gegevens die een

invloed uitoefenen op het spanningsveld te structureren als zijnde een oorzaak, karakteristiek

of gevolg van dit spanningsveld. Een exacte afbakening van deze drie onderdelen van het

spanningsveld is echter moeilijk. Een bepaalde situatie die aanleiding geeft tot het ontstaan van

het spanningsveld kan een dermate grondige invloed blijven uitoefenen zodat dit ook

kenmerkend wordt voor het spanningsveld zelf. Bij de afbakening van deze onderdelen in deze

masterproef is dan ook de keuze gemaakt om de onderverdeling in het geval van

onduidelijkheid te baseren op de chronologische volgorde waarin de desbetreffende

mogelijkheden zich afspelen of beschikbaar zijn.

6.1. Oorzaken van het ontstaan van een spanningsveld

6.1.1. Verhouding tussen radicalisme en staatsgezag

Deze objectieve verklaring gaat uit van het feit dat het ontstaan van een spanningsveld tussen

radicalisme en staatsgezag onvermijdelijk is en onlosmakelijk verbonden is aan de inherente

kenmerken van deze beide concepten. Een radicale groep contesteert namelijk de geldende

waarden en het gevoerde beleid. Door dit te doen gaat het uitdrukkelijk in tegen het staatsgezag.

Daarnaast kunnen de wensen van de radicale groep dermate afwijken van deze van andere

bevolkingsgroepen dat ze tegen elkaar ingaan. Op dit punt is de staat op basis van het sociaal

contract ook verplicht om te ageren en de democratische rechtsstaat en diens bevolking te

beschermen.

In het kader van deze masterproef is naast deze eerste objectieve verklaring voor het ontstaan

van het spanningsveld volgende subjectieve verklaring minstens even relevant.

Page 43: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

31

6.1.2. Beeldvorming

Op vlak van beeldvorming is het hierboven reeds besproken onderscheid tussen radicalisme,

extremisme en terrorisme van belang. Ondanks het feit dat deze drie begrippen door de media

en soms zelfs door politici, vaak in één adem worden genoemd, dekken deze drie begrippen

absoluut niet dezelfde lading. Het is belangrijk om bewust te zijn van het onderscheid tussen

deze drie concepten aangezien een adequate beeldvorming noodzakelijk is om de correcte

doelgroep te benaderen met de gepaste preventieve en repressieve maatregelen. Zo kan de

onterechte stigmatisering van geradicaliseerde jongeren door de maatschappij nefaste gevolgen

hebben voor deze jongeren en indirect ook voor de maatschappij. De labeling theorie bestudeert

het effect van een deviant label. De laatste jaren wordt er opnieuw veel aandacht besteed aan

de gevolgen van een deviant label die specifiek leiden tot het toetreden tot een deviante groep

en aldus een verdere criminele carrière. De studie van Bernburg, Krohn en Rivera (2006)

bevestigt de stelling dat officiële labels een proces in gang zetten dat de betrokkenheid tot een

deviante groepering vergroot. Hieruit kan grofweg worden afgeleid dat een radicaliserende

jongere, die wordt bestempeld als een terrorist, sneller de stap naar een terroristische

organisatie zal zetten. Het is aldus belangrijk dat dit ten alle tijde wordt vermeden door een

correcte definiëring te hanteren.

Daarnaast is het interessant op te merken dat de perceptie van radicaliteit, zowel radicale

gedachten als radicale individuen en groepen, een subjectief gegeven is (Van de Linde &

Rademaker, 2010). Net zoals het strafrechtelijk beleid zelf is ook wat als radicaal wordt

beschouwd afhankelijk van de context. Bovendien bevindt het monopolie van de interpretatie

van deze maatschappelijke elementen zich bij de dominante actoren. In een democratische staat

is deze macht geconcentreerd bij de overheid. Niet enkel de tijd en plaats spelen aldus een rol

in de definiëring van radicalisering, ook de socio-economische en politieke omstandigheden

beïnvloeden dit. Zo ligt de focus tegenwoordig vooral op religieuze, en voornamelijk

islamitische, radicalisering dat al eens uit het oog kan worden verloren dat iedere religie,

geloofssysteem en ideologie aan de oorsprong kan liggen van alternatieve visies, doelen en

ideaalbeelden (Corens, 2008). Hierbij wordt in de eerste plaats verwaarloosd dat ook andere

groepen, zoals dierenactivisten en extreemrechtse politieke bewegingen, kunnen aansporen tot

geweld. Daarnaast wordt ook over het hoofd gezien dat radicalisering niets steeds een negatief

gegeven is en dat het kan wijzen op terechte tekortkomingen van de maatschappij.

Page 44: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

32

De Kadernota Integrale Veiligheid (2016) staat zelf uitdrukkelijk stil bij de betekenis van

radicalisme in het kader van het radicaliseringsproces. Dit procesmatige karakter motiveert

bovendien het belang van de preventie van radicalisering met het oog op het voorkomen dat

radicalisme overgaat naar extremisme en zelfs terrorisme. Hierbij wordt aangegeven dat

radicalisme een breed begrip is dat verscheidene vormen kan aannemen. Bovendien wordt in

lijn met de definitie van radicalisme die het beste aansluit bij het onderwerp van deze

masterproef benadrukt dat radicale groepen niet per definitie een gevaar vormen voor de

democratie.

6.2. Karakteristieken en veruitwendiging van het spanningsveld

6.2.1. Reactie van het staatsgezag

6.2.1.1. Het Belgische veiligheidsbeleid

De federale regering heeft in 2016 een nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid5 opgesteld. De

vorige KIV dateerde al van 2004 en was aldus dringend aan hernieuwing toe. Als basis van het

Belgische veiligheidsbeleid is de totstandkoming van de KIV het resultaat van een

samenwerking tussen de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken. Zowel

het strafrechtelijk beleid van de minister van Justitie als de Nationale en Zonale

Veiligheidsplannen moeten worden afgestemd op de KIV. In de KIV worden tien prioritaire

veiligheidsfenomenen besproken. De eerste cluster van prioritaire veiligheidsfenomenen

omhelst: radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme (m.i.v. polarisering). Er wordt

in de KIV bovendien opnieuw benadrukt dat België een integraal en geïntegreerd

veiligheidsbeleid vooropstelt. Deze integrale aanpak wil zeggen dat men over de volledige

veiligheidsketen aandacht besteedt aan een veiligheidsfenomeen. De keten bestaat uit 5

verschillende schakels: beeldvorming, wetgeving, preventie, repressie en nazorg (zie figuur 7).

Deze taak is bovendien niet beperkt tot het strafrecht. Een van de overige relevante actoren die

bijdragen tot een integrale aanpak zijn de bestuurlijke overheden. Bestuurlijke handhaving

wordt beschouwd als een noodzakelijk onderdeel van het strafrechtelijk beleid en is

complementair met de strafrechtsketen. Op dit vlak staan we echter nog niet zo ver in België.

5 Vanaf hier zal KIV steeds gebruikt worden om te verwijzen naar de Kadernota Integrale Veiligheid 2016 - 2019

Page 45: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

33

Het geïntegreerde karakter van het veiligheidsbeleid verwijst naar de verticale en horizontale

aanpak van veiligheidsfenomenen en de nood aan de betrokkenheid en samenwerking van

actoren op ieder niveau van de veiligheidsketen (Kadernota Integrale Veiligheid, 2016).

Figuur 7: Veiligheidsketen volgens de 5 schakels opgesteld in de KIV 2016 – 2019 (eigen figuur)

De structuur van de Kadernota Integrale Veiligheid dient hierna als basis voor de uitwerking

van het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag. Deze keuze is gemaakt op basis van

het gegeven dat de KIV als belangrijkste informatiebron voor het veiligheidsbeleid van België

zelf een basis vormt voor het optreden van de staat met betrekking tot radicalisme. Bovendien

stelt het KIV met zijn integrale en geïntegreerde werking een holistisch beeld van zowel de

oorzaken als de gevolgen van het spanningsveld met radicalisme voorop. Met name de

verschillende schakels van het veiligheidsbeleid laten toe om een veelheid aan

reactiemogelijkheden van de staat ten opzichte van radicalisme te onderscheiden. Hierbij is het

belangrijk dat aan iedere schakel van de veiligheidsketen aandacht wordt besteed aangezien

een keten maar zo sterk is als de zwakste schakel. Niet alles dient ingezet te worden op

repressieve maatregelen. Een eerste goede stap is dat de KIV dit zo vooropstelt. Hopelijk zal

dit ook worden weerspiegeld in de praktijk. Aangezien de KIV niet uitdrukkelijk stilstaat bij

het fenomeen radicalisme zullen in wat volgt stapsgewijs de verschillende onderdelen van de

KIV verder uitgewerkt worden met relevante veruitwendigingen van het spanningsveld op vlak

van radicalisme.

Beeldvorming

Wetgeving

PreventieRepressie

Nazorg

Page 46: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

34

6.2.1.2. Wetgeving

De tweede schakel van de veiligheidsketen omhelst de wetgeving. Op dit vlak wordt

vastgesteld dat er naar aanleiding van de aanslagen in Parijs en Brussel enorm snel enkele

nieuwe wetsvoorstellen en actieplannen ter beteugeling van het terrorisme, en bij uitbreiding

ook het radicalisme, zijn opgesteld. Daarnaast kan ook worden opgemerkt dat politici er niet

voor terugdeinzen om oude, uit onbruik geraakte wetten uit de kast te halen en zodanig aan te

passen dat ze toepasselijk zijn op de gewenste hedendaagse situaties.

Wet op de private milities

Ondanks het feit dat de wet op de private milities dateert van 29 juli 1934 heeft men deze wet

de laatste jaren herhaaldelijk aangehaald om radicale groepen te verbieden. Onder private

milities wordt een groep private personen verstaan die ofwel geweld gebruiken ofwel het leger

of de politie vervangen. Sinds zijn ontstaan werd de wet slechts 7 keer gebruikt, waarvan 5

maal voor en 2 maal na WOII. Daar waar hij vóór de oorlog werd gebruikt om individuen te

vervolgen, werd hij later gebruikt om gehele groepen te verbieden, namelijk de Vlaamse

Militanten Orde en het Front de la Jeunesse (De Wit, 2012). Volgens de onderzoekscommissie

Wijnincks die begin jaren tachtig extreemrechtse milities onderzocht, zijn er twee oorzaken

terug te vinden voor het beperkte gebruik van de wet op de private milities. In de eerste plaats

waren er interpellatieproblemen en daarnaast werd het parket geconfronteerd met

moeilijkheden wanneer het aankwam op de bewijslast (De Waele et al., 2013).

In “de overbodige punitieve reactie tot uitbreiding van de wet op de private milities” bespreken

De Waele et al (2013) enkele gevallen waarin men recent heeft geprobeerd om de wet op de

private milities zodanig aan te passen dat een specifieke radicale groep verboden kan worden.

Zo dienden in 2010 Sp.a Kamerleden Peter Vanvelthoven en David Geerts een wetsvoorstel in

om de wet op de private milities zodanig uit te breiden dat ook “organisaties of groeperingen

van privépersonen die een gevaar betekenen voor de democratie omwille van daden of

activiteiten van terrorisme, negationisme of racisme”, een verbod kon worden opgelegd. Dit

werd gemotiveerd door hun wens om een einde te stellen aan de neonazistische vereniging

Blood and Honour. Pas met de opkomst van het islamitisch radicalisme, en met name

Sharia4Belgium, kwam hun voorstel tot aanpassing van de wet op de private milities onder de

aandacht, ditmaal aangevuld door Minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet. Deze

aanvulling behelsde eveneens een uitbreiding van de wet op de private milities, ditmaal tot een

Page 47: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

35

verbod van ondemocratische organisaties. Hieronder werden organisaties verstaan die door hun

daden discriminatie, haat of geweld veroorzaakten ten opzichte van een persoon of groep

personen die behoren tot een andere volksgroep, natie, ras of godsdienst. Daarnaast werden

ook die groepen verboden die dergelijke daden rechtvaardigen of aanmoedigen (De Waele et

al., 2013).

Er werden verscheidene argumenten pro en contra een aanpassing van de wetgeving op de

private milities opgeworpen. Doorslaggevend voor De Waele et al. (2013) en het meest relevant

in het kader van deze masterproef, is dat het verbod van een radicale of zogenaamd

ondemocratische groepering de werkelijke structurele problemen die er in de eerste plaats toe

leiden dat iemand zich aansluit bij dergelijke groeperingen, niet oplost.

Art 140sexies Strafwetboek

In het kader van deze masterproef kan er worden gewezen op de toevoeging in 2015 van artikel

140sexies in het Strafwetboek dat stelt dat “iedere persoon die het nationaal grondgebied

verlaat met het oog op” en “iedere persoon die in het nationaal grondgebied binnenkomt met

het oog op” het plegen van een terroristisch misdrijf wordt gestraft met een opsluiting tot 10

jaar (B.S., 9 juni 1867, art.140sexies Sw.). Men kan zich hier afvragen hoe vernieuwend dit

wetsartikel is en of het voordien niet reeds mogelijk was de strafbaarstellingen die het inhoudt

te veroordelen als de poging tot een terroristisch misdrijf? (B.S., 9 juni 1867, art. 137, §2, 11°

Sw.). De toevoeging van dit nieuwe artikel kan misschien beter worden begrepen in het licht

van de preventieve evolutie in het strafrecht waarbij men eerder op de iter criminis gaat straffen

en de manier waarop ernstige misdrijven zwaarder worden veroordeeld6. Ook in het advies van

de Raad van State wordt een vraag opgeworpen in verband met de onduidelijke afbakening van

dit nieuwe wetsartikel op de iter criminis: “Evenwel situeert het misdrijf zich op de grens van

het materiële en het intentionele doordat een alledaagse handeling als reizen of zich

verplaatsen strafbaar wordt gesteld indien zulks met een bepaalde intentie gebeurt.” (Advies

van de Raad van State nr. 57.127/AV, 24 maart 2015, 3.5.2). Hierbij wordt bovendien

uitdrukkelijk gewaarschuwd voor het net-widening effect dat de toepassing van deze nieuwe

wet kan hebben.

6 Supra Deel 1, 5.4. De evolutie naar een preventief discours

Page 48: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

36

12 maatregelen tegen radicalisme en terrorisme

Naar aanleiding van de verijdelde terreurdaad in Verviers stelde de regering in januari 2015

“12 maatregelen tegen radicalisme en terrorisme” voor. De ingrijpende aard van deze

maatregelen vallen in lijn met de bifurcatie in het strafrecht waarbij ernstige misdrijven,

waaronder terrorisme, strenger gestraft worden. Het is echter opvallend dat deze volgens de

titel van de afkondiging van de 1e minister ook van toepassing zijn op radicalisme aangezien

dit feit vooralsnog niet is opgenomen in het strafwetboek en zelfs niet over een officiële

definitie beschikt. De 18 extra anti-terreurmaatregelen die in november 2015 werden

geformuleerd naar aanleiding van de aanslagen in Parijs werden daartegenover opgenomen in

het Federaal Actieplan tegen gewelddadig extremisme en terrorisme.

6.2.1.3. Preventie

De derde schakel van de veiligheidsketen is de preventie. In het licht van het procesmatig

karakter van radicalisering en de potentiële overgang van radicalisme naar gewelddadig

extremisme of zelfs terrorisme wil de federale regering maximaal inzetten op preventie (KIV,

2016). In het regeerakkoord van de federale regering wordt uitdrukkelijk gewezen op het

belang van een preventief luik in de aanpak van het radicalisme (2014, p. 146).

Beleidsnota Veiligheid & Binnenlandse zaken

In de algemene beleidsnota van de Minister van Binnenlandse Zaken wordt een apart luik

gewijd aan de preventie van radicalisering in het licht van een integrale aanpak van het

fenomeen. Een eerste pijler vormt de versterking van het preventiebeleid. Hiervoor worden

verscheidene overlegstructuren opgestart of verder uitgewerkt om aldus tot een knowledge en

evidence based beleid te komen. Daarnaast wordt de rol van de lokale overheden benadrukt.

Zij zullen worden gecoacht en ondersteund om op het lokale niveau preventief op te treden op

vlak van radicalisering. Tenslotte wordt een uitbouw van de informatie-uitwisseling

vooropgesteld om zo ook proactief gegevens te kunnen uitwisselen tussen de relevante

partners.

Actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en

terrorisme

Dit Actieplan van de Vlaamse Regering vormt een antwoord op de noodzaak om ook op lokaal

niveau preventief op te treden tegen radicalisering. Deze wens kwam er naar aanleiding van

Page 49: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

37

het vertrek van tientallen personen uit zowel de grootsteden als ook kleinere gemeenten in

Vlaanderen naar Syrië. In het actieplan wordt in verband met de aanpak van radicalisering een

onderscheid gemaakt tussen de taak van de federale staat en deze van de deelstaten waarbij dit

respectievelijk een repressieve en preventieve werking behelst. Deze taakverdeling wordt

onder andere ingegeven door het gegeven dat radicaliseringsprocessen zich vaak afspelen in

een lokale context. De Vlaamse Regering maakt verder een duidelijk onderscheid tussen

afwijkende ideologieën, denkbeelden en levensovertuigingen die allen aanvaardbaar zijn en

een gewelddadig radicalisme dat krachtdadig moet worden aangepakt. Er wordt bovendien

gewezen op het belang om in te zetten op een inclusieve samenleving waaronder men verstaat

dat racisme en discriminatie strenger moeten worden aangepakt, de uitstroom uit het onderwijs

moet worden tegengegaan, een toegankelijkere hulpverlening en een uitgebreider jeugdwerk

moet worden bewerkstelligd. Deze aandacht voor de voedingsbodem van radicalisme is

noodzakelijk om niet te “dweilen met de kraan open”. Tenslotte wordt benadrukt dat een

limitatieve focus op moslimradicalisering verlammend werkt en dat de problematiek niet

zomaar mag worden geculturaliseerd. Om deze preventieve werking zo goed mogelijk te

garanderen worden maar liefst 40 maatregelen opgesteld met als doel “jongeren en

jongvolwassenen die risico lopen om te radicaliseren zo snel mogelijk te detecteren en hen zo

aan boord te houden van onze samenleving” (Homans, 2015, p. 2).

6.2.1.4. Repressie

Onder repressie vallen voornamelijk de strafrechtelijke maatregelen waarover de politionele

en justitiële instellingen beschikken. Algemeen gezien kan er pas sprake zijn van

strafrechtelijke maatregelen nadat een bepaalde strafrechtelijke inbreuk heeft plaatsgevonden.

Ruimer beschouwd zijn repressieve maatregelen legitiem zodra een inbreuk van regionale,

nationale en internationale wetgeving plaatsvindt. In dit geval hangt repressie nauw samen met

het luik van wetgeving aangezien de opsporing, vervolging, straftoemeting en strafuitvoering

zelf wettelijk vastgelegd zijn maar ook de misdrijven waarop deze van toepassing zijn. In de

Belgische wetgeving is echter geen strafbaarstelling van radicalisme opgenomen, wat logisch

is aangezien herhaaldelijk wordt gesteld dat radicalisme op zich niet gevaarlijk is en slechts

een gedachtegoed betreft. In dit opzicht lijkt een repressieve aanpak van radicalisme niet

mogelijk. Desalniettemin werd een “Actieplan Radicalisme” opgesteld waarin men focust op

de aanpak van radicalisme in het licht van het radicaliseringsproces en het voorkomen van

extremisme en terrorisme.

Page 50: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

38

Actieplan Radicalisme

Het eerste Actieplan Radicalisme werd opgesteld naar aanleiding van de aanslagen in New

York op 9/11. Dit plan droeg toen nog de naam Plan Moskeeën en werd vervaardigd eind 2002.

In 2004 werd voor de eerste maal beslist tot een vernieuwing waarvan het resultaat in 2006

werd goedgekeurd. De toenmalige “Antiterroristische Gemengde Groep” (AGG) was telkens

verantwoordelijk voor de opstelling van dit plan. Naar aanleiding van de verijdelde aanslag in

Verviers in 2015 werd een laatste maal een herziening van het plan doorgevoerd. Ditmaal werd

het plan ontworpen door de Nationale Taskforce (NTF) en dit onder toezicht van het

Coördinatieorgaan voor de Analyse van de Dreiging (OCAD). Het Plan R streeft een

geïntegreerde en integrale aanpak van radicalisering na door gelijkwaardig in te zetten op

preventie en repressie en hierbij een samenwerking te bewerkstelligen tussen alle overheden

van het land. Cruciaal is een transparante werking met in het bijzonder een goede

informatiedoorstroom tussen de gerechtelijke en bestuurlijke overheden. Het doel is enerzijds

om meer kennis te verwerven over de radicaliseringsprocessen die plaatsgrijpen in onze

maatschappij en anderzijds om de invloed van deze processen in te perken en zo een overgang

van radicalisme naar extremisme te voorkomen.

Aangezien de Belgische wetgeving noch voor radicalisme, noch voor radicalisering een

definitie vooropstelt, wordt in het Plan R een eigen definitie geformuleerd. De negatieve

connotatie van radicalisme die naar voor komt in de werkdefinitie, is bevreemdend7.

Daarentegen kan er ook een positief neveneffect worden onderscheiden bij het gebruik van

deze pejoratieve definitie die eerder aan extremisme doet denken. Nu draagt de definitie

namelijk enkel het label “radicalisme” maar behelst het inhoudelijk niet wat radicalisme

werkelijk is. Op deze manier blijven repressieve maatregelen ten opzichte van radicalisme

buiten beschouwing en is er veeleer een beperkte verruiming van de bestraffing van extremisme

op te merken.

6.2.2. Reactie van het radicalisme

In het spanningsveld dat deze masterproef onderzoekt, zijn er twee verschillende actoren die

kunnen worden geïdentificeerd met name de staat en de radicale groep zelf. Hierboven werden

7 Supra, Deel 1, 4.3. Radicalisme

Page 51: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

39

de reactiemogelijkheden van de staat in confrontatie met een radicaal element in de

samenleving reeds uitgebreid beschreven. Daar dit radicale element ook zelf over agency

beschikt, blijft de veruitwendiging van het spanningsveld niet beperkt tot de reactie van de staat

ten opzichte van de radicale groep maar kan het ook in de omgekeerde zin. De macht is echter

nog steeds geconcentreerd bij de staat, waardoor de radicale groep geen uitgebreid aanbod aan

mogelijkheden heeft. De radicale groep beschikt enkel over voorschriften over wat men niet

mag doen, namelijk de algemeen geldende wettelijke regels. Voor de rechtsstaat zijn

daarentegen net zozeer de zaken die men wel mag doen, gelimiteerd tot wat is neergeschreven

in beleidsnota’s en allerhande regelgevingen.

Onder dit onderdeel vallen aldus de mogelijkheden waarop de radicale groep zich kan

organiseren in relatie met het staatsgezag. Dit kan gebeuren op een legale of op een illegale

manier. Naast het organiseren van meer protestacties en demonstraties enerzijds en het

gebruiken van geweld en opnemen van de wapens anderzijds kan de radicale groep ook

evolueren naar een andere organisatievorm waarin deze elementen aanwezig zijn. Omdat het

onderscheid tussen een reactie van de radicale groep en een gevolg van het spanningsveld hier

uiterst klein is, worden deze concrete alternatieve organisatievormen hieronder toegelicht.

6.3. Gevolgen van het spanningsveld

6.3.1. Het staatsgezag verleent nazorg

De laatste schakel van de veiligheidsketen besteedt zowel aandacht aan de nazorg van de daders

als aan de nazorg van de slachtoffers maar dit is beperkt tot terreurdaden. Nazorg in het kader

van radicalisme valt buiten het bestek van de KIV en ook van deze masterproef.

