Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid...

12
Uit de ecbo- kenniskring Naar reële ambities Waarmaken of mooie woorden pagina 2 pagina 4 pagina 8 23 nummer 23 december 2015

Transcript of Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid...

Page 1: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

Uit de ecbo-

kenniskring

Naar reële

ambities

Waarmaken of

mooie woorden

pagina 2 pagina 4 pagina 8

23

nummer 23december 2015

Page 2: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

2

] Uit de ecbo-kenniskring Innovatiemanagers mbo

Het netwerk OOG meldt dat veel mbo-instellingen mee willen

doen aan een van de experimenten rond de vier casussen die

in het licht van de discussie over het mbo van de toekomst

geformuleerd zijn: ‘omgekeerd kwalificeren’, ‘een regionale

techniek-school’, ‘onderwijs in bedrijf’ en ‘voorbij de cross-over’.

Actueel is de visiebrief van de minister ‘Een responsief mbo

voor hoogwaardig vakmanschap’, die in het teken staat van

sneller kunnen inspelen op dynamische ontwikkelingen op

de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Al wekt de passage

over de introductie van een lectorfunctie in het mbo – ‘want

die kennen we niet’ – wel wat bevreemding. Marco Verschure

van ROC West-Brabant houdt een inspirerend verhaal over

de werking van het innovatienetwerk (HINW) van de school,

een afdeling die sinds enkele jaren fungeert als een ‘buiten-

boordmotor’ voor innoveren en verbeteren. HINW vormt binnen

de school een vaste plek voor innovatie. Het kent drie pijlers:

speuren naar innovaties, nieuwe ontwikkelingen inbrengen

en duiden en de innovation board. Met het signaal dat er

heel veel projecten werden uitgevoerd waarvan de relevantie

niet helder was, rees de vraag: hoe zit het eigenlijk met factoren

voor succesvolle innovatie? HINW fungeert als intermediair

en knooppunt tussen partijen. Medewerkers en teams (maar

ook andere scholen, bedrijven) kunnen er met hun vragen

terecht. Dat kunnen vragen zijn op het niveau van het

functioneren van een team, maar ook vragen als: onze

opleiding is te weinig zichtbaar, wat kunnen we daaraan doen?

HINW gaat dan in een intake op zoek naar de ‘vraag achter

de vraag’ en begeleidt de vragende partij op basis van een

aantal succesvol gebleken uitgangspunten: het eigenaar-

schap blijft bij de vrager, toepassing van minimalistische

sturingselementen, spiegelen, helpen reflecteren, sturen op

onafhankelijkheid, in beeld brengen van hiaten, ‘laten ontdek-

ken’ van oplossingen en een gelijkluidende visie op veranderen.

Men haalt de vrijblijvendheid weg door onderliggend aan de

gesprekken een lijn met harde afspraken te formuleren via

een verwachtingenformulier (‘dit gaat lukken als….’). Deze

werkwijze brengt verbeterpunten in de eigen organisatie aan

het licht. De presentatie roept genoeg stof op voor discussie,

bijvoorbeeld de vraag naar de positionering in een instelling:

ben je een ‘losse’ speeltuin of ‘ingeburgerd’? Met andere

woorden: hoe onafhankelijk kun je opereren?

Duurzaam netwerk

In het middagdeel staat ‘regionaal co-makership’ op het

programma. Ineke Delies is sinds 2009 lector mbo en hbo

van het lectoraat ‘Duurzame innovatie in de regionale kennis-

Sinds een aantal jaren komt onder de vlag van ecbo een vaste kern van ruim 15 roc- en aoc-vertegenwoordigers uit alle wind-streken bijeen. Vier dagen per jaar vormen zij de ‘Kenniskring Innovatiemanagers mbo’. In de ochtend wisselt de kring ervaringen uit over onderwijsinnovaties en -verbeteringen (landelijke of instellings-gebonden innovaties). In de middag staat steeds een thema voor verdieping centraal. Samen delen ze kennis en wisselen ze ont-wikkelingen en ervaringen in hun instel-lingen uit en proberen die te duiden.

Page 3: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

Het laatste nummer van dimensies van dit jaar gaat over

Europa. Of misschien beter: over dat wat ons middelbaar

beroepsonderwijs en Europa verbindt. Volgens minister

Bussemaker moet het Nederlands beroepsonderwijs ‘compe-

tente rebellen’ opleiden, grensoverschrijdende denkers en

doeners die door creativiteit, lef en ambitie, verandering teweeg

brengen. Dankzij internationale contacten verbreden studen-

ten hun beroepscompetenties en laten ze lef en ambitie zien.

Ons beroepsonderwijs mag zich in een grote internationale

belangstelling verheugen, getuige het eerste artikel. Én

Nederlandse mbo’ers zijn graag gezien in het buitenland, zo

heeft het Deltion College ervaren. Maar kijken wij ook naar

Europa? Wat kunnen landen van elkaar leren?

Cedefop, het Europese centrum voor de ontwikkeling van het

beroepsonderwijs, bestaat dit jaar 40 jaar. Al die tijd verzamelt

deze organisatie informatie over ontwikkelingen in het beroeps-

onderwijs in de lidstaten. Inspirerende voorbeelden om van

te leren. Voorheen in Berlijn, nu in het Griekse Thessaloniki

is een schat aan informatie opgebouwd over vele aspecten

van het beroepsonderwijs in de EU-lidstaten. Iedereen die wil

weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe

het beroepsonderwijs in Finland of Oostenrijk is georganiseerd,

kan bij Cedefop terecht. We vonden dit 40-jarig bestaan een

goede reden om deze organisatie in de schijnwerpers te zetten.

