Nesciolezing_apr2011

26
1 Nescio-lezing Kortenhoef, 10 april 2011 Dames en heren, goede morgen en een hartelijk welkom Het is een mooie zondagmorgen. Ik voel mij dan ook zeer vereerd dat u op deze ochtend hier gekomen bent om natuurlijk naar de muziek, maar tussendoor ook naar mij te luisteren, en even afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen. De één gaat wandelen of hardlopen in de natuur, de ander verdiept zich in de schriftuur, zoals dat altijd was op zondag. Even weg uit de hectiek van alledag, even rust en iets anders. Verwondering, het thema van de Nesciolezingen, is ook een geestestoestand waarbij we achterover zitten en de werkelijkheid van enige afstand bezien en overdenken.Die verwondering is vanochtend gericht op de economie, het functioneren van ons economisch systeem, dat veel van ons leven, ons dagelijkse handel en wandel omvat – volgens velen ons bijna helemaal in de greep heeft gekregen. De Vereniging van de Vrije Universiteit, bij monde van VUconnected, voelde dat blijkbaar ook zo, en

description

 

Transcript of Nesciolezing_apr2011

Page 1: Nesciolezing_apr2011

1

Nescio-lezing

Kortenhoef, 10 april 2011

Dames en heren, goede morgen en een hartelijk welkom

Het is een mooie zondagmorgen. Ik voel mij dan ook zeer vereerd dat u op deze ochtend hier gekomen bent om natuurlijk naar de muziek, maar tussendoor ook naar mij te luisteren, en even afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen. De één gaat wandelen of hardlopen in de natuur, de ander verdiept zich in de schriftuur, zoals dat altijd was op zondag. Even weg uit de hectiek van alledag, even rust en iets anders. Verwondering, het thema van de Nesciolezingen, is ook een geestestoestand waarbij we achterover zitten en de werkelijkheid van enige afstand bezien en overdenken.Die verwondering is vanochtend gericht op de economie, het functioneren van ons economisch systeem, dat veel van ons leven, ons dagelijkse handel en wandel omvat – volgens velen ons bijna helemaal in de greep heeft gekregen. De Vereniging van de Vrije Universiteit, bij monde van VUconnected, voelde dat blijkbaar ook zo, en willen graag aandacht voor het feit dat er toch meer is dan economie en geld alleen. We kunnen toch niet alles wat van waarde is in geld uitdrukken? Men voelt zich blijkbaar ongemakkelijk bij de toenemende vereconomisering van onze maatschappij en ons dagelijks leven. Geld zou ons te veel overheersen.

Daarover wilde ik het vanochtend met u hebben: over waarden, over prijzen, over geld, waarom de ene nuttige zaak wel een prijs in geld heeft en de andere niet, hoe we dat allemaal meten, bijvoorbeeld in het Nationaal Inkomen, hoe verheugd men is als dat inkomen groeit, vooral de regering, en

Page 2: Nesciolezing_apr2011

2

ten slotte, hoe prijzen, hoe geld ons gedrag en onze keuzes beïnvloedt. Ik hoop u daarover toch enige verwondering te laten beleven.

Veel mensen hebben het gevoel dat ons economisch systeem bepaalde zaken, goederen of diensten niet op de juiste waarde schat, niet de goede prijs geven. En dat de economische wetenschap dat ook nog ondersteunt en weet te rechtvaardigen. Economen krijgen vaak de schuld. Gekscherend wordt er wel van economen gezegd dat ze van alles de prijs kennen, maar van niets de waarde. Economen krijgen van nog veel meer de schuld, zoals dat ze de hebzucht van de mens aanwakkeren, maar het zal u waarschijnlijk niet verbazen dat ik mij daar niet zo gemakkelijk bij voel en het daar niet mee eens ben. Net zomin als men een medicus kan verwijten dat een mens ziek wordt, kan men een econoom verwijten dat een mens uit is op materieel voordeel, soms bij het oneerlijke of onhebbelijke af. Beide wetenschappers proberen het functioneren van het systeem, het lichaam of de economie, te begrijpen, adviezen te geven om het beter te laten functioneren, en als het toch misgaat, het te genezen met medische ingrepen of ingrepen, meestal door de overheid, in het economische systeem.