6.3.2. Het radicalisme verdwijnt of evolueert

6.3.2.1. Legale en democratische mogelijkheden

Een eerste gevolg van het spanningsveld kan inhouden dat de radicale groep tot zijn einde is

gekomen en niet langer bestaat. Een ander gevolg is dat de groep verder evolueert wat via twee

wegen kan verlopen. Enerzijds kan hier de legale en democratische weg worden onderscheiden,

anderzijds bestaat er ook een illegale en gewelddadige weg. Een voorbeeld van de eerste weg

Page 52: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

40

waarbij de radicale groep evolueert tot een politieke partij kan worden teruggevonden bij de

Spaanse partij Podemos en ook meer recent de Nederlandse partij DENK. Partijen zoals het

vroegere Agalev die als zweeppartij invloed uitoefenen kunnen ook worden beschouwd als een

democratische mogelijkheid ter veruitwendiging van het radicale gedachtegoed. De G1000

vormt tenslotte een voorbeeld van een alternatieve democratische bestuursvorm.

Podemos

Sinds 1982 werd Spanje gedomineerd door twee politieke partijen. Aan de ene kant had men

de conservatie partij Partido Popular (PP) en aan de andere kant de socialistische partij Partido

Socialista Obrero Espanol (PSOE). Hier kwam echter verandering in toen Spanje in 2008

behoorde tot een van de landen die het zwaarst getroffen werden door de economische crisis.

Dit leidde in 2015 bijvoorbeeld tot een werkloosheidspercentage van maar liefst 23,8% en een

jongerenwerkloosheidspercentage van 49,6%. In de eerste verkiezingen die volgden op de

crisis, in 2011, werd de socialistische partij PSOE afgestraft. Ten gevolge van hun

besparingsprogramma en een veelheid aan schandalen die aan het licht kwamen, werd de PP

ook afgestraft bij de volgende verkiezingen, ditmaal in 2014 (Orriols & Cordero, 2016; Ramiro

& Gomez, 2017; Rodon & Hierro, 2016).

De financiële crisis creëerde de ideale context voor de opkomst van twee nieuwe,

onafhankelijke partijen. De koploper hiervan, en voor deze masterproef ook de meest relevante

partij, is de radicale, linkse, populistische partij Podemos die officieel in het leven werd

geroepen op 16 januari 2014. Algauw groeide de partij uit van een groep academici tot een

volksbeweging en een werkelijke politieke partij. Podemos heeft het grootste deel van zijn

snelle toename in populariteit te danken aan zijn leider, Pablo Iglesias Turrion. Deze

charismatische en welbespraakte man doceerde politieke wetenschappen in Madrid voor hij

een ware media sensatie werd met zijn tv-debatten. Verscheidene leden van de partij waren

voordien actief in de Indignados of 15-M beweging8 (Orriols & Cordero, 2016; Ramiro &

Gomez, 2017; Rodon & Hierro, 2016).

8 Deze beweging verscheen in 2011 ten tonele toen de gevolgen van de crisis steeds beter voelbaar werden bij de

bevolking en er een toenemende mobilisatie plaatsvond met massale protesten, demonstraties en bezettingen van

publieke plaatsen in Spaanse grootsteden. De eerste van deze reeks demonstraties vond plaats op 15 mei 2011 op

het Puerta del Sol plein in Madrid, vandaar de benaming 15-M Movement (Ramiro & Gomez, 2017)

Page 53: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

41

Podemos kon bij de Europese verkiezingen van 2014 maar liefst 5 zetels bemachtigen. Bij de

federale verkiezingen van 2015 behaalde men niet het ambitieuze en gewenste resultaat om de

grootste partij van het land te worden maar desondanks kon men als derde grootste partij van

het land (20,7%) een aanzienlijk deel van de stemmen van de traditionele partijen weghalen (-

15,9% en -6,8% voor de PP en PSO respectievelijk). Op deze manier slaagde Podemos erin om

het Spaanse politieke landschap grondig te veranderen. Het was echter niet mogelijk om een

meerderheidsregering te vormen en nieuwe verkiezingen werden georganiseerd in juni 2016

(Orriols & Cordero, 2016; Ramiro & Gomez, 2017; Rodon & Hierro, 2016).

Het succes van het populisme in Europa is geen verrassing meer aangezien deze trend al lang

gaande is. Dat de inhoud van hun populisme afkomstig is van de linkse en niet van de rechtse

kant is uitzonderlijk aan de Spaanse situatie. Dit maakt duidelijk dat het populisme niet

gebonden is tot een bepaalde ideologie maar dat dit slechts een politieke stijl is die als

communicatiemiddel kan worden gebruikt ter ondersteuning van eender welk politiek kleur

(European Humanist Federation, 2013; Ramiro & Gomez, 2017).

DENK

De Nederlandse partij DENK is officieel ontstaan op 9 februari 2015. Deze partij werd

opgericht door Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk, twee voormalige Kamerleden van de PvdA.

Kuzu en Öztürk werden gemotiveerd om hun partij te verlaten en een eigen nieuwe partij op te

richten door het standpunt dat de PvdA innam in het integratiedebat en waar zij niet achter

stonden. Een eerste opmerkelijke kenmerk van DENK is dan ook de talrijke aanwezigheid, ook

in kernposities, van immigranten en zelfs van moslims. Inhoudelijk streeft de partij naar een

verdraagzame, sociale, lerende, duurzame en rechtvaardige samenleving. Met haar standpunten

op vlak van immigratie onderscheidt ze zich sterk van de dominante Nederlandse partij VVD

en de steeds populairdere extreemrechtse PVV. Een partij als DENK is niet alleen opvallend

an sich, maar zeker in deze tijd waar de verkiezingen steeds gedomineerd worden door

conservatie, anti-globalistische en anti-multiculturele standpunten. Tegenover het aantal

stemmen dat de PVV in de verkiezingen van maart 2017 heeft behaald, zijn de 3 verworven

zetels van DENK een klein succes, maar desalniettemin een overwinning (bewegingdenk.nl).

Agalev

Agalev, het huidige Groen, vormt een voorbeeld van een zogenaamde zweeppartij. De politieke

partij Agalev is gegroeid uit de herlevingsbeweging Anders Gaan Leven van Luc Versteylen.

Page 54: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

42

Het onderscheid tussen de partij en de beweging strekte evenwel verder dan het formele. Ook

inhoudelijk was er een duidelijk verschil waar te nemen die uiteindelijk leidde tot een breuk

tussen de beide. Alvorens Agalev officieel deelnam aan de verkiezingen steunde Anders Gaan

Leven bepaalde kandidaten die rekening zouden houden met hun groene gedachtegoed maar

eenmaal deze personen verkozen waren, bleken ze steevast weinig beloftes na te komen. Vanaf

1977 diende de beweging dan ook onder de afgekorte benaming Agalev zelf lijsten in bij de

verkiezingen. Door het succes van de eerste verkiezingsdeelnames, waarbij men in 1981 meer

dan 4% behaalde, goed voor 3 zetels in het parlement, werkte men een concrete partijstructuur

uit. Het stichtingscongres vond plaats in mei 1982. In deze tijd opereerde Agalev voornamelijk

als een zweeppartij, zijnde een kleine partij die als voornaamste doelstelling had om de

klassieke systeempartijen het vuur aan de schenen te leggen om hen zodanig ook elementen

van hun groene gedachtegoed te doen opnemen. Het succes van de ecologische partij

schommelde totdat men naar aanleiding van de dioxinecrisis 11% van de stemmen behaalde en

samen met de socialisten en liberalen zetelde in de paars-groene regering-Verhofstadt I. Tijdens

deze regeerperiode werd echter beslist om de kiesdrempel op te trekken van 3 naar 5%

waardoor de partij bij de daaropvolgende verkiezingen niet langer genoeg stemmen haalde om

zetels te krijgen. Vervolgens werd de partij hervormd en nam ze onder de nieuwe naam Groen!

deel aan de verkiezingen (De Koninck, 2012).

G1000

Een mogelijk alternatief voor deze politieke weg wordt teruggevonden bij de G1000. De G1000

is een burgerinitiatief voor en door burgers ontstaan in Nederland. Telkens dit evenement wordt

georganiseerd in een bepaalde gemeente gaan alle inwoners en betrokkenen van deze gemeente

met elkaar in dialoog. Hierbij bespreekt men samen wat zij belangrijk vinden voor hun

gemeente. Op 11 november 2011 werd voor de eerste maal ook een G1000 georganiseerd in

België. Dit kwam er naar aanleiding van de politieke impasse na de federale verkiezingen van

2010 (g1000.nu).

6.3.2.2. Illegale en gewelddadige mogelijkheden

Voor de volledigheid wordt hier ook kort vermeld dat de radicale groep zich kan wenden tot

illegale en gewelddadige technieken om de eigen ideologie te bewerkstelligen. Kenmerkend

voor een radicale groep is dat deze de gevestigde normen en het gevoerde beleid uitdaagt maar

dat dit niet steeds hand in hand gaat met het gebruik van geweld of tegen de regels van de

Page 55: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

43

democratie ingaat (Kadernota Integrale Veiligheid, 2016; European Commission’s Expert

Group on Violent Radicalisation, 2008; Noppe et al., 2011; Verhage et al., 2013). Eenmaal de

radicale groep zijn opvattingen en ideeën niet langer op een legale manier nastreeft en by all

means necessary zijn ideologie wil verwezenlijken, is er niet langer sprake van radicalisme

maar heeft men te maken met extremisme en terrorisme. Aangezien deze masterproef zich

beperkt tot de verhouding van de staat met radicalisme zou het bestuderen van de verdere

radicalisering van groepen ons te ver leiden. Er is echter één specifieke motivatie die een rol

speelt bij radicalisering die relevant is voor het onderwerp van deze masterproef met name de

toevlucht tot een extremistische of terroristische organisatie ten gevolge van een repressief

staatsoptreden. De oorzaak van deze verdere radicalisering kan aldus worden gevonden in de

gevolgen van het spanningsveld dat ontstaat tussen radicalisme en staatsgezag en hoe de staat

hiermee is omgegaan. De Waele et al. formuleren kritiek op de repressieve reactie van de staat

omdat “systematisch weigeren te luisteren naar de argumenten van jongeren omdat ze lid zijn

van een ‘radicale beweging’ radicalisering alleen maar in de hand [kan] werken” (De Waele

et al., 2013, p. 9).

Zo onderscheidt Dongen (2016) een politieke motivatie die verder gaat dan ideologie en religie

als een van de negen motivaties om te radicaliseren. Deze motivatie situeert zich voornamelijk

in de behoefte aan verzet tegen werkelijke of gepercipieerde repressie. Wanneer staten aldus

repressief optreden tegen demonstraties en deze vorm van verzet de kop indrukken, bestaat de

kans dat de nood aan verzet alleen maar groter wordt. Daar waar de aanvankelijke

demonstraties nog onder de noemer radicalisme vielen en dit slechts een groep mensen betrof

die op een legale manier een ervaren onrecht willen aankaarten, bestaat vervolgens de kans dat

leden van deze groep verder zullen radicaliseren. In dit geval vindt radicalisering plaats onder

de vorm van een toenemende bereidheid om indien nodig met geweld het onrecht aan te kaarten

en te contesteren. Wanneer men dit stadium bereikt, is er sprake van extremisme en eventueel

zelfs terrorisme.

7. BESLUIT

Het onderzoek in deze masterproef gaat uit van het spanningsveld dat zich bevindt tussen

radicalisme en staatsgezag. In dit eerste luik werden de verschillende theoretische concepten

die deel uitmaken van het onderwerp van deze masterproef, gedetailleerd uitgewerkt aan de

hand van een uitgebreide literatuurstudie van de relevante wetenschappelijke literatuur.

Page 56: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

44

Het eerste begrip dat in deze masterproef naar voor komt is radicalisme. Bij de definiëring van

dit ambigue begrip is het belangrijk om dit concept te plaatsen in verhouding met extremisme

en terrorisme. Deze drie veelgebruikte begrippen onderscheiden zich van elkaar als de drie

opeenvolgende stadia van een complex en dynamisch proces van radicalisering. Hieraan

voorafgaand kan een voorfase worden onderscheiden waarbij factoren zoals

onrechtvaardigheidsgevoelens, relatieve deprivatie, discriminatie, het zoeken naar een

identiteit, groepsdreiging en frustraties allen een invloed kunnen uitoefenen op het individu

waardoor het vatbaarder is voor radicalisering. Als eerste stadium van het radicaliseringsproces

omhelst radicalisme een gedachtegoed dat de geldende normen contesteert en opvattingen en

ideeën nastreeft die afwijken van deze die dominant zijn in de democratische staat. Wanneer

de wens om de eigen ideologie na te streven gepaard gaat met het aanvaarden van geweld als

middel om deze visie te bewerkstelligen, bevinden we ons in het tweede stadium van het

radicaliseringsproces met name het extremisme. Naarmate de bereidheid tot het gebruiken van

geweld toeneemt en er aldus een verschuiving plaatsvindt van louter denken naar doen, begeeft

men zich verder in het radicaliseringsproces tot tenslotte het derde en laatste stadium wordt

bereikt: terrorisme. Net zoals het geval is voor de twee voorgaande begrippen is ook terrorisme

een moeilijk definieerbaar begrip waarover tot vandaag geen algemene internationale

consensus bestaat. Daarentegen kunnen enkele elementen worden onderscheiden die terug te

vinden zijn in de meeste vooropgestelde definities met betrekking tot terrorisme met name

geweld, kracht, politiek en dreiging. Van deze vier kernelementen kan enkel het politieke

aspect worden teruggevonden bij radicalisme, wat verder benadrukt hoe verschillend deze twee

begrippen werkelijk van elkaar zijn. Hoewel de drie stadia op een continuüm liggen, is het

uiterst zeldzaam dat iemand die zich in het eerste stadium bevindt, zal doorschuiven naar het

tweede stadium of zelfs ooit het derde stadium zal bereiken.

Het tweede begrip dat werd uitgediept, behelst het staatsgezag. Aangezien dit een ruim concept

is, werd bij de uitwerking hiervan in de eerste plaats gekozen om het begrip te ontleden tot de

verschillende onderdelen waaruit het bestaat. Op deze manier werd toegelicht dat België een

democratische, federale rechtsstaat is. Vervolgens werden die specifieke aspecten behandeld

die relevant zijn ten opzichte van de overige elementen die aan bod komen in deze masterproef.

Hierbij werd de legitimiteit van het staatsgezag toegelicht aan de hand van de politieke filosofie

van het sociale contract. Dit stelt dat de burger in ruil voor enkele vrijheden beschermd wordt

door de staat. Daarnast werd gewezen op de horizontale en verticale scheiding der machten.

Deze verwijzen respectievelijk naar de verdeling van de staatsmacht over de wetgevende,

Page 57: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

45

uitvoerende en rechterlijke macht en de verschillende regionale, federale en supranationale

niveaus. Als laatste onderdeel werd bij de bespreking van het staatsgezag kort ingegaan op de

evolutie naar een preventieve staat en daarmee samenhangend een proactief discours in het

strafrecht. Concreet houdt dit in dat een net-widening van het strafrecht plaatsvindt ten gevolge

van een eerder ingrijpen op de iter criminis. Ten gevolge van de bifurcatie in het strafrecht zijn

het de ernstige misdrijven die hierdoor zwaarder worden bestraft.

Tenslotte werden deze elementen gecombineerd om zo te komen tot een zo holistisch mogelijk

inzicht in het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag. Het ontstaan van het

spanningsveld situeert zich hierbij in de beeldvorming van de radicale elementen door de staat.

De karakteristieken van het spanningsveld werden vervolgens uitgewerkt aan de hand van de

veiligheidsketen met het oog op een zo volledig mogelijk overzicht van de verschillende

mogelijkheden waarop een staat kan omgaan met radicalisme. Op vlak van wetgeving konden

verscheidene wetgevende initiatieven worden geïdentificeerd die werden gelanceerd ten

gevolge van de recente golf van aanslagen. In het kader van een integrale aanpak van

radicalisering wordt een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen voorop

geschoven. Dit vertaalt zich in verscheidene beleidsteksten die radicalisme voornamelijk

benaderen in functie van het radicaliseringsproces waarbij de aanpak van radicalisme

grotendeels beperkt is tot het voorkomen van verdere radicalisering. Naast de mogelijkheden

waarover een staat beschikt wanneer het wordt geconfronteerd met radicalisme, werd ook

stilgestaan bij de veruitwendiging van het spanningsveld met de radicale groep als actor.

Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen een democratische en een ondemocratische weg

uit het spanningsveld. De meest vanzelfsprekende democratische weg is deze waarbij de

radicale groep als politieke partij deelneemt aan verkiezingen. Indien de partij wordt verkozen,

maakt het zelf deel uit van het staatsgezag. Zo kan men via deze weg trachten de als radicaal

gepercipieerde opvattingen en denkbeelden verwezenlijken. De ondemocratische weg gaat

veelal gepaard met het gebruik van geweld, waardoor er niet langer sprake is van radicalisme

maar eerder van extremisme en terrorisme. Dit deel valt aldus buiten het bestek van deze

masterproef.

Na deze theoretische analyse van het ontstaan, de karakteristieken en de gevolgen van het

spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag gaat dit in het volgende luik aan de hand van

een casestudy naar de Arabisch-Europese Liga verder in de diepte worden uitgewerkt.

Page 58: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

46

Page 59: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

47

DEEL II: Casestudy naar de Arabisch-Europese Liga

1. INLEIDING

Een tekenend voorbeeld van het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag uit de

Belgische geschiedenis is terug te vinden in het optreden van de staat ten opzichte van de

Arabisch-Europese Liga. De Arabisch-Europese Liga werd opgericht in 2000 als een Arabische

volksbeweging gericht tegen discriminatie en voor beter onderwijs, huisvesting en

arbeidsomstandigheden voor de immigrantenbevolking van België. Een van de oprichters van

de AEL, Dyab Abou Jahjah, werd als charismatische, intellectuele, mondige voorman algauw

hét boegbeeld van de AEL. Hij contesteerde de huidige samenleving door een hervorming na

te streven met gelijke rechten voor iedereen, uit de vaststelling dat allochtonen deze rechten nu

niet hebben. Dit werd echter zowel door de bevolking, de pers als de politieke machthebbers

als een bedreiging voor de democratische samenleving ervaren.

In het tweede luik van deze masterproef wordt de casestudy naar de Arabisch-Europese Liga

uitgewerkt. In de eerste plaats wordt hierbij stilgestaan bij de methodologie die werd

gehanteerd bij dit onderzoek waarbij zowel dieper wordt ingegaan op de verschillende bronnen

en methoden die worden gebruikt, de uitvoering van het onderzoek en de beperkingen waarmee

men wordt geconfronteerd. Vervolgens wordt de oprichting, voedingsbodem, ideologie,

werkwijze en nederlaag van de AEL zelf besproken. Daarnaast wordt een overzicht gegeven

van de levensgeschiedenis van Abou Jahjah waarbij zowel het Midden-Oosten conflict dat aan

de basis ligt van zijn ideologie en waarin hij is opgegroeid wordt bestudeerd als zijn leven in

België voor, tijdens en na de oprichting van de AEL. Tenslotte wordt naar het evenbeeld van

het eerste luik de oorzaken, karakteristieken en gevolgen van het spanningsveld uitgewerkt.

Ditmaal gebeurt dit aan de hand van de casestudy naar de AEL waarbij specifieke

ontwikkelingen en gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld tussen de AEL en de Belgische

overheid een positie innemen op het spanningsveld.

Page 60: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

48

2. METHODOLOGIE

2.1. Gegevensverzameling

2.1.1. Onderzoeksmethode

De onderzoeksstrategie die bij de uitwerking van deze masterproef wordt gehanteerd is de

casestudy. Kenmerkend hiervoor is dat een klein aantal onderzoekseenheden (hierbij een case

genoemd) in de diepte worden bestudeerd aan de hand van kwalitatieve methoden en

technieken. Om een case te bestuderen wordt beroep gedaan op verscheidene databronnen.

Deze mogelijkheid tot methoden– en bronnentriangulatie biedt een enorme meerwaarde voor

de bestudering van een fenomeen en de resultaten van het desbetreffend onderzoek (Aurini,

Heath & Howells, 2016; Baxter & Jack, 2008). Deze onderzoeksstrategie heeft als voordeel

dat het de mogelijkheid biedt om een integraal beeld van het onderzoeksobject te schetsen.

Tenslotte is dit ook een wendbare strategie waardoor nieuwe relevante bevindingen die tijdens

het onderzoek zelf worden gedaan, kunnen worden meegenomen in de rest van het onderzoek

(Decorte & Zaitch, 2010). Rekening houdend met het beschikbare tijdsbestek om een

masterproef uit te werken, zal het in deze masterproef om een enkelvoudige in plaats van een

meervoudige casestudy gaan (Leys, Zaitch & Decorte, 2010). Het specifieke type casestudy in

deze masterproef kan worden ondergebracht in Stake’s (1995) categorie van de instrumental

casestudies. Deze dienen om meer inzicht te verwerven in bepaalde problemen of om een

theorie bij te stellen. De case zelf komt pas op de tweede plaats en vervult in de eerste plaats

een ondersteunende rol ten voordele van de kennistoename (Baxter & Jack, 2008).

Zoals eerder vermeld is een van de kenmerken van de casestudy de mogelijkheid tot methoden-

en bronnentriangulatie. Als vooronderzoek en ter ondersteuning van de informatie verkregen

uit de interviews wordt een diepgaande studie van de literatuur uitgevoerd. In de eerste plaats

wordt de wetenschappelijke literatuur met betrekking tot radicalisme en staatsgezag

geraadpleegd zoals werd gezien in het eerste luik van deze masterproef. Daarnaast wordt aan

de hand van (auto)biografisch materiaal en mediaberichtgeving op een kritische wijze

informatie over de AEL verzameld. De combinatie van (auto)biografisch materiaal en

krantenartikelen werd in de eerste plaats gemotiveerd vanuit de pragmatische overweging dat

beiden een inhoudelijke aanvulling vormen op elkaar wat noodzakelijk is om tot een zo

Page 61: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

49

volledig mogelijk beeld van de geschiedenis van de AEL te komen. Daarnaast weerspiegelen

de krantenartikelen een uiterst negatief beeld van de AEL die men in de boeken tracht te

weerleggen. Op deze manier vertegenwoordigen deze informatiebronnen samen de beide

kanten van het spectrum en kan via een kritische benadering van deze informatie opnieuw tot

een vollediger beeld worden gekomen. Ten derde vormt ook net deze beeldvorming zelf een

relevant onderdeel van deze masterproef die aldus via het lezen van voornamelijk de

krantenartikelen grondig kan worden bestudeerd.

De casestudy op zich is reeds een kwalitatieve methode maar om deze case uit te werken zullen

nog kwalitatieve interviews met enkele sleutelfiguren worden afgenomen. Op basis van de

onderzoeksvraag is gekozen om de gesprekken in de vorm van half gestructureerde interviews

te laten plaatsvinden waarbij aan de hand van een topiclijst enkele open vragen worden gesteld.

Het voordeel van deze methode is dat er ruimte is voor flexibiliteit en spontaniteit terwijl een

zekere mate van vergelijkbaarheid tussen de verschillende interviews wordt behouden met het

oog op een systematische analyse van de gegevens. Via de techniek van doorvragen kan bij

ieder interview verder worden stilgestaan bij de relevante informatie die wordt vermeld. Voor

een optimale benutting van de informatie verkregen uit deze interviews wordt het gesprek

opgenomen en worden er notities gemaakt van de meest opvallende gegevens die aan bod

komen (Aurini, Heath & Howells, 2016; Beyens & Tournel, 2010; Crambé & Waege, 2010).