En dan is er natuurlijk het Nederlandse voorzitterschap van

de EU in de eerste helft van 2016. Begin 2016 zullen ministers

van Onderwijs Nederland bezoeken om te kijken hoe wij ons

beroepsonderwijs innoveren. Maar dat wij andere landen

nodig hebben om nog beter te worden, is ook duidelijk. In dit

nummer portretteren we één roc dat ervan overtuigd is dat

dankzij internationale contacten studenten hun beroeps-

competenties kunnen verbreden. Er zijn natuurlijk meer

voorbeelden, maar in het algemeen kan internationalisering

in het mbo nog wel een zetje gebruiken. We wensen u veel

inspiratie!

3

] Vooraf

economie’ en – al veel langer – verbonden aan het Alfa-college.

Tijdens haar relaas passeert een groot aantal lessons learned

de revue. Alle kennis wordt al doende geleerd en toegepast

in het functioneren van het lectoraat. Partners in de regio

vinden elkaar op het thema (reflectie op) ‘innovatief vakman-

schap’, werken multilevel en multidisciplinair samen en zijn

complementair aan elkaar. Kennis delen vormt de ruggengraat

van de samenwerking. Bedrijven vinden het aantrekkelijk om

kennis op te doen waar ze anders geen toegang tot hebben.

Voorwaarde voor een duurzaam netwerk is dat partners elkaar

goed kennen en blijven werken aan de relatie. Het adagium

luidt: je kring van partners is je kapitaal, dus kies je partners

goed!

Aan de kenniskring nemen deel: Albeda College, Alfa-

college, CITAVERDE College, Clusius College, Helicon

Opleidingen, Koning Willem I College, Landstede, ROC

A12, ROC de Leijgraaf, ROC Nijmegen, ROC RIVOR,

ROC van Twente, ROC West Brabant, Summa College,

ID College, Drenthe College, ROC van Amsterdam en

MBO Utrecht.

Meer weten over de kenniskring? Mail [email protected]

Page 4: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

“Het mbo heeft internationaal gezien heel lang weinig profiel

gehad. De laatste vijf, zes jaar is dat drastisch veranderd. We

staan er nu héél goed op in Europa”, zegt Van IJsselmuiden

verheugd. Volgens de EU-mededeling ‘Rethinking Education’

(december 2012) hoort Nederland tot de top-5 van landen

met een worldclass VET system, naast Zwitserland, Oostenrijk,

Duitsland en Denemarken. Dat leidt tot veel belangstelling

voor ons stelsel. Ook van buiten Europa, bijvoorbeeld uit China.

“In Brussel wordt het duale model binnen onze mbo-sector –

bijna tot vervelens toe – naar voren geschoven als dé oplos-

sing voor de jeugdwerkloosheid. Ook al weten we dat dat niet

zo is, want een onderwijssector kan natuurlijk niet alléén de

match tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren en zorgen

voor voldoende leerwerkplekken. Maar zo wordt het wel

gebracht”. Lacht: “Je zou willen dat je de grote appreciatie

die er in het buitenland voor het mbo-stelsel is, ook in

Nederland zou terugvinden.”

Vinger aan de pols houden

Cedefop is in de kern een onderzoeksinstelling. “Vanuit de

landen wordt er erg op aangedrongen dat die functie centraal

blijft staan in de activiteiten. Maar vanuit de Europese

Commissie lijkt Cedefop steeds meer te worden beschouwd

als een implementation office voor Europees beleid”, vertelt

Van IJsselmuiden. “Cedefop-medewerkers zijn, naast onder-

zoek naar allerlei facetten van het mbo, vooral bezig met het

ontwikkelen van Europese instrumenten en het monitoren

van het effect van die instrumenten.” Voor de taakstelling van

Cedefop als groot agentschap voor het beroepsonderwijs, is

Refernet, het Europees netwerk voor referentie en expertise

in beroepsonderwijs en -opleiding, een cruciaal middel om

de onderzoeks- en ondersteuningsrol te kunnen vormgeven.

“Je kunt niet van achter je bureau in Thessaloniki verzamelen

wat er echt speelt in de verschillende landen. Lang niet alle

documenten zijn in het Engels. Bovendien: er is heel veel

beleidsontwikkeling in de lidstaten waarbij je een vinger aan

de pols moet houden.” Daarom heeft elk land een centrale

organisatie of consortium dat als Refernet-lid optreedt en in

4

]De festiviteiten rond het 40-jarig bestaan van Cedefop, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van het beroepsonderwijs, vonden afgelopen zomer plaats in Thessaloniki. Sinds 20 jaar is daar het hoofdkantoor van Cedefop gevestigd. Peter van IJsselmuiden, coördinator Internationaal Beleid van de directie MBO van het mini-sterie van OCW, is lid van de Governing Board van de twee samenwerkende agent-schappen op het terrein van het mbo: Cedefop, en voor landen buiten de EU de European Training Foundation (ETF). Tijd voor een terugblik op de werking en invloed van Cedefop. En een vooruitblik naar het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2016.