Het zijn ook juist de economen die al heel lang nadenken over waarde en prijs. David Ricardo, een klassiek econoom en één van de grondleggers van de economische wetenschap kwam er in zijn standaardwerk van 1817 niet helemaal uit. Hij bedacht toen maar twee waardebegrippen, de zogenaamde gebruikswaarde en de ruilwaarde, en formuleerde de waardeparadox. Hoe kan het toch, zo verwonderde hij zich, en ik citeer hem wat vrij, dat er zaken zijn die de hoogste waarde hebben in het gebruik, heel vaak weinig of geen ruilwaarde hebben – dus geen prijs- en, daar tegenover, zaken zijn die de hoogste ruilwaarde hebben, maar weinig of geen waarde in het gebruik hebben, dus nauwelijks nuttig zijn. Water en lucht zijn onwaarschijnlijk nuttig, ze zijn onmisbaar voor het leven op aarde, en toch, onder gewone omstandigheden, kan je ze nergens voor ruilen. Goud daarentegen, volgens Ricardo van weinig nut vergeleken met water en lucht, kan je ruilen voor een grote hoeveelheid andere goederen.

Page 3: Nesciolezing_apr2011

3

Aan het eind van de 19de eeuw kreeg de huidige economische wetenschap vorm met de komst van de zogenaamde neo-klassieke economie. De neo-klassieke economen losten deze waardeparadox eenvoudig op door te kijken naar het evenwicht van vraag en aanbod. Een goed kan nog zo nuttig zijn, maar als het overvloedig beschikbaar is en niemand ervoor hoeft te betalen, krijgt het toch geen prijs. En een product kan nog zo “nutteloos”zijn, maar als er veel mensen bereid zijn daarvoor te betalen omdat ze er plezier aan beleven, dan krijgt het toch een prijs. Die eerste categorie goederen die overvloedig aanwezig zijn, noemen we ook wel vrije goederen. Ze zijn van niemand. En die tweede categorie goederen verschaffen de mensen die ze kopen, enigerlei vorm van nut.

Dus dat een goed nuttig is, is geen voldoende voorwaarde om een prijs te krijgen. Mensen moeten ook nog bereid zijn ervoor te betalen. Als mensen dat willen, wegen ze af waaraan ze hun geld willen besteden, of aan het één, of aan het ander. Want niemand in deze wereld heeft voldoende geld om alles te kunnen kopen. Als men de afweging moet maken … noemen economen een product schaars. Schaars wil niet zeggen zeldzaam, maar dat je keuzes moet maken: waar besteed ik mijn geld aan, waar besteed ik mijn tijd aan.

Dit economische gezichtspunt gaat helemaal van de mens uit. Het is, zoals dat heet antropocentrisch. Mensen moeten het willen. Dat is heel iets anders dan de zogenaamde intrinsieke waarde. De waarde die een goed kan hebben uit zichzelf of om zichzelf. Dan hebben we het over grote zaken als de waarde van het leven, de heelheid van de schepping, de schoonheid van de natuur, het beoefenen van kunst en waarden die in wetten zijn vastgelegd. Dat zijn toch geen zaken die je in geld uit kan drukken. Dat dacht u, want economen hebben daar toch iets op gevonden. Daar kom ik zo op terug.

We komen steeds dichter bij het antwoord op de vraag wanneer iets van waarde een prijs krijgt, maar er moet nog aan één voorwaarde worden voldaan, eigenlijk een dubbele voorwaarde: het hele prijsvormingsproces moet wel over de markt lopen en het moet duidelijk zijn wie de eigenaar van

Page 4: Nesciolezing_apr2011

4

het goed of de dienst is. Dan weet iedereen waar het aan toe is en is de prijs bekend. Goederen en diensten krijgen een prijs als ze schaars zijn en er een markt voor is.

U heeft nu net, heel in het kort, een eerste college micro-economie gehad.

Het is van belang nu even vast te houden dat de wijze waarop economen iets van waarde in een prijs vertalen nogal antropocentrisch is, vanuit de mens geredeneerd, sommigen zeggen egocentrisch, en dat die prijs niets hoeft te zeggen over de intrinsieke waarde van iets, noch dat die prijs kan dienen als moreel baken of richtinggevend principe voor ons handelen en gedrag. De economische prijs, de marktprijs is dus een heel beperkt begrip.