2.1.2. Steekproef

De keuze voor een welbepaalde case om in deze masterproef te bestuderen, was geen

vanzelfsprekendheid. Het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom fighter wordt

reeds gelinkt aan verscheidene interessante, maar reeds uitvoerig besproken historische

voorbeelden. Er kan onmiddellijk worden gedacht aan Nelson Mandela, Che Guevara,

Muhatma Gandhi, Yasser Arafat, ... Het is nodeloos werk om opnieuw een onderzoek aan deze

figuren te wijden aangezien dit geen nieuwe inzichten zal opleveren en geen theoretische of

praktische meerwaarde kan bieden. Bij de zoektocht naar een case die nog niet uitvoerig is

onderzocht, die de mogelijkheid tot een eigen empirisch onderzoek biedt, die een duidelijke

theoretische en praktische relevantie heeft en ook tot de persoonlijke interesse van de student

spreekt, werd uiteindelijk op de Arabisch-Europese Liga gestuit. Deze casestudy komt zowel

aan de persoonlijke als aan de pragmatische voorwaarden tegemoet.

Page 62: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

50

Binnen het tijdsbestek van deze masterproef is het niet mogelijk om alle relevante

sleutelfiguren te bevragen. Onder relevant worden in de eerste plaats die personen verstaan die

uit de eerste hand informatie over de AEL kunnen meegeven door hun persoonlijke

betrokkenheid bij de beweging, dit als aanhanger of als opponent. In de tweede plaats gaat het

hier ook over deskundigen op het vlak van radicalisme en staatsgezag. Daarom werd voor de

uitwerking van het empirische luik van deze masterproef voor een weloverwogen doelgerichte

steekproef gekozen (Billiet, 2010; Mortelmans, 2010). De belangrijkste figuur en de grootste

bron van informatie bevindt zich uiteraard bij Dyab Abou Jahjah. Zowel als politicoloog als in

zijn hoedanigheid van oprichter van de AEL vormen zijn inzichten en meningen een cruciale

meerwaarde voor deze masterproef.

Bij een doelgerichte steekproef is het bovendien belangrijk dat binnen de relevante criteria nog

voldoende variatie overblijft (Ritchie et al., 2003). Met het oog op het creëren van een zo

holistisch mogelijk beeld van het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag werden voor

de uitwerking van deze masterproef respondenten gecontacteerd die zich aan beide zijden van

het spanningsveld bevinden. Zo werden aan de ene kant een aantal relevante politici en

overheidsmedewerkers, die in het begin van de jaren 2000 actief en nauw betrokken waren bij

de gebeurtenissen met betrekking tot de AEL, gevraagd om deel te nemen aan een interview.

Aan de andere kant werden diegenen gecontacteerd die meer zicht hadden op de gebeurtenissen

vanuit het standpunt van de AEL zelf, zijnde de leiders van de organisatie en enkele kritische

schrijvers die de haatcampagne van de media trachtten te weerleggen. Het doel is aldus om via

een combinatie van beide perspectieven een analyse van het spanningsveld zelf en bovendien

van de invloed van dergelijke perspectieven op dit spanningsveld, te kunnen weergeven.

Uiteindelijk werden vijf respondenten gevonden die bereid waren deel te nemen aan een

interview. Vier van deze respondenten betroffen aanhangers van de AEL en één iemand was

een opponent van de beweging. Van deze eerste vier hebben twee de leidinggevende positie

bij de AEL zelf ingenomen. De overige twee betreffen journalisten die zich hebben verdiept in

de case van de AEL om zo een alternatief te kunnen bieden voor de vertekende weergave die

plaatsvond in de media9.

9 Dit kan worden teruggevonden in bijlage 1. De topic list die werd gehanteerd tijdens de interviews bevindt zich

in bijlage 2

Page 63: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

51

2.2. Gegevensanalyse

Alvorens de interviews werden afgenomen en verwerkt, werd een analyse van de verzamelde

literatuur over zowel de begrippen radicalisme en staatsgezag als de AEL en Abou Jahjah zelf

uitgevoerd. Omdat de opkomst van de AEL een hevig emotioneel onderwerp is, was de

beschikbare informatie hierover vaak gekleurd door persoonlijke meningen en motivaties. Het

is dan ook cruciaal om de analyse van deze gegevens op een kritische manier te

bewerkstelligen. Opdat de verzamelde data, verkregen uit de interviews, kan worden

geanalyseerd, moeten de opgenomen interviews uitgeschreven worden. Door het transcriberen

van de interviews raakt men bovendien beter vertrouwd met de gegevens. Na het uitschrijven

van de interviews kan de werkelijke analyse beginnen door deze te coderen. Hierbij wordt in

de eerste plaats de irrelevante informatie onderscheiden van de bruikbare gegevens. Deze

datareductie gebeurt aan de hand van een vooraf opgestelde lijst met codes, aangevuld met

steeds weerkerende of net uitzonderlijke uitspraken van de respondenten die voordien niet

opgenomen waren in de codelijst. Vervolgens wordt alle overblijvende informatie

samengebracht en onderverdeeld in betekenisvolle categorieën en subcategorieën. Deze laatste

fase heet patroon coderen (Aurini, Heath & Howells, 2016; Decorte, 2010).

2.3. Beperkingen

Het is belangrijk om stil te staan bij de beperkingen die met een onderzoek gepaard gaan zodat

er een duidelijk besef is van de interne en externe geldigheid van het onderzoek en de

theoretische en praktische relevantie die het kan bieden. Vooraleer dieper wordt ingegaan op

de methodologische beperkingen van deze masterproef wordt even stilgestaan bij enkele

algemene beperkingen die vaak gepaard gaan met onderzoek in de sociale wetenschappen en

ook in de criminologie. Zo kan het onderzoek betrekking hebben op een moeilijk toegankelijke

onderzoekspopulatie. Deze hindernis komt ook in deze masterproef naar voor omdat de meest

waardevolle informatie met betrekking tot de AEL zich bevindt bij personen die ofwel door

hun hoge positie ofwel doordat ze ongekend zijn, onbereikbaar zijn. De respondenten en

deskundigen die wel kunnen worden benaderd, moeten bovendien geïnformeerd worden over

de opzet van het onderwerp en hiermee akkoord gaan alvorens deel te nemen. Hier wordt naar

Page 64: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

52

verwezen als het informed consent10. Een tweede kenmerk van criminologisch onderzoek dat

de uitvoering van het onderzoek bemoeilijkt is dat het vaak betrekking heeft op een gevoelig

onderwerp. Met betrekking tot deze masterproef geldt dat zowel radicalisme als staatsgezag

geen voor de hand liggende onderwerpen zijn om openhartig een mening over te verkondigen.

Zowel een objectieve als een subjectieve bespreking van deze begrippen is nochtans een

interessante en waardevolle bijdrage voor het tot stand komen van de kritische analyse van het

desbetreffende spanningsveld.

Bij de uitwerking van de casestudy naar de AEL werd in de eerste plaats de beschikbare

literatuur geraadpleegd om de eerste inzichten te verwerven en een kader te kunnen schetsen.

Deze literatuur was echter uiterst beperkt en bestond nagenoeg uitsluitend uit (auto)biografisch

materiaal en krantenartikelen. Aangezien de hoeveelheid academische literatuur dermate

beperkt is, is het noodzakelijk om kritisch om te springen met de beschikbare informatie zodat

geen incorrecte informatie in het onderzoek kan sluipen.

Ter aanvulling van deze literatuur werden enkele sleutelfiguren opgezocht en gecontacteerd

om via hen meer informatie en inzicht te verkrijgen in de case van de AEL. De respons van de

gecontacteerde personen was jammer genoeg eenzijdig beperkt tot diegenen die de AEL

steunden en als aanhangers van de organisatie betrokken waren bij het hele verhaal. Op één

respondent na waren de opponenten van de AEL niet bereikbaar voor commentaar, dit in

tegenstelling tot de vier overige respondenten. Als resultaat hiervan komt er een overwegend

pro-AEL-mening naar voor in de interviews en wordt de verkregen informatie dan ook

gedomineerd door deze visie. Hoewel de afwezigheid van de betrokken politici en andere

vertegenwoordigers van de staat voornamelijk een gebrek aan bepaalde informatie met zich

mee brengt, kan deze afwezigheid zelf ook als informatie worden gebruikt. Hoewel tijdsgebrek

eenmalig als reden werd opgegeven dat men niet kon deelnemen aan een interview, kan een

mogelijke verklaring voor de terughoudendheid ook gevonden worden in het specifieke

onderwerp van deze masterproef. Bovendien bracht dit onderwerp met zich mee dat slechts een

beperkt aantal relevante sleutelfiguren kon worden geïdentificeerd in de eerste plaats.

10 Dit kan worden teruggevonden in bijlage 3

Page 65: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

53

Een beperking die specifiek met de casestudy als onderzoeksstrategie te maken heeft, is dat de

hoge mate van interne geldigheid gepaard gaat met een beperkte mate van externe geldigheid.

Aan de hand van de grondige bestudering van de case van de AEL kunnen geen algemeen

geldende uitspraken worden geformuleerd met betrekking tot het spanningsveld tussen

radicalisme en staatsgezag. Daarom zullen aan de hand van de inzichten die de case van de

AEL in het spanningsveld heeft gegeven slechts enkele aanbevelingen worden gedaan. De

casestudy levert aldus geen veralgemeenbare resultaten op. Bovendien kunnen de resultaten

niet gebruikt worden om het spanningsveld te verklaren maar dienen ze daarentegen om het

spanningsveld te begrijpen. Hiernaar wordt verwezen als het verstehende karakter van het

onderzoek (Decorte & Zaitch, 2010).

3. RESULTATEN

3.1. De Arabisch-Europese Liga

3.1.1. Oprichting van een Arabische volksbeweging

Voordat de Arabisch-Europese Liga werd opgericht, richtten Kamal Awaly, Khalid Arkob,

Abdellatif Ait Ahmed, Ahmed Azzuz en Dyab Abou Jahjah in februari 2000 “Al Rabita” op,

of in het Nederlands “de liga”. Hoewel zij alle vijf een andere achtergrond hadden, bevonden

deze mannen zich nu in België waar ze merkten dat ze één iets belangrijks gemeenschappelijk

hadden: ze waren gefrustreerd over de onrechtvaardige en ongelijke positie van de Arabische

immigranten in de Belgische maatschappij en wilden niet langer bij de pakken blijven zitten.

Al Rabita was oorspronkelijk als een soort lobby of denktank opgericht. Hiermee wou men

enerzijds de belangen van de Arabische gemeenschap in Europa verdedigen en anderzijds de

belangen van de Arabische natie in het algemeen begunstigen. Toen men besefte dat deze

organisatiestructuur niet tot de structurele veranderingen in de maatschappij zou leiden die men

had vooropgesteld, richtten dezelfde vijf mannen “Al Rabita Al Arabia Al Orobia” op, beter

gekend als de Arabisch-Europese Liga. Abou Jahjah werd verkozen tot leider van het bestuur

van de AEL. Als mondige voorman gaf hij zo voor de eerste maal een stem aan het

onrechtvaardigheidsgevoel dat vele allochtonen al jarenlang ervoeren (Abou Jahjah, 2003;

Benzakour, 2004; De Witte, 2004). Terugdenkend aan deze beginperiode zegt Abou Jahjah:

Page 66: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

54

“In de beginfase van de AEL, de eerste periode, het eerste jaar: zo soft die organisatie!

We zagen onszelf als een denktank en we dachten in ngo termen. We waren echt

softies!” – Abou Jahjah

Omdat men niet afhankelijk wou zijn van anderen en niet belemmerd wou worden om die

dingen te zeggen en na te streven die men werkelijk wenste, besloot men geen subsidies te

aanvaarden. Het enige waarover men aldus beschikte, was mankracht in de vorm van

vrijwilligers en men ging zich dan ook mobiliseren. Antwerpen vormde hierbij de uitvalsbasis

en hier wierf men onmiddellijk al een aantal leden doordat enkele van de oprichters uit

Antwerpen afkomstig waren. Ruim een jaar na de oprichting van Al Rabita, in mei 2001,

beschikte de AEL over een stevige basis. Hoewel het aantal leden van de AEL snel toenam,

bleef de werkelijke draagwijdte en invloed van de AEL demografisch beperkt tot een grote

aanhang onder de jonge moslimimmigranten in Antwerpen. Op 28 februari 2003 heeft de AEL

evenwel een Nederlandse tak opgericht (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte,

2004). Omdat deze masterproef zich focust op de Belgische situatie valt een uitgebreide

bespreking van de AEL-nl buiten het bestek van deze masterproef. Ondanks de brede basis die

de AEL zelf aangeeft te hebben, is het fenomeen van de AEL beperkt gebleven tot Antwerpen

en het zogenaamde Borgerokko. Wanneer werd gevraagd aan de respondenten om de AEL te

omschrijven, werd een veelheid aan antwoorden gegeven. Een gemeenschappelijk kenmerk dat

hierbij naar voor kwam, is dat het een beweging betreft door en voor allochtonen die streefde

naar gelijkheid.

“Het is een volksbeweging. Het is een grasrootsbeweging. (…) De AEL zou ik

omschrijven als een emancipatorische beweging.” - Benzakour

3.1.2. Xenofobe voedingsbodem

De socio-economische positie van de Arabische bevolking in België en het xenofobe karakter

van de Vlamingen vormen de voedingsbodem voor de oprichting van de AEL. Het gespannen

interetnische klimaat in Vlaanderen uit zich op verscheidene vlakken zoals het onderwijs, de

arbeidsmarkt en huisvesting (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004). Zolang

er geen multiculturele samenleving ontstaat waarin immigranten behandeld worden zoals de

rest van de bevolking, zal deze voedingsbodem niet verdwijnen. Hoe langer deze

voedingsbodem ongewijzigd blijft, hoe groter de kans dat een nieuwe organisatie zal opkomen

Page 67: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

55

die net zoals de AEL de huidige situatie onaanvaardbaar vindt en verandering nastreeft. Dit

wordt duidelijk gereflecteerd in Movement X, de nieuwe beweging van Abou Jahjah waarmee

hij nog steeds strijdt voor gelijke basisrechten.

“Basisrechten blijven gewoon de essentie. En als het gaat over de antiracisme strijd:

ik denk dat de drie basisrechten van onderwijs, tewerkstelling en huisvesting essentieel

blijven.” – Abou Jahjah

Op vlak van onderwijs kan worden verwezen naar het gegeven dat er meer allochtone jongeren

zijn die het secundair onderwijs verlaten zonder een diploma, dan dat dit het geval is voor

Belgische jongeren. De negatieve gevolgen van vroegtijdig schoolverlaten zijn veelvuldig en

uiten zich op allerlei domeinen. Wegens de grootschalige impact van vroegtijdig

schoolverlaten is er reeds uitgebreid onderzoek verricht naar de verscheidene factoren die het

risico hierop verhogen, zonder dat er noodzakelijk sprake is van een oorzakelijk verband. De

relevante factoren die we hierbij kunnen onderscheiden zijn etniciteit, sociale klasse en

integratie van nieuwe migranten (De Witte & Mazrekaj, 2015; De Witte, 2014). Een direct

gevolg van de onderwijsachterstand die allochtonen in het secundair onderwijs oplopen, is

bovendien dat ze ondervertegenwoordigd zijn in het universitair onderwijs (Van Craen &

Almaci, 2005). Gezien het belang dat in de huidige maatschappij wordt gehecht aan een

diploma hoger onderwijs om “het te maken”, ondersteunt dit opnieuw de hypothese dat

allochtonen geconfronteerd worden met een structurele ongelijkheid op socio-economisch

vlak.

Op de arbeidsmarkt valt daarnaast een lagere werkzaamheidsgraad en een hogere

werkloosheidsgraad vast te stellen voor personen met een niet-Belgische en bovenal met een

niet-Europese nationaliteit. De nationaliteitskloof, die verwijst naar de discrepantie tussen de

kansen die een vreemdeling en een EU-inwoner maakt op de arbeidsmarkt, ligt bijna nergens

in de Europese Unie zo hoog als in Vlaanderen en België met maar liefst het driedubbele van

het EU-gemiddelde. Verder valt op te merken dat de drie allochtone origines waarbij het

grootste aantal werkzoekenden wordt teruggevonden Marokkanen, Turken en Russen zijn. De

Arabische bevolking vormt hier aldus een opvallende meerderheid. Van de werkzoekenden

met Marokkaanse origine woont bijna de helft in de stad Antwerpen (Kansgroepen in Kaart,

2009; Tielens, 2005).

Page 68: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

56

Hoewel de AEL tegenwoordig niet meer bestaat, is de voedingsbodem die deze massabeweging

mogelijk heeft gemaakt, nog minstens even sterk aanwezig. Doordat de politiek zich

voornamelijk richt op de symptomen en niet op de oorzaken van de problematiek, is het ook

logisch dat er geen werkelijke veranderingen plaatsvinden. De anti-islamitische houding is de

laatste jaren bovendien alleen maar sterker geworden. Dit discours wordt in de nasleep van de

terroristische aanslagen sinds 9/11 opgemerkt. Deze trend kan worden teruggeleid naar de jaren

’90 toen enkele nieuwe radicale stromingen opdoken die allen een “wij” versus “zij” karakter

aanhingen en dit naar voor schoven als oplossing voor het universele gevoel van onbehagen

dat er heerste. Onder deze radicale stromingen worden zowel de religieuze,

fundamentalistische, salafistische stromingen in de moslimwereld gerekend als de

populistische, extreemrechtse partijen in Europa. Het verkiezingssucces van het Vlaams Blok

in 1991 op “Zwarte Zondag” was geen uniek Vlaams fenomeen. Het succes van de

extreemrechtse partijen is mede mogelijk doordat ze inspelen op het onbehagen dat wordt door

de toenemende migratie (Coolsaet, 2014).

“En die [discriminatie op vlak van onderwijs, tewerkstelling en huisvesting] zijn er

niet op verbeterd, die zijn er op verslechterd.” - Hassoun

3.1.3. Radicalisme als ideologische basis

Uit de voedingsbodem die heeft geleid tot de oprichting van de AEL kan onmiddellijk een van

de belangrijkste doelstellingen van de beweging worden afgeleid, namelijk de bestrijding van

het racisme. Daarnaast wil men ook de Arabische en islamitische immigrantengemeenschap

verdedigen en hun belangen behartigen. Meer in het bijzonder streeft de AEL naar een

verandering van de huidige maatschappelijke organisatie. Hierbij moet de positie van de

Arabische gemeenschap worden versterkt zodanig dat ze naast de Vlaamse bevolking een

gelijkwaardig deel kan uitmaken van de multiculturele samenleving. De ideologie van de AEL

is uitdrukkelijk gebaseerd op de Grondwet en is gegrond in het gelijkheidsbeginsel. Abou

Jahjah spreekt zich zeer opvallend uit tegen assimilatie, wat zou willen zeggen dat de Arabische

gemeenschap zich volledig gaat integreren in de Vlaamse gemeenschap. Omdat dit ten koste

van de Arabische identiteit en cultuur gaat, wil de AEL daarom dat de moslims zichzelf kunnen

organiseren, net zoals het geval is voor verscheidene joodse of Chinese gemeenschappen in

grootsteden. Hiervoor wenst men eigen voorzieningen, eigen structuren en een goede

organisatie (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Page 69: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

57

Voorbeelden hiervan zijn moslimscouting en de islamitische scholen. Toen Abou Jahjah nog

werkzaam was bij de Federatie van Marokkaanse Verenigingen had hij met het oog hierop

reeds geprobeerd om moslimscouting te organiseren. De bedoeling was om de Arabische

jongeren een constructieve en educatieve vrijetijdsbesteding aan te bieden met aandacht voor

de eigen cultuur. Alhoewel deze scouting vooropgesteld was om tegemoet te komen aan het

gebrek aan reguliere vrijetijdsbesteding voor de immigrantenjeugd en hen zo van straat te

houden, kwam er een hevige negatieve reactie vanuit de media. Er werd gevreesd dat dit

jihadistenkampen zouden worden. Om vooralsnog in aanmerking te kunnen komen voor

subsidies werd het islamitisch gehalte versluierd achter het etiket allochtonenscouting. Na de

oprichting van de AEL opperde Abou Jahjah op een bepaald ogenblik de oprichting van een

islamitische school. Het enige verschil met het katholieke onderwijs zou hierbij de aandacht

voor de islam en de Arabische taal zijn. Desondanks het feit dat de Belgische grondwet dit

toelaat, was de reactie van de media opnieuw een van shock en angst voor moslimextremisme

(Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004).

Toen de AEL opkwam, maakte het woord “radicaal” nog niet zo’n integraal deel uit van het

dagelijkse taalgebruik als tegenwoordig het geval is. Dit werd dan ook maar zelden letterlijk

gebruikt om de AEL of diens ideologie te beschrijven. Naarmate de AEL groter werd en meer

in de publieke belangstelling kwam te staan, volgde een grote criminaliseringscampagne

waarbij men er niet voor terugdeinsde de AEL te linken aan terrorisme. Na het analyseren van

de definities met betrekking tot radicalisering en de drie verschillende fasen die dit proces

uitmaakt, is er voor gekozen om bij de uitwerking van deze masterproef de AEL als een radicale

groep te typeren. Hierbij wordt uitgegaan van de betekenis die onder andere de European’s

Expert Commission on Violent Radicalisation (2008) en de Kadernota Integrale Veiligheid

(2016) geven aan radicalisme11. Deze identificatie van de AEL als een radicale groepering is

gebaseerd op het feit dat men enerzijds de geldende normen en het beleid contesteert en

anderzijds maatschappelijke veranderingen nastreeft. Bovendien bleef dit alles bij de AEL

beperkt tot een gedachtegoed en drijfveer. Er werd geen geweld gebruikt om de wensen te

bewerkstelligen en men bleef binnen de regels van de democratie opereren.

“Als je kijkt naar de inhoud dan is het redelijk radicaal.” – De Ruyver

11 Supra Deel 1, 4.3. Radicalisme

Page 70: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

58

Terwijl de media en politiek van mening waren dat de eisen van Abou Jahjah te vergaand

waren, vindt de AEL zelf dat het tegengestelde waar is. Net om die reden kan de AEL volgens

Abou Jahjah niet als een werkelijke radicale beweging worden beschouwd (Danckaers, 2003).

De beoordeling of een bepaalde groep radicaal is of niet moet namelijk gebeuren op basis van

de inhoud. Volgens Abou Jahjah heeft men de AEL echter grotendeels als radicaal

gepercipieerd door de stijl waarop de wensen naar voor werden gebracht.

“Als ik nu kijk naar de AEL, voor mij is dat niet bevredigend. Dat platform was echt te

soft. We willen meedoen, we willen quota, we willen geen discriminatie, [we willen]

erkend worden als minderheid, [we willen] het recht hebben om onze eigen taal te

gebruiken, … I mean seriously? Als dat radicaal is? Dat zijn evidenties!” – Abou Jahjah

3.1.4. Demonstraties en patrouilles als wapenfeiten

De AEL won in de eerste plaats aan bekendheid en aanhang door het organiseren van

demonstraties rond verscheidene politieke en maatschappelijke thema’s. Deze demonstraties

werden door de AEL alleen of samen met andere groeperingen en verenigingen die zich voor

dezelfde onderwerpen inspanden, georganiseerd. De thema’s hadden veelal te maken met wat

er zich in de Arabische wereld in het Midden-Oosten afspeelde. Enkele van deze demonstraties

waren: een Sabra en Shatila-herdenkingsdemonstratie12, een anti-Israël-betoging, een betoging

tegen de Arabische regimes, een pro-Palestinabetoging, een demonstratie tegen de oorlog in

Irak en de rol van Amerika en Israël hierbij, ... Deze demonstraties konden echter niet altijd

zomaar doorgaan. Daar waar men in Brussel de toelating kreeg om de meeste demonstraties te

organiseren en dit in goede samenspraak met de politie verliep, botste de AEL in Antwerpen

op een grotere tegenstand van het stadsbestuur en de politie. Zo weigerde het Antwerpse

stadsbestuur de AEL een vergunning te verlenen voor de pro-Palestinabetoging van 15 mei

2002. Wanneer de AEL hierop naar de rechter stapte, besliste deze dat de betoging wel

toelaatbaar was. Telkens er rellen ontstonden tijdens een betoging werd dit in de pers

weergegeven als zouden de AEL en Abou Jahjah hier rechtstreeks verantwoordelijk voor zijn,

ook als er geen AEL-leden bij de rellen betrokken waren.