Peter van IJsselmuiden (ministerie van OCW) over internationalisering

Europa: naar reële ambities

Peter v. IJssel

muiden

Page 5: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

5

staat is om de informatie op een goed gestructureerde manier

aan te leveren. Voor Nederland is dat ecbo. Met die informatie

kan het hoofdkantoor Europa-breed een beeld schetsen

van wat er aan ontwikkelingen gaande is, ook in getalsmatig

opzicht. “Dat leidt bij Cedefop tot een heel goed overzicht.”

Dialoog

Cedefop fungeert als een soort opdrachtgever voor Refernet,

voor het actualiseren van landenstudies en voor onderzoek

naar bepaalde thema’s. Cedefop agendeert een onderwerp.

De Refernet-activiteiten worden uitgevoerd binnen het werk-

programma en met goedkeuring van de Governing Board.

“Daarbij speelt een rol waar de Europese Commissie behoefte

aan heeft. Maar er vindt ook dialoog plaats: wat is dan het

juiste accent en moeten we bijvoorbeeld wel al onze kaarten

zetten op het voorspellen van arbeidsmarktbehoeften? Uit-

eindelijk is Cedefop het meest gebaat bij concrete feitelijke

informatie die vanuit Refernet wordt aangeleverd.”

ReferNet Nederland heeft als doel om onderzoeks- en

beleidsinformatie over het beroepsonderwijs van en naar

Europa te verspreiden. Hiertoe worden gegevens verzameld

over ontwikkelingen in beroepsonderwijs, het onderwijs-

beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

beroepsonderwijs in het eigen land.

In samenwerking met het ministerie van OCW, de MBO

Raad en SBB worden rapportages gemaakt, ge-update en

artikelen geschreven over de ontwikkelingen in Nederland.

Cedefop gebruikt deze informatie in EU-brede publicaties

en ter ondersteuning van EU-beleid en bijeenkomsten

met stakeholders.

Jaarlijks verschijnen landenrapportages (VET in Europe

country reports) met een beschrijving van het (beroeps)-

onderwijssysteem en actuele informatie over beleids-

ontwikkelingen in het beroepsonderwijs.

Wie in één oogopslag wil zien hoe het beroepsonderwijs

in een land is georganiseerd, kan terecht in de reeks

Spotlight on VET met daarin basisinformatie over de

kernelementen, ontwikkelingen en uitdagingen voor het

beroepsonderwijs in elke lidstaat.

Daarnaast publiceert het land dat EU-voorzitter is, een

speciale uitgave oftewel Short Description van het beroeps-

onderwijssysteem. De Nederlandse Short Description

wordt begin 2016 gepubliceerd in meerdere talen.

Jaarlijks publiceert Refernet artikelen over actuele onder-

werpen, zoals de ontwikkelingen in duale opleidingen

(Apprenticeship-type schemes and work-based learning

structured programmes). Artikelen over het opleiden van

leraren voor het beroepsonderwijs in de lidstaten en de

aandacht in het beroepsonderwijs voor basisvaardigheden

als taal, rekenen, moderne vreemde talen, digitale vaardig-

heden zijn in voorbereiding.

Links:

• http://www.refernet.nl

• Landenrapporten: http://www.cedefop.europa.eu/

en/publications-and-resources/country-reports/vet-in-

europe-country-reports

• Spotlight on VET: http://www.cedefop.europa.eu/en/

publications-and-resources/publications

en zoek binnen publicaties op ‘spotlight’

Transferwaarde

“Voor de Europese Commissie is het heel handig dat het

agentschap voorziet in informatie en monitoring met behulp

van Refernet. Daarmee kunnen allerlei kwesties onderzocht

worden. Moet het European Qualifications Framework (EQF),

dat een vergelijkingsbasis biedt voor de kwalificatieniveaus

in de verschillende landen en systemen, op deze manier

gehandhaafd blijven? Hoe verder met de kwaliteitsbewaking

van uiteenlopende stelsels in Europa? Voor nationale over-

heden is het nog steeds heel nuttig om te zien wat er speelt

in andere landen”, signaleert Van IJsselmuiden. “Country

reports, waarvoor Refernet het basismateriaal levert, zijn een

prima manier om snel een beeld te krijgen van een stelsel in

een ander land. Met het Nederlands voorzitterschap verschijnt

een aparte brochure: VET in the Netherlands. Leren van

elkaar is één van de doelstellingen van het Kopenhagenproces.

Dat komt doorgaans goed uit de verf. Alleen, zo signaleerde

ook de minister in de ‘Visiebrief internationalisering’ (zomer

2014), is er voor ons land een zekere onbalans in halen en

brengen. Meestal exporteren wij onze kennis of onze manier

van werken naar landen die wat minder ver zijn. Dat hoort wel

bij de Europese gedachte, maar voor onze bewindslieden

Page 6: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

Comité voor de Beroepsopleidingen. “Zonder die vertegen-

woordiging wordt het al snel over, maar niet mét het veld.”

Cedefop besteedt tegenwoordig ook meer aandacht aan de

breedte van het veld door conferenties te organiseren waar

instellingen bij betrokken worden. “Maar het blijft een uitdaging

om te zorgen voor concrete resultaten. Voor de commissie

is de worsteling: hoe zorg je dat het rendement van de net-

werken verder komt dan de leden van het netwerk? Op die

vraag moet de komende jaren een goed antwoord komen.