Voor economen is een prijs eigenlijk alleen iets dat de productie en de consumptie van goederen en diensten op een handige, economen zeggen dan op een efficiënte, manier regelt en organiseert. In de ideale wereld van de econoom geeft een prijs het juiste signaal aan producenten en consumenten. En het is de vraag of in de werkelijke wereld dat een goed signaal is. Ook daar kom ik nog op terug.

Dus we hebben huizenprijzen, we kennen een prijs voor gevulde koeken, voor verschillende soorten fietsen, we hebben maar één olieprijs – de hele supermarkt ligt vol met producten die een prijs hebben. Maar ook cocaïne en XTC-pillen hebben een prijs, zelfs voor transplantatie bedoelde organen, zoals nieren, worden internationaal verhandeld en krijgen een prijs.

Een prijs in de economie is dus niet alleen een zeer beperkt begrip, maar ook nog amoreel. Geld stinkt niet. De overheid, als hoeder van algemene waarden en het maatschappelijk belang, verbiedt dan ook de handel in sommige producten en diensten – of legt de handel aan banden – zodat ze geen officiële marktprijs kunnen krijgen. De volksgezondheid, het tegen jezelf beschermen in geval van verdovende middelen, of de integriteit van het lichaam, acht de overheid van grotere waarde dan een efficiënte prijsvorming op een markt.

Page 5: Nesciolezing_apr2011

5

Over dat maatschappelijk belang of die morele waarden wordt door de verschillende overheden soms anders gedacht. Zo is in Nederland het geven van bloed een daad van medemenselijkheid – altruïsme, want je krijgt er niets voor – hooguit een kopje koffie. In Amerika, en vele andere landen, krijg je daarvoor betaald per bloedgift. Arme mensen moeten weerhouden worden niet te vaak bloed af te staan. De overheid verbiedt dus soms prijsvorming uit morele motieven, in dit geval dat de waarde van medemenselijkheid in een prijs wordt omgezet.

Soms hoeft de overheid er niet aan te pas te komen om handel en prijsvorming te verbieden, maar voelen mensen het zelf aan dat het niet kan. Denk aan de huiselijke sfeer, familie, vriendschap, burenhulp, verenigingsleven en vrijwilligerswerk. Iedereen zal het toch een beetje raar vinden als er in een gezin na afloop van de avondmaaltijd door degene die gekookt heeft, een rekening wordt gepresenteerd. Of wat dacht u van liefde, echte liefde, als daarvoor betaald gaat worden, is het geen echte liefde meer. Voor vrijwilligerswerk geldt hetzelfde. Dat zijn allemaal waarden, veelal de belangrijkste waarden in ons leven, die hun waarde gaan verliezen als ze in een prijs worden uitgedrukt, terwijl er wel degelijk schaarse tijd en middelen voor opgeofferd worden. Maar er is geen officiele markt voor, door de overheid verboden of omdat we zelf vinden dat het niet kan.

Ik heb u net verteld dat een prijs, marktprijs, een beperkt begrip is, amoreel en vooral bedoeld voor een handige organisatie van het economisch leven. Daar is onze hele markteconomie op gebaseerd. In dat licht hoeven de zogenaamde vrije goederen, die nuttig zijn, maar zo overvloedig aanwezig, geen prijs te krijgen. Er is genoeg voor iedereen. Daar is in de loop der jaren veel verandering in gekomen. Steeds meer vrije goederen worden met een prijs het economische systeem in getrokken. Veel ontwikkelingen en voorbeelden liggen op het gebied van milieu en natuur.