12 In deze demonstratie herdacht men de burgers die werden vermoord tussen 16 en 18 september 1982 in de twee

Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Beiroet, Libanon.

Page 71: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

59

Het artikel “Het ware gelaat van de rellenmanager” van Anne De Graaf, op 20 april 2002

verschenen in de Morgen naar aanleiding van de rellen die uitbraken tijdens de anti-Israël

betoging op 3 april 2002, zette de criminaliseringscampagne in werking, hoewel dit artikel

verschillende foutieve beweringen bevatte (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte,

2004).

Een tweede gegeven waarvoor de AEL wordt herinnerend, is het organiseren van

burgerpatrouilles. Deze patrouilles zetten vanaf hun ontstaan in november 2002 het hele land

in rep en roer. De AEL motiveert de oprichting van deze burgerpatrouilles naar aanleiding van

een uitgelekte werknota getiteld “Geïntegreerde aanpak Marokkanen” (Verhoeven &

Antonissen, 2002). Hieruit bleek dat de politie en het parket in Antwerpen hun beleid op vlak

van stadscriminaliteit specifiek zou richten op de Marokkaanse gemeenschap omdat zij het

grootste deel van deze dadergroep uitmaakten. Door een lek van het Vlaams Blok bereikte deze

werktitel de media en zo ook de AEL. Volgens de AEL weerspiegelde deze nota het racistische

karakter van de Antwerpse politie en richtte men de burgerpatrouilles vervolgens op met als

doel om incidenten van racistische behandeling van allochtonen door de politie vast te leggen.

Ter uitvoering hiervan wapenden AEL leden zich met notitieboekjes en pamfletten en trokken

zo de straten op. Aan de andere kant van het verhaal dacht men dat deze burgerpatrouilles

werden gebruikt om criminaliteit in de wijken van Antwerpen te verbergen en faciliteren (Gazet

van Antwerpen, 2002) (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

“Het is nooit legitiem als er wordt geprobeerd om criminaliteit te camoufleren via

dergelijke reacties. Het is ook niet legitiem om de openbare ordehandhaving in vraag

te stellen a priori.” – De Ruyver

Ondanks het feit dat de burgerpatrouilles van de AEL geen beroep deden op wapens, nooit

problemen veroorzaakten en zelfs verscheidene moslimvrouwen deelnamen, probeerde men

deze patrouilles te verbieden aan de hand van de wet op de private milities. Zelfs indien deze

burgerpatrouilles geen inbreuk op de wet zijn, bestaan er minder provocerende mogelijkheden

om hetzelfde doel te bereiken (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Page 72: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

60

3.1.5. Verkiezingsdeelname en stille dood

Na een stemming in het bestuur werd beslist dat de AEL zou opkomen bij de federale

verkiezingen in 2003. Er werd gekozen om een alliantie te vormen met verscheidene

stromingen zoals ecologisten, anti-globalisten en communisten. De partij kreeg de naam

Resist!. De lijst was een mix van allochtonen en autochtonen en Abou Jahjah was de

lijsttrekker. De grootste deelnemer in dit kartel, buiten de AEL, was de PvdA13. Dit kartel kon

echter niet op de steun rekenen van iedereen binnen de AEL en enkelen traden af uit protest.

Abou Jahjah verantwoordde de keuze voor een alliantie echter door te stellen dat ze niet

geloofden dat ze met verkiezingen alles zouden kunnen veranderen. Daarom bleef de AEL zelf

ook een volkspartij en geen politieke partij. De Arabische immigrantenbevolking ervoer

onrecht en men zou zich hiertegen verzetten. Achteraf bleek het kartel echter geen geslaagde

combinatie te zijn. De lijst behaalde minder stemmen dan de PVDA bij de vorige

parlementsverkiezingen. De partij behaalde 2,4% van de stemmen in Antwerpen en Abou

Jahjah behaalde 8411 voorkeursstemmen, maar toch kreeg de partij de ene zetel die men

normaal met zo’n stemmenaantal binnenhaalt niet. Abou Jahjah was met zo veel

voorkeursstemmen algauw de hoogst scorende allochtone politicus in het land (Abou Jahjah,

2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

“Door deel te nemen aan de verkiezingen ging het om een signaal te geven vooral. Dat

was een soort statement maken.” – Abou Jahjah

Vervolgens richtte de AEL in juni 2003 de “Moslim Democratische Partij”14 op om deel te

nemen aan de gewestelijke verkiezingen in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen.

Ahmed Azzuz, ondertussen leider van de AEL in België, beschrijft de partij als een

moslimversie van de CD&V. Met slechts 0,27% in Antwerpen en 0,14% in Oost-Vlaanderen

waren de resultaten opnieuw zeer laag. In Antwerpen behaalde Abou Jahjah deze keer nog

maar 1441 voorkeursstemmen (Demeester, 2003).

13 De AEL had reeds eerder samengewerkt met de PvdA in het kader van de nakende oorlog in Irak en de rol van

Amerika en Israël hierbij. Toen richtte men samen het platform STOP USA (kort voor United States of Agression)

op. Omdat deze samenwerking goed was verlopen en men verscheidene standpunten gemeenschappelijk had,

werd beslist om ook in het kader van de verkiezingen verder te blijven samenwerken. 14 Vanaf hier zal MDP steeds gebruikt worden om te verwijzen naar de Moslim Democratische Partij

Page 73: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

61

Na deze verkiezingen is niet veel meer terug te vinden over de AEL. Het lijkt alsof de

organisatie een stille dood is gestorven. Tijdens een gesprek met Dyab Abou Jahjah en Karim

Hassoun wordt bevestigd dat de beweging nog enkele activiteiten organiseerde maar door de

criminaliseringscampagne bleven alle leden weg van de beweging uit schrik voor verdere

politieonderzoeken. Hierdoor hield de AEL op te bestaan.

“We hebben wat activiteiten georganiseerd daarna maar het was een downward spiral.

Het is vooral door die repressie en de poging om de AEL kapot te maken. Dat is ook

succesvol geweest. En de criminalisering van de beweging [ook]. Veel leden zijn op

non-active gegaan. Zij behielden hun sympathie voor de beweging maar ze waren bang

om zich te associëren met de AEL.” – Abou Jahjah

3.1.6. Aanknopingspunten

Een mogelijk antwoord op de vraag wat er is gebeurd met de leden en sympathisanten van de

AEL, kan worden gevonden in de aansluiting bij een andere groep die de moslimbelangen

behartigt. Het gaat hierbij concreet om de link tussen de Arabisch-Europese Liga en

Sharia4Belgium15. S4B werd op 3 maart 2010 opgericht onder leiding van Fouad Belkacem.

De organisatie wordt soms omschreven als een radicale moslimorganisatie, op andere

momenten als een extremistische salafistengroep. S4B had een uitgesproken mening over de

rol van de islam in de samenleving, de organisatie van deze samenleving en de plaats van

moslims en niet-moslims hierin. Deze visie deed volgens De Witte (2012) denken aan

middeleeuwse praktijken. In oktober 2012 ontbond de organisatie zichzelf. In februari 2015

volgde uiteindelijk de uitspraak van de Antwerpse correctionele rechtbank die oordeelde dat

Sharia4Belgium een terroristische organisatie was. Fouad Belkacem werd hierbij veroordeeld

tot 12 jaar opsluiting (Saerens, 2016).

“En de demonisering, de repressie van de AEL heeft ervoor gezorgd dat die honderden

jongeren die rond de AEL hingen politiek de woestijn zijn ingestuurd. (…) Door het feit

dat die beweging kapot is gemaakt, zijn een aantal mensen geradicaliseerd. En op die

manier is Sharia4Belgium kunnen ontstaan.” – De Witte

15 Vanaf hier zal S4B steeds gebruikt worden om te verwijzen naar Sharia4Belgium

Page 74: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

62

Behalve het tastbare feit dat Fouad Belkacem op de 11e plaats van de Antwerpse lijst van de

MDP stond bij de verkiezingen van 2004, is het eerder giswerk naar andere connecties tussen

beide Marokkaanse, islamitische organisaties (Alde’emeh, 2015; FFI Nederlandstalig).

Inhoudelijk zijn de gelijkenissen tussen de AEL en S4B ver te zoeken aangezien de AEL steeds

het belang van de Belgische en internationale wetgeving benadrukte en deze in haar ideologie

en organisatie steeds wou respecteren. Voor S4B is net het tegenovergestelde waar. Wat ze wel

gemeenschappelijk hebben, is de voedingsbodem waaruit ze zijn ontstaan, met name een

onvrede over de situatie van de moslimbevolking in België. Wat ze ook gemeenschappelijk

hebben, is de demoniseringscampagne die zowel door de media als de politiek werd gevoerd.

Er kan hierbij worden opgeworpen dat deze demoniseringscampagne in het ene geval al meer

terecht was dan in het andere geval: S4B en Fouad Belkacem werden zwaar veroordeeld, de

AEL en Abou Jahjah werden nooit veroordeeld (De Witte, 2012).

3.2. Dyab Abou Jahjah: portret van de Vlaamse Malcolm X

3.2.1. Het Arabisch-Israëlisch conflict als achtergrond

Het is moeilijk om het begin van het Israëlisch-Palestijns conflict te situeren. Hoe meer er

wordt teruggegaan in de tijd, hoe vollediger de inzichten in een van de langst durende en

bloedigste conflicten in de geschiedenis weliswaar wordt. Abou Jahjah (2003) vat zijn

uiteenzetting over het Israëlisch-Palestijns conflict aan met de immigratie van Joden naar

Palestina in het begin van de 20e eeuw. Dit gebeurde onder invloed van de Balfour-verklaring

die in 1917 werd uitgevaardigd door Groot-Brittannië. Deze verklaring stelde dat Joden naar

Palestina mochten immigreren om hier een eigen thuisland te vestigen. Op deze manier hielp

Groot-Brittannië bij de verwezenlijking van de zionistische wens, namelijk een eigen Joodse

staat stichten in Palestina (Abdul Hadi, 1932).

Theodor Herzel wordt beschouwd als de grondlegger van het zionisme toen hij in 1896

verklaarde dat de joden streven naar een eigen Joodse staat. Bij het stichten van deze staat

hanteert het zionisme het gezegde “het doel heiligt de middelen”. Daarom ziet men een etnische

zuivering van de huidige islamitische bevolking van Palestina dan ook als enige mogelijkheid

(Penslar, 2001). Dit onderscheid tussen zionisme en het jodendom is belangrijk omdat

antisemitisme sinds WOII verboden is, maar dit mag geen voorwendsel worden voor het

vermijden van kritiek op het zionisme (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Page 75: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

63

Deze Britse inmenging in de situatie van Palestina moet worden gezien in het kader van het

Sykes-Picot verdrag. Dit verdrag van 1916 dat werd opgesteld door de Fransman Georges Picot

en de Brit Mark Sykes verdeelde het Midden-Oosten kunstmatig tussen Frankrijk en Groot-

Brittannië. Eenmaal de Triple Entente het Ottomaanse Rijk had verslaan tijdens WOI was de

verdeling van het gebied in 1918 een feit. Hierdoor was het stichten van één Arabische natie

bovendien onmogelijk gemaakt. De rol van Groot-Brittannië in het ontstaan van het Palestijns-

Israëlisch conflict mag dan ook niet worden onderschat (Al-Bashayreh, 2012; Abdul Hadi,

1932; Abou Jahjah, 2003).

Ten gevolge van het fascisme en nazisme in Europa kwamen steeds meer Joden naar Palestina.

Toen de gruwel van de Holocaust na WOII aan het licht kwamen, wierp ook de internationale

gemeenschap geen argumenten meer op tegen de stichting van de Joodse staat Israël. In 1948

verliep het Britse mandaat en trokken de Britten zich terug uit Palestina. Sindsdien hebben de

zionisten vrij spel om de Joodse diaspora te verwezenlijken. De terugtrekking van de Britten

in 1948 betekende echter niet het einde van de inmenging van de grootmachten in het

Arabische-Israëlische conflict. Gemotiveerd door de beschikbare oliebronnen in het Midden-

Oosten, beslissen de Verenigde Staten om Israël vanaf diens oprichting te steunen. Dankzij de

langdurige samenwerking met de Britten en de militaire steun van de Verenigde Staten

beschikken de zionisten en Israël over een van de beste militaire krachten van het Midden-

Oosten (Abou Jahjah, 2003; Mearsheimer & Walt, 2006).

Toen de stichting van de staat Israël werd afgekondigd, vielen de omliggende Arabische landen

Israël binnen. De Arabische staten hebben deze “Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog”

verloren en sindsdien bezetten de zionisten steeds meer grondgebied, vluchten duizenden

Palestijnen weg uit het voormalige Palestina en vinden er steeds meer terreurdaden plaats met

zowel de Israëli als de Palestijnen als agressor (Abu-Lughod, 1973). Het bezettingsgedrag van

de zionisten na de oorlog van 1967 wordt vergeleken met de 18e en 19e -eeuwse kolonisatoren.

Onmenselijke en racistische praktijken zijn dagelijkse werkelijkheid voor de moslims die zich

nog in de bezette gebieden bevinden (Penslar, 2001). Israël heeft hierbij reeds tientallen VN-

resoluties genegeerd die een einde trachten te brengen aan de Israëlische bezetting. Bovendien

vormt Israël het land bij uitstek waartegen de meeste VN-resoluties werden uitgevaardigd sinds

Page 76: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

64

dit werd bijgehouden in 200316. Enkele van deze resoluties gaan over het beëindigen van de

Israëlische nederzettingen, het bouwen van een immense muur en de schending van de

mensenrechten ten opzichte van de Palestijnen. (Human Rights Council, 2016; Security

Council, 2017)

3.2.2. Opgroeien tijdens een Libanese burgeroorlog

Dyab Abou Jahjah is op 24 juni 1971 geboren in Hanin (Bent Jbeil) in Libanon. Zijn vader is

een sjiitische professor en zijn moeder een maronitische christelijke leerkracht. Hij heeft twee

jongere broers. De eerste 18 jaren van zijn leven heeft hij in Libanon doorgebracht, totdat hij

in 1989 naar België is verhuisd om verder te studeren. De familie Abou Jahjah heeft

verscheidene malen hun woonplaats moeten ontvluchten en zich ergens anders in het land

moeten vestigen door de burgeroorlog die in Libanon werd uitgevochten. De eerste keer dat ze

moesten vluchten was toen Israël in 1976 Hanin binnenviel. Dit woelige politieke klimaat heeft

een grote impact gehad op de ideologie van Abou Jahjah zoals later is te zien in zijn interviews,

columns en boeken maar ook in de AEL zelf (Abou Jahjah, 2003).

Net zoals vele andere staten in het Midden-Oosten, is ook Libanon gecreëerd door het Sykes-

Picot verdrag. Er werd hierbij geen rekening gehouden met de reeds bestaande

bevolkingsgroepen in het Midden-Oosten en de verhoudingen tussen hen. De Fransen hebben

bij het creëren van Libanon maar liefst vier verschillende godsdienstige gemeenschappen

bijeengebracht in één land. Het gaat hierbij om drie verschillende Islamitische groepen,

namelijk de druzen, de soennieten en de sjiieten, en daarnaast ook nog één christelijke groep,

de maronieten. De eerste Libanese burgeroorlog van 1958 waarbij de nationale activisten

streden tegen het feodalisme werd verhinderd toen de Amerikanen ingrepen. Hierdoor nam

Amerika de rol van grootmacht in het Midden-Oosten over die voordien door Frankrijk en

Groot-Brittannië werd vervuld. Deze Amerikaanse inmenging heeft de anti-Amerikaanse

houding in het Midden-Oosten versterkt (Labelle Jr., 2013). Er wijken steeds meer Palestijnse

vluchtelingen uit naar Libanon die daar verbleven in de verscheidene door de VN opgerichte

16 Israël staat steevast in de top 10 van de UN Resolutions & Decisions Condemning States for Human Rights

Violations. Deze gegevens worden reeds bijgehouden sinds 2003 en zijn geüpdate tot 2016. Met maar liefst 404

VN-resoluties die Israël veroordelen is het land goed voor nagenoeg 50% van alle VN-resoluties die staten

veroordelen voor de schending van de mensenrechten. Op de tweede plaats staat Syrië met slechts 40

veroordelingen (Human Rights Council)

Page 77: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

65

vluchtelingenkampen. Libanon werd hierdoor algauw de uitvalsbasis van het Palestijnse verzet

dat werd geleid door de Palestine Liberation Organization (PLO). Deze veelheid aan actoren

brachten ook een veelheid aan tegenstellingen met zich mee zoals tussen Arabisch en Libanees

nationalisme, links en rechts, moslim en christen, pro Palestijns en neutraal, ... Dit alles mondde

in 1975 uit in een brute burgeroorlog die heeft aangesleept tot 1990. Verschillende buitenlandse

mogendheden lieten zich in met het conflict in Libanon. Zo is Israël in mei 1976 officieel

Libanon binnengevallen en zo zette Syrië vanaf juni 1976 zijn strijdkrachten in. Maar ook de

Verenigde Staten en de toenmalige Sovjet-Unie kozen een kant in het conflict. Libanon werd

hierdoor als het ware het strijdtoneel van het Arabisch-Israëlische conflict. Tijdens de 15 jaar

durende burgeroorlog zijn verschillende, wisselende coalities gevormd tussen de deelnemende

partijen, die steeds de kant kozen van die strijdkracht die volgens hen het beste hun eigen

belangen zou verwezenlijken, of net tegen die kant die dit belette (Abou Jahjah, 2003; Romero,

2012).

Abou Jahjah staat vaak stil bij de politieke situatie en de verschillende actoren die een rol spelen

in het conflict. Zijn interesse voor politiek loopt als een rode draad doorheen zijn leven. Enkele

van de belangrijkste hierbij te onderscheiden momenten vormen zijn interesse in het project

van een Arabische staat zoals dit werd opgestart door Nasser, zijn aansluiting bij de Baath-

partij in Libanon, zijn studies in de politieke wetenschappen in Leuven en zijn uitgesproken

pro-Palestijnse houding.

3.2.3. Aankomst in België

Abou Jahjah (2003) stelt dat hij net zoals verscheidene andere Libanese jongeren, zowel

christelijke als islamitische, na de burgeroorlog wou emigreren en in het buitenland zijn verdere

studies aanvatten. Zo belandde Abou Jahjah in januari 1991 in België. Tijdens de

aanvraagprocedure voor asiel verbleef Abou Jahjah in een centrum in de buurt van Molenbeek.

Hier ontmoette hij Kamal Awaly, ook een van de latere oprichters van de AEL. Hij leerde

Kamal Awaly kennen als een vriend van een van zijn kamergenoten, Ali, en werd zelf ook

bevriend met hem tijdens de verscheidene politieke en ideologische gesprekken die ze voerden.

Een maand nadat Abou Jahjah in het centrum was ingetrokken, ging hij samen met Ali, diens

broer en Kamal Awaly in een huis in Brugge wonen. Tussen de verschillende jobs die Abou

Jahjah zijn eerste jaren in België had, kunnen enkele gelijkenissen worden onderscheiden. Van

een sloopbedrijf in Sluis, een slachthuis voor koeien in Brugge tot een restaurant in Knokke,

Page 78: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

66

telkens ging het om zwartwerk, zware fysieke inspanningen zonder een billijke compensatie.

Op dit moment begon hij ook met het leren van de Nederlandse taal. Tegen zijn verwachtingen

in leidde dit echter niet tot een bruikbaar middel om te kunnen onderhandelen over betere

werkomstandigheden (Abou Jahjah, 2003).

Toen Abou Jahjah uit Libanon wegging was hij reeds begonnen aan de opleiding rechten. In

1995 schreef hij zich in België in aan de Vrije Universiteit van Brussel om daar de richting

communicatiewetenschappen te volgen. Het is hier dat hij Khalid Arkob, de tweede

medeoprichter van de AEL, ontmoette. In het Marokkaanse team in Noord-Antwerpen waar ze

samen voetbalden, maakte Abou Jahjah vervolgens kennis met Abdellatif Ait Ahmed, de derde

medeoprichter van de AEL. Ondertussen was Abou Jahjah overgeschakeld naar de UCL, de

Katholieke Universiteit te Leuven, waar hij de opleiding politieke wetenschappen aanving en

enkele jaren later afstudeerde (Abou Jahjah, 2003).

In 1999 ging Abou Jahjah voor de socialistische vakbond ABVV werken als coördinator

nationale immigrantenorganisatie. Verscheidene elementen stonden de verwezenlijking van

werkelijke veranderingen met betrekking tot de discriminatie van allochtonen op de

arbeidsmarkt echter in de weg, zoals de focus op het behoud van subsidies en de toename van

leden. In de bond ontmoette Abou Jahjah tenslotte Ahmed Azzuz, de laatste medeoprichter van

de AEL. Na de oprichting van Al Rabita probeerden ze hun ideologie te laten weerklinken in

hun werk bij de bond. Dit werd echter niet goed onthaald en algauw zochten beiden ander werk

waarbij ze niet belemmerd zouden worden door compromissen en institutionele structuren.

Hierna gingen zowel Azzuz als Abou Jahjah werken bij een van de vele immigrantenfederaties,

namelijk de Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) van Mohammed Chakkar. Hier

werkte Abou Jahjah specifiek bij het Platform Allochtone Jeugdwerking. Het was in het kader

van deze functie dat hij probeerde een moslimscouting te organiseren om zo een

vrijetijdsbeweging te kunnen bieden aan jongeren met aandacht voor religieuze en culturele

elementen. De totstandkoming en goedkeuring van deze moslimscouting stuitte echter op

verscheidene problemen17. Opnieuw geconfronteerd met structurele beperkingen begon Abou

Jahjah zich meer te focussen op Al Rabita (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte,

2004).