De commissie signaleert dat zelf ook. In dat verband wordt

gesproken van een nieuwe skills strategy. Het plan voor de

nieuwe skills strategy of agenda wordt begin 2016 verwacht

en zou dus mooi onder Nederlands voorzitterschap besproken

kunnen worden. Om het proces verder te brengen – een van

de hoofdopdrachten van het voorzitterschap – is het dan wel

nodig om het voorstel voor de nieuwe koers tijdig te kennen.

Voorlopig gebeurt er ongetwijfeld heel erg veel achter de

schermen, maar naar buiten toe blijft het nog stil. Dat is

zorgelijk”, meent Van IJsselmuiden. “Het wordt hoog tijd dat

we scherper krijgen waar de Europese ondersteuning van

beleidsinitiatieven naar toe gaat en wat men wil.”

Kennis te over bij Cedefop, mede dankzij Refernet. Opgeslagen

in enorme databases en vastgelegd in goede publicaties.

Van IJsselmuiden: “Maar wat je daar dan precies aan kunt

ontlenen en wat je ermee kunt doen als nationale overheid en

op scholen, is nog onvoldoende ontwikkeld. Dat kán natuurlijk

ook niet heel scherp zijn, omdat je als nationale overheid je

eigen beleid bepaalt.” Benadrukt: “Hier zie je ook frictie ont-

staan met de deliverables. De beleidstheorie luidt dat vanuit

Brussel bedacht wordt wat Europabreed de beleidsprioriteiten

moeten zijn waarbij de lidstaten die prioriteiten vervolgens

gaan implementeren in hun nationale beleid. In sommige

voormalige Oostbloklanden werkt het misschien zo. Daar

is nog veel te winnen. Sommige landen vinden steun in het

gegeven dat Europa het belang van een beleidsinitiatief

uitspreekt om vervolgens hun parlement te overtuigen dat

er op een bepaald gebied actie geboden is. Bij ons zijn

de beleidsnota’s voor minstens 95% nationaal geïnspireerd.

6

‘scoort’ het minder. Het wordt niet als wapenfeit beschouwd

dat we bijvoorbeeld de Bulgaren en de Roemenen inzicht

hebben geboden in een bepaalde aanpak. Tegelijkertijd is

de gedachte dat een systeem ‘even’ over te nemen is, niet

realistisch. Tradities en de cultuur in een land spelen daarin

een belangrijke rol. Een duaal systeem opzetten terwijl werk-

gevers geen verantwoordelijkheid willen nemen, omdat ze een

leerling-werknemer als kostenpost zien en niet als investering,

is kansloos.”

Deelnemers bij de les houden

“Daarbij speelt nog een ander element een rol”, vervolgt hij.

“De Europese beleidsontwikkeling hoort afstand te bewaren

tot de nationale overheden; immers Europa gáát niet over onder-

wijs. Je kunt good practices uitwisselen en identificeren wat je

vooral wel of niet moet doen. Er is een aantal Europese instrumen-

ten ontwikkeld dat niet strijdig is met de principes van subsi-

diariteit en proportionaliteit. Maar heel erg ver gaat dat niet.”

“Soms is er ook sprake van Europese newspeak1 waar

iemand uit het onderwijsveld geen touw aan zou kunnen

vastknopen”, zegt Van IJsselmuiden. “Sinds kort is er de

verklaring van Riga met een beperkt en hanteerbaar aantal

prioriteiten voor het middelbaar beroepsonderwijs voor de

middellange termijn, tot 2020. Daaraan voorafgaand waren

er zo’n 30 short-term deliverables (STD’s) geformuleerd. Op

een gegeven moment presenteerde een Cedefop-medewerker

tijdens een bijeenkomst een indrukwekkende dia met per

STD afgebeeld hoe ver de implementatie in elk land gevorderd

was. Met prachtige graphics, maar hoe relevant is dat nog?

Het roept een gevoel van vervreemding op.” Dat ziet Van

IJsselmuiden ook wel als een van de opdrachten voor het

Nederlands voorzitterschap: “De deelnemers bij de les

proberen te houden en geen dingen ontwikkelen die geweldig

scoren in de Europese bureaucratie, maar die te ver afstaan

van het veld.”

Nieuwe koers

Van recente datum is de vertegenwoordiging van de instel-

lingen, – de VET-providers – in het Brusselse Raadgevend

1 Een eigen (beleids)taal, waarin zaken mooier worden voorgedaan dan in werkelijkheid.

“Het mbo moet in het buitenland

zijn eigen plan trekken.”

Page 7: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

Voor ons is die beleidstheorie dus ook echt een theorie.

In de praktijk gaat het niet zo en hoort het ook niet zo te

werken, want onderwijs is in het Europese geheel niet op

die manier gepositioneerd.”

Hoog ambitieniveau

Hoe kun je zorgen dat de onderwerpen die onderzocht worden

wel de thema’s zijn waar het om draait? Raakt in het behapbaar

maken van en filteren van die informatie – omdat het met

zoveel informatie over zoveel landen al gauw over grootste

gemene delers gaat – niet veel interessante informatie uit

landen uit het zicht? Van IJsselmuiden: “Door het benoemen

van thema’s komt er meer samenhang in de activiteiten. Er

zijn bijvoorbeeld netwerken die zich op loopbaanoriëntatie en

-begeleiding richten. CINOP voert het National Coordination

Point, dat netwerken coördineert waarbij scholen zich kunnen

aansluiten. Een actueel thema is de enorme stroom vluchte-

lingen; zij zullen straks naar school moeten gaan of verder

moeten kunnen leren. Welke impact heeft dat op het stelsel?