Laten we weer water nemen, waarvan Ricardo twee eeuwen geleden nog zei dat het een hoge gebruikswaarde heeft, maar geen ruilwaarde. Het was toen

Page 6: Nesciolezing_apr2011

6

overvloedig aanwezig, oppervlakte water, grondwater, en er zwom zalm in de Rijn. Maar dat was in de tijd van Ricardo. Inmiddels is schoon water door de milieuvervuiling een economisch goed geworden, dat aan alle kanten gereguleerd is. Een schaars goed, waarvoor we moeten betalen: waterschapslasten, zuiveringsheffing en per kubieke meter verbruik. Volgens velen is die prijs nog veel te laag, want we verspillen veel schoon drinkwater. Over de hele wereld zal zoet water steeds schaarser worden, met name omdat er steeds meer water gebruikt wordt in de landbouwsector. Het zal niet lang meer duren of we krijgen een systeem, een door de overheid gecreëerde markt, voor waterrechten. In sommige delen van de wereld is dat er al, bijvoorbeeld voor de landbouwsector in Californië.

Hetzelfde verhaal geldt voor schone lucht. Voor de industriële revolutie was er overal schone lucht, al was er in de tijd van Ricardo al smog in Londen door de verbranding van kolen. Nu is bijna overal ter wereld de lucht vervuild: locale luchtverontreiniging door autoverkeer en het verstoken van fossiele brandstoffen, met ernstige gezondheidseffecten. Die fossiele brandstoffen zijn ook de belangrijkste bron van het broeikasgas CO2 (kooldioxide), dat op 10 km hoogte een deken rond de aarde legt en voor verandering van het klimaat zorgt. Luchtvervuiling is op allerlei manieren aan banden gelegd, met bijvoorbeeld de katalysator voor de auto en emissienormen voor de industrie. Dat kost geld, en daarmee krijgt schone lucht indirect een prijs. Ook op een andere manier is van schone lucht een economisch goed gemaakt. In de EU functioneert al een aantal jaren een systeem van verhandelbare emissierechten voor CO2. Grote industriële bedrijven, ook onze electriciteitsmaatschappijen, moeten op een veiling een emissierecht kopen voor elke ton CO2 die ze uitstoten bij het verbranden van kolen of gas. Ze kopen dus luchtvervuilingsrechten: een ton CO2 kost nu ongeveer Euro 15. Met een dergelijk systeem wordt de totale emissie van CO2 aan banden gelegd, want er is maar een bepaalde hoeveelheid emissierechten beschikbaar; er is een emissieplafond.

Page 7: Nesciolezing_apr2011

7

Het wonderlijke is nu dat zowel schoon water als schone lucht geen vrije goederen meer zijn, maar schaars zijn geworden, en een prijs hebben gekregen. Bij water betaal je voor het schooonmaken/zuiveren, het gebruik en straks misschien voor schoonwaterrechten. Bij lucht wordt er via het systeem van verhandelbare emissierechten voor het recht betaald om een bepaalde hoeveelheid te mogen vervuilen, een vervuilingsrecht. In beide gevallen is er een markt ontstaan met een prijs voor water en lucht.

Als we straks toch gaan rekeningrijden, en dat gaat echt op de een of andere manier gebeuren, dan betaalt u voor het gebruik van de weg, die nu nog vrij en gratis toegankelijk is. En zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen, met name op het gebied van milieu en natuur, die er allemaal op neer komen dat nuttige, maar vrije goederen, door toenemende schaarste in het economisch systeem worden opgenomen. De vereconomisering van milieu en natuur.

Worden we hier nu allemaal beter van – levert het ons meer welvaart op. Dat ligt er maar aan hoe we het meten en ook dat is een hele wonderlijke zaak. Economen hebben het graag over welvaart: dat is alle nuttigheid die we ervaren met de consumptie van schaarse goederen en diensten bij elkaar opgeteld. Het gaat dan om nuttige zaken waarvoor we direct betalen, als een huis, een gevulde koek of een fiets, maar ook gezondheidszorg, waar we indirect voor betalen, veiligheid en rechtszekerheid, waarvoor we via de belasting betalen, maar ook rust en natuurschoon. Die laatste categorie zaken noemen we ook wel collectieve goederen, eigenlijk waarden, die niet over de markt kunnen lopen en waar de overheid voor moet zorgen, maar waarvan we gezien hebben dat ze steeds meer in het domein van de markt getrokken worden. Welvaart bestaat dus uit materiële en niet-materiële zaken.