17 Supra, Deel 2, 3.1.3. Radicalisme als ideologische basis

Page 79: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

67

3.2.4. Rellen manager van de Arabisch-Europese Liga

Met de oprichting van de AEL hoopte Abou Jahjah om eindelijk zonder compromissen te

kunnen strijden voor wat hij reeds probeerde te bereiken toen hij voor de ABVV en FMV

werkte. Abou Jahjah werd algauw de leider en het boegbeeld van de AEL. Deze rol kreeg hij

zowel officieel toegewezen nadat hij werd verkozen als voorzitter van de nieuwe organisatie

door het bestuur, maar ook onder invloed van de uitgebreide media focus op de figuur Abou

Jahjah in de berichtgeving over de AEL. De twee werden door de politiek, de media en de

bevolking als één geheel gezien en aan elkaar gelijkgesteld: Abou Jahjah was de AEL en de

AEL was Abou Jahjah (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

“De AEL is een vrij persoonsgerichte, niet bijzonder goed gestructureerde, beweging

die vooral in het Antwerpse allochtone milieu bij de jongeren [actief was]” – De Ruyver

Het is een feit dat de AEL nooit het grote fenomeen zou zijn geworden dat het was, indien

Abou Jahjah hier niet bij betrokken was. Een vraag die hiermee samenhangt, is in hoeverre de

AEL zou kunnen verder bestaan zonder Abou Jahjah. Dit gegeven van een intellectuele,

charismatische, mondige voorman heeft verscheidene gevolgen gehad die het bestaan van de

AEL hebben beïnvloed. Alhoewel een veelheid aan factoren een rol hebben gespeeld bij het

ontstaan van de AEL valt de invloed van Abou Jahjah hierbij niet te overzien. Onder invloed

van en in combinatie met een gepaste voedingsbodem is hij er namelijk voor de eerste keer in

de Belgische geschiedenis in geslaagd om dergelijke specifieke laag van de bevolking zowel

direct aan te spreken als een stem te geven. Daarentegen was er algauw een versterkende,

wederzijdse negatieve beïnvloeding waar te nemen tussen de AEL en Abou Jahjah. Hierdoor

was het negatieve etiket dat op Abou Jahjah werd geplakt ook onlosmakelijk met de AEL

verbonden en omgekeerd. Daar waar de reikwijdte van zijn invloed en de inhoud van zijn eisen

aan de ene kant een groot politiek bewustzijn aanwakkerde onder de allochtone jongeren, werd

dit door de heersende klasse als een bedreiging ervaren (Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Terwijl hij aanvankelijk uit het oog van de storm bleef bij de demonstraties die de AEL

organiseerde, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, veranderde dit drastisch

met de betoging op 3 april 2002. Hierbij werd de organisatie van de AEL onmiddellijk als

schuldige aangeduid voor de rellen die na de betoging ontstonden. Abou Jahjah werd door De

Morgen omgedoopt tot “Rellen manager”. Abou Jahjah zelf verdenkt de Antwerpse politie er

Page 80: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

68

van de rellen uit te lokken. Desondanks het feit dat de betoging voordien niet was goedgekeurd

door het stadsbestuur, had er een gesprek met de politie plaatsgevonden om te bespreken hoe

men de demonstratie vlot kon laten verlopen. Volgens Abou Jahjah heeft de Antwerpse politie

zich echter niet aan de vooraf gemaakte afspraken gehouden toen men plots de grote betogende

menigte, zonder aanleiding hiertoe, insloot in een politiecordon. Mohammed Chakkar van de

FMV en Paul Verbraeken van Charta 91 waren beide aanwezig op de betoging en bevestigen

Abou Jahjah’s versie. Koen Dassen, veiligheidsadviseur van de Minister van Binnenlandse

Zaken, complimenteerde de ordedienst van de AEL zelfs voor hun optreden tijdens de

betoging. Het onderzoek naar de rellen door het comité P blijft vaag maar tussen de lijnen door

kan er eventueel een lichte fout aan de kant van de politie worden onderscheiden. De

verdenking van extreemrechtse krachten die hun invloed via en met behulp van de politie

uitoefenen komt herhaaldelijk terug in het verhaal van de AEL (Abou Jahjah, 2003; Benzakour,

2004; De Witte, 2004).

De repressieve en punitieve houding ten opzichte van Abou Jahjah bereikte een hoogtepunt

eind november 2002. De aanleiding hiertoe vond plaats op 26 november, toen Mohammed

Achrak, een 27-jarige Arabische leraar uit Borgerhout, werd doodgeschoten door zijn buurman.

Verscheidene Arabische jongeren uit de buurt kwamen op straat om te rouwen en te protesteren

tegen wat zij beschouwden als een racistische moord. Het was dan ook niet alleen een doorn in

hun oog maar bovenal olie op het vuur toen burgemeester Detiège alvorens enig officieel

politieonderzoek was uitgevoerd, reeds verklaarde dat het niet om een racistische moord ging.

Abou Jahjah voegde zich later ook bij deze mars, omdat hij bevriend was met de broer van

Mohammed Achrak en niet alleen zijn persoonlijke steun wou betuigen aan de familie van de

overledene, maar om er te zijn voor de volledige gemeenschap. De rellen die plaatsvonden,

werden terug in de schoenen van Abou Jahjah geschoven. De televisiebeelden waarop hij

agressief tegenover korpschef Luc Lamine staat bevestigden dit beeld en verspreidden de

indruk van Abou Jahjah als oproerkraaier en onruststoker nog verder onder de Belgische

bevolking. Opnieuw gaat het hier echter om een verhaal met twee kanten, waarbij voornamelijk

de media georkestreerd heeft welke kant geloofd zou worden (Abou Jahjah, 2003; Benzakour,

2004; De Witte, 2004).

Toen Abou Jahjah bij zijn aankomst op de Turnhoutsebaan merkte dat de situatie uit de hand

dreigde te lopen, besprak hij dit met korpschef Luc Lamine. Indien Lamine het politiecordon

ophief, zou de opgehitste menigte naar de moskee in de buurt kunnen gaan om daar rustig te

Page 81: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

69

bidden. Lamine gaf zijn zegen voor dit plan, maar de politie hief desondanks geen van zijn

twee cordons op. Toen de situatie in het tweede cordon, waar Abou Jahjah zich niet bevond,

uit de hand begon te lopen, werd een waterkanon ingezet. Abou Jahjah ging vervolgens in

gesprek met een politieagent om te vragen of hij zich naar het andere cordon kon begeven.

Tijdens dit gesprek werd hij door twee verschillende agenten met pepperspray in zijn gezicht

gespoten. Als reactie hierop haalde Abou Jahjah zwaar uit naar Lamine. Het is enkel dit laatste

gegeven, zonder enige toelichting van de context, dat door de media de wereld werd

ingezonden als representatief voor wat er zich die avond op de Turnhoutsebaan afspeelde.

Uiteindelijk werd het cordon opgegeven en kon de menigte zich naar de moskee verplaatsen.

De volgende dag werd Abou Jahjah vooralsnog gearresteerd voor zijn bijdrage aan de rellen

maar wegens een gebrek aan bewijzen werd hij vijf dagen later reeds vrijgesproken door de

raadkamer (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

“(…) waar die rechtsstaat op een bepaald moment ook tegen heeft moeten ageren of

anders, als je niet meer in staat bent om de spelregels te handhaven, dan heb je ook

geen rechtsstaat meer.” – De Ruyver

Een week later werden de volledige beelden van die avond uitgezonden en samen met enkele

getuigenissen bevestigden deze dat Abou Jahjah’s uithaal naar Luc Lamine slechts het resultaat

was van een provocatie van de pepperspray agenten. De Standaard en Het Volk beaamden dat

Abou Jahjah net probeerde de menigte te kalmeren maar dat de politie weigerde om hem tot

bij de jongeren te laten. Het Comité P bleef vaag in zijn verslag. Benzakour (2004:62) wijst

hierbij op het gegeven dat de aanhouding van Abou Jahjah “behalve het hoogtepunt in de

‘dyabolisering’ tevens een keerpunt” was. Voor de eerste keer spraken politici zich

verontwaardigd uit over de manier waarop de overheid met Abou Jahjah om ging. In een open

brief van meer dan tweehonderd academici noemde men Abou Jahjah een “politiek

gevangene”. Er weerklonk ongenoegen over de schending van het vermoeden van onschuld,

de vrije meningsuiting en de scheiding der machten (Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

3.2.5. Terugkeer naar België

In 2006 is Abou Jahjah voor een periode van zeven jaar teruggekeerd naar Libanon. Voor zijn

vertrek naar Libanon worden twee redenen geopperd: het project van de AEL had zijn laatste

adem uitgeblazen dus er was niets dat hem nog in België hield en/of doordat de oorlog was

Page 82: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

70

uitgebroken in Libanon wou hij bij zijn familie zijn en daar een verdere rol als activist

vervullen. In 2013 kondigt hij met een tweet aan dat hij gaat terugkeren naar België om hier

het gevecht af te maken waar hij ruim tien jaar eerder mee begon. Terwijl de situatie voor

allochtonen in België weinig veranderd is, is hij dat zelf wel. Volgens de media is hij ouder en

wijzer geworden. Een opmerkelijk verschil is de houding ten opzichte van de islam, daar waar

Abou Jahjah vroeger het geloof gebruikte als een mobiliserende kracht voor de AEL, heeft hij

nu verklaard zelf enkel nog een “culturele” moslim te zijn. De absolute focus op zowel de islam

als allochtonen heeft plaatsgemaakt voor een inclusiever verhaal (De Ceulaer & Pauli, 2013).

Deze mening dat Abou Jahjah veranderd is, wordt ook teruggevonden bij de respondenten:

“Je ziet ook dat Abou Jahjah nu iets gematigder is geworden. De oude Malcolm X is

meer moslim geworden en vanuit de islam is Malcolm X gematigder geworden. En Abou

Jahjah heeft nu net openlijk gezegd dat hij geen moslim meer is en is juist nu op een

bepaalde manier gematigd geworden.” - Benzakour

Abou Jahjah zelf vindt het logisch dat naarmate iemand ouder wordt, hij ook verandert en onder

andere kalmeert. Deze verandering is echter enkel toepasselijk op de vorm van hoe hij zaken

nu aankaart. Inhoudelijk is net het tegenovergestelde waar en beschouwd Abou Jahjah zichzelf

als veel radicaler.

3.2.5.1. Abou Jahjah als activist en strijder voor gelijkheid

Bij zijn terugkomst richt Abou Jahjah opnieuw een beweging op die strijdt voor gelijkheid,

meer specifiek voor radicale gelijkwaardigheid: Movement X. Men richt zich hierbij tegen alle

vormen van discriminatie, zowel deze op basis van afkomst, gender als klasse. Net zoals de

emancipatiestrijd van de Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten identificeert Movement X

zich als een burgerrechtenbeweging. Men wil een democratie waarin de multiculturele

samenleving thuishoort. In oktober 2014 wordt Abou Jahjah verkozen als voorzitter van deze

nieuwe organisatie. Er kunnen enkele opmerkelijke verschillen met de AEL worden

onderscheiden. Het gebrek aan bekendheid, en evenzeer beruchtheid, van de organisatie is een

eerste opvallende verschil. Movement X heeft nog geen fractie van de ophef veroorzaakt die

de AEL zo’n 10 jaar eerder heeft gedaan. Een mogelijke oorzaak hiervoor kan zijn dat Abou

Jahjah het deze keer anders, rustiger, aanpakt. Anderzijds kan het ook zijn dat de media en de

politiek Movement X niet als even bedreigend ervaren als de AEL of ze hebben lessen

Page 83: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

71

getrokken uit de resultaten van hun demoniseringscampagne. Daarnaast is Movement X een

inclusievere beweging dan de AEL, die ditmaal allochtonen en autochtonen verenigd in de

strijd tegen discriminatie en voor gelijkheid. Abou Jahjah stelt dat ze met Movement X verder

willen gaan dan met de AEL. Daar waar ze met de AEL in de eerste plaats wilden erkend

worden en de onrechtvaardigheid wilden aankaarten, willen ze nu ook actief deelnemen aan de

maatschappij en op een hoger niveau veranderingen teweegbrengen (movementx.org).

“(…) is natuurlijk breder, meer comprehensief, heeft meer ambitie als maatschappelijk

project omdat het iets wil doen aan alle thema’s of aan alle ongelijkheden.” – Abou

Jahjah

De keuze voor een andere formule in plaats van een AEL 2.0. gaat gepaard met voordelen en

nadelen. Als grootste nadeel is het gegeven dat het moeilijker is om een even grote groep

mensen te mobiliseren. Het verhaal dat ze nu brengen is completer maar ook complexer. Het

is geen simpele oproep meer gericht naar moslimjongeren om op te komen voor hun eigen

rechten. Het voordeel dat hiermee gepaard gaat is dat ze zich nu tot een breder publiek richten

door zowel hun algemene visie als ook deze op gelijkheid uit te breiden naar een veelheid aan

bevolkingsgroepen.

3.2.5.2. Abou Jahjah als auteur en columnist

Ondertussen heeft Abou Jahjah vijf boeken op zijn palmares staan. Zijn eerste boek, genaamd

Tussen twee werelden: de roots van een vrijheidsstrijd, was een autobiografisch werk. Zijn

laatste boek, Pleidooi voor Radicalisering veroorzaakte veel ophef bij de Bezige Bij, de

Nederlandse uitgeverij waar het boek werd gepubliceerd. Auteurs dreigden op te stappen bij

de uitgeverij indien men doorging met het publiceren van een boek van Abou Jahjah en enkele

deden dit uiteindelijk ook. Achteraf moest echter algauw vastgesteld worden dat Pleidooi voor

Radicalisering veeleer een politiek-filosofisch boek is dat een academische

maatschappijanalyse maakt dan een aansporing tot geweld (Abou Jahjah, 2003; Abou Jahjah,

2016; De Standaard, 2016).

In dit boek worden aldus twee kernelementen van deze masterproef bijeengebracht: Dyab Abou

Jahjah, leider van de AEL, en radicalisering. De meest opvallende vaststelling hierbij is dat

Abou Jahjah het discours volgt dat radicalisme wil loskoppelen van zijn uitsluitend pejoratieve

Page 84: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

72

betekenis. Ter inleiding schetst Abou Jahjah (2016) hiervoor de historische evolutie van het

woord radicalisme. Hieruit blijkt dat radicalen diegenen in de bevolking waren die op sociaal

en politiek vlak steeds progressieve en emancipatorische verlangens probeerden te

bewerkstelligen. Dit in tegenstelling tot de conservatieven, die als reactie een negatieve

betekenis probeerden te koppelen aan de radicalen. In tegenstelling tot de negatieve bijklank

die steevast gepaard gaat met zijn eigen naam en met radicalisme, stelt hij in zijn boek een

constructief radicalisme voor dat moet leiden tot een geslaagde globale, multiculturele wereld

en dit wordt gecontrasteerd met een destructief radicalisme. Volgens Abou Jahjah zijn

destructieve radicalen “mensen die geloven dat de hele beschaving een corrupt product is en

dat daarom een nieuwe utopia gesticht moet worden op de ruïnes van die veronderstelde

corrupte beschaving.” (Abou Jahjah, 2016, p. 22) De constructieve radicalen geloven echter

dat het systeem corrupt is en dat het werkt vanuit zijn eigen machtsconcentratiedrift. Daarom

willen zij de machtsbolwerken ontmantelen. Door het systeem aldus te onderscheiden van de

beschaving zal men bij het ontregelen van de concentratie van de macht niet proberen om het

civilisatieproces te vernietigen (Abou Jahjah, 2016).

Daarnaast was hij ook meer dan twee jaar werkzaam als columnist bij De Standaard. Aan deze

samenwerking kwam echter abrupt een einde toen hij op 8 januari 2017, naar aanleiding van

een Palestijnse zelfmoordaanslag die het leven kostte aan 4 Israëlische soldaten, op Facebook

plaatste dat de bevrijding van Palestina “by any means necessary” moet gebeuren. Deze

uitspraak veroorzaakte veel opschudding en bracht Abou Jahjah onmiddellijk terug in het oog

van een media storm. Verwijzend naar de Conventie van Geneve, stelt Abou Jahjah dat

iedereen die onderdrukt wordt, in dit geval de Palestijnen, het recht heeft om zich te verzetten

tegen de bezetter (ICRC, 1949). Door de controversiële verwoording van zijn mening werd

geconcludeerd dat Abou Jahjah terrorisme goedkeurde en zelfs aanriep tot terrorisme. De

Standaard distantieerde zich algauw van hun columnist door te stellen dat “hij zich buiten de

grenzen van het publieke debat dat De Standaard op haar eigen platformen wil voeren [,

plaatst]” (Verhoeven, 2017).

3.2.5.3. Abou Jahjah als politicus

In de afloop van de Nederlandse verkiezingen, waarbij de pas opgerichte migrantenpartij

DENK 3 zetels wist te veroveren, kondigde Abou Jahjah aan ook zelf met een politieke partij

op te komen bij de Vlaamse, Europese en federale verkiezingen van 2019. Door de

Page 85: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

73

aanwezigheid van de hoge kiesdrempel in België zal Abou Jahjah zich enkel focussen op

Brussel, in tegenstelling tot DENK wat een nationaal project is. Net zoals DENK zal zijn partij

autochtone en allochtone mensen verenigen. Desalniettemin vormt DENK niet de grootste

inspiratiebron achter Abou Jahjah’s politieke project. De partij zal voornamelijk in lijn liggen

met de ideologie van Movement X. Hierbij is het vooral de Spaanse partij Podemos die een

invloedrijke rol vervult door zijn radicaal-linkse en populistische karakter, het feit dat de partij

uit een volksbeweging is ontstaan, de politieke analyse die ten grondslag ligt en het standpunt

dat men inneemt ten opzichte van discriminatie en in het Israëlisch-Palestijns conflict (Fiers,

2017). De enige aanvullende informatie die op het moment van schrijven gekend is over de

oprichting van de nieuwe partij, is dat deze in samenwerking met ex-sp.a lid Ahmet Koç zal

gebeuren (Calluy, 2017).

3.3. Empirische inzichten in het spanningsveld tussen radicalisme en

staatsgezag

Bij de bespreking van de empirische inzichten in het spanningsveld moet ter verduidelijking

worden opgemerkt dat het moeilijk is om een duidelijke lijn te trekken tussen wat hier wordt

benoemd als de oorzaken, karakteristieken en gevolgen van het spanningsveld omdat alle

factoren onderling verbonden zijn en een invloed op elkaar uitoefenen.

3.3.1. Oorzaken van het ontstaan van het spanningsveld

In wat volgt wordt in de eerste plaats beknopt stilgestaan bij de objectieve feiten die hebben

geleid tot een spanningsveld tussen de staat en de AEL. In de tweede plaats, en in veel

aanzienlijkere mate aanwezig in het verhaal van de AEL, kan een subjectieve invloed worden

onderscheiden die een ongekende impact heeft gehad op de verdere verhouding tussen de AEL

en de overheid en zelfs op het verdere bestaan van de organisatie. Gebaseerd op de

veiligheidsketen zoals deze wordt opgesteld in de KIV (2016) wordt deze tweede oorzaak ook

wel de beeldvorming genoemd.

3.3.1.1. Verhouding tussen de AEL en de Belgische overheid

Een eerste oorzaak voor het ontstaan van het spanningsveld kan worden teruggevonden in de

intrinsieke kenmerken van zowel de AEL als de staat. De AEL stelde het beleid van de overheid

Page 86: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

74

namelijk in vraag omdat dit niet tegemoetkomt aan de slechte socio-economische

omstandigheden van de allochtonen. Men bekritiseerde bovendien de discriminerende werking

van de politie wat tenslotte nog steeds een van de belangrijkste overheidsinstellingen vormt.

“We vroegen niet om mee te doen maar we eisten onze plaats op in de samenleving.

Misschien is het dat dat als radicaal werd ervaren. Ze zijn assertieve allochtonen niet

gewoon.” - Hassoun

De staat daarentegen heeft niet de ervaring dergelijke eisen te horen en zeker niet dat iemand

anders zich op het terrein van de macht begeeft. Ter bescherming van de overige burgers en de

democratie moet het er dan ook strikt op toezien dat de wettelijke regels worden gerespecteerd.

“Zolang dat ze niet op ons [van de staat] terrein komen houden wij ons rustig en

omgekeerd van zodra dat gebeurt, zal dit voor veel beroering zorgen.” – De Ruyver

3.3.1.2. Beeldvorming onder invloed van een demoniseringscampagne

De woorden diabolisering, demonisering en criminalisering worden veelvuldig gebruikt

wanneer wordt verwezen naar de manier waarop zowel de media als de politiek omgingen met

de AEL en diens voorman Abou Jahjah. De beeldvorming oefende aldus niet alleen

onrechtstreeks een invloed uit op het spanningsveld, het werd ook daadwerkelijk gecreëerd en

vervaardigd. Deze campagne was zelfs zo vergaand dat ze ook als een veruitwendiging van het

spanningsveld kan worden beschouwd en zelfs verantwoordelijk kan worden gehouden voor

het uiteindelijk doodbloeden van de beweging.

“De demonisering van Abou Jahjah was om hem af te schilderen als een

fundamentalistische, potentieel terroristische man en daarmee de hele AEL zwart te

maken.” - Benzakour

Van kritische journalistiek was zelden sprake en er werd niet voor teruggedeinsd om halve

waarheden of onwaarheden te publiceren. Een opvallend voorbeeld is het Laatste Nieuwsblad

dat de ene dag kopte met “Wapens gevonden bij Abou Jahjah” en de volgende dag slechts een

kleine sectie op de voorpagina weidde aan het rechtzetten van deze fout. Volgens Dyab Abou

Jahjah en Karim Hassoun zou een dergelijke vergaande karaktermoord nooit mogelijk zijn

Page 87: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

75

geweest indien social media begin de jaren 2000 reeds deel uitmaakte van de maatschappij

omdat alles dan onmiddellijk ontkracht zou kunnen worden. Maar nog veel belangrijker dan

de rol van de media is deze van de staat. Het laten lekken van privédossiers naar de pers

gebeurde zowel door het Vlaams Belang als de Staatsveiligheid. Een voorbeeld hiervan is het

uitlekken van Abou Jahjah’s asieldossier naar de pers waarin hij, in de hoop om sneller asiel te

verkrijgen, had verklaard vroeger aangesloten te zijn geweest bij Hezbollah, waar hij nu voor

op de vlucht was. Het gevolg van dit alles was dat de AEL niet als de volksbeweging werd

beschouwd die het zelf verklaarde te zijn, maar als een radicale moslimbedreiging (Benzakour,

2004; De Witte, 2004).

3.3.2. Karakteristieken en veruitwendiging van het spanningsveld

Net zoals in het eerste luik van deze masterproef wordt in wat volgt de reactie van de staat ten

opzichte van de radicale groep uitgewerkt aan de hand van de structuur van de veiligheidsketen

zoals deze wordt vooropgesteld in de KIV (2016). De keuze hiervoor wordt gemotiveerd door

het gegeven dat deze keten een holistisch beeld weergeeft van de verschillende mogelijkheden

waarover een staat beschikt, een opsomming die bovendien systematisch overeenkomt met wat

werd teruggevonden in de case van de AEL. Daarnaast kan ook een onmiddellijke reactie van

de radicale groep zelf worden geïdentificeerd in de creatie van de burgerpatrouilles, Resist! en

de MDP.

3.3.2.1. Reactie van de Belgische Staat

Wetgeving

Het tweede luik van het integrale veiligheidsbeleid omhelst de wetgeving. Zowel de

uitvoerende, rechterlijke als wetgevende macht heeft een beroep gedaan op de wetgeving om

de AEL een halt toe te kunnen roepen. Wanneer de wetgeving wordt gebruikt door de

rechterlijke macht, behoort dit evenwel tot het repressieve luik van het Integrale

Veiligheidsbeleid. Er kunnen twee verschillende manieren worden onderscheiden waarop de

wetgeving werd gebruikt. In de eerste plaats is het opvallend dat men twee gedateerde wetten,

die in een geheel andere context tot stand zijn gekomen, trachtte te hanteren om de AEL

strafrechtelijk te kunnen veroordelen. In de tweede plaats opperden sommige ministers om de

bestaande wetgeving aan te passen of zelfs nieuwe wetgeving in het leven te roepen, allen op

maat om zo punitief mogelijk op te treden ten aanzien van de AEL.