Diploma’s moeten gewaardeerd worden. Het is goed denkbaar

dat we in de periode onder Nederlands voorzitterschap kijken

wat er op het gebied van onderwijs nodig is om de extra toe-

stroom van vluchtelingen goed te accommoderen. Nogmaals,

het blijven thema’s waar je met elkaar over van gedachten

kunt wisselen, maar waar je uiteindelijk als lidstaat zelf mee

aan de slag moet.” Van IJsselmuiden refereert aan een voor-

beeld uit het verleden waarin een te hoog ambitieniveau tot

risico’s leidde. Men vatte het plan op om een Europees

kwaliteitslabel te introduceren. “Voor je het weet ben je dan

een Europese Onderwijsinspectie aan het optuigen, want

vervolgens werd gezegd: oké, dan kun je als school voortaan

alleen nog een aanvraag indienen voor een Erasmus+

mobiliteitsproject als je in bezit bent van een dergelijk label.

Daarmee zou je dus kunnen afdwingen dat je als instelling

bijna geen leerlingen meer op stage kunt sturen in het

buitenland zonder te voldoen aan dat Europese kwaliteitslabel.

Europa zou op die manier een vinger in de pap hebben

gekregen in hoe de kwaliteit geborgd is op een school. Maar

daarvoor hebben we de Nederlandse onderwijsinspectie. In

dit geval is er een stokje voor gestoken, maar je moet daar

alert op blijven.”

Verbinding opzoeken

Om de paar maanden heeft de directie MBO een bijeenkomst

van de Stuurgroep Internationaal met vertegenwoordigers uit

het veld namens bijvoorbeeld SBB, MBO Raad, FNV, VNO-NCW,

CINOP, Erasmus+ en het groene onderwijs. In die bijeenkomst

bepreekt men wat er in Brussel speelt en wat Nederland daar

kan inbrengen. In hoeverre dat doorsijpelt binnen de eigen

organisatie is afhankelijk van hoe goed het lukt om steeds maar

weer de verbinding op te zoeken met nationale acties en de

positie van de ‘coördinatoren internationaal’ binnen hun eigen

instelling. Van IJsselmuiden trekt een parallel met het wel-

slagen van internationaliseringsactiviteiten in een mbo-instelling:

is er op bestuursniveau draagvlak, een CvB’er die het belang

uitdraagt en ondersteunt, dan wordt er meer stage gelopen

in het buitenland en is er meer uitwisseling. “Als er niemand

aan trekt of het wordt overgelaten aan docenten, dan ben

je als student afhankelijk van of je een docent treft die het

belang voor de opleiding inziet.”

Profilering in het buitenland

“Ik ben benieuwd of het de komende jaren onderwijsbreed

– van basisonderwijs tot hoger onderwijs – lukt om meer

inbedding van internationalisering te realiseren. De Onderwijs-

raad brengt daar binnenkort een advies over uit. Met het oog

op de arbeidsmarkt is dat echt van belang. Een jaar of 10,

12 geleden was internationalisering in het mbo beperkt tot

de grensstreken. Intussen gaan mbo’ers naar China en komt

internationalisering ook door de aandacht voor het thema

‘excellentie’, sterker in beeld.” Volgens Van IJsselmuiden kan

het mbo veel leren van het hoger onderwijs. “Nederlandse

universiteiten zijn van nature geneigd zich in het buitenland

te profileren als hoogwaardige (onderzoeks)instellingen. Zij

willen soms liever niet met het mbo geassocieerd worden,

terwijl bijvoorbeeld de Chinezen juist daar de meeste belang-

stelling voor hebben: China heeft veel academici maar vooral

behoefte aan een goed opgeleide beroepsbevolking. Het

mbo moet daarom in het buitenland zijn eigen plan trekken.”

7

“Meestal exporteren wij onze kennis of onze manier van werken

naar landen die wat minder ver zijn.”

Page 8: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

Daarmee is Deltion een van de roc’s met de meeste studenten

in het buitenland. “Er is een aantal redenen voor de toename”,

licht Zwakenberg toe. “Er is veel draagvlak en een positieve

mindset voor internationalisering op alle niveaus in de school.

Daardoor zit het als het ware in de cultuur. Tel daar bij op dat

in de periode van 2010 tot 2014 meer dan 550 docenten – dat

is meer dan de helft van alle 800 docenten – in het buiten-

land zijn geweest. Die docenten raken geïnteresseerd en

gemotiveerd om stagebegeleider te worden van een student

in het buitenland. Alle antennes staan dus de goede kant uit.”

De voorlichting over stagemogelijkheden in het buitenland

wordt al in het eerste jaar gegeven. “Bovendien volgen veel

8

Zes procent van de mbo-studenten zou in 2020 ten minste twee weken naar het buitenland moeten gaan voor studie of stage, zo luidt een ook door Nederland ondertekende EU-ambitie. De minister haalt deze doelstelling aan in haar ‘Visie-brief internationale dimensie van ho en mbo’2, die zomer 2014 verscheen. Het mbo doet tien keer minder aan internatio-nalisering dan het hoger onderwijs, blijkt uit de brief de brief, die een aantal maat-regelen schetst om in deze situatie verande-ring te brengen. Want internationalisering kan bijdragen aan slimmere, creatievere en ondernemendere studenten. Reden temeer om na te gaan hoe de vlag erbij hangt op een roc dat heel actief is op inter-nationaliseringsgebied en wat het succes van de activiteiten verklaart. In gesprek met Herman Zwakenberg, coördinator inter-nationalisering van het Deltion College in Zwolle.