Welvaart meten we vaak af aan het BBP en dat is niet toevallig gelijk aan ons Nationaal Inkomen. Dat is dus slechts een deel van onze welvaart, namelijk alles wat in een prijs is uitgedrukt of waarvoor door de overheid wordt betaald. Ons BBP/Nationaal Inkomen is de optelsom van alle lonen, winsten,

Page 8: Nesciolezing_apr2011

8

huren en rentes die we in een jaar verdienen. Dat is dus in prijzen, in geld uitgedrukt en betreft alleen het materiële deel van de welvaart. Dat immateriële deel van de welvaart meten we niet. De groei en soms daling van dat materiële deel wordt nauwkeurig gevolgd. Van maand op maand, van kwartaal op kwartaal, en van jaar op jaar. Groei het BBP, dan zouden we welvarender worden, daalt het BBP, zoals in 2009, dan worden we armer. Dat is echter nog maar zeer de vraag. Het enige dat je kan zeggen is dat bij groei van het BBP er meer economische activiteit is, meer werkgelegenheid en dat de Minister van Financiën meer belastinginkomsten binnen krijgt - en er waarschijnlijk minder bezuinigd hoeft te worden. We worden met z’n allen misschien rijker, maar worden we ook welvarender?

Alles wat we nu betalen voor schoon water en schone lucht, kregen we vroeger gratis, zat niet in het BBP. Toen we lucht en water gingen vervuilen, zou je kunnen zeggen, werden we minder welvarend – immers eerst gratis schoon water en schone lucht, en toen vervuild water en lucht - in de jaren ’50 en ’60 gingen de kikkers dood in de sloot en stootte elke auto een stinkende blauwe walm uit. We trokken die milieuschade toen niet van het BBP af. Toen we het water en de lucht schoon gingen maken en ervoor gingen betalen, werden die schoonmaakkosten en prijzen bij het BBP opgeteld. Het BBP stijgt dan, terwijl er niets anders gebeurd is dan de oude, schone situatie herstellen.

Een ander voorbeeld. Eerst woonde u in een rustige wijk. Rust, stilte is een groot goed, en gratis, en belangrijk voor de gezondheid. Dan wordt er ongelukkigerwijs een snelweg langs uw rustige woonwijk aangelegd en ernstig verkeerslawaai verstoort uw rust. Na een aantal locale acties, wordt er een geluidscherm aangelegd om wat van die rust terug te krijgen. De kosten van de aanleg en het onderhoud van dat geluidscherm komen via lonen en winsten in het BBP en dat stijgt – we hebben economische groei. We worden zogenaamd welvarender, maar eigenlijk krijgen we maar een deel van de oude veel meer welvarende situatie terug.

Page 9: Nesciolezing_apr2011

9

Hetzelfde geldt voor onze natuur. Er wordt tegenwoordig heel wat tijd en geld gestoken om de natuur en biodiversiteit in Nederland een beetje op peil te houden. Dat verhoogt het BBP, leidt tot economische groei, maar er is steeds minder natuur, minder natuurschoon en minder rust.

Nog één voorbeeld uit de huiselijke sfeer, een bekend en klassiek voorbeeld van de vertekenende werkelijkheid van het BBP als indicator van onze welvaart.

Een rijke heer heeft een dienstbode in dienst en hij betaalt die dienstbode natuurlijk een loon. In de loop der jaren, het voelt dan allemaal zo vertrouwd aan, worden ze verliefd en besluiten ze te trouwen. De heer stopt dan natuurlijk zijn loonbetaling, het BBP daalt dan, maar ze zijn samen wel gelukkiger.

Wat we in al deze voorbeelden zien, is dat er waarden en vrije goederen, die eerst geen prijs hadden, door de toenemende economische ontwikkeling en schaarste, nu wel een prijs krijgen, en verschuiven van het niet-materiële deel van onze welvaart naar het materiële, in prijzen uitgedrukte deel van onze welvaart.

Deze verschuiving is de al genoemde vereconomisering van onze maatschappij, een verschuiving die ons ogenschijnlijk welvarender, rijker maakt, maar in het gunstigste geval er niets verandert, doch meestal zijn we slechter af. Deze ontwikkeling zie ik als een onvermijdelijke, in veel gevallen zelfs als een noodzakelijke ontwikkeling, maar ik vind het wel jammer. Het voelt toch alsof we iets kwijtraken – bepaalde waarden? - er iets verloren gaat. Het voelt toch anders aan om nu tegen betaling een natuurgebied te bezoeken dat voorheen vrij toegankelijk was.