Page 88: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

76

De eerste wet waar het hier over gaat is de wet van 29 juli 1934 waarbij private milities

verboden worden (B.S., 7 augustus 1934). Deze wet werd aanvankelijk gecreëerd om de

fascistische straatbendes te verbieden die voor de aanvang van WOII steeds meer het

straatbeeld domineerden. Desalniettemin heeft men het afgelopen decennium reeds een aantal

maal een aanpassing van de wet op de private milities van 1934 voorgesteld om radicale

groeperingen te verbieden. In het kader van deze masterproef is de mondelinge vraag van

CD&V-senator Hugo Vandenberghe in het parlement aan de toenmalige minister van Justitie

Verwilghen omtrent de mogelijkheid om de AEL te verbieden aan de hand van deze wet

relevant. De minister stelde echter dat er reeds een voldoende wettelijke basis was waaraan de

AEL kon getoetst worden. Dit toont aan dat men makkelijk naar de wetgeving grijpt om

punitief te kunnen reageren (Benzakour, 2004; De Waele et al., 2013; De Witte, 2004).

Een aanzienlijk ouder wetsartikel dat vanonder het stof werd gehaald om de AEL, en meer

specifiek diens voormannen Abou Jahjah en Ahmed Azzuz, te beteugelen, dateert van 1891.

Artikel 66, 5e lid van het Strafwetboek, die de aanzetting tot strafrechtelijke feiten bestraft, is

ontstaan in het kader van de arbeidersstakingen van 1886 (B.S., 9 juni 1867, art. 66 Sw.).

Aangezien de Belgische Werkliedenpartij toen hardvochtig streed om het algemeen stemrecht

in te voeren, kan deze wet worden geïnterpreteerd als een poging van de machthebbers om de

totstandkoming van een democratische samenleving tegen te gaan. Bovendien vormt deze wet

een beperking op de vrijheid van meningsuiting waardoor het strijdig is met het Europese

Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (De

Witte & El Omari, 2008; De Witte, 2008).

Naast het inroepen van deze oude wetten, gingen sommige politici zelfs zo ver dat ze opperden

om de wetgeving zodanig aan te passen dat er mogelijkheden ontstonden om de AEL en Abou

Jahjah te vervolgen. CD&V’er Marc van Peel en Minister van Binnenlandse Zaken Antoine

Duquesne stelden zo bij de arrestatie van Abou Jahjah in 2002 voor om dergelijke

uitzonderingswet in het leven te roepen (Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Preventie

De volgende schakel van de veiligheidsketen is preventie. De toepassing van preventieve

maatregelen is eerder beperkt in de case van de AEL, daar de overheid zich voornamelijk, zoals

hierna wordt toegelicht, richtte tot repressieve maatregelen. In de beginjaren van de AEL

kunnen echter enkele preventieve ingrepen worden onderscheiden. Hierbij gaat het

Page 89: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

77

voornamelijk om de initiatieven die werden genomen in het kader van de demonstraties en

manifestaties die de AEL, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, organiseerde.

Vanuit de AEL werd preventief opgetreden tegen mogelijke rellen door een eigen ordedienst

te voorzien. Daarnaast besprak de organisatie van de AEL voorafgaand aan een demonstratie

herhaaldelijk met de plaatselijke politiedienst hoe de demonstratie zou verlopen en welke

samenwerking hierbij optimaal is om te vermijden dat de demonstratie uit de hand zou lopen

en evolueren tot gewelddadige feiten. (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Repressie

Hoewel zowel in de Kadernota Integrale Veiligheid zelf (2016) als in verscheidene andere

teksten veelvuldig wordt benadrukt dat het cruciaal is om een veiligheidsbeleid tot stand te

brengen dat aandacht besteed aan alle schakels van de veiligheidsketen, blijft de staat

opmerkelijk en onevenredig veel naar repressieve maatregelen grijpen. Dit komt duidelijk naar

voor in het verhaal van de AEL. Hierbij valt op te merken dat het concept van een integrale en

geïntegreerde veiligheid nog niet officieel bestond toen de AEL op het toneel verscheen. De

eerste Kadernota Integrale Veiligheid dateert namelijk pas van 2004 (KIV, 2004).

Een eerste repressieve maatregel die door een veelheid aan politici werd aangehaald om Abou

Jahjah aan de kant te schuiven, was het ongeldig verklaren van zijn Belgische nationaliteit

zodat hij niet langer in België zou kunnen verblijven. Deze methode werd een eerste keer

aangehaald door VLD’er Hugo Coveliers en Vlaams Blokker Filip De Winter aan de hand van

de zogenaamde dubbele straf. Op basis van artikel 23 van de Vreemdelingenwet kan de

Belgische nationaliteit van immigranten namelijk vervallen “indien zij ernstig tekortkomen aan

hun verplichtingen als Belgisch burger” (B.S., 12 juli 1984, art. 23, §1, 2°). Wanneer

immigranten aldus veroordeeld worden voor een misdrijf verliezen zij hun nationaliteit en

worden ze uitgewezen naar hun geboorteland. Om dit artikel te kunnen toepassen, moet er

echter een ernstige veroordeling voor zware feiten plaatsvinden en het Antwerpse parket was

hiertoe niet in staat op basis van hun onderzoek naar Abou Jahjah. Vervolgens vroeg Minister

van Justitie Marc Verwilghen een nieuw onderzoek in te stellen, ditmaal naar zijn afgesprongen

huwelijk in de overtuiging dat dit een schijnhuwelijk was en aldus grond vormt voor het

afnemen van de Belgische nationaliteit. Opnieuw leverde het onderzoek onvoldoende bewijs

op en werd de zaak afgesloten (Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Page 90: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

78

Een tweede repressieve maatregel, ditmaal tegenover Abdellatif Ait Ahmed, een van de overige

oprichters van de AEL, was een beroepsverbod. Dit alles gebeurde naar aanleiding van een

lezing van Abou Jahjah die Ait Ahmed had georganiseerd voor de afdeling “inspraak en

participatie van jongeren” van de vzw KIDS. Deze koepelorganisatie waar Ait Ahmed

werkzaam was, had als hoofdtaak om de subsidies van de stad te verdelen onder de

verscheidene straathoekwerk vzw’s. Zonder zelf aanwezig te zijn op de lezing verkondigde

Mohammed Talhoui, die een Berberse organisatie had opgericht die concurreerde met de AEL,

dat daar opruiende taal werd gesproken. Eenmaal de pers en de lokale politici hier lucht van

kregen en de vzw KIDS het niet opnam voor Ait Ahmed, werd unaniem in de gemeenteraad

beslist dat Ait Ahmed niet langer voor vzw KIDS kon werken. Ait Ahmeds lidmaatschap van

de AEL en zijn baan voor de stad waren aldus niet verenigbaar (De Witte, 2004).

Een derde repressieve maatregel is de poging tot het verbieden van de burgerpatrouilles. Toen

de AEL burgerpatrouilles organiseerde, vroeg premier Verhofstadt opnieuw een onderzoek aan

naar het huwelijk van Abou Jahjah, terroristische banden van de AEL en een inbreuk op de wet

op de private milities. Men wou de burgerpatrouilles verbieden enerzijds omdat de patrouilles

als een soort tweede politiemacht onwettig zouden zijn, anderzijds omdat men dacht dat de

patrouilles criminaliteit verborgen hielden. Dit onderzoek liep echter net zo af als de

voorgaande (Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

Een vierde repressieve maatregel is de arrestatie en vervolging van Abou Jahjah op basis van

zijn bijdrage aan de rellen in Borgerhout op 27 november 2002. Volgens De Witte was men

“op zoek naar een aanleiding om Abou Jahjah te pakken. En Abou Jahjah is met open ogen in

de val getrapt.” (De Witte, 2004, p. 224). Op 28 november 2002 werd Abou Jahjah

gearresteerd. De officiële reden van zijn aanhouding waren een resem ernstige misdaden, met

name “weerspannigheid in bende met voorafgaande afspraak en wapenvertoon, kwaadwillige

belemmering van het verkeer, het in bende onbruikbaar maken van voertuigen en opzettelijke

slagen aan een agent met bloeduitstorting als gevolg”. De onofficiële reden voor Abou Jahjah’s

aanhouding kan daarentegen gevonden worden in de politieke druk die werd uitgeoefend op de

politie en het parket. Tekenend hiervoor is de uitspraak van toenmalig premier Guy Verhofstadt

in het parlement enkele uren voor Abou Jahjah’s werkelijke arrestatie dat er actie zou worden

ondernomen. Sp.a. voorzitter Patrick Janssens verklaarde daarnaast dat Abou Jahjah met alle

mogelijke middelen moest worden gestopt, later hieraan toevoegend dat hij enkel alle

democratische middelen bedoelde. Ook de veiligheidsadviseur van de premier, Brice De

Page 91: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

79

Ruyver, veroorzaakte veel ontzag met diens uitspraak dat Abou Jahjah “er uit moet”. Na vijf

dagen werd Abou Jahjah voor de raadkamer gebracht. Hier werd hij vrijgesproken op

voorwaarde dat hij drie maanden niet aan openbare manifestaties zou deelnemen. Deze

repressieve maatregel, alhoewel hij beperkter was dan het parket wou, bereikte althans voor

een bepaalde periode het gewenste resultaat: Abou Jahjah was monddood gemaakt (Benzakour,

2004; De Witte, 2004; De Witte, 2008).

“Ik denk dat ze gedaan hebben wat ze moesten doen vanuit hun belang. Hen [de AEL]

ook maar één kleine overwinning gunnen, had de AEL versterkt, had hen zelfvertrouwen

gegeven, had hen er toe aangezet om nog meer op dezelfde weg op te gaan, om nog

meer aanhang te winnen enzovoort. (…) Dus ik denk dat ze geen andere keuze hadden

dan repressief op te treden.” – De Witte

Na Abou Jahjah’s vrijspraak door de rechtbank bleef het parket hem verder onderzoeken omdat

hij volgens hen nog steeds een gevaar voor de samenleving vormde. Hierbij verschenen in de

pers enkele onderzoekpistes die het parket bewandelde zoals het hebben van banden met een

terroristische organisatie, wapenbezit en bezit van kinderpornografie. Geen enkele van deze

zwaarwichtige aantijgingen werd hard gemaakt door verder onderzoek, maar een rechtzetting

van de desbetreffende kranten of een terechtwijzing voor de lekken in politie en justitie volgden

niet. Na vijf jaar onderzoek volgde op 21 december 2007 een uitspraak in de rechtbank van

eerste aanleg. Zowel Abou Jahjah als Ahmed Azzuz werden veroordeeld tot 1 jaar effectieve

opsluiting en een schadevergoeding van ruim 5000 euro voor de schade die tijdens de rellen in

Borgerhout aan de omstaande auto’s en huizen was aangebracht op basis van artikel 66, 5e lid.

Deze veroordeling was echter nog steeds gebaseerd op “wankelijke bewijzen” (De Witte,

2008). Bovendien kunnen een aantal schendingen van het recht op een eerlijk proces worden

geïdentificeerd in de aanloop naar de uitspraak over Azzuz en Abou Jahjah (De Witte & El

Omari, 2008; De Witte, 2008). Er kan een zekere ironie worden teruggevonden in het feit dat

men bereid was enkele cruciale regels van de democratische rechtsstaat te breken met als

hoofdmotivatie dat deze democratische rechtsstaat moet optreden tegen mensen die de regels

ervan niet respecteren.

Onder invloed van alle politieke uitlatingen, zowel in het parlement als in de pers, kan worden

gesteld dat het vermoeden van onschuld ernstig werd geschonden. Dit kan worden afgeleid uit

een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat stelt dat het vermoeden

Page 92: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

80

van onschuld ook moet worden gerespecteerd door leden van de uitvoerende macht Daarnaast

werden enkel getuigen à charge gehoord. Desondanks het gegeven dat de bewijskracht bij het

parket rust, werden zelfs de getuigen à décharge die naar voor werden gebracht door de

verdediging niet gehoord in de rechtszaak. Tenslotte is artikel 66, 5e lid dermate vaag dat het

kan worden aangewend om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Indien dit het geval is

betreft ook dit een schending van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (De Wit,

2008; De Witte & El Omari, 2008; De Witte, 2008).

Abou Jahjah en Azzuz legden zich niet neer bij deze uitspraak en tekenden hoger beroep aan.

Het Hof oordeelde dat Abou Jahjah de jongeren wel had opgeruid en veroordeeld had kunnen

worden wegens aanzetting tot weerspannigheid maar niet voor de vernieling van goederen,

waarop de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg betrekking had. Op 20 oktober 2008

werden Abou Jahjah en Azzuz vrijgesproken door het Hof van Beroep (De Witte, 2013).

3.3.2.1. Reactie van de Arabisch-Europese Liga

Een eerste rechtstreekse reactie van de AEL was het oprichten van de burgerpatrouilles. Hier

kan er een duidelijke lijn van actie en reactie gepaard gaand met een toenemende punitiviteit

en machtsvertoon worden onderscheiden. Hier kan het lek van het Vlaams Blok naar de pers

van de politienota mét vermelding van de werktitel “Geïntegreerd Plan Marokkanen”, een titel

die bovendien van tafel was geveegd en niet zou worden gebruikt, duidelijk worden beschouwd

als een doelbewuste beeldvorming van zowel de Marokkaanse bevolking als de manier waarop

politie en justitie hier mee omgaan. Dit had als gevolg dat de AEL zijn burgerpatrouilles in het

leven riep. Deze hadden op hun beurt een bedreigend en provocerend effect op het politieke

klimaat in Antwerpen (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004).

“Soms vond ik dat de AEL ook bewust uit was op provocatie, bijvoorbeeld met de

burgerpatrouilles die ze hadden opgesteld. Dat is wel olie op het vuur gooien. Daardoor

leek het net voor de buitenwereld alsof er opeens een tweede politiemacht op de straat

was.” – Benzakour

Naar aanleiding van de verkiezingen werd binnen de AEL de vraag opgeworpen of men hier

zelf aan zou deelnemen. Een eerste motivatie hiervoor was de vele politieke tegenstand en het

steeds terugkerende argument dat de AEL geen draagkracht had omdat men niet verkozen was.

Page 93: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

81

Daarnaast was er ook de steeds toenemende aanhang onder de jonge immigrantenbevolking

die politiek bewust waren geworden en hun stem wilden laten weerklinken. Een tweede reactie

van de AEL kan dan ook worden teruggevonden in de deelname aan de federale verkiezingen

op 18 mei 2003 en de gewestelijke verkiezingen op 13 juni 2004. Zowel de kartelformule

Resist! met de PvdA als de eigen Moslim Democratische Partij waren niet in staat om genoeg

stemmen te behalen (Abou Jahjah, 2003; Benzakour, 2004; De Witte, 2004). Abou Jahjah zelf

nuanceert dit verlies aangezien het er in de eerste plaats om ging een signaal te geven, om

opgemerkt en erkend te worden.

Benzakour (2004) onderscheide een zestal oorzaken voor deze verkiezingsnederlaag. In de

eerste plaats hebben verscheidene migranten geen stemrecht. In de tweede plaats had men niet

genoeg tijd om het negatieve imago dat al maandenlang in de pers werd gecreëerd over de AEL

te weerleggen. Ten derde werd er de laatste maanden voor de verkiezingen in de media met

geen woord gerept over Resist!. Dit alles desondanks het feit dat dergelijke alliantie een uniek

gegeven is zowel in België als in Europa. Maar toen de media merkte dat hun negatieve

lastercampagne de populariteit van de AEL niet deed afnemen onder de Arabische

immigrantenbevolking gooide men het over een andere boeg en koos men voor radiostilte. Ten

vierde werd er in sterk contrast hiermee een disproportionele aandacht besteed aan het Vlaams

Blok. Op de vijfde plaats kan worden verwezen naar het feit dat Resist! zelf haar campagne

voornamelijk op Antwerpen had gefocust. Dit was het gevolg van een gebrek aan middelen en

mankracht. Hierdoor werd echter niet de volledige immigrantenbevolking bereikt. Tenslotte

valt de reeds eerder vermelde slechte combinatie met de PvdA op te merken. Zowel trouwe

PvdA-aanhangers als trouwe AEL-aanhangers konden zich niet vinden in deze samenwerking

en besloten hierdoor om niet op hen te stemmen. Uit deze redenering kan bovendien worden

afgeleid dat de verkiezingsnederlaag ook als een gevolg van het spanningsveld kan worden

geïnterpreteerd.

3.3.3. Gevolgen van het spanningsveld

Tenslotte worden de gevolgen van het spanningsveld uitgewerkt aan de hand van de casestudy

naar de AEL. De keuze om volgende gegevens te classificeren als gevolg komt voornamelijk

uit de chronologische verhouding ten opzichte van de eerder geïdentificeerde kenmerken van

het spanningsveld. Eenmaal het spanningsveld is verdwenen en men uit de conflictsituatie is

getreden, blijkt de rol van de staat relatief beperkt. De rol van de radicale groep varieert

Page 94: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

82

daarentegen in verscheidene richtingen, gaande van onbestaande, tot politieke partij en zelfs

vergaande radicalisering.

3.3.3.1. De Belgische Staat verleent nazorg

Nazorg

In het kader van nazorg, de laatste schakel van de veiligheidsketen, kan veeleer worden

gewezen op de afwezigheid dan op de aanwezigheid hiervan. Een beperkte poging tot nazorg

kan worden teruggevonden in het tokenism dat volgde. Dit begrip van Malcolm X verwijst naar

daden die slechts een symbolische waarde hebben om zo de situatie te ontladen. Een voorbeeld

hiervan is de rondetafel die Minister van Justitie Onkelinkx organiseerde over de

werkgelegenheid van allochtonen. Ook De Morgen nam deel aan het tokenism door

allochtonen de mogelijkheid te geven hun mening neer te schrijven in diens columns (De Witte,

2004).

3.3.3.2. De Arabisch-Europese Liga verdwijnt en evolueert

Stille dood AEL

Na de verkiezingsdeelname in 2004 kan er niet veel meer worden teruggevonden over de

beweging. De oorzaak hiervoor wordt door de respondenten volledig bij de staat geplaatst,

wiens criminaliseringscampagne dermate succesvol was dat de AEL niet langer kon bestaan.

Leden en sympathisanten trokken hun steun terug nadat zij hun jobs verloren, hun huis

doorzocht werd en ze uitgenodigd werden op het politiebureau doordat zij geassocieerd werden

met de AEL.

“De AEL mocht niet bestaan. De AEL moest vernietigd worden. By all means

necessary, om de woorden van Abou Jahjah te gebruiken” - Benzakour

Democratische weg

Met het oprichten van Movement X heeft Abou Jahjah er duidelijk voor gekozen om te blijven

strijden voor gelijkheid en dit nog steeds binnen de wetten van de democratie te willen doen.

Net zoals de AEL vormt ook Movement X een volksbeweging (movementx.org). De link kan

hier worden gemaakt met de Spaanse indignados, een protestbeweging die uit het volk is

ontstaan en vervolgens is uitgegroeid tot de succesvolle politieke partij Podemos (Ramiro &

Page 95: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

83

Gomez, 2017). Daarnaast kan ook Abou Jahjah’s bekendmaking dat hij zal opkomen bij de

verkiezingen van 2019 worden onderscheiden als een democratische manier om de

maatschappij nog ingrijpender en fundamenteler te willen veranderen. Voor deze, vooralsnog

onbekende politieke partij, haalt Abou Jahjah veel inspiratie bij Podemos (Fiers, 2017). Beide

projecten, zowel de volksbeweging als de politieke partij, zijn noodzakelijk om de strijd voor

gelijkheid te voeren.

“Ik denk nu ze weten dat wij ook politieke projecten hebben, in Brussel bijvoorbeeld,

dat sommige mensen veel banger zijn dan dat ze ooit waren van de AEL.” – Abou

Jahjah

Wanneer dit politiek project duidelijk gestalte heeft gekregen zal het hopelijk anders worden

onthaald dan de AEL en een kans krijgen om in dialoog te gaan met de officiële machthebbers.

Indien men namelijk opnieuw zeer snel punitief zou reageren, is er niet alleen sprake van een

spanningsveld maar van een vicieuze cirkel met vastgeroeste verhoudingen en posities. Alle

respondenten zien de toekomst echter somber in. Positieve veranderingen voor de

immigrantenbevolking lijken veraf te liggen of zelfs onbestaande te zijn. Het politieke discours

is in de afgelopen 15 jaar sinds de AEL alleen maar verder verrechts, zowel op nationaal als op

internationaal niveau. De mogelijkheid dat de klassieke systeempartijen in dit klimaat

migrantenbelangen zullen opnemen in hun programma lijkt dan ook onwaarschijnlijk. De

mogelijkheid dat een nieuwe partij die streeft naar diversiteit en multiculturalisme succesvol

is, lijkt al even moeilijk. Desalniettemin tonen de recente politieke ontwikkelingen aan dat het

niet onmogelijk is om als nieuwe partij uit het niets op te komen en een grote basis te bereiken,

zeker wanneer dit uit gaat van een linkse, populistische verzetsstem om in te gaan tegen het

dominerende rechtse discours.

Ondemocratische weg

Naast deze democratische weg kan de radicale groep echter ook in de andere richting evolueren

en hierbij het gebruik van geweld steeds meer accepteren als legitiem middel om de eigen

doelstellingen te bewerkstellen. Hiervan is eveneens een voorbeeld terug te vinden in de case

naar de AEL met het ontstaan van S4B, enkele jaren nadat de AEL volledig was verdwenen.

In de interviews met de verschillende respondenten kwamen twee verschillende visies naar

voor in verband met de link tussen de AEL en S4B. Volgens de ene visie is de AEL

medeverantwoordelijk voor het ontstaan van S4B doordat een aantal mensen die betrokken

Page 96: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

84

waren bij S4B, als belangrijkste voorbeeld hiervan Fouad Belkacem zelf, eerder ook bij de

AEL betrokken waren (FFI Nederlandstalig).

“De AEL was een platform waar reeds in een vroeg stadium personen die bereid zijn

om erg ver te gaan een uitlaatklep vonden.” – De Ruyver

Volgens de andere visie is de staat daarentegen zelf medeverantwoordelijk voor het ontstaan

van S4B als een neveneffect van de overdreven en onterechte repressieve acties ten opzichte

van de AEL. Op deze manier ontstond er een afwezigheid van assertieve, radicale allochtone

organisaties en tegelijkertijd een aanwezigheid van politiek bewustgemaakte jongeren die

hadden gezien dat de staat niet naar hen wil luisteren wanneer ze binnen de regels van de

democratie hun achterstellingen aankaarten. Zo stond Fouad Belkacem ten tijde van de AEL

nog op een verkiezingslijst, een teken dat hij nog geloofde in de democratie en op een

democratische weg zijn doelstellingen wou bereiken.

“Door letterlijk de AEL kapot te maken is er een vacuüm ontstaan dat is opgevuld door

andere radicalen die andere bedoelingen hadden. Zij willen ook vanuit een andere

invalshoek de maatschappen beïnvloeden of zelfs hervormen. Een voorbeeld hiervan is

Sharia4Belgium.” - Hassoun

Zonder de feiten en de haatdragende ideologie van S4B te minimaliseren kan echter de

bedenking worden gemaakt of wat werd teruggevonden in de case van de AEL eveneens kan

worden teruggevonden in de case van S4B. Proportioneel gaat het bij S4B weliswaar om

zwaardere en waarheidsgetrouwere aantijgingen, maar desalniettemin kan men zich afvragen

of deze ongekende repressieve reactie van de staat niet disproportioneel was? Opnieuw werden

namelijk enkele kernprincipes van de democratische rechtsstaat, namelijk de scheiding der

machten, de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van organisatie, buiten spel gezet om te

reageren op deze bedreiging van die democratische rechtsstaat zelf. Bovendien zijn de vijf

redenen die door het Hof van Beroep werden opgeworpen om S4B als terroristische organisatie

te veroordelen, niet terug te vinden in het strafwetboek onder de lijst van terroristische

misdrijven die maken dat een groep kan worden beschouwd als een terroristische organisatie

(art. 137 Sw. en art. 139 Sw.). Alhoewel er geen discussie bestaat over het gegeven dat een

organisatie als S4B problematisch is, leert de casestudy naar de AEL dat er soms met een

kritischer oog moet worden gekeken naar het optreden van een staat. Dit lijkt voornamelijk te

Page 97: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

85

gelden wanneer de staat wordt geconfronteerd met een grote groep moslimjongeren,

aangevoerd door een mondige voorman, die de achterstallige situatie van immigranten in

België aankaart (Belga, 2014; De Witte, 2012).