Antennes

Geflankeerd door een aantal landenvlaggen prijken de cijfers

van 2014 in koeienletters op een poster aan de muur: 498

studenten op stage, 638 studenten op studieweek, 541

studenten in tweetalige opleidingen en 102 leraren op studie-

week, stuk voor stuk in een internationale context. En maar liefst

70 buitenlandse studenten kwamen afgelopen jaar in Nederland

hun buitenlandervaring opdoen. Vergeleken met de 76 studen-

ten die in 2001 stage liepen in het buitenland, is dat een

behoorlijke groei. En het eind van de groei is nog niet in zicht.

2 De wereld in: Visiebrief internationale dimensie van ho en mbo (15 juli 2014). Referentienummer 631115. Ministerie van OCW.

]In gesprek met Herman Zwakenberg, coördinator internationalisering Deltion College

Waarmaken is belangrijker dan mooie woorden

Page 9: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

9

studenten tweetalig onderwijs. Zij ontwikkelen zo ook een drive

om naar het buitenland te gaan.” Deltion heeft vier internationaal

georiënteerde tweetalige opleidingen: International Aviation

Services, International Tourism Studies, Hospitality Studies en

International Business Studies. Voor al deze studies geldt dat

een student naast het regulier mbo 4-diploma ook een BTEC-

diploma haalt, een wereldwijd erkend diploma. Afhankelijk van

de hbo-instelling geeft het diploma ook recht op vrijstellingen,

waardoor een student versneld het hbo-diploma kan halen.

Hotspots

De school wil jongeren een uitdagende leeromgeving bieden

in een internationale beroepscontext. “Door te kiezen voor

een stage in een ander land maak je kennis met een andere

taal, een andere cultuur en een andere bedrijfscultuur. Som-

mige leerlingen herken je echt niet meer terug!” Berlijn,

Birmingham, Londen, Münsterland en Lahti in Finland zijn

een paar plaatsen waar leerlingen stage kunnen lopen of

studeren. De school heeft voor een ‘hotspotbeleid’ gekozen.

Dat betekent dat de internationaliseringactiviteiten worden

geconcentreerd op een paar plekken in Europa om zo schaal-

voordeel te behalen. Dus niet vier leerlingen naar Berlijn, maar

een groot aantal leerlingen die door een docent bezocht kun-

nen worden. In die hotspots werkt de school met betrouwbare

partnerscholen met wie een jarenlange relatie is opgebouwd.

“Daar hechten we enorm veel waarde aan”, benadrukt

Zwakenberg. “Wat we zeggen, komen we na en dat geldt ook

voor de partnerscholen. Waarmaken is belangrijker dan mooie

zinnen uitspreken. Betrouwbare partners zijn, is een belangrijke

voorwaarde voor het welslagen van de activiteiten.”

Skypesessies

Vanuit alle sectoren, van Motorvoertuigen tot Optiek en van

Ict tot Zorg & welzijn, lopen leerlingen stage in het buitenland.

“In principe moet elke afdeling studenten een stage kunnen

bieden in het buitenland”, zegt Zwakenberg. Zo zijn er stage-

plekken bij Hilton hotels, in een groot warenhuis in Berlijn en

bij een ziekenhuis in Antwerpen. Leerlingen kunnen ook lessen

volgen op partnerscholen in het buitenland of projecten uit-

voeren. Elk jaar gaan tussen de 80 en 100 economiestudenten

van de tweetalige opleiding International Business Studies

naar Berlijn om een exportmarketingplan uit te voeren. Na

een aantal maanden les gaan ze naar bijvoorbeeld Duitsland,

Portugal of Polen om een product van een regionaal bedrijf

te vermarkten. In aanwezigheid van bijvoorbeeld de Nederlands-

Duitse Kamer van Koophandel verzorgen ze hun eindpresen-

tatie. Ook de inkomende mobiliteit is groot, zowel van studen-

ten als docenten uit het buitenland.

Een buitenlandse stage kan – afhankelijk van het curriculum

van de opleiding – tussen de drie weken en tien maanden

duren. Het vormt onderdeel van het reguliere les- en examen-

programma en moet met een voldoende worden afgesloten.

Voorheen bracht het kenniscentrum beroepsonderwijs-

bedrijfsleven nog wel eens een bezoek op locatie. Inmiddels

voeren de sectorkamers de erkenning van de buitenlandse

beroepspraktijkvormingsplaatsen uit, meestal via een vragen-

lijst. De Inspectie van het Onderwijs ziet daarop toe. In Europa

worden de studenten minimaal één keer door een stage-

begeleider bezocht. Op diverse plekken zijn er steunpunten.

Begeleiding uit Nederland gebeurt vaak ‘op afstand’. Incidenteel

gaat er een student naar Australië. Dan is men aangewezen

op Skypesessies.

Page 10: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

10

collega’s die net beginnen met internationaliseringsactiviteiten

hoeven dat niet zelf uit te zoeken, maar worden met raad en

daad terzijde gestaan door de coördinator.