Deze vereconomisering doet zich op vele terreinen van ons maatschappelijk leven voor – ook in de beleidsvoorbereiding bij de verschillende overheden: de politiek in Den Haag, de provincies, waterschappen, gemeentes, en op het niveau van de Europese Unie, in Brussel. Het is heel verstandig wanneer de

Page 10: Nesciolezing_apr2011

10

politiek in Den Haag een groot infrastructureel project overweegt – een nieuwe weg, een tunnel, maar ook de aanleg van een natuurgebied, of wanneer men in Brussel normen wil vastleggen voor de luchtkwaliteit, dat men dan eerst de kosten en de baten eens op een rijtje wil zetten, net als een ondernemer doet bij een belangrijke investeringsbeslissing. Een overheid moet die kosten en baten dan wel ruimer nemen dan een ondernemer doet, en alle maatschappelijke effecten in de beschouwing betrekken. Dus ook de gevolgen voor de collectieve goederen waar de overheid verantwoordelijk voor is – dat heeft meestal betrekking op de effecten van een groot project op de volksgezondheid, op het milieu, de natuur en het landschap. Daar hoeft een ondernemer niet direct rekening mee te houden. Dat noemen we een maatschappelijke kosten-baten analyse. In een MKBA moeten alle kosten en baten het liefst in geld uitgedrukt worden, want dan pas kan je alles op één noemer brengen en alles optellen en aftrekken en dan weet je aan het eind of er een voordelig saldo overblijft, en een project of een norm voor luchtkwaliteit wel of niet de moeite waard is. Dus dan moeten de effecten op de gezondheid, milieu, natuur en het landschap – waarden die geen marktprijs hebben – toch op één of andere manier in geld worden uitgedrukt. Milieueconomen kunnen dat, zij het met enige moeite. Het is dus waar, zoals ik aan het begin zei, dat economen van alles de prijs kennen.

In zo’n MKBA – er komen er steeds meer en ze zijn soms wettelijk verplicht – krijgen de natuur, ecosysyemen met al het leven dat daarin is en landschappelijke waarden een prijs. Milieueconomen proberen op verschillende manieren te achterhalen wat mensen bereid zijn te betalen voor het behoud of herstel van een landschap, of een natuurgebied, en zelfs een bedreigde diersoort. Men schat dan niet alleen een denkbeeldige marktprijs voor het geval men direct zou profiteren van een natuurgebied door het te bezoeken, of voor natuureducatie, of te genieten van een landschap. Men probeert ook nog andere waarden te schatten indien men er niet direct van profiteert: de zogenaamde niet-gebruikswaarden. Zo’n waarde is bijvoorbeeld de bestaanswaarde. Veel mensen doneren via het Wereld Natuurfonds voor

Page 11: Nesciolezing_apr2011

11

bijvoorbeeld de bescherming van de Indiase tijger, ook al heeft men echt niet de bedoeling naar India af te reizen en daar in het wild de Indiase tijger te spotten. Mensen hebben dus iets over voor het louter laten bestaan van natuur en een bedreigde diersoort, vanuit het morele besef dat het onze plicht is de ons gegeven schepping intact te laten. En dat we die schepping door moeten geven aan volgende generatie. De waarde die men daar aan toekent, en waarvoor men bereid is te betalen, noemen we de verervingswaarde. Er zijn veel mensen die hun kinderen en kleinkinderen ook willen laten genieten van ons typische Hollandse weidelandschap met z’n sloten en vaarten, waar je ’s winters zo heerlijk kan schaatsen, ook al binden ze zelfs de schaatsen niet meer onder. Een laatste niet-gebruikswaarde is de optiewaarde. Ook al maak je nu geen gebruik van de natuur en de biodiversiteit, je weet maar nooit waar het nog goed voor is. Misschien kunnen we wel nieuwe medicijnen ontdekken in het tropisch regenwoud, of een nieuwe shampoo, of een heerlijk geurende en verfrissende badolie.