4. BESLUIT

In het tweede luik van deze masterproef werd de casestudy naar de Arabisch-Europese Liga

uitgewerkt aan de hand van alle relevante (auto)biografische werken en krantenartikelen. Dit

werd bovendien aangevuld met een aantal gesprekken met enkele kernfiguren in het verhaal

van de AEL. Na een uitgebreide en grondige schets te maken van het ontstaan, de ideologie en

de werkwijze van de AEL en de levensloop van diens voorman Abou Jahjah, werden deze

inzichten gecombineerd om het in het eerste luik geïdentificeerde spanningsveld tussen

radicalisme en staatsgezag uit te werken.

In februari 2000 werd de Arabisch-Europese Liga opgericht door Dyab Abou Jahjah en vier

gelijkgezinde vrienden. Gefrustreerd over en gemotiveerd door de achterstallige socio-

economische situatie van de allochtone bevolking in België besloot men een eigen beweging

op te richten die los van subsidie-gebaseerde compromissen zou kunnen streven naar minder

discriminatie en meer gelijkheid. In 2002 was de AEL reeds uitgegroeid tot een ruim aantal

leden en sympathisanten onder de jonge Antwerpse moslimbevolking die onder invloed van

Abou Jahjah politiek bewust waren geworden en wilden opkomen voor de eigen rechten. Onder

invloed van de georganiseerde demonstraties en burgerpatrouilles, bedoeld om de

onrechtvaardigheid in het Midden-Oosten en in Antwerpen zelf aan te kaarten, werd de

beweging door de media, de politie, het Antwerpse gemeentebestuur en de federale regering

als een bedreiging voor de democratische rechtsstaat beschouwd. Wat volgde was een

criminaliseringsproces waar zowel de journalistiek als de overheid een aanzienlijke rol in

speelde. Algauw stond de AEL loodrecht tegenover al deze staatsinstellingen, zowel figuurlijk

op vlak van (gepercipieerde) waarden en normen als letterlijk op de Turnhoutsebaan.

De staat oordeelde dat de meest gepaste reactie ten opzichte van de AEL lag in het strafrecht.

Hiervoor werd beroep gedaan op wetgeving die tot stand kwam in een andere context, werd

geopperd om de wetgeving zodanig aan te passen dat deze gebruikt kon worden om de AEL

een halt toe te roepen en werden Abou Jahjah en Ahmed Azzuz tenslotte veroordeeld in eerste

aanleg voor hun rol in de uitgebroken rellen in Borgerhout. Ondertussen reageerde de AEL op

Page 98: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

86

deze repressieve maatregelen door deel te nemen aan de verkiezingen om zo een duidelijk

signaal te sturen naar de overheid die geen gehoor gaf aan hun vooropgestelde ideologie. Zowel

in de vorm van Resist!, een alliantie met de PvdA, als in de vorm van de Moslim Democratische

Partij, een eigen politieke partij, slaagde Abou Jahjah er niet in om voldoende stemmen te

verwerven om op een hoger niveau deel te nemen aan het maatschappelijke debat. De

criminaliseringscampagne was een succes geweest, Abou Jahjah keerde terug naar Libanon en

de AEL hield op te bestaan.

Ondertussen is het 15 jaar geleden dat de AEL opkwam en Abou Jahjah’s naam de Belgische

kranten, televisieschermen en politieke debatten domineerde. De geschiedenis heeft

uitgewezen dat de AEL niet alle angst waard was die het heeft veroorzaakt. Met

Sharia4Belgium werd duidelijk dat radicaal zijn ook een ander gestalte kan aannemen die een

repressieve reactie rechtvaardigt. Daarnaast heeft Abou Jahjah zich niet definitief het zwijgn

laten opleggen door de staat en zet hij nu aan de hand van Movement X nog steeds dezelfde

strijd verder waar hij ruim 15 jaar geleden aan begon in Borgerhout. Momenteel is de staat niet

hervallen in zijn oude repressieve patroon ten opzichte van Abou Jahjah. De vraag kan echter

worden gesteld hoe lang deze trend zal worden aangehouden wanneer Abou Jahjah er weer in

slaagt om een grote menigte te mobiliseren, ditmaal met Brussel als strijdtoneel.

Page 99: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

87

Conclusie

Radicalisme en staatsgezag zijn de twee concepten die in deze masterproef loodrecht tegenover

elkaar worden geplaatst. Twee vage en moeilijk definieerbare begrippen bovendien. Deze

loodrechte positie wordt hen niet zomaar toegewezen maar nemen ze veelal als vanzelf in

wanneer beiden met elkaar in aanraking komen. Dat dit geen vredelievende houding betreft,

kan reeds worden vastgesteld door het nieuws aan te zetten of de krant open te slaan. Een

genuanceerde bestudering van de complexe fenomenen die het hier betreft, noopt zich dan ook

aan om dieper inzicht te verwerven in de dynamische verhouding tussen deze twee concepten.

In de uitwerking van deze masterproef wordt deze verhouding beschreven als een

spanningsveld ter verwijzing naar de gespannen situatie die ontstaat wanneer deze beide

gegevens aanwezig zijn. Met deze masterproef wordt gepoogd een bijdrage te leveren aan het

inzicht in het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag door de oorzaken,

karakteristieken en gevolgen van de wisselwerking tussen beide te onderzoeken. Dit alles heeft

echter de neiging om overdreven zwaarwichtig over te komen wanneer het op een dermate

abstracte en theoretische manier wordt geformuleerd. Daar waar theorie broodnodig is voor het

definiëren en uittekenen van de eerste lijnen van het theoretische kader kan een concretisering

van deze starre voorstelling leiden tot meer tastbare inzichten en bovendien ook verrijkende

beschouwingen leveren die de literatuur ons niet biedt. Daarom wordt dit onderzoek dan ook

verder uitgewerkt aan de hand van het spanningsveld dat in het begin van deze eeuw ontstond

tussen de Arabisch-Europese Liga en de Belgische overheidsinstellingen.

Er kunnen twee verschillende oorzaken worden geïdentificeerd die aan de basis liggen van het

ontstaan van het spanningsveld tussen de AEL en de Belgische overheid. De eerste is objectief

van aard en de tweede subjectief van aard. De objectieve verklaring kan worden teruggevonden

in de intrinsieke kenmerken van radicalisme en staatsgezag. Radicalisme wordt in deze

masterproef gedefinieerd als “De eerste fase van een dynamisch en complex

radicaliseringsproces waarbij de gevestigde normen en het gevoerde beleid worden

uitgedaagd binnen de regels van de democratische rechtsstaat”. Het radicaliseringsproces dat

hier wordt vermeld, omvat in het totaal 3 verschillende fases en een voorfase. Naar deze

voorfase wordt ook wel verwezen als de voedingsbodem voor de verdere radicalisering. De

oprichters van de AEL werden gedreven door de onrechtvaardigheidsgevoelens die men

ervoer, ingegeven door de collectieve deprivatie op vlak van onderwijs, huisvesting en de

Page 100: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

88

arbeidsmarkt als ook door de discriminatie ten opzichte van de eigen groep. De jongeren die

zich aansloten bij de AEL werden hierbij mogelijkerwijs gemotiveerd door de sociale identiteit

die dit verleende en de groepsdreiging. Bij onderzoek naar de voedingsbodem wordt evenwel

benadrukt dat het een complex samenspel van factoren betreft en er niet één causaal verband

kan worden onderscheiden. De daaropvolgende en eerste werkelijke fase van het

radicaliseringsproces betreft radicalisme. Cruciaal bij de conceptualisering van radicalisme in

deze masterproef is de nadruk op het feit dat dit een gedachtegoed betreft waarvan de

veruitwendiging niet gepaard gaat met het gebruik van geweld en niet ingaat tegen de regels

van de democratie. Hiermee staat het in contrast met de volgende fasen van het

radicaliseringsproces waarbij in de eerste plaats het gebruik van geweld ter verwezenlijking

van de eigen ideologie wordt aanvaard en tenslotte ook effectief wordt gebruikt. Hoewel deze

drie fasen op een continuüm liggen is het uiterst uitzonderlijk dat iemand die begint aan het

radicaliseringsproces zodanig radicaliseert dat men meerdere fasen doorloopt. Het tweede

element in deze uiteenzetting betreft de staat. Alle macht van de democratische, federale

rechtsstaat wordt verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De staat is

het niet gewoon dat de institutionele machtsstructuren dermate in vraag worden gesteld.

Bovendien heeft de staat een verplichting om de bevolking te beschermen en erop toe te zien

dat de regels van de democratische rechtsstaat worden nageleefd.

De aandacht voor de subjectieve component wordt enerzijds geïnspireerd door het gezegde one

man’s terrorist is another man’s freedom fighter dat verwijst naar de invloed van percepties

maar anderzijds ook door de enorme demoniseringscampagne die kenmerkend is voor het

verhaal van de AEL. Hierbij is het belangrijk dat de perceptie van ideeën als radicaal een

subjectief gegeven is dat wordt bepaald door de context. Deze context bepaalt op zijn beurt wie

de actoren zijn die zich in een dominante positie bevinden en de meeste invloed uitoefenen op

de totstandkoming van deze perceptie. Door de criminaliseringscampagne die door de media

en de politiek werd gevoerd ten opzichte van de AEL, oefende deze perceptie niet alleen

onbewust een invloed uit op de verhouding tussen beide elementen maar werd deze perceptie

actief geconstrueerd. Zowel deze objectieve en subjectieve oorzaken afzonderlijk als de

versterkende wisselwerking ertussen leidden tenslotte tot de totstandkoming van een

spanningsveld tussen de AEL en de Belgische overheid.

Eenmaal dit spanningsveld aanwezig is, beschikken zowel de staat als de radicale groep over

een aantal mogelijkheden om hierop te reageren. Zoals eerder vermeld is het niet mogelijk, en

Page 101: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

89

bovendien niet wenselijk, om een exacte afbakening te maken tussen de oorzaken,

karakteristieken en gevolgen van het spanningsveld. Daar waar in het eerste luik van deze

masterproef een overzicht wordt gegeven van de reactiemogelijkheden waarover de staat

theoretisch beschikt, werd in het tweede luik expliciet toelichting gegeven over de

reactiemogelijkheden waar de staat in praktijk een beroep op doet. Deze reactiemogelijkheden

werden bovendien systematisch uitgewerkt aan de hand van de structuur van de

veiligheidsketen aangezien dit niet alleen een duidelijke catalogisering mogelijk maakt maar

ook de leidraad vormt voor het Belgische Veiligheidsbeleid op vlak van extremisme en

terrorisme. Ter aanvulling werd in deze masterproef onderzocht welke mogelijkheden op vlak

van radicalisme bestaan.

Als tweede schakel van de veiligheidsketen kunnen twee verschillende tendensen worden

opgemerkt in verband met de wetgeving. Deze zetten beiden de toon voor de punitieve

reactiemogelijkheden waarop de staat zich beroept wanneer deze wordt geconfronteerd met

een radicale groep. In de eerste plaats maakt men gebruik van dermate oude wetgeving dat de

context waarin deze tot stand is gekomen en de misdaden waarop deze waren gericht, niet

langer toepasselijk zijn. Het feit dat men artikel 66, 5e lid van het strafwetboek inroept om

Abou Jahjah en Ahmed Azzuz te veroordelen voor hun bijdrage aan de rellen in Borgerhout,

een artikel dat in het leven werd geroepen door de burgerij om de leiders van de

arbeidersstakingen van 1886 te veroordelen, geeft zeer duidelijk de verhouding tussen de staat

en de radicale groep weer. Daarnaast wou men de wet op de private milities van 1934, een wet

die in het leven werd geroepen om fascistische bendes naar aanloop van WO II te verbieden,

gebruiken om de burgerpatrouilles van de AEL te verbieden. De voorstellen tot aanpassing van

de wet op de private milities zodat deze toepasbaar wordt op de burgerpatrouilles brengt ons

bij de tweede tendens, met name de oproep van enkele politici tot het maken van een

uitzonderingswet of een wet op maat waarmee de AEL een halt kan worden toegeroepen.

De volgende schakel in de veiligheidsketen handelt over preventie. Terwijl in de literatuur

herhaaldelijk wordt benadrukt dat met het oog op een integrale bestrijding van radicalisering

een gelijkmatige focus op preventie en repressie noodzakelijk is, wordt dit niet in die mate

gereflecteerd in de case van de AEL. Behalve de afspraken die met politiediensten werden

getroffen om een feilloos verloop van de demonstraties te bewerkstelligen, kunnen geen

verdere preventieve maatregelen worden onderscheiden.

Page 102: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

90

In tegenstelling tot het gebrek aan preventieve maatregelen, kenmerkend voor de case van de

AEL en de houding van de overheid ten opzichte van deze radicale groep, kunnen een veelheid

aan repressieve maatregelen worden benoemd. Deze variëren van het onderzoeken van Abou

Jahjah’s schijnhuwelijk om hem de Belgische nationaliteit te ontnemen en uit het land te zetten

tot het verbieden van de burgerpatrouilles en zelfs het exploreren van linken met terroristische

organisaties. Naast deze onsuccesvolle pogingen, is men er wel in geslaagd om Ahmed Azzuz

te ontslaan in dermate omstandigheden dat het doet denken aan een beroepsverbod. Het

hoogtepunt van de punitiviteit vormt Abou Jahjah’s arrestatie naar aanleiding van zijn bijdrage

in de rellen op de Turnhoutsebaan. Premier Guy Verhofstadts afkondiging in het parlement

enkele uren voor de werkelijke arrestatie dat er “actie zou volgen”, plaatste de scheiding der

machten op de helling. Tot ongenoegen van verscheidene politici werd Abou Jahjah door de

raadkamer vrijgesproken onder voorwaarde dat hij drie maanden niet publiekelijk zou spreken.

Het parket bleef echter vijf jaar lang verder onderzoek voeren naar de rol van Abou Jahjah en

Ahmed Azzuz in de rellen op de Turnhoutsebaan. De criminalisering die hier hand in hand mee

ging, van het lekken van foutieve onderzoek sporen tot het uitvoeren van huiszoekingen bij de

leden, leidde uiteindelijk tot het einde van de AEL. De rechterlijke veroordeling tot 1 jaar cel

die uiteindelijk volgde op dit proces werd door het Hof van Beroep weerlegd met als gevolg

dat Abou Jahjah en Ahmed Azzuz werden vrijgesproken van alle blaam. Op dit moment was

alle schade reeds berokkend: de AEL hield op te bestaan en Abou Jahjah werd het zwijgen

opgelegd.

Als tweede actor in het spanningsveld beschikt ook de AEL zelf over een aantal

reactiemogelijkheden die niet bepaald worden door enige wetgeving, richtlijnen of

beleidsnota’s. De oprichting van de burgerpatrouilles ten gevolge van de gelekte politienota

“Geïntegreerd Plan Marokkanen” die de beeldvorming van politie en justitie ten opzichte van

de Marokkaanse bevolking weergaf, was een veeleer provocerende reactie van de AEL.

Daarnaast heeft de AEL deelgenomen aan de verkiezingen in 2003 en 2004 respectievelijk in

een kartelformule met de PvdA als Resist! en als de onafhankelijke MDP. Beide malen slaagde

de AEL er echter niet in om voldoende stemmen te behalen om verkozen te worden en de

verkiezingsdeelname bleef dan ook beperkt tot het zenden van een signaal.

Voornamelijk de bestudering van de gevolgen van het spanningsveld is een interessant

onderzoek omdat de tijd die verstreken is sinds de oprichting van de AEL een uniek inzicht

biedt in de lange termijn gevolgen. De gevolgen voor de staat onder de vorm van het verlenen

Page 103: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

91

van nazorg vallen buiten het bestek van de masterproef. De gevolgen voor de radicale groep

en hoe deze verder evolueert, oefenen onrechtstreeks evenwel een invloed uit op de staat en de

maatschappij waardoor ook zij deze gevolgen ervaren. Men stelt vast dat er bij de gevolgen

voor de radicale groep twee wegen zijn die kunnen worden bewandeld. Daarnaast kan de groep

ook verdwijnen ten gevolge van het spanningsveld, wat in het geval van de AEL het geval was.

De eerste weg bevindt zich binnen de regels van de democratie en houdt een evolutie van de

radicale groep in tot een andere volksbeweging of zelfs tot een politieke partij. Met de

oprichting van Movement X in 2014 heeft Abou Jahjah een bredere en inclusievere beweging

opgericht die voor radicale gelijkwaardigheid streeft. In 2019 zal Abou Jahjah daarnaast met

een nieuwe politieke partij deelnemen aan de verkiezingen. Daar waar Movement X als een

weerspiegeling van de indignados kan worden beschouwd, wordt het politieke project naar het

nevenbeeld van Podemos opgericht. De tweede weg betreft een verdere radicalisering waarbij

buiten de wetten van de rechtsstaat wordt opgetreden. Hierbij kan worden verwezen naar

Sharia4Belgium dat werd opgericht door iemand die enkele jaren eerder nog op de

verkiezingslijst van Abou Jahjah’s partij stond.

Dat er een verband bestaat tussen de AEL en Sharia4Belgium daar zijn alle respondenten het

over eens. Sommige leggen de verklaring hiervoor echter rechtstreeks bij de AEL zelf die

criminele individuen in hun midden had. Anderen leggen de verklaring bij de repressieve

reactie van de overheid op de AEL. Dit creëerde een vacuüm op vlak van radicale

moslimbewegingen en ook jongeren die niet meer in de democratie geloven. Hierna werd dit

vacuüm door enkele van die jongeren opgevuld in de vorm van Sharia4Belgium. Van een

causaal verband is hier geen sprake maar er kan niet over het hoofd worden gezien dat het

spanningsveld tussen de AEL en het staatsgezag op lange termijn in mindere of meerdere mate

heeft bijgedragen tot het ontstaan van Sharia4Belgium. Een problematische organisatie als

Sharia4Belgium oefent bovendien een dermate grote invloed uit op de samenleving en diens

leden dat dit ook als gevolg voor de maatschappij, en in het verlengde daarvan voor de staat,

kan worden geïdentificeerd.

Tot zover dit initiële onderzoek naar de verhouding tussen radicalisme en staatsgezag en welke

objectieve en subjectieve kenmerken aan de oorzaak hiervan liggen, op welke manier dit wordt

veruitwendigd onder invloed van de wetgevende, preventieve en repressieve

reactiemogelijkheden van de overheid en de alternatieven van de radicale groep en tenslotte tot

welke gevolgen dit heeft geleid op het niveau van de radicale groep en van de maatschappij

Page 104: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

92

door het evolueren binnen of buiten de regels van de democratische rechtsstaat. Aan de hand

van de casestudy naar de Arabisch-Europese Liga werd gepoogd een bijdrage te leveren aan

het reeds bestaande inzicht inzake het spanningsveld tussen radicalisme en staatsgezag.

Page 105: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

93

Aanbevelingen

Met het oog op de toekomst zou alles in het werk moeten worden gesteld om een nieuw

spanningsveld te voorkomen tussen de prille politieke partij van Abou Jahjah en de Belgische

overheid in het bijzonder en tussen eender welke toekomstige radicale groepering en het

staatsgezag in het algemeen. Om op dergelijke ontwikkelingen te kunnen anticiperen, wordt in

wat volgt een overzicht gegeven van enkele aanbevelingen.

De bestaande beleidsteksten in verband met de aanpak van radicalisering focussen op de

bestrijding van extremisme en terrorisme. De fase van het radicalisme wordt hierbij vaak uit

het oog verloren wat verklaarbaar is vanuit het gegeven dat dit slechts een gedachtegoed betreft.

Desalniettemin veroorzaakt dit problemen wanneer de staat vooralsnog met radicalisme wordt

geconfronteerd en evenredig moet reageren. Een verruimende en specifieke aanpak van het

fenomeen radicalisering noopt zich dan ook op omdat ook radicalisme een deel uitmaakt van

de werkelijkheid en er vooralsnog geen richtlijnen voor handen zijn in verband met hoe de staat

hier het beste op kan reageren. Een adequate reactie op radicale elementen vereist in de eerste

plaats een correcte definiëring van het fenomeen radicalisme zodat gepast wordt gereageerd op

die elementen die men voor ogen heeft. Het meest specifieke beleidsdocument voorhanden

waarin aandacht wordt besteed aan radicalisme is het Actieplan Radicalisme. De definitie die

dit plan vooropstelt, leunt echter dichter aan bij extremisme. Daarom is het belangrijk bij de

uitwerking van toekomstige beleidsdocumenten steeds de opmerking voor ogen te houden die

in de Kadernota Integrale Veiligheid (2016) wordt vooropgesteld met name dat radicalisme

niet per definitie een bedreiging vormt voor de democratie.

Het reeds bestaande wetenschappelijke onderzoek naar radicalisme kan hierbij een leidraad

vormen voor het opstellen van een evenwichtig beleid dat niet enkel uitgaat van het voorkomen

van verdere radicalisering maar ook op het radicalisme zelf gericht is. Aangezien radicalisme

niet per definitie geweld gebruikt of wetten overtreedt is een focus op repressieve maatregelen

hierbij dan ook afgewezen. Hierbij is het bovenal belangrijk om reactiemogelijkheden op maat

te voorzien zodat niet met dezelfde middelen en maatregelen wordt gereageerd op een radicale

als een extremistische groepering. Aangezien radicalisme in de eerste plaats een gedachtegoed

betreft kunnen ook alternatieve mogelijkheden zoals het aanhoren en in gesprek gaan met de

groep als mogelijkheden worden overwogen.

Page 106: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

94

Om het ontstaan van nieuwe radicale groeperingen te voorkomen, kan een symptoomgerichte

aanpak plaatsmaken voor een beleid die op de oorzaken is gericht. Het is hierbij belangrijk dat

deze oorzaken worden geïdentificeerd en vervolgens dat op deze terreinen, in de mate van het

mogelijke, wordt ingegrepen. Een eerste gegeven waaraan hier kan worden gedacht, is de

structurele invoering van quota voor allochtonen op de arbeidsmarkt, zoals deze ook eerder

werden ingevoerd voor vrouwen en gehandicapten. Op deze manier kan niet alleen worden

gestreefd naar de weerspiegeling van de demografische werkelijkheid in de institutionele

structuren maar kan ook tegemoet worden gekomen aan de achterstand die allochtonen ervaren

op de arbeidsmarkt. Op vlak van onderwijs en huisvesting zou ook naar structurele oplossingen

moeten worden gezocht om aan de socio-economische achterstand van immigranten tegemoet

te komen.

Page 107: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

95

Bibliografie

Schriftelijke bronnen

Al-Bashayreh, A. I. (2012). The British Policy and It's Impact in the Implementation of the

Blafour Declaration. Asian Social Science, 8(7), 228-239.

Abdul Hadi, A. B. (1932). The Balfour Declaration. The Annals of the American Academy of

Political and Social Science, 164, 12-21.

Abou Jahjah, D. (2003). Tussen twee werelden: de roots van een vrijheidsstrijd.

Amsterdam/Antwerpen: Meulenhof/Manteau.

Abou Jahjah, D. (2016). Pleidooi voor radicalisering. Amsterdam/Antwerpen: De Bezige Bij.

Alen, A. (1995). Handboek van het Belgisch Staatsrecht. Deurne: Kluwer.