Aanvraagprocedure

Dat het geheel een geoliede machine is, werpt niet alleen

intern z’n vruchten af. Erasmus+ is het subsidieprogramma,

dat onder meer uitwisseling in alle sectoren van het onderwijs

faciliteert. Het doel van het programma is om via onder meer

mobiliteit van studenten en docenten de kenniseconomie

van Europa te versterken. Aanvragen binnen een dergelijk

programma gaan doorgaans gepaard met een enorme papier-

winkel. Trots vertelt Zwakenberg dat het gelukt is om voor

Deltion een zogenoemde Charter Mobility te verwerven op

grond van een beoordeling van het proces van aanvraag tot

en met verantwoording. Die status betekent dat Deltion de

komende vijf jaar via een vereenvoudigde procedure aan-

vragen kan indienen met een minimum aan administratie.

“De basiskwaliteit moet absoluut op orde zijn”, zegt hij, “je

haalt geen very good als niet alles tot op de laatste euro klopt.”

Eigen leervragen

“Draagvlak voor de internationaliseringsactiviteiten is van

cruciaal belang voor het succes ervan”, weet Zwakenberg.

Maar hoe zorg je voor een groot draagvlak? Vorig jaar heeft

de coördinator voor het eerst met het college van bestuur,

met de drie sectordirecteuren en vier dienstdirecteuren Berlijn

bezocht om daar samen te ontdekken wat het met je doet

als je in het buitenland bent. De delegatie ondertekende met

een partnerschool een memorandum of understanding (een

samenwerkingsovereenkomst). In september bracht het-

zelfde gezelschap vier dagen door in Londen en bezocht een

partnerschool. “Dat heeft een positief effect. Ook in deze

herfstvakantie zijn er groepen van de school op bezoek in

Lahti en Cambridge. Dat zegt wat over hun motivatie”, zegt

Geoliede machine

Sinds 1998, net zo lang als internationalisering een strategisch

speerpunt van het Deltion College is, is Zwakenberg coördinator

internationalisering. Als tussenschakel verbindt hij de zaken

en vooral de mensen aan elkaar en fungeert zo als bewaker

en aanjager. “Dat betekent in de eerste plaats zorgen dat je

goede lijnen hebt met alle geledingen binnen het roc, van het

college van bestuur tot de directeuren en de opleidings-

managers.” Zijn zaken regelt Zwakenberg dan ook bij voorkeur

mondeling, in direct contact met zijn collega’s, die gelukkig

‘binnen handbereik’ zitten. Want er komt nogal wat bij kijken

om de organisatie in goede banen te leiden. Elke afdeling

heeft minstens één medewerker bij het bpv-bureau, die de

stages in het buitenland regelt. De afdeling inkoop regelt de

vliegtickets en hotels voor collega-docenten die op pad gaan.

Meerdere medewerkers van de afdeling financiën zijn betrok-

ken, bijvoorbeeld voor het regelen van alle verzekeringen,

het ondersteunen van de docentenmobiliteit en het regelen

van het financiële gedeelte voor de studentenmobiliteit bij

Erasmus+ (zie verder). Alle studenten en docenten moeten

een Europass CV ondertekenen. Dat is een internationaal

erkend CV, waarin naast praktische informatie, vaardigheden

en talenten worden weergegeven. Dat leveren ze naderhand

weer in samen met een participants report, een soort stage-

verslag voorzien van een waardering van de stageplaats. Die

gegevens worden verzameld in een Europese databank. En

Page 11: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

11

Zwakenberg. Toen hij in 2010 tijdens de schoolvakantie op

pad wilde met een groep van 20 docenten, verklaarde iedereen

hem voor gek: ‘dat gaat je nooit lukken’. Inmiddels is de derde

groep van 20 docenten in vakantietijd naar een van de hotspots

geweest; er staan zelfs docenten op de wachtlijst. Omgekeerd

heeft de school in april – in de ‘Duitse week’ – 29 docenten

uit Berlijn naar Deltion gehaald en een programma voor ze

verzorgd. Draagvlak, een goede organisatie, zichtbaarheid van

de activiteiten en succeservaringen opdoen, zijn factoren die

er allemaal aan bijdragen dat het enthousiasme voor inter-

nationalisering groot blijft en men zich blijft inzetten. Daarbij

wordt niets aan het toeval overgelaten. Zwakenberg bezoekt

de locaties van tevoren en zorgt persoonlijk voor een inhoudelijk

goed voorbereid docentenprogramma. De coördinator brengt

in de voorbereiding de leervragen van de bezoekende docenten

in en checkt dat het programma rond die leervragen is op-

gebouwd. Voor het bezoek van de docenten van het Zorg &

welzijn-team eind april 2016 aan Londen, heeft de coördinator

in september al gezorgd dat er een programma op maat ligt.

Samengesteld aan de hand van drie A4-tjes eigen vragen van

de docenten. Met vragen als: ‘Hoe zit het welzijnswerk in elkaar’.

‘Welke methodieken gebruiken jullie?’. Docenten ervaren

daardoor verschillen en overeenkomsten met hun eigen

opleiding. En ze laten zich inspireren door goede voorbeelden.

Zo vormde een grondige oriëntatie van een groep Deltion-

docenten samen met een docent van de Hogeschool op basis

van ervaringen in Noorwegen met de PBS-methodiek3 de

basis voor implementatie van de methodiek hier.