Het is goed nog eens in herinnering te roepen dat ook die niet-gebruikswaarden worden geprijsd vanuit een antropcentrisch perspectief, dus vanuit de mens zelf, wat hij bereid is daarvoor te betalen.

De natuur en biodiversiteit een prijs geven is misschien nog daar aan toe, al ondervindt dat wel veel weerstand, juist door dat antropocentrische perspectief. Maar milieueconomen gaan nog een stap verder. De gezondheidseffecten van bijvoorbeeld luchtverontreiniging door een nieuw infrastructureel project krijgen ook een prijs. We noemen dat officieel: de prijs verbonden aan de statische kans op voortijdig overlijden. Dus de waarde van het leven krijgt een prijs. We zeggen dat eufemistisch altijd maar in het Engels: the value of life. De EU heeft die prijs voor het gebruik in die MKBA vastgsgesteld – want er is veel wetenschappelijk geruzie over – op Euro 2,5 miljoen voor inwoners van de EU.

Nee, zegt een milieueconoom als hij hierop wordt aangesproken: wij prijzen niet de intrinsieke waarde van het leven – daar weten wij niets van, wij zijn

Page 12: Nesciolezing_apr2011

12

geen dominees, wij zijn geen moraalfilosofen (al was de eerste econoom Adam Smith dat wel) – wij geven een maatschappelijke prijs aan de statistische kans op voortijdig overlijden. Dat is toch wel iets waar veel mensen zich over verwonderen, zelf aan storen. Als die vereconomisering zo doorgaat, is het straks inderdaad alleen nog de zon die voor niets opgaat.

Ter afsluiting wilde ik nog een enkele opmerking maken over hoe wij met prijzen en geld omgaan. Je zou mogen verwachten dat ons geldsysteem, waarbij alles in prijzen, lonen, huren en rentes is uitgedrukt, een enorm hulpmiddel is om rationele beslissingen te nemen. Om je geld goed te besteden. We hebben toch allemaal leren rekenen. We kunnen alles goed met elkaar vergelijken en op één noemer brengen, afwegingen maken, rekening houden met de factor tijd – dus dat je rente moet betalen als je geld leent en rente krijgt (minder natuulijk) als je geld op de spaarbank zet en dat de euro door inflatie over een jaar minder waard is dan vandaag. Economen zijn ook lang van die veronderstelling uitgegaan. Nou, ik kan u wel zeggen, het wordt steeds duidelijker dat dat helemaal niet het geval is. Wij maken er vaak een potje van. Ik zal twee verschijnselen noemen.

Ten eerste lijden we aan geldillusie. We houden in ons denken heel sterk vast aan de nominale waarde van het geld, dus de waarde die op het bankbiljet staat. Terwijl je eigenlijk moet denken in termen van de koopkracht van het het. Geld is een rekeneenheid. Geld op zich is tegenwoordig niks meer waard. We hebben alleen met elkaar afgesproken, en daar hebben we vertrouwen in, dat we iets voor dat geld kunnen kopen. Maar wat we ervoor kunnen kopen is volgend jaar minder dan vandaag. Dat geldt voor uw pensioen ook. Men houdt in de huidige onderhandelingen over een nieuw pensioenstelsel hardnekkig vast aan de nominale waarde van het pensioen. Het ergste wat men vreest, is afstempelen – dus het verlagen van de nominale pensioenuitkering. Maar wat u straks voor die nominale waarde kan kopen, daar gaat het eigenlijk om. Het gaat om de reële waarde.

Page 13: Nesciolezing_apr2011

13

Eenzelfde verschijnsel zie je op de huizenmarkt. De huizenmarkt zit op slot. Verkopers zijn onvoldoende bereid te zakken onder de nominale prijs die ze destijds betaald hebben voor het huis, plus de verbouwingskosten, terwijl ze moeten kijken naar wat ze met die lagere opbrengt nu kunnen realiseren. Bijvoorbeeld door een ander huis te kopen dat ook in waarde gedaald is, of door het te beleggen of te investeren.

Het is niet helemaal hetzelfde als geldillusie, maar in z’n algemeenheid hebben mensen er enorme moeite mee een verlies te nemen. Men vindt een financieel verlies erger dan de mogelijkheid een winst te realiseren. Daarom wordt er ook zo veel geadverteerd met beleggingsproducten waarbij de nominale inleg gegarandeerd is. Deze zogenaamde verliesaversie wordt zo wel een duur grapje.