Alen, A., & Wintgens, L. J. (2000). De trias politica ruimer bekeken. Brussel: Larcier.

Ashworth, A., & Zedner, L. (2011). Just Prevention: Preventive Rationales and the Limits of

the Criminal Law. In R. A. Duff & S. Green (Eds.), Philisophical Foundations of

Criminal Law (pp. 279-303). Oxford: Oxford University Press.

Aurini, J. D., Heath, M., & Howells, S. (2016). The How To of Qualitative Research. London:

Sage.

Baxter, P., & Jack, S. (2008). Qualitative Case Study Methodology: Study Design and

Implementation for Novice Researchers. The Qualitative Report, 13(4), 544-559.

Benzakour, M. (2004). Abou Jahjah: nieuwlichter of oplichter? De demonisering van een

politiek rebel. Amsterdam/Antwerpen: L.J. Veen.

Berkowitz, L. (1989). The frustration-aggression hypothesis: Examination and reformulation.

Psychological Bulletin, 106, 59-73.

Bernburg, J. G., Krohn, M. D., & Rivera, C. J. (2006). Official Labeling, Criminal

Embeddedness, and Subsequent Delinquency: A Longitudinal Test of Labeling Theory.

Journal of Research in Crime and Delinquency, 43(1), 67-88.

Beyens, K., & Tournel, H. (2010). Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve

interview. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de

criminologie (pp. 199-231). Leuven: Acco.

Billiet, J. (2010). De selectie van de eenheden: steekproeven. In J. Billiet & H. Waege (Eds.),

Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp.

181-220). Antwerpen: De Boeck.

Page 108: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

96

Block, T., Dezeure, K., & Van Assche, J. (2010). Politieke Participatie en

Burgerbetrokkenheid. In H. Reynaert & K. Steyvers (Eds.), De Kerktorenpolitiek

Voorbij? Lokale Politiek in Vlaanderen (pp. 127-148). Brugge: Vanden Broele.

Bonger, W. A. (1934). Problemen der Demokratie. Amsterdam.

Breuer, F. J. L. I. (1969). De legitimeringsgronden van het gezag. Mens en Maatschappij,

44(3), 197-214.

Burkens, M. C., Kummeling, H. R. B. M., Vermeulen, B. P., & Widdershoven, R. G. J. M.

(2006). Beginselen van de democratische rechtsstaat. Deventer: Kluwer.

Cambré, B., & Waege, H. (2010). Kwalitatief onderzoek en dataverzameling door open

interviews. In J. Billiet & H. Waege (Eds.), Een samenleving onderzocht: methoden

van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp. 315-342). Antwerpen: De Boeck.

Coolsaet, R. (2014). Macht en waarden in de wereldpolitiek: editie 2014-2015. Gent:

Academia Press.

Corens, S. (2008). Op zoek naar een betere wereld: Islamitisch gefundeerde radicalisering

binnen een Europese context (Vol. 4): MENARG.

De Coninck, R. (2012). Het archief van Agalev. Brood & Rozen, 1, 76-85.

de Jong, H. M., & Thomassen, J. J. A. (1992). Democratie en Rechtsstaat. In J. J. A.

Thomassen, M. P. C. M. van Schendelen, & M. L. Zielonka-Goei (Eds.), De geachte

afgevaardigde (pp. 249-276). Muiderberg: Coutinho.

de Montesquieu, C.-L. d. S. (1979). De l'esprit des lois. Paris: Garnier-Flammarion.

De Waele, M., Pauwels, L., Ponsaers, P., & Schils, N. (2013). De overbodige punitieve reactie

tot uitbreiding van de wet op private milities. Orde van de Dag, 61, 20-28.

De Witte, K., & Mazrekaj, D. (2015). Vroegtijdig schoolverlaten: evidence based

beleidsaanbevelingen. (n.p.): Itinera.

De Witte, L. (2004). Wie is bang voor Moslims? Aantekeningen over Abou Jahjah,

entocentrisme en islamofobie. Leuven: Van Halewyck.

De Witte, L., & El Omari, M. (2008). Het verontrustende proces tegen Abou Jahjah.

Samenleving en politiek, 15(2), 4-12.

Decorte, T., & Zaitch, D. (2010). Kwalitatieve Methoden en Technieken in de Criminologie.

Leuven: Acco.

Dongen, T. (2016). De aantrekkingskracht van de aanslag: negen behoeftes waar deelname

aan terroristische activiteiten in voorziet. In W. Hardyns & W. Bruggeman (Eds.),

Radicalisering en terrorisme: van theorie naar praktijk (pp. 51-71). Antwerpen:

Maklu.

Page 109: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

97

Dujardin, J., Vande Lanotte, J., Goedertier, G., & Goossens, J. (2012). Basisbegrippen

publiekrecht. Brugge: die Keure.

European Commission's Expert Group on Violent Radicalisation. (2008). Radiclisation

Processes Leading to Acts of Terrorism. In F. Reinares (Ed.). Brussel.

European Humanist Federation. (2013). The European Union and the Challenge of Extremism

and Populism: How to protect democracy and the rule of law in Europe? Brussels: The

European Humanist Federation.

Field, A. (2009). The 'New Terrorism': Revolution or Evolution? Political Studies Review, 7,

195-207.

Ganor, B. (2002). Defining Terrorism: Is One Man's Terrorist Another Man's Freedom Fighter?

Police Practice and Research, 3(4), 287-304.

Gielen, A.-J. (2008). Radicalisering en identiteit: radicale rechtse moslimjongeren

vergeleken. Amsterdam: Aksant.

Gillespie, A. (2005). Malcolm X and his autobiography: identity development and self-

narration. Culture & Psychology, 11(1), 77-88.

Goedertier, G., & Vande Lanotte, J. (2007). Overzicht publiekrecht. Brugge: die Keure.

Grant, P. R., & Brown, R. (1995). From ethnocentrism to collective protest: Responses to

relative deprivation and threat to social identity. Social Psychology Quarterly, 58(3),

195-211.

Kelly, P., & Boucher, D. (1994). The social contract from Hobbes to Rawls. London:

Routledge

Koomen, W., & van der Pligt, J. (2009). Achtergronden en determinanten van radicalisering

en terrorisme. Tijdschrift voor Criminologie, 54(4), 345-359.

Labelle Jr, M. M. (2013). A New Age of Empire? Arab 'Anti-Americanism', US Intervention,

and the Lebanese Civil War of 1958. The International History Review, 35(1), 42-69.

Leys, M., Zaitch, D., & Decorte, T. (2010). De gevalstudie. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.),

Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 173-196). Leuven: Acco.

Lomell, H. M. (2012). Punishing the Uncommitted Crime. In S. Ugelvik & B. Hudson (Eds.),

Justice and security in the 21st century: risks, rights and the rule of law. New York:

Routledge.

Mearscheimer, J. J., & Walt, S. M. (2006). The Israel Lobby and US Foreign Policy. Middle

East Pollicy, 13(3), 29-87.

Mortelmans, D. (2010). Het kwalitatief onderzoeksdesign. In T. Z. Decorte, Damian (Ed.),

Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 75-117). Leuven: Acco.

Page 110: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

98

Noppe, J., Ponsaers, P., Verhage, A., De Ruyver, B., & Easton, M. (2011). Preventie en

radicalisering in België. Antwerpen: Maklu.

Orriols, L., & Cordero, G. (2016). The Breakdown of the Spanish Two-Party System: The

Upsurge of Podemos and Ciudadanos in the 2015 General Election. South European

Society and Politics, 21(4), 469-492.

Penslar, D. J. (2001). Zionism, colonialism and postcolonialism. Journal of Israeli History,

20(2), 84-98.

Policzer, P. (2005). Neither Terrorists nor Freedom Fighters. Paper presented at the

International Studies Association Conference, Hawaï.

Popelier, P. (2010). Scheiding der machten: de verhouding tussen rechter en politiek in België.

Tijdschrift voor Constitutioneel Recht, 96-118.

Ramiro, L., & Gomez, R. (2017). Radical-Left Populism during the Great Recession: Podemos

and Its Competition with the Establish Radical Left. Political Studies, 65(IS), 108-126.

Reussing, R. (2011). De legitimiteit van de democratische rechtsstaat.

Bestuurswetenschappen(5), 52-74.

Ritchie, J., Lewis, J., & Elam, G. (2003). Designing and selecting samples. In J. Ritchie & J.

Lewis (Eds.), Qualitative Research Practice (pp. 77-108). London: Sage.

Rose, S. K. (1987). Metaphors and Myths of Cross-Cultural Literacy: Autobiographical

Narratives by Maxine Hong Kingston, Richard Rodriguez, and Malcolm X. MELUS,

14(1), 3-15.

Schmid, A., & Jongmann, A. (1988). Political terrorism: A new guide to actors, authors,

concepts, data bases, theories and literature. New Brunswick, NJ: Transaction Book.

Schmid, A. P. (1992). The response problem as a definition problem. Terrorism and Political

Violence, 4(4), 7-13.

Slootman, M., & Tillie, J. (2006). Processen van Radicalisering: Waarom sommige

Amsterdamse moslims radicaal worden. Amsterdam: Instituut voor Migratie- en

Etnische Studies.

Stephan, M. J., & Chenoweth, E. (2008). Why Civil Resistance Works: The Strategic Logic of

Nonviolent Conflict. International Security, 33(1), 7-44.

Thomassen, J. J. A. (1991). Democratie, problemen en spanningsvelden. In J. J. A.

Thomassen (Ed.), Hedendaagse democratie (pp. 15-33). Alphen aan den Rijn:

Samsom.

Page 111: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

99

van de Linde, E., & Rademaker, P. (2010). Een toekomstverkenning van de invloed van brede

maatschappelijke trends op radicaliseringsprocessen. Den Haag: Universiteit van

Amsterdam, WODC.

Van den Wyngaert, C., & Vandromme, S. (2014). Strafrecht en strafprocesrecht in

hoofdlijnen: boek 1 strafrecht (Vol. 1). Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.

van der Gulik, J. J. (2003). Heeft de AEL bestaansrecht in Nederland? Heemland. Retrieved 1

december 2016, from http://www.heemland.nl/hl28-

AEL_bestaansrecht_in_Nederland.htm

Vanneste, F. (1999). De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen

-en veiligheidsdienst. Jura Falconis, 36(3), 325-370.

Verhage, A., Pauwels, L., Schils, N., De Waele, M., & Easton, M. (2013). Is er plaats voor

'radicalisme' in onze democratische maatschappij? Orde van de Dag, 62(5), 5-16.

Weinberg, L., Pedahzur, A., & Hirsch-Hoefler, S. (2004). The Challenges of Conceptualizing

Terrorism. Terrorism and Political Violence, 16(4), 777-794.

Weber, M., & van Braam, A. (1972). Gezag en bureaucratie. Rotterdam: Universitaire Pers.

Zedner, L. (2007). Pre-crime and post-criminology? Theoretical Criminology, 11(2), 261-281.

ICRC. (1949). Convention (IV) relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War.

Geneva: ICRC.

United Nations Security Council. (2004). Resolution 1566: United Nations.

Raad van State. (2015). Advies van de Raad van State nr. 57.127/AV van 24 maart 2015. In

Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (Ed.), Wetsontwerp tot versterking

van de strijd tegen het terrorisme (pp. 13-25).

Wetgeving en regeringsdocumenten

Federale Regering. (2014). Integrale aanpak radicalisering. In Regeerakkoord van 10 oktober

2014 (pp. 143-147). Brussel: Federale Regering

Gecoördineerde Grondwet 17 februari 1994, B.S. 17 februari 1994

Homans, L. (2015). Actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden

tot extremisme en terrorisme. Vlaamse Regering.

Kadernota Integrale Veiligheid. (2016). Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019. Brussel:

Federale Overheidsdienst Justitie

Strafwetboek 8 juni 1867, B.S. 9 juni 1867

Page 112: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

100

Van Tigchelt, P. (2016). Het Plan R: Het Actieplan Radicalisme. Brussel: Federale

Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst van 30 november 1998, B.S.

18 december 1998

Wet waarbij de private milities verboden worden 29 juli 1934, B.S. 7 augustus 1934.

Wetboek van de Belgische nationaliteit 28 juni 1984, B.S. 12 juli 1984

Elektronische bronnen

Belgium.be. De drie machten. Retrieved 13 december 2016, from

http://www.belgium.be/nl/over_belgie/overheid/democratie/drie_machten

DENK. Retrieved 18 maart 2014, from https://www.bewegingdenk.nl/

FFI Nederlandstalig. De kandidaten op de MDP-lijst. Retrieved 14 februari 2017, from

http://dutch.faithfreedom.org/forum/viewtopic.php?t=652

G1000. Over G1000. Retrieved 12 december 2016, from http://g1000.nu/over-g1000/

Human Rights Council. Human Rights Priorities of the United Nations: Tracking UN

Condemnation of Human Rights Violations by Specific States. Retrieved 14 februari

2017, from http://www.humanrightsvoices.org/EYEontheUN/priorities/

Movement X. Movement X, voor een maatschappij van radicale gelijkwaardigheid. Retrieved

18 maart 2017, from http://www.movementx.org/our-vision.html

Security Council. UN Documents for Israel/Palestine. Retrieved 14 februari 2017, from

http://www.securitycouncilreport.org/un-documents/israelpalestine/

U.S. Department of Defense. (2016). Dictionary of Military and Associated Terms. Retrieved

13 december 2016, from http://www.dtic.mil/doctrine/new_pubs/dictionary.pdf

Vlaamse Overheid. Staatshervorming. Retrieved 23/04/2017, from

https://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-overheid/staatshervorming/staatshervorming

Grijze literatuur

(n.a.). (2016, 18 november). Abou Jahjah weet het ook niet. De Standaard. Retrieved 29 april

2017 from http://www.standaard.be/cnt/dmf20161117_02577147

(n.a.). (2002, 19 november) Zou het misschien een beetje kalmer kunnen? Gazet van

Antwerpen, 14.

Page 113: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

101

Alde'emeh, M. (2015, 4 maart). Thuis bij de ouders van Fouad Belkacem. Retrieved 5 maart

2017 from https://montasseraldeemeh.wordpress.com/2015/03/04/thuis-bij-de-ouders-

van-fouad-belkacem/

Belga. (2014, 29 september). Sharia4Belgium wilde met 5 activiteiten de democratie

omverwerpen. Knack. Retrieved 30 april 2017 from

http://www.knack.be/nieuws/belgie/sharia4belgium-wilde-met-5-activiteiten-de-

democratie-omverwerpen/article-normal-433067.html

Calluy, K. (2017, 10 mei). Abou Jahjah en Ahmet Koç richten straks nieuwe politieke partij

op. DeRedactie.be. Retrieved 11 mei 2017 from

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2974991

Coolsaet, R. (2012, 31 maart). Gedachten leiden niet tot terrorisme. De Morgen. Retrieved 25

december 2016 from http://www.rikcoolsaet.be/files/art_bf_com/Radicalisme.pdf

Danckaers, T. (2003, 26 augustus). Emanciperen doet integreren. Retrieved 3 december 2016,

from http://www.mo.be/artikel/emanciperen-doet-integreren

De Ceulaer, J., & Pauli, W. (2013, 25 september). De Volksunie was vroeger een voorbeeld

voor mij. Knack, 6.

De Wit, J. (2008, 26 mei). AEL-kopstukken krijgen één jaar cel voor opjutten tot rellen. Gazet

van Antwerpen. Retrieved 29 april 2017 from http://www.gva.be/cnt/aid648947/ael-

kopstukken-krijgen-een-jaar-cel-voor-opjutten-tot-rellen

De Witte, L. (2008, 23 april). De wankele bewijzen tegen Abou Jahjah. Knack, 30-34.

De Witte, L. (2013, 18 september). Bij de terugkeer van Dyab Abou Jahjah naar België.

Apache. Retrieved 29 april 2017 from https://www.apache.be/2013/09/18/bij-de-

terugkeer-van-dyab-abou-jahjah-naar-belgie/

De Witte, L. (2012, 8 juni). Sharia4Belgium: de wedergeboorte van de AEL?

DeWereldMorgen.Be. Retrieved 30 april 2017 from

http://www.dewereldmorgen.be/blogs/ludo-de-witte/2012/06/08/sharia4belgium-de-

wedergeboorte-van-de-ael

Demeester, E. (2003, 19 augustus). Wie heeft er behoefte aan een Moslim Democratische

Partij? Vonk. Retrieved 10 mei 2017 from https://www.vonk.org/Politiek/wie-heeft-er-

behoefte-aan-een-moslim-democratische-partij.html

Fiers, D. (2017, 20 maart). Ook Abou Jahjah overweegt om een migrantenpartij op te richten.

DeRedactie.be. Retrieved 29 april 2017 from

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2928767#

Page 114: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

102

Maeyaert, S. (2013). Administratieve rechtscolleges en hun injunctiebevoegdheden: een

studie vanuit de rechtsstaat en de plicht inzake effectief rechtsherstel met een

bijzondere aandacht voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. (Masterproef),

Universiteit Gent.

Saerens, Z. (2016, 27 januari). Fouad Belkacem krijgt zelfde straf in beroep. DeRedactie.be.

Retrieved 10 mei 2017 from

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/regio/antwerpen/2.35875

Van der Hauwaert, B. (2013). Radicalisme en extremisme: de grenzen van de rechtsstaat.

Hoe strijdbaar is de Belgische democratische rechtsstaat? (Masterproef), Universiteit

Gent.

Verhoeven, E., & Antonissen, D. (2002, 21 oktober). Operatie schone straten. Het Laatste

Nieuws, 5.

Verhoeven, K. (2017, 9 januari). De Standaard stopt met de column van Dyab Abou Jahjah.

De Standaard. Retrieved 29 april 2017 from

http://www.standaard.be/cnt/dmf20170109_02664460

Audiovisuele bronnen

Barikmo, K. (Writer). (22 augustus 2015). Social Contract Theories [Videofile]. Retrieved on

29 april 2017 from https://www.youtube.com/watch?v=xxLLIxuY3gg

Lee, S. (Writer). (1992). Malcolm X [Film]. Verenigde Staten: Largo International N.V.

Moreh, D. (Writer). (2012). The Gatekeepers [Documentary]. Israel: Cinephil.

Page 115: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

i

Bijlagen

BIJLAGE 1: Overzicht interviews

BIJLAGE 2: Topic list interviews

BIJLAGE 3: Informed consentformulier

Page 116: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

ii

Bijlage 1: Overzicht interviews

Interview Wanneer Wie

1 Ma 20/03/2017 – 9u Brice De Ruyver

Voormalig veiligheidsadviseur premier

2 Ma 20/03/2017 – 16u Mohammed Benzakour

Auteur expert AEL

3 Do 27/04/2017 – 15u Dyab Abou Jahjah

Voormalige leider AEL (beginperiode)

Karim Hassoun

Voormalige leider AEL (eindperiode)

4 Vr 28/04/2017 – 16u Ludo De Witte

Onderzoeksjournalist

Page 117: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

iii

Bijlage 2: Topic list interviews

Onderzoek naar het spanningsveld tussen staatsgezag en radicalisme

aan de hand van een casestudy naar de Arabisch-Europese Liga

INTERVIEWTOPICS MASTERPROEF

Over de AEL

- Hoe zou u de AEL omschrijven?

- Hoe zou u de AEL omschrijven in het licht van het gezegde “one man’s terrorist is

another man’s freedom fighter”?

- Wat verstaat u onder het woord “radicaal”? Hoe interpreteert u dit als naar de AEL wordt

verwezen als een radicale groep?

- Wat ziet u als oorzaak van de oprichting van de AEL?

- Wat ziet u als reden voor de aansluiting van honderden leden bij de AEL?

- Vind u de doelstellingen van de AEL legitiem?

- Op welke wijze had de AEL zich best georganiseerd om de beoogde doelstellingen te

behalen?

- Hoe heeft de AEL volgens u zo een negatief etiket verkregen? Vind u dit

gerechtvaardigd of niet?

Over het spanningsveld

- Welke oorzaak ziet u voor het spanningsveld tussen de AEL en de overheid?

- Situeert u deze oorzaak voornamelijk bij de AEL of bij de staat? Welk element heeft

hiertoe geleid?

- Waarom denkt u dat het zo ver is gekomen?

- Wat is de rol en invloed van het negatieve etiket van de AEL hierbij?

Page 118: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

iv

Over de reactie van de staat

- Hoe zou u de reactie van de staat op de AEL omschrijven?

- Wat vindt u van de manier waarop de staat met de AEL is omgegaan toen deze eerst op

het publieke toneel verscheen?

- Wat vindt u van de manier waarop de staat met de AEL omging in het kader van de

burgerpatrouilles?

- Wat vindt u van de manier waarop de staat met de AEL omging in verband met de

demonstraties die men organiseerde?

- Wat vindt u van de manier waarop de staat met Abou Jahjah in het licht van rellen in

Borgerhout is omgegaan?

- Welke andere reactiemogelijkheden had de staat volgens u in deze situaties?

Met het oog op de toekomst

- Denkt u dat de Belgische Staat nog met een nieuwe AEL kan worden geconfronteerd?

- Is dit wenselijk? Zo ja, waarom? Zo neen, hoe kan dit worden vermeden?

- Hoe kan de staat hier het beste mee omgaan?

- Ziet u een verband tussen de AEL en Sharia4Belgium? Indien er een verband is, welke

reactiemogelijkheid van de staat lijkt u dan het meeste gepast?

- Bent u op de hoogte van Movement X? Wat vindt u van deze organisatie?

- Hoe wordt er tegenwoordig omgegaan met potentieel geradicaliseerden?

Page 119: ONE MAN’S TERRORIST IS ANOTHER MAN’S FREEDOM FIGHTERlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/349/290/RUG01... · Net zoals Malcolm X als moslim opkwam voor gelijke rechten voor de zwarte

v

Bijlage 3: Informed consentformulier

Beste,

Mijn naam is Liselot Casteleyn en ik studeer Criminologische Wetenschappen aan de

universiteit van Gent. In het kader van mijn masterproef voer ik een onderzoek uit naar het

spanningsveld tussen staatsgezag en radicalisme. Hierbij focus ik mij op de invloed van

percepties zoals naar voor komt in het gezegde one man’s terrorist is another man’s freedom

fighter. Op deze manier wil ik bestuderen welk verband er is tussen het label dat op een groep,

die de status quo contesteert, wordt geplakt en de reactie van de staat op deze groep. Daarnaast

wil ik een overzicht van reactiemogelijkheden van de staat schetsen die verder gaan dan enkel

repressieve maatregelen en potentieel een beter antwoord bieden op dit spanningsveld.

Samen met mijn promotor, Prof. Dr. Jelle Janssens, heb ik besloten om mijn masterproef uit te

werken aan de hand van een casestudy. Hierbij hebben wij gekozen voor de Arabisch-Europese

Liga. Aan de hand van interviews met enkele sleutelfiguren wil ik een zo volledig mogelijk

beeld schetsen van het spanningsveld tussen staatsgezag en radicalisme. Het zou dan ook een

cruciale meerwaarde zijn indien ik u kan interviewen. Ik ben enorm geïnteresseerd in uw

mening omtrent dit onderwerp.

Is het voor u mogelijk om hier een gesprek over te hebben in maart of april?

Dit gesprek kan doorgaan op een plaats naar uw voorkeur. Dit zal ± 1 uur duren. Indien u

hiermee akkoord bent, zou ik het gesprek graag opnemen. Nadat ik alle relevante informatie

verwerkt heb in mijn masterproef, wordt deze geluidsopname vernietigd. De masterproeven

worden achteraf online beschikbaar gesteld op de bibliotheekcatalogus van de universiteit van

Gent.

Vriendelijke groeten,

Liselot Casteleyn

Masterstudente Criminologie