De inkt van het excellentieplan van de school is nog maar

net droog. Dat plan bevat een paragraaf ‘Excelleren in de

internationale context’. Internationalisering zorgt voor uitdagend

onderwijs en is daarmee een middel om excellentie te

bevorderen. “Maar die samenhang in beleid versterkt ook

weer de aandacht binnen de instelling voor deze terreinen”,

zegt Zwakenberg. Sinds 2013 is hij ook intensief betrokken

3 Positive Behaviour Support.

bij de Skills-competenties, regionaal, nationaal en – zoals

afgelopen jaar het geval was – mondiaal, toen zes van de

34 deelnemers aan de WorldSkills in Sao Paolo afkomstig

waren van Deltion. Twee studenten haalden de titel Master

of Excellence. Hij glundert: “Daar kun je wel goed mee voor

de dag komen bij een sollicitatie.”

Europese arbeidsmarkt

“De toekomst van onze jongeren ligt in Europa”, zegt

Zwakenberg. “Op de Europese arbeidsmarkt kunnen ze een

baan vinden.” Een handvol studenten gaat daadwerkelijk

meteen na de opleiding aan de slag in een ander land,

bijvoorbeeld in Engeland. Van de bol 4-gediplomeerden

studeert de helft verder aan het hbo. “Je kunt het moeilijk

bewijzen, maar ik denk dat internationale ervaring opdoen

belangrijker wordt en ook voor werkgevers steeds meer gaat

tellen”, zegt Zwakenberg. “Het is goed voor jongeren om

iets verder te kunnen kijken, in wat voor sector je ook zit.

Notities staan tegenwoordig bol van de mooie begrippen als

21st Century Skills en soft skills. Als je in staat bent om je in

een andere omgeving te redden, daarin te handelen en je

bent flexibel, dan maak je ook makkelijker de overstap naar

een andere baan, waarin je andere vaardigheden nodig hebt.

Je merkt in het buitenland ook regelmatig dat werkgevers

onze leerlingen aantrekkelijk vinden vanwege hun bagage

en praktijkervaring.” Het moest maar weer eens gezegd:

waarmaken is belangrijker dan mooie woorden.

Page 12: Naar reële Waarmaken of ambities mooie woorden - ecbo.nl · weten hoe elders jeugdwerkloosheid wordt aangepakt of hoe ... beleid, belangrijke discussietopics en opbrengsten van het

*Colofon Expertisecentrum Beroepsonderwijs 073 687 25 00

Postbus 1585 [email protected]

5200 BP ‘s-Hertogenbosch www.ecbo.nl

Aan dimensies werkten mee: Daphne Doemges, Peter van IJsselmuiden, Ilona Koning, Rob Martens, Eva Voncken, Anneke Westerhuis en Herman Zwakenberg.Reageren? Stuur een e-mail naar [email protected]

ecbo dimensies verschijnt vier keer per jaar. U kunt zich abonneren op ecbo dimensies via www.ecbo.nl. Aan een abonnement zijn geen kosten verbonden.

Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) ontwikkelt, verzamelt

en verspreidt wetenschappelijke en praktijkgerichte kennis over het

beroepsonderwijs. Resultaten van onderzoek delen wij met het

bve-veld: via o.a. workshops, publicaties en lezingen. Zó leveren

wij een bijdrage aan de kennisinfrastructuur van de sector beroeps-

onderwijs en volwasseneneducatie.

12

Uit de ecbo-kenniskring ‘Innovatiemanagers mbo 2012’] *Column

]“Wie internationaal wil vergelijken,

moet maar naar het WK voetbal kijken.”

Politici en journalisten zijn er dol op: de internationale vergelijking met zijn eeuwige ranglijstje. ‘Nederlandse scholieren minder gemotiveerd’ luidt het dan. Of: ‘Nederland zakt een plaats bij de wiskundeprestaties!’.

Ik (ik ben trouwens de nieuwe wetenschappelijk directeur

van ecbo, daarnaast ook hoogleraar onderwijswetenschappen

bij de OU, fijn dat ik me hier op de achterkant van dimensies

voortaan tot u mag richten) vind zulke lijstjes vaak veel te

ongenuanceerd. De onderwijssystemen van de landen die met

elkaar vergeleken worden, zijn te verschillend, net als de taal,

cultuur en de leerlingen zelf. Daar kun je dan weer voor

proberen te corrigeren met statistische wegingsfactoren, maar

zulke methodologische haarkloverijen doen de complexiteit

van de werkelijkheid meestal geen recht. Onderwijskundige

Huib Tabbers zei het zo: ‘Wie internationaal wil vergelijken,

moet maar naar het WK voetbal kijken’. Zelfs nationaal zijn

ranglijstjes of uitverkiezingen van excellente scholen een

hachelijke zaak, omdat vrijwel altijd appels met peren worden

vergeleken. Zeer terughoudend gebruiken, zou ik dus

adviseren.

Dat wil niet zeggen dat we niet naar het buitenland mogen

kijken, of dat we niet trots mogen zijn op ons mbo. Want

ondanks alle kritiek, de imagoproblemen en de te vroege

keuzes die ons stelsel kenmerken, wekt het terecht de nodige

buitenlandse jaloezie op. Net zoals ik jaloers ben op het

Finse onderwijssucces waarin de rol van een onderwijs-

inspectie als boeman nauwelijks voorkomt. Kortom, haal

goede voorbeelden uit het buitenland, maak zinvolle ver-

gelijkingen op thema’s, met gegevens en zelfs diploma’s die

echt uitwisselbaar zijn. Maar vergeet de ranglijstjes.

Prof. dr. Rob Martens

Wetenschappelijk directeur ecbo

Vergeet deranglijstjes