Van geldillusie was ook duidelijk sprake toen we bijna 10 jaar geleden overgingen van de gulden op de euro. De lonen werden nominaal gehalveerd, men voelde zich bestolen, want het gevoelen bestond dat de prijzen hetzelfde bleven. Dat was natuurlijk niet waar (afgezien van de kop koffie en het pilsje in de horeca), de inflatie bleef laag, en het CBS kon meten wat het wilde, maar dat gevoel is maar langzaam weggesleten.

Ten tweede gaan we ook raar met de prijzen zelf om. Prijzen geven soms een heel merkwaardig signaal af, en consumenten reageren niet logisch. Marketingdeskundigen maken daar gebruik, of zo u wilt, misbruik van.

Hoe vaak bezwijkt men niet voor aanbiedingen, die bij nader inzien helemaal niet zo goedkoop zijn, en die men eigenlijk ook helemaal niet nodig heeft. De suggestie dat men een voordeeltje scoort, leidt al tot een ondoordachte aankoop.

Eigenlijk werken we in ons hoofd met meerdere geldpotjes, en het is net alsof die geldpotjes geen verbinding met elkaar hebben – wat natuurlijk niet rationeel is. Zo kunnen we neuzelen om een bonusaanbieding, daar extra moeite voor doen of zelf de avondmaaltijd voor wijzigen om van die

Page 14: Nesciolezing_apr2011

14

aanbieding te kunnen profiteren, terwijl dan achteraf blijkt, als we de kassabon bestuderen, dat we 30 cent hebben bespaard – maar bespaard op wat, ja ... op dat product dat we eigenlijk niet wilde kopen, en vergeleken met wat.

Uit die andere geldpot in ons hoofd doen we grote aankopen, waar we niet op een 100 euro meer of minder letten. We gaan daar zelfs een lening voor aan. Of laten ons foppen, zoals nu bij die autoreclames, waarbij de andere helft van de aankoopprijs pas over twee jaar betaald hoeft te worden, zonder rente, zeggen ze er dan bij. Gelukkig heeft de overheid ervoor gezorgd dat dit soort misleiding gevolgd moet worden door de mededeling: let op, geld lenen kost geld. De overheid neemt ons tegen ons irrationele gedrag in bescherming. Zoals het bekende Engelse spreekwoord luidt: we zijn vaak penny wise, and pound foulish.

Er zijn nog talloze voorbeelden te noemen waarbij prijzen, aanbiedingen en winstverdriedubbelaars ons op hol doen slaan. Maar het zit diep, het gaat soms buiten ons bewuste denkproces om. Zo is uit experimenteel onderzoek gebleken dat de werking van twee indentieke medicijnen, dus met dezelfde actieve ingrediënten, verandert als de prijzen verschillen. Dus het medicijn met de hoge prijs blijkt beter te werken dan het lager geprijsde medicijn. Zo diep zit de opvatting in onze hersenen dat als iets duur is, het ook beter moet zijn. Dus zelfs het placebo-effect is gevoelig voor prijzen.

Ik kom tot een afronding. Het zal u hopelijk duidelijk geworden zijn dat er inderdaad meer is dan geld alleen en dat er waarden zijn die niet te koop zijn, ook al kosten ze tijd en moeite. Door de toenemende economische ontwikkeling worden wel steeds meer van die waarden, vooral de voorheen vrije goederen, geleverd door het milieu en de natuur, in ons economisch systeem getrokken en krijgen een prijs. Door die vereconomisering worden we nog niet welvarender. Ons Nationaal Inkomen stijgt wel, maar er gaat ook iets verloren. En tot slot heb ik proberen aan te geven dat we soms wel heel raar met prijzen en geld omgaan.

Page 15: Nesciolezing_apr2011

15

Genoeg, denk ik, om u over dit hele proces te verwonderen, en dat alles uitgelegd door een econoom die niet alleen van prijzen, maar ook van waarden weet.

Harmen Verbruggen

Page 16: Nesciolezing_apr2011

16